Aclasta 5 mg/100 ml vial
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke fles met 100 ml oplossing bevat 5 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
Elke ml van de oplossing bevat 0,05 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor infusie
Heldere en kleurloze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Behandeling van osteoporose
bij postmenopauzale vrouwen
bij volwassen mannen
met een verhoogd risico op fracturen, inclusief degenen met een recente, laagenergetische
heupfractuur.
Behandeling van osteoporose geassocieerd met langdurige systemische glucocorticosteroïde therapie
bij postmenopauzale vrouwen
bij volwassen mannen
met een verhoogd risico op fracturen.
Behandeling van de botziekte van Paget bij volwassenen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Patiënten dienen voldoende gehydrateerd te zijn vóór de toediening van Aclasta. Dit is vooral
belangrijk voor ouderen (≥ 65 jaar) en voor patiënten die een diuretische behandeling krijgen.
Het wordt aanbevolen toereikend calcium en vitamine D in te nemen in combinatie met behandeling
met Aclasta.
Osteoporose
Voor de behandeling van postmenopauzale osteoporose, osteoporose bij mannen en de behandeling
van osteoporose geassocieerd met langdurige systemische glucocorticosteroïde therapie, bedraagt de
aanbevolen dosis één intraveneuze infusie van 5 mg Aclasta, eenmaal per jaar toegediend.
2
De optimale duur van de behandeling van osteoporose met een bisfosfonaat is niet vastgesteld. De
noodzaak van voortgezette behandeling moet periodiek heroverwogen worden op basis van de
voordelen en potentiële risico's van Aclasta voor de individuele patiënt, met name na 5 jaar gebruik of
langer.
Bij patiënten met een recente, laagenergetische heupfractuur wordt aanbevolen de Aclasta-infusie
minstens twee weken na de operatie van de heupfractuur te geven (zie rubriek 5.1). Bij patiënten met
een recente, laagenergetische heupfractuur, wordt vóór de eerste Aclasta-infusie een oplaaddosis van
50.000 tot 125.000 IE vitamine D, oraal of intramusculair, aanbevolen.
Ziekte van Paget
Voor de behandeling van de ziekte van Paget, dient Aclasta uitsluitend te worden voorgeschreven door
artsen met ervaring in de behandeling van de botziekte van Paget. De aanbevolen dosis bedraagt één
intraveneuze infusie van 5 mg Aclasta. Het wordt voor patiënten met de ziekte van Paget sterk
aanbevolen dat een toereikend calciumsupplement, overeenkomend met minstens tweemaal per dag
500 mg elementaire calcium, gedurende minstens de eerste 10 dagen na de toediening van Aclasta
gegarandeerd is (zie rubriek 4.4).
Herbehandeling van de ziekte van Paget: Na initiële behandeling van de ziekte van Paget met Aclasta
wordt een verlengde periode van remissie waargenomen bij patiënten die een respons vertonen.
Herbehandeling bestaat uit een aanvullende intraveneuze infusie van 5 mg Aclasta na een interval van
één jaar of langer na de initiële behandeling bij patiënten met een relaps. Beperkte gegevens
aangaande de herbehandeling van de ziekte van Paget zijn beschikbaar (zie rubriek 5.1).
Speciale populaties
Patiënten met nierinsufficiëntie
Aclasta is gecontra-indiceerd bij patiënten met een creatinineklaring < 35 ml/min (zie rubrieken 4.3 en
4.4).
Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk bij patiënten met een creatinineklaring ≥ 35 ml/min.
Patiënten met leverinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk (zie rubriek 5.2).
Ouderen (≥ 65 jaar)
Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk aangezien de biologische beschikbaarheid, distributie en
eliminatie gelijk waren bij oudere en jongere patiënten.
Pediatrische patiënten
Aclasta mag niet worden gebruikt bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar. Er zijn geen
gegevens beschikbaar voor kinderen jonger dan 5 jaar. De momenteel beschikbare gegevens voor
kinderen van 5 tot 17 jaar worden beschreven in rubriek 5.1.
Wijze van toediening
Intraveneus gebruik.
Aclasta wordt langzaam met een constante infusiesnelheid toegediend via een infusielijn met
beluchting. De infusietijd mag niet minder dan 15 minuten zijn. Zie rubriek 6.6 voor informatie over
de infusie van Aclasta.
Patiënten die behandeld worden met Aclasta moeten de patiëntenbijsluiter en de
patiëntenherinneringskaart ontvangen.
3
4.3
-
-
-
-
4.4
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof, voor een van de bisfosfonaten of voor een van de in
rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met hypocalciëmie (zie rubriek 4.4).
Ernstige nierinsufficiëntie met een creatinineklaring < 35 ml/min (zie rubriek 4.4).
Zwangerschap en borstvoeding (zie rubriek 4.6).
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Nierfunctie
Het gebruik van Aclasta bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 35 ml/min) is
gecontra-indiceerd wegens een verhoogd risico op nierfalen in deze populatie.
Nierinsufficiëntie is waargenomen na toediening van Aclasta (zie rubriek 4.8), met name bij patiënten
met een reeds bestaande nierfunctiestoornis of andere risicofactoren waaronder gevorderde leeftijd,
gelijktijdig gebruik van nefrotoxische geneesmiddelen, gelijktijdige diuretische behandeling (zie
rubriek 4.5) of dehydratie na Aclasta toediening. Nierinsufficiëntie werd waargenomen bij patiënten
na een éénmalige toediening. Zeldzame gevallen van nierfalen waarvoor dialyse nodig was of met een
dodelijke afloop zijn voorgekomen bij patiënten met onderliggende nierinsufficiëntie of met één van
de hierbovengenoemde risicofactoren.
De volgende voorzorgen dienen in acht genomen te worden om het risico op een nadelig effect op de
nieren te minimaliseren:
Creatinineklaring dient te worden berekend gebaseerd op het huidige lichaamsgewicht met
behulp van de Cockcroft-Gault-formule vóór elke Aclastadosering.
Tijdelijke stijging van serumcreatinine kan groter zijn bij patiënten met een onderliggende
verminderde nierfunctie.
Controle van serumcreatinine dient overwogen te worden bij risicopatiënten.
Aclasta dient met voorzichtigheid toegediend te worden in combinatie met geneesmiddelen die
invloed kunnen hebben op de nierfunctie (zie rubriek 4.5).
Patiënten, in het bijzonder oudere patiënten en zij die een diuretische behandeling krijgen,
dienen voldoende gehydrateerd te zijn vóór de toediening van Aclasta.
Een enkele dosis Aclasta mag niet hoger zijn dan 5 mg en de duur van de infusie moet ten
minste 15 minuten zijn (zie rubriek 4.2).
Hypocalciëmie
Een reeds bestaande hypocalciëmie moet behandeld worden door toereikende inname van calcium en
vitamine D vóór het starten van een behandeling met Aclasta (zie rubriek 4.3). Andere stoornissen van
het mineraal metabolisme moeten ook op gepaste wijze behandeld worden (bijv. verlaagde
parathyroïdreserve, intestinale calciummalabsorptie). Artsen dienen klinische observatie van deze
patiënten in overweging te nemen.
Een verhoogde bot ‘turnover’ is kenmerkend voor de botziekte van Paget. Vanwege de snelle aanvang
van het effect van zoledroninezuur op de bot ‘turnover’ kan zich voorbijgaande, soms
symptomatische, hypocalciëmie ontwikkelen, die gewoonlijk maximaal is binnen de eerste 10 dagen
na infusie van Aclasta (zie rubriek 4.8).
4
Een toereikende inname van calcium en vitamine D wordt aanbevolen in combinatie met de toediening
van Aclasta. Bovendien wordt het voor patiënten met de ziekte van Paget sterk aanbevolen dat een
adequaat calciumsupplement, overeenkomend met minstens tweemaal per dag 500 mg elementaire
calcium, gedurende minstens de eerste 10 dagen na de toediening van Aclasta gegarandeerd is (zie
rubriek 4.2).
Patiënten dienen geïnformeerd te worden over de symptomen van hypocalciëmie en op toereikende
wijze klinisch geobserveerd te worden tijdens de risicoperiode. Bepaling van de
serumcreatinineconcentratie vóór infusie van Aclasta wordt aanbevolen voor patiënten met de ziekte
van Paget.
Ernstige en in sommige gevallen invaliderende bot-, gewrichts- en/of spierpijn werd soms gemeld bij
patiënten die bisfosfonaten gebruiken, waaronder zoledroninezuur (zie rubriek 4.8).
Osteonecrose van het kaakbeen
Osteonecrose van het kaakbeen werd gemeld in de postmarketingsetting bij patiënten die met Aclasta
(zoledroninezuur) voor osteoporose behandeld worden (zie rubriek 4.8).
De start van de behandeling of een nieuwe kuur moet uitgesteld worden bij patiënten met ongenezen
open wonden aan het weke weefsel in de mond. Een tandheelkundig onderzoek met preventieve
tandheelkunde en een individuele risico-baten-analyse worden aanbevolen voordat de behandeling met
Aclasta wordt gestart bij patiënten met bijkomende risicofactoren.
De volgende factoren moeten in overweging genomen worden bij evaluatie van het risico dat een
patiënt loopt op osteonecrose van het kaakbeen:
-
Sterkte van het geneesmiddel dat botresorptie remt (hoger risico voor zeer krachtige middelen),
toedieningsweg (hoger risico voor parenterale toediening) en cumulatieve dosis van
botresorptietherapie.
-
Kanker, comorbiditeiten (bijv. bloedarmoede, stollingsstoornissen, infectie), roken.
-
Gelijktijdige behandelingen: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers,
radiotherapie aan hoofd en nek.
-
Slechte mondhygiëne, periodontale ziekte, slecht passende gebitsprotheses, voorgeschiedenis
van tandziekte, invasieve tandheelkundige ingrepen, bijv. tandextracties.
Alle patiënten moeten aangemoedigd worden gedurende de behandeling met zoledroninezuur een
goede mondhygiëne aan te houden, routinematige gebitscontroles te ondergaan, en onmiddellijk alle
orale symptomen te melden zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, het niet genezen van zweren of
wondvocht. Tijdens de behandeling moet voorzichtigheid worden betracht bij het uitvoeren van
invasieve tandheelkundige ingrepen en dienen deze vermeden te worden kort voor of na de
behandeling met zoledroninezuur.
Het behandelschema voor patiënten die osteonecrose van het kaakbeen ontwikkelen, moet opgezet
worden in nauwe samenwerking tussen de behandelend arts en een tandarts of mondchirurg die
ervaren is in de behandeling van osteonecrose van het kaakbeen. Tijdelijke onderbreking van de
behandeling met zoledroninezuur moet overwogen worden totdat de aandoening is verbeterd en
bijdragende risicofactoren verminderd zijn waar mogelijk.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral in
samenhang met langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren voor osteonecrose van de
uitwendige gehoorgang zijn onder andere gebruik van steroïden en chemotherapie en/of lokale
risicofactoren zoals infectie of trauma. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van
osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij patiënten die bisfosfonaten toegediend krijgen en bij
wie oorsymptomen waaronder chronische oorinfecties optreden.
5
Atypische femurfracturen
Bij behandeling met bisfosfonaten zijn atypische subtrochantere en femurschachtfracturen gemeld,
met name bij patiënten die langdurig wegens osteoporose behandeld worden. Deze transversale of
korte schuine fracturen kunnen langs het hele femur optreden vanaf direct onder de trochanter minor
tot vlak boven de supracondylaire rand. Deze fracturen treden op na minimaal of geen trauma.
Sommige patiënten ervaren pijn in de dij of lies, weken tot maanden voor het optreden van een
volledige femorale fractuur, vaak samen met kenmerken van stressfracturen bij beeldvormend
onderzoek. De fracturen zijn in veel gevallen bilateraal. Daarom moet het contralaterale femur worden
onderzocht bij patiënten die met bisfosfonaten worden behandeld en een femurschachtfractuur hebben
opgelopen. Ook is slechte genezing van deze fracturen gemeld. Op basis van een individuele
inschatting van de voor- en nadelen moet worden overwogen om de bisfosfonaattherapie te staken bij
patiënten met verdenking op een atypische femurfractuur tot er een beoordeling is gemaakt van de
patiënt.
Patiënten moeten het advies krijgen om tijdens behandeling met bisfosfonaten elke pijn in de dij, heup
of lies te melden. Elke patiënt die zich met zulke symptomen aandient, moet worden onderzocht op
een onvolledige femurfractuur.
Acutefasereacties
Acutefasereacties (APR’s) of post-dosis symptomen zoals koorts, myalgie, griepachtige symptomen,
artralgie en hoofdpijn zijn waargenomen, waarvan de meeste binnen drie dagen na toediening van
Aclasta optraden.
APR's kunnen soms ernstig of langdurig zijn. De incidentie van post-dosis symptomen kan worden
verminderd door kort na toediening van Aclasta paracetamol of ibuprofen toe te dienen. Het is ook
raadzaam om de behandeling uit te stellen als de patiënt klinisch onstabiel is als gevolg van een acute
medische aandoening en een APR problematisch kan zijn (zie rubriek 4.8).
Algemeen
Andere geneesmiddelen die zoledroninezuur als werkzame stof bevatten, zijn beschikbaar voor
oncologische indicaties. Patiënten die met Aclasta behandeld worden, mogen niet gelijktijdig met
dergelijke geneesmiddelen of een ander bisfosfonaat worden behandeld, omdat het effect van het
gecombineerd gebruik van deze middelen niet bekend is.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectieflacon van 100 ml Aclasta,
d.w.z. het is in wezen “natriumvrij”.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties met andere geneesmiddelen uitgevoerd. Zoledroninezuur wordt
niet systemisch gemetaboliseerd en heeft geen invloed op humane cytochroom P450 enzymen
in vitro
(zie rubriek 5.2). Zoledroninezuur wordt niet in hoge mate gebonden aan plasma-eiwitten (ongeveer
43-55% gebonden) en interacties voortkomend uit de verdringing van sterk eiwitgebonden
geneesmiddelen zijn dan ook onwaarschijnlijk.
Zoledroninezuur wordt geëlimineerd via nierexcretie. Voorzichtigheid is geboden wanneer
zoledroninezuur wordt toegediend samen met geneesmiddelen die een grote invloed kunnen hebben op
de nierfunctie (bijv. aminoglycosiden of diuretica die dehydratie kunnen veroorzaken) (zie
rubriek 4.4).
Bij patiënten met nierinsufficiëntie kan de systemische blootstelling aan gelijktijdig toegediende
geneesmiddelen die primair via de nieren worden uitgescheiden, verhoogd zijn.
6
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Aclasta wordt niet aanbevolen bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
Zwangerschap
Aclasta is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap (zie rubriek 4.3). Er zijn geen toereikende
gegevens over het gebruik van zoledroninezuur bij zwangere vrouwen. Uit experimenteel onderzoek
bij dieren zijn toxische effecten, inclusief malformaties bij de reproductie gebleken (zie rubriek 5.3).
Het potentiële risico voor de mens is niet bekend.
Borstvoeding
Aclasta is gecontra-indiceerd tijdens de borstvoeding (zie rubriek 4.3). Het is onbekend of
zoledroninezuur wordt uitgescheiden in de moedermelk.
Vruchtbaarheid
Bij ratten werden potentiële negatieve effecten van zoledroninezuur op de vruchtbaarheid van de
parentale en F1 generatie bestudeerd. Dit resulteerde in meer uitgesproken farmacologische effecten
welke worden beschouwd als gerelateerd aan de remming van calciummobilisatie uit het skelet door
het bestanddeel, wat resulteerde in hypocalciëmie rondom de bevalling, een klasse-effect van
bisfosfonaten, een abnormale bevalling en vroegtijdig beëindigen van de studie. Het vaststellen van
een definitief effect van Aclasta op de vruchtbaarheid bij de mens werd dus belet door deze resultaten.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Bijwerkingen, zoals duizeligheid, kunnen de rijvaardigheid of het vermogen om machines te bedienen
beïnvloeden.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Het totaal percentage van patiënten dat bijwerkingen ondervond was 44,7%; 16,7% en 10,2% na
respectievelijk de eerste, tweede of derde infusie. De incidentie van individuele bijwerkingen
optredend na de eerste infusie was: pyrexie (17,1%), myalgie (7,8%), influenza-achtige ziekte (6,7%),
artralgie (4,8%) en hoofdpijn (5,1%), zie “acutefasereacties” hieronder
.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen in Tabel 1 zijn gerangschikt volgens de MedDRA systeem orgaan klasse en naar
frequentiegroep. De frequentiegroepen zijn gedefinieerd volgens de volgende conventie: zeer vaak
(≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10); soms (≥ 1/1.000, < 1/100); zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000); zeer
zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen
iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
7
Tabel 1
Infecties en parasitaire aandoeningen
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen
Soms
Soms
Niet bekend**
Influenza, nasofaryngitis
Anemie
Overgevoeligheidsreacties waaronder
zeldzame gevallen van bronchospasme,
urticaria en angio-oedeem en zeer
zeldzame gevallen van anafylactische
reactie/shock
Hypocalciëmie*
Verminderde eetlust
Hypofosfatemie
Insomnia
Hoofdpijn, duizeligheid
Lethargie, paresthesie, slaperigheid,
tremor, syncope, dysgeusie
Oculaire hyperemie
Conjunctivitis, oogpijn
Uveïtis, episcleritis, iritis
Scleritis en paroftalmie
Vertigo
Atriumfibrilleren
Palpitaties
Hypertensie, flushes
Hypotensie (sommige patiënten hadden
onderliggende risicofactoren)
Hoesten, dyspneu
Misselijkheid, braken, diarree
Dyspepsie, hoge buikpijn, buikpijn,
gastro-oesofageale reflux ziekte,
obstipatie, droge mond, oesofagitis,
tandpijn, gastritis
#
Rash, hyperhidrose, pruritus, erytheem
Myalgie, artralgie, botpijn, rugpijn, pijn
in extremiteiten
Nekpijn, stijfheid van skeletspieren,
zwelling van gewrichten, spierspasmen,
musculoskeletale pijn op de borst, pijn
van skeletspieren, stijve gewrichten,
artritis, spierzwakte
Atypische subtrochantere en femur-
schachtfracturen† (bijwerking van
bisfosfonaatklasse)
Osteonecrose van de uitwendige
gehoorgang (bijwerking van de
bisfosfonaatklasse)
Osteonecrose van het kaakbeen (zie
rubrieken 4.4 en 4.8 Klasse-effecten)
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Psychische stoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Soms
Zelden
Soms
Vaak
Soms
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend**
Soms
Vaak
Soms
Soms
Niet bekend**
Soms
Vaak
Soms
Oogaandoeningen
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Soms
Vaak
Soms
Zelden
Zeer zelden
Niet bekend**
8
Nier- en urinewegaandoeningen
Verhoogd serumcreatinine, pollakisurie,
proteïnurie
Niet bekend**
Nierinsufficiëntie. Zeldzame gevallen
van nierfalen waarvoor dialyse nodig is
en zeldzame gevallen met dodelijke
afloop werden gerapporteerd bij
patiënten met een reeds bestaande
nierfunctiestoornis of andere
risicofactoren zoals gevorderde leeftijd,
gelijktijdige nefrotoxische
geneesmiddelen, gelijktijdige diuretische
behandeling of dehydratie tijdens de
post-infusieperiode (zie rubrieken 4.4 en
4.8 Klasse-effecten)
Algemene aandoeningen en
Zeer vaak
Pyrexie
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak
Influenza-achtige ziekte, rillingen,
vermoeidheid, asthenie, pijn, malaise,
reactie op plaats van injectie
Soms
Perifeer oedeem, dorst, acute fase reactie,
niet-cardiale pijn op de borst
Niet bekend**
Dehydratie als gevolg van
acutefasereacties (post-dosis symptomen
zoals pyrexie, braken en diarree)
Onderzoeken
Vaak
Verhoogd C-reactief eiwit
Soms
Verlaagd calcium in bloed
#
Gezien bij patiënten die gelijktijdig glucocorticosteroïden gebruiken.
*
Vaak bij de ziekte van Paget.
** Gebaseerd op post-marketing gegevens. Op basis van beschikbare gegevens kan de frequentie niet
bepaald worden.
†
Waargenomen bij postmarketing ervaringen
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Boezemfibrillatie
In de HORIZON – Pivotal Fracture Trial [PFT] (zie rubriek 5.1) was de totale incidentie van
boezemfibrilleren 2,5% (96 op 3.862) en 1,9% (75 op 3.852) bij patiënten op respectievelijk Aclasta
en placebo. Het percentage boezemfibrilleren gemeld als ernstige bijwerking was verhoogd bij
patiënten op Aclasta (1,3%) (51 van 3.862) in vergelijking met patiënten op placebo (0,6%) (22 van
3.852). Het mechanisme achter de verhoogde incidentie van boezemfibrilleren is niet bekend. In de
osteoporosestudies (PFT, HORIZON – Recurrent Fracture Trial [RFT]) was de gepoolde incidentie
van boezemfibrilleren vergelijkbaar voor Aclasta (2,6%) en placebo (2,1%). De gepoolde incidentie
van boezemfibrilleren gemeld als ernstige bijwerking was 1,3% voor Aclasta en 0,8% voor placebo.
Klasse-effecten
Nierinsufficiëntie
Zoledroninezuur werd in verband gebracht met nierinsufficiëntie, die zich uit als verslechtering van de
nierfunctie (nl. verhoogd serumcreatinine) en in zeldzame gevallen als acuut nierfalen.
Nierinsufficiëntie werd waargenomen na de toediening van zoledroninezuur, vooral bij patiënten met
een reeds bestaande nierfunctiestoornis of bijkomende risicofactoren (bijv. gevorderde leeftijd,
oncologische patiënten met chemotherapie, gelijktijdige nefrotoxische geneesmiddelen, gelijktijdige
diuretische therapie, ernstige dehydratie). De meerderheid van deze patiënten kreeg een dosis van
4 mg elke 3-4 weken, maar de nierfunctiestoornis werd ook bij patiënten waargenomen na een
eenmalige toediening.
Soms
9
In klinische studies bij osteoporose, waren de verandering in creatinineklaring (jaarlijks gemeten vóór
de toediening) en de incidentie van nierfalen en -stoornissen vergelijkbaar voor de Aclasta- en de
placebogroep gedurende drie jaar. Er werd een voorbijgaande verhoging in serumcreatinine
waargenomen binnen 10 dagen bij 1,8% van de met Aclasta behandelde patiënten versus 0,8% bij de
met placebo behandelde patiënten.
Hypocalciëmie
In klinische studies bij osteoporose, had ongeveer 0,2% van de patiënten aanzienlijke verlagingen in
serumcalciumwaarden (minder dan 1,87 mmol/l) na toediening van Aclasta. Er werden geen
symptomatische gevallen van hypocalciëmie waargenomen.
In de studies naar de ziekte van Paget werd symptomatische hypocalciëmie waargenomen bij ongeveer
1% van de patiënten, bij wie het allemaal herstelde.
Uit laboratoriumbepaling bleek dat voorbijgaande asymptomatische calciumwaarden onder het
normale referentie interval (minder dan 2,10 mmol/l) optraden bij 2,3% van de met Aclasta
behandelde patiënten in een grote klinische studie, in vergelijking met 21% van de met Aclasta
behandelde patiënten in de studies betreffende de ziekte van Paget. De frequentie van hypocalciëmie
was veel lager na opeenvolgende infusies.
Alle patiënten kregen toereikende vitamine D- en calciumsuppletie, in de postmenopauzale
osteoporose studie, in de studie naar de preventie van klinische fracturen na een heupfractuur en in de
studies naar de ziekte van Paget (zie ook rubriek 4.2). In de studie naar de preventie van klinische
fracturen volgend op een recente heupfractuur, werden de vitamine D spiegels niet routinematig
gemeten maar de meerderheid van de patiënten kreeg een oplaaddosis vitamine D vóór de Aclasta
toediening (zie rubriek 4.2).
Lokale reacties
In een grote klinische studie werden lokale reacties, zoals roodheid, zwelling en/of pijn waargenomen
(0,7%) na toediening van zoledroninezuur.
Osteonecrose van het kaakbeen
Gevallen van osteonecrose van het kaakbeen werden gemeld, voornamelijk bij patiënten met kanker
behandeld met geneesmiddelen die botresorptie remmen, waaronder zoledroninezuur (zie rubriek 4.4).
In een grote klinische studie met 7.736 patiënten werd osteonecrose van het kaakbeen waargenomen
bij één patiënt behandeld met Aclasta en bij één patiënt die placebo gebruikte. Gevallen van
osteonecrose van het kaakbeen werden gemeld in de postmarketingsetting voor Aclasta.
Acutefasereacties
Het totale percentage patiënten dat na toediening van Aclasta acutefasereacties of post-dosis
symptomen (inclusief ernstige gevallen) rapporteerde, is als volgt (frequenties afgeleid van het
onderzoek bij de behandeling van postmenopauzale osteoporose): koorts (18,1%), myalgie (9,4%),
griepachtige symptomen (7,8%), artralgie (6,8%) en hoofdpijn (6,5%), waarvan de meeste binnen de
eerste 3 dagen na toediening van Aclasta optraden. De meerderheid van deze bijwerkingen was mild
tot matig van aard en verdwenen binnen 3 dagen na aanvang van de bijwerkingen. De incidentie van
deze bijwerkingen nam af met de daaropvolgende jaarlijkse doses van Aclasta. Het percentage van
patiënten dat bijwerkingen ondervond was lager in een kleiner onderzoek (19,5%; 10,4%; 10,7%
respectievelijk na de eerste, tweede en derde infusie), waarbij preventie tegen bijwerkingen gebruikt
werd (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
10
4.9
Overdosering
Klinische ervaring met acute overdosering is beperkt. Patiënten die hogere doses dan aanbevolen
toegediend hebben gekregen, dienen zorgvuldig geobserveerd te worden. Indien overdosering leidt tot
klinisch significante hypocalciëmie, kan dit gecorrigeerd worden door een oraal calciumsupplement
en/of een intraveneuze infusie met calciumgluconaat.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen voor behandeling van botaandoeningen,
bisfosfonaten, ATC-code: M05BA08
Werkingsmechanisme
Zoledroninezuur behoort tot de klasse van de stikstof bevattende bisfosfonaten en werkt hoofdzakelijk
op het bot. Het is een inhibitor van de osteoclast-gemedieerde botresorptie.
Farmacodynamische effecten
De selectieve werking van bisfosfonaten op het bot is gebaseerd op hun hoge affiniteit voor
gemineraliseerd bot.
Het voornaamste moleculaire aangrijpingspunt van zoledroninezuur in de osteoclast is het enzym
farnesylpyrofosfaatsynthase. De lange werkingsduur van zoledroninezuur is toe te schrijven aan de
hoge bindingsaffiniteit voor de actieve zijde van farnesylpyrofosfaat (FPP) synthase en de hoge
bindingsaffiniteit voor mineraal bot.
Een behandeling met Aclasta verminderde snel de snelheid van botombouw van verhoogde
postmenopauzale niveaus, waarbij het dal van de markers van resorptie na 7 dagen werd
waargenomen, en dat van de markers van botvorming na 12 weken. Daarna stabiliseerden de
botmarkers binnen het premenopauzale interval. Er was geen progressieve reductie van de markers
van botombouw bij een herhaalde jaarlijkse toediening.
Klinische werkzaamheid bij de behandeling van postmenopauzale osteoporose [PFT]
De werkzaamheid en veiligheid van Aclasta 5 mg eenmaal per jaar gedurende 3 opeenvolgende jaren
werden aangetoond bij postmenopauzale vrouwen (7.736 vrouwen tussen 65-89 jaar) met ofwel: een
femurhals botmineraaldichtheid (BMD) met een T-score
-1,5
en tenminste twee milde of één matige
bestaande wervelfractu(u)r(en); of een femurhals BMD T-score
-2,5
met of zonder bewijs van
bestaande wervelfractu(u)r(en). 85% van de patiënten was bisfosfonaat-naïef. Vrouwen die
geëvalueerd werden voor de incidentie van wervelfracturen kregen geen gelijktijdige
osteoporosebehandeling, wat wel toegestaan was voor vrouwen die bijdroegen tot de evaluaties van
heupfracturen en alle klinische fracturen. Gelijktijdige osteoporosebehandeling omvatte: calcitonine,
raloxifen, tamoxifen, hormonale substitutietherapie, tibolon; maar sloot andere bisfosfonaten uit. Alle
vrouwen kregen dagelijks 1.000 tot 1.500 mg elementaire calcium en 400 tot 1.200 IE vitamine D
supplementen.
11
Effect op morfometrische wervelfracturen
Aclasta verminderde significant de incidentie van één of meer nieuwe wervelfracturen gedurende drie
jaar, reeds vanaf het eerste jaar (zie Tabel 2).
Tabel 2
Resultaat
Samenvatting van wervelfractuurwerkzaamheid na 12, 24 en 36 maanden
Aclasta
(%)
1,5
2,2
3,3
Placebo
(%)
3,7
7,7
10,9
Absolute reductie in
fractuurincidentie %
(BI)
2,2 (1,4; 3,1)
5,5 (4,4; 6,6)
7,6 (6,3; 9,0)
Relatieve reductie in
fractuurincidentie %
(BI)
60 (43, 72)**
71 (62, 78)**
70 (62, 76)**
Ten minste één nieuwe
wervelfractuur (0-1 jaar)
Ten minste één nieuwe
wervelfractuur (0-2 jaar)
Ten minste één nieuwe
wervelfractuur (0-3 jaar)
** p<0,0001
Met Aclasta behandelde patiënten van 75 jaar en ouder vertoonden 60% reductie van het risico op
wervelfracturen ten opzichte van patiënten op placebo (p<0,0001).
Effect op heupfracturen
Aclasta veroorzaakte een aanhoudend effect gedurende 3 jaar, wat resulteerde in 41% afname van het
risico op heupfracturen (95% BI, 17% tot 58%). De incidentie van heupfracturen was 1,44% voor de
met Aclasta behandelde patiënten in vergelijking met 2,49% voor de patiënten op placebo. De
risicoreductie was 51% in bisfosfonaat-naïeve patiënten en 42% in patiënten die een gelijktijdige
osteoporosetherapie mochten nemen.
Effecten op alle klinische fracturen
Alle klinische fracturen werden geverifieerd op basis van de radiologische en/of klinische bewijzen.
Een samenvatting van de resultaten is weergegeven in Tabel 3.
Tabel 3
Vergelijking tussen de behandelingen van de incidentie van belangrijkste klinische
fractuurvariabelen over 3 jaar
Aclasta
(N=3.875)
voorval
graad (%)
8,4
Placebo
(N=3.861)
voorval
graad (%)
12,8
Absolute reductie
in fractuur voorval
graad %
(BI)
4,4 (3,0; 5,8)
Relatieve risico
reductie in fractuur
incidentie
% (BI)
33 (23; 42)**
77 (63; 86)**
25 (13; 36)*
Resultaat
Welke klinische fractuur dan ook
(1)
Klinische wervelfractuur (2)
0,5
2,6
2,1 (1,5; 2,7)
Niet-wervelfractuur (1)
8,0
10,7
2,7 (1,4; 4,0)
*p-waarde <0,001, **p-waarde <0,0001
(1) Met uitzondering van vinger-, teen- en aangezichtsbreuken
(2) Inclusief klinische thorax en klinische lumbale wervelfracturen
Effect op botmineraaldichtheid (BMD)
Aclasta verhoogde significant de BMD ter hoogte van de lumbale wervelkolom, heup en distale
radius, ten opzichte van behandeling met placebo op alle tijdspunten (6, 12, 24 en 36 maanden).
Behandeling met Aclasta resulteerde in een BMD verhoging van de lumbale wervelkolom met 6,7%,
van de totale heup met 6,0%, van de femurhals met 5,1% en van de distale radius met 3,2%,
gedurende 3 jaar in vergelijking met placebo.
12
Bothistologie
Er werden botbiopten verkregen van de crista ileaca 1 jaar na de derde jaarlijkse dosis bij
152 postmenopauzale patiënten met osteoporose behandeld met Aclasta (N=82) of placebo (N=70).
Histomorfometrische analyse toonde een reductie van 63% in bot ‘turnover’. In patiënten behandeld
met Aclasta werd geen osteomalacie, beenmergfibrose of ‘woven bone’ vorming waargenomen.
Tetracycline label werd waargenomen in alle behalve één van de 82 biopten verkregen uit patiënten
behandeld met Aclasta. Microcomputed tomografie (μCT) analyse toonde een verhoogd trabeculair
botvolume en behoud van de trabeculaire botarchitectuur aan bij patiënten behandeld met Aclasta in
vergelijking met placebo.
Markers van botombouw
Botspecifiek alkalische fosfatase (BSAP), serum N-terminaal propeptide van type I collageen (P1NP)
en serum beta-C-telopeptiden (b-CTx) werden bestudeerd in subsets van 517 tot 1.246 patiënten op
periodieke intervallen door de hele studie. Behandeling met een 5 mg jaarlijkse dosis Aclasta
verlaagde na 12 maanden significant BSAP met 30% ten opzichte van de uitgangswaarde, wat
aanhield tot 28% onder de uitgangswaarden na 36 maanden. P1NP was significant gereduceerd met
61% onder de uitgangswaarden na 12 maanden en dit hield aan tot 52% onder de uitgangswaarden na
36 maanden. B-CTx was significant gereduceerd met 61% onder de uitgangswaarden na 12 maanden
en dit hield aan tot 55% onder de uitgangswaarden na 36 maanden. Gedurende deze volledige periode
bleven de markers van botombouw binnen het gebied van de premenopauzale interval aan het einde
van elk jaar. Herhaalde dosering leidde niet tot verdere verlaging van de markers van botombouw.
Effect op de lengte
In de drie jaar durende osteoporosestudie werd jaarlijks de staande lengte gemeten, gebruik makend
van een stadiometer. De Aclastagroep toonde ongeveer 2,5 mm minder lengteverlies vergeleken met
placebo (95% CI: 1,6 mm, 3,5 mm) [p<0,0001].
Dagen van invaliditeit
Aclasta verminderde significant het gemiddeld aantal dagen met beperkte activiteit en de dagen van
bedlegerigheid te wijten aan rugpijn met respectievelijk 17,9 dagen en 11,3 dagen in vergelijking tot
placebo en verminderde significant het gemiddeld aantal dagen met beperkte activiteit en de dagen van
bedlegerigheid te wijten aan fracturen met respectievelijk 2,9 dagen en 0,5 dagen in vergelijking tot
placebo (alle p<0,01).
Klinische werkzaamheid van de osteoporosebehandeling bij patiënten met een verhoogd risico op
fracturen na een recente heupfractuur (RFT)
De incidentie van klinische fracturen, inclusief wervel-, niet-wervel- en heupfracturen werd
geëvalueerd bij 2.127 mannen en vrouwen tussen 50-95 jaar (gemiddelde leeftijd 74,5 jaar) met een
recente (binnen 90 dagen) laag-energetische heupfractuur, die gevolgd werden gedurende gemiddeld
2 jaar studiebehandeling (Aclasta). Ongeveer 42% van de patiënten had een femurhals BMD T-score
lager dan -2.5 en ongeveer 45% van de patiënten had een femurhals BMD T-score hoger dan -2.5.
Aclasta werd eenmaal per jaar toegediend, tot ten minste 211 patiënten in de studiepopulatie
bevestigde klinische fracturen hadden. Vitamine D spiegels werden niet routinematig gemeten maar
een oplaaddosis vitamine D (50.000 tot 125.000 IE oraal of intramusculair) werd aan de meerderheid
van de patiënten 2 weken voor de infusie toegediend. Alle deelnemers kregen per dag 1.000 tot
1.500 mg elementair calcium plus 800 tot 1.200 IE vitamine D supplementen. Vijfennegentig procent
van de patiënten kreeg hun infusie twee of meer weken na de operatie voor de heupfractuur en het
mediane tijdstip van infusie was ongeveer zes weken na operatie van de heupfractuur. De primaire
werkzaamheidsvariabele was de incidentie van klinische fracturen gedurende de duur van de studie.
13
Effect op alle klinische fracturen
De incidenties van de belangrijkste variabelen van de klinische fracturen zijn weergegeven in Tabel 4.
Tabel 4
Vergelijking van de incidentie van de belangrijkste klinische fractuurvariabelen
tussen de behandelingen
Aclasta
(N=1.065)
incidentie
(%)
8,6
Placebo
(N=1.062)
incidentie
(%)
13,9
Absolute reductie
in fractuur
incidentie %
(BI)
5,3 (2,3; 8,3)
Relatieve risico
reductie in fractuur
incidentie
% (BI)
35 (16; 50)**
46 (8; 68)**
27 (2; 45)*
Resultaat
Welke klinische fractuur dan ook
(1)
Klinische wervelfractuur (2)
1,7
3,8
2,1 (0,5; 3,7)
Niet-wervelfractuur (1)
7,6
10,7
3,1 (0,3; 5,9)
*p-waarde <0,05; **p-waarde <0,01
(1) Met uitzondering van vinger-, teen- en aangezichtsfracturen
(2) Inclusief klinische thoracale en klinische lumbale wervelfracturen
De studie was niet opgezet om significante verschillen in heupfracturen te meten, maar er werd een
trend in reductie van nieuwe heupfracturen waargenomen.
De mortaliteit van welke oorsprong ook was 10% (101 patiënten) in de Aclasta groep vergeleken met
13% (141 patiënten) in de placebo groep. Dit komt overeen met een 28% risicoreductie van mortaliteit
van welke oorsprong ook (p=0,01).
De incidentie van vertraagde genezing van de heupfracturen was vergelijkbaar in Aclasta (34 [3,2%])
en placebo (29 [2,7%]).
Effect op botmineraaldichtheid (BMD)
Behandeling met Aclasta verhoogde in de HORIZON-RFT studie op alle tijdspunten significant de
BMD van de totale heup en femurhals, in vergelijking tot behandeling met placebo op alle tijdspunten.
Behandeling met Aclasta resulteerde in een BMD verhoging van 5,4% van de totale heup en met 4,3%
t.h.v. de femurhals gedurende 24 maanden in vergelijking tot placebo.
Klinische werkzaamheid in mannen
In de HORIZON-RFT studie werden 508 mannen gerandomiseerd en bij 185 patiënten werd een BMD
bepaald na 24 maanden. Na 24 maanden werd een vergelijkbare significante stijging van 3,6% in
totale heup BMD waargenomen bij patiënten behandeld met Aclasta, in vergelijking tot de effecten
waargenomen bij postmenopauzale vrouwen in de HORIZON-PFT studie. De power van de studie
was niet groot genoeg om een reductie in klinische fracturen bij mannen aan te tonen; de incidentie
van klinische fracturen was 7,5% bij mannen behandeld met Aclasta versus 8,7% voor placebo.
In een andere studie bij mannen (studie CZOL446M2308) was een jaarlijkse Aclasta-infusie non-
inferieur aan een wekelijkse toediening van alendronaat wat betreft het percentage verandering in
lumbaal wervelkolom BMD na 24 maanden ten opzichte van de baseline.
14
Klinische werkzaamheid op osteoporose geassocieerd met langdurige systemische
glucocorticosteroïde therapie
De werkzaamheid en veiligheid van Aclasta bij de behandeling en preventie van osteoporose
geassocieerd met langdurige systemische glucocorticosteroïde therapie werden bestudeerd in een
gerandomiseerde, multicenter, dubbelblinde, gestratificeerde, actief-gecontroleerde studie met
833 mannen en vrouwen tussen 18 en 85 jaar (gemiddelde leeftijd voor mannen 56,4 jaar; voor
vrouwen 53,5 jaar) behandeld met > 7,5 mg/dag orale prednison (of equivalent). Patiënten werden
gestratificeerd voor de duur van glucocorticosteroïdengebruik voorafgaand aan randomisatie
(≤ 3 maanden versus > 3 maanden). De studieduur was 1 jaar. Patiënten werden gerandomiseerd naar
enerzijds Aclasta 5 mg eenmalige infusie of anderzijds naar oraal risedronaat 5 mg per dag, gedurende
één jaar. Alle deelnemers kregen per dag 1.000 mg elementaire calcium alsmede 400 tot 1.000 IE
vitamine D supplementen. Werkzaamheid werd aangetoond als niet-inferioriteit ten opzichte van
risedronaat werd gezien, opeenvolgend met betrekking tot het percentage wijziging in lumbale
wervelkolom BMD na 12 maanden ten opzichte van baseline in respectievelijk de behandeling en
preventie subpopulaties. Bij de meerderheid van de patiënten werd de glucocorticosteroïd therapie
gedurende de één jaar durende studie gecontinueerd.
Effect op botmineraaldichtheid (BMD)
Na 12 maanden waren de BMD verhogingen ter hoogte van de lumbale wervelkolom en de femurhals
significant groter in de met Aclasta behandelde groep in vergelijking met risedronaat (alle p<0,03). In
de subpopulatie van patiënten die glucocorticosteroïden gedurende meer dan 3 maanden voorafgaand
aan de randomisatie hadden gekregen, verhoogde Aclasta de BMD ter hoogte van de lumbale
wervelkolom met 4,06% versus 2,71% voor risedronaat (gemiddeld verschil 1,36%; p<0,001). In de
subpopulatie van patiënten die glucocorticosteroïden gedurende 3 maanden of minder voorafgaand aan
de randomisatie hadden gekregen, verhoogde Aclasta de BMD ter hoogte van de lumbale
wervelkolom met 2,60% versus 0,64% voor risedronaat (gemiddeld verschil: 1,96%; p<0,001). De
studie was niet gepowered om een reductie in klinische fracturen aan te tonen, vergeleken met
risedronaat. De incidentie van fracturen was 8 voor patiënten behandeld met Aclasta versus 7 voor
patiënten behandeld met risedronaat (p=0,8055).
Klinische werkzaamheid bij de behandeling van de botziekte van Paget
Aclasta werd bestudeerd bij mannelijke en vrouwelijke patiënten ouder dan 30 jaar met hoofdzakelijk
een milde tot matige botziekte van Paget (mediane serum alkalische fosfatase waarden 2,6
–
3,0 maal
de bovenste limiet van de leeftijdspecifieke referentiewaarden op het moment van inclusie in de
studie) en bevestigd aan de hand van radiologisch bewijs.
De werkzaamheid van één infusie van 5 mg zoledroninezuur versus een dagelijkse dosis van 30 mg
risedronaat gedurende 2 maanden werd aangetoond in twee 6-maanden durende vergelijkende studies.
Na 6 maanden toonde Aclasta respons van 96% (169/176) en een serum alkalische fosfatase (SAP)
normalisatie van 89% (156/176), in vergelijking tot 74% (127/171) en 58% (99/171) voor risedronaat
(alle p< 0,001).
In de gepoolde resultaten werd een vergelijkbare afname in pijn met betrekking tot scores van ernst en
hinder waargenomen ten opzichte van de uitgangswaarde gedurende 6 maanden waargenomen voor
Aclasta en risedronaat.
15
Patiënten die geclassificeerd waren als responders aan het einde van de 6 maanden basisstudie, hadden
de mogelijkheid aan een verlengde follow-up periode deel te nemen. Van de 153 met Aclasta
behandelde patiënten en de 115 met risedonaat behandelde patiënten die deelnamen in de verlengde
observationele studie, behielden, na een gemiddelde follow-up duur van 3,8 jaar vanaf het moment
van dosering, was het deel van de patiënten waarbij de Verlengde Observatie Periode werd beëindigd
vanwege de noodzaak van herbehandeling (klinisch oordeel) hoger voor risedronaat (48 patiënten, of
41,7%) in vergelijking met zoledroninezuur (11 patiënten, of 7,2%). De gemiddelde tijd tot
beëindiging van de Verlengde Observatie Periode vanwege de noodzaak van herbehandeling van de
ziekte van Paget na de initiële dosis was langer voor zoledroninezuur (7,7 jaar) dan voor risedronaat
(5,1 jaar).
Zes patiënten die een therapeutische respons bereikten 6 maanden na de behandeling met Aclasta en
later een relaps van de ziekte doormaakten gedurende de verlengde follow-upperiode, werden
herbehandeld met Aclasta na een gemiddelde tijd van 6,5 jaar na de initiële behandeling tot
herbehandeling. Vijf van de 6 patiënten hadden SAP binnen het normale bereik op maand 6 (Last
Observation Carried Forward, LOCF).
Bothistologie werd geëvalueerd bij 7 patiënten met de ziekte van Paget, 6 maanden na behandeling
met 5 mg zoledroninezuur. Botbiopsie resultaten toonden bot van normale kwaliteit zonder
aanwijzingen van verstoorde bot ‘remodellering’ en zonder aanwijzingen van defecten in
mineralisatie. Deze resultaten waren consistent met bewijs van normalisatie van de bot ‘turnover’ op
basis van biochemische markers.
Pediatrische patiënten
Een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie werd uitgevoerd bij pediatrische
patiënten in de leeftijd van 5 tot 17 jaar die met glucocorticoïden waren behandeld en die een
verminderde botmineraaldichtheid (lumbale wervelkolom BMD Z-score van -0,5 of lager) en een
laagenergetische fractuur hadden. De patiëntenpopulatie die in deze studie werd gerandomiseerd (ITT-
populatie) omvatte patiënten met verschillende subtypes van reumatische aandoeningen,
inflammatoire darmziekte of Duchenne-spierdystrofie. De studie zou 92 patiënten omvatten, maar
slechts 34 patiënten werden geïncludeerd en gerandomiseerd naar een tweemaal jaarlijkse
intraveneuze infusie van ofwel 0,05 mg/kg (maximaal 5 mg) zoledroninezuur ofwel placebo
gedurende één jaar. Alle patiënten moesten achtergrondtherapie van vitamine D en calcium ontvangen.
Zoledroninezuurinfusie resulteerde in een toename van het kleinstekwadratenmethode (“least square”,
LS) gemiddeld verschil van de lumbale wervelkolom BMD Z-score van 0,41 in maand 12 ten opzichte
van de uitgangswaarde in vergelijking met placebo (95% BI: 0,02; 0,81; respectievelijk 18 en
16 patiënten). Er werd geen effect op de lumbale wervelkolom BMD Z-score waargenomen na
6 maanden van behandeling. In maand 12, werd een statistisch significante (p<0,05) verlaging in drie
markers van botombouw (P1NP, BSAP, NTX) waargenomen in de zoledroninezuurgroep in
vergelijking met de placebogroep. Na 6 en 12 maanden werd geen statistisch significant verschil in het
botmineraalgehalte van het gehele lichaam waargenomen tussen patiënten behandeld met
zoledroninezuur of placebo. Er is geen duidelijk bewijs van een verband tussen veranderingen in BMD
en preventie van fracturen bij kinderen met groeiende skeletten.
Er werden geen nieuwe vertebrale fracturen waargenomen in de zoledroninezuurgroep, in vergelijking
met twee nieuwe fracturen in de placebogroep.
De meest gemelde bijwerkingen na infusie van zoledroninezuur waren artralgie (28%), pyrexie (22%),
braken (22%), hoofdpijn (22%), misselijkheid (17%), myalgie (17%), pijn (17%), diarree (11%) en
hypocalciëmie (11%).
Meer patiënten meldden ernstige bijwerkingen in de zoledroninezuurgroep dan in de placebogroep
(5 [27,8%] patiënten versus 1 [6,3%] patiënt).
16
In de 12-maanden open-label verlenging van de bovengenoemde hoofdstudie werden geen nieuwe
klinische fracturen waargenomen. Twee patiënten, één in elk van de behandelingsgroepen van de
hoofdstudie (zoledroninezuur-groep: 1/9, 11,1% en placebo groep: 1/14, 7,1%) hadden echter nieuwe
morfometrische wervelfracturen. Er waren geen nieuwe veiligheidsbevindingen.
Langetermijn veiligheidsgegevens in deze populatie kunnen niet worden vastgesteld op basis van deze
studies.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting om de resultaten in
te dienen van onderzoek met Aclasta in alle subgroepen van pediatrische patiënten met de botziekte
van Paget, osteoporose bij postmenopauzale vrouwen met een verhoogd risico op fracturen,
osteoporose bij mannen met een verhoogd risico op fracturen en preventie van klinische fracturen na
een heupfractuur bij mannen en vrouwen (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Enkel- en meervoudige 5 en 15 minuten durende infusen van 2, 4, 8 en 16 mg zoledroninezuur in
64 patiënten, verschaften de volgende farmacokinetische gegevens, waarvan werd aangetoond dat ze
dosis onafhankelijk waren.
Distributie
Na starten van de zoledroninezuur infusie namen de plasmaconcentraties van het werkzaam
bestanddeel snel toe, bereikten hun piek aan het einde van de infusieperiode, gevolgd door een snelle
afname tot < 10% van de piek na 4 uur en < 1% van de piek na 24 uur, met erna een verlengde periode
van erg lage concentraties die niet hoger waren dan 0,1% van de piekwaarden.
Eliminatie
Intraveneus toegediend zoledroninezuur wordt geëlimineerd via een trifasisch proces: snel bifasisch
verdwijnen uit de systemische circulatie met halfwaardetijden van t
½
0,24 en t
½β
1,87 uur, gevolgd
door een lange eliminatiefase met een terminale halfwaardetijd van t
½
146 uur. Er was geen
accumulatie van het werkzaam bestanddeel in plasma na meervoudige doses die elke 28 dagen
gegeven werden. De vroege dispositiefasen (α en β, met t
½
waarden zoals hierboven vermeld)
vertegenwoordigen waarschijnlijk de snelle opname in het bot en excretie via de nieren.
Zoledroninezuur wordt niet gemetaboliseerd en wordt onveranderd uitgescheiden via de nier. In de
eerste 24 uur wordt 39 ± 16% van de toegediende dosis teruggevonden in de urine, terwijl de rest
hoofdzakelijk gebonden wordt aan botweefsel. Deze opname in het bot is gebruikelijk bij alle
bisfosfonaten en is waarschijnlijk een gevolg van de structurele analogie met pyrofosfaat. Zoals bij
andere bisfosfonaten, is de retentietijd van zoledroninezuur in botten zeer lang. Het wordt zeer traag
afgegeven van het botweefsel terug in de systemische circulatie en uitgescheiden via de nier. De totale
lichaamsklaring bedraagt 5,04 ± 2,5 l/uur, onafhankelijk van de dosis, geslacht, leeftijd, ras of
lichaamsgewicht. De inter- en intra-subject variatie voor plasmaklaring van zoledroninezuur was
respectievelijk 36% en 34%. Het verlengen van de infusietijd van 5 tot 15 minuten veroorzaakte een
afname van 30% in de zoledroninezuur concentratie aan het einde van de infusie, maar had geen effect
op de oppervlakte onder de plasmaconcentratie versus tijd curve.
17
Farmacokinetische/farmacodynamische relatie(s)
Er werden geen interactiestudies met andere geneesmiddelen uitgevoerd. Aangezien zoledroninezuur
niet wordt gemetaboliseerd in mensen en het bestanddeel weinig of geen capaciteit blijkt te hebben als
directwerkende en/of irreversibele metabolisme-afhankelijke inhibitor van P450 enzymen, is het
onwaarschijnlijk dat zoledroninezuur de metabole klaring zal reduceren van bestanddelen die via
cytochroom P450 enzymsystemen worden gemetaboliseerd. Zoledroninezuur wordt niet in hoge mate
gebonden aan plasma-eiwitten (ongeveer 43-55% gebonden) en de binding is onafhankelijk van de
concentratie. Daarom is het onwaarschijnlijk dat interacties optreden die voortkomen uit de
verdringing van sterk eiwitgebonden geneesmiddelen.
Bijzondere populaties (zie rubriek 4.2)
Nierinsufficiëntie
De renale klaring van zoledroninezuur was gecorreleerd aan de creatinineklaring, de renale klaring
maakt 75 ± 33% uit van de creatinineklaring, welke gemiddeld 84 ± 29 ml/min (interval 22 tot
143 ml/min) was in de 64 bestudeerde patiënten. Kleine waargenomen verhogingen in de AUC
(0-24u)
van ongeveer 30% tot 40% bij milde tot matige nierinsufficiëntie, in vergelijking met een patiënt met
een normale nierfunctie, en de afwezigheid van accumulatie van het geneesmiddel bij meervoudige
doses, onafhankelijk van de nierfunctie, suggereren dat dosisaanpassingen van zoledroninezuur niet
nodig zijn bij milde (Cl
cr
=50–80 ml/min) en matige nierinsufficiëntie met een creatinineklaring vanaf
35 ml/min. Het gebruik van Aclasta bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring
< 35 ml/min) is gecontra-indiceerd wegens een verhoogd risico op nierfalen in deze populatie.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Acute toxiciteit
De hoogste niet-letale eenmalige intraveneuze dosis was 10 mg/kg lichaamsgewicht in muizen en
0,6 mg/kg in ratten. In de eenmalige dosis infusiestudies bij honden, werd 1,0 mg/kg (6 keer de
aanbevolen therapeutische blootstelling bij de mens, op basis van de AUC), toegediend over
15 minuten goed verdragen, zonder renale effecten.
Sub-chronische en chronische toxiciteit
In de intraveneuze infusiestudies werd de renale verdraagbaarheid van zoledroninezuur vastgesteld in
ratten, waarbij ze zes keer in totaal 0,6 mg/kg als een 15-minuten durende infusie met intervallen van
3 dagen kregen toegediend (voor een cumulatieve dosis die overeenkomt met AUC waarden die
ongeveer 6 keer de blootstelling in de mens zijn). Vijf infusies gedurende 15 minuten van 0,25 mg/kg
en toegediend met intervallen van 2–3 weken (een cumulatieve dosis die overeenkomt met 7 keer de
therapeutische blootstelling bij de mens) werd goed verdragen bij honden. In de intraveneuze bolus
studies verminderden de doses die goed werden verdragen met toenemende studieduur: 0,2 en
0,02 mg/kg/dag werd goed verdragen gedurende 4 weken door respectievelijk ratten en honden maar
enkel 0,01 mg/kg en 0,005 mg/kg door respectievelijk ratten en honden wanneer gegeven gedurende
52 weken.
Herhaalde toediening op langere termijn en aan cumulatieve blootstellingen die op voldoende wijze de
maximale geplande blootstelling bij de mens overschrijden, produceerden toxicologische effecten in
andere organen, waaronder het maagdarmkanaal en de lever, en op de plaats van intraveneuze
toediening. De klinische relevantie van deze bevindingen is onbekend. De meest frequente
bevindingen in de herhaalde dosis studies bestonden uit toegenomen primaire spongiosa in de
metafyse van pijpbeenderen bij dieren in de groei bij bijna alle doses. Dit is een bevinding die de
farmacologische antiresorptieve activiteit van het bestanddeel weergeeft.
18
Reproductietoxiciteit
Teratologische studies werden uitgevoerd in twee species, beide via subcutane toediening.
Teratogeniciteit werd waargenomen bij ratten bij doses ≥ 0,2 mg/kg en manifesteerde zich door
uiterlijke, viscerale en skelet malformaties. Dystokie werd waargenomen bij de laagste dosis
(0,01 mg/kg lichaamsgewicht) getest bij ratten. In konijnen werden geen teratogene of
embryonale/foetale effecten waargenomen, hoewel toxiciteit in het moederdier was gesteld op
0,1 mg/kg vanwege afgenomen serumcalciumwaarden.
Mutageniciteit en carcinogeen potentieel
Zoledroninezuur was niet mutageen in de uitgevoerde mutageniciteitstesten en de
carcinogeniciteitstesten verschaften geen enkele aanwijzingen voor een carcinogeen potentieel.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
mannitol
natriumcitraat
water voor injectie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet in contact komen met calcium-bevattende oplossingen. Aclasta mag niet
gemengd of intraveneus toegediend worden met andere geneesmiddelen.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende fles: 3 jaar
Na opening: 24 uur bij 2°C - 8°C.
Vanuit microbiologisch standpunt moet het product onmiddellijk gebruikt worden. Indien het niet
onmiddellijk gebruikt wordt, is de bewaartijd van de bereide oplossing en de omstandigheden vóór
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en mag gewoonlijk niet langer zijn dan 24 uur bij
2 °C - 8 °C.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na opening, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
100 ml oplossing in een transparante plastic fles (cycloolefine polymeer) met een fluoro-polymeer
omhulde bromobutyl rubberen stop en een aluminium/polypropyleen dop met een afklikbare
component.
Aclasta wordt geleverd in eenheidverpakking met één fles of in meervoudige verpakkingen met
vijf verpakkingen die elk één fles bevatten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
19
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Uitsluitend voor éénmalig gebruik.
Enkel een heldere oplossing, vrij van deeltjes en verkleuring mag gebruikt worden.
Indien bewaard in de koelkast, moet de oplossing op kamertemperatuur gebracht worden alvorens toe
te dienen. Aseptische technieken moeten gevolgd worden tijdens de bereiding van de infusie.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/05/308/001
EU/1/05/308/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 15 april 2005
Datum van laatste verlenging: 19 januari 2015
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu
20
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
21
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Novartis Pharma GmbH
Roonstraße 25
D-90429 Nürnberg
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder moet garanderen dat het educatieve programma geïmplementeerd voor de
toegekende indicaties van de behandeling van osteoporose bij postmenopauzale vrouwen en bij
mannen met een verhoogd risico op fracturen, waaronder degenen met een recente, laagenergetische
heupfractuur, en behandeling van osteoporose geassocieerd met langdurige systemische
glucocorticosteroïde therapie bij postmenopauzale vrouwen en bij mannen met een verhoogd risico op
fracturen is aangepast. De volgende documenten opgenomen zijn in het patiënteninformatiepakket:
Patiëntenbijsluiter
Patiëntenherinneringskaart over osteonecrose van het kaakbeen
22
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
23
A. ETIKETTERING
24
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS (MET BLUE BOX) VOOR EENHEIDSVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
zoledroninezuur
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke fles van 100 ml bevat 5 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Mannitol, natriumcitraat en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie
1 fles van 100 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na opening: 24 uur bij 2°C - 8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
25
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/05/308/001
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
26
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET VAN DE FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
zoledroninezuur
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 fles bevat 5 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Mannitol, natriumcitraat en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie
100 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na opening: 24 uur bij 2°C - 8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
27
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Eénheidsverpakking
Meervoudige verpakking
EU/1/05/308/001
EU/1/05/308/002
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
28
GEGEVENS DIE OP DE INTERMEDIAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN
VERMELD
DOOS VOOR INTERMEDIAIRE VERPAKKING (ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
zoledroninezuur
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke fles van 100 ml bevat 5 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Mannitol, natriumcitraat en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie
1 fles van 100 ml
Onderdeel van een meervoudige verpakking. Mag niet afzonderlijk verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na opening: 24 uur bij 2°C - 8°C.
29
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/05/308/002
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE
GEGEVENS
30
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
GEGEVENS DIE OP DE OMDOOS VAN EEN MEERVOUDIGE VERPAKKING MOETEN
WORDEN VERMELD (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
zoledroninezuur
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke fles van 100 ml bevat 5 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Mannitol, natriumcitraat en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie
Meervoudige verpakking: 5 flessen, elke fles met 100 ml.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na opening: 24 uur bij 2°C - 8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
31
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/05/308/002
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
32
B. BIJSLUITER
33
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
zoledroninezuur
Lees goed de hele bijsluiter voordat dit geneesmiddel aan u wordt toegediend want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter:
1.
Wat is Aclasta en waarvoor wordt dit middel toegediend?
2.
Wanneer mag dit middel niet aan u toegediend worden of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Aclasta en waarvoor wordt dit middel toegediend?
Aclasta bevat het werkzaam bestanddeel zoledroninezuur. Het behoort tot een groep geneesmiddelen
die bisfosfonaten genoemd wordt en wordt gebruikt voor het behandelen van postmenopauzale
vrouwen en volwassen mannen met osteoporose of osteoporose veroorzaakt door corticosteroïden –
gebruikt om ontstekingen te behandelen – en de botziekte van Paget bij volwassenen.
Osteoporose
Osteoporose is een ziekte waarbij de botten zwakker en brozer worden, wat vaak voorkomt bij
vrouwen na de overgang, maar ook kan voorkomen bij mannen. Tijdens de overgang stoppen de
eierstokken van de vrouw met het aanmaken van het vrouwelijke hormoon oestrogeen, dat helpt om de
botten gezond te houden. Na de overgang treedt botverlies op, de botten worden brozer en breken
makkelijker. Osteoporose kan ook bij mannen en vrouwen voorkomen ten gevolge van het langdurig
gebruik van steroïden, wat een effect kan hebben op de sterkte van botten. Veel patiënten met
osteoporose hebben geen ziekteverschijnselen maar lopen toch risico op botbreuken omdat
osteoporose hun botten brozer heeft gemaakt. Verlaagde concentraties van geslachtshormonen in het
bloed, met name oestrogenen die omgezet worden uit androgenen, spelen ook een rol in het meer
geleidelijk botverlies dat waargenomen wordt bij mannen. Zowel bij vrouwen als bij mannen versterkt
Aclasta het bot en zorgt ervoor dat het minder snel breekt. Aclasta wordt ook gebruikt bij patiënten die
recent hun heup hebben gebroken na een klein ongeluk zoals een val en hierdoor een hoger risico
lopen op volgende botbreuken.
Botziekte van Paget
Het is normaal dat oud bot verwijderd en vervangen wordt door nieuw bot. Dit proces noemt men
remodellering. Bij de ziekte van Paget gebeurt de remodellering te snel en wordt nieuw bot op een
verstoorde manier gevormd, waardoor het zwakker wordt dan normaal. Indien de ziekte niet
behandeld wordt, kunnen de botten misvormd en pijnlijk worden, en bestaat de kans dat deze breken.
Aclasta werkt door de remodellering weer normaal te maken, waardoor de vorming van normaal bot
wordt bewerkstelligd en zo de sterkte van het bot herstelt.
34
2.
Wanneer mag dit middel niet aan u toegediend worden of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Volg zorgvuldig alle instructies op die uw arts, apotheker of verpleegkundige u geeft voor de
toediening van Aclasta.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
-
u bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
u heeft hypocalciëmie (dit betekent dat de calciumwaarden in uw bloed te laag zijn).
-
u heeft ernstige nierproblemen.
-
u bent zwanger.
-
u geeft borstvoeding.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel toegediend krijgt:
-
als u behandeld wordt met een geneesmiddel dat zoledroninezuur bevat, wat ook de werkzame
stof is van Aclasta (zoledroninezuur wordt gebruikt bij volwassen patiënten met bepaalde
vormen van kanker om botcomplicaties te voorkomen of de hoeveelheid calcium te
verminderen).
-
als u een nierprobleem heeft of heeft gehad.
-
als u niet dagelijks calciumsupplementen kunt innemen.
-
als bij u sommige of alle bijschildklieren in uw hals operatief verwijderd zijn.
-
als delen van uw darm verwijderd zijn.
Een bijwerking genaamd osteonecrose van het kaakbeen (botschade in de kaak) werd gemeld bij
patiënten die, na het op de markt brengen, met Aclasta (zoledroninezuur) behandeld werden voor
osteoporose. Osteonecrose van het kaakbeen kan ook optreden na stopzetting van de behandeling.
Het is belangrijk om te proberen osteonecrose van het kaakbeen te vermijden aangezien het een
pijnlijke aandoening is die moeilijk te behandelen kan zijn. Om het risico op het optreden hiervan te
verminderen, zijn er enkele voorzorgen die u moet nemen.
Voordat u Aclasta krijgt, moet u uw arts, apotheker of verpleegkundige informeren als:
-
u problemen heeft met uw mond of tanden, zoals een slechte mondgezondheid, ziekte van uw
tandvlees of geplande tandextractie;
-
u geen routinematige mondzorg krijgt of gedurende lange tijd geen gebitscontrole heeft gehad;
-
u rookt (aangezien dit het risico op tandproblemen kan verhogen);
-
u eerder behandeld werd met een bisfosfonaat (gebruikt om botaandoeningen te behandelen of
voorkomen);
-
u geneesmiddelen genaamd corticosteroïden inneemt (zoals prednisolon of dexamethason);
-
u kanker heeft.
Uw arts kan u vragen een tandheelkundig onderzoek te ondergaan voordat u de behandeling met
Aclasta begint.
Terwijl u behandeld wordt met Aclasta moet u een goede mondhygiëne aanhouden (waaronder
regelmatig tanden poetsen) en moet uw gebit regelmatig worden gecontroleerd. Als u een kunstgebit
draagt, moet u zeker zijn dat deze goed past. Als u onder tandheelkundige behandeling bent of gepland
staat voor tandchirurgie (bijv. tanden trekken), moet u uw arts informeren over de tandheelkundige
behandeling en uw tandarts vertellen dat u Aclasta krijgt. Neem onmiddellijk contact op met uw arts
en tandarts als u problemen ervaart met uw mond of tanden zoals losse tanden, pijn of zwelling, of het
niet genezen van zweren of wondvocht, aangezien dit tekenen kunnen zijn van osteonecrose van het
kaakbeen.
35
Monitoring onderzoek
Uw arts dient een bloedonderzoek te doen om uw nierfunctie te controleren (creatininegehaltes) vóór
elke dosis Aclasta. Het is belangrijk dat u minstens 2 glazen vloeistof (zoals water) drinkt, binnen een
paar uur voor de toediening van Aclasta, zoals aangegeven door uw arts of verpleegkundige.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Aclasta wordt niet aanbevolen voor personen onder de 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Aclasta nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Het is belangrijk voor uw arts alle geneesmiddelen te kennen die u inneemt, in het bijzonder
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze schadelijk zijn voor uw nieren (bijv. aminoglycosiden) of
diuretica (“plaspillen”) die dehydratatie kunnen veroorzaken.
Zwangerschap en borstvoeding
U mag geen Aclasta toegediend krijgen indien u zwanger bent of borstvoeding geeft, denkt dat u
zwanger bent of zwanger wil worden.
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Als u zich duizelig voelt wanneer u Aclasta gebruikt, rijd dan niet of bedien geen machines totdat u
zich beter voelt.
Aclasta bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectieflacon van 100 ml Aclasta,
d.w.z. het is in wezen “natriumvrij”.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Volg zorgvuldig alle instructies op die uw arts of verpleegkundige u gegeven heeft. Twijfelt u over het
juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Osteoporose
De gebruikelijke dosering is 5 mg, toegediend door uw arts of verpleegkundige één keer per jaar als
een infuus in een ader. De infusie zal ten minste 15 minuten duren.
Indien u recent uw heup heeft gebroken, dan wordt het aanbevolen dat Aclasta twee of meer weken na
uw heupoperatie wordt toegediend.
Het is belangrijk calcium en vitamine D supplementen (bijv. tabletten) te nemen, zoals
voorgeschreven door uw arts.
Voor osteoporose werkt Aclasta gedurende één jaar. Uw arts zal u laten weten wanneer u terug moet
komen voor uw volgende dosis.
Ziekte van Paget
Voor de behandeling van de ziekte van Paget dient Aclasta uitsluitend te worden voorgeschreven door
artsen met ervaring in de behandeling van de botziekte van Paget.
De gebruikelijke dosering is 5 mg, toegediend als één initiële infusie in een ader door uw arts of
verpleegkundige. De infusie zal ten minste 15 minuten duren. Aclasta kan langer dan één jaar
werkzaam zijn en uw arts zal u laten weten of u opnieuw moet worden behandeld.
36
Uw arts kan u adviseren calcium en vitamine D supplementen (bijvoorbeeld tabletten) in te nemen
gedurende ten minste de eerste 10 dagen nadat Aclasta werd toegediend. Het is belangrijk dat u dit
advies nauwkeurig opvolgt zodat de calciumconcentratie in uw bloed niet te laag wordt in de periode
na de infusie. Uw arts zal u informeren over de symptomen die gepaard gaan met hypocalciëmie.
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Zorg ervoor dat u voldoende drinkt (ten minste één of twee glazen) voor en na de behandeling met
Aclasta, volgens de aanwijzingen van uw arts. Dit zal helpen om uitdroging te voorkomen. U mag
normaal eten op de dag dat u met Aclasta wordt behandeld. Dit is met name belangrijk voor patiënten
die diuretica (“plaspillen”) innemen en voor oudere patiënten (65 jaar of ouder).
Indien een dosis van Aclasta is vergeten
Neem zo snel mogelijk contact op met uw arts of ziekenhuis om een nieuwe afspraak te maken.
Voordat met de Aclasta-behandeling wordt gestopt
Indien u erover denkt met de Aclasta-behandeling te stoppen, laat dan uw volgende afspraak doorgaan
en bespreek dit dan met uw arts. Uw arts zal u raad geven en beslist hoelang u met Aclasta moet
worden behandeld.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Bijwerkingen gerelateerd aan de eerste infusie komen zeer vaak voor (treden op bij meer dan 30% van
de patiënten) maar zij komen minder vaak voor na de daaropvolgende infusies. De meerderheid van de
bijwerkingen, zoals koorts en rillingen, pijn in spieren en gewrichten, en hoofdpijn, treden op binnen
de eerste drie dagen na de toediening van Aclasta. De symptomen zijn gewoonlijk mild tot matig en
verdwijnen binnen drie dagen. Uw arts kan u aanraden een milde pijnstiller te nemen zoals ibuprofen
of paracetamol om deze bijwerkingen te verminderen. De kans dat deze bijwerkingen optreden neemt
af bij volgende Aclasta doses.
Sommige bijwerkingen kunnen ernstig zijn
Vaak (kan tot 1 op de 10 mensen treffen)
Onregelmatig hartritme (boezemfibrilleren) werd opgemerkt bij patiënten die Aclasta kregen ter
behandeling van postmenopauzale osteoporose. Het is momenteel niet duidelijk of Aclasta dit
onregelmatig hartritme veroorzaakt, maar u moet dit uw arts melden als u dergelijke symptomen
ervaart na toediening van Aclasta.
Soms (kan tot 1 op de 100 mensen treffen)
Zwelling, roodheid, pijn en jeuk aan de ogen of gevoeligheid van de ogen voor licht.
Zeer zelden (kan tot 1 op de 10.000 mensen treffen)
Neem contact op met uw arts als u oorpijn, uitscheiding uit het oor en/of een oorinfectie hebt. Dit
kunnen tekenen van botschade in het oor zijn.
Niet bekend (frequentie kan niet worden geschat op basis van de beschikbare gegevens)
Pijn in de mond en/of kaak, zwelling of niet genezende zweren in de mond of kaak, wondvocht,
gevoelloosheid of een gevoel van zwaarte in de kaak of het loskomen van een tand: dit kunnen
tekenen zijn van botschade in het kaakbeen (osteonecrose). Vertel het onmiddellijk aan uw arts en
tandarts als u dergelijke symptomen ervaart wanneer u behandeld wordt met Aclasta of na stopzetting
van de behandeling.
37
Nieraandoeningen (bijvoorbeeld verminderde hoeveelheid urine) kunnen optreden. Uw arts moet een
bloedonderzoek doen om uw nierfunctie te testen voor elke dosis van Aclasta. Het is belangrijk dat u
minstens 2 glazen vloeistof (zoals water) drinkt, binnen een paar uur voor de toediening van Aclasta,
zoals aangegeven door uw arts of verpleegkundige.
Als u een van bovenstaande bijwerkingen ervaart, moet u onmiddellijk uw arts raadplegen.
Aclasta kan ook andere bijwerkingen veroorzaken
Zeer vaak (kan meer dan 1 op de 10 mensen treffen)
Koorts.
Vaak (kan tot 1 op de 10 mensen treffen)
Hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, braken, diarree, spierpijn, pijn in de botten en/of gewrichten,
pijn in de rug, armen of benen, griepachtige symptomen (bv. vermoeidheid, rillingen, gewrichts- en
spierpijn), rillingen, gevoel van vermoeidheid en gebrek aan interesse, zwakte, pijn, zich onwel
voelen, zwelling en/of pijn op de plaats van de infusie.
Bij patiënten met de ziekte van Paget werden symptomen gemeld als gevolg van een te laag
calciumgehalte in het bloed, zoals spierkrampen of een verdoofd gevoel of een gevoel van tintelingen
voornamelijk in de streek rond de mond.
