Kimmtrak 100 µg/0,5 ml
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt
verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van
bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
KIMMTRAK 100 microgram/0,5 ml concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén injectieflacon van 0,5 ml bevat 100 microgram tebentafusp, overeenkomend met een concentratie
van 200 mcg/ml vóór verdunning.
Tebentafusp is een fusie-eiwit, geproduceerd met recombinant-DNA-technologie in
Escherichia
coli-cellen.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie (steriel concentraat).
Heldere, kleurloze tot lichtgele oplossing in een injectieflacon voor eenmalig gebruik.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
KIMMTRAK is geïndiceerd als monotherapie voor de behandeling van humaan leukocytenantigeen
(HLA)-A*02:01-positieve volwassen patiënten met een niet-resectabel of gemetastaseerd
uveamelanoom.
4.2
Dosering en wijze van toediening
KIMMTRAK moet worden toegediend onder de leiding en het toezicht van een arts die ervaring heeft
met het gebruik van middelen tegen kanker en die voorbereid is op een behandeling van
cytokinenvrijgavesyndroom (cytokine
release syndrome)
in een omgeving waar volledige
voorzieningen voor reanimatie onmiddellijk beschikbaar zijn. Een ziekenhuisopname wordt
aanbevolen bij ten minste de eerste drie infusies van KIMMTRAK (zie rubriek 4.4).
Bij patiënten behandeld met KIMMTRAK moet het HLA-A*02:01-genotype bepaald zijn met een
gevalideerde assay voor HLA-genotypering.
Dosering
De aanbevolen dosis KIMMTRAK is 20 microgram op dag 1, 30 microgram op dag 8, 68 microgram
op dag 15 en daarna 68 microgram eenmaal per week (zie rubriek 6.6). De behandeling met
KIMMTRAK moet worden voortgezet zolang de patiënt er klinisch voordeel van heeft en er geen
onaanvaardbare toxiciteiten optreden (zie rubriek 5.1).
2
Premedicatie
Om het risico op hypotensie als gevolg van cytokinenvrijgavesyndroom (cytokine
release syndrome,
CRS) tot het minimum te beperken, moeten op basis van een klinische evaluatie en de volumestatus
van de patiënt intraveneuze vloeistoffen worden toegediend voordat wordt begonnen met de
KIMMTRAK-infusie.
Voor patiënten met reeds bestaande bijnierinsufficiëntie die onderhoudstherapie met systemische
corticosteroïden krijgen, moet een aanpassing van de dosis corticosteroïden worden overwogen om het
risico op hypotensie aan te pakken.
Dosisaanpassingen
Er worden geen verlagingen van de dosis KIMMTRAK aanbevolen. De behandeling met
KIMMTRAK moet worden onderbroken of moet worden gestaakt om bijwerkingen te behandelen,
zoals beschreven in tabel 1 en tabel 2.
Indien CRS wordt vermoed, moeten de symptomen worden vastgesteld en onmiddellijk worden
behandeld volgens de aanbevelingen in tabel 1. Zie tabel 1 voor behandelrichtlijnen voor acute
huidreacties.
Tabel 1: CRS-indeling en behandelrichtlijnen
CRS-graad*
Graad 1
Temperatuur ≥
38 °C
Geen hypotensie of hypoxie
Graad 2
Temperatuur ≥
38 °C
Hypotensie die reageert op vloeistoffen en geen
vasopressoren vereist
Zuurstofbehoefte omvat een neuscanule met
lage flow (zuurstofafgifte ≤
6 l/min) of
blow-by
•
•
Behandeling
De behandeling voortzetten en
symptomatische ondersteuning geven.
Controleren op escalatie van de ernst van
CRS.
De behandeling voortzetten en naar behoefte
een bolusdosis van intraveneuze vloeistoffen
en zuurstof toedienen via een neuscanule met
lage flow of
blow-by
zuurstof.
Indien hypotensie en hypoxie niet binnen
3 uur verbeteren of indien CRS verergert, een
hoge dosis intraveneuze corticosteroïden
toedienen (bijv. 2 mg/kg methylprednisolon
per dag of equivalent).
Voor CRS van graad 2 die persisterend is
(2-3 uur duurt) of recidiveert (optreden van
CRS van
≥
graad 2 met meer dan één dosis),
ten minste 30 minuten vóór de volgende
dosis premedicatie met corticosteroïden
toedienen (bijv. 4 mg dexamethason of
equivalent).
•
•
3
CRS-graad*
Graad 3
Temperatuur ≥
38 °C
Behoefte aan een vasopressor met of zonder
vasopressine
Behoefte aan een neuscanule met hoge flow
(zuurstofafgifte > 6 l/min), gezichtsmasker of
non-rebreathing-masker
of Venturi-masker
•
Behandeling
KIMMTRAK onderbreken totdat CRS en
sequelae zijn verdwenen.
•
Een hoge dosis intraveneuze corticosteroïden
toedienen (bijv. 2 mg/kg methylprednisolon
per dag of equivalent).
•
Tocilizumab naar behoefte toedienen
-
Gewicht patiënt ≤
30 kg: 12 mg/kg
intraveneus over een periode van 1 uur
-
Gewicht patiënt ≥
30 kg: 8 mg/kg
intraveneus over een periode van 1 uur
(maximumdosis 800 mg)
•
De behandeling met KIMMTRAK hervatten
op hetzelfde dosisniveau (d.w.z. de dosis niet
verhogen indien CRS van graad 3 optrad
tijdens de initiële dosisescalatie; escalatie
hervatten zodra de toediening wordt
verdragen).
•
Voor CRS van graad 3 ten minste 30 minuten
vóór de volgende dosis premedicatie met
corticosteroïden toedienen (bijv. 4 mg
dexamethason of equivalent).
Graad 4
Temperatuur ≥
38 °C
Behoefte aan meerdere vasopressoren (met
uitzondering van vasopressine)
Behoefte aan positievedrukbeademing (bijv.
CPAP, BiPAP, intubatie en kunstmatige
beademing).
•
De behandeling met KIMMTRAK definitief
stopzetten.
•
Intraveneuze corticosteroïden toedienen (bijv.
2 mg/kg methylprednisolon per dag of
equivalent).
* Gebaseerd op consensus van de
American Society for Transplantation and Cellular Therapy
(ASTCT) over de indeling van CRS-criteria (Lee
et al.
2019).
4
Tabel 2: Aanbevolen behandeling en dosisaanpassingen voor acute huidreacties
Bijwerkingen
Ernst
a
Behandeling
Graad 2
•
De behandeling met KIMMTRAK
Acute huidreacties
onderbreken tot graad
≤
1 of de
(zie rubriek 4.4.)
uitgangswaarde.
•
Een behandeling toedienen met een
schema met antipruritica (bijv.
niet-sederend, langwerkend
antihistaminicum).
Een behandeling met topische
corticosteroïden toedienen voor
symptomatische rash die niet
reageert op een schema met
antipruritica.
Voor persisterende symptomen
systemische steroïden toedienen.
Escalatie van KIMMTRAK
hervatten als de huidige dosis
minder is dan 68 mcg, of op
hetzelfde dosisniveau hervatten als
dosisescalatie is voltooid.
De behandeling met KIMMTRAK
onderbreken tot graad
≤
1 of de
uitgangswaarde.
Een behandeling met topische
corticosteroïden en orale
corticosteroïden toedienen.
Voor persisterende reacties die niet
reageren op orale steroïden,
intraveneuze corticosteroïden
overwegen (bijv. 2 mg/kg
methylprednisolon per dag of
equivalent).
De
behandeling met KIMMTRAK
•
•
•
Graad 3
•
•
•
•
hervatten op hetzelfde dosisniveau
(d.w.z. de dosis niet verhogen
indien huidreacties van graad 3
optraden tijdens de initiële
dosisescalatie; escalatie hervatten
zodra de toediening wordt
verdragen).
5
Graad 4
•
•
De behandeling met KIMMTRAK
definitief stopzetten.
Intraveneuze corticosteroïden
toedienen (bijv. 2 mg/kg
methylprednisolon per dag of
equivalent).
a
Gebaseerd op
National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events
(CTCAE)
versie 4.03 (NCI CTCAE v4.03).
Speciale populaties
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van KIMMTRAK bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing vereist voor oudere patiënten (≥
65 jaar oud).
Nierfunctiestoornis
Op basis van analyses van de veiligheid en werkzaamheid is een dosisaanpassing niet nodig bij
patiënten met een lichte tot matige nierdisfunctie. Voor patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis
kan er geen doseringsadvies worden gegeven door gebrek aan farmacokinetische gegevens; daarom
moet de toediening bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis met voorzichtigheid en
nauwlettende monitoring plaatsvinden (zie rubriek 5.2).
Patiënten met een voorgeschiedenis van een hartaandoening
Bij patiënten met een voorgeschiedenis van een significante hartaandoening is er geen onderzoek
uitgevoerd met KIMMTRAK. Patiënten met een hartaandoening, verlenging van het QT-interval en
risicofactoren voor hartfalen moeten nauwlettend gemonitord worden (zie rubriek 4.4).
Wijze van toediening
KIMMTRAK is bedoeld voor intraveneus gebruik. De aanbevolen infusieperiode is 15 tot 20 minuten.
KIMMTRAK moet worden verdund met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie met
humaan albumine voor intraveneuze infusie. Elke injectieflacon KIMMTRAK is uitsluitend bedoeld
voor eenmalig gebruik. De KIMMTRAK-injectieflacon niet schudden.
Voor instructies over verdunning en toediening van het geneesmiddel, zie rubriek 6.6.
Eerste drie behandeldoses
De eerste drie doses KIMMTRAK moeten worden toegediend in een ziekenhuisomgeving waarbij
’s nachts moet worden gemonitord op klachten en verschijnselen van CRS gedurende ten minste
16 uur. Vitale functies moeten worden gemonitord vóór toediening en ten minste om de 4 uur tot de
symptomen verdwenen zijn. Indien klinisch geïndiceerd, moet monitoring frequenter plaatsvinden of
moet de ziekenhuisopname verlengd worden.
Als patiënten hypotensie van graad 3 of 4 hebben gedurende een van de eerste drie infusies met
KIMMTRAK, moeten de patiënten bij de volgende drie infusies in een poliklinische omgeving
gedurende ten minste 4 uur elk uur gemonitord worden.
6
Daaropvolgende behandeldoses
Wanneer het dosisniveau van 68 mcg goed verdragen wordt (d.w.z. afwezigheid van hypotensie van
graad
≥
2 waarvoor medisch ingrijpen vereist is), kunnen volgende doses worden toegediend in een
geschikte omgeving voor poliklinische zorg. Patiënten moeten na elke infusie gedurende minimaal
60 minuten gemonitord worden. Voor patiënten die gedurende ten minste 3 maanden een poliklinische
behandeling met KIMMTRAK gekregen hebben en geen onderbrekingen van meer dan 2 weken
gehad hebben, kan bij daaropvolgende doses de poliklinische monitoring na infusie verkort worden tot
minimaal 30 minuten.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren, moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Cytokinenvrijgavesyndroom (CRS)
De meeste patiënten kregen CRS na infusies met tebentafusp. De diagnose CRS werd het vaakst
gebaseerd op pyrexie, gevolgd door hypotensie en soms hypoxie. Andere vaak waargenomen
symptomen bij CRS waren onder andere koude rillingen, nausea, braken, vermoeidheid en hoofdpijn.
In de meeste gevallen begon CRS op de dag van de infusie, waarbij de mediane tijd tot verdwijnen van
CRS 2 dagen was. Pyrexie werd opgemerkt in vrijwel alle gevallen van CRS en bij deze patiënten trad
een stijging van de lichaamstemperatuur over het algemeen op binnen de eerste 8 uur na de infusie met
tebentafusp. CRS leidde zelden (1,2%) tot het stopzetten van de behandeling.
Patiënten moeten na de eerste drie infusies met tebentafusp gedurende ten minste 16 uur voor klachten
en verschijnselen van CRS worden gemonitord in een ziekenhuisomgeving met onmiddellijke toegang
tot geneesmiddelen en reanimatieapparatuur voor de behandeling van CRS. Indien CRS wordt
waargenomen, moet direct een behandeling met ondersteunende zorg worden gestart, waaronder
antipyretica, intraveneuze vloeistoffen, tocilizumab of corticosteroïden, om escalatie tot ernstige of
levensbedreigende voorvallen te voorkomen; monitoring moet worden voortgezet totdat CRS is
verdwenen.
Bij daaropvolgende doses moeten patiënten na de behandeling nauwlettend worden gemonitord om
klachten en verschijnselen van CRS vroegtijdig vast te stellen (zie rubriek 4.2, Wijze van toediening).
Patiënten met comorbiditeiten, waaronder cardiovasculaire aandoeningen, kunnen een verhoogd risico
hebben op sequelae als gevolg van CRS.
Behandeling met tebentafusp is niet onderzocht bij patiënten met een klinisch significante
hartaandoening (zie rubriek 5.1). De behandeling met tebentafusp moet worden onderbroken of
stopgezet, afhankelijk van de persistentie en ernst van CRS (zie rubriek 4.2, tabel 1).
Acute huidreacties
Bij infusie met tebentafusp zijn acute huidreacties gemeld, die gebaseerd kunnen zijn op het
werkingsmechanisme en de gp100-expressie in normale melanocyten in de huid. De acute huidreacties
bestonden hoofdzakelijk uit rash, pruritus, erytheem en huidoedeem (zie rubriek 4.8).
7
Acute huidreacties traden doorgaans op na elk van de eerste drie infusies met tebentafusp en namen na
verloop van tijd af in ernst en frequentie. De meeste symptomen verdwenen zonder systemische
corticosteroïden of langdurige sequelae.
Acute huidreacties kunnen worden behandeld met antihistaminica en topische corticosteroïden.
Systemische steroïden moeten worden overwogen voor persisterende of ernstige symptomen. De
behandeling van klachten en verschijnselen van huidreacties kan tijdelijk uitstel van daaropvolgende
behandelingen met tebentafusp vereisen (zie rubriek 4.2, tabel 2).
Hartaandoening
Voorvallen met betrekking tot het hart, zoals sinustachycardie en aritmie, zijn waargenomen bij
patiënten die met tebentafusp behandeld werden (zie rubriek 4.8). Patiënten met reeds bestaande
cardiovasculaire aandoeningen kunnen een verhoogd risico hebben op sequelae als gevolg van CRS en
moeten nauwlettend gemonitord worden. Een patiënt met klachten of verschijnselen die
overeenstemmen met voorvallen met betrekking tot het hart, moeten onmiddellijk geëvalueerd en
behandeld worden. Verder moet een geschikte behandeling toegediend worden voor een onderliggend
CRS als versnellende factor.
Gevallen van verlenging van het QT-interval zijn gemeld na behandeling met tebentafusp (zie
rubriek 4.8). De behandeling met tebentafusp moet met voorzichtigheid toegediend worden bij
patiënten met een voorgeschiedenis van of neiging tot verlenging van het QT-interval en bij patiënten
die geneesmiddelen gebruiken waarvan bekend is dat ze het QT-interval verlengen.
Bij alle patiënten moet een elektrocardiogram (ECG) plaatsvinden vóór en na behandeling met
tebentafusp gedurende de eerste 3 weken van de behandeling en daarna indien klinisch geïndiceerd.
De behandeling met tebentafusp moet onderbroken worden als het QTcF-interval meer dan 500 msec
is of met ≥
60 msec stijgt ten opzichte van de uitgangswaarde en patiënten moeten worden behandeld
voor alle onderliggende versnellende factoren, waaronder afwijkende elektrolyten. De behandeling
met tebentafusp moet hervat worden wanneer het QTcF-interval verbetert tot < 500 msec of < 60 msec
ten opzichte van de uitgangswaarde is. De behandeling met tebentafusp moet onderbroken of
stopgezet worden, afhankelijk van de persistentie en ernst van het voorval met betrekking tot het hart
en een daarmee gepaard gaand CRS (zie rubriek 4.2, tabel 1).
Anticonceptie
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens en
gedurende ten minste 1 week na de laatste dosis van de behandeling met tebentafusp (zie rubriek 4.6).
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen formeel onderzoek naar interacties uitgevoerd met tebentafusp.
Het starten van de behandeling met tebentafusp veroorzaakt een tijdelijke afgifte van cytokinen die
CYP450-enzymen kunnen onderdrukken. Het hoogste risico op een geneesmiddeleninteractie bestaat
gedurende de eerste 24 uur van de eerste drie doses tebentafusp bij patiënten die gelijktijdige
CYP450-substraten krijgen, in het bijzonder die met een smalle therapeutische index. Deze patiënten
moeten worden gemonitord voor toxiciteit (bijv. warfarine) of geneesmiddelconcentraties (bijv.
ciclosporine). De dosis van de gelijktijdige geneesmiddelen moet zo nodig worden aangepast.
8
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de
behandeling met tebentafusp en gedurende ten minste 1 week na de laatste dosis tebentafusp.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van tebentafusp bij zwangere vrouwen. Er is geen
dieronderzoek naar de reproductie uitgevoerd met tebentafusp (zie rubriek 5.3).
Tebentafusp wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger
kunnen worden en geen anticonceptie toepassen. Vóór het starten van de behandeling met tebentafusp
moet de zwangerschapsstatus worden gecontroleerd bij vrouwen die zwanger kunnen worden.
Borstvoeding
Er is onvoldoende informatie over de uitscheiding van tebentafusp/metabolieten in de moedermelk.
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Borstvoeding moet worden
gestaakt tijdens behandeling met tebentafusp.
Vruchtbaarheid
Er is geen onderzoek naar de vruchtbaarheid uitgevoerd met tebentafusp (zie rubriek 5.3). Het effect
van tebentafusp op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid is niet bekend.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Tebentafusp heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen bij patiënten behandeld met KIMMTRAK waren
cytokinenvrijgavesyndroom (88%), rash (85%), pyrexie (79%), pruritus (72%), vermoeidheid (66%),
nausea (56%), koude rillingen (55%), buikpijn (49%), oedeem (49%), hypo-/hyperpigmentatie (48%),
hypotensie (43%), droge huid (35%), hoofdpijn (32%) en braken (34%).
Bijwerkingen leidden bij 4% van de patiënten die KIMMTRAK kregen tot definitieve stopzetting van
de behandeling. De meest voorkomende bijwerking die tot stopzetting van de behandeling met
KIMMTRAK leidde, was cytokinenvrijgavesyndroom.
Bijwerkingen die leidden tot ten minste één dosisonderbreking, kwamen voor bij 26% van de met
KIMMTRAK behandelde patiënten (met wekelijkse dosering) en resulteerden in een mediaan van
één overgeslagen dosis. Bijwerkingen die een onderbreking van de toediening vereisten
bij ≥
2% van
de patiënten, omvatten vermoeidheid (3%; graad 1-3), pyrexie (2,7%; graad 1-3),
alanineaminotransferasestijging (2,4%; graad 1-4), aspartaataminotransferasestijging (2,4%;
graad 1-3), buikpijn (2,1%; graad 1-3) en lipase verhoogd (2,1%; graad 1-3).
Bijwerkingen die tot ten minste één dosisaanpassing leidden, kwamen voor bij 4,2% van de patiënten
in de met KIMMTRAK behandelde groep. Bijwerkingen die een dosisaanpassing
vereisten bij ≥
1%
van de patiënten, waren cytokinenvrijgavesyndroom (1,9%; graad 1-3) en hypotensie (1,1%;
graad 2-4).
9
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Tabel 3 geeft een samenvatting van de bijwerkingen die voorkwamen bij 378 patiënten met
gemetastaseerd uveamelanoom in twee klinische onderzoeken (IMCgp100-102 en IMCgp100-202) die
het aanbevolen doseringsschema van KIMMTRAK kregen van 20 microgram op dag 1, 30 microgram
op dag 8, 68 microgram op dag 15 en daarna 68 microgram per week.
De frequentie van bijwerkingen is vermeld volgens de systeem/orgaanklasse (SOC) van MedDRA op
het niveau van de voorkeursterm. Frequenties waarmee bijwerkingen voorkwamen, worden als volgt
gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥
1/100, <
1/10), soms (≥
1/1 000, < 1/100), zelden
(≥
1/10 000, < 1/1 000), zeer zelden (< 1/10 000). Binnen elke frequentiegroep worden de
bijwerkingen vermeld in volgorde van afnemende ernst.
Tabel 3: Bijwerkingen bij patiënten behandeld met KIMMTRAK als monotherapie
Bijwerkingen
Infecties en parasitaire aandoeningen
Vaak
Nasofaryngitis
Immuunsysteemaandoeningen
Zeer vaak
Cytokinenvrijgavesyndroom
1
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak
Verminderde eetlust, hypomagnesiëmie,
hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypokaliëmie
Soms
Tumorlysissyndroom
Psychische stoornissen
Zeer vaak
Insomnia
Vaak
Angst
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Hoofdpijn
2
, duizeligheid, paresthesie
Vaak
Smaakstoornis
Hartaandoeningen
Zeer vaak
Tachycardie
2
Vaak
Aritmie
2
, atriumfibrillatie
2
Soms
Angina pectoris
2
, hartfalen
2
Bloedvataandoeningen
Zeer vaak
Hypotensie
2
, overmatig blozen, hypertensie
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Zeer vaak
Hoesten, dyspneu
Vaak
Orofaryngeale pijn, hypoxie
2
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Nausea
2
, braken
2
, diarree, buikpijn, constipatie,
dyspepsie
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer vaak
Rash, pruritus, droge huid,
hypo-/hyperpigmentatie
4
, erytheem
Vaak
Alopecia, nachtzweet
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Zeer vaak
Artralgie, rugpijn, myalgie, pijn in extremiteit
Vaak
Spierspasme
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Pyrexie
2
, vermoeidheid
3
, koude rillingen
2
,
oedeem
5
, influenza-achtige ziekte
10
Aspartaataminotransferase verhoogd,
alanineaminotransferase verhoogd, bloed
bilirubine verhoogd, lipase verhoogd, anemie,
lymfocytentelling verlaagd, bloed fosfaat
verlaagd, bloed creatinine verhoogd
Vaak
Amylase verhoogd, gamma-glutamyltransferase
verhoogd, wittebloedceltelling verhoogd, bloed
alkalische fosfatase verhoogd, bloed glucose
verhoogd
Soms
Elektrocardiogram QT verlengd
1
CRS werd toegekend aan de hand van de consensus van de ASTCT over de indeling van
CRS-criteria (Lee
et al.
2019). Toegekend CRS wordt weergegeven in plaats van door de
onderzoeker gemeld CRS.
2
Sommige van de voorvallen kunnen verband houden met CRS of kunnen geïsoleerd gemelde
voorvallen zijn.
3
Omvat vermoeidheid en asthenie.
4
Omvat verworven haartontkleuring, efeliden, wimperverkleuring, wimpers hypopigmentatie,
haarkleurveranderingen, lentigo, pigmentatieaandoening, retinale depigmentatie,
huidpigmentvermindering, huidverkleuring, huidhyperpigmentatie, huidhypopigmentatie, lentigo
solaris, vitiligo.
5
Omvat oogoedeem, oogzwelling, ooglidoedeem, periorbitale zwelling, periorbitaal oedeem, zwelling
van ooglid, farynxoedeem, lipoedeem, lipzwelling, gezichtsoedeem, gegeneraliseerd oedeem,
gelokaliseerd oedeem, oedeem, oedeem perifeer, perifere zwelling, zwelling, zwelling aangezicht.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Cytokinenvrijgavesyndroom (CRS)
In klinisch onderzoek IMCgp100-202 kwam cytokinenvrijgavesyndroom (toegekend op basis van de
consensus over de ASTCT-indeling, 2019) voor bij 89% van de met KIMMTRAK behandelde
patiënten. De totale incidentie van CRS omvatte 12% van graad 1, 76% van graad 2 en 0,8% van
graad 3. De vaakst waargenomen symptomen bij CRS omvatten koude rillingen, nausea, braken,
vermoeidheid, hypotensie en hoofdpijn. Voorvallen van graad 3 die mogelijk worden waargenomen in
verband met CRS omvatten tachycardie, hypoxie, angina pectoris, atriale flutter en
linkerventrikeldisfunctie.
De meeste (84%) episoden van CRS begonnen op de dag van de infusie. De mediane tijd tot
verdwijnen van CRS was 2 dagen. CRS leidde zelden (1,2%) tot het stopzetten van de behandeling.
Alle CRS-symptomen waren reversibel en werden meestal behandeld met intraveneuze vloeistoffen,
antipyretica of een enkele dosis corticosteroïden. Twee patiënten (0,8%) kregen tocilizumab.
Voor de klinische behandeling van CRS, zie rubriek 4.2, tabel 1.
Acute huidreacties
In onderzoek IMCgp100-202 kwamen acute huidreacties voor bij 91% van de patiënten behandeld met
KIMMTRAK, waaronder een willekeurige graad van rash (83%), pruritus (69%), erytheem (25%) en
huidoedeem (27%). De meeste huidreacties waren van graad 1 (28%) of 2 (44%), en sommige met
KIMMTRAK behandelde patiënten kregen voorvallen van graad 3 (21%). Bij de patiënten bij wie rash
werd waargenomen, hadden de patiënten vaak rash (55%), rash maculo-papulair (31%) en
huidexfoliatie (21%). De bijwerkingen van rash van graad 3 werden gemeld bij 5% van de patiënten
en omvatten rash (2,4%) en rash maculo-papulair (1,6%).
Acute huidreacties kwamen doorgaans voor na elk van de eerste drie infusies met KIMMTRAK, met
een afnemende frequentie van reacties van ≥
graad 3 (dosis 1: 17%; dosis 2: 10%; dosis 3: 8%;
11
Onderzoeken
Zeer vaak
dosis 4: 3%). De mediane tijd tot optreden van acute huidreacties was 1 dag bij de met KIMMTRAK
behandelde patiënten en de mediane tijd tot verbetering tot ≤
graad 1 was 6 dagen.
Voor de klinische behandeling van acute huidreacties, zie rubriek 4.2, tabel 2.
Gestegen leverenzymen
In onderzoek IMCgp100-202, waarbij 95% van de patiënten reeds bestaande levermetastasen had,
werd een verhoging van ALAT/ASAT tot ≥
graad 1 waargenomen bij 65% van de patiënten behandeld
met KIMMTRAK. Verhogingen van bilirubine zijn gemeld bij 27% van de patiënten en deze werden
voornamelijk in verband gebracht met een toename van de omvang van de levermetastasen. De meeste
ALAT/ASAT-verhogingen van graad 3 of 4 kwamen doorgaans binnen de eerste
3 KIMMTRAK-infusies voor. De meeste patiënten die ALAT/ASAT-verhogingen van graad 3 of 4
hadden, hadden binnen 7
dagen een verbetering tot ≤
graad 1.
Immunogeniciteit
Tijdens de behandeling optredende antigeneesmiddelantistoffen (anti-drug
antibodies,
ADA) tegen
tebentafusp werden in onderzoek IMCgp100-102 en IMCgp100-202 voor alle doses gedetecteerd bij
respectievelijk 33% en 29% van de patiënten die tebentafusp kregen. De mediane tijd tot optreden van
ADA-vorming was 6 tot 9 weken na de start van de behandeling met tebentafusp.
Er was geen bewijs van effect van ADA op de veiligheid of werkzaamheid van tebentafusp, hoewel
het kleine aantal patiënten die een hoge titer ADA ontwikkelden geen uitsluitsel geeft over de
klinische impact ervan.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is geen informatie over overdosering met tebentafusp. In geval van overdosering moeten patiënten
nauwlettend worden gemonitord voor klachten of verschijnselen van bijwerkingen en moet een
geschikte symptomatische behandeling onmiddellijk worden ingesteld.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antineoplastische middelen, andere antineoplastische middelen,
ATC-code: nog niet toegewezen
Werkingsmechanisme
Tebentafusp is een bispecifiek fusie-eiwit dat bestaat uit een T-celreceptor (TCR; doeldomein),
gefuseerd met een antistoffragment dat zich richt op CD3 (differentiatiecluster 3; effectordomein). Het
TCR-uiteinde bindt met hoge affiniteit aan een gp100-peptide dat door humaan
leukocytenantigeen-A*02:01 (HLA-A*02:01) wordt gepresenteerd op het celoppervlak van
tumorcellen van het uveamelanoom, en het effectordomein bindt aan de CD3-receptor op de
polyklonale T-cel.
12
Wanneer het TCR-doeldomein van tebentafusp aan uveamelanoomcellen bindt en het
CD3-effectordomein aan polyklonale T-cellen bindt, wordt er een immuunsynaps gevormd. Deze
immuunsynaps leidt tot doelwitverandering en activering van polyklonale T-cellen, ongeacht hun
natieve TCR-specificiteit. Door tebentafusp geactiveerde polyklonale T-cellen geven inflammatoire
cytokinen en cytolytische eiwitten af, wat leidt tot directe lysis van tumorcellen van het
uveamelanoom.
Farmacodynamische effecten
Er werd een tijdelijke en klinisch niet-significante vermindering in lymfocytenaantallen in het bloed
waargenomen na behandeling met tebentafusp. Het aantal lymfocyten daalde de dag na de eerste
3 doses en keerde vóór de daaropvolgende doses terug tot de uitgangswaarde.
Na behandeling met tebentafusp werden tijdelijke stijgingen in serumconcentraties van
pro-inflammatoire cytokinen en chemokinen waargenomen in monsters die na de eerste drie doses
waren afgenomen. Er werden piekconcentraties waargenomen tussen 8 en 24 uur na behandeling met
tebentafusp en vóór de daaropvolgende doses keerden de niveaus terug tot de uitgangswaarden.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Onderzoek IMCgp100-202: nog niet eerder behandeld gemetastaseerd uveamelanoom
Onderzoek IMCgp100-202 was een gerandomiseerd, ‘open label’-multicenteronderzoek waarin
HLA-A*02:01-positieve patiënten met gemetastaseerd uveamelanoom werden geïncludeerd die niet
eerder een systemische therapie hadden gekregen. De patiënten mochten nog geen eerdere systemische
behandeling of gelokaliseerde (op de lever gerichte) therapie hebben gekregen voor gemetastaseerd
uveamelanoom, tenzij voor een eerdere operatieve resectie van oligogemetastaseerde ziekte. Patiënten
werden geëxcludeerd als er sprake was van symptomatische of onbehandelde hersenmetastasen,
symptomatisch congestief hartfalen, een QT-interval gecorrigeerd volgens de formule van Fridericia
(QTcF) > 470 msec of een aangeboren lang-QT-syndroom, een acuut myocardinfarct of onstabiele
angina pectoris minder dan 6 maanden vóór de start van de behandeling.
De patiënten werden (2:1) gerandomiseerd naar een wekelijkse behandeling met tebentafusp via
intraveneuze infusie volgens het aanbevolen patiëntspecifieke doseringsschema (rubriek 4.2) of een
behandeling naar keuze van de onderzoeker (pembrolizumab, ipilimumab of dacarbazine) bij de
goedgekeurde doses van deze middelen, tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
De patiënten konden de behandeling met tebentafusp, pembrolizumab of ipilimumab krijgen na
ziekteprogressie als zij klinisch stabiel waren, er klinisch voordeel bij hadden en geen tekenen van
onaanvaardbare toxiciteit vertoonden, zoals bepaald door de onderzoeker. Het was toegestaan de
behandeling gedurende maximaal 2 opeenvolgende weken te onderbreken. De randomisatie was
gestratificeerd volgens lactaatdehydrogenase (LDH)-status, een bekende prognostische factor voor
niet-resectabel of gemetastaseerd uveamelanoom.
De primaire werkzaamheidsuitkomst was totale overleving (overall
survival,
OS) bij alle in het
onderzoek gerandomiseerde patiënten. De tumoren werden elke 12 weken beoordeeld. Een
aanvullende werkzaamheidsuitkomst was door de onderzoeker beoordeelde progressievrije overleving
(progression-free
survival,
PFS). In totaal werden 378 patiënten gerandomiseerd; 252 naar de met
tebentafusp behandelde groep en 126 naar de groep die werd behandeld met de keuze van de
onderzoeker (pembrolizumab: 82%; ipilimumab: 12%; of dacarbazine: 6%). De mediane leeftijd was
64 jaar (spreiding: 23 tot 92
jaar); waarbij 49,5% van de patiënten ≥
65 jaar was, 87% wit was, 50%
vrouw was. De ECOG-prestatiestatus bij de uitgangssituatie was 0 (72%), 1 (20,4%) of 2 (0,3%); 36%
had een verhoogde LDH-spiegel en 95% had levermetastasen.
In dit onderzoek IMCgp100-202 kreeg 43% van de patiënten een behandeling na progressie met
tebentafusp, waarbij geen nieuwe veiligheidssignalen werden vastgesteld. De mediane duur van de
13
tebentafusp-behandeling na progressie was 8 weken. Van het totaal aantal tebentafusp-infusies tijdens
het onderzoek werd 21,5% toegediend na progressie.
Na voltooiing van de primaire werkzaamheidsanalyse mochten de patiënten uit de groep naar keuze
van de onderzoeker overschakelen op de behandeling met tebentafusp. Met een mediane
follow-upduur van 22,4 maanden bleef de geüpdatete OS in het voordeel van de groep met tebentafusp
(HR = 0,58; 95%-BI 0,44; 0,77). Op het moment van de analyse waren 16 patiënten overgestapt naar
de behandeling met tebentafusp.
De werkzaamheidsresultaten zijn samengevat in tabel 4 en figuur 1.
Tabel 4: Werkzaamheidsresultaten in onderzoek IMCgp100-202
Primaire en secundaire
KIMMTRAK
eindpunten
(N = 252)
Totale overleving (OS)
1
Aantal overlijdens
Mediane maanden (95%-BI)
HR (95%-BI)
2, 4
P-waarde volgens gestratificeerde
lograngorde
2
Progressievrije overleving (PFS)
3, 4
Aantal (%) patiënten met voorval
Behandeling naar keuze
van de onderzoeker
(N = 126)
87 (34,5%)
63 (50%)
21,7 (18,6; 28,6)
16,0 (9,7; 18,4)
0,51 (0,37; 0,71)
p = < 0,0001
198 (78,6%)
97 (77%)
Mediaan in maanden (95%-BI)
2,9 (2,8; 3,0)
3,3 (3,0; 5,0)
4
HR (95%-BI)
0,73 (0,58; 0,94)
P-waarde volgens gestratificeerde
p = 0,0139
lograngorde
2
Objectief responspercentage (ORR)
6
n (%)
6 (4,8)
26 (10,3)
95%-BI
1,8; 10,1
6,9; 14,8
Complete respons (CR)
0
1 (0,4)
Partiële respons (PR)
6 (4,8)
25 (9,9)
5
Stabiele ziekte (SD)
16 (12,7)
52 (20,6)
Mediane duur van respons
Maanden (95%-BI)
9,7 (2,7; --)
9,9 (5,6; 22,1)
BI = betrouwbaarheidsinterval, HR = hazardratio
1
Bij een vooraf gespecificeerde tussentijdse analyse werden 150 OS-voorvallen waargenomen, en een
p-waardegrens voor het vaststellen van werkzaamheid (0,006) werd bepaald aan de hand van een
Lan-Demets alpha spending-functie
met
O’Brien-Fleming-type-grens.
2
Tweezijdige p-waarde gebaseerd op de lograngordetoets, gestratificeerd volgens LDH.
3
Zoals beoordeeld door de onderzoeker aan de hand van RECIST v1.1-criteria.
4
Hazardratio is afkomstig van een proportioneel risicomodel, gestratificeerd volgens LDH-status.
5
Gebaseerd op ≥
24 weken.
6
Geüpdatet op basis van alle patiënten die kans hebben op ten minste 3 radiologische beoordelingen.
14
Figuur 1: Kaplan-Meier-curves van totale overleving in onderzoek IMCgp100-202
Kans op totale overleving
KIMMTRAK
Keuze van onderzoeker
Tijd sinds randomisatie (maanden)
Aantal risicopatiënten
KIMMTRAK
Keuze van onderzoeker
Onderzoek IMCgp100-102: eerder behandeld gemetastaseerd uveamelanoom
Onderzoek IMCgp100-102 was een ‘open label’-fase 2-multicenteronderzoek uitgevoerd met
127 patiënten, die werden behandeld met het doseringsschema dat wordt aanbevolen in rubriek 4.2. De
patiënten moesten HLA-A*02:01-positief zijn. De patiënten kwamen in aanmerking als zij
ziekteprogressie hadden na ten minste 1 of meer eerdere lijnen van op de lever gerichte therapie of
systemische therapie, waaronder immuuncheckpointremmers in geval van metastasen. De patiënten
werden geëxcludeerd bij een klinisch significante hartziekte en als er sprake was van symptomatische
of onbehandelde hersenmetastasen.
Belangrijke uitkomstmaten voor de werkzaamheid waren onder andere bevestigd ORR zoals
beoordeeld door een onafhankelijke centrale beoordeling (Independent
Central Review,
ICR) aan de
hand van
Response Evaluation Criteria in Solid Tumours
(RECIST) v1.1. Secundaire
werkzaamheidsuitkomsten waren onder andere PFS, DCR, DOR en OS.
De mediane leeftijd was 61 jaar, 50% was vrouw, 99% was wit, de ECOG-prestatiescore was 0 (70%)
of 1 (30%) en 96% van de patiënten had levermetastasen. Eerdere behandelingen omvatten
immunotherapie (73% van de patiënten), waaronder immuuncheckpointremmers (PD-1/PD-L1; 65%;
CTLA-4; 31%) en op de lever gerichte therapie 45%. Werkzaamheidsresultaten van onderzoek
IMCgp100-102 zijn samengevat in tabel 5.
Tabel 5: Werkzaamheidsresultaten in onderzoek IMCgp100-102
Primaire en secundaire eindpunten
KIMMTRAK
(N = 127)
Bevestigd objectief responspercentage
6 (4,7%)
(95%-BI)
(1,8%; 10%)
Complete respons (CR)
0
Partiële respons (PR)
6 (4,7%)
2
Stabiele ziekte (SD)
23 (18,1%)
Mediane duur van respons
Maanden (95%-BI)
8,7 (5,6; 24,5)
1
Zoals beoordeeld met de onafhankelijke centrale beoordeling aan de hand van RECIST v1.1-criteria.
2
Gebaseerd op ≥
24 weken.
15
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met KIMMTRAK in alle subgroepen van pediatrische
patiënten bij de behandeling van oogmelanoom (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
De farmacokinetiek van tebentafusp is lineair en dosisproportioneel over een dosisbereik van 20 mcg
tot 68 mcg. Na wekelijkse intraveneuze infusie bij patiënten met gemetastaseerd uveamelanoom
bereikten de maximale plasmaconcentraties (C
max
) 4,2 ng/ml - 13,7 ng/ml onmiddellijk na afloop van
de infusie (T = 0,5 uur). Er werd geen accumulatie waargenomen bij een wekelijks doseringsschema
bij de beoogde therapeutische doses.
Distributie
Tebentafusp werd niet in grote mate gedistribueerd en vertoonde een distributievolume dat
vergelijkbaar was met het bloedvolume (5,25 l).
Biotransformatie
De kenmerken van de metabole route van tebentafusp zijn niet in kaart gebracht. Net als andere
therapeutische eiwitten wordt tebentafusp naar verwachting via katabole routes afgebroken tot kleine
peptiden en aminozuren.
Eliminatie
De kenmerken van de excretie van tebentafusp zijn niet volledig in kaart gebracht. Op basis van zijn
molecuulgrootte, die vlak bij de grootte van de exclusiedrempel voor glomerulaire filtratie ligt, kunnen
kleine hoeveelheden tebentafusp in de urine worden uitgescheiden.
Na toediening van tebentafusp bij patiënten met gemetastaseerd uveamelanoom was de geschatte
systemische klaring 4,29 l/d, met een terminale halfwaardetijd van 6 tot 8 uur.
Speciale populaties
Een farmacokinetische populatieanalyse duidde erop dat gewicht (43 tot 163 kg), geslacht, ras en
leeftijd (23 tot 91 jaar) geen significant effect hadden op de klaring van tebentafusp.
Nierfunctiestoornis
Er zijn geen formele farmacokinetische onderzoeken met tebentafusp uitgevoerd bij patiënten met een
nierfunctiestoornis.
Er werd geen invloed op de veiligheids- of werkzaamheidsparameters vastgesteld bij patiënten met
een lichte (creatinineklaring [CrCl] variërend van 60 tot 89 ml/min) tot matige nierfunctiestoornis
(CrCl variërend van 30 tot 59 ml/min) en er worden geen dosisaanpassingen aanbevolen. Er zijn
beperkte gegevens over patiënten (< 5%) met een matige nierfunctiestoornis en er is geen informatie
beschikbaar over patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (CrCl < 30 ml/min).
Leverfunctiestoornis
16
Er is geen formeel farmacokinetisch onderzoek met tebentafusp uitgevoerd bij patiënten met een
leverfunctiestoornis. Farmacokinetische populatieanalyses toonden aan dat ALAT/ASAT-verhogingen
bij de uitgangssituatie en tijdens de behandeling geen invloed hadden op de farmacokinetiek van
tebentafusp. Er worden geen dosisaanpassingen aanbevolen op basis van de
ALAT/ASAT-concentraties.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Tebentafusp is een humaanspecifiek eiwit en er zijn geen relevante diersoorten waarbij niet-klinische
toxicologie van tebentafusp kon worden getest.
Er is geen onderzoek op het gebied van carcinogeniciteit, genotoxiciteit of ontwikkelings- en
reproductietoxiciteit uitgevoerd met tebentafusp.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Citroenzuurmonohydraat (E330)
Dinatriumwaterstoffosfaat (E339)
Mannitol (E421)
Trehalose
Polysorbaat 20 (E432)
Water voor injectie
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
3 jaar.
Na opening
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het geneesmiddel na opening onmiddellijk worden verdund en
geïnfundeerd.
Na bereiding van de oplossing voor infusie
De chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik zijn aangetoond gedurende 24 uur bij 2 °C
tot 8 °C.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk worden gebruikt. Indien het niet
onmiddellijk wordt gebruikt, zijn tijdens gebruik de bewaartijden en -omstandigheden de
verantwoordelijkheid van de gebruiker.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Gekoeld bewaren en transporteren (2 °C – 8 °C).
De injectieflacon in de omdoos bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
17
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Injectieflacon van type I-glas met een broombutylrubber stop en een aluminium/plastic
flip-off
verzegeling, die 0,5 ml concentraat bevat.
Verpakkingsgrootte van 1 injectieflacon.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Algemene voorzorgsmaatregelen
De oplossing voor infusie moet worden bereid door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die
bij het hanteren van dit geneesmiddel de hele tijd een geschikte aseptische techniek toepast.
Voor verdunning en bereiding van de oplossingen voor toediening met een aseptische techniek worden
toegepast.
Overbrengingshulpmiddelen met een gesloten systeem (closed
system transfer devices,
CSTD) mogen
niet worden gebruikt voor het bereiden van de dosis KIMMTRAK oplossing voor infusie.
Parenterale geneesmiddelen en infuuszakken moeten vóór toediening visueel geïnspecteerd worden op
deeltjes en verkleuring, wanneer de oplossing en de verpakking dat toelaten.
Bereiding
KIMMTRAK moet vóór intraveneuze toediening worden verdund.
De volgende benodigdheden moeten beschikbaar zijn vóór het bereiden van KIMMTRAK voor
toediening:
•
Steriele spuiten van 1 ml met een schaalverdeling van 2 decimalen.
•
Steriele naalden.
•
Humaan albumine; een concentratie volgens lokale beschikbaarheid moet worden gebruikt.
Lokale concentraties zijn onder andere, maar niet beperkt tot 4% (40 g/l), 5% (50 g/l), 20%
(200 g/l), 25% (250 g/l).
•
Een infuuszak van 100 ml met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie:
o
De infuuszak moet zijn vervaardigd van polyolefinen (PO) [zoals polyethyleen (PE) en
polypropyleen (PP)] of polyvinylchloride (PVC).
•
Een steriele, niet-pyrogene infuusset met inline filter van 0,2 micron met lage eiwitbinding voor
toediening van de uiteindelijke infuuszak.
Verdunning en toediening
Er is een procedure van 2 stappen vereist voor de bereiding van de uiteindelijke dosis KIMMTRAK:
Stap 1: de infuuszak gereedmaken
Maak de infuuszak als volgt met een aseptische techniek gereed:
a.
Trek met een spuit van 1 ml en een steriele naald het berekende volume humaan albumine op in
de spuit (zie tabel 6 hieronder) en voeg dit toe aan de infuuszak van 100 ml met natriumchloride
9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie om een uiteindelijke concentratie humaan albumine te
verkrijgen tussen 225 mcg/ml en 275 mcg/ml.
Tabel 6: Voorbeelden van de concentratie humaan albumine en aanvaardbare optrekvolumes
18
Concentratie humaan albumine
b.
Aanvaardbaar volumebereik voor toevoeging aan
de infuuszak van 100 ml voor een concentratie
humaan albumine tussen 225 mcg/ml en
275 mcg/ ml
4% (40 g/l)
0,63 ml (0,57 ml tot 0,69 ml)
5% (50 g/l)
0,50 ml (0,45 ml tot 0,55 ml)
20% (200 g/l)
0,13 ml (0,12 ml tot 0,14 ml)
25% (250 g/l)
0,10 ml (0,09 ml tot 0,11 ml)
Homogeniseer de verdunde oplossing voorzichtig door de volgende stappen te voltooien:
i. Keer de infuuszak om zodat de ingangspoort zich boven aan de zak bevindt en tik tegen de
slangen aan de zijkant van de poort om ervoor te zorgen dat eventuele resterende
oplossing wordt vrijgegeven aan de bulkoplossing.
ii. Meng door de zak ten minste 5 keer voorzichtig vanuit de omgekeerde positie in
lengterichting 360 graden te draaien. De infuuszak NIET schudden.
iii. Herhaal (i) en (ii) nog drie keer.
Stap 2: de KIMMTRAK oplossing voor infusie bereiden
c.
Trek met een spuit van 1 ml en een steriele naald het vereiste volume KIMMTRAK
100 microgram/0,5 ml op, op basis van de vereiste dosis (weergegeven in tabel 7 hieronder) en
voeg dit toe aan de gereedgemaakte infuuszak van 100 ml met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie, plus humaan albumine.
Spoel de naald en spuit NIET door bij het overbrengen. Gooi de injectieflacon met het
ongebruikte gedeelte KIMMTRAK weg overeenkomstig lokale voorschriften. Bereid niet meer
dan één dosis uit de injectieflacon.
d.
Tabel 7: KIMMTRAK-volumes vereist voor toevoeging aan de infuuszak
Dag van behandeling
Dosis (mcg)
Volume (ml)
KIMMTRAK
KIMMTRAK
Dag 1
20
0,10
Dag 8
30
0,15
Dag 15 en daarna
68
0,34
wekelijks
e.
Meng de infuuszak door dezelfde procedure te volgen die in stap 1b is beschreven.
Toediening
•
•
Dien KIMMTRAK uitsluitend als intraveneuze infusie toe.
Dien de infusie onmiddellijk over een periode van 15 tot 20 minuten toe via een daarvoor
bestemde intraveneuze lijn. Er moet een steriele, niet-pyrogene infuusset met inline filter van
0,2 micron met lage eiwitbinding worden gebruikt. Dien de volledige inhoud van de
KIMMTRAK-infuuszak toe aan de patiënt.
Spoel na voltooiing van de KIMMTRAK-infusie de infuuslijn door met een voldoende volume
steriel natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie, om ervoor te zorgen dat de
volledige inhoud van de infuuszak wordt toegediend. Dien KIMMTRAK niet toe als
intraveneuze push- of bolusdosis toe. Meng KIMMTRAK niet met andere geneesmiddelen en
dien geen andere geneesmiddelen toe via dezelfde intraveneuze lijn.
•
Bewaren van de gereedgemaakte infuuszak
•
•
KIMMTRAK bevat geen conserveermiddel. De gereedgemaakte infuuszak moet binnen 4 uur
na het bereiden, met inbegrip van de infusieduur, worden toegediend. Gedurende het tijdvenster
van 4 uur moet de KIMMTRAK-infuuszak beneden 30 °C blijven.
Indien de KIMMTRAK-infuuszak niet onmiddellijk wordt gebruikt, bewaar deze dan maximaal
24 uur in de koelkast bij 2 °C tot 8 °C vanaf het moment van gereedmaking. Hierin zijn de tijd
19
•
die nodig is om de infuuszak op kamertemperatuur te laten komen en de duur van de infusie
meegeteld.
Nadat de KIMMTRAK-infuuszak uit de koelkast is verwijderd, mag deze niet opnieuw in de
koelkast worden bewaard. Gooi de ongebruikte KIMMTRAK-oplossing weg na de aanbevolen
bewaartijd.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Immunocore Ireland Limited
Unit 1, Sky Business Centre
Dublin 17, D17 FY82
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1630/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu
20
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF
EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
21
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
AGC Biologics A/S
Vandtaarnsvej 83B,
DK-2860 Soeborg, Kopenhagen
Denemarken
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
ProPharma Group The Netherlands B.V.,
Schipholweg 73
2316 ZL Leiden
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
22
•
Extra risicobeperkende maatregelen
Voorafgaand aan de lancering van KIMMTRAK in elke lidstaat moet de vergunninghouder
overeenstemming bereiken met de nationale bevoegde instantie over de inhoud en de indeling van het
voorlichtingsprogramma, met inbegrip van communicatiemedia, distributiemethoden en eventuele
andere aspecten van het programma.
Het voorlichtingsprogramma is erop gericht het controleproces te benadrukken en de snelle diagnose
en behandeling van cytokinenvrijgavesyndroom (CRS) mogelijk te maken om de ernst ervan te
verminderen.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat, in elke lidstaat waar KIMMTRAK in de handel wordt
gebracht, alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten die naar verwachting
KIMMTRAK zullen voorschrijven of gebruiken, toegang krijgen tot/worden voorzien van de volgende
voorlichtingsmaterialen:
•
•
Voorlichtingsmateriaal voor artsen
Informatiepakket voor patiënten
Voorlichtingsmateriaal voor artsen:
De Samenvatting van de productkenmerken
Behandelgids voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Behandelgids voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
o
o
o
Details over de manier waarop patiënten bij de eerste drie infusies en bij daaropvolgende
infusies moeten worden gemonitord.
Details over de manier waarop het risico op hypotensie als gevolg van CRS kan worden
beperkt.
Beschrijving van de symptomen van CRS, met inbegrip van de ernst, frequentie, tijd tot
optreden ervan, behandeling en verdwijnen ervan, bij met KIMMTRAK behandelde
patiënten.
Details over de manier waarop CRS moet worden behandeld op basis van de graad van
ernst, waaronder de aanbeveling om premedicatie met corticosteroïden toe te dienen voor
CRS van graad 2 die persisterend is of recidiveert, of voor elk CRS van graad 3.
Beschrijving van het ECG-schema en de vereisten voor de behandeling op basis van de
ECG-resultaten.
Aanbeveling voor nauwlettende monitoring van patiënten met een hartaandoening,
verlenging van het QT-interval en risicofactoren voor hartfalen.
Informatie over het belang van het informeren van patiënten over het risico op CRS en de
noodzaak om onmiddellijk contact op te nemen met hun arts of verpleegkundige als zij
symptomen van CRS ontwikkelen.
Informatie over het belang van het melden van bijwerkingen met details over hoe zij deze
moeten melden.
o
o
o
o
o
Het informatiepakket voor patiënten:
•
•
Bijsluiter
Patiëntengids
Patiëntengids:
o
Informatie over het risico op CRS dat verband houdt met KIMMTRAK met een
beschrijving van de symptomen.
23
o
o
o
Informatie over het belang van het onmiddellijk contact opnemen met een arts of
verpleegkundige als de patiënt symptomen van CRS ontwikkelt.
Details over wat de patiënt moet verwachten met betrekking tot het monitoringschema.
Informatie over het belang van het melden van bijwerkingen met details over hoe zij deze
moeten melden.
24
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
25
A. ETIKETTERING
26
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
KIMMTRAK 100 microgram/0,5 ml concentraat voor oplossing voor infusie
tebentafusp
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon van 0,5 ml bevat 100 microgram tebentafusp
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Citroenzuurmonohydraat (E330), dinatriumwaterstoffosfaat (E339), mannitol (E421), trehalose,
polysorbaat 20 (E432) en water voor injectie. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor intraveneus gebruik na verdunning.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Gekoeld bewaren en transporteren (2 °C – 8 °C).
De injectieflacon in de omdoos bewaren ter bescherming tegen licht.
27
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Immunocore Ireland Limited
Unit 1, Sky Business Centre
Dublin 17, D17 FY82
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1630/001
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
28
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET OP INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
KIMMTRAK 100 mcg/0,5 ml steriel concentraat
tebentafusp
i.v. na verdunning
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
29
B. BIJSLUITER
30
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
KIMMTRAK 100 microgram/0,5 ml concentraat voor oplossing voor infusie
tebentafusp
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is KIMMTRAK en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe wordt dit middel gegeven?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is KIMMTRAK en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
KIMMTRAK bevat de werkzame stof
tebentafusp.
Tebentafusp is een geneesmiddel tegen kanker dat
is gemaakt van twee verschillende eiwitten die met elkaar gefuseerd zijn. Een van deze eiwitten
herkent en hecht zich aan een antigeen (een doeleiwit), ‘gp100’ genaamd. Gp100 komt in grote mate
voor in kankercellen van een uveamelanoom. Het andere eiwit herkent en hecht zich aan een eiwit,
‘CD3’ genaamd. CD3 bevindt zich op bepaalde cellen van de afweer van uw lichaam (uw
immuunsysteem). Door zich te hechten aan gp100 en CD3, activeert dit middel de afweer van uw
lichaam (uw immuunsysteem) om de kankercellen te herkennen en te vernietigen.
Dit middel wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met een zeldzame vorm van
oogkanker, ‘uveamelanoom’ genaamd. Het geneesmiddel wordt gebruikt wanneer het uveamelanoom
is gegroeid, ondanks lokale behandeling, of is uitgezaaid naar andere gedeelten van het lichaam.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent
allergisch
voor een van de stoffen in dit
geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6. Twijfelt u of u allergisch bent voor een van de
stoffen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel toegediend krijgt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Bespreek al uw aandoeningen met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel toegediend krijgt,
vooral als u last heeft van het volgende:
−
problemen met uw hart, waaronder een verandering in de elektrische activiteit van uw hart
(verlenging van het QT-interval)
Uw arts kan vóór de behandeling een bloedonderzoek, HLA-genotypering genaamd, bij u afnemen om
te bepalen of dit middel geschikt is voor u.
31
Vertel het uw arts voordat u dit middel toegediend krijgt als u geneesmiddelen met corticosteroïden
gebruikt voor de behandeling van bijnieren die niet goed werken (ook bekend als ‘de ziekte van
Addison’). Het kan zijn dat uw arts uw dosis corticosteroïden moet aanpassen terwijl u wordt
behandeld met dit middel.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk of roep met spoed medische hulp in als u tijdens of
na uw behandeling last krijgt van een van de volgende bijwerkingen:
−
koorts, duizeligheid, een licht gevoel in uw hoofd. Dit kunnen klachten zijn van een ernstige
ziekte,
cytokinenvrijgavesyndroom
genaamd. Andere klachten van
cytokinenvrijgavesyndroom zijn moeite met ademen, misselijkheid, overgeven, vermoeidheid,
spierpijn, gewrichtspijn, zwelling, lage bloeddruk, snelle hartslag of hoofdpijn.
−
jeukende huid, huiduitslag, hevige uitslag op de huid met roze bulten en erge jeuk (netelroos of
galbulten), vervellende of afschilferende huid, of zwelling van het lichaam en/of de huid rond
de ogen. Dit kunnen klachten zijn van
huidreacties.
−
problemen met het hart, zoals een snelle of onregelmatige hartslag of een verandering in de
elektrische activiteit van het hart, die kunnen leiden tot ernstige hartritmestoornissen. Deze
kunnen zich voordoen als hartkloppingen, kortademigheid, een licht gevoel in het hoofd of
duizeligheid, of pijn op de borst.
Tijdens en na elke dosis zal uw arts of verpleegkundige u controleren op klachten en verschijnselen
van deze reacties. Als u ernstige problemen heeft, kan het zijn dat uw behandeling tijdelijk wordt
stopgezet en weer wordt gestart wanneer u zich beter voelt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 18 jaar. Er is namelijk beperkte informatie over
hoe goed het middel werkt bij deze leeftijdsgroep.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast KIMMTRAK nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Zwangerschap
Dit middel mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt, tenzij u en uw arts het erover eens zijn
dat het voordeel van het gebruik van dit geneesmiddel opweegt tegen eventuele risico’s. Als u een
vrouw bent die zwanger kan worden, krijgt u van uw arts of verpleegkundige een zwangerschapstest
voordat u begint met uw behandeling met dit middel. Wordt u tijdens de behandeling met dit middel
zwanger? Laat dat dan onmiddellijk weten aan uw arts of verpleegkundige.
Anticonceptie
Bent u een vrouw die zwanger kan worden? Gebruik dan doeltreffende anticonceptie om
zwangerschap te voorkomen tijdens de behandeling met dit middel en gedurende ten minste 1 week na
uw laatste dosis. Bespreek met uw arts wat de meest geschikte anticonceptiemethoden zijn.
Borstvoeding
U mag geen borstvoeding geven tijdens de behandeling met dit middel. Het is niet bekend of dit
middel in de moedermelk terechtkomt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het is onwaarschijnlijk dat dit middel invloed heeft op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te gebruiken. Als u zich onwel voelt terwijl u wordt behandeld met dit geneesmiddel, mag u
geen voertuig besturen en geen machines bedienen, totdat u zich weer goed voelt.
32
KIMMTRAK bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
Dit geneesmiddel wordt door een arts of verpleegkundige in een ziekenhuis of poliklinische omgeving
aan u gegeven.
Het kan zijn dat u vóór elke infusie vloeistoffen toegediend krijgt via een infuus (druppelinfuus) om
een lage bloeddruk te voorkomen die het gevolg is van cytokinenvrijgavesyndroom (zie rubriek 2
en 4).
Uw arts of verpleegkundige zal u dit middel geven via een (druppel)infuus in uw ader (intraveneus)
over een periode van 15 tot 20 minuten. U krijgt dit middel
eenmaal per week,
zolang als uw arts
denkt dat u voordeel heeft van de behandeling.
De aanbevolen dosering is:
•
Dag 1: 20 microgram
•
Dag 8: 30 microgram
•
Dag 15: 68 microgram
Daarna eenmaal per week: 68 microgram
De eerste 3 doses krijgt u in het ziekenhuis. U wordt gemonitord voor eventuele bijwerkingen tijdens
de behandeling en gedurende
ten minste 16 uur
na elke dosis.
Indien de eerste 3 doses geen ernstige of onbehandelbare bijwerkingen veroorzaken, kunnen uw
volgende doses in een poliklinische omgeving worden gegeven. U wordt gemonitord voor eventuele
bijwerkingen tijdens de behandeling en gedurende ten minste 60 minuten na elke dosis. Heeft u de
behandeling met dit middel gedurende ten minste 3 maanden in een poliklinische omgeving gekregen
zonder een onderbreking van langer dan 2 weken? Dan kan na elke dosis de controle verkort worden
tot minimaal 30 minuten.
Heeft u een afspraak voor uw volgende dosis gemist?
Neem dan zo snel mogelijk contact op met
uw arts of verpleegkundige om een nieuwe afspraak te maken.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts of
verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk of roep met spoed medische hulp in als u tijdens of
na de behandeling last krijgt van een van de volgende zeer vaak voorkomende bijwerkingen:
•
Koorts, duizeligheid, een licht gevoel in uw hoofd. Dit kunnen klachten zijn van een ernstige
ziekte, ‘cytokinenvrijgavesyndroom’ genaamd. Andere klachten van
cytokinenvrijgavesyndroom zijn moeite met ademen, misselijkheid, overgeven, vermoeidheid,
spierpijn, gewrichtspijn, zwelling, lage bloeddruk, snelle hartslag of hoofdpijn. Deze klachten
treden meestal op na de eerste 3 infusies.
•
Een jeukende huid, huiduitslag, hevige uitslag op de huid met roze bulten en erge jeuk
(netelroos of galbulten), vervellende of afschilferende huid, zwelling van het lichaam en/of de
huid rond de ogen. Dit kunnen klachten zijn van huidreacties. Deze klachten treden meestal op
na de eerste 3 infusies.
33
•
Problemen met het hart, zoals een snelle of onregelmatige hartslag of een verandering in de
elektrische activiteit van het hart, die kunnen leiden tot ernstige hartritmestoornissen. Deze
kunnen zich voordoen als hartkloppingen, kortademigheid, een licht gevoel in het hoofd of
duizeligheid, of pijn op de borst.
Andere bijwerkingen
Vertel het uw arts als u een van de volgende bijwerkingen opmerkt:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen
(komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
•
Verminderde eetlust
•
Prikkelend, tintelend of doof gevoel ergens in uw lichaam
•
Hoesten
•
Diarree
•
Verstopping
•
Het verteren van eten in uw lichaam gaat niet goed
•
Buikpijn
•
Koude rillingen
•
Moeite met slapen (slapeloosheid)
•
Griepachtige klachten
•
Niet kunnen slapen
•
Rood worden van de huid
•
Hoge bloeddruk
•
Droge huid
•
Veranderingen in de kleur van de huid
•
Roodheid van de huid
•
Verlaagde fosfaatwaarde in het bloed
•
Verlaagde magnesiumwaarde in het bloed
•
Verlaagde natriumwaarde in het bloed
•
Verlaagde calciumwaarde in het bloed
•
Verlaagde kaliumwaarde in het bloed
•
Verlaagde hemoglobinewaarde in het bloed
•
Verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed; dit kan duiden op problemen met de lever
•
Verhoogde waarden van een afvalstof die in uw bloed komt als rode bloedcellen kapot gaan
(bilirubine); dit kan duiden op problemen met de lever
•
Verhoogde waarde van het alvleesklierenzym, lipase, in het bloed; dit kan duiden op problemen
met de alvleesklier
•
Verlaagd aantal witte bloedcellen in het bloed
•
Pijn in de rug, armen of benen
Vaak voorkomende bijwerkingen
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
•
Infectie van de neus en de keel
•
Pijn in de mond en de keel
•
Haaruitval
•
Erg veel zweten gedurende de nacht
•
Angst
•
Eten en drinken smaakt u anders dan normaal
•
Veranderde of onregelmatige hartslag
•
Kortademigheid
•
Een spier beweegt zonder dat u dat wilt. Dit doet pijn (spierspasmen)
•
Verhoogde waarde van het alvleesklierenzym, amylase, in het bloed
•
Verhoogde waarde van creatinine in het bloed; dit kan duiden op problemen met de nieren
•
Verhoogde waarde van het leverenzym gamma-glutamyltransferase in het bloed
•
Verhoogd aantal witte bloedcellen in het bloed
•
Verhoogde waarde van leverenzymen in het bloed
34
•
•
Verhoogde waarde van alkalische fosfatase in het bloed
Verhoogde waarde van suiker (glucose) in het bloed
Soms voorkomende bijwerkingen
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
•
•
•
•
Verhoogde waarden van kalium, fosfaat en urinezuur in het bloed; dit kan duiden op
kankercellen die afsterven
Ongemak of pijn op de borst; dit kan duiden op problemen met het hart
Het hart pompt het bloed minder goed rond (hartfalen) (kortademigheid, benauwd gevoel op de
borst, zwelling van de benen en de enkels)
Veranderingen in de elektrische activiteit van het hart die kunnen leiden tot ernstige
hartritmestoornissen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket op de
injectieflacon en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Ongeopende injectieflacons moeten bewaard worden bij 2 °C tot 8 °C.
De injectieflacon in de omdoos bewaren ter bescherming tegen licht.
Indien de bereide infusie niet onmiddellijk wordt gebruikt, kan deze gedurende maximaal 4 uur
beneden 30 °C worden bewaard of gedurende 24 uur bij 2 °C tot 8 °C vanaf de tijd van
bereiding/verdunning tot het einde van de toediening.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het zichtbare tekenen van bederf vertoont (dat wil
zeggen dat het deeltjes bevat of is verkleurd).
Bewaar geen ongebruikt geneesmiddel om opnieuw te gebruiken. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften. Als u geneesmiddelen
op de juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het
milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
•
De werkzame stof in dit middel is tebentafusp. Eén injectieflacon van 0,5 ml concentraat bevat
100 microgram tebentafusp.
•
De andere stoffen in dit middel zijn citroenzuurmonohydraat (E330), dinatriumwaterstoffosfaat
(E339), mannitol (E421), trehalose, polysorbaat 20 (E432) en water voor injectie (zie rubriek 2).
Hoe ziet KIMMTRAK eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
KIMMTRAK concentraat voor oplossing voor infusie (steriel concentraat) is een heldere, kleurloze tot
lichtgele oplossing in een injectieflacon voor eenmalig gebruik.
35
De verpakkingsgrootte is 1 glazen injectieflacon per doos.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Immunocore Ireland Limited
Unit 1, Sky Business Centre
Dublin 17, D17 FY82
Ierland
Fabrikant
Baxter Oncology GmbH
Kantstraße 2
33790 Halle/Westfalen
Duitsland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.
----------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Belangrijk:
Zie de Samenvatting van de productkenmerken (SPC) vóór gebruik.
Algemene voorzorgsmaatregelen
De oplossing voor infusie moet worden bereid door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die
bij het hanteren van dit geneesmiddel de hele tijd een geschikte aseptische techniek toepast.
Overbrengingshulpmiddelen met een gesloten systeem (closed
system transfer devices,
CSTD) mogen
niet worden gebruikt voor het bereiden van doses KIMMTRAK oplossing voor infusie.
Parenterale geneesmiddelen en infuuszakken moeten vóór toediening visueel geïnspecteerd worden op
deeltjes en verkleuring, wanneer de oplossing en de verpakking dat toelaten.
Bereiding
KIMMTRAK moet vóór intraveneuze toediening worden verdund. Elke injectieflacon KIMMTRAK
is uitsluitend bedoeld voor eenmalig gebruik. De KIMMTRAK-injectieflacon NIET schudden.
De volgende benodigdheden moeten beschikbaar zijn vóór het bereiden van KIMMTRAK voor
toediening:
•
Steriele spuiten van 1 ml met een schaalverdeling van 2 decimalen.
•
Steriele naalden.
•
Humaan albumine; een concentratie volgens lokale beschikbaarheid moet worden gebruikt.
Lokale concentraties zijn onder andere, maar niet beperkt tot 4% (40 g/l), 5% (50 g/l), 20%
(200 g/l), 25% (250 g/l).
•
Een infuuszak van 100 ml met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie.
36
o
•
De infuuszak moet zijn vervaardigd van polyolefinen (PO) [zoals polyethyleen (PE) en
polypropyleen (PP)] of polyvinylchloride (PVC).
Een steriele, niet-pyrogene infuusset met inline filter van 0,2 micron met lage eiwitbinding voor
toediening van de uiteindelijke infuuszak.
Verdunning en toediening
Er is een procedure van 2 stappen vereist voor de bereiding van de uiteindelijke dosis KIMMTRAK:
Stap 1: de infuuszak gereedmaken
Maak de infuuszak als volgt met een aseptische techniek gereed:
a.
Trek met een spuit van 1 ml en een steriele naald het berekende volume humaan albumine op in
de spuit (zie tabel 1 hieronder) en voeg dit toe aan de infuuszak van 100 ml met natriumchloride
9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie om een uiteindelijke concentratie humaan albumine te
verkrijgen tussen 225 mcg/ml en 275 mcg/ml.
Tabel 1: Voorbeelden van de concentratie humaan albumine en aanvaardbare optrekvolumes
Concentratie humaan albumine Aanvaardbaar volumebereik voor toevoeging aan
de infuuszak van 100 ml voor een concentratie
humaan albumine tussen 225 mcg/ml en
275 mcg/ml
4% (40 g/l)
0,63 ml (0,57 ml tot 0,69 ml)
5% (50 g/l)
0,50 ml (0,45 ml tot 0,55 ml)
20% (200 g/l)
0,13 ml (0,12 ml tot 0,14 ml)
25% (250 g/l)
0,10 ml (0,09 ml tot 0,11 ml)
b.
Homogeniseer de verdunde oplossing voorzichtig door de volgende stappen te voltooien:
i. Keer de infuuszak om zodat de ingangspoort zich boven aan de zak bevindt en tik tegen de
slangen aan de zijkant van de poort om ervoor te zorgen dat eventuele resterende oplossing
wordt vrijgegeven aan de bulkoplossing.
ii. Meng door de zak ten minste 5 keer voorzichtig vanuit de omgekeerde positie in
lengterichting 360 graden te draaien. De infuuszak NIET schudden.
iii. Herhaal (i) en (ii) nog drie keer.
Stap 2: de KIMMTRAK oplossing voor infusie bereiden
c.
Trek met een spuit van 1 ml en een steriele naald het vereiste volume KIMMTRAK
100 microgram/0,5 ml op, op basis van de vereiste dosis (weergegeven in tabel 2 hieronder) en
voeg dit toe aan de gereedgemaakte infuuszak van 100 ml met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie, plus humaan albumine.
Spoel de naald en spuit NIET door bij het overbrengen. Gooi de injectieflacon met het
ongebruikte gedeelte KIMMTRAK weg overeenkomstig lokale voorschriften. Bereid niet meer
dan één dosis uit de injectieflacon.
d.
Tabel 2: KIMMTRAK-volumes vereist voor toevoeging aan de infuuszak
Dag van behandeling
Dag 1
Dag 8
Dag 15 en daarna wekelijks
e.
Dosis (mcg)
KIMMTRAK
20
30
68
Volume (ml)
KIMMTRAK
0,10
0,15
0,34
Meng de infuuszak door dezelfde procedure te volgen die in stap 1b is beschreven.
37
Toediening
•
•
Dien KIMMTRAK uitsluitend als intraveneuze infusie toe.
Dien de infusie onmiddellijk over een periode van 15 tot 20 minuten toe via een daarvoor
bestemde intraveneuze lijn. Er moet een steriele, niet-pyrogene infuusset met inline filter van
0,2 micron met lage eiwitbinding worden gebruikt. Dien de volledige inhoud van de
KIMMTRAK-infuuszak toe aan de patiënt.
Spoel na voltooiing van de KIMMTRAK-infusie de infuuslijn door met een voldoende volume
steriel natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie, om ervoor te zorgen dat de
volledige inhoud van de infuuszak wordt toegediend. Dien KIMMTRAK niet toe als
intraveneuze push- of bolusdosis toe. Meng KIMMTRAK niet met andere geneesmiddelen en
dien geen andere geneesmiddelen toe via dezelfde intraveneuze lijn.
•
Bewaren van de gereedgemaakte infuuszak
•
•
KIMMTRAK bevat geen conserveermiddel. De gereedgemaakte infuuszak moet binnen 4 uur
na het bereiden, met inbegrip van de infusieduur, worden toegediend. Gedurende het tijdvenster
van 4 uur moet de KIMMTRAK-infuuszak beneden 30 °C blijven.
Indien de KIMMTRAK-infuuszak niet onmiddellijk wordt gebruikt, bewaar deze dan maximaal
24 uur in de koelkast bij 2 °C tot 8 °C vanaf het moment van gereedmaking. Hierin zijn de tijd
die nodig is om de infuuszak op kamertemperatuur te laten komen en de duur van de infusie
meegeteld.
Nadat de KIMMTRAK-infuuszak uit de koelkast is verwijderd, mag deze niet opnieuw in de
koelkast worden bewaard. Gooi de ongebruikte KIMMTRAK-oplossing weg na de aanbevolen
bewaartijd.
•
38
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt
verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van
bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
KIMMTRAK 100 microgram/0,5 ml concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén injectieflacon van 0,5 ml bevat 100 microgram tebentafusp, overeenkomend met een concentratie
van 200 mcg/ml vóór verdunning.
Tebentafusp is een fusie-eiwit, geproduceerd met recombinant-DNA-technologie in Escherichia
coli-cellen.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie (steriel concentraat).
Heldere, kleurloze tot lichtgele oplossing in een injectieflacon voor eenmalig gebruik.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
KIMMTRAK is geïndiceerd als monotherapie voor de behandeling van humaan leukocytenantigeen
(HLA)-A*02:01-positieve volwassen patiënten met een niet-resectabel of gemetastaseerd
uveamelanoom.
4.2 Dosering en wijze van toediening
KIMMTRAK moet worden toegediend onder de leiding en het toezicht van een arts die ervaring heeft
met het gebruik van middelen tegen kanker en die voorbereid is op een behandeling van
cytokinenvrijgavesyndroom (cytokine release syndrome) in een omgeving waar volledige
voorzieningen voor reanimatie onmiddellijk beschikbaar zijn. Een ziekenhuisopname wordt
aanbevolen bij ten minste de eerste drie infusies van KIMMTRAK (zie rubriek 4.4).
Bij patiënten behandeld met KIMMTRAK moet het HLA-A*02:01-genotype bepaald zijn met een
gevalideerde assay voor HLA-genotypering.
Dosering
De aanbevolen dosis KIMMTRAK is 20 microgram op dag 1, 30 microgram op dag 8, 68 microgram
op dag 15 en daarna 68 microgram eenmaal per week (zie rubriek 6.6). De behandeling met
KIMMTRAK moet worden voortgezet zolang de patiënt er klinisch voordeel van heeft en er geen
onaanvaardbare toxiciteiten optreden (zie rubriek 5.1).
Om het risico op hypotensie als gevolg van cytokinenvrijgavesyndroom (cytokine release syndrome,
CRS) tot het minimum te beperken, moeten op basis van een klinische evaluatie en de volumestatus
van de patiënt intraveneuze vloeistoffen worden toegediend voordat wordt begonnen met de
KIMMTRAK-infusie.
Voor patiënten met reeds bestaande bijnierinsufficiëntie die onderhoudstherapie met systemische
corticosteroïden krijgen, moet een aanpassing van de dosis corticosteroïden worden overwogen om het
risico op hypotensie aan te pakken.
Dosisaanpassingen
Er worden geen verlagingen van de dosis KIMMTRAK aanbevolen. De behandeling met
KIMMTRAK moet worden onderbroken of moet worden gestaakt om bijwerkingen te behandelen,
zoals beschreven in tabel 1 en tabel 2.
Indien CRS wordt vermoed, moeten de symptomen worden vastgesteld en onmiddellijk worden
behandeld volgens de aanbevelingen in tabel 1. Zie tabel 1 voor behandelrichtlijnen voor acute
huidreacties.
Tabel 1: CRS-indeling en behandelrichtlijnen
CRS-graad*
Behandeling
Graad 1
· De behandeling voortzetten en
Temperatuur 38 °C
symptomatische ondersteuning geven.
Controleren op escalatie van de ernst van
Geen hypotensie of hypoxie
CRS.
Graad 2
· De behandeling voortzetten en naar behoefte
Temperatuur 38 °C
een bolusdosis van intraveneuze vloeistoffen
en zuurstof toedienen via een neuscanule met
Hypotensie die reageert op vloeistoffen en geen
lage flow of blow-by zuurstof.
vasopressoren vereist
· Indien hypotensie en hypoxie niet binnen
Zuurstofbehoefte omvat een neuscanule met
3 uur verbeteren of indien CRS verergert, een
lage flow (zuurstofafgifte 6 l/min) of blow-by
hoge dosis intraveneuze corticosteroïden
toedienen (bijv. 2 mg/kg methylprednisolon
per dag of equivalent).
· Voor CRS van graad 2 die persisterend is
(2-3 uur duurt) of recidiveert (optreden van
CRS van graad 2 met meer dan één dosis),
ten minste 30 minuten vóór de volgende
dosis premedicatie met corticosteroïden
toedienen (bijv. 4 mg dexamethason of
equivalent).
Behandeling
Graad 3
· KIMMTRAK onderbreken totdat CRS en
Temperatuur 38 °C
sequelae zijn verdwenen.
Behoefte aan een vasopressor met of zonder
· Een hoge dosis intraveneuze corticosteroïden
vasopressine
toedienen (bijv. 2 mg/kg methylprednisolon
per dag of equivalent).
Behoefte aan een neuscanule met hoge flow
(zuurstofafgifte > 6 l/min), gezichtsmasker of
· Tocilizumab naar behoefte toedienen
non-rebreathing-masker of Venturi-masker
- Gewicht patiënt 30 kg: 12 mg/kg
intraveneus over een periode van 1 uur
- Gewicht patiënt 30 kg: 8 mg/kg
intraveneus over een periode van 1 uur
(maximumdosis 800 mg)
· De behandeling met KIMMTRAK hervatten
op hetzelfde dosisniveau (d.w.z. de dosis niet
verhogen indien CRS van graad 3 optrad
tijdens de initiële dosisescalatie; escalatie
hervatten zodra de toediening wordt
verdragen).
· Voor CRS van graad 3 ten minste 30 minuten
vóór de volgende dosis premedicatie met
corticosteroïden toedienen (bijv. 4 mg
dexamethason of equivalent).
Graad 4
· De behandeling met KIMMTRAK definitief
Temperatuur 38 °C
stopzetten.
Behoefte aan meerdere vasopressoren (met
· Intraveneuze corticosteroïden toedienen (bijv.
uitzondering van vasopressine)
2 mg/kg methylprednisolon per dag of
Behoefte aan positievedrukbeademing (bijv.
equivalent).
CPAP, BiPAP, intubatie en kunstmatige
beademing).
* Gebaseerd op consensus van de American Society for Transplantation and Cellular Therapy
(ASTCT) over de indeling van CRS-criteria (Lee et al. 2019).
Bijwerkingen
Ernsta
Behandeling
Acute huidreacties
Graad 2
· De behandeling met KIMMTRAK
(zie rubriek 4.4.)
onderbreken tot graad 1 of de
uitgangswaarde.
· Een behandeling toedienen met een
schema met antipruritica (bijv.
niet-sederend, langwerkend
antihistaminicum).
· Een behandeling met topische
corticosteroïden toedienen voor
symptomatische rash die niet
reageert op een schema met
antipruritica.
· Voor persisterende symptomen
systemische steroïden toedienen.
· Escalatie van KIMMTRAK
hervatten als de huidige dosis
minder is dan 68 mcg, of op
hetzelfde dosisniveau hervatten als
dosisescalatie is voltooid.
Graad 3
· De behandeling met KIMMTRAK
onderbreken tot graad 1 of de
uitgangswaarde.
· Een behandeling met topische
corticosteroïden en orale
corticosteroïden toedienen.
· Voor persisterende reacties die niet
reageren op orale steroïden,
intraveneuze corticosteroïden
overwegen (bijv. 2 mg/kg
methylprednisolon per dag of
equivalent).
· De behandeling met KIMMTRAK
hervatten op hetzelfde dosisniveau
(d.w.z. de dosis niet verhogen
indien huidreacties van graad 3
optraden tijdens de initiële
dosisescalatie; escalatie hervatten
zodra de toediening wordt
verdragen).
Graad 4
· De behandeling met KIMMTRAK
definitief stopzetten.
· Intraveneuze corticosteroïden
toedienen (bijv. 2 mg/kg
methylprednisolon per dag of
equivalent).
a Gebaseerd op National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events (CTCAE)
versie 4.03 (NCI CTCAE v4.03).
Speciale populaties
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van KIMMTRAK bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing vereist voor oudere patiënten ( 65 jaar oud).
Nierfunctiestoornis
Op basis van analyses van de veiligheid en werkzaamheid is een dosisaanpassing niet nodig bij
patiënten met een lichte tot matige nierdisfunctie. Voor patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis
kan er geen doseringsadvies worden gegeven door gebrek aan farmacokinetische gegevens; daarom
moet de toediening bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis met voorzichtigheid en
nauwlettende monitoring plaatsvinden (zie rubriek 5.2).
Patiënten met een voorgeschiedenis van een hartaandoening
Bij patiënten met een voorgeschiedenis van een significante hartaandoening is er geen onderzoek
uitgevoerd met KIMMTRAK. Patiënten met een hartaandoening, verlenging van het QT-interval en
risicofactoren voor hartfalen moeten nauwlettend gemonitord worden (zie rubriek 4.4).
Wijze van toediening
KIMMTRAK is bedoeld voor intraveneus gebruik. De aanbevolen infusieperiode is 15 tot 20 minuten.
KIMMTRAK moet worden verdund met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie met
humaan albumine voor intraveneuze infusie. Elke injectieflacon KIMMTRAK is uitsluitend bedoeld
voor eenmalig gebruik. De KIMMTRAK-injectieflacon niet schudden.
Voor instructies over verdunning en toediening van het geneesmiddel, zie rubriek 6.6.
Eerste drie behandeldoses
De eerste drie doses KIMMTRAK moeten worden toegediend in een ziekenhuisomgeving waarbij
's nachts moet worden gemonitord op klachten en verschijnselen van CRS gedurende ten minste
16 uur. Vitale functies moeten worden gemonitord vóór toediening en ten minste om de 4 uur tot de
symptomen verdwenen zijn. Indien klinisch geïndiceerd, moet monitoring frequenter plaatsvinden of
moet de ziekenhuisopname verlengd worden.
Als patiënten hypotensie van graad 3 of 4 hebben gedurende een van de eerste drie infusies met
KIMMTRAK, moeten de patiënten bij de volgende drie infusies in een poliklinische omgeving
gedurende ten minste 4 uur elk uur gemonitord worden.
Wanneer het dosisniveau van 68 mcg goed verdragen wordt (d.w.z. afwezigheid van hypotensie van
graad 2 waarvoor medisch ingrijpen vereist is), kunnen volgende doses worden toegediend in een
geschikte omgeving voor poliklinische zorg. Patiënten moeten na elke infusie gedurende minimaal
60 minuten gemonitord worden. Voor patiënten die gedurende ten minste 3 maanden een poliklinische
behandeling met KIMMTRAK gekregen hebben en geen onderbrekingen van meer dan 2 weken
gehad hebben, kan bij daaropvolgende doses de poliklinische monitoring na infusie verkort worden tot
minimaal 30 minuten.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren, moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Cytokinenvrijgavesyndroom (CRS)
De meeste patiënten kregen CRS na infusies met tebentafusp. De diagnose CRS werd het vaakst
gebaseerd op pyrexie, gevolgd door hypotensie en soms hypoxie. Andere vaak waargenomen
symptomen bij CRS waren onder andere koude rillingen, nausea, braken, vermoeidheid en hoofdpijn.
In de meeste gevallen begon CRS op de dag van de infusie, waarbij de mediane tijd tot verdwijnen van
CRS 2 dagen was. Pyrexie werd opgemerkt in vrijwel alle gevallen van CRS en bij deze patiënten trad
een stijging van de lichaamstemperatuur over het algemeen op binnen de eerste 8 uur na de infusie met
tebentafusp. CRS leidde zelden (1,2%) tot het stopzetten van de behandeling.
Patiënten moeten na de eerste drie infusies met tebentafusp gedurende ten minste 16 uur voor klachten
en verschijnselen van CRS worden gemonitord in een ziekenhuisomgeving met onmiddellijke toegang
tot geneesmiddelen en reanimatieapparatuur voor de behandeling van CRS. Indien CRS wordt
waargenomen, moet direct een behandeling met ondersteunende zorg worden gestart, waaronder
antipyretica, intraveneuze vloeistoffen, tocilizumab of corticosteroïden, om escalatie tot ernstige of
levensbedreigende voorvallen te voorkomen; monitoring moet worden voortgezet totdat CRS is
verdwenen.
Bij daaropvolgende doses moeten patiënten na de behandeling nauwlettend worden gemonitord om
klachten en verschijnselen van CRS vroegtijdig vast te stellen (zie rubriek 4.2, Wijze van toediening).
Patiënten met comorbiditeiten, waaronder cardiovasculaire aandoeningen, kunnen een verhoogd risico
hebben op sequelae als gevolg van CRS.
Behandeling met tebentafusp is niet onderzocht bij patiënten met een klinisch significante
hartaandoening (zie rubriek 5.1). De behandeling met tebentafusp moet worden onderbroken of
stopgezet, afhankelijk van de persistentie en ernst van CRS (zie rubriek 4.2, tabel 1).
Acute huidreacties
Bij infusie met tebentafusp zijn acute huidreacties gemeld, die gebaseerd kunnen zijn op het
werkingsmechanisme en de gp100-expressie in normale melanocyten in de huid. De acute huidreacties
bestonden hoofdzakelijk uit rash, pruritus, erytheem en huidoedeem (zie rubriek 4.8).
verloop van tijd af in ernst en frequentie. De meeste symptomen verdwenen zonder systemische
corticosteroïden of langdurige sequelae.
Acute huidreacties kunnen worden behandeld met antihistaminica en topische corticosteroïden.
Systemische steroïden moeten worden overwogen voor persisterende of ernstige symptomen. De
behandeling van klachten en verschijnselen van huidreacties kan tijdelijk uitstel van daaropvolgende
behandelingen met tebentafusp vereisen (zie rubriek 4.2, tabel 2).
Hartaandoening
Voorvallen met betrekking tot het hart, zoals sinustachycardie en aritmie, zijn waargenomen bij
patiënten die met tebentafusp behandeld werden (zie rubriek 4.8). Patiënten met reeds bestaande
cardiovasculaire aandoeningen kunnen een verhoogd risico hebben op sequelae als gevolg van CRS en
moeten nauwlettend gemonitord worden. Een patiënt met klachten of verschijnselen die
overeenstemmen met voorvallen met betrekking tot het hart, moeten onmiddellijk geëvalueerd en
behandeld worden. Verder moet een geschikte behandeling toegediend worden voor een onderliggend
CRS als versnellende factor.
Gevallen van verlenging van het QT-interval zijn gemeld na behandeling met tebentafusp (zie
rubriek 4.8). De behandeling met tebentafusp moet met voorzichtigheid toegediend worden bij
patiënten met een voorgeschiedenis van of neiging tot verlenging van het QT-interval en bij patiënten
die geneesmiddelen gebruiken waarvan bekend is dat ze het QT-interval verlengen.
Bij alle patiënten moet een elektrocardiogram (ECG) plaatsvinden vóór en na behandeling met
tebentafusp gedurende de eerste 3 weken van de behandeling en daarna indien klinisch geïndiceerd.
De behandeling met tebentafusp moet onderbroken worden als het QTcF-interval meer dan 500 msec
is of met 60 msec stijgt ten opzichte van de uitgangswaarde en patiënten moeten worden behandeld
voor alle onderliggende versnellende factoren, waaronder afwijkende elektrolyten. De behandeling
met tebentafusp moet hervat worden wanneer het QTcF-interval verbetert tot < 500 msec of < 60 msec
ten opzichte van de uitgangswaarde is. De behandeling met tebentafusp moet onderbroken of
stopgezet worden, afhankelijk van de persistentie en ernst van het voorval met betrekking tot het hart
en een daarmee gepaard gaand CRS (zie rubriek 4.2, tabel 1).
Anticonceptie
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens en
gedurende ten minste 1 week na de laatste dosis van de behandeling met tebentafusp (zie rubriek 4.6).
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen formeel onderzoek naar interacties uitgevoerd met tebentafusp.
Het starten van de behandeling met tebentafusp veroorzaakt een tijdelijke afgifte van cytokinen die
CYP450-enzymen kunnen onderdrukken. Het hoogste risico op een geneesmiddeleninteractie bestaat
gedurende de eerste 24 uur van de eerste drie doses tebentafusp bij patiënten die gelijktijdige
CYP450-substraten krijgen, in het bijzonder die met een smalle therapeutische index. Deze patiënten
moeten worden gemonitord voor toxiciteit (bijv. warfarine) of geneesmiddelconcentraties (bijv.
ciclosporine). De dosis van de gelijktijdige geneesmiddelen moet zo nodig worden aangepast.
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de
behandeling met tebentafusp en gedurende ten minste 1 week na de laatste dosis tebentafusp.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van tebentafusp bij zwangere vrouwen. Er is geen
dieronderzoek naar de reproductie uitgevoerd met tebentafusp (zie rubriek 5.3).
Tebentafusp wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger
kunnen worden en geen anticonceptie toepassen. Vóór het starten van de behandeling met tebentafusp
moet de zwangerschapsstatus worden gecontroleerd bij vrouwen die zwanger kunnen worden.
Borstvoeding
Er is onvoldoende informatie over de uitscheiding van tebentafusp/metabolieten in de moedermelk.
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Borstvoeding moet worden
gestaakt tijdens behandeling met tebentafusp.
Vruchtbaarheid
Er is geen onderzoek naar de vruchtbaarheid uitgevoerd met tebentafusp (zie rubriek 5.3). Het effect
van tebentafusp op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid is niet bekend.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Tebentafusp heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen bij patiënten behandeld met KIMMTRAK waren
cytokinenvrijgavesyndroom (88%), rash (85%), pyrexie (79%), pruritus (72%), vermoeidheid (66%),
nausea (56%), koude rillingen (55%), buikpijn (49%), oedeem (49%), hypo-/hyperpigmentatie (48%),
hypotensie (43%), droge huid (35%), hoofdpijn (32%) en braken (34%).
Bijwerkingen leidden bij 4% van de patiënten die KIMMTRAK kregen tot definitieve stopzetting van
de behandeling. De meest voorkomende bijwerking die tot stopzetting van de behandeling met
KIMMTRAK leidde, was cytokinenvrijgavesyndroom.
Bijwerkingen die leidden tot ten minste één dosisonderbreking, kwamen voor bij 26% van de met
KIMMTRAK behandelde patiënten (met wekelijkse dosering) en resulteerden in een mediaan van
één overgeslagen dosis. Bijwerkingen die een onderbreking van de toediening vereisten bij 2% van
de patiënten, omvatten vermoeidheid (3%; graad 1-3), pyrexie (2,7%; graad 1-3),
alanineaminotransferasestijging (2,4%; graad 1-4), aspartaataminotransferasestijging (2,4%;
graad 1-3), buikpijn (2,1%; graad 1-3) en lipase verhoogd (2,1%; graad 1-3).
Bijwerkingen die tot ten minste één dosisaanpassing leidden, kwamen voor bij 4,2% van de patiënten
in de met KIMMTRAK behandelde groep. Bijwerkingen die een dosisaanpassing vereisten bij 1%
van de patiënten, waren cytokinenvrijgavesyndroom (1,9%; graad 1-3) en hypotensie (1,1%;
graad 2-4).
Tabel 3 geeft een samenvatting van de bijwerkingen die voorkwamen bij 378 patiënten met
gemetastaseerd uveamelanoom in twee klinische onderzoeken (IMCgp100-102 en IMCgp100-202) die
het aanbevolen doseringsschema van KIMMTRAK kregen van 20 microgram op dag 1, 30 microgram
op dag 8, 68 microgram op dag 15 en daarna 68 microgram per week.
De frequentie van bijwerkingen is vermeld volgens de systeem/orgaanklasse (SOC) van MedDRA op
het niveau van de voorkeursterm. Frequenties waarmee bijwerkingen voorkwamen, worden als volgt
gedefinieerd: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1 000, < 1/100), zelden
( 1/10 000, < 1/1 000), zeer zelden (< 1/10 000). Binnen elke frequentiegroep worden de
bijwerkingen vermeld in volgorde van afnemende ernst.
Tabel 3: Bijwerkingen bij patiënten behandeld met KIMMTRAK als monotherapie
Bijwerkingen
Infecties en parasitaire aandoeningen
Vaak
Nasofaryngitis
Immuunsysteemaandoeningen
Zeer vaak
Cytokinenvrijgavesyndroom1
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak
Verminderde eetlust, hypomagnesiëmie,
hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypokaliëmie
Soms
Tumorlysissyndroom
Psychische stoornissen
Zeer vaak
Insomnia
Vaak
Angst
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Hoofdpijn2, duizeligheid, paresthesie
Vaak
Smaakstoornis
Hartaandoeningen
Zeer vaak
Tachycardie2
Vaak
Aritmie2, atriumfibrillatie2
Soms
Angina pectoris2, hartfalen2
Bloedvataandoeningen
Zeer vaak
Hypotensie2, overmatig blozen, hypertensie
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Zeer vaak
Hoesten, dyspneu
Vaak
Orofaryngeale pijn, hypoxie2
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Nausea2, braken2, diarree, buikpijn, constipatie,
dyspepsie
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer vaak
Rash, pruritus, droge huid,
hypo-/hyperpigmentatie4, erytheem
Vaak
Alopecia, nachtzweet
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Zeer vaak
Artralgie, rugpijn, myalgie, pijn in extremiteit
Vaak
Spierspasme
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Pyrexie2, vermoeidheid3, koude rillingen2,
oedeem5, influenza-achtige ziekte
Zeer vaak
Aspartaataminotransferase verhoogd,
alanineaminotransferase verhoogd, bloed
bilirubine verhoogd, lipase verhoogd, anemie,
lymfocytentelling verlaagd, bloed fosfaat
verlaagd, bloed creatinine verhoogd
Vaak
Amylase verhoogd, gamma-glutamyltransferase
verhoogd, wittebloedceltelling verhoogd, bloed
alkalische fosfatase verhoogd, bloed glucose
verhoogd
Soms
Elektrocardiogram QT verlengd
1 CRS werd toegekend aan de hand van de consensus van de ASTCT over de indeling van
CRS-criteria (Lee et al. 2019). Toegekend CRS wordt weergegeven in plaats van door de
onderzoeker gemeld CRS.
2 Sommige van de voorvallen kunnen verband houden met CRS of kunnen geïsoleerd gemelde
voorvallen zijn.
3 Omvat vermoeidheid en asthenie.
4 Omvat verworven haartontkleuring, efeliden, wimperverkleuring, wimpers hypopigmentatie,
haarkleurveranderingen, lentigo, pigmentatieaandoening, retinale depigmentatie,
huidpigmentvermindering, huidverkleuring, huidhyperpigmentatie, huidhypopigmentatie, lentigo
solaris, vitiligo.
5 Omvat oogoedeem, oogzwelling, ooglidoedeem, periorbitale zwelling, periorbitaal oedeem, zwelling
van ooglid, farynxoedeem, lipoedeem, lipzwelling, gezichtsoedeem, gegeneraliseerd oedeem,
gelokaliseerd oedeem, oedeem, oedeem perifeer, perifere zwelling, zwelling, zwelling aangezicht.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Cytokinenvrijgavesyndroom (CRS)
In klinisch onderzoek IMCgp100-202 kwam cytokinenvrijgavesyndroom (toegekend op basis van de
consensus over de ASTCT-indeling, 2019) voor bij 89% van de met KIMMTRAK behandelde
patiënten. De totale incidentie van CRS omvatte 12% van graad 1, 76% van graad 2 en 0,8% van
graad 3. De vaakst waargenomen symptomen bij CRS omvatten koude rillingen, nausea, braken,
vermoeidheid, hypotensie en hoofdpijn. Voorvallen van graad 3 die mogelijk worden waargenomen in
verband met CRS omvatten tachycardie, hypoxie, angina pectoris, atriale flutter en
linkerventrikeldisfunctie.
De meeste (84%) episoden van CRS begonnen op de dag van de infusie. De mediane tijd tot
verdwijnen van CRS was 2 dagen. CRS leidde zelden (1,2%) tot het stopzetten van de behandeling.
Alle CRS-symptomen waren reversibel en werden meestal behandeld met intraveneuze vloeistoffen,
antipyretica of een enkele dosis corticosteroïden. Twee patiënten (0,8%) kregen tocilizumab.
Voor de klinische behandeling van CRS, zie rubriek 4.2, tabel 1.
Acute huidreacties
In onderzoek IMCgp100-202 kwamen acute huidreacties voor bij 91% van de patiënten behandeld met
KIMMTRAK, waaronder een willekeurige graad van rash (83%), pruritus (69%), erytheem (25%) en
huidoedeem (27%). De meeste huidreacties waren van graad 1 (28%) of 2 (44%), en sommige met
KIMMTRAK behandelde patiënten kregen voorvallen van graad 3 (21%). Bij de patiënten bij wie rash
werd waargenomen, hadden de patiënten vaak rash (55%), rash maculo-papulair (31%) en
huidexfoliatie (21%). De bijwerkingen van rash van graad 3 werden gemeld bij 5% van de patiënten
en omvatten rash (2,4%) en rash maculo-papulair (1,6%).
Acute huidreacties kwamen doorgaans voor na elk van de eerste drie infusies met KIMMTRAK, met
een afnemende frequentie van reacties van graad 3 (dosis 1: 17%; dosis 2: 10%; dosis 3: 8%;
behandelde patiënten en de mediane tijd tot verbetering tot graad 1 was 6 dagen.
Voor de klinische behandeling van acute huidreacties, zie rubriek 4.2, tabel 2.
Gestegen leverenzymen
In onderzoek IMCgp100-202, waarbij 95% van de patiënten reeds bestaande levermetastasen had,
werd een verhoging van ALAT/ASAT tot graad 1 waargenomen bij 65% van de patiënten behandeld
met KIMMTRAK. Verhogingen van bilirubine zijn gemeld bij 27% van de patiënten en deze werden
voornamelijk in verband gebracht met een toename van de omvang van de levermetastasen. De meeste
ALAT/ASAT-verhogingen van graad 3 of 4 kwamen doorgaans binnen de eerste
3 KIMMTRAK-infusies voor. De meeste patiënten die ALAT/ASAT-verhogingen van graad 3 of 4
hadden, hadden binnen 7 dagen een verbetering tot graad 1.
Immunogeniciteit
Tijdens de behandeling optredende antigeneesmiddelantistoffen (anti-drug antibodies, ADA) tegen
tebentafusp werden in onderzoek IMCgp100-102 en IMCgp100-202 voor alle doses gedetecteerd bij
respectievelijk 33% en 29% van de patiënten die tebentafusp kregen. De mediane tijd tot optreden van
ADA-vorming was 6 tot 9 weken na de start van de behandeling met tebentafusp.
Er was geen bewijs van effect van ADA op de veiligheid of werkzaamheid van tebentafusp, hoewel
het kleine aantal patiënten die een hoge titer ADA ontwikkelden geen uitsluitsel geeft over de
klinische impact ervan.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Er is geen informatie over overdosering met tebentafusp. In geval van overdosering moeten patiënten
nauwlettend worden gemonitord voor klachten of verschijnselen van bijwerkingen en moet een
geschikte symptomatische behandeling onmiddellijk worden ingesteld.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antineoplastische middelen, andere antineoplastische middelen,
ATC-code: nog niet toegewezen
Werkingsmechanisme
Tebentafusp is een bispecifiek fusie-eiwit dat bestaat uit een T-celreceptor (TCR; doeldomein),
gefuseerd met een antistoffragment dat zich richt op CD3 (differentiatiecluster 3; effectordomein). Het
TCR-uiteinde bindt met hoge affiniteit aan een gp100-peptide dat door humaan
leukocytenantigeen-A*02:01 (HLA-A*02:01) wordt gepresenteerd op het celoppervlak van
tumorcellen van het uveamelanoom, en het effectordomein bindt aan de CD3-receptor op de
polyklonale T-cel.
CD3-effectordomein aan polyklonale T-cellen bindt, wordt er een immuunsynaps gevormd. Deze
immuunsynaps leidt tot doelwitverandering en activering van polyklonale T-cellen, ongeacht hun
natieve TCR-specificiteit. Door tebentafusp geactiveerde polyklonale T-cellen geven inflammatoire
cytokinen en cytolytische eiwitten af, wat leidt tot directe lysis van tumorcellen van het
uveamelanoom.
Farmacodynamische effecten
Er werd een tijdelijke en klinisch niet-significante vermindering in lymfocytenaantallen in het bloed
waargenomen na behandeling met tebentafusp. Het aantal lymfocyten daalde de dag na de eerste
3 doses en keerde vóór de daaropvolgende doses terug tot de uitgangswaarde.
Na behandeling met tebentafusp werden tijdelijke stijgingen in serumconcentraties van
pro-inflammatoire cytokinen en chemokinen waargenomen in monsters die na de eerste drie doses
waren afgenomen. Er werden piekconcentraties waargenomen tussen 8 en 24 uur na behandeling met
tebentafusp en vóór de daaropvolgende doses keerden de niveaus terug tot de uitgangswaarden.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Onderzoek IMCgp100-202: nog niet eerder behandeld gemetastaseerd uveamelanoom
Onderzoek IMCgp100-202 was een gerandomiseerd, `open label'-multicenteronderzoek waarin
HLA-A*02:01-positieve patiënten met gemetastaseerd uveamelanoom werden geïncludeerd die niet
eerder een systemische therapie hadden gekregen. De patiënten mochten nog geen eerdere systemische
behandeling of gelokaliseerde (op de lever gerichte) therapie hebben gekregen voor gemetastaseerd
uveamelanoom, tenzij voor een eerdere operatieve resectie van oligogemetastaseerde ziekte. Patiënten
werden geëxcludeerd als er sprake was van symptomatische of onbehandelde hersenmetastasen,
symptomatisch congestief hartfalen, een QT-interval gecorrigeerd volgens de formule van Fridericia
(QTcF) > 470 msec of een aangeboren lang-QT-syndroom, een acuut myocardinfarct of onstabiele
angina pectoris minder dan 6 maanden vóór de start van de behandeling.
De patiënten werden (2:1) gerandomiseerd naar een wekelijkse behandeling met tebentafusp via
intraveneuze infusie volgens het aanbevolen patiëntspecifieke doseringsschema (rubriek 4.2) of een
behandeling naar keuze van de onderzoeker (pembrolizumab, ipilimumab of dacarbazine) bij de
goedgekeurde doses van deze middelen, tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
De patiënten konden de behandeling met tebentafusp, pembrolizumab of ipilimumab krijgen na
ziekteprogressie als zij klinisch stabiel waren, er klinisch voordeel bij hadden en geen tekenen van
onaanvaardbare toxiciteit vertoonden, zoals bepaald door de onderzoeker. Het was toegestaan de
behandeling gedurende maximaal 2 opeenvolgende weken te onderbreken. De randomisatie was
gestratificeerd volgens lactaatdehydrogenase (LDH)-status, een bekende prognostische factor voor
niet-resectabel of gemetastaseerd uveamelanoom.
De primaire werkzaamheidsuitkomst was totale overleving (overall survival, OS) bij alle in het
onderzoek gerandomiseerde patiënten. De tumoren werden elke 12 weken beoordeeld. Een
aanvullende werkzaamheidsuitkomst was door de onderzoeker beoordeelde progressievrije overleving
(progression-free survival, PFS). In totaal werden 378 patiënten gerandomiseerd; 252 naar de met
tebentafusp behandelde groep en 126 naar de groep die werd behandeld met de keuze van de
onderzoeker (pembrolizumab: 82%; ipilimumab: 12%; of dacarbazine: 6%). De mediane leeftijd was
64 jaar (spreiding: 23 tot 92 jaar); waarbij 49,5% van de patiënten 65 jaar was, 87% wit was, 50%
vrouw was. De ECOG-prestatiestatus bij de uitgangssituatie was 0 (72%), 1 (20,4%) of 2 (0,3%); 36%
had een verhoogde LDH-spiegel en 95% had levermetastasen.
In dit onderzoek IMCgp100-202 kreeg 43% van de patiënten een behandeling na progressie met
tebentafusp, waarbij geen nieuwe veiligheidssignalen werden vastgesteld. De mediane duur van de
het onderzoek werd 21,5% toegediend na progressie.
Na voltooiing van de primaire werkzaamheidsanalyse mochten de patiënten uit de groep naar keuze
van de onderzoeker overschakelen op de behandeling met tebentafusp. Met een mediane
follow-upduur van 22,4 maanden bleef de geüpdatete OS in het voordeel van de groep met tebentafusp
(HR = 0,58; 95%-BI 0,44; 0,77). Op het moment van de analyse waren 16 patiënten overgestapt naar
de behandeling met tebentafusp.
De werkzaamheidsresultaten zijn samengevat in tabel 4 en figuur 1.
Tabel 4: Werkzaamheidsresultaten in onderzoek IMCgp100-202
Primaire en secundaire
KIMMTRAK
Behandeling naar keuze
eindpunten
(N = 252)
van de onderzoeker
(N = 126)
Totale overleving (OS)1
Aantal overlijdens
87 (34,5%)
63 (50%)
Mediane maanden (95%-BI)
21,7 (18,6; 28,6)
16,0 (9,7; 18,4)
HR (95%-BI)2, 4
0,51 (0,37; 0,71)
P-waarde volgens gestratificeerde
lograngorde2
p = < 0,0001
Progressievrije overleving (PFS)3, 4
Aantal (%) patiënten met voorval
198 (78,6%)
97 (77%)
Mediaan in maanden (95%-BI)
3,3 (3,0; 5,0)
2,9 (2,8; 3,0)
HR (95%-BI)4
0,73 (0,58; 0,94)
P-waarde volgens gestratificeerde
lograngorde2
p = 0,0139
Objectief responspercentage (ORR)6
n (%)
26 (10,3)
6 (4,8)
95%-BI
6,9; 14,8
1,8; 10,1
Complete respons (CR)
1 (0,4)
0
Partiële respons (PR)
25 (9,9)
6 (4,8)
Stabiele ziekte (SD)
5
52 (20,6)
16 (12,7)
Mediane duur van respons
Maanden (95%-BI)
9,9 (5,6; 22,1)
9,7 (2,7; --)
BI = betrouwbaarheidsinterval, HR = hazardratio
1 Bij een vooraf gespecificeerde tussentijdse analyse werden 150 OS-voorvallen waargenomen, en een
p-waardegrens voor het vaststellen van werkzaamheid (0,006) werd bepaald aan de hand van een
Lan-Demets alpha spending-functie met O'Brien-Fleming-type-grens.
2 Tweezijdige p-waarde gebaseerd op de lograngordetoets, gestratificeerd volgens LDH.
3 Zoals beoordeeld door de onderzoeker aan de hand van RECIST v1.1-criteria.
4 Hazardratio is afkomstig van een proportioneel risicomodel, gestratificeerd volgens LDH-status.
5 Gebaseerd op 24 weken.
6 Geüpdatet op basis van alle patiënten die kans hebben op ten minste 3 radiologische beoordelingen.
Figuur 1: Kaplan-Meier-curves van totale overleving in onderzoek IMCgp100-202
i
n
g
l
ev
er
e
ov
o
t
al
p t
o
K
ans
KIMMTRAK
Keuze van onderzoeker
Tijd sinds randomisatie (maanden)
Aantal risicopatiënten
KIMMTRAK
Keuze van onderzoeker
Onderzoek IMCgp100-102: eerder behandeld gemetastaseerd uveamelanoom
Onderzoek IMCgp100-102 was een `open label'-fase 2-multicenteronderzoek uitgevoerd met
127 patiënten, die werden behandeld met het doseringsschema dat wordt aanbevolen in rubriek 4.2. De
patiënten moesten HLA-A*02:01-positief zijn. De patiënten kwamen in aanmerking als zij
ziekteprogressie hadden na ten minste 1 of meer eerdere lijnen van op de lever gerichte therapie of
systemische therapie, waaronder immuuncheckpointremmers in geval van metastasen. De patiënten
werden geëxcludeerd bij een klinisch significante hartziekte en als er sprake was van symptomatische
of onbehandelde hersenmetastasen.
Belangrijke uitkomstmaten voor de werkzaamheid waren onder andere bevestigd ORR zoals
beoordeeld door een onafhankelijke centrale beoordeling (Independent Central Review, ICR) aan de
hand van Response Evaluation Criteria in Solid Tumours (RECIST) v1.1. Secundaire
werkzaamheidsuitkomsten waren onder andere PFS, DCR, DOR en OS.
De mediane leeftijd was 61 jaar, 50% was vrouw, 99% was wit, de ECOG-prestatiescore was 0 (70%)
of 1 (30%) en 96% van de patiënten had levermetastasen. Eerdere behandelingen omvatten
immunotherapie (73% van de patiënten), waaronder immuuncheckpointremmers (PD-1/PD-L1; 65%;
CTLA-4; 31%) en op de lever gerichte therapie 45%. Werkzaamheidsresultaten van onderzoek
IMCgp100-102 zijn samengevat in tabel 5.
Tabel 5: Werkzaamheidsresultaten in onderzoek IMCgp100-102
Primaire en secundaire eindpunten
KIMMTRAK
(N = 127)
Bevestigd objectief responspercentage
6 (4,7%)
(95%-BI)
(1,8%; 10%)
Complete respons (CR)
0
Partiële respons (PR)
6 (4,7%)
Stabiele ziekte (SD)2
23 (18,1%)
Mediane duur van respons
Maanden (95%-BI)
8,7 (5,6; 24,5)
1 Zoals beoordeeld met de onafhankelijke centrale beoordeling aan de hand van RECIST v1.1-criteria.
2 Gebaseerd op 24 weken.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met KIMMTRAK in alle subgroepen van pediatrische
patiënten bij de behandeling van oogmelanoom (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
De farmacokinetiek van tebentafusp is lineair en dosisproportioneel over een dosisbereik van 20 mcg
tot 68 mcg. Na wekelijkse intraveneuze infusie bij patiënten met gemetastaseerd uveamelanoom
bereikten de maximale plasmaconcentraties (Cmax) 4,2 ng/ml - 13,7 ng/ml onmiddellijk na afloop van
de infusie (T = 0,5 uur). Er werd geen accumulatie waargenomen bij een wekelijks doseringsschema
bij de beoogde therapeutische doses.
Distributie
Tebentafusp werd niet in grote mate gedistribueerd en vertoonde een distributievolume dat
vergelijkbaar was met het bloedvolume (5,25 l).
Biotransformatie
De kenmerken van de metabole route van tebentafusp zijn niet in kaart gebracht. Net als andere
therapeutische eiwitten wordt tebentafusp naar verwachting via katabole routes afgebroken tot kleine
peptiden en aminozuren.
Eliminatie
De kenmerken van de excretie van tebentafusp zijn niet volledig in kaart gebracht. Op basis van zijn
molecuulgrootte, die vlak bij de grootte van de exclusiedrempel voor glomerulaire filtratie ligt, kunnen
kleine hoeveelheden tebentafusp in de urine worden uitgescheiden.
Na toediening van tebentafusp bij patiënten met gemetastaseerd uveamelanoom was de geschatte
systemische klaring 4,29 l/d, met een terminale halfwaardetijd van 6 tot 8 uur.
Speciale populaties
Een farmacokinetische populatieanalyse duidde erop dat gewicht (43 tot 163 kg), geslacht, ras en
leeftijd (23 tot 91 jaar) geen significant effect hadden op de klaring van tebentafusp.
Nierfunctiestoornis
Er zijn geen formele farmacokinetische onderzoeken met tebentafusp uitgevoerd bij patiënten met een
nierfunctiestoornis.
Er werd geen invloed op de veiligheids- of werkzaamheidsparameters vastgesteld bij patiënten met
een lichte (creatinineklaring [CrCl] variërend van 60 tot 89 ml/min) tot matige nierfunctiestoornis
(CrCl variërend van 30 tot 59 ml/min) en er worden geen dosisaanpassingen aanbevolen. Er zijn
beperkte gegevens over patiënten (< 5%) met een matige nierfunctiestoornis en er is geen informatie
beschikbaar over patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (CrCl < 30 ml/min).
Leverfunctiestoornis
leverfunctiestoornis. Farmacokinetische populatieanalyses toonden aan dat ALAT/ASAT-verhogingen
bij de uitgangssituatie en tijdens de behandeling geen invloed hadden op de farmacokinetiek van
tebentafusp. Er worden geen dosisaanpassingen aanbevolen op basis van de
ALAT/ASAT-concentraties.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Tebentafusp is een humaanspecifiek eiwit en er zijn geen relevante diersoorten waarbij niet-klinische
toxicologie van tebentafusp kon worden getest.
Er is geen onderzoek op het gebied van carcinogeniciteit, genotoxiciteit of ontwikkelings- en
reproductietoxiciteit uitgevoerd met tebentafusp.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Citroenzuurmonohydraat (E330)
Dinatriumwaterstoffosfaat (E339)
Mannitol (E421)
Trehalose
Polysorbaat 20 (E432)
Water voor injectie
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3 Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
3 jaar.
Na opening
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het geneesmiddel na opening onmiddellijk worden verdund en
geïnfundeerd.
Na bereiding van de oplossing voor infusie
De chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik zijn aangetoond gedurende 24 uur bij 2 °C
tot 8 °C.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk worden gebruikt. Indien het niet
onmiddellijk wordt gebruikt, zijn tijdens gebruik de bewaartijden en -omstandigheden de
verantwoordelijkheid van de gebruiker.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Gekoeld bewaren en transporteren (2 °C 8 °C).
De injectieflacon in de omdoos bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
Injectieflacon van type I-glas met een broombutylrubber stop en een aluminium/plastic flip-off
verzegeling, die 0,5 ml concentraat bevat.
Verpakkingsgrootte van 1 injectieflacon.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Algemene voorzorgsmaatregelen
De oplossing voor infusie moet worden bereid door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die
bij het hanteren van dit geneesmiddel de hele tijd een geschikte aseptische techniek toepast.
Voor verdunning en bereiding van de oplossingen voor toediening met een aseptische techniek worden
toegepast.
Overbrengingshulpmiddelen met een gesloten systeem (closed system transfer devices, CSTD) mogen
niet worden gebruikt voor het bereiden van de dosis KIMMTRAK oplossing voor infusie.
Parenterale geneesmiddelen en infuuszakken moeten vóór toediening visueel geïnspecteerd worden op
deeltjes en verkleuring, wanneer de oplossing en de verpakking dat toelaten.
Bereiding
KIMMTRAK moet vóór intraveneuze toediening worden verdund.
De volgende benodigdheden moeten beschikbaar zijn vóór het bereiden van KIMMTRAK voor
toediening:
·
Steriele spuiten van 1 ml met een schaalverdeling van 2 decimalen.
·
Steriele naalden.
·
Humaan albumine; een concentratie volgens lokale beschikbaarheid moet worden gebruikt.
Lokale concentraties zijn onder andere, maar niet beperkt tot 4% (40 g/l), 5% (50 g/l), 20%
(200 g/l), 25% (250 g/l).
·
Een infuuszak van 100 ml met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie:
o De infuuszak moet zijn vervaardigd van polyolefinen (PO) [zoals polyethyleen (PE) en
polypropyleen (PP)] of polyvinylchloride (PVC).
·
Een steriele, niet-pyrogene infuusset met inline filter van 0,2 micron met lage eiwitbinding voor
toediening van de uiteindelijke infuuszak.
Verdunning en toediening
Er is een procedure van 2 stappen vereist voor de bereiding van de uiteindelijke dosis KIMMTRAK:
Stap 1: de infuuszak gereedmaken
Maak de infuuszak als volgt met een aseptische techniek gereed:
a.
Trek met een spuit van 1 ml en een steriele naald het berekende volume humaan albumine op in
de spuit (zie tabel 6 hieronder) en voeg dit toe aan de infuuszak van 100 ml met natriumchloride
9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie om een uiteindelijke concentratie humaan albumine te
verkrijgen tussen 225 mcg/ml en 275 mcg/ml.
Tabel 6: Voorbeelden van de concentratie humaan albumine en aanvaardbare optrekvolumes
de infuuszak van 100 ml voor een concentratie
humaan albumine tussen 225 mcg/ml en
275 mcg/ ml
4% (40 g/l)
0,63 ml (0,57 ml tot 0,69 ml)
5% (50 g/l)
0,50 ml (0,45 ml tot 0,55 ml)
20% (200 g/l)
0,13 ml (0,12 ml tot 0,14 ml)
25% (250 g/l)
0,10 ml (0,09 ml tot 0,11 ml)
b.
Homogeniseer de verdunde oplossing voorzichtig door de volgende stappen te voltooien:
i. Keer de infuuszak om zodat de ingangspoort zich boven aan de zak bevindt en tik tegen de
slangen aan de zijkant van de poort om ervoor te zorgen dat eventuele resterende
oplossing wordt vrijgegeven aan de bulkoplossing.
ii. Meng door de zak ten minste 5 keer voorzichtig vanuit de omgekeerde positie in
lengterichting 360 graden te draaien. De infuuszak NIET schudden.
iii. Herhaal (i) en (ii) nog drie keer.
Stap 2: de KIMMTRAK oplossing voor infusie bereiden
c.
Trek met een spuit van 1 ml en een steriele naald het vereiste volume KIMMTRAK
100 microgram/0,5 ml op, op basis van de vereiste dosis (weergegeven in tabel 7 hieronder) en
voeg dit toe aan de gereedgemaakte infuuszak van 100 ml met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie, plus humaan albumine.
d.
Spoel de naald en spuit NIET door bij het overbrengen. Gooi de injectieflacon met het
ongebruikte gedeelte KIMMTRAK weg overeenkomstig lokale voorschriften. Bereid niet meer
dan één dosis uit de injectieflacon.
Tabel 7: KIMMTRAK-volumes vereist voor toevoeging aan de infuuszak
Dag van behandeling
Dosis (mcg)
Volume (ml)
KIMMTRAK
KIMMTRAK
Dag 1
20
0,10
Dag 8
30
0,15
Dag 15 en daarna
68
0,34
wekelijks
e.
Meng de infuuszak door dezelfde procedure te volgen die in stap 1b is beschreven.
Toediening
·
Dien KIMMTRAK uitsluitend als intraveneuze infusie toe.
·
Dien de infusie onmiddellijk over een periode van 15 tot 20 minuten toe via een daarvoor
bestemde intraveneuze lijn. Er moet een steriele, niet-pyrogene infuusset met inline filter van
0,2 micron met lage eiwitbinding worden gebruikt. Dien de volledige inhoud van de
KIMMTRAK-infuuszak toe aan de patiënt.
·
Spoel na voltooiing van de KIMMTRAK-infusie de infuuslijn door met een voldoende volume
steriel natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie, om ervoor te zorgen dat de
volledige inhoud van de infuuszak wordt toegediend. Dien KIMMTRAK niet toe als
intraveneuze push- of bolusdosis toe. Meng KIMMTRAK niet met andere geneesmiddelen en
dien geen andere geneesmiddelen toe via dezelfde intraveneuze lijn.
Bewaren van de gereedgemaakte infuuszak
·
KIMMTRAK bevat geen conserveermiddel. De gereedgemaakte infuuszak moet binnen 4 uur
na het bereiden, met inbegrip van de infusieduur, worden toegediend. Gedurende het tijdvenster
van 4 uur moet de KIMMTRAK-infuuszak beneden 30 °C blijven.
·
Indien de KIMMTRAK-infuuszak niet onmiddellijk wordt gebruikt, bewaar deze dan maximaal
24 uur in de koelkast bij 2 °C tot 8 °C vanaf het moment van gereedmaking. Hierin zijn de tijd
meegeteld.
·
Nadat de KIMMTRAK-infuuszak uit de koelkast is verwijderd, mag deze niet opnieuw in de
koelkast worden bewaard. Gooi de ongebruikte KIMMTRAK-oplossing weg na de aanbevolen
bewaartijd.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Immunocore Ireland Limited
Unit 1, Sky Business Centre
Dublin 17, D17 FY82
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1630/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF
EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
AGC Biologics A/S
Vandtaarnsvej 83B,
DK-2860 Soeborg, Kopenhagen
Denemarken
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
ProPharma Group The Netherlands B.V.,
Schipholweg 73
2316 ZL Leiden
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
Voorafgaand aan de lancering van KIMMTRAK in elke lidstaat moet de vergunninghouder
overeenstemming bereiken met de nationale bevoegde instantie over de inhoud en de indeling van het
voorlichtingsprogramma, met inbegrip van communicatiemedia, distributiemethoden en eventuele
andere aspecten van het programma.
Het voorlichtingsprogramma is erop gericht het controleproces te benadrukken en de snelle diagnose
en behandeling van cytokinenvrijgavesyndroom (CRS) mogelijk te maken om de ernst ervan te
verminderen.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat, in elke lidstaat waar KIMMTRAK in de handel wordt
gebracht, alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten die naar verwachting
KIMMTRAK zullen voorschrijven of gebruiken, toegang krijgen tot/worden voorzien van de volgende
voorlichtingsmaterialen:
· Voorlichtingsmateriaal voor artsen
· Informatiepakket voor patiënten
Voorlichtingsmateriaal voor artsen:
De Samenvatting van de productkenmerken
Behandelgids voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Behandelgids voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
o Details over de manier waarop patiënten bij de eerste drie infusies en bij daaropvolgende
infusies moeten worden gemonitord.
o Details over de manier waarop het risico op hypotensie als gevolg van CRS kan worden
beperkt.
o Beschrijving van de symptomen van CRS, met inbegrip van de ernst, frequentie, tijd tot
optreden ervan, behandeling en verdwijnen ervan, bij met KIMMTRAK behandelde
patiënten.
o Details over de manier waarop CRS moet worden behandeld op basis van de graad van
ernst, waaronder de aanbeveling om premedicatie met corticosteroïden toe te dienen voor
CRS van graad 2 die persisterend is of recidiveert, of voor elk CRS van graad 3.
o Beschrijving van het ECG-schema en de vereisten voor de behandeling op basis van de
ECG-resultaten.
o Aanbeveling voor nauwlettende monitoring van patiënten met een hartaandoening,
verlenging van het QT-interval en risicofactoren voor hartfalen.
o Informatie over het belang van het informeren van patiënten over het risico op CRS en de
noodzaak om onmiddellijk contact op te nemen met hun arts of verpleegkundige als zij
symptomen van CRS ontwikkelen.
o Informatie over het belang van het melden van bijwerkingen met details over hoe zij deze
moeten melden.
Het informatiepakket voor patiënten:
· Bijsluiter
· Patiëntengids
Patiëntengids:
o Informatie over het risico op CRS dat verband houdt met KIMMTRAK met een
beschrijving van de symptomen.
verpleegkundige als de patiënt symptomen van CRS ontwikkelt.
o Details over wat de patiënt moet verwachten met betrekking tot het monitoringschema.
o Informatie over het belang van het melden van bijwerkingen met details over hoe zij deze
moeten melden.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
KIMMTRAK 100 microgram/0,5 ml concentraat voor oplossing voor infusie
tebentafusp
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon van 0,5 ml bevat 100 microgram tebentafusp
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Citroenzuurmonohydraat (E330), dinatriumwaterstoffosfaat (E339), mannitol (E421), trehalose,
polysorbaat 20 (E432) en water voor injectie. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor intraveneus gebruik na verdunning.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Gekoeld bewaren en transporteren (2 °C 8 °C).
De injectieflacon in de omdoos bewaren ter bescherming tegen licht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Immunocore Ireland Limited
Unit 1, Sky Business Centre
Dublin 17, D17 FY82
Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1630/001
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
ETIKET OP INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
KIMMTRAK 100 mcg/0,5 ml steriel concentraat
tebentafusp
i.v. na verdunning
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
B. BIJSLUITER
KIMMTRAK 100 microgram/0,5 ml concentraat voor oplossing voor infusie
tebentafusp
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is KIMMTRAK en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is KIMMTRAK en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
KIMMTRAK bevat de werkzame stof
tebentafusp. Tebentafusp is een geneesmiddel tegen kanker dat
is gemaakt van twee verschillende eiwitten die met elkaar gefuseerd zijn. Een van deze eiwitten
herkent en hecht zich aan een antigeen (een doeleiwit), `gp100' genaamd. Gp100 komt in grote mate
voor in kankercellen van een uveamelanoom. Het andere eiwit herkent en hecht zich aan een eiwit,
`CD3' genaamd. CD3 bevindt zich op bepaalde cellen van de afweer van uw lichaam (uw
immuunsysteem). Door zich te hechten aan gp100 en CD3, activeert dit middel de afweer van uw
lichaam (uw immuunsysteem) om de kankercellen te herkennen en te vernietigen.
Dit middel wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met een zeldzame vorm van
oogkanker, `
uveamelanoom' genaamd. Het geneesmiddel wordt gebruikt wanneer het uveamelanoom
is gegroeid, ondanks lokale behandeling, of is uitgezaaid naar andere gedeelten van het lichaam.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken? U bent
allergisch voor een van de stoffen in dit
geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6. Twijfelt u of u allergisch bent voor een van de
stoffen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel toegediend krijgt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Bespreek al uw aandoeningen met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel toegediend krijgt,
vooral als u last heeft van het volgende:
- problemen met uw hart, waaronder een verandering in de elektrische activiteit van uw hart
(verlenging van het QT-interval)
Uw arts kan vóór de behandeling een bloedonderzoek, HLA-genotypering genaamd, bij u afnemen om
te bepalen of dit middel geschikt is voor u.
gebruikt voor de behandeling van bijnieren die niet goed werken (ook bekend als `de ziekte van
Addison'). Het kan zijn dat uw arts uw dosis corticosteroïden moet aanpassen terwijl u wordt
behandeld met dit middel.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk of roep met spoed medische hulp in als u tijdens of
na uw behandeling last krijgt van een van de volgende bijwerkingen:
- koorts, duizeligheid, een licht gevoel in uw hoofd. Dit kunnen klachten zijn van een ernstige
ziekte,
cytokinenvrijgavesyndroom genaamd. Andere klachten van
cytokinenvrijgavesyndroom zijn moeite met ademen, misselijkheid, overgeven, vermoeidheid,
spierpijn, gewrichtspijn, zwelling, lage bloeddruk, snelle hartslag of hoofdpijn.
- jeukende huid, huiduitslag, hevige uitslag op de huid met roze bulten en erge jeuk (netelroos of
galbulten), vervellende of afschilferende huid, of zwelling van het lichaam en/of de huid rond
de ogen. Dit kunnen klachten zijn van
huidreacties.
- problemen met het hart, zoals een snelle of onregelmatige hartslag of een verandering in de
elektrische activiteit van het hart, die kunnen leiden tot ernstige hartritmestoornissen. Deze
kunnen zich voordoen als hartkloppingen, kortademigheid, een licht gevoel in het hoofd of
duizeligheid, of pijn op de borst.
Tijdens en na elke dosis zal uw arts of verpleegkundige u controleren op klachten en verschijnselen
van deze reacties. Als u ernstige problemen heeft, kan het zijn dat uw behandeling tijdelijk wordt
stopgezet en weer wordt gestart wanneer u zich beter voelt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 18 jaar. Er is namelijk beperkte informatie over
hoe goed het middel werkt bij deze leeftijdsgroep.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast KIMMTRAK nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Zwangerschap
Dit middel mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt, tenzij u en uw arts het erover eens zijn
dat het voordeel van het gebruik van dit geneesmiddel opweegt tegen eventuele risico's. Als u een
vrouw bent die zwanger kan worden, krijgt u van uw arts of verpleegkundige een zwangerschapstest
voordat u begint met uw behandeling met dit middel. Wordt u tijdens de behandeling met dit middel
zwanger? Laat dat dan onmiddellijk weten aan uw arts of verpleegkundige.
Anticonceptie
Bent u een vrouw die zwanger kan worden? Gebruik dan doeltreffende anticonceptie om
zwangerschap te voorkomen tijdens de behandeling met dit middel en gedurende ten minste 1 week na
uw laatste dosis. Bespreek met uw arts wat de meest geschikte anticonceptiemethoden zijn.
Borstvoeding
U mag geen borstvoeding geven tijdens de behandeling met dit middel. Het is niet bekend of dit
middel in de moedermelk terechtkomt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het is onwaarschijnlijk dat dit middel invloed heeft op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te gebruiken. Als u zich onwel voelt terwijl u wordt behandeld met dit geneesmiddel, mag u
geen voertuig besturen en geen machines bedienen, totdat u zich weer goed voelt.
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
Dit geneesmiddel wordt door een arts of verpleegkundige in een ziekenhuis of poliklinische omgeving
aan u gegeven.
Het kan zijn dat u vóór elke infusie vloeistoffen toegediend krijgt via een infuus (druppelinfuus) om
een lage bloeddruk te voorkomen die het gevolg is van cytokinenvrijgavesyndroom (zie rubriek 2
en 4).
Uw arts of verpleegkundige zal u dit middel geven via een (druppel)infuus in uw ader (intraveneus)
over een periode van 15 tot 20 minuten. U krijgt dit middel
eenmaal per week, zolang als uw arts
denkt dat u voordeel heeft van de behandeling.
De aanbevolen dosering is:
·
Dag 1: 20 microgram
·
Dag 8: 30 microgram
·
Dag 15: 68 microgram
Daarna eenmaal per week: 68 microgram
De eerste 3 doses krijgt u in het ziekenhuis. U wordt gemonitord voor eventuele bijwerkingen tijdens
de behandeling en gedurende
ten minste 16 uur na elke dosis.
Indien de eerste 3 doses geen ernstige of onbehandelbare bijwerkingen veroorzaken, kunnen uw
volgende doses in een poliklinische omgeving worden gegeven. U wordt gemonitord voor eventuele
bijwerkingen tijdens de behandeling en gedurende ten minste 60 minuten na elke dosis. Heeft u de
behandeling met dit middel gedurende ten minste 3 maanden in een poliklinische omgeving gekregen
zonder een onderbreking van langer dan 2 weken? Dan kan na elke dosis de controle verkort worden
tot minimaal 30 minuten.
Heeft u een afspraak voor uw volgende dosis gemist? Neem dan zo snel mogelijk contact op met
uw arts of verpleegkundige om een nieuwe afspraak te maken.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts of
verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk of roep met spoed medische hulp in als u tijdens of
na de behandeling last krijgt van een van de volgende zeer vaak voorkomende bijwerkingen:
·
Koorts, duizeligheid, een licht gevoel in uw hoofd. Dit kunnen klachten zijn van een ernstige
ziekte, `cytokinenvrijgavesyndroom' genaamd. Andere klachten van
cytokinenvrijgavesyndroom zijn moeite met ademen, misselijkheid, overgeven, vermoeidheid,
spierpijn, gewrichtspijn, zwelling, lage bloeddruk, snelle hartslag of hoofdpijn. Deze klachten
treden meestal op na de eerste 3 infusies.
·
Een jeukende huid, huiduitslag, hevige uitslag op de huid met roze bulten en erge jeuk
(netelroos of galbulten), vervellende of afschilferende huid, zwelling van het lichaam en/of de
huid rond de ogen. Dit kunnen klachten zijn van huidreacties. Deze klachten treden meestal op
na de eerste 3 infusies.
Problemen met het hart, zoals een snelle of onregelmatige hartslag of een verandering in de
elektrische activiteit van het hart, die kunnen leiden tot ernstige hartritmestoornissen. Deze
kunnen zich voordoen als hartkloppingen, kortademigheid, een licht gevoel in het hoofd of
duizeligheid, of pijn op de borst.
Andere bijwerkingen
Vertel het uw arts als u een van de volgende bijwerkingen opmerkt:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
·
Verminderde eetlust
·
Prikkelend, tintelend of doof gevoel ergens in uw lichaam
·
Hoesten
·
Diarree
·
Verstopping
·
Het verteren van eten in uw lichaam gaat niet goed
·
Buikpijn
·
Koude rillingen
·
Moeite met slapen (slapeloosheid)
·
Griepachtige klachten
·
Niet kunnen slapen
·
Rood worden van de huid
·
Hoge bloeddruk
·
Droge huid
·
Veranderingen in de kleur van de huid
·
Roodheid van de huid
·
Verlaagde fosfaatwaarde in het bloed
·
Verlaagde magnesiumwaarde in het bloed
·
Verlaagde natriumwaarde in het bloed
·
Verlaagde calciumwaarde in het bloed
·
Verlaagde kaliumwaarde in het bloed
·
Verlaagde hemoglobinewaarde in het bloed
·
Verhoogde waarden van leverenzymen in het bloed; dit kan duiden op problemen met de lever
·
Verhoogde waarden van een afvalstof die in uw bloed komt als rode bloedcellen kapot gaan
(bilirubine); dit kan duiden op problemen met de lever
·
Verhoogde waarde van het alvleesklierenzym, lipase, in het bloed; dit kan duiden op problemen
met de alvleesklier
·
Verlaagd aantal witte bloedcellen in het bloed
·
Pijn in de rug, armen of benen
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
·
Infectie van de neus en de keel
·
Pijn in de mond en de keel
·
Haaruitval
·
Erg veel zweten gedurende de nacht
·
Angst
·
Eten en drinken smaakt u anders dan normaal
·
Veranderde of onregelmatige hartslag
·
Kortademigheid
·
Een spier beweegt zonder dat u dat wilt. Dit doet pijn (spierspasmen)
·
Verhoogde waarde van het alvleesklierenzym, amylase, in het bloed
·
Verhoogde waarde van creatinine in het bloed; dit kan duiden op problemen met de nieren
·
Verhoogde waarde van het leverenzym gamma-glutamyltransferase in het bloed
·
Verhoogd aantal witte bloedcellen in het bloed
·
Verhoogde waarde van leverenzymen in het bloed
Verhoogde waarde van alkalische fosfatase in het bloed
·
Verhoogde waarde van suiker (glucose) in het bloed
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
·
Verhoogde waarden van kalium, fosfaat en urinezuur in het bloed; dit kan duiden op
kankercellen die afsterven
·
Ongemak of pijn op de borst; dit kan duiden op problemen met het hart
·
Het hart pompt het bloed minder goed rond (hartfalen) (kortademigheid, benauwd gevoel op de
borst, zwelling van de benen en de enkels)
·
Veranderingen in de elektrische activiteit van het hart die kunnen leiden tot ernstige
hartritmestoornissen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket op de
injectieflacon en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Ongeopende injectieflacons moeten bewaard worden bij 2 °C tot 8 °C.
De injectieflacon in de omdoos bewaren ter bescherming tegen licht.
Indien de bereide infusie niet onmiddellijk wordt gebruikt, kan deze gedurende maximaal 4 uur
beneden 30 °C worden bewaard of gedurende 24 uur bij 2 °C tot 8 °C vanaf de tijd van
bereiding/verdunning tot het einde van de toediening.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het zichtbare tekenen van bederf vertoont (dat wil
zeggen dat het deeltjes bevat of is verkleurd).
Bewaar geen ongebruikt geneesmiddel om opnieuw te gebruiken. Al het ongebruikte geneesmiddel of
afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften. Als u geneesmiddelen
op de juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het
milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
·
De werkzame stof in dit middel is tebentafusp. Eén injectieflacon van 0,5 ml concentraat bevat
100 microgram tebentafusp.
·
De andere stoffen in dit middel zijn citroenzuurmonohydraat (E330), dinatriumwaterstoffosfaat
(E339), mannitol (E421), trehalose, polysorbaat 20 (E432) en water voor injectie (zie rubriek 2).
Hoe ziet KIMMTRAK eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
KIMMTRAK concentraat voor oplossing voor infusie (steriel concentraat) is een heldere, kleurloze tot
lichtgele oplossing in een injectieflacon voor eenmalig gebruik.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Immunocore Ireland Limited
Unit 1, Sky Business Centre
Dublin 17, D17 FY82
Ierland
Fabrikant
Baxter Oncology GmbH
Kantstraße 2
33790 Halle/Westfalen
Duitsland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.
----------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Belangrijk: Zie de Samenvatting van de productkenmerken (SPC) vóór gebruik.
Algemene voorzorgsmaatregelen
De oplossing voor infusie moet worden bereid door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die
bij het hanteren van dit geneesmiddel de hele tijd een geschikte aseptische techniek toepast.
Overbrengingshulpmiddelen met een gesloten systeem (closed system transfer devices, CSTD) mogen
niet worden gebruikt voor het bereiden van doses KIMMTRAK oplossing voor infusie.
Parenterale geneesmiddelen en infuuszakken moeten vóór toediening visueel geïnspecteerd worden op
deeltjes en verkleuring, wanneer de oplossing en de verpakking dat toelaten.
Bereiding
KIMMTRAK moet vóór intraveneuze toediening worden verdund. Elke injectieflacon KIMMTRAK
is uitsluitend bedoeld voor eenmalig gebruik. De KIMMTRAK-injectieflacon NIET schudden.
De volgende benodigdheden moeten beschikbaar zijn vóór het bereiden van KIMMTRAK voor
toediening:
·
Steriele spuiten van 1 ml met een schaalverdeling van 2 decimalen.
·
Steriele naalden.
·
Humaan albumine; een concentratie volgens lokale beschikbaarheid moet worden gebruikt.
Lokale concentraties zijn onder andere, maar niet beperkt tot 4% (40 g/l), 5% (50 g/l), 20%
(200 g/l), 25% (250 g/l).
·
Een infuuszak van 100 ml met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie.
polypropyleen (PP)] of polyvinylchloride (PVC).
·
Een steriele, niet-pyrogene infuusset met inline filter van 0,2 micron met lage eiwitbinding voor
toediening van de uiteindelijke infuuszak.
Verdunning en toediening
Er is een procedure van 2 stappen vereist voor de bereiding van de uiteindelijke dosis KIMMTRAK:
Stap 1: de infuuszak gereedmaken
Maak de infuuszak als volgt met een aseptische techniek gereed:
a.
Trek met een spuit van 1 ml en een steriele naald het berekende volume humaan albumine op in
de spuit (zie tabel 1 hieronder) en voeg dit toe aan de infuuszak van 100 ml met natriumchloride
9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie om een uiteindelijke concentratie humaan albumine te
verkrijgen tussen 225 mcg/ml en 275 mcg/ml.
Tabel 1: Voorbeelden van de concentratie humaan albumine en aanvaardbare optrekvolumes
Concentratie humaan albumine Aanvaardbaar volumebereik voor toevoeging aan
de infuuszak van 100 ml voor een concentratie
humaan albumine tussen 225 mcg/ml en
275 mcg/ml
4% (40 g/l)
0,63 ml (0,57 ml tot 0,69 ml)
5% (50 g/l)
0,50 ml (0,45 ml tot 0,55 ml)
20% (200 g/l)
0,13 ml (0,12 ml tot 0,14 ml)
25% (250 g/l)
0,10 ml (0,09 ml tot 0,11 ml)
b.
Homogeniseer de verdunde oplossing voorzichtig door de volgende stappen te voltooien:
i. Keer de infuuszak om zodat de ingangspoort zich boven aan de zak bevindt en tik tegen de
slangen aan de zijkant van de poort om ervoor te zorgen dat eventuele resterende oplossing
wordt vrijgegeven aan de bulkoplossing.
ii. Meng door de zak ten minste 5 keer voorzichtig vanuit de omgekeerde positie in
lengterichting 360 graden te draaien. De infuuszak NIET schudden.
iii. Herhaal (i) en (ii) nog drie keer.
Stap 2: de KIMMTRAK oplossing voor infusie bereiden
c.
Trek met een spuit van 1 ml en een steriele naald het vereiste volume KIMMTRAK
100 microgram/0,5 ml op, op basis van de vereiste dosis (weergegeven in tabel 2 hieronder) en
voeg dit toe aan de gereedgemaakte infuuszak van 100 ml met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%)
oplossing voor injectie, plus humaan albumine.
d.
Spoel de naald en spuit NIET door bij het overbrengen. Gooi de injectieflacon met het
ongebruikte gedeelte KIMMTRAK weg overeenkomstig lokale voorschriften. Bereid niet meer
dan één dosis uit de injectieflacon.
Tabel 2: KIMMTRAK-volumes vereist voor toevoeging aan de infuuszak
Dag van behandeling
Dosis (mcg)
Volume (ml)
KIMMTRAK
KIMMTRAK
Dag 1
20
0,10
Dag 8
30
0,15
Dag 15 en daarna wekelijks
68
0,34
e.
Meng de infuuszak door dezelfde procedure te volgen die in stap 1b is beschreven.
·
Dien KIMMTRAK uitsluitend als intraveneuze infusie toe.
·
Dien de infusie onmiddellijk over een periode van 15 tot 20 minuten toe via een daarvoor
bestemde intraveneuze lijn. Er moet een steriele, niet-pyrogene infuusset met inline filter van
0,2 micron met lage eiwitbinding worden gebruikt. Dien de volledige inhoud van de
KIMMTRAK-infuuszak toe aan de patiënt.
·
Spoel na voltooiing van de KIMMTRAK-infusie de infuuslijn door met een voldoende volume
steriel natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie, om ervoor te zorgen dat de
volledige inhoud van de infuuszak wordt toegediend. Dien KIMMTRAK niet toe als
intraveneuze push- of bolusdosis toe. Meng KIMMTRAK niet met andere geneesmiddelen en
dien geen andere geneesmiddelen toe via dezelfde intraveneuze lijn.
Bewaren van de gereedgemaakte infuuszak
·
KIMMTRAK bevat geen conserveermiddel. De gereedgemaakte infuuszak moet binnen 4 uur
na het bereiden, met inbegrip van de infusieduur, worden toegediend. Gedurende het tijdvenster
van 4 uur moet de KIMMTRAK-infuuszak beneden 30 °C blijven.
·
Indien de KIMMTRAK-infuuszak niet onmiddellijk wordt gebruikt, bewaar deze dan maximaal
24 uur in de koelkast bij 2 °C tot 8 °C vanaf het moment van gereedmaking. Hierin zijn de tijd
die nodig is om de infuuszak op kamertemperatuur te laten komen en de duur van de infusie
meegeteld.
·
Nadat de KIMMTRAK-infuuszak uit de koelkast is verwijderd, mag deze niet opnieuw in de
koelkast worden bewaard. Gooi de ongebruikte KIMMTRAK-oplossing weg na de aanbevolen
bewaartijd.