Cancidas 50 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Elke injectieflacon bevat 50 mg caspofungine (als acetaat).
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Elke injectieflacon bevat 70 mg caspofungine (als acetaat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
Vóór reconstitutie is het poeder een wit tot gebroken wit, compact poeder.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Behandeling van invasieve candidiasis bij volwassen patiënten of kinderen.
Behandeling van invasieve aspergillose bij volwassen patiënten of kinderen die niet reageren op
amfotericine B, formuleringen van amfotericine B met lipiden en/of itraconazol of deze niet
verdragen. Niet reageren wordt gedefinieerd als progressie van de infectie of geen verbetering
na minimaal 7 dagen therapeutische doses van een effectieve schimmeldodende behandeling.
Empirische behandeling voor vermoede schimmelinfecties (zoals Candida of Aspergillus) bij
volwassen patiënten of kinderen met koorts en neutropenie.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Caspofungine moet worden ingesteld door een arts die ervaring heeft met de behandeling van
invasieve schimmelinfecties.
Dosering
Volwassen patiënten
Op Dag -1 moet een eenmalige oplaaddosis van 70 mg worden toegediend, gevolgd door 50 mg per
dag. Bij patiënten die meer dan 80 kg wegen wordt, na de initiële oplaaddosis van 70 mg,
caspofungine 70 mg per dag aanbevolen (zie rubriek 5.2). De dosis hoeft niet op basis van geslacht of
ras te worden aangepast (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten (12 maanden tot 17 jaar)
Bij kinderen (12 maanden tot 17 jaar) moet de dosering worden gebaseerd op het lichaamsoppervlak
van de patiënt (zie Instructies voor gebruik bij kinderen, Mosteller
1
-formule). Voor alle indicaties
moet op Dag 1 een eenmalige oplaaddosis van 70 mg/m
2
(de dosis mag niet hoger zijn dan 70 mg)
1
Mosteller RD: Simplified Calculation of Body Surface Area.
N Engl J Med
1987 Oct 22;317(17):1098 (brief)
2
worden toegediend, gevolgd door 50 mg/m
2
per dag (de dosis mag niet hoger zijn dan 70 mg per dag).
Als de dosis van 50 mg/m
2
per dag goed wordt verdragen, maar geen adequate klinische respons geeft,
kan de dagelijkse dosis worden verhoogd naar 70 mg/m
2
per dag (dagelijkse dosis mag niet hoger zijn
dan 70 mg).
De veiligheid en werkzaamheid van caspofungine zijn niet voldoende onderzocht in klinisch
onderzoek bij pasgeborenen en zuigelingen die jonger zijn dan 12 maanden. Bij behandeling van deze
leeftijdsgroep is voorzichtigheid geboden. Er zijn beperkte gegevens die suggereren dat caspofungine
25 mg/m
2
per dag bij pasgeborenen en zuigelingen (jonger dan 3 maanden) en 50 mg/m
2
per dag bij
jonge kinderen (3 tot 11 maanden) overwogen kunnen worden (zie rubriek 5.2).
Duur van de behandeling
De duur van de empirische behandeling dient te worden vastgesteld op basis van de klinische respons
van de patiënt. De behandeling dient tot 72 uur nadat de neutropenie (absoluut aantal neutrofielen,
ANC
500) is verdwenen te worden voortgezet. Patiënten bij wie een schimmelinfectie is
gediagnosticeerd, dienen minimaal 14 dagen te worden behandeld; de behandeling dient minstens
7 dagen nadat zowel de neutropenie als de klinische verschijnselen zijn verdwenen te worden
voortgezet.
De duur van de behandeling van invasieve candidiasis moet worden gebaseerd op de klinische en
microbiologische respons van de patiënt. Als de tekenen en symptomen van invasieve candidiasis
verbeterd zijn en de kweken negatief zijn, kan een overstap naar orale antifungale behandeling
worden overwogen. Over het algemeen moet schimmeldodende behandeling tot minstens 14 dagen na
de laatste positieve kweek worden voortgezet.
De duur van de behandeling van invasieve aspergillose moet van geval tot geval worden bepaald en
moet worden gebaseerd op de ernst van de onderliggende ziekte bij de patiënt, herstel van
immunosuppressie en klinische respons. Over het algemeen moet de behandeling worden voortgezet
tot minstens 7 dagen nadat de symptomen zijn verdwenen.
De veiligheidsinformatie over behandelingen die langer dan 4 weken duren, is beperkt. Echter, het is
op grond van de beschikbare gegevens aannemelijk dat caspofungine bij langere behandelingen nog
steeds goed verdragen wordt (tot 162 dagen bij volwassen patiënten en tot 87 dagen bij pediatrische
patiënten).
Speciale populaties
Oudere patiënten
Bij oudere patiënten (65 jaar of ouder) neemt het oppervlak onder de curve (AUC) met ongeveer 30 %
toe. Een systematische dosisaanpassing is echter niet vereist. Er is beperkte ervaring met de
behandeling van patiënten van 65 jaar en ouder (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
De dosis hoeft niet te worden aangepast op basis van nierfunctiestoornis (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Bij volwassen patiënten met een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score 5 tot 6) hoeft de dosis
niet te worden aangepast. Voor volwassen patiënten met een matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-
score 7 tot 9) wordt op basis van farmacokinetische gegevens caspofungine 35 mg per dag
aanbevolen. Een oplaaddosis van 70 mg dient op Dag -1 te worden toegediend. Er is geen klinische
ervaring bij volwassen patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score hoger dan 9)
en bij kinderen met elke mate van leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.4).
Gelijktijdige toediening met inductoren van metabole enzymen
Beperkte gegevens suggereren dat een verhoging van de dagelijkse dosis van caspofungine naar
70 mg, volgend op de oplaaddosis van 70 mg, moet worden overwogen bij gelijktijdige toediening van
caspofungine bij volwassen patiënten met bepaalde inductoren van metabole enzymen (zie
3
rubriek 4.5). Als caspofungine bij kinderen (12 maanden tot 17 jaar) gelijktijdig wordt toegediend met
deze zelfde inductoren van metabole enzymen (zie rubriek 4.5), moet een dosis caspofungine van
70 mg/m
2
per dag (dagelijkse dosis mag niet hoger zijn dan 70 mg) worden overwogen.
Wijze van toediening
Na reconstitutie en verdunning moet de oplossing in ongeveer 1 uur per langzame intraveneuze
infusie worden toegediend. Zie rubriek 6.6 voor aanwijzingen voor reconstitutie.
Er zijn zowel injectieflacons met 70 mg als met 50 mg beschikbaar.
Caspofungine moet als een eenmalige dagelijkse infusie worden gegeven.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Bij de toediening van caspofungine is melding gemaakt van anafylaxie. Als dit gebeurt moet de
toediening van caspofungine gestopt worden en een passende behandeling toegepast worden.
Mogelijke door histamine gemedieerde bijwerkingen zijn gemeld, waaronder uitslag, zwelling van het
gezicht, angio-oedeem, pruritus, warmtegevoel of bronchospasme, en kunnen stopzetten en/of
toepassing van een passende behandeling vereisen.
Beperkte gegevens suggereren dat minder vaak voorkomende niet-Candida-gisten en niet-Aspergillus-
schimmels niet door caspofungine worden bestreden. De werkzaamheid van caspofungine tegen deze
schimmel-pathogenen is niet vastgesteld.
Gelijktijdig gebruik van caspofungine met ciclosporine is onderzocht bij gezonde volwassen
vrijwilligers en bij volwassen patiënten. Sommige gezonde volwassen vrijwilligers die twee doses van
3 mg/kg ciclosporine samen met caspofungine kregen, vertoonden voorbijgaande verhogingen van het
alaninetransaminase (ALAT) en aspartaattransaminase (ASAT) van minder dan of gelijk aan 3 maal
de bovenste normaalwaarde (upper
limit of normal,
ULN), die bij stopzetting van de behandeling
verdween. In een retrospectief onderzoek bij 40 patiënten die 1 tot 290 dagen (mediaan 17,5 dagen)
werden behandeld met op de markt verkrijgbare caspofungine en ciclosporine werden geen ernstige
bijwerkingen aan de lever opgemerkt. Deze gegevens suggereren dat caspofungine gebruikt kan
worden bij patiënten die ciclosporine krijgen als de mogelijke voordelen opwegen tegen de potentiële
risico's. Een zorgvuldige controle van de leverenzymen moet worden overwogen als caspofungine en
ciclosporine gelijktijdig worden gebruikt.
Bij volwassen patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis is de AUC met respectievelijk
ongeveer 20 % en 75 % verhoogd. Bij volwassen patiënten met een matige leverfunctiestoornis wordt
een verlaging van de dagelijkse dosis naar 35 mg aanbevolen. Er is geen klinische ervaring bij
volwassenen met een ernstige leverfunctiestoornis of bij kinderen met elke mate van
leverfunctiestoornis. Naar verwachting is de blootstelling hoger dan bij een matige
leverfunctiestoornis; bij deze patiënten moet caspofungine met voorzichtigheid worden toegepast (zie
rubrieken 4.2 en 5.2).
Bij gezonde vrijwilligers en volwassen en pediatrische patiënten die met caspofungine zijn behandeld,
zijn bij laboratoriumtesten afwijkingen in de leverfunctie gezien. Bij sommige volwassen en
pediatrische patiënten met ernstige onderliggende aandoeningen die gelijktijdig met meerdere
geneesmiddelen naast caspofungine behandeld werden, zijn gevallen van een klinisch significante
leverstoornis, hepatitis en leverfalen gemeld; een causaal verband met caspofungine is niet
aangetoond. Bij patiënten die tijdens behandeling met caspofungine afwijkende leverfunctietesten
ontwikkelen, moet gecontroleerd worden op aanwijzingen van een verslechterende leverfunctie en
4
moet de verhouding tussen risico en voordeel bij voortzetting van behandeling met caspofungine
opnieuw worden beoordeeld.
Gevallen van Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN) zijn gemeld
sinds de marktintroductie van caspofungine. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een
voorgeschiedenis van allergische huidreactie (zie rubriek 4.8).
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen
natriumvrij
is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Uit
in vitro-onderzoek
blijkt dat caspofungine geen van de enzymen van het cytochroom P450-
systeem (CYP) remt. In klinisch onderzoek induceerde caspofungine het CYP3A4-metabolisme van
andere stoffen niet. Caspofungine is geen substraat voor P-glycoproteïne en is een zwak substraat
voor cytochroom P450-enzymen. In farmacologisch en klinisch onderzoek bleek caspofungine echter
met andere geneesmiddelen een interactie te vertonen (zie hieronder).
In twee klinische studies bij gezonde volwassen proefpersonen verhoogde ciclosporine A (één dosis
van 4 mg/kg of 2 doses van 3 mg/kg met een interval van 12 uur) de AUC van caspofungine met
ongeveer 35 %. Deze verhogingen van de AUC worden waarschijnlijk veroorzaakt door een
verminderde opname van caspofungine door de lever. Caspofungine gaf geen verhoging van de
plasmaspiegels van ciclosporine. Bij gelijktijdige toediening van caspofungine en ciclosporine traden
er voorbijgaande verhogingen van de leverenzymen ALAT en ASAT op van minder dan of gelijk aan
driemaal de bovenste normaalwaarde (upper
limit of normal,
ULN), die verdwenen na stopzetting van
de geneesmiddelen. In een retrospectief onderzoek bij 40 patiënten die 1 tot 290 dagen (mediaan
17,5 dagen) werden behandeld met op de markt verkrijgbare caspofungine en ciclosporine werden
geen ernstige bijwerkingen aan de lever opgemerkt (zie rubriek 4.4). Als de twee geneesmiddelen
gelijktijdig worden toegepast, moet een zorgvuldige controle van de leverenzymen worden
overwogen.
Caspofungine verlaagde de dalwaarde van de tacrolimusspiegel met 26 % bij gezonde volwassen
vrijwilligers. Voor patiënten die beide behandelingen krijgen, moeten standaardcontroles van de
tacrolimusspiegel in het bloed en waar nodig aanpassing van de dosis tacrolimus plaatsvinden.
Uit klinisch onderzoek bij gezonde volwassen vrijwilligers blijkt dat de farmacokinetiek van
caspofungine niet klinisch relevant veranderd wordt door itraconazol, amfotericine B, mycofenolaat,
nelfinavir of tacrolimus. Caspofungine had geen invloed op de farmacokinetiek van amfotericine B,
itraconazol, rifampicine of mycofenolaatmofetil. Hoewel de veiligheidsgegevens beperkt zijn, lijken
er geen bijzondere voorzorgsmaatregelen nodig te zijn als amfotericine B, itraconazol, nelfinavir of
mycofenolaatmofetil gelijktijdig met caspofungine worden toegediend.
Wanneer rifampicine gelijktijdig met caspofungine werd ingesteld bij gezonde volwassen
vrijwilligers, gaf rifampicine op de eerste dag van het gelijktijdig gebruik een verhoging van 60 % van
de AUC en een verhoging van 170 % van de dalconcentratie van caspofungine. Bij herhaalde
toediening namen de dalconcentraties van caspofungine geleidelijk af. Na twee weken toediening had
rifampicine een beperkt effect op de AUC, maar de dalwaarden waren 30 % lager dan bij volwassen
proefpersonen die caspofungine alleen kregen. Het interactiemechanisme wordt waarschijnlijk
veroorzaakt door een initiële remming en daaropvolgende inductie van transporteiwitten. Een
soortgelijk effect valt te verwachten voor andere geneesmiddelen die metabole enzymen induceren.
Beperkte gegevens uit populatiefarmacokinetisch onderzoek wijzen uit dat gelijktijdig gebruik van
caspofungine met de inductoren efavirenz, nevirapine, rifampicine, dexamethason, fenytoïne of
carbamazepine kan leiden tot een verlaging van de AUC van caspofungine. Bij gelijktijdige
toediening met inductoren van metabole enzymen moet een verhoging van de dagelijkse dosis
caspofungine naar 70 mg, volgend op de oplaaddosis van 70 mg, worden overwogen bij volwassen
patiënten (zie rubriek 4.2).
5
Alle bovengenoemde onderzoeken naar geneesmiddeleninteracties bij volwassenen werden verricht
met een dagelijkse dosis caspofungine van 50 of 70 mg. Interacties van hogere doses caspofungine
met andere geneesmiddelen zijn niet formeel onderzocht.
Bij kinderen is het op grond van resultaten van regressieanalyses van farmacokinetische gegevens
aannemelijk dat gelijktijdige toediening van dexamethason met caspofungine een klinisch belangrijke
verlaging van de dalconcentraties van caspofungine kan geven. Deze bevinding kan erop wijzen dat er
bij kinderen een soortgelijke verlaging met inductoren zal optreden als bij volwassenen. Als
caspofungine bij kinderen (12 maanden tot 17 jaar) gelijktijdig wordt toegediend met inductoren van
geneesmiddelenklaring, zoals rifampicine, efavirenz, nevirapine, fenytoïne, dexamethason of
carbamazepine, moet een dosis caspofungine van 70 mg/m
2
per dag (dagelijkse dosis mag niet hoger
zijn dan 70 mg) worden overwogen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of beperkte gegevens over het gebruik van caspofungine bij zwangere vrouwen.
Caspofungine mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt, tenzij hier een duidelijke noodzaak
toe bestaat. In dieronderzoek is ontwikkelingstoxiciteit vastgesteld (zie rubriek 5.3). Caspofungine
bleek in dierstudies de placentabarrière te passeren.
Borstvoeding
Het is niet bekend of caspofungine bij de mens in de moedermelk wordt uitgescheiden. Uit de
beschikbare farmacodynamische/toxicologische gegevens blijkt dat caspofungine bij dieren in de
melk wordt uitgescheiden. Vrouwen die caspofungine krijgen, mogen geen borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
Voor caspofungine waren er in studies bij mannetjes- en wijfjesratten geen effecten op de
vruchtbaarheid (zie rubriek 5.3). Er zijn geen klinische gegevens over caspofungine op grond waarvan
de effecten op de vruchtbaarheid beoordeeld kunnen worden.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Overgevoeligheidsreacties (anafylaxie en mogelijke door histamine gemedieerde bijwerkingen) zijn
gemeld (zie rubriek 4.4).
Bij patiënten met invasieve aspergillose werden ook pulmonaal oedeem, ademhalingsnoodsyndroom
bij volwassenen en radiografische infiltraten gemeld.
Volwassen patiënten
In klinisch onderzoek kregen 1865 volwassen personen eenmalige of meervoudige doses
caspofungine: 564 patiënten met koorts en neutropenie (onderzoek naar empirische behandeling),
382 patiënten met invasieve candidiasis, 228 patiënten met invasieve aspergillose, 297 patiënten met
plaatselijke
Candida-infecties
en 394 personen die deelnamen aan de fase-1-studies. In het onderzoek
naar empirische behandeling waren de patiënten wegens een maligniteit met chemotherapie behandeld
of ze hadden een transplantatie met hematopoëtische stamcellen ondergaan (waaronder 39 allogene
transplantaties). In de studies met patiënten met vastgestelde
Candida-infecties
had de meerderheid
van de patiënten met invasieve
Candida-infecties
ernstige onderliggende medische aandoeningen
(bijvoorbeeld hematologische of andere maligniteit, recente ingrijpende operatie, hiv) waarvoor
meerdere geneesmiddelen tegelijkertijd nodig waren. De patiënten in de niet-vergelijkende
6
Aspergillus-studie
hadden vaak ernstige predisponerende medische aandoeningen (bijvoorbeeld
beenmerg- of perifere stamceltransplantaties, hematologische maligniteit, vaste tumoren of
orgaantransplantaties) waarvoor meerdere geneesmiddelen gelijktijdig nodig waren.
Flebitis was in alle patiëntenpopulaties een vaak gemelde lokale bijwerking op de injectieplaats.
Andere lokale reacties waren erytheem, pijn/gevoeligheid, jeuk, afscheiding en een brandend gevoel.
De gemelde klinische en laboratoriumafwijkingen bij alle met caspofungine behandelde volwassenen
(totaal 1780) waren over het algemeen licht en maakten zelden stopzetting noodzakelijk.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen zijn gemeld tijdens klinische studies en/of postmarketinggebruik:
Systeem/
orgaanklasse
Vaak
(≥
1/100, < 1/10)
Soms
(≥
1/1000, < 1/100)
Niet bekend
(kan met de
beschikbare
gegevens
niet worden
bepaald)
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
verlaagd hemoglobine,
verlaagd hematocriet,
wittebloedceltelling
verlaagd
anemie, trombocytopenie,
coagulopathie, leukopenie, verhoogd
aantal eosinofielen, bloedplaatjestelling
verlaagd, bloedplaatjestelling verhoogd,
verminderd aantal lymfocyten,
wittebloedceltelling verhoogd,
verminderd aantal neutrofielen
Voedings- en
stofwisselings-
stoornissen
Psychische
stoornissen
Zenuwstelsel-
aandoeningen
Oog-
aandoeningen
Hart-
aandoeningen
Bloedvat-
aandoeningen
Ademhalings-
stelsel-,
borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Maag-
darmstelsel-
aandoeningen
Lever- en gal-
aandoeningen
hypokaliëmie
vochtophoping, hypomagnesiëmie,
anorexie, verstoorde elektrolytenbalans,
hyperglykemie, hypocalciëmie,
metabole acidose
angst, desoriëntatie, slapeloosheid
hoofdpijn
duizeligheid, dysgeusie, paresthesie,
slaperigheid, tremor, hypo-esthesie
icterus van het oog, wazig zien, oedeem
van het ooglid, verhoogde traanvorming
palpitaties, tachycardie, aritmie,
atriumfibrilleren, congestief hartfalen
flebitis
dyspneu
tromboflebitis, overmatig blozen,
opvliegers, hypertensie, hypotensie
verstopte neus, pharyngolaryngeale
pijn, tachypneu, bronchospasmen,
hoest,
aanvalsgewijze nachtelijke
ademnood, hypoxie, ratelgeluiden,
piepende ademhaling
misselijkheid, diarree,
braken
buikpijn, pijn in de bovenbuik, droge
mond, dyspepsie, last van de maag,
abdominale distensie, ascites,
constipatie, dysfagie, winderigheid
verhoogde leverwaarden
(ASAT, ALAT, bloed
alkalische fosfatase,
bilirubine geconjugeerd
en bloedbilirubine)
cholestase, hepatomegalie,
hyperbilirubinemie, geelzucht,
leverfunctie afwijkend, hepatotoxiciteit,
leveraandoening,
gammaglutamyltransferase verhoogd
7
Systeem/
orgaanklasse
Vaak
(≥
1/100, < 1/10)
Soms
(≥
1/1000, < 1/100)
Niet bekend
(kan met de
beschikbare
gegevens
niet worden
bepaald)
toxische
epidermale
necrolyse en
Stevens-
Johnson-
syndroom
(zie rubriek
4.4)
Huid- en
onderhuid-
aandoeningen
uitslag, pruritus,
erytheem, hyperhidrose
erythema multiforme, vlekkerige
uitslag, maculopapulaire uitslag,
pruritische uitslag, urticaria, allergische
dermatitis, gegeneraliseerde pruritus,
erythemateuze uitslag, gegeneraliseerde
uitslag, morbilliforme uitslag,
huidlaesie
Skeletspier-
stelsel- en
bindweefsel-
aandoeningen
Nier- en
urineweg-
aandoeningen
Algemene
aandoeningen
en toedienings-
plaats-
stoornissen
artralgie
rugpijn, pijn in extremiteiten, botpijn,
spierzwakte, myalgie
nierfalen, acuut nierfalen
pyrexie, rillingen,
pruritus op infusieplaats
pijn, pijn rond katheter, vermoeidheid,
koud gevoel, warm gevoel, erytheem op
infusieplaats, verharding op
infusieplaats, pijn op infusieplaats,
zwelling op infusieplaats, flebitis op
injectieplaats, perifeer oedeem,
gevoeligheid, ongemak op de borst, pijn
op de borst, gezichtsoedeem, gevoel van
verandering van lichaamstemperatuur,
verharding, extravasatie op
infusieplaats, irritatie op infusieplaats,
flebitis op infusieplaats, uitslag op
infusieplaats, urticaria op infusieplaats,
erytheem op injectieplaats, oedeem op
injectieplaats, pijn op injectieplaats,
zwelling op injectieplaats, malaise,
oedeem
Onderzoeken
verlaagd kalium in
bloed, verlaagd
bloedalbumine
verhoogd bloedcreatinine, positief voor
rode bloedcellen in urine, verlaagd
totaal eiwit, eiwit in urine, verlengde
protrombinetijd, verkorte
protrombinetijd, verlaagd natrium in
bloed, verhoogd natrium in bloed,
verlaagd calcium in bloed, verhoogd
calcium in bloed, verlaagd chloride in
bloed, verhoogd glucose in bloed,
verlaagd magnesium in bloed, verlaagd
fosfor in bloed, verhoogd fosfor in
bloed, verhoogd ureum in bloed,
verlengde geactiveerde partiële
tromboplastinetijd, verlaagd
bicarbonaat in bloed, verhoogd chloride
in bloed, verhoogd kalium in bloed,
verhoogde bloeddruk, verlaagd
urinezuur in bloed, bloed in urine,
8
Systeem/
orgaanklasse
Vaak
(≥
1/100, < 1/10)
Soms
(≥
1/1000, < 1/100)
Niet bekend
(kan met de
beschikbare
gegevens
niet worden
bepaald)
afwijkende ademgeluiden, verlaagd
kooldioxide, verhoogde concentratie
immunosuppressivum, verhoogde INR
(International
Normalized Ratio),
urinesediment, positief op witte
bloedcellen in urine en verhoogde pH
van urine.
Caspofungine is ook onderzocht bij 150 mg/dag (tot 51 dagen lang) bij 100 volwassen patiënten (zie
rubriek 5.1). In het onderzoek is caspofungine 50 mg/dag (na een oplaaddosis van 70 mg op Dag 1)
vergeleken met 150 mg/dag bij de behandeling van invasieve candidiasis. In deze groep patiënten was
de veiligheid van caspofungine bij deze hogere dosis over het algemeen vergelijkbaar met die bij
patiënten die de dagelijkse dosis caspofungine 50 mg kregen. Het deel van de patiënten met een
ernstige geneesmiddelgerelateerde bijwerking of een geneesmiddelgerelateerde bijwerking die tot
stopzetting van caspofungine leidde, was in de twee behandelingsgroepen vergelijkbaar.
Pediatrische patiënten
Gegevens uit 5 klinische studies bij 171 pediatrische patiënten laten zien dat de totale incidentie van
klinische bijwerkingen (26,3 %; 95 % BI -19,9, 33,6) niet hoger is dan bij volwassenen die werden
behandeld met caspofungine (43,1 %; 95 % BI -40,0, 46,2). Echter, pediatrische patiënten hebben
waarschijnlijk een ander bijwerkingenprofiel dan volwassen patiënten. De geneesmiddelgerelateerde
klinische bijwerkingen die het meest gemeld werden bij pediatrische patiënten behandeld met
caspofungine waren pyrexie (11,7 %), uitslag (4,7 %) en hoofdpijn (2,9 %).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen zijn gemeld:
Systeem/orgaanklasse
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Zenuwstelselaandoeningen
Hartaandoeningens
Bloedvataandoeningen
Lever- en galaandoeningen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Onderzoeken
Zeer vaak
(≥
1/10)
Vaak
(≥
1/100, < 1/10)
verhoogd aantal eosinofielen
hoofdpijn
tachycardie
overmatig blozen, hypotensie
verhoogde leverenzymen (ASAT, ALAT)
uitslag, pruritus
koorts
rillingen, pijn op de katheterplaats
verlaagd kalium, hypomagnesiëmie,
verhoogd glucose, verlaagd fosfor en
verhoogd fosfor
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
d
eze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s
van het geneesmiddel voortdur
end worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
9
4.9
Overdosering
Onbedoelde toediening van tot 400 mg caspofungine op één dag is gemeld. Deze leidde niet tot
klinisch belangrijke bijwerkingen. Caspofungine is niet dialyseerbaar.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antimycotica voor systemisch gebruik, ATC-code: J02AX04
Werkingsmechanisme
Caspofungineacetaat is een semisynthetisch lipopeptide (echinocandine) dat gesynthetiseerd wordt uit
een fermentatieproduct van
Glarea lozoyensis.
Caspofungineacetaat remt de synthese van bèta-(1,3)-
D-glucaan, een essentieel bestanddeel van de celwand van veel filamenteuze schimmels en gisten.
Bèta-(1,3)-D-glucaan komt niet in zoogdiercellen voor.
Met caspofungine is een schimmeldodende werking tegen
Candida-gisten
aangetoond. In
in-vitro-
en
in-vivo-onderzoek
is aangetoond dat blootstelling van
Aspergillus
aan caspofungine leidt tot lysis en
dood van de uiteinden van de schimmeldraden en de aftakpunten waar celgroei en -deling
plaatsvinden.
Farmacodynamische effecten
In vitro
is caspofungine actief tegen
Aspergillus-soorten
(Aspergillus
fumigatus
[n=75],
Aspergillus
flavus
[n=111],
Aspergillus niger
[n=31],
Aspergillus nidulans
[n=8],
Aspergillus terreus
[n=52] en
Aspergillus candidus
[n=3]). Caspofungine is
in vitro
ook werkzaam tegen
Candida-soorten
(Candida
albicans
[n=1032],
Candida dubliniensis
[n=100],
Candida glabrata
[n=151],
Candida guilliermondii
[n=67],
Candida kefyr
[n=62],
Candida krusei
[n=147],
Candida lipolytica
[n=20],
Candida
lusitaniae
[n=80],
Candida parapsilosis
[n=215],
Candida rugosa
[n=1]
en Candida tropicalis
[n=258]), waaronder isolaten met meervoudig resistente transportmutaties en die met verworven of
intrinsieke resistentie tegen fluconazol, amfotericine B en 5-flucytosine. Gevoeligheidsonderzoek
werd verricht volgens aangepaste versies van zowel de Clinical and Laboratory Standards Institute
(CLSI, voorheen bekend als National Committee for Clinical Laboratory Standards [NCCLS])
methode M38-A2 (voor
Aspergillus-soorten)
en methode M27-A3 (voor
Candida-soorten).
Er zijn door EUCAST gestandaardiseerde technieken voor gevoeligheidsonderzoek voor gisten
vastgesteld. EUCAST-breekpunten zijn nog niet vastgesteld voor caspofungine, vanwege significante
interlaboratoriumvariatie in MIC-waarden voor caspofungine. In plaats van breekpunten dienen
Candida-isolaten die gevoelig zijn voor zowel anidulafungine als micafungine als gevoelig voor
caspofungine beschouwd te worden. Overeenkomstig kunnen
C. parapsilosis-isolaten
die intermediair
gevoelig zijn voor anidulafungine en micafungine ook als intermediair gevoelig voor caspofungine
beschouwd worden.
Resistentiemechanisme
Isolaten van Candida met verminderde gevoeligheid voor caspofungine zijn geïdentificeerd bij een
klein aantal patiënten tijdens de behandeling (er zijn MIC-waarden voor caspofungine > 2 mg/l (factor
4 tot 30 MIC-verhogingen) gerapporteerd waarbij gebruik gemaakt werd van gestandaardiseerde MIC-
testtechnieken, goedgekeurd door het CLSI). Het resistentiemechanisme is geïdentificeerd als FKS1-
en/of FKS2- (voor
C. glabrata)
genmutaties. Deze gevallen zijn geassocieerd met slechte klinische
resultaten.
Het
in vitro
ontwikkelen van resistentie tegen caspofungine bij
Aspergillus-soorten
is geconstateerd.
In de beperkte klinische ervaring is er resistentie tegen caspofungine bij patiënten met invasieve
aspergillose waargenomen. Het resistentiemechanisme is niet vastgesteld. De incidentie van
resistentie tegen caspofungine van diverse klinische isolaten van
Aspergillus
is zeldzaam.
10
Caspofungineresistentie bij
Candida
is waargenomen maar de incidentie kan verschillen per soort of
regio.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Invasieve candidiasis bij volwassen patiënten:
239 patiënten werden gerekruteerd in een eerste studie
voor de vergelijking van caspofungine en amfotericine B bij de behandeling van invasieve
candidiasis. 24 patiënten hadden neutropenie. De meest voorkomende diagnoses waren infecties in het
bloed (candidemie) (77 %, n=186) en
Candida-peritonitis
(8 %, n=19); patiënten met
Candida-
endocarditis, osteomyelitis of meningitis werden uitgesloten van deze studie. 50 mg caspofungine
eenmaal daags werd toegediend na een oplaaddosis van 70 mg, terwijl amfotericine B werd
toegediend in een dosering van 0,6 tot 0,7 mg/kg/dag aan niet-neutropenische patiënten of 0,7 tot
1,0 mg/kg/dag aan neutropenische patiënten. De gemiddelde duur van de intraveneuze therapie was
11,9 dagen, met een bereik van 1 tot 28 dagen. Een gunstige respons hield zowel een verdwijning van
de symptomen als een microbiologische klaring van de
Candida-infectie
in. Aan het einde van de
intraveneuze studietherapie werden 224 patiënten opgenomen in de primaire werkzaamheidsanalyse
(MITT-analyse) van de respons; caspofungine en amfotericine B vertoonden een vergelijkbaar gunstig
responspercentage voor de behandeling van invasieve candidiasis (73 % [80/109]) respectievelijk
62 % [71/115]) [% verschil 12,7 (95,6 % BI -0,7; 26,0)]. Bij de patiënten met candidemie waren
gunstige responspercentages aan het einde van de intraveneuze studietherapie bij de primaire
werkzaamheidsanalyse (MITT-analyse) vergelijkbaar voor caspofungine (72 % [66/92]) en
amfotericine B (63 % [59/94]) [% verschil 10,0 (95,0 % BI -4,5; 24,5)]. De gegevens bij patiënten met
infecties elders dan in het bloed waren beperkter. Het gunstige responspercentage bij neutropenische
patiënten was 7/14 (50 %) in de groep met caspofungine en 4/10 (40 %) in de groep met
amfotericine B. Deze beperkte gegevens worden ondersteund door de uitkomsten van het onderzoek
naar empirische behandeling.
In een tweede studie kregen patiënten met invasieve candidiasis dagelijkse doses caspofungine van
50 mg/dag (na een oplaaddosis van 70 mg op Dag 1) of 150 mg/dag (zie rubriek 4.8). In dit onderzoek
werd de dosis caspofungine in 2 uur toegediend (in plaats van de gebruikelijke toediening in 1 uur).
Aan dit onderzoek namen geen patiënten deel met vermoede
Candida-endocarditis,
meningitis of
osteomyelitis. Omdat dit een primaire therapiestudie was, werden ook patiënten die niet op eerdere
antifungale middelen hadden gereageerd, uitgesloten. Het aantal neutropenische patiënten in deze
studie was ook beperkt (8,0 %). Werkzaamheid was in dit onderzoek een secundair eindpunt.
Patiënten die aan de inclusiecriteria voldeden en een of meer doses caspofungine kregen, werden in de
werkzaamheidsanalyse opgenomen. De twee behandelingsgroepen hadden een ongeveer gelijke
gunstige respons aan het eind van de therapie met caspofungine: 72 % (73/102) en 78 % (74/95) voor
de behandelingsgroepen met caspofungine 50 mg respectievelijk 150 mg (verschil 6,3 % [95 % BI -
5,9, 18,4]).
Invasieve aspergillose bij volwassen patiënten:
Negenenzestig volwassen patiënten (leeftijd 18-80)
met invasieve aspergillose werden opgenomen in een open-label, niet-vergelijkende studie naar de
veiligheid, verdraagbaarheid en werkzaamheid van caspofungine. Patiënten moesten of niet reageren
op (dat wil zeggen dat er ziekteprogressie was of geen verbetering met andere schimmeldodende
behandelingen die minstens 7 dagen waren toegediend) (84 % van de geïncludeerde patiënten) andere
standaard schimmeldodende behandelingen of konden deze niet verdragen (16 % van de
geïncludeerde patiënten). De meeste patiënten hadden onderliggende aandoeningen (hematologische
maligniteit [n=24], allogene beenmergtransplantatie of stamceltransplantatie [n=18],
orgaantransplantatie [n=8], vaste tumor [n=3] of andere aandoeningen [n=10]). Er werden strikte
definities naar het model van de Mycoses Study Group Criteria gebruikt voor de diagnose van
invasieve aspergillose en voor de respons op de behandeling (voor een gunstige respons moesten
zowel röntgenfoto’s als d
e tekenen en symptomen een klinisch significante verbetering laten zien). De
gemiddelde duur van de behandeling was 33,7 dagen, met een bereik van 1 tot 162 dagen. Een
onafhankelijk deskundig panel bepaalde dat 41 % (26/63) van de patiënten die minstens één dosis
caspofungine hadden gekregen een gunstige respons vertoonde. Van de patiënten die meer dan
7 dagen met caspofungine waren behandeld, vertoonde 50 % (26/52) een gunstige respons. Het
percentage van een gunstige respons bij patiënten die niet reageerden op eerdere therapieën of deze
11
niet verdroegen, was 36 % (19/53) respectievelijk 70 % (7/10). Hoewel de doses van eerdere
antischimmeltherapieën bij 5 patiënten die als niet-reagerend werden geïncludeerd lager waren dan de
doses die vaak voor invasieve aspergillose worden toegediend, was het gunstige responspercentage
tijdens behandeling met caspofungine bij deze patiënten gelijk aan dat bij de resterende niet-
reagerende patiënten (2/5 versus 17/48, respectievelijk). Het responspercentage bij patiënten met een
pulmonale of extrapulmonale aandoening was 47 % (21/45) respectievelijk 28 % (5/18). Bij de
patiënten met een extrapulmonale aandoening vertoonden 2 van de 8 patiënten bij wie het CZS zeker,
waarschijnlijk of mogelijk was aangetast een gunstige respons.
Empirische therapie bij volwassen patiënten met koorts en neutropenie:
In totaal namen
1111 patiënten met aanhoudende koorts en neutropenie deel aan een klinisch onderzoek en werden
behandeld met of 50 mg caspofungine eenmaal per dag na een oplaaddosis van 70 mg, of met
3,0 mg/kg/dag liposomale amfotericine B. De in aanmerking komende patiënten hadden wegens een
maligniteit chemotherapie gekregen of hadden een transplantatie met hematopoëtische stamcellen
ondergaan en vertoonden neutropenie (< 500 cellen/mm
3
gedurende 96 uur) en koorts (> 38,0 °C) die
niet op ≥
96 uur parenterale antibacteriële therapie reageerden. De patiënten zouden worden
behandeld tot 72 uur nadat de neutropenie was verdwenen, met een maximumduur van 28 dagen. De
patiënten die een vastgestelde schimmelinfectie bleken te hebben, konden echter langer worden
behandeld. Indien het middel goed werd verdragen, maar de koorts bij de patiënt aanhield en de
klinische toestand achteruitging na vijf dagen behandeling, kon de dosering van het
studiegeneesmiddel worden verhoogd tot 70 mg caspofungine per dag (13,3 % van de behandelde
patiënten) of tot 5,0 mg/kg/dag liposomale amfotericine B (14,3 % van de behandelde patiënten). De
analyse van de algeheel gunstige respons volgens het principe van de Modified Intention-To-Treat
(MITT) omvatte 1095 patiënten; caspofungine (33,9 %) was even werkzaam als liposomale
amfotericine B (33,7 %) [procentueel verschil 0,2 (95,2 % BI
5,6, 6,0)].Van een algeheel gunstige
respons was sprake als aan elk van deze vijf criteria werd voldaan: (1) een geslaagde behandeling van
iedere initiële schimmelinfectie (caspofungine 51,9 % [14/27], liposomale amfotericine B 25,9 %
[7/27]), (2) geen doorbraak van schimmelinfecties tijdens toediening van het studiegeneesmiddel of
binnen zeven dagen na voltooiing van de behandeling (caspofungine 94,8 % [527/556], liposomale
amfotericine B 95,5 % [515/539]), (3) een overlevingsduur van zeven dagen na voltooiing van de
studietherapie (caspofungine 92,6 % [515/556], liposomale amfotericine B 89,2 % [481/539]), (4)
geen staken van het studiegeneesmiddel wegens met het middel verband houdende toxiciteit of gebrek
aan werkzaamheid (caspofungine 89,7 % [499/556], liposomale amfotericine B 85,5 % [461/539]) en
(5) verdwijning van de koorts tijdens de periode van neutropenie (caspofungine 41,2 % [229/556],
liposomale amfotericine B 41,4 % [223/539]). De responspercentages op caspofungine en liposomale
amfotericine B na initiële infecties ten gevolge van
Aspergillus-soorten
bedroegen respectievelijk
41,7 % (5/12) en 8,3 % (1/12) en ten gevolge van
Candida-soorten
66,7 % (8/12) en 41,7 % (5/12).
Patiënten in de caspofunginegroep kregen doorbraakinfecties vanwege de volgende, soms
voorkomende gisten en schimmels:
Trichosporon-soorten
(1),
Fusarium-soorten
(1),
Mucor-soorten
(1) en
Rhizopus-soorten
(1).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van caspofungine zijn in twee prospectieve, klinische
multicenterstudies onderzocht bij kinderen van 3 maanden tot 17 jaar. De onderzoeksopzet,
diagnostische criteria en criteria voor beoordeling van de werkzaamheid waren vergelijkbaar met de
overeenkomstige studies bij volwassen patiënten (zie rubriek 5.1).
Het eerste onderzoek, waaraan 82 patiënten tussen 2 en 17 jaar deelnamen, was een gerandomiseerd,
dubbelblind onderzoek waarin caspofungine (50 mg/m
2
IV eenmaal daags na een oplaaddosis van
70 mg/m
2
op Dag 1 [niet hoger dan 70 mg per dag]) werd vergeleken met liposomale amfotericine B
(3 mg/kg IV per dag) in een verhouding van 2:1 (56 op caspofungine, 26 op liposomale
amfotericine B) als empirische behandeling bij kinderen met aanhoudende koorts en neutropenie. De
algehele successcores in de MITT-analyseresultaten, aangepast per risicostratum, waren als volgt:
46,6 % (26/56) voor caspofungine en 32,2 % (8/25) voor liposomale amfotericine B.
12
Het tweede onderzoek was een prospectief, open-label, niet-vergelijkend onderzoek waarin een
schatting werd gemaakt van de veiligheid en werkzaamheid van caspofungine bij kinderen (leeftijd
6 maanden tot 17 jaar) met invasieve candidiasis, oesofageale candidiasis en invasieve aspergillose
(als rescue-behandeling). 49 patiënten namen deel en kregen caspofungine als 50 mg/m
2
IV eenmaal
daags na een oplaaddosis van 70 mg/m
2
op Dag 1 (niet hoger dan 70 mg per dag), waarvan er 48 in de
MITT-analyse werden opgenomen. Daarvan hadden er 37 invasieve candidiasis, 10 hadden invasieve
aspergillose en 1 patiënt had oesofageale candidiasis. Het geschatte percentage gunstige responsen na
behandeling met caspofungine was in de MITT-analyse als volgt: 81 % (30/37) bij invasieve
candidiasis, 50 % (5/10) bij invasieve aspergillose en 100 % (1/1) bij oesofageale candidiasis.
In een dubbelblind, gerandomiseerd (2:1), vergelijkend onderzoek werden de veiligheid,
verdraagbaarheid en werkzaamheid geëvalueerd van caspofungine (2 mg/kg/dag intraveneus
geïnfundeerd gedurende 2 uur) versus amfotericine B deoxycholaat (1 mg/kg/dag) bij pasgeborenen
en zuigelingen jonger dan 3 maanden met invasieve candidiasis (door een kweek bevestigd). Door te
weinig geschikte proefpersonen werd het onderzoek voortijdig stopgezet en werden er slechts
51 patiënten gerandomiseerd. Het aantal patiënten met schimmelvrije overleving 2 weken na de
behandeling in de caspofungine-groep (71,0 %) was vergelijkbaar met de amfotericine B
deoxycholaat-groep (68,8 %). Op basis van dit onderzoek kunnen er geen aanbevelingen voor de
dosering voor pasgeborenen en zuigelingen gedaan worden.
5.2
Farmacokinetische gegevens
Distributie
Caspofungine wordt in hoge mate gebonden aan albumine. De ongebonden fractie van caspofungine
in het plasma varieert van 3,5 % bij gezonde vrijwilligers tot 7,6 % bij patiënten met invasieve
candidiasis. Distributie speelt een belangrijke rol bij de plasmafarmacokinetiek van caspofungine en
is de snelheidsbepalende stap in zowel de alfa- als bètadispositiefases. De distributie naar de weefsels
bereikte 1,5 tot 2 dagen na toediening een piek toen 92 % van de dosis naar de weefsels was verdeeld.
Waarschijnlijk keert slechts een klein deel van de in de weefsels opgenomen caspofungine later naar
het plasma terug als moedercomponent. Daarom treedt in de afwezigheid van een distributie-
evenwicht eliminatie op en is het momenteel niet mogelijk een nauwkeurige schatting te maken van
het distributievolume van caspofungine.
Biotransformatie
Caspofungine ondergaat een spontane afbraak naar een openringverbinding. Bij voortgaand
metabolisme treedt peptidehydrolyse en N-acetylering op. Twee tussenproducten, die ontstaan bij de
afbraak van caspofungine naar deze openringverbinding, vormen covalente adducten aan plasma-
eiwitten die in geringe mate tot een onomkeerbare binding aan plasmaeiwitten leiden.
Uit onderzoek
in vitro
blijkt dat caspofungine geen remmer is van de cytochroom P450-enzymen 1A2,
2A6, 2C9, 2C19, 2D6 of 3A4. In klinisch onderzoek gaf caspofungine geen inductie of remming van
het CYP3A4-metabolisme van andere geneesmiddelen. Caspofungine is geen substraat van P-
glycoproteïne en is een zwak substraat van cytochroom P450-enzymen.
Eliminatie
De eliminatie van caspofungine uit het plasma is langzaam met een klaring van 10-12 ml/min. Na een
eenmalige intraveneuze infusie van een uur neemt de plasmaconcentratie van caspofungine
polyfasisch af. Onmiddellijk na de infusie treedt een korte alfafase in, gevolgd door een bètafase met
een halfwaardetijd van 9 tot 11 uur. Dan volgt een gammafase met een halfwaardetijd van 45 uur. De
plasmaklaring wordt vooral beïnvloed door de distributie en niet zozeer door de uitscheiding of de
biotransformatie.
Ongeveer 75 % van een radioactieve dosis werd teruggevonden gedurende 27 dagen: 41 % in de urine
en 34 % in de faeces. In de eerste 30 uur na toediening is er weinig uitscheiding of biotransformatie
van caspofungine. De uitscheiding is langzaam en de terminale halfwaardetijd van de radioactiviteit
13
was 12 tot 15 dagen. Een geringe hoeveelheid caspofungine wordt onveranderd in de urine
uitgescheiden (ongeveer 1,4 % van de dosis).
Caspofungine vertoont een matige niet-lineaire farmacokinetiek waarbij met hogere doses de
accumulatie toeneemt en vertoont bij meervoudige doses dosisafhankelijkheid met betrekking tot de
tijd die nodig is om de steady state te bereiken.
Speciale populaties
Een verhoogde blootstelling aan caspofungine werd gezien bij volwassen patiënten met een
nierfunctiestoornis en lichte leverfunctiestoornis, bij vrouwen en bij ouderen. Over het algemeen was
deze verhoging beperkt en niet groot genoeg om een dosisaanpassing te rechtvaardigen. Bij volwassen
patiënten met een matige leverfunctiestoornis of bij patiënten met een hoger gewicht kan een
dosisaanpassing noodzakelijk zijn (zie hieronder).
Gewicht: Bij de farmacokinetische populatieanalyse bij volwassen candidiasispatiënten bleek gewicht
van invloed te zijn op de farmacokinetiek van caspofungine. Met toenemend gewicht neemt de
plasmaconcentratie af. De gemiddelde blootsteling bij een volwassen patiënt die 80 kg weegt, zal naar
verwachting ongeveer 23 % lager zijn dan bij een volwassen patiënt die 60 kg weegt (zie rubriek 4.2).
Leverfunctiestoornis: Bij volwassen patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis is de AUC
met ongeveer 20 % respectievelijk 75 % verhoogd. Er is geen klinische ervaring bij volwassen
patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis en bij kinderen met elke mate van leverfunctiestoornis.
In een onderzoek met meervoudige doses bleek een dosisvermindering van de dagelijkse dosis naar
35 mg bij volwassen patiënten met een matige leverfunctiestoornis een AUC op te leveren die
overeenkwam met die bij volwassen proefpersonen met een normale leverfunctie die de
standaardbehandeling kregen (zie rubriek 4.2).
Nierfunctiestoornis: In een klinische studie met eenmalige doses van 70 mg was de farmacokinetiek
van caspofungine bij volwassen vrijwilligers met een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 50-
80 ml/min) ongeveer gelijk aan die in de controlegroep. Een matige (creatinineklaring 31-49 ml/min),
gevorderde (creatinineklaring 5-30 ml/min) en terminale (creatinineklaring < 10 ml/min en
dialyseafhankelijk) nierfunctiestoornis gaven na toediening van één dosis een matige verhoging van
de plasmaconcentratie van caspofungine (bereik: 30-49 % voor AUC). Echter, bij volwassen patiënten
met invasieve candidiasis, oesofageale candidiasis of invasieve aspergillose die meervoudige
dagelijkse doses caspofungine 50 mg kregen, was er geen significant effect van lichte tot gevorderde
nierfunctiestoornis op de concentraties van caspofungine. Voor patiënten met een nierfunctiestoornis
hoeft de dosering niet te worden aangepast. Caspofungine is niet dialyseerbaar, dus na hemodialyse
hoeven geen extra doses te worden toegediend.
Geslacht: De plasmaconcentratie van caspofungine was bij vrouwen gemiddeld 17-38 % hoger dan bij
mannen.
Ouderen: Bij oudere mannelijke deelnemers werd er in vergelijking met jonge mannelijke deelnemers
een bescheiden verhoging van de AUC (28 %) en C
24u
(32 %) waargenomen. Bij patiënten die
empirisch werden behandeld of die invasieve candidiasis hadden, werd een vergelijkbaar bescheiden
leeftijdseffect gezien in oudere patiënten vergeleken met jongere patiënten.
Ras: Farmacokinetische gegevens van patiënten wezen uit dat er tussen blanken, negroïden, Latijns-
Amerikanen en mesties geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van caspofungine
waren.
Pediatrische patiënten:
Bij adolescenten (leeftijd 12-17 jaar) die caspofungine kregen als 50 mg/m
2
per dag (maximaal 70 mg
per dag) was de plasma-AUC
0-24u
van caspofungine over het algemeen vergelijkbaar met die bij
volwassenen die caspofungine 50 mg/dag kregen. Alle adolescenten kregen doses > 50 mg/dag en in
feite kregen 6 van de 8 de maximale dosis van 70 mg/dag. De plasmaconcentraties van caspofungine
14
bij deze adolescenten waren verlaagd ten opzichte van volwassenen die 70 mg/dag kregen, de meest
aan adolescenten toegediende dosis.
Bij kinderen (leeftijd 2-11 jaar) die caspofungine kregen als 50 mg/m
2
per dag (maximaal 70 mg per
dag) was de plasma-AUC
0-24u
van caspofungine na meervoudige doses vergelijkbaar met die bij
volwassenen die caspofungine 50 mg/dag kregen.
Bij jonge kinderen en peuters (leeftijd 12-23 maanden) die caspofungine als 50 mg/m
2
per dag
(maximaal 70 mg per dag) kregen, was de plasma-AUC
0-24u
van caspofungine na meervoudige doses
vergelijkbaar met die bij volwassenen die caspofungine als 50 mg/dag kregen en met die bij oudere
kinderen (2 tot 11 jaar) die de 50 mg/m
2
dagelijkse dosis kregen.
In zijn algemeenheid zijn de beschikbare gegevens over farmacokinetiek, werkzaamheid en veiligheid
bij patiënten van 3-10 maanden beperkt. Op grond van farmacokinetische gegevens bij een
10 maanden oud kind dat 50 mg/m
2
per dag kreeg, viel de AUC
0-24u
binnen hetzelfde bereik als is
gezien bij oudere kinderen en volwassenen die de dosis 50 mg/m
2
respectievelijk 50 mg kregen,
terwijl bij een 6 maanden oud kind dat de dosis 50 mg/m
2
kreeg de AUC
0-24u
iets hoger was.
Bij pasgeborenen en zuigelingen (< 3 maanden) die caspofungine als 25 mg/m
2
per dag kregen
(corresponderende gemiddelde dagelijkse dosis van 2,1 mg/kg), waren de piekconcentratie (C
1u
) en
dalconcentratie (C
24u
) van caspofungine na meervoudige doses vergelijkbaar met die bij volwassenen
die caspofungine als 50 mg/dag kregen. Op Dag 1 was de C
1u
vergelijkbaar en C
24u
matig verhoogd
(36 %) bij deze pasgeborenen en zuigelingen ten opzichte van volwassenen. Echter, er was wel sprake
van variabiliteit voor zowel de C
1u
(geometrisch gemiddelde op Dag 4: 11,73 µg/ml, bereik 2,63 tot
22,05 µg/ml) en C
24u
(geometrisch gemiddelde op Dag 4: 3,55 µg/ml, bereik 0,13 tot 7,17 µg/ml).
Meting van de AUC
0-24u
werd in dit onderzoek niet gedaan vanwege de beperkte monstername van
plasma. Merk op dat de werkzaamheid en veiligheid van caspofungine niet afdoende zijn onderzocht
in prospectief klinisch onderzoek bij pasgeborenen en zuigelingen die jonger zijn dan 3 maanden.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Bij herhaald toxiciteitsonderzoek bij ratten en apen met intraveneuze doses tot 7-8 mg/kg werden bij
ratten en apen reacties op de injectieplaats waargenomen, bij ratten tekenen van histamineafgifte en
bij apen aanwijzingen voor levergerelateerde bijwerkingen. Bij onderzoek naar
ontwikkelingstoxiciteit bij ratten bleek dat caspofungine bij doses van 5 mg/kg een verlaging gaf van
het foetale lichaamsgewicht en verhoging van de incidentie van onvolledige ossificatie van wervels,
sternebra en schedelbot die samenhingen met ongunstige effecten bij het moederdier zoals tekenen
van histamineafgifte bij drachtige ratten. Ook werd een verhoogde incidentie van halsribben
opgemerkt. Bij
in vitro-testen
was caspofungine negatief voor wat betreft potentiële genotoxiciteit;
datzelfde gold voor de chromosoomtest op muisbeenmerg
in vivo.
Er is geen langdurig dieronderzoek
verricht naar het carcinogeen potentieel. Voor caspofungine waren er in onderzoeken bij mannetjes-
en wijfjesratten tot 5 mg/kg/dag geen effecten op de vruchtbaarheid.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Sucrose
Mannitol (E421)
IJsazijn
Natriumhydroxide (om de pH bij te stellen)
15
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet mengen met oplosmiddelen die glucose bevatten, want in oplosmiddelen met glucose is Cancidas
niet stabiel. In verband met het ontbreken van onderzoek naar onverenigbaarheden mag dit
geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
2 jaar
Houdbaarheid
Gereconstitueerd concentraat: moet onmiddellijk worden gebruikt. Houdbaarheidsonderzoek wijst uit
dat het concentraat voor oplossing voor infusie tot 24 uur kan worden bewaard als de injectieflacon
wordt bewaard bij maximaal 25 °C en wordt gereconstitueerd met water voor injecties.
Verdunde, aan de patiënt toe te dienen infusieoplossing: moet onmiddellijk worden gebruikt.
Houdbaarheidsonderzoek wijst uit dat het product binnen 24 uur kan worden gebruikt als het wordt
bewaard bij maximaal 25 °C of binnen 48 uur als de intraveneuze infuuszak (fles) gekoeld wordt
bewaard (2 tot 8 °C) en wordt verdund met een oplossing van natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %),
4,5 mg/ml (0,45 %) of 2,25 mg/ml (0,225 %) voor infusie, of lactaatbevattende Ringer-oplossing.
Cancidas bevat geen conserveermiddelen. Uit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk
worden gebruikt. Als het product niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijden en
omstandigheden vóór het gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker; deze zijn normaliter niet
langer dan 24 uur bij 2 tot 8 ºC, tenzij reconstitutie en verdunning hebben plaatsgevonden onder
gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Ongeopende injectieflacons: bewaren in de koelkast (2 °C - 8 °C).
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Type I glazen injectieflacon van 10 ml met grijze butylstop en een plastic dop met een rood
aluminiumbandje.
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Type I glazen injectieflacon van 10 ml met grijze butylstop en een plastic dop met een oranje
aluminiumbandje.
Beschikbaar in verpakkingen met 1 injectieflacon.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Reconstitutie van Cancidas
GEBRUIK GEEN OPLOSMIDDELEN DIE GLUCOSE BEVATTEN omdat Cancidas in
oplosmiddelen met glucose niet stabiel is. CANCIDAS MAG NIET MET ANDERE
GENEESMIDDELEN WORDEN GEMENGD OF GELIJKTIJDIG WORDEN GEÏNFUNDEERD
omdat er geen gegevens beschikbaar zijn over de verenigbaarheid van Cancidas met andere
intraveneuze stoffen, toevoegingsmiddelen of geneesmiddelen. Controleer de infusieoplossing visueel
op deeltjes of verkleuring.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
16
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ VOLWASSEN PATIËNTEN
Stap 1 Reconstitutie van conventionele injectieflacons
Om het poeder te reconstitueren, moet de injectieflacon eerst op kamertemperatuur worden gebracht,
waarna aseptisch 10,5 ml water voor injecties wordt toegevoegd. De concentratie van de
gereconstitueerde injectieflacon wordt dan 5,2 mg/ml.
Het witte tot gebroken witte, compacte, gevriesdroogde poeder zal geheel oplossen. Rustig mengen
totdat een heldere oplossing is verkregen. De gereconstitueerde oplossing moet visueel worden
gecontroleerd op deeltjes of verkleuring. Deze gereconstitueerde oplossing mag tot 24 uur bij of onder
25 °C worden bewaard.
Stap 2 Toevoeging van gereconstitueerd Cancidas aan infusieoplossing voor de patiënt
Verdunningsmiddelen voor de uiteindelijke oplossing voor infusie zijn: natriumchlorideoplossing
voor injectie of lactaatbevattende Ringer-oplossing. De oplossing voor infusie wordt bereid door
aseptisch de benodigde hoeveelheid gereconstitueerd concentraat (zoals aangegeven in de
onderstaande tabel) toe te voegen aan een infuuszak of -fles van 250 ml. Een lager infusievolume van
100 ml kan worden gebruikt waar dat medisch noodzakelijk is voor de dagelijkse dosis van 50 mg of
35 mg. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
BEREIDING VAN DE OPLOSSING VOOR INFUSIE BIJ VOLWASSENEN
DOSIS*
Volume gereconstitueerd
Cancidas voor
overheveling naar
infuuszak of fles
10 ml
10 ml
7 ml
Standaardbereiding
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
250 ml) uiteindelijke
concentratie
0,20 mg/ml
-
0,14 mg/ml
Infusie van lager volume
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
100 ml) uiteindelijke
concentratie
-
0,47 mg/ml
-
50 mg
50 mg bij lager volume
35 mg voor matige
leverfunctiestoornis (uit
een injectieflacon van
50 mg)
35 mg voor matige
leverfunctiestoornis
(uit een injectieflacon van
50 mg) bij lager volume
7 ml
-
0,34 mg/ml
* Voor alle injectieflacons moet 10,5 ml worden gebruikt voor reconstitutie.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ KINDEREN
Berekening van lichaamsoppervlak (Body Surface Area
van de volgende formule (Mosteller-formule):
BSA) voor toediening aan kinderen
Bereken vóór de bereiding van de infusie het lichaamsoppervlak (BSA) van de patiënt aan de hand
BSA (m )
2
½
Lengte (cm)
Gewicht
(kg)
3600
Bereiding van de infusie van 70 mg/m voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 50 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken oplaaddosis aan de hand van de BSA van de patiënt (zoals
hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m
2
) X 70 mg/m
2
= Oplaaddosis
De maximale oplaaddosis op Dag 1 mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
2
17
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.
a
Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.
b
De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 5,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende oplaaddosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng deze hoeveelheid
(ml)
c
gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met 250 ml 0,9 %,
0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie. Ook kan de
hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een verminderde
hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor
injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml. Deze
oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden gebruikt of
bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.
Bereiding van de infusie van 50 mg/m voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 50 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken dagelijkse onderhoudsdosis aan de hand van de BSA van de
patiënt (zoals hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m
2
) X 50 mg/m
2
= Dagelijkse onderhoudsdosis
De dagelijkse onderhoudsdosis mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.
a
Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.
b
De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 5,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende dagelijkse onderhoudsdosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng
deze hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met
250 ml 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie.
Ook kan de hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een
verminderde hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-
lactaat voor injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml.
Deze oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden
gebruikt of bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.
Opmerkingen bij bereiding:
2
a.
De witte tot gebroken witte koek lost geheel op. Rustig mengen tot een heldere oplossing is
verkregen.
b.
Controleer de gereconstitueerde oplossing tijdens reconstitutie en vóór infusie visueel op
deeltjes of verkleuring. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
c.
Cancidas levert de volledige dosis op het flaconetiket (50 mg) als er 10 ml uit de flacon wordt
opgetrokken.
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ VOLWASSEN PATIËNTEN
Stap 1 Reconstitutie van conventionele injectieflacons
Om het poeder te reconstitueren, moet de injectieflacon eerst op kamertemperatuur worden gebracht,
waarna aseptisch 10,5 ml water voor injecties wordt toegevoegd. De concentratie van de
gereconstitueerde injectieflacon wordt dan 7,2 mg/ml.
Het witte tot gebroken witte, compacte, gevriesdroogde poeder zal geheel oplossen. Rustig mengen
totdat een heldere oplossing is verkregen. De gereconstitueerde oplossing moet visueel worden
gecontroleerd op deeltjes of verkleuring. Deze gereconstitueerde oplossing mag tot 24 uur bij of onder
25 °C worden bewaard.
18
Stap 2 Toevoeging van gereconstitueerd Cancidas aan infusieoplossing voor de patiënt
Verdunningsmiddelen voor de uiteindelijke oplossing voor infusie zijn: natriumchlorideoplossing
voor injectie of lactaatbevattende Ringer-oplossing. De oplossing voor infusie wordt bereid door
aseptisch de benodigde hoeveelheid gereconstitueerd concentraat (zoals aangegeven in de
onderstaande tabel) toe te voegen aan een infuuszak of -fles van 250 ml. Een lager infusievolume in
100 ml kan worden gebruikt waar dat medisch noodzakelijk is voor de dagelijkse dosis van 50 mg of
35 mg. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
BEREIDING VAN DE OPLOSSING VOOR INFUSIE BIJ VOLWASSENEN
DOSIS*
Volume gereconstitueerd
Cancidas voor
overheveling in
infuuszak of fles
10 ml
14 ml
Standaardbereiding
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
250 ml) uiteindelijke
concentratie
0,28 mg/ml
0,28 mg/ml
Infusie van lager volume
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
100 ml) uiteindelijke
concentratie
Niet aanbevolen
Niet aanbevolen
70 mg
70 mg (uit twee
injectieflacons van
50 mg)**
35 mg voor matige
leverfunctiestoornis (uit
één injectieflacon van
70 mg)
*
**
5 ml
0,14 mg/ml
0,34 mg/ml
Voor alle injectieflacons moet 10,5 ml worden gebruikt voor reconstitutie
Als de injectieflacon van 70 mg niet beschikbaar is, kan de dosis van 70 mg worden bereid uit twee injectieflacons
van 50 mg
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ KINDEREN
Berekening van lichaamsoppervlak (Body Surface Area
van de volgende formule (Mosteller-formule):
BSA) voor toediening aan kinderen
Bereken vóór de bereiding van de infusie het lichaamsoppervlak (BSA) van de patiënt aan de hand
BSA (m )
2
½
Lengte (cm)
Gewicht
(kg)
3600
Bereiding van de infusie van 70 mg/m voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 70 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken oplaaddosis aan de hand van de BSA van de patiënt (zoals
hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m
2
) X 70 mg/m
2
= Oplaaddosis
De maximale oplaaddosis op Dag 1 mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.
a
Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.
b
De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 7,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende oplaaddosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng deze hoeveelheid
(ml)
c
gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met 250 ml 0,9 %,
0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie. Ook kan de
hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een verminderde
hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor
injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml. Deze
oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden gebruikt of
bij gekoelde bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.
2
19
Bereiding van de infusie van 50 mg/m voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 70 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken dagelijkse onderhoudsdosis aan de hand van de BSA van de
patiënt (zoals hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m
2
) X 50 mg/m
2
= Dagelijkse onderhoudsdosis
De dagelijkse onderhoudsdosis mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.
a
Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur lang worden bewaard bij of onder 25 °C.
b
De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 7,2 mg/ml.
Trek de berekende dagelijkse onderhoudsdosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng
4.
deze hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met
250 ml 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie.
Ook kan de hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een
verminderde hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-
lactaat voor injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml.
Deze oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden
gebruikt of bij gekoelde bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.
Opmerkingen bij bereiding:
2
a.
De witte tot gebroken witte koek lost geheel op. Rustig mengen tot een heldere oplossing is
verkregen.
b.
Controleer de gereconstitueerde oplossing tijdens reconstitutie en vóór infusie visueel op
deeltjes of verkleuring. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
c.
Cancidas levert de volledige dosis op het flaconetiket (70 mg) als er 10 ml uit de flacon wordt
opgetrokken.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/196/001
EU/1/01/196/003
9.
DATUM VAN DE EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 24 oktober 2001
Datum van laatste verlenging: 07 september 2011
20
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
21
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
22
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Merck Sharp & Dohme B.V., Waarderweg 39, 2031 BN Haarlem, Nederland
of
FAREVA Mirabel, Route de Marsat-Riom, 63963 Clermont-Ferrand Cedex 9, Frankrijk
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie Bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2)
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
of nadat een belangrijke mijl
paal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking v
an de risico’s tot ee
n minimum) is bereikt.
bestaande v
erhouding tussen de voordelen en risico’s
23
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
24
A. ETIKETTERING
25
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
caspofungine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat: 50 mg caspofungine,
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
sucrose, mannitol (E421), ijsazijn en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
26
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/196/001
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK
2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK
VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
27
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VOOR INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
caspofungine
Intraveneus gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
28
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
caspofungine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat: 70 mg caspofungine,
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
sucrose, mannitol (E421), ijsazijn en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
29
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/196/003
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK
2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK
VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
30
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VOOR INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
caspofungine
Intraveneus gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
31
B. BIJSLUITER
32
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
caspofungine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u of uw kind dit geneesmiddel krijgt toegediend, want er
staat belangrijke informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Krijgt u of uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u of uw
kind een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Cancidas en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe krijgt u dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Cancidas en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Cancidas?
Cancidas bevat een geneesmiddel dat caspofungine heet. Het behoort tot een groep geneesmiddelen
die antischimmelmiddelen (antimycotica) worden genoemd.
Waarvoor wordt Cancidas gebruikt?
Cancidas wordt gebruikt voor de behandeling van de onderstaande infecties bij kinderen, jongeren tot
18 jaar en volwassenen:
ernstige schimmelinfecties in weefsels of organen (‘invasieve candidiasis’ gen
oemd). Deze
infectie wordt veroorzaakt door cellen van een schimmel (gist) die Candida wordt genoemd.
Mensen die dit type infectie kunnen krijgen, zijn bijvoorbeeld mensen die net een operatie
hebben ondergaan of mensen met een verzwakt afweersysteem. De meest voorkomende
verschijnselen van een dergelijke infectie zijn koorts en koude rillingen die niet op een
antibioticum reageren.
schimmelinfecties in de neus, neusholten of l
ongen (‘invasieve aspergillose’
gen
oemd) als
andere antischimmelbehandelingen niet hebben gewerkt of bijwerkingen hebben veroorzaakt.
Deze infectie wordt veroorzaakt door een schimmel die Aspergillus wordt genoemd.
Mensen die dit type infectie kunnen krijgen, zijn bijvoorbeeld mensen die worden behandeld
met chemotherapie, een transplantatie hebben gehad, of mensen met een verzwakt
afweersysteem.
vermoede schimmelinfecties als u koorts heeft en een laag aantal witte bloedcellen waarvoor
behandeling met een antibioticum niet heeft geholpen. Mensen bij wie een risico bestaat op een
schimmelinfectie zijn bijvoorbeeld mensen die net een operatie hebben ondergaan of mensen
met een verzwakt afweersysteem.
Hoe werkt Cancidas?
Cancidas verzwakt schimmelcellen en zorgt dat de schimmel niet goed meer groeit. Hierdoor wordt
verspreiding van de infectie voorkomen zodat de natuurlijke verdediging van het lichaam de kans
krijgt de infectie definitief te bestrijden.
33
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Raadpleeg bij twijfel uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel krijgt
toegediend.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel krijgt
toegediend als:
u allergisch bent voor andere geneesmiddelen
u ooit leverproblemen heeft gehad
nodig
u al ciclosporine gebruikt (gebruikt om de afstoting van een getransplanteerd orgaan te helpen
voorkomen of om uw afweersysteem te onderdrukken)
extra bloedonderzoek laten uitvoeren
u heeft misschien een andere dosis van dit geneesmiddel
uw arts kan tijdens de behandeling
u ooit een ander medisch probleem heeft gehad.
Als een van de bovengenoemde situaties op u van toepassing is (of als u daarover twijfelt), neem dan
contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u Cancidas krijgt toegediend.
Cancidas kan ook ernstige huidreacties veroorzaken zoals Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en
toxische epidermale necrolyse (TEN).
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Cancidas nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts,
apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt
krijgen, inclusief geneesmiddelen op kruidenbasis. Cancidas kan namelijk invloed hebben op de
manier waarop andere geneesmiddelen werken. Ook kunnen bepaalde andere geneesmiddelen invloed
hebben op de manier waarop Cancidas werkt.
Vertel het uw arts, apotheker of verpleegkundige als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt:
ciclosporine of tacrolimus (gebruikt om de afstoting van een getransplanteerd orgaan te helpen
voorkomen of om uw afweersysteem te onderdrukken)
extra bloedonderzoek laten uitvoeren
uw arts kan tijdens de behandeling
bepaalde geneesmiddelen tegen hiv zoals efavirenz of nevirapine
fenytoïne of carbamazepine (gebruikt voor de behandeling van epileptische aanvallen)
dexamethason (een steroïde)
rifampicine (een antibioticum).
Als een van de bovengenoemde situaties op u van toepassing is (of als u daarover twijfelt), neem dan
contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u Cancidas krijgt toegediend.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel krijgt toegediend.
Cancidas is niet onderzocht bij zwangere vrouwen. Tijdens de zwangerschap mag Cancidas
alleen worden gebruikt als het mogelijke voordeel opweegt
ongeboren kind.
tegen de mogelijke risico’s voor het
Vrouwen die Cancidas toegediend krijgen, mogen geen borstvoeding geven.
34
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er zijn geen gegevens die erop wijzen dat Cancidas invloed heeft op uw rijvaardigheid of uw
vermogen om machines te gebruiken.
Cancidas bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectieflacon, dat wil zeggen dat het
in wezen
natriumvrij
is.
3.
Hoe krijgt u dit middel toegediend?
Cancidas wordt altijd bereid en toegediend door medisch personeel.
U krijgt Cancidas toegediend:
eenmaal per dag
door langzame injectie in een ader (intraveneuze infusie)
gedurende ongeveer 1 uur.
Uw arts zal bepalen hoelang u moet worden behandeld en hoeveel Cancidas u dagelijks krijgt. Uw
arts zal controleren hoe goed het geneesmiddel bij u werkt. Als u meer weegt dan 80 kg, heeft u
misschien een andere dosis nodig.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De dosis voor kinderen en jongeren tot 18 jaar kan afwijken van die voor volwassenen.
Heeft u te veel van dit middel toegediend gekregen?
Uw arts zal bepalen hoeveel Cancidas u per dag nodig heeft en voor hoelang. Als u bang bent dat u te
veel Cancidas heeft gekregen, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts of verpleegkundige.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Neem direct contact op met uw arts of verpleegkundige als u een van de volgende bijwerkingen
heeft
u kunt dringend medische behandeling nodig hebben:
huiduitslag, jeuk, het warm hebben, zwelling van uw gezicht, lippen of keel of moeite met
ademhalen
u kunt een histaminereactie hebben (een bepaald type allergische reactie) op het
geneesmiddel
moeizame, piepende ademhaling of huiduitslag die erger wordt
u kunt een allergische reactie
op het geneesmiddel hebben
hoesten, ernstige ademhalingsproblemen
komen
als u een volwassene bent met invasieve
aspergillose, kunt u een ernstig ademhalingsprobleem hebben waardoor u in ademnood kunt
uitslag, (grote gebieden met) schilferende huid, zweren op de slijmvliezen, netelroos
(galbulten).
Net als met alle geneesmiddelen op medisch voorschrift kunnen sommige bijwerkingen ernstig zijn.
Vraag uw arts om meer informatie.
35
Andere bijwerkingen bij volwassenen zijn:
Vaak:
komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers:
verlaagd hemoglobine (lagere concentratie van de stof die zuurstof in het bloed vervoert),
minder witte bloedcellen
verlaagde concentratie bloedalbumine
(een soort eiwit) in uw bloed, verlaagde of lage
kaliumspiegels in het bloed
hoofdpijn
aderontsteking
kortademigheid
diarree, misselijkheid of braken
veranderingen in bepaalde uitslagen van bloedonderzoek (waaronder verhoogde waarden van
bepaalde leveronderzoeken)
jeuk, huiduitslag, rode huid of meer zweten dan normaal
pijn in gewrichten
koude rillingen, koorts
jeuk op de injectieplaats.
Soms:
komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers:
veranderingen in bepaalde uitslagen van bloedonderzoek (waaronder aandoening van de
bloedstolling, bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen)
verlies van eetlust, meer lichaamsvocht, verstoorde zoutbalans in het lichaam, hoge
bloedsuikerconcentratie, lage calciumconcentratie in het bloed, verhoogde calciumconcentratie
in het bloed, lage magnesiumconcentratie in het bloed, verhoogde zuurconcentratie in het bloed
desoriëntatie, zenuwachtigheid, niet kunnen slapen
duizeligheid, verminderd gevoel of gevoeligheid (vooral in de huid), beven, slaperigheid,
veranderde smaak, tintelingen of gevoelloosheid
wazig zien, meer traanvorming, gezwollen ooglid, geel worden van het oogwit
gevoel van snelle of onregelmatige hartslag, snelle hartslag, onregelmatige hartslag, abnormaal
hartritme, hartfalen
overmatig blozen, opvliegers, hoge bloeddruk, lage bloeddruk, roodheid langs een ader die erg
gevoelig is bij aanraking
samentrekking van de spierbanden rond de luchtwegen wat tot een piepende ademhaling of
hoest leidt, snelle ademhaling, kortademigheid waar u wakker van wordt, zuurstoftekort in het
bloed, abnormale ademgeluiden, krakende geluiden in de longen, piepende ademhaling,
verstopte neus, hoesten, keelpijn
buikpijn, pijn in de bovenbuik, opgeblazen gevoel, verstopping (obstipatie), moeilijkheden met
slikken, droge mond, spijsverteringsproblemen, winderigheid, onaangenaam gevoel in de maag,
zwelling door ophoping van vocht rond de buik
verminderde galstroom, vergrote lever, geel worden van de huid en/of het oogwit,
leverbeschadiging veroorzaakt door een geneesmiddel of chemische stof, leveraandoening
abnormaal huidweefsel, jeuk over het hele lichaam, galbulten, huiduitslag met wisselend
uiterlijk, abnormale huid, rode, vaak jeukende plekken op uw armen en benen en soms op het
gezicht en de rest van het lichaam
rugpijn, pijn in arm of been, pijn in de botten, spierpijn, spierzwakte
verlies van nierfunctie, plotseling verlies van nierfunctie
pijn op de plaats waar de katheter is ingebracht, klachten op de injectieplaats (roodheid, harde
knobbel, pijn, zwelling, irritatie, huiduitslag, galbulten, vocht dat van de katheter in het weefsel
weglekt), ontsteking van een ader op de injectieplaats
verhoogde bloeddruk en veranderingen in uitslagen van bepaald laboratoriumonderzoek
(waaronder onderzoek van de nieren, elektrolyten en bloedstolling), verhoogde concentraties
van de geneesmiddelen die u gebruikt die het afweersysteem verzwakken
36
onaangenaam gevoel op de borst, pijn op de borst, gevoel dat uw lichaamstemperatuur
verandert, algeheel niet lekker voelen, algehele pijn, zwelling van het gezicht, zwelling van de
enkels, handen of voeten, zwelling, gevoeligheid, vermoeidheid.
Bijwerkingen bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
Zeer vaak:
komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers:
koorts
Vaak:
komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers:
hoofdpijn
snelle hartslag
overmatig blozen, lage bloeddruk
veranderingen in uitslagen van bepaald bloedonderzoek (hogere waarden van bepaalde
leveronderzoeken)
jeuk, huiduitslag
pijn op de plaats waar de katheter is ingebracht
koude rillingen
veranderingen in uitslagen van bepaalde bloedonderzoeken.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
flesje. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C tot 8 °C).
Zodra Cancidas is bereid, moet het onmiddellijk worden gebruikt. Dit is nodig omdat er geen
bestanddelen in zitten die de groei van bacteriën tegengaan. Alleen bevoegd medisch personeel dat de
volledige gebruiksaanwijzing heeft gelezen, mag het geneesmiddel bereiden (zie hieronder
Instructies
voor het reconstitueren en oplossen van Can
cidas’).
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is caspofungine.
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Elke injectieflacon Cancidas bevat 50 mg caspofungine.
37
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Elke injectieflacon Cancidas bevat 70 mg caspofungine.
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, mannitol (E421), ijsazijn en natriumhydroxide (zie
rubriek 2: Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?).
Hoe ziet Cancidas eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Cancidas is een steriel, wit tot gebroken wit compact poeder.
Elke verpakking bevat 1 injectieflacon met poeder.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de
handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
of
FAREVA Mirabel
Route de Marsat-Riom
63963 Clermont-Ferrand Cedex 9
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: 0800 38 693 (+32(0)27766211)
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel.: +370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +36 1 888 5300
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel.: 8007 4433 (+ 356 99917558)
malta_info@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.: +359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republ
ika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel.: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: +45 44 82 40 00
dkmail@merck.com
38
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme BV
Tel.: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 4021 529 29 00
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: + 386 1 5204201
msd_slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0) 9 804 650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 (0)77 5700488
medicinskinfo@merck.com
Eλλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε
Τηλ: + 30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Ιtalia
MSD Italia S.r.l.
Tel: +39 06 361911
medicalinformation.it@merck.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ.:
800 00 673 (+357 22866700)
cyprus
_
info
@
merck
.
com
39
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: +371 67364 224
msd_lv@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human
Health) Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
De volgende informatie is alleen bestemd voor medisch personeel:
Instructies voor het reconstitueren en oplossen van Cancidas:
Reconstitutie van Cancidas
GEBRUIK GEEN OPLOSMIDDELEN DIE GLUCOSE BEVATTEN omdat Cancidas in
oplosmiddelen met glucose niet stabiel is. CANCIDAS MAG NIET MET ANDERE
GENEESMIDDELEN WORDEN GEMENGD OF GELIJKTIJDIG WORDEN GEÏNFUNDEERD
omdat er geen gegevens beschikbaar zijn over de verenigbaarheid van Cancidas met andere
intraveneuze stoffen, toevoegingsmiddelen of geneesmiddelen. Controleer de infusieoplossing visueel
op deeltjes of verkleuring.
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ VOLWASSEN PATIËNTEN (50 mg injectieflacon)
Stap 1 Reconstitutie van conventionele injectieflacons
Om het poeder te reconstitueren, moet de injectieflacon eerst op kamertemperatuur worden gebracht,
waarna aseptisch 10,5 ml water voor injecties wordt toegevoegd. De concentratie van de
gereconstitueerde injectieflacon wordt dan 5,2 mg/ml.
Het witte tot gebroken witte, compacte, gevriesdroogde poeder zal geheel oplossen. Rustig mengen
totdat een heldere oplossing is verkregen. De gereconstitueerde oplossing moet visueel worden
gecontroleerd op deeltjes of verkleuring. Deze gereconstitueerde oplossing mag tot 24 uur bij of onder
25 °C worden bewaard.
Stap 2 Toevoeging van gereconstitueerd Cancidas aan infusieoplossing voor de patiënt
Verdunningsmiddelen voor de uiteindelijke oplossing voor infusie zijn: natriumchlorideoplossing
voor injectie of lactaatbevattende Ringer-oplossing. De oplossing voor infusie wordt bereid door
aseptisch de benodigde hoeveelheid gereconstitueerd concentraat (zoals aangegeven in de
onderstaande tabel) toe te voegen aan een infuuszak of -fles van 250 ml. Een lager infusievolume van
100 ml kan worden gebruikt waar dat medisch noodzakelijk is voor de dagelijkse dosis van 50 mg of
35 mg. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
50 mg injectieflacon: BEREIDING VAN DE OPLOSSING VOOR INFUSIE BIJ
VOLWASSENEN
DOSIS*
Volume
gereconstitueerd
Cancidas voor
overheveling naar
infuuszak of fles
10 ml
Standaardbereiding
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
250 ml) uiteindelijke
concentratie
0,20 mg/ml
Infusie van lager volume
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
100 ml) uiteindelijke
concentratie
-
50 mg
40
DOSIS*
Volume
gereconstitueerd
Cancidas voor
overheveling naar
infuuszak of fles
10 ml
7 ml
Standaardbereiding
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
250 ml) uiteindelijke
concentratie
-
0,14 mg/ml
Infusie van lager volume
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
100 ml) uiteindelijke
concentratie
0,47 mg/ml
-
50 mg bij lager volume
35 mg voor matige
leverfunctiestoornis (uit
een injectieflacon van
50 mg)
35 mg voor matige
leverfunctiestoornis
(uit een injectieflacon van
50 mg) bij lager volume
7 ml
-
0,34 mg/ml
* Voor alle injectieflacons moet 10,5 ml worden gebruikt voor reconstitutie.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ KINDEREN (50 mg injectieflacon)
Berekening van lichaamsoppervlak (Body Surface Area
van de volgende formule (Mosteller
2
-formule):
BSA) voor toediening aan kinderen
Bereken vóór de bereiding van de infusie het lichaamsoppervlak (BSA) van de patiënt aan de hand
BSA (m )
2
½
Lengte (cm)
Gewicht
(kg)
3600
Bereiding van de infusie van 70 mg/m voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 50 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken oplaaddosis aan de hand van de BSA van de patiënt (zoals
hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m
2
) X 70 mg/m
2
= Oplaaddosis
De maximale oplaaddosis op Dag 1 mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.
a
Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.
b
De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 5,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende oplaaddosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng deze hoeveelheid
(ml)
c
gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met 250 ml 0,9 %,
0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie. Ook kan de
hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een verminderde
hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor
injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml. Deze
oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden gebruikt of
bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.
Bereiding van de infusie van 50 mg/m voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 50 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken dagelijkse onderhoudsdosis aan de hand van de BSA van de
patiënt (zoals hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m
2
) X 50 mg/m
2
= Dagelijkse onderhoudsdosis
De dagelijkse onderhoudsdosis mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
2
2
2
Mosteller RD: Simplified Calculation of Body Surface Area.
N Engl J Med
1987 Oct 22;317(17):1098 (letter)
41
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.
a
Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.
b
De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 5,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende dagelijkse onderhoudsdosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng
deze hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met
250 ml 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie.
Ook kan de hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een
verminderde hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-
lactaat voor injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml.
Deze oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden
gebruikt of bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.
Opmerkingen bij bereiding:
a.
De witte tot gebroken witte koek lost geheel op. Rustig mengen tot een heldere oplossing is
verkregen.
b.
Controleer de gereconstitueerde oplossing tijdens reconstitutie en vóór infusie visueel op
deeltjes of verkleuring. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
c.
Cancidas levert de volledige dosis op het flaconetiket (50 mg) als er 10 ml uit de flacon wordt
opgetrokken.
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ VOLWASSEN PATIËNTEN (70 mg injectieflacon)
Stap 1 Reconstitutie van conventionele injectieflacons
Om het poeder te reconstitueren, moet de injectieflacon eerst op kamertemperatuur worden gebracht,
waarna aseptisch 10,5 ml water voor injecties wordt toegevoegd. De concentratie van de
gereconstitueerde injectieflacon wordt dan 7,2 mg/ml.
Het witte tot gebroken witte, compacte, gevriesdroogde poeder zal geheel oplossen. Rustig mengen
totdat een heldere oplossing is verkregen. De gereconstitueerde oplossing moet visueel worden
gecontroleerd op deeltjes of verkleuring. Deze gereconstitueerde oplossing mag tot 24 uur bij of onder
25 °C worden bewaard.
Stap 2 Toevoeging van gereconstitueerd Cancidas aan infusieoplossing voor de patiënt
Verdunningsmiddelen voor de uiteindelijke oplossing voor infusie zijn: natriumchlorideoplossing
voor injectie of lactaatbevattende Ringer-oplossing. De oplossing voor infusie wordt bereid door
aseptisch de benodigde hoeveelheid gereconstitueerd concentraat (zoals aangegeven in de
onderstaande tabel) toe te voegen aan een infuuszak of -fles van 250 ml. Een lager infusievolume van
100 ml kan worden gebruikt waar dat medisch noodzakelijk is voor de dagelijkse dosis van 50 mg of
35 mg. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
70 mg injectieflacon: BEREIDING VAN DE OPLOSSING VOOR INFUSIE BIJ
VOLWASSENEN
DOSIS*
Volume
gereconstitueerd
Cancidas voor
overheveling naar
infuuszak of fles
10 ml
Standaardbereiding
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
250 ml) uiteindelijke
concentratie
0,28 mg/ml
Infusie van lager volume
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
100 ml) uiteindelijke
concentratie
Niet aanbevolen
70 mg
42
DOSIS*
Volume
gereconstitueerd
Cancidas voor
overheveling naar
infuuszak of fles
14 ml
Standaardbereiding
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
250 ml) uiteindelijke
concentratie
0,28 mg/ml
Infusie van lager volume
(gereconstitueerd
Cancidas toegevoegd aan
100 ml) uiteindelijke
concentratie
Niet aanbevolen
70 mg (uit twee
injectieflacons van
50 mg)**
35 mg voor matige
leverfunctiestoornis (uit
één injectieflacon van
70 mg)
*
**
5 ml
0,14 mg/ml
0,34 mg/ml
Voor alle injectieflacons moet 10,5 ml worden gebruikt voor reconstitutie
Als de injectieflacon van 70 mg niet beschikbaar is, kan de dosis van 70 mg worden bereid uit twee injectieflacons
van 50 mg
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ KINDEREN (70 mg injectieflacon)
Berekening van lichaamsoppervlak (Body Surface Area
van de volgende formule (Mosteller
3
-formule):
BSA) voor toediening aan kinderen
Bereken vóór de bereiding van de infusie het lichaamsoppervlak (BSA) van de patiënt aan de hand
BSA (m )
2
½
Lengte (cm)
Gewicht
(kg)
3600
Bereiding van de infusie van 70 mg/m voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 70 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken oplaaddosis aan de hand van de BSA van de patiënt (zoals
hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m
2
) X 70 mg/m
2
= Oplaaddosis
De maximale oplaaddosis op Dag 1 mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.
a
Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.
b
De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 7,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende oplaaddosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng deze hoeveelheid
(ml)
c
gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met 250 ml 0,9 %,
0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie. Ook kan de
hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een verminderde
hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor
injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml. Deze
oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden gebruikt of
bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.
Bereiding van de infusie van 50 mg/m voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 70 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken dagelijkse onderhoudsdosis aan de hand van de BSA van de
patiënt (zoals hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m
2
) X 50 mg/m
2
= Dagelijkse onderhoudsdosis
De dagelijkse onderhoudsdosis mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.
a
Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.
b
De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 7,2 mg/ml.
3
Mosteller RD: Simplified Calculation of Body Surface Area.
N Engl J Med
1987 Oct 22;317(17):1098 (letter)
2
2
43
4.
Trek de berekende dagelijkse onderhoudsdosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng
deze hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met
250 ml 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie.
Ook kan de hoeveelheid (ml)
c
gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een
verminderde hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-
lactaat voor injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml.
Deze oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden
gebruikt of bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.
Opmerkingen bij bereiding:
a.
De witte tot gebroken witte koek lost geheel op. Rustig mengen tot een heldere oplossing is
verkregen.
b.
Controleer de gereconstitueerde oplossing tijdens reconstitutie en vóór infusie visueel op
deeltjes of verkleuring. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
c.
Cancidas levert de volledige dosis op het flaconetiket (70 mg) als er 10 ml uit de flacon wordt
opgetrokken.
44

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Elke injectieflacon bevat 50 mg caspofungine (als acetaat).
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Elke injectieflacon bevat 70 mg caspofungine (als acetaat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
Vóór reconstitutie is het poeder een wit tot gebroken wit, compact poeder.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Behandeling van invasieve candidiasis bij volwassen patiënten of kinderen.
Behandeling van invasieve aspergillose bij volwassen patiënten of kinderen die niet reageren op
amfotericine B, formuleringen van amfotericine B met lipiden en/of itraconazol of deze niet
verdragen. Niet reageren wordt gedefinieerd als progressie van de infectie of geen verbetering
na minimaal 7 dagen therapeutische doses van een effectieve schimmeldodende behandeling.
Empirische behandeling voor vermoede schimmelinfecties (zoals Candida of Aspergillus) bij
volwassen patiënten of kinderen met koorts en neutropenie.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Caspofungine moet worden ingesteld door een arts die ervaring heeft met de behandeling van
invasieve schimmelinfecties.
Dosering
Volwassen patiënten
Op Dag -1 moet een eenmalige oplaaddosis van 70 mg worden toegediend, gevolgd door 50 mg per
dag. Bij patiënten die meer dan 80 kg wegen wordt, na de initiële oplaaddosis van 70 mg,
caspofungine 70 mg per dag aanbevolen (zie rubriek 5.2). De dosis hoeft niet op basis van geslacht of
ras te worden aangepast (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten (12 maanden tot 17 jaar)
Bij kinderen (12 maanden tot 17 jaar) moet de dosering worden gebaseerd op het lichaamsoppervlak
van de patiënt (zie Instructies voor gebruik bij kinderen, Mosteller1-formule). Voor alle indicaties
moet op Dag 1 een eenmalige oplaaddosis van 70 mg/m2 (de dosis mag niet hoger zijn dan 70 mg)

1 Mosteller RD: Simplified Calculation of Body Surface Area. N Engl J Med 1987 Oct 22;317(17):1098 (brief)
De veiligheid en werkzaamheid van caspofungine zijn niet voldoende onderzocht in klinisch
onderzoek bij pasgeborenen en zuigelingen die jonger zijn dan 12 maanden. Bij behandeling van deze
leeftijdsgroep is voorzichtigheid geboden. Er zijn beperkte gegevens die suggereren dat caspofungine
25 mg/m2 per dag bij pasgeborenen en zuigelingen (jonger dan 3 maanden) en 50 mg/m2 per dag bij
jonge kinderen (3 tot 11 maanden) overwogen kunnen worden (zie rubriek 5.2).
Duur van de behandeling
De duur van de empirische behandeling dient te worden vastgesteld op basis van de klinische respons
van de patiënt. De behandeling dient tot 72 uur nadat de neutropenie (absoluut aantal neutrofielen,
ANC 500) is verdwenen te worden voortgezet. Patiënten bij wie een schimmelinfectie is
gediagnosticeerd, dienen minimaal 14 dagen te worden behandeld; de behandeling dient minstens
7 dagen nadat zowel de neutropenie als de klinische verschijnselen zijn verdwenen te worden
voortgezet.
De duur van de behandeling van invasieve candidiasis moet worden gebaseerd op de klinische en
microbiologische respons van de patiënt. Als de tekenen en symptomen van invasieve candidiasis
verbeterd zijn en de kweken negatief zijn, kan een overstap naar orale antifungale behandeling
worden overwogen. Over het algemeen moet schimmeldodende behandeling tot minstens 14 dagen na
de laatste positieve kweek worden voortgezet.
De duur van de behandeling van invasieve aspergillose moet van geval tot geval worden bepaald en
moet worden gebaseerd op de ernst van de onderliggende ziekte bij de patiënt, herstel van
immunosuppressie en klinische respons. Over het algemeen moet de behandeling worden voortgezet
tot minstens 7 dagen nadat de symptomen zijn verdwenen.
De veiligheidsinformatie over behandelingen die langer dan 4 weken duren, is beperkt. Echter, het is
op grond van de beschikbare gegevens aannemelijk dat caspofungine bij langere behandelingen nog
steeds goed verdragen wordt (tot 162 dagen bij volwassen patiënten en tot 87 dagen bij pediatrische
patiënten).
Speciale populaties
Oudere patiënten
Bij oudere patiënten (65 jaar of ouder) neemt het oppervlak onder de curve (AUC) met ongeveer 30 %
toe. Een systematische dosisaanpassing is echter niet vereist. Er is beperkte ervaring met de
behandeling van patiënten van 65 jaar en ouder (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
De dosis hoeft niet te worden aangepast op basis van nierfunctiestoornis (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Bij volwassen patiënten met een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score 5 tot 6) hoeft de dosis
niet te worden aangepast. Voor volwassen patiënten met een matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-
score 7 tot 9) wordt op basis van farmacokinetische gegevens caspofungine 35 mg per dag
aanbevolen. Een oplaaddosis van 70 mg dient op Dag -1 te worden toegediend. Er is geen klinische
ervaring bij volwassen patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-score hoger dan 9)
en bij kinderen met elke mate van leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.4).
Gelijktijdige toediening met inductoren van metabole enzymen
Beperkte gegevens suggereren dat een verhoging van de dagelijkse dosis van caspofungine naar
70 mg, volgend op de oplaaddosis van 70 mg, moet worden overwogen bij gelijktijdige toediening van
caspofungine bij volwassen patiënten met bepaalde inductoren van metabole enzymen (zie
Wijze van toediening
Na reconstitutie en verdunning moet de oplossing in ongeveer 1 uur per langzame intraveneuze
infusie worden toegediend. Zie rubriek 6.6 voor aanwijzingen voor reconstitutie.
Er zijn zowel injectieflacons met 70 mg als met 50 mg beschikbaar.
Caspofungine moet als een eenmalige dagelijkse infusie worden gegeven.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Bij de toediening van caspofungine is melding gemaakt van anafylaxie. Als dit gebeurt moet de
toediening van caspofungine gestopt worden en een passende behandeling toegepast worden.
Mogelijke door histamine gemedieerde bijwerkingen zijn gemeld, waaronder uitslag, zwelling van het
gezicht, angio-oedeem, pruritus, warmtegevoel of bronchospasme, en kunnen stopzetten en/of
toepassing van een passende behandeling vereisen.
Beperkte gegevens suggereren dat minder vaak voorkomende niet-Candida-gisten en niet-Aspergillus-
schimmels niet door caspofungine worden bestreden. De werkzaamheid van caspofungine tegen deze
schimmel-pathogenen is niet vastgesteld.
Gelijktijdig gebruik van caspofungine met ciclosporine is onderzocht bij gezonde volwassen
vrijwilligers en bij volwassen patiënten. Sommige gezonde volwassen vrijwilligers die twee doses van
3 mg/kg ciclosporine samen met caspofungine kregen, vertoonden voorbijgaande verhogingen van het
alaninetransaminase (ALAT) en aspartaattransaminase (ASAT) van minder dan of gelijk aan 3 maal
de bovenste normaalwaarde (upper limit of normal, ULN), die bij stopzetting van de behandeling
verdween. In een retrospectief onderzoek bij 40 patiënten die 1 tot 290 dagen (mediaan 17,5 dagen)
werden behandeld met op de markt verkrijgbare caspofungine en ciclosporine werden geen ernstige
bijwerkingen aan de lever opgemerkt. Deze gegevens suggereren dat caspofungine gebruikt kan
worden bij patiënten die ciclosporine krijgen als de mogelijke voordelen opwegen tegen de potentiële
risico's. Een zorgvuldige controle van de leverenzymen moet worden overwogen als caspofungine en
ciclosporine gelijktijdig worden gebruikt.
Bij volwassen patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis is de AUC met respectievelijk
ongeveer 20 % en 75 % verhoogd. Bij volwassen patiënten met een matige leverfunctiestoornis wordt
een verlaging van de dagelijkse dosis naar 35 mg aanbevolen. Er is geen klinische ervaring bij
volwassenen met een ernstige leverfunctiestoornis of bij kinderen met elke mate van
leverfunctiestoornis. Naar verwachting is de blootstelling hoger dan bij een matige
leverfunctiestoornis; bij deze patiënten moet caspofungine met voorzichtigheid worden toegepast (zie
rubrieken 4.2 en 5.2).
Bij gezonde vrijwilligers en volwassen en pediatrische patiënten die met caspofungine zijn behandeld,
zijn bij laboratoriumtesten afwijkingen in de leverfunctie gezien. Bij sommige volwassen en
pediatrische patiënten met ernstige onderliggende aandoeningen die gelijktijdig met meerdere
geneesmiddelen naast caspofungine behandeld werden, zijn gevallen van een klinisch significante
leverstoornis, hepatitis en leverfalen gemeld; een causaal verband met caspofungine is niet
aangetoond. Bij patiënten die tijdens behandeling met caspofungine afwijkende leverfunctietesten
ontwikkelen, moet gecontroleerd worden op aanwijzingen van een verslechterende leverfunctie en
Gevallen van Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN) zijn gemeld
sinds de marktintroductie van caspofungine. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een
voorgeschiedenis van allergische huidreactie (zie rubriek 4.8).
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Uit in vitro-onderzoek blijkt dat caspofungine geen van de enzymen van het cytochroom P450-
systeem (CYP) remt. In klinisch onderzoek induceerde caspofungine het CYP3A4-metabolisme van
andere stoffen niet. Caspofungine is geen substraat voor P-glycoproteïne en is een zwak substraat
voor cytochroom P450-enzymen. In farmacologisch en klinisch onderzoek bleek caspofungine echter
met andere geneesmiddelen een interactie te vertonen (zie hieronder).
In twee klinische studies bij gezonde volwassen proefpersonen verhoogde ciclosporine A (één dosis
van 4 mg/kg of 2 doses van 3 mg/kg met een interval van 12 uur) de AUC van caspofungine met
ongeveer 35 %. Deze verhogingen van de AUC worden waarschijnlijk veroorzaakt door een
verminderde opname van caspofungine door de lever. Caspofungine gaf geen verhoging van de
plasmaspiegels van ciclosporine. Bij gelijktijdige toediening van caspofungine en ciclosporine traden
er voorbijgaande verhogingen van de leverenzymen ALAT en ASAT op van minder dan of gelijk aan
driemaal de bovenste normaalwaarde (upper limit of normal, ULN), die verdwenen na stopzetting van
de geneesmiddelen. In een retrospectief onderzoek bij 40 patiënten die 1 tot 290 dagen (mediaan
17,5 dagen) werden behandeld met op de markt verkrijgbare caspofungine en ciclosporine werden
geen ernstige bijwerkingen aan de lever opgemerkt (zie rubriek 4.4). Als de twee geneesmiddelen
gelijktijdig worden toegepast, moet een zorgvuldige controle van de leverenzymen worden
overwogen.
Caspofungine verlaagde de dalwaarde van de tacrolimusspiegel met 26 % bij gezonde volwassen
vrijwilligers. Voor patiënten die beide behandelingen krijgen, moeten standaardcontroles van de
tacrolimusspiegel in het bloed en waar nodig aanpassing van de dosis tacrolimus plaatsvinden.
Uit klinisch onderzoek bij gezonde volwassen vrijwilligers blijkt dat de farmacokinetiek van
caspofungine niet klinisch relevant veranderd wordt door itraconazol, amfotericine B, mycofenolaat,
nelfinavir of tacrolimus. Caspofungine had geen invloed op de farmacokinetiek van amfotericine B,
itraconazol, rifampicine of mycofenolaatmofetil. Hoewel de veiligheidsgegevens beperkt zijn, lijken
er geen bijzondere voorzorgsmaatregelen nodig te zijn als amfotericine B, itraconazol, nelfinavir of
mycofenolaatmofetil gelijktijdig met caspofungine worden toegediend.
Wanneer rifampicine gelijktijdig met caspofungine werd ingesteld bij gezonde volwassen
vrijwilligers, gaf rifampicine op de eerste dag van het gelijktijdig gebruik een verhoging van 60 % van
de AUC en een verhoging van 170 % van de dalconcentratie van caspofungine. Bij herhaalde
toediening namen de dalconcentraties van caspofungine geleidelijk af. Na twee weken toediening had
rifampicine een beperkt effect op de AUC, maar de dalwaarden waren 30 % lager dan bij volwassen
proefpersonen die caspofungine alleen kregen. Het interactiemechanisme wordt waarschijnlijk
veroorzaakt door een initiële remming en daaropvolgende inductie van transporteiwitten. Een
soortgelijk effect valt te verwachten voor andere geneesmiddelen die metabole enzymen induceren.
Beperkte gegevens uit populatiefarmacokinetisch onderzoek wijzen uit dat gelijktijdig gebruik van
caspofungine met de inductoren efavirenz, nevirapine, rifampicine, dexamethason, fenytoïne of
carbamazepine kan leiden tot een verlaging van de AUC van caspofungine. Bij gelijktijdige
toediening met inductoren van metabole enzymen moet een verhoging van de dagelijkse dosis
caspofungine naar 70 mg, volgend op de oplaaddosis van 70 mg, worden overwogen bij volwassen
patiënten (zie rubriek 4.2).
Bij kinderen is het op grond van resultaten van regressieanalyses van farmacokinetische gegevens
aannemelijk dat gelijktijdige toediening van dexamethason met caspofungine een klinisch belangrijke
verlaging van de dalconcentraties van caspofungine kan geven. Deze bevinding kan erop wijzen dat er
bij kinderen een soortgelijke verlaging met inductoren zal optreden als bij volwassenen. Als
caspofungine bij kinderen (12 maanden tot 17 jaar) gelijktijdig wordt toegediend met inductoren van
geneesmiddelenklaring, zoals rifampicine, efavirenz, nevirapine, fenytoïne, dexamethason of
carbamazepine, moet een dosis caspofungine van 70 mg/m2 per dag (dagelijkse dosis mag niet hoger
zijn dan 70 mg) worden overwogen.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of beperkte gegevens over het gebruik van caspofungine bij zwangere vrouwen.
Caspofungine mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt, tenzij hier een duidelijke noodzaak
toe bestaat. In dieronderzoek is ontwikkelingstoxiciteit vastgesteld (zie rubriek 5.3). Caspofungine
bleek in dierstudies de placentabarrière te passeren.
Borstvoeding
Het is niet bekend of caspofungine bij de mens in de moedermelk wordt uitgescheiden. Uit de
beschikbare farmacodynamische/toxicologische gegevens blijkt dat caspofungine bij dieren in de
melk wordt uitgescheiden. Vrouwen die caspofungine krijgen, mogen geen borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
Voor caspofungine waren er in studies bij mannetjes- en wijfjesratten geen effecten op de
vruchtbaarheid (zie rubriek 5.3). Er zijn geen klinische gegevens over caspofungine op grond waarvan
de effecten op de vruchtbaarheid beoordeeld kunnen worden.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Overgevoeligheidsreacties (anafylaxie en mogelijke door histamine gemedieerde bijwerkingen) zijn
gemeld (zie rubriek 4.4).
Bij patiënten met invasieve aspergillose werden ook pulmonaal oedeem, ademhalingsnoodsyndroom
bij volwassenen en radiografische infiltraten gemeld.
Volwassen patiënten
In klinisch onderzoek kregen 1865 volwassen personen eenmalige of meervoudige doses
caspofungine: 564 patiënten met koorts en neutropenie (onderzoek naar empirische behandeling),
382 patiënten met invasieve candidiasis, 228 patiënten met invasieve aspergillose, 297 patiënten met
plaatselijke Candida-infecties en 394 personen die deelnamen aan de fase-1-studies. In het onderzoek
naar empirische behandeling waren de patiënten wegens een maligniteit met chemotherapie behandeld
of ze hadden een transplantatie met hematopoëtische stamcellen ondergaan (waaronder 39 allogene
transplantaties). In de studies met patiënten met vastgestelde Candida-infecties had de meerderheid
van de patiënten met invasieve Candida-infecties ernstige onderliggende medische aandoeningen
(bijvoorbeeld hematologische of andere maligniteit, recente ingrijpende operatie, hiv) waarvoor
meerdere geneesmiddelen tegelijkertijd nodig waren. De patiënten in de niet-vergelijkende
Flebitis was in alle patiëntenpopulaties een vaak gemelde lokale bijwerking op de injectieplaats.
Andere lokale reacties waren erytheem, pijn/gevoeligheid, jeuk, afscheiding en een brandend gevoel.
De gemelde klinische en laboratoriumafwijkingen bij alle met caspofungine behandelde volwassenen
(totaal 1780) waren over het algemeen licht en maakten zelden stopzetting noodzakelijk.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen zijn gemeld tijdens klinische studies en/of postmarketinggebruik:

Systeem/


Vaak ( 1/100, < 1/10)


Soms ( 1/1000, < 1/100)


Niet bekend


orgaanklasse


(kan met de
beschikbare
gegevens
niet worden
bepaald)


Bloed- en

verlaagd hemoglobine,
anemie, trombocytopenie,

lymfestelsel-

verlaagd hematocriet,
coagulopathie, leukopenie, verhoogd

aandoeningen

wittebloedceltelling
aantal eosinofielen, bloedplaatjestelling
verlaagd
verlaagd, bloedplaatjestelling verhoogd,
verminderd aantal lymfocyten,
wittebloedceltelling verhoogd,
verminderd aantal neutrofielen

Voedings- en

hypokaliëmie
vochtophoping, hypomagnesiëmie,

stofwisselings-

anorexie, verstoorde elektrolytenbalans,

stoornissen

hyperglykemie, hypocalciëmie,
metabole acidose

Psychische

angst, desoriëntatie, slapeloosheid

stoornissen
Zenuwstelsel-

hoofdpijn
duizeligheid, dysgeusie, paresthesie,

aandoeningen

slaperigheid, tremor, hypo-esthesie

Oog-

icterus van het oog, wazig zien, oedeem

aandoeningen

van het ooglid, verhoogde traanvorming

Hart-

palpitaties, tachycardie, aritmie,

aandoeningen

atriumfibrilleren, congestief hartfalen

Bloedvat-

flebitis
tromboflebitis, overmatig blozen,

aandoeningen

opvliegers, hypertensie, hypotensie

Ademhalings-

dyspneu
verstopte neus, pharyngolaryngeale

stelsel-,

pijn, tachypneu, bronchospasmen,

borstkas- en

hoest, 'aanvalsgewijze nachtelijke

mediastinum-

ademnood, hypoxie, ratelgeluiden,

aandoeningen

piepende ademhaling

Maag-

misselijkheid, diarree,
buikpijn, pijn in de bovenbuik, droge

darmstelsel-

braken
mond, dyspepsie, last van de maag,

aandoeningen

abdominale distensie, ascites,
constipatie, dysfagie, winderigheid

Lever- en gal-

verhoogde leverwaarden
cholestase, hepatomegalie,

aandoeningen

(ASAT, ALAT, bloed
hyperbilirubinemie, geelzucht,
alkalische fosfatase,
leverfunctie afwijkend, hepatotoxiciteit,
bilirubine geconjugeerd
leveraandoening,
en bloedbilirubine)
gammaglutamyltransferase verhoogd

Vaak ( 1/100, < 1/10)


Soms ( 1/1000, < 1/100)


Niet bekend


orgaanklasse


(kan met de
beschikbare
gegevens
niet worden
bepaald)


Huid- en

uitslag, pruritus,
erythema multiforme, vlekkerige
toxische

onderhuid-

erytheem, hyperhidrose
uitslag, maculopapulaire uitslag,
epidermale

aandoeningen

pruritische uitslag, urticaria, allergische
necrolyse en
dermatitis, gegeneraliseerde pruritus,
Stevens-
erythemateuze uitslag, gegeneraliseerde
Johnson-
uitslag, morbilliforme uitslag,
syndroom
huidlaesie
(zie rubriek
4.4)

Skeletspier-

artralgie
rugpijn, pijn in extremiteiten, botpijn,

stelsel- en

spierzwakte, myalgie

bindweefsel-
aandoeningen
Nier- en

nierfalen, acuut nierfalen

urineweg-
aandoeningen
Algemene

pyrexie, rillingen,
pijn, pijn rond katheter, vermoeidheid,

aandoeningen

pruritus op infusieplaats
koud gevoel, warm gevoel, erytheem op

en toedienings-

infusieplaats, verharding op

plaats-

infusieplaats, pijn op infusieplaats,

stoornissen

zwelling op infusieplaats, flebitis op
injectieplaats, perifeer oedeem,
gevoeligheid, ongemak op de borst, pijn
op de borst, gezichtsoedeem, gevoel van
verandering van lichaamstemperatuur,
verharding, extravasatie op
infusieplaats, irritatie op infusieplaats,
flebitis op infusieplaats, uitslag op
infusieplaats, urticaria op infusieplaats,
erytheem op injectieplaats, oedeem op
injectieplaats, pijn op injectieplaats,
zwelling op injectieplaats, malaise,
oedeem

Onderzoeken

verlaagd kalium in
verhoogd bloedcreatinine, positief voor
bloed, verlaagd
rode bloedcellen in urine, verlaagd
bloedalbumine
totaal eiwit, eiwit in urine, verlengde
protrombinetijd, verkorte
protrombinetijd, verlaagd natrium in
bloed, verhoogd natrium in bloed,
verlaagd calcium in bloed, verhoogd
calcium in bloed, verlaagd chloride in
bloed, verhoogd glucose in bloed,
verlaagd magnesium in bloed, verlaagd
fosfor in bloed, verhoogd fosfor in
bloed, verhoogd ureum in bloed,
verlengde geactiveerde partiële
tromboplastinetijd, verlaagd
bicarbonaat in bloed, verhoogd chloride
in bloed, verhoogd kalium in bloed,
verhoogde bloeddruk, verlaagd
urinezuur in bloed, bloed in urine,

Vaak ( 1/100, < 1/10)


Soms ( 1/1000, < 1/100)


Niet bekend


orgaanklasse


(kan met de
beschikbare
gegevens
niet worden
bepaald)

afwijkende ademgeluiden, verlaagd
kooldioxide, verhoogde concentratie
immunosuppressivum, verhoogde INR
(International Normalized Ratio),
urinesediment, positief op witte
bloedcellen in urine en verhoogde pH
van urine.
Caspofungine is ook onderzocht bij 150 mg/dag (tot 51 dagen lang) bij 100 volwassen patiënten (zie
rubriek 5.1). In het onderzoek is caspofungine 50 mg/dag (na een oplaaddosis van 70 mg op Dag 1)
vergeleken met 150 mg/dag bij de behandeling van invasieve candidiasis. In deze groep patiënten was
de veiligheid van caspofungine bij deze hogere dosis over het algemeen vergelijkbaar met die bij
patiënten die de dagelijkse dosis caspofungine 50 mg kregen. Het deel van de patiënten met een
ernstige geneesmiddelgerelateerde bijwerking of een geneesmiddelgerelateerde bijwerking die tot
stopzetting van caspofungine leidde, was in de twee behandelingsgroepen vergelijkbaar.
Pediatrische patiënten
Gegevens uit 5 klinische studies bij 171 pediatrische patiënten laten zien dat de totale incidentie van
klinische bijwerkingen (26,3 %; 95 % BI -19,9, 33,6) niet hoger is dan bij volwassenen die werden
behandeld met caspofungine (43,1 %; 95 % BI -40,0, 46,2). Echter, pediatrische patiënten hebben
waarschijnlijk een ander bijwerkingenprofiel dan volwassen patiënten. De geneesmiddelgerelateerde
klinische bijwerkingen die het meest gemeld werden bij pediatrische patiënten behandeld met
caspofungine waren pyrexie (11,7 %), uitslag (4,7 %) en hoofdpijn (2,9 %).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen zijn gemeld:

Systeem/orgaanklasse


Zeer vaak


Vaak ( 1/100, < 1/10)


( 1/10)


Bloed- en lymfestelselaandoeningen

verhoogd aantal eosinofielen

Zenuwstelselaandoeningen

hoofdpijn

Hartaandoeningens

tachycardie

Bloedvataandoeningen

overmatig blozen, hypotensie

Lever- en galaandoeningen

verhoogde leverenzymen (ASAT, ALAT)

Huid- en onderhuidaandoeningen

uitslag, pruritus

Algemene aandoeningen en

koorts
rillingen, pijn op de katheterplaats

toedieningsplaatsstoornissen
Onderzoeken

verlaagd kalium, hypomagnesiëmie,
verhoogd glucose, verlaagd fosfor en
verhoogd fosfor
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
Onbedoelde toediening van tot 400 mg caspofungine op één dag is gemeld. Deze leidde niet tot
klinisch belangrijke bijwerkingen. Caspofungine is niet dialyseerbaar.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antimycotica voor systemisch gebruik, ATC-code: J02AX04
Werkingsmechanisme
Caspofungineacetaat is een semisynthetisch lipopeptide (echinocandine) dat gesynthetiseerd wordt uit
een fermentatieproduct van Glarea lozoyensis. Caspofungineacetaat remt de synthese van bèta-(1,3)-
D-glucaan, een essentieel bestanddeel van de celwand van veel filamenteuze schimmels en gisten.
Bèta-(1,3)-D-glucaan komt niet in zoogdiercellen voor.
Met caspofungine is een schimmeldodende werking tegen Candida-gisten aangetoond. In in-vitro- en
in-vivo-onderzoek is aangetoond dat blootstelling van Aspergillus aan caspofungine leidt tot lysis en
dood van de uiteinden van de schimmeldraden en de aftakpunten waar celgroei en -deling
plaatsvinden.
Farmacodynamische effecten
In vitro is caspofungine actief tegen Aspergillus-soorten (Aspergillus fumigatus [n=75], Aspergillus
flavus
[n=111], Aspergillus niger [n=31], Aspergillus nidulans [n=8], Aspergillus terreus [n=52] en
Aspergillus candidus [n=3]). Caspofungine is in vitro ook werkzaam tegen Candida-soorten (Candida
albicans
[n=1032], Candida dubliniensis [n=100], Candida glabrata [n=151], Candida guilliermondii
[n=67], Candida kefyr [n=62], Candida krusei [n=147], Candida lipolytica [n=20], Candida
lusitaniae
[n=80], Candida parapsilosis [n=215], Candida rugosa [n=1] en Candida tropicalis
[n=258]), waaronder isolaten met meervoudig resistente transportmutaties en die met verworven of
intrinsieke resistentie tegen fluconazol, amfotericine B en 5-flucytosine. Gevoeligheidsonderzoek
werd verricht volgens aangepaste versies van zowel de Clinical and Laboratory Standards Institute
(CLSI, voorheen bekend als National Committee for Clinical Laboratory Standards [NCCLS])
methode M38-A2 (voor Aspergillus-soorten) en methode M27-A3 (voor Candida-soorten).
Er zijn door EUCAST gestandaardiseerde technieken voor gevoeligheidsonderzoek voor gisten
vastgesteld. EUCAST-breekpunten zijn nog niet vastgesteld voor caspofungine, vanwege significante
interlaboratoriumvariatie in MIC-waarden voor caspofungine. In plaats van breekpunten dienen
Candida-isolaten die gevoelig zijn voor zowel anidulafungine als micafungine als gevoelig voor
caspofungine beschouwd te worden. Overeenkomstig kunnen C. parapsilosis-isolaten die intermediair
gevoelig zijn voor anidulafungine en micafungine ook als intermediair gevoelig voor caspofungine
beschouwd worden.
Resistentiemechanisme
Isolaten van Candida met verminderde gevoeligheid voor caspofungine zijn geïdentificeerd bij een
klein aantal patiënten tijdens de behandeling (er zijn MIC-waarden voor caspofungine > 2 mg/l (factor
4 tot 30 MIC-verhogingen) gerapporteerd waarbij gebruik gemaakt werd van gestandaardiseerde MIC-
testtechnieken, goedgekeurd door het CLSI). Het resistentiemechanisme is geïdentificeerd als FKS1-
en/of FKS2- (voor C. glabrata) genmutaties. Deze gevallen zijn geassocieerd met slechte klinische
resultaten.
Het in vitro ontwikkelen van resistentie tegen caspofungine bij Aspergillus-soorten is geconstateerd.
In de beperkte klinische ervaring is er resistentie tegen caspofungine bij patiënten met invasieve
aspergillose waargenomen. Het resistentiemechanisme is niet vastgesteld. De incidentie van
resistentie tegen caspofungine van diverse klinische isolaten van Aspergillus is zeldzaam.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Invasieve candidiasis bij volwassen patiënten: 239 patiënten werden gerekruteerd in een eerste studie
voor de vergelijking van caspofungine en amfotericine B bij de behandeling van invasieve
candidiasis. 24 patiënten hadden neutropenie. De meest voorkomende diagnoses waren infecties in het
bloed (candidemie) (77 %, n=186) en Candida-peritonitis (8 %, n=19); patiënten met Candida-
endocarditis, osteomyelitis of meningitis werden uitgesloten van deze studie. 50 mg caspofungine
eenmaal daags werd toegediend na een oplaaddosis van 70 mg, terwijl amfotericine B werd
toegediend in een dosering van 0,6 tot 0,7 mg/kg/dag aan niet-neutropenische patiënten of 0,7 tot
1,0 mg/kg/dag aan neutropenische patiënten. De gemiddelde duur van de intraveneuze therapie was
11,9 dagen, met een bereik van 1 tot 28 dagen. Een gunstige respons hield zowel een verdwijning van
de symptomen als een microbiologische klaring van de Candida-infectie in. Aan het einde van de
intraveneuze studietherapie werden 224 patiënten opgenomen in de primaire werkzaamheidsanalyse
(MITT-analyse) van de respons; caspofungine en amfotericine B vertoonden een vergelijkbaar gunstig
responspercentage voor de behandeling van invasieve candidiasis (73 % [80/109]) respectievelijk
62 % [71/115]) [% verschil 12,7 (95,6 % BI -0,7; 26,0)]. Bij de patiënten met candidemie waren
gunstige responspercentages aan het einde van de intraveneuze studietherapie bij de primaire
werkzaamheidsanalyse (MITT-analyse) vergelijkbaar voor caspofungine (72 % [66/92]) en
amfotericine B (63 % [59/94]) [% verschil 10,0 (95,0 % BI -4,5; 24,5)]. De gegevens bij patiënten met
infecties elders dan in het bloed waren beperkter. Het gunstige responspercentage bij neutropenische
patiënten was 7/14 (50 %) in de groep met caspofungine en 4/10 (40 %) in de groep met
amfotericine B. Deze beperkte gegevens worden ondersteund door de uitkomsten van het onderzoek
naar empirische behandeling.
In een tweede studie kregen patiënten met invasieve candidiasis dagelijkse doses caspofungine van
50 mg/dag (na een oplaaddosis van 70 mg op Dag 1) of 150 mg/dag (zie rubriek 4.8). In dit onderzoek
werd de dosis caspofungine in 2 uur toegediend (in plaats van de gebruikelijke toediening in 1 uur).
Aan dit onderzoek namen geen patiënten deel met vermoede Candida-endocarditis, meningitis of
osteomyelitis. Omdat dit een primaire therapiestudie was, werden ook patiënten die niet op eerdere
antifungale middelen hadden gereageerd, uitgesloten. Het aantal neutropenische patiënten in deze
studie was ook beperkt (8,0 %). Werkzaamheid was in dit onderzoek een secundair eindpunt.
Patiënten die aan de inclusiecriteria voldeden en een of meer doses caspofungine kregen, werden in de
werkzaamheidsanalyse opgenomen. De twee behandelingsgroepen hadden een ongeveer gelijke
gunstige respons aan het eind van de therapie met caspofungine: 72 % (73/102) en 78 % (74/95) voor
de behandelingsgroepen met caspofungine 50 mg respectievelijk 150 mg (verschil 6,3 % [95 % BI -
5,9, 18,4]).
Invasieve aspergillose bij volwassen patiënten: Negenenzestig volwassen patiënten (leeftijd 18-80)
met invasieve aspergillose werden opgenomen in een open-label, niet-vergelijkende studie naar de
veiligheid, verdraagbaarheid en werkzaamheid van caspofungine. Patiënten moesten of niet reageren
op (dat wil zeggen dat er ziekteprogressie was of geen verbetering met andere schimmeldodende
behandelingen die minstens 7 dagen waren toegediend) (84 % van de geïncludeerde patiënten) andere
standaard schimmeldodende behandelingen of konden deze niet verdragen (16 % van de
geïncludeerde patiënten). De meeste patiënten hadden onderliggende aandoeningen (hematologische
maligniteit [n=24], allogene beenmergtransplantatie of stamceltransplantatie [n=18],
orgaantransplantatie [n=8], vaste tumor [n=3] of andere aandoeningen [n=10]). Er werden strikte
definities naar het model van de Mycoses Study Group Criteria gebruikt voor de diagnose van
invasieve aspergillose en voor de respons op de behandeling (voor een gunstige respons moesten
zowel röntgenfoto's als de tekenen en symptomen een klinisch significante verbetering laten zien). De
gemiddelde duur van de behandeling was 33,7 dagen, met een bereik van 1 tot 162 dagen. Een
onafhankelijk deskundig panel bepaalde dat 41 % (26/63) van de patiënten die minstens één dosis
caspofungine hadden gekregen een gunstige respons vertoonde. Van de patiënten die meer dan
7 dagen met caspofungine waren behandeld, vertoonde 50 % (26/52) een gunstige respons. Het
percentage van een gunstige respons bij patiënten die niet reageerden op eerdere therapieën of deze
Empirische therapie bij volwassen patiënten met koorts en neutropenie: In totaal namen
1111 patiënten met aanhoudende koorts en neutropenie deel aan een klinisch onderzoek en werden
behandeld met of 50 mg caspofungine eenmaal per dag na een oplaaddosis van 70 mg, of met
3,0 mg/kg/dag liposomale amfotericine B. De in aanmerking komende patiënten hadden wegens een
maligniteit chemotherapie gekregen of hadden een transplantatie met hematopoëtische stamcellen
ondergaan en vertoonden neutropenie (< 500 cellen/mm3 gedurende 96 uur) en koorts (> 38,0 °C) die
niet op 96 uur parenterale antibacteriële therapie reageerden. De patiënten zouden worden
behandeld tot 72 uur nadat de neutropenie was verdwenen, met een maximumduur van 28 dagen. De
patiënten die een vastgestelde schimmelinfectie bleken te hebben, konden echter langer worden
behandeld. Indien het middel goed werd verdragen, maar de koorts bij de patiënt aanhield en de
klinische toestand achteruitging na vijf dagen behandeling, kon de dosering van het
studiegeneesmiddel worden verhoogd tot 70 mg caspofungine per dag (13,3 % van de behandelde
patiënten) of tot 5,0 mg/kg/dag liposomale amfotericine B (14,3 % van de behandelde patiënten). De
analyse van de algeheel gunstige respons volgens het principe van de Modified Intention-To-Treat
(MITT) omvatte 1095 patiënten; caspofungine (33,9 %) was even werkzaam als liposomale
amfotericine B (33,7 %) [procentueel verschil 0,2 (95,2 % BI ­5,6, 6,0)].Van een algeheel gunstige
respons was sprake als aan elk van deze vijf criteria werd voldaan: (1) een geslaagde behandeling van
iedere initiële schimmelinfectie (caspofungine 51,9 % [14/27], liposomale amfotericine B 25,9 %
[7/27]), (2) geen doorbraak van schimmelinfecties tijdens toediening van het studiegeneesmiddel of
binnen zeven dagen na voltooiing van de behandeling (caspofungine 94,8 % [527/556], liposomale
amfotericine B 95,5 % [515/539]), (3) een overlevingsduur van zeven dagen na voltooiing van de
studietherapie (caspofungine 92,6 % [515/556], liposomale amfotericine B 89,2 % [481/539]), (4)
geen staken van het studiegeneesmiddel wegens met het middel verband houdende toxiciteit of gebrek
aan werkzaamheid (caspofungine 89,7 % [499/556], liposomale amfotericine B 85,5 % [461/539]) en
(5) verdwijning van de koorts tijdens de periode van neutropenie (caspofungine 41,2 % [229/556],
liposomale amfotericine B 41,4 % [223/539]). De responspercentages op caspofungine en liposomale
amfotericine B na initiële infecties ten gevolge van Aspergillus-soorten bedroegen respectievelijk
41,7 % (5/12) en 8,3 % (1/12) en ten gevolge van Candida-soorten 66,7 % (8/12) en 41,7 % (5/12).
Patiënten in de caspofunginegroep kregen doorbraakinfecties vanwege de volgende, soms
voorkomende gisten en schimmels: Trichosporon-soorten (1), Fusarium-soorten (1), Mucor-soorten
(1) en Rhizopus-soorten (1).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van caspofungine zijn in twee prospectieve, klinische
multicenterstudies onderzocht bij kinderen van 3 maanden tot 17 jaar. De onderzoeksopzet,
diagnostische criteria en criteria voor beoordeling van de werkzaamheid waren vergelijkbaar met de
overeenkomstige studies bij volwassen patiënten (zie rubriek 5.1).
Het eerste onderzoek, waaraan 82 patiënten tussen 2 en 17 jaar deelnamen, was een gerandomiseerd,
dubbelblind onderzoek waarin caspofungine (50 mg/m2 IV eenmaal daags na een oplaaddosis van
70 mg/m2 op Dag 1 [niet hoger dan 70 mg per dag]) werd vergeleken met liposomale amfotericine B
(3 mg/kg IV per dag) in een verhouding van 2:1 (56 op caspofungine, 26 op liposomale
amfotericine B) als empirische behandeling bij kinderen met aanhoudende koorts en neutropenie. De
algehele successcores in de MITT-analyseresultaten, aangepast per risicostratum, waren als volgt:
46,6 % (26/56) voor caspofungine en 32,2 % (8/25) voor liposomale amfotericine B.
In een dubbelblind, gerandomiseerd (2:1), vergelijkend onderzoek werden de veiligheid,
verdraagbaarheid en werkzaamheid geëvalueerd van caspofungine (2 mg/kg/dag intraveneus
geïnfundeerd gedurende 2 uur) versus amfotericine B deoxycholaat (1 mg/kg/dag) bij pasgeborenen
en zuigelingen jonger dan 3 maanden met invasieve candidiasis (door een kweek bevestigd). Door te
weinig geschikte proefpersonen werd het onderzoek voortijdig stopgezet en werden er slechts
51 patiënten gerandomiseerd. Het aantal patiënten met schimmelvrije overleving 2 weken na de
behandeling in de caspofungine-groep (71,0 %) was vergelijkbaar met de amfotericine B
deoxycholaat-groep (68,8 %). Op basis van dit onderzoek kunnen er geen aanbevelingen voor de
dosering voor pasgeborenen en zuigelingen gedaan worden.
5.2 Farmacokinetische gegevens
Distributie
Caspofungine wordt in hoge mate gebonden aan albumine. De ongebonden fractie van caspofungine
in het plasma varieert van 3,5 % bij gezonde vrijwilligers tot 7,6 % bij patiënten met invasieve
candidiasis. Distributie speelt een belangrijke rol bij de plasmafarmacokinetiek van caspofungine en
is de snelheidsbepalende stap in zowel de alfa- als bètadispositiefases. De distributie naar de weefsels
bereikte 1,5 tot 2 dagen na toediening een piek toen 92 % van de dosis naar de weefsels was verdeeld.
Waarschijnlijk keert slechts een klein deel van de in de weefsels opgenomen caspofungine later naar
het plasma terug als moedercomponent. Daarom treedt in de afwezigheid van een distributie-
evenwicht eliminatie op en is het momenteel niet mogelijk een nauwkeurige schatting te maken van
het distributievolume van caspofungine.
Biotransformatie
Caspofungine ondergaat een spontane afbraak naar een openringverbinding. Bij voortgaand
metabolisme treedt peptidehydrolyse en N-acetylering op. Twee tussenproducten, die ontstaan bij de
afbraak van caspofungine naar deze openringverbinding, vormen covalente adducten aan plasma-
eiwitten die in geringe mate tot een onomkeerbare binding aan plasmaeiwitten leiden.
Uit onderzoek in vitro blijkt dat caspofungine geen remmer is van de cytochroom P450-enzymen 1A2,
2A6, 2C9, 2C19, 2D6 of 3A4. In klinisch onderzoek gaf caspofungine geen inductie of remming van
het CYP3A4-metabolisme van andere geneesmiddelen. Caspofungine is geen substraat van P-
glycoproteïne en is een zwak substraat van cytochroom P450-enzymen.
Eliminatie
De eliminatie van caspofungine uit het plasma is langzaam met een klaring van 10-12 ml/min. Na een
eenmalige intraveneuze infusie van een uur neemt de plasmaconcentratie van caspofungine
polyfasisch af. Onmiddellijk na de infusie treedt een korte alfafase in, gevolgd door een bètafase met
een halfwaardetijd van 9 tot 11 uur. Dan volgt een gammafase met een halfwaardetijd van 45 uur. De
plasmaklaring wordt vooral beïnvloed door de distributie en niet zozeer door de uitscheiding of de
biotransformatie.
Ongeveer 75 % van een radioactieve dosis werd teruggevonden gedurende 27 dagen: 41 % in de urine
en 34 % in de faeces. In de eerste 30 uur na toediening is er weinig uitscheiding of biotransformatie
van caspofungine. De uitscheiding is langzaam en de terminale halfwaardetijd van de radioactiviteit
Caspofungine vertoont een matige niet-lineaire farmacokinetiek waarbij met hogere doses de
accumulatie toeneemt en vertoont bij meervoudige doses dosisafhankelijkheid met betrekking tot de
tijd die nodig is om de steady state te bereiken.
Speciale populaties
Een verhoogde blootstelling aan caspofungine werd gezien bij volwassen patiënten met een
nierfunctiestoornis en lichte leverfunctiestoornis, bij vrouwen en bij ouderen. Over het algemeen was
deze verhoging beperkt en niet groot genoeg om een dosisaanpassing te rechtvaardigen. Bij volwassen
patiënten met een matige leverfunctiestoornis of bij patiënten met een hoger gewicht kan een
dosisaanpassing noodzakelijk zijn (zie hieronder).
Gewicht: Bij de farmacokinetische populatieanalyse bij volwassen candidiasispatiënten bleek gewicht
van invloed te zijn op de farmacokinetiek van caspofungine. Met toenemend gewicht neemt de
plasmaconcentratie af. De gemiddelde blootsteling bij een volwassen patiënt die 80 kg weegt, zal naar
verwachting ongeveer 23 % lager zijn dan bij een volwassen patiënt die 60 kg weegt (zie rubriek 4.2).
Leverfunctiestoornis: Bij volwassen patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis is de AUC
met ongeveer 20 % respectievelijk 75 % verhoogd. Er is geen klinische ervaring bij volwassen
patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis en bij kinderen met elke mate van leverfunctiestoornis.
In een onderzoek met meervoudige doses bleek een dosisvermindering van de dagelijkse dosis naar
35 mg bij volwassen patiënten met een matige leverfunctiestoornis een AUC op te leveren die
overeenkwam met die bij volwassen proefpersonen met een normale leverfunctie die de
standaardbehandeling kregen (zie rubriek 4.2).
Nierfunctiestoornis: In een klinische studie met eenmalige doses van 70 mg was de farmacokinetiek
van caspofungine bij volwassen vrijwilligers met een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 50-
80 ml/min) ongeveer gelijk aan die in de controlegroep. Een matige (creatinineklaring 31-49 ml/min),
gevorderde (creatinineklaring 5-30 ml/min) en terminale (creatinineklaring < 10 ml/min en
dialyseafhankelijk) nierfunctiestoornis gaven na toediening van één dosis een matige verhoging van
de plasmaconcentratie van caspofungine (bereik: 30-49 % voor AUC). Echter, bij volwassen patiënten
met invasieve candidiasis, oesofageale candidiasis of invasieve aspergillose die meervoudige
dagelijkse doses caspofungine 50 mg kregen, was er geen significant effect van lichte tot gevorderde
nierfunctiestoornis op de concentraties van caspofungine. Voor patiënten met een nierfunctiestoornis
hoeft de dosering niet te worden aangepast. Caspofungine is niet dialyseerbaar, dus na hemodialyse
hoeven geen extra doses te worden toegediend.
Geslacht: De plasmaconcentratie van caspofungine was bij vrouwen gemiddeld 17-38 % hoger dan bij
mannen.
Ouderen: Bij oudere mannelijke deelnemers werd er in vergelijking met jonge mannelijke deelnemers
een bescheiden verhoging van de AUC (28 %) en C24u (32 %) waargenomen. Bij patiënten die
empirisch werden behandeld of die invasieve candidiasis hadden, werd een vergelijkbaar bescheiden
leeftijdseffect gezien in oudere patiënten vergeleken met jongere patiënten.
Ras: Farmacokinetische gegevens van patiënten wezen uit dat er tussen blanken, negroïden, Latijns-
Amerikanen en mesties geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van caspofungine
waren.
Pediatrische patiënten:
Bij adolescenten (leeftijd 12-17 jaar) die caspofungine kregen als 50 mg/m2 per dag (maximaal 70 mg
per dag) was de plasma-AUC0-24u van caspofungine over het algemeen vergelijkbaar met die bij
volwassenen die caspofungine 50 mg/dag kregen. Alle adolescenten kregen doses > 50 mg/dag en in
feite kregen 6 van de 8 de maximale dosis van 70 mg/dag. De plasmaconcentraties van caspofungine
Bij kinderen (leeftijd 2-11 jaar) die caspofungine kregen als 50 mg/m2 per dag (maximaal 70 mg per
dag) was de plasma-AUC0-24u van caspofungine na meervoudige doses vergelijkbaar met die bij
volwassenen die caspofungine 50 mg/dag kregen.
Bij jonge kinderen en peuters (leeftijd 12-23 maanden) die caspofungine als 50 mg/m2 per dag
(maximaal 70 mg per dag) kregen, was de plasma-AUC0-24u van caspofungine na meervoudige doses
vergelijkbaar met die bij volwassenen die caspofungine als 50 mg/dag kregen en met die bij oudere
kinderen (2 tot 11 jaar) die de 50 mg/m2 dagelijkse dosis kregen.
In zijn algemeenheid zijn de beschikbare gegevens over farmacokinetiek, werkzaamheid en veiligheid
bij patiënten van 3-10 maanden beperkt. Op grond van farmacokinetische gegevens bij een
10 maanden oud kind dat 50 mg/m2 per dag kreeg, viel de AUC0-24u binnen hetzelfde bereik als is
gezien bij oudere kinderen en volwassenen die de dosis 50 mg/m2 respectievelijk 50 mg kregen,
terwijl bij een 6 maanden oud kind dat de dosis 50 mg/m2 kreeg de AUC0-24u iets hoger was.
Bij pasgeborenen en zuigelingen (< 3 maanden) die caspofungine als 25 mg/m2 per dag kregen
(corresponderende gemiddelde dagelijkse dosis van 2,1 mg/kg), waren de piekconcentratie (C1u) en
dalconcentratie (C24u) van caspofungine na meervoudige doses vergelijkbaar met die bij volwassenen
die caspofungine als 50 mg/dag kregen. Op Dag 1 was de C1u vergelijkbaar en C24u matig verhoogd
(36 %) bij deze pasgeborenen en zuigelingen ten opzichte van volwassenen. Echter, er was wel sprake
van variabiliteit voor zowel de C1u (geometrisch gemiddelde op Dag 4: 11,73 µg/ml, bereik 2,63 tot
22,05 µg/ml) en C24u (geometrisch gemiddelde op Dag 4: 3,55 µg/ml, bereik 0,13 tot 7,17 µg/ml).
Meting van de AUC0-24u werd in dit onderzoek niet gedaan vanwege de beperkte monstername van
plasma. Merk op dat de werkzaamheid en veiligheid van caspofungine niet afdoende zijn onderzocht
in prospectief klinisch onderzoek bij pasgeborenen en zuigelingen die jonger zijn dan 3 maanden.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Bij herhaald toxiciteitsonderzoek bij ratten en apen met intraveneuze doses tot 7-8 mg/kg werden bij
ratten en apen reacties op de injectieplaats waargenomen, bij ratten tekenen van histamineafgifte en
bij apen aanwijzingen voor levergerelateerde bijwerkingen. Bij onderzoek naar
ontwikkelingstoxiciteit bij ratten bleek dat caspofungine bij doses van 5 mg/kg een verlaging gaf van
het foetale lichaamsgewicht en verhoging van de incidentie van onvolledige ossificatie van wervels,
sternebra en schedelbot die samenhingen met ongunstige effecten bij het moederdier zoals tekenen
van histamineafgifte bij drachtige ratten. Ook werd een verhoogde incidentie van halsribben
opgemerkt. Bij in vitro-testen was caspofungine negatief voor wat betreft potentiële genotoxiciteit;
datzelfde gold voor de chromosoomtest op muisbeenmerg in vivo. Er is geen langdurig dieronderzoek
verricht naar het carcinogeen potentieel. Voor caspofungine waren er in onderzoeken bij mannetjes-
en wijfjesratten tot 5 mg/kg/dag geen effecten op de vruchtbaarheid.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Sucrose
Mannitol (E421)
IJsazijn
Natriumhydroxide (om de pH bij te stellen)
Niet mengen met oplosmiddelen die glucose bevatten, want in oplosmiddelen met glucose is Cancidas
niet stabiel. In verband met het ontbreken van onderzoek naar onverenigbaarheden mag dit
geneesmiddel niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
6.3 Houdbaarheid
2 jaar
Gereconstitueerd concentraat: moet onmiddellijk worden gebruikt. Houdbaarheidsonderzoek wijst uit
dat het concentraat voor oplossing voor infusie tot 24 uur kan worden bewaard als de injectieflacon
wordt bewaard bij maximaal 25 °C en wordt gereconstitueerd met water voor injecties.
Verdunde, aan de patiënt toe te dienen infusieoplossing: moet onmiddellijk worden gebruikt.
Houdbaarheidsonderzoek wijst uit dat het product binnen 24 uur kan worden gebruikt als het wordt
bewaard bij maximaal 25 °C of binnen 48 uur als de intraveneuze infuuszak (fles) gekoeld wordt
bewaard (2 tot 8 °C) en wordt verdund met een oplossing van natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %),
4,5 mg/ml (0,45 %) of 2,25 mg/ml (0,225 %) voor infusie, of lactaatbevattende Ringer-oplossing.
Cancidas bevat geen conserveermiddelen. Uit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk
worden gebruikt. Als het product niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijden en
omstandigheden vóór het gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker; deze zijn normaliter niet
langer dan 24 uur bij 2 tot 8 ºC, tenzij reconstitutie en verdunning hebben plaatsgevonden onder
gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Ongeopende injectieflacons: bewaren in de koelkast (2 °C - 8 °C).
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Type I glazen injectieflacon van 10 ml met grijze butylstop en een plastic dop met een rood
aluminiumbandje.
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Type I glazen injectieflacon van 10 ml met grijze butylstop en een plastic dop met een oranje
aluminiumbandje.
Beschikbaar in verpakkingen met 1 injectieflacon.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Reconstitutie van Cancidas
GEBRUIK GEEN OPLOSMIDDELEN DIE GLUCOSE BEVATTEN omdat Cancidas in
oplosmiddelen met glucose niet stabiel is. CANCIDAS MAG NIET MET ANDERE
GENEESMIDDELEN WORDEN GEMENGD OF GELIJKTIJDIG WORDEN GEÏNFUNDEERD
omdat er geen gegevens beschikbaar zijn over de verenigbaarheid van Cancidas met andere
intraveneuze stoffen, toevoegingsmiddelen of geneesmiddelen. Controleer de infusieoplossing visueel
op deeltjes of verkleuring.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ VOLWASSEN PATIËNTEN
Stap 1 Reconstitutie van conventionele injectieflacons
Om het poeder te reconstitueren, moet de injectieflacon eerst op kamertemperatuur worden gebracht,
waarna aseptisch 10,5 ml water voor injecties wordt toegevoegd. De concentratie van de
gereconstitueerde injectieflacon wordt dan 5,2 mg/ml.
Het witte tot gebroken witte, compacte, gevriesdroogde poeder zal geheel oplossen. Rustig mengen
totdat een heldere oplossing is verkregen. De gereconstitueerde oplossing moet visueel worden
gecontroleerd op deeltjes of verkleuring. Deze gereconstitueerde oplossing mag tot 24 uur bij of onder
25 °C worden bewaard.
Stap 2 Toevoeging van gereconstitueerd Cancidas aan infusieoplossing voor de patiënt
Verdunningsmiddelen voor de uiteindelijke oplossing voor infusie zijn: natriumchlorideoplossing
voor injectie of lactaatbevattende Ringer-oplossing. De oplossing voor infusie wordt bereid door
aseptisch de benodigde hoeveelheid gereconstitueerd concentraat (zoals aangegeven in de
onderstaande tabel) toe te voegen aan een infuuszak of -fles van 250 ml. Een lager infusievolume van
100 ml kan worden gebruikt waar dat medisch noodzakelijk is voor de dagelijkse dosis van 50 mg of
35 mg. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
BEREIDING VAN DE OPLOSSING VOOR INFUSIE BIJ VOLWASSENEN
DOSIS*
Volume gereconstitueerd Standaardbereiding
Infusie van lager volume
Cancidas voor
(gereconstitueerd
(gereconstitueerd
overheveling naar
Cancidas toegevoegd aan
Cancidas toegevoegd aan
infuuszak of fles
250 ml) uiteindelijke
100 ml) uiteindelijke
concentratie
concentratie
50 mg
10 ml
0,20 mg/ml
- 50 mg bij lager volume
10 ml
- 0,47 mg/ml
35 mg voor matige
7 ml
0,14 mg/ml
- leverfunctiestoornis (uit
een injectieflacon van
50 mg)
35 mg voor matige
7 ml
- 0,34 mg/ml
leverfunctiestoornis
(uit een injectieflacon van
50 mg) bij lager volume
* Voor alle injectieflacons moet 10,5 ml worden gebruikt voor reconstitutie.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ KINDEREN
Berekening van lichaamsoppervlak (Body Surface Area ­ BSA) voor toediening aan kinderen
Bereken vóór de bereiding van de infusie het lichaamsoppervlak (BSA) van de patiënt aan de hand
van de volgende formule (Mosteller-formule):
2
Lengte (
cm) Gewicht (kg)
BSA (m )
3600

Bereiding van de infusie van 70 mg/m2 voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 50 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken oplaaddosis aan de hand van de BSA van de patiënt (zoals
hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m2) X 70 mg/m2 = Oplaaddosis
De maximale oplaaddosis op Dag 1 mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.a Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.b De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 5,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende oplaaddosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng deze hoeveelheid
(ml)c gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met 250 ml 0,9 %,
0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie. Ook kan de
hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een verminderde
hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor
injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml. Deze
oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden gebruikt of
bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.

Bereiding van de infusie van 50 mg/m2 voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 50 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken dagelijkse onderhoudsdosis aan de hand van de BSA van de
patiënt (zoals hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m2) X 50 mg/m2 = Dagelijkse onderhoudsdosis
De dagelijkse onderhoudsdosis mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.a Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.b De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 5,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende dagelijkse onderhoudsdosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng
deze hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met
250 ml 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie.
Ook kan de hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een
verminderde hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-
lactaat voor injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml.
Deze oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden
gebruikt of bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.

Opmerkingen bij bereiding:

a.
De witte tot gebroken witte koek lost geheel op. Rustig mengen tot een heldere oplossing is
verkregen.
b.
Controleer de gereconstitueerde oplossing tijdens reconstitutie en vóór infusie visueel op
deeltjes of verkleuring. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
c.
Cancidas levert de volledige dosis op het flaconetiket (50 mg) als er 10 ml uit de flacon wordt
opgetrokken.
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ VOLWASSEN PATIËNTEN
Stap 1 Reconstitutie van conventionele injectieflacons
Om het poeder te reconstitueren, moet de injectieflacon eerst op kamertemperatuur worden gebracht,
waarna aseptisch 10,5 ml water voor injecties wordt toegevoegd. De concentratie van de
gereconstitueerde injectieflacon wordt dan 7,2 mg/ml.
Het witte tot gebroken witte, compacte, gevriesdroogde poeder zal geheel oplossen. Rustig mengen
totdat een heldere oplossing is verkregen. De gereconstitueerde oplossing moet visueel worden
gecontroleerd op deeltjes of verkleuring. Deze gereconstitueerde oplossing mag tot 24 uur bij of onder
25 °C worden bewaard.
BEREIDING VAN DE OPLOSSING VOOR INFUSIE
BIJ VOLWASSENEN
DOSIS*
Volume gereconstitueerd Standaardbereiding
Infusie van lager volume
Cancidas voor
(gereconstitueerd
(gereconstitueerd
overheveling in
Cancidas toegevoegd aan
Cancidas toegevoegd aan
infuuszak of fles
250 ml) uiteindelijke
100 ml) uiteindelijke
concentratie
concentratie
70 mg
10 ml
0,28 mg/ml
Niet aanbevolen
70 mg (uit twee
14 ml
0,28 mg/ml
Niet aanbevolen
injectieflacons van
50 mg)**
35 mg voor matige
5 ml
0,14 mg/ml
0,34 mg/ml
leverfunctiestoornis (uit
één injectieflacon van
70 mg)
*
Voor alle injectieflacons moet 10,5 ml worden gebruikt voor reconstitutie
**
Als de injectieflacon van 70 mg niet beschikbaar is, kan de dosis van 70 mg worden bereid uit twee injectieflacons
van 50 mg
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ KINDEREN
Berekening van lichaamsoppervlak (Body Surface Area ­ BSA) voor toediening aan kinderen
Bereken vóór de bereiding van de infusie het lichaamsoppervlak (BSA) van de patiënt aan de hand
van de volgende formule (Mosteller-formule):
2
Lengte (
cm) Gewicht (kg)
BSA (m )
3600

Bereiding van de infusie van 70 mg/m2 voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 70 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken oplaaddosis aan de hand van de BSA van de patiënt (zoals
hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m2) X 70 mg/m2 = Oplaaddosis
De maximale oplaaddosis op Dag 1 mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.a Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.b De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 7,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende oplaaddosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng deze hoeveelheid
(ml)c gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met 250 ml 0,9 %,
0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie. Ook kan de
hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een verminderde
hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor
injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml. Deze
oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden gebruikt of
bij gekoelde bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.
Bepaal de bij het kind te gebruiken dagelijkse onderhoudsdosis aan de hand van de BSA van de
patiënt (zoals hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m2) X 50 mg/m2 = Dagelijkse onderhoudsdosis
De dagelijkse onderhoudsdosis mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.a Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur lang worden bewaard bij of onder 25 °C.b De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 7,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende dagelijkse onderhoudsdosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng
deze hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met
250 ml 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie.
Ook kan de hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een
verminderde hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-
lactaat voor injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml.
Deze oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden
gebruikt of bij gekoelde bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.

Opmerkingen bij bereiding:

a.
De witte tot gebroken witte koek lost geheel op. Rustig mengen tot een heldere oplossing is
verkregen.
b.
Controleer de gereconstitueerde oplossing tijdens reconstitutie en vóór infusie visueel op
deeltjes of verkleuring. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
c.
Cancidas levert de volledige dosis op het flaconetiket (70 mg) als er 10 ml uit de flacon wordt
opgetrokken.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/196/001
EU/1/01/196/003
9.
DATUM VAN DE EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 24 oktober 2001
Datum van laatste verlenging: 07 september 2011
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Merck Sharp & Dohme B.V., Waarderweg 39, 2031 BN Haarlem, Nederland
of
FAREVA Mirabel, Route de Marsat-Riom, 63963 Clermont-Ferrand Cedex 9, Frankrijk
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie Bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2)
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
caspofungine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat: 50 mg caspofungine,
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
sucrose, mannitol (E421), ijsazijn en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/196/001
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET VOOR INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
caspofungine
Intraveneus gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
caspofungine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat: 70 mg caspofungine,
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
sucrose, mannitol (E421), ijsazijn en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/196/003
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ­ VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET VOOR INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
caspofungine
Intraveneus gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie

caspofungine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u of uw kind dit geneesmiddel krijgt toegediend, want er
staat belangrijke informatie in voor u.

Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Krijgt u of uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u of uw
kind een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Cancidas en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe krijgt u dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Cancidas en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Cancidas?
Cancidas bevat een geneesmiddel dat caspofungine heet. Het behoort tot een groep geneesmiddelen
die antischimmelmiddelen (antimycotica) worden genoemd.
Waarvoor wordt Cancidas gebruikt?
Cancidas wordt gebruikt voor de behandeling van de onderstaande infecties bij kinderen, jongeren tot
18 jaar en volwassenen:
ernstige schimmelinfecties in weefsels of organen (`invasieve candidiasis' genoemd). Deze
infectie wordt veroorzaakt door cellen van een schimmel (gist) die Candida wordt genoemd.
Mensen die dit type infectie kunnen krijgen, zijn bijvoorbeeld mensen die net een operatie
hebben ondergaan of mensen met een verzwakt afweersysteem. De meest voorkomende
verschijnselen van een dergelijke infectie zijn koorts en koude rillingen die niet op een
antibioticum reageren.
schimmelinfecties in de neus, neusholten of longen (`invasieve aspergillose' genoemd) als
andere antischimmelbehandelingen niet hebben gewerkt of bijwerkingen hebben veroorzaakt.
Deze infectie wordt veroorzaakt door een schimmel die Aspergillus wordt genoemd.
Mensen die dit type infectie kunnen krijgen, zijn bijvoorbeeld mensen die worden behandeld
met chemotherapie, een transplantatie hebben gehad, of mensen met een verzwakt
afweersysteem.
vermoede schimmelinfecties als u koorts heeft en een laag aantal witte bloedcellen waarvoor
behandeling met een antibioticum niet heeft geholpen. Mensen bij wie een risico bestaat op een
schimmelinfectie zijn bijvoorbeeld mensen die net een operatie hebben ondergaan of mensen
met een verzwakt afweersysteem.
Hoe werkt Cancidas?
Cancidas verzwakt schimmelcellen en zorgt dat de schimmel niet goed meer groeit. Hierdoor wordt
verspreiding van de infectie voorkomen zodat de natuurlijke verdediging van het lichaam de kans
krijgt de infectie definitief te bestrijden.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?

Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Raadpleeg bij twijfel uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel krijgt
toegediend.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel krijgt
toegediend als:
u allergisch bent voor andere geneesmiddelen
u ooit leverproblemen heeft gehad ­ u heeft misschien een andere dosis van dit geneesmiddel
nodig
u al ciclosporine gebruikt (gebruikt om de afstoting van een getransplanteerd orgaan te helpen
voorkomen of om uw afweersysteem te onderdrukken) ­ uw arts kan tijdens de behandeling
extra bloedonderzoek laten uitvoeren
u ooit een ander medisch probleem heeft gehad.
Als een van de bovengenoemde situaties op u van toepassing is (of als u daarover twijfelt), neem dan
contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u Cancidas krijgt toegediend.
Cancidas kan ook ernstige huidreacties veroorzaken zoals Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en
toxische epidermale necrolyse (TEN).
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Cancidas nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts,
apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt
krijgen, inclusief geneesmiddelen op kruidenbasis. Cancidas kan namelijk invloed hebben op de
manier waarop andere geneesmiddelen werken. Ook kunnen bepaalde andere geneesmiddelen invloed
hebben op de manier waarop Cancidas werkt.
Vertel het uw arts, apotheker of verpleegkundige als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt:
ciclosporine of tacrolimus (gebruikt om de afstoting van een getransplanteerd orgaan te helpen
voorkomen of om uw afweersysteem te onderdrukken) ­ uw arts kan tijdens de behandeling
extra bloedonderzoek laten uitvoeren
bepaalde geneesmiddelen tegen hiv zoals efavirenz of nevirapine
fenytoïne of carbamazepine (gebruikt voor de behandeling van epileptische aanvallen)
dexamethason (een steroïde)
rifampicine (een antibioticum).
Als een van de bovengenoemde situaties op u van toepassing is (of als u daarover twijfelt), neem dan
contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u Cancidas krijgt toegediend.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel krijgt toegediend.
Cancidas is niet onderzocht bij zwangere vrouwen. Tijdens de zwangerschap mag Cancidas
alleen worden gebruikt als het mogelijke voordeel opweegt tegen de mogelijke risico's voor het
ongeboren kind.
Vrouwen die Cancidas toegediend krijgen, mogen geen borstvoeding geven.
Cancidas bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectieflacon, dat wil zeggen dat het
in wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe krijgt u dit middel toegediend?
Cancidas wordt altijd bereid en toegediend door medisch personeel.
U krijgt Cancidas toegediend:
eenmaal per dag
door langzame injectie in een ader (intraveneuze infusie)
gedurende ongeveer 1 uur.
Uw arts zal bepalen hoelang u moet worden behandeld en hoeveel Cancidas u dagelijks krijgt. Uw
arts zal controleren hoe goed het geneesmiddel bij u werkt. Als u meer weegt dan 80 kg, heeft u
misschien een andere dosis nodig.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De dosis voor kinderen en jongeren tot 18 jaar kan afwijken van die voor volwassenen.
Heeft u te veel van dit middel toegediend gekregen?
Uw arts zal bepalen hoeveel Cancidas u per dag nodig heeft en voor hoelang. Als u bang bent dat u te
veel Cancidas heeft gekregen, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts of verpleegkundige.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Neem direct contact op met uw arts of verpleegkundige als u een van de volgende bijwerkingen
heeft ­ u kunt dringend medische behandeling nodig hebben:

huiduitslag, jeuk, het warm hebben, zwelling van uw gezicht, lippen of keel of moeite met
ademhalen ­ u kunt een histaminereactie hebben (een bepaald type allergische reactie) op het
geneesmiddel
moeizame, piepende ademhaling of huiduitslag die erger wordt ­ u kunt een allergische reactie
op het geneesmiddel hebben
hoesten, ernstige ademhalingsproblemen ­ als u een volwassene bent met invasieve
aspergillose, kunt u een ernstig ademhalingsprobleem hebben waardoor u in ademnood kunt
komen
uitslag, (grote gebieden met) schilferende huid, zweren op de slijmvliezen, netelroos
(galbulten).
Net als met alle geneesmiddelen op medisch voorschrift kunnen sommige bijwerkingen ernstig zijn.
Vraag uw arts om meer informatie.
Vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers:
verlaagd hemoglobine (lagere concentratie van de stof die zuurstof in het bloed vervoert),
minder witte bloedcellen
verlaagde concentratie bloedalbumine (een soort eiwit) in uw bloed, verlaagde of lage
kaliumspiegels in het bloed
hoofdpijn
aderontsteking
kortademigheid
diarree, misselijkheid of braken
veranderingen in bepaalde uitslagen van bloedonderzoek (waaronder verhoogde waarden van
bepaalde leveronderzoeken)
jeuk, huiduitslag, rode huid of meer zweten dan normaal
pijn in gewrichten
koude rillingen, koorts
jeuk op de injectieplaats.
Soms: komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers:
veranderingen in bepaalde uitslagen van bloedonderzoek (waaronder aandoening van de
bloedstolling, bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen)
verlies van eetlust, meer lichaamsvocht, verstoorde zoutbalans in het lichaam, hoge
bloedsuikerconcentratie, lage calciumconcentratie in het bloed, verhoogde calciumconcentratie
in het bloed, lage magnesiumconcentratie in het bloed, verhoogde zuurconcentratie in het bloed
desoriëntatie, zenuwachtigheid, niet kunnen slapen
duizeligheid, verminderd gevoel of gevoeligheid (vooral in de huid), beven, slaperigheid,
veranderde smaak, tintelingen of gevoelloosheid
wazig zien, meer traanvorming, gezwollen ooglid, geel worden van het oogwit
gevoel van snelle of onregelmatige hartslag, snelle hartslag, onregelmatige hartslag, abnormaal
hartritme, hartfalen
overmatig blozen, opvliegers, hoge bloeddruk, lage bloeddruk, roodheid langs een ader die erg
gevoelig is bij aanraking
samentrekking van de spierbanden rond de luchtwegen wat tot een piepende ademhaling of
hoest leidt, snelle ademhaling, kortademigheid waar u wakker van wordt, zuurstoftekort in het
bloed, abnormale ademgeluiden, krakende geluiden in de longen, piepende ademhaling,
verstopte neus, hoesten, keelpijn
buikpijn, pijn in de bovenbuik, opgeblazen gevoel, verstopping (obstipatie), moeilijkheden met
slikken, droge mond, spijsverteringsproblemen, winderigheid, onaangenaam gevoel in de maag,
zwelling door ophoping van vocht rond de buik
verminderde galstroom, vergrote lever, geel worden van de huid en/of het oogwit,
leverbeschadiging veroorzaakt door een geneesmiddel of chemische stof, leveraandoening
abnormaal huidweefsel, jeuk over het hele lichaam, galbulten, huiduitslag met wisselend
uiterlijk, abnormale huid, rode, vaak jeukende plekken op uw armen en benen en soms op het
gezicht en de rest van het lichaam
rugpijn, pijn in arm of been, pijn in de botten, spierpijn, spierzwakte
verlies van nierfunctie, plotseling verlies van nierfunctie
pijn op de plaats waar de katheter is ingebracht, klachten op de injectieplaats (roodheid, harde
knobbel, pijn, zwelling, irritatie, huiduitslag, galbulten, vocht dat van de katheter in het weefsel
weglekt), ontsteking van een ader op de injectieplaats
verhoogde bloeddruk en veranderingen in uitslagen van bepaald laboratoriumonderzoek
(waaronder onderzoek van de nieren, elektrolyten en bloedstolling), verhoogde concentraties
van de geneesmiddelen die u gebruikt die het afweersysteem verzwakken
onaangenaam gevoel op de borst, pijn op de borst, gevoel dat uw lichaamstemperatuur
verandert, algeheel niet lekker voelen, algehele pijn, zwelling van het gezicht, zwelling van de
enkels, handen of voeten, zwelling, gevoeligheid, vermoeidheid.
Bijwerkingen bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
Zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers:
koorts
Vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers:
hoofdpijn
snelle hartslag
overmatig blozen, lage bloeddruk
veranderingen in uitslagen van bepaald bloedonderzoek (hogere waarden van bepaalde
leveronderzoeken)
jeuk, huiduitslag
pijn op de plaats waar de katheter is ingebracht
koude rillingen
veranderingen in uitslagen van bepaalde bloedonderzoeken.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
flesje. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 °C tot 8 °C).
Zodra Cancidas is bereid, moet het onmiddellijk worden gebruikt. Dit is nodig omdat er geen
bestanddelen in zitten die de groei van bacteriën tegengaan. Alleen bevoegd medisch personeel dat de
volledige gebruiksaanwijzing heeft gelezen, mag het geneesmiddel bereiden (zie hieronder 'Instructies
voor het reconstitueren en oplossen van Cancidas').
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?

De werkzame stof in dit middel is caspofungine.
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Elke injectieflacon Cancidas bevat 50 mg caspofungine.
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, mannitol (E421), ijsazijn en natriumhydroxide (zie
rubriek 2: Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?).
Hoe ziet Cancidas eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Cancidas is een steriel, wit tot gebroken wit compact poeder.
Elke verpakking bevat 1 injectieflacon met poeder.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant

Houder van de vergunning voor het in de
handel brengen

Fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
2031 BN Haarlem
Nederland
Nederland
of
FAREVA Mirabel
Route de Marsat-Riom
63963 Clermont-Ferrand Cedex 9
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: 0800 38 693 (+32(0)27766211)
Tel.: +370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com

Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: +32(0)27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +420 233 010 111
Tel.: +36 1 888 5300
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: +45 44 82 40 00
Tel.: 8007 4433 (+ 356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme BV
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
e-mail@msd.de
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no
E
Österreich
MSD ....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: + 30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel.: +48 22 549 51 00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: + 4021 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Limited
d.o.o.
Tel: +353 (0)1 2998700
Tel: + 386 1 5204201
medinfo_ireland@merck.com
msd_slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: +354 535 7000
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
talia
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 361911
Puh/Tel: +358 (0) 9 804 650
medicalinformation.it@merck.com
info@msd.fi

Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
.: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 (0)77 5700488
cyprus
_info
@merck
.com
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human
Tel: +371 67364 224
Health) Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
De volgende informatie is alleen bestemd voor medisch personeel:
Instructies voor het reconstitueren en oplossen van Cancidas:
Reconstitutie van Cancidas
GEBRUIK GEEN OPLOSMIDDELEN DIE GLUCOSE BEVATTEN omdat Cancidas in
oplosmiddelen met glucose niet stabiel is. CANCIDAS MAG NIET MET ANDERE
GENEESMIDDELEN WORDEN GEMENGD OF GELIJKTIJDIG WORDEN GEÏNFUNDEERD
omdat er geen gegevens beschikbaar zijn over de verenigbaarheid van Cancidas met andere
intraveneuze stoffen, toevoegingsmiddelen of geneesmiddelen. Controleer de infusieoplossing visueel
op deeltjes of verkleuring.
Cancidas 50 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ VOLWASSEN PATIËNTEN (50 mg injectieflacon)
Stap 1 Reconstitutie van conventionele injectieflacons
Om het poeder te reconstitueren, moet de injectieflacon eerst op kamertemperatuur worden gebracht,
waarna aseptisch 10,5 ml water voor injecties wordt toegevoegd. De concentratie van de
gereconstitueerde injectieflacon wordt dan 5,2 mg/ml.
Het witte tot gebroken witte, compacte, gevriesdroogde poeder zal geheel oplossen. Rustig mengen
totdat een heldere oplossing is verkregen. De gereconstitueerde oplossing moet visueel worden
gecontroleerd op deeltjes of verkleuring. Deze gereconstitueerde oplossing mag tot 24 uur bij of onder
25 °C worden bewaard.
Stap 2 Toevoeging van gereconstitueerd Cancidas aan infusieoplossing voor de patiënt
Verdunningsmiddelen voor de uiteindelijke oplossing voor infusie zijn: natriumchlorideoplossing
voor injectie of lactaatbevattende Ringer-oplossing. De oplossing voor infusie wordt bereid door
aseptisch de benodigde hoeveelheid gereconstitueerd concentraat (zoals aangegeven in de
onderstaande tabel) toe te voegen aan een infuuszak of -fles van 250 ml. Een lager infusievolume van
100 ml kan worden gebruikt waar dat medisch noodzakelijk is voor de dagelijkse dosis van 50 mg of
35 mg. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
50 mg injectieflacon: BEREIDING VAN DE OPLOSSING VOOR INFUSIE BIJ
VOLWASSENEN
DOSIS*
Volume
Standaardbereiding
Infusie van lager volume
gereconstitueerd
(gereconstitueerd
(gereconstitueerd
Cancidas voor
Cancidas toegevoegd aan
Cancidas toegevoegd aan
overheveling naar
250 ml) uiteindelijke
100 ml) uiteindelijke
infuuszak of fles
concentratie
concentratie
50 mg
10 ml
0,20 mg/ml
-
Volume
Standaardbereiding
Infusie van lager volume
gereconstitueerd
(gereconstitueerd
(gereconstitueerd
Cancidas voor
Cancidas toegevoegd aan
Cancidas toegevoegd aan
overheveling naar
250 ml) uiteindelijke
100 ml) uiteindelijke
infuuszak of fles
concentratie
concentratie
50 mg bij lager volume
10 ml
- 0,47 mg/ml
35 mg voor matige
7 ml
0,14 mg/ml
- leverfunctiestoornis (uit
een injectieflacon van
50 mg)
35 mg voor matige
7 ml
- 0,34 mg/ml
leverfunctiestoornis
(uit een injectieflacon van
50 mg) bij lager volume
* Voor alle injectieflacons moet 10,5 ml worden gebruikt voor reconstitutie.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ KINDEREN (50 mg injectieflacon)
Berekening van lichaamsoppervlak (Body Surface Area ­ BSA) voor toediening aan kinderen
Bereken vóór de bereiding van de infusie het lichaamsoppervlak (BSA) van de patiënt aan de hand
van de volgende formule (Mosteller2-formule):
2
Lengte (
cm) Gewicht (kg)
BSA (m )
3600

Bereiding van de infusie van 70 mg/m2 voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 50 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken oplaaddosis aan de hand van de BSA van de patiënt (zoals
hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m2) X 70 mg/m2 = Oplaaddosis
De maximale oplaaddosis op Dag 1 mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.a Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C. b De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 5,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende oplaaddosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng deze hoeveelheid
(ml)c gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met 250 ml 0,9 %,
0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie. Ook kan de
hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een verminderde
hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor
injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml. Deze
oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden gebruikt of
bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.

Bereiding van de infusie van 50 mg/m2 voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 50 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken dagelijkse onderhoudsdosis aan de hand van de BSA van de
patiënt (zoals hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m2) X 50 mg/m2 = Dagelijkse onderhoudsdosis
De dagelijkse onderhoudsdosis mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
2 Mosteller RD: Simplified Calculation of Body Surface Area. N Engl J Med 1987 Oct 22;317(17):1098 (letter)
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.a Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.b De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 5,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende dagelijkse onderhoudsdosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng
deze hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met
250 ml 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie.
Ook kan de hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een
verminderde hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-
lactaat voor injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml.
Deze oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden
gebruikt of bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.

Opmerkingen bij bereiding:

a.
De witte tot gebroken witte koek lost geheel op. Rustig mengen tot een heldere oplossing is
verkregen.
b.
Controleer de gereconstitueerde oplossing tijdens reconstitutie en vóór infusie visueel op
deeltjes of verkleuring. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
c.
Cancidas levert de volledige dosis op het flaconetiket (50 mg) als er 10 ml uit de flacon wordt
opgetrokken.
Cancidas 70 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ VOLWASSEN PATIËNTEN (70 mg injectieflacon)
Stap 1 Reconstitutie van conventionele injectieflacons
Om het poeder te reconstitueren, moet de injectieflacon eerst op kamertemperatuur worden gebracht,
waarna aseptisch 10,5 ml water voor injecties wordt toegevoegd. De concentratie van de
gereconstitueerde injectieflacon wordt dan 7,2 mg/ml.
Het witte tot gebroken witte, compacte, gevriesdroogde poeder zal geheel oplossen. Rustig mengen
totdat een heldere oplossing is verkregen. De gereconstitueerde oplossing moet visueel worden
gecontroleerd op deeltjes of verkleuring. Deze gereconstitueerde oplossing mag tot 24 uur bij of onder
25 °C worden bewaard.
Stap 2 Toevoeging van gereconstitueerd Cancidas aan infusieoplossing voor de patiënt
Verdunningsmiddelen voor de uiteindelijke oplossing voor infusie zijn: natriumchlorideoplossing
voor injectie of lactaatbevattende Ringer-oplossing. De oplossing voor infusie wordt bereid door
aseptisch de benodigde hoeveelheid gereconstitueerd concentraat (zoals aangegeven in de
onderstaande tabel) toe te voegen aan een infuuszak of -fles van 250 ml. Een lager infusievolume van
100 ml kan worden gebruikt waar dat medisch noodzakelijk is voor de dagelijkse dosis van 50 mg of
35 mg. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
70 mg injectieflacon: BEREIDING VAN DE OPLOSSING VOOR INFUSIE
BIJ
VOLWASSENEN
DOSIS*
Volume
Standaardbereiding
Infusie van lager volume
gereconstitueerd
(gereconstitueerd
(gereconstitueerd
Cancidas voor
Cancidas toegevoegd aan
Cancidas toegevoegd aan
overheveling naar
250 ml) uiteindelijke
100 ml) uiteindelijke
infuuszak of fles
concentratie
concentratie
70 mg
10 ml
0,28 mg/ml
Niet aanbevolen
Volume
Standaardbereiding
Infusie van lager volume
gereconstitueerd
(gereconstitueerd
(gereconstitueerd
Cancidas voor
Cancidas toegevoegd aan
Cancidas toegevoegd aan
overheveling naar
250 ml) uiteindelijke
100 ml) uiteindelijke
infuuszak of fles
concentratie
concentratie
70 mg (uit twee
14 ml
0,28 mg/ml
Niet aanbevolen
injectieflacons van
50 mg)**
35 mg voor matige
5 ml
0,14 mg/ml
0,34 mg/ml
leverfunctiestoornis (uit
één injectieflacon van
70 mg)
*
Voor alle injectieflacons moet 10,5 ml worden gebruikt voor reconstitutie
**
Als de injectieflacon van 70 mg niet beschikbaar is, kan de dosis van 70 mg worden bereid uit twee injectieflacons
van 50 mg
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK BIJ KINDEREN (70 mg injectieflacon)
Berekening van lichaamsoppervlak (Body Surface Area ­ BSA) voor toediening aan kinderen
Bereken vóór de bereiding van de infusie het lichaamsoppervlak (BSA) van de patiënt aan de hand
van de volgende formule (Mosteller3-formule):
2
Lengte (
cm) Gewicht (kg)
BSA (m )
3600

Bereiding van de infusie van 70 mg/m2 voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 70 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken oplaaddosis aan de hand van de BSA van de patiënt (zoals
hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m2) X 70 mg/m2 = Oplaaddosis
De maximale oplaaddosis op Dag 1 mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.a Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.b De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 7,2 mg/ml.
4.
Trek de berekende oplaaddosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng deze hoeveelheid
(ml)c gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met 250 ml 0,9 %,
0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie. Ook kan de
hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een verminderde
hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor
injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml. Deze
oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden gebruikt of
bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.

Bereiding van de infusie van 50 mg/m2 voor kinderen > 3 maanden oud (met een flacon van 70 mg)
1.
Bepaal de bij het kind te gebruiken dagelijkse onderhoudsdosis aan de hand van de BSA van de
patiënt (zoals hierboven berekend) en de volgende vergelijking:
BSA (m2) X 50 mg/m2 = Dagelijkse onderhoudsdosis
De dagelijkse onderhoudsdosis mag niet hoger zijn dan 70 mg, ongeacht de voor de patiënt
berekende dosis.
2.
Laat de gekoelde flacon Cancidas op kamertemperatuur komen.
3.
Voeg aseptisch 10,5 ml water voor injecties toe.a Deze gereconstitueerde oplossing kan
maximaal 24 uur worden bewaard bij of onder 25 °C.b De concentratie caspofungine in de
flacon is uiteindelijk 7,2 mg/ml.
3 Mosteller RD: Simplified Calculation of Body Surface Area. N Engl J Med 1987 Oct 22;317(17):1098 (letter)
Trek de berekende dagelijkse onderhoudsdosis geneesmiddel uit de flacon op (stap 1). Breng
deze hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas aseptisch over in een IV-zak (of -fles) met
250 ml 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-lactaat voor injectie.
Ook kan de hoeveelheid (ml)c gereconstitueerde Cancidas worden toegevoegd aan een
verminderde hoeveelheid 0,9 %, 0,45 % of 0,225 % natriumchloride voor injectie of Ringer-
lactaat voor injectie, waarbij de uiteindelijke concentratie niet hoger mag zijn dan 0,5 mg/ml.
Deze oplossing voor infusie moet bij bewaring bij of onder 25 °C binnen 24 uur worden
gebruikt of bij bewaring bij 2 tot 8 °C binnen 48 uur.

Opmerkingen bij bereiding:

a.
De witte tot gebroken witte koek lost geheel op. Rustig mengen tot een heldere oplossing is
verkregen.
b.
Controleer de gereconstitueerde oplossing tijdens reconstitutie en vóór infusie visueel op
deeltjes of verkleuring. Gebruik de oplossing niet als deze troebel is of neerslag bevat.
c.
Cancidas levert de volledige dosis op het flaconetiket (70 mg) als er 10 ml uit de flacon wordt
opgetrokken.

Heb je dit medicijn gebruikt? Cancidas 50 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Cancidas 50 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Cancidas 50 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG