Cubicin 500 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Elke injectieflacon bevat 350 mg daptomycine.
Eén ml levert 50 mg daptomycine na reconstitueren met 7 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %)
natriumchloride.
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Elke injectieflacon bevat 500 mg daptomycine.
Eén ml levert 50 mg daptomycine na reconstitueren met 10 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %)
natriumchloride.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor oplossing voor injectie of infusie.
Een fletsgele tot lichtbruine gelyofiliseerde koek of poeder.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Cubicin is geïndiceerd voor de behandeling van de volgende infecties (zie rubrieken 4.4 en 5.1).
-
-
Volwassen en pediatrische (1 tot en met 17 jaar) patiënten met gecompliceerde infecties van
huid en weke delen (cSSTI).
Volwassen patiënten met rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE), veroorzaakt door
Staphylococcus aureus.
Het wordt aanbevolen om bij de beslissing om daptomycine te
gebruiken, rekening te houden met de antibacteriële gevoeligheid van het organisme en deze
beslissing te baseren op het advies van een deskundige. Zie rubrieken 4.4 en 5.1.
-
Volwassen en pediatrische (1 tot en met 17 jaar) patiënten met
Staphylococcus aureus
bacteriëmie (SAB). Bij volwassenen dient het gebruik bij bacteriëmie geassocieerd te zijn met
RIE of met cSSTI, en bij pediatrische patiënten dient het gebruik bij bacteriëmie geassocieerd
te zijn met cSSTI.
Daptomycine is alleen werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën (zie rubriek 5.1). Bij gemengde
infecties waar het vermoeden bestaat van de aanwezigheid van Gram-negatieve en/of bepaalde types
anaërobe bacteriën, dient Cubicin gelijktijdig te worden toegediend met geschikte antibacteriële
middelen.
De officiële aanwijzingen met betrekking tot het juiste gebruik van antibacteriële middelen dienen in
acht te worden genomen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Klinische onderzoeken bij patiënten maakten gebruik van infusie van daptomycine gedurende ten
minste 30 minuten. Er is geen klinische ervaring bij patiënten met betrekking tot de toediening van
daptomycine als een injectie gedurende 2 minuten. Deze toedieningswijze is uitsluitend onderzocht
2
bij gezonde vrijwilligers. In vergelijking met de toediening van dezelfde doses als intraveneuze
infusies gedurende 30 minuten, waren er echter geen klinisch belangrijke verschillen in de
farmacokinetiek en het veiligheidsprofiel van daptomycine (zie rubrieken 4.8 en 5.2).
Dosering
Volwassenen
-
-
cSSTI zonder gelijktijdige SAB: Cubicin 4 mg/kg wordt eenmaal per 24 uur toegediend
gedurende 7-14 dagen of totdat de infectie is verdwenen (zie rubriek 5.1).
cSSTI met gelijktijdige SAB: Cubicin 6 mg/kg wordt eenmaal per 24 uur toegediend. Zie
hieronder voor dosisaanpassingen bij patiënten met een nierfunctiestoornis. De therapieduur
kan langer zijn dan 14 dagen op geleide van het waargenomen risico op complicaties bij de
individuele patiënt.
-
Bekende of vermoede RIE, veroorzaakt door
Staphylococcus aureus:
Cubicin 6 mg/kg wordt
eenmaal per 24 uur toegediend. Zie hieronder voor dosisaanpassingen bij patiënten met een
nierfunctiestoornis. De therapieduur moet in overeenstemming zijn met de beschikbare officiële
aanbevelingen.
Cubicin wordt intraveneus toegediend in 0,9 % natriumchloride (zie rubriek 6.6). Cubicin mag niet
vaker dan eenmaal per dag worden gebruikt.
De creatinekinase (CK)-spiegels moeten gemeten worden bij baseline en met regelmatige intervallen
(ten minste wekelijks) gedurende de behandeling (zie rubriek
4.4).
Nierfunctiestoornis
Daptomycine wordt voornamelijk uitgescheiden door de nieren.
Als gevolg van beperkte klinische ervaring (zie tabel en voetnoten onderaan) mag Cubicin bij
volwassen patiënten met een nierfunctiestoornis (CrCl < 80 ml/min) uitsluitend gebruikt worden
wanneer men van mening is dat het verwachte klinische voordeel belangrijker is dan het mogelijke
risico. De respons op de behandeling, de nierfunctie en de creatinekinase (CK)-spiegels moet
nauwgezet worden gevolgd bij alle patiënten met een nierfunctiestoornis (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Het doseringsregime voor Cubicin bij pediatrische patiënten met een nierfunctiestoornis is niet
vastgesteld.
Dosisaanpassingen bij volwassen patiënten met een nierfunctiestoornis volgens indicatie en
creatinineklaring
Indicatie voor gebruik
cSSTI zonder SAB
Creatinineklaring
Dosisaanbeveling
4 mg/kg eenmaal daags
Toelichting
Zie rubriek 5.1
30 ml/min
< 30 ml/min
RIE of cSSTI
geassocieerd met SAB
4 mg/kg eenmaal per
48 uur
(1, 2)
30 ml/min
6 mg/kg eenmaal daags
Zie rubriek 5.1
< 30 ml/min
6 mg/kg eenmaal per
48 uur
(1, 2)
cSSTI = gecompliceerde infecties van huid en weke delen; SAB =
S. aureus
bacteriëmie
(1) De veiligheid en werkzaamheid van een aanpassing van het doseringsinterval zijn niet beoordeeld
in gecontroleerde klinische onderzoeken en de aanbeveling is gebaseerd op farmacokinetische studies
en modelresultaten (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
3
(2) Dezelfde dosisaanpassingen, die gebaseerd zijn op farmacokinetische data bij vrijwilligers
waaronder PK-modelresultaten, zijn aanbevolen voor patiënten die hemodialyse (HD) of continue
ambulante peritoneale dialyse (CAPD) krijgen. Wanneer mogelijk moet Cubicin worden toegediend
na het beëindigen van de dialyse op de dagen van dialyse (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig wanneer Cubicin wordt toegediend aan patiënten met een milde of
matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B) (zie rubriek 5.2). Er zijn geen gegevens
beschikbaar van patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse C). Derhalve is
voorzichtigheid geboden bij het toedienen van Cubicin aan dergelijke patiënten.
Ouderen
De aanbevolen doses dienen te worden gebruikt bij ouderen, behalve bij patiënten met een ernstige
nierfunctiestoornis (zie hierboven en rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten (1 tot en met 17 jaar)
De aanbevolen doseringsregimes voor pediatrische patiënten op basis van leeftijd en indicatie worden
hieronder weergegeven.
Indicatie
Leeftijdsgroep
cSSTI zonder SAB
Doseringsregime
5 mg/kg eenmaal
12 tot en met
17 jaar
per 24 uur via een
infusie van
30 minuten
7 mg/kg eenmaal
7 tot en met
11 jaar
per 24 uur via een
infusie van
30 minuten
9 mg/kg eenmaal
2 tot en met
6 jaar
per 24 uur via een
infusie van
60 minuten
10 mg/kg eenmaal
1 tot < 2 jaar
per 24 uur via een
infusie van
60 minuten
Maximaal
14 dagen
cSSTI geassocieerd met SAB
Doseringsregime
7 mg/kg eenmaal per
24 uur via een
infusie van
30 minuten
9 mg/kg eenmaal per
24 uur via een
infusie van
30 minuten
12 mg/kg eenmaal
per 24 uur via een
infusie van
60 minuten
12 mg/kg eenmaal
per 24 uur via een
infusie van
60 minuten
(1)
Duur van
therapie
Duur van
therapie
cSSTI = gecompliceerde infecties van huid en weke delen; SAB =
S. aureus
bacteriëmie;
(1) De minimale behandelingsduur van Cubicin voor pediatrische SAB dient in overeenstemming te
zijn met het waargenomen risico op complicaties bij de individuele patiënt. Het kan noodzakelijk zijn
dat de behandelingsduur van Cubicin langer is dan 14 dagen op basis van het waargenomen risico op
complicaties bij de individuele patiënt. In het pediatrische SAB-onderzoek was de gemiddelde
behandelingsduur van intraveneuze Cubicin 12 dagen, met een bereik van 1 tot 44 dagen. De duur van
de behandeling moet in overeenstemming zijn met de beschikbare officiële aanbevelingen.
Cubicin wordt intraveneus toegediend in 0,9 % natriumchloride (zie rubriek 6.6). Cubicin mag niet
meer dan éénmaal per dag toegediend worden.
Creatinekinase (CK)-waarden moeten gemeten worden bij baseline en met regelmatige intervallen
(ten minste wekelijks) gedurende de behandeling (zie rubriek
4.4).
Cubicin mag niet worden gegeven aan pediatrische patiënten jonger dan 1 jaar vanwege het risico op
4
mogelijke effecten op het musculaire stelsel, het neuromusculaire stelsel en/of het zenuwstelsel
(perifeer en/of centraal) die bij pasgeboren honden zijn waargenomen (zie rubriek 5.3).
Wijze van toediening
Bij volwassenen wordt Cubicin toegediend als een intraveneuze infusie (zie rubriek 6.6) gedurende
een periode van 30 minuten of als een intraveneuze injectie (zie rubriek 6.6) gedurende een periode
van 2 minuten.
Bij pediatrische patiënten in de leeftijd van 7 tot en met 17 jaar wordt Cubicin toegediend als een
intraveneuze infusie gedurende 30 minuten (zie rubriek 6.6). Bij pediatrische patiënten in de leeftijd
van 1 tot en met 6 jaar wordt Cubicin toegediend als een intraveneuze infusie gedurende 60 minuten
(zie rubriek 6.6).
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Algemeen
Indien een haard van infectie, anders dan cSSTI of RIE, wordt geïdentificeerd na het starten van de
behandeling met Cubicin, moet overwogen worden een alternatieve antibacteriële therapie in te
stellen waarvan de doeltreffendheid is aangetoond in de behandeling van het specifieke type
aanwezige infectie(s).
Anafylaxie/overgevoeligheidsreacties
Anafylaxie/overgevoeligheidsreacties zijn gemeld met Cubicin. Indien een allergische reactie op
Cubicin optreedt, stop dan het gebruik ervan en start met een geschikte behandeling.
Pneumonie
Er is aangetoond in klinische onderzoeken dat Cubicin niet werkzaam is bij de behandeling van
pneumonie. Cubicin is daarom niet geïndiceerd voor de behandeling van pneumonie.
RIE veroorzaakt door
Staphylococcus aureus
Klinische gegevens over het gebruik van Cubicin bij de behandeling van RIE veroorzaakt door
Staphylococcus aureus
zijn beperkt tot 19 volwassen patiënten (zie
‘
Klinische werkzaamheid bij
volwassenen
’
in rubriek 5.1). De veiligheid en werkzaamheid van Cubicin bij kinderen en
adolescenten jonger dan 18 jaar met rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE) veroorzaakt door
Staphylococcus aureus
zijn niet vastgesteld.
De werkzaamheid van Cubicin bij patiënten met klepprothese-infecties of met linkszijdige infectieuze
endocarditis veroorzaakt door
Staphylococcus aureus,
is niet aangetoond.
Diepzittende infecties
Patiënten met diepzittende infecties dienen elke vereiste chirurgische ingreep (bijvoorbeeld
débridement, verwijdering van prothese-hulpmiddelen, chirurgische verwijdering van kleppen) zonder
uitstel te ondergaan.
Enterococcus-infecties
Er is onvoldoende bewijs om conclusies te kunnen trekken met betrekking tot de mogelijke klinische
werkzaamheid van Cubicin tegen infecties veroorzaakt door enterokokken, waaronder
Enterococcus
faecalis
en
Enterococcus faecium.
Bovendien
zijn er nog geen doseringsschema’s
voor daptomycine
vastgesteld die geschikt zouden kunnen zijn voor de behandeling van enterokokkeninfecties, met of
zonder bacteriëmie. Falen van de behandeling met daptomycine bij enterokokkeninfecties die meestal
5
gepaard gingen met bacteriëmie, is gemeld. In sommige gevallen werd behandelingsfalen
geassocieerd met de selectie van organismen met verminderde gevoeligheid voor of manifeste
resistentie tegen daptomycine (zie rubriek 5.1).
Niet-gevoelige micro-organismen
Het gebruik van antibacteriële middelen kan overmatige groei van niet-gevoelige micro-organismen
bevorderen. Indien een superinfectie zich voordoet gedurende de behandeling, moeten adequate
maatregelen genomen worden.
Clostridioides difficile-geassocieerde
diarree
Clostridioides difficile-geassocieerde
diarree (CDAD) is gemeld met Cubicin (zie rubriek 4.8). Indien
CDAD vermoed of bevestigd wordt, kan het nodig zijn de behandeling met Cubicin te stoppen en een
adequate behandeling te starten volgens de klinische indicatie.
Interacties met geneesmiddelen/laboratoriumtesten
Valse verlenging van protrombinetijd (PT) en verhoging van de internationale genormaliseerde ratio
(INR) werden waargenomen wanneer bepaalde recombinante tromboplastinereagentia gebruikt
werden voor de test (zie rubriek 4.5).
Creatinekinase en myopathie
Er is tijdens therapie met Cubicin melding gemaakt van verhoogde creatinekinasespiegels (CK; MM-
iso-enzym) in plasma in samenhang met spierpijnen en/of spierzwakte en gevallen van myositis,
myoglobinaemia en rabdomyolyse (zie rubrieken 4.5, 4.8 en 5.3). In klinische onderzoeken kwamen
aanzienlijke verhogingen van plasma-CK naar > 5 keer bovengrens van normaal (ULN) zonder
spiersymptomen vaker voor bij met Cubicin behandelde patiënten (1,9 %) dan bij patiënten die
vergelijkende middelen kregen (0,5 %). Derhalve wordt het volgende aangeraden:
Plasma-CK dient tijdens therapie bij alle patiënten te worden gemeten bij aanvang en met
regelmatige tussenpozen (ten minste eenmaal per week).
CK dient vaker te worden gemeten (bijvoorbeeld iedere 2-3 dagen gedurende ten minste de
eerste twee weken van de behandeling) bij patiënten die een hoger risico hebben op het
ontwikkelen van myopathie. Bijvoorbeeld patiënten met een nierfunctiestoornis
(creatinineklaring < 80 ml/min; zie rubriek 4.2), inclusief degenen die hemodialyse of CAPD
krijgen en patiënten die andere geneesmiddelen gebruiken waarvan bekend is dat deze
geassocieerd zijn met myopathie (bijvoorbeeld HMG-CoA reductaseremmers, fibraten en
ciclosporine).
Het kan niet worden uitgesloten dat die patiënten met een CK-waarde die meer dan 5 keer
hoger is dan de bovengrens van normaal bij aanvang, een hoger risico lopen op verdere
verhogingen tijdens behandeling met daptomycine. Hiermee dient rekening te worden gehouden
bij het starten van de behandeling met daptomycine en, als daptomycine wordt toegediend,
dienen deze patiënten vaker dan eenmaal per week te worden gecontroleerd.
Cubicin dient niet te worden toegediend aan patiënten die andere geneesmiddelen gebruiken die
gepaard gaan met myopathie, tenzij het voordeel voor de patiënt groter wordt geacht dan het
risico.
Patiënten dienen tijdens de therapie regelmatig te worden beoordeeld op tekenen of symptomen
die myopathie zouden kunnen betekenen.
Bij iedere patiënt die onverklaarbare spierpijn, -gevoeligheid, -zwakte of -krampen krijgt,
dienen de CK-spiegels om de 2 dagen te worden gecontroleerd. Toediening van Cubicin dient
te worden gestopt bij de aanwezigheid van onverklaarbare spiersymptomen, als de CK-spiegel
een waarde bereikt die hoger is dan 5 keer de bovengrens van normaal.
Perifere neuropathie
Patiënten die tijdens therapie met Cubicin tekenen of symptomen krijgen die een perifere neuropathie
zouden kunnen betekenen, dienen te worden onderzocht en stopzetting van daptomycine dient te
worden overwogen (zie rubrieken 4.8 en 5.3).
6
Pediatrische patiënten
Aan pediatrische patiënten jonger dan 1 jaar mag Cubicin niet worden toegediend vanwege het risico
op mogelijke effecten op het spier-, neuromusculair- en/of zenuwstelsel (perifeer en/of centraal) die
werden waargenomen bij pasgeboren honden (zie rubriek 5.3).
Eosinofiele pneumonie
Eosinofiele pneumonie is gemeld bij patiënten die Cubicin kregen (zie rubriek 4.8). In de meeste
gemelde gevallen geassocieerd met Cubicin, ontwikkelden de patiënten koorts, dyspneu met
hypoxische ademhalingsinsufficiëntie en diffuse pulmonaire infiltraties of organiserende pneumonie.
Het merendeel van de gevallen deed zich voor na meer dan 2 weken behandeling met Cubicin en de
toestand van de patiënten verbeterde wanneer Cubicin gestopt werd en behandeling met steroïden
geïnitieerd werd. Het opnieuw optreden van eosinofiele pneumonie bij een nieuwe blootstelling is
gemeld. Patiënten die deze tekenen en symptomen ontwikkelen wanneer ze Cubicin krijgen, moeten
onmiddellijk een medische evaluatie ondergaan met inbegrip van een broncho-alveolaire lavage,
indien van toepassing, om andere oorzaken uit te sluiten (bijvoorbeeld bacteriële infectie,
schimmelinfectie, parasieten, andere geneesmiddelen). Cubicin moet onmiddellijk gestopt worden en
een behandeling met systemische steroïden moet worden gestart indien dit aangewezen is.
Ernstige cutane bijwerkingen
Ernstige cutane bijwerkingen (SCAR
’
s) waaronder een geneesmiddelenreactie met eosinofilie en
systemische symptomen (DRESS:
drug reaction with eosinophilia and systemic symptoms)
en
vesiculobulaire uitslag met of zonder betrokkenheid van het slijmvlies (Stevens-Johnsonsyndroom
(SJS) of toxische epidermale necrolyse (TEN)), die levensgevaarlijk of fataal zou kunnen zijn, zijn
gemeld met daptomycine (zie rubriek 4.8). Als het middel voorgeschreven wordt, moeten patiënten
geadviseerd worden over de tekenen en symptomen van ernstige huidreacties en dienen ze
nauwlettend te worden gecontroleerd. Als tekenen en symptomen die wijzen op deze reacties
verschijnen, moet Cubicin onmiddellijk worden stopgezet en moet een alternatieve behandeling
worden overwogen. Als de patiënt een ernstige cutane bijwerking heeft ontwikkeld tijdens gebruik
van daptomycine, mag de behandeling met daptomycine bij deze patiënt op geen enkel moment
opnieuw worden opgestart.
Tubulointerstitiële nefritis
Tubulointerstitiële nefritis (TIN) is gemeld tijdens post-marketingervaring met daptomycine.
Patiënten die koorts, huiduitslag, eosinofilie en/of nieuwe of verergerende nierfunctiestoornis
ontwikkelen terwijl zij Cubicin gebruiken, moeten medisch geëvalueerd worden. Als TIN wordt
vermoed, moet Cubicin onmiddellijk worden gestopt en moeten een passende therapie worden
ingesteld en/of maatregelen worden genomen.
Nierfunctiestoornis
Er is tijdens behandeling met Cubicin melding gemaakt van nierfunctiestoornissen. Een ernstige
nierfunctiestoornis kan op zichzelf ook vatbaar maken voor verhogingen van daptomycine-spiegels
die het risico van het krijgen van myopathie kunnen verhogen (zie hierboven).
Een aanpassing van het Cubicin-dosisinterval is nodig voor volwassen patiënten met een
creatinineklaring < 30 ml/min (zie rubrieken 4.2 en 5.2). De veiligheid en werkzaamheid van het
aanpassen van het doseringsinterval zijn niet beoordeeld in gecontroleerde klinische studies en de
aanbeveling is voornamelijk gebaseerd op farmacokinetische modelgegevens. Cubicin dient alleen te
worden gebruikt bij dergelijke patiënten wanneer het verwachte klinische voordeel groter wordt
geacht dan het mogelijke risico.
Voorzichtigheid is geboden bij toediening van Cubicin aan patiënten die reeds enige mate van een
nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 80 ml/min) hebben, voordat met de therapie met Cubicin
wordt begonnen. Regelmatige controle van de nierfunctie wordt aangeraden (zie rubriek 5.2).
Bovendien wordt regelmatige controle van de nierfunctie aangeraden tijdens gelijktijdige toediening
van potentieel nefrotoxische middelen, ongeacht de reeds bestaande nierfunctie van de patiënt (zie
7
rubriek 4.5).
Het doseringsregime voor Cubicin bij pediatrische patiënten met een nierfunctiestoornis is niet
vastgesteld.
Obesitas
Bij zwaarlijvige proefpersonen met een Body Mass Index (BMI) > 40 kg/m
2
maar met een
creatinineklaring > 70 ml/min was de AUC
0-
∞
voor daptomycine aanzienlijk hoger (gemiddeld 42 %
hoger) in vergelijking met niet-zwaarlijvige identieke controlepersonen. Er zijn beperkte gegevens
over de veiligheid en werkzaamheid van daptomycine bij zeer zwaarlijvige patiënten en derhalve
wordt voorzichtigheid aangeraden. Er is momenteel echter geen bewijs dat een dosisverlaging nodig is
(zie rubriek 5.2).
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen
‘
natriumvrij
’
is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Daptomycine ondergaat weinig tot geen cytochroom P450 (CYP450)-gemedieerd metabolisme. Het is
onwaarschijnlijk dat daptomycine het metabolisme van geneesmiddelen gemetaboliseerd door het
P450-systeem zal remmen of induceren.
Er zijn voor Cubicin interactiestudies uitgevoerd met aztreonam, tobramycine, warfarine en
probenecide. Daptomycine had geen effect op de farmacokinetiek van warfarine of probenecide en
deze geneesmiddelen wijzigden ook de farmacokinetiek van daptomycine niet. De farmacokinetiek
van daptomycine werd niet significant gewijzigd door aztreonam.
Hoewel kleine veranderingen in de farmacokinetiek van daptomycine en tobramycine werden
waargenomen bij gelijktijdige toediening via intraveneuze infusie gedurende 30 minuten en gebruik
makend van een dosis van 2 mg/kg Cubicin, waren de veranderingen niet statistisch significant. De
interactie tussen daptomycine en tobramycine met een goedgekeurde dosis van Cubicin is onbekend.
Voorzichtigheid is geboden wanneer Cubicin samen met tobramycine wordt toegediend.
De ervaring met de gelijktijdige toediening van Cubicin en warfarine is beperkt. Er zijn geen studies
uitgevoerd met Cubicin en andere anticoagulantia dan warfarine. De anticoagulerende activiteit bij
patiënten die Cubicin en warfarine krijgen, moet worden gecontroleerd gedurende de eerste dagen na
de start van de therapie met Cubicin.
Er is beperkte ervaring met betrekking tot gelijktijdige toediening van daptomycine met andere
geneesmiddelen die myopathie kunnen uitlokken (bijvoorbeeld HMG-CoA-reductaseremmers). Er
hebben zich echter enkele gevallen van aanzienlijke verhogingen van CK-spiegels en gevallen van
rabdomyolyse voorgedaan bij volwassen patiënten die een van deze geneesmiddelen gelijktijdig met
Cubicin gebruikten. Het wordt aangeraden om andere geneesmiddelen die gepaard gaan met
myopathie, indien mogelijk, tijdelijk stop te zetten tijdens behandeling met Cubicin, tenzij de
voordelen van gelijktijdige toediening opwegen tegen het risico. Indien gelijktijdige toediening niet
kan worden vermeden, dienen CK-spiegels vaker dan eenmaal per week te worden gemeten en dienen
patiënten nauwlettend te worden gecontroleerd op tekenen of symptomen die myopathie zouden
kunnen betekenen. Zie rubrieken 4.4, 4.8 en 5.3.
Daptomycine wordt voornamelijk geklaard middels nierfiltratie en derhalve kunnen plasmaspiegels
worden verhoogd tijdens gelijktijdige toediening met geneesmiddelen die nierfiltratie verminderen
(bijvoorbeeld
NSAID’s en COX
-2-remmers). Bovendien bestaat de mogelijkheid dat zich een
farmacodynamische interactie voordoet tijdens gelijktijdige toediening vanwege additieve renale
effecten. Derhalve is voorzichtigheid geboden wanneer daptomycine gelijktijdig wordt toegediend
8
met een ander geneesmiddel waarvan bekend is dat het de nierfiltratie vermindert.
Tijdens postmarketingonderzoek is melding gemaakt van gevallen van interferentie tussen
daptomycine en bepaalde reagentia die worden gebruikt in sommige testen van
protrombinetijd/internationale genormaliseerde ratio (PT/INR). Deze interferentie resulteerde in een
valse verlenging van PT en verhoging van INR. Indien onverklaarbare afwijkingen van PT/INR
worden waargenomen bij patiënten die daptomycine krijgen toegediend, dient er rekening te worden
gehouden met een mogelijke
in vitro
wisselwerking met de laboratoriumtest. De mogelijkheid van
onjuiste resultaten kan tot een minimum worden beperkt door monsters voor PT- of INR-testen te
nemen dichtbij het moment van dal-plasmaconcentraties van daptomycine (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn voor daptomycine geen klinische gegevens voorhanden over gevallen van gebruik tijdens
zwangerschap. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke
effecten wat betreft zwangerschap, ontwikkeling van de foetus/het embryo, de bevalling of de
postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3).
Cubicin mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt, tenzij strikt noodzakelijk, dat wil zeggen
alleen als het verwachte voordeel opweegt tegen het mogelijke risico.
Borstvoeding
In een humane
‘
single case
’
studie, werd Cubicin gedurende 28 dagen bij een dosering van
500 mg/dag, dagelijks intraveneus toegediend aan een moeder die borstvoeding gaf. Op dag 27
werden gedurende een periode van 24 uur monsters van de moedermelk genomen. De hoogste
gemeten daptomycineconcentratie in de moedermelk was 0,045 microg/ml, wat een lage concentratie
is. Daarom moet de borstvoeding worden gestaakt wanneer Cubicin wordt toegediend aan vrouwen
die borstvoeding geven, totdat er meer ervaring is opgedaan.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar voor daptomycine. De resultaten van dieronderzoek
duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft vruchtbaarheid (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen.
Op basis van gemelde bijwerkingen wordt verondersteld dat het onwaarschijnlijk is dat Cubicin een
effect heeft op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In klinische onderzoeken kregen 2011 volwassen personen Cubicin toegediend. Hiervan kregen
1221 personen een dagelijkse dosis van 4 mg/kg (1108 patiënten en 113 gezonde vrijwilligers);
460 personen (304 patiënten en 156 gezonde vrijwilligers) kregen een dagelijkse dosis van 6 mg/kg.
In onderzoeken met pediatrische patiënten kregen 372 patiënten Cubicin, waarvan er 61 een
enkelvoudige dosis kregen en 311 een behandelingsregime voor cSSTI of SAB kregen (dagelijkse
doses variërend van 4 mg/kg tot 12 mg/kg). Bijwerkingen (dat wil zeggen waarvan de onderzoeker het
mogelijk, waarschijnlijk of zeker achtte dat deze samenhingen met het geneesmiddel) werden gemeld
met gelijke frequenties voor Cubicin en vergelijkende regimes.
De meest frequent gemelde bijwerkingen (frequentie
vaak (≥
1/100, < 1/10)) zijn: schimmelinfecties,
urineweginfectie, candida-infectie, anemie, angst, slapeloosheid, duizeligheid, hoofdpijn, hypertensie,
9
hypotensie, gastro-intestinale pijn en buikpijn, misselijkheid, braken, obstipatie, diarree, flatulentie,
opgeblazen en opgezet gevoel, abnormale leverfunctietesten (verhoogd alanineaminotransferase
(ALAT), aspartaataminotransferase (ASAT) of alkalinefosfatase (AF)), rash, pruritus, pijn aan de
ledematen, verhoogd serumcreatinekinase (CK), reacties op de plaats van infusie, pyrexie, asthenie.
Minder vaak gemelde, maar ernstigere bijwerkingen omvatten overgevoeligheidsreacties, eosinofiele
pneumonie (in enkele gevallen voorkomend als organiserende pneumonie), geneesmiddelenreactie
met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), angio-oedeem en rabdomyolyse.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen werden gemeld tijdens therapie en tijdens follow-up met een frequentie die
overeenkomt met zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥
1/100, < 1/10); soms (
≥
1/1000, < 1/100); zelden
(≥
1/10.000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald):
Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Tabel 1
Bijwerkingen uit klinische studies en postmarketingmeldingen
Frequentie
Vaak:
Soms:
Niet
bekend*:
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Bijwerkingen
Schimmelinfecties, urineweginfectie, candida-
infectie
Fungaemie
Clostridioides difficile-geassocieerde
diarree**
Anemie
Trombocytemie, eosinofilie, verhoogde
internationale genormaliseerde ratio (INR),
leukocytose
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Vaak:
Soms:
Zelden:
Niet
bekend*:
Immuunsysteemaandoeningen
Niet
bekend*:
Verlengde protrombinetijd (PT)
Trombocytopenie
Hypersensitiviteit**, gemanifesteerd door
geïsoleerde spontane meldingen waaronder, maar
niet beperkt tot angio-oedeem, pulmonale
eosinofilie, gevoel van orofaryngeale zwelling,
anafylaxie**, infusiereacties met de volgende
symptomen: tachycardie, piepende ademhaling,
pyrexie, rillingen, opvliegers, vertigo, syncope en
metaalsmaak
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Psychische stoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Soms:
Vaak:
Vaak:
Soms:
Niet
bekend*:
Verminderde eetlust, hyperglykemie, verstoorde
elektrolytenbalans
Angst, slapeloosheid
Duizeligheid, hoofdpijn
Paresthesie, smaakstoornis, tremor, oogirritatie
Perifere neuropathie**
Vertigo
Supraventriculaire tachycardie, extrasystole
Hypertensie, hypotensie
Opvliegers
Eosinofiele pneumonie
1
**, hoest
Gastro-intestinale pijn en buikpijn, nausea, braken,
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Soms:
Soms:
Vaak:
Soms:
Niet
bekend*:
Vaak:
10
Systeem/orgaanklasse
Frequentie
Soms:
Lever- en galaandoeningen
Vaak:
Bijwerkingen
obstipatie, diarree, flatulentie, opgeblazen en opgezet
gevoel
Dyspepsie, glossitis
Abnormale leverfunctietesten
2
(verhoogd
alanineaminotransferase (ALAT),
aspartaataminotransferase (ASAT) of
alkalinefosfatase (AF))
Zelden:
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Vaak:
Soms:
Niet
bekend*:
Geelzucht
Rash, pruritus
Urticaria
Acuut gegeneraliseerd pustuleus exantheem (AGEP),
geneesmiddelenreactie met eosinofilie en
systemische symptomen (DRESS)**,
vesiculobulleuze rash met of zonder betrokkenheid
van het slijmvlies (SJS of TEN)**
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Vaak:
Soms:
Pijn aan de ledematen, verhoogd
serumcreatinekinase (CK)
2
Myositis, verhoogd myoglobine, spierzwakte,
spierpijn, artralgie, verhoogd
serumlactaatdehydrogenase (LDH), spierkrampen
Niet
bekend*:
Nier- en urinewegaandoeningen
Soms:
Niet
bekend*:
Voortplantingsstelsel- en
borstaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
*
Vaak:
Soms:
Soms:
Rabdomyolyse
3
**
Nierfunctiestoornis, waaronder nierfalen en
nierinsufficiëntie, verhoogd serumcreatinine
Tubulo-interstitiële nefritis (TIN)**
Vaginitis
Reacties op de plaats van infusie, pyrexie, asthenie
Vermoeidheid, pijn
Gebaseerd op postmarketingmeldingen. Omdat deze bijwerkingen vrijwillig gemeld zijn en
afkomstig zijn van een populatie van onbekende grootte, is het niet mogelijk om een
betrouwbare schatting te maken van de frequentie, die daarom geclassificeerd wordt als
‘
niet
bekend
’
.
**
1
Zie rubriek 4.4.
Hoewel de exacte incidentie van eosinofiele pneumonie geassocieerd met daptomycine niet
bekend is, is tot op heden het aantal spontane meldingen erg laag (< 1/10.000).
In sommige gevallen van myopathie met verhoogde CK en spiersymptomen, vertoonden de
patiënten ook verhoogde transaminasen. Deze verhogingen van transaminasen waren
waarschijnlijk gerelateerd aan de effecten op de skeletspieren. De meeste
transaminaseverhogingen hadden een toxiciteit van Graad 1-3 en verdwenen bij het stoppen van
de behandeling.
2
3
Wanneer klinische informatie over de patiënten beschikbaar was om een uitspraak te kunnen
doen, deed ongeveer 50 % van de gevallen zich voor bij patiënten met een reeds bestaande
nierfunctiestoornis of bij patiënten die gelijktijdig geneesmiddelen kregen waarvan bekend is
dat deze rabdomyolyse veroorzaken.
De gegevens over veiligheid van de toediening van daptomycine via een 2 minuten durende
intraveneuze injectie zijn afkomstig van twee farmacokinetische studies bij gezonde volwassen
vrijwilligers. Op basis van deze onderzoeksresultaten hadden beide methoden voor het toedienen van
daptomycine, de 2 minuten durende intraveneuze injectie en de 30 minuten durende intraveneuze
infusie, een vergelijkbaar veiligheids- en verdraagbaarheidsprofiel. Er was geen relevant verschil in
lokale verdraagbaarheid of in de aard en frequentie van bijwerkingen.
11
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding
tussen voordelen en risico’s
van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Bij overdosering wordt ondersteunende zorg aangeraden. Daptomycine wordt langzaam uit het
lichaam geklaard door hemodialyse (ca. 15 % van de toegediende dosis wordt verwijderd gedurende
4 uur) of door peritoneale dialyse (ca. 11 % van de toegediende dosis wordt verwijderd gedurende
48 uur).
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antibacteriële middelen voor systemisch gebruik, Andere
antibacteriële middelen, ATC-code: J01XX09
Werkingsmechanisme
Daptomycine is een natuurlijk cyclisch lipopeptide product dat alleen werkzaam is tegen Gram-
positieve bacteriën.
Het werkingsmechanisme omvat binding (in de aanwezigheid van calciumionen) aan
bacteriemembranen van cellen in zowel de groei- als stationaire fase waardoor depolarisatie ontstaat,
wat leidt tot een snelle remming van proteïne-, DNA- en RNA-synthese. Dit resulteert in de dood van
de bacteriecel met een verwaarloosbare cellysis.
PK-/PD-relatie
Daptomycine vertoont
in vitro
en in
in vivo
diermodellen een snelle, concentratie-afhankelijke
bacteriedodende werking tegen Gram-positieve organismen. Bij diermodellen correleren AUC/MIC
en C
max
/MIC met werkzaamheid en voorspelde bacteriedood
in vivo
bij enkelvoudige doses
overeenkomend met menselijke volwassen doses van 4 mg/kg en 6 mg/kg eenmaal daags.
Resistentiemechanismen
Stammen met verminderde gevoeligheid voor daptomycine zijn gemeld, vooral tijdens de behandeling
van patiënten met moeilijk te behandelen infecties en/of na toediening gedurende langere periodes. Er
zijn voornamelijk gevallen van behandelingsfalen gemeld bij patiënten die geïnfecteerd waren met
Staphylococcus aureus, Enterococcus faecalis
of
Enterococcus faecium,
waaronder patiënten met
bacteriëmie. Deze gevallen van behandelingsfalen werden geassocieerd met de selectie van
organismen met verminderde gevoeligheid voor of manifeste resistentie tegen daptomycine tijdens de
therapie.
Het/de resistentiemechanisme(n) voor daptomycine is/zijn nog niet volledig begrepen.
Breekpunten
Het MIC-breekpunt (breekpunt voor minimale remmende concentratie) dat door EUCAST (European
Committee on Antimicrobial Susceptibility Testing) is vastgesteld voor stafylokokken en
streptokokken (behalve
S. Pneumoniae)
is
Gevoeligheid
De prevalentie van resistentie kan voor geselecteerde soorten per gebied en periode variëren en lokale
informatie over resistentie is wenselijk, met name bij de behandeling van ernstige infecties. Er dient
indien nodig deskundig advies te worden ingewonnen, wanneer de lokale prevalentie van resistentie
12
Gevoelig ≤
1 mg/l en Resistent > 1 mg/l.
zodanig is dat de bruikbaarheid van het middel bij ten minste enkele infectietypes twijfelachtig is.
Gewoonlijk gevoelige soorten
Staphylococcus aureus
*
Staphylococcus haemolyticus
Coagulase-negatieve stafylokokken
Streptococcus agalactiae*
Streptococcus dysgalactiae
subsoort
equisimilis*
Streptococcus pyogenes*
Streptokokken groep G
Clostridium perfringens
Peptostreptococcus spp
Inherent resistente organismen
Gram-negatieve organismen
*
geeft soorten aan waarvan wordt geacht dat werking hiertegen bevredigend is aangetoond in
klinische onderzoeken.
Klinische werkzaamheid bij volwassenen
In twee klinische onderzoeken met volwassenen voor gecompliceerde infecties van huid en weke
delen voldeed 36 % van de patiënten die werden behandeld met Cubicin, aan de criteria voor SIRS
(Systemic Inflammatory Response Syndrome
–
systemische ontstekingsreactie). Het meest
voorkomende infectietype dat werd behandeld, was wondinfectie (38 % van patiënten), terwijl 21 %
grote abcessen had. Met deze beperkingen van de behandelde patiëntenpopulatie dient rekening te
worden gehouden, wanneer men besluit om Cubicin te gebruiken.
In een gerandomiseerd, gecontroleerd open-labelonderzoek bij 235 volwassen patiënten met
Staphylococcus aureus
bacteriëmie (nl. ten minste één positieve bloedcultuur van
Staphylococcus
aureus
vóór toediening van de eerste dosis) voldeden 19 van de 120 patiënten die behandeld werden
met Cubicin, aan de criteria van RIE. Van deze 19 patiënten waren er 11 geïnfecteerd met meticilline-
gevoelige en 8 met meticilline-resistente
Staphylococcus aureus.
De resultaten bij RIE-patiënten zijn
in de onderstaande tabel weergegeven.
Populatie
Daptomycine
n/N (%)
Comparator
n/N (%)
Verschillen in
resultaat
Percentage
(95 % BI)
-1,6 % (-34,6; 31,3)
0,0 % (-44,7; 44,7)
ITT-populatie (intention to treat)
RIE
PP-populatie (per protocol)
RIE
6/12 (50,0 %)
4/8 (50,0 %)
8/19 (42,1 %)
7/16 (43,8 %)
Behandelingsfalen als gevolg van aanhoudende of terugkerende
Staphylococcus aureus
infecties is
waargenomen bij 19/120 (15,8 %) met Cubicin behandelde patiënten, bij 9/53 (16,7 %) met
vancomycine behandelde patiënten en bij 2/62 (3,2 %) patiënten behandeld met een anti-
stafylokokken semisynthetische penicilline. Onder de patiënten bij wie de behandeling faalde, waren
er zes met Cubicin behandelde patiënten en één met vancomycine behandelde patiënt die geïnfecteerd
waren met
Staphylococcus aureus
dat stijgende MIC
’
s van daptomycine ontwikkelde tijdens of na de
therapie (zie
‘
Resistentiemechanismen
’
hierboven). De meeste patiënten bij wie de behandeling faalde
als gevolg van aanhoudende of terugkerende
Staphylococcus aureus
infectie, vertoonden diepzittende
infectie en ondergingen niet de noodzakelijke chirurgische ingreep.
Klinische werkzaamheid bij pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van daptomycine zijn beoordeeld bij pediatrische patiënten in de
leeftijd van 1 tot en met 17 jaar (onderzoek DAP-PEDS-07-03) met door Gram-positieve pathogenen
13
veroorzaakte cSSTI. Patiënten werden stapsgewijs in het onderzoek opgenomen in duidelijk
gedefinieerde leeftijdsgroepen, en kregen gedurende maximaal 14 dagen eenmaal per dag een
leeftijdsafhankelijke dosis volgens het onderstaande schema:
•
•
•
•
Leeftijdsgroep 1 (n=113): 12 tot en met 17 jaar, behandeld met daptomycine met een dosis van
5 mg/kg of standaardbehandeling (SOC,
standard-of-care)
comparator;
Leeftijdsgroep 2 (n=113): 7 tot en met 11 jaar, behandeld met daptomycine met een dosis van
7 mg/kg of SOC;
Leeftijdsgroep 3 (n=125): 2 tot en met 6 jaar, behandeld met daptomycine met een dosis van
9 mg/kg of SOC;
Leeftijdsgroep 4 (n=45): 1 tot < 2 jaar, behandeld met daptomycine met een dosis van 10 mg/kg
of SOC.
Het primaire doel van onderzoek DAP-PEDS-07-03 was het beoordelen van de veiligheid van de
behandeling. Een van de secundaire doelen was het beoordelen van de werkzaamheid van de
leeftijdsafhankelijke doses intraveneus daptomycine in vergelijking met standaardbehandeling. Het
belangrijkste eindpunt voor de werkzaamheid was het door de sponsor gedefinieerde klinische
resultaat bij een test-of-cure (TOC), dat werd blind bepaald door een medische onderzoeksleider. In
totaal werden 389 personen in het onderzoek behandeld, van wie er 256 daptomycine en
133 standaardbehandeling kregen. In alle populaties waren de klinische succespercentages in de
behandelingsgroep met daptomycine en in de groep met SOC vergelijkbaar, wat de primaire
werkzaamheidsanalyse in de ITT-populatie ondersteunt.
Samenvatting van de door de sponsor gedefinieerde klinische uitkomsten bij TOC:
Klinisch succes bij pediatrische cSSTI
Daptomycine
Comparator
n/N (%)
n/N (%)
Intent-to-treat (ITT)
Modified ITT (MITT)
Klinisch evalueerbaar
Microbiologisch evalueerbaar (ME)
227/257 (88,3 %)
186/210 (88,6 %)
204/207 (98,6 %)
164/167 (98,2 %)
114/132 (86,4 %)
92/105 (87,6 %)
99/99 (100 %)
78/78 (100 %)
% verschil
2,0
0,9
-1,5
-1,8
Het totale therapeutische responspercentage was ook vergelijkbaar voor de behandelingsgroepen met
daptomycine en met SOC voor infecties die waren veroorzaakt door MRSA, MSSA en
Streptococcus
pyogenes
(zie de tabel hieronder; ME-populatie); voor beide behandelingsgroepen waren de
responspercentages voor al deze veelvoorkomende pathogenen > 94 %.
Samenvatting van de totale therapeutische respons per soort pathogeen bij aanvang (ME-populatie):
Pathogeen
Methicilline-gevoelige
Staphylococcus aureus
(MSSA)
Methicilline-resistente
Staphylococcus aureus
(MRSA)
Streptococcus pyogenes
a
Totaal succespercentage
a
bij
pediatrische cSSTI
n/N (%)
Daptomycine
68/69 (99 %)
63/66 (96 %)
17/18 (94 %)
Comparator
28/29 (97 %)
34/34 (100 %)
5/5 (100 %)
Personen die klinisch succes bereikten (klinische respons
‘
Cure
’
of
‘
Improved
’
) en ook
microbiologisch succes (respons op pathogeenniveau
‘
Eradicatie
’
of
‘
Vermoedelijke eradicatie
’
) zijn
geclassificeerd als totaal therapeutisch succes.
De veiligheid en werkzaamheid van daptomycine zijn beoordeeld bij pediatrische patiënten van 1 tot
14
en met 17 jaar (onderzoek DAP-PEDBAC-11-02) met bacteriëmie veroorzaakt door
Staphylococcus
aureus.
De patiënten werden gerandomiseerd in een verhouding van 2:1 naar de volgende
leeftijdsgroepen, en kregen gedurende maximaal 42 dagen eenmaal per dag een leeftijdsafhankelijke
dosis volgens het onderstaande schema:
•
•
•
Leeftijdsgroep 1 (n=21): 12 tot en met 17 jaar, behandeld met daptomycine in een dosis van
7 mg/kg of SOC comparator;
Leeftijdsgroep 2 (n=28): 7 tot en met 11 jaar, behandeld met daptomycine in een dosis van
9 mg/kg of SOC;
Leeftijdsgroep 3 (n=32): 1 tot en met 6 jaar, behandeld met daptomycine in een dosis van
12 mg/kg of SOC;
Het primaire doel van onderzoek DAP-PEDBAC-11-02 was het beoordelen van de veiligheid van
intraveneuze daptomycine in vergelijking met SOC antibiotica. De secundaire doelen waren: klinische
uitkomsten gebaseerd op de geblindeerde beoordeling van de klinische respons (succes [
‘Cure’
,
‘Im
p
roved’
], behandelingsfalen, of niet evalueerbaar) door de beoordelaar bij het TOC-bezoek; en
microbiologische respons (succes, behandelingsfalen, of niet evalueerbaar) gebaseerd op de evaluatie
bij TOC van het bij aanvang infecterende pathogeen.
In het onderzoek werden in totaal 81 proefpersonen behandeld, waarvan 55 proefpersonen
daptomycine kregen en 26 proefpersonen de standaardbehandeling. Aan het onderzoek deden geen
patiënten van 1 tot< 2 jaar mee. In alle populaties waren de klinische succespercentages in de
behandelingsgroep met daptomycine en in de behandelingsgroep met SOC vergelijkbaar.
Samenvatting van de door de beoordelaar blind gedefinieerde klinische uitkomsten bij TOC:
Klinisch succes bij pediatrische SAB
Daptomycine
Comparator
n/N (%)
n/N (%)
Modified intent-to-treat (MITT)
Microbiologische modified
intent-to-treat (mMITT)
Klinisch evalueerbaar (KE)
45/51 (88,2 %)
36/40 (90,0 %)
17/22 (77,3 %)
9/12 (75,0 %)
46/52 (88,5 %)
19/24 (79,2 %)
% verschil
9,3 %
11,0 %
15,0 %
De microbiologische uitkomsten bij TOC voor de behandelingsgroep met daptomycine en de
behandelingsgroep met SOC voor infecties die waren veroorzaakt door MRSA en MSSA worden
weergegeven in de onderstaande tabel (mMITT-populatie).
Pathogeen
Methicilline-gevoelige
Staphylococcus aureus
(MSSA)
Methicilline-resistente
Staphylococcus aureus
(MRSA)
Microbiologisch succespercentage bij
pediatrische SAB
n/N (%)
Daptomycine
43/44 (97,7 %)
6/7 (85,7 %)
Comparator
19/19 (100,0 %)
3/3 (100,0 %)
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van daptomycine is over het algemeen lineair en tijdsonafhankelijk bij doses van
4 tot 12 mg/kg toegediend als één enkele dagelijkse dosis via een 30 minuten durende intraveneuze
infusie gedurende maximaal 14 dagen bij gezonde volwassen vrijwilligers. Steady-stateconcentraties
worden bereikt bij de derde dagelijkse dosis.
Daptomycine toegediend als een 2 minuten durende intraveneuze injectie, vertoonde eveneens een
15
dosis-evenredige farmacokinetiek in het goedgekeurde therapeutische dosisbereik van 4 tot 6 mg/kg.
Vergelijkbare blootstelling (AUC en C
max
) werd aangetoond bij gezonde volwassen personen na
toediening van daptomycine als een 30 minuten durende intraveneuze infusie of als een 2 minuten
durende intraveneuze injectie.
Experimentele onderzoeken bij dieren toonden aan dat daptomycine niet in significante mate wordt
geabsorbeerd na orale toediening.
Distributie
Het verdelingsvolume bij
‘
steady state
’
van daptomycine was ongeveer 0,1 l/kg bij gezonde
volwassenen, en was onafhankelijk van de dosis. Onderzoeken naar weefselverdeling bij ratten
toonden aan dat daptomycine na eenmalige en meerdere doses slechts minimaal de bloed-
hersenbarrière en de placentale barrière lijkt te penetreren.
Daptomycine wordt op een concentratie-onafhankelijke manier reversibel gebonden aan humane
plasma-eiwitten. Bij gezonde volwassen vrijwilligers en volwassen patiënten die werden behandeld
met daptomycine bedroeg de eiwitbinding gemiddeld ca. 90 %, waaronder personen met een
nierfunctiestoornis.
Biotransformatie
In
in vitro
studies werd daptomycine niet gemetaboliseerd door menselijke levermicrosomen.
In vitro
studies met humane hepatocyten wijzen erop dat daptomycine de activiteiten van de volgende humane
cytochroom P450-isoformen niet remt of induceert: 1A2, 2A6, 2C9, 2C19, 2D6, 2E1 en 3A4. Het is
onwaarschijnlijk dat daptomycine het metabolisme van geneesmiddelen gemetaboliseerd door het
P450-systeem remt of induceert.
Na infusie van 14C-daptomycine bij gezonde volwassenen was de radioactiviteit van het plasma
vergelijkbaar met de concentratie bepaald op basis van een microbiologische test. Inactieve
metabolieten werden gedetecteerd in de urine zoals was bepaald door het verschil in totale
radioactieve concentraties en microbiologisch actieve concentraties. In een afzonderlijke studie
werden geen metabolieten waargenomen in het plasma en slechts kleine hoeveelheden van drie
oxidatieve metabolieten en één ongeïdentificeerde verbinding werden gedetecteerd in de urine. De
plaats van metabolisering werd niet geïdentificeerd.
Eliminatie
Daptomycine wordt voornamelijk uitgescheiden door de nieren. Gelijktijdige toediening van
probenecide en daptomycine heeft geen effect op de farmacokinetiek van daptomycine bij mensen,
wat erop duidt dat er weinig tot geen actieve tubulaire secretie van daptomycine plaatsvindt.
Na intraveneuze toediening is de plasmaklaring van daptomycine ongeveer 7 tot 9 ml/uur/kg en is de
nierklaring ervan 4 tot 7 ml/uur/kg.
In een groot balansonderzoek met radioactiefgelabeld materiaal werd op basis van totale
radioactiviteit 78 % van de toegediende dosis aangetroffen in de urine, terwijl ongeveer 50 % van de
dosis als ongewijzigde daptomycine in de urine werd aangetroffen. Ongeveer 5 % van het toegediende
radioactieve label werd uitgescheiden in de feces.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
Na toediening van een eenmalige intraveneuze dosis van 4 mg/kg Cubicin gedurende 30 minuten, was
de gemiddelde totale klaring van daptomycine ongeveer 35 % lager en de gemiddelde AUC
0-
∞
ongeveer 58
% hoger bij oudere personen (≥
75 jaar) in vergelijking met de waarden bij gezonde,
jonge personen (18 tot 30 jaar). Er waren geen verschillen in C
max
. De waargenomen verschillen zijn
hoogst waarschijnlijk te wijten aan de normale vermindering van de nierfunctie, waargenomen in de
geriatrische populatie.
16
Er is geen dosisaanpassing nodig alleen op basis van leeftijd. De nierfunctie dient echter te worden
beoordeeld en de dosis dient te worden verlaagd als er aanwijzingen zijn van een ernstige
nierfunctiestoornis.
Kinderen en adolescenten (1 tot en met 17 jaar)
De farmacokinetiek van daptomycine bij pediatrische patiënten werd geëvalueerd in
3 farmacokinetische studies met enkele doses. Na een enkele dosis van 4 mg/kg Cubicin was de totale,
naar gewicht genormaliseerde klaring en de eliminatiehalfwaardetijd van daptomycine bij
adolescenten (12-17 jaar) met Gram-positieve infectie vergelijkbaar met deze bij volwassenen. Na een
enkele dosis van 4 mg/kg Cubicin was de totale klaring van daptomycine bij kinderen van 7-11 jaar
met Gram-positieve infectie hoger dan bij adolescenten, en was de eliminatiehalfwaardetijd korter. Na
een enkele dosis van 4, 8 of 10 mg/kg Cubicin waren de totale klaring en de eliminatiehalfwaardetijd
van daptomycine bij kinderen van 2-6 jaar bij verschillende doses vergelijkbaar; de totale klaring was
hoger en de eliminatiehalfwaardetijd was korter dan bij adolescenten. Na een enkele dosis van
6 mg/kg Cubicin waren de klaring en de eliminatiehalfwaardetijd van daptomycine bij kinderen van
13-24 maanden vergelijkbaar met deze bij kinderen van 2-6 jaar die een enkele dosis van 4-10 mg/kg
kregen. De resultaten van deze studies tonen aan dat de blootstelling (AUC) bij pediatrische patiënten
bij alle doses over het algemeen lager is dan de blootstelling bij volwassenen bij vergelijkbare doses.
Pediatrische patiënten met cSSTI
Een fase 4-studie (DAP-PEDS-07-03) werd uitgevoerd om de veiligheid, werkzaamheid en
farmacokinetiek van daptomycine te beoordelen bij pediatrische patiënten (1 tot en met 17 jaar) met
cSSTI veroorzaakt door Gram-positieve pathogenen. De farmacokinetiek van daptomycine bij
patiënten in deze studie wordt samengevat in tabel 2. Na toediening van meerdere doses was de
blootstelling aan daptomycine gelijkwaardig in de verschillende leeftijdsgroepen na dosisaanpassing
op basis van lichaamsgewicht en leeftijd. De plasmawaarden die werden bereikt met deze doses
kwamen overeen met de plasmawaarden die werden bereikt in de studie met volwassenen met cSSTI
(na eenmaal daags 4 mg/kg bij volwassenen).
Tabel 2
Gemiddelde (standaarddeviatie) farmacokinetiek van daptomycine bij pediatrische
patiënten met cSSTI (1 tot en met 17 jaar) in studie DAP-PEDS-07-03
Leeftijdsgroep
Dosis
Infusietijd
AUC
0-24u
(
g×u/ml)
C
max
(
g/ml)
Schijnbare t
1/2
(u)
CL/wt (ml/u/kg)
a
12-17 jaar (N=6)
5 mg/kg
30 minuten
387 (81)
62,4 (10,4)
5,3 (1,6)
13,3 (2,9)
7-11 jaar (N=2)
a
7 mg/kg
30 minuten
438
64,9, 74,4
4,6
16,0
2-6 jaar (N=7)
9 mg/kg
60 minuten
439 (102)
81,9 (21,6)
3,8 (0,3)
21,4 (5,0)
1 tot < 2 jaar
(N=30)
b
10 mg/kg
60 minuten
466
79,2
5,04
21,5
Waarden voor farmacokinetische parameters geschat met behulp van niet-compartimentele analyse
Individuele waarden gerapporteerd aangezien slechts twee patiënten in deze leeftijdsgroep farmacokinetische monsters voor
farmacokinetische analyse afstonden; AUC, schijnbare t
1/2
en CL/wt (klaring/gewicht) konden slechts voor een van de
twee patiënten worden bepaald
b
Farmacokinetische analyse uitgevoerd op het gepoolde farmacokinetische profiel met gemiddelde concentraties bij
proefpersonen op elk tijdpunt
Pediatrische patiënten met SAB
Een fase 4-studie (DAP-PEDBAC-11-02) werd uitgevoerd om de veiligheid, werkzaamheid en
farmacokinetiek van daptomycine te beoordelen bij pediatrische patiënten (1 tot en met 17 jaar) met
SAB. De farmacokinetiek van daptomycine bij patiënten in deze studie wordt samengevat in tabel 3.
Na toediening van meerdere doses was de blootstelling aan daptomycine gelijkwaardig in de
verschillende leeftijdsgroepen na dosisaanpassing op basis van lichaamsgewicht en leeftijd. De
plasmawaarden die werden bereikt met deze doses kwamen overeen met de plasmawaarden die
17
werden bereikt in de studie met volwassenen met SAB (na eenmaal daags 6 mg/kg bij volwassenen).
Tabel 3
Gemiddelde (standaarddeviatie) farmacokinetiek van daptomycine bij pediatrische
patiënten met SAB (1 tot en met 17 jaar) in studie DAP-PEDBAC-11-02
Leeftijdsgroep
Dosis
Infusietijd
AUC
0-24u
(
g×u/ml)
C
max
(
g/ml)
Schijnbare t
1/2
(u)
CL/wt (ml/u/kg)
12-17 jaar (N=13)
7 mg/kg
30 minuten
656 (334)
104 (35,5)
7,5 (2,3)
12,4 (3,9)
7-11 jaar (N=19)
9 mg/kg
30 minuten
579 (116)
104 (14,5)
6,0 (0,8)
15,9 (2,8)
1 tot 6 jaar (N=19)
*
12 mg/kg
60 minuten
620 (109)
106 (12,8)
5,1 (0,6)
19,9 (3,4)
Waarden van farmacokinetische parameters geschat met behulp van een modelgebaseerde benadering met spaarzaam
afgenomen monsters voor farmacokinetisch onderzoek van individuele patiënten in de studie
*Gemiddelde (standaarddeviatie) is berekend voor patiënten van 2 tot 6 jaar, omdat aan het onderzoek geen patiënten van
1 tot < 2 jaar meededen. Simulatie met gebruik van een populatie-farmacokinetisch model toonde aan dat de AUCss
(oppervlakte onder de concentratie-tijdcurve bij steady state) van daptomycine bij pediatrische patiënten van 1 tot < 2 jaar die
eenmaal daags 12 mg/kg ontvingen, vergelijkbaar zou zijn met de AUCss bij volwassen patiënten die eenmaal daags 6 mg/kg
kregen.
Zwaarlijvigheid
Ten opzichte van niet-zwaarlijvige personen was de door AUC gemeten systemische blootstelling van
daptomycine ongeveer 28 % hoger bij matig zwaarlijvige proefpersonen (BMI-index van
25-40 kg/m
2
) en 42 % hoger bij extreem zwaarlijvige proefpersonen (BMI-index van > 40 kg/m
2
). Een
dosisaanpassing wordt echter niet nodig geacht alleen op basis van zwaarlijvigheid.
Geslacht
Er zijn geen klinisch significante geslachtsgerelateerde verschillen in de farmacokinetiek van
daptomycine waargenomen.
Ras
Er zijn geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van daptomycine waargenomen bij
negroide of Japanse proefpersonen in vergelijking met blanke proefpersonen.
Nierfunctiestoornis
Na toediening van één enkele intraveneuze dosis van 4 mg/kg of 6 mg/kg daptomycine gedurende
30 minuten aan volwassen personen met verschillende gradaties van een nierfunctiestoornis,
verminderde de totale klaring (CL) van daptomycine en verhoogde de systemische blootstelling
(AUC) aangezien de nierfunctie (creatinineklaring) daalde.
Gebaseerd op farmacokinetische gegevens en modelgegevens, was de AUC van daptomycine
gedurende de eerste dag na toediening van een dosis van 6 mg/kg aan volwassen patiënten die HD of
CAPD kregen, 2 keer hoger dan die geobserveerd bij volwassen patiënten met een normale nierfunctie
die dezelfde dosis kregen. Op de tweede dag na toediening van een dosis van 6 mg/kg aan volwassen
HD- en CAPD-patiënten was de AUC van daptomycine ongeveer 1,3 keer hoger dan die geobserveerd
bij volwassen patiënten met een normale nierfunctie na een tweede dosis van 6 mg/kg. Op basis
hiervan wordt aanbevolen dat volwassen patiënten die HD of CAPD krijgen, iedere 48 uur
daptomycine krijgen met de dosis die is aanbevolen voor het type infectie dat behandeld wordt (zie
rubriek 4.2).
Het doseringsregime voor Cubicin bij pediatrische patiënten met een nierfunctiestoornis is niet
vastgesteld.
Leverfunctiestoornis
De farmacokinetiek van daptomycine veranderde na één enkele dosis van 4 mg/kg niet bij personen
met een matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B van leverinsufficiëntie) in vergelijking met
18
gezonde vrijwilligers die identiek waren qua geslacht, leeftijd en gewicht. Er is geen dosisaanpassing
nodig wanneer daptomycine wordt toegediend aan patiënten met een matige leverfunctiestoornis. De
farmacokinetiek van daptomycine bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-
klasse C) is niet beoordeeld.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toediening van daptomycine werd geassocieerd met minimale tot milde degeneratieve/regeneratieve
veranderingen in skeletspieren bij ratten en honden. Microscopische veranderingen in skeletspieren
waren minimaal (ongeveer 0,05 % van de myofibrillen was aangetast) en bij de hogere doses gingen
ze gepaard met stijgingen van de CK. Er werd geen fibrose of rabdomyolyse waargenomen.
Afhankelijk van de studieduur waren alle effecten op de spieren, inclusief microscopische
veranderingen, volledig omkeerbaar binnen een periode van 1-3 maanden na de beëindiging van de
behandeling. Er werden geen functionele of pathologische veranderingen in de gladde spier of de
hartspier waargenomen.
De
‘
Lowest Observable Effect Level
’
(LOEL) voor myopathie bij ratten en honden trad op bij
blootstellingsniveaus van het 0,8 tot 2,3-voudige van de therapeutische niveaus bij de mens bij
6 mg/kg (30 minuten durende intraveneuze infusie) voor patiënten met een normale nierfunctie.
Aangezien de farmacokinetiek (zie rubriek 5.2) vergelijkbaar is, zijn ook de veiligheidsmarges voor
beide methoden van toediening zeer vergelijkbaar.
Een onderzoek bij honden toonde aan dat skeletale myopathie verminderd was bij eenmaaldaagse
toediening in vergelijking met gefractioneerde dosering met dezelfde totale dagelijkse dosis, wat laat
vermoeden dat myopathische effecten bij dieren voornamelijk gerelateerd waren aan de tijd tussen de
doses.
Effecten op perifere zenuwen werden waargenomen bij hogere doses dan de doses die gepaard gingen
met effecten op de skeletspieren bij volwassen ratten en honden; deze effecten hingen primair samen
met plasma C
max
. Veranderingen in de perifere zenuwen werden gekenmerkt door minimale tot
geringe axonale degeneratie en gingen vaak gepaard met functionele veranderingen. Omkering van
zowel de microscopische als functionele effecten was voltooid binnen 6 maanden na de laatste dosis.
Veiligheidsmarges voor effecten op het perifere zenuwstelsel bij ratten en honden zijn respectievelijk
8- en 6-voudig, gebaseerd op de vergelijking tussen C
max
-waarden
bij
een ‘No Observed Effect Level’
(NOEL) en de C
max
die werd bereikt bij een dosering via een 30 minuten durende intraveneuze infusie
van 6 mg/kg eenmaal per dag bij patiënten met een normale nierfunctie.
Bevindingen uit
in vitro
en sommige
in vivo
studies die opgezet waren om het mechanisme van
daptomycinemyotoxiciteit te onderzoeken, wijzen erop dat het plasmamembraan van gedifferentieerde
spontaan samentrekkende skeletspiercellen het doelwit is van de toxiciteit. De specifieke component
van het celoppervlak die het rechtstreekse doelwit is, werd niet geïdentificeerd. Er werd eveneens
verlies/schade van mitochondria waargenomen, hoewel de rol en de betekenis van deze waarneming
in de totale pathologie niet bekend zijn. Deze waarneming werd niet geassocieerd met een effect op de
spiersamentrekking.
In tegenstelling tot volwassen honden bleken jonge honden gevoeliger te zijn voor lesies van de
perifere zenuwen in vergelijking met skeletmyopathie. Jonge honden ontwikkelden lesies van de
perifere en spinale zenuwen bij doses die lager waren dan de doses die gepaard gingen met
skeletspiertoxiciteit.
Bij pasgeboren honden veroorzaakte daptomycine duidelijke klinische tekenen van
spiersamentrekkingen, spierstijfheid in de poten en een verstoord gebruik van de poten, wat
resulteerde in een verlaagd lichaamsgewicht en verminderde algemene lichamelijke conditie bij doses
≥
50 mg/kg/dag waardoor voortijdig stoppen van de behandeling noodzakelijk was in deze
dosisgroepen. Bij lagere doses (25 mg/kg/dag) werden lichte en omkeerbare klinische tekenen van
spiersamentrekkingen en een voorval van spierstijfheid waargenomen zonder enig effect op het
19
lichaamsgewicht. Er was bij geen enkele dosis een histopathologische correlatie in het perifere en
centrale zenuwstelselweefsel of in de skeletspieren en het mechanisme en de klinische relevantie voor
klinische bijwerkingen zijn daarom onbekend.
Onderzoeken met betrekking tot reproductietoxiciteit lieten geen aanwijzingen zien voor effecten op
fertiliteit, ontwikkeling van het embryo/de foetus of postnatale ontwikkeling. Daptomycine kan echter
de placenta passeren bij zwangere ratten (zie rubriek 5.2). Uitscheiding van daptomycine in de melk
van zogende dieren is niet onderzocht.
Langdurige carcinogeniteitsonderzoeken bij knaagdieren werden niet uitgevoerd. Daptomycine was
niet mutageen of clastogeen in een reeks
in vivo
en
in vitro
onderzoeken naar genotoxiciteit.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Natriumhydroxide
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Cubicin is noch fysisch noch chemisch compatibel met oplossingen die glucose bevatten. Dit
geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
3 jaar
Houdbaarheid
Na reconstitueren: een fysisch-chemische stabiliteit van de oplossing in de injectieflacon van 12 uur
–
8 °C is aangetoond. De verdunde oplossing in infuuszakken is
fysisch-chemisch stabiel gedurende 12 uur bij 25 °C of 24 uur bij 2 °C
–
8 °C.
Voor de 30 minuten durende intraveneuze infusie mag de gecombineerde bewaartijd
(gereconstitueerde oplossing in de injectieflacon en verdunde oplossing in de infuuszak; zie
rubriek 6.6) bij 25 °C niet langer zijn dan 12 uur (of 24 uur bij 2 °C
op 25 °C en maximaal 48 uur bij 2 °C
–
8 °C).
Voor de 2 minuten durende intraveneuze injectie mag de bewaartijd van de gereconstitueerde
oplossing in de injectieflacon (zie rubriek 6.6) bij 25 °C niet langer zijn dan 12 uur (of 48 uur bij
2 °C
–
8 °C).
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product echter onmiddellijk te worden gebruikt. Dit product
bevat geen conserveermiddelen of bacteriostatische middelen. Indien het product niet meteen wordt
gebruikt, vallen de bewaartijden voor het bereide product onder de verantwoordelijkheid van de
gebruiker en mogen normaliter niet langer zijn dan 24 uur bij 2 °C
omstandigheden.
–
8 °C, tenzij
reconstitueren/verdunnen heeft plaatsgevonden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C
rubriek 6.3.
–
8 °C).
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en na reconstitutie en verdunning, zie
20
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
10 ml injectieflacons voor eenmalig gebruik, gemaakt van glas van type I, met rubber stoppen van
type I en aluminium sluitingen met gele kunststof flip-off-dopjes.
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
10 ml injectieflacons voor eenmalig gebruik, gemaakt van glas van type I, met rubber stoppen van
type I en aluminium sluitingen met blauwe kunststof flip-off-dopjes.
Beschikbaar in verpakkingen met 1 injectieflacon of met 5 injectieflacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Bij volwassenen kan daptomycine intraveneus worden toegediend als een infusie gedurende
30 minuten of als een injectie gedurende 2 minuten. Daptomycine mag niet worden toegediend als een
2 minuten durende injectie aan pediatrische patiënten. Pediatrische patiënten van 7 tot en met 17 jaar
moeten daptomycine via een infusie van 30 minuten krijgen. Bij pediatrische patiënten jonger dan
7 jaar die een dosis van 9-12 mg/kg krijgen, moet daptomycine gedurende 60 minuten worden
toegediend (zie rubrieken 4.2 en 5.2). Bereiding van de oplossing voor infusie vereist een bijkomende
verdunningsstap, zoals hieronder in detail wordt beschreven.
Cubicin toegediend als een 30 of 60 minuten durende intraveneuze infusie
Een concentratie van 50 mg/ml Cubicin 350 mg poeder voor infusie wordt verkregen door het
reconstitueren van het gelyofiliseerd product met 7 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride
voor injectie.
Een concentratie van 50 mg/ml Cubicin 500 mg poeder voor infusie wordt verkregen door het
reconstitueren van het gelyofiliseerd product met 10 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %)
natriumchloride voor injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze infusie, gelieve de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie of
verdunning van gelyofiliseerd Cubicin.
Voor reconstitutie:
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat deze drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 7 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
3.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient voor gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
21
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
De gereconstitueerde oplossing dient vervolgens te worden verdund met natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) (normaliter een volume van 50 ml).
Voor verdunning:
1.
Verwijder de geschikte gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een nieuwe steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter door de
injectieflacon om te keren zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon in de
omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om de benodigde oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
2.
3.
4.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de vereiste dosis te
verkrijgen.
Breng de benodigde gereconstitueerde dosis over in 50 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
De gereconstitueerde en verdunde oplossing moet vervolgens als intraveneus infuus over een
tijdsbestek van 30 of 60 minuten worden toegediend, zoals aangegeven in rubriek 4.2.
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze infusie, gelieve de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie of
verdunning van gelyofiliseerd Cubicin.
Voor reconstitutie:
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat deze drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 10 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
3.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient voor gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
5.
lichtbruin van kleur.
De gereconstitueerde oplossing dient vervolgens te worden verdund met natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) (normaliter een volume van 50 ml).
Voor verdunning:
1.
Verwijder de geschikte gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een nieuwe steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter door de
injectieflacon om te keren zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon in de
omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om de benodigde oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
2.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de vereiste dosis te
verkrijgen.
22
3.
4.
Breng de benodigde gereconstitueerde dosis over in 50 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
De gereconstitueerde en verdunde oplossing moet vervolgens als intraveneus infuus over een
tijdsbestek van 30 of 60 minuten worden toegediend, zoals aangegeven in rubriek 4.2.
Van de volgende middelen is aangetoond dat ze compatibel zijn, wanneer ze worden toegevoegd aan
oplossingen voor intraveneuze infusie die Cubicin bevatten: aztreonam, ceftazidime, ceftriaxon,
gentamicine, fluconazol, levofloxacine, dopamine, heparine en lidocaïne.
Cubicin toegediend als een 2 minuten durende intraveneuze injectie (alleen volwassen patiënten)
Water mag niet worden gebruikt voor de reconstitutie van Cubicin voor intraveneuze injectie. Cubicin
mag enkel worden gereconstitueerd met natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
Een 50 mg/ml concentratie van Cubicin 350 mg poeder voor injectie wordt verkregen door het
gelyofiliseerd product te reconstitueren met 7 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor
injectie.
Een 50 mg/ml concentratie van Cubicin 500 mg poeder voor injectie wordt verkregen door het
gelyofiliseerd product te reconstitueren met 10 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor
injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze injectie, gelieve de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie van
gelyofiliseerd Cubicin.
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat het drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 7 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
3.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient vóór gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
6.
Verwijder de gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter.
Keer de injectieflacon om zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
nieuwe injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon
in de omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om alle oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
7.
8.
Vervang de naald door een nieuwe naald voor de intraveneuze injectie.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
23
9.
De gereconstitueerde oplossing moet vervolgens intraveneus en langzaam gedurende 2 minuten
worden geïnjecteerd, zoals aangegeven in rubriek 4.2.
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze injectie, gelieve de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie van
gelyofiliseerd Cubicin.
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat het drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 10 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
3.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient vóór gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
6.
Verwijder de gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter.
Keer de injectieflacon om zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
nieuwe injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon
in de omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om alle oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
7.
8.
9.
Vervang de naald door een nieuwe naald voor de intraveneuze injectie.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
De gereconstitueerde oplossing moet vervolgens intraveneus en langzaam gedurende 2 minuten
worden geïnjecteerd, zoals aangegeven in rubriek 4.2.
Injectieflacons met Cubicin zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk na reconstitutie te worden gebruikt
(zie rubriek 6.3).
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
24
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
EU/1/05/328/001
EU/1/05/328/003
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
EU/1/05/328/002
EU/1/05/328/004
9.
DATUM EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 19 januari 2006
Datum van laatste verlenging: 29 november 2010
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
25
BIJLAGE II
A.
B.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
C.
D.
26
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
FAREVA Mirabel
Route de Marsat
Riom
63963, Clermont-Ferrand Cedex 9
Frankrijk
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de v
oordelen en risico’s
of na
dat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
27
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
28
A. ETIKETTERING
29
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING VOOR 1 INJECTIEFLACON
BUITENVERPAKKING VOOR 5 INJECTIEFLACONS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 350 mg daptomycine.
Een ml levert 50 mg daptomycine na reconstitutie met 7 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %)
oplossing.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstof: Natriumhydroxide
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon
5 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter voor aanwijzingen met betrekking tot het aanmaken.
In geval van toediening via injectie, uitsluitend reconstitueren met 0,9 % natriumchloride.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Lees de bijsluiter voor informatie over de houdbaarheid van het gereconstitueerde product.
30
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2 °C
–
8 °C).
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Vernietigen overeenkomstig lokale voorschriften.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
1 injectieflacon
5 injectieflacons
EU/1/05/328/001
EU/1/05/328/003
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
31
NN
32
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
IV
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Bij toediening via injectie, uitsluitend reconstitueren met 0,9 % natriumchloride.
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
350 mg
6.
OVERIGE
33
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING VOOR 1 INJECTIEFLACON
BUITENVERPAKKING VOOR 5 INJECTIEFLACONS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 500 mg daptomycine.
Een ml levert 50 mg daptomycine na reconstitutie met 10 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %)
oplossing.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstof: Natriumhydroxide
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon
5 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter voor aanwijzingen met betrekking tot het aanmaken.
In geval van toediening via injectie, uitsluitend reconstitueren met 0,9 % natriumchloride.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Lees de bijsluiter voor informatie over de houdbaarheid van het gereconstitueerde product.
34
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2 °C
–
8 °C).
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Vernietigen overeenkomstig lokale voorschriften.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
1 injectieflacon
5 injectieflacons
EU/1/05/328/002
EU/1/05/328/004
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
35
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
IV
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Bij toediening via injectie, uitsluitend reconstitueren met 0,9 % natriumchloride.
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
500 mg
6.
OVERIGE
36
B. BIJSLUITER
37
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Cubicin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe wordt dit middel toegediend?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Cubicin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
De werkzame stof in Cubicin poeder voor oplossing voor injectie of infusie is daptomycine.
Daptomycine is een antibacterieel middel dat de groei van bepaalde bacteriën kan stoppen. Cubicin
wordt gebruikt bij volwassenen en bij kinderen en jongeren (van 1 tot en met 17 jaar) voor de
behandeling van infecties van de huid en de weefsels onder de huid. Het wordt ook gebruikt om
infecties in het bloed te behandelen, wanneer deze samengaan met infecties van de huid.
Cubicin wordt ook gebruikt bij volwassenen om infecties te behandelen in de weefsels aan de
binnenkant van het hart (inclusief de hartkleppen) die veroorzaakt worden door een soort bacterie die
Staphylococcus aureus
wordt genoemd. Het wordt ook gebruikt om infecties in het bloed te
behandelen die veroorzaakt worden door dezelfde soort bacterie, wanneer deze samengaan met
infecties van het hart.
Afhankelijk van het type infectie(s) dat u heeft, kan uw arts u ook andere antibacteriële middelen
voorschrijven terwijl u wordt behandeld met Cubicin.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Als dit voor u van toepassing is, vertel dit dan aan uw arts of verpleegkundige. Als u denkt allergisch
te kunnen zijn, vraag dan uw arts of verpleegkundige om advies.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel toegediend krijgt:
-
Als u nierproblemen heeft of eerder heeft gehad. Het kan zijn dat uw arts de dosis Cubicin moet
wijzigen (zie rubriek 3 van deze bijsluiter).
-
Soms kunnen patiënten die Cubicin krijgen toegediend, last krijgen van gevoelige of pijnlijke
spieren of spierzwakte (zie rubriek 4 van deze bijsluiter voor meer informatie). Als dit gebeurt,
38
vertel het dan uw arts. Uw arts zal er dan voor zorgen dat uw bloed wordt onderzocht en
bekijken of wel of niet wordt doorgegaan met de toediening van Cubicin. De verschijnselen
verdwijnen gewoonlijk binnen enkele dagen na stoppen met de toediening van Cubicin.
-
-
Als u ooit ernstige huiduitslag of huidafschilfering, blaren op de huid en/of zweren in de mond,
of ernstige nierproblemen na toediening van daptomycine heeft gehad.
Als u veel overgewicht heeft. De mogelijkheid bestaat dat de Cubicin-waarden in uw bloed
hoger zijn dan die van personen met een gemiddeld gewicht en is het misschien nodig om u
zorgvuldiger te controleren op bijwerkingen.
Als een van deze waarschuwingen voor u van toepassing is, vertel dit dan aan uw arts of
verpleegkundige voordat u Cubicin toegediend krijgt.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de volgende verschijnselen
krijgt:
-
Ernstige, plotselinge allergische reacties werden gezien bij patiënten behandeld met bijna alle
antibacteriële middelen, waaronder Cubicin. De verschijnselen kunnen piepende of moeilijke
ademhaling, zwelling van het gezicht, de hals en de keel, huiduitslag en netelroos (galbulten) of
koorts zijn.
Ernstige huidaandoeningen zijn gemeld bij het gebruik van Cubicin. De verschijnselen die
-
optreden bij deze huidaandoeningen kunnen zijn:
-
een nieuwe of erger wordende koorts;
-
rode vlekken op uw huid die verhoogd of met vloeistof gevuld zijn en die kunnen
beginnen in uw oksels of op uw borst of in uw lies en die zich kunnen verspreiden over
een groot deel van uw lichaam,
-
blaren op de huid of zweren in uw mond of op uw geslachtsdelen.
-
Een ernstig nierprobleem is gemeld bij het gebruik van Cubicin. De verschijnselen kunnen
koorts en huiduitslag zijn.
-
Elk ongewoon prikkelend of tintelend gevoel in handen of voeten, gevoelloosheid of moeite om
te bewegen. Als u dit heeft, vertel dit dan aan uw arts. Hij/zij zal beslissen of u de behandeling
kunt voortzetten.
-
Diarree, vooral als u bloed of slijm opmerkt, of als de diarree ernstig is of aanhoudt.
-
Opkomende of erger wordende koorts, hoest of moeilijk ademhalen. Dit kunnen verschijnselen
zijn van een zeldzame maar ernstige longaandoening, eosinofiele pneumonie genoemd. Uw arts
zal de toestand van uw longen nakijken en beslissen of u de behandeling met Cubicin moet
voortzetten of niet.
Cubicin kan mogelijk de uitslag veranderen van laboratoriumtesten die meten hoe goed uw bloed
stolt. De resultaten kunnen wijzen op een zwakke bloedstolling, terwijl er in feite geen probleem is.
Het is daarom belangrijk dat uw arts er rekening mee houdt dat u Cubicin krijgt toegediend. Laat het
uw arts weten als u een behandeling met Cubicin volgt.
Uw arts zal bloedtesten uitvoeren om de gezondheid van uw spieren te controleren voor het begin van
de behandeling start en hij/zij zal dit vaker doen tijdens de behandeling met Cubicin.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Cubicin mag niet worden toegediend aan kinderen jonger dan 1 jaar, omdat onderzoek met dieren
heeft laten zien dat deze leeftijdsgroep ernstige bijwerkingen kan krijgen.
Gebruik bij ouderen
Aan mensen ouder dan 65 jaar kan dezelfde dosis gegeven worden als aan andere volwassenen, op
voorwaarde dat de nieren goed werken.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Cubicin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
verpleegkundige.
39
Het is bijzonder belangrijk dat u het volgende vertelt:
-
Statines of fibraten (geneesmiddelen voor verlaging van de cholesterol) of ciclosporine (een
geneesmiddel gebruikt bij transplantatie om orgaanafstoting te voorkomen of voor andere
aandoeningen, zoals reumatoïde artritis of atopische dermatitis (huidontsteking vanwege
overgevoeligheid)). Het is mogelijk dat het risico op bijwerkingen die de spieren beïnvloeden,
hoger is wanneer een van deze geneesmiddelen (en sommige andere die invloed kunnen hebben
op de spieren) tijdens de behandeling met Cubicin wordt ingenomen. Uw arts kan besluiten om
u geen Cubicin toe te dienen of u een poosje te laten stoppen met het andere geneesmiddel.
-
-
Pijns
tillers
(NSAID’s;
niet-steroïde ontstekingsremmers) of COX-2-remmers (bijvoorbeeld
celecoxib). Deze zouden van invloed kunnen zijn op de effecten van Cubicin in de nieren.
Orale anticoagulantia (bijvoorbeeld warfarine). Dit zijn middelen die de bloedstolling
tegengaan. Het kan nodig zijn dat uw arts uw bloedstollingstijd controleert.
Zwangerschap en borstvoeding
Cubicin wordt gewoonlijk niet toegediend aan zwangere vrouwen. Bent u zwanger, denkt u zwanger
te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt.
Geef geen borstvoeding als u Cubicin krijgt. Cubicin kan worden uitgescheiden in uw moedermelk en
zou zo nadelig kunnen zijn voor de baby.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Cubicin heeft geen bekende effecten op uw rijvaardigheid of uw vermogen om machines te bedienen.
Cubicin bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen
‘
natriumvrij
’
is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
U krijgt Cubicin gewoonlijk toegediend door een arts of verpleegkundige.
Volwassenen (18 jaar en ouder)
De dosis is afhankelijk van uw gewicht en het type infectie waarvoor u behandeld wordt. De
gebruikelijke dosis voor volwassenen is eenmaal daags 4 mg per kilogram (kg) lichaamsgewicht bij
huidinfecties of eenmaal daags 6 mg per kg lichaamsgewicht bij een hartinfectie of een bloedinfectie,
geassocieerd met een huid- of hartinfectie. Bij volwassen patiënten wordt deze dosis direct in uw
bloedstroom (in een ader) toegediend, hetzij als een infusie gedurende ongeveer 30 minuten, hetzij als
een injectie gedurende ongeveer 2 minuten. Dezelfde dosis wordt aangeraden bij mensen van boven
de 65 jaar, op voorwaarde dat hun nieren goed werken.
Als uw nieren niet goed werken, kan het zijn dat u minder vaak Cubicin krijgt toegediend,
bijvoorbeeld eenmaal per 48 uur (om de andere dag). Als u dialyse krijgt en uw volgende dosis
Cubicin op een dialysedag moet worden toegediend, zal Cubicin gewoonlijk aan u toegediend worden
na de dialysesessie.
Kinderen en jongeren (1 tot en met 17 jaar)
De dosis voor kinderen en jongeren (1 tot en met 17 jaar) is afhankelijk van de leeftijd van de patiënt
en het type infectie waarvoor de patiënt wordt behandeld. Deze dosis wordt direct in de bloedbaan (in
een ader) toegediend, via een infusie van ongeveer 30-60 minuten.
Een behandelingskuur duurt gewoonlijk 1 tot 2 weken bij huidinfecties. Bij bloed- of hartinfecties en
huidinfecties zal uw arts beslissen hoelang u moet worden behandeld.
Gedetailleerde instructies voor gebruik en verwerking worden in het laatste deel van deze bijsluiter
40
gegeven.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De meest ernstige bijwerkingen worden hieronder beschreven.
Ernstige bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is
(de frequentie kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald)
In sommige gevallen werd tijdens de toediening van Cubicin een overgevoeligheidsreactie gemeld
(ernstige allergische reactie, waaronder anafylaxie (een levensbedreigende overgevoeligheidsreactie)
en angio-oedeem). Deze ernstige allergische reactie moet onmiddellijk medisch behandeld worden.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de volgende verschijnselen
ondervindt:
Pijn op de borst of een benauwd gevoel
-
-
Uitslag of netelroos (galbulten)
-
Zwelling rond de keel
-
Snelle of zwakke polsslag
-
Piepende ademhaling
-
Koorts
-
Rillingen of bevingen
-
Opvliegers
-
Duizeligheid
-
Flauwvallen
-
Metaalsmaak
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last krijgt van onverklaarbare spierpijn, -gevoeligheid of
-zwakte. Spierproblemen kunnen ernstig zijn, waaronder afbraak van spierweefsel (rabdomyolyse),
dat kan leiden tot beschadiging van uw nieren.
Andere ernstige bijwerken die zijn gemeld bij het gebruik van Cubicin zijn:
-
Een zeldzame maar mogelijk ernstige longaandoening, eosinofiele longontsteking genoemd,
meestal na een behandeling van meer dan 2 weken. De verschijnselen kunnen bestaan uit
moeilijk ademhalen, nieuw ontstane of erger wordende hoest, of opkomende of erger wordende
koorts.
-
Ernstige huidaandoeningen. De verschijnselen kunnen bestaan uit:
-
-
een opkomende of erger wordende koorts
rode vlekken op uw huid die verhoogd of met vloeistof gevuld zijn en die kunnen
beginnen in uw oksels of op uw borst of in uw lies en die zich kunnen verspreiden over
een groot deel van uw lichaam
-
-
blaren op de huid of zweren in uw mond of op uw geslachtsdelen
Een ernstig nierprobleem. De verschijnselen kunnen koorts en uitslag zijn.
Wanneer u deze verschijnselen heeft, meld dit dan onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige. Uw
arts zal aanvullend onderzoek doen om een diagnose te stellen.
De meest frequent gemelde bijwerkingen worden hieronder beschreven:
Vaak voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
Schimmelinfecties zoals spruw
-
Urineweginfectie
-
Verminderd aantal rode bloedcellen (bloedarmoede)
-
Duizeligheid, angstgevoelens, moeilijk slapen
-
Hoofdpijn
-
Koorts, zich krachteloos of slap voelen (asthenie)
41
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Hoge of lage bloeddruk
Verstopping (obstipatie), buikpijn
Diarree, misselijkheid of braken
Winderigheid
Opgeblazen of opgezwollen buik
Huiduitslag of jeuk
Pijn, jeuk of roodheid op de plaats van infusie
Pijn aan de armen of benen
Bloedtesten die hogere waarden van leverenzymen of creatinekinase (CK) laten zien
Andere bijwerkingen die kunnen voorkomen na een behandeling met Cubicin worden hieronder
beschreven:
Soms voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
Bloedstoornissen (bijvoorbeeld een toename van het aantal kleine bloeddeeltjes, bloedplaatjes
genoemd, wat een grotere kans op vorming van bloedstolsels tot gevolg kan hebben of hogere
waarden van bepaalde types van witte bloedcellen)
-
Verminderde eetlust
-
Tintelend of verdoofd gevoel in handen of voeten, smaakstoornis
-
Beven
-
Veranderingen in hartritme, opvliegers
-
Verstoorde spijsvertering (indigestie), ontsteking van de tong
-
Jeukende huiduitslag
-
Spierpijn, -kramp of -zwakte, ontsteking van de spieren (myositis), gewrichtspijn
-
Nierproblemen
-
Ontsteking en irritatie van de vagina
-
Algemene pijn of zwakte, vermoeidheid
-
Bloedtesten die verhoogde waarden suiker, serumcreatinine en myoglobine in het bloed laten
zien, of lactaatdehydrogenase (LDH), verlengde bloedstollingstijd of een verstoorde zoutbalans
-
Jeukende ogen
Zelden voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 1000 mensen)
-
Geelkleuring van de huid en de ogen
-
Verlengde protrombinetijd
Frequentie niet bekend
(de frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Ontsteking van de dikke darm die optreedt na behandeling met antibacteriële middelen, waaronder
pseudomembraneuze colitis (ernstige of aanhoudende diarree die bloed en/of slijm bevat met buikpijn
of koorts), gemakkelijk blauwe plekken, bloedend tandvlees of bloedneuzen krijgen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
-
-
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
-
Bewaren in de koelkast (2 °C
–
8 °C).
42
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is daptomycine. Een injectieflacon met poeder bevat 350 mg
daptomycine.
-
De andere stof in dit middel is natriumhydroxide.
Hoe ziet Cubicin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Cubicin poeder voor oplossing voor injectie of infusie wordt geleverd als een fletsgele tot lichtbruine
koek of poeder in een glazen injectieflacon. Het wordt gemengd met een oplosmiddel om een
vloeistof te vormen voordat het wordt toegediend.
Cubicin is verkrijgbaar in verpakkingen met 1 injectieflacon of met 5 injectieflacons.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Fabrikant
FAREVA Mirabel
Route de Marsat
Riom
63963, Clermont-Ferrand Cedex 9
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel.: +370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +361 888 53 00
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel.: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
43
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.:
+359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel.: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: +45 4482 4000
dkmail@merck.com
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@ msd.no
Ελλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε.
Τηλ:
+30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp.z o.o.
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: +40 21 529 29 00
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila d.o.o.
Tel: + 386 1 5204 201
msd_slovenia@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 299 8700
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 77 5700488
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Ιtali
a
MSD Italia S.r.l.
Tel: +39 06 361911
medicalinformation.it@merck.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ:
800 00 673 (+357 22866700)
cyprus_info@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: +371 67364224
msd_lv@merck.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
44
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Belangrijk: Raadpleeg a.u.b. de Samenvatting van de productkenmerken, voordat u het geneesmiddel
voorschrijft.
Instructies voor gebruik en verwerking
Presentatievorm 350 mg:
Bij volwassenen kan daptomycine intraveneus worden toegediend als een infusie gedurende
30 minuten of als een injectie gedurende 2 minuten. In tegenstelling tot bij volwassenen mag
daptomycine bij pediatrische patiënten niet worden toegediend als een 2 minuten durende injectie.
Pediatrische patiënten van 7 tot en met 17 jaar moeten daptomycine via een infusie van 30 minuten
krijgen. Bij pediatrische patiënten jonger dan 7 jaar die een dosis van 9-12 mg/kg krijgen, moet
daptomycine worden toegediend gedurende 60 minuten. Bereiding van de oplossing voor infusie
vereist een bijkomende verdunningsstap, zoals hieronder in detail wordt beschreven.
Cubicin toegediend als een intraveneuze infusie gedurende 30 of 60 minuten
Een concentratie van 50 mg/ml Cubicin voor infusie wordt verkregen door het reconstitueren van het
gelyofiliseerd product met 7 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze infusie, dient u de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie of
verdunning van gelyofiliseerd Cubicin.
Voor reconstitutie:
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat deze drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 7 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
3.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient voor gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
De gereconstitueerde oplossing dient vervolgens te worden verdund met natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) (normaliter een volume van 50 ml).
Voor verdunning:
1.
Verwijder de geschikte gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een nieuwe steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter door de
injectieflacon om te keren zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon in de
45
omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om de benodigde oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
2.
3.
4.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
Breng de benodigde gereconstitueerde dosis over in 50 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
De gereconstitueerde en verdunde oplossing moet vervolgens als intraveneus infuus over een
tijdsbestek van 30 of 60 minuten worden toegediend.
Cubicin is noch fysisch noch chemisch verenigbaar met oplossingen die glucose bevatten. Van de
volgende middelen is aangetoond dat ze verenigbaar zijn, wanneer ze worden toegevoegd aan
oplossingen voor intraveneuze infusie die Cubicin bevatten: aztreonam, ceftazidim, ceftriaxon,
gentamicine, fluconazol, levofloxacine, dopamine, heparine en lidocaïne.
De gecombineerde bewaartijd (gereconstitueerde oplossing in de injectieflacon en verdunde oplossing
in de infuuszak) bij een temperatuur van 25 °C mag niet langer zijn dan 12 uur (24 uur indien bewaard
in de koelkast).
De stabiliteit van de verdunde oplossing in infuuszakken is vastgesteld op 12 uur bij 25 °C of 24 uur
indien bewaard in de koelkast bij 2 °C
–
8 °C.
Cubicin toegediend als een 2 minuten durende intraveneuze injectie (alleen volwassen
patiënten)
Water mag niet worden gebruikt voor de reconstitutie van Cubicin voor intraveneuze injectie. Cubicin
mag enkel worden gereconstitueerd met natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
Een 50 mg/ml concentratie van Cubicin voor injectie wordt verkregen door het gelyofiliseerd product
te reconstitueren met 7 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze injectie, dient u de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie van
gelyofiliseerd Cubicin.
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat het drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 7 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
3.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient vóór gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
Verwijder de gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
46
injectieflacon met een steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter.
6.
Keer de injectieflacon om zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
nieuwe injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon
in de omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om alle oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
7.
8.
9.
Vervang de naald door een nieuwe naald voor de intraveneuze injectie.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
De gereconstitueerde oplossing moet vervolgens intraveneus en langzaam gedurende 2 minuten
worden geïnjecteerd.
Na reconstitueren van de oplossing in de injectieflacon is een fysisch-chemische stabiliteit van 12 uur
op 25 °C en maximaal 48 uur bij bewaren in koelkast (2 °C
–
8 °C) aangetoond.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product echter onmiddellijk te worden gebruikt. Indien het
product niet meteen wordt gebruikt, vallen de bewaartijden voor het bereide product onder de
verantwoordelijkheid van de gebruiker en mogen normaliter niet langer zijn dan 24 uur op 2 °C - 8 °C,
tenzij reconstitueren/verdunnen heeft plaatsgevonden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden.
Dit geneesmiddel mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen dan die welke hierboven zijn
vermeld.
Injectieflacons met Cubicin zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik. Ongebruikt product dat
achterblijft in de injectieflacon, dient te worden weggegooid.
47
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Cubicin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe wordt dit middel toegediend?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Cubicin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
De werkzame stof in Cubicin poeder voor oplossing voor injectie of infusie is daptomycine.
Daptomycine is een antibacterieel middel dat de groei van bepaalde bacteriën kan stoppen. Cubicin
wordt gebruikt bij volwassenen en bij kinderen en jongeren (van 1 tot en met 17 jaar) voor de
behandeling van infecties van de huid en de weefsels onder de huid. Het wordt ook gebruikt om
infecties in het bloed te behandelen, wanneer deze samengaan met infecties van de huid.
Cubicin wordt ook gebruikt bij volwassenen om infecties te behandelen in de weefsels aan de
binnenkant van het hart (inclusief de hartkleppen) die veroorzaakt worden door een soort bacterie die
Staphylococcus aureus
wordt genoemd. Het wordt ook gebruikt om infecties in het bloed te
behandelen die veroorzaakt worden door dezelfde soort bacterie, wanneer deze samengaan met
infecties van het hart.
Afhankelijk van het type infectie(s) dat u heeft, kan uw arts u ook andere antibacteriële middelen
voorschrijven terwijl u wordt behandeld met Cubicin.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Als dit voor u van toepassing is, vertel dit dan aan uw arts of verpleegkundige. Als u denkt allergisch
te kunnen zijn, vraag dan uw arts of verpleegkundige om advies.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel toegediend krijgt:
-
Als u nierproblemen heeft of eerder heeft gehad. Het kan zijn dat uw arts de dosis Cubicin moet
wijzigen (zie rubriek 3 van deze bijsluiter).
-
Soms kunnen patiënten die Cubicin krijgen toegediend, last krijgen van gevoelige of pijnlijke
spieren of spierzwakte (zie rubriek 4 van deze bijsluiter voor meer informatie). Als dit gebeurt,
48
vertel het dan uw arts. Uw arts zal er dan voor zorgen dat uw bloed wordt onderzocht en
bekijken of wel of niet wordt doorgegaan met de toediening van Cubicin. De verschijnselen
verdwijnen gewoonlijk binnen enkele dagen na stoppen met de toediening van Cubicin.
-
-
Als u ooit ernstige huiduitslag of huidafschilfering, blaren op de huid en/of zweren in de mond,
of ernstige nierproblemen na toediening van daptomycine heeft gehad.
Als u veel overgewicht heeft. De mogelijkheid bestaat dat de Cubicin-waarden in uw bloed
hoger zijn dan die van personen met een gemiddeld gewicht en is het misschien nodig om u
zorgvuldiger te controleren op bijwerkingen.
Als een van deze waarschuwingen voor u van toepassing is, vertel dit dan aan uw arts of
verpleegkundige voordat u Cubicin toegediend krijgt.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de volgende verschijnselen
krijgt:
-
Ernstige, plotselinge allergische reacties werden gezien bij patiënten behandeld met bijna alle
antibacteriële middelen, waaronder Cubicin. De verschijnselen kunnen piepende of moeilijke
ademhaling, zwelling van het gezicht, de hals en de keel, huiduitslag en netelroos (galbulten) of
koorts zijn.
Ernstige huidaandoeningen zijn gemeld bij het gebruik van Cubicin. De verschijnselen die
-
optreden bij deze huidaandoeningen kunnen zijn:
-
een nieuwe of erger wordende koorts;
-
rode vlekken op uw huid die verhoogd of met vloeistof gevuld zijn en die kunnen beginnen in
uw oksels of op uw borst of in uw lies en die zich kunnen verspreiden over een groot deel van
uw lichaam,
-
blaren op de huid of zweren in uw mond of op uw geslachtsdelen.
-
Een ernstig nierprobleem is gemeld bij het gebruik van Cubicin. De verschijnselen kunnen zijn
koorts en huiduitslag.
-
Elk ongewoon prikkelend of tintelend gevoel in handen of voeten, gevoelloosheid of moeite om
te bewegen. Als u dit heeft, vertel dit dan aan uw arts. Hij/zij zal beslissen of u de behandeling
kunt voortzetten.
-
Diarree, vooral als u bloed of slijm opmerkt, of als de diarree ernstig is of aanhoudt.
-
Opkomende of erger wordende koorts, hoest of moeilijk ademhalen. Dit kunnen verschijnselen
zijn van een zeldzame maar ernstige longaandoening, eosinofiele pneumonie genoemd. Uw arts
zal de toestand van uw longen nakijken en beslissen of u de behandeling met Cubicin moet
voortzetten of niet.
Cubicin kan mogelijk de uitslag veranderen van laboratoriumtesten die meten hoe goed uw bloed
stolt. De resultaten kunnen wijzen op een zwakke bloedstolling, terwijl er in feite geen probleem is.
Het is daarom belangrijk dat uw arts er rekening mee houdt dat u Cubicin krijgt toegediend. Laat het
uw arts weten als u een behandeling met Cubicin volgt.
Uw arts zal bloedtesten uitvoeren om de gezondheid van uw spieren te controleren voor het begin van
de behandeling start en hij/zij zal dit vaker doen tijdens de behandeling met Cubicin.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Cubicin mag niet worden toegediend aan kinderen jonger dan 1 jaar, omdat onderzoek met dieren
heeft laten zien dat deze leeftijdsgroep ernstige bijwerkingen kan krijgen.
Gebruik bij ouderen
Aan mensen ouder dan 65 jaar kan dezelfde dosis gegeven worden als aan andere volwassenen, op
voorwaarde dat de nieren goed werken.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Cubicin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
verpleegkundige.
Het is bijzonder belangrijk dat u het volgende vertelt:
49
-
Statines of fibraten (geneesmiddelen voor verlaging van de cholesterol) of ciclosporine (een
geneesmiddel gebruikt bij transplantatie om orgaanafstoting te voorkomen of voor andere
aandoeningen, zoals reumatoïde artritis of atopische dermatitis (huidontsteking vanwege
overgevoeligheid)). Het is mogelijk dat het risico op bijwerkingen die de spieren beïnvloeden,
hoger is wanneer een van deze geneesmiddelen (en sommige andere die invloed kunnen hebben
op de spieren) tijdens de behandeling met Cubicin wordt ingenomen. Uw arts kan besluiten om
u geen Cubicin toe te dienen of u een poosje te laten stoppen met het andere geneesmiddel.
-
-
Pi
jnstillers
(NSAID’s;
niet-steroïde ontstekingsremmers) of COX-2-remmers (bijvoorbeeld
celecoxib). Deze zouden van invloed kunnen zijn op de effecten van Cubicin in de nieren.
Orale anticoagulantia (bijvoorbeeld warfarine). Dit zijn middelen die de bloedstolling
tegengaan. Het kan nodig zijn dat uw arts uw bloedstollingstijd controleert.
Zwangerschap en borstvoeding
Cubicin wordt gewoonlijk niet toegediend aan zwangere vrouwen. Bent u zwanger, denkt u zwanger
te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt.
Geef geen borstvoeding als u Cubicin krijgt. Cubicin kan worden uitgescheiden in uw moedermelk en
zou zo nadelig kunnen zijn voor de baby.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Cubicin heeft geen bekende effecten op uw rijvaardigheid of uw vermogen om machines te bedienen.
Cubicin bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen
‘
natriumvrij
’
is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
U krijgt Cubicin gewoonlijk toegediend door een arts of verpleegkundige.
Volwassenen (18 jaar en ouder)
De dosis is afhankelijk van uw gewicht en het type infectie waarvoor u behandeld wordt. De
gebruikelijke dosis voor volwassenen is eenmaal daags 4 mg per kilogram (kg) lichaamsgewicht bij
huidinfecties of eenmaal daags 6 mg per kg lichaamsgewicht bij een hartinfectie of een bloedinfectie,
geassocieerd met een huid- of hartinfectie. Bij volwassen patiënten wordt deze dosis direct in uw
bloedstroom (in een ader) toegediend, hetzij als een infusie gedurende ongeveer 30 minuten, hetzij als
een injectie gedurende ongeveer 2 minuten. Dezelfde dosis wordt aangeraden bij mensen van boven
de 65 jaar, op voorwaarde dat hun nieren goed werken.
Als uw nieren niet goed werken, kan het zijn dat u minder vaak Cubicin krijgt toegediend,
bijvoorbeeld eenmaal per 48 uur (om de andere dag). Als u dialyse krijgt en uw volgende dosis
Cubicin op een dialysedag moet worden toegediend, zal Cubicin gewoonlijk aan u toegediend worden
na de dialysesessie.
Kinderen en jongeren (1 tot en met 17 jaar)
De dosis voor kinderen en jongeren (1 tot en met 17 jaar) is afhankelijk van de leeftijd van de patiënt
en het type infectie waarvoor de patiënt wordt behandeld. Deze dosis wordt direct in de bloedbaan (in
een ader) toegediend, via een infusie van ongeveer 30-60 minuten.
Een behandelingskuur duurt gewoonlijk 1 tot 2 weken bij huidinfecties. Bij bloed- of hartinfecties en
huidinfecties zal uw arts beslissen hoelang u moet worden behandeld.
Gedetailleerde instructies voor gebruik en verwerking worden in het laatste deel van deze bijsluiter
gegeven.
50
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De meest ernstige bijwerkingen worden hieronder beschreven.
Ernstige bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is
(de frequentie kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald)
In sommige gevallen werd tijdens de toediening van Cubicin een overgevoeligheidsreactie gemeld
(ernstige allergische reactie, waaronder anafylaxie (een levensbedreigende overgevoeligheidsreactie)
en angio-oedeem). Deze ernstige allergische reactie moet onmiddellijk medisch behandeld worden.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de volgende verschijnselen
ondervindt:
-
Pijn op de borst of een benauwd gevoel
-
Uitslag of netelroos (galbulten)
-
Zwelling rond de keel
-
Snelle of zwakke polsslag
-
Piepende ademhaling
-
Koorts
-
Rillingen of bevingen
-
Opvliegers
-
Duizeligheid
-
Flauwvallen
-
Metaalsmaak
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last krijgt van onverklaarbare spierpijn, -gevoeligheid of
-zwakte. Spierproblemen kunnen ernstig zijn, waaronder afbraak van spierweefsel (rabdomyolyse),
dat kan leiden tot beschadiging van uw nieren.
Andere ernstige bijwerken die zijn gemeld bij het gebruik van Cubicin zijn:
-
Een zeldzame maar mogelijk ernstige longaandoening, eosinofiele longontsteking genoemd,
meestal na een behandeling van meer dan 2 weken. De verschijnselen kunnen bestaan uit
moeilijk ademhalen, nieuw ontstane of erger wordende hoest, of opkomende of erger wordende
koorts.
-
Ernstige huidaandoeningen. De verschijnselen kunnen bestaan uit:
-
-
een opkomende of erger wordende koorts
rode vlekken op uw huid die verhoogd of met vloeistof gevuld zijn en die kunnen
beginnen in uw oksels of op uw borst of in uw lies en die zich kunnen verspreiden over
een groot deel van uw lichaam
-
-
blaren op de huid of zweren in uw mond of op uw geslachtsdelen
Een ernstig nierprobleem. De verschijnselen kunnen bestaan uit koorts en uitslag.
Wanneer u deze verschijnselen heeft, meld dit dan onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige. Uw
arts zal aanvullend onderzoek doen om een diagnose te stellen.
De meest frequent gemelde bijwerkingen worden hieronder beschreven:
Vaak voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
Schimmelinfecties zoals spruw
-
Urineweginfectie
-
Verminderd aantal rode bloedcellen (bloedarmoede)
-
Duizeligheid, angstgevoelens, moeilijk slapen
-
Hoofdpijn
-
Koorts, zich krachteloos of slap voelen (asthenie)
-
Hoge of lage bloeddruk
51
-
-
-
-
-
-
-
-
Verstopping (obstipatie), buikpijn
Diarree, misselijkheid of braken
Winderigheid
Opgeblazen of opgezwollen buik
Huiduitslag of jeuk
Pijn, jeuk of roodheid op de plaats van infusie
Pijn aan de armen of benen
Bloedtesten die hogere waarden van leverenzymen of creatinekinase (CK) laten zien
Andere bijwerkingen die kunnen voorkomen na een behandeling met Cubicin worden hieronder
beschreven:
Soms voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
Bloedstoornissen (bijvoorbeeld een toename van het aantal kleine bloeddeeltjes, bloedplaatjes
genoemd, wat een grotere kans op vorming van bloedstolsels tot gevolg kan hebben of hogere
waarden van bepaalde types van witte bloedcellen)
-
Verminderde eetlust
-
Tintelend of verdoofd gevoel in handen of voeten, smaakstoornis
-
Beven
Veranderingen in hartritme, opvliegers
-
-
Verstoorde spijsvertering (indigestie), ontsteking van de tong
-
Jeukende huiduitslag
-
Spierpijn, -kramp of -zwakte, ontsteking van de spieren (myositis), gewrichtspijn
-
Nierproblemen
-
Ontsteking en irritatie van de vagina
-
Algemene pijn of zwakte, vermoeidheid
-
Bloedtesten die verhoogde waarden suiker, serumcreatinine en myoglobine in het bloed laten
zien, of lactaatdehydrogenase (LDH), verlengde bloedstollingstijd of een verstoorde zoutbalans
-
Jeukende ogen
Zelden voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 1000 mensen)
-
Geelkleuring van de huid en de ogen
-
Verlengde protrombinetijd
Frequentie niet bekend
(de frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Ontsteking van de dikke darm die optreedt na behandeling met antibacteriële middelen, waaronder
pseudomembraneuze colitis (ernstige of aanhoudende diarree die bloed en/of slijm bevat met buikpijn
of koorts), gemakkelijk blauwe plekken, bloedend tandvlees of bloedneuzen krijgen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
-
-
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
-
Bewaren in de koelkast (2 °C
–
8 °C).
52
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is daptomycine. Een injectieflacon met poeder bevat 500 mg
-
daptomycine.
-
De andere stof in dit middel is natriumhydroxide.
Hoe ziet Cubicin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Cubicin poeder voor oplossing voor injectie of infusie wordt geleverd als een fletsgele tot lichtbruine
koek of poeder in een glazen injectieflacon. Het wordt gemengd met een oplosmiddel om een
vloeistof te vormen voordat het wordt toegediend.
Cubicin is verkrijgbaar in verpakkingen met 1 injectieflacon of met 5 injectieflacons.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Fabrikant
FAREVA Mirabel
Route de Marsat
Riom
63963, Clermont-Ferrand Cedex 9
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel.: +370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +361 888 53 00
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel.: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.:
+359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel.: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: +45 4482 4000
dkmail@merck.com
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
53
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@ msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp.z o.o.
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: +40 21 529 29 00
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila d.o.o.
Tel: + 386 1 5204 201
msd_slovenia@merck.com
Ελλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε.
Τηλ:
+30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 299 8700
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 77 5700488
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Ιtalia
MSD Italia S.r.l.
Tel: +39 06 361911
medicalinformation.it@merck.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ:
800 00 673 (+357 22866700)
cyprus_info@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: +371 67364224
msd_lv@merck.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
54
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Belangrijk: Raadpleeg a.u.b. de Samenvatting van de productkenmerken, voordat u het geneesmiddel
voorschrijft.
Instructies voor gebruik en verwerking
Presentatievorm 500 mg:
Bij volwassenen kan daptomycine intraveneus worden toegediend als een infusie gedurende
30 minuten of als een injectie gedurende 2 minuten. In tegenstelling tot bij volwassenen mag
daptomycine bij pediatrische patiënten niet worden toegediend als een 2 minuten durende injectie.
Pediatrische patiënten van 7 tot en met 17 jaar moeten daptomycine via een infusie van 30 minuten
krijgen. Bij pediatrische patiënten jonger dan 7 jaar die een dosis van 9-12 mg/kg krijgen, moet
daptomycine worden toegediend gedurende 60 minuten. Bereiding van de oplossing voor infusie
vereist een bijkomende verdunningsstap, zoals hieronder in detail wordt beschreven.
Cubicin toegediend als een intraveneuze infusie gedurende 30 of 60 minuten
Een concentratie van 50 mg/ml Cubicin voor infusie wordt verkregen door het reconstitueren van het
gelyofiliseerd product met 10 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze infusie, dient u de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie of
verdunning van gelyofiliseerd Cubicin.
Voor reconstitutie:
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat deze drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 10 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
3.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient voor gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
De gereconstitueerde oplossing dient vervolgens te worden verdund met natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) (normaliter een volume van 50 ml).
Voor verdunning:
1.
Verwijder de geschikte gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een nieuwe steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter door de
injectieflacon om te keren zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon in de
55
omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om de benodigde oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
2.
3.
4.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
Breng de benodigde gereconstitueerde dosis over in 50 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
De gereconstitueerde en verdunde oplossing moet vervolgens als intraveneus infuus over een
tijdsbestek van 30 of 60 minuten worden toegediend.
Cubicin is noch fysisch noch chemisch verenigbaar met oplossingen die glucose bevatten. Van de
volgende middelen is aangetoond dat ze verenigbaar zijn, wanneer ze worden toegevoegd aan
oplossingen voor intraveneuze infusie die Cubicin bevatten: aztreonam, ceftazidim, ceftriaxon,
gentamicine, fluconazol, levofloxacine, dopamine, heparine en lidocaïne.
De gecombineerde bewaartijd (gereconstitueerde oplossing in de injectieflacon en verdunde oplossing
in de infuuszak) bij een temperatuur van 25 °C mag niet langer zijn dan 12 uur (24 uur indien bewaard
in de koelkast).
De stabiliteit van de verdunde oplossing in infuuszakken is vastgesteld op 12 uur bij 25 °C of 24 uur
indien bewaard in de koelkast bij 2 °C
–
8 °C.
Cubicin toegediend als een 2 minuten durende intraveneuze injectie (alleen volwassen
patiënten)
Water mag niet worden gebruikt voor de reconstitutie van Cubicin voor intraveneuze injectie. Cubicin
mag enkel worden gereconstitueerd met natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
Een 50 mg/ml concentratie van Cubicin voor injectie wordt verkregen door het gelyofiliseerd product
te reconstitueren met 10 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze injectie, dient u de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie van
gelyofiliseerd Cubicin.
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat het drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 10 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
3.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient vóór gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
Verwijder de gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
56
injectieflacon met een steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter.
6.
Keer de injectieflacon om zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
nieuwe injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon
in de omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om alle oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
7.
8.
9.
Vervang de naald door een nieuwe naald voor de intraveneuze injectie.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
De gereconstitueerde oplossing moet vervolgens intraveneus en langzaam gedurende 2 minuten
worden geïnjecteerd.
Na reconstitueren van de oplossing in de injectieflacon is een fysisch-chemische stabiliteit van 12 uur
op 25 °C en maximaal 48 uur bij bewaren in koelkast (2 °C
–
8 °C) aangetoond.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product echter onmiddellijk te worden gebruikt. Indien het
product niet meteen wordt gebruikt, vallen de bewaartijden voor het bereide product onder de
verantwoordelijkheid van de gebruiker en mogen normaliter niet langer zijn dan 24 uur op 2 °C - 8 °C,
tenzij reconstitueren/verdunnen heeft plaatsgevonden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden.
Dit geneesmiddel mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen dan die welke hierboven zijn
vermeld.
Injectieflacons met Cubicin zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik. Ongebruikt product dat
achterblijft in de injectieflacon, dient te worden weggegooid.
57
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Elke injectieflacon bevat 350 mg daptomycine.
Eén ml levert 50 mg daptomycine na reconstitueren met 7 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %)
natriumchloride.
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Elke injectieflacon bevat 500 mg daptomycine.
Eén ml levert 50 mg daptomycine na reconstitueren met 10 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %)
natriumchloride.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor oplossing voor injectie of infusie.
Een fletsgele tot lichtbruine gelyofiliseerde koek of poeder.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Cubicin is geïndiceerd voor de behandeling van de volgende infecties (zie rubrieken 4.4 en 5.1).
-
Volwassen en pediatrische (1 tot en met 17 jaar) patiënten met gecompliceerde infecties van
huid en weke delen (cSSTI).
-
Volwassen patiënten met rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE), veroorzaakt door
Staphylococcus aureus. Het wordt aanbevolen om bij de beslissing om daptomycine te
gebruiken, rekening te houden met de antibacteriële gevoeligheid van het organisme en deze
beslissing te baseren op het advies van een deskundige. Zie rubrieken 4.4 en 5.1.
-
Volwassen en pediatrische (1 tot en met 17 jaar) patiënten met Staphylococcus aureus
bacteriëmie (SAB). Bij volwassenen dient het gebruik bij bacteriëmie geassocieerd te zijn met
RIE of met cSSTI, en bij pediatrische patiënten dient het gebruik bij bacteriëmie geassocieerd
te zijn met cSSTI.
Daptomycine is alleen werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën (zie rubriek 5.1). Bij gemengde
infecties waar het vermoeden bestaat van de aanwezigheid van Gram-negatieve en/of bepaalde types
anaërobe bacteriën, dient Cubicin gelijktijdig te worden toegediend met geschikte antibacteriële
middelen.
De officiële aanwijzingen met betrekking tot het juiste gebruik van antibacteriële middelen dienen in
acht te worden genomen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Klinische onderzoeken bij patiënten maakten gebruik van infusie van daptomycine gedurende ten
minste 30 minuten. Er is geen klinische ervaring bij patiënten met betrekking tot de toediening van
daptomycine als een injectie gedurende 2 minuten. Deze toedieningswijze is uitsluitend onderzocht
Dosering
Volwassenen
-
cSSTI zonder gelijktijdige SAB: Cubicin 4 mg/kg wordt eenmaal per 24 uur toegediend
gedurende 7-14 dagen of totdat de infectie is verdwenen (zie rubriek 5.1).
-
cSSTI met gelijktijdige SAB: Cubicin 6 mg/kg wordt eenmaal per 24 uur toegediend. Zie
hieronder voor dosisaanpassingen bij patiënten met een nierfunctiestoornis. De therapieduur
kan langer zijn dan 14 dagen op geleide van het waargenomen risico op complicaties bij de
individuele patiënt.
-
Bekende of vermoede RIE, veroorzaakt door Staphylococcus aureus: Cubicin 6 mg/kg wordt
eenmaal per 24 uur toegediend. Zie hieronder voor dosisaanpassingen bij patiënten met een
nierfunctiestoornis. De therapieduur moet in overeenstemming zijn met de beschikbare officiële
aanbevelingen.
Cubicin wordt intraveneus toegediend in 0,9 % natriumchloride (zie rubriek 6.6). Cubicin mag niet
vaker dan eenmaal per dag worden gebruikt.
De creatinekinase (CK)-spiegels moeten gemeten worden bij baseline en met regelmatige intervallen
(ten minste wekelijks) gedurende de behandeling (zie rubriek 4.4).
Nierfunctiestoornis
Daptomycine wordt voornamelijk uitgescheiden door de nieren.
Als gevolg van beperkte klinische ervaring (zie tabel en voetnoten onderaan) mag Cubicin bij
volwassen patiënten met een nierfunctiestoornis (CrCl < 80 ml/min) uitsluitend gebruikt worden
wanneer men van mening is dat het verwachte klinische voordeel belangrijker is dan het mogelijke
risico. De respons op de behandeling, de nierfunctie en de creatinekinase (CK)-spiegels moet
nauwgezet worden gevolgd bij alle patiënten met een nierfunctiestoornis (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Het doseringsregime voor Cubicin bij pediatrische patiënten met een nierfunctiestoornis is niet
vastgesteld.
Dosisaanpassingen bij volwassen patiënten met een nierfunctiestoornis volgens indicatie en
creatinineklaring
Indicatie voor gebruik
Creatinineklaring
Dosisaanbeveling
Toelichting
cSSTI zonder SAB
30 ml/min
4 mg/kg eenmaal daags
Zie rubriek 5.1
< 30 ml/min
4 mg/kg eenmaal per
(1, 2)
48 uur
RIE of cSSTI
geassocieerd met SAB
30 ml/min
6 mg/kg eenmaal daags
Zie rubriek 5.1
< 30 ml/min
6 mg/kg eenmaal per
(1, 2)
48 uur
cSSTI = gecompliceerde infecties van huid en weke delen; SAB = S. aureus bacteriëmie
(1) De veiligheid en werkzaamheid van een aanpassing van het doseringsinterval zijn niet beoordeeld
in gecontroleerde klinische onderzoeken en de aanbeveling is gebaseerd op farmacokinetische studies
en modelresultaten (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig wanneer Cubicin wordt toegediend aan patiënten met een milde of
matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B) (zie rubriek 5.2). Er zijn geen gegevens
beschikbaar van patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse C). Derhalve is
voorzichtigheid geboden bij het toedienen van Cubicin aan dergelijke patiënten.
Ouderen
De aanbevolen doses dienen te worden gebruikt bij ouderen, behalve bij patiënten met een ernstige
nierfunctiestoornis (zie hierboven en rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten (1 tot en met 17 jaar)
De aanbevolen doseringsregimes voor pediatrische patiënten op basis van leeftijd en indicatie worden
hieronder weergegeven.
Indicatie
Leeftijdsgroep
cSSTI zonder SAB
cSSTI geassocieerd met SAB
Duur van
Duur van
Doseringsregime
Doseringsregime
therapie
therapie
5 mg/kg eenmaal
7 mg/kg eenmaal per
12 tot en met
per 24 uur via een
24 uur via een
17 jaar
infusie van
infusie van
30 minuten
30 minuten
7 mg/kg eenmaal
9 mg/kg eenmaal per
7 tot en met
per 24 uur via een
24 uur via een
11 jaar
infusie van
infusie van
30 minuten
Maximaal
30 minuten
(1)
9 mg/kg eenmaal
14 dagen
12 mg/kg eenmaal
2 tot en met
per 24 uur via een
per 24 uur via een
6 jaar
infusie van
infusie van
60 minuten
60 minuten
10 mg/kg eenmaal
12 mg/kg eenmaal
per 24 uur via een
per 24 uur via een
1 tot < 2 jaar
infusie van
infusie van
60 minuten
60 minuten
cSSTI = gecompliceerde infecties van huid en weke delen; SAB = S. aureus bacteriëmie;
(1) De minimale behandelingsduur van Cubicin voor pediatrische SAB dient in overeenstemming te
zijn met het waargenomen risico op complicaties bij de individuele patiënt. Het kan noodzakelijk zijn
dat de behandelingsduur van Cubicin langer is dan 14 dagen op basis van het waargenomen risico op
complicaties bij de individuele patiënt. In het pediatrische SAB-onderzoek was de gemiddelde
behandelingsduur van intraveneuze Cubicin 12 dagen, met een bereik van 1 tot 44 dagen. De duur van
de behandeling moet in overeenstemming zijn met de beschikbare officiële aanbevelingen.
Cubicin wordt intraveneus toegediend in 0,9 % natriumchloride (zie rubriek 6.6). Cubicin mag niet
meer dan éénmaal per dag toegediend worden.
Creatinekinase (CK)-waarden moeten gemeten worden bij baseline en met regelmatige intervallen
(ten minste wekelijks) gedurende de behandeling (zie rubriek 4.4).
Cubicin mag niet worden gegeven aan pediatrische patiënten jonger dan 1 jaar vanwege het risico op
Wijze van toediening
Bij volwassenen wordt Cubicin toegediend als een intraveneuze infusie (zie rubriek 6.6) gedurende
een periode van 30 minuten of als een intraveneuze injectie (zie rubriek 6.6) gedurende een periode
van 2 minuten.
Bij pediatrische patiënten in de leeftijd van 7 tot en met 17 jaar wordt Cubicin toegediend als een
intraveneuze infusie gedurende 30 minuten (zie rubriek 6.6). Bij pediatrische patiënten in de leeftijd
van 1 tot en met 6 jaar wordt Cubicin toegediend als een intraveneuze infusie gedurende 60 minuten
(zie rubriek 6.6).
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Algemeen
Indien een haard van infectie, anders dan cSSTI of RIE, wordt geïdentificeerd na het starten van de
behandeling met Cubicin, moet overwogen worden een alternatieve antibacteriële therapie in te
stellen waarvan de doeltreffendheid is aangetoond in de behandeling van het specifieke type
aanwezige infectie(s).
Anafylaxie/overgevoeligheidsreacties
Anafylaxie/overgevoeligheidsreacties zijn gemeld met Cubicin. Indien een allergische reactie op
Cubicin optreedt, stop dan het gebruik ervan en start met een geschikte behandeling.
Pneumonie
Er is aangetoond in klinische onderzoeken dat Cubicin niet werkzaam is bij de behandeling van
pneumonie. Cubicin is daarom niet geïndiceerd voor de behandeling van pneumonie.
RIE veroorzaakt door Staphylococcus aureus
Klinische gegevens over het gebruik van Cubicin bij de behandeling van RIE veroorzaakt door
Staphylococcus aureus zijn beperkt tot 19 volwassen patiënten (zie `Klinische werkzaamheid bij
volwassenen' in rubriek 5.1). De veiligheid en werkzaamheid van Cubicin bij kinderen en
adolescenten jonger dan 18 jaar met rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE) veroorzaakt door
Staphylococcus aureus zijn niet vastgesteld.
De werkzaamheid van Cubicin bij patiënten met klepprothese-infecties of met linkszijdige infectieuze
endocarditis veroorzaakt door Staphylococcus aureus, is niet aangetoond.
Diepzittende infecties
Patiënten met diepzittende infecties dienen elke vereiste chirurgische ingreep (bijvoorbeeld
débridement, verwijdering van prothese-hulpmiddelen, chirurgische verwijdering van kleppen) zonder
uitstel te ondergaan.
Enterococcus-infecties
Er is onvoldoende bewijs om conclusies te kunnen trekken met betrekking tot de mogelijke klinische
werkzaamheid van Cubicin tegen infecties veroorzaakt door enterokokken, waaronder Enterococcus
faecalis en Enterococcus faecium. Bovendien zijn er nog geen doseringsschema's voor daptomycine
vastgesteld die geschikt zouden kunnen zijn voor de behandeling van enterokokkeninfecties, met of
zonder bacteriëmie. Falen van de behandeling met daptomycine bij enterokokkeninfecties die meestal
Niet-gevoelige micro-organismen
Het gebruik van antibacteriële middelen kan overmatige groei van niet-gevoelige micro-organismen
bevorderen. Indien een superinfectie zich voordoet gedurende de behandeling, moeten adequate
maatregelen genomen worden.
Clostridioides difficile-geassocieerde diarree
Clostridioides difficile-geassocieerde diarree (CDAD) is gemeld met Cubicin (zie rubriek 4.8). Indien
CDAD vermoed of bevestigd wordt, kan het nodig zijn de behandeling met Cubicin te stoppen en een
adequate behandeling te starten volgens de klinische indicatie.
Interacties met geneesmiddelen/laboratoriumtesten
Valse verlenging van protrombinetijd (PT) en verhoging van de internationale genormaliseerde ratio
(INR) werden waargenomen wanneer bepaalde recombinante tromboplastinereagentia gebruikt
werden voor de test (zie rubriek 4.5).
Creatinekinase en myopathie
Er is tijdens therapie met Cubicin melding gemaakt van verhoogde creatinekinasespiegels (CK; MM-
iso-enzym) in plasma in samenhang met spierpijnen en/of spierzwakte en gevallen van myositis,
myoglobinaemia en rabdomyolyse (zie rubrieken 4.5, 4.8 en 5.3). In klinische onderzoeken kwamen
aanzienlijke verhogingen van plasma-CK naar > 5 keer bovengrens van normaal (ULN) zonder
spiersymptomen vaker voor bij met Cubicin behandelde patiënten (1,9 %) dan bij patiënten die
vergelijkende middelen kregen (0,5 %). Derhalve wordt het volgende aangeraden:
Plasma-CK dient tijdens therapie bij alle patiënten te worden gemeten bij aanvang en met
regelmatige tussenpozen (ten minste eenmaal per week).
CK dient vaker te worden gemeten (bijvoorbeeld iedere 2-3 dagen gedurende ten minste de
eerste twee weken van de behandeling) bij patiënten die een hoger risico hebben op het
ontwikkelen van myopathie. Bijvoorbeeld patiënten met een nierfunctiestoornis
(creatinineklaring < 80 ml/min; zie rubriek 4.2), inclusief degenen die hemodialyse of CAPD
krijgen en patiënten die andere geneesmiddelen gebruiken waarvan bekend is dat deze
geassocieerd zijn met myopathie (bijvoorbeeld HMG-CoA reductaseremmers, fibraten en
ciclosporine).
Het kan niet worden uitgesloten dat die patiënten met een CK-waarde die meer dan 5 keer
hoger is dan de bovengrens van normaal bij aanvang, een hoger risico lopen op verdere
verhogingen tijdens behandeling met daptomycine. Hiermee dient rekening te worden gehouden
bij het starten van de behandeling met daptomycine en, als daptomycine wordt toegediend,
dienen deze patiënten vaker dan eenmaal per week te worden gecontroleerd.
Cubicin dient niet te worden toegediend aan patiënten die andere geneesmiddelen gebruiken die
gepaard gaan met myopathie, tenzij het voordeel voor de patiënt groter wordt geacht dan het
risico.
Patiënten dienen tijdens de therapie regelmatig te worden beoordeeld op tekenen of symptomen
die myopathie zouden kunnen betekenen.
Bij iedere patiënt die onverklaarbare spierpijn, -gevoeligheid, -zwakte of -krampen krijgt,
dienen de CK-spiegels om de 2 dagen te worden gecontroleerd. Toediening van Cubicin dient
te worden gestopt bij de aanwezigheid van onverklaarbare spiersymptomen, als de CK-spiegel
een waarde bereikt die hoger is dan 5 keer de bovengrens van normaal.
Perifere neuropathie
Patiënten die tijdens therapie met Cubicin tekenen of symptomen krijgen die een perifere neuropathie
zouden kunnen betekenen, dienen te worden onderzocht en stopzetting van daptomycine dient te
worden overwogen (zie rubrieken 4.8 en 5.3).
Eosinofiele pneumonie
Eosinofiele pneumonie is gemeld bij patiënten die Cubicin kregen (zie rubriek 4.8). In de meeste
gemelde gevallen geassocieerd met Cubicin, ontwikkelden de patiënten koorts, dyspneu met
hypoxische ademhalingsinsufficiëntie en diffuse pulmonaire infiltraties of organiserende pneumonie.
Het merendeel van de gevallen deed zich voor na meer dan 2 weken behandeling met Cubicin en de
toestand van de patiënten verbeterde wanneer Cubicin gestopt werd en behandeling met steroïden
geïnitieerd werd. Het opnieuw optreden van eosinofiele pneumonie bij een nieuwe blootstelling is
gemeld. Patiënten die deze tekenen en symptomen ontwikkelen wanneer ze Cubicin krijgen, moeten
onmiddellijk een medische evaluatie ondergaan met inbegrip van een broncho-alveolaire lavage,
indien van toepassing, om andere oorzaken uit te sluiten (bijvoorbeeld bacteriële infectie,
schimmelinfectie, parasieten, andere geneesmiddelen). Cubicin moet onmiddellijk gestopt worden en
een behandeling met systemische steroïden moet worden gestart indien dit aangewezen is.
Ernstige cutane bijwerkingen
Ernstige cutane bijwerkingen (SCAR's) waaronder een geneesmiddelenreactie met eosinofilie en
systemische symptomen (DRESS: drug reaction with eosinophilia and systemic symptoms) en
vesiculobulaire uitslag met of zonder betrokkenheid van het slijmvlies (Stevens-Johnsonsyndroom
(SJS) of toxische epidermale necrolyse (TEN)), die levensgevaarlijk of fataal zou kunnen zijn, zijn
gemeld met daptomycine (zie rubriek 4.8). Als het middel voorgeschreven wordt, moeten patiënten
geadviseerd worden over de tekenen en symptomen van ernstige huidreacties en dienen ze
nauwlettend te worden gecontroleerd. Als tekenen en symptomen die wijzen op deze reacties
verschijnen, moet Cubicin onmiddellijk worden stopgezet en moet een alternatieve behandeling
worden overwogen. Als de patiënt een ernstige cutane bijwerking heeft ontwikkeld tijdens gebruik
van daptomycine, mag de behandeling met daptomycine bij deze patiënt op geen enkel moment
opnieuw worden opgestart.
Tubulointerstitiële nefritis
Tubulointerstitiële nefritis (TIN) is gemeld tijdens post-marketingervaring met daptomycine.
Patiënten die koorts, huiduitslag, eosinofilie en/of nieuwe of verergerende nierfunctiestoornis
ontwikkelen terwijl zij Cubicin gebruiken, moeten medisch geëvalueerd worden. Als TIN wordt
vermoed, moet Cubicin onmiddellijk worden gestopt en moeten een passende therapie worden
ingesteld en/of maatregelen worden genomen.
Nierfunctiestoornis
Er is tijdens behandeling met Cubicin melding gemaakt van nierfunctiestoornissen. Een ernstige
nierfunctiestoornis kan op zichzelf ook vatbaar maken voor verhogingen van daptomycine-spiegels
die het risico van het krijgen van myopathie kunnen verhogen (zie hierboven).
Een aanpassing van het Cubicin-dosisinterval is nodig voor volwassen patiënten met een
creatinineklaring < 30 ml/min (zie rubrieken 4.2 en 5.2). De veiligheid en werkzaamheid van het
aanpassen van het doseringsinterval zijn niet beoordeeld in gecontroleerde klinische studies en de
aanbeveling is voornamelijk gebaseerd op farmacokinetische modelgegevens. Cubicin dient alleen te
worden gebruikt bij dergelijke patiënten wanneer het verwachte klinische voordeel groter wordt
geacht dan het mogelijke risico.
Voorzichtigheid is geboden bij toediening van Cubicin aan patiënten die reeds enige mate van een
nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 80 ml/min) hebben, voordat met de therapie met Cubicin
wordt begonnen. Regelmatige controle van de nierfunctie wordt aangeraden (zie rubriek 5.2).
Bovendien wordt regelmatige controle van de nierfunctie aangeraden tijdens gelijktijdige toediening
van potentieel nefrotoxische middelen, ongeacht de reeds bestaande nierfunctie van de patiënt (zie
Het doseringsregime voor Cubicin bij pediatrische patiënten met een nierfunctiestoornis is niet
vastgesteld.
Obesitas
Bij zwaarlijvige proefpersonen met een Body Mass Index (BMI) > 40 kg/m2 maar met een
creatinineklaring > 70 ml/min was de AUC0- voor daptomycine aanzienlijk hoger (gemiddeld 42 %
hoger) in vergelijking met niet-zwaarlijvige identieke controlepersonen. Er zijn beperkte gegevens
over de veiligheid en werkzaamheid van daptomycine bij zeer zwaarlijvige patiënten en derhalve
wordt voorzichtigheid aangeraden. Er is momenteel echter geen bewijs dat een dosisverlaging nodig is
(zie rubriek 5.2).
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Daptomycine ondergaat weinig tot geen cytochroom P450 (CYP450)-gemedieerd metabolisme. Het is
onwaarschijnlijk dat daptomycine het metabolisme van geneesmiddelen gemetaboliseerd door het
P450-systeem zal remmen of induceren.
Er zijn voor Cubicin interactiestudies uitgevoerd met aztreonam, tobramycine, warfarine en
probenecide. Daptomycine had geen effect op de farmacokinetiek van warfarine of probenecide en
deze geneesmiddelen wijzigden ook de farmacokinetiek van daptomycine niet. De farmacokinetiek
van daptomycine werd niet significant gewijzigd door aztreonam.
Hoewel kleine veranderingen in de farmacokinetiek van daptomycine en tobramycine werden
waargenomen bij gelijktijdige toediening via intraveneuze infusie gedurende 30 minuten en gebruik
makend van een dosis van 2 mg/kg Cubicin, waren de veranderingen niet statistisch significant. De
interactie tussen daptomycine en tobramycine met een goedgekeurde dosis van Cubicin is onbekend.
Voorzichtigheid is geboden wanneer Cubicin samen met tobramycine wordt toegediend.
De ervaring met de gelijktijdige toediening van Cubicin en warfarine is beperkt. Er zijn geen studies
uitgevoerd met Cubicin en andere anticoagulantia dan warfarine. De anticoagulerende activiteit bij
patiënten die Cubicin en warfarine krijgen, moet worden gecontroleerd gedurende de eerste dagen na
de start van de therapie met Cubicin.
Er is beperkte ervaring met betrekking tot gelijktijdige toediening van daptomycine met andere
geneesmiddelen die myopathie kunnen uitlokken (bijvoorbeeld HMG-CoA-reductaseremmers). Er
hebben zich echter enkele gevallen van aanzienlijke verhogingen van CK-spiegels en gevallen van
rabdomyolyse voorgedaan bij volwassen patiënten die een van deze geneesmiddelen gelijktijdig met
Cubicin gebruikten. Het wordt aangeraden om andere geneesmiddelen die gepaard gaan met
myopathie, indien mogelijk, tijdelijk stop te zetten tijdens behandeling met Cubicin, tenzij de
voordelen van gelijktijdige toediening opwegen tegen het risico. Indien gelijktijdige toediening niet
kan worden vermeden, dienen CK-spiegels vaker dan eenmaal per week te worden gemeten en dienen
patiënten nauwlettend te worden gecontroleerd op tekenen of symptomen die myopathie zouden
kunnen betekenen. Zie rubrieken 4.4, 4.8 en 5.3.
Daptomycine wordt voornamelijk geklaard middels nierfiltratie en derhalve kunnen plasmaspiegels
worden verhoogd tijdens gelijktijdige toediening met geneesmiddelen die nierfiltratie verminderen
(bijvoorbeeld NSAID's en COX-2-remmers). Bovendien bestaat de mogelijkheid dat zich een
farmacodynamische interactie voordoet tijdens gelijktijdige toediening vanwege additieve renale
effecten. Derhalve is voorzichtigheid geboden wanneer daptomycine gelijktijdig wordt toegediend
Tijdens postmarketingonderzoek is melding gemaakt van gevallen van interferentie tussen
daptomycine en bepaalde reagentia die worden gebruikt in sommige testen van
protrombinetijd/internationale genormaliseerde ratio (PT/INR). Deze interferentie resulteerde in een
valse verlenging van PT en verhoging van INR. Indien onverklaarbare afwijkingen van PT/INR
worden waargenomen bij patiënten die daptomycine krijgen toegediend, dient er rekening te worden
gehouden met een mogelijke in vitro wisselwerking met de laboratoriumtest. De mogelijkheid van
onjuiste resultaten kan tot een minimum worden beperkt door monsters voor PT- of INR-testen te
nemen dichtbij het moment van dal-plasmaconcentraties van daptomycine (zie rubriek 4.4).
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn voor daptomycine geen klinische gegevens voorhanden over gevallen van gebruik tijdens
zwangerschap. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke
effecten wat betreft zwangerschap, ontwikkeling van de foetus/het embryo, de bevalling of de
postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3).
Cubicin mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt, tenzij strikt noodzakelijk, dat wil zeggen
alleen als het verwachte voordeel opweegt tegen het mogelijke risico.
Borstvoeding
In een humane `single case' studie, werd Cubicin gedurende 28 dagen bij een dosering van
500 mg/dag, dagelijks intraveneus toegediend aan een moeder die borstvoeding gaf. Op dag 27
werden gedurende een periode van 24 uur monsters van de moedermelk genomen. De hoogste
gemeten daptomycineconcentratie in de moedermelk was 0,045 microg/ml, wat een lage concentratie
is. Daarom moet de borstvoeding worden gestaakt wanneer Cubicin wordt toegediend aan vrouwen
die borstvoeding geven, totdat er meer ervaring is opgedaan.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar voor daptomycine. De resultaten van dieronderzoek
duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft vruchtbaarheid (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen.
Op basis van gemelde bijwerkingen wordt verondersteld dat het onwaarschijnlijk is dat Cubicin een
effect heeft op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In klinische onderzoeken kregen 2011 volwassen personen Cubicin toegediend. Hiervan kregen
1221 personen een dagelijkse dosis van 4 mg/kg (1108 patiënten en 113 gezonde vrijwilligers);
460 personen (304 patiënten en 156 gezonde vrijwilligers) kregen een dagelijkse dosis van 6 mg/kg.
In onderzoeken met pediatrische patiënten kregen 372 patiënten Cubicin, waarvan er 61 een
enkelvoudige dosis kregen en 311 een behandelingsregime voor cSSTI of SAB kregen (dagelijkse
doses variërend van 4 mg/kg tot 12 mg/kg). Bijwerkingen (dat wil zeggen waarvan de onderzoeker het
mogelijk, waarschijnlijk of zeker achtte dat deze samenhingen met het geneesmiddel) werden gemeld
met gelijke frequenties voor Cubicin en vergelijkende regimes.
De meest frequent gemelde bijwerkingen (frequentie vaak ( 1/100, < 1/10)) zijn: schimmelinfecties,
urineweginfectie, candida-infectie, anemie, angst, slapeloosheid, duizeligheid, hoofdpijn, hypertensie,
Minder vaak gemelde, maar ernstigere bijwerkingen omvatten overgevoeligheidsreacties, eosinofiele
pneumonie (in enkele gevallen voorkomend als organiserende pneumonie), geneesmiddelenreactie
met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), angio-oedeem en rabdomyolyse.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen werden gemeld tijdens therapie en tijdens follow-up met een frequentie die
overeenkomt met zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, < 1/10); soms ( 1/1000, < 1/100); zelden
( 1/10.000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald):
Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Tabel 1
Bijwerkingen uit klinische studies en postmarketingmeldingen
Systeem/orgaanklasse
Frequentie
Bijwerkingen
Infecties en parasitaire
Vaak:
Schimmelinfecties, urineweginfectie, candida-
aandoeningen
infectie
Soms:
Fungaemie
Niet
Clostridioides difficile-geassocieerde diarree**
bekend*:
Bloed- en
Vaak:
Anemie
lymfestelselaandoeningen
Soms:
Trombocytemie, eosinofilie, verhoogde
internationale genormaliseerde ratio (INR),
leukocytose
Zelden:
Verlengde protrombinetijd (PT)
Niet
Trombocytopenie
bekend*:
Immuunsysteemaandoeningen
Niet
Hypersensitiviteit**, gemanifesteerd door
bekend*:
geïsoleerde spontane meldingen waaronder, maar
niet beperkt tot angio-oedeem, pulmonale
eosinofilie, gevoel van orofaryngeale zwelling,
anafylaxie**, infusiereacties met de volgende
symptomen: tachycardie, piepende ademhaling,
pyrexie, rillingen, opvliegers, vertigo, syncope en
metaalsmaak
Voedings- en
Soms:
Verminderde eetlust, hyperglykemie, verstoorde
stofwisselingsstoornissen
elektrolytenbalans
Psychische stoornissen
Vaak:
Angst, slapeloosheid
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak:
Duizeligheid, hoofdpijn
Soms:
Paresthesie, smaakstoornis, tremor, oogirritatie
Niet
Perifere neuropathie**
bekend*:
Evenwichtsorgaan- en
Soms:
Vertigo
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Soms:
Supraventriculaire tachycardie, extrasystole
Bloedvataandoeningen
Vaak:
Hypertensie, hypotensie
Soms:
Opvliegers
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
Niet
Eosinofiele pneumonie1**, hoest
en mediastinumaandoeningen
bekend*:
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak:
Gastro-intestinale pijn en buikpijn, nausea, braken,
Frequentie
Bijwerkingen
obstipatie, diarree, flatulentie, opgeblazen en opgezet
gevoel
Soms:
Dyspepsie, glossitis
Lever- en galaandoeningen
Vaak:
Abnormale leverfunctietesten2 (verhoogd
alanineaminotransferase (ALAT),
aspartaataminotransferase (ASAT) of
alkalinefosfatase (AF))
Zelden:
Geelzucht
Huid- en
Vaak:
Rash, pruritus
onderhuidaandoeningen
Soms:
Urticaria
Niet
Acuut gegeneraliseerd pustuleus exantheem (AGEP),
bekend*:
geneesmiddelenreactie met eosinofilie en
systemische symptomen (DRESS)**,
vesiculobulleuze rash met of zonder betrokkenheid
van het slijmvlies (SJS of TEN)**
Skeletspierstelsel- en
Vaak:
Pijn aan de ledematen, verhoogd
bindweefselaandoeningen
serumcreatinekinase (CK)2
Soms:
Myositis, verhoogd myoglobine, spierzwakte,
spierpijn, artralgie, verhoogd
serumlactaatdehydrogenase (LDH), spierkrampen
Niet
Rabdomyolyse3 **
bekend*:
Nier- en urinewegaandoeningen Soms:
Nierfunctiestoornis, waaronder nierfalen en
nierinsufficiëntie, verhoogd serumcreatinine
Niet
Tubulo-interstitiële nefritis (TIN)**
bekend*:
Voortplantingsstelsel- en
Soms:
Vaginitis
borstaandoeningen
Algemene aandoeningen en
Vaak:
Reacties op de plaats van infusie, pyrexie, asthenie
toedieningsplaatsstoornissen
Soms:
Vermoeidheid, pijn
*
Gebaseerd op postmarketingmeldingen. Omdat deze bijwerkingen vrijwillig gemeld zijn en
afkomstig zijn van een populatie van onbekende grootte, is het niet mogelijk om een
betrouwbare schatting te maken van de frequentie, die daarom geclassificeerd wordt als `niet
bekend'.
**
Zie rubriek 4.4.
1
Hoewel de exacte incidentie van eosinofiele pneumonie geassocieerd met daptomycine niet
bekend is, is tot op heden het aantal spontane meldingen erg laag (< 1/10.000).
2
In sommige gevallen van myopathie met verhoogde CK en spiersymptomen, vertoonden de
patiënten ook verhoogde transaminasen. Deze verhogingen van transaminasen waren
waarschijnlijk gerelateerd aan de effecten op de skeletspieren. De meeste
transaminaseverhogingen hadden een toxiciteit van Graad 1-3 en verdwenen bij het stoppen van
de behandeling.
3
Wanneer klinische informatie over de patiënten beschikbaar was om een uitspraak te kunnen
doen, deed ongeveer 50 % van de gevallen zich voor bij patiënten met een reeds bestaande
nierfunctiestoornis of bij patiënten die gelijktijdig geneesmiddelen kregen waarvan bekend is
dat deze rabdomyolyse veroorzaken.
De gegevens over veiligheid van de toediening van daptomycine via een 2 minuten durende
intraveneuze injectie zijn afkomstig van twee farmacokinetische studies bij gezonde volwassen
vrijwilligers. Op basis van deze onderzoeksresultaten hadden beide methoden voor het toedienen van
daptomycine, de 2 minuten durende intraveneuze injectie en de 30 minuten durende intraveneuze
infusie, een vergelijkbaar veiligheids- en verdraagbaarheidsprofiel. Er was geen relevant verschil in
lokale verdraagbaarheid of in de aard en frequentie van bijwerkingen.
4.9 Overdosering
Bij overdosering wordt ondersteunende zorg aangeraden. Daptomycine wordt langzaam uit het
lichaam geklaard door hemodialyse (ca. 15 % van de toegediende dosis wordt verwijderd gedurende
4 uur) of door peritoneale dialyse (ca. 11 % van de toegediende dosis wordt verwijderd gedurende
48 uur).
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antibacteriële middelen voor systemisch gebruik, Andere
antibacteriële middelen, ATC-code: J01XX09
Werkingsmechanisme
Daptomycine is een natuurlijk cyclisch lipopeptide product dat alleen werkzaam is tegen Gram-
positieve bacteriën.
Het werkingsmechanisme omvat binding (in de aanwezigheid van calciumionen) aan
bacteriemembranen van cellen in zowel de groei- als stationaire fase waardoor depolarisatie ontstaat,
wat leidt tot een snelle remming van proteïne-, DNA- en RNA-synthese. Dit resulteert in de dood van
de bacteriecel met een verwaarloosbare cellysis.
PK-/PD-relatie
Daptomycine vertoont in vitro en in in vivo diermodellen een snelle, concentratie-afhankelijke
bacteriedodende werking tegen Gram-positieve organismen. Bij diermodellen correleren AUC/MIC
en Cmax/MIC met werkzaamheid en voorspelde bacteriedood in vivo bij enkelvoudige doses
overeenkomend met menselijke volwassen doses van 4 mg/kg en 6 mg/kg eenmaal daags.
Resistentiemechanismen
Stammen met verminderde gevoeligheid voor daptomycine zijn gemeld, vooral tijdens de behandeling
van patiënten met moeilijk te behandelen infecties en/of na toediening gedurende langere periodes. Er
zijn voornamelijk gevallen van behandelingsfalen gemeld bij patiënten die geïnfecteerd waren met
Staphylococcus aureus, Enterococcus faecalis of Enterococcus faecium, waaronder patiënten met
bacteriëmie. Deze gevallen van behandelingsfalen werden geassocieerd met de selectie van
organismen met verminderde gevoeligheid voor of manifeste resistentie tegen daptomycine tijdens de
therapie.
Het/de resistentiemechanisme(n) voor daptomycine is/zijn nog niet volledig begrepen.
Breekpunten
Het MIC-breekpunt (breekpunt voor minimale remmende concentratie) dat door EUCAST (European
Committee on Antimicrobial Susceptibility Testing) is vastgesteld voor stafylokokken en
streptokokken (behalve S. Pneumoniae) is Gevoelig 1 mg/l en Resistent > 1 mg/l.
Gevoeligheid
De prevalentie van resistentie kan voor geselecteerde soorten per gebied en periode variëren en lokale
informatie over resistentie is wenselijk, met name bij de behandeling van ernstige infecties. Er dient
indien nodig deskundig advies te worden ingewonnen, wanneer de lokale prevalentie van resistentie
Gewoonlijk gevoelige soorten
Staphylococcus aureus *
Staphylococcus haemolyticus
Coagulase-negatieve stafylokokken
Streptococcus agalactiae*
Streptococcus dysgalactiae subsoort equisimilis*
Streptococcus pyogenes*
Streptokokken groep G
Clostridium perfringens
Peptostreptococcus spp
Inherent resistente organismen
Gram-negatieve organismen
* geeft soorten aan waarvan wordt geacht dat werking hiertegen bevredigend is aangetoond in
klinische onderzoeken.
Klinische werkzaamheid bij volwassenen
In twee klinische onderzoeken met volwassenen voor gecompliceerde infecties van huid en weke
delen voldeed 36 % van de patiënten die werden behandeld met Cubicin, aan de criteria voor SIRS
(Systemic Inflammatory Response Syndrome systemische ontstekingsreactie). Het meest
voorkomende infectietype dat werd behandeld, was wondinfectie (38 % van patiënten), terwijl 21 %
grote abcessen had. Met deze beperkingen van de behandelde patiëntenpopulatie dient rekening te
worden gehouden, wanneer men besluit om Cubicin te gebruiken.
In een gerandomiseerd, gecontroleerd open-labelonderzoek bij 235 volwassen patiënten met
Staphylococcus aureus bacteriëmie (nl. ten minste één positieve bloedcultuur van Staphylococcus
aureus vóór toediening van de eerste dosis) voldeden 19 van de 120 patiënten die behandeld werden
met Cubicin, aan de criteria van RIE. Van deze 19 patiënten waren er 11 geïnfecteerd met meticilline-
gevoelige en 8 met meticilline-resistente Staphylococcus aureus. De resultaten bij RIE-patiënten zijn
in de onderstaande tabel weergegeven.
Verschillen in
Populatie
Daptomycine
Comparator
resultaat
n/N (%)
n/N (%)
Percentage
(95 % BI)
ITT-populatie (intention to treat)
RIE
8/19 (42,1 %)
7/16 (43,8 %)
-1,6 % (-34,6; 31,3)
PP-populatie (per protocol)
RIE
6/12 (50,0 %)
4/8 (50,0 %)
0,0 % (-44,7; 44,7)
Behandelingsfalen als gevolg van aanhoudende of terugkerende Staphylococcus aureus infecties is
waargenomen bij 19/120 (15,8 %) met Cubicin behandelde patiënten, bij 9/53 (16,7 %) met
vancomycine behandelde patiënten en bij 2/62 (3,2 %) patiënten behandeld met een anti-
stafylokokken semisynthetische penicilline. Onder de patiënten bij wie de behandeling faalde, waren
er zes met Cubicin behandelde patiënten en één met vancomycine behandelde patiënt die geïnfecteerd
waren met Staphylococcus aureus dat stijgende MIC's van daptomycine ontwikkelde tijdens of na de
therapie (zie `Resistentiemechanismen' hierboven). De meeste patiënten bij wie de behandeling faalde
als gevolg van aanhoudende of terugkerende Staphylococcus aureus infectie, vertoonden diepzittende
infectie en ondergingen niet de noodzakelijke chirurgische ingreep.
Klinische werkzaamheid bij pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van daptomycine zijn beoordeeld bij pediatrische patiënten in de
leeftijd van 1 tot en met 17 jaar (onderzoek DAP-PEDS-07-03) met door Gram-positieve pathogenen
·
Leeftijdsgroep 1 (n=113): 12 tot en met 17 jaar, behandeld met daptomycine met een dosis van
5 mg/kg of standaardbehandeling (SOC, standard-of-care) comparator;
·
Leeftijdsgroep 2 (n=113): 7 tot en met 11 jaar, behandeld met daptomycine met een dosis van
7 mg/kg of SOC;
·
Leeftijdsgroep 3 (n=125): 2 tot en met 6 jaar, behandeld met daptomycine met een dosis van
9 mg/kg of SOC;
·
Leeftijdsgroep 4 (n=45): 1 tot < 2 jaar, behandeld met daptomycine met een dosis van 10 mg/kg
of SOC.
Het primaire doel van onderzoek DAP-PEDS-07-03 was het beoordelen van de veiligheid van de
behandeling. Een van de secundaire doelen was het beoordelen van de werkzaamheid van de
leeftijdsafhankelijke doses intraveneus daptomycine in vergelijking met standaardbehandeling. Het
belangrijkste eindpunt voor de werkzaamheid was het door de sponsor gedefinieerde klinische
resultaat bij een test-of-cure (TOC), dat werd blind bepaald door een medische onderzoeksleider. In
totaal werden 389 personen in het onderzoek behandeld, van wie er 256 daptomycine en
133 standaardbehandeling kregen. In alle populaties waren de klinische succespercentages in de
behandelingsgroep met daptomycine en in de groep met SOC vergelijkbaar, wat de primaire
werkzaamheidsanalyse in de ITT-populatie ondersteunt.
Samenvatting van de door de sponsor gedefinieerde klinische uitkomsten bij TOC:
Klinisch succes bij pediatrische cSSTI
Daptomycine
Comparator
n/N (%)
n/N (%)
% verschil
Intent-to-treat (ITT)
227/257 (88,3 %)
114/132 (86,4 %)
2,0
Modified ITT (MITT)
186/210 (88,6 %)
92/105 (87,6 %)
0,9
Klinisch evalueerbaar
204/207 (98,6 %)
99/99 (100 %)
-1,5
Microbiologisch evalueerbaar (ME)
164/167 (98,2 %)
78/78 (100 %)
-1,8
Het totale therapeutische responspercentage was ook vergelijkbaar voor de behandelingsgroepen met
daptomycine en met SOC voor infecties die waren veroorzaakt door MRSA, MSSA en Streptococcus
pyogenes (zie de tabel hieronder; ME-populatie); voor beide behandelingsgroepen waren de
responspercentages voor al deze veelvoorkomende pathogenen > 94 %.
Samenvatting van de totale therapeutische respons per soort pathogeen bij aanvang (ME-populatie):
Totaal succespercentagea
bij
pediatrische cSSTI
Pathogeen
n/N (%)
Daptomycine
Comparator
Methicilline-gevoelige Staphylococcus aureus
68/69 (99 %)
28/29 (97 %)
(MSSA)
Methicilline-resistente Staphylococcus aureus
63/66 (96 %)
34/34 (100 %)
(MRSA)
Streptococcus pyogenes
17/18 (94 %)
5/5 (100 %)
a Personen die klinisch succes bereikten (klinische respons `Cure' of `Improved') en ook
microbiologisch succes (respons op pathogeenniveau `Eradicatie' of `Vermoedelijke eradicatie') zijn
geclassificeerd als totaal therapeutisch succes.
De veiligheid en werkzaamheid van daptomycine zijn beoordeeld bij pediatrische patiënten van 1 tot
·
Leeftijdsgroep 1 (n=21): 12 tot en met 17 jaar, behandeld met daptomycine in een dosis van
7 mg/kg of SOC comparator;
·
Leeftijdsgroep 2 (n=28): 7 tot en met 11 jaar, behandeld met daptomycine in een dosis van
9 mg/kg of SOC;
·
Leeftijdsgroep 3 (n=32): 1 tot en met 6 jaar, behandeld met daptomycine in een dosis van
12 mg/kg of SOC;
Het primaire doel van onderzoek DAP-PEDBAC-11-02 was het beoordelen van de veiligheid van
intraveneuze daptomycine in vergelijking met SOC antibiotica. De secundaire doelen waren: klinische
uitkomsten gebaseerd op de geblindeerde beoordeling van de klinische respons (succes [`Cure',
`Improved'], behandelingsfalen, of niet evalueerbaar) door de beoordelaar bij het TOC-bezoek; en
microbiologische respons (succes, behandelingsfalen, of niet evalueerbaar) gebaseerd op de evaluatie
bij TOC van het bij aanvang infecterende pathogeen.
In het onderzoek werden in totaal 81 proefpersonen behandeld, waarvan 55 proefpersonen
daptomycine kregen en 26 proefpersonen de standaardbehandeling. Aan het onderzoek deden geen
patiënten van 1 tot< 2 jaar mee. In alle populaties waren de klinische succespercentages in de
behandelingsgroep met daptomycine en in de behandelingsgroep met SOC vergelijkbaar.
Samenvatting van de door de beoordelaar blind gedefinieerde klinische uitkomsten bij TOC:
Klinisch succes bij pediatrische SAB
Daptomycine
Comparator
n/N (%)
n/N (%)
% verschil
Modified intent-to-treat (MITT)
46/52 (88,5 %)
19/24 (79,2 %)
9,3 %
Microbiologische modified
intent-to-treat (mMITT)
45/51 (88,2 %)
17/22 (77,3 %)
11,0 %
Klinisch evalueerbaar (KE)
36/40 (90,0 %)
9/12 (75,0 %)
15,0 %
De microbiologische uitkomsten bij TOC voor de behandelingsgroep met daptomycine en de
behandelingsgroep met SOC voor infecties die waren veroorzaakt door MRSA en MSSA worden
weergegeven in de onderstaande tabel (mMITT-populatie).
Microbiologisch succespercentage bij
pediatrische SAB
Pathogeen
n/N (%)
Daptomycine
Comparator
Methicilline-gevoelige Staphylococcus aureus (MSSA)
43/44 (97,7 %)
19/19 (100,0 %)
Methicilline-resistente Staphylococcus aureus
6/7 (85,7 %)
3/3 (100,0 %)
(MRSA)
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van daptomycine is over het algemeen lineair en tijdsonafhankelijk bij doses van
4 tot 12 mg/kg toegediend als één enkele dagelijkse dosis via een 30 minuten durende intraveneuze
infusie gedurende maximaal 14 dagen bij gezonde volwassen vrijwilligers. Steady-stateconcentraties
worden bereikt bij de derde dagelijkse dosis.
Daptomycine toegediend als een 2 minuten durende intraveneuze injectie, vertoonde eveneens een
Experimentele onderzoeken bij dieren toonden aan dat daptomycine niet in significante mate wordt
geabsorbeerd na orale toediening.
Distributie
Het verdelingsvolume bij `steady state' van daptomycine was ongeveer 0,1 l/kg bij gezonde
volwassenen, en was onafhankelijk van de dosis. Onderzoeken naar weefselverdeling bij ratten
toonden aan dat daptomycine na eenmalige en meerdere doses slechts minimaal de bloed-
hersenbarrière en de placentale barrière lijkt te penetreren.
Daptomycine wordt op een concentratie-onafhankelijke manier reversibel gebonden aan humane
plasma-eiwitten. Bij gezonde volwassen vrijwilligers en volwassen patiënten die werden behandeld
met daptomycine bedroeg de eiwitbinding gemiddeld ca. 90 %, waaronder personen met een
nierfunctiestoornis.
Biotransformatie
In in vitro studies werd daptomycine niet gemetaboliseerd door menselijke levermicrosomen. In vitro
studies met humane hepatocyten wijzen erop dat daptomycine de activiteiten van de volgende humane
cytochroom P450-isoformen niet remt of induceert: 1A2, 2A6, 2C9, 2C19, 2D6, 2E1 en 3A4. Het is
onwaarschijnlijk dat daptomycine het metabolisme van geneesmiddelen gemetaboliseerd door het
P450-systeem remt of induceert.
Na infusie van 14C-daptomycine bij gezonde volwassenen was de radioactiviteit van het plasma
vergelijkbaar met de concentratie bepaald op basis van een microbiologische test. Inactieve
metabolieten werden gedetecteerd in de urine zoals was bepaald door het verschil in totale
radioactieve concentraties en microbiologisch actieve concentraties. In een afzonderlijke studie
werden geen metabolieten waargenomen in het plasma en slechts kleine hoeveelheden van drie
oxidatieve metabolieten en één ongeïdentificeerde verbinding werden gedetecteerd in de urine. De
plaats van metabolisering werd niet geïdentificeerd.
Eliminatie
Daptomycine wordt voornamelijk uitgescheiden door de nieren. Gelijktijdige toediening van
probenecide en daptomycine heeft geen effect op de farmacokinetiek van daptomycine bij mensen,
wat erop duidt dat er weinig tot geen actieve tubulaire secretie van daptomycine plaatsvindt.
Na intraveneuze toediening is de plasmaklaring van daptomycine ongeveer 7 tot 9 ml/uur/kg en is de
nierklaring ervan 4 tot 7 ml/uur/kg.
In een groot balansonderzoek met radioactiefgelabeld materiaal werd op basis van totale
radioactiviteit 78 % van de toegediende dosis aangetroffen in de urine, terwijl ongeveer 50 % van de
dosis als ongewijzigde daptomycine in de urine werd aangetroffen. Ongeveer 5 % van het toegediende
radioactieve label werd uitgescheiden in de feces.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
Na toediening van een eenmalige intraveneuze dosis van 4 mg/kg Cubicin gedurende 30 minuten, was
de gemiddelde totale klaring van daptomycine ongeveer 35 % lager en de gemiddelde AUC0-
ongeveer 58 % hoger bij oudere personen ( 75 jaar) in vergelijking met de waarden bij gezonde,
jonge personen (18 tot 30 jaar). Er waren geen verschillen in Cmax. De waargenomen verschillen zijn
hoogst waarschijnlijk te wijten aan de normale vermindering van de nierfunctie, waargenomen in de
geriatrische populatie.
Kinderen en adolescenten (1 tot en met 17 jaar)
De farmacokinetiek van daptomycine bij pediatrische patiënten werd geëvalueerd in
3 farmacokinetische studies met enkele doses. Na een enkele dosis van 4 mg/kg Cubicin was de totale,
naar gewicht genormaliseerde klaring en de eliminatiehalfwaardetijd van daptomycine bij
adolescenten (12-17 jaar) met Gram-positieve infectie vergelijkbaar met deze bij volwassenen. Na een
enkele dosis van 4 mg/kg Cubicin was de totale klaring van daptomycine bij kinderen van 7-11 jaar
met Gram-positieve infectie hoger dan bij adolescenten, en was de eliminatiehalfwaardetijd korter. Na
een enkele dosis van 4, 8 of 10 mg/kg Cubicin waren de totale klaring en de eliminatiehalfwaardetijd
van daptomycine bij kinderen van 2-6 jaar bij verschillende doses vergelijkbaar; de totale klaring was
hoger en de eliminatiehalfwaardetijd was korter dan bij adolescenten. Na een enkele dosis van
6 mg/kg Cubicin waren de klaring en de eliminatiehalfwaardetijd van daptomycine bij kinderen van
13-24 maanden vergelijkbaar met deze bij kinderen van 2-6 jaar die een enkele dosis van 4-10 mg/kg
kregen. De resultaten van deze studies tonen aan dat de blootstelling (AUC) bij pediatrische patiënten
bij alle doses over het algemeen lager is dan de blootstelling bij volwassenen bij vergelijkbare doses.
Pediatrische patiënten met cSSTI
Een fase 4-studie (DAP-PEDS-07-03) werd uitgevoerd om de veiligheid, werkzaamheid en
farmacokinetiek van daptomycine te beoordelen bij pediatrische patiënten (1 tot en met 17 jaar) met
cSSTI veroorzaakt door Gram-positieve pathogenen. De farmacokinetiek van daptomycine bij
patiënten in deze studie wordt samengevat in tabel 2. Na toediening van meerdere doses was de
blootstelling aan daptomycine gelijkwaardig in de verschillende leeftijdsgroepen na dosisaanpassing
op basis van lichaamsgewicht en leeftijd. De plasmawaarden die werden bereikt met deze doses
kwamen overeen met de plasmawaarden die werden bereikt in de studie met volwassenen met cSSTI
(na eenmaal daags 4 mg/kg bij volwassenen).
Tabel 2
Gemiddelde (standaarddeviatie) farmacokinetiek van daptomycine bij pediatrische
patiënten met cSSTI (1 tot en met 17 jaar) in studie DAP-PEDS-07-03
1 tot < 2 jaar
Leeftijdsgroep
12-17 jaar (N=6)
7-11 jaar (N=2)a
2-6 jaar (N=7)
(N=30)b
Dosis
5 mg/kg
7 mg/kg
9 mg/kg
10 mg/kg
Infusietijd
30 minuten
30 minuten
60 minuten
60 minuten
AUC0-24u
387 (81)
438
439 (102)
466
(g×u/ml)
Cmax (g/ml)
62,4 (10,4)
64,9, 74,4
81,9 (21,6)
79,2
Schijnbare t1/2 (u)
5,3 (1,6)
4,6
3,8 (0,3)
5,04
CL/wt (ml/u/kg)
13,3 (2,9)
16,0
21,4 (5,0)
21,5
Waarden voor farmacokinetische parameters geschat met behulp van niet-compartimentele analyse
aIndividuele waarden gerapporteerd aangezien slechts twee patiënten in deze leeftijdsgroep farmacokinetische monsters voor
farmacokinetische analyse afstonden; AUC, schijnbare t1/2 en CL/wt (klaring/gewicht) konden slechts voor een van de
twee patiënten worden bepaald
bFarmacokinetische analyse uitgevoerd op het gepoolde farmacokinetische profiel met gemiddelde concentraties bij
proefpersonen op elk tijdpunt
Pediatrische patiënten met SAB
Een fase 4-studie (DAP-PEDBAC-11-02) werd uitgevoerd om de veiligheid, werkzaamheid en
farmacokinetiek van daptomycine te beoordelen bij pediatrische patiënten (1 tot en met 17 jaar) met
SAB. De farmacokinetiek van daptomycine bij patiënten in deze studie wordt samengevat in tabel 3.
Na toediening van meerdere doses was de blootstelling aan daptomycine gelijkwaardig in de
verschillende leeftijdsgroepen na dosisaanpassing op basis van lichaamsgewicht en leeftijd. De
plasmawaarden die werden bereikt met deze doses kwamen overeen met de plasmawaarden die
Tabel 3
Gemiddelde (standaarddeviatie) farmacokinetiek van daptomycine bij pediatrische
patiënten met SAB (1 tot en met 17 jaar) in studie DAP-PEDBAC-11-02
Leeftijdsgroep
12-17 jaar (N=13)
7-11 jaar (N=19)
1 tot 6 jaar (N=19)*
Dosis
7 mg/kg
9 mg/kg
12 mg/kg
Infusietijd
30 minuten
30 minuten
60 minuten
AUC0-24u
656 (334)
579 (116)
620 (109)
(g×u/ml)
Cmax (g/ml)
104 (35,5)
104 (14,5)
106 (12,8)
Schijnbare t1/2 (u)
7,5 (2,3)
6,0 (0,8)
5,1 (0,6)
CL/wt (ml/u/kg)
12,4 (3,9)
15,9 (2,8)
19,9 (3,4)
Waarden van farmacokinetische parameters geschat met behulp van een modelgebaseerde benadering met spaarzaam
afgenomen monsters voor farmacokinetisch onderzoek van individuele patiënten in de studie
*Gemiddelde (standaarddeviatie) is berekend voor patiënten van 2 tot 6 jaar, omdat aan het onderzoek geen patiënten van
1 tot < 2 jaar meededen. Simulatie met gebruik van een populatie-farmacokinetisch model toonde aan dat de AUCss
(oppervlakte onder de concentratie-tijdcurve bij steady state) van daptomycine bij pediatrische patiënten van 1 tot < 2 jaar die
eenmaal daags 12 mg/kg ontvingen, vergelijkbaar zou zijn met de AUCss bij volwassen patiënten die eenmaal daags 6 mg/kg
kregen.
Zwaarlijvigheid
Ten opzichte van niet-zwaarlijvige personen was de door AUC gemeten systemische blootstelling van
daptomycine ongeveer 28 % hoger bij matig zwaarlijvige proefpersonen (BMI-index van
25-40 kg/m2) en 42 % hoger bij extreem zwaarlijvige proefpersonen (BMI-index van > 40 kg/m2). Een
dosisaanpassing wordt echter niet nodig geacht alleen op basis van zwaarlijvigheid.
Geslacht
Er zijn geen klinisch significante geslachtsgerelateerde verschillen in de farmacokinetiek van
daptomycine waargenomen.
Ras
Er zijn geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van daptomycine waargenomen bij
negroide of Japanse proefpersonen in vergelijking met blanke proefpersonen.
Nierfunctiestoornis
Na toediening van één enkele intraveneuze dosis van 4 mg/kg of 6 mg/kg daptomycine gedurende
30 minuten aan volwassen personen met verschillende gradaties van een nierfunctiestoornis,
verminderde de totale klaring (CL) van daptomycine en verhoogde de systemische blootstelling
(AUC) aangezien de nierfunctie (creatinineklaring) daalde.
Gebaseerd op farmacokinetische gegevens en modelgegevens, was de AUC van daptomycine
gedurende de eerste dag na toediening van een dosis van 6 mg/kg aan volwassen patiënten die HD of
CAPD kregen, 2 keer hoger dan die geobserveerd bij volwassen patiënten met een normale nierfunctie
die dezelfde dosis kregen. Op de tweede dag na toediening van een dosis van 6 mg/kg aan volwassen
HD- en CAPD-patiënten was de AUC van daptomycine ongeveer 1,3 keer hoger dan die geobserveerd
bij volwassen patiënten met een normale nierfunctie na een tweede dosis van 6 mg/kg. Op basis
hiervan wordt aanbevolen dat volwassen patiënten die HD of CAPD krijgen, iedere 48 uur
daptomycine krijgen met de dosis die is aanbevolen voor het type infectie dat behandeld wordt (zie
rubriek 4.2).
Het doseringsregime voor Cubicin bij pediatrische patiënten met een nierfunctiestoornis is niet
vastgesteld.
Leverfunctiestoornis
De farmacokinetiek van daptomycine veranderde na één enkele dosis van 4 mg/kg niet bij personen
met een matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B van leverinsufficiëntie) in vergelijking met
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toediening van daptomycine werd geassocieerd met minimale tot milde degeneratieve/regeneratieve
veranderingen in skeletspieren bij ratten en honden. Microscopische veranderingen in skeletspieren
waren minimaal (ongeveer 0,05 % van de myofibrillen was aangetast) en bij de hogere doses gingen
ze gepaard met stijgingen van de CK. Er werd geen fibrose of rabdomyolyse waargenomen.
Afhankelijk van de studieduur waren alle effecten op de spieren, inclusief microscopische
veranderingen, volledig omkeerbaar binnen een periode van 1-3 maanden na de beëindiging van de
behandeling. Er werden geen functionele of pathologische veranderingen in de gladde spier of de
hartspier waargenomen.
De `Lowest Observable Effect Level' (LOEL) voor myopathie bij ratten en honden trad op bij
blootstellingsniveaus van het 0,8 tot 2,3-voudige van de therapeutische niveaus bij de mens bij
6 mg/kg (30 minuten durende intraveneuze infusie) voor patiënten met een normale nierfunctie.
Aangezien de farmacokinetiek (zie rubriek 5.2) vergelijkbaar is, zijn ook de veiligheidsmarges voor
beide methoden van toediening zeer vergelijkbaar.
Een onderzoek bij honden toonde aan dat skeletale myopathie verminderd was bij eenmaaldaagse
toediening in vergelijking met gefractioneerde dosering met dezelfde totale dagelijkse dosis, wat laat
vermoeden dat myopathische effecten bij dieren voornamelijk gerelateerd waren aan de tijd tussen de
doses.
Effecten op perifere zenuwen werden waargenomen bij hogere doses dan de doses die gepaard gingen
met effecten op de skeletspieren bij volwassen ratten en honden; deze effecten hingen primair samen
met plasma Cmax. Veranderingen in de perifere zenuwen werden gekenmerkt door minimale tot
geringe axonale degeneratie en gingen vaak gepaard met functionele veranderingen. Omkering van
zowel de microscopische als functionele effecten was voltooid binnen 6 maanden na de laatste dosis.
Veiligheidsmarges voor effecten op het perifere zenuwstelsel bij ratten en honden zijn respectievelijk
8- en 6-voudig, gebaseerd op de vergelijking tussen Cmax-waarden bij een `No Observed Effect Level'
(NOEL) en de Cmax die werd bereikt bij een dosering via een 30 minuten durende intraveneuze infusie
van 6 mg/kg eenmaal per dag bij patiënten met een normale nierfunctie.
Bevindingen uit in vitro en sommige in vivo studies die opgezet waren om het mechanisme van
daptomycinemyotoxiciteit te onderzoeken, wijzen erop dat het plasmamembraan van gedifferentieerde
spontaan samentrekkende skeletspiercellen het doelwit is van de toxiciteit. De specifieke component
van het celoppervlak die het rechtstreekse doelwit is, werd niet geïdentificeerd. Er werd eveneens
verlies/schade van mitochondria waargenomen, hoewel de rol en de betekenis van deze waarneming
in de totale pathologie niet bekend zijn. Deze waarneming werd niet geassocieerd met een effect op de
spiersamentrekking.
In tegenstelling tot volwassen honden bleken jonge honden gevoeliger te zijn voor lesies van de
perifere zenuwen in vergelijking met skeletmyopathie. Jonge honden ontwikkelden lesies van de
perifere en spinale zenuwen bij doses die lager waren dan de doses die gepaard gingen met
skeletspiertoxiciteit.
Bij pasgeboren honden veroorzaakte daptomycine duidelijke klinische tekenen van
spiersamentrekkingen, spierstijfheid in de poten en een verstoord gebruik van de poten, wat
resulteerde in een verlaagd lichaamsgewicht en verminderde algemene lichamelijke conditie bij doses
50 mg/kg/dag waardoor voortijdig stoppen van de behandeling noodzakelijk was in deze
dosisgroepen. Bij lagere doses (25 mg/kg/dag) werden lichte en omkeerbare klinische tekenen van
spiersamentrekkingen en een voorval van spierstijfheid waargenomen zonder enig effect op het
Onderzoeken met betrekking tot reproductietoxiciteit lieten geen aanwijzingen zien voor effecten op
fertiliteit, ontwikkeling van het embryo/de foetus of postnatale ontwikkeling. Daptomycine kan echter
de placenta passeren bij zwangere ratten (zie rubriek 5.2). Uitscheiding van daptomycine in de melk
van zogende dieren is niet onderzocht.
Langdurige carcinogeniteitsonderzoeken bij knaagdieren werden niet uitgevoerd. Daptomycine was
niet mutageen of clastogeen in een reeks in vivo en in vitro onderzoeken naar genotoxiciteit.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Natriumhydroxide
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Cubicin is noch fysisch noch chemisch compatibel met oplossingen die glucose bevatten. Dit
geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
Na reconstitueren: een fysisch-chemische stabiliteit van de oplossing in de injectieflacon van 12 uur
op 25 °C en maximaal 48 uur bij 2 °C 8 °C is aangetoond. De verdunde oplossing in infuuszakken is
fysisch-chemisch stabiel gedurende 12 uur bij 25 °C of 24 uur bij 2 °C 8 °C.
Voor de 30 minuten durende intraveneuze infusie mag de gecombineerde bewaartijd
(gereconstitueerde oplossing in de injectieflacon en verdunde oplossing in de infuuszak; zie
rubriek 6.6) bij 25 °C niet langer zijn dan 12 uur (of 24 uur bij 2 °C 8 °C).
Voor de 2 minuten durende intraveneuze injectie mag de bewaartijd van de gereconstitueerde
oplossing in de injectieflacon (zie rubriek 6.6) bij 25 °C niet langer zijn dan 12 uur (of 48 uur bij
2 °C 8 °C).
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product echter onmiddellijk te worden gebruikt. Dit product
bevat geen conserveermiddelen of bacteriostatische middelen. Indien het product niet meteen wordt
gebruikt, vallen de bewaartijden voor het bereide product onder de verantwoordelijkheid van de
gebruiker en mogen normaliter niet langer zijn dan 24 uur bij 2 °C 8 °C, tenzij
reconstitueren/verdunnen heeft plaatsgevonden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C 8 °C).
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en na reconstitutie en verdunning, zie
rubriek 6.3.
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
10 ml injectieflacons voor eenmalig gebruik, gemaakt van glas van type I, met rubber stoppen van
type I en aluminium sluitingen met gele kunststof flip-off-dopjes.
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
10 ml injectieflacons voor eenmalig gebruik, gemaakt van glas van type I, met rubber stoppen van
type I en aluminium sluitingen met blauwe kunststof flip-off-dopjes.
Beschikbaar in verpakkingen met 1 injectieflacon of met 5 injectieflacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Bij volwassenen kan daptomycine intraveneus worden toegediend als een infusie gedurende
30 minuten of als een injectie gedurende 2 minuten. Daptomycine mag niet worden toegediend als een
2 minuten durende injectie aan pediatrische patiënten. Pediatrische patiënten van 7 tot en met 17 jaar
moeten daptomycine via een infusie van 30 minuten krijgen. Bij pediatrische patiënten jonger dan
7 jaar die een dosis van 9-12 mg/kg krijgen, moet daptomycine gedurende 60 minuten worden
toegediend (zie rubrieken 4.2 en 5.2). Bereiding van de oplossing voor infusie vereist een bijkomende
verdunningsstap, zoals hieronder in detail wordt beschreven.
Cubicin toegediend als een 30 of 60 minuten durende intraveneuze infusie
Een concentratie van 50 mg/ml Cubicin 350 mg poeder voor infusie wordt verkregen door het
reconstitueren van het gelyofiliseerd product met 7 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride
voor injectie.
Een concentratie van 50 mg/ml Cubicin 500 mg poeder voor infusie wordt verkregen door het
reconstitueren van het gelyofiliseerd product met 10 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %)
natriumchloride voor injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze infusie, gelieve de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie of
verdunning van gelyofiliseerd Cubicin.
Voor reconstitutie:
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat deze drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 7 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
3.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient voor gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
5.
De gereconstitueerde oplossing dient vervolgens te worden verdund met natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) (normaliter een volume van 50 ml).
Voor verdunning:
1.
Verwijder de geschikte gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een nieuwe steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter door de
injectieflacon om te keren zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon in de
omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om de benodigde oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
2.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de vereiste dosis te
verkrijgen.
3.
Breng de benodigde gereconstitueerde dosis over in 50 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
4.
De gereconstitueerde en verdunde oplossing moet vervolgens als intraveneus infuus over een
tijdsbestek van 30 of 60 minuten worden toegediend, zoals aangegeven in rubriek 4.2.
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze infusie, gelieve de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie of
verdunning van gelyofiliseerd Cubicin.
Voor reconstitutie:
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat deze drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 10 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
3.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient voor gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
De gereconstitueerde oplossing dient vervolgens te worden verdund met natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) (normaliter een volume van 50 ml).
Voor verdunning:
1.
Verwijder de geschikte gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een nieuwe steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter door de
injectieflacon om te keren zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon in de
omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om de benodigde oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
2.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de vereiste dosis te
verkrijgen.
Breng de benodigde gereconstitueerde dosis over in 50 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
4.
De gereconstitueerde en verdunde oplossing moet vervolgens als intraveneus infuus over een
tijdsbestek van 30 of 60 minuten worden toegediend, zoals aangegeven in rubriek 4.2.
Van de volgende middelen is aangetoond dat ze compatibel zijn, wanneer ze worden toegevoegd aan
oplossingen voor intraveneuze infusie die Cubicin bevatten: aztreonam, ceftazidime, ceftriaxon,
gentamicine, fluconazol, levofloxacine, dopamine, heparine en lidocaïne.
Cubicin toegediend als een 2 minuten durende intraveneuze injectie (alleen volwassen patiënten)
Water mag niet worden gebruikt voor de reconstitutie van Cubicin voor intraveneuze injectie. Cubicin
mag enkel worden gereconstitueerd met natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
Een 50 mg/ml concentratie van Cubicin 350 mg poeder voor injectie wordt verkregen door het
gelyofiliseerd product te reconstitueren met 7 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor
injectie.
Een 50 mg/ml concentratie van Cubicin 500 mg poeder voor injectie wordt verkregen door het
gelyofiliseerd product te reconstitueren met 10 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor
injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze injectie, gelieve de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie van
gelyofiliseerd Cubicin.
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat het drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 7 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
3.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient vóór gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
Verwijder de gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter.
6.
Keer de injectieflacon om zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
nieuwe injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon
in de omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om alle oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
7.
Vervang de naald door een nieuwe naald voor de intraveneuze injectie.
8.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
De gereconstitueerde oplossing moet vervolgens intraveneus en langzaam gedurende 2 minuten
worden geïnjecteerd, zoals aangegeven in rubriek 4.2.
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze injectie, gelieve de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie van
gelyofiliseerd Cubicin.
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat het drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 10 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
3.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient vóór gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
Verwijder de gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter.
6.
Keer de injectieflacon om zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
nieuwe injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon
in de omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om alle oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
7.
Vervang de naald door een nieuwe naald voor de intraveneuze injectie.
8.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
9.
De gereconstitueerde oplossing moet vervolgens intraveneus en langzaam gedurende 2 minuten
worden geïnjecteerd, zoals aangegeven in rubriek 4.2.
Injectieflacons met Cubicin zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk na reconstitutie te worden gebruikt
(zie rubriek 6.3).
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
EU/1/05/328/001
EU/1/05/328/003
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
EU/1/05/328/002
EU/1/05/328/004
9.
DATUM EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 19 januari 2006
Datum van laatste verlenging: 29 november 2010
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
FAREVA Mirabel
Route de Marsat
Riom
63963, Clermont-Ferrand Cedex 9
Frankrijk
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
BUITENVERPAKKING VOOR 1 INJECTIEFLACON
BUITENVERPAKKING VOOR 5 INJECTIEFLACONS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 350 mg daptomycine.
Een ml levert 50 mg daptomycine na reconstitutie met 7 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %)
oplossing.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstof: Natriumhydroxide
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon
5 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter voor aanwijzingen met betrekking tot het aanmaken.
In geval van toediening via injectie, uitsluitend reconstitueren met 0,9 % natriumchloride.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Lees de bijsluiter voor informatie over de houdbaarheid van het gereconstitueerde product.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2 °C 8 °C).
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Vernietigen overeenkomstig lokale voorschriften.
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/05/328/001
1 injectieflacon
EU/1/05/328/003
5 injectieflacons
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
IV
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Bij toediening via injectie, uitsluitend reconstitueren met 0,9 % natriumchloride.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
350 mg
6.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING VOOR 1 INJECTIEFLACON
BUITENVERPAKKING VOOR 5 INJECTIEFLACONS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 500 mg daptomycine.
Een ml levert 50 mg daptomycine na reconstitutie met 10 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %)
oplossing.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstof: Natriumhydroxide
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon
5 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter voor aanwijzingen met betrekking tot het aanmaken.
In geval van toediening via injectie, uitsluitend reconstitueren met 0,9 % natriumchloride.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Lees de bijsluiter voor informatie over de houdbaarheid van het gereconstitueerde product.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2 °C 8 °C).
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Vernietigen overeenkomstig lokale voorschriften.
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/05/328/002
1 injectieflacon
EU/1/05/328/004
5 injectieflacons
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
IV
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Bij toediening via injectie, uitsluitend reconstitueren met 0,9 % natriumchloride.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
500 mg
6.
OVERIGE
Cubicin 350 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Cubicin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Cubicin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
De werkzame stof in Cubicin poeder voor oplossing voor injectie of infusie is daptomycine.
Daptomycine is een antibacterieel middel dat de groei van bepaalde bacteriën kan stoppen. Cubicin
wordt gebruikt bij volwassenen en bij kinderen en jongeren (van 1 tot en met 17 jaar) voor de
behandeling van infecties van de huid en de weefsels onder de huid. Het wordt ook gebruikt om
infecties in het bloed te behandelen, wanneer deze samengaan met infecties van de huid.
Cubicin wordt ook gebruikt bij volwassenen om infecties te behandelen in de weefsels aan de
binnenkant van het hart (inclusief de hartkleppen) die veroorzaakt worden door een soort bacterie die
Staphylococcus aureus wordt genoemd. Het wordt ook gebruikt om infecties in het bloed te
behandelen die veroorzaakt worden door dezelfde soort bacterie, wanneer deze samengaan met
infecties van het hart.
Afhankelijk van het type infectie(s) dat u heeft, kan uw arts u ook andere antibacteriële middelen
voorschrijven terwijl u wordt behandeld met Cubicin.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Als dit voor u van toepassing is, vertel dit dan aan uw arts of verpleegkundige. Als u denkt allergisch
te kunnen zijn, vraag dan uw arts of verpleegkundige om advies.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel toegediend krijgt:
-
Als u nierproblemen heeft of eerder heeft gehad. Het kan zijn dat uw arts de dosis Cubicin moet
wijzigen (zie rubriek 3 van deze bijsluiter).
-
Soms kunnen patiënten die Cubicin krijgen toegediend, last krijgen van gevoelige of pijnlijke
spieren of spierzwakte (zie rubriek 4 van deze bijsluiter voor meer informatie). Als dit gebeurt,
-
Als u ooit ernstige huiduitslag of huidafschilfering, blaren op de huid en/of zweren in de mond,
of ernstige nierproblemen na toediening van daptomycine heeft gehad.
-
Als u veel overgewicht heeft. De mogelijkheid bestaat dat de Cubicin-waarden in uw bloed
hoger zijn dan die van personen met een gemiddeld gewicht en is het misschien nodig om u
zorgvuldiger te controleren op bijwerkingen.
Als een van deze waarschuwingen voor u van toepassing is, vertel dit dan aan uw arts of
verpleegkundige voordat u Cubicin toegediend krijgt.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de volgende verschijnselen
krijgt:
-
Ernstige, plotselinge allergische reacties werden gezien bij patiënten behandeld met bijna alle
antibacteriële middelen, waaronder Cubicin. De verschijnselen kunnen piepende of moeilijke
ademhaling, zwelling van het gezicht, de hals en de keel, huiduitslag en netelroos (galbulten) of
koorts zijn.
-
Ernstige huidaandoeningen zijn gemeld bij het gebruik van Cubicin. De verschijnselen die
optreden bij deze huidaandoeningen kunnen zijn:
-
een nieuwe of erger wordende koorts;
-
rode vlekken op uw huid die verhoogd of met vloeistof gevuld zijn en die kunnen
beginnen in uw oksels of op uw borst of in uw lies en die zich kunnen verspreiden over
een groot deel van uw lichaam,
-
blaren op de huid of zweren in uw mond of op uw geslachtsdelen.
-
Een ernstig nierprobleem is gemeld bij het gebruik van Cubicin. De verschijnselen kunnen
koorts en huiduitslag zijn.
-
Elk ongewoon prikkelend of tintelend gevoel in handen of voeten, gevoelloosheid of moeite om
te bewegen. Als u dit heeft, vertel dit dan aan uw arts. Hij/zij zal beslissen of u de behandeling
kunt voortzetten.
-
Diarree, vooral als u bloed of slijm opmerkt, of als de diarree ernstig is of aanhoudt.
-
Opkomende of erger wordende koorts, hoest of moeilijk ademhalen. Dit kunnen verschijnselen
zijn van een zeldzame maar ernstige longaandoening, eosinofiele pneumonie genoemd. Uw arts
zal de toestand van uw longen nakijken en beslissen of u de behandeling met Cubicin moet
voortzetten of niet.
Cubicin kan mogelijk de uitslag veranderen van laboratoriumtesten die meten hoe goed uw bloed
stolt. De resultaten kunnen wijzen op een zwakke bloedstolling, terwijl er in feite geen probleem is.
Het is daarom belangrijk dat uw arts er rekening mee houdt dat u Cubicin krijgt toegediend. Laat het
uw arts weten als u een behandeling met Cubicin volgt.
Uw arts zal bloedtesten uitvoeren om de gezondheid van uw spieren te controleren voor het begin van
de behandeling start en hij/zij zal dit vaker doen tijdens de behandeling met Cubicin.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Cubicin mag niet worden toegediend aan kinderen jonger dan 1 jaar, omdat onderzoek met dieren
heeft laten zien dat deze leeftijdsgroep ernstige bijwerkingen kan krijgen.
Gebruik bij ouderen
Aan mensen ouder dan 65 jaar kan dezelfde dosis gegeven worden als aan andere volwassenen, op
voorwaarde dat de nieren goed werken.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Cubicin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
verpleegkundige.
Statines of fibraten (geneesmiddelen voor verlaging van de cholesterol) of ciclosporine (een
geneesmiddel gebruikt bij transplantatie om orgaanafstoting te voorkomen of voor andere
aandoeningen, zoals reumatoïde artritis of atopische dermatitis (huidontsteking vanwege
overgevoeligheid)). Het is mogelijk dat het risico op bijwerkingen die de spieren beïnvloeden,
hoger is wanneer een van deze geneesmiddelen (en sommige andere die invloed kunnen hebben
op de spieren) tijdens de behandeling met Cubicin wordt ingenomen. Uw arts kan besluiten om
u geen Cubicin toe te dienen of u een poosje te laten stoppen met het andere geneesmiddel.
-
Pijnstillers (NSAID's; niet-steroïde ontstekingsremmers) of COX-2-remmers (bijvoorbeeld
celecoxib). Deze zouden van invloed kunnen zijn op de effecten van Cubicin in de nieren.
-
Orale anticoagulantia (bijvoorbeeld warfarine). Dit zijn middelen die de bloedstolling
tegengaan. Het kan nodig zijn dat uw arts uw bloedstollingstijd controleert.
Zwangerschap en borstvoeding
Cubicin wordt gewoonlijk niet toegediend aan zwangere vrouwen. Bent u zwanger, denkt u zwanger
te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt.
Geef geen borstvoeding als u Cubicin krijgt. Cubicin kan worden uitgescheiden in uw moedermelk en
zou zo nadelig kunnen zijn voor de baby.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Cubicin heeft geen bekende effecten op uw rijvaardigheid of uw vermogen om machines te bedienen.
Cubicin bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
U krijgt Cubicin gewoonlijk toegediend door een arts of verpleegkundige.
Volwassenen (18 jaar en ouder)
De dosis is afhankelijk van uw gewicht en het type infectie waarvoor u behandeld wordt. De
gebruikelijke dosis voor volwassenen is eenmaal daags 4 mg per kilogram (kg) lichaamsgewicht bij
huidinfecties of eenmaal daags 6 mg per kg lichaamsgewicht bij een hartinfectie of een bloedinfectie,
geassocieerd met een huid- of hartinfectie. Bij volwassen patiënten wordt deze dosis direct in uw
bloedstroom (in een ader) toegediend, hetzij als een infusie gedurende ongeveer 30 minuten, hetzij als
een injectie gedurende ongeveer 2 minuten. Dezelfde dosis wordt aangeraden bij mensen van boven
de 65 jaar, op voorwaarde dat hun nieren goed werken.
Als uw nieren niet goed werken, kan het zijn dat u minder vaak Cubicin krijgt toegediend,
bijvoorbeeld eenmaal per 48 uur (om de andere dag). Als u dialyse krijgt en uw volgende dosis
Cubicin op een dialysedag moet worden toegediend, zal Cubicin gewoonlijk aan u toegediend worden
na de dialysesessie.
Kinderen en jongeren (1 tot en met 17 jaar)
De dosis voor kinderen en jongeren (1 tot en met 17 jaar) is afhankelijk van de leeftijd van de patiënt
en het type infectie waarvoor de patiënt wordt behandeld. Deze dosis wordt direct in de bloedbaan (in
een ader) toegediend, via een infusie van ongeveer 30-60 minuten.
Een behandelingskuur duurt gewoonlijk 1 tot 2 weken bij huidinfecties. Bij bloed- of hartinfecties en
huidinfecties zal uw arts beslissen hoelang u moet worden behandeld.
Gedetailleerde instructies voor gebruik en verwerking worden in het laatste deel van deze bijsluiter
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De meest ernstige bijwerkingen worden hieronder beschreven.
Ernstige bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is (de frequentie kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald)
In sommige gevallen werd tijdens de toediening van Cubicin een overgevoeligheidsreactie gemeld
(ernstige allergische reactie, waaronder anafylaxie (een levensbedreigende overgevoeligheidsreactie)
en angio-oedeem). Deze ernstige allergische reactie moet onmiddellijk medisch behandeld worden.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de volgende verschijnselen
ondervindt:
-
Pijn op de borst of een benauwd gevoel
-
Uitslag of netelroos (galbulten)
-
Zwelling rond de keel
-
Snelle of zwakke polsslag
-
Piepende ademhaling
-
Koorts
-
Rillingen of bevingen
-
Opvliegers
-
Duizeligheid
-
Flauwvallen
-
Metaalsmaak
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last krijgt van onverklaarbare spierpijn, -gevoeligheid of
-zwakte. Spierproblemen kunnen ernstig zijn, waaronder afbraak van spierweefsel (rabdomyolyse),
dat kan leiden tot beschadiging van uw nieren.
Andere ernstige bijwerken die zijn gemeld bij het gebruik van Cubicin zijn:
-
Een zeldzame maar mogelijk ernstige longaandoening, eosinofiele longontsteking genoemd,
meestal na een behandeling van meer dan 2 weken. De verschijnselen kunnen bestaan uit
moeilijk ademhalen, nieuw ontstane of erger wordende hoest, of opkomende of erger wordende
koorts.
-
Ernstige huidaandoeningen. De verschijnselen kunnen bestaan uit:
-
een opkomende of erger wordende koorts
-
rode vlekken op uw huid die verhoogd of met vloeistof gevuld zijn en die kunnen
beginnen in uw oksels of op uw borst of in uw lies en die zich kunnen verspreiden over
een groot deel van uw lichaam
-
blaren op de huid of zweren in uw mond of op uw geslachtsdelen
-
Een ernstig nierprobleem. De verschijnselen kunnen koorts en uitslag zijn.
Wanneer u deze verschijnselen heeft, meld dit dan onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige. Uw
arts zal aanvullend onderzoek doen om een diagnose te stellen.
De meest frequent gemelde bijwerkingen worden hieronder beschreven:
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
Schimmelinfecties zoals spruw
-
Urineweginfectie
-
Verminderd aantal rode bloedcellen (bloedarmoede)
-
Duizeligheid, angstgevoelens, moeilijk slapen
-
Hoofdpijn
-
Koorts, zich krachteloos of slap voelen (asthenie)
Hoge of lage bloeddruk
-
Verstopping (obstipatie), buikpijn
-
Diarree, misselijkheid of braken
-
Winderigheid
-
Opgeblazen of opgezwollen buik
-
Huiduitslag of jeuk
-
Pijn, jeuk of roodheid op de plaats van infusie
-
Pijn aan de armen of benen
-
Bloedtesten die hogere waarden van leverenzymen of creatinekinase (CK) laten zien
Andere bijwerkingen die kunnen voorkomen na een behandeling met Cubicin worden hieronder
beschreven:
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
Bloedstoornissen (bijvoorbeeld een toename van het aantal kleine bloeddeeltjes, bloedplaatjes
genoemd, wat een grotere kans op vorming van bloedstolsels tot gevolg kan hebben of hogere
waarden van bepaalde types van witte bloedcellen)
-
Verminderde eetlust
-
Tintelend of verdoofd gevoel in handen of voeten, smaakstoornis
-
Beven
-
Veranderingen in hartritme, opvliegers
-
Verstoorde spijsvertering (indigestie), ontsteking van de tong
-
Jeukende huiduitslag
-
Spierpijn, -kramp of -zwakte, ontsteking van de spieren (myositis), gewrichtspijn
-
Nierproblemen
-
Ontsteking en irritatie van de vagina
-
Algemene pijn of zwakte, vermoeidheid
-
Bloedtesten die verhoogde waarden suiker, serumcreatinine en myoglobine in het bloed laten
zien, of lactaatdehydrogenase (LDH), verlengde bloedstollingstijd of een verstoorde zoutbalans
-
Jeukende ogen
Zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 1000 mensen)
-
Geelkleuring van de huid en de ogen
-
Verlengde protrombinetijd
Frequentie niet bekend (de frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Ontsteking van de dikke darm die optreedt na behandeling met antibacteriële middelen, waaronder
pseudomembraneuze colitis (ernstige of aanhoudende diarree die bloed en/of slijm bevat met buikpijn
of koorts), gemakkelijk blauwe plekken, bloedend tandvlees of bloedneuzen krijgen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
-
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
-
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
-
Bewaren in de koelkast (2 °C 8 °C).
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is daptomycine. Een injectieflacon met poeder bevat 350 mg
daptomycine.
-
De andere stof in dit middel is natriumhydroxide.
Hoe ziet Cubicin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Cubicin poeder voor oplossing voor injectie of infusie wordt geleverd als een fletsgele tot lichtbruine
koek of poeder in een glazen injectieflacon. Het wordt gemengd met een oplosmiddel om een
vloeistof te vormen voordat het wordt toegediend.
Cubicin is verkrijgbaar in verpakkingen met 1 injectieflacon of met 5 injectieflacons.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Fabrikant
FAREVA Mirabel
Route de Marsat
Riom
63963, Clermont-Ferrand Cedex 9
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel.: +370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: +32(0)27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +420 233 010 111
Tel.: +361 888 53 00
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: +45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
e-mail@msd.de
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@ msd.no
Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: +30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp.z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel.: +48 22 549 51 00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: +40 21 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila d.o.o.
Limited
Tel: + 386 1 5204 201
Tel: +353 (0)1 299 8700
msd_slovenia@merck.com
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: +354 535 7000
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
talia
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 361911
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
medicalinformation.it@merck.com
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 77 5700488
cyprus_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Tel: +371 67364224
Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Belangrijk: Raadpleeg a.u.b. de Samenvatting van de productkenmerken, voordat u het geneesmiddel
voorschrijft.
Instructies voor gebruik en verwerking
Presentatievorm 350 mg:
Bij volwassenen kan daptomycine intraveneus worden toegediend als een infusie gedurende
30 minuten of als een injectie gedurende 2 minuten. In tegenstelling tot bij volwassenen mag
daptomycine bij pediatrische patiënten niet worden toegediend als een 2 minuten durende injectie.
Pediatrische patiënten van 7 tot en met 17 jaar moeten daptomycine via een infusie van 30 minuten
krijgen. Bij pediatrische patiënten jonger dan 7 jaar die een dosis van 9-12 mg/kg krijgen, moet
daptomycine worden toegediend gedurende 60 minuten. Bereiding van de oplossing voor infusie
vereist een bijkomende verdunningsstap, zoals hieronder in detail wordt beschreven.
Cubicin toegediend als een intraveneuze infusie gedurende 30 of 60 minuten
Een concentratie van 50 mg/ml Cubicin voor infusie wordt verkregen door het reconstitueren van het
gelyofiliseerd product met 7 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze infusie, dient u de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie of
verdunning van gelyofiliseerd Cubicin.
Voor reconstitutie:
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat deze drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 7 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
3.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient voor gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
De gereconstitueerde oplossing dient vervolgens te worden verdund met natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) (normaliter een volume van 50 ml).
Voor verdunning:
1.
Verwijder de geschikte gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een nieuwe steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter door de
injectieflacon om te keren zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon in de
2.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
3.
Breng de benodigde gereconstitueerde dosis over in 50 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
4.
De gereconstitueerde en verdunde oplossing moet vervolgens als intraveneus infuus over een
tijdsbestek van 30 of 60 minuten worden toegediend.
Cubicin is noch fysisch noch chemisch verenigbaar met oplossingen die glucose bevatten. Van de
volgende middelen is aangetoond dat ze verenigbaar zijn, wanneer ze worden toegevoegd aan
oplossingen voor intraveneuze infusie die Cubicin bevatten: aztreonam, ceftazidim, ceftriaxon,
gentamicine, fluconazol, levofloxacine, dopamine, heparine en lidocaïne.
De gecombineerde bewaartijd (gereconstitueerde oplossing in de injectieflacon en verdunde oplossing
in de infuuszak) bij een temperatuur van 25 °C mag niet langer zijn dan 12 uur (24 uur indien bewaard
in de koelkast).
De stabiliteit van de verdunde oplossing in infuuszakken is vastgesteld op 12 uur bij 25 °C of 24 uur
indien bewaard in de koelkast bij 2 °C 8 °C.
Cubicin toegediend als een 2 minuten durende intraveneuze injectie (alleen volwassen
patiënten)
Water mag niet worden gebruikt voor de reconstitutie van Cubicin voor intraveneuze injectie. Cubicin
mag enkel worden gereconstitueerd met natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
Een 50 mg/ml concentratie van Cubicin voor injectie wordt verkregen door het gelyofiliseerd product
te reconstitueren met 7 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze injectie, dient u de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie van
gelyofiliseerd Cubicin.
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat het drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 7 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
3.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient vóór gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
Verwijder de gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
6.
Keer de injectieflacon om zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
nieuwe injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon
in de omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om alle oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
7.
Vervang de naald door een nieuwe naald voor de intraveneuze injectie.
8.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
9.
De gereconstitueerde oplossing moet vervolgens intraveneus en langzaam gedurende 2 minuten
worden geïnjecteerd.
Na reconstitueren van de oplossing in de injectieflacon is een fysisch-chemische stabiliteit van 12 uur
op 25 °C en maximaal 48 uur bij bewaren in koelkast (2 °C 8 °C) aangetoond.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product echter onmiddellijk te worden gebruikt. Indien het
product niet meteen wordt gebruikt, vallen de bewaartijden voor het bereide product onder de
verantwoordelijkheid van de gebruiker en mogen normaliter niet langer zijn dan 24 uur op 2 °C - 8 °C,
tenzij reconstitueren/verdunnen heeft plaatsgevonden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden.
Dit geneesmiddel mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen dan die welke hierboven zijn
vermeld.
Injectieflacons met Cubicin zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik. Ongebruikt product dat
achterblijft in de injectieflacon, dient te worden weggegooid.
Cubicin 500 mg poeder voor oplossing voor injectie of infusie
daptomycine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Cubicin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Cubicin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
De werkzame stof in Cubicin poeder voor oplossing voor injectie of infusie is daptomycine.
Daptomycine is een antibacterieel middel dat de groei van bepaalde bacteriën kan stoppen. Cubicin
wordt gebruikt bij volwassenen en bij kinderen en jongeren (van 1 tot en met 17 jaar) voor de
behandeling van infecties van de huid en de weefsels onder de huid. Het wordt ook gebruikt om
infecties in het bloed te behandelen, wanneer deze samengaan met infecties van de huid.
Cubicin wordt ook gebruikt bij volwassenen om infecties te behandelen in de weefsels aan de
binnenkant van het hart (inclusief de hartkleppen) die veroorzaakt worden door een soort bacterie die
Staphylococcus aureus wordt genoemd. Het wordt ook gebruikt om infecties in het bloed te
behandelen die veroorzaakt worden door dezelfde soort bacterie, wanneer deze samengaan met
infecties van het hart.
Afhankelijk van het type infectie(s) dat u heeft, kan uw arts u ook andere antibacteriële middelen
voorschrijven terwijl u wordt behandeld met Cubicin.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Als dit voor u van toepassing is, vertel dit dan aan uw arts of verpleegkundige. Als u denkt allergisch
te kunnen zijn, vraag dan uw arts of verpleegkundige om advies.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel toegediend krijgt:
-
Als u nierproblemen heeft of eerder heeft gehad. Het kan zijn dat uw arts de dosis Cubicin moet
wijzigen (zie rubriek 3 van deze bijsluiter).
-
Soms kunnen patiënten die Cubicin krijgen toegediend, last krijgen van gevoelige of pijnlijke
spieren of spierzwakte (zie rubriek 4 van deze bijsluiter voor meer informatie). Als dit gebeurt,
- Als u ooit ernstige huiduitslag of huidafschilfering, blaren op de huid en/of zweren in de mond,
of ernstige nierproblemen na toediening van daptomycine heeft gehad.
-
Als u veel overgewicht heeft. De mogelijkheid bestaat dat de Cubicin-waarden in uw bloed
hoger zijn dan die van personen met een gemiddeld gewicht en is het misschien nodig om u
zorgvuldiger te controleren op bijwerkingen.
Als een van deze waarschuwingen voor u van toepassing is, vertel dit dan aan uw arts of
verpleegkundige voordat u Cubicin toegediend krijgt.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de volgende verschijnselen
krijgt:
-
Ernstige, plotselinge allergische reacties werden gezien bij patiënten behandeld met bijna alle
antibacteriële middelen, waaronder Cubicin. De verschijnselen kunnen piepende of moeilijke
ademhaling, zwelling van het gezicht, de hals en de keel, huiduitslag en netelroos (galbulten) of
koorts zijn.
- Ernstige huidaandoeningen zijn gemeld bij het gebruik van Cubicin. De verschijnselen die
optreden bij deze huidaandoeningen kunnen zijn:
-
een nieuwe of erger wordende koorts;
- rode vlekken op uw huid die verhoogd of met vloeistof gevuld zijn en die kunnen beginnen in
uw oksels of op uw borst of in uw lies en die zich kunnen verspreiden over een groot deel van
uw lichaam,
-
blaren op de huid of zweren in uw mond of op uw geslachtsdelen.
- Een ernstig nierprobleem is gemeld bij het gebruik van Cubicin. De verschijnselen kunnen zijn
koorts en huiduitslag.
-
Elk ongewoon prikkelend of tintelend gevoel in handen of voeten, gevoelloosheid of moeite om
te bewegen. Als u dit heeft, vertel dit dan aan uw arts. Hij/zij zal beslissen of u de behandeling
kunt voortzetten.
-
Diarree, vooral als u bloed of slijm opmerkt, of als de diarree ernstig is of aanhoudt.
-
Opkomende of erger wordende koorts, hoest of moeilijk ademhalen. Dit kunnen verschijnselen
zijn van een zeldzame maar ernstige longaandoening, eosinofiele pneumonie genoemd. Uw arts
zal de toestand van uw longen nakijken en beslissen of u de behandeling met Cubicin moet
voortzetten of niet.
Cubicin kan mogelijk de uitslag veranderen van laboratoriumtesten die meten hoe goed uw bloed
stolt. De resultaten kunnen wijzen op een zwakke bloedstolling, terwijl er in feite geen probleem is.
Het is daarom belangrijk dat uw arts er rekening mee houdt dat u Cubicin krijgt toegediend. Laat het
uw arts weten als u een behandeling met Cubicin volgt.
Uw arts zal bloedtesten uitvoeren om de gezondheid van uw spieren te controleren voor het begin van
de behandeling start en hij/zij zal dit vaker doen tijdens de behandeling met Cubicin.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Cubicin mag niet worden toegediend aan kinderen jonger dan 1 jaar, omdat onderzoek met dieren
heeft laten zien dat deze leeftijdsgroep ernstige bijwerkingen kan krijgen.
Gebruik bij ouderen
Aan mensen ouder dan 65 jaar kan dezelfde dosis gegeven worden als aan andere volwassenen, op
voorwaarde dat de nieren goed werken.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Cubicin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
verpleegkundige.
Het is bijzonder belangrijk dat u het volgende vertelt:
Statines of fibraten (geneesmiddelen voor verlaging van de cholesterol) of ciclosporine (een
geneesmiddel gebruikt bij transplantatie om orgaanafstoting te voorkomen of voor andere
aandoeningen, zoals reumatoïde artritis of atopische dermatitis (huidontsteking vanwege
overgevoeligheid)). Het is mogelijk dat het risico op bijwerkingen die de spieren beïnvloeden,
hoger is wanneer een van deze geneesmiddelen (en sommige andere die invloed kunnen hebben
op de spieren) tijdens de behandeling met Cubicin wordt ingenomen. Uw arts kan besluiten om
u geen Cubicin toe te dienen of u een poosje te laten stoppen met het andere geneesmiddel.
-
Pijnstillers (NSAID's; niet-steroïde ontstekingsremmers) of COX-2-remmers (bijvoorbeeld
celecoxib). Deze zouden van invloed kunnen zijn op de effecten van Cubicin in de nieren.
-
Orale anticoagulantia (bijvoorbeeld warfarine). Dit zijn middelen die de bloedstolling
tegengaan. Het kan nodig zijn dat uw arts uw bloedstollingstijd controleert.
Zwangerschap en borstvoeding
Cubicin wordt gewoonlijk niet toegediend aan zwangere vrouwen. Bent u zwanger, denkt u zwanger
te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt.
Geef geen borstvoeding als u Cubicin krijgt. Cubicin kan worden uitgescheiden in uw moedermelk en
zou zo nadelig kunnen zijn voor de baby.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Cubicin heeft geen bekende effecten op uw rijvaardigheid of uw vermogen om machines te bedienen.
Cubicin bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
U krijgt Cubicin gewoonlijk toegediend door een arts of verpleegkundige.
Volwassenen (18 jaar en ouder)
De dosis is afhankelijk van uw gewicht en het type infectie waarvoor u behandeld wordt. De
gebruikelijke dosis voor volwassenen is eenmaal daags 4 mg per kilogram (kg) lichaamsgewicht bij
huidinfecties of eenmaal daags 6 mg per kg lichaamsgewicht bij een hartinfectie of een bloedinfectie,
geassocieerd met een huid- of hartinfectie. Bij volwassen patiënten wordt deze dosis direct in uw
bloedstroom (in een ader) toegediend, hetzij als een infusie gedurende ongeveer 30 minuten, hetzij als
een injectie gedurende ongeveer 2 minuten. Dezelfde dosis wordt aangeraden bij mensen van boven
de 65 jaar, op voorwaarde dat hun nieren goed werken.
Als uw nieren niet goed werken, kan het zijn dat u minder vaak Cubicin krijgt toegediend,
bijvoorbeeld eenmaal per 48 uur (om de andere dag). Als u dialyse krijgt en uw volgende dosis
Cubicin op een dialysedag moet worden toegediend, zal Cubicin gewoonlijk aan u toegediend worden
na de dialysesessie.
Kinderen en jongeren (1 tot en met 17 jaar)
De dosis voor kinderen en jongeren (1 tot en met 17 jaar) is afhankelijk van de leeftijd van de patiënt
en het type infectie waarvoor de patiënt wordt behandeld. Deze dosis wordt direct in de bloedbaan (in
een ader) toegediend, via een infusie van ongeveer 30-60 minuten.
Een behandelingskuur duurt gewoonlijk 1 tot 2 weken bij huidinfecties. Bij bloed- of hartinfecties en
huidinfecties zal uw arts beslissen hoelang u moet worden behandeld.
Gedetailleerde instructies voor gebruik en verwerking worden in het laatste deel van deze bijsluiter
gegeven.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De meest ernstige bijwerkingen worden hieronder beschreven.
Ernstige bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is (de frequentie kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald)
In sommige gevallen werd tijdens de toediening van Cubicin een overgevoeligheidsreactie gemeld
(ernstige allergische reactie, waaronder anafylaxie (een levensbedreigende overgevoeligheidsreactie)
en angio-oedeem). Deze ernstige allergische reactie moet onmiddellijk medisch behandeld worden.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de volgende verschijnselen
ondervindt:
-
Pijn op de borst of een benauwd gevoel
-
Uitslag of netelroos (galbulten)
-
Zwelling rond de keel
-
Snelle of zwakke polsslag
-
Piepende ademhaling
-
Koorts
-
Rillingen of bevingen
-
Opvliegers
-
Duizeligheid
-
Flauwvallen
-
Metaalsmaak
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last krijgt van onverklaarbare spierpijn, -gevoeligheid of
-zwakte. Spierproblemen kunnen ernstig zijn, waaronder afbraak van spierweefsel (rabdomyolyse),
dat kan leiden tot beschadiging van uw nieren.
Andere ernstige bijwerken die zijn gemeld bij het gebruik van Cubicin zijn:
-
Een zeldzame maar mogelijk ernstige longaandoening, eosinofiele longontsteking genoemd,
meestal na een behandeling van meer dan 2 weken. De verschijnselen kunnen bestaan uit
moeilijk ademhalen, nieuw ontstane of erger wordende hoest, of opkomende of erger wordende
koorts.
-
Ernstige huidaandoeningen. De verschijnselen kunnen bestaan uit:
-
een opkomende of erger wordende koorts
-
rode vlekken op uw huid die verhoogd of met vloeistof gevuld zijn en die kunnen
beginnen in uw oksels of op uw borst of in uw lies en die zich kunnen verspreiden over
een groot deel van uw lichaam
-
blaren op de huid of zweren in uw mond of op uw geslachtsdelen
-
Een ernstig nierprobleem. De verschijnselen kunnen bestaan uit koorts en uitslag.
Wanneer u deze verschijnselen heeft, meld dit dan onmiddellijk aan uw arts of verpleegkundige. Uw
arts zal aanvullend onderzoek doen om een diagnose te stellen.
De meest frequent gemelde bijwerkingen worden hieronder beschreven:
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
Schimmelinfecties zoals spruw
-
Urineweginfectie
-
Verminderd aantal rode bloedcellen (bloedarmoede)
-
Duizeligheid, angstgevoelens, moeilijk slapen
-
Hoofdpijn
-
Koorts, zich krachteloos of slap voelen (asthenie)
-
Hoge of lage bloeddruk
Verstopping (obstipatie), buikpijn
-
Diarree, misselijkheid of braken
-
Winderigheid
-
Opgeblazen of opgezwollen buik
-
Huiduitslag of jeuk
-
Pijn, jeuk of roodheid op de plaats van infusie
-
Pijn aan de armen of benen
-
Bloedtesten die hogere waarden van leverenzymen of creatinekinase (CK) laten zien
Andere bijwerkingen die kunnen voorkomen na een behandeling met Cubicin worden hieronder
beschreven:
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
Bloedstoornissen (bijvoorbeeld een toename van het aantal kleine bloeddeeltjes, bloedplaatjes
genoemd, wat een grotere kans op vorming van bloedstolsels tot gevolg kan hebben of hogere
waarden van bepaalde types van witte bloedcellen)
-
Verminderde eetlust
-
Tintelend of verdoofd gevoel in handen of voeten, smaakstoornis
-
Beven
-
Veranderingen in hartritme, opvliegers
-
Verstoorde spijsvertering (indigestie), ontsteking van de tong
-
Jeukende huiduitslag
-
Spierpijn, -kramp of -zwakte, ontsteking van de spieren (myositis), gewrichtspijn
-
Nierproblemen
-
Ontsteking en irritatie van de vagina
-
Algemene pijn of zwakte, vermoeidheid
-
Bloedtesten die verhoogde waarden suiker, serumcreatinine en myoglobine in het bloed laten
zien, of lactaatdehydrogenase (LDH), verlengde bloedstollingstijd of een verstoorde zoutbalans
-
Jeukende ogen
Zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 1000 mensen)
-
Geelkleuring van de huid en de ogen
-
Verlengde protrombinetijd
Frequentie niet bekend (de frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Ontsteking van de dikke darm die optreedt na behandeling met antibacteriële middelen, waaronder
pseudomembraneuze colitis (ernstige of aanhoudende diarree die bloed en/of slijm bevat met buikpijn
of koorts), gemakkelijk blauwe plekken, bloedend tandvlees of bloedneuzen krijgen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
-
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
-
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
-
Bewaren in de koelkast (2 °C 8 °C).
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is daptomycine. Een injectieflacon met poeder bevat 500 mg
daptomycine.
-
De andere stof in dit middel is natriumhydroxide.
Hoe ziet Cubicin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Cubicin poeder voor oplossing voor injectie of infusie wordt geleverd als een fletsgele tot lichtbruine
koek of poeder in een glazen injectieflacon. Het wordt gemengd met een oplosmiddel om een
vloeistof te vormen voordat het wordt toegediend.
Cubicin is verkrijgbaar in verpakkingen met 1 injectieflacon of met 5 injectieflacons.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Fabrikant
FAREVA Mirabel
Route de Marsat
Riom
63963, Clermont-Ferrand Cedex 9
Frankrijk
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel.: +370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: +32(0)27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +420 233 010 111
Tel.: +361 888 53 00
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: +45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
e-mail@msd.de
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@ msd.no
Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: +30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp.z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel.: +48 22 549 51 00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: +40 21 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila d.o.o.
Limited
Tel: + 386 1 5204 201
Tel: +353 (0)1 299 8700
msd_slovenia@merck.com
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: +354 535 7000
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
talia
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 361911
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
medicalinformation.it@merck.com
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 77 5700488
cyprus_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Tel: +371 67364224
Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Belangrijk: Raadpleeg a.u.b. de Samenvatting van de productkenmerken, voordat u het geneesmiddel
voorschrijft.
Instructies voor gebruik en verwerking
Presentatievorm 500 mg:
Bij volwassenen kan daptomycine intraveneus worden toegediend als een infusie gedurende
30 minuten of als een injectie gedurende 2 minuten. In tegenstelling tot bij volwassenen mag
daptomycine bij pediatrische patiënten niet worden toegediend als een 2 minuten durende injectie.
Pediatrische patiënten van 7 tot en met 17 jaar moeten daptomycine via een infusie van 30 minuten
krijgen. Bij pediatrische patiënten jonger dan 7 jaar die een dosis van 9-12 mg/kg krijgen, moet
daptomycine worden toegediend gedurende 60 minuten. Bereiding van de oplossing voor infusie
vereist een bijkomende verdunningsstap, zoals hieronder in detail wordt beschreven.
Cubicin toegediend als een intraveneuze infusie gedurende 30 of 60 minuten
Een concentratie van 50 mg/ml Cubicin voor infusie wordt verkregen door het reconstitueren van het
gelyofiliseerd product met 10 ml oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze infusie, dient u de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie of
verdunning van gelyofiliseerd Cubicin.
Voor reconstitutie:
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat deze drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 10 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
3.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient voor gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
De gereconstitueerde oplossing dient vervolgens te worden verdund met natriumchloride
9 mg/ml (0,9 %) (normaliter een volume van 50 ml).
Voor verdunning:
1.
Verwijder de geschikte gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
injectieflacon met een nieuwe steriele naald van 21 gauge of een kleinere diameter door de
injectieflacon om te keren zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon in de
2.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
3.
Breng de benodigde gereconstitueerde dosis over in 50 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
4.
De gereconstitueerde en verdunde oplossing moet vervolgens als intraveneus infuus over een
tijdsbestek van 30 of 60 minuten worden toegediend.
Cubicin is noch fysisch noch chemisch verenigbaar met oplossingen die glucose bevatten. Van de
volgende middelen is aangetoond dat ze verenigbaar zijn, wanneer ze worden toegevoegd aan
oplossingen voor intraveneuze infusie die Cubicin bevatten: aztreonam, ceftazidim, ceftriaxon,
gentamicine, fluconazol, levofloxacine, dopamine, heparine en lidocaïne.
De gecombineerde bewaartijd (gereconstitueerde oplossing in de injectieflacon en verdunde oplossing
in de infuuszak) bij een temperatuur van 25 °C mag niet langer zijn dan 12 uur (24 uur indien bewaard
in de koelkast).
De stabiliteit van de verdunde oplossing in infuuszakken is vastgesteld op 12 uur bij 25 °C of 24 uur
indien bewaard in de koelkast bij 2 °C 8 °C.
Cubicin toegediend als een 2 minuten durende intraveneuze injectie (alleen volwassen
patiënten)
Water mag niet worden gebruikt voor de reconstitutie van Cubicin voor intraveneuze injectie. Cubicin
mag enkel worden gereconstitueerd met natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %).
Een 50 mg/ml concentratie van Cubicin voor injectie wordt verkregen door het gelyofiliseerd product
te reconstitueren met 10 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9 %) oplossing voor injectie.
Het oplossen van het gelyofiliseerd product duurt ongeveer 15 minuten. Het volledig
gereconstitueerde product zal helder zijn en kan enkele kleine luchtbelletjes of schuim vertonen rond
de rand van de injectieflacon.
Om Cubicin klaar te maken voor intraveneuze injectie, dient u de volgende instructies te volgen:
Een aseptische techniek moet worden gebruikt gedurende het hele proces van reconstitutie van
gelyofiliseerd Cubicin.
1.
Het dopje van polypropyleen dient te worden verwijderd om het middendeel van de rubber stop
zichtbaar te maken. Veeg de bovenkant van de rubber stop schoon met een alcoholdoekje of
met een andere antiseptische oplossing en laat het drogen. Raak de rubber stop na het
schoonmaken niet aan en laat deze niet in contact komen met een ander oppervlak. Trek 10 ml
oplossing van 9 mg/ml (0,9 %) natriumchloride voor injectie op in een injectiespuit met een
steriele transfernaald van 21 gauge of een kleinere diameter of met een naaldloos hulpmiddel en
injecteer vervolgens langzaam door het midden van de rubber stop in de injectieflacon, waarbij
de naald naar de wand van de injectieflacon wijst.
2.
De injectieflacon dient voorzichtig te worden gezwenkt om ervoor te zorgen dat het product
helemaal wordt bevochtigd; daarna moet men deze 10 minuten laten rusten.
3.
Ten slotte dient de injectieflacon voorzichtig gedurende enkele minuten te worden gezwenkt,
zolang tot een heldere gereconstitueerde oplossing is verkregen. Krachtig schudden/roeren
dient te worden vermeden om schuimen van het product te voorkomen.
4.
De gereconstitueerde oplossing dient vóór gebruik zorgvuldig te worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat het product volledig is opgelost en dient visueel te worden geïnspecteerd
op afwezigheid van vaste deeltjes. Gereconstitueerde oplossingen van Cubicin zijn fletsgeel tot
lichtbruin van kleur.
5.
Verwijder de gereconstitueerde oplossing (50 mg daptomycine/ml) langzaam uit de
6.
Keer de injectieflacon om zodat de oplossing kan afvloeien naar de stop. Maak gebruik van een
nieuwe injectiespuit en steek de naald in de omgekeerde injectieflacon. Houd de injectieflacon
in de omgekeerde positie en plaats de punt van de naald helemaal onderin de oplossing in de
injectieflacon wanneer de oplossing in de injectiespuit wordt opgetrokken. Alvorens de naald
uit de injectieflacon te verwijderen, de zuiger helemaal terugtrekken tot aan het eind van de
injectiespuit om alle oplossing uit de omgekeerde injectieflacon te verwijderen.
7.
Vervang de naald door een nieuwe naald voor de intraveneuze injectie.
8.
Verdrijf de lucht, grote luchtbellen en de overmaat aan oplossing om zo de benodigde dosis te
verkrijgen.
9.
De gereconstitueerde oplossing moet vervolgens intraveneus en langzaam gedurende 2 minuten
worden geïnjecteerd.
Na reconstitueren van de oplossing in de injectieflacon is een fysisch-chemische stabiliteit van 12 uur
op 25 °C en maximaal 48 uur bij bewaren in koelkast (2 °C 8 °C) aangetoond.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product echter onmiddellijk te worden gebruikt. Indien het
product niet meteen wordt gebruikt, vallen de bewaartijden voor het bereide product onder de
verantwoordelijkheid van de gebruiker en mogen normaliter niet langer zijn dan 24 uur op 2 °C - 8 °C,
tenzij reconstitueren/verdunnen heeft plaatsgevonden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden.
Dit geneesmiddel mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen dan die welke hierboven zijn
vermeld.
Injectieflacons met Cubicin zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik. Ongebruikt product dat
achterblijft in de injectieflacon, dient te worden weggegooid.