Intelence 25 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 25 mg tabletten
INTELENCE 100 mg tabletten
INTELENCE 200 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
INTELENCE 25 mg tabletten
Elke tablet bevat 25 mg etravirine.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 40 mg lactose (als monohydraat).
Elke tablet bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) en is in wezen natriumvrij.
INTELENCE 100 mg tabletten
Elke tablet bevat 100 mg etravirine.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 160 mg lactose (als monohydraat).
Elke tablet bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) en is in wezen natriumvrij.
INTELENCE 200 mg tabletten
Elke tablet bevat 200 mg etravirine.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) en is in wezen natriumvrij.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
INTELENCE 25 mg tabletten
Tablet
Witte tot gebroken witte, ovale tablet met breukstreep, waarop aan één kant “TMC” is ingebracht.
De tablet kan worden verdeeld in twee gelijke doses.
INTELENCE 100 mg tabletten
Tablet
Witte tot gebroken witte, ovale tablet, waarop aan één kant “T125” en op de andere kant “100” is
ingebracht.
INTELENCE 200 mg tabletten
Tablet
Witte tot gebroken witte, biconvexe, langwerpige tablet, waarop aan één kant “T200” is ingebracht.
2
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
INTELENCE, in combinatie met een gebooste proteaseremmer en andere antiretrovirale
geneesmiddelen, is geïndiceerd voor de behandeling van een infectie met het humaan
immunodeficiëntievirus type 1 (hiv-1) bij met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde
volwassen patiënten en bij met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten
vanaf 2 jaar (zie rubrieken 4.4, 4.5 en 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
De therapie moet ingesteld worden door een arts met ervaring in de behandeling van hiv-infecties.
Dosering
INTELENCE moet altijd toegediend worden in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen.
Volwassenen
De aanbevolen dosering voor etravirine voor volwassenen is 200 mg (één tablet van 200 mg of twee
tabletten van 100 mg) tweemaal daags oraal in te nemen, na een maaltijd (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten (2 tot 18 jaar)
De aanbevolen dosering voor etravirine voor pediatrische patiënten (van 2 tot 18 jaar en met een
lichaamsgewicht van minstens 10 kg) is gebaseerd op het lichaamsgewicht (zie de onderstaande tabel).
INTELENCE tablet(ten) moeten oraal worden ingenomen, na een maaltijd (zie rubriek 5.2).
Tabel 1:
Aanbevolen dosering etravirine voor pediatrische patiënten van 2 tot 18 jaar
Lichaamsgewicht
Dosering
Tabletten
≥ 10 tot < 20 kg
100 mg tweemaal
tweemaal daags vier tabletten van 25 mg of
daags
tweemaal daags één tablet van 100 mg
≥ 20 tot < 25 kg
125 mg tweemaal
tweemaal daags vijf tabletten van 25 mg of
daags
tweemaal daags één tablet van 100 mg en één tablet
van 25 mg
≥ 25 tot < 30 kg
150 mg tweemaal
tweemaal daags zes tabletten van 25 mg of
daags
tweemaal daags één tablet van 100 mg en twee
tabletten van 25 mg
≥ 30 kg
200 mg tweemaal
tweemaal daags acht tabletten van 25 mg of
daags
tweemaal daags twee tabletten van 100 mg of
tweemaal daags één tablet van 200 mg
Vergeten dosis
Als het vergeten van een dosis INTELENCE binnen 6 uur na het normale tijdstip van inname wordt
opgemerkt, moet de patiënt de dosis zo snel mogelijk, na een maaltijd, innemen en de volgende dosis
op het normale geplande tijdstip innemen. Als het vergeten van een dosis later dan 6 uur na het
normale tijdstip van inname wordt opgemerkt, moet de patiënt de gemiste dosis niet meer innemen,
maar gewoon het normale doseringsschema hervatten.
Als een patiënt binnen 4 uur na het innemen van het geneesmiddel overgeeft, moet zo snel mogelijk,
na een maaltijd, een nieuwe dosis INTELENCE worden ingenomen. Als een patiënt meer dan 4 uur na
het innemen van het geneesmiddel overgeeft, hoeft de patiënt geen nieuwe dosis in te nemen tot aan
het volgende normale tijdstip van inname.
Ouderen
Er zijn slechts beperkte gegevens over het gebruik van INTELENCE bij patiënten > 65 jaar (zie
rubriek 5.2), zodat bij deze populatie voorzichtigheid in acht moet worden genomen.
3
Patiënten met leverinsufficiëntie
Bij patiënten met lichte of matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse A of B) is geen aanpassing
van de dosis nodig; INTELENCE dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met
matige leverinsufficiëntie. De farmacokinetische eigenschappen van etravirine zijn niet onderzocht bij
patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse C). Daarom wordt INTELENCE niet
aanbevolen bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Patiënten met nierinsufficiëntie
Er is geen aanpassing van de dosis vereist bij patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten (jonger dan 2 jaar)
INTELENCE mag niet worden gebruikt bij kinderen jonger dan 2 jaar. De momenteel beschikbare
gegevens voor kinderen tussen 1 en 2 jaar worden beschreven in rubriek 4.8, 5.1 en 5.2 en suggereren
dat de voordelen in deze leeftijdsgroep niet opwegen tegen de risico’s. Er zijn geen gegevens
beschikbaar voor kinderen jonger dan 1 jaar.
Wijze van toediening
Oraal gebruik.
Patiënten moeten de instructie krijgen de tablet(ten) in zijn (hun) geheel door te slikken met wat
vloeistof zoals water. Patiënten die de tablet(ten) niet in zijn (hun) geheel kunnen inslikken, mogen de
tablet(ten) in een glas water uiteen laten vallen (zie rubriek 4.4).
Voor instructies over het dispergeren van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie
rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor (één van) de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Gelijktijdige toediening met elbasvir/grazoprevir (zie rubriek 4.5).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Hoewel bewezen is dat effectieve virale suppressie met antiretrovirale behandeling het risico van
seksuele overdracht substantieel vermindert, kan een nog aanwezig risico niet worden uitgesloten.
Voorzorgsmaatregelen om overdracht te voorkomen dienen te worden genomen in overeenstemming
met nationale richtlijnen.
INTELENCE moet optimaal gecombineerd worden met andere antiretrovirale geneesmiddelen die
actief zijn tegen het virus van de patiënt (zie rubriek 5.1).
Bij patiënten met virusstammen waarin 3 of meer van de volgende mutaties voorkwamen V90I, A98G,
L100I, K101E/P, V106I, V179D/F, Y181C/I/V en G190A/S werd een verminderde virologische
respons op etravirine waargenomen (zie rubriek 5.1).
Conclusies betreffende de relevantie van bijzondere mutaties of mutatiepatronen zijn onderhevig aan
verandering naarmate er meer gegevens beschikbaar komen. Het wordt aanbevolen om altijd actuele
interpretatiesystemen te raadplegen bij het analyseren van de resultaten van een resistentietest.
Bij de combinatie van etravirine met raltegravir of maraviroc zijn geen andere gegevens beschikbaar
dan de geneesmiddeleninteractiegegevens (zie rubriek 4.5).
4
Ernstige huid- en overgevoeligheidsreacties
Ernstige bijwerkingen van de huid zijn gemeld met etravirine. In klinische studies
zijnStevens-Johnsonsyndroom en erythema multiforme zelden (< 0,1%) gemeld. De behandeling met
INTELENCE moet gestopt worden als zich een ernstige huidreactie voordoet.
De klinische gegevens zijn beperkt en een verhoogde kans op huidreacties bij patiënten met een
voorgeschiedenis van huidreacties geassocieerd met NNRTI’s kan niet worden uitgesloten. Bij
dergelijke patiënten dient voorzichtigheid te worden in acht genomen, in het bijzonder in het geval van
een ernstige huidreactie op een geneesmiddel in de voorgeschiedenis.
Bij het gebruik van etravirine zijn er, soms fatale, gevallen van ernstige overgevoeligheidsreacties
gemeld, waaronder DRESS (Drug Rash with Eosinophilia and Systemic Symptoms) en TEN (toxische
epidermale necrolyse) (zie rubriek 4.8). Het DRESS-syndroom wordt gekenmerkt door huiduitslag,
koorts, eosinofilie en systemische betrokkenheid (inclusief, maar niet beperkt tot ernstige huiduitslag
of huiduitslag in combinatie met koorts, algehele malaise, vermoeidheid, spier- of gewrichtspijnen,
blaren, orale laesies, conjunctivitis, hepatitis en eosinofilie). Tijd tot optreden is gewoonlijk rond
3-6 weken en de afloop is in de meeste gevallen gunstig na stoppen van de behandeling en na de start
met corticosteroïd-therapie.
Patiënten moeten geïnformeerd worden medisch advies te zoeken als er ernstige huiduitslag of
overgevoeligheidsreacties optreden. Patiënten die gediagnosticeerd worden met een
overgevoeligheidsreactie terwijl ze nog behandeld worden, moeten onmiddellijk stoppen met het
gebruik van INTELENCE.
Het niet onmiddellijk stoppen met de INTELENCE-behandeling zodra ernstige huiduitslag optreedt,
kan resulteren in een levensbedreigende reactie.
Patiënten die vanwege overgevoeligheidsreacties met de behandeling gestopt zijn, mogen
INTELENCE niet opnieuw gaan gebruiken.
Huiduitslag
Huiduitslag is gemeld bij etravirine. Meestal was de huiduitslag mild tot matig, trad het op in de
tweede week van de behandeling en was het zeldzaam na week 4. De huiduitslag verdween meestal
vanzelf binnen 1 tot 2 weken bij het voortzetten van de behandeling. Als INTELENCE wordt
voorgeschreven aan vrouwen, dient de voorschrijver zich te realiseren dat de incidentie van
huiduitslag bij vrouwen hoger was (zie rubriek 4.8).
Pediatrische patiënten
Voor kinderen die de tablet(ten) niet in zijn (hun) geheel kunnen doorslikken, kan men de tablet(ten)
in vloeistof uiteen laten vallen. Dit dient alleen te worden overwogen als het kind naar verwachting de
volledige dosis van de tablet(ten) in vloeistof zal innemen (zie rubriek 4.2 en 6.6). Het belang van het
innemen van de volledige dosis moet goed bij het kind en zijn/haar zorgverlener worden benadrukt om
te lage blootstelling en uitblijvende virologische respons te voorkomen. Mocht er enige twijfel zijn of
een kind de volledige dosis van de tablet(ten) in vloeistof zal innemen, dan dient behandeling met een
ander antiretroviraal middel te worden overwogen.
Ouderen
De ervaring bij geriatrische patiënten is beperkt: in de fase III-studies werden 6 patiënten van 65 jaar
of ouder en 53 patiënten in de leeftijd van 56 tot 64 jaar behandeld met etravirine. De aard en de
incidentie van bijwerkingen bij patiënten > 55 jaar waren vergelijkbaar met die bij jongere patiënten
(zie rubrieken 4.2 en 5.2).
5
Zwangerschap
Wegens de verhoogde blootstelling aan etravirine tijdens de zwangerschap dient men voorzichtig te
zijn bij die zwangere patiënten die gelijktijdig andere geneesmiddelen nodig hebben of die co-
morbiditeiten hebben die de blootstelling aan etravirine verder kunnen verhogen.
Patiënten met gelijktijdige andere aandoeningen
Leverinsufficiëntie
Etravirine wordt voornamelijk omgezet en geëlimineerd door de lever en is in sterke mate gebonden
aan plasma-eiwitten. Men zou effecten kunnen verwachten op ongebonden blootstelling (dit is niet
onderzocht) en daarom wordt voorzichtigheid geadviseerd bij patiënten met matige leverinsufficiëntie.
Etravirine is niet bestudeerd bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh Class C) en
daarom wordt het gebruik ervan bij deze groep patiënten niet aanbevolen (zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Co-infectie met HBV (hepatitis B-virus) of HCV (hepatitis C-virus)
Gezien de momenteel beperkte gegevens dient voorzichtigheid te worden in acht genomen bij
patiënten bij wie een infectie met het hepatitis B- of C-virus aanwezig is. Een mogelijk verhoogde
kans op verhoging van leverenzymen kan niet worden uitgesloten.
Gewicht en metabole parameters
Een gewichtstoename en een stijging van de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen tijdens
antiretrovirale behandeling optreden. Zulke veranderingen kunnen gedeeltelijk samenhangen met het
onder controle brengen van de ziekte en de levensstijl. Voor lipiden is er in sommige gevallen bewijs
voor een effect van de behandeling, terwijl er voor gewichtstoename geen sterk bewijs is dat het aan
een specifieke behandeling gerelateerd is. Voor het controleren van de serumlipiden en bloedglucose
wordt verwezen naar de vastgestelde hiv-behandelrichtlijnen. Lipidestoornissen moeten worden
behandeld waar dat klinisch aangewezen is.
Immuunreactiveringssyndroom
Bij patiënten met hiv met ernstige immuundeficiëntie bij aanvang van een antiretrovirale
combinatietherapie kan een ontstekingsreactie op asymptomatische of residuele opportunistische
pathogenen ontstaan. Dit kan een ernstige klinische toestand of een verergering van de symptomen
veroorzaken. Dergelijke reacties werden meestal waargenomen binnen de eerste weken of maanden na
het instellen van de antiretrovirale combinatietherapie. Relevante voorbeelden zijn
cytomegalovirus-retinitis, gegeneraliseerde en/of focale mycobacteriële infecties en pneumonie door
Pneumocystis jiroveci.
Alle ontstekingssymptomen dienen te worden geëvalueerd en zo nodig dient
een behandeling te worden ingesteld.
Van auto-immuunziekten (zoals de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) is ook gerapporteerd
dat ze in een setting van immuunreactivering kunnen optreden; de gerapporteerde tijd tot het begin van
de ziekte is echter variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van de
behandeling optreden (zie rubriek 4.8).
Osteonecrose
Hoewel de etiologie beschouwd wordt als multifactorieel (met onder andere gebruik van
corticosteroïden, alcoholconsumptie, ernstige immuunsuppressie, hogere body mass index), zijn er
gevallen van osteonecrose gemeld, in het bijzonder bij patiënten met vergevorderde hiv-ziekte en/of
langdurige blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie. Patiënten dienen advies te krijgen om
medische hulp te vragen als ze last krijgen van pijn of stijfheid in de gewrichten of moeite krijgen met
bewegen.
6
Interacties met geneesmiddelen
Het wordt niet aanbevolen om etravirine te combineren met tipranavir/ritonavir, vanwege een
opmerkelijke farmacokinetische interactie (76% afname van de AUC van etravirine) die de
virologische respons op etravirine aanmerkelijk kan belemmeren. Zie rubriek 4.5 voor verdere
informatie over interacties met andere geneesmiddelen.
De combinatie van etravirine met daclatasvir, atazanavir/cobicistat of darunavir/cobicistat wordt niet
aanbevolen (zie rubriek 4.5).
Lactose-intolerantie en lactasedeficiëntie
INTELENCE 25 mg tabletten
Elke tablet bevat 40 mg lactosemonohydraat. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als
galactose-intolerantie, algehele Lapp-lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie, dienen dit
geneesmiddel niet te gebruiken.
INTELENCE 100 mg tabletten
Elke tablet bevat 160 mg lactosemonohydraat. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als
galactose-intolerantie, Lapp-lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie dienen dit
geneesmiddel niet te gebruiken.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelen die de blootstelling aan etravirine beïnvloeden
Etravirine wordt gemetaboliseerd door CYP3A4, CYP2C9 en CYP2C19 gevolgd door glucuronidatie
van de metabolieten door uridinedifosfaatglucuronosyltransferase (UDPGT). Geneesmiddelen die
CYP3A4, CYP2C9 of CYP2C19 induceren kunnen de klaring van etravirine versterken, met lagere
plasmaconcentraties van etravirine als gevolg.
Gelijktijdige toediening van etravirine en geneesmiddelen die CYP3A4, CYP2C9 of CYP2C19
remmen, kunnen de klaring van etravirine verminderen met als gevolg hogere plasmaconcentraties van
etravirine.
Geneesmiddelen die beïnvloed worden door het gebruik van etravirine
Etravirine is een zwakke inductor van CYP3A4. Gelijktijdige toediening van etravirine met
geneesmiddelen die hoofdzakelijk gemetaboliseerd worden door CYP3A4 kan leiden tot verlaagde
plasmaconcentraties van dergelijke geneesmiddelen, wat hun therapeutische effecten kan verzwakken
of verkorten.
Etravirine is een zwakke remmer van CYP2C9 en CYP2C19. Tevens is etravirine een zwakke remmer
van P-glycoproteïne. Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die hoofdzakelijk door CYP2C9 of
CYP2C19 gemetaboliseerd worden, of die worden getransporteerd door P-glycoproteïne, kan stijging
van de plasmaconcentraties van dergelijke geneesmiddelen veroorzaken, waardoor het therapeutische
effect versterkt of verlengd kan worden of het bijwerkingenprofiel kan veranderen.
Tabel 2 toont bekende en theoretische interacties met geselecteerde antiretrovirale en
niet-antiretrovirale geneesmiddelen. De tabel is niet alomvattend.
Interactietabel
Tabel 2 geeft de interacties tussen etravirine en gelijktijdig toegediende geneesmiddelen weer (een
versterking wordt aangeduid met ‘↑’, een verzwakking met ‘↓’, geen wijziging met ‘↔’, niet
onderzocht met ‘ND’, betrouwbaarheidsinterval met ‘BI’).
7
Tabel 2:
Interacties en dosisadviezen met andere geneesmiddelen
Geneesmiddelen per
Effecten op
Aanbevelingen over gelijktijdige
therapeutisch gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening
“Least Squares”
Gemiddelde verhouding
(90% BI; 1,00 = geen effect)
ANTI-INFECTIEMIDDELEN
Antiretrovirale middelen
NRTI’s
Didanosine
didanosine
Geen significant effect op
400 mg eenmaal
AUC ↔ 0,99 (0,79-1,25)
PK-parameters van didanosine en
daags
C
min
ND
etravirine waargenomen. INTELENCE
C
max
↔ 0,91 (0,58-1,42)
en didanosine kunnen zonder
etravirine
dosisaanpassingen samen worden
AUC ↔ 1,11 (0,99-1,25)
gebruikt.
C
min
↔ 1,05 (0,93-1,18)
C
max
↔ 1,16 (1,02-1,32)
Tenofovirdisoproxil
tenofovir
Geen significant effect op
245 mg eenmaal
AUC ↔ 1,15 (1,09-1,21)
PK-parameters van tenofovir en
b
daags
C
min
↑ 1,19 (1,13-1,26)
etravirine waargenomen. INTELENCE
C
max
↑ 1,15 (1,04-1,27)
en tenofovir kunnen zonder
etravirine
dosisaanpassingen samen worden
AUC ↓ 0,81 (0,75-0,88)
gebruikt.
C
min
↓ 0,82 (0,73-0,91)
C
max
↓ 0,81 (0,75-0,88)
Andere NRTI’s
Niet onderzocht, maar geen interactie
INTELENCE kan met deze NRTI’s
verwacht gezien de primaire
worden gebruikt zonder
eliminatie via de nier voor andere
dosisaanpassingen.
NRTI’s (te weten abacavir,
emtricitabine, lamivudine, stavudine
en zidovudine).
NNRTI’s
Efavirenz
Van het combineren van twee
Het wordt niet aanbevolen om
Nevirapine
NNRTI’s is geen nuttig effect
INTELENCE gelijktijdig toe te dienen
Rilpivirine
aangetoond. Gelijktijdig gebruik van
met andere NNRTI’s.
etravirine met efavirenz of nevirapine
kan een significante afname van de
plasmaconcentratie van etravirine en
verlies van therapeutisch effect van
etravirine veroorzaken. Gelijktijdig
gebruik van etravirine met rilpivirine
kan een afname van de
plasmaconcentratie van rilpivirine en
verlies van therapeutisch effect van
rilpivirine veroorzaken.
hiv-proteaseremmers (PI’s) - Ongeboost (d.w.z. zonder gelijktijdige toediening van lage dosis ritonavir)
Indinavir
Gelijktijdig gebruik van etravirine met Het wordt niet aanbevolen om
indinavir kan een significante afname
INTELENCE gelijktijdig toe te dienen
van de plasmaconcentraties van
met indinavir.
indinavir en verlies van therapeutisch
effect van indinavir veroorzaken.
hiv PI’s – Geboost met lage dosis ritonavir
Atazanavir/ritonavir
atazanavir
INTELENCE en atazanavir/ritonavir
300/100 mg eenmaal
AUC ↓ 0,86 (0,79-0,93)
kunnen zonder dosisaanpassing samen
daags
C
min
↓ 0,62 (0,55-0,71)
worden gebruikt.
C
max
↔ 0,97 (0,89-1,05)
etravirine
AUC ↑ 1,30 (1,18-1,44)
C
min
↑ 1,26 (1,12-1,42)
C
max
↑ 1,30 (1,17-1,44)
8
darunavir
AUC ↔ 1,15 (1,05-1,26)
C
min
↔ 1,02 (0,90-1,17)
C
max
↔ 1,11 (1,01-1,22)
etravirine
AUC ↓ 0,63 (0,54-0,73)
C
min
↓ 0,51 (0,44-0,61)
C
max
↓ 0,68 (0,57-0,82)
Fosamprenavir/ritona
amprenavir
vir
AUC ↑ 1,69 (1,53-1,86)
700/100 mg tweemaal C
min
↑ 1,77 (1,39-2,25)
daags
C
max
↑ 1,62 (1,47-1,79)
etravirine
AUC ↔
a
C
min
↔
a
C
max
↔
a
Lopinavir/ritonavir
lopinavir
(tablet)
AUC ↔ 0,87 (0,83-0,92)
400/100 mg tweemaal C
min
↓ 0,80 (0,73-0,88)
daags
C
max
↔ 0,89 (0,82-0,96)
etravirine
AUC ↓ 0,65 (0,59-0,71)
C
min
↓ 0,55 (0,49-0,62)
C
max
↓ 0,70 (0,64-0,78)
Saquinavir/ritonavir
saquinavir
1.000/100 mg
AUC ↔ 0,95 (0,64-1,42)
tweemaal daags
C
min
↓ 0,80 (0,46-1,38)
C
max
↔ 1,00 (0,70-1,42)
etravirine
AUC ↓ 0,67 (0,56-0,80)
C
min
↓ 0,71 (0,58-0,87)
C
max
↓ 0,63 (0,53-0,75)
Tipranavir/ritonavir
tipranavir
500/200 mg tweemaal AUC ↑ 1,18 (1,03-1,36)
daags
C
min
↑ 1,24 (0,96-1,59)
C
max
↑ 1,14 (1,02-1,27)
etravirine
AUC ↓ 0,24 (0,18-0,33)
C
min
↓ 0,18 (0,13-0,25)
C
max
↓ 0,29 (0,22-0,40)
hiv PI’s – Geboost met cobicistat
Atazanavir/cobicistat
Niet onderzocht. Gelijktijdige
Darunavir/cobicistat
toediening van etravirine en
atazanavir/cobicistat of
darunavir/cobicistat kan de
plasmaconcentratie van de PI en/of
cobicistat verlagen, wat kan resulteren
in verlies van therapeutisch effect en
ontwikkeling van resistentie.
Darunavir/ritonavir
600/100 mg tweemaal
daags
INTELENCE en darunavir/ritonavir
kunnen zonder dosisaanpassing samen
worden gebruikt (zie ook rubriek 5.1).
Van amprenavir/ritonavir en
fosamprenavir/ritonavir kan een lagere
dosis nodig zijn als ze gelijktijdig
worden toegediend met INTELENCE.
Om de dosis te verlagen, kan men
overwegen de drank te gebruiken.
INTELENCE en lopinavir/ritonavir
kunnen zonder dosisaanpassing samen
worden gebruikt.
INTELENCE en saquinavir/ritonavir
kunnen zonder dosisaanpassing samen
worden gebruikt.
Het wordt niet aanbevolen om
tipranavir/ritonavir gelijktijdig toe te
dienen met INTELENCE (zie
rubriek 4.4).
Het wordt niet aanbevolen om
atazanavir/cobicistat of
darunavir/cobicistat gelijktijdig toe te
dienen met INTELENCE.
9
CCR5-antagonisten
Maraviroc
300 mg tweemaal
daags
Maraviroc/darunavir/
ritonavir
150/600/100 mg
tweemaal daags
Fusieremmers
Enfuvirtide
90 mg tweemaal
daags
maraviroc
AUC ↓ 0,47 (0,38-0,58)
C
min
↓ 0,61 (0,53-0,71)
C
max
↓ 0,40 (0,28-0,57)
etravirine
AUC ↔ 1,06 (0,99-1,14)
C
min
↔ 1,08 (0,98-1,19)
C
max
↔ 1,05 (0,95-1,17)
maraviroc*
AUC ↑ 3,10* (2,57-3,74)
C
min
↑ 5,27* (4,51-6,15)
C
max
↑ 1,77* (1,20-2,60)
* vergeleken met maraviroc 150 mg
tweemaal daags
De aanbevolen dosis van maraviroc bij
combinatie met INTELENCE en een PI
is 150 mg tweemaal daags, behalve
voor fosamprenavir/ritonavir, dat niet
wordt aanbevolen met maraviroc. De
dosis van INTELENCE hoeft niet te
worden aangepast.
Zie ook rubriek 4.4.
etravirine*
AUC ↔
a
C
0h
↔
a
Enfuvirtideconcentraties niet
onderzocht en er wordt geen effect
verwacht.
* gebaseerd op
populatiefarmacokinetische analyses
Integrase strand transfer remmers
Dolutegravir
dolutegravir
50 mg eenmaal daags
AUC ↓ 0,29 (0,26-0,34)
C
min
↓ 0,12 (0,09-0,16)
C
max
↓ 0,48 (0,43-0,54)
etravirine
AUC ↔
a
C
min
↔
a
C
max
↔
a
Dolutegravir +
darunavir/ritonavir
50 mg eenmaal daags
+ 600/100 mg
tweemaal daags
dolutegravir
AUC↓ 0,75 (0,69-0,81)
C
min
↓ 0,63 (0,52-0,77)
C
max
↓ 0,88 (0,78-1,00)
etravirine
AUC ↔
a
C
min
↔
a
C
max
↔
a
dolutegravir
AUC↔ 1,11 (1,02-1,20)
C
min
↑ 1,28 (1,13-1,45)
C
max
↔ 1,07 (1,02-1,13)
etravirine
AUC ↔
a
C
min
↔
a
C
max
↔
a
raltegravir
AUC ↓ 0,90 (0,68-1,18)
C
min
↓ 0,66 (0,34-1,26)
C
max
↓ 0,89 (0,68-1,15)
etravirine
AUC ↔ 1,10 (1,03-1,16)
C
min
↔ 1,17 (1,10-1,26)
C
max
↔ 1,04 (0,97-1,12)
Er wordt geen interactie verwacht
tussen INTELENCE en enfuvirtide als
deze gelijktijdig worden toegediend.
Etravirine verlaagde de
plasmaconcentraties van dolutegravir
significant. Het effect van etravirine op
de plasmaconcentraties van
dolutegravir werd beperkt door
gelijktijdige toediening van
darunavir/ritonavir of van
lopinavir/ritonavir. Het is te verwachten
dat ook atazanavir/ritonavir het effect
beperkt.
INTELENCE dient alleen met
dolutegravir te worden gebruikt als
daarbij ook gelijktijdig
atazanavir/ritonavir, darunavir/ritonavir
, of lopinavir/ritonavir wordt
toegediend. Deze combinatie kan
zonder dosisaanpassing worden
gebruikt.
Dolutegravir +
lopinavir/ritonavir
50 mg eenmaal daags
+ 400/100 mg
tweemaal daags
Raltegravir
400 mg tweemaal
daags
INTELENCE en raltegravir kunnen
zonder dosisaanpassing samen worden
gebruikt.
10
ANTIARRHYTHMICA
Digoxine
0,5 mg eenmalige
dosis
digoxine
AUC ↑ 1,18 (0,90-1,56)
C
min
ND
C
max
↑ 1,19 (0,96-1,49)
Niet onderzocht. Naar verwachting zal
INTELENCE de plasmaconcentraties
van deze antiarrhythmica verlagen.
Amiodaron
Bepridil
Disopyramide
Flecaïnide
Lidocaïne
(systemisch)
Mexiletine
Propafenon
Kinidine
ANTIBIOTICA
Azitromycine
INTELENCE en digoxine kunnen
zonder dosisaanpassing samen worden
gebruikt. Het wordt aanbevolen de
digoxineconcontratie te controleren bij
combinatie van digoxine met
INTELENCE.
Voorzichtigheid is vereist en, zo
mogelijk, wordt controle van de
therapeutische concentratie van
antiarrhythmica aanbevolen indien
gelijktijdig toegediend met
INTELENCE.
Claritromycine
500 mg tweemaal
daags
Niet onderzocht. Gezien de
eliminatieroute van azitromycine via
de gal worden er geen
geneesmiddeleninteracties verwacht
tussen azitromycine en INTELENCE.
claritromycine
AUC ↓ 0,61 (0,53-0,69)
C
min
↓ 0,47 (0,38-0,57)
C
max
↓ 0,66 (0,57-0,77)
14-OH-claritromycine
AUC ↑ 1,21 (1,05-1,39)
C
min
↔ 1,05 (0,90-1,22)
C
max
↑ 1,33 (1,13-1,56)
etravirine
AUC ↑ 1,42 (1,34-1,50)
C
min
↑ 1,46 (1,36-1,58)
C
max
↑ 1,46 (1,38-1,56)
Niet onderzocht. Naar verwachting zal
etravirine de plasmaconcentraties van
warfarine verhogen.
Niet onderzocht. Naar verwachting
zullen carbazamepine, fenobarbital en
fenytoïne de plasmaconcentraties van
etravirine verlagen.
fluconazol
AUC ↔ 0,94 (0,88-1,01)
C
min
↔ 0,91 (0,84-0,98)
C
max
↔ 0,92 (0,85-1,00)
etravirine
AUC ↑ 1,86 (1,73-2,00)
C
min
↑ 2,09 (1,90-2,31)
C
max
↑ 1,75 (1,60-1,91)
INTELENCE en azitromycine kunnen
zonder dosisaanpassing samen worden
gebruikt.
De blootstelling aan claritromycine
werd door etravirine verlaagd; de
concentraties van de actieve metaboliet,
14-OH-claritromycine, waren echter
verhoogd. Omdat
14-OH-claritromycine een lagere
activiteit heeft tegen
Mycobacterium
avium
complex (MAC), kan de totale
activiteit tegen dit pathogeen veranderd
zijn; daarom dient men voor de
behandeling van MAC alternatieven
voor claritromycine te overwegen.
Aanbevolen wordt de international
normalised ratio (INR) te controleren
als warfarine wordt gecombineerd met
INTELENCE.
Combinatie wordt niet aanbevolen.
ANTICOAGULANTIA
Warfarine
ANTICONVULSIVA
Carbamazepine
Fenobarbital
Fenytoïne
ANTIMYCOTICA
Fluconazol
200 mg eenmaal ‘s
ochtends
INTELENCE en fluconazol kunnen
zonder dosisaanpassing worden
gebruikt.
11
Niet onderzocht. Posaconazol, een
krachtige remmer van CYP3A4, kan
de plasmaconcentraties van etravirine
verhogen. Itraconazol en ketoconazol
zijn zowel krachtige remmers als
substraten van CYP3A4. Gelijktijdig
systemisch gebruik van itraconazol of
ketoconazol en etravirine kan de
plasmaconcentraties van etravirine
verhogen. Tegelijkertijd kunnen de
plasmaconcentraties van itraconazol
of ketoconazol door etravirine worden
verlaagd.
Voriconazol
voriconazol
200 mg tweemaal
AUC ↑ 1,14 (0,88-1,47)
daags
C
min
↑ 1,23 (0,87-1,75)
C
max
↓ 0,95 (0,75-1,21)
etravirine
AUC ↑ 1,36 (1,25-1,47)
C
min
↑ 1,52 (1,41-1,64)
C
max
↑ 1,26 (1,16-1,38)
ANTIMALARIAMIDDELEN
Artemether/
artemether
Lumefantrine
AUC ↓ 0,62 (0,48-0,80)
80/480 mg, 6 doses
C
min
↓ 0,82 (0,67-1,01)
op 0, 8, 24, 36, 48
C
max
↓ 0,72 (0,55-0,94)
en 60 uur
dihydroartemisinine
AUC ↓ 0,85 (0,75-0,97)
C
min
↓ 0,83 (0,71-0,97)
C
max
↓ 0,84 (0,71-0,99)
lumefantrine
AUC ↓ 0,87 (0,77-0,98)
C
min
↔ 0,97 (0,83-1,15)
C
max
↔ 1,07 (0,94-1,23)
etravirine
AUC ↔ 1,10 (1,06-1,15)
C
min
↔ 1,08 (1,04-1,14)
C
max
↔ 1,11 (1,06-1,17)
MIDDELEN TEGEN MYCOBACTERIËN
Rifampicine
Niet onderzocht. Naar verwachting
Rifapentine
zullen rifampicine en rifapentine de
plasmaconcentraties van etravirine
verlagen.
INTELENCE dient te worden gebruikt
in combinatie met een gebooste PI.
Rifampicine is gecontra-indiceerd in
combinatie met gebooste PI’s.
Itraconazol
Ketoconazol
Posaconazol
INTELENCE en deze antimycotica
kunnen zonder dosisaanpassing worden
gebruikt.
INTELENCE en voriconazol kunnen
zonder dosisaanpassing worden
gebruikt.
Een nauwgezette opvolging van de
antimalaria-respons is vereist als
INTELENCE met
artemether/lumefantrine wordt
gecombineerd omdat een significante
afname in blootstelling aan artemether
en/of de actieve metaboliet ervan,
dihydroartemisinine, kan leiden tot een
verminderde werkzaamheid tegen
malaria. Er is geen dosisaanpassing
voor INTELENCE nodig.
Combinatie wordt afgeraden.
12
Rifabutine
300 mg eenmaal
daags
Gecombineerd met een gebooste PI:
Er is geen interactiestudie uitgevoerd.
Op basis van gegevens uit het
verleden kan een afname van de
blootstelling aan etravirine worden
verwacht, terwijl een verhoging van
de blootstelling aan rifabutine en in
het bijzonder aan
25-O-desacetyl-rifabutine te
verwachten is.
Niet gecombineerd met een gebooste
PI (buiten de aanbevolen indicatie
voor etravirine):
rifabutine
AUC ↓ 0,83 (0,75-0,94)
C
min
↓ 0,76 (0,66-0,87)
C
max
↓ 0,90 (0,78-1,03)
25-O-desacetyl-rifabutine
AUC ↓ 0,83 (0,74-0,92)
C
min
↓ 0,78 (0,70-0,87)
C
max
↓ 0,85 (0,72-1,00)
etravirine
AUC ↓ 0,63 (0,54-0,74)
C
min
↓ 0,65 (0,56-0,74)
C
max
↓ 0,63 (0,53-0,74)
De combinatie van INTELENCE met
een gebooste PI en rifabutine dient met
voorzichtigheid te worden gebruikt
vanwege de kans op verlaagde
blootstelling aan etravirine en het risico
van verhoging van de blootstelling aan
rifabutine en 25-O-desacetyl-rifabutine.
Nauwgezette opvolging wordt
aanbevolen voor de virologische
respons en voor rifabutine-gerelateerde
bijwerkingen.
Voor de benodigde dosisaanpassing
van rifabutine wordt verwezen naar de
productinformatie van de
gecombineerde gebooste PI.
BENZODIAZEPINEN
Diazepam
Niet onderzocht. Etravirine zal naar
verwachting de plasmaconcentraties
van diazepam verhogen.
Alternatieven voor diazepam dienen te
worden overwogen.
Systemisch dexamethason dient met
voorzichtigheid te worden gebruikt of
alternatieven dienen te worden
overwogen, in het bijzonder bij
chronisch gebruik.
CORTICOSTEROÏDEN
Dexamethason
Niet onderzocht. Dexamethason zal
(systemisch)
naar verwachting de
plasmaconcentraties van etravirine
verlagen.
ANTICONCEPTIVA OP BASIS VAN OESTROGEEN
Ethinylestradiol
ethinylestradiol
De combinatie van oestrogeen- en/of
0,035 mg eenmaal
AUC ↑ 1,22 (1,13-1,31)
progesteronbevattende anticonceptiva
daags
C
min
↔ 1,09 (1,01-1,18)
en INTELENCE kan zonder
Norethindron
C
max
↑ 1,33 (1,21-1,46)
dosisaanpassing worden gebruikt.
1 mg eenmaal daags
norethindron
AUC ↔ 0,95 (0,90-0,99)
C
min
↓ 0,78 (0,68-0,90)
C
max
↔ 1,05 (0,98-1,12)
etravirine
AUC ↔
a
C
min
↔
a
C
max
↔
a
DIRECT WERKENDE ANTIVIRALE MIDDELEN TEGEN HET HEPATITIS C-VIRUS (HCV)
Ribavirine
Niet onderzocht, maar op basis van de De combinatie van INTELENCE en
eliminatieroute van ribavirine via de
ribavirine kan zonder dosisaanpassing
nieren is geen interactie te
worden gebruikt.
verwachten.
13
Daclatasvir
Niet onderzocht. Gelijktijdige
toediening van etravirine en
daclatasvir kan de concentratie van
daclatasvir verlagen.
Het wordt niet aanbevolen om
daclatasvir gelijktijdig toe te dienen
met INTELENCE.
Elbasvir/grazoprevir
Niet onderzocht. Gelijktijdige
toediening van etravirine en
elbasvir/grazoprevir kan de
concentratie van elbasvir en
grazoprevir verlagen, wat leidt tot een
verminderd therapeutisch effect van
elbasvir/grazoprevir.
Gelijktijdige toediening is gecontra-
indiceerd (zie rubriek 4.3).
KRUIDENMIDDELEN
Sint-janskruid
Niet onderzocht. Naar verwachting zal
(Hypericum
sint-janskruid de plasmaconcentraties
perforatum)
van etravirine verlagen.
HMG-CO-A-REDUCTASEREMMERS
Atorvastatine
atorvastatine
40 mg eenmaal daags AUC ↓ 0,63 (0,58-0,68)
C
min
ND
C
max
↑ 1,04 (0,84-1,30)
2-OH-atorvastatine
AUC ↑ 1,27 (1,19-1,36)
C
min
ND
C
max
↑ 1,76 (1,60-1,94)
etravirine
AUC ↔ 1,02 (0,97-1,07)
C
min
↔ 1,10 (1,02-1,19)
C
max
↔ 0,97 (0,93-1,02)
Fluvastatine
Niet onderzocht. Er wordt geen
Lovastatine
interactie verwacht tussen pravastatine
Pravastatine
en etravirine.
Rosuvastatine
Lovastatine, rosuvastatine en
Simvastatine
simvastatine zijn substraten van
CYP3A4 en gelijktijdige toediening
met etravirine kan leiden tot lagere
plasmaconcentraties van de
HMG-Co-A-reductaseremmer.
Fluvastatine en rosuvastatine worden
omgezet door CYP2C9 en
gelijktijdige toediening met etravirine
kan leiden tot hogere
plasmaconcentraties van de
HMG-Co-A-reductaseremmer.
H
2
-RECEPTORANTAGONISTEN
Ranitidine
etravirine
150 mg tweemaal
AUC ↓ 0,86 (0,76-0,97)
daags
C
min
ND
C
max
↓ 0,94 (0,75-1,17)
Combinatie niet aanbevolen.
De combinatie van INTELENCE en
atorvastatine kan zonder
dosisaanpassing worden gegeven; het
kan echter zijn dat de dosis van
atorvastatine moet worden veranderd
op geleide van de klinische respons.
Dosisaanpassingen voor deze
HMG-Co-A-reductaseremmers kunnen
noodzakelijk zijn.
INTELENCE kan zonder
dosisaanpassing gelijktijdig worden
gebruikt met H
2
-receptorantagonisten.
14
IMMUNOSUPPRESSIVA
Ciclosporine
Niet onderzocht. Naar verwachting zal
Sirolimus
etravirine de plasmaconcentraties van
Tacrolimus
ciclosporine, sirolimus en tacrolimus
verlagen.
Gelijktijdige toediening met
systemische immunosuppressiva dient
met voorzichtigheid te worden
uitgevoerd, omdat de
plasmaconcentraties van ciclosporine,
sirolimus en tacrolimus beïnvloed
kunnen worden bij gelijktijdig gebruik
met INTELENCE.
NARCOTISCHE ANALGETICA
Methadon
R(-) methadon
Geen veranderingen in de
individuele dosis van
AUC ↔ 1,06 (0,99-1,13)
methadondosering waren nodig
60 mg tot 130 mg
C
min
↔ 1,10 (1,02-1,19)
gebaseerd op de klinische toestand
eenmaal daags
C
max
↔ 1,02 (0,96-1,09)
tijdens of na de periode waarin
S(+) methadon
gelijktijdig INTELENCE werd
AUC ↔ 0,89 (0,82-0,96)
gebruikt.
C
min
↔ 0,89 (0,81-0,98)
C
max
↔ 0,89 (0,83-0,97)
etravirine
AUC ↔
a
C
min
↔
a
C
max
↔
a
FOSFODIËSTERASE, TYPE 5 (PDE-5) REMMERS
Sildenafil 50 mg
sildenafil
Gelijktijdig gebruik van
eenmalige dosis
AUC ↓ 0,43 (0,36-0,51)
PDE-5-remmers met INTELENCE kan
Tadalafil
C
min
ND
dosisaanpassing van de PDE-5-remmer
Vardenafil
C
max
↓ 0,55 (0,40-0,75)
noodzakelijk maken om het gewenste
N-desmethyl-sildenafil
klinische effect te bereiken.
AUC ↓ 0,59 (0,52-0,68)
C
min
ND
C
max
↓ 0,75 (0,59-0,96)
BLOEDPLAATJESAGGREGATIEREMMERS
Clopidogrel
In-vitro-gegevens
tonen aan dat
Uit voorzorg wordt gelijktijdig gebruik
etravirine een remmend effect heeft op van etravirine en clopidogrel afgeraden.
CYP2C19. Daarom is het mogelijk dat
etravirine door een dergelijke
remming van CYP2C19
in vivo
de
omzetting van clopidogrel naar zijn
actieve metaboliet kan remmen. De
klinische relevantie van deze interactie
is niet aangetoond.
PROTONPOMPREMMERS
Omeprazol
etravirine
INTELENCE kan zonder
40 mg eenmaal daags AUC ↑ 1,41 (1,22-1,62)
dosisaanpassing gelijktijdig met
C
min
ND
protonpompremmers worden gebruikt.
C
max
↑ 1,17 (0,96-1,43)
SELECTIEVE SEROTONINEHEROPNAMEREMMERS (SSRI’S)
Paroxetine
paroxetine
INTELENCE kan zonder
20 mg eenmaal daags AUC ↔ 1,03 (0,90-1,18)
dosisaanpassing gelijktijdig met
C
min
↓ 0,87 (0,75-1,02)
paroxetine worden gebruikt.
C
max
↔ 1,06 (0,95-1,20)
etravirine
AUC ↔ 1,01 (0,93-1,10)
C
min
↔ 1,07 (0,98-1,17)
C
max
↔ 1,05 (0,96-1,15)
a
Vergelijking gebaseerd op historische controle.
Studie werd uitgevoerd met tenofovirdisoproxil fumaraat 300 mg eenmaal daags.
N.B. Bij onderzoek van interactie tussen geneesmiddelen werden verschillende formuleringen en/of dosissen van
etravirine gebruikt die tot vergelijkbare blootstelling leidden. Daarom zijn interacties die relevant zijn voor de ene
formulering ook relevant voor de andere.
b
15
Pediatrische patiënten
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Bij de beslissing om antiretrovirale middelen te gebruiken voor de behandeling van een hiv-infectie bij
zwangere vrouwen, en als gevolg daarvan voor het verminderen van het risico op verticale transmissie
van hiv naar de pasgeborene, geldt over het algemeen dat er rekening moet worden gehouden met
zowel gegevens uit dieronderzoek als met de klinische ervaring bij zwangere vrouwen teneinde de
veiligheid voor de foetus te karakteriseren.
Passage door de placenta is waargenomen bij drachtige ratten, maar het is niet bekend of
placentapassage van etravirine ook plaatsvindt bij zwangere vrouwen. De resultaten van dieronderzoek
duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten voor wat betreft de zwangerschap,
ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of de postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3).
Op basis van gegevens uit dieronderzoek is het risico op misvormingen bij mensen onwaarschijnlijk.
De klinische gegevens brengen geen veiligheidsrisico aan het licht, maar zijn zeer beperkt.
Borstvoeding
Etravirine wordt in de moedermelk uitgescheiden.
Over het algemeen wordt aanbevolen dat met hiv geïnfecteerde moeders in geen geval hun baby’s
borstvoeding geven teneinde transmissie van hiv te voorkomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het effect van etravirine op de vruchtbaarheid bij de mens. Bij
ratten had toediening van etravirine geen invloed op de paring of op de vruchtbaarheid (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
INTELENCE heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Er is geen onderzoek verricht naar de effecten van INTELENCE op de rijvaardigheid en op
het vermogen om machines te bedienen. Bijwerkingen zoals slaperigheid en duizeligheid zijn gemeld
bij patiënten die met etravirine werden behandeld. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het
beoordelen van het vermogen van een patiënt om een voertuig te besturen of machines te bedienen (zie
rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De vaakst gemelde (incidentie ≥ 10%) bijwerkingen van alle intensiteiten voor etravirine waren
huiduitslag, diarree, nausea en hoofdpijn. In de fase III-studies was het aantal stopzettingen van de
behandeling wegens bijwerkingen 7,2% bij de patiënten behandeld met etravirine. De meest frequente
bijwerking die oorzaak was van het stopzetten van de behandeling was huiduitslag.
Tabel met bijwerkingen
Tabel 3 geeft een overzicht van de bijwerkingen gemeld bij patiënten behandeld met etravirine. De
bijwerkingen zijn aangegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie. Binnen iedere frequentiegroep
worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. De frequenties zijn gedefinieerd als: zeer
vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100 tot < 1/10), soms (≥ 1/1.000 tot < 1/100), zelden (≥ 1/10.000 tot
< 1/1.000) en zeer zelden (< 1/10.000).
16
Tabel 3:
Bijwerkingen van etravirine waargenomen in klinische studies en tijdens
postmarketingervaring
Systeem/Orgaanklasse
Frequentie Bijwerking
Bloed- en
vaak
trombocytopenie, anemie, neutrofielen verlaagd
lymfestelselaandoeningen
soms
wittebloedceltelling verlaagd
Immuunsysteemaandoeningen vaak
geneesmiddelenovergevoeligheid
soms
immuunreconstitutiesyndroom
Voedings- en
vaak
diabetes mellitus, hyperglykemie,
stofwisselingsstoornissen
hypercholesterolemie, low density lipoproteïne
(LDL) verhoogd, hypertriglyceridemie,
hyperlipidemie, dyslipidemie, anorexie
Psychische stoornissen
vaak
angst, insomnia, slaapstoornissen
soms
verwardheid, desoriëntatie, nachtmerries,
zenuwachtigheid, abnormaal dromen
Zenuwstelselaandoeningen
zeer vaak
hoofdpijn
vaak
perifere neuropathie, paresthesie, hypo-esthesie,
amnesie, somnolentie
soms
convulsies, syncope, tremor, hypersomnie,
aandachtsstoornis
Oogaandoeningen
vaak
wazig zicht
Evenwichtsorgaan- en
soms
vertigo
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
vaak
myocardinfarct
soms
boezemfibrillatie, angina pectoris
Bloedvataandoeningen
vaak
hypertensie
zelden
hemorragische beroerte
a
Ademhalingsstelsel-, borstkas- vaak
inspanningskortademigheid
en mediastinumaandoeningen
soms
bronchospasme
Maagdarmstelselaandoeningen zeer vaak
diarree, nausea
vaak
gastro-oesofageale reflux, braken, abdominale pijn,
abdominale distensie, flatulentie, gastritis,
constipatie, droge mond, stomatitis, lipase
verhoogd, bloedamylase verhoogd
soms
pancreatitis, hematemesis, kokhalzen
Lever- en galaandoeningen
vaak
alanine-aminotransferase (ALAT) verhoogd,
aspartaataminotransferase (ASAT) verhoogd
soms
hepatitis, leversteatose, cytolytische hepatitis,
hepatomegalie
Huid- en
zeer vaak
huiduitslag
onderhuidaandoeningen
vaak
nachtelijk zweten, droge huid, prurigo
soms
angioneurotisch oedeem
a
, zwelling aangezicht,
hyperhidrose
zelden
Stevens-Johnson-syndroom
a
, erythema multiforme
a
zeer zelden toxische epidermale necrolyse
a
, DRESS
b
Nier- en
vaak
nierfalen, bloedcreatinine verhoogd
urinewegaandoeningen
Voortplantingsstelsel- en
soms
gynaecomastie
borstaandoeningen
Algemene aandoeningen en
vaak
vermoeidheid
toedieningsplaatsstoornissen
soms
traagheid
a
b
Deze bijwerkingen werden waargenomen in andere klinische studies dan DUET-1 en DUET-2.
Deze bijwerkingen zijn vastgesteld via postmarketingervaring met etravirine.
17
Beschrijving van enkele specifieke bijwerkingen
Huiduitslag
De huiduitslag was meestal licht tot matig ernstig, doorgaans maculair tot maculopapulair of
erythemateus, deed zich meestal in de tweede week van de behandeling voor, en was zeldzaam na
week 4. De huiduitslag bleef meestal beperkt en verdween bij verdere behandeling doorgaans binnen
1 tot 2 weken (zie rubriek 4.4). In de arm met etravirine bij de DUET-studies was de incidentie van
huiduitslag bij vrouwen hoger dan bij mannen (huiduitslag ≥ graad 2 werd gemeld bij 9 van de
60 vrouwen [15,0%] tegenover 51 van de 539 mannen [9,5%]; stoppen wegens huiduitslag werd
gemeld bij 3 van de 60 vrouwen [5,0%] tegenover 10 van de 539 mannen [1,9%]) (zie rubriek 4.4). Er
was geen geslachtsgebonden verschil in ernst of aantal stopzettingen van de behandeling wegens
huiduitslag. De klinische gegevens zijn beperkt en een verhoogde kans op huidreacties bij patiënten
met een voorgeschiedenis van NNRTI-geassocieerde huidreactie kan niet worden uitgesloten (zie
rubriek 4.4).
Metabole parameters
Het gewicht en de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens antiretrovirale
behandeling (zie rubriek 4.4).
Immuunreconstitutiesyndroom
Bij patiënten met hiv met een ernstige immuundeficiëntie bij de aanvang van een antiretrovirale
combinatietherapie (ARCT), kan een inflammatoire reactie op asymptomatische of residuele
opportunistische infecties ontstaan. Auto-immuunziekten (zoals de ziekte van Graves en
auto-immuunhepatitis) zijn ook gerapporteerd; de gerapporteerde tijd tot het begin van de ziekte is
echter variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van de behandeling
optreden (zie rubriek 4.4).
Osteonecrose
Er zijn gevallen van osteonecrose gemeld, in het bijzonder bij patiënten met algemeen erkende
risicofactoren, vergevorderde hiv-ziekte of langdurige blootstelling aan antiretrovirale
combinatietherapie. De frequentie hiervan is niet bekend (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten (1 tot 18 jaar)
De beoordeling van de veiligheid bij kinderen en adolescenten is gebaseerd op twee enkelarmige
studies. PIANO (TMC125-C213) is een fase II-studie waarin 101 met hiv-1 geïnfecteerde pediatrische
patiënten van 6 jaar tot 18 jaar die eerder een antiretrovirale behandeling hadden ontvangen,
INTELENCE ontvingen in combinatie met andere antiretrovirale middelen. TMC125-
C234/IMPAACT P1090 is een fase I/II-studie waarin 26 met hiv-1 geïnfecteerde pediatrische
patiënten van 1 jaar tot 6 jaar die eerder een antiretrovirale behandeling hadden ontvangen,
INTELENCE ontvingen in combinatie met andere antiretrovirale middelen (zie rubriek 5.1).
In PIANO en TMC125-C234/IMPAACT P1090 waren de frequentie, het type en de ernst van de
bijwerkingen bij pediatrische patiënten vergelijkbaar met die waargenomen bij volwassenen. In
PIANO werd huiduitslag vaker bij vrouwelijke patiënten gemeld dan bij mannelijke (huiduitslag
≥ graad 2 werd gemeld bij 13 van de 64 vrouwelijke patiënten [20,3%] tegenover 2 van de
37 mannelijke [5,4%]; stoppen wegens huiduitslag werd gemeld bij 4 van de 64 vrouwelijke patiënten
[6,3%] tegenover 0 van de 37 mannelijke [0%]) (zie rubriek 4.4). Meestal was de huiduitslag mild tot
matig, van het maculaire/papulaire type en trad het op in de tweede week van de behandeling. De
huiduitslag verdween meestal vanzelf binnen 1 week bij het voortzetten van de behandeling.
In een retrospectieve postmarketing-cohortstudie ter onderbouwing van het langetermijn-
veiligheidsprofiel van etravirine bij kinderen en jongeren tot 18 jaar met hiv-1-infectie die behandeld
werden met etravirine in combinatie met andere antiretrovirale middelen tegen hiv-1 (N = 182), werd
het Stevens-Johnson-syndroom in een hogere incidentie (1%) gemeld dan in klinische studies bij
volwassenen (< 0,1%).
18
Andere speciale populaties
Patiënten met een co-infectie met het hepatitis B- en/of hepatitis C-virus
In de gezamenlijke analyse voor DUET-1 en DUET-2 was er een tendens dat de incidentie van
leveraandoeningen hoger was bij met etravirine behandelde patiënten met een co-infectie dan bij
patiënten met een co-infectie in de placebogroep. INTELENCE dient bij dergelijke patiënten met
voorzichtigheid te worden gebruikt (zie ook de rubrieken 4.4 en 5.2).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er zijn geen gegevens met betrekking tot symptomatische overdosering met etravirine, maar het is
mogelijk dat de meest voorkomende bijwerkingen van etravirine, namelijk huiduitslag, diarree, nausea
en hoofdpijn, de symptomen zijn die bij overdosering het vaakst worden opgemerkt. Er is geen
specifiek antidotum tegen een overdosering met etravirine. De behandeling van een overdosering met
INTELENCE bestaat uit algemene ondersteunende maatregelen met inbegrip van een bewaking van
de vitale functies en observatie van de klinische toestand van de patiënt. Aangezien etravirine sterk
gebonden is aan eiwitten, is het niet aannemelijk dat dialyse kan bijdragen tot aanzienlijke
verwijdering van de werkzame stof.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antivirale middelen voor systemisch gebruik, niet-nucleoside
reverse-transcriptaseremmers, ATC-code: J05AG04.
Werkingsmechanisme
Etravirine is een NNRTI van het humaan immunodeficiëntievirus type 1 (hiv-1). Etravirine bindt
rechtstreeks aan het reverse transcriptase (RT) en blokkeert de activiteit van het RNA-afhankelijke en
DNA-afhankelijke DNA-polymerase als gevolg van een verstoring van de katalytische site van het
enzym.
Antivirale activiteit
in vitro
Etravirine vertoont een activiteit tegen het ‘wild type’ hiv-1 in T-cellijnen en primaire cellen met
mediane EC
50
-waarden van 0,9 tot 5,5 nM. Etravirine vertoont ook een activiteit tegen primaire
isolaten van hiv-1 groep M (subtypen A, B, C, D, E, F en G) en hiv-1 groep O met EC
50
-waarden van
resp. 0,3 tot 1,7 nM en 11,5 tot 21,7 nM. Hoewel etravirine
in vitro
een activiteit vertoont tegen het
‘wild type’ hiv-2 met mediane EC
50
-waarden van 5,7 tot 7,2 µM, wordt een behandeling van
hiv-2-infecties met etravirine niet aanbevolen aangezien hierover geen klinische gegevens beschikbaar
zijn. Etravirine behoudt een activiteit tegen hiv-1 virale stammen met resistentie tegen nucleoside
reverse transcriptase- en/of proteaseremmers. Bovendien vertoont etravirine een ≤ 3-voudige toename
(fold change: FC) van de EC
50
, tegen 60% van de 6.171 klinische isolaten met NNRTI-resistentie.
Resistentie
De effectiviteit van etravirine in relatie tot resistentie tegen NNRTI’s op
baseline
is voornamelijk
geanalyseerd met etravirine dat werd gegeven in combinatie met darunavir/ritonavir (DUET-1 en
DUET-2). Gebooste proteaseremmers, zoals darunavir/ritonavir, hebben een hogere grens voor
19
resistentie dan andere klassen antiretrovirale middelen. De breekpunten voor verminderde effectiviteit
met etravirine (> 2 etravirine-geassocieerde mutaties op
baseline,
zie het deel over klinische
resultaten) zijn van toepassing als etravirine in combinatie met een gebooste proteaseremmer wordt
gegeven. Dit breekpunt kan bij antiretrovirale combinatietherapie zonder een gebooste
proteaseremmer lager liggen.
In de fase III-studies DUET-1 en DUET-2 waren de mutaties die zich bij patiënten met virologisch
falen op de behandeling met etravirine het meest frequent ontwikkelden: V108I,V179F, V179I,
Y181C en Y181I. Deze traden doorgaans op tegen een achtergrond van vele andere met
NNRTI-resistentie geassocieerde mutaties (RAM’s). In alle andere studies uitgevoerd met etravirine
bij hiv-1 geïnfecteerde patiënten deden de volgende mutaties zich het meest frequent voor: L100I,
E138G, V179F, V179I, Y181C en H221Y.
Kruisresistentie
Na virologisch falen van een behandeling met etravirine, wordt een behandeling met efavirenz en/of
nevirapine niet aanbevolen.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Reeds behandelde volwassen patiënten
Belangrijkste studies
De aanwijzingen voor de werkzaamheid van etravirine zijn gebaseerd op gegevens na 48 weken in
2 fase III-studies, DUET-1 en DUET-2. Deze studies waren identiek van opzet en in elke studie werd
een vergelijkbare werkzaamheid van etravirine gezien. De onderstaande resultaten zijn gecombineerde
gegevens van de twee studies.
Kenmerken van de studie
-
Opzet: gerandomiseerd (1:1), dubbelblind, placebogecontroleerd.
-
Behandeling: etravirine vs. placebo, naast een
background regimen
(BR) met
darunavir/ritonavir (DRV/rtv), door de onderzoeker geselecteerde N(t)RTI’s en optioneel
enfuvirtide (ENF).
-
Belangrijkste inclusiecriteria:
hiv-1 virale lading in plasma > 5.000 kopieën van hiv-1 RNA/ml bij inclusie
1 of meer NNRTI-resistentie-geassocieerde mutaties (RAM’s) vastgesteld bij inclusie of
uit eerdere genotypische analyse (d.w.z. gearchiveerde resistentie)
3 of meer primaire PI-mutaties bij inclusie
op een stabiele antiretrovirale behandeling gedurende ten minste 8 weken.
-
Stratificatie: de randomisatie was gestratificeerd volgens gepland gebruik van ENF in de BR,
eerder gebruik van darunavir en virale lading bij inclusie.
-
Virologische respons werd gedefinieerd als het bereiken van een bevestigde niet-detecteerbare
virale lading (< 50 kopieën van hiv-1 RNA/ml).
Samenvatting van werkzaamheidsresultaten
Tabel 4:
DUET-1 en DUET-2 gecombineerde gegevens na 48 weken
Etravirine + BR
Placebo + BR
Behandelingsverschil
N = 599
N = 604
(95% BI)
Baseline-kenmerken
Mediaan plasma
4,8 log
10
kopieën/ml
4,8 log
10
kopieën/ml
hiv-1 RNA
Mediaan aantal
99 x 10
6
cellen/l
109 x 10
6
cellen/l
CD4-cellen
20
Resultaten
Bevestigde niet-
detecteerbare virale
lading (< 50 kopieën
van hiv-1 RNA/ml)
a
n (%)
In totaal
de novo
ENF
Geen
de novo
ENF
< 400 kopieën van hiv-
1 RNA/ml
a
n (%)
Gemiddelde
verandering in
hiv-1 RNA log
10
t.o.v.
baseline
(log
10
kopieën/ml)
b
Gemiddelde
verandering in aantal
CD4 cellen t.o.v.
baseline
(x 10
6
/l)
b
Aids-definiërende
ziekte en/of overlijden
n (%)
a
b
c
363 (60,6%)
109 (71,2%)
254 (57,0%)
428 (71,5%)
240 (39,7%)
93 (58,5%)
147 (33,0%)
286 (47,4%)
20,9%
(15,3%; 26,4%)d
12,8%
(2,3%; 23,2%)f
23,9%
(17,6%; 30,3%)f
24,1%
(18,7%; 29,5%)d
-0,6
(-0,8; -0,5)c
-2,25
-1,49
+98,2
+72,9
24,4
(10,4; 38,5)c
-3,9%
(-6,9%; -0,9%)e
35 (5,8%)
59 (9,8%)
d
e
f
Gegevensregistratie volgens het TLOVR-algoritme (TLOVR = Time to Loss of Virologic Response).
Non-completer geregistreerd als falen (NC = F).
Behandelingsverschillen zijn gebaseerd op kleinste-kwadraatgemiddelde van een ANCOVA-model met
stratificatiefactoren. P-waarde < 0,0001 voor gemiddelde daling van hiv-1 RNA; P-waarde = 0,0006 voor gemiddelde
verandering in aantal CD4-cellen.
Betrouwbaarheidsinterval rond waargenomen verschillen in responswaarden; P-waarde < 0,0001 in logistiek
regressiemodel met stratificatiefactoren.
Betrouwbaarheidsinterval rond waargenomen verschillen in responswaarden; P-waarde = 0,0408.
Betrouwbaarheidsinterval rond waargenomen verschillen in responswaarden; P-waarde uit de CMH-test, met controle
voor stratificatiefactoren = 0,0199 voor ‘de
novo’,
en < 0,0001 voor ‘niet
de novo’.
Wegens het significante interactie-effect tussen de behandeling en ENF werd de primaire analyse
uitgevoerd voor 2 ENF-strata (patiënten met hernieuwd of geen gebruik van ENF versus patiënten met
de novo
gebruik van ENF). De week 48-resultaten van de gecombineerde gegevens van DUET-1 en
DUET-2 tonen aan dat de etravirine-arm superieur was aan de placebo-arm, ongeacht of ENF
de novo
was gebruikt (p = 0,0199) of niet (p < 0,0001). De resultaten van deze analyse (week 48) volgens
ENF-stratum worden getoond in tabel 4.
Aanzienlijk minder patiënten in de etravirine-arm bereiken een klinisch eindpunt (door aids bepaalde
ziekte en/of sterfte) dan in de placebo-arm (p = 0,0408).
Tabel 5 toont een subgroepanalyse van de virologische respons (gedefinieerd als een virale lading
< 50 kopieën van hiv-1 RNA/ml) in week 48 naar virale lading en aantal CD4-cellen op
baseline
(gecombineerde gegevens DUET).
21
DUET-1 en DUET-2 gecombineerde gegevens
Aantal deelnemers met hiv-1 RNA < 50 kopieën/ml
in week 48
Subgroepen
Etravirine + BR
Placebo + BR
N = 599
N = 604
Baseline
hiv-1 RNA
< 30.000 kopieën/ml
75,8%
55,7%
≥ 30.000 en < 100.000 kopieën/ml
61,2%
38,5%
≥ 100.000 kopieën/ml
49,1%
28,1%
Baseline
aantal CD4-cellen (x 10
6
/l)
< 50
45,1%
21,5%
≥ 50 en < 200
65,4%
47,6%
≥ 200 en < 350
73,9%
52,0%
≥ 350
72,4%
50,8%
Opmerking: gegevensregistratie volgens het TLOVR-algoritme (TLOVR = Time to Loss of Virologic Response)
Tabel 5:
Baseline-genotype of -fenotype en virologische resultaatanalyses
In DUET-1 en DUET-2 ging de aanwezigheid bij aanvang van 3 of meer van de volgende mutaties:
V90I, A98G, L100I, K101E, K101P, V106I, V179D, V179F, Y181C, Y181I, Y181V, G190A en
G190S, (etravirine RAM’s) gepaard met een verminderde virologische respons op etravirine (zie
tabel 6). Deze afzonderlijke mutaties deden zich voor in aanwezigheid van andere NNRTI RAM’s.
V179F was nooit aanwezig zonder Y181C.
Conclusies betreffende de relevantie van bijzondere mutaties of mutatiepatronen zijn onderhevig aan
verandering naarmate er meer gegevens beschikbaar komen. Het wordt aanbevolen om altijd actuele
interpretatiesystemen te raadplegen bij het analyseren van de resultaten van een resistentietest.
Tabel 6:
Percentage deelnemers met < 50 kopieën van hiv-1 RNA/ml in week 48 ten
opzichte van het aantal etravirine RAM’s op
baseline
in de niet wegens viraal
falen uitgesloten populatie van de gecombineerde gegevens uit de studies DUET-1
en DUET-2
Baseline
aantal
Etravirine-armen
etravirine RAM’s*
N = 549
Hergebruik/geen gebruik van
de novo
ENF
ENF
Alle waarden
63,3% (254/401)
78,4% (109/139)
0
74,1% (117/158)
91,3% (42/46)
1
61,3% (73/119)
80,4% (41/51)
2
64,1% (41/64)
66,7% (18/27)
≥3
38,3% (23/60)
53,3% (8/15)
Placebo-armen
N = 569
Alle waarden
37,1% (147/396)
64,1% (93/145)
* Etravirine RAM’s = V90I, A98G, L100I, K101E/P, V106I, V179D/F, Y181C/I/V, G190A/S
Opmerking: alle patiënten in de DUET-studies kregen een achtergrondbehandeling bestaande uit darunavir/rtv, door de
onderzoeker geselecteerde NRTI’s en optioneel enfuvirtide.
De aanwezigheid van alleen K103N, de meest voorkomende NNRTI-mutatie bij aanvang in DUET-1
en DUET-2, werd niet geïdentificeerd als een mutatie die gepaard ging met resistentie tegen etravirine.
Verder had de aanwezigheid van deze mutatie alleen geen invloed op de respons in de etravirine-arm.
Er zijn extra gegevens nodig om conclusies te kunnen trekken over de invloed van K103N in
combinatie met andere NNRTI-mutaties.
Gegevens uit de DUET-studies suggereren dat de mate van toename (‘fold change’; FC) in EC
50
voor
etravirine op
baseline
een voorspellende factor was voor het virologisch resultaat, waarbij een
geleidelijk afnemende respons werd waargenomen bij een 3- tot een 13-voudige toename (FC > 3 en
FC > 13).
22
FC-subgroepen zijn gebaseerd op de geselecteerde patiëntenpopulaties in DUET-1 en DUET-2 en zijn
niet bedoeld als waarden voor de definitieve klinische gevoeligheidsbreekpunten voor etravirine.
Exploratieve één-op-één vergelijking met proteaseremmer bij proteaseremmer-naïeve patiënten
(studie TMC125-C227)
TMC125-C227 was een exploratieve, gerandomiseerde, open studie met actieve controle voor het
evalueren van de werkzaamheid en de veiligheid van etravirine in een behandelingsplan, dat met de
huidige indicatie niet is goedgekeurd. In de studie TMC125-C227 werd etravirine (N = 59) toegediend
met twee door de onderzoeker geselecteerde NRTI’s (d.w.z. zonder een ritonavir-gebooste PI) en werd
vergeleken met een door de onderzoeker geselecteerde combinatie van een PI met 2 NRTI’s (N = 57).
De studiepopulatie omvatte PI-naïeve, NNRTI-ervaren patiënten met aanwijzingen voor resistentie
tegen NNRTI’s.
In week 12 was de virologische respons groter in de controle-PI-arm (-2,2 log
10
kopieën/ml t.o.v.
baseline;
n = 53) vergeleken met de etravirine-arm (-1,4 log
10
kopieën/ml t.o.v.
baseline;
n = 40). Dit
verschil tussen behandelingsarmen was statistisch significant.
Op basis van deze studieresultaten wordt etravirine niet aanbevolen voor gebruik in combinatie met
alleen N(t)RTI’s bij patiënten die virologisch gefaald hebben op een behandeling met NNRTI’s en
N[t]RTI’s.
Pediatrische patiënten
Met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten (6 tot 18 jaar)
PIANO is een enkelarminge fase II-studie die de farmacokinetiek, veiligheid, tolerantie en
werkzaamheid van etravirine evalueerde bij 101 met hiv-1 geïnfecteerde en met antiretrovirale
geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten van 6 tot 18 jaar en met een lichaamsgewicht
van minstens 16 kg. In de studie werden patiënten opgenomen op een stabiel, maar virologisch falend,
antiretroviraal behandelingsschema, met een bevestigde plasma hiv-1 RNA
viral load
van
≥ 500 kopieën/ml. Vereist was dat het virus bij screening gevoelig was voor etravirine.
Op
baseline
was het mediane plasma hiv-1 RNA 3,9 log
10
kopieën/ml en het mediane aantal
CD4-cellen 385 x 10
6
cellen/l.
Tabel 7:
Virologische respons (ITT - TLOVR), verandering vanaf
baseline
in log
10
viral load
(NC = F), en verandering vanaf
baseline
in CD4-percentage en
cell count
(NC = F) in
week 24 in de TMC125-C213 en gecombineerde DUET-studies
Gecombineerde
Studie
TMC125-C213 TMC125-C213 TMC125-C213
DUET-studies
Leeftijd bij screening
6 tot < 12 jaar
12 tot < 18 jaar
6 tot < 18 jaar
≥ 18 jaar
Behandelgroep
ETR
ETR
ETR
ETR
N = 41
N = 60
N = 101
N = 599
Virologische parameters
Viral load
< 50 kopieën/ml in
24 (58,5)
28 (46,7)
52 (51,5)
363 (60,6)
week 24, n (%)
Viral load
< 400 kopieën/ml
28 (68,3)
38 (63,3)
66 (65,3)
445 (74,3)
in week 24, n (%)
≥ 1 log
10
verlaging vanaf
26 (63,4)
38 (63,3)
64 (63,4)
475 (79,3)
baseline
in week 24, n (%)
Verandering vanaf
baseline
in
log
10
viral load
(kopieën/ml)
-1,62 (0,21)
-1,44 (0,17)
-1,51 (0,13)
-2,37 (0,05)
in week 24, gemiddelde (SE)
-1,68 (-4,3; 0,9) -1,68 (-4,0; 0,7) -1,68 (-4,3; 0,9)
-2,78 (-4,6; 1,4)
en mediaan (bereik)
23
Immunologische parameters
Verandering vanaf
baseline
in
CD4
cell count
(x 10
6
cellen/l), gemiddelde (SE) en
mediaan (bereik)
Verandering vanaf
baseline
in
CD4-percentage, mediaan
(bereik)
125 (33,0)
124 (-410; 718)
4%
(-9; 20)
104 (17,5)
81 (-243; 472)
3%
(-4; 14)
112 (16,9)
108 (-410; 718)
4%
(-9; 20)
83,5 (3,64)
77,5 (-331; 517)
3%
(-7; 23)
N = aantal deelnemers met gegevens; n = aantal observaties.
In week 48 had 53,5% van alle pediatrische patiënten een bevestigde ondetecteerbare
viral load
van
< 50 hiv-1 RNA kopieën/ml volgens het TLOVR-algoritme. Het aandeel pediatrische patiënten met
< 400 hiv-1 RNA kopieën/ml was 63,4%. De gemiddelde verandering in plasma hiv-1 RNA van
baseline
tot week 48 was -1,53 log
10
kopieën/ml en de gemiddelde stijging van het aantal CD4-cellen
vanaf
baseline
was 156 x 10
6
cellen/l.
Met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten (1 tot 6 jaar)
TMC125-C234/IMPAACT P1090 is a fase I/II-studie die de farmacokinetiek, veiligheid, tolerantie en
werkzaamheid van INTELENCE evalueerde bij 20 met hiv-1 geïnfecteerde en met antiretrovirale
geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten van 2 tot 6 jaar (Cohort I) en 6 met hiv-1
geïnfecteerde en met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten van 1 tot
2 jaar (Cohort II). In Cohort III (≥ 2 maanden tot < 1 jaar) waren geen patiënten ingesloten. De studie
sloot patiënten in die gedurende minstens 8 weken een virologisch falend antiretroviraal
behandelregime gebruikten of die gedurende minstens 4 weken hun behandeling hadden onderbroken,
met een voorgeschiedenis van virologisch falen tijdens behandeling met antiretrovirale
geneesmiddelen, met een bevestigde plasma hiv-1 RNA
viral load
van > 1.000 kopieën/ml en zonder
bewijs van fenotypische resistentie tegen etravirine bij screening.
Tabel 8 geeft een samenvatting van de resultaten van de virologische respons voor de
TMC125-C234/IMPAACT P1090-studie.
Tabel 8:
Virologische respons (ITT-FDA Snapshot*) in week 48 in de TMC125-C234/IMPAACT
P1090 -studie
Cohort I
Cohort II
≥2 tot <6 jaar
≥1 tot <2 jaar
(N = 20)
(N = 6)
4,4 log
10
kopieën/ml
817,5 × 10
6
cellen/l
(27,6%)
16/20
(80,0%)
-2,31 log
10
kopieën/ml
298,5
10
6
cellen/l
(5,15%)
4,4 log
10
kopieën/ml
1.491,5 × 10
6
cellen/l
(26,9%)
1/6
(16,7%)
-0,665 log
10
kopieën/ml
0
10
6
cellen/l
(-2,2%)
Baseline
Plasma hiv-1 RNA
Mediane aantal CD4+ cellen
Mediane percentage CD4+ op
baseline
Week 48
Virologische respons (viral
load
in plasma <400 hiv-1
RNA kopieën/ml)
Mediane verandering in
plasma hiv-1 RNA vanaf
baseline
tot week 48
Mediane verandering in
CD4+ t.o.v.
baseline
N=aantal proefpersonen per behandelgroep.
* Intent-to-treat-FDA Snapshot benadering.
Subgroepanalyses lieten zien dat de virologische respons [hiv-RNA <400 kopieën/ml] voor
proefpersonen met een leeftijd van 2 tot 6 jaar 100,0% was [6/6] voor de proefpersonen die de
etravirine-tablet heel doorslikten, 100% [4/4] voor proefpersonen die een combinatie namen van zowel
etravirine uiteengevallen in vloeistof als hele etravirinetabletten en 60% [6/10] voor proefpersonen die
etravirine uiteengevallen in vloeistof innamen. Van de 4 proefpersonen die geen virologische respons
24
vertoonden en die etravirine uiteengevallen in vloeistof innamen, vertoonden er 3 virologisch falen en
hadden moeite met de therapietrouw, en één stopte vóór week 48 vanwege bijwerkingen.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met INTELENCE in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met infectie met het humaan immunodeficiëntievirus, zoals vastgesteld in het
pediatrisch implementatieplan (PIP) bij de toegekende indicatie (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
Zwangerschap en postpartum
Een studie bij 15 zwangere vrouwen waarbij etravirine (200 mg tweemaal daags) tijdens het tweede en
het derde zwangerschapstrimester en postpartum werd geëvalueerd in combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen liet zien dat de blootstelling aan totaal etravirine tijdens de
zwangerschap in het algemeen hoger was dan postpartum. Dit was in mindere mate zo voor de
blootstelling aan ongebonden etravirine (zie rubriek 5.2). Er waren in deze studie geen nieuwe klinisch
relevante bevindingen op het gebied van veiligheid bij de moeders of de pasgeborenen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetische eigenschappen van etravirine zijn geëvalueerd bij volwassen gezonde
deelnemers en bij volwassen en pediatrische reeds behandelde patiënten met hiv-1. De blootstelling
aan etravirine was bij patiënten met hiv-1 lager (35-50%) dan bij gezonde personen.
Populatie-farmacokinetische schattingen van etravirine 200 mg tweemaal daags
bij met hiv-1 geïnfecteerde volwassenen (geïntegreerde gegevens van week 48 uit
fase III-studies)*
Parameter
Etravirine 200 mg tweemaal daags
N = 575
AUC
12h
(ng•h/ml)
Geometrisch gemiddelde ± standaarddeviatie
4.522 ± 4.710
Mediaan (bereik)
4.380 (458 - 59.084)
C
0h
(ng/ml)
Geometrisch gemiddelde ± standaarddeviatie
297 ± 391
Mediaan (bereik)
298 (2 - 4.852)
*
Alle met hiv-1 geïnfecteerde personen die waren opgenomen in de klinische fase III-studies kregen darunavir/ritonavir
600/100 mg tweemaal daags als onderdeel van hun
background regimen.
Daarom verklaren de schattingen voor de
farmacokinetische parameters in de tabel reducties in de farmacokinetische parameters van etravirine als gevolg van
gelijktijdige toediening van etravirine met darunavir/ritonavir.
NB: De mediane voor eiwitbinding gecorrigeerde EC
50
voor MT4-cellen geïnfecteerd met hiv-1/IIIB
in vitro
= 4 ng/ml.
Tabel 9:
Absorptie
Aangezien geen intraveneuze formulering van etravirine beschikbaar is, is de absolute biologische
beschikbaarheid van etravirine niet bekend. Na orale toediening met voedsel wordt de maximale
plasmaconcentratie van etravirine doorgaans binnen 4 uren bereikt.
Bij gezonde deelnemers wordt de absorptie van etravirine niet beïnvloed door gelijktijdige toediening
van oraal ranitidine of omeprazol, d.w.z. geneesmiddelen die de pH in de maag verhogen.
Invloed van voedsel op de absorptie
De systemische blootstelling (AUC) aan etravirine was ongeveer 50% lager als etravirine in nuchtere
toestand werd toegediend in vergelijking met toediening na een maaltijd. INTELENCE moet dan ook
na een maaltijd worden genomen.
Distributie
Etravirine bindt voor ongeveer 99,9% aan plasma-eiwitten, hoofdzakelijk aan albumine (99,6%) en
α
1
-zuur glycoproteïne (97,66%-99,02%)
in vitro.
De distributie van etravirine in compartimenten
25
buiten het plasma (b.v. cerebrospinale vloeistof, genitale afscheidingsproducten) is bij de mens niet
geëvalueerd.
Biotransformatie
In-vitro-experimenten met humane levermicrosomen (HLM’s) wijzen uit dat etravirine hoofdzakelijk
een oxidatieve metabolisering ondergaat door het cytochroom CYP450 (CYP3A)-systeem in de lever
en, in mindere mate, door de CYP2C-familie, gevolgd door glucuronidatie.
Eliminatie
Na toediening van een radioactief gemerkte dosis
14
C-etravirine kon respectievelijk 93,7% en 1,2%
van de toegediende dosis
14
C-etravirine in resp. de feces en de urine teruggevonden worden.
Onveranderd etravirine vertegenwoordigde 81,2% tot 86,4% van de toegediende dosis in de feces.
Onveranderd etravirine in de feces is waarschijnlijk niet-geabsorbeerd geneesmiddel. Onveranderd
etravirine werd niet aangetoond in de urine. De terminale eliminatiehalfwaardetijd van etravirine was
ongeveer 30-40 uur.
Speciale populaties
Pediatrische patiënten (van 1 tot 18 jaar)
De farmacokinetiek van etravirine bij 122 met hiv-1 geïnfecteerde en met antiretrovirale
geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten van 1 tot 18 jaar liet zien dat de toegediende
op het lichaamsgewicht gebaseerde doseringen leidden tot een blootstelling aan etravirine die
vergelijkbaar was met die bij volwassenen die 200 mg etravirine tweemaal daags kregen (zie
rubrieken 4.2 en 5.2). De populatie-farmacokinetische schattingen voor de AUC
12h
en de C
0h
van
etravirine staan samengevat in onderstaande tabel.
Farmacokinetische (PK) parameters voor etravirine bij met hiv-1 geïnfecteerde en
met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten van
1 tot 18 jaar (TMC125-C234/IMPAACT P1090 [analyse na 48 weken, intensieve
PK] en PIANO [analyse na 48 weken, populatie-PK]))
Leeftijdsbereik (jaar)
≥ 1 jaar tot
≥ 2 jaar tot
6 jaar tot < 18 jaar
< 2 jaar
< 6 jaar
(Cohort II)
(Cohort I)
Parameter
Etravirine
Etravirine
Etravirine
N=6
N = 15
N = 101
AUC
12h
(ng•h/ml)
3.328 ± 3.138
3.824 ± 3.613
3.729 ± 4.305
Geometrisch
gemiddelde ± standaarddeviatie
3.390
3.709
4.560 (62 - 28.865)
Mediaan (bereik)
(1.148 - 9.989)
193 ± 186
147 (0
a
- 503)
(1.221 - 12.999)
203 ± 280
180 (54 - 908)
Tabel 10:
C
0h
(ng/ml)
Geometrisch
gemiddelde ± standaarddeviatie
Mediaan (bereik)
a
205 ± 342
287 (2 - 2.276)
Eén proefpersoon in Cohort II had bij het bezoek voor intensieve PK voorafgaand aan dosering een
etravirineconcentratie onder de detectielimiet.
Ouderen
Een populatie-farmacokinetische analyse bij patiënten met hiv toonde aan dat de farmacokinetische
eigenschappen van etravirine in het geëvalueerde leeftijdsbereik (18 tot 77 jaar), waaronder
6 deelnemers van 65 jaar of ouder, niet aanzienlijk uiteenlopen (zie de rubrieken 4.2 en 4.4).
Geslacht
Tussen mannen en vrouwen zijn geen significante farmacokinetische verschillen waargenomen. In de
studies was een beperkt aantal vrouwen opgenomen.
26
Ras
Een populatie-farmacokinetische analyse van etravirine bij patiënten met hiv wees niet op duidelijke
verschillen in de blootstelling aan etravirine tussen deelnemers van blanke, Latijns-Amerikaanse of
negroïde afkomst. De farmacokinetische eigenschappen in andere rassen zijn niet voldoende
geëvalueerd.
Leverinsufficiëntie
Etravirine wordt voornamelijk in de lever gemetaboliseerd en geëlimineerd. In een vergelijkende
studie werden 8 patiënten met lichte leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse A) vergeleken met
8 gepaarde controles, en 8 patiënten met een matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse B) werden
vergeleken met 8 gepaarde controles. De farmacokinetische uitkomst na herhaalde toediening van
etravirine bij patiënten met een lichte tot matige leverinsufficiëntie veranderde niet. Concentraties
ongebonden product zijn echter niet gemeten. Verhoogde blootstelling aan het ongebonden product
kan verwacht worden. Er wordt geen dosisaanpassing aanbevolen, maar bij patiënten met matige
leverinsufficiëntie wordt voorzichtigheid geadviseerd. INTELENCE werd niet onderzocht bij
patiënten met een ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse C) en wordt daarom niet aanbevolen
(zie rubrieken 4.2 en 4.4).
Co-infectie met het hepatitis B- en/of hepatitis C-virus
Een populatie-farmacokinetische analyse van de studies DUET-1 en DUET-2 toonde een verminderde
klaring (mogelijk leidend tot verhoogde blootstelling en verandering van het veiligheidsprofiel) van
etravirine bij hiv-patiënten met een co-infectie met het hepatitis B- en/of hepatitis C-virus. Gezien de
beperkte gegevens die beschikbaar zijn over patiënten met een co-infectie met het hepatitis B- en/of
hepatitis C-virus dient men bijzonder voorzichtig te zijn als INTELENCE bij deze patiënten wordt
toegepast (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
Nierinsufficiëntie
De farmacokinetische eigenschappen van etravirine zijn niet onderzocht bij patiënten met
nierinsufficiëntie. De resultaten van een massa-balansonderzoek met radioactief gemerkt
14
C-etravirine lieten zien dat < 1,2% van de toegediende dosis etravirine met de urine wordt
uitgescheiden. Aangezien geen onveranderde stof in de urine werd aangetoond, is de invloed van een
nierinsufficiëntie op de eliminatie van etravirine naar verwachting minimaal. Aangezien etravirine
sterk aan plasma-eiwitten bindt, is het onwaarschijnlijk dat het in belangrijke mate door hemodialyse
of peritoneale dialyse geëlimineerd zal worden (zie rubriek 4.2).
Zwangerschap en postpartum
Studie TMC114HIV3015 evalueerde etravirine 200 mg tweemaal daags in combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen bij 15 zwangere vrouwen tijdens het tweede en het derde trimester van
de zwangerschap en postpartum. De blootstelling aan totaal etravirine na inname van etravirine
200 mg tweemaal daags als onderdeel van een antiretroviraal regime was tijdens de zwangerschap in
het algemeen hoger dan postpartum (zie tabel 11). De verschillen waren minder uitgesproken voor
blootstelling aan ongebonden etravirine.
Bij vrouwen die etravirine 200 mg tweemaal daags kregen, werden tijdens de zwangerschap hogere
gemiddelde waarden voor C
max
, AUC
12h
en C
min
waargenomen dan postpartum. De gemiddelde
waarden van deze parameters tijdens het tweede en derde zwangerschapstrimester waren
vergelijkbaar.
Tabel 11:
Farmacokinetische resultaten van totaal etravirine na toediening van etravirine
200 mg tweemaal daags als onderdeel van een antiretroviraal regime tijdens het
tweede zwangerschapstrimester, het derde zwangerschapstrimester en
postpartum
Farmacokinetiek van
Etravirine 200 mg
Etravirine 200 mg
Etravirine 200 mg
etravirine
tweemaal daags
tweemaal daags
tweemaal daags
de
Gemiddelde ± SD
postpartum
2 trimester
3
de
trimester
(mediaan)
N = 10
N = 13
N = 10
a
C
min
, ng/ml
269 ± 182 (284)
383 ± 210 (346)
349 ± 103 (371)
27
C
max
, ng/ml
AUC
12h,
h*ng/ml
a
569 ± 261 (528)
5.004 ± 2.521 (5.246)
774 ± 300 (828)
6.617 ± 2.766 (6.836)
785 ± 238 (694)
6.846 ± 1.482 (6.028)
N = 9 voor AUC
12h
Elke proefpersoon diende als haar eigen controle, en bij een intra-individuele vergelijking waren de
waarden voor C
min
, C
max
en AUC
12h
van totaal etravirine tijdens het tweede zwangerschapstrimester
respectievelijk 1,2-, 1,4- en 1,4-voudig verhoogd ten opzichte van postpartum, en tijdens het derde
zwangerschapstrimester respectievelijk 1,1-, 1,4- en 1,2-voudig verhoogd ten opzichte van
postpartum.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toxicologisch onderzoek met etravirine is uitgevoerd bij muizen, ratten, konijnen en honden. De
belangrijkste doelorganen bij muizen waren de lever en het bloedstollingssysteem. Hemorragische
cardiomyopathie werd alleen bij mannelijke muizen waargenomen en werd als secundair aan een
ernstige door het vitamine K-systeem gemedieerde coagulopathie beschouwd. De belangrijkste
doelorganen bij ratten waren de lever, de schildklier en het bloedstollingssysteem. De blootstelling bij
muizen was equivalent aan die bij de mens, terwijl zij bij ratten lager was dan de klinische
blootstelling bij toediening van de aanbevolen dosis. Bij honden werden veranderingen in de lever en
de galblaas waargenomen bij blootstellingen die ongeveer 8 maal hoger waren dan de waargenomen
humane blootstelling bij de aanbevolen dosis (d.w.z. 200 mg tweemaal daags).
In een onderzoek bij ratten was er geen invloed op het paringsgedrag of op de vruchtbaarheid bij
blootstellingen die equivalent waren aan die bij de mens bij de klinisch aanbevolen dosis. Bij ratten en
konijnen was er geen teratogeen effect van etravirine bij blootstellingen equivalent met die bij de mens
bij de aanbevolen klinische dosis. Bij een blootstelling van het moederdier equivalent aan de
blootstelling als gevolg van de aanbevolen klinische dosis, had etravirine geen effect op de
ontwikkeling van de jongen tijdens de lactatie of na het spenen.
Etravirine was niet carcinogeen bij ratten en mannelijke muizen. Bij vrouwelijke muizen werd een
verhoging in de incidentie van hepatocellulaire adenomen en carcinomen gezien. De waargenomen
hepatocellulaire bevindingen bij vrouwelijke muizen worden over het algemeen beschouwd als
specifiek voor knaagdieren, geassocieerd met inductie van leverenzymen, en zijn van beperkt belang
voor de mens. In de hoogste doseringen was de systemische blootstelling aan etravirine (op basis van
de AUC) 0,6 keer (muizen) en 0,2-0,7 keer (ratten) de blootstelling die bij mensen optreedt bij de
aanbevolen therapeutische dosis (200 mg tweemaal daags).
In vitro-
en
in vivo
studies met etravirine gaven geen aanwijzingen voor mutagene eigenschappen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
INTELENCE 25 mg tabletten
Hypromellose
Microkristallijne cellulose
Colloïdaal watervrij silicium
Natriumcroscarmellose
Magnesiumstearaat
Lactosemonohydraat
INTELENCE 100 mg tabletten
Hypromellose
Microkristallijne cellulose
Colloïdaal watervrij silicium
28
Natriumcroscarmellose
Magnesiumstearaat
Lactosemonohydraat
INTELENCE 200 mg tabletten
Hypromellose
Verkiezelde microkristallijne cellulose
Microkristallijne cellulose
Colloïdaal watervrij silicium
Natriumcroscarmellose
Magnesiumstearaat
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing
6.3
Houdbaarheid
INTELENCE 25 mg tabletten
2 jaar.
8 weken na openen van de fles.
INTELENCE 100 mg tabletten
2 jaar.
INTELENCE 200 mg tabletten
2 jaar.
6 weken na openen van de fles.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht. De zakjes met droogmiddel niet verwijderen.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
INTELENCE 25 mg tabletten
De fles is een hoge-densiteit-polyethyleen (HDPE) plastic fles met een inhoud van 120 tabletten en
2 zakjes met droogmiddel, voorzien van een polypropyleen (PP) kindveilige sluiting.
Elke doos bevat één fles.
INTELENCE 100 mg tabletten
De fles is een hoge-densiteit-polyethyleen (HDPE) plastic fles met een inhoud van 120 tabletten en
3 zakjes met droogmiddel, voorzien van een polypropyleen (PP) kindveilige sluiting.
Elke doos bevat één fles.
INTELENCE 200 mg tabletten
De fles is een hoge-densiteit-polyethyleen (HDPE) plastic fles met een inhoud van 60 tabletten en
3 zakjes met droogmiddel, voorzien van een polypropyleen (PP) kindveilige sluiting.
Elke doos bevat één fles.
29
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Patiënten die de tablet(ten) niet in zijn (hun) geheel kunnen inslikken, mogen de tabletten in een glas
water uiteen laten vallen. De patiënt moet instructie krijgen het volgende te doen:
-
de tablet(ten) in 5 ml (1 koffielepel) water leggen, of in minstens genoeg vloeistof om het
geneesmiddel te bedekken,
-
goed roeren totdat het water er melkachtig uitziet,
-
indien gewenst meer water toevoegen, of anders sinaasappelsap of melk (patiënten mogen de
tabletten niet in sinaasappelsap of melk leggen zonder ze eerst in water te leggen),
-
onmiddellijk opdrinken,
-
het glas verschillende keren spoelen met water, sinaasappelsap of melk en het spoelsel iedere
keer volledig doorslikken om ervoor te zorgen dat de patiënt de hele dosis inneemt.
INTELENCE tablet(ten) uiteengevallen in vloeistof dienen te worden ingenomen vóór andere
vloeibare antiretrovirale middelen die gelijktijdig dienen te worden gebruikt.
De patiënt en zijn/haar zorgverlener dienen instructie te krijgen om contact op te nemen met de
voorschrijvend arts als de patiënt niet de hele dosis die uiteengevallen is in vloeistof kan innemen (zie
rubriek 4.4).
Gebruik van warme (> 40°C) of koolzuurhoudende dranken moet worden vermeden.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
25 mg: EU/1/08/468/003
100 mg: EU/1/08/468/001
200 mg: EU/1/08/468/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING /VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 28 augustus 2008
Datum van laatste verlenging: 23 augustus 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
30
BIJLAGE II
A.
B.
C.
D.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
31
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen-Cilag SpA
Via C. Janssen
04100 Borgo San Michele
Latina
Italië
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP moet worden ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
32
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
33
A. ETIKETTERING
34
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 25 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 25 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
120 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Niet gebruiken na 8 weken na eerste opening van de fles.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht. Zakjes met droogmiddel niet verwijderen.
35
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/003
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
intelence 25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
36
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET OP DE FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 25 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 25 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
120 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht.
37
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/003
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
38
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 100 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 100 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
120 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht. Zakjes met droogmiddel niet verwijderen.
39
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/001
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJHNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
intelence 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
40
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET OP DE FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 100 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 100 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
120 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht.
41
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/001
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
42
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 200 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 200 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
60 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Niet gebruiken na 6 weken na eerste opening van de fles.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht. Zakjes met droogmiddel niet verwijderen.
43
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/002
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
intelence 200 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
44
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET OP DE FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 200 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 200 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
60 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht.
45
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/002
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
46
B. BIJSLUITER
47
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
INTELENCE 25 mg tabletten
etravirine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
INTELENCE bevat de werkzame stof etravirine. INTELENCE behoort tot een groep geneesmiddelen
tegen hiv, de zogenaamde non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI’s).
INTELENCE is een geneesmiddel voor de behandeling van een infectie met het humaan
immunodeficiëntievirus (hiv). INTELENCE werkt door de hoeveelheid hiv in uw lichaam te
verminderen. Dat zal uw afweersysteem verbeteren en het risico verminderen dat u ziekten ontwikkelt
die verband houden met de hiv-infectie.
INTELENCE wordt gebruikt in combinatie met andere middelen tegen hiv voor de behandeling van
volwassenen en kinderen van 2 jaar en ouder met een hiv-infectie die eerder reeds andere
geneesmiddelen tegen hiv hebben gebruikt.
Uw arts zal met u bespreken welke combinatie van geneesmiddelen voor u het beste is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U gebruikt elbasvir/grazoprevir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-
infectie).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
INTELENCE geneest een hiv-infectie niet. Het is onderdeel van een behandeling die de hoeveelheid
virus in het bloed vermindert. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit geneesmiddel gebruikt,
ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Spreek met uw arts over de
voorzorgsmaatregelen die nodig zijn om het besmetten van andere mensen te voorkomen.
48
Ouderen
INTELENCE is slechts bij een klein aantal patiënten van 65 jaar of ouder gebruikt. Als u tot deze
leeftijdsgroep behoort, moet u het gebruik van INTELENCE met uw arts bespreken.
Gewicht en verhoogd gehalte aan vetten en glucose in het bloed
Tijdens de hiv-behandeling kan er een stijging van het gehalte aan vetten en glucose in het bloed
optreden en kan uw lichaamsgewicht toenemen. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel
van uw gezondheid en uw levensstijl. Als de hoeveelheid vet in uw bloed stijgt, kan dat soms worden
veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts laat uw bloed controleren op deze veranderingen.
Botproblemen
Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie gebruiken, kunnen te maken krijgen met een
botziekte met de naam osteonecrose (afsterven van het botweefsel veroorzaakt doordat de
bloedvoorziening naar het bot verloren gaat). De duur van de antiretrovirale combinatietherapie,
gebruik van corticosteroïden, gebruik van alcohol, ernstige onderdrukking van het afweersysteem, een
hogere body mass index, zijn onder andere enkele van de vele factoren die mogelijk bijdragen tot het
risico dat deze ziekte zich zal ontwikkelen. Tekenen van osteonecrose zijn stijve gewrichten, pijn en
ongemak (vooral van de heupen, knieën en schouders) en moeilijk bewegen. Als u een van deze
symptomen bemerkt, neem dan contact op met uw arts.
Vertel uw arts over uw toestand
Controleer de volgende punten en vertel uw arts of één van deze voor u geldt.
-
Laat het uw arts weten als u
huiduitslag
krijgt. Als huiduitslag optreedt, gebeurt dit doorgaans
snel na het begin van een behandeling tegen hiv met INTELENCE en verdwijnt het probleem
vaak binnen 1 of 2 weken, zelfs bij verder gebruik van het geneesmiddel. Tijdens de
behandeling met INTELENCE kunt u in zeldzame gevallen een ernstige huiduitslag met blaren
of een loslatende huid - in het bijzonder rond de mond of de ogen - of een
overgevoeligheidsreactie krijgen (allergische reactie met huiduitslag en koorts, maar ook
zwelling van het gezicht, de tong of keel, problemen met ademhalen of slikken) die mogelijk
levensbedreigend kan zijn. Neem onmiddellijk contact op met uw arts zodra u deze symptomen
opmerkt. Uw arts zal u advies geven over de behandeling van uw symptomen en of u het
gebruik van INTELENCE moet stoppen. Indien u bent gestopt met de behandeling wegens een
overgevoeligheidsreactie, mag u INTELENCE niet opnieuw gaan gebruiken.
-
Laat het uw arts weten als u al eerder
problemen
hebt gehad
met uw lever,
waaronder hepatitis
B of C. Uw arts kan eventueel nagaan hoe ernstig uw leveraandoening is voordat hij beslist of u
INTELENCE mag gebruiken.
-
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
symptomen van infectie
opmerkt. Bij sommige
patiënten met gevorderde hiv-infectie en een voorgeschiedenis van zogenaamde
opportunistische infecties, kunnen tekenen en symptomen van ontsteking van voorgaande
infecties snel na het begin van de anti-hiv-behandeling optreden. Men denkt dat deze
symptomen het gevolg zijn van een verbetering in de immuunrespons van het lichaam,
waardoor het lichaam infecties kan bestrijden die zonder duidelijke symptomen aanwezig
waren.
-
Naast opportunistische infecties, kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die ontstaat
wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u bent gestart
met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-infectie.
Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden. Als u
merkt dat u symptomen van een infectie krijgt of andere symptomen zoals spierzwakte, zwakte
die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst in de richting van de romp van
het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit, neem dan voor de vereiste behandeling
onmiddellijk contact op met uw arts.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 2 jaar en met een lichaamsgewicht onder de 10 kg
omdat de mogelijke voordelen en risico’s niet zijn vastgesteld.
49
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
INTELENCE kan in wisselwerking treden met andere geneesmiddelen. Gebruikt u naast INTELENCE
nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de
nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
In de meeste gevallen kan INTELENCE gecombineerd worden met anti-hiv-geneesmiddelen die tot
een andere groep behoren. Sommige combinaties worden echter afgeraden. In andere gevallen kan een
verscherpte controle en/of een aanpassing van de dosis van het geneesmiddel nodig zijn. Vertel
daarom altijd aan uw arts welke andere geneesmiddelen tegen hiv u gebruikt. Bovendien is het
belangrijk de bijsluiters van deze geneesmiddelen aandachtig te lezen. Volg de instructies van uw arts
over welke geneesmiddelen gecombineerd kunnen worden, zorgvuldig op.
Het wordt afgeraden INTELENCE te combineren met één van de volgende geneesmiddelen:
-
tipranavir/ritonavir, efavirenz, nevirapine, rilpivirine, indinavir, atazanavir/cobicistat,
darunavir/cobicistat (anti-hiv-middelen)
-
carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne (tegen epilepsie)
-
rifampicine, omdat dat niet gelijktijdig mag worden gebruikt met ‘gebooste proteaseremmers’,
en rifapentine (voor de behandeling van bepaalde infecties zoals tuberculose)
-
producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum
perforatum)
(een kruidenmiddel gebruikt
tegen depressie)
-
daclatasvir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-infectie).
Vraag uw arts om advies als u één van deze middelen gebruikt.
De effecten van INTELENCE of die van andere geneesmiddelen kunnen beïnvloed worden
als u
INTELENCE samen met één van de volgende geneesmiddelen gebruikt. De dosis van sommige
geneesmiddelen moet misschien worden aangepast omdat hun therapeutisch effect of hun
bijwerkingen beïnvloed kunnen worden als ze samen met INTELENCE worden gebruikt. Breng uw
arts op de hoogte als u een of meer van de volgende producten gebruikt:
-
dolutegravir, maraviroc, amprenavir/ritonavir en fosamprenavir/ritonavir (anti-hiv-
geneesmiddelen)
-
amiodaron, bepridil, digoxine, disopyramide, flecaïnide, lidocaïne, mexiletine, propafenon en
kinidine (voor de behandeling van bepaalde hartstoornissen, bijv. een abnormale hartslag)
-
warfarine (voor het verminderen van de bloedstolling). Uw arts zal uw bloed moeten
controleren
-
fluconazol, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol (voor de behandeling van
schimmelinfecties)
-
claritromycine, rifabutine (antibiotica)
-
artemether/lumefantrine (een geneesmiddel voor de behandeling van malaria)
-
diazepam (voor de behandeling van slaapstoornissen en/of angst)
-
dexamethason (een corticosteroïd gebruikt voor diverse aandoeningen zoals ontsteking en
allergische reacties)
-
atorvastatine, fluvastatine, lovastatine, rosuvastatine, simvastatine (geneesmiddelen die het
cholesterolgehalte verlagen)
-
ciclosporine, sirolimus, tacrolimus (immunosuppressiva – geneesmiddelen voor het dempen van
het afweersysteem)
-
sildenafil, vardenafil, tadalafil (voor de behandeling van erectiestoornissen en/of een te hoge
bloeddruk in de longslagaders)
-
clopidogrel (een geneesmiddel om bloedpropjes/klonters te voorkomen).
Zwangerschap en borstvoeding
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u zwanger bent. Vrouwen die zwanger zijn mogen geen
INTELENCE gebruiken, tenzij de arts dit specifiek heeft aanbevolen.
Vrouwen met een hiv-infectie mogen geen borstvoeding geven vanwege de mogelijkheid van
overdracht van hiv op de baby.
50
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Bestuur geen auto of ander voertuig of gebruik geen machines of gereedschap als u zich slaperig of
duizelig voelt na inname van uw geneesmiddelen.
INTELENCE bevat lactose
INTELENCE tabletten bevatten lactose. Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet
verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit middel inneemt.
INTELENCE bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Gebruik bij volwassenen
Een andere vorm (of andere vormen) van dit geneesmiddel is (zijn) wellicht geschikter voor
volwassenen.
De aanbevolen dosering INTELENCE is 200 mg tweemaal daags.
Neem ’s ochtends twee INTELENCE-tabletten van 100 milligram, na een maaltijd.
Neem ’s avonds twee INTELENCE-tabletten van 100 milligram, na een maaltijd.
Gebruik bij kinderen en jongeren van 2 tot 18 jaar en met een lichaamsgewicht van minstens
10 kg
De arts zal de juiste dosering uitrekenen op basis van het lichaamsgewicht van het kind.
De arts zal u precies vertellen hoeveel INTELENCE het kind moet nemen.
Instructies voor het innemen van INTELENCE voor alle patiënten
Het is belangrijk INTELENCE na een maaltijd te nemen. Als u INTELENCE op een nuchtere maag
neemt, wordt slechts de helft van de toegediende hoeveelheid INTELENCE in uw lichaam
opgenomen. Volg het advies van uw arts op over het soort maaltijd dat u bij INTELENCE moet
nemen.
Slik de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door met een glas water. Kauw niet op de
tablet(ten). De tablet kan verdeeld worden in twee gelijke doses.
Als u niet in staat bent de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door te slikken, kunt u het
volgende doen:
-
leg de tablet(ten) in 5 ml (1 koffielepel) water, of in minstens genoeg vloeistof om het
geneesmiddel te bedekken;
-
roer ongeveer 1 minuut goed door tot het water er melkachtig uitziet;
-
voeg indien gewenst tot 30 ml (2 eetlepels) meer water toe, of anders sinaasappelsap of
melk (leg de tabletten niet rechtstreeks in sinaasappelsap of melk);
-
drink onmiddellijk op;
-
spoel het glas verschillende keren met water, sinaasappelsap of melk en slik al het
spoelsel iedere keer door om ervoor te zorgen dat u de hele dosis inneemt.
Als u INTELENCE-tabletten met een vloeistof mengt, neem deze dan eerst in, vóór andere vloeibare
medicijnen tegen hiv die u op hetzelfde moment moet innemen.
Neem contact op met uw arts als het u niet lukt om de volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen.
51
Als uw kind INTELENCE-tablet(ten) gemengd met een vloeistof moet innemen, is het zeer belangrijk
dat hij/zij de volledige dosis inneemt. Daardoor komt de juiste hoeveelheid van het medicijn in het
lichaam terecht. Als de volledige dosis niet wordt ingenomen, is het risico groter dat het virus
ongevoelig wordt voor het medicijn. Neem contact op met uw arts als het uw kind niet lukt om de
volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen, omdat ze kunnen overwegen een ander medicijn te geven
voor de behandeling van uw kind.
Gebruik geen warme (40 °C en hoger) of koolzuurhoudende dranken als u (een) INTELENCE
tablet(ten) inneemt.
Verwijdering van de kindveilige sluiting
De plastic fles heeft een kindveilige sluiting en moet als volgt geopend worden:
-
Druk de kunststof schroefdop naar beneden en draai hem tegelijk tegen de
wijzers van de klok in.
-
Verwijder de losgeschroefde dop.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of apotheker. De meest voorkomende bijwerkingen van
INTELENCE zijn huiduitslag, diarree, misselijkheid en hoofdpijn (zie rubriek 4 ‘Mogelijke
bijwerkingen’).
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u dit opmerkt
binnen 6 uur na het tijdstip dat u doorgaans INTELENCE inneemt,
moet u de
tablet(ten) zo snel mogelijk innemen. Neem de tablet(ten) altijd na een maaltijd. Neem dan de
volgende dosis als gebruikelijk. Als u dit
na meer dan 6 uur
opmerkt, slaat u de inname over en
neemt u de volgende dosis zoals gewoonlijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te
halen.
Als u binnen 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven, neem dan een nieuwe dosis in.
Doe dit na een maaltijd. Als u meer dan 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven,
hoeft u geen nieuwe dosis in te nemen vóór de normaal ingeplande dosis.
Neem contact op met uw arts als u niet zeker weet wat u moet doen als u een dosis heeft gemist of als
u heeft overgeven.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Hiv-therapie kan ervoor zorgen dat u zich beter voelt. Stop niet met het innemen van INTELENCE of
van uw andere geneesmiddelen tegen hiv, ook niet als u zich beter voelt. Dit zou het gevaar van het
ontstaan van resistentie van het virus kunnen verhogen. Spreek er eerst over met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Hoe vaak bijwerkingen bij INTELENCE voorkomen, staat hieronder aangegeven.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij meer dan 1 op de 10 personen voorkomen)
-
huiduitslag, meestal licht tot matig. In zeldzame gevallen is zeer ernstige huiduitslag gemeld die
mogelijk levensbedreigend kan zijn. Het is daarom belangrijk dat u onmiddellijk contact
52
-
-
opneemt met uw arts als u uitslag krijgt. Uw arts zal u advies geven over de behandeling van uw
symptomen en of u het gebruik van INTELENCE moet stoppen;
hoofdpijn;
diarree, misselijkheid.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 personen voorkomen)
-
allergische reacties (overgevoeligheid);
-
diabetes, verminderde eetlust;
-
angst, slaperigheid, slapeloosheid, slaapstoornissen;
-
tintelingen of pijn in de handen of de voeten, gevoelloosheid, verlies van gevoeligheid van de
huid, geheugenverlies, vermoeidheid;
-
wazig zien;
-
nierfalen, hoge bloeddruk, hartaanval, kortademigheid bij inspanning;
-
braken, maagzuur, buikpijn, opgezette buik, ontsteking van de maag, winderigheid, verstopping,
ontsteking van de mond, droge mond;
-
nachtelijk zweten, jeuk, droge huid;
-
verandering in hoeveelheden van bepaalde bloedcellen of in de samenstelling van het bloed. Dit
kan worden aangetoond in bloed- en/of urineonderzoeken. Uw arts zal dit aan u uitleggen. Een
voorbeeld is een laag aantal rode bloedcellen.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 personen voorkomen)
-
aantal witte bloedcellen verlaagd;
-
verschijnselen van infectie (bijvoorbeeld vergrote lymfeklieren en koorts);
-
abnormale dromen, verwardheid, desoriëntatie, zenuwachtigheid, nachtmerries;
-
sufheid, beven, flauwvallen, epileptische aanvallen, aandachtsstoornis;
-
duizeligheid, sloomheid;
-
pijn op de borst, onregelmatig hartritme;
-
ademhalingsmoeilijkheden;
-
kokhalzen, ontsteking van de alvleesklier (pancreas), bloedbraken;
-
leverproblemen zoals leverontsteking (hepatitis), vergrote lever;
-
overmatig zweten, zwelling van het gezicht en/of van de keel;
-
zwelling van de borsten bij mannen.
Zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 1000 personen voorkomen)
-
beroerte;
-
ernstige huiduitslag met blaren of loslaten van de huid, in het bijzonder rond de mond of de
ogen; dit kan bij kinderen en jongeren tot 18 jaar vaker voorkomen dan bij volwassenen.
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10.000 personen voorkomen)
-
ernstige overgevoeligheidsreacties gekenmerkt door huiduitslag met koorts en ontsteking van
organen zoals hepatitis.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
op de fles na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
53
Niet gebruiken na 8 weken na eerste opening van de fles.
INTELENCE tabletten moeten in de oorspronkelijke fles bewaard worden en de fles moet zorgvuldig
gesloten worden gehouden ter bescherming tegen vocht. De fles bevat 2 kleine zakjes (droogmiddel)
om de tabletten droog te houden. Deze zakjes moeten altijd in de fles blijven en mogen niet
ingenomen worden.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is etravirine. Elke tablet INTELENCE bevat 25 mg etravirine.
De andere stoffen in dit middel zijn hypromellose, microkristallijne cellulose, colloïdaal watervrij
siliciumoxide, natriumcroscarmellose, magnesiumstearaat en lactose (als monohydraat).
Hoe ziet INTELENCE eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dit geneesmiddel wordt geleverd als een witte tot gebroken witte, ovale tablet met breukstreep waarop
aan één kant “TMC” is ingebracht. De tablet kan verdeeld worden in twee gelijke doses.
Plastic fles met 120 tabletten en 2 zakjes om de tabletten droog te houden.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België.
Fabrikant
Janssen-Cilag SpA, Via C. Janssen, 04100 Borgo San Michele, Latina, Italië.
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Janssen-Cilag NV
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
България
„Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.: +359 2 489 94 00
jjsafety@its.jnj.com
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel: +420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 45 94 82 82
jacdk@its.jnj.com
Lietuva
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
Janssen-Cilag NV
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Malta
AM MANGION LTD.
Tel: +356 2397 6000
54
Deutschland
Janssen-Cilag GmbH
Tel: +49 2137 955-955
jancil@its.jnj.com
Eesti
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Tel: +372 617 7410
ee@its.jnj.com
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε.
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Janssen-Cilag, S.A.
Tel: +34 91 722 81 00
contacto@its.jnj.com
France
Janssen-Cilag
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Ísland
Janssen-Cilag AB
c/o Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Janssen-Cilag SpA
Tel: 800.688.777 /+39 02 2510 1
janssenita@its.jnj.com
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ,
Τηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filiāle Latvijā
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Nederland
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +31 76 711 1111
janssen@jacnl.jnj.com
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: +47 24 12 65 00
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 237 60 00
Portugal
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tel: +351 214 368 600
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Slovenská republika
Johnson & Johnson s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +44 1 494 567 444
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
(MM/JJJJ).
55
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
56
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
INTELENCE 100 mg tabletten
etravirine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
INTELENCE bevat de werkzame stof etravirine. INTELENCE behoort tot een groep geneesmiddelen
tegen hiv, de zogenaamde non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI’s).
INTELENCE is een geneesmiddel voor de behandeling van een infectie met het humaan
immunodeficiëntievirus (hiv). INTELENCE werkt door de hoeveelheid hiv in uw lichaam te
verminderen. Dat zal uw afweersysteem verbeteren en het risico verminderen dat u ziekten ontwikkelt
die verband houden met de hiv-infectie.
INTELENCE wordt gebruikt in combinatie met andere middelen tegen hiv voor de behandeling van
volwassenen en kinderen van 2 jaar en ouder met een hiv-infectie die eerder reeds andere
geneesmiddelen tegen hiv hebben gebruikt.
Uw arts zal met u bespreken welke combinatie van geneesmiddelen voor u het beste is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U gebruikt elbasvir/grazoprevir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-
infectie).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
INTELENCE geneest een hiv-infectie niet. Het is onderdeel van een behandeling die de hoeveelheid
virus in het bloed vermindert. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit geneesmiddel gebruikt,
ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Spreek met uw arts over de
voorzorgsmaatregelen die nodig zijn om het besmetten van andere mensen te voorkomen.
57
Ouderen
INTELENCE is slechts bij een klein aantal patiënten van 65 jaar of ouder gebruikt. Als u tot deze
leeftijdsgroep behoort, moet u het gebruik van INTELENCE met uw arts bespreken.
Gewicht en verhoogd gehalte aan vetten en glucose in het bloed
Tijdens de hiv-behandeling kan er een stijging van het gehalte aan vetten en glucose in het bloed
optreden en kan uw lichaamsgewicht toenemen. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel
van uw gezondheid en uw levensstijl. Als de hoeveelheid vet in uw bloed stijgt, kan dat soms worden
veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts laat uw bloed controleren op deze veranderingen.
Botproblemen
Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie gebruiken, kunnen te maken krijgen met een
botziekte met de naam osteonecrose (afsterven van het botweefsel veroorzaakt doordat de
bloedvoorziening naar het bot verloren gaat). De duur van de antiretrovirale combinatietherapie,
gebruik van corticosteroïden, gebruik van alcohol, ernstige onderdrukking van het afweersysteem, een
hogere body mass index, zijn onder andere enkele van de vele factoren die mogelijk bijdragen tot het
risico dat deze ziekte zich zal ontwikkelen. Tekenen van osteonecrose zijn stijve gewrichten, pijn en
ongemak (vooral van de heupen, knieën en schouders) en moeilijk bewegen. Als u een van deze
symptomen bemerkt, neem dan contact op met uw arts.
Vertel uw arts over uw toestand
Controleer de volgende punten en vertel uw arts of één van deze voor u geldt.
-
Laat het uw arts weten als u
huiduitslag
krijgt. Als huiduitslag optreedt, gebeurt dit doorgaans
snel na het begin van een behandeling tegen hiv met INTELENCE en verdwijnt het probleem
vaak binnen 1 of 2 weken, zelfs bij verder gebruik van het geneesmiddel. Tijdens de
behandeling met INTELENCE kunt u in zeldzame gevallen een ernstige huiduitslag met blaren
of een loslatende huid - in het bijzonder rond de mond of de ogen - of een
overgevoeligheidsreactie krijgen (allergische reactie met huiduitslag en koorts, maar ook
zwelling van het gezicht, de tong of keel, problemen met ademhalen of slikken) die mogelijk
levensbedreigend kan zijn. Neem onmiddellijk contact op met uw arts zodra u deze symptomen
opmerkt. Uw arts zal u advies geven over de behandeling van uw symptomen en of u het
gebruik van INTELENCE moet stoppen. Indien u bent gestopt met de behandeling wegens een
overgevoeligheidsreactie, mag u INTELENCE niet opnieuw gaan gebruiken.
-
Laat het uw arts weten als u al eerder
problemen
hebt gehad
met uw lever,
waaronder hepatitis
B of C. Uw arts kan eventueel nagaan hoe ernstig uw leveraandoening is voordat hij beslist of u
INTELENCE mag gebruiken.
-
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
symptomen van infectie
opmerkt. Bij sommige
patiënten met gevorderde hiv-infectie en een voorgeschiedenis van zogenaamde
opportunistische infecties, kunnen tekenen en symptomen van ontsteking van voorgaande
infecties snel na het begin van de anti-hiv-behandeling optreden. Men denkt dat deze
symptomen het gevolg zijn van een verbetering in de immuunrespons van het lichaam,
waardoor het lichaam infecties kan bestrijden die zonder duidelijke symptomen aanwezig
waren.
-
Naast opportunistische infecties, kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die ontstaat
wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u bent gestart
met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-infectie.
Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden. Als u
merkt dat u symptomen van een infectie krijgt of andere symptomen zoals spierzwakte, zwakte
die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst in de richting van de romp van
het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit, neem dan voor de vereiste behandeling
onmiddellijk contact op met uw arts.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 2 jaar en met een lichaamsgewicht onder de 10 kg
omdat de mogelijke voordelen en risico’s niet zijn vastgesteld.
58
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
INTELENCE kan in wisselwerking treden met andere geneesmiddelen. Gebruikt u naast INTELENCE
nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de
nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
In de meeste gevallen kan INTELENCE gecombineerd worden met anti-hiv-geneesmiddelen die tot
een andere groep behoren.
Sommige combinaties worden echter afgeraden. In andere gevallen kan een verscherpte controle en/of
een aanpassing van de dosis van het geneesmiddel nodig zijn. Vertel daarom altijd aan uw arts welke
andere geneesmiddelen tegen hiv u gebruikt. Bovendien is het belangrijk de bijsluiters van deze
geneesmiddelen aandachtig te lezen. Volg de instructies van uw arts over welke geneesmiddelen
gecombineerd kunnen worden, zorgvuldig op.
Het wordt afgeraden INTELENCE te combineren met één van de volgende geneesmiddelen:
-
tipranavir/ritonavir, efavirenz, nevirapine, rilpivirine, indinavir, atazanavir/cobicistat,
darunavir/cobicistat (anti-hiv-middelen)
-
carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne (tegen epilepsie)
-
rifampicine, omdat dat niet gelijktijdig mag worden gebruikt met ‘gebooste proteaseremmers’,
en rifapentine (voor de behandeling van bepaalde infecties zoals tuberculose)
-
producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum
perforatum)
(een kruidenmiddel gebruikt
tegen depressie)
-
daclatasvir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-infectie).
Vraag uw arts om advies als u één van deze middelen gebruikt.
De effecten van INTELENCE of die van andere geneesmiddelen kunnen beïnvloed worden
als u
INTELENCE samen met één van de volgende geneesmiddelen gebruikt. De dosis van sommige
geneesmiddelen moet misschien worden aangepast omdat hun therapeutisch effect of hun
bijwerkingen beïnvloed kunnen worden als ze samen met INTELENCE worden gebruikt. Breng uw
arts op de hoogte als u een of meer van de volgende producten gebruikt:
-
dolutegravir, maraviroc, amprenavir/ritonavir en fosamprenavir/ritonavir (anti-hiv-
geneesmiddelen)
-
amiodaron, bepridil, digoxine, disopyramide, flecaïnide, lidocaïne, mexiletine, propafenon en
kinidine (voor de behandeling van bepaalde hartstoornissen, bijv. een abnormale hartslag)
-
warfarine (voor het verminderen van de bloedstolling). Uw arts zal uw bloed moeten
controleren
-
fluconazol, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol (voor de behandeling van
schimmelinfecties)
-
claritromycine, rifabutine (antibiotica)
-
artemether/lumefantrine (een geneesmiddel voor de behandeling van malaria)
-
diazepam (voor de behandeling van slaapstoornissen en/of angst)
-
dexamethason (een corticosteroïd gebruikt voor diverse aandoeningen zoals ontsteking en
allergische reacties)
-
atorvastatine, fluvastatine, lovastatine, rosuvastatine, simvastatine (geneesmiddelen die het
cholesterolgehalte verlagen)
-
ciclosporine, sirolimus, tacrolimus (immunosuppressiva – geneesmiddelen voor het dempen van
het afweersysteem)
-
sildenafil, vardenafil, tadalafil (voor de behandeling van erectiestoornissen en/of een te hoge
bloeddruk in de longslagaders)
-
clopidogrel (een geneesmiddel om bloedpropjes/klonters te voorkomen).
Zwangerschap en borstvoeding
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u zwanger bent. Vrouwen die zwanger zijn mogen geen
INTELENCE gebruiken, tenzij de arts dit specifiek heeft aanbevolen.
Vrouwen met een hiv-infectie mogen geen borstvoeding geven vanwege de mogelijkheid van
overdracht van hiv op de baby.
59
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Bestuur geen auto of ander voertuig of gebruik geen machines of gereedschap als u zich slaperig of
duizelig voelt na inname van uw geneesmiddelen.
INTELENCE bevat lactose
INTELENCE tabletten bevatten lactose. Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet
verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit middel inneemt.
INTELENCE bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Gebruik bij volwassenen
De aanbevolen dosering INTELENCE is twee tabletten tweemaal daags.
Neem ’s ochtends twee INTELENCE-tabletten van 100 milligram, na een maaltijd.
Neem ’s avonds twee INTELENCE-tabletten van 100 milligram, na een maaltijd.
Gebruik bij kinderen en jongeren van 2 tot 18 jaar en met een lichaamsgewicht van minstens
10 kg
De arts zal de juiste dosering uitrekenen op basis van het lichaamsgewicht van het kind.
De arts zal u precies vertellen hoeveel INTELENCE het kind moet nemen.
Instructies voor het innemen van INTELENCE voor alle patiënten
Het is belangrijk INTELENCE na een maaltijd te nemen. Als u INTELENCE op een nuchtere maag
neemt, wordt slechts de helft van de toegediende hoeveelheid INTELENCE in uw lichaam
opgenomen. Volg het advies van uw arts op over het soort maaltijd dat u bij INTELENCE moet
nemen.
Slik de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door met een glas water. Kauw niet op de
tablet(ten).
Als u niet in staat bent de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door te slikken, kunt u het
volgende doen:
-
leg de tablet(ten) in 5 ml (1 koffielepel) water, of in minstens genoeg vloeistof om het
geneesmiddel te bedekken;
-
roer ongeveer 1 minuut goed door tot het water er melkachtig uitziet;
-
voeg indien gewenst tot 30 ml (2 eetlepels) meer water toe, of anders sinaasappelsap of
melk (leg de tabletten niet rechtstreeks in sinaasappelsap of melk);
-
drink onmiddellijk op;
-
spoel het glas verschillende keren met water, sinaasappelsap of melk en slik al het
spoelsel iedere keer door om ervoor te zorgen dat u de hele dosis inneemt.
Als u INTELENCE-tabletten met een vloeistof mengt, neem deze dan eerst in, vóór andere vloeibare
medicijnen tegen hiv die u op hetzelfde moment moet innemen.
Neem contact op met uw arts als het u niet lukt om de volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen.
Als uw kind INTELENCE-tablet(ten) gemengd met een vloeistof moet innemen, is het zeer belangrijk
dat hij/zij de volledige dosis inneemt. Daardoor komt de juiste hoeveelheid van het medicijn in het
lichaam terecht. Als de volledige dosis niet wordt ingenomen, is het risico groter dat het virus
ongevoelig wordt voor het medicijn. Neem contact op met uw arts als het uw kind niet lukt om de
60
volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen, omdat ze kunnen overwegen een ander medicijn te geven
voor de behandeling van uw kind.
Gebruik geen warme (40 °C en hoger) of koolzuurhoudende dranken als u (een) INTELENCE
tablet(ten) inneemt.
Verwijdering van de kindveilige sluiting
De plastic fles heeft een kindveilige sluiting en moet als volgt geopend worden:
-
Druk de kunststof schroefdop naar beneden en draai hem tegelijk tegen de
wijzers van de klok in.
-
Verwijder de losgeschroefde dop.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of apotheker. De meest voorkomende bijwerkingen van
INTELENCE zijn huiduitslag, diarree, misselijkheid en hoofdpijn (zie rubriek 4 ‘Mogelijke
bijwerkingen’).
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u dit opmerkt
binnen 6 uur na het tijdstip dat u doorgaans INTELENCE inneemt,
moet u de
tabletten zo snel mogelijk innemen. Neem de tabletten altijd na een maaltijd. Neem dan de volgende
dosis als gebruikelijk. Als u dit
na meer dan 6 uur
opmerkt, slaat u de inname over en neemt u de
volgende dosis zoals gewoonlijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u binnen 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven, neem dan een nieuwe dosis in.
Doe dit na een maaltijd. Als u meer dan 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven,
hoeft u geen nieuwe dosis in te nemen vóór de normaal ingeplande dosis.
Neem contact op met uw arts als u niet zeker weet wat u moet doen als u een dosis heeft gemist of als
u heeft overgeven.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Hiv-therapie kan ervoor zorgen dat u zich beter voelt. Stop niet met het innemen van INTELENCE of
van uw andere geneesmiddelen tegen hiv, ook niet als u zich beter voelt. Dit zou het gevaar van het
ontstaan van resistentie van het virus kunnen verhogen. Spreek er eerst over met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Hoe vaak bijwerkingen bij INTELENCE voorkomen, staat hieronder aangegeven.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij meer dan 1 op de 10 personen voorkomen)
-
huiduitslag, meestal licht tot matig. In zeldzame gevallen is zeer ernstige huiduitslag gemeld die
mogelijk levensbedreigend kan zijn. Het is daarom belangrijk dat u onmiddellijk contact
opneemt met uw arts als u uitslag krijgt. Uw arts zal u advies geven over de behandeling van uw
symptomen en of u het gebruik van INTELENCE moet stoppen;
-
hoofdpijn;
-
diarree, misselijkheid.
61
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 personen voorkomen)
-
allergische reacties (overgevoeligheid);
-
diabetes, verminderde eetlust;
-
angst, slaperigheid, slapeloosheid, slaapstoornissen;
-
tintelingen of pijn in de handen of de voeten, gevoelloosheid, verlies van gevoeligheid van de
huid, geheugenverlies, vermoeidheid;
-
wazig zien;
-
nierfalen, hoge bloeddruk, hartaanval, kortademigheid bij inspanning;
-
braken, maagzuur, buikpijn, opgezette buik, ontsteking van de maag, winderigheid, verstopping,
ontsteking van de mond, droge mond;
-
nachtelijk zweten, jeuk, droge huid;
-
verandering in hoeveelheden van bepaalde bloedcellen of in de samenstelling van het bloed. Dit
kan worden aangetoond in bloed- en/of urineonderzoeken. Uw arts zal dit aan u uitleggen. Een
voorbeeld is een laag aantal rode bloedcellen.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 personen voorkomen)
-
aantal witte bloedcellen verlaagd;
-
verschijnselen van infectie (bijvoorbeeld vergrote lymfeklieren en koorts);
-
abnormale dromen, verwardheid, desoriëntatie, zenuwachtigheid, nachtmerries;
-
sufheid, beven, flauwvallen, epileptische aanvallen, aandachtsstoornis;
-
duizeligheid, sloomheid;
-
pijn op de borst, onregelmatig hartritme;
-
ademhalingsmoeilijkheden;
-
kokhalzen, ontsteking van de alvleesklier (pancreas), bloedbraken;
-
leverproblemen zoals leverontsteking (hepatitis), vergrote lever;
-
overmatig zweten, zwelling van het gezicht en/of van de keel;
-
zwelling van de borsten bij mannen.
Zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 1000 personen voorkomen)
-
beroerte;
-
ernstige huiduitslag met blaren of loslaten van de huid, in het bijzonder rond de mond of de
ogen; dit kan bij kinderen en jongeren tot 18 jaar vaker voorkomen dan bij volwassenen.
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10.000 personen voorkomen)
-
ernstige overgevoeligheidsreacties gekenmerkt door huiduitslag met koorts en ontsteking van
organen zoals hepatitis.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
op de fles na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
INTELENCE tabletten moeten in de oorspronkelijke fles bewaard worden en de fles moet zorgvuldig
gesloten worden gehouden ter bescherming tegen vocht. De fles bevat 3 kleine zakjes (droogmiddel)
om de tabletten droog te houden. Deze zakjes moeten altijd in de fles blijven en mogen niet
ingenomen worden.
62
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is etravirine. Elke tablet INTELENCE bevat 100 mg etravirine.
De andere stoffen in dit middel zijn hypromellose, microkristallijne cellulose, colloïdaal watervrij
siliciumoxide, natriumcroscarmellose, magnesiumstearaat en lactose (als monohydraat).
Hoe ziet INTELENCE eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dit geneesmiddel wordt geleverd als een witte tot gebroken witte, ovale tablet, waarop aan de ene kant
“T125” en aan de andere kant “100” is ingebracht.
Plastic fles met 120 tabletten en 3 zakjes om de tabletten droog te houden.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België.
Fabrikant
Janssen-Cilag SpA, Via C. Janssen, 04100 Borgo San Michele, Latina, Italië.
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Janssen-Cilag NV
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
България
„Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.: +359 2 489 94 00
jjsafety@its.jnj.com
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel: +420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 45 94 82 82
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Janssen-Cilag GmbH
Tel: +49 2137 955-955
jancil@its.jnj.com
Eesti
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Tel: +372 617 7410
ee@its.jnj.com
Lietuva
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
Janssen-Cilag NV
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Malta
AM MANGION LTD.
Tel: +356 2397 6000
Nederland
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +31 76 711 1111
janssen@jacnl.jnj.com
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: +47 24 12 65 00
jacno@its.jnj.com
63
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε.
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Janssen-Cilag, S.A.
Tel: +34 91 722 81 00
contacto@its.jnj.com
France
Janssen-Cilag
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Ísland
Janssen-Cilag AB
c/o Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Janssen-Cilag SpA
Tel: 800.688.777 /+39 02 2510 1
janssenita@its.jnj.com
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ,
Τηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filiāle Latvijā
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 237 60 00
Portugal
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tel: +351 214 368 600
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Slovenská republika
Johnson & Johnson s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +44 1 494 567 444
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
(MM/JJJJ).
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
64
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
INTELENCE 200 mg tabletten
etravirine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
INTELENCE bevat de werkzame stof etravirine. INTELENCE behoort tot een groep geneesmiddelen
tegen hiv, de zogenaamde non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI’s).
INTELENCE is een geneesmiddel voor de behandeling van een infectie met het humaan
immunodeficiëntievirus (hiv). INTELENCE werkt door de hoeveelheid hiv in uw lichaam te
verminderen. Dat zal uw afweersysteem verbeteren en het risico verminderen dat u ziekten ontwikkelt
die verband houden met de hiv-infectie.
INTELENCE wordt gebruikt in combinatie met andere middelen tegen hiv voor de behandeling van
volwassenen en kinderen van 2 jaar en ouder met een hiv-infectie die eerder reeds andere
geneesmiddelen tegen hiv hebben gebruikt.
Uw arts zal met u bespreken welke combinatie van geneesmiddelen voor u het beste is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U gebruikt elbasvir/grazoprevir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-
infectie).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
INTELENCE geneest een hiv-infectie niet. Het is onderdeel van een behandeling die de hoeveelheid
virus in het bloed vermindert. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit geneesmiddel gebruikt,
ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Spreek met uw arts over de
voorzorgsmaatregelen die nodig zijn om het besmetten van andere mensen te voorkomen.
65
Ouderen
INTELENCE is slechts bij een klein aantal patiënten van 65 jaar of ouder gebruikt. Als u tot deze
leeftijdsgroep behoort, moet u het gebruik van INTELENCE met uw arts bespreken.
Gewicht en verhoogd gehalte aan vetten en glucose in het bloed
Tijdens de hiv-behandeling kan er een stijging van het gehalte aan vetten en glucose in het bloed
optreden en kan uw lichaamsgewicht toenemen. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel
van uw gezondheid en uw levensstijl. Als de hoeveelheid vet in uw bloed stijgt, kan dat soms worden
veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts laat uw bloed controleren op deze veranderingen.
Botproblemen
Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie gebruiken, kunnen te maken krijgen met een
botziekte met de naam osteonecrose (afsterven van het botweefsel veroorzaakt doordat de
bloedvoorziening naar het bot verloren gaat). De duur van de antiretrovirale combinatietherapie,
gebruik van corticosteroïden, gebruik van alcohol, ernstige onderdrukking van het afweersysteem, een
hogere body mass index, zijn onder andere enkele van de vele factoren die mogelijk bijdragen tot het
risico dat deze ziekte zich zal ontwikkelen. Tekenen van osteonecrose zijn stijve gewrichten, pijn en
ongemak (vooral van de heupen, knieën en schouders) en moeilijk bewegen. Als u een van deze
symptomen bemerkt, neem dan contact op met uw arts.
Vertel uw arts over uw toestand
Controleer de volgende punten en vertel uw arts of één van deze voor u geldt.
-
Laat het uw arts weten als u
huiduitslag
krijgt. Als huiduitslag optreedt, gebeurt dit doorgaans
snel na het begin van een behandeling tegen hiv met INTELENCE en verdwijnt het probleem
vaak binnen 1 of 2 weken, zelfs bij verder gebruik van het geneesmiddel. Tijdens de
behandeling met INTELENCE kunt u in zeldzame gevallen een ernstige huiduitslag met blaren
of een loslatende huid - in het bijzonder rond de mond of de ogen - of een
overgevoeligheidsreactie krijgen (allergische reactie met huiduitslag en koorts, maar ook
zwelling van het gezicht, de tong of keel, problemen met ademhalen of slikken) die mogelijk
levensbedreigend kan zijn. Neem onmiddellijk contact op met uw arts zodra u deze symptomen
opmerkt. Uw arts zal u advies geven over de behandeling van uw symptomen en of u het
gebruik van INTELENCE moet stoppen. Indien u bent gestopt met de behandeling wegens een
overgevoeligheidsreactie, mag u INTELENCE niet opnieuw gaan gebruiken.
-
Laat het uw arts weten als u al eerder
problemen
hebt gehad
met uw lever,
waaronder hepatitis
B of C. Uw arts kan eventueel nagaan hoe ernstig uw leveraandoening is voordat hij beslist of u
INTELENCE mag gebruiken.
-
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
symptomen van infectie
opmerkt. Bij sommige
patiënten met gevorderde hiv-infectie en een voorgeschiedenis van zogenaamde
opportunistische infecties, kunnen tekenen en symptomen van ontsteking van voorgaande
infecties snel na het begin van de anti-hiv-behandeling optreden. Men denkt dat deze
symptomen het gevolg zijn van een verbetering in de immuunrespons van het lichaam,
waardoor het lichaam infecties kan bestrijden die zonder duidelijke symptomen aanwezig
waren.
-
Naast opportunistische infecties, kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die ontstaat
wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u bent gestart
met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-infectie.
Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden. Als u
merkt dat u symptomen van een infectie krijgt of andere symptomen zoals spierzwakte, zwakte
die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst in de richting van de romp van
het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit, neem dan voor de vereiste behandeling
onmiddellijk contact op met uw arts.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 2 jaar en met een lichaamsgewicht onder de 10 kg
omdat de mogelijke voordelen en risico’s niet zijn vastgesteld.
66
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
INTELENCE kan in wisselwerking treden met andere geneesmiddelen. Gebruikt u naast INTELENCE
nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de
nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
In de meeste gevallen kan INTELENCE gecombineerd worden met anti-hiv-geneesmiddelen die tot
een andere groep behoren.
Sommige combinaties worden echter afgeraden. In andere gevallen kan een verscherpte controle en/of
een aanpassing van de dosis van het geneesmiddel nodig zijn. Vertel daarom altijd aan uw arts welke
andere geneesmiddelen tegen hiv u gebruikt. Bovendien is het belangrijk de bijsluiters van deze
geneesmiddelen aandachtig te lezen. Volg de instructies van uw arts over welke geneesmiddelen
gecombineerd kunnen worden, zorgvuldig op.
Het wordt afgeraden INTELENCE te combineren met één van de volgende geneesmiddelen:
-
tipranavir/ritonavir, efavirenz, nevirapine, rilpivirine, indinavir, atazanavir/cobicistat,
darunavir/cobicistat (anti-hiv-middelen)
-
carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne (tegen epilepsie)
-
rifampicine, omdat dat niet gelijktijdig mag worden gebruikt met ‘gebooste proteaseremmers’,
en rifapentine (voor de behandeling van bepaalde infecties zoals tuberculose)
-
producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum
perforatum)
(een kruidenmiddel gebruikt
tegen depressie)
-
daclatasvir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-infectie).
Vraag uw arts om advies als u één van deze middelen gebruikt.
De effecten van INTELENCE of die van andere geneesmiddelen kunnen beïnvloed worden
als u
INTELENCE samen met één van de volgende geneesmiddelen gebruikt. De dosis van sommige
geneesmiddelen moet misschien worden aangepast omdat hun therapeutisch effect of hun
bijwerkingen beïnvloed kunnen worden als ze samen met INTELENCE worden gebruikt. Breng uw
arts op de hoogte als u een of meer van de volgende producten gebruikt:
-
dolutegravir, maraviroc, amprenavir/ritonavir en fosamprenavir/ritonavir (anti-hiv-
geneesmiddelen)
-
amiodaron, bepridil, digoxine, disopyramide, flecaïnide, lidocaïne, mexiletine, propafenon en
kinidine (voor de behandeling van bepaalde hartstoornissen, bijv. een abnormale hartslag)
-
warfarine (voor het verminderen van de bloedstolling). Uw arts zal uw bloed moeten
controleren
-
fluconazol, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol (voor de behandeling van
schimmelinfecties)
-
claritromycine, rifabutine (antibiotica)
-
artemether/lumefantrine (een geneesmiddel voor de behandeling van malaria)
-
diazepam (voor de behandeling van slaapstoornissen en/of angst)
-
dexamethason (een corticosteroïd gebruikt voor diverse aandoeningen zoals ontsteking en
allergische reacties)
-
atorvastatine, fluvastatine, lovastatine, rosuvastatine, simvastatine (geneesmiddelen die het
cholesterolgehalte verlagen)
-
ciclosporine, sirolimus, tacrolimus (immunosuppressiva – geneesmiddelen voor het dempen van
het afweersysteem)
-
sildenafil, vardenafil, tadalafil (voor de behandeling van erectiestoornissen en/of een te hoge
bloeddruk in de longslagaders)
-
clopidogrel (een geneesmiddel om bloedpropjes/klonters te voorkomen).
Zwangerschap en borstvoeding
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u zwanger bent. Vrouwen die zwanger zijn mogen geen
INTELENCE gebruiken, tenzij de arts dit specifiek heeft aanbevolen.
Vrouwen met een hiv-infectie mogen geen borstvoeding geven vanwege de mogelijkheid van
overdracht van hiv op de baby.
67
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Bestuur geen auto of ander voertuig of gebruik geen machines of gereedschap als u zich slaperig of
duizelig voelt na inname van uw geneesmiddelen.
INTELENCE bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Gebruik bij volwassenen
De aanbevolen dosering INTELENCE is één tablet tweemaal daags.
Neem ’s ochtends één INTELENCE-tablet van 200 milligram, na een maaltijd.
Neem ’s avonds één INTELENCE-tablet van 200 milligram, na een maaltijd.
Gebruik bij kinderen en jongeren van 2 tot 18 jaar en met een lichaamsgewicht van minstens
10 kg
De arts zal de juiste dosering uitrekenen op basis van het lichaamsgewicht van het kind.
De arts zal u precies vertellen hoeveel INTELENCE het kind moet nemen.
Instructies voor het innemen van INTELENCE voor alle patiënten
Het is belangrijk INTELENCE na een maaltijd te nemen. Als u INTELENCE op een nuchtere maag
neemt, wordt slechts de helft van de toegediende hoeveelheid INTELENCE in uw lichaam
opgenomen. Volg het advies van uw arts op over het soort maaltijd dat u bij INTELENCE moet
nemen.
Slik de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door met een glas water. Kauw niet op de
tablet(ten).
Als u niet in staat bent de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door te slikken, kunt u het
volgende doen:
-
leg de tablet(ten) in 5 ml (1 koffielepel) water, of in minstens genoeg vloeistof om het
geneesmiddel te bedekken;
-
roer ongeveer 1 minuut goed door tot het water er melkachtig uitziet;
-
voeg indien gewenst tot 30 ml (2 eetlepels) meer water toe, of anders sinaasappelsap of
melk (leg de tabletten niet rechtstreeks in sinaasappelsap of melk);
-
drink onmiddellijk op;
-
spoel het glas verschillende keren met water, sinaasappelsap of melk en slik al het
spoelsel iedere keer door om ervoor te zorgen dat u de hele dosis inneemt.
Als u INTELENCE-tabletten met een vloeistof mengt, neem deze dan eerst in, vóór andere vloeibare
medicijnen tegen hiv die u op hetzelfde moment moet innemen.
Neem contact op met uw arts als het u niet lukt om de volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen.
Als uw kind INTELENCE-tablet(ten) gemengd met een vloeistof moet innemen, is het zeer belangrijk
dat hij/zij de volledige dosis inneemt. Daardoor komt de juiste hoeveelheid van het medicijn in het
lichaam terecht. Als de volledige dosis niet wordt ingenomen, is het risico groter dat het virus
ongevoelig wordt voor het medicijn. Neem contact op met uw arts als het uw kind niet lukt om de
volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen, omdat ze kunnen overwegen een ander medicijn te geven
voor de behandeling van uw kind.
68
Gebruik geen warme (40 °C en hoger) of koolzuurhoudende dranken als u (een) INTELENCE
tablet(ten) inneemt.
Verwijdering van de kindveilige sluiting
De plastic fles heeft een kindveilige sluiting en moet als volgt geopend worden:
-
Druk de kunststof schroefdop naar beneden en draai hem tegelijk tegen de
wijzers van de klok in.
-
Verwijder de losgeschroefde dop.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of apotheker. De meest voorkomende bijwerkingen van
INTELENCE zijn huiduitslag, diarree, misselijkheid en hoofdpijn (zie rubriek 4 ‘Mogelijke
bijwerkingen’).
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u dit opmerkt
binnen 6 uur na het tijdstip dat u doorgaans INTELENCE inneemt,
moet u de
tablet zo snel mogelijk innemen. Neem de tablet altijd na een maaltijd. Neem dan de volgende dosis
als gebruikelijk. Als u dit
na meer dan 6 uur
opmerkt, slaat u de inname over en neemt u de volgende
dosis zoals gewoonlijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u binnen 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven, neem dan een nieuwe dosis in.
Doe dit na een maaltijd. Als u meer dan 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven,
hoeft u geen nieuwe dosis in te nemen vóór de normaal ingeplande dosis.
Neem contact op met uw arts als u niet zeker weet wat u moet doen als u een dosis heeft gemist of als
u heeft overgeven.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Hiv-therapie kan ervoor zorgen dat u zich beter voelt. Stop niet met het innemen van INTELENCE of
van uw andere geneesmiddelen tegen hiv, ook niet als u zich beter voelt. Dit zou het gevaar van het
ontstaan van resistentie van het virus kunnen verhogen. Spreek er eerst over met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Hoe vaak bijwerkingen bij INTELENCE voorkomen, staat hieronder aangegeven.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij meer dan 1 op de 10 personen voorkomen)
-
huiduitslag, meestal licht tot matig. In zeldzame gevallen is zeer ernstige huiduitslag gemeld die
mogelijk levensbedreigend kan zijn. Het is daarom belangrijk dat u onmiddellijk contact
opneemt met uw arts als u uitslag krijgt. Uw arts zal u advies geven over de behandeling van uw
symptomen en of u het gebruik van INTELENCE moet stoppen;
-
hoofdpijn;
-
diarree, misselijkheid.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 personen voorkomen)
-
allergische reacties (overgevoeligheid);
-
diabetes, verminderde eetlust;
-
angst, slaperigheid, slapeloosheid, slaapstoornissen;
69
-
-
-
-
-
-
tintelingen of pijn in de handen of de voeten, gevoelloosheid, verlies van gevoeligheid van de
huid, geheugenverlies, vermoeidheid;
wazig zien;
nierfalen, hoge bloeddruk, hartaanval, kortademigheid bij inspanning;
braken, maagzuur, buikpijn, opgezette buik, ontsteking van de maag, winderigheid, verstopping,
ontsteking van de mond, droge mond;
nachtelijk zweten, jeuk, droge huid;
verandering in hoeveelheden van bepaalde bloedcellen of in de samenstelling van het bloed. Dit
kan worden aangetoond in bloed- en/of urineonderzoeken. Uw arts zal dit uitleggen. Een
voorbeeld is een laag aantal rode bloedcellen.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 personen voorkomen)
-
aantal witte bloedcellen verlaagd;
-
verschijnselen van infectie (bijvoorbeeld vergrote lymfeklieren en koorts);
-
abnormale dromen, verwardheid, desoriëntatie, zenuwachtigheid, nachtmerries;
-
sufheid, beven, flauwvallen, epileptische aanvallen, aandachtsstoornis;
-
duizeligheid, sloomheid;
-
pijn op de borst, onregelmatig hartritme;
-
ademhalingsmoeilijkheden;
-
kokhalzen, ontsteking van de alvleesklier (pancreas), bloedbraken;
-
leverproblemen zoals leverontsteking (hepatitis), vergrote lever;
-
overmatig zweten, zwelling van het gezicht en/of van de keel;
-
zwelling van de borsten bij mannen.
Zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 1000 personen voorkomen)
-
beroerte;
-
ernstige huiduitslag met blaren of loslaten van de huid, in het bijzonder rond de mond of de
ogen; dit kan bij kinderen en jongeren tot 18 jaar vaker voorkomen dan bij volwassenen.
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10.000 personen voorkomen)
-
ernstige overgevoeligheidsreacties gekenmerkt door huiduitslag met koorts en ontsteking van
organen zoals hepatitis.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
op de fles na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Niet gebruiken na 6 weken na eerste opening van de fles.
INTELENCE tabletten moeten in de oorspronkelijke fles bewaard worden en de fles moet zorgvuldig
gesloten worden gehouden ter bescherming tegen vocht. De fles bevat 3 kleine zakjes (droogmiddel)
om de tabletten droog te houden. Deze zakjes moeten altijd in de fles blijven en mogen niet
ingenomen worden.
70
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is etravirine. Elke tablet INTELENCE bevat 200 mg etravirine.
De andere stoffen in dit middel zijn hypromellose, gesilifieerde microkristallijne cellulose,
microkristallijne cellulose, colloïdaal watervrij siliciumoxide, natriumcroscarmellose en
magnesiumstearaat.
Hoe ziet INTELENCE eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dit geneesmiddel wordt geleverd als een witte tot gebroken witte, dubbelbolle, langwerpige tablet,
waarop aan de ene kant “T200” is ingebracht.
Plastic fles met 60 tabletten en 3 zakjes om de tabletten droog te houden.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België.
Fabrikant
Janssen-Cilag SpA, Via C. Janssen, 04100 Borgo San Michele, Latina, Italië.
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Janssen-Cilag NV
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
България
„Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.: +359 2 489 94 00
jjsafety@its.jnj.com
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel: +420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 45 94 82 82
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Janssen-Cilag GmbH
Tel: +49 2137 955-955
jancil@its.jnj.com
Eesti
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Tel: +372 617 7410
ee@its.jnj.com
Lietuva
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
Janssen-Cilag NV
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Malta
AM MANGION LTD.
Tel: +356 2397 6000
Nederland
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +31 76 711 1111
janssen@jacnl.jnj.com
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: +47 24 12 65 00
jacno@its.jnj.com
71
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε.
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Janssen-Cilag, S.A.
Tel: +34 91 722 81 00
contacto@its.jnj.com
France
Janssen-Cilag
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Ísland
Janssen-Cilag AB
c/o Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Janssen-Cilag SpA
Tel: 800.688.777 /+39 02 2510 1
janssenita@its.jnj.com
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ,
Τηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filiāle Latvijā
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 237 60 00
Portugal
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tel: +351 214 368 600
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Slovenská republika
Johnson & Johnson s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +44 1 494 567 444
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
(MM/JJJJ).
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
72
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 25 mg tabletten
INTELENCE 100 mg tabletten
INTELENCE 200 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
INTELENCE 25 mg tabletten
Elke tablet bevat 25 mg etravirine.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 40 mg lactose (als monohydraat).
Elke tablet bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) en is in wezen natriumvrij.
INTELENCE 100 mg tabletten
Elke tablet bevat 100 mg etravirine.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat 160 mg lactose (als monohydraat).
Elke tablet bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) en is in wezen natriumvrij.
INTELENCE 200 mg tabletten
Elke tablet bevat 200 mg etravirine.
Hulpstof met bekend effect
Elke tablet bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) en is in wezen natriumvrij.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
INTELENCE 25 mg tabletten
Tablet
Witte tot gebroken witte, ovale tablet met breukstreep, waarop aan één kant 'TMC' is ingebracht.
De tablet kan worden verdeeld in twee gelijke doses.
INTELENCE 100 mg tabletten
Tablet
Witte tot gebroken witte, ovale tablet, waarop aan één kant 'T125' en op de andere kant '100' is
ingebracht.
INTELENCE 200 mg tabletten
Tablet
Witte tot gebroken witte, biconvexe, langwerpige tablet, waarop aan één kant 'T200' is ingebracht.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
INTELENCE, in combinatie met een gebooste proteaseremmer en andere antiretrovirale
geneesmiddelen, is geïndiceerd voor de behandeling van een infectie met het humaan
immunodeficiëntievirus type 1 (hiv-1) bij met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde
volwassen patiënten en bij met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten
vanaf 2 jaar (zie rubrieken 4.4, 4.5 en 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
De therapie moet ingesteld worden door een arts met ervaring in de behandeling van hiv-infecties.
Dosering
INTELENCE moet altijd toegediend worden in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen.
Volwassenen
De aanbevolen dosering voor etravirine voor volwassenen is 200 mg (één tablet van 200 mg of twee
tabletten van 100 mg) tweemaal daags oraal in te nemen, na een maaltijd (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten (2 tot 18 jaar)
De aanbevolen dosering voor etravirine voor pediatrische patiënten (van 2 tot 18 jaar en met een
lichaamsgewicht van minstens 10 kg) is gebaseerd op het lichaamsgewicht (zie de onderstaande tabel).
INTELENCE tablet(ten) moeten oraal worden ingenomen, na een maaltijd (zie rubriek 5.2).
Tabel 1:
Aanbevolen dosering etravirine voor pediatrische patiënten van 2 tot 18 jaar
Lichaamsgewicht
Dosering
Tabletten
10 tot < 20 kg
100 mg tweemaal
tweemaal daags vier tabletten van 25 mg of
daags
tweemaal daags één tablet van 100 mg
20 tot < 25 kg
125 mg tweemaal
tweemaal daags vijf tabletten van 25 mg of
daags
tweemaal daags één tablet van 100 mg en één tablet
van 25 mg
25 tot < 30 kg
150 mg tweemaal
tweemaal daags zes tabletten van 25 mg of
daags
tweemaal daags één tablet van 100 mg en twee
tabletten van 25 mg
30 kg
200 mg tweemaal
tweemaal daags acht tabletten van 25 mg of
daags
tweemaal daags twee tabletten van 100 mg of
tweemaal daags één tablet van 200 mg
Vergeten dosis
Als het vergeten van een dosis INTELENCE binnen 6 uur na het normale tijdstip van inname wordt
opgemerkt, moet de patiënt de dosis zo snel mogelijk, na een maaltijd, innemen en de volgende dosis
op het normale geplande tijdstip innemen. Als het vergeten van een dosis later dan 6 uur na het
normale tijdstip van inname wordt opgemerkt, moet de patiënt de gemiste dosis niet meer innemen,
maar gewoon het normale doseringsschema hervatten.
Als een patiënt binnen 4 uur na het innemen van het geneesmiddel overgeeft, moet zo snel mogelijk,
na een maaltijd, een nieuwe dosis INTELENCE worden ingenomen. Als een patiënt meer dan 4 uur na
het innemen van het geneesmiddel overgeeft, hoeft de patiënt geen nieuwe dosis in te nemen tot aan
het volgende normale tijdstip van inname.
Ouderen
Er zijn slechts beperkte gegevens over het gebruik van INTELENCE bij patiënten > 65 jaar (zie
rubriek 5.2), zodat bij deze populatie voorzichtigheid in acht moet worden genomen.
Patiënten met nierinsufficiëntie
Er is geen aanpassing van de dosis vereist bij patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten (jonger dan 2 jaar)
INTELENCE mag niet worden gebruikt bij kinderen jonger dan 2 jaar. De momenteel beschikbare
gegevens voor kinderen tussen 1 en 2 jaar worden beschreven in rubriek 4.8, 5.1 en 5.2 en suggereren
dat de voordelen in deze leeftijdsgroep niet opwegen tegen de risico's. Er zijn geen gegevens
beschikbaar voor kinderen jonger dan 1 jaar.
Wijze van toediening
Oraal gebruik.
Patiënten moeten de instructie krijgen de tablet(ten) in zijn (hun) geheel door te slikken met wat
vloeistof zoals water. Patiënten die de tablet(ten) niet in zijn (hun) geheel kunnen inslikken, mogen de
tablet(ten) in een glas water uiteen laten vallen (zie rubriek 4.4).
Voor instructies over het dispergeren van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie
rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor (één van) de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Gelijktijdige toediening met elbasvir/grazoprevir (zie rubriek 4.5).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Hoewel bewezen is dat effectieve virale suppressie met antiretrovirale behandeling het risico van
seksuele overdracht substantieel vermindert, kan een nog aanwezig risico niet worden uitgesloten.
Voorzorgsmaatregelen om overdracht te voorkomen dienen te worden genomen in overeenstemming
met nationale richtlijnen.
INTELENCE moet optimaal gecombineerd worden met andere antiretrovirale geneesmiddelen die
actief zijn tegen het virus van de patiënt (zie rubriek 5.1).
Bij patiënten met virusstammen waarin 3 of meer van de volgende mutaties voorkwamen V90I, A98G,
L100I, K101E/P, V106I, V179D/F, Y181C/I/V en G190A/S werd een verminderde virologische
respons op etravirine waargenomen (zie rubriek 5.1).
Conclusies betreffende de relevantie van bijzondere mutaties of mutatiepatronen zijn onderhevig aan
verandering naarmate er meer gegevens beschikbaar komen. Het wordt aanbevolen om altijd actuele
interpretatiesystemen te raadplegen bij het analyseren van de resultaten van een resistentietest.
Bij de combinatie van etravirine met raltegravir of maraviroc zijn geen andere gegevens beschikbaar
dan de geneesmiddeleninteractiegegevens (zie rubriek 4.5).
Ernstige bijwerkingen van de huid zijn gemeld met etravirine. In klinische studies
zijnStevens-Johnsonsyndroom en erythema multiforme zelden (< 0,1%) gemeld. De behandeling met
INTELENCE moet gestopt worden als zich een ernstige huidreactie voordoet.
De klinische gegevens zijn beperkt en een verhoogde kans op huidreacties bij patiënten met een
voorgeschiedenis van huidreacties geassocieerd met NNRTI's kan niet worden uitgesloten. Bij
dergelijke patiënten dient voorzichtigheid te worden in acht genomen, in het bijzonder in het geval van
een ernstige huidreactie op een geneesmiddel in de voorgeschiedenis.
Bij het gebruik van etravirine zijn er, soms fatale, gevallen van ernstige overgevoeligheidsreacties
gemeld, waaronder DRESS (Drug Rash with Eosinophilia and Systemic Symptoms) en TEN (toxische
epidermale necrolyse) (zie rubriek 4.8). Het DRESS-syndroom wordt gekenmerkt door huiduitslag,
koorts, eosinofilie en systemische betrokkenheid (inclusief, maar niet beperkt tot ernstige huiduitslag
of huiduitslag in combinatie met koorts, algehele malaise, vermoeidheid, spier- of gewrichtspijnen,
blaren, orale laesies, conjunctivitis, hepatitis en eosinofilie). Tijd tot optreden is gewoonlijk rond
3-6 weken en de afloop is in de meeste gevallen gunstig na stoppen van de behandeling en na de start
met corticosteroïd-therapie.
Patiënten moeten geïnformeerd worden medisch advies te zoeken als er ernstige huiduitslag of
overgevoeligheidsreacties optreden. Patiënten die gediagnosticeerd worden met een
overgevoeligheidsreactie terwijl ze nog behandeld worden, moeten onmiddellijk stoppen met het
gebruik van INTELENCE.
Het niet onmiddellijk stoppen met de INTELENCE-behandeling zodra ernstige huiduitslag optreedt,
kan resulteren in een levensbedreigende reactie.
Patiënten die vanwege overgevoeligheidsreacties met de behandeling gestopt zijn, mogen
INTELENCE niet opnieuw gaan gebruiken.
Huiduitslag
Huiduitslag is gemeld bij etravirine. Meestal was de huiduitslag mild tot matig, trad het op in de
tweede week van de behandeling en was het zeldzaam na week 4. De huiduitslag verdween meestal
vanzelf binnen 1 tot 2 weken bij het voortzetten van de behandeling. Als INTELENCE wordt
voorgeschreven aan vrouwen, dient de voorschrijver zich te realiseren dat de incidentie van
huiduitslag bij vrouwen hoger was (zie rubriek 4.8).
Pediatrische patiënten
Voor kinderen die de tablet(ten) niet in zijn (hun) geheel kunnen doorslikken, kan men de tablet(ten)
in vloeistof uiteen laten vallen. Dit dient alleen te worden overwogen als het kind naar verwachting de
volledige dosis van de tablet(ten) in vloeistof zal innemen (zie rubriek 4.2 en 6.6). Het belang van het
innemen van de volledige dosis moet goed bij het kind en zijn/haar zorgverlener worden benadrukt om
te lage blootstelling en uitblijvende virologische respons te voorkomen. Mocht er enige twijfel zijn of
een kind de volledige dosis van de tablet(ten) in vloeistof zal innemen, dan dient behandeling met een
ander antiretroviraal middel te worden overwogen.
Ouderen
De ervaring bij geriatrische patiënten is beperkt: in de fase III-studies werden 6 patiënten van 65 jaar
of ouder en 53 patiënten in de leeftijd van 56 tot 64 jaar behandeld met etravirine. De aard en de
incidentie van bijwerkingen bij patiënten > 55 jaar waren vergelijkbaar met die bij jongere patiënten
(zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Wegens de verhoogde blootstelling aan etravirine tijdens de zwangerschap dient men voorzichtig te
zijn bij die zwangere patiënten die gelijktijdig andere geneesmiddelen nodig hebben of die co-
morbiditeiten hebben die de blootstelling aan etravirine verder kunnen verhogen.
Patiënten met gelijktijdige andere aandoeningen
Leverinsufficiëntie
Etravirine wordt voornamelijk omgezet en geëlimineerd door de lever en is in sterke mate gebonden
aan plasma-eiwitten. Men zou effecten kunnen verwachten op ongebonden blootstelling (dit is niet
onderzocht) en daarom wordt voorzichtigheid geadviseerd bij patiënten met matige leverinsufficiëntie.
Etravirine is niet bestudeerd bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh Class C) en
daarom wordt het gebruik ervan bij deze groep patiënten niet aanbevolen (zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Co-infectie met HBV (hepatitis B-virus) of HCV (hepatitis C-virus)
Gezien de momenteel beperkte gegevens dient voorzichtigheid te worden in acht genomen bij
patiënten bij wie een infectie met het hepatitis B- of C-virus aanwezig is. Een mogelijk verhoogde
kans op verhoging van leverenzymen kan niet worden uitgesloten.
Gewicht en metabole parameters
Een gewichtstoename en een stijging van de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen tijdens
antiretrovirale behandeling optreden. Zulke veranderingen kunnen gedeeltelijk samenhangen met het
onder controle brengen van de ziekte en de levensstijl. Voor lipiden is er in sommige gevallen bewijs
voor een effect van de behandeling, terwijl er voor gewichtstoename geen sterk bewijs is dat het aan
een specifieke behandeling gerelateerd is. Voor het controleren van de serumlipiden en bloedglucose
wordt verwezen naar de vastgestelde hiv-behandelrichtlijnen. Lipidestoornissen moeten worden
behandeld waar dat klinisch aangewezen is.
Immuunreactiveringssyndroom
Bij patiënten met hiv met ernstige immuundeficiëntie bij aanvang van een antiretrovirale
combinatietherapie kan een ontstekingsreactie op asymptomatische of residuele opportunistische
pathogenen ontstaan. Dit kan een ernstige klinische toestand of een verergering van de symptomen
veroorzaken. Dergelijke reacties werden meestal waargenomen binnen de eerste weken of maanden na
het instellen van de antiretrovirale combinatietherapie. Relevante voorbeelden zijn
cytomegalovirus-retinitis, gegeneraliseerde en/of focale mycobacteriële infecties en pneumonie door
Pneumocystis jiroveci. Alle ontstekingssymptomen dienen te worden geëvalueerd en zo nodig dient
een behandeling te worden ingesteld.
Van auto-immuunziekten (zoals de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) is ook gerapporteerd
dat ze in een setting van immuunreactivering kunnen optreden; de gerapporteerde tijd tot het begin van
de ziekte is echter variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van de
behandeling optreden (zie rubriek 4.8).
Osteonecrose
Hoewel de etiologie beschouwd wordt als multifactorieel (met onder andere gebruik van
corticosteroïden, alcoholconsumptie, ernstige immuunsuppressie, hogere body mass index), zijn er
gevallen van osteonecrose gemeld, in het bijzonder bij patiënten met vergevorderde hiv-ziekte en/of
langdurige blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie. Patiënten dienen advies te krijgen om
medische hulp te vragen als ze last krijgen van pijn of stijfheid in de gewrichten of moeite krijgen met
bewegen.
Het wordt niet aanbevolen om etravirine te combineren met tipranavir/ritonavir, vanwege een
opmerkelijke farmacokinetische interactie (76% afname van de AUC van etravirine) die de
virologische respons op etravirine aanmerkelijk kan belemmeren. Zie rubriek 4.5 voor verdere
informatie over interacties met andere geneesmiddelen.
De combinatie van etravirine met daclatasvir, atazanavir/cobicistat of darunavir/cobicistat wordt niet
aanbevolen (zie rubriek 4.5).
Lactose-intolerantie en lactasedeficiëntie
INTELENCE 25 mg tabletten
Elke tablet bevat 40 mg lactosemonohydraat. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als
galactose-intolerantie, algehele Lapp-lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie, dienen dit
geneesmiddel niet te gebruiken.
INTELENCE 100 mg tabletten
Elke tablet bevat 160 mg lactosemonohydraat. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als
galactose-intolerantie, Lapp-lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie dienen dit
geneesmiddel niet te gebruiken.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelen die de blootstelling aan etravirine beïnvloeden
Etravirine wordt gemetaboliseerd door CYP3A4, CYP2C9 en CYP2C19 gevolgd door glucuronidatie
van de metabolieten door uridinedifosfaatglucuronosyltransferase (UDPGT). Geneesmiddelen die
CYP3A4, CYP2C9 of CYP2C19 induceren kunnen de klaring van etravirine versterken, met lagere
plasmaconcentraties van etravirine als gevolg.
Gelijktijdige toediening van etravirine en geneesmiddelen die CYP3A4, CYP2C9 of CYP2C19
remmen, kunnen de klaring van etravirine verminderen met als gevolg hogere plasmaconcentraties van
etravirine.
Geneesmiddelen die beïnvloed worden door het gebruik van etravirine
Etravirine is een zwakke inductor van CYP3A4. Gelijktijdige toediening van etravirine met
geneesmiddelen die hoofdzakelijk gemetaboliseerd worden door CYP3A4 kan leiden tot verlaagde
plasmaconcentraties van dergelijke geneesmiddelen, wat hun therapeutische effecten kan verzwakken
of verkorten.
Etravirine is een zwakke remmer van CYP2C9 en CYP2C19. Tevens is etravirine een zwakke remmer
van P-glycoproteïne. Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die hoofdzakelijk door CYP2C9 of
CYP2C19 gemetaboliseerd worden, of die worden getransporteerd door P-glycoproteïne, kan stijging
van de plasmaconcentraties van dergelijke geneesmiddelen veroorzaken, waardoor het therapeutische
effect versterkt of verlengd kan worden of het bijwerkingenprofiel kan veranderen.
Tabel 2 toont bekende en theoretische interacties met geselecteerde antiretrovirale en
niet-antiretrovirale geneesmiddelen. De tabel is niet alomvattend.
Interactietabel
Tabel 2 geeft de interacties tussen etravirine en gelijktijdig toegediende geneesmiddelen weer (een
versterking wordt aangeduid met `', een verzwakking met `', geen wijziging met `', niet
onderzocht met `ND', betrouwbaarheidsinterval met `BI').
Interacties en dosisadviezen met andere geneesmiddelen
Geneesmiddelen per
Effecten op
Aanbevelingen over gelijktijdige
therapeutisch gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening
'Least Squares'
Gemiddelde verhouding
(90% BI; 1,00 = geen effect)
ANTI-INFECTIEMIDDELEN
Antiretrovirale middelen
NRTI's
Didanosine
didanosine
Geen significant effect op
400 mg eenmaal
AUC 0,99 (0,79-1,25)
PK-parameters van didanosine en
daags
Cmin ND
etravirine waargenomen. INTELENCE
Cmax 0,91 (0,58-1,42)
en didanosine kunnen zonder
etravirine
dosisaanpassingen samen worden
AUC 1,11 (0,99-1,25)
gebruikt.
Cmin 1,05 (0,93-1,18)
Cmax 1,16 (1,02-1,32)
Tenofovirdisoproxil
tenofovir
Geen significant effect op
245 mg eenmaal
AUC 1,15 (1,09-1,21)
PK-parameters van tenofovir en
daagsb
Cmin 1,19 (1,13-1,26)
etravirine waargenomen. INTELENCE
Cmax 1,15 (1,04-1,27)
en tenofovir kunnen zonder
etravirine
dosisaanpassingen samen worden
AUC 0,81 (0,75-0,88)
gebruikt.
Cmin 0,82 (0,73-0,91)
Cmax 0,81 (0,75-0,88)
Andere NRTI's
Niet onderzocht, maar geen interactie
INTELENCE kan met deze NRTI's
verwacht gezien de primaire
worden gebruikt zonder
eliminatie via de nier voor andere
dosisaanpassingen.
NRTI's (te weten abacavir,
emtricitabine, lamivudine, stavudine
en zidovudine).
NNRTI's
Efavirenz
Van het combineren van twee
Het wordt niet aanbevolen om
Nevirapine
NNRTI's is geen nuttig effect
INTELENCE gelijktijdig toe te dienen
Rilpivirine
aangetoond. Gelijktijdig gebruik van
met andere NNRTI's.
etravirine met efavirenz of nevirapine
kan een significante afname van de
plasmaconcentratie van etravirine en
verlies van therapeutisch effect van
etravirine veroorzaken. Gelijktijdig
gebruik van etravirine met rilpivirine
kan een afname van de
plasmaconcentratie van rilpivirine en
verlies van therapeutisch effect van
rilpivirine veroorzaken.
hiv-proteaseremmers (PI's) - Ongeboost (d.w.z. zonder gelijktijdige toediening van lage dosis ritonavir)
Indinavir
Gelijktijdig gebruik van etravirine met Het wordt niet aanbevolen om
indinavir kan een significante afname
INTELENCE gelijktijdig toe te dienen
van de plasmaconcentraties van
met indinavir.
indinavir en verlies van therapeutisch
effect van indinavir veroorzaken.
hiv PI's Geboost met lage dosis ritonavir
Atazanavir/ritonavir
atazanavir
INTELENCE en atazanavir/ritonavir
300/100 mg eenmaal
AUC 0,86 (0,79-0,93)
kunnen zonder dosisaanpassing samen
daags
Cmin 0,62 (0,55-0,71)
worden gebruikt.
Cmax 0,97 (0,89-1,05)
etravirine
AUC 1,30 (1,18-1,44)
Cmin 1,26 (1,12-1,42)
Cmax 1,30 (1,17-1,44)
darunavir
INTELENCE en darunavir/ritonavir
600/100 mg tweemaal AUC 1,15 (1,05-1,26)
kunnen zonder dosisaanpassing samen
daags
Cmin 1,02 (0,90-1,17)
worden gebruikt (zie ook rubriek 5.1).
Cmax 1,11 (1,01-1,22)
etravirine
AUC 0,63 (0,54-0,73)
Cmin 0,51 (0,44-0,61)
Cmax 0,68 (0,57-0,82)
Fosamprenavir/ritona
amprenavir
Van amprenavir/ritonavir en
vir
AUC 1,69 (1,53-1,86)
fosamprenavir/ritonavir kan een lagere
700/100 mg tweemaal Cmin 1,77 (1,39-2,25)
dosis nodig zijn als ze gelijktijdig
daags
Cmax 1,62 (1,47-1,79)
worden toegediend met INTELENCE.
etravirine
Om de dosis te verlagen, kan men
AUC a
overwegen de drank te gebruiken.
Cmin a
Cmax a
Lopinavir/ritonavir
lopinavir
INTELENCE en lopinavir/ritonavir
(tablet)
AUC 0,87 (0,83-0,92)
kunnen zonder dosisaanpassing samen
400/100 mg tweemaal Cmin 0,80 (0,73-0,88)
worden gebruikt.
daags
Cmax 0,89 (0,82-0,96)
etravirine
AUC 0,65 (0,59-0,71)
Cmin 0,55 (0,49-0,62)
Cmax 0,70 (0,64-0,78)
Saquinavir/ritonavir
saquinavir
INTELENCE en saquinavir/ritonavir
1.000/100 mg
AUC 0,95 (0,64-1,42)
kunnen zonder dosisaanpassing samen
tweemaal daags
Cmin 0,80 (0,46-1,38)
worden gebruikt.
Cmax 1,00 (0,70-1,42)
etravirine
AUC 0,67 (0,56-0,80)
Cmin 0,71 (0,58-0,87)
Cmax 0,63 (0,53-0,75)
Tipranavir/ritonavir
tipranavir
Het wordt niet aanbevolen om
500/200 mg tweemaal AUC 1,18 (1,03-1,36)
tipranavir/ritonavir gelijktijdig toe te
daags
Cmin 1,24 (0,96-1,59)
dienen met INTELENCE (zie
Cmax 1,14 (1,02-1,27)
rubriek 4.4).
etravirine
AUC 0,24 (0,18-0,33)
Cmin 0,18 (0,13-0,25)
Cmax 0,29 (0,22-0,40)
hiv PI's Geboost met cobicistat
Atazanavir/cobicistat
Niet onderzocht. Gelijktijdige
Het wordt niet aanbevolen om
Darunavir/cobicistat
toediening van etravirine en
atazanavir/cobicistat of
atazanavir/cobicistat of
darunavir/cobicistat gelijktijdig toe te
darunavir/cobicistat kan de
dienen met INTELENCE.
plasmaconcentratie van de PI en/of
cobicistat verlagen, wat kan resulteren
in verlies van therapeutisch effect en
ontwikkeling van resistentie.
Maraviroc
maraviroc
De aanbevolen dosis van maraviroc bij
300 mg tweemaal
AUC 0,47 (0,38-0,58)
combinatie met INTELENCE en een PI
daags
Cmin 0,61 (0,53-0,71)
is 150 mg tweemaal daags, behalve
Cmax 0,40 (0,28-0,57)
voor fosamprenavir/ritonavir, dat niet
etravirine
wordt aanbevolen met maraviroc. De
AUC 1,06 (0,99-1,14)
dosis van INTELENCE hoeft niet te
Cmin 1,08 (0,98-1,19)
worden aangepast.
Cmax 1,05 (0,95-1,17)
Zie ook rubriek 4.4.
Maraviroc/darunavir/
maraviroc*
ritonavir
AUC 3,10* (2,57-3,74)
150/600/100 mg
Cmin 5,27* (4,51-6,15)
tweemaal daags
Cmax 1,77* (1,20-2,60)
* vergeleken met maraviroc 150 mg
tweemaal daags
Fusieremmers
Enfuvirtide
etravirine*
Er wordt geen interactie verwacht
90 mg tweemaal
AUC a
tussen INTELENCE en enfuvirtide als
daags
C0h a
deze gelijktijdig worden toegediend.
Enfuvirtideconcentraties niet
onderzocht en er wordt geen effect
verwacht.
* gebaseerd op
populatiefarmacokinetische analyses
Integrase strand transfer remmers
Dolutegravir
dolutegravir
Etravirine verlaagde de
50 mg eenmaal daags
AUC 0,29 (0,26-0,34)
plasmaconcentraties van dolutegravir
Cmin 0,12 (0,09-0,16)
significant. Het effect van etravirine op
Cmax 0,48 (0,43-0,54)
de plasmaconcentraties van
etravirine
dolutegravir werd beperkt door
AUC a
gelijktijdige toediening van
Cmin a
darunavir/ritonavir of van
Cmax a
lopinavir/ritonavir. Het is te verwachten
dat ook atazanavir/ritonavir het effect
Dolutegravir +
dolutegravir
beperkt.
darunavir/ritonavir
AUC 0,75 (0,69-0,81)
50 mg eenmaal daags
Cmin 0,63 (0,52-0,77)
INTELENCE dient alleen met
+ 600/100 mg
Cmax 0,88 (0,78-1,00)
dolutegravir te worden gebruikt als
tweemaal daags
etravirine
daarbij ook gelijktijdig
AUC a
atazanavir/ritonavir, darunavir/ritonavir
Cmin a
, of lopinavir/ritonavir wordt
Cmax a
toegediend. Deze combinatie kan
zonder dosisaanpassing worden
Dolutegravir +
dolutegravir
gebruikt.
lopinavir/ritonavir
AUC 1,11 (1,02-1,20)
50 mg eenmaal daags
Cmin 1,28 (1,13-1,45)
+ 400/100 mg
Cmax 1,07 (1,02-1,13)
tweemaal daags
etravirine
AUC a
Cmin a
Cmax a
Raltegravir
raltegravir
INTELENCE en raltegravir kunnen
400 mg tweemaal
AUC 0,90 (0,68-1,18)
zonder dosisaanpassing samen worden
daags
Cmin 0,66 (0,34-1,26)
gebruikt.
Cmax 0,89 (0,68-1,15)
etravirine
AUC 1,10 (1,03-1,16)
Cmin 1,17 (1,10-1,26)
Cmax 1,04 (0,97-1,12)
Digoxine
digoxine
INTELENCE en digoxine kunnen
0,5 mg eenmalige
AUC 1,18 (0,90-1,56)
zonder dosisaanpassing samen worden
dosis
Cmin ND
gebruikt. Het wordt aanbevolen de
Cmax 1,19 (0,96-1,49)
digoxineconcontratie te controleren bij
combinatie van digoxine met
INTELENCE.
Amiodaron
Niet onderzocht. Naar verwachting zal Voorzichtigheid is vereist en, zo
Bepridil
INTELENCE de plasmaconcentraties
mogelijk, wordt controle van de
Disopyramide
van deze antiarrhythmica verlagen.
therapeutische concentratie van
Flecaïnide
antiarrhythmica aanbevolen indien
Lidocaïne
gelijktijdig toegediend met
(systemisch)
INTELENCE.
Mexiletine
Propafenon
Kinidine
ANTIBIOTICA
Azitromycine
Niet onderzocht. Gezien de
INTELENCE en azitromycine kunnen
eliminatieroute van azitromycine via
zonder dosisaanpassing samen worden
de gal worden er geen
gebruikt.
geneesmiddeleninteracties verwacht
tussen azitromycine en INTELENCE.
Claritromycine
claritromycine
De blootstelling aan claritromycine
500 mg tweemaal
AUC 0,61 (0,53-0,69)
werd door etravirine verlaagd; de
daags
Cmin 0,47 (0,38-0,57)
concentraties van de actieve metaboliet,
Cmax 0,66 (0,57-0,77)
14-OH-claritromycine, waren echter
14-OH-claritromycine
verhoogd. Omdat
AUC 1,21 (1,05-1,39)
14-OH-claritromycine een lagere
Cmin 1,05 (0,90-1,22)
activiteit heeft tegen Mycobacterium
Cmax 1,33 (1,13-1,56)
avium complex (MAC), kan de totale
etravirine
activiteit tegen dit pathogeen veranderd
AUC 1,42 (1,34-1,50)
zijn; daarom dient men voor de
Cmin 1,46 (1,36-1,58)
behandeling van MAC alternatieven
Cmax 1,46 (1,38-1,56)
voor claritromycine te overwegen.
ANTICOAGULANTIA
Warfarine
Niet onderzocht. Naar verwachting zal Aanbevolen wordt de international
etravirine de plasmaconcentraties van
normalised ratio (INR) te controleren
warfarine verhogen.
als warfarine wordt gecombineerd met
INTELENCE.
ANTICONVULSIVA
Carbamazepine
Niet onderzocht. Naar verwachting
Combinatie wordt niet aanbevolen.
Fenobarbital
zullen carbazamepine, fenobarbital en
Fenytoïne
fenytoïne de plasmaconcentraties van
etravirine verlagen.
ANTIMYCOTICA
Fluconazol
fluconazol
INTELENCE en fluconazol kunnen
200 mg eenmaal `s
AUC 0,94 (0,88-1,01)
zonder dosisaanpassing worden
ochtends
Cmin 0,91 (0,84-0,98)
gebruikt.
Cmax 0,92 (0,85-1,00)
etravirine
AUC 1,86 (1,73-2,00)
Cmin 2,09 (1,90-2,31)
Cmax 1,75 (1,60-1,91)
Niet onderzocht. Posaconazol, een
INTELENCE en deze antimycotica
Ketoconazol
krachtige remmer van CYP3A4, kan
kunnen zonder dosisaanpassing worden
Posaconazol
de plasmaconcentraties van etravirine
gebruikt.
verhogen. Itraconazol en ketoconazol
zijn zowel krachtige remmers als
substraten van CYP3A4. Gelijktijdig
systemisch gebruik van itraconazol of
ketoconazol en etravirine kan de
plasmaconcentraties van etravirine
verhogen. Tegelijkertijd kunnen de
plasmaconcentraties van itraconazol
of ketoconazol door etravirine worden
verlaagd.
Voriconazol
voriconazol
INTELENCE en voriconazol kunnen
200 mg tweemaal
AUC 1,14 (0,88-1,47)
zonder dosisaanpassing worden
daags
Cmin 1,23 (0,87-1,75)
gebruikt.
Cmax 0,95 (0,75-1,21)
etravirine
AUC 1,36 (1,25-1,47)
Cmin 1,52 (1,41-1,64)
Cmax 1,26 (1,16-1,38)
ANTIMALARIAMIDDELEN
Artemether/
artemether
Een nauwgezette opvolging van de
Lumefantrine
AUC 0,62 (0,48-0,80)
antimalaria-respons is vereist als
80/480 mg, 6 doses
Cmin 0,82 (0,67-1,01)
INTELENCE met
op 0, 8, 24, 36, 48
Cmax 0,72 (0,55-0,94)
artemether/lumefantrine wordt
en 60 uur
dihydroartemisinine
gecombineerd omdat een significante
AUC 0,85 (0,75-0,97)
afname in blootstelling aan artemether
Cmin 0,83 (0,71-0,97)
en/of de actieve metaboliet ervan,
Cmax 0,84 (0,71-0,99)
dihydroartemisinine, kan leiden tot een
lumefantrine
verminderde werkzaamheid tegen
AUC 0,87 (0,77-0,98)
malaria. Er is geen dosisaanpassing
Cmin 0,97 (0,83-1,15)
voor INTELENCE nodig.
Cmax 1,07 (0,94-1,23)
etravirine
AUC 1,10 (1,06-1,15)
Cmin 1,08 (1,04-1,14)
Cmax 1,11 (1,06-1,17)
MIDDELEN TEGEN MYCOBACTERIËN
Rifampicine
Niet onderzocht. Naar verwachting
Combinatie wordt afgeraden.
Rifapentine
zullen rifampicine en rifapentine de
plasmaconcentraties van etravirine
verlagen.
INTELENCE dient te worden gebruikt
in combinatie met een gebooste PI.
Rifampicine is gecontra-indiceerd in
combinatie met gebooste PI's.
Gecombineerd met een gebooste PI:
De combinatie van INTELENCE met
300 mg eenmaal
Er is geen interactiestudie uitgevoerd.
een gebooste PI en rifabutine dient met
daags
Op basis van gegevens uit het
voorzichtigheid te worden gebruikt
verleden kan een afname van de
vanwege de kans op verlaagde
blootstelling aan etravirine worden
blootstelling aan etravirine en het risico
verwacht, terwijl een verhoging van
van verhoging van de blootstelling aan
de blootstelling aan rifabutine en in
rifabutine en 25-O-desacetyl-rifabutine.
het bijzonder aan
Nauwgezette opvolging wordt
25-O-desacetyl-rifabutine te
aanbevolen voor de virologische
verwachten is.
respons en voor rifabutine-gerelateerde
bijwerkingen.
Niet gecombineerd met een gebooste
Voor de benodigde dosisaanpassing
PI (buiten de aanbevolen indicatie
van rifabutine wordt verwezen naar de
voor etravirine):
productinformatie van de
rifabutine
gecombineerde gebooste PI.
AUC 0,83 (0,75-0,94)
Cmin 0,76 (0,66-0,87)
Cmax 0,90 (0,78-1,03)
25-O-desacetyl-rifabutine
AUC 0,83 (0,74-0,92)
Cmin 0,78 (0,70-0,87)
Cmax 0,85 (0,72-1,00)
etravirine
AUC 0,63 (0,54-0,74)
Cmin 0,65 (0,56-0,74)
Cmax 0,63 (0,53-0,74)
BENZODIAZEPINEN
Diazepam
Niet onderzocht. Etravirine zal naar
Alternatieven voor diazepam dienen te
verwachting de plasmaconcentraties
worden overwogen.
van diazepam verhogen.
CORTICOSTEROÏDEN
Dexamethason
Niet onderzocht. Dexamethason zal
Systemisch dexamethason dient met
(systemisch)
naar verwachting de
voorzichtigheid te worden gebruikt of
plasmaconcentraties van etravirine
alternatieven dienen te worden
verlagen.
overwogen, in het bijzonder bij
chronisch gebruik.
ANTICONCEPTIVA OP BASIS VAN OESTROGEEN
Ethinylestradiol
ethinylestradiol
De combinatie van oestrogeen- en/of
0,035 mg eenmaal
AUC 1,22 (1,13-1,31)
progesteronbevattende anticonceptiva
daags
Cmin 1,09 (1,01-1,18)
en INTELENCE kan zonder
Norethindron
Cmax 1,33 (1,21-1,46)
dosisaanpassing worden gebruikt.
1 mg eenmaal daags
norethindron
AUC 0,95 (0,90-0,99)
Cmin 0,78 (0,68-0,90)
Cmax 1,05 (0,98-1,12)
etravirine
AUC a
Cmin a
Cmax a
DIRECT WERKENDE ANTIVIRALE MIDDELEN TEGEN HET HEPATITIS C-VIRUS (HCV)
Ribavirine
Niet onderzocht, maar op basis van de De combinatie van INTELENCE en
eliminatieroute van ribavirine via de
ribavirine kan zonder dosisaanpassing
nieren is geen interactie te
worden gebruikt.
verwachten.
Niet onderzocht. Gelijktijdige
Het wordt niet aanbevolen om
toediening van etravirine en
daclatasvir gelijktijdig toe te dienen
daclatasvir kan de concentratie van
met INTELENCE.
daclatasvir verlagen.
Elbasvir/grazoprevir
Niet onderzocht. Gelijktijdige
Gelijktijdige toediening is gecontra-
toediening van etravirine en
indiceerd (zie rubriek 4.3).
elbasvir/grazoprevir kan de
concentratie van elbasvir en
grazoprevir verlagen, wat leidt tot een
verminderd therapeutisch effect van
elbasvir/grazoprevir.
KRUIDENMIDDELEN
Sint-janskruid
Niet onderzocht. Naar verwachting zal Combinatie niet aanbevolen.
(Hypericum
sint-janskruid de plasmaconcentraties
perforatum)
van etravirine verlagen.
HMG-CO-A-REDUCTASEREMMERS
Atorvastatine
atorvastatine
De combinatie van INTELENCE en
40 mg eenmaal daags
AUC 0,63 (0,58-0,68)
atorvastatine kan zonder
Cmin ND
dosisaanpassing worden gegeven; het
Cmax 1,04 (0,84-1,30)
kan echter zijn dat de dosis van
2-OH-atorvastatine
atorvastatine moet worden veranderd
AUC 1,27 (1,19-1,36)
op geleide van de klinische respons.
Cmin ND
Cmax 1,76 (1,60-1,94)
etravirine
AUC 1,02 (0,97-1,07)
Cmin 1,10 (1,02-1,19)
Cmax 0,97 (0,93-1,02)
Fluvastatine
Niet onderzocht. Er wordt geen
Dosisaanpassingen voor deze
Lovastatine
interactie verwacht tussen pravastatine
HMG-Co-A-reductaseremmers kunnen
Pravastatine
en etravirine.
noodzakelijk zijn.
Rosuvastatine
Lovastatine, rosuvastatine en
Simvastatine
simvastatine zijn substraten van
CYP3A4 en gelijktijdige toediening
met etravirine kan leiden tot lagere
plasmaconcentraties van de
HMG-Co-A-reductaseremmer.
Fluvastatine en rosuvastatine worden
omgezet door CYP2C9 en
gelijktijdige toediening met etravirine
kan leiden tot hogere
plasmaconcentraties van de
HMG-Co-A-reductaseremmer.
H2-RECEPTORANTAGONISTEN
Ranitidine
etravirine
INTELENCE kan zonder
150 mg tweemaal
AUC 0,86 (0,76-0,97)
dosisaanpassing gelijktijdig worden
daags
Cmin ND
gebruikt met H2-receptorantagonisten.
Cmax 0,94 (0,75-1,17)
Ciclosporine
Niet onderzocht. Naar verwachting zal Gelijktijdige toediening met
Sirolimus
etravirine de plasmaconcentraties van
systemische immunosuppressiva dient
Tacrolimus
ciclosporine, sirolimus en tacrolimus
met voorzichtigheid te worden
verlagen.
uitgevoerd, omdat de
plasmaconcentraties van ciclosporine,
sirolimus en tacrolimus beïnvloed
kunnen worden bij gelijktijdig gebruik
met INTELENCE.
NARCOTISCHE ANALGETICA
Methadon
R(-) methadon
Geen veranderingen in de
individuele dosis van
AUC 1,06 (0,99-1,13)
methadondosering waren nodig
60 mg tot 130 mg
Cmin 1,10 (1,02-1,19)
gebaseerd op de klinische toestand
eenmaal daags
Cmax 1,02 (0,96-1,09)
tijdens of na de periode waarin
S(+) methadon
gelijktijdig INTELENCE werd
AUC 0,89 (0,82-0,96)
gebruikt.
Cmin 0,89 (0,81-0,98)
Cmax 0,89 (0,83-0,97)
etravirine
AUC a
Cmin a
Cmax a
FOSFODIËSTERASE, TYPE 5 (PDE-5) REMMERS
Sildenafil 50 mg
sildenafil
Gelijktijdig gebruik van
eenmalige dosis
AUC 0,43 (0,36-0,51)
PDE-5-remmers met INTELENCE kan
Tadalafil
Cmin ND
dosisaanpassing van de PDE-5-remmer
Vardenafil
Cmax 0,55 (0,40-0,75)
noodzakelijk maken om het gewenste
N-desmethyl-sildenafil
klinische effect te bereiken.
AUC 0,59 (0,52-0,68)
Cmin ND
Cmax 0,75 (0,59-0,96)
BLOEDPLAATJESAGGREGATIEREMMERS
Clopidogrel
In-vitro-gegevens tonen aan dat
Uit voorzorg wordt gelijktijdig gebruik
etravirine een remmend effect heeft op van etravirine en clopidogrel afgeraden.
CYP2C19. Daarom is het mogelijk dat
etravirine door een dergelijke
remming van CYP2C19 in vivo de
omzetting van clopidogrel naar zijn
actieve metaboliet kan remmen. De
klinische relevantie van deze interactie
is niet aangetoond.
PROTONPOMPREMMERS
Omeprazol
etravirine
INTELENCE kan zonder
40 mg eenmaal daags
AUC 1,41 (1,22-1,62)
dosisaanpassing gelijktijdig met
Cmin ND
protonpompremmers worden gebruikt.
Cmax 1,17 (0,96-1,43)
SELECTIEVE SEROTONINEHEROPNAMEREMMERS (SSRI'S)
Paroxetine
paroxetine
INTELENCE kan zonder
20 mg eenmaal daags
AUC 1,03 (0,90-1,18)
dosisaanpassing gelijktijdig met
Cmin 0,87 (0,75-1,02)
paroxetine worden gebruikt.
Cmax 1,06 (0,95-1,20)
etravirine
AUC 1,01 (0,93-1,10)
Cmin 1,07 (0,98-1,17)
Cmax 1,05 (0,96-1,15)
a
Vergelijking gebaseerd op historische controle.
b
Studie werd uitgevoerd met tenofovirdisoproxil fumaraat 300 mg eenmaal daags.
N.B. Bij onderzoek van interactie tussen geneesmiddelen werden verschillende formuleringen en/of dosissen van
etravirine gebruikt die tot vergelijkbare blootstelling leidden. Daarom zijn interacties die relevant zijn voor de ene
formulering ook relevant voor de andere.
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Bij de beslissing om antiretrovirale middelen te gebruiken voor de behandeling van een hiv-infectie bij
zwangere vrouwen, en als gevolg daarvan voor het verminderen van het risico op verticale transmissie
van hiv naar de pasgeborene, geldt over het algemeen dat er rekening moet worden gehouden met
zowel gegevens uit dieronderzoek als met de klinische ervaring bij zwangere vrouwen teneinde de
veiligheid voor de foetus te karakteriseren.
Passage door de placenta is waargenomen bij drachtige ratten, maar het is niet bekend of
placentapassage van etravirine ook plaatsvindt bij zwangere vrouwen. De resultaten van dieronderzoek
duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten voor wat betreft de zwangerschap,
ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of de postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3).
Op basis van gegevens uit dieronderzoek is het risico op misvormingen bij mensen onwaarschijnlijk.
De klinische gegevens brengen geen veiligheidsrisico aan het licht, maar zijn zeer beperkt.
Borstvoeding
Etravirine wordt in de moedermelk uitgescheiden.
Over het algemeen wordt aanbevolen dat met hiv geïnfecteerde moeders in geen geval hun baby's
borstvoeding geven teneinde transmissie van hiv te voorkomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het effect van etravirine op de vruchtbaarheid bij de mens. Bij
ratten had toediening van etravirine geen invloed op de paring of op de vruchtbaarheid (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
INTELENCE heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Er is geen onderzoek verricht naar de effecten van INTELENCE op de rijvaardigheid en op
het vermogen om machines te bedienen. Bijwerkingen zoals slaperigheid en duizeligheid zijn gemeld
bij patiënten die met etravirine werden behandeld. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het
beoordelen van het vermogen van een patiënt om een voertuig te besturen of machines te bedienen (zie
rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De vaakst gemelde (incidentie 10%) bijwerkingen van alle intensiteiten voor etravirine waren
huiduitslag, diarree, nausea en hoofdpijn. In de fase III-studies was het aantal stopzettingen van de
behandeling wegens bijwerkingen 7,2% bij de patiënten behandeld met etravirine. De meest frequente
bijwerking die oorzaak was van het stopzetten van de behandeling was huiduitslag.
Tabel met bijwerkingen
Tabel 3 geeft een overzicht van de bijwerkingen gemeld bij patiënten behandeld met etravirine. De
bijwerkingen zijn aangegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie. Binnen iedere frequentiegroep
worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. De frequenties zijn gedefinieerd als: zeer
vaak ( 1/10), vaak ( 1/100 tot < 1/10), soms ( 1/1.000 tot < 1/100), zelden ( 1/10.000 tot
< 1/1.000) en zeer zelden (< 1/10.000).
Bijwerkingen van etravirine waargenomen in klinische studies en tijdens
postmarketingervaring
Systeem/Orgaanklasse
Frequentie
Bijwerking
Bloed- en
vaak
trombocytopenie, anemie, neutrofielen verlaagd
lymfestelselaandoeningen
soms
wittebloedceltelling verlaagd
Immuunsysteemaandoeningen
vaak
geneesmiddelenovergevoeligheid
soms
immuunreconstitutiesyndroom
Voedings- en
vaak
diabetes mellitus, hyperglykemie,
stofwisselingsstoornissen
hypercholesterolemie, low density lipoproteïne
(LDL) verhoogd, hypertriglyceridemie,
hyperlipidemie, dyslipidemie, anorexie
Psychische stoornissen
vaak
angst, insomnia, slaapstoornissen
soms
verwardheid, desoriëntatie, nachtmerries,
zenuwachtigheid, abnormaal dromen
Zenuwstelselaandoeningen
zeer vaak
hoofdpijn
vaak
perifere neuropathie, paresthesie, hypo-esthesie,
amnesie, somnolentie
soms
convulsies, syncope, tremor, hypersomnie,
aandachtsstoornis
Oogaandoeningen
vaak
wazig zicht
Evenwichtsorgaan- en
soms
vertigo
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
vaak
myocardinfarct
soms
boezemfibrillatie, angina pectoris
Bloedvataandoeningen
vaak
hypertensie
zelden
hemorragische beroertea
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
vaak
inspanningskortademigheid
en mediastinumaandoeningen
soms
bronchospasme
Maagdarmstelselaandoeningen
zeer vaak
diarree, nausea
vaak
gastro-oesofageale reflux, braken, abdominale pijn,
abdominale distensie, flatulentie, gastritis,
constipatie, droge mond, stomatitis, lipase
verhoogd, bloedamylase verhoogd
soms
pancreatitis, hematemesis, kokhalzen
Lever- en galaandoeningen
vaak
alanine-aminotransferase (ALAT) verhoogd,
aspartaataminotransferase (ASAT) verhoogd
soms
hepatitis, leversteatose, cytolytische hepatitis,
hepatomegalie
Huid- en
zeer vaak
huiduitslag
onderhuidaandoeningen
vaak
nachtelijk zweten, droge huid, prurigo
soms
angioneurotisch oedeema, zwelling aangezicht,
hyperhidrose
zelden
Stevens-Johnson-syndrooma, erythema multiformea
zeer zelden
toxische epidermale necrolysea, DRESSb
Nier- en
vaak
nierfalen, bloedcreatinine verhoogd
urinewegaandoeningen
Voortplantingsstelsel- en
soms
gynaecomastie
borstaandoeningen
Algemene aandoeningen en
vaak
vermoeidheid
toedieningsplaatsstoornissen
soms
traagheid
a
Deze bijwerkingen werden waargenomen in andere klinische studies dan DUET-1 en DUET-2.
b
Deze bijwerkingen zijn vastgesteld via postmarketingervaring met etravirine.
Huiduitslag
De huiduitslag was meestal licht tot matig ernstig, doorgaans maculair tot maculopapulair of
erythemateus, deed zich meestal in de tweede week van de behandeling voor, en was zeldzaam na
week 4. De huiduitslag bleef meestal beperkt en verdween bij verdere behandeling doorgaans binnen
1 tot 2 weken (zie rubriek 4.4). In de arm met etravirine bij de DUET-studies was de incidentie van
huiduitslag bij vrouwen hoger dan bij mannen (huiduitslag graad 2 werd gemeld bij 9 van de
60 vrouwen [15,0%] tegenover 51 van de 539 mannen [9,5%]; stoppen wegens huiduitslag werd
gemeld bij 3 van de 60 vrouwen [5,0%] tegenover 10 van de 539 mannen [1,9%]) (zie rubriek 4.4). Er
was geen geslachtsgebonden verschil in ernst of aantal stopzettingen van de behandeling wegens
huiduitslag. De klinische gegevens zijn beperkt en een verhoogde kans op huidreacties bij patiënten
met een voorgeschiedenis van NNRTI-geassocieerde huidreactie kan niet worden uitgesloten (zie
rubriek 4.4).
Metabole parameters
Het gewicht en de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens antiretrovirale
behandeling (zie rubriek 4.4).
Immuunreconstitutiesyndroom
Bij patiënten met hiv met een ernstige immuundeficiëntie bij de aanvang van een antiretrovirale
combinatietherapie (ARCT), kan een inflammatoire reactie op asymptomatische of residuele
opportunistische infecties ontstaan. Auto-immuunziekten (zoals de ziekte van Graves en
auto-immuunhepatitis) zijn ook gerapporteerd; de gerapporteerde tijd tot het begin van de ziekte is
echter variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van de behandeling
optreden (zie rubriek 4.4).
Osteonecrose
Er zijn gevallen van osteonecrose gemeld, in het bijzonder bij patiënten met algemeen erkende
risicofactoren, vergevorderde hiv-ziekte of langdurige blootstelling aan antiretrovirale
combinatietherapie. De frequentie hiervan is niet bekend (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten (1 tot 18 jaar)
De beoordeling van de veiligheid bij kinderen en adolescenten is gebaseerd op twee enkelarmige
studies. PIANO (TMC125-C213) is een fase II-studie waarin 101 met hiv-1 geïnfecteerde pediatrische
patiënten van 6 jaar tot 18 jaar die eerder een antiretrovirale behandeling hadden ontvangen,
INTELENCE ontvingen in combinatie met andere antiretrovirale middelen. TMC125-
C234/IMPAACT P1090 is een fase I/II-studie waarin 26 met hiv-1 geïnfecteerde pediatrische
patiënten van 1 jaar tot 6 jaar die eerder een antiretrovirale behandeling hadden ontvangen,
INTELENCE ontvingen in combinatie met andere antiretrovirale middelen (zie rubriek 5.1).
In PIANO en TMC125-C234/IMPAACT P1090 waren de frequentie, het type en de ernst van de
bijwerkingen bij pediatrische patiënten vergelijkbaar met die waargenomen bij volwassenen. In
PIANO werd huiduitslag vaker bij vrouwelijke patiënten gemeld dan bij mannelijke (huiduitslag
graad 2 werd gemeld bij 13 van de 64 vrouwelijke patiënten [20,3%] tegenover 2 van de
37 mannelijke [5,4%]; stoppen wegens huiduitslag werd gemeld bij 4 van de 64 vrouwelijke patiënten
[6,3%] tegenover 0 van de 37 mannelijke [0%]) (zie rubriek 4.4). Meestal was de huiduitslag mild tot
matig, van het maculaire/papulaire type en trad het op in de tweede week van de behandeling. De
huiduitslag verdween meestal vanzelf binnen 1 week bij het voortzetten van de behandeling.
In een retrospectieve postmarketing-cohortstudie ter onderbouwing van het langetermijn-
veiligheidsprofiel van etravirine bij kinderen en jongeren tot 18 jaar met hiv-1-infectie die behandeld
werden met etravirine in combinatie met andere antiretrovirale middelen tegen hiv-1 (N = 182), werd
het Stevens-Johnson-syndroom in een hogere incidentie (1%) gemeld dan in klinische studies bij
volwassenen (< 0,1%).
Patiënten met een co-infectie met het hepatitis B- en/of hepatitis C-virus
In de gezamenlijke analyse voor DUET-1 en DUET-2 was er een tendens dat de incidentie van
leveraandoeningen hoger was bij met etravirine behandelde patiënten met een co-infectie dan bij
patiënten met een co-infectie in de placebogroep. INTELENCE dient bij dergelijke patiënten met
voorzichtigheid te worden gebruikt (zie ook de rubrieken 4.4 en 5.2).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er zijn geen gegevens met betrekking tot symptomatische overdosering met etravirine, maar het is
mogelijk dat de meest voorkomende bijwerkingen van etravirine, namelijk huiduitslag, diarree, nausea
en hoofdpijn, de symptomen zijn die bij overdosering het vaakst worden opgemerkt. Er is geen
specifiek antidotum tegen een overdosering met etravirine. De behandeling van een overdosering met
INTELENCE bestaat uit algemene ondersteunende maatregelen met inbegrip van een bewaking van
de vitale functies en observatie van de klinische toestand van de patiënt. Aangezien etravirine sterk
gebonden is aan eiwitten, is het niet aannemelijk dat dialyse kan bijdragen tot aanzienlijke
verwijdering van de werkzame stof.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antivirale middelen voor systemisch gebruik, niet-nucleoside
reverse-transcriptaseremmers, ATC-code: J05AG04.
Werkingsmechanisme
Etravirine is een NNRTI van het humaan immunodeficiëntievirus type 1 (hiv-1). Etravirine bindt
rechtstreeks aan het reverse transcriptase (RT) en blokkeert de activiteit van het RNA-afhankelijke en
DNA-afhankelijke DNA-polymerase als gevolg van een verstoring van de katalytische site van het
enzym.
Antivirale activiteit in vitro
Etravirine vertoont een activiteit tegen het `wild type' hiv-1 in T-cellijnen en primaire cellen met
mediane EC50-waarden van 0,9 tot 5,5 nM. Etravirine vertoont ook een activiteit tegen primaire
isolaten van hiv-1 groep M (subtypen A, B, C, D, E, F en G) en hiv-1 groep O met EC50-waarden van
resp. 0,3 tot 1,7 nM en 11,5 tot 21,7 nM. Hoewel etravirine in vitro een activiteit vertoont tegen het
`wild type' hiv-2 met mediane EC50-waarden van 5,7 tot 7,2 µM, wordt een behandeling van
hiv-2-infecties met etravirine niet aanbevolen aangezien hierover geen klinische gegevens beschikbaar
zijn. Etravirine behoudt een activiteit tegen hiv-1 virale stammen met resistentie tegen nucleoside
reverse transcriptase- en/of proteaseremmers. Bovendien vertoont etravirine een 3-voudige toename
(fold change: FC) van de EC50, tegen 60% van de 6.171 klinische isolaten met NNRTI-resistentie.
Resistentie
De effectiviteit van etravirine in relatie tot resistentie tegen NNRTI's op baseline is voornamelijk
geanalyseerd met etravirine dat werd gegeven in combinatie met darunavir/ritonavir (DUET-1 en
DUET-2). Gebooste proteaseremmers, zoals darunavir/ritonavir, hebben een hogere grens voor
In de fase III-studies DUET-1 en DUET-2 waren de mutaties die zich bij patiënten met virologisch
falen op de behandeling met etravirine het meest frequent ontwikkelden: V108I,V179F, V179I,
Y181C en Y181I. Deze traden doorgaans op tegen een achtergrond van vele andere met
NNRTI-resistentie geassocieerde mutaties (RAM's). In alle andere studies uitgevoerd met etravirine
bij hiv-1 geïnfecteerde patiënten deden de volgende mutaties zich het meest frequent voor: L100I,
E138G, V179F, V179I, Y181C en H221Y.
Kruisresistentie
Na virologisch falen van een behandeling met etravirine, wordt een behandeling met efavirenz en/of
nevirapine niet aanbevolen.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Reeds behandelde volwassen patiënten
Belangrijkste studies
De aanwijzingen voor de werkzaamheid van etravirine zijn gebaseerd op gegevens na 48 weken in
2 fase III-studies, DUET-1 en DUET-2. Deze studies waren identiek van opzet en in elke studie werd
een vergelijkbare werkzaamheid van etravirine gezien. De onderstaande resultaten zijn gecombineerde
gegevens van de twee studies.
Kenmerken van de studie
-
Opzet: gerandomiseerd (1:1), dubbelblind, placebogecontroleerd.
- Behandeling: etravirine vs. placebo, naast een background regimen (BR) met
darunavir/ritonavir (DRV/rtv), door de onderzoeker geselecteerde N(t)RTI's en optioneel
enfuvirtide (ENF).
- Belangrijkste inclusiecriteria:
hiv-1 virale lading in plasma > 5.000 kopieën van hiv-1 RNA/ml bij inclusie
1 of meer NNRTI-resistentie-geassocieerde mutaties (RAM's) vastgesteld bij inclusie of
uit eerdere genotypische analyse (d.w.z. gearchiveerde resistentie)
3 of meer primaire PI-mutaties bij inclusie
op een stabiele antiretrovirale behandeling gedurende ten minste 8 weken.
- Stratificatie: de randomisatie was gestratificeerd volgens gepland gebruik van ENF in de BR,
eerder gebruik van darunavir en virale lading bij inclusie.
- Virologische respons werd gedefinieerd als het bereiken van een bevestigde niet-detecteerbare
virale lading (< 50 kopieën van hiv-1 RNA/ml).
Samenvatting van werkzaamheidsresultaten
Tabel 4:
DUET-1 en DUET-2 gecombineerde gegevens na 48 weken
Etravirine + BR
Placebo + BR
Behandelingsverschil
N = 599
N = 604
(95% BI)
Baseline-kenmerken
Mediaan plasma
4,8 log10 kopieën/ml
4,8 log10 kopieën/ml
hiv-1 RNA
Mediaan aantal
99 x 106 cellen/l
109 x 106 cellen/l
CD4-cellen
20,9%
In totaal
363 (60,6%)
240 (39,7%)
(15,3%; 26,4%)d
12,8%
de novo ENF
109 (71,2%)
93 (58,5%)
(2,3%; 23,2%)f
23,9%
Geen de novo ENF
254 (57,0%)
147 (33,0%)
(17,6%; 30,3%)f
< 400 kopieën van hiv-
24,1%
1 RNA/mla
428 (71,5%)
286 (47,4%)
(18,7%; 29,5%)d
n (%)
Gemiddelde
verandering in
-0,6
hiv-1 RNA log10 t.o.v.
-2,25
-1,49
(-0,8; -0,5)c
baseline
(log10 kopieën/ml)b
Gemiddelde
verandering in aantal
24,4
+98,2
+72,9
CD4 cellen t.o.v.
(10,4; 38,5)c
baseline (x 106/l)b
Aids-definiërende
-3,9%
ziekte en/of overlijden
35 (5,8%)
59 (9,8%)
(-6,9%; -0,9%)e
n (%)
a
Gegevensregistratie volgens het TLOVR-algoritme (TLOVR = Time to Loss of Virologic Response).
b
Non-completer geregistreerd als falen (NC = F).
c
Behandelingsverschillen zijn gebaseerd op kleinste-kwadraatgemiddelde van een ANCOVA-model met
stratificatiefactoren. P-waarde < 0,0001 voor gemiddelde daling van hiv-1 RNA; P-waarde = 0,0006 voor gemiddelde
verandering in aantal CD4-cellen.
d
Betrouwbaarheidsinterval rond waargenomen verschillen in responswaarden; P-waarde < 0,0001 in logistiek
regressiemodel met stratificatiefactoren.
e
Betrouwbaarheidsinterval rond waargenomen verschillen in responswaarden; P-waarde = 0,0408.
f
Betrouwbaarheidsinterval rond waargenomen verschillen in responswaarden; P-waarde uit de CMH-test, met controle
voor stratificatiefactoren = 0,0199 voor `de novo', en < 0,0001 voor `niet de novo'.
Wegens het significante interactie-effect tussen de behandeling en ENF werd de primaire analyse
uitgevoerd voor 2 ENF-strata (patiënten met hernieuwd of geen gebruik van ENF versus patiënten met
de novo gebruik van ENF). De week 48-resultaten van de gecombineerde gegevens van DUET-1 en
DUET-2 tonen aan dat de etravirine-arm superieur was aan de placebo-arm, ongeacht of ENF de novo
was gebruikt (p = 0,0199) of niet (p < 0,0001). De resultaten van deze analyse (week 48) volgens
ENF-stratum worden getoond in tabel 4.
Aanzienlijk minder patiënten in de etravirine-arm bereiken een klinisch eindpunt (door aids bepaalde
ziekte en/of sterfte) dan in de placebo-arm (p = 0,0408).
Tabel 5 toont een subgroepanalyse van de virologische respons (gedefinieerd als een virale lading
< 50 kopieën van hiv-1 RNA/ml) in week 48 naar virale lading en aantal CD4-cellen op baseline
(gecombineerde gegevens DUET).
DUET-1 en DUET-2 gecombineerde gegevens
Aantal deelnemers met hiv-1 RNA < 50 kopieën/ml
in week 48
Subgroepen
Etravirine + BR
Placebo + BR
N = 599
N = 604
Baseline hiv-1 RNA
< 30.000 kopieën/ml
75,8%
55,7%
30.000 en < 100.000 kopieën/ml
61,2%
38,5%
100.000 kopieën/ml
49,1%
28,1%
Baseline aantal CD4-cellen (x 106/l)
< 50
45,1%
21,5%
50 en < 200
65,4%
47,6%
200 en < 350
73,9%
52,0%
350
72,4%
50,8%
Opmerking: gegevensregistratie volgens het TLOVR-algoritme (TLOVR = Time to Loss of Virologic Response)
Baseline-genotype of -fenotype en virologische resultaatanalyses
In DUET-1 en DUET-2 ging de aanwezigheid bij aanvang van 3 of meer van de volgende mutaties:
V90I, A98G, L100I, K101E, K101P, V106I, V179D, V179F, Y181C, Y181I, Y181V, G190A en
G190S, (etravirine RAM's) gepaard met een verminderde virologische respons op etravirine (zie
tabel 6). Deze afzonderlijke mutaties deden zich voor in aanwezigheid van andere NNRTI RAM's.
V179F was nooit aanwezig zonder Y181C.
Conclusies betreffende de relevantie van bijzondere mutaties of mutatiepatronen zijn onderhevig aan
verandering naarmate er meer gegevens beschikbaar komen. Het wordt aanbevolen om altijd actuele
interpretatiesystemen te raadplegen bij het analyseren van de resultaten van een resistentietest.
Tabel 6:
Percentage deelnemers met < 50 kopieën van hiv-1 RNA/ml in week 48 ten
opzichte van het aantal etravirine RAM's op baseline in de niet wegens viraal
falen uitgesloten populatie van de gecombineerde gegevens uit de studies DUET-1
en DUET-2
Baseline aantal
Etravirine-armen
etravirine RAM's*
N = 549
Hergebruik/geen gebruik van
de novo ENF
ENF
Alle waarden
63,3% (254/401)
78,4% (109/139)
0
74,1% (117/158)
91,3% (42/46)
1
61,3% (73/119)
80,4% (41/51)
2
64,1% (41/64)
66,7% (18/27)
3
38,3% (23/60)
53,3% (8/15)
Placebo-armen
N = 569
Alle waarden
37,1% (147/396)
64,1% (93/145)
* Etravirine RAM's = V90I, A98G, L100I, K101E/P, V106I, V179D/F, Y181C/I/V, G190A/S
Opmerking: alle patiënten in de DUET-studies kregen een achtergrondbehandeling bestaande uit darunavir/rtv, door de
onderzoeker geselecteerde NRTI's en optioneel enfuvirtide.
De aanwezigheid van alleen K103N, de meest voorkomende NNRTI-mutatie bij aanvang in DUET-1
en DUET-2, werd niet geïdentificeerd als een mutatie die gepaard ging met resistentie tegen etravirine.
Verder had de aanwezigheid van deze mutatie alleen geen invloed op de respons in de etravirine-arm.
Er zijn extra gegevens nodig om conclusies te kunnen trekken over de invloed van K103N in
combinatie met andere NNRTI-mutaties.
Gegevens uit de DUET-studies suggereren dat de mate van toename (`fold change'; FC) in EC50 voor
etravirine op baseline een voorspellende factor was voor het virologisch resultaat, waarbij een
geleidelijk afnemende respons werd waargenomen bij een 3- tot een 13-voudige toename (FC > 3 en
FC > 13).
Exploratieve één-op-één vergelijking met proteaseremmer bij proteaseremmer-naïeve patiënten
(studie TMC125-C227)
TMC125-C227 was een exploratieve, gerandomiseerde, open studie met actieve controle voor het
evalueren van de werkzaamheid en de veiligheid van etravirine in een behandelingsplan, dat met de
huidige indicatie niet is goedgekeurd. In de studie TMC125-C227 werd etravirine (N = 59) toegediend
met twee door de onderzoeker geselecteerde NRTI's (d.w.z. zonder een ritonavir-gebooste PI) en werd
vergeleken met een door de onderzoeker geselecteerde combinatie van een PI met 2 NRTI's (N = 57).
De studiepopulatie omvatte PI-naïeve, NNRTI-ervaren patiënten met aanwijzingen voor resistentie
tegen NNRTI's.
In week 12 was de virologische respons groter in de controle-PI-arm (-2,2 log10 kopieën/ml t.o.v.
baseline; n = 53) vergeleken met de etravirine-arm (-1,4 log10 kopieën/ml t.o.v. baseline; n = 40). Dit
verschil tussen behandelingsarmen was statistisch significant.
Op basis van deze studieresultaten wordt etravirine niet aanbevolen voor gebruik in combinatie met
alleen N(t)RTI's bij patiënten die virologisch gefaald hebben op een behandeling met NNRTI's en
N[t]RTI's.
Pediatrische patiënten
Met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten (6 tot 18 jaar)
PIANO is een enkelarminge fase II-studie die de farmacokinetiek, veiligheid, tolerantie en
werkzaamheid van etravirine evalueerde bij 101 met hiv-1 geïnfecteerde en met antiretrovirale
geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten van 6 tot 18 jaar en met een lichaamsgewicht
van minstens 16 kg. In de studie werden patiënten opgenomen op een stabiel, maar virologisch falend,
antiretroviraal behandelingsschema, met een bevestigde plasma hiv-1 RNA viral load van
500 kopieën/ml. Vereist was dat het virus bij screening gevoelig was voor etravirine.
Op baseline was het mediane plasma hiv-1 RNA 3,9 log10 kopieën/ml en het mediane aantal
CD4-cellen 385 x 106 cellen/l.
Tabel 7:
Virologische respons (ITT - TLOVR), verandering vanaf baseline in log10 viral load
(NC = F), en verandering vanaf baseline in CD4-percentage en cell count (NC = F) in
week 24 in de TMC125-C213 en gecombineerde DUET-studies
Gecombineerde
Studie
TMC125-C213
TMC125-C213
TMC125-C213
DUET-studies
Leeftijd bij screening
6 tot < 12 jaar
12 tot < 18 jaar
6 tot < 18 jaar
18 jaar
Behandelgroep
ETR
ETR
ETR
ETR
N = 41
N = 60
N = 101
N = 599
Virologische parameters
Viral load < 50 kopieën/ml in
24 (58,5)
28 (46,7)
52 (51,5)
363 (60,6)
week 24, n (%)
Viral load < 400 kopieën/ml
28 (68,3)
38 (63,3)
66 (65,3)
445 (74,3)
in week 24, n (%)
1 log10 verlaging vanaf
26 (63,4)
38 (63,3)
64 (63,4)
475 (79,3)
baseline in week 24, n (%)
Verandering vanaf baseline in
log10 viral load (kopieën/ml)
-1,62 (0,21)
-1,44 (0,17)
-1,51 (0,13)
-2,37 (0,05)
in week 24, gemiddelde (SE)
-1,68 (-4,3; 0,9)
-1,68 (-4,0; 0,7)
-1,68 (-4,3; 0,9)
-2,78 (-4,6; 1,4)
en mediaan (bereik)
Verandering vanaf baseline in
CD4 cell count (x 106
125 (33,0)
104 (17,5)
112 (16,9)
83,5 (3,64)
cellen/l), gemiddelde (SE) en
124 (-410; 718)
81 (-243; 472)
108 (-410; 718)
77,5 (-331; 517)
mediaan (bereik)
Verandering vanaf baseline in
4%
3%
4%
3%
CD4-percentage, mediaan
(-9; 20)
(-4; 14)
(-9; 20)
(-7; 23)
(bereik)
N = aantal deelnemers met gegevens; n = aantal observaties.
In week 48 had 53,5% van alle pediatrische patiënten een bevestigde ondetecteerbare viral load van
< 50 hiv-1 RNA kopieën/ml volgens het TLOVR-algoritme. Het aandeel pediatrische patiënten met
< 400 hiv-1 RNA kopieën/ml was 63,4%. De gemiddelde verandering in plasma hiv-1 RNA van
baseline tot week 48 was -1,53 log10 kopieën/ml en de gemiddelde stijging van het aantal CD4-cellen
vanaf baseline was 156 x 106 cellen/l.
Met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten (1 tot 6 jaar)
TMC125-C234/IMPAACT P1090 is a fase I/II-studie die de farmacokinetiek, veiligheid, tolerantie en
werkzaamheid van INTELENCE evalueerde bij 20 met hiv-1 geïnfecteerde en met antiretrovirale
geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten van 2 tot 6 jaar (Cohort I) en 6 met hiv-1
geïnfecteerde en met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten van 1 tot
2 jaar (Cohort II). In Cohort III ( 2 maanden tot < 1 jaar) waren geen patiënten ingesloten. De studie
sloot patiënten in die gedurende minstens 8 weken een virologisch falend antiretroviraal
behandelregime gebruikten of die gedurende minstens 4 weken hun behandeling hadden onderbroken,
met een voorgeschiedenis van virologisch falen tijdens behandeling met antiretrovirale
geneesmiddelen, met een bevestigde plasma hiv-1 RNA viral load van > 1.000 kopieën/ml en zonder
bewijs van fenotypische resistentie tegen etravirine bij screening.
Tabel 8 geeft een samenvatting van de resultaten van de virologische respons voor de
TMC125-C234/IMPAACT P1090-studie.
Tabel 8:
Virologische respons (ITT-FDA Snapshot*) in week 48 in de TMC125-C234/IMPAACT
P1090 -studie
Cohort I
Cohort II
2 tot <6 jaar
1 tot <2 jaar
(N = 20)
(N = 6)
Baseline
Plasma hiv-1 RNA
4,4 log10 kopieën/ml
4,4 log10 kopieën/ml
Mediane aantal CD4+ cellen
817,5 × 106 cellen/l
1.491,5 × 106 cellen/l
Mediane percentage CD4+ op
(27,6%)
(26,9%)
baseline
Week 48
Virologische respons (viral
16/20
1/6
load in plasma <400 hiv-1
(80,0%)
(16,7%)
RNA kopieën/ml)
Mediane verandering in
plasma hiv-1 RNA vanaf
-2,31 log10 kopieën/ml
-0,665 log10 kopieën/ml
baseline tot week 48
Mediane verandering in
298,5 106 cellen/l
0 106 cellen/l
CD4+ t.o.v. baseline
(5,15%)
(-2,2%)
N=aantal proefpersonen per behandelgroep.
* Intent-to-treat-FDA Snapshot benadering.
Subgroepanalyses lieten zien dat de virologische respons [hiv-RNA <400 kopieën/ml] voor
proefpersonen met een leeftijd van 2 tot 6 jaar 100,0% was [6/6] voor de proefpersonen die de
etravirine-tablet heel doorslikten, 100% [4/4] voor proefpersonen die een combinatie namen van zowel
etravirine uiteengevallen in vloeistof als hele etravirinetabletten en 60% [6/10] voor proefpersonen die
etravirine uiteengevallen in vloeistof innamen. Van de 4 proefpersonen die geen virologische respons
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met INTELENCE in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met infectie met het humaan immunodeficiëntievirus, zoals vastgesteld in het
pediatrisch implementatieplan (PIP) bij de toegekende indicatie (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
Zwangerschap en postpartum
Een studie bij 15 zwangere vrouwen waarbij etravirine (200 mg tweemaal daags) tijdens het tweede en
het derde zwangerschapstrimester en postpartum werd geëvalueerd in combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen liet zien dat de blootstelling aan totaal etravirine tijdens de
zwangerschap in het algemeen hoger was dan postpartum. Dit was in mindere mate zo voor de
blootstelling aan ongebonden etravirine (zie rubriek 5.2). Er waren in deze studie geen nieuwe klinisch
relevante bevindingen op het gebied van veiligheid bij de moeders of de pasgeborenen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetische eigenschappen van etravirine zijn geëvalueerd bij volwassen gezonde
deelnemers en bij volwassen en pediatrische reeds behandelde patiënten met hiv-1. De blootstelling
aan etravirine was bij patiënten met hiv-1 lager (35-50%) dan bij gezonde personen.
Tabel 9:
Populatie-farmacokinetische schattingen van etravirine 200 mg tweemaal daags
bij met hiv-1 geïnfecteerde volwassenen (geïntegreerde gegevens van week 48 uit
fase III-studies)*
Parameter
Etravirine 200 mg tweemaal daags
N = 575
AUC12h (ng·h/ml)
Geometrisch gemiddelde ± standaarddeviatie
4.522 ± 4.710
Mediaan (bereik)
4.380 (458 - 59.084)
C0h (ng/ml)
Geometrisch gemiddelde ± standaarddeviatie
297 ± 391
Mediaan (bereik)
298 (2 - 4.852)
* Alle met hiv-1 geïnfecteerde personen die waren opgenomen in de klinische fase III-studies kregen darunavir/ritonavir
600/100 mg tweemaal daags als onderdeel van hun background regimen. Daarom verklaren de schattingen voor de
farmacokinetische parameters in de tabel reducties in de farmacokinetische parameters van etravirine als gevolg van
gelijktijdige toediening van etravirine met darunavir/ritonavir.
NB: De mediane voor eiwitbinding gecorrigeerde EC50 voor MT4-cellen geïnfecteerd met hiv-1/IIIB in vitro = 4 ng/ml.
Absorptie
Aangezien geen intraveneuze formulering van etravirine beschikbaar is, is de absolute biologische
beschikbaarheid van etravirine niet bekend. Na orale toediening met voedsel wordt de maximale
plasmaconcentratie van etravirine doorgaans binnen 4 uren bereikt.
Bij gezonde deelnemers wordt de absorptie van etravirine niet beïnvloed door gelijktijdige toediening
van oraal ranitidine of omeprazol, d.w.z. geneesmiddelen die de pH in de maag verhogen.
Invloed van voedsel op de absorptie
De systemische blootstelling (AUC) aan etravirine was ongeveer 50% lager als etravirine in nuchtere
toestand werd toegediend in vergelijking met toediening na een maaltijd. INTELENCE moet dan ook
na een maaltijd worden genomen.
Distributie
Etravirine bindt voor ongeveer 99,9% aan plasma-eiwitten, hoofdzakelijk aan albumine (99,6%) en
1-zuur glycoproteïne (97,66%-99,02%) in vitro. De distributie van etravirine in compartimenten
Biotransformatie
In-vitro-experimenten met humane levermicrosomen (HLM's) wijzen uit dat etravirine hoofdzakelijk
een oxidatieve metabolisering ondergaat door het cytochroom CYP450 (CYP3A)-systeem in de lever
en, in mindere mate, door de CYP2C-familie, gevolgd door glucuronidatie.
Eliminatie
Na toediening van een radioactief gemerkte dosis 14C-etravirine kon respectievelijk 93,7% en 1,2%
van de toegediende dosis 14C-etravirine in resp. de feces en de urine teruggevonden worden.
Onveranderd etravirine vertegenwoordigde 81,2% tot 86,4% van de toegediende dosis in de feces.
Onveranderd etravirine in de feces is waarschijnlijk niet-geabsorbeerd geneesmiddel. Onveranderd
etravirine werd niet aangetoond in de urine. De terminale eliminatiehalfwaardetijd van etravirine was
ongeveer 30-40 uur.
Speciale populaties
Pediatrische patiënten (van 1 tot 18 jaar)
De farmacokinetiek van etravirine bij 122 met hiv-1 geïnfecteerde en met antiretrovirale
geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten van 1 tot 18 jaar liet zien dat de toegediende
op het lichaamsgewicht gebaseerde doseringen leidden tot een blootstelling aan etravirine die
vergelijkbaar was met die bij volwassenen die 200 mg etravirine tweemaal daags kregen (zie
rubrieken 4.2 en 5.2). De populatie-farmacokinetische schattingen voor de AUC12h en de C0h van
etravirine staan samengevat in onderstaande tabel.
Tabel 10:
Farmacokinetische (PK) parameters voor etravirine bij met hiv-1 geïnfecteerde en
met antiretrovirale geneesmiddelen voorbehandelde pediatrische patiënten van
1 tot 18 jaar (TMC125-C234/IMPAACT P1090 [analyse na 48 weken, intensieve
PK] en PIANO [analyse na 48 weken, populatie-PK]))
Leeftijdsbereik (jaar)
1 jaar tot
2 jaar tot
6 jaar tot < 18 jaar
< 2 jaar
< 6 jaar
(Cohort II)
(Cohort I)
Parameter
Etravirine
Etravirine
Etravirine
N = 6
N = 15
N = 101
AUC12h (ng·h/ml)
Geometrisch
3.328 ± 3.138
3.824 ± 3.613
3.729 ± 4.305
gemiddelde ± standaarddeviatie
Mediaan (bereik)
3.390
3.709
4.560 (62 - 28.865)
(1.148 - 9.989) (1.221 - 12.999)
C0h (ng/ml)
Geometrisch
193 ± 186
203 ± 280
205 ± 342
gemiddelde ± standaarddeviatie
Mediaan (bereik)
147 (0a - 503)
180 (54 - 908)
287 (2 - 2.276)
a
Eén proefpersoon in Cohort II had bij het bezoek voor intensieve PK voorafgaand aan dosering een
etravirineconcentratie onder de detectielimiet.
Ouderen
Een populatie-farmacokinetische analyse bij patiënten met hiv toonde aan dat de farmacokinetische
eigenschappen van etravirine in het geëvalueerde leeftijdsbereik (18 tot 77 jaar), waaronder
6 deelnemers van 65 jaar of ouder, niet aanzienlijk uiteenlopen (zie de rubrieken 4.2 en 4.4).
Geslacht
Tussen mannen en vrouwen zijn geen significante farmacokinetische verschillen waargenomen. In de
studies was een beperkt aantal vrouwen opgenomen.
Leverinsufficiëntie
Etravirine wordt voornamelijk in de lever gemetaboliseerd en geëlimineerd. In een vergelijkende
studie werden 8 patiënten met lichte leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse A) vergeleken met
8 gepaarde controles, en 8 patiënten met een matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse B) werden
vergeleken met 8 gepaarde controles. De farmacokinetische uitkomst na herhaalde toediening van
etravirine bij patiënten met een lichte tot matige leverinsufficiëntie veranderde niet. Concentraties
ongebonden product zijn echter niet gemeten. Verhoogde blootstelling aan het ongebonden product
kan verwacht worden. Er wordt geen dosisaanpassing aanbevolen, maar bij patiënten met matige
leverinsufficiëntie wordt voorzichtigheid geadviseerd. INTELENCE werd niet onderzocht bij
patiënten met een ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse C) en wordt daarom niet aanbevolen
(zie rubrieken 4.2 en 4.4).
Co-infectie met het hepatitis B- en/of hepatitis C-virus
Een populatie-farmacokinetische analyse van de studies DUET-1 en DUET-2 toonde een verminderde
klaring (mogelijk leidend tot verhoogde blootstelling en verandering van het veiligheidsprofiel) van
etravirine bij hiv-patiënten met een co-infectie met het hepatitis B- en/of hepatitis C-virus. Gezien de
beperkte gegevens die beschikbaar zijn over patiënten met een co-infectie met het hepatitis B- en/of
hepatitis C-virus dient men bijzonder voorzichtig te zijn als INTELENCE bij deze patiënten wordt
toegepast (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
Nierinsufficiëntie
De farmacokinetische eigenschappen van etravirine zijn niet onderzocht bij patiënten met
nierinsufficiëntie. De resultaten van een massa-balansonderzoek met radioactief gemerkt
14C-etravirine lieten zien dat < 1,2% van de toegediende dosis etravirine met de urine wordt
uitgescheiden. Aangezien geen onveranderde stof in de urine werd aangetoond, is de invloed van een
nierinsufficiëntie op de eliminatie van etravirine naar verwachting minimaal. Aangezien etravirine
sterk aan plasma-eiwitten bindt, is het onwaarschijnlijk dat het in belangrijke mate door hemodialyse
of peritoneale dialyse geëlimineerd zal worden (zie rubriek 4.2).
Zwangerschap en postpartum
Studie TMC114HIV3015 evalueerde etravirine 200 mg tweemaal daags in combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen bij 15 zwangere vrouwen tijdens het tweede en het derde trimester van
de zwangerschap en postpartum. De blootstelling aan totaal etravirine na inname van etravirine
200 mg tweemaal daags als onderdeel van een antiretroviraal regime was tijdens de zwangerschap in
het algemeen hoger dan postpartum (zie tabel 11). De verschillen waren minder uitgesproken voor
blootstelling aan ongebonden etravirine.
Bij vrouwen die etravirine 200 mg tweemaal daags kregen, werden tijdens de zwangerschap hogere
gemiddelde waarden voor Cmax, AUC12h en Cmin waargenomen dan postpartum. De gemiddelde
waarden van deze parameters tijdens het tweede en derde zwangerschapstrimester waren
vergelijkbaar.
Tabel 11:
Farmacokinetische resultaten van totaal etravirine na toediening van etravirine
200 mg tweemaal daags als onderdeel van een antiretroviraal regime tijdens het
tweede zwangerschapstrimester, het derde zwangerschapstrimester en
postpartum
Farmacokinetiek van
Etravirine 200 mg
Etravirine 200 mg
Etravirine 200 mg
etravirine
tweemaal daags
tweemaal daags
tweemaal daags
Gemiddelde ± SD
postpartum
2de trimester
3de trimester
(mediaan)
N = 10
N = 13
N = 10a
Cmin, ng/ml
269 ± 182 (284)
383 ± 210 (346)
349 ± 103 (371)
569 ± 261 (528)
774 ± 300 (828)
785 ± 238 (694)
AUC12h, h*ng/ml
5.004 ± 2.521 (5.246)
6.617 ± 2.766 (6.836)
6.846 ± 1.482 (6.028)
a
N = 9 voor AUC12h
Elke proefpersoon diende als haar eigen controle, en bij een intra-individuele vergelijking waren de
waarden voor Cmin, Cmax en AUC12h van totaal etravirine tijdens het tweede zwangerschapstrimester
respectievelijk 1,2-, 1,4- en 1,4-voudig verhoogd ten opzichte van postpartum, en tijdens het derde
zwangerschapstrimester respectievelijk 1,1-, 1,4- en 1,2-voudig verhoogd ten opzichte van
postpartum.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toxicologisch onderzoek met etravirine is uitgevoerd bij muizen, ratten, konijnen en honden. De
belangrijkste doelorganen bij muizen waren de lever en het bloedstollingssysteem. Hemorragische
cardiomyopathie werd alleen bij mannelijke muizen waargenomen en werd als secundair aan een
ernstige door het vitamine K-systeem gemedieerde coagulopathie beschouwd. De belangrijkste
doelorganen bij ratten waren de lever, de schildklier en het bloedstollingssysteem. De blootstelling bij
muizen was equivalent aan die bij de mens, terwijl zij bij ratten lager was dan de klinische
blootstelling bij toediening van de aanbevolen dosis. Bij honden werden veranderingen in de lever en
de galblaas waargenomen bij blootstellingen die ongeveer 8 maal hoger waren dan de waargenomen
humane blootstelling bij de aanbevolen dosis (d.w.z. 200 mg tweemaal daags).
In een onderzoek bij ratten was er geen invloed op het paringsgedrag of op de vruchtbaarheid bij
blootstellingen die equivalent waren aan die bij de mens bij de klinisch aanbevolen dosis. Bij ratten en
konijnen was er geen teratogeen effect van etravirine bij blootstellingen equivalent met die bij de mens
bij de aanbevolen klinische dosis. Bij een blootstelling van het moederdier equivalent aan de
blootstelling als gevolg van de aanbevolen klinische dosis, had etravirine geen effect op de
ontwikkeling van de jongen tijdens de lactatie of na het spenen.
Etravirine was niet carcinogeen bij ratten en mannelijke muizen. Bij vrouwelijke muizen werd een
verhoging in de incidentie van hepatocellulaire adenomen en carcinomen gezien. De waargenomen
hepatocellulaire bevindingen bij vrouwelijke muizen worden over het algemeen beschouwd als
specifiek voor knaagdieren, geassocieerd met inductie van leverenzymen, en zijn van beperkt belang
voor de mens. In de hoogste doseringen was de systemische blootstelling aan etravirine (op basis van
de AUC) 0,6 keer (muizen) en 0,2-0,7 keer (ratten) de blootstelling die bij mensen optreedt bij de
aanbevolen therapeutische dosis (200 mg tweemaal daags).
In vitro- en in vivo studies met etravirine gaven geen aanwijzingen voor mutagene eigenschappen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
INTELENCE 25 mg tabletten
Hypromellose
Microkristallijne cellulose
Colloïdaal watervrij silicium
Natriumcroscarmellose
Magnesiumstearaat
Lactosemonohydraat
INTELENCE 100 mg tabletten
Hypromellose
Microkristallijne cellulose
Colloïdaal watervrij silicium
INTELENCE 200 mg tabletten
Hypromellose
Verkiezelde microkristallijne cellulose
Microkristallijne cellulose
Colloïdaal watervrij silicium
Natriumcroscarmellose
Magnesiumstearaat
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing
6.3
Houdbaarheid
INTELENCE 25 mg tabletten
2 jaar.
8 weken na openen van de fles.
INTELENCE 100 mg tabletten
2 jaar.
INTELENCE 200 mg tabletten
2 jaar.
6 weken na openen van de fles.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht. De zakjes met droogmiddel niet verwijderen.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
INTELENCE 25 mg tabletten
De fles is een hoge-densiteit-polyethyleen (HDPE) plastic fles met een inhoud van 120 tabletten en
2 zakjes met droogmiddel, voorzien van een polypropyleen (PP) kindveilige sluiting.
Elke doos bevat één fles.
INTELENCE 100 mg tabletten
De fles is een hoge-densiteit-polyethyleen (HDPE) plastic fles met een inhoud van 120 tabletten en
3 zakjes met droogmiddel, voorzien van een polypropyleen (PP) kindveilige sluiting.
Elke doos bevat één fles.
INTELENCE 200 mg tabletten
De fles is een hoge-densiteit-polyethyleen (HDPE) plastic fles met een inhoud van 60 tabletten en
3 zakjes met droogmiddel, voorzien van een polypropyleen (PP) kindveilige sluiting.
Elke doos bevat één fles.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Patiënten die de tablet(ten) niet in zijn (hun) geheel kunnen inslikken, mogen de tabletten in een glas
water uiteen laten vallen. De patiënt moet instructie krijgen het volgende te doen:
-
de tablet(ten) in 5 ml (1 koffielepel) water leggen, of in minstens genoeg vloeistof om het
geneesmiddel te bedekken,
- goed roeren totdat het water er melkachtig uitziet,
- indien gewenst meer water toevoegen, of anders sinaasappelsap of melk (patiënten mogen de
tabletten niet in sinaasappelsap of melk leggen zonder ze eerst in water te leggen),
- onmiddellijk opdrinken,
- het glas verschillende keren spoelen met water, sinaasappelsap of melk en het spoelsel iedere
keer volledig doorslikken om ervoor te zorgen dat de patiënt de hele dosis inneemt.
INTELENCE tablet(ten) uiteengevallen in vloeistof dienen te worden ingenomen vóór andere
vloeibare antiretrovirale middelen die gelijktijdig dienen te worden gebruikt.
De patiënt en zijn/haar zorgverlener dienen instructie te krijgen om contact op te nemen met de
voorschrijvend arts als de patiënt niet de hele dosis die uiteengevallen is in vloeistof kan innemen (zie
rubriek 4.4).
Gebruik van warme (> 40°C) of koolzuurhoudende dranken moet worden vermeden.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
25 mg: EU/1/08/468/003
100 mg: EU/1/08/468/001
200 mg: EU/1/08/468/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING /VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 28 augustus 2008
Datum van laatste verlenging: 23 augustus 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen-Cilag SpA
Via C. Janssen
04100 Borgo San Michele
Latina
Italië
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP moet worden ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 25 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 25 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
120 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Niet gebruiken na 8 weken na eerste opening van de fles.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht. Zakjes met droogmiddel niet verwijderen.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/003
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
intelence 25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET OP DE FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 25 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 25 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
120 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/003
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 100 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 100 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
120 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht. Zakjes met droogmiddel niet verwijderen.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/001
13.
PARTIJHNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
intelence 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET OP DE FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 100 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 100 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
120 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/001
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 200 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 200 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
60 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Niet gebruiken na 6 weken na eerste opening van de fles.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht. Zakjes met droogmiddel niet verwijderen.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/002
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
intelence 200 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET OP DE FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INTELENCE 200 mg tabletten
etravirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 200 mg etravirine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
60 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke fles en de fles zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen
vocht.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/468/002
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
INTELENCE 25 mg tabletten
etravirine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
INTELENCE bevat de werkzame stof etravirine. INTELENCE behoort tot een groep geneesmiddelen
tegen hiv, de zogenaamde non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI's).
INTELENCE is een geneesmiddel voor de behandeling van een infectie met het humaan
immunodeficiëntievirus (hiv). INTELENCE werkt door de hoeveelheid hiv in uw lichaam te
verminderen. Dat zal uw afweersysteem verbeteren en het risico verminderen dat u ziekten ontwikkelt
die verband houden met de hiv-infectie.
INTELENCE wordt gebruikt in combinatie met andere middelen tegen hiv voor de behandeling van
volwassenen en kinderen van 2 jaar en ouder met een hiv-infectie die eerder reeds andere
geneesmiddelen tegen hiv hebben gebruikt.
Uw arts zal met u bespreken welke combinatie van geneesmiddelen voor u het beste is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U gebruikt elbasvir/grazoprevir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-
infectie).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
INTELENCE geneest een hiv-infectie niet. Het is onderdeel van een behandeling die de hoeveelheid
virus in het bloed vermindert. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit geneesmiddel gebruikt,
ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Spreek met uw arts over de
voorzorgsmaatregelen die nodig zijn om het besmetten van andere mensen te voorkomen.
Gewicht en verhoogd gehalte aan vetten en glucose in het bloed
Tijdens de hiv-behandeling kan er een stijging van het gehalte aan vetten en glucose in het bloed
optreden en kan uw lichaamsgewicht toenemen. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel
van uw gezondheid en uw levensstijl. Als de hoeveelheid vet in uw bloed stijgt, kan dat soms worden
veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts laat uw bloed controleren op deze veranderingen.
Botproblemen
Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie gebruiken, kunnen te maken krijgen met een
botziekte met de naam osteonecrose (afsterven van het botweefsel veroorzaakt doordat de
bloedvoorziening naar het bot verloren gaat). De duur van de antiretrovirale combinatietherapie,
gebruik van corticosteroïden, gebruik van alcohol, ernstige onderdrukking van het afweersysteem, een
hogere body mass index, zijn onder andere enkele van de vele factoren die mogelijk bijdragen tot het
risico dat deze ziekte zich zal ontwikkelen. Tekenen van osteonecrose zijn stijve gewrichten, pijn en
ongemak (vooral van de heupen, knieën en schouders) en moeilijk bewegen. Als u een van deze
symptomen bemerkt, neem dan contact op met uw arts.
Vertel uw arts over uw toestand
Controleer de volgende punten en vertel uw arts of één van deze voor u geldt.
-
Laat het uw arts weten als u
huiduitslag krijgt. Als huiduitslag optreedt, gebeurt dit doorgaans
snel na het begin van een behandeling tegen hiv met INTELENCE en verdwijnt het probleem
vaak binnen 1 of 2 weken, zelfs bij verder gebruik van het geneesmiddel. Tijdens de
behandeling met INTELENCE kunt u in zeldzame gevallen een ernstige huiduitslag met blaren
of een loslatende huid - in het bijzonder rond de mond of de ogen - of een
overgevoeligheidsreactie krijgen (allergische reactie met huiduitslag en koorts, maar ook
zwelling van het gezicht, de tong of keel, problemen met ademhalen of slikken) die mogelijk
levensbedreigend kan zijn. Neem onmiddellijk contact op met uw arts zodra u deze symptomen
opmerkt. Uw arts zal u advies geven over de behandeling van uw symptomen en of u het
gebruik van INTELENCE moet stoppen. Indien u bent gestopt met de behandeling wegens een
overgevoeligheidsreactie, mag u INTELENCE niet opnieuw gaan gebruiken.
- Laat het uw arts weten als u al eerder
problemen hebt gehad
met uw lever, waaronder hepatitis
B of C. Uw arts kan eventueel nagaan hoe ernstig uw leveraandoening is voordat hij beslist of u
INTELENCE mag gebruiken.
- Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
symptomen van infectie opmerkt. Bij sommige
patiënten met gevorderde hiv-infectie en een voorgeschiedenis van zogenaamde
opportunistische infecties, kunnen tekenen en symptomen van ontsteking van voorgaande
infecties snel na het begin van de anti-hiv-behandeling optreden. Men denkt dat deze
symptomen het gevolg zijn van een verbetering in de immuunrespons van het lichaam,
waardoor het lichaam infecties kan bestrijden die zonder duidelijke symptomen aanwezig
waren.
- Naast opportunistische infecties, kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die ontstaat
wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u bent gestart
met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-infectie.
Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden. Als u
merkt dat u symptomen van een infectie krijgt of andere symptomen zoals spierzwakte, zwakte
die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst in de richting van de romp van
het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit, neem dan voor de vereiste behandeling
onmiddellijk contact op met uw arts.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 2 jaar en met een lichaamsgewicht onder de 10 kg
omdat de mogelijke voordelen en risico's niet zijn vastgesteld.
Het wordt afgeraden INTELENCE te combineren met één van de volgende geneesmiddelen:
-
tipranavir/ritonavir, efavirenz, nevirapine, rilpivirine, indinavir, atazanavir/cobicistat,
darunavir/cobicistat (anti-hiv-middelen)
- carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne (tegen epilepsie)
- rifampicine, omdat dat niet gelijktijdig mag worden gebruikt met `gebooste proteaseremmers',
en rifapentine (voor de behandeling van bepaalde infecties zoals tuberculose)
- producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum perforatum) (een kruidenmiddel gebruikt
tegen depressie)
- daclatasvir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-infectie).
Vraag uw arts om advies als u één van deze middelen gebruikt.
De effecten van INTELENCE of die van andere geneesmiddelen kunnen beïnvloed worden als u
INTELENCE samen met één van de volgende geneesmiddelen gebruikt. De dosis van sommige
geneesmiddelen moet misschien worden aangepast omdat hun therapeutisch effect of hun
bijwerkingen beïnvloed kunnen worden als ze samen met INTELENCE worden gebruikt. Breng uw
arts op de hoogte als u een of meer van de volgende producten gebruikt:
-
dolutegravir, maraviroc, amprenavir/ritonavir en fosamprenavir/ritonavir (anti-hiv-
geneesmiddelen)
- amiodaron, bepridil, digoxine, disopyramide, flecaïnide, lidocaïne, mexiletine, propafenon en
kinidine (voor de behandeling van bepaalde hartstoornissen, bijv. een abnormale hartslag)
- warfarine (voor het verminderen van de bloedstolling). Uw arts zal uw bloed moeten
controleren
- fluconazol, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol (voor de behandeling van
schimmelinfecties)
- claritromycine, rifabutine (antibiotica)
- artemether/lumefantrine (een geneesmiddel voor de behandeling van malaria)
- diazepam (voor de behandeling van slaapstoornissen en/of angst)
- dexamethason (een corticosteroïd gebruikt voor diverse aandoeningen zoals ontsteking en
allergische reacties)
- atorvastatine, fluvastatine, lovastatine, rosuvastatine, simvastatine (geneesmiddelen die het
cholesterolgehalte verlagen)
- ciclosporine, sirolimus, tacrolimus (immunosuppressiva geneesmiddelen voor het dempen van
het afweersysteem)
- sildenafil, vardenafil, tadalafil (voor de behandeling van erectiestoornissen en/of een te hoge
bloeddruk in de longslagaders)
- clopidogrel (een geneesmiddel om bloedpropjes/klonters te voorkomen).
Zwangerschap en borstvoeding
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u zwanger bent. Vrouwen die zwanger zijn mogen geen
INTELENCE gebruiken, tenzij de arts dit specifiek heeft aanbevolen.
Vrouwen met een hiv-infectie mogen geen borstvoeding geven vanwege de mogelijkheid van
overdracht van hiv op de baby.
INTELENCE bevat lactose
INTELENCE tabletten bevatten lactose. Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet
verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit middel inneemt.
INTELENCE bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Gebruik bij volwassenen
Een andere vorm (of andere vormen) van dit geneesmiddel is (zijn) wellicht geschikter voor
volwassenen.
De aanbevolen dosering INTELENCE is 200 mg tweemaal daags.
Neem 's ochtends twee INTELENCE-tabletten van 100 milligram, na een maaltijd.
Neem 's avonds twee INTELENCE-tabletten van 100 milligram, na een maaltijd.
Gebruik bij kinderen en jongeren van 2 tot 18 jaar en met een lichaamsgewicht van minstens
10 kg
De arts zal de juiste dosering uitrekenen op basis van het lichaamsgewicht van het kind.
De arts zal u precies vertellen hoeveel INTELENCE het kind moet nemen.
Instructies voor het innemen van INTELENCE voor alle patiënten
Het is belangrijk INTELENCE na een maaltijd te nemen. Als u INTELENCE op een nuchtere maag
neemt, wordt slechts de helft van de toegediende hoeveelheid INTELENCE in uw lichaam
opgenomen. Volg het advies van uw arts op over het soort maaltijd dat u bij INTELENCE moet
nemen.
Slik de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door met een glas water. Kauw niet op de
tablet(ten). De tablet kan verdeeld worden in twee gelijke doses.
Als u niet in staat bent de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door te slikken, kunt u het
volgende doen:
- leg de tablet(ten) in 5 ml (1 koffielepel) water, of in minstens genoeg vloeistof om het
geneesmiddel te bedekken;
- roer ongeveer 1 minuut goed door tot het water er melkachtig uitziet;
- voeg indien gewenst tot 30 ml (2 eetlepels) meer water toe, of anders sinaasappelsap of
melk (leg de tabletten niet rechtstreeks in sinaasappelsap of melk);
- drink onmiddellijk op;
- spoel het glas verschillende keren met water, sinaasappelsap of melk en slik al het
spoelsel iedere keer door om ervoor te zorgen dat u de hele dosis inneemt.
Als u INTELENCE-tabletten met een vloeistof mengt, neem deze dan eerst in, vóór andere vloeibare
medicijnen tegen hiv die u op hetzelfde moment moet innemen.
Neem contact op met uw arts als het u niet lukt om de volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen.
Als uw kind INTELENCE-tablet(ten) gemengd met een vloeistof moet innemen, is het zeer belangrijk
dat hij/zij de volledige dosis inneemt. Daardoor komt de juiste hoeveelheid van het medicijn in het
lichaam terecht. Als de volledige dosis niet wordt ingenomen, is het risico groter dat het virus
ongevoelig wordt voor het medicijn. Neem contact op met uw arts als het uw kind niet lukt om de
volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen, omdat ze kunnen overwegen een ander medicijn te geven
voor de behandeling van uw kind.
Gebruik geen warme (40 °C en hoger) of koolzuurhoudende dranken als u (een) INTELENCE
tablet(ten) inneemt.
Verwijdering van de kindveilige sluiting
De plastic fles heeft een kindveilige sluiting en moet als volgt geopend worden:
-
Druk de kunststof schroefdop naar beneden en draai hem tegelijk tegen de
wijzers van de klok in.
- Verwijder de losgeschroefde dop.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of apotheker. De meest voorkomende bijwerkingen van
INTELENCE zijn huiduitslag, diarree, misselijkheid en hoofdpijn (zie rubriek 4 `Mogelijke
bijwerkingen').
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u dit opmerkt
binnen 6 uur na het tijdstip dat u doorgaans INTELENCE inneemt, moet u de
tablet(ten) zo snel mogelijk innemen. Neem de tablet(ten) altijd na een maaltijd. Neem dan de
volgende dosis als gebruikelijk. Als u dit
na meer dan 6 uur opmerkt, slaat u de inname over en
neemt u de volgende dosis zoals gewoonlijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te
halen.
Als u binnen 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven, neem dan een nieuwe dosis in.
Doe dit na een maaltijd. Als u meer dan 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven,
hoeft u geen nieuwe dosis in te nemen vóór de normaal ingeplande dosis.
Neem contact op met uw arts als u niet zeker weet wat u moet doen als u een dosis heeft gemist of als
u heeft overgeven.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Hiv-therapie kan ervoor zorgen dat u zich beter voelt. Stop niet met het innemen van INTELENCE of
van uw andere geneesmiddelen tegen hiv, ook niet als u zich beter voelt. Dit zou het gevaar van het
ontstaan van resistentie van het virus kunnen verhogen. Spreek er eerst over met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Hoe vaak bijwerkingen bij INTELENCE voorkomen, staat hieronder aangegeven.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij meer dan 1 op de 10 personen voorkomen)
-
huiduitslag, meestal licht tot matig. In zeldzame gevallen is zeer ernstige huiduitslag gemeld die
mogelijk levensbedreigend kan zijn. Het is daarom belangrijk dat u onmiddellijk contact
- hoofdpijn;
- diarree, misselijkheid.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 personen voorkomen)
-
allergische reacties (overgevoeligheid);
- diabetes, verminderde eetlust;
- angst, slaperigheid, slapeloosheid, slaapstoornissen;
- tintelingen of pijn in de handen of de voeten, gevoelloosheid, verlies van gevoeligheid van de
huid, geheugenverlies, vermoeidheid;
- wazig zien;
- nierfalen, hoge bloeddruk, hartaanval, kortademigheid bij inspanning;
- braken, maagzuur, buikpijn, opgezette buik, ontsteking van de maag, winderigheid, verstopping,
ontsteking van de mond, droge mond;
- nachtelijk zweten, jeuk, droge huid;
- verandering in hoeveelheden van bepaalde bloedcellen of in de samenstelling van het bloed. Dit
kan worden aangetoond in bloed- en/of urineonderzoeken. Uw arts zal dit aan u uitleggen. Een
voorbeeld is een laag aantal rode bloedcellen.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 personen voorkomen)
-
aantal witte bloedcellen verlaagd;
- verschijnselen van infectie (bijvoorbeeld vergrote lymfeklieren en koorts);
- abnormale dromen, verwardheid, desoriëntatie, zenuwachtigheid, nachtmerries;
- sufheid, beven, flauwvallen, epileptische aanvallen, aandachtsstoornis;
- duizeligheid, sloomheid;
- pijn op de borst, onregelmatig hartritme;
- ademhalingsmoeilijkheden;
- kokhalzen, ontsteking van de alvleesklier (pancreas), bloedbraken;
- leverproblemen zoals leverontsteking (hepatitis), vergrote lever;
- overmatig zweten, zwelling van het gezicht en/of van de keel;
- zwelling van de borsten bij mannen.
Zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 1000 personen voorkomen)
-
beroerte;
- ernstige huiduitslag met blaren of loslaten van de huid, in het bijzonder rond de mond of de
ogen; dit kan bij kinderen en jongeren tot 18 jaar vaker voorkomen dan bij volwassenen.
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10.000 personen voorkomen)
-
ernstige overgevoeligheidsreacties gekenmerkt door huiduitslag met koorts en ontsteking van
organen zoals hepatitis.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
op de fles na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
INTELENCE tabletten moeten in de oorspronkelijke fles bewaard worden en de fles moet zorgvuldig
gesloten worden gehouden ter bescherming tegen vocht. De fles bevat 2 kleine zakjes (droogmiddel)
om de tabletten droog te houden. Deze zakjes moeten altijd in de fles blijven en mogen niet
ingenomen worden.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is etravirine. Elke tablet INTELENCE bevat 25 mg etravirine.
De andere stoffen in dit middel zijn hypromellose, microkristallijne cellulose, colloïdaal watervrij
siliciumoxide, natriumcroscarmellose, magnesiumstearaat en lactose (als monohydraat).
Hoe ziet INTELENCE eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dit geneesmiddel wordt geleverd als een witte tot gebroken witte, ovale tablet met breukstreep waarop
aan één kant 'TMC' is ingebracht. De tablet kan verdeeld worden in twee gelijke doses.
Plastic fles met 120 tabletten en 2 zakjes om de tabletten droog te houden.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België.
Fabrikant
Janssen-Cilag SpA, Via C. Janssen, 04100 Borgo San Michele, Latina, Italië.
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Janssen-Cilag NV
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
Tel: +370 5 278 68 88
janssen@jacbe.jnj.com
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
,, & '
Janssen-Cilag NV
.: +359 2 489 94 00
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
jjsafety@its.jnj.com
janssen@jacbe.jnj.com
Ceská republika
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel: +420 227 012 227
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD.
Tlf: +45 45 94 82 82
Tel: +356 2397 6000
jacdk@its.jnj.com
Nederland
Janssen-Cilag GmbH
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +49 2137 955-955
Tel: +31 76 711 1111
jancil@its.jnj.com
janssen@jacnl.jnj.com
Eesti
Norge
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Janssen-Cilag AS
Tel: +372 617 7410
Tlf: +47 24 12 65 00
ee@its.jnj.com
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag ....
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Janssen-Cilag, S.A.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 722 81 00
Tel.: +48 22 237 60 00
contacto@its.jnj.com
France
Portugal
Janssen-Cilag
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
Tel: +351 214 368 600
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Ísland
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson s.r.o.
c/o Vistor hf.
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
Janssen-Cilag SpA
Janssen-Cilag Oy
Tel: 800.688.777 /+39 02 2510 1
Puh/Tel: +358 207 531 300
janssenita@its.jnj.com
jacfi@its.jnj.com
Sverige
,
Janssen-Cilag AB
: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filile Latvij
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +371 678 93561
Tel: +44 1 494 567 444
lv@its.jnj.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in (MM/JJJJ).
INTELENCE 100 mg tabletten
etravirine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
INTELENCE bevat de werkzame stof etravirine. INTELENCE behoort tot een groep geneesmiddelen
tegen hiv, de zogenaamde non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI's).
INTELENCE is een geneesmiddel voor de behandeling van een infectie met het humaan
immunodeficiëntievirus (hiv). INTELENCE werkt door de hoeveelheid hiv in uw lichaam te
verminderen. Dat zal uw afweersysteem verbeteren en het risico verminderen dat u ziekten ontwikkelt
die verband houden met de hiv-infectie.
INTELENCE wordt gebruikt in combinatie met andere middelen tegen hiv voor de behandeling van
volwassenen en kinderen van 2 jaar en ouder met een hiv-infectie die eerder reeds andere
geneesmiddelen tegen hiv hebben gebruikt.
Uw arts zal met u bespreken welke combinatie van geneesmiddelen voor u het beste is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U gebruikt elbasvir/grazoprevir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-
infectie).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
INTELENCE geneest een hiv-infectie niet. Het is onderdeel van een behandeling die de hoeveelheid
virus in het bloed vermindert. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit geneesmiddel gebruikt,
ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Spreek met uw arts over de
voorzorgsmaatregelen die nodig zijn om het besmetten van andere mensen te voorkomen.
Gewicht en verhoogd gehalte aan vetten en glucose in het bloed
Tijdens de hiv-behandeling kan er een stijging van het gehalte aan vetten en glucose in het bloed
optreden en kan uw lichaamsgewicht toenemen. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel
van uw gezondheid en uw levensstijl. Als de hoeveelheid vet in uw bloed stijgt, kan dat soms worden
veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts laat uw bloed controleren op deze veranderingen.
Botproblemen
Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie gebruiken, kunnen te maken krijgen met een
botziekte met de naam osteonecrose (afsterven van het botweefsel veroorzaakt doordat de
bloedvoorziening naar het bot verloren gaat). De duur van de antiretrovirale combinatietherapie,
gebruik van corticosteroïden, gebruik van alcohol, ernstige onderdrukking van het afweersysteem, een
hogere body mass index, zijn onder andere enkele van de vele factoren die mogelijk bijdragen tot het
risico dat deze ziekte zich zal ontwikkelen. Tekenen van osteonecrose zijn stijve gewrichten, pijn en
ongemak (vooral van de heupen, knieën en schouders) en moeilijk bewegen. Als u een van deze
symptomen bemerkt, neem dan contact op met uw arts.
Vertel uw arts over uw toestand
Controleer de volgende punten en vertel uw arts of één van deze voor u geldt.
-
Laat het uw arts weten als u
huiduitslag krijgt. Als huiduitslag optreedt, gebeurt dit doorgaans
snel na het begin van een behandeling tegen hiv met INTELENCE en verdwijnt het probleem
vaak binnen 1 of 2 weken, zelfs bij verder gebruik van het geneesmiddel. Tijdens de
behandeling met INTELENCE kunt u in zeldzame gevallen een ernstige huiduitslag met blaren
of een loslatende huid - in het bijzonder rond de mond of de ogen - of een
overgevoeligheidsreactie krijgen (allergische reactie met huiduitslag en koorts, maar ook
zwelling van het gezicht, de tong of keel, problemen met ademhalen of slikken) die mogelijk
levensbedreigend kan zijn. Neem onmiddellijk contact op met uw arts zodra u deze symptomen
opmerkt. Uw arts zal u advies geven over de behandeling van uw symptomen en of u het
gebruik van INTELENCE moet stoppen. Indien u bent gestopt met de behandeling wegens een
overgevoeligheidsreactie, mag u INTELENCE niet opnieuw gaan gebruiken.
- Laat het uw arts weten als u al eerder
problemen hebt gehad
met uw lever, waaronder hepatitis
B of C. Uw arts kan eventueel nagaan hoe ernstig uw leveraandoening is voordat hij beslist of u
INTELENCE mag gebruiken.
- Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
symptomen van infectie opmerkt. Bij sommige
patiënten met gevorderde hiv-infectie en een voorgeschiedenis van zogenaamde
opportunistische infecties, kunnen tekenen en symptomen van ontsteking van voorgaande
infecties snel na het begin van de anti-hiv-behandeling optreden. Men denkt dat deze
symptomen het gevolg zijn van een verbetering in de immuunrespons van het lichaam,
waardoor het lichaam infecties kan bestrijden die zonder duidelijke symptomen aanwezig
waren.
- Naast opportunistische infecties, kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die ontstaat
wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u bent gestart
met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-infectie.
Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden. Als u
merkt dat u symptomen van een infectie krijgt of andere symptomen zoals spierzwakte, zwakte
die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst in de richting van de romp van
het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit, neem dan voor de vereiste behandeling
onmiddellijk contact op met uw arts.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 2 jaar en met een lichaamsgewicht onder de 10 kg
omdat de mogelijke voordelen en risico's niet zijn vastgesteld.
Het wordt afgeraden INTELENCE te combineren met één van de volgende geneesmiddelen:
-
tipranavir/ritonavir, efavirenz, nevirapine, rilpivirine, indinavir, atazanavir/cobicistat,
darunavir/cobicistat (anti-hiv-middelen)
- carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne (tegen epilepsie)
- rifampicine, omdat dat niet gelijktijdig mag worden gebruikt met `gebooste proteaseremmers',
en rifapentine (voor de behandeling van bepaalde infecties zoals tuberculose)
- producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum perforatum) (een kruidenmiddel gebruikt
tegen depressie)
- daclatasvir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-infectie).
Vraag uw arts om advies als u één van deze middelen gebruikt.
De effecten van INTELENCE of die van andere geneesmiddelen kunnen beïnvloed worden als u
INTELENCE samen met één van de volgende geneesmiddelen gebruikt. De dosis van sommige
geneesmiddelen moet misschien worden aangepast omdat hun therapeutisch effect of hun
bijwerkingen beïnvloed kunnen worden als ze samen met INTELENCE worden gebruikt. Breng uw
arts op de hoogte als u een of meer van de volgende producten gebruikt:
-
dolutegravir, maraviroc, amprenavir/ritonavir en fosamprenavir/ritonavir (anti-hiv-
geneesmiddelen)
- amiodaron, bepridil, digoxine, disopyramide, flecaïnide, lidocaïne, mexiletine, propafenon en
kinidine (voor de behandeling van bepaalde hartstoornissen, bijv. een abnormale hartslag)
- warfarine (voor het verminderen van de bloedstolling). Uw arts zal uw bloed moeten
controleren
- fluconazol, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol (voor de behandeling van
schimmelinfecties)
- claritromycine, rifabutine (antibiotica)
- artemether/lumefantrine (een geneesmiddel voor de behandeling van malaria)
- diazepam (voor de behandeling van slaapstoornissen en/of angst)
- dexamethason (een corticosteroïd gebruikt voor diverse aandoeningen zoals ontsteking en
allergische reacties)
- atorvastatine, fluvastatine, lovastatine, rosuvastatine, simvastatine (geneesmiddelen die het
cholesterolgehalte verlagen)
- ciclosporine, sirolimus, tacrolimus (immunosuppressiva geneesmiddelen voor het dempen van
het afweersysteem)
- sildenafil, vardenafil, tadalafil (voor de behandeling van erectiestoornissen en/of een te hoge
bloeddruk in de longslagaders)
- clopidogrel (een geneesmiddel om bloedpropjes/klonters te voorkomen).
Zwangerschap en borstvoeding
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u zwanger bent. Vrouwen die zwanger zijn mogen geen
INTELENCE gebruiken, tenzij de arts dit specifiek heeft aanbevolen.
Vrouwen met een hiv-infectie mogen geen borstvoeding geven vanwege de mogelijkheid van
overdracht van hiv op de baby.
INTELENCE bevat lactose
INTELENCE tabletten bevatten lactose. Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet
verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit middel inneemt.
INTELENCE bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Gebruik bij volwassenen
De aanbevolen dosering INTELENCE is twee tabletten tweemaal daags.
Neem 's ochtends twee INTELENCE-tabletten van 100 milligram, na een maaltijd.
Neem 's avonds twee INTELENCE-tabletten van 100 milligram, na een maaltijd.
Gebruik bij kinderen en jongeren van 2 tot 18 jaar en met een lichaamsgewicht van minstens
10 kg
De arts zal de juiste dosering uitrekenen op basis van het lichaamsgewicht van het kind.
De arts zal u precies vertellen hoeveel INTELENCE het kind moet nemen.
Instructies voor het innemen van INTELENCE voor alle patiënten
Het is belangrijk INTELENCE na een maaltijd te nemen. Als u INTELENCE op een nuchtere maag
neemt, wordt slechts de helft van de toegediende hoeveelheid INTELENCE in uw lichaam
opgenomen. Volg het advies van uw arts op over het soort maaltijd dat u bij INTELENCE moet
nemen.
Slik de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door met een glas water. Kauw niet op de
tablet(ten).
Als u niet in staat bent de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door te slikken, kunt u het
volgende doen:
- leg de tablet(ten) in 5 ml (1 koffielepel) water, of in minstens genoeg vloeistof om het
geneesmiddel te bedekken;
- roer ongeveer 1 minuut goed door tot het water er melkachtig uitziet;
- voeg indien gewenst tot 30 ml (2 eetlepels) meer water toe, of anders sinaasappelsap of
melk (leg de tabletten niet rechtstreeks in sinaasappelsap of melk);
- drink onmiddellijk op;
- spoel het glas verschillende keren met water, sinaasappelsap of melk en slik al het
spoelsel iedere keer door om ervoor te zorgen dat u de hele dosis inneemt.
Als u INTELENCE-tabletten met een vloeistof mengt, neem deze dan eerst in, vóór andere vloeibare
medicijnen tegen hiv die u op hetzelfde moment moet innemen.
Neem contact op met uw arts als het u niet lukt om de volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen.
Als uw kind INTELENCE-tablet(ten) gemengd met een vloeistof moet innemen, is het zeer belangrijk
dat hij/zij de volledige dosis inneemt. Daardoor komt de juiste hoeveelheid van het medicijn in het
lichaam terecht. Als de volledige dosis niet wordt ingenomen, is het risico groter dat het virus
ongevoelig wordt voor het medicijn. Neem contact op met uw arts als het uw kind niet lukt om de
volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen, omdat ze kunnen overwegen een ander medicijn te geven
voor de behandeling van uw kind.
Gebruik geen warme (40 °C en hoger) of koolzuurhoudende dranken als u (een) INTELENCE
tablet(ten) inneemt.
Verwijdering van de kindveilige sluiting
De plastic fles heeft een kindveilige sluiting en moet als volgt geopend worden:
-
Druk de kunststof schroefdop naar beneden en draai hem tegelijk tegen de
wijzers van de klok in.
- Verwijder de losgeschroefde dop.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of apotheker. De meest voorkomende bijwerkingen van
INTELENCE zijn huiduitslag, diarree, misselijkheid en hoofdpijn (zie rubriek 4 `Mogelijke
bijwerkingen').
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u dit opmerkt
binnen 6 uur na het tijdstip dat u doorgaans INTELENCE inneemt, moet u de
tabletten zo snel mogelijk innemen. Neem de tabletten altijd na een maaltijd. Neem dan de volgende
dosis als gebruikelijk. Als u dit
na meer dan 6 uur opmerkt, slaat u de inname over en neemt u de
volgende dosis zoals gewoonlijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u binnen 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven, neem dan een nieuwe dosis in.
Doe dit na een maaltijd. Als u meer dan 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven,
hoeft u geen nieuwe dosis in te nemen vóór de normaal ingeplande dosis.
Neem contact op met uw arts als u niet zeker weet wat u moet doen als u een dosis heeft gemist of als
u heeft overgeven.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Hiv-therapie kan ervoor zorgen dat u zich beter voelt. Stop niet met het innemen van INTELENCE of
van uw andere geneesmiddelen tegen hiv, ook niet als u zich beter voelt. Dit zou het gevaar van het
ontstaan van resistentie van het virus kunnen verhogen. Spreek er eerst over met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Hoe vaak bijwerkingen bij INTELENCE voorkomen, staat hieronder aangegeven.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij meer dan 1 op de 10 personen voorkomen)
-
huiduitslag, meestal licht tot matig. In zeldzame gevallen is zeer ernstige huiduitslag gemeld die
mogelijk levensbedreigend kan zijn. Het is daarom belangrijk dat u onmiddellijk contact
opneemt met uw arts als u uitslag krijgt. Uw arts zal u advies geven over de behandeling van uw
symptomen en of u het gebruik van INTELENCE moet stoppen;
- hoofdpijn;
- diarree, misselijkheid.
allergische reacties (overgevoeligheid);
- diabetes, verminderde eetlust;
- angst, slaperigheid, slapeloosheid, slaapstoornissen;
- tintelingen of pijn in de handen of de voeten, gevoelloosheid, verlies van gevoeligheid van de
huid, geheugenverlies, vermoeidheid;
- wazig zien;
- nierfalen, hoge bloeddruk, hartaanval, kortademigheid bij inspanning;
- braken, maagzuur, buikpijn, opgezette buik, ontsteking van de maag, winderigheid, verstopping,
ontsteking van de mond, droge mond;
- nachtelijk zweten, jeuk, droge huid;
- verandering in hoeveelheden van bepaalde bloedcellen of in de samenstelling van het bloed. Dit
kan worden aangetoond in bloed- en/of urineonderzoeken. Uw arts zal dit aan u uitleggen. Een
voorbeeld is een laag aantal rode bloedcellen.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 personen voorkomen)
-
aantal witte bloedcellen verlaagd;
- verschijnselen van infectie (bijvoorbeeld vergrote lymfeklieren en koorts);
- abnormale dromen, verwardheid, desoriëntatie, zenuwachtigheid, nachtmerries;
- sufheid, beven, flauwvallen, epileptische aanvallen, aandachtsstoornis;
- duizeligheid, sloomheid;
- pijn op de borst, onregelmatig hartritme;
- ademhalingsmoeilijkheden;
- kokhalzen, ontsteking van de alvleesklier (pancreas), bloedbraken;
- leverproblemen zoals leverontsteking (hepatitis), vergrote lever;
- overmatig zweten, zwelling van het gezicht en/of van de keel;
- zwelling van de borsten bij mannen.
Zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 1000 personen voorkomen)
-
beroerte;
- ernstige huiduitslag met blaren of loslaten van de huid, in het bijzonder rond de mond of de
ogen; dit kan bij kinderen en jongeren tot 18 jaar vaker voorkomen dan bij volwassenen.
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10.000 personen voorkomen)
-
ernstige overgevoeligheidsreacties gekenmerkt door huiduitslag met koorts en ontsteking van
organen zoals hepatitis.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
op de fles na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
INTELENCE tabletten moeten in de oorspronkelijke fles bewaard worden en de fles moet zorgvuldig
gesloten worden gehouden ter bescherming tegen vocht. De fles bevat 3 kleine zakjes (droogmiddel)
om de tabletten droog te houden. Deze zakjes moeten altijd in de fles blijven en mogen niet
ingenomen worden.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is etravirine. Elke tablet INTELENCE bevat 100 mg etravirine.
De andere stoffen in dit middel zijn hypromellose, microkristallijne cellulose, colloïdaal watervrij
siliciumoxide, natriumcroscarmellose, magnesiumstearaat en lactose (als monohydraat).
Hoe ziet INTELENCE eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dit geneesmiddel wordt geleverd als een witte tot gebroken witte, ovale tablet, waarop aan de ene kant
'T125' en aan de andere kant '100' is ingebracht.
Plastic fles met 120 tabletten en 3 zakjes om de tabletten droog te houden.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België.
Fabrikant
Janssen-Cilag SpA, Via C. Janssen, 04100 Borgo San Michele, Latina, Italië.
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Janssen-Cilag NV
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
Tel: +370 5 278 68 88
janssen@jacbe.jnj.com
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
,, & '
Janssen-Cilag NV
.: +359 2 489 94 00
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
jjsafety@its.jnj.com
janssen@jacbe.jnj.com
Ceská republika
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel: +420 227 012 227
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD.
Tlf: +45 45 94 82 82
Tel: +356 2397 6000
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Nederland
Janssen-Cilag GmbH
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +49 2137 955-955
Tel: +31 76 711 1111
jancil@its.jnj.com
janssen@jacnl.jnj.com
Eesti
Norge
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Janssen-Cilag AS
Tel: +372 617 7410
Tlf: +47 24 12 65 00
ee@its.jnj.com
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag ....
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Janssen-Cilag, S.A.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 722 81 00
Tel.: +48 22 237 60 00
contacto@its.jnj.com
France
Portugal
Janssen-Cilag
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
Tel: +351 214 368 600
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Ísland
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson s.r.o.
c/o Vistor hf.
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
Janssen-Cilag SpA
Janssen-Cilag Oy
Tel: 800.688.777 /+39 02 2510 1
Puh/Tel: +358 207 531 300
janssenita@its.jnj.com
jacfi@its.jnj.com
Sverige
,
Janssen-Cilag AB
: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filile Latvij
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +371 678 93561
Tel: +44 1 494 567 444
lv@its.jnj.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in (MM/JJJJ).
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
INTELENCE 200 mg tabletten
etravirine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is INTELENCE en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
INTELENCE bevat de werkzame stof etravirine. INTELENCE behoort tot een groep geneesmiddelen
tegen hiv, de zogenaamde non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI's).
INTELENCE is een geneesmiddel voor de behandeling van een infectie met het humaan
immunodeficiëntievirus (hiv). INTELENCE werkt door de hoeveelheid hiv in uw lichaam te
verminderen. Dat zal uw afweersysteem verbeteren en het risico verminderen dat u ziekten ontwikkelt
die verband houden met de hiv-infectie.
INTELENCE wordt gebruikt in combinatie met andere middelen tegen hiv voor de behandeling van
volwassenen en kinderen van 2 jaar en ouder met een hiv-infectie die eerder reeds andere
geneesmiddelen tegen hiv hebben gebruikt.
Uw arts zal met u bespreken welke combinatie van geneesmiddelen voor u het beste is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U gebruikt elbasvir/grazoprevir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-
infectie).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
INTELENCE geneest een hiv-infectie niet. Het is onderdeel van een behandeling die de hoeveelheid
virus in het bloed vermindert. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit geneesmiddel gebruikt,
ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Spreek met uw arts over de
voorzorgsmaatregelen die nodig zijn om het besmetten van andere mensen te voorkomen.
Gewicht en verhoogd gehalte aan vetten en glucose in het bloed
Tijdens de hiv-behandeling kan er een stijging van het gehalte aan vetten en glucose in het bloed
optreden en kan uw lichaamsgewicht toenemen. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel
van uw gezondheid en uw levensstijl. Als de hoeveelheid vet in uw bloed stijgt, kan dat soms worden
veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts laat uw bloed controleren op deze veranderingen.
Botproblemen
Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie gebruiken, kunnen te maken krijgen met een
botziekte met de naam osteonecrose (afsterven van het botweefsel veroorzaakt doordat de
bloedvoorziening naar het bot verloren gaat). De duur van de antiretrovirale combinatietherapie,
gebruik van corticosteroïden, gebruik van alcohol, ernstige onderdrukking van het afweersysteem, een
hogere body mass index, zijn onder andere enkele van de vele factoren die mogelijk bijdragen tot het
risico dat deze ziekte zich zal ontwikkelen. Tekenen van osteonecrose zijn stijve gewrichten, pijn en
ongemak (vooral van de heupen, knieën en schouders) en moeilijk bewegen. Als u een van deze
symptomen bemerkt, neem dan contact op met uw arts.
Vertel uw arts over uw toestand
Controleer de volgende punten en vertel uw arts of één van deze voor u geldt.
-
Laat het uw arts weten als u
huiduitslag krijgt. Als huiduitslag optreedt, gebeurt dit doorgaans
snel na het begin van een behandeling tegen hiv met INTELENCE en verdwijnt het probleem
vaak binnen 1 of 2 weken, zelfs bij verder gebruik van het geneesmiddel. Tijdens de
behandeling met INTELENCE kunt u in zeldzame gevallen een ernstige huiduitslag met blaren
of een loslatende huid - in het bijzonder rond de mond of de ogen - of een
overgevoeligheidsreactie krijgen (allergische reactie met huiduitslag en koorts, maar ook
zwelling van het gezicht, de tong of keel, problemen met ademhalen of slikken) die mogelijk
levensbedreigend kan zijn. Neem onmiddellijk contact op met uw arts zodra u deze symptomen
opmerkt. Uw arts zal u advies geven over de behandeling van uw symptomen en of u het
gebruik van INTELENCE moet stoppen. Indien u bent gestopt met de behandeling wegens een
overgevoeligheidsreactie, mag u INTELENCE niet opnieuw gaan gebruiken.
- Laat het uw arts weten als u al eerder
problemen hebt gehad
met uw lever, waaronder hepatitis
B of C. Uw arts kan eventueel nagaan hoe ernstig uw leveraandoening is voordat hij beslist of u
INTELENCE mag gebruiken.
- Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
symptomen van infectie opmerkt. Bij sommige
patiënten met gevorderde hiv-infectie en een voorgeschiedenis van zogenaamde
opportunistische infecties, kunnen tekenen en symptomen van ontsteking van voorgaande
infecties snel na het begin van de anti-hiv-behandeling optreden. Men denkt dat deze
symptomen het gevolg zijn van een verbetering in de immuunrespons van het lichaam,
waardoor het lichaam infecties kan bestrijden die zonder duidelijke symptomen aanwezig
waren.
- Naast opportunistische infecties, kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die ontstaat
wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u bent gestart
met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-infectie.
Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden. Als u
merkt dat u symptomen van een infectie krijgt of andere symptomen zoals spierzwakte, zwakte
die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst in de richting van de romp van
het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit, neem dan voor de vereiste behandeling
onmiddellijk contact op met uw arts.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 2 jaar en met een lichaamsgewicht onder de 10 kg
omdat de mogelijke voordelen en risico's niet zijn vastgesteld.
Het wordt afgeraden INTELENCE te combineren met één van de volgende geneesmiddelen:
-
tipranavir/ritonavir, efavirenz, nevirapine, rilpivirine, indinavir, atazanavir/cobicistat,
darunavir/cobicistat (anti-hiv-middelen)
- carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne (tegen epilepsie)
- rifampicine, omdat dat niet gelijktijdig mag worden gebruikt met `gebooste proteaseremmers',
en rifapentine (voor de behandeling van bepaalde infecties zoals tuberculose)
- producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum perforatum) (een kruidenmiddel gebruikt
tegen depressie)
- daclatasvir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C-infectie).
Vraag uw arts om advies als u één van deze middelen gebruikt.
De effecten van INTELENCE of die van andere geneesmiddelen kunnen beïnvloed worden als u
INTELENCE samen met één van de volgende geneesmiddelen gebruikt. De dosis van sommige
geneesmiddelen moet misschien worden aangepast omdat hun therapeutisch effect of hun
bijwerkingen beïnvloed kunnen worden als ze samen met INTELENCE worden gebruikt. Breng uw
arts op de hoogte als u een of meer van de volgende producten gebruikt:
-
dolutegravir, maraviroc, amprenavir/ritonavir en fosamprenavir/ritonavir (anti-hiv-
geneesmiddelen)
- amiodaron, bepridil, digoxine, disopyramide, flecaïnide, lidocaïne, mexiletine, propafenon en
kinidine (voor de behandeling van bepaalde hartstoornissen, bijv. een abnormale hartslag)
- warfarine (voor het verminderen van de bloedstolling). Uw arts zal uw bloed moeten
controleren
- fluconazol, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol (voor de behandeling van
schimmelinfecties)
- claritromycine, rifabutine (antibiotica)
- artemether/lumefantrine (een geneesmiddel voor de behandeling van malaria)
- diazepam (voor de behandeling van slaapstoornissen en/of angst)
- dexamethason (een corticosteroïd gebruikt voor diverse aandoeningen zoals ontsteking en
allergische reacties)
- atorvastatine, fluvastatine, lovastatine, rosuvastatine, simvastatine (geneesmiddelen die het
cholesterolgehalte verlagen)
- ciclosporine, sirolimus, tacrolimus (immunosuppressiva geneesmiddelen voor het dempen van
het afweersysteem)
- sildenafil, vardenafil, tadalafil (voor de behandeling van erectiestoornissen en/of een te hoge
bloeddruk in de longslagaders)
- clopidogrel (een geneesmiddel om bloedpropjes/klonters te voorkomen).
Zwangerschap en borstvoeding
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u zwanger bent. Vrouwen die zwanger zijn mogen geen
INTELENCE gebruiken, tenzij de arts dit specifiek heeft aanbevolen.
Vrouwen met een hiv-infectie mogen geen borstvoeding geven vanwege de mogelijkheid van
overdracht van hiv op de baby.
INTELENCE bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Gebruik bij volwassenen
De aanbevolen dosering INTELENCE is één tablet tweemaal daags.
Neem 's ochtends één INTELENCE-tablet van 200 milligram, na een maaltijd.
Neem 's avonds één INTELENCE-tablet van 200 milligram, na een maaltijd.
Gebruik bij kinderen en jongeren van 2 tot 18 jaar en met een lichaamsgewicht van minstens
10 kg
De arts zal de juiste dosering uitrekenen op basis van het lichaamsgewicht van het kind.
De arts zal u precies vertellen hoeveel INTELENCE het kind moet nemen.
Instructies voor het innemen van INTELENCE voor alle patiënten
Het is belangrijk INTELENCE na een maaltijd te nemen. Als u INTELENCE op een nuchtere maag
neemt, wordt slechts de helft van de toegediende hoeveelheid INTELENCE in uw lichaam
opgenomen. Volg het advies van uw arts op over het soort maaltijd dat u bij INTELENCE moet
nemen.
Slik de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door met een glas water. Kauw niet op de
tablet(ten).
Als u niet in staat bent de INTELENCE-tablet(ten) in zijn (hun) geheel door te slikken, kunt u het
volgende doen:
- leg de tablet(ten) in 5 ml (1 koffielepel) water, of in minstens genoeg vloeistof om het
geneesmiddel te bedekken;
- roer ongeveer 1 minuut goed door tot het water er melkachtig uitziet;
- voeg indien gewenst tot 30 ml (2 eetlepels) meer water toe, of anders sinaasappelsap of
melk (leg de tabletten niet rechtstreeks in sinaasappelsap of melk);
- drink onmiddellijk op;
- spoel het glas verschillende keren met water, sinaasappelsap of melk en slik al het
spoelsel iedere keer door om ervoor te zorgen dat u de hele dosis inneemt.
Als u INTELENCE-tabletten met een vloeistof mengt, neem deze dan eerst in, vóór andere vloeibare
medicijnen tegen hiv die u op hetzelfde moment moet innemen.
Neem contact op met uw arts als het u niet lukt om de volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen.
Als uw kind INTELENCE-tablet(ten) gemengd met een vloeistof moet innemen, is het zeer belangrijk
dat hij/zij de volledige dosis inneemt. Daardoor komt de juiste hoeveelheid van het medicijn in het
lichaam terecht. Als de volledige dosis niet wordt ingenomen, is het risico groter dat het virus
ongevoelig wordt voor het medicijn. Neem contact op met uw arts als het uw kind niet lukt om de
volledige hoeveelheid vloeistof in te nemen, omdat ze kunnen overwegen een ander medicijn te geven
voor de behandeling van uw kind.
Gebruik geen warme (40 °C en hoger) of koolzuurhoudende dranken als u (een) INTELENCE
tablet(ten) inneemt.
Verwijdering van de kindveilige sluiting
De plastic fles heeft een kindveilige sluiting en moet als volgt geopend worden:
-
Druk de kunststof schroefdop naar beneden en draai hem tegelijk tegen de
wijzers van de klok in.
- Verwijder de losgeschroefde dop.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of apotheker. De meest voorkomende bijwerkingen van
INTELENCE zijn huiduitslag, diarree, misselijkheid en hoofdpijn (zie rubriek 4 `Mogelijke
bijwerkingen').
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u dit opmerkt
binnen 6 uur na het tijdstip dat u doorgaans INTELENCE inneemt, moet u de
tablet zo snel mogelijk innemen. Neem de tablet altijd na een maaltijd. Neem dan de volgende dosis
als gebruikelijk. Als u dit
na meer dan 6 uur opmerkt, slaat u de inname over en neemt u de volgende
dosis zoals gewoonlijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u binnen 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven, neem dan een nieuwe dosis in.
Doe dit na een maaltijd. Als u meer dan 4 uur na het innemen van INTELENCE moet overgeven,
hoeft u geen nieuwe dosis in te nemen vóór de normaal ingeplande dosis.
Neem contact op met uw arts als u niet zeker weet wat u moet doen als u een dosis heeft gemist of als
u heeft overgeven.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Hiv-therapie kan ervoor zorgen dat u zich beter voelt. Stop niet met het innemen van INTELENCE of
van uw andere geneesmiddelen tegen hiv, ook niet als u zich beter voelt. Dit zou het gevaar van het
ontstaan van resistentie van het virus kunnen verhogen. Spreek er eerst over met uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Hoe vaak bijwerkingen bij INTELENCE voorkomen, staat hieronder aangegeven.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij meer dan 1 op de 10 personen voorkomen)
-
huiduitslag, meestal licht tot matig. In zeldzame gevallen is zeer ernstige huiduitslag gemeld die
mogelijk levensbedreigend kan zijn. Het is daarom belangrijk dat u onmiddellijk contact
opneemt met uw arts als u uitslag krijgt. Uw arts zal u advies geven over de behandeling van uw
symptomen en of u het gebruik van INTELENCE moet stoppen;
- hoofdpijn;
- diarree, misselijkheid.
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10 personen voorkomen)
-
allergische reacties (overgevoeligheid);
- diabetes, verminderde eetlust;
- angst, slaperigheid, slapeloosheid, slaapstoornissen;
tintelingen of pijn in de handen of de voeten, gevoelloosheid, verlies van gevoeligheid van de
huid, geheugenverlies, vermoeidheid;
- wazig zien;
- nierfalen, hoge bloeddruk, hartaanval, kortademigheid bij inspanning;
- braken, maagzuur, buikpijn, opgezette buik, ontsteking van de maag, winderigheid, verstopping,
ontsteking van de mond, droge mond;
- nachtelijk zweten, jeuk, droge huid;
- verandering in hoeveelheden van bepaalde bloedcellen of in de samenstelling van het bloed. Dit
kan worden aangetoond in bloed- en/of urineonderzoeken. Uw arts zal dit uitleggen. Een
voorbeeld is een laag aantal rode bloedcellen.
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 100 personen voorkomen)
-
aantal witte bloedcellen verlaagd;
- verschijnselen van infectie (bijvoorbeeld vergrote lymfeklieren en koorts);
- abnormale dromen, verwardheid, desoriëntatie, zenuwachtigheid, nachtmerries;
- sufheid, beven, flauwvallen, epileptische aanvallen, aandachtsstoornis;
- duizeligheid, sloomheid;
- pijn op de borst, onregelmatig hartritme;
- ademhalingsmoeilijkheden;
- kokhalzen, ontsteking van de alvleesklier (pancreas), bloedbraken;
- leverproblemen zoals leverontsteking (hepatitis), vergrote lever;
- overmatig zweten, zwelling van het gezicht en/of van de keel;
- zwelling van de borsten bij mannen.
Zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 1000 personen voorkomen)
-
beroerte;
- ernstige huiduitslag met blaren of loslaten van de huid, in het bijzonder rond de mond of de
ogen; dit kan bij kinderen en jongeren tot 18 jaar vaker voorkomen dan bij volwassenen.
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen bij maximaal 1 op de 10.000 personen voorkomen)
-
ernstige overgevoeligheidsreacties gekenmerkt door huiduitslag met koorts en ontsteking van
organen zoals hepatitis.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
op de fles na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Niet gebruiken na 6 weken na eerste opening van de fles.
INTELENCE tabletten moeten in de oorspronkelijke fles bewaard worden en de fles moet zorgvuldig
gesloten worden gehouden ter bescherming tegen vocht. De fles bevat 3 kleine zakjes (droogmiddel)
om de tabletten droog te houden. Deze zakjes moeten altijd in de fles blijven en mogen niet
ingenomen worden.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is etravirine. Elke tablet INTELENCE bevat 200 mg etravirine.
De andere stoffen in dit middel zijn hypromellose, gesilifieerde microkristallijne cellulose,
microkristallijne cellulose, colloïdaal watervrij siliciumoxide, natriumcroscarmellose en
magnesiumstearaat.
Hoe ziet INTELENCE eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Dit geneesmiddel wordt geleverd als een witte tot gebroken witte, dubbelbolle, langwerpige tablet,
waarop aan de ene kant 'T200' is ingebracht.
Plastic fles met 60 tabletten en 3 zakjes om de tabletten droog te houden.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België.
Fabrikant
Janssen-Cilag SpA, Via C. Janssen, 04100 Borgo San Michele, Latina, Italië.
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Janssen-Cilag NV
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
Tel: +370 5 278 68 88
janssen@jacbe.jnj.com
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
,, & '
Janssen-Cilag NV
.: +359 2 489 94 00
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
jjsafety@its.jnj.com
janssen@jacbe.jnj.com
Ceská republika
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel: +420 227 012 227
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD.
Tlf: +45 45 94 82 82
Tel: +356 2397 6000
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Nederland
Janssen-Cilag GmbH
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +49 2137 955-955
Tel: +31 76 711 1111
jancil@its.jnj.com
janssen@jacnl.jnj.com
Eesti
Norge
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Janssen-Cilag AS
Tel: +372 617 7410
Tlf: +47 24 12 65 00
ee@its.jnj.com
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag ....
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Janssen-Cilag, S.A.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 722 81 00
Tel.: +48 22 237 60 00
contacto@its.jnj.com
France
Portugal
Janssen-Cilag
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
Tel: +351 214 368 600
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Ísland
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson s.r.o.
c/o Vistor hf.
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
Janssen-Cilag SpA
Janssen-Cilag Oy
Tel: 800.688.777 /+39 02 2510 1
Puh/Tel: +358 207 531 300
janssenita@its.jnj.com
jacfi@its.jnj.com
Sverige
,
Janssen-Cilag AB
: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filile Latvij
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +371 678 93561
Tel: +44 1 494 567 444
lv@its.jnj.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in (MM/JJJJ).
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).