Dynastat 40 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 40 mg parecoxib (als 42,36 mg parecoxibnatrium). Na reconstitutie bedraagt
de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Iedere 2 ml gereconstitueerd poeder bevat 40 mg parecoxib.
Hulpstof met bekend effect
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis.
Na reconstitutie in natriumchloride-oplossing 9 mg/ml (0,9%) bevat Dynastat ongeveer 0,44 mmol
natrium per injectieflacon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor oplossing voor injectie (poeder voor injectie).
Wit tot gebroken wit poeder.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Voor kortdurende behandeling van postoperatieve pijn bij volwassenen.
De beslissing om een selectieve cyclo-oxygenase-2 (COX-2)-remmer voor te schrijven dient
gebaseerd te zijn op een beoordeling van het totale risico van de individuele patiënt (zie rubriek 4.3 en
4.4).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering is 40 mg intraveneus (i.v.) of intramusculair (i.m.), gevolgd door 20 mg of
40 mg elke 6 tot 12 uur, naargelang de behoefte, met een maximale dosering van 80 mg per dag.
Aangezien het cardiovasculaire risico van selectieve COX-2-remmers kan toenemen met de dosis en
duur van de blootstelling dient de kortst mogelijke behandelingsduur en de laagste effectieve dagdosis
gebruikt te worden. Er is beperkte klinische ervaring met behandeling met Dynastat gedurende meer
dan drie dagen (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdig gebruik met opioïde analgetica
Opioïde analgetica kunnen gelijktijdig met parecoxib gebruikt worden in de dosering zoals beschreven
in bovenstaande paragraaf. In alle klinische beoordelingen werd parecoxib met vaste tijdsintervallen
toegediend, terwijl de opioïden naar behoefte werden toegediend.
Ouderen
In het algemeen is het niet nodig de dosering aan te passen bij oudere patiënten ( 65 jaar). Bij de
behandeling van oudere patiënten met een lichaamsgewicht lager dan 50 kg dient echter met de helft
van de gebruikelijke aanbevolen dosis Dynastat gestart te worden en dient de maximale dagelijkse
dosis tot 40 mg verlaagd te worden (zie rubriek 5.2).
2
Leverfunctiestoornissen
Er is geen klinische ervaring bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen (Child-Pugh score
10)
en het gebruik bij deze patiënten is daarom gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3 en 5.2).
In het algemeen is het niet noodzakelijk de dosering aan te passen bij patiënten met lichte
leverfunctiestoornissen (Child-Pugh score 5-6). De behandeling met Dynastat bij patiënten met matige
leverfunctiestoornissen (Child-Pugh score 7-9) dient met voorzichtigheid gestart te worden en met de
helft van de gebruikelijke aanbevolen dosering. De maximale dagelijkse dosis dient tot 40 mg
verlaagd te worden.
Nierfunctiestoornissen
Bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij patiënten die
gepredisponeerd zijn voor vochtretentie dient de behandeling met parecoxib te worden gestart met de
laagst aanbevolen dosis (20 mg) en dient de nierfunctie van de patiënt nauwgezet gecontroleerd te
worden (zie rubriek 4.4 en 5.2). Gebaseerd op de farmacokinetiek is het niet noodzakelijk de dosis aan
te passen bij patiënten met lichte tot matige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring 30-80 ml/min).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van parecoxib bij kinderen onder de 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er
zijn geen gegevens beschikbaar. Het gebruik van parecoxib bij deze patiënten wordt daarom niet
aanbevolen.
Wijze van toediening
De i.v. bolusinjectie kan snel en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande i.v.
infusielijn. De i.m. injectie dient langzaam en diep in de spier te worden toegediend. Voor instructies
over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
Er kan neerslag ontstaan als Dynastat in oplossing wordt gecombineerd met andere geneesmiddelen.
Dynastat mag daarom noch tijdens reconstitutie noch tijdens injectie gemengd worden met andere
geneesmiddelen. Bij patiënten bij wie dezelfde i.v. infusielijn gebruikt moet worden om een ander
geneesmiddel te injecteren, dient de i.v.-lijn vóór en na de Dynastat-injectie afdoende gespoeld te
worden met een verenigbare oplossing.
Na reconstitutie met aanvaardbare oplosmiddelen mag Dynastat
uitsluitend
i.v. of i.m. geïnjecteerd
worden, of via i.v.-lijnen waarmee het volgende wordt gegeven:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie
of
Ringer’s lactaatoplossing voor injectie.
Injectie in een i.v.-lijn, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringers lactaatoplossing voor injectie of
andere i.v.-vloeistoffen dan hierboven vermeld, worden toegediend, wordt
niet
aanbevolen, omdat dit
kan leiden tot precipitatie van de oplossing.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Voorgeschiedenis van een type ernstige allergische geneesmiddelreactie, vooral huidreacties zoals het
syndroom van Stevens-Johnson, geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen
(DRESS-syndroom), toxische epidermale necrolyse, erythema multiforme of patiënten met een
bekende overgevoeligheid voor sulfonamiden (zie rubriek 4.4 en 4.8).
Actief ulcus pepticum of gastro-intestinale (GI-) bloeding.
Patiënten bij wie bronchospasme, acute rhinitis, neuspoliepen, angioneurotisch oedeem, urticaria of
3
andere allergie-achtige reacties zijn opgetreden na gebruik van acetylsalicylzuur of niet-steroïde
ontstekingsremmers (NSAID’s), waaronder COX-2-remmers.
Derde trimester van de zwangerschap en het geven van borstvoeding (zie rubriek 4.6 en 5.3).
Ernstige leverstoornis (serumalbumine <25 g/l of Child-Pugh score
10).
Inflammatoire darmziekte.
Congestief hartfalen (NYHA II-IV).
Behandeling van postoperatieve pijn na een coronaire bypassoperatie (coronary
artery bypass graft,
CABG) (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Aangetoonde ischemische hartaandoening, perifeer arterieel vaatlijden en/of cerebrovasculaire
aandoening.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Dynastat is bestudeerd in tandheelkundige, orthopedische, gynaecologische (hoofdzakelijk
hysterectomie) en coronaire bypasschirurgie. Er is beperkte ervaring met andere soorten chirurgische
ingrepen zoals gastro-intestinale of urologische chirurgie (zie rubriek 5.1).
Toedieningswijzen anders dan i.v. of i.m. (bijv. intra-articulair, intrathecaal) zijn niet onderzocht en
dienen niet toegepast te worden.
Wegens de mogelijkheid van een toename van bijwerkingen bij hogere doses van parecoxib, andere
COX-2-remmers en NSAID’s, dienen patiënten die met parecoxib behandeld worden opnieuw te
worden beoordeeld na een dosisverhoging en, wanneer een toename van de werkzaamheid uitblijft,
dienen andere therapeutische opties overwogen te worden (zie rubriek 4.2). Er is beperkte klinische
ervaring bij behandeling met Dynastat gedurende meer dan drie dagen (zie rubriek 5.1).
Als tijdens de behandeling bij patiënten de functie van één van de onderstaande orgaansystemen
achteruitgaat, dienen passende maatregelen genomen te worden en dient stopzetting van de
behandeling met parecoxib te worden overwogen.
Cardiovasculair
COX-2-remmers zijn in verband gebracht met een verhoogd risico op cardiovasculaire en
trombotische ongewenste voorvallen bij langdurig gebruik. De exacte omvang van het risico dat in
verband wordt gebracht met een eenmalige dosis, is niet vastgesteld, evenals de met een verhoogd
risico in verband gebrachte exacte behandelingsduur.
Patiënten met belangrijke risicofactoren voor cardiovasculaire voorvallen (bijv. hypertensie,
hyperlipidemie, diabetes mellitus, roken) dienen slechts na zorgvuldige overweging te worden
behandeld met parecoxib (zie rubriek 5.1).
Als er klinische aanwijzingen zijn van verslechtering van de toestand van specifieke klinische
symptomen bij deze patiënten, dienen gepaste maatregelen te worden genomen en dient het stopzetten
van de behandeling met parecoxib te worden overwogen. Dynastat is niet onderzocht bij andere
cardiovasculaire revascularisatieprocedures dan coronaire bypassoperaties (CABG,
coronary artery
bypass graft).
Studies naar bepaalde chirurgische ingrepen anders dan CABG-procedures omvatten
alleen patiënten met
American Society of Anaesthesiology
(ASA)
Physical Status Class
I-III.
Acetylsalicylzuur en andere NSAID’s
Gezien het ontbreken van een effect op de bloedplaatjesaggregatie zijn COX-2-remmers geen
substituut voor acetylsalicylzuur ter profylaxe van trombo-embolische cardiovasculaire aandoeningen.
Behandelingen met aggregatieremmers dienen daarom niet gestopt te worden (zie rubriek 5.1).
4
Voorzichtigheid is geboden wanneer Dynastat tegelijk toegediend wordt met warfarine en andere orale
anticoagulantia (zie rubriek 4.5). Het gelijktijdig gebruik van parecoxib met andere NSAID’s (behalve
acetylsalicylzuur) dient te worden vermeden.
Dynastat kan koorts en andere symptomen van ontsteking maskeren (zie rubriek 5.1). In geïsoleerde
gevallen werd een verergering van infecties van zachte weefsels beschreven in verband met het
gebruik van NSAID’s en in niet-klinische onderzoeken met Dynastat (zie rubriek 5.3). Men moet bij
patiënten die behandeld worden met Dynastat na chirurgie opmerkzaam zijn voor symptomen van
infectie bij de controle van de operatiewond.
Gastro-intestinaal
Bij patiënten behandeld met parecoxib zijn complicaties van het bovenste deel van het
maagdarmkanaal (perforaties, ulcera of bloedingen [PUB’s]) opgetreden, in sommige gevallen met
fatale afloop. Voorzichtigheid is geboden bij de behandeling van patiënten die het meeste risico lopen
om een gastro-intestinale complicatie met NSAID’s te ontwikkelen; ouderen, patiënten met een
voorgeschiedenis van gastro-intestinale aandoeningen, zoals ulcera en gastro-intestinale bloedingen, of
patiënten die tegelijk acetylsalicylzuur gebruiken. De klasse NSAID’s is ook in verband gebracht met
verhoogde gastro-intestinale complicaties bij patiënten die gelijktijdig glucocorticoïden, selectieve
serotonineheropnameremmers, andere trombocytenaggregatieremmers of andere NSAID’s gebruiken,
of bij patiënten die alcohol gebruiken. Er is een verdere verhoging van het risico op gastro-intestinale
bijwerkingen (gastro-intestinale ulceratie of andere gastro-intestinale complicaties) wanneer parecoxib
tegelijk met acetylsalicylzuur (zelfs in lage doses) wordt ingenomen.
Huidreacties
Via postmarketing surveillance zijn ernstige huidreacties, waaronder erythema multiforme,
exfoliatieve dermatitis en het syndroom van Stevens-Johnson (waarvan sommige met fatale afloop)
gerapporteerd bij patiënten die parecoxib toegediend kregen. Daarnaast zijn via postmarketing
surveillance fatale meldingen geweest van toxische epidermale necrolyse bij patiënten die valdecoxib
(de actieve metaboliet van parecoxib) toegediend kregen; deze ernstige huidreacties kunnen niet
uitgesloten worden voor parecoxib (zie rubriek 4.8). DRESS-syndroom kan optreden bij een
blootstelling aan parecoxib. Dit is gebaseerd op andere ernstige huidreacties die gemeld zijn in
verband met blootstelling aan celecoxib en valdecoxib. Patiënten lijken het grootste risico op deze
reacties te lopen aan het begin van de behandeling: de eerste symptomen van de reactie traden in de
meeste gevallen op in de eerste maand van de behandeling.
Artsen dienen gepaste maatregelen te nemen om patiënten te controleren op alle ernstige huidreacties
op de behandeling, bv. door extra patiëntenconsultaties. De patiënten dienen geadviseerd te worden
om elke opkomende huidaandoening onmiddellijk aan hun arts te melden.
De behandeling met parecoxib dient stopgezet te worden bij de eerste tekenen van huiduitslag,
mucosalaesies of enig ander teken van overgevoeligheid. Het is bekend dat ernstige huidreacties
kunnen optreden bij gebruik van zowel NSAID’s, waaronder de selectieve COX-2-remmers, als
andere geneesmiddelen. De mate waarin de ernstige huidreacties gemeld werden, blijkt echter groter te
zijn voor valdecoxib (de actieve metaboliet van parecoxib) vergeleken met andere COX-2 selectieve
remmers. Patiënten met een voorgeschiedenis van allergie voor sulfonamiden kunnen een groter risico
lopen op het ontwikkelen van huidreacties (zie rubriek 4.3). Patiënten zonder een voorgeschiedenis
van allergie voor sulfonamiden kunnen ook risico lopen op het ontwikkelen van ernstige huidreacties.
Overgevoeligheid
Na het in de handel brengen werden overgevoeligheidsreacties (anafylaxie en angio-oedeem)
gerapporteerd met valdecoxib en parecoxib (zie rubriek 4.8). Sommige van deze reacties traden op bij
patiënten met een voorgeschiedenis van reacties van het allergische type op sulfonamiden (zie
rubriek 4.3). De behandeling met parecoxib dient gestaakt te worden bij de eerste tekenen van
overgevoeligheid.
5
Tijdens postmarketingervaring met parecoxib zijn gevallen van ernstige hypotensie gemeld vlak na
toediening van parecoxib. Sommige van deze gevallen zijn opgetreden zonder andere verschijnselen
van anafylaxie. De arts dient voorbereid te zijn om ernstige hypotensie te behandelen.
Vochtretentie, oedeem, nier
Zoals bij andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat zij de prostaglandinesynthese remmen, werd
vochtretentie en oedeem opgemerkt bij enkele patiënten die parecoxib gebruikten. Daarom dient
parecoxib met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met verminderde hartfunctie, vooraf
bestaand oedeem, of andere aandoeningen die voorbestemmen tot of verergeren door vochtretentie,
met inbegrip van de patiënten die diuretica innemen of bij wie hoe dan ook een risico op hypovolemie
bestaat. Als er klinische aanwijzingen zijn van verslechtering van de aandoening bij deze patiënten,
dienen gepaste maatregelen, waaronder stopzetten van de behandeling met parecoxib, te worden
genomen
Na het in de handel brengen werd acuut nierfalen gerapporteerd bij patiënten die parecoxib kregen (zie
rubriek 4.8). Omdat remming van de prostaglandinesynthese kan leiden tot een verslechtering van de
nierfunctie en tot vochtretentie is voorzichtigheid geboden wanneer Dynastat wordt toegediend aan
patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.2) of hypertensie, of aan patiënten met een verminderde
hart- of leverfunctie of met andere aandoeningen die voorbestemmen tot vochtretentie.
Voorzichtigheid is geboden wanneer een behandeling met Dynastat wordt gestart bij gedehydrateerde
patiënten. Het is raadzaam in dit geval patiënten eerst te rehydrateren alvorens de behandeling met
Dynastat te starten.
Hypertensie
Zoals bij alle NSAID’s kan parecoxib een nieuwe hypertensie doen ontstaan of een vooraf bestaande
hypertensie verergeren en beide kunnen bijdragen aan een hogere incidentie van cardiovasculaire
voorvallen. Parecoxib dient met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met hypertensie. De
bloeddruk dient nauwgezet te worden gecontroleerd bij de start van de behandeling met parecoxib en
gedurende de gehele behandeling. Als de bloeddruk significant stijgt, moet een andere behandeling
overwogen worden.
Leverfunctiestoornis
Dynastat moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met matige leverfunctiestoornissen
(Child-Pugh score 7-9) (zie rubriek 4.2).
Gebruik met orale anticoagulantia
Het gelijktijdig gebruiken van NSAID’s met orale anticoagulantia verhoogt het risico op bloedingen.
Onder orale anticoagulantia vallen warfarine en andere coumarinederivaten en nieuwe orale
anticoagulantia (bijvoorbeeld apixaban, dabigatran en rivaroxaban) (zie rubriek 4.5).
Natriumgehalte
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Farmacodynamische interacties
Bij patiënten die met warfarine of andere anticoagulantia worden behandeld, moet de anticoagulerende
behandeling worden gecontroleerd, in het bijzonder gedurende de eerste dagen na aanvang van een
behandeling met Dynastat, omdat deze patiënten een hogere kans hebben op bloedingscomplicaties.
Daarom dient bij patiënten die orale anticoagulantia gebruiken de prothrombinetijd INR nauwlettend
gecontroleerd te worden, in het bijzonder gedurende de eerste dagen na de start van de behandeling
met parecoxib of na wijziging van de parecoxibdosis (zie rubriek 4.4).
Dynastat had geen effect op de acetylsalicylzuur-gemedieerde remming van de
bloedplaatjesaggregatie of de bloedingstijd. Klinische studies tonen aan dat Dynastat kan worden
6
gecombineerd met lage doses acetylsalicylzuur (325 mg). Zoals geldt voor andere NSAID’s, is in de
ingediende studies een verhoogd risico op gastro-intestinale ulcera of andere gastro-intestinale
complicaties waargenomen bij gelijktijdig gebruik van een lage dosis acetylsalicylzuur in vergelijking
met het gebruik van parecoxib alleen (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdige toediening van parecoxib met heparine beïnvloedde de farmacodynamiek van heparine
(geactiveerde partiële tromboplastinetijd) niet, in vergelijking met heparine alleen.
De remming van prostaglandines door NSAID’s, waaronder COX-2-remmers, kan de werking van
angiotensineconverterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine II-antagonisten, bètablokkers en
diuretica verminderen. Met deze interactie dient rekening te worden gehouden bij patiënten die
parecoxib gelijktijdig met ACE-remmers, angiotensine II-antagonisten, bètablokkers en diuretica
krijgen.
Bij oudere patiënten, patiënten met een volumeverlies (inclusief degenen die behandeld worden met
diuretica) of patiënten met een verminderde nierfunctie, kan gelijktijdige toediening van NSAID’s
(inclusief selectieve COX-2-remmers) met ACE-remmers of angiotensine II-antagonisten, leiden tot
een verdere verslechtering van de nierfunctie, inclusief mogelijk acuut nierfalen. Deze effecten zijn
over het algemeen reversibel.
Derhalve is voorzichtigheid geboden bij het gelijktijdig toedienen van deze geneesmiddelen. De
patiënt dient goed gehydrateerd te zijn en bij aanvang van de gelijktijdige behandeling dient de
noodzaak tot controle van de nierfunctie te worden beoordeeld en daarna periodiek gecontroleerd te
worden.
Er is gesuggereerd dat de gelijktijdige toediening van NSAID’s en ciclosporine of tacrolimus het
nefrotoxisch effect van ciclosporine en tacrolimus zou kunnen verhogen vanwege effecten van
NSAID’s op renale prostaglandines. Wanneer parecoxib samen met één van deze geneesmiddelen
wordt toegediend, dient de nierfunctie gecontroleerd te worden.
Dynastat kan in combinatie met opioïde analgetica toegediend worden. In klinische onderzoeken was
de dagelijkse behoefte aan pro re nata opioïden significant verlaagd wanneer deze samen met
parecoxib werden toegediend.
Effecten van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van parecoxib (of het actieve bestanddeel
valdecoxib)
Parecoxib wordt snel gehydrolyseerd tot de actieve stof valdecoxib. Studies hebben aangetoond dat het
metabolisme van valdecoxib bij de mens voornamelijk gemedieerd wordt via CYP3A4- en 2C9-iso-
enzymen.
De plasmablootstelling (AUC en C
max
) aan valdecoxib was verhoogd (respectievelijk 62% en 19%),
bij gelijktijdige toediening van fluconazol (voornamelijk een CYP2C9-remmer), wat aangeeft dat de
dosis van parecoxib verlaagd moet worden bij patiënten die behandeld worden met fluconazol.
De plasmablootstelling (AUC en C
max
) aan valdecoxib was verhoogd (respectievelijk 38% en 24%),
bij gelijktijdige toediening van ketoconazol (een CYP3A4-remmer); in het algemeen zal het echter niet
nodig zijn om de dosering bij patiënten die met ketoconazol worden behandeld aan te passen.
Het effect van enzyminductie werd niet bestudeerd. Het metabolisme van valdecoxib kan verhogen bij
gelijktijdige toediening van enzyminductoren, zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine of
dexamethason.
Effecten van parecoxib (of het actieve bestanddeel valdecoxib) op de farmacokinetiek van andere
geneesmiddelen
Behandeling met valdecoxib (40 mg tweemaal daags gedurende 7 dagen) resulteerde in een
drievoudige toename in plasmaconcentraties van dextromethorfan (CYP2D6-substraat). Daarom is
voorzichtigheid geboden wanneer Dynastat tegelijk toegediend wordt met geneesmiddelen die vooral
7
gemetaboliseerd worden door CYP2D6 en die een smalle therapeutische index hebben (bijvoorbeeld
flecaïnide, propafenon, metoprolol).
Plasmablootstelling aan omeprazol (CYP2C19-substraat), 40 mg eenmaal daags was toegenomen met
46% na toediening van valdecoxib 40 mg tweemaal daags gedurende 7 dagen, terwijl de
plasmablootstelling aan valdecoxib onveranderd bleef. Deze resultaten geven aan dat alhoewel
valdecoxib niet gemetaboliseerd wordt door CYP2C19, het toch een remmer van dit iso-enzym kan
zijn. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer Dynastat tegelijk toegediend wordt met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze substraten zijn van CYP2C19 (bijvoorbeeld fenytoïne,
diazepam of imipramine).
In twee farmacokinetische interactiestudies bij patiënten met reumatoïde artritis, die wekelijks werden
behandeld met een stabiele dosis methotrexaat (5-20 mg/week, als enkelvoudige orale of
intramusculaire dosis), had oraal toegediend valdecoxib (tweemaal daags 10 mg of tweemaal daags
40 mg) weinig tot geen effect op de steady-state-plasmaconcentraties van methotrexaat.
Desalniettemin is voorzichtigheid geboden als methotrexaat samen met NSAID’s wordt gegeven,
aangezien de toediening van NSAID’s kan leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van
methotrexaat. Een adequate controle van methotrexaat-gerelateerde toxiciteit dient overwogen te
worden indien parecoxib en methotrexaat tegelijk worden toegediend.
Gelijktijdige toediening van valdecoxib en lithium gaf significante dalingen van de serumklaring
(25%) en nierklaring (30%) van lithium met een 34% hogere serumblootstelling vergeleken met
lithium alleen. De serumconcentratie van lithium moet nauwgezet worden gecontroleerd, wanneer een
behandeling met parecoxib wordt gestart of gewijzigd bij patiënten die met lithium worden behandeld.
Gelijktijdige toediening van valdecoxib en glibenclamide (CYP3A4-substraat) had geen effect op de
farmacokinetiek (blootstelling) of de farmacodynamiek (bloedglucose- en insulinespiegels) van
glibenclamide.
Injecteerbare anaesthetica
Gelijktijdige toediening van 40 mg parecoxib i.v. met propofol (CYP2C9-substraat) of midazolam
(CYP3A4-substraat) had geen invloed op de farmacokinetiek (metabolisme en blootstelling) of de
farmacodynamiek (EEG-effecten, psychomotorische testen en ontwaken uit verdoving) van i.v.
propofol of i.v. midazolam. Bijkomend, gelijktijdige toediening van valdecoxib had geen klinisch
significant effect op het hepatisch of intestinaal CYP3A4-gemedieerde metabolisme van oraal
toegediend midazolam. Toediening van i.v. parecoxib 40 mg had geen significant effect op de
farmacokinetiek van i.v. fentanyl of i.v. alfentanyl (CYP3A4-substraten).
Inhalatie-anaesthetica
Er werden geen formele interactiestudies uitgevoerd. In chirurgiestudies, waarbij parecoxib
preoperatief werd toegediend, werd geen aanwijzing voor farmacodynamische interactie waargenomen
bij patiënten die parecoxib en de inhalatie-anaesthetica distikstofoxide (lachgas) en isofluraan kregen
toegediend (zie rubriek 5.1).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
8
Zwangerschap
Parecoxib veroorzaakt waarschijnlijk ernstige aangeboren afwijkingen indien het wordt gebruikt
tijdens het laatste trimester van de zwangerschap, omdat het, net zoals het gebruik van andere
geneesmiddelen die de prostaglandine remmen, kan leiden tot een voortijdige sluiting van de ductus
arteriosus of tot weeënzwakte (zie rubriek 4.3, 5.1 en 5.3).
NSAID-gebruik tijdens het tweede of derde trimester van de zwangerschap kan nierfunctiestoornis bij
de foetus veroorzaken. Dit kan leiden tot vermindering van het volume van het vruchtwater of in
ernstige gevallen tot oligohydramnion. Deze effecten kunnen kort na het begin van de behandeling
voorkomen en zijn normaal gesproken reversibel bij stopzetting. Zwangere vrouwen die NSAID’s
gebruiken dienen nauwgezet gecontroleerd te worden op het volume van het vruchtwater.
Dynastat is gecontra-indiceerd tijdens het derde trimester van de zwangerschap (zie rubriek 4.3).
Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over het gebruik van parecoxib bij zwangere vrouwen of
tijdens de bevalling. Remming van de prostaglandinesynthese kan echter een negatieve invloed
hebben op de zwangerschap. Gegevens uit epidemiologische studies suggereren een verhoogd risico
op een miskraam na gebruik van prostaglandinesyntheseremmers in de vroege zwangerschap. Bij
dieren is gebleken dat de toediening van prostaglandinesyntheseremmers, waaronder parecoxib, leidt
tot verhoogd pre- en postimplantatieverlies en embryofoetale letaliteit (zie rubriek 5.1 en 5.3). Tijdens
het eerste en het tweede trimester van de zwangerschap mag Dynastat niet worden gegeven, tenzij
strikt noodzakelijk.
Borstvoeding
De toediening van een enkele dosis parecoxib aan vrouwen die borstvoeding gaven na bevalling met
een keizersnede, resulteerde in de overdracht van een relatief kleine hoeveelheid parecoxib en de
actieve metaboliet valdecoxib in de moedermelk. Dit resulteerde in een lage relatieve dosis voor de
zuigeling (ongeveer 1% van de maternale dosis aangepast volgens gewicht). Dynastat mag niet
worden toegediend aan vrouwen die borstvoeding geven (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Zoals bij ieder geneesmiddel waarvan bekend is dat het de cyclooxygenase-/prostaglandinesynthese
remt, wordt het gebruik van Dynastat niet aanbevolen bij vrouwen die zwanger willen worden (zie
rubriek 4.3, 5.1 en 5.3).
Op basis van het werkingsmechanisme kan het gebruik van NSAID’s ruptuur van follikels in het
ovarium vertragen of voorkomen. Dit kan in verband worden gebracht met reversibele
onvruchtbaarheid bij sommige vrouwen. Bij vrouwen die problemen hebben met de conceptie of bij
wie onvruchtbaarheid wordt onderzocht, moet stopzetting van NSAID’s, waaronder Dynastat, worden
overwogen.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Patiënten die duizeligheid, draaierigheid of slaperigheid ervaren na toediening van Dynastat moeten
afzien van deelname aan het verkeer of het bedienen van machines.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerking van Dynastat is misselijkheid. De meest serieuze reacties treden
soms tot zelden op en omvatten cardiovasculaire voorvallen, zoals myocardinfarct en ernstige
hypotensie evenals overgevoeligheidsreacties, zoals anafylaxie, angio-oedeem en ernstige huiduitslag.
Na een coronaire bypassoperatie hebben patiënten die Dynastat toegediend kregen een hoger risico op
bijwerkingen zoals cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen (waaronder myocardinfarct,
beroerte/TIA, longembolie en diep veneuze trombose, zie rubriek 4.3 en 5.1), diepe chirurgische
infecties of wondhelingscomplicaties van het sternum.
9
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
De volgende bijwerkingen werden gerapporteerd bij patiënten die parecoxib kregen (N=5402) in
28 placebogecontroleerde klinische studies. Meldingen na het in de handel brengen zijn als “frequentie
niet bekend” geclassificeerd, omdat de respectievelijke frequenties niet bepaald kunnen worden op
basis van de beschikbare gegevens. Binnen iedere frequentiegroep worden de bijwerkingen vermeld
op basis van de MedDRA terminologie en gerangschikt naar afnemende ernst.
Bijwerkingfrequentie
Zeer vaak
Vaak
Soms
(
1/10)
(
1/100,
(
1/1.000, <1/100)
<1/10)
Infecties en parasitaire aandoeningen
Faringytis,
Abnormale sternale
alveolaire
sereuze wonddrainage,
osteïtis
wondinfectie
(ontsteking
van de
tandholte)
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Postoperatie- Trombocytopenie
ve anemie
Immuunsysteemaandoeningen
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Hypokaliëmie Hyperglykemie,
anorexie
Psychische stoornissen
Opwinding,
slapeloosheid
Zenuwstelselaandoeningen
Hypo-esthesie, Cerebrovasculaire
duizeligheid
aandoeningen
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Oorpijn
Hartaandoeningen
Myocardinfarct,
bradycardie
Bloedvataandoeningen
Hypertensie,
hypotensie
Hypertensie
(toegenomen),
orthostatische
hypotensie
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Respiratoire
Longembolie
insufficiëntie
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijk-
Buikpijn,
Gastroduodenale
Pancreatitis,
heid
braken,
ulceratie, gastro-
oesofagitis,
constipatie,
oesofageale
mondoedeem
dyspepsie,
refluxziekte, droge
(peri-orale
flatulentie
mond, abnormale
zwelling)
maagdarmgeluiden
Huid- en onderhuidaandoeningen
10
Zelden
(
1/10.000,
<1/1.000)
Niet bekend
Anafylactoïde
reactie
Circulatoire shock,
congestief hartfalen,
tachycardie
Dyspnoe
Bijwerkingfrequentie
Zeer vaak
Vaak
(
1/10)
(
1/100,
<1/10)
Pruritus,
hyperhidrose
Soms
(
1/1.000, <1/100)
Ecchymose,
huiduitslag, urticaria
Zelden
(
1/10.000,
<1/1.000)
Niet bekend
Syndroom van
Stevens-Johnson,
erythema
multiforme,
exfoliatieve
dermatitis
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Pijn in de rug Artralgie
Nier- en urinewegaandoeningen
Oligurie
Acuut
nierfalen
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Perifeer
Asthenie, pijn op
oedeem
injectieplaats, reactie
op injectieplaats
Onderzoeken
Verhoogd bloed CPK,
verhoogd bloed LDH,
verhoogd SGOT,
verhoogd SGPT,
verhoogd BUN
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties
Postprocedurele
complicaties (huid)
Verhoogd
creatinine in
het bloed
Nierfalen
Overgevoeligheids
reacties waaronder
anafylaxie en
angio-oedeem
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Na het in de handel brengen werd toxische epidermale necrolyse gerapporteerd in verband met het
gebruik van valdecoxib, en kan niet uitgesloten worden voor parecoxib (zie rubriek 4.4). Daarnaast
werden de volgende zeldzame ernstige bijwerkingen gerapporteerd in verband met het gebruik van
NSAID’s en kunnen niet uitgesloten worden voor Dynastat: bronchospasmen en hepatitis.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Meldingen van overdosering met parecoxib komen overeen met ongewenste voorvallen die ook reeds
beschreven zijn bij aanbevolen doseringen van parecoxib.
In het geval van acute overdosering moeten patiënten behandeld worden met symptomatische en
ondersteunende zorg. Er bestaan geen specifieke antidota. Parecoxib is een prodrug van valdecoxib.
Valdecoxib wordt niet verwijderd door hemodialyse. Vanwege de hoge eiwitbinding van valdecoxib is
diurese of het alkaliseren van de urine mogelijk niet effectief.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
11
Farmacotherapeutische categorie: Anti-ontstekings- en antireumatische producten, Coxibs, ATC-code:
M01AH04
Parecoxib is een prodrug van valdecoxib. Binnen het klinisch doseringsgebied is valdecoxib een orale,
selectieve COX-2-remmer. Cyclo-oxygenase is verantwoordelijk voor de aanmaak van
prostaglandines. Er zijn twee isovormen geïdentificeerd, COX-1 en COX-2. COX-2 is de isovorm van
het enzyme waarvan gebleken is dat het door pro-inflammatoire stimuli wordt geïnduceerd en dat naar
men veronderstelt primair verantwoordelijk is voor de synthese van prostanoïde mediatoren voor pijn,
ontsteking en koorts. COX-2 speelt ook een rol bij de ovulatie, implantatie en sluiting van de ductus
Botalli, regulering van de nierfunctie en functies binnen het centraal zenuwstelsel (koortsinductie,
pijnwaarneming en cognitieve functie). Het speelt mogelijk ook een rol bij de genezing van ulcera.
COX-2 is bij de mens in weefsel rondom maagulcera aangetoond, maar de relevantie daarvan voor de
genezing van ulcera is niet vastgesteld.
Het verschil in plaatjesremmende activiteit tussen sommige COX-1 remmende NSAID’s en selectieve
COX-2-remmers kan bij patiënten met een risico op trombo-embolische reacties van klinisch belang
zijn. Selectieve COX-2-remmers verminderen de vorming van systemisch (en daarom mogelijk
endotheliaal) prostacycline zonder het tromboxaan van de bloedplaatjes te beïnvloeden. De klinische
relevantie van deze waarnemingen is niet vastgesteld.
Parecoxib is gebruikt bij verschillende kleine en grote operaties. De effectiviteit van Dynastat werd
vastgesteld in klinisch onderzoek naar pijn bij tandheelkundige chirurgie, gynaecologische chirurgie
(hysterectomie), orthopedische chirurgie (knie- en heupprothese) en coronaire bypassoperaties. De
eerste waarneembare analgesie trad op na 7-13 minuten, met een aangetoond analgetisch effect van
klinische betekenis na 23-29 minuten en een maximaal effect binnen 2 uur na een toediening van
enkelvoudige doses van 40 mg i.v. of i.m. Dynastat. De omvang van het analgetisch effect van de
40 mg dosis was vergelijkbaar met 60 mg i.m. ketorolac of 30 mg i.v. ketorolac. Na een enkele dosis
was de duur van de analgesie afhankelijk van de dosis en het klinisch pijnmodel en varieerde van 6 tot
meer dan 12 uur.
Gebruik van parecoxib langer dan 3 dagen
De meeste onderzoeken werden opgezet voor de dosering van parecoxib gedurende maximaal 3 dagen.
Gegevens uit 3 gerandomiseerde placebogecontroleerde onderzoeken, waar de protocollen
behandeling met parecoxib voor >3 dagen toestonden, werden verzameld en geanalyseerd. In de
gecombineerde analyse van 676 patiënten, kregen 318 placebo en 358 parecoxib. Van de patiënten
behandeld met parecoxib kregen 317 patiënten parecoxib gedurende maximaal 4 dagen, 32 patiënten
gedurende maximaal 5 dagen, terwijl slechts 8 patiënten werden behandeld gedurende maximaal
6 dagen en 1 patiënt gedurende 7 of meer dagen. Van de patiënten behandeld met placebo kregen
270 patiënten placebo gedurende maximaal 4 dagen, 43 patiënten gedurende maximaal 5 dagen,
terwijl slechts 3 patiënten werden behandeld gedurende maximaal 6 dagen en 2 patiënten gedurende 7
of meer dagen. Beide groepen hadden vergelijkbare demografische kenmerken. De gemiddelde (SD)
behandelduur was 4,1 (0,4) dagen voor parecoxib en 4,2 (0,5) dagen voor placebo, het bereik was
4-7 dagen voor parecoxib en 4-9 dagen voor placebo. Het optreden van bijwerkingen bij patiënten die
parecoxib kregen gedurende 4-7 dagen (mediane duur 4 dagen), was laag na 3 behandeldagen en
vergelijkbaar met placebo.
Opioïd-sparende effecten
In een placebogecontroleerd, orthopedisch en algemeen chirurgisch onderzoek (n=1050), kregen
patiënten Dynastat toegediend in een initiële parenterale dosis van 40 mg i.v. gevolgd door 20 mg
tweemaal daags gedurende minimaal 72 uur in aanvulling op de standaard zorg waaronder
aanvullende, door de patiënt zelf gedoseerde opioïden. De vermindering in opioïdgebruik bij Dynastat-
behandeling op Dag 2 en 3 was 7,2 mg en 2,8 mg (37% en 28% respectievelijk). Deze vermindering in
opioïdgebruik ging gepaard met significante verlagingen van door de patiënt gerapporteerde
symptomen van ongemak door opioïden. Er werd een toename in verlichting van de pijn aangetoond
in vergelijking tot opioïden alleen. Aanvullende studies in andere chirurgische vakgebieden leverden
vergelijkbare waarnemingen. Er zijn geen gegevens die wijzen op een vermindering van het totale
12
aantal bijwerkingen bij het gebruik van parecoxib in vergelijking tot placebo in combinatie met
opioïden.
Gastro-intestinale studies
In kortdurende studies (7 dagen) was de incidentie van endoscopisch waargenomen gastroduodenale
ulcera of erosies bij gezonde jonge proefpersonen en ouderen (65 jaar) na toediening van Dynastat
(5-21%), alhoewel hoger dan placebo (5-12%), significant lager dan de incidentie die waargenomen
werd met NSAID’s (66-90%).
CABG postoperatieve veiligheidsstudies
Naast de gebruikelijke rapportering van ongewenste voorvallen werden vooraf gespecificeerde
categorieën van voorvallen, beoordeeld door een onafhankelijke commissie van experts, onderzocht in
twee placebogecontroleerde veiligheidsstudies waarin de patiënten gedurende ten minste 3 dagen
parecoxib toegediend kregen en daarna werden overgeschakeld op oraal toegediend valdecoxib voor
een totale duur van 10 tot 14 dagen. Alle patiënten kregen de gebruikelijke analgetische zorg tijdens de
behandeling.
De patiënten kregen een lage dosis acetylsalicylzuur vóór randomisatie en gedurende de twee CABG-
studies.
De eerste CABG-studie evalueerde patiënten die gedurende ten minste 3 dagen behandeld werden met
parecoxib IV 40 mg tweemaal daags, gevolgd door een behandeling met valdecoxib 40 mg tweemaal
daags (parecoxib/valdecoxib groep) (n=311) of placebo/placebo (n=151) in een 14 dagen durende
dubbelblinde, placebogecontroleerde studie. Negen vooraf gespecificeerde categorieën van
ongewenste voorvallen werden geëvalueerd (cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen,
pericarditis, ontstaan van of exacerbatie van congestief hartfalen, nierfalen/disfunctie,
ulcuscomplicaties van het bovenste deel van het maagdarmkanaal, ernstige niet-GI-bloedingen,
infecties, niet-infectieuze pulmonale complicaties en overlijden). Er werd een significant (p<0,05)
grotere incidentie van cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen (myocardinfarct, ischemie,
cerebrovasculair accident, diepe veneuze trombose en longembolie) waargenomen in de
parecoxib/valdecoxib behandelingsgroep vergeleken met de placebo/placebo behandelingsgroep
gedurende de IV behandelingsperiode (respectievelijk 2,2% en 0,0%) en de volledige studieperiode
(respectievelijk 4,8% en 1,3%). Met de parecoxib/valdecoxib behandeling zijn chirurgische
wondcomplicaties (meestal met betrekking tot de sternale wonde) in grotere mate waargenomen.
In de tweede CABG-studie werden vier vooraf gespecificeerde categorieën van voorvallen
geëvalueerd (cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen, nierdisfunctie/nierfalen, ulcus/bloeding
van het bovenste deel van het maagdarmkanaal, chirurgische wondcomplicatie). De patiënten werden
binnen 24 uur na de CABG-ingreep gerandomiseerd naar: een initiële dosis parecoxib IV van 40 mg,
vervolgens 20 mg IV elke 12 uur gedurende ten minste 3 dagen gevolgd door oraal toegediend
valdecoxib (20 mg elke 12 uur) (n=544) voor de rest van de behandelingsperiode van 10 dagen;
placebo IV gevolgd door oraal toegediend valdecoxib (n=544); of placebo IV gevolgd door oraal
toegediend placebo (n=548). In de parecoxib/valdecoxib behandelingsgroep werd een significant
(p=0,033) grotere incidentie van voorvallen uit de cardiovasculaire/trombo-embolische categorie
waargenomen (2,0%) vergeleken met de placebo/placebo behandelingsgroep (0,5%). De
placebo/valdecoxib behandeling werd ook geassocieerd met een hogere incidentie van
cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen versus de placebo behandeling, maar dit verschil was
niet statistisch significant. Drie van de zes cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen in de
placebo/valdecoxib behandelingsgroep traden op tijdens de placebo behandelingsperiode; deze
patiënten kregen geen valdecoxib. Vooraf gespecificeerde voorvallen met de hoogste incidentie in alle
drie de behandelingsgroepen betroffen de categorie van de chirurgische wondcomplicaties, waaronder
diepe chirurgische infecties en sternale wondhelingscomplicaties.
Er waren geen significante verschillen tussen de actieve behandelingen en placebo voor elk van de
andere vooraf gespecificeerde categorieën van voorvallen (nierdisfunctie/nierfalen, ulcuscomplicaties
van het bovenste deel van het maagdarmkanaal of chirurgische wondcomplicaties).
Algemeen chirurgische veiligheidsstudies
13
In een grote (N=1050) belangrijke orthopedische/algemeen chirurgische studie kregen de patiënten
een initiële dosis parecoxib 40 mg IV, vervolgens 20 mg IV elke 12 uur gedurende ten minste 3 dagen
gevolgd door oraal toegediend valdecoxib (20 mg elke 12 uur) (n=525) voor de rest van de
behandelingsperiode van 10 dagen; of placebo IV gevolgd door oraal toegediend placebo (n=525). Er
waren geen significante verschillen in het globale veiligheidsprofiel, inclusief de vier vooraf
gespecificeerde categorieën van voorvallen, hierboven beschreven voor de tweede CABG-studie, voor
parecoxib/valdecoxib vergeleken met placebo behandeling bij deze postoperatieve patiënten.
Studies naar een effect op de bloedplaatjes
In een aantal kleine studies met meervoudige doses bij jonge en oudere proefpersonen had Dynastat
20 mg of 40 mg tweemaal daags geen effect op de plaatjesaggregatie of bloedingstijd in vergelijking
met placebo. Bij jonge proefpersonen had Dynastat 40 mg tweemaal daags geen klinisch significant
effect op de acetylsalicylzuur-gemedieerde remming van de plaatjesfunctie (zie rubriek 4.5).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Na i.v. of i.m. injectie wordt parecoxib, door enzymatische hydrolyse in de lever, snel omgezet tot
valdecoxib, het farmacologisch actieve bestanddeel.
Absorptie
De blootstelling aan valdecoxib na enkelvoudige doses Dynastat, zoals gemeten zowel in oppervlakte
onder de plasmaconcentratie-versus-tijd-curve (AUC) als in maximale plasmaconcentratie (C
max
), is
bij benadering lineair in de klinische doseringsrange. De AUC en C
max
na tweemaal daags doseren is
lineair tot 50 mg i.v. en 20 mg i.m. Steady-state-plasmaconcentraties van valdecoxib werden bereikt
binnen 4 dagen na tweemaal daags doseren.
Na enkelvoudige i.v. en i.m. doses parecoxib 20 mg, wordt de C
max
van valdecoxib in ongeveer
30 minuten en ongeveer 1 uur respectievelijk bereikt. De blootstelling aan valdecoxib na i.v. en i.m.
toediening was in termen van AUC en C
max
vergelijkbaar. De blootstelling aan parecoxib na i.v. en
i.m. toediening was in termen van AUC vergelijkbaar. De gemiddelde C
max
van parecoxib na i.m.
dosering was lager vergeleken met een bolus i.v. dosering, wat toegewezen wordt aan een tragere
extravasculaire absorptie na i.m. toediening. Deze dalingen werden niet als klinisch belangrijk
beschouwd aangezien de C
max
van valdecoxib vergelijkbaar is na i.m. en i.v. toediening van parecoxib.
Distributie
Het verdelingsvolume van valdecoxib na i.v. toediening bedraagt ongeveer 55 liter. De plasma-
eiwitbinding bedraagt ongeveer 98% over de concentratierange, zoals bereikt met de hoogste
aanbevolen dosering, 80 mg/dag. Valdecoxib, maar niet parecoxib, wordt in hoge mate verdeeld in de
rode bloedcellen.
Biotransformatie
Parecoxib wordt snel en bijna volledig omgezet tot valdecoxib en propionzuur
in vivo
met een
plasmahalfwaardetijd van ongeveer 22 minuten. Eliminatie van valdecoxib gebeurt door extensief
metabolisme in de lever, waarbij meerdere metabole routes zijn betrokken, waaronder cytochroom-
P450(CYP)3A4- en CYP2C9-iso-enzymen en glucuronidering (ongeveer 20%) van het
sulfonamidedeel. Een gehydroxyleerde metaboliet van valdecoxib (via de CYP-metabole route) met
COX-2-remmende activiteit is geïdentificeerd in humaan plasma. Deze vertegenwoordigt ongeveer
10% van de valdecoxibconcentratie; vanwege de lage concentratie van deze metaboliet wordt niet
verwacht, dat deze, na toediening van therapeutische doses parecoxib, een significante klinische
bijdrage levert.
Eliminatie
Valdecoxib wordt uitgescheiden via metabolisering in de lever met minder dan 5% onveranderd
valdecoxib uitgescheiden in de urine. Geen onveranderd parecoxib werd gedetecteerd in urine en
slechts sporen werden aangetoond in de feces. Ongeveer 70% van de dosis wordt uitgescheiden in de
urine in de vorm van inactieve metabolieten. De plasmaklaring (CL
p
) van valdecoxib bedraagt
14
ongeveer 6 l/uur. De eliminatiehalfwaardetijd (t
1/2
) van valdecoxib na i.v. of i.m. toediening van
parecoxib bedraagt ongeveer 8 uur.
Ouderen
Dynastat werd toegediend aan 335 oudere patiënten (65-96 jaar) in farmacokinetische en
therapeutische studies. Bij oudere gezonde proefpersonen was de schijnbare klaring van valdecoxib na
orale toediening verminderd, wat resulteerde in een ongeveer 40% hogere plasmablootstelling aan
valdecoxib dan bij jonge gezonde proefpersonen. Na correctie voor lichaamsgewicht was de steady-
stateplasmablootstelling aan valdecoxib bij oudere vrouwen 16% hoger dan bij oudere mannen (zie
rubriek 4.2).
Nierfunctiestoornissen
Bij patiënten met verschillende mate van nierfunctiestoornissen die 20 mg i.v. Dynastat toegediend
kregen, werd parecoxib snel uit plasma geklaard. Omdat renale eliminatie van valdecoxib niet
belangrijk is voor de afbraak van valdecoxib, werden geen veranderingen in de valdecoxibklaring
waargenomen, zelfs niet bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen, noch bij patiënten die
dialyse ondergaan (zie rubriek 4.2).
Leverfunctiestoornissen
Matige leverfunctiestoornissen resulteerden niet in een verminderde snelheid of mate van omzetting
van parecoxib in valdecoxib. Bij patiënten met een matig gestoorde leverfunctie (Child-Pugh score 7-
9), moet de behandeling worden gestart met de helft van de gebruikelijke aanbevolen dosis Dynastat
en moet de maximale dagelijkse dosis verlaagd worden tot 40 mg, omdat de blootstelling aan
valdecoxib bij deze patiënten meer dan verdubbeld (130%) was. Patiënten met ernstige
leverfunctiestoornissen werden niet bestudeerd en het gebruik van Dynastat bij patiënten met ernstige
leverfunctiestoornissen wordt daarom niet aanbevolen (zie rubriek 4.2 en 4.3).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfuncties of toxiciteit bij herhaalde dosering
bij 2 maal hogere doses dan de maximale blootstelling aan parecoxib bij de mens. Hoewel, in studies
naar de toxiciteit bij herhaalde dosering bij honden en ratten waren de systemische blootstellingen aan
valdecoxib (de actieve metaboliet van parecoxib) ongeveer 0,8 keer hoger dan de systemische
blootstelling bij oudere humane proefpersonen met de maximum aanbevolen therapeutische dosering
van 80 mg per dag. Hogere doses waren geassocieerd met verergering en vertraagde genezing van
huidinfecties, een effect dat waarschijnlijk geassocieerd is met COX-2-inhibitie.
In reproductietoxiciteitstesten kwamen postimplantatieverliezen, resorpties en achterstand in het
foetaal lichaamsgewicht voor bij doses die geen maternale toxiciteit veroorzaken in studies bij
konijnen. Er werden geen effecten van parecoxib op de vruchtbaarheid van mannelijke of vrouwelijke
ratten gevonden.
De effecten van parecoxib zijn niet onderzocht bij gevorderde zwangerschap of in de pre- en
postnatale periode.
Wanneer parecoxib in een enkelvoudige dosis intraveneus wordt toegediend aan zogende ratten, liet
dit concentraties van parecoxib, valdecoxib en een actieve metaboliet van valdecoxib zien in de
moedermelk, die vergelijkbaar waren met die van het plasma van de moeder.
De carcinogeniteit van parecoxib werd niet onderzocht.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
15
Dinatriumwaterstoffosfaat
Fosforzuur en/of natriumhydroxide (voor aanpassen van de pH).
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
Dynastat en opioïden dienen niet samen in dezelfde spuit toegediend te worden.
Reconstitueren met Ringer’s lactaatoplossing voor injectie of 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer’s
lactaatoplossing voor injectie leidt tot precipitatie van parecoxib en is daarom
niet
aanbevolen.
Het gebruik van water voor injecties is
niet
aanbevolen, omdat de resulterende oplossing niet isotoon
is.
Dynastat dient niet geïnjecteerd te worden in een i.v.-lijn waarmee een ander geneesmiddel wordt
toegediend. De i.v.-lijn dient vóór en na de Dynastat injectie voldoende gespoeld te worden met een
verenigbare oplossing (zie rubriek 6.6).
Injectie in een i.v.-lijn, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer’s lactaatoplossing voor injectie of
andere i.v.-vloeistoffen dan deze vermeld onder rubriek 6.6 worden toegediend, wordt niet
aanbevolen, omdat dit kan leiden tot precipitatie van het geneesmiddel.
6.3
Houdbaarheid
De houdbaarheid van het ongereconstitueerde product is 3 jaar.
Het is aangetoond dat de gereconstitueerde oplossing, die niet gekoeld of bevroren dient te worden, tot
24 uur bij 25C chemisch en fysisch stabiel is. Derhalve dient 24 uur als de maximale houdbaarheid
van het gereconstitueerde product beschouwd te worden. Echter, vanwege het belang van het risico op
microbiologische infectie bij injecteerbare producten dient de bereide oplossing onmiddellijk gebruikt
te worden, tenzij reconstitutie plaatsgevonden heeft onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
condities. Tenzij voldaan wordt aan dergelijke vereisten, zijn de bewaartijden en bewaarcondities vóór
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en zullen deze normaliter niet langer dan 12 uur bij
25C zijn.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Type I kleurloze glazen injectieflacons (5 ml) met een butylrubberen stop, verzegeld met een
aluminium afsluiting en een paarse polypropyleen afdrukbare kap.
Dynastat wordt geleverd in verpakkingen met 10 injectieflacons.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Dynastat moet gereconstitueerd worden vóór gebruik. Dynastat bevat geen bewaarmiddelen. Voor de
bereiding is een aseptische techniek vereist.
16
Oplosmiddelen voor reconstitutie
De aanvaardbare oplosmiddelen voor reconstitutie van Dynastat zijn:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie
Instructies voor reconstitutie
Maak gebruik van aseptische bereidingstechnieken om gelyofiliseerd parecoxib (als parecoxib) te
reconstitueren. Verwijder de paarse afdrukbare kap van de 40 mg parecoxib injectieflacon om het
centrale deel van de rubberen stop vrij te maken. Neem, met een steriele naald en spuit, 2 ml van een
aanvaardbaar oplosmiddel en breng de naald door het centrale deel van de rubberen stop heen en breng
zo het oplosmiddel in de 40 mg injectieflacon. Los het poeder volledig op door middel van een zachte
draaibeweging en inspecteer het gereconstitueerde product voor gebruik. De volledige inhoud van de
injectieflacon moet opgetrokken worden voor één toediening.
Na reconstitutie dient de vloeistof een heldere oplossing te zijn. Vóór toediening dient Dynastat
visueel geïnspecteerd te worden op deeltjes en op verkleuring. De oplossing mag niet gebruikt worden
wanneer deze verkleurd of troebel is of wanneer er deeltjes zichtbaar zijn. Dynastat moet binnen
24 uur na reconstitutie worden toegediend (zie rubriek 6.3) of worden weggegooid.
Het gereconstitueerde product is isotoon.
Verenigbaarheid met i.v.-lijn oplossingen
Na reconstitutie met aanvaardbare oplosmiddelen mag Dynastat
uitsluitend
i.v. of i.m. geïnjecteerd
worden, of in i.v.-lijnen waarmee het volgende wordt gegeven:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie;
of
Ringer’s lactaatoplossing voor injectie.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/005
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
17
Datum van eerste verlening van de vergunning: 22 maart 2002
Datum van laatste verlenging: 24 januari 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
18
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Injectieflacon met poeder: Elke injectieflacon bevat 40 mg parecoxib (als 42,36 mg
parecoxibnatrium). Na reconstitutie bedraagt de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Iedere 2 ml
gereconstitueerd poeder bevat 40 mg parecoxib.
Hulpstof met bekend effect
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis.
Na reconstitutie in natriumchloride-oplossing 9 mg/ml (0,9%) bevat Dynastat ongeveer 0,44 mmol
natrium per injectieflacon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie (poeder voor injectie).
Wit tot gebroken wit poeder.
Oplosmiddel: heldere, kleurloze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Voor kortdurende behandeling van postoperatieve pijn bij volwassenen.
De beslissing om een selectieve cyclo-oxygenase-2 (COX-2)-remmer voor te schrijven dient
gebaseerd te zijn op een beoordeling van het totale risico van de individuele patiënt (zie rubriek 4.3 en
4.4).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering is 40 mg intraveneus (i.v.) of intramusculair (i.m.), gevolgd door 20 mg of
40 mg elke 6 tot 12 uur, naargelang de behoefte, met een maximale dosering van 80 mg per dag.
Aangezien het cardiovasculaire risico van selectieve COX-2-remmers kan toenemen met de dosis en
duur van de blootstelling dient de kortst mogelijke behandelingsduur en de laagste effectieve dagdosis
gebruikt te worden. Er is beperkte klinische ervaring met behandeling met Dynastat gedurende meer
dan drie dagen (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdig gebruik met opioïde analgetica
Opioïde analgetica kunnen gelijktijdig met parecoxib gebruikt worden in de dosering zoals beschreven
in bovenstaande paragraaf. In alle klinische beoordelingen werd parecoxib met vaste tijdsintervallen
toegediend, terwijl de opioïden naar behoefte werden toegediend.
Ouderen
In het algemeen is het niet nodig de dosering aan te passen bij oudere patiënten ( 65 jaar). De
behandeling van oudere patiënten met een lichaamsgewicht lager dan 50 kg dient echter met de helft
19
van de gebruikelijke aanbevolen dosis Dynastat gestart te worden en dient de maximale dagelijkse
dosis tot 40 mg verlaagd te worden (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornissen
Er is geen klinische ervaring bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen (Child-Pugh score
10) en het gebruik bij deze patiënten is daarom gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3 en 5.2).
In het algemeen is het niet noodzakelijk de dosering aan te passen bij patiënten met lichte
leverfunctiestoornissen (Child-Pugh score 5-6). De behandeling met Dynastat bij patiënten met matige
leverfunctiestoornissen (Child-Pugh score 7-9) dient met voorzichtigheid gestart te worden en met de
helft van de gebruikelijke aanbevolen dosering. De maximale dagelijkse dosis dient tot 40 mg
verlaagd te worden.
Nierfunctiestoornissen
Bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij patiënten die
gepredisponeerd zijn voor vochtretentie dient de behandeling met parecoxib te worden gestart met de
laagst aanbevolen dosis (20 mg) en dient de nierfunctie van de patiënt nauwgezet gecontroleerd te
worden (zie rubriek 4.4 en 5.2). Gebaseerd op de farmacokinetiek is het niet noodzakelijk de dosis aan
te passen bij patiënten met lichte tot matige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring 30-80 ml/min).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van parecoxib bij kinderen onder de 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er
zijn geen gegevens beschikbaar. Het gebruik van parecoxib bij deze patiënten wordt daarom niet
aanbevolen.
Wijze van toediening
De i.v. bolusinjectie kan snel en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande i.v.
infusielijn. De i.m. injectie dient langzaam en diep in de spier te worden toegediend. Voor instructies
over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
Er kan neerslag ontstaan als Dynastat in oplossing wordt gecombineerd met andere geneesmiddelen.
Dynastat mag daarom noch tijdens reconstitutie noch tijdens injectie gemengd worden met andere
geneesmiddelen. Bij patiënten bij wie dezelfde i.v. infusielijn gebruikt moet worden om een ander
geneesmiddel te injecteren, dient de i.v.-lijn vóór en na de Dynastat-injectie afdoende gespoeld te
worden met een verenigbare oplossing.
Na reconstitutie met aanvaardbare oplosmiddelen mag Dynastat
uitsluitend
i.v. of i.m. geïnjecteerd
worden, of via i.v.-lijnen waarmee het volgende wordt gegeven:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie;
of
Ringer’s lactaatoplossing voor injectie.
Injectie in een i.v.-lijn, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer’s lactaatoplossing voor injectie of
andere i.v.-vloeistoffen dan hierboven vermeld, worden toegediend, wordt
niet
aanbevolen, omdat dit
kan leiden tot precipitatie van de oplossing.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Voorgeschiedenis van een type ernstige allergische geneesmiddelreactie, vooral huidreacties zoals het
syndroom van Stevens-Johnson, geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen
(DRESS-syndroom), toxische epidermale necrolyse, erythema multiforme of patiënten met een
bekende overgevoeligheid voor sulfonamiden (zie rubriek 4.4 en 4.8).
20
Actief ulcus pepticum of gastro-intestinale (GI-) bloeding.
Patiënten bij wie bronchospasme, acute rhinitis, neuspoliepen, angioneurotisch oedeem, urticaria of
andere allergie-achtige reacties zijn opgetreden na gebruik van acetylsalicylzuur of niet-steroïde
ontstekingsremmers (NSAID’s), waaronder COX-2-remmers.
Derde trimester van de zwangerschap en het geven van borstvoeding (zie rubriek 4.6 en 5.3).
Ernstige leverstoornis (serumalbumine < 25 g/l of Child-Pugh score
10).
Inflammatoire darmziekte.
Congestief hartfalen (NYHA II-IV).
Behandeling van postoperatieve pijn na een coronaire bypassoperatie (coronary
artery bypass graft,
CABG) (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Aangetoonde ischemische hartaandoening, perifeer arterieel vaatlijden en/of cerebrovasculaire
aandoening.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Dynastat is bestudeerd in tandheelkundige, orthopedische, gynaecologische (hoofdzakelijk
hysterectomie) en coronaire bypasschirurgie. Er is beperkte ervaring met andere soorten chirurgische
ingrepen zoals gastro-intestinale of urologische chirurgie (zie rubriek 5.1).
Toedieningswijzen anders dan i.v. of i.m. (bijv. intra-articulair, intrathecaal) zijn niet onderzocht en
dienen niet toegepast te worden.
Wegens de mogelijkheid van een toename van bijwerkingen bij hogere doses van parecoxib, andere
COX-2-remmers en NSAID’s, dienen patiënten die met parecoxib behandeld worden opnieuw te
worden beoordeeld na een dosisverhoging en, wanneer een toename van de werkzaamheid uitblijft,
dienen andere therapeutische opties overwogen te worden (zie rubriek 4.2). Er is beperkte klinische
ervaring bij behandeling met Dynastat gedurende meer dan drie dagen (zie rubriek 5.1).
Als tijdens de behandeling bij patiënten de functie van één van de onderstaande orgaansystemen
achteruitgaat, dienen passende maatregelen genomen te worden en dient stopzetting van de
behandeling met parecoxib te worden overwogen.
Cardiovasculair
COX-2-remmers zijn in verband gebracht met een verhoogd risico op cardiovasculaire en
trombotische ongewenste voorvallen bij langdurig gebruik. De exacte omvang van het risico dat in
verband wordt gebracht met een eenmalige dosis, is niet vastgesteld, evenals de met een verhoogd
risico in verband gebrachte exacte behandelingsduur.
Patiënten met belangrijke risicofactoren voor cardiovasculaire voorvallen (bijv. hypertensie,
hyperlipidemie, diabetes mellitus, roken) dienen slechts na zorgvuldige overweging te worden
behandeld met parecoxib (zie rubriek 5.1).
Als er klinische aanwijzingen zijn van verslechtering van de toestand van specifieke klinische
symptomen bij deze patiënten, dienen gepaste maatregelen te worden genomen en dient het stopzetten
van de behandeling met parecoxib te worden overwogen. Dynastat is niet onderzocht bij andere
cardiovasculaire revascularisatieprocedures dan coronaire bypassoperaties (CABG,
coronary artery
bypass graft).
Studies naar bepaalde chirurgische ingrepen anders dan CABG-procedures omvatten
alleen patiënten met
American Society of Anaesthesiology
(ASA)
Physical Status Class
I-III.
21
Acetylsalicylzuur en andere NSAID’s
Gezien het ontbreken van een effect op de bloedplaatjesaggregatie zijn COX-2-remmers geen
substituut voor acetylsalicylzuur ter profylaxe van trombo-embolische cardiovasculaire aandoeningen.
Behandelingen met aggregatieremmers dienen daarom niet gestopt te worden (zie rubriek 5.1).
Voorzichtigheid is geboden wanneer Dynastat tegelijk toegediend wordt met warfarine en andere orale
anticoagulantia (zie rubriek 4.5). Het gelijktijdig gebruik van parecoxib met andere NSAID’s (behalve
acetylsalicylzuur) dient te worden vermeden.
Dynastat kan koorts en andere symptomen van ontsteking maskeren (zie rubriek 5.1). In geïsoleerde
gevallen werd een verergering van infecties van zachte weefsels beschreven in verband met het
gebruik van NSAID’s en in niet-klinische onderzoeken met Dynastat (zie rubriek 5.3). Men moet bij
patiënten die behandeld worden met Dynastat na chirurgie opmerkzaam zijn voor symptomen van
infectie bij de controle van de operatiewond.
Gastro-intestinaal
Bij patiënten behandeld met parecoxib zijn complicaties van het bovenste deel van het
maagdarmkanaal (perforaties, ulcera of bloedingen [PUB’s]) opgetreden, in sommige gevallen met
fatale afloop. Voorzichtigheid is geboden bij de behandeling van patiënten die het meeste risico lopen
om een gastro-intestinale complicatie met NSAID’s te ontwikkelen; ouderen, patiënten met een
voorgeschiedenis van gastro-intestinale aandoeningen, zoals ulcera en gastro-intestinale bloedingen, of
patiënten die tegelijk acetylsalicylzuur gebruiken. De klasse NSAID’s is ook in verband gebracht met
verhoogde gastro-intestinale complicaties bij patiënten die gelijktijdig glucocorticoïden of selectieve
serotonineheropnameremmers, andere trombocytenaggregatieremmers of andere NSAID’s gebruiken
of patiënten die alcohol gebruiken. Er is een verdere verhoging van het risico op gastro-intestinale
bijwerkingen (gastro-intestinale ulceratie of andere gastro-intestinale complicaties) wanneer parecoxib
tegelijk met acetylsalicylzuur (zelfs in lage doses) wordt ingenomen.
Huidreacties
Via postmarketing surveillance zijn ernstige huidreacties, waaronder erythema multiforme,
exfoliatieve dermatitis en het syndroom van Stevens-Johnson (waarvan sommige met fatale afloop)
gerapporteerd bij patiënten die parecoxib toegediend kregen. Daarnaast zijn via postmarketing
surveillance fatale meldingen geweest van toxische epidermale necrolyse bij patiënten die valdecoxib
(de actieve metaboliet van parecoxib) toegediend kregen; deze ernstige huidreacties kunnen niet
uitgesloten worden voor parecoxib (zie rubriek 4.8). DRESS-syndroom kan optreden bij een
blootstelling aan parecoxib. Dit is gebaseerd op andere ernstige huidreacties die gemeld zijn in
verband met blootstelling aan celecoxib en valdecoxib. Patiënten lijken het grootste risico op deze
reacties te lopen aan het begin van de behandeling: de eerste symptomen van de reactie traden in de
meeste gevallen op in de eerste maand van de behandeling.
Artsen dienen gepaste maatregelen te nemen om patiënten te controleren op alle ernstige huidreacties
op de behandeling, bv. door extra patiëntenconsultaties. De patiënten dienen geadviseerd te worden
om elke opkomende huidaandoening onmiddellijk aan hun arts te melden.
De behandeling met parecoxib dient stopgezet te worden bij de eerste tekenen van huiduitslag,
mucosalaesies of enig ander teken van overgevoeligheid. Het is bekend dat ernstige huidreacties
kunnen optreden bij gebruik van zowel NSAID’s, waaronder de selectieve COX-2-remmers, als
andere geneesmiddelen. De mate waarin de ernstige huidreacties gemeld werden, blijkt echter groter te
zijn voor valdecoxib (de actieve metaboliet van parecoxib) vergeleken met andere COX-2 selectieve
remmers. Patiënten met een voorgeschiedenis van allergie voor sulfonamiden kunnen een groter risico
lopen op het ontwikkelen van huidreacties (zie rubriek 4.3). Patiënten zonder een voorgeschiedenis
van allergie voor sulfonamiden kunnen ook risico lopen op het ontwikkelen van ernstige huidreacties.
Overgevoeligheid
Na het in de handel brengen werden overgevoeligheidsreacties (anafylaxie en angio-oedeem)
gerapporteerd met valdecoxib en parecoxib (zie rubriek 4.8). Sommige van deze reacties traden op bij
patiënten met een voorgeschiedenis van reacties van het allergische type op sulfonamiden (zie
22
rubriek 4.3). De behandeling met parecoxib dient gestaakt te worden bij de eerste tekenen van
overgevoeligheid.
Tijdens postmarketingervaring met parecoxib zijn gevallen van ernstige hypotensie gemeld vlak na
toediening van parecoxib. Sommige van deze gevallen zijn opgetreden zonder andere verschijnselen
van anafylaxie. De arts dient voorbereid te zijn om ernstige hypotensie te behandelen.
Vochtretentie, oedeem, nier
Zoals bij andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat zij de prostaglandinesynthese remmen, werd
vochtretentie en oedeem opgemerkt bij enkele patiënten die parecoxib gebruikten. Daarom dient
parecoxib met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met verminderde hartfunctie, vooraf
bestaand oedeem, of andere aandoeningen die voorbestemmen tot of verergeren door vochtretentie,
met inbegrip van de patiënten die diuretica innemen of bij wie hoe dan ook een risico op hypovolemie
bestaat. Als er klinische aanwijzingen zijn van verslechtering van de aandoening bij deze patiënten,
dienen gepaste maatregelen, waaronder stopzetten van de behandeling met parecoxib, te worden
genomen
Na het in de handel brengen werd acuut nierfalen gerapporteerd bij patiënten die parecoxib kregen (zie
rubriek 4.8). Omdat remming van de prostaglandinesynthese kan leiden tot een verslechtering van de
nierfunctie en tot vochtretentie is voorzichtigheid geboden wanneer Dynastat wordt toegediend aan
patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.2) of hypertensie, of aan patiënten met een verminderde
hart- of leverfunctie of met andere aandoeningen die voorbestemmen tot vochtretentie.
Voorzichtigheid is geboden wanneer een behandeling met Dynastat wordt gestart bij gedehydrateerde
patiënten. Het is raadzaam in dit geval patiënten eerst te rehydrateren, alvorens de behandeling met
Dynastat te starten.
Hypertensie
Zoals bij alle NSAID’s kan parecoxib een nieuwe hypertensie doen ontstaan of een vooraf bestaande
hypertensie verergeren en beide kunnen bijdragen aan een hogere incidentie van cardiovasculaire
voorvallen. Parecoxib dient met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met hypertensie. De
bloeddruk dient nauwgezet te worden gecontroleerd bij de start van de behandeling met parecoxib en
gedurende de gehele behandeling. Als de bloeddruk significant stijgt, moet een andere behandeling
overwogen worden.
Leverfunctiestoornis
Dynastat moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met matige leverfunctiestoornissen
(Child-Pugh score 7-9) (zie rubriek 4.2).
Gebruik met orale anticoagulantia
Het gelijktijdig gebruiken van NSAID’s met orale anticoagulantia verhoogt het risico op bloedingen.
Onder orale anticoagulantia vallen warfarine en andere coumarinederivaten en nieuwe orale
anticoagulantia (bijvoorbeeld apixaban, dabigatran en rivaroxaban) (zie rubriek 4.5).
Natriumgehalte
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Farmacodynamische interacties
Bij patiënten die met warfarine of andere anticoagulantia worden behandeld, moet de anticoagulerende
behandeling worden gecontroleerd, in het bijzonder gedurende de eerste dagen na aanvang van een
behandeling met Dynastat, omdat deze patiënten een hogere kans hebben op bloedingscomplicaties.
Daarom dient bij patiënten die orale anticoagulantia gebruiken de prothrombinetijd INR nauwlettend
gecontroleerd te worden, in het bijzonder gedurende de eerste dagen na de start van de behandeling
met parecoxib of na wijziging van de parecoxibdosis (zie rubriek 4.4).
23
Dynastat had geen effect op de acetylsalicylzuur-gemedieerde remming van de
bloedplaatjesaggregatie of de bloedingstijd. Klinische studies tonen aan dat Dynastat kan worden
gecombineerd met lage doses acetylsalicylzuur (325 mg). Zoals geldt voor andere NSAID’s, is in de
ingediende studies een verhoogd risico op gastro-intestinale ulcera of andere gastro-intestinale
complicaties waargenomen bij gelijktijdig gebruik van een lage dosis acetylsalicylzuur in vergelijking
met het gebruik van parecoxib alleen (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdige toediening van parecoxib met heparine beïnvloedde de farmacodynamiek van heparine
(geactiveerde partiële tromboplastinetijd) niet, in vergelijking met heparine alleen.
De remming van prostaglandines door NSAID’s, waaronder COX-2-remmers, kan de werking van
angiotensineconverterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine II-antagonisten, bètablokkers en
diuretica verminderen. Met deze interactie dient rekening te worden gehouden bij patiënten die
parecoxib gelijktijdig met ACE-remmers, angiotensine II-antagonisten, bètablokkers en diuretica
krijgen.
Bij oudere patiënten, patiënten met een volumeverlies (inclusief degenen die behandeld worden met
diuretica) of patiënten met een verminderde nierfunctie, kan gelijktijdige toediening van NSAID’s
(inclusief selectieve COX-2-remmers) met ACE-remmers of angiotensine II-antagonisten, leiden tot
een verdere verslechtering van de nierfunctie, inclusief mogelijk acuut nierfalen. Deze effecten zijn
over het algemeen reversibel.
Derhalve is voorzichtigheid geboden bij het gelijktijdig toedienen van deze geneesmiddelen. De
patiënt dient goed gehydrateerd te zijn en bij aanvang van de gelijktijdige behandeling dient de
noodzaak tot controle van de nierfunctie te worden beoordeeld en daarna periodiek gecontroleerd te
worden.
Er is gesuggereerd dat de gelijktijdige toediening van NSAID’s en ciclosporine of tacrolimus het
nefrotoxisch effect van ciclosporine en tacrolimus zou kunnen verhogen vanwege effecten van
NSAID’s op renale prostaglandines. Wanneer parecoxib samen met één van deze geneesmiddelen
wordt toegediend, dient de nierfunctie gecontroleerd te worden.
Dynastat kan in combinatie met opioïde analgetica toegediend worden. In klinische onderzoeken was
de dagelijkse behoefte aan pro re nata opioïden significant verlaagd wanneer deze samen met
parecoxib werden toegediend.
Effecten van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van parecoxib (of het actieve bestanddeel
valdecoxib)
Parecoxib wordt snel gehydrolyseerd tot de actieve stof valdecoxib. Studies hebben aangetoond dat het
metabolisme van valdecoxib bij de mens voornamelijk gemedieerd wordt via CYP3A4- en 2C9-iso-
enzymen.
De plasmablootstelling (AUC en C
max
) aan valdecoxib was verhoogd (respectievelijk 62% en 19%),
bij gelijktijdige toediening van fluconazol (voornamelijk een CYP2C9-remmer), wat aangeeft dat de
dosis van parecoxib verlaagd moet worden bij patiënten die behandeld worden met fluconazol.
De plasmablootstelling (AUC en C
max
) aan valdecoxib was verhoogd (respectievelijk 38% en 24%),
bij gelijktijdige toediening van ketoconazol (een CYP3A4-remmer); in het algemeen zal het echter niet
nodig zijn om de dosering bij patiënten die met ketoconazol worden behandeld aan te passen.
Het effect van enzyminductie werd niet bestudeerd. Het metabolisme van valdecoxib kan verhogen bij
gelijktijdige toediening van enzyminductoren, zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine of
dexamethason.
24
Effecten van parecoxib (of het actieve bestanddeel valdecoxib) op de farmacokinetiek van andere
geneesmiddelen
Behandeling met valdecoxib (40 mg tweemaal daags gedurende 7 dagen) resulteerde in een
drievoudige toename in plasmaconcentraties van dextromethorfan (CYP2D6-substraat). Daarom is
voorzichtigheid geboden wanneer Dynastat tegelijk toegediend wordt met geneesmiddelen die vooral
gemetaboliseerd worden door CYP2D6 en die een smalle therapeutische index hebben (bijvoorbeeld
flecaïnide, propafenon, metoprolol).
Plasmablootstelling aan omeprazol (CYP2C19-substraat), 40 mg eenmaal daags was toegenomen met
46% na toediening van valdecoxib 40 mg tweemaal daags gedurende 7 dagen, terwijl de
plasmablootstelling aan valdecoxib onveranderd bleef. Deze resultaten geven aan dat alhoewel
valdecoxib niet gemetaboliseerd wordt door CYP2C19, het toch een remmer van dit iso-enzym kan
zijn. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer Dynastat tegelijk toegediend wordt met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze substraten zijn van CYP2C19 (bijvoorbeeld fenytoïne,
diazepam of imipramine).
In twee farmacokinetische interactiestudies bij patiënten met reumatoïde artritis, die wekelijks werden
behandeld met een stabiele dosis methotrexaat (5-20 mg/week, als enkelvoudige orale of
intramusculaire dosis), had oraal toegediend valdecoxib (tweemaal daags 10 mg of tweemaal daags
40 mg) weinig tot geen effect op de steady-state-plasmaconcentraties van methotrexaat.
Desalniettemin is voorzichtigheid geboden als methotrexaat samen met NSAID’s wordt gegeven,
aangezien de toediening van NSAID’s kan leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van
methotrexaat. Een adequate controle van methotrexaat-gerelateerde toxiciteit dient overwogen te
worden indien parecoxib en methotrexaat tegelijk worden toegediend.
Gelijktijdige toediening van valdecoxib en lithium gaf significante dalingen van de serumklaring
(25%) en nierklaring (30%) van lithium met een 34% hogere serumblootstelling vergeleken met
lithium alleen. De serumconcentratie van lithium moet nauwgezet worden gecontroleerd, wanneer een
behandeling met parecoxib wordt gestart of gewijzigd bij patiënten die met lithium worden behandeld.
Gelijktijdige toediening van valdecoxib en glibenclamide (CYP3A4-substraat) had geen effect op de
farmacokinetiek (blootstelling) of de farmacodynamiek (bloedglucose- en insulinespiegels) van
glibenclamide.
Injecteerbare anaesthetica
Gelijktijdige toediening van 40 mg parecoxibnatrium i.v. met propofol (CYP2C9-substraat) of
midazolam (CYP3A4-substraat) had geen invloed op de farmacokinetiek (metabolisme en
blootstelling) of de farmacodynamiek (EEG-effecten, psychomotorische testen en ontwaken uit
verdoving) van i.v. propofol of i.v. midazolam. Bijkomend, gelijktijdige toediening van valdecoxib
had geen klinisch significant effect op het hepatisch of intestinaal CYP3A4-gemedieerde metabolisme
van oraal toegediend midazolam. Toediening van i.v. parecoxib 40 mg had geen significant effect op
de farmacokinetiek van i.v. fentanyl of i.v. alfentanyl (CYP3A4-substraten).
Inhalatie-anaesthetica
Er werden geen formele interactiestudies uitgevoerd. In chirurgiestudies, waarbij parecoxib
preoperatief werd toegediend, werd geen aanwijzing voor farmacodynamische interactie waargenomen
bij patiënten die parecoxib en de inhalatie-anaesthetica distikstofoxide (lachgas) en isofluraan kregen
toegediend (zie rubriek 5.1).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Parecoxib veroorzaakt waarschijnlijk ernstige aangeboren afwijkingen indien het wordt gebruikt
tijdens het laatste trimester van de zwangerschap, omdat het, net zoals het gebruik van andere
geneesmiddelen die de prostaglandine remmen, kan leiden tot een voortijdige sluiting van de ductus
arteriosus of tot weeënzwakte (zie rubriek 4.3, 5.1 en 5.3).
25
NSAID-gebruik tijdens het tweede of derde trimester van de zwangerschap kan nierfunctiestoornis bij
de foetus veroorzaken. Dit kan leiden tot vermindering van het volume van het vruchtwater of in
ernstige gevallen tot oligohydramnion. Deze effecten kunnen kort na het begin van de behandeling
voorkomen en zijn normaal gesproken reversibel bij stopzetting. Zwangere vrouwen die NSAID’s
gebruiken dienen nauwgezet gecontroleerd te worden op het volume van het vruchtwater.
Dynastat is gecontra-indiceerd tijdens het derde trimester van de zwangerschap (zie rubriek 4.3).
Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over het gebruik van parecoxib bij zwangere vrouwen of
tijdens de bevalling. Remming van de prostaglandinesynthese kan echter een negatieve invloed
hebben op de zwangerschap. Gegevens uit epidemiologische studies suggereren een verhoogd risico
op een miskraam na gebruik van prostaglandinesyntheseremmers in de vroege zwangerschap. Bij
dieren is gebleken dat de toediening van prostaglandinesyntheseremmers, waaronder parecoxib, leidt
tot verhoogd pre- en postimplantatieverlies en embryofoetale letaliteit (zie rubriek 5.1 en 5.3). Tijdens
het eerste en tweede trimester van de zwangerschap mag Dynastat niet worden gegeven, tenzij strikt
noodzakelijk.
Borstvoeding
De toediening van een enkele dosis parecoxib aan vrouwen die borstvoeding gaven na bevalling met
een keizersnede, resulteerde in de overdracht van een relatief kleine hoeveelheid parecoxib en de
actieve metaboliet valdecoxib in de moedermelk. Dit resulteerde in een lage relatieve dosis voor de
zuigeling (ongeveer 1% van de maternale dosis aangepast volgens gewicht). Dynastat mag niet
worden toegediend aan vrouwen die borstvoeding geven (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Zoals bij ieder geneesmiddel waarvan bekend is dat het de cyclooxygenase-/prostaglandinesynthese
remt, wordt het gebruik van Dynastat niet aanbevolen bij vrouwen die zwanger willen worden (zie
rubriek 4.3, 5.1 en 5.3).
Op basis van het werkingsmechanisme kan het gebruik van NSAID’s ruptuur van follikels in het
ovarium vertragen of voorkomen. Dit kan in verband worden gebracht met reversibele
onvruchtbaarheid bij sommige vrouwen. Bij vrouwen die problemen hebben met de conceptie of bij
wie onvruchtbaarheid wordt onderzocht, moet stopzetting van NSAID’s, waaronder Dynastat, worden
overwogen.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Patiënten die duizeligheid, draaierigheid of slaperigheid ervaren na toediening van Dynastat moeten
afzien van deelname aan het verkeer of het bedienen van machines.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerking van Dynastat is misselijkheid. De meest serieuze reacties treden
soms tot zelden op en omvatten cardiovasculaire voorvallen, zoals myocardinfarct en ernstige
hypotensie evenals overgevoeligheidsreacties, zoals anafylaxie, angio-oedeem en ernstige huiduitslag.
Na een coronaire bypassoperatie hebben patiënten die Dynastat toegediend kregen een hoger risico op
bijwerkingen zoals cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen (waaronder myocardinfarct,
beroerte/TIA, longembolie en diep veneuze trombose, zie rubriek 4.3 en 5.1), diepe chirurgische
infecties of wondhelingscomplicaties van het sternum.
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
De volgende bijwerkingen werden gerapporteerd bij patiënten die parecoxib kregen (N=5402) in 28
placebogecontroleerde klinische studies. Meldingen na het in de handel brengen zijn als “frequentie
niet bekend” geclassificeerd, omdat de respectievelijke frequenties niet bepaald kunnen worden op
basis van de beschikbare gegevens. Binnen iedere frequentiegroep worden de bijwerkingen vermeld
op basis van de MedDRA terminologie en gerangschikt naar afnemende ernst.
26
Bijwerkingfrequentie
Zeer vaak
Vaak
Soms
(
1/10)
(
1/100,
(
1/1.000, <1/100)
<1/10)
Infecties en parasitaire aandoeningen
Faringytis,
Abnormale sternale
alveolaire
sereuze wonddrainage,
osteïtis
wondinfectie
(ontsteking
van de
tandholte)
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Postoperatie- Trombocytopenie
ve anemie
Immuunsysteemaandoeningen
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Hypokaliëmie Hyperglykemie,
anorexie
Psychische stoornissen
Opwinding,
slapeloosheid
Zenuwstelselaandoeningen
Hypo-esthesie, Cerebrovasculaire
duizeligheid
aandoeningen
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Oorpijn
Hartaandoeningen
Myocardinfarct,
bradycardie
Bloedvataandoeningen
Hypertensie,
hypotensie
Zelden
(
1/10.000,
<1/1.000)
Niet bekend
Anafylactoïde
reactie
Circulatoire shock,
congestief hartfalen,
tachycardie
Hypertensie
(toegenomen),
orthostatische
hypotensie
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Respiratoire
Longembolie
insufficiëntie
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijk-
Buikpijn,
Gastroduodenale
Pancreatitis,
heid
braken,
ulceratie, gastro-
oesofagitis,
constipatie,
oesofageale
mondoedeem
dyspepsie,
refluxziekte, droge
(peri-orale
flatulentie
mond, abnormale
zwelling)
maagdarmgeluiden
Huid- en onderhuidaandoeningen
Pruritus,
Ecchymose,
hyperhidrose huiduitslag, urticaria
Dyspnoe
Syndroom van
Stevens-Johnson,
erythema
multiforme,
exfoliatieve
dermatitis
27
Bijwerkingfrequentie
Zeer vaak
Vaak
Soms
(
1/10)
(
1/100,
(
1/1.000, <1/100)
<1/10)
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Pijn in de rug Artralgie
Nier- en urinewegaandoeningen
Oligurie
Zelden
(
1/10.000,
<1/1.000)
Niet bekend
Acuut
nierfalen
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Perifeer
Asthenie, pijn op
oedeem
injectieplaats, reactie
op injectieplaats
Onderzoeken
Verhoogd bloed CPK,
verhoogd bloed LDH,
verhoogd SGOT,
verhoogd SGPT,
verhoogd BUN
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties
Postprocedurele
complicaties (huid)
Verhoogd
creatinine in
het bloed
Nierfalen
Overgevoeligheids
reacties waaronder
anafylaxie en
angio-oedeem
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Na het in de handel brengen werd toxische epidermale necrolyse gerapporteerd in verband met het
gebruik van valdecoxib, en kan niet uitgesloten worden voor parecoxib (zie rubriek 4.4). Daarnaast
werden de volgende zeldzame ernstige bijwerkingen gerapporteerd in verband met het gebruik van
NSAID’s en kunnen niet uitgesloten worden voor Dynastat: bronchospasmen en hepatitis.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Meldingen van overdosering met parecoxib komen overeen met bijwerkingen die ook reeds
beschreven zijn bij aanbevolen doseringen van parecoxib.
In het geval van acute overdosering moeten patiënten behandeld worden met symptomatische en
ondersteunende zorg. Er bestaan geen specifieke antidota. Parecoxib is een prodrug van valdecoxib.
Valdecoxib wordt niet verwijderd door hemodialyse. Vanwege de hoge eiwitbinding van valdecoxib is
diurese of het alkaliseren van de urine mogelijk niet effectief.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Anti-ontstekings en antireumatische producten, Coxibs, ATC-code:
M01AH04
Parecoxib is een prodrug van valdecoxib. Binnen het klinisch doseringsgebied is valdecoxib een orale,
selectieve COX-2-remmer. Cyclo-oxygenase is verantwoordelijk voor de aanmaak van
28
prostaglandines. Er zijn twee isovormen geïdentificeerd, COX-1 en COX-2. COX-2 is de isovorm van
het enzyme waarvan gebleken is dat het door pro-inflammatoire stimuli wordt geïnduceerd en dat naar
men veronderstelt primair verantwoordelijk is voor de synthese van prostanoïde mediatoren voor pijn,
ontsteking en koorts. COX-2 speelt ook een rol bij de ovulatie, implantatie en sluiting van de ductus
Botalli, regulering van de nierfunctie en functies binnen het centraal zenuwstelsel (koortsinductie,
pijnwaarneming en cognitieve functie). Het speelt mogelijk ook een rol bij de genezing van ulcera.
COX-2 is bij de mens in weefsel rondom maagulcera aangetoond, maar de relevantie daarvan voor de
genezing van ulcera is niet vastgesteld.
Het verschil in plaatjesremmende activiteit tussen sommige COX-1 remmende NSAID’s en selectieve
COX-2-remmers kan bij patiënten met een risico op trombo-embolische reacties van klinisch belang
zijn. Selectieve COX-2-remmers verminderen de vorming van systemisch (en daarom mogelijk
endotheliaal) prostacycline zonder het tromboxaan van de bloedplaatjes te beïnvloeden. De klinische
relevantie van deze waarnemingen is niet vastgesteld.
Parecoxib is gebruikt bij verschillende kleine en grote operaties. De effectiviteit van Dynastat werd
vastgesteld in klinisch onderzoek naar pijn bij tandheelkundige chirurgie, gynaecologische chirurgie
(hysterectomie), orthopedische chirurgie (knie- en heupprothese) en coronaire bypassoperaties. De
eerste waarneembare analgesie trad op na 7-13 minuten, met een aangetoond analgetisch effect van
klinische betekenis na 23-29 minuten en een maximaal effect binnen 2 uur na een toediening van
enkelvoudige doses van 40 mg i.v. of i.m. Dynastat. De omvang van het analgetisch effect van de
40 mg dosis was vergelijkbaar met 60 mg i.m. ketorolac of 30 mg i.v. ketorolac. Na een enkele dosis
was de duur van de analgesie afhankelijk van de dosis en het klinisch pijnmodel en varieerde van 6 tot
meer dan 12 uur.
Gebruik van parecoxib langer dan 3 dagen
De meeste onderzoeken werden opgezet voor de dosering van parecoxib gedurende maximaal 3 dagen.
Gegevens uit 3 gerandomiseerde placebogecontroleerde onderzoeken, waar de protocollen
behandeling met parecoxib voor >3 dagen toestonden, werden verzameld en geanalyseerd. In de
gecombineerde analyse van 676 patiënten, kregen 318 placebo en 358 parecoxib. Van de patiënten
behandeld met parecoxib kregen 317 patiënten parecoxib gedurende maximaal 4 dagen, 32 patiënten
gedurende maximaal 5 dagen, terwijl slechts 8 patiënten werden behandeld gedurende maximaal
6 dagen en 1 patiënt gedurende 7 of meer dagen. Van de patiënten behandeld met placebo kregen
270 patiënten placebo gedurende maximaal 4 dagen, 43 patiënten gedurende maximaal 5 dagen,
terwijl slechts 3 patiënten werden behandeld gedurende maximaal 6 dagen en 2 patiënten gedurende 7
of meer dagen. Beide groepen hadden vergelijkbare demografische kenmerken. De gemiddelde (SD)
behandelduur was 4,1 (0,4) dagen voor parecoxib en 4,2 (0,5) dagen voor placebo, het bereik was
4-7 dagen voor parecoxib en 4-9 dagen voor placebo. Het optreden van bijwerkingen bij patiënten die
parecoxib kregen gedurende 4-7 dagen (mediane duur 4 dagen), was laag na 3 behandeldagen en
vergelijkbaar met placebo.
Opioïd-sparende effecten
In een placebogecontroleerd, orthopedisch en algemeen chirurgisch onderzoek (n=1050), kregen
patiënten Dynastat toegediend in een initiële parenterale dosis van 40 mg i.v. gevolgd door 20 mg
tweemaal daags gedurende minimaal 72 uur in aanvulling op de standaard zorg waaronder
aanvullende, door de patiënt zelf gedoseerde opioïden. De vermindering in opioïdgebruik bij Dynastat-
behandeling op Dag 2 en 3 was 7,2 mg en 2,8 mg (37% en 28% respectievelijk). Deze vermindering in
opioïdgebruik ging gepaard met significante verlagingen van door de patiënt gerapporteerde
symptomen van ongemak door opioïden. Er werd een toename in verlichting van de pijn aangetoond
in vergelijking tot opioïden alleen. Aanvullende studies in andere chirurgische vakgebieden leverden
vergelijkbare waarnemingen. Er zijn geen gegevens die wijzen op een vermindering van het totale
aantal bijwerkingen bij het gebruik van parecoxib in vergelijking tot placebo in combinatie met
opioïden.
Gastro-intestinale studies
In kortdurende studies (7 dagen) was de incidentie van endoscopisch waargenomen gastroduodenale
ulcera of erosies bij gezonde jonge proefpersonen en ouderen ( 65 jaar) na toediening van Dynastat
29
(5-21%), alhoewel hoger dan placebo (5-12%), significant lager dan de incidentie die waargenomen
werd met NSAID’s (66-90%).
CABG postoperatieve veiligheidsstudies
Naast de gebruikelijke rapportering van ongewenste voorvallen werden vooraf gespecificeerde
categorieën van voorvallen, beoordeeld door een onafhankelijke commissie van experts, onderzocht in
twee placebogecontroleerde veiligheidsstudies waarin de patiënten gedurende ten minste 3 dagen
parecoxib toegediend kregen en daarna werden overgeschakeld op oraal toegediend valdecoxib voor
een totale duur van 10 tot 14 dagen. Alle patiënten kregen de gebruikelijke analgetische zorg tijdens de
behandeling.
De patiënten kregen een lage dosis acetylsalicylzuur vóór randomisatie en gedurende de twee CABG-
studies.
De eerste CABG-studie evalueerde patiënten die gedurende ten minste 3 dagen behandeld werden met
parecoxib IV 40 mg tweemaal daags, gevolgd door een behandeling met valdecoxib 40 mg tweemaal
daags (parecoxib/valdecoxib groep) (n=311) of placebo/placebo (n=151) in een 14 dagen durende
dubbelblinde, placebogecontroleerde studie. Negen vooraf gespecificeerde categorieën van
ongewenste voorvallen werden geëvalueerd (cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen,
pericarditis, ontstaan van of exacerbatie van congestief hartfalen, nierfalen/disfunctie,
ulcuscomplicaties van het bovenste deel van het maagdarmkanaal, ernstige niet-GI-bloedingen,
infecties, niet-infectieuze pulmonale complicaties en overlijden). Er werd een significant (p<0,05)
grotere incidentie van cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen (myocardinfarct, ischemie,
cerebrovasculair accident, diepe veneuze trombose en longembolie) waargenomen in de
parecoxib/valdecoxib behandelingsgroep vergeleken met de placebo/placebo behandelingsgroep
gedurende de IV behandelingsperiode (respectievelijk 2,2% en 0,0%) en de volledige studieperiode
(respectievelijk 4,8% en 1,3%). Met de parecoxib/valdecoxib behandeling zijn chirurgische
wondcomplicaties (meestal met betrekking tot de sternale wonde) in grotere mate waargenomen.
In de tweede CABG-studie werden vier vooraf gespecificeerde categorieën van voorvallen
geëvalueerd (cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen, nierdisfunctie/nierfalen, ulcus/bloeding
van het bovenste deel van het maagdarmkanaal, chirurgische wondcomplicatie). De patiënten werden
binnen 24 uur na de CABG-ingreep gerandomiseerd naar: een initiële dosis parecoxib IV van 40 mg,
vervolgens 20 mg IV elke 12 uur gedurende ten minste 3 dagen gevolgd door oraal toegediend
valdecoxib (20 mg elke 12 uur) (n=544) voor de rest van de behandelingsperiode van 10 dagen;
placebo IV gevolgd door oraal toegediend valdecoxib (n=544); of placebo IV gevolgd door oraal
toegediend placebo (n=548). In de parecoxib/valdecoxib behandelingsgroep werd een significant
(p=0,033) grotere incidentie van voorvallen uit de cardiovasculaire/trombo-embolische categorie
waargenomen (2,0%) vergeleken met de placebo/placebo behandelingsgroep (0,5%). De
placebo/valdecoxib behandeling werd ook geassocieerd met een hogere incidentie van
cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen versus de placebo behandeling, maar dit verschil was
niet statistisch significant. Drie van de zes cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen in de
placebo/valdecoxib behandelingsgroep traden op tijdens de placebo behandelingsperiode; deze
patiënten kregen geen valdecoxib. Vooraf gespecificeerde voorvallen met de hoogste incidentie in alle
drie de behandelingsgroepen betroffen de categorie van de chirurgische wondcomplicaties, waaronder
diepe chirurgische infecties en sternale wondhelingscomplicaties.
Er waren geen significante verschillen tussen de actieve behandelingen en placebo voor elk van de
andere vooraf gespecificeerde categorieën van voorvallen (nierdisfunctie/nierfalen, ulcuscomplicaties
van het bovenste deel van het maagdarmkanaal of chirurgische wondcomplicaties).
Algemeen chirurgische veiligheidsstudies
In een grote (N=1050) belangrijke orthopedische/algemeen chirurgische studie kregen de patiënten
een initiële dosis parecoxib 40 mg IV, vervolgens 20 mg IV elke 12 uur gedurende ten minste 3 dagen
gevolgd door oraal toegediend valdecoxib (20 mg elke 12 uur) (n=525) voor de rest van de
behandelingsperiode van 10 dagen; of placebo IV gevolgd door oraal toegediend placebo (n=525). Er
waren geen significante verschillen in het globale veiligheidsprofiel, inclusief de vier vooraf
30
gespecificeerde categorieën van voorvallen, hierboven beschreven voor de tweede CABG-studie, voor
parecoxib/valdecoxib vergeleken met placebo behandeling bij deze postoperatieve patiënten.
Studies naar een effect op de bloedplaatjes
In een aantal kleine studies met meervoudige doses bij jonge en oudere proefpersonen had Dynastat
20 mg of 40 mg tweemaal daags geen effect op de plaatjesaggregatie of bloedingstijd in vergelijking
met placebo. Bij jonge proefpersonen had Dynastat 40 mg tweemaal daags geen klinisch significant
effect op de acetylsalicylzuur-gemedieerde remming van de plaatjesfunctie (zie rubriek 4.5).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Na i.v. of i.m. injectie wordt parecoxib, door enzymatische hydrolyse in de lever, snel omgezet tot
valdecoxib, het farmacologisch actieve bestanddeel.
Absorptie
De blootstelling aan valdecoxib na enkelvoudige doses Dynastat, zoals gemeten zowel in oppervlakte
onder de plasmaconcentratie-versus-tijd-curve (AUC) als in maximale plasmaconcentratie (C
max
), is
bij benadering lineair in de klinische doseringsrange. De AUC en C
max
na tweemaal daags doseren is
lineair tot 50 mg i.v. en 20 mg i.m. Steady-state-plasmaconcentraties van valdecoxib werden bereikt
binnen 4 dagen na tweemaal daags doseren.
Na enkelvoudige i.v. en i.m. doses parecoxib 20 mg, wordt de C
max
van valdecoxib in ongeveer
30 minuten en ongeveer 1 uur respectievelijk bereikt. De blootstelling aan valdecoxib na i.v. en i.m.
toediening was in termen van AUC en C
max
vergelijkbaar. De blootstelling aan parecoxib na i.v. en
i.m. toediening was in termen van AUC vergelijkbaar. De gemiddelde C
max
van parecoxib na i.m.
dosering was lager vergeleken met een bolus i.v. dosering, wat toegewezen wordt aan een tragere
extravasculaire absorptie na i.m. toediening. Deze dalingen werden niet als klinisch belangrijk
beschouwd aangezien de C
max
van valdecoxib vergelijkbaar is na i.m. en i.v. toediening van parecoxib.
Distributie
Het verdelingsvolume van valdecoxib na i.v. toediening bedraagt ongeveer 55 liter. De plasma-
eiwitbinding bedraagt ongeveer 98% over de concentratierange, zoals bereikt met de hoogste
aanbevolen dosering, 80 mg/dag. Valdecoxib, maar niet parecoxib, wordt in hoge mate verdeeld in de
rode bloedcellen.
Biotransformatie
Parecoxib wordt snel en bijna volledig omgezet tot valdecoxib en propionzuur
in vivo
met een
plasmahalfwaardetijd van ongeveer 22 minuten. Eliminatie van valdecoxib gebeurt door extensief
metabolisme in de lever, waarbij meerdere metabole routes zijn betrokken, waaronder cytochroom-
P450(CYP)3A4- en CYP2C9-iso-enzymen en glucuronidering (ongeveer 20%) van het
sulfonamidedeel. Een gehydroxyleerde metaboliet van valdecoxib (via de CYP-metabole route) met
COX-2-remmende activiteit is geïdentificeerd in humaan plasma. Deze vertegenwoordigt ongeveer
10% van de valdecoxibconcentratie; vanwege de lage concentratie van deze metaboliet wordt niet
verwacht, dat deze, na toediening van therapeutische doses parecoxib, een significante klinische
bijdrage levert.
Eliminatie
Valdecoxib wordt uitgescheiden via metabolisering in de lever met minder dan 5% onveranderd
valdecoxib uitgescheiden in de urine. Geen onveranderd parecoxib werd gedetecteerd in urine en
slechts sporen werden aangetoond in de feces. Ongeveer 70% van de dosis wordt uitgescheiden in de
urine in de vorm van inactieve metabolieten. De plasmaklaring (CL
p
) van valdecoxib bedraagt
ongeveer 6 l/uur. De eliminatiehalfwaardetijd (t
1/2
) van valdecoxib na i.v. of i.m. toediening van
parecoxib bedraagt ongeveer 8 uur.
Ouderen
Dynastat werd toegediend aan 335 oudere patiënten (65-96 jaar) in farmacokinetische en
therapeutische studies. Bij oudere gezonde proefpersonen was de schijnbare klaring van valdecoxib na
31
orale toediening verminderd, wat resulteerde in een ongeveer 40% hogere plasmablootstelling aan
valdecoxib dan bij jonge gezonde proefpersonen. Na correctie voor lichaamsgewicht was de steady-
stateplasmablootstelling aan valdecoxib bij oudere vrouwen 16% hoger dan bij oudere mannen (zie
rubriek 4.2).
Nierfunctiestoornissen
Bij patiënten met verschillende mate van nierfunctiestoornissen die 20 mg i.v. Dynastat toegediend
kregen, werd parecoxib snel uit plasma geklaard. Omdat renale eliminatie van valdecoxib niet
belangrijk is voor de afbraak van valdecoxib, werden geen veranderingen in de valdecoxibklaring
waargenomen, zelfs niet bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen, noch bij patiënten die
dialyse ondergaan (zie rubriek 4.2).
Leverfunctiestoornissen
Matige leverfunctiestoornissen resulteerden niet in een verminderde snelheid of mate van omzetting
van parecoxib in valdecoxib. Bij patiënten met een matig gestoorde leverfunctie (Child-Pugh score 7-
9), moet de behandeling worden gestart met de helft van de gebruikelijke aanbevolen dosis Dynastat
en moet de maximale dagelijkse dosis verlaagd worden tot 40 mg, omdat de blootstelling aan
valdecoxib bij deze patiënten meer dan verdubbeld (130%) was. Patiënten met ernstige
leverfunctiestoornissen werden niet bestudeerd en het gebruik van Dynastat bij patiënten met ernstige
leverfunctiestoornissen wordt daarom niet aanbevolen (zie rubriek 4.2 en 4.3).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfuncties of toxiciteit bij herhaalde dosering
bij 2 maal hogere doses dan de maximale blootstelling aan parecoxib bij de mens. Hoewel, in studies
naar de toxiciteit bij herhaalde dosering bij honden en ratten waren de systemische blootstellingen aan
valdecoxib (de actieve metaboliet van parecoxib) ongeveer 0,8 keer hoger dan de systemische
blootstelling bij oudere humane proefpersonen met de maximum aanbevolen therapeutische dosering
van 80 mg per dag. Hogere doses waren geassocieerd met verergering en vertraagde genezing van
huidinfecties, een effect dat waarschijnlijk geassocieerd is met COX-2-inhibitie.
In reproductietoxiciteitstesten kwamen postimplantatieverliezen, resorpties en achterstand in het
foetaal lichaamsgewicht voor bij doses die geen maternale toxiciteit veroorzaken in studies bij
konijnen. Er werden geen effecten van parecoxib op de vruchtbaarheid van mannelijke of vrouwelijke
ratten gevonden.
De effecten van parecoxib zijn niet onderzocht bij gevorderde zwangerschap of in de pre- en
postnatale periode.
Wanneer parecoxib in een enkelvoudige dosis intraveneus wordt toegediend aan zogende ratten, liet
dit concentraties van parecoxib, valdecoxib en een actieve metaboliet van valdecoxib zien in de
moedermelk, die vergelijkbaar waren met die van het plasma van de moeder.
De carcinogeniteit van parecoxib werd niet onderzocht.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Poeder
Dinatriumwaterstoffosfaat
Fosforzuur en/of natriumhydroxide (voor aanpassen van de pH).
Oplosmiddel
Natriumchloride
32
Zoutzuur of natriumhydroxide (voor aanpassen van de pH)
Water voor injecties.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
Dynastat en opioïden dienen niet samen in dezelfde spuit toegediend te worden.
Reconstitueren met Ringer’s lactaatoplossing voor injectie of 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer’s
lactaatoplossing voor injectie leidt tot precipitatie van parecoxib en is daarom
niet
aanbevolen.
Het gebruik van water voor injecties is
niet
aanbevolen, omdat de resulterende oplossing niet isotoon
is.
Dynastat dient niet geïnjecteerd te worden in een i.v.-lijn waarmee een ander geneesmiddel wordt
toegediend. De i.v.-lijn dient vóór en na de Dynastat injectie voldoende gespoeld te worden met een
verenigbare oplossing (zie rubriek 6.6).
Injectie in een i.v.-lijn, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer’s lactaatoplossing voor injectie of
andere i.v.-vloeistoffen dan deze vermeld onder rubriek 6.6 worden toegediend, wordt niet
aanbevolen, omdat dit kan leiden tot precipitatie van het geneesmiddel.
6.3
Houdbaarheid
De houdbaarheid van het ongereconstitueerde product is 3 jaar.
Het is aangetoond dat de gereconstitueerde oplossing, die niet gekoeld of bevroren dient te worden, tot
24 uur bij 25C chemisch en fysisch stabiel is. Derhalve dient 24 uur als de maximale houdbaarheid
van het gereconstitueerde product beschouwd te worden. Echter, vanwege het belang van het risico op
microbiologische infectie bij injecteerbare producten dient de bereide oplossing onmiddellijk gebruikt
te worden, tenzij reconstitutie plaatsgevonden heeft onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
condities. Tenzij voldaan wordt aan dergelijke vereisten, zijn de bewaartijden en bewaarcondities vóór
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en zullen deze normaliter niet langer dan 12 uur bij
25C zijn.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Parecoxibnatrium injectieflacons
Type I kleurloze glazen injectieflacons (5 ml) met een butylrubberen stop, verzegeld met een
aluminium afsluiting en een paarse polypropyleen afdrukbare kap.
Ampullen met oplosmiddel:
2 ml ampul: kleurloos neutraal glas, Type I.
Dynastat wordt geleverd als een steriele injectieflacon voor eenmalig gebruik die verpakt is met een
2 ml ampul met een vulvolume van 2 ml natriumchloride-oplossing 9 mg/ml (0,9%) (zie hieronder
voor verschillende verpakkingsgroottes en presentaties).
33
Verpakkingsgroottes
1 + 1 verpakking: bevat 1 injectieflacon met poeder en 1 ampul met oplosmiddel.
3 + 3 verpakking: bevat 3 injectieflacons met poeder en 3 ampullen met oplosmiddel.
5 + 5 verpakking: bevat 5 injectieflacons met poeder en 5 ampullen met oplosmiddel.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Dynastat moet gereconstitueerd worden vóór gebruik. Dynastat bevat geen bewaarmiddelen. Voor de
bereiding is een aseptische techniek vereist.
Oplosmiddelen voor reconstitutie
Reconstitueer Dynastat 40 mg met 2 ml natriumchloride-oplossing 9 mg/ml (0,9%).
De
enige
andere aanvaardbare oplosmiddelen voor reconstitutie zijn:
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie
Instructies voor reconstitutie
Maak gebruik van aseptische bereidingstechnieken om gelyofiliseerd parecoxib (als parecoxib) te
reconstitueren. Verwijder de paarse afdrukbare kap van de 40 mg parecoxib injectieflacon om het
centrale deel van de rubberen stop vrij te maken. Neem, met een steriele naald en spuit, 2 ml van een
aanvaardbaar oplosmiddel en breng de naald door het centrale deel van de rubberen stop heen en breng
zo het oplosmiddel in de 40 mg injectieflacon. Los het poeder volledig op door middel van een zachte
draaibeweging en inspecteer het gereconstitueerde product voor gebruik. De volledige inhoud van de
injectieflacon moet opgetrokken worden voor één toediening.
Na reconstitutie dient de vloeistof een heldere oplossing te zijn.Vóór toediening dient Dynastat visueel
geïnspecteerd te worden op deeltjes en op verkleuring. De oplossing mag niet gebruikt worden
wanneer deze verkleurd of troebel is of wanneer er deeltjes zichtbaar zijn. Dynastat moet binnen
24 uur na reconstitutie worden toegediend (zie rubriek 6.3) of worden weggegooid.
Het gereconstitueerde product is isotoon.
Verenigbaarheid met i.v.-lijn oplossingen
Na reconstitutie met aanvaardbare oplosmiddelen mag Dynastat
uitsluitend
i.v. of i.m. geïnjecteerd
worden, of in i.v.-lijnen waarmee het volgende wordt gegeven:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie;
of
Ringer’s lactaatoplossing voor injectie.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
34
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/006-008
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 22 maart 2002
Datum van laatste verlenging: 24 januari 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
35
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
D.
36
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
37
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
38
A. ETIKETTERING
39
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS: 40 mg injectieflacons
TEKST DOOS – EU/1/02/209/005
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder voor oplossing voor injectie
parecoxib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere injectieflacon bevat 40 mg parecoxib, als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel is de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Derhalve bevat iedere 2 ml gereconstitueerde
oplossing 40 mg parecoxib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens dinatriumwaterstoffosfaat, fosforzuur en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor oplossing voor injectie
10 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor eenmalig gebruik.
Intraveneus of intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Het gereconstitueerde product dient direct gebruikt te worden (tot 24 uur indien aseptisch bereid) en
dient niet in de vriezer of koelkast bewaard te worden.
40
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.Voor meer informatie
over bewaarcondities zie de bijsluiter.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/005
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Dynastat 40mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
41
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
LABEL INJECTIEFLACON: 40 mg
TEKST VOOR ETIKET INJECTIEFLACON – EU/1/02/209/005
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Dynastat 40 mg poeder voor injectie
parecoxib
IV/IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
EXP
4.
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
6.
OVERIGE
42
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS: 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
TEKST DOOS – EU/1/02/209/006
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
parecoxib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere injectieflacon bevat 40 mg parecoxib, als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel is de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Derhalve bevat iedere 2 ml gereconstitueerde
oplossing 40 mg parecoxib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens dinatriumwaterstoffosfaat, fosforzuur en natriumhydroxide.
2 ml ampul oplosmiddel bevat natriumchloride, zoutzuur, natriumhydroxide en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 injectieflacon en 1 ampul oplosmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor eenmalig gebruik.
Intraveneus of intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
43
Het gereconstitueerde product dient direct gebruikt te worden (tot 24 uur indien aseptisch bereid) en
dient niet in de vriezer of koelkast bewaard te worden.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
Voor meer informatie over bewaarcondities zie de bijsluiter.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/006
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Dynastat 40mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
44
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS: 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
TEKST DOOS – EU/1/02/209/007
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
parecoxib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere injectieflacon bevat 40 mg parecoxib, als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel is de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Derhalve bevat iedere 2 ml gereconstitueerde
oplossing 40 mg parecoxib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens dinatriumwaterstoffosfaat, fosforzuur en natriumhydroxide.
2 ml ampul oplosmiddel bevat natriumchloride, zoutzuur, natriumhydroxide en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
3 injectieflacons en 3 ampullen oplosmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor eenmalig gebruik.
Intraveneus of intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
45
Het gereconstitueerde product dient direct gebruikt te worden (tot 24 uur indien aseptisch bereid) en
dient niet in de vriezer of koelkast bewaard te worden.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
Voor meer informatie over bewaarcondities zie de bijsluiter.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/007
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Dynastat 40mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
46
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS: 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
TEKST DOOS – EU/1/02/209/008
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
parecoxib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere injectieflacon bevat 40 mg parecoxib, als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel is de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Derhalve bevat iedere 2 ml gereconstitueerde
oplossing 40 mg parecoxib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens dinatriumwaterstoffosfaat, fosforzuur en natriumhydroxide.
2 ml ampul oplosmiddel bevat natriumchloride, zoutzuur, natriumhydroxide en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
5 injectieflacons en 5 ampullen oplosmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor eenmalig gebruik.
Intraveneus of intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
47
Het gereconstitueerde product dient direct gebruikt te worden (tot 24 uur indien aseptisch bereid) en
dient niet in de vriezer of koelkast bewaard te worden.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
Voor meer informatie over bewaarcondities zie de bijsluiter.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/008
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Dynastat 40mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
48
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
LABEL INJECTIEFLACON: 40 mg
TEKST VOOR ETIKET INJECTIEFLACON – EU/1/02/209/006, EU/1/02/209/007 en
EU/1/02/209/008
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Dynastat 40 mg poeder voor injectie
parecoxib
IV/IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
EXP
4.
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
6.
OVERIGE
49
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
LABEL AMPUL OPLOSMIDDEL: 2 ml
TEKST VOOR ETIKET AMPUL – EU/1/02/209/006, EU/1/02/209/007 en EU/1/02/209/008
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Natriumchloride-oplossing 9 mg/ml (0,9%)
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Oplosmiddel voor Dynastat 40 mg
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
EXP
4.
Lot
5.
2 ml
6.
OVERIGE
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
50
B. BIJSLUITER
51
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Dynastat 40 mg poeder voor oplossing voor injectie
parecoxib
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Dynastat en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Dynastat en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Dynastat bevat de actieve stof parecoxib.
Dynastat wordt gebruikt voor de kortdurende behandeling van pijn na een operatie bij volwassenen.
Het behoort tot de groep van geneesmiddelen die COX-2-remmers (een afkorting voor cyclo-
oxygenase-2-remmers) wordt genoemd. Pijn en zwelling worden soms veroorzaakt door stoffen in het
lichaam die prostaglandinen worden genoemd. Dynastat werkt door de hoeveelheid van deze
prostaglandinen te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft een ernstige allergische reactie (voornamelijk een ernstige huidreactie) gehad op om het
even welk geneesmiddel
U heeft een allergische reactie gehad op een groep van geneesmiddelen genaamd
“sulfonamiden” (bijv. sommige antibiotica gebruikt om infecties te behandelen)
U heeft momenteel een maag- of darmzweer of een bloeding in de maag of darm
U heeft een allergische reactie gehad op acetylsalicylzuur (aspirine), op andere NSAID’s (bijv.
ibuprofen) of op COX-2-remmers. Deze reacties kunnen zijn: een piepende ademhaling
(bronchospasme), ernstig verstopte neus, een jeukende huid, huiduitslag of een zwelling van het
gezicht, lippen of tong, andere allergische reacties of neuspoliepen na het gebruik van deze
geneesmiddelen
U bent meer dan 6 maanden zwanger
U geeft borstvoeding
U heeft een ernstige leverziekte
U heeft een darmontsteking (colitis ulcerosa of de ziekte van Crohn)
U heeft een verzwakt hart
U zal binnenkort een hartoperatie of een operatie aan uw slagaders (inclusief een coronaire
bypassprocedure) ondergaan
52
U heeft een aangetoonde hartziekte en/of cerebrovasculaire ziekte bijv. als u een hartinfarct,
beroerte, lichte beroerte (TIA) of verstoppingen van de bloedvaten naar het hart of de hersenen
heeft gehad of als u een operatie heeft gehad om verstoppingen weg te halen of te overbruggen
U heeft problemen met uw bloedsomloop of u heeft problemen gehad (perifeer arterieel
vaatlijden).
Als één van bovenstaande zaken op u van toepassing is, mag u deze injectie niet krijgen.
Vertel het
meteen aan uw arts of verpleegkundige.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Gebruik Dynastat niet
als u momenteel een maag- of darmzweer of maagdarmbloeding heeft.
Gebruik Dynastat niet
als u een ernstige leverziekte heeft.
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt:
als u eerder een zweer, bloeding of perforatie van het maagdarmkanaal heeft gehad
als u acetylsalicylzuur (aspirine) of andere NSAID’s (bijv. ibuprofen) gebruikt
als u rookt of alcohol drinkt
als u suikerziekte (diabetes) heeft
als u hartkramp (angina), bloedstolsels (klonters), een hoge bloeddruk of verhoogde cholesterol
heeft
als u aggregatieremmers gebruikt
als u vocht vasthoudt (oedeem)
als u een lever- of nierziekte heeft
als u uitgedroogd bent – dit kan gebeuren wanneer u diarree heeft gehad of heeft overgegeven of
als u niet heeft kunnen drinken
als u een infectie heeft, aangezien dit geneesmiddel koorts kan onderdrukken (wat een teken is
van infectie)
als u geneesmiddelen gebruikt om bloedstolsels (klonters) tegen te gaan (bijv.
warfarine/warfarineachtige anticoagulantia of nieuwe orale antistollingsmiddelen, bijv.
apixaban, dabigatran en rivaroxaban)
als u corticosteroïden gebruikt (bijv. prednison)
als u een geneesmiddel tegen depressie gebruikt behorende tot de groep selectieve
serotonineheropnameremmers (bijv. sertraline)
Dynastat kan een verhoging van de bloeddruk of een verergering van een bestaande hoge bloeddruk
veroorzaken waardoor u een grotere kans heeft op met hartaandoeningen geassocieerde bijwerkingen.
Uw arts wil mogelijk uw bloeddruk gedurende de behandeling met Dynastat controleren.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Kinderen en jongeren onder de 18 jaar dienen geen Dynastat te krijgen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Dynastat nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
verpleegkundige. Geneesmiddelen kunnen soms elkaars werking beïnvloeden. Uw arts kan eventueel
de dosis Dynastat of de dosis van de andere geneesmiddelen verlagen, of het is mogelijk dat u een
ander geneesmiddel moet gebruiken. Het is vooral belangrijk om de volgende geneesmiddelen te
noemen:
Acetylsalicylzuur (aspirine) of andere ontstekingsremmende geneesmiddelen
Fluconazol – gebruikt bij schimmelinfecties
ACE-remmers, angiotensine II-remmers, bètablokkers en diuretica – gebruikt bij hoge
bloeddruk en hartaandoeningen
Ciclosporine of tacrolimus - gebruikt na transplantaties
53
Warfarine – of andere warfarineachtige geneesmiddelen gebruikt om bloedstolsels (klonters) te
voorkomen, waaronder nieuwere geneesmiddelen zoals apixaban, dabigatran en rivaroxaban
Lithium – om depressie (ernstige neerslachtigheid) te behandelen
Rifampicine – gebruikt bij bacteriële infecties
Anti-aritmica – gebruikt om een onregelmatige hartslag te behandelen
Fenytoïne of carbamazepine – gebruikt bij epilepsie
Methotrexaat – gebruikt bij reumatoïde artritis en kanker
Diazepam – gebruikt bij verdoving en angst
Omeprazol – gebruikt bij de behandeling van zweren
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
als u zwanger bent of zwanger wilt worden,
moet u dit aan uw arts vertellen. Dynastat wordt
niet aanbevolen tijdens de eerste 6 maanden van de zwangerschap en u mag geen Dynastat
krijgen tijdens de laatste drie maanden van de zwangerschap.
als u borstvoeding geeft,
mag u geen Dynastat krijgen, daar er een kleine hoeveelheid Dynastat
zal worden overgedragen in uw moedermelk.
NSAID’s, waaronder Dynastat, kunnen het moeilijker maken om zwanger te worden. U moet
het uw arts vertellen als u van plan bent zwanger te worden of als u het u niet lukt om zwanger
te worden.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Wanneer u zich door de injecties duizelig of moe voelt, moet u niet deelnemen aan het verkeer en geen
machines bedienen, totdat u zich weer beter voelt.
Dynastat bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dynastat wordt u toegediend door een arts of verpleegkundige. Voordat zij u de injectie geven, zullen
zij het poeder oplossen en vervolgens de oplossing inspuiten in een ader of spier. De injectie kan snel
en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande intraveneuze infusielijn (een dunne
buis die in een ader loopt) of de injectie kan langzaam en diep in de spier worden toegediend. U zult
Dynastat alleen voor een korte periode krijgen en alleen voor verlichting van pijn.
De aanbevolen dosis om mee te beginnen is 40 mg.
Men mag u 6 tot 12 uur na de eerste dosis nog een dosis geven, van 20 mg of van 40 mg.
Men mag u niet meer dan 80 mg in 24 uur geven.
Aan sommige mensen kan een lagere dosis worden gegeven:
Mensen met leveraandoeningen
Mensen met ernstige nieraandoeningen
Patiënten ouder dan 65 jaar en met een gewicht lager dan 50 kg
Mensen die fluconazol gebruiken.
Indien Dynastat samen met sterke pijnstillers (opioïde analgetica genaamd) zoals morfine
gebruikt wordt,
zal de Dynastat dosis dezelfde zijn als hierboven beschreven.
Indien u meer Dynastat toegediend krijgt dan nodig,
kunt u bijwerkingen krijgen die gerapporteerd
zijn met de aanbevolen doseringen.
54
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Stop het gebruik van Dynastat en licht uw arts onmiddellijk in:
als u huiduitslag of zweren ontwikkelt op om het even welk lichaamsdeel (bv. huid, mond,
ogen, gezicht, lippen of tong) of als u enig ander teken van een allergische reactie ontwikkelt
zoals huiduitslag, zwelling van het gezicht, de lippen of de tong wat een piepende ademhaling
kan veroorzaken, problemen bij het ademen of slikken – dit komt zelden voor
als uw huid blaarvorming of afschilfering vertoont- dit komt zelden voor
de eerste symptomen van huidreacties kunnen op elk moment ontstaan, maar komen meestal
tijdens de eerste maand van de behandeling voor; de mate waarin deze voorvallen gemeld
werden, blijkt groter te zijn voor valdecoxib, een geneesmiddel gerelateerd aan parecoxib,
vergeleken met andere COX-2-remmers
als u geelzucht heeft (uw huid of het wit van uw ogen lijkt geel)
als u tekenen van maagbloeding of darmbloeding vertoont, zoals een zwarte of bloederige
ontlasting of bloed braken
Zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
misselijkheid
Vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
Verandering in uw bloeddruk (omhoog of omlaag)
U kunt pijn in uw rug krijgen
U kunt dikke enkels, benen en voeten krijgen (vochtophoping)
U kunt zich verdoofd voelen (uw huid kan de gevoeligheid voor pijn en aanraking verliezen)
U kunt last krijgen van braken, maagpijn, een verstoorde spijsvertering, obstipatie (verstopping)
en een opgeblazen gevoel en winderigheid
Testen kunnen een afwijkende werking van de nieren laten zien
U kunt zich opgewonden voelen of moeite hebben met slapen
Duizeligheid
Er bestaat een risico op bloedarmoede (anemie) - wijzigingen in rode bloedcellen na een
operatie die voor vermoeidheid en benauwdheid kunnen zorgen
U kunt een zere keel of een zware ademhaling krijgen (kortademigheid)
Uw huid kan jeuken
U produceert mogelijk minder urine dan normaal
Ontsteking en pijn van de tandholte na het uittrekken van een tand
Overmatig zweten
Lage kaliumwaarden in bloedtestresultaten
Soms: komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
Hartaanval
Er is een risico op een hersenaandoening, bijvoorbeeld een beroerte of een TIA (voorbijgaande
afsluiting van een bloedvat in de hersenen)/mini-beroerte of angina, beklemming of blokkades
van bloedvaten naar het hart of de hersenen
Bloedstolsels in de longen
Verergering van hoge bloeddruk
Zweren in het spijsverteringskanaal, chronische maagzuurreflux
Uw hartslag kan trager zijn
55
Lage bloeddruk in staande positie
Bloedtesten kunnen een afwijkende werking van de lever laten zien
U zou makkelijker blauwe plekken kunnen krijgen door een laag aantal bloedplaatjes
Een operatiewond kan gaan ontsteken, abnormale afscheiding uit chirurgische wonden
Huidverkleuring of huidbezering
Complicaties van de huidgenezing na een operatie
Hoge suikerwaarden in bloedtesten
Pijn of reactie op de injectieplaats
Huiduitslag (rash) of toegenomen jeukende huiduitslag (netelroos)
Anorexie (verlies van eetlust)
Gewrichtspijn
Hoge waarden van bloedenzymen in bloedonderzoeken die duiden op een verwonding of stress
van het hart, de hersenen of spierweefsel
Droge mond
Spierzwakte
Oorpijn
Ongewone buikgeluiden
Zelden: komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers
Huiduitslag of zweren op om het even welk lichaamsdeel (bv. huid, mond, ogen, gezicht, lippen
of tong), of enig ander teken van allergische reacties zoals huiduitslag, zwelling van het gezicht,
de lippen en de tong, piepende ademhaling, problemen bij het ademen of slikken (mogelijk
fataal)
Zwelling, blaarvorming of afschilfering van de huid
Acuut nierfalen
Hepatitis (ontstoken lever)
Slokdarmontsteking (oesofagus)
Alvleesklierontsteking (kan leiden tot maagpijn)
Niet bekend: kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
Wegvallen of flauwvallen door een zeer lage bloeddruk
Hartfalen
Nierfalen
Snelle of onregelmatige hartslag
Kortademigheid
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en op
het etiket van de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
56
Het wordt aanbevolen om Dynastat zo snel mogelijk nadat het is gemengd met het oplosmiddel te
gebruiken, alhoewel het bewaard kan worden indien de instructies aan het einde van de bijsluiter strikt
opgevolgd worden.
De oplossing die geïnjecteerd wordt, dient een heldere, kleurloze oplossing te zijn. Als de
injectievloeistof
vaste deeltjes
bevat of als het poeder of de oplossing verkleurd is, zal de oplossing
niet gebruikt worden.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is parecoxib (als parecoxibnatrium). Elke injectieflacon bevat
40 mg parecoxib, aanwezig als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel, levert dit 20 mg/ml parecoxib. Na reconstitutie in natriumchloride-oplossing
9 mg/ml (0,9%) bevat Dynastat ongeveer 0,44 mEq natrium per injectieflacon.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Dinatriumwaterstoffosfaat
Fosforzuur en/of natriumhydroxide (voor aanpassen van de pH).
Hoe ziet Dynastat eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dynastat is beschikbaar als wit tot gebroken wit poeder.
Het poeder wordt bewaard in kleurloze glazen injectieflacons (5 ml) met een stop, verzegeld met een
aluminium afsluiting en een paarse afdrukbare kap.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer NV/SA
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
България
Пфайзер Люксембург САРЛ, Кло½ България
Тел.: +359 2 970 4333
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje.
Tel: +370 5 251 4000
Magyarország
Pfizer Kft.
Tel: +36 1 488 37 00
57
Česká republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel: +420 283 004 111
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: +45 44 20 11 00
Deutschland
Pfizer Pharma GmbH
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
PFIZER Ελλάς A.E.
Τλ: +30 210 6785800
España
Pfizer, S.L.
Tel: +34 91 490 99 00
France
Pfizer
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: +385 1 3908 777
Malta
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +356 21344610
Nederland
Pfizer bv
Tel: +31 (0)800 63 34 636
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 52 61 00
Österreich
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 335 61 00
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +351 21 423 5500
România
Pfizer Romania S.R.L.
Tel: +40 (0)21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s področja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: +386 (0)152 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL, organizačná zložka
Tel: +421 2 3355 5500
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358(0)9 43 00 40
Sverige
Pfizer AB
Tel: +46 (0)8 550 520 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: +44 (0)1304 616161
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: 1800 633 363 (toll free)
+ 44 (0)1304 616161
Ísland
Icepharma hf.
Sími: +354 540 8000
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Κύπρος
PFIZER Ελλάς Α.Ε. (Cyprus Branch)
Τηλ: +357 22817690
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filiāle Latvijā
Tel: +371 670 35 775
58
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in <{MM/JJJJ}><{maand JJJJ}>.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
59
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Dosering:
De aanbevolen dosis is 40 mg intraveneus (i.v.) of intramusculair (i.m.), gevolgd door 20 mg of 40 mg
elke 6 tot 12 uur, naargelang de behoefte, met een maximale dosering van 80 mg per dag. De i.v.
bolusinjectie kan snel en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande i.v.
infusielijn. De i.m. injectie dient langzaam en diep in de spier te worden toegediend.
Er is beperkte klinische ervaring met behandeling met Dynastat gedurende meer dan drie dagen.
Aangezien het cardiovasculaire risico van selectieve cyclo-oxygenase-2-remmers (COX-2-remmers)
kan toenemen met de dosis en duur van de blootstelling dient de kortst mogelijke behandelingsduur en
de laagste effectieve dagdosis gebruikt te worden.
Tijdens postmarketingervaring met parecoxib zijn gevallen van ernstige hypotensie gemeld vlak na
toediening van parecoxib. Sommige van deze gevallen zijn opgetreden zonder andere verschijnselen
van anafylaxie. De arts dient voorbereid te zijn om ernstige hypotensie te behandelen.
Toediening gebeurt via intramusculaire (i.m.) of intraveneuze (i.v.) injectie.
De i.m. injectie moet
traag en diep in de spier worden toegediend en de i.v. bolusinjectie mag snel en rechtstreeks in een
ader of een bestaande i.v.-lijn worden gegeven.
Toediening anders dan IV of IM
Toedieningswijzen anders dan IV of IM (bijvoorbeeld intra-articulair, intrathecaal) zijn niet
onderzocht en dienen niet toegepast te worden.
Oplosmiddelen voor reconstitutie
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden
met andere geneesmiddelen en mag enkel
gereconstitueerd worden met één van de volgende:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie; of
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie.
De volgende oplossingen kunnen
niet
gebruikt worden voor reconstitutie:
Reconstitueren met Ringer’s lactaatoplossing voor injectie of 50 mg/ml (5%) glucose in
Ringer’s lactaatoplossing voor injectie leidt tot precipitatie van parecoxib en is daarom
niet
aanbevolen.
Het gebruik van steriel water voor injecties wordt
niet
aanbevolen, omdat de resulterende
oplossing
niet
isotoon is.
Instructies voor reconstitutie
Maak gebruik van aseptische bereidingstechnieken om gelyofiliseerd parecoxib (als
parecoxibnatrium) te reconstitueren.
40 mg injectieflacon:
Verwijder de paarse afdrukbare kap van de parecoxib 40 mg injectieflacon om
het centrale deel van de rubberen stop vrij te maken. Neem, met een steriele naald en spuit, 2 ml van
een aanvaardbaar oplosmiddel en breng de naald door het centrale deel van de rubberen stop heen en
breng zo het oplosmiddel in de parecoxib 40 mg injectieflacon.
Los het poeder volledig op
door middel van een zachte draaibeweging en inspecteer het
gereconstitueerde product voor gebruik.
De gereconstitueerde oplossing mag niet gebruikt worden
wanneer deze verkleurd of troebel is of
wanneer er deeltjes zichtbaar zijn.
60
De volledige inhoud van de injectieflacon moet opgetrokken worden voor één toediening. Indien
een dosis lager dan 40 mg benodigd is, dient overtollig geneesmiddel weggegooid te worden.
Verenigbaarheid met i.v.-lijn oplossingen
Er kan neerslag ontstaan als Dynastat in oplossing wordt gecombineerd met andere geneesmiddelen.
Daarom mag Dynastat noch tijdens reconstitutienoch tijdens injectie gemengd worden met andere
geneesmiddelen. Bij patiënten bij wie dezelfde i.v. infusielijn gebruikt moet worden om een ander
geneesmiddel te injecteren, dient de i.v.-lijn vóór en na de Dynastat injectie afdoende gespoeld te
worden met een verenigbare oplossing.
Na reconstitutie
met geschikte oplosmiddelen, mag Dynastat enkel i.v. of i.m. of via i.v.-lijnen
geïnjecteerd worden die de volgende oplossingen leveren:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie;
of
Ringer’s lactaatoplossing voor injectie
Het wordt niet aanbevolen
in een i.v.-lijn te injecteren, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer’s
lactaatoplossing voor injectie of andere i.v.-vloeistoffen dan die vermeld in deze rubriek worden
toegediend, omdat dit kan leiden tot precipitatie van parecoxib uit de oplossing.
De oplossing is enkel bestemd voor eenmalig gebruik en mag niet bewaard worden in een
koelkast of diepvriezer.
Het is aangetoond dat de gereconstitueerde oplossing tot 24 uur bij 25C
chemisch en fysisch stabiel is. Derhalve dient 24 uur als de maximale houdbaarheid van het
gereconstitueerde product beschouwd te worden. Echter, vanwege het belang van het risico op
microbiologische infectie bij injecteerbare producten dient de bereide oplossing onmiddellijk gebruikt
te worden, tenzij reconstitutie plaatsgevonden heeft onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
condities. Tenzij voldaan wordt aan dergelijke vereisten, zijn de bewaartijden en bewaarcondities vóór
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en zullen deze normaliter niet langer dan 12 uur bij
25C zijn.
61
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Dynastat 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
parecoxib
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Dynastat en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Dynastat en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Dynastat bevat de actieve stof parecoxib.
Dynastat wordt gebruikt voor de kortdurende behandeling van pijn na een operatie bij volwassenen.
Het behoort tot de groep van geneesmiddelen die COX-2-remmers (een afkorting voor
cyclo-
oxygenase-2-remmers)
wordt genoemd. Pijn en zwelling worden soms veroorzaakt door stoffen in het
lichaam die
prostaglandinen
worden genoemd. Dynastat werkt door de hoeveelheid van deze
prostaglandinen te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft een ernstige allergische reactie (voornamelijk een ernstige huidreactie) gehad op om het
even welk geneesmiddel
U heeft een allergische reactie gehad op een groep van geneesmiddelen genaamd
“sulfonamiden” (bijv. sommige antibiotica gebruikt om infecties te behandelen)
U heeft momenteel een maag- of darmzweer of een bloeding in de maag of darm
U heeft een allergische reactie gehad op acetylsalicylzuur (aspirine), op andere NSAID’s (bijv.
ibuprofen) of op COX-2-remmers. Deze reacties kunnen zijn: een piepende ademhaling
(bronchospasme), ernstig verstopte neus, een jeukende huid, huiduitslag of een zwelling van het
gezicht, lippen of tong, andere allergische reacties of neuspoliepen na het gebruik van deze
geneesmiddelen
U bent meer dan 6 maanden zwanger
U geeft borstvoeding
U heeft een ernstige leverziekte
U heeft een darmontsteking (colitis ulcerosa of de ziekte van Crohn)
U heeft een verzwakt hart
U zal binnenkort een hartoperatie of een operatie aan uw slagaders (inclusief een coronaire
bypassprocedure) ondergaan
62
U heeft een aangetoonde hartziekte en/of cerebrovasculaire ziekte bijv. als u een hartinfarct,
beroerte, lichte beroerte (TIA) of verstoppingen van de bloedvaten naar het hart of de hersenen
heeft gehad of als u een operatie heeft gehad om verstoppingen weg te halen of te overbruggen
U heeft problemen met uw bloedsomloop of u heeft problemen gehad (perifeer arterieel
vaatlijden).
Als één van bovenstaande zaken op u van toepassing is, mag u deze injectie niet krijgen.
Vertel het
meteen aan uw arts of verpleegkundige.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Gebruik Dynastat niet
als u momenteel een maag- of darmzweer of maagdarmbloeding heeft.
Gebruik Dynastat niet
als u een ernstige leverziekte heeft.
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt:
als u eerder een zweer, bloeding of perforatie van het maagdarmkanaal heeft gehad
als u acetylsalicylzuur (aspirine) of andere NSAID’s (bijv. ibuprofen) gebruikt
als u rookt of alcohol drinkt
als u suikerziekte (diabetes) heeft
als u hartkramp (angina), bloedstolsels (klonters), een hoge bloeddruk of verhoogde cholesterol
heeft
als u aggregatieremmers gebruikt
als u vocht vasthoudt (oedeem)
als u een lever- of nierziekte heeft
als u uitgedroogd bent – dit kan gebeuren wanneer u diarree heeft gehad of heeft overgegeven of
als u niet heeft kunnen drinken
als u een infectie heeft, aangezien dit geneesmiddel koorts kan onderdrukken (wat een teken is
van infectie)
als u geneesmiddelen gebruikt om bloedstolsels (klonters) tegen te gaan (bv.
warfarine/warfarineachtige anticoagulantia of nieuwe orale antistollingsmiddelen, bijv.
apixaban, dabigatran en rivaroxaban)
als u corticosteroïden gebruikt (bijv. prednison)
als u een geneesmiddel tegen depressie gebruikt behorende tot de groep selectieve
serotonineheropnameremmers (bijv. sertraline)
Dynastat kan een verhoging van de bloeddruk of een verergering van een bestaande hoge bloeddruk
veroorzaken waardoor u een grotere kans heeft op met hartaandoeningen geassocieerde bijwerkingen.
Uw arts wil mogelijk uw bloeddruk gedurende de behandeling met Dynastat controleren.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Kinderen en jongeren onder de 18 jaar dienen geen Dynastat te krijgen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Dynastat nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
verpleegkundige. Geneesmiddelen kunnen soms elkaars werking beïnvloeden. Uw arts kan eventueel
de dosis Dynastat of de dosis van de andere geneesmiddelen verlagen, of het is mogelijk dat u een
ander geneesmiddel moet gebruiken. Het is vooral belangrijk om de volgende geneesmiddelen te
noemen:
Acetylsalicylzuur (aspirine) of andere ontstekingsremmende geneesmiddelen
Fluconazol – gebruikt bij schimmelinfecties
ACE-remmers, angiotensine II-remmers, bètablokkers en diuretica – gebruikt bij hoge
bloeddruk en hartaandoeningen
Ciclosporine of tacrolimus - gebruikt na transplantaties
63
Warfarine – of andere warfarineachtige geneesmiddelen gebruikt om bloedstolsels (klonters) te
voorkomen, waaronder nieuwere geneesmiddelen zoals apixaban, dabigatran en rivaroxaban
Lithium – om depressie (ernstige neerslachtigheid) te behandelen
Rifampicine – gebruikt bij bacteriële infecties
Anti-aritmica – gebruikt om een onregelmatige hartslag te behandelen
Fenytoïne of carbamazepine – gebruikt bij epilepsie
Methotrexaat – gebruikt bij reumatoïde artritis en kanker
Diazepam – gebruikt bij verdoving en angst
Omeprazol – gebruikt bij de behandeling van zweren
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
als u zwanger bent of zwanger wilt worden,
moet u dit aan uw arts vertellen. Dynastat wordt
niet aanbevolen tijdens de eerste 6 maanden van de zwangerschap en u mag geen Dynastat
krijgen tijdens de laatste drie maanden van de zwangerschap.
als u borstvoeding geeft,
mag u geen Dynastat krijgen, daar er een kleine hoeveelheid Dynastat
zal worden overgedragen in uw moedermelk.
NSAID’s, waaronder Dynastat, kunnen het moeilijker maken om zwanger te worden. U moet
het uw arts vertellen als u van plan bent zwanger te worden of als u het u niet lukt om zwanger
te worden.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Wanneer u zich door de injecties duizelig of moe voelt, moet u niet deelnemen aan het verkeer en geen
machines bedienen, totdat u zich weer beter voelt.
Dynastat bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dynastat wordt u toegediend door een arts of verpleegkundige. Voordat zij u de injectie geven, zullen
zij het poeder oplossen en vervolgens de oplossing inspuiten in een ader of spier. De injectie kan snel
en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande intraveneuze infusielijn (een dunne
buis die in een ader loopt) of de injectie kan langzaam en diep in de spier worden toegediend. U zult
Dynastat alleen voor een korte periode krijgen en alleen voor verlichting van pijn.
De aanbevolen dosis om mee te beginnen is 40 mg.
Men mag u 6 tot 12 uur na de eerste dosis nog een dosis geven, van 20 mg of van 40 mg.
Men mag u niet meer dan 80 mg in 24 uur geven.
Aan sommige mensen kan een lagere dosis worden gegeven:
Mensen met leveraandoeningen
Mensen met ernstige nieraandoeningen
Patiënten ouder dan 65 jaar en met een gewicht lager dan 50 kg
Mensen die fluconazol gebruiken.
Indien Dynastat samen met sterke pijnstillers (opioïde analgetica genaamd) zoals morfine
gebruikt wordt,
zal de Dynastat dosis dezelfde zijn als hierboven beschreven.
Indien u meer Dynastat toegediend krijgt dan nodig,
kunt u bijwerkingen krijgen die gerapporteerd
zijn met de aanbevolen doseringen.
64
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Stop het gebruik van Dynastat en licht uw arts onmiddellijk in:
als u huiduitslag of zweren ontwikkelt op om het even welk lichaamsdeel (bv. huid, mond,
ogen, gezicht, lippen of tong) of als u enig ander teken van een allergische reactie ontwikkelt
zoals huiduitslag, zwelling van het gezicht, de lippen of de tong wat een piepende ademhaling
kan veroorzaken, problemen bij het ademen of slikken – dit komt
zelden
voor
als uw huid blaarvorming of afschilfering vertoont- dit komt
zelden
voor
de eerste symptomen van huidreacties kunnen op elk moment ontstaan, maar komen meestal
tijdens de eerste maand van de behandeling voor; de mate waarin deze voorvallen gemeld
werden, blijkt groter te zijn voor valdecoxib, een geneesmiddel gerelateerd aan parecoxib,
vergeleken met andere COX-2-remmers
als u geelzucht heeft (uw huid of het wit van uw ogen lijkt geel)
als u tekenen van maagbloeding of darmbloeding vertoont, zoals een zwarte of bloederige
ontlasting of bloed braken
Zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
misselijkheid
Vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
Verandering in uw bloeddruk (omhoog of omlaag)
U kunt pijn in uw rug krijgen
U kunt dikke enkels, benen en voeten krijgen (vochtophoping)
U kunt zich verdoofd voelen (uw huid kan de gevoeligheid voor pijn en aanraking verliezen)
U kunt last krijgen van braken, maagpijn, een verstoorde spijsvertering, obstipatie (verstopping)
en een opgeblazen gevoel en winderigheid
Testen kunnen een afwijkende werking van de nieren laten zien
U kunt zich opgewonden voelen of moeite hebben met slapen
Duizeligheid
Er bestaat een risico op bloedarmoede (anemie) - wijzigingen in rode bloedcellen na een
operatie die voor vermoeidheid en benauwdheid kunnen zorgen
U kunt een zere keel of problemen met de ademhaling krijgen (kortademigheid)
Uw huid kan jeuken
U produceert mogelijk minder urine dan normaal
Ontsteking en pijn van de tandholte na het uittrekken van een tand
Overmatig zweten
Lage kaliumwaarden in bloedtestresultaten
Soms: komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
Hartaanval
Er is een risico op een hersenaandoening, bijvoorbeeld een beroerte of een TIA (voorbijgaande
afsluiting van een bloedvat in de hersenen)/mini-beroerte of angina, beklemming of blokkades
van bloedvaten naar het hart of de hersenen
Bloedstolsels in de longen
Verergering van hoge bloeddruk
Zweren in het spijsverteringskanaal, chronische maagzuurreflux
Uw hartslag kan trager zijn
65
Lage bloeddruk in staande positie
Bloedtesten kunnen een afwijkende werking van de lever laten zien
U kunt makkelijker blauwe plekken krijgen door een laag aantal bloedplaatjes
Een operatiewond kan gaan ontsteken, abnormale afscheiding uit chirurgische wonden
Huidverkleuring of huidbezering
Complicaties van de huidgenezing na een operatie
Hoge suikerwaarden in bloedtesten
Pijn of reactie op de injectieplaats
Huiduitslag (rash) of toegenomen jeukende huiduitslag (netelroos)
Anorexie (verlies van eetlust)
Gewrichtspijn
Hoge waarden van bloedenzymen in bloedonderzoeken die duiden op een verwonding of stress
van het hart, de hersenen of spierweefsel
Droge mond
Spierzwakte
Oorpijn
Ongewone buikgeluiden
Zelden: komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers
Huiduitslag of zweren op om het even welk lichaamsdeel (bijv. huid, mond, ogen, gezicht,
lippen of tong), of enig ander teken van allergische reacties zoals huiduitslag, zwelling van het
gezicht, de lippen en de tong, piepende ademhaling, problemen bij het ademen of slikken
(mogelijk fataal)
Zwelling, blaarvorming of afschilfering van de huid
Acuut nierfalen
Hepatitis (ontstoken lever)
Slokdarmontsteking (oesofagus)
Alvleesklierontsteking (kan leiden tot maagpijn)
Niet bekend: kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
Wegvallen of flauwvallen door een zeer lage bloeddruk
Hartfalen
Nierfalen
Snelle of onregelmatige hartslag
Kortademigheid
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en op
het etiket van de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
66
Het wordt aanbevolen om Dynastat zo snel mogelijk nadat het is gemengd met het oplosmiddel te
gebruiken, alhoewel het bewaard kan worden indien de instructies aan het einde van de bijsluiter strikt
opgevolgd worden.
De oplossing die geïnjecteerd wordt, dient een heldere, kleurloze oplossing te zijn.
Als de injectievloeistof
vaste deeltjes
bevat of als het poeder of de oplossing verkleurd is, zal de
oplossing niet gebruikt worden.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is parecoxib (als parecoxibnatrium). Elke injectieflacon bevat
40 mg parecoxib, aanwezig als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel, levert dit 20 mg/ml parecoxib. Na reconstitutie in natriumchloride-oplossing
9 mg/ml (0,9%) bevat Dynastat ongeveer 0,44 mEq natrium per injectieflacon.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Poeder
Dinatriumwaterstoffosfaat
Fosforzuur en/of natriumhydroxide (voor aanpassen van de pH).
Oplosmiddel
Natriumchloride
Zoutzuur of natriumhydroxide (voor aanpassen van de pH)
Water voor injecties.
Hoe ziet Dynastat eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dynastat is beschikbaar als wit tot gebroken wit poeder.
Het poeder wordt bewaard in kleurloze glazen injectieflacons (5 ml) met een stop, verzegeld met een
aluminium afsluiting en een paarse afdrukbare kap.
Het oplosmiddel wordt bewaard in kleurloze, neutrale glazen ampullen (2 ml).
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer NV/SA
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje.
Tel: +370 5 251 4000
67
България
Пфайзер Люксембург САРЛ, Кло½ България
Тел.: +359 2 970 4333
Česká republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel: +420 283 004 111
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: +45 44 20 11 00
Deutschland
Pfizer Pharma GmbH
Tel:+49 (0)30 550055-51000
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
PFIZER Ελλάς A.E.
Τλ: +30 210 6785800
España
Pfizer, S.L.
Tel: +34 91 490 99 00
France
Pfizer
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: +385 1 3908 777
Magyarország
Pfizer Kft.
Tel.: +36 1 488 37 00
Malta
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +356 21344610
Nederland
Pfizer bv
Tel: +31 (0)800 63 34 636
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 52 61 00
Österreich
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 335 61 00
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +351 21 423 5500
România
Pfizer Romania S.R.L.
Tel: +40 (0)21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s področja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: +386 (0)152 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL, organizačná zložka
Tel: +421 2 3355 5500
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358(0)9 43 00 40
Sverige
Pfizer AB
Tel: +46 (0)8 550 520 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: +44 (0)1304 616161
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: 1800 633 363 (toll free)
+44 (0)1304 616161
Ísland
Icepharma hf.
Sími: +354 540 8000
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Κύπρος
PFIZER Ελλάς Α.Ε. (Cyprus Branch)
Τηλ: +357 22817690
68
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filiāle Latvijā
Tel: +371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in <{MM/JJJJ}><{maand JJJJ}>.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
69
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Dosering:
De aanbevolen dosis is 40 mg intraveneus (i.v.) of intramusculair (i.m.), gevolgd door 20 mg of 40 mg
elke 6 tot 12 uur, naargelang de behoefte, met een maximale dosering van 80 mg per dag. De i.v.
bolusinjectie kan snel en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande i.v.
infusielijn. De i.m. injectie dient langzaam en diep in de spier te worden toegediend.
Er is beperkte klinische ervaring met behandeling met Dynastat gedurende meer dan drie dagen.
Aangezien het cardiovasculaire risico van selectieve cyclo-oxygenase-2-remmers (COX-2-remmers)
kan toenemen met de dosis en duur van de blootstelling dient de kortst mogelijke behandelingsduur en
de laagste effectieve dagdosis gebruikt te worden.
Tijdens postmarketingervaring met parecoxib zijn gevallen van ernstige hypotensie gemeld vlak na
toediening van parecoxib. Sommige van deze gevallen zijn opgetreden zonder andere verschijnselen
van anafylaxie. De arts dient voorbereid te zijn om ernstige hypotensie te behandelen.
Toediening gebeurt via intramusculaire (i.m.) of intraveneuze (i.v.) injectie.
De i.m. injectie moet
traag en diep in de spier worden toegediend en de i.v. bolusinjectie mag snel en rechtstreeks in een
ader of een bestaande i.v.-lijn worden gegeven.
Toediening anders dan IV of IM
Toedieningswijzen anders dan IV of IM (bijvoorbeeld intra-articulair, intrathecaal) zijn niet
onderzocht en dienen niet toegepast te worden.
Oplosmiddelen voor reconstitutie
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden
met andere geneesmiddelen en mag enkel
gereconstitueerd worden met één van de volgende:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie; of
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie.
De volgende oplossingen kunnen
niet
gebruikt worden voor reconstitutie:
Reconstitueren met Ringer’s lactaatoplossing voor injectie of 50 mg/ml (5%) glucose in
Ringer’s lactaatoplossing voor injectie leidt tot precipitatie van parecoxib en is daarom
niet
aanbevolen.
Het gebruik van steriel water voor injecties wordt
niet
aanbevolen, omdat de resulterende
oplossing niet isotoon is.
Instructies voor reconstitutie
Maak gebruik van aseptische bereidingstechnieken om gelyofiliseerd parecoxib (als
parecoxibnatrium) te reconstitueren.
40 mg injectieflacon:
Verwijder de paarse afdrukbare kap van de parecoxib 40 mg injectieflacon om
het centrale deel van de rubberen stop vrij te maken. Neem, met een steriele naald en spuit, 2 ml van
een aanvaardbaar oplosmiddel en breng de naald door het centrale deel van de rubberen stop heen en
breng zo het oplosmiddel in de parecoxib 40 mg injectieflacon.
Los het poeder volledig op
door middel van een zachte draaibeweging en inspecteer het
gereconstitueerde product voor gebruik.
De gereconstitueerde oplossing mag niet gebruikt worden
wanneer deze verkleurd of troebel is of
wanneer er deeltjes zichtbaar zijn.
70
De volledige inhoud van de injectieflacon moet opgetrokken worden voor één toediening.
Indien een dosis lager dan 40 mg benodigd is, dient overtollig geneesmiddel weggegooid te
worden.
Verenigbaarheid met i.v.-lijn oplossingen
Er kan neerslag ontstaan als Dynastat in oplossing wordt gecombineerd met andere geneesmiddelen.
Daarom mag Dynastat noch tijdens reconstitutie noch tijdens injectie gemengd worden met andere
geneesmiddelen. Bij patiënten bij wie dezelfde i.v. infusielijn gebruikt moet worden om een ander
geneesmiddel te injecteren, dient de i.v.-lijn vóór en na de Dynastat injectie afdoende gespoeld te
worden met een verenigbare oplossing.
Na reconstitutie
met geschikte oplosmiddelen, mag Dynastat enkel i.v. of i.m. of via i.v.-lijnen
geïnjecteerd worden die volgende oplossingen leveren:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie;
of
Ringer’s lactaatoplossing voor injectie
Het wordt niet aanbevolen
in een i.v.-lijn te injecteren, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer’s
lactaatoplossing voor injectie of andere i.v.-vloeistoffen dan die vermeld in deze rubriek worden
toegediend, omdat dit kan leiden tot precipitatie van parecoxib uit de oplossing.
De oplossing is enkel bestemd voor eenmalig gebruik en mag niet bewaard worden in een
koelkast of diepvriezer.
Het is aangetoond dat de gereconstitueerde oplossing tot 24 uur bij 25C
chemisch en fysisch stabiel is. Derhalve dient 24 uur als de maximale houdbaarheid van het
gereconstitueerde product beschouwd te worden. Echter, vanwege het belang van het risico op
microbiologische infectie bij injecteerbare producten dient de bereide oplossing onmiddellijk gebruikt
te worden, tenzij reconstitutie plaatsgevonden heeft onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
condities. Tenzij voldaan wordt aan dergelijke vereisten, zijn de bewaartijden en bewaarcondities vóór
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en zullen deze normaliter niet langer dan 12 uur bij
25C zijn.
71

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 40 mg parecoxib (als 42,36 mg parecoxibnatrium). Na reconstitutie bedraagt
de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Iedere 2 ml gereconstitueerd poeder bevat 40 mg parecoxib.
Hulpstof met bekend effect
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis.
Na reconstitutie in natriumchloride-oplossing 9 mg/ml (0,9%) bevat Dynastat ongeveer 0,44 mmol
natrium per injectieflacon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor oplossing voor injectie (poeder voor injectie).
Wit tot gebroken wit poeder.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Voor kortdurende behandeling van postoperatieve pijn bij volwassenen.
De beslissing om een selectieve cyclo-oxygenase-2 (COX-2)-remmer voor te schrijven dient
gebaseerd te zijn op een beoordeling van het totale risico van de individuele patiënt (zie rubriek 4.3 en
4.4).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering is 40 mg intraveneus (i.v.) of intramusculair (i.m.), gevolgd door 20 mg of
40 mg elke 6 tot 12 uur, naargelang de behoefte, met een maximale dosering van 80 mg per dag.
Aangezien het cardiovasculaire risico van selectieve COX-2-remmers kan toenemen met de dosis en
duur van de blootstelling dient de kortst mogelijke behandelingsduur en de laagste effectieve dagdosis
gebruikt te worden. Er is beperkte klinische ervaring met behandeling met Dynastat gedurende meer
dan drie dagen (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdig gebruik met opioïde analgetica
Opioïde analgetica kunnen gelijktijdig met parecoxib gebruikt worden in de dosering zoals beschreven
in bovenstaande paragraaf. In alle klinische beoordelingen werd parecoxib met vaste tijdsintervallen
toegediend, terwijl de opioïden naar behoefte werden toegediend.
Ouderen
In het algemeen is het niet nodig de dosering aan te passen bij oudere patiënten ( 65 jaar). Bij de
behandeling van oudere patiënten met een lichaamsgewicht lager dan 50 kg dient echter met de helft
van de gebruikelijke aanbevolen dosis Dynastat gestart te worden en dient de maximale dagelijkse
dosis tot 40 mg verlaagd te worden (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornissen
Bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij patiënten die
gepredisponeerd zijn voor vochtretentie dient de behandeling met parecoxib te worden gestart met de
laagst aanbevolen dosis (20 mg) en dient de nierfunctie van de patiënt nauwgezet gecontroleerd te
worden (zie rubriek 4.4 en 5.2). Gebaseerd op de farmacokinetiek is het niet noodzakelijk de dosis aan
te passen bij patiënten met lichte tot matige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring 30-80 ml/min).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van parecoxib bij kinderen onder de 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er
zijn geen gegevens beschikbaar. Het gebruik van parecoxib bij deze patiënten wordt daarom niet
aanbevolen.
Wijze van toediening
De i.v. bolusinjectie kan snel en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande i.v.
infusielijn. De i.m. injectie dient langzaam en diep in de spier te worden toegediend. Voor instructies
over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
Er kan neerslag ontstaan als Dynastat in oplossing wordt gecombineerd met andere geneesmiddelen.
Dynastat mag daarom noch tijdens reconstitutie noch tijdens injectie gemengd worden met andere
geneesmiddelen. Bij patiënten bij wie dezelfde i.v. infusielijn gebruikt moet worden om een ander
geneesmiddel te injecteren, dient de i.v.-lijn vóór en na de Dynastat-injectie afdoende gespoeld te
worden met een verenigbare oplossing.
Na reconstitutie met aanvaardbare oplosmiddelen mag Dynastat
uitsluitend i.v. of i.m. geïnjecteerd
worden, of via i.v.-lijnen waarmee het volgende wordt gegeven:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie
of
Ringer's lactaatoplossing voor injectie.
Injectie in een i.v.-lijn, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringers lactaatoplossing voor injectie of
andere i.v.-vloeistoffen dan hierboven vermeld, worden toegediend, wordt
niet aanbevolen, omdat dit
kan leiden tot precipitatie van de oplossing.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Voorgeschiedenis van een type ernstige allergische geneesmiddelreactie, vooral huidreacties zoals het
syndroom van Stevens-Johnson, geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen
(DRESS-syndroom), toxische epidermale necrolyse, erythema multiforme of patiënten met een
bekende overgevoeligheid voor sulfonamiden (zie rubriek 4.4 en 4.8).
Actief ulcus pepticum of gastro-intestinale (GI-) bloeding.
Patiënten bij wie bronchospasme, acute rhinitis, neuspoliepen, angioneurotisch oedeem, urticaria of
Derde trimester van de zwangerschap en het geven van borstvoeding (zie rubriek 4.6 en 5.3).
Ernstige leverstoornis (serumalbumine <25 g/l of Child-Pugh score 10).
Inflammatoire darmziekte.
Congestief hartfalen (NYHA II-IV).
Behandeling van postoperatieve pijn na een coronaire bypassoperatie (coronary artery bypass graft,
CABG) (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Aangetoonde ischemische hartaandoening, perifeer arterieel vaatlijden en/of cerebrovasculaire
aandoening.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Dynastat is bestudeerd in tandheelkundige, orthopedische, gynaecologische (hoofdzakelijk
hysterectomie) en coronaire bypasschirurgie. Er is beperkte ervaring met andere soorten chirurgische
ingrepen zoals gastro-intestinale of urologische chirurgie (zie rubriek 5.1).
Toedieningswijzen anders dan i.v. of i.m. (bijv. intra-articulair, intrathecaal) zijn niet onderzocht en
dienen niet toegepast te worden.
Wegens de mogelijkheid van een toename van bijwerkingen bij hogere doses van parecoxib, andere
COX-2-remmers en NSAID's, dienen patiënten die met parecoxib behandeld worden opnieuw te
worden beoordeeld na een dosisverhoging en, wanneer een toename van de werkzaamheid uitblijft,
dienen andere therapeutische opties overwogen te worden (zie rubriek 4.2). Er is beperkte klinische
ervaring bij behandeling met Dynastat gedurende meer dan drie dagen (zie rubriek 5.1).
Als tijdens de behandeling bij patiënten de functie van één van de onderstaande orgaansystemen
achteruitgaat, dienen passende maatregelen genomen te worden en dient stopzetting van de
behandeling met parecoxib te worden overwogen.
Cardiovasculair
COX-2-remmers zijn in verband gebracht met een verhoogd risico op cardiovasculaire en
trombotische ongewenste voorvallen bij langdurig gebruik. De exacte omvang van het risico dat in
verband wordt gebracht met een eenmalige dosis, is niet vastgesteld, evenals de met een verhoogd
risico in verband gebrachte exacte behandelingsduur.
Patiënten met belangrijke risicofactoren voor cardiovasculaire voorvallen (bijv. hypertensie,
hyperlipidemie, diabetes mellitus, roken) dienen slechts na zorgvuldige overweging te worden
behandeld met parecoxib (zie rubriek 5.1).
Als er klinische aanwijzingen zijn van verslechtering van de toestand van specifieke klinische
symptomen bij deze patiënten, dienen gepaste maatregelen te worden genomen en dient het stopzetten
van de behandeling met parecoxib te worden overwogen. Dynastat is niet onderzocht bij andere
cardiovasculaire revascularisatieprocedures dan coronaire bypassoperaties (CABG, coronary artery
bypass graft
). Studies naar bepaalde chirurgische ingrepen anders dan CABG-procedures omvatten
alleen patiënten met American Society of Anaesthesiology (ASA) Physical Status Class I-III.
Acetylsalicylzuur en andere NSAID's
Gezien het ontbreken van een effect op de bloedplaatjesaggregatie zijn COX-2-remmers geen
substituut voor acetylsalicylzuur ter profylaxe van trombo-embolische cardiovasculaire aandoeningen.
Behandelingen met aggregatieremmers dienen daarom niet gestopt te worden (zie rubriek 5.1).
Dynastat kan koorts en andere symptomen van ontsteking maskeren (zie rubriek 5.1). In geïsoleerde
gevallen werd een verergering van infecties van zachte weefsels beschreven in verband met het
gebruik van NSAID's en in niet-klinische onderzoeken met Dynastat (zie rubriek 5.3). Men moet bij
patiënten die behandeld worden met Dynastat na chirurgie opmerkzaam zijn voor symptomen van
infectie bij de controle van de operatiewond.
Gastro-intestinaal
Bij patiënten behandeld met parecoxib zijn complicaties van het bovenste deel van het
maagdarmkanaal (perforaties, ulcera of bloedingen [PUB's]) opgetreden, in sommige gevallen met
fatale afloop. Voorzichtigheid is geboden bij de behandeling van patiënten die het meeste risico lopen
om een gastro-intestinale complicatie met NSAID's te ontwikkelen; ouderen, patiënten met een
voorgeschiedenis van gastro-intestinale aandoeningen, zoals ulcera en gastro-intestinale bloedingen, of
patiënten die tegelijk acetylsalicylzuur gebruiken. De klasse NSAID's is ook in verband gebracht met
verhoogde gastro-intestinale complicaties bij patiënten die gelijktijdig glucocorticoïden, selectieve
serotonineheropnameremmers, andere trombocytenaggregatieremmers of andere NSAID's gebruiken,
of bij patiënten die alcohol gebruiken. Er is een verdere verhoging van het risico op gastro-intestinale
bijwerkingen (gastro-intestinale ulceratie of andere gastro-intestinale complicaties) wanneer parecoxib
tegelijk met acetylsalicylzuur (zelfs in lage doses) wordt ingenomen.
Huidreacties
Via postmarketing surveillance zijn ernstige huidreacties, waaronder erythema multiforme,
exfoliatieve dermatitis en het syndroom van Stevens-Johnson (waarvan sommige met fatale afloop)
gerapporteerd bij patiënten die parecoxib toegediend kregen. Daarnaast zijn via postmarketing
surveillance fatale meldingen geweest van toxische epidermale necrolyse bij patiënten die valdecoxib
(de actieve metaboliet van parecoxib) toegediend kregen; deze ernstige huidreacties kunnen niet
uitgesloten worden voor parecoxib (zie rubriek 4.8). DRESS-syndroom kan optreden bij een
blootstelling aan parecoxib. Dit is gebaseerd op andere ernstige huidreacties die gemeld zijn in
verband met blootstelling aan celecoxib en valdecoxib. Patiënten lijken het grootste risico op deze
reacties te lopen aan het begin van de behandeling: de eerste symptomen van de reactie traden in de
meeste gevallen op in de eerste maand van de behandeling.
Artsen dienen gepaste maatregelen te nemen om patiënten te controleren op alle ernstige huidreacties
op de behandeling, bv. door extra patiëntenconsultaties. De patiënten dienen geadviseerd te worden
om elke opkomende huidaandoening onmiddellijk aan hun arts te melden.
De behandeling met parecoxib dient stopgezet te worden bij de eerste tekenen van huiduitslag,
mucosalaesies of enig ander teken van overgevoeligheid. Het is bekend dat ernstige huidreacties
kunnen optreden bij gebruik van zowel NSAID's, waaronder de selectieve COX-2-remmers, als
andere geneesmiddelen. De mate waarin de ernstige huidreacties gemeld werden, blijkt echter groter te
zijn voor valdecoxib (de actieve metaboliet van parecoxib) vergeleken met andere COX-2 selectieve
remmers. Patiënten met een voorgeschiedenis van allergie voor sulfonamiden kunnen een groter risico
lopen op het ontwikkelen van huidreacties (zie rubriek 4.3). Patiënten zonder een voorgeschiedenis
van allergie voor sulfonamiden kunnen ook risico lopen op het ontwikkelen van ernstige huidreacties.
Overgevoeligheid
Na het in de handel brengen werden overgevoeligheidsreacties (anafylaxie en angio-oedeem)
gerapporteerd met valdecoxib en parecoxib (zie rubriek 4.8). Sommige van deze reacties traden op bij
patiënten met een voorgeschiedenis van reacties van het allergische type op sulfonamiden (zie
rubriek 4.3). De behandeling met parecoxib dient gestaakt te worden bij de eerste tekenen van
overgevoeligheid.
Vochtretentie, oedeem, nier
Zoals bij andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat zij de prostaglandinesynthese remmen, werd
vochtretentie en oedeem opgemerkt bij enkele patiënten die parecoxib gebruikten. Daarom dient
parecoxib met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met verminderde hartfunctie, vooraf
bestaand oedeem, of andere aandoeningen die voorbestemmen tot of verergeren door vochtretentie,
met inbegrip van de patiënten die diuretica innemen of bij wie hoe dan ook een risico op hypovolemie
bestaat. Als er klinische aanwijzingen zijn van verslechtering van de aandoening bij deze patiënten,
dienen gepaste maatregelen, waaronder stopzetten van de behandeling met parecoxib, te worden
genomen
Na het in de handel brengen werd acuut nierfalen gerapporteerd bij patiënten die parecoxib kregen (zie
rubriek 4.8). Omdat remming van de prostaglandinesynthese kan leiden tot een verslechtering van de
nierfunctie en tot vochtretentie is voorzichtigheid geboden wanneer Dynastat wordt toegediend aan
patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.2) of hypertensie, of aan patiënten met een verminderde
hart- of leverfunctie of met andere aandoeningen die voorbestemmen tot vochtretentie.
Voorzichtigheid is geboden wanneer een behandeling met Dynastat wordt gestart bij gedehydrateerde
patiënten. Het is raadzaam in dit geval patiënten eerst te rehydrateren alvorens de behandeling met
Dynastat te starten.
Hypertensie
Zoals bij alle NSAID's kan parecoxib een nieuwe hypertensie doen ontstaan of een vooraf bestaande
hypertensie verergeren en beide kunnen bijdragen aan een hogere incidentie van cardiovasculaire
voorvallen. Parecoxib dient met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met hypertensie. De
bloeddruk dient nauwgezet te worden gecontroleerd bij de start van de behandeling met parecoxib en
gedurende de gehele behandeling. Als de bloeddruk significant stijgt, moet een andere behandeling
overwogen worden.
Leverfunctiestoornis
Dynastat moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met matige leverfunctiestoornissen
(Child-Pugh score 7-9) (zie rubriek 4.2).
Gebruik met orale anticoagulantia
Het gelijktijdig gebruiken van NSAID's met orale anticoagulantia verhoogt het risico op bloedingen.
Onder orale anticoagulantia vallen warfarine en andere coumarinederivaten en nieuwe orale
anticoagulantia (bijvoorbeeld apixaban, dabigatran en rivaroxaban) (zie rubriek 4.5).
Natriumgehalte
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Farmacodynamische interacties
Bij patiënten die met warfarine of andere anticoagulantia worden behandeld, moet de anticoagulerende
behandeling worden gecontroleerd, in het bijzonder gedurende de eerste dagen na aanvang van een
behandeling met Dynastat, omdat deze patiënten een hogere kans hebben op bloedingscomplicaties.
Daarom dient bij patiënten die orale anticoagulantia gebruiken de prothrombinetijd INR nauwlettend
gecontroleerd te worden, in het bijzonder gedurende de eerste dagen na de start van de behandeling
met parecoxib of na wijziging van de parecoxibdosis (zie rubriek 4.4).
Dynastat had geen effect op de acetylsalicylzuur-gemedieerde remming van de
bloedplaatjesaggregatie of de bloedingstijd. Klinische studies tonen aan dat Dynastat kan worden
Gelijktijdige toediening van parecoxib met heparine beïnvloedde de farmacodynamiek van heparine
(geactiveerde partiële tromboplastinetijd) niet, in vergelijking met heparine alleen.
De remming van prostaglandines door NSAID's, waaronder COX-2-remmers, kan de werking van
angiotensineconverterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine II-antagonisten, bètablokkers en
diuretica verminderen. Met deze interactie dient rekening te worden gehouden bij patiënten die
parecoxib gelijktijdig met ACE-remmers, angiotensine II-antagonisten, bètablokkers en diuretica
krijgen.
Bij oudere patiënten, patiënten met een volumeverlies (inclusief degenen die behandeld worden met
diuretica) of patiënten met een verminderde nierfunctie, kan gelijktijdige toediening van NSAID's
(inclusief selectieve COX-2-remmers) met ACE-remmers of angiotensine II-antagonisten, leiden tot
een verdere verslechtering van de nierfunctie, inclusief mogelijk acuut nierfalen. Deze effecten zijn
over het algemeen reversibel.
Derhalve is voorzichtigheid geboden bij het gelijktijdig toedienen van deze geneesmiddelen. De
patiënt dient goed gehydrateerd te zijn en bij aanvang van de gelijktijdige behandeling dient de
noodzaak tot controle van de nierfunctie te worden beoordeeld en daarna periodiek gecontroleerd te
worden.
Er is gesuggereerd dat de gelijktijdige toediening van NSAID's en ciclosporine of tacrolimus het
nefrotoxisch effect van ciclosporine en tacrolimus zou kunnen verhogen vanwege effecten van
NSAID's op renale prostaglandines. Wanneer parecoxib samen met één van deze geneesmiddelen
wordt toegediend, dient de nierfunctie gecontroleerd te worden.
Dynastat kan in combinatie met opioïde analgetica toegediend worden. In klinische onderzoeken was
de dagelijkse behoefte aan pro re nata opioïden significant verlaagd wanneer deze samen met
parecoxib werden toegediend.
Effecten van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van parecoxib (of het actieve bestanddeel
valdecoxib)
Parecoxib wordt snel gehydrolyseerd tot de actieve stof valdecoxib. Studies hebben aangetoond dat het
metabolisme van valdecoxib bij de mens voornamelijk gemedieerd wordt via CYP3A4- en 2C9-iso-
enzymen.
De plasmablootstelling (AUC en Cmax) aan valdecoxib was verhoogd (respectievelijk 62% en 19%),
bij gelijktijdige toediening van fluconazol (voornamelijk een CYP2C9-remmer), wat aangeeft dat de
dosis van parecoxib verlaagd moet worden bij patiënten die behandeld worden met fluconazol.
De plasmablootstelling (AUC en Cmax) aan valdecoxib was verhoogd (respectievelijk 38% en 24%),
bij gelijktijdige toediening van ketoconazol (een CYP3A4-remmer); in het algemeen zal het echter niet
nodig zijn om de dosering bij patiënten die met ketoconazol worden behandeld aan te passen.
Het effect van enzyminductie werd niet bestudeerd. Het metabolisme van valdecoxib kan verhogen bij
gelijktijdige toediening van enzyminductoren, zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine of
dexamethason.
Effecten van parecoxib (of het actieve bestanddeel valdecoxib) op de farmacokinetiek van andere
geneesmiddelen
Behandeling met valdecoxib (40 mg tweemaal daags gedurende 7 dagen) resulteerde in een
drievoudige toename in plasmaconcentraties van dextromethorfan (CYP2D6-substraat). Daarom is
voorzichtigheid geboden wanneer Dynastat tegelijk toegediend wordt met geneesmiddelen die vooral
Plasmablootstelling aan omeprazol (CYP2C19-substraat), 40 mg eenmaal daags was toegenomen met
46% na toediening van valdecoxib 40 mg tweemaal daags gedurende 7 dagen, terwijl de
plasmablootstelling aan valdecoxib onveranderd bleef. Deze resultaten geven aan dat alhoewel
valdecoxib niet gemetaboliseerd wordt door CYP2C19, het toch een remmer van dit iso-enzym kan
zijn. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer Dynastat tegelijk toegediend wordt met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze substraten zijn van CYP2C19 (bijvoorbeeld fenytoïne,
diazepam of imipramine).
In twee farmacokinetische interactiestudies bij patiënten met reumatoïde artritis, die wekelijks werden
behandeld met een stabiele dosis methotrexaat (5-20 mg/week, als enkelvoudige orale of
intramusculaire dosis), had oraal toegediend valdecoxib (tweemaal daags 10 mg of tweemaal daags
40 mg) weinig tot geen effect op de steady-state-plasmaconcentraties van methotrexaat.
Desalniettemin is voorzichtigheid geboden als methotrexaat samen met NSAID's wordt gegeven,
aangezien de toediening van NSAID's kan leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van
methotrexaat. Een adequate controle van methotrexaat-gerelateerde toxiciteit dient overwogen te
worden indien parecoxib en methotrexaat tegelijk worden toegediend.
Gelijktijdige toediening van valdecoxib en lithium gaf significante dalingen van de serumklaring
(25%) en nierklaring (30%) van lithium met een 34% hogere serumblootstelling vergeleken met
lithium alleen. De serumconcentratie van lithium moet nauwgezet worden gecontroleerd, wanneer een
behandeling met parecoxib wordt gestart of gewijzigd bij patiënten die met lithium worden behandeld.
Gelijktijdige toediening van valdecoxib en glibenclamide (CYP3A4-substraat) had geen effect op de
farmacokinetiek (blootstelling) of de farmacodynamiek (bloedglucose- en insulinespiegels) van
glibenclamide.
Injecteerbare anaesthetica
Gelijktijdige toediening van 40 mg parecoxib i.v. met propofol (CYP2C9-substraat) of midazolam
(CYP3A4-substraat) had geen invloed op de farmacokinetiek (metabolisme en blootstelling) of de
farmacodynamiek (EEG-effecten, psychomotorische testen en ontwaken uit verdoving) van i.v.
propofol of i.v. midazolam. Bijkomend, gelijktijdige toediening van valdecoxib had geen klinisch
significant effect op het hepatisch of intestinaal CYP3A4-gemedieerde metabolisme van oraal
toegediend midazolam. Toediening van i.v. parecoxib 40 mg had geen significant effect op de
farmacokinetiek van i.v. fentanyl of i.v. alfentanyl (CYP3A4-substraten).
Inhalatie-anaesthetica
Er werden geen formele interactiestudies uitgevoerd. In chirurgiestudies, waarbij parecoxib
preoperatief werd toegediend, werd geen aanwijzing voor farmacodynamische interactie waargenomen
bij patiënten die parecoxib en de inhalatie-anaesthetica distikstofoxide (lachgas) en isofluraan kregen
toegediend (zie rubriek 5.1).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
NSAID-gebruik tijdens het tweede of derde trimester van de zwangerschap kan nierfunctiestoornis bij
de foetus veroorzaken. Dit kan leiden tot vermindering van het volume van het vruchtwater of in
ernstige gevallen tot oligohydramnion. Deze effecten kunnen kort na het begin van de behandeling
voorkomen en zijn normaal gesproken reversibel bij stopzetting. Zwangere vrouwen die NSAID's
gebruiken dienen nauwgezet gecontroleerd te worden op het volume van het vruchtwater.
Dynastat is gecontra-indiceerd tijdens het derde trimester van de zwangerschap (zie rubriek 4.3).
Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over het gebruik van parecoxib bij zwangere vrouwen of
tijdens de bevalling. Remming van de prostaglandinesynthese kan echter een negatieve invloed
hebben op de zwangerschap. Gegevens uit epidemiologische studies suggereren een verhoogd risico
op een miskraam na gebruik van prostaglandinesyntheseremmers in de vroege zwangerschap. Bij
dieren is gebleken dat de toediening van prostaglandinesyntheseremmers, waaronder parecoxib, leidt
tot verhoogd pre- en postimplantatieverlies en embryofoetale letaliteit (zie rubriek 5.1 en 5.3). Tijdens
het eerste en het tweede trimester van de zwangerschap mag Dynastat niet worden gegeven, tenzij
strikt noodzakelijk.
Borstvoeding
De toediening van een enkele dosis parecoxib aan vrouwen die borstvoeding gaven na bevalling met
een keizersnede, resulteerde in de overdracht van een relatief kleine hoeveelheid parecoxib en de
actieve metaboliet valdecoxib in de moedermelk. Dit resulteerde in een lage relatieve dosis voor de
zuigeling (ongeveer 1% van de maternale dosis aangepast volgens gewicht). Dynastat mag niet
worden toegediend aan vrouwen die borstvoeding geven (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Zoals bij ieder geneesmiddel waarvan bekend is dat het de cyclooxygenase-/prostaglandinesynthese
remt, wordt het gebruik van Dynastat niet aanbevolen bij vrouwen die zwanger willen worden (zie
rubriek 4.3, 5.1 en 5.3).
Op basis van het werkingsmechanisme kan het gebruik van NSAID's ruptuur van follikels in het
ovarium vertragen of voorkomen. Dit kan in verband worden gebracht met reversibele
onvruchtbaarheid bij sommige vrouwen. Bij vrouwen die problemen hebben met de conceptie of bij
wie onvruchtbaarheid wordt onderzocht, moet stopzetting van NSAID's, waaronder Dynastat, worden
overwogen.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Patiënten die duizeligheid, draaierigheid of slaperigheid ervaren na toediening van Dynastat moeten
afzien van deelname aan het verkeer of het bedienen van machines.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerking van Dynastat is misselijkheid. De meest serieuze reacties treden
soms tot zelden op en omvatten cardiovasculaire voorvallen, zoals myocardinfarct en ernstige
hypotensie evenals overgevoeligheidsreacties, zoals anafylaxie, angio-oedeem en ernstige huiduitslag.
Na een coronaire bypassoperatie hebben patiënten die Dynastat toegediend kregen een hoger risico op
bijwerkingen zoals cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen (waaronder myocardinfarct,
beroerte/TIA, longembolie en diep veneuze trombose, zie rubriek 4.3 en 5.1), diepe chirurgische
infecties of wondhelingscomplicaties van het sternum.
Bijwerkingfrequentie
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
(1/10)
(1/100,
(1/1.000, <1/100)
(1/10.000,
<1/10)
<1/1.000)
Infecties en parasitaire aandoeningen
Faringytis,
Abnormale sternale
alveolaire
sereuze wonddrainage,
osteïtis
wondinfectie
(ontsteking
van de
tandholte)
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Postoperatie- Trombocytopenie
ve anemie
Immuunsysteemaandoeningen
Anafylactoïde
reactie
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Hypokaliëmie Hyperglykemie,
anorexie
Psychische stoornissen
Opwinding,
slapeloosheid
Zenuwstelselaandoeningen
Hypo-esthesie, Cerebrovasculaire
duizeligheid
aandoeningen
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Oorpijn
Hartaandoeningen
Myocardinfarct,
Circulatoire shock,
bradycardie
congestief hartfalen,
tachycardie
Bloedvataandoeningen
Hypertensie, Hypertensie
hypotensie
(toegenomen),
orthostatische
hypotensie
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Respiratoire
Longembolie
Dyspnoe
insufficiëntie
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijk-
Buikpijn,
Gastroduodenale
Pancreatitis,
heid
braken,
ulceratie, gastro-
oesofagitis,
constipatie,
oesofageale
mondoedeem
dyspepsie,
refluxziekte, droge
(peri-orale
flatulentie
mond, abnormale
zwelling)
maagdarmgeluiden
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
(1/10)
(1/100,
(1/1.000, <1/100)
(1/10.000,
<1/10)
<1/1.000)
Pruritus,
Ecchymose,
Syndroom van
hyperhidrose
huiduitslag, urticaria
Stevens-Johnson,
erythema
multiforme,
exfoliatieve
dermatitis
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Pijn in de rug
Artralgie
Nier- en urinewegaandoeningen
Oligurie
Acuut
Nierfalen
nierfalen
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Perifeer
Asthenie, pijn op
Overgevoeligheids
oedeem
injectieplaats, reactie
reacties waaronder
op injectieplaats
anafylaxie en
angio-oedeem
Onderzoeken
Verhoogd
Verhoogd bloed CPK,
creatinine in
verhoogd bloed LDH,
het bloed
verhoogd SGOT,
verhoogd SGPT,
verhoogd BUN
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties
Postprocedurele
complicaties (huid)
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Na het in de handel brengen werd toxische epidermale necrolyse gerapporteerd in verband met het
gebruik van valdecoxib, en kan niet uitgesloten worden voor parecoxib (zie rubriek 4.4). Daarnaast
werden de volgende zeldzame ernstige bijwerkingen gerapporteerd in verband met het gebruik van
NSAID's en kunnen niet uitgesloten worden voor Dynastat: bronchospasmen en hepatitis.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Meldingen van overdosering met parecoxib komen overeen met ongewenste voorvallen die ook reeds
beschreven zijn bij aanbevolen doseringen van parecoxib.
In het geval van acute overdosering moeten patiënten behandeld worden met symptomatische en
ondersteunende zorg. Er bestaan geen specifieke antidota. Parecoxib is een prodrug van valdecoxib.
Valdecoxib wordt niet verwijderd door hemodialyse. Vanwege de hoge eiwitbinding van valdecoxib is
diurese of het alkaliseren van de urine mogelijk niet effectief.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Parecoxib is een prodrug van valdecoxib. Binnen het klinisch doseringsgebied is valdecoxib een orale,
selectieve COX-2-remmer. Cyclo-oxygenase is verantwoordelijk voor de aanmaak van
prostaglandines. Er zijn twee isovormen geïdentificeerd, COX-1 en COX-2. COX-2 is de isovorm van
het enzyme waarvan gebleken is dat het door pro-inflammatoire stimuli wordt geïnduceerd en dat naar
men veronderstelt primair verantwoordelijk is voor de synthese van prostanoïde mediatoren voor pijn,
ontsteking en koorts. COX-2 speelt ook een rol bij de ovulatie, implantatie en sluiting van de ductus
Botalli, regulering van de nierfunctie en functies binnen het centraal zenuwstelsel (koortsinductie,
pijnwaarneming en cognitieve functie). Het speelt mogelijk ook een rol bij de genezing van ulcera.
COX-2 is bij de mens in weefsel rondom maagulcera aangetoond, maar de relevantie daarvan voor de
genezing van ulcera is niet vastgesteld.
Het verschil in plaatjesremmende activiteit tussen sommige COX-1 remmende NSAID's en selectieve
COX-2-remmers kan bij patiënten met een risico op trombo-embolische reacties van klinisch belang
zijn. Selectieve COX-2-remmers verminderen de vorming van systemisch (en daarom mogelijk
endotheliaal) prostacycline zonder het tromboxaan van de bloedplaatjes te beïnvloeden. De klinische
relevantie van deze waarnemingen is niet vastgesteld.
Parecoxib is gebruikt bij verschillende kleine en grote operaties. De effectiviteit van Dynastat werd
vastgesteld in klinisch onderzoek naar pijn bij tandheelkundige chirurgie, gynaecologische chirurgie
(hysterectomie), orthopedische chirurgie (knie- en heupprothese) en coronaire bypassoperaties. De
eerste waarneembare analgesie trad op na 7-13 minuten, met een aangetoond analgetisch effect van
klinische betekenis na 23-29 minuten en een maximaal effect binnen 2 uur na een toediening van
enkelvoudige doses van 40 mg i.v. of i.m. Dynastat. De omvang van het analgetisch effect van de
40 mg dosis was vergelijkbaar met 60 mg i.m. ketorolac of 30 mg i.v. ketorolac. Na een enkele dosis
was de duur van de analgesie afhankelijk van de dosis en het klinisch pijnmodel en varieerde van 6 tot
meer dan 12 uur.
Gebruik van parecoxib langer dan 3 dagen
De meeste onderzoeken werden opgezet voor de dosering van parecoxib gedurende maximaal 3 dagen.
Gegevens uit 3 gerandomiseerde placebogecontroleerde onderzoeken, waar de protocollen
behandeling met parecoxib voor >3 dagen toestonden, werden verzameld en geanalyseerd. In de
gecombineerde analyse van 676 patiënten, kregen 318 placebo en 358 parecoxib. Van de patiënten
behandeld met parecoxib kregen 317 patiënten parecoxib gedurende maximaal 4 dagen, 32 patiënten
gedurende maximaal 5 dagen, terwijl slechts 8 patiënten werden behandeld gedurende maximaal
6 dagen en 1 patiënt gedurende 7 of meer dagen. Van de patiënten behandeld met placebo kregen
270 patiënten placebo gedurende maximaal 4 dagen, 43 patiënten gedurende maximaal 5 dagen,
terwijl slechts 3 patiënten werden behandeld gedurende maximaal 6 dagen en 2 patiënten gedurende 7
of meer dagen. Beide groepen hadden vergelijkbare demografische kenmerken. De gemiddelde (SD)
behandelduur was 4,1 (0,4) dagen voor parecoxib en 4,2 (0,5) dagen voor placebo, het bereik was
4-7 dagen voor parecoxib en 4-9 dagen voor placebo. Het optreden van bijwerkingen bij patiënten die
parecoxib kregen gedurende 4-7 dagen (mediane duur 4 dagen), was laag na 3 behandeldagen en
vergelijkbaar met placebo.
Opioïd-sparende effecten
In een placebogecontroleerd, orthopedisch en algemeen chirurgisch onderzoek (n=1050), kregen
patiënten Dynastat toegediend in een initiële parenterale dosis van 40 mg i.v. gevolgd door 20 mg
tweemaal daags gedurende minimaal 72 uur in aanvulling op de standaard zorg waaronder
aanvullende, door de patiënt zelf gedoseerde opioïden. De vermindering in opioïdgebruik bij Dynastat-
behandeling op Dag 2 en 3 was 7,2 mg en 2,8 mg (37% en 28% respectievelijk). Deze vermindering in
opioïdgebruik ging gepaard met significante verlagingen van door de patiënt gerapporteerde
symptomen van ongemak door opioïden. Er werd een toename in verlichting van de pijn aangetoond
in vergelijking tot opioïden alleen. Aanvullende studies in andere chirurgische vakgebieden leverden
vergelijkbare waarnemingen. Er zijn geen gegevens die wijzen op een vermindering van het totale
Gastro-intestinale studies
In kortdurende studies (7 dagen) was de incidentie van endoscopisch waargenomen gastroduodenale
ulcera of erosies bij gezonde jonge proefpersonen en ouderen (65 jaar) na toediening van Dynastat
(5-21%), alhoewel hoger dan placebo (5-12%), significant lager dan de incidentie die waargenomen
werd met NSAID's (66-90%).
CABG postoperatieve veiligheidsstudies
Naast de gebruikelijke rapportering van ongewenste voorvallen werden vooraf gespecificeerde
categorieën van voorvallen, beoordeeld door een onafhankelijke commissie van experts, onderzocht in
twee placebogecontroleerde veiligheidsstudies waarin de patiënten gedurende ten minste 3 dagen
parecoxib toegediend kregen en daarna werden overgeschakeld op oraal toegediend valdecoxib voor
een totale duur van 10 tot 14 dagen. Alle patiënten kregen de gebruikelijke analgetische zorg tijdens de
behandeling.
De patiënten kregen een lage dosis acetylsalicylzuur vóór randomisatie en gedurende de twee CABG-
studies.
De eerste CABG-studie evalueerde patiënten die gedurende ten minste 3 dagen behandeld werden met
parecoxib IV 40 mg tweemaal daags, gevolgd door een behandeling met valdecoxib 40 mg tweemaal
daags (parecoxib/valdecoxib groep) (n=311) of placebo/placebo (n=151) in een 14 dagen durende
dubbelblinde, placebogecontroleerde studie. Negen vooraf gespecificeerde categorieën van
ongewenste voorvallen werden geëvalueerd (cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen,
pericarditis, ontstaan van of exacerbatie van congestief hartfalen, nierfalen/disfunctie,
ulcuscomplicaties van het bovenste deel van het maagdarmkanaal, ernstige niet-GI-bloedingen,
infecties, niet-infectieuze pulmonale complicaties en overlijden). Er werd een significant (p<0,05)
grotere incidentie van cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen (myocardinfarct, ischemie,
cerebrovasculair accident, diepe veneuze trombose en longembolie) waargenomen in de
parecoxib/valdecoxib behandelingsgroep vergeleken met de placebo/placebo behandelingsgroep
gedurende de IV behandelingsperiode (respectievelijk 2,2% en 0,0%) en de volledige studieperiode
(respectievelijk 4,8% en 1,3%). Met de parecoxib/valdecoxib behandeling zijn chirurgische
wondcomplicaties (meestal met betrekking tot de sternale wonde) in grotere mate waargenomen.
In de tweede CABG-studie werden vier vooraf gespecificeerde categorieën van voorvallen
geëvalueerd (cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen, nierdisfunctie/nierfalen, ulcus/bloeding
van het bovenste deel van het maagdarmkanaal, chirurgische wondcomplicatie). De patiënten werden
binnen 24 uur na de CABG-ingreep gerandomiseerd naar: een initiële dosis parecoxib IV van 40 mg,
vervolgens 20 mg IV elke 12 uur gedurende ten minste 3 dagen gevolgd door oraal toegediend
valdecoxib (20 mg elke 12 uur) (n=544) voor de rest van de behandelingsperiode van 10 dagen;
placebo IV gevolgd door oraal toegediend valdecoxib (n=544); of placebo IV gevolgd door oraal
toegediend placebo (n=548). In de parecoxib/valdecoxib behandelingsgroep werd een significant
(p=0,033) grotere incidentie van voorvallen uit de cardiovasculaire/trombo-embolische categorie
waargenomen (2,0%) vergeleken met de placebo/placebo behandelingsgroep (0,5%). De
placebo/valdecoxib behandeling werd ook geassocieerd met een hogere incidentie van
cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen versus de placebo behandeling, maar dit verschil was
niet statistisch significant. Drie van de zes cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen in de
placebo/valdecoxib behandelingsgroep traden op tijdens de placebo behandelingsperiode; deze
patiënten kregen geen valdecoxib. Vooraf gespecificeerde voorvallen met de hoogste incidentie in alle
drie de behandelingsgroepen betroffen de categorie van de chirurgische wondcomplicaties, waaronder
diepe chirurgische infecties en sternale wondhelingscomplicaties.
Er waren geen significante verschillen tussen de actieve behandelingen en placebo voor elk van de
andere vooraf gespecificeerde categorieën van voorvallen (nierdisfunctie/nierfalen, ulcuscomplicaties
van het bovenste deel van het maagdarmkanaal of chirurgische wondcomplicaties).
Algemeen chirurgische veiligheidsstudies
Studies naar een effect op de bloedplaatjes
In een aantal kleine studies met meervoudige doses bij jonge en oudere proefpersonen had Dynastat
20 mg of 40 mg tweemaal daags geen effect op de plaatjesaggregatie of bloedingstijd in vergelijking
met placebo. Bij jonge proefpersonen had Dynastat 40 mg tweemaal daags geen klinisch significant
effect op de acetylsalicylzuur-gemedieerde remming van de plaatjesfunctie (zie rubriek 4.5).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Na i.v. of i.m. injectie wordt parecoxib, door enzymatische hydrolyse in de lever, snel omgezet tot
valdecoxib, het farmacologisch actieve bestanddeel.
Absorptie
De blootstelling aan valdecoxib na enkelvoudige doses Dynastat, zoals gemeten zowel in oppervlakte
onder de plasmaconcentratie-versus-tijd-curve (AUC) als in maximale plasmaconcentratie (Cmax), is
bij benadering lineair in de klinische doseringsrange. De AUC en Cmax na tweemaal daags doseren is
lineair tot 50 mg i.v. en 20 mg i.m. Steady-state-plasmaconcentraties van valdecoxib werden bereikt
binnen 4 dagen na tweemaal daags doseren.
Na enkelvoudige i.v. en i.m. doses parecoxib 20 mg, wordt de Cmax van valdecoxib in ongeveer
30 minuten en ongeveer 1 uur respectievelijk bereikt. De blootstelling aan valdecoxib na i.v. en i.m.
toediening was in termen van AUC en Cmax vergelijkbaar. De blootstelling aan parecoxib na i.v. en
i.m. toediening was in termen van AUC vergelijkbaar. De gemiddelde Cmax van parecoxib na i.m.
dosering was lager vergeleken met een bolus i.v. dosering, wat toegewezen wordt aan een tragere
extravasculaire absorptie na i.m. toediening. Deze dalingen werden niet als klinisch belangrijk
beschouwd aangezien de Cmax van valdecoxib vergelijkbaar is na i.m. en i.v. toediening van parecoxib.
Distributie
Het verdelingsvolume van valdecoxib na i.v. toediening bedraagt ongeveer 55 liter. De plasma-
eiwitbinding bedraagt ongeveer 98% over de concentratierange, zoals bereikt met de hoogste
aanbevolen dosering, 80 mg/dag. Valdecoxib, maar niet parecoxib, wordt in hoge mate verdeeld in de
rode bloedcellen.
Biotransformatie
Parecoxib wordt snel en bijna volledig omgezet tot valdecoxib en propionzuur in vivo met een
plasmahalfwaardetijd van ongeveer 22 minuten. Eliminatie van valdecoxib gebeurt door extensief
metabolisme in de lever, waarbij meerdere metabole routes zijn betrokken, waaronder cytochroom-
P450(CYP)3A4- en CYP2C9-iso-enzymen en glucuronidering (ongeveer 20%) van het
sulfonamidedeel. Een gehydroxyleerde metaboliet van valdecoxib (via de CYP-metabole route) met
COX-2-remmende activiteit is geïdentificeerd in humaan plasma. Deze vertegenwoordigt ongeveer
10% van de valdecoxibconcentratie; vanwege de lage concentratie van deze metaboliet wordt niet
verwacht, dat deze, na toediening van therapeutische doses parecoxib, een significante klinische
bijdrage levert.
Eliminatie
Valdecoxib wordt uitgescheiden via metabolisering in de lever met minder dan 5% onveranderd
valdecoxib uitgescheiden in de urine. Geen onveranderd parecoxib werd gedetecteerd in urine en
slechts sporen werden aangetoond in de feces. Ongeveer 70% van de dosis wordt uitgescheiden in de
urine in de vorm van inactieve metabolieten. De plasmaklaring (CLp) van valdecoxib bedraagt
Ouderen
Dynastat werd toegediend aan 335 oudere patiënten (65-96 jaar) in farmacokinetische en
therapeutische studies. Bij oudere gezonde proefpersonen was de schijnbare klaring van valdecoxib na
orale toediening verminderd, wat resulteerde in een ongeveer 40% hogere plasmablootstelling aan
valdecoxib dan bij jonge gezonde proefpersonen. Na correctie voor lichaamsgewicht was de steady-
stateplasmablootstelling aan valdecoxib bij oudere vrouwen 16% hoger dan bij oudere mannen (zie
rubriek 4.2).
Nierfunctiestoornissen
Bij patiënten met verschillende mate van nierfunctiestoornissen die 20 mg i.v. Dynastat toegediend
kregen, werd parecoxib snel uit plasma geklaard. Omdat renale eliminatie van valdecoxib niet
belangrijk is voor de afbraak van valdecoxib, werden geen veranderingen in de valdecoxibklaring
waargenomen, zelfs niet bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen, noch bij patiënten die
dialyse ondergaan (zie rubriek 4.2).
Leverfunctiestoornissen
Matige leverfunctiestoornissen resulteerden niet in een verminderde snelheid of mate van omzetting
van parecoxib in valdecoxib. Bij patiënten met een matig gestoorde leverfunctie (Child-Pugh score 7-
9), moet de behandeling worden gestart met de helft van de gebruikelijke aanbevolen dosis Dynastat
en moet de maximale dagelijkse dosis verlaagd worden tot 40 mg, omdat de blootstelling aan
valdecoxib bij deze patiënten meer dan verdubbeld (130%) was. Patiënten met ernstige
leverfunctiestoornissen werden niet bestudeerd en het gebruik van Dynastat bij patiënten met ernstige
leverfunctiestoornissen wordt daarom niet aanbevolen (zie rubriek 4.2 en 4.3).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfuncties of toxiciteit bij herhaalde dosering
bij 2 maal hogere doses dan de maximale blootstelling aan parecoxib bij de mens. Hoewel, in studies
naar de toxiciteit bij herhaalde dosering bij honden en ratten waren de systemische blootstellingen aan
valdecoxib (de actieve metaboliet van parecoxib) ongeveer 0,8 keer hoger dan de systemische
blootstelling bij oudere humane proefpersonen met de maximum aanbevolen therapeutische dosering
van 80 mg per dag. Hogere doses waren geassocieerd met verergering en vertraagde genezing van
huidinfecties, een effect dat waarschijnlijk geassocieerd is met COX-2-inhibitie.
In reproductietoxiciteitstesten kwamen postimplantatieverliezen, resorpties en achterstand in het
foetaal lichaamsgewicht voor bij doses die geen maternale toxiciteit veroorzaken in studies bij
konijnen. Er werden geen effecten van parecoxib op de vruchtbaarheid van mannelijke of vrouwelijke
ratten gevonden.
De effecten van parecoxib zijn niet onderzocht bij gevorderde zwangerschap of in de pre- en
postnatale periode.
Wanneer parecoxib in een enkelvoudige dosis intraveneus wordt toegediend aan zogende ratten, liet
dit concentraties van parecoxib, valdecoxib en een actieve metaboliet van valdecoxib zien in de
moedermelk, die vergelijkbaar waren met die van het plasma van de moeder.
De carcinogeniteit van parecoxib werd niet onderzocht.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
Dynastat en opioïden dienen niet samen in dezelfde spuit toegediend te worden.
Reconstitueren met Ringer's lactaatoplossing voor injectie of 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer's
lactaatoplossing voor injectie leidt tot precipitatie van parecoxib en is daarom
niet aanbevolen.
Het gebruik van water voor injecties is
niet aanbevolen, omdat de resulterende oplossing niet isotoon
is.
Dynastat dient niet geïnjecteerd te worden in een i.v.-lijn waarmee een ander geneesmiddel wordt
toegediend. De i.v.-lijn dient vóór en na de Dynastat injectie voldoende gespoeld te worden met een
verenigbare oplossing (zie rubriek 6.6).
Injectie in een i.v.-lijn, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer's lactaatoplossing voor injectie of
andere i.v.-vloeistoffen dan deze vermeld onder rubriek 6.6 worden toegediend, wordt niet
aanbevolen, omdat dit kan leiden tot precipitatie van het geneesmiddel.
6.3
Houdbaarheid
De houdbaarheid van het ongereconstitueerde product is 3 jaar.
Het is aangetoond dat de gereconstitueerde oplossing, die niet gekoeld of bevroren dient te worden, tot
24 uur bij 25C chemisch en fysisch stabiel is. Derhalve dient 24 uur als de maximale houdbaarheid
van het gereconstitueerde product beschouwd te worden. Echter, vanwege het belang van het risico op
microbiologische infectie bij injecteerbare producten dient de bereide oplossing onmiddellijk gebruikt
te worden, tenzij reconstitutie plaatsgevonden heeft onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
condities. Tenzij voldaan wordt aan dergelijke vereisten, zijn de bewaartijden en bewaarcondities vóór
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en zullen deze normaliter niet langer dan 12 uur bij
25C zijn.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Type I kleurloze glazen injectieflacons (5 ml) met een butylrubberen stop, verzegeld met een
aluminium afsluiting en een paarse polypropyleen afdrukbare kap.
Dynastat wordt geleverd in verpakkingen met 10 injectieflacons.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Dynastat moet gereconstitueerd worden vóór gebruik. Dynastat bevat geen bewaarmiddelen. Voor de
bereiding is een aseptische techniek vereist.
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie
Instructies voor reconstitutie
Maak gebruik van aseptische bereidingstechnieken om gelyofiliseerd parecoxib (als parecoxib) te
reconstitueren. Verwijder de paarse afdrukbare kap van de 40 mg parecoxib injectieflacon om het
centrale deel van de rubberen stop vrij te maken. Neem, met een steriele naald en spuit, 2 ml van een
aanvaardbaar oplosmiddel en breng de naald door het centrale deel van de rubberen stop heen en breng
zo het oplosmiddel in de 40 mg injectieflacon. Los het poeder volledig op door middel van een zachte
draaibeweging en inspecteer het gereconstitueerde product voor gebruik. De volledige inhoud van de
injectieflacon moet opgetrokken worden voor één toediening.
Na reconstitutie dient de vloeistof een heldere oplossing te zijn. Vóór toediening dient Dynastat
visueel geïnspecteerd te worden op deeltjes en op verkleuring. De oplossing mag niet gebruikt worden
wanneer deze verkleurd of troebel is of wanneer er deeltjes zichtbaar zijn. Dynastat moet binnen
24 uur na reconstitutie worden toegediend (zie rubriek 6.3) of worden weggegooid.
Het gereconstitueerde product is isotoon.
Verenigbaarheid met i.v.-lijn oplossingen
Na reconstitutie met aanvaardbare oplosmiddelen mag Dynastat
uitsluitend i.v. of i.m. geïnjecteerd
worden, of in i.v.-lijnen waarmee het volgende wordt gegeven:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie;
of
Ringer's lactaatoplossing voor injectie.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/005
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Injectieflacon met poeder: Elke injectieflacon bevat 40 mg parecoxib (als 42,36 mg
parecoxibnatrium). Na reconstitutie bedraagt de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Iedere 2 ml
gereconstitueerd poeder bevat 40 mg parecoxib.
Hulpstof met bekend effect
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis.
Na reconstitutie in natriumchloride-oplossing 9 mg/ml (0,9%) bevat Dynastat ongeveer 0,44 mmol
natrium per injectieflacon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie (poeder voor injectie).
Wit tot gebroken wit poeder.
Oplosmiddel: heldere, kleurloze oplossing.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Voor kortdurende behandeling van postoperatieve pijn bij volwassenen.
De beslissing om een selectieve cyclo-oxygenase-2 (COX-2)-remmer voor te schrijven dient
gebaseerd te zijn op een beoordeling van het totale risico van de individuele patiënt (zie rubriek 4.3 en
4.4).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering is 40 mg intraveneus (i.v.) of intramusculair (i.m.), gevolgd door 20 mg of
40 mg elke 6 tot 12 uur, naargelang de behoefte, met een maximale dosering van 80 mg per dag.
Aangezien het cardiovasculaire risico van selectieve COX-2-remmers kan toenemen met de dosis en
duur van de blootstelling dient de kortst mogelijke behandelingsduur en de laagste effectieve dagdosis
gebruikt te worden. Er is beperkte klinische ervaring met behandeling met Dynastat gedurende meer
dan drie dagen (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdig gebruik met opioïde analgetica
Opioïde analgetica kunnen gelijktijdig met parecoxib gebruikt worden in de dosering zoals beschreven
in bovenstaande paragraaf. In alle klinische beoordelingen werd parecoxib met vaste tijdsintervallen
toegediend, terwijl de opioïden naar behoefte werden toegediend.
Ouderen
In het algemeen is het niet nodig de dosering aan te passen bij oudere patiënten ( 65 jaar). De
behandeling van oudere patiënten met een lichaamsgewicht lager dan 50 kg dient echter met de helft
Leverfunctiestoornissen
Er is geen klinische ervaring bij patiënten met ernstige leverfunctiestoornissen (Child-Pugh score
10) en het gebruik bij deze patiënten is daarom gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3 en 5.2).
In het algemeen is het niet noodzakelijk de dosering aan te passen bij patiënten met lichte
leverfunctiestoornissen (Child-Pugh score 5-6). De behandeling met Dynastat bij patiënten met matige
leverfunctiestoornissen (Child-Pugh score 7-9) dient met voorzichtigheid gestart te worden en met de
helft van de gebruikelijke aanbevolen dosering. De maximale dagelijkse dosis dient tot 40 mg
verlaagd te worden.
Nierfunctiestoornissen
Bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij patiënten die
gepredisponeerd zijn voor vochtretentie dient de behandeling met parecoxib te worden gestart met de
laagst aanbevolen dosis (20 mg) en dient de nierfunctie van de patiënt nauwgezet gecontroleerd te
worden (zie rubriek 4.4 en 5.2). Gebaseerd op de farmacokinetiek is het niet noodzakelijk de dosis aan
te passen bij patiënten met lichte tot matige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring 30-80 ml/min).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van parecoxib bij kinderen onder de 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er
zijn geen gegevens beschikbaar. Het gebruik van parecoxib bij deze patiënten wordt daarom niet
aanbevolen.
Wijze van toediening
De i.v. bolusinjectie kan snel en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande i.v.
infusielijn. De i.m. injectie dient langzaam en diep in de spier te worden toegediend. Voor instructies
over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
Er kan neerslag ontstaan als Dynastat in oplossing wordt gecombineerd met andere geneesmiddelen.
Dynastat mag daarom noch tijdens reconstitutie noch tijdens injectie gemengd worden met andere
geneesmiddelen. Bij patiënten bij wie dezelfde i.v. infusielijn gebruikt moet worden om een ander
geneesmiddel te injecteren, dient de i.v.-lijn vóór en na de Dynastat-injectie afdoende gespoeld te
worden met een verenigbare oplossing.
Na reconstitutie met aanvaardbare oplosmiddelen mag Dynastat
uitsluitend i.v. of i.m. geïnjecteerd
worden, of via i.v.-lijnen waarmee het volgende wordt gegeven:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie;
of
Ringer's lactaatoplossing voor injectie.
Injectie in een i.v.-lijn, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer's lactaatoplossing voor injectie of
andere i.v.-vloeistoffen dan hierboven vermeld, worden toegediend, wordt
niet aanbevolen, omdat dit
kan leiden tot precipitatie van de oplossing.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Voorgeschiedenis van een type ernstige allergische geneesmiddelreactie, vooral huidreacties zoals het
syndroom van Stevens-Johnson, geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen
(DRESS-syndroom), toxische epidermale necrolyse, erythema multiforme of patiënten met een
bekende overgevoeligheid voor sulfonamiden (zie rubriek 4.4 en 4.8).
Patiënten bij wie bronchospasme, acute rhinitis, neuspoliepen, angioneurotisch oedeem, urticaria of
andere allergie-achtige reacties zijn opgetreden na gebruik van acetylsalicylzuur of niet-steroïde
ontstekingsremmers (NSAID's), waaronder COX-2-remmers.
Derde trimester van de zwangerschap en het geven van borstvoeding (zie rubriek 4.6 en 5.3).
Ernstige leverstoornis (serumalbumine < 25 g/l of Child-Pugh score 10).
Inflammatoire darmziekte.
Congestief hartfalen (NYHA II-IV).
Behandeling van postoperatieve pijn na een coronaire bypassoperatie (coronary artery bypass graft,
CABG) (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Aangetoonde ischemische hartaandoening, perifeer arterieel vaatlijden en/of cerebrovasculaire
aandoening.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Dynastat is bestudeerd in tandheelkundige, orthopedische, gynaecologische (hoofdzakelijk
hysterectomie) en coronaire bypasschirurgie. Er is beperkte ervaring met andere soorten chirurgische
ingrepen zoals gastro-intestinale of urologische chirurgie (zie rubriek 5.1).
Toedieningswijzen anders dan i.v. of i.m. (bijv. intra-articulair, intrathecaal) zijn niet onderzocht en
dienen niet toegepast te worden.
Wegens de mogelijkheid van een toename van bijwerkingen bij hogere doses van parecoxib, andere
COX-2-remmers en NSAID's, dienen patiënten die met parecoxib behandeld worden opnieuw te
worden beoordeeld na een dosisverhoging en, wanneer een toename van de werkzaamheid uitblijft,
dienen andere therapeutische opties overwogen te worden (zie rubriek 4.2). Er is beperkte klinische
ervaring bij behandeling met Dynastat gedurende meer dan drie dagen (zie rubriek 5.1).
Als tijdens de behandeling bij patiënten de functie van één van de onderstaande orgaansystemen
achteruitgaat, dienen passende maatregelen genomen te worden en dient stopzetting van de
behandeling met parecoxib te worden overwogen.
Cardiovasculair
COX-2-remmers zijn in verband gebracht met een verhoogd risico op cardiovasculaire en
trombotische ongewenste voorvallen bij langdurig gebruik. De exacte omvang van het risico dat in
verband wordt gebracht met een eenmalige dosis, is niet vastgesteld, evenals de met een verhoogd
risico in verband gebrachte exacte behandelingsduur.
Patiënten met belangrijke risicofactoren voor cardiovasculaire voorvallen (bijv. hypertensie,
hyperlipidemie, diabetes mellitus, roken) dienen slechts na zorgvuldige overweging te worden
behandeld met parecoxib (zie rubriek 5.1).
Als er klinische aanwijzingen zijn van verslechtering van de toestand van specifieke klinische
symptomen bij deze patiënten, dienen gepaste maatregelen te worden genomen en dient het stopzetten
van de behandeling met parecoxib te worden overwogen. Dynastat is niet onderzocht bij andere
cardiovasculaire revascularisatieprocedures dan coronaire bypassoperaties (CABG, coronary artery
bypass graft
). Studies naar bepaalde chirurgische ingrepen anders dan CABG-procedures omvatten
alleen patiënten met American Society of Anaesthesiology (ASA) Physical Status Class I-III.
Dynastat kan koorts en andere symptomen van ontsteking maskeren (zie rubriek 5.1). In geïsoleerde
gevallen werd een verergering van infecties van zachte weefsels beschreven in verband met het
gebruik van NSAID's en in niet-klinische onderzoeken met Dynastat (zie rubriek 5.3). Men moet bij
patiënten die behandeld worden met Dynastat na chirurgie opmerkzaam zijn voor symptomen van
infectie bij de controle van de operatiewond.
Gastro-intestinaal
Bij patiënten behandeld met parecoxib zijn complicaties van het bovenste deel van het
maagdarmkanaal (perforaties, ulcera of bloedingen [PUB's]) opgetreden, in sommige gevallen met
fatale afloop. Voorzichtigheid is geboden bij de behandeling van patiënten die het meeste risico lopen
om een gastro-intestinale complicatie met NSAID's te ontwikkelen; ouderen, patiënten met een
voorgeschiedenis van gastro-intestinale aandoeningen, zoals ulcera en gastro-intestinale bloedingen, of
patiënten die tegelijk acetylsalicylzuur gebruiken. De klasse NSAID's is ook in verband gebracht met
verhoogde gastro-intestinale complicaties bij patiënten die gelijktijdig glucocorticoïden of selectieve
serotonineheropnameremmers, andere trombocytenaggregatieremmers of andere NSAID's gebruiken
of patiënten die alcohol gebruiken. Er is een verdere verhoging van het risico op gastro-intestinale
bijwerkingen (gastro-intestinale ulceratie of andere gastro-intestinale complicaties) wanneer parecoxib
tegelijk met acetylsalicylzuur (zelfs in lage doses) wordt ingenomen.
Huidreacties
Via postmarketing surveillance zijn ernstige huidreacties, waaronder erythema multiforme,
exfoliatieve dermatitis en het syndroom van Stevens-Johnson (waarvan sommige met fatale afloop)
gerapporteerd bij patiënten die parecoxib toegediend kregen. Daarnaast zijn via postmarketing
surveillance fatale meldingen geweest van toxische epidermale necrolyse bij patiënten die valdecoxib
(de actieve metaboliet van parecoxib) toegediend kregen; deze ernstige huidreacties kunnen niet
uitgesloten worden voor parecoxib (zie rubriek 4.8). DRESS-syndroom kan optreden bij een
blootstelling aan parecoxib. Dit is gebaseerd op andere ernstige huidreacties die gemeld zijn in
verband met blootstelling aan celecoxib en valdecoxib. Patiënten lijken het grootste risico op deze
reacties te lopen aan het begin van de behandeling: de eerste symptomen van de reactie traden in de
meeste gevallen op in de eerste maand van de behandeling.
Artsen dienen gepaste maatregelen te nemen om patiënten te controleren op alle ernstige huidreacties
op de behandeling, bv. door extra patiëntenconsultaties. De patiënten dienen geadviseerd te worden
om elke opkomende huidaandoening onmiddellijk aan hun arts te melden.
De behandeling met parecoxib dient stopgezet te worden bij de eerste tekenen van huiduitslag,
mucosalaesies of enig ander teken van overgevoeligheid. Het is bekend dat ernstige huidreacties
kunnen optreden bij gebruik van zowel NSAID's, waaronder de selectieve COX-2-remmers, als
andere geneesmiddelen. De mate waarin de ernstige huidreacties gemeld werden, blijkt echter groter te
zijn voor valdecoxib (de actieve metaboliet van parecoxib) vergeleken met andere COX-2 selectieve
remmers. Patiënten met een voorgeschiedenis van allergie voor sulfonamiden kunnen een groter risico
lopen op het ontwikkelen van huidreacties (zie rubriek 4.3). Patiënten zonder een voorgeschiedenis
van allergie voor sulfonamiden kunnen ook risico lopen op het ontwikkelen van ernstige huidreacties.
Overgevoeligheid
Na het in de handel brengen werden overgevoeligheidsreacties (anafylaxie en angio-oedeem)
gerapporteerd met valdecoxib en parecoxib (zie rubriek 4.8). Sommige van deze reacties traden op bij
patiënten met een voorgeschiedenis van reacties van het allergische type op sulfonamiden (zie
Tijdens postmarketingervaring met parecoxib zijn gevallen van ernstige hypotensie gemeld vlak na
toediening van parecoxib. Sommige van deze gevallen zijn opgetreden zonder andere verschijnselen
van anafylaxie. De arts dient voorbereid te zijn om ernstige hypotensie te behandelen.
Vochtretentie, oedeem, nier
Zoals bij andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat zij de prostaglandinesynthese remmen, werd
vochtretentie en oedeem opgemerkt bij enkele patiënten die parecoxib gebruikten. Daarom dient
parecoxib met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met verminderde hartfunctie, vooraf
bestaand oedeem, of andere aandoeningen die voorbestemmen tot of verergeren door vochtretentie,
met inbegrip van de patiënten die diuretica innemen of bij wie hoe dan ook een risico op hypovolemie
bestaat. Als er klinische aanwijzingen zijn van verslechtering van de aandoening bij deze patiënten,
dienen gepaste maatregelen, waaronder stopzetten van de behandeling met parecoxib, te worden
genomen
Na het in de handel brengen werd acuut nierfalen gerapporteerd bij patiënten die parecoxib kregen (zie
rubriek 4.8). Omdat remming van de prostaglandinesynthese kan leiden tot een verslechtering van de
nierfunctie en tot vochtretentie is voorzichtigheid geboden wanneer Dynastat wordt toegediend aan
patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.2) of hypertensie, of aan patiënten met een verminderde
hart- of leverfunctie of met andere aandoeningen die voorbestemmen tot vochtretentie.
Voorzichtigheid is geboden wanneer een behandeling met Dynastat wordt gestart bij gedehydrateerde
patiënten. Het is raadzaam in dit geval patiënten eerst te rehydrateren, alvorens de behandeling met
Dynastat te starten.
Hypertensie
Zoals bij alle NSAID's kan parecoxib een nieuwe hypertensie doen ontstaan of een vooraf bestaande
hypertensie verergeren en beide kunnen bijdragen aan een hogere incidentie van cardiovasculaire
voorvallen. Parecoxib dient met voorzichtigheid gebruikt te worden bij patiënten met hypertensie. De
bloeddruk dient nauwgezet te worden gecontroleerd bij de start van de behandeling met parecoxib en
gedurende de gehele behandeling. Als de bloeddruk significant stijgt, moet een andere behandeling
overwogen worden.
Leverfunctiestoornis
Dynastat moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met matige leverfunctiestoornissen
(Child-Pugh score 7-9) (zie rubriek 4.2).
Gebruik met orale anticoagulantia
Het gelijktijdig gebruiken van NSAID's met orale anticoagulantia verhoogt het risico op bloedingen.
Onder orale anticoagulantia vallen warfarine en andere coumarinederivaten en nieuwe orale
anticoagulantia (bijvoorbeeld apixaban, dabigatran en rivaroxaban) (zie rubriek 4.5).
Natriumgehalte
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Farmacodynamische interacties
Bij patiënten die met warfarine of andere anticoagulantia worden behandeld, moet de anticoagulerende
behandeling worden gecontroleerd, in het bijzonder gedurende de eerste dagen na aanvang van een
behandeling met Dynastat, omdat deze patiënten een hogere kans hebben op bloedingscomplicaties.
Daarom dient bij patiënten die orale anticoagulantia gebruiken de prothrombinetijd INR nauwlettend
gecontroleerd te worden, in het bijzonder gedurende de eerste dagen na de start van de behandeling
met parecoxib of na wijziging van de parecoxibdosis (zie rubriek 4.4).
Gelijktijdige toediening van parecoxib met heparine beïnvloedde de farmacodynamiek van heparine
(geactiveerde partiële tromboplastinetijd) niet, in vergelijking met heparine alleen.
De remming van prostaglandines door NSAID's, waaronder COX-2-remmers, kan de werking van
angiotensineconverterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine II-antagonisten, bètablokkers en
diuretica verminderen. Met deze interactie dient rekening te worden gehouden bij patiënten die
parecoxib gelijktijdig met ACE-remmers, angiotensine II-antagonisten, bètablokkers en diuretica
krijgen.
Bij oudere patiënten, patiënten met een volumeverlies (inclusief degenen die behandeld worden met
diuretica) of patiënten met een verminderde nierfunctie, kan gelijktijdige toediening van NSAID's
(inclusief selectieve COX-2-remmers) met ACE-remmers of angiotensine II-antagonisten, leiden tot
een verdere verslechtering van de nierfunctie, inclusief mogelijk acuut nierfalen. Deze effecten zijn
over het algemeen reversibel.
Derhalve is voorzichtigheid geboden bij het gelijktijdig toedienen van deze geneesmiddelen. De
patiënt dient goed gehydrateerd te zijn en bij aanvang van de gelijktijdige behandeling dient de
noodzaak tot controle van de nierfunctie te worden beoordeeld en daarna periodiek gecontroleerd te
worden.
Er is gesuggereerd dat de gelijktijdige toediening van NSAID's en ciclosporine of tacrolimus het
nefrotoxisch effect van ciclosporine en tacrolimus zou kunnen verhogen vanwege effecten van
NSAID's op renale prostaglandines. Wanneer parecoxib samen met één van deze geneesmiddelen
wordt toegediend, dient de nierfunctie gecontroleerd te worden.
Dynastat kan in combinatie met opioïde analgetica toegediend worden. In klinische onderzoeken was
de dagelijkse behoefte aan pro re nata opioïden significant verlaagd wanneer deze samen met
parecoxib werden toegediend.
Effecten van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van parecoxib (of het actieve bestanddeel
valdecoxib)
Parecoxib wordt snel gehydrolyseerd tot de actieve stof valdecoxib. Studies hebben aangetoond dat het
metabolisme van valdecoxib bij de mens voornamelijk gemedieerd wordt via CYP3A4- en 2C9-iso-
enzymen.
De plasmablootstelling (AUC en Cmax) aan valdecoxib was verhoogd (respectievelijk 62% en 19%),
bij gelijktijdige toediening van fluconazol (voornamelijk een CYP2C9-remmer), wat aangeeft dat de
dosis van parecoxib verlaagd moet worden bij patiënten die behandeld worden met fluconazol.
De plasmablootstelling (AUC en Cmax) aan valdecoxib was verhoogd (respectievelijk 38% en 24%),
bij gelijktijdige toediening van ketoconazol (een CYP3A4-remmer); in het algemeen zal het echter niet
nodig zijn om de dosering bij patiënten die met ketoconazol worden behandeld aan te passen.
Het effect van enzyminductie werd niet bestudeerd. Het metabolisme van valdecoxib kan verhogen bij
gelijktijdige toediening van enzyminductoren, zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine of
dexamethason.
Plasmablootstelling aan omeprazol (CYP2C19-substraat), 40 mg eenmaal daags was toegenomen met
46% na toediening van valdecoxib 40 mg tweemaal daags gedurende 7 dagen, terwijl de
plasmablootstelling aan valdecoxib onveranderd bleef. Deze resultaten geven aan dat alhoewel
valdecoxib niet gemetaboliseerd wordt door CYP2C19, het toch een remmer van dit iso-enzym kan
zijn. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer Dynastat tegelijk toegediend wordt met
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze substraten zijn van CYP2C19 (bijvoorbeeld fenytoïne,
diazepam of imipramine).
In twee farmacokinetische interactiestudies bij patiënten met reumatoïde artritis, die wekelijks werden
behandeld met een stabiele dosis methotrexaat (5-20 mg/week, als enkelvoudige orale of
intramusculaire dosis), had oraal toegediend valdecoxib (tweemaal daags 10 mg of tweemaal daags
40 mg) weinig tot geen effect op de steady-state-plasmaconcentraties van methotrexaat.
Desalniettemin is voorzichtigheid geboden als methotrexaat samen met NSAID's wordt gegeven,
aangezien de toediening van NSAID's kan leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van
methotrexaat. Een adequate controle van methotrexaat-gerelateerde toxiciteit dient overwogen te
worden indien parecoxib en methotrexaat tegelijk worden toegediend.
Gelijktijdige toediening van valdecoxib en lithium gaf significante dalingen van de serumklaring
(25%) en nierklaring (30%) van lithium met een 34% hogere serumblootstelling vergeleken met
lithium alleen. De serumconcentratie van lithium moet nauwgezet worden gecontroleerd, wanneer een
behandeling met parecoxib wordt gestart of gewijzigd bij patiënten die met lithium worden behandeld.
Gelijktijdige toediening van valdecoxib en glibenclamide (CYP3A4-substraat) had geen effect op de
farmacokinetiek (blootstelling) of de farmacodynamiek (bloedglucose- en insulinespiegels) van
glibenclamide.
Injecteerbare anaesthetica
Gelijktijdige toediening van 40 mg parecoxibnatrium i.v. met propofol (CYP2C9-substraat) of
midazolam (CYP3A4-substraat) had geen invloed op de farmacokinetiek (metabolisme en
blootstelling) of de farmacodynamiek (EEG-effecten, psychomotorische testen en ontwaken uit
verdoving) van i.v. propofol of i.v. midazolam. Bijkomend, gelijktijdige toediening van valdecoxib
had geen klinisch significant effect op het hepatisch of intestinaal CYP3A4-gemedieerde metabolisme
van oraal toegediend midazolam. Toediening van i.v. parecoxib 40 mg had geen significant effect op
de farmacokinetiek van i.v. fentanyl of i.v. alfentanyl (CYP3A4-substraten).
Inhalatie-anaesthetica
Er werden geen formele interactiestudies uitgevoerd. In chirurgiestudies, waarbij parecoxib
preoperatief werd toegediend, werd geen aanwijzing voor farmacodynamische interactie waargenomen
bij patiënten die parecoxib en de inhalatie-anaesthetica distikstofoxide (lachgas) en isofluraan kregen
toegediend (zie rubriek 5.1).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Parecoxib veroorzaakt waarschijnlijk ernstige aangeboren afwijkingen indien het wordt gebruikt
tijdens het laatste trimester van de zwangerschap, omdat het, net zoals het gebruik van andere
geneesmiddelen die de prostaglandine remmen, kan leiden tot een voortijdige sluiting van de ductus
arteriosus of tot weeënzwakte (zie rubriek 4.3, 5.1 en 5.3).
Dynastat is gecontra-indiceerd tijdens het derde trimester van de zwangerschap (zie rubriek 4.3).
Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over het gebruik van parecoxib bij zwangere vrouwen of
tijdens de bevalling. Remming van de prostaglandinesynthese kan echter een negatieve invloed
hebben op de zwangerschap. Gegevens uit epidemiologische studies suggereren een verhoogd risico
op een miskraam na gebruik van prostaglandinesyntheseremmers in de vroege zwangerschap. Bij
dieren is gebleken dat de toediening van prostaglandinesyntheseremmers, waaronder parecoxib, leidt
tot verhoogd pre- en postimplantatieverlies en embryofoetale letaliteit (zie rubriek 5.1 en 5.3). Tijdens
het eerste en tweede trimester van de zwangerschap mag Dynastat niet worden gegeven, tenzij strikt
noodzakelijk.
Borstvoeding
De toediening van een enkele dosis parecoxib aan vrouwen die borstvoeding gaven na bevalling met
een keizersnede, resulteerde in de overdracht van een relatief kleine hoeveelheid parecoxib en de
actieve metaboliet valdecoxib in de moedermelk. Dit resulteerde in een lage relatieve dosis voor de
zuigeling (ongeveer 1% van de maternale dosis aangepast volgens gewicht). Dynastat mag niet
worden toegediend aan vrouwen die borstvoeding geven (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Zoals bij ieder geneesmiddel waarvan bekend is dat het de cyclooxygenase-/prostaglandinesynthese
remt, wordt het gebruik van Dynastat niet aanbevolen bij vrouwen die zwanger willen worden (zie
rubriek 4.3, 5.1 en 5.3).
Op basis van het werkingsmechanisme kan het gebruik van NSAID's ruptuur van follikels in het
ovarium vertragen of voorkomen. Dit kan in verband worden gebracht met reversibele
onvruchtbaarheid bij sommige vrouwen. Bij vrouwen die problemen hebben met de conceptie of bij
wie onvruchtbaarheid wordt onderzocht, moet stopzetting van NSAID's, waaronder Dynastat, worden
overwogen.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Patiënten die duizeligheid, draaierigheid of slaperigheid ervaren na toediening van Dynastat moeten
afzien van deelname aan het verkeer of het bedienen van machines.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerking van Dynastat is misselijkheid. De meest serieuze reacties treden
soms tot zelden op en omvatten cardiovasculaire voorvallen, zoals myocardinfarct en ernstige
hypotensie evenals overgevoeligheidsreacties, zoals anafylaxie, angio-oedeem en ernstige huiduitslag.
Na een coronaire bypassoperatie hebben patiënten die Dynastat toegediend kregen een hoger risico op
bijwerkingen zoals cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen (waaronder myocardinfarct,
beroerte/TIA, longembolie en diep veneuze trombose, zie rubriek 4.3 en 5.1), diepe chirurgische
infecties of wondhelingscomplicaties van het sternum.
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
De volgende bijwerkingen werden gerapporteerd bij patiënten die parecoxib kregen (N=5402) in 28
placebogecontroleerde klinische studies. Meldingen na het in de handel brengen zijn als 'frequentie
niet bekend' geclassificeerd, omdat de respectievelijke frequenties niet bepaald kunnen worden op
basis van de beschikbare gegevens. Binnen iedere frequentiegroep worden de bijwerkingen vermeld
op basis van de MedDRA terminologie en gerangschikt naar afnemende ernst.
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
(1/10)
(1/100,
(1/1.000, <1/100)
(1/10.000,
<1/10)
<1/1.000)
Infecties en parasitaire aandoeningen
Faringytis,
Abnormale sternale
alveolaire
sereuze wonddrainage,
osteïtis
wondinfectie
(ontsteking
van de
tandholte)
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Postoperatie- Trombocytopenie
ve anemie
Immuunsysteemaandoeningen
Anafylactoïde
reactie
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Hypokaliëmie Hyperglykemie,
anorexie
Psychische stoornissen
Opwinding,
slapeloosheid
Zenuwstelselaandoeningen
Hypo-esthesie, Cerebrovasculaire
duizeligheid
aandoeningen
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Oorpijn
Hartaandoeningen
Myocardinfarct,
Circulatoire shock,
bradycardie
congestief hartfalen,
tachycardie
Bloedvataandoeningen
Hypertensie, Hypertensie
hypotensie
(toegenomen),
orthostatische
hypotensie
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Respiratoire
Longembolie
Dyspnoe
insufficiëntie
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijk-
Buikpijn,
Gastroduodenale
Pancreatitis,
heid
braken,
ulceratie, gastro-
oesofagitis,
constipatie,
oesofageale
mondoedeem
dyspepsie,
refluxziekte, droge
(peri-orale
flatulentie
mond, abnormale
zwelling)
maagdarmgeluiden
Huid- en onderhuidaandoeningen
Pruritus,
Ecchymose,
Syndroom van
hyperhidrose
huiduitslag, urticaria
Stevens-Johnson,
erythema
multiforme,
exfoliatieve
dermatitis
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
(1/10)
(1/100,
(1/1.000, <1/100)
(1/10.000,
<1/10)
<1/1.000)
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Pijn in de rug
Artralgie
Nier- en urinewegaandoeningen
Oligurie
Acuut
Nierfalen
nierfalen
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Perifeer
Asthenie, pijn op
Overgevoeligheids
oedeem
injectieplaats, reactie
reacties waaronder
op injectieplaats
anafylaxie en
angio-oedeem
Onderzoeken
Verhoogd
Verhoogd bloed CPK,
creatinine in
verhoogd bloed LDH,
het bloed
verhoogd SGOT,
verhoogd SGPT,
verhoogd BUN
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties
Postprocedurele
complicaties (huid)
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Na het in de handel brengen werd toxische epidermale necrolyse gerapporteerd in verband met het
gebruik van valdecoxib, en kan niet uitgesloten worden voor parecoxib (zie rubriek 4.4). Daarnaast
werden de volgende zeldzame ernstige bijwerkingen gerapporteerd in verband met het gebruik van
NSAID's en kunnen niet uitgesloten worden voor Dynastat: bronchospasmen en hepatitis.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Meldingen van overdosering met parecoxib komen overeen met bijwerkingen die ook reeds
beschreven zijn bij aanbevolen doseringen van parecoxib.
In het geval van acute overdosering moeten patiënten behandeld worden met symptomatische en
ondersteunende zorg. Er bestaan geen specifieke antidota. Parecoxib is een prodrug van valdecoxib.
Valdecoxib wordt niet verwijderd door hemodialyse. Vanwege de hoge eiwitbinding van valdecoxib is
diurese of het alkaliseren van de urine mogelijk niet effectief.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Anti-ontstekings en antireumatische producten, Coxibs, ATC-code:
M01AH04
Parecoxib is een prodrug van valdecoxib. Binnen het klinisch doseringsgebied is valdecoxib een orale,
selectieve COX-2-remmer. Cyclo-oxygenase is verantwoordelijk voor de aanmaak van
Het verschil in plaatjesremmende activiteit tussen sommige COX-1 remmende NSAID's en selectieve
COX-2-remmers kan bij patiënten met een risico op trombo-embolische reacties van klinisch belang
zijn. Selectieve COX-2-remmers verminderen de vorming van systemisch (en daarom mogelijk
endotheliaal) prostacycline zonder het tromboxaan van de bloedplaatjes te beïnvloeden. De klinische
relevantie van deze waarnemingen is niet vastgesteld.
Parecoxib is gebruikt bij verschillende kleine en grote operaties. De effectiviteit van Dynastat werd
vastgesteld in klinisch onderzoek naar pijn bij tandheelkundige chirurgie, gynaecologische chirurgie
(hysterectomie), orthopedische chirurgie (knie- en heupprothese) en coronaire bypassoperaties. De
eerste waarneembare analgesie trad op na 7-13 minuten, met een aangetoond analgetisch effect van
klinische betekenis na 23-29 minuten en een maximaal effect binnen 2 uur na een toediening van
enkelvoudige doses van 40 mg i.v. of i.m. Dynastat. De omvang van het analgetisch effect van de
40 mg dosis was vergelijkbaar met 60 mg i.m. ketorolac of 30 mg i.v. ketorolac. Na een enkele dosis
was de duur van de analgesie afhankelijk van de dosis en het klinisch pijnmodel en varieerde van 6 tot
meer dan 12 uur.
Gebruik van parecoxib langer dan 3 dagen
De meeste onderzoeken werden opgezet voor de dosering van parecoxib gedurende maximaal 3 dagen.
Gegevens uit 3 gerandomiseerde placebogecontroleerde onderzoeken, waar de protocollen
behandeling met parecoxib voor >3 dagen toestonden, werden verzameld en geanalyseerd. In de
gecombineerde analyse van 676 patiënten, kregen 318 placebo en 358 parecoxib. Van de patiënten
behandeld met parecoxib kregen 317 patiënten parecoxib gedurende maximaal 4 dagen, 32 patiënten
gedurende maximaal 5 dagen, terwijl slechts 8 patiënten werden behandeld gedurende maximaal
6 dagen en 1 patiënt gedurende 7 of meer dagen. Van de patiënten behandeld met placebo kregen
270 patiënten placebo gedurende maximaal 4 dagen, 43 patiënten gedurende maximaal 5 dagen,
terwijl slechts 3 patiënten werden behandeld gedurende maximaal 6 dagen en 2 patiënten gedurende 7
of meer dagen. Beide groepen hadden vergelijkbare demografische kenmerken. De gemiddelde (SD)
behandelduur was 4,1 (0,4) dagen voor parecoxib en 4,2 (0,5) dagen voor placebo, het bereik was
4-7 dagen voor parecoxib en 4-9 dagen voor placebo. Het optreden van bijwerkingen bij patiënten die
parecoxib kregen gedurende 4-7 dagen (mediane duur 4 dagen), was laag na 3 behandeldagen en
vergelijkbaar met placebo.
Opioïd-sparende effecten
In een placebogecontroleerd, orthopedisch en algemeen chirurgisch onderzoek (n=1050), kregen
patiënten Dynastat toegediend in een initiële parenterale dosis van 40 mg i.v. gevolgd door 20 mg
tweemaal daags gedurende minimaal 72 uur in aanvulling op de standaard zorg waaronder
aanvullende, door de patiënt zelf gedoseerde opioïden. De vermindering in opioïdgebruik bij Dynastat-
behandeling op Dag 2 en 3 was 7,2 mg en 2,8 mg (37% en 28% respectievelijk). Deze vermindering in
opioïdgebruik ging gepaard met significante verlagingen van door de patiënt gerapporteerde
symptomen van ongemak door opioïden. Er werd een toename in verlichting van de pijn aangetoond
in vergelijking tot opioïden alleen. Aanvullende studies in andere chirurgische vakgebieden leverden
vergelijkbare waarnemingen. Er zijn geen gegevens die wijzen op een vermindering van het totale
aantal bijwerkingen bij het gebruik van parecoxib in vergelijking tot placebo in combinatie met
opioïden.
Gastro-intestinale studies
In kortdurende studies (7 dagen) was de incidentie van endoscopisch waargenomen gastroduodenale
ulcera of erosies bij gezonde jonge proefpersonen en ouderen ( 65 jaar) na toediening van Dynastat
CABG postoperatieve veiligheidsstudies
Naast de gebruikelijke rapportering van ongewenste voorvallen werden vooraf gespecificeerde
categorieën van voorvallen, beoordeeld door een onafhankelijke commissie van experts, onderzocht in
twee placebogecontroleerde veiligheidsstudies waarin de patiënten gedurende ten minste 3 dagen
parecoxib toegediend kregen en daarna werden overgeschakeld op oraal toegediend valdecoxib voor
een totale duur van 10 tot 14 dagen. Alle patiënten kregen de gebruikelijke analgetische zorg tijdens de
behandeling.
De patiënten kregen een lage dosis acetylsalicylzuur vóór randomisatie en gedurende de twee CABG-
studies.
De eerste CABG-studie evalueerde patiënten die gedurende ten minste 3 dagen behandeld werden met
parecoxib IV 40 mg tweemaal daags, gevolgd door een behandeling met valdecoxib 40 mg tweemaal
daags (parecoxib/valdecoxib groep) (n=311) of placebo/placebo (n=151) in een 14 dagen durende
dubbelblinde, placebogecontroleerde studie. Negen vooraf gespecificeerde categorieën van
ongewenste voorvallen werden geëvalueerd (cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen,
pericarditis, ontstaan van of exacerbatie van congestief hartfalen, nierfalen/disfunctie,
ulcuscomplicaties van het bovenste deel van het maagdarmkanaal, ernstige niet-GI-bloedingen,
infecties, niet-infectieuze pulmonale complicaties en overlijden). Er werd een significant (p<0,05)
grotere incidentie van cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen (myocardinfarct, ischemie,
cerebrovasculair accident, diepe veneuze trombose en longembolie) waargenomen in de
parecoxib/valdecoxib behandelingsgroep vergeleken met de placebo/placebo behandelingsgroep
gedurende de IV behandelingsperiode (respectievelijk 2,2% en 0,0%) en de volledige studieperiode
(respectievelijk 4,8% en 1,3%). Met de parecoxib/valdecoxib behandeling zijn chirurgische
wondcomplicaties (meestal met betrekking tot de sternale wonde) in grotere mate waargenomen.
In de tweede CABG-studie werden vier vooraf gespecificeerde categorieën van voorvallen
geëvalueerd (cardiovasculaire/trombo-embolische voorvallen, nierdisfunctie/nierfalen, ulcus/bloeding
van het bovenste deel van het maagdarmkanaal, chirurgische wondcomplicatie). De patiënten werden
binnen 24 uur na de CABG-ingreep gerandomiseerd naar: een initiële dosis parecoxib IV van 40 mg,
vervolgens 20 mg IV elke 12 uur gedurende ten minste 3 dagen gevolgd door oraal toegediend
valdecoxib (20 mg elke 12 uur) (n=544) voor de rest van de behandelingsperiode van 10 dagen;
placebo IV gevolgd door oraal toegediend valdecoxib (n=544); of placebo IV gevolgd door oraal
toegediend placebo (n=548). In de parecoxib/valdecoxib behandelingsgroep werd een significant
(p=0,033) grotere incidentie van voorvallen uit de cardiovasculaire/trombo-embolische categorie
waargenomen (2,0%) vergeleken met de placebo/placebo behandelingsgroep (0,5%). De
placebo/valdecoxib behandeling werd ook geassocieerd met een hogere incidentie van
cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen versus de placebo behandeling, maar dit verschil was
niet statistisch significant. Drie van de zes cardiovasculaire trombo-embolische voorvallen in de
placebo/valdecoxib behandelingsgroep traden op tijdens de placebo behandelingsperiode; deze
patiënten kregen geen valdecoxib. Vooraf gespecificeerde voorvallen met de hoogste incidentie in alle
drie de behandelingsgroepen betroffen de categorie van de chirurgische wondcomplicaties, waaronder
diepe chirurgische infecties en sternale wondhelingscomplicaties.
Er waren geen significante verschillen tussen de actieve behandelingen en placebo voor elk van de
andere vooraf gespecificeerde categorieën van voorvallen (nierdisfunctie/nierfalen, ulcuscomplicaties
van het bovenste deel van het maagdarmkanaal of chirurgische wondcomplicaties).
Algemeen chirurgische veiligheidsstudies
In een grote (N=1050) belangrijke orthopedische/algemeen chirurgische studie kregen de patiënten
een initiële dosis parecoxib 40 mg IV, vervolgens 20 mg IV elke 12 uur gedurende ten minste 3 dagen
gevolgd door oraal toegediend valdecoxib (20 mg elke 12 uur) (n=525) voor de rest van de
behandelingsperiode van 10 dagen; of placebo IV gevolgd door oraal toegediend placebo (n=525). Er
waren geen significante verschillen in het globale veiligheidsprofiel, inclusief de vier vooraf
Studies naar een effect op de bloedplaatjes
In een aantal kleine studies met meervoudige doses bij jonge en oudere proefpersonen had Dynastat
20 mg of 40 mg tweemaal daags geen effect op de plaatjesaggregatie of bloedingstijd in vergelijking
met placebo. Bij jonge proefpersonen had Dynastat 40 mg tweemaal daags geen klinisch significant
effect op de acetylsalicylzuur-gemedieerde remming van de plaatjesfunctie (zie rubriek 4.5).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Na i.v. of i.m. injectie wordt parecoxib, door enzymatische hydrolyse in de lever, snel omgezet tot
valdecoxib, het farmacologisch actieve bestanddeel.
Absorptie
De blootstelling aan valdecoxib na enkelvoudige doses Dynastat, zoals gemeten zowel in oppervlakte
onder de plasmaconcentratie-versus-tijd-curve (AUC) als in maximale plasmaconcentratie (Cmax), is
bij benadering lineair in de klinische doseringsrange. De AUC en Cmax na tweemaal daags doseren is
lineair tot 50 mg i.v. en 20 mg i.m. Steady-state-plasmaconcentraties van valdecoxib werden bereikt
binnen 4 dagen na tweemaal daags doseren.
Na enkelvoudige i.v. en i.m. doses parecoxib 20 mg, wordt de Cmax van valdecoxib in ongeveer
30 minuten en ongeveer 1 uur respectievelijk bereikt. De blootstelling aan valdecoxib na i.v. en i.m.
toediening was in termen van AUC en Cmax vergelijkbaar. De blootstelling aan parecoxib na i.v. en
i.m. toediening was in termen van AUC vergelijkbaar. De gemiddelde Cmax van parecoxib na i.m.
dosering was lager vergeleken met een bolus i.v. dosering, wat toegewezen wordt aan een tragere
extravasculaire absorptie na i.m. toediening. Deze dalingen werden niet als klinisch belangrijk
beschouwd aangezien de Cmax van valdecoxib vergelijkbaar is na i.m. en i.v. toediening van parecoxib.
Distributie
Het verdelingsvolume van valdecoxib na i.v. toediening bedraagt ongeveer 55 liter. De plasma-
eiwitbinding bedraagt ongeveer 98% over de concentratierange, zoals bereikt met de hoogste
aanbevolen dosering, 80 mg/dag. Valdecoxib, maar niet parecoxib, wordt in hoge mate verdeeld in de
rode bloedcellen.
Biotransformatie
Parecoxib wordt snel en bijna volledig omgezet tot valdecoxib en propionzuur in vivo met een
plasmahalfwaardetijd van ongeveer 22 minuten. Eliminatie van valdecoxib gebeurt door extensief
metabolisme in de lever, waarbij meerdere metabole routes zijn betrokken, waaronder cytochroom-
P450(CYP)3A4- en CYP2C9-iso-enzymen en glucuronidering (ongeveer 20%) van het
sulfonamidedeel. Een gehydroxyleerde metaboliet van valdecoxib (via de CYP-metabole route) met
COX-2-remmende activiteit is geïdentificeerd in humaan plasma. Deze vertegenwoordigt ongeveer
10% van de valdecoxibconcentratie; vanwege de lage concentratie van deze metaboliet wordt niet
verwacht, dat deze, na toediening van therapeutische doses parecoxib, een significante klinische
bijdrage levert.
Eliminatie
Valdecoxib wordt uitgescheiden via metabolisering in de lever met minder dan 5% onveranderd
valdecoxib uitgescheiden in de urine. Geen onveranderd parecoxib werd gedetecteerd in urine en
slechts sporen werden aangetoond in de feces. Ongeveer 70% van de dosis wordt uitgescheiden in de
urine in de vorm van inactieve metabolieten. De plasmaklaring (CLp) van valdecoxib bedraagt
ongeveer 6 l/uur. De eliminatiehalfwaardetijd (t1/2) van valdecoxib na i.v. of i.m. toediening van
parecoxib bedraagt ongeveer 8 uur.
Ouderen
Dynastat werd toegediend aan 335 oudere patiënten (65-96 jaar) in farmacokinetische en
therapeutische studies. Bij oudere gezonde proefpersonen was de schijnbare klaring van valdecoxib na
Nierfunctiestoornissen
Bij patiënten met verschillende mate van nierfunctiestoornissen die 20 mg i.v. Dynastat toegediend
kregen, werd parecoxib snel uit plasma geklaard. Omdat renale eliminatie van valdecoxib niet
belangrijk is voor de afbraak van valdecoxib, werden geen veranderingen in de valdecoxibklaring
waargenomen, zelfs niet bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen, noch bij patiënten die
dialyse ondergaan (zie rubriek 4.2).
Leverfunctiestoornissen
Matige leverfunctiestoornissen resulteerden niet in een verminderde snelheid of mate van omzetting
van parecoxib in valdecoxib. Bij patiënten met een matig gestoorde leverfunctie (Child-Pugh score 7-
9), moet de behandeling worden gestart met de helft van de gebruikelijke aanbevolen dosis Dynastat
en moet de maximale dagelijkse dosis verlaagd worden tot 40 mg, omdat de blootstelling aan
valdecoxib bij deze patiënten meer dan verdubbeld (130%) was. Patiënten met ernstige
leverfunctiestoornissen werden niet bestudeerd en het gebruik van Dynastat bij patiënten met ernstige
leverfunctiestoornissen wordt daarom niet aanbevolen (zie rubriek 4.2 en 4.3).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfuncties of toxiciteit bij herhaalde dosering
bij 2 maal hogere doses dan de maximale blootstelling aan parecoxib bij de mens. Hoewel, in studies
naar de toxiciteit bij herhaalde dosering bij honden en ratten waren de systemische blootstellingen aan
valdecoxib (de actieve metaboliet van parecoxib) ongeveer 0,8 keer hoger dan de systemische
blootstelling bij oudere humane proefpersonen met de maximum aanbevolen therapeutische dosering
van 80 mg per dag. Hogere doses waren geassocieerd met verergering en vertraagde genezing van
huidinfecties, een effect dat waarschijnlijk geassocieerd is met COX-2-inhibitie.
In reproductietoxiciteitstesten kwamen postimplantatieverliezen, resorpties en achterstand in het
foetaal lichaamsgewicht voor bij doses die geen maternale toxiciteit veroorzaken in studies bij
konijnen. Er werden geen effecten van parecoxib op de vruchtbaarheid van mannelijke of vrouwelijke
ratten gevonden.
De effecten van parecoxib zijn niet onderzocht bij gevorderde zwangerschap of in de pre- en
postnatale periode.
Wanneer parecoxib in een enkelvoudige dosis intraveneus wordt toegediend aan zogende ratten, liet
dit concentraties van parecoxib, valdecoxib en een actieve metaboliet van valdecoxib zien in de
moedermelk, die vergelijkbaar waren met die van het plasma van de moeder.
De carcinogeniteit van parecoxib werd niet onderzocht.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Poeder
Dinatriumwaterstoffosfaat
Fosforzuur en/of natriumhydroxide (voor aanpassen van de pH).
Oplosmiddel
Natriumchloride
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
Dynastat en opioïden dienen niet samen in dezelfde spuit toegediend te worden.
Reconstitueren met Ringer's lactaatoplossing voor injectie of 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer's
lactaatoplossing voor injectie leidt tot precipitatie van parecoxib en is daarom
niet aanbevolen.
Het gebruik van water voor injecties is
niet aanbevolen, omdat de resulterende oplossing niet isotoon
is.
Dynastat dient niet geïnjecteerd te worden in een i.v.-lijn waarmee een ander geneesmiddel wordt
toegediend. De i.v.-lijn dient vóór en na de Dynastat injectie voldoende gespoeld te worden met een
verenigbare oplossing (zie rubriek 6.6).
Injectie in een i.v.-lijn, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer's lactaatoplossing voor injectie of
andere i.v.-vloeistoffen dan deze vermeld onder rubriek 6.6 worden toegediend, wordt niet
aanbevolen, omdat dit kan leiden tot precipitatie van het geneesmiddel.
6.3
Houdbaarheid
De houdbaarheid van het ongereconstitueerde product is 3 jaar.
Het is aangetoond dat de gereconstitueerde oplossing, die niet gekoeld of bevroren dient te worden, tot
24 uur bij 25C chemisch en fysisch stabiel is. Derhalve dient 24 uur als de maximale houdbaarheid
van het gereconstitueerde product beschouwd te worden. Echter, vanwege het belang van het risico op
microbiologische infectie bij injecteerbare producten dient de bereide oplossing onmiddellijk gebruikt
te worden, tenzij reconstitutie plaatsgevonden heeft onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
condities. Tenzij voldaan wordt aan dergelijke vereisten, zijn de bewaartijden en bewaarcondities vóór
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en zullen deze normaliter niet langer dan 12 uur bij
25C zijn.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Parecoxibnatrium injectieflacons
Type I kleurloze glazen injectieflacons (5 ml) met een butylrubberen stop, verzegeld met een
aluminium afsluiting en een paarse polypropyleen afdrukbare kap.
Ampullen met oplosmiddel:
2 ml ampul: kleurloos neutraal glas, Type I.
Dynastat wordt geleverd als een steriele injectieflacon voor eenmalig gebruik die verpakt is met een
2 ml ampul met een vulvolume van 2 ml natriumchloride-oplossing 9 mg/ml (0,9%) (zie hieronder
voor verschillende verpakkingsgroottes en presentaties).
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Dynastat moet gereconstitueerd worden vóór gebruik. Dynastat bevat geen bewaarmiddelen. Voor de
bereiding is een aseptische techniek vereist.
Oplosmiddelen voor reconstitutie
Reconstitueer Dynastat 40 mg met 2 ml natriumchloride-oplossing 9 mg/ml (0,9%).
De
enige andere aanvaardbare oplosmiddelen voor reconstitutie zijn:
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie
Instructies voor reconstitutie
Maak gebruik van aseptische bereidingstechnieken om gelyofiliseerd parecoxib (als parecoxib) te
reconstitueren. Verwijder de paarse afdrukbare kap van de 40 mg parecoxib injectieflacon om het
centrale deel van de rubberen stop vrij te maken. Neem, met een steriele naald en spuit, 2 ml van een
aanvaardbaar oplosmiddel en breng de naald door het centrale deel van de rubberen stop heen en breng
zo het oplosmiddel in de 40 mg injectieflacon. Los het poeder volledig op door middel van een zachte
draaibeweging en inspecteer het gereconstitueerde product voor gebruik. De volledige inhoud van de
injectieflacon moet opgetrokken worden voor één toediening.
Na reconstitutie dient de vloeistof een heldere oplossing te zijn.Vóór toediening dient Dynastat visueel
geïnspecteerd te worden op deeltjes en op verkleuring. De oplossing mag niet gebruikt worden
wanneer deze verkleurd of troebel is of wanneer er deeltjes zichtbaar zijn. Dynastat moet binnen
24 uur na reconstitutie worden toegediend (zie rubriek 6.3) of worden weggegooid.
Het gereconstitueerde product is isotoon.
Verenigbaarheid met i.v.-lijn oplossingen
Na reconstitutie met aanvaardbare oplosmiddelen mag Dynastat
uitsluitend i.v. of i.m. geïnjecteerd
worden, of in i.v.-lijnen waarmee het volgende wordt gegeven:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie;
of
Ringer's lactaatoplossing voor injectie.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
8.
NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/006-008
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 22 maart 2002
Datum van laatste verlenging: 24 januari 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL

FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
OMDOOS: 40 mg injectieflacons
TEKST DOOS ­ EU/1/02/209/005
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder voor oplossing voor injectie
parecoxib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere injectieflacon bevat 40 mg parecoxib, als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel is de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Derhalve bevat iedere 2 ml gereconstitueerde
oplossing 40 mg parecoxib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens dinatriumwaterstoffosfaat, fosforzuur en natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor oplossing voor injectie
10 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor eenmalig gebruik.
Intraveneus of intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Het gereconstitueerde product dient direct gebruikt te worden (tot 24 uur indien aseptisch bereid) en
dient niet in de vriezer of koelkast bewaard te worden.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.Voor meer informatie
over bewaarcondities zie de bijsluiter.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/005
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Dynastat 40mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
LABEL INJECTIEFLACON: 40 mg
TEKST VOOR ETIKET INJECTIEFLACON ­ EU/1/02/209/005
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Dynastat 40 mg poeder voor injectie
parecoxib
IV/IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
OMDOOS: 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
TEKST DOOS ­ EU/1/02/209/006
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
parecoxib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere injectieflacon bevat 40 mg parecoxib, als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel is de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Derhalve bevat iedere 2 ml gereconstitueerde
oplossing 40 mg parecoxib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens dinatriumwaterstoffosfaat, fosforzuur en natriumhydroxide.
2 ml ampul oplosmiddel bevat natriumchloride, zoutzuur, natriumhydroxide en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 injectieflacon en 1 ampul oplosmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor eenmalig gebruik.
Intraveneus of intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
Voor meer informatie over bewaarcondities zie de bijsluiter.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/006
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Dynastat 40mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
OMDOOS: 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
TEKST DOOS ­ EU/1/02/209/007
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
parecoxib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere injectieflacon bevat 40 mg parecoxib, als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel is de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Derhalve bevat iedere 2 ml gereconstitueerde
oplossing 40 mg parecoxib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens dinatriumwaterstoffosfaat, fosforzuur en natriumhydroxide.
2 ml ampul oplosmiddel bevat natriumchloride, zoutzuur, natriumhydroxide en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
3 injectieflacons en 3 ampullen oplosmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor eenmalig gebruik.
Intraveneus of intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
Voor meer informatie over bewaarcondities zie de bijsluiter.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/007
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Dynastat 40mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
OMDOOS: 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
TEKST DOOS ­ EU/1/02/209/008
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dynastat 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
parecoxib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Iedere injectieflacon bevat 40 mg parecoxib, als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel is de concentratie parecoxib 20 mg/ml. Derhalve bevat iedere 2 ml gereconstitueerde
oplossing 40 mg parecoxib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens dinatriumwaterstoffosfaat, fosforzuur en natriumhydroxide.
2 ml ampul oplosmiddel bevat natriumchloride, zoutzuur, natriumhydroxide en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
5 injectieflacons en 5 ampullen oplosmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor eenmalig gebruik.
Intraveneus of intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
Voor meer informatie over bewaarcondities zie de bijsluiter.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/209/008
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Dynastat 40mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
LABEL INJECTIEFLACON: 40 mg
TEKST VOOR ETIKET INJECTIEFLACON ­ EU/1/02/209/006, EU/1/02/209/007 en
EU/1/02/209/008

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Dynastat 40 mg poeder voor injectie
parecoxib
IV/IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
LABEL AMPUL OPLOSMIDDEL: 2 ml
TEKST VOOR ETIKET AMPUL ­ EU/1/02/209/006, EU/1/02/209/007 en EU/1/02/209/008
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Natriumchloride-oplossing 9 mg/ml (0,9%)
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Oplosmiddel voor Dynastat 40 mg
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2 ml
6.
OVERIGE
Dynastat 40 mg poeder voor oplossing voor injectie
parecoxib
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Dynastat en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Dynastat en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Dynastat bevat de actieve stof parecoxib.
Dynastat wordt gebruikt voor de kortdurende behandeling van pijn na een operatie bij volwassenen.
Het behoort tot de groep van geneesmiddelen die COX-2-remmers (een afkorting voor cyclo-
oxygenase-2-remmers) wordt genoemd. Pijn en zwelling worden soms veroorzaakt door stoffen in het
lichaam die prostaglandinen worden genoemd. Dynastat werkt door de hoeveelheid van deze
prostaglandinen te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft een ernstige allergische reactie (voornamelijk een ernstige huidreactie) gehad op om het
even welk geneesmiddel
U heeft een allergische reactie gehad op een groep van geneesmiddelen genaamd
'sulfonamiden' (bijv. sommige antibiotica gebruikt om infecties te behandelen)
U heeft momenteel een maag- of darmzweer of een bloeding in de maag of darm
U heeft een allergische reactie gehad op acetylsalicylzuur (aspirine), op andere NSAID's (bijv.
ibuprofen) of op COX-2-remmers. Deze reacties kunnen zijn: een piepende ademhaling
(bronchospasme), ernstig verstopte neus, een jeukende huid, huiduitslag of een zwelling van het
gezicht, lippen of tong, andere allergische reacties of neuspoliepen na het gebruik van deze
geneesmiddelen
U bent meer dan 6 maanden zwanger
U geeft borstvoeding
U heeft een ernstige leverziekte
U heeft een darmontsteking (colitis ulcerosa of de ziekte van Crohn)
U heeft een verzwakt hart
U zal binnenkort een hartoperatie of een operatie aan uw slagaders (inclusief een coronaire
bypassprocedure) ondergaan
U heeft een aangetoonde hartziekte en/of cerebrovasculaire ziekte bijv. als u een hartinfarct,
beroerte, lichte beroerte (TIA) of verstoppingen van de bloedvaten naar het hart of de hersenen
heeft gehad of als u een operatie heeft gehad om verstoppingen weg te halen of te overbruggen
U heeft problemen met uw bloedsomloop of u heeft problemen gehad (perifeer arterieel
vaatlijden).
Als één van bovenstaande zaken op u van toepassing is, mag u deze injectie niet krijgen.
Vertel het
meteen aan uw arts of verpleegkundige.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Gebruik Dynastat niet als u momenteel een maag- of darmzweer of maagdarmbloeding heeft.
Gebruik Dynastat niet als u een ernstige leverziekte heeft.
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt:
als u eerder een zweer, bloeding of perforatie van het maagdarmkanaal heeft gehad
als u acetylsalicylzuur (aspirine) of andere NSAID's (bijv. ibuprofen) gebruikt
als u rookt of alcohol drinkt
als u suikerziekte (diabetes) heeft
als u hartkramp (angina), bloedstolsels (klonters), een hoge bloeddruk of verhoogde cholesterol
heeft
als u aggregatieremmers gebruikt
als u vocht vasthoudt (oedeem)
als u een lever- of nierziekte heeft
als u uitgedroogd bent ­ dit kan gebeuren wanneer u diarree heeft gehad of heeft overgegeven of
als u niet heeft kunnen drinken
als u een infectie heeft, aangezien dit geneesmiddel koorts kan onderdrukken (wat een teken is
van infectie)
als u geneesmiddelen gebruikt om bloedstolsels (klonters) tegen te gaan (bijv.
warfarine/warfarineachtige anticoagulantia of nieuwe orale antistollingsmiddelen, bijv.
apixaban, dabigatran en rivaroxaban)
als u corticosteroïden gebruikt (bijv. prednison)
als u een geneesmiddel tegen depressie gebruikt behorende tot de groep selectieve
serotonineheropnameremmers (bijv. sertraline)
Dynastat kan een verhoging van de bloeddruk of een verergering van een bestaande hoge bloeddruk
veroorzaken waardoor u een grotere kans heeft op met hartaandoeningen geassocieerde bijwerkingen.
Uw arts wil mogelijk uw bloeddruk gedurende de behandeling met Dynastat controleren.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Kinderen en jongeren onder de 18 jaar dienen geen Dynastat te krijgen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Dynastat nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
verpleegkundige. Geneesmiddelen kunnen soms elkaars werking beïnvloeden. Uw arts kan eventueel
de dosis Dynastat of de dosis van de andere geneesmiddelen verlagen, of het is mogelijk dat u een
ander geneesmiddel moet gebruiken. Het is vooral belangrijk om de volgende geneesmiddelen te
noemen:
Acetylsalicylzuur (aspirine) of andere ontstekingsremmende geneesmiddelen
Fluconazol ­ gebruikt bij schimmelinfecties
ACE-remmers, angiotensine II-remmers, bètablokkers en diuretica ­ gebruikt bij hoge
bloeddruk en hartaandoeningen
Ciclosporine of tacrolimus - gebruikt na transplantaties
Warfarine ­ of andere warfarineachtige geneesmiddelen gebruikt om bloedstolsels (klonters) te
voorkomen, waaronder nieuwere geneesmiddelen zoals apixaban, dabigatran en rivaroxaban
Lithium ­ om depressie (ernstige neerslachtigheid) te behandelen
Rifampicine ­ gebruikt bij bacteriële infecties
Anti-aritmica ­ gebruikt om een onregelmatige hartslag te behandelen
Fenytoïne of carbamazepine ­ gebruikt bij epilepsie
Methotrexaat ­ gebruikt bij reumatoïde artritis en kanker
Diazepam ­ gebruikt bij verdoving en angst
Omeprazol ­ gebruikt bij de behandeling van zweren
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid

als u zwanger bent of zwanger wilt worden, moet u dit aan uw arts vertellen. Dynastat wordt
niet aanbevolen tijdens de eerste 6 maanden van de zwangerschap en u mag geen Dynastat
krijgen tijdens de laatste drie maanden van de zwangerschap.

als u borstvoeding geeft, mag u geen Dynastat krijgen, daar er een kleine hoeveelheid Dynastat
zal worden overgedragen in uw moedermelk.
NSAID's, waaronder Dynastat, kunnen het moeilijker maken om zwanger te worden. U moet
het uw arts vertellen als u van plan bent zwanger te worden of als u het u niet lukt om zwanger
te worden.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Wanneer u zich door de injecties duizelig of moe voelt, moet u niet deelnemen aan het verkeer en geen
machines bedienen, totdat u zich weer beter voelt.
Dynastat bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dynastat wordt u toegediend door een arts of verpleegkundige. Voordat zij u de injectie geven, zullen
zij het poeder oplossen en vervolgens de oplossing inspuiten in een ader of spier. De injectie kan snel
en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande intraveneuze infusielijn (een dunne
buis die in een ader loopt) of de injectie kan langzaam en diep in de spier worden toegediend. U zult
Dynastat alleen voor een korte periode krijgen en alleen voor verlichting van pijn.
De aanbevolen dosis om mee te beginnen is 40 mg.
Men mag u 6 tot 12 uur na de eerste dosis nog een dosis geven, van 20 mg of van 40 mg.
Men mag u niet meer dan 80 mg in 24 uur geven.
Aan sommige mensen kan een lagere dosis worden gegeven:

Mensen met leveraandoeningen
Mensen met ernstige nieraandoeningen
Patiënten ouder dan 65 jaar en met een gewicht lager dan 50 kg
Mensen die fluconazol gebruiken.
Indien Dynastat samen met sterke pijnstillers (opioïde analgetica genaamd) zoals morfine
gebruikt wordt
, zal de Dynastat dosis dezelfde zijn als hierboven beschreven.
Indien u meer Dynastat toegediend krijgt dan nodig, kunt u bijwerkingen krijgen die gerapporteerd
zijn met de aanbevolen doseringen.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Stop het gebruik van Dynastat en licht uw arts onmiddellijk in:
als u huiduitslag of zweren ontwikkelt op om het even welk lichaamsdeel (bv. huid, mond,
ogen, gezicht, lippen of tong) of als u enig ander teken van een allergische reactie ontwikkelt
zoals huiduitslag, zwelling van het gezicht, de lippen of de tong wat een piepende ademhaling
kan veroorzaken, problemen bij het ademen of slikken ­ dit komt zelden voor
als uw huid blaarvorming of afschilfering vertoont- dit komt zelden voor
de eerste symptomen van huidreacties kunnen op elk moment ontstaan, maar komen meestal
tijdens de eerste maand van de behandeling voor; de mate waarin deze voorvallen gemeld
werden, blijkt groter te zijn voor valdecoxib, een geneesmiddel gerelateerd aan parecoxib,
vergeleken met andere COX-2-remmers
als u geelzucht heeft (uw huid of het wit van uw ogen lijkt geel)
als u tekenen van maagbloeding of darmbloeding vertoont, zoals een zwarte of bloederige
ontlasting of bloed braken
Zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers

misselijkheid
Vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
Verandering in uw bloeddruk (omhoog of omlaag)
U kunt pijn in uw rug krijgen
U kunt dikke enkels, benen en voeten krijgen (vochtophoping)
U kunt zich verdoofd voelen (uw huid kan de gevoeligheid voor pijn en aanraking verliezen)
U kunt last krijgen van braken, maagpijn, een verstoorde spijsvertering, obstipatie (verstopping)
en een opgeblazen gevoel en winderigheid
Testen kunnen een afwijkende werking van de nieren laten zien
U kunt zich opgewonden voelen of moeite hebben met slapen
Duizeligheid
Er bestaat een risico op bloedarmoede (anemie) - wijzigingen in rode bloedcellen na een
operatie die voor vermoeidheid en benauwdheid kunnen zorgen
U kunt een zere keel of een zware ademhaling krijgen (kortademigheid)
Uw huid kan jeuken
U produceert mogelijk minder urine dan normaal
Ontsteking en pijn van de tandholte na het uittrekken van een tand
Overmatig zweten
Lage kaliumwaarden in bloedtestresultaten
Soms: komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers

Hartaanval
Er is een risico op een hersenaandoening, bijvoorbeeld een beroerte of een TIA (voorbijgaande
afsluiting van een bloedvat in de hersenen)/mini-beroerte of angina, beklemming of blokkades
van bloedvaten naar het hart of de hersenen
Bloedstolsels in de longen
Verergering van hoge bloeddruk
Zweren in het spijsverteringskanaal, chronische maagzuurreflux
Uw hartslag kan trager zijn
Lage bloeddruk in staande positie
Bloedtesten kunnen een afwijkende werking van de lever laten zien
U zou makkelijker blauwe plekken kunnen krijgen door een laag aantal bloedplaatjes
Een operatiewond kan gaan ontsteken, abnormale afscheiding uit chirurgische wonden
Huidverkleuring of huidbezering
Complicaties van de huidgenezing na een operatie
Hoge suikerwaarden in bloedtesten
Pijn of reactie op de injectieplaats
Huiduitslag (rash) of toegenomen jeukende huiduitslag (netelroos)
Anorexie (verlies van eetlust)
Gewrichtspijn
Hoge waarden van bloedenzymen in bloedonderzoeken die duiden op een verwonding of stress
van het hart, de hersenen of spierweefsel
Droge mond
Spierzwakte
Oorpijn
Ongewone buikgeluiden
Zelden: komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers

Huiduitslag of zweren op om het even welk lichaamsdeel (bv. huid, mond, ogen, gezicht, lippen
of tong), of enig ander teken van allergische reacties zoals huiduitslag, zwelling van het gezicht,
de lippen en de tong, piepende ademhaling, problemen bij het ademen of slikken (mogelijk
fataal)
Zwelling, blaarvorming of afschilfering van de huid
Acuut nierfalen
Hepatitis (ontstoken lever)
Slokdarmontsteking (oesofagus)
Alvleesklierontsteking (kan leiden tot maagpijn)
Niet bekend: kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
Wegvallen of flauwvallen door een zeer lage bloeddruk
Hartfalen
Nierfalen
Snelle of onregelmatige hartslag
Kortademigheid
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en op
het etiket van de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
De oplossing die geïnjecteerd wordt, dient een heldere, kleurloze oplossing te zijn. Als de
injectievloeistof
vaste deeltjes bevat of als het poeder of de oplossing verkleurd is, zal de oplossing
niet gebruikt worden.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is parecoxib (als parecoxibnatrium). Elke injectieflacon bevat
40 mg parecoxib, aanwezig als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel, levert dit 20 mg/ml parecoxib. Na reconstitutie in natriumchloride-oplossing
9 mg/ml (0,9%) bevat Dynastat ongeveer 0,44 mEq natrium per injectieflacon.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Dinatriumwaterstoffosfaat
Fosforzuur en/of natriumhydroxide (voor aanpassen van de pH).
Hoe ziet Dynastat eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dynastat is beschikbaar als wit tot gebroken wit poeder.
Het poeder wordt bewaard in kleurloze glazen injectieflacons (5 ml) met een stop, verzegeld met een
aluminium afsluiting en een paarse afdrukbare kap.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje.
Pfizer NV/SA
Tel: +370 5 251 4000
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11

Magyarország
,
Pfizer Kft.
.: +359 2 970 4333
Tel: +36 1 488 37 00
Malta
Pfizer, spol. s r.o.
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +420 283 004 111
Tel: +356 21344610
Danmark
Nederland
Pfizer ApS
Pfizer bv
Tlf: +45 44 20 11 00
Tel: +31 (0)800 63 34 636
Deutschland
Norge
Pfizer Pharma GmbH
Pfizer AS
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Tlf: +47 67 52 61 00
Eesti
Österreich
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
Tel: +372 666 7500
Tel: +43 (0)1 521 15-0

Polska
PFIZER A.E.
Pfizer Polska Sp. z o.o.
: +30 210 6785800
Tel.: +48 22 335 61 00
España
Portugal
Pfizer, S.L.
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +34 91 490 99 00
Tel: +351 21 423 5500
France
România
Pfizer
Pfizer Romania S.R.L.
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Tel: +40 (0)21 207 28 00
Hrvatska
Slovenija
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: +385 1 3908 777
Pfizer, podruznica za svetovanje s podrocja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: +386 (0)152 11 400
Ireland
Slovenská republika
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL, organizacná zlozka
Tel: 1800 633 363 (toll free)
Tel: +421 2 3355 5500
+ 44 (0)1304 616161
Ísland
Suomi/Finland
Icepharma hf.
Pfizer Oy
Sími: +354 540 8000
Puh/Tel: +358(0)9 43 00 40
Italia
Sverige
Pfizer S.r.l.
Pfizer AB
Tel: +39 06 33 18 21
Tel: +46 (0)8 550 520 00

United Kingdom (Northern Ireland)
PFIZER .. (Cyprus Branch)
Pfizer Limited
: +357 22817690
Tel: +44 (0)1304 616161
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filile Latvij
Tel: +371 670 35 775
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Dosering:
De aanbevolen dosis is 40 mg intraveneus (i.v.) of intramusculair (i.m.), gevolgd door 20 mg of 40 mg
elke 6 tot 12 uur, naargelang de behoefte, met een maximale dosering van 80 mg per dag. De i.v.
bolusinjectie kan snel en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande i.v.
infusielijn. De i.m. injectie dient langzaam en diep in de spier te worden toegediend.
Er is beperkte klinische ervaring met behandeling met Dynastat gedurende meer dan drie dagen.
Aangezien het cardiovasculaire risico van selectieve cyclo-oxygenase-2-remmers (COX-2-remmers)
kan toenemen met de dosis en duur van de blootstelling dient de kortst mogelijke behandelingsduur en
de laagste effectieve dagdosis gebruikt te worden.
Tijdens postmarketingervaring met parecoxib zijn gevallen van ernstige hypotensie gemeld vlak na
toediening van parecoxib. Sommige van deze gevallen zijn opgetreden zonder andere verschijnselen
van anafylaxie. De arts dient voorbereid te zijn om ernstige hypotensie te behandelen.
Toediening gebeurt via intramusculaire (i.m.) of intraveneuze (i.v.) injectie. De i.m. injectie moet
traag en diep in de spier worden toegediend en de i.v. bolusinjectie mag snel en rechtstreeks in een
ader of een bestaande i.v.-lijn worden gegeven.
Toediening anders dan IV of IM
Toedieningswijzen anders dan IV of IM (bijvoorbeeld intra-articulair, intrathecaal) zijn niet
onderzocht en dienen niet toegepast te worden.
Oplosmiddelen voor reconstitutie
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden
met andere geneesmiddelen en mag enkel
gereconstitueerd worden met één van de volgende:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie; of
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie.
De volgende oplossingen kunnen
niet gebruikt worden voor reconstitutie:
Reconstitueren met Ringer's lactaatoplossing voor injectie of 50 mg/ml (5%) glucose in
Ringer's lactaatoplossing voor injectie leidt tot precipitatie van parecoxib en is daarom
niet
aanbevolen.
Het gebruik van steriel water voor injecties wordt
niet aanbevolen, omdat de resulterende
oplossing
niet isotoon is.
Instructies voor reconstitutie
Maak gebruik van aseptische bereidingstechnieken om gelyofiliseerd parecoxib (als
parecoxibnatrium) te reconstitueren.
40 mg injectieflacon: Verwijder de paarse afdrukbare kap van de parecoxib 40 mg injectieflacon om
het centrale deel van de rubberen stop vrij te maken. Neem, met een steriele naald en spuit, 2 ml van
een aanvaardbaar oplosmiddel en breng de naald door het centrale deel van de rubberen stop heen en
breng zo het oplosmiddel in de parecoxib 40 mg injectieflacon.
Los het poeder volledig op door middel van een zachte draaibeweging en inspecteer het
gereconstitueerde product voor gebruik.
De gereconstitueerde oplossing mag niet gebruikt worden wanneer deze verkleurd of troebel is of
wanneer er deeltjes zichtbaar zijn.
Verenigbaarheid met i.v.-lijn oplossingen
Er kan neerslag ontstaan als Dynastat in oplossing wordt gecombineerd met andere geneesmiddelen.
Daarom mag Dynastat noch tijdens reconstitutienoch tijdens injectie gemengd worden met andere
geneesmiddelen. Bij patiënten bij wie dezelfde i.v. infusielijn gebruikt moet worden om een ander
geneesmiddel te injecteren, dient de i.v.-lijn vóór en na de Dynastat injectie afdoende gespoeld te
worden met een verenigbare oplossing.
Na reconstitutie met geschikte oplosmiddelen, mag Dynastat enkel i.v. of i.m. of via i.v.-lijnen
geïnjecteerd worden die de volgende oplossingen leveren:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie;
of
Ringer's lactaatoplossing voor injectie
Het wordt niet aanbevolen in een i.v.-lijn te injecteren, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer's
lactaatoplossing voor injectie of andere i.v.-vloeistoffen dan die vermeld in deze rubriek worden
toegediend, omdat dit kan leiden tot precipitatie van parecoxib uit de oplossing.
De oplossing is enkel bestemd voor eenmalig gebruik en mag niet bewaard worden in een
koelkast of diepvriezer.
Het is aangetoond dat de gereconstitueerde oplossing tot 24 uur bij 25C
chemisch en fysisch stabiel is. Derhalve dient 24 uur als de maximale houdbaarheid van het
gereconstitueerde product beschouwd te worden. Echter, vanwege het belang van het risico op
microbiologische infectie bij injecteerbare producten dient de bereide oplossing onmiddellijk gebruikt
te worden, tenzij reconstitutie plaatsgevonden heeft onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
condities. Tenzij voldaan wordt aan dergelijke vereisten, zijn de bewaartijden en bewaarcondities vóór
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en zullen deze normaliter niet langer dan 12 uur bij
25C zijn.
Dynastat 40 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
parecoxib
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Dynastat en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Dynastat en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Dynastat bevat de actieve stof parecoxib.
Dynastat wordt gebruikt voor de kortdurende behandeling van pijn na een operatie bij volwassenen.
Het behoort tot de groep van geneesmiddelen die COX-2-remmers (een afkorting voor cyclo-
oxygenase-2-remmers
) wordt genoemd. Pijn en zwelling worden soms veroorzaakt door stoffen in het
lichaam die prostaglandinen worden genoemd. Dynastat werkt door de hoeveelheid van deze
prostaglandinen te verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft een ernstige allergische reactie (voornamelijk een ernstige huidreactie) gehad op om het
even welk geneesmiddel
U heeft een allergische reactie gehad op een groep van geneesmiddelen genaamd
'sulfonamiden' (bijv. sommige antibiotica gebruikt om infecties te behandelen)
U heeft momenteel een maag- of darmzweer of een bloeding in de maag of darm
U heeft een allergische reactie gehad op acetylsalicylzuur (aspirine), op andere NSAID's (bijv.
ibuprofen) of op COX-2-remmers. Deze reacties kunnen zijn: een piepende ademhaling
(bronchospasme), ernstig verstopte neus, een jeukende huid, huiduitslag of een zwelling van het
gezicht, lippen of tong, andere allergische reacties of neuspoliepen na het gebruik van deze
geneesmiddelen
U bent meer dan 6 maanden zwanger
U geeft borstvoeding
U heeft een ernstige leverziekte
U heeft een darmontsteking (colitis ulcerosa of de ziekte van Crohn)
U heeft een verzwakt hart
U zal binnenkort een hartoperatie of een operatie aan uw slagaders (inclusief een coronaire
bypassprocedure) ondergaan
U heeft een aangetoonde hartziekte en/of cerebrovasculaire ziekte bijv. als u een hartinfarct,
beroerte, lichte beroerte (TIA) of verstoppingen van de bloedvaten naar het hart of de hersenen
heeft gehad of als u een operatie heeft gehad om verstoppingen weg te halen of te overbruggen
U heeft problemen met uw bloedsomloop of u heeft problemen gehad (perifeer arterieel
vaatlijden).
Als één van bovenstaande zaken op u van toepassing is, mag u deze injectie niet krijgen.
Vertel het
meteen aan uw arts of verpleegkundige.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Gebruik Dynastat niet als u momenteel een maag- of darmzweer of maagdarmbloeding heeft.
Gebruik Dynastat niet als u een ernstige leverziekte heeft.
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt:
als u eerder een zweer, bloeding of perforatie van het maagdarmkanaal heeft gehad
als u acetylsalicylzuur (aspirine) of andere NSAID's (bijv. ibuprofen) gebruikt
als u rookt of alcohol drinkt
als u suikerziekte (diabetes) heeft
als u hartkramp (angina), bloedstolsels (klonters), een hoge bloeddruk of verhoogde cholesterol
heeft
als u aggregatieremmers gebruikt
als u vocht vasthoudt (oedeem)
als u een lever- of nierziekte heeft
als u uitgedroogd bent ­ dit kan gebeuren wanneer u diarree heeft gehad of heeft overgegeven of
als u niet heeft kunnen drinken
als u een infectie heeft, aangezien dit geneesmiddel koorts kan onderdrukken (wat een teken is
van infectie)
als u geneesmiddelen gebruikt om bloedstolsels (klonters) tegen te gaan (bv.
warfarine/warfarineachtige anticoagulantia of nieuwe orale antistollingsmiddelen, bijv.
apixaban, dabigatran en rivaroxaban)
als u corticosteroïden gebruikt (bijv. prednison)
als u een geneesmiddel tegen depressie gebruikt behorende tot de groep selectieve
serotonineheropnameremmers (bijv. sertraline)
Dynastat kan een verhoging van de bloeddruk of een verergering van een bestaande hoge bloeddruk
veroorzaken waardoor u een grotere kans heeft op met hartaandoeningen geassocieerde bijwerkingen.
Uw arts wil mogelijk uw bloeddruk gedurende de behandeling met Dynastat controleren.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Kinderen en jongeren onder de 18 jaar dienen geen Dynastat te krijgen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Dynastat nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
verpleegkundige. Geneesmiddelen kunnen soms elkaars werking beïnvloeden. Uw arts kan eventueel
de dosis Dynastat of de dosis van de andere geneesmiddelen verlagen, of het is mogelijk dat u een
ander geneesmiddel moet gebruiken. Het is vooral belangrijk om de volgende geneesmiddelen te
noemen:
Acetylsalicylzuur (aspirine) of andere ontstekingsremmende geneesmiddelen
Fluconazol ­ gebruikt bij schimmelinfecties
ACE-remmers, angiotensine II-remmers, bètablokkers en diuretica ­ gebruikt bij hoge
bloeddruk en hartaandoeningen
Ciclosporine of tacrolimus - gebruikt na transplantaties
Warfarine ­ of andere warfarineachtige geneesmiddelen gebruikt om bloedstolsels (klonters) te
voorkomen, waaronder nieuwere geneesmiddelen zoals apixaban, dabigatran en rivaroxaban
Lithium ­ om depressie (ernstige neerslachtigheid) te behandelen
Rifampicine ­ gebruikt bij bacteriële infecties
Anti-aritmica ­ gebruikt om een onregelmatige hartslag te behandelen
Fenytoïne of carbamazepine ­ gebruikt bij epilepsie
Methotrexaat ­ gebruikt bij reumatoïde artritis en kanker
Diazepam ­ gebruikt bij verdoving en angst
Omeprazol ­ gebruikt bij de behandeling van zweren
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid

als u zwanger bent of zwanger wilt worden, moet u dit aan uw arts vertellen. Dynastat wordt
niet aanbevolen tijdens de eerste 6 maanden van de zwangerschap en u mag geen Dynastat
krijgen tijdens de laatste drie maanden van de zwangerschap.

als u borstvoeding geeft, mag u geen Dynastat krijgen, daar er een kleine hoeveelheid Dynastat
zal worden overgedragen in uw moedermelk.
NSAID's, waaronder Dynastat, kunnen het moeilijker maken om zwanger te worden. U moet
het uw arts vertellen als u van plan bent zwanger te worden of als u het u niet lukt om zwanger
te worden.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Wanneer u zich door de injecties duizelig of moe voelt, moet u niet deelnemen aan het verkeer en geen
machines bedienen, totdat u zich weer beter voelt.
Dynastat bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij'is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dynastat wordt u toegediend door een arts of verpleegkundige. Voordat zij u de injectie geven, zullen
zij het poeder oplossen en vervolgens de oplossing inspuiten in een ader of spier. De injectie kan snel
en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande intraveneuze infusielijn (een dunne
buis die in een ader loopt) of de injectie kan langzaam en diep in de spier worden toegediend. U zult
Dynastat alleen voor een korte periode krijgen en alleen voor verlichting van pijn.
De aanbevolen dosis om mee te beginnen is 40 mg.
Men mag u 6 tot 12 uur na de eerste dosis nog een dosis geven, van 20 mg of van 40 mg.
Men mag u niet meer dan 80 mg in 24 uur geven.
Aan sommige mensen kan een lagere dosis worden gegeven:

Mensen met leveraandoeningen
Mensen met ernstige nieraandoeningen
Patiënten ouder dan 65 jaar en met een gewicht lager dan 50 kg
Mensen die fluconazol gebruiken.
Indien Dynastat samen met sterke pijnstillers (opioïde analgetica genaamd) zoals morfine
gebruikt wordt
, zal de Dynastat dosis dezelfde zijn als hierboven beschreven.
Indien u meer Dynastat toegediend krijgt dan nodig, kunt u bijwerkingen krijgen die gerapporteerd
zijn met de aanbevolen doseringen.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Stop het gebruik van Dynastat en licht uw arts onmiddellijk in:
als u huiduitslag of zweren ontwikkelt op om het even welk lichaamsdeel (bv. huid, mond,
ogen, gezicht, lippen of tong) of als u enig ander teken van een allergische reactie ontwikkelt
zoals huiduitslag, zwelling van het gezicht, de lippen of de tong wat een piepende ademhaling
kan veroorzaken, problemen bij het ademen of slikken ­ dit komt
zelden voor
als uw huid blaarvorming of afschilfering vertoont- dit komt
zelden voor
de eerste symptomen van huidreacties kunnen op elk moment ontstaan, maar komen meestal
tijdens de eerste maand van de behandeling voor; de mate waarin deze voorvallen gemeld
werden, blijkt groter te zijn voor valdecoxib, een geneesmiddel gerelateerd aan parecoxib,
vergeleken met andere COX-2-remmers
als u geelzucht heeft (uw huid of het wit van uw ogen lijkt geel)
als u tekenen van maagbloeding of darmbloeding vertoont, zoals een zwarte of bloederige
ontlasting of bloed braken
Zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers

misselijkheid
Vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
Verandering in uw bloeddruk (omhoog of omlaag)
U kunt pijn in uw rug krijgen
U kunt dikke enkels, benen en voeten krijgen (vochtophoping)
U kunt zich verdoofd voelen (uw huid kan de gevoeligheid voor pijn en aanraking verliezen)
U kunt last krijgen van braken, maagpijn, een verstoorde spijsvertering, obstipatie (verstopping)
en een opgeblazen gevoel en winderigheid
Testen kunnen een afwijkende werking van de nieren laten zien
U kunt zich opgewonden voelen of moeite hebben met slapen
Duizeligheid
Er bestaat een risico op bloedarmoede (anemie) - wijzigingen in rode bloedcellen na een
operatie die voor vermoeidheid en benauwdheid kunnen zorgen
U kunt een zere keel of problemen met de ademhaling krijgen (kortademigheid)
Uw huid kan jeuken
U produceert mogelijk minder urine dan normaal
Ontsteking en pijn van de tandholte na het uittrekken van een tand
Overmatig zweten
Lage kaliumwaarden in bloedtestresultaten
Soms: komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers

Hartaanval
Er is een risico op een hersenaandoening, bijvoorbeeld een beroerte of een TIA (voorbijgaande
afsluiting van een bloedvat in de hersenen)/mini-beroerte of angina, beklemming of blokkades
van bloedvaten naar het hart of de hersenen
Bloedstolsels in de longen
Verergering van hoge bloeddruk
Zweren in het spijsverteringskanaal, chronische maagzuurreflux
Uw hartslag kan trager zijn
Lage bloeddruk in staande positie
Bloedtesten kunnen een afwijkende werking van de lever laten zien
U kunt makkelijker blauwe plekken krijgen door een laag aantal bloedplaatjes
Een operatiewond kan gaan ontsteken, abnormale afscheiding uit chirurgische wonden
Huidverkleuring of huidbezering
Complicaties van de huidgenezing na een operatie
Hoge suikerwaarden in bloedtesten
Pijn of reactie op de injectieplaats
Huiduitslag (rash) of toegenomen jeukende huiduitslag (netelroos)
Anorexie (verlies van eetlust)
Gewrichtspijn
Hoge waarden van bloedenzymen in bloedonderzoeken die duiden op een verwonding of stress
van het hart, de hersenen of spierweefsel
Droge mond
Spierzwakte
Oorpijn
Ongewone buikgeluiden
Zelden: komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers

Huiduitslag of zweren op om het even welk lichaamsdeel (bijv. huid, mond, ogen, gezicht,
lippen of tong), of enig ander teken van allergische reacties zoals huiduitslag, zwelling van het
gezicht, de lippen en de tong, piepende ademhaling, problemen bij het ademen of slikken
(mogelijk fataal)
Zwelling, blaarvorming of afschilfering van de huid
Acuut nierfalen
Hepatitis (ontstoken lever)
Slokdarmontsteking (oesofagus)
Alvleesklierontsteking (kan leiden tot maagpijn)
Niet bekend: kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
Wegvallen of flauwvallen door een zeer lage bloeddruk
Hartfalen
Nierfalen
Snelle of onregelmatige hartslag
Kortademigheid
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en op
het etiket van de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities vóór reconstitutie.
De oplossing die geïnjecteerd wordt, dient een heldere, kleurloze oplossing te zijn.
Als de injectievloeistof
vaste deeltjes bevat of als het poeder of de oplossing verkleurd is, zal de
oplossing niet gebruikt worden.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is parecoxib (als parecoxibnatrium). Elke injectieflacon bevat
40 mg parecoxib, aanwezig als 42,36 mg parecoxibnatrium. Na reconstitutie met 2 ml
oplosmiddel, levert dit 20 mg/ml parecoxib. Na reconstitutie in natriumchloride-oplossing
9 mg/ml (0,9%) bevat Dynastat ongeveer 0,44 mEq natrium per injectieflacon.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Poeder
Dinatriumwaterstoffosfaat
Fosforzuur en/of natriumhydroxide (voor aanpassen van de pH).
Oplosmiddel
Natriumchloride
Zoutzuur of natriumhydroxide (voor aanpassen van de pH)
Water voor injecties.
Hoe ziet Dynastat eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dynastat is beschikbaar als wit tot gebroken wit poeder.
Het poeder wordt bewaard in kleurloze glazen injectieflacons (5 ml) met een stop, verzegeld met een
aluminium afsluiting en een paarse afdrukbare kap.
Het oplosmiddel wordt bewaard in kleurloze, neutrale glazen ampullen (2 ml).
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje.
Pfizer NV/SA
Tel: +370 5 251 4000
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
Magyarország
,
Pfizer Kft.
.: +359 2 970 4333
Tel.: +36 1 488 37 00
Ceská republika
Malta
Pfizer, spol. s r.o.
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +420 283 004 111
Tel: +356 21344610
Danmark
Nederland
Pfizer ApS
Pfizer bv
Tlf: +45 44 20 11 00
Tel: +31 (0)800 63 34 636
Deutschland
Norge
Pfizer Pharma GmbH
Pfizer AS
Tel:+49 (0)30 550055-51000
Tlf: +47 67 52 61 00
Eesti
Österreich
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
Tel: +372 666 7500
Tel: +43 (0)1 521 15-0

Polska
PFIZER A.E.
Pfizer Polska Sp. z o.o.
: +30 210 6785800
Tel.: +48 22 335 61 00
España
Portugal
Pfizer, S.L.
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +34 91 490 99 00
Tel: +351 21 423 5500
France
România
Pfizer
Pfizer Romania S.R.L.
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Tel: +40 (0)21 207 28 00
Hrvatska
Slovenija
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: +385 1 3908 777
Pfizer, podruznica za svetovanje s podrocja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: +386 (0)152 11 400
Ireland
Slovenská republika
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL, organizacná zlozka
Tel: 1800 633 363 (toll free)
Tel: +421 2 3355 5500
+44 (0)1304 616161
Ísland
Suomi/Finland
Icepharma hf.
Pfizer Oy
Sími: +354 540 8000
Puh/Tel: +358(0)9 43 00 40
Italia
Sverige
Pfizer S.r.l.
Pfizer AB
Tel: +39 06 33 18 21
Tel: +46 (0)8 550 520 00

United Kingdom (Northern Ireland)
PFIZER .. (Cyprus Branch)
Pfizer Limited
: +357 22817690
Tel: +44 (0)1304 616161
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in <{MM/JJJJ}><{maand JJJJ}>.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Dosering:
De aanbevolen dosis is 40 mg intraveneus (i.v.) of intramusculair (i.m.), gevolgd door 20 mg of 40 mg
elke 6 tot 12 uur, naargelang de behoefte, met een maximale dosering van 80 mg per dag. De i.v.
bolusinjectie kan snel en rechtstreeks in een ader worden toegediend of via een bestaande i.v.
infusielijn. De i.m. injectie dient langzaam en diep in de spier te worden toegediend.
Er is beperkte klinische ervaring met behandeling met Dynastat gedurende meer dan drie dagen.
Aangezien het cardiovasculaire risico van selectieve cyclo-oxygenase-2-remmers (COX-2-remmers)
kan toenemen met de dosis en duur van de blootstelling dient de kortst mogelijke behandelingsduur en
de laagste effectieve dagdosis gebruikt te worden.
Tijdens postmarketingervaring met parecoxib zijn gevallen van ernstige hypotensie gemeld vlak na
toediening van parecoxib. Sommige van deze gevallen zijn opgetreden zonder andere verschijnselen
van anafylaxie. De arts dient voorbereid te zijn om ernstige hypotensie te behandelen.
Toediening gebeurt via intramusculaire (i.m.) of intraveneuze (i.v.) injectie. De i.m. injectie moet
traag en diep in de spier worden toegediend en de i.v. bolusinjectie mag snel en rechtstreeks in een
ader of een bestaande i.v.-lijn worden gegeven.
Toediening anders dan IV of IM
Toedieningswijzen anders dan IV of IM (bijvoorbeeld intra-articulair, intrathecaal) zijn niet
onderzocht en dienen niet toegepast te worden.
Oplosmiddelen voor reconstitutie
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden
met andere geneesmiddelen en mag enkel
gereconstitueerd worden met één van de volgende:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie; of
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie.
De volgende oplossingen kunnen
niet gebruikt worden voor reconstitutie:
Reconstitueren met Ringer's lactaatoplossing voor injectie of 50 mg/ml (5%) glucose in
Ringer's lactaatoplossing voor injectie leidt tot precipitatie van parecoxib en is daarom
niet
aanbevolen.
Het gebruik van steriel water voor injecties wordt
niet aanbevolen, omdat de resulterende
oplossing niet isotoon is.
Instructies voor reconstitutie
Maak gebruik van aseptische bereidingstechnieken om gelyofiliseerd parecoxib (als
parecoxibnatrium) te reconstitueren.
40 mg injectieflacon: Verwijder de paarse afdrukbare kap van de parecoxib 40 mg injectieflacon om
het centrale deel van de rubberen stop vrij te maken. Neem, met een steriele naald en spuit, 2 ml van
een aanvaardbaar oplosmiddel en breng de naald door het centrale deel van de rubberen stop heen en
breng zo het oplosmiddel in de parecoxib 40 mg injectieflacon.
Los het poeder volledig op door middel van een zachte draaibeweging en inspecteer het
gereconstitueerde product voor gebruik.
De gereconstitueerde oplossing mag niet gebruikt worden wanneer deze verkleurd of troebel is of
wanneer er deeltjes zichtbaar zijn.
Verenigbaarheid met i.v.-lijn oplossingen
Er kan neerslag ontstaan als Dynastat in oplossing wordt gecombineerd met andere geneesmiddelen.
Daarom mag Dynastat noch tijdens reconstitutie noch tijdens injectie gemengd worden met andere
geneesmiddelen. Bij patiënten bij wie dezelfde i.v. infusielijn gebruikt moet worden om een ander
geneesmiddel te injecteren, dient de i.v.-lijn vóór en na de Dynastat injectie afdoende gespoeld te
worden met een verenigbare oplossing.
Na reconstitutie met geschikte oplosmiddelen, mag Dynastat enkel i.v. of i.m. of via i.v.-lijnen
geïnjecteerd worden die volgende oplossingen leveren:
9 mg/ml (0,9%) natriumchloride-oplossing voor injectie/infusie;
50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor intraveneuze infusie;
4,5 mg/ml (0,45%) natriumchloride- en 50 mg/ml (5%) glucose-oplossing voor injectie/infusie;
of
Ringer's lactaatoplossing voor injectie
Het wordt niet aanbevolen in een i.v.-lijn te injecteren, waarmee 50 mg/ml (5%) glucose in Ringer's
lactaatoplossing voor injectie of andere i.v.-vloeistoffen dan die vermeld in deze rubriek worden
toegediend, omdat dit kan leiden tot precipitatie van parecoxib uit de oplossing.
De oplossing is enkel bestemd voor eenmalig gebruik en mag niet bewaard worden in een
koelkast of diepvriezer.
Het is aangetoond dat de gereconstitueerde oplossing tot 24 uur bij 25C
chemisch en fysisch stabiel is. Derhalve dient 24 uur als de maximale houdbaarheid van het
gereconstitueerde product beschouwd te worden. Echter, vanwege het belang van het risico op
microbiologische infectie bij injecteerbare producten dient de bereide oplossing onmiddellijk gebruikt
te worden, tenzij reconstitutie plaatsgevonden heeft onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
condities. Tenzij voldaan wordt aan dergelijke vereisten, zijn de bewaartijden en bewaarcondities vóór
gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en zullen deze normaliter niet langer dan 12 uur bij
25C zijn.

Heb je dit medicijn gebruikt? Dynastat 40 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Dynastat 40 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Dynastat 40 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG