Cibinqo 200 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 50 mg abrocitinib.
Hulpstof met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 1,37 mg lactosemonohydraat.
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 100 mg abrocitinib.
Hulpstof met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 2,73 mg lactosemonohydraat.
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 200 mg abrocitinib.
Hulpstof met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 5,46 mg lactosemonohydraat.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet)
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
Roze, ovale tablet van ongeveer 11 mm lang en 5 mm breed, met aan één zijde de inscriptie “PFE” en
aan de andere zijde “ABR 50”.
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
Roze, ronde tablet met een diameter van ongeveer 9 mm, met aan één zijde de inscriptie “PFE” en aan
de andere zijde “ABR 100”.
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
Roze, ovale tablet van ongeveer 18 mm lang en 8 mm breed, met aan één zijde de inscriptie “PFE” en
aan de andere zijde “ABR 200”.
2
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Cibinqo is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige atopische dermatitis bij
volwassenen die in aanmerking komen voor systemische behandeling.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te worden gestart en plaats te vinden onder toezicht van een beroepsbeoefenaar
in de gezondheidszorg met ervaring in de diagnostisering en behandeling van atopische dermatitis.
Dosering
De aanbevolen startdosering is eenmaal daags 200 mg.
Een startdosering van eenmaal daags 100 mg wordt aanbevolen voor patiënten ≥ 65 jaar. Voor
andere patiënten die baat kunnen hebben bij een startdosering van 100 mg, zie rubriek 4.4
en 4.8.
Tijdens de behandeling kan de dosis worden verlaagd of verhoogd, gebaseerd op
verdraagbaarheid en werkzaamheid. De laagste effectieve onderhoudsdosis dient te worden
overwogen. De maximale dagelijkse dosis is 200 mg.
Cibinqo kan met of zonder topische medische behandelingen voor atopische dermatitis worden
gebruikt.
Stoppen met de behandeling dient te worden overwogen bij patiënten die na 24 weken geen tekenen
van therapeutisch voordeel vertonen.
Laboratoriummonitoring
Tabel 1. Laboratoriummetingen en richtlijnen voor monitoring
Laboratoriumwaarde
Richtlijnen voor monitoring
Actie
Trombocyten: behandeling dient te
worden gestaakt als
trombocytentellingen < 50 × 10
3
/mm
3
zijn.
ALC: behandeling dient te worden
onderbroken als de ALC
Volledig bloedbeeld,
< 0,5 × 10
3
/mm
3
is en kan worden
waaronder
herstart zodra de ALC weer boven
trombocytentelling,
Vóór aanvang van de behandeling,
deze waarde komt. Behandeling dient
absolute
4 weken na aanvang van de
te worden gestaakt als de waarde
lymfocytentelling
behandeling en daarna
wordt bevestigd.
(ALC), absolute
overeenkomstig de
neutrofielentelling
standaardbehandeling voor patiënten. ANC: behandeling dient te worden
(ANC) en
onderbroken als de ANC
hemoglobine (Hb)
< 1 × 10
3
/mm
3
is en kan worden
herstart zodra de ANC weer boven
deze waarde komt.
Hb: behandeling dient te worden
onderbroken als de Hb < 8 g/dl is en
kan worden herstart zodra de Hb
weer boven deze waarde komt.
Vóór aanvang van de behandeling,
Patiënten dienen te worden
Lipidenparameters
4 weken na aanvang van de
gecontroleerd volgens klinische
3
behandeling en daarna op basis van
het risico van de patiënt op
cardiovasculaire ziekte en klinische
richtlijnen voor hyperlipidemie.
richtlijnen voor hyperlipidemie.
Start van de behandeling
De behandeling mag niet worden gestart bij patiënten met een trombocytentelling van
< 150 × 10
3
/mm
3
, een absolute lymfocytentelling (ALC) van < 0,5 × 10
3
/mm
3
, een absolute
neutrofielentelling (ANC) van < 1,2 × 10
3
/mm
3
of met een hemoglobinewaarde < 10 g/dl (zie
rubriek 4.4).
Onderbreking van de toediening
Als een patiënt een ernstige infectie, sepsis of opportunistische infectie ontwikkelt, dient te worden
overwogen om de toediening te onderbreken totdat de infectie onder controle is (zie rubriek 4.4).
Onderbreking van de toediening kan nodig zijn voor de behandeling van afwijkende
laboratoriumwaardes, zoals beschreven in tabel 1.
Niet-ingenomen doses
Als een dosis niet is ingenomen, dienen patiënten het advies te krijgen om de dosis zo snel mogelijk in
te nemen, tenzij de tijd tot de volgende dosis korter is dan 12 uur. In dat geval dient de patiënt de
gemiste dosis niet in te nemen. Daarna dient de toediening volgens het reguliere schema te worden
hervat.
Interacties
Bij patiënten die tweevoudige krachtige remmers van CYP2C19 en matige remmers van CYP2C9
krijgen, of krachtige remmers van CYP2C19 alleen (bijv. fluvoxamine, fluconazol, fluoxetine en
ticlopidine), dient de aanbevolen dosis met de helft te worden verlaagd tot eenmaal daags 100 mg of
50 mg (zie rubriek 4.5).
Behandeling wordt niet aanbevolen gelijktijdig met matige of krachtige inductoren van
CYP2C19/CYP2C9-enzymen (bijv. rifampicine, apalutamide, efavirenz, enzalutamide, fenytoïne) (zie
rubriek 4.5).
Bij patiënten die zuurremmende middelen gebruiken (bijvoorbeeld antacida, protonpompremmers en
H2-receptorantagonisten), dient eenmaal daags 200 mg abrocitinib overwogen te worden (zie
rubriek 4.5).
Bijzondere populaties
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een lichte nierfunctiestoornis, d.w.z. een geschatte
glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) van 60 tot 90 ml/min.
Bij patiënten met een matige nierfunctiestoornis (eGFR 30 tot 60 ml/min), dient de aanbevolen dosis
abrocitinib met de helft verlaagd te worden tot eenmaal daags 100 mg of 50 mg (zie rubriek 5.2).
Bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) is eenmaal daags 50 mg de
aanbevolen startdosering. De maximale dagelijkse dosis is 100 mg (zie rubriek 5.2).
Abrocitinib is niet onderzocht bij patiënten met eindstadium nierfalen (ESRD,
end-stage renal
disease)
die nierfunctievervangende behandeling krijgen.
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een lichte (Child-Pugh-klasse A) of matige (Child-
Pugh-klasse B) leverfunctiestoornis. Abrocitinib is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige
(Child-Pugh-klasse C) leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.3).
4
Ouderen
De aanbevolen startdosering voor patiënten in de leeftijd van 65 jaar of ouder is eenmaal daags
100 mg (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Cibinqo bij kinderen jonger dan 12 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Cibinqo is onderzocht bij adolescenten van 12 tot 18 jaar. Vanwege botbevindingen bij jonge ratten
(vergelijkbaar met een mens van 3 maanden oud) (zie rubriek 5.3) zijn aanvullende
langetermijngegevens bij opgroeiende adolescenten echter nodig om vast te stellen dat de voordelen
opwegen tegen de risico's. De gegevens die momenteel beschikbaar zijn, worden beschreven in
rubriek 4.8, 5.1 en 5.2.
Wijze van toediening
Dit geneesmiddel moet eenmaal daags oraal worden ingenomen, met of zonder voedsel, elke dag
ongeveer op hetzelfde tijdstip.
Bij patiënten die last krijgen van misselijkheid, kan het innemen van de tabletten met voedsel de
misselijkheid verminderen.
De tabletten dienen in hun geheel te worden doorgeslikt met water en dienen niet in stukken te worden
gebroken, te worden geplet of gekauwd, omdat deze manieren van innemen niet in klinische
onderzoeken zijn onderzocht.
4.3
4.4
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Actieve ernstige systemische infecties, waaronder tuberculose (tbc) (zie rubriek 4.4).
Ernstige leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.2).
Zwangerschap en borstvoeding (zie rubriek 4.6).
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Ernstige infecties
Er zijn ernstige infecties gemeld bij patiënten die abrocitinib kregen. De vaakst gemelde ernstige
infecties in klinische onderzoeken waren herpes simplex, herpes zoster en pneumonie (zie rubriek 4.8).
De behandeling mag niet worden gestart bij patiënten met een actieve, ernstige systemische infectie
(zie rubriek 4.3).
Alvorens abrocitinib te starten, dienen de risico's en voordelen van de behandeling te worden
overwogen bij patiënten:
met een chronische of recidiverende infectie;
die blootgesteld zijn geweest aan tbc;
met een voorgeschiedenis van een ernstige of opportunistische infectie;
die gewoond of gereisd hebben in gebieden met endemische tbc of endemische mycosen; of
met onderliggende aandoeningen die hen vatbaar kunnen maken voor infectie.
Patiënten dienen tijdens en na de behandeling met abrocitinib zorgvuldig te worden gecontroleerd op
het ontstaan van verschijnselen en symptomen van infectie. Een patiënt die tijdens behandeling een
nieuwe infectie krijgt, dient onmiddellijk te worden onderworpen aan een volledig diagnostisch
5
onderzoek. Een gepaste antimicrobiële therapie dient te worden ingezet. De patiënt dient nauwgezet te
worden gecontroleerd en de behandeling dient tijdelijk te worden onderbroken als de patiënt niet op de
standaardtherapie reageert.
Tuberculose
Patiënten dienen vóór aanvang van de behandeling te worden gescreend op tbc. Voor patiënten in
gebieden waar tbc sterk endemisch is, dient jaarlijkse screening op tbc te worden overwogen.
Abrocitinib mag niet worden toegediend aan patiënten met actieve tbc (zie rubriek 4.3). Voor
patiënten met een nieuwe diagnose van latente tbc of eerdere niet-behandelde latente tbc dient een
preventieve behandeling voor latente tbc te worden gestart vóór aanvang van de behandeling.
Virale reactivering
In klinische onderzoeken werd melding gemaakt van virale reactivering, waaronder reactivering van
het herpesvirus (bijv. herpes zoster, herpes simplex) (zie rubriek 4.8). Het aantal infecties met herpes
zoster was hoger bij patiënten van 65 jaar en ouder en bij patiënten met ernstige atopische dermatitis in
de uitgangssituatie (zie rubriek 4.8). Als een patiënt herpes zoster ontwikkelt, dient een tijdelijke
onderbreking van de behandeling te worden overwogen totdat de episode is verdwenen.
Alvorens een behandeling te starten en tijdens de behandeling, dient een screening op virale hepatitis
te worden uitgevoerd in overeenstemming met klinische richtlijnen. Patiënten met tekenen van actieve
hepatitis B- of hepatitis C-infectie (positieve PCR voor hepatitis C) werden uitgesloten van klinische
onderzoeken (zie rubriek 5.2). Patiënten die negatief waren voor hepatitis B-oppervlakteantigenen,
positief voor hepatitis B-kernantilichamen, en positief voor hepatitis B-oppervlakteantilichamen
werden getest op het hepatitis B-virus (HBV)-DNA. Patiënten die een HBV-DNA-waarde boven de
ondergrens voor kwantificering (LLQ,
lower limit of quantification)
hadden, werden uitgesloten.
Patiënten die een negatieve HBV-DNA-waarde of een waarde onder de LLQ hadden, konden de
behandeling beginnen; bij deze patiënten werd HBV-DNA gecontroleerd. Als HBV-DNA wordt
gedetecteerd, dient een leverspecialist te worden geraadpleegd.
Vaccinatie
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de reactie op vaccinatie bij patiënten die abrocitinib krijgen.
Het gebruik van levende, verzwakte vaccins dient te worden vermeden tijdens of direct voorafgaand
aan behandeling. Vóór aanvang van een behandeling met dit geneesmiddel wordt aanbevolen dat
patiënten voldoende gevaccineerd zijn, inclusief een profylactische vaccinatie tegen herpes zoster,
overeenkomstig de huidige vaccinatierichtlijnen.
Trombotische voorvallen waaronder longembolie
Er zijn voorvallen van diepe veneuze trombose (DVT) en longembolie gemeld bij patiënten die
abrocitinib kregen (zie rubriek 4.8). Abrocitinib dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij
patiënten met een hoog risico op DVT/longembolie. Risicofactoren waarmee rekening dient te worden
gehouden bij het bepalen van het risico op DVT/longembolie bij een patiënt zijn onder andere hogere
leeftijd, obesitas, een medische voorgeschiedenis van DVT/longembolie, protrombotische stoornis,
gebruik van gecombineerde hormonale anticonceptiva of hormonale substitutietherapie, patiënten die
een zware operatie ondergaan of langdurige immobilisatie. Als klinische kenmerken van
DVT/longembolie optreden, dient de behandeling direct te worden stopgezet en dienen patiënten direct
te worden geëvalueerd, waarna gepaste behandeling dient te worden gegeven.
6
Maligniteit (waaronder niet-melanome vormen van huidkanker)
In klinische onderzoeken met abrocitinib zijn maligniteiten waargenomen, waaronder niet-melanome
huidkanker (NMSC,
non-melanoma skin cancer).
Er zijn onvoldoende klinische gegevens om het
mogelijke verband tussen blootstelling aan abrocitinib en de ontwikkeling van maligniteiten te
beoordelen. Evaluaties van de veiligheid op lange termijn zijn gaande.
De risico’s en voordelen van een behandeling met abrocitinib dienen vóór aanvang van de behandeling
te worden afgewogen bij patiënten met een bekende maligniteit anders dan met succes behandelde
niet-melanome vormen van huidkanker of cervixcarcinoom
in situ,
of wanneer voortzetting van de
behandeling wordt overwogen bij patiënten die een maligniteit ontwikkelen. Periodiek onderzoek van
de huid wordt aanbevolen voor patiënten met een verhoogd risico op huidkanker.
Hematologische afwijkingen
Bij minder dan 0,5% van de patiënten werden in klinische onderzoeken bevestigde ALC
< 0,5 × 10
3
/mm
3
en trombocytentelling < 50 × 10
3
/mm
3
waargenomen (zie rubriek 4.8). Een
behandeling met abrocitinib dient niet te worden gestart bij patiënten met een trombocytentelling van
< 150 × 10
3
/mm
3
, een ALC van < 0,5 × 10
3
/mm
3
, een ANC van < 1,2 × 10
3
/mm
3
of bij patiënten met
een hemoglobinewaarde < 10 g/dl (zie rubriek 4.2). Een volledig bloedbeeld dient 4 weken na aanvang
van de behandeling te worden gecontroleerd en vervolgens overeenkomstig de standaardbehandeling
voor patiënten (zie tabel 1).
Lipiden
Dosisafhankelijke verhogingen in bloedlipidenparameters werden gemeld bij met abrocitinib
behandelde patiënten, vergeleken met placebo (zie rubriek 4.8). Lipidenparameters dienen ongeveer
4 weken na aanvang van de behandeling te worden beoordeeld en daarna op basis van het risico op
cardiovasculaire ziekte van de patiënt (zie tabel 1). Het effect van deze verhogingen van
lipidenparameters op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit is niet vastgesteld. Patiënten met
afwijkende lipidenparameters dienen verder te worden gecontroleerd en behandeld volgens klinische
richtlijnen, vanwege de bekende cardiovasculaire risico’s die geassocieerd zijn met hyperlipidemie.
Bij patiënten met een hoge belasting van cardiovasculaire risicofactoren dienen de risico’s en
voordelen van abrocitinib, vergeleken met die van andere beschikbare behandelingen voor atopische
dermatitis, te worden afgewogen. Indien wordt gekozen voor abrocitinib, dienen interventies te
worden geïmplementeerd om de lipidenconcentraties te reguleren in overeenstemming met klinische
richtlijnen.
Ouderen
Het veiligheidsprofiel dat werd waargenomen bij oudere patiënten was vergelijkbaar met dat van de
volwassen populatie, met de volgende uitzonderingen: een hogere proportie patiënten van 65 jaar en
ouder stopte met klinische onderzoeken en had een grotere kans op ernstige bijwerkingen vergeleken
met jongere patiënten; patiënten van 65 jaar en ouder hadden een grotere kans om lage trombocyten-
en ALC-waarden te ontwikkelen; het incidentiecijfer van herpes zoster was bij patiënten van 65 jaar en
ouder hoger dan bij jongere patiënten (zie rubriek 4.8). Er zijn beperkte gegevens over patiënten ouder
dan 75 jaar.
Immunosuppressieve aandoeningen of geneesmiddelen
Patiënten met immunodeficiëntiestoornissen of met een familielid in de eerste graad met een erfelijke
immunodeficiëntie werden uitgesloten van klinische onderzoeken en er is geen informatie over deze
patiënten beschikbaar.
De combinatie met biologische immunomodulatoren, sterke immunosuppressiva zoals ciclosporine of
andere Janus-kinase (JAK)-remmers, is niet onderzocht. Gelijktijdig gebruik van deze geneesmiddelen
7
met abrocitinib wordt niet aanbevolen, omdat een risico van additieve immunosuppressie niet kan
worden uitgesloten.
Hulpstoffen
Lactosemonohydraat
Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of
glucose-galactosemalabsorptie dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van abrocitinib
Abrocitinib wordt hoofdzakelijk omgezet door CYP2C19- en CYP2C9-enzymen, en in mindere mate
door CYP3A4- en CYP2B6-enzymen. De actieve metabolieten van abrocitinib worden via de nieren
uitgescheiden en zijn substraten van het organische-anionentransporteiwit 3 (OAT3). Daarom kunnen
blootstellingen aan abrocitinib en/of zijn actieve metabolieten worden beïnvloed door geneesmiddelen
die deze enzymen en dit transporteiwit remmen of induceren. Dosisaanpassingen, waar gepast, worden
beschreven in rubriek 4.2.
Gelijktijdige toediening met CYP2C19-/CYP2C9-remmers
Wanneer 100 mg abrocitinib gelijktijdig werd toegediend met fluvoxamine (een sterke CYP2C19- en
matige CYP3A-remmer) of fluconazol (een sterke CYP2C19-, matige CYP2C9- en CYP3A-remmer),
steeg de mate van blootstelling aan het actieve deel van abrocitinib (zie rubriek 5.2) met
respectievelijk 91% en 155%, vergeleken met toediening alleen (zie rubriek 4.2).
Gelijktijdige toediening met CYP2C19-/CYP2C9-inductoren
Toediening van 200 mg abrocitinib na meerdere doses met rifampicine, een sterke inductor van CYP-
enzymen, resulteerde in een daling van blootstellingen aan het actieve deel van abrocitinib met
ongeveer 56% (zie rubriek 4.2).
8
Gelijktijdige toediening met OAT3-remmers
Wanneer 200 mg abrocitinib gelijktijdig werd toegediend met probenecid, een OAT3-remmer, stegen
de blootstellingen aan het actieve deel van abrocitinib met ongeveer 66%. Dit is niet klinisch
significant en een dosisaanpassing is niet vereist.
Gelijktijdige toediening met producten die de pH in de maag laten stijgen
Wanneer 200 mg abrocitinib gelijktijdig werd toegediend met 40 mg famotidine, een
H2-receptorantagonist, daalde de blootstellingen aan het actieve deel van abrocitinib ongeveer met
35%. Het effect van het verhogen van de pH van de maag met antacida of protonpompremmers
(omeprazol) op de farmacokinetiek van abrocitinib is niet onderzocht en kan vergelijkbaar zijn met
wat wordt gezien met famotidine. De hogere dagelijkse dosis van 200 mg dient overwogen te worden
bij patiënten die gelijktijdig behandeld worden met producten die de pH van de maag verhogen, omdat
zij de effectiviteit van abrocitinib kunnen reduceren.
Mogelijke effecten van abrocitinib op de farmacokinetiek van andere geneesmiddelen
Er zijn geen klinisch significante effecten van abrocitinib waargenomen in onderzoeken naar interactie
met orale anticonceptiva (bijv. ethinylestradiol/levonorgestrel).
In vitro
is abrocitinib een remmer van het P-glycoproteïne (P-gp). Gelijktijdige toediening van
dabigatran-etexilaat (een P-gp-substraat) met een enkelvoudige dosis van 200 mg abrocitinib
verhoogde de AUC
inf
en C
max
van dabigatran met respectievelijk ongeveer 53% en 40%, ten opzichte
van toediening alleen. Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig gebruik van abrocitinib en
dabigatran. Het effect van abrocitinib op de farmacokinetiek van andere P-gp-substraten is niet
geëvalueerd. Voorzichtigheid is geboden omdat de concentraties van P-gp-substraten met een smalle
therapeutische index, zoals digoxine, kunnen stijgen.
In vitro
is abrocitinib een inductor van CYP2B6 en CYP1A2, en een inductor en remmer van
CYP2C19-enzymen. Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar farmacokinetische interacties met
substraten van CYP2B6, CYP1A2 en CYP2C19. De blootstellingen aan geneesmiddelen die worden
omgezet door CYP2B6 (bijv. bupropion, efavirenz) en CYP1A2 (bijv. alosetron, duloxetine,
ramelteon, tizanidine) kunnen worden verlaagd en die aan geneesmiddelen die worden omgezet door
CYP2C19 (bijv. S-mefenytoïne) kunnen aanvankelijk worden verhoogd en vervolgens verlaagd,
wanneer deze gelijktijdig worden gebruikt met abrocitinib.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden dienen het advies te krijgen om effectieve anticonceptie te
gebruiken tijdens behandeling en gedurende 1 maand na de laatste dosis Cibinqo. Planning en
preventie van zwangerschap voor vrouwen die zwanger kunnen worden, dient te worden
aangemoedigd.
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van abrocitinib bij zwangere
vrouwen. Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken. Het is aangetoond dat abrocitinib
embryofoetale letaliteit veroorzaakt in drachtige ratten en konijnen, skeletvariaties in de foetussen van
drachtige ratten en konijnen en het werpen en de peri/postnatale ontwikkeling bij ratten aantast (zie
rubriek 5.3). Cibinqo is gecontra-indiceerd tijdens zwangerschap (zie rubriek 4.3).
9
Borstvoeding
Er zijn geen gegevens over de aanwezigheid van abrocitinib in de moedermelk bij mensen, de effecten
op de zuigeling die borstvoeding krijgt of de effecten op de melkproductie. Abrocitinib werd
uitgescheiden in de melk van zogende ratten. Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden
uitgesloten en Cibinqo is gecontra-indiceerd in de periode dat borstvoeding wordt gegeven (zie
rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Gebaseerd op de bevindingen bij ratten kan orale toediening van Cibinqo leiden tot tijdelijk
verminderde vruchtbaarheid bij vrouwen die zwanger kunnen worden. De effecten op de
vruchtbaarheid van vrouwtjesratten waren 1 maand na het stoppen van orale toediening van abrocitinib
reversibel (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Cibinqo heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De vaakst gemelde bijwerkingen zijn misselijkheid (15,1%), hoofdpijn (7,9%), acne (4,8%), herpes
simplex (4,2%), verhoogd bloedcreatinefosfokinase (3,8%), braken (3,5%), duizeligheid (3,4%) en
bovenbuikpijn (2,2%). De meest frequente ernstige bijwerkingen zijn infecties (0,3%) (zie
rubriek 4.4).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
In totaal werden 3.128 patiënten in klinische onderzoeken naar atopische dermatitis behandeld met
abrocitinib, gelijkstaand met 2.089 patiëntjaren aan blootstelling. Er waren 994 patiënten met ten
minste 48 weken blootstelling. Vijf placebogecontroleerde onderzoeken werden geïntegreerd
(703 patiënten met eenmaal daags 100 mg, 684 patiënten met eenmaal daags 200 mg en 438 patiënten
met placebo) om de veiligheid van abrocitinib te evalueren in vergelijking met placebo gedurende
maximaal 16 weken.
In tabel 2 worden bijwerkingen die werden waargenomen in klinische onderzoeken naar atopische
dermatitis weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie, waarbij de volgende categorieën
worden gebruikt: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden
(≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000). Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt in volgorde van afnemende ernst.
10
Tabel 2. Bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Zeer vaak
Vaak
Herpes simplex
a
Herpes zoster
b
Soms
Pneumonie
Trombocytopenie
Lymfopenie
Hyperlipidemie
c
Hoofdpijn
Duizeligheid
Trombotische voorvallen
waaronder longembolie
d
Braken
Bovenbuikpijn
Acne
Creatinefosfokinase
verhoogd ˃ 5 × ULN
e
Maagdarmstelselaandoeningen Misselijkheid
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Onderzoeken
a.
b.
c.
d.
e.
Herpes simplex omvat orale herpes, oftalmische herpes simplex, genitale herpes en herpes dermatitis.
Herpes zoster omvat oftalmische herpes zoster.
Hyperlipidemie omvat dyslipidemie en hypercholesterolemie.
Trombotische voorvallen omvatten diepe veneuze trombose.
Omvat veranderingen die tijdens laboratoriumcontroles worden gedetecteerd (zie tekst hieronder).
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, zijn infecties gemeld bij 27,4% van
de met placebo behandelde patiënten en bij 34,9% en 34,8% van de met respectievelijk 100 mg en
200 mg abrocitinib behandelde patiënten. De meeste infecties waren licht of matig. De percentages
patiënten die infectiegerelateerde bijwerkingen meldden in de groepen met 200 mg en 100 mg,
vergeleken met placebo, waren: herpes simplex (4,2% en 2,8% versus 1,4%), herpes zoster (1,2% en
0,6% versus 0%), pneumonie (0,1% en 0,1% versus 0%). Herpes simplex kwam vaker voor bij
patiënten met een voorgeschiedenis van herpes simplex of eczema herpeticum. De meeste voorvallen
van herpes zoster betroffen een enkelvoudig dermatoom en waren niet ernstig. Alle opportunistische
infecties waren gevallen van multidermatomale cutane herpes zoster (0,6%), waarvan de meeste niet
ernstig waren. Het incidentiepercentage van herpes zoster bij patiënten van 65 jaar en ouder (7,40 per
100 patiëntjaren) was hoger dan dat van patiënten van 18-65 jaar (3,44 per 100 patiëntjaren) en jonger
dan 18 jaar (2,12 per 100 patiëntjaren). Het incidentiepercentage van herpes zoster bij patiënten met
ernstige atopische dermatitis in de uitgangssituatie (4,93 per 100 patiëntjaren) was hoger dan dat van
patiënten met matige atopische dermatitis in de uitgangssituatie (2,49 per 100 patiëntjaren) (zie
rubriek 4.4).
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, was het percentage ernstige infecties
1,81 per 100 patiëntjaren bij met placebo behandelde patiënten, 3,32 per 100 patiëntjaren bij met
100 mg behandelde patiënten en 1,12 per 100 patiëntjaren bij met 200 mg behandelde patiënten. Onder
alle met abrocitinib behandelde patiënten, waaronder die opgenomen in het
langetermijnextensieonderzoek, was het percentage ernstige infecties 2,18 per 100 patiëntjaren bij met
100 mg behandelde patiënten en 2,11 per 100 patiëntjaren bij met 200 mg behandelde patiënten. De
vaakst gemelde ernstige infecties waren herpes simplex, herpes zoster en pneumonie (zie rubriek 4.4).
Trombotische voorvallen waaronder longembolie
Onder alle met abrocitinib behandelde patiënten, waaronder die opgenomen in het
langetermijnextensieonderzoek, was het percentage longembolie 0,23 per 100 patiëntjaren voor
200 mg en 0 per 100 patiëntjaren voor 100 mg. Het percentage DVT was 0,23 per 100 patiëntjaren in
de groep met 200 mg en 0 per 100 patiëntjaren in de groep met 100 mg (zie rubriek 4.4).
11
Trombocytopenie
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, was behandeling geassocieerd met
een dosisafhankelijke afname in trombocytentelling. Maximale effecten op trombocyten werden
binnen 4 weken waargenomen, waarna de trombocytentelling terugkeerde naar de uitgangssituatie,
ondanks voortgezette behandeling. Bevestigde trombocytentellingen van < 50 × 10
3
/mm
3
werden
gemeld bij 0,1% van de patiënten die waren blootgesteld aan 200 mg, en bij 0 patiënten die waren
behandeld met 100 mg of placebo. Onder alle aan abrocitinib blootgestelde patiënten, waaronder
patiënten opgenomen in het langetermijnextensieonderzoek, werden op week 4 bevestigde
trombocytentellingen van < 50 × 10
3
/mm
3
gemeld bij 0,1% van de met 200 mg behandelde patiënten.
Een hogere proportie patiënten van 65 jaar en ouder ontwikkelde een dalwaarde van de
trombocytentelling van < 75 × 10
3
/mm
3
(zie rubriek 4.4).
Lymfopenie
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, kwamen bevestigde ALC-waarden
van < 0,5 × 10
3
/mm
3
voor bij 0,3% van de met 200 mg behandelde patiënten en bij 0% van de met
100 mg of placebo behandelde patiënten. Beide gevallen kwamen voor in de eerste 4 weken van de
blootstelling. Onder alle aan abrocitinib blootgestelde patiënten, waaronder patiënten opgenomen in
het langetermijnextensieonderzoek, werden ALC-waarden < 0,5 × 10
3
/mm
3
gemeld bij 0,3% van de
met 200 mg behandelde patiënten en bij 0,1% van de met 100 mg behandelde patiënten, waarbij de
meeste patiënten 65 jaar of ouder waren (zie rubriek 4.4).
Verhoogde lipiden
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, was er op week 4 een
dosisafhankelijke stijging in ‘low-density lipoprotein’-cholesterol (LDL-c), totaal cholesterol en ‘high-
density lipoprotein’-cholesterol (HDL-c) ten opzichte van placebo. Deze verhogingen hielden aan tot
en met het laatste bezoek in de behandelperiode. Er was geen verandering van betekenis in de
LDL/HDL-ratio bij met abrocitinib behandelde patiënten ten opzichte van met placebo behandelde
patiënten. Aan hyperlipidemie gerelateerde voorvallen kwamen voor bij 0,4% van de aan 100 mg
abrocitinib blootgestelde patiënten, 0,6% van de aan 200 mg blootgestelde patiënten en 0% van de aan
placebo blootgestelde patiënten (zie rubriek 4.4).
Verhogingen van creatinefosfokinase (CPK)
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, kwamen significante stijgingen van
CPK-waarden (> 5 × ULN) voor bij 1,8% van de met placebo behandelde patiënten, 1,8% van de met
100 mg abrocitinib behandelde patiënten en 3,8% van de met 200 mg abrocitinib behandelde
patiënten. De meeste verhogingen waren tijdelijk en geen enkele verhoging leidde tot staken van de
behandeling.
Misselijkheid
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, werd misselijkheid gemeld bij 1,8%
van de met placebo behandelde patiënten en bij 6,3% en 15,1% van de met respectievelijk 100 mg en
200 mg behandelde patiënten. Staken van de behandeling vanwege misselijkheid kwam voor bij 0,4%
van de met abrocitinib behandelde patiënten. Bij 63,5% van de patiënten met misselijkheid ontstond
misselijkheid in de eerste week van de behandeling. De mediane duur van misselijkheid was 15 dagen.
De meeste gevallen waren licht tot matig in ernst.
12
Pediatrische patiënten
In totaal werden 635 adolescente patiënten (12 tot jonger dan 18 jaar) behandeld met abrocitinib in
klinische onderzoeken naar atopische dermatitis, wat neerkomt op 425,9 patiëntjaren van blootstelling.
Het veiligheidsprofiel dat in klinische onderzoeken naar atopische dermatitis werd waargenomen bij
adolescenten was vergelijkbaar met dat van de volwassen populatie.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Cibinqo werd in klinische onderzoeken toegediend tot een enkelvoudige orale dosis van maximaal
800 mg en 400 mg dagelijks, gedurende 28 dagen. De bijwerkingen waren vergelijkbaar met de
bijwerkingen die bij lagere doses werden gezien en er werden geen specifieke toxiciteiten vastgesteld.
In geval van een overdosis wordt aanbevolen de patiënt te controleren op verschijnselen en
symptomen van bijwerkingen (zie rubriek 4.8). Behandeling dient symptomatisch en ondersteunend te
zijn. Er is geen specifiek antidotum voor overdosering met dit geneesmiddel.
De farmacokinetische gegevens van een eenmalige, orale dosis tot en met 800 mg bij gezonde,
volwassen vrijwilligers geven aan dat meer dan 90% van de toegediende dosis naar verwachting
binnen 48 uur wordt uitgescheiden.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: overige dermatologische preparaten, middelen voor dermatitis, excl.
corticosteroïden, ATC-code: D11AH08
Werkingsmechanisme
Abrocitinib is een Janus-kinase 1-remmer (JAK1-remmer). JAK’s zijn intracellulaire enzymen die
signalen doorgeven die ontstaan door interacties met cytokines of groeifactorreceptoren op de
celmembraan om cellulaire processen van hematopoëse en immuuncelfuncties te beïnvloeden. JAK’s
fosforyleren en activeren signaaltransductoren en activatoren van transcriptie (STAT’s,
Signal
Transducers and Activators of Transcription)
die intracellulaire activiteit, waaronder genexpressie,
moduleren. Remming van JAK1 moduleert de signaaltransductieroutes door de fosforylering en
activering van STAT’s te voorkomen.
In biochemische tests heeft abrocitinib een grotere selectiviteit voor JAK1 dan voor de andere
3 JAK-isovormen JAK2 (28-voudig), JAK3 (> 340-voudig) en tyrosinekinase 2 (TYK2, 43-voudig).
In een cellulaire omgeving remt het preferentieel de door cytokine geïnduceerde STAT-fosforylering
door signaaltransductieparen met JAK1, en spaart het de signaaltransductie door JAK2/JAK2- of
JAK2/TYK2-paren. De relevantie van selectieve enzymatische remming van specifieke JAK-enzymen
voor klinische effecten is op dit moment niet bekend.
Farmacodynamische effecten
Klinische biomarkers
Behandeling met abrocitinib was geassocieerd met dosisafhankelijke dalingen van
ontstekingsbiomarkers in het serum bij atopische dermatitis [interleukine-31 (IL-31), interleukine-22
13
(IL-22), eosinofielentelling, en ‘thymus
and activation-regulated chemokine’
(TARC)],
JAK1-signaaltransductie [naturalkiller (NK)-celtelling en interferon-gamma-‘inducible
protein’
10
(IP-10)] of beide [hooggevoelige C-reactieve proteïne (hsCRP)]. Deze veranderingen waren na het
stoppen van de behandeling reversibel.
De gemiddelde absolute lymfocytentelling steeg 2 weken na aanvang van de behandeling met
abrocitinib en keerde in maand 9 van de behandeling terug naar de uitgangswaarde. De meeste
patiënten behielden een ALC binnen het referentiebereik. Behandeling met abrocitinib was
geassocieerd met een dosisafhankelijke stijging in B-celtellingen en een dosisafhankelijke daling van
NK-celtellingen. De klinische significantie van deze veranderingen in B-cel- en NK-celtellingen is niet
bekend.
Cardiale elektrofysiologie
Het effect van abrocitinib op het QTc-interval werd onderzocht bij personen die een enkelvoudige,
supratherapeutische dosis abrocitinib van 600 mg kregen in een degelijk, met placebo en positieve
controle gecontroleerd QT-onderzoek. Er werd een concentratieafhankelijk QTc-verlengend effect van
abrocitinib gezien; de mediane (90%-betrouwbaarheidsinterval) stijging in QTc-interval was
6,0 (4,52; 7,49) msec, hetgeen wijst op afwezigheid van een klinisch relevant effect van abrocitinib op
het QTc-interval bij de geteste dosis.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid en veiligheid van abrocitinib als monotherapie en in combinatie met medische
topische achtergrondbehandelingen gedurende 12-16 weken werden geëvalueerd bij 1.616 patiënten in
3 gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-hoofdonderzoeken (MONO-1,
MONO-2 en COMPARE). Daarnaast werden de werkzaamheid en veiligheid van abrocitinib als
monotherapie gedurende 52 weken (met de optie van noodbehandeling voor patiënten met flares)
geëvalueerd bij 1.233 patiënten in een dubbelblind, placebogecontroleerd fase 3-onderzoek met
inductiefase en ‘randomised
withdrawal’-opzet
(REGIMEN). De patiënten in deze 4 onderzoeken
waren 12 jaar en ouder en hadden in de uitgangssituatie vóór randomisatie matige tot ernstige
atopische dermatitis zoals gedefinieerd door een IGA-score (IGA,
Investigator’s Global Assessment)
≥ 3, EASI-score (EASI,
Eczema Area and Severity Index)
≥ 16, aangedane lichaamsoppervlak (body
surface area,
BSA) ≥ 10% en PP-NRS-score (PP-NRS,
Peak Pruritus Numerical Rating Scale)
≥ 4.
Patiënten die eerder onvoldoende respons vertoonden of voor wie topische behandelingen medisch
niet geadviseerd konden worden, of patiënten die systemische behandelingen hadden gekregen,
kwamen in aanmerking voor deelname in het onderzoek. Alle patiënten die de oorspronkelijke
onderzoeken hadden voltooid, kwamen in aanmerking om opgenomen te worden in het
langetermijnextensieonderzoek EXTEND.
Baselinekarakteristieken
In de placebogecontroleerde onderzoeken (MONO-1, MONO-2, COMPARE) en het ‘randomised
withdrawal’-onderzoek
met open-label inductiefase (REGIMEN) was over alle behandelgroepen
41,4% tot 51,1% vrouw, 59,3% tot 77,8% blank, 15,0% tot 33,0% Aziatisch en had 4,1% tot 8,3% een
donkere huidskleur; de gemiddelde leeftijd was 32,1 tot 37,7 jaar. In totaal werden 134 patiënten van
65 jaar en ouder opgenomen in deze onderzoeken. In deze onderzoeken had 32,2% tot 40,8% in de
uitgangssituatie een IGA-score van 4 (ernstige atopische dermatitis) en 41,4% tot 59,5% van de
patiënten had eerder systemische behandeling voor atopische dermatitis gekregen. De gemiddelde
EASI-score in de uitgangssituatie varieerde van 28,5 tot 30,9, de PP-NRS-score varieerde van 7,0 tot
7,3 en de DLQI-score (DLQI,
Dermatology Life Quality Index)
in de uitgangssituatie varieerde van
14,4 tot 16,0.
Klinische respons
Onderzoeken met 12 weken monotherapie (MONO-1, MONO-2) en 16 weken combinatietherapie
(COMPARE)
14
Een significant grotere proportie patiënten met eenmaal daags 100 mg of 200 mg abrocitinib bereikte
beide primaire eindpunten IGA 0 of 1 en/of EASI-75, vergeleken met placebo, op week 12 of week 16
(zie tabel 3 en tabel 4).
Een significant grotere proportie patiënten met eenmaal daags 100 mg of 200 mg abrocitinib bereikte
een verbetering van de PP-NRS met ten minste 4 punten, vergeleken met placebo. Deze verbetering
werd al op week 2 waargenomen en hield aan tot en met week 12 (figuur 1).
In het onderzoek COMPARE werd superioriteit van 200 mg abrocitinib ten opzichte van dupilumab
op week 2 aangetoond voor de proportie patiënten die een verbetering van de PP-NRS met ten minste
4 punten bereikte, waarbij al vanaf dag 4 na de eerste dosis significant hogere jeukresponsen werden
gezien.
Effecten van de behandeling in subgroepen (bijv. gewicht, leeftijd, geslacht, etnische herkomst en
eerdere systemische behandeling met immunosuppressiva) in onderzoeken MONO-1, MONO-2 en
COMPARE waren consistent met de resultaten in de totale onderzoekspopulatie.
Tabel 3.
Werkzaamheidsresultaten van abrocitinib als monotherapie op week 12
MONO-1
d
Week 12
Abrocitinib als monotherapie
200 mg 1 dd
N=154
100 mg 1 dd
N=156
MONO-2
d
Week 12
Abrocitinib als monotherapie
PBO
200 mg 1 dd
100 mg 1 dd
PBO
N=77
N=155
N=158
N=78
% responders (95%-BI)
43,8
e
23,7
e
7,9
38,1
e
28,4
e
9,1
a
IGA 0 of 1
(35,9; 51,7)
(17,0; 30,4)
(1,8; 14,0)
(30,4; 45,7)
(21,3; 35,5)
(2,7; 15,5)
e
e
e
e
62,7
39,7
11,8
61,0
44,5
10,4
EASI-75
b
(55,1; 70,4)
(32,1; 47,4)
(4,6; 19,1)
(53,3; 68,7)
(36,7; 52,3)
(3,6; 17,2)
57,2
e
37,7
e
15,3
55,3
e
45,2
e
11,5
c
PP-NRS4
(48,8; 65,6)
(29,2; 46,3)
(6,6; 24,0)
(47,2; 63,5)
(37,1; 53,3)
(4,1; 19,0)
Afkortingen: BI=betrouwbaarheidsinterval; EASI=Eczema
Area and Severity Index;
IGA=Investigator
Global
Assessment;
N=aantal gerandomiseerde patiënten; PBO=placebo; PP-NRS=Peak
Pruritus Numerical Rating Scale;
1 dd=eenmaal daags.
a. IGA-responders waren patiënten met een IGA-score ‘schoon’ (0) of ‘bijna schoon’ (1) (op een schaal van 5 punten) en
een afname met
2 punten ten opzichte van de uitgangswaarde.
b. EASI-75-responders waren patiënten met een verbetering van de EASI-score met ≥75% ten opzichte van de
uitgangswaarde.
c. PP-NRS4-responders waren patiënten met een verbetering van de PP-NRS-score met ≥4 punten ten opzichte van de
uitgangswaarde.
d. Abrocitinib gebruikt als monotherapie.
e. Statistisch significant met correctie voor verscheidenheid versus placebo.
15
Tabel 4.
Werkzaamheidsresultaten van abrocitinib in combinatie met topische behandeling
op week 12 en week 16
COMPARE
d
Week 12
Abrocitinib +
topische
behandeling
200 mg
1dd
N=226
100 mg
1dd
N=238
PBO
+
topisc
he
behan
deling
N=13
1
DUP +
topische
behandeli
ng
N=243
Week 16
Abrocitinib + topische
behandeling
PBO +
topische
behandeli
ng
N=131
DUP +
topische
behandelin
g
N=243
48,4
e
36,6
e
14,0
12,9
38,8
(41,8;
(30,4;
(8,0;
(7,0; 18,8)
(32,5; 45,1)
IGA 0 of 1
a
55,0)
42,8)
19,9)
70,3
e
58,7
e
27,1
58,1
71,0
e
60,3
e
30,6
65,5
(64,3;
(52,4;
(19,5; (51,9; 64,3)
(65,1; 77,0)
(53,9; 66,6) (22,5; 38,8) (59,4; 71,6)
EASI-75
b
76,4)
65,0)
34,8)
63,1
47,5
28,9
54,5
62,8
47,0
28,7
57,1
(56,7;
(40,9;
(20,8; (47,9; 61,0)
(55,6; 70,0)
(39,5; 54,6) (19,6; 37,9) (50,1; 64,2)
PP-NRS4
c
69,6)
54,1)
37,0)
Afkortingen: BI=betrouwbaarheidsinterval; DUP=dupilumab; EASI=Eczema
Area and Severity Index;
IGA=Investigator
Global Assessment;
N=aantal gerandomiseerde patiënten; PBO=placebo; PP-NRS=Peak
Pruritus Numerical Rating
Scale;
1dd=eenmaal daags.
a. IGA-responders waren patiënten met een IGA-score ‘schoon’ (0) of ‘bijna schoon’ (1) (op een schaal van 5 punten) en
een afname met
2 punten ten opzichte van de uitgangswaarde.
b. EASI-75-responders waren patiënten met een verbetering van de EASI-score met ≥75% ten opzichte van de
uitgangswaarde.
c. PP-NRS4-responders waren patiënten met een verbetering van de PP-NRS-score met ≥4 punten ten opzichte van de
uitgangswaarde.
d. Abrocitinib gebruikt in combinatie met topische behandeling.
e. Statistisch significant met correctie voor verscheidenheid versus placebo.
200 mg
100 mg
1dd
1dd
N=226
N=238
% responders (95%-BI)
36,5
47,5
e
34,8
e
(30,4; 42,6)
(40,9; 54,1)
(28,6; 40,9)
De proporties patiënten die in de loop van de tijd in onderzoeken MONO-1, MONO-2 en COMPARE
PP-NRS4 bereikten, worden weergegeven in figuur 1.
Figuur 1. Proportie patiënten die in de loop van de tijd in onderzoeken MONO-1, MONO-2 en
COMPARE PP-NRS4 bereikten
Afkortingen: PP-NRS=Peak
Pruritus Numerical Rating Scale;
1 dd=eenmaal daags; Q2W=eenmaal per 2 weken;
PP-NRS4-responders waren patiënten met een verbetering van de PP-NRS-score met ≥4 punten ten opzichte van de
uitgangswaarde.
a. Abrocitinib gebruikt als monotherapie.
b. Abrocitinib gebruikt in combinatie met topische medische behandeling.
* Statistisch significant met correctie voor verscheidenheid versus placebo.
** Statistisch significant met correctie voor verscheidenheid versus dupilumab.
16
Gezondheidsgerelateerde uitkomsten
In beide onderzoeken met monotherapie (MONO-1 en MONO-2) en in het onderzoek met
combinatietherapie (COMPARE) verbeterde abrocitinib na 12 weken significant door de patiënt
gerapporteerde uitkomsten, waaronder jeuk, slaap (SCORAD-slaap-VAS), AD-symptomen (POEM),
kwaliteit van leven (DLQI) en symptomen van angst en depressie (HADS) die niet waren gecorrigeerd
voor verscheidenheid, vergeleken met placebo (zie tabel 5).
Tabel 5.
Door de patiënt gerapporteerde uitkomsten van abrocitinib als monotherapie en in
combinatie met topische behandeling op week 12
Monotherapie
200 mg
1 dd
MONO-1
100 mg
1 dd
PBO
200 mg
1 dd
MONO-2
100 mg
1 dd
PBO
Combinatiebehandeling
COMPARE
200 mg 1 dd 100 mg 1 dd PBO +
+ topische + topische topische
behandeling behandeling behandeling
226
238
131
N
154
156
77
155
158
78
SCORAD-
slaap-VAS,
-1,6
-3,0*
-2,1
verandering
-3,7*
-2,9*
-3,8*
-4,6*
-3,7*
-2,4
(-2,2; -
(-3,4; -
(-2,7; -
t.o.v.
(-4,2; -3,3) (-3,4; -2,5)
(-4,2; -3,4)
(-4,9; -4,3) (-4,0; -3,4) (-2,8; -2,0)
1,0)
2,6)
1,5)
uitgangswaarde
(95%-BI)
DLQI ≥4 punten
verbeterd, %
72,6%*
67,2%*
43,6%
78,1%*
73,3%*
32,3%
86,4%*
74,7%*
56,5%
responders
POEM,
verandering
-3,7
-8,7*
-3,6
-12,6*
-10,6*
-6,8*
-11,0*
-9,6*
-5,1
t.o.v.
(-5,5; -
(-9,9; -
(-5,3; -
(-13,6; -
(-11,8; -9,4) (-8,0; -5,6)
(-12,1; -9,8)
(-10,5; -8,6) (-6,3; -3,9)
uitgangswaarde
1,9)
7,5)
1,9)
11,7)
(95%-BI)
HADS-angst,
verandering
-1,0
-1,6*
-2,1*
-1,6
-1,7*
-0,6
-1,6*
-1,2*
-0,4
t.o.v.
(-1,7; -
(-2,1; -
(-2,5; -1,6) (-2,0; -1,1)
(-2,2; -1,2)
(-1,3; 0,2) (-2,0; -1,2) (-1,5; -0,8) (-0,9; 0,1)
uitgangswaarde
0,4)
1,1)
(95%-BI)
HADS-
depressie,
-1,0*
verandering
-1,8*
-1,4*
-0,2
-1,4*
0,3
-1,6*
-1,3*
-0,3
(-1,5; -
t.o.v.
(-2,2; -1,4) (-1,8; -0,9) (-0,8; 0,4) (-1,8; -1,0)
(-0,3; 0,9) (-1,9; -1,2) (-1,6; -0,9) (-0,7; 0,2)
0,6)
uitgangswaarde
(95%-BI)
BI=betrouwbaarheidsinterval; DLQI=Dermatology
Life Quality Index;
HADS=Hospital
Anxiety and Depression Scale;
N=aantal gerandomiseerde patiënten; PBO=placebo; POEM=Patient-Oriented
Eczema Measure;
1 dd=eenmaal daags;
SCORAD=SCORe voor AD; VAS=visueel-analoge schaal.
*Statistisch significant zonder correctie voor verscheidenheid
‘Randomised withdrawal’-onderzoek met open-label inductiefase (REGIMEN)
In totaal kregen 1.233 patiënten eenmaal daags open-label 200 mg abrocitinib in de 12 weken durende
inloopfase. Van deze patiënten voldeden 798 patiënten (64,7%) aan de criteria voor responders
(gedefinieerd als het bereiken van een IGA [0 of 1]-respons en EASI-75). Deze patiënten werden
gerandomiseerd naar placebo (267 patiënten), eenmaal daags 100 mg abrocitinib (265 patiënten) of
eenmaal daags 200 mg abrocitinib (266 patiënten).
Continue behandeling (200 mg continu) en inductie-onderhoudsbehandeling (200 mg gedurende
12 weken, daarna 100 mg) voorkwam flare met een waarschijnlijkheid van respectievelijk 81,1% en
57,4%, versus 19,1% onder patiënten die behandeling staakten (gerandomiseerd naar placebo) na de
inductiefase van 12 weken. Driehonderdeenenvijftig (351) patiënten, van wie 16,2% 200 mg, 39,2%
100 mg en 76,4% placebo kreeg, kregen noodmedicatie van 200 mg abrocitinib in combinatie met
topische behandeling.
17
Figuur 2. Tijd tot protocol gedefinieerde flare
Abrocitinib gebruikt als monotherapie.
Protocol gedefinieerde flare=Een verlies van ten minste 50% van de EASI-respons op week 12 en een IGA-score van 2 of
hoger.
Voor verscheidenheid gecorrigeerde p <0,0001: 200 mg versus placebo; 100 mg versus placebo; 200 mg versus 100 mg.
Werkzaamheid op de lange termijn
Patiënten die in aanmerking kwamen voor deelname en die de volledige behandelingsperiode van een
kwalificerend voorafgaand onderzoek (bijv. MONO-1, MONO-2, COMPARE, REGIMEN) hadden
voltooid, konden in aanmerking komen voor opname in het langetermijnextensieonderzoek EXTEND.
In EXTEND kregen patiënten abrocitinib met of zonder medische topische achtergrondbehandeling.
Patiënten die eerder, in voorafgaande onderzoeken, waren gerandomiseerd naar eenmaal daags 100 mg
of 200 mg geneesmiddel, bleven in EXTEND dezelfde dosis krijgen als in het voorafgaande
onderzoek. In EXTEND kregen patiënten dubbelblinde behandeling totdat het voorafgaande
onderzoek was voltooid. Daarna kregen patiënten enkelblinde behandeling (de toewijzing van de
behandeling werd bekendgemaakt aan de onderzoekers maar niet aan de patiënten).
Onder de patiënten die na 12 weken behandeling respons bereikten en werden opgenomen in
EXTEND, behielden de meeste patiënten hun respons op week 48 van cumulatieve behandeling voor
beide doses abrocitinib [60% en 70% voor IGA (0 of 1)-respons, 79% en 87% voor EASI-75 en 62%
en 83% voor PP-NRS4 met respectievelijk eenmaal daags 100 mg en eenmaal daags 200 mg].
Onder de patiënten die na 12 weken behandeling geen respons bereikten en werden opgenomen in
EXTEND, bereikte een deel van de patiënten een laat beginnende respons op week 24 (vanaf de
uitgangssituatie) van voortgezette behandeling met abrocitinib [25% en 29% voor IGA (0 of 1)-
respons en 50% en 59% voor EASI-75 met respectievelijk eenmaal daags 100 mg en eenmaal daags
200 mg]. Patiënten die op week 12 een partiële respons bereikten, hadden een grotere kans om op
week 24 baat bij de behandeling te bereiken dan degenen die op week 12 geen respons vertoonden.
Patiënten die in het onderzoek COMPARE dupilumab kregen en daarna werden opgenomen in
EXTEND werden gerandomiseerd naar eenmaal daags 100 mg of 200 mg abrocitinib bij opname in
EXTEND. Van de patiënten die geen respons vertoonden op dupilumab bereikte een substantieel deel
12 weken na het overschakelen op abrocitinib een respons [34% en 47% voor IGA (0 of 1)-respons en
68% en 80% voor EASI-75, met eenmaal daags respectievelijk 100 mg of 200 mg].
18
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met abrocitinib in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten bij de behandeling van atopische dermatitis (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).
De werkzaamheid en veiligheid van abrocitinib als monotherapie werden geëvalueerd in
2 gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-onderzoeken (MONO-1, MONO-2)
waarin 124 patiënten waren opgenomen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De werkzaamheid en
veiligheid werden ook geëvalueerd in een ‘randomised
withdrawal’-onderzoek
met open-label
inductiefase (REGIMEN) waarin 246 patiënten waren opgenomen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. In
deze onderzoeken waren de resultaten in de subgroep van adolescenten consistent met de resultaten in
de totale onderzoekspopulatie.
De werkzaamheid en veiligheid van abrocitinib in combinatie met medische topische
achtergrondbehandeling werden geëvalueerd in het gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde fase 3-onderzoek TEEN. In het onderzoek werden 287 patiënten opgenomen in
de leeftijd van 12 tot 18 jaar met matige tot ernstige atopische dermatitis, gedefinieerd door een
IGA-score ≥ 3, EASI-score ≥ 16, BSA-betrokkenheid ≥ 10% en een PP-NRS-score
4 bij het bezoek
in de uitgangssituatie, voorafgaand aan randomisatie. Patiënten die eerder onvoldoende respons
vertoonden of die systemische behandelingen hadden gekregen, kwamen in aanmerking voor opname
in het onderzoek.
Baselinekarakteristieken
In TEEN was over alle behandelingsgroepen 49,1% van de patiënten vrouw, 56,1% blank, 33,0%
Aziatisch en 6,0% had een donkere huidskleur. De mediane leeftijd was 15 jaar en de proportie
patiënten met ernstige atopische dermatitis (IGA 4) was 38,6%.
Tabel 6.
Werkzaamheidsresultaten bij adolescenten in TEEN
TEEN
d
Abrocitinib
200 mg 1 dd
100 mg 1 dd
N=96
N=95
IGA 0 of 1
a
46,2
e
41,6
e
% responders (95%-BI)
(36,1; 56,4)
(31,3; 51,8)
EASI-75
b
72,0
e
68,5
e
% responders (95%-BI)
(62,9; 81,2)
(58,9; 78,2)
c
e
PP-NRS4
55,4
52,6
e
% responders (95%-BI)
(44,1; 66,7)
(41,4; 63,9)
PBO
N=96
24,5
(15,8; 33,2)
41,5
(31,5; 51,4)
29,8
(20,0; 39,5)
Afkortingen: BI=betrouwbaarheidsinterval; EASI=Eczema
Area and Severity Index;
IGA=Investigator
Global Assessment;
N=aantal gerandomiseerde patiënten; PBO=placebo; PP-NRS=Peak
Pruritus Numerical Rating Scale;
1 dd=eenmaal daags.
a. IGA-responders waren patiënten met een IGA-score ‘schoon’ (0) of ‘bijna schoon’ (1) (op een schaal van 5 punten) en
een afname met
2 punten ten opzichte van de uitgangswaarde.
b. EASI-75-responders waren patiënten met een verbetering van de EASI-score met ≥75% ten opzichte van de
uitgangswaarde.
c. PP-NRS4-responders waren patiënten met een verbetering van de PP-NRS-score met ≥4 punten ten opzichte van de
uitgangswaarde.
d. Abrocitinib gebruikt in combinatie met topische behandeling.
e. Statistisch significant met correctie voor verscheidenheid versus placebo
19
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Abrocitinib wordt goed geabsorbeerd met een mate van orale absorptie van meer dan 91% en een
absolute orale biologische beschikbaarheid van ongeveer 60%. De orale absorptie van abrocitinib
verloopt snel en piekplasmaconcentraties worden binnen 1 uur bereikt.
Steady-state
plasmaconcentraties van abrocitinib worden na eenmaaldaagse toediening binnen 48 uur bereikt.
Zowel de C
max
als de AUC van abrocitinib stegen evenredig met de dosis tot maximaal 200 mg.
Gelijktijdige toediening van abrocitinib met een vetrijke maaltijd had geen klinisch relevant effect op
de blootstellingen aan abrocitinib (AUC en C
max
stegen met respectievelijk ongeveer 26% en 29% en
T
max
werd met 2 uur verlengd). In klinische onderzoeken werd abrocitinib toegediend zonder rekening
te houden met voedsel (zie rubriek 4.2).
Distributie
Na intraveneuze toediening is het distributievolume van abrocitinib ongeveer 100 l. Ongeveer 64%,
37% en 29% van respectievelijk circulerende abrocitinib en zijn actieve metabolieten M1 en M2 in de
bloedbaan zijn gebonden aan plasma-eiwitten. Abrocitinib en zijn actieve metabolieten zijn gelijk
verdeeld over rode bloedcellen en plasma.
Biotransformatie
De
in-vitrometabolisatie
van abrocitinib wordt gemedieerd door meerdere CYP-enzymen, CYP2C19
(~53%), CYP2C9 (~30%), CYP3A4 (~11%) en CYP2B6 (~6%). In een onderzoek bij mensen met
gebruik van radioactief gelabelde stoffen was abrocitinib de meest prevalente circulerende vorm,
waarbij hoofdzakelijk 3 polaire mono-gehydroxyleerde metabolieten werden geïdentificeerd als
M1 (3-hydroxypropyl), M2 (2-hydroxypropyl) en M4 (pyrrolidinonpyrimidine). Bij
steady-state
zijn
M2 en M4 belangrijke metabolieten en is M1 een minder belangrijke metaboliet. Van de
3 metabolieten in de bloedsomloop hebben M1 en M2 een JAK-remmingsprofiel dat vergelijkbaar is
met dat van abrocitinib, terwijl M4 farmacologisch inactief was. De farmacologische activiteit van
abrocitinib kan worden toegeschreven aan de blootstellingen aan het ongebonden, oorspronkelijke
molecuul (~60%) en aan M1 (~10%) en M2 (~30%) in de systemische circulatie. De som van
blootstellingen aan ongebonden abrocitinib, M1 en M2, elk uitgedrukt in molaire eenheden en
gecorrigeerd voor relatieve potenties, wordt het actieve deel van abrocitinib genoemd.
Eliminatie
De eliminatiehalfwaardetijd van abrocitinib is ongeveer 5 uur. Abrocitinib wordt primair geëlimineerd
via metabole klaringsmechanismen, waarbij minder dan 1% van de dosis als onveranderde werkzame
stof in de urine wordt uitgescheiden. De metabolieten van abrocitinib, M1, M2 en M4 worden
voornamelijk in de urine uitgescheiden en zijn substraten van OAT3-transporteiwit.
Speciale populaties
Lichaamsgewicht, geslacht, genotype, etnische herkomst en leeftijd
Lichaamsgewicht, geslacht, CYP2C19/2C9-genotype, etnische herkomst en leeftijd hadden geen
klinisch relevant effect op de blootstelling aan abrocitinib (zie rubriek 4.2).
Adolescenten (12 jaar tot 18 jaar)
Gebaseerd op farmacokinetische populatieanalyse was er geen klinisch relevant verschil in gemiddelde
blootstellingen aan abrocitinib bij
steady-state
tussen adolescente patiënten en volwassenen met
normale lichaamsgewichten.
20
Kinderen (<12 jaar)
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd. De farmacokinetiek van abrocitinib
bij kinderen jonger dan 12 jaar is nog niet vastgesteld (zie rubriek 4.2).
Nierfunctiestoornis
In een onderzoek naar nierfunctiestoornis hadden patiënten met een ernstige (eGFR < 30 ml/min) en
matige (eGFR 30 ml/min tot 60 ml/min) nierfunctiestoornis een stijging in de AUC
inf
van het actieve
deel van abrocitinib van respectievelijk ongeveer 191% en 110% ten opzichte van patiënten met een
normale nierfunctie (eGFR ≥ 90 ml/min) (zie rubriek 4.2). De farmacokinetiek van abrocitinib is niet
vastgesteld bij patiënten met een lichte nierfunctiestoornis, maar gebaseerd op de resultaten die zijn
waargenomen in andere groepen wordt een stijging van maximaal 70% in de blootstelling aan het
actieve deel verwacht bij patiënten met een lichte nierfunctiestoornis (eGFR 60 ml/min tot 90 ml/min).
De stijging van maximaal 70% is niet klinisch relevant, omdat de werkzaamheid en veiligheid van
abrocitinib bij patiënten met atopische dermatitis en een lichte nierfunctiestoornis (n=756) in klinische
fase 2- en fase 3-onderzoeken vergelijkbaar waren met die in de totale populatie. De eGFR werd bij
individuele patiënten geschat met de
Modification of Diet in Renal Disease
(MDRD)-formule.
Abrocitinib is niet onderzocht bij patiënten met ESRD die een nierfunctievervangende behandeling
kregen (zie rubriek 4.2). In klinische fase 3-onderzoeken werd abrocitinib niet geëvalueerd bij
patiënten met atopische dermatitis bij wie de uitgangswaarde voor creatinineklaring lager was dan
40 ml/min.
Leverfunctiestoornis
Patiënten met een lichte (Child-Pugh-klasse A) en matige (Child-Pugh-klasse B) leverfunctiestoornis
hadden respectievelijk een daling van ongeveer 4% en een stijging van ongeveer 15% in de AUC
inf
van het actieve deel van abrocitinib, vergeleken met patiënten met een normale leverfunctie. Deze
veranderingen zijn niet klinisch significant en aanpassing van de dosis is niet vereist bij patiënten met
een lichte of matige leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.2). In klinische onderzoeken werd abrocitinib
niet geëvalueerd bij patiënten met een ernstige (Child-Pugh-klasse C) leverfunctiestoornis (zie
rubriek 4.3) of bij patiënten die bij screening positief waren voor actieve hepatitis B of hepatitis C (zie
rubriek 4.4).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Algemene toxiciteit
Verlaagde lymfocytentellingen en afgenomen grootte en/of lymfoïde cellulariteit van organen/weefsels
van het immuunsysteem en hematopoëtische systeem werden waargenomen in niet-klinische
onderzoeken en werden toegeschreven aan de farmacologische eigenschappen (JAK-remming) van
abrocitinib.
In toxiciteitsonderzoeken met een duur van maximaal 1 maand, waarbij abrocitinib werd toegediend
aan ratten op een leeftijd die vergelijkbaar is met de adolescente leeftijd van ≥12 jaar bij mensen, werd
een microscopische bevinding van botdystrofie vastgesteld die als tijdelijk en reversibel werd
beschouwd. De blootstellingsmarges waarbij geen bevinding in het bot werd vastgesteld waren 5,7
tot 6,1 maal de AUC bij mensen bij de maximale aanbevolen dosis (MRHD,
maximum recommended
human dose)
voor mensen van 200 mg. Er werden geen bevindingen in bot waargenomen in het
6 maanden durende toxiciteitsonderzoek met alle doses bij ratten (maximaal 25 maal de AUC voor
mensen bij de MRHD van 200 mg) en ook niet in alle toxiciteitsonderzoeken met java-apen
(vergelijkbaar met een leeftijd van ≥8 jaar bij mensen; maximaal 30 maal de AUC bij mensen bij de
MRHD van 200 mg.
Genotoxiciteit
Abrocitinib was niet mutageen in de bacteriële mutageniciteitstest (Ames-test). Het was niet aneugeen
of clastogeen, gebaseerd op de resultaten van de
in-vivorattenbeenmerg-micronucleustest.
21
Carcinogeniteit
Er werden geen tekenen van tumorigeniciteit waargenomen in de 6 maanden oude Tg.rasH2-muizen
die abrocitinib kregen toegediend met orale doses van maximaal 75 mg/kg/dag en 60 mg/kg/dag bij
respectievelijk vrouwtjes- en mannetjesmuizen. In het 2 jaar durende carcinogeniteitsonderzoek werd
bij de laagste geteste dosis een hogere incidentie van benigne thymoom vastgesteld bij
vrouwtjesratten. Daarom is een laagste niveau van inname waarbij ongewenste effecten zijn
vastgesteld (LOAEL,
lowest observed adverse effect level)
bij vrouwen vastgesteld op blootstellingen
gelijk aan 0,6 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van 200 mg. Bij mannen werd het hoogste
niveau van inname waarbij geen schadelijke effecten optreden (NOAEL,
no observed adverse effect
level)
vastgesteld op blootstellingen gelijk aan 13 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van 200 mg.
De relevantie van benigne thymoom voor mensen is niet bekend.
Reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit
Abrocitinib had geen effecten op de vruchtbaarheid of spermatogenese bij mannen. Abrocitinib
veroorzaakte effecten op de vruchtbaarheid van vrouwen (lagere vruchtbaarheidsindex, corpora lutea,
innestelingsplaatsen en post-innestelingsverlies), maar er werden geen effecten op de vruchtbaarheid
vastgesteld bij blootstellingen gelijk aan 1,9 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van 200 mg. De
effecten verdwenen 1 maand na het staken van de behandeling.
Er werden geen foetale misvormingen waargenomen in onderzoeken naar embryofoetale ontwikkeling
van ratten of konijnen. In een onderzoek naar embryofoetale ontwikkeling bij drachtige konijnen
werden effecten op de embryofoetale overleving vastgesteld bij de laagste geteste dosis met
blootstellingen gelijk aan 0,14 maal de AUC van ongebonden abrocitinib bij mensen bij de MRHD
van 200 mg. Bij de jongen werd een verhoogde incidentie waargenomen van niet-geossificeerde
falangen en tarsi van de achterpoten en falangen van de voorpoten, waarbij effecten op de falangen
van de voorpoten werden vastgesteld bij blootstellingen gelijk aan 0,14 maal de AUC van ongebonden
abrocitinib bij mensen bij de MRHD van 200 mg.
In een onderzoek naar embryofoetale ontwikkeling bij drachtige ratten werden, hoewel een verhoogde
embryofoetale letaliteit werd vastgesteld, geen effecten waargenomen bij blootstellingen gelijk aan
10 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van 200 mg. Er werd een verhoogde incidentie vastgesteld
van skeletvariaties van korte 13e ribben, verminderde ventrale processen, verdikte ribben en niet-
geossificeerde metatarsi bij de foetussen, maar deze effecten werden niet waargenomen bij
blootstellingen gelijk aan 2,3 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van 200 mg.
In een pre- en postnataal ontwikkelingsonderzoek bij drachtige ratten hadden moederdieren dystocie
met langdurige worp en hadden nakomelingen een lager lichaamsgewicht en een lagere postnatale
overleving. Er werd geen maternale toxiciteit of ontwikkelingstoxiciteit waargenomen bij
moederdieren of nakomelingen bij blootstellingen gelijk aan 2,3 maal de AUC bij mensen bij de
MRHD van 200 mg.
Toediening van abrocitinib aan juveniele ratten (vergelijkbaar met mensen met een leeftijd van
3 maanden) leidde tot macroscopische en microscopische bevindingen in botten. Wanneer toediening
aanving op dag 10 postnataal (bij blootstellingen ≥0,8 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van
200 mg) werden macroscopische bevindingen in botten vastgesteld (malrotatie en/of verminderd
gebruik van voorpoten of achterpoten of klauwen, fracturen en/of afwijkingen van de femurkop).
Alleen de microscopische bevinding botdystrofie (vergelijkbaar met de bevinding die werd
waargenomen in algemene toxiciteitsonderzoeken met ratten met een duur van maximaal 1 maand)
was volledig reversibel na het staken van de behandeling.
22
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Microkristallijne cellulose (E460i)
Calciumwaterstoffosfaat watervrij (E341ii)
Natriumzetmeelglycolaat
Magnesiumstearaat (E470b)
Filmomhulling
Hypromellose (E464)
Titaandioxide (E171)
Lactosemonohydraat
Macrogol (E1521)
Triacetine (E1518)
IJzeroxide rood (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
50 mg filmomhulde tabletten
2 jaar.
100 mg en 200 mg filmomhulde tabletten
30 maanden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
Fles van hogedichtheidspolyethyleen (HDPE) en sluiting van polypropyleen, met daarin
14 of 30 filmomhulde tabletten.
Blisterverpakking van polyvinylideenchloride (PVDC) met een afsluitende laag van aluminiumfolie,
met daarin 7 filmomhulde tabletten. Elke verpakking bevat 14, 28 of 91 filmomhulde tabletten.
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
Fles van HDPE en sluiting van polypropyleen, met daarin 14 of 30 filmomhulde tabletten.
Blisterverpakking van PVDC met een afsluitende laag van aluminiumfolie, met daarin 7 filmomhulde
tabletten. Elke verpakking bevat 14, 28 of 91 filmomhulde tabletten.
23
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
Fles van HDPE en sluiting van polypropyleen, met daarin 14 of 30 filmomhulde tabletten.
Blisterverpakking van PVDC met een afsluitende laag van aluminiumfolie, met daarin 7 filmomhulde
tabletten. Elke verpakking bevat 14, 28 of 91 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/001
EU/1/21/1593/002
EU/1/21/1593/003
EU/1/21/1593/004
EU/1/21/1593/005
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/006
EU/1/21/1593/007
EU/1/21/1593/008
EU/1/21/1593/009
EU/1/21/1593/010
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/011
EU/1/21/1593/012
EU/1/21/1593/013
EU/1/21/1593/014
EU/1/21/1593/015
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 09 december 2021
24
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
25
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
26
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Manufacturing Deutschland GmbH
Betriebsstätte Freiburg
Mooswaldallee 1
79090 Freiburg
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
Voordat abrocitinib in elke lidstaat op de markt wordt gebracht, moet de vergunninghouder
overeenstemming bereiken met de nationale bevoegde autoriteit over de inhoud en het format van het
voorlichtingsprogramma, waaronder communicatiemedia, distributiekanalen en andere aspecten van
het programma.
27
Het voorlichtingsprogramma is bedoeld om bewustwording te vergroten van de veiligheidsrisico’s van
het product, waaronder infecties (waaronder herpes zoster en ernstige en opportunistische infecties),
trombotische voorvallen waaronder longembolie, maligniteit, belangrijke ongewenste cardiovasculaire
voorvallen (MACE,
major adverse cardiovascular events),
en embryofoetale toxiciteit na blootstelling
in de baarmoeder.
De vergunninghouder zorgt ervoor dat in elke lidstaat waar abrocitinib op de markt wordt gebracht alle
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten/verzorgers die naar verwachting abrocitinib
zullen voorschrijven, afleveren of gebruiken toegang hebben tot/voorzien worden van het volgende
voorlichtingspakket:
Het voorlichtingsmateriaal voor de arts dient het volgende te bevatten:
Samenvatting van de productkenmerken
Bijsluiter
Brochure voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Patiëntenkaart
De brochure voor de voorschrijver moet de volgende belangrijke elementen bevatten:
Tekst voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dat zij patiënten moeten informeren over
het belang van de patiëntenkaart.
Risico van infecties (waaronder herpes zoster en ernstige en opportunistische infecties)
o
Beschrijving dat Cibinqo niet moet worden gebruikt bij patiënten met actieve ernstige
systemische infecties.
o
Tekst over het risico van infecties tijdens behandeling met Cibinqo.
o
Details over hoe het risico op infecties kan worden verminderd met behulp van specifieke
klinische onderzoeken (welke laboratoriumwaarden moeten worden bepaald voor de start
met Cibinqo, screenen op tbc, screenen op hepatitis B en hepatitis C, patiënten
gevaccineerd krijgen in overeenstemming met lokale richtlijnen, en tijdelijke
onderbreking van Cibinqo als een infectie niet reageert op standaardbehandeling totdat de
infectie is verdwenen).
o
Mededeling dat het gebruik van levende, verzwakte vaccins tijdens of onmiddellijk
voorafgaand aan de behandeling dient te worden vermeden, samen met voorbeelden van
levende, verzwakte vaccins.
Risico op trombotische voorvallen waaronder longembolie
o
Tekst over het risico op trombotische voorvallen, waaronder longembolie, tijdens
behandeling met Cibinqo.
o
Voorbeelden van de risicofactoren die een patiënt een grotere kans kunnen geven op
trombotische voorvallen, waaronder longembolie, en bij wie voorzichtigheid geboden is
bij gebruik van Cibinqo.
o
Tekst over de reactie als klinische kenmerken van trombotische voorvallen, waaronder
longembolie, optreden, waaronder de noodzaak van staken van de behandeling met
Cibinqo, directe evaluatie en gepaste behandeling van trombotische voorvallen, waaronder
longembolie.
Potentieel risico van maligniteit
o
Beschrijving dat maligniteiten, waaronder niet-melanome vormen van huidkanker, zijn
waargenomen in onderzoeken met Cibinqo.
o
Details over hoe het potentiële risico met specifieke klinische maatregelen moet worden
verlaagd (dat de risico’s en baten van Cibinqo dienen te worden afgewogen vóór aanvang
van de behandeling bij patiënten met een bekende maligniteit of wanneer voortzetting van
de behandeling met Cibinqo wordt overwogen bij patiënten die een maligniteit
ontwikkelen, en dat periodiek onderzoek van de huid wordt aanbevolen voor patiënten
met een verhoogd risico op huidkanker).
MACE
o
Tekst dat lipiden dienen te worden gecontroleerd vóór aanvang van de behandeling, na
4 weken behandeling, en daarna volgens klinische richtlijnen. Lipiden dienen te worden
28
gereguleerd volgens klinische richtlijnen.
Embryofoetale toxiciteit na blootstelling in de baarmoeder
o
Beschrijving dat er geen of een beperkte hoeveelheid gegevens zijn over het gebruik van
Cibinqo bij zwangere vrouwen.
o
Details over hoe het risico van blootstelling tijdens de zwangerschap moeten worden
verlaagd bij vrouwen die zwanger kunnen worden, gebaseerd op het volgende: Cibinqo is
gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap, vrouwen die zwanger kunnen worden dienen
het advies te krijgen effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens de behandeling en
gedurende 1 maand na het stoppen met orale toediening van Cibinqo, en het advies dat
patiënten hun beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg onmiddellijk moeten informeren
als zij denken dat ze zwanger zijn of als zwangerschap is bevestigd.
Het informatiepakket voor patiënten dient het volgende te bevatten:
Bijsluiter
Patiëntenkaart
De patiëntenkaart
moet de volgende belangrijke boodschappen bevatten:
o
Contactgegevens van de voorschrijver van Cibinqo.
o
Tekst dat de patiënt de patiëntenkaart altijd bij zich moet hebben en deze moet tonen aan
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die bij hun zorg zijn betrokken (d.w.z. anderen
dan voorschrijvers van Cibinqo, medewerkers van spoedeisende hulp, etc.).
o
Beschrijving van verschijnselen/symptomen van infecties die de patiënt moet kennen,
zodat hij/zij medische hulp kan inroepen van zijn/haar beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg:
tekst om patiënten en hun beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg te informeren
over het risico van levende vaccins bij toediening onmiddellijk voorafgaand aan en
tijdens behandeling met Cibinqo, met voorbeelden van levende vaccins.
o
Beschrijving van verschijnselen/symptomen van trombose waaronder longoedeem die de
patiënt moet kennen, zodat hij/zij onmiddellijk medische hulp van zijn/haar
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg kan inroepen.
o
Beschrijving van gerichte risico’s waarvan de patiënt zich bewust moet zijn en voor
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die betrokken zijn bij hun zorg, waaronder:
de noodzaak van laboratoriumonderzoek, waaronder controle op hoog cholesterol.
een herinnering om anticonceptie te gebruiken, dat Cibinqo gecontra-indiceerd is
tijdens zwangerschap, en dat patiënten hun beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg moeten informeren als ze zwanger zijn geraakt tijdens
behandeling met Cibinqo.
29
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
30
A. ETIKETTERING
31
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR 50 MG BLISTERVERPAKKING EN ETIKET VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 50 mg abrocitinib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat (zie de bijsluiter voor meer informatie).
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Doos blisterverpakking
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
91 filmomhulde tabletten
Fles
14 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Niet breken, verbrijzelen of kauwen.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
32
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Doos blisterverpakking
EU/1/21/1593/003
14 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/004
28 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/005
91 filmomhulde tabletten
Fles
EU/1/21/1593/001
EU/1/21/1593/002
14 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
13.
Lot
14.
PARTIJNUMMER
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Cibinqo 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
33
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN VOOR 50 MG TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG (als logo van de vergunninghouder)
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
ma, di, woe, don, vrij, zat, zon
34
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR 100 MG BLISTERVERPAKKING EN ETIKET VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 100 mg abrocitinib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat (zie de bijsluiter voor meer informatie).
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Doos blisterverpakking
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
91 filmomhulde tabletten
Fles
14 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Niet breken, verbrijzelen of kauwen.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
35
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Doos blisterverpakking
EU/1/21/1593/008
14 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/009
28 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/010
91 filmomhulde tabletten
Fles
EU/1/21/1593/006
EU/1/21/1593/007
14 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
13.
Lot
14.
PARTIJNUMMER
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Cibinqo 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
36
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
37
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN VOOR 100 MG TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG (als logo van de vergunninghouder)
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
ma, di, woe, don, vrij, zat, zon
38
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS VOOR 200 MG BLISTERVERPAKKING EN ETIKET VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 200 mg abrocitinib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat (zie de bijsluiter voor meer informatie).
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Doos blisterverpakking
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
91 filmomhulde tabletten
Fles
14 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Niet breken, verbrijzelen of kauwen.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
39
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Doos blisterverpakking
EU/1/21/1593/013
14 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/014
28 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/015
91 filmomhulde tabletten
Fles
EU/1/21/1593/011
EU/1/21/1593/012
14 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
13.
Lot
14.
PARTIJNUMMER
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Cibinqo 200 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
40
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
41
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN VOOR 200 MG TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG (als logo van de vergunninghouder)
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
ma, di, woe, don, vrij, zat, zon
42
B. BIJSLUITER
43
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Als aanvulling op deze bijsluiter zal uw arts u een patiëntenkaart geven, die belangrijke
veiligheidsinformatie bevat waarvan u op de hoogte moet zijn. Houd deze patiëntenkaart bij u.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Cibinqo en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Cibinqo en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Cibinqo bevat de werkzame stof abrocitinib. Het behoort tot een groep geneesmiddelen die Janus-
kinaseremmers worden genoemd en die helpen ontstekingen te verminderen. Het werkt door de
activiteit van een bepaald enzym in het lichaam te verlagen. Dit enzym wordt ‘Janus-kinase’ genoemd
en is betrokken bij ontsteking.
Cibinqo wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met matige tot ernstige atopische
dermatitis, ook wel atopisch eczeem of constitutioneel eczeem genoemd. Door de activiteit van Janus-
kinase-enzymen te verlagen, vermindert Cibinqo jeuk en ontsteking van de huid. Dit kan op zijn beurt
slaapstoornissen en andere gevolgen van atopisch eczeem, zoals angst of depressie, verminderen en de
algehele kwaliteit van leven verbeteren.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet innemen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U heeft een ernstige infectie die nog niet over is, waaronder tuberculose.
-
U heeft ernstige leverproblemen.
44
-
U bent zwanger of u geeft borstvoeding (zie de rubriek over “zwangerschap, anticonceptie,
borstvoeding en vruchtbaarheid”).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt en tijdens de behandeling:
-
als u een infectie heeft (wat blijkt uit verschijnselen zoals koorts, zweten of koude rillingen,
spierpijn, hoesten of kortademigheid, bloed in uw slijm, gewichtsverlies, diarree of maagpijn,
branderig gevoel bij het plassen of vaker plassen dan gewoonlijk, moe voelen) – het kan zijn dat
uw lichaam door Cibinqo minder goed infecties kan bestrijden. Daardoor kan een bestaande
infectie erger worden of kunt u een grotere kans hebben om een nieuwe infectie te krijgen.
-
als u tuberculose heeft of u tuberculose heeft gehad, of u in nauw contact bent geweest met
iemand met tuberculose. Uw arts zal u op tuberculose testen vóór het starten van de behandeling
met Cibinqo. Het kan zijn dat hij/zij deze test tijdens de behandeling wil herhalen.
-
als u ooit een herpesinfectie (gordelroos) heeft gehad, omdat dit door Cibinqo mogelijk kan
terugkomen. Vertel het uw arts als u een pijnlijke huiduitslag met blaren krijgt, want dit kan een
teken van gordelroos zijn.
-
als u ooit hepatitis B of hepatitis C heeft gehad.
-
als u onlangs gevaccineerd bent of u van plan bent u te laten vaccineren (immunisatie) – dit is
omdat bepaalde vaccins (levende vaccins) niet worden aanbevolen tijdens het gebruik van
Cibinqo.
-
als u bloedpropjes (stolsels) heeft gehad in de aderen van uw benen (diepe veneuze trombose) of
longen (longembolie). Vertel het uw arts als u last krijgt van een pijnlijk gezwollen been, pijn
op de borst of kortademigheid, want dit kunnen tekenen zijn van bloedpropjes in de aderen.
-
als u een verhoogd cholesterolgehalte in uw bloed heeft of andere medische aandoeningen
waardoor u een grotere kans heeft om een hartziekte te krijgen – het is niet duidelijk of Cibinqo
de kans op hartziekte verhoogt. Uw arts zal met u bespreken of behandeling met dit
geneesmiddel geschikt is of dat er aanvullende tests moeten worden gedaan wanneer u dit
geneesmiddel inneemt.
-
als u kanker heeft of u een vorm van kanker heeft gehad – het is niet duidelijk of Cibinqo de
kans op kanker verhoogt. Uw arts zal met u bespreken of behandeling met dit geneesmiddel
geschikt is en of controles nodig zijn tijdens de behandeling.
Aanvullende controletests
Uw arts zal vóór en tijdens uw behandeling met Cibinqo bloedonderzoek laten uitvoeren en kan uw
behandeling indien nodig aanpassen.
Kinderen
Dit geneesmiddel is niet goedgekeurd voor gebruik bij kinderen jonger dan 18 jaar omdat de veiligheid
en voordelen van Cibinqo nog niet volledig zijn vastgesteld.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Cibinqo nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Vertel het uw arts of apotheker, voordat u Cibinqo inneemt, met name als u een van de volgende
geneesmiddelen gebruikt voor de behandeling van:
-
schimmelinfecties (zoals fluconazol), depressie (zoals fluoxetine of fluvoxamine), beroerte
(zoals ticlopidine), omdat deze middelen de kans op bijwerkingen van Cibinqo kunnen
verhogen.
-
brandend maagzuur (zoals zuurremmers, famotidine of omeprazol), omdat deze middelen de
hoeveelheid Cibinqo in uw bloed kunnen verminderen.
-
depressie (zoals bupropion, duloxetine), slaapstoornissen (zoals ramelteon), epileptische
aanvallen (zoals S-mefenytoïne), prikkelbaredarmsyndroom (zoals alosetron), spierspasmen
(zoals tizanidine), omdat Cibinqo de hoeveelheid van deze middelen in uw bloed kan wijzigen.
-
hartfalen (zoals digoxine) of beroerte (zoals dabigatran), omdat Cibinqo de effecten van deze
middelen kan versterken.
45
-
astma, reumatoïde artritis of atopische dermatitis (zoals behandelingen met biologische
antilichamen, geneesmiddelen die de afweerreactie van het lichaam regelen zoals ciclosporine,
andere Janus-kinaseremmers zoals baricitinib, upadacitinib), omdat deze middelen de kans op
bijwerkingen kunnen verhogen.
Uw arts kan u vertellen dat u Cibinqo niet mag gaan innemen of dat u moet stoppen met het innemen
van Cibinqo als u bepaalde medicijnen inneemt voor de behandeling van:
- tuberculose (zoals rifampicine), aanvallen of toevallen (zoals fenytoïne), prostaatkanker (zoals
apalutamide, enzalutamide) of hiv-infectie (zoals efavirenz), omdat deze middelen ervoor kunnen
zorgen dat Cibinqo minder goed werkt.
Is een van de bovenstaande situaties op u van toepassing of twijfelt u? Neem dan contact op met uw
arts of apotheker voordat u Cibinqo inneemt.
Zwangerschap, anticonceptie, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Anticonceptie bij vrouwen
Als u een vrouw bent die zwanger kan worden, moet u een effectieve anticonceptiemethode gebruiken
tijdens uw behandeling met Cibinqo en gedurende minimaal één maand na de laatste dosis van uw
behandeling. Uw arts kan u advies geven over geschikte anticonceptiemethoden.
Zwangerschap
Gebruik Cibinqo niet als u zwanger bent, denkt zwanger te zijn of zwanger wilt worden, omdat
Cibinqo schade kan toebrengen aan de zich ontwikkelende baby. Vertel het uw arts onmiddellijk als u
zwanger wordt of als u denkt zwanger te zijn tijdens de behandeling.
Borstvoeding
Gebruik Cibinqo niet in de periode dat u borstvoeding geeft, omdat het niet bekend is of dit middel in
de moedermelk terechtkomt en de baby schade toebrengt. U moet samen met uw arts beslissen of u
borstvoeding gaat geven of dit middel gaat gebruiken.
Vruchtbaarheid
Vrouwen die zwanger kunnen worden, kunnen door Cibinqo tijdelijk minder vruchtbaar zijn. Dit
effect verdwijnt weer na stopzetting van de behandeling.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Cibinqo heeft geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Cibinqo bevat lactosemonohydraat en natrium
Als uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit middel inneemt.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Cibinqo is een tablet die via de mond moet worden ingenomen. Het kan samen met andere middelen
tegen eczeem die u op de huid aanbrengt worden gebruikt, of het kan op zichzelf worden gebruikt.
46
De aanbevolen startdosering is eenmaal daags 200 mg. Sommige patiënten hebben een lagere
startdosering nodig. Uw arts kan u eenmaal daags 100 mg geven als u ouder bent dan 65 jaar, of als u
een bepaalde medische voorgeschiedenis of medische aandoening heeft. Als u matige tot ernstige
nierproblemen heeft of als bepaalde andere middelen aan u zijn voorgeschreven kan de startdosering
eenmaal daags 50 mg of eenmaal daags 100 mg zijn. U krijgt een startdosering gebaseerd op uw
behoefte en medische voorgeschiedenis. Daarom moet u dit geneesmiddel altijd innemen precies zoals
uw arts u dat heeft verteld.
De maximale dagelijkse dosis is 200 mg.
Na aanvang van de behandeling kan uw arts de dosis aanpassen, gebaseerd op hoe goed het middel
werkt en bijwerkingen die u eventueel krijgt. Als het middel goed werkt, kan de dosis worden
verlaagd. De behandeling kan ook tijdelijk of blijvend worden stopgezet als bloedonderzoek laat zien
dat u te weinig witte bloedcellen of bloedplaatjes heeft.
Als u Cibinqo 24 weken heeft ingenomen en er nog steeds geen verbetering is, kan uw arts beslissen
om de behandeling blijvend te stoppen.
U moet uw tablet in zijn geheel met water doorslikken. U mag de tablet niet breken, verbrijzelen of
kauwen voordat u hem doorslikt, omdat dit invloed kan hebben op hoeveel van het middel in uw
lichaam komt.
U kunt de tablet met of zonder voedsel innemen. Als u zich misselijk voelt wanneer u dit middel
inneemt, kan het helpen de tablet met voedsel in te nemen. Om u te helpen herinneren dat u uw middel
moet innemen, is het advies dat u het elke dag op hetzelfde tijdstip inneemt.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Heeft u te veel van dit middel ingenomen? Neem dan contact op met uw arts. U kunt een aantal
bijwerkingen krijgen die zijn beschreven in rubriek 4.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
-
Als u een dosis niet heeft ingenomen, neem deze dan in zodra u eraan denkt, behalve wanneer
de tijd tot u uw volgende dosis moet innemen korter is dan 12 uur.
-
Als de tijd tot u uw volgende dosis moet innemen korter is dan 12 uur, sla de overgeslagen dosis
dan gewoon over en neem uw volgende dosis op het normale geplande tijdstip in.
-
Neem geen dubbele dosis om een vergeten tablet in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
U moet niet stoppen met het innemen van Cibinqo zonder dit met uw arts te bespreken.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Ernstige bijwerkingen
Neem contact op met uw arts en roep onmiddellijk medische hulp in als u verschijnselen krijgt van:
-
gordelroos (herpes zoster), een pijnlijke huiduitslag met blaren en koorts
-
bloedpropjes in de longen, benen of het bekken, met klachten zoals een pijnlijk gezwollen been,
pijn op de borst of kortademigheid
47
Andere bijwerkingen
Zeer vaak
(komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
zich misselijk voelen (nausea)
Vaak
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
koortslip en andere soorten herpes simplex-infecties
-
overgeven
-
maagpijn
-
hoofdpijn
-
duizeligheid
-
puistjes (acne)
-
toename van een enzym dat creatinefosfokinase wordt genoemd. Dit kan worden aangetoond
met bloedonderzoek
Soms
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
longontsteking (pneumonie)
-
te weinig bloedplaatjes. Dit kan worden aangetoond met bloedonderzoek
-
te weinig witte bloedcellen. Dit kan worden aangetoond met bloedonderzoek
-
te veel vetten (cholesterol) in uw bloed. Dit kan worden aangetoond met bloedonderzoek (zie
rubriek 2 ‘Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?’)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via
het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos, de fles
en het folie van de blisterverpakking na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is abrocitinib.
Elke tablet van 50 mg bevat 50 mg abrocitinib.
Elke tablet van 100 mg bevat 100 mg abrocitinib.
Elke tablet van 200 mg bevat 200 mg abrocitinib.
-
De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern: microkristallijne cellulose (E460i), calciumwaterstoffosfaat watervrij (E341ii),
natriumzetmeelglycolaat, magnesiumstearaat (E470b).
48
Filmomhulling: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), lactosemonohydraat, macrogol
(E1521), triacetine (E1518), ijzeroxide rood (E172) (zie rubriek 2 ‘Cibinqo bevat lactose en
natrium’).
