Cinryze 500 iu

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cinryze 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon met poeder voor eenmalig gebruik bevat 500 Internationale Eenheden (IE)
C1-remmer (humaan), geproduceerd uit plasma van menselijke donoren.
Na reconstitutie bevat één injectieflacon 500 IE C1-remmer (humaan) per 5 ml, hetgeen overeenkomt
met een concentratie van 100 IE/ml. Eén IE is equivalent aan de hoeveelheid C1-remmer die aanwezig
is in 1 ml normaal humaan plasma.
Het totale proteïnegehalte van de gereconstitueerde oplossing is 15 ± 5 mg/ml.
Hulpstof met bekend effect
Elke injectieflacon Cinryze bevat ongeveer 11,5 mg natrium.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Wit poeder.
Het oplosmiddel is een transparante, kleurloze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Behandeling en pre-procedure preventie van angio-oedeemaanvallen bij volwassenen, adolescenten en
kinderen (2 jaar en ouder) met hereditair angio-oedeem (HAE).
Routinepreventie van angio-oedeemaanvallen bij volwassenen, adolescenten en kinderen (6 jaar en
ouder) met ernstige en recidiverende aanvallen van hereditair angio-oedeem (HAE) die geen orale
preventiebehandelingen verdragen of er onvoldoende door beschermd worden, of patiënten die
ontoereikend worden behandeld met herhaalde acute behandeling.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met Cinryze dient te worden geïnitieerd onder toezicht van een arts met ervaring in de
zorg voor patiënten met hereditair angio-oedeem (HAE).
2
Dosering
Volwassenen
Behandeling van angio-oedeemaanvallen
1.000 IE Cinryze bij het eerste teken van het begin van een angio-oedeemaanval.
Er kan een tweede dosis van 1.000 IE worden toegediend wanneer de patiënt na 60 minuten niet
adequaat heeft gereageerd.
Voor patiënten die laryngeale aanvallen ondervinden of wanneer het instellen van de
behandeling wordt vertraagd, kan de tweede dosis sneller worden gegeven dan na 60 minuten.
Routinepreventie van angio-oedeemaanvallen
1.000 IE Cinryze om de 3 of 4 dagen is de aanbevolen aanvangsdosis voor routinepreventie van
angio-oedeemaanvallen; het doseringsinterval moet mogelijk worden aangepast in
overeenstemming met de individuele respons. De voortdurende behoefte aan regelmatige
profylaxe met Cinryze dient geregeld opnieuw te worden beoordeeld.
Pre-procedure preventie van angio-oedeemaanvallen
1.000 IE Cinryze binnen 24 uur vóór een medische, tandheelkundige of chirurgische procedure.
Pediatrische patiënten
Adolescenten
Voor behandeling, routinepreventie en pre-procedure preventie bij adolescenten in de leeftijd van 12
tot 17 jaar is de dosis dezelfde als voor volwassenen.
Kinderen
De veiligheid en werkzaamheid van Cinryze bij kinderen jonger dan 2 jaar zijn niet vastgesteld. De
gegevens die doseringsaanbevelingen bij kinderen jonger dan 6 jaar ondersteunen, zijn zeer beperkt.
De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in de rubrieken 4.8, 5.1 en 5.2.
Behandeling van angio-
oedeemaanvallen
2 t/m 11 jaar, >25 kg:
1.000 IE Cinryze bij het eerste teken
van het begin van een acute aanval.
Er kan een tweede dosis van 1.000 IE
worden toegediend als de patiënt na
60 minuten niet adequaat heeft
gereageerd.
2 t/m 11 jaar, 10-25 kg:
500 IE Cinryze bij het eerste teken
van het begin van een acute aanval.
Er kan een tweede dosis van 500 IE
worden toegediend als de patiënt na
60 minuten niet adequaat heeft
gereageerd.
Oudere patiënten
Er zijn geen speciale onderzoeken gedaan. Voor behandeling, routinepreventie en pre-procedure
preventie bij oudere patiënten, van 65 jaar of ouder, is de dosis gelijk aan die voor volwassenen.
3
Pre-procedure preventie
van angio-
oedeemaanvallen
2 t/m 11 jaar, >25 kg:
1.000 IE Cinryze binnen
24 uur vóór een medische,
tandheelkundige of
chirurgische procedure.
Routinepreventie van
angio-oedeemaanvallen
6 t/m 11 jaar:
500 IE Cinryze om de 3 of 4
dagen is de aanbevolen
aanvangsdosis voor
routinepreventie van angio-
oedeemaanvallen. Het
doseringsinterval en de dosis
moeten mogelijk worden
aangepast in
overeenstemming met de
individuele respons. De
voortdurende behoefte aan
regelmatige profylaxe met
Cinryze dient regelmatig
opnieuw te worden
beoordeeld.
2 t/m 11 jaar, 10-25 kg:
500 IE Cinryze binnen 24
uur vóór een medische,
tandheelkundige of
chirurgische procedure.
Patiënten met nier- of leverinsufficiëntie
Er zijn geen speciale onderzoeken gedaan. Voor behandeling, routinepreventie en pre-procedure
preventie bij patiënten met nier- of leverinsufficiëntie is de dosis gelijk aan die voor volwassenen.
Wijze van toediening
Alleen voor intraveneus gebruik.
Het gereconstitueerde product dient te worden toegediend door middel van intraveneuze injectie met
een snelheid van 1 ml per minuut.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Traceerbaarheid
Om de traceerbaarheid van biologicals te verbeteren moeten de naam en het batchnummer van het
toegediende product goed geregistreerd worden.
Trombotische incidenten
Trombotische incidenten zijn gerapporteerd bij neonatale en zeer jonge patiënten die
hartbypassprocedures hebben ondergaan, terwijl zij
off-label
hoge doses van een ander
C1-remmerproduct (tot maximaal 500 eenheden
(
*
)
/kg) ontvingen ter voorkoming van capillair
leksyndroom. Op basis van een onderzoek bij dieren bestaat er mogelijk een trombogene drempel bij
doses van meer dan 200 eenheden
(
*
)
/kg. Patiënten met bekende risicofactoren voor trombotische
incidenten (inclusief inwendige katheters) dienen nauwlettend te worden gemonitord.
( )
* [De historisch toegekende waarden voor werkzaamheid hadden betrekking op een interne
referentiestandaard waarbij 1 Eenheid (E) gelijk is aan de gemiddelde hoeveelheid C1-remmer die aanwezig is
in 1 ml normaal humaan plasma.] Er is nu een internationale referentiestandaard (IE) geïmplementeerd,
waarbij IE ook gedefinieerd wordt als de hoeveelheid C1-remmer die aanwezig is in 1 ml normaal humaan
plasma.
Overdraagbare agentia
Standaardmaatregelen ter voorkoming van infecties als gevolg van het gebruik van geneesmiddelen
die zijn bereid uit humaan bloed of plasma omvatten de selectie van donoren, screening van
individuele donaties en plasmapools op specifieke markers van infectie en de incorporatie van
effectieve fabricagestappen voor het inactiveren/verwijderen van virussen. Desondanks kan, wanneer
uit humaan bloed of plasma bereide geneesmiddelen worden toegediend, de mogelijkheid van
overdracht van infectueuze agentia niet volledig worden uitgesloten. Dit is ook van toepassing op
onbekende of opkomende virussen en andere pathogenen.
De genomen maatregelen worden gezien als effectief voor omhulde virussen zoals HIV, HBV en HCV
en voor de niet-omhulde virussen HAV en parvovirus B19.
Geschikte vaccinatie (hepatitis A en B) dient te worden overwogen voor patiënten die
regelmatig/herhaaldelijk een aan humaan plasma ontleend C1-remmerproduct ontvangen.
4
Overgevoeligheid
Zoals met elk biologisch product kunnen overgevoeligheidsreacties optreden.
Overgevoeligheidsreacties kunnen symptomen hebben die overeenkomen met angio-oedeemaanvallen.
Patiënten dienen te worden geïnformeerd over de vroege tekenen van overgevoeligheidsreacties
waaronder netelroos, gegeneraliseerde urticaria, strak gevoel op de borst, piepend ademhalen,
hypotensie en anafylaxie. Wanneer deze symptomen na toediening optreden, dienen zij hun arts te
waarschuwen. In geval van anafylactische reacties of shock dient medische spoedbehandeling te
worden toegediend.
Thuisbehandeling of zelftoediening
Er is beperkte informatie over het gebruik van dit geneesmiddel bij thuis- of zelftoediening. Mogelijke
risico’s in verband met thuisbehandeling houden verband met de toediening op zich, evenals de
behandeling van bijwerkingen, met name overgevoeligheid. De beslissing over het gebruik van
thuisbehandeling voor een individuele patiënt dient te worden genomen door de behandelend arts, die
zeker moet stellen dat de juiste training wordt gegeven en het gebruik met tussenpozen wordt
beoordeeld.
Pediatrische patiënten
Trombotische incidenten zijn gerapporteerd bij neonatale en zeer jonge patiënten die
hartbypassprocedures hebben ondergaan, terwijl zij
off-label
hoge doses van een ander
C1-remmerproduct (tot maximaal 500 eenheden
(
*
)
/kg) ontvingen ter voorkoming van capillair
leksyndroom.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat 11,5 mg natrium per injectieflacon, overeenkomend met 0,5% van de door de
WHO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g voor een volwassene.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Volgens de gegevens over een klein aantal gevallen van blootstelling tijdens de zwangerschap heeft
C1-remmer geen nadelige effecten op de zwangerschap of op de gezondheid van de foetus/het
pasgeboren kind. Vooralsnog zijn er geen andere relevante epidemiologische gegevens beschikbaar. In
reproductieonderzoeken bij ratten werden geen maternale of embryofoetale effecten van de
behandeling opgemerkt op dosisniveaus tot 28 keer de aanbevolen humane dosis (1.000 IE) op basis
van een gemiddeld volwassen lichaamsgewicht van 70 kg. Het potentiële risico voor de mens is niet
bekend.
Daarom dient Cinryze alleen aan zwangere vrouwen te worden gegeven wanneer het duidelijk is
geïndiceerd.
Borstvoeding
Het is niet bekend of C1-remmer in de moedermelk wordt uitgescheiden. Risico voor
pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet
worden gestaakt of dat behandeling met Cinryze moet worden gestaakt dan wel niet moet worden
ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor
de vrouw in overweging moeten worden genomen.
5
Vruchtbaarheid
Er zijn geen specifieke onderzoeken op vruchtbaarheid, vroege embryonale en postnatale ontwikkeling
of carcinogeniciteitsonderzoeken uitgevoerd (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Op basis van de thans beschikbare klinische gegevens heeft Cinryze geringe invloed op de
rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De zeer vaak optredende bijwerkingen die na infusie met Cinryze werden opgemerkt bij klinisch
onderzoek waren hoofdpijn en misselijkheid.
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
Frequenties van bijwerkingen werden bepaald op basis van 2 centrale placebogecontroleerde en
2 open-labelonderzoeken bij 251 unieke proefpersonen. Voor toewijzing van de frequentiecategorie
worden alleen frequenties op basis van meldingspercentages uit klinische onderzoeken gebruikt.
Bijwerkingen bij behandeling met Cinryze worden geklasseerd per systeem/orgaanklasse volgens
MedDRA en absolute frequentie in Tabel 1. Binnen elke frequentiegroepering, worden bijwerkingen
gepresenteerd in volgorde van afnemende ernst. Frequenties worden gedefinieerd als zeer vaak
(≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, <1/10) soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1.
Bijwerkingen gerapporteerd in klinische onderzoeken en in
postmarketingmeldingen
Frequentie
Vaak
Soms
Zeer vaak
Vaak
Soms
Soms
Zeer vaak
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Soms
Huid- en onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Vaak
Soms
Soms
6
Systeem/orgaanklasse
Immuunsysteemaandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
mediastinumaandoeningen
Bijwerking
Overgevoeligheid
Hyperglykemie
Hoofdpijn
Duizeligheid
Veneuze trombose, flebitis, veneus
brandend gevoel, opvliegers
Hoesten
Misselijkheid
Braken
Diarree, buikpijn
Huiduitslag, erytheem, pruritus
Contactdermatitis
Gewrichtszwelling, artralgie,
myalgie
Systeem/orgaanklasse
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Frequentie
Vaak
Soms
Bijwerking
Uitslag/erytheem op de injectieplek,
pijn op de infusieplek, pyrexie
Borstklachten
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Onder rapporten van veneuze trombose was de vaakst voorkomende onderliggende risicofactor de
aanwezigheid van een interne katheter.
Lokale reacties op de injectieplek deden zich zelden voor. In klinische onderzoeken deden deze lokale
reacties (beschreven als pijn, bloeduitstorting of uitslag op de injectie-/katheterplek, veneus brandend
gevoel of flebitis) zich voor in verband met ongeveer 0,2% van de infusies.
Pediatrische patiënten
In klinische onderzoeken waren 61 unieke pediatrische proefpersonen opgenomen die werden
blootgesteld aan meer dan 2500 infusies van Cinryze (2-5 jaar, n=3; 6-11 jaar, n=32; 12-17 jaar,
n=26). Onder deze kinderen omvatten de enige bijwerkingen met Cinryze hoofdpijn, misselijkheid,
pyrexie en erytheem op de infusieplek. Geen van deze bijwerkingen waren ernstig en geen ervan
leidde tot het stoppen met het geneesmiddel. Over het geheel genomen komen de veiligheid en
verdraagbaarheid van Cinryze bij kinderen, adolescenten en volwassenen overeen.
Voor veiligheid met betrekking tot overdraagbare agentia, zie rubriek 4.4.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel
V.
4.9
Overdosering
Er zijn geen gevallen van overdosering gerapporteerd.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: bij hereditair angio-oedeem gebruikte geneesmiddelen, C1-remmer,
aan plasma ontleend, ATC-code: B06AC01.
Werkingsmechanisme
C1-remmer is een lid van de serineproteaseremmer-, of serpine-, superproteïnenfamilie. De
belangrijkste functie van serpinen is het reguleren van de werking van serineproteasen. C1-remmer is
een glycoproteïne met enkele keten die wordt gevonden in plasma die, in zijn volgroeide staat, bestaat
uit 478 aminozuren met een schijnbaar moleculair gewicht van 105 kD.
C1-remmer remt het complementsysteem door het binden van C1r en C1s, twee van de werkzame
enzymsubeenheden van de eerste component van het complementsysteem (C1) in de klassieke route,
evenals aan mannose-bindende lectine-geassocieerde serineproteasen in de lectineroute. Het primaire
substraat van het geactiveerde C1-enzym is C4; ongeremd C1 resulteert in verlaagde C4-spiegels. C1
is de belangrijkste remmer van contactactivering en reguleert het contactsysteem en de intrinsieke
7
coagulatieroute door te binden aan en het inactiveren van kallikreïne en factor XIIa. Omdat deze
routes deel uitmaken van enzymamplificatiecascades, kan, zonder C1-remmer, spontane of
trigger-geïnduceerde activering van deze routes leiden tot ongehinderde activering en zwelling.
Farmacodynamische effecten
In klinische onderzoeken resulteerde de intraveneuze toediening van Cinryze binnen 1 uur na
toediening in een significante verhoging van systemische spiegels van antigene en functionele
C1-remmer. Toediening van C1-remmer verhoogt de serumspiegels van de C1-remmer en herstelt
tijdelijk de natuurlijke regulering van de contact-, complement- en de fibrinolytische systemen waarbij
de zwelling of de neiging tot zwelling onder controle wordt gehouden.
Lage serum-C4-spiegels correleren vaak met HAE-aanvallen. Behandeling met Cinryze resulteerde in
verhoging van C4-spiegels na 12 uur. Er was een statistisch significant (p=0,0017) verschil in de
veranderingen in gemiddelde waarden vanaf basislijn tussen behandelingsgroepen na 12 uur, dat het
verband van behandeling met Cinryze met een verhoging in C4-activiteit aantoonde (Cinryze +
2,9 mg/dl
versus
placebo + 0,1 mg/dl).
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Gegevens uit twee gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoeken
(LEVP 2005-1/A en LEVP 2005-1/B), gegevens uit twee open-labelonderzoeken (LEVP 2006-1 en
LEVP 2006-4) en twee pediatrische klinische onderzoeken (0624-203 en 0624-301) hebben de
werkzaamheid van Cinryze voor de behandeling en preventie van angio-oedeemaanvallen bij
proefpersonen met HAE aangetoond.
Cinryze voor de behandeling van HAE-aanvallen
In onderzoek LEVP 2005-1/A werd een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd,
parallelgroepontwerp gebruikt; 71 proefpersonen met acute HAE-aanvallen werden gerandomiseerd
(36 Cinryze, 35 placebo). Het onderzoek heeft aangetoond dat behandeling met Cinryze binnen 4 uur
na het begin van een HAE-aanval resulteerde in een meer dan 2-voudige daling in de tijd tot het begin
van duidelijke verlichting van het definiërende symptoom van de HAE-aanval in vergelijking met
placebo (mediaan 2 uur voor Cinryze
versus
>4 uur voor placebo, p=0,048). Behandeling met Cinryze
resulteerde ook in een meer dan 2-voudige verlaging in de tijd tot volledige resolutie van de
HAE-aanval in vergelijking met placebo (mediaan 12,3 uur
versus
31,6 uur, p=0,001). Het percentage
proefpersonen met een begin van duidelijke verlichting van het definiërende symptoom binnen 4 uur
na dosering was 60% voor Cinryze en 42% voor placebo (p=0,062). Onder de 15 proefpersonen die
werden behandeld met
open-label
Cinryze voor laryngeale HAE-aanvallen, had niemand intubatie
nodig.
In open-labelonderzoek LEVP 2006-1, werden 101 proefpersonen behandeld voor in totaal 609 acute
HAE-aanvallen (gemiddeld 3 aanvallen per proefpersoon; bereik: 1-57). Binnen 4 uur na dosering met
Cinryze dosering, bereikte 87% van de aanvallen duidelijke verlichting van het definiërende
symptoom. Voor 95% van de aanvallen werd klinische verlichting opgemerkt en/of werden
proefpersonen binnen 4 uur ontslagen en naar huis gestuurd. Voor proefpersonen met > 1 aanval, was
de proportie van aanvallen die binnen 4 uur na dosering met Cinryze een respons vertoonden en de tijd
tot respons vergelijkbaar, ongeacht het aantal behandelde aanvallen. Bij geen van de 84 afzonderlijke
laryngeale HAE-aanvallen was na behandeling met Cinryze intubatie nodig.
Cinryze voor de routinepreventie van HAE-aanvallen
Bij onderzoek LEVP 2005-1/B werd een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd,
cross-overontwerp gebruikt; 22 proefpersonen waren evalueerbaar voor werkzaamheid
(gerandomiseerd en behandeld in beide cross-overperioden). Het onderzoek heeft aangetoond dat
profylaxe met Cinryze resulteerde in een meer dan 2-voudige vermindering van het aantal
HAE-aanvallen in vergelijking met placebo (gemiddeld 6,3 aanvallen voor Cinryze
versus
8
12,8 aanvallen voor placebo, p<0,0001). De angio-oedeemaanvallen waren ook minder ernstig tijdens
profylactische behandeling met Cinryze in vergelijking met placebo (gemiddelde ernstscore 1,3
versus
1,9 of een vermindering van 32%, p=0,0008) en van kortere duur (gemiddeld 2,1 dagen
versus
3,4 dagen of een vermindering van 38%, p=0,0004). Het totale aantal dagen van zwelling tijdens
profylactische behandeling met Cinryze werd verminderd in vergelijking met placebo (gemiddeld
10,1 dagen
versus
29,6 dagen of een 66% vermindering, p<0,0001). Daarnaast had men minder
open-label
Cinryze-infusies nodig voor behandeling van HAE-aanvallen tijdens behandeling met
Cinryze in vergelijking met placebo (gemiddeld 4,7 infusies
versus
15,4 infusies of 70%
vermindering, p<0,0001).
In het
open-label
onderzoek LEVP 2006-4, hebben 146 proefpersonen Cinryze ontvangen als
HAE-profylaxe voor perioden variërend van 8 dagen tot ongeveer 32 maanden (gemiddeld
8 maanden). Voorafgaand aan opname meldden proefpersonen een gemiddeld maandelijks
HAE-aanvalspercentage van 3,0 (bereik: 0,08-28,0); tijdens behandeling met profylactische Cinryze
was dit percentage 0,21 (bereik: 0-4,56) en 86% van de proefpersonen ondervond een gemiddelde van
≤ 1 aanval per maand. Voor proefpersonen die gedurende ten minste 1 jaar Cinryze-profylaxe hebben
ontvangen, bleef het maandelijkse aanvalspercentage per proefpersoon consequent laag
(0,34 aanvallen per maand) in relatie tot percentages vóór het onderzoek.
Cinryze voor de pre-procedure preventie van HAE-aanvallen
Open-label
Cinryze werd binnen 24 uur voorafgaand aan een totaal van 91 medische, tandheelkundige
of chirurgische procedures over het hele klinische programma toegediend (40 procedures bij kinderen
en 51 procedures bij volwassenen). Voor 98% van de procedures, werden geen HAE-aanvallen
gerapporteerd binnen de 72 uur na een dosis Cinryze.
Pediatrische patiënten (leeftijdsgroep 6 t/m 11 jaar)
Cinryze voor de behandeling van HAE-aanvallen
Onderzoek LEVP 2006-1: Tweeëntwintig pediatrische proefpersonen werden behandeld voor 121
acute HAE-aanvallen. Het aantal HAE-aanvallen die binnen 4 uur na behandeling met Cinryze
duidelijk verlichting van het definiërende symptoom bereikten was vergelijkbaar tussen de
22 opgenomen kinderen (leeftijdsbereik: 2-17) en volwassenen, waarbij respectievelijk 89% en 86%
van de aanvallen verlichting bereikte.
Onderzoek 0624-203: Hierin waren negen proefpersonen (leeftijdsbereik: 6 t/m 11) opgenomen, die
een enkele dosis Cinryze kregen: 3 proefpersonen (10-25 kg) kregen 500 eenheden(*);
3 proefpersonen (>25 kg) 1.000 eenheden(*), en 3 proefpersonen (>25 kg) 1.500 eenheden(*). Alle
9 (100%) proefpersonen bereikten een begin van duidelijke verlichting van het definiërende symptoom
binnen 4 uur na het begin van de behandeling met Cinryze. Het gemiddelde interval was 0,5 uur
(variërend van 0,25-2,5 uur): 1,25, 0,25, en 0,5 uur in de groepen van respectievelijk 500 eenheden(*),
1.000 eenheden(*), en 1.500 eenheden(*) Cinryze. Het gemiddelde interval tot het volledig verdwijnen
van de aanval van HAE voor de 9 proefpersonen bedroeg 13,6 uur (variërend van 1,6-102,3 uur).
Cinryze voor de preventie van HAE-aanvallen
Onderzoek LEVP 2006-4: Voorafgaand aan opname meldden 23 kinderen (leeftijdsbereik: 3 tot
17 jaar) een gemiddeld maandelijks HAE-aanvalspercentage van 3,0 (bereik: 0,5-28,0). Tijdens het
onderzoek tijdens de ontvangst van Cinryze-profylaxe (1.000 eenheden(*) om de 3 tot 7 dagen; met
uitzondering van een kind van 3 jaar, dat 500 eenheden(*) om de 3 tot 7 dagen kreeg) ondervonden
kinderen in de verschillende leeftijdssubgroepen mediane maandelijks HAE-aanvalpercentages van
0,4 (bereik: 0-3,4) en 87% van de kinderen rapporteerde een gemiddelde van ≤ 1 aanval per maand;
deze resultaten waren vergelijkbaar met de resultaten bij volwassenen.
Onderzoek 0624-301: Zes pediatrische proefpersonen (6 t/m 11 jaar) werden opgenomen en
gerandomiseerd voor dosering tweemaal per week gedurende 12 weken in 2 opeenvolgende
9
behandelingen (500/1.000 eenheden
(
*
)
of 1.000/500 eenheden
(
*
)
Cinryze). Beide doses leidden tot een
soortgelijke afname in de frequentie van de aanvallen en vertoonden klinisch voordeel met betrekking
tot ernst, duur en noodzaak voor acute behandeling van aanvallen.
Pediatrische patiënten (leeftijdsgroep < 6 jaar)
Voor de 3 proefpersonen jonger dan 6 jaar was toediening van Cinryze (500 eenheden
(
*
)
of
1.000 eenheden
(
*
)
) geassocieerd met stijging van het gehalte C1-remmer en klinische werkzaamheid
bij acute behandeling en preventie van aanvallen. In zijn algemeenheid werd toediening van Cinryze
goed verdragen.
In alle onderzoeken resulteerde toediening van Cinryze in verhogingen in antigene en functionele
C1-remmerspiegels na infusie in vergelijking met waarden voorafgaand aan infusie bij zowel kinderen
als volwassenen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Een gerandomiseerd, parallelgroep,
open-label
farmacokinetisch onderzoek van Cinryze werd
uitgevoerd bij proefpersonen met niet-symptomatische HAE. De proefpersonen hebben hetzij een
enkele intraveneuze dosis van 1.000 eenheden
(
*
)
of een dosis van 1.000 eenheden
(
*
)
gevolgd door een
tweede dosis van 1.000 eenheden
(
*
)
60 minuten later ontvangen. De gemiddelde farmacokinetische
parameters voor functionele C1-remmer ontleend aan baselinegecorrigeerde concentratiegegevens
worden weergegeven in Tabel 2.
Tabel 2.
Gemiddelde farmacokinetische parameters voor functionele C1-remmer na
toediening van Cinryze
Dubbele dosis
(dosis van 1.000 eenheden
gevolgd door een tweede dosis
van 1.000 eenheden
60 minuten later)
0,33 ± 0,20 (n = 12)
0,85 ± 0,12 (n = 13)
0,51 ± 0,19 (n = 12)
[2,2 (1,0 – 7,5)] (n = 13)
95,9 ± 19,6 (n = 13)
39,1 ± 20,0 (n = 12)
Parameters
C
baseline
(E/ml)
C
max
(E/ml)
Baselinegecorrigeerde C
max
(E/ml)
t
max
(uur) [mediaan (bereik)]
AUC
(0-t)
(E*uur/ml)
Baselinegecorrigeerde AUC
(0-t)
(E*uur/ml)
KL (ml/min)
0,85 ± 1,07 (n = 7)
1,17 ± 0,78 (n = 9)
Eliminatiehalfwaardetijd (uur)
56 ± 35 (n = 7)
62 ± 38 (n = 9)
n= aantal geëvalueerde proefpersonen.
* De historisch toegekende waarden voor werkzaamheid worden uitgedrukt in interne eenheden (E).
Enkele dosis
(1.000 eenheden*)
0,31 ± 0,20 (n = 12)
0,68 ± 0,08 (n = 12)
0,37 ± 0,15 (n = 12)
[1,2 (0,3 – 26,0)] (n = 12)
74,5 ± 30,3 (n = 12)
24,5 ± 19,1 (n = 12)
Na intraveneuze toediening van een enkele dosis Cinryze aan HAE-proefpersonen, werd de
serumconcentratie van functionele C1-remmer binnen 1 tot 2 uur verdubbeld. De maximale
serumconcentratie (C
max
) en het gebied onder de serumconcentratietijdscurve (AUC) leek van de
enkele naar dubbele dosis te stijgen, hoewel de verhoging niet dosisproportioneel was. De gemiddelde
eliminatiehalfwaardetijd van functionele C1-remmer na toediening van Cinryze was 56 uur voor een
enkele dosis en 62 uur voor de dubbele dosis.
Omdat de C1-remmer een endogene humane plasmaproteïne is, wordt het niet onderworpen aan
metabolisme door Cytochroom P450 iso-enzymen, excretie of de farmacokinetische interacties tussen
geneesmiddelen die door veel verbindingen met laag moleculair gewicht worden vertoond. De
verwachte consequentie van metabolisme van een glycoproteïne is via degradatie tot kleine peptiden
10
en individuele aminozuren. Als zodanig zullen de farmacokinetica en excretie van Cinryze naar
verwachting niet worden veranderd door nier- of leverinsufficiëntie.
Pediatrische patiënten
Functionele C1-remmeractiviteit werd gemeten bij kinderen in de twee
open-label
onderzoeken (zie
rubriek 5.1). Gemiddelde verhogingen vanaf de baselinewaarde in functionele C1-remmeractiviteit
gemeten 1 uur na de dosis bij kinderen 2 tot < 18 jaar oud varieerden van 20% tot 88% in Onderzoek
LEVP 2006-1 (behandeling) en van 22% tot 46% in Onderzoek LEVP 2006-4 (preventie) in
vergelijking met respectievelijk 21% tot 66% en 25% tot 32% bij volwassenen. In twee extra
onderzoeken werden de plasmaspiegels beoordeeld bij kinderen (6 t/m 11 jaar).
In onderzoek 0624-203 werd de antigene en functionele activiteit van C1-remmer in het plasma bij
9 patiënten verkregen na een enkele i.v. dosis van 500 eenheden
(
*
)
, 1.000 eenheden
(
*
)
of
1.500 eenheden
(
*
)
Cinryze, op basis van lichaamsgewicht (zie rubriek 5.1). Er werden stijgingen van
C1-remmer antigeenspiegels en functionele activiteit boven de uitgangswaarden na 1 uur en 24 uur na
de dosis aangetoond.
In onderzoek 0624-301 werd de antigene en functionele activiteit van C1-remmer in het plasma
gemeten bij 6 patiënten vóór de dosis en 1 uur na i.v. toediening van twee doseringsniveaus van
Cinryze (500 eenheden
(
*
)
en 1.000 eenheden
(
*
)
) om de 3 of 4 dagen gedurende 12 weken. Beide
Cinryze-doses leidden tot relevante plasmaspiegels van de antigene en functionele activiteit van de
C1-remmer.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van algemene toxiciteit en reproductietoxiciteit. Er zijn
geen genotoxiciteitsonderzoeken uitgevoerd daar het niet waarschijnlijk is dat de werkzame stof direct
interactie zal geven met DNA of ander chromosomaal materiaal. Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd
op vruchtbaarheid, vroege embryonale en postnatale ontwikkeling, of carcinogeniciteitsonderzoeken
omdat chronische dosering bij dieren naar verwachting verband zou houden met ontwikkeling van
neutraliserende antilichamen op de humane proteïne.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Poeder:
Natriumchloride
Sucrose
Natriumcitraat
L-valine
L-alanine
L-threonine
Oplosmiddel:
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Gebruik alleen een siliconenvrije spuit (meegeleverd in de verpakking) voor toediening van het
product.
11
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn
in rubriek 6.6.
6.3
2 jaar.
Na reconstitutie dient het product onmiddellijk te worden gebruikt. Chemische en fysische stabiliteit
bij gebruik gedurende 3 uur op kamertemperatuur (15ºC – 25ºC) is echter aangetoond.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren beneden 25ºC. Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter
bescherming tegen licht. Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie
rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
500 IE C1-remmer in een kleurloze glazen injectieflacon (Type I), gesloten met een rubberen stop
(Type I) en een aluminium afsluiting met een kunststof flip-off-dop.
5 ml water voor injecties in een kleurloze glazen injectieflacon (Type I), gesloten met een rubberen
stop (Type I) en een aluminium afsluiting met een kunststof flip-off-dop.
Elke verpakking bevat:
Twee injectieflacons met poeder.
Twee injectieflacons met oplosmiddel.
2 filtertransferhulpmiddelen, 2 wegwerpspuiten van 10 ml, 2 venapunctiesets en 2 beschermmatten.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Elke kit bevat materiaal voor hetzij één dosis van 1.000 IE hetzij twee doses van 500 IE.
Reconstitutie en toediening van Cinryze
Men dient voorzichtig te zijn bij de reconstitutie, toediening van het product en hantering van de
toedieningsset en naalden.
Gebruik het bij Cinryze meegeleverde filtertransferhulpmiddel of een op de markt verkrijgbare naald
met dubbele punt.
Preparatie en hantering
Cinryze is bedoeld voor intraveneuze toediening na reconstitutie met water voor injecties.
De Cinryze-injectieflacon is voor eenmalig gebruik.
Reconstitutie
Voor de bereiding van één dosis van 500 IE zijn nodig: 1 flacon met poeder, 1 flacon met
oplosmiddel, 1 filtertransferhulpmiddel, 1 wegwerpspuit van 10 ml, 1 venapunctieset en
1 beschermmat.
Voor de bereiding van één dosis van 1.000 IE zijn nodig: 2 flacons met poeder, 2 flacons met
oplosmiddel, 2 filtertransferhulpmiddelen, 1 wegwerpspuit van 10 ml, 1 venapunctieset en
1 beschermmat.
Elke injectieflacon met het product dient te worden gereconstitueerd met 5 ml water voor injecties.
12
Eén injectieflacon met gereconstitueerde Cinryze komt overeen met een dosis van 500 IE.
