Gardasil
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Gardasil suspensie voor injectie.
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit.
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd).
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
1 dosis (0,5 ml) bevat ongeveer:
Humaan
Humaan
Humaan
Humaan
1
2
papillomavirus
1
papillomavirus
1
papillomavirus
1
papillomavirus
1
type
type
type
type
6 L1 eiwit
2,3
11 L1 eiwit
2,3
16 L1 eiwit
2,3
18 L1 eiwit
2,3
20
40
40
20
microgram
microgram
microgram
microgram
Humaan papillomavirus = HPV.
L1 eiwit in de vorm van virusachtige deeltjes, geproduceerd in gistcellen (Saccharomyces
cerevisiae
CANADE 3C-5 (stam 1895)) door recombinant-DNA-technologie.
3
geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat adjuvans (0,225 milligram Al).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Gardasil suspensie voor injectie.
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit.
Vóór het schudden kan Gardasil er als een heldere vloeistof met een witte neerslag uitzien. Na goed
schudden is Gardasil een witte, troebele vloeistof.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Gardasil is een vaccin voor gebruik vanaf de leeftijd van 9 jaar ter preventie van:
premaligne genitale laesies (cervicaal, vulvair en vaginaal), premaligne anale laesies,
-
baarmoederhalskankers en anale kankers veroorzaakt door bepaalde oncogene humaan
papillomavirus (HPV)-types
-
genitale wratten (condylomata acuminata) veroorzaakt door specifieke HPV-types.
Zie rubrieken 4.4 en 5.1 voor belangrijke informatie over de gegevens die deze indicatie ondersteunen.
Het gebruik van Gardasil moet in overeenstemming zijn met officiële aanbevelingen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Personen van 9 tot en met 13 jaar
Gardasil mag worden toegediend volgens een schema van 2 doses (0,5 ml op 0 en 6 maanden) (zie
rubriek 5.1).
Als de tweede vaccindosis eerder dan 6 maanden na de eerste dosis wordt toegediend, moet altijd een
2
derde dosis worden toegediend.
Gardasil kan ook worden toegediend volgens een schema van 3 doses (0,5 ml op 0, 2 en 6 maanden).
De tweede dosis dient ten minste één maand na de eerste dosis te worden toegediend en de derde dosis
dient ten minste 3 maanden na de tweede dosis te worden toegediend. De drie doses dienen allemaal
binnen een periode van 1 jaar te worden gegeven.
Personen van 14 jaar en ouder
Gardasil dient te worden toegediend volgens een schema van 3 doses (0,5 ml op 0, 2 en 6 maanden).
De tweede dosis dient ten minste één maand na de eerste dosis te worden toegediend en de derde dosis
dient ten minste 3 maanden na de tweede dosis te worden toegediend. De drie doses dienen allemaal
binnen een periode van 1 jaar te worden gegeven.
Het gebruik van Gardasil moet in overeenstemming zijn met de officiële aanbevelingen.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Gardasil bij kinderen jonger dan 9 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar (zie rubriek 5.1).
Personen die een eerste dosis Gardasil krijgen wordt aanbevolen de vaccinatiereeks met Gardasil te
voltooien (zie rubriek 4.4).
De behoefte aan een boosterdosis is niet vastgesteld.
Wijze van toediening
Het vaccin dient door middel van een intramusculaire injectie te worden toegediend. Bij voorkeur
wordt het toegediend in de deltaspier van de bovenarm of in het hogere anterolaterale gebied van de
dij.
Gardasil mag niet intravasculair worden geïnjecteerd. Subcutane en intradermale toediening werden
niet bestudeerd en worden dan ook niet aanbevolen (zie rubriek 6.6).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de hulpstoffen.
Personen die na toediening van een dosis Gardasil symptomen ontwikkelen die op overgevoeligheid
wijzen, mogen geen volgende doses van Gardasil toegediend krijgen.
Bij personen die aan een acute ernstige ziekte lijden, gepaard gaand met koorts, dient de toediening
van Gardasil te worden uitgesteld. De aanwezigheid van een lichte infectie, zoals een milde
hogereluchtweginfectie of matige koorts, vormt echter geen contra-indicatie voor immunisatie.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Bij de beslissing om een persoon te vaccineren, dient rekening gehouden te worden met het risico op
eerdere blootstelling aan HPV en het potentiële voordeel van de vaccinatie.
Zoals met alle injecteerbare vaccins, dient adequate medische behandeling direct beschikbaar te zijn
voor het geval dat een zeldzame anafylactische reactie optreedt na toediening van het vaccin.
3
Syncope (flauwvallen), soms in combinatie met vallen, kan optreden na of zelfs voor elke vaccinatie,
vooral bij adolescenten als psychogene reactie op de injectie met de naald. Dit kan gepaard gaan met
verscheidene neurologische verschijnselen, zoals voorbijgaande verstoring van het gezichtsvermogen,
paresthesie en tonisch-klonische bewegingen van de ledematen tijdens het bijkomen. Daarom moeten
gevaccineerde personen tot ongeveer 15 minuten na vaccinatie geobserveerd worden. Het is belangrijk
dat er maatregelen kunnen worden genomen om letsel door flauwvallen te vermijden.
Zoals met alle vaccins is het mogelijk dat een vaccinatie met Gardasil niet bij alle gevaccineerden in
bescherming resulteert.
Gardasil beschermt alleen tegen ziektes die worden veroorzaakt door HPV-types 6, 11, 16 en 18 en in
beperkte mate tegen ziektes die worden veroorzaakt door aan deze types gerelateerde types (zie
rubriek 5.1). Daarom dient men geschikte voorzorgsmaatregelen tegen seksueel overdraagbare
aandoeningen te blijven gebruiken.
Gardasil is alleen voor profylactisch gebruik en heeft geen effect op actieve HPV-infecties of al
aanwezige klinische ziekte veroorzaakt door HPV. Van Gardasil werd niet aangetoond dat het een
therapeutisch effect heeft. Daarom is het vaccin niet bedoeld voor de behandeling van cervixkanker,
hooggradige cervicale, vulvaire en vaginale dysplastische laesies of genitale wratten. Het is ook niet
bedoeld ter preventie van progressie van andere vastgestelde HPV-gerelateerde laesies.
Gardasil voorkomt geen laesies ten gevolge van een vaccin HPV-type bij personen die op het moment
van vaccinatie met dit HPV-type besmet zijn (zie rubriek 5.1).
Bij het gebruik van Gardasil bij volwassen vrouwen dient rekening te worden gehouden met de
geografische variabiliteit in prevalentie van HPV-types.
Vaccinatie is geen substituut voor de routinematige cervicale screening. Aangezien geen enkel vaccin
100 % effectief is en Gardasil geen bescherming biedt tegen alle HPV-types of tegen bestaande HPV-
infecties, blijft routinematige cervicale screening uitermate belangrijk en moeten de lokale
aanbevelingen opgevolgd worden.
De veiligheid en immunogeniciteit van het vaccin zijn beoordeeld bij personen van 7 tot 12 jaar met
een bekende infectie met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv) (zie rubriek 5.1). Personen met een
verzwakte immuunrespons
–
als gevolg van krachtige immunosuppressieve therapie, een genetische
stoornis of een andere oorzaak
–
reageren mogelijk niet op het vaccin.
Dit vaccin dient met voorzichtigheid te worden toegediend bij personen met trombocytopenie of een
bloedstollingsstoornis, omdat bij deze personen een bloeding kan optreden na een intramusculaire
toediening.
Langetermijnfollow-uponderzoeken zijn uitgevoerd om de duur van de bescherming te bepalen (zie
rubriek 5.1).
Er zijn geen gegevens rond veiligheid, immunogeniciteit of werkzaamheid beschikbaar om tijdens
vaccinatie met Gardasil een overstap naar andere HPV-vaccins die niet dezelfde HPV-types dekken, te
ondersteunen. Om die reden is het belangrijk dat voor het hele vaccinatieschema dezelfde vaccins
worden voorgeschreven.
Natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘
natriumvrij
’
is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Voor alle klinische onderzoeken werden personen uitgesloten die tijdens de 6 maanden voorafgaand
aan de eerste vaccindosis immunoglobuline of producten op basis van bloed hadden gekregen.
4
Gebruik in combinatie met andere vaccins
De toediening van Gardasil op hetzelfde moment (maar voor geïnjecteerde vaccins op een
verschillende injectieplaats) als hepatitis-B-(recombinant) vaccin, had geen invloed op de
immuunrespons op de HPV-types. Het percentage seroprotectie (het gedeelte van de populatie dat een
seroprotectief anti-HBs niveau van
≥
10 mIE/ml bereikt) werd niet beïnvloed (96,5 % voor
gelijktijdige vaccinatie en 97,5 % voor het hepatitis-B-vaccin alleen). De geometrisch gemiddelde
anti-HB-antilichaamtiters waren lager bij gelijktijdige toediening, maar de klinische relevantie van
deze waarneming is niet bekend.
Gardasil mag gelijktijdig met een gecombineerd boostervaccin tegen difterie (d) en tetanus (T) en/of
kinkhoest [acellulair, component] (ap) en/of poliomyelitis [geïnactiveerd] (IPV) (dTap, dT-IPV, dTap-
IPV-vaccins) worden toegediend zonder dat significante interferentie met de antilichaamrespons tegen
een van de componenten van het ene of het andere vaccin optreedt. Echter, een trend naar lagere anti-
HPV-GMT
’
s werd waargenomen bij de groep waarbij beide vaccins gelijktijdig werden toegediend.
De klinische significantie hiervan is niet bekend. Dit is gebaseerd op de resultaten van een klinisch
onderzoek waarin een gecombineerd dTap-IPV vaccin tegelijkertijd met de eerste dosis Gardasil werd
toegediend (zie rubriek 4.8).
De gelijktijdige toediening van Gardasil met andere vaccins dan de bovenstaande is niet bestudeerd.
Gebruik in combinatie met hormonale anticonceptiva
In klinische onderzoeken gebruikte 57,5 % van de vrouwen tussen 16 en 26 jaar en 31,2 % van de
vrouwen tussen 24 en 45 jaar een hormonaal anticonceptivum tijdens de vaccinatieperiode met
Gardasil. Het gebruik van hormonale anticonceptiva bleek geen invloed te hebben op de
immuunrespons op Gardasil.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen specifieke onderzoeken met het vaccin bij zwangere vrouwen uitgevoerd. Tijdens het
klinisch ontwikkelingsprogramma werd er bij 3819 vrouwen (vaccin = 1894 versus placebo = 1925)
ten minste één zwangerschap gerapporteerd. Er waren geen significante verschillen in de types
anomalie of het aantal zwangerschappen met een negatieve uitkomst tussen met Gardasil en met
placebo behandelde personen. Deze gegevens over zwangere vrouwen (op basis van de uitkomsten
van meer dan 1000 zwangerschappen waarbij blootstelling heeft plaatsgevonden) duiden niet op
malformatieve of foetale/neonatale toxiciteit.
De gegevens over toediening van Gardasil tijdens de zwangerschap gaven geen veiligheidssignaal aan.
Deze gegevens zijn echter onvoldoende om het gebruik van Gardasil tijdens de zwangerschap aan te
bevelen. Vaccinatie dient te worden uitgesteld tot na de zwangerschap.
Borstvoeding
Bij moeders die borstvoeding gaven werd tijdens de vaccinatieperiode van de klinische onderzoeken
Gardasil of een placebo toegediend. De percentages met bijwerkingen bij de moeders en de
zuigelingen die borstvoeding kregen, waren vergelijkbaar tussen de vaccinatie- en de placebogroep.
Bovendien was de immunogeniciteit van het vaccin bij moeders die wel borstvoeding gaven
vergelijkbaar met de immunogeniciteit bij vrouwen die geen borstvoeding gaven in de periode van
toediening van het vaccin.
Derhalve kan Gardasil gebruikt worden tijdens de periode van borstvoeding.
5
Vruchtbaarheid
Experimenteel onderzoek bij dieren duidt niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3). Er zijn geen effecten op de mannelijke vruchtbaarheid
waargenomen bij ratten (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
A. Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In 7 klinische onderzoeken (waarvan 6 placebogecontroleerd) kregen personen Gardasil of een
placebo toegediend op de dag van opname in het onderzoek en ongeveer 2 en 6 maanden erna. Er
waren weinig personen (0,2 %) die de deelname aan het onderzoek vanwege bijwerkingen stopzetten.
De veiligheid werd geëvalueerd in ofwel de hele onderzoekspopulatie (6 onderzoeken) of in een
vooraf bepaalde subgroep (één onderzoek) van de onderzoekspopulatie, met behulp van een
vaccinatierapportagekaart (VRK) gedurende 14 dagen na elke injectie met Gardasil of een placebo. De
personen die aan de hand van een VRK werden gevolgd, omvatten 10.088 personen (6995 vrouwen
tussen 9 en 45 jaar en 3093 mannen tussen 9 en 26 jaar bij opname in het klinische onderzoek) die
Gardasil kregen en 7995 personen (5692 vrouwen en 2303 mannen) die een placebo kregen.
De vaakst voorkomende waargenomen bijwerkingen waren bijwerkingen op de injectieplaats (77,1 %
van de gevaccineerde personen binnen 5 dagen na een vaccinatiebezoek) en hoofdpijn (16,6 % van de
gevaccineerde personen). Deze bijwerkingen waren doorgaans mild tot matig in intensiteit.
B. Samenvatting van de bijwerkingen in tabelvorm
Klinische onderzoeken
Tabel 1 laat vaccingerelateerde bijwerkingen zien die werden waargenomen bij personen die Gardasil
kregen bij een frequentie van ten minste 1,0 % en ook bij een grotere frequentie dan waargenomen bij
personen die een placebo kregen. Ze worden gerangschikt volgens frequentie aan de hand van de
volgende conventie:
[Zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥
1/100, < 1/10
); soms (≥
1/1000, < 1/100); zelden
(≥
1/10.000, < 1/1000);
zeer zelden (< 1/10.000)]
Postmarketingervaring
Tabel 1 bevat ook aanvullende bijwerkingen die spontaan zijn gerapporteerd tijdens het
postmarketinggebruik van Gardasil wereldwijd. Omdat deze bijwerkingen vrijwillig gerapporteerd zijn
door een populatie van onduidelijke grootte, is het niet altijd mogelijk om een betrouwbare schatting te
maken van hun frequentie of om een causaal verband vast te stellen met blootstelling aan het vaccin.
Daarom wordt de frequentie van deze bijwerking
en aangeduid als ‘niet bekend’.
6
Tabel 1: Bijwerkingen na toediening van Gardasil uit klinische onderzoeken en
postmarketingsurveillance
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen
Zenuwstelselaandoeningen
Frequentie
Niet bekend
Niet bekend
Niet bekend
Zeer vaak
Niet bekend
Bijwerkingen
Cellulitis op de injectieplaats*
Idiopathische trombocytopenische purpura*,
lymfadenopathie*
Overgevoeligheidsreacties, waaronder
anafylactische/anafylactoïde reacties*
Hoofdpijn
Acute gedissemineerde encefalomyelitis*,
Duizeligheid
1
*
,
syndroom van Guillain-Barré*,
syncope soms gepaard gaand met tonisch-
klonische bewegingen*
Misselijkheid
Braken*
Pijn in ledemaat
Arthralgie*, myalgie*
Op de injectieplaats: erytheem, pijn, zwelling
Pyrexia
Op de injectieplaats: hematoom, pruritus
Asthenie*, koude rillingen*, vermoeidheid*,
malaise*
Maag-darmstelselaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak
Niet bekend
Vaak
Niet bekend
Zeer vaak
Vaak
Niet bekend
1
* Postmarketingbijwerkingen (frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tijdens klinische onderzoeken werd duizeligheid waargenomen als een vaak voorkomende bijwerking bij
vrouwen. Bij mannen werd duizeligheid bij ontvangers van het vaccin niet in een hogere frequentie
waargenomen dan bij ontvangers van een placebo.
Bovendien werden in klinische onderzoeken bijwerkingen waargenomen, waarvan de onderzoeker
oordeelde dat die vaccin- of placebogerelateerd waren, in frequenties van minder dan 1 %.
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen:
Zeer zelden: bronchospasme
Huid- en onderhuidaandoeningen:
Zelden: urticaria
Negen gevallen (0,06 %) van urticaria werden gerapporteerd in de Gardasil-groep en 20 gevallen
(0,15 %) werden waargenomen in de adjuvant bevattende placebogroep.
In de klinische onderzoeken rapporteerden personen in de Veiligheidspopulatie elke nieuwe medische
conditie gedurende de follow-up. Onder 15.706 personen die Gardasil en 13.617 personen die een
placebo ontvingen, werden 39 gevallen van niet-specifieke artritis/artropathie gerapporteerd; 24 in de
Gardasilgroep en 15 in de placebogroep.
Uit een klinisch onderzoek met 843 gezonde adolescente mannen en vrouwen van 11 tot en met
17 jaar, bleek dat bij gelijktijdige toediening van de eerste dosis Gardasil met een gecombineerd
boostervaccin tegen difterie, tetanus, kinkhoest [acellulair, component] en poliomyelitis
[geïnactiveerd] meer zwelling op de injectieplaats en meer hoofdpijn werden gerapporteerd na
gelijktijdige toediening. De geobserveerde verschillen waren < 10 % en bij de meeste patiënten waren
de bijwerkingen mild tot matig in intensiteit.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en
risico’s van het geneesmiddel voortdurend wor
den
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
7
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er zijn gevallen gerapporteerd met toediening van hogere doses Gardasil dan aanbevolen.
Over het algemeen was het gerapporteerde bijwerkingenprofiel bij overdosering vergelijkbaar met dat
bij de aanbevolen enkelvoudige doses van Gardasil.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: viraal vaccin, ATC-code: J07BM01
Werkingsmechanisme
Gardasil is een niet-infectieus recombinant quadrivalent vaccin met adjuvant, bereid van de sterk
gezuiverde
virusachtige deeltjes (VLP’s) van het
belangrijkste capside-L1-eiwit van HPV types 6, 11,
16 en 18. De VLP’s bevatten geen viraal DNA, ze kunnen geen cellen in
fecteren, reproduceren of een
ziekte veroorzaken.
HPV infecteert enkel mensen, maar onderzoek bij dieren met analoge papillomavirussen doet
veronderstellen dat de werkzaamheid van LI VLP vaccins gemedieerd wordt door de ontwikkeling van
een humorale immuunrespons.
HPV 16 en HPV 18 zijn naar schatting verantwoordelijk voor 70 % van de cervicale kankers en
75-80 % van de anale kankers; 80 % van de adenocarcinomen in situ (AIS); 45-70 % van de
hooggradige cervicale intra-epitheliale neoplasieën (CIN 2/3); 25 % van de laaggradige cervicale
intra-epitheliale neoplasieën (CIN 1); ongeveer 70 % van de HPV-gerelateerde hooggradige vulvaire
(VIN 2/3) en vaginale (VaIN 2/3) intra-epitheliale neoplasieën en 80 % van de HPV-gerelateerde
hooggradige anale (AIN 2/3) intra-epitheliale neoplasieën. HPV 6 en 11 zijn verantwoordelijk voor
ongeveer 90 % van de genitale wratten en 10 % van de laaggradige cervicale intra-epitheliale
neoplasieën (CIN 1). CIN 3 en AIS zijn aanvaard als onmiddellijke voorstadia van invasieve cervicale
kanker.
De term 'premaligne genitale laesies' in rubriek 4.1 komt overeen met hooggradige cervicale intra-
epitheliale neoplasie (CIN 2/3), hooggradige vulvaire intra-epitheliale neoplasie (VIN 2/3) en
hooggradige vaginale intra-epitheliale neoplasie (VaIN 2/3).
De term 'premaligne anale laesies' in rubriek 4.1 komt overeen met hooggradige anale intra-epitheliale
neoplasie (AIN 2/3).
De indicatie is gebaseerd op het aantonen van de werkzaamheid van Gardasil bij vrouwen tussen 16 en
45 jaar en bij mannen tussen 16 en 26 jaar, en op het aantonen van de immunogeniciteit van Gardasil
bij 9- tot en met 15-jarige kinderen en adolescenten.
Klinische onderzoeken
Werkzaamheid bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar
De werkzaamheid van Gardasil bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar werd beoordeeld in
4 placebogecontroleerde, dubbelblinde, gerandomiseerde, fase II en III klinische onderzoeken, met in
totaal 20.541 vrouwen die werden geïncludeerd en gevaccineerd zonder voorafgaande screening op de
aanwezigheid van HPV-infectie.
De primaire werkzaamheidseindpunten omvatten HPV 6-, 11-, 16- of 18-gerelateerde vulvaire en
8
vaginale laesies (genitale wratten, VIN, VaIN), CIN van welke graad dan ook en cervicale kankers
(Protocol 013, FUTURE I), HPV 16- of 18-gerelateerde CIN 2/3, AIS en cervicale kankers (Protocol
015, FUTURE II), HPV 6-, 11-, 16- of 18-gerelateerde persisterende infectie en ziekte (Protocol 007)
en HPV 16-gerelateerde persisterende infectie (Protocol 005). De primaire werkzaamheidsanalyses
met betrekking tot de HPV-types in het vaccin (HPV 6, 11, 16 en 18) werden uitgevoerd in de
‘
per-
protocol efficacy
’
(PPE) populatie (alle 3 de vaccinaties binnen 1 jaar na opname in het onderzoek,
geen grote afwijkingen van het protocol en naïef voor het (de) relevante HPV-type(s) voorafgaand aan
dosis één en tot en met 1 maand na dosis drie (maand 7)).
De werkzaamheidsresultaten worden gepresenteerd voor de gecombineerde analyse van
onderzoeksprotocollen. De werkzaamheid op HPV 16/18-gerelateerde CIN 2/3 of AIS is gebaseerd op
gegevens van de protocollen 005 (enkel eindpunten voor 16), 007, 013 en 015. De werkzaamheid op
alle andere eindpunten is gebaseerd op de protocollen 007, 013 en 015. De mediane duur van follow-
up voor deze onderzoeken bedroeg respectievelijk 4,0, 3,0, 3,0 en 3,0 jaar voor protocol 005, protocol
007, protocol 013 en protocol 015. De mediane duur van follow-up voor de gecombineerde
protocollen (005, 007, 013 en 015) bedroeg 3,6 jaar. De resultaten van individuele onderzoeken
ondersteunen de resultaten van de gecombineerde analyse. Gardasil was werkzaam tegen HPV-ziekte
veroorzaakt door elk van de vier HPV-vaccintypes. Op het einde van het onderzoek waren de personen
geïncludeerd in de twee fase-III-onderzoeken (protocol 013 en protocol 015) tot 4 jaar gevolgd
(mediaan 3,7 jaar).
Cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN) graad 2/3 (matige tot hooggradige dysplasie) en
adenocarcinoom in situ (AIS) werden in de klinische onderzoeken als een surrogaatmarker voor
cervixkanker gebruikt.
In het langetermijnverlengingsonderzoek van Protocol 015 werden 2536 vrouwen gevolgd die tussen
16 en 23 jaar waren tijdens vaccinatie met Gardasil in het basisonderzoek. In de PPE-populatie werden
geen gevallen van HPV-ziektes (HPV-types 6/11/16/18-gerelateerde hooggradige CIN) waargenomen
gedurende ongeveer 14 jaar (mediane follow-up van 11,9 jaar). In dit onderzoek werd een duurzame
bescherming statistisch aangetoond van ongeveer 12 jaar.
Werkzaamheid bij vrouwen die niet aan het (de) relevante HPV-type(s) in het vaccin waren
blootgesteld
De werkzaamheid werd vanaf het bezoek in maand 7 gemeten. Over het geheel genomen was 73 %
van de vrouwen bij opname in het onderzoek aan geen enkele van de 4 HPV-types blootgesteld (PCR-
negatief en seronegatief).
De werkzaamheidsresultaten voor de relevante eindpunten die werden geanalyseerd 2 jaar na opname
in het onderzoek en op het einde van het onderzoek (mediane duur van opvolging = 3,6 jaar) in de
‘
per-protocol
’
-populatie worden getoond in Tabel 2.
In een aanvullende analyse werd de werkzaamheid van Gardasil tegen HPV 16/18-gerelateerde CIN 3
en AIS beoordeeld.
9
Tabel 2: Analyse van de werkzaamheid van Gardasil tegen hooggradige cervicale laesies in de PPE-
populatie
Gardasil
Aantal
gevallen
Aantal
personen*
0
8487
Placebo
Aantal
gevallen
Aantal
personen*
53
8460
%
Werkzaamheid
na 2 jaar
(95 % BI)
Gardasil
Aantal
gevallen
Aantal
personen*
2**
8493
Placebo
Aantal
gevallen
Aantal
personen*
112
8464
%
Werkzaamheid***
op het einde van
het onderzoek
(95 % BI)
98,2
(93,5, 99,8)
HPV 16/18-
gerelateerde
CIN 2/3 of
AIS
HPV 16/18-
gerelateerde
CIN 3
HPV 16/18-
gerelateerde
AIS
100,0
(92,9, 100,0)
0
8487
0
8487
29
8460
6
8460
100
(86,5, 100,0)
100
(14,8, 100,0)
2**
8493
0
8493
64
8464
7
8464
96,9
(88,4, 99,6)
100
(30,6, 100,0)
*Aantal personen met minstens één follow-up bezoek na maand 7.
**Op basis van virologisch bewijs is het eerste geval van CIN 3, bij een patiënt met chronische HPV 52-infectie
waarschijnlijk oorzakelijk verbonden met HPV 52. Bij slechts 1 van de 11 monsters werd HPV 16 gevonden (in
maand 32,5) en HPV 16 werd niet gedetecteerd in weefsel dat tijdens een LEEP (Loop Electro-Excision
Procedure) werd weggenomen. In het tweede geval van CIN 3 dat werd vastgesteld bij een patiënt met HPV 51
op dag 1 (in 2 van 9 monsters) werd HPV 16 gevonden in een biopsie afgenomen in maand 51 (in 1 van 9
monsters) en werd HPV 56 gedetecteerd in 3 van 9 monsters in maand 52 in weefsel dat tijdens LEEP werd
weggenomen.
*** De personen werden tot 4 jaar (mediaan 3,6 jaar) opgevolgd
Opmerking: Puntschattingen en betrouwbaarheidsintervallen zijn aangepast volgens persoon
–
tijd van de follow-
up.
Op het einde van het onderzoek en in de gecombineerde protocollen
bedroeg de werkzaamheid van Gardasil tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde CIN 1 95,9 %
(95 % BI: 91,4, 98,4),
bedroeg de werkzaamheid van Gardasil tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde CIN (1, 2, 3) of
AIS 96,0 % (95 % BI: 92,3, 98,2),
bedroeg de werkzaamheid van Gardasil tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde VIN 2/3 en
VaIN 2/3 respectievelijk 100 % (95 % BI: 67,2, 100) en 100 % (95 % BI: 55,4, 100),
bedroeg de werkzaamheid van Gardasil tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde genitale wratten
99,0 % (95 % BI: 96,2, 99,9).
In Protocol 012 bedroeg de werkzaamheid van Gardasil tegen persisterende infectie volgens de zes
maanden definitie [positieve monsters bij twee of meer opeenvolgende bezoeken met een tussenpoos
van 6 maanden (± 1 maand) of langer], met betrekking tot HPV 16 en HPV 18 respectivelijk 98,7 %
(95 % BI: 95,1, 99,8) en 100,0 % (95 % BI: 93,2, 100,0) na een follow-up tot 4 jaar (gemiddeld
3,6 jaar). Tegen persisterende infectie volgens de twaalf maanden definitie bedroeg de werkzaamheid
met betrekking tot HPV 16 en HPV 18 respectievelijk 100,0 % (95 % BI: 93,9, 100,0) en 100,0 %
(95 % BI: 79,9, 100,0).
De werkzaamheid bij vrouwen met tekenen van infectie of ziekte door HPV 6, 11, 16 of 18 op dag 1
Er was geen bewijs van bescherming tegen een ziekte veroorzaakt door vaccin HPV-types waarvoor
de vrouwen op dag 1 PCR-positief waren. Vrouwen die reeds vóór vaccinatie een infectie met één of
meer vaccingerelateerde HPV-types hadden, waren beschermd tegen een klinische aandoening
veroorzaakt door de overige HPV-types.
10
Werkzaamheid bij vrouwen met of zonder voorafgaande infectie of ziekte ten gevolge van HPV 6, 11,
16 of 18
De aangepaste
‘
intention to treat
’
(ITT)-populatie bevatte vrouwen ongeacht hun HPV-status op dag 1
die ten minste 1 vaccinatie kregen, en bij wie het tellen van de gevallen startte op 1 maand na dosis
één. Deze populatie benadert de algemene populatie van vrouwen met betrekking tot prevalentie van
HPV-infectie of ziekte bij opname in het onderzoek. De resultaten worden samengevat in Tabel 3.
Tabel 3: Werkzaamheid van Gardasil tegen hooggradige cervicale laesies in de aangepaste ITT-
populatie met vrouwen ongeacht hun HPV status bij aanvang
Gardasil
Aantal
gevallen
Aantal
personen*
122
9831
Placebo
Aantal
gevallen
Aantal
personen*
201
9896
Gardasil
%
Werkzaamheid**
Na 2 jaar
(95 % BI)
39,0
(23,3, 51,7)
Placebo
Aantal
gevallen
Aantal
personen*
303
9904
Aantal
gevallen
Aantal
personen*
146
9836
%
Werkzaamheid**
op het einde van
het onderzoek
(95 % BI)
51,8
(41,1, 60,7)
HPV 16- of
HPV 18-
gerelateerde
CIN 2/3 of
AIS
HPV 16/18-
gerelateerde
CIN 3
HPV 16/18-
gerelateerde
AIS
83
9831
5
9831
127
9896
11
9896
34,3
(12,7, 50,8)
54,3
(< 0, 87,6)
103
9836
6
9836
191
9904
15
9904
46,0
(31,0, 57,9)
60,0
(< 0, 87,3)
*Aantal personen met minstens één follow-up bezoek 30 dagen na Dag 1
**Percentage werkzaamheid is berekend uit de gecombineerde protocollen. De werkzaamheid voor HPV 16/18-
gerelateerde CIN 2/3 of AIS is gebaseerd op gegevens uit de protocollen 005 (enkel 16-gerelateerde eindpunten),
007, 013, en 015. De patiënten werden tot 4 jaar (mediaan 3,6 jaar) gevolgd.
Opmerking: De puntschattingen en betrouwbaarheidsintervallen zijn aangepast volgens persoon-tijd van follow-
up.
De werkzaamheid tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde VIN 2/3 bedroeg 73,3 % (95 % BI: 40,3,
89,4), tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde VaIN 2/3 bedroeg 85,7 % (95 % BI: 37,6, 98,4), en
tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde genitale wratten bedroeg 80,3 % (95 % BI: 73,9, 85,3) in de
gecombineerde protocollen op het einde van het onderzoek.
Over het geheel genomen had 12 % van de gecombineerde onderzoekspopulatie op dag 1 een
abnormale Pap-test die CIN suggereerde. Bij de vrouwen met een abnormale Pap-test op dag 1 die niet
aan de relevante HPV-types van het vaccin waren blootgesteld op dag 1 bleef de werkzaamheid van
het vaccin hoog. Bij vrouwen met een abnormale Pap-test op dag 1 die reeds een besmetting hadden
met de relevante HPV-types van het vaccin op dag 1 werd geen werkzaamheid van het vaccin
waargenomen.
Bescherming tegen de totale ziektelast van cervicale HPV-ziekte bij 16- tot en met 26-jarige vrouwen
De impact van Gardasil tegen het globale risico van cervicale HPV-ziekte (d.w.z. aandoening
veroorzaakt door welk HPV-type dan ook) werd beoordeeld vanaf 30 dagen na de eerste dosis bij
17.599 personen die werden opgenomen in de twee fase-III-werkzaamheidsonderzoeken (protocollen
013 en 015). Bij de vrouwen die naïef waren voor 14 veel voorkomende HPV-types en een negatieve
Pap-test hadden op dag 1, verminderde de toediening van Gardasil de incidentie van CIN 2/3 of AIS
veroorzaakt door vaccingerelateerde en niet-vaccingerelateerde HPV-types met 42,7 % (95 % BI:
23,7, 57,3) en genitale wratten met 82,8 % (95 % BI: 74,3, 88,8) op het einde van het onderzoek.
In de aangepaste ITT-populatie was de toegevoegde waarde van het vaccin met betrekking tot de
11
algemene incidentie van CIN 2/3 of AIS (veroorzaakt door welk HPV-type dan ook) en van genitale
wratten veel lager, met een verlaging van respectievelijk 18,4 % (95 % BI: 7,0, 28,4) en 62,5 % (95 %
BI: 54,0, 69,5) aangezien Gardasil geen effect heeft op het verloop van infecties of aandoeningen die
aanwezig zijn bij de start van de vaccinatie.
Impact op definitieve cervicale therapieprocedures
De impact van Gardasil op aantallen definitieve cervicale therapieprocedures ongeacht de oorzakelijke
HPV-types werd beoordeeld in 18.150 personen die werden opgenomen in protocol 007, protocol 013
en 015. Bij de HPV-naïeve populatie (naïef ten opzichte van 14 veel voorkomende HPV-types en met
een negative Pap-test op dag 1) verminderde Gardasil het aantal vrouwen die een definitieve cervicale
therapieprocedure ondergingen (Loop Electro-Excision Procedure of Cold-Knife Conization) met
41,9 % (95 % BI: 27,7; 53,5) op het einde van het onderzoek. In de ITT-populatie bedroeg de
overeenkomstige vermindering 23,9 % (95 % BI: 15,2, 31,7).
Kruisbeschermende werkzaamheid
De werkzaamheid van Gardasil tegen CIN (elke graad) en CIN 2/3 of AIS veroorzaakt door 10 niet-
vaccin HPV-types die structureel gerelateerd zijn aan HPV 16 of HPV 18 (HPV 31, 33, 35, 39, 45, 51,
52, 56, 58, 59), werd beoordeeld in de gecombineerde fase-III-werkzaamheidsdatabase (n = 17.599) na
een mediane follow-up van 3,7 jaar (einde van het onderzoek). De werkzaamheid tegen ziekte-
eindpunten veroorzaakt door vooraf gespecificeerde combinaties van niet-vaccin HPV-types, werd
gemeten. De onderzoeken hadden niet voldoende statistisch onderscheidend vermogen om de
werkzaamheid tegen ziekte veroorzaakt door deze individuele HPV-types te kunnen beoordelen.
De primaire analyse werd uitgevoerd in type-specifieke populaties waarin vrouwen negatief moesten
zijn voor het geanalyseerde type, maar wel positief konden zijn voor andere HPV-types (96 % van de
totale populatie). De primaire analyse na 3 jaar was niet statistisch significant voor alle vooraf
gespecificeerde eindpunten. De uiteindelijke resultaten op het einde van het onderzoek voor de
gecombineerde incidentie van CIN 2/3 of AIS in deze populatie na een mediane follow-up van 3,7 jaar
worden weergegeven in tabel 4. Voor samengestelde eindpunten werd een statistisch significante
werkzaamheid tegen HPV-types die fylogenetisch gerelateerd zijn aan HPV 16 (primair HPV 31)
vastgesteld, terwijl voor HPV-types die fylogenetisch gerelateerd zijn aan HPV 18 (met inbegrip van
HPV 45) geen statistisch significante werkzaamheid werd vastgesteld. Voor de 10 individuele HPV-
types werd alleen statistische significantie voor HPV 31 bereikt.
Tabel 4: Resultaten voor CIN 2/3 of AIS bij typespecifieke HPV-naïeve personen (resultaten aan het
einde van het onderzoek)
Naïef voor
≥ 1
†
HPV Type
Gardasil
gevallen
34
§
Samengesteld eindpunt
(HPV 31/45)
‡
(HPV 31/33/45/52/58)
10 HPV-types niet in
vaccin
║
HPV-16-gerelateerde
types (A9-soorten)
HPV 31
HPV 33
HPV 35
HPV 52
HPV 58
Placebo
gevallen
60
150
211
157
52
36
15
52
35
% Werkzaamheid
43,2 %
25,8 %
23,0 %
29,1 %
55,6 %
19,1 %
13,0 %
14,7 %
31,5 %
95 % BI
12,1, 63,9
4,6, 42,5
5,1, 37,7
9,1, 44,9
26,2, 74,1
†
< 0, 52,1
†
< 0, 61,9
†
< 0, 44,2
†
< 0, 61,0
†
111
162
111
23
29
13
44
24
12
Naïef voor
≥ 1
HPV Type
Gardasil
gevallen
34
15
11
9
34
34
Placebo
gevallen
46
24
11
15
41
30
25,9 %
37,5 %
0,0 %
39,9 %
16,3 %
-13,7 %
< 0, 53,9
< 0, 69,5
†
< 0, 60,7
†
< 0, 76,8
†
< 0, 48,5
†
< 0, 32,5
†
% Werkzaamheid
95 % BI
Samengesteld eindpunt
HPV-18 gerelateerde
types (A7-soorten)
HPV 39
HPV 45
HPV 59
A5-soorten (HPV 51)
A6-soorten (HPV 56)
†
‡
§
║
De onderzoeken waren niet opgezet om de werkzaamheid tegen ziekte veroorzaakt door individuele HPV-
types vast te stellen.
De werkzaamheid was gebaseerd op vermindering van aantallen HPV 31-gerelateerde CIN 2/3 of AIS
De werkzaamheid was gebaseerd op vermindering van aantallen HPV 31-, 33-, 52- en 58-gerelateerde CIN
2/3 of AIS
Omvat assay-geïdentificeerde niet-vaccin HPV-types 31, 33, 35, 39, 45, 51, 52, 56, 58 en 59.
Werkzaamheid bij vrouwen tussen 24 en 45 jaar
De werkzaamheid van Gardasil bij vrouwen tussen 24 en 45 jaar werd beoordeeld in één
placebogecontroleerde, dubbelblinde, gerandomiseerde, fase III klinische studie (Protocol 019,
FUTURE III), met in totaal 3817 vrouwen, die werden geïncludeerd en gevaccineerd zonder
voorafgaande screening op de aanwezigheid van HPV-infectie.
De primaire werkzaamheidseindpunten omvatten de gecombineerde incidentie van HPV 6-, 11-, 16- of
18-gerelateerde en de gecombineerde incidentie van HPV 16- of 18-gerelateerde persisterende infectie
(zes maanden definitie), genitale wratten, vulvaire en vaginale laesies, CIN van welke graad dan ook,
AIS en cervicale kankers. De mediane duur van follow-up in deze studie bedroeg 4,0 jaar.
In het langetermijnverlengingsonderzoek van Protocol 019 werden 685 vrouwen gevolgd die tussen 24
en 45 jaar waren tijdens vaccinatie met Gardasil in het basisonderzoek. In de PPE-populatie werden
geen gevallen van HPV-ziektes (HPV-types 6/11/16/18-gerelateerde CIN, elke graad, en genitale
wratten) waargenomen gedurende 10,1 jaar (mediane follow-up van 8,7 jaar).
Werkzaamheid bij vrouwen die niet aan het (de) relevante HPV-type(s) in het vaccin waren
blootgesteld
De primaire werkzaamheidsanalyses werden uitgevoerd in de
‘
per-protocol efficacy
’
(PPE) populatie
(alle 3 de vaccinaties binnen 1 jaar na opname in het onderzoek, geen grote afwijkingen van het
protocol en zonder blootstelling aan het (de) relevante HPV-type(s) voorafgaand aan dosis één en tot
en met 1 maand na dosis drie (maand 7)). De werkzaamheid werd vanaf het bezoek in maand 7
gemeten. Over het geheel genomen was 67 % van de personen bij opname in het onderzoek aan geen
enkele van de 4 HPV-types blootgesteld (PCR-negatief en seronegatief).
De werkzaamheid van Gardasil tegen de gecombineerde incidentie van HPV 6-, 11-, 16- of 18-
gerelateerde persisterende infectie, genitale wratten, vulvaire en vaginale laesies, CIN van welke graad
dan ook, AIS en cervicale kankers bedroeg 88,7 % (95 % BI: 78,1, 94,8).
De werkzaamheid van Gardasil tegen de gecombineerde incidentie van HPV 16- of 18-gerelateerde
persisterende infectie, genitale wratten, vulvaire en vaginale laesies, CIN van welke graad dan ook,
AIS en cervicale kankers was 84,7 % (95 % BI: 67,5, 93,7).
Werkzaamheid bij vrouwen met of zonder voorafgaande infectie of ziekte ten gevolge van HPV 6, 11,
16 of 18
De ‘Full Analysis Set’
-populatie (ook wel ITT-populatie genoemd) bevatte vrouwen ongeacht hun
HPV-status op dag 1, die ten minste één vaccinatie kregen, en bij wie het tellen van de gevallen startte
13
op dag 1. Deze populatie benadert de algemene populatie van vrouwen met betrekking tot prevalentie
van HPV-infectie of ziekte bij opname in het onderzoek.
De werkzaamheid van Gardasil tegen de gecombineerde incidentie van HPV 6-, 11-, 16- of 18-
gerelateerde persisterende infectie, genitale wratten, vulvaire en vaginale laesies, CIN van welke graad
dan ook, AIS en cervicale kankers bedroeg 47,2 % (95 % BI: 33,5, 58,2).
De werkzaamheid tegen de gecombineerde incidentie van HPV 16- of 18-gerelateerde persisterende
infectie, genitale wratten, vulvaire en vaginale laesies, CIN van welke graad dan ook, AIS, en
cervicale kankers was 41,6 % (95 % BI: 24,3, 55,2).
Werkzaamheid bij vrouwen (16 tot en met 45 jaar) met bewijs van een voorafgaande infectie met een
vaccin-HPV-type (seropositief) die niet meer detecteerbaar was bij de start van de vaccinatie (PCR-
negatief)
In post-hoc-analyses van personen (die ten minste één vaccinatie kregen) met bewijs van een
voorafgaande infectie met een vaccin-HPV-type (seropositief) die niet meer detecteerbaar was (PCR-
negatief) bij de start van de vaccinatie, was de werkzaamheid van Gardasil ter voorkoming van
aandoeningen ten gevolge van de terugkeer van hetzelfde HPV-type 100 % (95 % BI: 62,8, 100,0; 0
vs. 12 gevallen [n = 2572 uit gepoolde onderzoeken bij jonge vrouwen]) tegen HPV 6-, 11-, 16-, en
18-gerelateerde CIN 2/3, VIN 2/3, VaIN 2/3, en genitale wratten bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar. De
werkzaamheid was 68,2 % (95 % BI: 17,9, 89,5; 6 vs. 20 gevallen [n = 832 uit gecombineerde
onderzoeken met jonge en volwassen vrouwen]) tegen HPV 16- en 18-gerelateerde persisterende
infectie bij vrouwen tussen 16 en 45 jaar.
Werkzaamheid bij mannen tussen 16 en 26 jaar
De werkzaamheid tegen HPV 6-, 11-, 16- en 18-gerelateerde externe genitale wratten,
peniele/perineale/peri-anale intra-epitheliale neoplasie (PIN) graad 1/2/3 en persisterende infectie werd
beoordeeld.
De werkzaamheid van Gardasil bij mannen tussen 16 en 26 jaar werd beoordeeld in
1 placebogecontroleerd, dubbelblind, gerandomiseerd fase III klinisch onderzoek (protocol 020),
waarin een totaal van 4.055 mannen werd geïncludeerd en gevaccineerd zonder voorafgaande
screening op de aanwezigheid van HPV-infectie. De mediane duur van de follow-up bedroeg 2,9 jaar.
De werkzaamheid tegen anale intra-epitheliale neoplasie (AIN graad 1/2/3) en anale kanker, en intra-
anale persisterende infectie werd beoordeeld in een subgroep van 598 mannen (GARDASIL = 299;
placebo = 299) in protocol 020 die zichzelf identificeerden als mannen die seks hebben met andere
mannen (MSM-populatie).
De MSM-populatie heeft een hoger risico op een anale HPV-infectie in vergelijking met de algemene
populatie; verwacht wordt dat het absolute voordeel van vaccinatie met betrekking tot preventie van
anale kanker in de algemene populatie zeer laag is.
Hiv-infectie was een exclusiecriterium (zie rubriek 4.4).
Werkzaamheid bij mannen die niet aan de relevante HPV-types in het vaccin zijn blootgesteld
De primaire werkzaamheidsanalyses met betrekking tot de HPV-types in het vaccin (HPV 6, 11, 16 en
18) werden uitgevoerd in de
‘
per-protocol efficacy
’
(PPE)-populatie (d.w.z. alle 3 de vaccinaties
binnen 1 jaar na opname in het onderzoek, geen grote afwijkingen van het protocol en naïef voor het
(de) relevante HPV-type(s) voorafgaand aan dosis 1 en tot en met 1 maand na dosis 3 (maand 7)). De
werkzaamheid werd vanaf het moment na het bezoek in maand 7 gemeten. Over het geheel genomen
was 83 % van de mannen (87 % van de heteroseksuele proefpersonen en 61 % van de MSM-
proefpersonen) bij opname in het onderzoek nog aan geen enkele van de 4 HPV-types blootgesteld
(PCR-negatief en seronegatief).
14
Anale intra-epitheliale neoplasie (AIN) graad 2/3 (matige tot hooggradige dysplasie) werd in de
klinische onderzoeken als een surrogaatmarker voor anale kanker gebruikt.
De werkzaamheidsresultaten voor de relevante eindpunten die werden geanalyseerd aan het einde van
het onderzoek (mediane duur van de follow-up 2,4 jaar)
in de “per
-
protocol”
-populatie worden
getoond in tabel 5. De werkzaamheid tegen PIN graad 1/2/3 werd niet aangetoond.
Tabel 5: Werkzaamheid van Gardasil tegen externe genitale laesies in de PPE*-populatie van mannen
tussen 16 en 26 jaar
Gardasil
Placebo
Eindpunt
N
Aantal
N
Aantal
gevallen
gevallen
HPV 6/11/16/18-gerelateerde externe genitale laesies
Externe genitale laesies
1394
3
1404
32
Genitale wratten
1394
3
1404
28
PIN 1/2/3
1394
0
1404
4
%
Werkzaamheid
(95 % BI)
90,6 (70,1, 98,2)
89,3 (65,3, 97,9)
100,0 (-52,1,
100,0)
* De personen in de PPE-populatie kregen allemaal 3 vaccinaties binnen 1 jaar na opname in het onderzoek,
hadden geen grote protocolafwijkingen en waren naïef voor het/de betreffende HPV-type(s) en tot en met
1 maand na dosis 3 (maand 7).
Bij de analyse aan het einde van het onderzoek naar anale laesies in de MSM-populatie (mediane duur
van de follow-up was 2,15 jaar) was het preventieve effect tegen HPV 6-, 11-, 16- en 18-gerelateerde
AIN 2/3 74,9 % (95 % BI 8,8, 95,4; 3/194 versus 13/208) en tegen HPV 16- of 18-gerelateerde AIN
2/3 86,6 % (95 % BI 0,0, 99,7; 1/194 versus 8/208).
De beschermingsduur tegen anale kanker is op dit moment niet bekend. In het
langetermijnverlengingsonderzoek van Protocol 020 werden 917 mannen gevolgd die tussen 16 en
26 jaar waren tijdens vaccinatie met Gardasil tijdens het basisonderzoek. In de PPE-populatie werden
geen gevallen van HPV types 6/11-gerelateerde genitale wratten, HPV 6/11/16/18 externe genitale
laesies of HPV 6/11/16/18 hooggradige AIN bij MSM waargenomen gedurende 11,5 jaar (mediane
follow-up van 9,5 jaar).
Werkzaamheid bij mannen met of zonder voorafgaande infectie of ziekte ten gevolge van HPV 6, 11,
16 of 18
De ‘Full Analysis Set’
-populatie omvatte mannen ongeacht hun HPV-status op dag 1 die ten minste
één vaccinatie kregen en bij wie het tellen van de gevallen startte op dag 1. Deze populatie benadert de
algemene populatie van mannen met betrekking tot prevalentie van HPV-infectie of ziekte bij opname
in het onderzoek.
De werkzaamheid van GARDASIL tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde externe genitale wratten
was 68,1 % (95 % BI: 48,8, 79,3).
De werkzaamheid van GARDASIL tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde AIN 2/3 en HPV 16- of
18-gerelateerde AIN 2/3 in het MSM-subonderzoek was respectievelijk 54,2 % (95 % BI: 18,0, 75,3;
18/275 versus 39/276) en 57,5 % (95 % BI: -1,8, 83,9; 8/275 versus 19/276 gevallen).
Bescherming tegen de totale ziektelast van HPV-ziekte bij 16- tot en met 26-jarige mannen
Het effect van Gardasil op het globale risico van externe genitale laesies (EGL
’s
) werd beoordeeld na
de eerste dosis bij 2545 personen die werden opgenomen in het fase III werkzaamheidsonderzoek
(protocol 020). Onder de mannen die naïef waren voor 14 veel voorkomende HPV-types verminderde
de toediening van Gardasil de incidentie van externe genitale laesies veroorzaakt door
vaccingerelateerde en niet-vaccingerelateerde HPV-types met 81,5 % (95 % BI: 58,0, 93,0). In de
‘Full Analysis Set’
(FAS)-populatie was het voordeel van het vaccin wat betreft de totale incidentie
15
van EGL
’s
lager, met een vermindering van 59,3 % (95 % BI: 40,0, 72,9), aangezien Gardasil geen
effect heeft op het verloop van infecties of ziektes die aanwezig zijn bij de start van de vaccinatie.
Effect op biopsie- en definitieve therapieprocedures
Het effect van Gardasil op aantallen biopsieën en behandelingen van EGL ongeacht de oorzakelijke
HPV-types werd beoordeeld bij 2545 personen die werden opgenomen in protocol 020. Bij de HPV-
naïeve populatie (naïef voor 14 veel voorkomende HPV-types) verminderde Gardasil het aantal
mannen dat een biopsie onderging met 54,2 % (95 % BI: 28,3, 71,4) en het aantal dat behandeld werd
met 47,7 % (95 % BI: 18,4, 67,1) aan het einde van het onderzoek. In de FAS-populatie bedroeg de
overeenkomstige vermindering 45,7 % (95 % BI: 29,0, 58,7) en 38,1 % (95 % BI: 19,4, 52,6).
Immunogeniciteit
Testen om de immuunrespons te meten
Er is geen minimum antilichaamniveau dat is geassocieerd met bescherming geïdentificeerd voor
HPV-vaccins.
De immunogeniciteit van Gardasil werd beoordeeld bij 20.132 (Gardasil n = 10.723; placebo
n = 9409) meisjes en vrouwen tussen 9 en 26 jaar, 5417 (Gardasil n = 3109; placebo n = 2308) jongens
en mannen tussen 9 en 26 jaar en 3819 vrouwen tussen 24 en 45 jaar (Gardasil n = 1911, placebo
n = 1908).
Typespecifieke immunoassays, “competitive Luminex
-ba
sed immunoassay” (cLIA) met
typespecifieke standaarden werden gebruikt om de immunogeniciteit voor elk type van het vaccin te
beoordelen. Deze test meet antilichamen tegen een enkele neutraliserende epitoop voor elk individueel
HPV-type.
Immuunrespons op Gardasil op 1 maand na dosis 3
In de klinische onderzoeken bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar werden 99,8 %; 99,8 %; 99,8 % en
99,5 % van de personen die Gardasil kregen seropositief voor respectievelijk anti-HPV-6, anti-HPV-
11, anti-HPV-16 en anti-HPV-18, 1 maand na dosis 3. In de klinische studie bij vrouwen tussen 24 en
45 jaar werden 98,4 %; 98,1 %; 98,8 % en 97,4 % van de personen die Gardasil kregen seropositief
voor respectievelijk anti-HPV-6, anti-HPV-11, anti-HPV-16 en anti-HPV-18, 1 maand na dosis 3. In
de klinische studie bij mannen tussen 16 en 26 jaar werden 1 maand na de derde dosis 98,9 %, 99,2 %,
98,8 %, en 97,4 % van de personen die Gardasil kregen seropositief voor respectievelijk anti-HPV-6,
anti-HPV-11, anti-HPV-16 en anti-HPV-18. In alle geteste leeftijdsgroepen induceerde Gardasil
1 maand na dosis 3 hoge geometrisch gemiddelde anti-HPV
titers (GMT’s)
.
Zoals verwacht waren de waargenomen antilichaamtiters bij vrouwen tussen 24 en 45 jaar (Protocol
019) lager dan de antilichaamtiters bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar.
Anti-HPV-niveaus bij placebopersonen bij wie een HPV-infectie succesvol door het lichaam was
geklaard (seropositief en PCR-negatief) waren aanzienlijk lager dan de anti-HPV niveaus die door het
vaccin waren geïnduceerd. Bovendien bleven anti-HPV-niveaus
(GMT’s
) bij gevaccineerde personen
even hoog of hoger dan de serostatus-cut-off tijdens de follow-up op lange termijn van de fase III-
onderzoeken (zie hierna bij
Persistentie van immuunrespons op Gardasil).
Overbrugging van de werkzaamheid van Gardasil van vrouwen naar meisjes
In een klinisch onderzoek (Protocol 016) werd de immunogeniciteit van Gardasil bij 10- tot en met 15-
jarige meisjes vergeleken met die bij 16- tot en met 23-jarige vrouwen. In de vaccingroep werd 99,1
tot en met 100 % seropositief voor alle vaccin-serotypes 1 maand na dosis 3.
Tabel 6 vergelijkt de anti-HPV 6, 11, 16 en 18 GMTs 1 maand post-dosis 3 bij 9- tot en met 15-jarige
16
meisjes met die bij 16- tot en met 26-jarige vrouwen.
Tabel 6: Immunogeniciteitsoverbrugging tussen 9- tot en met 15-jarige meisjes en 16- tot en met 26-
jarige vrouwen (Per Protocol populatie) gemeten met cLIA
9- t/m 15-jarige meisjes
(Protocol 016 en 018)
HPV 6
HPV 11
HPV 16
HPV 18
GMT
16- t/m 26-jarige vrouwen
(Protocol 013 en 015)
n
2631
2655
2570
2796
n
915
915
913
920
GMT (95 % BI)
929 (874, 987)
1303 (1223, 1388)
4909 (4548, 5300)
1040 (965, 1120)
GMT (95 % BI)
543 (526, 560)
762 (735, 789)
2294 (2185, 2408)
462 (444, 480)
–
geometrisch gemiddelde titer in mME/ml (mME = milli-Merck-eenheden)
Anti-HPV-reacties op maand 7 bij 9- tot en met 15-jarige meisjes waren niet-inferieur ten opzichte van
anti-HPV-reacties bij 16- tot en met 26-jarige vrouwen bij wie de werkzaamheid werd vastgesteld in
de fase III-onderzoeken. Immunogeniciteit was gerelateerd aan de leeftijd, en de anti-HPV-niveaus op
maand 7 waren significant hoger bij personen jonger dan 12 jaar dan bij personen ouder dan 12 jaar.
Op basis van deze immunogeniciteitsoverbrugging wordt de werkzaamheid van Gardasil bij 9- tot en
met 15-jarige meisjes geconcludeerd.
In het langetermijnverlengingsonderzoek van Protocol 018 werden 369 meisjes gevolgd die 9 tot en
met 15 jaar waren tijdens vaccinatie met Gardasil in het basisonderzoek. In de PPE-populatie werden
geen gevallen van HPV-ziektes (HPV-types 6/11/16/18-gerelateerde CIN van elke graad en genitale
wratten) waargenomen gedurende 10,7 jaar (mediane follow-up van 10,0 jaar).
Overbrugging van de werkzaamheid van Gardasil van mannen naar jongens
Drie klinische onderzoeken (protocollen 016, 018 en 020) zijn gebruikt om de immunogeniciteit van
Gardasil bij 9- tot en met 15-jarige jongens te vergelijken met die bij 16- tot en met 26-jarige mannen.
In de vaccingroep werd 1 maand na de derde dosis 97,4 tot 99,9 % seropositief voor alle vaccin-
serotypes.
Tabel 7 vergelijkt de anti-HPV 6, 11, 16 en 18 GMTs 1 maand post-dosis 3 bij 9- tot en met 15-jarige
jongens met die bij 16- tot en met 26-jarige mannen.
Tabel 7: Immunogeniciteitsoverbrugging tussen 9- tot en met 15-jarige jongens en 16- tot en met 26-
jarige mannen (per-protocol populatie) gebaseerd op titers gemeten met cLIA
9- t/m 15-jarige jongens
n
884
885
882
887
16- t/m 26-jarige mannen
n
1093
1093
1136
1175
HPV 6
HPV 11
HPV 16
HPV 18
GMT
GMT (95 %
BI
)
1038 (964, 1117)
1387 (1299, 1481)
6057 (5601, 6549)
1357 (1249, 1475)
GMT (95 %
BI
)
448 (419, 479)
624 (588, 662)
2403 (2243, 2575)
403 (375, 433)
–
geometrisch gemiddelde titer in mME/ml (mME= milli-Merck-eenheden)
Anti-HPV-reacties op maand 7 bij 9- tot en met 15-jarige jongens waren niet-inferieur ten opzichte
van anti-HPV-reacties bij 16- tot en met 26-jarige mannen bij wie de werkzaamheid werd vastgesteld
in de fase III-onderzoeken. Immunogeniciteit was gerelateerd aan de leeftijd, en de anti-HPV-niveaus
in maand 7 waren significant hoger bij jongere personen.
Op basis van deze immunogeniciteitsoverbrugging wordt de werkzaamheid van Gardasil bij 9- tot en
met 15-jarige jongens geconcludeerd.
In het langetermijnverlengingsonderzoek van Protocol 018 werden 326 jongens gevolgd die 9 tot en
17
met 15 jaar waren tijdens vaccinatie met Gardasil in het basisonderzoek. In de PPE-populatie werden
geen gevallen van HPV-ziektes (HPV-types 6/11/16/18-gerelateerde externe genitale laesies)
waargenomen gedurende 10,6 jaar (mediane follow-up van 9,9 jaar).
Persistentie van immuunrespons op Gardasil
Bij een subgroep van personen die deelnamen aan de fase III-onderzoeken werd gedurende een lange
periode de veiligheid, immunogeniciteit en effectiviteit bestudeerd. De Luminex Immunoassay voor
totale IgG (LIA IgG) werd gebruikt om de persistentie van de immuunrespons te beoordelen, in
aanvulling op de cLIA.
Bij alle populaties (vrouwen tussen 9 en 45 jaar, mannen tussen 9 en 26 jaar), werden op maand 7 piek
anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV 16 en anti-
HPV 18 GMT’s
waargenomen met cLIA. Daarna
daalden de GMT’s van maand
24 tot en met 48 en vervolgens stabiliseerden ze in het algemeen. De
duur van immuniteit na een reeks van 3 doses werd waargenomen tot 14 jaar na vaccinatie.
Meisjes en jongens gevaccineerd met Gardasil op 9 tot en met 15 jarige leeftijd in het Protocol 018
basisonderzoek werden gevolgd in een verlengingsonderzoek. Afhankelijk van het type HPV, waren
10 jaar na vaccinatie respectievelijk 60-96 % en 78-98 % van de patiënten seropositief, gemeten met
de cLIA en IgG LIA (zie tabel 8).
Tabel 8: Langetermijnimmunogeniciteitsdata (per-protocol populatie) gebaseerd op percentage
seropositieve personen gemeten met cLIA en IgG LIA (Protocol 018) na 10 jaar, bij meisjes en
jongens van 9 tot en met 15 jaar oud
cLIA
n
HPV 6
HPV 11
HPV 16
HPV 18
409
409
403
408
IgG LIA
n
430
430
426
429
% seropositieve
personen
89 %
89 %
96 %
60 %
% seropositieve
personen
93 %
90 %
98 %
78 %
Vrouwen gevaccineerd met Gardasil tussen 16- en 23-jarige leeftijd in het Protocol 015
basisonderzoek werden in een verlengingsonderzoek gevolgd. Veertien jaar na vaccinatie waren,
gemeten met de cLIA, respectievelijk 91 %, 91 %, 98 % en 52 % seropositief voor anti-HPV 6, anti-
HPV-11, anti-HPV 16 en anti-HPV 18 en waren, gemeten met de IgG LIA, respectievelijk 98 %,
98 %, 100 % en 94 % seropositief voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV 16 en anti-HPV 18.
Vrouwen gevaccineerd met Gardasil tussen 24- en 45-jarige leeftijd in het Protocol 019
basisonderzoek zijn gevolgd in een verlengingsonderzoek. Tien jaar na vaccinatie waren, gemeten met
de cLIA, respectievelijk 79 %,85 %, 94 % en 36 % seropositief voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-
HPV 16 en anti-HPV 18 en waren, gemeten met de IgG LIA, respectievelijk 86 %, 79 %, 100 % en
83 % seropositief voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV 16 en anti-HPV 18.
Mannen gevaccineerd met Gardasil tussen 16- en 26-jarige leeftijd in het Protocol 020 basisonderzoek
zijn gevolgd in een verlengingsonderzoek. Tien jaar na vaccinatie waren, gemeten met de cLIA,
respectievelijk 79 %, 80 %, 95 % en 40 % seropositief voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV 16 en
anti-HPV 18 en waren, gemeten met de IgG LIA, respectievelijk 92 %, 92 %, 100 % en 92 %
seropositief voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV 16 en anti-HPV 18.
In deze onderzoeken waren personen die seronegatief waren voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV
16 en anti-HPV 18, gemeten met de cLIA, nog steeds beschermd tegen klinische ziekte na een follow-
up van 14 jaar bij vrouwen tussen 16 en 23 jaar, 10 jaar bij vrouwen tussen 24 en 45 jaar en 10 jaar bij
mannen tussen 16 en 26 jaar.
18
Bewijs voor een anamnestische reactie (immuungeheugen)
Bewijs van een anamnestische reactie werd waargenomen bij gevaccineerde vrouwen die voorafgaand
aan de vaccinatie seropositief waren voor relevante HPV-type(s). Een subgroep van gevaccineerde
vrouwen kreeg bovendien 5 jaar na aanvang van de vaccinatie een provocatiedosis Gardasil. Deze
vrouwen vertoonden een snelle en sterke anamnestische reactie die de anti-
HPV GMT’s,
waargenomen 1 maand na dosis 3, overschreed.
Patiënten met een hiv-infectie
Bij 126 hiv-geïnfecteerde patiënten van 7-12 jaar (van wie 96 Gardasil kregen) is een academisch
onderzoek uitgevoerd waarin de veiligheid en immunogeniciteit van Gardasil werd aangetoond.
Seroconversie voor alle vier antigenen trad op bij meer dan 96 %
van de patiënten. De GMT’s ware
n
enigszins lager dan de GMT’s die in andere onderzoeken
gerapporteerd werden bij proefpersonen van
dezelfde leeftijd zonder hiv-infectie. De klinische relevantie van de lagere respons is onbekend. Het
veiligheidsprofiel was vergelijkbaar met dat van proefpersonen zonder hiv-infectie in andere
onderzoeken. Het CD4-percentage en de hiv-RNA-spiegel in plasma werden niet beïnvloed door
vaccinatie.
Immuunrespons op Gardasil met een schema van 2 doses bij personen tussen 9 en 13 jaar
Een klinisch onderzoek toonde aan dat bij meisjes die 2 doses HPV-vaccin kregen met een interval
van 6 maanden, de antilichaamresponsen op de 4 HPV-types één maand na de laatste dosis niet-
inferieur waren aan die bij jonge vrouwen die 3 doses van het vaccin kregen binnen 6 maanden.
In maand 7 was in de Per Protocol populatie de immuunrespons bij meisjes tussen 9 en 13 jaar
(n = 241) die 2 doses Gardasil hadden gekregen (op 0 en 6 maanden) niet-inferieur en numeriek hoger
dan de immuunrespons bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar (n = 246) die 3 doses Gardasil hadden
gekregen (op 0, 2 en 6 maanden).
Bij de controle op maand 36 bleef de GMT bij meisjes (2 doses, n = 86) niet-inferieur aan de GMT bij
vrouwen (3 doses, n = 86) voor alle 4 HPV-types.
In hetzelfde onderzoek bij meisjes tussen 9 en 13 jaar was de immuunrespons na een schema van
2 doses numeriek lager dan na een schema met 3 doses (n = 248 op maand 7; n = 82 op maand 36). De
klinische relevantie van deze bevindingen is niet bekend.
Post-hoc-analyses werden uitgevoerd bij 120 maanden follow-up bij meisjes (2 doses, n = 35; 3 doses,
n = 38) en vrouwen (3 doses, n = 30). De GMT-ratio
’
s (meisjes die 2 doses kregen / vrouwen die
3 doses kregen) varieerden van 0,99 tot 2,02 voor alle 4 de HPV-types. De GMT-ratio
’
s (meisjes die
2 doses kregen / meisjes die 3 doses kregen) varieerden van 0,72 tot 1,21 voor alle 4 de HPV-types.
De ondergrens van het 95 % BI van alle GMT-ratio
’
s bleef
˃
0,5 tot en met maand 120 (behalve voor
HPV 18 bij meisjes die 2 doses kregen / meisjes die 3 doses kregen).
Seropositiviteitspercentages bij meisjes en vrouwen waren
˃
95 % voor HPV 6, 11 en 16 en
seropositiviteitspercentages voor HPV 18 waren
˃
80 % bij meisjes die 2 doses kregen,
˃
90 % bij
meisjes die 3 doses kregen en
˃
60 % bij vrouwen die 3 doses kregen, gemeten met de cLIA.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Niet van toepassing.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Onderzoek naar toxiciteit na een enkele dosis of na herhaalde doses en onderzoeken naar lokale
tolerantie duidden niet op een speciaal risico voor mensen.
Bij zwangere ratten induceerde Gardasil na één of meerdere intramusculaire injecties een specifieke
19
antilichaamrespons tegen HPV types 6, 11, 16 en 18. Tijdens de dracht en mogelijk tijdens het zogen
werden de antilichamen tegen alle vier de HPV-types op de nakomelingen overgedragen. Er waren
geen behandelingsgerelateerde effecten op de ontwikkeling, het gedrag, het reproductievermogen of de
vruchtbaarheid bij de nakomelingen.
GARDASIL, toegediend aan mannelijke ratten in volledige menselijke dosis (120 µg totaal eiwit), had
geen effecten op het reproductievermogen, waaronder vruchtbaarheid, spermatelling en
spermamotiliteit, en er waren geen vaccingerelateerde macroscopische of histomorfologische
veranderingen van de testes en geen effecten op het testesgewicht.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Natriumchloride
Histidine
Polysorbaat 80
Borax
Water voor injecties
Voor adjuvans, zie rubriek 2.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
3 jaar
Houdbaarheid
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Gardasil suspensie voor injectie:
Bewaren in de koelkast (2 °C
–
8 °C).
Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen
licht.
Gardasil dient zo snel mogelijk te worden toegediend nadat het vaccin uit de koelkast is gehaald.
Gegevens uit stabiliteitsonderzoek tonen aan dat de componenten van het vaccin bij een
bewaartemperatuur van 8 °C tot 40 °C gedurende 96 uur stabiel blijven. Aan het eind van deze periode
dient Gardasil te worden gebruikt of te worden weggegooid. Deze gegevens zijn uitsluitend bedoeld
als leidraad voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in geval van tijdelijke bewaring boven de
vermelde bewaartemperatuur.
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit:
Bewaren in de koelkast (2 °C
–
8 °C).
Niet in de vriezer bewaren. De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming
tegen licht.
Gardasil dient zo snel mogelijk te worden toegediend nadat het vaccin uit de koelkast is gehaald
20
Gegevens uit stabiliteitsonderzoek tonen aan dat de componenten van het vaccin bij een
bewaartemperatuur van 8 °C tot 40 °C gedurende 96 uur stabiel blijven. Aan het eind van deze periode
dient Gardasil te worden gebruikt of te worden weggegooid. Deze gegevens zijn uitsluitend bedoeld
als leidraad voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in geval van tijdelijke bewaring boven de
vermelde bewaartemperatuur.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Gardasil suspensie voor injectie:
0,5 ml suspensie in een injectieflacon (glas) met stop (met FluroTec bekleed of met Teflon bekleed
chloorbutylelastomeer) en flip-off plastic kapje (aluminium klembandje) in een verpakkingsgrootte
van 1, 10 of 20.
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit:
0,5 ml suspensie in een voorgevulde spuit (glas) met zuigerstop (met gesiliconeerd FluroTec bekleed
broombutylelastomeer of niet-bekleed chloorbutylelastomeer) en kapje (broombutyl) voor de tip
zonder naald of met één of twee naald(en)
–
verpakkingsgrootte van 1, 10 of 20.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Gardasil suspensie voor injectie:
Gardasil kan er voorafgaand aan het schudden uitzien als een heldere vloeistof met een witte
neerslag.
Voorafgaand aan gebruik goed schudden teneinde een suspensie te verkrijgen. Na goed
schudden is Gardasil een witte, troebele vloeistof.
Controleer de suspensie voorafgaand aan toediening visueel op aanwezigheid van deeltjes en
verkleuring. Gooi het vaccin weg als er deeltjes in aanwezig zijn en/of als het verkleurd blijkt te
zijn.
Trek met behulp van een steriele naald en spuit de vaccindosis van 0,5 ml op uit de
injectieflacon met de enkelvoudige dosis.
Injecteer het vaccin onmiddellijk intramusculair (IM), bij voorkeur ter hoogte van de musculus
deltoideus in de bovenarm of in het hogere anterolaterale gebied van de dij.
Het vaccin dient te worden gebruikt zoals het wordt geleverd. De volledige aanbevolen dosis
van het vaccin moet worden gebruikt.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit:
Gardasil kan er voorafgaand aan het schudden uitzien als een heldere vloeistof met een witte
neerslag.
Voorafgaand aan gebruik de voorgevulde spuit goed schudden teneinde een suspensie te
verkrijgen. Na goed schudden is Gardasil een witte, troebele vloeistof.
Controleer de suspensie voorafgaand aan toediening visueel op aanwezigheid van deeltjes en
verkleuring. Gooi het vaccin weg als er deeltjes in aanwezig zijn en/of als het verkleurd blijkt te
zijn.
De verpakking bevat twee naalden van verschillende lengte. Kies op basis van de lengte en het
gewicht van uw patiënt de juiste naald voor een geslaagde intramusculaire (IM) toediening.
21
Bevestig de naald door rechtsom te draaien tot de naald stevig op de spuit vastzit. Dien de
volledige dosis toe volgens het standaardprotocol.
Injecteer het vaccin onmiddellijk intramusculair (IM), bij voorkeur ter hoogte van de musculus
deltoideus in de bovenarm of in het hogere anterolaterale gebied van de dij.
Het vaccin dient te worden gebruikt zoals het wordt geleverd. De volledige aanbevolen dosis
van het vaccin moet worden gebruikt.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Gardasil suspensie voor injectie:
EU/1/06/357/001
EU/1/06/357/002
EU/1/06/357/018
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit:
EU/1/06/357/003
EU/1/06/357/004
EU/1/06/357/005
EU/1/06/357/006
EU/1/06/357/007
EU/1/06/357/008
EU/1/06/357/019
EU/1/06/357/020
EU/1/06/357/021
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 20 september 2006
Datum van laatste verlenging: 27 juli 2011
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/JJJJ}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
22
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOFFEN EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
23
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOFFEN EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stoffen
Merck Sharp & Dohme LLC
770 Sumneytown Pike
West Point, Pennsylvania 19486
Verenigde Staten
Merck Sharp & Dohme LLC
2778 South East Side Highway
Elkton, Virginia 22827
Verenigde Staten
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
Officiële vrijgifte van de batch
In overeenstemming met artikel 114 van Richtlijn 2001/83/EG, zal de officiële vrijgifte van de batch
worden uitgevoerd door een rijkslaboratorium of een specifiek daartoe aangewezen laboratorium.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
24
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande v
erhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (v
oor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risic
o’
s tot een minimum) is bereikt.
25
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
26
A. ETIKETTERING
27
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TEKST BUITENVERPAKKING
Gardasil suspensie voor injectie
–
injectieflacon met enkelvoudige dosis, verpakking van 1, 10,
20
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Gardasil suspensie voor injectie
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat:
HPV type 6 L1 eiwit
HPV type 11 L1 eiwit
HPV type 16 L1 eiwit
HPV type 18 L1 eiwit
20
40
40
20
µg
µg
µg
µg
geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat (0,225 mg Al).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax, water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie
1 dosis in een injectieflacon, 0,5 ml
10 enkelvoudige doses in injectieflacon, elk 0,5 ml
20 enkelvoudige doses in injectieflacon, elk 0,5 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair (IM) gebruik
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
28
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/357/001
–
verpakking van 1
EU/1/06/357/002
–
verpakking van 10
EU/1/06/357/018
–
verpakking van 20
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
29
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
30
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
TEKST INJECTIEFLACONETIKET
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Gardasil suspensie voor injectie
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 dosis, 0,5 ml
6.
MSD
OVERIGE
31
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TEKST BUITENVERPAKKING
Gardasil suspensie voor injectie
–
voorgevulde spuit zonder naald, verpakking van 1, 10, 20
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat:
HPV type 6 L1 eiwit
HPV type 11 L1 eiwit
HPV type 16 L1 eiwit
HPV type 18 L1 eiwit
20
40
40
20
µg
µg
µg
µg
geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat (0,225 mg Al).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax, water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
1 dosis, voorgevulde spuit van 0,5 ml zonder naald
10 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml zonder naald
20 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml zonder naald
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair (IM) gebruik
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
32
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/357/003
EU/1/06/357/004
EU/1/06/357/019
–
verpakking van 1
–
verpakking van 10
–
verpakking van 20
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
33
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TEKST BUITENVERPAKKING
Gardasil suspensie voor injectie
–
voorgevulde spuit met 1 naald, verpakking van 1, 10, 20
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat:
HPV type 6 L1 eiwit
HPV type 11 L1 eiwit
HPV type 16 L1 eiwit
HPV type 18 L1 eiwit
20
40
40
20
µg
µg
µg
µg
geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat (0,225 mg Al).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax, water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
1 dosis, voorgevulde spuit van 0,5 ml met 1 naald
10 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml met elk 1 naald
20 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml met elk 1 naald
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair (IM) gebruik
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
34
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/357/005
EU/1/06/357/006
EU/1/06/357/020
–
verpakking van 1
–
verpakking van 10
–
verpakking van 20
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
35
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
36
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TEKST BUITENVERPAKKING
Gardasil suspensie voor injectie
–
voorgevulde spuit met 2 naalden, verpakking van 1, 10, 20
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat:
HPV type 6 L1 eiwit
HPV type 11 L1 eiwit
HPV type 16 L1 eiwit
HPV type 18 L1 eiwit
20
40
40
20
µg
µg
µg
µg
geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat (0,225 mg Al).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax, water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
1 dosis, voorgevulde spuit van 0,5 ml met 2 naalden
10 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml met elk 2 naalden
20 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml met elk 2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair (IM) gebruik
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
37
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/357/007
–
verpakking van 1
EU/1/06/357/008
–
verpakking van 10
EU/1/06/357/021
–
verpakking van 20
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
38
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
39
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
Etikettekst voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Gardasil suspensie voor injectie
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 dosis, 0,5 ml
6.
MSD
OVERIGE
40
B. BIJSLUITER
41
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Gardasil suspensie voor injectie
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
Lees goed de hele bijsluiter voordat u of uw kind wordt gevaccineerd want er staat belangrijke
informatie in voor u of uw kind.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Krijgt u of uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u of uw
kind een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Gardasil en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u of uw kind er extra
voorzichtig mee zijn?
Hoe wordt dit middel toegediend?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Gardasil en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Gardasil is een vaccin. Vaccinatie met Gardasil is bedoeld als bescherming tegen ziektes veroorzaakt
door types 6, 11, 16 en 18 van het humaan papillomavirus (HPV).
Deze ziektes omvatten voorstadia van kanker van de vrouwelijke genitaliën (baarmoederhals, vulva en
vagina), voorstadia van anale kanker bij mannen en vrouwen, genitale wratten bij mannen en vrouwen,
baarmoederhals- en anale kankers. HPV types 16 en 18 zijn verantwoordelijk voor ongeveer 70 % van
de gevallen van baarmoederhalskanker, 75-80 % van de gevallen van anale kanker, 70 % van de HPV-
gerelateerde prekankerletsels van de vulva en vagina, 80 % van de HPV-gerelateerde prekankerletsels
van de anus. HPV types 6 en 11 zijn verantwoordelijk voor ongeveer 90 % van de gevallen van
genitale wratten.
Gardasil is bedoeld als bescherming tegen deze ziektes. Het vaccin wordt niet gebruikt voor de
behandeling van HPV-gerelateerde ziektes. Gardasil heeft geen enkel effect bij personen die reeds een
persisterende infectie of ziekte hebben, geassocieerd met een van de vaccin HPV-types. Bij personen
die reeds een infectie met een of meer van de vaccin HPV-types hebben, kan Gardasil bescherming
bieden tegen ziektes gerelateerd aan de andere vaccin HPV-types.
Gardasil kan niet de ziektes veroorzaken waartegen het bescherming biedt.
Gardasil produceert type-specifieke antilichamen en in klinische onderzoeken is aangetoond dat het
vaccin beschermt tegen HPV 6-, 11-, 16- en 18-gerelateerde ziektes bij vrouwen tussen 16 en 45 jaar
en bij mannen tussen 16 en 26 jaar. Het vaccin produceert ook type-specifieke antilichamen bij 9- tot
en met 15-jarige kinderen en adolescenten.
Gardasil dient gebruikt te worden in overeenstemming met officiële richtlijnen.
42
2.
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u of uw kind er
extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen?
U bent of uw kind is allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u
•
vinden in rubriek 6.
•
U of uw kind heeft een allergische reactie ontwikkeld na een dosis Gardasil te hebben gekregen.
•
U of uw kind lijdt aan een aandoening die gepaard gaat met hoge koorts. Echter, lichte koorts of
een bovensteluchtweginfectie (bijvoorbeeld een verkoudheid) is op zich geen reden om de
vaccinatie uit te stellen.
Wanneer moet u of uw kind extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige vóór de vaccinatie wanneer u of uw kind
•
een bloedingsstoornis heeft (een ziekte waardoor u meer bloedt dan normaal), bijvoorbeeld
hemofilie
•
een verzwakt immuunsysteem heeft, bijvoorbeeld door een aangeboren stoornis, hiv-infectie of
het gebruik van geneesmiddelen die het immuunsysteem aantasten.
Flauwvallen, soms in combinatie met vallen, kan optreden (vooral bij jongeren tot 18 jaar) na een
injectie met een naald. Vertel het daarom aan de arts of verpleegkundige als u bij een eerdere injectie
bent flauwgevallen.
Zoals met elk vaccin kan het zijn dat Gardasil niet bij 100 % van degenen die het vaccin toegediend
krijgen bescherming biedt.
Gardasil biedt niet tegen elk type van het humaan papillomavirus bescherming. Daarom moet men
geschikte voorzorgsmaatregelen tegen seksueel overdraagbare aandoeningen blijven gebruiken.
Gardasil biedt geen bescherming tegen andere ziektes die niet door het humaan papillomavirus worden
veroorzaakt.
Vaccinatie is geen vervanging voor de routinematige screening op baarmoederhalskanker. U moet het
advies van uw arts blijven volgen over het uitstrijkje van de baarmoederhals/Pap-testen en preventieve
en beschermende maatregelen.
Over welke andere belangrijke informatie betreffende Gardasil moet u of uw kind beschikken
Langetermijnfollow-uponderzoeken zijn uitgevoerd om de beschermingsduur te bepalen. Het is niet
vastgesteld of een herhalingsdosis noodzakelijk is.
Gebruikt u of uw kind nog andere geneesmiddelen of vaccins?
Gardasil kan tijdens hetzelfde bezoek samen met een hepatitis B-vaccin of met een gecombineerd
boostervaccin tegen difterie (d) en tetanus (T), al dan niet met kinkhoest [acellulair, component] (ap)
en/of poliomyelitis [geïnactiveerd] (IPV) (dTap, dT-IPV, dTap-IPV vaccins), worden toegediend,
maar dan op een andere injectieplaats (een ander lichaamsdeel, bijvoorbeeld de andere arm of het
andere been).
Mogelijk heeft Gardasil geen optimaal effect als:
het gebruikt wordt met geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken.
In klinische onderzoeken werd de met Gardasil verkregen bescherming niet verminderd door orale of
andere anticonceptiva (bijvoorbeeld de pil).
Gebruikt u of uw kind naast Gardasil nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u of uw kind binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel
dat dan uw arts of apotheker.
43
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Gardasil mag aan vrouwen die borstvoeding geven of willen geven, worden toegediend.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar de effecten op de rijvaardigheid en het vermogen om
machines te bedienen.
Gardasil bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘
natriumvrij
’
is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Uw arts dient Gardasil met een injectie toe. Gardasil is bedoeld voor kinderen en jongeren vanaf 9 jaar
en volwassenen.
Als u tussen de 9 en 13 jaar oud bent
Gardasil kan volgens een schema bestaande uit 2 doses worden toegediend:
-
Eerste injectie: op de gekozen datum
-
Tweede injectie: 6 maanden na de eerste injectie
Als de tweede vaccindosis eerder dan 6 maanden na de eerste dosis wordt gegeven, moet altijd een
derde dosis worden gegeven.
Gardasil kan ook volgens een schema bestaande uit 3 doses worden toegediend:
Eerste injectie: op de gekozen datum
-
-
Tweede injectie: 2 maanden na de eerste injectie
-
Derde injectie: 6 maanden na de eerste injectie
De tweede dosis moet minstens een maand na de eerste dosis worden gegeven en de derde dosis
minstens 3 maanden na de tweede dosis. De drie doses moeten allemaal binnen een periode van 1 jaar
worden toegediend. Raadpleeg uw arts voor meer informatie.
Wanneer u 14 jaar of ouder bent
Gardasil moet volgens een schema bestaande uit 3 doses worden toegediend:
-
Eerste injectie: op de gekozen datum
Tweede injectie: 2 maanden na de eerste injectie
-
Derde injectie: 6 maanden na de eerste injectie
-
De tweede dosis moet minstens een maand na de eerste dosis worden gegeven en de derde dosis
minstens 3 maanden na de tweede dosis. De drie doses moeten allemaal binnen een periode van 1 jaar
worden toegediend. Raadpleeg uw arts voor meer informatie.
Als Gardasil is toegediend bij de eerste dosis, dan wordt aanbevolen dat Gardasil ook wordt gebruikt
om het vaccinatieschema af te ronden.
Gardasil wordt met een injectie door de huid in de spier (bij voorkeur de spier van de bovenarm of dij)
toegediend.
Het vaccin mag niet in dezelfde spuit met andere vaccins of oplossingen worden gemengd.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een geplande injectie mist, zal uw arts beslissen wanneer de overgeslagen dosis wordt
toegediend.
Het is belangrijk dat u de aanwijzingen van uw arts of verpleegkundige opvolgt met betrekking tot de
volgende bezoeken voor de vervolgdoses. Als u op het geplande tijdstip vergeet naar uw arts terug te
gaan of het voor u onmogelijk is, vraag dan uw arts om advies. Als de eerste toegediende dosis
44
Gardasil was, moet het vaccinatieschema worden voltooid met Gardasil en niet met een ander HPV-
vaccin.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook dit vaccin bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
De volgende bijwerkingen kunnen optreden na het gebruik van Gardasil:
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers), bijwerkingen op de injectieplaats: pijn,
zwelling en roodheid. Ook hoofdpijn is waargenomen.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers), bijwerkingen op de injectieplaats: kneuzing,
jeuk, pijn in ledemaat. Ook koorts en misselijkheid zijn gemeld.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers): netelroos (galbulten).
Zeer zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 10.000 gebruikers) werd een moeizame ademhaling
(bronchospasme) gemeld.
Wanneer Gardasil tijdens hetzelfde bezoek samen met een gecombineerd boostervaccin tegen difterie,
tetanus, kinkhoest [acellulair, component] en poliomyelitis [geïnactiveerd] werd toegediend, kwamen
meer hoofdpijn en zwelling op de injectieplaats voor.
Bijwerkingen die na het op de markt komen werden gemeld zijn onder andere:
Flauwvallen, soms samen met rillingen of stijf worden. Hoewel flauwvallen niet vaak voorkomt,
moeten patiënten gedurende 15 minuten onder observatie blijven nadat ze het HPV-vaccin hebben
gekregen.
Allergische reacties die gepaard kunnen gaan met moeizame ademhaling, piepende adem
(bronchospasmen), netelroos (galbulten) en uitslag zijn gemeld. Soms waren deze reacties ernstig.
Net als met andere vaccins werden bijwerkingen gemeld tijdens algemeen gebruik, zoals: gezwollen
klieren (hals, oksel of lies); spierzwakte, abnormale sensaties, tintelingen in de armen, benen en het
bovenlichaam of verwardheid (syndroom van Guillain-Barré, acute gedissemineerde
encefalomyelitis); duizeligheid, braken, gewrichtspijn, spierpijn, ongewone vermoeidheid of zwakte,
koude rillingen, algemeen onwel, ziek voelen, gemakkelijker optreden van bloedingen of kneuzingen
en huidinfectie op de injectieplaats.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit vaccin niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het injectieflaconetiket
en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
45
Bewaren in de koelkast (2 °C
–
8 °C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn: zeer gezuiverd niet-infectieus eiwit van elk van de types (6, 11,
16 en 18) van het humaan papillomavirus.
1 dosis (0,5 ml) bevat ongeveer:
Humaan papillomavirus
1
Humaan papillomavirus
1
Humaan papillomavirus
1
Humaan papillomavirus
1
1
2
type
type
type
type
6 L1 eiwit
2,3
11 L1 eiwit
2,3
16 L1 eiwit
2,3
18 L1 eiwit
2,3
20
40
40
20
microgram
microgram
microgram
microgram
3
Humaan papillomavirus = HPV.
L1 eiwit in de vorm van virusachtige deeltjes, geproduceerd in gistcellen (Saccharomyces
cerevisiae
CANADE 3C-5 (stam 1895)) door recombinant-DNA-technologie.
geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat adjuvans (0,225 milligram Al).
Amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat is toegevoegd aan dit vaccin als adjuvans. Adjuvantia zijn
stoffen die aan bepaalde vaccins worden toegevoegd om de beschermende effecten van het vaccin te
versnellen, verbeteren en/of verlengen.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax en water voor injecties.
Hoe ziet Gardasil eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
1 dosis Gardasil-suspensie voor injectie bevat 0,5 ml.
Vóór het schudden kan Gardasil er als een heldere vloeistof met een witte neerslag uitzien. Na goed
schudden is het een witte, troebele vloeistof.
Gardasil is verkrijgbaar in verpakkingen van 1, 10 of 20 injectieflacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
46
België/Belgique/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32 (0) 27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel.: +370.5.2780.247
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél: +32 (0) 27766211
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: + 36.1.888.5300
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited.
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel.: 0800 9999000
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_austria@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48.22.549.51.00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L
Tel: + 4021 529 29 00
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila d.o.o.
Tel: +386.1.520.4201
msd.slovenia@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
,
тел
.: + 359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel.: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: + 45 4482 4000
dkmail@merck.com
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Ελλάδα
MSD
Α.Φ.Β.Ε.Ε.
Τηλ: +30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: +33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: +385 1 66 11 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfo_ireland@merck.com
47
Ísland
Vistor hf.
Sími: + 354 535 7000
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 77 5700488
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Italia
MSD Italia S.r.l.
Tel: 800 23 99 89 (+39 06 361911)
medicalinformation.it@msd.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ
: 800 00 673 (+357 22866700)
cyprus_info@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: +371.67364.224
msd_lv@merck.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in <maand JJJJ>.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Het vaccin moet worden gebruikt zoals het wordt geleverd; een verdunning of reconstitutie is niet
vereist. De volledige aanbevolen dosis van het vaccin moet worden gebruikt. Al het ongebruikte
geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Goed schudden voor gebruik. Net voor toediening moet het vaccin goed worden geschud om de
suspensie van het vaccin te behouden.
Voor toediening moeten parenterale geneesmiddelen visueel op deeltjes en verkleuring worden
gecontroleerd. Gooi het product weg als er deeltjes aanwezig zijn of als het verkleurd blijkt te zijn.
48
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
Lees goed de hele bijsluiter voordat u of uw kind wordt gevaccineerd want er staat belangrijke
informatie in voor u of uw kind.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Krijgt u of uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u of uw
kind een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Gardasil en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u of uw kind er extra
voorzichtig mee zijn?
Hoe wordt dit middel toegediend?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Gardasil en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Gardasil is een vaccin. Vaccinatie met Gardasil is bedoeld als bescherming tegen ziektes veroorzaakt
door types 6, 11, 16 en 18 van het humaan papillomavirus (HPV).
Deze ziektes omvatten voorstadia van kanker van de vrouwelijke genitaliën (baarmoederhals, vulva en
vagina), voorstadia van anale kanker bij mannen en vrouwen, genitale wratten bij mannen en vrouwen,
baarmoederhals- en anale kankers. HPV types 16 en 18 zijn verantwoordelijk voor ongeveer 70 % van
de gevallen van baarmoederhalskanker, 75-80 % van de gevallen van anale kanker, 70 % van de HPV-
gerelateerde prekankerletsels van de vulva en vagina, 80 % van de HPV-gerelateerde prekankerletsels
van de anus. HPV types 6 en 11 zijn verantwoordelijk voor ongeveer 90 % van de gevallen van
genitale wratten.
Gardasil is bedoeld als bescherming tegen deze ziektes. Het vaccin wordt niet gebruikt voor de
behandeling van HPV-gerelateerde ziektes. Gardasil heeft geen enkel effect bij personen die reeds een
persisterende infectie of ziekte hebben, geassocieerd met een van de vaccin HPV-types. Bij personen
die reeds een infectie met een of meer van de vaccin HPV-types hebben, kan Gardasil bescherming
bieden tegen ziektes gerelateerd aan de andere vaccin HPV-types.
Gardasil kan niet de ziektes veroorzaken waartegen het bescherming biedt.
Gardasil produceert type-specifieke antilichamen en in klinische onderzoeken is aangetoond dat het
vaccin beschermt tegen HPV 6-, 11-, 16- en 18- gerelateerde ziektes bij vrouwen tussen 16 en 45 jaar
en bij mannen tussen 16 en 26 jaar. Het vaccin produceert ook type-specifieke antilichamen bij 9- tot
en met 15-jarige kinderen en adolescenten.
Gardasil dient gebruikt te worden in overeenstemming met officiële richtlijnen.
49
2.
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u of uw kind er
extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen?
U bent of uw kind is allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u
vinden in rubriek 6.
U of uw kind heeft een allergische reactie ontwikkeld na een dosis Gardasil te hebben gekregen.
U of uw kind lijdt aan een aandoening die gepaard gaat met hoge koorts. Echter, lichte koorts of
een bovensteluchtweginfectie (bijvoorbeeld een verkoudheid) is op zich geen reden om de
vaccinatie uit te stellen.
Wanneer moet u of uw kind extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige vóór de vaccinatie wanneer u of uw kind
een bloedingsstoornis heeft (een ziekte waardoor u meer bloedt dan normaal), bijvoorbeeld
hemofilie
een verzwakt immuunsysteem heeft, bijvoorbeeld door een aangeboren stoornis, hiv-infectie of
het gebruik van geneesmiddelen die het immuunsysteem aantasten
Flauwvallen, soms in combinatie met vallen, kan optreden (vooral bij jongeren tot 18 jaar) na een
injectie met een naald. Vertel het daarom aan de arts of verpleegkundige als u bij een eerdere injectie
bent flauwgevallen.
Zoals met elk vaccin kan het zijn dat Gardasil niet bij 100 % van degenen die het vaccin toegediend
krijgen bescherming biedt.
Gardasil biedt niet tegen elk type van het humaan papillomavirus bescherming. Daarom moet men
geschikte voorzorgsmaatregelen tegen seksueel overdraagbare aandoeningen blijven gebruiken.
Gardasil biedt geen bescherming tegen andere ziektes die niet door het humaan papillomavirus worden
veroorzaakt.
Vaccinatie is geen vervanging voor de routinematige screening op baarmoederhalskanker. U moet het
advies van uw arts blijven volgen over het uitstrijkje van de baarmoederhals/Pap-testen en preventieve
en beschermende maatregelen.
Over welke andere belangrijke informatie betreffende Gardasil moet u of uw kind beschikken
Langetermijnfollow-uponderzoeken zijn uitgevoerd om de beschermingsduur te bepalen. Het is niet
vastgesteld of een herhalingsdosis noodzakelijk is.
Gebruikt u of uw kind nog andere geneesmiddelen of vaccins?
Gardasil kan tijdens hetzelfde bezoek samen met een hepatitis B-vaccin of met een gecombineerd
boostervaccin tegen difterie (d) en tetanus (T), al dan niet met kinkhoest [acellulair, component] (ap)
en/of poliomyelitis [geïnactiveerd] (IPV) (dTap, dT-IPV, dTap-IPV vaccins), worden toegediend,
maar dan op een andere injectieplaats (een ander lichaamsdeel, bijvoorbeeld de andere arm of het
andere been).
Mogelijk heeft Gardasil geen optimaal effect als:
het gebruikt wordt met geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken.
In klinische onderzoeken werd de met Gardasil verkregen bescherming niet verminderd door orale of
andere anticonceptiva (bijvoorbeeld de pil).
Gebruikt u of uw kind naast Gardasil nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u of uw kind binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel
dat dan uw arts of apotheker.
50
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Gardasil mag aan vrouwen die borstvoeding geven of willen geven, worden toegediend.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar de effecten op de rijvaardigheid en het vermogen om
machines te bedienen.
Gardasil bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘
natriumvrij
’
is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Uw arts dient Gardasil met een injectie toe. Gardasil is bedoeld voor kinderen en jongeren vanaf 9 jaar
en volwassenen.
Als u tussen de 9 en 13 jaar oud bent
Gardasil kan volgens een schema bestaande uit 2 doses worden toegediend:
-
Eerste injectie: op de gekozen datum
-
Tweede injectie: 6 maanden na de eerste injectie
Als de tweede vaccindosis eerder dan 6 maanden na de eerste dosis wordt gegeven, moet altijd een
derde dosis worden gegeven.
Gardasil kan ook volgens een schema bestaande uit 3 doses worden toegediend:
-
Eerste injectie: op de gekozen datum
-
Tweede injectie: 2 maanden na de eerste injectie
-
Derde injectie: 6 maanden na de eerste injectie
De tweede dosis moet minstens een maand na de eerste dosis worden gegeven en de derde dosis
minstens 3 maanden na de tweede dosis. De drie doses moeten allemaal binnen een periode van 1 jaar
worden toegediend. Raadpleeg uw arts voor meer informatie.
Wanneer u 14 jaar of ouder bent
Gardasil moet volgens een schema bestaande uit 3 doses worden toegediend:
-
Eerste injectie: op de gekozen datum
Tweede injectie: 2 maanden na de eerste injectie
-
-
Derde injectie: 6 maanden na de eerste injectie
De tweede dosis moet minstens een maand na de eerste dosis worden gegeven en de derde dosis
minstens 3 maanden na de tweede dosis. De drie doses moeten allemaal binnen een periode van 1 jaar
worden toegediend. Raadpleeg uw arts voor meer informatie.
Als Gardasil is toegediend bij de eerste dosis, dan wordt aanbevolen dat Gardasil ook wordt gebruikt
om het vaccinatieschema af te ronden.
Gardasil wordt met een injectie door de huid in de spier (bij voorkeur de spier van de bovenarm of dij)
toegediend.
Het vaccin mag niet in dezelfde injectiespuit met andere vaccins of oplossingen worden gemengd.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een geplande injectie mist, dan zal uw arts beslissen wanneer de overgeslagen dosis wordt
toegediend.
Het is belangrijk dat u de aanwijzingen van uw arts of verpleegkundige opvolgt met betrekking tot de
volgende bezoeken voor de vervolgdoses. Als u op het geplande tijdstip vergeet naar uw arts terug te
gaan of het voor u onmogelijk is, vraag dan uw arts om advies. Als de eerste toegediende dosis
51
Gardasil was, moet het vaccinatieschema worden voltooid met Gardasil en niet met een ander HPV-
vaccin.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook dit vaccin bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
De volgende bijwerkingen kunnen optreden na het gebruik van Gardasil:
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers), bijwerkingen op de injectieplaats: pijn,
zwelling en roodheid. Ook hoofdpijn is waargenomen.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers), bijwerkingen op de injectieplaats: kneuzing,
jeuk, pijn in ledemaat. Ook koorts en misselijkheid zijn gemeld.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers): netelroos (galbulten).
Zeer zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 10.000 gebruikers) werd een moeizame ademhaling
(bronchospasme) gemeld.
Wanneer Gardasil tijdens hetzelfde bezoek samen met een gecombineerd boostervaccin tegen difterie,
tetanus, kinkhoest [acellulair, component] en poliomyelitis [geïnactiveerd] werd toegediend, kwamen
meer hoofdpijn en zwelling op de injectieplaats voor.
Bijwerkingen die na het op de markt komen werden gemeld zijn onder andere:
Flauwvallen, soms samen met rillingen of stijf worden. Hoewel flauwvallen niet vaak voorkomt,
moeten patiënten gedurende 15 minuten onder observatie blijven nadat ze het HPV-vaccin hebben
gekregen.
Allergische reacties die gepaard kunnen gaan met moeizame ademhaling, piepende adem
(bronchospasmen), netelroos (galbulten) en uitslag zijn gemeld. Soms waren deze reacties ernstig.
Net als met andere vaccins werden bijwerkingen gemeld tijdens algemeen gebruik, zoals: gezwollen
klieren (hals, oksel of lies); spierzwakte, abnormale sensaties, tintelingen in de armen, benen en het
bovenlichaam of verwardheid (syndroom van Guillain-Barré, acute gedissemineerde
encefalomyelitis); duizeligheid, braken, gewrichtspijn, spierpijn, ongewone vermoeidheid of zwakte,
koude rillingen, algemeen onwel, ziek voelen, gemakkelijker optreden van bloedingen of kneuzingen
en huidinfectie op de injectieplaats.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit vaccin niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket op de spuit
en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
52
Bewaren in de koelkast (2 °C
–
8 °C). Niet in de vriezer bewaren. De spuit in de buitenverpakking
bewaren ter bescherming tegen licht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn: zeer gezuiverd niet-infectieus eiwit van elk van de types (6, 11,
16 en 18) van het humaan papillomavirus.
1 dosis (0,5 ml) bevat ongeveer:
Humaan papillomavirus
1
Humaan papillomavirus
1
Humaan papillomavirus
1
Humaan papillomavirus
1
1
2
type
type
type
type
6 L1 eiwit
2,3
11 L1 eiwit
2,3
16 L1 eiwit
2,3
18 L1 eiwit
2,3
20
40
40
20
microgram
microgram
microgram
microgram
3
Humaan papillomavirus = HPV.
L1 eiwit in de vorm van virusachtige deeltjes, geproduceerd in gistcellen (Saccharomyces
cerevisiae
CANADE 3C-5 (stam 1895)) door recombinant-DNA-technologie.
geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat adjuvans (0,225 milligram Al).
Amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat is toegevoegd aan dit vaccin als adjuvans. Adjuvantia zijn
stoffen die aan bepaalde vaccins worden toegevoegd om de beschermende effecten van het vaccin te
versnellen, verbeteren en/of verlengen.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax en water voor injecties.
Hoe ziet Gardasil eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
1 dosis Gardasil-suspensie voor injectie bevat 0,5 ml.
Vóór het schudden kan Gardasil er als een heldere vloeistof met een witte neerslag uitzien. Na goed
schudden is het een witte, troebele vloeistof.
Gardasil is verkrijgbaar in verpakkingen van 1, 10 of 20 voorgevulde spuiten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen.
53
België/Belgique/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32 (0) 27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel.: +370.5.2780.247
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél: +32 (0) 27766211
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: + 36.1.888.5300
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited.
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel.: 0800 9999000
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_austria@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48.22.549.51.00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L
Tel: + 4021 529 29 00
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila d.o.o.
Tel: +386.1.520.4201
msd.slovenia@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
,
тел
.: + 359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel.: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: + 45 4482 4000
dkmail@merck.com
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Ελλάδα
MSD
Α.Φ.Β.Ε.Ε.
Τηλ: +30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: +33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: +385 1 66 11 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfo_ireland@merck.com
54
Ísland
Vistor hf.
Sími: + 354 535 7000
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 77 5700488
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Italia
MSD Italia S.r.l.
Tel: 800 23 99 89 (+39 06 361911)
medicalinformation.it@msd.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ
: 800 00 673 (+357 22866700)
cyprus_info@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: +371.67364.224
msd_lv@merck.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in <maand JJJJ>.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
-
-
-
Gardasil is beschikbaar in een voorgevulde spuit, gebruiksklaar voor intramusculaire (IM)
injectie, bij voorkeur in de driehoeksspier van de bovenarm.
Indien het pakket 2 naalden van verschillende lengte bevat, moet u op basis van de grootte en
het gewicht van uw patiënt de juiste naald kiezen, zodat de IM toediening correct verloopt.
Parenterale geneesmiddelen moeten voor de toediening visueel worden geïnspecteerd op de
aanwezigheid van deeltjes en verkleuring. Gooi het product weg als u deeltjes of een
verkleuring vaststelt. Eventuele ongebruikte producten of afvalmateriaal moeten volgens de
plaatselijke voorschriften worden weggegooid.
Voor gebruik goed schudden. Bevestig de naald door rechtsom te draaien tot de naald stevig op de
spuit vastzit. Dien de volledige dosis toe volgens het standaardprotocol.
55
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Gardasil suspensie voor injectie.
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit.
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd).
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
1 dosis (0,5 ml) bevat ongeveer:
Humaan papillomavirus1 type 6 L1 eiwit2,3
20 microgram
Humaan papillomavirus1 type 11 L1 eiwit2,3
40 microgram
Humaan papillomavirus1 type 16 L1 eiwit2,3
40 microgram
Humaan papillomavirus1 type 18 L1 eiwit2,3
20 microgram
1 Humaan papillomavirus = HPV.
2 L1 eiwit in de vorm van virusachtige deeltjes, geproduceerd in gistcellen (Saccharomyces cerevisiae
CANADE 3C-5 (stam 1895)) door recombinant-DNA-technologie.
3 geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat adjuvans (0,225 milligram Al).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Gardasil suspensie voor injectie.
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit.
Vóór het schudden kan Gardasil er als een heldere vloeistof met een witte neerslag uitzien. Na goed
schudden is Gardasil een witte, troebele vloeistof.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Gardasil is een vaccin voor gebruik vanaf de leeftijd van 9 jaar ter preventie van:
-
premaligne genitale laesies (cervicaal, vulvair en vaginaal), premaligne anale laesies,
baarmoederhalskankers en anale kankers veroorzaakt door bepaalde oncogene humaan
papillomavirus (HPV)-types
-
genitale wratten (condylomata acuminata) veroorzaakt door specifieke HPV-types.
Zie rubrieken 4.4 en 5.1 voor belangrijke informatie over de gegevens die deze indicatie ondersteunen.
Het gebruik van Gardasil moet in overeenstemming zijn met officiële aanbevelingen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Personen van 9 tot en met 13 jaar
Gardasil mag worden toegediend volgens een schema van 2 doses (0,5 ml op 0 en 6 maanden) (zie
rubriek 5.1).
Als de tweede vaccindosis eerder dan 6 maanden na de eerste dosis wordt toegediend, moet altijd een
Gardasil kan ook worden toegediend volgens een schema van 3 doses (0,5 ml op 0, 2 en 6 maanden).
De tweede dosis dient ten minste één maand na de eerste dosis te worden toegediend en de derde dosis
dient ten minste 3 maanden na de tweede dosis te worden toegediend. De drie doses dienen allemaal
binnen een periode van 1 jaar te worden gegeven.
Personen van 14 jaar en ouder
Gardasil dient te worden toegediend volgens een schema van 3 doses (0,5 ml op 0, 2 en 6 maanden).
De tweede dosis dient ten minste één maand na de eerste dosis te worden toegediend en de derde dosis
dient ten minste 3 maanden na de tweede dosis te worden toegediend. De drie doses dienen allemaal
binnen een periode van 1 jaar te worden gegeven.
Het gebruik van Gardasil moet in overeenstemming zijn met de officiële aanbevelingen.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Gardasil bij kinderen jonger dan 9 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar (zie rubriek 5.1).
Personen die een eerste dosis Gardasil krijgen wordt aanbevolen de vaccinatiereeks met Gardasil te
voltooien (zie rubriek 4.4).
De behoefte aan een boosterdosis is niet vastgesteld.
Wijze van toediening
Het vaccin dient door middel van een intramusculaire injectie te worden toegediend. Bij voorkeur
wordt het toegediend in de deltaspier van de bovenarm of in het hogere anterolaterale gebied van de
dij.
Gardasil mag niet intravasculair worden geïnjecteerd. Subcutane en intradermale toediening werden
niet bestudeerd en worden dan ook niet aanbevolen (zie rubriek 6.6).
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de hulpstoffen.
Personen die na toediening van een dosis Gardasil symptomen ontwikkelen die op overgevoeligheid
wijzen, mogen geen volgende doses van Gardasil toegediend krijgen.
Bij personen die aan een acute ernstige ziekte lijden, gepaard gaand met koorts, dient de toediening
van Gardasil te worden uitgesteld. De aanwezigheid van een lichte infectie, zoals een milde
hogereluchtweginfectie of matige koorts, vormt echter geen contra-indicatie voor immunisatie.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Bij de beslissing om een persoon te vaccineren, dient rekening gehouden te worden met het risico op
eerdere blootstelling aan HPV en het potentiële voordeel van de vaccinatie.
Zoals met alle injecteerbare vaccins, dient adequate medische behandeling direct beschikbaar te zijn
voor het geval dat een zeldzame anafylactische reactie optreedt na toediening van het vaccin.
Zoals met alle vaccins is het mogelijk dat een vaccinatie met Gardasil niet bij alle gevaccineerden in
bescherming resulteert.
Gardasil beschermt alleen tegen ziektes die worden veroorzaakt door HPV-types 6, 11, 16 en 18 en in
beperkte mate tegen ziektes die worden veroorzaakt door aan deze types gerelateerde types (zie
rubriek 5.1). Daarom dient men geschikte voorzorgsmaatregelen tegen seksueel overdraagbare
aandoeningen te blijven gebruiken.
Gardasil is alleen voor profylactisch gebruik en heeft geen effect op actieve HPV-infecties of al
aanwezige klinische ziekte veroorzaakt door HPV. Van Gardasil werd niet aangetoond dat het een
therapeutisch effect heeft. Daarom is het vaccin niet bedoeld voor de behandeling van cervixkanker,
hooggradige cervicale, vulvaire en vaginale dysplastische laesies of genitale wratten. Het is ook niet
bedoeld ter preventie van progressie van andere vastgestelde HPV-gerelateerde laesies.
Gardasil voorkomt geen laesies ten gevolge van een vaccin HPV-type bij personen die op het moment
van vaccinatie met dit HPV-type besmet zijn (zie rubriek 5.1).
Bij het gebruik van Gardasil bij volwassen vrouwen dient rekening te worden gehouden met de
geografische variabiliteit in prevalentie van HPV-types.
Vaccinatie is geen substituut voor de routinematige cervicale screening. Aangezien geen enkel vaccin
100 % effectief is en Gardasil geen bescherming biedt tegen alle HPV-types of tegen bestaande HPV-
infecties, blijft routinematige cervicale screening uitermate belangrijk en moeten de lokale
aanbevelingen opgevolgd worden.
De veiligheid en immunogeniciteit van het vaccin zijn beoordeeld bij personen van 7 tot 12 jaar met
een bekende infectie met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv) (zie rubriek 5.1). Personen met een
verzwakte immuunrespons als gevolg van krachtige immunosuppressieve therapie, een genetische
stoornis of een andere oorzaak reageren mogelijk niet op het vaccin.
Dit vaccin dient met voorzichtigheid te worden toegediend bij personen met trombocytopenie of een
bloedstollingsstoornis, omdat bij deze personen een bloeding kan optreden na een intramusculaire
toediening.
Langetermijnfollow-uponderzoeken zijn uitgevoerd om de duur van de bescherming te bepalen (zie
rubriek 5.1).
Er zijn geen gegevens rond veiligheid, immunogeniciteit of werkzaamheid beschikbaar om tijdens
vaccinatie met Gardasil een overstap naar andere HPV-vaccins die niet dezelfde HPV-types dekken, te
ondersteunen. Om die reden is het belangrijk dat voor het hele vaccinatieschema dezelfde vaccins
worden voorgeschreven.
Natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Voor alle klinische onderzoeken werden personen uitgesloten die tijdens de 6 maanden voorafgaand
aan de eerste vaccindosis immunoglobuline of producten op basis van bloed hadden gekregen.
De toediening van Gardasil op hetzelfde moment (maar voor geïnjecteerde vaccins op een
verschillende injectieplaats) als hepatitis-B-(recombinant) vaccin, had geen invloed op de
immuunrespons op de HPV-types. Het percentage seroprotectie (het gedeelte van de populatie dat een
seroprotectief anti-HBs niveau van 10 mIE/ml bereikt) werd niet beïnvloed (96,5 % voor
gelijktijdige vaccinatie en 97,5 % voor het hepatitis-B-vaccin alleen). De geometrisch gemiddelde
anti-HB-antilichaamtiters waren lager bij gelijktijdige toediening, maar de klinische relevantie van
deze waarneming is niet bekend.
Gardasil mag gelijktijdig met een gecombineerd boostervaccin tegen difterie (d) en tetanus (T) en/of
kinkhoest [acellulair, component] (ap) en/of poliomyelitis [geïnactiveerd] (IPV) (dTap, dT-IPV, dTap-
IPV-vaccins) worden toegediend zonder dat significante interferentie met de antilichaamrespons tegen
een van de componenten van het ene of het andere vaccin optreedt. Echter, een trend naar lagere anti-
HPV-GMT's werd waargenomen bij de groep waarbij beide vaccins gelijktijdig werden toegediend.
De klinische significantie hiervan is niet bekend. Dit is gebaseerd op de resultaten van een klinisch
onderzoek waarin een gecombineerd dTap-IPV vaccin tegelijkertijd met de eerste dosis Gardasil werd
toegediend (zie rubriek 4.8).
De gelijktijdige toediening van Gardasil met andere vaccins dan de bovenstaande is niet bestudeerd.
Gebruik in combinatie met hormonale anticonceptiva
In klinische onderzoeken gebruikte 57,5 % van de vrouwen tussen 16 en 26 jaar en 31,2 % van de
vrouwen tussen 24 en 45 jaar een hormonaal anticonceptivum tijdens de vaccinatieperiode met
Gardasil. Het gebruik van hormonale anticonceptiva bleek geen invloed te hebben op de
immuunrespons op Gardasil.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen specifieke onderzoeken met het vaccin bij zwangere vrouwen uitgevoerd. Tijdens het
klinisch ontwikkelingsprogramma werd er bij 3819 vrouwen (vaccin = 1894 versus placebo = 1925)
ten minste één zwangerschap gerapporteerd. Er waren geen significante verschillen in de types
anomalie of het aantal zwangerschappen met een negatieve uitkomst tussen met Gardasil en met
placebo behandelde personen. Deze gegevens over zwangere vrouwen (op basis van de uitkomsten
van meer dan 1000 zwangerschappen waarbij blootstelling heeft plaatsgevonden) duiden niet op
malformatieve of foetale/neonatale toxiciteit.
De gegevens over toediening van Gardasil tijdens de zwangerschap gaven geen veiligheidssignaal aan.
Deze gegevens zijn echter onvoldoende om het gebruik van Gardasil tijdens de zwangerschap aan te
bevelen. Vaccinatie dient te worden uitgesteld tot na de zwangerschap.
Borstvoeding
Bij moeders die borstvoeding gaven werd tijdens de vaccinatieperiode van de klinische onderzoeken
Gardasil of een placebo toegediend. De percentages met bijwerkingen bij de moeders en de
zuigelingen die borstvoeding kregen, waren vergelijkbaar tussen de vaccinatie- en de placebogroep.
Bovendien was de immunogeniciteit van het vaccin bij moeders die wel borstvoeding gaven
vergelijkbaar met de immunogeniciteit bij vrouwen die geen borstvoeding gaven in de periode van
toediening van het vaccin.
Derhalve kan Gardasil gebruikt worden tijdens de periode van borstvoeding.
Experimenteel onderzoek bij dieren duidt niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3). Er zijn geen effecten op de mannelijke vruchtbaarheid
waargenomen bij ratten (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
A. Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In 7 klinische onderzoeken (waarvan 6 placebogecontroleerd) kregen personen Gardasil of een
placebo toegediend op de dag van opname in het onderzoek en ongeveer 2 en 6 maanden erna. Er
waren weinig personen (0,2 %) die de deelname aan het onderzoek vanwege bijwerkingen stopzetten.
De veiligheid werd geëvalueerd in ofwel de hele onderzoekspopulatie (6 onderzoeken) of in een
vooraf bepaalde subgroep (één onderzoek) van de onderzoekspopulatie, met behulp van een
vaccinatierapportagekaart (VRK) gedurende 14 dagen na elke injectie met Gardasil of een placebo. De
personen die aan de hand van een VRK werden gevolgd, omvatten 10.088 personen (6995 vrouwen
tussen 9 en 45 jaar en 3093 mannen tussen 9 en 26 jaar bij opname in het klinische onderzoek) die
Gardasil kregen en 7995 personen (5692 vrouwen en 2303 mannen) die een placebo kregen.
De vaakst voorkomende waargenomen bijwerkingen waren bijwerkingen op de injectieplaats (77,1 %
van de gevaccineerde personen binnen 5 dagen na een vaccinatiebezoek) en hoofdpijn (16,6 % van de
gevaccineerde personen). Deze bijwerkingen waren doorgaans mild tot matig in intensiteit.
B. Samenvatting van de bijwerkingen in tabelvorm
Klinische onderzoeken
Tabel 1 laat vaccingerelateerde bijwerkingen zien die werden waargenomen bij personen die Gardasil
kregen bij een frequentie van ten minste 1,0 % en ook bij een grotere frequentie dan waargenomen bij
personen die een placebo kregen. Ze worden gerangschikt volgens frequentie aan de hand van de
volgende conventie:
[Zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, < 1/10); soms ( 1/1000, < 1/100); zelden ( 1/10.000, < 1/1000);
zeer zelden (< 1/10.000)]
Postmarketingervaring
Tabel 1 bevat ook aanvullende bijwerkingen die spontaan zijn gerapporteerd tijdens het
postmarketinggebruik van Gardasil wereldwijd. Omdat deze bijwerkingen vrijwillig gerapporteerd zijn
door een populatie van onduidelijke grootte, is het niet altijd mogelijk om een betrouwbare schatting te
maken van hun frequentie of om een causaal verband vast te stellen met blootstelling aan het vaccin.
Daarom wordt de frequentie van deze bijwerkingen aangeduid als `niet bekend'.
Systeem/orgaanklasse
Frequentie
Bijwerkingen
Infecties en parasitaire
Niet bekend Cellulitis op de injectieplaats*
aandoeningen
Bloed- en
Niet bekend Idiopathische trombocytopenische purpura*,
lymfestelselaandoeningen
lymfadenopathie*
Immuunsysteemaandoeningen
Niet bekend Overgevoeligheidsreacties, waaronder
anafylactische/anafylactoïde reacties*
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Hoofdpijn
Niet bekend Acute gedissemineerde encefalomyelitis*,
Duizeligheid1*, syndroom van Guillain-Barré*,
syncope soms gepaard gaand met tonisch-
klonische bewegingen*
Maag-darmstelselaandoeningen
Vaak
Misselijkheid
Niet bekend Braken*
Skeletspierstelsel- en
Vaak
Pijn in ledemaat
bindweefselaandoeningen
Niet bekend Arthralgie*, myalgie*
Algemene aandoeningen en
Zeer vaak
Op de injectieplaats: erytheem, pijn, zwelling
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak
Pyrexia
Op de injectieplaats: hematoom, pruritus
Niet bekend Asthenie*, koude rillingen*, vermoeidheid*,
malaise*
* Postmarketingbijwerkingen (frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
1 Tijdens klinische onderzoeken werd duizeligheid waargenomen als een vaak voorkomende bijwerking bij
vrouwen. Bij mannen werd duizeligheid bij ontvangers van het vaccin niet in een hogere frequentie
waargenomen dan bij ontvangers van een placebo.
Bovendien werden in klinische onderzoeken bijwerkingen waargenomen, waarvan de onderzoeker
oordeelde dat die vaccin- of placebogerelateerd waren, in frequenties van minder dan 1 %.
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen:
Zeer zelden: bronchospasme
Huid- en onderhuidaandoeningen:
Zelden: urticaria
Negen gevallen (0,06 %) van urticaria werden gerapporteerd in de Gardasil-groep en 20 gevallen
(0,15 %) werden waargenomen in de adjuvant bevattende placebogroep.
In de klinische onderzoeken rapporteerden personen in de Veiligheidspopulatie elke nieuwe medische
conditie gedurende de follow-up. Onder 15.706 personen die Gardasil en 13.617 personen die een
placebo ontvingen, werden 39 gevallen van niet-specifieke artritis/artropathie gerapporteerd; 24 in de
Gardasilgroep en 15 in de placebogroep.
Uit een klinisch onderzoek met 843 gezonde adolescente mannen en vrouwen van 11 tot en met
17 jaar, bleek dat bij gelijktijdige toediening van de eerste dosis Gardasil met een gecombineerd
boostervaccin tegen difterie, tetanus, kinkhoest [acellulair, component] en poliomyelitis
[geïnactiveerd] meer zwelling op de injectieplaats en meer hoofdpijn werden gerapporteerd na
gelijktijdige toediening. De geobserveerde verschillen waren < 10 % en bij de meeste patiënten waren
de bijwerkingen mild tot matig in intensiteit.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
4.9 Overdosering
Er zijn gevallen gerapporteerd met toediening van hogere doses Gardasil dan aanbevolen.
Over het algemeen was het gerapporteerde bijwerkingenprofiel bij overdosering vergelijkbaar met dat
bij de aanbevolen enkelvoudige doses van Gardasil.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: viraal vaccin, ATC-code: J07BM01
Werkingsmechanisme
Gardasil is een niet-infectieus recombinant quadrivalent vaccin met adjuvant, bereid van de sterk
gezuiverde virusachtige deeltjes (VLP's) van het belangrijkste capside-L1-eiwit van HPV types 6, 11,
16 en 18. De VLP's bevatten geen viraal DNA, ze kunnen geen cellen infecteren, reproduceren of een
ziekte veroorzaken.
HPV infecteert enkel mensen, maar onderzoek bij dieren met analoge papillomavirussen doet
veronderstellen dat de werkzaamheid van LI VLP vaccins gemedieerd wordt door de ontwikkeling van
een humorale immuunrespons.
HPV 16 en HPV 18 zijn naar schatting verantwoordelijk voor 70 % van de cervicale kankers en
75-80 % van de anale kankers; 80 % van de adenocarcinomen in situ (AIS); 45-70 % van de
hooggradige cervicale intra-epitheliale neoplasieën (CIN 2/3); 25 % van de laaggradige cervicale
intra-epitheliale neoplasieën (CIN 1); ongeveer 70 % van de HPV-gerelateerde hooggradige vulvaire
(VIN 2/3) en vaginale (VaIN 2/3) intra-epitheliale neoplasieën en 80 % van de HPV-gerelateerde
hooggradige anale (AIN 2/3) intra-epitheliale neoplasieën. HPV 6 en 11 zijn verantwoordelijk voor
ongeveer 90 % van de genitale wratten en 10 % van de laaggradige cervicale intra-epitheliale
neoplasieën (CIN 1). CIN 3 en AIS zijn aanvaard als onmiddellijke voorstadia van invasieve cervicale
kanker.
De term 'premaligne genitale laesies' in rubriek 4.1 komt overeen met hooggradige cervicale intra-
epitheliale neoplasie (CIN 2/3), hooggradige vulvaire intra-epitheliale neoplasie (VIN 2/3) en
hooggradige vaginale intra-epitheliale neoplasie (VaIN 2/3).
De term 'premaligne anale laesies' in rubriek 4.1 komt overeen met hooggradige anale intra-epitheliale
neoplasie (AIN 2/3).
De indicatie is gebaseerd op het aantonen van de werkzaamheid van Gardasil bij vrouwen tussen 16 en
45 jaar en bij mannen tussen 16 en 26 jaar, en op het aantonen van de immunogeniciteit van Gardasil
bij 9- tot en met 15-jarige kinderen en adolescenten.
Klinische onderzoeken
Werkzaamheid bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar
De werkzaamheid van Gardasil bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar werd beoordeeld in
4 placebogecontroleerde, dubbelblinde, gerandomiseerde, fase II en III klinische onderzoeken, met in
totaal 20.541 vrouwen die werden geïncludeerd en gevaccineerd zonder voorafgaande screening op de
aanwezigheid van HPV-infectie.
De primaire werkzaamheidseindpunten omvatten HPV 6-, 11-, 16- of 18-gerelateerde vulvaire en
De werkzaamheidsresultaten worden gepresenteerd voor de gecombineerde analyse van
onderzoeksprotocollen. De werkzaamheid op HPV 16/18-gerelateerde CIN 2/3 of AIS is gebaseerd op
gegevens van de protocollen 005 (enkel eindpunten voor 16), 007, 013 en 015. De werkzaamheid op
alle andere eindpunten is gebaseerd op de protocollen 007, 013 en 015. De mediane duur van follow-
up voor deze onderzoeken bedroeg respectievelijk 4,0, 3,0, 3,0 en 3,0 jaar voor protocol 005, protocol
007, protocol 013 en protocol 015. De mediane duur van follow-up voor de gecombineerde
protocollen (005, 007, 013 en 015) bedroeg 3,6 jaar. De resultaten van individuele onderzoeken
ondersteunen de resultaten van de gecombineerde analyse. Gardasil was werkzaam tegen HPV-ziekte
veroorzaakt door elk van de vier HPV-vaccintypes. Op het einde van het onderzoek waren de personen
geïncludeerd in de twee fase-III-onderzoeken (protocol 013 en protocol 015) tot 4 jaar gevolgd
(mediaan 3,7 jaar).
Cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN) graad 2/3 (matige tot hooggradige dysplasie) en
adenocarcinoom in situ (AIS) werden in de klinische onderzoeken als een surrogaatmarker voor
cervixkanker gebruikt.
In het langetermijnverlengingsonderzoek van Protocol 015 werden 2536 vrouwen gevolgd die tussen
16 en 23 jaar waren tijdens vaccinatie met Gardasil in het basisonderzoek. In de PPE-populatie werden
geen gevallen van HPV-ziektes (HPV-types 6/11/16/18-gerelateerde hooggradige CIN) waargenomen
gedurende ongeveer 14 jaar (mediane follow-up van 11,9 jaar). In dit onderzoek werd een duurzame
bescherming statistisch aangetoond van ongeveer 12 jaar.
Werkzaamheid bij vrouwen die niet aan het (de) relevante HPV-type(s) in het vaccin waren
blootgesteld
De werkzaamheid werd vanaf het bezoek in maand 7 gemeten. Over het geheel genomen was 73 %
van de vrouwen bij opname in het onderzoek aan geen enkele van de 4 HPV-types blootgesteld (PCR-
negatief en seronegatief).
De werkzaamheidsresultaten voor de relevante eindpunten die werden geanalyseerd 2 jaar na opname
in het onderzoek en op het einde van het onderzoek (mediane duur van opvolging = 3,6 jaar) in de
`per-protocol'-populatie worden getoond in Tabel 2.
In een aanvullende analyse werd de werkzaamheid van Gardasil tegen HPV 16/18-gerelateerde CIN 3
en AIS beoordeeld.
Gardasil
Placebo
%
Gardasil
Placebo
%
Werkzaamheid
Werkzaamheid***
Aantal
Aantal
na 2 jaar
Aantal
Aantal
op het einde van
gevallen
gevallen
(95 % BI)
gevallen
gevallen
het onderzoek
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
(95 % BI)
personen* personen*
personen* personen*
HPV 16/18-
0
53
100,0
2**
112
98,2
gerelateerde
8487
8460
(92,9, 100,0)
8493
8464
(93,5, 99,8)
CIN 2/3 of
AIS
HPV 16/18-
0
29
100
2**
64
96,9
gerelateerde
8487
8460
(86,5, 100,0)
8493
8464
(88,4, 99,6)
CIN 3
HPV 16/18-
0
6
100
0
7
100
gerelateerde
8487
8460
(14,8, 100,0)
8493
8464
(30,6, 100,0)
AIS
*Aantal personen met minstens één follow-up bezoek na maand 7.
**Op basis van virologisch bewijs is het eerste geval van CIN 3, bij een patiënt met chronische HPV 52-infectie
waarschijnlijk oorzakelijk verbonden met HPV 52. Bij slechts 1 van de 11 monsters werd HPV 16 gevonden (in
maand 32,5) en HPV 16 werd niet gedetecteerd in weefsel dat tijdens een LEEP (Loop Electro-Excision
Procedure) werd weggenomen. In het tweede geval van CIN 3 dat werd vastgesteld bij een patiënt met HPV 51
op dag 1 (in 2 van 9 monsters) werd HPV 16 gevonden in een biopsie afgenomen in maand 51 (in 1 van 9
monsters) en werd HPV 56 gedetecteerd in 3 van 9 monsters in maand 52 in weefsel dat tijdens LEEP werd
weggenomen.
*** De personen werden tot 4 jaar (mediaan 3,6 jaar) opgevolgd
Opmerking: Puntschattingen en betrouwbaarheidsintervallen zijn aangepast volgens persoontijd van de follow-
up.
Op het einde van het onderzoek en in de gecombineerde protocollen
bedroeg de werkzaamheid van Gardasil tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde CIN 1 95,9 %
(95 % BI: 91,4, 98,4),
bedroeg de werkzaamheid van Gardasil tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde CIN (1, 2, 3) of
AIS 96,0 % (95 % BI: 92,3, 98,2),
bedroeg de werkzaamheid van Gardasil tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde VIN 2/3 en
VaIN 2/3 respectievelijk 100 % (95 % BI: 67,2, 100) en 100 % (95 % BI: 55,4, 100),
bedroeg de werkzaamheid van Gardasil tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde genitale wratten
99,0 % (95 % BI: 96,2, 99,9).
In Protocol 012 bedroeg de werkzaamheid van Gardasil tegen persisterende infectie volgens de zes
maanden definitie [positieve monsters bij twee of meer opeenvolgende bezoeken met een tussenpoos
van 6 maanden (± 1 maand) of langer], met betrekking tot HPV 16 en HPV 18 respectivelijk 98,7 %
(95 % BI: 95,1, 99,8) en 100,0 % (95 % BI: 93,2, 100,0) na een follow-up tot 4 jaar (gemiddeld
3,6 jaar). Tegen persisterende infectie volgens de twaalf maanden definitie bedroeg de werkzaamheid
met betrekking tot HPV 16 en HPV 18 respectievelijk 100,0 % (95 % BI: 93,9, 100,0) en 100,0 %
(95 % BI: 79,9, 100,0).
De werkzaamheid bij vrouwen met tekenen van infectie of ziekte door HPV 6, 11, 16 of 18 op dag 1
Er was geen bewijs van bescherming tegen een ziekte veroorzaakt door vaccin HPV-types waarvoor
de vrouwen op dag 1 PCR-positief waren. Vrouwen die reeds vóór vaccinatie een infectie met één of
meer vaccingerelateerde HPV-types hadden, waren beschermd tegen een klinische aandoening
veroorzaakt door de overige HPV-types.
De aangepaste `intention to treat' (ITT)-populatie bevatte vrouwen ongeacht hun HPV-status op dag 1
die ten minste 1 vaccinatie kregen, en bij wie het tellen van de gevallen startte op 1 maand na dosis
één. Deze populatie benadert de algemene populatie van vrouwen met betrekking tot prevalentie van
HPV-infectie of ziekte bij opname in het onderzoek. De resultaten worden samengevat in Tabel 3.
Tabel 3: Werkzaamheid van Gardasil tegen hooggradige cervicale laesies in de aangepaste ITT-
populatie met vrouwen ongeacht hun HPV status bij aanvang
Gardasil
Placebo
Gardasil
Placebo
%
%
Werkzaamheid**
Aantal
Aantal
Werkzaamheid**
Aantal
Aantal
gevallen
gevallen
Na 2 jaar
op het einde van
gevallen
gevallen
het onderzoek
Aantal
Aantal
(95 % BI)
Aantal
Aantal
(95 % BI)
personen* personen*
personen* personen*
HPV 16- of
122
201
39,0
146
303
51,8
HPV 18-
9831
9896
(23,3, 51,7)
9836
9904
(41,1, 60,7)
gerelateerde
CIN 2/3 of
AIS
HPV 16/18-
83
127
34,3
103
191
46,0
gerelateerde
9831
9896
(12,7, 50,8)
9836
9904
(31,0, 57,9)
CIN 3
HPV 16/18-
5
11
54,3
6
15
60,0
gerelateerde
9831
9896
(< 0, 87,6)
9836
9904
(< 0, 87,3)
AIS
*Aantal personen met minstens één follow-up bezoek 30 dagen na Dag 1
**Percentage werkzaamheid is berekend uit de gecombineerde protocollen. De werkzaamheid voor HPV 16/18-
gerelateerde CIN 2/3 of AIS is gebaseerd op gegevens uit de protocollen 005 (enkel 16-gerelateerde eindpunten),
007, 013, en 015. De patiënten werden tot 4 jaar (mediaan 3,6 jaar) gevolgd.
Opmerking: De puntschattingen en betrouwbaarheidsintervallen zijn aangepast volgens persoon-tijd van follow-
up.
De werkzaamheid tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde VIN 2/3 bedroeg 73,3 % (95 % BI: 40,3,
89,4), tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde VaIN 2/3 bedroeg 85,7 % (95 % BI: 37,6, 98,4), en
tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde genitale wratten bedroeg 80,3 % (95 % BI: 73,9, 85,3) in de
gecombineerde protocollen op het einde van het onderzoek.
Over het geheel genomen had 12 % van de gecombineerde onderzoekspopulatie op dag 1 een
abnormale Pap-test die CIN suggereerde. Bij de vrouwen met een abnormale Pap-test op dag 1 die niet
aan de relevante HPV-types van het vaccin waren blootgesteld op dag 1 bleef de werkzaamheid van
het vaccin hoog. Bij vrouwen met een abnormale Pap-test op dag 1 die reeds een besmetting hadden
met de relevante HPV-types van het vaccin op dag 1 werd geen werkzaamheid van het vaccin
waargenomen.
Bescherming tegen de totale ziektelast van cervicale HPV-ziekte bij 16- tot en met 26-jarige vrouwen
De impact van Gardasil tegen het globale risico van cervicale HPV-ziekte (d.w.z. aandoening
veroorzaakt door welk HPV-type dan ook) werd beoordeeld vanaf 30 dagen na de eerste dosis bij
17.599 personen die werden opgenomen in de twee fase-III-werkzaamheidsonderzoeken (protocollen
013 en 015). Bij de vrouwen die naïef waren voor 14 veel voorkomende HPV-types en een negatieve
Pap-test hadden op dag 1, verminderde de toediening van Gardasil de incidentie van CIN 2/3 of AIS
veroorzaakt door vaccingerelateerde en niet-vaccingerelateerde HPV-types met 42,7 % (95 % BI:
23,7, 57,3) en genitale wratten met 82,8 % (95 % BI: 74,3, 88,8) op het einde van het onderzoek.
In de aangepaste ITT-populatie was de toegevoegde waarde van het vaccin met betrekking tot de
Impact op definitieve cervicale therapieprocedures
De impact van Gardasil op aantallen definitieve cervicale therapieprocedures ongeacht de oorzakelijke
HPV-types werd beoordeeld in 18.150 personen die werden opgenomen in protocol 007, protocol 013
en 015. Bij de HPV-naïeve populatie (naïef ten opzichte van 14 veel voorkomende HPV-types en met
een negative Pap-test op dag 1) verminderde Gardasil het aantal vrouwen die een definitieve cervicale
therapieprocedure ondergingen (Loop Electro-Excision Procedure of Cold-Knife Conization) met
41,9 % (95 % BI: 27,7; 53,5) op het einde van het onderzoek. In de ITT-populatie bedroeg de
overeenkomstige vermindering 23,9 % (95 % BI: 15,2, 31,7).
Kruisbeschermende werkzaamheid
De werkzaamheid van Gardasil tegen CIN (elke graad) en CIN 2/3 of AIS veroorzaakt door 10 niet-
vaccin HPV-types die structureel gerelateerd zijn aan HPV 16 of HPV 18 (HPV 31, 33, 35, 39, 45, 51,
52, 56, 58, 59), werd beoordeeld in de gecombineerde fase-III-werkzaamheidsdatabase (n = 17.599) na
een mediane follow-up van 3,7 jaar (einde van het onderzoek). De werkzaamheid tegen ziekte-
eindpunten veroorzaakt door vooraf gespecificeerde combinaties van niet-vaccin HPV-types, werd
gemeten. De onderzoeken hadden niet voldoende statistisch onderscheidend vermogen om de
werkzaamheid tegen ziekte veroorzaakt door deze individuele HPV-types te kunnen beoordelen.
De primaire analyse werd uitgevoerd in type-specifieke populaties waarin vrouwen negatief moesten
zijn voor het geanalyseerde type, maar wel positief konden zijn voor andere HPV-types (96 % van de
totale populatie). De primaire analyse na 3 jaar was niet statistisch significant voor alle vooraf
gespecificeerde eindpunten. De uiteindelijke resultaten op het einde van het onderzoek voor de
gecombineerde incidentie van CIN 2/3 of AIS in deze populatie na een mediane follow-up van 3,7 jaar
worden weergegeven in tabel 4. Voor samengestelde eindpunten werd een statistisch significante
werkzaamheid tegen HPV-types die fylogenetisch gerelateerd zijn aan HPV 16 (primair HPV 31)
vastgesteld, terwijl voor HPV-types die fylogenetisch gerelateerd zijn aan HPV 18 (met inbegrip van
HPV 45) geen statistisch significante werkzaamheid werd vastgesteld. Voor de 10 individuele HPV-
types werd alleen statistische significantie voor HPV 31 bereikt.
Tabel 4: Resultaten voor CIN 2/3 of AIS bij typespecifieke HPV-naïeve personen (resultaten aan het
einde van het onderzoek)
Naïef voor 1 HPV Type
Samengesteld eindpunt
Gardasil
Placebo
% Werkzaamheid
95 % BI
gevallen
gevallen
(HPV 31/45)
34
60
43,2 %
12,1, 63,9
(HPV 31/33/45/52/58) §
111
150
25,8 %
4,6, 42,5
10 HPV-types niet in
162
211
23,0 %
5,1, 37,7
vaccin
HPV-16-gerelateerde
111
157
29,1 %
9,1, 44,9
types (A9-soorten)
HPV 31
23
52
55,6 %
26,2, 74,1
HPV 33
29
36
19,1 %
< 0, 52,1
HPV 35
13
15
13,0 %
< 0, 61,9
HPV 52
44
52
14,7 %
< 0, 44,2
HPV 58
24
35
31,5 %
< 0, 61,0
Samengesteld eindpunt
Gardasil
Placebo
% Werkzaamheid
95 % BI
gevallen
gevallen
HPV-18 gerelateerde
34
46
25,9 %
< 0, 53,9
types (A7-soorten)
HPV 39
15
24
37,5 %
< 0, 69,5
HPV 45
11
11
0,0 %
< 0, 60,7
HPV 59
9
15
39,9 %
< 0, 76,8
A5-soorten (HPV 51)
34
41
16,3 %
< 0, 48,5
A6-soorten (HPV 56)
34
30
-13,7 %
< 0, 32,5
De onderzoeken waren niet opgezet om de werkzaamheid tegen ziekte veroorzaakt door individuele HPV-
types vast te stellen.
De werkzaamheid was gebaseerd op vermindering van aantallen HPV 31-gerelateerde CIN 2/3 of AIS
§
De werkzaamheid was gebaseerd op vermindering van aantallen HPV 31-, 33-, 52- en 58-gerelateerde CIN
2/3 of AIS
Omvat assay-geïdentificeerde niet-vaccin HPV-types 31, 33, 35, 39, 45, 51, 52, 56, 58 en 59.
Werkzaamheid bij vrouwen tussen 24 en 45 jaar
De werkzaamheid van Gardasil bij vrouwen tussen 24 en 45 jaar werd beoordeeld in één
placebogecontroleerde, dubbelblinde, gerandomiseerde, fase III klinische studie (Protocol 019,
FUTURE III), met in totaal 3817 vrouwen, die werden geïncludeerd en gevaccineerd zonder
voorafgaande screening op de aanwezigheid van HPV-infectie.
De primaire werkzaamheidseindpunten omvatten de gecombineerde incidentie van HPV 6-, 11-, 16- of
18-gerelateerde en de gecombineerde incidentie van HPV 16- of 18-gerelateerde persisterende infectie
(zes maanden definitie), genitale wratten, vulvaire en vaginale laesies, CIN van welke graad dan ook,
AIS en cervicale kankers. De mediane duur van follow-up in deze studie bedroeg 4,0 jaar.
In het langetermijnverlengingsonderzoek van Protocol 019 werden 685 vrouwen gevolgd die tussen 24
en 45 jaar waren tijdens vaccinatie met Gardasil in het basisonderzoek. In de PPE-populatie werden
geen gevallen van HPV-ziektes (HPV-types 6/11/16/18-gerelateerde CIN, elke graad, en genitale
wratten) waargenomen gedurende 10,1 jaar (mediane follow-up van 8,7 jaar).
Werkzaamheid bij vrouwen die niet aan het (de) relevante HPV-type(s) in het vaccin waren
blootgesteld
De primaire werkzaamheidsanalyses werden uitgevoerd in de `per-protocol efficacy' (PPE) populatie
(alle 3 de vaccinaties binnen 1 jaar na opname in het onderzoek, geen grote afwijkingen van het
protocol en zonder blootstelling aan het (de) relevante HPV-type(s) voorafgaand aan dosis één en tot
en met 1 maand na dosis drie (maand 7)). De werkzaamheid werd vanaf het bezoek in maand 7
gemeten. Over het geheel genomen was 67 % van de personen bij opname in het onderzoek aan geen
enkele van de 4 HPV-types blootgesteld (PCR-negatief en seronegatief).
De werkzaamheid van Gardasil tegen de gecombineerde incidentie van HPV 6-, 11-, 16- of 18-
gerelateerde persisterende infectie, genitale wratten, vulvaire en vaginale laesies, CIN van welke graad
dan ook, AIS en cervicale kankers bedroeg 88,7 % (95 % BI: 78,1, 94,8).
De werkzaamheid van Gardasil tegen de gecombineerde incidentie van HPV 16- of 18-gerelateerde
persisterende infectie, genitale wratten, vulvaire en vaginale laesies, CIN van welke graad dan ook,
AIS en cervicale kankers was 84,7 % (95 % BI: 67,5, 93,7).
Werkzaamheid bij vrouwen met of zonder voorafgaande infectie of ziekte ten gevolge van HPV 6, 11,
16 of 18
De `Full Analysis Set'-populatie (ook wel ITT-populatie genoemd) bevatte vrouwen ongeacht hun
HPV-status op dag 1, die ten minste één vaccinatie kregen, en bij wie het tellen van de gevallen startte
De werkzaamheid van Gardasil tegen de gecombineerde incidentie van HPV 6-, 11-, 16- of 18-
gerelateerde persisterende infectie, genitale wratten, vulvaire en vaginale laesies, CIN van welke graad
dan ook, AIS en cervicale kankers bedroeg 47,2 % (95 % BI: 33,5, 58,2).
De werkzaamheid tegen de gecombineerde incidentie van HPV 16- of 18-gerelateerde persisterende
infectie, genitale wratten, vulvaire en vaginale laesies, CIN van welke graad dan ook, AIS, en
cervicale kankers was 41,6 % (95 % BI: 24,3, 55,2).
Werkzaamheid bij vrouwen (16 tot en met 45 jaar) met bewijs van een voorafgaande infectie met een
vaccin-HPV-type (seropositief) die niet meer detecteerbaar was bij de start van de vaccinatie (PCR-
negatief)
In post-hoc-analyses van personen (die ten minste één vaccinatie kregen) met bewijs van een
voorafgaande infectie met een vaccin-HPV-type (seropositief) die niet meer detecteerbaar was (PCR-
negatief) bij de start van de vaccinatie, was de werkzaamheid van Gardasil ter voorkoming van
aandoeningen ten gevolge van de terugkeer van hetzelfde HPV-type 100 % (95 % BI: 62,8, 100,0; 0
vs. 12 gevallen [n = 2572 uit gepoolde onderzoeken bij jonge vrouwen]) tegen HPV 6-, 11-, 16-, en
18-gerelateerde CIN 2/3, VIN 2/3, VaIN 2/3, en genitale wratten bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar. De
werkzaamheid was 68,2 % (95 % BI: 17,9, 89,5; 6 vs. 20 gevallen [n = 832 uit gecombineerde
onderzoeken met jonge en volwassen vrouwen]) tegen HPV 16- en 18-gerelateerde persisterende
infectie bij vrouwen tussen 16 en 45 jaar.
Werkzaamheid bij mannen tussen 16 en 26 jaar
De werkzaamheid tegen HPV 6-, 11-, 16- en 18-gerelateerde externe genitale wratten,
peniele/perineale/peri-anale intra-epitheliale neoplasie (PIN) graad 1/2/3 en persisterende infectie werd
beoordeeld.
De werkzaamheid van Gardasil bij mannen tussen 16 en 26 jaar werd beoordeeld in
1 placebogecontroleerd, dubbelblind, gerandomiseerd fase III klinisch onderzoek (protocol 020),
waarin een totaal van 4.055 mannen werd geïncludeerd en gevaccineerd zonder voorafgaande
screening op de aanwezigheid van HPV-infectie. De mediane duur van de follow-up bedroeg 2,9 jaar.
De werkzaamheid tegen anale intra-epitheliale neoplasie (AIN graad 1/2/3) en anale kanker, en intra-
anale persisterende infectie werd beoordeeld in een subgroep van 598 mannen (GARDASIL = 299;
placebo = 299) in protocol 020 die zichzelf identificeerden als mannen die seks hebben met andere
mannen (MSM-populatie).
De MSM-populatie heeft een hoger risico op een anale HPV-infectie in vergelijking met de algemene
populatie; verwacht wordt dat het absolute voordeel van vaccinatie met betrekking tot preventie van
anale kanker in de algemene populatie zeer laag is.
Hiv-infectie was een exclusiecriterium (zie rubriek 4.4).
Werkzaamheid bij mannen die niet aan de relevante HPV-types in het vaccin zijn blootgesteld
De primaire werkzaamheidsanalyses met betrekking tot de HPV-types in het vaccin (HPV 6, 11, 16 en
18) werden uitgevoerd in de `per-protocol efficacy' (PPE)-populatie (d.w.z. alle 3 de vaccinaties
binnen 1 jaar na opname in het onderzoek, geen grote afwijkingen van het protocol en naïef voor het
(de) relevante HPV-type(s) voorafgaand aan dosis 1 en tot en met 1 maand na dosis 3 (maand 7)). De
werkzaamheid werd vanaf het moment na het bezoek in maand 7 gemeten. Over het geheel genomen
was 83 % van de mannen (87 % van de heteroseksuele proefpersonen en 61 % van de MSM-
proefpersonen) bij opname in het onderzoek nog aan geen enkele van de 4 HPV-types blootgesteld
(PCR-negatief en seronegatief).
De werkzaamheidsresultaten voor de relevante eindpunten die werden geanalyseerd aan het einde van
het onderzoek (mediane duur van de follow-up 2,4 jaar) in de 'per-protocol'-populatie worden
getoond in tabel 5. De werkzaamheid tegen PIN graad 1/2/3 werd niet aangetoond.
Tabel 5: Werkzaamheid van Gardasil tegen externe genitale laesies in de PPE*-populatie van mannen
tussen 16 en 26 jaar
Gardasil
Placebo
%
Eindpunt
N
Aantal
N
Aantal
Werkzaamheid
gevallen
gevallen
(95 % BI)
HPV 6/11/16/18-gerelateerde externe genitale laesies
Externe genitale laesies
1394
3
1404
32
90,6 (70,1, 98,2)
Genitale wratten
1394
3
1404
28
89,3 (65,3, 97,9)
PIN 1/2/3
1394
0
1404
4
100,0 (-52,1,
100,0)
* De personen in de PPE-populatie kregen allemaal 3 vaccinaties binnen 1 jaar na opname in het onderzoek,
hadden geen grote protocolafwijkingen en waren naïef voor het/de betreffende HPV-type(s) en tot en met
1 maand na dosis 3 (maand 7).
Bij de analyse aan het einde van het onderzoek naar anale laesies in de MSM-populatie (mediane duur
van de follow-up was 2,15 jaar) was het preventieve effect tegen HPV 6-, 11-, 16- en 18-gerelateerde
AIN 2/3 74,9 % (95 % BI 8,8, 95,4; 3/194 versus 13/208) en tegen HPV 16- of 18-gerelateerde AIN
2/3 86,6 % (95 % BI 0,0, 99,7; 1/194 versus 8/208).
De beschermingsduur tegen anale kanker is op dit moment niet bekend. In het
langetermijnverlengingsonderzoek van Protocol 020 werden 917 mannen gevolgd die tussen 16 en
26 jaar waren tijdens vaccinatie met Gardasil tijdens het basisonderzoek. In de PPE-populatie werden
geen gevallen van HPV types 6/11-gerelateerde genitale wratten, HPV 6/11/16/18 externe genitale
laesies of HPV 6/11/16/18 hooggradige AIN bij MSM waargenomen gedurende 11,5 jaar (mediane
follow-up van 9,5 jaar).
Werkzaamheid bij mannen met of zonder voorafgaande infectie of ziekte ten gevolge van HPV 6, 11,
16 of 18
De `Full Analysis Set'-populatie omvatte mannen ongeacht hun HPV-status op dag 1 die ten minste
één vaccinatie kregen en bij wie het tellen van de gevallen startte op dag 1. Deze populatie benadert de
algemene populatie van mannen met betrekking tot prevalentie van HPV-infectie of ziekte bij opname
in het onderzoek.
De werkzaamheid van GARDASIL tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde externe genitale wratten
was 68,1 % (95 % BI: 48,8, 79,3).
De werkzaamheid van GARDASIL tegen HPV 6-, 11-, 16-, 18-gerelateerde AIN 2/3 en HPV 16- of
18-gerelateerde AIN 2/3 in het MSM-subonderzoek was respectievelijk 54,2 % (95 % BI: 18,0, 75,3;
18/275 versus 39/276) en 57,5 % (95 % BI: -1,8, 83,9; 8/275 versus 19/276 gevallen).
Bescherming tegen de totale ziektelast van HPV-ziekte bij 16- tot en met 26-jarige mannen
Het effect van Gardasil op het globale risico van externe genitale laesies (EGL's) werd beoordeeld na
de eerste dosis bij 2545 personen die werden opgenomen in het fase III werkzaamheidsonderzoek
(protocol 020). Onder de mannen die naïef waren voor 14 veel voorkomende HPV-types verminderde
de toediening van Gardasil de incidentie van externe genitale laesies veroorzaakt door
vaccingerelateerde en niet-vaccingerelateerde HPV-types met 81,5 % (95 % BI: 58,0, 93,0). In de
`Full Analysis Set' (FAS)-populatie was het voordeel van het vaccin wat betreft de totale incidentie
Effect op biopsie- en definitieve therapieprocedures
Het effect van Gardasil op aantallen biopsieën en behandelingen van EGL ongeacht de oorzakelijke
HPV-types werd beoordeeld bij 2545 personen die werden opgenomen in protocol 020. Bij de HPV-
naïeve populatie (naïef voor 14 veel voorkomende HPV-types) verminderde Gardasil het aantal
mannen dat een biopsie onderging met 54,2 % (95 % BI: 28,3, 71,4) en het aantal dat behandeld werd
met 47,7 % (95 % BI: 18,4, 67,1) aan het einde van het onderzoek. In de FAS-populatie bedroeg de
overeenkomstige vermindering 45,7 % (95 % BI: 29,0, 58,7) en 38,1 % (95 % BI: 19,4, 52,6).
Immunogeniciteit
Testen om de immuunrespons te meten
Er is geen minimum antilichaamniveau dat is geassocieerd met bescherming geïdentificeerd voor
HPV-vaccins.
De immunogeniciteit van Gardasil werd beoordeeld bij 20.132 (Gardasil n = 10.723; placebo
n = 9409) meisjes en vrouwen tussen 9 en 26 jaar, 5417 (Gardasil n = 3109; placebo n = 2308) jongens
en mannen tussen 9 en 26 jaar en 3819 vrouwen tussen 24 en 45 jaar (Gardasil n = 1911, placebo
n = 1908).
Typespecifieke immunoassays, 'competitive Luminex-based immunoassay' (cLIA) met
typespecifieke standaarden werden gebruikt om de immunogeniciteit voor elk type van het vaccin te
beoordelen. Deze test meet antilichamen tegen een enkele neutraliserende epitoop voor elk individueel
HPV-type.
Immuunrespons op Gardasil op 1 maand na dosis 3
In de klinische onderzoeken bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar werden 99,8 %; 99,8 %; 99,8 % en
99,5 % van de personen die Gardasil kregen seropositief voor respectievelijk anti-HPV-6, anti-HPV-
11, anti-HPV-16 en anti-HPV-18, 1 maand na dosis 3. In de klinische studie bij vrouwen tussen 24 en
45 jaar werden 98,4 %; 98,1 %; 98,8 % en 97,4 % van de personen die Gardasil kregen seropositief
voor respectievelijk anti-HPV-6, anti-HPV-11, anti-HPV-16 en anti-HPV-18, 1 maand na dosis 3. In
de klinische studie bij mannen tussen 16 en 26 jaar werden 1 maand na de derde dosis 98,9 %, 99,2 %,
98,8 %, en 97,4 % van de personen die Gardasil kregen seropositief voor respectievelijk anti-HPV-6,
anti-HPV-11, anti-HPV-16 en anti-HPV-18. In alle geteste leeftijdsgroepen induceerde Gardasil
1 maand na dosis 3 hoge geometrisch gemiddelde anti-HPV titers (GMT's).
Zoals verwacht waren de waargenomen antilichaamtiters bij vrouwen tussen 24 en 45 jaar (Protocol
019) lager dan de antilichaamtiters bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar.
Anti-HPV-niveaus bij placebopersonen bij wie een HPV-infectie succesvol door het lichaam was
geklaard (seropositief en PCR-negatief) waren aanzienlijk lager dan de anti-HPV niveaus die door het
vaccin waren geïnduceerd. Bovendien bleven anti-HPV-niveaus (GMT's) bij gevaccineerde personen
even hoog of hoger dan de serostatus-cut-off tijdens de follow-up op lange termijn van de fase III-
onderzoeken (zie hierna bij Persistentie van immuunrespons op Gardasil).
Overbrugging van de werkzaamheid van Gardasil van vrouwen naar meisjes
In een klinisch onderzoek (Protocol 016) werd de immunogeniciteit van Gardasil bij 10- tot en met 15-
jarige meisjes vergeleken met die bij 16- tot en met 23-jarige vrouwen. In de vaccingroep werd 99,1
tot en met 100 % seropositief voor alle vaccin-serotypes 1 maand na dosis 3.
Tabel 6 vergelijkt de anti-HPV 6, 11, 16 en 18 GMTs 1 maand post-dosis 3 bij 9- tot en met 15-jarige
Tabel 6: Immunogeniciteitsoverbrugging tussen 9- tot en met 15-jarige meisjes en 16- tot en met 26-
jarige vrouwen (Per Protocol populatie) gemeten met cLIA
9- t/m 15-jarige meisjes
16- t/m 26-jarige vrouwen
(Protocol 016 en 018)
(Protocol 013 en 015)
n
GMT (95 % BI)
n
GMT (95 % BI)
HPV 6
915
929 (874, 987)
2631
543 (526, 560)
HPV 11
915
1303 (1223, 1388)
2655
762 (735, 789)
HPV 16
913
4909 (4548, 5300)
2570
2294 (2185, 2408)
HPV 18
920
1040 (965, 1120)
2796
462 (444, 480)
GMT geometrisch gemiddelde titer in mME/ml (mME = milli-Merck-eenheden)
Anti-HPV-reacties op maand 7 bij 9- tot en met 15-jarige meisjes waren niet-inferieur ten opzichte van
anti-HPV-reacties bij 16- tot en met 26-jarige vrouwen bij wie de werkzaamheid werd vastgesteld in
de fase III-onderzoeken. Immunogeniciteit was gerelateerd aan de leeftijd, en de anti-HPV-niveaus op
maand 7 waren significant hoger bij personen jonger dan 12 jaar dan bij personen ouder dan 12 jaar.
Op basis van deze immunogeniciteitsoverbrugging wordt de werkzaamheid van Gardasil bij 9- tot en
met 15-jarige meisjes geconcludeerd.
In het langetermijnverlengingsonderzoek van Protocol 018 werden 369 meisjes gevolgd die 9 tot en
met 15 jaar waren tijdens vaccinatie met Gardasil in het basisonderzoek. In de PPE-populatie werden
geen gevallen van HPV-ziektes (HPV-types 6/11/16/18-gerelateerde CIN van elke graad en genitale
wratten) waargenomen gedurende 10,7 jaar (mediane follow-up van 10,0 jaar).
Overbrugging van de werkzaamheid van Gardasil van mannen naar jongens
Drie klinische onderzoeken (protocollen 016, 018 en 020) zijn gebruikt om de immunogeniciteit van
Gardasil bij 9- tot en met 15-jarige jongens te vergelijken met die bij 16- tot en met 26-jarige mannen.
In de vaccingroep werd 1 maand na de derde dosis 97,4 tot 99,9 % seropositief voor alle vaccin-
serotypes.
Tabel 7 vergelijkt de anti-HPV 6, 11, 16 en 18 GMTs 1 maand post-dosis 3 bij 9- tot en met 15-jarige
jongens met die bij 16- tot en met 26-jarige mannen.
Tabel 7: Immunogeniciteitsoverbrugging tussen 9- tot en met 15-jarige jongens en 16- tot en met 26-
jarige mannen (per-protocol populatie) gebaseerd op titers gemeten met cLIA
9- t/m 15-jarige jongens
16- t/m 26-jarige mannen
n
GMT (95 % BI)
n
GMT (95 % BI)
HPV 6
884
1038 (964, 1117)
1093
448 (419, 479)
HPV 11
885
1387 (1299, 1481)
1093
624 (588, 662)
HPV 16
882
6057 (5601, 6549)
1136
2403 (2243, 2575)
HPV 18
887
1357 (1249, 1475)
1175
403 (375, 433)
GMT geometrisch gemiddelde titer in mME/ml (mME= milli-Merck-eenheden)
Anti-HPV-reacties op maand 7 bij 9- tot en met 15-jarige jongens waren niet-inferieur ten opzichte
van anti-HPV-reacties bij 16- tot en met 26-jarige mannen bij wie de werkzaamheid werd vastgesteld
in de fase III-onderzoeken. Immunogeniciteit was gerelateerd aan de leeftijd, en de anti-HPV-niveaus
in maand 7 waren significant hoger bij jongere personen.
Op basis van deze immunogeniciteitsoverbrugging wordt de werkzaamheid van Gardasil bij 9- tot en
met 15-jarige jongens geconcludeerd.
In het langetermijnverlengingsonderzoek van Protocol 018 werden 326 jongens gevolgd die 9 tot en
Persistentie van immuunrespons op Gardasil
Bij een subgroep van personen die deelnamen aan de fase III-onderzoeken werd gedurende een lange
periode de veiligheid, immunogeniciteit en effectiviteit bestudeerd. De Luminex Immunoassay voor
totale IgG (LIA IgG) werd gebruikt om de persistentie van de immuunrespons te beoordelen, in
aanvulling op de cLIA.
Bij alle populaties (vrouwen tussen 9 en 45 jaar, mannen tussen 9 en 26 jaar), werden op maand 7 piek
anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV 16 en anti-HPV 18 GMT's waargenomen met cLIA. Daarna
daalden de GMT's van maand 24 tot en met 48 en vervolgens stabiliseerden ze in het algemeen. De
duur van immuniteit na een reeks van 3 doses werd waargenomen tot 14 jaar na vaccinatie.
Meisjes en jongens gevaccineerd met Gardasil op 9 tot en met 15 jarige leeftijd in het Protocol 018
basisonderzoek werden gevolgd in een verlengingsonderzoek. Afhankelijk van het type HPV, waren
10 jaar na vaccinatie respectievelijk 60-96 % en 78-98 % van de patiënten seropositief, gemeten met
de cLIA en IgG LIA (zie tabel 8).
Tabel 8: Langetermijnimmunogeniciteitsdata (per-protocol populatie) gebaseerd op percentage
seropositieve personen gemeten met cLIA en IgG LIA (Protocol 018) na 10 jaar, bij meisjes en
jongens van 9 tot en met 15 jaar oud
cLIA
IgG LIA
n
% seropositieve
n
% seropositieve
personen
personen
HPV 6
409
89 %
430
93 %
HPV 11
409
89 %
430
90 %
HPV 16
403
96 %
426
98 %
HPV 18
408
60 %
429
78 %
Vrouwen gevaccineerd met Gardasil tussen 16- en 23-jarige leeftijd in het Protocol 015
basisonderzoek werden in een verlengingsonderzoek gevolgd. Veertien jaar na vaccinatie waren,
gemeten met de cLIA, respectievelijk 91 %, 91 %, 98 % en 52 % seropositief voor anti-HPV 6, anti-
HPV-11, anti-HPV 16 en anti-HPV 18 en waren, gemeten met de IgG LIA, respectievelijk 98 %,
98 %, 100 % en 94 % seropositief voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV 16 en anti-HPV 18.
Vrouwen gevaccineerd met Gardasil tussen 24- en 45-jarige leeftijd in het Protocol 019
basisonderzoek zijn gevolgd in een verlengingsonderzoek. Tien jaar na vaccinatie waren, gemeten met
de cLIA, respectievelijk 79 %,85 %, 94 % en 36 % seropositief voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-
HPV 16 en anti-HPV 18 en waren, gemeten met de IgG LIA, respectievelijk 86 %, 79 %, 100 % en
83 % seropositief voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV 16 en anti-HPV 18.
Mannen gevaccineerd met Gardasil tussen 16- en 26-jarige leeftijd in het Protocol 020 basisonderzoek
zijn gevolgd in een verlengingsonderzoek. Tien jaar na vaccinatie waren, gemeten met de cLIA,
respectievelijk 79 %, 80 %, 95 % en 40 % seropositief voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV 16 en
anti-HPV 18 en waren, gemeten met de IgG LIA, respectievelijk 92 %, 92 %, 100 % en 92 %
seropositief voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV 16 en anti-HPV 18.
In deze onderzoeken waren personen die seronegatief waren voor anti-HPV 6, anti-HPV 11, anti-HPV
16 en anti-HPV 18, gemeten met de cLIA, nog steeds beschermd tegen klinische ziekte na een follow-
up van 14 jaar bij vrouwen tussen 16 en 23 jaar, 10 jaar bij vrouwen tussen 24 en 45 jaar en 10 jaar bij
mannen tussen 16 en 26 jaar.
Bewijs van een anamnestische reactie werd waargenomen bij gevaccineerde vrouwen die voorafgaand
aan de vaccinatie seropositief waren voor relevante HPV-type(s). Een subgroep van gevaccineerde
vrouwen kreeg bovendien 5 jaar na aanvang van de vaccinatie een provocatiedosis Gardasil. Deze
vrouwen vertoonden een snelle en sterke anamnestische reactie die de anti-HPV GMT's,
waargenomen 1 maand na dosis 3, overschreed.
Patiënten met een hiv-infectie
Bij 126 hiv-geïnfecteerde patiënten van 7-12 jaar (van wie 96 Gardasil kregen) is een academisch
onderzoek uitgevoerd waarin de veiligheid en immunogeniciteit van Gardasil werd aangetoond.
Seroconversie voor alle vier antigenen trad op bij meer dan 96 % van de patiënten. De GMT's waren
enigszins lager dan de GMT's die in andere onderzoeken gerapporteerd werden bij proefpersonen van
dezelfde leeftijd zonder hiv-infectie. De klinische relevantie van de lagere respons is onbekend. Het
veiligheidsprofiel was vergelijkbaar met dat van proefpersonen zonder hiv-infectie in andere
onderzoeken. Het CD4-percentage en de hiv-RNA-spiegel in plasma werden niet beïnvloed door
vaccinatie.
Immuunrespons op Gardasil met een schema van 2 doses bij personen tussen 9 en 13 jaar
Een klinisch onderzoek toonde aan dat bij meisjes die 2 doses HPV-vaccin kregen met een interval
van 6 maanden, de antilichaamresponsen op de 4 HPV-types één maand na de laatste dosis niet-
inferieur waren aan die bij jonge vrouwen die 3 doses van het vaccin kregen binnen 6 maanden.
In maand 7 was in de Per Protocol populatie de immuunrespons bij meisjes tussen 9 en 13 jaar
(n = 241) die 2 doses Gardasil hadden gekregen (op 0 en 6 maanden) niet-inferieur en numeriek hoger
dan de immuunrespons bij vrouwen tussen 16 en 26 jaar (n = 246) die 3 doses Gardasil hadden
gekregen (op 0, 2 en 6 maanden).
Bij de controle op maand 36 bleef de GMT bij meisjes (2 doses, n = 86) niet-inferieur aan de GMT bij
vrouwen (3 doses, n = 86) voor alle 4 HPV-types.
In hetzelfde onderzoek bij meisjes tussen 9 en 13 jaar was de immuunrespons na een schema van
2 doses numeriek lager dan na een schema met 3 doses (n = 248 op maand 7; n = 82 op maand 36). De
klinische relevantie van deze bevindingen is niet bekend.
Post-hoc-analyses werden uitgevoerd bij 120 maanden follow-up bij meisjes (2 doses, n = 35; 3 doses,
n = 38) en vrouwen (3 doses, n = 30). De GMT-ratio's (meisjes die 2 doses kregen / vrouwen die
3 doses kregen) varieerden van 0,99 tot 2,02 voor alle 4 de HPV-types. De GMT-ratio's (meisjes die
2 doses kregen / meisjes die 3 doses kregen) varieerden van 0,72 tot 1,21 voor alle 4 de HPV-types.
De ondergrens van het 95 % BI van alle GMT-ratio's bleef 0,5 tot en met maand 120 (behalve voor
HPV 18 bij meisjes die 2 doses kregen / meisjes die 3 doses kregen).
Seropositiviteitspercentages bij meisjes en vrouwen waren 95 % voor HPV 6, 11 en 16 en
seropositiviteitspercentages voor HPV 18 waren 80 % bij meisjes die 2 doses kregen, 90 % bij
meisjes die 3 doses kregen en 60 % bij vrouwen die 3 doses kregen, gemeten met de cLIA.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Niet van toepassing.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Onderzoek naar toxiciteit na een enkele dosis of na herhaalde doses en onderzoeken naar lokale
tolerantie duidden niet op een speciaal risico voor mensen.
Bij zwangere ratten induceerde Gardasil na één of meerdere intramusculaire injecties een specifieke
GARDASIL, toegediend aan mannelijke ratten in volledige menselijke dosis (120 µg totaal eiwit), had
geen effecten op het reproductievermogen, waaronder vruchtbaarheid, spermatelling en
spermamotiliteit, en er waren geen vaccingerelateerde macroscopische of histomorfologische
veranderingen van de testes en geen effecten op het testesgewicht.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Natriumchloride
Histidine
Polysorbaat 80
Borax
Water voor injecties
Voor adjuvans, zie rubriek 2.
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Gardasil suspensie voor injectie:
Bewaren in de koelkast (2 °C 8 °C).
Niet in de vriezer bewaren. De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen
licht.
Gardasil dient zo snel mogelijk te worden toegediend nadat het vaccin uit de koelkast is gehaald.
Gegevens uit stabiliteitsonderzoek tonen aan dat de componenten van het vaccin bij een
bewaartemperatuur van 8 °C tot 40 °C gedurende 96 uur stabiel blijven. Aan het eind van deze periode
dient Gardasil te worden gebruikt of te worden weggegooid. Deze gegevens zijn uitsluitend bedoeld
als leidraad voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in geval van tijdelijke bewaring boven de
vermelde bewaartemperatuur.
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit:
Bewaren in de koelkast (2 °C 8 °C).
Niet in de vriezer bewaren. De voorgevulde spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming
tegen licht.
Gardasil dient zo snel mogelijk te worden toegediend nadat het vaccin uit de koelkast is gehaald
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Gardasil suspensie voor injectie:
0,5 ml suspensie in een injectieflacon (glas) met stop (met FluroTec bekleed of met Teflon bekleed
chloorbutylelastomeer) en flip-off plastic kapje (aluminium klembandje) in een verpakkingsgrootte
van 1, 10 of 20.
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit:
0,5 ml suspensie in een voorgevulde spuit (glas) met zuigerstop (met gesiliconeerd FluroTec bekleed
broombutylelastomeer of niet-bekleed chloorbutylelastomeer) en kapje (broombutyl) voor de tip
zonder naald of met één of twee naald(en) verpakkingsgrootte van 1, 10 of 20.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Gardasil suspensie voor injectie:
Gardasil kan er voorafgaand aan het schudden uitzien als een heldere vloeistof met een witte
neerslag.
Voorafgaand aan gebruik goed schudden teneinde een suspensie te verkrijgen. Na goed
schudden is Gardasil een witte, troebele vloeistof.
Controleer de suspensie voorafgaand aan toediening visueel op aanwezigheid van deeltjes en
verkleuring. Gooi het vaccin weg als er deeltjes in aanwezig zijn en/of als het verkleurd blijkt te
zijn.
Trek met behulp van een steriele naald en spuit de vaccindosis van 0,5 ml op uit de
injectieflacon met de enkelvoudige dosis.
Injecteer het vaccin onmiddellijk intramusculair (IM), bij voorkeur ter hoogte van de musculus
deltoideus in de bovenarm of in het hogere anterolaterale gebied van de dij.
Het vaccin dient te worden gebruikt zoals het wordt geleverd. De volledige aanbevolen dosis
van het vaccin moet worden gebruikt.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit:
Gardasil kan er voorafgaand aan het schudden uitzien als een heldere vloeistof met een witte
neerslag.
Voorafgaand aan gebruik de voorgevulde spuit goed schudden teneinde een suspensie te
verkrijgen. Na goed schudden is Gardasil een witte, troebele vloeistof.
Controleer de suspensie voorafgaand aan toediening visueel op aanwezigheid van deeltjes en
verkleuring. Gooi het vaccin weg als er deeltjes in aanwezig zijn en/of als het verkleurd blijkt te
zijn.
De verpakking bevat twee naalden van verschillende lengte. Kies op basis van de lengte en het
gewicht van uw patiënt de juiste naald voor een geslaagde intramusculaire (IM) toediening.
Bevestig de naald door rechtsom te draaien tot de naald stevig op de spuit vastzit. Dien de
volledige dosis toe volgens het standaardprotocol.
Injecteer het vaccin onmiddellijk intramusculair (IM), bij voorkeur ter hoogte van de musculus
deltoideus in de bovenarm of in het hogere anterolaterale gebied van de dij.
Het vaccin dient te worden gebruikt zoals het wordt geleverd. De volledige aanbevolen dosis
van het vaccin moet worden gebruikt.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Gardasil suspensie voor injectie:
EU/1/06/357/001
EU/1/06/357/002
EU/1/06/357/018
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit:
EU/1/06/357/003
EU/1/06/357/004
EU/1/06/357/005
EU/1/06/357/006
EU/1/06/357/007
EU/1/06/357/008
EU/1/06/357/019
EU/1/06/357/020
EU/1/06/357/021
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 20 september 2006
Datum van laatste verlenging: 27 juli 2011
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/JJJJ}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOFFEN EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOFFEN EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stoffen
Merck Sharp & Dohme LLC
770 Sumneytown Pike
West Point, Pennsylvania 19486
Verenigde Staten
Merck Sharp & Dohme LLC
2778 South East Side Highway
Elkton, Virginia 22827
Verenigde Staten
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
Officiële vrijgifte van de batch
In overeenstemming met artikel 114 van Richtlijn 2001/83/EG, zal de officiële vrijgifte van de batch
worden uitgevoerd door een rijkslaboratorium of een specifiek daartoe aangewezen laboratorium.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Gardasil suspensie voor injectie
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat:
HPV type 6 L1 eiwit
20 µg
HPV type 11 L1 eiwit
40 µg
HPV type 16 L1 eiwit
40 µg
HPV type 18 L1 eiwit
20 µg
geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat (0,225 mg Al).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax, water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie
1 dosis in een injectieflacon, 0,5 ml
10 enkelvoudige doses in injectieflacon, elk 0,5 ml
20 enkelvoudige doses in injectieflacon, elk 0,5 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair (IM) gebruik
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/357/001 verpakking van 1
EU/1/06/357/002 verpakking van 10
EU/1/06/357/018 verpakking van 20
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC
SN
NN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Gardasil suspensie voor injectie
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 dosis, 0,5 ml
6.
OVERIGE
MSD
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat:
HPV type 6 L1 eiwit
20 µg
HPV type 11 L1 eiwit
40 µg
HPV type 16 L1 eiwit
40 µg
HPV type 18 L1 eiwit
20 µg
geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat (0,225 mg Al).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax, water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
1 dosis, voorgevulde spuit van 0,5 ml zonder naald
10 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml zonder naald
20 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml zonder naald
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair (IM) gebruik
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/357/003 verpakking van 1
EU/1/06/357/004 verpakking van 10
EU/1/06/357/019 verpakking van 20
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat:
HPV type 6 L1 eiwit
20 µg
HPV type 11 L1 eiwit
40 µg
HPV type 16 L1 eiwit
40 µg
HPV type 18 L1 eiwit
20 µg
geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat (0,225 mg Al).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax, water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
1 dosis, voorgevulde spuit van 0,5 ml met 1 naald
10 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml met elk 1 naald
20 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml met elk 1 naald
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair (IM) gebruik
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/357/005 verpakking van 1
EU/1/06/357/006 verpakking van 10
EU/1/06/357/020 verpakking van 20
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC
SN
NN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat:
HPV type 6 L1 eiwit
20 µg
HPV type 11 L1 eiwit
40 µg
HPV type 16 L1 eiwit
40 µg
HPV type 18 L1 eiwit
20 µg
geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat (0,225 mg Al).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax, water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
1 dosis, voorgevulde spuit van 0,5 ml met 2 naalden
10 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml met elk 2 naalden
20 enkelvoudige doses, voorgevulde spuit van 0,5 ml met elk 2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intramusculair (IM) gebruik
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De spuit in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/357/007 verpakking van 1
EU/1/06/357/008 verpakking van 10
EU/1/06/357/021 verpakking van 20
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC
SN
NN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Gardasil suspensie voor injectie
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 dosis, 0,5 ml
6.
OVERIGE
MSD
Gardasil suspensie voor injectie
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
Lees goed de hele bijsluiter voordat u of uw kind wordt gevaccineerd want er staat belangrijke
informatie in voor u of uw kind.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Krijgt u of uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u of uw
kind een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Gardasil en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u of uw kind er extra
voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Gardasil en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Gardasil is een vaccin. Vaccinatie met Gardasil is bedoeld als bescherming tegen ziektes veroorzaakt
door types 6, 11, 16 en 18 van het humaan papillomavirus (HPV).
Deze ziektes omvatten voorstadia van kanker van de vrouwelijke genitaliën (baarmoederhals, vulva en
vagina), voorstadia van anale kanker bij mannen en vrouwen, genitale wratten bij mannen en vrouwen,
baarmoederhals- en anale kankers. HPV types 16 en 18 zijn verantwoordelijk voor ongeveer 70 % van
de gevallen van baarmoederhalskanker, 75-80 % van de gevallen van anale kanker, 70 % van de HPV-
gerelateerde prekankerletsels van de vulva en vagina, 80 % van de HPV-gerelateerde prekankerletsels
van de anus. HPV types 6 en 11 zijn verantwoordelijk voor ongeveer 90 % van de gevallen van
genitale wratten.
Gardasil is bedoeld als bescherming tegen deze ziektes. Het vaccin wordt niet gebruikt voor de
behandeling van HPV-gerelateerde ziektes. Gardasil heeft geen enkel effect bij personen die reeds een
persisterende infectie of ziekte hebben, geassocieerd met een van de vaccin HPV-types. Bij personen
die reeds een infectie met een of meer van de vaccin HPV-types hebben, kan Gardasil bescherming
bieden tegen ziektes gerelateerd aan de andere vaccin HPV-types.
Gardasil kan niet de ziektes veroorzaken waartegen het bescherming biedt.
Gardasil produceert type-specifieke antilichamen en in klinische onderzoeken is aangetoond dat het
vaccin beschermt tegen HPV 6-, 11-, 16- en 18-gerelateerde ziektes bij vrouwen tussen 16 en 45 jaar
en bij mannen tussen 16 en 26 jaar. Het vaccin produceert ook type-specifieke antilichamen bij 9- tot
en met 15-jarige kinderen en adolescenten.
Gardasil dient gebruikt te worden in overeenstemming met officiële richtlijnen.
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u of uw kind er
extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen?
·
U bent of uw kind is allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u
vinden in rubriek 6.
·
U of uw kind heeft een allergische reactie ontwikkeld na een dosis Gardasil te hebben gekregen.
·
U of uw kind lijdt aan een aandoening die gepaard gaat met hoge koorts. Echter, lichte koorts of
een bovensteluchtweginfectie (bijvoorbeeld een verkoudheid) is op zich geen reden om de
vaccinatie uit te stellen.
Wanneer moet u of uw kind extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige vóór de vaccinatie wanneer u of uw kind
·
een bloedingsstoornis heeft (een ziekte waardoor u meer bloedt dan normaal), bijvoorbeeld
hemofilie
·
een verzwakt immuunsysteem heeft, bijvoorbeeld door een aangeboren stoornis, hiv-infectie of
het gebruik van geneesmiddelen die het immuunsysteem aantasten.
Flauwvallen, soms in combinatie met vallen, kan optreden (vooral bij jongeren tot 18 jaar) na een
injectie met een naald. Vertel het daarom aan de arts of verpleegkundige als u bij een eerdere injectie
bent flauwgevallen.
Zoals met elk vaccin kan het zijn dat Gardasil niet bij 100 % van degenen die het vaccin toegediend
krijgen bescherming biedt.
Gardasil biedt niet tegen elk type van het humaan papillomavirus bescherming. Daarom moet men
geschikte voorzorgsmaatregelen tegen seksueel overdraagbare aandoeningen blijven gebruiken.
Gardasil biedt geen bescherming tegen andere ziektes die niet door het humaan papillomavirus worden
veroorzaakt.
Vaccinatie is geen vervanging voor de routinematige screening op baarmoederhalskanker. U moet het
advies van uw arts blijven volgen over het uitstrijkje van de baarmoederhals/Pap-testen en preventieve
en beschermende maatregelen.
Over welke andere belangrijke informatie betreffende Gardasil moet u of uw kind beschikken
Langetermijnfollow-uponderzoeken zijn uitgevoerd om de beschermingsduur te bepalen. Het is niet
vastgesteld of een herhalingsdosis noodzakelijk is.
Gebruikt u of uw kind nog andere geneesmiddelen of vaccins?
Gardasil kan tijdens hetzelfde bezoek samen met een hepatitis B-vaccin of met een gecombineerd
boostervaccin tegen difterie (d) en tetanus (T), al dan niet met kinkhoest [acellulair, component] (ap)
en/of poliomyelitis [geïnactiveerd] (IPV) (dTap, dT-IPV, dTap-IPV vaccins), worden toegediend,
maar dan op een andere injectieplaats (een ander lichaamsdeel, bijvoorbeeld de andere arm of het
andere been).
Mogelijk heeft Gardasil geen optimaal effect als:
het gebruikt wordt met geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken.
In klinische onderzoeken werd de met Gardasil verkregen bescherming niet verminderd door orale of
andere anticonceptiva (bijvoorbeeld de pil).
Gebruikt u of uw kind naast Gardasil nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u of uw kind binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel
dat dan uw arts of apotheker.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar de effecten op de rijvaardigheid en het vermogen om
machines te bedienen.
Gardasil bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Uw arts dient Gardasil met een injectie toe. Gardasil is bedoeld voor kinderen en jongeren vanaf 9 jaar
en volwassenen.
Als u tussen de 9 en 13 jaar oud bent
Gardasil kan volgens een schema bestaande uit 2 doses worden toegediend:
Eerste injectie: op de gekozen datum
-
Tweede injectie: 6 maanden na de eerste injectie
-
Als de tweede vaccindosis eerder dan 6 maanden na de eerste dosis wordt gegeven, moet altijd een
derde dosis worden gegeven.
Gardasil kan ook volgens een schema bestaande uit 3 doses worden toegediend:
Eerste injectie: op de gekozen datum
-
Tweede injectie: 2 maanden na de eerste injectie
-
Derde injectie: 6 maanden na de eerste injectie
-
De tweede dosis moet minstens een maand na de eerste dosis worden gegeven en de derde dosis
minstens 3 maanden na de tweede dosis. De drie doses moeten allemaal binnen een periode van 1 jaar
worden toegediend. Raadpleeg uw arts voor meer informatie.
Wanneer u 14 jaar of ouder bent
Gardasil moet volgens een schema bestaande uit 3 doses worden toegediend:
Eerste injectie: op de gekozen datum
-
Tweede injectie: 2 maanden na de eerste injectie
-
Derde injectie: 6 maanden na de eerste injectie
-
De tweede dosis moet minstens een maand na de eerste dosis worden gegeven en de derde dosis
minstens 3 maanden na de tweede dosis. De drie doses moeten allemaal binnen een periode van 1 jaar
worden toegediend. Raadpleeg uw arts voor meer informatie.
Als Gardasil is toegediend bij de eerste dosis, dan wordt aanbevolen dat Gardasil ook wordt gebruikt
om het vaccinatieschema af te ronden.
Gardasil wordt met een injectie door de huid in de spier (bij voorkeur de spier van de bovenarm of dij)
toegediend.
Het vaccin mag niet in dezelfde spuit met andere vaccins of oplossingen worden gemengd.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een geplande injectie mist, zal uw arts beslissen wanneer de overgeslagen dosis wordt
toegediend.
Het is belangrijk dat u de aanwijzingen van uw arts of verpleegkundige opvolgt met betrekking tot de
volgende bezoeken voor de vervolgdoses. Als u op het geplande tijdstip vergeet naar uw arts terug te
gaan of het voor u onmogelijk is, vraag dan uw arts om advies. Als de eerste toegediende dosis
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook dit vaccin bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
De volgende bijwerkingen kunnen optreden na het gebruik van Gardasil:
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers), bijwerkingen op de injectieplaats: pijn,
zwelling en roodheid. Ook hoofdpijn is waargenomen.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers), bijwerkingen op de injectieplaats: kneuzing,
jeuk, pijn in ledemaat. Ook koorts en misselijkheid zijn gemeld.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers): netelroos (galbulten).
Zeer zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 10.000 gebruikers) werd een moeizame ademhaling
(bronchospasme) gemeld.
Wanneer Gardasil tijdens hetzelfde bezoek samen met een gecombineerd boostervaccin tegen difterie,
tetanus, kinkhoest [acellulair, component] en poliomyelitis [geïnactiveerd] werd toegediend, kwamen
meer hoofdpijn en zwelling op de injectieplaats voor.
Bijwerkingen die na het op de markt komen werden gemeld zijn onder andere:
Flauwvallen, soms samen met rillingen of stijf worden. Hoewel flauwvallen niet vaak voorkomt,
moeten patiënten gedurende 15 minuten onder observatie blijven nadat ze het HPV-vaccin hebben
gekregen.
Allergische reacties die gepaard kunnen gaan met moeizame ademhaling, piepende adem
(bronchospasmen), netelroos (galbulten) en uitslag zijn gemeld. Soms waren deze reacties ernstig.
Net als met andere vaccins werden bijwerkingen gemeld tijdens algemeen gebruik, zoals: gezwollen
klieren (hals, oksel of lies); spierzwakte, abnormale sensaties, tintelingen in de armen, benen en het
bovenlichaam of verwardheid (syndroom van Guillain-Barré, acute gedissemineerde
encefalomyelitis); duizeligheid, braken, gewrichtspijn, spierpijn, ongewone vermoeidheid of zwakte,
koude rillingen, algemeen onwel, ziek voelen, gemakkelijker optreden van bloedingen of kneuzingen
en huidinfectie op de injectieplaats.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit vaccin niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het injectieflaconetiket
en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn: zeer gezuiverd niet-infectieus eiwit van elk van de types (6, 11,
16 en 18) van het humaan papillomavirus.
1 dosis (0,5 ml) bevat ongeveer:
Humaan papillomavirus1 type 6 L1 eiwit2,3
20 microgram
Humaan papillomavirus1 type 11 L1 eiwit2,3
40 microgram
Humaan papillomavirus1 type 16 L1 eiwit2,3
40 microgram
Humaan papillomavirus1 type 18 L1 eiwit2,3
20 microgram
1 Humaan papillomavirus = HPV.
2 L1 eiwit in de vorm van virusachtige deeltjes, geproduceerd in gistcellen (Saccharomyces cerevisiae
CANADE 3C-5 (stam 1895)) door recombinant-DNA-technologie.
3 geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat adjuvans (0,225 milligram Al).
Amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat is toegevoegd aan dit vaccin als adjuvans. Adjuvantia zijn
stoffen die aan bepaalde vaccins worden toegevoegd om de beschermende effecten van het vaccin te
versnellen, verbeteren en/of verlengen.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax en water voor injecties.
Hoe ziet Gardasil eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
1 dosis Gardasil-suspensie voor injectie bevat 0,5 ml.
Vóór het schudden kan Gardasil er als een heldere vloeistof met een witte neerslag uitzien. Na goed
schudden is het een witte, troebele vloeistof.
Gardasil is verkrijgbaar in verpakkingen van 1, 10 of 20 injectieflacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32 (0) 27766211
Tel.: +370.5.2780.247
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
,
MSD Belgium
.: + 359 2 819 3737
Tél: +32 (0) 27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +420 233 010 111
Tel.: + 36.1.888.5300
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited.
Tlf: + 45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000
e-mail@msd.de
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no
Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: +30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
dpoc_austria@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel.: +48.22.549.51.00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: +33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L
Tel: +385 1 66 11 333
Tel: + 4021 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila d.o.o.
Limited
Tel: +386.1.520.4201
Tel: +353 (0)1 2998700
msd.slovenia@merck.com
medinfo_ireland@merck.com
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o
Sími: + 354 535 7000
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Italia
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: 800 23 99 89 (+39 06 361911)
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
medicalinformation.it@msd.com
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 77 5700488
cyprus_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Tel: +371.67364.224
Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in <maand JJJJ>.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Het vaccin moet worden gebruikt zoals het wordt geleverd; een verdunning of reconstitutie is niet
vereist. De volledige aanbevolen dosis van het vaccin moet worden gebruikt. Al het ongebruikte
geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
Goed schudden voor gebruik. Net voor toediening moet het vaccin goed worden geschud om de
suspensie van het vaccin te behouden.
Voor toediening moeten parenterale geneesmiddelen visueel op deeltjes en verkleuring worden
gecontroleerd. Gooi het product weg als er deeltjes aanwezig zijn of als het verkleurd blijkt te zijn.
Gardasil suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Humaan papillomavirusvaccin [types 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd)
Lees goed de hele bijsluiter voordat u of uw kind wordt gevaccineerd want er staat belangrijke
informatie in voor u of uw kind.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Krijgt u of uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u of uw
kind een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Gardasil en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u of uw kind er extra
voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Gardasil en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Gardasil is een vaccin. Vaccinatie met Gardasil is bedoeld als bescherming tegen ziektes veroorzaakt
door types 6, 11, 16 en 18 van het humaan papillomavirus (HPV).
Deze ziektes omvatten voorstadia van kanker van de vrouwelijke genitaliën (baarmoederhals, vulva en
vagina), voorstadia van anale kanker bij mannen en vrouwen, genitale wratten bij mannen en vrouwen,
baarmoederhals- en anale kankers. HPV types 16 en 18 zijn verantwoordelijk voor ongeveer 70 % van
de gevallen van baarmoederhalskanker, 75-80 % van de gevallen van anale kanker, 70 % van de HPV-
gerelateerde prekankerletsels van de vulva en vagina, 80 % van de HPV-gerelateerde prekankerletsels
van de anus. HPV types 6 en 11 zijn verantwoordelijk voor ongeveer 90 % van de gevallen van
genitale wratten.
Gardasil is bedoeld als bescherming tegen deze ziektes. Het vaccin wordt niet gebruikt voor de
behandeling van HPV-gerelateerde ziektes. Gardasil heeft geen enkel effect bij personen die reeds een
persisterende infectie of ziekte hebben, geassocieerd met een van de vaccin HPV-types. Bij personen
die reeds een infectie met een of meer van de vaccin HPV-types hebben, kan Gardasil bescherming
bieden tegen ziektes gerelateerd aan de andere vaccin HPV-types.
Gardasil kan niet de ziektes veroorzaken waartegen het bescherming biedt.
Gardasil produceert type-specifieke antilichamen en in klinische onderzoeken is aangetoond dat het
vaccin beschermt tegen HPV 6-, 11-, 16- en 18- gerelateerde ziektes bij vrouwen tussen 16 en 45 jaar
en bij mannen tussen 16 en 26 jaar. Het vaccin produceert ook type-specifieke antilichamen bij 9- tot
en met 15-jarige kinderen en adolescenten.
Gardasil dient gebruikt te worden in overeenstemming met officiële richtlijnen.
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen of moet u of uw kind er
extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u of uw kind dit middel niet toegediend krijgen?
U bent of uw kind is allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u
vinden in rubriek 6.
U of uw kind heeft een allergische reactie ontwikkeld na een dosis Gardasil te hebben gekregen.
U of uw kind lijdt aan een aandoening die gepaard gaat met hoge koorts. Echter, lichte koorts of
een bovensteluchtweginfectie (bijvoorbeeld een verkoudheid) is op zich geen reden om de
vaccinatie uit te stellen.
Wanneer moet u of uw kind extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige vóór de vaccinatie wanneer u of uw kind
een bloedingsstoornis heeft (een ziekte waardoor u meer bloedt dan normaal), bijvoorbeeld
hemofilie
een verzwakt immuunsysteem heeft, bijvoorbeeld door een aangeboren stoornis, hiv-infectie of
het gebruik van geneesmiddelen die het immuunsysteem aantasten
Flauwvallen, soms in combinatie met vallen, kan optreden (vooral bij jongeren tot 18 jaar) na een
injectie met een naald. Vertel het daarom aan de arts of verpleegkundige als u bij een eerdere injectie
bent flauwgevallen.
Zoals met elk vaccin kan het zijn dat Gardasil niet bij 100 % van degenen die het vaccin toegediend
krijgen bescherming biedt.
Gardasil biedt niet tegen elk type van het humaan papillomavirus bescherming. Daarom moet men
geschikte voorzorgsmaatregelen tegen seksueel overdraagbare aandoeningen blijven gebruiken.
Gardasil biedt geen bescherming tegen andere ziektes die niet door het humaan papillomavirus worden
veroorzaakt.
Vaccinatie is geen vervanging voor de routinematige screening op baarmoederhalskanker. U moet het
advies van uw arts blijven volgen over het uitstrijkje van de baarmoederhals/Pap-testen en preventieve
en beschermende maatregelen.
Over welke andere belangrijke informatie betreffende Gardasil moet u of uw kind beschikken
Langetermijnfollow-uponderzoeken zijn uitgevoerd om de beschermingsduur te bepalen. Het is niet
vastgesteld of een herhalingsdosis noodzakelijk is.
Gebruikt u of uw kind nog andere geneesmiddelen of vaccins?
Gardasil kan tijdens hetzelfde bezoek samen met een hepatitis B-vaccin of met een gecombineerd
boostervaccin tegen difterie (d) en tetanus (T), al dan niet met kinkhoest [acellulair, component] (ap)
en/of poliomyelitis [geïnactiveerd] (IPV) (dTap, dT-IPV, dTap-IPV vaccins), worden toegediend,
maar dan op een andere injectieplaats (een ander lichaamsdeel, bijvoorbeeld de andere arm of het
andere been).
Mogelijk heeft Gardasil geen optimaal effect als:
het gebruikt wordt met geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken.
In klinische onderzoeken werd de met Gardasil verkregen bescherming niet verminderd door orale of
andere anticonceptiva (bijvoorbeeld de pil).
Gebruikt u of uw kind naast Gardasil nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u of uw kind binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel
dat dan uw arts of apotheker.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar de effecten op de rijvaardigheid en het vermogen om
machines te bedienen.
Gardasil bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Uw arts dient Gardasil met een injectie toe. Gardasil is bedoeld voor kinderen en jongeren vanaf 9 jaar
en volwassenen.
Als u tussen de 9 en 13 jaar oud bent
Gardasil kan volgens een schema bestaande uit 2 doses worden toegediend:
-
Eerste injectie: op de gekozen datum
-
Tweede injectie: 6 maanden na de eerste injectie
Als de tweede vaccindosis eerder dan 6 maanden na de eerste dosis wordt gegeven, moet altijd een
derde dosis worden gegeven.
Gardasil kan ook volgens een schema bestaande uit 3 doses worden toegediend:
-
Eerste injectie: op de gekozen datum
-
Tweede injectie: 2 maanden na de eerste injectie
-
Derde injectie: 6 maanden na de eerste injectie
De tweede dosis moet minstens een maand na de eerste dosis worden gegeven en de derde dosis
minstens 3 maanden na de tweede dosis. De drie doses moeten allemaal binnen een periode van 1 jaar
worden toegediend. Raadpleeg uw arts voor meer informatie.
Wanneer u 14 jaar of ouder bent
Gardasil moet volgens een schema bestaande uit 3 doses worden toegediend:
-
Eerste injectie: op de gekozen datum
-
Tweede injectie: 2 maanden na de eerste injectie
-
Derde injectie: 6 maanden na de eerste injectie
De tweede dosis moet minstens een maand na de eerste dosis worden gegeven en de derde dosis
minstens 3 maanden na de tweede dosis. De drie doses moeten allemaal binnen een periode van 1 jaar
worden toegediend. Raadpleeg uw arts voor meer informatie.
Als Gardasil is toegediend bij de eerste dosis, dan wordt aanbevolen dat Gardasil ook wordt gebruikt
om het vaccinatieschema af te ronden.
Gardasil wordt met een injectie door de huid in de spier (bij voorkeur de spier van de bovenarm of dij)
toegediend.
Het vaccin mag niet in dezelfde injectiespuit met andere vaccins of oplossingen worden gemengd.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een geplande injectie mist, dan zal uw arts beslissen wanneer de overgeslagen dosis wordt
toegediend.
Het is belangrijk dat u de aanwijzingen van uw arts of verpleegkundige opvolgt met betrekking tot de
volgende bezoeken voor de vervolgdoses. Als u op het geplande tijdstip vergeet naar uw arts terug te
gaan of het voor u onmogelijk is, vraag dan uw arts om advies. Als de eerste toegediende dosis
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook dit vaccin bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
De volgende bijwerkingen kunnen optreden na het gebruik van Gardasil:
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers), bijwerkingen op de injectieplaats: pijn,
zwelling en roodheid. Ook hoofdpijn is waargenomen.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers), bijwerkingen op de injectieplaats: kneuzing,
jeuk, pijn in ledemaat. Ook koorts en misselijkheid zijn gemeld.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers): netelroos (galbulten).
Zeer zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 10.000 gebruikers) werd een moeizame ademhaling
(bronchospasme) gemeld.
Wanneer Gardasil tijdens hetzelfde bezoek samen met een gecombineerd boostervaccin tegen difterie,
tetanus, kinkhoest [acellulair, component] en poliomyelitis [geïnactiveerd] werd toegediend, kwamen
meer hoofdpijn en zwelling op de injectieplaats voor.
Bijwerkingen die na het op de markt komen werden gemeld zijn onder andere:
Flauwvallen, soms samen met rillingen of stijf worden. Hoewel flauwvallen niet vaak voorkomt,
moeten patiënten gedurende 15 minuten onder observatie blijven nadat ze het HPV-vaccin hebben
gekregen.
Allergische reacties die gepaard kunnen gaan met moeizame ademhaling, piepende adem
(bronchospasmen), netelroos (galbulten) en uitslag zijn gemeld. Soms waren deze reacties ernstig.
Net als met andere vaccins werden bijwerkingen gemeld tijdens algemeen gebruik, zoals: gezwollen
klieren (hals, oksel of lies); spierzwakte, abnormale sensaties, tintelingen in de armen, benen en het
bovenlichaam of verwardheid (syndroom van Guillain-Barré, acute gedissemineerde
encefalomyelitis); duizeligheid, braken, gewrichtspijn, spierpijn, ongewone vermoeidheid of zwakte,
koude rillingen, algemeen onwel, ziek voelen, gemakkelijker optreden van bloedingen of kneuzingen
en huidinfectie op de injectieplaats.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit vaccin niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket op de spuit
en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn: zeer gezuiverd niet-infectieus eiwit van elk van de types (6, 11,
16 en 18) van het humaan papillomavirus.
1 dosis (0,5 ml) bevat ongeveer:
Humaan papillomavirus1 type 6 L1 eiwit2,3
20 microgram
Humaan papillomavirus1 type 11 L1 eiwit2,3
40 microgram
Humaan papillomavirus1 type 16 L1 eiwit2,3
40 microgram
Humaan papillomavirus1 type 18 L1 eiwit2,3
20 microgram
1 Humaan papillomavirus = HPV.
2 L1 eiwit in de vorm van virusachtige deeltjes, geproduceerd in gistcellen (Saccharomyces cerevisiae
CANADE 3C-5 (stam 1895)) door recombinant-DNA-technologie.
3 geadsorbeerd op amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat adjuvans (0,225 milligram Al).
Amorf aluminiumhydroxyfosfaatsulfaat is toegevoegd aan dit vaccin als adjuvans. Adjuvantia zijn
stoffen die aan bepaalde vaccins worden toegevoegd om de beschermende effecten van het vaccin te
versnellen, verbeteren en/of verlengen.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Natriumchloride, histidine, polysorbaat 80, borax en water voor injecties.
Hoe ziet Gardasil eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
1 dosis Gardasil-suspensie voor injectie bevat 0,5 ml.
Vóór het schudden kan Gardasil er als een heldere vloeistof met een witte neerslag uitzien. Na goed
schudden is het een witte, troebele vloeistof.
Gardasil is verkrijgbaar in verpakkingen van 1, 10 of 20 voorgevulde spuiten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen.
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32 (0) 27766211
Tel.: +370.5.2780.247
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
,
MSD Belgium
.: + 359 2 819 3737
Tél: +32 (0) 27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +420 233 010 111
Tel.: + 36.1.888.5300
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited.
Tlf: + 45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000
e-mail@msd.de
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no
Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: +30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
dpoc_austria@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel.: +48.22.549.51.00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: +33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L
Tel: +385 1 66 11 333
Tel: + 4021 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila d.o.o.
Limited
Tel: +386.1.520.4201
Tel: +353 (0)1 2998700
msd.slovenia@merck.com
medinfo_ireland@merck.com
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o
Sími: + 354 535 7000
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Italia
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: 800 23 99 89 (+39 06 361911)
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
medicalinformation.it@msd.com
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 77 5700488
cyprus_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Tel: +371.67364.224
Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in <maand JJJJ>.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
-
Gardasil is beschikbaar in een voorgevulde spuit, gebruiksklaar voor intramusculaire (IM)
injectie, bij voorkeur in de driehoeksspier van de bovenarm.
-
Indien het pakket 2 naalden van verschillende lengte bevat, moet u op basis van de grootte en
het gewicht van uw patiënt de juiste naald kiezen, zodat de IM toediening correct verloopt.
-
Parenterale geneesmiddelen moeten voor de toediening visueel worden geïnspecteerd op de
aanwezigheid van deeltjes en verkleuring. Gooi het product weg als u deeltjes of een
verkleuring vaststelt. Eventuele ongebruikte producten of afvalmateriaal moeten volgens de
plaatselijke voorschriften worden weggegooid.
Voor gebruik goed schudden. Bevestig de naald door rechtsom te draaien tot de naald stevig op de
spuit vastzit. Dien de volledige dosis toe volgens het standaardprotocol.