Hoe ziet Cibinqo eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Cibinqo 50 mg tabletten zijn roze, ovale tabletten van ongeveer 11 mm lang en 5 mm breed, met aan
één zijde de inscriptie “PFE” en aan de andere zijde “ABR 50”.
Cibinqo 100 mg tabletten zijn roze, ronde tabletten met een diameter van ongeveer 9 mm, met aan één
zijde de inscriptie “PFE” en aan de andere zijde “ABR 100”.
Cibinqo 200 mg tabletten zijn roze, ovale tabletten van ongeveer 18 mm lang en 8 mm breed, met aan
één zijde de inscriptie “PFE” en aan de andere zijde “ABR 200”.
De tabletten van 50 mg, 100 mg en 200 mg worden geleverd in blisterverpakkingen van
polyvinylideenchloride (PVDC) met een afsluitende laag van aluminiumfolie of flessen van
hogedichtheidspolyethyleen (HDPE) met een sluiting van polypropyleen. Elke blisterverpakking bevat
14, 28 of 91 tabletten. Elke fles bevat 14 of 30 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Pfizer Manufacturing Deutschland GmbH
Betriebsstätte Freiburg
Mooswaldallee 1
79090 Freiburg
Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer NV/SA
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
България
Пфайзер Люксембург САРЛ, Кло½ България
Тел.: +359 2 970 4333
Česká republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel.: +420 283 004 111
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: +45 44 20 11 00
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Tel: + 370 52 51 4000
Magyarország
Pfizer Kft.
Tel.: +36-1-488-37-00
Malta
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +356 21344610
Nederland
Pfizer bv
Tel: +31 (0)10 406 43 01
49
Deutschland
PFIZER PHARMA GmbH
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
Pfizer Ελλάς A.E.
Τηλ: +30 210 6785 800
España
Pfizer S.L.
Tel: +34 91 490 99 00
France
Pfizer
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: +385 1 3908 777
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 52 61 00
Österreich
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.
Tel.:+48 22 335 61 00
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +351 21 423 5500
România
Pfizer Romania S.R.L.
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s področja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: + 386 (0)1 52 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL, organizačná zložka
Tel: + 421 2 3355 5500
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 43 00 40
Sverige
Pfizer AB
Tel: +46 (0)8 550 520 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: +44 (0) 1304 616161
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: 1800 633 363 (toll free)
+44 (0)1304 616161
Ísland
Icepharma hf.
Sími: +354 540 8000
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Kύπρος
Pfizer Ελλάς Α.Ε. (Cyprus Branch)
Τηλ: +357 22 817690
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filiāle Latvijā
Tel: + 371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
50
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 50 mg abrocitinib.
Hulpstof met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 1,37 mg lactosemonohydraat.
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 100 mg abrocitinib.
Hulpstof met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 2,73 mg lactosemonohydraat.
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 200 mg abrocitinib.
Hulpstof met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 5,46 mg lactosemonohydraat.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet)
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
Roze, ovale tablet van ongeveer 11 mm lang en 5 mm breed, met aan één zijde de inscriptie 'PFE' en
aan de andere zijde 'ABR 50'.
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
Roze, ronde tablet met een diameter van ongeveer 9 mm, met aan één zijde de inscriptie 'PFE' en aan
de andere zijde 'ABR 100'.
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
Roze, ovale tablet van ongeveer 18 mm lang en 8 mm breed, met aan één zijde de inscriptie 'PFE' en
aan de andere zijde 'ABR 200'.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Cibinqo is geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige atopische dermatitis bij
volwassenen die in aanmerking komen voor systemische behandeling.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te worden gestart en plaats te vinden onder toezicht van een beroepsbeoefenaar
in de gezondheidszorg met ervaring in de diagnostisering en behandeling van atopische dermatitis.
Dosering
De aanbevolen startdosering is eenmaal daags 200 mg.
Een startdosering van eenmaal daags 100 mg wordt aanbevolen voor patiënten 65 jaar. Voor
andere patiënten die baat kunnen hebben bij een startdosering van 100 mg, zie rubriek 4.4
en 4.8.
Tijdens de behandeling kan de dosis worden verlaagd of verhoogd, gebaseerd op
verdraagbaarheid en werkzaamheid. De laagste effectieve onderhoudsdosis dient te worden
overwogen. De maximale dagelijkse dosis is 200 mg.
Cibinqo kan met of zonder topische medische behandelingen voor atopische dermatitis worden
gebruikt.
Stoppen met de behandeling dient te worden overwogen bij patiënten die na 24 weken geen tekenen
van therapeutisch voordeel vertonen.
Laboratoriummonitoring
Tabel 1.
Laboratoriummetingen en richtlijnen voor monitoring
Laboratoriumwaarde
Richtlijnen voor monitoring
Actie
Trombocyten: behandeling dient te
worden gestaakt als
trombocytentellingen < 50 × 103/mm3
zijn.
ALC: behandeling dient te worden
Volledig bloedbeeld,
onderbroken als de ALC
waaronder
< 0,5 × 103/mm3 is en kan worden
trombocytentelling,
Vóór aanvang van de behandeling,
herstart zodra de ALC weer boven
absolute
4 weken na aanvang van de
deze waarde komt. Behandeling dient
lymfocytentelling
behandeling en daarna
te worden gestaakt als de waarde
(ALC), absolute
overeenkomstig de
wordt bevestigd.
neutrofielentelling
standaardbehandeling voor patiënten.
ANC: behandeling dient te worden
(ANC) en
onderbroken als de ANC
hemoglobine (Hb)
< 1 × 103/mm3 is en kan worden
herstart zodra de ANC weer boven
deze waarde komt.
Hb: behandeling dient te worden
onderbroken als de Hb < 8 g/dl is en
kan worden herstart zodra de Hb
weer boven deze waarde komt.
Vóór aanvang van de behandeling,
Patiënten dienen te worden
Lipidenparameters
4 weken na aanvang van de
gecontroleerd volgens klinische
richtlijnen voor hyperlipidemie.
het risico van de patiënt op
cardiovasculaire ziekte en klinische
richtlijnen voor hyperlipidemie.
Start van de behandeling
De behandeling mag niet worden gestart bij patiënten met een trombocytentelling van
< 150 × 103/mm3, een absolute lymfocytentelling (ALC) van < 0,5 × 103/mm3, een absolute
neutrofielentelling (ANC) van < 1,2 × 103/mm3 of met een hemoglobinewaarde < 10 g/dl (zie
rubriek 4.4).
Onderbreking van de toediening
Als een patiënt een ernstige infectie, sepsis of opportunistische infectie ontwikkelt, dient te worden
overwogen om de toediening te onderbreken totdat de infectie onder controle is (zie rubriek 4.4).
Onderbreking van de toediening kan nodig zijn voor de behandeling van afwijkende
laboratoriumwaardes, zoals beschreven in tabel 1.
Niet-ingenomen doses
Als een dosis niet is ingenomen, dienen patiënten het advies te krijgen om de dosis zo snel mogelijk in
te nemen, tenzij de tijd tot de volgende dosis korter is dan 12 uur. In dat geval dient de patiënt de
gemiste dosis niet in te nemen. Daarna dient de toediening volgens het reguliere schema te worden
hervat.
Interacties
Bij patiënten die tweevoudige krachtige remmers van CYP2C19 en matige remmers van CYP2C9
krijgen, of krachtige remmers van CYP2C19 alleen (bijv. fluvoxamine, fluconazol, fluoxetine en
ticlopidine), dient de aanbevolen dosis met de helft te worden verlaagd tot eenmaal daags 100 mg of
50 mg (zie rubriek 4.5).
Behandeling wordt niet aanbevolen gelijktijdig met matige of krachtige inductoren van
CYP2C19/CYP2C9-enzymen (bijv. rifampicine, apalutamide, efavirenz, enzalutamide, fenytoïne) (zie
rubriek 4.5).
Bij patiënten die zuurremmende middelen gebruiken (bijvoorbeeld antacida, protonpompremmers en
H2-receptorantagonisten), dient eenmaal daags 200 mg abrocitinib overwogen te worden (zie
rubriek 4.5).
Bijzondere populaties
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een lichte nierfunctiestoornis, d.w.z. een geschatte
glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) van 60 tot 90 ml/min.
Bij patiënten met een matige nierfunctiestoornis (eGFR 30 tot 60 ml/min), dient de aanbevolen dosis
abrocitinib met de helft verlaagd te worden tot eenmaal daags 100 mg of 50 mg (zie rubriek 5.2).
Bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) is eenmaal daags 50 mg de
aanbevolen startdosering. De maximale dagelijkse dosis is 100 mg (zie rubriek 5.2).
Abrocitinib is niet onderzocht bij patiënten met eindstadium nierfalen (ESRD, end-stage renal
disease) die nierfunctievervangende behandeling krijgen.
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een lichte (Child-Pugh-klasse A) of matige (Child-
Pugh-klasse B) leverfunctiestoornis. Abrocitinib is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige
(Child-Pugh-klasse C) leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.3).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Cibinqo bij kinderen jonger dan 12 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Cibinqo is onderzocht bij adolescenten van 12 tot 18 jaar. Vanwege botbevindingen bij jonge ratten
(vergelijkbaar met een mens van 3 maanden oud) (zie rubriek 5.3) zijn aanvullende
langetermijngegevens bij opgroeiende adolescenten echter nodig om vast te stellen dat de voordelen
opwegen tegen de risico's. De gegevens die momenteel beschikbaar zijn, worden beschreven in
rubriek 4.8, 5.1 en 5.2.
Wijze van toediening
Dit geneesmiddel moet eenmaal daags oraal worden ingenomen, met of zonder voedsel, elke dag
ongeveer op hetzelfde tijdstip.
Bij patiënten die last krijgen van misselijkheid, kan het innemen van de tabletten met voedsel de
misselijkheid verminderen.
De tabletten dienen in hun geheel te worden doorgeslikt met water en dienen niet in stukken te worden
gebroken, te worden geplet of gekauwd, omdat deze manieren van innemen niet in klinische
onderzoeken zijn onderzocht.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Actieve ernstige systemische infecties, waaronder tuberculose (tbc) (zie rubriek 4.4).
Ernstige leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.2).
Zwangerschap en borstvoeding (zie rubriek 4.6).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Ernstige infecties
Er zijn ernstige infecties gemeld bij patiënten die abrocitinib kregen. De vaakst gemelde ernstige
infecties in klinische onderzoeken waren herpes simplex, herpes zoster en pneumonie (zie rubriek 4.8).
De behandeling mag niet worden gestart bij patiënten met een actieve, ernstige systemische infectie
(zie rubriek 4.3).
Alvorens abrocitinib te starten, dienen de risico's en voordelen van de behandeling te worden
overwogen bij patiënten:
met een chronische of recidiverende infectie;
die blootgesteld zijn geweest aan tbc;
met een voorgeschiedenis van een ernstige of opportunistische infectie;
die gewoond of gereisd hebben in gebieden met endemische tbc of endemische mycosen; of
met onderliggende aandoeningen die hen vatbaar kunnen maken voor infectie.
Patiënten dienen tijdens en na de behandeling met abrocitinib zorgvuldig te worden gecontroleerd op
het ontstaan van verschijnselen en symptomen van infectie. Een patiënt die tijdens behandeling een
nieuwe infectie krijgt, dient onmiddellijk te worden onderworpen aan een volledig diagnostisch
Tuberculose
Patiënten dienen vóór aanvang van de behandeling te worden gescreend op tbc. Voor patiënten in
gebieden waar tbc sterk endemisch is, dient jaarlijkse screening op tbc te worden overwogen.
Abrocitinib mag niet worden toegediend aan patiënten met actieve tbc (zie rubriek 4.3). Voor
patiënten met een nieuwe diagnose van latente tbc of eerdere niet-behandelde latente tbc dient een
preventieve behandeling voor latente tbc te worden gestart vóór aanvang van de behandeling.
Virale reactivering
In klinische onderzoeken werd melding gemaakt van virale reactivering, waaronder reactivering van
het herpesvirus (bijv. herpes zoster, herpes simplex) (zie rubriek 4.8). Het aantal infecties met herpes
zoster was hoger bij patiënten van 65 jaar en ouder en bij patiënten met ernstige atopische dermatitis in
de uitgangssituatie (zie rubriek 4.8). Als een patiënt herpes zoster ontwikkelt, dient een tijdelijke
onderbreking van de behandeling te worden overwogen totdat de episode is verdwenen.
Alvorens een behandeling te starten en tijdens de behandeling, dient een screening op virale hepatitis
te worden uitgevoerd in overeenstemming met klinische richtlijnen. Patiënten met tekenen van actieve
hepatitis B- of hepatitis C-infectie (positieve PCR voor hepatitis C) werden uitgesloten van klinische
onderzoeken (zie rubriek 5.2). Patiënten die negatief waren voor hepatitis B-oppervlakteantigenen,
positief voor hepatitis B-kernantilichamen, en positief voor hepatitis B-oppervlakteantilichamen
werden getest op het hepatitis B-virus (HBV)-DNA. Patiënten die een HBV-DNA-waarde boven de
ondergrens voor kwantificering (LLQ, lower limit of quantification) hadden, werden uitgesloten.
Patiënten die een negatieve HBV-DNA-waarde of een waarde onder de LLQ hadden, konden de
behandeling beginnen; bij deze patiënten werd HBV-DNA gecontroleerd. Als HBV-DNA wordt
gedetecteerd, dient een leverspecialist te worden geraadpleegd.
Vaccinatie
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de reactie op vaccinatie bij patiënten die abrocitinib krijgen.
Het gebruik van levende, verzwakte vaccins dient te worden vermeden tijdens of direct voorafgaand
aan behandeling. Vóór aanvang van een behandeling met dit geneesmiddel wordt aanbevolen dat
patiënten voldoende gevaccineerd zijn, inclusief een profylactische vaccinatie tegen herpes zoster,
overeenkomstig de huidige vaccinatierichtlijnen.
Trombotische voorvallen waaronder longembolie
Er zijn voorvallen van diepe veneuze trombose (DVT) en longembolie gemeld bij patiënten die
abrocitinib kregen (zie rubriek 4.8). Abrocitinib dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij
patiënten met een hoog risico op DVT/longembolie. Risicofactoren waarmee rekening dient te worden
gehouden bij het bepalen van het risico op DVT/longembolie bij een patiënt zijn onder andere hogere
leeftijd, obesitas, een medische voorgeschiedenis van DVT/longembolie, protrombotische stoornis,
gebruik van gecombineerde hormonale anticonceptiva of hormonale substitutietherapie, patiënten die
een zware operatie ondergaan of langdurige immobilisatie. Als klinische kenmerken van
DVT/longembolie optreden, dient de behandeling direct te worden stopgezet en dienen patiënten direct
te worden geëvalueerd, waarna gepaste behandeling dient te worden gegeven.
In klinische onderzoeken met abrocitinib zijn maligniteiten waargenomen, waaronder niet-melanome
huidkanker (NMSC, non-melanoma skin cancer). Er zijn onvoldoende klinische gegevens om het
mogelijke verband tussen blootstelling aan abrocitinib en de ontwikkeling van maligniteiten te
beoordelen. Evaluaties van de veiligheid op lange termijn zijn gaande.
De risico's en voordelen van een behandeling met abrocitinib dienen vóór aanvang van de behandeling
te worden afgewogen bij patiënten met een bekende maligniteit anders dan met succes behandelde
niet-melanome vormen van huidkanker of cervixcarcinoom in situ, of wanneer voortzetting van de
behandeling wordt overwogen bij patiënten die een maligniteit ontwikkelen. Periodiek onderzoek van
de huid wordt aanbevolen voor patiënten met een verhoogd risico op huidkanker.
Hematologische afwijkingen
Bij minder dan 0,5% van de patiënten werden in klinische onderzoeken bevestigde ALC
< 0,5 × 103/mm3 en trombocytentelling < 50 × 103/mm3 waargenomen (zie rubriek 4.8). Een
behandeling met abrocitinib dient niet te worden gestart bij patiënten met een trombocytentelling van
< 150 × 103/mm3, een ALC van < 0,5 × 103/mm3, een ANC van < 1,2 × 103/mm3 of bij patiënten met
een hemoglobinewaarde < 10 g/dl (zie rubriek 4.2). Een volledig bloedbeeld dient 4 weken na aanvang
van de behandeling te worden gecontroleerd en vervolgens overeenkomstig de standaardbehandeling
voor patiënten (zie tabel 1).
Lipiden
Dosisafhankelijke verhogingen in bloedlipidenparameters werden gemeld bij met abrocitinib
behandelde patiënten, vergeleken met placebo (zie rubriek 4.8). Lipidenparameters dienen ongeveer
4 weken na aanvang van de behandeling te worden beoordeeld en daarna op basis van het risico op
cardiovasculaire ziekte van de patiënt (zie tabel 1). Het effect van deze verhogingen van
lipidenparameters op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit is niet vastgesteld. Patiënten met
afwijkende lipidenparameters dienen verder te worden gecontroleerd en behandeld volgens klinische
richtlijnen, vanwege de bekende cardiovasculaire risico's die geassocieerd zijn met hyperlipidemie.
Bij patiënten met een hoge belasting van cardiovasculaire risicofactoren dienen de risico's en
voordelen van abrocitinib, vergeleken met die van andere beschikbare behandelingen voor atopische
dermatitis, te worden afgewogen. Indien wordt gekozen voor abrocitinib, dienen interventies te
worden geïmplementeerd om de lipidenconcentraties te reguleren in overeenstemming met klinische
richtlijnen.
Ouderen
Het veiligheidsprofiel dat werd waargenomen bij oudere patiënten was vergelijkbaar met dat van de
volwassen populatie, met de volgende uitzonderingen: een hogere proportie patiënten van 65 jaar en
ouder stopte met klinische onderzoeken en had een grotere kans op ernstige bijwerkingen vergeleken
met jongere patiënten; patiënten van 65 jaar en ouder hadden een grotere kans om lage trombocyten-
en ALC-waarden te ontwikkelen; het incidentiecijfer van herpes zoster was bij patiënten van 65 jaar en
ouder hoger dan bij jongere patiënten (zie rubriek 4.8). Er zijn beperkte gegevens over patiënten ouder
dan 75 jaar.
Immunosuppressieve aandoeningen of geneesmiddelen
Patiënten met immunodeficiëntiestoornissen of met een familielid in de eerste graad met een erfelijke
immunodeficiëntie werden uitgesloten van klinische onderzoeken en er is geen informatie over deze
patiënten beschikbaar.
De combinatie met biologische immunomodulatoren, sterke immunosuppressiva zoals ciclosporine of
andere Janus-kinase (JAK)-remmers, is niet onderzocht. Gelijktijdig gebruik van deze geneesmiddelen
Hulpstoffen
Lactosemonohydraat
Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of
glucose-galactosemalabsorptie dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van abrocitinib
Abrocitinib wordt hoofdzakelijk omgezet door CYP2C19- en CYP2C9-enzymen, en in mindere mate
door CYP3A4- en CYP2B6-enzymen. De actieve metabolieten van abrocitinib worden via de nieren
uitgescheiden en zijn substraten van het organische-anionentransporteiwit 3 (OAT3). Daarom kunnen
blootstellingen aan abrocitinib en/of zijn actieve metabolieten worden beïnvloed door geneesmiddelen
die deze enzymen en dit transporteiwit remmen of induceren. Dosisaanpassingen, waar gepast, worden
beschreven in rubriek 4.2.
Gelijktijdige toediening met CYP2C19-/CYP2C9-remmers
Wanneer 100 mg abrocitinib gelijktijdig werd toegediend met fluvoxamine (een sterke CYP2C19- en
matige CYP3A-remmer) of fluconazol (een sterke CYP2C19-, matige CYP2C9- en CYP3A-remmer),
steeg de mate van blootstelling aan het actieve deel van abrocitinib (zie rubriek 5.2) met
respectievelijk 91% en 155%, vergeleken met toediening alleen (zie rubriek 4.2).
Gelijktijdige toediening met CYP2C19-/CYP2C9-inductoren
Toediening van 200 mg abrocitinib na meerdere doses met rifampicine, een sterke inductor van CYP-
enzymen, resulteerde in een daling van blootstellingen aan het actieve deel van abrocitinib met
ongeveer 56% (zie rubriek 4.2).
Wanneer 200 mg abrocitinib gelijktijdig werd toegediend met probenecid, een OAT3-remmer, stegen
de blootstellingen aan het actieve deel van abrocitinib met ongeveer 66%. Dit is niet klinisch
significant en een dosisaanpassing is niet vereist.
Gelijktijdige toediening met producten die de pH in de maag laten stijgen
Wanneer 200 mg abrocitinib gelijktijdig werd toegediend met 40 mg famotidine, een
H2-receptorantagonist, daalde de blootstellingen aan het actieve deel van abrocitinib ongeveer met
35%. Het effect van het verhogen van de pH van de maag met antacida of protonpompremmers
(omeprazol) op de farmacokinetiek van abrocitinib is niet onderzocht en kan vergelijkbaar zijn met
wat wordt gezien met famotidine. De hogere dagelijkse dosis van 200 mg dient overwogen te worden
bij patiënten die gelijktijdig behandeld worden met producten die de pH van de maag verhogen, omdat
zij de effectiviteit van abrocitinib kunnen reduceren.
Mogelijke effecten van abrocitinib op de farmacokinetiek van andere geneesmiddelen
Er zijn geen klinisch significante effecten van abrocitinib waargenomen in onderzoeken naar interactie
met orale anticonceptiva (bijv. ethinylestradiol/levonorgestrel).
In vitro is abrocitinib een remmer van het P-glycoproteïne (P-gp). Gelijktijdige toediening van
dabigatran-etexilaat (een P-gp-substraat) met een enkelvoudige dosis van 200 mg abrocitinib
verhoogde de AUCinf en Cmax van dabigatran met respectievelijk ongeveer 53% en 40%, ten opzichte
van toediening alleen. Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig gebruik van abrocitinib en
dabigatran. Het effect van abrocitinib op de farmacokinetiek van andere P-gp-substraten is niet
geëvalueerd. Voorzichtigheid is geboden omdat de concentraties van P-gp-substraten met een smalle
therapeutische index, zoals digoxine, kunnen stijgen.
In vitro is abrocitinib een inductor van CYP2B6 en CYP1A2, en een inductor en remmer van
CYP2C19-enzymen. Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar farmacokinetische interacties met
substraten van CYP2B6, CYP1A2 en CYP2C19. De blootstellingen aan geneesmiddelen die worden
omgezet door CYP2B6 (bijv. bupropion, efavirenz) en CYP1A2 (bijv. alosetron, duloxetine,
ramelteon, tizanidine) kunnen worden verlaagd en die aan geneesmiddelen die worden omgezet door
CYP2C19 (bijv. S-mefenytoïne) kunnen aanvankelijk worden verhoogd en vervolgens verlaagd,
wanneer deze gelijktijdig worden gebruikt met abrocitinib.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden dienen het advies te krijgen om effectieve anticonceptie te
gebruiken tijdens behandeling en gedurende 1 maand na de laatste dosis Cibinqo. Planning en
preventie van zwangerschap voor vrouwen die zwanger kunnen worden, dient te worden
aangemoedigd.
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van abrocitinib bij zwangere
vrouwen. Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken. Het is aangetoond dat abrocitinib
embryofoetale letaliteit veroorzaakt in drachtige ratten en konijnen, skeletvariaties in de foetussen van
drachtige ratten en konijnen en het werpen en de peri/postnatale ontwikkeling bij ratten aantast (zie
rubriek 5.3). Cibinqo is gecontra-indiceerd tijdens zwangerschap (zie rubriek 4.3).
Er zijn geen gegevens over de aanwezigheid van abrocitinib in de moedermelk bij mensen, de effecten
op de zuigeling die borstvoeding krijgt of de effecten op de melkproductie. Abrocitinib werd
uitgescheiden in de melk van zogende ratten. Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden
uitgesloten en Cibinqo is gecontra-indiceerd in de periode dat borstvoeding wordt gegeven (zie
rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Gebaseerd op de bevindingen bij ratten kan orale toediening van Cibinqo leiden tot tijdelijk
verminderde vruchtbaarheid bij vrouwen die zwanger kunnen worden. De effecten op de
vruchtbaarheid van vrouwtjesratten waren 1 maand na het stoppen van orale toediening van abrocitinib
reversibel (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Cibinqo heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De vaakst gemelde bijwerkingen zijn misselijkheid (15,1%), hoofdpijn (7,9%), acne (4,8%), herpes
simplex (4,2%), verhoogd bloedcreatinefosfokinase (3,8%), braken (3,5%), duizeligheid (3,4%) en
bovenbuikpijn (2,2%). De meest frequente ernstige bijwerkingen zijn infecties (0,3%) (zie
rubriek 4.4).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
In totaal werden 3.128 patiënten in klinische onderzoeken naar atopische dermatitis behandeld met
abrocitinib, gelijkstaand met 2.089 patiëntjaren aan blootstelling. Er waren 994 patiënten met ten
minste 48 weken blootstelling. Vijf placebogecontroleerde onderzoeken werden geïntegreerd
(703 patiënten met eenmaal daags 100 mg, 684 patiënten met eenmaal daags 200 mg en 438 patiënten
met placebo) om de veiligheid van abrocitinib te evalueren in vergelijking met placebo gedurende
maximaal 16 weken.
In tabel 2 worden bijwerkingen die werden waargenomen in klinische onderzoeken naar atopische
dermatitis weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie, waarbij de volgende categorieën
worden gebruikt: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden
( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000). Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt in volgorde van afnemende ernst.
Bijwerkingen
Systeem/orgaanklasse
Zeer vaak
Vaak
Soms
Infecties en parasitaire
Herpes simplexa
Pneumonie
aandoeningen
Herpes zosterb
Bloed- en
Trombocytopenie
lymfestelselaandoeningen
Lymfopenie
Voedings- en
Hyperlipidemiec
stofwisselingsstoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
Duizeligheid
Bloedvataandoeningen
Trombotische voorvallen
waaronder longembolied
Maagdarmstelselaandoeningen Misselijkheid
Braken
Bovenbuikpijn
Huid- en
Acne
onderhuidaandoeningen
Onderzoeken
Creatinefosfokinase
verhoogd 5 × ULNe
a.
Herpes simplex omvat orale herpes, oftalmische herpes simplex, genitale herpes en herpes dermatitis.
b.
Herpes zoster omvat oftalmische herpes zoster.
c.
Hyperlipidemie omvat dyslipidemie en hypercholesterolemie.
d.
Trombotische voorvallen omvatten diepe veneuze trombose.
e.
Omvat veranderingen die tijdens laboratoriumcontroles worden gedetecteerd (zie tekst hieronder).
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, zijn infecties gemeld bij 27,4% van
de met placebo behandelde patiënten en bij 34,9% en 34,8% van de met respectievelijk 100 mg en
200 mg abrocitinib behandelde patiënten. De meeste infecties waren licht of matig. De percentages
patiënten die infectiegerelateerde bijwerkingen meldden in de groepen met 200 mg en 100 mg,
vergeleken met placebo, waren: herpes simplex (4,2% en 2,8% versus 1,4%), herpes zoster (1,2% en
0,6% versus 0%), pneumonie (0,1% en 0,1% versus 0%). Herpes simplex kwam vaker voor bij
patiënten met een voorgeschiedenis van herpes simplex of eczema herpeticum. De meeste voorvallen
van herpes zoster betroffen een enkelvoudig dermatoom en waren niet ernstig. Alle opportunistische
infecties waren gevallen van multidermatomale cutane herpes zoster (0,6%), waarvan de meeste niet
ernstig waren. Het incidentiepercentage van herpes zoster bij patiënten van 65 jaar en ouder (7,40 per
100 patiëntjaren) was hoger dan dat van patiënten van 18-65 jaar (3,44 per 100 patiëntjaren) en jonger
dan 18 jaar (2,12 per 100 patiëntjaren). Het incidentiepercentage van herpes zoster bij patiënten met
ernstige atopische dermatitis in de uitgangssituatie (4,93 per 100 patiëntjaren) was hoger dan dat van
patiënten met matige atopische dermatitis in de uitgangssituatie (2,49 per 100 patiëntjaren) (zie
rubriek 4.4).
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, was het percentage ernstige infecties
1,81 per 100 patiëntjaren bij met placebo behandelde patiënten, 3,32 per 100 patiëntjaren bij met
100 mg behandelde patiënten en 1,12 per 100 patiëntjaren bij met 200 mg behandelde patiënten. Onder
alle met abrocitinib behandelde patiënten, waaronder die opgenomen in het
langetermijnextensieonderzoek, was het percentage ernstige infecties 2,18 per 100 patiëntjaren bij met
100 mg behandelde patiënten en 2,11 per 100 patiëntjaren bij met 200 mg behandelde patiënten. De
vaakst gemelde ernstige infecties waren herpes simplex, herpes zoster en pneumonie (zie rubriek 4.4).
Trombotische voorvallen waaronder longembolie
Onder alle met abrocitinib behandelde patiënten, waaronder die opgenomen in het
langetermijnextensieonderzoek, was het percentage longembolie 0,23 per 100 patiëntjaren voor
200 mg en 0 per 100 patiëntjaren voor 100 mg. Het percentage DVT was 0,23 per 100 patiëntjaren in
de groep met 200 mg en 0 per 100 patiëntjaren in de groep met 100 mg (zie rubriek 4.4).
Lymfopenie
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, kwamen bevestigde ALC-waarden
van < 0,5 × 103/mm3 voor bij 0,3% van de met 200 mg behandelde patiënten en bij 0% van de met
100 mg of placebo behandelde patiënten. Beide gevallen kwamen voor in de eerste 4 weken van de
blootstelling. Onder alle aan abrocitinib blootgestelde patiënten, waaronder patiënten opgenomen in
het langetermijnextensieonderzoek, werden ALC-waarden < 0,5 × 103/mm3 gemeld bij 0,3% van de
met 200 mg behandelde patiënten en bij 0,1% van de met 100 mg behandelde patiënten, waarbij de
meeste patiënten 65 jaar of ouder waren (zie rubriek 4.4).
Verhoogde lipiden
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, was er op week 4 een
dosisafhankelijke stijging in `low-density lipoprotein'-cholesterol (LDL-c), totaal cholesterol en `high-
density lipoprotein'-cholesterol (HDL-c) ten opzichte van placebo. Deze verhogingen hielden aan tot
en met het laatste bezoek in de behandelperiode. Er was geen verandering van betekenis in de
LDL/HDL-ratio bij met abrocitinib behandelde patiënten ten opzichte van met placebo behandelde
patiënten. Aan hyperlipidemie gerelateerde voorvallen kwamen voor bij 0,4% van de aan 100 mg
abrocitinib blootgestelde patiënten, 0,6% van de aan 200 mg blootgestelde patiënten en 0% van de aan
placebo blootgestelde patiënten (zie rubriek 4.4).
Verhogingen van creatinefosfokinase (CPK)
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, kwamen significante stijgingen van
CPK-waarden (> 5 × ULN) voor bij 1,8% van de met placebo behandelde patiënten, 1,8% van de met
100 mg abrocitinib behandelde patiënten en 3,8% van de met 200 mg abrocitinib behandelde
patiënten. De meeste verhogingen waren tijdelijk en geen enkele verhoging leidde tot staken van de
behandeling.
Misselijkheid
In placebogecontroleerde onderzoeken die tot 16 weken duurden, werd misselijkheid gemeld bij 1,8%
van de met placebo behandelde patiënten en bij 6,3% en 15,1% van de met respectievelijk 100 mg en
200 mg behandelde patiënten. Staken van de behandeling vanwege misselijkheid kwam voor bij 0,4%
van de met abrocitinib behandelde patiënten. Bij 63,5% van de patiënten met misselijkheid ontstond
misselijkheid in de eerste week van de behandeling. De mediane duur van misselijkheid was 15 dagen.
De meeste gevallen waren licht tot matig in ernst.
In totaal werden 635 adolescente patiënten (12 tot jonger dan 18 jaar) behandeld met abrocitinib in
klinische onderzoeken naar atopische dermatitis, wat neerkomt op 425,9 patiëntjaren van blootstelling.
Het veiligheidsprofiel dat in klinische onderzoeken naar atopische dermatitis werd waargenomen bij
adolescenten was vergelijkbaar met dat van de volwassen populatie.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Cibinqo werd in klinische onderzoeken toegediend tot een enkelvoudige orale dosis van maximaal
800 mg en 400 mg dagelijks, gedurende 28 dagen. De bijwerkingen waren vergelijkbaar met de
bijwerkingen die bij lagere doses werden gezien en er werden geen specifieke toxiciteiten vastgesteld.
In geval van een overdosis wordt aanbevolen de patiënt te controleren op verschijnselen en
symptomen van bijwerkingen (zie rubriek 4.8). Behandeling dient symptomatisch en ondersteunend te
zijn. Er is geen specifiek antidotum voor overdosering met dit geneesmiddel.
De farmacokinetische gegevens van een eenmalige, orale dosis tot en met 800 mg bij gezonde,
volwassen vrijwilligers geven aan dat meer dan 90% van de toegediende dosis naar verwachting
binnen 48 uur wordt uitgescheiden.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: overige dermatologische preparaten, middelen voor dermatitis, excl.
corticosteroïden, ATC-code: D11AH08
Werkingsmechanisme
Abrocitinib is een Janus-kinase 1-remmer (JAK1-remmer). JAK's zijn intracellulaire enzymen die
signalen doorgeven die ontstaan door interacties met cytokines of groeifactorreceptoren op de
celmembraan om cellulaire processen van hematopoëse en immuuncelfuncties te beïnvloeden. JAK's
fosforyleren en activeren signaaltransductoren en activatoren van transcriptie (STAT's, Signal
Transducers and Activators of Transcription) die intracellulaire activiteit, waaronder genexpressie,
moduleren. Remming van JAK1 moduleert de signaaltransductieroutes door de fosforylering en
activering van STAT's te voorkomen.
In biochemische tests heeft abrocitinib een grotere selectiviteit voor JAK1 dan voor de andere
3 JAK-isovormen JAK2 (28-voudig), JAK3 (> 340-voudig) en tyrosinekinase 2 (TYK2, 43-voudig).
In een cellulaire omgeving remt het preferentieel de door cytokine geïnduceerde STAT-fosforylering
door signaaltransductieparen met JAK1, en spaart het de signaaltransductie door JAK2/JAK2- of
JAK2/TYK2-paren. De relevantie van selectieve enzymatische remming van specifieke JAK-enzymen
voor klinische effecten is op dit moment niet bekend.
Farmacodynamische effecten
Klinische biomarkers
Behandeling met abrocitinib was geassocieerd met dosisafhankelijke dalingen van
ontstekingsbiomarkers in het serum bij atopische dermatitis [interleukine-31 (IL-31), interleukine-22
De gemiddelde absolute lymfocytentelling steeg 2 weken na aanvang van de behandeling met
abrocitinib en keerde in maand 9 van de behandeling terug naar de uitgangswaarde. De meeste
patiënten behielden een ALC binnen het referentiebereik. Behandeling met abrocitinib was
geassocieerd met een dosisafhankelijke stijging in B-celtellingen en een dosisafhankelijke daling van
NK-celtellingen. De klinische significantie van deze veranderingen in B-cel- en NK-celtellingen is niet
bekend.
Cardiale elektrofysiologie
Het effect van abrocitinib op het QTc-interval werd onderzocht bij personen die een enkelvoudige,
supratherapeutische dosis abrocitinib van 600 mg kregen in een degelijk, met placebo en positieve
controle gecontroleerd QT-onderzoek. Er werd een concentratieafhankelijk QTc-verlengend effect van
abrocitinib gezien; de mediane (90%-betrouwbaarheidsinterval) stijging in QTc-interval was
6,0 (4,52; 7,49) msec, hetgeen wijst op afwezigheid van een klinisch relevant effect van abrocitinib op
het QTc-interval bij de geteste dosis.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid en veiligheid van abrocitinib als monotherapie en in combinatie met medische
topische achtergrondbehandelingen gedurende 12-16 weken werden geëvalueerd bij 1.616 patiënten in
3 gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-hoofdonderzoeken (MONO-1,
MONO-2 en COMPARE). Daarnaast werden de werkzaamheid en veiligheid van abrocitinib als
monotherapie gedurende 52 weken (met de optie van noodbehandeling voor patiënten met flares)
geëvalueerd bij 1.233 patiënten in een dubbelblind, placebogecontroleerd fase 3-onderzoek met
inductiefase en `randomised withdrawal'-opzet (REGIMEN). De patiënten in deze 4 onderzoeken
waren 12 jaar en ouder en hadden in de uitgangssituatie vóór randomisatie matige tot ernstige
atopische dermatitis zoals gedefinieerd door een IGA-score (IGA, Investigator's Global Assessment)
3, EASI-score (EASI, Eczema Area and Severity Index) 16, aangedane lichaamsoppervlak (body
surface area, BSA) 10% en PP-NRS-score (PP-NRS, Peak Pruritus Numerical Rating Scale) 4.
Patiënten die eerder onvoldoende respons vertoonden of voor wie topische behandelingen medisch
niet geadviseerd konden worden, of patiënten die systemische behandelingen hadden gekregen,
kwamen in aanmerking voor deelname in het onderzoek. Alle patiënten die de oorspronkelijke
onderzoeken hadden voltooid, kwamen in aanmerking om opgenomen te worden in het
langetermijnextensieonderzoek EXTEND.
Baselinekarakteristieken
In de placebogecontroleerde onderzoeken (MONO-1, MONO-2, COMPARE) en het `randomised
withdrawal'-onderzoek met open-label inductiefase (REGIMEN) was over alle behandelgroepen
41,4% tot 51,1% vrouw, 59,3% tot 77,8% blank, 15,0% tot 33,0% Aziatisch en had 4,1% tot 8,3% een
donkere huidskleur; de gemiddelde leeftijd was 32,1 tot 37,7 jaar. In totaal werden 134 patiënten van
65 jaar en ouder opgenomen in deze onderzoeken. In deze onderzoeken had 32,2% tot 40,8% in de
uitgangssituatie een IGA-score van 4 (ernstige atopische dermatitis) en 41,4% tot 59,5% van de
patiënten had eerder systemische behandeling voor atopische dermatitis gekregen. De gemiddelde
EASI-score in de uitgangssituatie varieerde van 28,5 tot 30,9, de PP-NRS-score varieerde van 7,0 tot
7,3 en de DLQI-score (DLQI, Dermatology Life Quality Index) in de uitgangssituatie varieerde van
14,4 tot 16,0.
Klinische respons
Onderzoeken met 12 weken monotherapie (MONO-1, MONO-2) en 16 weken combinatietherapie
(COMPARE)
Een significant grotere proportie patiënten met eenmaal daags 100 mg of 200 mg abrocitinib bereikte
een verbetering van de PP-NRS met ten minste 4 punten, vergeleken met placebo. Deze verbetering
werd al op week 2 waargenomen en hield aan tot en met week 12 (figuur 1).
In het onderzoek COMPARE werd superioriteit van 200 mg abrocitinib ten opzichte van dupilumab
op week 2 aangetoond voor de proportie patiënten die een verbetering van de PP-NRS met ten minste
4 punten bereikte, waarbij al vanaf dag 4 na de eerste dosis significant hogere jeukresponsen werden
gezien.
Effecten van de behandeling in subgroepen (bijv. gewicht, leeftijd, geslacht, etnische herkomst en
eerdere systemische behandeling met immunosuppressiva) in onderzoeken MONO-1, MONO-2 en
COMPARE waren consistent met de resultaten in de totale onderzoekspopulatie.
Tabel 3.
Werkzaamheidsresultaten van abrocitinib als monotherapie op week 12
MONO-1d
MONO-2d
Week 12
Week 12
Abrocitinib als monotherapie
Abrocitinib als monotherapie
200 mg 1 dd
100 mg 1 dd
PBO
200 mg 1 dd
100 mg 1 dd
PBO
N=154
N=156
N=77
N=155
N=158
N=78
% responders (95%-BI)
43,8e
23,7e
7,9
38,1e
28,4e
9,1
IGA 0 of 1a
(35,9; 51,7)
(17,0; 30,4)
(1,8; 14,0)
(30,4; 45,7)
(21,3; 35,5)
(2,7; 15,5)
62,7e
39,7e
11,8
61,0e
44,5e
10,4
EASI-75b
(55,1; 70,4)
(32,1; 47,4)
(4,6; 19,1)
(53,3; 68,7)
(36,7; 52,3)
(3,6; 17,2)
57,2e
37,7e
15,3
55,3e
45,2e
11,5
PP-NRS4c
(48,8; 65,6)
(29,2; 46,3)
(6,6; 24,0)
(47,2; 63,5)
(37,1; 53,3)
(4,1; 19,0)
Afkortingen: BI=betrouwbaarheidsinterval; EASI=Eczema Area and Severity Index; IGA=Investigator Global
Assessment; N=aantal gerandomiseerde patiënten; PBO=placebo; PP-NRS=Peak Pruritus Numerical Rating Scale;
1 dd=eenmaal daags.
a. IGA-responders waren patiënten met een IGA-score `schoon' (0) of `bijna schoon' (1) (op een schaal van 5 punten) en
een afname met 2 punten ten opzichte van de uitgangswaarde.
b. EASI-75-responders waren patiënten met een verbetering van de EASI-score met 75% ten opzichte van de
uitgangswaarde.
c. PP-NRS4-responders waren patiënten met een verbetering van de PP-NRS-score met 4 punten ten opzichte van de
uitgangswaarde.
d. Abrocitinib gebruikt als monotherapie.
e. Statistisch significant met correctie voor verscheidenheid versus placebo.
Werkzaamheidsresultaten van abrocitinib in combinatie met topische behandeling
op week 12 en week 16
COMPAREd
Week 12
Week 16
Abrocitinib +
PBO
DUP +
Abrocitinib + topische
PBO +
DUP +
topische
+
topische
behandeling
topische
topische
behandeling
topisc
behandeli
behandeli
behandelin
he
ng
ng
g
behan
N=243
N=131
N=243
200 mg
100 mg
deling
200 mg
100 mg
1dd
1dd
N=13
1dd
1dd
N=226
N=238
1
N=226
N=238
% responders (95%-BI)
48,4e
36,6e
14,0
36,5
47,5e
34,8e
12,9
38,8
(41,8;
(30,4;
(8,0;
(30,4; 42,6)
(40,9; 54,1)
(28,6; 40,9)
(7,0; 18,8)
(32,5; 45,1)
IGA 0 of 1a
55,0)
42,8)
19,9)
70,3e
58,7e
27,1
58,1
71,0e
60,3e
30,6
65,5
(64,3;
(52,4;
(19,5; (51,9; 64,3)
(65,1; 77,0)
(53,9; 66,6)
(22,5; 38,8)
(59,4; 71,6)
EASI-75b
76,4)
65,0)
34,8)
63,1
47,5
28,9
54,5
62,8
47,0
28,7
57,1
(56,7;
(40,9;
(20,8; (47,9; 61,0)
(55,6; 70,0)
(39,5; 54,6)
(19,6; 37,9)
(50,1; 64,2)
PP-NRS4c
69,6)
54,1)
37,0)
Afkortingen: BI=betrouwbaarheidsinterval; DUP=dupilumab; EASI=Eczema Area and Severity Index; IGA=Investigator
Global Assessment; N=aantal gerandomiseerde patiënten; PBO=placebo; PP-NRS=Peak Pruritus Numerical Rating
Scale; 1dd=eenmaal daags.
a. IGA-responders waren patiënten met een IGA-score `schoon' (0) of `bijna schoon' (1) (op een schaal van 5 punten) en
een afname met 2 punten ten opzichte van de uitgangswaarde.
b. EASI-75-responders waren patiënten met een verbetering van de EASI-score met 75% ten opzichte van de
uitgangswaarde.
c. PP-NRS4-responders waren patiënten met een verbetering van de PP-NRS-score met 4 punten ten opzichte van de
uitgangswaarde.
d. Abrocitinib gebruikt in combinatie met topische behandeling.
e. Statistisch significant met correctie voor verscheidenheid versus placebo.
De proporties patiënten die in de loop van de tijd in onderzoeken MONO-1, MONO-2 en COMPARE
PP-NRS4 bereikten, worden weergegeven in figuur 1.
Figuur 1. Proportie patiënten die in de loop van de tijd in onderzoeken MONO-1, MONO-2 en
COMPARE PP-NRS4 bereikten
Afkortingen: PP-NRS=Peak Pruritus Numerical Rating Scale; 1 dd=eenmaal daags; Q2W=eenmaal per 2 weken;
PP-NRS4-responders waren patiënten met een verbetering van de PP-NRS-score met 4 punten ten opzichte van de
uitgangswaarde.
a. Abrocitinib gebruikt als monotherapie.
b. Abrocitinib gebruikt in combinatie met topische medische behandeling.
* Statistisch significant met correctie voor verscheidenheid versus placebo.
** Statistisch significant met correctie voor verscheidenheid versus dupilumab.
Tabel 5.
Door de patiënt gerapporteerde uitkomsten van abrocitinib als monotherapie en in
combinatie met topische behandeling op week 12
Monotherapie
Combinatiebehandeling
MONO-1
MONO-2
COMPARE
200 mg
100 mg
PBO
200 mg
100 mg
PBO
200 mg 1 dd 100 mg 1 dd
PBO +
1 dd
1 dd
1 dd
1 dd
+ topische + topische
topische
behandeling behandeling behandeling
N
154
156
77
155
158
78
226
238
131
SCORAD-
slaap-VAS,
-1,6
-3,0*
-2,1
verandering
-3,7*
-2,9*
-3,8*
-4,6*
-3,7*
-2,4
(-2,2; -
(-3,4; -
(-2,7; -
t.o.v.
(-4,2; -3,3) (-3,4; -2,5)
(-4,2; -3,4)
(-4,9; -4,3) (-4,0; -3,4) (-2,8; -2,0)
1,0)
2,6)
1,5)
uitgangswaarde
(95%-BI)
DLQI 4 punten
verbeterd, %
72,6%*
67,2%*
43,6%
78,1%*
73,3%*
32,3%
86,4%*
74,7%*
56,5%
responders
POEM,
verandering
-3,7
-8,7*
-3,6
-12,6*
-10,6*
-6,8*
-11,0*
-9,6*
-5,1
t.o.v.
(-5,5; -
(-9,9; -
(-5,3; -
(-13,6; -
(-11,8; -9,4) (-8,0; -5,6)
(-12,1; -9,8)
(-10,5; -8,6) (-6,3; -3,9)
uitgangswaarde
1,9)
7,5)
1,9)
11,7)
(95%-BI)
HADS-angst,
verandering
-1,0
-1,6*
-2,1*
-1,6
-1,7*
-0,6
-1,6*
-1,2*
-0,4
t.o.v.
(-1,7; -
(-2,1; -
(-2,5; -1,6) (-2,0; -1,1)
(-2,2; -1,2)
(-1,3; 0,2) (-2,0; -1,2) (-1,5; -0,8)
(-0,9; 0,1)
uitgangswaarde
0,4)
1,1)
(95%-BI)
HADS-
depressie,
-1,0*
verandering
-1,8*
-1,4*
-0,2
-1,4*
0,3
-1,6*
-1,3*
-0,3
(-1,5; -
t.o.v.
(-2,2; -1,4) (-1,8; -0,9) (-0,8; 0,4) (-1,8; -1,0)
(-0,3; 0,9) (-1,9; -1,2) (-1,6; -0,9)
(-0,7; 0,2)
0,6)
uitgangswaarde
(95%-BI)
BI=betrouwbaarheidsinterval; DLQI=Dermatology Life Quality Index; HADS=Hospital Anxiety and Depression Scale;
N=aantal gerandomiseerde patiënten; PBO=placebo; POEM=Patient-Oriented Eczema Measure; 1 dd=eenmaal daags;
SCORAD=SCORe voor AD; VAS=visueel-analoge schaal.
*Statistisch significant zonder correctie voor verscheidenheid
`Randomised withdrawal'-onderzoek met open-label inductiefase (REGIMEN)
In totaal kregen 1.233 patiënten eenmaal daags open-label 200 mg abrocitinib in de 12 weken durende
inloopfase. Van deze patiënten voldeden 798 patiënten (64,7%) aan de criteria voor responders
(gedefinieerd als het bereiken van een IGA [0 of 1]-respons en EASI-75). Deze patiënten werden
gerandomiseerd naar placebo (267 patiënten), eenmaal daags 100 mg abrocitinib (265 patiënten) of
eenmaal daags 200 mg abrocitinib (266 patiënten).
Continue behandeling (200 mg continu) en inductie-onderhoudsbehandeling (200 mg gedurende
12 weken, daarna 100 mg) voorkwam flare met een waarschijnlijkheid van respectievelijk 81,1% en
57,4%, versus 19,1% onder patiënten die behandeling staakten (gerandomiseerd naar placebo) na de
inductiefase van 12 weken. Driehonderdeenenvijftig (351) patiënten, van wie 16,2% 200 mg, 39,2%
100 mg en 76,4% placebo kreeg, kregen noodmedicatie van 200 mg abrocitinib in combinatie met
topische behandeling.
Abrocitinib gebruikt als monotherapie.
Protocol gedefinieerde flare=Een verlies van ten minste 50% van de EASI-respons op week 12 en een IGA-score van 2 of
hoger.
Voor verscheidenheid gecorrigeerde p <0,0001: 200 mg versus placebo; 100 mg versus placebo; 200 mg versus 100 mg.
Werkzaamheid op de lange termijn
Patiënten die in aanmerking kwamen voor deelname en die de volledige behandelingsperiode van een
kwalificerend voorafgaand onderzoek (bijv. MONO-1, MONO-2, COMPARE, REGIMEN) hadden
voltooid, konden in aanmerking komen voor opname in het langetermijnextensieonderzoek EXTEND.
In EXTEND kregen patiënten abrocitinib met of zonder medische topische achtergrondbehandeling.
Patiënten die eerder, in voorafgaande onderzoeken, waren gerandomiseerd naar eenmaal daags 100 mg
of 200 mg geneesmiddel, bleven in EXTEND dezelfde dosis krijgen als in het voorafgaande
onderzoek. In EXTEND kregen patiënten dubbelblinde behandeling totdat het voorafgaande
onderzoek was voltooid. Daarna kregen patiënten enkelblinde behandeling (de toewijzing van de
behandeling werd bekendgemaakt aan de onderzoekers maar niet aan de patiënten).
Onder de patiënten die na 12 weken behandeling respons bereikten en werden opgenomen in
EXTEND, behielden de meeste patiënten hun respons op week 48 van cumulatieve behandeling voor
beide doses abrocitinib [60% en 70% voor IGA (0 of 1)-respons, 79% en 87% voor EASI-75 en 62%
en 83% voor PP-NRS4 met respectievelijk eenmaal daags 100 mg en eenmaal daags 200 mg].
Onder de patiënten die na 12 weken behandeling geen respons bereikten en werden opgenomen in
EXTEND, bereikte een deel van de patiënten een laat beginnende respons op week 24 (vanaf de
uitgangssituatie) van voortgezette behandeling met abrocitinib [25% en 29% voor IGA (0 of 1)-
respons en 50% en 59% voor EASI-75 met respectievelijk eenmaal daags 100 mg en eenmaal daags
200 mg]. Patiënten die op week 12 een partiële respons bereikten, hadden een grotere kans om op
week 24 baat bij de behandeling te bereiken dan degenen die op week 12 geen respons vertoonden.
Patiënten die in het onderzoek COMPARE dupilumab kregen en daarna werden opgenomen in
EXTEND werden gerandomiseerd naar eenmaal daags 100 mg of 200 mg abrocitinib bij opname in
EXTEND. Van de patiënten die geen respons vertoonden op dupilumab bereikte een substantieel deel
12 weken na het overschakelen op abrocitinib een respons [34% en 47% voor IGA (0 of 1)-respons en
68% en 80% voor EASI-75, met eenmaal daags respectievelijk 100 mg of 200 mg].
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met abrocitinib in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten bij de behandeling van atopische dermatitis (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).
De werkzaamheid en veiligheid van abrocitinib als monotherapie werden geëvalueerd in
2 gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-onderzoeken (MONO-1, MONO-2)
waarin 124 patiënten waren opgenomen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De werkzaamheid en
veiligheid werden ook geëvalueerd in een `randomised withdrawal'-onderzoek met open-label
inductiefase (REGIMEN) waarin 246 patiënten waren opgenomen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. In
deze onderzoeken waren de resultaten in de subgroep van adolescenten consistent met de resultaten in
de totale onderzoekspopulatie.
De werkzaamheid en veiligheid van abrocitinib in combinatie met medische topische
achtergrondbehandeling werden geëvalueerd in het gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde fase 3-onderzoek TEEN. In het onderzoek werden 287 patiënten opgenomen in
de leeftijd van 12 tot 18 jaar met matige tot ernstige atopische dermatitis, gedefinieerd door een
IGA-score 3, EASI-score 16, BSA-betrokkenheid 10% en een PP-NRS-score 4 bij het bezoek
in de uitgangssituatie, voorafgaand aan randomisatie. Patiënten die eerder onvoldoende respons
vertoonden of die systemische behandelingen hadden gekregen, kwamen in aanmerking voor opname
in het onderzoek.
Baselinekarakteristieken
In TEEN was over alle behandelingsgroepen 49,1% van de patiënten vrouw, 56,1% blank, 33,0%
Aziatisch en 6,0% had een donkere huidskleur. De mediane leeftijd was 15 jaar en de proportie
patiënten met ernstige atopische dermatitis (IGA 4) was 38,6%.
Tabel 6.
Werkzaamheidsresultaten bij adolescenten in TEEN
TEENd
Abrocitinib
PBO
200 mg 1 dd
100 mg 1 dd
N=96
N=95
N=96
IGA 0 of 1a
46,2e
41,6e
24,5
% responders (95%-BI)
(36,1; 56,4)
(31,3; 51,8)
(15,8; 33,2)
EASI-75b
72,0e
68,5e
41,5
% responders (95%-BI)
(62,9; 81,2)
(58,9; 78,2)
(31,5; 51,4)
PP-NRS4c
55,4e
52,6e
29,8
% responders (95%-BI)
(44,1; 66,7)
(41,4; 63,9)
(20,0; 39,5)
Afkortingen: BI=betrouwbaarheidsinterval; EASI=Eczema Area and Severity Index; IGA=Investigator Global Assessment;
N=aantal gerandomiseerde patiënten; PBO=placebo; PP-NRS=Peak Pruritus Numerical Rating Scale; 1 dd=eenmaal daags.
a. IGA-responders waren patiënten met een IGA-score `schoon' (0) of `bijna schoon' (1) (op een schaal van 5 punten) en
een afname met 2 punten ten opzichte van de uitgangswaarde.
b. EASI-75-responders waren patiënten met een verbetering van de EASI-score met 75% ten opzichte van de
uitgangswaarde.
c. PP-NRS4-responders waren patiënten met een verbetering van de PP-NRS-score met 4 punten ten opzichte van de
uitgangswaarde.
d. Abrocitinib gebruikt in combinatie met topische behandeling.
e. Statistisch significant met correctie voor verscheidenheid versus placebo
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Abrocitinib wordt goed geabsorbeerd met een mate van orale absorptie van meer dan 91% en een
absolute orale biologische beschikbaarheid van ongeveer 60%. De orale absorptie van abrocitinib
verloopt snel en piekplasmaconcentraties worden binnen 1 uur bereikt. Steady-state
plasmaconcentraties van abrocitinib worden na eenmaaldaagse toediening binnen 48 uur bereikt.
Zowel de Cmax als de AUC van abrocitinib stegen evenredig met de dosis tot maximaal 200 mg.
Gelijktijdige toediening van abrocitinib met een vetrijke maaltijd had geen klinisch relevant effect op
de blootstellingen aan abrocitinib (AUC en Cmax stegen met respectievelijk ongeveer 26% en 29% en
Tmax werd met 2 uur verlengd). In klinische onderzoeken werd abrocitinib toegediend zonder rekening
te houden met voedsel (zie rubriek 4.2).
Distributie
Na intraveneuze toediening is het distributievolume van abrocitinib ongeveer 100 l. Ongeveer 64%,
37% en 29% van respectievelijk circulerende abrocitinib en zijn actieve metabolieten M1 en M2 in de
bloedbaan zijn gebonden aan plasma-eiwitten. Abrocitinib en zijn actieve metabolieten zijn gelijk
verdeeld over rode bloedcellen en plasma.
Biotransformatie
De in-vitrometabolisatie van abrocitinib wordt gemedieerd door meerdere CYP-enzymen, CYP2C19
(~53%), CYP2C9 (~30%), CYP3A4 (~11%) en CYP2B6 (~6%). In een onderzoek bij mensen met
gebruik van radioactief gelabelde stoffen was abrocitinib de meest prevalente circulerende vorm,
waarbij hoofdzakelijk 3 polaire mono-gehydroxyleerde metabolieten werden geïdentificeerd als
M1 (3-hydroxypropyl), M2 (2-hydroxypropyl) en M4 (pyrrolidinonpyrimidine). Bij steady-state zijn
M2 en M4 belangrijke metabolieten en is M1 een minder belangrijke metaboliet. Van de
3 metabolieten in de bloedsomloop hebben M1 en M2 een JAK-remmingsprofiel dat vergelijkbaar is
met dat van abrocitinib, terwijl M4 farmacologisch inactief was. De farmacologische activiteit van
abrocitinib kan worden toegeschreven aan de blootstellingen aan het ongebonden, oorspronkelijke
molecuul (~60%) en aan M1 (~10%) en M2 (~30%) in de systemische circulatie. De som van
blootstellingen aan ongebonden abrocitinib, M1 en M2, elk uitgedrukt in molaire eenheden en
gecorrigeerd voor relatieve potenties, wordt het actieve deel van abrocitinib genoemd.
Eliminatie
De eliminatiehalfwaardetijd van abrocitinib is ongeveer 5 uur. Abrocitinib wordt primair geëlimineerd
via metabole klaringsmechanismen, waarbij minder dan 1% van de dosis als onveranderde werkzame
stof in de urine wordt uitgescheiden. De metabolieten van abrocitinib, M1, M2 en M4 worden
voornamelijk in de urine uitgescheiden en zijn substraten van OAT3-transporteiwit.
Speciale populaties
Lichaamsgewicht, geslacht, genotype, etnische herkomst en leeftijd
Lichaamsgewicht, geslacht, CYP2C19/2C9-genotype, etnische herkomst en leeftijd hadden geen
klinisch relevant effect op de blootstelling aan abrocitinib (zie rubriek 4.2).
Adolescenten (12 jaar tot 18 jaar)
Gebaseerd op farmacokinetische populatieanalyse was er geen klinisch relevant verschil in gemiddelde
blootstellingen aan abrocitinib bij steady-state tussen adolescente patiënten en volwassenen met
normale lichaamsgewichten.
Nierfunctiestoornis
In een onderzoek naar nierfunctiestoornis hadden patiënten met een ernstige (eGFR < 30 ml/min) en
matige (eGFR 30 ml/min tot 60 ml/min) nierfunctiestoornis een stijging in de AUCinf van het actieve
deel van abrocitinib van respectievelijk ongeveer 191% en 110% ten opzichte van patiënten met een
normale nierfunctie (eGFR 90 ml/min) (zie rubriek 4.2). De farmacokinetiek van abrocitinib is niet
vastgesteld bij patiënten met een lichte nierfunctiestoornis, maar gebaseerd op de resultaten die zijn
waargenomen in andere groepen wordt een stijging van maximaal 70% in de blootstelling aan het
actieve deel verwacht bij patiënten met een lichte nierfunctiestoornis (eGFR 60 ml/min tot 90 ml/min).
De stijging van maximaal 70% is niet klinisch relevant, omdat de werkzaamheid en veiligheid van
abrocitinib bij patiënten met atopische dermatitis en een lichte nierfunctiestoornis (n=756) in klinische
fase 2- en fase 3-onderzoeken vergelijkbaar waren met die in de totale populatie. De eGFR werd bij
individuele patiënten geschat met de Modification of Diet in Renal Disease (MDRD)-formule.
Abrocitinib is niet onderzocht bij patiënten met ESRD die een nierfunctievervangende behandeling
kregen (zie rubriek 4.2). In klinische fase 3-onderzoeken werd abrocitinib niet geëvalueerd bij
patiënten met atopische dermatitis bij wie de uitgangswaarde voor creatinineklaring lager was dan
40 ml/min.
Leverfunctiestoornis
Patiënten met een lichte (Child-Pugh-klasse A) en matige (Child-Pugh-klasse B) leverfunctiestoornis
hadden respectievelijk een daling van ongeveer 4% en een stijging van ongeveer 15% in de AUCinf
van het actieve deel van abrocitinib, vergeleken met patiënten met een normale leverfunctie. Deze
veranderingen zijn niet klinisch significant en aanpassing van de dosis is niet vereist bij patiënten met
een lichte of matige leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.2). In klinische onderzoeken werd abrocitinib
niet geëvalueerd bij patiënten met een ernstige (Child-Pugh-klasse C) leverfunctiestoornis (zie
rubriek 4.3) of bij patiënten die bij screening positief waren voor actieve hepatitis B of hepatitis C (zie
rubriek 4.4).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Algemene toxiciteit
Verlaagde lymfocytentellingen en afgenomen grootte en/of lymfoïde cellulariteit van organen/weefsels
van het immuunsysteem en hematopoëtische systeem werden waargenomen in niet-klinische
onderzoeken en werden toegeschreven aan de farmacologische eigenschappen (JAK-remming) van
abrocitinib.
In toxiciteitsonderzoeken met een duur van maximaal 1 maand, waarbij abrocitinib werd toegediend
aan ratten op een leeftijd die vergelijkbaar is met de adolescente leeftijd van 12 jaar bij mensen, werd
een microscopische bevinding van botdystrofie vastgesteld die als tijdelijk en reversibel werd
beschouwd. De blootstellingsmarges waarbij geen bevinding in het bot werd vastgesteld waren 5,7
tot 6,1 maal de AUC bij mensen bij de maximale aanbevolen dosis (MRHD, maximum recommended
human dose) voor mensen van 200 mg. Er werden geen bevindingen in bot waargenomen in het
6 maanden durende toxiciteitsonderzoek met alle doses bij ratten (maximaal 25 maal de AUC voor
mensen bij de MRHD van 200 mg) en ook niet in alle toxiciteitsonderzoeken met java-apen
(vergelijkbaar met een leeftijd van 8 jaar bij mensen; maximaal 30 maal de AUC bij mensen bij de
MRHD van 200 mg.
Genotoxiciteit
Abrocitinib was niet mutageen in de bacteriële mutageniciteitstest (Ames-test). Het was niet aneugeen
of clastogeen, gebaseerd op de resultaten van de in-vivorattenbeenmerg-micronucleustest.
Er werden geen tekenen van tumorigeniciteit waargenomen in de 6 maanden oude Tg.rasH2-muizen
die abrocitinib kregen toegediend met orale doses van maximaal 75 mg/kg/dag en 60 mg/kg/dag bij
respectievelijk vrouwtjes- en mannetjesmuizen. In het 2 jaar durende carcinogeniteitsonderzoek werd
bij de laagste geteste dosis een hogere incidentie van benigne thymoom vastgesteld bij
vrouwtjesratten. Daarom is een laagste niveau van inname waarbij ongewenste effecten zijn
vastgesteld (LOAEL, lowest observed adverse effect level) bij vrouwen vastgesteld op blootstellingen
gelijk aan 0,6 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van 200 mg. Bij mannen werd het hoogste
niveau van inname waarbij geen schadelijke effecten optreden (NOAEL, no observed adverse effect
level) vastgesteld op blootstellingen gelijk aan 13 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van 200 mg.
De relevantie van benigne thymoom voor mensen is niet bekend.
Reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit
Abrocitinib had geen effecten op de vruchtbaarheid of spermatogenese bij mannen. Abrocitinib
veroorzaakte effecten op de vruchtbaarheid van vrouwen (lagere vruchtbaarheidsindex, corpora lutea,
innestelingsplaatsen en post-innestelingsverlies), maar er werden geen effecten op de vruchtbaarheid
vastgesteld bij blootstellingen gelijk aan 1,9 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van 200 mg. De
effecten verdwenen 1 maand na het staken van de behandeling.
Er werden geen foetale misvormingen waargenomen in onderzoeken naar embryofoetale ontwikkeling
van ratten of konijnen. In een onderzoek naar embryofoetale ontwikkeling bij drachtige konijnen
werden effecten op de embryofoetale overleving vastgesteld bij de laagste geteste dosis met
blootstellingen gelijk aan 0,14 maal de AUC van ongebonden abrocitinib bij mensen bij de MRHD
van 200 mg. Bij de jongen werd een verhoogde incidentie waargenomen van niet-geossificeerde
falangen en tarsi van de achterpoten en falangen van de voorpoten, waarbij effecten op de falangen
van de voorpoten werden vastgesteld bij blootstellingen gelijk aan 0,14 maal de AUC van ongebonden
abrocitinib bij mensen bij de MRHD van 200 mg.
In een onderzoek naar embryofoetale ontwikkeling bij drachtige ratten werden, hoewel een verhoogde
embryofoetale letaliteit werd vastgesteld, geen effecten waargenomen bij blootstellingen gelijk aan
10 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van 200 mg. Er werd een verhoogde incidentie vastgesteld
van skeletvariaties van korte 13e ribben, verminderde ventrale processen, verdikte ribben en niet-
geossificeerde metatarsi bij de foetussen, maar deze effecten werden niet waargenomen bij
blootstellingen gelijk aan 2,3 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van 200 mg.
In een pre- en postnataal ontwikkelingsonderzoek bij drachtige ratten hadden moederdieren dystocie
met langdurige worp en hadden nakomelingen een lager lichaamsgewicht en een lagere postnatale
overleving. Er werd geen maternale toxiciteit of ontwikkelingstoxiciteit waargenomen bij
moederdieren of nakomelingen bij blootstellingen gelijk aan 2,3 maal de AUC bij mensen bij de
MRHD van 200 mg.
Toediening van abrocitinib aan juveniele ratten (vergelijkbaar met mensen met een leeftijd van
3 maanden) leidde tot macroscopische en microscopische bevindingen in botten. Wanneer toediening
aanving op dag 10 postnataal (bij blootstellingen 0,8 maal de AUC bij mensen bij de MRHD van
200 mg) werden macroscopische bevindingen in botten vastgesteld (malrotatie en/of verminderd
gebruik van voorpoten of achterpoten of klauwen, fracturen en/of afwijkingen van de femurkop).
Alleen de microscopische bevinding botdystrofie (vergelijkbaar met de bevinding die werd
waargenomen in algemene toxiciteitsonderzoeken met ratten met een duur van maximaal 1 maand)
was volledig reversibel na het staken van de behandeling.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Microkristallijne cellulose (E460i)
Calciumwaterstoffosfaat watervrij (E341ii)
Natriumzetmeelglycolaat
Magnesiumstearaat (E470b)
Filmomhulling
Hypromellose (E464)
Titaandioxide (E171)
Lactosemonohydraat
Macrogol (E1521)
Triacetine (E1518)
IJzeroxide rood (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
50 mg filmomhulde tabletten
2 jaar.
100 mg en 200 mg filmomhulde tabletten
30 maanden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
Fles van hogedichtheidspolyethyleen (HDPE) en sluiting van polypropyleen, met daarin
14 of 30 filmomhulde tabletten.
Blisterverpakking van polyvinylideenchloride (PVDC) met een afsluitende laag van aluminiumfolie,
met daarin 7 filmomhulde tabletten. Elke verpakking bevat 14, 28 of 91 filmomhulde tabletten.
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
Fles van HDPE en sluiting van polypropyleen, met daarin 14 of 30 filmomhulde tabletten.
Blisterverpakking van PVDC met een afsluitende laag van aluminiumfolie, met daarin 7 filmomhulde
tabletten. Elke verpakking bevat 14, 28 of 91 filmomhulde tabletten.
Fles van HDPE en sluiting van polypropyleen, met daarin 14 of 30 filmomhulde tabletten.
Blisterverpakking van PVDC met een afsluitende laag van aluminiumfolie, met daarin 7 filmomhulde
tabletten. Elke verpakking bevat 14, 28 of 91 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/001
EU/1/21/1593/002
EU/1/21/1593/003
EU/1/21/1593/004
EU/1/21/1593/005
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/006
EU/1/21/1593/007
EU/1/21/1593/008
EU/1/21/1593/009
EU/1/21/1593/010
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/011
EU/1/21/1593/012
EU/1/21/1593/013
EU/1/21/1593/014
EU/1/21/1593/015
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 09 december 2021
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Manufacturing Deutschland GmbH
Betriebsstätte Freiburg
Mooswaldallee 1
79090 Freiburg
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
Voordat abrocitinib in elke lidstaat op de markt wordt gebracht, moet de vergunninghouder
overeenstemming bereiken met de nationale bevoegde autoriteit over de inhoud en het format van het
voorlichtingsprogramma, waaronder communicatiemedia, distributiekanalen en andere aspecten van
het programma.
De vergunninghouder zorgt ervoor dat in elke lidstaat waar abrocitinib op de markt wordt gebracht alle
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten/verzorgers die naar verwachting abrocitinib
zullen voorschrijven, afleveren of gebruiken toegang hebben tot/voorzien worden van het volgende
voorlichtingspakket:
Het voorlichtingsmateriaal voor de arts dient het volgende te bevatten:
Samenvatting van de productkenmerken
Bijsluiter
Brochure voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Patiëntenkaart
De brochure voor de voorschrijver moet de volgende belangrijke elementen bevatten:
Tekst voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dat zij patiënten moeten informeren over
het belang van de patiëntenkaart.
Risico van infecties (waaronder herpes zoster en ernstige en opportunistische infecties)
o Beschrijving dat Cibinqo niet moet worden gebruikt bij patiënten met actieve ernstige
systemische infecties.
o Tekst over het risico van infecties tijdens behandeling met Cibinqo.
o Details over hoe het risico op infecties kan worden verminderd met behulp van specifieke
klinische onderzoeken (welke laboratoriumwaarden moeten worden bepaald voor de start
met Cibinqo, screenen op tbc, screenen op hepatitis B en hepatitis C, patiënten
gevaccineerd krijgen in overeenstemming met lokale richtlijnen, en tijdelijke
onderbreking van Cibinqo als een infectie niet reageert op standaardbehandeling totdat de
infectie is verdwenen).
o Mededeling dat het gebruik van levende, verzwakte vaccins tijdens of onmiddellijk
voorafgaand aan de behandeling dient te worden vermeden, samen met voorbeelden van
levende, verzwakte vaccins.
Risico op trombotische voorvallen waaronder longembolie
o Tekst over het risico op trombotische voorvallen, waaronder longembolie, tijdens
behandeling met Cibinqo.
o Voorbeelden van de risicofactoren die een patiënt een grotere kans kunnen geven op
trombotische voorvallen, waaronder longembolie, en bij wie voorzichtigheid geboden is
bij gebruik van Cibinqo.
o Tekst over de reactie als klinische kenmerken van trombotische voorvallen, waaronder
longembolie, optreden, waaronder de noodzaak van staken van de behandeling met
Cibinqo, directe evaluatie en gepaste behandeling van trombotische voorvallen, waaronder
longembolie.
Potentieel risico van maligniteit
o Beschrijving dat maligniteiten, waaronder niet-melanome vormen van huidkanker, zijn
waargenomen in onderzoeken met Cibinqo.
o Details over hoe het potentiële risico met specifieke klinische maatregelen moet worden
verlaagd (dat de risico's en baten van Cibinqo dienen te worden afgewogen vóór aanvang
van de behandeling bij patiënten met een bekende maligniteit of wanneer voortzetting van
de behandeling met Cibinqo wordt overwogen bij patiënten die een maligniteit
ontwikkelen, en dat periodiek onderzoek van de huid wordt aanbevolen voor patiënten
met een verhoogd risico op huidkanker).
MACE
o Tekst dat lipiden dienen te worden gecontroleerd vóór aanvang van de behandeling, na
4 weken behandeling, en daarna volgens klinische richtlijnen. Lipiden dienen te worden
Embryofoetale toxiciteit na blootstelling in de baarmoeder
o Beschrijving dat er geen of een beperkte hoeveelheid gegevens zijn over het gebruik van
Cibinqo bij zwangere vrouwen.
o Details over hoe het risico van blootstelling tijdens de zwangerschap moeten worden
verlaagd bij vrouwen die zwanger kunnen worden, gebaseerd op het volgende: Cibinqo is
gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap, vrouwen die zwanger kunnen worden dienen
het advies te krijgen effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens de behandeling en
gedurende 1 maand na het stoppen met orale toediening van Cibinqo, en het advies dat
patiënten hun beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg onmiddellijk moeten informeren
als zij denken dat ze zwanger zijn of als zwangerschap is bevestigd.
Het informatiepakket voor patiënten dient het volgende te bevatten:
Bijsluiter
Patiëntenkaart
De patiëntenkaart moet de volgende belangrijke boodschappen bevatten:
o Contactgegevens van de voorschrijver van Cibinqo.
o Tekst dat de patiënt de patiëntenkaart altijd bij zich moet hebben en deze moet tonen aan
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die bij hun zorg zijn betrokken (d.w.z. anderen
dan voorschrijvers van Cibinqo, medewerkers van spoedeisende hulp, etc.).
o Beschrijving van verschijnselen/symptomen van infecties die de patiënt moet kennen,
zodat hij/zij medische hulp kan inroepen van zijn/haar beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg:
tekst om patiënten en hun beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg te informeren
over het risico van levende vaccins bij toediening onmiddellijk voorafgaand aan en
tijdens behandeling met Cibinqo, met voorbeelden van levende vaccins.
o Beschrijving van verschijnselen/symptomen van trombose waaronder longoedeem die de
patiënt moet kennen, zodat hij/zij onmiddellijk medische hulp van zijn/haar
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg kan inroepen.
o Beschrijving van gerichte risico's waarvan de patiënt zich bewust moet zijn en voor
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die betrokken zijn bij hun zorg, waaronder:
de noodzaak van laboratoriumonderzoek, waaronder controle op hoog cholesterol.
een herinnering om anticonceptie te gebruiken, dat Cibinqo gecontra-indiceerd is
tijdens zwangerschap, en dat patiënten hun beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg moeten informeren als ze zwanger zijn geraakt tijdens
behandeling met Cibinqo.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
DOOS VOOR 50 MG BLISTERVERPAKKING EN ETIKET VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 50 mg abrocitinib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat (zie de bijsluiter voor meer informatie).
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Doos blisterverpakking
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
91 filmomhulde tabletten
Fles
14 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Niet breken, verbrijzelen of kauwen.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Doos blisterverpakking
EU/1/21/1593/003
14 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/004
28 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/005
91 filmomhulde tabletten
Fles
EU/1/21/1593/001
14 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/002
30 filmomhulde tabletten
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Cibinqo 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKINGEN VOOR 50 MG TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG (als logo van de vergunninghouder)
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
ma, di, woe, don, vrij, zat, zon
DOOS VOOR 100 MG BLISTERVERPAKKING EN ETIKET VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 100 mg abrocitinib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat (zie de bijsluiter voor meer informatie).
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Doos blisterverpakking
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
91 filmomhulde tabletten
Fles
14 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Niet breken, verbrijzelen of kauwen.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Doos blisterverpakking
EU/1/21/1593/008
14 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/009
28 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/010
91 filmomhulde tabletten
Fles
EU/1/21/1593/006
14 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/007
30 filmomhulde tabletten
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Cibinqo 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKINGEN VOOR 100 MG TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG (als logo van de vergunninghouder)
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
ma, di, woe, don, vrij, zat, zon
DOOS VOOR 200 MG BLISTERVERPAKKING EN ETIKET VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 200 mg abrocitinib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat (zie de bijsluiter voor meer informatie).
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Doos blisterverpakking
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
91 filmomhulde tabletten
Fles
14 filmomhulde tabletten
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik.
Niet breken, verbrijzelen of kauwen.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Doos blisterverpakking
EU/1/21/1593/013
14 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/014
28 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/015
91 filmomhulde tabletten
Fles
EU/1/21/1593/011
14 filmomhulde tabletten
EU/1/21/1593/012
30 filmomhulde tabletten
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Cibinqo 200 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKINGEN VOOR 200 MG TABLETTEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG (als logo van de vergunninghouder)
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
ma, di, woe, don, vrij, zat, zon
Cibinqo 50 mg filmomhulde tabletten
Cibinqo 100 mg filmomhulde tabletten
Cibinqo 200 mg filmomhulde tabletten
abrocitinib
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Als aanvulling op deze bijsluiter zal uw arts u een patiëntenkaart geven, die belangrijke
veiligheidsinformatie bevat waarvan u op de hoogte moet zijn. Houd deze patiëntenkaart bij u.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Cibinqo en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Cibinqo en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Cibinqo bevat de werkzame stof abrocitinib. Het behoort tot een groep geneesmiddelen die Janus-
kinaseremmers worden genoemd en die helpen ontstekingen te verminderen. Het werkt door de
activiteit van een bepaald enzym in het lichaam te verlagen. Dit enzym wordt `Janus-kinase' genoemd
en is betrokken bij ontsteking.
Cibinqo wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met matige tot ernstige atopische
dermatitis, ook wel atopisch eczeem of constitutioneel eczeem genoemd. Door de activiteit van Janus-
kinase-enzymen te verlagen, vermindert Cibinqo jeuk en ontsteking van de huid. Dit kan op zijn beurt
slaapstoornissen en andere gevolgen van atopisch eczeem, zoals angst of depressie, verminderen en de
algehele kwaliteit van leven verbeteren.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet innemen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U heeft een ernstige infectie die nog niet over is, waaronder tuberculose.
- U heeft ernstige leverproblemen.
U bent zwanger of u geeft borstvoeding (zie de rubriek over 'zwangerschap, anticonceptie,
borstvoeding en vruchtbaarheid').
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt en tijdens de behandeling:
-
als u een infectie heeft (wat blijkt uit verschijnselen zoals koorts, zweten of koude rillingen,
spierpijn, hoesten of kortademigheid, bloed in uw slijm, gewichtsverlies, diarree of maagpijn,
branderig gevoel bij het plassen of vaker plassen dan gewoonlijk, moe voelen) het kan zijn dat
uw lichaam door Cibinqo minder goed infecties kan bestrijden. Daardoor kan een bestaande
infectie erger worden of kunt u een grotere kans hebben om een nieuwe infectie te krijgen.
- als u tuberculose heeft of u tuberculose heeft gehad, of u in nauw contact bent geweest met
iemand met tuberculose. Uw arts zal u op tuberculose testen vóór het starten van de behandeling
met Cibinqo. Het kan zijn dat hij/zij deze test tijdens de behandeling wil herhalen.
- als u ooit een herpesinfectie (gordelroos) heeft gehad, omdat dit door Cibinqo mogelijk kan
terugkomen. Vertel het uw arts als u een pijnlijke huiduitslag met blaren krijgt, want dit kan een
teken van gordelroos zijn.
- als u ooit hepatitis B of hepatitis C heeft gehad.
- als u onlangs gevaccineerd bent of u van plan bent u te laten vaccineren (immunisatie) dit is
omdat bepaalde vaccins (levende vaccins) niet worden aanbevolen tijdens het gebruik van
Cibinqo.
- als u bloedpropjes (stolsels) heeft gehad in de aderen van uw benen (diepe veneuze trombose) of
longen (longembolie). Vertel het uw arts als u last krijgt van een pijnlijk gezwollen been, pijn
op de borst of kortademigheid, want dit kunnen tekenen zijn van bloedpropjes in de aderen.
- als u een verhoogd cholesterolgehalte in uw bloed heeft of andere medische aandoeningen
waardoor u een grotere kans heeft om een hartziekte te krijgen het is niet duidelijk of Cibinqo
de kans op hartziekte verhoogt. Uw arts zal met u bespreken of behandeling met dit
geneesmiddel geschikt is of dat er aanvullende tests moeten worden gedaan wanneer u dit
geneesmiddel inneemt.
- als u kanker heeft of u een vorm van kanker heeft gehad het is niet duidelijk of Cibinqo de
kans op kanker verhoogt. Uw arts zal met u bespreken of behandeling met dit geneesmiddel
geschikt is en of controles nodig zijn tijdens de behandeling.
Aanvullende controletests
Uw arts zal vóór en tijdens uw behandeling met Cibinqo bloedonderzoek laten uitvoeren en kan uw
behandeling indien nodig aanpassen.
Kinderen
Dit geneesmiddel is niet goedgekeurd voor gebruik bij kinderen jonger dan 18 jaar omdat de veiligheid
en voordelen van Cibinqo nog niet volledig zijn vastgesteld.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Cibinqo nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Vertel het uw arts of apotheker, voordat u Cibinqo inneemt, met name als u een van de volgende
geneesmiddelen gebruikt voor de behandeling van:
-
schimmelinfecties (zoals fluconazol), depressie (zoals fluoxetine of fluvoxamine), beroerte
(zoals ticlopidine), omdat deze middelen de kans op bijwerkingen van Cibinqo kunnen
verhogen.
- brandend maagzuur (zoals zuurremmers, famotidine of omeprazol), omdat deze middelen de
hoeveelheid Cibinqo in uw bloed kunnen verminderen.
- depressie (zoals bupropion, duloxetine), slaapstoornissen (zoals ramelteon), epileptische
aanvallen (zoals S-mefenytoïne), prikkelbaredarmsyndroom (zoals alosetron), spierspasmen
(zoals tizanidine), omdat Cibinqo de hoeveelheid van deze middelen in uw bloed kan wijzigen.
- hartfalen (zoals digoxine) of beroerte (zoals dabigatran), omdat Cibinqo de effecten van deze
middelen kan versterken.
astma, reumatoïde artritis of atopische dermatitis (zoals behandelingen met biologische
antilichamen, geneesmiddelen die de afweerreactie van het lichaam regelen zoals ciclosporine,
andere Janus-kinaseremmers zoals baricitinib, upadacitinib), omdat deze middelen de kans op
bijwerkingen kunnen verhogen.
Uw arts kan u vertellen dat u Cibinqo niet mag gaan innemen of dat u moet stoppen met het innemen
van Cibinqo als u bepaalde medicijnen inneemt voor de behandeling van:
-
tuberculose (zoals rifampicine), aanvallen of toevallen (zoals fenytoïne), prostaatkanker (zoals
apalutamide, enzalutamide) of hiv-infectie (zoals efavirenz), omdat deze middelen ervoor kunnen
zorgen dat Cibinqo minder goed werkt.
Is een van de bovenstaande situaties op u van toepassing of twijfelt u? Neem dan contact op met uw
arts of apotheker voordat u Cibinqo inneemt.
Zwangerschap, anticonceptie, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Anticonceptie bij vrouwen
Als u een vrouw bent die zwanger kan worden, moet u een effectieve anticonceptiemethode gebruiken
tijdens uw behandeling met Cibinqo en gedurende minimaal één maand na de laatste dosis van uw
behandeling. Uw arts kan u advies geven over geschikte anticonceptiemethoden.
Zwangerschap
Gebruik Cibinqo niet als u zwanger bent, denkt zwanger te zijn of zwanger wilt worden, omdat
Cibinqo schade kan toebrengen aan de zich ontwikkelende baby. Vertel het uw arts onmiddellijk als u
zwanger wordt of als u denkt zwanger te zijn tijdens de behandeling.
Borstvoeding
Gebruik Cibinqo niet in de periode dat u borstvoeding geeft, omdat het niet bekend is of dit middel in
de moedermelk terechtkomt en de baby schade toebrengt. U moet samen met uw arts beslissen of u
borstvoeding gaat geven of dit middel gaat gebruiken.
Vruchtbaarheid
Vrouwen die zwanger kunnen worden, kunnen door Cibinqo tijdelijk minder vruchtbaar zijn. Dit
effect verdwijnt weer na stopzetting van de behandeling.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Cibinqo heeft geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Cibinqo bevat lactosemonohydraat en natrium
Als uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit middel inneemt.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Cibinqo is een tablet die via de mond moet worden ingenomen. Het kan samen met andere middelen
tegen eczeem die u op de huid aanbrengt worden gebruikt, of het kan op zichzelf worden gebruikt.
De maximale dagelijkse dosis is 200 mg.
Na aanvang van de behandeling kan uw arts de dosis aanpassen, gebaseerd op hoe goed het middel
werkt en bijwerkingen die u eventueel krijgt. Als het middel goed werkt, kan de dosis worden
verlaagd. De behandeling kan ook tijdelijk of blijvend worden stopgezet als bloedonderzoek laat zien
dat u te weinig witte bloedcellen of bloedplaatjes heeft.
Als u Cibinqo 24 weken heeft ingenomen en er nog steeds geen verbetering is, kan uw arts beslissen
om de behandeling blijvend te stoppen.
U moet uw tablet in zijn geheel met water doorslikken. U mag de tablet niet breken, verbrijzelen of
kauwen voordat u hem doorslikt, omdat dit invloed kan hebben op hoeveel van het middel in uw
lichaam komt.
U kunt de tablet met of zonder voedsel innemen. Als u zich misselijk voelt wanneer u dit middel
inneemt, kan het helpen de tablet met voedsel in te nemen. Om u te helpen herinneren dat u uw middel
moet innemen, is het advies dat u het elke dag op hetzelfde tijdstip inneemt.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Heeft u te veel van dit middel ingenomen? Neem dan contact op met uw arts. U kunt een aantal
bijwerkingen krijgen die zijn beschreven in rubriek 4.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
-
Als u een dosis niet heeft ingenomen, neem deze dan in zodra u eraan denkt, behalve wanneer
de tijd tot u uw volgende dosis moet innemen korter is dan 12 uur.
- Als de tijd tot u uw volgende dosis moet innemen korter is dan 12 uur, sla de overgeslagen dosis
dan gewoon over en neem uw volgende dosis op het normale geplande tijdstip in.
- Neem geen dubbele dosis om een vergeten tablet in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
U moet niet stoppen met het innemen van Cibinqo zonder dit met uw arts te bespreken.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Ernstige bijwerkingen
Neem contact op met uw arts en roep onmiddellijk medische hulp in als u verschijnselen krijgt van:
-
gordelroos (herpes zoster), een pijnlijke huiduitslag met blaren en koorts
- bloedpropjes in de longen, benen of het bekken, met klachten zoals een pijnlijk gezwollen been,
pijn op de borst of kortademigheid
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
zich misselijk voelen (nausea)
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
koortslip en andere soorten herpes simplex-infecties
- overgeven
- maagpijn
- hoofdpijn
- duizeligheid
- puistjes (acne)
- toename van een enzym dat creatinefosfokinase wordt genoemd. Dit kan worden aangetoond
met bloedonderzoek
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
longontsteking (pneumonie)
- te weinig bloedplaatjes. Dit kan worden aangetoond met bloedonderzoek
- te weinig witte bloedcellen. Dit kan worden aangetoond met bloedonderzoek
- te veel vetten (cholesterol) in uw bloed. Dit kan worden aangetoond met bloedonderzoek (zie
rubriek 2 `Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?')
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos, de fles
en het folie van de blisterverpakking na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
- De werkzame stof in dit middel is abrocitinib.
Elke tablet van 50 mg bevat 50 mg abrocitinib.
Elke tablet van 100 mg bevat 100 mg abrocitinib.
Elke tablet van 200 mg bevat 200 mg abrocitinib.
- De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern: microkristallijne cellulose (E460i), calciumwaterstoffosfaat watervrij (E341ii),
natriumzetmeelglycolaat, magnesiumstearaat (E470b).
Hoe ziet Cibinqo eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Cibinqo 50 mg tabletten zijn roze, ovale tabletten van ongeveer 11 mm lang en 5 mm breed, met aan
één zijde de inscriptie 'PFE' en aan de andere zijde 'ABR 50'.
Cibinqo 100 mg tabletten zijn roze, ronde tabletten met een diameter van ongeveer 9 mm, met aan één
zijde de inscriptie 'PFE' en aan de andere zijde 'ABR 100'.
Cibinqo 200 mg tabletten zijn roze, ovale tabletten van ongeveer 18 mm lang en 8 mm breed, met aan
één zijde de inscriptie 'PFE' en aan de andere zijde 'ABR 200'.
De tabletten van 50 mg, 100 mg en 200 mg worden geleverd in blisterverpakkingen van
polyvinylideenchloride (PVDC) met een afsluitende laag van aluminiumfolie of flessen van
hogedichtheidspolyethyleen (HDPE) met een sluiting van polypropyleen. Elke blisterverpakking bevat
14, 28 of 91 tabletten. Elke fles bevat 14 of 30 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Pfizer Manufacturing Deutschland GmbH
Betriebsstätte Freiburg
Mooswaldallee 1
79090 Freiburg
Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Pfizer NV/SA
Tel: + 370 52 51 4000
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
Magyarország
,
Pfizer Kft.
.: +359 2 970 4333
Tel.: +36-1-488-37-00
Ceská republika
Malta
Pfizer, spol. s r.o.
Vivian Corporation Ltd.
Tel.: +420 283 004 111
Tel: +356 21344610
Danmark
Nederland
Pfizer ApS
Pfizer bv
Tlf: +45 44 20 11 00
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Norge
PFIZER PHARMA GmbH
Pfizer AS
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Tlf: +47 67 52 61 00
Eesti
Österreich
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
Tel: +372 666 7500
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer A.E.
Pfizer Polska Sp. z o.o.
: +30 210 6785 800
Tel.:+48 22 335 61 00
España
Portugal
Pfizer S.L.
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +34 91 490 99 00
Tel: +351 21 423 5500
France
România
Pfizer
Pfizer Romania S.R.L.
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Hrvatska
Slovenija
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: +385 1 3908 777
Pfizer, podruznica za svetovanje s podrocja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: + 386 (0)1 52 11 400
Ireland
Slovenská republika
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL, organizacná zlozka
Tel: 1800 633 363 (toll free)
Tel: + 421 2 3355 5500
+44 (0)1304 616161
Ísland
Suomi/Finland
Icepharma hf.
Pfizer Oy
Sími: +354 540 8000
Puh/Tel: +358 (0)9 43 00 40
Italia
Sverige
Pfizer S.r.l.
Pfizer AB
Tel: +39 06 33 18 21
Tel: +46 (0)8 550 520 00
K
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer .. (Cyprus Branch)
Pfizer Limited
: +357 22 817690
Tel: +44 (0) 1304 616161
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filile Latvij
Tel: + 371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.