Faslodex 250 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Faslodex 250 mg oplossing voor injectie.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén voorgevulde spuit bevat 250 mg fulvestrant in 5 ml oplossing.
Hulpstof(fen) met bekend effect (per 5 ml):
Ethanol (96%, 500 mg)
Benzylalcohol (500 mg)
Benzylbenzoaat (750 mg)
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie.
Heldere, kleurloze tot gele, viskeuze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Faslodex wordt gebruikt
als monotherapie voor de behandeling van oestrogeenreceptor positieve, lokaal gevorderde of
gemetastaseerde borstkanker bij postmenopauzale vrouwen:
die niet eerder zijn behandeld met endocriene therapie, of
met recidief tijdens of na adjuvante anti-oestrogeenbehandeling, of progressie van de ziekte
tijdens een anti-oestrogeenbehandeling.
in combinatie met palbociclib voor de behandeling van hormoonreceptor (HR)-positieve,
human epidermal growth factor receptor 2 (HER2)-negatieve, lokaal gevorderde of
gemetastaseerde borstkanker bij vrouwen die eerder zijn behandeld met endocriene therapie
(zie rubriek 5.1).
Bij pre- of perimenopauzale vrouwen moet de combinatiebehandeling met palbociclib worden
gecombineerd met een luteïniserend hormoon releasing hormoon (LHRH)-agonist.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassen vrouwen (inclusief ouderen)
2
De aanbevolen dosis bedraagt 500 mg met intervallen van één maand, met een aanvullende 500 mg dosis,
twee weken na de initiële dosis.
Wanneer Faslodex wordt gebruikt in combinatie met palbociclib, dient ook de Samenvatting van de
productkenmerken van palbociclib te worden geraadpleegd.
Voorafgaand aan de behandeling met de combinatie van Faslodex plus palbociclib, en tijdens de gehele
duur van de behandeling, dienen pre-/perimenopauzale vrouwen te worden behandeld met LHRH-
agonisten volgens de plaatselijke klinische standaard van zorg.
Speciale patiënten
Nierinsufficiëntie
Er worden geen dosisaanpassingen aanbevolen bij patiënten met milde tot matige nierinsufficiëntie
(creatinineklaring
30 ml/min). Veiligheid en werkzaamheid werden niet onderzocht bij patiënten met
ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring <30 ml/min) en daarom wordt voorzichtigheid aanbevolen
voor deze patiënten (zie rubriek 4.4).
Leverinsufficiëntie
Er worden geen dosisaanpassingen aanbevolen bij patiënten met milde tot matige leverinsufficiëntie.
Faslodex dient echter met voorzichtigheid te worden gebruikt bij deze patiënten, aangezien de
blootstelling aan fulvestrant toegenomen kan zijn. Er zijn geen gegevens bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie (zie rubrieken 4.3, 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Faslodex bij kinderen in de leeftijd van de geboorte tot 18 jaar zijn
niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubrieken 5.1 en 5.2, maar er
kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Wijze van toediening
Faslodex dient te worden toegediend door twee opeenvolgende 5 ml injecties langzaam intramusculair te
injecteren (1-2 minuten/injectie), één in elke bilspier (gluteaal gebied).
Voorzichtigheid is geboden bij injectie van Faslodex op de dorsogluteale plaats wegens de nabijheid van
de onderliggende sciatische zenuw.
Voor gedetailleerde toedieningsinstructies, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Zwangerschap en borstvoeding (zie rubriek 4.6).
Ernstige leverinsufficiëntie (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Faslodex dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met milde tot matige
leverinsufficiëntie (zie rubrieken 4.2, 4.3 en 5.2).
3
Faslodex dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie
(creatinineklaring minder dan 30 ml/min).
Faslodex dient, vanwege de intramusculaire toedieningsroute, met voorzichtigheid te worden gebruikt bij
patiënten met een bloedende diathese, trombocytopenie of bij patiënten die anticoagulantia gebruiken.
Trombo-embolische voorvallen worden vaak waargenomen bij vrouwen met gevorderde borstkanker en
werden waargenomen in klinische studies met Faslodex (zie rubriek 4.8). Hiermee moet rekening worden
gehouden bij het voorschrijven van Faslodex aan risicopatiënten.
Er zijn bij Faslodex injectie meldingen geweest van injectieplaatsgerelateerde reacties inclusief sciatica,
neuralgie, neuropathische pijn en perifere neuropathie. Voorzichtigheid is geboden bij toediening van
Faslodex op de dorsogluteale injectieplaats wegens de nabijheid van de onderliggende sciatische zenuw
(zie rubrieken 4.2 en 4.8).
Er zijn geen langetermijngegevens over het effect van fulvestrant op het bot. Als gevolg van het
werkingsmechanisme van fulvestrant is er een mogelijk risico op osteoporose.
De werkzaamheid en veiligheid van Faslodex (zij het als monotherapie dan wel in combinatie met
palbociclib) zijn niet onderzocht bij patiënten met viscerale crisis.
Wanneer Faslodex wordt gebruikt in combinatie met palbociclib, dient ook de Samenvatting van de
productkenmerken van palbociclib te worden geraadpleegd.
Verstoring van estradiol antilichaamtesten
Wegens de structurele gelijkenis tussen fulvestrant en estradiol kan fulvestrant op antilichaam gebaseerde
estradioltesten verstoren wat kan leiden tot valse hogere estradiolwaarden.
Ethanol
Faslodex bevat 10% w/v ethanol (alcohol) als hulpstof, d.w.z. tot 500 mg per injectie, overeenkomend met
10 ml bier of 4 ml wijn. Dit kan schadelijk zijn voor mensen die lijden aan alcoholisme en dient in
overweging genomen te worden bij hoog risico groepen zoals patiënten met een leverziekte en met
epilepsie.
Benzylalcohol
Faslodex bevat de hulpstof benzylalcohol wat allergische reacties kan veroorzaken.
Pediatrische patiënten
Faslodex wordt niet aangeraden voor gebruik bij kinderen en adolescenten aangezien de veiligheid en
werkzaamheid niet zijn vastgesteld binnen deze patiëntengroep (zie rubriek 5.1).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Een klinische interactiestudie met midazolam (substraat van CYP3A4) toonde aan dat fulvestrant
CYP3A4 niet inhibeert. Klinische interactiestudies met rifampicine (CYP3A4-induceerder) en
ketoconazol (CYP3A4-remmer) toonden geen klinisch relevante verandering aan in de klaring van
fulvestrant. Dosisaanpassingen zijn daarom niet noodzakelijk bij patiënten die tegelijkertijd fulvestrant en
CYP3A4-remmers of -induceerders krijgen.
4
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vruchtbare vrouwen
Vruchtbare vrouwen dienen effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens de behandeling met Faslodex en
gedurende twee jaar na de laatste dosis.
Zwangerschap
Faslodex is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap (zie rubriek 4.3). Het is aangetoond dat fulvestrant
de placenta passeert na een enkele intramusculaire dosis in ratten en konijnen. Studies bij dieren hebben
voortplantingstoxiciteit aangetoond inclusief een verhoogde incidentie van foetale afwijkingen en sterfte
(zie rubriek 5.3).
Indien zwangerschap optreedt tijdens gebruik van Faslodex, dient de patiënt geïnformeerd te worden over
de mogelijke schadelijkheid voor de foetus en het mogelijke risico op een zwangerschapsafbreking.
Borstvoeding
Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met Faslodex. Fulvestrant wordt uitgescheiden in
de moedermelk bij zogende ratten. Het is niet bekend of fulvestrant wordt uitgescheiden in de
moedermelk bij mensen. Gezien de mogelijkheid op ernstige bijwerkingen bij zuigelingen ten gevolge van
fulvestrant, is het gebruik tijdens borstvoeding gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Het effect van Faslodex op vruchtbaarheid bij mensen is niet onderzocht.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Faslodex heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Echter, aangezien asthenie zeer vaak is gemeld met Faslodex, dient voorzichtigheid
te worden betracht door patiënten die deze bijwerking ervaren.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Monotherapie
Deze rubriek bevat informatie die gebaseerd is op alle bijwerkingen uit klinische studies, post-
marketingstudies of op spontane meldingen. In de samengevoegde dataset van fulvestrant monotherapie,
betroffen de meest gemelde bijwerkingen: reacties op de plaats van injectie, asthenie, misselijkheid en
verhoogde leverenzymen (ALT, AST, ALP).
In Tabel 1 zijn de volgende frequentiecategorieën voor bijwerkingen berekend op basis van de 500 mg
Faslodex behandelgroep in samengevoegde veiligheidsanalyses van studies waarin 500 mg Faslodex werd
vergeleken met 250 mg Faslodex [CONFIRM (Studie D6997C00002), FINDER 1 (Studie D6997C00004),
FINDER 2 (Studie D6997C00006) en NEWEST (Studie D6997C00003)], of van FALCON (Studie
D699BC00001) alleen, waarin 500 mg Faslodex werd vergeleken met 1 mg anastrozol. Wanneer de
frequenties in de samengevoegde veiligheidsanalyse afwijken van die in FALCON, is de hoogste
frequentie vermeld. De frequenties in Tabel 1 zijn gebaseerd op alle gerapporteerde voorvallen, ongeacht
de beoordeling van causaliteit door de onderzoeker. De mediane duur van behandeling met fulvestrant
5
500 mg binnen de samengevoegde gegevensset (inclusief de hierboven vermelde studies plus FALCON)
was 6,5 maanden.
Bijwerkingen in tabelvorm
Bijwerkingen die hieronder staan vermeld, zijn ingedeeld op frequentie en systeem/orgaanklassen (SOC).
De frequentie-indelingen worden gedefinieerd volgens de volgende conventie: Zeer vaak (1/10), Vaak
(1/100 tot <1/10), Soms (1/1.000 tot <1/100). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt naar afnemende ernst.
Tabel 1
Bijwerkingen gerapporteerd bij patiënten behandeld met Faslodex als monotherapie
Bijwerkingen per systeem/orgaanklassen en frequentie
Infecties en parasitaire aandoeningen
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Lever- en galaandoeningen
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Soms
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Soms
Huid- en onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Soms
Zeer vaak
Vaak
Soms
a
b
Urineweginfecties
Verlaagde plaatjestelling
e
Overgevoeligheidsreacties
e
Anafylactische reacties
Anorexie
a
Hoofdpijn
Warmteopwellingen (‘opvliegers’)
e
Veneuze trombo-embolie
a
Misselijkheid
Braken, diarree
Verhoogde leverenzymen (ALT, AST,
ALP)
a
Verhoogd bilirubine
a
Leverfalen
c, f
, hepatitis
f
, verhoogd
gamma-GT
f
Huiduitslag
e
Gewrichts- en skeletspierstelselpijn
d
Rugpijn
a
Vaginale bloedingen
e
Vaginale moniliasis
f
, leukorroe
f
Asthenie
a
, reacties op de plaats van
injectie
b
Perifere neuropathie
e
, sciatica
e
Bloeding op de plaats van injectie
f
,
hematoom op de plaats van injectie
f
,
neuralgie
c, f
c
d
e
f
Inbegrepen zijn bijwerkingen waarvan als gevolg van de onderliggende ziekte de exacte bijdrage van
Faslodex niet kan worden beoordeeld.
De term reacties op de plaats van injectie bevat niet de termen bloeding op de plaats van injectie, hematoom
op de plaats van injectie, sciatica, neuralgie en perifere neuropathie.
De bijwerking werd niet waargenomen tijdens belangrijke klinische studies (CONFIRM, FINDER 1,
FINDER 2, NEWEST). De frequentie is berekend door gebruik te maken van de bovengrens van het 95%
betrouwbaarheidsinterval van de schatting. Dit is berekend als 3/560 (hier is 560 het aantal patiënten in de
belangrijke klinische studies), dit komt overeen met de frequentiecategorie ‘soms’.
Omvat: artralgie, en minder vaak skeletspierstelselpijn, myalgie en pijn in ledematen.
Frequentiecategorie in samengevoegde veiligheidsgegevens wijkt af van die van FALCON.
Bijwerking niet geconstateerd in FALCON.
6
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
De hieronder opgenomen omschrijvingen zijn gebaseerd op de veiligheidsanalyseset van 228 patiënten die
respectievelijk ten minste één (1) dosis fulvestrant toegediend hebben gekregen en 232 patiënten die ten
minste één (1) dosis anastrozol hebben gekregen, in de FALCON fase III-studie.
Gewrichts- en skeletspierstelselpijn
In de FALCON-studie waren er respectievelijk 65 patiënten (31,2%) en 48 patiënten (24,1%) die een
bijwerking als gewrichtspijn en skeletspierstelselpijn meldden voor de fulvestrant- en anastrozol-armen.
Van de 65 patiënten in de Faslodex-arm rapporteerde 40% (26/65) van de patiënten gewrichts- en
skeletspierstelselpijn tijdens de eerste maand van de behandeling en 66,2% (43/65) van de patiënten
tijdens de eerste drie maanden van de behandeling. Er waren geen patiënten die bijwerkingen
rapporteerden die CTCAE-graad ≥ 3 waren of waarvoor een reductie van de dosis, een onderbreking van
de dosis of staken van de behandeling noodzakelijk was als gevolg van deze bijwerkingen.
Behandeling in combinatie met palbociclib
Het totale veiligheidsprofiel van fulvestrant gebruikt in combinatie met palbociclib is gebaseerd op de
gegevens van 517 patiënten met HR-positieve, HER2-negatieve gevorderde of gemetastaseerde
borstkanker in de gerandomiseerde PALOMA3 studie (zie rubriek 5.1). De meest frequente bijwerkingen
(≥20%) onafhankelijk van welke graad gerapporteerd bij patiënten behandeld met fulvestrant in
combinatie met palbociclib waren neutropenie, leukopenie, infecties, vermoeidheid, misselijkheid,
anemie, stomatitis, diarree, trombocytopenie en overgeven. De meest frequente bijwerkingen van graad ≥3
(≥2%) waren neutropenie, leukopenie, infecties, anemie, verhoogd AST, trombocytopenie en
vermoeidheid.
Tabel 2 geeft de bijwerkingen afkomstig uit PALOMA3 weer.
De mediane duur van blootstelling aan fulvestrant was 11,2 maanden in de fulvestrant + palbociclib-arm
en 4,8 maanden in de fulvestrant + placebo-arm. De mediane duur van blootstelling aan palbociclib in de
fulvestrant + palbociclib-arm was 10,8 maanden.
Tabel 2
Bijwerkingen op basis van de PALOMA3 studie (N=517)
Faslodex + palbociclib
(N=345)
Alle graden
Graad ≥3
n (%)
n (%)
Faslodex + placebo
(N=172)
Alle graden Graad ≥3
n (%)
n (%)
Systeem/orgaanklassen
Frequentie
Voorkeursterm
a
Infecties en parasitaire aandoeningen
Zeer vaak
Infecties
b
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Zeer vaak
Neutropenie
c
Leukopenie
d
Anemie
e
Trombocytopenie
f
Soms
Febriele neutropenie
188 (54,5)
19 (5,5)
60 (34,9)
6 (3,5)
290 (84,1)
207 (60,0)
109 (31,6)
88 (25,5)
3 (0,9)
7
240 (69,6)
132 (38,3)
15 (4,3)
10 (2,9)
3 (0,9)
6 (3,5)
9 (5,2)
24 (14,0)
0
0
0
1 (0,6)
4 (2,3)
0
0
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak
Verminderde eetlust
60 (17,4)
4 (1,2)
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Dysgeusie
27 (7,8)
0
Oogaandoeningen
Vaak
Traanproductie verhoogd
25 (7,2)
0
Wazig zien
24 (7,0)
0
Droog oog
15 (4,3)
0
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak
Epistaxis
25 (7,2)
0
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Misselijkheid
124 (35,9)
2 (0,6)
Stomatitis
g
104 (30,1)
3 (0,9)
Diarree
94 (27,2)
0
Braken
75 (21,7)
2 (0,6)
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer vaak
Alopecia
67 (19,4)
n.v.t.
Rash
h
63 (18,3)
3 (0,9)
Vaak
Droge huid
28 (8,1)
0
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Vermoeidheid
152 (44,1)
9 (2,6)
Pyrexie
47 (13,6)
1 (0,3)
Vaak
Asthenie
27 (7,8)
1 (0,3)
Onderzoeken
Zeer vaak
AST verhoogd
40 (11,6)
11 (3,2)
Vaak
ALT verhoogd
30 (8,7)
7 (2,0)
18 (10,5)
1 (0,6)
6 (3,5)
0
2 (1,2)
3 (1,7)
3 (1,7)
0
0
0
4 (2,3)
0
53 (30,8)
24 (14,0)
35 (20,3)
28 (16,3)
1 (0,6)
0
2 (1,2)
1 (0,6)
11 (6,4)
10 (5,8)
3 (1,7)
n.v.t.
0
0
54 (31,4)
10 (5,8)
13 (7,6)
2 (1,2)
0
2 (1,2)
13 (7,6)
10 (5,8)
4 (2,3)
1 (0,6)
ALT = alanineaminotransferase; AST = aspartaataminotransferase; N/n = aantal patiënten; n.v.t. = niet van
toepassing
a
De voorkeurstermen (PT’s) zijn vermeld volgens MedDRA 17.1.
b
Infecties omvat alle PT’s van de systeem/orgaanklasse Infecties en parasitaire aandoeningen.
c
Neutropenie omvat de volgende PT’s: neutropenie, neutrofielentelling verlaagd.
d
Leukopenie omvat de volgende PT’s: leukopenie, witte bloedceltelling verlaagd.
8
e
Anemie omvat de volgende PT’s: anemie, hemoglobine verlaagd, hematocriet verlaagd.
f
Trombocytopenie omvat de volgende PT’s: trombocytopenie, plaatjestelling verlaagd.
g
Stomatitis omvat de volgende PT’s: afteuze stomatitis, cheilitis, glossitis, glossodynie, mondulceratie,
slijmvliesontsteking, orale pijn, orofaryngeaal ongemak, orofaryngeale pijn, stomatitis.
h
Rash omvat de volgende PT’s: rash, maculo-papulaire rash, jeukende rash, erythemateuze rash, papulaire rash,
dermatitis, acneïforme dermatitis, toxische huideruptie.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Neutropenie
Bij patiënten die in de PALOMA3 studie fulvestrant kregen in combinatie met palbociclib, werd
neutropenie (alle graden) gerapporteerd bij 290 (84,1%) patiënten. Bij 200 (58,0%) patiënten betrof het
neutropenie graad 3 en bij 40 (11,6%) patiënten neutropenie graad 4.
In de fulvestrant + placebo-arm (n = 172) werd neutropenie (alle graden) gerapporteerd bij 6 patiënten
(3,5%). Er werden geen gevallen van neutropenie van graad 3 en 4 gerapporteerd in de fulvestrant +
placebo-arm.
Bij patiënten die fulvestrant in combinatie met palbociclib kregen, bedroeg de mediane tijd tot de eerste
episode van neutropenie onafhankelijk van welke graad 15 dagen (spreiding: 13-512 dagen). De mediane
duur voor neutropenie van graad ≥3 bedroeg 16 dagen. Febriele neutropenie werd gerapporteerd bij 3
(0,9%) van de patiënten die fulvestrant in combinatie met palbociclib kregen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze
wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via
het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V*.
4.9
Overdosering
Er zijn op zichzelf staande gevallen gerapporteerd van overdosering van Faslodex bij mensen. Als een
overdosering optreedt, wordt symptomatische ondersteunende behandeling aanbevolen. Dierstudies
suggereren dat er met hogere doses fulvestrant geen andere effecten zichtbaar waren dan welke direct of
indirect gerelateerd zijn aan de anti-oestrogene activiteit (zie rubriek 5.3).
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Endocriene therapie, Anti-oestrogenen, ATC-code: L02BA03
Werkingsmechanisme en farmacodynamische effecten
Fulvestrant is een competitieve oestrogeenreceptor (ER) antagonist, met een affiniteit vergelijkbaar met
oestradiol. Fulvestrant blokkeert de trofische werking van oestrogenen, zonder enige partieel agonerende
(oestrogeenachtige) werking. Het werkingsmechanisme wordt in verband gebracht met de downregulatie
van oestrogeenreceptor-eiwitspiegels. Klinische studies bij postmenopauzale vrouwen met primaire
borstkanker hebben aangetoond dat fulvestrant significant de ER-expressie downreguleert in ER positieve
tumoren in vergelijking met placebo. Er was ook een significante afname van de expressie van
progesteronreceptoren wat overeenkomt met een gebrek aan intrinsieke oestrogeenagonerende effecten.
9
Ook is aangetoond dat bij fulvestrant 500 mg de downregulatie van ER en de proliferatiemarker Ki67
groter is dan bij fulvestrant 250 mg bij postmenopauzale vrouwen met borstkanker in de neoadjuvante
setting.
Klinische werkzaamheid en veiligheid bij gevorderde borstkanker
Monotherapie
Een klinische fase III-studie is uitgevoerd bij 736 postmenopauzale vrouwen met gevorderde borstkanker
bij wie een recidief optrad tijdens of na adjuvante endocriene behandeling of met progressie na endocriene
behandeling van gevorderde ziekte. De studie includeerde 423 patiënten bij wie een recidief of progressie
optrad tijdens anti-oestrogeenbehandeling (AE-subgroep) en 313 patiënten bij wie een recidief of
progressie optrad tijdens behandeling met een aromataseremmer (AI subgroep). Deze studie vergeleek de
werkzaamheid en veiligheid van 500 mg Faslodex (n=362) met 250 mg Faslodex (n=374). Progressievrije
overleving (PFS) was het primaire eindpunt. De belangrijkste secundaire werkzaamheidseindpunten
omvatten de objectieve respons rate (ORR), de mate van klinisch voordeel (clinical benefit rate, CBR) en
de totale overleving (overall survival, OS). De resultaten van de CONFIRM studie betreffende de
werkzaamheid zijn samengevat in Tabel 3.
Tabel 3
Variabele
Samenvatting van de resultaten van het primaire werkzaamheidseindpunt (PFS) en
de belangrijkste secundaire werkzaamheidseindpunten in de CONFIRM studie
Faslodex
500 mg
(N=362)
Faslodex
250 mg
(N=374)
Vergelijking tussen de groepen
(Faslodex 500 mg/Faslodex 250 mg)
Hazard ratio
95% CI
p-waarde
Schattingstype;
vergelijking
van de
behandelingen
PFS
K-M mediaan
in maanden;
hazard ratio
Alle patiënten
- AE subgroep (n=423)
- AI subgroep (n=313)
a
OS
b
K-M mediaan
in maanden;
hazard ratio
Alle patiënten
- AE subgroep (n=423)
- AI subgroep (n=313)
a
Variabele Schattingstype;
vergelijking
van de
behandelingen
d
ORR
% patiënten
met OR;
absoluut
verschil in %
Alle patiënten
- AE subgroep (n=296)
- AI subgroep (n=205)
a
CBR
e
% patiënten
met CB;
absoluut
verschil in %
Alle patiënten
- AE subgroep (n=423)
6,5
8,6
5,4
5,5
5,8
4,1
0,80
076
0,85
0,68, 0,94
0,62, 094
0,67, 1,08
0,006
0,013
0,195
26,4
30,6
24,1
Faslodex
500 mg
(N=362)
22,3
23,9
20,8
Faslodex
250 mg
(N=374)
0,81
0,69, 0,96 0,016
c
0,79
0,63, 0,99
0,038
c
0,86
0,67, 1,11
0,241
c
Vergelijking tussen de groepen
(Faslodex 500 mg/Faslodex 250 mg)
Absolute
95% CI
verschil in %
13,8
18,1
7,3
14,6
19,1
8,3
-0,8
-1,0
-1,0
-5,8, 6,3
-8,2, 9,3
-5,5, 9,8
45,6
52,4
39,6
45,1
10
6,0
7,3
-1,1, 13,3
-2,2, 16,6
36,2
32,3
3,9
-6,1, 15,2
- AI subgroep (n=313)
a
a
Faslodex is geïndiceerd bij recidief of progressie van de ziekte tijdens een anti-oestrogeenbehandeling. De
resultaten in de AI-subgroep zijn niet overtuigend.
b
OS geeft de uiteindelijke overlevings-analyse weer bij een maturiteit van 75%.
c
De nominale p-waarde waaraan geen aanpassingen zijn gemaakt voor multipliciteit tussen de initiële
overlevingsanalyse bij een maturiteit van 50% en de geactualiseerde overlevingsanalyse bij een maturiteit van
75 %.
d
De objectieve respons rate (ORR) is beoordeeld bij patiënten bij wie de uitgangswaarde evalueerbaar was
voor respons (d.w.z. patiënten met meetbare ziekte aan het begin van de studie: 240 patiënten in de Faslodex
500 mg groep en 261 patiënten in de Faslodex 250 mg groep).
e
Patiënten met een complete respons als beste objectieve respons, gedeeltelijke respons of stabiele ziekte
24
weken.
PFS: Progressievrije overleving; ORR: Objectieve respons rate; OR: Objectieve respons; CBR: Mate van klinisch voordeel; CB:
Klinisch voordeel; OS: Totale overleving; K-M: Kaplan-Meier; CI: Betrouwbaarheidsinterval; AI: aromataseremmer; AE: anti-
oestrogeen.
Er is een gerandomiseerde, dubbelblinde, dubbel-dummy, multicentrum fase III-studie uitgevoerd met
500 mg Faslodex versus 1 mg anastrozol bij postmenopauzale vrouwen met ER-positieve en/of PgR-
positieve lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker die niet eerder waren behandeld met enige
vorm van hormoontherapie. In totaal werden 462 patiënten opvolgend gerandomiseerd 1:1 voor
behandeling met ofwel 500 mg fulvestrant ofwel 1 mg anastrozol. De randomisatie werd gestratificeerd
naar ziektekenmerk (lokaal gevorderd of gemetastaseerd), eerdere chemotherapie voor gevorderde ziekte
en meetbare ziekte.
Het primaire werkzaamheidseindpunt van de studie was door de onderzoeker beoordeelde progressievrije
overleving (PFS, progression-free survival), geëvalueerd volgens RECIST 1.1 (Response Evaluation
Criteria in Solid Tumours). De belangrijkste secundaire werkzaamheidseindpunten omvatten de totale
overleving (OS, overall survival) en de objectieve respons rate (ORR).
De mediane leeftijd van de patiënten die deelnamen aan deze studie was 63 jaar (leeftijdsgroep 36-90).
Het merendeel van de patiënten (87,0%) had gemetastaseerde ziekte bij baseline. Vijfenvijftig procent
(55,0%) van de patiënten had viscerale metastasen bij baseline. In totaal had 17,1% van de patiënten
eerder een chemokuur gekregen voor gevorderde ziekte; 84,2% van de patiënten had meetbare ziekte.
In het merendeel van de vooraf gespecificeerde subgroepen van patiënten werden consistente resultaten
waargenomen. Voor de subgroep van patiënten bij wie de ziekte beperkt was gebleven tot niet-viscerale
metastasen (n=208) was de HR 0,592 (95% CI: 0,419; 0,837) voor de Faslodex-arm vergeleken met de
anastrozol-arm. Voor de subgroep van patiënten met viscerale metastasen (n=254) was de HR 0,993 (95%
CI: 0,740; 1,331) voor de Faslodex-arm vergeleken met de anastrozol-arm. De werkzaamheidsresultaten
van de FALCON-studie zijn weergegeven in Tabel 4 en Figuur 1.
Tabel 4
Samenvatting van de resultaten van het primaire werkzaamheidseindpunt (PFS) en
de belangrijkste secundaire werkzaamheidseindpunten (beoordeling door
onderzoeker, intention-to-treat populatie) ─ FALCON-studie
Faslodex
500 mg
(N=230)
Progressievrije overleving
PFS incidenten (%)
143 (62,2%)
Anastrozol
1 mg
(N=232)
166 (71,6%)
11
Hazard ratio PFS (95% CI) en
HR 0,797 (0,637
–
0,999)
p-waarde
p = 0,0486
PFS-mediaan [maanden (95%
16,6 (13,8, 21,0)
13,8 (12,0, 16,6)
CI)]
OS incidenten (%)*
67 (29,1%)
75 (32,3%)
Hazard ratio OS (95% CI) en p-
HR 0,875 (0,629
–
1,217)
waarde
p = 0,4277
ORR**
89 (46,1%)
88 (44,9%)
Odds ratio ORR (95% CI) en p-
OR 1,074 (0,716 – 1,614)
waarde
p = 0,7290
Mediane DoR (maanden)
20,0
13,2
CBR
180 (78,3%)
172 (74,1%)
Odds ratio CBR (95% CI) en p-
OR 1,253 (0,815 – 1,932)
waarde
p = 0,3045
*(Maturiteit van 31%) - niet-voltooide OS-analyse
**voor patiënten met meetbare ziekte
Figuur 1 Kaplan-Meier-curve van progressievrije overleving (beoordeling door onderzoeker,
intention-to-treatpopulatie) ─ FALCON-studie
Twee klinische fase III-studies werden uitgevoerd bij in totaal 851 postmenopauzale vrouwen met
gevorderde borstkanker bij wie de ziekte opnieuw was opgetreden tijdens of na adjuvante endocriene
behandeling of progressie volgend op endocriene behandeling van gevorderde ziekte. Zevenenzeventig
procent (77%) van de studiepopulatie had oestrogeenreceptor positieve borstkanker. Deze studies
vergeleken de veiligheid en werkzaamheid van maandelijkse toediening van 250 mg Faslodex versus de
dagelijkse toediening van 1 mg anastrozol (aromataseremmer). In het algemeen was Faslodex bij een
maandelijkse dosis van 250 mg minstens even effectief als anastrozol wat betreft progressievrije
overleving, objectieve respons en tijd tot overlijden. Er waren geen statistisch significante verschillen
tussen de twee behandelgroepen voor al deze eindpunten. Progressievrije overleving was het primaire
eindpunt. Gecombineerde analyse van beide studies toonde aan dat bij 83% van de patiënten die Faslodex
12
kregen progressie optrad, vergeleken met 85% van de patiënten die anastrozol kregen. Gecombineerde
analyse van beide studies toonde aan dat de hazard ratio van de progressievrije overleving voor 250 mg
Faslodex ten opzichte van anastrozol 0,95 was (95% CI 0,82 tot 1,10). De objectieve respons rate was
19,2% voor 250 mg Faslodex vergeleken met 16,5% voor anastrozol. De mediane tijd tot overlijden was
27,4 maanden voor patiënten behandeld met Faslodex en 27,6 maanden voor patiënten behandeld met
anastrozol. De hazard ratio van tijd tot overlijden voor 250 mg Faslodex ten opzichte van anastrozol was
1,01 (95% CI 0,86 tot 1,19).
Combinatietherapie met palbociclib
Een internationale, gerandomiseerde, dubbelblinde, multicenter fase III-studie met twee parallelle armen
van 500 mg Faslodex plus 125 mg palbociclib versus 500 mg Faslodex plus placebo werd uitgevoerd bij
vrouwen met HR-positieve, HER2-negatieve lokaal gevorderde borstkanker die niet in aanmerking
kwamen voor in opzet curatieve resectie of radiotherapie, dan wel vrouwen met gemetastaseerde
borstkanker, ongeacht hun menopauzale status, bij wie de ziekte zich verder had ontwikkeld na eerdere
endocriene therapie in (neo-) adjuvante of gemetastaseerde setting.
In totaal werden 521 pre-/peri- en postmenopauzale vrouwen met progressieve ziekte tijdens of binnen 12
maanden na voltooiing van de adjuvante endocriene therapie, of vrouwen met gevorderde ziekte binnen 1
maand sinds het starten van eerdere endocriene therapie gerandomiseerd. Dit gebeurde in de verhouding
2:1 naar Faslodex plus palbociclib of naar Faslodex plus placebo, waarna er gestratificeerd werd op basis
van gedocumenteerde gevoeligheid voor eerdere hormonale therapie, menopauzale status bij het begin van
de studie (pre-/peri- versus postmenopauzaal), alsmede aanwezigheid van viscerale metastasen. Pre-
/perimenopauzale vrouwen kregen de LHRH-agonist gosereline. Patiënten met
gevorderde/gemetastaseerde, symptomatische, viscerale uitzaaiingen die risico liepen op
levensbedreigende complicaties op korte termijn (inclusief patiënten met ernstige ongecontroleerde
effusies [pleuraal, pericardiaal, peritoneaal], pulmonale lymfangitis, en een voor meer dan 50% aangetaste
lever), mochten niet deelnemen aan de studie.
De patiënten bleven de toegewezen behandeling krijgen tot objectieve progressie van de ziekte,
symptomatische verslechtering, onacceptabele toxiciteit, overlijden, of intrekken van toestemming, wat als
eerste plaatsvond. Cross-over tussen behandelarmen was niet toegestaan.
De patiënten waren evenredig verdeeld naar baseline demografische en prognostische kenmerken tussen
de Faslodex plus palbociclib-arm en de Faslodex plus placebo-arm. De mediane leeftijd van de patiënten
die aan deze studie deelnamen was 57 jaar (spreiding 29 - 88). In beide behandelarmen was het merendeel
van de patiënten blank, hadden zij gedocumenteerde gevoeligheid voor eerdere hormoontherapie en waren
zij postmenopauzaal. Ongeveer 20% van de patiënten was pre-/perimenopauzaal. Alle patiënten hadden
eerder systemische therapie gekregen en de meeste patiënten in beide behandelarmen hadden eerder een
chemokuur gekregen voor hun primaire diagnose. Meer dan de helft (62%) had een ECOG PS van 0, 60%
had viscerale metastasen en 60% had meer dan 1 eerdere hormoonkuur gekregen voor hun primaire
diagnose.
Het primaire eindpunt van de studie was door de onderzoeker beoordeelde PFS (progressievrije
overleving), geëvalueerd volgens RECIST 1.1. Ondersteunende PFS-analyses waren gebaseerd op een
onafhankelijke centrale radiologische beoordeling. Secundaire eindpunten omvatten OR, CBR, algehele
overleving (overall
survival
[OS]), veiligheid, en TTD (tijd-tot-verslechtering) van het pijneindpunt.
13
Het primaire eindpunt van verlenging van de door de onderzoeker beoordeelde PFS werd bereikt bij de
tussenanalyse die op 82% van de geplande PFS-gevallen werd uitgevoerd; de resultaten overschreden de
vooraf gespecificeerde Haybittle-Peto-werkzaamheidsgrens (α=0,00135). Dit toont een statistisch
significante verlenging van PFS en een behandeleffect van klinische betekenis aan. Een meer volledige,
bijgewerkte versie van de gegevens over de werkzaamheid wordt weergegeven in Tabel 5.
Na een mediane follow-up van 45 maanden is de uiteindelijke OS-analyse, gebaseerd op 310 gevallen
(60% van de gerandomiseerde patiënten), uitgevoerd. Een verschil van 6,9 maanden in mediane OS is
waargenomen in de palbociclib plus fulvestrant-arm ten opzichte van de placebo plus fulvestrant-arm. Dit
resultaat was niet statistisch significant op het vooraf gespecificeerde significantieniveau van 0,0235
(eenzijdig). In de placebo plus fulvestrant-arm ontving 15,5% van de gerandomiseerde patiënten
palbociclib en andere CDK-remmers als vervolgbehandelingen na progressie.
De resultaten van de door de onderzoeker beoordeelde PFS en de uiteindelijke OS-resultaten uit de
PALOMA3-studie worden weergegeven in Tabel 5. De relevante Kaplan-Meier-curves worden
weergegeven in respectievelijk figuur 2 en 3.
Tabel 5
Werkzaamheidsresultaten – PALOMA3-studie (beoordeling door de onderzoeker,
intent-to-treat populatie)
Bijgewerkte analyse
(laatste datum: 23 oktober 2015)
Faslodex plus palbociclib
Faslodex plus placebo
(N=347)
(N=174)
Progressievrije overleving
Mediaan [maanden (95%
CI)]
Hazard ratio (95% CI) en p-
waarde
Secundaire eindpunten
OR [% (95% CI)]
OR (meetbare ziekte) [%
(95% CI)]
CBR [% (95% CI)]
Uiteindelijke algehele overleving (OS)
(laatste datum: 13 april 2018)
Aantal incidenten (%)
Mediaan [maanden (95%
CI)]
Hazard ratio (95% CI) en p-
waarde
†
11,2 (9,5, 12,9)
4,6 (3,5, 5,6)
0,497 (0,398, 0,620), p <0,000001
26,2 (21,7, 31,2)
33,7 (28,1, 39,7)
68,0 (62,8, 72,9)
201 (57,9)
34,9 (28,8, 40,0)
0,814 (0,644, 1,029)
p=0,0429
†*
13,8 (9,0, 19,8)
17,4 (11,5, 24,8)
39,7 (32,3, 47,3)
109 (62,6)
28,0 (23,6, 34,6)
CBR= mate van klinisch voordeel (clinical
benefit rate);
CI= Betrouwbaarheidsinterval; N= Aantal patiënten; OR=
Objectieve respons
Resultaten voor de secundaire eindpunten op basis van bevestigde en niet-bevestigde responsen volgens RECIST
1.1.
*
Niet statistisch significant.
†
Eenzijdige p-waarde van de log-rank test gestratificeerd naar aanwezigheid van viscerale metastasen en gevoeligheid
voor eerdere endocriene therapie per randomisatie.
14
Figuur 2. Kaplan-Meier-curve van progressievrije overleving (beoordeeld door de onderzoeker,
intent-to-treat populatie) – PALOMA3-studie (laatste datum: 23 oktober 2015)
FUL= Fulvestrant; PAL= Palbociclib; PCB= Placebo.
Een verminderd risico op progressie van de ziekte of overlijden in de Faslodex plus palbociclib-arm werd
waargenomen in alle aparte patiëntsubgroepen gedefinieerd door stratificatiefactoren en
baselinekenmerken. Dit was evident voor pre-/perimenopauzale vrouwen (HR van 0,46 [95% CI: 0,28,
0,75]) en postmenopauzale vrouwen (HR van 0,52 [95% CI: 0,40, 0,66]) en patiënten met viscerale locatie
van gemetastaseerde ziekte (HR van 0,50 [95% CI: 0,38, 0,65]) en niet-viscerale locatie van
gemetastaseerde ziekte (HR van 0,48 [95% CI: 0,33, 0,71]). Er werd ook een voordeel waargenomen
ongeacht de lijnen van eerdere therapie in de gemetastaseerde gevallen, of het nu 0 (HR van 0,59 [95%
CI: 0,37, 0,93]), 1 (HR van 0,46 [95% CI: 0,32, 0,64]), 2 (HR van 0,48 [95% CI: 0,30, 0,76]), of ≥3 lijnen
waren (HR van 0,59 [95% CI: 0,28, 1,22]).
15
Figuur 3. Kaplan-Meier-curve van algehele overleving (intent-to-treat populatie) – PALOMA3-
studie (laatste datum: 23 oktober 2015)
100
90
palbociclib+fulvestrant
placebo+fulvestrant
Algehele overleving (%)
80
70
60
50
40
30
20
10
0
0
6
12
18
Tijd (maanden)
209
86
165
68
24
30
36
42
48
54
Aantal patiënten (at risk)
PAL+FUL
347
PCB+FUL
174
321
155
286
135
247
115
148
57
126
43
17
7
FUL=fulvestrant; PAL=palbociclib; PCB=placebo.
Verdere werkzaamheidsmetingen (OR en TTR) beoordeeld in de subgroepen van patiënten met of zonder
viscerale ziekte worden weergegeven in Tabel 6.
Tabel 6
Werkzaamheidsresultaten in viscerale en niet-viscerale ziekte van de PALOMA3-
studie (intent-to-treat populatie)
Viscerale ziekte
Faslodex plus
Faslodex plus
palbociclib
placebo
(N=206)
(N=105)
35,0
13,3
(28,5, 41,9)
(7,5, 21,4)
3,8
5,4
(3,5, 16,7)
(3,5, 16,7)
Niet-viscerale ziekte
Faslodex plus
Faslodex plus
palbociclib
placebo
(N=141)
(N=69)
13,5
14,5
(8,3, 20,2)
(7,2, 25,0)
3,7
3,6
(1,9, 13,7)
(3,4, 3,7)
OR [% (95% CI)]
TTR*, mediaan
[maanden
(bereik)]
*Responsresultaten op basis van bevestigde en niet-bevestigde responsen.
N= Aantal patiënten; CI= Betrouwbaarheidsinterval; OR= Objectieve respons; TTR= Tijd tot eerste tumorrespons.
De door de patiënten gerapporteerde symptomen werden beoordeeld door middel van de vragenlijst over
kwaliteit van leven (QLQ)-C30 van de European Organisation for Research and Treatment of Cancer
(EORTC) en de Borstkankermodule daarvan (EORTC QLQ-BR23). In totaal vulden 335 patiënten in de
Faslodex plus palbociclib-arm en 166 patiënten in de Faslodex plus placebo-arm de vragenlijst in op
baseline en tijdens ten minste 1 bezoek na baseline.
Tijd tot verslechtering was vooraf gespecificeerd als de tijd tussen baseline en het eerste optreden van ≥10
punten verhoging vanaf de baseline in pijnsymptoomscores. Toevoeging van palbociclib aan Faslodex
resulteerde in een symptoomvoordeel door de tijd tot verslechtering van pijnsymptomen significant te
16
vertragen in vergelijking met Faslodex plus placebo (mediaan 8,0 maanden versus 2,8 maanden; HR van
0,64 [95% CI: 0,49, 0,85]; p<0,001).
Effecten op het endometrium bij postmenopauzale vrouwen
Preklinische gegevens suggereren niet dat fulvestrant een stimulerend effect op het postmenopauzale
endometrium heeft (zie rubriek 5.3). Een studie gedurende 2 weken bij gezonde postmenopauzale
vrijwilligers die werden behandeld met 20
g
ethinylestradiol per dag toonde aan dat, in vergelijking tot
voorbehandeling met placebo, voorbehandeling met 250 mg Faslodex resulteerde in een significant
verminderde stimulatie van het postmenopauzale endometrium, gemeten met ultrasone meting van de
dikte van het endometrium.
Neoadjuvante behandeling van 16 weken bij borstkankerpatiënten met zowel Faslodex 500 mg als
Faslodex 250 mg resulteerde niet in klinisch significante veranderingen in de dikte van het endometrium.
Dit duidt op het ontbreken van agonistisch effect. Er is geen bewijs voor negatieve effecten op het
endometrium bij de onderzochte borstkankerpatiënten. Er zijn geen gegevens beschikbaar betreffende
endometriummorfologie.
In twee kortdurende studies (1 en 12 weken) bij premenopauzale patiënten met een goedaardige
gynaecologische aandoening werden er geen significante verschillen in de dikte van het endometrium
waargenomen (door ultrasone meting) tussen fulvestrant- en placebogroepen.
Effecten op het botweefsel
Er zijn geen langetermijngegevens over het effect van fulvestrant op het botweefsel. Neoadjuvante
behandeling van 16 weken van borstkankerpatiënten met zowel Faslodex 500 mg als Faslodex 250 mg
resulteerde niet in klinisch significante veranderingen in serum bot-turnover markers.
Pediatrische patiënten
Faslodex is niet geïndiceerd voor gebruik bij kinderen. Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft
besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant om de resultaten in te dienen van onderzoek met
Faslodex in alle subgroepen van pediatrische patiënten bij borstkanker (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).
Een open-label fase II-studie heeft de veiligheid, werkzaamheid en farmacokinetiek van fulvestrant
onderzocht bij 30 meisjes van 1 tot 8 jaar oud met progressieve vroegtijdige puberteit samengaand met
McCune Albright syndroom (MAS). De pediatrische patiënten kregen maandelijks een intramusculaire
dosis fulvestrant van 4 mg/kg. Deze 12 maanden durende studie heeft een reeks MAS-eindpunten
onderzocht en liet een vermindering zien in het aantal vaginale bloedingen en een afname van de snelheid
waarmee de botleeftijd vordert. De steady-state dalconcentraties van fulvestrant bij kinderen in deze studie
kwamen overeen met die van volwassenen (zie rubriek 5.2). Uit deze kleine studie kwamen geen nieuwe
aandachtspunten met betrekking tot de veiligheid naar voren, maar 5-jaars gegevens zijn nog niet
beschikbaar.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na toediening van Faslodex langwerkende intramusculaire injectie, wordt fulvestrant langzaam
geabsorbeerd en de maximale plasmaconcentraties (C
max
) worden bereikt na ongeveer 5 dagen.
Toepassing van het Faslodex 500 mg regiem geeft blootstellingwaardes van, of nabij, steady state binnen
17
de eerste maand van dosering (gemiddeld [CV] respectievelijk: AUC 475 [33,4%] ng.dagen/ml, C
max
25,1
[35,3%] ng/ml, C
min
16,3 [25,9%] ng/ml). Fulvestrant plasmaconcentraties worden behouden binnen een
relatief nauwe marge met een bij benadering tot 3-voudig verschil tussen de maximum- en
minimumconcentraties. De blootstelling na intramusculaire toediening is bij benadering dosisevenredig in
het dosisinterval van 50 tot 500 mg.
Distributie
Fulvestrant ondergaat een uitgebreide en snelle distributie. Het grote schijnbare verdelingsvolume bij
steady-state (Vd
ss
) van ongeveer 3 tot 5 l/kg suggereert dat het verdelingsvolume grotendeels
extravasculair is. Fulvestrant is in hoge mate (99%) gebonden aan plasmaproteïnen. De very low density
lipoproteïne (VLDL), low density lipoproteïne (LDL) en high density lipoproteïne (HDL) fracties zijn de
belangrijkste bindende componenten. Er werden geen interactiestudies uitgevoerd naar de competitieve
eiwitbinding. De rol van het geslachtshormoonbindende globuline (SHBG) is niet vastgesteld.
Biotransformatie
Het metabolisme van fulvestrant werd niet volledig onderzocht maar omvat combinaties van een aantal
mogelijke biotransformatieroutes, analoog aan die van endogene steroïden. De geïdentificeerde
metabolieten (inclusief 17-keton, sulfon, 3-sulfaat, 3- en 17-glucuronide metabolieten) zijn ofwel minder
actief of oefenen een vergelijkbare activiteit uit als fulvestrant in anti-oestrogeenmodellen. Studies die
gebruik maken van humane leverpreparaten en recombinant humane enzymen tonen aan dat CYP3A4 het
enige P450-isoënzym is dat betrokken is bij de oxidatie van fulvestrant, niet-P450 routes blijken echter
meer te overheersen in vivo. In vitro gegevens suggereren dat fulvestrant CYP450-isoënzymen niet
inhibeert.
Eliminatie
Fulvestrant wordt voornamelijk als metaboliet geëlimineerd. De voornaamste excretie gebeurt via de
faeces en minder dan 1% wordt uitgescheiden in de urine. Fulvestrant heeft een hoge klaring,
11+1,7 ml/min/kg, wat duidt op een hoge hepatische extractie ratio. De eliminatiehalfwaardetijd (t
1/2
) na
intramusculaire toediening wordt bepaald door de absorptiesnelheid en werd ingeschat op 50 dagen.
Bijzondere patiëntengroepen
In een populatie farmacokinetische analyse van fase III-studies, werd geen verschil waargenomen in het
farmacokinetische profiel van fulvestrant met betrekking tot leeftijd (33 tot 89 jaar), gewicht (40-127 kg)
of ras.
Nierinsufficiëntie
Een milde tot matige vermindering van de nierfunctie had geen klinisch relevante invloed op de
farmacokinetiek van fulvestrant.
Leverinsufficiëntie
De farmacokinetiek van fulvestrant werd onderzocht in een klinische studie met een enkelvoudige dosis
bij vrouwen met lichte tot matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse A en B). Hierbij werd een hoge
dosis van een korter werkende intramusculaire injectie gebruikt. Er was een ongeveer tot 2,5-voudige
toename in AUC bij vrouwen met leverinsufficiëntie in vergelijking met gezonde vrijwilligers. Bij
patiënten die Faslodex toegediend krijgen, wordt verwacht dat een toename in blootstelling van deze orde
goed verdragen wordt. Vrouwen met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse C) werden niet
geëvalueerd.
18
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van fulvestrant is geëvalueerd in een klinische studie, die is uitgevoerd bij 30 meisjes
met progressieve vroegtijdige puberteit samengaand met McCune Albright syndroom (zie rubriek 5.1). De
pediatrische patiënten waren 1 tot 8 jaar oud en kregen maandelijks een intramusculaire dosis fulvestrant
van 4 mg/kg. De rekenkundig gemiddelde (standaarddeviatie) steady-state dalconcentratie (Cmin, ss) en
AUCss waren respectievelijk 4,2 (0,9) ng/ml en 3680 (1020) ng*uur/ml. Hoewel de verzamelde gegevens
beperkt waren, lijken de steady-state dalconcentraties van fulvestrant bij kinderen overeen te komen met
die van volwassenen.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
De acute toxiciteit van fulvestrant is laag.
Faslodex en andere formuleringen van fulvestrant werden goed verdragen in alle diersoorten in studies
met meerdere doses. Lokale reacties, inclusief myositis en granulomatoma op de plaats van injectie,
werden toegeschreven aan het medium, maar de ernst van myositis bij konijnen was verhoogd in de
fulvestrant groep vergeleken met de fysiologisch zout-controlegroep. In toxiciteitstudies met meervoudige
intramusculaire doses bij ratten en honden was de anti-oestrogeenactiviteit van fulvestrant
verantwoordelijk voor de meeste effecten die werden waargenomen, vooral in het vrouwelijk
voortplantingssysteem, maar ook in de andere hormoongevoelige organen bij beide geslachten. Na
chronische (12 maanden) toediening, werd in enkele honden artritis gezien in verschillende weefsels.
In studies bij honden werden na orale en intraveneuze toediening effecten op het cardiovasculaire stelsel
(lichte stijgingen van het S-T-segment op het ECG [oraal], en sinusstilstand bij één hond [intraveneus])
waargenomen. Deze effecten kwamen voor bij hogere blootstellingsniveaus dan bij patiënten (C
max
>15 keer) en worden geacht van beperkte betekenis te zijn voor de veiligheid bij de mens bij de klinische
dosis.
Fulvestrant vertoonde geen genotoxisch potentieel.
Fulvestrant vertoonde effecten op de voortplanting en de ontwikkeling van embryo/foetus overeenkomend
met de anti-oestrogene activiteit, bij doses vergelijkbaar met de klinische dosis. Bij ratten werd een
omkeerbare reductie van de vrouwelijke vruchtbaarheid en embryonale overleving, dystokie en
toegenomen incidentie van foetale afwijkingen, inclusief een kromming van de voetwortel waargenomen.
Konijnen die fulvestrant kregen slaagden er niet in om zwanger te blijven. Er werd een toename in het
gewicht van de placenta en verlies van de foetussen na implantatie gezien. Er was een verhoogde
incidentie van foetale afwijkingen bij konijnen (achterwaartse verplaatsing van de bekkengordel en de
27 presacrale vertebrae).
Een twee jaar durende oncogeniciteitsstudie bij ratten (intramusculaire toediening van Faslodex) toonde
een toegenomen incidentie van ovariële goedaardige granulosa-cel tumoren bij vrouwelijke ratten bij de
hoge dosis, 10 mg/rat/15 dagen, en een verhoogde incidentie van testiculaire Leydigceltumoren bij
mannelijke ratten. Tijdens een twee jaar durende oncogeniciteitstudie bij muizen (dagelijkse orale
toediening) was er een toegenomen incidentie van ovariële 'sex cord'-stromatumoren (zowel goedaardige
als kwaadaardige) bij doses van 150 en 500 mg/kg/dag. Bij het niveau waarbij voor deze bevindingen
geen effect werd gezien, waren de systemische blootstellingsniveaus (AUC) bij vrouwtjesratten gelijk aan
ongeveer 1,5 maal de verwachte humane blootstellingsniveaus en bij mannetjesratten aan 0,8 maal de
verwachte humane blootstelling. Bij zowel mannetjes- als vrouwtjesmuizen waren de systemische
19
blootstellingsniveaus ongeveer 0,8 maal de verwachte humane blootstellingsniveaus. Inductie van
dergelijke tumoren komt overeen met de farmacologiegerelateerde endocriene feedbackveranderingen in
gonadotropinespiegels veroorzaakt door anti-oestrogenen in dieren met een cyclus. Daarom worden deze
bevindingen als niet relevant beschouwd voor het gebruik van fulvestrant bij postmenopauzale vrouwen
met gevorderde borstkanker.
Environmental Risk Assessment (ERA)
Studies naar milieurisicobeoordeling hebben aangetoond dat fulvestrant de potentie zou kunnen hebben
om nadelige effecten voor het aquatische milieu te veroorzaken (zie rubriek 6.6).
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Ethanol (96 procent)
Benzylalcohol
Benzylbenzoaat
Geraffineerde ricinusolie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
4 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren en vervoeren in een koelkast (2°C – 8°C).
Temperatuurschommelingen buiten 2°C - 8°C dienen gelimiteerd te zijn. Dit houdt in dat bewaring bij
temperaturen boven 30ºC vermeden moet worden, en dat een 28-daagse periode met een gemiddelde
bewaartemperatuur van het product beneden 25ºC (maar boven de 2ºC -8ºC) niet mag worden
overschreden. Na temperatuurschommelingen dient het product onmiddellijk tot de aanbevolen
bewaarcondities te worden teruggebracht (bewaren en vervoeren in een koelkast 2°C – 8°C).
Temperatuurschommelingen hebben een cumulatief effect op de kwaliteit van het product en de periode
van 28 dagen mag niet overschreden worden tijdens de 4-jaar durende houdbaarheidstermijn van Faslodex
(zie rubriek 6.3). Blootstelling aan temperaturen beneden 2ºC zal het product niet nadelig beïnvloeden
zolang het niet beneden –20ºC is bewaard.
De voorgevulde injectiespuit bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
De voorgevulde spuit bestaat uit:
20
5 ml Faslodex oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit van doorzichtig Type I glas met een
polystyreen plunjer, met een tamperevident (tegen manipulatie verzegelde) sluiting.
Een beschermde naald (BD SafetyGlide) voor bevestiging op de cilinder is tevens bijgeleverd.
Of:
2 voorgevulde spuiten van doorzichtig Type I glas met een polystyreen plunjer, met een tamperevident
(tegen manipulatie verzegelde) sluiting, die elk 5 ml Faslodex oplossing voor injectie bevatten.
Beschermde naalden (BD SafetyGlide) voor bevestiging op iedere cilinder zijn tevens bijgeleverd.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Instructies voor toediening
Toediening van de injectie dient plaats te vinden volgens de lokale richtlijnen voor uitvoering van
intramusculaire injecties van grote volumes.
LET OP: Wegens de nabijheid van de onderliggende sciatische zenuw is voorzichtigheid geboden bij
toediening van Faslodex op de dorsogluteale injectieplaats (zie rubriek 4.4).
Waarschuwing – Autoclaveer de beschermde naald (BD SafetyGlide beschermde hypodermische naald)
niet voor gebruik. De handen moeten altijd achter de naald blijven tijdens het gebruik en bij het
wegwerpen.
Voor elk van de twee spuiten:
Verwijder de glazen cilinder uit de houder en ga na of deze
Figuur 1
niet beschadigd is.
Open de buitenverpakking van de beschermde naald
(SafetyGlide).
Parenterale oplossingen dienen voorafgaand aan de toediening
visueel gecontroleerd te worden op deeltjes en
kleurverandering.
Houd de injectiespuit rechtop bij het geribbelde deel (C). Pak
met de andere hand de dop (A) en kantel deze voorzichtig
heen en weer tot de dop loslaat en eraf genomen kan worden,
niet draaien (zie figuur 1).
21
Verwijder de dop (A) recht omhoog. Om steriliteit te bewaren Figuur 2
het uiteinde van de spuit (B) niet aanraken (zie figuur 2).
Bevestig de beschermde naald aan de Luer-Lok en draai tot
deze stevig vastzit (zie figuur 3).
Controleer dat de naald goed bevestigd is aan het Luer
verbindingsstuk voordat in een andere richting wordt
bewogen.
Trek de beschermhuls rond de naald recht achteruit om
beschadiging van de top van de naald te vermijden.
Breng de gevulde spuit naar de plaats van toediening.
Verwijder de beschermhuls rond de naald.
Verdrijf overtollige lucht uit de spuit.
Figuur 3
Dien langzaam intramusculair toe (1-2 minuten/injectie) in de Figuur 4
bilspier (gluteaal gebied). Voor het gebruiksgemak is de
schuine kant van de naald naar dezelfde kant gericht als de
hendel (zie figuur 4).
Duw onmiddellijk na toediening met één vinger op de hendel Figuur 5
om het beschermingsmechanisme te activeren (zie figuur 5).
NB. Activeer weg van uzelf en anderen. Let erop dat u de klik
hoort en ga visueel na dat de punt van de naald volledig is
bedekt.
Verwijdering
Voorgevulde spuiten zijn
slechts
voor eenmalig gebruik.
Dit geneesmiddel kan een risico voor het aquatische milieu inhouden. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften (zie rubriek 5.3).
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
22
AstraZeneca AB
SE-151 85 Södertälje
Zweden
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/03/269/001 1 spuit
EU/1/03/269/002 2 spuiten
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 10 maart 2004
Datum van laatste verlenging: 10 maart 2009
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
(http://www.ema.europa.eu)
23
BIJLAGE II
A.
B.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING
TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN
HET GENEESMIDDEL
C.
D.
24
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
AstraZeneca AB
Global External Sourcing (GES)
Astraallén
Gärtunaporten
SE-151 85 Södertälje
Zweden
AstraZeneca UK Limited
Silk Road Business Park,
Macclesfield, SK10 2NA
Verenigd Koninkrijk
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van Richtlijn
2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese webportaal voor
geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module 1.8.2
van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
25
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
26
A. ETIKETTERING
27
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING EN DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN
WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Faslodex 250 mg oplossing voor injectie.
Fulvestrant
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
Eén voorgevulde spuit bevat 250 mg fulvestrant in 5 ml oplossing
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Ethanol (96 procent), benzylalcohol, benzylbenzoaat en geraffineerde ricinusolie. Lees de bijsluiter voor
verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit.
1 voorgevulde spuit (5 ml)
1 beschermde naald
2 voorgevulde spuiten (elk 5 ml)
2 beschermde naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
Slechts voor eenmalig gebruik.
Lees de bijgesloten instructies voor toediening voor volledige instructies omtrent de toediening van
Faslodex en het gebruik van de beschermde naald.
De aanbevolen maandelijkse dosering van 500 mg dient toegediend te worden via 2 spuiten.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT
EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
28
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren en vervoeren in de koelkast.
Bewaar de voorgevulde spuit in de originele verpakking ter bescherming tegen licht. Lees de bijsluiter
voor informatie over temperatuurschommelingen.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN
VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
AstraZeneca AB
SE-151 85 Södertälje
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/03/269/001 1 spuit
EU/1/03/269/002 2 spuiten
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
29
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
30
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Faslodex 250 mg oplossing voor injectie.
fulvestrant
IM gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
5 ml
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
31
B. BIJSLUITER
32
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Faslodex 250 mg oplossing voor injectie
fulvestrant
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet
in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Faslodex en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1. Wat is Faslodex en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Faslodex bevat het werkzame bestanddeel fulvestrant dat tot de groep van oestrogeenblokkeerders
behoort. Oestrogenen zijn een type van vrouwelijk geslachtshormonen, die in een aantal gevallen
betrokken kunnen zijn bij de groei van borstkanker.
Faslodex wordt gebruikt ofwel:
alleen, voor de behandeling van postmenopauzale vrouwen met een type borstkanker dat
oestrogeenreceptor-positieve borstkanker genoemd wordt, die lokaal gevorderd is of die
uitgezaaid is naar andere delen van het lichaam (gemetastaseerd), dan wel;
in combinatie met palbociclib voor de behandeling van vrouwen met een type borstkanker dat
hormoonreceptor-positieve, human epidermal growth factor receptor 2 (HER2)-negatieve
borstkanker genoemd wordt, die lokaal gevorderd is of uitgezaaid is naar andere delen van het
lichaam (gemetastaseerd). Vrouwen die nog niet in de menopauze zijn, zullen ook worden
behandeld met een geneesmiddel dat luteïniserende hormoon releasing hormoon (LHRH)
agonist genoemd wordt.
Wanneer Faslodex wordt gegeven in combinatie met palbociclib, is het belangrijk dat u ook de bijsluiter
van palbociclib leest. Als u vragen heeft over palbociclib, neem dan contact op met uw arts.
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
u bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek
6.
-
u bent zwanger of geeft borstvoeding
-
u heeft ernstige leverproblemen
33
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige als een van de onderstaande zaken op u van
toepassing is:
-
nier- of leverproblemen
-
lage hoeveelheid bloedplaatjes (deze helpen bij de bloedstolling) of een bloedingsstoornis
-
problemen met bloedstolsels in het verleden
-
osteoporose (het verlies van botdichtheid)
-
alcoholisme
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Faslodex wordt niet aanbevolen bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Faslodex nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
In het bijzonder dient u uw arts te informeren als u antistollingsmiddelen gebruikt (geneesmiddelen die de
bloedstolling tegengaan).
Zwangerschap en borstvoeding
U mag Faslodex niet gebruiken als u zwanger bent. Als u nog zwanger kunt worden, dient u effectieve
anticonceptie te gebruiken terwijl u met Faslodex wordt behandeld en gedurende twee jaar na uw laatste
dosis.
U mag geen borstvoeding geven zolang u met Faslodex wordt behandeld.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het is niet te verwachten dat Faslodex invloed zal hebben op de rijvaardigheid of het gebruik van
machines. Als u zich echter moe voelt na de behandeling bestuur dan geen voertuig en bedien geen
machines.
Faslodex bevat 10% w/v ethanol (alcohol),
d.w.z. tot 500 mg per injectie, gelijk aan 10 ml bier of
4 ml wijn.
Schadelijk voor alcoholici.
Dit dient in overweging te worden genomen bij groepen met een verhoogd risico, zoals patiënten met een
leverziekte of met epilepsie.
Faslodex bevat 500 mg benzylalcohol per injectie,
overeenkomend met 100 mg/ml.
Benzylalcohol kan allergische reacties veroorzaken.
Faslodex bevat 750 mg benzylbenzoaat per injectie,
overeenkomend met 150 mg/ml.
3. Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het
juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De gebruikelijke dosering is 500 mg fulvestrant (twee 250 mg injecties van 5 ml) eenmaal per maand
toegediend, met een aanvullende 500 mg dosis twee weken nadat de startdosis is toegediend.
Uw arts of een verpleegkundige zal u Faslodex toedienen door middel van een langzame injectie, één in
elke bil.
34
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te
maken.
Het is mogelijk dat u onmiddellijk medische behandeling nodig heeft als u een of meerdere van de
onderstaande bijwerkingen krijgt:
Allergische (overgevoeligheids-) reacties, inclusief zwelling van het gezicht, de lippen, tong en/of
keel die tekenen van anafylactische reacties kunnen zijn
Trombo-embolie (toegenomen risico op bloedstolsels)*
Leverontsteking (hepatitis)
Leverfalen
Vertel het uw arts, apotheker of verpleegkundige als u last krijgt van een of meerdere van de
volgende bijwerkingen:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen
(kunnen bij meer dan 1 op de 10 mensen voorkomen)
Reacties op de plaats van injectie, zoals pijn en/of ontsteking
Afwijkingen in gehaltes aan leverenzymen (in bloedonderzoek)*
Misselijkheid
Gevoel van zwakte, vermoeidheid*
Gewrichts- en skeletspierstelselpijn
Warmteopwellingen (‘opvliegers’)
Huiduitslag
Allergische reacties (overgevoeligheid), waaronder zwelling van het gezicht, de lippen, tong en/of
keel
Alle andere bijwerkingen:
Vaak voorkomende bijwerkingen
(kunnen bij hoogstens 1 op de 10 mensen voorkomen)
Hoofdpijn
Braken, diarree of verlies van eetlust*
Infectie van de urinewegen
Rugpijn*
Verhoging van bilirubine (galpigment gemaakt door de lever)
Trombo-embolie (toegenomen risico op bloedstolsels)*
Afname van het aantal bloedplaatjes (trombocytopenie)
Vaginale bloedingen
Pijn in de onderrug, eenzijdig uitstralend naar het been (sciatica)
Plotselinge zwakte, gevoelloosheid, tintelingen of verlies van beweging in het been, in het bijzonder
aan slechts één kant van uw lichaam, plotselinge problemen met lopen of evenwicht (perifere
neuropathie)
Soms voorkomende bijwerkingen
(kunnen bij hoogstens 1 op de 100 mensen voorkomen)
Dikke, wittige vaginale afscheiding en candidiasis (infectie)
Bloeduitstorting en bloeding op de plaats van injectie
Verhoging van gamma-GT, een leverenzym (aangetoond door middel van bloedonderzoek)
35
Leverontsteking (hepatitis)
Leverfalen
Gevoelloosheid, tintelingen en pijn
Anafylactische reacties
* Bevat bijwerkingen waarvan de exacte rol van Faslodex niet beoordeeld kan worden als gevolg van de
onderliggende ziekte.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit geldt
ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V*.
Door bijwerkingen te melden, kunt
u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos of op
het etiket op de spuit na de afkorting EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand
is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren en vervoeren in een koelkast (2 °C – 8 °C).
Temperatuurschommelingen buiten 2 °C – 8 °C dienen gelimiteerd te zijn. Dit houdt in dat bewaring bij
temperaturen boven 30 ºC vermeden moet worden, en dat een 28-daagse periode met een gemiddelde
bewaartemperatuur van het product beneden 25 ºC (maar boven de 2 °C - 8 ºC) niet mag worden
overschreden. Na temperatuurschommelingen dient het product onmiddellijk tot de aanbevolen
bewaarcondities te worden teruggebracht (bewaren en vervoeren in een koelkast 2 °C – 8 °C).
Temperatuurschommelingen hebben een cumulatief effect op de kwaliteit van het product en de periode
van 28 dagen mag niet overschreden worden tijdens de 4-jaar durende houdbaarheidstermijn van
Faslodex. Blootstelling aan temperaturen beneden 2 ºC zal het product niet nadelig beïnvloeden zolang het
niet beneden –20 ºC is bewaard.
Bewaar de voorgevulde spuit in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Het medisch personeel is verantwoordelijk voor het correct bewaren, gebruik en wegwerpen van Faslodex.
Dit geneesmiddel kan een risico voor in het water levende organismen inhouden. Spoel geneesmiddelen
niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u met
geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier
vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is fulvestrant. Elke voorgevulde spuit (5 ml) bevat 250 mg
fulvestrant.
-
De andere stoffen (hulpstoffen) in dit middel zijn ethanol (96 procent), benzylalcohol,
benzylbenzoaat en geraffineerde ricinusolie.
36
Hoe ziet Faslodex er uit en hoeveel zit er in een verpakking?
Faslodex is een heldere, kleurloze tot gele, viskeuze oplossing in een voorgevulde spuit met een tamper
evident (tegen manipulatie verzegelde) sluiting, die 5 ml oplossing voor injectie bevat. De aanbevolen
maandelijkse dosering van 500 mg dient toegediend te worden via 2 spuiten.
Faslodex heeft 2 verpakkingsvormen, namelijk een verpakking met 1 voorgevulde spuit van glas en een
verpakking met 2 voorgevulde spuiten van glas. Beschermde naalden (BD SafetyGlide) voor bevestiging
op iedere spuit zijn tevens bijgeleverd.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
AstraZeneca AB
SE-151 85 Södertälje
Zweden
Fabrikant
AstraZeneca AB
Global External Sourcing (GES)
Astraallén
Gärtunaporten
SE-151 85 Södertälje
Zweden
AstraZeneca UK Limited
Silk Road Business Park
Macclesfield
Cheshire
SK10 2NA
Verenigd Koninkrijk
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
AstraZeneca S.A./N.V.
Tel: +32 2 370 48 11
България
АстраЗе½ека
България ЕООД
Тел.: +359 24455000
Česká republika
AstraZeneca Czech Republic s.r.o.
Tel: +420 222 807 111
Danmark
AstraZeneca A/S
Tlf: +45 43 66 64 62
Deutschland
AstraZeneca GmbH
Tel: +49 40 809034100
Lietuva
UAB AstraZeneca Lietuva
Tel.: +3705 2660550
Luxembourg/Luxemburg
AstraZeneca S.A./N.V.
Tél/tel: +32 2 370 48 11
Magyarország
AstraZeneca Kft
Tel: +36 1 883 6500
Malta
Associated Drug Co. Ltd
Tel: +356 2277 8000
Nederland
AstraZeneca BV
Tel: +31 79 363 2222
37
Eesti
AstraZeneca
Tel: +372 6549 600
Ελλάδα
AstraZeneca A.E.
Τηλ: + 30 210 6871500
España
AstraZeneca Farmacéutica Spain, S.A.
Tel: +34 91 301 91 00
France
AstraZeneca
Tél: + 33 1 41 29 40 00
Hrvatska
Norge
AstraZeneca AS
Tlf: + 47 21 00 64 00
Österreich
AstraZeneca Österreich GmbH
Tel: +43 1 711 31 0
Polska
AstraZeneca Pharma Poland Sp. z o.o.
Tel.: + 48 22 245 73 00
Portugal
AstraZeneca Produtos Farmacêuticos, Lda.
Tel: +351 21 434 61 00
România
AstraZeneca Pharma SRL
Tel: + 40 21 317 60 41
Slovenija
AstraZeneca UK Limited
Tel: +386 1 51 35 600
Slovenská republika
AstraZeneca AB o.z.
Tel: + 421 2 5737 7777
Suomi/Finland
AstraZeneca Oy
Puh/Tel: + 358 10 23 010
Sverige
AstraZeneca AB
Tel: +46 8 553 26 000
United Kingdom (Northern Ireland)
AstraZeneca UK Ltd
Tel: + 44 1582 836 836
AstraZeneca d.o.o.
Tel: +385 1 4628 000
Ireland
AstraZeneca Pharmaceuticals (Ireland) DAC
Tel: + 353 1609 7100
Ísland
Vistor hf.
Sími: + 354 535 7000
Italia
AstraZeneca S.p.A.
Tel: +39 02 00704500
Κύπρος
Αλέκτωρ Φαρµακευτική Λτδ
Τηλ: +357 22490305
Latvija
SIA AstraZeneca Latvija
Tel: +371 67377100
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
38
Faslodex 500 mg (2 x 250 mg/5 ml oplossing voor injectie) dient te worden toegediend door middel van
twee voorgevulde spuiten, zie rubriek 3.
Instructies voor toediening
Waarschuwing - Autoclaveer de beschermde naald (BD SafetyGlide beschermde hypodermische naald)
niet vóór gebruik. De handen moeten altijd achter de naald blijven tijdens het gebruik en bij het
wegwerpen.
Voor elk van de twee spuiten:
Verwijder de glazen cilinder uit de houder en ga na of deze
niet beschadigd is.
Open de buitenverpakking van de beschermde naald
(SafetyGlide).
Parenterale oplossingen dienen voorafgaand aan de
toediening visueel gecontroleerd te worden op deeltjes en
kleurverandering.
Houd de injectiespuit rechtop bij het geribbelde deel (C).
Pak met de andere hand de dop (A) en kantel deze
voorzichtig heen en weer tot de dop loslaat en eraf
genomen kan worden, niet draaien (zie figuur 1).
Verwijder de dop (A) recht omhoog. Om steriliteit te
bewaren het uiteinde van de spuit (B) niet aanraken (zie
figuur 2).
Figuur 1
Figuur 2
Bevestig de beschermde naald aan de Luer-Lok en draai tot
deze stevig vastzit (zie figuur 3).
Controleer dat de naald goed bevestigd is aan het Luer
verbindingsstuk voordat in een andere richting wordt
bewogen.
Trek de beschermhuls rond de naald recht achteruit om
beschadiging van de top van de naald te vermijden.
Breng de gevulde spuit naar de plaats van toediening.
Verwijder de beschermhuls rond de naald.
Verdrijf overtollige lucht uit de spuit.
Figuur 3
Dien langzaam intramusculair toe (1-2 minuten/injectie) in
de bilspier (gluteaal gebied). Voor het gebruiksgemak is de
schuine kant van de naald naar dezelfde kant gericht als de
hendel (zie figuur 4).
Figuur 4
39
Duw onmiddellijk na toediening met één vinger op de
hendel om het beschermingsmechanisme te activeren (zie
figuur 5).
NB. Activeer weg van uzelf en anderen. Let er op dat u de
klik hoort en ga visueel na dat de punt van de naald
volledig is bedekt.
Figuur 5
Verwijdering
Voorgevulde spuiten zijn
slechts
voor eenmalig gebruik.
Dit geneesmiddel kan een risico voor het aquatische milieu inhouden. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
40
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Faslodex 250 mg oplossing voor injectie.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén voorgevulde spuit bevat 250 mg fulvestrant in 5 ml oplossing.
Hulpstof(fen) met bekend effect (per 5 ml):
Ethanol (96%, 500 mg)
Benzylalcohol (500 mg)
Benzylbenzoaat (750 mg)
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie.
Heldere, kleurloze tot gele, viskeuze oplossing.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Faslodex wordt gebruikt
als monotherapie voor de behandeling van oestrogeenreceptor positieve, lokaal gevorderde of
gemetastaseerde borstkanker bij postmenopauzale vrouwen:
die niet eerder zijn behandeld met endocriene therapie, of
met recidief tijdens of na adjuvante anti-oestrogeenbehandeling, of progressie van de ziekte
tijdens een anti-oestrogeenbehandeling.
in combinatie met palbociclib voor de behandeling van hormoonreceptor (HR)-positieve,
human epidermal growth factor receptor 2 (HER2)-negatieve, lokaal gevorderde of
gemetastaseerde borstkanker bij vrouwen die eerder zijn behandeld met endocriene therapie
(zie rubriek 5.1).
Bij pre- of perimenopauzale vrouwen moet de combinatiebehandeling met palbociclib worden
gecombineerd met een luteïniserend hormoon releasing hormoon (LHRH)-agonist.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassen vrouwen (inclusief ouderen)
Wanneer Faslodex wordt gebruikt in combinatie met palbociclib, dient ook de Samenvatting van de
productkenmerken van palbociclib te worden geraadpleegd.
Voorafgaand aan de behandeling met de combinatie van Faslodex plus palbociclib, en tijdens de gehele
duur van de behandeling, dienen pre-/perimenopauzale vrouwen te worden behandeld met LHRH-
agonisten volgens de plaatselijke klinische standaard van zorg.
Speciale patiënten
Nierinsufficiëntie
Er worden geen dosisaanpassingen aanbevolen bij patiënten met milde tot matige nierinsufficiëntie
(creatinineklaring 30 ml/min). Veiligheid en werkzaamheid werden niet onderzocht bij patiënten met
ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring <30 ml/min) en daarom wordt voorzichtigheid aanbevolen
voor deze patiënten (zie rubriek 4.4).
Leverinsufficiëntie
Er worden geen dosisaanpassingen aanbevolen bij patiënten met milde tot matige leverinsufficiëntie.
Faslodex dient echter met voorzichtigheid te worden gebruikt bij deze patiënten, aangezien de
blootstelling aan fulvestrant toegenomen kan zijn. Er zijn geen gegevens bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie (zie rubrieken 4.3, 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Faslodex bij kinderen in de leeftijd van de geboorte tot 18 jaar zijn
niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubrieken 5.1 en 5.2, maar er
kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Wijze van toediening
Faslodex dient te worden toegediend door twee opeenvolgende 5 ml injecties langzaam intramusculair te
injecteren (1-2 minuten/injectie), één in elke bilspier (gluteaal gebied).
Voorzichtigheid is geboden bij injectie van Faslodex op de dorsogluteale plaats wegens de nabijheid van
de onderliggende sciatische zenuw.
Voor gedetailleerde toedieningsinstructies, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Zwangerschap en borstvoeding (zie rubriek 4.6).
Ernstige leverinsufficiëntie (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Faslodex dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met milde tot matige
leverinsufficiëntie (zie rubrieken 4.2, 4.3 en 5.2).
Faslodex dient, vanwege de intramusculaire toedieningsroute, met voorzichtigheid te worden gebruikt bij
patiënten met een bloedende diathese, trombocytopenie of bij patiënten die anticoagulantia gebruiken.
Trombo-embolische voorvallen worden vaak waargenomen bij vrouwen met gevorderde borstkanker en
werden waargenomen in klinische studies met Faslodex (zie rubriek 4.8). Hiermee moet rekening worden
gehouden bij het voorschrijven van Faslodex aan risicopatiënten.
Er zijn bij Faslodex injectie meldingen geweest van injectieplaatsgerelateerde reacties inclusief sciatica,
neuralgie, neuropathische pijn en perifere neuropathie. Voorzichtigheid is geboden bij toediening van
Faslodex op de dorsogluteale injectieplaats wegens de nabijheid van de onderliggende sciatische zenuw
(zie rubrieken 4.2 en 4.8).
Er zijn geen langetermijngegevens over het effect van fulvestrant op het bot. Als gevolg van het
werkingsmechanisme van fulvestrant is er een mogelijk risico op osteoporose.
De werkzaamheid en veiligheid van Faslodex (zij het als monotherapie dan wel in combinatie met
palbociclib) zijn niet onderzocht bij patiënten met viscerale crisis.
Wanneer Faslodex wordt gebruikt in combinatie met palbociclib, dient ook de Samenvatting van de
productkenmerken van palbociclib te worden geraadpleegd.
Verstoring van estradiol antilichaamtesten
Wegens de structurele gelijkenis tussen fulvestrant en estradiol kan fulvestrant op antilichaam gebaseerde
estradioltesten verstoren wat kan leiden tot valse hogere estradiolwaarden.
Ethanol
Faslodex bevat 10% w/v ethanol (alcohol) als hulpstof, d.w.z. tot 500 mg per injectie, overeenkomend met
10 ml bier of 4 ml wijn. Dit kan schadelijk zijn voor mensen die lijden aan alcoholisme en dient in
overweging genomen te worden bij hoog risico groepen zoals patiënten met een leverziekte en met
epilepsie.
Benzylalcohol
Faslodex bevat de hulpstof benzylalcohol wat allergische reacties kan veroorzaken.
Pediatrische patiënten
Faslodex wordt niet aangeraden voor gebruik bij kinderen en adolescenten aangezien de veiligheid en
werkzaamheid niet zijn vastgesteld binnen deze patiëntengroep (zie rubriek 5.1).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Een klinische interactiestudie met midazolam (substraat van CYP3A4) toonde aan dat fulvestrant
CYP3A4 niet inhibeert. Klinische interactiestudies met rifampicine (CYP3A4-induceerder) en
ketoconazol (CYP3A4-remmer) toonden geen klinisch relevante verandering aan in de klaring van
fulvestrant. Dosisaanpassingen zijn daarom niet noodzakelijk bij patiënten die tegelijkertijd fulvestrant en
CYP3A4-remmers of -induceerders krijgen.
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vruchtbare vrouwen
Vruchtbare vrouwen dienen effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens de behandeling met Faslodex en
gedurende twee jaar na de laatste dosis.
Zwangerschap
Faslodex is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap (zie rubriek 4.3). Het is aangetoond dat fulvestrant
de placenta passeert na een enkele intramusculaire dosis in ratten en konijnen. Studies bij dieren hebben
voortplantingstoxiciteit aangetoond inclusief een verhoogde incidentie van foetale afwijkingen en sterfte
(zie rubriek 5.3).
Indien zwangerschap optreedt tijdens gebruik van Faslodex, dient de patiënt geïnformeerd te worden over
de mogelijke schadelijkheid voor de foetus en het mogelijke risico op een zwangerschapsafbreking.
Borstvoeding
Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met Faslodex. Fulvestrant wordt uitgescheiden in
de moedermelk bij zogende ratten. Het is niet bekend of fulvestrant wordt uitgescheiden in de
moedermelk bij mensen. Gezien de mogelijkheid op ernstige bijwerkingen bij zuigelingen ten gevolge van
fulvestrant, is het gebruik tijdens borstvoeding gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
Het effect van Faslodex op vruchtbaarheid bij mensen is niet onderzocht.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Faslodex heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Echter, aangezien asthenie zeer vaak is gemeld met Faslodex, dient voorzichtigheid
te worden betracht door patiënten die deze bijwerking ervaren.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Monotherapie
Deze rubriek bevat informatie die gebaseerd is op alle bijwerkingen uit klinische studies, post-
marketingstudies of op spontane meldingen. In de samengevoegde dataset van fulvestrant monotherapie,
betroffen de meest gemelde bijwerkingen: reacties op de plaats van injectie, asthenie, misselijkheid en
verhoogde leverenzymen (ALT, AST, ALP).
In Tabel 1 zijn de volgende frequentiecategorieën voor bijwerkingen berekend op basis van de 500 mg
Faslodex behandelgroep in samengevoegde veiligheidsanalyses van studies waarin 500 mg Faslodex werd
vergeleken met 250 mg Faslodex [CONFIRM (Studie D6997C00002), FINDER 1 (Studie D6997C00004),
FINDER 2 (Studie D6997C00006) en NEWEST (Studie D6997C00003)], of van FALCON (Studie
D699BC00001) alleen, waarin 500 mg Faslodex werd vergeleken met 1 mg anastrozol. Wanneer de
frequenties in de samengevoegde veiligheidsanalyse afwijken van die in FALCON, is de hoogste
frequentie vermeld. De frequenties in Tabel 1 zijn gebaseerd op alle gerapporteerde voorvallen, ongeacht
de beoordeling van causaliteit door de onderzoeker. De mediane duur van behandeling met fulvestrant
Bijwerkingen in tabelvorm
Bijwerkingen die hieronder staan vermeld, zijn ingedeeld op frequentie en systeem/orgaanklassen (SOC).
De frequentie-indelingen worden gedefinieerd volgens de volgende conventie: Zeer vaak (1/10), Vaak
(1/100 tot <1/10), Soms (1/1.000 tot <1/100). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt naar afnemende ernst.
Tabel 1
Bijwerkingen gerapporteerd bij patiënten behandeld met Faslodex als monotherapie
Bijwerkingen per systeem/orgaanklassen en frequentie
Infecties en parasitaire aandoeningen
Vaak
Urineweginfecties
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak
Verlaagde plaatjestellinge
Immuunsysteemaandoeningen
Zeer vaak
Overgevoeligheidsreactiese
Soms
Anafylactische reacties
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Vaak
Anorexiea
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Hoofdpijn
Bloedvataandoeningen
Zeer vaak
Warmteopwellingen (`opvliegers')e
Vaak
Veneuze trombo-emboliea
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Misselijkheid
Vaak
Braken, diarree
Lever- en galaandoeningen
Zeer vaak
Verhoogde leverenzymen (ALT, AST,
ALP)a
Vaak
Verhoogd bilirubinea
Soms
Leverfalenc, f, hepatitisf, verhoogd
gamma-GTf
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer vaak
Huiduitslage
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Zeer vaak
Gewrichts- en skeletspierstelselpijnd
Vaak
Rugpijna
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Vaak
Vaginale bloedingene
Soms
Vaginale moniliasisf, leukorroef
Algemene aandoeningen en
Zeer vaak
Astheniea, reacties op de plaats van
toedieningsplaatsstoornissen
injectieb
Vaak
Perifere neuropathiee, sciaticae
Soms
Bloeding op de plaats van injectief,
hematoom op de plaats van injectief,
neuralgiec, f
a
Inbegrepen zijn bijwerkingen waarvan als gevolg van de onderliggende ziekte de exacte bijdrage van
Faslodex niet kan worden beoordeeld.
b
De term reacties op de plaats van injectie bevat niet de termen bloeding op de plaats van injectie, hematoom
op de plaats van injectie, sciatica, neuralgie en perifere neuropathie.
c
De bijwerking werd niet waargenomen tijdens belangrijke klinische studies (CONFIRM, FINDER 1,
FINDER 2, NEWEST). De frequentie is berekend door gebruik te maken van de bovengrens van het 95%
betrouwbaarheidsinterval van de schatting. Dit is berekend als 3/560 (hier is 560 het aantal patiënten in de
belangrijke klinische studies), dit komt overeen met de frequentiecategorie `soms'.
d
Omvat: artralgie, en minder vaak skeletspierstelselpijn, myalgie en pijn in ledematen.
e
Frequentiecategorie in samengevoegde veiligheidsgegevens wijkt af van die van FALCON.
f
Bijwerking niet geconstateerd in FALCON.
De hieronder opgenomen omschrijvingen zijn gebaseerd op de veiligheidsanalyseset van 228 patiënten die
respectievelijk ten minste één (1) dosis fulvestrant toegediend hebben gekregen en 232 patiënten die ten
minste één (1) dosis anastrozol hebben gekregen, in de FALCON fase III-studie.
Gewrichts- en skeletspierstelselpijn
In de FALCON-studie waren er respectievelijk 65 patiënten (31,2%) en 48 patiënten (24,1%) die een
bijwerking als gewrichtspijn en skeletspierstelselpijn meldden voor de fulvestrant- en anastrozol-armen.
Van de 65 patiënten in de Faslodex-arm rapporteerde 40% (26/65) van de patiënten gewrichts- en
skeletspierstelselpijn tijdens de eerste maand van de behandeling en 66,2% (43/65) van de patiënten
tijdens de eerste drie maanden van de behandeling. Er waren geen patiënten die bijwerkingen
rapporteerden die CTCAE-graad 3 waren of waarvoor een reductie van de dosis, een onderbreking van
de dosis of staken van de behandeling noodzakelijk was als gevolg van deze bijwerkingen.
Behandeling in combinatie met palbociclib
Het totale veiligheidsprofiel van fulvestrant gebruikt in combinatie met palbociclib is gebaseerd op de
gegevens van 517 patiënten met HR-positieve, HER2-negatieve gevorderde of gemetastaseerde
borstkanker in de gerandomiseerde PALOMA3 studie (zie rubriek 5.1). De meest frequente bijwerkingen
(20%) onafhankelijk van welke graad gerapporteerd bij patiënten behandeld met fulvestrant in
combinatie met palbociclib waren neutropenie, leukopenie, infecties, vermoeidheid, misselijkheid,
anemie, stomatitis, diarree, trombocytopenie en overgeven. De meest frequente bijwerkingen van graad 3
(2%) waren neutropenie, leukopenie, infecties, anemie, verhoogd AST, trombocytopenie en
vermoeidheid.
Tabel 2 geeft de bijwerkingen afkomstig uit PALOMA3 weer.
De mediane duur van blootstelling aan fulvestrant was 11,2 maanden in de fulvestrant + palbociclib-arm
en 4,8 maanden in de fulvestrant + placebo-arm. De mediane duur van blootstelling aan palbociclib in de
fulvestrant + palbociclib-arm was 10,8 maanden.
Tabel 2
Bijwerkingen op basis van de PALOMA3 studie (N=517)
Faslodex + palbociclib
Faslodex + placebo
Systeem/orgaanklassen
(N=345)
(N=172)
Frequentie
Voorkeursterma
Alle graden
Graad 3
Alle graden Graad 3
n (%)
n (%)
n (%)
n (%)
Infecties en parasitaire aandoeningen
Zeer vaak
Infectiesb
188 (54,5)
19 (5,5)
60 (34,9)
6 (3,5)
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Zeer vaak
Neutropeniec
290 (84,1)
240 (69,6)
6 (3,5)
0
Leukopenied
207 (60,0)
132 (38,3)
9 (5,2)
1 (0,6)
Anemiee
109 (31,6)
15 (4,3)
24 (14,0)
4 (2,3)
Trombocytopenief
88 (25,5)
10 (2,9)
0
0
Soms
Febriele neutropenie
3 (0,9)
3 (0,9)
0
0
60 (17,4)
4 (1,2)
18 (10,5)
1 (0,6)
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Dysgeusie
27 (7,8)
0
6 (3,5)
0
Oogaandoeningen
Vaak
Traanproductie verhoogd
25 (7,2)
0
2 (1,2)
0
Wazig zien
24 (7,0)
0
3 (1,7)
0
Droog oog
15 (4,3)
0
3 (1,7)
0
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak
Epistaxis
25 (7,2)
0
4 (2,3)
0
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Misselijkheid
124 (35,9)
2 (0,6)
53 (30,8)
1 (0,6)
Stomatitisg
104 (30,1)
3 (0,9)
24 (14,0)
0
Diarree
94 (27,2)
0
35 (20,3)
2 (1,2)
Braken
75 (21,7)
2 (0,6)
28 (16,3)
1 (0,6)
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer vaak
Alopecia
67 (19,4)
n.v.t.
11 (6,4)
n.v.t.
Rashh
63 (18,3)
3 (0,9)
10 (5,8)
0
Vaak
Droge huid
28 (8,1)
0
3 (1,7)
0
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Vermoeidheid
152 (44,1)
9 (2,6)
54 (31,4)
2 (1,2)
Pyrexie
47 (13,6)
1 (0,3)
10 (5,8)
0
Vaak
Asthenie
27 (7,8)
1 (0,3)
13 (7,6)
2 (1,2)
Onderzoeken
Zeer vaak
AST verhoogd
40 (11,6)
11 (3,2)
13 (7,6)
4 (2,3)
Vaak
ALT verhoogd
30 (8,7)
7 (2,0)
10 (5,8)
1 (0,6)
ALT = alanineaminotransferase; AST = aspartaataminotransferase; N/n = aantal patiënten; n.v.t. = niet van
toepassing
a De voorkeurstermen (PT's) zijn vermeld volgens MedDRA 17.1.
b Infecties omvat alle PT's van de systeem/orgaanklasse Infecties en parasitaire aandoeningen.
c Neutropenie omvat de volgende PT's: neutropenie, neutrofielentelling verlaagd.
d Leukopenie omvat de volgende PT's: leukopenie, witte bloedceltelling verlaagd.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Neutropenie
Bij patiënten die in de PALOMA3 studie fulvestrant kregen in combinatie met palbociclib, werd
neutropenie (alle graden) gerapporteerd bij 290 (84,1%) patiënten. Bij 200 (58,0%) patiënten betrof het
neutropenie graad 3 en bij 40 (11,6%) patiënten neutropenie graad 4.
In de fulvestrant + placebo-arm (n = 172) werd neutropenie (alle graden) gerapporteerd bij 6 patiënten
(3,5%). Er werden geen gevallen van neutropenie van graad 3 en 4 gerapporteerd in de fulvestrant +
placebo-arm.
Bij patiënten die fulvestrant in combinatie met palbociclib kregen, bedroeg de mediane tijd tot de eerste
episode van neutropenie onafhankelijk van welke graad 15 dagen (spreiding: 13-512 dagen). De mediane
duur voor neutropenie van graad 3 bedroeg 16 dagen. Febriele neutropenie werd gerapporteerd bij 3
(0,9%) van de patiënten die fulvestrant in combinatie met palbociclib kregen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze
wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via
het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V*.
4.9
Overdosering
Er zijn op zichzelf staande gevallen gerapporteerd van overdosering van Faslodex bij mensen. Als een
overdosering optreedt, wordt symptomatische ondersteunende behandeling aanbevolen. Dierstudies
suggereren dat er met hogere doses fulvestrant geen andere effecten zichtbaar waren dan welke direct of
indirect gerelateerd zijn aan de anti-oestrogene activiteit (zie rubriek 5.3).
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Endocriene therapie, Anti-oestrogenen, ATC-code: L02BA03
Werkingsmechanisme en farmacodynamische effecten
Fulvestrant is een competitieve oestrogeenreceptor (ER) antagonist, met een affiniteit vergelijkbaar met
oestradiol. Fulvestrant blokkeert de trofische werking van oestrogenen, zonder enige partieel agonerende
(oestrogeenachtige) werking. Het werkingsmechanisme wordt in verband gebracht met de downregulatie
van oestrogeenreceptor-eiwitspiegels. Klinische studies bij postmenopauzale vrouwen met primaire
borstkanker hebben aangetoond dat fulvestrant significant de ER-expressie downreguleert in ER positieve
tumoren in vergelijking met placebo. Er was ook een significante afname van de expressie van
progesteronreceptoren wat overeenkomt met een gebrek aan intrinsieke oestrogeenagonerende effecten.
Klinische werkzaamheid en veiligheid bij gevorderde borstkanker
Monotherapie
Een klinische fase III-studie is uitgevoerd bij 736 postmenopauzale vrouwen met gevorderde borstkanker
bij wie een recidief optrad tijdens of na adjuvante endocriene behandeling of met progressie na endocriene
behandeling van gevorderde ziekte. De studie includeerde 423 patiënten bij wie een recidief of progressie
optrad tijdens anti-oestrogeenbehandeling (AE-subgroep) en 313 patiënten bij wie een recidief of
progressie optrad tijdens behandeling met een aromataseremmer (AI subgroep). Deze studie vergeleek de
werkzaamheid en veiligheid van 500 mg Faslodex (n=362) met 250 mg Faslodex (n=374). Progressievrije
overleving (PFS) was het primaire eindpunt. De belangrijkste secundaire werkzaamheidseindpunten
omvatten de objectieve respons rate (ORR), de mate van klinisch voordeel (clinical benefit rate, CBR) en
de totale overleving (overall survival, OS). De resultaten van de CONFIRM studie betreffende de
werkzaamheid zijn samengevat in Tabel 3.
Tabel 3
Samenvatting van de resultaten van het primaire werkzaamheidseindpunt (PFS) en
de belangrijkste secundaire werkzaamheidseindpunten in de CONFIRM studie
Variabele
Schattingstype;
Faslodex
Faslodex
Vergelijking tussen de groepen
vergelijking
500 mg
250 mg
(Faslodex 500 mg/Faslodex 250 mg)
van de
(N=362)
(N=374)
Hazard ratio
95% CI
p-waarde
behandelingen
PFS
K-M mediaan
in maanden;
hazard ratio
Alle patiënten
6,5
5,5
0,80
0,68, 0,94
0,006
- AE subgroep (n=423)
8,6
5,8
076
0,62, 094
0,013
- AI subgroep (n=313) a
5,4
4,1
0,85
0,67, 1,08
0,195
OSb
K-M mediaan
in maanden;
hazard ratio
Alle patiënten
26,4
22,3
0,81
0,69, 0,96
0,016c
- AE subgroep (n=423)
30,6
23,9
0,79
0,63, 0,99
0,038c
- AI subgroep (n=313) a
24,1
20,8
0,86
0,67, 1,11
0,241c
Variabele
Schattingstype;
Faslodex
Faslodex
Vergelijking tussen de groepen
vergelijking
500 mg
250 mg
(Faslodex 500 mg/Faslodex 250 mg)
van de
(N=362)
(N=374)
Absolute
95% CI
behandelingen
verschil in %
ORRd
% patiënten
met OR;
absoluut
verschil in %
Alle patiënten
13,8
14,6
-0,8
-5,8, 6,3
- AE subgroep (n=296)
18,1
19,1
-1,0
-8,2, 9,3
- AI subgroep (n=205) a
7,3
8,3
-1,0
-5,5, 9,8
CBRe
% patiënten
met CB;
absoluut
verschil in %
Alle patiënten
45,6
39,6
6,0
-1,1, 13,3
- AE subgroep (n=423)
52,4
45,1
7,3
-2,2, 16,6
36,2
32,3
3,9
-6,1, 15,2
a
Faslodex is geïndiceerd bij recidief of progressie van de ziekte tijdens een anti-oestrogeenbehandeling. De
resultaten in de AI-subgroep zijn niet overtuigend.
b
OS geeft de uiteindelijke overlevings-analyse weer bij een maturiteit van 75%.
c
De nominale p-waarde waaraan geen aanpassingen zijn gemaakt voor multipliciteit tussen de initiële
overlevingsanalyse bij een maturiteit van 50% en de geactualiseerde overlevingsanalyse bij een maturiteit van
75 %.
d
De objectieve respons rate (ORR) is beoordeeld bij patiënten bij wie de uitgangswaarde evalueerbaar was
voor respons (d.w.z. patiënten met meetbare ziekte aan het begin van de studie: 240 patiënten in de Faslodex
500 mg groep en 261 patiënten in de Faslodex 250 mg groep).
e
Patiënten met een complete respons als beste objectieve respons, gedeeltelijke respons of stabiele ziekte
24 weken.
PFS: Progressievrije overleving; ORR: Objectieve respons rate; OR: Objectieve respons; CBR: Mate van klinisch voordeel; CB:
Klinisch voordeel; OS: Totale overleving; K-M: Kaplan-Meier; CI: Betrouwbaarheidsinterval; AI: aromataseremmer; AE: anti-
oestrogeen.
Er is een gerandomiseerde, dubbelblinde, dubbel-dummy, multicentrum fase III-studie uitgevoerd met
500 mg Faslodex versus 1 mg anastrozol bij postmenopauzale vrouwen met ER-positieve en/of PgR-
positieve lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker die niet eerder waren behandeld met enige
vorm van hormoontherapie. In totaal werden 462 patiënten opvolgend gerandomiseerd 1:1 voor
behandeling met ofwel 500 mg fulvestrant ofwel 1 mg anastrozol. De randomisatie werd gestratificeerd
naar ziektekenmerk (lokaal gevorderd of gemetastaseerd), eerdere chemotherapie voor gevorderde ziekte
en meetbare ziekte.
Het primaire werkzaamheidseindpunt van de studie was door de onderzoeker beoordeelde progressievrije
overleving (PFS, progression-free survival), geëvalueerd volgens RECIST 1.1 (Response Evaluation
Criteria in Solid Tumours). De belangrijkste secundaire werkzaamheidseindpunten omvatten de totale
overleving (OS, overall survival) en de objectieve respons rate (ORR).
De mediane leeftijd van de patiënten die deelnamen aan deze studie was 63 jaar (leeftijdsgroep 36-90).
Het merendeel van de patiënten (87,0%) had gemetastaseerde ziekte bij baseline. Vijfenvijftig procent
(55,0%) van de patiënten had viscerale metastasen bij baseline. In totaal had 17,1% van de patiënten
eerder een chemokuur gekregen voor gevorderde ziekte; 84,2% van de patiënten had meetbare ziekte.
In het merendeel van de vooraf gespecificeerde subgroepen van patiënten werden consistente resultaten
waargenomen. Voor de subgroep van patiënten bij wie de ziekte beperkt was gebleven tot niet-viscerale
metastasen (n=208) was de HR 0,592 (95% CI: 0,419; 0,837) voor de Faslodex-arm vergeleken met de
anastrozol-arm. Voor de subgroep van patiënten met viscerale metastasen (n=254) was de HR 0,993 (95%
CI: 0,740; 1,331) voor de Faslodex-arm vergeleken met de anastrozol-arm. De werkzaamheidsresultaten
van de FALCON-studie zijn weergegeven in Tabel 4 en Figuur 1.
Tabel 4
Samenvatting van de resultaten van het primaire werkzaamheidseindpunt (PFS) en
de belangrijkste secundaire werkzaamheidseindpunten (beoordeling door
onderzoeker, intention-to-treat populatie) FALCON-studie
Faslodex
Anastrozol
500 mg
1 mg
(N=230)
(N=232)
Progressievrije overleving
PFS incidenten (%)
143 (62,2%)
166 (71,6%)
HR 0,797 (0,637
0,999)
p-waarde
p = 0,0486
PFS-mediaan [maanden (95%
16,6 (13,8, 21,0)
13,8 (12,0, 16,6)
CI)]
OS incidenten (%)*
67 (29,1%)
75 (32,3%)
Hazard ratio OS (95% CI) en p-
HR 0,875 (0,629
1,217)
waarde
p = 0,4277
ORR**
89 (46,1%)
88 (44,9%)
Odds ratio ORR (95% CI) en p-
OR 1,074 (0,716 1,614)
waarde
p = 0,7290
Mediane DoR (maanden)
20,0
13,2
CBR
180 (78,3%)
172 (74,1%)
Odds ratio CBR (95% CI) en p-
OR 1,253 (0,815 1,932)
waarde
p = 0,3045
*(Maturiteit van 31%) - niet-voltooide OS-analyse
**voor patiënten met meetbare ziekte
Figuur 1 Kaplan-Meier-curve van progressievrije overleving (beoordeling door onderzoeker,
intention-to-treatpopulatie) FALCON-studie
Twee klinische fase III-studies werden uitgevoerd bij in totaal 851 postmenopauzale vrouwen met
gevorderde borstkanker bij wie de ziekte opnieuw was opgetreden tijdens of na adjuvante endocriene
behandeling of progressie volgend op endocriene behandeling van gevorderde ziekte. Zevenenzeventig
procent (77%) van de studiepopulatie had oestrogeenreceptor positieve borstkanker. Deze studies
vergeleken de veiligheid en werkzaamheid van maandelijkse toediening van 250 mg Faslodex versus de
dagelijkse toediening van 1 mg anastrozol (aromataseremmer). In het algemeen was Faslodex bij een
maandelijkse dosis van 250 mg minstens even effectief als anastrozol wat betreft progressievrije
overleving, objectieve respons en tijd tot overlijden. Er waren geen statistisch significante verschillen
tussen de twee behandelgroepen voor al deze eindpunten. Progressievrije overleving was het primaire
eindpunt. Gecombineerde analyse van beide studies toonde aan dat bij 83% van de patiënten die Faslodex
Combinatietherapie met palbociclib
Een internationale, gerandomiseerde, dubbelblinde, multicenter fase III-studie met twee parallelle armen
van 500 mg Faslodex plus 125 mg palbociclib versus 500 mg Faslodex plus placebo werd uitgevoerd bij
vrouwen met HR-positieve, HER2-negatieve lokaal gevorderde borstkanker die niet in aanmerking
kwamen voor in opzet curatieve resectie of radiotherapie, dan wel vrouwen met gemetastaseerde
borstkanker, ongeacht hun menopauzale status, bij wie de ziekte zich verder had ontwikkeld na eerdere
endocriene therapie in (neo-) adjuvante of gemetastaseerde setting.
In totaal werden 521 pre-/peri- en postmenopauzale vrouwen met progressieve ziekte tijdens of binnen 12
maanden na voltooiing van de adjuvante endocriene therapie, of vrouwen met gevorderde ziekte binnen 1
maand sinds het starten van eerdere endocriene therapie gerandomiseerd. Dit gebeurde in de verhouding
2:1 naar Faslodex plus palbociclib of naar Faslodex plus placebo, waarna er gestratificeerd werd op basis
van gedocumenteerde gevoeligheid voor eerdere hormonale therapie, menopauzale status bij het begin van
de studie (pre-/peri- versus postmenopauzaal), alsmede aanwezigheid van viscerale metastasen. Pre-
/perimenopauzale vrouwen kregen de LHRH-agonist gosereline. Patiënten met
gevorderde/gemetastaseerde, symptomatische, viscerale uitzaaiingen die risico liepen op
levensbedreigende complicaties op korte termijn (inclusief patiënten met ernstige ongecontroleerde
effusies [pleuraal, pericardiaal, peritoneaal], pulmonale lymfangitis, en een voor meer dan 50% aangetaste
lever), mochten niet deelnemen aan de studie.
De patiënten bleven de toegewezen behandeling krijgen tot objectieve progressie van de ziekte,
symptomatische verslechtering, onacceptabele toxiciteit, overlijden, of intrekken van toestemming, wat als
eerste plaatsvond. Cross-over tussen behandelarmen was niet toegestaan.
De patiënten waren evenredig verdeeld naar baseline demografische en prognostische kenmerken tussen
de Faslodex plus palbociclib-arm en de Faslodex plus placebo-arm. De mediane leeftijd van de patiënten
die aan deze studie deelnamen was 57 jaar (spreiding 29 - 88). In beide behandelarmen was het merendeel
van de patiënten blank, hadden zij gedocumenteerde gevoeligheid voor eerdere hormoontherapie en waren
zij postmenopauzaal. Ongeveer 20% van de patiënten was pre-/perimenopauzaal. Alle patiënten hadden
eerder systemische therapie gekregen en de meeste patiënten in beide behandelarmen hadden eerder een
chemokuur gekregen voor hun primaire diagnose. Meer dan de helft (62%) had een ECOG PS van 0, 60%
had viscerale metastasen en 60% had meer dan 1 eerdere hormoonkuur gekregen voor hun primaire
diagnose.
Het primaire eindpunt van de studie was door de onderzoeker beoordeelde PFS (progressievrije
overleving), geëvalueerd volgens RECIST 1.1. Ondersteunende PFS-analyses waren gebaseerd op een
onafhankelijke centrale radiologische beoordeling. Secundaire eindpunten omvatten OR, CBR, algehele
overleving (overall survival [OS]), veiligheid, en TTD (tijd-tot-verslechtering) van het pijneindpunt.
Na een mediane follow-up van 45 maanden is de uiteindelijke OS-analyse, gebaseerd op 310 gevallen
(60% van de gerandomiseerde patiënten), uitgevoerd. Een verschil van 6,9 maanden in mediane OS is
waargenomen in de palbociclib plus fulvestrant-arm ten opzichte van de placebo plus fulvestrant-arm. Dit
resultaat was niet statistisch significant op het vooraf gespecificeerde significantieniveau van 0,0235
(eenzijdig). In de placebo plus fulvestrant-arm ontving 15,5% van de gerandomiseerde patiënten
palbociclib en andere CDK-remmers als vervolgbehandelingen na progressie.
De resultaten van de door de onderzoeker beoordeelde PFS en de uiteindelijke OS-resultaten uit de
PALOMA3-studie worden weergegeven in Tabel 5. De relevante Kaplan-Meier-curves worden
weergegeven in respectievelijk figuur 2 en 3.
Tabel 5
Werkzaamheidsresultaten PALOMA3-studie (beoordeling door de onderzoeker,
intent-to-treat populatie)
Bijgewerkte analyse
(laatste datum: 23 oktober 2015)
Faslodex plus palbociclib
Faslodex plus placebo
(N=347)
(N=174)
Progressievrije overleving
Mediaan [maanden (95%
11,2 (9,5, 12,9)
4,6 (3,5, 5,6)
CI)]
Hazard ratio (95% CI) en p-
0,497 (0,398, 0,620), p <0,000001
waarde
Secundaire eindpunten
OR [% (95% CI)]
26,2 (21,7, 31,2)
13,8 (9,0, 19,8)
OR (meetbare ziekte) [%
33,7 (28,1, 39,7)
17,4 (11,5, 24,8)
(95% CI)]
CBR [% (95% CI)]
68,0 (62,8, 72,9)
39,7 (32,3, 47,3)
Uiteindelijke algehele overleving (OS)
(laatste datum: 13 april 2018)
Aantal incidenten (%)
201 (57,9)
109 (62,6)
Mediaan [maanden (95%
34,9 (28,8, 40,0)
28,0 (23,6, 34,6)
CI)]
Hazard ratio (95% CI) en p-
0,814 (0,644, 1,029)
waarde
p=0,0429*
CBR= mate van klinisch voordeel (clinical benefit rate); CI= Betrouwbaarheidsinterval; N= Aantal patiënten; OR=
Objectieve respons
Resultaten voor de secundaire eindpunten op basis van bevestigde en niet-bevestigde responsen volgens RECIST
1.1.
* Niet statistisch significant.
Eenzijdige p-waarde van de log-rank test gestratificeerd naar aanwezigheid van viscerale metastasen en gevoeligheid
voor eerdere endocriene therapie per randomisatie.
FUL= Fulvestrant; PAL= Palbociclib; PCB= Placebo.
Een verminderd risico op progressie van de ziekte of overlijden in de Faslodex plus palbociclib-arm werd
waargenomen in alle aparte patiëntsubgroepen gedefinieerd door stratificatiefactoren en
baselinekenmerken. Dit was evident voor pre-/perimenopauzale vrouwen (HR van 0,46 [95% CI: 0,28,
0,75]) en postmenopauzale vrouwen (HR van 0,52 [95% CI: 0,40, 0,66]) en patiënten met viscerale locatie
van gemetastaseerde ziekte (HR van 0,50 [95% CI: 0,38, 0,65]) en niet-viscerale locatie van
gemetastaseerde ziekte (HR van 0,48 [95% CI: 0,33, 0,71]). Er werd ook een voordeel waargenomen
ongeacht de lijnen van eerdere therapie in de gemetastaseerde gevallen, of het nu 0 (HR van 0,59 [95%
CI: 0,37, 0,93]), 1 (HR van 0,46 [95% CI: 0,32, 0,64]), 2 (HR van 0,48 [95% CI: 0,30, 0,76]), of 3 lijnen
waren (HR van 0,59 [95% CI: 0,28, 1,22]).
palbociclib+fulvestrant
100
placebo+fulvestrant
90
)
80
(
%
g
70
60
v
e
r
l
e
v
i
n
50
40
e
l
e
o
e
h
30
l
g
20
A
10
0
0
6
12
18
24
30
36
42
48
54
Tijd (maanden)
Aantal patiënten (at risk)
PAL+FUL 347
321
286
247
209
165
148
126
17
PCB+FUL 174
155
135
115
86
68
57
43
7
FUL=fulvestrant; PAL=palbociclib; PCB=placebo.
Verdere werkzaamheidsmetingen (OR en TTR) beoordeeld in de subgroepen van patiënten met of zonder
viscerale ziekte worden weergegeven in Tabel 6.
Tabel 6
Werkzaamheidsresultaten in viscerale en niet-viscerale ziekte van de PALOMA3-
studie (intent-to-treat populatie)
Viscerale ziekte
Niet-viscerale ziekte
Faslodex plus
Faslodex plus
Faslodex plus
Faslodex plus
palbociclib
placebo
palbociclib
placebo
(N=206)
(N=105)
(N=141)
(N=69)
OR [% (95% CI)]
35,0
13,3
13,5
14,5
(28,5, 41,9)
(7,5, 21,4)
(8,3, 20,2)
(7,2, 25,0)
TTR*, mediaan
3,8
5,4
3,7
3,6
[maanden
(3,5, 16,7)
(3,5, 16,7)
(1,9, 13,7)
(3,4, 3,7)
(bereik)]
*Responsresultaten op basis van bevestigde en niet-bevestigde responsen.
N= Aantal patiënten; CI= Betrouwbaarheidsinterval; OR= Objectieve respons; TTR= Tijd tot eerste tumorrespons.
De door de patiënten gerapporteerde symptomen werden beoordeeld door middel van de vragenlijst over
kwaliteit van leven (QLQ)-C30 van de European Organisation for Research and Treatment of Cancer
(EORTC) en de Borstkankermodule daarvan (EORTC QLQ-BR23). In totaal vulden 335 patiënten in de
Faslodex plus palbociclib-arm en 166 patiënten in de Faslodex plus placebo-arm de vragenlijst in op
baseline en tijdens ten minste 1 bezoek na baseline.
Tijd tot verslechtering was vooraf gespecificeerd als de tijd tussen baseline en het eerste optreden van 10
punten verhoging vanaf de baseline in pijnsymptoomscores. Toevoeging van palbociclib aan Faslodex
resulteerde in een symptoomvoordeel door de tijd tot verslechtering van pijnsymptomen significant te
Effecten op het endometrium bij postmenopauzale vrouwen
Preklinische gegevens suggereren niet dat fulvestrant een stimulerend effect op het postmenopauzale
endometrium heeft (zie rubriek 5.3). Een studie gedurende 2 weken bij gezonde postmenopauzale
vrijwilligers die werden behandeld met 20 g ethinylestradiol per dag toonde aan dat, in vergelijking tot
voorbehandeling met placebo, voorbehandeling met 250 mg Faslodex resulteerde in een significant
verminderde stimulatie van het postmenopauzale endometrium, gemeten met ultrasone meting van de
dikte van het endometrium.
Neoadjuvante behandeling van 16 weken bij borstkankerpatiënten met zowel Faslodex 500 mg als
Faslodex 250 mg resulteerde niet in klinisch significante veranderingen in de dikte van het endometrium.
Dit duidt op het ontbreken van agonistisch effect. Er is geen bewijs voor negatieve effecten op het
endometrium bij de onderzochte borstkankerpatiënten. Er zijn geen gegevens beschikbaar betreffende
endometriummorfologie.
In twee kortdurende studies (1 en 12 weken) bij premenopauzale patiënten met een goedaardige
gynaecologische aandoening werden er geen significante verschillen in de dikte van het endometrium
waargenomen (door ultrasone meting) tussen fulvestrant- en placebogroepen.
Effecten op het botweefsel
Er zijn geen langetermijngegevens over het effect van fulvestrant op het botweefsel. Neoadjuvante
behandeling van 16 weken van borstkankerpatiënten met zowel Faslodex 500 mg als Faslodex 250 mg
resulteerde niet in klinisch significante veranderingen in serum bot-turnover markers.
Pediatrische patiënten
Faslodex is niet geïndiceerd voor gebruik bij kinderen. Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft
besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant om de resultaten in te dienen van onderzoek met
Faslodex in alle subgroepen van pediatrische patiënten bij borstkanker (zie rubriek 4.2 voor informatie
over pediatrisch gebruik).
Een open-label fase II-studie heeft de veiligheid, werkzaamheid en farmacokinetiek van fulvestrant
onderzocht bij 30 meisjes van 1 tot 8 jaar oud met progressieve vroegtijdige puberteit samengaand met
McCune Albright syndroom (MAS). De pediatrische patiënten kregen maandelijks een intramusculaire
dosis fulvestrant van 4 mg/kg. Deze 12 maanden durende studie heeft een reeks MAS-eindpunten
onderzocht en liet een vermindering zien in het aantal vaginale bloedingen en een afname van de snelheid
waarmee de botleeftijd vordert. De steady-state dalconcentraties van fulvestrant bij kinderen in deze studie
kwamen overeen met die van volwassenen (zie rubriek 5.2). Uit deze kleine studie kwamen geen nieuwe
aandachtspunten met betrekking tot de veiligheid naar voren, maar 5-jaars gegevens zijn nog niet
beschikbaar.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na toediening van Faslodex langwerkende intramusculaire injectie, wordt fulvestrant langzaam
geabsorbeerd en de maximale plasmaconcentraties (Cmax) worden bereikt na ongeveer 5 dagen.
Toepassing van het Faslodex 500 mg regiem geeft blootstellingwaardes van, of nabij, steady state binnen
Distributie
Fulvestrant ondergaat een uitgebreide en snelle distributie. Het grote schijnbare verdelingsvolume bij
steady-state (Vdss) van ongeveer 3 tot 5 l/kg suggereert dat het verdelingsvolume grotendeels
extravasculair is. Fulvestrant is in hoge mate (99%) gebonden aan plasmaproteïnen. De very low density
lipoproteïne (VLDL), low density lipoproteïne (LDL) en high density lipoproteïne (HDL) fracties zijn de
belangrijkste bindende componenten. Er werden geen interactiestudies uitgevoerd naar de competitieve
eiwitbinding. De rol van het geslachtshormoonbindende globuline (SHBG) is niet vastgesteld.
Biotransformatie
Het metabolisme van fulvestrant werd niet volledig onderzocht maar omvat combinaties van een aantal
mogelijke biotransformatieroutes, analoog aan die van endogene steroïden. De geïdentificeerde
metabolieten (inclusief 17-keton, sulfon, 3-sulfaat, 3- en 17-glucuronide metabolieten) zijn ofwel minder
actief of oefenen een vergelijkbare activiteit uit als fulvestrant in anti-oestrogeenmodellen. Studies die
gebruik maken van humane leverpreparaten en recombinant humane enzymen tonen aan dat CYP3A4 het
enige P450-isoënzym is dat betrokken is bij de oxidatie van fulvestrant, niet-P450 routes blijken echter
meer te overheersen in vivo. In vitro gegevens suggereren dat fulvestrant CYP450-isoënzymen niet
inhibeert.
Eliminatie
Fulvestrant wordt voornamelijk als metaboliet geëlimineerd. De voornaamste excretie gebeurt via de
faeces en minder dan 1% wordt uitgescheiden in de urine. Fulvestrant heeft een hoge klaring,
11+1,7 ml/min/kg, wat duidt op een hoge hepatische extractie ratio. De eliminatiehalfwaardetijd (t1/2) na
intramusculaire toediening wordt bepaald door de absorptiesnelheid en werd ingeschat op 50 dagen.
Bijzondere patiëntengroepen
In een populatie farmacokinetische analyse van fase III-studies, werd geen verschil waargenomen in het
farmacokinetische profiel van fulvestrant met betrekking tot leeftijd (33 tot 89 jaar), gewicht (40-127 kg)
of ras.
Nierinsufficiëntie
Een milde tot matige vermindering van de nierfunctie had geen klinisch relevante invloed op de
farmacokinetiek van fulvestrant.
Leverinsufficiëntie
De farmacokinetiek van fulvestrant werd onderzocht in een klinische studie met een enkelvoudige dosis
bij vrouwen met lichte tot matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse A en B). Hierbij werd een hoge
dosis van een korter werkende intramusculaire injectie gebruikt. Er was een ongeveer tot 2,5-voudige
toename in AUC bij vrouwen met leverinsufficiëntie in vergelijking met gezonde vrijwilligers. Bij
patiënten die Faslodex toegediend krijgen, wordt verwacht dat een toename in blootstelling van deze orde
goed verdragen wordt. Vrouwen met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse C) werden niet
geëvalueerd.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
De acute toxiciteit van fulvestrant is laag.
Faslodex en andere formuleringen van fulvestrant werden goed verdragen in alle diersoorten in studies
met meerdere doses. Lokale reacties, inclusief myositis en granulomatoma op de plaats van injectie,
werden toegeschreven aan het medium, maar de ernst van myositis bij konijnen was verhoogd in de
fulvestrant groep vergeleken met de fysiologisch zout-controlegroep. In toxiciteitstudies met meervoudige
intramusculaire doses bij ratten en honden was de anti-oestrogeenactiviteit van fulvestrant
verantwoordelijk voor de meeste effecten die werden waargenomen, vooral in het vrouwelijk
voortplantingssysteem, maar ook in de andere hormoongevoelige organen bij beide geslachten. Na
chronische (12 maanden) toediening, werd in enkele honden artritis gezien in verschillende weefsels.
In studies bij honden werden na orale en intraveneuze toediening effecten op het cardiovasculaire stelsel
(lichte stijgingen van het S-T-segment op het ECG [oraal], en sinusstilstand bij één hond [intraveneus])
waargenomen. Deze effecten kwamen voor bij hogere blootstellingsniveaus dan bij patiënten (Cmax
>15 keer) en worden geacht van beperkte betekenis te zijn voor de veiligheid bij de mens bij de klinische
dosis.
Fulvestrant vertoonde geen genotoxisch potentieel.
Fulvestrant vertoonde effecten op de voortplanting en de ontwikkeling van embryo/foetus overeenkomend
met de anti-oestrogene activiteit, bij doses vergelijkbaar met de klinische dosis. Bij ratten werd een
omkeerbare reductie van de vrouwelijke vruchtbaarheid en embryonale overleving, dystokie en
toegenomen incidentie van foetale afwijkingen, inclusief een kromming van de voetwortel waargenomen.
Konijnen die fulvestrant kregen slaagden er niet in om zwanger te blijven. Er werd een toename in het
gewicht van de placenta en verlies van de foetussen na implantatie gezien. Er was een verhoogde
incidentie van foetale afwijkingen bij konijnen (achterwaartse verplaatsing van de bekkengordel en de
27 presacrale vertebrae).
Een twee jaar durende oncogeniciteitsstudie bij ratten (intramusculaire toediening van Faslodex) toonde
een toegenomen incidentie van ovariële goedaardige granulosa-cel tumoren bij vrouwelijke ratten bij de
hoge dosis, 10 mg/rat/15 dagen, en een verhoogde incidentie van testiculaire Leydigceltumoren bij
mannelijke ratten. Tijdens een twee jaar durende oncogeniciteitstudie bij muizen (dagelijkse orale
toediening) was er een toegenomen incidentie van ovariële 'sex cord'-stromatumoren (zowel goedaardige
als kwaadaardige) bij doses van 150 en 500 mg/kg/dag. Bij het niveau waarbij voor deze bevindingen
geen effect werd gezien, waren de systemische blootstellingsniveaus (AUC) bij vrouwtjesratten gelijk aan
ongeveer 1,5 maal de verwachte humane blootstellingsniveaus en bij mannetjesratten aan 0,8 maal de
verwachte humane blootstelling. Bij zowel mannetjes- als vrouwtjesmuizen waren de systemische
Environmental Risk Assessment (ERA)
Studies naar milieurisicobeoordeling hebben aangetoond dat fulvestrant de potentie zou kunnen hebben
om nadelige effecten voor het aquatische milieu te veroorzaken (zie rubriek 6.6).
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Ethanol (96 procent)
Benzylalcohol
Benzylbenzoaat
Geraffineerde ricinusolie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
4 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren en vervoeren in een koelkast (2°C 8°C).
Temperatuurschommelingen buiten 2°C - 8°C dienen gelimiteerd te zijn. Dit houdt in dat bewaring bij
temperaturen boven 30ºC vermeden moet worden, en dat een 28-daagse periode met een gemiddelde
bewaartemperatuur van het product beneden 25ºC (maar boven de 2ºC -8ºC) niet mag worden
overschreden. Na temperatuurschommelingen dient het product onmiddellijk tot de aanbevolen
bewaarcondities te worden teruggebracht (bewaren en vervoeren in een koelkast 2°C 8°C).
Temperatuurschommelingen hebben een cumulatief effect op de kwaliteit van het product en de periode
van 28 dagen mag niet overschreden worden tijdens de 4-jaar durende houdbaarheidstermijn van Faslodex
(zie rubriek 6.3). Blootstelling aan temperaturen beneden 2ºC zal het product niet nadelig beïnvloeden
zolang het niet beneden 20ºC is bewaard.
De voorgevulde injectiespuit bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
De voorgevulde spuit bestaat uit:
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Instructies voor toediening
Toediening van de injectie dient plaats te vinden volgens de lokale richtlijnen voor uitvoering van
intramusculaire injecties van grote volumes.
LET OP: Wegens de nabijheid van de onderliggende sciatische zenuw is voorzichtigheid geboden bij
toediening van Faslodex op de dorsogluteale injectieplaats (zie rubriek 4.4).
Waarschuwing Autoclaveer de beschermde naald (BD SafetyGlide beschermde hypodermische naald)
niet voor gebruik. De handen moeten altijd achter de naald blijven tijdens het gebruik en bij het
wegwerpen.
Voor elk van de twee spuiten:
Verwijder de glazen cilinder uit de houder en ga na of deze
Figuur 1
niet beschadigd is.
Open de buitenverpakking van de beschermde naald
(SafetyGlide).
Parenterale oplossingen dienen voorafgaand aan de toediening
visueel gecontroleerd te worden op deeltjes en
kleurverandering.
Houd de injectiespuit rechtop bij het geribbelde deel (C). Pak
met de andere hand de dop (A) en kantel deze voorzichtig
heen en weer tot de dop loslaat en eraf genomen kan worden,
niet draaien (zie figuur 1).
het uiteinde van de spuit (B) niet aanraken (zie figuur 2).
Bevestig de beschermde naald aan de Luer-Lok en draai tot
Figuur 3
deze stevig vastzit (zie figuur 3).
Controleer dat de naald goed bevestigd is aan het Luer
verbindingsstuk voordat in een andere richting wordt
bewogen.
Trek de beschermhuls rond de naald recht achteruit om
beschadiging van de top van de naald te vermijden.
Breng de gevulde spuit naar de plaats van toediening.
Verwijder de beschermhuls rond de naald.
Verdrijf overtollige lucht uit de spuit.
Dien langzaam intramusculair toe (1-2 minuten/injectie) in de Figuur 4
bilspier (gluteaal gebied). Voor het gebruiksgemak is de
schuine kant van de naald naar dezelfde kant gericht als de
hendel (zie figuur 4).
Duw onmiddellijk na toediening met één vinger op de hendel Figuur 5
om het beschermingsmechanisme te activeren (zie figuur 5).
NB. Activeer weg van uzelf en anderen. Let erop dat u de klik
hoort en ga visueel na dat de punt van de naald volledig is
bedekt.
Verwijdering
Voorgevulde spuiten zijn
slechts voor eenmalig gebruik.
Dit geneesmiddel kan een risico voor het aquatische milieu inhouden. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften (zie rubriek 5.3).
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/03/269/001 1 spuit
EU/1/03/269/002 2 spuiten
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 10 maart 2004
Datum van laatste verlenging: 10 maart 2009
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu)
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING
TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN
HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
AstraZeneca AB
Global External Sourcing (GES)
Astraallén
Gärtunaporten
SE-151 85 Södertälje
Zweden
AstraZeneca UK Limited
Silk Road Business Park,
Macclesfield, SK10 2NA
Verenigd Koninkrijk
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van Richtlijn
2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese webportaal voor
geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module 1.8.2
van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Faslodex 250 mg oplossing voor injectie.
Fulvestrant
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
Eén voorgevulde spuit bevat 250 mg fulvestrant in 5 ml oplossing
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Ethanol (96 procent), benzylalcohol, benzylbenzoaat en geraffineerde ricinusolie. Lees de bijsluiter voor
verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit.
1 voorgevulde spuit (5 ml)
1 beschermde naald
2 voorgevulde spuiten (elk 5 ml)
2 beschermde naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
Slechts voor eenmalig gebruik.
Lees de bijgesloten instructies voor toediening voor volledige instructies omtrent de toediening van
Faslodex en het gebruik van de beschermde naald.
De aanbevolen maandelijkse dosering van 500 mg dient toegediend te worden via 2 spuiten.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT
EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren en vervoeren in de koelkast.
Bewaar de voorgevulde spuit in de originele verpakking ter bescherming tegen licht. Lees de bijsluiter
voor informatie over temperatuurschommelingen.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN
VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
AstraZeneca AB
SE-151 85 Södertälje
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/03/269/001 1 spuit
EU/1/03/269/002 2 spuiten
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
ETIKET VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Faslodex 250 mg oplossing voor injectie.
fulvestrant
IM gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
5 ml
6.
OVERIGE
Faslodex 250 mg oplossing voor injectie
fulvestrant
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet
in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Faslodex en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1. Wat is Faslodex en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Faslodex bevat het werkzame bestanddeel fulvestrant dat tot de groep van oestrogeenblokkeerders
behoort. Oestrogenen zijn een type van vrouwelijk geslachtshormonen, die in een aantal gevallen
betrokken kunnen zijn bij de groei van borstkanker.
Faslodex wordt gebruikt ofwel:
alleen, voor de behandeling van postmenopauzale vrouwen met een type borstkanker dat
oestrogeenreceptor-positieve borstkanker genoemd wordt, die lokaal gevorderd is of die
uitgezaaid is naar andere delen van het lichaam (gemetastaseerd), dan wel;
in combinatie met palbociclib voor de behandeling van vrouwen met een type borstkanker dat
hormoonreceptor-positieve, human epidermal growth factor receptor 2 (HER2)-negatieve
borstkanker genoemd wordt, die lokaal gevorderd is of uitgezaaid is naar andere delen van het
lichaam (gemetastaseerd). Vrouwen die nog niet in de menopauze zijn, zullen ook worden
behandeld met een geneesmiddel dat luteïniserende hormoon releasing hormoon (LHRH)
agonist genoemd wordt
.
Wanneer Faslodex wordt gegeven in combinatie met palbociclib, is het belangrijk dat u ook de bijsluiter
van palbociclib leest. Als u vragen heeft over palbociclib, neem dan contact op met uw arts.
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
u bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek
6.
- u bent zwanger of geeft borstvoeding
- u heeft ernstige leverproblemen
nier- of leverproblemen
- lage hoeveelheid bloedplaatjes (deze helpen bij de bloedstolling) of een bloedingsstoornis
- problemen met bloedstolsels in het verleden
- osteoporose (het verlies van botdichtheid)
- alcoholisme
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Faslodex wordt niet aanbevolen bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Faslodex nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
In het bijzonder dient u uw arts te informeren als u antistollingsmiddelen gebruikt (geneesmiddelen die de
bloedstolling tegengaan).
Zwangerschap en borstvoeding
U mag Faslodex niet gebruiken als u zwanger bent. Als u nog zwanger kunt worden, dient u effectieve
anticonceptie te gebruiken terwijl u met Faslodex wordt behandeld en gedurende twee jaar na uw laatste
dosis.
U mag geen borstvoeding geven zolang u met Faslodex wordt behandeld.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het is niet te verwachten dat Faslodex invloed zal hebben op de rijvaardigheid of het gebruik van
machines. Als u zich echter moe voelt na de behandeling bestuur dan geen voertuig en bedien geen
machines.
Faslodex bevat 10% w/v ethanol (alcohol), d.w.z. tot 500 mg per injectie, gelijk aan 10 ml bier of
4 ml wijn.
Schadelijk voor alcoholici.
Dit dient in overweging te worden genomen bij groepen met een verhoogd risico, zoals patiënten met een
leverziekte of met epilepsie.
Faslodex bevat 500 mg benzylalcohol per injectie, overeenkomend met 100 mg/ml.
Benzylalcohol kan allergische reacties veroorzaken.
Faslodex bevat 750 mg benzylbenzoaat per injectie, overeenkomend met 150 mg/ml.
3. Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het
juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De gebruikelijke dosering is 500 mg fulvestrant (twee 250 mg injecties van 5 ml) eenmaal per maand
toegediend, met een aanvullende 500 mg dosis twee weken nadat de startdosis is toegediend.
Uw arts of een verpleegkundige zal u Faslodex toedienen door middel van een langzame injectie, één in
elke bil.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te
maken.
Het is mogelijk dat u onmiddellijk medische behandeling nodig heeft als u een of meerdere van de
onderstaande bijwerkingen krijgt:
Allergische (overgevoeligheids-) reacties, inclusief zwelling van het gezicht, de lippen, tong en/of
keel die tekenen van anafylactische reacties kunnen zijn
Trombo-embolie (toegenomen risico op bloedstolsels)*
Leverontsteking (hepatitis)
Leverfalen
Vertel het uw arts, apotheker of verpleegkundige als u last krijgt van een of meerdere van de
volgende bijwerkingen:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij meer dan 1 op de 10 mensen voorkomen)
Reacties op de plaats van injectie, zoals pijn en/of ontsteking
Afwijkingen in gehaltes aan leverenzymen (in bloedonderzoek)*
Misselijkheid
Gevoel van zwakte, vermoeidheid*
Gewrichts- en skeletspierstelselpijn
Warmteopwellingen (`opvliegers')
Huiduitslag
Allergische reacties (overgevoeligheid), waaronder zwelling van het gezicht, de lippen, tong en/of
keel
Alle andere bijwerkingen:
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij hoogstens 1 op de 10 mensen voorkomen)
Hoofdpijn
Braken, diarree of verlies van eetlust*
Infectie van de urinewegen
Rugpijn*
Verhoging van bilirubine (galpigment gemaakt door de lever)
Trombo-embolie (toegenomen risico op bloedstolsels)*
Afname van het aantal bloedplaatjes (trombocytopenie)
Vaginale bloedingen
Pijn in de onderrug, eenzijdig uitstralend naar het been (sciatica)
Plotselinge zwakte, gevoelloosheid, tintelingen of verlies van beweging in het been, in het bijzonder
aan slechts één kant van uw lichaam, plotselinge problemen met lopen of evenwicht (perifere
neuropathie)
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij hoogstens 1 op de 100 mensen voorkomen)
Dikke, wittige vaginale afscheiding en candidiasis (infectie)
Bloeduitstorting en bloeding op de plaats van injectie
Verhoging van gamma-GT, een leverenzym (aangetoond door middel van bloedonderzoek)
Leverontsteking (hepatitis)
Leverfalen
Gevoelloosheid, tintelingen en pijn
Anafylactische reacties
* Bevat bijwerkingen waarvan de exacte rol van Faslodex niet beoordeeld kan worden als gevolg van de
onderliggende ziekte.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit geldt
ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V*. Door bijwerkingen te melden, kunt
u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos of op
het etiket op de spuit na de afkorting EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand
is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren en vervoeren in een koelkast (2 °C 8 °C).
Temperatuurschommelingen buiten 2 °C 8 °C dienen gelimiteerd te zijn. Dit houdt in dat bewaring bij
temperaturen boven 30 ºC vermeden moet worden, en dat een 28-daagse periode met een gemiddelde
bewaartemperatuur van het product beneden 25 ºC (maar boven de 2 °C - 8 ºC) niet mag worden
overschreden. Na temperatuurschommelingen dient het product onmiddellijk tot de aanbevolen
bewaarcondities te worden teruggebracht (bewaren en vervoeren in een koelkast 2 °C 8 °C).
Temperatuurschommelingen hebben een cumulatief effect op de kwaliteit van het product en de periode
van 28 dagen mag niet overschreden worden tijdens de 4-jaar durende houdbaarheidstermijn van
Faslodex. Blootstelling aan temperaturen beneden 2 ºC zal het product niet nadelig beïnvloeden zolang het
niet beneden 20 ºC is bewaard.
Bewaar de voorgevulde spuit in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Het medisch personeel is verantwoordelijk voor het correct bewaren, gebruik en wegwerpen van Faslodex.
Dit geneesmiddel kan een risico voor in het water levende organismen inhouden. Spoel geneesmiddelen
niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u met
geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier
vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is fulvestrant. Elke voorgevulde spuit (5 ml) bevat 250 mg
fulvestrant.
- De andere stoffen (hulpstoffen) in dit middel zijn ethanol (96 procent), benzylalcohol,
benzylbenzoaat en geraffineerde ricinusolie.
Faslodex heeft 2 verpakkingsvormen, namelijk een verpakking met 1 voorgevulde spuit van glas en een
verpakking met 2 voorgevulde spuiten van glas. Beschermde naalden (BD SafetyGlide) voor bevestiging
op iedere spuit zijn tevens bijgeleverd.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
AstraZeneca AB
SE-151 85 Södertälje
Zweden
Fabrikant
AstraZeneca AB
Global External Sourcing (GES)
Astraallén
Gärtunaporten
SE-151 85 Södertälje
Zweden
AstraZeneca UK Limited
Silk Road Business Park
Macclesfield
Cheshire
SK10 2NA
Verenigd Koninkrijk
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
AstraZeneca S.A./N.V.
UAB AstraZeneca Lietuva
Tel: +32 2 370 48 11
Tel.: +3705 2660550
Luxembourg/Luxemburg
AstraZeneca S.A./N.V.
.: +359 24455000
Tél/tel: +32 2 370 48 11
Ceská republika
Magyarország
AstraZeneca Czech Republic s.r.o.
AstraZeneca Kft
Tel: +420 222 807 111
Tel: +36 1 883 6500
Danmark
Malta
AstraZeneca A/S
Associated Drug Co. Ltd
Tlf: +45 43 66 64 62
Tel: +356 2277 8000
Deutschland
Nederland
AstraZeneca GmbH
AstraZeneca BV
Tel: +49 40 809034100
Tel: +31 79 363 2222
Norge
AstraZeneca
AstraZeneca AS
Tel: +372 6549 600
Tlf: + 47 21 00 64 00
Österreich
AstraZeneca A.E.
AstraZeneca Österreich GmbH
: + 30 210 6871500
Tel: +43 1 711 31 0
España
Polska
AstraZeneca Farmacéutica Spain, S.A.
AstraZeneca Pharma Poland Sp. z o.o.
Tel: +34 91 301 91 00
Tel.: + 48 22 245 73 00
France
Portugal
AstraZeneca
AstraZeneca Produtos Farmacêuticos, Lda.
Tél: + 33 1 41 29 40 00
Tel: +351 21 434 61 00
Hrvatska
România
AstraZeneca d.o.o.
AstraZeneca Pharma SRL
Tel: +385 1 4628 000
Tel: + 40 21 317 60 41
Ireland
Slovenija
AstraZeneca Pharmaceuticals (Ireland) DAC
AstraZeneca UK Limited
Tel: + 353 1609 7100
Tel: +386 1 51 35 600
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
AstraZeneca AB o.z.
Sími: + 354 535 7000
Tel: + 421 2 5737 7777
Italia
Suomi/Finland
AstraZeneca S.p.A.
AstraZeneca Oy
Tel: +39 02 00704500
Puh/Tel: + 358 10 23 010
Sverige
µ
AstraZeneca AB
: +357 22490305
Tel: +46 8 553 26 000
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA AstraZeneca Latvija
AstraZeneca UK Ltd
Tel: +371 67377100
Tel: + 44 1582 836 836
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Instructies voor toediening
Waarschuwing - Autoclaveer de beschermde naald (BD SafetyGlide beschermde hypodermische naald)
niet vóór gebruik. De handen moeten altijd achter de naald blijven tijdens het gebruik en bij het
wegwerpen.
Voor elk van de twee spuiten:
Verwijder de glazen cilinder uit de houder en ga na of deze Figuur 1
niet beschadigd is.
Open de buitenverpakking van de beschermde naald
(SafetyGlide).
Parenterale oplossingen dienen voorafgaand aan de
toediening visueel gecontroleerd te worden op deeltjes en
kleurverandering.
Houd de injectiespuit rechtop bij het geribbelde deel (C).
Pak met de andere hand de dop (A) en kantel deze
voorzichtig heen en weer tot de dop loslaat en eraf
genomen kan worden, niet draaien (zie figuur 1).
Verwijder de dop (A) recht omhoog. Om steriliteit te
Figuur 2
bewaren het uiteinde van de spuit (B) niet aanraken (zie
figuur 2).
Bevestig de beschermde naald aan de Luer-Lok en draai tot Figuur 3
deze stevig vastzit (zie figuur 3).
Controleer dat de naald goed bevestigd is aan het Luer
verbindingsstuk voordat in een andere richting wordt
bewogen.
Trek de beschermhuls rond de naald recht achteruit om
beschadiging van de top van de naald te vermijden.
Breng de gevulde spuit naar de plaats van toediening.
Verwijder de beschermhuls rond de naald.
Verdrijf overtollige lucht uit de spuit.
Dien langzaam intramusculair toe (1-2 minuten/injectie) in
Figuur 4
de bilspier (gluteaal gebied). Voor het gebruiksgemak is de
schuine kant van de naald naar dezelfde kant gericht als de
hendel (zie figuur 4).
Duw onmiddellijk na toediening met één vinger op de
Figuur 5
hendel om het beschermingsmechanisme te activeren (zie
figuur 5).
NB. Activeer weg van uzelf en anderen. Let er op dat u de
klik hoort en ga visueel na dat de punt van de naald
volledig is bedekt.
Verwijdering
Voorgevulde spuiten zijn
slechts voor eenmalig gebruik.
Dit geneesmiddel kan een risico voor het aquatische milieu inhouden. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.