Aripiprazole zentiva 15 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
Elke tablet bevat 5 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 33 mg lactose (als monohydraat).
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
Elke tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 66 mg lactose (als monohydraat).
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
Elke tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 99 mg lactose (als monohydraat).
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
Elke tablet bevat 30 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 198 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
Tablet
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
Witte tot gebroken witte, ronde, platte, ongecoate tabletten met schuine randen, met ‘5’ ingestanst aan
één zijde, zonder markering aan de andere zijde en met een diameter van ongeveer 6 mm.
FARMACEUTISCHE VORM
2
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
Witte tot gebroken witte, ronde, platte, ongecoate tabletten, met ‘10’ ingestanst aan één zijde, een
breukstreep aan de andere zijde en met een diameter van ongeveer 8 mm.
De breukstreep dient niet om de tablet te breken.
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
Witte tot gebroken witte, ronde, platte, ongecoate tabletten met schuine randen, met ‘15’ ingestanst
aan één zijde, vlak aan de andere zijde en met een diameter van ongeveer 8,8 mm.
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
Witte tot gebroken witte capsulevormige ongecoate tabletten, met ‘30’ ingestanst aan één zijde en een
breukstreep aan de andere zijde en met afmetingen van ongeveer 15,5 x 8 mm.
De breukstreep dient niet om de tablet te breken.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassenen en jongeren
met een leeftijd van 15 jaar en ouder.
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige manische episodes bij
een bipolaire I-stoornis en voor de preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen die
voorheen voornamelijk manische episodes hadden en bij wie deze manische episodes reageerden op
de behandeling met aripiprazol (zie rubriek 5.1).
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling gedurende maximaal 12 weken van matige tot
ernstige manische episodes in bipolaire I-stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
(zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
Schizofrenie
De aanbevolen aanvangsdosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag of 15 mg/dag met een
onderhoudsdosering van 15 mg/dag, éénmaal daags toegediend, onafhankelijk van maaltijden.
Aripiprazol Zentiva is effectief in een doseringsbereik van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verhoogde
werkzaamheid bij doseringen hoger dan een dagelijkse dosis van 15 mg is niet aangetoond, hoewel
individuele patiënten voordeel kunnen hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag
de 30 mg niet overschrijden.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis
De aanbevolen aanvangsdosering voor Aripiprazol Zentiva is eenmaal daags 15 mg als monotherapie
of als combinatietherapie, onafhankelijk van maaltijden (zie rubriek 5.1). Sommige patiënten kunnen
voordeel hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Preventie van recidiverende manische episodes bij bipolaire I-stoornis
Voor de preventie van recidiverende manische episodes bij patiënten die aripiprazol hebben gehad als
monotherapie of combinatietherapie, dient de therapie te worden voortgezet met dezelfde dosering.
3
Aanpassing van de dagelijkse dosering, inclusief een dosisreductie, dient te worden overwogen op
basis van de klinische status.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie in jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
De aanbevolen dosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag toegediend op een éénmaal daags
schema,, onafhankelijk van maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik
makend van een geschikt aripiprazol bevattend geneesmiddel) gedurende 2 dagen, getitreerd naar
5 mg gedurende de 2 opeenvolgende dagen om de aanbevolen dosering van éénmaal daags 10 mg te
bereiken. Indien van toepassing, dienen dosisverhogingen toegediend te worden in stappen van 5 mg
zonder de maximale dagelijkse dosis van 30 mg te overschrijden (zie rubriek 5.1).
Aripiprazol Zentiva is werkzaam bij een dosis van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verbeterde
werkzaamheid bij hogere dosis dan de dagelijkse 10 mg is niet vastgesteld, hoewel individuele
patiënten mogelijk baat hebben bij een hogere dosis.
Aripiprazol Zentiva wordt niet aanbevolen voor gebruik bij schizofreniepatiënten jonger dan 15 jaar
vanwege gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis bij adolescenten met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De aanbevolen dosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag eenmaal daags toegediend,
onafhankelijk van maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik makend van een
geschikt aripiprazol bevattend geneesmiddel) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de
2 daaropvolgende dagen om de aanbevolen dagelijkse dosis van 10 mg te bereiken.
De duur van de behandeling dient beperkt te worden tot de tijd die nodig is om de symptomen onder
controle te krijgen en mag niet langer zijn dan 12 weken. Verhoogde werkzaamheid bij doses hoger
dan de dagelijkse dosis van 10 mg is niet aangetoond en een dagelijkse dosis van 30 mg gaat gepaard
met een aanzienlijk hogere incidentie van aanzienlijke bijwerkingen, zoals aan EPS (extrapiramidale
symptomen) gerelateerde bijwerkingen, slaperigheid, vermoeidheid en gewichtstoename (zie
rubriek 4.8 ). Doseringen hoger dan 10 mg/dag moeten daarom alleen worden gebruikt in
uitzonderlijke gevallen en onder nauwgezette klinische controle(zie rubriek 4.4, 4.8 en 5.1).
Jongere patiënten hebben een verhoogd risico op bijwerkingen geassocieerd met aripiprazol. Daarom
wordt Aripiprazol Zentiva niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten die jonger zijn dan 13 jaar (zie
rubriek 4.8 en 5.1).
Prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol bij kinderen en adolescenten met een leeftijd jonger
dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in
rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 tot
18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in
rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
4
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol voor de behandeling van schizofrenie of manische
episodes bij bipolaire I-stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4- of CYP2D6-remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4- of CYP2D6-remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4-inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4-inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
Aripiprazol Zentiva is voor oraal gebruik.
De orodispergeerbare tabletten kunnen bij patiënten die moeite hebben met het doorslikken van de
Aripiprazol Zentiva tabletten als alternatief worden gebruikt voor Aripiprazol Zentiva tabletten (zie
ook rubriek 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
5
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne.
Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn gemeld bij het gebruik van antipsychotica.
Aangezien patiënten die behandeld worden met antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen
voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren van VTE te worden geïdentificeerd voor en tijdens de
behandeling met aripiprazol en dienen voorzorgsmaatregelen genomen te worden.
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging vergelijkbaar met die van
placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij patiënten met een familie-
anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt, tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazol werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
zijn tijdens de behandeling met aripiprazol zeldzame gevallen van MNS gemeld. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
hartritmestoornissen). Bijkomende tekenen kunnen zijn: verhoogd creatinine fosfokinase,
myoglobinurie (rhabdomyolyse) en acuut nierfalen. Echter verhoogde creatinine fosfokinase en
rhabdomyolyse, niet noodzakelijkerwijs geassocieerd met MNS, zijn ook gemeld. Indien een patiënt
aanwijsbare tekenen en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder
bijkomende klinische manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol te
worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van:
56 tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden, waren de
6
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (bv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectieuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
84 jaar; variërend van: 78 tot 88 jaar). In totaal zijn in deze onderzoeken bij 1,3 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
behandeld werden, een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er, in
vergelijking met placebo, geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes) of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte) en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, gekenmerkt door allergische symptomen, kunnen voorkomen met
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
Gewichtstoename
Gewichtstoename wordt vaak gezien bij patiënten met schizofrenie en bipolaire manie als gevolg van
comorbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt, gaat het
meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn
in verband gebracht
met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
7
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
gokken, seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten of andere vormen van
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van bipolaire I-stoornis en ADHD, zijn er zeer beperkte
veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia; daarom dient
men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend.
Vallen
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).
Lactose
Aripiprazol Zentiva tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als
galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie, dienen dit
geneesmiddel niet te gebruiken.
Natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Als gevolg van de antagonerende werking op de α
1-
adrenerge receptor, kan aripiprazol mogelijk het
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het centraal zenuwstelsel (CZS), is voorzichtigheid op
zijn plaats bij combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlenging of verstoring van de elektrolytenbalans is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om aripiprazol te beïnvloeden
Een maagzuurremmer, de H2-antagonist famotidine, vermindert de absorptiesnelheid van aripiprazol,
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd.
8
Aripiprazol wordt via meerdere routes gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4
wel, maar de CYP1A enzymen geen rol spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP2D6
(kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de C
max
onveranderd was. De AUC en C
max
van
dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en 47 %. De dosering
van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering indien
aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere sterke remmers van CYP2D6, zoals
fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP3A4
(ketoconazol) de AUC en C
max
van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De AUC en C
max
van
dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte
CYP2D6-metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in
hogere plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide
CYP2D6-metaboliseerders. Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke CYP3A4
remmers gelijktijdig met aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de potentiële
risico's voor de patiënt overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met aripiprazol
plaatsvindt, dient de aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de
voorgeschreven dosering. Van andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en HIV-
protease-remmers, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast (zie rubriek 4.2).
Na stopzetting van de CYP2D6- of CYP3A4-remmer, dient de dosis van aripiprazol te worden
verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de combinatietherapie.
Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem) of CYP2D6 (b.v. escitalopram) gelijktijdig
met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de plasmaconcentraties aripiprazol
worden verwacht.
Carbamazepine en andere CYP3A4-inductoren
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol
aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis, waren de geometrische gemiddelden van
de C
max
en AUC voor aripiprazol respectievelijk 68 % en 73 % lager in vergelijking met de toediening
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de C
max
en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol.
De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol
met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige toediening van aripiprazol en andere inductoren van
CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne, fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st.
Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen
daarom te worden toegepast. Na het staken van de sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering.
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
In klinische studies hadden doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant effect op
het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio), CYP2C9
9
(warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden aripiprazol en
dehydro-aripiprazol
in vitro
geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemediëerd metabolisme. Aldus,
is het onwaarschijnlijk dat aripiprazol door deze enzymen gemediëerde klinisch belangrijke
geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-noradrenalineheropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek.4.8).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoewel een causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in de dierstudies ontstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
Pasgeboren baby’s die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby’s moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
Aripiprazol/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).
10
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren acathisie en
nausea, allemaal voorkomend in meer dan 3 % van de patiënten behandeld met oraal aripiprazol.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak (≥ 1/10),
vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1 000, < 1/100), zelden (≥ 1/10 000, < 1/1 000), zeer zelden
(< 1/10 000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Immuunsysteemaan
doeningen
Vaak
Soms
Niet bekend
Leukopenie
Neutropenie
Trombocytopenie
Allergische reactie (bijv.
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus
allergisch of urticaria)
Diabetisch hyperosmolair
coma
Diabetische ketoacidose
Hyponatriëmie
Anorexie
Zelfmoordpoging,
zelfmoordgedachte en gelukte
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Endocriene
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoor-
nissen
Psychische
stoornissen
Diabetes mellitus
Insomnia
Angst
Rusteloosheid
Hyperprolactinemie
Bloed prolactine
verlaagd
Hyperglykemie
Depressie
Hyperseksualiteit
11
Zenuwstelselaan-
doeningen
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Vaak
Acathisie
Extrapiramidale
aandoening
Tremor
Hoofdpijn
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Gezichtsvermoge
n wazig
Soms
Tardieve dyskinesie
Dystonie
Restless legs-
syndroom
Niet bekend
Neuroleptisch maligne
syndroom
Grand mal convulsie
Serotoninesyndroom
Spraakstoornis
Diplopie
Fotofobie
Tachycardie
Oculogyrische crisis
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Veneuze trombo-embolie (met
inbegrip van longembolie en
diepe veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Aspiratie pneumonie
Laryngospasme
Orofarynxspasme
Pancreatitis
Dysfagie
Diarree
Abdominaal ongemak
Maagongemak
Leverfalen
Hepatitis
Geelzucht
Rash
Fotosensitiviteitsreactie
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Rabdomyolyse
Myalgie
Stijfheid
Urine-incontinentie
Urineretentie
Geneesmiddelontwenningsvers
chijnselen-syndroom,
neonataal (zie rubriek 4.6)
Priapisme
Bloedvataandoen-
ingen
Orthostatische
hypotensie
Ademhalingsstelsel-
, borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Hik
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaan-
doeningen
Constipatie
Dyspepsie
Nausea
Speekselhypersec
retie
Braken
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
Nier- en
urinewegaan-
doeningen
Zwangerschap,
perinatale periode
en puerperium
Voortplantingsstel-
sel- en
borstaandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Vermoeidheid
Temperatuursregelingsstoornis
(bijv. hypothermie, pyrexie)
Borstkaspijn
Perifeer oedeem
12
Onderzoeken
Vaak
Soms
Niet bekend
Gewicht verlaagd
Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gammaglutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloed glucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloed-glucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volwassenen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie
– in een lange termijn 52 weken durend gecontroleerd onderzoek hadden met aripiprazol
behandelde patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme,
acathisie, dystonie en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een
lange termijn 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS voor met
aripiprazol behandelde patiënten 19 % en voor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een ander
lange termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 % voor met
aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire 1-stoornis
- in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3% bij de met
haloperidol behandelde patiënten. In een ander 12 weken durend onderzoek was de incidentie van EPS
26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten. In de
lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
Dystonie
Klasse-effect – Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
Prolactine
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
13
Laboratoriumparameters
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten op zichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
In een korte termijnduur placebogecontroleerde klinische studie met 302 jongeren (13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, waren de frequentie en het type bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen, behalve in de volgende gevallen die vaker werden gemeld bij jongeren die aripiprazol
toegediend kregen dan volwassenen die aripiprazol toegediend kregen (en vaker dan placebo):
slapeloosheid/sedatie en extrapiramidale symptomen werden zeer vaak (≥ 1/10) gemeld, en droge
mond, toegenomen eetlust, en orthostatische hypotensie werden vaak gemeld (≥ 1/100, < 1/10).
Het veiligheidsprofiel in een 26 weken durende open-label verlengde studie was gelijk aan die van de
korte-termijn, placebo gecontroleerde studie.
Het veiligheidsprofiel in een dubbelblinde, placebogecontroleerde langetermijnstudie was ook
vergelijkbaar, afgezien van de volgende reacties die vaker gemeld werden dan bij pediatrische
patiënten die placebo kregen: gewichtsafname, verhoogde insulinespiegel in het bloed,
hartritmestoornissen en leukopenie werden vaak gemeld (≥ 1/100, < 1/10).
In de gepoolde adolescente schizofrenie populatie (13 tot 17 jaar) die tot 2 jaar zijn blootgesteld, was
de incidentie van laag serum prolactine spiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml)
respectievelijk 29,5 % en 48,3 %.
In de populatie adolescente patiënten (leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie, die gedurende
maximaal 72 maanden waren blootgesteld aan 5 mg tot 30 mg aripiprazol, bedroeg de incidentie van
verlaagde serumprolactinegehaltes bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml) respectievelijk
25,6 % en 45,0 %.
Tijdens twee langetermijnstudies bij adolescente (13 tot 17 jaar) patiënten met schizofrenie en met
bipolaire stoornis die met aripiprazol behandeld werden, was de incidentie van lage prolactinespiegels
in serum bij vrouwelijke patiënten (< 3 ng/ml) en mannelijke patiënten (< 2 ng/ml) respectievelijk
37,0 % en 59,4 %.
Manische episodes bij bipolaire 1-stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De frequentie en het type bijwerkingen bij jongeren met bipolaire 1-stoornis waren vergelijkbaar met
deze bij volwassenen, behalve voor de volgende reacties: zeer vaak (≥ 1/10) slaperigheid (23,0 %),
extrapiramidale stoornis (18,4 %), acathisie (16,0 %), en vermoeidheid (11,8 %); en vaak (≥ 1/100,
< 1/10) pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, toegenomen eetlust,
spiertrekkingen, en dyskinesie.
De volgende bijwerkingen hadden een mogelijke dosis-responsrelatie; extrapiramidale symptomen
(incidenties waren 10 mg, 9,1 %; 30 mg, 28,8 %; placebo, 1,7 %); en acathisie (incidenties waren
10 mg, 12,1 %; 30 mg, 20,3 %; placebo, 1,7 %).
Gemiddelde veranderingen in lichaamsgewicht bij adolescenten met bipolaire I stoornis na 12 en
30 weken waren voor aripiprazol 2,4 kg en 5,8 kg en voor placebo 0,2 kg en 2,3 kg, respectievelijk.
In de pediatrische populatie werden slaperigheid en vermoeidheid vaker opgemerkt bij patiënten met
een bipolaire stoornis dan bij patiënten met schizofrenie.
In de pediatrische bipolaire populatie (10 tot 17 jaar) met een blootstelling tot 30 weken was de
incidentie van lage serumprolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml) 28,0 %
en 53,3 %, respectievelijk.
14
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketingervaring veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1 260 mg bij volwassen patiënten
geen fatale ongelukken. De potentieel medisch belangrijke signalen en symptomen waren o.a.
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue electrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
arrhytmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dienen
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de C
max
van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I-stoornis
wordt gemedieerd door een combinatie van partieel agonisme op de dopamine D
2
- en serotonine
5-HT
1A
-receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT
2A
-receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont
in vitro
hoge
15
bindingsaffiniteit voor dopamine D
2
en D
3
, serotonine 5-HT
1A
en 5-HT
2A
-receptoren en gemiddelde
affiniteit voor dopamine D
4
, serotonine 5-HT
2C
en 5-HT
7
, alfa-1-adrenerge- en histamine
H
1
-receptoren. Aripiprazol vertoont ook gemiddelde bindingsaffiniteit voor de serotonine heropname
locatie en geen merkbare affiniteit voor muscarine receptoren. Interactie met andere receptoren dan
dopamine- en serotonine subtypen, kan enkele van de overige klinische effecten van aripiprazol
verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags gedurende 2 weken toegediend aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van
11
C-raclopride, een
D
2
/D
3
receptor ligand, aan het caudatum en putamen, gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Volwassenen
Schizofrenie
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1 228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met aripiprazol, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde, in beide groepen gelijk (aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het totale
voltooiingscijfer is significant hoger voor de patiënten die aripiprazol kregen (43 %) dan voor
haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als secundair
eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatieschaal (Montgomery-
Åsberg Depression Rating Scale;
MADRS), toonden een significante verbetering ten opzichte van
haloperidol.
In een 26 weken durende placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie, gaf aripiprazol een significant grotere afname in terugvalcijfer, 34 % in de
aripiprazol groep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond. In een
26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met 314 volwassen
schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden significant minder
patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde (d.w.z. een toename van
minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van ~ 80,5 kg) met aripiprazol
(n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met olanzapine (n = 45, of 33 % van de
evalueerbare patiënten).
Lipidenparameters
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol-, triglyceriden-, ‘high density’-lipoproteïne (HDL)- en ‘low density’-lipoproteïne (LDL)-
spiegels.
Prolactine
De prolactinespiegels werden in alle onderzoeken van alle doses aripiprazol beoordeeld
(n = 28.242). De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten
die werden behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden
behandeld met placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot
intreden 42 dagen en was de mediane duur 34 dagen.
16
De incidentie van hypoprolactinemie of de daling van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was
de mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapie-onderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in de afname van manische symptomen
gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische kenmerken en
met of zonder rapid-cycling beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapie-onderzoek met vaste dosis bij patiënten
met een manische of gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, faalde aripiprazol om een
superieure werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapie-onderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, met of zonder psychotische kenmerken, die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering een remissie
hadden bereikt met aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverend manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I-stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young
Mania
Rating Scale
[YMRS]- en MADRS-totaalscore van ≤ 12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende weken, toonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
recidiverende manie ten opzichte van toegevoegd placebo, maar superioriteit ten opzichte van placebo
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat
Clinical Global Impression -
Bipolar version
(CGI-BP)
Severity of Illness
(SOI; manie)-score.
In deze studie werden patiënten door de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium- of
valproaatmonotherapie om partiële non-respons vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd
gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de combinatie van aripiprazol en dezelfde
stemmingsstabilisator.
Gestabiliseerde patiënten werden daarna gerandomiseerd naar continueren van dezelfde
stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of placebo. Vier stemmingsstabilisatorsubgroepen
werden beoordeeld in de gerandomiseerde fase: aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo
+ lithium; placebo + valproaat.
De Kaplan-Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de
toegevoegde behandelingsarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol +
valproaat, vergeleken met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
17
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren
In een 6 weken durende placebogecontroleerde studie met 302 schizofrene adolescente patiënten
(13 tot 17 jaar), die positieve of negatieve symptomen vertoonden, werd aripiprazol geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van psychotische symptomen in vergelijking met placebo.
In een subanalyse van de adolescente patiënten met een leeftijd van 15 tot 17 jaar, wat neerkomt op
74 % van de totale geworven populatie, werd behoud van dit effect geobserveerd gedurende de
26 weken durende open-label extensiestudie.
In een 60 tot 89 weken durende, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie met
adolescente proefpersonen (n = 146; leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie was er een statistisch
significant verschil in het recidiefpercentage van psychotische symptomen tussen de
aripiprazolgroep (19,39 %) en de placebogroep (37,50 %). De puntschatting van de hazard ratio
(HR) was 0,461 (95 % betrouwbaarheidsinterval: 0,242 tot 0,879) voor de beide populaties
tezamen. In deelgroepanalyses was de puntschatting van de HR 0,495 voor proefpersonen van
13 tot 14 jaar oud, in vergelijking met 0,454 voor proefpersonen van 15 tot 17 jaar. De schatting
van de HR voor de jongere groep (13 tot 14 jaar) was echter niet nauwkeurig, vanwege het kleinere
aantal proefpersonen in die groep (aripiprazol: n = 29; placebo: n = 12), en het
betrouwbaarheidsinterval voor deze schatting (0,151 tot 1,628) maakte het niet mogelijk om
conclusies te trekken omtrent de aanwezigheid van een behandelingseffect. Daarentegen was het
95 % betrouwbaarheidsinterval voor de HR in de oudere deelgroep (aripiprazol: n = 69; placebo:
n = 36) 0,242 tot 0,879 en vandaar dat er geconcludeerd kan worden dat er bij de oudere patiënten
een behandelingseffect is.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis bij kinderen en adolescenten
Aripiprazol werd onderzocht in een 30 weken durende placebogecontroleerde studie met 296 kinderen
en adolescenten (10 tot 17 jaar), die voldeden aan de DSM-IV-criteria (diagnostische en statistische
handleiding voor geestelijke aandoeningen) voor bipolaire I-stoornis met manische of gemengde
episodes, met of zonder psychotische kenmerken, en een YMRS-score
20 hadden bij aanvang van de
studie. Van de patiënten die in de primaire werkzaamheidsanalyse ingesloten waren, hadden
139 patiënten als comorbiditeit de diagnose van ADHD.
Aripiprazol was superieur aan placebo voor wat betreft de verandering ten opzichte van baseline voor
de YMRS-totaalscore in week 4 en in week 12. In een post-hocanalyse was de verbetering ten
opzichte van placebo meer uitgesproken bij patiënten met geassocieerde comorbiditeit van ADHD
vergeleken met de groep zonder ADHD, waar er geen verschil ten opzicht van placebo was. De
preventie van recidieven is niet vastgesteld.
De meest voorkomende bijwerkingen als gevolg van de behandeling bij patiënten met 30 mg waren
extrapiramidale stoornis (28,3 %), slaperigheid (27,3 %), hoofdpijn (23,2 %) en misselijkheid
(14,1 %). De gemiddelde gewichtstoename in de 30 weken durende behandeling was 2,9 kg ten
opzichte van 0,98 kg bij patiënten die behandeld werden met placebo.
Prikkelbaarheid geassocieerd met autistische stoornis bij pediatrische patiënten (zie rubriek 4.2)
Aripiprazol werd onderzocht bij patiënten van 6 tot 17 jaar in twee 8 weken durende,
placebogecontroleerde studies [één met flexibele dosering (2 mg/dag tot 15 mg/dag) en één met een
vaste dosering (5 mg/dag, 10 mg/dag of 15 mg/dag)] en in een 52 weken durende open-label studie.
Dosering in deze studies werd gestart met 2 mg/dag, na één week verhoogd tot 5 mg/dag en verhoogd
in wekelijkse stappen van 5 mg/dag naar de beoogde dosering. Meer dan 75 % van de patiënten was
jonger dan 13 jaar. Aripiprazol vertoonde een statistisch superieure werkzaamheid vergeleken met
placebo op de Aberrant Behaviour Checklist Irritability subschaal. Echter de klinische relevantie van
deze bevinding is niet vastgesteld. Het veiligheidsprofiel omvatte gewichtstoename en veranderingen
in prolactinespiegels. De duur van de langetermijn-veiligheidsstudie was beperkt tot 52 weken. In de
gecombineerde studies was de incidentie van lage serum prolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en
mannen (< 2 ng/ml) die met aripiprazol werden behandeld 27/46 (58,7 %) en 258/298 (86,6 %),
18
respectievelijk. In de placebogecontroleerde studies was de gemiddelde gewichtstoename 0,4 kg voor
placebo en 1,6 kg voor aripiprazol.
Aripiprazol is ook onderzocht in een placebogecontroleerde langetermijn onderhoudsstudie. Na een
stabilisatieperiode op aripiprazol van 13 tot 26 weken (2 mg/dag tot 15 mg/dag) werden patiënten met
een stabiele respons op aripiprazol gehouden, dan wel omgezet op placebo voor nog eens 16 weken.
De aan de hand van Kaplan-Meiermethode geschatte recidiefpercentages na 16 weken waren 35 %
voor aripiprazol en 52 % voor placebo; de hazard ratio voor recidief na 16 weken (aripiprazol/placebo)
was 0,57 (niet-statistisch significant verschil). De gemiddelde gewichtstoename gedurende de
stabilisatiefase (tot 26 weken) op aripiprazol was 3,2 kg en in de tweede fase van de studie (16 weken)
werd een verdere gemiddelde toename van 2,2 kg voor aripiprazol waargenomen tegenover 0,6 kg
voor placebo. Extrapiramidale symptomen werden voornamelijk gemeld tijdens de stabilisatiefase bij
17 % van de patiënten, waarvan 6,5 % tremor betrof.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette bij pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.2)
De werkzaamheid van aripiprazol is onderzocht bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van
Gilles de la Tourette (aripiprazol: n = 99, placebo: n = 44) in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd, 8 weken durend onderzoek dat werd opgezet met een behandelgroep met een
vaste, op gewicht gebaseerde dosis over het dosisbereik van 5 mg/dag tot 20 mg/dag en een
aanvangsdosis van 2 mg. Patiënten waren in de leeftijd van 7 tot 17 jaar en hadden bij aanvang een
gemiddelde score van 30 op de
Total Tic Score
van de
Yale Global Tic Severity Scale
(TTS-YGTSS).
Aripiprazol gaf een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot week 8 van
13,35 voor de groep met lage dosis (5 mg of 10 mg) en van 16,94 voor de groep met hoge dosis
(10 mg of 20 mg), vergeleken met een verbetering van 7,09 voor de placebogroep.
De werkzaamheid van aripiprazol bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van Gilles de la
Tourette (aripiprazol: n = 32, placebo: n = 29) is ook beoordeeld over een flexibel dosisbereik van
2 mg/dag tot 20 mg/dag en een aanvangsdosis van 2 mg, in een 10 weken durend, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek dat in Zuid-Korea werd uitgevoerd. Patiënten waren in
de leeftijd van 6 tot 18 jaar en hadden bij aanvang een gemiddelde score van 29 op de TTS-YGTSS.
De aripiprazolgroep vertoonde een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot
week 10 van 14,97, vergeleken met een verbetering van 9,62 voor de placebogroep.
In allebei deze kortetermijnonderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen met
betrekking tot de werkzaamheid niet vastgesteld, gezien de grootte van het behandeleffect in
vergelijking met het grote placebo-effect en de onduidelijke effecten met betrekking tot psychosociaal
functioneren. Er zijn geen langetermijngegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid en
veiligheid van aripiprazol in deze fluctuerende stoornis.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met het referentiegeneesmiddel dat aripiprazol bevat in
een of meerdere subgroepen van pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve
stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Aripiprazol wordt goed geabsorbeerd en maximale plasma concentraties worden bereikt binnen
3 tot 5 uur na inname. Aripiprazol ondergaat minimale pre-systemische metabolisering. De absolute
orale biologische beschikbaarheid van de tabletformulering is 87 %. Een vette maaltijd heeft geen
effect op de farmacokinetiek van aripiprazol.
19
Distributie
Aripiprazol wordt uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume
van 4,9 l/kg, wat een indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische
concentraties worden aripiprazol en dehydro-aripiprazol voor meer dan 99 % gebonden aan
serumeiwitten, voornamelijk aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie
biotransformatieroutes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op
in vitro
studies, zijn de CYP3A4 en CYP2D6 enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en
hydroxylering van aripiprazol en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol is
het belangrijkste geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij ‘steady-state’ vertegenwoordigt de
actieve metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede
CYP2D6-metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6-metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
Na een enkele orale dosis [
14
C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol bij pediatrische patiënten van 10 tot 17 jaar
was vergelijkbaar met die bij volwassenen na correctie voor de verschillen in lichaamsgewicht.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke en vrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
Roken
Farmacokinetisch populatieonderzoek gaf geen bewijs van klinisch significante effecten van roken op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Ras
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
20
Leverfunctiestoornis
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B, en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect
had op de farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol. Echter in de studie waren slechts
3 patiënten met klasse C-levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over
hun metabole capaciteit.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(accumulatie van lipofuscinepigment en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling bij vrouwtjesratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaatconjugaten of
hydroxymetabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen op
mg/m
2
gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis, 30 mg/dag, waren niet hoger dan 6 % van
de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun
in
vitro
oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteitsprofiel van aripiprazol
vergelijkbaar met dat van volwassen dieren, en er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of
bijwerkingen op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische-reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
fertiliteit niet. Ontwikkelingstoxiciteit, inclusief dosisafhankelijke vertraagde foetale ossificatie en
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en 11
keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Lactosemonohydraat
Microkristallijne cellulose
Crospovidon
Hydroxypropylcellulose
Colloïdaal watervrij silicium
Natriumcroscarmellose
Magnesiumstearaat
21
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
2 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
OPA/Alu/PVC/Alu blisterverpakking (Alu-Alu blister), kartonnen doos.
Verpakkingsgrootten: 14, 28, 49, 56 of 98 tabletten
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Apipiprazol Zentiva 5 mg tabletten
EU/1/15/1009/001
EU/1/15/1009/002
EU/1/15/1009/003
EU/1/15/1009/004
EU/1/15/1009/005
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
EU/1/15/1009/006
EU/1/15/1009/007
EU/1/15/1009/008
EU/1/15/1009/009
EU/1/15/1009/010
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
EU/1/15/1009/011
EU/1/15/1009/012
EU/1/15/1009/013
EU/1/15/1009/014
22
EU/1/15/1009/015
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
EU/1/15/1009/016
EU/1/15/1009/017
EU/1/15/1009/018
EU/1/15/1009/019
EU/1/15/1009/020
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 25 juni 2015
Datum van laatste verlenging: 2 juni 2020
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
23
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke orodispergeerbare tablet bevat 37 mg lactose (als monohydraat).
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke orodispergeerbare tablet bevat 55.5 mg lactose (als monohydraat).
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 30 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke orodispergeerbare tablet bevat 111 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Orodispergeerbare tablet
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
Witte tot gebroken witte ronde tabletten met ‘10’ ingestanst aan één zijde en een breuklijn aan de
andere zijde en met een diameter van ongeveer 7 mm.
De breukstreep dient niet om de tablet te breken.
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
Witte tot gebroken witte ronde platte tabletten, met ‘15’ ingestanst aan één zijde en vlak aan de andere
zijde en met een diameter van ongeveer 8 mm.
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
Witte tot gebroken witte ronde tabletten met ‘30’ ingestanst aan één zijde en een breuklijn aan de
andere zijde en met een diameter van ongeveer 10,2 mm.
De breukstreep dient niet om de tablet te breken.
24
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassenen en jongeren
met een leeftijd van 15 jaar en ouder.
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige manische episodes bij
een bipolaire I-stoornis en voor de preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen die
voorheen voornamelijk manische episodes hadden en bij wie deze manische episodes reageerden op
de behandeling met aripiprazol (zie rubriek 5.1).
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling gedurende maximaal 12 weken van matige tot
ernstige manische episodes in bipolaire I-stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
(zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
Schizofrenie
De aanbevolen aanvangsdosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag of 15 mg/dag met een
onderhoudsdosering van 15 mg/dag, éénmaal daags toegediend, onafhankelijk van maaltijden.
Aripiprazol Zentiva is effectief in een doseringsbereik van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verhoogde
werkzaamheid bij doseringen hoger dan een dagelijkse dosis van 15 mg is niet aangetoond, hoewel
individuele patiënten voordeel kunnen hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag
de 30 mg niet overschrijden.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis
De aanbevolen aanvangsdosering voor Aripiprazol Zentiva is eenmaal daags 15 mg als monotherapie
of als combinatietherapie, onafhankelijk van maaltijden (zie rubriek 5.1). Sommige patiënten kunnen
voordeel hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Preventie van recidiverende manische episodes bij bipolaire I-stoornis
Voor de preventie van recidiverende manische episodes bij patiënten die aripiprazol hebben gehad als
monotherapie of combinatietherapie, dient de therapie te worden voortgezet met dezelfde dosering.
Aanpassing van de dagelijkse dosering, inclusief een dosisreductie, dient te worden overwogen op
basis van de klinische status.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie in jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
De aanbevolen dosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag toegediend op een éénmaal daags
schema, onafhankelijk van maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (door een
geschikt aripiprazol bevattend geneesmiddel te gebruiken) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg
gedurende de 2 opeenvolgende dagen om de aanbevolen dosering van éénmaal daags 10 mg te
bereiken. Indien van toepassing, dienen dosisverhogingen toegediend te worden in stappen van 5 mg
zonder de maximale dagelijkse dosis van 30 mg te overschrijden (zie rubriek 5.1).
Aripiprazol Zentiva is werkzaam bij een dosis van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verbeterde
werkzaamheid bij hogere dosis dan de dagelijkse 10 mg is niet vastgesteld, hoewel individuele
patiënten mogelijk baat hebben bij een hogere dosis.
25
Aripiprazol Zentiva wordt niet aanbevolen voor gebruik bij schizofreniepatiënten jonger dan 15 jaar
vanwege gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis bij adolescenten met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De aanbevolen dosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag eenmaal daags toegediend,
onafhankelijk van maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik makend van een
geschikt aripiprazol bevattend geneesmiddel) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de
2 daaropvolgende dagen om de aanbevolen dagelijkse dosis van 10 mg te bereiken.
De duur van de behandeling dient beperkt te worden tot de tijd die nodig is om de symptomen onder
controle te krijgen en mag niet langer zijn dan 12 weken. Verhoogde werkzaamheid bij doses hoger
dan de dagelijkse dosis van 10 mg is niet aangetoond en een dagelijkse dosis van 30 mg gaat gepaard
met een aanzienlijk hogere incidentie van aanzienlijke bijwerkingen, zoals aan EPS (extrapiramidale
symptomen) gerelateerde bijwerkingen, slaperigheid, vermoeidheid en gewichtstoename (zie
rubriek 4.8 ). Doseringen hoger dan 10 mg/dag moeten daarom alleen worden gebruikt in
uitzonderlijke gevallen en onder nauwkeurige klinische controle(zie rubriek 4.4, 4.8 en 5.1).
Jongere patiënten hebben een verhoogd risico op bijwerkingen geassocieerd met aripiprazol. Daarom
wordt Aripiprazol Zentiva niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten die jonger zijn dan 13 jaar (zie
rubriek 4.8 en 5.1).
Prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol bij kinderen en adolescenten met een leeftijd jonger
dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in
rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 tot
18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in
rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornissen
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornissen
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol voor de behandeling van schizofrenie of manische
episodes bij bipolaire I-stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
26
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4- of CYP2D6-remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4- of CYP2D6-remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4-inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4-inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
Aripiprazol Zentiva is voor oraal gebruik.
Het orodispergeerbare tablet dient in de mond op de tong te worden geplaatst, alwaar het snel
uiteenvalt en het zich verspreid met het speeksel. Het tablet kan met of zonder vloeistof worden
ingenomen. Verwijdering van het intacte orodispergeerbare tablet uit de mond is moeilijk. Aangezien
het orodispergeerbare tablet kwetsbaar is, dient het direct te worden ingenomen na opening van de
blisterverpakking. Als alternatief het tablet in water uiteen laten vallen en de ontstane suspensie
opdrinken.
De orodispergeerbare tabletten kunnen bij patiënten die moeite hebben met het doorslikken van
Aripiprazol Zentiva tabletten als alternatief worden gebruikt voor Aripiprazol Zentiva tabletten (zie
ook rubriek 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne.
Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn gemeld bij het gebruik van antipsychotica.
Aangezien patiënten die behandeld worden met antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen
voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren van VTE te worden geïdentificeerd voor en tijdens de
behandeling met aripiprazol en dienen voorzorgsmaatregelen genomen te worden.
27
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging vergelijkbaar met die van
placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij patiënten met een familie-
anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt, tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazole werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en een nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
zijn tijdens de behandeling met aripiprazol zeldzame gevallen van MNS gemeld. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
hartritmestoornissen). Bijkomende tekenen kunnen zijn: verhoogd creatinefosfokinase, myoglobinurie
(rhabdomyolyse) en acuut nierfalen. Echter, verhoogde creatinefosfokinase en rhabdomyolyse, niet
noodzakelijkerwijs geassocieerd met MNS, zijn ook gemeld. Indien een patiënt aanwijsbare tekenen
en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder bijkomende klinische
manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol, te worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek, zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van:
56 tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden, waren de
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (biv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectueuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
84 jaar; variërend van: 78 tot 88 jaar). In totaal zijn er in deze onderzoeken bij 1,3 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld, in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
28
behandeld werden, een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er, in
vergelijking met placebo, geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes), of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte), en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, gekenmerkt door allergische symptomen, kunnen voorkomen met
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
Gewichtstoename
Gewichtstoename wordt vaak gezien bij patiënten met schizofrenie en bipolaire manie als gevolg van
comorbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt, gaat het
meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
gokken, seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten of andere vormen van
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
29
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van een bipolaire I-stoornis en ADHD, zijn slechts zeer
beperkte veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia;
daarom dient men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend.
Vallen
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).
Lactose
Aripiprazol Zentiva orodispergeerbare tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke
aandoeningen als galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie,
dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Als gevolg van de antagonerende werking op de α
1-
adrenerge receptor, kan aripiprazol mogelijk het
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het (CZS), is voorzichtigheid op zijn plaats bij
combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen met
overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlening of verstoring van de elektrolytenbalans, is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om aripiprazol te beïnvloeden
Een maagzuurremmer, de H2-antagonist famotidine, vermindert de absorptiesnelheid van aripiprazol,
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd.
Aripiprazol wordt via meerdere routes gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4
wel, maar de CYP1A-enzymen geen rol spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP2D6
(kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de C
max
onveranderd was. De AUC en C
max
van
dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en 47 %. De dosering
van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering indien
aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere sterke remmers van CYP2D6, zoals
30
fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP3A4
(ketoconazol) de AUC en C
max
van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De AUC en C
max
van
dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte
CYP2D6-metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in
hogere plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide
CYP2D6-metaboliseerders. Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke
CYP3A4-remmers gelijktijdig met aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de
potentiële risico’s voor de patiënt overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met
aripiprazol plaatsvindt, dient de aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de
voorgeschreven dosering. Van andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en hiv-
proteaseremmers, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast (zie rubriek 4.2).
Na stopzetting van de CYP2D6- of CYP3A4-remmer, dient de dosis van aripiprazol te worden
verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de combinatietherapie.
Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem ) of CYP2D6 (b.v. escitalopram) gelijktijdig
met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de plasmaconcentraties aripiprazol
worden verwacht.
Carbamazepine en andere CYP3A4-inductoren
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol
aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis, waren de geometrische gemiddelden van
de C
max
en AUC voor aripiprazol respectievelijk 68 % en 73 % lager in vergelijking met de toediening
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de C
max
en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol.
De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol
met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige toediening van aripiprazol en andere inductoren van
CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne, fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st.
Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen
daarom te worden toegepast. Na het staken van de sterke CYP3A4-inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering.
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol-concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
In klinische studies hadden doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant effect op
het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio), CYP2C9
(warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden aripiprazol en
dehydro-aripiprazol
in vitro
geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemedieerd metabolisme. Aldus
is het onwaarschijnlijk dat aripiprazol door deze enzymen gemediëerde klinisch belangrijke
geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
31
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-noradrenalineheropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek.4.8).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoeweleen causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in dierstudies onstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
Pasgeboren baby’s die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby’s moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
Aripiprazol/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren acathisie en
nausea, allemaal voorkomend in meer dan 3 % van de patiënten behandeld met oraal aripiprazol.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
32
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak (≥ 1/10),
vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1 000, < 1/100), zelden (≥ 1/10 000, < 1/1 000), zeer zelden
(< 1/10 000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Immuunsysteem-
aandoeningen
Vaak
Soms
Niet bekend
Leukopenie
Neutropenie
Trombocytopenie
Allergische reactie (bijv.
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus allergisch
of urticaria)
Diabetisch hyperosmolair coma
Diabetische ketoacidose
Hyponatriëmie
Anorexie
Zelfmoordpoging,
zelfmoordgedachte en gelukte
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Neuroleptisch maligne syndroom
Grand mal convulsie
Serotoninesyndroom
Spraakstoornis
Endocriene
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoor-
nissen
Psychische
stoornissen
Diabetes mellitus
Insomnia
Angst
Rusteloosheid
Hyperprolactinemie
Bloed prolactine
verlaagd
Hyperglykemie
Depressie
Hyperseksualiteit
Zenuwstelselaan-
doeningen
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Acathisie
Extrapiramidale
aandoening
Tremor
Hoofdpijn
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Gezichtsvermoge
n wazig
Tardieve dyskinesie
Dystonie
Restless legs-
syndroom
Diplopie
Fotofobie
Tachycardie
Oculogyrische crisis
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Veneuze trombo-embolie (met
inbegrip van longembolie en diepe
veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Bloedvataandoe-
ningen
Orthostatische
hypotensie
33
Ademhalingsstelsel-
, borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Vaak
Soms
Hik
Niet bekend
Aspiratiepneumonie
Laryngospasme
Orofarynxspasme
Pancreatitis
Dysfagie
Diarree
Abdominaal ongemak
Maagongemak
Leverfalen
Hepatitis
Geelzucht
Rash
Fotosensitiviteitsreactie
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Rabdomyolyse
Myalgie
Stijfheid
Urine-incontinentie
Urineretentie
Geneesmiddelontwenningsverschij
nselen-syndroom, neonataal (zie
rubriek 4.6)
Priapisme
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaan-
doeningen
Constipatie
Dyspepsie
Nausea
Speekselhypersec
retie
Braken
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
Nier- en
urinewegaandoe-
ningen
Zwangerschap,
perinatale periode
en puerperium
Voortplantingsstels
el- en
borstaandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Onderzoeken
Vermoeidheid
Temperatuursregelingsstoornis
(bijv. hypothermie, pyrexie)
Borstkaspijn
Perifeer oedeem
Gewicht verlaagd
Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gamma-glutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloedglucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloedglucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
34
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volwassenen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie
- in een lange termijn 52 weken durend onderzoek hadden met aripiprazol behandelde
patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme, acathisie, dystonie
en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een lange termijn 26
weken durend placebogecontroleerd onderzoek, was de incidentie van EPS voor met aripiprazol
behandelde patiënten 19 % envoor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een ander lange
termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 % voor met
aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis
- in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3 % bij de met
haloperidol behandelde patiënten. In een ander 12 weken durend onderzoek was de incidentie van EPS
26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten. In de
lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
Dystonie
Klasse-effect - Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie-antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
Prolactine
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
Laboratoriumparameters
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten opzichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bijjongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
In een korte termijnduur placebogecontroleerde klinische studie met 302 jongeren (13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, waren de frequentie en het type bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen behalve in de volgende gevallen die vaker werden gemeld bij jongeren die aripiprazol
toegediend kregen dan volwassenen die aripiprazol toegediend kregen (en vaker dan placebo):
slapeloosheid/sedatie en extrapiramidale symptomen werden zeer vaak (≥ 1/10) gemeld, en droge
mond, toegenomen eetlust en orthostatische hypotensie werden vaak gemeld (≥ 1/100, < 1/10).
35
Het veiligheidsprofiel in een 26 weken durende open-label verlengde studie was gelijk aan dat van de
korte-termijn, placebogecontroleerde studie.
Het veiligheidsprofiel in een dubbelblinde, placebogecontroleerde langetermijnstudie was ook
vergelijkbaar, afgezien van de volgende reacties die vaker gemeld werden dan bij pediatrische
patiënten die placebo kregen: gewichtsafname, verhoogde insulinespiegel in het bloed,
hartritmestoornissen en leukopenie werden vaak gemeld (≥ 1/100, < 1/10).
In de gepoolde adolescente schizofrenie populatie (13 tot 17 jaar) die tot 2 jaar zijn blootgesteld, was
de incidentie van laag serum prolactinespiegels bij vrouwen ( <3 ng/ml) en bij mannen ( <2 ng/ml)
respectievelijk 29,5 % en 48,3 %. In de populatie adolescente patiënten (leeftijd 13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, die gedurende maximaal 72 maanden waren blootgesteld aan 5 mg tot 30 mg aripiprazol,
bedroeg de incidentie van verlaagde serumprolactinegehaltes bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen
(< 2 ng/ml) respectievelijk 25,6 % en 45,0 %.
Tijdens twee langetermijnstudies bij adolescente (13 tot 17 jaar) patiënten met schizofrenie en met
bipolaire stoornis die met aripiprazol behandeld werden, was de incidentie van lage prolactinespiegels
in serum bij vrouwelijke patiënten (< 3 ng/ml) en mannelijke patiënten (< 2 ng/ml) respectievelijk
37,0 % en 59,4 %.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De frequentie en het type bijwerkingen bij jongeren met bipolaire I-stoornis waren vergelijkbaar met
deze bij volwassenen, behalve voor de volgende reacties: zeer vaak (≥ 1/10) slaperigheid (23,0 %),
extrapiramidale stoornis (18,4 %), acathisie (16,0 % ), en vermoeidheid (11,8 %); en vaak (≥ 1/100,
< 1/10) pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, toegenomen eetlust,
spiertrekkingen en dyskinesie.
De volgende bijwerkingen hadden een mogelijke dosis-responsrelatie: extrapiramidale symptomen
(incidenties waren 10 mg, 9,1 %; 30 mg; 28,8 %; placebo, 1,7 %); en acathisie (incidenties waren
10 mg, 12,1 %; 30 mg, 20,3 %; placebo, 1,7 %).
Gemiddelde veranderingen in lichaamsgewicht bij adolescenten met een bipolaire I-stoornis na 12 en
30 weken waren voor aripiprazol 2,4 kg en 5,8 kg en voor placebo 0,2 kg en 2,3 kg, respectievelijk.
In de pediatrische populatie werden slaperigheid en vermoeidheid vaker opgemerkt bij patiënten met
een bipolaire stoornisdan bij patiënten met schizofrenie.
In de pediatrische bipolaire populatie (10 tot 17 jaar) met een blootstelling tot 30 weken was de
incidentie van lage serumprolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen
(< 2 ng/ml) 28,0 % en 53,3 %, respectievelijk.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketing ervaring, veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1 260 mg bij volwassen patiënten
geen fatale ongelukken. Depotentieel medisch belangrijke signalen en symptomen waren o.a.
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
36
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van een overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue elektrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
aritmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dienen
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de C
max
van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie:psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I-stoornis
wordt gemedieerd door een combinatie van partieel agonisme op de dopamine D
2
- en serotonine
5-HT
1A
-receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT
2A
-receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont
in vitro
hoge
bindingsaffiniteit voor dopamine D
2
- en D
3
-, serotonine 5-HT
1A
- en 5-HT
2A
-receptoren en een
gemiddelde affiniteit voor dopamine D
4
-, serotonine 5-HT
2C
- en 5-HT
7
-, alfa-1-adrenerge- en
histamine H
1
-receptoren. Aripiprazol vertoont ook een gemiddelde bindingsaffiniteit voor de
serotonine heropnamelocatie en geen merkbare affiniteit voor muscarinereceptoren. Interactie met
andere receptoren dan dopamine- en serotonine-subtypen kan enkele van de overige klinische effecten
van aripiprazol verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags toegediend gedurende 2 weken aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van
11
C-raclopride, een
D2/D3-receptor-ligand, aan het caudatum en putamen,gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Volwassenen
Schizofrenie
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1 228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met aripiprazol, in
37
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde in beide groepen gelijk (aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het totale
voltooiingscijfer is significant hoger voor de patiënten die aripiprazol kregen (43 %) dan voor
haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als secundair
eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatieschaal (Montgomery-
Åsberg Depression Rating Scale;
MADRS), toonden een significante verbetering ten opzichte van
haloperidol.
In een 26 weken durende, placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie, gaf aripiprazol een significant grotere afname in terugvalcijfer, 34 % in de
aripiprazolgroep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond. In een
26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met 314 volwassen
schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden significant minder
patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde (d.w.z. een toename van
minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van ~80,5 kg) met aripiprazol
(n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met olanzapine (n = 45, of 33 % van de
evalueerbare patiënten).
Lipidenparameters
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol, triglyceriden, ‘high density’-lipoproteïne (HDL)- en ‘low density’-lipoproteïne (LDL)-
spiegels.
Prolactine
De prolactinespiegels werden in alle onderzoeken van alle doses aripiprazol beoordeeld
(n = 28.242). De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten
die werden behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden
behandeld met placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot
intreden 42 dagen en was de mediane duur 34 dagen.
De incidentie van hypoprolactinemie of de daling van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was de
mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo, in de afname van manische
symptomen gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische
kenmerken en met of zonder rapid-cyling-beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapieonderzoek met vaste dosis bij patiënten met
een manische of gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, faalde aripiprazol om een superieure
werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
38
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, met of zonder psychotische kenmerken, die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering, remissie
hadden bereiktmet aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverende manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I-stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young
Mania
Rating Scale
[YMRS]- en MADRS-totaalscore van ≤12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende wekentoonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
recidiverende manie ten opzichte van toegevoegd placebo, maar superioriteit ten opzichte van placebo
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat
Clinical Global Impression -
Bipolar version
(CGI-BP)
Severity of Illness
(SOI; manie)-score.
In deze studie werden patiënten door de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium- of
valproaatmonotherapie om partiële non-respons vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd
gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de combinatie van aripiprazol en dezelfde
stemmingsstabilisator.
Gestabiliseerde patiënten werden daarna gerandomiseerd naar continueren van dezelfde
stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of placebo. Vier stemmingsstabilisatorsubgroepen
werden beoordeeld in de gerandomiseerde fase: aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo
+ lithium; placebo + valproaat.
De Kaplan-Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de
toegevoegde behandelingarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol + valproaat,
vergeleken met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren
In een 6 weken durende placebogecontroleerde studie met 302 schizofrene adolescente patiënten
(13 tot 17 jaar), die positieve of negatieve symptomen vertoonden, werd aripiprazol geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van psychotische symptomen in vergelijking met placebo.
In een subanalyse van de adolescente patiënten met een leeftijd van 15 tot 17 jaar, wat neerkomt op
74 % van de totale geworven populatie, werd behoud van dit effect geobserveerd gedurende de
26 weken durende open-label extensiestudie.
In een 60 tot 89 weken durende, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie met
adolescente proefpersonen (n = 146; leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie was er een statistisch
significant verschil in het recidiefpercentage van psychotische symptomen tussen de
aripiprazolgroep (19,39 %) en de placebogroep (37,50 %). De puntschatting van de hazard ratio
(HR) was 0,461 (95 % betrouwbaarheidsinterval: 0,242 tot 0,879) voor de beide populaties
tezamen. In deelgroepanalyses was de puntschatting van de HR 0,495 voor proefpersonen van
13 tot 14 jaar oud, in vergelijking met 0,454 voor proefpersonen van 15 tot 17 jaar. De schatting
van de HR voor de jongere groep (13 tot 14 jaar) was echter niet nauwkeurig, vanwege het kleinere
39
aantal proefpersonen in die groep (aripiprazol: n = 29; placebo: n = 12), en het
betrouwbaarheidsinterval voor deze schatting (0,151 tot 1,628) maakte het niet mogelijk om
conclusies te trekken omtrent de aanwezigheid van een behandelingseffect. Daarentegen was het
95 % betrouwbaarheidsinterval voor de HR in de oudere deelgroep (aripiprazol: n = 69; placebo:
n = 36) 0,242 tot 0,879 en vandaar dat er geconcludeerd kan worden dat er bij de oudere patiënten
een behandelingseffect is.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis bij kinderen en adolescenten
Aripiprazol werd onderzocht in een 30 weken durende placebogecontroleerde studie met 296 kinderen
en adolescenten (10 tot 17 jaar), die voldeden aan de DSM-IV-criteria (diagnostische en statistische
handleiding voor geestelijke aandoeningen) voor bipolaire I-stoornis met manische of gemengde
episodes met of zonder psychotische kenmerken en een YMRS-score van ≥ 20 hadden bij aanvang van
de studie. Van de patiënten die in de primaire werkzaamheidsanalyse ingesloten waren, hadden
139 patiënten als comorbiditeit de diagnose van ADHD.
Aripiprazol was superieur aan placebo voor wat betreft de verandering ten opzichte van baseline voor
de YMRS-totaalscore in week 4 en in week 12. In een post-hoc analyse was de verbetering ten
opzichte van placebo meer uitgesproken bij patiënten met geassocieerde comorbiditeit van ADHD
vergeleken met de groep zonder ADHD, en er was geen verschil ten opzichte van placebo. De
preventie van recidieven is niet vastgesteld.
De meest voorkomende bijwerkingen als gevolg van de behandeling bij patiënten met 30 mg, waren
extrapiramidale stoornis (28,3 %), slaperigheid (27,3 %), hoofdpijn (23,2 %) en misselijkheid
(14,1 %). De gemiddelde gewichtstoename in de 30 weken durende behandeling was 2,9 kg ten
opzichte van 0,98 kg bij patiënten die behandeld werden met placebo.
Prikkelbaarheid geassocieerd met autistische stoornis bij pediatrische patiënten (zie rubriek 4.2)
Aripiprazol werd onderzocht bij patiënten van 6 tot 17 jaar in twee 8 weken durende,
placebogecontroleerde studies [één met flexibele dosering (2 mg/dag tot 15 mg/dag) en één met een
vaste dosering (5 mg/dag, 10 mg/dag of 15 mg/dag)] en in een 52 weken durende open-label studie.
Dosering in deze studies werd gestart met 2 mg/dag, na één week verhoogd tot 5 mg/dag, en verhoogd
in wekelijkse stappen van 5 mg/dag naar de beoogde dosering. Meer dan 75 % van de patiënten was
jonger dan 13 jaar. Aripiprazol vertoonde een statistisch superieure werkzaamheidvergeleken met
placebo op de Aberrant Behaviour Checklist Irritability subschaal. Echter, de klinische relevantie van
deze bevinding is niet vastgesteld. Het veiligheidsprofiel omvatte gewichtstoename en veranderingen
in prolactinespiegels. De duur van de langetermijn-veiligheidsstudie was beperkt tot 52 weken. In de
gecombineerde studies was de incidentie van lage serum prolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en
mannen (< 2 ng/ml) die met aripiprazol werden behandeld 27/46 (58,7 %) en 258/298 (86,6 %),
respectievelijk. In de placebogecontroleerde studies was de gemiddelde gewichtstoename 0,4 kg voor
placebo en 1,6 kg voor aripiprazol.
Aripiprazol is ook onderzocht in een placebogecontroleerde, langetermijn- onderhoudsstudie. Na een
stabilisatieperiode op aripiprazol van 13 tot 26 weken (2 mg/dag tot 15 mg/dag) werden patiënten met
een stabiele respons op aripiprazol gehouden, dan wel omgezet op placebo voor nog eens 16 weken.
De aan de hand van de Kaplan-Meiermethode geschatte recidiefpercentages na 16 weken waren 35 %
voor aripiprazol en 52 % voor placebo; de hazard ratio voor recidief na 16 weken (aripiprazol/placebo)
was 0,57 (niet-statistisch significant verschil). De gemiddelde gewichtstoename gedurende de
stabilisatiefase (tot 26 weken) op aripiprazol was 3,2 kg en in de tweede fase van de studie (16 weken)
werd een verdere gemiddelde toename van 2,2 kg voor aripiprazol waargenomen tegenover 0,6 kg
voor placebo. Extrapiramidale symptomen werden voornamelijk gemeld tijdens de stabilisatiefase bij
17 % van de patiënten, waarvan 6,5 % tremor betrof.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette bij pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.2)
De werkzaamheid van aripiprazol is onderzocht bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van
Gilles de la Tourette (aripiprazol: n = 99, placebo: n = 44) in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd, 8 weken durend onderzoek dat werd opgezet met een behandelgroep met een
40
vaste, op gewicht gebaseerde dosis over het dosisbereik van 5 mg/dag tot 20 mg/dag en een
aanvangsdosis van 2 mg. Patiënten waren in de leeftijd van 7 tot 17 jaar en hadden bij aanvang een
gemiddelde score van 30 op de
Total Tic Score
van de
Yale Global Tic Severity Scale,
(TTS-YGTSS).
Aripiprazol gaf een verbetering van de TTS-YGTSS vanaf baseline tot week 8 van 13,35 voor de
groep met lage dosis (5 mg of 10 mg) en van 16,94 voor de groep met hoge dosis (10 mg of 20 mg),
vergeleken met een verbetering van 7,09 voor de placebogroep.
De werkzaamheid van aripiprazol bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van Gilles de la
Tourette (aripiprazol: n = 32, placebo: n = 29)is ook beoordeeld over een flexibel dosisbereik van
2 mg/dag tot 20 mg/dag en een aanvangsdosis van 2 mg in een 10 weken durend, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek dat in Zuid-Korea werd uitgevoerd. Patiënten waren in
de leeftijd van 6 tot 18 jaar en hadden bij aanvang een gemiddelde score van 29 op de TTS-YGTSS.
De aripiprazolgroep vertoonde een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot
week 10 van 14,97, vergeleken met een verbetering van 9,62 voor de placebogroep.
In allebei deze kortetermijnonderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen met
betrekking tot de werkzaamheid niet vastgesteld, gezien de grootte van het behandeleffect in
vergelijking met het grote placebo-effect en de onduidelijke effecten met betrekking tot psychosociaal
functioneren. Er zijn geen langetermijngegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid en
veiligheid van aripiprazol in deze fluctuerende stoornis.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met het referentiegeneesmiddel dat aripiprazol bevat in
een of meerdere subgroepen van pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve
stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Aripiprazol wordt goed geabsorbeerd en maximale plasmaconcentraties worden bereikt binnen
3 tot 5 uur na inname. Aripiprazol ondergaat minimale pre-systemische metabolisering. De absolute
orale biologische beschikbaarheid van de tabletformulering is 87 %. Een vette maaltijd heeft geen
effect op de farmacokinetiek van aripiprazol.
Distributie
Aripiprazol wordt uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume
van 4,9 l/kg, wat een indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische
concentraties worden aripiprazol en dehydro-aripiprazol voor meer dan 99 % gebonden aan
serumeiwitten, voornamelijk aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie
biotransformatieroutes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op
in-vitro-
studies zijn de CYP3A4- en CYP2D6-enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en
hydroxylering van aripiprazol, en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol
is het belangrijkste geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij ‘steady-state’ vertegenwoordigt
de actieve metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede
CYP2D6-metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6-metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
41
Na een enkele orale dosis [
14
C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol bij pediatrische patiënten van 10 tot 17 jaar
was vergelijkbaar met die bij volwassenen na correctie voor de verschillen in lichaamsgewicht.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke envrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
Roken
Farmacokinetisch populatieonderzoek gaf geen bewijs van klinisch significante effecten van roken op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Ras
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
Leverfunctiestoornis
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B, en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect had op de farmacokinetiek
van aripiprazol en dehydro-aripiprazol.Echter, in de studie waren slechts 3 patiënten met klasse C-
levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over hun metabole capaciteit.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(accumulatie van lipofuscine pigment en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling bij vrouwtjesratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
42
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaatconjugaten of
hydroxy-metabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen op
mg/m
2
gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis 30 mg per dag, waren niet hoger dan 6 %
van de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun
in vitro
oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteitsprofiel van aripiprazol
vergelijkbaar met dat van volwassen dieren, er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of bijwerkingen
op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
fertiliteit niet. Ontwikkelingstoxiciteit, inclusief dosisafhankelijke vertraagde foetale ossificatie en
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en 11
keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Lactosemonohydraat
Microkristallijne cellulose
Crospovidon
Hydroxypropylcellulose
Colloïdaal watervrij silicium
Natriumcroscarmellose
Acesulfaam kalium
Mangosmaakstof (bevat natuur-identieke smaakstoffen, maltodextrine, arabische gom (E 414),
triacetine (E 1518), propyleenglycol (E 1520) en vocht)
Magnesiumstearaat
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
2 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
OPA/Alu/PVC/Alu blisterverpakking (Alu-Alu blister), kartonnen doos.
Verpakkingsgrootten: 14, 28 of 49 orodispergeerbare tabletten
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
43
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/15/1009/021
EU/1/15/1009/022
EU/1/15/1009/023
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/15/1009/024
EU/1/15/1009/025
EU/1/15/1009/026
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/15/1009/027
EU/1/15/1009/028
EU/1/15/1009/029
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 25 juni 2015
Datum van laatste verlenging: 2 juni 2020
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
44
BIJLAGE II
A.
B.
C.
D.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
45
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Zentiva SA
50 Theodor Pallady Blvd.
District 3, 032266
Bucuresti
Roemenië
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentie data (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van
het beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke
wijziging van de bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een
belangrijke mijlpaal (voor geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot
een minimum) is bereikt.
46
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
47
A. ETIKETTERING
48
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 5 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tablet.
14 tabletten
28 tabletten
49 tabletten
56 tabletten
98 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
49
9.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/001
EU/1/15/1009/002
EU/1/15/1009/003
EU/1/15/1009/004
EU/1/15/1009/005
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
50
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
51
GEGEVENS DIE OP <DE BUITENVERPAKKINGMOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 10 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tablet.
14 tabletten
28 tabletten
49 tabletten
56 tabletten
98 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
52
9.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/006
EU/1/15/1009/007
EU/1/15/1009/008
EU/1/15/1009/009
EU/1/15/1009/010
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
53
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
54
GEGEVENS DIE OP <DE BUITENVERPAKKINGMOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 15 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tablet.
14 tabletten
28 tabletten
49 tabletten
56 tabletten
98 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
55
9.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/011
EU/1/15/1009/012
EU/1/15/1009/013
EU/1/15/1009/014
EU/1/15/1009/015
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
56
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
57
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKINGMOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 30 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tablet.
14 tabletten
28 tabletten
49 tabletten
56 tabletten
98 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
58
9.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/016
EU/1/15/1009/017
EU/1/15/1009/018
EU/1/15/1009/019
EU/1/15/1009/020
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
59
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
60
GEGEVENS DIE OP <DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke orodispergeerbare tablet bevat 10 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tablet.
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
49 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
61
9.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/021
EU/1/15/1009/022
EU/1/15/1009/023
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
62
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
63
GEGEVENS DIE OP <DE BUITENVERPAKKINGMOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke orodispergeerbare tablet bevat 15 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tablet.
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
49 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
64
9.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/024
EU/1/15/1009/025
EU/1/15/1009/026
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
65
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
66
GEGEVENS DIE OP <DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke orodispergeerbare tablet bevat 30 mg aripiprazol
3.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tablet.
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
49 orodispergeerbare tabletten
4.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
67
9.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/027
EU/1/15/1009/028
EU/1/15/1009/029
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
68
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
69
B. BIJSLUITER
70
Bijsluiter: Informatie voor de gebruiker
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
aripiprazol
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken, want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Aripiprazol Zentiva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Aripiprazol Zentiva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Aripiprazol Zentiva bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en
jongeren vanaf de leeftijd van 15 jaar en ouder die lijden aan een aandoening die wordt gekenmerkt
door verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid,
onjuiste veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
Aripiprazol Zentiva wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en jongeren vanaf de
leeftijd van 13 jaar en ouder die lijden aan een aandoening met kenmerken zoals: het gevoel “high” te
zijn, excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg snel praten met vluchtige
gedachten en soms ernstig prikkelbaar. Bij volwassenen voorkomt het tevens dat deze aandoening
terugkeert bij patiënten die voorheen reageerden op de behandeling met Aripiprazol Zentiva.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
•
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
71
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met Alipiprazol Zentiva wordt gestart, als u last heeft van:
•
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
hoeveelheden plassen, verhoogde eetlust en zich zwak voelen) of als er diabetes (suikerziekte)
in uw familie voorkomt of is voorgekomen.
•
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
volgen.
•
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht
•
hart-en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk
•
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antipsychotica gepaard kan gaan met
de vorming van bloedpropjes
•
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, slapeloosheid ervaart
die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met slikken
of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 13 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Aripiprazol Zentiva nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts of apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Bloeddrukverlagende middelen: Aripiprazol Zentiva tabletten kan de effecten van
bloeddrukverlagende geneesmiddelen versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen
gebruikt om uw bloeddruk onder controle te houden.
Als Aripiprazol Zentiva samen met bepaalde andere geneesmiddelen inneemt, kan dat betekenen dat
uw arts de dosis van Aripiprazol Zentiva of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is
met name belangrijk om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
•
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide)
72
•
•
•
•
•
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen (bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid)
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol)
bepaalde geneesmiddelen om een hiv-infectie te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir)
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital)
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine)
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van Aripiprazol Zentiva
verkleinen;als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
Aripiprazol Zentiva gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
•
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
•
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
•
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
•
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
•
sint-janskruid (Hypericum
perforatum),
gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
•
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
•
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met Aripiprazol Zentiva gebruikt, moet u uw arts
raadplegen.
Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit geneesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden ingenomen.
Alcohol dient te worden vermeden.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby’s van moeders die Aripiprazol Zentiva
in het laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve
en/of zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als
uw baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u Aripiprazol Zentiva inneemt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij
rekening wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van
borstvoeding voor uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg
met uw arts wat de beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel inneemt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
geneesmiddel (zie rubriek 4). Hier moet u rekening mee houden in gevallen waarin u vollledig alert
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.
Aripiprazol Zentiva bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
arts voordat u dit middel inneemt.
73
Aripiprazol Zentiva bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering bij volwassenen is eenmaal daags 15 mg. Echter, uw arts kan een lagere of
hogere dosis voorschrijven tot maximaal eenmaal daags 30 mg.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De behandeling met dit geneesmiddel kan gestart worden met een lage dosis drank (suspensie).
De dosis kan dan langzaam verhoogd worden tot de aanbevolen dosis voor jongeren van 10 mg
eenmaal daags. Uw arts kan echter een lagere of hogere dosis voorschrijven tot een maximum van
30 mg eenmaal daags.
Als u de indruk heeft dat de werking van Aripiprazol Zentiva te sterk of te zwak is, licht dan uw arts of
apotheker in.
Probeer Aripiprazol Zentiva iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen.
Het maakt niet uit of u
deze met of zonder voedsel inneemt. Slik de tablet in zijn geheel door met wat water.
Ook al voelt u zich beter,
verander of stop niet met de dagelijkse dosering van Aripiprazol Zentiva
zonder dit eerst met uw arts te bespreken.
Aripiprazol Zentiva 10 mg, 30 mg tabletten: de breukstreep dient niet om de tablet te breken.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Wanneer u zich realiseert dat u meer Aripiprazol Zentiva heeft ingenomen dan uw arts heeft
aanbevolen (of wanneer iemand anders uw Aripiprazol Zentiva heeft ingenomen), neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts. Wanneer u uw arts niet kunt bereiken, ga dan naar het
dichtstbijzijnde ziekenhuis en neem het doosje met u mee.
Patiënten die te veel aripiprazol hadden ingenomen, hadden de volgende symptomen:
•
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
•
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
•
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
•
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of ziekenhuis als een van de bovenstaande symptomen bij u
optreedt.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis bent vergeten, neem deze dan alsnog zo snel mogelijk in. Neem geen dubbele
dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het innemen van uw Aripiprazol Zentiva tabletten als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
74
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
•
diabetes mellitus,
•
slaapproblemen,
•
angst,
•
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
•
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
•
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
•
beven,
•
hoofdpijn,
•
moeheid,
•
slaperigheid,
•
licht gevoel in het hoofd,
•
beven en wazig zien,
•
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
•
indigestie,
•
misselijkheid,
•
meer speeksel in de mond dan normaal,
•
overgeven,
•
moe gevoel.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
•
verhoogd of verlaagd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
•
te veel suiker in het bloed,
•
depressie,
•
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
•
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
•
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
•
rusteloze benen,
•
dubbel zien,
•
gevoeligheid van het oog voor licht,
•
snelle hartslag,
•
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
•
hik.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld na het op de markt komen van oraal aripiprazol maar de
frequentie ervan is
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
•
laag aantal witte bloedcellen,
•
laag aantal bloedplaatjes,
•
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
•
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
•
hoog bloedsuiker,
•
niet genoeg natrium in het bloed,
•
verminderde eetlust (anorexie),
•
gewichtsverlies,
•
gewichtstoename,
•
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
•
gevoel van agressie,
•
onrust,
•
nervositeit,
75
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom),
convulsies (stuipen),
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren)
spraakstoornis,
vastzitten van de oogbollen in één positie,
plotseling onverklaarbaar overlijden,
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
hartaanval,
vertraagde hartslag,
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
hoge bloeddruk,
flauwte,
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
spasmen van de spieren rond de stembanden,
alvleesklierontsteking,
moeite met slikken,
diarree,
buikklachten,
maagklachten,
leverfalen,,
leverontsteking,
geelkleuring van de huid en oogwit,
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
huiduitslag,
gevoeligheid van de huid voor licht,
kaalheid,
overmatig zweten,
ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en huiduitslag op
het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur, vergrote
lymfeknopen, verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed en een verhoging van het
aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
spierpijn,
stijfheid,
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
moeite met urinelozing,
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby’s na blootstelling tijdens de zwangerschap,
langdurige en/of pijnlijke erectie,
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
pijn op de borst,
zwelling van de handen, enkels of voeten,
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift
-
niet te beheersen overmatig winkelen
76
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen)
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.
Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Jongeren vanaf de leeftijd van 13 jaar en ouder kregen bijwerkingen vergelijkbaar met die bij
volwassenen en in dezelfde mate. Uitzonderingen hierop zijn slaperigheid, ongecontroleerde trillende
of schokkende bewegingen, rusteloosheid en vermoeidheid die zeer vaak voorkwamen (meer dan 1 op
de 10 patiënten). Vaak voorkomend waren pijn in de bovenbuik, droge mond, verhoogde hartslag,
gewichtstoename, toegenomen eetlust, spiertrekkingen, ongecontroleerde bewegingen van de
ledematen en duizelig voelen, vooral bij opstaan vanuit liggende of zittende houding (meer dan 1 op
de 100 patiënten).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de blister en de
doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is aripiprazol. Elke tablet bevat 5 mg /10 mg/15mg/30 mg
aripiprazol.
-
De andere stoffen in dit middel zijn lactosemonohydraat, microkristallijne cellulose,
crospovidon, hydroxypropylcellulose, colloïdaal watervrij silicium, natriumcroscarmellose,
magnesiumstearaat.
Hoe ziet Aripiprazol Zentiva eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Aripiprazol Zentiva 5 mg zijn witte tot gebroken witte, ronde, platte ongecoate tabletten met schuine
randen, met ‘5’ ingestanst aan één zijde en glad aan de andere zijde, en met een doorsnede van
ongeveer 6 mm.
77
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten zijn witte tot gebroken witte, ronde, platte ongecoate tabletten,
met ‘10’ ingestanst aan één zijde en een breukstreep aan de andere zijde en met een doorsnede van
ongeveer 8 mm.
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten zijn witte tot gebroken witte, ronde, platte ongecoate tabletten met
schuine randen, met ‘15’ ingestanst aan één zijde en glad aan de andere zijde, en met een doorsnede
van ongeveer 8,8 mm.
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten zijn witte tot gebroken witte, capsulevormige, ongecoate
tabletten, met ‘30’ ingestanst aan één zijde en een breukstreep aan de andere zijde, en met afmetingen
van ongeveer 15,5 x 8 mm.
Verpakkingsgrootten: 14, 28, 49, 56 of 98 tabletten
Mogelijk zijn niet alle verpakkingsvormen in alle landen beschikbaar.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
Fabrikant
S.C. Zentiva S.A.
50 Theodor Pallady Blvd.
Boekarest 032266
Roemenië
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Zentiva, k.s.
Tél/Tel: +32 280 86 420
PV-Belgium@zentiva.com
България
Zentiva, k.s.
Тел: +359 244 17 136
PV-Bulgaria@zentiva.com
Lietuva
Zentiva, k.s.
Tel: +370 52152025
PV-Lithuania@zentiva.com
Luxembourg/Luxemburg
Zentiva, k.s.
Tél/Tel: +352 208 82330
PV-Luxembourg@zentiva.com
78
Česká republika
Zentiva, k.s.
Tel: +420 267 241 111
PV-Czech-Republic@zentiva.com
Danmark
Zentiva Denmark ApS
Tlf: +45 787 68 400
PV-Denmark@zentiva.com
Deutschland
Zentiva Pharma GmbH
Tel: +49 (0) 800 53 53 010
PV-Germany@zentiva.com
Eesti
Zentiva, k.s.
Tel: +372 52 70308
PV-Estonia@zentiva.com
Ελλάδα
Zentiva, k.s.
Τηλ: +30 211 198 7510
PV-Greece@zentiva.com
España
Zentiva, k.s.
Tel: +34 931 815 250
PV-Spain@zentiva.com
France
Zentiva France
Tél: +33 (0) 800 089 219
PV-France@zentiva.com
Hrvatska
Zentiva d.o.o.
Tel: +385 1 6641 830
PV-Croatia@zentiva.com
Ireland
Zentiva, k.s.
Tel: +353 818 882 243
PV-Ireland@zentiva.com
Ísland
Zentiva Denmark ApS
Sími: +354 539 0650
PV-Iceland@zentiva.com
Italia
Zentiva Italia S.r.l.
Tel: +39-02-38598801
PV-Italy@zentiva.com
Κύπρος
Zentiva, k.s.
Τηλ: +357 240 30 144
PV-Cyprus@zentiva.com
Magyarország
Zentiva Pharma Kft.
Tel.: +36 1 299 1058
PV-Hungary@zentiva.com
Malta
Zentiva, k.s.
Tel: +356 2778 0890
PV-Malta@zentiva.com
Nederland
Zentiva, k.s.
Tel: +31 202 253 638
PV-Netherlands@zentiva.com
Norge
Zentiva Denmark ApS
Tlf: +47 219 66 203
PV-Norway@zentiva.com
Österreich
Zentiva, k.s.
Tel: +43 720 778 877
PV-Austria@zentiva.com
Polska
Zentiva Polska Sp. z o.o.
Tel: + 48 22 375 92 00
PV-Poland@zentiva.com
Portugal
Zentiva Portugal, Lda
Tel: +351210601360
PV-Portugal@zentiva.com
România
ZENTIVA S.A.
Tel: +4 021.304.7597
PV-Romania@zentiva.com
Slovenija
Zentiva, k.s.
Tel: +386 360 00 408
PV-Slovenia@zentiva.com
Slovenská republika
Zentiva, a.s.
Tel: +421 2 3918 3010
PV-Slovakia@zentiva.com
Suomi/Finland
Zentiva Denmark ApS
Puh/Tel: +358 942 598 648
PV-Finland@zentiva.com
Sverige
Zentiva Denmark ApS
Tel: +46 840 838 822
PV-Sweden@zentiva.com
79
Latvija
Zentiva, k.s.
Tel: +371 67893939
PV-Latvia@zentiva.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
United Kingdom (Northern Ireland)
Zentiva, k.s.
Tel: +44 (0) 800 090 2408
PV-United-Kingdom@zentiva.com
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
80
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken, want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Aripiprazol Zentiva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Aripiprazol Zentiva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Aripiprazol Zentiva bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en
jongeren van de leeftijd vanaf 15 jaar en ouder die lijden aan een aandoening die wordt gekenmerkt
door verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid,
onjuiste veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
Aripiprazol Zentiva wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en jongeren vanaf de
leeftijd van 13 jaar en ouder die lijden aan een aandoening met kenmerken zoals: het gevoel “high” te
zijn, excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg snel praten met vluchtige
gedachten en soms ernstig prikkelbaar. Bij volwassenen voorkomt het tevens dat deze aandoening
terugkeert bij patiënten die voorheen reageerden op de behandeling met Aripiprazol Zentiva.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
•
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met Alipiprazol Zentiva wordt gestart, als u last heeft van:
•
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
hoeveelheden plassen, verhoogde eetlust en zich zwak voelen) of als er diabetes (suikerziekte)
in uw familie voorkomt of is voorgekomen
81
•
•
•
•
•
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
volgen
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht
hart- en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antispsychotica gepaard kan gaan
met de vorming van bloedpropjes
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, u slapeloosheid
ervaart die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met
slikken of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 13 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Aripiprazol nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Bloeddrukverlagende middelen: Aripiprazol Zentiva kan de effecten van bloeddrukverlagende
geneesmiddelen versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen gebruikt om uw bloeddruk
onder controle te houden.
Als u Aripiprazol Zentiva samen met bepaalde andere geneesmiddelen inneemt, kan dat betekenen dat
uw arts de dosis van Aripiprazol Zentiva of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is
met name belangrijk om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
•
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide)
•
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen (bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid)
•
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol)
82
•
•
•
bepaalde geneesmiddelen om hiv-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine, en
proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir)
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital)
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine).
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van Aripiprazol Zentiva
verkleinen; als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
Aripiprazol Zentiva gebruikt, moet u uw arts raadplegen
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
•
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
•
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
•
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
•
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
•
sint-janskruid (Hypericum
perforatum),
gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
•
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
•
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met Aripiprazol Zentiva gebruikt, moet u uw arts
raadplegen.
Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit geneesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden ingenomen.
Alcohol dient te worden vermeden.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby’s van moeders die Aripiprazol Zentiva
in het laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve
en/of zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als
uw baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u Aripiprazol Zentiva inneemt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij
rekening wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van
borstvoeding voor uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg
met uw arts wat de beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel inneemt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
geneesmiddel (zie rubriek 4). Hier moet u rekening mee houden in gevallen waarin u vollledig alert
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.
Aripiprazol Zentiva bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
arts voordat u dit middel inneemt.
Aripiprazol Zentiva bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
83
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering bij volwassenen is eenmaal daags 15 mg. Echter, uw arts kan een lagere of
hogere dosis voorschrijven tot maximaal eenmaal daags 30 mg.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De behandeling met dit geneesmiddel kan gestart worden met een lage dosis drank (suspensie).
De dosis kan dan langzaam verhoogd worden tot de aanbevolen dosis voor jongeren van 10 mg
eenmaal daags. Uw arts kan echter een lagere of hogere dosis voorschrijven tot een maximum van
30 mg eenmaal daags.
Als u de indruk heeft dat de werking van Aripiprazol Zentiva te sterk of te zwak is, licht dan uw arts of
apotheker in.
Probeer Aripiprazol Zentiva iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen.
Het maakt niet uit of u
deze met of zonder voedsel inneemt.
Open de doordrukstrip pas op het moment dat u daadwerkelijk de tablet gaat innemen. Voor het
verwijderen van één tablet uit de doordrukstrip dient u de verpakking te openen en de folie van de
doordrukstrip los te trekken om zo een tablet vrij te krijgen. Druk de tablet niet door de folie omdat
hierdoor de tablet kan beschadigen. Onmiddellijk na opening van de doordrukstrip, gebruikmakend
van droge handen, de tablet verwijderen en de gehele orodispergeerbare tablet op uw tong plaatsen. De
tablet valt snel uiteen in het speeksel. De orodispergeerbare tablet kan met of zonder vloeistof worden
ingenomen.
Een andere mogelijkheid is dat u de tablet uiteen laat vallen in water en de ontstane suspensie
opdrinkt.
Ook al voelt u zich beter,
verander of stop niet met de dagelijkse dosering van Aripiprazol Zentiva
zonder dit eerst met uw arts te bespreken.
Aripiprazol Zentiva 10 mg, 30 mg orodispergeerbare tabletten: De breukstreep dient niet om de tablet
te breken.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Wanneer u zich realiseert dat u meer Aripiprazol Zentiva heeft ingenomen dan uw arts heeft
aanbevolen (of wanneer iemand anders uw Aripiprazol Zentiva heeft ingenomen), neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts. Wanneer u uw arts niet kunt bereiken, ga dan naar het
dichtstbijzijnde ziekenhuis en neem het doosje met u mee.
Patiënten die te veel aripiprazol hadden ingenomen, hadden de volgende symptomen:
•
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
•
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
•
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
•
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of ziekenhuis als een van de bovenstaande symptomen bij u
optreedt.
84
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis bent vergeten, neem deze dan alsnog zo snel mogelijk in. Neem geen dubbele
dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het innemen van dit geneesmiddel als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
•
diabetes mellitus,
•
slaapproblemen,
•
angst,
•
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
•
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
•
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
•
beven,
•
hoofdpijn,
•
moeheid,
•
slaperigheid,
•
licht gevoel in het hoofd,
•
beven en wazig zien,
•
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
•
indigestie,
•
misselijkheid,
•
meer speeksel in de mond dan normaal,
•
overgeven,
•
moe gevoel.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
•
verhoogd of verlaagd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
•
te veel suiker in het bloed,
•
depressie,
•
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
•
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
•
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
•
rusteloze benen,
•
dubbel zien,
•
gevoeligheid van het oog voor licht,
•
snelle hartslag,
•
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
•
hik.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld na het op de markt komen van oraal aripiprazol maar de
frequentie ervan is
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
•
laag aantal witte bloedcellen,
•
laag aantal bloedplaatjes,
•
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
85
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
hoog bloedsuiker,
niet genoeg natrium in het bloed
verminderde eetlust (anorexie),
gewichtsverlies,
gewichtstoename,
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
gevoel van agressie,
onrust,
nervositeit,
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom),
convulsies (stuipen),
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren,
spraakstoornis,
vastzitten van de oogbollen in één positie,
plotseling onverklaarbaar overlijden,
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
hartaanval,
vertraagde hartslag,
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
hoge bloeddruk,
flauwte,
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
spasmen van de spieren rond de stembanden,
alvleesklierontsteking,
moeite met slikken,
diarree,
buikklachten,
maagklachten,
leverfalen,
leverontsteking,
geelkleuring van de huid en oogwit,
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
huiduitslag,
gevoeligheid van de huid voor licht,
kaalheid,
overmatig zweten,ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en
systemische symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en
huiduitslag op het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur,
vergrote lymfeknopen, verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed en een verhoging van
het aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
spierpijn,
stijfheid
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
moeite met urinelozing,
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby’s na blootstelling tijdens de zwangerschap,
langdurige en/of pijnlijke erectie,
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
pijn op de borst,
zwelling van de handen, enkels of voeten,
86
•
•
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift.
-
niet te beheersen overmatig winkelen
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen)
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.
Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Jongeren vanaf de leeftijd van 13 jaar en ouder kregen bijwerkingen, vergelijkbaar met die bij
volwassenen en in dezelfde mate. Uitzonderingen hierop zijn slaperigheid, ongecontroleerde trillende
of schokkende bewegingen, rusteloosheid en vermoeidheid die zeer vaak voorkwamen (meer dan 1 op
de 10 patiënten). Vaak voorkomend waren pijn in de bovenbuik, droge mond, verhoogde hartslag,
gewichtstoename, toegenomen eetlust, spiertrekkingen, ongecontroleerde bewegingen van de
ledematen, en duizelig voelen, vooral bij het opstaan vanuit liggende of zittende houding (meer dan 1
op de 100 patiënten).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de blister en de
doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is aripiprazol. Elke orodispergeerbare tablet bevat
10 mg/15mg/30 mg aripiprazol.
-
De andere stoffen in dit middel zijn lactosemonohydraat, microkristallijne cellulose,
crospovidon, hydroxypropylcellulose, colloïdaal watervrij silicium, natriumcroscarmellose,
acesulfaam kalium, mangosmaakstof (bevat natuur-identieke smaakstoffen, maltodextrine,
87
arabische gom (E 414), triacetine (E 1518), propyleenglycol (E 1520) en vocht),
magnesiumstearaat.
Hoe ziet Aripiprazol Zentiva eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten zijn witte tot gebroken, witte, ronde tabletten
met ‘10’ ingestanst aan één zijde en een breuklijn aan de andere zijde, en met een doorsnede van
ongeveer 7 mm.
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten zijn witte tot gebroken witte, ronde, platte
tabletten met schuine randen, met ‘15’ ingestanst aan één zijde en glad aan de andere kant, en met een
doorsnede van ongeveer 8 mm.
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten zijn witte tot gebroken witte, ronde tabletten
met ‘30’ ingestanst aan één zijde en een breuklijn aan de andere zijde, en met een doorsnede van
ongeveer 10,2 mm.
Verpakkingsgrootten: 14, 28 of 49 orodispergeerbare tabletten
Mogelijk zijn niet alle verpakkingsvormen in alle landen beschikbaar.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
Fabrikant
S.C. Zentiva S.A.
50 Theodor Pallady Blvd.
Boekarest 032266
Roemenië
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Zentiva, k.s.
Tél/Tel: +32 280 86 420
PV-Belgium@zentiva.com
България
Zentiva, k.s.
Тел: : +359 244 17 136
PV-Bulgaria@zentiva.com
Česká republika
Zentiva, k.s.
Tel: +420 267 241 111
PV-Czech-Republic@zentiva.com
Danmark
Zentiva Denmark ApS
Tlf: +45 787 68 400
PV-Denmark@zentiva.com
Deutschland
Zentiva Pharma GmbH
Tel: +49 (0) 800 53 53 010
PV-Germany@zentiva.com
Lietuva
Zentiva, k.s.
Tel: +370 52152025
PV-Lithuania@zentiva.com
Luxembourg/Luxemburg
Zentiva, k.s.
Tél/Tel: +352 208 82330
PV-Luxembourg@zentiva.com
Magyarország
Zentiva Pharma Kft.
Tel.: +36 1 299 1058
PV-Hungary@zentiva.com
Malta
Zentiva, k.s.
Tel: +356 2778 0890
PV-Malta@zentiva.com
Nederland
Zentiva, k.s.
Tel: +31 202 253 638
PV-Netherlands@zentiva.com
88
Eesti
Zentiva, k.s.
Tel: +372 52 70308
PV-Estonia@zentiva.com
Ελλάδα
Zentiva, k.s.
Τηλ: +30 211 198 7510
PV-Greece@zentiva.com
España
Zentiva, k.s.
Tel: +34 931 815 250
PV-Spain@zentiva.com
France
Zentiva France
Tél: +33 (0) 800 089 219
PV-France@zentiva.com
Hrvatska
Zentiva d.o.o.
Tel: +385 1 6641 830
PV-Croatia@zentiva.com
Ireland
Zentiva, k.s.
Tel: +353 818 882 243
PV-Ireland@zentiva.com
Ísland
Zentiva Denmark ApS
Sími: +354 539 0650
PV-Iceland@zentiva.com
Italia
Zentiva Italia S.r.l.
Tel: +39-02-38598801
PV-Italy@zentiva.com
Κύπρος
Zentiva, k.s.
Τηλ: +357 240 30 144
PV-Cyprus@zentiva.com
Latvija
Zentiva, k.s.
Tel: +371 67893939
PV-Latvia@zentiva.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Norge
Zentiva Denmark ApS
Tlf: +47 219 66 203
PV-Norway@zentiva.com
Österreich
Zentiva, k.s.
Tel: +43 720 778 877
PV-Austria@zentiva.com
Polska
Zentiva Polska Sp. z o.o.
Tel: + 48 22 375 92 00
PV-Poland@zentiva.com
Portugal
Zentiva Portugal, Lda
Tel: +351210601360
PV-Portugal@zentiva.com
România
ZENTIVA S.A.
Tel: +4 021.304.7597
PV-Romania@zentiva.com
Slovenija
Zentiva, k.s.
Tel: +386 360 00 408
PV-Slovenia@zentiva.com
Slovenská republika
Zentiva, a.s.
Tel: +421 2 3918 3010
PV-Slovakia@zentiva.com
Suomi/Finland
Zentiva Denmark ApS
Puh/Tel: +358 942 598 648
PV-Finland@zentiva.com
Sverige
Zentiva Denmark ApS
Tel: +46 840 838 822
PV-Sweden@zentiva.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Zentiva, k.s.
Tel: +44 (0) 800 090 2408
PV-United-Kingdom@zentiva.com
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
89
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
Elke tablet bevat 5 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 33 mg lactose (als monohydraat).
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
Elke tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 66 mg lactose (als monohydraat).
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
Elke tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 99 mg lactose (als monohydraat).
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
Elke tablet bevat 30 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 198 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Tablet
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
Witte tot gebroken witte, ronde, platte, ongecoate tabletten met schuine randen, met `5' ingestanst aan
één zijde, zonder markering aan de andere zijde en met een diameter van ongeveer 6 mm.
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
Witte tot gebroken witte, ronde, platte, ongecoate tabletten, met `10' ingestanst aan één zijde, een
breukstreep aan de andere zijde en met een diameter van ongeveer 8 mm.
De breukstreep dient niet om de tablet te breken.
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
Witte tot gebroken witte, ronde, platte, ongecoate tabletten met schuine randen, met `15' ingestanst
aan één zijde, vlak aan de andere zijde en met een diameter van ongeveer 8,8 mm.
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
Witte tot gebroken witte capsulevormige ongecoate tabletten, met `30' ingestanst aan één zijde en een
breukstreep aan de andere zijde en met afmetingen van ongeveer 15,5 x 8 mm.
De breukstreep dient niet om de tablet te breken.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassenen en jongeren
met een leeftijd van 15 jaar en ouder.
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige manische episodes bij
een bipolaire I-stoornis en voor de preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen die
voorheen voornamelijk manische episodes hadden en bij wie deze manische episodes reageerden op
de behandeling met aripiprazol (zie rubriek 5.1).
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling gedurende maximaal 12 weken van matige tot
ernstige manische episodes in bipolaire I-stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
(zie rubriek 5.1).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
Schizofrenie
De aanbevolen aanvangsdosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag of 15 mg/dag met een
onderhoudsdosering van 15 mg/dag, éénmaal daags toegediend, onafhankelijk van maaltijden.
Aripiprazol Zentiva is effectief in een doseringsbereik van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verhoogde
werkzaamheid bij doseringen hoger dan een dagelijkse dosis van 15 mg is niet aangetoond, hoewel
individuele patiënten voordeel kunnen hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag
de 30 mg niet overschrijden.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis
De aanbevolen aanvangsdosering voor Aripiprazol Zentiva is eenmaal daags 15 mg als monotherapie
of als combinatietherapie, onafhankelijk van maaltijden (zie rubriek 5.1). Sommige patiënten kunnen
voordeel hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Preventie van recidiverende manische episodes bij bipolaire I-stoornis
Voor de preventie van recidiverende manische episodes bij patiënten die aripiprazol hebben gehad als
monotherapie of combinatietherapie, dient de therapie te worden voortgezet met dezelfde dosering.
Aanpassing van de dagelijkse dosering, inclusief een dosisreductie, dient te worden overwogen op
basis van de klinische status.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie in jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
De aanbevolen dosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag toegediend op een éénmaal daags
schema,, onafhankelijk van maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik
makend van een geschikt aripiprazol bevattend geneesmiddel) gedurende 2 dagen, getitreerd naar
5 mg gedurende de 2 opeenvolgende dagen om de aanbevolen dosering van éénmaal daags 10 mg te
bereiken. Indien van toepassing, dienen dosisverhogingen toegediend te worden in stappen van 5 mg
zonder de maximale dagelijkse dosis van 30 mg te overschrijden (zie rubriek 5.1).
Aripiprazol Zentiva is werkzaam bij een dosis van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verbeterde
werkzaamheid bij hogere dosis dan de dagelijkse 10 mg is niet vastgesteld, hoewel individuele
patiënten mogelijk baat hebben bij een hogere dosis.
Aripiprazol Zentiva wordt niet aanbevolen voor gebruik bij schizofreniepatiënten jonger dan 15 jaar
vanwege gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis bij adolescenten met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De aanbevolen dosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag eenmaal daags toegediend,
onafhankelijk van maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik makend van een
geschikt aripiprazol bevattend geneesmiddel) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de
2 daaropvolgende dagen om de aanbevolen dagelijkse dosis van 10 mg te bereiken.
De duur van de behandeling dient beperkt te worden tot de tijd die nodig is om de symptomen onder
controle te krijgen en mag niet langer zijn dan 12 weken. Verhoogde werkzaamheid bij doses hoger
dan de dagelijkse dosis van 10 mg is niet aangetoond en een dagelijkse dosis van 30 mg gaat gepaard
met een aanzienlijk hogere incidentie van aanzienlijke bijwerkingen, zoals aan EPS (extrapiramidale
symptomen) gerelateerde bijwerkingen, slaperigheid, vermoeidheid en gewichtstoename (zie
rubriek 4.8 ). Doseringen hoger dan 10 mg/dag moeten daarom alleen worden gebruikt in
uitzonderlijke gevallen en onder nauwgezette klinische controle(zie rubriek 4.4, 4.8 en 5.1).
Jongere patiënten hebben een verhoogd risico op bijwerkingen geassocieerd met aripiprazol. Daarom
wordt Aripiprazol Zentiva niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten die jonger zijn dan 13 jaar (zie
rubriek 4.8 en 5.1).
Prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol bij kinderen en adolescenten met een leeftijd jonger
dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in
rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 tot
18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in
rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol voor de behandeling van schizofrenie of manische
episodes bij bipolaire I-stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4- of CYP2D6-remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4- of CYP2D6-remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4-inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4-inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
Aripiprazol Zentiva is voor oraal gebruik.
De orodispergeerbare tabletten kunnen bij patiënten die moeite hebben met het doorslikken van de
Aripiprazol Zentiva tabletten als alternatief worden gebruikt voor Aripiprazol Zentiva tabletten (zie
ook rubriek 5.2).
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne.
Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn gemeld bij het gebruik van antipsychotica.
Aangezien patiënten die behandeld worden met antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen
voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren van VTE te worden geïdentificeerd voor en tijdens de
behandeling met aripiprazol en dienen voorzorgsmaatregelen genomen te worden.
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging vergelijkbaar met die van
placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij patiënten met een familie-
anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt, tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazol werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
zijn tijdens de behandeling met aripiprazol zeldzame gevallen van MNS gemeld. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
hartritmestoornissen). Bijkomende tekenen kunnen zijn: verhoogd creatinine fosfokinase,
myoglobinurie (rhabdomyolyse) en acuut nierfalen. Echter verhoogde creatinine fosfokinase en
rhabdomyolyse, niet noodzakelijkerwijs geassocieerd met MNS, zijn ook gemeld. Indien een patiënt
aanwijsbare tekenen en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder
bijkomende klinische manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol te
worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van:
56 tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden, waren de
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (bv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectieuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
84 jaar; variërend van: 78 tot 88 jaar). In totaal zijn in deze onderzoeken bij 1,3 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
behandeld werden, een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er, in
vergelijking met placebo, geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes) of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte) en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, gekenmerkt door allergische symptomen, kunnen voorkomen met
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
Gewichtstoename
Gewichtstoename wordt vaak gezien bij patiënten met schizofrenie en bipolaire manie als gevolg van
comorbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt, gaat het
meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
gokken, seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten of andere vormen van
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van bipolaire I-stoornis en ADHD, zijn er zeer beperkte
veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia; daarom dient
men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden toegediend.
Vallen
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).
Lactose
Aripiprazol Zentiva tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als
galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie, dienen dit
geneesmiddel niet te gebruiken.
Natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Als gevolg van de antagonerende werking op de 1-adrenerge receptor, kan aripiprazol mogelijk het
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het centraal zenuwstelsel (CZS), is voorzichtigheid op
zijn plaats bij combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlenging of verstoring van de elektrolytenbalans is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om aripiprazol te beïnvloeden
Een maagzuurremmer, de H2-antagonist famotidine, vermindert de absorptiesnelheid van aripiprazol,
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd.
Aripiprazol wordt via meerdere routes gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4
wel, maar de CYP1A enzymen geen rol spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP2D6
(kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de Cmax onveranderd was. De AUC en Cmax van
dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en 47 %. De dosering
van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering indien
aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere sterke remmers van CYP2D6, zoals
fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP3A4
(ketoconazol) de AUC en Cmax van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De AUC en Cmax van
dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte
CYP2D6-metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in
hogere plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide
CYP2D6-metaboliseerders. Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke CYP3A4
remmers gelijktijdig met aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de potentiële
risico's voor de patiënt overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met aripiprazol
plaatsvindt, dient de aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de
voorgeschreven dosering. Van andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en HIV-
protease-remmers, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast (zie rubriek 4.2).
Na stopzetting van de CYP2D6- of CYP3A4-remmer, dient de dosis van aripiprazol te worden
verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de combinatietherapie.
Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem) of CYP2D6 (b.v. escitalopram) gelijktijdig
met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de plasmaconcentraties aripiprazol
worden verwacht.
Carbamazepine en andere CYP3A4-inductoren
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol
aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis, waren de geometrische gemiddelden van
de Cmax en AUC voor aripiprazol respectievelijk 68 % en 73 % lager in vergelijking met de toediening
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de Cmax en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol.
De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol
met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige toediening van aripiprazol en andere inductoren van
CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne, fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st.
Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen
daarom te worden toegepast. Na het staken van de sterke CYP3A4 inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering.
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
In klinische studies hadden doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant effect op
het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio), CYP2C9
(warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden aripiprazol en
dehydro-aripiprazol in vitro geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemediëerd metabolisme. Aldus,
is het onwaarschijnlijk dat aripiprazol door deze enzymen gemediëerde klinisch belangrijke
geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-noradrenalineheropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek.4.8).
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoewel een causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in de dierstudies ontstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
Pasgeboren baby's die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby's moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
Aripiprazol/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren acathisie en
nausea, allemaal voorkomend in meer dan 3 % van de patiënten behandeld met oraal aripiprazol.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak ( 1/10),
vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1 000, < 1/100), zelden ( 1/10 000, < 1/1 000), zeer zelden
(< 1/10 000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".
Vaak
Soms
Niet bekend
Bloed- en
Leukopenie
lymfestelsel-
Neutropenie
aandoeningen
Trombocytopenie
Immuunsysteemaan
Allergische reactie (bijv.
doeningen
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus
allergisch of urticaria)
Endocriene
Hyperprolactinemie
Diabetisch hyperosmolair
aandoeningen
Bloed prolactine
coma
verlaagd
Diabetische ketoacidose
Voedings- en
Diabetes mellitus Hyperglykemie
Hyponatriëmie
stofwisselingsstoor-
Anorexie
nissen
Psychische
Insomnia
Depressie
Zelfmoordpoging,
stoornissen
Angst
Hyperseksualiteit
zelfmoordgedachte en gelukte
Rusteloosheid
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Vaak
Soms
Niet bekend
Zenuwstelselaan-
Acathisie
Tardieve dyskinesie
Neuroleptisch maligne
doeningen
Extrapiramidale
Dystonie
syndroom
aandoening
Restless legs-
Grand mal convulsie
Tremor
syndroom
Serotoninesyndroom
Hoofdpijn
Spraakstoornis
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Oogaandoeningen
Gezichtsvermoge
Diplopie
Oculogyrische crisis
n wazig
Fotofobie
Hartaandoeningen
Tachycardie
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Bloedvataandoen-
Orthostatische
Veneuze trombo-embolie (met
ingen
hypotensie
inbegrip van longembolie en
diepe veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Ademhalingsstelsel-
Hik
Aspiratie pneumonie
, borstkas- en
Laryngospasme
mediastinum-
Orofarynxspasme
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
Constipatie
Pancreatitis
aandoeningen
Dyspepsie
Dysfagie
Nausea
Diarree
Speekselhypersec
Abdominaal ongemak
retie
Maagongemak
Braken
Lever- en
Leverfalen
galaandoeningen
Hepatitis
Geelzucht
Huid- en
Rash
onderhuidaan-
Fotosensitiviteitsreactie
doeningen
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Skeletspierstelsel-
Rabdomyolyse
en bindweefsel-
Myalgie
aandoeningen
Stijfheid
Nier- en
Urine-incontinentie
urinewegaan-
Urineretentie
doeningen
Zwangerschap,
Geneesmiddelontwenningsvers
perinatale periode
chijnselen-syndroom,
en puerperium
neonataal (zie rubriek 4.6)
Voortplantingsstel-
Priapisme
sel- en
borstaandoeningen
Algemene
Vermoeidheid
Temperatuursregelingsstoornis
aandoeningen en
(bijv. hypothermie, pyrexie)
toedieningsplaats-
Borstkaspijn
stoornissen
Perifeer oedeem
Vaak
Soms
Niet bekend
Onderzoeken
Gewicht verlaagd
Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gammaglutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloed glucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloed-glucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volwassenen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie in een lange termijn 52 weken durend gecontroleerd onderzoek hadden met aripiprazol
behandelde patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme,
acathisie, dystonie en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een
lange termijn 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS voor met
aripiprazol behandelde patiënten 19 % en voor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een ander
lange termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 % voor met
aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire 1-stoornis - in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3% bij de met
haloperidol behandelde patiënten. In een ander 12 weken durend onderzoek was de incidentie van EPS
26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten. In de
lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
Dystonie
Klasse-effect Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
Prolactine
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
Laboratoriumparameters
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten op zichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
In een korte termijnduur placebogecontroleerde klinische studie met 302 jongeren (13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, waren de frequentie en het type bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen, behalve in de volgende gevallen die vaker werden gemeld bij jongeren die aripiprazol
toegediend kregen dan volwassenen die aripiprazol toegediend kregen (en vaker dan placebo):
slapeloosheid/sedatie en extrapiramidale symptomen werden zeer vaak ( 1/10) gemeld, en droge
mond, toegenomen eetlust, en orthostatische hypotensie werden vaak gemeld ( 1/100, < 1/10).
Het veiligheidsprofiel in een 26 weken durende open-label verlengde studie was gelijk aan die van de
korte-termijn, placebo gecontroleerde studie.
Het veiligheidsprofiel in een dubbelblinde, placebogecontroleerde langetermijnstudie was ook
vergelijkbaar, afgezien van de volgende reacties die vaker gemeld werden dan bij pediatrische
patiënten die placebo kregen: gewichtsafname, verhoogde insulinespiegel in het bloed,
hartritmestoornissen en leukopenie werden vaak gemeld ( 1/100, < 1/10).
In de gepoolde adolescente schizofrenie populatie (13 tot 17 jaar) die tot 2 jaar zijn blootgesteld, was
de incidentie van laag serum prolactine spiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml)
respectievelijk 29,5 % en 48,3 %.
In de populatie adolescente patiënten (leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie, die gedurende
maximaal 72 maanden waren blootgesteld aan 5 mg tot 30 mg aripiprazol, bedroeg de incidentie van
verlaagde serumprolactinegehaltes bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml) respectievelijk
25,6 % en 45,0 %.
Tijdens twee langetermijnstudies bij adolescente (13 tot 17 jaar) patiënten met schizofrenie en met
bipolaire stoornis die met aripiprazol behandeld werden, was de incidentie van lage prolactinespiegels
in serum bij vrouwelijke patiënten (< 3 ng/ml) en mannelijke patiënten (< 2 ng/ml) respectievelijk
37,0 % en 59,4 %.
Manische episodes bij bipolaire 1-stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De frequentie en het type bijwerkingen bij jongeren met bipolaire 1-stoornis waren vergelijkbaar met
deze bij volwassenen, behalve voor de volgende reacties: zeer vaak ( 1/10) slaperigheid (23,0 %),
extrapiramidale stoornis (18,4 %), acathisie (16,0 %), en vermoeidheid (11,8 %); en vaak ( 1/100,
< 1/10) pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, toegenomen eetlust,
spiertrekkingen, en dyskinesie.
De volgende bijwerkingen hadden een mogelijke dosis-responsrelatie; extrapiramidale symptomen
(incidenties waren 10 mg, 9,1 %; 30 mg, 28,8 %; placebo, 1,7 %); en acathisie (incidenties waren
10 mg, 12,1 %; 30 mg, 20,3 %; placebo, 1,7 %).
Gemiddelde veranderingen in lichaamsgewicht bij adolescenten met bipolaire I stoornis na 12 en
30 weken waren voor aripiprazol 2,4 kg en 5,8 kg en voor placebo 0,2 kg en 2,3 kg, respectievelijk.
In de pediatrische populatie werden slaperigheid en vermoeidheid vaker opgemerkt bij patiënten met
een bipolaire stoornis dan bij patiënten met schizofrenie.
In de pediatrische bipolaire populatie (10 tot 17 jaar) met een blootstelling tot 30 weken was de
incidentie van lage serumprolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen (< 2 ng/ml) 28,0 %
en 53,3 %, respectievelijk.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketingervaring veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1 260 mg bij volwassen patiënten
geen fatale ongelukken. De potentieel medisch belangrijke signalen en symptomen waren o.a.
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue electrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
arrhytmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dienen
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de Cmax van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I-stoornis
wordt gemedieerd door een combinatie van partieel agonisme op de dopamine D2- en serotonine
5-HT1A-receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT2A-receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont in vitro hoge
bindingsaffiniteit voor dopamine D2 en D3, serotonine 5-HT1A en 5-HT2A-receptoren en gemiddelde
affiniteit voor dopamine D4, serotonine 5-HT2C en 5-HT7, alfa-1-adrenerge- en histamine
H1-receptoren. Aripiprazol vertoont ook gemiddelde bindingsaffiniteit voor de serotonine heropname
locatie en geen merkbare affiniteit voor muscarine receptoren. Interactie met andere receptoren dan
dopamine- en serotonine subtypen, kan enkele van de overige klinische effecten van aripiprazol
verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags gedurende 2 weken toegediend aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van 11C-raclopride, een
D2/D3 receptor ligand, aan het caudatum en putamen, gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Volwassenen
Schizofrenie
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1 228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met aripiprazol, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde, in beide groepen gelijk (aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het totale
voltooiingscijfer is significant hoger voor de patiënten die aripiprazol kregen (43 %) dan voor
haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als secundair
eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatieschaal (Montgomery-
Åsberg Depression Rating Scale; MADRS), toonden een significante verbetering ten opzichte van
haloperidol.
In een 26 weken durende placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie, gaf aripiprazol een significant grotere afname in terugvalcijfer, 34 % in de
aripiprazol groep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond. In een
26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met 314 volwassen
schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden significant minder
patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde (d.w.z. een toename van
minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van ~ 80,5 kg) met aripiprazol
(n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met olanzapine (n = 45, of 33 % van de
evalueerbare patiënten).
Lipidenparameters
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol-, triglyceriden-, `high density'-lipoproteïne (HDL)- en `low density'-lipoproteïne (LDL)-
spiegels.
Prolactine
De prolactinespiegels werden in alle onderzoeken van alle doses aripiprazol beoordeeld
(n = 28.242). De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten
die werden behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden
behandeld met placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot
intreden 42 dagen en was de mediane duur 34 dagen.
De incidentie van hypoprolactinemie of de daling van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was
de mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapie-onderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in de afname van manische symptomen
gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische kenmerken en
met of zonder rapid-cycling beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapie-onderzoek met vaste dosis bij patiënten
met een manische of gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, faalde aripiprazol om een
superieure werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapie-onderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, met of zonder psychotische kenmerken, die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering een remissie
hadden bereikt met aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverend manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I-stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young Mania
Rating Scale [YMRS]- en MADRS-totaalscore van 12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende weken, toonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
recidiverende manie ten opzichte van toegevoegd placebo, maar superioriteit ten opzichte van placebo
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat Clinical Global Impression -
Bipolar version (CGI-BP) Severity of Illness (SOI; manie)-score.
In deze studie werden patiënten door de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium- of
valproaatmonotherapie om partiële non-respons vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd
gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de combinatie van aripiprazol en dezelfde
stemmingsstabilisator.
Gestabiliseerde patiënten werden daarna gerandomiseerd naar continueren van dezelfde
stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of placebo. Vier stemmingsstabilisatorsubgroepen
werden beoordeeld in de gerandomiseerde fase: aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo
+ lithium; placebo + valproaat.
De Kaplan-Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de
toegevoegde behandelingsarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol +
valproaat, vergeleken met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren
In een 6 weken durende placebogecontroleerde studie met 302 schizofrene adolescente patiënten
(13 tot 17 jaar), die positieve of negatieve symptomen vertoonden, werd aripiprazol geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van psychotische symptomen in vergelijking met placebo.
In een subanalyse van de adolescente patiënten met een leeftijd van 15 tot 17 jaar, wat neerkomt op
74 % van de totale geworven populatie, werd behoud van dit effect geobserveerd gedurende de
26 weken durende open-label extensiestudie.
In een 60 tot 89 weken durende, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie met
adolescente proefpersonen (n = 146; leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie was er een statistisch
significant verschil in het recidiefpercentage van psychotische symptomen tussen de
aripiprazolgroep (19,39 %) en de placebogroep (37,50 %). De puntschatting van de hazard ratio
(HR) was 0,461 (95 % betrouwbaarheidsinterval: 0,242 tot 0,879) voor de beide populaties
tezamen. In deelgroepanalyses was de puntschatting van de HR 0,495 voor proefpersonen van
13 tot 14 jaar oud, in vergelijking met 0,454 voor proefpersonen van 15 tot 17 jaar. De schatting
van de HR voor de jongere groep (13 tot 14 jaar) was echter niet nauwkeurig, vanwege het kleinere
aantal proefpersonen in die groep (aripiprazol: n = 29; placebo: n = 12), en het
betrouwbaarheidsinterval voor deze schatting (0,151 tot 1,628) maakte het niet mogelijk om
conclusies te trekken omtrent de aanwezigheid van een behandelingseffect. Daarentegen was het
95 % betrouwbaarheidsinterval voor de HR in de oudere deelgroep (aripiprazol: n = 69; placebo:
n = 36) 0,242 tot 0,879 en vandaar dat er geconcludeerd kan worden dat er bij de oudere patiënten
een behandelingseffect is.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis bij kinderen en adolescenten
Aripiprazol werd onderzocht in een 30 weken durende placebogecontroleerde studie met 296 kinderen
en adolescenten (10 tot 17 jaar), die voldeden aan de DSM-IV-criteria (diagnostische en statistische
handleiding voor geestelijke aandoeningen) voor bipolaire I-stoornis met manische of gemengde
episodes, met of zonder psychotische kenmerken, en een YMRS-score 20 hadden bij aanvang van de
studie. Van de patiënten die in de primaire werkzaamheidsanalyse ingesloten waren, hadden
139 patiënten als comorbiditeit de diagnose van ADHD.
Aripiprazol was superieur aan placebo voor wat betreft de verandering ten opzichte van baseline voor
de YMRS-totaalscore in week 4 en in week 12. In een post-hocanalyse was de verbetering ten
opzichte van placebo meer uitgesproken bij patiënten met geassocieerde comorbiditeit van ADHD
vergeleken met de groep zonder ADHD, waar er geen verschil ten opzicht van placebo was. De
preventie van recidieven is niet vastgesteld.
De meest voorkomende bijwerkingen als gevolg van de behandeling bij patiënten met 30 mg waren
extrapiramidale stoornis (28,3 %), slaperigheid (27,3 %), hoofdpijn (23,2 %) en misselijkheid
(14,1 %). De gemiddelde gewichtstoename in de 30 weken durende behandeling was 2,9 kg ten
opzichte van 0,98 kg bij patiënten die behandeld werden met placebo.
Prikkelbaarheid geassocieerd met autistische stoornis bij pediatrische patiënten (zie rubriek 4.2)
Aripiprazol werd onderzocht bij patiënten van 6 tot 17 jaar in twee 8 weken durende,
placebogecontroleerde studies [één met flexibele dosering (2 mg/dag tot 15 mg/dag) en één met een
vaste dosering (5 mg/dag, 10 mg/dag of 15 mg/dag)] en in een 52 weken durende open-label studie.
Dosering in deze studies werd gestart met 2 mg/dag, na één week verhoogd tot 5 mg/dag en verhoogd
in wekelijkse stappen van 5 mg/dag naar de beoogde dosering. Meer dan 75 % van de patiënten was
jonger dan 13 jaar. Aripiprazol vertoonde een statistisch superieure werkzaamheid vergeleken met
placebo op de Aberrant Behaviour Checklist Irritability subschaal. Echter de klinische relevantie van
deze bevinding is niet vastgesteld. Het veiligheidsprofiel omvatte gewichtstoename en veranderingen
in prolactinespiegels. De duur van de langetermijn-veiligheidsstudie was beperkt tot 52 weken. In de
gecombineerde studies was de incidentie van lage serum prolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en
mannen (< 2 ng/ml) die met aripiprazol werden behandeld 27/46 (58,7 %) en 258/298 (86,6 %),
respectievelijk. In de placebogecontroleerde studies was de gemiddelde gewichtstoename 0,4 kg voor
placebo en 1,6 kg voor aripiprazol.
Aripiprazol is ook onderzocht in een placebogecontroleerde langetermijn onderhoudsstudie. Na een
stabilisatieperiode op aripiprazol van 13 tot 26 weken (2 mg/dag tot 15 mg/dag) werden patiënten met
een stabiele respons op aripiprazol gehouden, dan wel omgezet op placebo voor nog eens 16 weken.
De aan de hand van Kaplan-Meiermethode geschatte recidiefpercentages na 16 weken waren 35 %
voor aripiprazol en 52 % voor placebo; de hazard ratio voor recidief na 16 weken (aripiprazol/placebo)
was 0,57 (niet-statistisch significant verschil). De gemiddelde gewichtstoename gedurende de
stabilisatiefase (tot 26 weken) op aripiprazol was 3,2 kg en in de tweede fase van de studie (16 weken)
werd een verdere gemiddelde toename van 2,2 kg voor aripiprazol waargenomen tegenover 0,6 kg
voor placebo. Extrapiramidale symptomen werden voornamelijk gemeld tijdens de stabilisatiefase bij
17 % van de patiënten, waarvan 6,5 % tremor betrof.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette bij pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.2)
De werkzaamheid van aripiprazol is onderzocht bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van
Gilles de la Tourette (aripiprazol: n = 99, placebo: n = 44) in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd, 8 weken durend onderzoek dat werd opgezet met een behandelgroep met een
vaste, op gewicht gebaseerde dosis over het dosisbereik van 5 mg/dag tot 20 mg/dag en een
aanvangsdosis van 2 mg. Patiënten waren in de leeftijd van 7 tot 17 jaar en hadden bij aanvang een
gemiddelde score van 30 op de Total Tic Score van de Yale Global Tic Severity Scale (TTS-YGTSS).
Aripiprazol gaf een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot week 8 van
13,35 voor de groep met lage dosis (5 mg of 10 mg) en van 16,94 voor de groep met hoge dosis
(10 mg of 20 mg), vergeleken met een verbetering van 7,09 voor de placebogroep.
De werkzaamheid van aripiprazol bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van Gilles de la
Tourette (aripiprazol: n = 32, placebo: n = 29) is ook beoordeeld over een flexibel dosisbereik van
2 mg/dag tot 20 mg/dag en een aanvangsdosis van 2 mg, in een 10 weken durend, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek dat in Zuid-Korea werd uitgevoerd. Patiënten waren in
de leeftijd van 6 tot 18 jaar en hadden bij aanvang een gemiddelde score van 29 op de TTS-YGTSS.
De aripiprazolgroep vertoonde een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot
week 10 van 14,97, vergeleken met een verbetering van 9,62 voor de placebogroep.
In allebei deze kortetermijnonderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen met
betrekking tot de werkzaamheid niet vastgesteld, gezien de grootte van het behandeleffect in
vergelijking met het grote placebo-effect en de onduidelijke effecten met betrekking tot psychosociaal
functioneren. Er zijn geen langetermijngegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid en
veiligheid van aripiprazol in deze fluctuerende stoornis.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met het referentiegeneesmiddel dat aripiprazol bevat in
een of meerdere subgroepen van pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve
stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Aripiprazol wordt goed geabsorbeerd en maximale plasma concentraties worden bereikt binnen
3 tot 5 uur na inname. Aripiprazol ondergaat minimale pre-systemische metabolisering. De absolute
orale biologische beschikbaarheid van de tabletformulering is 87 %. Een vette maaltijd heeft geen
effect op de farmacokinetiek van aripiprazol.
Distributie
Aripiprazol wordt uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume
van 4,9 l/kg, wat een indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische
concentraties worden aripiprazol en dehydro-aripiprazol voor meer dan 99 % gebonden aan
serumeiwitten, voornamelijk aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie
biotransformatieroutes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op in vitro
studies, zijn de CYP3A4 en CYP2D6 enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en
hydroxylering van aripiprazol en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol is
het belangrijkste geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij `steady-state' vertegenwoordigt de
actieve metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede
CYP2D6-metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6-metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
Na een enkele orale dosis [14C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol bij pediatrische patiënten van 10 tot 17 jaar
was vergelijkbaar met die bij volwassenen na correctie voor de verschillen in lichaamsgewicht.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke en vrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
Roken
Farmacokinetisch populatieonderzoek gaf geen bewijs van klinisch significante effecten van roken op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Ras
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
Leverfunctiestoornis
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B, en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect
had op de farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol. Echter in de studie waren slechts
3 patiënten met klasse C-levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over
hun metabole capaciteit.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(accumulatie van lipofuscinepigment en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling bij vrouwtjesratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaatconjugaten of
hydroxymetabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen op
mg/m2 gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis, 30 mg/dag, waren niet hoger dan 6 % van
de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun in
vitro oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteitsprofiel van aripiprazol
vergelijkbaar met dat van volwassen dieren, en er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of
bijwerkingen op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische-reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
fertiliteit niet. Ontwikkelingstoxiciteit, inclusief dosisafhankelijke vertraagde foetale ossificatie en
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en 11
keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Lactosemonohydraat
Microkristallijne cellulose
Crospovidon
Hydroxypropylcellulose
Colloïdaal watervrij silicium
Natriumcroscarmellose
Magnesiumstearaat
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
2 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
OPA/Alu/PVC/Alu blisterverpakking (Alu-Alu blister), kartonnen doos.
Verpakkingsgrootten: 14, 28, 49, 56 of 98 tabletten
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Apipiprazol Zentiva 5 mg tabletten
EU/1/15/1009/001
EU/1/15/1009/002
EU/1/15/1009/003
EU/1/15/1009/004
EU/1/15/1009/005
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
EU/1/15/1009/006
EU/1/15/1009/007
EU/1/15/1009/008
EU/1/15/1009/009
EU/1/15/1009/010
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
EU/1/15/1009/011
EU/1/15/1009/012
EU/1/15/1009/013
EU/1/15/1009/014
EU/1/15/1009/015
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
EU/1/15/1009/016
EU/1/15/1009/017
EU/1/15/1009/018
EU/1/15/1009/019
EU/1/15/1009/020
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 25 juni 2015
Datum van laatste verlenging: 2 juni 2020
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 10 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke orodispergeerbare tablet bevat 37 mg lactose (als monohydraat).
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 15 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke orodispergeerbare tablet bevat 55.5 mg lactose (als monohydraat).
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
Elke orodispergeerbare tablet bevat 30 mg aripiprazol.
Hulpstof met bekend effect
Elke orodispergeerbare tablet bevat 111 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Orodispergeerbare tablet
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
Witte tot gebroken witte ronde tabletten met `10' ingestanst aan één zijde en een breuklijn aan de
andere zijde en met een diameter van ongeveer 7 mm.
De breukstreep dient niet om de tablet te breken.
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
Witte tot gebroken witte ronde platte tabletten, met `15' ingestanst aan één zijde en vlak aan de andere
zijde en met een diameter van ongeveer 8 mm.
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
Witte tot gebroken witte ronde tabletten met `30' ingestanst aan één zijde en een breuklijn aan de
andere zijde en met een diameter van ongeveer 10,2 mm.
De breukstreep dient niet om de tablet te breken.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassenen en jongeren
met een leeftijd van 15 jaar en ouder.
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige manische episodes bij
een bipolaire I-stoornis en voor de preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen die
voorheen voornamelijk manische episodes hadden en bij wie deze manische episodes reageerden op
de behandeling met aripiprazol (zie rubriek 5.1).
Aripiprazol Zentiva is geïndiceerd voor de behandeling gedurende maximaal 12 weken van matige tot
ernstige manische episodes in bipolaire I-stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
(zie rubriek 5.1).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
Schizofrenie
De aanbevolen aanvangsdosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag of 15 mg/dag met een
onderhoudsdosering van 15 mg/dag, éénmaal daags toegediend, onafhankelijk van maaltijden.
Aripiprazol Zentiva is effectief in een doseringsbereik van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verhoogde
werkzaamheid bij doseringen hoger dan een dagelijkse dosis van 15 mg is niet aangetoond, hoewel
individuele patiënten voordeel kunnen hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag
de 30 mg niet overschrijden.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis
De aanbevolen aanvangsdosering voor Aripiprazol Zentiva is eenmaal daags 15 mg als monotherapie
of als combinatietherapie, onafhankelijk van maaltijden (zie rubriek 5.1). Sommige patiënten kunnen
voordeel hebben van een hogere dosis. De maximale dagdosering mag de 30 mg niet overschrijden.
Preventie van recidiverende manische episodes bij bipolaire I-stoornis
Voor de preventie van recidiverende manische episodes bij patiënten die aripiprazol hebben gehad als
monotherapie of combinatietherapie, dient de therapie te worden voortgezet met dezelfde dosering.
Aanpassing van de dagelijkse dosering, inclusief een dosisreductie, dient te worden overwogen op
basis van de klinische status.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie in jongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
De aanbevolen dosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag toegediend op een éénmaal daags
schema, onafhankelijk van maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (door een
geschikt aripiprazol bevattend geneesmiddel te gebruiken) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg
gedurende de 2 opeenvolgende dagen om de aanbevolen dosering van éénmaal daags 10 mg te
bereiken. Indien van toepassing, dienen dosisverhogingen toegediend te worden in stappen van 5 mg
zonder de maximale dagelijkse dosis van 30 mg te overschrijden (zie rubriek 5.1).
Aripiprazol Zentiva is werkzaam bij een dosis van 10 mg/dag tot 30 mg/dag. Verbeterde
werkzaamheid bij hogere dosis dan de dagelijkse 10 mg is niet vastgesteld, hoewel individuele
patiënten mogelijk baat hebben bij een hogere dosis.
Aripiprazol Zentiva wordt niet aanbevolen voor gebruik bij schizofreniepatiënten jonger dan 15 jaar
vanwege gebrek aan gegevens over de veiligheid en werkzaamheid (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis bij adolescenten met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De aanbevolen dosering voor Aripiprazol Zentiva is 10 mg/dag eenmaal daags toegediend,
onafhankelijk van maaltijden. Behandeling dient gestart te worden met 2 mg (gebruik makend van een
geschikt aripiprazol bevattend geneesmiddel) gedurende 2 dagen, getitreerd naar 5 mg gedurende de
2 daaropvolgende dagen om de aanbevolen dagelijkse dosis van 10 mg te bereiken.
De duur van de behandeling dient beperkt te worden tot de tijd die nodig is om de symptomen onder
controle te krijgen en mag niet langer zijn dan 12 weken. Verhoogde werkzaamheid bij doses hoger
dan de dagelijkse dosis van 10 mg is niet aangetoond en een dagelijkse dosis van 30 mg gaat gepaard
met een aanzienlijk hogere incidentie van aanzienlijke bijwerkingen, zoals aan EPS (extrapiramidale
symptomen) gerelateerde bijwerkingen, slaperigheid, vermoeidheid en gewichtstoename (zie
rubriek 4.8 ). Doseringen hoger dan 10 mg/dag moeten daarom alleen worden gebruikt in
uitzonderlijke gevallen en onder nauwkeurige klinische controle(zie rubriek 4.4, 4.8 en 5.1).
Jongere patiënten hebben een verhoogd risico op bijwerkingen geassocieerd met aripiprazol. Daarom
wordt Aripiprazol Zentiva niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten die jonger zijn dan 13 jaar (zie
rubriek 4.8 en 5.1).
Prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol bij kinderen en adolescenten met een leeftijd jonger
dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in
rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 tot
18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in
rubriek 5.1, maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornissen
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met milde tot matige leverfunctiestoornissen. Voor
patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om
aanbevelingen vast te stellen. Bij deze patiënten dient de dosering voorzichtig te worden gehanteerd.
Echter bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen dient de maximale dagdosering van 30 mg
met voorzichtigheid te worden toegepast (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornissen
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met nierfunctiestoornissen.
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van aripiprazol voor de behandeling van schizofrenie of manische
episodes bij bipolaire I-stoornis bij patiënten met een leeftijd van 65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld.
Als gevolg van een grotere gevoeligheid van deze populatie dient, wanneer klinische factoren dit
rechtvaardigen, een lagere aanvangsdosering te worden overwogen (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Ten opzichte van mannelijke patiënten is er geen dosisaanpassing nodig voor vrouwelijke patiënten
(zie rubriek 5.2).
Rokersstatus
Voor rokers is er, gezien de metabolisatieroute van aripiprazol, geen dosisaanpassing nodig (zie
rubriek 4.5).
Dosisaanpassing vanwege interacties
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4- of CYP2D6-remmers, dient de dosering
van aripiprazol te worden verlaagd. Wanneer de CYP3A4- of CYP2D6-remmer uit de
combinatietherapie achterwege wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verhoogd
(zie rubriek 4.5).
Bij gelijktijdig gebruik van aripiprazol met sterke CYP3A4-inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verhoogd. Wanneer de CYP3A4-inductor uit de combinatietherapie achterwege
wordt gelaten, dan dient de aripiprazol dosering te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering (zie
rubriek 4.5).
Wijze van toediening
Aripiprazol Zentiva is voor oraal gebruik.
Het orodispergeerbare tablet dient in de mond op de tong te worden geplaatst, alwaar het snel
uiteenvalt en het zich verspreid met het speeksel. Het tablet kan met of zonder vloeistof worden
ingenomen. Verwijdering van het intacte orodispergeerbare tablet uit de mond is moeilijk. Aangezien
het orodispergeerbare tablet kwetsbaar is, dient het direct te worden ingenomen na opening van de
blisterverpakking. Als alternatief het tablet in water uiteen laten vallen en de ontstane suspensie
opdrinken.
De orodispergeerbare tabletten kunnen bij patiënten die moeite hebben met het doorslikken van
Aripiprazol Zentiva tabletten als alternatief worden gebruikt voor Aripiprazol Zentiva tabletten (zie
ook rubriek 5.2).
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcidaliteit
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingsstoornissen
en is in sommige gevallen gemeld vlak na de start of het omzetten van de antipsychotische
behandeling, waaronder behandeling met aripiprazol (zie rubriek 4.8). Zorgvuldige supervisie van
hoogrisico patiënten is nodig gedurende antipsychotische behandeling.
Cardiovasculaire aandoeningen
Aripiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire
aandoeningen (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartaandoening, hartfalen of
geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire aandoeningen, condities welke voor de patiënt
predisponerend zijn voor hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensieve
geneesmiddelen) of hypertensie, inclusief maligne.
Gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn gemeld bij het gebruik van antipsychotica.
Aangezien patiënten die behandeld worden met antipsychotica vaak verworven risicofactoren vertonen
voor VTE, dienen alle mogelijke risicofactoren van VTE te worden geïdentificeerd voor en tijdens de
behandeling met aripiprazol en dienen voorzorgsmaatregelen genomen te worden.
QT-verlenging
In klinisch onderzoek met aripiprazol was de incidentie van QT-verlenging vergelijkbaar met die van
placebo. Voorzichtigheid is geboden wanneer aripiprazol wordt gebruikt bij patiënten met een familie-
anamnese van QT-verlenging (zie rubriek 4.8).
Tardieve dyskinesie
In klinisch onderzoek met een duur van 1 jaar of korter, waren er bij behandeling met aripiprazol
enkele meldingen van een zich als gevolg van de behandeling ontwikkelende dyskinesie. Indien bij
een patiënt die aripiprazol gebruikt, tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient
dosisverlaging of staken van het geneesmiddel te worden overwogen (zie rubriek 4.8). Deze
symptomen kunnen tijdelijk verergeren of kunnen zelfs pas na staken van de behandeling optreden.
Andere extrapiramidale symptomen
Bij pediatrische klinische studies met aripiprazole werden acathisie en parkinsonisme waargenomen.
Indien klachten en verschijnselen van andere EPS optreden bij een patiënt die aripiprazol gebruikt,
dienen dosisreductie en een nauwkeurige klinische controle te worden overwogen.
Maligne Neuroleptica Syndroom (MNS)
MNS is een potentieel fataal symptoomcomplex gerelateerd aan antipsychotica. In klinisch onderzoek
zijn tijdens de behandeling met aripiprazol zeldzame gevallen van MNS gemeld. Klinische
manifestaties van MNS zijn hyperpyrexie, spierrigiditeit, veranderde mentale toestand en tekenen van
autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, diaforese en
hartritmestoornissen). Bijkomende tekenen kunnen zijn: verhoogd creatinefosfokinase, myoglobinurie
(rhabdomyolyse) en acuut nierfalen. Echter, verhoogde creatinefosfokinase en rhabdomyolyse, niet
noodzakelijkerwijs geassocieerd met MNS, zijn ook gemeld. Indien een patiënt aanwijsbare tekenen
en symptomen van MNS ontwikkelt, of zich presenteert met hoge koorts zonder bijkomende klinische
manifestaties van MNS, dienen alle antipsychotica, inclusief aripiprazol, te worden gestaakt.
Convulsies
In klinisch onderzoek, zijn tijdens de behandeling met aripiprazol soms gevallen van convulsies
gemeld. Daarom dient aripiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
voorgeschiedenis van convulsies of met aandoeningen die in verband kunnen worden gebracht met
convulsies (zie rubriek 4.8).
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Verhoogde mortaliteit
In drie placebogecontroleerde onderzoeken (n = 938; gemiddelde leeftijd: 82,4 jaar; variërend van:
56 tot 99 jaar) met aripiprazol bij oudere patiënten met aan de ziekte van Alzheimer gerelateerde
psychose, hadden patiënten behandeld met aripiprazol een verhoogd risico op overlijden in
vergelijking tot placebo. De verhouding van overlijden bij met aripiprazol behandelde patiënten was
3,5 % ten opzichte van 1,7 % bij de placebogroep. Hoewel de doodsoorzaken varieerden, waren de
meeste doodsoorzaken van cardiovasculaire (biv. hartfalen, plotseling overlijden) of van infectueuze
(bv. pneumonie) aard (zie rubriek 4.8).
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In dezelfde onderzoeken zijn bij patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen (bijvoorbeeld beroerte,
transient ischemic attack), met inbegrip van die met fatale afloop, gemeld (gemiddelde leeftijd:
84 jaar; variërend van: 78 tot 88 jaar). In totaal zijn er in deze onderzoeken bij 1,3 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten cerebrovasculaire bijwerkingen gemeld, in vergelijking tot 0,6 % van
de patiënten behandeld met placebo. Dit verschil was statistisch niet significant. Echter in één van
deze onderzoeken, een onderzoek met vaste dosering, was er bij patiënten die met aripiprazol
behandeld werden, een significante dosis-responsrelatie voor cerebrovasculaire bijwerkingen (zie
rubriek 4.8).
Aripiprazol is niet geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met aan dementie gerelateerde
psychose.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en gepaard gaand met ketoacidose of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die behandeld werden met atypische antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Risicofactoren die bij patiënten predisponeren voor ernstige complicaties zijn
obesitas en familie-anamnese van diabetes. In klinische onderzoeken met aripiprazol waren er, in
vergelijking met placebo, geen significante verschillen in de incidentie van aan hyperglykemie
gerelateerde bijwerkingen (inclusief diabetes), of in afwijkende glykemische laboratoriumwaarden.
Precieze risico-inschattingen om directe vergelijkingen toe te staan bij patiënten behandeld met
aripiprazol en met andere atypische antipsychotica voor aan hyperglykemie gerelateerde bijwerkingen,
zijn niet beschikbaar. Patiënten die behandeld worden met antipsychotica, inclusief aripiprazol, dienen
te worden gecontroleerd op signalen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakte), en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus
dienen regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole (zie rubriek 4.8).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, gekenmerkt door allergische symptomen, kunnen voorkomen met
aripiprazol (zie rubriek 4.8).
Gewichtstoename
Gewichtstoename wordt vaak gezien bij patiënten met schizofrenie en bipolaire manie als gevolg van
comorbiditeiten, gebruik van antipsychotica die bekend zijn om het veroorzaken van
gewichtstoename, ongezonde leefstijl, en kan leiden tot ernstige complicaties. Gewichtstoename is
post-marketing gemeld bij patiënten die aripiprazol voorgeschreven kregen. Als het optreedt, gaat het
meestal om patiënten met significante risicofactoren zoals een voorgeschiedenis van diabetes,
schildklierstoornissen of hypofyse-adenoom. Bij klinisch onderzoek veroorzaakte aripiprazol geen
klinisch relevante gewichtstoename bij volwassenen (zie rubriek 5.1). In klinische studies met
jongeren met een bipolaire manie is aangetoond dat aripiprazol geassocieerd wordt met
gewichtstoename na 4 weken behandeling. Op gewichtstoename moet worden gecontroleerd bij
adolescente patiënten met bipolaire manie. Als gewichtstoename klinisch significant is, dient
dosisverlaging te worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Dysfagie
Oesofageale dysmotiliteit en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van antipsychotica,
waaronder aripiprazol. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van aripiprazol bij patiënten die
risico lopen op aspiratiepneumonie.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Patiënten kunnen verhoogde aandrang ervaren, met name tot gokken, en niet in staat zijn om deze
aandrang te beheersen wanneer zij aripiprazol gebruiken. Andere vormen van aandrang die zijn
gemeld, zijn: verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten en
andere vormen van impulsief en compulsief gedrag. Het is belangrijk dat voorschrijvers bij patiënten
of hun verzorgers specifiek vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen aandrang tot
gokken, seksuele aandrang, compulsief winkelen, overmatig of compulsief eten of andere vormen van
aandrang terwijl zij met aripiprazol worden behandeld. Er dient opgemerkt te worden dat
impulsbeheersingssymptomen verband kunnen houden met de onderliggende stoornis; in sommige
gevallen is echter gemeld dat de aandrang was gestopt toen de dosis was verlaagd of het gebruik van
het geneesmiddel was stopgezet. Wanneer impulsbeheersingsstoornissen niet worden opgemerkt,
kunnen deze leiden tot schade aan de patiënt en aan anderen. Overweeg dosisverlaging of stopzetting
van het gebruik van het geneesmiddel als een patiënt dergelijke vormen van aandrang ontwikkelt
terwijl hij/zij aripiprazol inneemt (zie rubriek 4.8).
Patiënten met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD)-comorbiditeit
Ondanks de hoge comorbiditeitsfrequentie van een bipolaire I-stoornis en ADHD, zijn slechts zeer
beperkte veiligheidsgegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van aripiprazol en stimulantia;
daarom dient men uiterst voorzichtig te zijn wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend.
Vallen
Aripiprazol kan somnolentie, orthostatische hypotensie, motorische en zintuiglijke instabiliteit
veroorzaken, wat tot vallen kan leiden. Voorzorg is geboden bij het behandelen van patiënten met
verhoogd risico, en een lagere aanvangsdosis dient te worden overwogen (bijv. bij oudere of
verzwakte patiënten; zie rubriek 4.2).
Lactose
Aripiprazol Zentiva orodispergeerbare tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke
aandoeningen als galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie,
dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Als gevolg van de antagonerende werking op de 1-adrenerge receptor, kan aripiprazol mogelijk het
effect van bepaalde antihypertensieve geneesmiddelen versterken.
Gezien de primaire effecten van aripiprazol op het (CZS), is voorzichtigheid op zijn plaats bij
combinatie van aripiprazol met alcohol of andere op het CZS werkende geneesmiddelen met
overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
Indien aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen die bekend zijn om het
veroorzaken van QT-verlening of verstoring van de elektrolytenbalans, is voorzichtigheid geboden.
Vermogen van andere geneesmiddelen om aripiprazol te beïnvloeden
Een maagzuurremmer, de H2-antagonist famotidine, vermindert de absorptiesnelheid van aripiprazol,
echter dit effect wordt als niet klinisch relevant beschouwd.
Aripiprazol wordt via meerdere routes gemetaboliseerd, waarbij de enzymen CYP2D6 en CYP3A4
wel, maar de CYP1A-enzymen geen rol spelen. Aldus is voor rokers geen dosisaanpassing vereist.
Kinidine en andere CYP2D6-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP2D6
(kinidine) de AUC van aripiprazol met 107 %, terwijl de Cmax onveranderd was. De AUC en Cmax van
dehydro-aripiprazol, de actieve metaboliet, namen af met respectievelijk 32 % en 47 %. De dosering
van aripiprazol dient te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de voorgeschreven dosering indien
aripiprazol gelijktijdig wordt toegediend met kinidine. Van andere sterke remmers van CYP2D6, zoals
fluoxetine en paroxetine, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast.
Ketoconazol en andere CYP3A4-remmers
In een klinisch onderzoek met gezonde personen verhoogde een sterke remmer van CYP3A4
(ketoconazol) de AUC en Cmax van aripiprazol met respectievelijk 63 % en 37 %. De AUC en Cmax van
dehydro-aripiprazol namen toe met respectievelijk 77 % en 43 %. In slechte
CYP2D6-metaboliseerders kan gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 resulteren in
hogere plasmaconcentraties van aripiprazol in vergelijking met die in uitgebreide
CYP2D6-metaboliseerders. Wanneer overwogen wordt om ketoconazol of andere sterke
CYP3A4-remmers gelijktijdig met aripiprazol toe te dienen, moeten de potentiële voordelen de
potentiële risico's voor de patiënt overheersen. Wanneer gelijktijdige toediening van ketoconazol met
aripiprazol plaatsvindt, dient de aripiprazol-dosering te worden verlaagd tot ongeveer de helft van de
voorgeschreven dosering. Van andere sterke remmers van CYP3A4, zoals itraconazol en hiv-
proteaseremmers, kan worden verwacht dat deze vergelijkbare effecten hebben en soortgelijke
dosisverlagingen dienen daarom te worden toegepast (zie rubriek 4.2).
Na stopzetting van de CYP2D6- of CYP3A4-remmer, dient de dosis van aripiprazol te worden
verhoogd tot het niveau van voor de aanvang van de combinatietherapie.
Wanneer zwakke remmers van CYP3A4 (b.v. diltiazem ) of CYP2D6 (b.v. escitalopram) gelijktijdig
met aripiprazol worden gebruikt, kunnen matige verhogingen van de plasmaconcentraties aripiprazol
worden verwacht.
Carbamazepine en andere CYP3A4-inductoren
Na gelijktijdige toediening met carbamazepine, een sterke inductor van CYP3A4, en oraal aripiprazol
aan patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis, waren de geometrische gemiddelden van
de Cmax en AUC voor aripiprazol respectievelijk 68 % en 73 % lager in vergelijking met de toediening
van alleen aripiprazol (30 mg). Evenzo waren voor dehydro-aripiprazol de geometrische gemiddelden
van de Cmax en AUC na gelijktijdige toediening met carbamazepine respectievelijk 69 % en 71 % lager
dan na behandeling met alleen aripiprazol.
De aripiprazol-dosering dient te worden verdubbeld wanneer gelijktijdige toediening van aripiprazol
met carbamazepine plaatsvindt. Van gelijktijdige toediening van aripiprazol en andere inductoren van
CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne, fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en st.
Janskruid) kunnen vergelijkbare effecten worden verwacht, en soortgelijke dosisverhogingen dienen
daarom te worden toegepast. Na het staken van de sterke CYP3A4-inductoren, dient de dosering van
aripiprazol te worden verlaagd tot de aanbevolen dosering.
Valproaat en lithium
Wanneer lithium of valproaat gelijktijdig met aripiprazol werd toegediend, waren er geen klinisch
significante wijzigingen van de aripiprazol-concentraties. Daarom hoeft de dosis niet te worden
aangepast wanneer valproaat of lithium samen met aripiprazol wordt toegediend.
Vermogen van aripiprazol om andere geneesmiddelen te beïnvloeden
In klinische studies hadden doses aripiprazol van 10 mg/dag tot 30 mg/dag geen significant effect op
het metabolisme van substraten van CYP2D6 (dextromethorfan/3-methoxymorfinan ratio), CYP2C9
(warfarine), CYP2C19 (omeprazol) en CYP3A4 (dextromethorfan). Daarnaast toonden aripiprazol en
dehydro-aripiprazol in vitro geen potentie tot wijziging van CYP1A2-gemedieerd metabolisme. Aldus
is het onwaarschijnlijk dat aripiprazol door deze enzymen gemediëerde klinisch belangrijke
geneesmiddelinteracties veroorzaakt.
Wanneer aripiprazol gelijktijdig werd toegediend met valproaat, lithium of lamotrigine, was er geen
klinisch significante verandering in de valproaat-, lithium- of lamotrigineconcentraties.
Serotoninesyndroom
Er zijn gevallen van serotoninesyndroom gemeld bij patiënten die aripiprazol gebruiken. Mogelijke
verschijnselen en symptomen van deze aandoening kunnen met name optreden in geval van
gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals selectieve serotonine-
heropnameremmers/selectieve serotonine-noradrenalineheropnameremmers (SSRI/SNRI), of met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen (zie rubriek.4.8).
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn van aripiprazol bij zwangere vrouwen geen adequate en goed-gecontroleerde onderzoeken.
Congenitale afwijkingen zijn gemeld, hoeweleen causaal verband met aripiprazol niet kon worden
vastgesteld. Dierstudies kunnen de mogelijkheid van ontwikkelingstoxiciteit niet uitsluiten (zie
rubriek 5.3). Patiënten moeten het advies krijgen hun arts te raadplegen indien zij tijdens de
behandeling met aripiprazol zwanger raken of zwanger willen worden. Als gevolg van de onvoldoende
veiligheidsinformatie bij mensen en de in dierstudies onstane bedenkingen, dient dit geneesmiddel
tijdens de zwangerschap niet te worden gebruikt, behalve indien de verwachte voordelen het mogelijk
risico voor de foetus rechtvaardigen.
Pasgeboren baby's die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
antipsychotica (waaronder aripiprazol), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder
extrapiramidale symptomen en/of onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur.
Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of
voedingsstoornis. Pasgeboren baby's moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd (zie
rubriek 4.8).
Borstvoeding
Aripiprazol/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat de behandeling met aripiprazol moet worden gestaakt dan
wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel
van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Aripiprazol had geen invloed op de vruchtbaarheid, op basis van de resultaten van onderzoek naar
reproductietoxiciteit.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Aripiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld
sedatie, slaperigheid, syncope, wazig zien, diplopie (zie rubriek 4.8).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen in placebogecontroleerde onderzoeken waren acathisie en
nausea, allemaal voorkomend in meer dan 3 % van de patiënten behandeld met oraal aripiprazol.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De incidenties van de bijwerkingen die geassocieerd zijn met behandeling met aripiprazol zijn
weergegeven in de onderstaande tabel. De tabel is gebaseerd op de bijwerkingen die zijn gemeld
tijdens klinische onderzoeken en/of in de postmarketingfase.
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak ( 1/10),
vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1 000, < 1/100), zelden ( 1/10 000, < 1/1 000), zeer zelden
(< 1/10 000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties van de bijwerkingen die in de postmarketingfase zijn gemeld, kunnen niet worden
bepaald omdat ze zijn afgeleid van spontane meldingen. Daarom worden de frequenties van deze
bijwerkingen aangegeven als "niet bekend".
Vaak
Soms
Niet bekend
Bloed- en
Leukopenie
lymfestelsel-
Neutropenie
aandoeningen
Trombocytopenie
Immuunsysteem-
Allergische reactie (bijv.
aandoeningen
anafylactische reactie, angio-
oedeem met inbegrip van
gezwollen tong, tongoedeem,
gezichtsoedeem, pruritus allergisch
of urticaria)
Endocriene
Hyperprolactinemie
Diabetisch hyperosmolair coma
aandoeningen
Bloed prolactine
Diabetische ketoacidose
verlaagd
Voedings- en
Diabetes mellitus Hyperglykemie
Hyponatriëmie
stofwisselingsstoor-
Anorexie
nissen
Psychische
Insomnia
Depressie
Zelfmoordpoging,
stoornissen
Angst
Hyperseksualiteit
zelfmoordgedachte en gelukte
Rusteloosheid
zelfmoord (zie rubriek 4.4)
Pathologisch gokken
Impulsbeheersingsstoornis
Brassend eten
Compulsief winkelen
Poriomanie
Agressie
Agitatie
Zenuwachtigheid
Zenuwstelselaan-
Acathisie
Tardieve dyskinesie
Neuroleptisch maligne syndroom
doeningen
Extrapiramidale
Dystonie
Grand mal convulsie
aandoening
Restless legs-
Serotoninesyndroom
Tremor
syndroom
Spraakstoornis
Hoofdpijn
Sedatie
Somnolentie
Duizeligheid
Oogaandoeningen
Gezichtsvermoge
Diplopie
Oculogyrische crisis
n wazig
Fotofobie
Hartaandoeningen
Tachycardie
Plotse dood onverklaard
Torsades de pointes
Ventriculaire aritmie
Hartstilstand
Bradycardie
Bloedvataandoe-
Orthostatische
Veneuze trombo-embolie (met
ningen
hypotensie
inbegrip van longembolie en diepe
veneuze trombose)
Hypertensie
Syncope
Vaak
Soms
Niet bekend
Ademhalingsstelsel-
Hik
Aspiratiepneumonie
, borstkas- en
Laryngospasme
mediastinum-
Orofarynxspasme
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
Constipatie
Pancreatitis
aandoeningen
Dyspepsie
Dysfagie
Nausea
Diarree
Speekselhypersec
Abdominaal ongemak
retie
Maagongemak
Braken
Lever- en
Leverfalen
galaandoeningen
Hepatitis
Geelzucht
Huid- en
Rash
onderhuidaan-
Fotosensitiviteitsreactie
doeningen
Alopecia
Hyperhidrose
Geneesmiddelenreactie met
eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS)
Skeletspierstelsel-
Rabdomyolyse
en bindweefsel-
Myalgie
aandoeningen
Stijfheid
Nier- en
Urine-incontinentie
urinewegaandoe-
Urineretentie
ningen
Zwangerschap,
Geneesmiddelontwenningsverschij
perinatale periode
nselen-syndroom, neonataal (zie
en puerperium
rubriek 4.6)
Voortplantingsstels
Priapisme
el- en
borstaandoeningen
Algemene
Vermoeidheid
Temperatuursregelingsstoornis
aandoeningen en
(bijv. hypothermie, pyrexie)
toedieningsplaats-
Borstkaspijn
stoornissen
Perifeer oedeem
Onderzoeken
Gewicht verlaagd
Gewichtstoename
Alanine-aminotransferase verhoogd
Aspartaataminotransferase
verhoogd
Gamma-glutamyltransferase
verhoogd
Alkalische fosfatase verhoogd
QT verlengd
Bloedglucose verhoogd
Geglycosyleerde hemoglobine
verhoogd
Bloedglucoseschommeling
Creatinefosfokinase verhoogd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volwassenen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Schizofrenie - in een lange termijn 52 weken durend onderzoek hadden met aripiprazol behandelde
patiënten een totaal lagere incidentie (25,8 %) van EPS, waaronder parkinsonisme, acathisie, dystonie
en dyskinesie, vergeleken met haloperidol behandelde patiënten (57,3 %). In een lange termijn 26
weken durend placebogecontroleerd onderzoek, was de incidentie van EPS voor met aripiprazol
behandelde patiënten 19 % envoor met placebo behandelde patiënten 13,1 %. In een ander lange
termijn 26 weken durend gecontroleerd onderzoek was de incidentie van EPS 14,8 % voor met
aripiprazol behandelde patiënten en 15,1 % voor met olanzapine behandelde patiënten.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis - in een 12 weken durend gecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 23,5 % bij de met aripiprazol behandelde patiënten en 53,3 % bij de met
haloperidol behandelde patiënten. In een ander 12 weken durend onderzoek was de incidentie van EPS
26,6 % bij patiënten behandeld met aripiprazol en 17,6 % bij met lithium behandelde patiënten. In de
lange termijn 26 weken durende onderhoudsfase van een placebogecontroleerd onderzoek was de
incidentie van EPS 18,2 % voor de met aripiprazol behandelde patiënten en 15,7 % voor de
placebogroep.
Acathisia
In placebogecontroleerde onderzoeken was de incidentie van acathisie bij bipolaire patiënten 12,1 %
met aripiprazol en 3,2 % bij placebo. Bij schizofreniepatiënten was de incidentie van acathisie 6,2 %
bij aripiprazol en 3,0 % bij placebo.
Dystonie
Klasse-effect - Symptomen van dystonie, geprolongeerde abnormale samentrekkingen van
spiergroepen, kan voorkomen bij gevoelige individuen gedurende de eerste paar dagen van de
behandeling. Dystoniesymptomen omvatten: spasmen van de nekspieren, soms leidend tot vernauwing
van de keel, slikproblemen, ademhalingsproblemen en/of het uitsteken van de tong. Hoewel deze
symptomen kunnen voorkomen bij lage doseringen, treden deze vaker en met grotere heftigheid op bij
hoge potenties en hogere doseringen van eerste generatie-antipsychotica. Een verhoogd risico op acute
dystonie is waargenomen bij mannen en in jongere leeftijdsgroepen.
Prolactine
In klinische onderzoeken voor de goedgekeurde indicaties en in de postmarketingfase zijn zowel een
toename als afname in serumprolactine ten opzichte van de uitgangswaarde waargenomen met
aripiprazol (rubriek 5.1).
Laboratoriumparameters
Vergelijkingen tussen aripiprazol en placebo wat betreft de aantallen patiënten die potentieel klinisch
significante veranderingen in routine laboratorium- en vetstoffenparameters (zie rubriek 5.1)
vertoonden, lieten geen medisch belangrijke verschillen zien. Verhogingen van CPK
(creatinefosfokinase), in het algemeen voorbijgaand en asymptomatisch, werden bij 3,5 % van de met
aripiprazol behandelde patiënten waargenomen ten opzichte van 2,0 % bij patiënten die placebo
kregen.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bijjongeren met een leeftijd van 15 jaar en ouder
In een korte termijnduur placebogecontroleerde klinische studie met 302 jongeren (13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, waren de frequentie en het type bijwerkingen vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen behalve in de volgende gevallen die vaker werden gemeld bij jongeren die aripiprazol
toegediend kregen dan volwassenen die aripiprazol toegediend kregen (en vaker dan placebo):
slapeloosheid/sedatie en extrapiramidale symptomen werden zeer vaak ( 1/10) gemeld, en droge
mond, toegenomen eetlust en orthostatische hypotensie werden vaak gemeld ( 1/100, < 1/10).
Het veiligheidsprofiel in een 26 weken durende open-label verlengde studie was gelijk aan dat van de
korte-termijn, placebogecontroleerde studie.
Het veiligheidsprofiel in een dubbelblinde, placebogecontroleerde langetermijnstudie was ook
vergelijkbaar, afgezien van de volgende reacties die vaker gemeld werden dan bij pediatrische
patiënten die placebo kregen: gewichtsafname, verhoogde insulinespiegel in het bloed,
hartritmestoornissen en leukopenie werden vaak gemeld ( 1/100, < 1/10).
In de gepoolde adolescente schizofrenie populatie (13 tot 17 jaar) die tot 2 jaar zijn blootgesteld, was
de incidentie van laag serum prolactinespiegels bij vrouwen ( <3 ng/ml) en bij mannen ( <2 ng/ml)
respectievelijk 29,5 % en 48,3 %. In de populatie adolescente patiënten (leeftijd 13 tot 17 jaar) met
schizofrenie, die gedurende maximaal 72 maanden waren blootgesteld aan 5 mg tot 30 mg aripiprazol,
bedroeg de incidentie van verlaagde serumprolactinegehaltes bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen
(< 2 ng/ml) respectievelijk 25,6 % en 45,0 %.
Tijdens twee langetermijnstudies bij adolescente (13 tot 17 jaar) patiënten met schizofrenie en met
bipolaire stoornis die met aripiprazol behandeld werden, was de incidentie van lage prolactinespiegels
in serum bij vrouwelijke patiënten (< 3 ng/ml) en mannelijke patiënten (< 2 ng/ml) respectievelijk
37,0 % en 59,4 %.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis bij jongeren met een leeftijd van 13 jaar en ouder
De frequentie en het type bijwerkingen bij jongeren met bipolaire I-stoornis waren vergelijkbaar met
deze bij volwassenen, behalve voor de volgende reacties: zeer vaak ( 1/10) slaperigheid (23,0 %),
extrapiramidale stoornis (18,4 %), acathisie (16,0 % ), en vermoeidheid (11,8 %); en vaak ( 1/100,
< 1/10) pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, toegenomen eetlust,
spiertrekkingen en dyskinesie.
De volgende bijwerkingen hadden een mogelijke dosis-responsrelatie: extrapiramidale symptomen
(incidenties waren 10 mg, 9,1 %; 30 mg; 28,8 %; placebo, 1,7 %); en acathisie (incidenties waren
10 mg, 12,1 %; 30 mg, 20,3 %; placebo, 1,7 %).
Gemiddelde veranderingen in lichaamsgewicht bij adolescenten met een bipolaire I-stoornis na 12 en
30 weken waren voor aripiprazol 2,4 kg en 5,8 kg en voor placebo 0,2 kg en 2,3 kg, respectievelijk.
In de pediatrische populatie werden slaperigheid en vermoeidheid vaker opgemerkt bij patiënten met
een bipolaire stoornisdan bij patiënten met schizofrenie.
In de pediatrische bipolaire populatie (10 tot 17 jaar) met een blootstelling tot 30 weken was de
incidentie van lage serumprolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en bij mannen
(< 2 ng/ml) 28,0 % en 53,3 %, respectievelijk.
Pathologisch gokken en andere impulsbeheersingsstoornissen
Pathologisch gokken, hyperseksualiteit, compulsief winkelen en overmatig of compulsief eten kunnen
optreden bij patiënten die met aripiprazol worden behandeld (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Klachten en symptomen
In klinisch onderzoek en tijdens post-marketing ervaring, veroorzaakte bewuste of onbewuste acute
overdosering van alleen aripiprazol met gemelde geschatte doses tot 1 260 mg bij volwassen patiënten
geen fatale ongelukken. Depotentieel medisch belangrijke signalen en symptomen waren o.a.
lethargie, verhoogde bloeddruk, slaperigheid, tachycardie, misselijkheid, overgeven en diarree.
Daarnaast zijn meldingen van een per ongeluk ontstane overdosering met alleen aripiprazol (tot
195 mg) bij kinderen zonder fatale ongelukken ontvangen. De gemelde potentieel klinisch ernstige
signalen en symptomen waren slaperigheid, voorbijgaand verlies van bewustzijn en extrapiramidale
symptomen.
Behandeling van een overdosering
De behandeling van een overdosering dient zich te concentreren op ondersteunende maatregelen, het
vrijhouden van de luchtwegen, het in stand houden van de zuurstofvoorziening en ademhaling en
behandeling van de symptomen. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van het
betrokken zijn van meerdere geneesmiddelen. Daarom dient cardiovasculaire controle onmiddellijk te
worden gestart en dient deze inclusief continue elektrocardiografische monitoring te zijn om mogelijke
aritmieën te detecteren. Na elke vastgestelde of vermoede overdosering met aripiprazol, dienen
grondig medisch toezicht en controle te worden aangehouden totdat de patiënt is hersteld.
Geactiveerde kool (50 g), toegediend één uur na aripiprazol, verlaagde de Cmax van aripiprazol met
ongeveer 41 % en de AUC met ongeveer 51 %, hetgeen aantoont dat actieve kool effectief kan zijn bij
de behandeling van een overdosering.
Hemodialyse
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij de behandeling van een overdosering
met aripiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse bruikbaar is bij de behandeling van
overdosering, aangezien aripiprazol in hoge mate aan plasma-eiwitten is gebonden.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie:psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX12
Werkingsmechanisme
Verondersteld wordt dat de werkzaamheid van aripiprazol bij schizofrenie en bipolaire I-stoornis
wordt gemedieerd door een combinatie van partieel agonisme op de dopamine D2- en serotonine
5-HT1A-receptoren en antagonisme van serotonine 5-HT2A-receptoren. Aripiprazol vertoont in
diermodellen van dopaminerge hyperactiviteit antagonistische eigenschappen en in diermodellen van
dopaminerge hypoactiviteit agonistische eigenschappen. Aripiprazol vertoont in vitro hoge
bindingsaffiniteit voor dopamine D2- en D3-, serotonine 5-HT1A- en 5-HT2A-receptoren en een
gemiddelde affiniteit voor dopamine D4-, serotonine 5-HT2C- en 5-HT7-, alfa-1-adrenerge- en
histamine H1-receptoren. Aripiprazol vertoont ook een gemiddelde bindingsaffiniteit voor de
serotonine heropnamelocatie en geen merkbare affiniteit voor muscarinereceptoren. Interactie met
andere receptoren dan dopamine- en serotonine-subtypen kan enkele van de overige klinische effecten
van aripiprazol verklaren.
Aripiprazol doses variërend van 0,5 mg tot 30 mg éénmaal daags toegediend gedurende 2 weken aan
gezonde personen, produceerden een dosisafhankelijke afname van de binding van 11C-raclopride, een
D2/D3-receptor-ligand, aan het caudatum en putamen,gedetecteerd door middel van positron emissie
tomografie.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Volwassenen
Schizofrenie
In drie kortdurende (4 tot 6 weken) placebogecontroleerde studies met 1 228 schizofrene volwassen
patiënten, zich presenterend met positieve of negatieve symptomen, trad met aripiprazol, in
vergelijking met placebo, een statistisch significant grotere verbetering op van psychotische
symptomen.
Bij volwassen patiënten die een initiële respons vertoonden is aripiprazol tijdens voortgezette
behandeling effectief in het onderhouden van de klinische verbetering. In een haloperidol-
gecontroleerde studie was het deel van de reagerende patiënten dat na 52 weken behandeling nog
steeds respons vertoonde in beide groepen gelijk (aripiprazol 77 % en haloperidol 73 %). Het totale
voltooiingscijfer is significant hoger voor de patiënten die aripiprazol kregen (43 %) dan voor
haloperidol (30 %). Feitelijke scores op classificatieschalen die worden gebruikt als secundair
eindpunt, zoals PANSS en de Montgomery-Asberg Depressie Classificatieschaal (Montgomery-
Åsberg Depression Rating Scale; MADRS), toonden een significante verbetering ten opzichte van
haloperidol.
In een 26 weken durende, placebogecontroleerde studie bij gestabiliseerde volwassen patiënten met
chronische schizofrenie, gaf aripiprazol een significant grotere afname in terugvalcijfer, 34 % in de
aripiprazolgroep en 57 % in de placebogroep.
Gewichtstoename
In klinische studies werd met aripiprazol geen klinisch relevante gewichtstoename aangetoond. In een
26 weken durende, dubbelblinde, olanzapine-gecontroleerde, multinationale studie met 314 volwassen
schizofreniepatiënten waarbij het primaire eindpunt gewichtstoename was, hadden significant minder
patiënten minstens 7 % gewichtstoename ten opzichte van de uitgangswaarde (d.w.z. een toename van
minstens 5,6 kg voor een gemiddelde uitgangswaarde van het gewicht van ~80,5 kg) met aripiprazol
(n = 18, of 13 % van de evalueerbare patiënten) dan met olanzapine (n = 45, of 33 % van de
evalueerbare patiënten).
Lipidenparameters
Een gepoolde analyse van lipidenparameters uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken in
volwassenen laat zien dat aripiprazol geen klinisch relevante veranderingen geeft van totaal
cholesterol, triglyceriden, `high density'-lipoproteïne (HDL)- en `low density'-lipoproteïne (LDL)-
spiegels.
Prolactine
De prolactinespiegels werden in alle onderzoeken van alle doses aripiprazol beoordeeld
(n = 28.242). De incidentie van hyperprolactinemie of de stijging van serumprolactine bij patiënten
die werden behandeld met aripiprazol (0,3 %) was vergelijkbaar met die bij patiënten die werden
behandeld met placebo (0,2 %). Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot
intreden 42 dagen en was de mediane duur 34 dagen.
De incidentie van hypoprolactinemie of de daling van serumprolactine bij patiënten die werden
behandeld met aripiprazol was 0,4 %, tegenover 0,02 % bij patiënten die werden behandeld met
placebo. Voor patiënten die aripiprazol kregen was de mediane tijd tot intreden 30 dagen en was de
mediane duur 194 dagen.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis
In twee 3 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met flexibele dosis bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, vertoonde
aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo, in de afname van manische
symptomen gedurende 3 weken. Deze studies includeerden patiënten met of zonder psychotische
kenmerken en met of zonder rapid-cyling-beloop.
In een 3 weken durend placebogecontroleerd monotherapieonderzoek met vaste dosis bij patiënten met
een manische of gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, faalde aripiprazol om een superieure
werking ten opzichte van placebo te demonstreren.
In twee 12 weken durende placebogecontroleerde monotherapieonderzoeken met actieve controle bij
patiënten met een manische of een gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, met of zonder
psychotische kenmerken, toonde aripiprazol superieure werkzaamheid ten opzichte van placebo in
week 3 en behoud van het effect in week 12 vergelijkbaar met lithium en haloperidol. Aripiprazol
toonde ook een vergelijkbare proportie van patiënten in symptomatische remissie van de manie als
lithium en haloperidol in week 12.
In een 6 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een manische of een
gemengde episode van een bipolaire I-stoornis, met of zonder psychotische kenmerken, die partieel
onvoldoende reageerden op lithium of valproaat als monotherapie gedurende 2 weken bij
therapeutische serumconcentraties, resulteerde de toevoeging van aripiprazol als adjunctieve therapie
in superieure werkzaamheid bij de reductie van manische symptomen in vergelijking tot lithium of
valproaat als monotherapie.
In een 26 weken durend placebogecontroleerd onderzoek, gevolgd door een 74 weken durende
verlenging bij patiënten die tijdens een stabilisatiefase voorafgaand aan randomisering, remissie
hadden bereiktmet aripiprazol, vertoonde aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo in de
preventie van recidief bipolaire stoornis, voornamelijk de preventie van recidiverende manie, maar
superioriteit ten opzichte van placebo in de preventie van recidiverende depressie werd niet
aangetoond.
In een 52 weken durend placebogecontroleerd onderzoek bij patiënten met een aanwezige manische of
gemengde episode van een bipolaire I-stoornis die een aanhoudende remissie bereikten (Young Mania
Rating Scale [YMRS]- en MADRS-totaalscore van 12) op aripiprazol (10 mg/dag tot 30 mg/dag)
toegevoegd aan lithium of valproaat gedurende 12 opeenvolgende wekentoonde toegevoegd
aripiprazol superioriteit ten opzichte van placebo met een 46 % risicoafname (hazard ratio 0,54) bij de
preventie van bipolair recidief en een 65 % risicoafname (hazard ratio 0,35) bij de preventie van
recidiverende manie ten opzichte van toegevoegd placebo, maar superioriteit ten opzichte van placebo
bij de preventie van recidiverende depressie werd niet aangetoond. Toegevoegd aripiprazol toonde
superioriteit ten opzichte van placebo op de secundaire eindpuntmaat Clinical Global Impression -
Bipolar version (CGI-BP) Severity of Illness (SOI; manie)-score.
In deze studie werden patiënten door de onderzoekers toegewezen aan open-label lithium- of
valproaatmonotherapie om partiële non-respons vast te stellen. Patiënten werden gestabiliseerd
gedurende minimaal 12 opeenvolgende weken met de combinatie van aripiprazol en dezelfde
stemmingsstabilisator.
Gestabiliseerde patiënten werden daarna gerandomiseerd naar continueren van dezelfde
stemmingsstabilisator met dubbelblind aripiprazol of placebo. Vier stemmingsstabilisatorsubgroepen
werden beoordeeld in de gerandomiseerde fase: aripiprazol + lithium; aripiprazol + valproaat; placebo
+ lithium; placebo + valproaat.
De Kaplan-Meier-percentages voor recidief van om het even welke stemmingsepisode voor de
toegevoegde behandelingarm waren 16 % bij aripiprazol + lithium en 18 % bij aripiprazol + valproaat,
vergeleken met 45 % bij placebo + lithium en 19 % bij placebo + valproaat.
Pediatrische patiënten
Schizofrenie bij jongeren
In een 6 weken durende placebogecontroleerde studie met 302 schizofrene adolescente patiënten
(13 tot 17 jaar), die positieve of negatieve symptomen vertoonden, werd aripiprazol geassocieerd met
statistisch significant grotere verbeteringen van psychotische symptomen in vergelijking met placebo.
In een subanalyse van de adolescente patiënten met een leeftijd van 15 tot 17 jaar, wat neerkomt op
74 % van de totale geworven populatie, werd behoud van dit effect geobserveerd gedurende de
26 weken durende open-label extensiestudie.
In een 60 tot 89 weken durende, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie met
adolescente proefpersonen (n = 146; leeftijd 13 tot 17 jaar) met schizofrenie was er een statistisch
significant verschil in het recidiefpercentage van psychotische symptomen tussen de
aripiprazolgroep (19,39 %) en de placebogroep (37,50 %). De puntschatting van de hazard ratio
(HR) was 0,461 (95 % betrouwbaarheidsinterval: 0,242 tot 0,879) voor de beide populaties
tezamen. In deelgroepanalyses was de puntschatting van de HR 0,495 voor proefpersonen van
13 tot 14 jaar oud, in vergelijking met 0,454 voor proefpersonen van 15 tot 17 jaar. De schatting
van de HR voor de jongere groep (13 tot 14 jaar) was echter niet nauwkeurig, vanwege het kleinere
aantal proefpersonen in die groep (aripiprazol: n = 29; placebo: n = 12), en het
betrouwbaarheidsinterval voor deze schatting (0,151 tot 1,628) maakte het niet mogelijk om
conclusies te trekken omtrent de aanwezigheid van een behandelingseffect. Daarentegen was het
95 % betrouwbaarheidsinterval voor de HR in de oudere deelgroep (aripiprazol: n = 69; placebo:
n = 36) 0,242 tot 0,879 en vandaar dat er geconcludeerd kan worden dat er bij de oudere patiënten
een behandelingseffect is.
Manische episodes bij bipolaire I-stoornis bij kinderen en adolescenten
Aripiprazol werd onderzocht in een 30 weken durende placebogecontroleerde studie met 296 kinderen
en adolescenten (10 tot 17 jaar), die voldeden aan de DSM-IV-criteria (diagnostische en statistische
handleiding voor geestelijke aandoeningen) voor bipolaire I-stoornis met manische of gemengde
episodes met of zonder psychotische kenmerken en een YMRS-score van 20 hadden bij aanvang van
de studie. Van de patiënten die in de primaire werkzaamheidsanalyse ingesloten waren, hadden
139 patiënten als comorbiditeit de diagnose van ADHD.
Aripiprazol was superieur aan placebo voor wat betreft de verandering ten opzichte van baseline voor
de YMRS-totaalscore in week 4 en in week 12. In een post-hoc analyse was de verbetering ten
opzichte van placebo meer uitgesproken bij patiënten met geassocieerde comorbiditeit van ADHD
vergeleken met de groep zonder ADHD, en er was geen verschil ten opzichte van placebo. De
preventie van recidieven is niet vastgesteld.
De meest voorkomende bijwerkingen als gevolg van de behandeling bij patiënten met 30 mg, waren
extrapiramidale stoornis (28,3 %), slaperigheid (27,3 %), hoofdpijn (23,2 %) en misselijkheid
(14,1 %). De gemiddelde gewichtstoename in de 30 weken durende behandeling was 2,9 kg ten
opzichte van 0,98 kg bij patiënten die behandeld werden met placebo.
Prikkelbaarheid geassocieerd met autistische stoornis bij pediatrische patiënten (zie rubriek 4.2)
Aripiprazol werd onderzocht bij patiënten van 6 tot 17 jaar in twee 8 weken durende,
placebogecontroleerde studies [één met flexibele dosering (2 mg/dag tot 15 mg/dag) en één met een
vaste dosering (5 mg/dag, 10 mg/dag of 15 mg/dag)] en in een 52 weken durende open-label studie.
Dosering in deze studies werd gestart met 2 mg/dag, na één week verhoogd tot 5 mg/dag, en verhoogd
in wekelijkse stappen van 5 mg/dag naar de beoogde dosering. Meer dan 75 % van de patiënten was
jonger dan 13 jaar. Aripiprazol vertoonde een statistisch superieure werkzaamheidvergeleken met
placebo op de Aberrant Behaviour Checklist Irritability subschaal. Echter, de klinische relevantie van
deze bevinding is niet vastgesteld. Het veiligheidsprofiel omvatte gewichtstoename en veranderingen
in prolactinespiegels. De duur van de langetermijn-veiligheidsstudie was beperkt tot 52 weken. In de
gecombineerde studies was de incidentie van lage serum prolactinespiegels bij vrouwen (< 3 ng/ml) en
mannen (< 2 ng/ml) die met aripiprazol werden behandeld 27/46 (58,7 %) en 258/298 (86,6 %),
respectievelijk. In de placebogecontroleerde studies was de gemiddelde gewichtstoename 0,4 kg voor
placebo en 1,6 kg voor aripiprazol.
Aripiprazol is ook onderzocht in een placebogecontroleerde, langetermijn- onderhoudsstudie. Na een
stabilisatieperiode op aripiprazol van 13 tot 26 weken (2 mg/dag tot 15 mg/dag) werden patiënten met
een stabiele respons op aripiprazol gehouden, dan wel omgezet op placebo voor nog eens 16 weken.
De aan de hand van de Kaplan-Meiermethode geschatte recidiefpercentages na 16 weken waren 35 %
voor aripiprazol en 52 % voor placebo; de hazard ratio voor recidief na 16 weken (aripiprazol/placebo)
was 0,57 (niet-statistisch significant verschil). De gemiddelde gewichtstoename gedurende de
stabilisatiefase (tot 26 weken) op aripiprazol was 3,2 kg en in de tweede fase van de studie (16 weken)
werd een verdere gemiddelde toename van 2,2 kg voor aripiprazol waargenomen tegenover 0,6 kg
voor placebo. Extrapiramidale symptomen werden voornamelijk gemeld tijdens de stabilisatiefase bij
17 % van de patiënten, waarvan 6,5 % tremor betrof.
Tics geassocieerd met het syndroom van Gilles de la Tourette bij pediatrische patiënten (zie
rubriek 4.2)
De werkzaamheid van aripiprazol is onderzocht bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van
Gilles de la Tourette (aripiprazol: n = 99, placebo: n = 44) in een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd, 8 weken durend onderzoek dat werd opgezet met een behandelgroep met een
vaste, op gewicht gebaseerde dosis over het dosisbereik van 5 mg/dag tot 20 mg/dag en een
aanvangsdosis van 2 mg. Patiënten waren in de leeftijd van 7 tot 17 jaar en hadden bij aanvang een
gemiddelde score van 30 op de Total Tic Score van de Yale Global Tic Severity Scale, (TTS-YGTSS).
Aripiprazol gaf een verbetering van de TTS-YGTSS vanaf baseline tot week 8 van 13,35 voor de
groep met lage dosis (5 mg of 10 mg) en van 16,94 voor de groep met hoge dosis (10 mg of 20 mg),
vergeleken met een verbetering van 7,09 voor de placebogroep.
De werkzaamheid van aripiprazol bij pediatrische proefpersonen met het syndroom van Gilles de la
Tourette (aripiprazol: n = 32, placebo: n = 29)is ook beoordeeld over een flexibel dosisbereik van
2 mg/dag tot 20 mg/dag en een aanvangsdosis van 2 mg in een 10 weken durend, gerandomiseerd,
dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek dat in Zuid-Korea werd uitgevoerd. Patiënten waren in
de leeftijd van 6 tot 18 jaar en hadden bij aanvang een gemiddelde score van 29 op de TTS-YGTSS.
De aripiprazolgroep vertoonde een verbetering van de verandering in TTS-YGTSS vanaf baseline tot
week 10 van 14,97, vergeleken met een verbetering van 9,62 voor de placebogroep.
In allebei deze kortetermijnonderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen met
betrekking tot de werkzaamheid niet vastgesteld, gezien de grootte van het behandeleffect in
vergelijking met het grote placebo-effect en de onduidelijke effecten met betrekking tot psychosociaal
functioneren. Er zijn geen langetermijngegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid en
veiligheid van aripiprazol in deze fluctuerende stoornis.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met het referentiegeneesmiddel dat aripiprazol bevat in
een of meerdere subgroepen van pediatrische patiënten met schizofrenie en bipolaire affectieve
stoornis (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Aripiprazol wordt goed geabsorbeerd en maximale plasmaconcentraties worden bereikt binnen
3 tot 5 uur na inname. Aripiprazol ondergaat minimale pre-systemische metabolisering. De absolute
orale biologische beschikbaarheid van de tabletformulering is 87 %. Een vette maaltijd heeft geen
effect op de farmacokinetiek van aripiprazol.
Distributie
Aripiprazol wordt uitgebreid gedistribueerd door het lichaam met een schijnbaar verdelingsvolume
van 4,9 l/kg, wat een indicatie is voor uitgebreide extravasculaire distributie. Bij therapeutische
concentraties worden aripiprazol en dehydro-aripiprazol voor meer dan 99 % gebonden aan
serumeiwitten, voornamelijk aan albumine.
Biotransformatie
Aripiprazol wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever, voornamelijk via drie
biotransformatieroutes: dehydrogenering, hydroxylering en N-dealkylering. Gebaseerd op in-vitro-
studies zijn de CYP3A4- en CYP2D6-enzymen verantwoordelijk voor de dehydrogenering en
hydroxylering van aripiprazol, en wordt de N-dealkylering gekatalyseerd door CYP3A4. Aripiprazol
is het belangrijkste geneesmiddeldeel in de systemische circulatie. Bij `steady-state' vertegenwoordigt
de actieve metaboliet dehydro-aripiprazol ongeveer 40 % van de aripiprazol-AUC in het plasma.
Eliminatie
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijden van aripiprazol zijn ongeveer 75 uur in goede
CYP2D6-metaboliseerders en ongeveer 146 uur in slechte CYP2D6-metaboliseerders.
De totale lichaamsklaring van aripiprazol is 0,7 ml/min/kg, welke voornamelijk hepatisch is.
Na een enkele orale dosis [14C]-gelabeld aripiprazol, werd ongeveer 27 % van de toegediende
radioactiviteit teruggevonden in de urine en ongeveer 60 % in de feces. Minder dan 1 % van
aripiprazol werd onveranderd uitgescheiden in de urine en ongeveer 18 % werd onveranderd
teruggevonden in de feces.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van aripiprazol en dehydro-aripiprazol bij pediatrische patiënten van 10 tot 17 jaar
was vergelijkbaar met die bij volwassenen na correctie voor de verschillen in lichaamsgewicht.
Farmacokinetiek bij speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde ouderen en jongere volwassenen.
Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene personen geen enkel leeftijdseffect
vast te stellen.
Geslacht
Er is geen verschil in de farmacokinetiek van aripiprazol bij gezonde mannelijke envrouwelijke
personen. Tevens is in een analyse van de farmacokinetiek bij schizofrene patiënten geen
geslachtseffect aantoonbaar.
Roken
Farmacokinetisch populatieonderzoek gaf geen bewijs van klinisch significante effecten van roken op
de farmacokinetiek van aripiprazol.
Ras
Farmacokinetisch populatieonderzoek heeft geen bewijs geleverd van aan rassen gerelateerde
verschillen in de farmacokinetiek van aripiprazol.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met ernstige nierziekten bleken de farmacokinetische kenmerken van aripiprazol en
dehydro-aripiprazol gelijk te zijn aan die bij jonge gezonde personen.
Leverfunctiestoornis
Een studie met een enkelvoudige dosis bij personen met verschillende maten van levercirrose (Child-
Pugh klasse A, B, en C) toonde aan dat leverfalen geen significant effect had op de farmacokinetiek
van aripiprazol en dehydro-aripiprazol.Echter, in de studie waren slechts 3 patiënten met klasse C-
levercirrose geïncludeerd, wat onvoldoende is om conclusies te trekken over hun metabole capaciteit.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Significante toxicologische effecten werden alleen waargenomen bij doses of blootstellingen die de
maximale humane dosis in voldoende mate overschreden, aanduidend dat deze effecten beperkt zijn of
niet relevant voor klinisch gebruik. Deze omvatten: dosisafhankelijke adrenocorticale toxiciteit
(accumulatie van lipofuscine pigment en/of parenchymcelverlies) bij ratten na 104 weken bij
20 mg/kg/dag tot 60 mg/kg/dag (3 tot 10 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale
aanbevolen humane dosis) en toename van adrenocorticale carcinomen en gecombineerde
adrenocorticale adenomen/carcinomen bij vrouwtjesratten bij 60 mg/kg/dag (10 keer de gemiddelde
AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen humane dosis). De hoogste niet-tumorigene
blootstelling bij vrouwtjesratten was 7 keer de humane blootstelling bij de aanbevolen dosering.
Een additionele bevinding was cholelithiasis als gevolg van neerslag van sulfaatconjugaten of
hydroxy-metabolieten van aripiprazol in de gal bij apen na herhaalde orale doses van 25 mg/kg/dag tot
125 mg/kg/dag (1 tot 3 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen
klinische dosis of 16 tot 81 keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen op
mg/m2 gebaseerde humane dosis). Echter, de concentraties van de sulfaatconjugaten van hydroxy-
aripiprazol in humaan gal bij de hoogst voorgestelde dosis 30 mg per dag, waren niet hoger dan 6 %
van de galconcentraties gevonden bij apen in de 39 weken durende studie en zijn ver onder (6 %) hun
in vitro oplosbaarheidlimiet.
In studies met herhaalde dosering bij jonge ratten en honden is het toxiciteitsprofiel van aripiprazol
vergelijkbaar met dat van volwassen dieren, er was geen bewijs voor neurotoxiciteit of bijwerkingen
op de ontwikkeling.
Gebaseerd op resultaten van een volledige reeks van standaard genotoxiciteitstesten, werd aripiprazol
als niet-genotoxisch beschouwd. In toxische reproductiviteitsstudies beïnvloedde aripiprazol de
fertiliteit niet. Ontwikkelingstoxiciteit, inclusief dosisafhankelijke vertraagde foetale ossificatie en
mogelijke teratogene effecten, werd geobserveerd in ratten bij doses resulterend in subtherapeutische
blootstelling (gebaseerd op de AUC) en in konijnen bij doses resulterend in blootstelling van 3 en 11
keer de gemiddelde AUC bij steady-state bij de maximale aanbevolen klinische dosis. Maternale
toxiciteit trad op bij doses gelijkwaardig aan die welke ontwikkelingstoxiciteit veroorzaakten.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Lactosemonohydraat
Microkristallijne cellulose
Crospovidon
Hydroxypropylcellulose
Colloïdaal watervrij silicium
Natriumcroscarmellose
Acesulfaam kalium
Mangosmaakstof (bevat natuur-identieke smaakstoffen, maltodextrine, arabische gom (E 414),
triacetine (E 1518), propyleenglycol (E 1520) en vocht)
Magnesiumstearaat
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
2 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
OPA/Alu/PVC/Alu blisterverpakking (Alu-Alu blister), kartonnen doos.
Verpakkingsgrootten: 14, 28 of 49 orodispergeerbare tabletten
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/15/1009/021
EU/1/15/1009/022
EU/1/15/1009/023
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/15/1009/024
EU/1/15/1009/025
EU/1/15/1009/026
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
EU/1/15/1009/027
EU/1/15/1009/028
EU/1/15/1009/029
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 25 juni 2015
Datum van laatste verlenging: 2 juni 2020
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
BIJLAGE II
A. FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
A. FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Zentiva SA
50 Theodor Pallady Blvd.
District 3, 032266
Bucuresti
Roemenië
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentie data (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
·
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
·
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van
het beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke
wijziging van de bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een
belangrijke mijlpaal (voor geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot
een minimum) is bereikt.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 5 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tablet.
14 tabletten
28 tabletten
49 tabletten
56 tabletten
98 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/001
EU/1/15/1009/002
EU/1/15/1009/003
EU/1/15/1009/004
EU/1/15/1009/005
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
GEGEVENS DIE OP <DE BUITENVERPAKKINGMOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 10 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tablet.
14 tabletten
28 tabletten
49 tabletten
56 tabletten
98 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/006
EU/1/15/1009/007
EU/1/15/1009/008
EU/1/15/1009/009
EU/1/15/1009/010
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
GEGEVENS DIE OP <DE BUITENVERPAKKINGMOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 15 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tablet.
14 tabletten
28 tabletten
49 tabletten
56 tabletten
98 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/011
EU/1/15/1009/012
EU/1/15/1009/013
EU/1/15/1009/014
EU/1/15/1009/015
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKINGMOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 30 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Tablet.
14 tabletten
28 tabletten
49 tabletten
56 tabletten
98 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/016
EU/1/15/1009/017
EU/1/15/1009/018
EU/1/15/1009/019
EU/1/15/1009/020
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
GEGEVENS DIE OP <DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke orodispergeerbare tablet bevat 10 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tablet.
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
49 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/021
EU/1/15/1009/022
EU/1/15/1009/023
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
GEGEVENS DIE OP <DE BUITENVERPAKKINGMOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke orodispergeerbare tablet bevat 15 mg aripiprazol
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tablet.
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
49 orodispergeerbare tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/024
EU/1/15/1009/025
EU/1/15/1009/026
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
GEGEVENS DIE OP <DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke orodispergeerbare tablet bevat 30 mg aripiprazol
3.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Orodispergeerbare tablet.
14 orodispergeerbare tabletten
28 orodispergeerbare tabletten
49 orodispergeerbare tabletten
4.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose monohydraat. Zie bijsluiter voor meer informatie.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1009/027
EU/1/15/1009/028
EU/1/15/1009/029
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Zentiva logo
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
B. BIJSLUITER
Bijsluiter: Informatie voor de gebruiker
Aripiprazol Zentiva 5 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten
aripiprazol
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken, want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Aripiprazol Zentiva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Aripiprazol Zentiva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Aripiprazol Zentiva bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en
jongeren vanaf de leeftijd van 15 jaar en ouder die lijden aan een aandoening die wordt gekenmerkt
door verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid,
onjuiste veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
Aripiprazol Zentiva wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en jongeren vanaf de
leeftijd van 13 jaar en ouder die lijden aan een aandoening met kenmerken zoals: het gevoel 'high' te
zijn, excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg snel praten met vluchtige
gedachten en soms ernstig prikkelbaar. Bij volwassenen voorkomt het tevens dat deze aandoening
terugkeert bij patiënten die voorheen reageerden op de behandeling met Aripiprazol Zentiva.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
·
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met Alipiprazol Zentiva wordt gestart, als u last heeft van:
·
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
hoeveelheden plassen, verhoogde eetlust en zich zwak voelen) of als er diabetes (suikerziekte)
in uw familie voorkomt of is voorgekomen.
·
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
volgen.
·
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht
·
hart-en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk
·
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antipsychotica gepaard kan gaan met
de vorming van bloedpropjes
·
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, slapeloosheid ervaart
die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met slikken
of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 13 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Aripiprazol Zentiva nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts of apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Bloeddrukverlagende middelen: Aripiprazol Zentiva tabletten kan de effecten van
bloeddrukverlagende geneesmiddelen versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen
gebruikt om uw bloeddruk onder controle te houden.
Als Aripiprazol Zentiva samen met bepaalde andere geneesmiddelen inneemt, kan dat betekenen dat
uw arts de dosis van Aripiprazol Zentiva of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is
met name belangrijk om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
·
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide)
·
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen (bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid)
·
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol)
·
bepaalde geneesmiddelen om een hiv-infectie te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir)
·
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital)
·
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine)
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van Aripiprazol Zentiva
verkleinen;als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
Aripiprazol Zentiva gebruikt, moet u uw arts raadplegen.
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
·
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
·
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
·
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
·
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
·
sint-janskruid (Hypericum perforatum), gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
·
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
·
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met Aripiprazol Zentiva gebruikt, moet u uw arts
raadplegen.
Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit geneesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden ingenomen.
Alcohol dient te worden vermeden.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die Aripiprazol Zentiva
in het laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve
en/of zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als
uw baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u Aripiprazol Zentiva inneemt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij
rekening wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van
borstvoeding voor uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg
met uw arts wat de beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel inneemt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
geneesmiddel (zie rubriek 4). Hier moet u rekening mee houden in gevallen waarin u vollledig alert
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.
Aripiprazol Zentiva bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
arts voordat u dit middel inneemt.
Aripiprazol Zentiva bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering bij volwassenen is eenmaal daags 15 mg. Echter, uw arts kan een lagere of
hogere dosis voorschrijven tot maximaal eenmaal daags 30 mg.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De behandeling met dit geneesmiddel kan gestart worden met een lage dosis drank (suspensie).
De dosis kan dan langzaam verhoogd worden tot de aanbevolen dosis voor jongeren van 10 mg
eenmaal daags. Uw arts kan echter een lagere of hogere dosis voorschrijven tot een maximum van
30 mg eenmaal daags.
Als u de indruk heeft dat de werking van Aripiprazol Zentiva te sterk of te zwak is, licht dan uw arts of
apotheker in.
Probeer Aripiprazol Zentiva iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen. Het maakt niet uit of u
deze met of zonder voedsel inneemt. Slik de tablet in zijn geheel door met wat water.
Ook al voelt u zich beter, verander of stop niet met de dagelijkse dosering van Aripiprazol Zentiva
zonder dit eerst met uw arts te bespreken.
Aripiprazol Zentiva 10 mg, 30 mg tabletten: de breukstreep dient niet om de tablet te breken.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Wanneer u zich realiseert dat u meer Aripiprazol Zentiva heeft ingenomen dan uw arts heeft
aanbevolen (of wanneer iemand anders uw Aripiprazol Zentiva heeft ingenomen), neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts. Wanneer u uw arts niet kunt bereiken, ga dan naar het
dichtstbijzijnde ziekenhuis en neem het doosje met u mee.
Patiënten die te veel aripiprazol hadden ingenomen, hadden de volgende symptomen:
·
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
·
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
·
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
·
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of ziekenhuis als een van de bovenstaande symptomen bij u
optreedt.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis bent vergeten, neem deze dan alsnog zo snel mogelijk in. Neem geen dubbele
dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het innemen van uw Aripiprazol Zentiva tabletten als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
·
diabetes mellitus,
·
slaapproblemen,
·
angst,
·
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
·
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
·
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
·
beven,
·
hoofdpijn,
·
moeheid,
·
slaperigheid,
·
licht gevoel in het hoofd,
·
beven en wazig zien,
·
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
·
indigestie,
·
misselijkheid,
·
meer speeksel in de mond dan normaal,
·
overgeven,
·
moe gevoel.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
·
verhoogd of verlaagd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
·
te veel suiker in het bloed,
·
depressie,
·
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
·
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
·
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
·
rusteloze benen,
·
dubbel zien,
·
gevoeligheid van het oog voor licht,
·
snelle hartslag,
·
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
·
hik.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld na het op de markt komen van oraal aripiprazol maar de
frequentie ervan is
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
·
laag aantal witte bloedcellen,
·
laag aantal bloedplaatjes,
·
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
·
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
·
hoog bloedsuiker,
·
niet genoeg natrium in het bloed,
·
verminderde eetlust (anorexie),
·
gewichtsverlies,
·
gewichtstoename,
·
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
·
gevoel van agressie,
·
onrust,
·
nervositeit,
·
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom),
·
convulsies (stuipen),
·
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren)
·
spraakstoornis,
·
vastzitten van de oogbollen in één positie,
·
plotseling onverklaarbaar overlijden,
·
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
·
hartaanval,
·
vertraagde hartslag,
·
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
·
hoge bloeddruk,
·
flauwte,
·
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
·
spasmen van de spieren rond de stembanden,
·
alvleesklierontsteking,
·
moeite met slikken,
·
diarree,
·
buikklachten,
·
maagklachten,
·
leverfalen,
·
leverontsteking,
·
geelkleuring van de huid en oogwit,
·
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
·
huiduitslag,
·
gevoeligheid van de huid voor licht,
·
kaalheid,
·
overmatig zweten,
·
ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische
symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en huiduitslag op
het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur, vergrote
lymfeknopen, verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed en een verhoging van het
aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
·
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
·
spierpijn,
·
stijfheid,
·
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
·
moeite met urinelozing,
·
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby's na blootstelling tijdens de zwangerschap,
·
langdurige en/of pijnlijke erectie,
·
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
·
pijn op de borst,
·
zwelling van de handen, enkels of voeten,
·
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
·
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift
-
niet te beheersen overmatig winkelen
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen)
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.
Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Jongeren vanaf de leeftijd van 13 jaar en ouder kregen bijwerkingen vergelijkbaar met die bij
volwassenen en in dezelfde mate. Uitzonderingen hierop zijn slaperigheid, ongecontroleerde trillende
of schokkende bewegingen, rusteloosheid en vermoeidheid die zeer vaak voorkwamen (meer dan 1 op
de 10 patiënten). Vaak voorkomend waren pijn in de bovenbuik, droge mond, verhoogde hartslag,
gewichtstoename, toegenomen eetlust, spiertrekkingen, ongecontroleerde bewegingen van de
ledematen en duizelig voelen, vooral bij opstaan vanuit liggende of zittende houding (meer dan 1 op
de 100 patiënten).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de blister en de
doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is aripiprazol. Elke tablet bevat 5 mg /10 mg/15mg/30 mg
aripiprazol.
-
De andere stoffen in dit middel zijn lactosemonohydraat, microkristallijne cellulose,
crospovidon, hydroxypropylcellulose, colloïdaal watervrij silicium, natriumcroscarmellose,
magnesiumstearaat.
Hoe ziet Aripiprazol Zentiva eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Aripiprazol Zentiva 5 mg zijn witte tot gebroken witte, ronde, platte ongecoate tabletten met schuine
randen, met `5' ingestanst aan één zijde en glad aan de andere zijde, en met een doorsnede van
ongeveer 6 mm.
Aripiprazol Zentiva 10 mg tabletten zijn witte tot gebroken witte, ronde, platte ongecoate tabletten,
met `10' ingestanst aan één zijde en een breukstreep aan de andere zijde en met een doorsnede van
ongeveer 8 mm.
Aripiprazol Zentiva 15 mg tabletten zijn witte tot gebroken witte, ronde, platte ongecoate tabletten met
schuine randen, met `15' ingestanst aan één zijde en glad aan de andere zijde, en met een doorsnede
van ongeveer 8,8 mm.
Aripiprazol Zentiva 30 mg tabletten zijn witte tot gebroken witte, capsulevormige, ongecoate
tabletten, met `30' ingestanst aan één zijde en een breukstreep aan de andere zijde, en met afmetingen
van ongeveer 15,5 x 8 mm.
Verpakkingsgrootten: 14, 28, 49, 56 of 98 tabletten
Mogelijk zijn niet alle verpakkingsvormen in alle landen beschikbaar.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
Fabrikant
S.C. Zentiva S.A.
50 Theodor Pallady Blvd.
Boekarest 032266
Roemenië
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Zentiva, k.s.
Zentiva, k.s.
Tél/Tel: +32 280 86 420
Tel: +370 52152025
PV-Belgium@zentiva.com
PV-Lithuania@zentiva.com
Luxembourg/Luxemburg
Zentiva, k.s.
Zentiva, k.s.
: +359 244 17 136
Tél/Tel: +352 208 82330
PV-Bulgaria@zentiva.com
PV-Luxembourg@zentiva.com
Ceská republika
Magyarország
Zentiva, k.s.
Zentiva Pharma Kft.
Tel: +420 267 241 111
Tel.: +36 1 299 1058
PV-Czech-Republic@zentiva.com
PV-Hungary@zentiva.com
Danmark
Malta
Zentiva Denmark ApS
Zentiva, k.s.
Tlf: +45 787 68 400
Tel: +356 2778 0890
PV-Denmark@zentiva.com
PV-Malta@zentiva.com
Deutschland
Nederland
Zentiva Pharma GmbH
Zentiva, k.s.
Tel: +49 (0) 800 53 53 010
Tel: +31 202 253 638
PV-Germany@zentiva.com
PV-Netherlands@zentiva.com
Eesti
Norge
Zentiva, k.s.
Zentiva Denmark ApS
Tel: +372 52 70308
Tlf: +47 219 66 203
PV-Estonia@zentiva.com
PV-Norway@zentiva.com
Österreich
Zentiva, k.s.
Zentiva, k.s.
: +30 211 198 7510
Tel: +43 720 778 877
PV-Greece@zentiva.com
PV-Austria@zentiva.com
España
Polska
Zentiva, k.s.
Zentiva Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 931 815 250
Tel: + 48 22 375 92 00
PV-Spain@zentiva.com
PV-Poland@zentiva.com
France
Portugal
Zentiva France
Zentiva Portugal, Lda
Tél: +33 (0) 800 089 219
Tel: +351210601360
PV-France@zentiva.com
PV-Portugal@zentiva.com
Hrvatska
România
Zentiva d.o.o.
ZENTIVA S.A.
Tel: +385 1 6641 830
Tel: +4 021.304.7597
PV-Croatia@zentiva.com
PV-Romania@zentiva.com
Ireland
Slovenija
Zentiva, k.s.
Zentiva, k.s.
Tel: +353 818 882 243
Tel: +386 360 00 408
PV-Ireland@zentiva.com
PV-Slovenia@zentiva.com
Ísland
Slovenská republika
Zentiva Denmark ApS
Zentiva, a.s.
Sími: +354 539 0650
Tel: +421 2 3918 3010
PV-Iceland@zentiva.com
PV-Slovakia@zentiva.com
Italia
Suomi/Finland
Zentiva Italia S.r.l.
Zentiva Denmark ApS
Tel: +39-02-38598801
Puh/Tel: +358 942 598 648
PV-Italy@zentiva.com
PV-Finland@zentiva.com
Sverige
Zentiva, k.s.
Zentiva Denmark ApS
: +357 240 30 144
Tel: +46 840 838 822
PV-Cyprus@zentiva.com
PV-Sweden@zentiva.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Zentiva, k.s.
Zentiva, k.s.
Tel: +371 67893939
Tel: +44 (0) 800 090 2408
PV-Latvia@zentiva.com
PV-United-Kingdom@zentiva.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten
aripiprazol
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken, want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Aripiprazol Zentiva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Aripiprazol Zentiva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Aripiprazol Zentiva bevat de werkzame stof aripiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd. Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en
jongeren van de leeftijd vanaf 15 jaar en ouder die lijden aan een aandoening die wordt gekenmerkt
door verschijnselen als het horen, zien of voelen van dingen die er niet zijn, achterdochtigheid,
onjuiste veronderstellingen, onsamenhangende spraak en gedrag, en onverschilligheid. Personen met
deze aandoening kunnen zich ook teneergeslagen, schuldig, angstig of gespannen voelen.
Aripiprazol Zentiva wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen en jongeren vanaf de
leeftijd van 13 jaar en ouder die lijden aan een aandoening met kenmerken zoals: het gevoel 'high' te
zijn, excessief energiek zijn, minder slaap nodig hebben dan normaal, erg snel praten met vluchtige
gedachten en soms ernstig prikkelbaar. Bij volwassenen voorkomt het tevens dat deze aandoening
terugkeert bij patiënten die voorheen reageerden op de behandeling met Aripiprazol Zentiva.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
·
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Gedachten aan en pogingen tot zelfmoord zijn gemeld tijdens behandeling met aripiprazol. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Vertel het uw arts, voordat de behandeling met Alipiprazol Zentiva wordt gestart, als u last heeft van:
·
hoog suikergehalte in het bloed (te herkennen aan symptomen als overmatige dorst, grote
hoeveelheden plassen, verhoogde eetlust en zich zwak voelen) of als er diabetes (suikerziekte)
in uw familie voorkomt of is voorgekomen
·
toevallen/stuipen (epileptische aanvallen), omdat uw arts u dan misschien nauwlettender wil
volgen
·
onvrijwillige, onregelmatige spierbewegingen, vooral in het gezicht
·
hart- en vaatziekten, bij u of in uw familie, beroerte of lichte beroerte (TIA), afwijkende
bloeddruk
·
bloedpropjes, bij u of in uw familie, omdat het gebruik van antispsychotica gepaard kan gaan
met de vorming van bloedpropjes
·
overmatig gokken in het verleden.
Indien u opmerkt dat uw gewicht toeneemt, u ongewone bewegingen ontwikkelt, u slapeloosheid
ervaart die invloed heeft op uw normale dagelijkse activiteiten, indien u ervaart dat u moeite heeft met
slikken of allergische symptomen krijgt, informeer dan uw arts.
Wanneer u een oudere patiënt bent en aan dementie lijdt (het verlies van geheugen of andere
geestelijke vermogens) en u ooit een beroerte of lichte beroerte (TIA) heeft gehad, dient u of uw
verzorger/familielid uw arts hierover te informeren.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf iets aan te doen.
Gedachten aan en pogingen tot zelfdoding zijn gemeld tijdens het gebruik van aripiprazol.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last heeft van spierstijfheid of starheid met hoge koorts, zweten,
veranderde gemoedstoestand of een erg snelle of onregelmatige hartslag.
Vertel het uw arts als u of uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om
zich op bepaalde manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of
verleiding niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen
zijn voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van seksuele
gedachten of gevoelens.
Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
Aripiprazol kan slaperigheid, bloeddrukdaling bij het overeind komen, duizeligheid en veranderingen
in hoe goed u kunt bewegen en het bewaren van het evenwicht veroorzaken, wat tot vallen kan leiden.
Voorzichtigheid is geboden, vooral als u een oudere patiënt of verzwakt bent.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Gebruik dit geneesmiddel niet bij kinderen en jongeren beneden de leeftijd van 13 jaar. Het is niet
bekend of het veilig en werkzaam is bij deze patiënten.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Aripiprazol nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Bloeddrukverlagende middelen: Aripiprazol Zentiva kan de effecten van bloeddrukverlagende
geneesmiddelen versterken. Informeer uw arts wanneer u geneesmiddelen gebruikt om uw bloeddruk
onder controle te houden.
Als u Aripiprazol Zentiva samen met bepaalde andere geneesmiddelen inneemt, kan dat betekenen dat
uw arts de dosis van Aripiprazol Zentiva of die van de andere geneesmiddelen moet aanpassen. Het is
met name belangrijk om het uw arts te vertellen als u de onderstaande geneesmiddelen gebruikt:
·
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine, amiodaron, flecaïnide)
·
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen (bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, venlafaxine, sint-janskruid)
·
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol)
·
bepaalde geneesmiddelen om hiv-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine, en
proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir)
·
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva) (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital)
·
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (rifabutine, rifampicine).
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen of het effect van Aripiprazol Zentiva
verkleinen; als u ongewone symptomen krijgt terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met
Aripiprazol Zentiva gebruikt, moet u uw arts raadplegen
Geneesmiddelen die het serotoninegehalte verhogen, worden vaak gebruikt bij aandoeningen zoals
depressie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en
ook bij migraine en pijn:
·
triptanen, tramadol en tryptofaan, gebruikt voor aandoeningen zoals depressie, gegeneraliseerde
angststoornis, obsessief-compulsieve stoornis (OCS) en sociale fobie, en ook bij migraine en
pijn.
·
selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI's) (zoals paroxetine en fluoxetine), gebruikt
voor depressie, OCS, paniek en angst.
·
andere antidepressiva (zoals venlafaxine en tryptofaan), gebruikt bij ernstige depressie.
·
tricyclische antidepressiva (zoals clomipramine en amitriptyline), gebruikt bij depressieve
stoornissen.
·
sint-janskruid (Hypericum perforatum), gebruikt als kruidengeneesmiddel bij lichte depressie.
·
pijnstillers (zoals tramadol and pethidine), gebruikt om pijn te verlichten.
·
triptanen (zoals sumatriptan en zolmitriptan), gebruikt om migraine te behandelen.
Deze geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen verhogen; als u ongewone symptomen krijgt
terwijl u een van deze geneesmiddelen samen met Aripiprazol Zentiva gebruikt, moet u uw arts
raadplegen.
Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol?
Dit geneesmiddel kan onafhankelijk van de maaltijden worden ingenomen.
Alcohol dient te worden vermeden.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
De volgende symptomen kunnen optreden bij pasgeboren baby's van moeders die Aripiprazol Zentiva
in het laatste trimester (laatste drie maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve
en/of zwakke spieren, slaperigheid, opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als
uw baby last krijgt van een van deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Als u Aripiprazol Zentiva inneemt, zal uw arts met u bespreken of u borstvoeding kunt geven, waarbij
rekening wordt gehouden met de voordelen van de behandeling voor u en het voordeel van
borstvoeding voor uw baby. U mag niet én borstvoeding geven én dit geneesmiddel krijgen. Overleg
met uw arts wat de beste manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel inneemt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Duizeligheid en problemen met uw gezichtsvermogen kunnen voorkomen bij gebruik van dit
geneesmiddel (zie rubriek 4). Hier moet u rekening mee houden in gevallen waarin u vollledig alert
moet zijn, bijvoorbeeld wanneer u autorijdt of machines bedient.
Aripiprazol Zentiva bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
arts voordat u dit middel inneemt.
Aripiprazol Zentiva bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering bij volwassenen is eenmaal daags 15 mg. Echter, uw arts kan een lagere of
hogere dosis voorschrijven tot maximaal eenmaal daags 30 mg.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De behandeling met dit geneesmiddel kan gestart worden met een lage dosis drank (suspensie).
De dosis kan dan langzaam verhoogd worden tot de aanbevolen dosis voor jongeren van 10 mg
eenmaal daags. Uw arts kan echter een lagere of hogere dosis voorschrijven tot een maximum van
30 mg eenmaal daags.
Als u de indruk heeft dat de werking van Aripiprazol Zentiva te sterk of te zwak is, licht dan uw arts of
apotheker in.
Probeer Aripiprazol Zentiva iedere dag op hetzelfde tijdstip in te nemen. Het maakt niet uit of u
deze met of zonder voedsel inneemt.
Open de doordrukstrip pas op het moment dat u daadwerkelijk de tablet gaat innemen. Voor het
verwijderen van één tablet uit de doordrukstrip dient u de verpakking te openen en de folie van de
doordrukstrip los te trekken om zo een tablet vrij te krijgen. Druk de tablet niet door de folie omdat
hierdoor de tablet kan beschadigen. Onmiddellijk na opening van de doordrukstrip, gebruikmakend
van droge handen, de tablet verwijderen en de gehele orodispergeerbare tablet op uw tong plaatsen. De
tablet valt snel uiteen in het speeksel. De orodispergeerbare tablet kan met of zonder vloeistof worden
ingenomen.
Een andere mogelijkheid is dat u de tablet uiteen laat vallen in water en de ontstane suspensie
opdrinkt.
Ook al voelt u zich beter, verander of stop niet met de dagelijkse dosering van Aripiprazol Zentiva
zonder dit eerst met uw arts te bespreken.
Aripiprazol Zentiva 10 mg, 30 mg orodispergeerbare tabletten: De breukstreep dient niet om de tablet
te breken.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Wanneer u zich realiseert dat u meer Aripiprazol Zentiva heeft ingenomen dan uw arts heeft
aanbevolen (of wanneer iemand anders uw Aripiprazol Zentiva heeft ingenomen), neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts. Wanneer u uw arts niet kunt bereiken, ga dan naar het
dichtstbijzijnde ziekenhuis en neem het doosje met u mee.
Patiënten die te veel aripiprazol hadden ingenomen, hadden de volgende symptomen:
·
snelle hartslag, opwinding/agressiviteit, spraakproblemen.
·
ongewone bewegingen (vooral van het gezicht en de tong) en verlaagd bewustzijnsniveau.
Andere symptomen kunnen zijn:
·
acute verwardheid, toevallen/stuipen (epilepsie), coma, een combinatie van koorts, versnelde
ademhaling, transpireren.
·
spierstijfheid, sufheid of slaperigheid, tragere ademhaling, verslikken, hoge of lage bloeddruk,
afwijkend hartritme.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of ziekenhuis als een van de bovenstaande symptomen bij u
optreedt.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis bent vergeten, neem deze dan alsnog zo snel mogelijk in. Neem geen dubbele
dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met uw behandeling alleen omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk dat u net zo lang
doorgaat met het innemen van dit geneesmiddel als uw arts u heeft gezegd.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen voorkomen):
·
diabetes mellitus,
·
slaapproblemen,
·
angst,
·
rusteloos gevoel, niet stil kunnen zitten,
·
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid van binnen en een drang om voortdurend
te bewegen),
·
oncontroleerbare trillende, schokkende of kronkelende bewegingen,
·
beven,
·
hoofdpijn,
·
moeheid,
·
slaperigheid,
·
licht gevoel in het hoofd,
·
beven en wazig zien,
·
minder vaak ontlasting of problemen bij de ontlasting,
·
indigestie,
·
misselijkheid,
·
meer speeksel in de mond dan normaal,
·
overgeven,
·
moe gevoel.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen voorkomen):
·
verhoogd of verlaagd gehalte van het hormoon prolactine in het bloed,
·
te veel suiker in het bloed,
·
depressie,
·
veranderde of verhoogde seksuele interesse,
·
ongecontroleerde bewegingen van de mond, tong en ledematen (tardieve dyskinesie),
·
spierstoornis die trekkende bewegingen veroorzaakt (dystonie),
·
rusteloze benen,
·
dubbel zien,
·
gevoeligheid van het oog voor licht,
·
snelle hartslag,
·
bloeddrukdaling bij het gaan staan, lichthoofdigheid of flauwvallen,
·
hik.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld na het op de markt komen van oraal aripiprazol maar de
frequentie ervan is
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
·
laag aantal witte bloedcellen,
·
laag aantal bloedplaatjes,
·
allergische reactie (bijv. zwelling in mond, tong, gezicht en keel, jeuk, netelroos),
·
optreden of verergering van diabetes, ketoacidose (ketonen in het bloed en de urine) of coma,
·
hoog bloedsuiker,
·
niet genoeg natrium in het bloed
·
verminderde eetlust (anorexie),
·
gewichtsverlies,
·
gewichtstoename,
·
gedachten aan zelfdoding, poging tot zelfdoding en zelfdoding,
·
gevoel van agressie,
·
onrust,
·
nervositeit,
·
combinatie van koorts, spierstijfheid, sneller ademhalen, zweten, afgenomen bewustzijn en
plotselinge veranderingen in bloeddruk en hartslag, flauwvallen (maligne
neurolepticasyndroom),
·
convulsies (stuipen),
·
serotoninesyndroom (een reactie die gevoelens kan veroorzaken van grote vreugde, sufheid,
onhandigheid, onrust, gevoel van dronken zijn, koorts, zweten of stijve spieren,
·
spraakstoornis,
·
vastzitten van de oogbollen in één positie,
·
plotseling onverklaarbaar overlijden,
·
levensbedreigende onregelmatige hartslag,
·
hartaanval,
·
vertraagde hartslag,
·
bloedproppen in de aderen, vooral in de benen (met symptomen als zwelling, pijn en roodheid
in het been), die zich via de bloedvaten naar de longen kunnen verplaatsen en kunnen zorgen
voor pijn op de borst en moeite met ademhalen (indien u een of meer van deze symptomen
opmerkt, roep dan onmiddellijk medisch advies in),
·
hoge bloeddruk,
·
flauwte,
·
per ongeluk inademen van voedsel met het risico op longontsteking,
·
spasmen van de spieren rond de stembanden,
·
alvleesklierontsteking,
·
moeite met slikken,
·
diarree,
·
buikklachten,
·
maagklachten,
·
leverfalen,
·
leverontsteking,
·
geelkleuring van de huid en oogwit,
·
meldingen van afwijkende levertestwaarden,
·
huiduitslag,
·
gevoeligheid van de huid voor licht,
·
kaalheid,
·
overmatig zweten,ernstige allergische reacties zoals geneesmiddelenreactie met eosinofilie en
systemische symptomen (DRESS). Initieel komt DRESS voor als griepachtige symptomen en
huiduitslag op het gezicht, gevolgd door meer verspreide huiduitslag en hoge temperatuur,
vergrote lymfeknopen, verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed en een verhoging van
het aantal van een bepaalde soort witte bloedcellen (eosinofilie),
·
abnormale spierafbraak die kan leiden tot nierproblemen,
·
spierpijn,
·
stijfheid
·
onvrijwillig urineverlies (incontinentie),
·
moeite met urinelozing,
·
ontwenningsverschijnselen bij pasgeboren baby's na blootstelling tijdens de zwangerschap,
·
langdurige en/of pijnlijke erectie,
·
moeilijkheden bij het controleren van de standaardlichaamstemperatuur of oververhitting,
·
pijn op de borst,
·
zwelling van de handen, enkels of voeten,
·
bij bloedonderzoek: bloedsuikerschommeling, verhoogd gehalte geglycosyleerd hemoglobine,
·
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift.
-
niet te beheersen overmatig winkelen
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen)
-
een neiging om rond te dwalen.
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de symptomen om te gaan of deze te verminderen.
Bij oudere patiënten met dementie zijn bij gebruik van aripiprazol meer gevallen van overlijden
gemeld. Tevens zijn gevallen van een beroerte of lichte beroerte (TIA) gemeld.
Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Jongeren vanaf de leeftijd van 13 jaar en ouder kregen bijwerkingen, vergelijkbaar met die bij
volwassenen en in dezelfde mate. Uitzonderingen hierop zijn slaperigheid, ongecontroleerde trillende
of schokkende bewegingen, rusteloosheid en vermoeidheid die zeer vaak voorkwamen (meer dan 1 op
de 10 patiënten). Vaak voorkomend waren pijn in de bovenbuik, droge mond, verhoogde hartslag,
gewichtstoename, toegenomen eetlust, spiertrekkingen, ongecontroleerde bewegingen van de
ledematen, en duizelig voelen, vooral bij het opstaan vanuit liggende of zittende houding (meer dan 1
op de 100 patiënten).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de blister en de
doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is aripiprazol. Elke orodispergeerbare tablet bevat
10 mg/15mg/30 mg aripiprazol.
-
De andere stoffen in dit middel zijn lactosemonohydraat, microkristallijne cellulose,
crospovidon, hydroxypropylcellulose, colloïdaal watervrij silicium, natriumcroscarmellose,
acesulfaam kalium, mangosmaakstof (bevat natuur-identieke smaakstoffen, maltodextrine,
arabische gom (E 414), triacetine (E 1518), propyleenglycol (E 1520) en vocht),
magnesiumstearaat.
Hoe ziet Aripiprazol Zentiva eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Aripiprazol Zentiva 10 mg orodispergeerbare tabletten zijn witte tot gebroken, witte, ronde tabletten
met `10' ingestanst aan één zijde en een breuklijn aan de andere zijde, en met een doorsnede van
ongeveer 7 mm.
Aripiprazol Zentiva 15 mg orodispergeerbare tabletten zijn witte tot gebroken witte, ronde, platte
tabletten met schuine randen, met `15' ingestanst aan één zijde en glad aan de andere kant, en met een
doorsnede van ongeveer 8 mm.
Aripiprazol Zentiva 30 mg orodispergeerbare tabletten zijn witte tot gebroken witte, ronde tabletten
met `30' ingestanst aan één zijde en een breuklijn aan de andere zijde, en met een doorsnede van
ongeveer 10,2 mm.
Verpakkingsgrootten: 14, 28 of 49 orodispergeerbare tabletten
Mogelijk zijn niet alle verpakkingsvormen in alle landen beschikbaar.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Zentiva, k.s.
U Kabelovny 130
102 37 Praag 10
Tsjechië
Fabrikant
S.C. Zentiva S.A.
50 Theodor Pallady Blvd.
Boekarest 032266
Roemenië
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Zentiva, k.s.
Zentiva, k.s.
Tél/Tel: +32 280 86 420
Tel: +370 52152025
PV-Belgium@zentiva.com
PV-Lithuania@zentiva.com
Luxembourg/Luxemburg
Zentiva, k.s.
Zentiva, k.s.
: : +359 244 17 136
Tél/Tel: +352 208 82330
PV-Bulgaria@zentiva.com
PV-Luxembourg@zentiva.com
Ceská republika
Magyarország
Zentiva, k.s.
Zentiva Pharma Kft.
Tel: +420 267 241 111
Tel.: +36 1 299 1058
PV-Czech-Republic@zentiva.com
PV-Hungary@zentiva.com
Danmark
Malta
Zentiva Denmark ApS
Zentiva, k.s.
Tlf: +45 787 68 400
Tel: +356 2778 0890
PV-Denmark@zentiva.com
PV-Malta@zentiva.com
Deutschland
Nederland
Zentiva Pharma GmbH
Zentiva, k.s.
Tel: +49 (0) 800 53 53 010
Tel: +31 202 253 638
PV-Germany@zentiva.com
PV-Netherlands@zentiva.com
Eesti
Norge
Zentiva, k.s.
Zentiva Denmark ApS
Tel: +372 52 70308
Tlf: +47 219 66 203
PV-Estonia@zentiva.com
PV-Norway@zentiva.com
Österreich
Zentiva, k.s.
Zentiva, k.s.
: +30 211 198 7510
Tel: +43 720 778 877
PV-Greece@zentiva.com
PV-Austria@zentiva.com
España
Polska
Zentiva, k.s.
Zentiva Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 931 815 250
Tel: + 48 22 375 92 00
PV-Spain@zentiva.com
PV-Poland@zentiva.com
France
Portugal
Zentiva France
Zentiva Portugal, Lda
Tél: +33 (0) 800 089 219
Tel: +351210601360
PV-France@zentiva.com
PV-Portugal@zentiva.com
Hrvatska
România
Zentiva d.o.o.
ZENTIVA S.A.
Tel: +385 1 6641 830
Tel: +4 021.304.7597
PV-Croatia@zentiva.com
PV-Romania@zentiva.com
Ireland
Slovenija
Zentiva, k.s.
Zentiva, k.s.
Tel: +353 818 882 243
Tel: +386 360 00 408
PV-Ireland@zentiva.com
PV-Slovenia@zentiva.com
Ísland
Slovenská republika
Zentiva Denmark ApS
Zentiva, a.s.
Sími: +354 539 0650
Tel: +421 2 3918 3010
PV-Iceland@zentiva.com
PV-Slovakia@zentiva.com
Italia
Suomi/Finland
Zentiva Italia S.r.l.
Zentiva Denmark ApS
Tel: +39-02-38598801
Puh/Tel: +358 942 598 648
PV-Italy@zentiva.com
PV-Finland@zentiva.com
Sverige
Zentiva, k.s.
Zentiva Denmark ApS
: +357 240 30 144
Tel: +46 840 838 822
PV-Cyprus@zentiva.com
PV-Sweden@zentiva.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Zentiva, k.s.
Zentiva, k.s.
Tel: +371 67893939
Tel: +44 (0) 800 090 2408
PV-Latvia@zentiva.com
PV-United-Kingdom@zentiva.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.