Twee injectieflacons met gereconstitueerde Cinryze komen overeen met een dosis van 1.000 IE.
Daarom worden twee injectieflacons gecombineerd voor één dosis van 1.000 IE.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Werk op de meegeleverde mat en was uw handen alvorens de volgende procedures uit te
voeren.
Tijdens de reconstitutieprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
Zorg ervoor dat de injectieflacon met het poeder en de injectieflacon met het oplosmiddel op
kamertemperatuur (15ºC – 25ºC) zijn.
Maak het etiket voor de injectieflacon met het poeder los door de door de omgekeerde driehoek
gemarkeerde geperforeerde strip los te scheuren.
Verwijder de kunststof doppen van de injectieflacons met het poeder en het oplosmiddel.
Reinig de stoppen met een desinfectiegaasje en laat ze drogen voorafgaand aan gebruik.
Verwijder de bescherming van de bovenkant van de verpakking van het transferhulpmiddel.
Verwijder het hulpmiddel niet uit te verpakking.
Opmerking: het transferhulpmiddel moet worden aangesloten op de injectieflacon met het
oplosmiddel alvorens het wordt bevestigd op de injectieflacon met het poeder, zodat het vacuüm
in de injectieflacon met het poeder niet verdwijnt. Plaats de injectieflacon met het oplosmiddel
op een vlak oppervlak en steek de blauwe kant van het transferhulpmiddel in de injectieflacon
met het oplosmiddel, duw hem omlaag tot de punt door het midden van de stop van de
injectieflacon met het oplosmiddel gaat en het hulpmiddel op zijn plaats klikt. Het
transferhulpmiddel moet verticaal zijn alvorens het door de sluiting van de stop dringt.
Verwijder de kunststof verpakking van het transferhulpmiddel en gooi hem weg. Pas op dat u
het blootgestelde uiteinde van het transferhulpmiddel niet aanraakt.
Plaats de injectieflacon met het poeder op een vlak oppervlak. Keer het transferhulpmiddel en
de injectieflacon met het oplosmiddel met water voor injecties om en steek het transparante
uiteinde van het transferhulpmiddel in de injectieflacon met het poeder, duw hem omlaag tot de
pen door de rubberen stop gaat en het transferhulpmiddel op zijn plaats klikt. Het
transferhulpmiddel moet verticaal zijn alvorens het door de sluiting van de stop van de
injectieflacon met het poeder dringt. Het vacuüm in de injectieflacon met het poeder zal het
oplosmiddel naar binnen trekken. Wanneer er geen vacuüm in de injectieflacon zit, het product
niet gebruiken.
Draai de injectieflacon met het poeder voorzichtig rond tot alle poeder is opgelost. De
injectieflacon met het poeder niet schudden. Controleer of al het poeder volledig is opgelost.
Maak de injectieflacon met het oplosmiddel los door hem naar links te draaien. Het transparante
uiteinde van het transferhulpmiddel niet verwijderen van de injectieflacon met het poeder.
9.
10.
11.
12.
Eén injectieflacon met gereconstitueerde Cinryze bevat 500 IE C1-remmer in 5 ml, hetgeen resulteert
in een concentratie van 100 IE/ml. Ga verder met de toedieningsprocedure als patiënten
een dosis van
500 IE
krijgen.
Er moeten twee injectieflacons met Cinryze-poeder worden gereconstitueerd om één dosis te maken
(1.000 IE/10 ml). Herhaal daarom bovenstaande instructies 1 tot 12 met behulp van een extra pakket
dat een transferhulpmiddel bevat voor het reconstitueren van de tweede van twee injectieflacons met
poeder. Het transferhulpmiddel niet opnieuw gebruiken. Ga, zodra de twee injectieflacons zijn
gereconstitueerd, door met de toedieningsprocedure voor
een dosis van 1.000 IE.
Toedieningsprocedure voor een dosis van 500 IE
1.
2.
3.
Tijdens de toedieningsprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
Na reconstitutie zijn de Cinryze-oplossingen kleurloos tot iets lichtblauw en transparant. Het
product niet gebruiken wanneer de oplossingen troebel of verkleurd zijn.
Gebruik een steriele wegwerpspuit van 10 ml, trek de plunjer naar achteren en laat ongeveer 5
ml lucht in de spuit.
13
4.
5.
6.
7.
8.
Bevestig de spuit op de bovenkant van het transparante uiteinde van het transferhulpmiddel door
hem naar rechts te draaien.
Keer de injectieflacon voorzichtig om en injecteer lucht in de oplossing en zuig dan voorzichtig
de gereconstitueerde Cinryze-oplossing in de spuit.
Maak de spuit los van de injectieflacon door hem naar links te draaien en los te maken van het
transparante uiteinde van het transferhulpmiddel.
Inspecteer de gereconstitueerde Cinryze-oplossing voorafgaand aan toediening op partikels; niet
gebruiken wanneer partikels worden opgemerkt.
Bevestig de venapunctieset aan de spuit met Cinryze-oplossing en injecteer intraveneus in de
patiënt. Dien 500 IE (gereconstitueerd in 5 ml water voor injecties) Cinryze toe door middel van
intraveneuze injectie met een snelheid van 1 ml per minuut gedurende 5 minuten.
Toedieningsprocedure voor een dosis van 1.000 IE
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Tijdens de toedieningsprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
Na reconstitutie zijn de Cinryze-oplossingen kleurloos tot iets lichtblauw en transparant. Het
product niet gebruiken wanneer de oplossingen troebel of verkleurd zijn.
Gebruik een steriele, wegwerpspuit van 10 ml, trek de plunjer naar achteren en laat ongeveer
5 ml lucht in de spuit.
Bevestig de spuit op de bovenkant van het transparante uiteinde van het transferhulpmiddel door
hem naar rechts te draaien.
Keer de injectieflacon voorzichtig om en injecteer lucht in de oplossing en zuig dan voorzichtig
de gereconstitueerde Cinryze-oplossing in de spuit.
Maak de spuit los van de injectieflacon door hem naar links te draaien en los te maken van het
transparante uiteinde van het transferhulpmiddel.
Herhaal stap 3 tot 6 met dezelfde spuit met een tweede injectieflacon gereconstitueerde Cinryze
om één volledige dosis van 10 ml te maken.
Inspecteer de gereconstitueerde Cinryze-oplossing voorafgaand aan toediening op partikels; niet
gebruiken wanneer partikels worden opgemerkt.
Bevestig de venapunctieset aan de spuit met Cinryze-oplossing en injecteer intraveneus in de
patiënt. Dien 1.000 IE (gereconstitueerd in 10 ml water voor injecties) Cinryze toe door middel
van intraveneuze injectie met een snelheid van 1 ml per minuut gedurende 10 minuten.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/688/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 15 juni 2011
Datum van laatste verlenging: 26 mei 2016
14
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
15
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
16
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Prothya Biosolutions Netherlands B.V.
Plesmanlaan 125
1066 CX Amsterdam
Nederland
Baxalta US Inc.
4501 Colorado Boulevard
Los Angeles, CA 90039-1103
VS
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
Shire International Licensing B.V.
Mercuriusplein 11
2132 HA Hoofddorp
Nederland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
Officiële vrijgifte van de batch
In overeenstemming met artikel 114 van Richtlijn 2001/83/EG, zal de officiële vrijgifte van de batch
worden uitgevoerd door een laboratorium van de staat of een specifiek daartoe aangewezen
laboratorium.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
17
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
Voorafgaand aan lancering van het product in elke lidstaat zal de vergunninghouder de inhoud en de
vorm van het instructiemateriaal overeenkomen met de nationale bevoegde instantie.
De vergunninghouder dient ervoor te zorgen dat alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg van
wie wordt verwacht dat zij Cinryze zullen voorschrijven worden voorzien van een instructiepakket.
Het instructiepakket dient het volgende te bevatten:
Samenvatting van de productkenmerken en bijsluiter voor Cinryze
Instructiemateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Instructiematerialen voor niet-beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Het instructiemateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dient informatie te bevatten
over de volgende belangrijke elementen:
Er is beperkte informatie over het gebruik van dit geneesmiddel bij thuis- of zelftoediening.
Het is de verantwoordelijkheid van de voorschrijvend arts te bepalen welke patiënten in aanmerking
kunnen komen voor thuis- of zelftoediening van Cinryze.
Het is de verantwoordelijkheid van de voorschrijvend arts de niet-beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg die de behandeling thuis zullen toedienen, zoals de patiënt voor zelftoediening of een
familielid, de juiste training te geven. De toediening door de patiënt/verzorger dient regelmatig te
worden beoordeeld om handhaving van de optimale praktijk zeker te stellen.
Bij de te geven training dienen de volgende elementen aan de orde te komen:
Voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Doses en indicaties van behandeling
Bereiding van één dosis Cinryze (500 IE) door reconstitutie van één injectieflacon
Bereiding van één dosis Cinryze (1.000 IE) door reconstitutie van twee injectieflacons
Reconstitutiemethode voor elke injectieflacon
Techniek van intraveneuze injectie
Wijze en snelheid van toediening van één dosis Cinryze (500 IE)
Wijze en snelheid van toediening van één dosis Cinryze (1.000 IE)
Instructie om te vragen om een spoedbehandeling door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
wanneer het niet lukt veneuze toegang te krijgen of in het geval dat werkzaamheid uitblijft
18
Instructie voor het behandelen van mogelijke bijwerkingen
Informatie over de noodzaak een dagboek bij te houden om elke thuis ontvangen behandeling te
documenteren en het bij elk bezoek mee te brengen. De verzamelde informatie dient te omvatten:
Datum en tijd van de behandeling
Partijnummer en ontvangen dosis
Indicatie voor behandeling (acute aanval of profylaxe)
Reactie op behandeling
Mogelijke bijwerkingen
Het is de verantwoordelijkheid van de voorschrijvend arts om te verifiëren of alle noodzakelijke
vaardigheden zijn verworven door de niet-beroepsbeoefenaar en of Cinryze thuis veilig en effectief
kan worden toegediend.
Het bestaan van een postmarketingregistratie waarin beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
worden aangemoedigd patiënten in te voeren
Het instructiemateriaal voor niet-beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dient informatie te
bevatten over de volgende belangrijke elementen:
Er is beperkte informatie over het gebruik van dit geneesmiddel bij thuis- of zelftoediening.
Voor sommige patiënten kan de voorschrijvend arts besluiten dat Cinryze thuis kan worden
toegediend door een niet-beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg zoals een familielid of door middel
van zelftoediening.
De noodzakelijke vaardigheden dienen te worden aangeleerd door niet-beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg alvorens Cinryze thuis veilig en effectief mag worden toegediend.
Hun voorschrijvend arts zal training geven met betrekking tot de volgende elementen:
Voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Doses en indicaties van behandeling
Bereiding van één dosis Cinryze (500 IE) door reconstitutie van één injectieflacon
Bereiding van één dosis Cinryze (1.000 IE) door reconstitutie van twee injectieflacons
Reconstitutiemethode voor elke injectieflacon
Techniek van intraveneuze injectie
Wijze en snelheid van toediening van één dosis Cinryze (500 IE)
Wijze en snelheid van toediening van één dosis Cinryze (1.000 IE)
Instructie om te vragen om een spoedbehandeling door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
wanneer het niet lukt veneuze toegang te krijgen of in het geval dat werkzaamheid uitblijft
Instructie voor het behandelen van mogelijke bijwerkingen
Informatie over de noodzaak een dagboek bij te houden om elke thuis ontvangen behandeling te
documenteren en het bij elk bezoek mee te brengen. De verzamelde informatie dient te omvatten:
Datum en tijd van de behandeling
Partijnummer en ontvangen dosis
Indicatie voor behandeling (acute aanval of profylaxe)
Reactie op behandeling
Mogelijke bijwerkingen
Men dient thuis een folder te bewaren waarin uitgebreide informatie wordt gegeven over de
belangrijkste elementen van de training voor verdere raadpleging.
19
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Er dient een postmarketingregistratie te worden opgezet met het doel extra
informatie te verkrijgen over de veiligheid en het gebruik van Cinryze in de EU.
Verdere te verzamelen informatie omvat gegevens over blootstelling aan
geneesmiddelen, bijwerkingen van geneesmiddelen, frequentie van aanvallen,
langetermijnveiligheidsgegevens, gebruik bij zwangere patiënten met resultaat van
zwangerschappen, evenals het gebruik bij pediatrische patiënten. Men dient met
name aandacht te besteden aan het monitoren van gevallen van ernstige en
laryngeale aanvallen, evenals gevallen waarin de behandeling later is gestart dan
4 uur na het begin van de aanval; bijzonderheden over de toegediende dosis,
tijdstip van dosering, veiligheids- en werkzaamheidsresultaat dienen te worden
gerapporteerd. In deze registratie verzamelde gegevens dienen ten tijde van de
PSUR-indieningen te worden gerapporteerd aan de CHMP.
Uiterste
datum
PSUR-cyclus
20
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
21
A. ETIKETTERING
22
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cinryze 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
C1-remmer (humaan)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na reconstitutie bevat één injectieflacon 500 IE C1-remmer (humaan) per 5 ml, wat overeenkomt met
een concentratie van 100 IE/ml. Twee injectieflacons gereconstitueerde Cinryze worden gecombineerd
voor een enkele dosis.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Injectieflacon met poeder: natriumchloride, sucrose, natriumcitraat, L-valine, L-alanine, L-threonine
Injectieflacon met oplosmiddel: water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
2 injectieflacons met poeder
2 injectieflacons met oplosmiddel
2 filtertransferhulpmiddelen
2 wegwerpspuiten van 10 ml
2 venapunctiesets
2 beschermmatten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
23
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C. Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter
bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/688/001
13.
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Cinryze
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
24
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
TEKST VOOR ETIKET OP CINRYZE-INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Cinryze 500 IE poeder voor oplossing voor injectie
C1-remmer (humaan)
IV-gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
EXP
4.
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
500 IE
6.
OVERIGE
25
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VOOR INJECTIEFLACON MET OPLOSMIDDEL
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor Cinryze
Water voor injecties
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
5 ml
6.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
26
B. BIJSLUITER
27
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Cinryze 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
C1-remmer (humaan)
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Cinryze en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Cinryze en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Cinryze bevat de humane proteïne die “C1-remmer” wordt genoemd als werkzame stof.
C1-remmer is een van nature voorkomende proteïne die normaal aanwezig is in het bloed. Als u een
kleine hoeveelheid C1-remmer in uw bloed heeft of uw C1-remmer niet goed werkt, kan dit leiden tot
zwellingaanvallen (angio-oedeem genoemd). Symptomen kunnen maagpijn en zwelling omvatten van
de:
handen en voeten
gezicht, oogleden, lippen en tong
strottenhoofd (larynx), dit kan de ademhaling bemoeilijken
genitaliën
Bij volwassenen en kinderen kan Cinryze de hoeveelheid C1-remmer in het bloed verhogen en deze
zwellingaanvallen voorkomen (voorafgaand aan medische of tandheelkundige ingrepen) of de
zwellingaanvallen stoppen nadat zij zijn begonnen.
Bij volwassenen, jongeren en kinderen (in de leeftijd van 6 jaar en ouder) kan Cinryze de hoeveelheid
C1-remmer in het bloed verhogen en zwellingaanvallen routinematig voorkomen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Het is belangrijk dat u uw arts informeert wanneer u denkt dat u ooit een allergische
reactie op een van de bestanddelen van Cinryze heeft gehad.
28
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Voordat u behandeling met Cinryze begint is het belangrijk dat u uw arts vertelt of u problemen
heeft of heeft gehad met bloedstolsels in uw bloed (trombotische incidenten). U zult zorgvuldig
worden gemonitord wanneer dit het geval is.
Als u begint te lijden aan uitslag, een strak gevoel op de borst, piepend ademhalen of een snelle
hartslag nadat u Cinryze heeft gebruikt, dient u dat
onmiddellijk
aan uw arts te vertellen (zie
rubriek 4).
Wanneer geneesmiddelen zijn gemaakt van humaan bloed of plasma, worden bepaalde
maatregelen genomen om te voorkomen dat infecties worden doorgegeven aan patiënten. Deze
omvatten zorgvuldige selectie van bloed- en plasmadonoren om zeker te stellen dat degenen met
het risico van het dragen van infecties worden uitgesloten, en het testen van elke donatie en
plasmapools op tekenen van virus/infecties. Fabrikanten van deze producten nemen ook stappen
op in het verwerken van het bloed of plasma die virussen kunnen inactiveren of verwijderen.