Soms (kan tot 1 op de 100 mensen treffen)
Griep, infecties van de bovenste luchtwegen, afgenomen aantal rode bloedcellen, verlies van eetlust,
slapeloosheid, slaperigheid waaronder verminderde alertheid en bewustzijn, tintelend gevoel of
verdoofd gevoel, extreme vermoeidheid, trillen, tijdelijk bewustzijnsverlies, ooginfectie of irritatie of
ontsteking met pijn en roodheid, gevoel van draaierigheid, verhoogde bloeddruk, opvliegers, hoesten,
kortademigheid, lichte maagklachten, buikpijn, verstopping, droge mond, zuurbranden, huiduitslag,
overmatig zweten, jeuk, rood worden van de huid, pijn in de nek, stijfheid in de spieren, botten en/of
gewrichten, zwelling van de gewrichten, spierspasmen, schouderpijn, pijn in uw borstspieren en
ribbenkas, gewrichtsontsteking, spierzwakte, afwijkende uitslagen nieronderzoek, abnormaal frequent
urineren, zwelling van de handen, enkels of voeten, dorst, tandpijn, smaakstoornissen.
Zelden (kan tot 1 op de 1000 mensen treffen)
In zeldzame gevallen kan een ongebruikelijke botbreuk van het dijbeen optreden, met name bij
patiënten die langdurig voor osteoporose behandeld worden. Neem contact op met uw arts als u last
krijgt van pijn, zwakte of ongemak in uw dij, heup of lies. Dit kan een vroege aanwijzing zijn voor een
mogelijke botbreuk van het dijbeen. Een laag fosfaatgehalte in het bloed.
Niet bekend (frequentie kan niet worden geschat op basis van de beschikbare gegevens)
Ernstige allergische reacties waaronder duizeligheid en moeilijk ademhalen, zwelling vooral van het
gezicht en de keel, verlaagde bloeddruk, uitdroging als gevolg van acutefasereacties (post-
dosissymptomen zoals koorts, braken en diarree).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
38
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Uw arts, apotheker of verpleegkundige weet hoe Aclasta het beste bewaard kan worden.
-
-
-
-
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos
en fles na EXP.
Voor de ongeopende fles zijn er geen speciale bewaarcondities.
Na openen van de fles dient het product onmiddellijk te worden gebruikt om microbiële
besmetting te voorkomen. Indien niet onmiddellijk gebruikt, is de bewaartijd van de bereide
oplossing en de omstandigheden vóór gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en mag
gewoonlijk niet langer zijn dan 24 uur bij 2°C - 8°C. Laat de gekoelde oplossing op
kamertemperatuur komen voor toediening.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is zoledroninezuur. Elke fles met 100 ml oplossing bevat 5 mg
zoledroninezuur (als monohydraat).
Eén ml oplossing bevat 0,05 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
-
De andere stoffen in dit middel zijn mannitol, natriumcitraat en water voor injectie.
Hoe ziet Aclasta eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Aclasta is een heldere en kleurloze oplossing. Het is beschikbaar in plastic flessen van 100 ml als kant-
en-klare oplossing voor infusie. Het wordt geleverd in verpakkingen met één fles als
eenheidsverpakking of in meervoudige verpakkingen bestaande uit vijf verpakkingen, die elk één fles
bevatten. Het kan voorkomen dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Novartis Pharma GmbH
Roonstraße 25
D-90429 Nürnberg
Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
България
Novartis Bulgaria EOOD
Тел: +359 2 489 98 28
Česká republika
Novartis s.r.o.
Tel: +420 225 775 111
Lietuva
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tel: +370 5 269 16 50
Luxembourg/Luxemburg
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Magyarország
Novartis Hungária Kft.
Tel.: +36 1 457 65 00
39
Danmark
Sandoz A/S
Tlf: +45 63 95 10 00
Deutschland
Novartis Pharma GmbH
Tel: +49 911 273 0
Eesti
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Tel: +372 66 30 810
Ελλάδα
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Τηλ: +30 210 281 17 12
España
BEXAL FARMACÉUTICA, S.A.
Tel: +34 900 456 856
France
Sandoz
Tél: +33 800 45 57 99
Hrvatska
Novartis Hrvatska d.o.o.
Tel. +385 1 6274 220
Ireland
Novartis Ireland Limited
Tel: +353 1 260 12 55
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
Novartis Farma S.p.A.
Tel: +39 02 96 54 1
Κύπρος
Novartis Pharma Services Inc.
Τηλ: +357 22 690 690
Latvija
SIA Novartis Baltics
Tel: +371 67 887 070
Malta
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +356 2122 2872
Nederland
Novartis Pharma B.V.
Tel: +31 88 04 52 111
Norge
Sandoz A/S
Tlf: +45 63 95 10 00
Österreich
Novartis Pharma GmbH
Tel: +43 1 86 6570
Polska
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 375 4888
Portugal
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tel: +351 21 000 8600
România
Sandoz S.R.L.
Tel: +40 21 40751 60
Slovenija
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +386 1 300 75 50
Slovenská republika
Novartis Slovakia s.r.o.
Tel: +421 2 5542 5439
Suomi/Finland
Novartis Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200
Sverige
Sandoz A/S
Tel: +45 63 95 10 00
United Kingdom
(Northern Ireland)
Novartis
Ireland Limited
Tel: +44 1276 698370
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu
40
INFORMATIE VOOR DE PROFESSIONELE ZORGVERLENER
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg (zie
rubriek 3):
Hoe moet Aclasta bereid en toegediend worden?
-
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie is klaar voor gebruik.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik. Elke niet gebruikte oplossing moet weggegooid worden.
Uitsluitend heldere oplossing, vrij van deeltjes en verkleuring mag gebruikt worden. Aclasta mag niet
gemengd of intraveneus toegediend worden met andere geneesmiddelen en moet toegediend worden
via een aparte infusielijn met beluchting met een constante infusiesnelheid. De infusietijd mag niet
minder dan 15 minuten zijn. Aclasta mag niet in contact komen met andere calciumbevattende
oplossingen. Indien in de koelkast bewaard, moet de oplossing op kamertemperatuur gebracht worden
alvorens toe te dienen. Aseptische technieken moeten toegepast worden bij de voorbereiding van de
infusie. De infusie moet gebeuren volgens de standaard geneeskundige praktijk.
Hoe moet Aclasta worden bewaard?
-
-
-
-
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
doos en fles na EXP.
Voor de ongeopende fles zijn er geen speciale bewaarcondities.
Na openen van de fles moet het geneesmiddel onmiddellijk gebruikt worden om
microbiologische contaminatie te voorkomen. Indien het geneesmiddel niet onmiddellijk
gebruikt wordt, is de bewaartijd van de bereide oplossing en de omstandigheden vóór het
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en mag gewoonlijk niet langer zijn dan
24 uur bij 2 °C - 8 °C. Laat de oplossing, bewaard in de koelkast, op kamertemperatuur komen
voor toediening.
41
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke fles met 100 ml oplossing bevat 5 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
Elke ml van de oplossing bevat 0,05 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor infusie
Heldere en kleurloze oplossing.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Behandeling van osteoporose
bij postmenopauzale vrouwen
bij volwassen mannen
met een verhoogd risico op fracturen, inclusief degenen met een recente, laagenergetische
heupfractuur.
Behandeling van osteoporose geassocieerd met langdurige systemische glucocorticosteroïde therapie
bij postmenopauzale vrouwen
bij volwassen mannen
met een verhoogd risico op fracturen.
Behandeling van de botziekte van Paget bij volwassenen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Patiënten dienen voldoende gehydrateerd te zijn vóór de toediening van Aclasta. Dit is vooral
belangrijk voor ouderen ( 65 jaar) en voor patiënten die een diuretische behandeling krijgen.
Het wordt aanbevolen toereikend calcium en vitamine D in te nemen in combinatie met behandeling
met Aclasta.
Osteoporose
Voor de behandeling van postmenopauzale osteoporose, osteoporose bij mannen en de behandeling
van osteoporose geassocieerd met langdurige systemische glucocorticosteroïde therapie, bedraagt de
aanbevolen dosis één intraveneuze infusie van 5 mg Aclasta, eenmaal per jaar toegediend.
Contra-indicaties
-
Overgevoeligheid voor de werkzame stof, voor een van de bisfosfonaten of voor een van de in
rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
-
Patiënten met hypocalciëmie (zie rubriek 4.4).
-
Ernstige nierinsufficiëntie met een creatinineklaring < 35 ml/min (zie rubriek 4.4).
-
Zwangerschap en borstvoeding (zie rubriek 4.6).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Nierfunctie
Het gebruik van Aclasta bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 35 ml/min) is
gecontra-indiceerd wegens een verhoogd risico op nierfalen in deze populatie.
Nierinsufficiëntie is waargenomen na toediening van Aclasta (zie rubriek 4.8), met name bij patiënten
met een reeds bestaande nierfunctiestoornis of andere risicofactoren waaronder gevorderde leeftijd,
gelijktijdig gebruik van nefrotoxische geneesmiddelen, gelijktijdige diuretische behandeling (zie
rubriek 4.5) of dehydratie na Aclasta toediening. Nierinsufficiëntie werd waargenomen bij patiënten
na een éénmalige toediening. Zeldzame gevallen van nierfalen waarvoor dialyse nodig was of met een
dodelijke afloop zijn voorgekomen bij patiënten met onderliggende nierinsufficiëntie of met één van
de hierbovengenoemde risicofactoren.
De volgende voorzorgen dienen in acht genomen te worden om het risico op een nadelig effect op de
nieren te minimaliseren:
Creatinineklaring dient te worden berekend gebaseerd op het huidige lichaamsgewicht met
behulp van de Cockcroft-Gault-formule vóór elke Aclastadosering.
Tijdelijke stijging van serumcreatinine kan groter zijn bij patiënten met een onderliggende
verminderde nierfunctie.
Controle van serumcreatinine dient overwogen te worden bij risicopatiënten.
Aclasta dient met voorzichtigheid toegediend te worden in combinatie met geneesmiddelen die
invloed kunnen hebben op de nierfunctie (zie rubriek 4.5).
Patiënten, in het bijzonder oudere patiënten en zij die een diuretische behandeling krijgen,
dienen voldoende gehydrateerd te zijn vóór de toediening van Aclasta.
Een enkele dosis Aclasta mag niet hoger zijn dan 5 mg en de duur van de infusie moet ten
minste 15 minuten zijn (zie rubriek 4.2).
Hypocalciëmie
Een reeds bestaande hypocalciëmie moet behandeld worden door toereikende inname van calcium en
vitamine D vóór het starten van een behandeling met Aclasta (zie rubriek 4.3). Andere stoornissen van
het mineraal metabolisme moeten ook op gepaste wijze behandeld worden (bijv. verlaagde
parathyroïdreserve, intestinale calciummalabsorptie). Artsen dienen klinische observatie van deze
patiënten in overweging te nemen.
Een verhoogde bot `turnover' is kenmerkend voor de botziekte van Paget. Vanwege de snelle aanvang
van het effect van zoledroninezuur op de bot `turnover' kan zich voorbijgaande, soms
symptomatische, hypocalciëmie ontwikkelen, die gewoonlijk maximaal is binnen de eerste 10 dagen
na infusie van Aclasta (zie rubriek 4.8).
Sterkte van het geneesmiddel dat botresorptie remt (hoger risico voor zeer krachtige middelen),
toedieningsweg (hoger risico voor parenterale toediening) en cumulatieve dosis van
botresorptietherapie.
-
Kanker, comorbiditeiten (bijv. bloedarmoede, stollingsstoornissen, infectie), roken.
-
Gelijktijdige behandelingen: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers,
radiotherapie aan hoofd en nek.
-
Slechte mondhygiëne, periodontale ziekte, slecht passende gebitsprotheses, voorgeschiedenis
van tandziekte, invasieve tandheelkundige ingrepen, bijv. tandextracties.
Alle patiënten moeten aangemoedigd worden gedurende de behandeling met zoledroninezuur een
goede mondhygiëne aan te houden, routinematige gebitscontroles te ondergaan, en onmiddellijk alle
orale symptomen te melden zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, het niet genezen van zweren of
wondvocht. Tijdens de behandeling moet voorzichtigheid worden betracht bij het uitvoeren van
invasieve tandheelkundige ingrepen en dienen deze vermeden te worden kort voor of na de
behandeling met zoledroninezuur.
Het behandelschema voor patiënten die osteonecrose van het kaakbeen ontwikkelen, moet opgezet
worden in nauwe samenwerking tussen de behandelend arts en een tandarts of mondchirurg die
ervaren is in de behandeling van osteonecrose van het kaakbeen. Tijdelijke onderbreking van de
behandeling met zoledroninezuur moet overwogen worden totdat de aandoening is verbeterd en
bijdragende risicofactoren verminderd zijn waar mogelijk.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral in
samenhang met langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren voor osteonecrose van de
uitwendige gehoorgang zijn onder andere gebruik van steroïden en chemotherapie en/of lokale
risicofactoren zoals infectie of trauma. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van
osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij patiënten die bisfosfonaten toegediend krijgen en bij
wie oorsymptomen waaronder chronische oorinfecties optreden.
Infecties en parasitaire aandoeningen
Soms
Influenza, nasofaryngitis
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Soms
Anemie
Immuunsysteemaandoeningen
Niet bekend**
Overgevoeligheidsreacties waaronder
zeldzame gevallen van bronchospasme,
urticaria en angio-oedeem en zeer
zeldzame gevallen van anafylactische
reactie/shock
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Vaak
Hypocalciëmie*
Soms
Verminderde eetlust
Zelden
Hypofosfatemie
Psychische stoornissen
Soms
Insomnia
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Hoofdpijn, duizeligheid
Soms
Lethargie, paresthesie, slaperigheid,
tremor, syncope, dysgeusie
Oogaandoeningen
Vaak
Oculaire hyperemie
Soms
Conjunctivitis, oogpijn
Zelden
Uveïtis, episcleritis, iritis
Niet bekend**
Scleritis en paroftalmie
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen Soms
Vertigo
Hartaandoeningen
Vaak
Atriumfibrilleren
Soms
Palpitaties
Bloedvataandoeningen
Soms
Hypertensie, flushes
Niet bekend**
Hypotensie (sommige patiënten hadden
onderliggende risicofactoren)
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
Soms
Hoesten, dyspneu
mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Misselijkheid, braken, diarree
Soms
Dyspepsie, hoge buikpijn, buikpijn,
gastro-oesofageale reflux ziekte,
obstipatie, droge mond, oesofagitis,
tandpijn, gastritis#
Huid- en onderhuidaandoeningen
Soms
Rash, hyperhidrose, pruritus, erytheem
Skeletspierstelsel- en
Vaak
Myalgie, artralgie, botpijn, rugpijn, pijn
bindweefselaandoeningen
in extremiteiten
Soms
Nekpijn, stijfheid van skeletspieren,
zwelling van gewrichten, spierspasmen,
musculoskeletale pijn op de borst, pijn
van skeletspieren, stijve gewrichten,
artritis, spierzwakte
Zelden
Atypische subtrochantere en femur-
schachtfracturen (bijwerking van
bisfosfonaatklasse)
Zeer zelden
Osteonecrose van de uitwendige
gehoorgang (bijwerking van de
bisfosfonaatklasse)
Niet bekend**
Osteonecrose van het kaakbeen (zie
rubrieken 4.4 en 4.8 Klasse-effecten)
Soms
Verhoogd serumcreatinine, pollakisurie,
proteïnurie
Niet bekend**
Nierinsufficiëntie. Zeldzame gevallen
van nierfalen waarvoor dialyse nodig is
en zeldzame gevallen met dodelijke
afloop werden gerapporteerd bij
patiënten met een reeds bestaande
nierfunctiestoornis of andere
risicofactoren zoals gevorderde leeftijd,
gelijktijdige nefrotoxische
geneesmiddelen, gelijktijdige diuretische
behandeling of dehydratie tijdens de
post-infusieperiode (zie rubrieken 4.4 en
4.8 Klasse-effecten)
Algemene aandoeningen en
Zeer vaak
Pyrexie
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak
Influenza-achtige ziekte, rillingen,
vermoeidheid, asthenie, pijn, malaise,
reactie op plaats van injectie
Soms
Perifeer oedeem, dorst, acute fase reactie,
niet-cardiale pijn op de borst
Niet bekend**
Dehydratie als gevolg van
acutefasereacties (post-dosis symptomen
zoals pyrexie, braken en diarree)
Onderzoeken
Vaak
Verhoogd C-reactief eiwit
Soms
Verlaagd calcium in bloed
#
Gezien bij patiënten die gelijktijdig glucocorticosteroïden gebruiken.
*
Vaak bij de ziekte van Paget.
**
Gebaseerd op post-marketing gegevens. Op basis van beschikbare gegevens kan de frequentie niet
bepaald worden.
Waargenomen bij postmarketing ervaringen
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Boezemfibrillatie
In de HORIZON Pivotal Fracture Trial [PFT] (zie rubriek 5.1) was de totale incidentie van
boezemfibrilleren 2,5% (96 op 3.862) en 1,9% (75 op 3.852) bij patiënten op respectievelijk Aclasta
en placebo. Het percentage boezemfibrilleren gemeld als ernstige bijwerking was verhoogd bij
patiënten op Aclasta (1,3%) (51 van 3.862) in vergelijking met patiënten op placebo (0,6%) (22 van
3.852). Het mechanisme achter de verhoogde incidentie van boezemfibrilleren is niet bekend. In de
osteoporosestudies (PFT, HORIZON Recurrent Fracture Trial [RFT]) was de gepoolde incidentie
van boezemfibrilleren vergelijkbaar voor Aclasta (2,6%) en placebo (2,1%). De gepoolde incidentie
van boezemfibrilleren gemeld als ernstige bijwerking was 1,3% voor Aclasta en 0,8% voor placebo.
Klasse-effecten
Nierinsufficiëntie
Zoledroninezuur werd in verband gebracht met nierinsufficiëntie, die zich uit als verslechtering van de
nierfunctie (nl. verhoogd serumcreatinine) en in zeldzame gevallen als acuut nierfalen.
Nierinsufficiëntie werd waargenomen na de toediening van zoledroninezuur, vooral bij patiënten met
een reeds bestaande nierfunctiestoornis of bijkomende risicofactoren (bijv. gevorderde leeftijd,
oncologische patiënten met chemotherapie, gelijktijdige nefrotoxische geneesmiddelen, gelijktijdige
diuretische therapie, ernstige dehydratie). De meerderheid van deze patiënten kreeg een dosis van
4 mg elke 3-4 weken, maar de nierfunctiestoornis werd ook bij patiënten waargenomen na een
eenmalige toediening.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen voor behandeling van botaandoeningen,
bisfosfonaten, ATC-code: M05BA08
Werkingsmechanisme
Zoledroninezuur behoort tot de klasse van de stikstof bevattende bisfosfonaten en werkt hoofdzakelijk
op het bot. Het is een inhibitor van de osteoclast-gemedieerde botresorptie.
Farmacodynamische effecten
De selectieve werking van bisfosfonaten op het bot is gebaseerd op hun hoge affiniteit voor
gemineraliseerd bot.
Het voornaamste moleculaire aangrijpingspunt van zoledroninezuur in de osteoclast is het enzym
farnesylpyrofosfaatsynthase. De lange werkingsduur van zoledroninezuur is toe te schrijven aan de
hoge bindingsaffiniteit voor de actieve zijde van farnesylpyrofosfaat (FPP) synthase en de hoge
bindingsaffiniteit voor mineraal bot.
Een behandeling met Aclasta verminderde snel de snelheid van botombouw van verhoogde
postmenopauzale niveaus, waarbij het dal van de markers van resorptie na 7 dagen werd
waargenomen, en dat van de markers van botvorming na 12 weken. Daarna stabiliseerden de
botmarkers binnen het premenopauzale interval. Er was geen progressieve reductie van de markers
van botombouw bij een herhaalde jaarlijkse toediening.
Klinische werkzaamheid bij de behandeling van postmenopauzale osteoporose [PFT]
De werkzaamheid en veiligheid van Aclasta 5 mg eenmaal per jaar gedurende 3 opeenvolgende jaren
werden aangetoond bij postmenopauzale vrouwen (7.736 vrouwen tussen 65-89 jaar) met ofwel: een
femurhals botmineraaldichtheid (BMD) met een T-score -1,5 en tenminste twee milde of één matige
bestaande wervelfractu(u)r(en); of een femurhals BMD T-score -2,5 met of zonder bewijs van
bestaande wervelfractu(u)r(en). 85% van de patiënten was bisfosfonaat-naïef. Vrouwen die
geëvalueerd werden voor de incidentie van wervelfracturen kregen geen gelijktijdige
osteoporosebehandeling, wat wel toegestaan was voor vrouwen die bijdroegen tot de evaluaties van
heupfracturen en alle klinische fracturen. Gelijktijdige osteoporosebehandeling omvatte: calcitonine,
raloxifen, tamoxifen, hormonale substitutietherapie, tibolon; maar sloot andere bisfosfonaten uit. Alle
vrouwen kregen dagelijks 1.000 tot 1.500 mg elementaire calcium en 400 tot 1.200 IE vitamine D
supplementen.
Samenvatting van wervelfractuurwerkzaamheid na 12, 24 en 36 maanden
Resultaat
Aclasta
Placebo
Absolute reductie in
Relatieve reductie in
(%)
(%)
fractuurincidentie %
fractuurincidentie %
(BI)
(BI)
Ten minste één nieuwe
1,5
3,7
2,2 (1,4; 3,1)
60 (43, 72)**
wervelfractuur (0-1 jaar)
Ten minste één nieuwe
2,2
7,7
5,5 (4,4; 6,6)
71 (62, 78)**
wervelfractuur (0-2 jaar)
Ten minste één nieuwe
3,3
10,9
7,6 (6,3; 9,0)
70 (62, 76)**
wervelfractuur (0-3 jaar)
** p<0,0001
Met Aclasta behandelde patiënten van 75 jaar en ouder vertoonden 60% reductie van het risico op
wervelfracturen ten opzichte van patiënten op placebo (p<0,0001).
Effect op heupfracturen
Aclasta veroorzaakte een aanhoudend effect gedurende 3 jaar, wat resulteerde in 41% afname van het
risico op heupfracturen (95% BI, 17% tot 58%). De incidentie van heupfracturen was 1,44% voor de
met Aclasta behandelde patiënten in vergelijking met 2,49% voor de patiënten op placebo. De
risicoreductie was 51% in bisfosfonaat-naïeve patiënten en 42% in patiënten die een gelijktijdige
osteoporosetherapie mochten nemen.
Effecten op alle klinische fracturen
Alle klinische fracturen werden geverifieerd op basis van de radiologische en/of klinische bewijzen.
Een samenvatting van de resultaten is weergegeven in Tabel 3.
Tabel 3
Vergelijking tussen de behandelingen van de incidentie van belangrijkste klinische
fractuurvariabelen over 3 jaar
Resultaat
Aclasta
Placebo
Absolute reductie
Relatieve risico
(N=3.875)
(N=3.861)
in fractuur voorval
reductie in fractuur
voorval
voorval
graad %
incidentie
graad (%)
graad (%)
(BI)
% (BI)
Welke klinische fractuur dan ook 8,4
12,8
4,4 (3,0; 5,8)
33 (23; 42)**
(1)
Klinische wervelfractuur (2)
0,5
2,6
2,1 (1,5; 2,7)
77 (63; 86)**
Niet-wervelfractuur (1)
8,0
10,7
2,7 (1,4; 4,0)
25 (13; 36)*
*p-waarde <0,001, **p-waarde <0,0001
(1) Met uitzondering van vinger-, teen- en aangezichtsbreuken
(2) Inclusief klinische thorax en klinische lumbale wervelfracturen
Effect op botmineraaldichtheid (BMD)
Aclasta verhoogde significant de BMD ter hoogte van de lumbale wervelkolom, heup en distale
radius, ten opzichte van behandeling met placebo op alle tijdspunten (6, 12, 24 en 36 maanden).
Behandeling met Aclasta resulteerde in een BMD verhoging van de lumbale wervelkolom met 6,7%,
van de totale heup met 6,0%, van de femurhals met 5,1% en van de distale radius met 3,2%,
gedurende 3 jaar in vergelijking met placebo.
Vergelijking van de incidentie van de belangrijkste klinische fractuurvariabelen
tussen de behandelingen
Resultaat
Aclasta
Placebo
Absolute reductie
Relatieve risico
(N=1.065)
(N=1.062)
in fractuur
reductie in fractuur
incidentie
incidentie
incidentie %
incidentie
(%)
(%)
(BI)
% (BI)
Welke klinische fractuur dan ook 8,6
13,9
5,3 (2,3; 8,3)
35 (16; 50)**
(1)
Klinische wervelfractuur (2)
1,7
3,8
2,1 (0,5; 3,7)
46 (8; 68)**
Niet-wervelfractuur (1)
7,6
10,7
3,1 (0,3; 5,9)
27 (2; 45)*
*p-waarde <0,05; **p-waarde <0,01
(1) Met uitzondering van vinger-, teen- en aangezichtsfracturen
(2) Inclusief klinische thoracale en klinische lumbale wervelfracturen
De studie was niet opgezet om significante verschillen in heupfracturen te meten, maar er werd een
trend in reductie van nieuwe heupfracturen waargenomen.
De mortaliteit van welke oorsprong ook was 10% (101 patiënten) in de Aclasta groep vergeleken met
13% (141 patiënten) in de placebo groep. Dit komt overeen met een 28% risicoreductie van mortaliteit
van welke oorsprong ook (p=0,01).
De incidentie van vertraagde genezing van de heupfracturen was vergelijkbaar in Aclasta (34 [3,2%])
en placebo (29 [2,7%]).
Effect op botmineraaldichtheid (BMD)
Behandeling met Aclasta verhoogde in de HORIZON-RFT studie op alle tijdspunten significant de
BMD van de totale heup en femurhals, in vergelijking tot behandeling met placebo op alle tijdspunten.
Behandeling met Aclasta resulteerde in een BMD verhoging van 5,4% van de totale heup en met 4,3%
t.h.v. de femurhals gedurende 24 maanden in vergelijking tot placebo.
Klinische werkzaamheid in mannen
In de HORIZON-RFT studie werden 508 mannen gerandomiseerd en bij 185 patiënten werd een BMD
bepaald na 24 maanden. Na 24 maanden werd een vergelijkbare significante stijging van 3,6% in
totale heup BMD waargenomen bij patiënten behandeld met Aclasta, in vergelijking tot de effecten
waargenomen bij postmenopauzale vrouwen in de HORIZON-PFT studie. De power van de studie
was niet groot genoeg om een reductie in klinische fracturen bij mannen aan te tonen; de incidentie
van klinische fracturen was 7,5% bij mannen behandeld met Aclasta versus 8,7% voor placebo.
In een andere studie bij mannen (studie CZOL446M2308) was een jaarlijkse Aclasta-infusie non-
inferieur aan een wekelijkse toediening van alendronaat wat betreft het percentage verandering in
lumbaal wervelkolom BMD na 24 maanden ten opzichte van de baseline.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
mannitol
natriumcitraat
water voor injectie
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet in contact komen met calcium-bevattende oplossingen. Aclasta mag niet
gemengd of intraveneus toegediend worden met andere geneesmiddelen.
6.3 Houdbaarheid
Ongeopende fles: 3 jaar
Na opening: 24 uur bij 2°C - 8°C.
Vanuit microbiologisch standpunt moet het product onmiddellijk gebruikt worden. Indien het niet
onmiddellijk gebruikt wordt, is de bewaartijd van de bereide oplossing en de omstandigheden vóór
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en mag gewoonlijk niet langer zijn dan 24 uur bij
2 °C - 8 °C.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na opening, zie rubriek 6.3.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
100 ml oplossing in een transparante plastic fles (cycloolefine polymeer) met een fluoro-polymeer
omhulde bromobutyl rubberen stop en een aluminium/polypropyleen dop met een afklikbare
component.
Aclasta wordt geleverd in eenheidverpakking met één fles of in meervoudige verpakkingen met
vijf verpakkingen die elk één fles bevatten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Uitsluitend voor éénmalig gebruik.
Enkel een heldere oplossing, vrij van deeltjes en verkleuring mag gebruikt worden.
Indien bewaard in de koelkast, moet de oplossing op kamertemperatuur gebracht worden alvorens toe
te dienen. Aseptische technieken moeten gevolgd worden tijdens de bereiding van de infusie.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/05/308/001
EU/1/05/308/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 15 april 2005
Datum van laatste verlenging: 19 januari 2015
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Novartis Pharma GmbH
Roonstraße 25
D-90429 Nürnberg
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder moet garanderen dat het educatieve programma geïmplementeerd voor de
toegekende indicaties van de behandeling van osteoporose bij postmenopauzale vrouwen en bij
mannen met een verhoogd risico op fracturen, waaronder degenen met een recente, laagenergetische
heupfractuur, en behandeling van osteoporose geassocieerd met langdurige systemische
glucocorticosteroïde therapie bij postmenopauzale vrouwen en bij mannen met een verhoogd risico op
fracturen is aangepast. De volgende documenten opgenomen zijn in het patiënteninformatiepakket:
Patiëntenbijsluiter
Patiëntenherinneringskaart over osteonecrose van het kaakbeen
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
zoledroninezuur
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke fles van 100 ml bevat 5 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Mannitol, natriumcitraat en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie
1 fles van 100 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na opening: 24 uur bij 2°C - 8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/05/308/001
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
zoledroninezuur
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 fles bevat 5 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Mannitol, natriumcitraat en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie
100 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na opening: 24 uur bij 2°C - 8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/05/308/001
Eénheidsverpakking
EU/1/05/308/002
Meervoudige verpakking
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
zoledroninezuur
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke fles van 100 ml bevat 5 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Mannitol, natriumcitraat en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie
1 fles van 100 ml
Onderdeel van een meervoudige verpakking. Mag niet afzonderlijk verkocht worden.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na opening: 24 uur bij 2°C - 8°C.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/05/308/002
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE
GEGEVENS
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
zoledroninezuur
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke fles van 100 ml bevat 5 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Mannitol, natriumcitraat en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor infusie
Meervoudige verpakking: 5 flessen, elke fles met 100 ml.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na opening: 24 uur bij 2°C - 8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/05/308/002
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
B. BIJSLUITER
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie
zoledroninezuur
Lees goed de hele bijsluiter voordat dit geneesmiddel aan u wordt toegediend want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter:
1.
Wat is Aclasta en waarvoor wordt dit middel toegediend?
2.
Wanneer mag dit middel niet aan u toegediend worden of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Aclasta en waarvoor wordt dit middel toegediend?
Aclasta bevat het werkzaam bestanddeel zoledroninezuur. Het behoort tot een groep geneesmiddelen
die bisfosfonaten genoemd wordt en wordt gebruikt voor het behandelen van postmenopauzale
vrouwen en volwassen mannen met osteoporose of osteoporose veroorzaakt door corticosteroïden
gebruikt om ontstekingen te behandelen en de botziekte van Paget bij volwassenen.
Osteoporose
Osteoporose is een ziekte waarbij de botten zwakker en brozer worden, wat vaak voorkomt bij
vrouwen na de overgang, maar ook kan voorkomen bij mannen. Tijdens de overgang stoppen de
eierstokken van de vrouw met het aanmaken van het vrouwelijke hormoon oestrogeen, dat helpt om de
botten gezond te houden. Na de overgang treedt botverlies op, de botten worden brozer en breken
makkelijker. Osteoporose kan ook bij mannen en vrouwen voorkomen ten gevolge van het langdurig
gebruik van steroïden, wat een effect kan hebben op de sterkte van botten. Veel patiënten met
osteoporose hebben geen ziekteverschijnselen maar lopen toch risico op botbreuken omdat
osteoporose hun botten brozer heeft gemaakt. Verlaagde concentraties van geslachtshormonen in het
bloed, met name oestrogenen die omgezet worden uit androgenen, spelen ook een rol in het meer
geleidelijk botverlies dat waargenomen wordt bij mannen. Zowel bij vrouwen als bij mannen versterkt
Aclasta het bot en zorgt ervoor dat het minder snel breekt. Aclasta wordt ook gebruikt bij patiënten die
recent hun heup hebben gebroken na een klein ongeluk zoals een val en hierdoor een hoger risico
lopen op volgende botbreuken.
Botziekte van Paget
Het is normaal dat oud bot verwijderd en vervangen wordt door nieuw bot. Dit proces noemt men
remodellering. Bij de ziekte van Paget gebeurt de remodellering te snel en wordt nieuw bot op een
verstoorde manier gevormd, waardoor het zwakker wordt dan normaal. Indien de ziekte niet
behandeld wordt, kunnen de botten misvormd en pijnlijk worden, en bestaat de kans dat deze breken.
Aclasta werkt door de remodellering weer normaal te maken, waardoor de vorming van normaal bot
wordt bewerkstelligd en zo de sterkte van het bot herstelt.
Wanneer mag dit middel niet aan u toegediend worden of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Volg zorgvuldig alle instructies op die uw arts, apotheker of verpleegkundige u geeft voor de
toediening van Aclasta.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
-
u bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
u heeft hypocalciëmie (dit betekent dat de calciumwaarden in uw bloed te laag zijn).
-
u heeft ernstige nierproblemen.
-
u bent zwanger.
-
u geeft borstvoeding.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel toegediend krijgt:
-
als u behandeld wordt met een geneesmiddel dat zoledroninezuur bevat, wat ook de werkzame
stof is van Aclasta (zoledroninezuur wordt gebruikt bij volwassen patiënten met bepaalde
vormen van kanker om botcomplicaties te voorkomen of de hoeveelheid calcium te
verminderen).
-
als u een nierprobleem heeft of heeft gehad.
-
als u niet dagelijks calciumsupplementen kunt innemen.
-
als bij u sommige of alle bijschildklieren in uw hals operatief verwijderd zijn.
-
als delen van uw darm verwijderd zijn.
Een bijwerking genaamd osteonecrose van het kaakbeen (botschade in de kaak) werd gemeld bij
patiënten die, na het op de markt brengen, met Aclasta (zoledroninezuur) behandeld werden voor
osteoporose. Osteonecrose van het kaakbeen kan ook optreden na stopzetting van de behandeling.
Het is belangrijk om te proberen osteonecrose van het kaakbeen te vermijden aangezien het een
pijnlijke aandoening is die moeilijk te behandelen kan zijn. Om het risico op het optreden hiervan te
verminderen, zijn er enkele voorzorgen die u moet nemen.
Voordat u Aclasta krijgt, moet u uw arts, apotheker of verpleegkundige informeren als:
-
u problemen heeft met uw mond of tanden, zoals een slechte mondgezondheid, ziekte van uw
tandvlees of geplande tandextractie;
-
u geen routinematige mondzorg krijgt of gedurende lange tijd geen gebitscontrole heeft gehad;
-
u rookt (aangezien dit het risico op tandproblemen kan verhogen);
-
u eerder behandeld werd met een bisfosfonaat (gebruikt om botaandoeningen te behandelen of
voorkomen);
-
u geneesmiddelen genaamd corticosteroïden inneemt (zoals prednisolon of dexamethason);
-
u kanker heeft.
Uw arts kan u vragen een tandheelkundig onderzoek te ondergaan voordat u de behandeling met
Aclasta begint.
Terwijl u behandeld wordt met Aclasta moet u een goede mondhygiëne aanhouden (waaronder
regelmatig tanden poetsen) en moet uw gebit regelmatig worden gecontroleerd. Als u een kunstgebit
draagt, moet u zeker zijn dat deze goed past. Als u onder tandheelkundige behandeling bent of gepland
staat voor tandchirurgie (bijv. tanden trekken), moet u uw arts informeren over de tandheelkundige
behandeling en uw tandarts vertellen dat u Aclasta krijgt. Neem onmiddellijk contact op met uw arts
en tandarts als u problemen ervaart met uw mond of tanden zoals losse tanden, pijn of zwelling, of het
niet genezen van zweren of wondvocht, aangezien dit tekenen kunnen zijn van osteonecrose van het
kaakbeen.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Volg zorgvuldig alle instructies op die uw arts of verpleegkundige u gegeven heeft. Twijfelt u over het
juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Osteoporose
De gebruikelijke dosering is 5 mg, toegediend door uw arts of verpleegkundige één keer per jaar als
een infuus in een ader. De infusie zal ten minste 15 minuten duren.
Indien u recent uw heup heeft gebroken, dan wordt het aanbevolen dat Aclasta twee of meer weken na
uw heupoperatie wordt toegediend.
Het is belangrijk calcium en vitamine D supplementen (bijv. tabletten) te nemen, zoals
voorgeschreven door uw arts.
Voor osteoporose werkt Aclasta gedurende één jaar. Uw arts zal u laten weten wanneer u terug moet
komen voor uw volgende dosis.
Ziekte van Paget
Voor de behandeling van de ziekte van Paget dient Aclasta uitsluitend te worden voorgeschreven door
artsen met ervaring in de behandeling van de botziekte van Paget.
De gebruikelijke dosering is 5 mg, toegediend als één initiële infusie in een ader door uw arts of
verpleegkundige. De infusie zal ten minste 15 minuten duren. Aclasta kan langer dan één jaar
werkzaam zijn en uw arts zal u laten weten of u opnieuw moet worden behandeld.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Bijwerkingen gerelateerd aan de eerste infusie komen zeer vaak voor (treden op bij meer dan 30% van
de patiënten) maar zij komen minder vaak voor na de daaropvolgende infusies. De meerderheid van de
bijwerkingen, zoals koorts en rillingen, pijn in spieren en gewrichten, en hoofdpijn, treden op binnen
de eerste drie dagen na de toediening van Aclasta. De symptomen zijn gewoonlijk mild tot matig en
verdwijnen binnen drie dagen. Uw arts kan u aanraden een milde pijnstiller te nemen zoals ibuprofen
of paracetamol om deze bijwerkingen te verminderen. De kans dat deze bijwerkingen optreden neemt
af bij volgende Aclasta doses.
Sommige bijwerkingen kunnen ernstig zijn
Vaak (kan tot 1 op de 10 mensen treffen)
Onregelmatig hartritme (boezemfibrilleren) werd opgemerkt bij patiënten die Aclasta kregen ter
behandeling van postmenopauzale osteoporose. Het is momenteel niet duidelijk of Aclasta dit
onregelmatig hartritme veroorzaakt, maar u moet dit uw arts melden als u dergelijke symptomen
ervaart na toediening van Aclasta.
Soms (kan tot 1 op de 100 mensen treffen)
Zwelling, roodheid, pijn en jeuk aan de ogen of gevoeligheid van de ogen voor licht.
Zeer zelden (kan tot 1 op de 10.000 mensen treffen)
Neem contact op met uw arts als u oorpijn, uitscheiding uit het oor en/of een oorinfectie hebt. Dit
kunnen tekenen van botschade in het oor zijn.
Niet bekend (frequentie kan niet worden geschat op basis van de beschikbare gegevens)
Pijn in de mond en/of kaak, zwelling of niet genezende zweren in de mond of kaak, wondvocht,
gevoelloosheid of een gevoel van zwaarte in de kaak of het loskomen van een tand: dit kunnen
tekenen zijn van botschade in het kaakbeen (osteonecrose). Vertel het onmiddellijk aan uw arts en
tandarts als u dergelijke symptomen ervaart wanneer u behandeld wordt met Aclasta of na stopzetting
van de behandeling.
Hoe bewaart u dit middel?
Uw arts, apotheker of verpleegkundige weet hoe Aclasta het beste bewaard kan worden.
-
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
-
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos
en fles na EXP.
-
Voor de ongeopende fles zijn er geen speciale bewaarcondities.
-
Na openen van de fles dient het product onmiddellijk te worden gebruikt om microbiële
besmetting te voorkomen. Indien niet onmiddellijk gebruikt, is de bewaartijd van de bereide
oplossing en de omstandigheden vóór gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en mag
gewoonlijk niet langer zijn dan 24 uur bij 2°C - 8°C. Laat de gekoelde oplossing op
kamertemperatuur komen voor toediening.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is zoledroninezuur. Elke fles met 100 ml oplossing bevat 5 mg
zoledroninezuur (als monohydraat).
Eén ml oplossing bevat 0,05 mg zoledroninezuur (als monohydraat).
-
De andere stoffen in dit middel zijn mannitol, natriumcitraat en water voor injectie.
Hoe ziet Aclasta eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Aclasta is een heldere en kleurloze oplossing. Het is beschikbaar in plastic flessen van 100 ml als kant-
en-klare oplossing voor infusie. Het wordt geleverd in verpakkingen met één fles als
eenheidsverpakking of in meervoudige verpakkingen bestaande uit vijf verpakkingen, die elk één fles
bevatten. Het kan voorkomen dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Novartis Pharma GmbH
Roonstraße 25
D-90429 Nürnberg
Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Novartis Pharma N.V.
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Tel: +370 5 269 16 50
Luxembourg/Luxemburg
Novartis Bulgaria EOOD
Novartis Pharma N.V.
: +359 2 489 98 28
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Ceská republika
Magyarország
Novartis s.r.o.
Novartis Hungária Kft.
Tel: +420 225 775 111
Tel.: +36 1 457 65 00
Malta
Sandoz A/S
Novartis Pharma Services Inc.
Tlf: +45 63 95 10 00
Tel: +356 2122 2872
Deutschland
Nederland
Novartis Pharma GmbH
Novartis Pharma B.V.
Tel: +49 911 273 0
Tel: +31 88 04 52 111
Eesti
Norge
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Sandoz A/S
Tel: +372 66 30 810
Tlf: +45 63 95 10 00
Österreich
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Novartis Pharma GmbH
: +30 210 281 17 12
Tel: +43 1 86 6570
España
Polska
BEXAL FARMACÉUTICA, S.A.
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel: +34 900 456 856
Tel.: +48 22 375 4888
France
Portugal
Sandoz
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tél: +33 800 45 57 99
Tel: +351 21 000 8600
Hrvatska
România
Novartis Hrvatska d.o.o.
Sandoz S.R.L.
Tel. +385 1 6274 220
Tel: +40 21 40751 60
Ireland
Slovenija
Novartis Ireland Limited
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +353 1 260 12 55
Tel: +386 1 300 75 50
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Novartis Slovakia s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 5542 5439
Italia
Suomi/Finland
Novartis Farma S.p.A.
Novartis Finland Oy
Tel: +39 02 96 54 1
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200
Sverige
Novartis Pharma Services Inc.
Sandoz A/S
: +357 22 690 690
Tel: +45 63 95 10 00
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Novartis Baltics
Novartis Ireland Limited
Tel: +371 67 887 070
Tel: +44 1276 698370
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu
Aclasta 5 mg oplossing voor infusie is klaar voor gebruik.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik. Elke niet gebruikte oplossing moet weggegooid worden.
Uitsluitend heldere oplossing, vrij van deeltjes en verkleuring mag gebruikt worden. Aclasta mag niet
gemengd of intraveneus toegediend worden met andere geneesmiddelen en moet toegediend worden
via een aparte infusielijn met beluchting met een constante infusiesnelheid. De infusietijd mag niet
minder dan 15 minuten zijn. Aclasta mag niet in contact komen met andere calciumbevattende
oplossingen. Indien in de koelkast bewaard, moet de oplossing op kamertemperatuur gebracht worden
alvorens toe te dienen. Aseptische technieken moeten toegepast worden bij de voorbereiding van de
infusie. De infusie moet gebeuren volgens de standaard geneeskundige praktijk.
Hoe moet Aclasta worden bewaard?
-
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
-
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
doos en fles na EXP.
-
Voor de ongeopende fles zijn er geen speciale bewaarcondities.
-
Na openen van de fles moet het geneesmiddel onmiddellijk gebruikt worden om
microbiologische contaminatie te voorkomen. Indien het geneesmiddel niet onmiddellijk
gebruikt wordt, is de bewaartijd van de bereide oplossing en de omstandigheden vóór het
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en mag gewoonlijk niet langer zijn dan
24 uur bij 2 °C - 8 °C. Laat de oplossing, bewaard in de koelkast, op kamertemperatuur komen
voor toediening.