Betaferon 0,25 mg/ml
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Recombinant interferon bèta-1b
*
250 microgram (8,0 miljoen IE) per ml na reconstitutie.
Betaferon bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE) recombinant interferon bèta-1b per injectieflacon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
∗
geproduceerd met behulp van een genetisch gemodificeerde stam van
Escherichia coli.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Steriel wit tot gebroken wit poeder.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Betaferon is geïndiceerd voor de behandeling van
•
patiënten met een eenmalig demyeliniserend voorval met een actief ontstekingsproces dat
ernstig genoeg is om behandeling met intraveneuze corticosteroïden te verantwoorden, als
alternatieve diagnoses zijn uitgesloten, en als is vastgesteld dat deze patiënten een hoog risico
hebben om klinisch definitieve multipele sclerose te ontwikkelen (zie rubriek 5.1).
•
patiënten met relapsing-remitting multipele sclerose en twee of meer recidieven gedurende de
laatste twee jaar.
•
patiënten met secundair progressieve multipele sclerose bij wie de ziekte aantoonbaar actief is,
dat wil zeggen recidiveert.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Betaferon dient te worden geïnitieerd onder toezicht van een arts die met de
behandeling van de ziekte vertrouwd is.
Dosering
Volwassenen
De aanbevolen dosis Betaferon bedraagt 250 microgram (8,0 miljoen IE), die in 1 ml van de
gereconstitueerde oplossing zit (zie rubriek 6.6), en die om de dag subcutaan moet worden ingespoten.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen formele klinische studies of farmacokinetische studies uitgevoerd bij kinderen of
adolescenten. Beperkte gepubliceerde gegevens suggereren echter dat het veiligheidsprofiel bij
adolescenten tussen 12 en 16 jaar die om de dag subcutaan Betaferon 8,0 miljoen IE kregen
toegediend lijkt op het profiel dat bij volwassenen is waargenomen. Er is geen informatie over het
gebruik van Betaferon bij kinderen jonger dan 12 jaar. Betaferon dient daarom niet bij deze populatie
te worden gebruikt.
In het algemeen wordt bij aanvang van de behandeling dosistitratie aanbevolen.
2
Gestart dient te worden met 62,5 microgram (0,25 ml) subcutaan om de dag, langzaam verhoogd naar
een dosis van 250 microgram (1,0 ml) om de dag (zie tabel A). De titratieperiode kan worden
aangepast indien een significante ongewenste reactie optreedt. Voor een adequate werkzaamheid, dient
een dosis van 250 microgram (1,0 ml) om de dag te worden bereikt.
Een titratieverpakking bestaande uit vier driestuksverpakkingen is beschikbaar voor de titratieperiode
en de aanvankelijke behandeling van de patiënt met Betaferon. Deze verpakking dekt de behoefte van
de patiënt voor de eerste 12 injecties. De driestuksverpakkingen worden geaccentueerd door
verschillende kleuren (zie rubriek 6.5).
Tabel A: Schema voor dosistitratie*
behandeldag
1, 3, 5
7, 9, 11
13, 15, 17
19, 21, 23 e.v.
dosis
62,5
125
187,5
250
microgram
microgram
microgram
microgram
volume
0,25
0,5
0,75
1,0
ml
ml
ml
ml
*
De titratieperiode kan worden aangepast, als een significante ongewenste reactie optreedt.
De optimale dosis is nog niet volledig opgehelderd.
Momenteel is het niet bekend hoe lang de patiënt behandeld moet worden. Uit gecontroleerd klinisch
onderzoek zijn over maximaal 5 jaar follow-up-gegevens afkomstig over patiënten met relapsing-
remitting MS en over maximaal 3 jaar over patiënten met secundair progressieve MS. Voor relapsing-
remitting MS, is effectiviteit voor de eerste twee jaar aangetoond. De beschikbare gegevens voor de
extra 3 jaar wijzen op een aanhoudende werkzaamheid van de behandeling met Betaferon gedurende
de gehele periode.
Voor patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose, was de progressie
naar klinisch definitieve multipele sclerose significant vertraagd gedurende een periode van vijf jaar.
De behandeling wordt niet aanbevolen bij patiënten met relapsing-remitting multipele sclerose bij wie
zich minder dan 2 recidieven in de voorafgaande 2 jaar hebben voorgedaan of bij patiënten met
secundair progressieve multipele sclerose bij wie de ziekte in de voorgaande 2 jaar niet actief geweest
is.
Indien de patiënt niet reageert, b.v. als er gedurende 6 maanden een constante progressie op de
‘expanded disability status scale’ (EDSS) optreedt, of behandeling met ten minste 3 ACTH- of
corticosteroïdkuren gedurende een periode van één jaar noodzakelijk is ondanks de Betaferon-
therapie, dient de behandeling met Betaferon te worden gestaakt.
Wijze van toediening
Voor subcutane injectie.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
-
-
-
Contra-indicaties
Patiënten met een voorgeschiedenis van overgevoeligheid voor een natuurlijk of recombinant
interferon bèta humane albumine of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
Patiënten met gedecompenseerde leverziekte (zie rubrieken 4.4, 4.5 en 4.8).
3
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Immuunsysteemaandoeningen
De toediening van cytokinen aan patiënten met een reeds bestaande monoklonale gammopathie is in
verband gebracht met de ontwikkeling van systemisch capillaire-lek-syndroom met shock-achtige
symptomen en fatale afloop.
Maagdarmstelselaandoeningen
In zeldzame gevallen werd pancreatitis waargenomen bij gebruik van Betaferon, vaak gepaard gaand
met hypertriglyceridemie.
Zenuwstelselaandoeningen
Betaferon dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met vroegere of actuele
depressieve stoornissen en in het bijzonder bij patiënten met zelfmoordgedachten (zie rubriek 4.3).
Depressie en zelfmoordgedachten zijn bekend om in toenemende mate voor te komen bij de multipele
sclerose populatie en in associatie met interferon gebruik. Patiënten die met Betaferon worden
behandeld dienen te worden aangeraden elk symptoom van depressie en/of zelfmoordgedachten
onmiddellijk aan de voorschrijvende arts te melden. Patiënten die een depressie vertonen, moeten
nauwgezet worden gecontroleerd tijdens de behandeling met Betaferon en dienen passend te worden
behandeld. Staken van de behandeling met Betaferon dient te worden overwogen (zie ook rubrieken
4.3 en 4.8).
Betaferon dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met een voorgeschiedenis van
epilepsie en bij patiënten die behandeld worden met anti-epileptica, in het bijzonder bij die patiënten
waar de epilepsie niet voldoende onder controle is met anti-epileptica (zie rubrieken 4.5 en 4.8).
Dit product bevat humaan albumine en daarom brengt het een mogelijk risico van overdracht van
virusziekten met zich mee. Een risico van het overbrengen van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob kan
niet worden uitgesloten.
Laboratoriumonderzoek
Het verdient aanbeveling bij patiënten met een voorgeschiedenis van schildklierdisfunctie regelmatig
of wanneer klinisch geïndiceerd schildklierfunctietests te verrichten.
Behalve de onderzoeken die normaalgesproken nodig zijn voor de controle van patiënten met
multipele sclerose, worden ook voorafgaand aan het starten met de behandeling en met een
regelmatige interval na starten met de behandeling met Betaferon, en daarna periodiek bij het
ontbreken van klinische symptomen de volgende onderzoeken aanbevolen: volledig bloedbeeld en
differentiële witte bloedceltellingen, trombocytentelling en bloedchemie, inclusief leverfunctie (bv.
AST (SGOT), ALT (SGPT) en
γ-GT).
Voor patiënten met anemie, trombocytopenie, leukopenie (alleen of in enige combinatie) kan een
intensievere controle van het volledige bloedbeeld, met differentiële en trombocytentellingen
noodzakelijk zijn. Patiënten die neutropenie ontwikkelen, moeten zorgvuldig worden bewaakt op het
ontwikkelen van koorts of een infectie. Er zijn meldingen geweest van trombocytopenie, met
sluipende dalingen van het aantal trombocyten.
Lever- en galaandoeningen
Asymptomatische verhogingen van serumtransaminases, in de meeste gevallen licht van aard en van
korte duur, kwamen zeer vaak voor bij patiënten die tijdens klinisch onderzoek met Betaferon werden
behandeld. Net als bij andere bèta interferonen is in zeldzame gevallen ernstige leverbeschadiging,
waaronder gevallen van leverfalen, gemeld bij patiënten die met Betaferon worden behandeld. De
ernstigste gevallen kwamen dikwijls voor bij patiënten die aan andere geneesmiddelen of stoffen
4
waren blootgesteld waarvan bekend is dat ze in verband worden gebracht met hepatotoxiciteit of in
aanwezigheid van comorbide, medische aandoeningen (bijvoorbeeld een metastaserende, maligne
ziekte, ernstige infectie en sepsis, alcoholmisbruik).
De patiënt moet worden geobserveerd op tekenen van leverbeschadiging. Het optreden van
verhogingen van serumtransaminases zou moeten leiden tot nauwkeurige begeleiding en onderzoek.
Staken van de therapie met Betaferon moet worden overwogen indien de waarden significant stijgen
of indien ze met klinische symptomen zoals geelzucht in verband zijn gebracht.
Indien er geen klinische aanwijzingen zijn dat de lever beschadigd is en als de leverenzymen
genormaliseerd zijn, kan overwogen worden opnieuw met de behandeling te beginnen. De
leverfuncties dienen in dit geval regelmatig te worden gecontroleerd.
Nier- en urinewegaandoeningen
Voorzichtigheid is geboden en zorgvuldige controle moet worden overwogen bij het toedienen van
interferon bèta aan patiënten met ernstige nierinsufficiëntie.
Nefrotisch syndroom
Gevallen van nefrotisch syndroom met verschillende onderliggende nefropathieën, waaronder
collaberende focale segmentale glomerulosclerose (FSGS), minimal change disease (MCD),
membranoproliferatieve glomerulonefritis (MPGN) en membraneuze glomerulopathie (MGP) zijn
gemeld gedurende behandeling met interferon-bèta-producten. Gevallen werden gemeld op
verschillende momenten tijdens de behandeling en kunnen voorkomen na vele jaren van behandeling
met interferon-bèta. Periodieke controle op vroege tekenen of symptomen, zoals oedeem, proteïnurie
en verminderde nierfunctie, wordt aanbevolen, vooral bij patiënten met een hoger risico op nierziekte.
Bij nefrotisch syndroom is een snelle behandeling vereist en het stopzetten van de behandeling met
Betaferon dient te worden overwogen.
Hartaandoeningen
Betaferon dient eveneens voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een reeds bestaande
hartaandoening. Patiënten met reeds bestaande ernstige hartziekten, zoals decompensatio cordis,
coronairlijden of aritmie, moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op verslechtering van hun
hartaandoening, met name tijdens het starten van de behandeling met Betaferon.
Hoewel Betaferon geen bekende direct-werkende cardiale toxiciteit heeft, kunnen symptomen van het
griepachtig syndroom die samenhangen met bèta-interferonen voor patiënten met een reeds bestaande
ernstige hartziekte belastend zijn. Tijdens de postmarketing-periode zijn zeer zelden meldingen
ontvangen van een verslechtering van de cardiale toestand bij patiënten met een reeds bestaande
ernstige hartziekte die tijdelijk in verband wordt gebracht met de start van behandeling met Betaferon.
In zeldzame gevallen is cardiomyopathie gerapporteerd. Als dit optreedt en er een relatie met
Betaferon wordt vermoed, moet de behandeling worden gestaakt.
Trombotische microangiopathie (TMA) en hemolytische anemie (HA)
Bij gebruik van interferon bèta-producten zijn gevallen van TMA, gemanifesteerd als trombotische
trombocytopenische purpura (TTP) of hemolytisch uremisch syndroom (HUS) gemeld, waaronder
fatale gevallen. Vroege klinische kenmerken zijn trombocytopenie, nieuw ontstane hypertensie,
koorts, symptomen van het centrale zenuwstelsel (bijv. verwardheid en parese) en verminderde
nierfunctie. Laboratoriumbevindingen die wijzen op TMA omvatten verlaagde trombocytentelling,
verhoogd serumlactaatdehydrogenase (LDH) ten gevolge van hemolyse en schistocyten
(erytrocytfragmentatie) op een bloeduitstrijkje. Daarom worden, als klinische kenmerken van TMA
worden waargenomen, verdere tests van de bloedplaatjesniveaus, serum LDH, bloeduitstrijkjes en
nierfunctie aanbevolen. Bovendien zijn er bij interferon bèta-producten gevallen gemeld van HA die
niet geassocieerd zijn met TMA, waaronder immuun-HA. Er zijn levensbedreigende en fatale gevallen
gemeld. Gevallen van TMA en/of HA zijn gemeld op verschillende momenten tijdens de behandeling
en kunnen enkele weken tot jaren na aanvang van de behandeling met interferon bèta optreden.
Als TMA en/of HA wordt gediagnosticeerd en een relatie met Betaferon wordt vermoed, is een snelle
behandeling vereist (waarbij in het geval van TMA plasmawisseling moet worden overwogen) en
wordt onmiddellijk staken van Betaferon aanbevolen.
5
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Er kunnen ernstige overgevoeligheidsreacties (zeldzame maar ernstige acute bijwerkingen zoals
bronchospasme, anafylaxie en urticaria) optreden. Als de bijwerkingen ernstig zijn, moet de
behandeling met Betaferon worden gestaakt en moet de juiste medische interventie plaatsvinden.
Bij patiënten die Betaferon gebruiken, is ook necrose op de injectieplaats gemeld (zie rubriek 4.8).
Deze kan omvangrijk zijn, en zowel de spierfascie als het vetweefsel kunnen erbij betrokken zijn en
daarom kan dit littekenvorming tot gevolg hebben. In zeldzame gevallen kan débridement en, nog
minder vaak, een huidtransplantatie noodzakelijk zijn en de genezing kan tot 6 maanden duren.
Als de patiënt een huidbeschadiging opmerkt, die kan samenhangen met zwelling of afvoer van vocht
van de injectieplaats, moet de patiënt het advies krijgen zijn/haar arts te raadplegen voordat de
injecties met Betaferon worden gecontinueerd.
Als de patiënt meerdere laesies heeft, moet er worden gestopt met Betaferon totdat genezing is
opgetreden. Patiënten met een enkele laesie kunnen doorgaan met het gebruik van Betaferon mits de
necrose niet te uitgebreid is, omdat bij sommige patiënten tijdens het gebruik van Betaferon genezing
van de necrose op de injectieplaats is opgetreden.
Om het risico van necrose op de injectieplaats te minimaliseren moet patiënten worden geadviseerd:
•
een aseptische injectietechniek te gebruiken
•
de injectieplaatsen bij elke dosis af te wisselen
De incidentie van injectieplaatsreacties kan verlaagd worden door het gebruik van een autoinjector. In
het kernonderzoek van patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose
werd bij de meeste patiënten een autoinjector gebruikt. Er werden in dit onderzoek minder vaak
injectieplaatsreacties en necrose waargenomen dan in de andere kernonderzoeken.
De procedure voor het zelf toedienen door de patiënt moet periodiek worden beoordeeld, met name als
er reacties op de injectieplaats zijn opgetreden.
Immunogeniciteit
Net als bij alle therapeutische eiwitten bestaat het gevaar van immunogeniciteit. In gecontroleerd
klinisch onderzoek werden elke 3 maanden serummonsters verzameld voor het controleren op de
ontwikkeling van antilichamen tegen Betaferon.
In de verschillende gecontroleerde klinische onderzoeken in relapsing-remitting multipele sclerose en
secundair progressieve multipele sclerose ontwikkelde zich in het serum van tussen 23% en 41% van
de patiënten een voor interferon bèta-1b neutraliserende activiteit, bevestigd door op zijn minst twee
opeenvolgende positieve titers; van deze patiënten veranderde dit bij tussen 43% en 55% in een
stabiele antilichaam-negatieve toestand (op basis van twee opeenvolgende negatieve titers) in de
aansluitende observatieperiode van de onderscheiden studies.
Het ontstaan van neutraliserende activiteit tijdens deze onderzoeken is geassocieerd met een
vermindering van de klinische werkzaamheid uitsluitend met betrekking tot de recidiefactiviteit.
Sommige analyses duiden er op dat dit effect bij patiënten met hoge titers neutraliserende activiteit
groter zou kunnen zijn.
In het onderzoek bij patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose werd
ten minste eenmaal neutraliserende activiteit waargenomen, gemeten om de 6 maanden, bij 32% van
de patiënten (89) die direct met Betaferon waren behandeld; hiervan keerde 60% (53) terug naar de
negatieve status gebaseerd op de laatst beschikbare evaluatie binnen de periode van 5 jaar. In deze
periode werd de ontwikkeling van neutraliserende activiteit gerelateerd aan een significante toename
van nieuwe, actieve laesies en T2 laesievolume bij magnetic resonance imaging. Dit bleek echter niet
gerelateerd te zijn aan een vermindering in klinische werkzaamheid (wat betreft tijd tot klinisch
definitieve multipele sclerose (CDMS), tijd tot bevestigde EDSS progressie en het aantal recidieven).
6
Er zijn geen nieuwe ongewenste voorvallen in verband gebracht met de ontwikkeling van de
neutraliserende activiteit.
Er is
in vitro
aangetoond dat er een kruisreactie optreedt tussen Betaferon en natuurlijk interferon bèta.
Er is echter geen
in vivo
onderzoek gedaan en de klinische relevantie is niet duidelijk.
Er is weinig bekend over patiënten die een neutraliserende activiteit hebben ontwikkeld en de
Betaferon-behandeling hebben afgemaakt.
De beslissing om de behandeling voort te zetten of te staken moet gebaseerd zijn op alle aspecten van
de ziektestatus van de patiënt in plaats van alleen op de status van de neutraliserende activiteit.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Het effect van het om de dag toedienen van 250 microgram (8,0 miljoen IE) Betaferon op het
geneesmiddelenmetabolisme van patiënten met multipele sclerose is onbekend. Corticosteroïd- of
ACTH-behandeling van recidieven gedurende een periode tot 28 dagen, werd goed verdragen door
patiënten die Betaferon kregen toegediend.
Vanwege het gebrek aan klinische ervaring bij patiënten met multipele sclerose wordt het gebruik van
Betaferon samen met andere immunomodulatoren dan corticosteroïden of ACTH niet aangeraden.
Er is gerapporteerd dat interferonen de activiteit van levercytochroom P450-afhankelijke enzymen
verminderen bij mens en dier. Voorzichtigheid dient te worden betracht wanneer interferon bèta-1b
wordt toegediend in combinatie met geneesmiddelen die een smalle therapeutische breedte hebben en
die grotendeels van het levercytochroom P450-systeem afhankelijk zijn voor hun klaring, b.v. anti-
epileptica. Bij comedicatie die een effect heeft op het hematopoëtisch systeem, dient men extra
voorzichtigheid te betrachten.
Er is geen onderzoek naar interacties met anti-epileptica uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Een grote hoeveelheid gegevens (meer dan 1.000 zwangerschapsuitkomsten) uit interferon bèta
registers, nationale registers en postmarketingervaring laat geen verhoogd risico zien op ernstige
aangeboren afwijkingen na blootstelling aan interferon bèta voorafgaand aan de conceptie of
blootstelling tijdens het eerste trimester van de zwangerschap. De duur van blootstelling tijdens het
eerste trimester is echter onduidelijk, omdat gegevens werden verzameld toen het gebruik van
interferon bèta gecontra-indiceerd was tijdens de zwangerschap, en de behandeling waarschijnlijk
werd onderbroken toen de zwangerschap werd vastgesteld en/of bevestigd. Er is zeer beperkte
ervaring met blootstelling tijdens het tweede en derde trimester.
Op basis van diergegevens (zie rubriek 5.3) is er een mogelijk verhoogd risico op spontane abortus.
Het risico van spontane abortussen bij zwangere vrouwen die aan interferon bèta worden blootgesteld,
7
kan op basis van de momenteel beschikbare gegevens niet adequaat worden geëvalueerd, maar de
gegevens wijzen niet op een verhoogd risico tot dusver.
Indien klinisch noodzakelijk, kan het gebruik van Betaferon tijdens de zwangerschap worden
overwogen.
Borstvoeding
Beperkt beschikbare informatie over de overdracht van interferon bèta-1b in de moedermelk, samen
met de chemische/fysiologische kenmerken van interferon bèta, wijst er op dat de niveaus van
interferon bèta-1b uitgescheiden in moedermelk verwaarloosbaar zijn. Er worden geen schadelijke
effecten verwacht op de pasgeborene/zuigeling die borstvoeding krijgt.
Betaferon kan gebruikt worden door vrouwen die borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
Er is geen onderzoek naar de vruchtbaarheid uitgevoerd (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek uitgevoerd naar de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
Aan het centraal zenuwstelsel gerelateerde bijwerkingen die in verband gebracht worden met het
gebruik van Betaferon kunnen de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen bij
daarvoor gevoelige patiënten beïnvloeden.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Bij aanvang van de behandeling zijn bijwerkingen gebruikelijk maar in het algemeen nemen ze af bij
verdere behandeling. De meest frequent waargenomen bijwerkingen zijn een griepachtig
symptoomcomplex (koorts, rillingen, gewrichtspijn, malaise, transpireren, hoofdpijn of spierpijn), wat
voornamelijk het gevolg is van de farmacologische werking van het geneesmiddel, en reacties op de
injectieplaats. Reacties op de injectieplaats traden frequent op na toediening van Betaferon. Roodheid,
zwelling, verkleuring, ontsteking, pijn, overgevoeligheid, necrose en niet-specifieke bijwerkingen
werden significant in verband gebracht met behandeling met 250 microgram (8,0 miljoen IE)
Betaferon.
De meest ernstige bijwerkingen die zijn gemeld, zijn onder andere trombotische microangiopathie
(TMA) en hemolytische anemie (HA).
In het algemeen wordt in het begin van de behandeling dosistitratie geadviseerd om de tolerantie voor
Betaferon te verhogen (zie rubriek 4.2). Griepachtige symptomen kunnen ook worden verminderd
door de toediening van niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen. De incidentie van
injectieplaatsreacties kan verlaagd worden door het gebruik van een autoinjector.
Tabel met bijwerkingen
De volgende lijst bijwerkingen is gebaseerd op meldingen uit klinische studies
(Tabel 1, bijwerkingen
en laboratoriumafwijkingen)
en uit de postmarketing surveillance
(Tabel 2, frequenties – waar bekend
– gebaseerd op gepoolde klinische studies (zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms
(≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000))
van Betaferon gebruik.
De ervaring met Betaferon bij patiënten met MS is beperkt en als gevolg daarvan is het mogelijk dat
bijwerkingen met een lage incidentie nog niet zijn waargenomen.
Tabel 1: Bijwerkingen en laboratoriumafwijkingen met incidentiecijfers
≥
10% en de bijbehorende
percentages van placebo; significant gerelateerde bijwerkingen < 10% gebaseerd op rapporten van
klinische studies
8
Systeem/orgaanklassen
Bijwerkingen
en
Laboratoriumafwij-
kingen
Eenmalig
voorval
wijzend op
multipele
sclerose
(BENEFIT)
#
Betaferon 250
microgram
(placebo)
n=292 (n=176)
Secundair
progressieve
multipele
sclerose
(Europese
studie)
Betaferon
250 microgram
(Placebo)
n=360 (n=358)
Secundair
progressieve
multipele
sclerose
(Noord-
Amerikaanse
studie)
Betaferon
250 microgram
(Placebo)
n=317(n=308)
Relapsing-
remitting
multipele
sclerose
Betaferon
250 microgram
(Placebo)
n=124 (n=123)
Infecties en parasitaire aandoeningen
Infectie
6% (3%)
Abcessen
0% (1%)
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Lymfocytenaantal
79% (45%)
daling
(<1.500/mm
3
)
× Λ
°
Absolute
11% (2%)
neutrofielenaantal daling
(<1.500/mm
3
)
× Λ
* °
Witte bloedcellenaantal
daling
11% (2%)
×Λ
(<3.000/mm³) * °
Lymfadenopathie
1% (1%)
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Bloedglucose daling
3% (5%)
×
(< 55 mg/dl)
Psychische stoornissen
Depressie
10% (11%)
Angst
3% (5%)
Zenuwstelselaandoeningen
27% (17%)
Hoofdpijn
Λ
13% (11%)
4% (2%)
53% (28%)
18% (5%)
11% (10%)
4% (5%)
88% (68%)
4% (10%)
14% (13%)
1% (6%)
82% (67%)
18% (5%)
13% (4%)
3% (1%)
27% (27%)
24% (31%)
6 % (5%)
47% (41%)
13% (4%)
11% (5%)
5% (3%)
44% (41%)
10% (11%)
55% (46%)
28% (26%)
26% (25%)
5% (4%)
40% (43%)
6% (6%)
11% (11%)
6% (8%)
5% (2%)
13% (8%)
9% (8%)
-
16% (18%)
11% (15%)
16% (4%)
14% (11%)
15% (13%)
25% (24%)
15% (13%)
84% (77%)
35% 28%)
31% (33%)
12% (7%)
19% (21%)
12% (10%)
7% (4%)
16% (15%)
8% (2%)
18% (17%)
7% (2%)
-
36% (26%)
31% (23%)
Duizeligheid
3% (4%)
14% (14%)
Slapeloosheid
8% (4%)
12% (8%)
Migraine
2% (2%)
4% (3%)
Paresthesie
16% (17%)
35% (39%)
Oogaandoeningen
Conjunctivitis
1%(1%)
2% (3%)
3% (1%)
11% (15%)
Visie afwijking
Λ
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Oorpijn
0% (1%)
<1% (1%)
Hartaandoeningen
Palpitatie *
1% (1%)
2% (3%)
Bloedvataandoeningen
Vasodilatatie
0% (0%)
6% (4%)
Hypertensie °
2% (0%)
4% (2%)
Ademhalingsstelsel-, borstkas-en mediastinumaandoeningen
Bovenste
18% (19%)
3% (2%)
luchtweginfectie
Sinusitis
4% (6%)
6% (6%)
Toegenomen hoesten
2% (2%)
5% (10%)
9
Systeem/orgaanklassen
Bijwerkingen
en
Laboratoriumafwij-
kingen
Eenmalig
voorval
wijzend op
multipele
sclerose
(BENEFIT)
#
Betaferon 250
microgram
(placebo)
n=292 (n=176)
Secundair
progressieve
multipele
sclerose
(Europese
studie)
Betaferon
250 microgram
(Placebo)
n=360 (n=358)
Secundair
progressieve
multipele
sclerose
(Noord-
Amerikaanse
studie)
Betaferon
250 microgram
(Placebo)
n=317(n=308)
8% (6%)
21% (19%)
22% (24%)
32% (30%)
10% (12%)
18% (16%)
4% (2%)
Relapsing-
remitting
multipele
sclerose
Betaferon
250 microgram
(Placebo)
n=124 (n=123)
8% (2%)
35% (29%)
24% (18%)
48% (49%)
21% (19%)
32% (24%)
19% (6%)
Dyspneu *
0% (0%)
3% (2%)
Maagdarmstelselaandoeningen
Diarree
4% (2%)
7% (10%)
Obstipatie
1% (1%)
12% (12%)
Misselijkheid
3% (4%)
13% (13%)
Λ
5% (1%)
4% (6%)
Braken
Buikpijn °
5% (3%)
11% (6%)
Lever-en galaandoeningen
Alanine
aminotransferase
18% (5%)
14% (5%)
verhoogd (SGPT > 5
maal basislijn)
× Λ
* °
Aspartaat
aminotransferase
6% (1%)
4% (1%)
stijging (SGOT >5 maal
basislijn)
× Λ
* °
Huid- en onderhuidaandoeningen
Huidaandoening
1% (0%)
4% (4%)
11% (3%)
20% (12%)
Uitslag
Λ
°
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Hypertonie °
2% (1%)
41% (31%)
Myalgie * °
8% (8%)
23% (9%)
Myasthenie
2% (2%)
39% (40%)
Rugpijn
10% (7%)
26% (24%)
Pijn in extremiteit
6% (3%)
14% (12%)
Nier- en urinewegaandoeningen
Urineretentie
1% (1%)
4% (6%)
Urine-eiwit positief (>
25% (26%)
14% (11%)
1+)
×
Frequente urinelozing
1% (1%)
6% (5%)
Urine-incontinentie
1% (1%)
8% (15%)
Aandrang
1% (1%)
8% (7%)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Dysmenorroe
2% (0%)
<1% (<1%)
Menstruatiestoornissen
1% (2%)
9% (13%)
*
Metrorragie
2% (0%)
12% (6%)
Impotentie
1% (0%)
7% (4%)
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Reactie injectieplaats
52% (11%)
78% (20%)
§
Λ
(diverse typen) *°
2% (1%)
4% (0%)
19% (17%)
26% (20%)
57% (57%)
19% (29%)
57% (60%)
31% (32%)
-
15% (13%)
5% (5%)
12% (11%)
20% (19%)
21% (17%)
6% (5%)
10% (8%)
10% (10%)
10% (11%)
89% (37%)
6% (8%)
27% (32%)
26% (24%)
44% (28%)
13% (10%)
36% (37%)
0% (0%)
-
5% (3%)
3% (5%)
2% (1%)
4% (2%)
18% (11%)
17% (8%)
15% (8%)
2% (1%)
85% (37%)
10
Systeem/orgaanklassen
Bijwerkingen
en
Laboratoriumafwij-
kingen
Eenmalig
voorval
wijzend op
multipele
sclerose
(BENEFIT)
#
Betaferon 250
microgram
(placebo)
n=292 (n=176)
Secundair
progressieve
multipele
sclerose
(Europese
studie)
Betaferon
250 microgram
(Placebo)
n=360 (n=358)
5% (0%)
61% (40%)
40% (13%)
31% (25%)
5% (4%)
7% (7%)
63% (58%)
23% (7%)
6% (6%)
8% (5%)
Secundair
progressieve
multipele
sclerose
(Noord-
Amerikaanse
studie)
Betaferon
250 microgram
(Placebo)
n=317(n=308)
6% (0%)
43% (33%)
29% (24%)
59% (59%)
15% (8%)
21% (18%)
64% (58%)
22% (12%)
10% (10%)
6% (2%)
Relapsing-
remitting
multipele
sclerose
Betaferon
250 microgram
(Placebo)
n=124 (n=123)
5% (0%)
52% (48%)
59% (41%)
52% (48%)
15% (15%)
7% (8%)
49% (35%)
46% (19%)
23% (11%)
15% (3%)
Necrose injectieplaats *
°
Griepachtige
symptomen
&
Λ
*°
Koorts
Λ
* °
Pijn
Pijn op de borst °
Perifeer oedeem
Asthenie *
Rillingen
Λ
* °
Transpireren *
Malaise *
×
Λ
1% (0%)
44% (18%)
13% (5%)
4% (4%)
1% (0%)
0% (0%)
22% (17%)
5% (1%)
2% (1%)
0% (1%)
Laboratoriumafwijking
Significant gerelateerd aan Betaferon-behandeling voor patiënten met eerste voorval wijzen op
MS, p< 0,05
* Significant gerelateerd aan Betaferon-behandeling voor RRMS, p < 0,05
° Significant gerelateerd aan Betaferon-behandeling voor SPMS, p < 0,05
§ Injectieplaatsreactie (diverse typen) omvat alle bijwerkingen op en rond de injectieplaats,
namelijk: injectieplaatsbloeding, injectieplaats overgevoeligheid, injectieplaats ontsteking,
injectieplaats massa, injectieplaatsnecrose, injectieplaats pijn, injectieplaats reactie, injectieplaats
oedeem, en injectieplaats atrofie.
& “Griepachtige symptomencomplex” is het griepsyndroom en/of een combinatie van ten minste
twee bijwerkingen van koorts, rillingen, myalgie, malaise, transpiratie
#
Tijdens de BENEFIT follow-up studie is er geen verandering in het bestaande veiligheidsprofiel
van Betaferon waargenomen.
De meest toepasselijke MedDRA term wordt gebruikt om een bepaalde reactie te beschrijven en zijn
synoniemen en verwante aandoeningen.
Tabel 2: Bijwerkingen geïdentificeerd tijdens postmarketingsurveillance (frequenties – waar bekend –
berekend op basis van gepoolde klinische studiedata N = 1.093)
11
Systeem/
orgaanklassen
Zeer
Vaak
vaak
(≥
1/100, < 1/10)
1
(≥
1/10)
1
Anemie
Soms
(≥
1/1.000,
< 1/100)
1
Trombocytopenie
Zelden
(≥
1/10.000,
< 1/1.000)
1
Trombotische
microangiopathie
5
waaronder
trombotische
trombocyto-
penische purpura/
hemolytisch
uremisch
syndroom
3
Anafylactische
reacties
Frequentie
niet bekend
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Hemolytische
anemie
2, 5
Immuunsysteem-
aandoeningen
Endocriene
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselings-
stoornissen
Psychische
stoornissen
Hypothyreoïdie
Gewichtstoename,
Gewichtsafname
Verwardheid
Verhoogde
bloedtriglyceriden
Zelfmoordpoging
(zie ook
rubriek 4.4),
Emotionele
labiliteit
Convulsie
Hyperthyreoïdie,
Gestoorde
schildklierfunctie
Anorexie
2
Capillaire-lek-
syndroom bij
reeds
bestaande
monoklonale
gammopathie
2
Zenuwstelsel-
aandoeningen
Hartaandoeningen
Ademhalings-
stelsel-, borstkas-
en mediastinum-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuid-
aandoeningen
Skeletspierstelsel-
en bindweefsel-
aandoeningen
Nier- en urineweg-
aandoeningen
Tachycardie
Cardiomyopathie
2
Bronchospasme
2
Pulmonale
arteriële
hypertensie
4
Pancreatitis
Verhoogd bloed
bilirubine
Urticaria,
Pruritus,
Alopecia
Verhoogd gamma-
glutamyltransferase
,
Hepatitis
Huidverkleuring
Leverbeschadi-
ging (waaronder
hepatitis),
Leverfalen
2
Artralgie
Nefrotisch
syndroom,
Glomerulosclerose
(zie rubriek 4.4)
2, 3
Drug-induced
lupus
erythematosus
12
Systeem/
orgaanklassen
Zeer
Vaak
vaak
(≥
1/100, < 1/10)
1
(≥
1/10)
1
Soms
(≥
1/1.000,
< 1/100)
1
Zelden
(≥
1/10.000,
< 1/1.000)
1
Frequentie
niet bekend
Voortplantings-
Menorragie
stelsel- en
borstaandoeningen
1
frequenties gebaseerd op gepoolde klinische studies (zeer vaak (≥
1/10), vaak (≥
1/100, < 1/10), soms
(≥
1/1.000, <
1/100), zelden(≥
1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000)).
2
Bijwerkingen alleen afkomstig van postmarketing.
3
Van toepassing op de gehele klasse van interferon bèta-producten (zie rubriek 4.4).
4
Klasse-aanduiding voor interferonproducten, zie onder 'Pulmonale arteriële hypertensie'.
5
levensbedreigende en/of fatale gevallen zijn gemeld.
De meest toepasselijke MedDRA-term is gebruikt om een bepaalde reactie en zijn synoniemen en
verwante aandoeningen te beschrijven.
Pulmonale arteriële hypertensie
Met interferon-bèta bevattende producten zijn gevallen van pulmonale arteriële hypertensie (PAH)
gemeld. De voorvallen werden op verscheidene tijdstippen gemeld, waaronder tot enkele jaren na
aanvang van de behandeling met interferon bèta.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Interferon bèta-1b is zonder ernstige bijwerkingen die de vitale functies zouden kunnen aantasten,
toegediend bij volwassen kankerpatiënten in afzonderlijke doses tot wel 5.500 microgram (176
miljoen IE) intraveneus, drie maal per week.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: cytokinen, interferonen,
ATC-code: L03 AB 08
Werkingsmechanisme
Interferonen behoren tot de familie der cytokinen; dit zijn natuurlijk voorkomende eiwitten.
Interferonen hebben een molecuulgewicht variërend van 15.000 tot 21.000 Dalton. Men heeft drie
hoofdklassen interferonen geïdentificeerd: alfa, bèta en gamma. Interferon alfa, interferon bèta en
interferon gamma vertonen overlappende, doch van elkaar verschillende, biologische activiteiten. De
activiteiten van interferon bèta-1b zijn soortgebonden, derhalve is de meest relevante farmacologische
informatie verkregen uit studies van humane celkweken of uit humane
in-vivo-studies.
Van interferon bèta-1b is aangetoond dat het zowel antivirale als immunoregulatoire eigenschappen
bezit. Het werkingsmechanisme van interferon bèta-1b bij multipele sclerose is niet geheel bekend.
Het is echter bekend dat de biologische responsemodificerende eigenschappen van interferon bèta-1b
worden gemedieerd door middel van de interacties met specifieke celreceptoren die aanwezig zijn op
het humane celoppervlak. De binding van interferon bèta-1b aan deze receptoren induceert de
expressie van een aantal genproducten, waarvan gedacht wordt dat ze de mediatoren zijn van de
13
biologische activiteit van interferon bèta-1b. Een aantal van deze producten is aangetoond in serum en
cellulaire fracties van bloed dat werd afgenomen bij patiënten die met interferon bèta-1b werden
behandeld. Interferon bèta-1b vermindert de bindingsaffiniteit en bevordert de internalisatie en
degradatie van de interferon-gamma-receptor. Interferon bèta-1b bevordert tevens de
suppressoractiviteit van de perifere mononucleaire bloedcellen.
Er is geen afzonderlijk onderzoek verricht naar de invloed van Betaferon op het cardiovasculair
systeem, het ademhalingsstelsel en de functie van endocriene organen.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
RR-MS
Er werd één gecontroleerde klinische trial met Betaferon uitgevoerd bij patiënten met relapsing-
remitting multipele sclerose die zonder hulp konden lopen (EDSS-uitgangswaarde 0 tot 5,5). Bij de
patiënten die Betaferon kregen toegediend bleken de frequentie (30%) en de ernst van de klinische
recidieven af te nemen, alsmede het aantal opnamen vanwege de ziekte. Bovendien nam de duur van
het recidiefvrije interval toe. Er is geen bewijs dat Betaferon effect heeft op de duur van de recidieven
of op de symptomen tussen de recidieven in en er is geen significant effect gezien op de
ziekteprogressie bij relapsing-remitting multipele sclerose.
SP-MS
Er zijn twee gecontroleerde klinische trials uitgevoerd met Betaferon waar in totaal 1.657 patiënten
met secundair progressieve multipele sclerose betrokken waren (EDSS-uitgangswaarde 3 tot 6,5, dat
wil zeggen dat de patiënten konden lopen). Matig zieke patiënten en patiënten die niet konden lopen
werden niet in de studie opgenomen. De twee onderzoeken leverden inconsistente resultaten op voor
de primaire eindpunttijd tot bevestigde progressie, dat een vertraging van de invaliditeitsprogressie
weergeeft:
In een van de twee onderzoeken werd een statistisch significante verlenging van de tijd tot
invaliditeitsprogressie aangetoond (hazard ratio = 0,69; 95% betrouwbaarheidsinterval (0,55; 0,86),
p=0,0010, wat overeenkomt met een risicoreductie van 31% door Betaferon) en van de tijd tot
rolstoelafhankelijkheid (hazard ratio = 0,61; 95% betrouwbaarheidsinterval (044; 0,85), p=0,0036, wat
overeenkomt met een risicoreductie van 39% door Betaferon) bij patiënten die Betaferon kregen
toegediend. Dit effect bleef gedurende de observatieperiode van maximaal 33 maanden bestaan. Het
behandeleffect trad op bij patiënten op alle onderzochte invaliditeitsniveaus en onafhankelijk van
recidiefactiviteit.
In de tweede Betaferon-trial naar secundair progressieve multipele sclerose werd geen verlenging van
de tijd tot invaliditeitsprogressie waargenomen. Er is bewijs dat de totale ziekteactiviteit van de bij dit
onderzoek betrokken patiënten lager was dan in het andere onderzoek naar secundair progressieve
multipele sclerose.
In een retrospectieve meta-analyse van de gegevens van beide onderzoeken werd een totaal
behandeleffect gevonden dat statistisch significant was (p=0,0076; 8,0 miljoen IE Betaferon versus
alle placebopatiënten).
Uit retrospectieve analyses van subgroepen bleek dat bij patiënten met ziekteactiviteit voor aanvang
van de behandeling de kans op een behandeleffect op de invaliditeitsprogressie het grootst is [hazard
ratio 0,72; 95% betrouwbaarheidsinterval (0,59; 0,88), p=0,0011, wat overeenkomt met een
risicoreductie van 28% door Betaferon bij patiënten met recidieven of een uitgesproken EDSS-
progressie, 8,0 miljoen IE Betaferon versus alle placebopatiënten]. Uit deze retrospectieve
subgroepanalyses kwamen gegevens naar voren die er op duiden dat zowel recidieven als uitgesproken
EDSS-progressie (EDSS >1 punt of >0,5 punt voor EDSS
≥6
in de voorgaande twee jaar) gebruikt
kunnen worden om patiënten met ziekteactiviteit te identificeren.
In beide trials werd bij patiënten met secundair progressieve multipele sclerose die Betaferon kregen
toegediend een reductie van de frequentie (30%) van klinische recidieven aangetoond. Er is geen
bewijs dat Betaferon effect heeft op de duur van de recidieven.
14
Eenmalig demyeliniserend voorval wijzend op MS
Een gecontroleerde klinische trial met Betaferon werd uitgevoerd bij patiënten met een eenmalig
klinisch voorval en MRI kenmerken die wijzen op multipele sclerose (ten minste twee klinisch stille
laesies op de T2-gewogen MRI). Patiënten met monofocale of multifocale aanvang van de ziekte
werden ingesloten (d.w.z. patiënten met klinisch bewijs voor respectievelijk een enkele of ten minste
twee laesies van het centraal zenuwstelsel). Elke andere ziekte dan multipele sclerose die de tekenen
en symptomen van de patiënt beter verklaarde moest worden uitgesloten. Deze studie kende 2 fasen:
een placebo-gecontroleerde fase gevolgd door een vooraf vastgelegde follow-up fase. De placebo-
gecontroleerde fase duurde 2 jaar of minder indien de patiënt klinisch definitieve multipele sclerose
(CDMS) ontwikkelde. Na de placebo-gecontroleerde fase werden patiënten opgenomen in een vooraf
vastgelegde follow-up fase met Betaferon om de effecten te evalueren van directe versus vertraagde
start van Betaferonbehandeling, waarbij patiënten die in eerste instantie gerandomiseerd waren naar
Betaferon (“direct behandelde groep”) vergeleken werden met patiënten die in eerste instantie
gerandomiseerd waren naar placebo (“vertraagd behandelde groep”). Patiënten en onderzoekers bleven
geblindeerd voor de aanvankelijk toegekende behandeling.
Tabel 3: Primaire werkzaamheidsresultaten van de BENEFIT en de BENEFIT follow-up studie
Resultaten 2 jaar
Placebo-
gecontroleerde fase
Betaferon
250 mcg
n=292
Aantal patiënten
dat de fase van de
trial afmaakte
271 (93%)
Placebo
Resultaten 3 jaar
Open-label follow-up
Direct
Betaferon
250 mcg
n=292
249 (85%)
Vertraagd
Betaferon
250 mcg
n=176
143 (81%)
Resultaten 5 jaar
Open-label follow-up
Direct
Betaferon
250 mcg
n=292
235 (80%)
Vertraagd
Betaferon
250 mcg
n=176
123 (70%)
n=176
166
(94%)
Primaire werkzaamheidsvariabelen
Tijd tot CDMS
Kaplan-Meier
schattingen
Risico
vermindering
Hazard ratio met
95% betrouw-
baarheidsinterval
28%
45%
37%
51%
46%
57%
47% versus placebo
HR = 0.53 [0.39, 0.73]
41% versus vertraagd
Betaferon
HR = 0.59 [0.42, 0.83]
37% versus vertraagd
Betaferon
HR = 0.63 [0.48, 0.83]
log-rank test
p < 0.0001
Betaferon verlengde de
tijd tot CDMS met 363
dagen, van 255 dagen in
de placebogroep tot 618
dagen in de Betaferon-
groep (op basis van 25
percentielen)
p = 0.0011
p = 0.0027
15
Resultaten 2 jaar
Placebo-
gecontroleerde fase
Betaferon
250 mcg
n=292
Aantal patiënten
dat de fase van de
trial afmaakte
271 (93%)
Placebo
Resultaten 3 jaar
Open-label follow-up
Direct
Betaferon
250 mcg
n=292
249 (85%)
Vertraagd
Betaferon
250 mcg
n=176
143 (81%)
Resultaten 5 jaar
Open-label follow-up
Direct
Betaferon
250 mcg
n=292
235 (80%)
Vertraagd
Betaferon
250 mcg
n=176
123 (70%)
n=176
166
(94%)
Primaire werkzaamheidsvariabelen
Tijd tot McDonald MS
Kaplan-Meier
schattingen
Risico
vermindering
Hazard ratio met
95% betrouw-
baarheidsinterval
log-rank test
69%
85%
Geen primair eindpunt
Geen primair eindpunt
43% versus placebo
HR = 0.57 [0.46, 0.71]
p < 0.00001
Tijd tot bevestigde EDSS progressie
Kaplan-Meier
schattingen
Risico
vermindering
Hazard ratio met
95% betrouw-
baarheidsinterval
log-rank test
Geen primair eindpunt
16%
24%
25%
29%
40% versus vertraagd
Betaferon
HR = 0.60 [0.39, 0.92]
p = 0.022
24% versus vertraagd
Betaferon
HR = 0.76 [0.52, 1.11]
p=0.177
Tijdens de placebo-gecontroleerde fase vertraagde Betaferon de progressie van het eerste klinische
voorval tot CDMS op een statistisch significante en klinisch betekenisvolle wijze. De robuustheid van
het behandelingseffect werd ook aangetoond door de vertraging tot multipele sclerose volgens de
McDonald criteria (Tabel 3).
Subgroepanalyses toonden, volgens basislijnfactoren, substantieel bewijs voor werkzaamheid voor wat
betreft progressie naar CDMS in alle beoordeelde subgroepen. Het risico voor progressie naar CDMS
binnen twee jaar was hoger bij monofocale patiënten met ten minste 9 T2 laesies of Gd-aankleuring bij
hersen-MRI op de basislijn. Bij multifocale patiënten was het risico voor CDMS onafhankelijk van
MRI-bevindingen op de basislijn. Deze patiënten hebben een hoog risico voor CDMS, vanwege de
disseminatie van de ziekte zoals gestaafd door klinische bevindingen.Tot op heden is er geen heldere
definitie van een hoog risico patiënt, hoewel een meer conservatieve benadering is het accepteren van
ten minste negen T2 hyperintense laesies op de beginscan en ten minste een nieuwe T2 of een nieuwe
Gd-aankleurende laesie op een follow-up scan die ten minste een maand na de beginscan is genomen.
16
In elk geval dient de behandeling uitsluitend te worden gegeven aan patiënten geclassificeerd als hoog
risico.
Therapie met Betaferon werd goed verdragen zoals de hoge voltooide onderzoeken aangeven (93% in
de Betaferon groep). Ter verhoging van de tolerantie van Betaferon, werd dosistitratie toegepast en in
het begin van het onderzoek werden niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen toegediend.
Daarbij werd door het merendeel van de patiënten een autoinjector gebruikt.
In de open label follow-up fase was het behandelingseffect op CDMS nog steeds duidelijk na 3 en 5
jaar (Tabel 3), ook al werd de meerderheid van de patiënten van de placebogroep ten minste vanaf het
tweede jaar toch met Betaferon behandeld. EDSS progressie (bevestigde toename van EDSS van ten
minste een punt in vergelijking met baseline) was lager in de direct behandelde groep (Tabel 3,
significant effect na 3 jaar, geen significant effect na 5 jaar). De meerderheid van patiënten in beide
behandelingsgroepen had geen invaliditeitsprogressie gedurende de periode van 5 jaar. Robuust bewijs
voor een gunstig effect op deze uitkomstparameter kon niet worden aangetoond bij ‘directe’
behandeling. Er is geen voordeel gezien, toegeschreven aan directe behandeling met Betaferon, voor
wat betreft de kwaliteit van het leven (zoals gemeten volgens FAMS - Functional Assessment of MS:
Treatment Outcomes Index).
RR-MS, SP-MS en eenmalig demyeliniserend voorval wijzend op MS
Betaferon reduceerde in alle onderzoeken naar multipele sclerose effectief de ziekteactiviteit (acute
ontstekingsverschijnselen in het centrale zenuwstelsel en permanente weefselveranderingen) zoals die
met magnetic resonance imaging (MRI) werd gemeten. De relatie tussen de ziekteactiviteit van
multipele sclerose zoals die met MRI wordt gemeten en het klinische resultaat is momenteel nog niet
volledig duidelijk.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Serumwaarden van Betaferon werden gecontroleerd bij patiënten en vrijwilligers met behulp van een
niet geheel specifieke bio-assay. Maximale serumwaarden van ongeveer 40 IE/ml werden gevonden,
1-8 uur na subcutane injectie van 500 microgram (16,0 miljoen IE) interferon bèta-1b. Uit
verscheidene onderzoeken konden de gemiddelde klaring en de halfwaardetijd van de dispositiefasen
in het serum worden geschat op, respectievelijk, ten hoogste 30 ml·min
-1
·kg
-1
en 5 uur.
Betaferon-injecties die om de dag worden gegeven, hebben geen verhoging van de serumwaarden tot
gevolg en de farmacokinetiek lijkt geen verandering te ondergaan tijdens de behandeling.
De absolute biologische beschikbaarheid van subcutaan toegediend interferon bèta-1b is ongeveer
50%.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Er zijn geen acute toxiciteitsstudies uitgevoerd. Aangezien knaagdieren niet reageren op humaan
interferon bèta, werden studies met herhaalde toedieningen uitgevoerd bij resusapen. Men heeft een
voorbijgaande hyperthermie waargenomen, evenals een significante toename van lymfocyten en een
significante afname van trombocyten en gesegmenteerde neutrofielen.
Er zijn geen lange termijnstudies verricht. Voortplantingsstudies bij resusapen hebben een maternale
toxiciteit en een toegenomen frequentie van spontane abortussen aan het licht gebracht, hetgeen
resulteerde in prenatale mortaliteit. Er zijn geen misvormingen vastgesteld bij de overlevende dieren.
Onderzoeken naar fertiliteit zijn niet uitgevoerd. Er is geen invloed waargenomen op de
oestrogeencyclus van de aap. Ervaring met andere interferonen wijst op een potentieel risico van
aantasting van de mannelijke en vrouwelijke fertiliteit.
In een enkelvoudige genotoxiciteitsstudie (Ames test) is geen mutageen effect waargenomen.
Carcinogenetische studies zijn niet uitgevoerd. Een
in vitro
celtransformatietest gaf geen aanwijzing
voor een tumorinducerend effect.
17
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Injectieflacon (met poeder voor oplossing voor injectie):
Humaan albumine
Mannitol
Oplosmiddel: (natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml (0,54% g/v)):
Natriumchloride
Water voor injectie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan het bijgeleverde
oplosmiddel dat vermeld is in rubriek 6.6.
6.3
2 jaar.
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. Echter, de stabiliteit bij
gebruik is gedurende 3 uur bij 2-8°C aangetoond.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Injectieflacon (met poeder voor oplossing voor injectie):
doorzichtige 3 ml injectieflacon (type I glas) met een butylrubber stop (type I) en een aluminium
verzegeling en
Oplosmiddel (met natriumchloride-oplossing 5,4 mg/ml (0,54% g/v)):
voorgevulde 2,25 ml spuit (type I glas) met 1,2 ml oplosmiddel.
Verpakkingsgrootten:
-
Verpakking met 5 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1 voorgevulde
spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
Verpakking met 15 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1 voorgevulde
spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
Verpakking met 14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1 voorgevulde
spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
Verpakking met 12 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1 voorgevulde
spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
Verpakking voor 2 maanden met 2x14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en
2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
Verpakking voor 3 maanden met 3x14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en
2 alcoholdoekjes bevatten, of
18
-
-
Verpakking voor 3 maanden met 3x15 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2
alcoholdoekjes bevatten, of
Titratieverpakking voor dosistitratie met vier verschillend gekleurde en genummerde
driestuksverpakkingen:
- geel, met nummer “1”(behandeldagen 1, 3 en 5; 0,25-ml spuitmarkering),
- rood, met nummer “2” (behandeldagen 7, 9 en 11; 0,5-ml spuitmarkering),
- groen, met nummer “3” (behandeldagen 13, 15 en 17; 0,75-ml spuitmarkering),
- blauw, met nummer “4” (behandeldagen 19, 21 en 23; 0,25, 0,5, 0,75 en 1-ml spuitmarkering).
Iedere driestuksverpakking bevat 3 injectieflacons met poeder, 3 voorgevulde spuiten met
oplosmiddel, 3 injectieflaconadapters met reeds vastgemaakte naald en 6 alcoholdoekjes voor
het reinigen van de huid en injectieflacon.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
19
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Reconstitutie
Om gelyofiliseerd interferon bèta-1b te reconstitueren voor injectie, plaatst u de injectieflaconadapter
met de reeds bevestigde naald op de injectieflacon. Plaats de voorgevulde spuit met oplosmiddel op de
injectieflaconadapter en injecteer de 1,2 ml oplosmiddel (natriumchloride 5,4 mg/ml, (0,54% g/v)) in
de injectieflacon met Betaferon. Het poeder volledig oplossen zonder schudden.
Trek na de reconstitutie 1,0 ml uit de injectieflacon op in de spuit om 250 microgram Betaferon toe te
dienen. Trek voor de dosistitratie bij de start van de behandeling het respectievelijke volume op zoals
aangegeven in rubriek 4.2.
Verwijder voor het injecteren de injectieflacon met de injectieflaconadapter van de voorgevulde spuit.
Betaferon kan ook worden toegediend met een geschikte autoinjector.
Controle vóór gebruik
Het gereconstitueerde product visueel controleren alvorens te gebruiken. Het gereconstitueerde
product is kleurloos tot licht geel en licht glanzend tot glanzend.
Product dat deeltjes bevat of verkleurd is, niet gebruiken.
Verwijdering
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
8.
NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/005
EU/1/95/003/006
EU/1/95/003/007
EU/1/95/003/008
EU/1/95/003/009
EU/1/95/003/010
EU/1/95/003/011
EU/1/95/003/012
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 30 november 1995
Datum van laatste verlenging: 31 januari 2006
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
20
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF
EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
21
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof
Boehringer Ingelheim RCV GmbH & Co KG
Dr.-Boehringer-Gasse 5-11
A-1121 Wenen
Oostenrijk
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Bayer AG
Müllerstraße 178
13353 Berlijn
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
22
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
23
A. ETIKETTERING
24
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS MET MEERVOUDSVERPAKKINGEN (INCLUSIEF BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine en mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Meervoudsverpakking met 15 enkelstuksverpakkingen die elk bevatten:
Meervoudsverpakking met 5 enkelstuksverpakkingen die elk bevatten:
Meervoudsverpakking met 14 enkelstuksverpakkingen die elk bevatten:
Meervoudsverpakking met 12 enkelstuksverpakkingen die elk bevatten:
I.
1 injectieflacon met poeder voor oplossing voor injectie
bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE).
Na reconstitutie bevat 1 ml 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b*.
II. 1 voorgevulde spuit met 1,2 ml oplosmiddel voor reconstitutie
bevat natriumchloride-oplossing
5,4 mg/ml.
III. 1 injectieflaconadapter met naald + 2 alcoholdoekjes.
*Betaferon is zodanig samengesteld dat het een berekende overmaat van 20% bevat.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
25
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/005
EU/1/95/003/006
EU/1/95/003/009
EU/1/95/003/011
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Betaferon
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
26
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
27
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS MET VERPAKKING VOOR MEERDERE MAANDEN (INCLUSIEF BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine, mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Verpakking voor 3 maanden die 45 (3x15) enkelstuksverpakkingen bevat die elk bevatten:
Verpakking voor 3 maanden die 42 (3x14) enkelstuksverpakkingen bevat die elk bevatten:
Verpakking voor 2 maanden die 28 (2x14) enkelstuksverpakkingen bevat die elk bevatten:
I.
1 injectieflacon met poeder voor oplossing voor injectie
bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE).
Na reconstitutie bevat 1 ml 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b*.
II. 1 voorgevulde spuit met 1,2 ml oplosmiddel voor reconstitutie
bevat natriumchloride-oplossing
5,4 mg/ml.
III.
1 injectieflaconadapter met naald + 2 alcoholdoekjes.
*Betaferon is zodanig samengesteld dat het een berekende overmaat van 20% bevat.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
28
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/007
EU/1/95/003/010
EU/1/95/003/012
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Betaferon
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
29
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
30
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS MET MEERVOUDSVERPAKKING ALS ONDERDEEL VAN EEN VERPAKKING
VOOR MEERDERE MAANDEN (ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine, mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Verpakking met 15 enkelstuksverpakkingen, onderdeel van een verpakking voor 3 maanden met
45 (3 x 15) enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Verpakking met 14 enkelstuksverpakkingen, onderdeel van een verpakking voor 3 maanden met
42 (3 x 14) enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Verpakking met 14 enkelstuksverpakkingen, onderdeel van een verpakking voor 2 maanden met
28 (2 x 14) enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Elke enkelstuksverpakking bevat:
I.
1 injectieflacon met poeder voor oplossing voor injectie
bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE).
Na reconstitutie bevat 1 ml 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b*.
II. 1 voorgevulde spuit met 1,2 ml oplosmiddel voor reconstitutie
bevat natriumchloride-oplossing
5,4 mg/ml.
III.
1 injectieflaconadapter met naald + 2 alcoholdoekjes.
*Betaferon is zodanig samengesteld dat het een berekende overmaat van 20% bevat.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
31
7.
8.
EXP
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/007
EU/1/95/003/010
EU/1/95/003/012
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
16.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
Betaferon
32
17.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
33
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS MET DE ENKELSTUKSVERPAKKING ALS ONDERDEEL VAN
MEERVOUDSVERPAKKINGEN OF VERPAKKINGEN VOOR MEERDERE MAANDEN
(ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine, mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Onderdeel van een meervoudsverpakking met 15 enkelstuksverpakkingen.
Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Onderdeel van een meervoudsverpakking met 5 enkelstuksverpakkingen.
Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Onderdeel van een verpakking met 15 enkelstuksverpakkingen in een verpakking voor
3 maanden met 3x15 enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart
verkocht.
Onderdeel van een meervoudsverpakking met 14 enkelstuksverpakkingen.
Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Onderdeel van een verpakking met 14 enkelstuksverpakkingen in een verpakking voor
3 maanden met 3x14 enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart
verkocht.
Onderdeel van een meervoudsverpakking met 12 enkelstuksverpakkingen.
Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Onderdeel van een verpakking met 14 enkelstuksverpakkingen in een verpakking voor
2 maanden met 2x14 enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart
verkocht.
1 injectieflacon met poeder: 300 microgram (9,6 miljoen IE) per injectieflacon. Na reconstitutie
250 microgram/ml (8,0 miljoen IE/ml) interferon bèta-1b.
1 voorgevulde spuit met 1,2 ml oplosmiddel: natriumchloride-oplossing 5,4 mg/ml,
1 injectieflaconadapter met naald + 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
34
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/005
EU/1/95/003/006
EU/1/95/003/007
EU/1/95/003/009
EU/1/95/003/010
EU/1/95/003/011
EU/1/95/003/012
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
35
15.
16.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
Betaferon
17.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
36
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TITRATIEVERPAKKING MET 4X1 DRIESTUKSVERPAKKING (3 INJECTIEFLACONS/3
VOORGEVULDE SPUITEN), VOOR DE EERSTE 12 INJECTIES/BEHANDELDAGEN
(INCLUSIEF BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine, mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Titratieverpakking
bevattende 4 driestuksverpakkingen, ieder met:
I.
3 injectieflacons met poeder voor oplossing voor injectie,
ieder met 300 microgram
(9,6 miljoen IE). Na reconstitutie bevat 1 ml 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-
1b*.
3 Voorgevulde spuiten met oplosmiddel voor reconstitutie,
ieder met 1,2 ml natriumchloride-
oplossing 5,4 mg/ml.
3 injectieflaconadapters met naalden + 6 alcoholdoekjes.
II.
III.
*Betaferon is zodanig samengesteld dat het een berekende overmaat van 20% bevat.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
37
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/008
13.
Lot
14.
15.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
PARTIJNUMMER
Gebruik de gele driestuksverpakking Nr. 1 voor behandeldagen 1, 3 en 5
Gebruik de rode driestuksverpakking Nr. 2 voor behandeldagen 7, 9 en 11
Gebruik de groene driestuksverpakking Nr. 3 voor behandeldagen 13, 15 en 17
Gebruik de blauwe driestuksverpakking Nr. 4 voor behandeldagen 19, 21 en 23
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Betaferon
38
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
39
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS MET DE DRIESTUKSVERPAKKING (3 INJECTIEFLACONS/3 VOORGEVULDE
SPUITEN) ALS ONDERDEEL VAN DE TITRATIEVERPAKKING (ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine en mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Driestuksverpakking 1
1
ste
doseringsstap (0,25 ml) voor behandeldagen 1, 3, 5
Driestuksverpakking 2
2
de
doseringsstap (0,5 ml) voor behandeldagen 7, 9, 11
Driestuksverpakking 3
3
de
doseringsstap (0,75 ml) voor behandeldagen 13, 15, 17
Driestuksverpakking 4
4
de
doseringsstap (1,0 ml) voor behandeldagen 19, 21, 23
Deel van een titratieverpakking. Wordt niet apart verkocht.
3 injectieflacons met poeder: 300 microgram (9,6 miljoen IE) per injectieflacon. Na reconstitie 250
microgram/ml (8,0 miljoen IE/ml) interferon bèta-1b.
3 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel: natriumchloride-oplossing 5,4 mg/ml,
3 injectieflaconadapters met naald + 6 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
40
7.
8.
EXP
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/008
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
Geachte patiënt,
Driestuksverpakking 1 is ontworpen om u te helpen met het in gereedheid brengen van de eerste 3
injecties (dagen 1, 3 en 5).
Gebruik
al
het oplosmiddel in de spuit om het Betaferon poeder in de injectieflacon op te lossen.
Trek dan de oplossing op
tot aan de markering op de spuit:
0,25 ml
voor de eerste drie injecties (op dag 1, 3 en 5 van de behandeling).
41
Gooi de injectieflacon met de resterende oplossing weg.
Geachte patiënt,
Driestuksverpakking 2 is ontworpen om u te helpen met het in gereedheid brengen van de volgende 3
injecties (dagen 7, 9 en 11).
Gebruik
al
het oplosmiddel in de spuit om het Betaferon poeder in de injectieflacon op te lossen.
Trek dan de oplossing op
tot aan de markering op de spuit:
0,5 ml
voor de injecties op dag 7, 9 en 11 van de behandeling.
Gooi de injectieflacon met de resterende oplossing weg.
Geachte patiënt,
Driestuksverpakking 3 is ontworpen om u te helpen met het in gereedheid brengen van de volgende 3
injecties (dagen 13, 15 en 17).
Gebruik
al
het oplosmiddel in de spuit om het Betaferon poeder in de injectieflacon op te lossen.
Trek dan de oplossing op
tot aan de markering op de spuit:
0,75 ml
voor de injecties op dag 13, 15 en 17 van de behandeling.
Gooi de injectieflacon met de resterende oplossing weg.
Geachte patiënt,
Driestuksverpakking 4 is ontworpen om u te helpen met het in gereedheid brengen van de volgende 3
injecties (dagen 19, 21 en 23).
Gebruik
al
het oplosmiddel in de spuit om het Betaferon poeder in de injectieflacon op te lossen.
Trek dan de oplossing op
tot aan de 1,0 ml markering op de spuit:
1,0 ml
voor de injecties op dag 19, 21 en 23 van de behandeling.
Gooi de injectieflacon met de resterende oplossing weg.
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Betaferon
17.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
42
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET OP VOORGEVULDE SPUIT (OPLOSMIDDEL)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Oplosmiddel voor reconstitutie van Betaferon
1,2 ml natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml
2.
3.
EXP
4.
Lot
5.
1,2 ml
6.
OVERIGE
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
BATCHNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
43
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET OP INJECTIEFLACON (BETAFERON)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Betaferon 250 microgram/ml, poeder voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
Subcutaan gebruik.
2.
3.
EXP
Na reconstitutie onmiddellijk gebruik aanbevolen. Stabiliteit bij gebruik is aangetoond voor 3 uur bij
2-8°C.
4.
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
BATCHNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
250 microgram (8,0 mln IE) per ml na reconstitutie
44
B. BIJSLUITER
45
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
−
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
−
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
−
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
−
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Betaferon en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Bijlage – Werkwijze voor zelfinjectie
1.
Wat is Betaferon en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Betaferon?
Betaferon is een type geneesmiddel dat bekend is als interferon en wordt gebruikt voor de behandeling
van multipele sclerose. Interferonen zijn eiwitten die door het lichaam worden gemaakt en die helpen
bij het bestrijden van aanvallen op het immuunsysteem, zoals virale infecties.
Hoe werkt Betaferon?
Multipele sclerose (MS)
is een langdurige aandoening waarbij het centrale zenuwstelsel (CZS) wordt
aangetast, in het bijzonder de werking van de hersenen en het ruggenmerg. Bij MS vernietigt een
ontsteking de beschermende schede (myeline genaamd) rond de zenuwen van het CZS waardoor de
zenuwen niet meer naar behoren kunnen werken. Dit wordt
demyelinisatie
genoemd.
De precieze oorzaak van MS is onbekend. Men vermoedt dat een abnormale reactie van het
immuunsysteem van het lichaam een belangrijke rol speelt in het proces waardoor het CZS wordt
beschadigd.
De schade aan het CZS
kan worden toegebracht tijdens een MS-aanval
(terugval).
Het kan tijdelijk
invaliditeit veroorzaken, zoals moeilijkheden bij het lopen. De symptomen kunnen geheel of
gedeeltelijk verdwijnen.
Van interferon bèta-1b is aangetoond dat het de reactie van het afweersysteem verandert en dat het
helpt om de activiteit van de ziekte te verminderen.
Hoe helpt Betaferon uw ziekte te bestrijden?
Een eenmalig klinisch voorval dat wijst op een hoog risico op het ontwikkelen van multipele
sclerose:
Het is aangetoond dat Betaferon de progressie naar klinisch definitieve multipele sclerose
vertraagt.
Relapsing-remitting multipele sclerose:
Mensen met relapsing-remitting MS hebben incidentele
aanvallen of terugvallen waarbij de symptomen duidelijk verergeren. Men heeft aangetoond dat
46
Betaferon het aantal aanvallen vermindert en ze minder ernstig maakt. Het vermindert ook het aantal
ziektegerelateerde opnames in het ziekenhuis en verlengt de tijd tussen opeenvolgende terugvallen.
Secundaire progressieve multipele sclerose:
In sommige gevallen ondervinden mensen met
relapsing-remitting MS een verergering van hun symptomen, waardoor ze overgaan naar een andere
vorm van MS, secundaire progressieve MS genaamd. In deze fase merken de patiënten dat ze steeds
ernstiger gehandicapt raken, ongeacht het aantal terugvallen. Betaferon kan het aantal en de ernst van
de aanvallen verminderen en de progressie van de invaliditeit vertragen.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Betaferon is bestemd voor patiënten
►
die voor de eerste maal symptomen hebben gehad die wijzen op een hoog risico voor de
ontwikkeling van multipele sclerose.
Uw arts zal andere oorzaken, die de symptomen zouden
kunnen verklaren, uitsluiten voordat u behandeld wordt.
die lijden aan relapsing-remitting multipele sclerose, met minstens twee terugvallen
binnen de laatste twee jaar.
die lijden aan secundair progressieve multipele sclerose en bij wie de ziekte actief is zoals
aangetoond door de terugvallen.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
►
►
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
−
−
−
U bent allergisch
(overgevoelig)
voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt
u vinden in rubriek 6.
U lijdt aan een depressie en/of zelfmoordgedachten
(zie ‘Wanneer moet u extra voorzichtig
zijn met dit middel?’ en rubriek 4 ‘Mogelijke bijwerkingen’).
U heeft een ernstige leveraandoening
(zie ‘Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit
middel?’, ‘Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?’ en rubriek 4 ‘Mogelijke bijwerkingen’).
►
Neem contact op met uw arts
als een van deze punten op u van toepassing is.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt:
-
Als u
monoklonale gammopathie
hebt.
Dit is
een aandoening van het immuunsysteem
waarbij een afwijkend eiwit in het bloed wordt gevonden.
Er kunnen zich problemen met de
kleine bloedvaten
(haarvaten)
voordoen bij gebruik van geneesmiddelen zoals Betaferon
(systemisch capillaire-lek-syndroom).
Dit kan leiden tot shock
(collaps)
en kan zelfs fataal zijn.
Als u een depressie heeft gehad of zich depressief voelt, of als u in het verleden
zelfmoordgedachten heeft gehad.
Uw arts zal u tijdens de behandeling nauwlettend
controleren. Als uw depressie en/of zelfmoordgedachten ernstig zijn, zal Betaferon niet aan u
worden voorgeschreven (zie ook ‘Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?’).
Als u ooit epileptische aanvallen heeft gehad of als u geneesmiddelen neemt tegen epilepsie
(anti-epileptica),
zal uw arts uw behandeling nauwlettend controleren (zie ook ‘Gebruikt u nog
andere geneesmiddelen?’ en rubriek 4 ‘Mogelijke bijwerkingen’).
Als u ernstige nierproblemen heeft,
kan uw arts tijdens de behandeling uw nierfunctie
controleren.
47
-
-
-
Uw arts moet ook van de volgende punten op de hoogte worden
gebracht als u Betaferon gebruikt:
-
Als u symptomen ervaart zoals jeuk over uw gehele lichaam, zwelling van uw gezicht en/of
uw tong of plotselinge kortademigheid.
Dit kunnen symptomen zijn van een ernstige
allergische reactie
(overgevoeligheid),
die levensbedreigend kan worden.
Als u zich merkbaar verdrietiger of hopelozer voelt dan voor de behandeling met
Betaferon, of als u gedachten over zelfmoord krijgt.
Als u een depressie krijgt terwijl u
Betaferon gebruikt, kan een speciale behandeling nodig zijn en zal uw arts u tijdens de
behandeling nauwgezet controleren en eventueel overwegen om uw behandeling stop te zetten.
Als u lijdt aan een ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten zal u niet worden behandeld met
Betaferon (zie ook ‘Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?’).
Als u ongebruikelijke blauwe plekken opmerkt, overmatige bloedingen na een
verwonding, of als u toch wel erg veel infecties oploopt.
Dit kunnen symptomen zijn van een
daling van het aantal bloedcellen of van het aantal bloedplaatjes in uw bloed (cellen, die helpen
bij de bloedstolling). Uw arts zal u hiervoor mogelijk extra moeten controleren.
Als u uw eetlust verliest, vermoeid bent, zich ziek voelt (misselijk), herhaaldelijk moet
overgeven, vooral wanneer u jeuk krijgt over het gehele lichaam, de huid of het wit van de
ogen geel wordt of als u gemakkelijk blauwe plekken krijgt.
Deze symptomen kunnen
wijzen op een leverprobleem. Er kwamen tijdens klinische studies veranderingen in de
leverfunctiewaarden voor bij patiënten die werden behandeld met Betaferon. Zoals bij andere
bèta-interferonen werd zelden ernstige leverbeschadiging, waaronder gevallen van leverfalen,
gemeld bij patiënten die Betaferon namen. De meest ernstige gevallen werden gemeld bij
patiënten die andere geneesmiddelen namen of die aandoeningen hadden die de lever kunnen
aantasten (bv. alcoholmisbruik, ernstige infectie).
Als u symptomen ervaart zoals een onregelmatige hartslag, zwelling, van de enkels of de
benen bijvoorbeeld, of kortademigheid.
Dit kan wijzen op een aandoening van de hartspier
(cardiomyopathie)
die zelden werd gemeld bij patiënten die Betaferon gebruikten.
Als u pijn in de buik voelt die uitstraalt naar de rug en/of als u zich misselijk voelt of
koorts heeft.
Dit kan wijzen op een ontsteking van de alvleesklier
(pancreatitis),
die werd
gemeld bij gebruik van Betaferon. Dit gaat vaak samen met een verhoging van bepaalde
bloedvetten
(triglyceriden).
►
Stop met het gebruik van Betaferon en breng uw arts onmiddellijk op de hoogte
als u
een van deze punten ervaart.
Overige punten om rekening mee te houden als u Betaferon gebruikt
-
Er zullen bloedonderzoeken moeten worden uitgevoerd
om het aantal bloedcellen, de
samenstelling van het bloed en de leverenzymen te meten. Dit gebeurt
vóór u begint met het
gebruik van Betaferon, regelmatig na het opstarten van de behandeling met Betaferon en
met tussenperioden in de loop van de behandeling,
zelfs als u geen specifieke symptomen
vertoont. Deze bloedonderzoeken worden uitgevoerd naast de onderzoeken die gewoonlijk
worden uitgevoerd om uw MS te controleren.
Als u aan een hartaandoening lijdt, kunnen de griepachtige symptomen die vaak
voorkomen bij het begin van de behandeling een extra belasting voor u betekenen.
Daarom
moet men voorzichtig zijn bij het gebruik van Betaferon en zal uw arts controleren of uw
hartaandoening niet erger wordt, met name tijdens het begin van de behandeling. Betaferon zelf
heeft geen rechtstreekse invloed op het hart.
-
-
-
-
-
-
48
-
-
De werking van uw schildklier zal worden gecontroleerd
op regelmatige basis of wanneer
uw arts het om andere redenen nodig vindt.
Betaferon bevat humaan albumine en vormt daardoor een potentieel risico op het
overdragen van virale aandoeningen.
Het risico op overdracht van de ziekte van Creutzfeldt-
Jakob (CJD) kan niet worden uitgesloten.
Tijdens de behandeling met Betaferon kan uw lichaam stoffen produceren die
neutraliserende antistoffen
worden genoemd
en die een reactie kunnen aangaan met Betaferon
(neutraliserende activiteit).
Het is nog niet duidelijk of deze neutraliserende antistoffen de
effectiviteit van de behandeling verminderen. Neutraliserende antistoffen worden niet bij alle
patiënten geproduceerd. Op dit ogenblik is het niet mogelijk om te voorspellen welke patiënten
bij deze groep behoren.
Tijdens de behandeling met Betaferon kunnen nierproblemen, met inbegrip van
littekenvorming (glomerulosclerose), optreden, die uw nierfunctie kunnen verminderen.
Uw arts kan tests uitvoeren om uw nierfunctie te controleren.
Tijdens uw behandeling kunnen er bloedstolsels ontstaan in de kleine bloedvaten.
Deze
bloedstolsels kunnen uw nieren aantasten. Dit kan een aantal weken tot een aantal jaren na het
starten met Betaferon gebeuren. Uw arts zal mogelijk uw bloeddruk, bloed (het aantal
bloedplaatjes) en de functie van uw nieren willen controleren.
Tijdens uw behandeling kunt u last hebben van een bleke of een gele kleur in uw gezicht of
donker gekleurde urine. U kunt daarbij ook last hebben van een ongewoon duizelig gevoel,
zich snel moe voelen of moeite hebben met ademen.
Dit kunnen tekenen zijn van te weinig
rode bloedcellen (bloedarmoede). U kunt dit enkele weken tot jaren na het starten van Betaferon
krijgen. Uw arts kan bloedtesten uitvoeren. Vertel uw arts als u andere geneesmiddelen
tegelijkertijd met Betaferon gebruikt.
-
-
-
-
Reacties op de injectieplaats
Tijdens de behandeling met Betaferon is het mogelijk dat u reacties op de injectieplaats ervaart.
De symptomen omvatten roodheid, zwelling, verkleuring van de huid, ontsteking, pijn en
overgevoeligheid. Afsterven van de huid en weefselbeschadiging (necrose) rond de injectieplaats zijn
minder vaak gemeld. Reacties op de injectieplaats komen gewoonlijk minder vaak voor na verloop
van tijd.
Afsterven van huid en weefsel op de injectieplaats kan leiden tot littekenvorming. In ernstige gevallen
moet de arts mogelijk lichaamsvreemd materiaal en dood weefsel verwijderen
(débridement)
en,
minder vaak, is een huidtransplantatie noodzakelijk, waarbij de genezing kan oplopen tot 6 maanden.
Om het risico op reacties op de injectieplaats te verkleinen, moet u:
-
een steriele
(aseptische)
injectietechniek gebruiken,
-
bij elke injectie de injectieplaats afwisselen (zie bijlage ‘Werkwijze voor zelfinjectie’, Deel II,
in het tweede deel van deze bijsluiter).
Reacties op de injectieplaats komen minder vaak voor als u een auto-injector gebruikt. Uw arts of
verpleegkundige kan u hierover inlichten.
Als u een huidbeschadiging opmerkt, die kan samenhangen met zwelling of het weglekken van
vocht uit de injectieplaats:
►
Stop met de injecties met Betaferon
en raadpleeg uw arts.
►
Als u slechts één pijnlijke injectieplaats heeft
(laesie)
en de weefselbeschadiging
(necrose)
niet te uitgebreid is, mag u Betaferon verder gebruiken.
49
►
Als u meer dan één pijnlijke injectieplaats heeft
(meerdere laesies)
moet u het gebruik
van Betaferon stopzetten tot uw huid genezen is.
Uw arts zal de manier waarop u uzelf injecteert regelmatig controleren,
vooral indien u reacties
heeft gehad op de injectieplaats.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Er zijn geen formele klinische onderzoeken uitgevoerd bij kinderen of jongeren tot 18 jaar.
Er zijn echter enkele gegevens beschikbaar over kinderen en jongeren van 12 tot 16 jaar. Deze
gegevens duiden erop dat het veiligheidsprofiel van deze leeftijdsgroep gelijk is aan dat van
volwassenen bij gebruik van Betaferon 8,0 miljoen IE (= internationale eenheden) onderhuids om de
dag. Er is geen informatie over het gebruik van Betaferon bij kinderen jonger dan 12 jaar. Daarom
mag Betaferon bij deze leeftijdsgroep niet worden gebruikt.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Betaferon nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Er zijn geen formele interactiestudies uitgevoerd om na te gaan of Betaferon invloed heeft op andere
geneesmiddelen of door andere geneesmiddelen beïnvloed wordt.
Gebruik van Betaferon in combinatie met andere geneesmiddelen die de reactie van het
immuunsysteem veranderen is niet aanbevolen, met uitzondering van ontstekingsremmende
geneesmiddelen van het type
corticosteroïden
en
adrenocorticotroop hormoon (ACTH).
Voorzichtigheid is geboden wanneer Betaferon wordt toegediend in combinatie met:
-
geneesmiddelen die een bepaald leverenzymsysteem
(bekend als het
cytochroom P450-
systeem)
nodig hebben
voor verwijdering uit het lichaam, bijvoorbeeld geneesmiddelen die
worden gebruikt voor de behandeling van epilepsie (zoals fenytoïne).
-
geneesmiddelen die de aanmaak van bloedcellen beïnvloeden.
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Betaferon wordt onderhuids ingespoten zodat niet wordt verwacht dat voedsel en drank die u
consumeert enig effect zullen hebben op Betaferon.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Er worden geen schadelijke effecten op de pasgeborene/zuigeling die borstvoeding krijgt verwacht.
Betaferon kan tijdens borstvoeding worden gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Betaferon kan bijwerkingen veroorzaken in het centrale zenuwstelsel (zie rubriek 4 ‘Mogelijke
bijwerkingen’). Als u zeer gevoelig bent, kan uw vermogen om te rijden of om machines te bedienen
hierdoor worden beïnvloed.
Betaferon bevat mannitol, humaan albumine en natrium
De hulpstoffen van Betaferon zijn
50
•
•
kleine hoeveelheden mannitol, een natuurlijk voorkomende suiker, en humaan albumine,
een eiwit.
natrium - dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil
zeggen dat het in wezen ‘natriumvrij’ is.
Wanneer u weet dat u allergisch (overgevoelig) bent voor één van de stoffen in dit geneesmiddel of als
u dit wordt, dient u Betaferon niet te gebruiken.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
De behandeling met Betaferon moet worden gestart onder toezicht van een arts met ervaring in de
behandeling van multipele sclerose.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
De aanbevolen dosering is:
Om de dag
(eenmaal in de twee dagen) 1,0 ml van de bereide Betaferon-oplossing (zie bijlage
‘Werkwijze voor zelfinjectie’ in het tweede deel van deze bijsluiter) ingespoten onder de huid
(subcutaan).
Dit is gelijk aan 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
Wanneer u de behandeling met Betaferon start, wordt Betaferon het beste verdragen door de dosis
geleidelijk te verhogen, dat wil zeggen door te starten met slechts 0,25 ml van de medicatie en daarna
te verhogen, na elke 3de injectie, eerst tot 0,5 ml, dan tot 0,75 ml en ten slotte uiteindelijk naar de
volledige dosis (1 ml) Betaferon.
Uw arts kan samen met u beslissen om het tijdsinterval tussen de verhogingen van de dosis in, te
veranderen, afhankelijk van de bijwerkingen die u aan het begin van de behandeling kunt ervaren. Om
de dosis gemakkelijk te verhogen gedurende de eerste 12 injecties, kan aan u een speciale
titratieverpakking
worden gegeven. Deze titratieverpakking bevat vier verschillend gekleurde
verpakkingen met speciaal gemarkeerde spuiten en met gedetailleerde instructies in de aparte,
inleidende bijsluiter voor de titratieverpakking.
Het bereiden van de injectie
Vóór injectie moet de Betaferon-oplossing worden bereid
uit een injectieflacon Betaferonpoeder en
1,2 ml vloeistof uit de voorgevulde spuit. Toediening zal door uw arts of verpleegkundige óf door u
zelf gedaan worden, nadat u zorgvuldig heeft geoefend. Voor details over de bereiding van de
Betaferon oplossing voor injectie zie bijlage ‘Werkwijze voor zelfinjectie’, Deel I.
Gedetailleerde instructies voor zelfinjectie van Betaferon onder de huid
zijn opgenomen in Deel
IE van de bijlage ‘Werkwijze voor zelfinjectie’.
De injectieplaats moet regelmatig worden gewisseld.
Zie rubriek 2 ‘Wanneer moet u extra
voorzichtig zijn met dit middel?’ en volg de instructies in Deel II ‘De injectieplaatsen afwisselen’ en
Deel III (Betaferon Patiëntendagboek) van de bijlage ‘Werkwijze voor zelfinjectie’.
Duur van de behandeling
Momenteel is niet bekend hoe lang de behandeling met Betaferon zou moeten duren.
Uw arts zal
samen met u beslissen hoe lang de behandeling zal duren.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Het geven van een veelvoud van de bij de behandeling van MS aanbevolen dosis Betaferon heeft niet
tot levensbedreigende situaties geleid.
51
►
Raadpleeg uw arts
als u te veel of te vaak Betaferon heeft geïnjecteerd.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om uzelf op de juiste tijd een injectie te geven, doe dit dan zodra u het zich
herinnert en ga 48 uur later door met de volgende injectie.
Injecteer geen dubbele dosis om een vergeten enkele dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Praat erover met uw arts als u de behandeling stopt of wenst stop te zetten. Er worden geen acute
ontwenningsverschijnselen verwacht na het stoppen met Betaferon.
►
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw
arts, apotheker of verpleegkundige.
Mogelijke bijwerkingen
4.
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Betaferon kan ernstige bijwerkingen veroorzaken. Wanneer één van de bijwerkingen ernstig wordt of
als er bij u een bijwerking optreedt die niet in deze bijsluiter staat, raadpleeg dan uw arts, apotheker of
verpleegkundige.
►
−
−
−
−
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte en stop met het gebruik van Betaferon:
als u symptomen ervaart als
jeuk over het gehele lichaam, zwelling van uw gezicht en/of
tong of plotselinge kortademigheid.
als u zich
merkbaar verdrietiger of hopelozer voelt dan vóór de behandeling met
Betaferon, of als u zelfmoordgedachten krijgt.
als u
ongebruikelijke blauwe plekken opmerkt, overmatige bloedingen na een verwonding
of als u veel infecties lijkt op te lopen.
als u
uw eetlust verliest, vermoeid bent, zich misselijk voelt, herhaaldelijk moet overgeven,
vooral wanneer u op veel plaatsen jeuk krijgt, de huid of het wit van de ogen geel wordt of
als u gemakkelijk blauwe plekken krijgt.
als u symptomen ervaart als
een onregelmatige hartslag, zwelling van bijvoorbeeld de enkels
of de benen, of kortademigheid.
als u
pijn in de buik voelt die uitstraalt naar de rug en/of als u zich misselijk voelt of koorts
heeft.
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte:
als u enkele of alle van deze symptomen krijgt:
schuimende urine, vermoeidheid, zwelling,
met name in de enkels en de oogleden, en gewichtstoename,
omdat dit verschijnselen kunnen
zijn van een mogelijk nierprobleem.
−
−
►
-
Bij aanvang van de behandeling zijn bijwerkingen gebruikelijk maar in het algemeen nemen ze af als
de behandeling langer duurt.
De meest voorkomende bijwerkingen zijn:
►
Griepachtige verschijnselen
zoals koorts, rillingen, gewrichtspijn, malaise,
transpireren, hoofdpijn en spierpijn. Deze verschijnselen kunnen worden verminderd
door inname van paracetamol of niet-steroïde ontstekingsremmende geneesmiddelen
zoals ibuprofen.
52
►
Reacties op de injectieplaats.
Symptomen kunnen roodheid, zwelling, verkleuring
van de huid, ontsteking, pijn, overgevoeligheid en weefselbeschadiging (necrose)
zijn. Zie ‘Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?’ in rubriek 2 voor
meer informatie en advies als u een reactie ervaart op de injectieplaats. De reacties
kunnen worden verminderd door gebruik van een auto-injector. Raadpleeg uw arts,
apotheker of verpleegkundige voor meer informatie.
Om de bijwerkingen bij de aanvang van de behandeling te verminderen, dient uw arts te starten met
een lage dosis Betaferon en deze geleidelijk te verhogen. (zie rubriek 3. ‘Hoe gebruikt u dit middel?’).
De volgende lijst bijwerkingen is gebaseerd op meldingen uit klinische studies met Betaferon
(lijst 1) en op meldingen van bijwerkingen van het op de markt gebrachte product (lijst 2).
Lijst 1:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen die optraden in klinische onderzoeken met Betaferon
(minimaal 10% van de gevallen) en in een hoger percentage dan waargenomen bij placebo. De tabel
bevat ook bijwerkingen die bij minder dan 10% optraden maar die significant geassocieerd waren met
de behandeling.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
infectie,
abces
afname van het aantal witte
bloedcellen,
gezwollen
lymfeklieren
(lymfadenopathie)
afname van
bloedsuiker
(hypoglykemie)
depressie, angst
hoofdpijn, duizeligheid,
slapeloosheid, migraine,
verdoofd
gevoel of
tintelingen
(paresthesie)
oogontsteking
(conjunctivitis),
abnormaal zien
oorpijn
onregelmatig, snel kloppen of pulsatie van het
hart
(hartkloppingen)
roodheid en/of blozen in het gezicht als gevolg van verwijding van de
bloedvaten
(vasodilatatie),
verhoogde
bloeddruk
(hypertensie)
loopneus,
hoesten, heesheid als gevolg van infectie van de bovenste
luchtwegen,
sinusitis, toegenomen hoesten,
kortademigheid
(dyspneu)
diarree, verstopping, misselijkheid, braken, buikpijn
stijging van de bloedspiegels van
leverenzymen
(wordt aangetoond met
bloedonderzoek)
huidaandoening,
huiduitslag
spierstijfheid
(hypertonie),
pijnlijke spieren
(myalgie),
spierslapte
(myasthenie),
rugpijn,
pijn in
ledematen
zoals vingers en tenen
moeite met plassen
(urineretentie),
eiwit in de
urine
(kan naar voren komen bij
urine-onderzoek), frequente urinelozing, het niet kunnen ophouden van de urine
(urine-incontinentie),
aandrang
53
-
pijnlijke maandelijkse bloedingen
(dysmenorroe),
menstruatiestoornissen,
veel
bloedverlies uit de baarmoeder
(metrorragie)
met name tussen twee menstruaties,
impotentie
reactie op de
injectieplaats
(waaronder roodheid, zwelling, verkleuring,
ontsteking, pijn, allergische reactie
(overgevoeligheid),
afsterven van huid en
weefselbeschadiging
(necrose)
op de injectieplaats (zie rubriek 2 ‘Wanneer moet u
extra voorzichtig zijn met dit middel?’))
griepachtige verschijnselen,
koorts, pijn, pijn op de borst,
vochtophoping
in arm,
been of gezicht
(perifeer oedeem),
gebrek aan/verlies van kracht
(asthenie),
rillingen, transpireren, malaise
-
-
Daarnaast zijn de volgende bijwerkingen waargenomen tijdens postmarketingervaring.
Lijst 2:
Over het op de markt gebrachte product gemelde bijwerkingen (spontane meldingen,
frequenties – waar bekend – gebaseerd op klinische onderzoeken)
►
-
►
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
►
-
-
-
-
-
-
-
-
►
-
-
-
Zeer vaak (kunnen bij meer dan 1 op de 10 gebruikers voorkomen):
pijnlijke gewrichten
(artralgie).
Vaak (kunnen bij maximaal 1 op de 10 gebruikers voorkomen):
het aantal rode bloedcellen kan dalen
(anemie)
de schildklier werkt niet naar behoren (er wordt te weinig hormoon geproduceerd)
(hypothyreoïdie)
gewichtstoename of gewichtsafname
verwardheid
abnormaal snelle hartslag
(tachycardie)
een roodachtig geel pigment
(bilirubine),
dat door de lever wordt aangemaakt, kan toenemen
(wordt aangetoond met bloedonderzoek)
gezwollen en meestal jeukende huidplekken of slijmvliezen
(urticaria)
jeuk
(pruritus)
haaruitval op het hoofd
(alopecia)
menstruatiestoornissen
(menorragie).
Soms (kunnen bij maximaal 1 op de 100 gebruikers voorkomen):
het aantal bloedplaatjes (die helpen bij de bloedstolling) kan dalen
(trombocytopenie)
een bepaalde soort bloedvetten (triglyceriden) kan toenemen (wordt aangetoond met
bloedonderzoek), zie rubriek 2 ‘Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?’
zelfmoordpoging
stemmingswisselingen
stuipen
een specifiek leverenzym (gamma-GT) dat door de lever wordt aangemaakt, kan toenemen
(wordt aangetoond met bloedonderzoek)
leverontsteking
(hepatitis)
verkleuring van de huid.
Zelden (kunnen bij maximaal 1 op de 1.000 gebruikers voorkomen):
ernstige allergische (anafylactische) reacties
de schildklier werkt niet naar behoren
(gestoorde schildklierfunctie),
er wordt te veel hormoon
geproduceerd
(hyperthyreoïdie)
ontsteking van de alvleesklier
(pancreatitis),
zie rubriek 2 ‘Wanneer moet u extra voorzichtig
zijn met dit middel?’
54
-
bloedstolsels in de kleine bloedvaten die uw nieren kunnen aantasten (trombotische
trombocytopenische purpura of hemolytisch uremisch syndroom). Verschijnselen kunnen het
vaker optreden van bloeduitstortingen, bloeding, koorts, extreme zwakte, hoofdpijn,
duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd omvatten. Uw arts kan veranderingen in uw bloed
en de functie van uw nieren constateren.
Bijwerkingen alleen afkomstig van postmarketing:
-
-
-
-
-
-
-
-
-
bloedarmoede. U heeft te weinig rode bloedcellen (hemolytische
anemie),
frequentie niet
bekend
nierproblemen waaronder littekenvorming (glomerulosclerose) die uw nierfunctie kunnen
verminderen, soms
ernstig verlies van eetlust leidend tot gewichtsverlies (anorexie), zelden
aandoening aan de hartspier (cardiomyopathie), zelden
plotselinge kortademigheid (bronchospasmen), zelden
de lever functioneert niet correct (leverbeschadiging
waaronder hepatitis, leverfalen),
zelden
problemen met uw kleine bloedvaten kunnen ontstaan bij het gebruik van medicijnen zoals
Betaferon (systemisch
capillaire-lek-syndroom),
frequentie niet bekend
huiduitslag, roodheid van de huid in het gezicht, gewrichtspijn, koorts, zwakte en andere
symptomen veroorzaakt door het geneesmiddel (drug-induced
lupus erythematosus),
frequentie
niet bekend
een aandoening waarbij de bloedvaten in de longen ernstig zijn vernauwd, wat leidt tot een hoge
bloeddruk in de bloedvaten die bloed van het hart naar de longen voeren (pulmonale
arteriële
hypertensie),
frequentie niet bekend. Pulmonale arteriële hypertensie is op verscheidene
tijdstippen tijdens de behandeling geconstateerd, waaronder enkele jaren na aanvang van de
behandeling met Betaferon.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de verpakking.
Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 25°C. Niet in de vriezer bewaren.
Na bereiding van de oplossing dient deze onmiddellijk gebruikt te worden. Indien dit niet mogelijk is,
blijft de oplossing echter 3 uur geschikt voor gebruik indien deze wordt bewaard bij 2-8 °C (in een
koelkast).
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het vaste deeltjes bevat of verkleurd is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
55
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
-
De werkzame stof in dit middel is
interferon bèta-1b, 250 microgram per milliliter nadat het
bereid is.
De andere stoffen in dit middel zijn
-
in het poeder: mannitol en humaan albumine,
-
in het oplosmiddel (natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml (0,54% g/v)): natriumchloride,
water voor injectie.
Het Betaferonpoeder wordt geleverd in een injectieflacon van 3 milliliter, en bevat 300 microgram
(9,6 miljoen IE) interferon bèta-1b per injectieflacon. Na bereiding bevat elke milliliter 250
microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
Het oplosmiddel voor Betaferon wordt geleverd in een voorgevulde spuit van 2,25 milliliter en bevat
1,2 ml natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml (0,54% g/v).
Hoe ziet Betaferon eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Betaferon is een steriel, wit tot gebroken wit poeder voor oplossing voor injectie.
Betaferon is verkrijgbaar in verpakkingen van:
-
-
-
-
-
-
-
-
verpakkingen met 5 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1 voorgevulde
spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes bevatten, of
verpakkingen met 12 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1
voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes
bevatten, of
verpakkingen met 14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1
voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes
bevatten, of
verpakkingen met 15 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1
voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes
bevatten, of
verpakkingen voor 2 maanden met 2x14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en
2 alcoholdoekjes bevatten, of
verpakkingen voor 3 maanden met 3x15 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en
2 alcoholdoekjes bevatten, of
verpakkingen voor 3 maanden met 3x14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en
2 alcoholdoekjes bevatten, of
titratieverpakking voor de eerste 12 injecties bestaande uit 4 driestuksverpakkingen, die elk 3
injectieflacons met poeder, 3 voorgevulde spuiten met oplosmiddel, 3 injectieflaconadapters met
naald en 6 alcoholdoekjes bevatten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
56
Fabrikant
Bayer AG
Müllerstraße 178
13353 Berlijn
Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België / Belgique / Belgien
Bayer SA-NV
Tél/Tel: +32-(0)2-535 63 11
България
Байер България ЕООД
Тел.
+359 02 4247280
Česká republika
Bayer s.r.o.
Tel: +420 266 101 111
Danmark
Bayer A/S
Tlf: +45-45 23 50 00
Deutschland
Bayer Vital GmbH
Tel: +49-(0)214-30 513 48
Eesti
Bayer OÜ
Tel: +372 655 85 65
Ελλάδα
Bayer
Ελλάς ΑΒΕΕ
Τηλ:+30
210 618 75 00
España
Bayer Hispania S.L.
Tel: +34-93-495 65 00
France
Bayer HealthCare
Tél (N° vert): +33 (0)800 87 54 54
Hrvatska
Bayer d.o.o.
Tel: +385-(0)1-6599 900
Ireland
Bayer Limited
Tel: +353 1 216 3300
Ísland
Icepharma hf.
Sími: +354 540 80 00
Italia
Bayer S.p.A.
Tel: +39-02-397 81
Κύπρος
NOVAGEM Limited
Τηλ: +357 22 48 38 58
Latvija
SIA Bayer
Tel: +371 67 84 55 63
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
57
Lietuva
UAB Bayer
Tel. +370 5 23 36 868
Luxembourg / Luxemburg
Bayer SA-NV
Tél/Tel: +32-(0)2-535 63 11
Magyarország
Bayer Hungária Kft.
Tel.:+36-14 87-41 00
Malta
Alfred Gera and Sons Ltd.
Tel: +356-21 44 62 05
Nederland
Bayer B.V.
Tel: +31-(0)297-28 06 66
Norge
Bayer AS
Tlf. +47 23 13 05 00
Österreich
Bayer Austria Ges. m. b. H.
Tel: +43-(0)1-711 46-0
Polska
Bayer Sp. z o.o.
Tel.: +48-22-572 35 00
Portugal
Bayer Portugal, Lda.
Tel: +351-21-416 42 00
România
SC Bayer SRL
Tel: +40 21 528 59 00
Slovenija
Bayer d. o. o.
Tel.: +386-(0)1-58 14 400
Slovenská
republika
Bayer, spol. s r.o.
Tel: +421 2 59 21 31 11
Suomi/Finland
Bayer Oy
Puh/Tel: +358-20 785 21
Sverige
Bayer AB
Tel: +46-(0)8-580 223 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Bayer AG
Tel: +44-(0)118 206 3000
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
58
Bijlage: WERKWIJZE VOOR ZELFINJECTIE
Uw arts heeft Betaferon voorgeschreven om uw MS te behandelen. U zult Betaferon in het begin het
beste verdragen als u start met een lage dosis en deze geleidelijk verhoogt tot de volledige standaard
dosis (zie eerste deel van deze bijsluiter, rubriek 3 ‘Hoe gebruikt u dit middel?’). Om de dosis
gemakkelijk te verhogen gedurende de eerste 12 injecties, kan men u een speciale titratieverpakking
geven, bevattende vier verschillend gekleurde driestuksverpakkingen met speciaal gemarkeerde
spuiten en met gedetailleerde instructies in de aparte, inleidende bijsluiter voor de titratieverpakking.
De spuiten in deze titratieverpakking zijn dienovereenkomstig gemarkeerd met de gepaste doses (0,25;
0,5; 0,75 of 1,0 ml).
De volgende instructies en afbeeldingen leggen uit hoe u Betaferon moet bereiden voor injectie en hoe
u Betaferon bij uzelf moet injecteren. Lees de instructies zorgvuldig door en volg ze stap voor stap.
Uw arts of verpleegkundige zal u helpen het proces van zelftoediening aan te leren. Probeer niet om
bij uzelf een injectie toe te dienen totdat u zeker weet dat u begrijpt hoe de injectieoplossing moet
worden bereid en hoe u bij uzelf de injectie moet toedienen.
DEEL I: STAP VOOR STAP INSTRUCTIES
De instructies bestaan uit de volgende stappen:
A)
B)
C)
D)
E)
F)
A)
►
Algemeen advies
Voorbereiding voor de injectie
Bereiding van de oplossing, stap voor stap
De injectievloeistof optrekken
De injectie zetten
Kort overzicht van de werkwijze
Algemeen advies
Zorg voor een goed begin!
U zult merken dat de behandeling binnen enkele weken deel uitmaakt van uw dagelijkse
routinebezigheden. In het begin geven de volgende tips misschien ondersteuning:
-
Richt een permanente bewaarplaats in op een handige plaats, buiten het zicht en bereik van
kinderen, zodat u de Betaferon en andere middelen altijd gemakkelijk kunt vinden.
Zie voor meer informatie over de bewaaromstandigheden rubriek 5 ‘Hoe bewaart u dit middel?’
in het eerste deel van deze bijsluiter.
Probeer om de injectie elke dag op dezelfde tijd toe te dienen. Op die manier onthoudt u het
gemakkelijker en is het gemakkelijker een tijdsduur in te plannen waarin u niet gestoord wordt.
Bereid een dosis pas als u klaar bent voor de injectie. Na het mengen van het Betaferon moet u
de injectie direct toedienen (als Betaferon niet onmiddellijk wordt gebruikt, zie rubriek 5 ‘Hoe
bewaart u dit middel?’ in het eerste deel van deze bijsluiter).
Belangrijke tips om te onthouden
Wees consistent – gebruik Betaferon zoals beschreven onder rubriek 3 ‘Hoe gebruikt u dit
middel?’ in het eerste deel van deze bijsluiter. Controleer de dosering altijd tweemaal.
Bewaar uw spuiten en de naaldcontainer voor de spuiten buiten het zicht en bereik van
kinderen; sluit de voorraad indien mogelijk af.
Gebruik spuiten en naalden nooit opnieuw.
Gebruik altijd een steriele
(aseptische)
techniek zoals hierin beschreven.
Gooi de gebruikte spuiten altijd weg in de daarvoor bestemde naaldcontainer.
59
-
-
►
-
-
-
-
-
B)
►
Voorbereiding voor de injectie
Een injectieplaats kiezen
Beslis, voordat u de injectie klaarmaakt, waar u gaat spuiten. U dient Betaferon te injecteren in de
vetrijke laag tussen de huid en een spier (d.w.z. onderhuids, ongeveer 8 tot 12 mm onder de huid). De
beste plaatsen voor injecties zijn die waar de huid los en zacht is, en niet in de buurt van gewrichten,
zenuwen en botten, bijvoorbeeld in de buik, arm, dij of bil.
Belangrijk:
Gebruik geen plaatsen waar u bobbels, harde knobbels, builen of pijn voelt, of die
verkleuringen, ingevallen plekken, korstjes of open plekken vertonen. Overleg met uw arts of
verpleegkundige over deze plekken en over eventuele andere ongebruikelijke plekken die u vindt.
U dient bij elke injectie de injectieplaats af te wisselen. Als sommige gebieden te moeilijk te bereiken
zijn, kunt u een familielid of vriend(in) vragen om u bij deze injecties te helpen. Volg de serie stappen
die is weergegeven in het schema aan het einde van de bijlage (zie Deel II ‘Afwisseling van
injectieplaatsen’) en u bent na 8 injecties (16 dagen) weer terug bij de eerste injectieplaats. Daardoor
krijgt elke injectieplaats de kans om zich volledig te herstellen voordat een nieuwe injectie wordt
toegediend.
Bekijk het rotatieschema aan het eind van deze bijlage om te leren hoe u een injectieplaats kiest. Er is
ook een voorbeeld van een patiëntendagboek opgenomen (zie Deel III van de bijlage), om u een idee
te geven hoe u de plaatsen en datums van de injecties bij kunt houden.
►
Controle van de inhoud van de verpakking
In de Betaferonverpakking vindt u de volgende artikelen:
-
1 injectieflacon Betaferon (met poeder voor oplossing voor injectie)
-
1 voorgevulde spuit met oplosmiddel voor Betaferon (natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml
(0,54% g/v)),
-
1 injectieflaconadapter met een naald eraan bevestigd
-
2 alcoholdoekjes om de huid en de injectieflacon schoon te vegen
Bovendien heeft u een naaldcontainer nodig voor gebruikte spuiten en naalden.
Gebruik een geschikt ontsmettingsmiddel om uw huid te desinfecteren.
Als u een Betaferon titratieverpakking heeft, zult u 4 verschillend gekleurde en genummerde
driestuksverpakkingen aantreffen, ieder met:
•
3 injectieflacons Betaferon (met poeder voor oplossing voor injectie)
•
3 voorgevulde spuiten met oplosmiddel voor het Betaferon poeder (natriumchloride oplossing
5,4 mg/ml (0,54% g/v))
•
3 injectieflaconadapters met een naald eraan bevestigd
•
6 alcoholdoekjes voor het schoonvegen van de huid en de injectieflacon
Bovendien heeft u een naaldcontainer nodig voor gebruikte spuiten en naalden.
Gebruik een geschikt ontsmettingsmiddel om uw huid te desinfecteren.
Start met de
gele driestuksverpakking 1,
die 3 spuiten bevat met een 0,25 ml markering, voor
behandeldagen 1, 3 en 5.
Gebruik dan de
rode driestukverpakking 2,
die 3 spuiten bevat met een 0,5 ml markering, voor
behandeldagen 7, 9 en 11.
Ga door met de
groene driestuksverpakking 3,
die 3 spuiten bevat met een 0,75 ml markering, voor
behandeldagen 13, 15 en 17.
Gebruik de
blauwe driestuksverpakking 4,
die 3 spuiten bevat met een 0,25; 0,5; 0,75 en 1,0 ml
markering, voor behandeldagen 19, 21 en 23.
60
C)
Bereiding van de oplossing, stap voor stap
1
–
Was voordat u met de bereiding begint uw handen grondig
met water en zeep.
2
–
Open de injectieflacon met Betaferon en zet hem op tafel. U
kunt het beste uw duim gebruiken i.p.v. uw nagel, omdat deze
kan afbreken.
3
–
Veeg de bovenkant van de injectieflacon schoon met een
alcoholdoekje, door het doekje slechts in één richting te
bewegen. Laat het doekje op de injectieflacon liggen.
4
–
Open de blisterverpakking met de injectieflaconadapter,
maar laat de injectieflaconadapter in de verpakking.
Haal de injectieflaconadapter op dit ogenblik niet uit de
blisterverpakking.
Raak de injectieflaconadapter niet aan. Deze moet steriel
blijven.
5
–
Verwijder het alcoholdoekje en gooi het weg voordat u de
adapter bevestigt en laat de injectieflacon op een vlak oppervlak
staan.
6
–
Houd de blisterverpakking aan de buitenkant vast en plaats
het bovenop de injectieflacon. Duw het geheel stevig omlaag
totdat u voelt dat het op zijn plaats klikt op de injectieflacon.
7
–
Verwijder de blisterverpakking van de injectieflaconadapter,
waarbij u de randen van de blisterverpakking vasthoudt. U bent
nu klaar om de voorgevulde spuit met oplosmiddel op de
injectieflaconadapter te bevestigen.
61
8
–
Pak de spuit. Overtuig u ervan dat het oranje dopje stevig
bevestigd is aan de spuit met oplosmiddel!
Verwijder het dopje door het er af te draaien. Gooi het dopje
weg.
9
–
Bevestig de spuit op de opening aan de zijkant van de
injectieflaconadapter, door het uiteinde van de spuit in de
opening te steken en de spuit voorzichtig vast te zetten met een
'draai-en-duw'-beweging rechtsom (zie pijl). De spuitset is nu
gemonteerd.
10
–
Houd de spuitset aan de onderkant van de injectieflacon
vast. Duw de zuiger van de spuit langzaam helemaal in de spuit
om al het oplosmiddel over te brengen in de injectieflacon. Laat
dan de zuiger los. Het kan zijn dat de zuiger terugkeert naar zijn
uitgangspositie.
Dit is ook van toepassing op de titratieverpakking.
11
–
Draai de injectieflacon voorzichtig rond terwijl de spuitset
er nog aan vast zit, om het droge Betaferonpoeder volledig op te
lossen.
U mag de injectieflacon niet schudden.
12
–
Bekijk de oplossing zorgvuldig. Hij moet helder zijn en
mag geen vaste deeltjes bevatten. Als de oplossing verkleurd is
of vaste deeltjes bevat, moet u hem weggooien en opnieuw
beginnen met een volledige nieuwe enkelstuksverpakking. Als
er schuim aanwezig is – dat kan gebeuren als de injectieflacon te
hard geschud of gedraaid is – laat u de injectieflacon
onaangeroerd staan totdat het schuim verdwenen is.
62
D)
De injectievloeistof optrekken
13
–
Als de zuiger is teruggekeerd in zijn oorspronkelijke
positie, duwt u hem weer in de spuit en houdt u hem op zijn
plaats. Om uw injectie te bereiden keert u de spuitset om, zodat
de injectieflacon aan de bovenkant zit met de dop naar beneden.
Door dit te doen zorgt u dat de oplossing omlaag kan stromen,
de spuit in.
Houd de spuit horizontaal.
Trek de zuiger langzaam terug om alle oplossing uit de
injectieflacon en in de spuit te trekken.
In het geval van de titratieverpakking trekt u de oplossing
alleen
terug tot aan de markering op de spuit:
0,25 ml
voor de eerste drie injecties (op dag 1, 3, 5 van de
behandeling), of
0,5 ml
voor de injecties op dag 7, 9, 11 van de behandeling, of
0,75 ml
voor de injecties op dag 13, 15, 17 van de
behandeling.
Gooi de injectieflacon met resterende oplossing weg.
Vanaf dag 19 injecteert u
de volledige dosis van 1,0 ml.
14 – Nadat de oplossing is opgetrokken, draait u de spuitset zo
dat de naald omhoog wijst. Hierdoor bewegen eventuele
luchtbellen naar de bovenkant van de oplossing.
15 – Verwijder aanwezige luchtbellen door voorzichtig op de
spuit te tikken en de zuiger in te duwen tot de 1 ml markering, of
tot het door uw arts voorgeschreven volume.
Als u minder dan 1 ml injecteert met de titratieverpakking zou
het kunnen dat er geen luchtbellen zijn. Echter, bij injectie van
een volledige dosis zouden er enkele luchtbellen te voorschijn
kunnen komen. Verwijder deze door voorzichtig op de spuit te
tikken en de zuiger in te duwen tot de respectievelijke markering
op de spuit.
Als er te veel oplossing samen met de luchtbellen in de
inejctieflacon wordt geduwd, keer dan terug naar de horizontale
positie (zie afbeelding 13) en trek de zuiger iets terug om de
oplossing uit de injectieflacon weer in de spuit te trekken.
16
–
Houd nu de blauwe injectieflaconadapter met de
injectieflacon eraan vast en haal hem van de spuit af door te
draaien en hem dan van de spuit weg te trekken.
Houd alleen de blauwe plastic adapter vast om hem te
verwijderen. Houd de spuit horizontaal met de injectieflacon
onder de spuit.
63
Door de injectieflacon en adapter te verwijderen, zorgt u ervoor
dat de oplossing bij het inspuiten zeker uit de naald stroomt.
17
–
Gooi de injectieflacon en de resterende, ongebruikte oplossing weg in de naaldcontainer.
18
–
U bent nu klaar om te injecteren.
Als u om een of andere reden nog niet klaar bent om het Betaferon onmiddellijk in te spuiten, kunt
u de gereconstitueerde oplossing in de spuit maximaal 3 uur in de koelkast bewaren. U mag de
oplossing niet in de vriezer bewaren en niet langer dan 3 uur wachten met inspuiten. Als er meer
dan drie uur zijn verstreken, moet u de klaargemaakte Betaferonoplossing weggooien en een nieuwe
injectie bereiden. Wanneer u de oplossing gebruikt, warm deze dan eerst op in uw handen alvorens
te injecteren om pijn te vermijden.
64
E)
De injectie zetten
1
–
Kies een injectieplaats (zie advies aan het begin en de tekeningen
aan het einde van deze bijlage) en noteer dit in uw patiëntendagboek.
2
–
Maak de huid op de plaats van de injectie schoon met een
alcoholdoekje. Laat de huid drogen aan de lucht. Gooi het doekje weg.
Gebruik een geschikt ontsmettingsmiddel om de huid te ontsmetten.
3
–
Verwijder de beschermhuls van de naald door te trekken; niet
draaien.
4
–
Knijp de huid voorzichtig samen rondom de gedesinfecteerde
injectieplaats (om deze iets omhoog te brengen).
5
–
Houd de spuit vast zoals een potlood of een dartpijltje, druk de
naald onder een hoek van 90 ° recht in de huid met een snelle, vaste
beweging. Let op: Betaferon kan ook worden toegediend met behulp
van een auto-injector.
6 – Injecteer het geneesmiddel met een langzame, constante druk op
de zuiger. (Duw de zuiger volledig in tot de spuit leeg is.)
7
–
Gooi de spuit in de naaldcontainer.
65
F)
-
-
-
-
-
-
Kort overzicht van de werkwijze
Neem de benodigdheden voor een injectie uit de verpakking
Bevestig de injectieflaconadapter aan de injectieflacon
Verbind de spuit met de injectieflaconadapter
Druk de zuiger van de spuit in om al het oplosmiddel in de injectieflacon over te brengen
Draai de spuitset om en trek de voorgeschreven hoeveelheid van de oplossing op
Verwijder de injectieflacon van de spuit – u bent nu klaar om te injecteren.
OPMERKING: De injectie moet onmiddellijk na het mengen worden toegediend (als de injectie wordt
uitgesteld, plaats de oplossing dan in de koelkast en injecteer hem binnen 3 uur). Niet in de vriezer
bewaren.
66
DEEL II:
AFWISSELEN VAN INJECTIEPLAATS
U moet voor elke injectie een nieuwe plek kiezen om het gebied de tijd te geven om te herstellen en zo
infecties te voorkomen. Advies over de te kiezen gebieden wordt gegeven in het eerste deel van deze
bijlage. Het is handig om te weten waar u de injectie wilt inbrengen voordat u de spuit klaarmaakt.
Aan de hand van het schema in het onderstaande diagram kunt u op een juiste wijze de plaatsen
afwisselen. Als u de eerste injectie bijvoorbeeld in de rechterkant van de buik toedient, kies dan de
linkerkant voor de tweede injectie, ga dan naar de rechter dij voor de derde, en zo verder volgens de
tekening totdat alle geschikte gebieden van het lichaam zijn gebruikt. Noteer waar en wanneer u
zichzelf voor het laatst een injectie heeft toegediend. U kunt deze informatie noteren op het
bijgevoegde kaartje voor het patiëntendagboek.
Door dit schema te volgen komt u na 8 injecties (16 dagen) terug bij het eerste gebied (bijvoorbeeld de
rechterkant van de buik). Dit wordt een rotatiecyclus genoemd. In ons voorbeeldschema is elk
injectiegebied weer opgedeeld in 6 injectieplaatsen (dit geeft in totaal 48 injectieplaatsen), links en
rechts: het bovenste, middelste en onderste gedeelte van elk gebied. Als u na een rotatiecyclus weer
terugkomt bij een gebied, moet u de verst weg gelegen injectieplaats in dit injectiegebied kiezen.
Indien een gebied gevoelig geworden is, overleg dan met uw arts of u andere injectieplaatsen mag
kiezen.
Rotatieschema:
Om voldoende afwisseling te brengen in de injectieplaatsen, raden wij u aan om een rapport bij te
houden van de data en de plaatsen van injectie. U kunt het volgende rotatieschema gebruiken.
Werk elke rotatiecyclus om de beurt af. Elke cyclus bestaat uit 8 injecties (16 dagen), die
achtereenvolgens worden gegeven in gebied 1 tot en met gebied 8. Door deze volgorde aan te houden,
geeft u elk gebied de kans om te herstellen voordat er een nieuwe injectie in wordt gegeven.
Rotatiecyclus 1:
Rotatiecyclus 2:
Rotatiecyclus 3:
Rotatiecyclus 4:
Rotatiecyclus 5:
Rotatiecyclus 6:
Linkerbovengedeelte van elk gebied
Rechterondergedeelte van elk gebied
Linkermiddengedeelte van elk gebied
Rechterbovengedeelte van elk gebied
Linkerondergedeelte van elk gebied
Rechtermiddengedeelte van elk gebied
67
ROTATIESCHEMA:
10-15 cm vanaf
de schouder
GEBIED 1
Rechterarm
(achterkant
bovenarm)
GEBIED 3
Rechterkant buik
(Laat ongeveer 5
cm rechts van de
navel vrij)
GEBIED 5
Rechterdij
10-15 cm vanaf de knie
10-15 cm vanaf
de elleboog
5 cm
GEBIED 2
Linkerarm
(achterkant
bovenarm)
GEBIED 4
Linkerkant buik
(Laat ongeveer 5
cm links van de
navel vrij)
GEBIED 6
Linkerdij
10-15 cm vanaf
lies
GEBIED 8
Linkerbil
middenbeenlijn
GEBIED 7
Rechterbil
68
DEEL III:
BETAFERON PATIËNTENDAGBOEK
Aanwijzingen voor het noteren van de plaatsen en datums van uw injecties
-
-
-
Kies een injectieplaats voor uw eerste injectie.
Maak de injectieplaats schoon met een alcoholdoekje en laat het drogen aan de lucht.
Noteer na de injectie de gebruikte injectieplaats en de datum in de tabel in uw patiëntendagboek
(zie het voorbeeld: ‘Noteren van de plaats en datum van uw injecties’).
69
VOORBEELD VAN EEN PATIËNTENDAGBOEK:
Noteren van plaats en datum van uw injecties
Rechterarm
10-15 cm vanaf
de schouder
Linkerarm
Rechterkant buik
10-15 cm vanaf
de elleboog
5 cm
Linkerkant buik
Rechterdij
10-15 cm vanaf
lies
Linkerdij
10-15 cm vanaf
de knie
middenbeenlijn
Linkerbil
Rechterbil
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
70
Aparte bijlage: INLEIDENDE TOELICHTING BIJ DE TITRATIEVERPAKKING
Uw arts heeft Betaferon voorgeschreven om uw MS te behandelen. U zult Betaferon in het begin het
beste verdragen als u start met een lage dosis en deze geleidelijk verhoogt tot de volledige standaard
dosis (zie eerste deel van deze bijsluiter, rubriek 3 ‘Hoe gebruikt u dit middel?’). De spuiten in deze
titratieverpakking zijn dienovereenkomstig gemarkeerd met de gepaste doses (0,25; 0,5; 0,75 of
1,0 ml).
►
Controle van de inhoud van de verpakking
U zult in de Betaferon titratieverpakking 4 verschillend gekleurde en genummerde
driestuksverpakkingen vinden, ieder met:
•
3 injectieflacons Betaferon (met poeder voor oplossing voor injectie)
•
3 voorgevulde spuiten met oplosmiddel voor het Betaferon poeder (natriumchloride oplossing
5,4 mg/ml (0,54% g/v))
•
3 injectieflaconadapters met een naald eraan bevestigd
•
6 alcoholdoekjes voor het schoonvegen van de huid en de injectieflacon
Iedere driestuksverpakking bevat de spuiten die u nodig zult hebben om iedere dosis te bereiden.
De spuiten hebben speciale markeringen voor deze dosis. Volg alstublieft nauwkeurig de instructies
voor gebruik hieronder. Gebruik voor iedere titratiestap de gehele hoeveelheid oplosmiddel voor het
oplossen van het Betaferon poeder, trek dan de benodigde dosis op in de spuit.
Start met de
gele driestuksverpakking
die duidelijk gemarkeerd is met een
“1”
boven aan de
rechter kant van de doos.
Deze eerste driestuksverpakking moet worden gebruikt voor behandeldagen 1, 3 en 5.
Het bevat speciaal gemarkeerde spuiten met
0,25 ml
markering. Dit zal u helpen bij het injecteren
van precies de benodigde dosis.
Nadat u klaar bent met de gele verpakking, begint u met de
rode driestuksverpakking
die
duidelijk gemarkeerd is met een
“2”
boven aan de rechter kant van de doos.
Deze tweede driestuksverpakking moet worden gebruikt voor behandeldagen 7, 9 en 11.
Het bevat speciaal gemarkeerde spuiten met
0,50 ml
markering. Dit zal u helpen bij het injecteren
van precies de benodigde dosis.
Nadat u klaar bent met de rode verpakking, begint u met de
groene driestuksverpakking
die
duidelijk gemarkeerd is met een
“3”
boven aan de rechter kant van de doos.
Deze derde driestuksverpakking moet worden gebruikt voor behandeldagen 13, 15 en 17.
Het bevat speciaal gemarkeerde spuiten met
0,75 ml
markering. Dit zal u helpen bij het injecteren
van precies de benodigde dosis.
Tenslotte, nadat u klaar bent met de groene verpakking, begint u met de
blauwe
driestuksverpakking
die duidelijk gemarkeerd is met een
“4”
boven aan de rechter kant van de
doos. Deze laatste driestuksverpakking moet worden gebruikt voor behandeldagen 19, 21 en 23.
Het bevat spuiten met
0,25, 0,50, 0,75 en 1,0 ml
markeringen. Met driestuksverpakking “4” kunt u
de volledige dosis van 1,0 ml injecteren.
Voor een beschrijving van hoe het Betaferon poeder te bereiden en gebruiken, gaat u naar rubriek 3
‘Hoe gebruikt u dit middel?’ in het eerste deel van de bijsluiter en naar de bijlage ‘Werkwijze voor
zelfinjectie’ in het tweede deel van de bijsluiter.
Daarnaast zult u een naaldcontainer nodig hebben voor gebruikte spuiten en naalden.
71
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Recombinant interferon bèta-1b* 250 microgram (8,0 miljoen IE) per ml na reconstitutie.
Betaferon bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE) recombinant interferon bèta-1b per injectieflacon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
geproduceerd met behulp van een genetisch gemodificeerde stam van Escherichia coli.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Steriel wit tot gebroken wit poeder.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Betaferon is geïndiceerd voor de behandeling van
·
patiënten met een eenmalig demyeliniserend voorval met een actief ontstekingsproces dat
ernstig genoeg is om behandeling met intraveneuze corticosteroïden te verantwoorden, als
alternatieve diagnoses zijn uitgesloten, en als is vastgesteld dat deze patiënten een hoog risico
hebben om klinisch definitieve multipele sclerose te ontwikkelen (zie rubriek 5.1).
·
patiënten met relapsing-remitting multipele sclerose en twee of meer recidieven gedurende de
laatste twee jaar.
·
patiënten met secundair progressieve multipele sclerose bij wie de ziekte aantoonbaar actief is,
dat wil zeggen recidiveert.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Betaferon dient te worden geïnitieerd onder toezicht van een arts die met de
behandeling van de ziekte vertrouwd is.
Dosering
Volwassenen
De aanbevolen dosis Betaferon bedraagt 250 microgram (8,0 miljoen IE), die in 1 ml van de
gereconstitueerde oplossing zit (zie rubriek 6.6), en die om de dag subcutaan moet worden ingespoten.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen formele klinische studies of farmacokinetische studies uitgevoerd bij kinderen of
adolescenten. Beperkte gepubliceerde gegevens suggereren echter dat het veiligheidsprofiel bij
adolescenten tussen 12 en 16 jaar die om de dag subcutaan Betaferon 8,0 miljoen IE kregen
toegediend lijkt op het profiel dat bij volwassenen is waargenomen. Er is geen informatie over het
gebruik van Betaferon bij kinderen jonger dan 12 jaar. Betaferon dient daarom niet bij deze populatie
te worden gebruikt.
In het algemeen wordt bij aanvang van de behandeling dosistitratie aanbevolen.
een dosis van 250 microgram (1,0 ml) om de dag (zie tabel A). De titratieperiode kan worden
aangepast indien een significante ongewenste reactie optreedt. Voor een adequate werkzaamheid, dient
een dosis van 250 microgram (1,0 ml) om de dag te worden bereikt.
Een titratieverpakking bestaande uit vier driestuksverpakkingen is beschikbaar voor de titratieperiode
en de aanvankelijke behandeling van de patiënt met Betaferon. Deze verpakking dekt de behoefte van
de patiënt voor de eerste 12 injecties. De driestuksverpakkingen worden geaccentueerd door
verschillende kleuren (zie rubriek 6.5).
Tabel A: Schema voor dosistitratie*
behandeldag
dosis
volume
1, 3, 5
62,5 microgram
0,25 ml
7, 9, 11
125 microgram
0,5 ml
13, 15, 17
187,5 microgram
0,75 ml
19, 21, 23 e.v.
250 microgram
1,0 ml
* De titratieperiode kan worden aangepast, als een significante ongewenste reactie optreedt.
De optimale dosis is nog niet volledig opgehelderd.
Momenteel is het niet bekend hoe lang de patiënt behandeld moet worden. Uit gecontroleerd klinisch
onderzoek zijn over maximaal 5 jaar follow-up-gegevens afkomstig over patiënten met relapsing-
remitting MS en over maximaal 3 jaar over patiënten met secundair progressieve MS. Voor relapsing-
remitting MS, is effectiviteit voor de eerste twee jaar aangetoond. De beschikbare gegevens voor de
extra 3 jaar wijzen op een aanhoudende werkzaamheid van de behandeling met Betaferon gedurende
de gehele periode.
Voor patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose, was de progressie
naar klinisch definitieve multipele sclerose significant vertraagd gedurende een periode van vijf jaar.
De behandeling wordt niet aanbevolen bij patiënten met relapsing-remitting multipele sclerose bij wie
zich minder dan 2 recidieven in de voorafgaande 2 jaar hebben voorgedaan of bij patiënten met
secundair progressieve multipele sclerose bij wie de ziekte in de voorgaande 2 jaar niet actief geweest
is.
Indien de patiënt niet reageert, b.v. als er gedurende 6 maanden een constante progressie op de
`expanded disability status scale' (EDSS) optreedt, of behandeling met ten minste 3 ACTH- of
corticosteroïdkuren gedurende een periode van één jaar noodzakelijk is ondanks de Betaferon-
therapie, dient de behandeling met Betaferon te worden gestaakt.
Wijze van toediening
Voor subcutane injectie.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
-
Patiënten met een voorgeschiedenis van overgevoeligheid voor een natuurlijk of recombinant
interferon bèta humane albumine of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
-
Patiënten met een ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
-
Patiënten met gedecompenseerde leverziekte (zie rubrieken 4.4, 4.5 en 4.8).
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Immuunsysteemaandoeningen
De toediening van cytokinen aan patiënten met een reeds bestaande monoklonale gammopathie is in
verband gebracht met de ontwikkeling van systemisch capillaire-lek-syndroom met shock-achtige
symptomen en fatale afloop.
Maagdarmstelselaandoeningen
In zeldzame gevallen werd pancreatitis waargenomen bij gebruik van Betaferon, vaak gepaard gaand
met hypertriglyceridemie.
Zenuwstelselaandoeningen
Betaferon dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met vroegere of actuele
depressieve stoornissen en in het bijzonder bij patiënten met zelfmoordgedachten (zie rubriek 4.3).
Depressie en zelfmoordgedachten zijn bekend om in toenemende mate voor te komen bij de multipele
sclerose populatie en in associatie met interferon gebruik. Patiënten die met Betaferon worden
behandeld dienen te worden aangeraden elk symptoom van depressie en/of zelfmoordgedachten
onmiddellijk aan de voorschrijvende arts te melden. Patiënten die een depressie vertonen, moeten
nauwgezet worden gecontroleerd tijdens de behandeling met Betaferon en dienen passend te worden
behandeld. Staken van de behandeling met Betaferon dient te worden overwogen (zie ook rubrieken
4.3 en 4.8).
Betaferon dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met een voorgeschiedenis van
epilepsie en bij patiënten die behandeld worden met anti-epileptica, in het bijzonder bij die patiënten
waar de epilepsie niet voldoende onder controle is met anti-epileptica (zie rubrieken 4.5 en 4.8).
Dit product bevat humaan albumine en daarom brengt het een mogelijk risico van overdracht van
virusziekten met zich mee. Een risico van het overbrengen van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob kan
niet worden uitgesloten.
Laboratoriumonderzoek
Het verdient aanbeveling bij patiënten met een voorgeschiedenis van schildklierdisfunctie regelmatig
of wanneer klinisch geïndiceerd schildklierfunctietests te verrichten.
Behalve de onderzoeken die normaalgesproken nodig zijn voor de controle van patiënten met
multipele sclerose, worden ook voorafgaand aan het starten met de behandeling en met een
regelmatige interval na starten met de behandeling met Betaferon, en daarna periodiek bij het
ontbreken van klinische symptomen de volgende onderzoeken aanbevolen: volledig bloedbeeld en
differentiële witte bloedceltellingen, trombocytentelling en bloedchemie, inclusief leverfunctie (bv.
AST (SGOT), ALT (SGPT) en -GT).
Voor patiënten met anemie, trombocytopenie, leukopenie (alleen of in enige combinatie) kan een
intensievere controle van het volledige bloedbeeld, met differentiële en trombocytentellingen
noodzakelijk zijn. Patiënten die neutropenie ontwikkelen, moeten zorgvuldig worden bewaakt op het
ontwikkelen van koorts of een infectie. Er zijn meldingen geweest van trombocytopenie, met
sluipende dalingen van het aantal trombocyten.
Lever- en galaandoeningen
Asymptomatische verhogingen van serumtransaminases, in de meeste gevallen licht van aard en van
korte duur, kwamen zeer vaak voor bij patiënten die tijdens klinisch onderzoek met Betaferon werden
behandeld. Net als bij andere bèta interferonen is in zeldzame gevallen ernstige leverbeschadiging,
waaronder gevallen van leverfalen, gemeld bij patiënten die met Betaferon worden behandeld. De
ernstigste gevallen kwamen dikwijls voor bij patiënten die aan andere geneesmiddelen of stoffen
aanwezigheid van comorbide, medische aandoeningen (bijvoorbeeld een metastaserende, maligne
ziekte, ernstige infectie en sepsis, alcoholmisbruik).
De patiënt moet worden geobserveerd op tekenen van leverbeschadiging. Het optreden van
verhogingen van serumtransaminases zou moeten leiden tot nauwkeurige begeleiding en onderzoek.
Staken van de therapie met Betaferon moet worden overwogen indien de waarden significant stijgen
of indien ze met klinische symptomen zoals geelzucht in verband zijn gebracht.
Indien er geen klinische aanwijzingen zijn dat de lever beschadigd is en als de leverenzymen
genormaliseerd zijn, kan overwogen worden opnieuw met de behandeling te beginnen. De
leverfuncties dienen in dit geval regelmatig te worden gecontroleerd.
Nier- en urinewegaandoeningen
Voorzichtigheid is geboden en zorgvuldige controle moet worden overwogen bij het toedienen van
interferon bèta aan patiënten met ernstige nierinsufficiëntie.
Nefrotisch syndroom
Gevallen van nefrotisch syndroom met verschillende onderliggende nefropathieën, waaronder
collaberende focale segmentale glomerulosclerose (FSGS), minimal change disease (MCD),
membranoproliferatieve glomerulonefritis (MPGN) en membraneuze glomerulopathie (MGP) zijn
gemeld gedurende behandeling met interferon-bèta-producten. Gevallen werden gemeld op
verschillende momenten tijdens de behandeling en kunnen voorkomen na vele jaren van behandeling
met interferon-bèta. Periodieke controle op vroege tekenen of symptomen, zoals oedeem, proteïnurie
en verminderde nierfunctie, wordt aanbevolen, vooral bij patiënten met een hoger risico op nierziekte.
Bij nefrotisch syndroom is een snelle behandeling vereist en het stopzetten van de behandeling met
Betaferon dient te worden overwogen.
Hartaandoeningen
Betaferon dient eveneens voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een reeds bestaande
hartaandoening. Patiënten met reeds bestaande ernstige hartziekten, zoals decompensatio cordis,
coronairlijden of aritmie, moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op verslechtering van hun
hartaandoening, met name tijdens het starten van de behandeling met Betaferon.
Hoewel Betaferon geen bekende direct-werkende cardiale toxiciteit heeft, kunnen symptomen van het
griepachtig syndroom die samenhangen met bèta-interferonen voor patiënten met een reeds bestaande
ernstige hartziekte belastend zijn. Tijdens de postmarketing-periode zijn zeer zelden meldingen
ontvangen van een verslechtering van de cardiale toestand bij patiënten met een reeds bestaande
ernstige hartziekte die tijdelijk in verband wordt gebracht met de start van behandeling met Betaferon.
In zeldzame gevallen is cardiomyopathie gerapporteerd. Als dit optreedt en er een relatie met
Betaferon wordt vermoed, moet de behandeling worden gestaakt.
Trombotische microangiopathie (TMA) en hemolytische anemie (HA)
Bij gebruik van interferon bèta-producten zijn gevallen van TMA, gemanifesteerd als trombotische
trombocytopenische purpura (TTP) of hemolytisch uremisch syndroom (HUS) gemeld, waaronder
fatale gevallen. Vroege klinische kenmerken zijn trombocytopenie, nieuw ontstane hypertensie,
koorts, symptomen van het centrale zenuwstelsel (bijv. verwardheid en parese) en verminderde
nierfunctie. Laboratoriumbevindingen die wijzen op TMA omvatten verlaagde trombocytentelling,
verhoogd serumlactaatdehydrogenase (LDH) ten gevolge van hemolyse en schistocyten
(erytrocytfragmentatie) op een bloeduitstrijkje. Daarom worden, als klinische kenmerken van TMA
worden waargenomen, verdere tests van de bloedplaatjesniveaus, serum LDH, bloeduitstrijkjes en
nierfunctie aanbevolen. Bovendien zijn er bij interferon bèta-producten gevallen gemeld van HA die
niet geassocieerd zijn met TMA, waaronder immuun-HA. Er zijn levensbedreigende en fatale gevallen
gemeld. Gevallen van TMA en/of HA zijn gemeld op verschillende momenten tijdens de behandeling
en kunnen enkele weken tot jaren na aanvang van de behandeling met interferon bèta optreden.
Als TMA en/of HA wordt gediagnosticeerd en een relatie met Betaferon wordt vermoed, is een snelle
behandeling vereist (waarbij in het geval van TMA plasmawisseling moet worden overwogen) en
wordt onmiddellijk staken van Betaferon aanbevolen.
Er kunnen ernstige overgevoeligheidsreacties (zeldzame maar ernstige acute bijwerkingen zoals
bronchospasme, anafylaxie en urticaria) optreden. Als de bijwerkingen ernstig zijn, moet de
behandeling met Betaferon worden gestaakt en moet de juiste medische interventie plaatsvinden.
Bij patiënten die Betaferon gebruiken, is ook necrose op de injectieplaats gemeld (zie rubriek 4.8).
Deze kan omvangrijk zijn, en zowel de spierfascie als het vetweefsel kunnen erbij betrokken zijn en
daarom kan dit littekenvorming tot gevolg hebben. In zeldzame gevallen kan débridement en, nog
minder vaak, een huidtransplantatie noodzakelijk zijn en de genezing kan tot 6 maanden duren.
Als de patiënt een huidbeschadiging opmerkt, die kan samenhangen met zwelling of afvoer van vocht
van de injectieplaats, moet de patiënt het advies krijgen zijn/haar arts te raadplegen voordat de
injecties met Betaferon worden gecontinueerd.
Als de patiënt meerdere laesies heeft, moet er worden gestopt met Betaferon totdat genezing is
opgetreden. Patiënten met een enkele laesie kunnen doorgaan met het gebruik van Betaferon mits de
necrose niet te uitgebreid is, omdat bij sommige patiënten tijdens het gebruik van Betaferon genezing
van de necrose op de injectieplaats is opgetreden.
Om het risico van necrose op de injectieplaats te minimaliseren moet patiënten worden geadviseerd:
·
een aseptische injectietechniek te gebruiken
·
de injectieplaatsen bij elke dosis af te wisselen
De incidentie van injectieplaatsreacties kan verlaagd worden door het gebruik van een autoinjector. In
het kernonderzoek van patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose
werd bij de meeste patiënten een autoinjector gebruikt. Er werden in dit onderzoek minder vaak
injectieplaatsreacties en necrose waargenomen dan in de andere kernonderzoeken.
De procedure voor het zelf toedienen door de patiënt moet periodiek worden beoordeeld, met name als
er reacties op de injectieplaats zijn opgetreden.
Immunogeniciteit
Net als bij alle therapeutische eiwitten bestaat het gevaar van immunogeniciteit. In gecontroleerd
klinisch onderzoek werden elke 3 maanden serummonsters verzameld voor het controleren op de
ontwikkeling van antilichamen tegen Betaferon.
In de verschillende gecontroleerde klinische onderzoeken in relapsing-remitting multipele sclerose en
secundair progressieve multipele sclerose ontwikkelde zich in het serum van tussen 23% en 41% van
de patiënten een voor interferon bèta-1b neutraliserende activiteit, bevestigd door op zijn minst twee
opeenvolgende positieve titers; van deze patiënten veranderde dit bij tussen 43% en 55% in een
stabiele antilichaam-negatieve toestand (op basis van twee opeenvolgende negatieve titers) in de
aansluitende observatieperiode van de onderscheiden studies.
Het ontstaan van neutraliserende activiteit tijdens deze onderzoeken is geassocieerd met een
vermindering van de klinische werkzaamheid uitsluitend met betrekking tot de recidiefactiviteit.
Sommige analyses duiden er op dat dit effect bij patiënten met hoge titers neutraliserende activiteit
groter zou kunnen zijn.
In het onderzoek bij patiënten met een eenmalig klinisch voorval wijzend op multipele sclerose werd
ten minste eenmaal neutraliserende activiteit waargenomen, gemeten om de 6 maanden, bij 32% van
de patiënten (89) die direct met Betaferon waren behandeld; hiervan keerde 60% (53) terug naar de
negatieve status gebaseerd op de laatst beschikbare evaluatie binnen de periode van 5 jaar. In deze
periode werd de ontwikkeling van neutraliserende activiteit gerelateerd aan een significante toename
van nieuwe, actieve laesies en T2 laesievolume bij magnetic resonance imaging. Dit bleek echter niet
gerelateerd te zijn aan een vermindering in klinische werkzaamheid (wat betreft tijd tot klinisch
definitieve multipele sclerose (CDMS), tijd tot bevestigde EDSS progressie en het aantal recidieven).
neutraliserende activiteit.
Er is in vitro aangetoond dat er een kruisreactie optreedt tussen Betaferon en natuurlijk interferon bèta.
Er is echter geen in vivo onderzoek gedaan en de klinische relevantie is niet duidelijk.
Er is weinig bekend over patiënten die een neutraliserende activiteit hebben ontwikkeld en de
Betaferon-behandeling hebben afgemaakt.
De beslissing om de behandeling voort te zetten of te staken moet gebaseerd zijn op alle aspecten van
de ziektestatus van de patiënt in plaats van alleen op de status van de neutraliserende activiteit.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Het effect van het om de dag toedienen van 250 microgram (8,0 miljoen IE) Betaferon op het
geneesmiddelenmetabolisme van patiënten met multipele sclerose is onbekend. Corticosteroïd- of
ACTH-behandeling van recidieven gedurende een periode tot 28 dagen, werd goed verdragen door
patiënten die Betaferon kregen toegediend.
Vanwege het gebrek aan klinische ervaring bij patiënten met multipele sclerose wordt het gebruik van
Betaferon samen met andere immunomodulatoren dan corticosteroïden of ACTH niet aangeraden.
Er is gerapporteerd dat interferonen de activiteit van levercytochroom P450-afhankelijke enzymen
verminderen bij mens en dier. Voorzichtigheid dient te worden betracht wanneer interferon bèta-1b
wordt toegediend in combinatie met geneesmiddelen die een smalle therapeutische breedte hebben en
die grotendeels van het levercytochroom P450-systeem afhankelijk zijn voor hun klaring, b.v. anti-
epileptica. Bij comedicatie die een effect heeft op het hematopoëtisch systeem, dient men extra
voorzichtigheid te betrachten.
Er is geen onderzoek naar interacties met anti-epileptica uitgevoerd.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Een grote hoeveelheid gegevens (meer dan 1.000 zwangerschapsuitkomsten) uit interferon bèta
registers, nationale registers en postmarketingervaring laat geen verhoogd risico zien op ernstige
aangeboren afwijkingen na blootstelling aan interferon bèta voorafgaand aan de conceptie of
blootstelling tijdens het eerste trimester van de zwangerschap. De duur van blootstelling tijdens het
eerste trimester is echter onduidelijk, omdat gegevens werden verzameld toen het gebruik van
interferon bèta gecontra-indiceerd was tijdens de zwangerschap, en de behandeling waarschijnlijk
werd onderbroken toen de zwangerschap werd vastgesteld en/of bevestigd. Er is zeer beperkte
ervaring met blootstelling tijdens het tweede en derde trimester.
Op basis van diergegevens (zie rubriek 5.3) is er een mogelijk verhoogd risico op spontane abortus.
Het risico van spontane abortussen bij zwangere vrouwen die aan interferon bèta worden blootgesteld,
gegevens wijzen niet op een verhoogd risico tot dusver.
Indien klinisch noodzakelijk, kan het gebruik van Betaferon tijdens de zwangerschap worden
overwogen.
Borstvoeding
Beperkt beschikbare informatie over de overdracht van interferon bèta-1b in de moedermelk, samen
met de chemische/fysiologische kenmerken van interferon bèta, wijst er op dat de niveaus van
interferon bèta-1b uitgescheiden in moedermelk verwaarloosbaar zijn. Er worden geen schadelijke
effecten verwacht op de pasgeborene/zuigeling die borstvoeding krijgt.
Betaferon kan gebruikt worden door vrouwen die borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
Er is geen onderzoek naar de vruchtbaarheid uitgevoerd (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek uitgevoerd naar de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
Aan het centraal zenuwstelsel gerelateerde bijwerkingen die in verband gebracht worden met het
gebruik van Betaferon kunnen de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen bij
daarvoor gevoelige patiënten beïnvloeden.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Bij aanvang van de behandeling zijn bijwerkingen gebruikelijk maar in het algemeen nemen ze af bij
verdere behandeling. De meest frequent waargenomen bijwerkingen zijn een griepachtig
symptoomcomplex (koorts, rillingen, gewrichtspijn, malaise, transpireren, hoofdpijn of spierpijn), wat
voornamelijk het gevolg is van de farmacologische werking van het geneesmiddel, en reacties op de
injectieplaats. Reacties op de injectieplaats traden frequent op na toediening van Betaferon. Roodheid,
zwelling, verkleuring, ontsteking, pijn, overgevoeligheid, necrose en niet-specifieke bijwerkingen
werden significant in verband gebracht met behandeling met 250 microgram (8,0 miljoen IE)
Betaferon.
De meest ernstige bijwerkingen die zijn gemeld, zijn onder andere trombotische microangiopathie
(TMA) en hemolytische anemie (HA).
In het algemeen wordt in het begin van de behandeling dosistitratie geadviseerd om de tolerantie voor
Betaferon te verhogen (zie rubriek 4.2). Griepachtige symptomen kunnen ook worden verminderd
door de toediening van niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen. De incidentie van
injectieplaatsreacties kan verlaagd worden door het gebruik van een autoinjector.
Tabel met bijwerkingen
De volgende lijst bijwerkingen is gebaseerd op meldingen uit klinische studies (Tabel 1, bijwerkingen
en laboratoriumafwijkingen) en uit de postmarketing surveillance (Tabel 2, frequenties waar bekend
gebaseerd op gepoolde klinische studies (zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms
( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000)) van Betaferon gebruik.
De ervaring met Betaferon bij patiënten met MS is beperkt en als gevolg daarvan is het mogelijk dat
bijwerkingen met een lage incidentie nog niet zijn waargenomen.
Tabel 1: Bijwerkingen en laboratoriumafwijkingen met incidentiecijfers
10% en de bijbehorende
percentages van placebo; significant gerelateerde bijwerkingen < 10% gebaseerd op rapporten van
klinische studies
Eenmalig
Secundair
Secundair
Relapsing-
voorval
progressieve
progressieve
remitting
Bijwerkingen
wijzend op
multipele
multipele
multipele
en
multipele
sclerose
sclerose
sclerose
Laboratoriumafwij-
sclerose
(Europese
(Noord-
kingen
(BENEFIT) #
studie)
Amerikaanse
studie)
Betaferon 250
Betaferon
Betaferon
Betaferon
microgram
250 microgram 250 microgram 250 microgram
(placebo)
(Placebo)
(Placebo)
(Placebo)
n=292 (n=176) n=360 (n=358) n=317(n=308)
n=124 (n=123)
Infecties en parasitaire aandoeningen
Infectie
6% (3%)
13% (11%)
11% (10%)
14% (13%)
Abcessen
0% (1%)
4% (2%)
4% (5%)
1% (6%)
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Lymfocytenaantal
79% (45%)
53% (28%)
88% (68%)
82% (67%)
daling
(<1.500/mm3) × °
Absolute
11% (2%)
18% (5%)
4% (10%)
18% (5%)
neutrofielenaantal daling
(<1.500/mm3) × * °
Witte bloedcellenaantal
daling
11% (2%)
13% (4%)
13% (4%)
16% (4%)
(<3.000/mm³) × * °
Lymfadenopathie
1% (1%)
3% (1%)
11% (5%)
14% (11%)
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Bloedglucose daling
3% (5%)
27% (27%)
5% (3%)
15% (13%)
(< 55 mg/dl) ×
Psychische stoornissen
Depressie
10% (11%)
24% (31%)
44% (41%)
25% (24%)
Angst
3% (5%)
6 % (5%)
10% (11%)
15% (13%)
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
27% (17%)
47% (41%)
55% (46%)
84% (77%)
Duizeligheid
3% (4%)
14% (14%)
28% (26%)
35% 28%)
Slapeloosheid
8% (4%)
12% (8%)
26% (25%)
31% (33%)
Migraine
2% (2%)
4% (3%)
5% (4%)
12% (7%)
Paresthesie
16% (17%)
35% (39%)
40% (43%)
19% (21%)
Oogaandoeningen
Conjunctivitis
1%(1%)
2% (3%)
6% (6%)
12% (10%)
Visie afwijking
3% (1%)
11% (15%)
11% (11%)
7% (4%)
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Oorpijn
0% (1%)
<1% (1%)
6% (8%)
16% (15%)
Hartaandoeningen
Palpitatie *
1% (1%)
2% (3%)
5% (2%)
8% (2%)
Bloedvataandoeningen
Vasodilatatie
0% (0%)
6% (4%)
13% (8%)
18% (17%)
Hypertensie °
2% (0%)
4% (2%)
9% (8%)
7% (2%)
Ademhalingsstelsel-, borstkas-en mediastinumaandoeningen
Bovenste
18% (19%)
3% (2%)
-
-
luchtweginfectie
Sinusitis
4% (6%)
6% (6%)
16% (18%)
36% (26%)
Toegenomen hoesten
2% (2%)
5% (10%)
11% (15%)
31% (23%)
Eenmalig
Secundair
Secundair
Relapsing-
voorval
progressieve
progressieve
remitting
Bijwerkingen
wijzend op
multipele
multipele
multipele
en
multipele
sclerose
sclerose
sclerose
Laboratoriumafwij-
sclerose
(Europese
(Noord-
kingen
(BENEFIT) #
studie)
Amerikaanse
studie)
Betaferon 250
Betaferon
Betaferon
Betaferon
microgram
250 microgram 250 microgram 250 microgram
(placebo)
(Placebo)
(Placebo)
(Placebo)
n=292 (n=176) n=360 (n=358) n=317(n=308)
n=124 (n=123)
Dyspneu *
0% (0%)
3% (2%)
8% (6%)
8% (2%)
Maagdarmstelselaandoeningen
Diarree
4% (2%)
7% (10%)
21% (19%)
35% (29%)
Obstipatie
1% (1%)
12% (12%)
22% (24%)
24% (18%)
Misselijkheid
3% (4%)
13% (13%)
32% (30%)
48% (49%)
Braken
5% (1%)
4% (6%)
10% (12%)
21% (19%)
Buikpijn °
5% (3%)
11% (6%)
18% (16%)
32% (24%)
Lever-en galaandoeningen
Alanine
aminotransferase
18% (5%)
14% (5%)
4% (2%)
19% (6%)
verhoogd (SGPT > 5
maal basislijn) × * °
Aspartaat
aminotransferase
6% (1%)
4% (1%)
2% (1%)
4% (0%)
stijging (SGOT >5 maal
basislijn) × * °
Huid- en onderhuidaandoeningen
Huidaandoening
1% (0%)
4% (4%)
19% (17%)
6% (8%)
Uitslag °
11% (3%)
20% (12%)
26% (20%)
27% (32%)
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Hypertonie °
2% (1%)
41% (31%)
57% (57%)
26% (24%)
Myalgie * °
8% (8%)
23% (9%)
19% (29%)
44% (28%)
Myasthenie
2% (2%)
39% (40%)
57% (60%)
13% (10%)
Rugpijn
10% (7%)
26% (24%)
31% (32%)
36% (37%)
Pijn in extremiteit
6% (3%)
14% (12%)
-
0% (0%)
Nier- en urinewegaandoeningen
Urineretentie
1% (1%)
4% (6%)
15% (13%)
-
Urine-eiwit positief (>
25% (26%)
14% (11%)
5% (5%)
5% (3%)
1+) ×
Frequente urinelozing
1% (1%)
6% (5%)
12% (11%)
3% (5%)
Urine-incontinentie
1% (1%)
8% (15%)
20% (19%)
2% (1%)
Aandrang
1% (1%)
8% (7%)
21% (17%)
4% (2%)
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Dysmenorroe
2% (0%)
<1% (<1%)
6% (5%)
18% (11%)
Menstruatiestoornissen
1% (2%)
9% (13%)
10% (8%)
17% (8%)
*
Metrorragie
2% (0%)
12% (6%)
10% (10%)
15% (8%)
Impotentie
1% (0%)
7% (4%)
10% (11%)
2% (1%)
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Reactie injectieplaats
52% (11%)
78% (20%)
89% (37%)
85% (37%)
(diverse typen) *° §
Eenmalig
Secundair
Secundair
Relapsing-
voorval
progressieve
progressieve
remitting
Bijwerkingen
wijzend op
multipele
multipele
multipele
en
multipele
sclerose
sclerose
sclerose
Laboratoriumafwij-
sclerose
(Europese
(Noord-
kingen
(BENEFIT) #
studie)
Amerikaanse
studie)
Betaferon 250
Betaferon
Betaferon
Betaferon
microgram
250 microgram 250 microgram 250 microgram
(placebo)
(Placebo)
(Placebo)
(Placebo)
n=292 (n=176) n=360 (n=358) n=317(n=308)
n=124 (n=123)
Necrose injectieplaats *
1% (0%)
5% (0%)
6% (0%)
5% (0%)
°
Griepachtige
44% (18%)
61% (40%)
43% (33%)
52% (48%)
symptomen
& * °
Koorts * °
13% (5%)
40% (13%)
29% (24%)
59% (41%)
Pijn
4% (4%)
31% (25%)
59% (59%)
52% (48%)
Pijn op de borst °
1% (0%)
5% (4%)
15% (8%)
15% (15%)
Perifeer oedeem
0% (0%)
7% (7%)
21% (18%)
7% (8%)
Asthenie *
22% (17%)
63% (58%)
64% (58%)
49% (35%)
Rillingen * °
5% (1%)
23% (7%)
22% (12%)
46% (19%)
Transpireren *
2% (1%)
6% (6%)
10% (10%)
23% (11%)
Malaise *
0% (1%)
8% (5%)
6% (2%)
15% (3%)
× Laboratoriumafwijking
Significant gerelateerd aan Betaferon-behandeling voor patiënten met eerste voorval wijzen op
MS, p< 0,05
* Significant gerelateerd aan Betaferon-behandeling voor RRMS, p < 0,05
° Significant gerelateerd aan Betaferon-behandeling voor SPMS, p < 0,05
§ Injectieplaatsreactie (diverse typen) omvat alle bijwerkingen op en rond de injectieplaats,
namelijk: injectieplaatsbloeding, injectieplaats overgevoeligheid, injectieplaats ontsteking,
injectieplaats massa, injectieplaatsnecrose, injectieplaats pijn, injectieplaats reactie, injectieplaats
oedeem, en injectieplaats atrofie.
& 'Griepachtige symptomencomplex' is het griepsyndroom en/of een combinatie van ten minste
twee bijwerkingen van koorts, rillingen, myalgie, malaise, transpiratie
# Tijdens de BENEFIT follow-up studie is er geen verandering in het bestaande veiligheidsprofiel
van Betaferon waargenomen.
De meest toepasselijke MedDRA term wordt gebruikt om een bepaalde reactie te beschrijven en zijn
synoniemen en verwante aandoeningen.
Tabel 2: Bijwerkingen geïdentificeerd tijdens postmarketingsurveillance (frequenties waar bekend
berekend op basis van gepoolde klinische studiedata N = 1.093)
Zeer
Vaak
Soms
Zelden
Frequentie
orgaanklassen
vaak
(
1/100, < 1/10) 1 (
1/1.000,
(
1/10.000,
niet bekend
(
1/10) 1
< 1/100) 1
< 1/1.000) 1
Bloed- en
Anemie
Trombocytopenie Trombotische
Hemolytische
lymfestelsel-
microangiopathie5 anemie2, 5
aandoeningen
waaronder
trombotische
trombocyto-
penische purpura/
hemolytisch
uremisch
syndroom3
Immuunsysteem-
Anafylactische
Capillaire-lek-
aandoeningen
reacties
syndroom bij
reeds
bestaande
monoklonale
gammopathie
2
Endocriene
Hypothyreoïdie
Hyperthyreoïdie,
aandoeningen
Gestoorde
schildklierfunctie
Voedings- en
Gewichtstoename, Verhoogde
Anorexie
2
stofwisselings-
Gewichtsafname
bloedtriglyceriden
stoornissen
Psychische
Verwardheid
Zelfmoordpoging
stoornissen
(zie ook
rubriek 4.4),
Emotionele
labiliteit
Zenuwstelsel-
Convulsie
aandoeningen
Hartaandoeningen
Tachycardie
Cardiomyopathie
2
Ademhalings-
Bronchospasme
2 Pulmonale
stelsel-, borstkas-
arteriële
en mediastinum-
hypertensie
4
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
Pancreatitis
aandoeningen
Lever- en
Verhoogd bloed
Verhoogd gamma- Leverbeschadi-
galaandoeningen
bilirubine
glutamyltransferase ging (waaronder
,
hepatitis),
Hepatitis
Leverfalen
2
Huid- en
Urticaria,
Huidverkleuring
onderhuid-
Pruritus,
aandoeningen
Alopecia
Skeletspierstelsel-
Artralgie
Drug-induced
en bindweefsel-
lupus
aandoeningen
erythematosus
Nier- en urineweg-
Nefrotisch
aandoeningen
syndroom,
Glomerulosclerose
(zie rubriek 4.4)
2, 3
Zeer
Vaak
Soms
Zelden
Frequentie
orgaanklassen
vaak
(
1/100, < 1/10) 1 (
1/1.000,
(
1/10.000,
niet bekend
(
1/10) 1
< 1/100) 1
< 1/1.000) 1
Voortplantings-
Menorragie
stelsel- en
borstaandoeningen
1 frequenties gebaseerd op gepoolde klinische studies (zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms
( 1/1.000, < 1/100), zelden( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000)).
2 Bijwerkingen alleen afkomstig van postmarketing.
3 Van toepassing op de gehele klasse van interferon bèta-producten (zie rubriek 4.4).
4 Klasse-aanduiding voor interferonproducten, zie onder 'Pulmonale arteriële hypertensie'.
5 levensbedreigende en/of fatale gevallen zijn gemeld.
De meest toepasselijke MedDRA-term is gebruikt om een bepaalde reactie en zijn synoniemen en
verwante aandoeningen te beschrijven.
Pulmonale arteriële hypertensie
Met interferon-bèta bevattende producten zijn gevallen van pulmonale arteriële hypertensie (PAH)
gemeld. De voorvallen werden op verscheidene tijdstippen gemeld, waaronder tot enkele jaren na
aanvang van de behandeling met interferon bèta.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Interferon bèta-1b is zonder ernstige bijwerkingen die de vitale functies zouden kunnen aantasten,
toegediend bij volwassen kankerpatiënten in afzonderlijke doses tot wel 5.500 microgram (176
miljoen IE) intraveneus, drie maal per week.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: cytokinen, interferonen,
ATC-code: L03 AB 08
Werkingsmechanisme
Interferonen behoren tot de familie der cytokinen; dit zijn natuurlijk voorkomende eiwitten.
Interferonen hebben een molecuulgewicht variërend van 15.000 tot 21.000 Dalton. Men heeft drie
hoofdklassen interferonen geïdentificeerd: alfa, bèta en gamma. Interferon alfa, interferon bèta en
interferon gamma vertonen overlappende, doch van elkaar verschillende, biologische activiteiten. De
activiteiten van interferon bèta-1b zijn soortgebonden, derhalve is de meest relevante farmacologische
informatie verkregen uit studies van humane celkweken of uit humane in-vivo-studies.
Van interferon bèta-1b is aangetoond dat het zowel antivirale als immunoregulatoire eigenschappen
bezit. Het werkingsmechanisme van interferon bèta-1b bij multipele sclerose is niet geheel bekend.
Het is echter bekend dat de biologische responsemodificerende eigenschappen van interferon bèta-1b
worden gemedieerd door middel van de interacties met specifieke celreceptoren die aanwezig zijn op
het humane celoppervlak. De binding van interferon bèta-1b aan deze receptoren induceert de
expressie van een aantal genproducten, waarvan gedacht wordt dat ze de mediatoren zijn van de
cellulaire fracties van bloed dat werd afgenomen bij patiënten die met interferon bèta-1b werden
behandeld. Interferon bèta-1b vermindert de bindingsaffiniteit en bevordert de internalisatie en
degradatie van de interferon-gamma-receptor. Interferon bèta-1b bevordert tevens de
suppressoractiviteit van de perifere mononucleaire bloedcellen.
Er is geen afzonderlijk onderzoek verricht naar de invloed van Betaferon op het cardiovasculair
systeem, het ademhalingsstelsel en de functie van endocriene organen.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
RR-MS
Er werd één gecontroleerde klinische trial met Betaferon uitgevoerd bij patiënten met relapsing-
remitting multipele sclerose die zonder hulp konden lopen (EDSS-uitgangswaarde 0 tot 5,5). Bij de
patiënten die Betaferon kregen toegediend bleken de frequentie (30%) en de ernst van de klinische
recidieven af te nemen, alsmede het aantal opnamen vanwege de ziekte. Bovendien nam de duur van
het recidiefvrije interval toe. Er is geen bewijs dat Betaferon effect heeft op de duur van de recidieven
of op de symptomen tussen de recidieven in en er is geen significant effect gezien op de
ziekteprogressie bij relapsing-remitting multipele sclerose.
SP-MS
Er zijn twee gecontroleerde klinische trials uitgevoerd met Betaferon waar in totaal 1.657 patiënten
met secundair progressieve multipele sclerose betrokken waren (EDSS-uitgangswaarde 3 tot 6,5, dat
wil zeggen dat de patiënten konden lopen). Matig zieke patiënten en patiënten die niet konden lopen
werden niet in de studie opgenomen. De twee onderzoeken leverden inconsistente resultaten op voor
de primaire eindpunttijd tot bevestigde progressie, dat een vertraging van de invaliditeitsprogressie
weergeeft:
In een van de twee onderzoeken werd een statistisch significante verlenging van de tijd tot
invaliditeitsprogressie aangetoond (hazard ratio = 0,69; 95% betrouwbaarheidsinterval (0,55; 0,86),
p=0,0010, wat overeenkomt met een risicoreductie van 31% door Betaferon) en van de tijd tot
rolstoelafhankelijkheid (hazard ratio = 0,61; 95% betrouwbaarheidsinterval (044; 0,85), p=0,0036, wat
overeenkomt met een risicoreductie van 39% door Betaferon) bij patiënten die Betaferon kregen
toegediend. Dit effect bleef gedurende de observatieperiode van maximaal 33 maanden bestaan. Het
behandeleffect trad op bij patiënten op alle onderzochte invaliditeitsniveaus en onafhankelijk van
recidiefactiviteit.
In de tweede Betaferon-trial naar secundair progressieve multipele sclerose werd geen verlenging van
de tijd tot invaliditeitsprogressie waargenomen. Er is bewijs dat de totale ziekteactiviteit van de bij dit
onderzoek betrokken patiënten lager was dan in het andere onderzoek naar secundair progressieve
multipele sclerose.
In een retrospectieve meta-analyse van de gegevens van beide onderzoeken werd een totaal
behandeleffect gevonden dat statistisch significant was (p=0,0076; 8,0 miljoen IE Betaferon versus
alle placebopatiënten).
Uit retrospectieve analyses van subgroepen bleek dat bij patiënten met ziekteactiviteit voor aanvang
van de behandeling de kans op een behandeleffect op de invaliditeitsprogressie het grootst is [hazard
ratio 0,72; 95% betrouwbaarheidsinterval (0,59; 0,88), p=0,0011, wat overeenkomt met een
risicoreductie van 28% door Betaferon bij patiënten met recidieven of een uitgesproken EDSS-
progressie, 8,0 miljoen IE Betaferon versus alle placebopatiënten]. Uit deze retrospectieve
subgroepanalyses kwamen gegevens naar voren die er op duiden dat zowel recidieven als uitgesproken
EDSS-progressie (EDSS >1 punt of >0,5 punt voor EDSS 6 in de voorgaande twee jaar) gebruikt
kunnen worden om patiënten met ziekteactiviteit te identificeren.
In beide trials werd bij patiënten met secundair progressieve multipele sclerose die Betaferon kregen
toegediend een reductie van de frequentie (30%) van klinische recidieven aangetoond. Er is geen
bewijs dat Betaferon effect heeft op de duur van de recidieven.
Een gecontroleerde klinische trial met Betaferon werd uitgevoerd bij patiënten met een eenmalig
klinisch voorval en MRI kenmerken die wijzen op multipele sclerose (ten minste twee klinisch stille
laesies op de T2-gewogen MRI). Patiënten met monofocale of multifocale aanvang van de ziekte
werden ingesloten (d.w.z. patiënten met klinisch bewijs voor respectievelijk een enkele of ten minste
twee laesies van het centraal zenuwstelsel). Elke andere ziekte dan multipele sclerose die de tekenen
en symptomen van de patiënt beter verklaarde moest worden uitgesloten. Deze studie kende 2 fasen:
een placebo-gecontroleerde fase gevolgd door een vooraf vastgelegde follow-up fase. De placebo-
gecontroleerde fase duurde 2 jaar of minder indien de patiënt klinisch definitieve multipele sclerose
(CDMS) ontwikkelde. Na de placebo-gecontroleerde fase werden patiënten opgenomen in een vooraf
vastgelegde follow-up fase met Betaferon om de effecten te evalueren van directe versus vertraagde
start van Betaferonbehandeling, waarbij patiënten die in eerste instantie gerandomiseerd waren naar
Betaferon ('direct behandelde groep') vergeleken werden met patiënten die in eerste instantie
gerandomiseerd waren naar placebo ('vertraagd behandelde groep'). Patiënten en onderzoekers bleven
geblindeerd voor de aanvankelijk toegekende behandeling.
Tabel 3: Primaire werkzaamheidsresultaten van de BENEFIT en de BENEFIT follow-up studie
Resultaten 2 jaar
Resultaten 3 jaar
Resultaten 5 jaar
Placebo-
Open-label follow-up
Open-label follow-up
gecontroleerde fase
Betaferon
Placebo
Direct
Vertraagd
Direct
Vertraagd
250 mcg
Betaferon Betaferon Betaferon Betaferon
250 mcg
250 mcg
250 mcg
250 mcg
n=292
n=176
n=292
n=176
n=292
n=176
Aantal patiënten
dat de fase van de
271 (93%) 166
249 (85%) 143 (81%) 235 (80%) 123 (70%)
trial afmaakte
(94%)
Primaire werkzaamheidsvariabelen
Tijd tot CDMS
Kaplan-Meier
28%
45%
37%
51%
46%
57%
schattingen
Risico
47% versus placebo
41% versus vertraagd
37% versus vertraagd
vermindering
Betaferon
Betaferon
Hazard ratio met HR = 0.53 [0.39, 0.73]
HR = 0.59 [0.42, 0.83]
HR = 0.63 [0.48, 0.83]
95% betrouw-
baarheidsinterval
p < 0.0001
p = 0.0011
p = 0.0027
log-rank test
Betaferon verlengde de
tijd tot CDMS met 363
dagen, van 255 dagen in
de placebogroep tot 618
dagen in de Betaferon-
groep (op basis van 25
percentielen)
Resultaten 2 jaar
Resultaten 3 jaar
Resultaten 5 jaar
Placebo-
Open-label follow-up
Open-label follow-up
gecontroleerde fase
Betaferon
Placebo
Direct
Vertraagd
Direct
Vertraagd
250 mcg
Betaferon Betaferon Betaferon Betaferon
250 mcg
250 mcg
250 mcg
250 mcg
n=292
n=176
n=292
n=176
n=292
n=176
Aantal patiënten
dat de fase van de
271 (93%) 166
249 (85%) 143 (81%) 235 (80%) 123 (70%)
trial afmaakte
(94%)
Primaire werkzaamheidsvariabelen
Tijd tot McDonald MS
Kaplan-Meier
69%
85%
Geen primair eindpunt
Geen primair eindpunt
schattingen
Risico
43% versus placebo
vermindering
Hazard ratio met
95% betrouw-
HR = 0.57 [0.46, 0.71]
baarheidsinterval
log-rank test
p < 0.00001
Tijd tot bevestigde EDSS progressie
Kaplan-Meier
Geen primair eindpunt
16%
24%
25%
29%
schattingen
Risico
40% versus vertraagd
24% versus vertraagd
vermindering
Betaferon
Betaferon
Hazard ratio met
HR = 0.60 [0.39, 0.92]
HR = 0.76 [0.52, 1.11]
95% betrouw-
baarheidsinterval
log-rank test
p = 0.022
p=0.177
Tijdens de placebo-gecontroleerde fase vertraagde Betaferon de progressie van het eerste klinische
voorval tot CDMS op een statistisch significante en klinisch betekenisvolle wijze. De robuustheid van
het behandelingseffect werd ook aangetoond door de vertraging tot multipele sclerose volgens de
McDonald criteria (Tabel 3).
Subgroepanalyses toonden, volgens basislijnfactoren, substantieel bewijs voor werkzaamheid voor wat
betreft progressie naar CDMS in alle beoordeelde subgroepen. Het risico voor progressie naar CDMS
binnen twee jaar was hoger bij monofocale patiënten met ten minste 9 T2 laesies of Gd-aankleuring bij
hersen-MRI op de basislijn. Bij multifocale patiënten was het risico voor CDMS onafhankelijk van
MRI-bevindingen op de basislijn. Deze patiënten hebben een hoog risico voor CDMS, vanwege de
disseminatie van de ziekte zoals gestaafd door klinische bevindingen.Tot op heden is er geen heldere
definitie van een hoog risico patiënt, hoewel een meer conservatieve benadering is het accepteren van
ten minste negen T2 hyperintense laesies op de beginscan en ten minste een nieuwe T2 of een nieuwe
Gd-aankleurende laesie op een follow-up scan die ten minste een maand na de beginscan is genomen.
risico.
Therapie met Betaferon werd goed verdragen zoals de hoge voltooide onderzoeken aangeven (93% in
de Betaferon groep). Ter verhoging van de tolerantie van Betaferon, werd dosistitratie toegepast en in
het begin van het onderzoek werden niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen toegediend.
Daarbij werd door het merendeel van de patiënten een autoinjector gebruikt.
In de open label follow-up fase was het behandelingseffect op CDMS nog steeds duidelijk na 3 en 5
jaar (Tabel 3), ook al werd de meerderheid van de patiënten van de placebogroep ten minste vanaf het
tweede jaar toch met Betaferon behandeld. EDSS progressie (bevestigde toename van EDSS van ten
minste een punt in vergelijking met baseline) was lager in de direct behandelde groep (Tabel 3,
significant effect na 3 jaar, geen significant effect na 5 jaar). De meerderheid van patiënten in beide
behandelingsgroepen had geen invaliditeitsprogressie gedurende de periode van 5 jaar. Robuust bewijs
voor een gunstig effect op deze uitkomstparameter kon niet worden aangetoond bij `directe'
behandeling. Er is geen voordeel gezien, toegeschreven aan directe behandeling met Betaferon, voor
wat betreft de kwaliteit van het leven (zoals gemeten volgens FAMS - Functional Assessment of MS:
Treatment Outcomes Index).
RR-MS, SP-MS en eenmalig demyeliniserend voorval wijzend op MS
Betaferon reduceerde in alle onderzoeken naar multipele sclerose effectief de ziekteactiviteit (acute
ontstekingsverschijnselen in het centrale zenuwstelsel en permanente weefselveranderingen) zoals die
met magnetic resonance imaging (MRI) werd gemeten. De relatie tussen de ziekteactiviteit van
multipele sclerose zoals die met MRI wordt gemeten en het klinische resultaat is momenteel nog niet
volledig duidelijk.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Serumwaarden van Betaferon werden gecontroleerd bij patiënten en vrijwilligers met behulp van een
niet geheel specifieke bio-assay. Maximale serumwaarden van ongeveer 40 IE/ml werden gevonden,
1-8 uur na subcutane injectie van 500 microgram (16,0 miljoen IE) interferon bèta-1b. Uit
verscheidene onderzoeken konden de gemiddelde klaring en de halfwaardetijd van de dispositiefasen
in het serum worden geschat op, respectievelijk, ten hoogste 30 ml·min-1·kg-1 en 5 uur.
Betaferon-injecties die om de dag worden gegeven, hebben geen verhoging van de serumwaarden tot
gevolg en de farmacokinetiek lijkt geen verandering te ondergaan tijdens de behandeling.
De absolute biologische beschikbaarheid van subcutaan toegediend interferon bèta-1b is ongeveer
50%.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Er zijn geen acute toxiciteitsstudies uitgevoerd. Aangezien knaagdieren niet reageren op humaan
interferon bèta, werden studies met herhaalde toedieningen uitgevoerd bij resusapen. Men heeft een
voorbijgaande hyperthermie waargenomen, evenals een significante toename van lymfocyten en een
significante afname van trombocyten en gesegmenteerde neutrofielen.
Er zijn geen lange termijnstudies verricht. Voortplantingsstudies bij resusapen hebben een maternale
toxiciteit en een toegenomen frequentie van spontane abortussen aan het licht gebracht, hetgeen
resulteerde in prenatale mortaliteit. Er zijn geen misvormingen vastgesteld bij de overlevende dieren.
Onderzoeken naar fertiliteit zijn niet uitgevoerd. Er is geen invloed waargenomen op de
oestrogeencyclus van de aap. Ervaring met andere interferonen wijst op een potentieel risico van
aantasting van de mannelijke en vrouwelijke fertiliteit.
In een enkelvoudige genotoxiciteitsstudie (Ames test) is geen mutageen effect waargenomen.
Carcinogenetische studies zijn niet uitgevoerd. Een in vitro celtransformatietest gaf geen aanwijzing
voor een tumorinducerend effect.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Injectieflacon (met poeder voor oplossing voor injectie):
Humaan albumine
Mannitol
Oplosmiddel: (natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml (0,54% g/v)):
Natriumchloride
Water voor injectie
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan het bijgeleverde
oplosmiddel dat vermeld is in rubriek 6.6.
6.3 Houdbaarheid
2 jaar.
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. Echter, de stabiliteit bij
gebruik is gedurende 3 uur bij 2-8°C aangetoond.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Injectieflacon (met poeder voor oplossing voor injectie):
doorzichtige 3 ml injectieflacon (type I glas) met een butylrubber stop (type I) en een aluminium
verzegeling en
Oplosmiddel (met natriumchloride-oplossing 5,4 mg/ml (0,54% g/v)):
voorgevulde 2,25 ml spuit (type I glas) met 1,2 ml oplosmiddel.
Verpakkingsgrootten:
-
Verpakking met 5 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1 voorgevulde
spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
Verpakking met 15 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1 voorgevulde
spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
Verpakking met 14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1 voorgevulde
spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
Verpakking met 12 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1 voorgevulde
spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
Verpakking voor 2 maanden met 2x14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en
2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
Verpakking voor 3 maanden met 3x14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en
2 alcoholdoekjes bevatten, of
Verpakking voor 3 maanden met 3x15 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2
alcoholdoekjes bevatten, of
-
Titratieverpakking voor dosistitratie met vier verschillend gekleurde en genummerde
driestuksverpakkingen:
- geel, met nummer '1'(behandeldagen 1, 3 en 5; 0,25-ml spuitmarkering),
- rood, met nummer '2' (behandeldagen 7, 9 en 11; 0,5-ml spuitmarkering),
- groen, met nummer '3' (behandeldagen 13, 15 en 17; 0,75-ml spuitmarkering),
- blauw, met nummer '4' (behandeldagen 19, 21 en 23; 0,25, 0,5, 0,75 en 1-ml spuitmarkering).
Iedere driestuksverpakking bevat 3 injectieflacons met poeder, 3 voorgevulde spuiten met
oplosmiddel, 3 injectieflaconadapters met reeds vastgemaakte naald en 6 alcoholdoekjes voor
het reinigen van de huid en injectieflacon.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Reconstitutie
Om gelyofiliseerd interferon bèta-1b te reconstitueren voor injectie, plaatst u de injectieflaconadapter
met de reeds bevestigde naald op de injectieflacon. Plaats de voorgevulde spuit met oplosmiddel op de
injectieflaconadapter en injecteer de 1,2 ml oplosmiddel (natriumchloride 5,4 mg/ml, (0,54% g/v)) in
de injectieflacon met Betaferon. Het poeder volledig oplossen zonder schudden.
Trek na de reconstitutie 1,0 ml uit de injectieflacon op in de spuit om 250 microgram Betaferon toe te
dienen. Trek voor de dosistitratie bij de start van de behandeling het respectievelijke volume op zoals
aangegeven in rubriek 4.2.
Verwijder voor het injecteren de injectieflacon met de injectieflaconadapter van de voorgevulde spuit.
Betaferon kan ook worden toegediend met een geschikte autoinjector.
Controle vóór gebruik
Het gereconstitueerde product visueel controleren alvorens te gebruiken. Het gereconstitueerde
product is kleurloos tot licht geel en licht glanzend tot glanzend.
Product dat deeltjes bevat of verkleurd is, niet gebruiken.
Verwijdering
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
8.
NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/005
EU/1/95/003/006
EU/1/95/003/007
EU/1/95/003/008
EU/1/95/003/009
EU/1/95/003/010
EU/1/95/003/011
EU/1/95/003/012
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 30 november 1995
Datum van laatste verlenging: 31 januari 2006
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
BIJLAGE II
A. FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF
EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof
Boehringer Ingelheim RCV GmbH & Co KG
Dr.-Boehringer-Gasse 5-11
A-1121 Wenen
Oostenrijk
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Bayer AG
Müllerstraße 178
13353 Berlijn
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
DOOS MET MEERVOUDSVERPAKKINGEN (INCLUSIEF BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine en mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Meervoudsverpakking met 15 enkelstuksverpakkingen die elk bevatten:
Meervoudsverpakking met 5 enkelstuksverpakkingen die elk bevatten:
Meervoudsverpakking met 14 enkelstuksverpakkingen die elk bevatten:
Meervoudsverpakking met 12 enkelstuksverpakkingen die elk bevatten:
I. 1 injectieflacon met poeder voor oplossing voor injectie bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE).
Na reconstitutie bevat 1 ml 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b*.
II. 1 voorgevulde spuit met 1,2 ml oplosmiddel voor reconstitutie bevat natriumchloride-oplossing
5,4 mg/ml.
III. 1 injectieflaconadapter met naald + 2 alcoholdoekjes.
*Betaferon is zodanig samengesteld dat het een berekende overmaat van 20% bevat.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/005
EU/1/95/003/006
EU/1/95/003/009
EU/1/95/003/011
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Betaferon
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC
SN
NN
DOOS MET VERPAKKING VOOR MEERDERE MAANDEN (INCLUSIEF BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine, mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Verpakking voor 3 maanden die 45 (3x15) enkelstuksverpakkingen bevat die elk bevatten:
Verpakking voor 3 maanden die 42 (3x14) enkelstuksverpakkingen bevat die elk bevatten:
Verpakking voor 2 maanden die 28 (2x14) enkelstuksverpakkingen bevat die elk bevatten:
I. 1 injectieflacon met poeder voor oplossing voor injectie bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE).
Na reconstitutie bevat 1 ml 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b*.
II. 1 voorgevulde spuit met 1,2 ml oplosmiddel voor reconstitutie bevat natriumchloride-oplossing
5,4 mg/ml.
III. 1 injectieflaconadapter met naald + 2 alcoholdoekjes.
*Betaferon is zodanig samengesteld dat het een berekende overmaat van 20% bevat.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/007
EU/1/95/003/010
EU/1/95/003/012
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Betaferon
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC
SN
NN
DOOS MET MEERVOUDSVERPAKKING ALS ONDERDEEL VAN EEN VERPAKKING
VOOR MEERDERE MAANDEN (ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine, mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Verpakking met 15 enkelstuksverpakkingen, onderdeel van een verpakking voor 3 maanden met
45 (3 x 15) enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Verpakking met 14 enkelstuksverpakkingen, onderdeel van een verpakking voor 3 maanden met
42 (3 x 14) enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Verpakking met 14 enkelstuksverpakkingen, onderdeel van een verpakking voor 2 maanden met
28 (2 x 14) enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Elke enkelstuksverpakking bevat:
I. 1 injectieflacon met poeder voor oplossing voor injectie bevat 300 microgram (9,6 miljoen IE).
Na reconstitutie bevat 1 ml 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b*.
II. 1 voorgevulde spuit met 1,2 ml oplosmiddel voor reconstitutie bevat natriumchloride-oplossing
5,4 mg/ml.
III. 1 injectieflaconadapter met naald + 2 alcoholdoekjes.
*Betaferon is zodanig samengesteld dat het een berekende overmaat van 20% bevat.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/007
EU/1/95/003/010
EU/1/95/003/012
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Betaferon
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
DOOS MET DE ENKELSTUKSVERPAKKING ALS ONDERDEEL VAN
MEERVOUDSVERPAKKINGEN OF VERPAKKINGEN VOOR MEERDERE MAANDEN
(ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine, mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Onderdeel van een meervoudsverpakking met 15 enkelstuksverpakkingen.
Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Onderdeel van een meervoudsverpakking met 5 enkelstuksverpakkingen.
Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Onderdeel van een verpakking met 15 enkelstuksverpakkingen in een verpakking voor
3 maanden met 3x15 enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart
verkocht.
Onderdeel van een meervoudsverpakking met 14 enkelstuksverpakkingen.
Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Onderdeel van een verpakking met 14 enkelstuksverpakkingen in een verpakking voor
3 maanden met 3x14 enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart
verkocht.
Onderdeel van een meervoudsverpakking met 12 enkelstuksverpakkingen.
Enkelstuksverpakkingen worden niet apart verkocht.
Onderdeel van een verpakking met 14 enkelstuksverpakkingen in een verpakking voor
2 maanden met 2x14 enkelstuksverpakkingen. Enkelstuksverpakkingen worden niet apart
verkocht.
1 injectieflacon met poeder: 300 microgram (9,6 miljoen IE) per injectieflacon. Na reconstitutie
250 microgram/ml (8,0 miljoen IE/ml) interferon bèta-1b.
1 voorgevulde spuit met 1,2 ml oplosmiddel: natriumchloride-oplossing 5,4 mg/ml,
1 injectieflaconadapter met naald + 2 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/005
EU/1/95/003/006
EU/1/95/003/007
EU/1/95/003/009
EU/1/95/003/010
EU/1/95/003/011
EU/1/95/003/012
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Betaferon
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
TITRATIEVERPAKKING MET 4X1 DRIESTUKSVERPAKKING (3 INJECTIEFLACONS/3
VOORGEVULDE SPUITEN), VOOR DE EERSTE 12 INJECTIES/BEHANDELDAGEN
(INCLUSIEF BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine, mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Titratieverpakking
bevattende 4 driestuksverpakkingen, ieder met:
I.
3 injectieflacons met poeder voor oplossing voor injectie, ieder met 300 microgram
(9,6 miljoen IE). Na reconstitutie bevat 1 ml 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-
1b*.
II. 3 Voorgevulde spuiten met oplosmiddel voor reconstitutie, ieder met 1,2 ml natriumchloride-
oplossing 5,4 mg/ml.
III. 3 injectieflaconadapters met naalden + 6 alcoholdoekjes.
*Betaferon is zodanig samengesteld dat het een berekende overmaat van 20% bevat.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/008
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
Gebruik de gele driestuksverpakking Nr. 1 voor behandeldagen 1, 3 en 5
Gebruik de rode driestuksverpakking Nr. 2 voor behandeldagen 7, 9 en 11
Gebruik de groene driestuksverpakking Nr. 3 voor behandeldagen 13, 15 en 17
Gebruik de blauwe driestuksverpakking Nr. 4 voor behandeldagen 19, 21 en 23
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Betaferon
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
DOOS MET DE DRIESTUKSVERPAKKING (3 INJECTIEFLACONS/3 VOORGEVULDE
SPUITEN) ALS ONDERDEEL VAN DE TITRATIEVERPAKKING (ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml bevat na reconstitutie 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: humaan albumine en mannitol
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Driestuksverpakking 1
1ste doseringsstap (0,25 ml) voor behandeldagen 1, 3, 5
Driestuksverpakking 2
2de doseringsstap (0,5 ml) voor behandeldagen 7, 9, 11
Driestuksverpakking 3
3de doseringsstap (0,75 ml) voor behandeldagen 13, 15, 17
Driestuksverpakking 4
4de doseringsstap (1,0 ml) voor behandeldagen 19, 21, 23
Deel van een titratieverpakking. Wordt niet apart verkocht.
3 injectieflacons met poeder: 300 microgram (9,6 miljoen IE) per injectieflacon. Na reconstitie 250
microgram/ml (8,0 miljoen IE/ml) interferon bèta-1b.
3 voorgevulde spuiten met 1,2 ml oplosmiddel: natriumchloride-oplossing 5,4 mg/ml,
3 injectieflaconadapters met naald + 6 alcoholdoekjes
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Voor subcutane injectie na reconstitutie met 1,2 ml oplosmiddel.
Voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Het wordt aanbevolen om het product direct te gebruiken na reconstitutie. De stabiliteit bij gebruik is
aangetoond gedurende 3 uur bij 2-8°C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
Niet in de vriezer bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
12. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/95/003/008
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
Geachte patiënt,
Driestuksverpakking 1 is ontworpen om u te helpen met het in gereedheid brengen van de eerste 3
injecties (dagen 1, 3 en 5).
Gebruik
al het oplosmiddel in de spuit om het Betaferon poeder in de injectieflacon op te lossen.
Trek dan de oplossing op
tot aan de markering op de spuit:
0,25 ml voor de eerste drie injecties (op dag 1, 3 en 5 van de behandeling).
Geachte patiënt,
Driestuksverpakking 2 is ontworpen om u te helpen met het in gereedheid brengen van de volgende 3
injecties (dagen 7, 9 en 11).
Gebruik
al het oplosmiddel in de spuit om het Betaferon poeder in de injectieflacon op te lossen.
Trek dan de oplossing op
tot aan de markering op de spuit:
0,5 ml voor de injecties op dag 7, 9 en 11 van de behandeling.
Gooi de injectieflacon met de resterende oplossing weg.
Geachte patiënt,
Driestuksverpakking 3 is ontworpen om u te helpen met het in gereedheid brengen van de volgende 3
injecties (dagen 13, 15 en 17).
Gebruik
al het oplosmiddel in de spuit om het Betaferon poeder in de injectieflacon op te lossen.
Trek dan de oplossing op
tot aan de markering op de spuit:
0,75 ml voor de injecties op dag 13, 15 en 17 van de behandeling.
Gooi de injectieflacon met de resterende oplossing weg.
Geachte patiënt,
Driestuksverpakking 4 is ontworpen om u te helpen met het in gereedheid brengen van de volgende 3
injecties (dagen 19, 21 en 23).
Gebruik
al het oplosmiddel in de spuit om het Betaferon poeder in de injectieflacon op te lossen.
Trek dan de oplossing op
tot aan de 1,0 ml markering op de spuit:
1,0 ml voor de injecties op dag 19, 21 en 23 van de behandeling.
Gooi de injectieflacon met de resterende oplossing weg.
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Betaferon
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
WORDEN VERMELD
ETIKET OP VOORGEVULDE SPUIT (OPLOSMIDDEL)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Oplosmiddel voor reconstitutie van Betaferon
1,2 ml natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
BATCHNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1,2 ml
6. OVERIGE
WORDEN VERMELD
ETIKET OP INJECTIEFLACON (BETAFERON)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Betaferon 250 microgram/ml, poeder voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
Subcutaan gebruik.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Na reconstitutie onmiddellijk gebruik aanbevolen. Stabiliteit bij gebruik is aangetoond voor 3 uur bij
2-8°C.
4.
BATCHNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
250 microgram (8,0 mln IE) per ml na reconstitutie
B. BIJSLUITER
Betaferon 250 microgram/ml, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
interferon bèta-1b
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Betaferon en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Bijlage Werkwijze voor zelfinjectie
1.
Wat is Betaferon en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Betaferon?
Betaferon is een type geneesmiddel dat bekend is als interferon en wordt gebruikt voor de behandeling
van multipele sclerose. Interferonen zijn eiwitten die door het lichaam worden gemaakt en die helpen
bij het bestrijden van aanvallen op het immuunsysteem, zoals virale infecties.
Hoe werkt Betaferon?
Multipele sclerose (MS) is een langdurige aandoening waarbij het centrale zenuwstelsel (CZS) wordt
aangetast, in het bijzonder de werking van de hersenen en het ruggenmerg. Bij MS vernietigt een
ontsteking de beschermende schede (myeline genaamd) rond de zenuwen van het CZS waardoor de
zenuwen niet meer naar behoren kunnen werken. Dit wordt demyelinisatie genoemd.
De precieze oorzaak van MS is onbekend. Men vermoedt dat een abnormale reactie van het
immuunsysteem van het lichaam een belangrijke rol speelt in het proces waardoor het CZS wordt
beschadigd.
De schade aan het CZS kan worden toegebracht tijdens een MS-aanval (terugval). Het kan tijdelijk
invaliditeit veroorzaken, zoals moeilijkheden bij het lopen. De symptomen kunnen geheel of
gedeeltelijk verdwijnen.
Van interferon bèta-1b is aangetoond dat het de reactie van het afweersysteem verandert en dat het
helpt om de activiteit van de ziekte te verminderen.
Hoe helpt Betaferon uw ziekte te bestrijden?
Een eenmalig klinisch voorval dat wijst op een hoog risico op het ontwikkelen van multipele
sclerose: Het is aangetoond dat Betaferon de progressie naar klinisch definitieve multipele sclerose
vertraagt.
Relapsing-remitting multipele sclerose: Mensen met relapsing-remitting MS hebben incidentele
aanvallen of terugvallen waarbij de symptomen duidelijk verergeren. Men heeft aangetoond dat
ziektegerelateerde opnames in het ziekenhuis en verlengt de tijd tussen opeenvolgende terugvallen.
Secundaire progressieve multipele sclerose: In sommige gevallen ondervinden mensen met
relapsing-remitting MS een verergering van hun symptomen, waardoor ze overgaan naar een andere
vorm van MS, secundaire progressieve MS genaamd. In deze fase merken de patiënten dat ze steeds
ernstiger gehandicapt raken, ongeacht het aantal terugvallen. Betaferon kan het aantal en de ernst van
de aanvallen verminderen en de progressie van de invaliditeit vertragen.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Betaferon is bestemd voor patiënten
die voor de eerste maal symptomen hebben gehad die wijzen op een hoog risico voor de
ontwikkeling van multipele sclerose. Uw arts zal andere oorzaken, die de symptomen zouden
kunnen verklaren, uitsluiten voordat u behandeld wordt.
die lijden aan relapsing-remitting multipele sclerose, met minstens twee terugvallen
binnen de laatste twee jaar.
die lijden aan secundair progressieve multipele sclerose en bij wie de ziekte actief is zoals
aangetoond door de terugvallen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch (overgevoelig) voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt
u vinden in rubriek 6.
-
U lijdt aan een depressie en/of zelfmoordgedachten (zie `Wanneer moet u extra voorzichtig
zijn met dit middel?' en rubriek 4 `Mogelijke bijwerkingen').
-
U heeft een ernstige leveraandoening (zie `Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit
middel?', `Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?' en rubriek 4 `Mogelijke bijwerkingen').
Neem contact op met uw arts als een van deze punten op u van toepassing is.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt:
-
Als u monoklonale gammopathie hebt. Dit is
een aandoening van het immuunsysteem
waarbij een afwijkend eiwit in het bloed wordt gevonden. Er kunnen zich problemen met de
kleine bloedvaten (haarvaten) voordoen bij gebruik van geneesmiddelen zoals Betaferon
(systemisch capillaire-lek-syndroom). Dit kan leiden tot shock (collaps) en kan zelfs fataal zijn.
-
Als u een depressie heeft gehad of zich depressief voelt, of als u in het verleden
zelfmoordgedachten heeft gehad. Uw arts zal u tijdens de behandeling nauwlettend
controleren. Als uw depressie en/of zelfmoordgedachten ernstig zijn, zal Betaferon niet aan u
worden voorgeschreven (zie ook `Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?').
-
Als u ooit epileptische aanvallen heeft gehad of als u geneesmiddelen neemt tegen epilepsie
(anti-epileptica), zal uw arts uw behandeling nauwlettend controleren (zie ook `Gebruikt u nog
andere geneesmiddelen?' en rubriek 4 `Mogelijke bijwerkingen').
-
Als u ernstige nierproblemen heeft, kan uw arts tijdens de behandeling uw nierfunctie
controleren.
-
Als u symptomen ervaart zoals jeuk over uw gehele lichaam, zwelling van uw gezicht en/of
uw tong of plotselinge kortademigheid. Dit kunnen symptomen zijn van een ernstige
allergische reactie (overgevoeligheid), die levensbedreigend kan worden.
-
Als u zich merkbaar verdrietiger of hopelozer voelt dan voor de behandeling met
Betaferon, of als u gedachten over zelfmoord krijgt. Als u een depressie krijgt terwijl u
Betaferon gebruikt, kan een speciale behandeling nodig zijn en zal uw arts u tijdens de
behandeling nauwgezet controleren en eventueel overwegen om uw behandeling stop te zetten.
Als u lijdt aan een ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten zal u niet worden behandeld met
Betaferon (zie ook `Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?').
-
Als u ongebruikelijke blauwe plekken opmerkt, overmatige bloedingen na een
verwonding, of als u toch wel erg veel infecties oploopt. Dit kunnen symptomen zijn van een
daling van het aantal bloedcellen of van het aantal bloedplaatjes in uw bloed (cellen, die helpen
bij de bloedstolling). Uw arts zal u hiervoor mogelijk extra moeten controleren.
-
Als u uw eetlust verliest, vermoeid bent, zich ziek voelt (misselijk), herhaaldelijk moet
overgeven, vooral wanneer u jeuk krijgt over het gehele lichaam, de huid of het wit van de
ogen geel wordt of als u gemakkelijk blauwe plekken krijgt. Deze symptomen kunnen
wijzen op een leverprobleem. Er kwamen tijdens klinische studies veranderingen in de
leverfunctiewaarden voor bij patiënten die werden behandeld met Betaferon. Zoals bij andere
bèta-interferonen werd zelden ernstige leverbeschadiging, waaronder gevallen van leverfalen,
gemeld bij patiënten die Betaferon namen. De meest ernstige gevallen werden gemeld bij
patiënten die andere geneesmiddelen namen of die aandoeningen hadden die de lever kunnen
aantasten (bv. alcoholmisbruik, ernstige infectie).
-
Als u symptomen ervaart zoals een onregelmatige hartslag, zwelling, van de enkels of de
benen bijvoorbeeld, of kortademigheid. Dit kan wijzen op een aandoening van de hartspier
(cardiomyopathie) die zelden werd gemeld bij patiënten die Betaferon gebruikten.
-
Als u pijn in de buik voelt die uitstraalt naar de rug en/of als u zich misselijk voelt of
koorts heeft. Dit kan wijzen op een ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis), die werd
gemeld bij gebruik van Betaferon. Dit gaat vaak samen met een verhoging van bepaalde
bloedvetten (triglyceriden).
Stop met het gebruik van Betaferon en breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
een van deze punten ervaart.
Overige punten om rekening mee te houden als u Betaferon gebruikt
-
Er zullen bloedonderzoeken moeten worden uitgevoerd om het aantal bloedcellen, de
samenstelling van het bloed en de leverenzymen te meten. Dit gebeurt
vóór u begint met het
gebruik van Betaferon, regelmatig na het opstarten van de behandeling met Betaferon en
met tussenperioden in de loop van de behandeling, zelfs als u geen specifieke symptomen
vertoont. Deze bloedonderzoeken worden uitgevoerd naast de onderzoeken die gewoonlijk
worden uitgevoerd om uw MS te controleren.
-
Als u aan een hartaandoening lijdt, kunnen de griepachtige symptomen die vaak
voorkomen bij het begin van de behandeling een extra belasting voor u betekenen. Daarom
moet men voorzichtig zijn bij het gebruik van Betaferon en zal uw arts controleren of uw
hartaandoening niet erger wordt, met name tijdens het begin van de behandeling. Betaferon zelf
heeft geen rechtstreekse invloed op het hart.
De werking van uw schildklier zal worden gecontroleerd op regelmatige basis of wanneer
uw arts het om andere redenen nodig vindt.
-
Betaferon bevat humaan albumine en vormt daardoor een potentieel risico op het
overdragen van virale aandoeningen. Het risico op overdracht van de ziekte van Creutzfeldt-
Jakob (CJD) kan niet worden uitgesloten.
-
Tijdens de behandeling met Betaferon kan uw lichaam stoffen produceren die
neutraliserende antistoffen worden genoemd en die een reactie kunnen aangaan met Betaferon
(neutraliserende activiteit). Het is nog niet duidelijk of deze neutraliserende antistoffen de
effectiviteit van de behandeling verminderen. Neutraliserende antistoffen worden niet bij alle
patiënten geproduceerd. Op dit ogenblik is het niet mogelijk om te voorspellen welke patiënten
bij deze groep behoren.
-
Tijdens de behandeling met Betaferon kunnen nierproblemen, met inbegrip van
littekenvorming (glomerulosclerose), optreden, die uw nierfunctie kunnen verminderen.
Uw arts kan tests uitvoeren om uw nierfunctie te controleren.
-
Tijdens uw behandeling kunnen er bloedstolsels ontstaan in de kleine bloedvaten. Deze
bloedstolsels kunnen uw nieren aantasten. Dit kan een aantal weken tot een aantal jaren na het
starten met Betaferon gebeuren. Uw arts zal mogelijk uw bloeddruk, bloed (het aantal
bloedplaatjes) en de functie van uw nieren willen controleren.
-
Tijdens uw behandeling kunt u last hebben van een bleke of een gele kleur in uw gezicht of
donker gekleurde urine. U kunt daarbij ook last hebben van een ongewoon duizelig gevoel,
zich snel moe voelen of moeite hebben met ademen. Dit kunnen tekenen zijn van te weinig
rode bloedcellen (bloedarmoede). U kunt dit enkele weken tot jaren na het starten van Betaferon
krijgen. Uw arts kan bloedtesten uitvoeren. Vertel uw arts als u andere geneesmiddelen
tegelijkertijd met Betaferon gebruikt.
Reacties op de injectieplaats
Tijdens de behandeling met Betaferon is het mogelijk dat u reacties op de injectieplaats ervaart.
De symptomen omvatten roodheid, zwelling, verkleuring van de huid, ontsteking, pijn en
overgevoeligheid. Afsterven van de huid en weefselbeschadiging (necrose) rond de injectieplaats zijn
minder vaak gemeld. Reacties op de injectieplaats komen gewoonlijk minder vaak voor na verloop
van tijd.
Afsterven van huid en weefsel op de injectieplaats kan leiden tot littekenvorming. In ernstige gevallen
moet de arts mogelijk lichaamsvreemd materiaal en dood weefsel verwijderen (débridement) en,
minder vaak, is een huidtransplantatie noodzakelijk, waarbij de genezing kan oplopen tot 6 maanden.
Om het risico op reacties op de injectieplaats te verkleinen, moet u:
-
een steriele (aseptische) injectietechniek gebruiken,
-
bij elke injectie de injectieplaats afwisselen (zie bijlage `Werkwijze voor zelfinjectie', Deel II,
in het tweede deel van deze bijsluiter).
Reacties op de injectieplaats komen minder vaak voor als u een auto-injector gebruikt. Uw arts of
verpleegkundige kan u hierover inlichten.
Als u een huidbeschadiging opmerkt, die kan samenhangen met zwelling of
het weglekken van
vocht uit de injectieplaats:
Stop met de injecties met Betaferon en raadpleeg uw arts.
Als u slechts één pijnlijke injectieplaats heeft (laesie)
en de weefselbeschadiging
(necrose)
niet te uitgebreid is, mag u Betaferon verder gebruiken.
Als u meer dan één pijnlijke injectieplaats heeft (meerdere laesies)
moet u het gebruik
van Betaferon stopzetten tot uw huid genezen is.
Uw arts zal de manier waarop u uzelf injecteert regelmatig controleren, vooral indien u reacties
heeft gehad op de injectieplaats.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Er zijn geen formele klinische onderzoeken uitgevoerd bij kinderen of jongeren tot 18 jaar.
Er zijn echter enkele gegevens beschikbaar over kinderen en jongeren van 12 tot 16 jaar. Deze
gegevens duiden erop dat het veiligheidsprofiel van deze leeftijdsgroep gelijk is aan dat van
volwassenen bij gebruik van Betaferon 8,0 miljoen IE (= internationale eenheden) onderhuids om de
dag. Er is geen informatie over het gebruik van Betaferon bij kinderen jonger dan 12 jaar. Daarom
mag Betaferon bij deze leeftijdsgroep niet worden gebruikt.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Betaferon nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Er zijn geen formele interactiestudies uitgevoerd om na te gaan of Betaferon invloed heeft op andere
geneesmiddelen of door andere geneesmiddelen beïnvloed wordt.
Gebruik van Betaferon in combinatie met andere geneesmiddelen die de reactie van het
immuunsysteem veranderen is niet aanbevolen, met uitzondering van ontstekingsremmende
geneesmiddelen van het type corticosteroïden en adrenocorticotroop hormoon (ACTH).
Voorzichtigheid is geboden wanneer Betaferon wordt toegediend in combinatie met:
-
geneesmiddelen die een bepaald leverenzymsysteem (bekend als het cytochroom P450-
systeem)
nodig hebben voor verwijdering uit het lichaam, bijvoorbeeld geneesmiddelen die
worden gebruikt voor de behandeling van epilepsie (zoals fenytoïne).
-
geneesmiddelen die de aanmaak van bloedcellen beïnvloeden.
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Betaferon wordt onderhuids ingespoten zodat niet wordt verwacht dat voedsel en drank die u
consumeert enig effect zullen hebben op Betaferon.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Er worden geen schadelijke effecten op de pasgeborene/zuigeling die borstvoeding krijgt verwacht.
Betaferon kan tijdens borstvoeding worden gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Betaferon kan bijwerkingen veroorzaken in het centrale zenuwstelsel (zie rubriek 4 `Mogelijke
bijwerkingen'). Als u zeer gevoelig bent, kan uw vermogen om te rijden of om machines te bedienen
hierdoor worden beïnvloed.
Betaferon bevat mannitol, humaan albumine en natrium
De hulpstoffen van Betaferon zijn
een eiwit.
· natrium - dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil
zeggen dat het in wezen `natriumvrij' is.
Wanneer u weet dat u allergisch (overgevoelig) bent voor één van de stoffen in dit geneesmiddel of als
u dit wordt, dient u Betaferon niet te gebruiken.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
De behandeling met Betaferon moet worden gestart onder toezicht van een arts met ervaring in de
behandeling van multipele sclerose.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
De aanbevolen dosering is:
Om de dag (eenmaal in de twee dagen) 1,0 ml van de bereide Betaferon-oplossing (zie bijlage
`Werkwijze voor zelfinjectie' in het tweede deel van deze bijsluiter) ingespoten onder de huid
(subcutaan). Dit is gelijk aan 250 microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
Wanneer u de behandeling met Betaferon start, wordt Betaferon het beste verdragen door de dosis
geleidelijk te verhogen, dat wil zeggen door te starten met slechts 0,25 ml van de medicatie en daarna
te verhogen, na elke 3de injectie, eerst tot 0,5 ml, dan tot 0,75 ml en ten slotte uiteindelijk naar de
volledige dosis (1 ml) Betaferon.
Uw arts kan samen met u beslissen om het tijdsinterval tussen de verhogingen van de dosis in, te
veranderen, afhankelijk van de bijwerkingen die u aan het begin van de behandeling kunt ervaren. Om
de dosis gemakkelijk te verhogen gedurende de eerste 12 injecties, kan aan u een speciale
titratieverpakking worden gegeven. Deze titratieverpakking bevat vier verschillend gekleurde
verpakkingen met speciaal gemarkeerde spuiten en met gedetailleerde instructies in de aparte,
inleidende bijsluiter voor de titratieverpakking.
Het bereiden van de injectie
Vóór injectie moet de Betaferon-oplossing worden bereid uit een injectieflacon Betaferonpoeder en
1,2 ml vloeistof uit de voorgevulde spuit. Toediening zal door uw arts of verpleegkundige óf door u
zelf gedaan worden, nadat u zorgvuldig heeft geoefend. Voor details over de bereiding van de
Betaferon oplossing voor injectie zie bijlage `Werkwijze voor zelfinjectie', Deel I.
Gedetailleerde instructies voor zelfinjectie van Betaferon onder de huid zijn opgenomen in Deel
IE van de bijlage `Werkwijze voor zelfinjectie'.
De injectieplaats moet regelmatig worden gewisseld. Zie rubriek 2 `Wanneer moet u extra
voorzichtig zijn met dit middel?' en volg de instructies in Deel II `De injectieplaatsen afwisselen' en
Deel III (Betaferon Patiëntendagboek) van de bijlage `Werkwijze voor zelfinjectie'.
Duur van de behandeling
Momenteel is niet bekend hoe lang de behandeling met Betaferon zou moeten duren.
Uw arts zal
samen met u beslissen hoe lang de behandeling zal duren.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Het geven van een veelvoud van de bij de behandeling van MS aanbevolen dosis Betaferon heeft niet
tot levensbedreigende situaties geleid.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u bent vergeten om uzelf op de juiste tijd een injectie te geven, doe dit dan zodra u het zich
herinnert en ga 48 uur later door met de volgende injectie.
Injecteer geen dubbele dosis om een vergeten enkele dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Praat erover met uw arts als u de behandeling stopt of wenst stop te zetten. Er worden geen acute
ontwenningsverschijnselen verwacht na het stoppen met Betaferon.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw
arts, apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Betaferon kan ernstige bijwerkingen veroorzaken. Wanneer één van de bijwerkingen ernstig wordt of
als er bij u een bijwerking optreedt die niet in deze bijsluiter staat, raadpleeg dan uw arts, apotheker of
verpleegkundige.
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte en stop met het gebruik van Betaferon:
-
als u symptomen ervaart als
jeuk over het gehele lichaam, zwelling van uw gezicht en/of
tong of plotselinge kortademigheid.
-
als u zich
merkbaar verdrietiger of hopelozer voelt dan vóór de behandeling met
Betaferon, of als u zelfmoordgedachten krijgt.
-
als u
ongebruikelijke blauwe plekken opmerkt, overmatige bloedingen na een verwonding
of als u veel infecties lijkt op te lopen.
-
als u
uw eetlust verliest, vermoeid bent, zich misselijk voelt, herhaaldelijk moet overgeven,
vooral wanneer u op veel plaatsen jeuk krijgt, de huid of het wit van de ogen geel wordt of
als u gemakkelijk blauwe plekken krijgt.
-
als u symptomen ervaart als
een onregelmatige hartslag, zwelling van bijvoorbeeld de enkels
of de benen, of kortademigheid.
-
als u
pijn in de buik voelt die uitstraalt naar de rug en/of als u zich misselijk voelt of koorts
heeft.
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte:
-
als u enkele of alle van deze symptomen krijgt:
schuimende urine, vermoeidheid, zwelling,
met name in de enkels en de oogleden, en gewichtstoename, omdat dit verschijnselen kunnen
zijn van een mogelijk nierprobleem.
Bij aanvang van de behandeling zijn bijwerkingen gebruikelijk maar in het algemeen nemen ze af als
de behandeling langer duurt.
De meest voorkomende bijwerkingen zijn:
Griepachtige verschijnselen zoals koorts, rillingen, gewrichtspijn, malaise,
transpireren, hoofdpijn en spierpijn. Deze verschijnselen kunnen worden verminderd
door inname van paracetamol of niet-steroïde ontstekingsremmende geneesmiddelen
zoals ibuprofen.
Reacties op de injectieplaats. Symptomen kunnen roodheid, zwelling, verkleuring
van de huid, ontsteking, pijn, overgevoeligheid en weefselbeschadiging (necrose)
zijn. Zie `Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?' in rubriek 2 voor
meer informatie en advies als u een reactie ervaart op de injectieplaats. De reacties
kunnen worden verminderd door gebruik van een auto-injector. Raadpleeg uw arts,
apotheker of verpleegkundige voor meer informatie.
Om de bijwerkingen bij de aanvang van de behandeling te verminderen, dient uw arts te starten met
een lage dosis Betaferon en deze geleidelijk te verhogen. (zie rubriek 3. `Hoe gebruikt u dit middel?').
De volgende lijst bijwerkingen is gebaseerd op meldingen uit klinische studies met Betaferon
(lijst 1) en op meldingen van bijwerkingen van het op de markt gebrachte product (lijst 2).
Lijst 1: Zeer vaak voorkomende bijwerkingen die optraden in klinische onderzoeken met Betaferon
(minimaal 10% van de gevallen) en in een hoger percentage dan waargenomen bij placebo. De tabel
bevat ook bijwerkingen die bij minder dan 10% optraden maar die significant geassocieerd waren met
de behandeling.
-
infectie, abces
-
afname van het aantal witte
bloedcellen, gezwollen
lymfeklieren
(lymfadenopathie)
-
afname van
bloedsuiker (hypoglykemie)
-
depressie, angst
-
hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid, migraine,
verdoofd gevoel of
tintelingen
(paresthesie)
-
oogontsteking (conjunctivitis)
, abnormaal zien
-
oorpijn
-
onregelmatig, snel kloppen of pulsatie van het
hart (hartkloppingen)
-
roodheid en/of blozen in het gezicht als gevolg van verwijding van de
bloedvaten
(vasodilatatie)
, verhoogde
bloeddruk (hypertensie)
-
loopneus, hoesten, heesheid als gevolg van infectie van de bovenste
luchtwegen,
sinusitis, toegenomen hoesten,
kortademigheid (dyspneu)
-
diarree, verstopping, misselijkheid, braken, buikpijn
-
stijging van de bloedspiegels van
leverenzymen (wordt aangetoond met
bloedonderzoek)
-
huidaandoening, huiduitslag
-
spierstijfheid
(hypertonie), pijnlijke spieren (myalgie), spierslapte (myasthenie),
rugpijn
, pijn in
ledematen zoals vingers en tenen
-
moeite met plassen (urineretentie), eiwit in de
urine (kan naar voren komen bij
urine-onderzoek), frequente urinelozing, het niet kunnen ophouden van de urine
(urine-incontinentie), aandrang
pijnlijke maandelijkse bloedingen (dysmenorroe),
menstruatiestoornissen, veel
bloedverlies uit de baarmoeder (metrorragie) met name tussen twee menstruaties,
impotentie
-
reactie op de
injectieplaats (waaronder roodheid, zwelling, verkleuring,
ontsteking, pijn, allergische reactie (overgevoeligheid), afsterven van huid en
weefselbeschadiging (necrose) op de injectieplaats (zie rubriek 2 `Wanneer moet u
extra voorzichtig zijn met dit middel?'))
-
griepachtige verschijnselen, koorts, pijn, pijn op de borst,
vochtophoping in arm,
been of gezicht (perifeer oedeem),
gebrek aan/verlies van kracht (asthenie),
rillingen, transpireren, malaise
Daarnaast zijn de volgende bijwerkingen waargenomen tijdens postmarketingervaring.
Lijst 2: Over het op de markt gebrachte product gemelde bijwerkingen (spontane meldingen,
frequenties waar bekend gebaseerd op klinische onderzoeken)
Zeer vaak (kunnen bij meer dan 1 op de 10 gebruikers voorkomen):
-
pijnlijke gewrichten (artralgie).
Vaak (kunnen bij maximaal 1 op de 10 gebruikers voorkomen):
-
het aantal rode bloedcellen kan dalen (anemie)
-
de schildklier werkt niet naar behoren (er wordt te weinig hormoon geproduceerd)
(hypothyreoïdie)
-
gewichtstoename of gewichtsafname
-
verwardheid
-
abnormaal snelle hartslag (tachycardie)
-
een roodachtig geel pigment (bilirubine), dat door de lever wordt aangemaakt, kan toenemen
(wordt aangetoond met bloedonderzoek)
-
gezwollen en meestal jeukende huidplekken of slijmvliezen (urticaria)
-
jeuk (pruritus)
-
haaruitval op het hoofd (alopecia)
-
menstruatiestoornissen (menorragie).
Soms (kunnen bij maximaal 1 op de 100 gebruikers voorkomen):
-
het aantal bloedplaatjes (die helpen bij de bloedstolling) kan dalen (trombocytopenie)
-
een bepaalde soort bloedvetten (triglyceriden) kan toenemen (wordt aangetoond met
bloedonderzoek), zie rubriek 2 `Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?'
-
zelfmoordpoging
-
stemmingswisselingen
-
stuipen
-
een specifiek leverenzym (gamma-GT) dat door de lever wordt aangemaakt, kan toenemen
(wordt aangetoond met bloedonderzoek)
-
leverontsteking (hepatitis)
-
verkleuring van de huid.
Zelden (kunnen bij maximaal 1 op de 1.000 gebruikers voorkomen):
-
ernstige allergische (anafylactische) reacties
-
de schildklier werkt niet naar behoren (gestoorde schildklierfunctie), er wordt te veel hormoon
geproduceerd (hyperthyreoïdie)
-
ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis), zie rubriek 2 `Wanneer moet u extra voorzichtig
zijn met dit middel?'
bloedstolsels in de kleine bloedvaten die uw nieren kunnen aantasten (trombotische
trombocytopenische purpura of hemolytisch uremisch syndroom). Verschijnselen kunnen het
vaker optreden van bloeduitstortingen, bloeding, koorts, extreme zwakte, hoofdpijn,
duizeligheid of een licht gevoel in het hoofd omvatten. Uw arts kan veranderingen in uw bloed
en de functie van uw nieren constateren.
Bijwerkingen alleen afkomstig van postmarketing:
-
bloedarmoede. U heeft te weinig rode bloedcellen (hemolytische anemie), frequentie niet
bekend
-
nierproblemen waaronder littekenvorming (glomerulosclerose) die uw nierfunctie kunnen
verminderen, soms
-
ernstig verlies van eetlust leidend tot gewichtsverlies (anorexie), zelden
-
aandoening aan de hartspier (cardiomyopathie), zelden
-
plotselinge kortademigheid (bronchospasmen), zelden
-
de lever functioneert niet correct (leverbeschadiging waaronder hepatitis, leverfalen), zelden
-
problemen met uw kleine bloedvaten kunnen ontstaan bij het gebruik van medicijnen zoals
Betaferon (systemisch capillaire-lek-syndroom), frequentie niet bekend
-
huiduitslag, roodheid van de huid in het gezicht, gewrichtspijn, koorts, zwakte en andere
symptomen veroorzaakt door het geneesmiddel (drug-induced lupus erythematosus), frequentie
niet bekend
-
een aandoening waarbij de bloedvaten in de longen ernstig zijn vernauwd, wat leidt tot een hoge
bloeddruk in de bloedvaten die bloed van het hart naar de longen voeren (pulmonale arteriële
hypertensie), frequentie niet bekend. Pulmonale arteriële hypertensie is op verscheidene
tijdstippen tijdens de behandeling geconstateerd, waaronder enkele jaren na aanvang van de
behandeling met Betaferon.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de verpakking.
Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 25°C. Niet in de vriezer bewaren.
Na bereiding van de oplossing dient deze onmiddellijk gebruikt te worden. Indien dit niet mogelijk is,
blijft de oplossing echter 3 uur geschikt voor gebruik indien deze wordt bewaard bij 2-8 °C (in een
koelkast).
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het vaste deeltjes bevat of verkleurd is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
-
De werkzame stof in dit middel is interferon bèta-1b, 250 microgram per milliliter nadat het
bereid is.
-
De andere stoffen in dit middel zijn
-
in het poeder: mannitol en humaan albumine,
-
in het oplosmiddel (natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml (0,54% g/v)): natriumchloride,
water voor injectie.
Het Betaferonpoeder wordt geleverd in een injectieflacon van 3 milliliter, en bevat 300 microgram
(9,6 miljoen IE) interferon bèta-1b per injectieflacon. Na bereiding bevat elke milliliter 250
microgram (8,0 miljoen IE) interferon bèta-1b.
Het oplosmiddel voor Betaferon wordt geleverd in een voorgevulde spuit van 2,25 milliliter en bevat
1,2 ml natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml (0,54% g/v).
Hoe ziet Betaferon eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Betaferon is een steriel, wit tot gebroken wit poeder voor oplossing voor injectie.
Betaferon is verkrijgbaar in verpakkingen van:
-
verpakkingen met 5 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1 voorgevulde
spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
verpakkingen met 12 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1
voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes
bevatten, of
-
verpakkingen met 14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1
voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes
bevatten, of
-
verpakkingen met 15 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met poeder, 1
voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en 2 alcoholdoekjes
bevatten, of
-
verpakkingen voor 2 maanden met 2x14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en
2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
verpakkingen voor 3 maanden met 3x15 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en
2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
verpakkingen voor 3 maanden met 3x14 enkelstuksverpakkingen, die elk 1 injectieflacon met
poeder, 1 voorgevulde spuit met oplosmiddel, 1 injectieflaconadapter met naald en
2 alcoholdoekjes bevatten, of
-
titratieverpakking voor de eerste 12 injecties bestaande uit 4 driestuksverpakkingen, die elk 3
injectieflacons met poeder, 3 voorgevulde spuiten met oplosmiddel, 3 injectieflaconadapters met
naald en 6 alcoholdoekjes bevatten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
Bayer AG
Müllerstraße 178
13353 Berlijn
Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België / Belgique / Belgien
Lietuva
Bayer SA-NV
UAB Bayer
Tél/Tel: +32-(0)2-535 63 11
Tel. +370 5 23 36 868
Luxembourg / Luxemburg
Bayer SA-NV
. +359 02 4247280
Tél/Tel: +32-(0)2-535 63 11
Ceská republika
Magyarország
Bayer s.r.o.
Bayer Hungária Kft.
Tel: +420 266 101 111
Tel.:+36-14 87-41 00
Danmark
Malta
Bayer A/S
Alfred Gera and Sons Ltd.
Tlf: +45-45 23 50 00
Tel: +356-21 44 62 05
Deutschland
Nederland
Bayer Vital GmbH
Bayer B.V.
Tel: +49-(0)214-30 513 48
Tel: +31-(0)297-28 06 66
Eesti
Norge
Bayer OÜ
Bayer AS
Tel: +372 655 85 65
Tlf. +47 23 13 05 00
Österreich
Bayer
Bayer Austria Ges. m. b. H.
:+30 210 618 75 00
Tel: +43-(0)1-711 46-0
España
Polska
Bayer Hispania S.L.
Bayer Sp. z o.o.
Tel: +34-93-495 65 00
Tel.: +48-22-572 35 00
France
Portugal
Bayer HealthCare
Bayer Portugal, Lda.
Tél (N° vert): +33 (0)800 87 54 54
Tel: +351-21-416 42 00
Hrvatska
România
Bayer d.o.o.
SC Bayer SRL
Tel: +385-(0)1-6599 900
Tel: +40 21 528 59 00
Ireland
Slovenija
Bayer Limited
Bayer d. o. o.
Tel: +353 1 216 3300
Tel.: +386-(0)1-58 14 400
Ísland
Slovenská republika
Icepharma hf.
Bayer, spol. s r.o.
Sími: +354 540 80 00
Tel: +421 2 59 21 31 11
Italia
Suomi/Finland
Bayer S.p.A.
Bayer Oy
Tel: +39-02-397 81
Puh/Tel: +358-20 785 21
Sverige
NOVAGEM Limited
Bayer AB
: +357 22 48 38 58
Tel: +46-(0)8-580 223 00
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Bayer
Bayer AG
Tel: +371 67 84 55 63
Tel: +44-(0)118 206 3000
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Uw arts heeft Betaferon voorgeschreven om uw MS te behandelen. U zult Betaferon in het begin het
beste verdragen als u start met een lage dosis en deze geleidelijk verhoogt tot de volledige standaard
dosis (zie eerste deel van deze bijsluiter, rubriek 3 `Hoe gebruikt u dit middel?'). Om de dosis
gemakkelijk te verhogen gedurende de eerste 12 injecties, kan men u een speciale titratieverpakking
geven, bevattende vier verschillend gekleurde driestuksverpakkingen met speciaal gemarkeerde
spuiten en met gedetailleerde instructies in de aparte, inleidende bijsluiter voor de titratieverpakking.
De spuiten in deze titratieverpakking zijn dienovereenkomstig gemarkeerd met de gepaste doses (0,25;
0,5; 0,75 of 1,0 ml).
De volgende instructies en afbeeldingen leggen uit hoe u Betaferon moet bereiden voor injectie en hoe
u Betaferon bij uzelf moet injecteren. Lees de instructies zorgvuldig door en volg ze stap voor stap.
Uw arts of verpleegkundige zal u helpen het proces van zelftoediening aan te leren. Probeer niet om
bij uzelf een injectie toe te dienen totdat u zeker weet dat u begrijpt hoe de injectieoplossing moet
worden bereid en hoe u bij uzelf de injectie moet toedienen.
DEEL I: STAP VOOR STAP INSTRUCTIES
De instructies bestaan uit de volgende stappen:
A) Algemeen advies
B) Voorbereiding voor de injectie
C) Bereiding van de oplossing, stap voor stap
D) De injectievloeistof optrekken
E) De injectie zetten
F)
Kort overzicht van de werkwijze
A) Algemeen advies
Zorg voor een goed begin!
U zult merken dat de behandeling binnen enkele weken deel uitmaakt van uw dagelijkse
routinebezigheden. In het begin geven de volgende tips misschien ondersteuning:
-
Richt een permanente bewaarplaats in op een handige plaats, buiten het zicht en bereik van
kinderen, zodat u de Betaferon en andere middelen altijd gemakkelijk kunt vinden.
Zie voor meer informatie over de bewaaromstandigheden rubriek 5 `Hoe bewaart u dit middel?'
in het eerste deel van deze bijsluiter.
-
Probeer om de injectie elke dag op dezelfde tijd toe te dienen. Op die manier onthoudt u het
gemakkelijker en is het gemakkelijker een tijdsduur in te plannen waarin u niet gestoord wordt.
-
Bereid een dosis pas als u klaar bent voor de injectie. Na het mengen van het Betaferon moet u
de injectie direct toedienen (als Betaferon niet onmiddellijk wordt gebruikt, zie rubriek 5 `Hoe
bewaart u dit middel?' in het eerste deel van deze bijsluiter).
Belangrijke tips om te onthouden
-
Wees consistent gebruik Betaferon zoals beschreven onder rubriek 3 `Hoe gebruikt u dit
middel?' in het eerste deel van deze bijsluiter. Controleer de dosering altijd tweemaal.
-
Bewaar uw spuiten en de naaldcontainer voor de spuiten buiten het zicht en bereik van
kinderen; sluit de voorraad indien mogelijk af.
-
Gebruik spuiten en naalden nooit opnieuw.
-
Gebruik altijd een steriele (aseptische) techniek zoals hierin beschreven.
-
Gooi de gebruikte spuiten altijd weg in de daarvoor bestemde naaldcontainer.
Een injectieplaats kiezen
Beslis, voordat u de injectie klaarmaakt, waar u gaat spuiten. U dient Betaferon te injecteren in de
vetrijke laag tussen de huid en een spier (d.w.z. onderhuids, ongeveer 8 tot 12 mm onder de huid). De
beste plaatsen voor injecties zijn die waar de huid los en zacht is, en niet in de buurt van gewrichten,
zenuwen en botten, bijvoorbeeld in de buik, arm, dij of bil.
Belangrijk: Gebruik geen plaatsen waar u bobbels, harde knobbels, builen of pijn voelt, of die
verkleuringen, ingevallen plekken, korstjes of open plekken vertonen. Overleg met uw arts of
verpleegkundige over deze plekken en over eventuele andere ongebruikelijke plekken die u vindt.
U dient bij elke injectie de injectieplaats af te wisselen. Als sommige gebieden te moeilijk te bereiken
zijn, kunt u een familielid of vriend(in) vragen om u bij deze injecties te helpen. Volg de serie stappen
die is weergegeven in het schema aan het einde van de bijlage (zie Deel II `Afwisseling van
injectieplaatsen') en u bent na 8 injecties (16 dagen) weer terug bij de eerste injectieplaats. Daardoor
krijgt elke injectieplaats de kans om zich volledig te herstellen voordat een nieuwe injectie wordt
toegediend.
Bekijk het rotatieschema aan het eind van deze bijlage om te leren hoe u een injectieplaats kiest. Er is
ook een voorbeeld van een patiëntendagboek opgenomen (zie Deel III van de bijlage), om u een idee
te geven hoe u de plaatsen en datums van de injecties bij kunt houden.
Controle van de inhoud van de verpakking
In de Betaferonverpakking vindt u de volgende artikelen:
-
1 injectieflacon Betaferon (met poeder voor oplossing voor injectie)
-
1 voorgevulde spuit met oplosmiddel voor Betaferon (natriumchlorideoplossing 5,4 mg/ml
(0,54% g/v)),
-
1 injectieflaconadapter met een naald eraan bevestigd
-
2 alcoholdoekjes om de huid en de injectieflacon schoon te vegen
Bovendien heeft u een naaldcontainer nodig voor gebruikte spuiten en naalden.
Gebruik een geschikt ontsmettingsmiddel om uw huid te desinfecteren.
Als u een Betaferon titratieverpakking heeft, zult u 4 verschillend gekleurde en genummerde
driestuksverpakkingen aantreffen, ieder met:
· 3 injectieflacons Betaferon (met poeder voor oplossing voor injectie)
· 3 voorgevulde spuiten met oplosmiddel voor het Betaferon poeder (natriumchloride oplossing
5,4 mg/ml (0,54% g/v))
· 3 injectieflaconadapters met een naald eraan bevestigd
· 6 alcoholdoekjes voor het schoonvegen van de huid en de injectieflacon
Bovendien heeft u een naaldcontainer nodig voor gebruikte spuiten en naalden.
Gebruik een geschikt ontsmettingsmiddel om uw huid te desinfecteren.
Start met de
gele driestuksverpakking 1, die 3 spuiten bevat met een 0,25 ml markering, voor
behandeldagen 1, 3 en 5.
Gebruik dan de
rode driestukverpakking 2, die 3 spuiten bevat met een 0,5 ml markering, voor
behandeldagen 7, 9 en 11.
Ga door met de
groene driestuksverpakking 3, die 3 spuiten bevat met een 0,75 ml markering, voor
behandeldagen 13, 15 en 17.
Gebruik de
blauwe driestuksverpakking 4, die 3 spuiten bevat met een 0,25; 0,5; 0,75 en 1,0 ml
markering, voor behandeldagen 19, 21 en 23.
C) Bereiding van de oplossing, stap voor stap
1 Was voordat u met de bereiding begint uw handen grondig
met water en zeep.
2 Open de injectieflacon met Betaferon en zet hem op tafel. U
kunt het beste uw duim gebruiken i.p.v. uw nagel, omdat deze
kan afbreken.
3 Veeg de bovenkant van de injectieflacon schoon met een
alcoholdoekje, door het doekje slechts in één richting te
bewegen. Laat het doekje op de injectieflacon liggen.
4 Open de blisterverpakking met de injectieflaconadapter,
maar laat de injectieflaconadapter in de verpakking.
Haal de injectieflaconadapter op dit ogenblik niet uit de
blisterverpakking.
Raak de injectieflaconadapter niet aan. Deze moet steriel
blijven.
5 Verwijder het alcoholdoekje en gooi het weg voordat u de
adapter bevestigt en laat de injectieflacon op een vlak oppervlak
staan.
6 Houd de blisterverpakking aan de buitenkant vast en plaats
het bovenop de injectieflacon. Duw het geheel stevig omlaag
totdat u voelt dat het op zijn plaats klikt op de injectieflacon.
7 Verwijder de blisterverpakking van de injectieflaconadapter,
waarbij u de randen van de blisterverpakking vasthoudt. U bent
nu klaar om de voorgevulde spuit met oplosmiddel op de
injectieflaconadapter te bevestigen.
8 Pak de spuit. Overtuig u ervan dat het oranje dopje stevig
bevestigd is aan de spuit met oplosmiddel!
Verwijder het dopje door het er af te draaien. Gooi het dopje
weg.
9 Bevestig de spuit op de opening aan de zijkant van de
injectieflaconadapter, door het uiteinde van de spuit in de
opening te steken en de spuit voorzichtig vast te zetten met een
'draai-en-duw'-beweging rechtsom (zie pijl). De spuitset is nu
gemonteerd.
10 Houd de spuitset aan de onderkant van de injectieflacon
vast. Duw de zuiger van de spuit langzaam helemaal in de spuit
om al het oplosmiddel over te brengen in de injectieflacon. Laat
dan de zuiger los. Het kan zijn dat de zuiger terugkeert naar zijn
uitgangspositie.
Dit is ook van toepassing op de titratieverpakking.
11 Draai de injectieflacon voorzichtig rond terwijl de spuitset
er nog aan vast zit, om het droge Betaferonpoeder volledig op te
lossen.
U mag de injectieflacon niet schudden.
12 Bekijk de oplossing zorgvuldig. Hij moet helder zijn en
mag geen vaste deeltjes bevatten. Als de oplossing verkleurd is
of vaste deeltjes bevat, moet u hem weggooien en opnieuw
beginnen met een volledige nieuwe enkelstuksverpakking. Als
er schuim aanwezig is dat kan gebeuren als de injectieflacon te
hard geschud of gedraaid is laat u de injectieflacon
onaangeroerd staan totdat het schuim verdwenen is.
D)
De injectievloeistof optrekken
13 Als de zuiger is teruggekeerd in zijn oorspronkelijke
positie, duwt u hem weer in de spuit en houdt u hem op zijn
plaats. Om uw injectie te bereiden keert u de spuitset om, zodat
de injectieflacon aan de bovenkant zit met de dop naar beneden.
Door dit te doen zorgt u dat de oplossing omlaag kan stromen,
de spuit in.
Houd de spuit horizontaal.
Trek de zuiger langzaam terug om alle oplossing uit de
injectieflacon en in de spuit te trekken.
In het geval van de titratieverpakking trekt u de oplossing
alleen
terug tot aan de markering op de spuit:
0,25 ml voor de eerste drie injecties (op dag 1, 3, 5 van de
behandeling), of
0,5 ml voor de injecties op dag 7, 9, 11 van de behandeling, of
0,75 ml voor de injecties op dag 13, 15, 17 van de
behandeling.
Gooi de injectieflacon met resterende oplossing weg.
Vanaf dag 19 injecteert u
de volledige dosis van 1,0 ml.
14 Nadat de oplossing is opgetrokken, draait u de spuitset zo
dat de naald omhoog wijst. Hierdoor bewegen eventuele
luchtbellen naar de bovenkant van de oplossing.
15 Verwijder aanwezige luchtbellen door voorzichtig op de
spuit te tikken en de zuiger in te duwen tot de 1 ml markering, of
tot het door uw arts voorgeschreven volume.
Als u minder dan 1 ml injecteert met de titratieverpakking zou
het kunnen dat er geen luchtbellen zijn. Echter, bij injectie van
een volledige dosis zouden er enkele luchtbellen te voorschijn
kunnen komen. Verwijder deze door voorzichtig op de spuit te
tikken en de zuiger in te duwen tot de respectievelijke markering
op de spuit.
Als er te veel oplossing samen met de luchtbellen in de
inejctieflacon wordt geduwd, keer dan terug naar de horizontale
positie (zie afbeelding 13) en trek de zuiger iets terug om de
oplossing uit de injectieflacon weer in de spuit te trekken.
16 Houd nu de blauwe injectieflaconadapter met de
injectieflacon eraan vast en haal hem van de spuit af door te
draaien en hem dan van de spuit weg te trekken.
Houd alleen de blauwe plastic adapter vast om hem te
verwijderen. Houd de spuit horizontaal met de injectieflacon
onder de spuit.
Door de injectieflacon en adapter te verwijderen, zorgt u ervoor
dat de oplossing bij het inspuiten zeker uit de naald stroomt.
17 Gooi de injectieflacon en de resterende, ongebruikte oplossing weg in de naaldcontainer.
18 U bent nu klaar om te injecteren.
Als u om een of andere reden nog niet klaar bent om het Betaferon onmiddellijk in te spuiten, kunt
u de gereconstitueerde oplossing in de spuit maximaal 3 uur in de koelkast bewaren. U mag de
oplossing niet in de vriezer bewaren en niet langer dan 3 uur wachten met inspuiten. Als er meer
dan drie uur zijn verstreken, moet u de klaargemaakte Betaferonoplossing weggooien en een nieuwe
injectie bereiden. Wanneer u de oplossing gebruikt, warm deze dan eerst op in uw handen alvorens
te injecteren om pijn te vermijden.
E) De injectie zetten
1 Kies een injectieplaats (zie advies aan het begin en de tekeningen
aan het einde van deze bijlage) en noteer dit in uw patiëntendagboek.
2 Maak de huid op de plaats van de injectie schoon met een
alcoholdoekje. Laat de huid drogen aan de lucht. Gooi het doekje weg.
Gebruik een geschikt ontsmettingsmiddel om de huid te ontsmetten.
3 Verwijder de beschermhuls van de naald door te trekken; niet
draaien.
4 Knijp de huid voorzichtig samen rondom de gedesinfecteerde
injectieplaats (om deze iets omhoog te brengen).
5 Houd de spuit vast zoals een potlood of een dartpijltje, druk de
naald onder een hoek van 90 ° recht in de huid met een snelle, vaste
beweging. Let op: Betaferon kan ook worden toegediend met behulp
van een auto-injector.
6 Injecteer het geneesmiddel met een langzame, constante druk op
de zuiger. (Duw de zuiger volledig in tot de spuit leeg is.)
7 Gooi de spuit in de naaldcontainer.
Kort overzicht van de werkwijze
- Neem de benodigdheden voor een injectie uit de verpakking
- Bevestig de injectieflaconadapter aan de injectieflacon
- Verbind de spuit met de injectieflaconadapter
- Druk de zuiger van de spuit in om al het oplosmiddel in de injectieflacon over te brengen
- Draai de spuitset om en trek de voorgeschreven hoeveelheid van de oplossing op
- Verwijder de injectieflacon van de spuit u bent nu klaar om te injecteren.
OPMERKING: De injectie moet onmiddellijk na het mengen worden toegediend (als de injectie wordt
uitgesteld, plaats de oplossing dan in de koelkast en injecteer hem binnen 3 uur). Niet in de vriezer
bewaren.
U moet voor elke injectie een nieuwe plek kiezen om het gebied de tijd te geven om te herstellen en zo
infecties te voorkomen. Advies over de te kiezen gebieden wordt gegeven in het eerste deel van deze
bijlage. Het is handig om te weten waar u de injectie wilt inbrengen voordat u de spuit klaarmaakt.
Aan de hand van het schema in het onderstaande diagram kunt u op een juiste wijze de plaatsen
afwisselen. Als u de eerste injectie bijvoorbeeld in de rechterkant van de buik toedient, kies dan de
linkerkant voor de tweede injectie, ga dan naar de rechter dij voor de derde, en zo verder volgens de
tekening totdat alle geschikte gebieden van het lichaam zijn gebruikt. Noteer waar en wanneer u
zichzelf voor het laatst een injectie heeft toegediend. U kunt deze informatie noteren op het
bijgevoegde kaartje voor het patiëntendagboek.
Door dit schema te volgen komt u na 8 injecties (16 dagen) terug bij het eerste gebied (bijvoorbeeld de
rechterkant van de buik). Dit wordt een rotatiecyclus genoemd. In ons voorbeeldschema is elk
injectiegebied weer opgedeeld in 6 injectieplaatsen (dit geeft in totaal 48 injectieplaatsen), links en
rechts: het bovenste, middelste en onderste gedeelte van elk gebied. Als u na een rotatiecyclus weer
terugkomt bij een gebied, moet u de verst weg gelegen injectieplaats in dit injectiegebied kiezen.
Indien een gebied gevoelig geworden is, overleg dan met uw arts of u andere injectieplaatsen mag
kiezen.
Rotatieschema:
Om voldoende afwisseling te brengen in de injectieplaatsen, raden wij u aan om een rapport bij te
houden van de data en de plaatsen van injectie. U kunt het volgende rotatieschema gebruiken.
Werk elke rotatiecyclus om de beurt af. Elke cyclus bestaat uit 8 injecties (16 dagen), die
achtereenvolgens worden gegeven in gebied 1 tot en met gebied 8. Door deze volgorde aan te houden,
geeft u elk gebied de kans om te herstellen voordat er een nieuwe injectie in wordt gegeven.
Rotatiecyclus 1:
Linkerbovengedeelte van elk gebied
Rotatiecyclus 2:
Rechterondergedeelte van elk gebied
Rotatiecyclus 3:
Linkermiddengedeelte van elk gebied
Rotatiecyclus 4:
Rechterbovengedeelte van elk gebied
Rotatiecyclus 5:
Linkerondergedeelte van elk gebied
Rotatiecyclus 6:
Rechtermiddengedeelte van elk gebied
10-15 cm vanaf
de schouder
GEBIED 1
GEBIED 2
Rechterarm
Linkerarm
(achterkant
10-15 cm vanaf
(achterkant
bovenarm)
de elleboog
bovenarm)
5 cm
GEBIED 3
GEBIED 4
Rechterkant buik
Linkerkant buik
(Laat ongeveer 5
(Laat ongeveer 5
cm rechts van de
10-15 cm vanaf
cm links van de
navel vrij)
lies
navel vrij)
GEBIED 5
GEBIED 6
Rechterdij
Linkerdij
10-15 cm vanaf de knie
i
j
n
e
nl
nbe
i
dde
m
GEBIED 8
GEBIED 7
Linkerbil
Rechterbil
BETAFERON PATIËNTENDAGBOEK
Aanwijzingen voor het noteren van de plaatsen en datums van uw injecties
-
Kies een injectieplaats voor uw eerste injectie.
-
Maak de injectieplaats schoon met een alcoholdoekje en laat het drogen aan de lucht.
-
Noteer na de injectie de gebruikte injectieplaats en de datum in de tabel in uw patiëntendagboek
(zie het voorbeeld: `Noteren van de plaats en datum van uw injecties').
VOORBEELD VAN EEN PATIËNTENDAGBOEK:
Noteren van plaats en datum van uw injecties
10-15 cm vanaf
Rechterarm
de schouder
Linkerarm
10-15 cm vanaf
de elleboog
Rechterkant buik
Linkerkant buik
5 cm
10-15 cm vanaf
Rechterdij
lies
Linkerdij
10-15 cm vanaf
de knie
i
j
n
e
nl
nbe
i
dde
m
Linkerbil
Rechterbil
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uw arts heeft Betaferon voorgeschreven om uw MS te behandelen. U zult Betaferon in het begin het
beste verdragen als u start met een lage dosis en deze geleidelijk verhoogt tot de volledige standaard
dosis (zie eerste deel van deze bijsluiter, rubriek 3 `Hoe gebruikt u dit middel?'). De spuiten in deze
titratieverpakking zijn dienovereenkomstig gemarkeerd met de gepaste doses (0,25; 0,5; 0,75 of
1,0 ml).
Controle van de inhoud van de verpakking
U zult in de Betaferon titratieverpakking 4 verschillend gekleurde en genummerde
driestuksverpakkingen vinden, ieder met:
· 3 injectieflacons Betaferon (met poeder voor oplossing voor injectie)
· 3 voorgevulde spuiten met oplosmiddel voor het Betaferon poeder (natriumchloride oplossing
5,4 mg/ml (0,54% g/v))
· 3 injectieflaconadapters met een naald eraan bevestigd
· 6 alcoholdoekjes voor het schoonvegen van de huid en de injectieflacon
Iedere driestuksverpakking bevat de spuiten die u nodig zult hebben om iedere dosis te bereiden.
De spuiten hebben speciale markeringen voor deze dosis. Volg alstublieft nauwkeurig de instructies
voor gebruik hieronder. Gebruik voor iedere titratiestap de gehele hoeveelheid oplosmiddel voor het
oplossen van het Betaferon poeder, trek dan de benodigde dosis op in de spuit.
Start met de
gele driestuksverpakking die duidelijk gemarkeerd is met een
'1' boven aan de
rechter kant van de doos.
Deze eerste driestuksverpakking moet worden gebruikt voor behandeldagen 1, 3 en 5.
Het bevat speciaal gemarkeerde spuiten met
0,25 ml markering. Dit zal u helpen bij het injecteren
van precies de benodigde dosis.
Nadat u klaar bent met de gele verpakking, begint u met de
rode driestuksverpakking die
duidelijk gemarkeerd is met een
'2' boven aan de rechter kant van de doos.
Deze tweede driestuksverpakking moet worden gebruikt voor behandeldagen 7, 9 en 11.
Het bevat speciaal gemarkeerde spuiten met
0,50 ml markering. Dit zal u helpen bij het injecteren
van precies de benodigde dosis.
Nadat u klaar bent met de rode verpakking, begint u met de
groene driestuksverpakking die
duidelijk gemarkeerd is met een
'3' boven aan de rechter kant van de doos.
Deze derde driestuksverpakking moet worden gebruikt voor behandeldagen 13, 15 en 17.
Het bevat speciaal gemarkeerde spuiten met
0,75 ml markering. Dit zal u helpen bij het injecteren
van precies de benodigde dosis.
Tenslotte, nadat u klaar bent met de groene verpakking, begint u met de
blauwe
driestuksverpakking die duidelijk gemarkeerd is met een
'4' boven aan de rechter kant van de
doos. Deze laatste driestuksverpakking moet worden gebruikt voor behandeldagen 19, 21 en 23.
Het bevat spuiten met
0,25, 0,50, 0,75 en 1,0 ml markeringen. Met driestuksverpakking '4' kunt u
de volledige dosis van 1,0 ml injecteren.
Voor een beschrijving van hoe het Betaferon poeder te bereiden en gebruiken, gaat u naar rubriek 3
`Hoe gebruikt u dit middel?' in het eerste deel van de bijsluiter en naar de bijlage `Werkwijze voor
zelfinjectie' in het tweede deel van de bijsluiter.
Daarnaast zult u een naaldcontainer nodig hebben voor gebruikte spuiten en naalden.