Ondanks deze maatregelen kan wanneer uit humaan bloed of plasma bereide geneesmiddelen
worden toegediend, de mogelijkheid van het doorgeven van infectie niet volledig worden
uitgesloten. Dit is ook van toepassing op alle onbekende of opkomende virussen of andere
infectietypes.
De genomen maatregelen worden gezien als effectief voor omhulde virussen zoals humaan
immunodeficiëntievirus (HIV), hepatitis B- en hepatitis C-virus en voor de niet-omhulde
hepatitis A- en parvovirus B19-virussen.
Uw arts kan adviseren dat u overweegt zich te laten vaccineren tegen hepatitis A en B als u
regelmatig of herhaaldelijk C1-remmerproducten ontvangt die uit humaan plasma zijn gehaald.
Om de traceerbaarheid van biologische geneesmiddelen te kunnen verbeteren, moeten de naam
en het lotnummer van het toegediende middel duidelijk worden vastgelegd door uw arts of
verpleegkundige.
Kinderen
Cinryze is niet goedgekeurd voor gebruik bij kinderen jonger dan 6 jaar voor de routinepreventie van
angio-oedeemaanvallen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Cinryze nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u Cinryze gebruikt. Er is beperkte informatie over de veiligheid van het
gebruik van Cinryze tijdens zwangerschap en borstvoeding. Uw arts zal de risico’s en voordelen van
het gebruik van dit geneesmiddel met u bespreken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Dit geneesmiddel heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen.
Cinryze bevat natrium
Dit middel bevat 11,5 mg natrium (een belangrijk bestanddeel van keukenzout/tafelzout) per
injectieflacon. Dit komt overeen met 0,5% van de aanbevolen maximale dagelijkse hoeveelheid
natrium in de voeding voor een volwassene.
29
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw behandeling wordt ingesteld en toegediend onder toezicht van een arts met ervaring in de
verzorging van patiënten met erfelijk angio-oedeem (HAE).
Een arts of verpleegkundige kan Cinryze voor u bereiden en injecteren. Als uw arts beslist dat u dit
geneesmiddel bij uzelf kunt toedienen, zal uw arts of verpleegkundige u of een familielid aanleren hoe
dit geneesmiddel moet worden bereid en geïnjecteerd. Uw arts zal het bereidings- en
toedieningsproces regelmatig met u of een familielid of verzorger herbeoordelen.
De aanbevolen dosering van Cinryze voor volwassenen, jongeren, kinderen, ouderen of patiënten die
lijden aan nier- of leverproblemen is als volgt:
Gebruik bij volwassenen en jongeren (12 jaar en ouder)
Behandeling van zwellingaanvallen
Een dosis van 1.000 IE (twee injectieflacons) Cinryze dient te worden geïnjecteerd bij het eerste
teken van een zwellingaanval.
Er kan een tweede injectie van 1.000 IE worden gegeven wanneer uw symptomen niet
verbeteren na 60 minuten.
Als u een ernstige aanval ondervindt, met name een zwelling van het strottenhoofd (larynx), of
wanneer het instellen van de behandeling wordt vertraagd, kan de tweede dosis van 1.000 IE
eerder worden gegeven dan 60 minuten na de eerste dosis, afhankelijk van uw klinische reactie.
Cinryze dient intraveneus (in een ader) te worden geïnjecteerd.
Routinepreventie van zwellingaanvallen
Een dosis van 1.000 IE (twee injectieflacons) Cinryze dient elke 3 of 4 dagen te worden
geïnjecteerd voor routinepreventie van zwellingaanvallen.
Afhankelijk van uw respons op Cinryze kan het doseringsinterval door uw arts worden
aangepast.
Cinryze dient intraveneus (in een ader) te worden geïnjecteerd.
Preventie van zwellingaanvallen voorafgaand aan een operatie
Een dosis van 1.000 IE (twee injectieflacons) Cinryze dient tot 24 uur vóór een medische,
tandheelkundige of chirurgische procedure te worden geïnjecteerd.
Cinryze dient intraveneus (in een ader) te worden geïnjecteerd.
30
Gebruik bij kinderen
Behandeling van angio-
oedeemaanvallen
2 t/m 11 jaar, >25 kg:
Een dosis van 1.000 IE (twee
injectieflacons) Cinryze dient te
worden geïnjecteerd bij het eerste
teken van een zwellingaanval.
Er kan een tweede injectie van
1.000 IE worden gegeven wanneer
uw symptomen niet verbeteren na
60 minuten.
2 t/m 11 jaar, 10-25 kg:
Een dosis van 500 IE (één
injectieflacon) Cinryze dient te
worden geïnjecteerd bij het eerste
teken van een zwellingaanval.
Er kan een tweede injectie van
500 IE worden gegeven wanneer uw
symptomen niet verbeteren na
60 minuten.
Reconstitutie en wijze van toediening
Cinryze wordt gewoonlijk in een ader (intraveneus) geïnjecteerd door uw arts of verpleegkundige. U
of uw verzorger kan Cinryze ook toedienen als injectie, maar alleen na een adequate training te hebben
ontvangen. Als u dit geneesmiddel bij uzelf injecteert, gebruik het dan altijd precies zoals uw arts u dat
heeft verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts. Als uw arts besluit
dat u in aanmerking kunt komen voor een dergelijke thuisbehandeling, zal hij/zij u gedetailleerde
instructies geven. U dient een dagboek bij te houden om elke thuis ontvangen behandeling te
documenteren en bij elk bezoek aan de arts mee te brengen. Er zal regelmatig een beoordeling van de
injectietechniek van u of uw verzorger worden uitgevoerd om voortdurende goede hantering zeker te
stellen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Pre-procedure preventie
van angio-
oedeemaanvallen
2 t/m 11 jaar, >25 kg:
Een dosis van 1.000 IE
(twee injectieflacons)
Cinryze dient tot 24 uur
vóór een medische,
tandheelkundige of
chirurgische procedure te
worden geïnjecteerd.
Routinepreventie van
angio-oedeemaanvallen
6 t/m 11 jaar:
Een dosis van 500 IE (één
injectieflacon) Cinryze dient
elke 3 of 4 dagen te worden
geïnjecteerd voor
routinepreventie van
zwellingaanvallen.
Afhankelijk van uw respons
op Cinryze kan het
doseringsinterval door uw
arts worden aangepast.
2 t/m 11 jaar, 10-25 kg:
Een dosis van 500 IE (één
injectieflacon) Cinryze
dient tot 24 uur vóór een
medische, tandheelkundige
of chirurgische procedure te
worden geïnjecteerd.
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Dit kunnen onder meer allergie-achtige reacties zijn.
Neem
onmiddellijk
contact op met uw arts als u na gebruik van dit geneesmiddel een van de volgende
symptomen heeft. Hoewel ze zelden optreden, kunnen de symptomen ernstig zijn.
Plotseling piepend ademhalen, ademhalingsproblemen, zwelling van oogleden, gezicht of lippen,
uitslag of jeuk (die zich met name op uw hele lichaam voordoen).
31
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij meer dan 1 op de 10 mensen optreden): hoofdpijn,
misselijkheid.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen optreden):
overgevoeligheid, duizeligheid, braken, huiduitslag, jeuk of roodheid, uitslag of pijn op de
injectieplek, koorts.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen optreden): hoge
bloedsuiker, bloedstolling, pijnlijke aderen, opvliegers, hoesten, maagpijn, diarree, huidschilferen,
gewrichtszwelling en –pijn, spierpijn en borstklachten.
Bijwerkingen bij kinderen en jongeren tot 18 jaar komen naar verwachting overeen met die bij
volwassenen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
injectieflacons na “EXP”. Bewaren beneden 25ºC. Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de
oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Na reconstitutie dient de Cinryze-oplossing onmiddellijk te worden gebruikt.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is C1-remmer geproduceerd uit het plasma van humane donoren. Elke
injectieflacon met poeder bevat 500 IE C1-remmer. Na reconstitutie bevat één injectieflacon 500 IE
C1-remmer (humaan) per 5 ml, overeenkomend met een concentratie van 100 IE/ml. Twee
injectieflacons gereconstitueerde Cinryze bevatten 1.000 IE van C1-remmer (humaan) per 10 ml,
overeenkomend met een concentratie van 100 IE/ml.
Het totale proteïnegehalte van de gereconstitueerde oplossing is 15 ± 5 mg/ml.
Eén Internationale Eenheid (IE) is equivalent aan de hoeveelheid C1-remmer die aanwezig is in 1 ml
normaal humaan plasma.
De andere stoffen in dit middel zijn natriumchloride, sucrose, natriumcitraat, L-valine, L-alanine en
L-threonine (zie rubriek 2).
Oplosmiddel: water voor injecties
32
Hoe ziet Cinryze eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Cinryze is een wit poeder in een injectieflacon.
Nadat het is opgelost in het water voor injecties is de oplossing transparant en kleurloos tot heel licht
blauw.
Elk pakket bevat:
2 injectieflacons Cinryze 500 IE voor oplossing voor injectie
2 injectieflacons met water voor injecties (5 ml elk)
2 filtertransferhulpmiddelen
2 wegwerpspuiten van 10 ml
2 venapunctiesets
2 beschermmatten
Gebruik alleen een siliconenvrije spuit (meegeleverd in de verpakking) voor toediening van het
product.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
E-mail: medinfoEMEA@takeda.com
Tel.: +800 66838470
Fabrikant
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
Shire International Licensing B.V.
Mercuriusplein 11
2132 HA Hoofddorp
Nederland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
33
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Reconstitutie en toediening van Cinryze
Men dient voorzichtig te zijn bij de reconstitutie, toediening van het product en hantering van de
toedieningsset en naalden.
Gebruik het bij Cinryze meegeleverde filtertransferhulpmiddel of een op de markt verkrijgbare naald
met dubbele punt.
Gebruik alleen een siliconenvrije spuit (meegeleverd in de verpakking) voor toediening van het
product.
Preparatie en hantering
Cinryze is bedoeld voor intraveneuze toediening (in een ader) na reconstitutie met water voor
injecties.
De Cinryze-injectieflacon is voor eenmalig gebruik.
Reconstitutie
Voor een dosis van 500 IE zijn nodig: 1 flacon met poeder, 1 flacon met oplosmiddel,
1 filtertransferhulpmiddel, 1 wegwerpspuit van 10 ml, 1 venapunctieset en 1 beschermmat. Bewaar de
resterende injectieflacon en toedieningsset voor de volgende dosis.
Voor een dosis van 1.000 IE zijn nodig: 2 flacons met poeder, 2 flacons met oplosmiddel,
2 filtertransferhulpmiddelen, 1 wegwerpspuit van 10 ml, 1 venapunctieset en 1 beschermmat.
Elke injectieflacon met het product dient te worden gereconstitueerd met 5 ml water voor injecties.
Eén injectieflacon met gereconstitueerde Cinryze komt overeen met een dosis van 500 IE.
Reconstitueer daarom slechts één injectieflacon van Cinryze voor één dosis van 500 IE.
Twee injectieflacons met gereconstitueerde Cinryze komen overeen met een dosis van 1.000 IE.
Daarom worden twee injectieflacons gecombineerd voor één dosis van 1.000 IE.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Werk op de meegeleverde mat en was uw handen alvorens de volgende procedures uit te
voeren.
Tijdens de reconstitutieprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
Zorg ervoor dat de injectieflacon met het poeder en de injectieflacon met het oplosmiddel op
kamertemperatuur zijn (15ºC – 25ºC).
Maak het etiket voor de injectieflacon met het poeder los door de door de omgekeerde driehoek
gemarkeerde geperforeerde strip los te scheuren.
Verwijder de kunststof doppen van de injectieflacons met het poeder en het oplosmiddel.
Reinig de stoppen met een desinfectiegaasje en laat ze drogen voorafgaand aan gebruik.
Verwijder de bescherming van de bovenkant van de verpakking van het transferhulpmiddel.
Verwijder het hulpmiddel niet uit te verpakking.
34
8.
Opmerking: het transferhulpmiddel moet worden aangesloten op de injectieflacon met het
oplosmiddel alvorens het wordt bevestigd op de injectieflacon met het poeder, zodat het vacuüm
in de injectieflacon met het poeder niet verdwijnt. Plaats de injectieflacon met het oplosmiddel
op een vlak oppervlak en steek de blauwe kant van het transferhulpmiddel in de injectieflacon
met het oplosmiddel, duw hem omlaag tot de punt door het midden van de stop van de
injectieflacon met het oplosmiddel gaat en het hulpmiddel op zijn plaats klikt. Het
transferhulpmiddel moet verticaal zijn alvorens het door de sluiting van de stop dringt.
9.
Verwijder de kunststof verpakking van het transferhulpmiddel en gooi hem weg. Pas op dat u
het blootgestelde uiteinde van het transferhulpmiddel niet aanraakt.
10.
Plaats de injectieflacon met het poeder op een vlak oppervlak. Keer het transferhulpmiddel en
de injectieflacon met het oplosmiddel met water voor injecties om en steek het transparante
uiteinde van het transferhulpmiddel in de injectieflacon met het poeder, duw hem omlaag tot de
pen door de rubberen stop gaat en het transferhulpmiddel op zijn plaats klikt. Het
transferhulpmiddel moet verticaal zijn alvorens het door de sluiting van de stop van de
injectieflacon met het poeder dringt. Het vacuüm in de injectieflacon met het poeder zal het
oplosmiddel naar binnen trekken. Wanneer er geen vacuüm in de injectieflacon zit, het product
niet gebruiken.
11.
Draai de injectieflacon met het poeder voorzichtig rond tot alle poeder is opgelost. De
injectieflacon met het poeder niet schudden. Controleer of al het poeder volledig is opgelost.
35
12.
Maak de injectieflacon met het oplosmiddel los door hem naar links te draaien. Het transparante
uiteinde van het transferhulpmiddel niet verwijderen van de injectieflacon met het poeder.
Eén injectieflacon met gereconstitueerde Cinryze bevat 500 IE C1-remmer in 5 ml, hetgeen resulteert
in een concentratie van 100 IE/ml. Ga verder met de toedieningsprocedure als patiënten een dosis van
500 IE krijgen.
Er moeten twee injectieflacons met Cinryze-poeder worden gereconstitueerd om één dosis te maken
(1.000 IE/10 ml). Herhaal daarom bovenstaande instructies 1 tot 12 met behulp van een extra pakket
dat een transferhulpmiddel bevat voor het reconstitueren van de tweede van twee injectieflacons met
het poeder. Het transferhulpmiddel niet opnieuw gebruiken. Ga, zodra de twee injectieflacons zijn
gereconstitueerd, door met de toedieningsprocedure voor een dosis van 1.000 IE.
Toedieningsprocedure voor een dosis van 500 IE
1.
2.
3.
Tijdens de toedieningsprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
Na reconstitutie zijn de Cinryze-oplossingen kleurloos tot iets lichtblauw en transparant. Het
product niet gebruiken wanneer de oplossingen troebel of verkleurd zijn.
Gebruik een steriele wegwerpspuit van 10 ml, trek de plunjer naar achteren en laat ongeveer
5 ml lucht in de spuit.
4.
Bevestig de spuit op de bovenkant van het transparante uiteinde van het transferhulpmiddel door
hem naar rechts te draaien.
36
5.
Keer de injectieflacon voorzichtig om en injecteer lucht in de oplossing en zuig dan voorzichtig
de gereconstitueerde Cinryze-oplossing in de spuit.
6.
Maak de spuit los van de injectieflacon door hem naar links te draaien en los te maken van het
transparante uiteinde van het transferhulpmiddel.
7.
8.
Inspecteer de gereconstitueerde Cinryze-oplossing voorafgaand aan toediening op partikels; niet
gebruiken wanneer partikels worden opgemerkt.
Bevestig de venapunctieset aan de spuit met Cinryze-oplossing en injecteer intraveneus (in een
ader) in de patiënt. Dien 500 IE (gereconstitueerd in 5 ml water voor injecties) Cinryze toe door
middel van intraveneuze injectie met een snelheid van 1 ml per minuut gedurende 5 minuten.
Toedieningsprocedure voor een dosis van 1.000 IE
1.
2.
3.
Tijdens de toedieningsprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
Na reconstitutie zijn de Cinryze-oplossingen kleurloos tot iets lichtblauw en transparant. Het
product niet gebruiken wanneer de oplossingen troebel of verkleurd zijn.
Gebruik een steriele, wegwerpspuit van 10 ml, trek de plunjer naar achteren en laar ongeveer
5 ml lucht in de spuit.
37
4.
Bevestig de spuit op de bovenkant van het transparante uiteinde van het transferhulpmiddel door
hem naar rechts te draaien.
5.
Keer de injectieflacon voorzichtig om en injecteer lucht in de oplossing en zuig dan voorzichtig
de gereconstitueerde Cinryze-oplossing in de spuit.
6.
Maak de spuit los van de injectieflacon door hem naar links te draaien en los te maken van het
transparante uiteinde van het transferhulpmiddel.
7.
8.
9.
Herhaal stap 3 tot 6 met dezelfde spuit met een tweede injectieflacon gereconstitueerde Cinryze
om één volledige dosis van 10 ml te maken.
Inspecteer de gereconstitueerde Cinryze-oplossing voorafgaand aan toediening op partikels; niet
gebruiken wanneer partikels worden opgemerkt.
Bevestig de venapunctieset aan de spuit met Cinryze-oplossing en injecteer intraveneus (in een
ader) in de patiënt. Dien 1.000 IE (gereconstitueerd in 10 ml water voor injecties) Cinryze toe
door middel van intraveneuze injectie (in een ader) met een snelheid van 1 ml per minuut
gedurende 10 minuten.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
38

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cinryze 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon met poeder voor eenmalig gebruik bevat 500 Internationale Eenheden (IE)
C1-remmer (humaan), geproduceerd uit plasma van menselijke donoren.
Na reconstitutie bevat één injectieflacon 500 IE C1-remmer (humaan) per 5 ml, hetgeen overeenkomt
met een concentratie van 100 IE/ml. Eén IE is equivalent aan de hoeveelheid C1-remmer die aanwezig
is in 1 ml normaal humaan plasma.
Het totale proteïnegehalte van de gereconstitueerde oplossing is 15 ± 5 mg/ml.
Hulpstof met bekend effect
Elke injectieflacon Cinryze bevat ongeveer 11,5 mg natrium.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Wit poeder.
Het oplosmiddel is een transparante, kleurloze oplossing.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Behandeling en pre-procedure preventie van angio-oedeemaanvallen bij volwassenen, adolescenten en
kinderen (2 jaar en ouder) met hereditair angio-oedeem (HAE).
Routinepreventie van angio-oedeemaanvallen bij volwassenen, adolescenten en kinderen (6 jaar en
ouder) met ernstige en recidiverende aanvallen van hereditair angio-oedeem (HAE) die geen orale
preventiebehandelingen verdragen of er onvoldoende door beschermd worden, of patiënten die
ontoereikend worden behandeld met herhaalde acute behandeling.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met Cinryze dient te worden geïnitieerd onder toezicht van een arts met ervaring in de
zorg voor patiënten met hereditair angio-oedeem (HAE).
Volwassenen
Behandeling van angio-oedeemaanvallen
1.000 IE Cinryze bij het eerste teken van het begin van een angio-oedeemaanval.
Er kan een tweede dosis van 1.000 IE worden toegediend wanneer de patiënt na 60 minuten niet
adequaat heeft gereageerd.
Voor patiënten die laryngeale aanvallen ondervinden of wanneer het instellen van de
behandeling wordt vertraagd, kan de tweede dosis sneller worden gegeven dan na 60 minuten.
Routinepreventie van angio-oedeemaanvallen
1.000 IE Cinryze om de 3 of 4 dagen is de aanbevolen aanvangsdosis voor routinepreventie van
angio-oedeemaanvallen; het doseringsinterval moet mogelijk worden aangepast in
overeenstemming met de individuele respons. De voortdurende behoefte aan regelmatige
profylaxe met Cinryze dient geregeld opnieuw te worden beoordeeld.
Pre-procedure preventie van angio-oedeemaanvallen
1.000 IE Cinryze binnen 24 uur vóór een medische, tandheelkundige of chirurgische procedure.
Pediatrische patiënten
Adolescenten
Voor behandeling, routinepreventie en pre-procedure preventie bij adolescenten in de leeftijd van 12
tot 17 jaar is de dosis dezelfde als voor volwassenen.
Kinderen
De veiligheid en werkzaamheid van Cinryze bij kinderen jonger dan 2 jaar zijn niet vastgesteld. De
gegevens die doseringsaanbevelingen bij kinderen jonger dan 6 jaar ondersteunen, zijn zeer beperkt.
De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in de rubrieken 4.8, 5.1 en 5.2.
Behandeling van angio-
Pre-procedure preventie
Routinepreventie van
oedeemaanvallen
van angio-
angio-oedeemaanvallen
oedeemaanvallen
2 t/m 11 jaar, >25 kg:
2 t/m 11 jaar, >25 kg:
6 t/m 11 jaar:
1.000 IE Cinryze bij het eerste teken
1.000 IE Cinryze binnen
500 IE Cinryze om de 3 of 4
van het begin van een acute aanval.
24 uur vóór een medische,
dagen is de aanbevolen
tandheelkundige of
aanvangsdosis voor
Er kan een tweede dosis van 1.000 IE chirurgische procedure.
routinepreventie van angio-
worden toegediend als de patiënt na
oedeemaanvallen. Het
60 minuten niet adequaat heeft
doseringsinterval en de dosis
gereageerd.
moeten mogelijk worden
aangepast in
2 t/m 11 jaar, 10-25 kg:
2 t/m 11 jaar, 10-25 kg:
overeenstemming met de
500 IE Cinryze bij het eerste teken
500 IE Cinryze binnen 24
individuele respons. De
van het begin van een acute aanval.
uur vóór een medische,
voortdurende behoefte aan
tandheelkundige of
regelmatige profylaxe met
Er kan een tweede dosis van 500 IE
chirurgische procedure.
Cinryze dient regelmatig
worden toegediend als de patiënt na
opnieuw te worden
60 minuten niet adequaat heeft
beoordeeld.
gereageerd.
Oudere patiënten
Er zijn geen speciale onderzoeken gedaan. Voor behandeling, routinepreventie en pre-procedure
preventie bij oudere patiënten, van 65 jaar of ouder, is de dosis gelijk aan die voor volwassenen.
Er zijn geen speciale onderzoeken gedaan. Voor behandeling, routinepreventie en pre-procedure
preventie bij patiënten met nier- of leverinsufficiëntie is de dosis gelijk aan die voor volwassenen.
Wijze van toediening
Alleen voor intraveneus gebruik.
Het gereconstitueerde product dient te worden toegediend door middel van intraveneuze injectie met
een snelheid van 1 ml per minuut.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Traceerbaarheid
Om de traceerbaarheid van biologicals te verbeteren moeten de naam en het batchnummer van het
toegediende product goed geregistreerd worden.
Trombotische incidenten
Trombotische incidenten zijn gerapporteerd bij neonatale en zeer jonge patiënten die
hartbypassprocedures hebben ondergaan, terwijl zij off-label hoge doses van een ander
C1-remmerproduct (tot maximaal 500 eenheden(*)/kg) ontvingen ter voorkoming van capillair
leksyndroom. Op basis van een onderzoek bij dieren bestaat er mogelijk een trombogene drempel bij
doses van meer dan 200 eenheden(*)/kg. Patiënten met bekende risicofactoren voor trombotische
incidenten (inclusief inwendige katheters) dienen nauwlettend te worden gemonitord.
(*) [De historisch toegekende waarden voor werkzaamheid hadden betrekking op een interne
referentiestandaard waarbij 1 Eenheid (E) gelijk is aan de gemiddelde hoeveelheid C1-remmer die aanwezig is
in 1 ml normaal humaan plasma.] Er is nu een internationale referentiestandaard (IE) geïmplementeerd,
waarbij IE ook gedefinieerd wordt als de hoeveelheid C1-remmer die aanwezig is in 1 ml normaal humaan
plasma.

Overdraagbare agentia
Standaardmaatregelen ter voorkoming van infecties als gevolg van het gebruik van geneesmiddelen
die zijn bereid uit humaan bloed of plasma omvatten de selectie van donoren, screening van
individuele donaties en plasmapools op specifieke markers van infectie en de incorporatie van
effectieve fabricagestappen voor het inactiveren/verwijderen van virussen. Desondanks kan, wanneer
uit humaan bloed of plasma bereide geneesmiddelen worden toegediend, de mogelijkheid van
overdracht van infectueuze agentia niet volledig worden uitgesloten. Dit is ook van toepassing op
onbekende of opkomende virussen en andere pathogenen.
De genomen maatregelen worden gezien als effectief voor omhulde virussen zoals HIV, HBV en HCV
en voor de niet-omhulde virussen HAV en parvovirus B19.
Geschikte vaccinatie (hepatitis A en B) dient te worden overwogen voor patiënten die
regelmatig/herhaaldelijk een aan humaan plasma ontleend C1-remmerproduct ontvangen.
Zoals met elk biologisch product kunnen overgevoeligheidsreacties optreden.
Overgevoeligheidsreacties kunnen symptomen hebben die overeenkomen met angio-oedeemaanvallen.
Patiënten dienen te worden geïnformeerd over de vroege tekenen van overgevoeligheidsreacties
waaronder netelroos, gegeneraliseerde urticaria, strak gevoel op de borst, piepend ademhalen,
hypotensie en anafylaxie. Wanneer deze symptomen na toediening optreden, dienen zij hun arts te
waarschuwen. In geval van anafylactische reacties of shock dient medische spoedbehandeling te
worden toegediend.
Thuisbehandeling of zelftoediening
Er is beperkte informatie over het gebruik van dit geneesmiddel bij thuis- of zelftoediening. Mogelijke
risico's in verband met thuisbehandeling houden verband met de toediening op zich, evenals de
behandeling van bijwerkingen, met name overgevoeligheid. De beslissing over het gebruik van
thuisbehandeling voor een individuele patiënt dient te worden genomen door de behandelend arts, die
zeker moet stellen dat de juiste training wordt gegeven en het gebruik met tussenpozen wordt
beoordeeld.
Pediatrische patiënten
Trombotische incidenten zijn gerapporteerd bij neonatale en zeer jonge patiënten die
hartbypassprocedures hebben ondergaan, terwijl zij off-label hoge doses van een ander
C1-remmerproduct (tot maximaal 500 eenheden(*)/kg) ontvingen ter voorkoming van capillair
leksyndroom.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat 11,5 mg natrium per injectieflacon, overeenkomend met 0,5% van de door de
WHO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g voor een volwassene.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Volgens de gegevens over een klein aantal gevallen van blootstelling tijdens de zwangerschap heeft
C1-remmer geen nadelige effecten op de zwangerschap of op de gezondheid van de foetus/het
pasgeboren kind. Vooralsnog zijn er geen andere relevante epidemiologische gegevens beschikbaar. In
reproductieonderzoeken bij ratten werden geen maternale of embryofoetale effecten van de
behandeling opgemerkt op dosisniveaus tot 28 keer de aanbevolen humane dosis (1.000 IE) op basis
van een gemiddeld volwassen lichaamsgewicht van 70 kg. Het potentiële risico voor de mens is niet
bekend.
Daarom dient Cinryze alleen aan zwangere vrouwen te worden gegeven wanneer het duidelijk is
geïndiceerd.
Borstvoeding
Het is niet bekend of C1-remmer in de moedermelk wordt uitgescheiden. Risico voor
pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet
worden gestaakt of dat behandeling met Cinryze moet worden gestaakt dan wel niet moet worden
ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor
de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Er zijn geen specifieke onderzoeken op vruchtbaarheid, vroege embryonale en postnatale ontwikkeling
of carcinogeniciteitsonderzoeken uitgevoerd (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Op basis van de thans beschikbare klinische gegevens heeft Cinryze geringe invloed op de
rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De zeer vaak optredende bijwerkingen die na infusie met Cinryze werden opgemerkt bij klinisch
onderzoek waren hoofdpijn en misselijkheid.
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
Frequenties van bijwerkingen werden bepaald op basis van 2 centrale placebogecontroleerde en
2 open-labelonderzoeken bij 251 unieke proefpersonen. Voor toewijzing van de frequentiecategorie
worden alleen frequenties op basis van meldingspercentages uit klinische onderzoeken gebruikt.
Bijwerkingen bij behandeling met Cinryze worden geklasseerd per systeem/orgaanklasse volgens
MedDRA en absolute frequentie in Tabel 1. Binnen elke frequentiegroepering, worden bijwerkingen
gepresenteerd in volgorde van afnemende ernst. Frequenties worden gedefinieerd als zeer vaak
( 1/10), vaak ( 1/100, <1/10) soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1.
Bijwerkingen gerapporteerd in klinische onderzoeken en in
postmarketingmeldingen

Systeem/orgaanklasse
Frequentie
Bijwerking
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak
Overgevoeligheid
Voedings- en
Soms
Hyperglykemie
stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak
Hoofdpijn
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Duizeligheid
Veneuze trombose, flebitis, veneus
Bloedvataandoeningen
Soms
brandend gevoel, opvliegers
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
Soms
Hoesten
mediastinumaandoeningen
Zeer vaak
Misselijkheid
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Braken
Soms
Diarree, buikpijn
Vaak
Huiduitslag, erytheem, pruritus
Huid- en onderhuidaandoeningen
Soms
Contactdermatitis
Skeletspierstelsel- en
Gewrichtszwelling, artralgie,
Soms
bindweefselaandoeningen
myalgie
Frequentie
Bijwerking
Uitslag/erytheem op de injectieplek,
Algemene aandoeningen en
Vaak
pijn op de infusieplek, pyrexie
toedieningsplaatsstoornissen
Soms
Borstklachten
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Onder rapporten van veneuze trombose was de vaakst voorkomende onderliggende risicofactor de
aanwezigheid van een interne katheter.
Lokale reacties op de injectieplek deden zich zelden voor. In klinische onderzoeken deden deze lokale
reacties (beschreven als pijn, bloeduitstorting of uitslag op de injectie-/katheterplek, veneus brandend
gevoel of flebitis) zich voor in verband met ongeveer 0,2% van de infusies.
Pediatrische patiënten
In klinische onderzoeken waren 61 unieke pediatrische proefpersonen opgenomen die werden
blootgesteld aan meer dan 2500 infusies van Cinryze (2-5 jaar, n=3; 6-11 jaar, n=32; 12-17 jaar,
n=26). Onder deze kinderen omvatten de enige bijwerkingen met Cinryze hoofdpijn, misselijkheid,
pyrexie en erytheem op de infusieplek. Geen van deze bijwerkingen waren ernstig en geen ervan
leidde tot het stoppen met het geneesmiddel. Over het geheel genomen komen de veiligheid en
verdraagbaarheid van Cinryze bij kinderen, adolescenten en volwassenen overeen.
Voor veiligheid met betrekking tot overdraagbare agentia, zie rubriek 4.4.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er zijn geen gevallen van overdosering gerapporteerd.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: bij hereditair angio-oedeem gebruikte geneesmiddelen, C1-remmer,
aan plasma ontleend, ATC-code: B06AC01.
Werkingsmechanisme
C1-remmer is een lid van de serineproteaseremmer-, of serpine-, superproteïnenfamilie. De
belangrijkste functie van serpinen is het reguleren van de werking van serineproteasen. C1-remmer is
een glycoproteïne met enkele keten die wordt gevonden in plasma die, in zijn volgroeide staat, bestaat
uit 478 aminozuren met een schijnbaar moleculair gewicht van 105 kD.
C1-remmer remt het complementsysteem door het binden van C1r en C1s, twee van de werkzame
enzymsubeenheden van de eerste component van het complementsysteem (C1) in de klassieke route,
evenals aan mannose-bindende lectine-geassocieerde serineproteasen in de lectineroute. Het primaire
substraat van het geactiveerde C1-enzym is C4; ongeremd C1 resulteert in verlaagde C4-spiegels. C1
is de belangrijkste remmer van contactactivering en reguleert het contactsysteem en de intrinsieke
Farmacodynamische effecten
In klinische onderzoeken resulteerde de intraveneuze toediening van Cinryze binnen 1 uur na
toediening in een significante verhoging van systemische spiegels van antigene en functionele
C1-remmer. Toediening van C1-remmer verhoogt de serumspiegels van de C1-remmer en herstelt
tijdelijk de natuurlijke regulering van de contact-, complement- en de fibrinolytische systemen waarbij
de zwelling of de neiging tot zwelling onder controle wordt gehouden.
Lage serum-C4-spiegels correleren vaak met HAE-aanvallen. Behandeling met Cinryze resulteerde in
verhoging van C4-spiegels na 12 uur. Er was een statistisch significant (p=0,0017) verschil in de
veranderingen in gemiddelde waarden vanaf basislijn tussen behandelingsgroepen na 12 uur, dat het
verband van behandeling met Cinryze met een verhoging in C4-activiteit aantoonde (Cinryze +
2,9 mg/dl versus placebo + 0,1 mg/dl).
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Gegevens uit twee gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoeken
(LEVP 2005-1/A en LEVP 2005-1/B), gegevens uit twee open-labelonderzoeken (LEVP 2006-1 en
LEVP 2006-4) en twee pediatrische klinische onderzoeken (0624-203 en 0624-301) hebben de
werkzaamheid van Cinryze voor de behandeling en preventie van angio-oedeemaanvallen bij
proefpersonen met HAE aangetoond.
Cinryze voor de behandeling van HAE-aanvallen
In onderzoek LEVP 2005-1/A werd een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd,
parallelgroepontwerp gebruikt; 71 proefpersonen met acute HAE-aanvallen werden gerandomiseerd
(36 Cinryze, 35 placebo). Het onderzoek heeft aangetoond dat behandeling met Cinryze binnen 4 uur
na het begin van een HAE-aanval resulteerde in een meer dan 2-voudige daling in de tijd tot het begin
van duidelijke verlichting van het definiërende symptoom van de HAE-aanval in vergelijking met
placebo (mediaan 2 uur voor Cinryze versus >4 uur voor placebo, p=0,048). Behandeling met Cinryze
resulteerde ook in een meer dan 2-voudige verlaging in de tijd tot volledige resolutie van de
HAE-aanval in vergelijking met placebo (mediaan 12,3 uur versus 31,6 uur, p=0,001). Het percentage
proefpersonen met een begin van duidelijke verlichting van het definiërende symptoom binnen 4 uur
na dosering was 60% voor Cinryze en 42% voor placebo (p=0,062). Onder de 15 proefpersonen die
werden behandeld met open-label Cinryze voor laryngeale HAE-aanvallen, had niemand intubatie
nodig.
In open-labelonderzoek LEVP 2006-1, werden 101 proefpersonen behandeld voor in totaal 609 acute
HAE-aanvallen (gemiddeld 3 aanvallen per proefpersoon; bereik: 1-57). Binnen 4 uur na dosering met
Cinryze dosering, bereikte 87% van de aanvallen duidelijke verlichting van het definiërende
symptoom. Voor 95% van de aanvallen werd klinische verlichting opgemerkt en/of werden
proefpersonen binnen 4 uur ontslagen en naar huis gestuurd. Voor proefpersonen met > 1 aanval, was
de proportie van aanvallen die binnen 4 uur na dosering met Cinryze een respons vertoonden en de tijd
tot respons vergelijkbaar, ongeacht het aantal behandelde aanvallen. Bij geen van de 84 afzonderlijke
laryngeale HAE-aanvallen was na behandeling met Cinryze intubatie nodig.
Cinryze voor de routinepreventie van HAE-aanvallen
Bij onderzoek LEVP 2005-1/B werd een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd,
cross-overontwerp gebruikt; 22 proefpersonen waren evalueerbaar voor werkzaamheid
(gerandomiseerd en behandeld in beide cross-overperioden). Het onderzoek heeft aangetoond dat
profylaxe met Cinryze resulteerde in een meer dan 2-voudige vermindering van het aantal
HAE-aanvallen in vergelijking met placebo (gemiddeld 6,3 aanvallen voor Cinryze versus
In het open-label onderzoek LEVP 2006-4, hebben 146 proefpersonen Cinryze ontvangen als
HAE-profylaxe voor perioden variërend van 8 dagen tot ongeveer 32 maanden (gemiddeld
8 maanden). Voorafgaand aan opname meldden proefpersonen een gemiddeld maandelijks
HAE-aanvalspercentage van 3,0 (bereik: 0,08-28,0); tijdens behandeling met profylactische Cinryze
was dit percentage 0,21 (bereik: 0-4,56) en 86% van de proefpersonen ondervond een gemiddelde van
1 aanval per maand. Voor proefpersonen die gedurende ten minste 1 jaar Cinryze-profylaxe hebben
ontvangen, bleef het maandelijkse aanvalspercentage per proefpersoon consequent laag
(0,34 aanvallen per maand) in relatie tot percentages vóór het onderzoek.
Cinryze voor de pre-procedure preventie van HAE-aanvallen
Open-label Cinryze werd binnen 24 uur voorafgaand aan een totaal van 91 medische, tandheelkundige
of chirurgische procedures over het hele klinische programma toegediend (40 procedures bij kinderen
en 51 procedures bij volwassenen). Voor 98% van de procedures, werden geen HAE-aanvallen
gerapporteerd binnen de 72 uur na een dosis Cinryze.
Pediatrische patiënten (leeftijdsgroep 6 t/m 11 jaar)
Cinryze voor de behandeling van HAE-aanvallen
Onderzoek LEVP 2006-1: Tweeëntwintig pediatrische proefpersonen werden behandeld voor 121
acute HAE-aanvallen. Het aantal HAE-aanvallen die binnen 4 uur na behandeling met Cinryze
duidelijk verlichting van het definiërende symptoom bereikten was vergelijkbaar tussen de
22 opgenomen kinderen (leeftijdsbereik: 2-17) en volwassenen, waarbij respectievelijk 89% en 86%
van de aanvallen verlichting bereikte.
Onderzoek 0624-203: Hierin waren negen proefpersonen (leeftijdsbereik: 6 t/m 11) opgenomen, die
een enkele dosis Cinryze kregen: 3 proefpersonen (10-25 kg) kregen 500 eenheden(*);
3 proefpersonen (>25 kg) 1.000 eenheden(*), en 3 proefpersonen (>25 kg) 1.500 eenheden(*). Alle
9 (100%) proefpersonen bereikten een begin van duidelijke verlichting van het definiërende symptoom
binnen 4 uur na het begin van de behandeling met Cinryze. Het gemiddelde interval was 0,5 uur
(variërend van 0,25-2,5 uur): 1,25, 0,25, en 0,5 uur in de groepen van respectievelijk 500 eenheden(*),
1.000 eenheden(*), en 1.500 eenheden(*) Cinryze. Het gemiddelde interval tot het volledig verdwijnen
van de aanval van HAE voor de 9 proefpersonen bedroeg 13,6 uur (variërend van 1,6-102,3 uur).
Cinryze voor de preventie van HAE-aanvallen
Onderzoek LEVP 2006-4: Voorafgaand aan opname meldden 23 kinderen (leeftijdsbereik: 3 tot
17 jaar) een gemiddeld maandelijks HAE-aanvalspercentage van 3,0 (bereik: 0,5-28,0). Tijdens het
onderzoek tijdens de ontvangst van Cinryze-profylaxe (1.000 eenheden(*) om de 3 tot 7 dagen; met
uitzondering van een kind van 3 jaar, dat 500 eenheden(*) om de 3 tot 7 dagen kreeg) ondervonden
kinderen in de verschillende leeftijdssubgroepen mediane maandelijks HAE-aanvalpercentages van
0,4 (bereik: 0-3,4) en 87% van de kinderen rapporteerde een gemiddelde van 1 aanval per maand;
deze resultaten waren vergelijkbaar met de resultaten bij volwassenen.
Onderzoek 0624-301: Zes pediatrische proefpersonen (6 t/m 11 jaar) werden opgenomen en
gerandomiseerd voor dosering tweemaal per week gedurende 12 weken in 2 opeenvolgende
Pediatrische patiënten (leeftijdsgroep < 6 jaar)
Voor de 3 proefpersonen jonger dan 6 jaar was toediening van Cinryze (500 eenheden(*) of
1.000 eenheden(*)) geassocieerd met stijging van het gehalte C1-remmer en klinische werkzaamheid
bij acute behandeling en preventie van aanvallen. In zijn algemeenheid werd toediening van Cinryze
goed verdragen.
In alle onderzoeken resulteerde toediening van Cinryze in verhogingen in antigene en functionele
C1-remmerspiegels na infusie in vergelijking met waarden voorafgaand aan infusie bij zowel kinderen
als volwassenen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Een gerandomiseerd, parallelgroep, open-label farmacokinetisch onderzoek van Cinryze werd
uitgevoerd bij proefpersonen met niet-symptomatische HAE. De proefpersonen hebben hetzij een
enkele intraveneuze dosis van 1.000 eenheden(*) of een dosis van 1.000 eenheden(*) gevolgd door een
tweede dosis van 1.000 eenheden(*) 60 minuten later ontvangen. De gemiddelde farmacokinetische
parameters voor functionele C1-remmer ontleend aan baselinegecorrigeerde concentratiegegevens
worden weergegeven in Tabel 2.
Tabel 2.
Gemiddelde farmacokinetische parameters voor functionele C1-remmer na
toediening van Cinryze

Dubbele dosis
(dosis van 1.000 eenheden
gevolgd door een tweede dosis
Enkele dosis
van 1.000 eenheden
Parameters
(1.000 eenheden*)
60 minuten later)
Cbaseline (E/ml)
0,31 ± 0,20 (n = 12)
0,33 ± 0,20 (n = 12)
Cmax (E/ml)
0,68 ± 0,08 (n = 12)
0,85 ± 0,12 (n = 13)
Baselinegecorrigeerde Cmax (E/ml)
0,37 ± 0,15 (n = 12)
0,51 ± 0,19 (n = 12)
tmax (uur) [mediaan (bereik)]
[1,2 (0,3 ­ 26,0)] (n = 12)
[2,2 (1,0 ­ 7,5)] (n = 13)
AUC(0-t) (E*uur/ml)
74,5 ± 30,3 (n = 12)
95,9 ± 19,6 (n = 13)
Baselinegecorrigeerde AUC(0-t)
24,5 ± 19,1 (n = 12)
39,1 ± 20,0 (n = 12)
(E*uur/ml)
KL (ml/min)
0,85 ± 1,07 (n = 7)
1,17 ± 0,78 (n = 9)
Eliminatiehalfwaardetijd (uur)
56 ± 35 (n = 7)
62 ± 38 (n = 9)
n= aantal geëvalueerde proefpersonen.
* De historisch toegekende waarden voor werkzaamheid worden uitgedrukt in interne eenheden (E).
Na intraveneuze toediening van een enkele dosis Cinryze aan HAE-proefpersonen, werd de
serumconcentratie van functionele C1-remmer binnen 1 tot 2 uur verdubbeld. De maximale
serumconcentratie (Cmax) en het gebied onder de serumconcentratietijdscurve (AUC) leek van de
enkele naar dubbele dosis te stijgen, hoewel de verhoging niet dosisproportioneel was. De gemiddelde
eliminatiehalfwaardetijd van functionele C1-remmer na toediening van Cinryze was 56 uur voor een
enkele dosis en 62 uur voor de dubbele dosis.
Omdat de C1-remmer een endogene humane plasmaproteïne is, wordt het niet onderworpen aan
metabolisme door Cytochroom P450 iso-enzymen, excretie of de farmacokinetische interacties tussen
geneesmiddelen die door veel verbindingen met laag moleculair gewicht worden vertoond. De
verwachte consequentie van metabolisme van een glycoproteïne is via degradatie tot kleine peptiden
Pediatrische patiënten
Functionele C1-remmeractiviteit werd gemeten bij kinderen in de twee open-label onderzoeken (zie
rubriek 5.1). Gemiddelde verhogingen vanaf de baselinewaarde in functionele C1-remmeractiviteit
gemeten 1 uur na de dosis bij kinderen 2 tot < 18 jaar oud varieerden van 20% tot 88% in Onderzoek
LEVP 2006-1 (behandeling) en van 22% tot 46% in Onderzoek LEVP 2006-4 (preventie) in
vergelijking met respectievelijk 21% tot 66% en 25% tot 32% bij volwassenen. In twee extra
onderzoeken werden de plasmaspiegels beoordeeld bij kinderen (6 t/m 11 jaar).
In onderzoek 0624-203 werd de antigene en functionele activiteit van C1-remmer in het plasma bij
9 patiënten verkregen na een enkele i.v. dosis van 500 eenheden(*), 1.000 eenheden(*) of
1.500 eenheden(*) Cinryze, op basis van lichaamsgewicht (zie rubriek 5.1). Er werden stijgingen van
C1-remmer antigeenspiegels en functionele activiteit boven de uitgangswaarden na 1 uur en 24 uur na
de dosis aangetoond.
In onderzoek 0624-301 werd de antigene en functionele activiteit van C1-remmer in het plasma
gemeten bij 6 patiënten vóór de dosis en 1 uur na i.v. toediening van twee doseringsniveaus van
Cinryze (500 eenheden(*) en 1.000 eenheden(*)) om de 3 of 4 dagen gedurende 12 weken. Beide
Cinryze-doses leidden tot relevante plasmaspiegels van de antigene en functionele activiteit van de
C1-remmer.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van algemene toxiciteit en reproductietoxiciteit. Er zijn
geen genotoxiciteitsonderzoeken uitgevoerd daar het niet waarschijnlijk is dat de werkzame stof direct
interactie zal geven met DNA of ander chromosomaal materiaal. Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd
op vruchtbaarheid, vroege embryonale en postnatale ontwikkeling, of carcinogeniciteitsonderzoeken
omdat chronische dosering bij dieren naar verwachting verband zou houden met ontwikkeling van
neutraliserende antilichamen op de humane proteïne.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Poeder:
Natriumchloride
Sucrose
Natriumcitraat
L-valine
L-alanine
L-threonine
Oplosmiddel:
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Gebruik alleen een siliconenvrije spuit (meegeleverd in de verpakking) voor toediening van het
product.
6.3
Houdbaarheid
2 jaar.
Na reconstitutie dient het product onmiddellijk te worden gebruikt. Chemische en fysische stabiliteit
bij gebruik gedurende 3 uur op kamertemperatuur (15ºC ­ 25ºC) is echter aangetoond.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25ºC. Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter
bescherming tegen licht. Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie
rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
500 IE C1-remmer in een kleurloze glazen injectieflacon (Type I), gesloten met een rubberen stop
(Type I) en een aluminium afsluiting met een kunststof flip-off-dop.
5 ml water voor injecties in een kleurloze glazen injectieflacon (Type I), gesloten met een rubberen
stop (Type I) en een aluminium afsluiting met een kunststof flip-off-dop.
Elke verpakking bevat:
Twee injectieflacons met poeder.
Twee injectieflacons met oplosmiddel.
2 filtertransferhulpmiddelen, 2 wegwerpspuiten van 10 ml, 2 venapunctiesets en 2 beschermmatten.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Elke kit bevat materiaal voor hetzij één dosis van 1.000 IE hetzij twee doses van 500 IE.
Reconstitutie en toediening van Cinryze
Men dient voorzichtig te zijn bij de reconstitutie, toediening van het product en hantering van de
toedieningsset en naalden.
Gebruik het bij Cinryze meegeleverde filtertransferhulpmiddel of een op de markt verkrijgbare naald
met dubbele punt.
Preparatie en hantering
Cinryze is bedoeld voor intraveneuze toediening na reconstitutie met water voor injecties.
De Cinryze-injectieflacon is voor eenmalig gebruik.
Reconstitutie
Voor de bereiding van één dosis van 500 IE zijn nodig: 1 flacon met poeder, 1 flacon met
oplosmiddel, 1 filtertransferhulpmiddel, 1 wegwerpspuit van 10 ml, 1 venapunctieset en
1 beschermmat.
Voor de bereiding van één dosis van 1.000 IE zijn nodig: 2 flacons met poeder, 2 flacons met
oplosmiddel, 2 filtertransferhulpmiddelen, 1 wegwerpspuit van 10 ml, 1 venapunctieset en
1 beschermmat.
Elke injectieflacon met het product dient te worden gereconstitueerd met 5 ml water voor injecties.
Twee injectieflacons met gereconstitueerde Cinryze komen overeen met een dosis van 1.000 IE.
Daarom worden twee injectieflacons gecombineerd voor één dosis van 1.000 IE.
1.
Werk op de meegeleverde mat en was uw handen alvorens de volgende procedures uit te
voeren.
2.
Tijdens de reconstitutieprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
3.
Zorg ervoor dat de injectieflacon met het poeder en de injectieflacon met het oplosmiddel op
kamertemperatuur (15ºC ­ 25ºC) zijn.
4.
Maak het etiket voor de injectieflacon met het poeder los door de door de omgekeerde driehoek
gemarkeerde geperforeerde strip los te scheuren.
5.
Verwijder de kunststof doppen van de injectieflacons met het poeder en het oplosmiddel.
6.
Reinig de stoppen met een desinfectiegaasje en laat ze drogen voorafgaand aan gebruik.
7.
Verwijder de bescherming van de bovenkant van de verpakking van het transferhulpmiddel.
Verwijder het hulpmiddel niet uit te verpakking.
8.
Opmerking: het transferhulpmiddel moet worden aangesloten op de injectieflacon met het
oplosmiddel alvorens het wordt bevestigd op de injectieflacon met het poeder, zodat het vacuüm
in de injectieflacon met het poeder niet verdwijnt. Plaats de injectieflacon met het oplosmiddel
op een vlak oppervlak en steek de blauwe kant van het transferhulpmiddel in de injectieflacon
met het oplosmiddel, duw hem omlaag tot de punt door het midden van de stop van de
injectieflacon met het oplosmiddel gaat en het hulpmiddel op zijn plaats klikt. Het
transferhulpmiddel moet verticaal zijn alvorens het door de sluiting van de stop dringt.
9.
Verwijder de kunststof verpakking van het transferhulpmiddel en gooi hem weg. Pas op dat u
het blootgestelde uiteinde van het transferhulpmiddel niet aanraakt.
10.
Plaats de injectieflacon met het poeder op een vlak oppervlak. Keer het transferhulpmiddel en
de injectieflacon met het oplosmiddel met water voor injecties om en steek het transparante
uiteinde van het transferhulpmiddel in de injectieflacon met het poeder, duw hem omlaag tot de
pen door de rubberen stop gaat en het transferhulpmiddel op zijn plaats klikt. Het
transferhulpmiddel moet verticaal zijn alvorens het door de sluiting van de stop van de
injectieflacon met het poeder dringt. Het vacuüm in de injectieflacon met het poeder zal het
oplosmiddel naar binnen trekken. Wanneer er geen vacuüm in de injectieflacon zit, het product
niet gebruiken.
11.
Draai de injectieflacon met het poeder voorzichtig rond tot alle poeder is opgelost. De
injectieflacon met het poeder niet schudden. Controleer of al het poeder volledig is opgelost.
12.
Maak de injectieflacon met het oplosmiddel los door hem naar links te draaien. Het transparante
uiteinde van het transferhulpmiddel niet verwijderen van de injectieflacon met het poeder.
Eén injectieflacon met gereconstitueerde Cinryze bevat 500 IE C1-remmer in 5 ml, hetgeen resulteert
in een concentratie van 100 IE/ml. Ga verder met de toedieningsprocedure als patiënten een dosis van
500 IE
krijgen.
Er moeten twee injectieflacons met Cinryze-poeder worden gereconstitueerd om één dosis te maken
(1.000 IE/10 ml). Herhaal daarom bovenstaande instructies 1 tot 12 met behulp van een extra pakket
dat een transferhulpmiddel bevat voor het reconstitueren van de tweede van twee injectieflacons met
poeder. Het transferhulpmiddel niet opnieuw gebruiken. Ga, zodra de twee injectieflacons zijn
gereconstitueerd, door met de toedieningsprocedure voor een dosis van 1.000 IE.
Toedieningsprocedure voor een dosis van 500 IE
1.
Tijdens de toedieningsprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
2.
Na reconstitutie zijn de Cinryze-oplossingen kleurloos tot iets lichtblauw en transparant. Het
product niet gebruiken wanneer de oplossingen troebel of verkleurd zijn.
3.
Gebruik een steriele wegwerpspuit van 10 ml, trek de plunjer naar achteren en laat ongeveer 5
ml lucht in de spuit.
Bevestig de spuit op de bovenkant van het transparante uiteinde van het transferhulpmiddel door
hem naar rechts te draaien.
5.
Keer de injectieflacon voorzichtig om en injecteer lucht in de oplossing en zuig dan voorzichtig
de gereconstitueerde Cinryze-oplossing in de spuit.
6.
Maak de spuit los van de injectieflacon door hem naar links te draaien en los te maken van het
transparante uiteinde van het transferhulpmiddel.
7.
Inspecteer de gereconstitueerde Cinryze-oplossing voorafgaand aan toediening op partikels; niet
gebruiken wanneer partikels worden opgemerkt.
8.
Bevestig de venapunctieset aan de spuit met Cinryze-oplossing en injecteer intraveneus in de
patiënt. Dien 500 IE (gereconstitueerd in 5 ml water voor injecties) Cinryze toe door middel van
intraveneuze injectie met een snelheid van 1 ml per minuut gedurende 5 minuten.
Toedieningsprocedure voor een dosis van 1.000 IE
1.
Tijdens de toedieningsprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
2.
Na reconstitutie zijn de Cinryze-oplossingen kleurloos tot iets lichtblauw en transparant. Het
product niet gebruiken wanneer de oplossingen troebel of verkleurd zijn.
3.
Gebruik een steriele, wegwerpspuit van 10 ml, trek de plunjer naar achteren en laat ongeveer
5 ml lucht in de spuit.
4.
Bevestig de spuit op de bovenkant van het transparante uiteinde van het transferhulpmiddel door
hem naar rechts te draaien.
5.
Keer de injectieflacon voorzichtig om en injecteer lucht in de oplossing en zuig dan voorzichtig
de gereconstitueerde Cinryze-oplossing in de spuit.
6.
Maak de spuit los van de injectieflacon door hem naar links te draaien en los te maken van het
transparante uiteinde van het transferhulpmiddel.
7.
Herhaal stap 3 tot 6 met dezelfde spuit met een tweede injectieflacon gereconstitueerde Cinryze
om één volledige dosis van 10 ml te maken.
8.
Inspecteer de gereconstitueerde Cinryze-oplossing voorafgaand aan toediening op partikels; niet
gebruiken wanneer partikels worden opgemerkt.
9.
Bevestig de venapunctieset aan de spuit met Cinryze-oplossing en injecteer intraveneus in de
patiënt. Dien 1.000 IE (gereconstitueerd in 10 ml water voor injecties) Cinryze toe door middel
van intraveneuze injectie met een snelheid van 1 ml per minuut gedurende 10 minuten.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/688/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 15 juni 2011
Datum van laatste verlenging: 26 mei 2016
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Prothya Biosolutions Netherlands B.V.
Plesmanlaan 125
1066 CX Amsterdam
Nederland
Baxalta US Inc.
4501 Colorado Boulevard
Los Angeles, CA 90039-1103
VS
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
Shire International Licensing B.V.
Mercuriusplein 11
2132 HA Hoofddorp
Nederland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).

Officiële vrijgifte van de batch
In overeenstemming met artikel 114 van Richtlijn 2001/83/EG, zal de officiële vrijgifte van de batch
worden uitgevoerd door een laboratorium van de staat of een specifiek daartoe aangewezen
laboratorium.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN


Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.

Extra risicobeperkende maatregelen
Voorafgaand aan lancering van het product in elke lidstaat zal de vergunninghouder de inhoud en de
vorm van het instructiemateriaal overeenkomen met de nationale bevoegde instantie.
De vergunninghouder dient ervoor te zorgen dat alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg van
wie wordt verwacht dat zij Cinryze zullen voorschrijven worden voorzien van een instructiepakket.
Het instructiepakket dient het volgende te bevatten:
Samenvatting van de productkenmerken en bijsluiter voor Cinryze
Instructiemateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Instructiematerialen voor niet-beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Het instructiemateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dient informatie te bevatten
over de volgende belangrijke elementen:
Er is beperkte informatie over het gebruik van dit geneesmiddel bij thuis- of zelftoediening.
Het is de verantwoordelijkheid van de voorschrijvend arts te bepalen welke patiënten in aanmerking
kunnen komen voor thuis- of zelftoediening van Cinryze.
Het is de verantwoordelijkheid van de voorschrijvend arts de niet-beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg die de behandeling thuis zullen toedienen, zoals de patiënt voor zelftoediening of een
familielid, de juiste training te geven. De toediening door de patiënt/verzorger dient regelmatig te
worden beoordeeld om handhaving van de optimale praktijk zeker te stellen.
Bij de te geven training dienen de volgende elementen aan de orde te komen:
Voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Doses en indicaties van behandeling
Bereiding van één dosis Cinryze (500 IE) door reconstitutie van één injectieflacon
Bereiding van één dosis Cinryze (1.000 IE) door reconstitutie van twee injectieflacons
Reconstitutiemethode voor elke injectieflacon
Techniek van intraveneuze injectie
Wijze en snelheid van toediening van één dosis Cinryze (500 IE)
Wijze en snelheid van toediening van één dosis Cinryze (1.000 IE)
Instructie om te vragen om een spoedbehandeling door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
wanneer het niet lukt veneuze toegang te krijgen of in het geval dat werkzaamheid uitblijft
Informatie over de noodzaak een dagboek bij te houden om elke thuis ontvangen behandeling te
documenteren en het bij elk bezoek mee te brengen. De verzamelde informatie dient te omvatten:
Datum en tijd van de behandeling
Partijnummer en ontvangen dosis
Indicatie voor behandeling (acute aanval of profylaxe)
Reactie op behandeling
Mogelijke bijwerkingen
Het is de verantwoordelijkheid van de voorschrijvend arts om te verifiëren of alle noodzakelijke
vaardigheden zijn verworven door de niet-beroepsbeoefenaar en of Cinryze thuis veilig en effectief
kan worden toegediend.
Het bestaan van een postmarketingregistratie waarin beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
worden aangemoedigd patiënten in te voeren
Het instructiemateriaal voor niet-beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dient informatie te
bevatten over de volgende belangrijke elementen:
Er is beperkte informatie over het gebruik van dit geneesmiddel bij thuis- of zelftoediening.
Voor sommige patiënten kan de voorschrijvend arts besluiten dat Cinryze thuis kan worden
toegediend door een niet-beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg zoals een familielid of door middel
van zelftoediening.
De noodzakelijke vaardigheden dienen te worden aangeleerd door niet-beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg alvorens Cinryze thuis veilig en effectief mag worden toegediend.
Hun voorschrijvend arts zal training geven met betrekking tot de volgende elementen:
Voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Doses en indicaties van behandeling
Bereiding van één dosis Cinryze (500 IE) door reconstitutie van één injectieflacon
Bereiding van één dosis Cinryze (1.000 IE) door reconstitutie van twee injectieflacons
Reconstitutiemethode voor elke injectieflacon
Techniek van intraveneuze injectie
Wijze en snelheid van toediening van één dosis Cinryze (500 IE)
Wijze en snelheid van toediening van één dosis Cinryze (1.000 IE)
Instructie om te vragen om een spoedbehandeling door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
wanneer het niet lukt veneuze toegang te krijgen of in het geval dat werkzaamheid uitblijft
Instructie voor het behandelen van mogelijke bijwerkingen
Informatie over de noodzaak een dagboek bij te houden om elke thuis ontvangen behandeling te
documenteren en het bij elk bezoek mee te brengen. De verzamelde informatie dient te omvatten:
Datum en tijd van de behandeling
Partijnummer en ontvangen dosis
Indicatie voor behandeling (acute aanval of profylaxe)
Reactie op behandeling
Mogelijke bijwerkingen
Men dient thuis een folder te bewaren waarin uitgebreide informatie wordt gegeven over de
belangrijkste elementen van de training voor verdere raadpleging.
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Uiterste
datum
Er dient een postmarketingregistratie te worden opgezet met het doel extra
PSUR-cyclus
informatie te verkrijgen over de veiligheid en het gebruik van Cinryze in de EU.
Verdere te verzamelen informatie omvat gegevens over blootstelling aan
geneesmiddelen, bijwerkingen van geneesmiddelen, frequentie van aanvallen,
langetermijnveiligheidsgegevens, gebruik bij zwangere patiënten met resultaat van
zwangerschappen, evenals het gebruik bij pediatrische patiënten. Men dient met
name aandacht te besteden aan het monitoren van gevallen van ernstige en
laryngeale aanvallen, evenals gevallen waarin de behandeling later is gestart dan
4 uur na het begin van de aanval; bijzonderheden over de toegediende dosis,
tijdstip van dosering, veiligheids- en werkzaamheidsresultaat dienen te worden
gerapporteerd. In deze registratie verzamelde gegevens dienen ten tijde van de
PSUR-indieningen te worden gerapporteerd aan de CHMP.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cinryze 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
C1-remmer (humaan)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na reconstitutie bevat één injectieflacon 500 IE C1-remmer (humaan) per 5 ml, wat overeenkomt met
een concentratie van 100 IE/ml. Twee injectieflacons gereconstitueerde Cinryze worden gecombineerd
voor een enkele dosis.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Injectieflacon met poeder: natriumchloride, sucrose, natriumcitraat, L-valine, L-alanine, L-threonine
Injectieflacon met oplosmiddel: water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
2 injectieflacons met poeder
2 injectieflacons met oplosmiddel
2 filtertransferhulpmiddelen
2 wegwerpspuiten van 10 ml
2 venapunctiesets
2 beschermmatten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C. Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter
bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/688/001
13.
PARTIJNUMMER
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Cinryze
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
TEKST VOOR ETIKET OP CINRYZE-INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Cinryze 500 IE poeder voor oplossing voor injectie
C1-remmer (humaan)
IV-gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
500 IE
6.
OVERIGE
ETIKET VOOR INJECTIEFLACON MET OPLOSMIDDEL
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor Cinryze
Water voor injecties
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
5 ml
6.
OVERIGE
Cinryze 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
C1-remmer (humaan)
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Cinryze en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Cinryze en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Cinryze bevat de humane proteïne die 'C1-remmer' wordt genoemd als werkzame stof.
C1-remmer is een van nature voorkomende proteïne die normaal aanwezig is in het bloed. Als u een
kleine hoeveelheid C1-remmer in uw bloed heeft of uw C1-remmer niet goed werkt, kan dit leiden tot
zwellingaanvallen (angio-oedeem genoemd). Symptomen kunnen maagpijn en zwelling omvatten van
de:
handen en voeten
gezicht, oogleden, lippen en tong
strottenhoofd (larynx), dit kan de ademhaling bemoeilijken
genitaliën
Bij volwassenen en kinderen kan Cinryze de hoeveelheid C1-remmer in het bloed verhogen en deze
zwellingaanvallen voorkomen (voorafgaand aan medische of tandheelkundige ingrepen) of de
zwellingaanvallen stoppen nadat zij zijn begonnen.
Bij volwassenen, jongeren en kinderen (in de leeftijd van 6 jaar en ouder) kan Cinryze de hoeveelheid
C1-remmer in het bloed verhogen en zwellingaanvallen routinematig voorkomen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Het is belangrijk dat u uw arts informeert wanneer u denkt dat u ooit een allergische
reactie op een van de bestanddelen van Cinryze heeft gehad.
Voordat u behandeling met Cinryze begint is het belangrijk dat u uw arts vertelt of u problemen
heeft of heeft gehad met bloedstolsels in uw bloed (trombotische incidenten). U zult zorgvuldig
worden gemonitord wanneer dit het geval is.
Als u begint te lijden aan uitslag, een strak gevoel op de borst, piepend ademhalen of een snelle
hartslag nadat u Cinryze heeft gebruikt, dient u dat
onmiddellijk aan uw arts te vertellen (zie
rubriek 4).
Wanneer geneesmiddelen zijn gemaakt van humaan bloed of plasma, worden bepaalde
maatregelen genomen om te voorkomen dat infecties worden doorgegeven aan patiënten. Deze
omvatten zorgvuldige selectie van bloed- en plasmadonoren om zeker te stellen dat degenen met
het risico van het dragen van infecties worden uitgesloten, en het testen van elke donatie en
plasmapools op tekenen van virus/infecties. Fabrikanten van deze producten nemen ook stappen
op in het verwerken van het bloed of plasma die virussen kunnen inactiveren of verwijderen.
Ondanks deze maatregelen kan wanneer uit humaan bloed of plasma bereide geneesmiddelen
worden toegediend, de mogelijkheid van het doorgeven van infectie niet volledig worden
uitgesloten. Dit is ook van toepassing op alle onbekende of opkomende virussen of andere
infectietypes.
De genomen maatregelen worden gezien als effectief voor omhulde virussen zoals humaan
immunodeficiëntievirus (HIV), hepatitis B- en hepatitis C-virus en voor de niet-omhulde
hepatitis A- en parvovirus B19-virussen.
Uw arts kan adviseren dat u overweegt zich te laten vaccineren tegen hepatitis A en B als u
regelmatig of herhaaldelijk C1-remmerproducten ontvangt die uit humaan plasma zijn gehaald.
Om de traceerbaarheid van biologische geneesmiddelen te kunnen verbeteren, moeten de naam
en het lotnummer van het toegediende middel duidelijk worden vastgelegd door uw arts of
verpleegkundige.
Kinderen
Cinryze is niet goedgekeurd voor gebruik bij kinderen jonger dan 6 jaar voor de routinepreventie van
angio-oedeemaanvallen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Cinryze nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u Cinryze gebruikt. Er is beperkte informatie over de veiligheid van het
gebruik van Cinryze tijdens zwangerschap en borstvoeding. Uw arts zal de risico's en voordelen van
het gebruik van dit geneesmiddel met u bespreken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Dit geneesmiddel heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen.
Cinryze bevat natrium
Dit middel bevat 11,5 mg natrium (een belangrijk bestanddeel van keukenzout/tafelzout) per
injectieflacon. Dit komt overeen met 0,5% van de aanbevolen maximale dagelijkse hoeveelheid
natrium in de voeding voor een volwassene.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw behandeling wordt ingesteld en toegediend onder toezicht van een arts met ervaring in de
verzorging van patiënten met erfelijk angio-oedeem (HAE).
Een arts of verpleegkundige kan Cinryze voor u bereiden en injecteren. Als uw arts beslist dat u dit
geneesmiddel bij uzelf kunt toedienen, zal uw arts of verpleegkundige u of een familielid aanleren hoe
dit geneesmiddel moet worden bereid en geïnjecteerd. Uw arts zal het bereidings- en
toedieningsproces regelmatig met u of een familielid of verzorger herbeoordelen.
De aanbevolen dosering van Cinryze voor volwassenen, jongeren, kinderen, ouderen of patiënten die
lijden aan nier- of leverproblemen is als volgt:
Gebruik bij volwassenen en jongeren (12 jaar en ouder)
Behandeling van zwellingaanvallen
Een dosis van 1.000 IE (twee injectieflacons) Cinryze dient te worden geïnjecteerd bij het eerste
teken van een zwellingaanval.
Er kan een tweede injectie van 1.000 IE worden gegeven wanneer uw symptomen niet
verbeteren na 60 minuten.
Als u een ernstige aanval ondervindt, met name een zwelling van het strottenhoofd (larynx), of
wanneer het instellen van de behandeling wordt vertraagd, kan de tweede dosis van 1.000 IE
eerder worden gegeven dan 60 minuten na de eerste dosis, afhankelijk van uw klinische reactie.
Cinryze dient intraveneus (in een ader) te worden geïnjecteerd.
Routinepreventie van zwellingaanvallen
Een dosis van 1.000 IE (twee injectieflacons) Cinryze dient elke 3 of 4 dagen te worden
geïnjecteerd voor routinepreventie van zwellingaanvallen.
Afhankelijk van uw respons op Cinryze kan het doseringsinterval door uw arts worden
aangepast.
Cinryze dient intraveneus (in een ader) te worden geïnjecteerd.
Preventie van zwellingaanvallen voorafgaand aan een operatie
Een dosis van 1.000 IE (twee injectieflacons) Cinryze dient tot 24 uur vóór een medische,
tandheelkundige of chirurgische procedure te worden geïnjecteerd.
Cinryze dient intraveneus (in een ader) te worden geïnjecteerd.
Behandeling van angio-
Pre-procedure preventie
Routinepreventie van
oedeemaanvallen
van angio-
angio-oedeemaanvallen
oedeemaanvallen
2 t/m 11 jaar, >25 kg:
2 t/m 11 jaar, >25 kg:
6 t/m 11 jaar:
Een dosis van 1.000 IE (twee
Een dosis van 1.000 IE
Een dosis van 500 IE (één
injectieflacons) Cinryze dient te
(twee injectieflacons)
injectieflacon) Cinryze dient
worden geïnjecteerd bij het eerste
Cinryze dient tot 24 uur
elke 3 of 4 dagen te worden
teken van een zwellingaanval.
vóór een medische,
geïnjecteerd voor
tandheelkundige of
routinepreventie van
Er kan een tweede injectie van
chirurgische procedure te
zwellingaanvallen.
1.000 IE worden gegeven wanneer
worden geïnjecteerd.
uw symptomen niet verbeteren na
Afhankelijk van uw respons
60 minuten.
op Cinryze kan het
doseringsinterval door uw
2 t/m 11 jaar, 10-25 kg:
2 t/m 11 jaar, 10-25 kg:
arts worden aangepast.
Een dosis van 500 IE (één
Een dosis van 500 IE (één
injectieflacon) Cinryze dient te
injectieflacon) Cinryze
worden geïnjecteerd bij het eerste
dient tot 24 uur vóór een
teken van een zwellingaanval.
medische, tandheelkundige
of chirurgische procedure te
Er kan een tweede injectie van
worden geïnjecteerd.
500 IE worden gegeven wanneer uw
symptomen niet verbeteren na
60 minuten.
Reconstitutie en wijze van toediening
Cinryze wordt gewoonlijk in een ader (intraveneus) geïnjecteerd door uw arts of verpleegkundige. U
of uw verzorger kan Cinryze ook toedienen als injectie, maar alleen na een adequate training te hebben
ontvangen. Als u dit geneesmiddel bij uzelf injecteert, gebruik het dan altijd precies zoals uw arts u dat
heeft verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts. Als uw arts besluit
dat u in aanmerking kunt komen voor een dergelijke thuisbehandeling, zal hij/zij u gedetailleerde
instructies geven. U dient een dagboek bij te houden om elke thuis ontvangen behandeling te
documenteren en bij elk bezoek aan de arts mee te brengen. Er zal regelmatig een beoordeling van de
injectietechniek van u of uw verzorger worden uitgevoerd om voortdurende goede hantering zeker te
stellen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Dit kunnen onder meer allergie-achtige reacties zijn.
Neem
onmiddellijk contact op met uw arts als u na gebruik van dit geneesmiddel een van de volgende
symptomen heeft. Hoewel ze zelden optreden, kunnen de symptomen ernstig zijn.
Plotseling piepend ademhalen, ademhalingsproblemen, zwelling van oogleden, gezicht of lippen,
uitslag of jeuk (die zich met name op uw hele lichaam voordoen).
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 mensen optreden):
overgevoeligheid, duizeligheid, braken, huiduitslag, jeuk of roodheid, uitslag of pijn op de
injectieplek, koorts.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 mensen optreden): hoge
bloedsuiker, bloedstolling, pijnlijke aderen, opvliegers, hoesten, maagpijn, diarree, huidschilferen,
gewrichtszwelling en ­pijn, spierpijn en borstklachten.
Bijwerkingen bij kinderen en jongeren tot 18 jaar komen naar verwachting overeen met die bij
volwassenen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
injectieflacons na 'EXP'. Bewaren beneden 25ºC. Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de
oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Na reconstitutie dient de Cinryze-oplossing onmiddellijk te worden gebruikt.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is C1-remmer geproduceerd uit het plasma van humane donoren. Elke
injectieflacon met poeder bevat 500 IE C1-remmer. Na reconstitutie bevat één injectieflacon 500 IE
C1-remmer (humaan) per 5 ml, overeenkomend met een concentratie van 100 IE/ml. Twee
injectieflacons gereconstitueerde Cinryze bevatten 1.000 IE van C1-remmer (humaan) per 10 ml,
overeenkomend met een concentratie van 100 IE/ml.
Het totale proteïnegehalte van de gereconstitueerde oplossing is 15 ± 5 mg/ml.
Eén Internationale Eenheid (IE) is equivalent aan de hoeveelheid C1-remmer die aanwezig is in 1 ml
normaal humaan plasma.
De andere stoffen in dit middel zijn natriumchloride, sucrose, natriumcitraat, L-valine, L-alanine en
L-threonine (zie rubriek 2).
Oplosmiddel: water voor injecties
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Cinryze is een wit poeder in een injectieflacon.
Nadat het is opgelost in het water voor injecties is de oplossing transparant en kleurloos tot heel licht
blauw.
Elk pakket bevat:
2 injectieflacons Cinryze 500 IE voor oplossing voor injectie
2 injectieflacons met water voor injecties (5 ml elk)
2 filtertransferhulpmiddelen
2 wegwerpspuiten van 10 ml
2 venapunctiesets
2 beschermmatten
Gebruik alleen een siliconenvrije spuit (meegeleverd in de verpakking) voor toediening van het
product.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
E-mail: medinfoEMEA@takeda.com
Tel.: +800 66838470
Fabrikant
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
Shire International Licensing B.V.
Mercuriusplein 11
2132 HA Hoofddorp
Nederland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu. Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
Reconstitutie en toediening van Cinryze
Men dient voorzichtig te zijn bij de reconstitutie, toediening van het product en hantering van de
toedieningsset en naalden.
Gebruik het bij Cinryze meegeleverde filtertransferhulpmiddel of een op de markt verkrijgbare naald
met dubbele punt.
Gebruik alleen een siliconenvrije spuit (meegeleverd in de verpakking) voor toediening van het
product.
Preparatie en hantering
Cinryze is bedoeld voor intraveneuze toediening (in een ader) na reconstitutie met water voor
injecties.
De Cinryze-injectieflacon is voor eenmalig gebruik.
Reconstitutie
Voor een dosis van 500 IE zijn nodig: 1 flacon met poeder, 1 flacon met oplosmiddel,
1 filtertransferhulpmiddel, 1 wegwerpspuit van 10 ml, 1 venapunctieset en 1 beschermmat. Bewaar de
resterende injectieflacon en toedieningsset voor de volgende dosis.
Voor een dosis van 1.000 IE zijn nodig: 2 flacons met poeder, 2 flacons met oplosmiddel,
2 filtertransferhulpmiddelen, 1 wegwerpspuit van 10 ml, 1 venapunctieset en 1 beschermmat.
Elke injectieflacon met het product dient te worden gereconstitueerd met 5 ml water voor injecties.
Eén injectieflacon met gereconstitueerde Cinryze komt overeen met een dosis van 500 IE.
Reconstitueer daarom slechts één injectieflacon van Cinryze voor één dosis van 500 IE.
Twee injectieflacons met gereconstitueerde Cinryze komen overeen met een dosis van 1.000 IE.
Daarom worden twee injectieflacons gecombineerd voor één dosis van 1.000 IE.
1.
Werk op de meegeleverde mat en was uw handen alvorens de volgende procedures uit te
voeren.
2.
Tijdens de reconstitutieprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
3.
Zorg ervoor dat de injectieflacon met het poeder en de injectieflacon met het oplosmiddel op
kamertemperatuur zijn (15ºC ­ 25ºC).
4.
Maak het etiket voor de injectieflacon met het poeder los door de door de omgekeerde driehoek
gemarkeerde geperforeerde strip los te scheuren.
5.
Verwijder de kunststof doppen van de injectieflacons met het poeder en het oplosmiddel.
6.
Reinig de stoppen met een desinfectiegaasje en laat ze drogen voorafgaand aan gebruik.
7.
Verwijder de bescherming van de bovenkant van de verpakking van het transferhulpmiddel.
Verwijder het hulpmiddel niet uit te verpakking.
Opmerking: het transferhulpmiddel moet worden aangesloten op de injectieflacon met het
oplosmiddel alvorens het wordt bevestigd op de injectieflacon met het poeder, zodat het vacuüm
in de injectieflacon met het poeder niet verdwijnt. Plaats de injectieflacon met het oplosmiddel
op een vlak oppervlak en steek de blauwe kant van het transferhulpmiddel in de injectieflacon
met het oplosmiddel, duw hem omlaag tot de punt door het midden van de stop van de
injectieflacon met het oplosmiddel gaat en het hulpmiddel op zijn plaats klikt. Het
transferhulpmiddel moet verticaal zijn alvorens het door de sluiting van de stop dringt.
9.
Verwijder de kunststof verpakking van het transferhulpmiddel en gooi hem weg. Pas op dat u
het blootgestelde uiteinde van het transferhulpmiddel niet aanraakt.
10.
Plaats de injectieflacon met het poeder op een vlak oppervlak. Keer het transferhulpmiddel en
de injectieflacon met het oplosmiddel met water voor injecties om en steek het transparante
uiteinde van het transferhulpmiddel in de injectieflacon met het poeder, duw hem omlaag tot de
pen door de rubberen stop gaat en het transferhulpmiddel op zijn plaats klikt. Het
transferhulpmiddel moet verticaal zijn alvorens het door de sluiting van de stop van de
injectieflacon met het poeder dringt. Het vacuüm in de injectieflacon met het poeder zal het
oplosmiddel naar binnen trekken. Wanneer er geen vacuüm in de injectieflacon zit, het product
niet gebruiken.
11.
Draai de injectieflacon met het poeder voorzichtig rond tot alle poeder is opgelost. De
injectieflacon met het poeder niet schudden. Controleer of al het poeder volledig is opgelost.
Maak de injectieflacon met het oplosmiddel los door hem naar links te draaien. Het transparante
uiteinde van het transferhulpmiddel niet verwijderen van de injectieflacon met het poeder.
Eén injectieflacon met gereconstitueerde Cinryze bevat 500 IE C1-remmer in 5 ml, hetgeen resulteert
in een concentratie van 100 IE/ml. Ga verder met de toedieningsprocedure als patiënten een dosis van
500 IE krijgen.
Er moeten twee injectieflacons met Cinryze-poeder worden gereconstitueerd om één dosis te maken
(1.000 IE/10 ml). Herhaal daarom bovenstaande instructies 1 tot 12 met behulp van een extra pakket
dat een transferhulpmiddel bevat voor het reconstitueren van de tweede van twee injectieflacons met
het poeder. Het transferhulpmiddel niet opnieuw gebruiken. Ga, zodra de twee injectieflacons zijn
gereconstitueerd, door met de toedieningsprocedure voor een dosis van 1.000 IE.
Toedieningsprocedure voor een dosis van 500 IE
1.
Tijdens de toedieningsprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
2.
Na reconstitutie zijn de Cinryze-oplossingen kleurloos tot iets lichtblauw en transparant. Het
product niet gebruiken wanneer de oplossingen troebel of verkleurd zijn.
3.
Gebruik een steriele wegwerpspuit van 10 ml, trek de plunjer naar achteren en laat ongeveer
5 ml lucht in de spuit.
4.
Bevestig de spuit op de bovenkant van het transparante uiteinde van het transferhulpmiddel door
hem naar rechts te draaien.
Keer de injectieflacon voorzichtig om en injecteer lucht in de oplossing en zuig dan voorzichtig
de gereconstitueerde Cinryze-oplossing in de spuit.
6.
Maak de spuit los van de injectieflacon door hem naar links te draaien en los te maken van het
transparante uiteinde van het transferhulpmiddel.
7.
Inspecteer de gereconstitueerde Cinryze-oplossing voorafgaand aan toediening op partikels; niet
gebruiken wanneer partikels worden opgemerkt.
8.
Bevestig de venapunctieset aan de spuit met Cinryze-oplossing en injecteer intraveneus (in een
ader) in de patiënt. Dien 500 IE (gereconstitueerd in 5 ml water voor injecties) Cinryze toe door
middel van intraveneuze injectie met een snelheid van 1 ml per minuut gedurende 5 minuten.
Toedieningsprocedure voor een dosis van 1.000 IE
1.
Tijdens de toedieningsprocedure dient aseptische techniek te worden gebruikt.
2.
Na reconstitutie zijn de Cinryze-oplossingen kleurloos tot iets lichtblauw en transparant. Het
product niet gebruiken wanneer de oplossingen troebel of verkleurd zijn.
3.
Gebruik een steriele, wegwerpspuit van 10 ml, trek de plunjer naar achteren en laar ongeveer
5 ml lucht in de spuit.
Bevestig de spuit op de bovenkant van het transparante uiteinde van het transferhulpmiddel door
hem naar rechts te draaien.
5.
Keer de injectieflacon voorzichtig om en injecteer lucht in de oplossing en zuig dan voorzichtig
de gereconstitueerde Cinryze-oplossing in de spuit.
6.
Maak de spuit los van de injectieflacon door hem naar links te draaien en los te maken van het
transparante uiteinde van het transferhulpmiddel.
7.
Herhaal stap 3 tot 6 met dezelfde spuit met een tweede injectieflacon gereconstitueerde Cinryze
om één volledige dosis van 10 ml te maken.
8.
Inspecteer de gereconstitueerde Cinryze-oplossing voorafgaand aan toediening op partikels; niet
gebruiken wanneer partikels worden opgemerkt.
9.
Bevestig de venapunctieset aan de spuit met Cinryze-oplossing en injecteer intraveneus (in een
ader) in de patiënt. Dien 1.000 IE (gereconstitueerd in 10 ml water voor injecties) Cinryze toe
door middel van intraveneuze injectie (in een ader) met een snelheid van 1 ml per minuut
gedurende 10 minuten.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.

Heb je dit medicijn gebruikt? Cinryze 500 IU te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Cinryze 500 IU te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Cinryze 500 IU

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG