Inductos 1,5 mg/ml

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén injectieflacon bevat 4 mg (verpakking van 4 mg) of 12 mg (verpakking van 12 mg) dibotermine
alfa. Na reconstitutie bevat InductOs 1,5 mg/ml dibotermine alfa.
Dibotermine alfa (recombinant humaan botmorfogenetisch proteïne-2; rhBMP-2) is een humaan eiwit,
afgeleid van een recombinante Chinese Hamster Ovarium cellijn (CHO).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix.
Het poeder is wit. Het oplosmiddel is een heldere, kleurloze vloeistof. De matrix is wit.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
InductOs is geïndiceerd voor single-level intercorporele fusie van de lumbale wervelkolom als
vervanging voor autogeen bottransplantaat bij volwassenen met een degeneratieve discusaandoening
die gedurende minimaal 6 maanden niet operatief voor deze aandoening zijn behandeld.
InductOs is geïndiceerd voor de behandeling van acute tibiafracturen bij volwassenen, als aanvullende
behandeling naast de standaardbehandeling met open reductie van de fractuurdelen en mergpenfixatie
zonder uitboring.
Zie rubriek 5.1.
4.2
Dosering en wijze van toediening
InductOs mag uitsluitend worden gebruikt door een hiertoe bevoegd chirurg.
Dosering
InductOs moet precies worden klaargemaakt volgens de aanwijzingen voor het klaarmaken (zie
rubriek 6.6).
De aangewezen dosis wordt bepaald door het volume van bevochtigde matrix dat nodig is voor de
beoogde indicatie.
Als bij de chirurgische ingreep slechts een deel van het product nodig is, moet de bevochtigde matrix
op de gewenste maat worden geknipt en moet het ongebruikte deel worden weggegooid.
2
Doseringstabel voor InductOs, verpakking van 4 mg
Bevochtigde matrices
van InductOs
(verpakking van 4 mg)
1 matrix
2 matrices
Afmetingen van
bevochtigde
matrix
2,5 cm x 5 cm
2 x (2,5 cm x
5 cm)
Volume van
bevochtigde
matrix
1,3 cm
3
2,7 cm
3
Concentratie van
bevochtigde
matrix
1,5 mg/cm
3
1,5 mg/cm
3
Dosis
dibotermine
alfa
2 mg
4 mg
Doseringstabel voor InductOs, verpakking van 12 mg
Deel van bevochtigde
matrix van InductOs
(verpakking van
12 mg)
1/6 van de matrix
1/3 van de matrix
2/3 van de matrix
Volledige matrix
Afmetingen van
bevochtigde
matrix
2,5 cm x 5 cm
2,5 cm x 10 cm
5 cm x 10 cm
7,5 cm x 10 cm
Volume van
bevochtigde
matrix
1,3 cm
3
2,7 cm
3
5,3 cm
3
8 cm
3
Concentratie van
bevochtigde
matrix
1,5 mg/cm
3
1,5 mg/cm
3
1,5 mg/cm
3
1,5 mg/cm
3
Dosis
dibotermine
alfa
2 mg
4 mg
8 mg
12 mg
Chirurgie van lumbale intercorporele fusie
Het vereiste volume van InductOs wordt bepaald door de tussenwervelschijfruimte, en de grootte, de
vorm en het interne volume van het (de) lumbale intercorporele fusiehulpmiddel(en) dat (die) wordt
(worden) gebruikt. Voorzichtigheid is geboden opdat het product niet wordt gecomprimeerd of opdat
de ruimte voor vorming van nieuw bot niet meer wordt gevuld dan nodig (zie rubriek 4.4).
Doorgaans wordt 4 mg (2,7 cm
3
bevochtigde matrix) van InductOs gebruikt in de
tussenwervelschijfruimte. De maximumdosering wordt beperkt tot 8 mg (5,3 cm
3
bevochtigde matrix)
InductOs in de tussenwervelschijfruimte. InductOs moet worden geplaatst in het (de) lumbale
intercorporele fusiehulpmiddel(en) of in het anterieure deel van de ruimte van de
tussenwervelschijfruimte.
Chirurgie van acute tibia fractuur
De te implanteren hoeveelheid InductOs wordt bepaald aan de hand van de anatomie van de fractuur
en de mogelijkheid om de wond te sluiten zonder het product overmatig aan of samen te drukken.
Gewoonlijk wordt elke fractuurplaats met de inhoud van één verpakking van 12 mg behandeld. De
maximale dosering is beperkt tot 24 mg (2 volledige matrices van verpakkingen van 12 mg).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van InductOs bij kinderen in de leeftijd tot 18 jaar zijn niet
vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Het geneesmiddel wordt door middel van implantatie toegediend.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
Indien de wijze van toediening van InductOs niet wordt gevolgd, kunnen de veiligheid en
werkzaamheid ervan in gevaar komen.
Voor het hanteren van InductOs moet een tang worden gebruikt. Zorg dat tijdens het hanteren en
implanteren het weglekken van vloeistof van de matrix tot een minimum wordt beperkt. Niet
uitknijpen.
3
Chirurgie van lumbale intercorporele fusie
Bij deze indicatie mag InductOs niet zelfstandig worden gebruikt, maar moet het worden gebruikt met
een of meerdere goedgekeurde (CE-markering) lumbale intercorporele fusiehulpmiddelen.
Verenigbaarheid is aangetoond met titaan, polyetheretherketon (PEEK) en allogeen bottransplantaat.
Zorgvuldigheid en voorzichtigheid zijn geboden om overvullen van het lumbale intercorporele
fusiehulpmiddel en/of het anterieure deel van de tussenwervelschijfruimte te voorkomen (zie rubriek
4.4).
Voorafgaand aan de implantatie
Verpakking van 4 mg:
De matrix wordt vooraf in 2 delen van elk 2,5 cm x 5 cm geknipt.
Verpakking van 12 mg:
De matrix bestaat uit 1 deel van 7,5 cm x 10 cm. De bevochtigde matrix moet in 6 gelijke delen
worden geknipt (ongeveer 2,5 x 5 cm) om het selecteren van de dosis te faciliteren. De geselecteerde
delen kunnen naar wens verder worden bijgeknipt.
De holle geometrie van het lumbale intercorporele fusiehulpmiddel moet voorzichtig en losjes worden
gevuld met het volume van InductOs dat overeenstemt met het interne volume van het hulpmiddel.
Implantatie
In overeenstemming met de standaardpraktijkvoering moeten zowel het weefsel van de
tussenwervelschijven als de kraakbeendelen van de vertebrale eindplaten worden verwijderd, waarbij
de corticale delen van de eindplaten worden behouden, en hemostase moet worden bereikt (zie
rubriek 4.5).
Raadpleeg voor instructies voor implantatie van het lumbale intercorporele fusiehulpmiddel de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
InductOs mag niet posterieur ten opzichte van het lumbale intercorporele fusiehulpmiddel worden
geïmplanteerd, waar directe toegang tot het ruggenmergkanaal en/of de zenuwwortel(s) mogelijk is.
Indien lekken naar het ruggenmergkanaal en de zenuwwortel mogelijk is, moet opnieuw een fysieke
barrière tussen de matrix en neurologisch weefsel worden gecreëerd door bijvoorbeeld gebruik te
maken van lokaal bot of allogeen transplantaat (zie rubriek 4.5).
Na de implantatie
Na het implanteren van InductOs en het (de) lumbale intercorporele fusiehulpmiddel(en) mag de
binnenkant van de tussenwervelschijfruimte niet worden geïrrigeerd. Buiten de
tussenwervelschijfruimte moet het operatiegebied, voor zover nodig, worden geïrrigeerd en eventueel
vochtverlies van de bevochtigde matrix moet worden weggewassen.
Als het gebruik van een chirurgische drain noodzakelijk is, moet deze weg van de implantatieplaats
worden geplaatst of bij voorkeur in een weefsellaag die minder diep ligt dan de implantatieplaats.
Chirurgie van acute tibiafractuur
Voorafgaand aan de implantatie
Voorafgaand aan implantatie van InductOs moet voor definitieve reductie en fixatie van de
fractuurdelen en voor hemostase worden gezorgd.
InductOs moet voorafgaand aan de implantatie op maat worden gevouwen of geknipt.
Implantatie
InductOs wordt na standaard breuk- en wondbehandeling (dus op het moment van sluiten van de weke
delen) ingebracht.
4
Voor zover mogelijk moet het toegankelijke oppervlak van de fractuur (fractuurlijnen en defecten) met
InductOs worden bedekt. InductOs moet zo worden geplaatst dat het de fractuurzone overbrugt en dat
het goed contact maakt met de belangrijkste proximale en distale fragmenten.
InductOs kan (losjes samengepakt) in een holte worden geplaatst, worden opgevouwen, worden
opgerold of worden gewikkeld, passend bij het type fractuur. InductOs geeft geen mechanische
stabiliteit en mag niet worden gebruikt voor het opvullen van een holte waarop drukkrachten worden
uitgeoefend.
Na de implantatie
Irrigeer de wond niet na implantatie van InductOs.
Als het gebruik van een chirurgische drain noodzakelijk is, moet deze weg van de implantatieplaats
worden geplaatst of bij voorkeur in een weefsellaag die minder diep ligt dan de implantatieplaats.
Om een maximale potentiële werkzaamheid te bereiken is het belangrijk dat ervoor wordt gezorgd dat
InductOs na implantatie volledig door de weke delen wordt bedekt.
4.3
Contra-indicaties
InductOs is gecontra-indiceerd bij patiënten met:
overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen
onvolgroeidheid van het skelet
een actieve maligniteit of bij patiënten die een behandeling voor maligniteiten ondergaan
een actieve infectie op de plaats van de operatie
persistent compartimentsyndroom of neurovasculaire restverschijnselen van
compartimentsyndroom
pathologische fracturen zoals waargenomen bij (maar niet beperkt tot) de ziekte van Paget of in
bot met metastasen
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Wanneer de instructies voor de bereiding van het product in rubriek 6.6 en de wijze van toediening in
rubriek 4.2 niet worden opgevolgd, kan dit de veiligheid en werkzaamheid van InductOs in gevaar
brengen.
Operatie aan de cervicale wervelkolom
De veiligheid en werkzaamheid van InductOs bij chirurgie aan de cervicale wervelkolom zijn niet
vastgesteld en InductOs mag dan ook niet worden gebruikt bij aandoeningen in dit gebied. Bij
patiënten die een chirurgische ingreep aan de cervicale wervelkolom hebben ondergaan, is melding
gemaakt van lokaal oedeem gerelateerd aan het gebruik van InductOs. Het ontstaan van het oedeem
was vertraagd en trad gewoonlijk binnen één week postoperatief op. In sommige gevallen was het
oedeem dermate ernstig dat de luchtwegen in gevaar kwamen.
Maligniteit
InductOs mag niet worden gebruikt bij patiënten met een voorgeschiedenis of klinisch vermoeden van
maligniteiten op de applicatieplaats (zie rubriek 4.3).
Heterotope ossificatie
Het gebruik van InductOs kan heterotope ossificatie op de plaats van implantatie en/of in het
omliggende weefsel veroorzaken, wat tot complicaties kan leiden.
Botresorptie toegenomen
InductOs kan in eerste instantie resorptie van omliggend trabeculair bot veroorzaken, zoals is
aangetoond met radiolucentie. Gezien het ontbreken van klinische gegevens mag het product dan ook
5
niet worden gebruikt voor directe toepassing op trabeculair bot, waarbij tijdelijke botresorptie een
risico kan vormen op broosheid van het bot (zie rubriek 4.8).
Vochtophoping
Vorming van vochtophoping (pseudocysten, gelokaliseerd oedeem, effusie ter hoogte van de
implantatieplaats), in sommige gevallen ingekapseld, wat soms leidde tot zenuwcompressie en pijn, is
gemeld in verband met het gebruik van InductOs. Als de symptomen aanhouden, kan klinische
interventie (aspiratie en/of chirurgische verwijdering) noodzakelijk zijn (zie rubriek 4.8).
Immuunreactie
Zowel dibotermine alfa als rundercollageen type I hebben immuunreacties bij patiënten veroorzaakt.
Anti-dibotermine alfa-antilichamen:
in onderzoek naar fusie van de wervelkolom ontwikkelde 1,3%
van de patiënten bij wie InductOs werd geïmplanteerd antilichamen tegen dibotermine alfa versus
0,8% van de patiënten bij wie autogeen bottransplantaat werd gebruikt. In onderzoek met fracturen
van lange botten ontwikkelde 6,3% van de patiënten bij wie dibotermine alfa met
rundercollageenmatrix type I werd geïmplanteerd antilichamen tegen dibotermine alfa versus 1,3% in
de controlegroep. Alle patiënten die werden getest op neutraliserende antilichamen tegen
botmorfogenetisch proteïne 2 waren negatief.
Anti-rundercollageen type I-antilichamen:
in onderzoek naar fusie van de wervelkolom ontwikkelde
13,5% van de patiënten bij wie InductOs werd geïmplanteerd antilichamen tegen rundercollageen
type I versus 14,3% van de patiënten bij wie autogeen bottransplantaat werd gebruikt. In onderzoek
met fracturen van lange botten ontwikkelde 13,0% van de patiënten bij wie dibotermine alfa met
rundercollageenmatrix type I werd geïmplanteerd antilichamen tegen rundercollageen type I versus
5,3% in de controlegroep. Geen enkele van de patiënten met positieve titers op rundercollageen type I
vertoonde kruisreagerende antilichamen tegen humaan collageen type I.
Hoewel in klinisch onderzoek geen verband met klinische resultaten of bijwerkingen kon worden
waargenomen, kan de kans op het ontwikkelen van neutraliserende antilichamen of
overgevoeligheidsreacties niet worden uitgesloten. Er moet rekening mee worden gehouden dat er een
kans is op een immuunreactie op het product in gevallen waarbij een bijwerking met immunologische
achtergrond wordt vermoed. Bij patiënten die al eerder collageeninjecties hebben ontvangen, moeten
de risico’s en voordelen extra zorgvuldig worden afgewogen (zie rubriek 4.3). Omdat hier geen
ervaring mee is opgedaan, wordt het herhaald gebruiken van InductOs niet aanbevolen.
Speciale patiëntengroepen
De veiligheid en effectiviteit van het gebruik van InductOs bij patiënten die bekend zijn met auto-
immuunziekten zijn niet vastgesteld. Deze auto-immuunziekten omvatten reumatoïde arthritis,
systemische lupus erythematosus, scleroderma, het syndroom van Sjögren en
dermatomyositis/polymyositis.
Bij patiënten met metabole botaandoeningen zijn de veiligheid en effectiviteit van InductOs niet
aangetoond.
Er is geen onderzoek verricht bij patiënten met een lever-, nier- of hartfunctiestoornis.
Het verdient aanbeveling dat de arts bij deze speciale patiëntengroepen voorafgaand aan het gebruik
van InductOs voor elke specifieke patiënt een zorgvuldige afweging maakt van de voordelen en de
risico's. Het verdient aanbeveling om de patiënt zorgvuldig te bewaken op bijwerkingen en op het
slagen van de behandeling.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per maximale dosis (twee verpakkingen
van 12 mg), wat wil zeggen dat het in wezen 'natriumvrij' is.
6
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen bij gebruik, specifiek voor lumbale
intercorporele fusie
Voor de volgende aandoeningen zijn de veiligheid en werkzaamheid van InductOs niet vastgesteld:
gebruik met intercorporele fusiehulpmiddelen die vervaardigd zijn van ander materiaal dan titaan,
PEEK of bot
implantaties in andere locaties dan de lumbale wervelkolom
toepassing bij andere operatieve technieken dan lumbale intercorporele fusie
Om excessieve farmacologische effecten van InductOs te voorkomen, zijn zorgvuldigheid en
voorzichtigheid geboden om te vermijden dat het lumbale intercorporele fusiehulpmiddel en/of het
anterieure deel van de tussenwervelschijfruimte overvuld worden.
Heterotope ossificatie
Botvorming buiten de tussenwervelschijfruimte is niet wenselijk omdat het een schadelijk effect kan
hebben op lokale neurovasculaire structuren.
In klinische onderzoeken waarbij een degenererende discusaandoening werd behandeld met een
procedure van posterieure lumbale intercorporele fusie met dibotermine alfa, werd op CT-scans
posterieure botvorming waargenomen. In sommige gevallen kan het leiden tot zenuwcompressie die
mogelijk een chirurgische interventie vereist (zie rubriek 4.8). Als voorzorg moet opnieuw een fysieke
barrière worden gecreëerd tussen de matrix en neurologisch weefsel (zie rubriek 4.2).
Dislocatie van het hulpmiddel
Hulpmiddeldislocatie kan optreden na het gebruik van InductOs bij fusiechirurgie van de wervelkolom
die mogelijk een chirurgische revisie vereist (zie rubriek 4.8).
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen voor gebruik, specifiek voor acute
tibiafracturen
InductOs is bedoeld voor gebruik bij patiënten:
met voldoende reductie en stabilisatie van de fractuur zodat er sprake is van mechanische
stabiliteit
bij wie de neurovasculaire situatie voldoende is (dat wil zeggen: afwezigheid van
compartimentsyndroom, laag amputatierisico)
met voldoende hemostase (d.w.z. wat een relatief droge implantatieplaats geeft)
zonder herstel van een groot segmentaal defect van het pijpbeen, waarbij significante
compressie van weke delen kan voorkomen.
Het implantaat mag uitsluitend bij goed zicht en met uiterste zorg op de fractuur worden aangebracht
(zie rubriek 4.2).
Informatie over de effectiviteit bij tibiafracturen is uitsluitend beschikbaar uit gecontroleerde klinische
trials waarbij open tibiafracturen werden behandeld met behulp van mergpenfixatie (zie rubriek 5.1).
In een klinisch onderzoek waarin het intramedullaire kanaal werd opgeboord tot de corticale wand,
werd in de groep die met InductOs werd behandeld een hogere frequentie van infectie waargenomen
dan in de controlegroep die een standaardbehandeling kreeg (zie rubriek 4.8). Het gebruik van
InductOs met geboorde pennen bij het zetten van open tibiafracturen wordt niet aanbevolen.
InductOs geeft geen mechanische stabiliteit en mag niet gebruikt worden voor het opvullen van een
holte waarop drukkrachten worden uitgeoefend. Procedures voor de behandeling van
pijpbeenfracturen en weke delen moeten op standaardprocedures, waaronder controle op infecties,
worden gebaseerd.
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
7
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Aangezien dibotermine alfa een eiwit is en niet in de bloedsomloop is waargenomen, zijn
farmacokinetische interacties met andere geneesmiddelen onwaarschijnlijk.
In klinisch onderzoek met acute tibiafracturen ervoeren meer InductOs-patiënten die gelijktijdig
NSAID’s ontvingen gedurende 14 achtereenvolgende dagen lichte of matig ernstige bijwerkingen met
betrekking tot wondherstel (bijvoorbeeld wonddrainage) dan InductOs-patiënten die geen NSAID’s
gebruikten. Hoewel dit geen effect had op de uitkomst voor de patiënt kan een interactie tussen
NSAID’s en InductOs niet worden uitgesloten.
Informatie uit klinisch onderzoek met acute tibiafracturen wees erop dat het gebruik van InductOs bij
patiënten die glucocorticoïden ontvingen niet met aanwijsbare ongewenste neveneffecten gepaard
ging. In niet-klinisch onderzoek onderdrukte gelijktijdige toediening van glucocorticoïden het
botherstel (gemeten als een % verandering ten opzichte van de controlegroep), maar de effecten van
InductOs werden hierdoor niet gewijzigd.
In een
in-vitro-onderzoek
werd aangetoond dat dibotermine alfa bindt aan hemostatica of
weefsellijmen op basis van fibrine. Het gebruik van deze producten in de dichte nabijheid van
InductOs wordt niet aanbevolen, omdat dit kan leiden tot botvorming op de locatie van implantatie van
het hemostaticum of de weefsellijm op basis van fibrine (zie rubriek 4.2).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van dibotermine alfa bij zwangere
vrouwen.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
Omdat niet bekend is welke risico's voor de foetus samenhangen met de mogelijke ontwikkeling van
neutraliserende antilichamen tegen dibotermine alfa wordt InductOs niet aanbevolen voor gebruik
tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen anticonceptie toepassen
(zie rubriek 4.4).
Borstvoeding
Er is geen informatie over de uitscheiding van dibotermine alfa/metabolieten in de moedermelk.
Rekening houdend met het type product, wordt geen systemische blootstelling verwacht van
zuigelingen die borstvoeding krijgen, hoewel een risico voor de pasgeborene/zuigeling niet kan
worden uitgesloten.
Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met InductOs niet
moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van
behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
In niet-klinisch onderzoek werd geen effect op de fertiliteit waargenomen. Er zijn geen klinische
gegevens beschikbaar; het potentiële risico voor de mens is niet bekend.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
8
InductOs heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen voor InductOs bij chirurgie van lumbale intercorporele fusie
waren radiculopathische voorvallen en bij chirurgie van acute tibiafractuur was dat lokale infectie. De
ernstigste bijwerking was gelokaliseerd oedeem bij operatie aan de cervicale wervelkolom. De
incidentie van bijwerkingen bij gebruik van InductOs werd niet beïnvloed door sekse, leeftijd of ras.
Tabellarische lijst met bijwerkingen
Meer dan 1700 patiënten hebben tijdens klinisch onderzoek InductOs ontvangen. In onderzoek naar
pijpbeenfracturen hebben meer dan 500 patiënten InductOs ontvangen. In onderzoek naar lumbale
intercorporele fusie hebben meer dan 600 patiënten InductOs ontvangen. De overige patiënten namen
deel aan onderzoek waarin InductOs werd gebruikt voor indicaties die momenteel niet zijn
goedgekeurd binnen de EU. Deze gegevens worden aangevuld met informatie over gebruik van
InductOs in de algemene populatie.
De frequentie van de bijwerkingen bij patiënten die zijn blootgesteld aan behandeling met InductOs
wordt weergegeven in de tabel hieronder. De frequentie wordt gedefinieerd als zeer vaak (≥
1/10) of
vaak
(≥
1/100 tot < 1/10). Er werden geen bijwerkingen waargenomen met de frequentie soms
(≥
1/1.000 tot < 1/100),
zelden (≥
1/10.000 tot < 1/1.000) of zeer zelden (< 1/10.000).
De frequentie van de bijwerkingen die werden vastgesteld bij gebruik van InductOs tijdens de post-
marketing-periode zijn niet bekend, omdat deze bijwerkingen werden gemeld uit een populatie
waarvan de omvang onduidelijk is.
Systeem/orgaan-
klasse
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Skeletspierstelsel- en
bindweefsel-
aandoeningen
Zenuwstelselaandoe
ningen
Infecties en
parasitaire
aandoeningen
1
2
Frequenties
Zeer vaak
Vaak
Hulpmiddeldislocatie
1
*
Vochtophoping
2
*
Niet bekend
Heterotope ossificatie
1, 3
*
Osteolyse*
Botresorptie
toegenomen*
Radiculopathische
voorvallen
1, 4
Lokale infectie
5
*
Waargenomen tijdens gebruik bij lumbale intercorporele fusie
Vochtophoping omvat gelokaliseerd oedeem, pseudocyste en vochtophoping op implantatieplaats.
3
Heterotope ossificatie omvat exostose, ectopische ossificatie, postoperatieve heterotope calcificatie,
botvorming toegenomen en verkalking op implantatieplaats.
4
Radiculopathische voorvallen omvatten radiculitis, lumbale radiculopathie, radiculaire pijn,
radiculitis lumbosacraal, radiculopathie en ischias.
5
Waargenomen tijdens gebruik bij acute tibiafracturen
* Aanvullende informatie wordt hieronder gegeven
9
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Vorming van nieuw bot en botremodellering
Als onderdeel van het farmacologisch werkingsmechanisme van dibotermine alfa treedt
botremodellering op (zie rubriek 5.1). In dit proces treedt zowel botresorptie als botvorming op. Onder
sommige omstandigheden kan een versterking van deze processen leiden tot complicaties zoals
zenuwcompressie (als gevolg van heterotope ossificatie) of hulpmiddeldislocatie (wat in verband
wordt gebracht met botresorptie of osteolyse).
Tijdens een twee jaar durende opvolging in klinische onderzoeken voor lumbale intercorporele fusie
met een posterieure benadering kwam heterotope ossificatie, waargenomen op radiografische beelden,
vaker voor bij patiënten die werden behandeld met InductOs dan bij autogeen transplantaat (zie
rubriek 4.4). Deze radiografische bevinding kan asymptomatisch of symptomatisch zijn.
Vochtophoping
Als gevolg van de angiogene activiteit van InductOs kan vochtophoping optreden (pseudocyste,
gelokaliseerd oedeem, vochtophoping op implantatieplaats), in sommige gevallen ingekapseld, wat
soms leidt tot zenuwcompressie en/of pijn.
Gelokaliseerd oedeem kwam vaak voor wanneer InductOs werd gebruikt bij fusie van de cervicale
wervelkolom. Het oedeem komt vertraagd op en is in enkele gevallen ernstig genoeg om de
luchtwegen in gevaar te brengen (zie rubriek 4.4).
Gelokaliseerde infectie
Bij patiënten in een klinisch onderzoek bij wie het intramedullaire kanaal werd opgeboord tot de
corticale wand trad zeer vaak een gelokaliseerde
infectie van het gebroken ledemaat op (≥
1/10). Een
hoger percentage infecties werd waargenomen in de groep die met InductOs werd behandeld in
vergelijking met de controlegroep die een standaardbehandeling kreeg (respectievelijk 19% en 9%; zie
rubriek 4.4). Bij gebruik van mergpennen zonder uitboring was het geschatte percentage infecties in de
behandelingsgroep en de controlegroep van het onderzoek vergelijkbaar (respectievelijk 21% en 23%).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
In geval van overdosering (d.w.z. een patiënt krijgt een concentratie of hoeveelheid van dibotermine
alfa die groter is dan aanbevolen), moet de behandeling ondersteunend zijn.
Bij patiënten die cervicale chirurgie van de wervelkolom ondergingen is het gebruik van InductOs in
hoeveelheden kleiner dan of gelijk aan die voor lumbale intercorporele fusie in verband gebracht met
meldingen van gelokaliseerd oedeem dat ernstig genoeg was om te leiden tot belemmering van de
luchtwegen (zie rubriek 4.4).
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen voor de behandeling van botziekten,
botmorfogenetische eiwitten, ATC-code: M05BC01
Dibotermine alfa is een osteo-inductief eiwit dat leidt tot de aanmaak van nieuw botweefsel op de
plaats van de implantatie. Dibotermine alfa bindt zich aan receptoren aan de oppervlakte van
10
mesenchymale cellen en zorgt ervoor dat cellen zich differentiëren tot kraakbeen- en botvormende
cellen. Terwijl de matrix uiteenvalt, vormen de gedifferentieerde cellen trabeculair bot, waarbij
tegelijkertijd sprake is van vasculaire invasie. Het botvormingsproces ontwikkelt zich vanaf de
buitenkant van het implantaat naar het midden toe totdat het gehele InductOs-implantaat is vervangen
door trabeculair bot.
Plaatsing van InductOs in trabeculair bot resulteerde in voorbijgaande resorptie van het bot rondom
het implantaat, gevolgd door vervanging door nieuw, compacter bot. Remodellering van het
omliggende bot gebeurt overeenkomstig de biomechanische krachten die erop worden uitgeoefend.
Het feit dat InductOs de remodellering van bot kan ondersteunen, kan verantwoordelijk zijn voor de
biologische en biomechanische integratie van het nieuwe door InductOs aangemaakte bot met het
omliggende bot. Radiologische, biomechanische en histologische evaluatie van het aangemaakte bot
wijst erop dat het biologisch en biomechanisch op dezelfde manier functioneert als natuurlijk bot.
Bovendien komt uit niet-klinisch onderzoek naar voren dat het bot dat is aangemaakt door het gebruik
van InductOs zichzelf in geval van een nieuwe breuk op dezelfde wijze kan herstellen als natuurlijk
bot.
Uit niet-klinisch onderzoek blijkt dat de botvorming die door InductOs is geïnitieerd een
zelfbeperkend proces is, waarbij een afgebakende hoeveelheid bot wordt gemaakt. Deze zelfbeperking
is vermoedelijk een gevolg van de vermindering van dibotermine alfa op de plaats van het implantaat,
evenals de aanwezigheid van BMP-remmers in het omliggende weefsel. Bovendien wijzen
verschillende niet-klinische onderzoeken erop dat er op moleculair niveau een mechanisme van
negatieve feedback plaatsvindt waardoor de botaanmaak door BMP’s wordt beperkt.
Histologisch bewijs uit dieronderzoek naar lumbale intercorporele fusie met anterieure of posterieure
chirurgische benaderingen toonde aan dat dibotermine alfa, toegediend met titaan, PEEK of
intercorporele hulpmiddelen met allogeen transplantaat, biocompatibel was en consequent hoge
fusiepercentages opleverde, ongeacht de chirurgische benadering of het hulpmiddelmateriaal, met
minder aanwezigheid van vezelig weefsel dan bij autogeen transplantaat.
Uit klinisch farmacologisch onderzoek blijkt dat de matrix zelf niet osteo-inductief is en in biopten die
16 weken na implantatie zijn genomen is de matrix al niet meer aanwezig.
Farmacodynamische informatie specifiek voor onderzoek met lumbale intercorporele fusie
De werkzaamheid en veiligheid van InductOs zijn aangetoond in een gerandomiseerd, gecontroleerd,
non-inferioriteitsonderzoek in meerdere centra met 279 patiënten die in leeftijd varieerden van 19–78
jaar en die een open anterieure lumbale wervelfusie-procedure ondergingen. De patiënten waren
voorafgaand aan anterieure fusie van de lumbale wervelkolom met InductOs gedurende ten minste zes
maanden non-operatief behandeld. De patiënten werden gerandomiseerd voor het ontvangen van een
intercorporeel fusiehulpmiddel van titaan dat werd gevuld met InductOs of met autogeen
bottransplantaat dat uit de bekkenkam werd afgenomen.
Vierentwintig maanden na de operatie bleek InductOs statistisch niet inferieur ten opzichte van
autogeen bottransplantaat met een slagingspercentage voor radiologisch bepaalde fusie van 94,4%
voor InductOs versus 88,9% voor autogeen bottransplantaat (95% tweezijdig BI van het verschil: -
1,53, 12,46). Voor pijn en invaliditeit (Oswestry-score) was het slagingspercentage 72,9% in de groep
waarvoor InductOs werd gebruikt versus 72,5% in de groep waarvoor autogeen bottransplantaat werd
gebruikt (95% tweezijdig BI van het verschil: -11,2, 12,0).
Een post-hoc meta-analyse van 6 gecontroleerde klinische onderzoeken met gegevens van patiënten
die werden behandeld met InductOs of autogeen bottransplantaat, toegediend met intercorporele
fusiehulpmiddelen met CE-markering of spacers met allogeen bottransplantaat en diverse chirurgische
benaderingen, toonde aan dat InductOs, 24 maanden na de chirurgische ingreep, gepaard ging met een
hoger slagingspercentage van fusie (95%; 241 van de 255 patiënten) vergeleken met autogeen
bottransplantaat (85%; 177 van de 209 patiënten), met een odds ratio van 3,26 (95% BI: 1,172; 9,075;
11
P = 0,024). Het geschatte absolute verschil in slagingspercentage van fusie tussen InductOs en
autogeen bottransplantaat bedroeg 11,7% (95% BI: 0,8%; 22,5%; P = 0,035).
In een analyse van gepoolde veiligheidsgegevens van 8 klinische onderzoeken 24 maanden na de
chirurgische ingreep was de frequentie van patiënten met pseudoartrose ongeveer de helft lager na
behandeling met InductOs (4,8%; 22 van de 456 patiënten) vergeleken met autogeen bottransplantaat
(12,7%; 31 van de 244 patiënten).
Farmacodynamische informatie specifiek voor onderzoek met acute tibiafracturen
De werkzaamheid van InductOs is aangetoond in een multinationaal, gerandomiseerd, gecontroleerd,
enkelblind onderzoek met 450 patiënten (in leeftijd variërend van 18 tot 87 jaar; 81% mannen) met
open tibiafracturen waarvoor chirurgisch ingrijpen noodzakelijk was. Patiënten ontvingen (in een
verhouding van 1:1:1) de standaardbehandeling (controlegroep), die bestond uit mergpenfixatie en
routinebehandeling van de weke delen, standaardbehandeling plus InductOs 0,75 mg/ml, of
standaardbehandeling plus InductOs 1,5 mg/ml. Patiënten werden gedurende 12 maanden na het
sluiten van de weke delen gevolgd.
In het kernonderzoek bij acute tibiafracturen nam de kans op fractuurgenezing bij gebruik van
InductOs toe: bij patiënten die met InductOs 1,5 mg/ml werden behandeld was de kans op falen van de
behandeling 44% kleiner (secundaire ingreep ter bevordering van fractuurgenezing) ten opzichte van
patiënten in de groep die de standaard behandeling ontving (RR = 0,56; 95% BI = 0,40 tot 0,78). Deze
resultaten werden onafhankelijk bevestigd door een voor de behandeling geblindeerd radiologiepanel.
Het aantal secundaire en volgende ingrepen was bij de patiënten die met InductOs werden behandeld
significant lager, vooral met betrekking tot meer invasieve ingrepen als bottransplantatie en
penwisseling (P = 0,0326).
De proportie patiënten die na behandeling met InductOs 1,5 mg/ml genas, was bij alle
polikliniekbezoeken vanaf 10 weken tot 12 maanden na de operatie significant hoger, hetgeen duidt op
een snellere fractuurgenezing.
De effectiviteit van InductOs 1,5 mg/ml was (vergeleken met standaardbehandeling) significant, zowel
bij rokende als niet-rokende patiënten.
Ernst van de fracturen: de behandeling met InductOs 1,5 mg/ml was significant effectief bij alle typen
fracturen, met inbegrip van ernstige Gustilo IIIB-fracturen (52% verlaagd risico op secundaire
ingrepen in vergelijking met patiënten die de standaardbehandeling kregen).
Bij de InductOs 1,5 mg/ml-groep was het aantal patiënten waarbij de wonden van de weke delen
waren genezen bij het bezoek dat 6 weken na de ingreep plaatsvond significant hoger dan bij de groep
die de standaardbehandeling kreeg (83% versus 65%; P = 0,0010). Bij de InductOs 1,5 mg/ml-groep
was het aantal patiënten met hardware-defecten (gebogen of gebroken borgschroeven) significant
lager dan bij de groep die de standaardbehandeling kreeg (11% versus 22%; P = 0,0174).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
InductOs is actief op de plaats van de implantatie. In twee verkennende onderzoeken werden voor en
na de ingreep serummonsters afgenomen bij enkele patiënten met pijpbeenfracturen. Dibotermine alfa
was in serum niet detecteerbaar.
Bij dieronderzoek (ratten) waarbij InductOs met radioactief gelabeld dibotermine alfa werd gebruikt,
was de gemiddelde verblijfsduur op de plaats van de implantatie 4-8 dagen. Binnen 6 uur na
implantatie werden piekconcentraties van circulerend dibotermine alfa waargenomen (0,1% van de
geïmplanteerde dosis). Na intraveneuze injectie van dibotermine alfa was de halfwaardetijd bij ratten
16 minuten en bij cynomolgus-apen 6,7 minuten. De conclusie luidt derhalve dat dibotermine alfa op
de plaats van de implantatie langzaam uit de matrix vrijkomt en snel wordt geklaard wanneer het in de
bloedsomloop wordt opgenomen.
12
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, acute toxiciteit en toxiciteit
bij herhaalde dosering, en genotoxiciteit.
In reproductietoxiciteitsonderzoek bij ratten, met intraveneuze toediening van dibotermine alfa om de
systemische blootstelling te maximaliseren, werd een toegenomen foetaal gewicht en een toegenomen
foetale ossificatie waargenomen en kon een behandelingsgerelateerd effect niet worden uitgesloten.
De klinische relevantie van deze effecten is onbekend.
Voor het experimenteel induceren van antidibotermine alfa-antilichamen vond bij drachtige konijnen
hyperimmunisatie met dibotermine alfa plaats, waarna anti-dibotermine-antilichamen zijn onderzocht.
Bij sommige foetussen met verminderd lichaamsgewicht was sprake van verminderde ossificatie van
frontale en pariëtale botten (bij 4 van de 151 foetussen), waarvan gewoonlijk wordt aangenomen dat
dit reversibel is, waarbij antilichaam-gerelateerde effecten niet konden worden uitgesloten. Verder
werden geen veranderingen in de foetale externe of viscerale morfologie of morfologie van het skelet
waargenomen.
In vitro
vertoonde dibotermine alfa variabele effecten op humane tumorcellijnen. De beschikbare
in-
vivo-gegevens
op humane tumorcellijnen duiden niet op een potentie voor de bevordering van
tumorgroei of metastase. Als product voor eenmalig gebruik is InductOs niet
in vivo
op carcinogeniteit
getest (zie ook rubriek 4.3).
InductOs werd bestudeerd in een model voor implantatie in de wervelkolom bij honden. InductOs
werd na laminectomie rechtstreeks op de blootgelegde dura geïmplanteerd. Hoewel na applicatie van
InductOs vernauwing van de neuroforamen en stenose werden waargenomen, werden geen
mineralisatie van de dura, geen wervelkolomstenose en geen neurologische gebreken waargenomen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Poeder
sucrose
glycine
glutaminezuur
natriumchloride
polysorbaat 80
natriumhydroxide
Oplosmiddel
water voor injectie
Matrix
rundercollageen type I
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
3 jaar
13
Houdbaarheid
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30
°C.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Een verpakking van 4 mg van InductOs bevat:
Poeder in een injectieflacon (10 ml; Type I glas) met een stop (bromobutyl rubber).
Oplosmiddel in een injectieflacon (10 ml; Type I glas) met een stop (bromobutyl rubber).
Twee matrices (2,5 cm x 5 cm) in een blisterverpakking (polyvinylchloride - PVC).
Twee spuiten (5 ml; polypropyleen).
Twee naalden (roestvrij staal).
Een verpakking van 12 mg van InductOs bevat:
Poeder in een injectieflacon (20 ml; Type I glas) met een stop (bromobutyl rubber).
Oplosmiddel in een injectieflacon (10 ml; Type I glas) met een stop (bromobutyl rubber).
Eén matrix (7,5 cm x 10 cm) in een blisterverpakking (polyvinylchloride - PVC).
Twee spuiten (10 ml; polypropyleen).
Twee naalden (roestvrij staal).
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
InductOs wordt onmiddellijk voorafgaand aan gebruik bereid. Dibotermine alfa mag uitsluitend
worden gebruikt na reconstitutie met het in de InductOs-verpakking meegeleverde oplosmiddel en de
matrix.
Na bereiding bevat InductOs dibotermine alfa met een concentratie van 1,5 mg/ml.
InductOs mag niet worden gebruikt met een hogere concentratie dan 1,5 mg/ml (zie rubriek 4.9).
Bereiding van het product
Om overbelasting van de matrix te voorkomen, is het belangrijk dat de dibotermine alfa wordt
gereconstitueerd en dat de gehele matrix wordt bevochtigd op de wijze die hieronder wordt
beschreven.
Verpakking van 4 mg:
In de niet-steriele omgeving
1.
Plaats met behulp van een steriele techniek één spuit, één naald en de matrix in de
binnenverpakking in de steriele omgeving.
Desinfecteer de dopjes van de injectieflacons met dibotermine alfa en oplosmiddel.
Neem de overgebleven spuit en naald uit de verpakking en los de dibotermine alfa in de
injectieflacon op met 3,2 ml oplosmiddel. Injecteer het oplosmiddel langzaam in de
injectieflacon met het gevriesdroogde dibotermine alfa. Zwenk de injectieflacon zachtjes om de
reconstitutie te bevorderen. Niet schudden. Gooi de spuit en naald na gebruik weg.
2.
3.
14
3,2 ml oplosmiddel
4.
Desinfecteer het dopje van de injectieflacon met het gereconstitueerde dibotermine alfa.
In de steriele omgeving
5.
6.
Open de binnenverpakking van de matrices en laat de matrices in hun omhulsel liggen.
Trek met behulp van een aseptische overbrengtechniek en de spuit en naald uit stap 1 in het
niet-steriele veld 2,8 ml van de gereconstitueerde dibotermine alfa-oplossing op uit de
injectieflacon, waarbij de injectieflacon op zijn kop wordt gehouden om het optrekken te
vergemakkelijken.
Laat de matrices in het omhulsel liggen en verdeel 1,4 ml van de dibotermine alfa-oplossing
GELIJKMATIG over elk van de twee matrices van 2,5 cm x 5 cm, volgens het patroon in de
afbeelding hieronder.
7.
8.
Wacht TEN MINSTE 15 minuten met het gebruik van het bereide InductOs-product. Het
product moet binnen 2 uur na bereiding worden gebruikt.
Verpakking van 12 mg:
In de niet-steriele omgeving
1.
Plaats met behulp van een steriele techniek één spuit, één naald en de matrix in de
binnenverpakking in de steriele omgeving.
Desinfecteer de dopjes van de injectieflacons met dibotermine alfa en oplosmiddel.
Neem de overgebleven spuit en naald uit de verpakking en los de dibotermine alfa in de
injectieflacon op in 8,4 ml oplosmiddel. Injecteer het oplosmiddel langzaam in de injectieflacon
met het gevriesdroogde dibotermine alfa. Zwenk de injectieflacon zachtjes om de reconstitutie
te bevorderen. Niet schudden. Gooi de spuit en naald na gebruik weg.
15
2.
3.
8,4 ml oplosmiddel
4.
Desinfecteer het dopje van de injectieflacon met het gereconstitueerde dibotermine alfa.
In de steriele omgeving
5.
6.
Open de binnenverpakking van de matrix en laat de matrix in het omhulsel liggen.
Trek met behulp van een aseptische overbrengtechniek en de spuit en naald uit stap 1 in het
niet-steriele veld 8,0 ml van de gereconstitueerde dibotermine alfa-oplossing op uit de
injectieflacon, waarbij de injectieflacon op zijn kop wordt gehouden om het optrekken te
vergemakkelijken.
Laat de matrix in het omhulsel liggen en verdeel de dibotermine alfa-oplossing GELIJKMATIG
over de matrix volgens het patroon in de afbeelding hieronder.
7.
8,0 ml
dibotermine alfa
8.
Wacht TEN MINSTE 15 minuten met het gebruik van het bereide InductOs-product. Het
product moet binnen 2 uur na bereiding worden gebruikt.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
tel +31 (0) 45 566 8000
16
fax +31 (0) 45 566 8012
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/226/001
EU/1/02/226/002
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 9 september 2002
Datum van laatste verlenging: 20 juli 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu)
Bijkomende voorlichtingsmaterialen voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg zijn beschikbaar
op de volgende URL: [URL invoegen] <en de website van de <lidstaat>>.
17
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG
EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
18
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Wyeth BioPharma Division of Wyeth Pharmaceuticals LLC
One Burtt Road
Andover
Massachusetts 01810
Verenigde Staten
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
19
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder dient de inhoud en het format van het voorlichtingsprogramma, met
inbegrip van communicatiemedia, distributiemodaliteiten en andere aspecten van het
programma, overeen te komen met de nationale bevoegde instantie.
Het voorlichtingsprogramma is gericht:
op het vergroten van het bewustzijn van het risico op heterotope ossificatie en het potentiële
risico op medicatiefouten en foutief gebruik van InductOs, en op het verstrekken van een
leidraad voor de manier waarop deze risico’s moeten worden beheerst.
De vergunninghouder dient ervoor te zorgen dat, in elke lidstaat waar InductOs in de handel
wordt gebracht, alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg van wie wordt verwacht dat ze
InductOs gebruiken het volgende voorlichtingspakket krijgen:
Voorlichtingsmateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Het voorlichtingsmateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dient het volgende
te bevatten:
De Samenvatting van de productkenmerken
Trainingsmateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Het trainingsmateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dient de volgende
essentiële elementen te bevatten:
o
Gedetailleerde beschrijving van de toedieningsprocedures van InductOs in de SPC en van
de maatregelen die moeten worden genomen om medicatiefouten en foutief gebruik te
vermijden, en om het risico op heterotope ossificatie te minimaliseren.
20
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
21
A. ETIKETTERING
22
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING VOOR VERPAKKING VAN 4 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix
dibotermine alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 4 mg dibotermine alfa. Na reconstitutie bevat InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen
Poeder: sucrose, glycine, glutaminezuur, natriumchloride, natriumhydroxide en polysorbaat 80
Oplosmiddel: water voor injectie
Matrix: rundercollageen type I
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix bevatten:
1 injectieflacon met 4 mg dibotermine alfa
1 injectieflacon met 10 ml water voor injectie
2 steriele matrices (2,5 x 5 cm)
2 injectiespuiten (5 ml)
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
23
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
°C.
Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter
bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/226/002
13.
Partij
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
24
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
25
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET OP BOVENZIJDE TRAYDEKSEL VOOR VERPAKKING VAN 4 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix
dibotermine alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 4 mg dibotermine alfa. Na reconstitutie bevat InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen
Poeder: sucrose, glycine, glutaminezuur, natriumchloride, natriumhydroxide en polysorbaat 80
Oplosmiddel: water voor injectie
Matrix: rundercollageen type I
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix bevatten:
1 injectieflacon met 4 mg dibotermine alfa
1 injectieflacon met 10 ml water voor injectie
2 steriele matrices (2,5 x 5 cm)
2 injectiespuiten (5 ml)
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
26
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
°C.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/226/002
13.
Partij
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
27
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET OP ONDERZIJDE TRAYDEKSEL VOOR VERPAKKING VAN 4 MG
Verdeel over de matrix en wacht 15 min.
28
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET FLACON PROTEÏNE VOOR VERPAKKING VAN 4 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Poeder voor InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa
Implantatie
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Partij
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
4 mg dibotermine alfa
6.
OVERIGE
Medtronic BioPharma B.V.
29
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET FLACON OPLOSMIDDEL VOOR VERPAKKING VAN 4 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor InductOs
Water voor injectie
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Partij
PARTIJNUMMER
5.
10 ml
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
Medtronic BioPharma B.V.
30
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKING MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET MATRIX VOOR VERPAKKING VAN 4 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Matrix voor InductOs 1,5 mg/ml
Rundercollageen type I
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP: zie ommezijde
4.
PARTIJNUMMER
PARTIJ: zie ommezijde
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2 steriele matrices (2,5 x 5 cm)
6.
OVERIGE
7.
OMMEZIJDE
{nummer}
{JJJJ MM}
31
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING VOOR VERPAKKING VAN 12 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix
dibotermine alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 12 mg dibotermine alfa. Na reconstitutie bevat InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen
Poeder: sucrose, glycine, glutaminezuur, natriumchloride, natriumhydroxide en polysorbaat 80.
Oplosmiddel: water voor injectie
Matrix: rundercollageen type I
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix bevatten:
1 injectieflacon met 12 mg dibotermine alfa
1 injectieflacon met 10 ml water voor injectie
1 steriele matrix (7,5 x 10 cm)
2 injectiespuiten (10 ml)
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
32
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
°C.
Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter
bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/226/001
13.
Partij
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
33
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
34
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET OP BOVENZIJDE TRAYDEKSEL VOOR VERPAKKING VAN 12 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix
dibotermine alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 12 mg dibotermine alfa. Na reconstitutie bevat InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen
Poeder: sucrose, glycine, glutaminezuur, natriumchloride, natriumhydroxide en polysorbaat 80.
Oplosmiddel: water voor injectie
Matrix: rundercollageen type I
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix bevatten:
1 injectieflacon met 12 mg dibotermine alfa
1 injectieflacon met 10 ml water voor injectie
1 steriele matrix (7,5 x 10 cm)
2 injectiespuiten (10 ml)
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
35
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
°C.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/226/001
13.
Partij
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
36
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET OP ONDERZIJDE TRAYDEKSEL VOOR VERPAKKING VAN 12 MG
Verdeel over de matrix en wacht 15 min
37
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET FLACON PROTEÏNE VOOR VERPAKKING VAN 12 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Poeder voor InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa
Implantatie
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Partij
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
12 mg dibotermine alfa
6.
OVERIGE
Medtronic BioPharma B.V.
38
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET FLACON OPLOSMIDDEL VOOR VERPAKKING VAN 12 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor InductOs
Water voor injectie
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Partij
PARTIJNUMMER
5.
10 ml
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
Medtronic BioPharma B.V.
39
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKING MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET MATRIX VOOR VERPAKKING VAN 12 MG
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Matrix voor InductOs 1,5 mg/ml
Rundercollageen type I
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP: zie ommezijde
4.
PARTIJNUMMER
PARTIJ: zie ommezijde
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 steriele matrix (7,5 x 10 cm)
6.
OVERIGE
7.
OMMEZIJDE
{nummer}
{JJJJ MM}
40
B. BIJSLUITER
41
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor matriximplantatie
dibotermine alfa
Lees goed de hele bijsluiter voordat dit geneesmiddel aan u wordt toegediend want er staat
belangrijke informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is InductOs en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag dit middel niet aan u worden toegediend of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe wordt dit middel toegediend?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat
is InductOs en waarvoor
wordt dit middel gebruikt?
InductOs bevat de werkzame stof dibotermine alfa. Dit is een kopie van een eiwit met de naam
botmorfogenetisch proteïne 2 (BMP-2), dat door het lichaam zelf wordt aangemaakt en dat helpt bij
het aanmaken van nieuw botweefsel.
InductOs kan zowel worden gebruikt bij operaties waarbij ruggenwervels in de onderrug worden
vastgezet als bij reparatie van een botbreuk in het scheenbeen.
Vastzetten van wervels in de onderrug
Als u erg veel pijn heeft door een beschadigde tussenwervelschijf in uw onderrug en als andere
behandelingen niet effectief zijn gebleken, kunt u in aanmerking komen voor een operatie waarbij
ruggenwervels worden vastgezet. In plaats van het gebruik van een bottransplantaat uit uw heup wordt
hierbij InductOs gebruikt. Dit voorkomt mogelijke problemen en de pijn die kunnen worden
veroorzaakt door de operatie waarbij het bottransplantaat wordt verkregen.
Als InductOs wordt gebruikt bij een operatie voor het vastzetten van wervels in de onderrug wordt het
samen gebruikt met een medisch hulpmiddel dat de positie van uw wervelkolom corrigeert. Als u een
vraag heeft over het medische hulpmiddel, raadpleeg dan uw arts.
Gebroken scheenbeen
Als uw scheenbeen gebroken is, kan InductOs worden gebruikt als hulpmiddel bij de genezing van uw
botbreuk en om het risico op extra operaties te verkleinen. Het wordt gebruikt als aanvulling op de
standaardbehandeling en de standaardzorg bij scheenbeenbreuken.
2.
Wanneer mag dit middel niet aan u worden toegediend of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag dit middel niet aan u worden toegediend?
U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U bent nog in de groei (uw skelet is nog niet volgroeid).
U heeft een actieve infectie op de plaats van de operatie.
42
De arts die u behandelt besluit dat de bloedtoevoer naar de plaats van de botbreuk onvoldoende
is.
U wordt behandeld voor een fractuur die het gevolg is van een ziekte (bijvoorbeeld bij een
fractuur die is ontstaan door de ziekte van Paget of door kanker).
U heeft gehoord dat u kanker heeft of u wordt hiervoor behandeld.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Vertel het aan uw arts als u een auto-immuunziekte heeft, zoals reumatoïde artritis, lupus
erythematodes disseminatus, scleroderma, Sjögren-syndroom of dermatomyositis/polymyositis.
Vertel het ook aan uw arts als u een botziekte heeft.
Vertel het aan uw arts als u kanker heeft gehad.
Het product mag niet in direct contact komen met sommige typen botten. Uw chirurg weet
welke botten moeten worden vermeden.
Het gebruik van InductOs kan botvorming (heterotope ossificatie) in het omliggend weefsel
veroorzaken, wat tot complicaties kan leiden.
Sommige patiënten kunnen door plaatselijke vochtophoping zenuwpijn ontwikkelen, waardoor
het noodzakelijk kan zijn om de wond te draineren of het vocht operatief te verwijderen.
Sommige patiënten kunnen antilichamen tegen InductOs ontwikkelen (dit zijn stoffen die uw
lichaam aanmaakt om vreemde eiwitten te bestrijden). Hoewel geen nadelige effecten zijn
opgemerkt, zijn de effecten op lange termijn onbekend.
Vertel het aan uw arts als u een nier- of leverziekte heeft.
Bij patiënten bij wie InductOs werd gebruikt bij operaties in het bovenste deel van de
wervelkolom (nek) is in sommige gevallen een plaatselijke zwelling gemeld, wat soms tot
ademhalingsmoeilijkheden kan leiden. De veiligheid en werkzaamheid van InductOs bij
operaties aan de wervelkolom in de nek zijn niet vastgesteld en daarom mag InductOs hierbij
niet worden gebruikt.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast InductOs nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat innemen, inclusief vrij
verkrijgbare geneesmiddelen? Vertel dat dan uw arts.
Zwangerschap en borstvoeding
De effecten van InductOs op de zwangerschap zijn niet bekend. Het gebruik van het product wordt bij
zwangere vrouwen afgeraden.
Het is niet bekend of InductOs in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
InductOs heeft geen invloed op uw rijvaardigheid of op uw vermogen om machines te bedienen.
InductOs bevat rundercollageen, een eiwit dat van rundvee afkomstig is
Sommige patiënten kunnen antistoffen (stoffen die uw lichaam maakt om een vreemd eiwit te
bestrijden) tegen dibotermine alfa of tegen het collageen in het geneesmiddel ontwikkelen. In klinisch
onderzoek werd geen verband aangetoond tussen de aanwezigheid van antistoffen en bijwerkingen,
zoals allergieën. Ook werd niet aangetoond dat antistoffen de werkzaamheid van InductOs
verminderden. Als u vermoedt dat u een allergische reactie op collageen heeft, neem dan contact op
met uw arts.
InductOs bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per maximale dosis (twee verpakkingen
van 12 mg), wat wil zeggen dat het in wezen 'natriumvrij' is.
43
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
De arts die u behandelt, implanteert InductOs tijdens de operatie. Het medisch personeel zorgt ervoor
dat InductOs wordt klaargemaakt voor gebruik in de operatiekamer. Het poeder wordt opgelost in
steriel water, waarmee een oplossing wordt gevormd die wordt gebruikt om de spons vochtig te
maken. De vochtige spons wordt dan geïmplanteerd op een plek waar botgroei nodig is. Na verloop
van tijd zal de spons geleidelijk verdwijnen terwijl nieuw bot wordt gevormd.
Als InductOs bij u wordt gebruikt voor het vastzetten van wervels in uw onderrug, dan verwijdert uw
arts de beschadigde tussenwervelschijf die de pijn veroorzaakt en vervangt deze door een medisch
hulpmiddel dat gevuld is met InductOs. Het medische hulpmiddel corrigeert de positie van uw
wervelkolom, en InductOs bevordert botgroei tussen de twee wervels zodat deze blijvend in de juiste
positie worden gefixeerd.
Als bij u InductOs wordt gebruikt bij de behandeling van een gebroken scheenbeen, dan brengt uw
arts tijdens de operatie waarbij uw botbreuk wordt gerepareerd InductOs aan rondom de botbreuk. Uw
arts bepaalt hoeveel InductOs u zult krijgen, wat afhankelijk is van de grootte en het aantal
botbreuken. Gewoonlijk wordt er één verpakking van 12 mg gebruikt, en maximaal kunnen er twee
verpakkingen van 12 mg worden gebruikt.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen
Vertel het onmiddellijk aan uw arts of ga onmiddellijk naar de afdeling spoedeisende hulp van het
dichtstbijzijnde ziekenhuis als bij u InductOs is gebruikt voor een operatie in het bovenste deel van uw
wervelkolom (nek) en als u plaatselijk een zwelling krijgt, wat tot ademhalingsproblemen kan leiden.
De frequentie van deze bijwerking is niet bekend en kan niet worden bepaald aan de hand van de
beschikbare gegevens.
Andere bijwerkingen
Vastzetten van wervels in de onderrug
Raadpleeg onmiddellijk uw arts als zich bij u een van de volgende verschijnselen voordoet:
Vaak (kan voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen):
Extra botgroei, verplaatsing van het geïmplanteerde medische hulpmiddel, plaatselijke
vochtophoping en pijn die uitstraalt van uw rug naar uw been (ischias)
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Toename van botafbraak
Gebroken scheenbeen
Raadpleeg onmiddellijk uw arts als zich bij u een van de volgende verschijnselen voordoet:
Zeer vaak (kan voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen):
Lokale infectie
Vaak (kan voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen):
Plaatselijke vochtophoping
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Toename van botafbraak
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
44
nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
U hoeft dit product niet zelf te bewaren.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is dibotermine alfa (ook recombinant menselijk
botmorfogenetisch proteïne-2 genoemd), 4 mg (verpakking van 4 mg) of 12 mg (verpakking van
12 mg).
-
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, glycine, glutaminezuur, natriumchloride,
natriumhydroxide en polysorbaat 80, water voor injectie en rundercollageen type I.
Hoe ziet InductOs eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
InductOs wordt aan uw arts geleverd in de vorm van een verpakking die tijdens een operatie kan
worden geïmplanteerd.
Dibotermine alfa is een wit poeder dat in een glazen injectieflacon wordt gepresenteerd.
Water voor injectie is een heldere, kleurloze vloeistof die in een glazen injectieflacon wordt
gepresenteerd.
De spons is wit en wordt in een plastic blisterverpakking gepresenteerd.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
45

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén injectieflacon bevat 4 mg (verpakking van 4 mg) of 12 mg (verpakking van 12 mg) dibotermine
alfa. Na reconstitutie bevat InductOs 1,5 mg/ml dibotermine alfa.
Dibotermine alfa (recombinant humaan botmorfogenetisch proteïne-2; rhBMP-2) is een humaan eiwit,
afgeleid van een recombinante Chinese Hamster Ovarium cellijn (CHO).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix.
Het poeder is wit. Het oplosmiddel is een heldere, kleurloze vloeistof. De matrix is wit.
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
InductOs is geïndiceerd voor single-level intercorporele fusie van de lumbale wervelkolom als
vervanging voor autogeen bottransplantaat bij volwassenen met een degeneratieve discusaandoening
die gedurende minimaal 6 maanden niet operatief voor deze aandoening zijn behandeld.
InductOs is geïndiceerd voor de behandeling van acute tibiafracturen bij volwassenen, als aanvullende
behandeling naast de standaardbehandeling met open reductie van de fractuurdelen en mergpenfixatie
zonder uitboring.
Zie rubriek 5.1.

4.2 Dosering en wijze van toediening
InductOs mag uitsluitend worden gebruikt door een hiertoe bevoegd chirurg.
Dosering
InductOs moet precies worden klaargemaakt volgens de aanwijzingen voor het klaarmaken (zie
rubriek 6.6).
De aangewezen dosis wordt bepaald door het volume van bevochtigde matrix dat nodig is voor de
beoogde indicatie.


Als bij de chirurgische ingreep slechts een deel van het product nodig is, moet de bevochtigde matrix
op de gewenste maat worden geknipt en moet het ongebruikte deel worden weggegooid.


Bevochtigde matrices

Afmetingen van
Volume van Concentratie van
Dosis
van InductOs
bevochtigde
bevochtigde
bevochtigde
dibotermine
(verpakking van 4 mg)
matrix
matrix
matrix
alfa
1 matrix
2,5 cm x 5 cm
1,3 cm3
1,5 mg/cm3
2 mg
2 matrices
2 x (2,5 cm x
2,7 cm3
1,5 mg/cm3
4 mg
5 cm)
Doseringstabel voor InductOs, verpakking van 12 mg

Deel van bevochtigde

Afmetingen van
Volume van Concentratie van
Dosis
matrix van InductOs
bevochtigde
bevochtigde
bevochtigde
dibotermine
(verpakking van
matrix
matrix
matrix
alfa
12 mg)
1/6 van de matrix
2,5 cm x 5 cm
1,3 cm3
1,5 mg/cm3
2 mg
1/3 van de matrix
2,5 cm x 10 cm
2,7 cm3
1,5 mg/cm3
4 mg
2/3 van de matrix
5 cm x 10 cm
5,3 cm3
1,5 mg/cm3
8 mg
Volledige matrix
7,5 cm x 10 cm
8 cm3
1,5 mg/cm3
12 mg

Chirurgie van lumbale intercorporele fusie
Het vereiste volume van InductOs wordt bepaald door de tussenwervelschijfruimte, en de grootte, de
vorm en het interne volume van het (de) lumbale intercorporele fusiehulpmiddel(en) dat (die) wordt
(worden) gebruikt. Voorzichtigheid is geboden opdat het product niet wordt gecomprimeerd of opdat
de ruimte voor vorming van nieuw bot niet meer wordt gevuld dan nodig (zie rubriek 4.4).
Doorgaans wordt 4 mg (2,7 cm3 bevochtigde matrix) van InductOs gebruikt in de
tussenwervelschijfruimte. De maximumdosering wordt beperkt tot 8 mg (5,3 cm3 bevochtigde matrix)
InductOs in de tussenwervelschijfruimte. InductOs moet worden geplaatst in het (de) lumbale
intercorporele fusiehulpmiddel(en) of in het anterieure deel van de ruimte van de
tussenwervelschijfruimte.
Chirurgie van acute tibia fractuur

De te implanteren hoeveelheid InductOs wordt bepaald aan de hand van de anatomie van de fractuur
en de mogelijkheid om de wond te sluiten zonder het product overmatig aan of samen te drukken.
Gewoonlijk wordt elke fractuurplaats met de inhoud van één verpakking van 12 mg behandeld. De
maximale dosering is beperkt tot 24 mg (2 vol edige matrices van verpakkingen van 12 mg).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van InductOs bij kinderen in de leeftijd tot 18 jaar zijn niet
vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Het geneesmiddel wordt door middel van implantatie toegediend.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
Indien de wijze van toediening van InductOs niet wordt gevolgd, kunnen de veiligheid en
werkzaamheid ervan in gevaar komen.
Voor het hanteren van InductOs moet een tang worden gebruikt. Zorg dat tijdens het hanteren en
implanteren het weglekken van vloeistof van de matrix tot een minimum wordt beperkt. Niet
uitknijpen.
Bij deze indicatie mag InductOs niet zelfstandig worden gebruikt, maar moet het worden gebruikt met
een of meerdere goedgekeurde (CE-markering) lumbale intercorporele fusiehulpmiddelen.
Verenigbaarheid is aangetoond met titaan, polyetheretherketon (PEEK) en allogeen bottransplantaat.
Zorgvuldigheid en voorzichtigheid zijn geboden om overvullen van het lumbale intercorporele
fusiehulpmiddel en/of het anterieure deel van de tussenwervelschijfruimte te voorkomen (zie rubriek
4.4).
Voorafgaand aan de implantatie
Verpakking van 4 mg:
De matrix wordt vooraf in 2 delen van elk 2,5 cm x 5 cm geknipt.
Verpakking van 12 mg:
De matrix bestaat uit 1 deel van 7,5 cm x 10 cm. De bevochtigde matrix moet in 6 gelijke delen
worden geknipt (ongeveer 2,5 x 5 cm) om het selecteren van de dosis te faciliteren. De geselecteerde
delen kunnen naar wens verder worden bijgeknipt.
De holle geometrie van het lumbale intercorporele fusiehulpmiddel moet voorzichtig en losjes worden
gevuld met het volume van InductOs dat overeenstemt met het interne volume van het hulpmiddel.
Implantatie
In overeenstemming met de standaardpraktijkvoering moeten zowel het weefsel van de
tussenwervelschijven als de kraakbeendelen van de vertebrale eindplaten worden verwijderd, waarbij
de corticale delen van de eindplaten worden behouden, en hemostase moet worden bereikt (zie
rubriek 4.5).
Raadpleeg voor instructies voor implantatie van het lumbale intercorporele fusiehulpmiddel de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
InductOs mag niet posterieur ten opzichte van het lumbale intercorporele fusiehulpmiddel worden
geïmplanteerd, waar directe toegang tot het ruggenmergkanaal en/of de zenuwwortel(s) mogelijk is.
Indien lekken naar het ruggenmergkanaal en de zenuwwortel mogelijk is, moet opnieuw een fysieke
barrière tussen de matrix en neurologisch weefsel worden gecreëerd door bijvoorbeeld gebruik te
maken van lokaal bot of allogeen transplantaat (zie rubriek 4.5).

Na de implantatie
Na het implanteren van InductOs en het (de) lumbale intercorporele fusiehulpmiddel(en) mag de
binnenkant van de tussenwervelschijfruimte niet worden geïrrigeerd. Buiten de
tussenwervelschijfruimte moet het operatiegebied, voor zover nodig, worden geïrrigeerd en eventueel
vochtverlies van de bevochtigde matrix moet worden weggewassen.
Als het gebruik van een chirurgische drain noodzakelijk is, moet deze weg van de implantatieplaats
worden geplaatst of bij voorkeur in een weefsellaag die minder diep ligt dan de implantatieplaats.


Chirurgie van acute tibiafractuur

Voorafgaand aan de implantatie

Voorafgaand aan implantatie van InductOs moet voor definitieve reductie en fixatie van de
fractuurdelen en voor hemostase worden gezorgd.
InductOs moet voorafgaand aan de implantatie op maat worden gevouwen of geknipt.
Implantatie
InductOs wordt na standaard breuk- en wondbehandeling (dus op het moment van sluiten van de weke
delen) ingebracht.
InductOs worden bedekt. InductOs moet zo worden geplaatst dat het de fractuurzone overbrugt en dat
het goed contact maakt met de belangrijkste proximale en distale fragmenten.
InductOs kan (losjes samengepakt) in een holte worden geplaatst, worden opgevouwen, worden
opgerold of worden gewikkeld, passend bij het type fractuur. InductOs geeft geen mechanische
stabiliteit en mag niet worden gebruikt voor het opvullen van een holte waarop drukkrachten worden
uitgeoefend.
Na de implantatie
Irrigeer de wond niet na implantatie van InductOs.
Als het gebruik van een chirurgische drain noodzakelijk is, moet deze weg van de implantatieplaats
worden geplaatst of bij voorkeur in een weefsellaag die minder diep ligt dan de implantatieplaats.
Om een maximale potentiële werkzaamheid te bereiken is het belangrijk dat ervoor wordt gezorgd dat
InductOs na implantatie volledig door de weke delen wordt bedekt.


4.3 Contra-indicaties



InductOs is gecontra-indiceerd bij patiënten met:
·
overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen
·
onvolgroeidheid van het skelet
·
een actieve maligniteit of bij patiënten die een behandeling voor maligniteiten ondergaan
·
een actieve infectie op de plaats van de operatie
·
persistent compartimentsyndroom of neurovasculaire restverschijnselen van
compartimentsyndroom
·
pathologische fracturen zoals waargenomen bij (maar niet beperkt tot) de ziekte van Paget of in
bot met metastasen


4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik


Wanneer de instructies voor de bereiding van het product in rubriek 6.6 en de wijze van toediening in
rubriek 4.2 niet worden opgevolgd, kan dit de veiligheid en werkzaamheid van InductOs in gevaar
brengen.

Operatie aan de cervicale wervelkolom
De veiligheid en werkzaamheid van InductOs bij chirurgie aan de cervicale wervelkolom zijn niet
vastgesteld en InductOs mag dan ook niet worden gebruikt bij aandoeningen in dit gebied. Bij
patiënten die een chirurgische ingreep aan de cervicale wervelkolom hebben ondergaan, is melding
gemaakt van lokaal oedeem gerelateerd aan het gebruik van InductOs. Het ontstaan van het oedeem
was vertraagd en trad gewoonlijk binnen één week postoperatief op. In sommige gevallen was het
oedeem dermate ernstig dat de luchtwegen in gevaar kwamen.
Maligniteit
InductOs mag niet worden gebruikt bij patiënten met een voorgeschiedenis of klinisch vermoeden van
maligniteiten op de applicatieplaats (zie rubriek 4.3).
Heterotope ossificatie
Het gebruik van InductOs kan heterotope ossificatie op de plaats van implantatie en/of in het
omliggende weefsel veroorzaken, wat tot complicaties kan leiden.
Botresorptie toegenomen
InductOs kan in eerste instantie resorptie van omliggend trabeculair bot veroorzaken, zoals is
aangetoond met radiolucentie. Gezien het ontbreken van klinische gegevens mag het product dan ook
risico kan vormen op broosheid van het bot (zie rubriek 4.8).

Vochtophoping
Vorming van vochtophoping (pseudocysten, gelokaliseerd oedeem, effusie ter hoogte van de
implantatieplaats), in sommige gevallen ingekapseld, wat soms leidde tot zenuwcompressie en pijn, is
gemeld in verband met het gebruik van InductOs. Als de symptomen aanhouden, kan klinische
interventie (aspiratie en/of chirurgische verwijdering) noodzakelijk zijn (zie rubriek 4.8).
Immuunreactie
Zowel dibotermine alfa als rundercollageen type I hebben immuunreacties bij patiënten veroorzaakt.
Anti-dibotermine alfa-antilichamen: in onderzoek naar fusie van de wervelkolom ontwikkelde 1,3%
van de patiënten bij wie InductOs werd geïmplanteerd antilichamen tegen dibotermine alfa versus
0,8% van de patiënten bij wie autogeen bottransplantaat werd gebruikt. In onderzoek met fracturen
van lange botten ontwikkelde 6,3% van de patiënten bij wie dibotermine alfa met
rundercollageenmatrix type I werd geïmplanteerd antilichamen tegen dibotermine alfa versus 1,3% in
de controlegroep. Alle patiënten die werden getest op neutraliserende antilichamen tegen
botmorfogenetisch proteïne 2 waren negatief.
Anti-rundercollageen type I-antilichamen: in onderzoek naar fusie van de wervelkolom ontwikkelde
13,5% van de patiënten bij wie InductOs werd geïmplanteerd antilichamen tegen rundercollageen
type I versus 14,3% van de patiënten bij wie autogeen bottransplantaat werd gebruikt. In onderzoek
met fracturen van lange botten ontwikkelde 13,0% van de patiënten bij wie dibotermine alfa met
rundercollageenmatrix type I werd geïmplanteerd antilichamen tegen rundercollageen type I versus
5,3% in de controlegroep. Geen enkele van de patiënten met positieve titers op rundercollageen type I
vertoonde kruisreagerende antilichamen tegen humaan collageen type I.
Hoewel in klinisch onderzoek geen verband met klinische resultaten of bijwerkingen kon worden
waargenomen, kan de kans op het ontwikkelen van neutraliserende antilichamen of
overgevoeligheidsreacties niet worden uitgesloten. Er moet rekening mee worden gehouden dat er een
kans is op een immuunreactie op het product in gevallen waarbij een bijwerking met immunologische
achtergrond wordt vermoed. Bij patiënten die al eerder collageeninjecties hebben ontvangen, moeten
de risico's en voordelen extra zorgvuldig worden afgewogen (zie rubriek 4.3). Omdat hier geen
ervaring mee is opgedaan, wordt het herhaald gebruiken van InductOs niet aanbevolen.
Speciale patiëntengroepen
De veiligheid en effectiviteit van het gebruik van InductOs bij patiënten die bekend zijn met auto-
immuunziekten zijn niet vastgesteld. Deze auto-immuunziekten omvatten reumatoïde arthritis,
systemische lupus erythematosus, scleroderma, het syndroom van Sjögren en
dermatomyositis/polymyositis.
Bij patiënten met metabole botaandoeningen zijn de veiligheid en effectiviteit van InductOs niet
aangetoond.
Er is geen onderzoek verricht bij patiënten met een lever-, nier- of hartfunctiestoornis.
Het verdient aanbeveling dat de arts bij deze speciale patiëntengroepen voorafgaand aan het gebruik
van InductOs voor elke specifieke patiënt een zorgvuldige afweging maakt van de voordelen en de
risico's. Het verdient aanbeveling om de patiënt zorgvuldig te bewaken op bijwerkingen en op het
slagen van de behandeling.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per maximale dosis (twee verpakkingen
van 12 mg), wat wil zeggen dat het in wezen 'natriumvrij' is.

intercorporele fusie
Voor de volgende aandoeningen zijn de veiligheid en werkzaamheid van InductOs niet vastgesteld:
· gebruik met intercorporele fusiehulpmiddelen die vervaardigd zijn van ander materiaal dan titaan,
PEEK of bot
· implantaties in andere locaties dan de lumbale wervelkolom
· toepassing bij andere operatieve technieken dan lumbale intercorporele fusie
Om excessieve farmacologische effecten van InductOs te voorkomen, zijn zorgvuldigheid en
voorzichtigheid geboden om te vermijden dat het lumbale intercorporele fusiehulpmiddel en/of het
anterieure deel van de tussenwervelschijfruimte overvuld worden.
Heterotope ossificatie
Botvorming buiten de tussenwervelschijfruimte is niet wenselijk omdat het een schadelijk effect kan
hebben op lokale neurovasculaire structuren.
In klinische onderzoeken waarbij een degenererende discusaandoening werd behandeld met een
procedure van posterieure lumbale intercorporele fusie met dibotermine alfa, werd op CT-scans
posterieure botvorming waargenomen. In sommige gevallen kan het leiden tot zenuwcompressie die
mogelijk een chirurgische interventie vereist (zie rubriek 4.8). Als voorzorg moet opnieuw een fysieke
barrière worden gecreëerd tussen de matrix en neurologisch weefsel (zie rubriek 4.2).
Dislocatie van het hulpmiddel
Hulpmiddeldislocatie kan optreden na het gebruik van InductOs bij fusiechirurgie van de wervelkolom
die mogelijk een chirurgische revisie vereist (zie rubriek 4.8).

Bijzondere waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen voor gebruik, specifiek voor acute
tibiafracturen

InductOs is bedoeld voor gebruik bij patiënten:
·
met voldoende reductie en stabilisatie van de fractuur zodat er sprake is van mechanische
stabiliteit
·
bij wie de neurovasculaire situatie voldoende is (dat wil zeggen: afwezigheid van
compartimentsyndroom, laag amputatierisico)
·
met voldoende hemostase (d.w.z. wat een relatief droge implantatieplaats geeft)
·
zonder herstel van een groot segmentaal defect van het pijpbeen, waarbij significante
compressie van weke delen kan voorkomen.
Het implantaat mag uitsluitend bij goed zicht en met uiterste zorg op de fractuur worden aangebracht
(zie rubriek 4.2).
Informatie over de effectiviteit bij tibiafracturen is uitsluitend beschikbaar uit gecontroleerde klinische
trials waarbij open tibiafracturen werden behandeld met behulp van mergpenfixatie (zie rubriek 5.1).
In een klinisch onderzoek waarin het intramedullaire kanaal werd opgeboord tot de corticale wand,
werd in de groep die met InductOs werd behandeld een hogere frequentie van infectie waargenomen
dan in de controlegroep die een standaardbehandeling kreeg (zie rubriek 4.8). Het gebruik van
InductOs met geboorde pennen bij het zetten van open tibiafracturen wordt niet aanbevolen.
InductOs geeft geen mechanische stabiliteit en mag niet gebruikt worden voor het opvullen van een
holte waarop drukkrachten worden uitgeoefend. Procedures voor de behandeling van
pijpbeenfracturen en weke delen moeten op standaardprocedures, waaronder controle op infecties,
worden gebaseerd.
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Aangezien dibotermine alfa een eiwit is en niet in de bloedsomloop is waargenomen, zijn
farmacokinetische interacties met andere geneesmiddelen onwaarschijnlijk.
In klinisch onderzoek met acute tibiafracturen ervoeren meer InductOs-patiënten die gelijktijdig
NSAID's ontvingen gedurende 14 achtereenvolgende dagen lichte of matig ernstige bijwerkingen met
betrekking tot wondherstel (bijvoorbeeld wonddrainage) dan InductOs-patiënten die geen NSAID's
gebruikten. Hoewel dit geen effect had op de uitkomst voor de patiënt kan een interactie tussen
NSAID's en InductOs niet worden uitgesloten.
Informatie uit klinisch onderzoek met acute tibiafracturen wees erop dat het gebruik van InductOs bij
patiënten die glucocorticoïden ontvingen niet met aanwijsbare ongewenste neveneffecten gepaard
ging. In niet-klinisch onderzoek onderdrukte gelijktijdige toediening van glucocorticoïden het
botherstel (gemeten als een % verandering ten opzichte van de controlegroep), maar de effecten van
InductOs werden hierdoor niet gewijzigd.
In een in-vitro-onderzoek werd aangetoond dat dibotermine alfa bindt aan hemostatica of
weefsellijmen op basis van fibrine. Het gebruik van deze producten in de dichte nabijheid van
InductOs wordt niet aanbevolen, omdat dit kan leiden tot botvorming op de locatie van implantatie van
het hemostaticum of de weefsellijm op basis van fibrine (zie rubriek 4.2).

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding

Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van dibotermine alfa bij zwangere
vrouwen.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
Omdat niet bekend is welke risico's voor de foetus samenhangen met de mogelijke ontwikkeling van
neutraliserende antilichamen tegen dibotermine alfa wordt InductOs niet aanbevolen voor gebruik
tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen anticonceptie toepassen
(zie rubriek 4.4).

Borstvoeding
Er is geen informatie over de uitscheiding van dibotermine alfa/metabolieten in de moedermelk.
Rekening houdend met het type product, wordt geen systemische blootstelling verwacht van
zuigelingen die borstvoeding krijgen, hoewel een risico voor de pasgeborene/zuigeling niet kan
worden uitgesloten.
Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met InductOs niet
moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van
behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
In niet-klinisch onderzoek werd geen effect op de fertiliteit waargenomen. Er zijn geen klinische
gegevens beschikbaar; het potentiële risico voor de mens is niet bekend.

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
machines te bedienen.


4.8 Bijwerkingen

Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen voor InductOs bij chirurgie van lumbale intercorporele fusie
waren radiculopathische voorvallen en bij chirurgie van acute tibiafractuur was dat lokale infectie. De
ernstigste bijwerking was gelokaliseerd oedeem bij operatie aan de cervicale wervelkolom. De
incidentie van bijwerkingen bij gebruik van InductOs werd niet beïnvloed door sekse, leeftijd of ras.
Tabellarische lijst met bijwerkingen
Meer dan 1700 patiënten hebben tijdens klinisch onderzoek InductOs ontvangen. In onderzoek naar
pijpbeenfracturen hebben meer dan 500 patiënten InductOs ontvangen. In onderzoek naar lumbale
intercorporele fusie hebben meer dan 600 patiënten InductOs ontvangen. De overige patiënten namen
deel aan onderzoek waarin InductOs werd gebruikt voor indicaties die momenteel niet zijn
goedgekeurd binnen de EU. Deze gegevens worden aangevuld met informatie over gebruik van
InductOs in de algemene populatie.
De frequentie van de bijwerkingen bij patiënten die zijn blootgesteld aan behandeling met InductOs
wordt weergegeven in de tabel hieronder. De frequentie wordt gedefinieerd als zeer vaak ( 1/10) of
vaak ( 1/100 tot < 1/10). Er werden geen bijwerkingen waargenomen met de frequentie soms
( 1/1.000 tot < 1/100), zelden ( 1/10.000 tot < 1/1.000) of zeer zelden (< 1/10.000).
De frequentie van de bijwerkingen die werden vastgesteld bij gebruik van InductOs tijdens de post-
marketing-periode zijn niet bekend, omdat deze bijwerkingen werden gemeld uit een populatie
waarvan de omvang onduidelijk is.

Systeem/orgaan-

Frequenties
klasse
Zeer vaak
Vaak
Niet bekend
Algemene
Hulpmiddeldislocatie1*
aandoeningen en
Vochtophoping2*
toedieningsplaats-
stoornissen
Skeletspierstelsel- en
Heterotope ossificatie1, 3*
Osteolyse*
bindweefsel-
Botresorptie
aandoeningen
toegenomen*
Zenuwstelselaandoe
Radiculopathische
ningen
voorvallen1, 4
Infecties en
Lokale infectie5*

parasitaire
aandoeningen
1 Waargenomen tijdens gebruik bij lumbale intercorporele fusie
2 Vochtophoping omvat gelokaliseerd oedeem, pseudocyste en vochtophoping op implantatieplaats.
3 Heterotope ossificatie omvat exostose, ectopische ossificatie, postoperatieve heterotope calcificatie,
botvorming toegenomen en verkalking op implantatieplaats.
4 Radiculopathische voorvallen omvatten radiculitis, lumbale radiculopathie, radiculaire pijn,
radiculitis lumbosacraal, radiculopathie en ischias.
5 Waargenomen tijdens gebruik bij acute tibiafracturen
* Aanvullende informatie wordt hieronder gegeven

Vorming van nieuw bot en botremodellering
Als onderdeel van het farmacologisch werkingsmechanisme van dibotermine alfa treedt
botremodellering op (zie rubriek 5.1). In dit proces treedt zowel botresorptie als botvorming op. Onder
sommige omstandigheden kan een versterking van deze processen leiden tot complicaties zoals
zenuwcompressie (als gevolg van heterotope ossificatie) of hulpmiddeldislocatie (wat in verband
wordt gebracht met botresorptie of osteolyse).
Tijdens een twee jaar durende opvolging in klinische onderzoeken voor lumbale intercorporele fusie
met een posterieure benadering kwam heterotope ossificatie, waargenomen op radiografische beelden,
vaker voor bij patiënten die werden behandeld met InductOs dan bij autogeen transplantaat (zie
rubriek 4.4). Deze radiografische bevinding kan asymptomatisch of symptomatisch zijn.
Vochtophoping
Als gevolg van de angiogene activiteit van InductOs kan vochtophoping optreden (pseudocyste,
gelokaliseerd oedeem, vochtophoping op implantatieplaats), in sommige gevallen ingekapseld, wat
soms leidt tot zenuwcompressie en/of pijn.
Gelokaliseerd oedeem kwam vaak voor wanneer InductOs werd gebruikt bij fusie van de cervicale
wervelkolom. Het oedeem komt vertraagd op en is in enkele gevallen ernstig genoeg om de
luchtwegen in gevaar te brengen (zie rubriek 4.4).
Gelokaliseerde infectie
Bij patiënten in een klinisch onderzoek bij wie het intramedullaire kanaal werd opgeboord tot de
corticale wand trad zeer vaak een gelokaliseerde infectie van het gebroken ledemaat op ( 1/10). Een
hoger percentage infecties werd waargenomen in de groep die met InductOs werd behandeld in
vergelijking met de controlegroep die een standaardbehandeling kreeg (respectievelijk 19% en 9%; zie
rubriek 4.4). Bij gebruik van mergpennen zonder uitboring was het geschatte percentage infecties in de
behandelingsgroep en de controlegroep van het onderzoek vergelijkbaar (respectievelijk 21% en 23%).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering
In geval van overdosering (d.w.z. een patiënt krijgt een concentratie of hoeveelheid van dibotermine
alfa die groter is dan aanbevolen), moet de behandeling ondersteunend zijn.
Bij patiënten die cervicale chirurgie van de wervelkolom ondergingen is het gebruik van InductOs in
hoeveelheden kleiner dan of gelijk aan die voor lumbale intercorporele fusie in verband gebracht met
meldingen van gelokaliseerd oedeem dat ernstig genoeg was om te leiden tot belemmering van de
luchtwegen (zie rubriek 4.4).
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen


Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen voor de behandeling van botziekten,
botmorfogenetische eiwitten, ATC-code: M05BC01
Dibotermine alfa is een osteo-inductief eiwit dat leidt tot de aanmaak van nieuw botweefsel op de
plaats van de implantatie. Dibotermine alfa bindt zich aan receptoren aan de oppervlakte van
cellen. Terwijl de matrix uiteenvalt, vormen de gedifferentieerde cellen trabeculair bot, waarbij
tegelijkertijd sprake is van vasculaire invasie. Het botvormingsproces ontwikkelt zich vanaf de
buitenkant van het implantaat naar het midden toe totdat het gehele InductOs-implantaat is vervangen
door trabeculair bot.
Plaatsing van InductOs in trabeculair bot resulteerde in voorbijgaande resorptie van het bot rondom
het implantaat, gevolgd door vervanging door nieuw, compacter bot. Remodellering van het
omliggende bot gebeurt overeenkomstig de biomechanische krachten die erop worden uitgeoefend.
Het feit dat InductOs de remodellering van bot kan ondersteunen, kan verantwoordelijk zijn voor de
biologische en biomechanische integratie van het nieuwe door InductOs aangemaakte bot met het
omliggende bot. Radiologische, biomechanische en histologische evaluatie van het aangemaakte bot
wijst erop dat het biologisch en biomechanisch op dezelfde manier functioneert als natuurlijk bot.
Bovendien komt uit niet-klinisch onderzoek naar voren dat het bot dat is aangemaakt door het gebruik
van InductOs zichzelf in geval van een nieuwe breuk op dezelfde wijze kan herstellen als natuurlijk
bot.
Uit niet-klinisch onderzoek blijkt dat de botvorming die door InductOs is geïnitieerd een
zelfbeperkend proces is, waarbij een afgebakende hoeveelheid bot wordt gemaakt. Deze zelfbeperking
is vermoedelijk een gevolg van de vermindering van dibotermine alfa op de plaats van het implantaat,
evenals de aanwezigheid van BMP-remmers in het omliggende weefsel. Bovendien wijzen
verschillende niet-klinische onderzoeken erop dat er op moleculair niveau een mechanisme van
negatieve feedback plaatsvindt waardoor de botaanmaak door BMP's wordt beperkt.
Histologisch bewijs uit dieronderzoek naar lumbale intercorporele fusie met anterieure of posterieure
chirurgische benaderingen toonde aan dat dibotermine alfa, toegediend met titaan, PEEK of
intercorporele hulpmiddelen met allogeen transplantaat, biocompatibel was en consequent hoge
fusiepercentages opleverde, ongeacht de chirurgische benadering of het hulpmiddelmateriaal, met
minder aanwezigheid van vezelig weefsel dan bij autogeen transplantaat.
Uit klinisch farmacologisch onderzoek blijkt dat de matrix zelf niet osteo-inductief is en in biopten die
16 weken na implantatie zijn genomen is de matrix al niet meer aanwezig.
Farmacodynamische informatie specifiek voor onderzoek met lumbale intercorporele fusie
De werkzaamheid en veiligheid van InductOs zijn aangetoond in een gerandomiseerd, gecontroleerd,
non-inferioriteitsonderzoek in meerdere centra met 279 patiënten die in leeftijd varieerden van 19­78
jaar en die een open anterieure lumbale wervelfusie-procedure ondergingen. De patiënten waren
voorafgaand aan anterieure fusie van de lumbale wervelkolom met InductOs gedurende ten minste zes
maanden non-operatief behandeld. De patiënten werden gerandomiseerd voor het ontvangen van een
intercorporeel fusiehulpmiddel van titaan dat werd gevuld met InductOs of met autogeen
bottransplantaat dat uit de bekkenkam werd afgenomen.
Vierentwintig maanden na de operatie bleek InductOs statistisch niet inferieur ten opzichte van
autogeen bottransplantaat met een slagingspercentage voor radiologisch bepaalde fusie van 94,4%
voor InductOs versus 88,9% voor autogeen bottransplantaat (95% tweezijdig BI van het verschil: -
1,53, 12,46). Voor pijn en invaliditeit (Oswestry-score) was het slagingspercentage 72,9% in de groep
waarvoor InductOs werd gebruikt versus 72,5% in de groep waarvoor autogeen bottransplantaat werd
gebruikt (95% tweezijdig BI van het verschil: -11,2, 12,0).
Een post-hoc meta-analyse van 6 gecontroleerde klinische onderzoeken met gegevens van patiënten
die werden behandeld met InductOs of autogeen bottransplantaat, toegediend met intercorporele
fusiehulpmiddelen met CE-markering of spacers met allogeen bottransplantaat en diverse chirurgische
benaderingen, toonde aan dat InductOs, 24 maanden na de chirurgische ingreep, gepaard ging met een
hoger slagingspercentage van fusie (95%; 241 van de 255 patiënten) vergeleken met autogeen
bottransplantaat (85%; 177 van de 209 patiënten), met een odds ratio van 3,26 (95% BI: 1,172; 9,075;
autogeen bottransplantaat bedroeg 11,7% (95% BI: 0,8%; 22,5%; P = 0,035).
In een analyse van gepoolde veiligheidsgegevens van 8 klinische onderzoeken 24 maanden na de
chirurgische ingreep was de frequentie van patiënten met pseudoartrose ongeveer de helft lager na
behandeling met InductOs (4,8%; 22 van de 456 patiënten) vergeleken met autogeen bottransplantaat
(12,7%; 31 van de 244 patiënten).

Farmacodynamische informatie specifiek voor onderzoek met acute tibiafracturen
De werkzaamheid van InductOs is aangetoond in een multinationaal, gerandomiseerd, gecontroleerd,
enkelblind onderzoek met 450 patiënten (in leeftijd variërend van 18 tot 87 jaar; 81% mannen) met
open tibiafracturen waarvoor chirurgisch ingrijpen noodzakelijk was. Patiënten ontvingen (in een
verhouding van 1:1:1) de standaardbehandeling (controlegroep), die bestond uit mergpenfixatie en
routinebehandeling van de weke delen, standaardbehandeling plus InductOs 0,75 mg/ml, of
standaardbehandeling plus InductOs 1,5 mg/ml. Patiënten werden gedurende 12 maanden na het
sluiten van de weke delen gevolgd.
In het kernonderzoek bij acute tibiafracturen nam de kans op fractuurgenezing bij gebruik van
InductOs toe: bij patiënten die met InductOs 1,5 mg/ml werden behandeld was de kans op falen van de
behandeling 44% kleiner (secundaire ingreep ter bevordering van fractuurgenezing) ten opzichte van
patiënten in de groep die de standaard behandeling ontving (RR = 0,56; 95% BI = 0,40 tot 0,78). Deze
resultaten werden onafhankelijk bevestigd door een voor de behandeling geblindeerd radiologiepanel.
Het aantal secundaire en volgende ingrepen was bij de patiënten die met InductOs werden behandeld
significant lager, vooral met betrekking tot meer invasieve ingrepen als bottransplantatie en
penwisseling (P = 0,0326).
De proportie patiënten die na behandeling met InductOs 1,5 mg/ml genas, was bij alle
polikliniekbezoeken vanaf 10 weken tot 12 maanden na de operatie significant hoger, hetgeen duidt op
een snellere fractuurgenezing.
De effectiviteit van InductOs 1,5 mg/ml was (vergeleken met standaardbehandeling) significant, zowel
bij rokende als niet-rokende patiënten.



Ernst van de fracturen:
de behandeling met InductOs 1,5 mg/ml was significant effectief bij alle typen
fracturen, met inbegrip van ernstige Gustilo IIIB-fracturen (52% verlaagd risico op secundaire
ingrepen in vergelijking met patiënten die de standaardbehandeling kregen).
Bij de InductOs 1,5 mg/ml-groep was het aantal patiënten waarbij de wonden van de weke delen
waren genezen bij het bezoek dat 6 weken na de ingreep plaatsvond significant hoger dan bij de groep
die de standaardbehandeling kreeg (83% versus 65%; P = 0,0010). Bij de InductOs 1,5 mg/ml-groep
was het aantal patiënten met hardware-defecten (gebogen of gebroken borgschroeven) significant
lager dan bij de groep die de standaardbehandeling kreeg (11% versus 22%; P = 0,0174).


5.2 Farmacokinetische eigenschappen

InductOs is actief op de plaats van de implantatie. In twee verkennende onderzoeken werden voor en
na de ingreep serummonsters afgenomen bij enkele patiënten met pijpbeenfracturen. Dibotermine alfa
was in serum niet detecteerbaar.
Bij dieronderzoek (ratten) waarbij InductOs met radioactief gelabeld dibotermine alfa werd gebruikt,
was de gemiddelde verblijfsduur op de plaats van de implantatie 4-8 dagen. Binnen 6 uur na
implantatie werden piekconcentraties van circulerend dibotermine alfa waargenomen (0,1% van de
geïmplanteerde dosis). Na intraveneuze injectie van dibotermine alfa was de halfwaardetijd bij ratten
16 minuten en bij cynomolgus-apen 6,7 minuten. De conclusie luidt derhalve dat dibotermine alfa op
de plaats van de implantatie langzaam uit de matrix vrijkomt en snel wordt geklaard wanneer het in de
bloedsomloop wordt opgenomen.

Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, acute toxiciteit en toxiciteit
bij herhaalde dosering, en genotoxiciteit.
In reproductietoxiciteitsonderzoek bij ratten, met intraveneuze toediening van dibotermine alfa om de
systemische blootstelling te maximaliseren, werd een toegenomen foetaal gewicht en een toegenomen
foetale ossificatie waargenomen en kon een behandelingsgerelateerd effect niet worden uitgesloten.
De klinische relevantie van deze effecten is onbekend.
Voor het experimenteel induceren van antidibotermine alfa-antilichamen vond bij drachtige konijnen
hyperimmunisatie met dibotermine alfa plaats, waarna anti-dibotermine-antilichamen zijn onderzocht.
Bij sommige foetussen met verminderd lichaamsgewicht was sprake van verminderde ossificatie van
frontale en pariëtale botten (bij 4 van de 151 foetussen), waarvan gewoonlijk wordt aangenomen dat
dit reversibel is, waarbij antilichaam-gerelateerde effecten niet konden worden uitgesloten. Verder
werden geen veranderingen in de foetale externe of viscerale morfologie of morfologie van het skelet
waargenomen.
In vitro vertoonde dibotermine alfa variabele effecten op humane tumorcellijnen. De beschikbare in-
vivo-gegevens op humane tumorcellijnen duiden niet op een potentie voor de bevordering van
tumorgroei of metastase. Als product voor eenmalig gebruik is InductOs
niet in vivo op carcinogeniteit
getest (zie ook rubriek 4.3).
InductOs werd bestudeerd in een model voor implantatie in de wervelkolom bij honden. InductOs
werd na laminectomie rechtstreeks op de blootgelegde dura geïmplanteerd. Hoewel na applicatie van
InductOs vernauwing van de neuroforamen en stenose werden waargenomen, werden geen
mineralisatie van de dura, geen wervelkolomstenose en geen neurologische gebreken waargenomen.

6.

FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen


Poeder
sucrose
glycine
glutaminezuur
natriumchloride
polysorbaat 80
natriumhydroxide


Oplosmiddel
water voor injectie


Matrix
rundercollageen type I


6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.


6.3 Houdbaarheid

3 jaar
Bewaren beneden 30 °C. Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.


6.5 Aard en inhoud van de verpakking

Een verpakking van 4 mg van InductOs bevat:
·
Poeder in een injectieflacon (10 ml; Type I glas) met een stop (bromobutyl rubber).
·
Oplosmiddel in een injectieflacon (10 ml; Type I glas) met een stop (bromobutyl rubber).
·
Twee matrices (2,5 cm x 5 cm) in een blisterverpakking (polyvinylchloride - PVC).
·
Twee spuiten (5 ml; polypropyleen).
·
Twee naalden (roestvrij staal).
Een verpakking van 12 mg van InductOs bevat:
·
Poeder in een injectieflacon (20 ml; Type I glas) met een stop (bromobutyl rubber).
·
Oplosmiddel in een injectieflacon (10 ml; Type I glas) met een stop (bromobutyl rubber).
·
Eén matrix (7,5 cm x 10 cm) in een blisterverpakking (polyvinylchloride - PVC).
·
Twee spuiten (10 ml; polypropyleen).
·
Twee naalden (roestvrij staal).
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
InductOs wordt onmiddellijk voorafgaand aan gebruik bereid. Dibotermine alfa mag uitsluitend
worden gebruikt na reconstitutie met het in de InductOs-verpakking meegeleverde oplosmiddel en de
matrix.
Na bereiding bevat InductOs dibotermine alfa met een concentratie van 1,5 mg/ml.
InductOs mag niet worden gebruikt met een hogere concentratie dan 1,5 mg/ml (zie rubriek 4.9).
Bereiding van het product


Om overbelasting van de matrix te voorkomen, is het belangrijk dat de dibotermine alfa wordt
gereconstitueerd en dat de gehele matrix wordt bevochtigd op de wijze die hieronder wordt
beschreven.

Verpakking van 4 mg:
In de niet-steriele omgeving
1.
Plaats met behulp van een steriele techniek één spuit, één naald en de matrix in de
binnenverpakking in de steriele omgeving.
2.
Desinfecteer de dopjes van de injectieflacons met dibotermine alfa en oplosmiddel.
3.
Neem de overgebleven spuit en naald uit de verpakking en los de dibotermine alfa in de
injectieflacon op met 3,2 ml oplosmiddel. Injecteer het oplosmiddel langzaam in de
injectieflacon met het gevriesdroogde dibotermine alfa. Zwenk de injectieflacon zachtjes om de
reconstitutie te bevorderen. Niet schudden. Gooi de spuit en naald na gebruik weg.

3,2 ml oplosmiddel
4.
Desinfecteer het dopje van de injectieflacon met het gereconstitueerde dibotermine alfa.
In de steriele omgeving
5.
Open de binnenverpakking van de matrices en laat de matrices in hun omhulsel liggen.
6.
Trek met behulp van een aseptische overbrengtechniek en de spuit en naald uit stap 1 in het
niet-steriele veld 2,8 ml van de gereconstitueerde dibotermine alfa-oplossing op uit de
injectieflacon, waarbij de injectieflacon op zijn kop wordt gehouden om het optrekken te
vergemakkelijken.
7.
Laat de matrices in het omhulsel liggen en verdeel 1,4 ml van de dibotermine alfa-oplossing
GELIJKMATIG over elk van de twee matrices van 2,5 cm x 5 cm, volgens het patroon in de
afbeelding hieronder.


8.
Wacht TEN MINSTE 15 minuten met het gebruik van het bereide InductOs-product. Het
product moet binnen 2 uur na bereiding worden gebruikt.
Verpakking van 12 mg:
In de niet-steriele omgeving
1.
Plaats met behulp van een steriele techniek één spuit, één naald en de matrix in de
binnenverpakking in de steriele omgeving.
2.
Desinfecteer de dopjes van de injectieflacons met dibotermine alfa en oplosmiddel.
3.
Neem de overgebleven spuit en naald uit de verpakking en los de dibotermine alfa in de
injectieflacon op in 8,4 ml oplosmiddel. Injecteer het oplosmiddel langzaam in de injectieflacon
met het gevriesdroogde dibotermine alfa. Zwenk de injectieflacon zachtjes om de reconstitutie
te bevorderen. Niet schudden. Gooi de spuit en naald na gebruik weg.

8,4 ml oplosmiddel
4.
Desinfecteer het dopje van de injectieflacon met het gereconstitueerde dibotermine alfa.
In de steriele omgeving
5.
Open de binnenverpakking van de matrix en laat de matrix in het omhulsel liggen.
6.
Trek met behulp van een aseptische overbrengtechniek en de spuit en naald uit stap 1 in het
niet-steriele veld 8,0 ml van de gereconstitueerde dibotermine alfa-oplossing op uit de
injectieflacon, waarbij de injectieflacon op zijn kop wordt gehouden om het optrekken te
vergemakkelijken.
7.
Laat de matrix in het omhulsel liggen en verdeel de dibotermine alfa-oplossing GELIJKMATIG
over de matrix volgens het patroon in de afbeelding hieronder.
8,0 ml
dibotermine alfa


8.
Wacht TEN MINSTE 15 minuten met het gebruik van het bereide InductOs-product. Het
product moet binnen 2 uur na bereiding worden gebruikt.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.


7.

HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
tel +31 (0) 45 566 8000

8.

NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/02/226/001
EU/1/02/226/002
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 9 september 2002
Datum van laatste verlenging: 20 juli 2012

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu)
Bijkomende voorlichtingsmaterialen voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg zijn beschikbaar
op de volgende URL: [URL invoegen] <en de website van de <lidstaat>>.










BIJLAGE II

A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

C.

ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN

D.

VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG
EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Wyeth BioPharma Division of Wyeth Pharmaceuticals LLC
One Burtt Road
Andover
Massachusetts 01810
Verenigde Staten
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).


C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE

VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
·
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
·
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder dient de inhoud en het format van het voorlichtingsprogramma, met
inbegrip van communicatiemedia, distributiemodaliteiten en andere aspecten van het
programma, overeen te komen met de nationale bevoegde instantie.
Het voorlichtingsprogramma is gericht:
·
op het vergroten van het bewustzijn van het risico op heterotope ossificatie en het potentiële
risico op medicatiefouten en foutief gebruik van InductOs, en op het verstrekken van een
leidraad voor de manier waarop deze risico's moeten worden beheerst.
De vergunninghouder dient ervoor te zorgen dat, in elke lidstaat waar InductOs in de handel
wordt gebracht, alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg van wie wordt verwacht dat ze
InductOs gebruiken het volgende voorlichtingspakket krijgen:
·
Voorlichtingsmateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Het voorlichtingsmateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dient het volgende
te bevatten:
·
De Samenvatting van de productkenmerken
·
Trainingsmateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Het trainingsmateriaal voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dient de volgende
essentiële elementen te bevatten:
o Gedetailleerde beschrijving van de toedieningsprocedures van InductOs in de SPC en van
de maatregelen die moeten worden genomen om medicatiefouten en foutief gebruik te
vermijden, en om het risico op heterotope ossificatie te minimaliseren.
BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER




A. ETIKETTERING


BUITENVERPAKKING VOOR VERPAKKING VAN 4 MG


1.

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix
dibotermine alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 4 mg dibotermine alfa. Na reconstitutie bevat InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa.
3. LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen
Poeder: sucrose, glycine, glutaminezuur, natriumchloride, natriumhydroxide en polysorbaat 80
Oplosmiddel: water voor injectie
Matrix: rundercollageen type I
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix bevatten:
1 injectieflacon met 4 mg dibotermine alfa
1 injectieflacon met 10 ml water voor injectie
2 steriele matrices (2,5 x 5 cm)
2 injectiespuiten (5 ml)
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30 °C. Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter
bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/226/002
13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC
SN
NN

ETIKET OP BOVENZIJDE TRAYDEKSEL VOOR VERPAKKING VAN 4 MG


1.

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix
dibotermine alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 4 mg dibotermine alfa. Na reconstitutie bevat InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa.
3. LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen
Poeder: sucrose, glycine, glutaminezuur, natriumchloride, natriumhydroxide en polysorbaat 80
Oplosmiddel: water voor injectie
Matrix: rundercollageen type I


4. FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix bevatten:
1 injectieflacon met 4 mg dibotermine alfa
1 injectieflacon met 10 ml water voor injectie
2 steriele matrices (2,5 x 5 cm)
2 injectiespuiten (5 ml)
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG

8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30 °C. Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/226/002
13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE

Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.

ETIKET OP ONDERZIJDE TRAYDEKSEL VOOR VERPAKKING VAN 4 MG



Verdeel over de matrix en wacht 15 min.




WORDEN VERMELD

ETIKET FLACON PROTEÏNE VOOR VERPAKKING VAN 4 MG

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Poeder voor InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa
Implantatie
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Partij
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
4 mg dibotermine alfa
6.
OVERIGE
Medtronic BioPharma B.V.
WORDEN VERMELD

ETIKET FLACON OPLOSMIDDEL VOOR VERPAKKING VAN 4 MG

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor InductOs
Water voor injectie
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Partij
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
10 ml
6.
OVERIGE
Medtronic BioPharma B.V.
WORDEN VERMELD

ETIKET MATRIX VOOR VERPAKKING VAN 4 MG

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Matrix voor InductOs 1,5 mg/ml
Rundercollageen type I
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
zie ommezijde
4.
PARTIJNUMMER
PARTIJ: zie ommezijde
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2 steriele matrices (2,5 x 5 cm)


6.

OVERIGE

7.
OMMEZIJDE
{nummer}
{JJJJ MM}

BUITENVERPAKKING VOOR VERPAKKING VAN 12 MG


1.

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix
dibotermine alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 12 mg dibotermine alfa. Na reconstitutie bevat InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa.
3. LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen
Poeder: sucrose, glycine, glutaminezuur, natriumchloride, natriumhydroxide en polysorbaat 80.
Oplosmiddel: water voor injectie
Matrix: rundercollageen type I
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix bevatten:
1 injectieflacon met 12 mg dibotermine alfa
1 injectieflacon met 10 ml water voor injectie
1 steriele matrix (7,5 x 10 cm)
2 injectiespuiten (10 ml)
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30 °C. Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter
bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/226/001
13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC
SN
NN

ETIKET OP BOVENZIJDE TRAYDEKSEL VOOR VERPAKKING VAN 12 MG


1.

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix
dibotermine alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) STOF(FEN)
Eén injectieflacon bevat 12 mg dibotermine alfa. Na reconstitutie bevat InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa.
3. LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen
Poeder: sucrose, glycine, glutaminezuur, natriumchloride, natriumhydroxide en polysorbaat 80.
Oplosmiddel: water voor injectie
Matrix: rundercollageen type I


4. FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder, oplosmiddel en matrix voor implantatiematrix bevatten:
1 injectieflacon met 12 mg dibotermine alfa
1 injectieflacon met 10 ml water voor injectie
1 steriele matrix (7,5 x 10 cm)
2 injectiespuiten (10 ml)
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG

8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30 °C. Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Medtronic BioPharma B.V.
Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/02/226/001
13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE

Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar

ETIKET OP ONDERZIJDE TRAYDEKSEL VOOR VERPAKKING VAN 12 MG





Verdeel over de matrix en wacht 15 min




WORDEN VERMELD

ETIKET FLACON PROTEÏNE VOOR VERPAKKING VAN 12 MG

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Poeder voor InductOs 1,5 mg/ml
dibotermine alfa
Implantatie
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Partij
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
12 mg dibotermine alfa
6.
OVERIGE
Medtronic BioPharma B.V.
WORDEN VERMELD

ETIKET FLACON OPLOSMIDDEL VOOR VERPAKKING VAN 12 MG

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor InductOs
Water voor injectie
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Partij
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
10 ml
6.
OVERIGE
Medtronic BioPharma B.V.
WORDEN VERMELD

ETIKET MATRIX VOOR VERPAKKING VAN 12 MG

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Matrix voor InductOs 1,5 mg/ml
Rundercollageen type I
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Implantatie. Lees voor het gebruik de samenvatting van de productkenmerken.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
zie ommezijde
4.
PARTIJNUMMER
PARTIJ: zie ommezijde
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 steriele matrix (7,5 x 10 cm)


6.

OVERIGE

7.
OMMEZIJDE
{nummer}
{JJJJ MM}


B. BIJSLUITER
Bijsluiter: informatie voor de patiënt

InductOs 1,5 mg/ml poeder, oplosmiddel en matrix voor matriximplantatie
dibotermine alfa



Lees goed de hele bijsluiter voordat dit geneesmiddel aan u wordt toegediend want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is InductOs en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag dit middel niet aan u worden toegediend of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

1.

Wat is InductOs en w
aarvoor wordt dit middel gebruikt?
InductOs bevat de werkzame stof dibotermine alfa. Dit is een kopie van een eiwit met de naam
botmorfogenetisch proteïne 2 (BMP-2), dat door het lichaam zelf wordt aangemaakt en dat helpt bij
het aanmaken van nieuw botweefsel.
InductOs kan zowel worden gebruikt bij operaties waarbij ruggenwervels in de onderrug worden
vastgezet als bij reparatie van een botbreuk in het scheenbeen.

Vastzetten van wervels in de onderrug

Als u erg veel pijn heeft door een beschadigde tussenwervelschijf in uw onderrug en als andere
behandelingen niet effectief zijn gebleken, kunt u in aanmerking komen voor een operatie waarbij
ruggenwervels worden vastgezet. In plaats van het gebruik van een bottransplantaat uit uw heup wordt
hierbij InductOs gebruikt. Dit voorkomt mogelijke problemen en de pijn die kunnen worden
veroorzaakt door de operatie waarbij het bottransplantaat wordt verkregen.
Als InductOs wordt gebruikt bij een operatie voor het vastzetten van wervels in de onderrug wordt het
samen gebruikt met een medisch hulpmiddel dat de positie van uw wervelkolom corrigeert. Als u een
vraag heeft over het medische hulpmiddel, raadpleeg dan uw arts.
Gebroken scheenbeen
Als uw scheenbeen gebroken is, kan InductOs worden gebruikt als hulpmiddel bij de genezing van uw
botbreuk en om het risico op extra operaties te verkleinen. Het wordt gebruikt als aanvulling op de
standaardbehandeling en de standaardzorg bij scheenbeenbreuken.
2.
Wanneer mag dit middel niet aan u worden toegediend of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?

Wanneer mag dit middel niet aan u worden toegediend?

·
U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
·
U bent nog in de groei (uw skelet is nog niet volgroeid).
·
U heeft een actieve infectie op de plaats van de operatie.
De arts die u behandelt besluit dat de bloedtoevoer naar de plaats van de botbreuk onvoldoende
is.
·
U wordt behandeld voor een fractuur die het gevolg is van een ziekte (bijvoorbeeld bij een
fractuur die is ontstaan door de ziekte van Paget of door kanker).
·
U heeft gehoord dat u kanker heeft of u wordt hiervoor behandeld.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
·
Vertel het aan uw arts als u een auto-immuunziekte heeft, zoals reumatoïde artritis, lupus
erythematodes disseminatus, scleroderma, Sjögren-syndroom of dermatomyositis/polymyositis.
·
Vertel het ook aan uw arts als u een botziekte heeft.
·
Vertel het aan uw arts als u kanker heeft gehad.
·
Het product mag niet in direct contact komen met sommige typen botten. Uw chirurg weet
welke botten moeten worden vermeden.
·
Het gebruik van InductOs kan botvorming (heterotope ossificatie) in het omliggend weefsel
veroorzaken, wat tot complicaties kan leiden.
·
Sommige patiënten kunnen door plaatselijke vochtophoping zenuwpijn ontwikkelen, waardoor
het noodzakelijk kan zijn om de wond te draineren of het vocht operatief te verwijderen.
·
Sommige patiënten kunnen antilichamen tegen InductOs ontwikkelen (dit zijn stoffen die uw
lichaam aanmaakt om vreemde eiwitten te bestrijden). Hoewel geen nadelige effecten zijn
opgemerkt, zijn de effecten op lange termijn onbekend.
·
Vertel het aan uw arts als u een nier- of leverziekte heeft.
·
Bij patiënten bij wie InductOs werd gebruikt bij operaties in het bovenste deel van de
wervelkolom (nek) is in sommige gevallen een plaatselijke zwelling gemeld, wat soms tot
ademhalingsmoeilijkheden kan leiden. De veiligheid en werkzaamheid van InductOs bij
operaties aan de wervelkolom in de nek zijn niet vastgesteld en daarom mag InductOs hierbij
niet worden gebruikt.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast InductOs nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat innemen, inclusief vrij
verkrijgbare geneesmiddelen? Vertel dat dan uw arts.

Zwangerschap en borstvoeding
De effecten van InductOs op de zwangerschap zijn niet bekend. Het gebruik van het product wordt bij
zwangere vrouwen afgeraden.

Het is niet bekend of InductOs in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
InductOs heeft geen invloed op uw rijvaardigheid of op uw vermogen om machines te bedienen.

InductOs bevat rundercol ageen, een eiwit dat van rundvee afkomstig is
Sommige patiënten kunnen antistoffen (stoffen die uw lichaam maakt om een vreemd eiwit te
bestrijden) tegen dibotermine alfa of tegen het collageen in het geneesmiddel ontwikkelen. In klinisch
onderzoek werd geen verband aangetoond tussen de aanwezigheid van antistoffen en bijwerkingen,
zoals allergieën. Ook werd niet aangetoond dat antistoffen de werkzaamheid van InductOs
verminderden. Als u vermoedt dat u een allergische reactie op collageen heeft, neem dan contact op
met uw arts.

InductOs bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per maximale dosis (twee verpakkingen
van 12 mg), wat wil zeggen dat het in wezen 'natriumvrij' is.

Hoe wordt dit middel toegediend?
De arts die u behandelt, implanteert InductOs tijdens de operatie. Het medisch personeel zorgt ervoor
dat InductOs wordt klaargemaakt voor gebruik in de operatiekamer. Het poeder wordt opgelost in
steriel water, waarmee een oplossing wordt gevormd die wordt gebruikt om de spons vochtig te
maken. De vochtige spons wordt dan geïmplanteerd op een plek waar botgroei nodig is. Na verloop
van tijd zal de spons geleidelijk verdwijnen terwijl nieuw bot wordt gevormd.
Als InductOs bij u wordt gebruikt voor het vastzetten van wervels in uw onderrug, dan verwijdert uw
arts de beschadigde tussenwervelschijf die de pijn veroorzaakt en vervangt deze door een medisch
hulpmiddel dat gevuld is met InductOs. Het medische hulpmiddel corrigeert de positie van uw
wervelkolom, en InductOs bevordert botgroei tussen de twee wervels zodat deze blijvend in de juiste
positie worden gefixeerd.
Als bij u InductOs wordt gebruikt bij de behandeling van een gebroken scheenbeen, dan brengt uw
arts tijdens de operatie waarbij uw botbreuk wordt gerepareerd InductOs aan rondom de botbreuk. Uw
arts bepaalt hoeveel InductOs u zult krijgen, wat afhankelijk is van de grootte en het aantal
botbreuken. Gewoonlijk wordt er één verpakking van 12 mg gebruikt, en maximaal kunnen er twee
verpakkingen van 12 mg worden gebruikt.


4.

Mogelijke bijwerkingen

Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.

Ernstige bijwerkingen
Vertel het onmiddellijk aan uw arts of ga onmiddellijk naar de afdeling spoedeisende hulp van het
dichtstbijzijnde ziekenhuis als bij u InductOs is gebruikt voor een operatie in het bovenste deel van uw
wervelkolom (nek) en als u plaatselijk een zwelling krijgt, wat tot ademhalingsproblemen kan leiden.
De frequentie van deze bijwerking is niet bekend en kan niet worden bepaald aan de hand van de
beschikbare gegevens.

Andere bijwerkingen
Vastzetten van wervels in de onderrug
Raadpleeg onmiddellijk uw arts als zich bij u een van de volgende verschijnselen voordoet:
·
Vaak (kan voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen):
Extra botgroei, verplaatsing van het geïmplanteerde medische hulpmiddel, plaatselijke
vochtophoping en pijn die uitstraalt van uw rug naar uw been (ischias)
·
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Toename van botafbraak

Gebroken scheenbeen

Raadpleeg onmiddellijk uw arts als zich bij u een van de volgende verschijnselen voordoet:
·
Zeer vaak (kan voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen):
Lokale infectie
·
Vaak (kan voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen):
Plaatselijke vochtophoping
·
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
Toename van botafbraak

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
U hoeft dit product niet zelf te bewaren.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is dibotermine alfa (ook recombinant menselijk
botmorfogenetisch proteïne-2 genoemd), 4 mg (verpakking van 4 mg) of 12 mg (verpakking van
12 mg).
-
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, glycine, glutaminezuur, natriumchloride,
natriumhydroxide en polysorbaat 80, water voor injectie en rundercollageen type I.

Hoe ziet InductOs eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
InductOs wordt aan uw arts geleverd in de vorm van een verpakking die tijdens een operatie kan
worden geïmplanteerd.
·
Dibotermine alfa is een wit poeder dat in een glazen injectieflacon wordt gepresenteerd.
·
Water voor injectie is een heldere, kleurloze vloeistof die in een glazen injectieflacon wordt
gepresenteerd.
·
De spons is wit en wordt in een plastic blisterverpakking gepresenteerd.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant

Medtronic BioPharma B.V.

Earl Bakkenstraat 10
6422 PJ Heerlen
Nederland

Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in

Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).

Heb je dit medicijn gebruikt? InductOs 1,5 mg/ml te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van InductOs 1,5 mg/ml te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over InductOs 1,5 mg/ml

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG