Jevtana 60 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
JEVTANA 60 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén ml concentraat bevat 40 mg cabazitaxel.
Eén injectieflacon met 1,5 ml (nominaal volume) concentraat bevat 60 mg cabazitaxel.
Na verdunning met de volledige oplossing oplosmiddel bevat elke ml oplossing 10 mg cabazitaxel.
Opmerking: zowel de injectieflacon met JEVTANA 60 mg/1,5 ml concentraat (vulvolume: 73,2 mg
cabazitaxel/1,83 ml) als de injectieflacon met oplosmiddel (vulvolume: 5,67 ml) bevatten een
overvulling om vloeistofverlies tijdens de bereiding te compenseren. Deze overvulling verzekert dat
na verdunning met
AL
het bijgeleverde oplosmiddel, de oplossing 10 mg/ml cabazitaxel bevat.
Hulpstof met bekend effect
Eén injectieflacon oplosmiddel bevat 573,3 mg ethanol 96%.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie (steriel concentraat).
Het concentraat is een heldergele tot bruingele olieachtige oplossing.
Het oplosmiddel is een heldere en kleurloze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
JEVTANA in combinatie met prednison of prednisolon is bestemd voor de behandeling van
volwassen patiënten met gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker die voorheen behandeld
werden op basis van een docetaxel-behandelingsschema (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Het gebruik van JEVTANA dient beperkt te worden tot ziekenhuisafdelingen die gespecialiseerd zijn
in het toedienen van cytotoxica en het dient alleen te worden toegediend onder de supervisie van een
arts die gekwalificeerd is voor de toepassing van chemotherapie bij kanker. De faciliteiten en de
benodigdheden voor de behandeling van ernstige overgevoeligheidsreacties zoals hypotensie en
bronchospasmen dienen beschikbaar te zijn (zie rubriek 4.4).
Premedicatie
Het aanbevolen premedicatieschema moet minstens 30 minuten vóór elke toediening met JEVTANA
uitgevoerd worden met de volgende geneesmiddelen, intraveneus toegediend, om het risico op en de
ernst van overgevoeligheid te verminderen:
•
antihistaminicum (5 mg dexchloorfeniramine of 25 mg difenhydramine of equivalent
antihistaminicum),
•
corticosteroïd (8 mg dexamethason of equivalent steroïd), en
•
H
2
-antagonist (ranitidine of equivalente H
2
-antagonist) (zie rubriek 4.4).
Anti-emetische profylaxe wordt aanbevolen en kan indien nodig oraal of intraveneus toegediend
worden.
2
Gedurende de gehele behandeling dient de vochthuishouding van de patiënt nauwgezet gevolgd te
worden, om complicaties zoals nierinsufficiëntie te voorkomen.
Dosering
De aanbevolen dosis JEVTANA is 25 mg/m
2
toegediend als een 1-uur-durende intraveneuze infusie
om de 3 weken in combinatie met 10 mg oraal prednison of prednisolon per dag gedurende de gehele
behandeling met JEVTANA.
Dosisaanpassingen
De dosis dient aangepast te worden als patiënten de volgende bijwerkingen vertonen (de graden
verwijzen naar de CTCAE (Common Terminology Criteria for Adverse Events) versie 4.0):
Tabel 1 – Aanbevolen dosisaanpassingen in geval van bijwerkingen bij patiënten behandeld met
cabazitaxel
Bijwerkingen
Langdurige neutropenie ≥ graad 3 (langer dan 1
week) ondanks aangepaste medicatie waaronder
G-CSF
Febriele neutropenie of neutropenische infectie
Dosisaanpassing
Stel de behandeling uit tot het aantal
neutrofielen >1500 cellen/mm³ bedraagt, verlaag
daarna de dosis cabazitaxel van 25 mg/m² naar
20 mg/m².
Stel de behandeling uit tot verbetering of
verdwijning en tot het aantal neutrofielen
>1500 cellen/mm³ bedraagt, verlaag daarna de
dosis cabazitaxel van 25 mg/m² naar 20 mg/m².
Stel de behandeling uit tot verbetering of
verdwijning, verlaag daarna de dosis cabazitaxel
van 25 mg/m² naar 20 mg/m².
Stel de behandeling uit tot verbetering, verlaag
daarna de dosis cabazitaxel van 25 mg/m² naar
20 mg/m².
Diarree ≥ graad 3 of persistente diarree ondanks
aangepaste medicatie, incl. vocht- en
elektrolytensubstitutie
Perifere neuropathie ≥ graad 2
Indien patiënten deze bijwerking(en) blijven vertonen bij een dosis van 20 mg/m², kan verdere
dosisverlaging naar 15 mg/m² of het staken van de behandeling met JEVTANA worden overwogen.
Patiëntengegevens over gebruik bij een dosis lager dan 20 mg/m
2
zijn beperkt.
Speciale patiëntengroepen
Patiënten met leverfunctiestoornissen
Cabazitaxel wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever. Bij patiënten met een lichte vorm van
leverfunctiestoornis (totale bilirubine >1 tot
≤
1,5 x de bovengrens van het normale [upper limit of
normal, ULN] of aspartaataminotransferase (ASAT) >1,5 x ULN) moet de dosis cabazitaxel worden
verlaagd tot 20 mg/m
2
. De toediening van cabazitaxel aan patiënten met een lichte vorm van
leverfunctiestoornis moet met de nodige voorzichtigheid gebeuren en met een strikte controle van de
veiligheid.
Bij patiënten met een matig ernstige vorm van leverfunctiestoornis (totale bilirubine
>1,5 tot
≤
3,0 x ULN) bedroeg de maximale verdraagbare dosis (maximum tolerated dose, MTD)
15mg/m2. Als de behandeling wordt overwogen bij patiënten met een matig ernstige vorm van
leverfunctiestoornis, mag de dosis cabazitaxel niet meer dan 15 mg/m2 bedragen. Er zijn echter beperkte
gegevens beschikbaar over de doeltreffendheid van deze dosis.
Cabazitaxel mag niet worden toegediend aan patiënten met een ernstige vorm van leverfunctiestoornis
(totale bilirubine
≥3
x ULN) (zie rubrieken 4.3, 4.4 en 5.2).
Patiënten met nierfunctiestoornissen
3
Cabazitaxel wordt in geringe mate uitgescheiden door de nieren. Er is geen dosisaanpassing nodig bij
patiënten met nierfunctiestoornissen die geen hemodialyse nodig hebben. Patiënten met terminaal
nierlijden (creatinineklaring CL
CR
< 15 ml/min/1,73 m
2
), dienen, door hun toestand en de beperkte
hoeveelheid beschikbare gegevens, met voorzichtigheid behandeld te worden en zorgvuldig opgevolgd
tijdens de behandeling (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Ouderen
Er wordt geen specifieke dosisaanpassing aanbevolen voor het gebruik van cabazitaxel bij ouderen (zie
ook de rubrieken 4.4, 4.8 en 5.2).
Gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen
Gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen die sterke inductoren of sterke remmers van CYP3A zijn, dient
vermeden te worden. Indien gelijktijdige toediening van een sterke CYP3A-remmer echter nodig is,
moet voor cabazitaxel een dosisvermindering van 25% overwogen worden (zie rubrieken 4.4 en 4.5).
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van Jevtana bij pediatrische patiënten.
De veiligheid en de werkzaamheid van JEVTANA bij kinderen en adolescenten onder 18 jaar zijn niet
vastgesteld (zie rubriek 5.1).
Wijze van toediening
JEVTANA is voor intraveneus gebruik.
Voor instructies over bereiding en toediening van het geneesmiddel, zie rubriek 6.6.
Gebruik geen PVC infusiecontainers of polyurethaan infusiesets.
JEVTANA mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn in
rubriek 6.6.
4.3
•
•
•
•
4.4
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor cabazitaxel, andere taxanen, polysorbaat 80 of voor een van de in
rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
Aantal neutrofielen minder dan 1500 cellen/mm
3
.
Ernstige vorm van leverfunctiestoornis
(totale bilirubine ≥ 3
x ULN).
Gelijktijdige toediening van het gele koorts vaccin (zie rubriek 4.5).
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Overgevoeligheidsreacties
Alle patiënten dienen premedicatie te krijgen voordat de infusie met cabazitaxel wordt gestart (zie
rubriek 4.2).
Patiënten dienen strikt geobserveerd te worden om eventuele overgevoeligheidsreacties op te sporen,
in het bijzonder tijdens de eerste twee infusies. Overgevoeligheidsreacties kunnen binnen enkele
minuten na het starten van de infusie met cabazitaxel optreden; daarom dienen de faciliteiten en de
benodigdheden voor de behandeling van hypotensie en bronchospasmen beschikbaar te zijn. Ernstige
reacties kunnen optreden en kunnen bestaan uit veralgemeende rash/erytheem, hypotensie en
bronchospasmen. Ernstige overgevoeligheidsreacties vereisen onmiddellijke stopzetting van de
behandeling met cabazitaxel en het instellen van een geschikte behandeling. Bij patiënten met
overgevoeligheidsreacties dient de behandeling met JEVTANA gestaakt te worden (zie rubriek 4.3).
Beenmergsuppressie
Beenmergsuppressie kan voorkomen, wat zich manifesteert als neutropenie, trombocytopenie of
pancytopenie (zie “Risico op neutropenie” en “Patiënten met anemie” in rubriek 4 hieronder).
Risico op neutropenie
Patiënten die behandeld worden met cabazitaxel, mogen profylactisch G-CSF krijgen, volgens de
richtlijnen van de American Society of Clinical Oncology (ASCO) en/of de huidige institutionele
4
richtlijnen om het risico te verminderen of de complicaties van neutropenie te behandelen (febriele
neutropenie, langdurige neutropenie of neutropene infectie). Primaire profylaxis met G-CSF moet
overwogen worden bij patiënten met klinische kenmerken van hoog risico (leeftijd >65 jaar, slechte
functionele index, vroegere episoden van febriele neutropenie, intensieve voorafgaande radiotherapie,
slechte voedingstoestand, of andere ernstige comorbiditeiten) die hen vatbaar maken voor toegenomen
complicaties als gevolg van langdurige neutropenie. Er is aangetoond dat het gebruik van G-CSF de
incidentie en de ernst van neutropenie beperkt.
Neutropenie is de meest frequente bijwerking van cabazitaxel (zie rubriek 4.8). Het is noodzakelijk om
het volledige bloedbeeld wekelijks te controleren tijdens cyclus 1 en daarna vóór elke
behandelingscyclus om, indien nodig, de dosis te kunnen aanpassen.
Verlaag de dosis in geval van febriele neutropenie of langdurige neutropenie ondanks een geschikte
behandeling (zie rubriek 4.2).
Herstart de behandeling alleen als het aantal neutrofielen hersteld is tot ≥1500 cellen/mm
3
(zie
rubriek 4.3).
Gastrointestinale aandoeningen
Symptomen zoals abdominale pijn en gevoeligheid, koorts, aanhoudende constipatie, diarree, met of
zonder neutropenie, kunnen vroegtijdige tekens zijn van ernstige gastrointestinale toxiciteit en moeten
onmiddellijk worden geëvalueerd en behandeld. De behandeling met cabazitaxel moet zo nodig
worden uitgesteld of gestopt.
Risico op misselijkheid, braken, diarree en dehydratatie
Als de patiënten diarree krijgen na toediening van cabazitaxel, mogen ze behandeld worden met
geneesmiddelen die gebruikt worden tegen diarree. Er dienen geschikte maatregelen genomen te
worden om de patiënten te rehydrateren. Diarree kan vaker optreden bij patiënten die vroeger
bestraling hebben gekregen in de abdomino-pelviene regio. Dehydratatie treedt vaker op bij patiënten
van 65 jaar of ouder. Er dienen geschikte maatregelen genomen te worden om de patiënten te
rehydrateren en om de serumspiegels van de elektrolyten, in het bijzonder kalium, op te volgen en te
corrigeren.
In geval van diarree ≥ graad
3 kan het nodig zijn om de behandeling uit te stellen of de
dosis te verlagen (zie rubriek 4.2). Als patiënten misselijk zijn of braken, mogen ze behandeld worden
met de algemeen gebruikte anti-emetica.
Risico op ernstige gastrointestinale reacties
Gastrointestinale (GI) bloedingen en perforatie, ileus, colitis, inbegrepen met fatale afloop, werden
gerapporteerd bij patiënten behandeld met cabazitaxel (zie rubriek 4.8). Voorzichtigheid is
aangewezen bij de behandeling van patiënten met een hoog risico op gastrointestinale complicaties:
patiënten met neutropenie, ouderen, patiënten die gelijktijdig NSAID’s, antibloedplaatjestherapie of
anticoagulantia gebruiken en patiënten met een voorgeschiedenis van bekkenradiotherapie of
gastrointestinale ziekte zoals ulceraties en GI-bloedingen.
Perifere neuropathie
Gevallen van perifere neuropathie, perifere sensorische neuropathie (bijv. paresthesie, dysesthesie) en
perifere motorische neuropathie zijn gerapporteerd bij patiënten die cabazitaxel kregen. Patiënten die
behandeld worden met cabazitaxel dienen hun arts te informeren voordat de behandeling wordt
voortgezet als zij symptomen van neuropathie vertonen, zoals pijn, brandend gevoel, tintelingen,
verlamd gevoel of een gevoel van zwakte ervaren. Artsen dienen vóór elke behandeling de
aanwezigheid of verergering van neuropathie te beoordelen. De behandeling dient uitgesteld te worden
totdat verbetering van de symptomen optreedt. De dosis cabazitaxel dient verlaagd te worden van 25
mg/m² naar 20 mg/m² voor persistente perifere neuropathie
≥
graad 2 (zie rubriek 4.2).
Patiënten met anemie
Anemie werd waargenomen bij patiënten die cabazitaxel kregen (zie rubriek 4.8). Hemoglobine en
hematocriet moeten gecontroleerd worden vóór behandeling met cabazitaxel en indien patiënten
klachten of symptomen vertonen van anemie of bloedverlies.Voorzichtigheid is aanbevolen bij
patiënten met een hemoglobinegehalte <10 g/dl en er dienen geschikte maatregelen genomen te
worden zoals klinisch aangewezen.
5
Risico op nierinsufficiëntie
Nierstoornissen werden gerapporteerd in associatie met sepsis, ernstige dehydratatie als gevolg van
diarree, braken en obstructieve uropathie. Nierinsufficiëntie, waaronder gevallen met fatale afloop,
zijn waargenomen. Als dit gebeurt, dienen geschikte maatregelen genomen te worden om de oorzaak
te identificeren en de patiënten intensief te behandelen.
Gedurende de gehele behandeling met cabazitaxel dient de vochthuishouding in de gaten te worden
gehouden. Patiënten dienen het advies te krijgen om elke significante verandering in het dagelijks
urinevolume onmiddellijk te melden. Het serum creatinine dient in het begin gemeten te worden, bij
elke bloedtelling en telkens als de persoon een verandering in zijn urinedebiet rapporteert. De
behandeling met cabazitaxel dient gestaakt te worden in geval van elke achteruitgang van de
nierfunctie naar nierinsufficiëntie ≥ graad
3 volgens CTCAE versie 4.0.
Ademhalingsstelselaandoeningen
Interstitiële pneumonie/ pneumonitis en interstitiële longziekte zijn gemeld, mogelijk met fatale afloop
(zie rubriek 4.8).
Indien zich nieuwe longsymptomen voordoen of indien bestaande longsymptomen verergeren, dienen
patiënten nauwkeurig te worden opgevolgd, direct onderzocht te worden en op de aangewezen manier
te worden behandeld. Het is aanbevolen om de behandeling met cabazitaxel te onderbreken totdat een
diagnose beschikbaar is. Vroegtijdig gebruik van ondersteunende verzorgingsmaatregelen kan helpen
om de aandoening te verbeteren. Het voordeel van het afmaken van de behandeling met cabazitaxel
dient nauwkeurig te worden geëvalueerd.
Risico op hartaritmieën
Hartaritmieën zijn gemeld; tachycardie en atriumfibrilleren zijn vaak gemeld (zie rubriek 4.8).
Ouderen
Ouderen (≥65
jaar) kunnen sneller bepaalde bijwerkingen vertonen waaronder neutropenie en febriele
neutropenie (zie rubriek 4.8).
Patiënten met leverfunctiestoornissen
De behandeling met JEVTANA is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige vorm van
leverfunctiestoornis (totale bilirubine > 3 x ULN) (zie rubrieken 4.3 en 5.2).
De dosis moet worden verlaagd bij patiënten met een lichte vorm (totale bilirubine >1
tot ≤ 1,5
x ULN
of ASAT >1,5 x ULN) van leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Interacties
Gelijktijdige toediening met sterke CYP3A-remmers dient vermeden te worden, aangezien deze de
plasmaconcentraties van cabazitaxel kunnen verhogen (zie rubrieken 4.2 en 4.5). Indien gelijktijdige
toediening met een sterke CYP3A-remmer niet vermeden kan worden, moet nauwlettende controle op
toxiciteit en een dosisvermindering van cabazitaxel worden overwogen (zie rubrieken 4.2 en 4.5).
Gelijktijdige toediening met sterke CYP3A-inductoren dient vermeden te worden, aangezien deze de
plasmaconcentraties van cabazitaxel kunnen verlagen (zie rubrieken 4.2 en 4.5).
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat 573 mg alcohol (ethanol) per flacon met oplossingsmiddel. De hoeveelheid
per dosis in dit middel is equivalent aan minder dan 11 ml bier of 5 ml wijn.
De kleine hoeveelheid alcohol in dit geneesmiddel zal geen merkbare effecten hebben. Er moeten
echter speciale voorzorgsmaatregelen worden genomen bij groepen met een hoog risico, zoals
patiënten met leverziekte, epilepsie en patiënten met een voorgeschiedenis van alcoholisme.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
In vitro
studies hebben aangetoond dat cabazitaxel voornamelijk wordt gemetaboliseerd door CYP3A
(80% tot 90%) (zie rubriek 5.2).
6
CYP3A-remmers
Herhaalde toediening van ketoconazol (400 mg eenmaal daags), een sterke CYP3A-remmer,
veroorzaakte een afname van de cabazitaxelklaring met 20%, wat overeenkwam met een toename in
de AUC van 25%. Daarom dient gelijktijdige toediening van sterke CYP3A-remmers (bijv.
ketoconazol, itraconazol, clarithromycine, indinavir, nefazodon, nelfinavir, ritonavir, saquinavir,
telithromycine, voriconazol) vermeden te worden aangezien er een verhoging van de
plasmaconcentraties van cabazitaxel kan optreden (zie rubrieken 4.2 en 4.4).
Gelijktijdige toediening van aprepitant, een matige CYP3A-remmer, had geen effect op de
cabazitaxelklaring.
CYP3A-inductoren
Herhaalde toediening van rifampine (600 mg eenmaal daags), een sterke CYP3A-inductor,
veroorzaakte een toename van de cabazitaxelklaring met 21%, wat overeenkwam met een afname in
de AUC van 17%. Daarom dient gelijktijdige toediening van sterke CYP3A-inductoren (bijv.
fenytoïne, carbamazepine, rifampine, rifabutine, rifapentine, fenobarbital) vermeden te worden
aangezien er een afname van de plasmaconcentraties van cabazitaxel kan optreden (zie rubrieken 4.2
en 4.4). Bovendien dienen patiënten geen Sint-janskruid te gebruiken.
OATP1B1
In-vitro-studies
hebben aangetoond dat cabazitaxel tevens de transportproteïnen van de Organic Anion
Transport Polypeptides OATP1B1 inhibeert. Het risico op interacties met OATP1B1-substraten (vb.
statines, valsartan, repaglinide) bestaat, met name tijdens de duur van de infusie (1 uur) en tot
maximaal 20 minuten na het einde van de infusie. Een interval van 12 uur is aanbevolen vóór de
infusie en van minstens 3 uur na het einde van de infusie voordat OATP1B1-substraten worden
toegediend.
Vaccinaties
Toediening van levende of levend verzwakte vaccins aan patiënten die immunodepressief zijn door
chemotherapeutica kan leiden tot ernstige of fatale infecties. Vaccinatie met een levend verzwakt
vaccin dient vermeden te worden bij patiënten die cabazitaxel krijgen. Gedode of geïnactiveerde
vaccins mogen toegediend worden; de respons op dergelijke vaccins kan echter verminderd zijn.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er bestaan geen gegevens over het gebruik van cabazitaxel bij zwangere vrouwen. Uit dieronderzoek
is reproductietoxiciteit gebleken in dosissen die toxisch zijn voor de moeder (zie rubriek 5.3) en er is
aangetoond dat cabazitaxel de placenta passeert (zie rubriek 5.3). Zoals bij andere cytotoxische
geneesmiddelen, kan cabazitaxel schade aan de foetus toebrengen wanneer het wordt toegediend aan
zwangere vrouwen.
Cabazitaxel wordt niet aanbevolen tijdens de zwangerschap en bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd
die geen anticonceptie gebruiken.
Borstvoeding
Uit beschikbare farmacodynamische gegevens bij dieren blijkt dat cabazitaxel en zijn metabolieten in
de melk worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3). Risico voor een kind dat borstvoeding krijgt kan niet
worden uitgesloten.
Cabazitaxel dient niet tijdens de borstvoeding te worden gebruikt.
Vruchtbaarheid
Dierstudies hebben aangetoond dat cabazitaxel invloed heeft op het reproductiesysteem bij
mannetjesratten en reuen, maar er werd geen functionele invloed op de vruchtbaarheid waargenomen
(zie rubriek 5.3). Echter, rekening houdend met de farmacologische activiteit van taxanen, hun
genotoxisch vermogen en het effect van verschillende stoffen van deze klasse op de vruchtbaarheid in
dierstudies, kan een effect op de vruchtbaarheid bij de man echter niet uitgesloten worden.
7
Vanwege de potentiële effecten op de mannelijke gameten en de potentiële blootstelling via het
sperma, dienen mannen die behandeld worden met cabazitaxel, doeltreffende anticonceptie te
gebruiken gedurende de gehele behandeling en worden zij geadviseerd om dit voort te zetten tot en
met 6 maanden na de laatste dosis cabazitaxel. Vanwege de potentiële blootstelling via het sperma,
dienen mannen die behandeld worden met cabazitaxel tijdens de gehele behandeling te voorkomen dat
hun ejaculaat in contact komt met een andere persoon. Mannen die behandeld worden met cabazitaxel,
worden geadviseerd om advies in te winnen over het conserveren van sperma vóór de behandeling.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Cabazitaxel heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen,
beïnvloeden aangezien het vermoeidheid en duizeligheid kan veroorzaken. Patiënten dienen het advies
te krijgen om geen voertuig te besturen of machines te bedienen als ze last hebben van deze
bijwerkingen tijdens de behandeling.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van JEVTANA in combinatie met prednison of prednisolon is geëvalueerd in
3 gerandomiseerde, gecontroleerde open-labelonderzoeken (TROPIC, PROSELICA en CARD), met
in totaal 1092 patiënten met gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker die behandeld werden
met 25 mg/m
2
cabazitaxel eenmaal om de 3 weken. De patiënten kregen een mediaan aantal van 6 tot
7 cycli met cabazitaxel.
De incidenties van de gepoolde analyse van deze 3 onderzoeken worden hieronder en in de tabellijst
weergegeven.
De meest voorkomende bijwerkingen van alle graden waren anemie (99,0%), leukopenie (93,0%),
neutropenie (87,9%), trombocytopenie (41,1%), diarree (42,1%), vermoeidheid (25,0%) en asthenie
(15,4%). De meest
voorkomende bijwerkingen van graad ≥ 3 die optraden bij ten minste 5% van de
patiënten waren neutropenie (73,1%), leukopenie (59,5%), anemie (12,0%), febriele neutropenie
(8,0%) en diarree (4,7%).
In de 3 onderzoeken trad stopzetting van de behandeling vanwege bijwerkingen met vergelijkbare
frequenties op (18,3% in TROPIC, 19,5% in PROSELICA en 19,8% in CARD) bij patiënten die
cabazitaxel kregen. De meest frequente bijwerkingen (> 1,0%) die leidden tot stopzetting van
cabazitaxel waren hematurie, vermoeidheid en neutropenie.
Tabel van de bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen zijn vermeld in tabel 2 volgens de MedDRA systeem/orgaanklassen en
frequentiecategorieën. Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar
afnemende ernst. De intensiteit van de bijwerkingen is geklasseerd volgens de CTCAE versie 4.0
(graad
≥3 = G≥3).
De frequenties zijn gebaseerd op alle graden en worden gedefinieerd als: zeer vaak
(≥1/10), vaak (≥1/100 tot <1/10), soms (≥1/1000 tot <1/100), zelden (≥1/10.000
tot <1/1000), zeer
zelden (<1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 2: Gerapporteerde bijwerkingen en hematologische afwijkingen met cabazitaxel in combinatie
met prednison of prednisolon in de gepoolde analyse
(n=1092)
MedDRA systeem/
orgaanklasse
Bijwerking
n (%)
Zeer vaak
Alle graden
Graad>3
n (%)
Infecties en parasitaire Neutropene
aandoeningen
infectie/sepsis*
Vaak Soms
48
42 (3,8)
(4,4)
8
MedDRA systeem/
orgaanklasse
Bijwerking
Septische shock
Sepsis
Cellulitis
Urineweginfectie
Influenza
Cystitis
Bovenste
luchtweginfectie
Herpes zoster
Candidiasis
Neutropenie
a*
n (%)
Zeer vaak
Alle graden
Vaak Soms
10
(0,9)
13
(1,2)
8
(0,7)
103
(9,4)
22
(2,0)
22
(2,0)
23
(2,1)
14
(1,3)
11
(1,0)
Graad>3
n (%)
10 (0,9)
13 (1,2)
3 (0,3)
19 (1,7)
0
2 (0,2)
0
0
1 (< 0,1)
790
(73,1)
130
(12,0)
645
(59,5)
44 (4,1)
87 (8,0)
950 (87,9)
1073 (99,0)
1008 (93,0)
478 (44,1)
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Anemie
a
Leukopenie
a
Trombocytopenie
a
Febriele neutropenie
Hypersensitiviteit
Verminderde eetlust
Dehydratie
Hyperglykemie
Hypokaliëmie
Slapeloosheid (insomnia)
Immuunsysteem-
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselings-
stoornissen
87
(8,0)
192 (17,6)
27
(2,5)
11
(1,0)
45
(4,1)
13
(1,2)
12
(1,1)
64
(5,9)
56
(5,1)
40
(3,7)
89
(8,2)
7
0
(0,6)
11 (1,0)
11 (1,0)
7 (0,6)
8
2 (0,2)
(0,7)
0
0
2 (0,2)
0
0
2 (0,2)
6 (0,5)
Psychische
stoornissen
Angst
Verwardheid
Dysgeusie
Zenuwstelsel-
aandoeningen
Smaakstoornis
Perifere neuropathie
Perifere sensorische
neuropathie
9
MedDRA systeem/
orgaanklasse
Bijwerking
Polyneuropathie
Paresthesie
Hypo-esthesie
Duizeligheid
Hoofdpijn
Lethargie
Sciatica
n (%)
Zeer vaak
Alle graden
Vaak Soms
9
(0,8)
46
(4,2)
18
(1,6)
63
(5,8)
56
(5,1)
15
(1,4)
9
(0,8)
11
(1,0)
22
(2,0)
7
(0,6)
15
(1,4)
14
(1,3)
11
(1,0)
38
(3,5)
12
(1,1)
29
(2,7)
6
(0,5)
23
(2,1)
9
(0,8)
97
(8,9)
79
(7,2)
26
(2,4)
26
(2,4)
30
(2,7)
Graad>3
n (%)
2 (0,2)
0
1 (< 0,1)
0
1 (< 0,1)
1 (< 0,1)
1 (< 0,1)
0
0
0
1 (< 0,1)
5 (0,5)
1 (< 0,1)
5 (0,5)
9 (0,8)
12 (1,1)
1 (< 0,1)
1 (< 0,1)
0
9 (0,8)
0
1 (< 0,1)
16 (1,5)
23 (2,1)
51 (4,7)
14 (1,3)
14 (1,3)
Oogaandoeningen
Conjunctivitis
Toegenomen
traanafscheiding
Tinnitus
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Vertigo
Atriumfibrilleren
Hartaandoeningen*
Tachycardie
Hypotensie
Diepe veneuze trombose
Hypertensie
Bloedvataandoeningen
Orthostatische hypotensie
Opvliegers
Blozen
Dyspneu
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Hoesten
Orofaryngeale pijn
Pneumonie
Longembolie
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Diarree
Misselijkheid
Braken
460 (42,1)
347 (31,8)
207 (19,0)
10
MedDRA systeem/
orgaanklasse
Bijwerking
Constipatie
Buikpijn
Dyspepsie
Buikpijn (bovenin)
Hemorroïden
Gastro-oesofageale
refluxziekte
Rectale hemorragie
Droge mond
Opgezette buik
Stomatitis
Alopecia
n (%)
Zeer vaak
202 (18,5)
Alle graden
Vaak Soms
105
(9,6)
53
(4,9)
46
(4,2)
22
(2,0)
26
(2,4)
14
(1,3)
19
(1,7)
14
(1,3)
46
(4,2)
80
(7,3)
23
(2,1)
Graad>3
n (%)
8 (0,7)
15 (1,4)
0
1 (< 0,1)
0
1 (< 0,1)
4 (0,4)
2 (0,2)
1 (< 0,1)
2 (0,2)
0
0
Huid- en onderhuid-
aandoeningen
Droge huid
Erytheem
Nagelafwijking
Rugpijn
Artralgie
Pijn in de extremiteiten
166 (15,2)
Skeletspierstelsel- en
bindweefsel-
aandoeningen
Spierspasmen
Myalgie
Musculoskeletale
borstpijn
Spierzwakte
Pijn in de flanken
Acute nierinsufficiëntie
Nierinsufficiëntie
88
(8,1)
76
(7,0)
51
(4,7)
40
(3,7)
34
(3,1)
31
(2,8)
17
(1,6)
21
(1,9)
52
(4,8)
14
(1,3)
8
0
(0,7)
8
0
(0,7)
24 (2,2)
9 (0,8)
9 (0,8)
0
2 (0,2)
3 (0,3)
1 (0,2)
5 (0,5)
14 (1,3)
8
6 (0,5)
(0,7)
0
2 (0,2)
33 (3,0)
Nier- en urineweg-
aandoeningen
Dysurie
Nierkoliek
Hematurie
205 (18,8)
11
MedDRA systeem/
orgaanklasse
Bijwerking
Pollakisurie
Hydronefrose
Urine retentie
Urine incontinentie
Ureterobstructie
n (%)
Zeer vaak
Alle graden
Voortplantingsstelsel- Bekkenpijn
en borstaandoeningen
Vermoeidheid
Asthenie
Pyrexie
Perifeer oedeem
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Ontsteking van de
slijmvliezen
Pijn
Pijn op de borst
Oedeem
Rillingen
Malaise
Gewichtsafname
Onderzoeken
Verhoogd
aspartaataminotransferase
Verhoogde
transaminasen
333 (30,5)
227 (20,8)
gebaseerd op laboratoriumwaarden
* zie gedetailleerde rubriek hieronder
a
Vaak Soms
26
2 (0,2)
(2,4)
25
13 (1,2)
(2,3)
36
4 (0,4)
(3,3)
22
0
(2,0)
8
6 (0,5)
(0,7)
20
5 (0,5)
(1,8)
42 (3,8)
32 (2,9)
90
5 (0,5)
(8,2)
96
2 (0,2 )
(8,8)
23
1 (< 0,1)
(2,1)
36
7 (0,6)
(3,3)
11
2 (0,2)
(1,0)
8
1 (< 0,1)
(0,7)
12
0
(1,1)
21
0
(1,9)
81
0
(7,4)
13
1 (< 0,1)
(1,2)
7
1 (< 0,1)
(0,6)
Graad>3
n (%)
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Neutropenie en geassocieerde klinische voorvallen
Er is aangetoond dat het gebruik van G-CSF de incidentie en de ernst van neutropenie beperkt (zie
rubrieken 4.2 en 4.4).
De incidentie van neutropenie graad ≥ 3 op basis van laboratoriumgegevens varieerde van 44,7% tot
76,7%, afhankelijk van het gebruik van G-CSF, met de laagste incidentie gemeld bij gebruik van G-
CSF-profylaxe. Evenzo varieerde de incidentie van febriele neutropenie
graad ≥ 3 van 3,2% tot 8,6%.
Neutropene complicaties (waaronder febriele neutropenie, neutropene infectie/sepsis en neutropene
colitis), in sommige gevallen met een fatale afloop, werden gemeld bij 4,0% van de patiënten bij wie
primaire G-CSF-profylaxe werd gebruikt, en bij 12,8% van de andere patiënten.
Hartaandoeningen en –aritmieën
12
In de gepoolde analyse werden hartvoorvallen gemeld bij 5,5% van de patiënten, van wie 1,1%
hartritmestoornissen graad ≥ 3 had. De incidentie van tachycardie bij cabazitaxel
was 1,0%, waarvan
minder dan 0,1% graad ≥ 3 was. De incidentie van
atriumfibrilleren was 1,3%. Voorvallen van
hartfalen werden gemeld bij 2 patiënten (0,2%), van wie één met fatale afloop. Fataal
ventrikelfibrilleren werd gerapporteerd bij 1 patiënt (0,3%) en hartstilstand bij 3 patiënten (0,5%).
Geen van de gevallen werd door de onderzoeker gerelateerd bevonden.
Hematurie
In de gepoolde analyse had hematurie van alle graden een incidentie van 18,8% bij 25 mg/m
2
(zie
rubriek 5.1). In bijna de helft van de gevallen werden verwarrende oorzaken gedocumenteerd, zoals
ziekteprogressie, instrumentatie, infectie of antistollings-/NSAID-/acetylsalicylzuurtherapie.
Andere afwijkingen in laboratoriumwaarden
In de gepoolde
analyse bedroeg de incidentie van anemie ≥ graad 3, verhoogd ASAT,
ALAT en
bilirubine, op basis van afwijkingen in laboratoriumwaarden, respectievelijk 12,0%, 1,3%, 1,0% en
0,5%.
Gastrointestinale aandoeningen
Colitis, enterocolitis, gastritis en neutropene enterocolitis werden waargenomen. Gastrointestinale
bloedingen en perforatie, ileus en intestinale obstructie werden eveneens gerapporteerd (zie
rubriek 4.4).
Ademhalingsstelselaandoeningen
Gevallen van interstitiële pneumonie/pneumonitis en interstitiële longziekte, soms met fatale afloop,
zijn gemeld met frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald) (zie
rubriek 4.4).
Nier- en urinewegaandoeningen
Soms is cystitis gemeld als gevolg van bestralingsrecallfenomeen, inclusief hemorragische cystitis.
Pediatrische patiënten
Zie rubriek 4.2
Andere patiëntengroepen
Ouderen
Van de 1092 met cabazitaxel 25 mg/m
2
behandelde patiënten in de prostaatkankeronderzoeken waren
755 patiënten 65 jaar of ouder, onder wie 238 patiënten ouder dan 75 jaar. De volgende niet-
hematologische bijwerkingen werden
gemeld in percentages ≥ 5% hoger bij patiënten van 65 jaar en
ouder, in vergelijking met jongere patiënten: vermoeidheid (respectievelijk 33,5% en 23,7%), asthenie
(23,7 en 14,2%), obstipatie (20,4% en 14,2%) en dyspneu (10,3% en 5,6%). Neutropenie (90,9% vs.
81,2%) en trombocytopenie (48,8% vs. 36,1%) waren ook 5% hoger bij patiënten van 65 jaar en ouder
in vergelijking met jongere patiënten. Graad ≥ 3 neutropenie en febriele neutropenie
hadden de
hoogste verschilpercentages tussen beide leeftijdsgroepen (respectievelijk 14% en 4% hoger bij
patiënten ≥ 65 jaar in vergelijking met patiënten < 65 jaar) (zie rubriek 4.2 en 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er bestaat geen bekend antidotum tegen cabazitaxel. De verwachte complicaties van overdosering
zouden bestaan uit de exacerbatie van bijwerkingen zoals beenmergsuppressie en gastrointestinale
stoornissen.
13
In geval van overdosering moet de patiënt in een gespecialiseerde dienst verzorgd worden en strikt
opgevolgd worden. Patiënten moeten zo snel mogelijk na de ontdekking van overdosering
therapeutisch G-CSF krijgen. Andere geschikte ondersteunende maatregelen moeten genomen
worden.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antineoplastische middelen, taxanen. ATC-code: L01CD04.
Werkingsmechanisme
Cabazitaxel is een antineoplastische stof die het microtubuli-netwerk in de cellen verstoort.
Cabazitaxel bindt zich aan tubuline en bevordert de aanmaak van microtubuli uit tubuline en remt
tegelijkertijd hun afbraak. Dit leidt tot een stabilisatie van de microtubuli, wat leidt tot de remming van
de cellulaire functies tijdens de mitose en de interfase.
Farmacodynamische effecten
Cabazitaxel toonde een breed spectrum van antitumorale activiteit tegen gevorderde humane tumoren
die getransplanteerd werden in muizen. Cabazitaxel is actief in docetaxel-gevoelige tumoren.
Bovendien toonde cabazitaxel activiteit in tumormodellen die ongevoelig waren voor chemotherapie
met inbegrip van docetaxel.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid en de veiligheid van JEVTANA in combinatie met prednison of prednisolon zijn
geëvalueerd in een gerandomiseerde, open label, internationale, multicenter fase III studie (EFC6193
studie), bij patiënten met gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker die voorheen behandeld
werden met een docetaxel-behandelingsschema.
De totale overleving (OS: overall survival) was het primaire eindpunt van de studie.
Secundaire eindpunten waren de progressievrije overleving [PFS: progression free survival
(gedefinieerd als de tijd vanaf de randomisatie tot progressie van de tumor, progressie van het
prostaatspecifiek antigen (PSA), progressie van pijn, of overlijden door welke oorzaak dan ook,
afhankelijk van wat het eerst optrad], de tumorresponssnelheid gebaseerd op de RECIST criteria
(response evaluation criteria in solid tumours), progressie van PSA (gedefinieerd als een stijging van
≥25% of >50% bij PSA non-responders
of responders, respectievelijk), PSA respons (dalingen van
serum PSA spiegels van minstens 50%), progressie van de pijn [geëvalueerd met behulp van de PPI
(present pain intensity) schaal van de McGill-Melzack vragenlijst en een analgetische score (AS)] en
de pijnrespons (gedefinieerd als een reductie van meer dan 2 punten ten opzichte van de mediane PPI
score op uitgangsniveau zonder gelijktijdige toename van
AS, of een reductie van ≥50% van het
gebruik van analgetica ten opzichte van de gemiddelde AS op uitgangsniveau zonder gelijktijdige
toename van de pijn).
In totaal werden 755 patiënten gerandomiseerd die of 25 mg/m
2
JEVTANA intraveneus kregen
toegediend om de 3 weken gedurende maximaal 10 cycli in combinatie met 10 mg prednison of
prednisolon oraal per dag (n=378), of die 12
mg/m
2
mitoxantron intraveneus kregen toegediend om de
3 weken gedurende maximaal 10 cycli in combinatie met 10 mg prednison of prednisolon oraal per
dag (n=377).
Deze studie sloot patiënten in die ouder dan 18 jaar waren met gemetastaseerde castratieresistente
prostaatkanker, hetzij meetbaar volgens de RECIST criteria of niet meetbaar met stijgende PSA
spiegels of het optreden van nieuwe letsels, en de ECOG (Eastern Cooperative Oncology Group)
functionele index van 0 tot 2. De patiënten moesten de volgende waarden hebben: aantal neutrofielen
>1500 cellen/mm
3
, bloedplaatjes >100.000/mm
3
, hemoglobine >10 g/dl, creatinine <1,5 x ULN, totale
bilirubine <1 x ULN, ASAT en ALAT <1,5 x ULN.
14
Patiënten met een voorgeschiedenis van congestief hartfalen, of myocardinfarct tijdens de laatste
6 maanden, of patiënten met ongecontroleerde hartaritmieën, angina pectoris, en/of hypertensie
werden niet ingesloten in de studie.
De demografische kenmerken, met inbegrip van leeftijd, ras en ECOG functionele index (0 tot 2),
waren evenwichtig verdeeld tussen de behandelingsarmen. In de JEVTANA groep was de gemiddelde
leeftijd 68 jaar (range 46-92 jaar) en de verdeling tussen de rassen was 83,9% Kaukasisch, 6,9%
Aziatisch/oosters, 5,3% negroïde en 4% overige.
Het mediane aantal cycli bedroeg 6 in de JEVTANA groep en 4 in de mitoxantron groep. Het aantal
patiënten die de studiebehandeling voltooiden (10 cycli), bedroeg respectievelijk 29,4% en 13,5% in
de JEVTANA groep en in de vergelijkende groep.
De totale overleving was significant langer met JEVTANA vergeleken met mitoxantron
(15,1 maanden versus 12,7 maanden, respectievelijk), met een risicoreductie van 30% op overlijden in
vergelijking met mitoxantron (zie tabel 3 en figuur 1).
Een subgroep van 59 patiënten ontving vóór de behandeling een cumulatieve dosis van <225 mg/m
2
docetaxel (29 patiënten in de JEVTANA arm, 30 patiënten in de mitoxantron arm). Er was geen
significant verschil in de totale overleving in deze groep patiënten (HR (95% CI) 0,96 (0,49-1,86)).
Tabel 3 - Werkzaamheid van JEVTANA in de EFC6193 studie bij de behandeling van patiënten met
gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker
JEVTANA + prednison
mitoxantron + prednison
n=378
n=377
Totale overleving
Aantal patiënten die overleden (%)
234 (61,9%)
279 (74%)
Mediane overleving (maanden)
15,1 (14,1-16,3)
12,7 (11,6-13,7)
(95% CI)
Hazard Ratio (HR)
1
(95% CI)
0,70 (0,59-0,83)
p-waarde
<0,0001
1
HR geschat op basis van een Cox model; een hazard ratio van minder dan 1 is in het voordeel van JEVTANA
15
Figuur 1: Kaplan Meier curven van de totale overleving (EFC6193)
100
90
80
Percentage totale overleving
mitoxantron + prednison
cabazitaxel + prednison
70
60
50
40
30
20
10
0
0
377
378
6
300
321
12
18
24
11
28
30
1
4
Aantal met risico
Tijd (maanden)
mitoxantron + prednison
cabazitaxel + prednison
188
231
67
90
Er was een verbetering in PFS in JEVTANA-arm in vergelijking met de mitoxantron-arm, 2,8 (2,4-
3,0) maanden versus 1,4 (1,4-1,7) maanden, respectievelijk, HR (95% CI) 0,74 (0,64-0,86), p<0,0001.
Er was een significant hogere tumorrespons van 14,4% (95% CI: 9,6-19,3) bij de patiënten in de
JEVTANA-arm in vergelijking met 4,4% (95% CI: 1,6-7,2) bij de patiënten in de mitoxantron-arm,
p=0,0005.
De PSA secundaire eindpunten waren positief in de JEVTANA-arm. Er was een mediane PSA
progressie van 6,4 maanden (95% CI: 5,1-7,3) bij de patiënten in de JEVTANA-arm, in vergelijking
met 3,1 maanden (95% CI: 2,2-4,4) in de mitoxantron-arm, HR 0,75 maanden (95% CI 0,63-0,90),
p=0,0010. De PSA respons was 39,2% bij de patiënten in de JEVTANA-arm
(95% CI: 33,9-44,5)
versus 17,8% bij de patiënten in de mitoxantron-arm (95% CI: 13,7-22,0),
p=0,0002.
Er was geen statistisch verschil tussen beide behandelingsarmen in pijnprogressie en pijnrespons.
In een non-inferioriteit, multicenter, multinationale, gerandomiseerde open label fase III studie
(EFC11785 studie) werden 1200 patiënten gerandomiseerd die voorheen behandeld werden met een
docetaxel-behandelingsschema. Deze patiënten kregen cabazitaxel 25 mg/m
2
(n=602) of 20
mg/m
2
(n=598).
De totale overleving (OS: overall survival) was het primaire eindpunt van de studie. Het
primaire eindpunt van de studie werd behaald in termen van non-inferioriteit van cabazitaxel 20
mg/m
2
in vergelijking met 25 mg/m
2
(zie tabel 4). Een statistisch significant hoger percentage
16
(p<0.001) patiënten toonde een PSA response in de 25 mg/m
2
groep (42,9%) in vergelijking tot de 20
mg/m
2
groep (29,5%). Bij patiënten met de 20 mg/m
2
dosering werd een statistisch significant hoger
risico op PSA progressie waargenomen (HR 1,195 ; 95%CI: 1,025 tot 1,393), in vergelijking met de
25 mg/m
2
dosering. Er was geen statistisch verschil in de andere secundaire eindpunten (PFS, tumor-
en pijnresponse, tumor- en pijnprogressie en vier subcategorieën van FACT-P).
Tabel 4 Totale overleving in EFC11785 studie in cabazitaxel 25 mg/m
2
arm versus cabazitaxel 20
mg/m
2
arm (intent to treat analyse) - primair eindpunt
CBZ20+PRED
n=598
CBZ25+PRED
n=602
Totale overleving
Aantal patiënten die overleden (%)
497 (83,1 %)
501 (83,2%)
Mediane overleving (maanden)
13,4 (12,19-14,88)
14,5 (13,47-15,28)
(95% CI)
Hazard Ratio
a
versus CBZ25+PRED
1,024
-
1-zijdig 98.89% UCI
1,184
-
1-zijdig 95% LCI
0,922
-
CBZ20=Cabazitaxel 20 mg/m
2
, CBZ25=Cabazitaxel 25 mg/m
2
, PRED=Prednison/Prednisolon
CI=betrouwbaarheidsinterval, LCI=ondergrens van het betrouwbaarheidsinterval, UCI= bovengrens
van het betrouwbaarheidsinterval
a
Hazard ratio geschat op basis van een Cox Proportional Hazards regression model. Een hazard ratio
< 1 duidt op een lager risico van cabazitaxel 20 mg/m
2
ten opzichte van 25 mg/m
2
.
Het waargenomen veiligheidsprofiel van cabazitaxel 25 mg/m
2
in studie EFC11785 is kwalitatief en
kwantitatief gelijk aan het profiel waargenomen in de EFC6193 studie. De EFC11785 studie toonde
een beter veiligheidsprofiel voor de cabazitaxel 20 mg/m
2
dosis.
Tabel 5 - Samenvatting van veiligheidsgegevens voor cabazitaxel 25 mg/m
2
arm versus
cabazitaxel 20 mg/m
2
arm in de EFC11785 studie
CBZ20+PRED
n=580
6/ 18 weken
CBZ25+PRED
n=595
7/ 21 weken
Mediane aantal cycli/
mediane duur van
behandeling
Aantal patiënten met
dosisverlaging n (%)
Van 20 tot 15 mg/m
2
: 58 (10,0%)
Van 15 tot 12 mg/m
2
: 9 (1,6%)
Van 25 tot 20 mg/m
2
: 128 (21,5%)
Van 20 tot 15 mg/m
2
: 19 (3,2%)
Van 15 tot 12 mg/m
2
: 1 (0,2%)
Alle graden bijwerkingen
a
(%)
Diarree
Misselijkheid
Vermoeidheid
Hematurie
Asthenie
Verminderde eetlust
Braken
Constipatie
30,7
24,5
24,7
14,1
15,3
13,1
14,5
17,6
17
39,8
32,1
27,1
20,8
19,7
18,5
18,2
18,0
Rugpijn
Klinische neutropenie
Urineweginfectie
Perifere sensorische
neuropathie
Dysgeusie
Graad ≥ 3 bijwerkingen
b
(%)
Klinische neutropenie
Febriele neutropenie
Hematologische afwijkingen
c
(%)
Graad ≥ 3 neutropenie
Graad ≥ 3 anemie
11,0
3,1
6,9
6,6
7,1
13,9
10,9
10,8
10,6
10,6
2,4
2,1
9,6
9,2
41,8
9,9
73,3
13,7
Graad ≥ 3
trombocytopenie
2,6
4,2
CBZ20=Cabazitaxel 20 mg/m
2
, CBZ25=Cabazitaxel 25 mg/m
2
, PRED=Prednison/Prednisolon
a
Alle graden bijwerkingen met een incidentie hoger dan 10%
b Graad ≥ 3 bijwerkingen met een incidentie hoger dan 5%
c Gebaseerd op laboratoriumwaarden
In een prospectief, multinationaal, gerandomiseerd, open-label-, fase IV-onderzoek
(LPS14201/CARD-onderzoek) met werkzame controle werden 255 patiënten met gemetastaseerde
castratieresistente prostaatkanker (mCRPC), die eerder in welke volgorde dan ook zijn behandeld met
een docetaxelbevattend regime en een AR-gericht middel (abirateron of enzalutamide, met
ziekteprogressie binnen 12 maanden na aanvang van de behandeling) gerandomiseerd naar JEVTANA
25 mg/m
2
elke 3 weken plus prednison/prednisolon
10 mg per dag (n=129), of op AR gerichte
middelen (abirateron 1000 mg eenmaal daags plus prednison/prednisolon 5 mg tweemaal daags of
enzalutamide 160 mg eenmaal daags) (n=126). Radiografische progressievrije overleving (rPFS),
gedefinieerd door Prostaatkankerwerkgroep 2 (PCWG2), was het primaire eindpunt. Secundaire
eindpunten omvatten totale overleving, progressievrije overleving, PSA-respons en tumorrespons.
Demografische gegevens en ziektekenmerken waren tussen de behandelingsgroepen in evenwicht. Bij
baseline was de totale mediane leeftijd 70 jaar, had 95% van de patiënten een ECOG-PS van 0 tot 1 en
was de mediane gleasonscore 8. Eenenzestig procent (61%) van de patiënten onderging een eerdere
behandeling met een op AR gericht middel na eerdere docetaxel.
Het onderzoek voldeed aan het primaire eindpunt: rPFS was significant langer met JEVTANA dan
met een AR-gericht middel (respectievelijk 8,0 en 3,7 maanden), met een vermindering van 46% in
het risico op radiografische progressie in vergelijking met een AR-gericht middel (zie tabel 6 en
afbeelding 2).
Tabel 6 – Werkzaamheid van JEVTANA in het CARD-onderzoek, bij de behandeling van patiënten
met gemetastaseerde
castratieresistente prostaatkanker (intent‐to-treat-analyse)
– Radiografische
progressievrije overleving (rPFS)
18
JEVTANA
+ prednison/prednisolon
+ G-CSF
Aantal voorvallen op de afkapdatum (%)
Mediane rPFS (maanden) (95%-BI)
Risicoverhouding (HR) [95%-BI]
p-waarde
1
1
gestratificeerde log-ranktoets, significantiedrempel = 0,05
AR-gericht middel:
Abirateron +
prednison/prednisolon
of
enzalutamide
n=129
n=126
95 (73,6%)
101 (80,2%)
8,0 (5,7 tot 9,2)
3,7 (2,8 tot 5,1)
0,54 (0,40 tot 0,73)
< 0,0001
Afbeelding 2 – Primair eindpunt: Kaplan-meiergrafiek van radiografische PFS (ITT-populatie)
De vinkjes geven gecensureerde gegevens aan.
Geplande subgroepanalyses voor rPFS op basis van stratificatiefactoren bij randomisatie leverden een
risicoverhouding op van 0,61 (95%-BI: 0,39 tot 0,96) bij patiënten die een eerder AR-gericht middel
kregen voorafgaand aan docetaxel, en een risicoverhouding van 0,48 (95%-BI: 0,32 tot 0,70) bij
patiënten die eerder een AR-gericht middel kregen na docetaxel.
JEVTANA was statistisch superieur aan de AR-gerichte comparatoren in elk van de alfa-beschermde
belangrijkste secundaire eindpunten, waaronder totale overleving (13,6 maanden voor de JEVTANA-
groep versus 11,0 maanden voor de groep met AR-gerichte middelen, HR 0,64, 95% BI: 0,46 tot 0,89;
p=0,008), progressievrije overleving (4,4 maanden voor JEVTANA-groep
versus 2,7 maanden voor
groep met AR-gerichte middelen, HR 0,52; 95%-BI: 0,40 tot 0,68), bevestigde PSA-respons (36,3%
voor de JEVTANA-groep versus 14,3% voor de groep met AR-gerichte
middelen, p=0,0003) en beste
tumorrespons (36,5% voor de JEVTANA-groep versus 11,5% voor de groep met AR-gerichte
middelen, p=0,004).
Het in het CARD-onderzoek waargenomen veiligheidsprofiel van JEVTANA 25 mg/m
2
was over het
algemeen consistent met de waarnemingen in het TROPIC- en PROSELICA-onderzoek (zie
rubriek 4.8). De incidentie
van graad ≥ 3 bijwerkingen was 53,2% in de JEVTANA-groep
versus
19
46,0% in de groep met AR-gerichte
middelen. De incidentie van graad ≥ 3 ernstige bijwerkingen was
31,7% in de JEVTANA-groep versus 37,1% in de groep met AR-gerichte middelen. De incidentie van
patiënten die permanent stopten met de onderzoeksbehandeling vanwege bijwerkingen was 19,8% in
de JEVTANA-groep versus 8,1% in de groep met AR-gerichte middelen. De incidentie van patiënten
met een bijwerking die tot de dood leidde was 5,6% in de JEVTANA-groep versus 10,5% in de groep
met AR-gerichte middelen.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met JEVTANA in alle subgroepen van pediatrische
patiënten voor de indicatie prostaatkanker (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Jevtana werd geëvalueerd in een open-label, multicenter fase 1/2-studie, uitgevoerd bij in totaal 39
pediatrische patiënten (tussen de 4 en 18 jaar voor het fase 1-gedeelte van de studie en tussen de 3 en
16 jaar voor het fase 2-gedeelte van de studie). Het fase 2-gedeelte heeft geen werkzaamheid
aangetoond van behandeling met cabazitaxel 30 mg/m
2
als enkelvoudig middel in de pediatrische
populatie met terugkerend of refractair diffuus intrinsiek ponsglioom (DIPG) en hooggradige gliomen
(HGG).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Een populatie farmacokinetische analyse werd uitgevoerd bij 170 patiënten waaronder patiënten met
gevorderde solide tumoren (n=69), gemetastaseerde borstkanker (n=34) en gemetastaseerde
prostaatkanker (n=67). Deze patiënten kregen cabazitaxel in dosissen van
10 tot 30 mg/m
2
eenmaal per
week of eenmaal om de 3 weken.
Absorptie
Na intraveneuze toediening gedurende 1 uur in een dosis van 25 mg/m
2
cabazitaxel bij patiënten met
gemetastaseerde
prostaatkanker (n=67), was de Cmax 226
ng/ml (Coefficient of Variation
(CV): 107%) en deze werd bereikt aan het einde van de 1-uur-durende infusie (T
max
). De gemiddelde
AUC was 991 ng.u/ml (CV: 34%).
Er werd geen grote afwijking van de dosisproportionaliteit waargenomen in een dosis van 10
tot 30
mg/m² bij patiënten met gevorderde solide tumoren (n=126).
Distributie
Het distributievolume (V
ss
) bedroeg 4870 l (2640 l/m² voor een patiënt met een mediane
lichaamsoppervlakte (BSA: body surface area) van 1,84 m²) in steady state.
In vitro
bedroeg de binding van cabazitaxel aan humane serumeiwitten 89-92% en was niet
verzadigbaar tot 50.000 ng/ml, wat de maximale concentratie dekt die werd waargenomen in klinische
studies. Cabazitaxel is voornamelijk gebonden aan humaan serumalbumine (82,0%) en lipoproteïnen
(87,9% voor HDL, 69,8% voor LDL en 55,8% voor VLDL). De
in vitro
verhoudingen bloed/plasma in
humaan bloed varieerden van 0,90 tot 0,99 wat erop wijst dat cabazitaxel gelijk verdeeld was tussen
bloed en plasma.
Biotransformatie
Cabazitaxel wordt uitgebreid gemetaboliseerd in de lever (>95%), voornamelijk door het iso-enzym
CYP3A (80% tot 90%). Cabazitaxel is de belangrijkste circulerende stof in humaan plasma. Zeven
metabolieten werden gedetecteerd in plasma (waaronder 3 actieve metabolieten afkomstig van
O-demethyleringen), waarbij de belangrijkste metaboliet verantwoordelijk was voor 5% van de
blootstelling aan de oorspronkelijke stof. Er worden ongeveer 20 metabolieten van cabazitaxel
uitgescheiden in de urine en de feces bij de mens.
Op basis van
in vitro
studies bestaat het potentiële risico van remming door cabazitaxel in klinisch
relevante concentraties van geneesmiddelen die voornamelijk een substraat van CYP3A zijn.
Een klinische studie heeft echter aangetoond dat cabazitaxel (25 mg/m
2
toegediend als een eenmalige
1 uur durende infusie) de plasmaspiegels van midazolam, een CYP3A-testsubstraat, niet wijzigde.
20
Daarom is het onwaarschijnlijk dat bij therapeutische dosissen de gelijktijdige toediening van CYP3A-
substraten met cabazitaxel een klinische impact zal hebben.
Er bestaat geen potentieel risico van remming van geneesmiddelen die substraten van andere CYP
enzymen zijn (1A2, 2B6, 2C9, 2C8, 2C19, 2E1, en 2D6), evenals geen potentieel risico van inductie
door cabazitaxel van geneesmiddelen die substraten van CYP1A, CYP2C9 en CYP3A zijn.
Cabazitaxel remde
in vitro
niet de majeure biotransformatieweg van warfarine tot 7-hydroxywarfarine,
die gemedieerd wordt door CYP2C9. Daarom wordt
in vivo
geen farmacokinetische interactie van
cabazitaxel op warfarine verwacht.
In vitro
remde cabazitaxel niet de Multidrug-Resistant Proteins
(MRP): MRP1 en MRP2 of Organic Cation Transporter (OCT1).
Cabazitaxel remde het transport van P-glycoproteïne (PgP) (digoxine, vinblastine),
Breast-Cancer-Resistant-Proteins (BCRP) (methotrexaat) en Organic Anion Transporting Polypeptide
OATP1B3 (CCK8) bij concentraties die minstens 15 maal hoger waren dan in de kliniek wordt
waargenomen, terwijl cabazitaxel het transport van OATP1B1 (oestradiol-17β-glucuronide) remde bij
concentraties die slechts 5 maal hoger waren dan in de kliniek wordt waargenomen. Daarom is het
risico op
in-vivo-interacties
met MRP-, OCT1-, PgP-, BCRP- en OATP1B3-substraten
onwaarschijnlijk bij de dosis van 25 mg/m
2
. Het risico op interacties met OATP1B1-transporter
bestaat, met name tijdens de duur van de infusie (1 uur) en tot maximaal 20 minuten na het einde van
de infusie (zie rubriek 4.5).
Eliminatie
Na een 1-uur-durende IV infusie van 25 mg/m
2
[
14
C]-cabazitaxel bij patiënten werd ongeveer 80% van
de toegediende dosis binnen 2 weken geëlimineerd. Cabazitaxel wordt voornamelijk uitgescheiden in
de feces in de vorm van verschillende metabolieten (76% van de dosis), terwijl de renale excretie van
cabazitaxel en de metabolieten verantwoordelijk is voor minder dan 4% van de dosis (2,3% in de vorm
van ongewijzigd geneesmiddel in de urine).
Cabazitaxel had een hoge plasmaklaring van 48,5 l/u (26,4 l/u/m² voor een patiënt met een mediane
BSA van 1,84 m²) en een lange terminale halfwaardetijd van 95 uur.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
In de populatie farmacokinetische analyse bij 70 patiënten van 65 jaar en ouder (57 patiënten van 65
tot 75 jaar en 13 patiënten ouder dan 75 jaar), werd geen effect van de leeftijd op de farmacokinetiek
van cabazitaxel waargenomen.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en de werkzaamheid van JEVTANA bij kinderen en adolescenten onder 18 jaar zijn niet
vastgesteld.
Leverfunctiestoornissen
Cabazitaxel wordt voornamelijk via het levermetabolisme geëlimineerd.
Uit een specifiek onderzoek bij 43 kankerpatiënten met leverfunctiestoornissen bleek dat een lichte
(totale bilirubine >1
tot ≤ 1,5
x ULN of ASAT >1,5 x ULN) of matig ernstige (totale bilirubine
>1,5
tot ≤ 3,0
x ULN) vorm van leverfunctiestoornis geen invloed had op de farmacokinetiek van
cabazitaxel. De maximale verdraagbare dosis (maximum tolerated dose, MTD) van cabazitaxel
bedroeg respectievelijk 20 en 15 mg/m2.
Bij 3 patiënten met een ernstige vorm van leverfunctiestoornis (totale bilirubine >3 ULN) werd een
daling van 39% van de klaring vastgesteld in vergelijking met patiënten met een lichte vorm van
leverfunctiestoornis. Dit wijst erop dat een ernstige vorm van leverfunctiestoornis enigszins invloed
heeft op de farmacokinetiek van cabazitaxel. De MTD van cabazitaxel bij patiënten met een ernstige
vorm van leverfunctiestoornis werd niet bepaald.
Op basis van gegevens over de veiligheid en verdraagbaarheid moet de dosis cabazitaxel verlaagd
worden bij patiënten met een lichte vorm van leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.2 en 4.4).
JEVTANA is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige vorm van leverfunctiestoornis (zie
rubriek 4.3).
21
Nierfunctiestoornissen
Cabazitaxel wordt in geringe mate uitgescheiden via de nieren (2,3% van de dosis). Een populatie
farmacokinetische analyse die uitgevoerd werd bij 170 patiënten waaronder 14 patiënten met een
matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring in het interval van 30 tot 50 ml/min) en 59 patiënten met
een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring in het interval van 50 tot 80 ml/min), toonde aan dat
lichte tot matige nierfunctiestoornissen geen significante effecten hadden op de farmacokinetiek van
cabazitaxel. Dit werd bevestigd in een specifieke, vergelijkende farmacokinetische studie bij patiënten
met solide tumoren met een normale nierfunctie (8 patiënten), matig ernstige (8 patiënten) en ernstige
(9 patiënten) nierfunctiestoornissen, die verschillende cabazitaxelcycli kregen in eenmalige IV-
infusies tot 25 mg/m
2
.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Bijwerkingen die niet waargenomen werden in klinische studies maar wel bij honden zijn
waargenomen na toediening van een eenmalige dosis, 5-daagse en wekelijkse toediening met
blootstellingsniveaus die lager waren dan de klinische blootstellingsniveaus en met mogelijke
klinische relevantie waren: arteriolaire/peri-arteriolaire necrose in de lever, hyperplasie van de
galkanaaltjes en/of hepatocellulaire necrose (zie rubriek 4.2).
Bijwerkingen die niet waargenomen werden in klinische studies maar wel bij ratten zijn waargenomen
tijdens toxiciteitsstudies met herhaalde doseringen bij blootstellingsniveaus die hoger waren dan de
klinische blootstellingsniveaus en met mogelijke klinische relevantie waren: oogaandoeningen
gekenmerkt door subcapsulaire zwelling/degeneratie van de lensvezels. Deze effecten waren partieel
reversibel na 8 weken.
Er werden geen carcinogeniciteitsstudies uitgevoerd met cabazitaxel.
Cabazitaxel induceerde geen mutaties in de bacteriële reverse mutatie (Ames) test. Het was niet
clastogeen in een
in vitro
test in humane lymfocyten (geen inductie van structurele
chromosoomafwijkingen maar het verhoogde het aantal polyploïde cellen) en het induceerde een
toename van micronuclei in de
in vivo
test bij ratten. Deze genotoxiciteitsresultaten zijn echter
inherent aan de farmacologische activiteit van de stof (remming van de depolymerisatie van tubuline)
en werden waargenomen met geneesmiddelen die dezelfde farmacologische activiteit uitoefenen.
Cabazitaxel had geen invloed op het paarvermogen of de vruchtbaarheid van behandelde mannelijke
ratten. In toxiciteitsstudies met herhaalde doseringen werd echter degeneratie van de vesicula
seminalis en atrofie van de tubuli seminiferi in de testis waargenomen bij ratten, en testiculaire
degeneratie (minimale epitheliale enkelvoudige celnecrose in de epididymis) werd waargenomen bij
honden. De blootstellingen bij dieren waren vergelijkbaar of lager dan die waargenomen werden bij
mensen die klinisch relevante dosissen cabazitaxel kregen.
Cabazitaxel induceerde embryofoetale toxiciteit bij vrouwelijke ratten die eenmaal per dag intraveneus
werden behandeld vanaf zwangerschapsdagen 6 tot 17, waarbij tevens maternale toxiciteit optrad en
omvatte foetaal overlijden en een verminderd gemiddeld foetaal gewicht geassocieerd met een
vertraagde ossificatie van het skelet. De blootstellingen bij dieren waren lager dan die waargenomen
werden bij mensen die klinisch relevante dosissen cabazitaxel kregen.
Cabazitaxel passeerde de placentabarrière bij ratten.
Bij ratten worden cabazitaxel en zijn metabolieten uitgescheiden in de moedermelk in een hoeveelheid
tot maximaal 1,5% van de toegediende dosis gedurende 24 uur.
Environmental risk assessment (ERA – Milieu- en effectbeoordeling)
De resultaten van environmental risk assessment studies toonden aan dat het gebruik van JEVTANA
geen significant risico zal bieden voor het watermilieu (zie rubriek 6.6 voor het verwijderen van
ongebruikte geneesmiddelen).
22
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Concentraat
Polysorbaat 80
Citroenzuur
Oplosmiddel
Ethanol 96 %
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn
in rubriek 6.6.
PVC infusiecontainers of polyurethaan infusiesets dienen niet gebruikt te worden voor de bereiding en
toediening van de infusieoplossing.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
3 jaar.
Na opening
De injectieflacons met concentraat en oplosmiddel dienen onmiddellijk gebruikt te worden. Indien
deze niet onmiddellijk worden gebruikt, vallen de bewaartijden en -condities voor gebruik onder de
verantwoordelijkheid van de bereider.
Na de initiële verdunning van het concentraat met het oplosmiddel
De chemische en fysische stabiliteit zijn aangetoond gedurende 1 uur bij kamertemperatuur (15°C –
30°C). Vanuit microbiologisch standpunt dient het concentraat-oplosmiddel mengsel onmiddellijk
gebruikt te worden. Indien dit niet onmiddellijk wordt gebruikt, vallen de bewaartijden en -condities
voor gebruik onder de verantwoordelijkheid van de bereider en zouden normaliter niet langer mogen
zijn dan 24 uur bij 2°C – 8°C, tenzij de verdunning heeft plaatsgevonden onder gecontroleerde en
gevalideerde aseptische condities.
Na de laatste verdunning in de infusiezak/fles
De chemische en fysische stabiliteit van de infusieoplossing zijn aangetoond gedurende 8 uur bij
kamertemperatuur (inclusief de 1-uur-durende infusietijd) en gedurende 48 uur bij bewaring in de
koelkast (inclusief de 1-uur-durende infusietijd). Vanuit microbiologisch standpunt dient de
infusieoplossing onmiddellijk gebruikt te worden. Indien dit niet onmiddellijk wordt gebruikt, vallen
de bewaartijden en -condities voor gebruik onder de verantwoordelijkheid van de bereider en zouden
normaliter niet langer mogen zijn dan 24 uur bij 2°C – 8°C, tenzij de verdunning heeft plaatsgevonden
onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische condities.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30°C.
Niet in de koelkast bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na opening en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Eén verpakking bevat 1 injectieflacon concentraat en 1 injectieflacon oplosmiddel:
23
•
•
Concentraat: 1,5 ml concentraat in een 15 ml heldere glazen (type I) injectieflacon afgesloten met
een grijze chloorbutyl rubberen dop, verzegeld met een aluminiumdop bedekt met een lichtgroene
plastic flip-off dop. Elke injectieflacon bevat 60 mg cabazitaxel per 1,5 ml nominaal volume
(vulvolume: 73,2 mg cabazitaxel/1,83 ml). Dit vulvolume werd bepaald tijdens de ontwikkeling
van JEVTANA om te compenseren voor het verlies van vloeistof tijdens de bereiding van de
premix. Deze overvulling verzekert dat er na verdunning met de
volledige
inhoud van het
begeleidende oplosmiddel voor JEVTANA, een minimaal optrekbaar premix-volume van 6 ml is
dat 10 mg/ml JEVTANA bevat, wat overeenstemt met de hoeveelheid van 60 mg per
injectieflacon die vermeld wordt op de verpakking.
Oplosmiddel: 4,5 ml oplosmiddel in een 15 ml heldere glazen (type I) injectieflacon afgesloten
met een grijze chloorbutyl rubberen dop, verzegeld met een goudkleurige aluminiumdop bedekt
met een kleurloze plastic flip-off dop. Elke injectieflacon bevat 4,5 ml nominaal volume
(vulvolume: 5,67 ml). Dit vulvolume werd bepaald tijdens de ontwikkeling en de overvulling
verzekert, na toevoeging van de
volledige
inhoud van de injectieflacon oplosmiddel aan de inhoud
van de injectieflacon JEVTANA 60 mg concentraat, een concentratie van de premix-oplossing van
10 mg/ml JEVTANA.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
6.6
JEVTANA dient alleen bereid en toegediend te worden door personeel dat gekwalificeerd is voor de
toepassing van cytotoxische middelen. Personeel dat zwanger is, dient het geneesmiddel niet te
hanteren. Zoals met andere antineoplastische stoffen dient voorzichtigheid te worden betracht wanneer
JEVTANA wordt gehanteerd en oplossingen worden bereid. Het gebruik van afschermende
hulpmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen (bijv. handschoenen) en procedures voor de
bereiding worden aangeraden. Indien JEVTANA, bij welke stap dan ook in het bereidingsproces, in
contact met de huid mocht komen, was deze dan onmiddellijk en grondig met zeep en water. Indien
JEVTANA in contact met de slijmvliezen mocht komen, was deze dan onmiddellijk en grondig met
water.
Verdun het concentraat voor oplossing voor infusie altijd met
al
het bijgeleverde oplosmiddel voordat
het wordt toegevoegd aan de infusieoplossing.
Lees deze
HELE
rubriek aandachtig vóór het mengen en verdunnen. JEVTANA moet
TWEE MAAL
verdund worden vóór toediening. Volg de bereidingsaanwijzingen die hieronder staan.
Opmerking: zowel de injectieflacon met JEVTANA 60 mg/1,5 ml concentraat (vulvolume: 73,2 mg
cabazitaxel/1,83 ml) als de injectieflacon met oplosmiddel (vulvolume: 5,67 ml) bevatten een
overvulling om vloeistofverlies tijdens de bereiding te compenseren. Deze overvulling verzekert dat
na verdunning met
AL
het bijgeleverde oplosmiddel, de oplossing 10 mg/ml cabazitaxel bevat.
Het volgende verdunningsproces in twee stappen moet op een aseptische manier worden uitgevoerd
om de oplossing voor infusie te bereiden.
Stap 1: Eerste verdunning van het concentraat voor oplossing voor infusie met het
bijgeleverde oplosmiddel
24
Stap 1.1
Controleer de injectieflacon met concentraat en
het bijgeleverde oplosmiddel. De
concentraatoplossing en het oplosmiddel moeten
helder zijn.
Injectieflacon met
concentraat
(60 mg – 1,5 ml)
Injectieflacon
met oplosmiddel
Stap 1.2
Gebruik een spuit met een naald en trek de
volledige
inhoud van het bijgeleverde
oplosmiddel aseptisch op door de injectieflacon
gedeeltelijk om te keren.
Injectieflacon
met oplosmiddel
Stap 1.3
Injecteer de
volledige
inhoud in de
overeenstemmende injectieflacon met
concentraat.
Richt de naald naar de binnenwand van de
injectieflacon met concentraatoplossing om
schuimvorming zo veel mogelijk te beperken
wanneer u het oplosmiddel injecteert. Injecteer
langzaam.
Na reconstitutie bevat de resulterende oplossing
10 mg/ml cabazitaxel.
Mengsel concentraat-
oplosmiddel 10 mg/ml
Injectieflacon
met oplosmiddel
Stap 1.4
Verwijder de spuit en naald; meng handmatig en
zachtjes door herhaaldelijk om te keren totdat u
een heldere en homogene oplossing verkrijgt.
Dit kan ongeveer 45 seconden in beslag nemen.
Mengsel concentraat-
oplosmiddel 10 mg/ml
25
Stap 1.5
Laat deze oplossing gedurende ongeveer
5 minuten staan en controleer dan of de
oplossing homogeen en helder is.
Het is normaal dat er na deze tijdspanne nog
schuim overblijft.
Mengsel concentraat-
oplosmiddel 10 mg/ml
Dit resulterende mengsel van concentraat en oplosmiddel bevat 10 mg/ml cabazitaxel (minstens
6 ml leverbaar volume). De tweede verdunning moet onmiddellijk daarna gebeuren (binnen 1 uur)
zoals beschreven in Stap 2.
Er kan meer dan één injectieflacon van het mengsel concentraat-oplosmiddel nodig zijn om de
voorgeschreven dosis toe te dienen.
Stap 2: Tweede (finale) verdunning voor infusie
Stap 2.1
Gebruik een gegradueerde spuit met een naald
en trek de nodige hoeveelheid van het mengsel
concentraat-oplosmiddel (10 mg/ml cabazitaxel)
aseptisch op. Als voorbeeld zou een dosis van
45 mg JEVTANA 4,5 ml vereisen van het
mengsel concentraat-oplosmiddel, zoals bereid
in Stap 1.
Omdat er na de bereiding, zoals beschreven in
Stap 1, schuim kan achterblijven op de wand van
de injectieflacon van deze oplossing, plaatst u de
naald van de spuit bij voorkeur in het midden
wanneer u de oplossing optrekt.
Mengsel concentraat-
oplosmiddel 10 mg/ml
Stap 2.2
Injecteer in een steriele PVC-vrije container met
5% glucoseoplossing of met 9 mg/ml (0,9%)
natriumchlorideoplossing voor infusie. De
concentratie van de oplossing voor infusie moet
zich tussen 0,10 mg/ml en 0,26 mg/ml bevinden.
5% glucoseoplossing of 9 mg/ml
(0,9%) natriumchlorideoplossing
voor infusie
Vereiste hoeveelheid
mengsel concentraat-
oplosmiddel
26
Stap 2.3
Verwijder de spuit en meng de inhoud van de
infusiezak of -fles handmatig door middel van
een schommelende beweging
Stap 2.4
Zoals bij alle parenterale producten moet de
resulterende oplossing voor infusie visueel
gecontroleerd worden vóór gebruik.. Aangezien
de infusieoplossing oververzadigd is, kan deze
in de loop der tijd kristalliseren. In dit geval
dient de oplossing niet gebruikt te worden en te
worden afgevoerd.
De oplossing voor infusie dient onmiddellijk gebruikt te worden. Echter, de bewaartermijn kan langer
zijn onder de specifieke voorwaarden vermeld in rubriek 6.3.
Een in-line filter van 0,22 micrometer nominale poriegrootte (ook aangeduid als 0,2 micrometer)
wordt aanbevolen tijdens de toediening.
Gebruik geen PVC infusiecontainers of polyurethaan infusiesets voor de bereiding en toediening van
JEVTANA.
JEVTANA mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F - 75008 Paris
Frankrijk
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/676/001
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING / VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 17 maart 2011.
Datum van laatste verlenging: 14 December 2020.
27
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www. ema.europa.eu).
28
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING
TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
D.
29
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Industriepark Höchst
65926 Frankfurt am Main
Duitsland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant
die verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
•
Periodieke veiligheidsverslagen (PSUR’s)
De vereisten voor de indiening van de periodieke veiligheidsverslagen voor dit geneesmiddel zijn
uiteengezet in de lijst van uniale referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107
quater, onder punt 7 van Richtlijn 2001/83/EG en alle navolgende updates gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen..
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP - risicobeheerplan)
De vergunninghouder voert de noodzakelijke onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
updates.
Een RMP-update wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
.
30
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
31
A. ETIKETTERING
32
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
JEVTANA 60 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
cabazitaxel
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml concentraat bevat 40 mg cabazitaxel.
Eén injectieflacon met 1,5 ml concentraat bevat 60 mg cabazitaxel.
De injectieflacon met concentraat (vulling: 73,2 mg cabazitaxel/1,83 ml) en de injectieflacon met
oplosmiddel (5,67 ml) bevatten een overvulling om vloeistofverlies tijdens de bereiding te
compenseren. Deze overvulling verzekert dat na de
eerste verdunning met de VOLLEDIGE inhoud
van de injectieflacon oplosmiddel,
de concentratie cabazitaxel 10 mg/ml is.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen
Injectieflacon met concentraat: polysorbaat 80 en citroenzuur.
Injectieflacon met oplosmiddel: ethanol 96% en water voor injecties.
Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie.
1 injectieflacon met 1,5 ml concentraat en 1 injectieflacon met 4,5 ml oplosmiddel.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Injectieflacons voor eenmalig gebruik.
LET OP: Twee-stappen verdunning vereist.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik (infusie) NA de laatste verdunning.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
CYTOTOXISCH
33
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
Lees de bijsluiter voor de houdbaarheid van de verdunde oplossing.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.
Niet in de koelkast bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGEL VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F - 75008 Paris
Frankrijk
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/676/001
13.
Lot:
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
BATCHNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
16.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van Braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
34
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC {nummer}
SN {nummer}
NN {nummer}
35
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON voor CONCENTRAAT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN TOEDIENINGSWEG(EN)
JEVTANA 60 mg steriel concentraat
cabazitaxel
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Verdun met AL het geleverde oplosmiddel.
3.
EXP:
4.
Lot:
5.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BATCHNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1,5 ml
10 mg/ml na eerste verdunning
6.
OVERIGE
Oplossing voor IV infusie na laatste verdunning (zie bijsluiter).
Bevat een overvulling.
36
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON voor OPLOSMIDDEL
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN TOEDIENINGSWEG(EN)
OPLOSMIDDEL voor JEVTANA
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Gebruik de VOLLEDIGE inhoud voor verdunning
(zie bijsluiter).
3.
EXP:
4.
Lot:
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
BATCHNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4,5 ml (ethanol 96% en water voor injecties).
6.
OVERIGE
Deze injectieflacon bevat een overvulling.
37
B. BIJSLUITER
38
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
JEVTANA 60 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
cabazitaxel
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet
in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is JEVTANA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is JEVTANA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
De naam van uw geneesmiddel is JEVTANA. De stofnaam is cabazitaxel. Het behoort tot een groep
van geneesmiddelen tegen kanker die “taxanen” worden genoemd.
JEVTANA wordt gebruikt om prostaatkanker te behandelen die verergerd is nadat u andere
chemotherapie heeft gekregen. Het stopt de groei en de vermenigvuldiging van de cellen.
Als onderdeel van uw behandeling zult u ook een corticosteroïd (prednison of prednisolon) dagelijks
via de mond moeten innemen. Vraag uw arts om u meer uitleg te geven over dit andere geneesmiddel.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent allergisch voor cabazitaxel, andere taxanen of voor polysorbaat 80 of voor één van de
stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
- Uw aantal witte bloedcellen is te laag (aantal neutrofielen minder dan of gelijk aan 1500
cellen/mm
3
).
- U heeft een ernstige abnormale leverfunctie.
- U krijgt binnenkort een vaccin tegen gele koorts of u heeft dit recent gekregen.
U mag JEVTANA niet toegediend krijgen als één van de bovenstaande punten op u van toepassing is.
Als u twijfelt, raadpleeg uw arts voordat u JEVTANA krijgt toegediend.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Vóór elke behandeling met JEVTANA zult u bloedtesten moeten ondergaan om te controleren of u
voldoende bloedcellen heeft en of uw lever- en nierfunctie voldoende werken om JEVTANA
toegediend te kunnen krijgen.
Raadpleeg uw arts onmiddellijk als:
- u koorts heeft. Tijdens de behandeling met JEVTANA is het zeer waarschijnlijk dat de
hoeveelheid witte bloedcellen verlaagd is. Uw arts zal uw bloed en uw algemene toestand
controleren om tekenen van infecties op te sporen. Hij/zij kan u andere geneesmiddelen geven om
uw aantal bloedcellen op niveau te houden. Mensen met een laag aantal witte bloedcellen kunnen
39
-
-
-
-
-
-
-
-
levensbedreigende infecties ontwikkelen. Het vroegste teken van een infectie kan koorts zijn;
daarom dient u onmiddellijk uw arts te raadplegen als u koorts heeft.
u ooit een allergie heeft gehad. Er kunnen ernstige allergische reacties optreden tijdens de
behandeling met JEVTANA.
u ernstige of langdurige diarree heeft, als u zich misselijk voelt of moet braken. Deze bijwerkingen
kunnen leiden tot ernstige uitdroging. Indien nodig zal uw arts u hiervoor behandelen.
u een gevoel van verdoving, tintelingen, een brandend of verminderd gevoel in de handen en
voeten heeft.
u bloedingen heeft in uw maagdarmkanaal, veranderingen in de kleur van uw stoelgang of
maagpijn. Indien de bloeding of pijn ernstig is, zal uw arts de behandeling met JEVTANA
stopzetten. JEVTANA kan de kans op bloedingen of vorming van gaten in uw maagdarmwand
namelijk verhogen.
u nierproblemen heeft.
u last heeft van geel worden van de huid en ogen, donker worden van de urine, ernstige
misselijkheid of braken, omdat dit verschijnselen of symptomen van leverproblemen kunnen zijn.
u merkt dat u erg veel of weinig moet plassen.
u bloed in uw urine heeft.
Als één van de bovenstaande punten op u van toepassing is, raadpleeg onmiddellijk uw arts. Uw arts
kan de dosis JEVTANA verlagen of de behandeling stoppen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast JEVTANA nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts, apotheker of verpleegkundige. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waar u geen voorschrift voor
nodig heeft. De reden is dat sommige geneesmiddelen invloed kunnen hebben op de manier waarop
JEVTANA werkt of dat JEVTANA invloed kan hebben op de manier waarop andere geneesmiddelen
werken. Deze geneesmiddelen omvatten de volgende:
- ketoconazol, rifampicine (voor infecties);
- carbamazepine, fenobarbital of fenytoïne (voor aanvallen van epilepsie);
- Sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
(kruidengeneesmiddel voor depressie en andere
aandoeningen);
- statines (zoals simvastatine, lovastatine, atorvastatine, rosuvastatine of pravastatine) (om het
cholesterolgehalte in uw bloed te verlagen);
- valsartan (voor hoge bloeddruk);
- repaglinide (voor suikerziekte).
Raadpleeg uw arts voordat u vaccinaties laat toedienen terwijl u JEVTANA krijgt.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
JEVTANA mag niet gebruikt worden bij zwangere vrouwen of vruchtbare vrouwen die geen
anticonceptie gebruiken.
JEVTANA mag niet gebruikt worden tijdens de periode waarin borstvoeding wordt gegeven.
Gebruik een condoom tijdens de geslachtsgemeenschap als uw partner zwanger is of zwanger kan
worden. JEVTANA kan aanwezig zijn in uw sperma en kan invloed hebben op de foetus. U wordt
geadviseerd om geen kind te verwekken tot en met 6 maanden na de behandeling en om advies in te
winnen over het bewaren van sperma vóór de behandeling, omdat JEVTANA de vruchtbaarheid van
de man kan aantasten.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
40
U kunt zich moe of duizelig voelen terwijl u dit geneesmiddel krijgt. Als dit het geval is, bestuur geen
voertuigen of gebruik geen werktuigen of machines totdat u zich beter voelt.
JEVTANA bevat ethanol (alcohol)
Dit geneesmiddel bevat 573 mg alcohol (ethanol) per flacon met oplosmiddel. De hoeveelheid per
dosis van dit middel is gelijk aan de hoeveelheid in minder dan 11 ml bier of 5 ml wijn.
De kleine hoeveelheid alcohol in dit geneesmiddel zal geen merkbare effecten hebben. Als u verslaafd
bent aan alcohol, of leverziekte of epilepsie heeft, neem dan contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Instructies voor gebruik
U krijgt geneesmiddelen tegen allergie voordat u JEVTANA krijgt toegediend om het risico op
allergische reacties te verminderen.
•
•
JEVTANA wordt u toegediend door een arts of een verpleegkundige.
JEVTANA moet bereid (verdund) worden voordat het wordt toegediend. Deze bijsluiter bevat
praktische informatie over de bereiding en toediening van JEVTANA voor artsen,
verpleegkundigen en apothekers.
JEVTANA wordt in ongeveer één uur in het ziekenhuis toegediend via een druppelinfusie in één
van uw aderen (intraveneus gebruik).
Als onderdeel van uw behandeling krijgt u ook dagelijks een corticosteroïd (prednison of
prednisolon); dit neemt u in via de mond.
•
•
Hoeveel en hoe vaak moet u dit middel krijgen?
•
De gebruikelijke dosis hangt af van uw lichaamsoppervlakte. Uw arts zal uw lichaamsoppervlakte
in vierkante meters (m²) berekenen en zal beslissen welke dosis u moet krijgen.
•
U zult gewoonlijk eenmaal om de 3 weken een infusie krijgen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Uw arts zal deze met u bespreken en zal u de potentiële risico’s en voordelen van
uw behandeling uitleggen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u één van de volgende bijwerkingen waarneemt:
•
Koorts (hoge lichaamstemperatuur). Dit treedt vaak op (komt voor bij minder dan 1 op de 10
gebruikers).
•
Ernstig verlies van lichaamsvloeistof (dehydratatie). Dit treedt vaak op (komt voor bij minder dan
1 op de 10 gebruikers). Dit kan optreden als u ernstige of langdurige diarree heeft, of als u koorts
heeft, of als u onwel bent (moet braken).
•
Ernstige maagpijn of maagpijn die niet overgaat. Dit kan voorkomen als u een gat in uw maag,
slokdarm of darmen heeft (gastrointestinale perforatie). Dit kan leiden tot de dood.
Als één van de bovenstaande bijwerkingen op u van toepassing is, raadpleeg onmiddellijk uw arts.
41
Andere bijwerkingen zijn:
Zeer vaak
(komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
•
daling van het aantal rode bloedcellen (anemie), of witte bloedcellen (die belangrijk zijn om
infecties te bestrijden)
•
daling van het aantal bloedplaatjes (wat resulteert in een verhoogd risico op bloedingen)
•
verlies van eetlust (anorexia)
•
maaglasten waaronder misselijkheid, braken, diarree of constipatie
•
rugpijn
•
bloed in de urine
•
gevoel van vermoeidheid, zwakte of gebrek aan energie.
Vaak
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
•
verandering van smaak
•
kortademigheid
•
hoesten
•
buikpijn
•
tijdelijke haaruitval (in de meeste gevallen zal de normale haargroei terugkeren)
•
gewrichtspijn
•
urineweginfecties
•
tekort aan witte bloedcellen geassocieerd met koorts en infectie
•
een gevoel van verdoving, tintelingen, een brandend of verminderd gevoel in de handen en voeten
•
duizeligheid
•
hoofdpijn
•
bloeddrukstijging of - daling
•
oncomfortabel gevoel in de maag, brandend maagzuur of oprispingen
•
maagpijn
•
aambeien
•
spierspasmen
•
pijnlijk of vaak plassen
•
urine-incontinentie
•
nierziekte of nierproblemen
•
pijnlijke wondjes in de mond of op de lippen
•
infecties of risico op infecties
•
hoge bloedglucosespiegel
•
slapeloosheid (insomnia)
•
mentale verwardheid
•
zich angstig voelen
•
abnormaal gevoel of verlies van gevoel of pijn in de handen en voeten
•
evenwichtsstoornissen
•
snelle of onregelmatige hartslag
•
bloedklonter in het been of de long
•
warm aanvoelende huid of rode huid
•
pijn in de mond of de keel
•
rectale bloeding
•
ongemak, last, zwakte of pijn in de spieren
•
zwelling van de voeten of de benen
•
rillingen.
Soms
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
•
laag kaliumgehalte in het bloed
•
oorsuizingen
•
warm aanvoelende huid
•
roodheid van de huid
42
•
nagelaandoening (verandering in de kleur van uw nagels; nagels kunnen losraken)
•
blaasontsteking, wat kan voorkomen indien uw blaas eerder is blootgesteld aan radiotherapie
(cystitis als gevolg van bestralingsrecallfenomeen).
Niet bekend
(kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
•
interstitiële longziekte (longontsteking, leidend tot hoesten en ademhalingsmoeilijkheden).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
buitenverpakking en op het etiket van de injectieflacons na “EXP”. Daar staat een maand en een jaar.
De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 30°C. Niet in de koelkast bewaren.
Informatie over de bewaring en de termijn om JEVTANA te gebruiken, zodra het wordt verdund en
gebruiksklaar is, wordt beschreven in de rubriek “Praktische informatie voor artsen of
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg over de bereiding, toediening en verwerking van Jevtana”.
Alle ongebruikte producten en afvalstoffen dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften. Deze maatregelen zullen helpen bij de bescherming van het milieu.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is cabazitaxel. Eén ml concentraat bevat 40 mg cabazitaxel. Eén
injectieflacon met concentraat bevat 60 mg cabazitaxel.
De andere stoffen in dit middel zijn polysorbaat 80 en citroenzuur in het concentraat en ethanol 96%
en water voor injecties in het oplosmiddel (zie rubriek 2 “JEVTANA bevat alcohol”).
Opmerking: zowel de injectieflacon met JEVTANA 60 mg/1,5 ml concentraat (vulvolume: 73,2 mg
cabazitaxel/1,83 ml) als de injectieflacon met oplosmiddel (vulvolume: 5,67 ml) bevatten een
overvulling om vloeistofverlies tijdens de bereiding te compenseren. Deze overvulling verzekert dat
na verdunning met
AL
het bijgeleverde oplosmiddel, de oplossing 10 mg/ml cabazitaxel bevat.
Hoe ziet JEVTANA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
JEVTANA is een concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie (steriel concentraat).
Het concentraat is een heldergele tot bruingele olieachtige oplossing.
Het oplosmiddel is een heldere en kleurloze oplossing.
Eén JEVTANA verpakking bevat:
-
1 heldere glazen injectieflacon voor eenmalig gebruik afgesloten met een grijze rubberen stop,
verzegeld met een aluminiumdop bedekt met een lichtgroene plastic flip-off-dop, en die 1,5 ml
(nominaal volume) concentraat bevat.
-
1 heldere glazen injectieflacon voor eenmalig gebruik afgesloten met een grijze rubberen stop,
verzegeld met een goudkleurige aluminiumdop bedekt met een kleurloze plastic flip-off-dop, en
die 4,5 ml (nominaal volume) oplosmiddel bevat.
43
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F - 75008 Paris
Frankrijk
Fabrikant
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Industriepark Höchst
65926 Frankfurt am Main
Duitsland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Sanofi Belgium
Tél/Tel: +32 (0)2 710 54 00
България
Swixx Biopharma EOOD
Тел.:
+359 (0)2 4942 480
Česká republika
sanofi-aventis, s.r.o.
Tel: +420 233 086 111
Danmark
Sanofi A/S
Tlf: +45 45 16 70 00
Deutschland
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Tel.: 0800 04 36 996
Tel. aus dem Ausland: +49 69 305 70 13
Eesti
Swixx Biopharma OÜ
Tel: +372 640 10 30
Ελλάδα
sanofi-aventis AEBE
Τηλ:
+30 210 900 16 00
España
sanofi-aventis, S.A.
Tel: +34 93 485 94 00
France
sanofi-aventis France
Tél: 0 800 222 555
Appel depuis l’étranger : +33 1 57 63 23 23
Lietuva
Swixx Biopharma UAB
Tel: +370 5 236 91 40
Luxembourg/Luxemburg
Sanofi Belgium
Tél/Tel: +32 (0)2 710 54 00 (Belgique/Belgien)
Magyarország
SANOFI-AVENTIS Zrt.,
Tel.: +36 1 505 0050
Malta
Sanofi S.r.l.
Tel: +39.800.536389
Nederland
Genzyme Europe B.V.
Tel: +31 20 245 4000
Norge
sanofi-aventis Norge AS
Tlf: +47 67 10 71 00
Österreich
sanofi-aventis GmbH
Tel: +43 1 80 185 – 0
Polska
sanofi-aventis Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 280 00 00
Portugal
Sanofi - Produtos Farmacêuticos, Lda
Tel: +351 21 35 89 400
44
Hrvatska
Swixx Biopharma d.o.o.
Tel: +385 1 2078 500
Ireland
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel: +353 (0) 1 403 56 00
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
Sanofi S.r.l.
Tel: +39 800 536389
Κύπρος
C.A. Papaellinas Ltd.
Τηλ:
+357 22 741741
Latvija
Swixx Biopharma SIA
Tel: +371 6 616 47 50
România
Sanofi Romania SRL
Tel: +40 (0) 21 317 31 36
Slovenija
Swixx Biopharma d.o.o.
Tel: +386 1 235 51 00
Slovenská republika
Swixx Biopharma s.r.o.
Tel: +421 2 208 33 600
Suomi/Finland
Sanofi Oy
Puh/Tel: +358 (0) 201 200 300
Sverige
Sanofi AB
Tel: +46 (0)8 634 50 00
United Kingdom (Northern Ireland)
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel: +44 (0) 800 035 2525
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www. ema.europa.eu).
45
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
PRAKTISCHE INFORMATIE VOOR ARTSEN OF BEROEPSBEOEFENAREN IN DE
GEZONDHEIDSZORG OVER DE BEREIDING, TOEDIENING EN VERWERKING VAN
JEVTANA 60 mg CONCENTRAAT EN OPLOSMIDDEL VOOR OPLOSSING VOOR
INFUSIE
Deze informatie is een aanvulling op de rubrieken 3 en 5 voor de gebruiker.
Het is belangrijk dat u de volledige inhoud van deze procedure leest vóór de bereiding van de
infusieoplossing.
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke gebruikt
worden voor de verdunningen.
Houdbaarheid en speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor de verpakking van JEVTANA 60 mg concentraat en oplosmiddel
Bewaren beneden 30°C.
Niet in de koelkast bewaren.
Na opening
De injectieflacons met concentraat en oplosmiddel dienen onmiddellijk gebruikt te worden. Indien
deze niet onmiddellijk worden gebruikt, vallen de bewaartijden en -condities voor gebruik onder de
verantwoordelijkheid van de bereider. Vanuit microbiologisch standpunt dient het 2-stappen
verdunningsproces plaats te vinden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische condities (zie
hieronder bij “Voorzorgsmaatregelen bij de bereiding en toediening”).
Na de eerste verdunning
van JEVTANA 60 mg concentraat met de
volledige
inhoud van de
injectieflacon met oplosmiddel zijn de chemische en fysische stabiliteit aangetoond gedurende 1 uur
bij kamertemperatuur.
Na de laatste verdunning in de infusiezak/fles
De chemische en fysische stabiliteit van de infusieoplossing zijn aangetoond gedurende 8 uur bij
kamertemperatuur (15°C –30°C) inclusief de 1-uur-durende infusietijd en gedurende 48 uur bij
bewaring in de koelkast inclusief de 1-uur-durende infusietijd.
Vanuit microbiologisch standpunt dient de infusieoplossing onmiddellijk gebruikt te worden. Indien
dit niet onmiddellijk wordt gebruikt, vallen de bewaartijden en -condities voor gebruik onder de
verantwoordelijkheid van de bereider en zouden normaliter niet langer mogen zijn dan 24 uur bij 2°C
– 8°C, tenzij de verdunning heeft plaatsgevonden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
condities.
Voorzorgsmaatregelen bij de bereiding en toediening
Zoals met andere antineoplastische stoffen dient voorzichtigheid te worden betracht wanneer
JEVTANA wordt gehanteerd en oplossingen worden bereid. Het gebruik van afschermende
hulpmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen (bijv. handschoenen) en procedures voor de
bereiding worden aangeraden. Indien JEVTANA, bij welke stap dan ook in het bereidingsproces, in
contact met de huid mocht komen, was deze dan onmiddellijk en grondig met zeep en water. Indien
JEVTANA in contact met de slijmvliezen mocht komen, was deze dan onmiddellijk en grondig met
water.
JEVTANA dient alleen bereid en toegediend te worden door personeel dat gekwalificeerd is voor de
toepassing van cytotoxische middelen. Personeel dat zwanger is dient het product niet te hanteren.
Verdun het concentraat voor oplossing voor infusie altijd met
AL
het bijgeleverde oplosmiddel
voordat het wordt toegevoegd aan de infusieoplossing.
46
Bereidingsstappen
Lees deze
HELE
rubriek aandachtig vóór het mengen en verdunnen. JEVTANA moet
TWEEMAAL
verdund worden vóór toediening. Volg de bereidingsaanwijzingen die hieronder staan.
Opmerking: zowel de injectieflacon met JEVTANA 60 mg/1,5 ml concentraat (vulvolume: 73,2 mg
cabazitaxel/1,83 ml) als de injectieflacon met oplosmiddel (vulvolume: 5,67 ml) bevatten een
overvulling om vloeistofverlies tijdens de bereiding te compenseren. Deze overvulling verzekert dat,
na verdunning met
AL
het bijgeleverde oplosmiddel, de oplossing 10 mg/ml cabazitaxel bevat.
Het volgende verdunningsproces in twee stappen moet op een aseptische manier worden uitgevoerd
om de oplossing voor infusie te bereiden.
Stap 1: Eerste verdunning van het concentraat voor oplossing voor infusie met het
bijgeleverde oplosmiddel
Stap 1.1
Controleer de injectieflacon met concentraat en
het bijgeleverde oplosmiddel. De
concentraatoplossing en het oplosmiddel moeten
helder zijn.
Injectieflacon met
concentraat
(60 mg – 1,5 ml)
Stap 1.2
Gebruik een spuit met een naald en trek de
volledige
inhoud van het bijgeleverde
oplosmiddel aseptisch op door de injectieflacon
gedeeltelijk om te keren.
Injectieflacon
met oplosmiddel
Injectieflacon
met oplosmiddel
Stap 1.3
Injecteer de
volledige
inhoud in de
overeenstemmende injectieflacon met
concentraat.
Richt de naald naar de binnenwand van de
injectieflacon met concentraatoplossing om
schuimvorming zo veel mogelijk te beperken
wanneer u het oplosmiddel injecteert. Injecteer
langzaam.
a Na reconstitutie bevat de resulterende oplossing
10 mg/ml cabazitaxel.
Mengsel concentraat-
oplosmiddel
10 mg/ml
47
Injectieflacon
met oplosmiddel
Stap 1.4
Verwijder de spuit en naald; meng handmatig en
zachtjes door herhaaldelijk om te keren totdat u
een heldere en homogene oplossing verkrijgt.
Dit kan ongeveer 45 seconden in beslag nemen.
Mengsel concentraat –
oplosmiddel 10 mg/ml
Stap 1.5
Laat deze oplossing gedurende ongeveer
5 minuten staan en controleer dan of de
oplossing homogeen en helder is.
Het is normaal dat er na deze tijdspanne nog
schuim overblijft.
Mengsel concentraat-
oplosmiddel 10 mg/ml
Dit resulterende mengsel van concentraat en oplosmiddel bevat 10 mg/ml cabazitaxel (minstens
6 ml leverbaar volume). De tweede verdunning moet onmiddellijk daarna gebeuren (binnen 1 uur)
zoals beschreven in Stap 2.
Er kan meer dan één injectieflacon van het mengsel concentraat-oplosmiddel nodig zijn om de
voorgeschreven dosis toe te dienen.
Stap 2: Tweede (finale) verdunning voor infusie
Stap 2.1
Gebruik een gegradueerde spuit met een naald
en trek de nodige hoeveelheid van het mengsel
concentraat-oplosmiddel (10 mg/ml cabazitaxel)
aseptisch op. Als voorbeeld zou een dosis van
45 mg JEVTANA 4,5 ml vereisen van het
mengsel concentraat-oplosmiddel, zoals bereid
in Stap 1.
Omdat er na de bereiding, zoals beschreven in
Stap 1, schuim kan achterblijven op de wand van
de injectieflacon van deze oplossing, plaatst u de
naald van de spuit bij voorkeur in het midden
wanneer u de oplossing optrekt.
Mengsel concentraat-
oplosmiddel 10 mg/ml
48
Stap 2.2
Injecteer in een steriele PVC-vrije container met
5% glucoseoplossing of met 9 mg/ml (0,9%)
natriumchlorideoplossing voor infusie. De
concentratie van de oplossing voor infusie moet
zich tussen 0,10 mg/ml en 0,26 mg/ml bevinden.
5% glucoseoplossing of
9 mg/ml (0,9%)
natriumchloride-
oplossing voor infusie
Vereiste hoeveelheid
mengsel concentraat-
oplosmiddel
Stap 2.3
Verwijder de spuit en meng de inhoud van de
infusiezak of -fles handmatig door middel van
een schommelende beweging
Stap 2.4
Zoals bij alle parenterale producten moet de
resulterende oplossing voor infusie visueel
gecontroleerd worden vóór gebruik. Aangezien
de infusieoplossing oververzadigd is, kan dit in
de loop der tijd kristalliseren. In dit geval dient
de oplossing niet gebruikt te worden en te
worden afgevoerd.
De infusieoplossing dient onmiddellijk gebruikt te worden. Echter, de bewaartermijn kan langer zijn
onder de specifieke voorwaarden vermeld onder “Houdbaarheid
en speciale voorzorgsmaatregelen
bij bewaren”
hierboven.
.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Wijze van toediening
JEVTANA wordt toegediend als een 1-uur-durende infusie.
Een in-line filter van 0,22 micrometer nominale poriegrootte (ook aangeduid als 0,2 micrometer)
wordt aanbevolen tijdens de toediening.
Gebruik geen PVC infusiecontainers of polyurethaan infusiesets voor de bereiding en toediening van
de infusieoplossing.
49
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
JEVTANA 60 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén ml concentraat bevat 40 mg cabazitaxel.
Eén injectieflacon met 1,5 ml (nominaal volume) concentraat bevat 60 mg cabazitaxel.
Na verdunning met de volledige oplossing oplosmiddel bevat elke ml oplossing 10 mg cabazitaxel.
Opmerking: zowel de injectieflacon met JEVTANA 60 mg/1,5 ml concentraat (vulvolume: 73,2 mg
cabazitaxel/1,83 ml) als de injectieflacon met oplosmiddel (vulvolume: 5,67 ml) bevatten een
overvulling om vloeistofverlies tijdens de bereiding te compenseren. Deze overvulling verzekert dat
na verdunning met
AL het bijgeleverde oplosmiddel, de oplossing 10 mg/ml cabazitaxel bevat.
Hulpstof met bekend effect
Eén injectieflacon oplosmiddel bevat 573,3 mg ethanol 96%.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie (steriel concentraat).
Het concentraat is een heldergele tot bruingele olieachtige oplossing.
Het oplosmiddel is een heldere en kleurloze oplossing.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
JEVTANA in combinatie met prednison of prednisolon is bestemd voor de behandeling van
volwassen patiënten met gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker die voorheen behandeld
werden op basis van een docetaxel-behandelingsschema (zie rubriek 5.1).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Het gebruik van JEVTANA dient beperkt te worden tot ziekenhuisafdelingen die gespecialiseerd zijn
in het toedienen van cytotoxica en het dient alleen te worden toegediend onder de supervisie van een
arts die gekwalificeerd is voor de toepassing van chemotherapie bij kanker. De faciliteiten en de
benodigdheden voor de behandeling van ernstige overgevoeligheidsreacties zoals hypotensie en
bronchospasmen dienen beschikbaar te zijn (zie rubriek 4.4).
Premedicatie
Het aanbevolen premedicatieschema moet minstens 30 minuten vóór elke toediening met JEVTANA
uitgevoerd worden met de volgende geneesmiddelen, intraveneus toegediend, om het risico op en de
ernst van overgevoeligheid te verminderen:
· antihistaminicum (5 mg dexchloorfeniramine of 25 mg difenhydramine of equivalent
antihistaminicum),
· corticosteroïd (8 mg dexamethason of equivalent steroïd), en
· H2-antagonist (ranitidine of equivalente H2-antagonist) (zie rubriek 4.4).
Anti-emetische profylaxe wordt aanbevolen en kan indien nodig oraal of intraveneus toegediend
worden.
worden, om complicaties zoals nierinsufficiëntie te voorkomen.
Dosering
De aanbevolen dosis JEVTANA is 25 mg/m2 toegediend als een 1-uur-durende intraveneuze infusie
om de 3 weken in combinatie met 10 mg oraal prednison of prednisolon per dag gedurende de gehele
behandeling met JEVTANA.
Dosisaanpassingen
De dosis dient aangepast te worden als patiënten de volgende bijwerkingen vertonen (de graden
verwijzen naar de CTCAE (Common Terminology Criteria for Adverse Events) versie 4.0):
Tabel 1 Aanbevolen dosisaanpassingen in geval van bijwerkingen bij patiënten behandeld met
cabazitaxel
Bijwerkingen
Dosisaanpassing
Langdurige neutropenie graad 3 (langer dan 1 Stel de behandeling uit tot het aantal
week) ondanks aangepaste medicatie waaronder neutrofielen >1500 cellen/mm³ bedraagt, verlaag
G-CSF
daarna de dosis cabazitaxel van 25 mg/m² naar
20 mg/m².
Febriele neutropenie of neutropenische infectie
Stel de behandeling uit tot verbetering of
verdwijning en tot het aantal neutrofielen
>1500 cellen/mm³ bedraagt, verlaag daarna de
dosis cabazitaxel van 25 mg/m² naar 20 mg/m².
Diarree graad 3 of persistente diarree ondanks Stel de behandeling uit tot verbetering of
aangepaste medicatie, incl. vocht- en
verdwijning, verlaag daarna de dosis cabazitaxel
elektrolytensubstitutie
van 25 mg/m² naar 20 mg/m².
Stel de behandeling uit tot verbetering, verlaag
Perifere neuropathie graad 2
daarna de dosis cabazitaxel van 25 mg/m² naar
20 mg/m².
Indien patiënten deze bijwerking(en) blijven vertonen bij een dosis van 20 mg/m², kan verdere
dosisverlaging naar 15 mg/m² of het staken van de behandeling met JEVTANA worden overwogen.
Patiëntengegevens over gebruik bij een dosis lager dan 20 mg/m2 zijn beperkt.
Speciale patiëntengroepen
Patiënten met leverfunctiestoornissen
Cabazitaxel wordt uitgebreid gemetaboliseerd door de lever. Bij patiënten met een lichte vorm van
leverfunctiestoornis (totale bilirubine >1 tot 1,5 x de bovengrens van het normale [upper limit of
normal, ULN] of aspartaataminotransferase (ASAT) >1,5 x ULN) moet de dosis cabazitaxel worden
verlaagd tot 20 mg/m2. De toediening van cabazitaxel aan patiënten met een lichte vorm van
leverfunctiestoornis moet met de nodige voorzichtigheid gebeuren en met een strikte controle van de
veiligheid.
Bij patiënten met een matig ernstige vorm van leverfunctiestoornis (totale bilirubine
>1,5 tot 3,0 x ULN) bedroeg de maximale verdraagbare dosis (maximum tolerated dose, MTD)
15mg/m2. Als de behandeling wordt overwogen bij patiënten met een matig ernstige vorm van
leverfunctiestoornis, mag de dosis cabazitaxel niet meer dan 15 mg/m2 bedragen. Er zijn echter beperkte
gegevens beschikbaar over de doeltreffendheid van deze dosis.
Cabazitaxel mag niet worden toegediend aan patiënten met een ernstige vorm van leverfunctiestoornis
(totale bilirubine 3 x ULN) (zie rubrieken 4.3, 4.4 en 5.2).
Patiënten met nierfunctiestoornissen
patiënten met nierfunctiestoornissen die geen hemodialyse nodig hebben. Patiënten met terminaal
nierlijden (creatinineklaring CLCR < 15 ml/min/1,73 m2), dienen, door hun toestand en de beperkte
hoeveelheid beschikbare gegevens, met voorzichtigheid behandeld te worden en zorgvuldig opgevolgd
tijdens de behandeling (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Ouderen
Er wordt geen specifieke dosisaanpassing aanbevolen voor het gebruik van cabazitaxel bij ouderen (zie
ook de rubrieken 4.4, 4.8 en 5.2).
Gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen
Gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen die sterke inductoren of sterke remmers van CYP3A zijn, dient
vermeden te worden. Indien gelijktijdige toediening van een sterke CYP3A-remmer echter nodig is,
moet voor cabazitaxel een dosisvermindering van 25% overwogen worden (zie rubrieken 4.4 en 4.5).
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van Jevtana bij pediatrische patiënten.
De veiligheid en de werkzaamheid van JEVTANA bij kinderen en adolescenten onder 18 jaar zijn niet
vastgesteld (zie rubriek 5.1).
Wijze van toediening
JEVTANA is voor intraveneus gebruik.
Voor instructies over bereiding en toediening van het geneesmiddel, zie rubriek 6.6.
Gebruik geen PVC infusiecontainers of polyurethaan infusiesets.
JEVTANA mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn in
rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
· Overgevoeligheid voor cabazitaxel, andere taxanen, polysorbaat 80 of voor een van de in
rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
· Aantal neutrofielen minder dan 1500 cellen/mm3.
· Ernstige vorm van leverfunctiestoornis (totale bilirubine 3 x ULN).
· Gelijktijdige toediening van het gele koorts vaccin (zie rubriek 4.5).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Overgevoeligheidsreacties
Alle patiënten dienen premedicatie te krijgen voordat de infusie met cabazitaxel wordt gestart (zie
rubriek 4.2).
Patiënten dienen strikt geobserveerd te worden om eventuele overgevoeligheidsreacties op te sporen,
in het bijzonder tijdens de eerste twee infusies. Overgevoeligheidsreacties kunnen binnen enkele
minuten na het starten van de infusie met cabazitaxel optreden; daarom dienen de faciliteiten en de
benodigdheden voor de behandeling van hypotensie en bronchospasmen beschikbaar te zijn. Ernstige
reacties kunnen optreden en kunnen bestaan uit veralgemeende rash/erytheem, hypotensie en
bronchospasmen. Ernstige overgevoeligheidsreacties vereisen onmiddellijke stopzetting van de
behandeling met cabazitaxel en het instellen van een geschikte behandeling. Bij patiënten met
overgevoeligheidsreacties dient de behandeling met JEVTANA gestaakt te worden (zie rubriek 4.3).
Beenmergsuppressie
Beenmergsuppressie kan voorkomen, wat zich manifesteert als neutropenie, trombocytopenie of
pancytopenie (zie 'Risico op neutropenie' en 'Patiënten met anemie' in rubriek 4 hieronder).
Risico op neutropenie
Patiënten die behandeld worden met cabazitaxel, mogen profylactisch G-CSF krijgen, volgens de
richtlijnen van de American Society of Clinical Oncology (ASCO) en/of de huidige institutionele
neutropenie, langdurige neutropenie of neutropene infectie). Primaire profylaxis met G-CSF moet
overwogen worden bij patiënten met klinische kenmerken van hoog risico (leeftijd >65 jaar, slechte
functionele index, vroegere episoden van febriele neutropenie, intensieve voorafgaande radiotherapie,
slechte voedingstoestand, of andere ernstige comorbiditeiten) die hen vatbaar maken voor toegenomen
complicaties als gevolg van langdurige neutropenie. Er is aangetoond dat het gebruik van G-CSF de
incidentie en de ernst van neutropenie beperkt.
Neutropenie is de meest frequente bijwerking van cabazitaxel (zie rubriek 4.8). Het is noodzakelijk om
het volledige bloedbeeld wekelijks te controleren tijdens cyclus 1 en daarna vóór elke
behandelingscyclus om, indien nodig, de dosis te kunnen aanpassen.
Verlaag de dosis in geval van febriele neutropenie of langdurige neutropenie ondanks een geschikte
behandeling (zie rubriek 4.2).
Herstart de behandeling alleen als het aantal neutrofielen hersteld is tot 1500 cellen/mm3 (zie
rubriek 4.3).
Gastrointestinale aandoeningen
Symptomen zoals abdominale pijn en gevoeligheid, koorts, aanhoudende constipatie, diarree, met of
zonder neutropenie, kunnen vroegtijdige tekens zijn van ernstige gastrointestinale toxiciteit en moeten
onmiddellijk worden geëvalueerd en behandeld. De behandeling met cabazitaxel moet zo nodig
worden uitgesteld of gestopt.
Risico op misselijkheid, braken, diarree en dehydratatie
Als de patiënten diarree krijgen na toediening van cabazitaxel, mogen ze behandeld worden met
geneesmiddelen die gebruikt worden tegen diarree. Er dienen geschikte maatregelen genomen te
worden om de patiënten te rehydrateren. Diarree kan vaker optreden bij patiënten die vroeger
bestraling hebben gekregen in de abdomino-pelviene regio. Dehydratatie treedt vaker op bij patiënten
van 65 jaar of ouder. Er dienen geschikte maatregelen genomen te worden om de patiënten te
rehydrateren en om de serumspiegels van de elektrolyten, in het bijzonder kalium, op te volgen en te
corrigeren. In geval van diarree graad 3 kan het nodig zijn om de behandeling uit te stellen of de
dosis te verlagen (zie rubriek 4.2). Als patiënten misselijk zijn of braken, mogen ze behandeld worden
met de algemeen gebruikte anti-emetica.
Risico op ernstige gastrointestinale reacties
Gastrointestinale (GI) bloedingen en perforatie, ileus, colitis, inbegrepen met fatale afloop, werden
gerapporteerd bij patiënten behandeld met cabazitaxel (zie rubriek 4.8). Voorzichtigheid is
aangewezen bij de behandeling van patiënten met een hoog risico op gastrointestinale complicaties:
patiënten met neutropenie, ouderen, patiënten die gelijktijdig NSAID's, antibloedplaatjestherapie of
anticoagulantia gebruiken en patiënten met een voorgeschiedenis van bekkenradiotherapie of
gastrointestinale ziekte zoals ulceraties en GI-bloedingen.
Perifere neuropathie
Gevallen van perifere neuropathie, perifere sensorische neuropathie (bijv. paresthesie, dysesthesie) en
perifere motorische neuropathie zijn gerapporteerd bij patiënten die cabazitaxel kregen. Patiënten die
behandeld worden met cabazitaxel dienen hun arts te informeren voordat de behandeling wordt
voortgezet als zij symptomen van neuropathie vertonen, zoals pijn, brandend gevoel, tintelingen,
verlamd gevoel of een gevoel van zwakte ervaren. Artsen dienen vóór elke behandeling de
aanwezigheid of verergering van neuropathie te beoordelen. De behandeling dient uitgesteld te worden
totdat verbetering van de symptomen optreedt. De dosis cabazitaxel dient verlaagd te worden van 25
mg/m² naar 20 mg/m² voor persistente perifere neuropathie graad 2 (zie rubriek 4.2).
Patiënten met anemie
Anemie werd waargenomen bij patiënten die cabazitaxel kregen (zie rubriek 4.8). Hemoglobine en
hematocriet moeten gecontroleerd worden vóór behandeling met cabazitaxel en indien patiënten
klachten of symptomen vertonen van anemie of bloedverlies.Voorzichtigheid is aanbevolen bij
patiënten met een hemoglobinegehalte <10 g/dl en er dienen geschikte maatregelen genomen te
worden zoals klinisch aangewezen.
Nierstoornissen werden gerapporteerd in associatie met sepsis, ernstige dehydratatie als gevolg van
diarree, braken en obstructieve uropathie. Nierinsufficiëntie, waaronder gevallen met fatale afloop,
zijn waargenomen. Als dit gebeurt, dienen geschikte maatregelen genomen te worden om de oorzaak
te identificeren en de patiënten intensief te behandelen.
Gedurende de gehele behandeling met cabazitaxel dient de vochthuishouding in de gaten te worden
gehouden. Patiënten dienen het advies te krijgen om elke significante verandering in het dagelijks
urinevolume onmiddellijk te melden. Het serum creatinine dient in het begin gemeten te worden, bij
elke bloedtelling en telkens als de persoon een verandering in zijn urinedebiet rapporteert. De
behandeling met cabazitaxel dient gestaakt te worden in geval van elke achteruitgang van de
nierfunctie naar nierinsufficiëntie graad 3 volgens CTCAE versie 4.0.
Ademhalingsstelselaandoeningen
Interstitiële pneumonie/ pneumonitis en interstitiële longziekte zijn gemeld, mogelijk met fatale afloop
(zie rubriek 4.8).
Indien zich nieuwe longsymptomen voordoen of indien bestaande longsymptomen verergeren, dienen
patiënten nauwkeurig te worden opgevolgd, direct onderzocht te worden en op de aangewezen manier
te worden behandeld. Het is aanbevolen om de behandeling met cabazitaxel te onderbreken totdat een
diagnose beschikbaar is. Vroegtijdig gebruik van ondersteunende verzorgingsmaatregelen kan helpen
om de aandoening te verbeteren. Het voordeel van het afmaken van de behandeling met cabazitaxel
dient nauwkeurig te worden geëvalueerd.
Risico op hartaritmieën
Hartaritmieën zijn gemeld; tachycardie en atriumfibrilleren zijn vaak gemeld (zie rubriek 4.8).
Ouderen
Ouderen (65 jaar) kunnen sneller bepaalde bijwerkingen vertonen waaronder neutropenie en febriele
neutropenie (zie rubriek 4.8).
Patiënten met leverfunctiestoornissen
De behandeling met JEVTANA is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige vorm van
leverfunctiestoornis (totale bilirubine > 3 x ULN) (zie rubrieken 4.3 en 5.2).
De dosis moet worden verlaagd bij patiënten met een lichte vorm (totale bilirubine >1 tot 1,5 x ULN
of ASAT >1,5 x ULN) van leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Interacties
Gelijktijdige toediening met sterke CYP3A-remmers dient vermeden te worden, aangezien deze de
plasmaconcentraties van cabazitaxel kunnen verhogen (zie rubrieken 4.2 en 4.5). Indien gelijktijdige
toediening met een sterke CYP3A-remmer niet vermeden kan worden, moet nauwlettende controle op
toxiciteit en een dosisvermindering van cabazitaxel worden overwogen (zie rubrieken 4.2 en 4.5).
Gelijktijdige toediening met sterke CYP3A-inductoren dient vermeden te worden, aangezien deze de
plasmaconcentraties van cabazitaxel kunnen verlagen (zie rubrieken 4.2 en 4.5).
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat 573 mg alcohol (ethanol) per flacon met oplossingsmiddel. De hoeveelheid
per dosis in dit middel is equivalent aan minder dan 11 ml bier of 5 ml wijn.
De kleine hoeveelheid alcohol in dit geneesmiddel zal geen merkbare effecten hebben. Er moeten
echter speciale voorzorgsmaatregelen worden genomen bij groepen met een hoog risico, zoals
patiënten met leverziekte, epilepsie en patiënten met een voorgeschiedenis van alcoholisme.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
In vitro studies hebben aangetoond dat cabazitaxel voornamelijk wordt gemetaboliseerd door CYP3A
(80% tot 90%) (zie rubriek 5.2).
Herhaalde toediening van ketoconazol (400 mg eenmaal daags), een sterke CYP3A-remmer,
veroorzaakte een afname van de cabazitaxelklaring met 20%, wat overeenkwam met een toename in
de AUC van 25%. Daarom dient gelijktijdige toediening van sterke CYP3A-remmers (bijv.
ketoconazol, itraconazol, clarithromycine, indinavir, nefazodon, nelfinavir, ritonavir, saquinavir,
telithromycine, voriconazol) vermeden te worden aangezien er een verhoging van de
plasmaconcentraties van cabazitaxel kan optreden (zie rubrieken 4.2 en 4.4).
Gelijktijdige toediening van aprepitant, een matige CYP3A-remmer, had geen effect op de
cabazitaxelklaring.
CYP3A-inductoren
Herhaalde toediening van rifampine (600 mg eenmaal daags), een sterke CYP3A-inductor,
veroorzaakte een toename van de cabazitaxelklaring met 21%, wat overeenkwam met een afname in
de AUC van 17%. Daarom dient gelijktijdige toediening van sterke CYP3A-inductoren (bijv.
fenytoïne, carbamazepine, rifampine, rifabutine, rifapentine, fenobarbital) vermeden te worden
aangezien er een afname van de plasmaconcentraties van cabazitaxel kan optreden (zie rubrieken 4.2
en 4.4). Bovendien dienen patiënten geen Sint-janskruid te gebruiken.
OATP1B1
In-vitro-studies hebben aangetoond dat cabazitaxel tevens de transportproteïnen van de Organic Anion
Transport Polypeptides OATP1B1 inhibeert. Het risico op interacties met OATP1B1-substraten (vb.
statines, valsartan, repaglinide) bestaat, met name tijdens de duur van de infusie (1 uur) en tot
maximaal 20 minuten na het einde van de infusie. Een interval van 12 uur is aanbevolen vóór de
infusie en van minstens 3 uur na het einde van de infusie voordat OATP1B1-substraten worden
toegediend.
Vaccinaties
Toediening van levende of levend verzwakte vaccins aan patiënten die immunodepressief zijn door
chemotherapeutica kan leiden tot ernstige of fatale infecties. Vaccinatie met een levend verzwakt
vaccin dient vermeden te worden bij patiënten die cabazitaxel krijgen. Gedode of geïnactiveerde
vaccins mogen toegediend worden; de respons op dergelijke vaccins kan echter verminderd zijn.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er bestaan geen gegevens over het gebruik van cabazitaxel bij zwangere vrouwen. Uit dieronderzoek
is reproductietoxiciteit gebleken in dosissen die toxisch zijn voor de moeder (zie rubriek 5.3) en er is
aangetoond dat cabazitaxel de placenta passeert (zie rubriek 5.3). Zoals bij andere cytotoxische
geneesmiddelen, kan cabazitaxel schade aan de foetus toebrengen wanneer het wordt toegediend aan
zwangere vrouwen.
Cabazitaxel wordt niet aanbevolen tijdens de zwangerschap en bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd
die geen anticonceptie gebruiken.
Borstvoeding
Uit beschikbare farmacodynamische gegevens bij dieren blijkt dat cabazitaxel en zijn metabolieten in
de melk worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3). Risico voor een kind dat borstvoeding krijgt kan niet
worden uitgesloten.
Cabazitaxel dient niet tijdens de borstvoeding te worden gebruikt.
Vruchtbaarheid
Dierstudies hebben aangetoond dat cabazitaxel invloed heeft op het reproductiesysteem bij
mannetjesratten en reuen, maar er werd geen functionele invloed op de vruchtbaarheid waargenomen
(zie rubriek 5.3). Echter, rekening houdend met de farmacologische activiteit van taxanen, hun
genotoxisch vermogen en het effect van verschillende stoffen van deze klasse op de vruchtbaarheid in
dierstudies, kan een effect op de vruchtbaarheid bij de man echter niet uitgesloten worden.
sperma, dienen mannen die behandeld worden met cabazitaxel, doeltreffende anticonceptie te
gebruiken gedurende de gehele behandeling en worden zij geadviseerd om dit voort te zetten tot en
met 6 maanden na de laatste dosis cabazitaxel. Vanwege de potentiële blootstelling via het sperma,
dienen mannen die behandeld worden met cabazitaxel tijdens de gehele behandeling te voorkomen dat
hun ejaculaat in contact komt met een andere persoon. Mannen die behandeld worden met cabazitaxel,
worden geadviseerd om advies in te winnen over het conserveren van sperma vóór de behandeling.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Cabazitaxel heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen,
beïnvloeden aangezien het vermoeidheid en duizeligheid kan veroorzaken. Patiënten dienen het advies
te krijgen om geen voertuig te besturen of machines te bedienen als ze last hebben van deze
bijwerkingen tijdens de behandeling.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van JEVTANA in combinatie met prednison of prednisolon is geëvalueerd in
3 gerandomiseerde, gecontroleerde open-labelonderzoeken (TROPIC, PROSELICA en CARD), met
in totaal 1092 patiënten met gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker die behandeld werden
met 25 mg/m2 cabazitaxel eenmaal om de 3 weken. De patiënten kregen een mediaan aantal van 6 tot
7 cycli met cabazitaxel.
De incidenties van de gepoolde analyse van deze 3 onderzoeken worden hieronder en in de tabellijst
weergegeven.
De meest voorkomende bijwerkingen van alle graden waren anemie (99,0%), leukopenie (93,0%),
neutropenie (87,9%), trombocytopenie (41,1%), diarree (42,1%), vermoeidheid (25,0%) en asthenie
(15,4%). De meest voorkomende bijwerkingen van graad 3 die optraden bij ten minste 5% van de
patiënten waren neutropenie (73,1%), leukopenie (59,5%), anemie (12,0%), febriele neutropenie
(8,0%) en diarree (4,7%).
In de 3 onderzoeken trad stopzetting van de behandeling vanwege bijwerkingen met vergelijkbare
frequenties op (18,3% in TROPIC, 19,5% in PROSELICA en 19,8% in CARD) bij patiënten die
cabazitaxel kregen. De meest frequente bijwerkingen (> 1,0%) die leidden tot stopzetting van
cabazitaxel waren hematurie, vermoeidheid en neutropenie.
Tabel van de bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen zijn vermeld in tabel 2 volgens de MedDRA systeem/orgaanklassen en
frequentiecategorieën. Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar
afnemende ernst. De intensiteit van de bijwerkingen is geklasseerd volgens de CTCAE versie 4.0
(graad 3 = G3). De frequenties zijn gebaseerd op alle graden en worden gedefinieerd als: zeer vaak
(1/10), vaak (1/100 tot <1/10), soms (1/1000 tot <1/100), zelden (1/10.000 tot <1/1000), zeer
zelden (<1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 2: Gerapporteerde bijwerkingen en hematologische afwijkingen met cabazitaxel in combinatie
met prednison of prednisolon in de gepoolde analyse (n=1092)
MedDRA systeem/
Bijwerking
Alle graden
Graad>3
orgaanklasse
n (%)
n (%)
Zeer vaak
Vaak Soms
Infecties en parasitaire Neutropene
48
42 (3,8)
aandoeningen
infectie/sepsis*
(4,4)
MedDRA systeem/
Bijwerking
Alle graden
Graad>3
orgaanklasse
n (%)
n (%)
Zeer vaak
Vaak Soms
Septische shock
10
10 (0,9)
(0,9)
Sepsis
13
13 (1,2)
(1,2)
Cellulitis
8
3 (0,3)
(0,7)
Urineweginfectie
103
19 (1,7)
(9,4)
Influenza
22
0
(2,0)
Cystitis
22
2 (0,2)
(2,0)
Bovenste
23
0
luchtweginfectie
(2,1)
Herpes zoster
14
0
(1,3)
Candidiasis
11
1 (< 0,1)
(1,0)
Neutropeniea*
950 (87,9)
790
(73,1)
Anemie a
1073 (99,0)
130
Bloed- en
(12,0)
lymfestelsel-
Leukopeniea
1008 (93,0)
645
aandoeningen
(59,5)
Trombocytopeniea
478 (44,1)
44 (4,1)
Febriele neutropenie
87
87 (8,0)
(8,0)
Immuunsysteem-
Hypersensitiviteit
7
0
aandoeningen
(0,6)
Verminderde eetlust
192 (17,6)
11 (1,0)
Dehydratie
27
11 (1,0)
Voedings- en
(2,5)
stofwisselings-
Hyperglykemie
11
7 (0,6)
stoornissen
(1,0)
Hypokaliëmie
8
2 (0,2)
(0,7)
Slapeloosheid (insomnia)
45
0
(4,1)
Psychische
Angst
13
0
stoornissen
(1,2)
Verwardheid
12
2 (0,2)
(1,1)
Dysgeusie
64
0
(5,9)
Smaakstoornis
56
0
Zenuwstelsel-
(5,1)
aandoeningen
Perifere neuropathie
40
2 (0,2)
(3,7)
Perifere sensorische
89
6 (0,5)
neuropathie
(8,2)
MedDRA systeem/
Bijwerking
Alle graden
Graad>3
orgaanklasse
n (%)
n (%)
Zeer vaak
Vaak Soms
Polyneuropathie
9
2 (0,2)
(0,8)
Paresthesie
46
0
(4,2)
Hypo-esthesie
18
1 (< 0,1)
(1,6)
Duizeligheid
63
0
(5,8)
Hoofdpijn
56
1 (< 0,1)
(5,1)
Lethargie
15
1 (< 0,1)
(1,4)
Sciatica
9
1 (< 0,1)
(0,8)
Conjunctivitis
11
0
Oogaandoeningen
(1,0)
Toegenomen
22
0
traanafscheiding
(2,0)
Tinnitus
7
0
Evenwichtsorgaan- en
(0,6)
ooraandoeningen
Vertigo
15
1 (< 0,1)
(1,4)
Atriumfibrilleren
14
5 (0,5)
Hartaandoeningen*
(1,3)
Tachycardie
11
1 (< 0,1)
(1,0)
Hypotensie
38
5 (0,5)
(3,5)
Diepe veneuze trombose
12
9 (0,8)
(1,1)
Hypertensie
29
12 (1,1)
Bloedvataandoeningen
(2,7)
Orthostatische hypotensie
6
1 (< 0,1)
(0,5)
Opvliegers
23
1 (< 0,1)
(2,1)
Blozen
9
0
(0,8)
Dyspneu
97
9 (0,8)
(8,9)
Hoesten
79
0
Ademhalingsstelsel-,
(7,2)
borstkas- en
Orofaryngeale pijn
26
1 (< 0,1)
mediastinum-
(2,4)
aandoeningen
Pneumonie
26
16 (1,5)
(2,4)
Longembolie
30
23 (2,1)
(2,7)
Maagdarmstelsel-
Diarree
460 (42,1)
51 (4,7)
aandoeningen
Misselijkheid
347 (31,8)
14 (1,3)
Braken
207 (19,0)
14 (1,3)
MedDRA systeem/
Bijwerking
Alle graden
Graad>3
orgaanklasse
n (%)
n (%)
Zeer vaak
Vaak Soms
Constipatie
202 (18,5)
8 (0,7)
Buikpijn
105
15 (1,4)
(9,6)
Dyspepsie
53
0
(4,9)
Buikpijn (bovenin)
46
1 (< 0,1)
(4,2)
Hemorroïden
22
0
(2,0)
Gastro-oesofageale
26
1 (< 0,1)
refluxziekte
(2,4)
Rectale hemorragie
14
4 (0,4)
(1,3)
Droge mond
19
2 (0,2)
(1,7)
Opgezette buik
14
1 (< 0,1)
(1,3)
Stomatitis
46
2 (0,2)
(4,2)
Alopecia
80
0
(7,3)
Droge huid
23
0
Huid- en onderhuid-
(2,1)
aandoeningen
Erytheem
8
0
(0,7)
Nagelafwijking
8
0
(0,7)
Rugpijn
166 (15,2)
24 (2,2)
Artralgie
88
9 (0,8)
(8,1)
Pijn in de extremiteiten
76
9 (0,8)
(7,0)
Spierspasmen
51
0
Skeletspierstelsel- en
(4,7)
bindweefsel-
Myalgie
40
2 (0,2)
aandoeningen
(3,7)
Musculoskeletale
34
3 (0,3)
borstpijn
(3,1)
Spierzwakte
31
1 (0,2)
(2,8)
Pijn in de flanken
17
5 (0,5)
(1,6)
Acute nierinsufficiëntie
21
14 (1,3)
(1,9)
Nierinsufficiëntie
8
6 (0,5)
Nier- en urineweg-
(0,7)
aandoeningen
Dysurie
52
0
(4,8)
Nierkoliek
14
2 (0,2)
(1,3)
Hematurie
205 (18,8)
33 (3,0)
MedDRA systeem/
Bijwerking
Alle graden
Graad>3
orgaanklasse
n (%)
n (%)
Zeer vaak
Vaak Soms
Pollakisurie
26
2 (0,2)
(2,4)
Hydronefrose
25
13 (1,2)
(2,3)
Urine retentie
36
4 (0,4)
(3,3)
Urine incontinentie
22
0
(2,0)
Ureterobstructie
8
6 (0,5)
(0,7)
Voortplantingsstelsel- Bekkenpijn
20
5 (0,5)
en borstaandoeningen
(1,8)
Vermoeidheid
333 (30,5)
42 (3,8)
Asthenie
227 (20,8)
32 (2,9)
Pyrexie
90
5 (0,5)
(8,2)
Perifeer oedeem
96
2 (0,2 )
(8,8)
Ontsteking van de
23
1 (< 0,1)
Algemene
slijmvliezen
(2,1)
aandoeningen en
Pijn
36
7 (0,6)
toedieningsplaats-
(3,3)
stoornissen
Pijn op de borst
11
2 (0,2)
(1,0)
Oedeem
8
1 (< 0,1)
(0,7)
Rillingen
12
0
(1,1)
Malaise
21
0
(1,9)
Gewichtsafname
81
0
(7,4)
Onderzoeken
Verhoogd
13
1 (< 0,1)
aspartaataminotransferase
(1,2)
Verhoogde
7
1 (< 0,1)
transaminasen
(0,6)
a gebaseerd op laboratoriumwaarden
* zie gedetailleerde rubriek hieronder
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Neutropenie en geassocieerde klinische voorvallen
Er is aangetoond dat het gebruik van G-CSF de incidentie en de ernst van neutropenie beperkt (zie
rubrieken 4.2 en 4.4).
De incidentie van neutropenie graad 3 op basis van laboratoriumgegevens varieerde van 44,7% tot
76,7%, afhankelijk van het gebruik van G-CSF, met de laagste incidentie gemeld bij gebruik van G-
CSF-profylaxe. Evenzo varieerde de incidentie van febriele neutropenie graad 3 van 3,2% tot 8,6%.
Neutropene complicaties (waaronder febriele neutropenie, neutropene infectie/sepsis en neutropene
colitis), in sommige gevallen met een fatale afloop, werden gemeld bij 4,0% van de patiënten bij wie
primaire G-CSF-profylaxe werd gebruikt, en bij 12,8% van de andere patiënten.
Hartaandoeningen en aritmieën
hartritmestoornissen graad 3 had. De incidentie van tachycardie bij cabazitaxel was 1,0%, waarvan
minder dan 0,1% graad 3 was. De incidentie van atriumfibrilleren was 1,3%. Voorvallen van
hartfalen werden gemeld bij 2 patiënten (0,2%), van wie één met fatale afloop. Fataal
ventrikelfibrilleren werd gerapporteerd bij 1 patiënt (0,3%) en hartstilstand bij 3 patiënten (0,5%).
Geen van de gevallen werd door de onderzoeker gerelateerd bevonden.
Hematurie
In de gepoolde analyse had hematurie van alle graden een incidentie van 18,8% bij 25 mg/m2 (zie
rubriek 5.1). In bijna de helft van de gevallen werden verwarrende oorzaken gedocumenteerd, zoals
ziekteprogressie, instrumentatie, infectie of antistollings-/NSAID-/acetylsalicylzuurtherapie.
Andere afwijkingen in laboratoriumwaarden
In de gepoolde analyse bedroeg de incidentie van anemie graad 3, verhoogd ASAT, ALAT en
bilirubine, op basis van afwijkingen in laboratoriumwaarden, respectievelijk 12,0%, 1,3%, 1,0% en
0,5%.
Gastrointestinale aandoeningen
Colitis, enterocolitis, gastritis en neutropene enterocolitis werden waargenomen. Gastrointestinale
bloedingen en perforatie, ileus en intestinale obstructie werden eveneens gerapporteerd (zie
rubriek 4.4).
Ademhalingsstelselaandoeningen
Gevallen van interstitiële pneumonie/pneumonitis en interstitiële longziekte, soms met fatale afloop,
zijn gemeld met frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald) (zie
rubriek 4.4).
Nier- en urinewegaandoeningen
Soms is cystitis gemeld als gevolg van bestralingsrecallfenomeen, inclusief hemorragische cystitis.
Pediatrische patiënten
Zie rubriek 4.2
Andere patiëntengroepen
Ouderen
Van de 1092 met cabazitaxel 25 mg/m2 behandelde patiënten in de prostaatkankeronderzoeken waren
755 patiënten 65 jaar of ouder, onder wie 238 patiënten ouder dan 75 jaar. De volgende niet-
hematologische bijwerkingen werden gemeld in percentages 5% hoger bij patiënten van 65 jaar en
ouder, in vergelijking met jongere patiënten: vermoeidheid (respectievelijk 33,5% en 23,7%), asthenie
(23,7 en 14,2%), obstipatie (20,4% en 14,2%) en dyspneu (10,3% en 5,6%). Neutropenie (90,9% vs.
81,2%) en trombocytopenie (48,8% vs. 36,1%) waren ook 5% hoger bij patiënten van 65 jaar en ouder
in vergelijking met jongere patiënten. Graad 3 neutropenie en febriele neutropenie hadden de
hoogste verschilpercentages tussen beide leeftijdsgroepen (respectievelijk 14% en 4% hoger bij
patiënten 65 jaar in vergelijking met patiënten < 65 jaar) (zie rubriek 4.2 en 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Er bestaat geen bekend antidotum tegen cabazitaxel. De verwachte complicaties van overdosering
zouden bestaan uit de exacerbatie van bijwerkingen zoals beenmergsuppressie en gastrointestinale
stoornissen.
opgevolgd worden. Patiënten moeten zo snel mogelijk na de ontdekking van overdosering
therapeutisch G-CSF krijgen.
Andere geschikte ondersteunende maatregelen moeten genomen
worden.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antineoplastische middelen, taxanen. ATC-code: L01CD04.
Werkingsmechanisme
Cabazitaxel is een antineoplastische stof die het microtubuli-netwerk in de cellen verstoort.
Cabazitaxel bindt zich aan tubuline en bevordert de aanmaak van microtubuli uit tubuline en remt
tegelijkertijd hun afbraak. Dit leidt tot een stabilisatie van de microtubuli, wat leidt tot de remming van
de cellulaire functies tijdens de mitose en de interfase.
Farmacodynamische effecten
Cabazitaxel toonde een breed spectrum van antitumorale activiteit tegen gevorderde humane tumoren
die getransplanteerd werden in muizen. Cabazitaxel is actief in docetaxel-gevoelige tumoren.
Bovendien toonde cabazitaxel activiteit in tumormodellen die ongevoelig waren voor chemotherapie
met inbegrip van docetaxel.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid en de veiligheid van JEVTANA in combinatie met prednison of prednisolon zijn
geëvalueerd in een gerandomiseerde, open label, internationale, multicenter fase III studie (EFC6193
studie), bij patiënten met gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker die voorheen behandeld
werden met een docetaxel-behandelingsschema.
De totale overleving (OS: overall survival) was het primaire eindpunt van de studie.
Secundaire eindpunten waren de progressievrije overleving [PFS: progression free survival
(gedefinieerd als de tijd vanaf de randomisatie tot progressie van de tumor, progressie van het
prostaatspecifiek antigen (PSA), progressie van pijn, of overlijden door welke oorzaak dan ook,
afhankelijk van wat het eerst optrad], de tumorresponssnelheid gebaseerd op de RECIST criteria
(response evaluation criteria in solid tumours), progressie van PSA (gedefinieerd als een stijging van
25% of >50% bij PSA non-responders of responders, respectievelijk), PSA respons (dalingen van
serum PSA spiegels van minstens 50%), progressie van de pijn [geëvalueerd met behulp van de PPI
(present pain intensity) schaal van de McGill-Melzack vragenlijst en een analgetische score (AS)] en
de pijnrespons (gedefinieerd als een reductie van meer dan 2 punten ten opzichte van de mediane PPI
score op uitgangsniveau zonder gelijktijdige toename van AS, of een reductie van 50% van het
gebruik van analgetica ten opzichte van de gemiddelde AS op uitgangsniveau zonder gelijktijdige
toename van de pijn).
In totaal werden 755 patiënten gerandomiseerd die of 25 mg/m2 JEVTANA intraveneus kregen
toegediend om de 3 weken gedurende maximaal 10 cycli in combinatie met 10 mg prednison of
prednisolon oraal per dag (n=378), of die 12 mg/m2 mitoxantron intraveneus kregen toegediend om de
3 weken gedurende maximaal 10 cycli in combinatie met 10 mg prednison of prednisolon oraal per
dag (n=377).
Deze studie sloot patiënten in die ouder dan 18 jaar waren met gemetastaseerde castratieresistente
prostaatkanker, hetzij meetbaar volgens de RECIST criteria of niet meetbaar met stijgende PSA
spiegels of het optreden van nieuwe letsels, en de ECOG (Eastern Cooperative Oncology Group)
functionele index van 0 tot 2. De patiënten moesten de volgende waarden hebben: aantal neutrofielen
>1500 cellen/mm3, bloedplaatjes >100.000/mm3, hemoglobine >10 g/dl, creatinine <1,5 x ULN, totale
bilirubine <1 x ULN, ASAT en ALAT <1,5 x ULN.
6 maanden, of patiënten met ongecontroleerde hartaritmieën, angina pectoris, en/of hypertensie
werden niet ingesloten in de studie.
De demografische kenmerken, met inbegrip van leeftijd, ras en ECOG functionele index (0 tot 2),
waren evenwichtig verdeeld tussen de behandelingsarmen. In de JEVTANA groep was de gemiddelde
leeftijd 68 jaar (range 46-92 jaar) en de verdeling tussen de rassen was 83,9% Kaukasisch, 6,9%
Aziatisch/oosters, 5,3% negroïde en 4% overige.
Het mediane aantal cycli bedroeg 6 in de JEVTANA groep en 4 in de mitoxantron groep. Het aantal
patiënten die de studiebehandeling voltooiden (10 cycli), bedroeg respectievelijk 29,4% en 13,5% in
de JEVTANA groep en in de vergelijkende groep.
De totale overleving was significant langer met JEVTANA vergeleken met mitoxantron
(15,1 maanden versus 12,7 maanden, respectievelijk), met een risicoreductie van 30% op overlijden in
vergelijking met mitoxantron (zie tabel 3 en figuur 1).
Een subgroep van 59 patiënten ontving vóór de behandeling een cumulatieve dosis van <225 mg/m2
docetaxel (29 patiënten in de JEVTANA arm, 30 patiënten in de mitoxantron arm). Er was geen
significant verschil in de totale overleving in deze groep patiënten (HR (95% CI) 0,96 (0,49-1,86)).
Tabel 3 - Werkzaamheid van JEVTANA in de EFC6193 studie bij de behandeling van patiënten met
gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker
JEVTANA + prednison
mitoxantron + prednison
n=378
n=377
Totale overleving
Aantal patiënten die overleden (%)
234 (61,9%)
279 (74%)
Mediane overleving (maanden)
(95% CI)
15,1 (14,1-16,3)
12,7 (11,6-13,7)
Hazard Ratio (HR)1 (95% CI)
0,70 (0,59-0,83)
p-waarde
<0,0001
1HR geschat op basis van een Cox model; een hazard ratio van minder dan 1 is in het voordeel van JEVTANA
Figuur 1: Kaplan Meier curven van de totale overleving (EFC6193)
100
100
mitoxantron + prednison
90
90
cabazitaxel + prednison
80
80
ing
ev 70 70
60
60
l
e
o
v
erl
ta
to 50
50
t
a
g
e
40
40
P
ercen 30
30
20
20
10
10
0
0
0
6
6
12
12
18
18
24
30
Aan
tal met risico
Tijd (maanden)
mitox antron + prednison 377
300
188
67
11
1
cabaz itaxel + prednison 378
321
231
90
28
4
Er was een verbetering in PFS in JEVTANA-arm in vergelijking met de mitoxantron-arm, 2,8 (2,4-
3,0) maanden versus 1,4 (1,4-1,7) maanden, respectievelijk, HR (95% CI) 0,74 (0,64-0,86), p<0,0001.
Er was een significant hogere tumorrespons van 14,4% (95% CI: 9,6-19,3) bij de patiënten in de
JEVTANA-arm in vergelijking met 4,4% (95% CI: 1,6-7,2) bij de patiënten in de mitoxantron-arm,
p=0,0005.
De PSA secundaire eindpunten waren positief in de JEVTANA-arm. Er was een mediane PSA
progressie van 6,4 maanden (95% CI: 5,1-7,3) bij de patiënten in de JEVTANA-arm, in vergelijking
met 3,1 maanden (95% CI: 2,2-4,4) in de mitoxantron-arm, HR 0,75 maanden (95% CI 0,63-0,90),
p=0,0010. De PSA respons was 39,2% bij de patiënten in de JEVTANA-arm (95% CI: 33,9-44,5)
versus 17,8% bij de patiënten in de mitoxantron-arm (95% CI: 13,7-22,0), p=0,0002.
Er was geen statistisch verschil tussen beide behandelingsarmen in pijnprogressie en pijnrespons.
In een non-inferioriteit, multicenter, multinationale, gerandomiseerde open label fase III studie
(EFC11785 studie) werden 1200 patiënten gerandomiseerd die voorheen behandeld werden met een
docetaxel-behandelingsschema. Deze patiënten kregen cabazitaxel 25 mg/m2 (n=602) of 20 mg/m2
(n=598). De totale overleving (OS: overall survival) was het primaire eindpunt van de studie. Het
primaire eindpunt van de studie werd behaald in termen van non-inferioriteit van cabazitaxel 20
mg/m2 in vergelijking met 25 mg/m2 (zie tabel 4). Een statistisch significant hoger percentage
mg/m2 groep (29,5%). Bij patiënten met de 20 mg/m2 dosering werd een statistisch significant hoger
risico op PSA progressie waargenomen (HR 1,195 ; 95%CI: 1,025 tot 1,393), in vergelijking met de
25 mg/m2 dosering. Er was geen statistisch verschil in de andere secundaire eindpunten (PFS, tumor-
en pijnresponse, tumor- en pijnprogressie en vier subcategorieën van FACT-P).
Tabel 4 Totale overleving in EFC11785 studie in cabazitaxel 25 mg/m2 arm versus cabazitaxel 20
mg/m2 arm (intent to treat analyse) - primair eindpunt
CBZ20+PRED
CBZ25+PRED
n=598
n=602
Totale overleving
Aantal patiënten die overleden (%)
497 (83,1 %)
501 (83,2%)
Mediane overleving (maanden)
13,4 (12,19-14,88)
14,5 (13,47-15,28)
(95% CI)
Hazard Ratioa
versus CBZ25+PRED
1,024
-
1-zijdig 98.89% UCI
1,184
-
1-zijdig 95% LCI
0,922
-
CBZ20=Cabazitaxel 20 mg/m2, CBZ25=Cabazitaxel 25 mg/m2, PRED=Prednison/Prednisolon
CI=betrouwbaarheidsinterval, LCI=ondergrens van het betrouwbaarheidsinterval, UCI= bovengrens
van het betrouwbaarheidsinterval
a Hazard ratio geschat op basis van een Cox Proportional Hazards regression model. Een hazard ratio
< 1 duidt op een lager risico van cabazitaxel 20 mg/m2 ten opzichte van 25 mg/m2.
Het waargenomen veiligheidsprofiel van cabazitaxel 25 mg/m2 in studie EFC11785 is kwalitatief en
kwantitatief gelijk aan het profiel waargenomen in de EFC6193 studie. De EFC11785 studie toonde
een beter veiligheidsprofiel voor de cabazitaxel 20 mg/m2 dosis.
Tabel 5 - Samenvatting van veiligheidsgegevens voor cabazitaxel 25 mg/m2 arm versus
cabazitaxel 20 mg/m2 arm in de EFC11785 studie
CBZ20+PRED
CBZ25+PRED
n=580
n=595
Mediane aantal cycli/
6/ 18 weken
7/ 21 weken
mediane duur van
behandeling
Aantal patiënten met
Van 25 tot 20 mg/m2: 128 (21,5%)
dosisverlaging n (%)
Van 20 tot 15 mg/m2: 58 (10,0%)
Van 20 tot 15 mg/m2: 19 (3,2%)
Van 15 tot 12 mg/m2: 9 (1,6%)
Van 15 tot 12 mg/m2: 1 (0,2%)
Alle graden bijwerkingena (%)
Diarree
30,7
39,8
Misselijkheid
24,5
32,1
Vermoeidheid
24,7
27,1
Hematurie
14,1
20,8
Asthenie
15,3
19,7
Verminderde eetlust
13,1
18,5
Braken
14,5
18,2
Constipatie
17,6
18,0
Rugpijn
11,0
13,9
Klinische neutropenie
3,1
10,9
Urineweginfectie
6,9
10,8
Perifere sensorische
6,6
10,6
neuropathie
Dysgeusie
7,1
10,6
Graad 3 bijwerkingenb (%)
Klinische neutropenie
2,4
9,6
Febriele neutropenie
2,1
9,2
Hematologische afwijkingenc (%)
Graad 3 neutropenie
41,8
73,3
Graad 3 anemie
9,9
13,7
Graad 3 trombocytopenie
2,6
4,2
CBZ20=Cabazitaxel 20 mg/m2, CBZ25=Cabazitaxel 25 mg/m2, PRED=Prednison/Prednisolon
a Alle graden bijwerkingen met een incidentie hoger dan 10%
b Graad 3 bijwerkingen met een incidentie hoger dan 5%
c Gebaseerd op laboratoriumwaarden
In een prospectief, multinationaal, gerandomiseerd, open-label-, fase IV-onderzoek
(LPS14201/CARD-onderzoek) met werkzame controle werden 255 patiënten met gemetastaseerde
castratieresistente prostaatkanker (mCRPC), die eerder in welke volgorde dan ook zijn behandeld met
een docetaxelbevattend regime en een AR-gericht middel (abirateron of enzalutamide, met
ziekteprogressie binnen 12 maanden na aanvang van de behandeling) gerandomiseerd naar JEVTANA
25 mg/m2 elke 3 weken plus prednison/prednisolon 10 mg per dag (n=129), of op AR gerichte
middelen (abirateron 1000 mg eenmaal daags plus prednison/prednisolon 5 mg tweemaal daags of
enzalutamide 160 mg eenmaal daags) (n=126). Radiografische progressievrije overleving (rPFS),
gedefinieerd door Prostaatkankerwerkgroep 2 (PCWG2), was het primaire eindpunt. Secundaire
eindpunten omvatten totale overleving, progressievrije overleving, PSA-respons en tumorrespons.
Demografische gegevens en ziektekenmerken waren tussen de behandelingsgroepen in evenwicht. Bij
baseline was de totale mediane leeftijd 70 jaar, had 95% van de patiënten een ECOG-PS van 0 tot 1 en
was de mediane gleasonscore 8. Eenenzestig procent (61%) van de patiënten onderging een eerdere
behandeling met een op AR gericht middel na eerdere docetaxel.
Het onderzoek voldeed aan het primaire eindpunt: rPFS was significant langer met JEVTANA dan
met een AR-gericht middel (respectievelijk 8,0 en 3,7 maanden), met een vermindering van 46% in
het risico op radiografische progressie in vergelijking met een AR-gericht middel (zie tabel 6 en
afbeelding 2).
Tabel 6 Werkzaamheid van JEVTANA in het CARD-onderzoek, bij de behandeling van patiënten
met gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker (intentto-treat-analyse) Radiografische
progressievrije overleving (rPFS)
JEVTANA
AR-gericht middel:
+ prednison/prednisolon
Abirateron +
+ G-CSF
prednison/prednisolon
of
enzalutamide
n=129
n=126
Aantal voorvallen op de afkapdatum (%)
95 (73,6%)
101 (80,2%)
Mediane rPFS (maanden) (95%-BI)
8,0 (5,7 tot 9,2)
3,7 (2,8 tot 5,1)
Risicoverhouding (HR) [95%-BI]
0,54 (0,40 tot 0,73)
p-waarde1
< 0,0001
1gestratificeerde log-ranktoets, significantiedrempel = 0,05
Afbeelding 2 Primair eindpunt: Kaplan-meiergrafiek van radiografische PFS (ITT-populatie)
De vinkjes geven gecensureerde gegevens aan.
Geplande subgroepanalyses voor rPFS op basis van stratificatiefactoren bij randomisatie leverden een
risicoverhouding op van 0,61 (95%-BI: 0,39 tot 0,96) bij patiënten die een eerder AR-gericht middel
kregen voorafgaand aan docetaxel, en een risicoverhouding van 0,48 (95%-BI: 0,32 tot 0,70) bij
patiënten die eerder een AR-gericht middel kregen na docetaxel.
JEVTANA was statistisch superieur aan de AR-gerichte comparatoren in elk van de alfa-beschermde
belangrijkste secundaire eindpunten, waaronder totale overleving (13,6 maanden voor de JEVTANA-
groep versus 11,0 maanden voor de groep met AR-gerichte middelen, HR 0,64, 95% BI: 0,46 tot 0,89;
p=0,008), progressievrije overleving (4,4 maanden voor JEVTANA-groep versus 2,7 maanden voor
groep met AR-gerichte middelen, HR 0,52; 95%-BI: 0,40 tot 0,68), bevestigde PSA-respons (36,3%
voor de JEVTANA-groep versus 14,3% voor de groep met AR-gerichte middelen, p=0,0003) en beste
tumorrespons (36,5% voor de JEVTANA-groep versus 11,5% voor de groep met AR-gerichte
middelen, p=0,004).
Het in het CARD-onderzoek waargenomen veiligheidsprofiel van JEVTANA 25 mg/m2 was over het
algemeen consistent met de waarnemingen in het TROPIC- en PROSELICA-onderzoek (zie
rubriek 4.8). De incidentie van graad 3 bijwerkingen was 53,2% in de JEVTANA-groep versus
31,7% in de JEVTANA-groep versus 37,1% in de groep met AR-gerichte middelen. De incidentie van
patiënten die permanent stopten met de onderzoeksbehandeling vanwege bijwerkingen was 19,8% in
de JEVTANA-groep versus 8,1% in de groep met AR-gerichte middelen. De incidentie van patiënten
met een bijwerking die tot de dood leidde was 5,6% in de JEVTANA-groep versus 10,5% in de groep
met AR-gerichte middelen.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met JEVTANA in alle subgroepen van pediatrische
patiënten voor de indicatie prostaatkanker (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Jevtana werd geëvalueerd in een open-label, multicenter fase 1/2-studie, uitgevoerd bij in totaal 39
pediatrische patiënten (tussen de 4 en 18 jaar voor het fase 1-gedeelte van de studie en tussen de 3 en
16 jaar voor het fase 2-gedeelte van de studie). Het fase 2-gedeelte heeft geen werkzaamheid
aangetoond van behandeling met cabazitaxel 30 mg/m2 als enkelvoudig middel in de pediatrische
populatie met terugkerend of refractair diffuus intrinsiek ponsglioom (DIPG) en hooggradige gliomen
(HGG).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Een populatie farmacokinetische analyse werd uitgevoerd bij 170 patiënten waaronder patiënten met
gevorderde solide tumoren (n=69), gemetastaseerde borstkanker (n=34) en gemetastaseerde
prostaatkanker (n=67). Deze patiënten kregen cabazitaxel in dosissen van 10 tot 30 mg/m2 eenmaal per
week of eenmaal om de 3 weken.
Absorptie
Na intraveneuze toediening gedurende 1 uur in een dosis van 25 mg/m2 cabazitaxel bij patiënten met
gemetastaseerde prostaatkanker (n=67), was de Cmax 226 ng/ml (Coefficient of Variation
(CV): 107%) en deze werd bereikt aan het einde van de 1-uur-durende infusie (Tmax). De gemiddelde
AUC was 991 ng.u/ml (CV: 34%).
Er werd geen grote afwijking van de dosisproportionaliteit waargenomen in een dosis van 10
tot 30 mg/m² bij patiënten met gevorderde solide tumoren (n=126).
Distributie
Het distributievolume (Vss) bedroeg 4870 l (2640 l/m² voor een patiënt met een mediane
lichaamsoppervlakte (BSA: body surface area) van 1,84 m²) in steady state.
In vitro bedroeg de binding van cabazitaxel aan humane serumeiwitten 89-92% en was niet
verzadigbaar tot 50.000 ng/ml, wat de maximale concentratie dekt die werd waargenomen in klinische
studies. Cabazitaxel is voornamelijk gebonden aan humaan serumalbumine (82,0%) en lipoproteïnen
(87,9% voor HDL, 69,8% voor LDL en 55,8% voor VLDL). De in vitro verhoudingen bloed/plasma in
humaan bloed varieerden van 0,90 tot 0,99 wat erop wijst dat cabazitaxel gelijk verdeeld was tussen
bloed en plasma.
Biotransformatie
Cabazitaxel wordt uitgebreid gemetaboliseerd in de lever (>95%), voornamelijk door het iso-enzym
CYP3A (80% tot 90%). Cabazitaxel is de belangrijkste circulerende stof in humaan plasma. Zeven
metabolieten werden gedetecteerd in plasma (waaronder 3 actieve metabolieten afkomstig van
O-demethyleringen), waarbij de belangrijkste metaboliet verantwoordelijk was voor 5% van de
blootstelling aan de oorspronkelijke stof. Er worden ongeveer 20 metabolieten van cabazitaxel
uitgescheiden in de urine en de feces bij de mens.
Op basis van in vitro studies bestaat het potentiële risico van remming door cabazitaxel in klinisch
relevante concentraties van geneesmiddelen die voornamelijk een substraat van CYP3A zijn.
Een klinische studie heeft echter aangetoond dat cabazitaxel (25 mg/m2 toegediend als een eenmalige
1 uur durende infusie) de plasmaspiegels van midazolam, een CYP3A-testsubstraat, niet wijzigde.
substraten met cabazitaxel een klinische impact zal hebben.
Er bestaat geen potentieel risico van remming van geneesmiddelen die substraten van andere CYP
enzymen zijn (1A2, 2B6, 2C9, 2C8, 2C19, 2E1, en 2D6), evenals geen potentieel risico van inductie
door cabazitaxel van geneesmiddelen die substraten van CYP1A, CYP2C9 en CYP3A zijn.
Cabazitaxel remde in vitro niet de majeure biotransformatieweg van warfarine tot 7-hydroxywarfarine,
die gemedieerd wordt door CYP2C9. Daarom wordt in vivo geen farmacokinetische interactie van
cabazitaxel op warfarine verwacht. In vitro remde cabazitaxel niet de Multidrug-Resistant Proteins
(MRP): MRP1 en MRP2 of Organic Cation Transporter (OCT1).
Cabazitaxel remde het transport van P-glycoproteïne (PgP) (digoxine, vinblastine),
Breast-Cancer-Resistant-Proteins (BCRP) (methotrexaat) en Organic Anion Transporting Polypeptide
OATP1B3 (CCK8) bij concentraties die minstens 15 maal hoger waren dan in de kliniek wordt
waargenomen, terwijl cabazitaxel het transport van OATP1B1 (oestradiol-17-glucuronide) remde bij
concentraties die slechts 5 maal hoger waren dan in de kliniek wordt waargenomen. Daarom is het
risico op in-vivo-interacties met MRP-, OCT1-, PgP-, BCRP- en OATP1B3-substraten
onwaarschijnlijk bij de dosis van 25 mg/m2. Het risico op interacties met OATP1B1-transporter
bestaat, met name tijdens de duur van de infusie (1 uur) en tot maximaal 20 minuten na het einde van
de infusie (zie rubriek 4.5).
Eliminatie
Na een 1-uur-durende IV infusie van 25 mg/m2 [14C]-cabazitaxel bij patiënten werd ongeveer 80% van
de toegediende dosis binnen 2 weken geëlimineerd. Cabazitaxel wordt voornamelijk uitgescheiden in
de feces in de vorm van verschillende metabolieten (76% van de dosis), terwijl de renale excretie van
cabazitaxel en de metabolieten verantwoordelijk is voor minder dan 4% van de dosis (2,3% in de vorm
van ongewijzigd geneesmiddel in de urine).
Cabazitaxel had een hoge plasmaklaring van 48,5 l/u (26,4 l/u/m² voor een patiënt met een mediane
BSA van 1,84 m²) en een lange terminale halfwaardetijd van 95 uur.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
In de populatie farmacokinetische analyse bij 70 patiënten van 65 jaar en ouder (57 patiënten van 65
tot 75 jaar en 13 patiënten ouder dan 75 jaar), werd geen effect van de leeftijd op de farmacokinetiek
van cabazitaxel waargenomen.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en de werkzaamheid van JEVTANA bij kinderen en adolescenten onder 18 jaar zijn niet
vastgesteld.
Leverfunctiestoornissen
Cabazitaxel wordt voornamelijk via het levermetabolisme geëlimineerd.
Uit een specifiek onderzoek bij 43 kankerpatiënten met leverfunctiestoornissen bleek dat een lichte
(totale bilirubine >1 tot 1,5 x ULN of ASAT >1,5 x ULN) of matig ernstige (totale bilirubine
>1,5 tot 3,0 x ULN) vorm van leverfunctiestoornis geen invloed had op de farmacokinetiek van
cabazitaxel. De maximale verdraagbare dosis (maximum tolerated dose, MTD) van cabazitaxel
bedroeg respectievelijk 20 en 15 mg/m2.
Bij 3 patiënten met een ernstige vorm van leverfunctiestoornis (totale bilirubine >3 ULN) werd een
daling van 39% van de klaring vastgesteld in vergelijking met patiënten met een lichte vorm van
leverfunctiestoornis. Dit wijst erop dat een ernstige vorm van leverfunctiestoornis enigszins invloed
heeft op de farmacokinetiek van cabazitaxel. De MTD van cabazitaxel bij patiënten met een ernstige
vorm van leverfunctiestoornis werd niet bepaald.
Op basis van gegevens over de veiligheid en verdraagbaarheid moet de dosis cabazitaxel verlaagd
worden bij patiënten met een lichte vorm van leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.2 en 4.4).
JEVTANA is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige vorm van leverfunctiestoornis (zie
rubriek 4.3).
Cabazitaxel wordt in geringe mate uitgescheiden via de nieren (2,3% van de dosis). Een populatie
farmacokinetische analyse die uitgevoerd werd bij 170 patiënten waaronder 14 patiënten met een
matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring in het interval van 30 tot 50 ml/min) en 59 patiënten met
een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring in het interval van 50 tot 80 ml/min), toonde aan dat
lichte tot matige nierfunctiestoornissen geen significante effecten hadden op de farmacokinetiek van
cabazitaxel. Dit werd bevestigd in een specifieke, vergelijkende farmacokinetische studie bij patiënten
met solide tumoren met een normale nierfunctie (8 patiënten), matig ernstige (8 patiënten) en ernstige
(9 patiënten) nierfunctiestoornissen, die verschillende cabazitaxelcycli kregen in eenmalige IV-
infusies tot 25 mg/m2.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Bijwerkingen die niet waargenomen werden in klinische studies maar wel bij honden zijn
waargenomen na toediening van een eenmalige dosis, 5-daagse en wekelijkse toediening met
blootstellingsniveaus die lager waren dan de klinische blootstellingsniveaus en met mogelijke
klinische relevantie waren: arteriolaire/peri-arteriolaire necrose in de lever, hyperplasie van de
galkanaaltjes en/of hepatocellulaire necrose (zie rubriek 4.2).
Bijwerkingen die niet waargenomen werden in klinische studies maar wel bij ratten zijn waargenomen
tijdens toxiciteitsstudies met herhaalde doseringen bij blootstellingsniveaus die hoger waren dan de
klinische blootstellingsniveaus en met mogelijke klinische relevantie waren: oogaandoeningen
gekenmerkt door subcapsulaire zwelling/degeneratie van de lensvezels. Deze effecten waren partieel
reversibel na 8 weken.
Er werden geen carcinogeniciteitsstudies uitgevoerd met cabazitaxel.
Cabazitaxel induceerde geen mutaties in de bacteriële reverse mutatie (Ames) test. Het was niet
clastogeen in een in vitro test in humane lymfocyten (geen inductie van structurele
chromosoomafwijkingen maar het verhoogde het aantal polyploïde cellen) en het induceerde een
toename van micronuclei in de in vivo test bij ratten. Deze genotoxiciteitsresultaten zijn echter
inherent aan de farmacologische activiteit van de stof (remming van de depolymerisatie van tubuline)
en werden waargenomen met geneesmiddelen die dezelfde farmacologische activiteit uitoefenen.
Cabazitaxel had geen invloed op het paarvermogen of de vruchtbaarheid van behandelde mannelijke
ratten. In toxiciteitsstudies met herhaalde doseringen werd echter degeneratie van de vesicula
seminalis en atrofie van de tubuli seminiferi in de testis waargenomen bij ratten, en testiculaire
degeneratie (minimale epitheliale enkelvoudige celnecrose in de epididymis) werd waargenomen bij
honden. De blootstellingen bij dieren waren vergelijkbaar of lager dan die waargenomen werden bij
mensen die klinisch relevante dosissen cabazitaxel kregen.
Cabazitaxel induceerde embryofoetale toxiciteit bij vrouwelijke ratten die eenmaal per dag intraveneus
werden behandeld vanaf zwangerschapsdagen 6 tot 17, waarbij tevens maternale toxiciteit optrad en
omvatte foetaal overlijden en een verminderd gemiddeld foetaal gewicht geassocieerd met een
vertraagde ossificatie van het skelet. De blootstellingen bij dieren waren lager dan die waargenomen
werden bij mensen die klinisch relevante dosissen cabazitaxel kregen.
Cabazitaxel passeerde de placentabarrière bij ratten.
Bij ratten worden cabazitaxel en zijn metabolieten uitgescheiden in de moedermelk in een hoeveelheid
tot maximaal 1,5% van de toegediende dosis gedurende 24 uur.
Environmental risk assessment (ERA Milieu- en effectbeoordeling)
De resultaten van environmental risk assessment studies toonden aan dat het gebruik van JEVTANA
geen significant risico zal bieden voor het watermilieu (zie rubriek 6.6 voor het verwijderen van
ongebruikte geneesmiddelen).
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Concentraat
Polysorbaat 80
Citroenzuur
Oplosmiddel
Ethanol 96 %
Water voor injecties
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn
in rubriek 6.6.
PVC infusiecontainers of polyurethaan infusiesets dienen niet gebruikt te worden voor de bereiding en
toediening van de infusieoplossing.
6.3 Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
3 jaar.
Na opening
De injectieflacons met concentraat en oplosmiddel dienen onmiddellijk gebruikt te worden. Indien
deze niet onmiddellijk worden gebruikt, vallen de bewaartijden en -condities voor gebruik onder de
verantwoordelijkheid van de bereider.
Na de initiële verdunning van het concentraat met het oplosmiddel
De chemische en fysische stabiliteit zijn aangetoond gedurende 1 uur bij kamertemperatuur (15°C
30°C). Vanuit microbiologisch standpunt dient het concentraat-oplosmiddel mengsel onmiddellijk
gebruikt te worden. Indien dit niet onmiddellijk wordt gebruikt, vallen de bewaartijden en -condities
voor gebruik onder de verantwoordelijkheid van de bereider en zouden normaliter niet langer mogen
zijn dan 24 uur bij 2°C 8°C, tenzij de verdunning heeft plaatsgevonden onder gecontroleerde en
gevalideerde aseptische condities.
Na de laatste verdunning in de infusiezak/fles
De chemische en fysische stabiliteit van de infusieoplossing zijn aangetoond gedurende 8 uur bij
kamertemperatuur (inclusief de 1-uur-durende infusietijd) en gedurende 48 uur bij bewaring in de
koelkast (inclusief de 1-uur-durende infusietijd). Vanuit microbiologisch standpunt dient de
infusieoplossing onmiddellijk gebruikt te worden. Indien dit niet onmiddellijk wordt gebruikt, vallen
de bewaartijden en -condities voor gebruik onder de verantwoordelijkheid van de bereider en zouden
normaliter niet langer mogen zijn dan 24 uur bij 2°C 8°C, tenzij de verdunning heeft plaatsgevonden
onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische condities.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30°C.
Niet in de koelkast bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na opening en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Eén verpakking bevat 1 injectieflacon concentraat en 1 injectieflacon oplosmiddel:
· Concentraat: 1,5 ml concentraat in een 15 ml heldere glazen (type I) injectieflacon afgesloten met
een grijze chloorbutyl rubberen dop, verzegeld met een aluminiumdop bedekt met een lichtgroene
plastic flip-off dop. Elke injectieflacon bevat 60 mg cabazitaxel per 1,5 ml nominaal volume
(vulvolume: 73,2 mg cabazitaxel/1,83 ml). Dit vulvolume werd bepaald tijdens de ontwikkeling
van JEVTANA om te compenseren voor het verlies van vloeistof tijdens de bereiding van de
premix. Deze overvulling verzekert dat er na verdunning met de
volledige inhoud van het
begeleidende oplosmiddel voor JEVTANA, een minimaal optrekbaar premix-volume van 6 ml is
dat 10 mg/ml JEVTANA bevat, wat overeenstemt met de hoeveelheid van 60 mg per
injectieflacon die vermeld wordt op de verpakking.
· Oplosmiddel: 4,5 ml oplosmiddel in een 15 ml heldere glazen (type I) injectieflacon afgesloten
met een grijze chloorbutyl rubberen dop, verzegeld met een goudkleurige aluminiumdop bedekt
met een kleurloze plastic flip-off dop. Elke injectieflacon bevat 4,5 ml nominaal volume
(vulvolume: 5,67 ml). Dit vulvolume werd bepaald tijdens de ontwikkeling en de overvulling
verzekert, na toevoeging van de
volledige inhoud van de injectieflacon oplosmiddel aan de inhoud
van de injectieflacon JEVTANA 60 mg concentraat, een concentratie van de premix-oplossing van
10 mg/ml JEVTANA.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
JEVTANA dient alleen bereid en toegediend te worden door personeel dat gekwalificeerd is voor de
toepassing van cytotoxische middelen. Personeel dat zwanger is, dient het geneesmiddel niet te
hanteren. Zoals met andere antineoplastische stoffen dient voorzichtigheid te worden betracht wanneer
JEVTANA wordt gehanteerd en oplossingen worden bereid. Het gebruik van afschermende
hulpmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen (bijv. handschoenen) en procedures voor de
bereiding worden aangeraden. Indien JEVTANA, bij welke stap dan ook in het bereidingsproces, in
contact met de huid mocht komen, was deze dan onmiddellijk en grondig met zeep en water. Indien
JEVTANA in contact met de slijmvliezen mocht komen, was deze dan onmiddellijk en grondig met
water.
Verdun het concentraat voor oplossing voor infusie altijd met
al het bijgeleverde oplosmiddel voordat
het wordt toegevoegd aan de infusieoplossing.
Lees deze
HELE rubriek aandachtig vóór het mengen en verdunnen. JEVTANA moet
TWEE MAAL
verdund worden vóór toediening. Volg de bereidingsaanwijzingen die hieronder staan.
Opmerking: zowel de injectieflacon met JEVTANA 60 mg/1,5 ml concentraat (vulvolume: 73,2 mg
cabazitaxel/1,83 ml) als de injectieflacon met oplosmiddel (vulvolume: 5,67 ml) bevatten een
overvulling om vloeistofverlies tijdens de bereiding te compenseren. Deze overvulling verzekert dat
na verdunning met
AL het bijgeleverde oplosmiddel, de oplossing 10 mg/ml cabazitaxel bevat.
Het volgende verdunningsproces in twee stappen moet op een aseptische manier worden uitgevoerd
om de oplossing voor infusie te bereiden.
Stap 1: Eerste verdunning van het concentraat voor oplossing voor infusie met het
bijgeleverde oplosmiddel
Stap 1.1
Controleer de injectieflacon met concentraat en
het bijgeleverde oplosmiddel. De
concentraatoplossing en het oplosmiddel moeten
helder zijn.
Injectieflacon met
Injectieflacon
concentraat
met oplosmiddel
(60 mg 1,5 ml)
Stap 1.2
Gebruik een spuit met een naald en trek de
volledige inhoud van het bijgeleverde
oplosmiddel aseptisch op door de injectieflacon
gedeeltelijk om te keren.
Injectieflacon
met oplosmiddel
Stap 1.3
Injecteer de
volledige inhoud in de
overeenstemmende injectieflacon met
concentraat.
Richt de naald naar de binnenwand van de
injectieflacon met concentraatoplossing om
schuimvorming zo veel mogelijk te beperken
wanneer u het oplosmiddel injecteert. Injecteer
langzaam.
Mengsel concentraat-
Injectieflacon
Na reconstitutie bevat de resulterende oplossing oplosmiddel 10 mg/ml
met oplosmiddel
10 mg/ml cabazitaxel.
Stap 1.4
Verwijder de spuit en naald; meng handmatig en
zachtjes door herhaaldelijk om te keren totdat u
een heldere en homogene oplossing verkrijgt.
Dit kan ongeveer 45 seconden in beslag nemen.
Mengsel concentraat-
oplosmiddel 10 mg/ml
Stap 1.5
Laat deze oplossing gedurende ongeveer
5 minuten staan en controleer dan of de
oplossing homogeen en helder is.
Het is normaal dat er na deze tijdspanne nog
schuim overblijft.
Mengsel concentraat-
oplosmiddel 10 mg/ml
Dit resulterende mengsel van concentraat en oplosmiddel bevat 10 mg/ml cabazitaxel (minstens
6 ml leverbaar volume). De tweede verdunning moet onmiddellijk daarna gebeuren (binnen 1 uur)
zoals beschreven in Stap 2.
Er kan meer dan één injectieflacon van het mengsel concentraat-oplosmiddel nodig zijn om de
voorgeschreven dosis toe te dienen.
Stap 2: Tweede (finale) verdunning voor infusie
Stap 2.1
Gebruik een gegradueerde spuit met een naald
en trek de nodige hoeveelheid van het mengsel
concentraat-oplosmiddel (10 mg/ml cabazitaxel)
aseptisch op. Als voorbeeld zou een dosis van
45 mg JEVTANA 4,5 ml vereisen van het
mengsel concentraat-oplosmiddel, zoals bereid
in Stap 1.
Omdat er na de bereiding, zoals beschreven in
Stap 1, schuim kan achterblijven op de wand van
de injectieflacon van deze oplossing, plaatst u de
Mengsel concentraat-
naald van de spuit bij voorkeur in het midden
oplosmiddel 10 mg/ml
wanneer u de oplossing optrekt.
Stap 2.2
Injecteer in een steriele PVC-vrije container met
5% glucoseoplossing of met 9 mg/ml (0,9%)
natriumchlorideoplossing voor infusie. De
concentratie van de oplossing voor infusie moet
zich tussen 0,10 mg/ml en 0,26 mg/ml bevinden.
5% glucoseoplossing of 9 mg/ml
Vereiste hoeveelheid
(0,9%) natriumchlorideoplossing
mengsel concentraat-
voor infusie
oplosmiddel
Stap 2.3
Verwijder de spuit en meng de inhoud van de
infusiezak of -fles handmatig door middel van
een schommelende beweging
Stap 2.4
Zoals bij alle parenterale producten moet de
resulterende oplossing voor infusie visueel
gecontroleerd worden vóór gebruik.. Aangezien
de infusieoplossing oververzadigd is, kan deze
in de loop der tijd kristalliseren. In dit geval
dient de oplossing niet gebruikt te worden en te
worden afgevoerd.
De oplossing voor infusie dient onmiddellijk gebruikt te worden. Echter, de bewaartermijn kan langer
zijn onder de specifieke voorwaarden vermeld in rubriek 6.3.
Een in-line filter van 0,22 micrometer nominale poriegrootte (ook aangeduid als 0,2 micrometer)
wordt aanbevolen tijdens de toediening.
Gebruik geen PVC infusiecontainers of polyurethaan infusiesets voor de bereiding en toediening van
JEVTANA.
JEVTANA mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F - 75008 Paris
Frankrijk
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/676/001
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING / VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 17 maart 2011.
Datum van laatste verlenging: 14 December 2020.
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www. ema.europa.eu).
BIJLAGE II
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING
TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Industriepark Höchst
65926 Frankfurt am Main
Duitsland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant
die verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen (PSUR's)
De vereisten voor de indiening van de periodieke veiligheidsverslagen voor dit geneesmiddel zijn
uiteengezet in de lijst van uniale referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107
quater, onder punt 7 van Richtlijn 2001/83/EG en alle navolgende updates gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen..
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP - risicobeheerplan)
De vergunninghouder voert de noodzakelijke onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
updates.
Een RMP-update wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
JEVTANA 60 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
cabazitaxel
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 ml concentraat bevat 40 mg cabazitaxel.
Eén injectieflacon met 1,5 ml concentraat bevat 60 mg cabazitaxel.
De injectieflacon met concentraat (vulling: 73,2 mg cabazitaxel/1,83 ml) en de injectieflacon met
oplosmiddel (5,67 ml) bevatten een overvulling om vloeistofverlies tijdens de bereiding te
compenseren. Deze overvulling verzekert dat na de
eerste verdunning met de VOLLEDIGE inhoud
van de injectieflacon oplosmiddel, de concentratie cabazitaxel 10 mg/ml is.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen
Injectieflacon met concentraat: polysorbaat 80 en citroenzuur.
Injectieflacon met oplosmiddel: ethanol 96% en water voor injecties.
Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie.
1 injectieflacon met 1,5 ml concentraat en 1 injectieflacon met 4,5 ml oplosmiddel.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Injectieflacons voor eenmalig gebruik.
LET OP:
Twee-stappen verdunning vereist.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik (infusie) NA de laatste verdunning.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
CYTOTOXISCH
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
Lees de bijsluiter voor de houdbaarheid van de verdunde oplossing.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C.
Niet in de koelkast bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGEL VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-
GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F - 75008 Paris
Frankrijk
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/676/001
13. BATCHNUMMER
Lot:
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van Braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC {nummer}
SN {nummer}
NN {nummer}
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON voor CONCENTRAAT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN TOEDIENINGSWEG(EN)
JEVTANA 60 mg steriel concentraat
cabazitaxel
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Verdun met AL het geleverde oplosmiddel.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
4.
BATCHNUMMER
Lot:
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1,5 ml
10 mg/ml na eerste verdunning
6.
OVERIGE
Oplossing voor IV infusie na laatste verdunning (zie bijsluiter).
Bevat een overvulling.
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON voor OPLOSMIDDEL
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN TOEDIENINGSWEG(EN)
OPLOSMIDDEL voor JEVTANA
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Gebruik de VOLLEDIGE inhoud voor verdunning (zie bijsluiter).
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
4.
BATCHNUMMER
Lot:
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
4,5 ml (ethanol 96% en water voor injecties).
6.
OVERIGE
Deze injectieflacon bevat een overvulling.
B. BIJSLUITER
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
JEVTANA 60 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
cabazitaxel
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet
in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is JEVTANA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is JEVTANA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
De naam van uw geneesmiddel is JEVTANA. De stofnaam is cabazitaxel. Het behoort tot een groep
van geneesmiddelen tegen kanker die 'taxanen' worden genoemd.
JEVTANA wordt gebruikt om prostaatkanker te behandelen die verergerd is nadat u andere
chemotherapie heeft gekregen. Het stopt de groei en de vermenigvuldiging van de cellen.
Als onderdeel van uw behandeling zult u ook een corticosteroïd (prednison of prednisolon) dagelijks
via de mond moeten innemen. Vraag uw arts om u meer uitleg te geven over dit andere geneesmiddel.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent allergisch voor cabazitaxel, andere taxanen of voor polysorbaat 80 of voor één van de
stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
- Uw aantal witte bloedcellen is te laag (aantal neutrofielen minder dan of gelijk aan 1500
cellen/mm3).
- U heeft een ernstige abnormale leverfunctie.
- U krijgt binnenkort een vaccin tegen gele koorts of u heeft dit recent gekregen.
U mag JEVTANA niet toegediend krijgen als één van de bovenstaande punten op u van toepassing is.
Als u twijfelt, raadpleeg uw arts voordat u JEVTANA krijgt toegediend.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Vóór elke behandeling met JEVTANA zult u bloedtesten moeten ondergaan om te controleren of u
voldoende bloedcellen heeft en of uw lever- en nierfunctie voldoende werken om JEVTANA
toegediend te kunnen krijgen.
Raadpleeg uw arts onmiddellijk als:
- u koorts heeft. Tijdens de behandeling met JEVTANA is het zeer waarschijnlijk dat de
hoeveelheid witte bloedcellen verlaagd is. Uw arts zal uw bloed en uw algemene toestand
controleren om tekenen van infecties op te sporen. Hij/zij kan u andere geneesmiddelen geven om
uw aantal bloedcellen op niveau te houden. Mensen met een laag aantal witte bloedcellen kunnen
levensbedreigende infecties ontwikkelen. Het vroegste teken van een infectie kan koorts zijn;
daarom dient u onmiddellijk uw arts te raadplegen als u koorts heeft.
- u ooit een allergie heeft gehad. Er kunnen ernstige allergische reacties optreden tijdens de
behandeling met JEVTANA.
- u ernstige of langdurige diarree heeft, als u zich misselijk voelt of moet braken. Deze bijwerkingen
kunnen leiden tot ernstige uitdroging. Indien nodig zal uw arts u hiervoor behandelen.
- u een gevoel van verdoving, tintelingen, een brandend of verminderd gevoel in de handen en
voeten heeft.
- u bloedingen heeft in uw maagdarmkanaal, veranderingen in de kleur van uw stoelgang of
maagpijn. Indien de bloeding of pijn ernstig is, zal uw arts de behandeling met JEVTANA
stopzetten. JEVTANA kan de kans op bloedingen of vorming van gaten in uw maagdarmwand
namelijk verhogen.
- u nierproblemen heeft.
- u last heeft van geel worden van de huid en ogen, donker worden van de urine, ernstige
misselijkheid of braken, omdat dit verschijnselen of symptomen van leverproblemen kunnen zijn.
- u merkt dat u erg veel of weinig moet plassen.
- u bloed in uw urine heeft.
Als één van de bovenstaande punten op u van toepassing is, raadpleeg onmiddellijk uw arts. Uw arts
kan de dosis JEVTANA verlagen of de behandeling stoppen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast JEVTANA nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts, apotheker of verpleegkundige. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waar u geen voorschrift voor
nodig heeft. De reden is dat sommige geneesmiddelen invloed kunnen hebben op de manier waarop
JEVTANA werkt of dat JEVTANA invloed kan hebben op de manier waarop andere geneesmiddelen
werken. Deze geneesmiddelen omvatten de volgende:
- ketoconazol, rifampicine (voor infecties);
- carbamazepine, fenobarbital of fenytoïne (voor aanvallen van epilepsie);
- Sint-janskruid (Hypericum perforatum) (kruidengeneesmiddel voor depressie en andere
aandoeningen);
- statines (zoals simvastatine, lovastatine, atorvastatine, rosuvastatine of pravastatine) (om het
cholesterolgehalte in uw bloed te verlagen);
- valsartan (voor hoge bloeddruk);
- repaglinide (voor suikerziekte).
Raadpleeg uw arts voordat u vaccinaties laat toedienen terwijl u JEVTANA krijgt.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
JEVTANA mag niet gebruikt worden bij zwangere vrouwen of vruchtbare vrouwen die geen
anticonceptie gebruiken.
JEVTANA mag niet gebruikt worden tijdens de periode waarin borstvoeding wordt gegeven.
Gebruik een condoom tijdens de geslachtsgemeenschap als uw partner zwanger is of zwanger kan
worden. JEVTANA kan aanwezig zijn in uw sperma en kan invloed hebben op de foetus. U wordt
geadviseerd om geen kind te verwekken tot en met 6 maanden na de behandeling en om advies in te
winnen over het bewaren van sperma vóór de behandeling, omdat JEVTANA de vruchtbaarheid van
de man kan aantasten.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
voertuigen of gebruik geen werktuigen of machines totdat u zich beter voelt.
JEVTANA bevat ethanol (alcohol)
Dit geneesmiddel bevat 573 mg alcohol (ethanol) per flacon met oplosmiddel. De hoeveelheid per
dosis van dit middel is gelijk aan de hoeveelheid in minder dan 11 ml bier of 5 ml wijn.
De kleine hoeveelheid alcohol in dit geneesmiddel zal geen merkbare effecten hebben. Als u verslaafd
bent aan alcohol, of leverziekte of epilepsie heeft, neem dan contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Instructies voor gebruik
U krijgt geneesmiddelen tegen allergie voordat u JEVTANA krijgt toegediend om het risico op
allergische reacties te verminderen.
· JEVTANA wordt u toegediend door een arts of een verpleegkundige.
· JEVTANA moet bereid (verdund) worden voordat het wordt toegediend. Deze bijsluiter bevat
praktische informatie over de bereiding en toediening van JEVTANA voor artsen,
verpleegkundigen en apothekers.
· JEVTANA wordt in ongeveer één uur in het ziekenhuis toegediend via een druppelinfusie in één
van uw aderen (intraveneus gebruik).
· Als onderdeel van uw behandeling krijgt u ook dagelijks een corticosteroïd (prednison of
prednisolon); dit neemt u in via de mond.
Hoeveel en hoe vaak moet u dit middel krijgen?
· De gebruikelijke dosis hangt af van uw lichaamsoppervlakte. Uw arts zal uw lichaamsoppervlakte
in vierkante meters (m²) berekenen en zal beslissen welke dosis u moet krijgen.
· U zult gewoonlijk eenmaal om de 3 weken een infusie krijgen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Uw arts zal deze met u bespreken en zal u de potentiële risico's en voordelen van
uw behandeling uitleggen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u één van de volgende bijwerkingen waarneemt:
· Koorts (hoge lichaamstemperatuur). Dit treedt vaak op (komt voor bij minder dan 1 op de 10
gebruikers).
· Ernstig verlies van lichaamsvloeistof (dehydratatie). Dit treedt vaak op (komt voor bij minder dan
1 op de 10 gebruikers). Dit kan optreden als u ernstige of langdurige diarree heeft, of als u koorts
heeft, of als u onwel bent (moet braken).
· Ernstige maagpijn of maagpijn die niet overgaat. Dit kan voorkomen als u een gat in uw maag,
slokdarm of darmen heeft (gastrointestinale perforatie). Dit kan leiden tot de dood.
Als één van de bovenstaande bijwerkingen op u van toepassing is, raadpleeg onmiddellijk uw arts.
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
· daling van het aantal rode bloedcellen (anemie), of witte bloedcellen (die belangrijk zijn om
infecties te bestrijden)
· daling van het aantal bloedplaatjes (wat resulteert in een verhoogd risico op bloedingen)
· verlies van eetlust (anorexia)
· maaglasten waaronder misselijkheid, braken, diarree of constipatie
· rugpijn
· bloed in de urine
· gevoel van vermoeidheid, zwakte of gebrek aan energie.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
· verandering van smaak
· kortademigheid
· hoesten
· buikpijn
· tijdelijke haaruitval (in de meeste gevallen zal de normale haargroei terugkeren)
· gewrichtspijn
· urineweginfecties
· tekort aan witte bloedcellen geassocieerd met koorts en infectie
· een gevoel van verdoving, tintelingen, een brandend of verminderd gevoel in de handen en voeten
· duizeligheid
· hoofdpijn
· bloeddrukstijging of - daling
· oncomfortabel gevoel in de maag, brandend maagzuur of oprispingen
· maagpijn
· aambeien
· spierspasmen
· pijnlijk of vaak plassen
· urine-incontinentie
· nierziekte of nierproblemen
· pijnlijke wondjes in de mond of op de lippen
· infecties of risico op infecties
· hoge bloedglucosespiegel
· slapeloosheid (insomnia)
· mentale verwardheid
· zich angstig voelen
· abnormaal gevoel of verlies van gevoel of pijn in de handen en voeten
· evenwichtsstoornissen
· snelle of onregelmatige hartslag
· bloedklonter in het been of de long
· warm aanvoelende huid of rode huid
· pijn in de mond of de keel
· rectale bloeding
· ongemak, last, zwakte of pijn in de spieren
· zwelling van de voeten of de benen
· rillingen.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
· laag kaliumgehalte in het bloed
· oorsuizingen
· warm aanvoelende huid
· roodheid van de huid
· blaasontsteking, wat kan voorkomen indien uw blaas eerder is blootgesteld aan radiotherapie
(cystitis als gevolg van bestralingsrecallfenomeen).
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
· interstitiële longziekte (longontsteking, leidend tot hoesten en ademhalingsmoeilijkheden).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de
buitenverpakking en op het etiket van de injectieflacons na 'EXP'. Daar staat een maand en een jaar.
De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 30°C. Niet in de koelkast bewaren.
Informatie over de bewaring en de termijn om JEVTANA te gebruiken, zodra het wordt verdund en
gebruiksklaar is, wordt beschreven in de rubriek 'Praktische informatie voor artsen of
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg over de bereiding, toediening en verwerking van Jevtana'.
Alle ongebruikte producten en afvalstoffen dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften. Deze maatregelen zullen helpen bij de bescherming van het milieu.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is cabazitaxel. Eén ml concentraat bevat 40 mg cabazitaxel. Eén
injectieflacon met concentraat bevat 60 mg cabazitaxel.
De andere stoffen in dit middel zijn polysorbaat 80 en citroenzuur in het concentraat en ethanol 96%
en water voor injecties in het oplosmiddel (zie rubriek 2 'JEVTANA bevat alcohol').
Opmerking: zowel de injectieflacon met JEVTANA 60 mg/1,5 ml concentraat (vulvolume: 73,2 mg
cabazitaxel/1,83 ml) als de injectieflacon met oplosmiddel (vulvolume: 5,67 ml) bevatten een
overvulling om vloeistofverlies tijdens de bereiding te compenseren. Deze overvulling verzekert dat
na verdunning met
AL het bijgeleverde oplosmiddel, de oplossing 10 mg/ml cabazitaxel bevat.
Hoe ziet JEVTANA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
JEVTANA is een concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie (steriel concentraat).
Het concentraat is een heldergele tot bruingele olieachtige oplossing.
Het oplosmiddel is een heldere en kleurloze oplossing.
Eén JEVTANA verpakking bevat:
- 1 heldere glazen injectieflacon voor eenmalig gebruik afgesloten met een grijze rubberen stop,
verzegeld met een aluminiumdop bedekt met een lichtgroene plastic flip-off-dop, en die 1,5 ml
(nominaal volume) concentraat bevat.
- 1 heldere glazen injectieflacon voor eenmalig gebruik afgesloten met een grijze rubberen stop,
verzegeld met een goudkleurige aluminiumdop bedekt met een kleurloze plastic flip-off-dop, en
die 4,5 ml (nominaal volume) oplosmiddel bevat.
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F - 75008 Paris
Frankrijk
Fabrikant
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Industriepark Höchst
65926 Frankfurt am Main
Duitsland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Sanofi Belgium
Swixx Biopharma UAB
Tél/Tel: +32 (0)2 710 54 00
Tel: +370 5 236 91 40
Luxembourg/Luxemburg
Swixx Biopharma EOOD
Sanofi Belgium
.: +359 (0)2 4942 480
Tél/Tel: +32 (0)2 710 54 00 (Belgique/Belgien)
Ceská republika
Magyarország
sanofi-aventis, s.r.o.
SANOFI-AVENTIS Zrt.,
Tel: +420 233 086 111
Tel.: +36 1 505 0050
Danmark
Malta
Sanofi A/S
Sanofi S.r.l.
Tlf: +45 45 16 70 00
Tel: +39.800.536389
Deutschland
Nederland
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Genzyme Europe B.V.
Tel.: 0800 04 36 996
Tel: +31 20 245 4000
Tel. aus dem Ausland: +49 69 305 70 13
Eesti
Norge
Swixx Biopharma OÜ
sanofi-aventis Norge AS
Tel: +372 640 10 30
Tlf: +47 67 10 71 00
Österreich
sanofi-aventis AEBE
sanofi-aventis GmbH
: +30 210 900 16 00
Tel: +43 1 80 185 0
España
Polska
sanofi-aventis, S.A.
sanofi-aventis Sp. z o.o.
Tel: +34 93 485 94 00
Tel.: +48 22 280 00 00
France
Portugal
sanofi-aventis France
Sanofi - Produtos Farmacêuticos, Lda
Tél: 0 800 222 555
Tel: +351 21 35 89 400
Appel depuis l'étranger : +33 1 57 63 23 23
Hrvatska
România
Swixx Biopharma d.o.o.
Sanofi Romania SRL
Tel: +385 1 2078 500
Tel: +40 (0) 21 317 31 36
Ireland
Slovenija
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Swixx Biopharma d.o.o.
Tel: +353 (0) 1 403 56 00
Tel: +386 1 235 51 00
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Swixx Biopharma s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 208 33 600
Italia
Suomi/Finland
Sanofi S.r.l.
Sanofi Oy
Tel: +39 800 536389
Puh/Tel: +358 (0) 201 200 300
Sverige
C.A. Papaellinas Ltd.
Sanofi AB
: +357 22 741741
Tel: +46 (0)8 634 50 00
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Swixx Biopharma SIA
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel: +371 6 616 47 50
Tel: +44 (0) 800 035 2525
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www. ema.europa.eu).
PRAKTISCHE INFORMATIE VOOR ARTSEN OF BEROEPSBEOEFENAREN IN DE
GEZONDHEIDSZORG OVER DE BEREIDING, TOEDIENING EN VERWERKING VAN
JEVTANA 60 mg CONCENTRAAT EN OPLOSMIDDEL VOOR OPLOSSING VOOR
INFUSIE
Deze informatie is een aanvulling op de rubrieken 3 en 5 voor de gebruiker.
Het is belangrijk dat u de volledige inhoud van deze procedure leest vóór de bereiding van de
infusieoplossing.
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke gebruikt
worden voor de verdunningen.
Houdbaarheid en speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor de verpakking van JEVTANA 60 mg concentraat en oplosmiddel
Bewaren beneden 30°C.
Niet in de koelkast bewaren.
Na opening
De injectieflacons met concentraat en oplosmiddel dienen onmiddellijk gebruikt te worden. Indien
deze niet onmiddellijk worden gebruikt, vallen de bewaartijden en -condities voor gebruik onder de
verantwoordelijkheid van de bereider. Vanuit microbiologisch standpunt dient het 2-stappen
verdunningsproces plaats te vinden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische condities (zie
hieronder bij 'Voorzorgsmaatregelen bij de bereiding en toediening').
Na de eerste verdunning van JEVTANA 60 mg concentraat met de
volledige inhoud van de
injectieflacon met oplosmiddel zijn de chemische en fysische stabiliteit aangetoond gedurende 1 uur
bij kamertemperatuur.
Na de laatste verdunning in de infusiezak/fles
De chemische en fysische stabiliteit van de infusieoplossing zijn aangetoond gedurende 8 uur bij
kamertemperatuur (15°C 30°C) inclusief de 1-uur-durende infusietijd en gedurende 48 uur bij
bewaring in de koelkast inclusief de 1-uur-durende infusietijd.
Vanuit microbiologisch standpunt dient de infusieoplossing onmiddellijk gebruikt te worden. Indien
dit niet onmiddellijk wordt gebruikt, vallen de bewaartijden en -condities voor gebruik onder de
verantwoordelijkheid van de bereider en zouden normaliter niet langer mogen zijn dan 24 uur bij 2°C
8°C, tenzij de verdunning heeft plaatsgevonden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
condities.
Voorzorgsmaatregelen bij de bereiding en toediening
Zoals met andere antineoplastische stoffen dient voorzichtigheid te worden betracht wanneer
JEVTANA wordt gehanteerd en oplossingen worden bereid. Het gebruik van afschermende
hulpmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen (bijv. handschoenen) en procedures voor de
bereiding worden aangeraden. Indien JEVTANA, bij welke stap dan ook in het bereidingsproces, in
contact met de huid mocht komen, was deze dan onmiddellijk en grondig met zeep en water. Indien
JEVTANA in contact met de slijmvliezen mocht komen, was deze dan onmiddellijk en grondig met
water.
JEVTANA dient alleen bereid en toegediend te worden door personeel dat gekwalificeerd is voor de
toepassing van cytotoxische middelen. Personeel dat zwanger is dient het product niet te hanteren.
Verdun het concentraat voor oplossing voor infusie altijd met
AL het bijgeleverde oplosmiddel
voordat het wordt toegevoegd aan de infusieoplossing.
Bereidingsstappen
Lees deze
HELE rubriek aandachtig vóór het mengen en verdunnen. JEVTANA moet
TWEEMAAL
verdund worden vóór toediening. Volg de bereidingsaanwijzingen die hieronder staan.
Opmerking: zowel de injectieflacon met JEVTANA 60 mg/1,5 ml concentraat (vulvolume: 73,2 mg
cabazitaxel/1,83 ml) als de injectieflacon met oplosmiddel (vulvolume: 5,67 ml) bevatten een
overvulling om vloeistofverlies tijdens de bereiding te compenseren. Deze overvulling verzekert dat,
na verdunning met
AL het bijgeleverde oplosmiddel, de oplossing 10 mg/ml cabazitaxel bevat.
Het volgende verdunningsproces in twee stappen moet op een aseptische manier worden uitgevoerd
om de oplossing voor infusie te bereiden.
Stap 1: Eerste verdunning van het concentraat voor oplossing voor infusie met het
bijgeleverde oplosmiddel
Stap 1.1
Controleer de injectieflacon met concentraat en
het bijgeleverde oplosmiddel. De
concentraatoplossing en het oplosmiddel moeten
helder zijn.
Injectieflacon
Injectieflacon met
met oplosmiddel
concentraat
(60 mg 1,5 ml)
Stap 1.2
Gebruik een spuit met een naald en trek de
volledige inhoud van het bijgeleverde
oplosmiddel aseptisch op door de injectieflacon
gedeeltelijk om te keren.
Injectieflacon
met oplosmiddel
Stap 1.3
Injecteer de
volledige inhoud in de
overeenstemmende injectieflacon met
concentraat.
Richt de naald naar de binnenwand van de
injectieflacon met concentraatoplossing om
schuimvorming zo veel mogelijk te beperken
wanneer u het oplosmiddel injecteert. Injecteer
langzaam.
a Na reconstitutie bevat de resulterende oplossing
Mengsel concentraat-
Injectieflacon
10 mg/ml cabazitaxel.
oplosmiddel
met oplosmiddel
10 mg/ml
Stap 1.4
Verwijder de spuit en naald; meng handmatig en
zachtjes door herhaaldelijk om te keren totdat u
een heldere en homogene oplossing verkrijgt.
Dit kan ongeveer 45 seconden in beslag nemen.
Mengsel concentraat
oplosmiddel 10 mg/ml
Stap 1.5
Laat deze oplossing gedurende ongeveer
5 minuten staan en controleer dan of de
oplossing homogeen en helder is.
Het is normaal dat er na deze tijdspanne nog
schuim overblijft.
Mengsel concentraat-
oplosmiddel 10 mg/ml
Dit resulterende mengsel van concentraat en oplosmiddel bevat 10 mg/ml cabazitaxel (minstens
6 ml leverbaar volume). De tweede verdunning moet onmiddellijk daarna gebeuren (binnen 1 uur)
zoals beschreven in Stap 2.
Er kan meer dan één injectieflacon van het mengsel concentraat-oplosmiddel nodig zijn om de
voorgeschreven dosis toe te dienen.
Stap 2: Tweede (finale) verdunning voor infusie
Stap 2.1
Gebruik een gegradueerde spuit met een naald
en trek de nodige hoeveelheid van het mengsel
concentraat-oplosmiddel (10 mg/ml cabazitaxel)
aseptisch op. Als voorbeeld zou een dosis van
45 mg JEVTANA 4,5 ml vereisen van het
mengsel concentraat-oplosmiddel, zoals bereid
in Stap 1.
Omdat er na de bereiding, zoals beschreven in
Stap 1, schuim kan achterblijven op de wand van
de injectieflacon van deze oplossing, plaatst u de
Mengsel concentraat-
naald van de spuit bij voorkeur in het midden
oplosmiddel 10 mg/ml
wanneer u de oplossing optrekt.
Stap 2.2
Injecteer in een steriele PVC-vrije container met
5% glucoseoplossing of met 9 mg/ml (0,9%)
natriumchlorideoplossing voor infusie. De
concentratie van de oplossing voor infusie moet
zich tussen 0,10 mg/ml en 0,26 mg/ml bevinden.
5% glucoseoplossing of
Vereiste hoeveelheid
9 mg/ml (0,9%)
mengsel concentraat-
natriumchloride-
oplosmiddel
oplossing voor infusie
Stap 2.3
Verwijder de spuit en meng de inhoud van de
infusiezak of -fles handmatig door middel van
een schommelende beweging
Stap 2.4
Zoals bij alle parenterale producten moet de
resulterende oplossing voor infusie visueel
gecontroleerd worden vóór gebruik. Aangezien
de infusieoplossing oververzadigd is, kan dit in
de loop der tijd kristalliseren. In dit geval dient
de oplossing niet gebruikt te worden en te
worden afgevoerd.
De infusieoplossing dient onmiddellijk gebruikt te worden. Echter, de bewaartermijn kan langer zijn
onder de specifieke voorwaarden vermeld onder '
Houdbaarheid en speciale voorzorgsmaatregelen
bij bewaren' hierboven.
.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Wijze van toediening
JEVTANA wordt toegediend als een 1-uur-durende infusie.
Een in-line filter van 0,22 micrometer nominale poriegrootte (ook aangeduid als 0,2 micrometer)
wordt aanbevolen tijdens de toediening.
Gebruik geen PVC infusiecontainers of polyurethaan infusiesets voor de bereiding en toediening van
de infusieoplossing.