Litak 2 mg/ml

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
LITAK 2 mg/ml oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke ml oplossing bevat 2 mg cladribine (-2-CdA). Elke injectieflacon bevat 10 mg cladribine in 5 ml
oplossing.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie.
Heldere en kleurloze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
LITAK is bedoeld voor de behandeling van haarcelleukemie.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met LITAK wordt voorgeschreven door een bevoegd arts die ervaring heeft met
chemotherapie bij kanker.
Dosering
De aanbevolen dosering voor haarcelleukemie bestaat uit één enkele kuur met LITAK, toegediend
middels een subcutane bolusinjectie in een dagelijkse dosis van 0,14 mg/kg lichaamsgewicht
gedurende 5 opeenvolgende dagen.
Afwijking van de hierboven vermelde dosering wordt niet aangeraden.
Ouderen
Er is weinig ervaring met toediening aan patiënten ouder dan 65 jaar. Oudere patiënten dienen na
individuele beoordeling te worden behandeld, waarbij nauwkeurige controle van de bloedwaarden en
nier- en leverfunctie noodzakelijk is. Het risico maakt beoordeling per geval noodzakelijk (zie
rubriek 4.4).
Nier-en leverinsufficiëntie
Er zijn geen gegevens over toediening van LITAK aan patiënten met nier- of leverinsufficiëntie.
LITAK is gecontraïndiceerd voor patiënten met matige tot ernstige nierinsufficiëntie (creatininegrens
≤ 50 ml/min) of met matige tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh score> 6) (zie rubriek 4.3, 4.4
en 5.2).
Pediatrische patiënten
LITAK is gecontraïndiceerd voor patiënten jonger dan 18 jaar (zie rubriek 4.3).
2
Wijze van toediening
LITAK wordt geleverd als een gebruiksklare oplossing voor injectie. De aanbevolen dosis wordt direct
opgezogen in een injectiespuit en zonder verdunning geïnjecteerd als subcutane bolusinjectie. LITAK
moet vóór toediening visueel worden gecontroleerd op aanwezigheid van deeltjes en verkleuring.
LITAK moet vóór toediening op kamertemperatuur worden gebracht.
Zelftoediening door de patiënt
LITAK kan door de patiënt zelf worden toegediend. Patiënten moeten goed worden geïnstrueerd en
getraind. Gedetailleerde instructies zijn in de bijsluiter opgenomen.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Zwangerschap en borstvoeding.
Patiënten jonger dan 18 jaar.
Matige tot ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≤ 50 ml/min) of matige tot ernstige
leverinsufficiëntie (Child-Pugh score > 6) (zie ook rubriek 4.4).
Gelijktijdig gebruik van andere myelosuppressieve geneesmiddelen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Cladribine is een antitumorale en immunosuppressieve stof, die ernstige toxische bijwerkingen kan
induceren, zoals myelo- en immunosuppressie, langdurige lymfocytopenie en opportunistische
infecties. Patiënten die worden behandeld met cladribine dienen nauwlettend te worden gecontroleerd
op tekenen van hematologische en niet-hematologische toxiciteit.
Bijzondere voorzichtigheid is geboden en de risico’s en voordelen dienen nauwgezet te worden
beoordeeld indien overwogen wordt LITAK toe te dienen aan patiënten met verhoogd risico op
infectie, ernstige beenmergaantasting of infiltratie, myelosuppressieve voorbehandelingen, evenals bij
patiënten met vermoede of bevestigde nier- en leverinsufficiëntie. Patiënten met een actieve infectie
dienen te worden behandeld voor de onderliggende aandoening voordat de behandeling met LITAK
wordt gestart. Hoewel ontstekingsremmende profylaxe over het algemeen niet wordt aanbevolen, kan
deze nuttig zijn voor patiënten met verlaagde immunocompetentie vóór de behandeling met cladribine en
voor patiënten met een bestaande agranulocytose.
Indien ernstige toxiciteit optreedt, dient de arts uitstel of stoppen van de behandeling met het
geneesmiddel te overwegen, tot ernstige complicaties zijn verdwenen. In het geval van infecties dient
zo nodig een behandeling met antibiotica te worden gestart.
Het wordt aanbevolen om patiënten die cladribine krijgen toegediend ook bestraalde cellulaire
bloedbestanddelen te geven, ter voorkoming van transfusiegerelateerde graft-versus-host reacties
(Ta-GVHD).
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML)
Er zijn bij het gebruik van cladribine gevallen gemeld van PML, waaronder met dodelijke afloop.
PML werd gemeld vanaf zes maanden tot enkele jaren na behandeling met cladribine. In een aantal
van deze gevallen werd een verband met langdurige lymfopenie gemeld. Artsen moeten rekening
houden met PML in de differentiaaldiagnose bij patiënten met tekenen of symptomen van nieuwe of
verslechterende neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen.
3
De voorgestelde evaluatie van PML omvat een neurologisch consult, een MRI van de hersenen en een
analyse van de cerebrospinale vloeistof met behulp van een polymerasekettingreactie (PCR) om DNA
van het JC-virus (JCV) aan te tonen of een hersenbiopsie waaruit de aanwezigheid van het JCV blijkt.
Een negatieve PCR-test op JCV sluit PML niet uit. Als er geen andere diagnose kan worden gesteld,
zijn aanvullende follow-up en evaluatie wellicht gerechtvaardigd. Patiënten met vermoede PML
mogen niet verder worden behandeld met cladribine.
Secundaire kwaadaardige tumoren
Net zoals andere nucleoside-analoga, wordt behandeling met cladribine in verband gebracht met
myelosuppressie en langdurige immunosuppressie. Behandeling met deze stoffen wordt in verband
gebracht met het ontstaan van tweede kwaadaardige tumoren. Tweede kwaadaardige tumoren kunnen
ontstaan in patiënten met haarcelleukemie. De frequenties lopen ver uiteen, variërend van 2% tot 21%.
Het hoogste risico ligt 2 jaar na diagnose met het zwaartepunt tussen 40 en 66 maanden. De
cumulatieve frequenties van tweede tumoren zijn 5%, 10-12% en 13-14%, respectievelijk volgend na
5, 10 en 15 jaar nadat de diagnose van haarcelleukemie is gesteld. Na behandeling met cladribine
varieert het ontstaan van tweede tumoren tussen 0% en 9,5% na een mediane observatieperiode van
2,8 tot 8,5 jaar. De frequentie van tweede tumoren na behandeling met LITAK was 3,4% in alle
232 behandelde patiënten met haarcelleukemie, over een periode van 10 jaar. De hoogste incidentie
van tweede tumoren na behandeling met LITAK was 6,5% na een mediane follow-up van 8,4 jaar.
Daarom dienen met cladribine behandelde patiënten regelmatig te worden gecontroleerd.
Hematologische toxiciteit
Myelosuppressie is het opvallendst tijdens de eerste maand na de behandeling en vereist mogelijk een
transfusie van rode bloedcellen of bloedplaatjes. Patiënten met symptomen van beenmergdepressie
dienen met omzichtigheid te worden behandeld, aangezien men bedacht moet zijn op een verdere
onderdrukking van de beenmergfunctie. De therapeutische risico’s en voordelen dienen nauwgezet te
worden geëvalueerd bij patiënten met actieve of vermoede infecties. Het risico van ernstige
myelotoxiciteit en langdurige immunosuppressie is verhoogd bij patiënten met een ziektegerelateerde
beenmerginfiltratie of zij die vroeger een myelosuppressieve behandeling hebben gehad. In deze
gevallen is een dosisverlaging en regelmatige controle van de patiënt vereist. Pancytopenie is
doorgaans omkeerbaar en de intensiteit van beenmergaplasie is dosisafhankelijk. Tijdens en gedurende
6 maanden na de therapie met cladribine kan een verhoogde incidentie van gelegenheidsinfecties
worden verwacht. Nauwgezette en regelmatige controle van de perifere bloedwaarden is van essentieel
belang tijdens en gedurende 2 tot 4 maanden na de behandeling met cladribine, teneinde mogelijke
bijwerkingen en daaropvolgende complicaties (anemie, neutropenie, trombocytopenie, infecties,
hemolyse of bloedingen) op te sporen en het hematologisch herstel te volgen. Koorts van onbekende
oorsprong komt vaak voor bij patiënten die behandeld worden wegens haarcelleukemie en komt
hoofdzakelijk voor tijdens de 4 eerste behandelingsweken. De oorsprong van de koortsperiodes dient
te worden vastgesteld door middel van daartoe geschikte laboratoriumtests en radiologische
onderzoeken. Minder dan één derde van de gevallen van koorts houdt verband met een aangetoonde
infectie. In geval van koorts die verband houdt met infecties of agranulocytose, is een
antibioticabehandeling aangewezen.
Nier- en leverinsufficiëntie
Er zijn geen gegevens over toediening van LITAK aan patiënten met nier- of leverinsufficiëntie. De
klinische ervaringen zijn zeer beperkt en de veiligheid van LITAK voor deze patiënten staat niet vast (zie
rubriek 4.3 en 5.2).
Een omzichtige behandeling is vereist bij patiënten met bekende of vermoede nier- of leverinsufficiëntie.
Bij alle met LITAK behandelde patiënten is een regelmatige beoordeling van de nier- en leverfuncties
aan te raden, in overeenstemming met de klinische toestand.
Ouderen
Oudere patiënten moeten op basis van individuele beoordeling worden behandeld, waarbij
bloedtellingen en nier- en leverfunctie zorgvuldig moeten worden gemonitord. Het risico vereist
beoordeling van geval tot geval (zie rubriek 4.2).
4
Preventie van tumorlysis
Een profylactische behandeling met allopurinol om de serumspiegel van urinezuur onder controle te
houden, aangevuld met adequate of verhoogde vochttoevoer, dient 24 uur voordat de chemotherapie
wordt gestart te worden gegeven bij patiënten met hoge tumorbelasting. Een dagelijkse orale dosis van
100 mg allopurinol gedurende 2 weken wordt aanbevolen. In geval de serumspiegel van urinezuur stijgt
tot boven de normale waarden, mag de dosis allopurinol worden verhoogd tot 300 mg/dag.
Vruchtbaarheid
Mannen die worden behandeld met cladribine moet worden aangeraden tot 6 maanden na de
behandeling geen kinderen te verwekken, en informatie in te winnen over de mogelijkheden voor het
invriezen van sperma vóór de behandeling, vanwege mogelijke onvruchtbaarheid als gevolg van de
behandeling met cladribine (zie rubriek 4.6 en 5.3).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Gezien de mogelijkheid van een verhoogde hematologische toxiciteit en onderdrukking van het
beenmerg, mag cladribine niet tegelijkertijd met andere myelosuppressieve geneesmiddelen worden
gebruikt. Een invloed van cladribine op de werking van andere antitumorale geneesmiddelen is
in
vitro
(bijv. doxorubicine, vincristine, cytarabine) en in vivo niet vastgesteld. Een
in vitro
onderzoek
toonde echter kruisresistentie aan tussen cladribine en stikstofmosterd (chloormethine); voor
cytarabine is door één auteur een in vivo kruisreactie zonder verlies aan activiteit beschreven.
Als gevolg van het overeenkomstige intracellulaire metabolisme, kan kruisresistentie met andere
nucleoside-analoga, zoals fludarabine of 2’-deoxycoformycine, voorkomen. Daarom is gelijktijdige
toediening van nucleoside-analoga met cladribine niet aan te raden.
Corticosteroïden blijken het risico van ernstige infecties te verhogen, indien deze worden gebruikt met
cladribine en dienen niet tegelijkertijd met cladribine te worden gegeven.
Aangezien interactie met geneesmiddelen waarbij intercellulaire fosforylatie wordt ondergaan, zoals
antivirale middelen, of met remmers van de adenosine-opname, kan worden verwacht, wordt het
gelijktijdig gebruik van cladribine niet aangeraden.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Cladribine veroorzaakt ernstige geboorteafwijkingen wanneer het tijdens de zwangerschap wordt
toegediend. In dieronderzoek en
in vitro
onderzoeken op menselijke cellijnen is de teratogeniciteit en
mutageniciteit van cladribine aangetoond. Cladribine is tijdens de zwangerschap gecontraïndiceerd.
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de behandeling
met cladribine en gedurende 6 maanden na de laatste dosis cladribine. In geval van zwangerschap tijdens
de behandeling met cladribine, dient de vrouw te worden ingelicht over de mogelijke gevaren voor de
foetus.
Borstvoeding
Het is niet bekend of cladribine in de moedermelk wordt uitgescheiden. Gezien de mogelijkheid van
ernstige bijwerkingen bij zuigelingen die borstvoeding krijgen, is borstvoeding tijdens de behandeling
met cladribine en gedurende 6 maanden na de laatste dosis cladribine gecontra-indiceerd
Vruchtbaarheid
De effecten van cladribine op de vruchtbaarheid zijn niet bij dieren onderzocht. Een
toxiciteitsonderzoek dat is uitgevoerd met java-apen heeft echter aangetoond dat cladribine de rijping
van snel delende cellen, waaronder zaadcellen, onderdrukt. Het effect op de vruchtbaarheid bij de
mens is niet bekend. Van antineoplastische middelen, zoals cladribine, die invloed hebben op de
synthese van DNA, RNA en eiwitten, kan worden verwacht dat zij nadelige effecten hebben op de
gametogenese bij de mens (zie rubriek 5.3).
5
Mannen die worden behandeld met cladribine moet worden aangeraden om tot 6 maanden na de
behandeling geen kind te verwekken en om advies in te winnen over het invriezen van sperma
(cryoconservering) voorafgaand aan de behandeling, vanwege de mogelijkheid van onvruchtbaarheid
als gevolg van de behandeling met cladribine (zie rubriek 4.4).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
LITAK heeft grote invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Wanneer er bepaalde bijwerkingen optreden die potentieel invloed hebben op de prestaties
(bijvoorbeeld duizeligheid, zeer vaak, of sufheid, die kan optreden als gevolg van anemie, wat zeer
vaak voorkomt), moet aan patiënten aangeraden worden geen voertuigen te besturen en geen machines
te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen tijdens de drie meest relevante klinische onderzoeken met
cladribine bij 279 patiënten die voor verscheidene aandoeningen werden behandeld en bij 62 patiënten
met haarcelleukemie (HCL) waren myelosuppressie, bijzonder ernstige neutropenie (41% (113/279),
HCL 98% (61/62)), ernstige trombocytopenie (21% (58/279), HCL 50% (31/62)) en ernstige anemie
(14% (21/150), HCL 55% (34/62)), evenals ernstige immunosuppressie/lymfopenie (63% (176/279),
HCL 95% (59/62)), infecties (39% (110/279), HCL 58% (36/62)) en koorts (tot 64%).
Kweek-negatieve koorts na een behandeling met cladribine treedt gemiddeld op bij 10-40% van de
patiënten met haarcelleukemie en wordt zelden vastgesteld bij patiënten met andere neoplastische
aandoeningen. Huiduitslag (2-31%) werd hoofdzakelijk vastgesteld bij patiënten die gelijktijdig
andere geneesmiddelen kregen toegediend waarvan bekend is dat ze huiduitslag veroorzaken
(antibiotica en/of allopurinol). Gastro-intestinale bijwerkingen zoals misselijkheid (5-28%), braken
(1-13%) en diarree (3-12%) evenals vermoeidheid (2-48%), hoofdpijn (1-23%) en verminderde eetlust
(1-22%) werden gemeld tijdens de behandeling met cladribine. Cladribine veroorzaakt waarschijnlijk
geen alopecia; lichte en voorbijgaande alopecia gedurende een aantal dagen werd geobserveerd in
4/523 patiënten tijdens de behandeling, maar kon niet eenduidig aan cladribine worden toegeschreven.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Gemelde ongewenste reacties worden opgesomd in de volgende tabel, per systeem/orgaanklasse en
frequentie. De frequenties worden als volgt gedefinieerd: Zeer vaak (≥1/10), vaak (≥1/100, <1/10),
soms (≥1/1.000, <1/100), zelden (≥1/10.000, <1/1.000), zeer zelden (<1/10.000), niet bekend (kan met
de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Zie voor de ernst van de gevallen de tekst onder de
tabel.
6
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Neoplasmata, benigne, maligne
en niet-gespecificeerd (inclusief
cysten en poliepen)
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Zeer vaak: infecties* (bijv. longontsteking*, sepsis*)
Vaak: tweede kwaadaardige tumoren*
Zelden: tumorlysissyndroom*
Zeer vaak: pancytopenie/myelosuppressie*, neutropenie,
trombocytopenie, anemie, lymfopenie
Soms: hemolytische anemie*
Zelden: hypereosinofilie
Zeer zelden: amyloïdose
Zeer vaak: immunosuppressie*
Zelden: graft-versus-hostreactie*
Zeer vaak: verminderde eetlust
Soms: cachexie
Zeer vaak: hoofdpijn, duizeligheid
Vaak: slapeloosheid, angst
Soms: slaperigheid, paresthesie, lethargie, polyneuropathie,
verwardheid, ataxie
Zelden: apoplexie, neurologische spraak- en slikstoornissen
Zeer zelden: depressie, epileptische aanval
Soms: conjunctivitis
Zeer zelden: blefaritis
Vaak: tachycardie, hartgeruis, hypotensie, epistaxis,
myocardischemie*
Zelden: hartfalen, atriumfibrillatie, cardiale decompensatie
Zeer vaak: purpura
Vaak: petechiae, bloedingen
Soms: aderontsteking
Zeer vaak: abnormale ademhalingsgeluiden, abnormale
thoraxgeluiden, hoesten
Vaak: kortademigheid, pulmonale interstitiële infiltraten, meestal
als gevolg van infectieuze etiologie, mucositis
Soms: faryngitis
Zeer zelden: longembolie
Zeer vaak: misselijkheid, braken, obstipatie, diarree
Vaak: gastro-intestinale pijn, flatulentie
Zelden: ileus
Vaak: omkeerbare, meestal lichte verhogingen van bilirubine en
transaminasen
Zelden: leverfalen
Zeer zelden: cholecystitis
Zeer vaak: huiduitslag, plaatselijk exantheem, diaforese
Vaak: pruritus, huidpijn, erytheem, urticaria
Zelden: stevens-johnsonsyndroom/lyellsyndroom
Vaak: myalgie, gewrichtspijn, artritis, botpijn
Zelden: nierfalen
Zeer vaak: reacties op de plaats van de injectie, koorts,
vermoeidheid, rillingen, asthenie
Vaak: oedeem, malaise, pijn
Immuunsysteemaandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Lever- en galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Nier- en urinewegaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
* zie onderstaande beschrijving
7
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Niet-hematologische bijwerkingen
De meeste niet-hematologische bijwerkingen zijn van lichte tot matige aard. Een behandeling met
antemetica is doorgaans niet nodig. Ongewenste reacties van de huid en subcutane weefsels zijn
meestal mild tot matig en zijn doorgaans binnen een cyclusinterval van 30 dagen over.
Bloedtellingen
Aangezien patiënten met actieve haarcelleukemie meestal een verminderd aantal bloedcellen hebben,
vooral weinig neutrofielen, vertoont meer dan 90% van deze patiënten ernstige neutropenie
(< 1,0 x 10
9
/l) van voorbijgaande aard. Het gebruik van hematopoëtische groeifactoren geeft noch
aanleiding tot een toename van het aantal neutrofielen, noch tot een afname van de incidentie van
koorts. Ernstige trombocytopenie (< 50 x 10
9
/l) wordt vastgesteld bij ongeveer 20% tot 30% van alle
patiënten. Lymfocytopenie die meerdere maanden aanhoudt en immunosuppressie met een verhoogd
risico op infecties zijn te verwachten. Het herstel van cytotoxische T-lymfocyten en natuurlijke killer-
cellen duurt 3 tot 12 maanden. Een volledig herstel van T-helpercellen en B-lymfocyten kan tot 2 jaar
duren.Cladribine induceert een opmerkelijke en langdurige vermindering van het aantal CD4+ en
CD8+ T-lymfocyten. Op dit ogenblik is er geen ervaring met de mogelijke gevolgen van deze
immunosuppressie op de lange termijn.
Infecties
Ernstige lymfocytopenie van lange duur is zelden gemeld; de gemelde gevallen konden echter niet in
verband worden gebracht met laattijdige infectueuze complicaties. Zeer vaak voorkomende ernstige
complicaties, in sommige gevallen met dodelijke afloop, zijn gelegenheidsinfecties (bijv. veroorzaakt
door
Pneumocystis carinii, Toxoplasma gondii,
Listeria, Candida, herpesvirussen, cytomegalovirus en
atypische mycobacteriën). Veertig percent van de patiënten die met dosissen LITAK van 0,7 mg/kg
lichaamsgewicht per cyclus werden behandeld, hadden infecties. Deze waren gemiddeld ernstiger dan
de infecties die voorkwamen bij 27% van alle patiënten die een verlaagde dosis van 0,5 mg/kg
lichaamsgewicht per cyclus kregen toegediend. Drieënveertig percent van de patiënten met
haarcelleukemie hadden infectueuze complicaties bij het standaard doseringsschema. Eén derde van
deze infecties moet als ernstig worden beschouwd (bijv. sepsis, longontsteking). Er zijn ten minste
10 gevallen van acute auto-immune hemolytische anemiegemeld. Alle patiënten werden met succes
behandeld met corticosteroïden.
Zelden voorkomende ernstige bijwerkingen
Ernstige bijwerkingen, zoals ileus, ernstig leverfalen, nierfalen, hartfalen, atriumfibrillatie,
hartdecompensatie, apoplexie, neurologische spraak- en slikstoornissen, tumorlysis met acuut
nierfalen, transfusiegebonden graft-versus-host reactie, syndroom van
stevens-johnsonsyndroom/lyellsyndroom (toxische epidermale necrolyse), hemolytische anemie,
hypereosinofilie (met erythemateuze huiduitslag, pruritus en oedeem van het gelaat) werden gemeld.
Fatale afloop
De meeste geneesmiddelgebonden sterfgevallen zijn het gevolg van infectueuze complicaties. Andere
zeldzame gevallen met dodelijke afloop, die in verband gebracht werden met chemotherapie op basis
van LITAK, waren een tweede kwaadaardige tumor, cerebro- en cardiovasculaire infarcten,
graft-versus-hostreacties veroorzaakt door meerdere transfusies van niet bestraald bloed, evenals
tumorlysis met hyperurikemie, metabole acidose en acuut nierfalen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
8
4.9
Overdosering
Vaak waargenomen symptomen na een overdosis zijn misselijkheid, braken, diarree, ernstige
beenmergdepressie (met inbegrip van anemie, trombocytopenie, leukopenie en agranulocytose), acute
nierinsufficiëntie evenals onomkeerbare neurologische toxiciteit (paraparese/quadriparese), syndroom
van Guillain-Barré en syndroom van Brown-Séquard. Acute, onomkeerbare neuro- en nefrotoxiciteit
zijn beschreven bij individuele patiënten die behandeld werden met een dosis die ≥ 4 maal hoger was
dan het aanbevolen schema voor haarcelleukemie.
Er bestaat geen specifiek antidotum. Onmiddellijke stopzetting van de therapie, nauwlettende controle
en instelling van gepaste ondersteunende maatregelen (bloedtransfusie, dialyse, hemofiltratie,
anti-infectueuze therapie, enz.) vormen de aangewezen behandeling van een overdosis cladribine.
Patiënten die een overdosis cladribine hebben gekregen, dienen ten minste vier weken lang
hematologisch te worden gecontroleerd.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: purine-analogon, ATC-code: L01BB04
Cladribine is een purinenucleoside-analogon dat als antimetaboliet werkt. De enkele vervanging van
chloor door waterstof op positie 2 onderscheidt cladribine van zijn natuurlijke tegenhanger
2'-deoxyadenosine en maakt de molecule resistent tegen desaminering door adenosine-desaminase.
Werkingsmechanisme
Cladribine is een voorloper die na parenterale toediening snel door cellen wordt opgenomen en
intracellulair middels fosforylering wordt omgevormd tot het actieve nucleotide
2-chlorodeoxyadenosine-5'-trifosfaat (CdATP) door deoxycytidine kinase (dCK). Het actieve CdATP
stapelt zich hoofdzakelijk op in cellen met sterke dCK-activiteit en zwakke deoxynucleotidase-
activiteit, vooral in lymfocyten en in andere hematopoëtische cellen. De cytotoxiciteit van cladribine is
dosisafhankelijk. Niet-hematologisch weefsel lijkt niet te worden aangetast; wat de geringe incidentie
van niet-hematopoëtische toxiciteit van cladribine verklaart.
In tegenstelling tot andere nucleoside-analoga, is cladribine toxisch voor snel prolifererende cellen
evenals voor rustcellen. Er werd geen cytotoxisch effect van cladribine vastgesteld in cellijnen of vaste
tumoren. Het werkingsmechanisme van cladribine wordt toegeschreven aan de opname van CdATP in
DNA-strengen: de synthese van nieuw DNA in splitsende cellen wordt geblokkeerd en het DNA-
herstelmechanisme wordt afgeremd, wat resulteert in een opstapeling van DNA-strengbreuken en een
afname van de concentratie van NAD (nicotinamide adenine dinucleotide) en ATP, zelfs in rustcellen.
Bovendien remt CdATP ribonucleotide reductase, het enzym dat verantwoordelijk is voor de
omvorming van ribonucleotiden in desoxyribonucleotiden. Celdood treedt op door energietekort en
apoptose.
Klinische werkzaamheid
In het klinische onderzoek waarin LITAK subcutaan werd toegediend, werden 63 patiënten met
haarcelleukemie behandeld (33 nieuw gediagnosticeerde patiënten en 30 patiënten met recidiverende of
progressieve ziekte). Het totale responspercentage was 97% met langdurige remissie, waarbij 73% van
de patiënten na vier jaar follow-up nog steeds in volledige remissie was.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Cladribine vertoont na parenterale toediening een totale biologische beschikbaarheid; het gemiddelde
gebied onder de plasmaconcentratie
versus
tijdscurve (AUC) is vergelijkbaar na een continue of
intermitterende intraveneuze infusie van 2 uur en na subcutane injectie.
9
Distributie
Na subcutane bolusinjectie van een dosis van 0,14 mg/kg cladribine wordt een C
max
van 91 ng/ml
cladribine gemiddeld reeds na 20 minuten bereikt. In een ander onderzoek waarbij een dosis van
0,10 mg/kg lichaamsgewicht/dag werd gebruikt, was de maximale plasmaconcentratie C
max
na
continue intraveneuze infusie 5,1 ng/ml (t
max
: 12 uur) vergeleken met 51 ng/ml na subcutane
bolusinjectie (t
max
: 25 minuten).
De intracellulaire concentratie van cladribine is 128 tot 375 maal hoger dan de plasmaspiegel van
cladribine.
Het gemiddelde distributievolume van cladribine bedraagt 9,2 l/kg. De binding van cladribine aan
plasmaproteïnen bedraagt gemiddeld 25%, met een sterke variatie van persoon tot persoon (5-50%).
Biotransformatie
De prodrug cladribine wordt intracellulair gemetaboliseerd, hoofdzakelijk door deoxycytidine kinase,
tot 2-chlorodeoxyadenosine-5'-monofosfaat, dat middels fosforylering verder wordt omgevormd tot
difosfaat door nucleoside monofosfaat kinase en tot de actieve metaboliet 2-chlorodeoxyadenosine-
-5'-trifosfaat (CdATP) door nucleoside difosfaat kinase.
Eliminatie
Uit farmacokinetische onderzoeken bij de mens blijkt dat de plasmaconcentratiecurve van cladribine
overeenstemt met een model van 2 of 3 compartimenten met
-
en β-halfwaardetijden van
respectievelijk gemiddeld 35 minuten en 6,7 uur. De bi-exponentiële afname van de serumconcentratie
van cladribine na subcutane bolusinjectie is vergelijkbaar met de eliminatieparameters na een
intraveneuze infusie van 2 uur met een aanvankelijke en terminale halfwaardetijd van respectievelijk
ongeveer 2 uur en 11 uur. De intracellulaire retentietijd van cladribine-nucleotiden
in vivo
is duidelijk
langer in vergelijking met de retentietijd in het plasma. In leukemiecellen werden halfwaardetijden t
1/2
van aanvankelijk 15 uur en vervolgens meer dan 30 uur gemeten.
Cladribine wordt hoofdzakelijk via de nieren uitgescheiden. De excretie via de nieren van niet-
gemetaboliseerd cladribine gebeurt binnen 24 uur en bedraagt respectievelijk 15% en 18% van de
dosis na een 2 uur durende intraveneuze en na een subcutane toediening. Wat er met de rest gebeurt is
niet bekend. De gemiddelde plasmaklaring bedraagt 794 ml/min. na intraveneuze infusie en
814 ml/min. na subcutane bolusinjectie van een dosis van 0,10 mg/kg lichaamsgewicht/dag.
Speciale populaties
Nier- en leverinsufficiëntie
Er zijn geen onderzoeken beschikbaar over het gebruik van cladribine bij patiënten met nier- of
leverinsufficiëntie (zie ook rubriek 4.2 en rubriek 4.4). De klinische ervaringen zijn zeer beperkt en de
veiligheid van LITAK voor deze patiënten staat niet vast. LITAK is gecontraïndiceerd voor patiënten
met matige tot ernstige nierinsufficiëntie of met matige tot ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.3).
Gebruik bij kinderen
Het gebruik van LITAK bij kinderen is niet onderzocht. (zie rubriek 4.2).
Ouderen
Er is weinig ervaring met toediening aan patiënten ouder dan 65 jaar. Oudere patiënten dienen na
individuele beoordeling te worden behandeld, waarbij nauwkeurige controle van de bloedwaarden en
nier- en leverfunctie noodzakelijk is.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Cladribine is matig acuut toxisch in muizen, met een LD
50
van 150 mg/kg door middel van
intraperitonale toediening.
10
Bij 7- tot 14-daagse onderzoeken met intraveneuze infusie in java-apen, waren de onderzochte
organen het immuunsysteem ( 0,3 mg/kg/dag), het beenmerg, de huid, de slijmvliezen, het
zenuwstelsel en de testes ( 0,6 mg/kg/dag) en de nieren ( 1 mg/kg/dag). Indien niet fataal, waren de
indicaties dat de meeste van of al deze effecten langzaam omkeerbaar waren na stopzetting van
blootstelling aan de werkzame stof.
Cladribine is teratogeen in muizen (bij doses van 1,5-3,0 mg/kg/dag, gegeven op de 6e-15e dag van de
draagperiode). Effecten op de verbening van het sternum werden waargenomen bij 1,5 en
3,0 mg/kg/dag. Verhoogde resorptie, kleinere worpen, lager foetaal gewicht en toegenomen foetale
misvormingen van het hoofd, de borst en ledematen werden waargenomen bij 3,0 mg/kg/dag.
Cladribine is teratogeen in konijnen bij doses van 3,0 mg/kg/dag (gegeven op de 7e-19e dag van de
draagperiode). Bij deze dosis werden ernstige anomalieën van de ledematen waargenomen, evenals
een aanzienlijke toename van het gemiddelde foetale gewicht. Verminderde verbening werd
waargenomen bij 1,0 mg/kg/dag.
Carcinogenese/mutagenese
Langetermijnonderzoeken in dieren ter evaluatie van de carcinogene eigenschappen van cladribine
werden niet uitgevoerd. Op basis van de beschikbare gegevens kan het carcinogene risico van
cladribine voor mensen niet worden geëvalueerd.
Cladribine is een cytotoxisch geneesmiddel, dat een mutageen effect heeft op gekweekte cellen van
zoogdieren. Cladribine wordt opgenomen in de DNA-strengen en blokkeert de synthese en reparatie
van DNA. Blootstelling aan cladribine veroorzaakt DNA-fragmentatie en celdood in verschillende
normale en leukemische cellen en cellijnen bij concentraties van 5 nM to 20 µM.
Vruchtbaarheid
Het effect van cladribine op de vruchtbaarheid werd in dieren niet bestudeerd. Een onderzoek naar
toxiciteit in java-apen heeft echter aangetoond dat cladribine de rijping van snel genererende cellen,
inclusief testiculaire cellen, onderdrukt. Het effect op de menselijke vruchtbaarheid is niet bekend.
Van antitumorale stoffen, zoals cladribine, die invloed hebben op het DNA, het RNA en de
proteïnesynthese, kan worden verwacht dat deze negatieve effecten hebben op de ontwikkeling van
menselijke geslachtscellen (zie rubriek 4.4 en 4.6).
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Natriumchloride
Natriumhydroxide (voor het stellen van de pH)
Zoutzuur (voor het stellen van de pH)
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
LITAK mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
6.3
4 jaar.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product direct na opening worden gebruikt, tenzij bij het
openen de kans op microbiologische besmetting wordt uitgesloten. Indien het product niet
onmiddellijk wordt gebruikt, is de gebruiker verantwoordelijk voor de bewaartijden en
-omstandigheden voorafgaand aan het gebruik.
Houdbaarheid
11
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C-8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
10 ml glazen injectieflacon type 1 met rubberen stop (bromobutyl) en aftrekbare aluminium dop.
De verpakking bevat 1 injectieflacon of 5 injectieflacons met elk 5 milliliter oplossing. Niet alle
genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
De voorschriften voor correcte verwerking en afvoer van antitumorale geneesmiddelen dienen in acht
te worden genomen. Cytotoxische geneesmiddelen dienen met omzichtigheid te worden verwerkt.
Zwangere vrouwen dienen aanraking ermee te vermijden.
Het gebruik van wegwerphandschoenen en beschermende kleding is aan te raden wanneer LITAK
wordt bereid en toegediend. Indien LITAK in aanraking komt met de huid of met de slijmvliezen,
dient het betrokken oppervlak onmiddellijk overvloedig met water te worden gespoeld.
Parenterale geneesmiddelen dienen, voordat ze worden toegediend, visueel te worden gecontroleerd
op de aanwezigheid van partikels of verkleuring.
De injectieflacons zijn bedoeld voor eenmalig gebruik. Alle ongebruikte producten of afvalmaterialen
dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
D-79576 Weil/Rhein
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/275/001
EU/1/04/275/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 14/04/2004
Datum van laatste verlenging: 27/03/2009
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
12
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
13
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
D-79576 Weil/Rhein
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
De houder van de vergunning voor het in de handel brengen moet de Europese Commissie op de
hoogte brengen van zijn marketingplannen voor het bij dit besluit goedgekeurde geneesmiddel.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Niet van toepassing.
14
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
15
A. ETIKETTERING
16
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING (VERPAKKING MET 1 INJECTIEFLACON)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
LITAK 2 mg/ml oplossing voor injectie
cladribine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml oplossing bevat 2 mg cladribine
10 mg/5 ml
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat natriumchloride, natriumhydroxide (voor pH-instelling), zoutzuur (voor pH-instelling) en water
voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon met 5 ml oplossing voor injectie
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Subcutaan gebruik
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Cytotoxisch. Speciale voorzorgsmaatregelen voor het gebruik (zie bijsluiter)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
17
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast
Niet in de vriezer bewaren
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte product of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
D-79576 Weil/Rhein
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/275/001
13.
Partij
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
19
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING (VERPAKKING MET 5 INJECTIEFLACONS)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
LITAK 2 mg/ml oplossing voor injectie
cladribine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml oplossing voor injectie bevat 2 mg cladribine
10 mg/5 ml
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat natriumchloride, natriumhydroxide (voor pH-instelling), zoutzuur (voor pH-instelling) en water
voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
5 injectieflacons met elk 5 ml oplossing voor injectie
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Subcutaan gebruik
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Cytotoxisch. Speciale voorzorgsmaatregelen voor het gebruik (zie bijsluiter)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
20
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast
Niet in de vriezer bewaren
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte product of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
D-79576 Weil/Rhein
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/275/002
13.
Partij
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
21
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
22
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET VAN DE INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
LITAK 2 mg/ml oplossing voor injectie
cladribine
Subcutaan gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Partij
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
10 mg/5 ml
6.
OVERIGE
Cytotoxisch
23
B. BIJSLUITER
24
BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER
LITAK 2 mg/ml oplossing voor injectie
cladribine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter:
1. Wat is LITAK en waarvoor wordt dit middel gebruikt
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is LITAK en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
LITAK bevat de werkzame stof cladribine. Het beïnvloedt de groei van maligne (kwaadaardige) witte
bloedcellen die een rol spelen bij haarcelleukemie. LITAK wordt gebruikt om deze ziekte te
behandelen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6
-
U bent zwanger of u geeft borstvoeding
-
U bent jonger dan 18 jaar
-
U heeft matige tot ernstige stoornissen van nieren of lever
-
U gebruikt andere medicijnen die de aanmaak van bloedcellen in het beenmerg beïnvloeden
(myelosuppressie).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
Vertel het uw arts of verpleegkundige
op elk moment tijdens of na uw behandeling
onmiddellijk
als
u:
last heeft van wazig of minder goed zien of dubbel zien, spraakproblemen, zwakte in een arm of been,
een verandering in de manier van lopen of evenwichtsproblemen, aanhoudende gevoelloosheid,
verminderd gevoel, geheugenverlies of verwardheid. Dit kunnen symptomen zijn van een
ernstige,
mogelijk dodelijke aandoening van de hersenen
die progressieve multifocale leuko-encefalopathie
(PML) heet.
Had u deze symptomen al voordat u met de behandeling met cladribine begon?
Vertel het uw arts
dan als er iets verandert in deze symptomen.
25
Vertel het uw arts als u één van de volgende ziektes heeft of heeft gehad:
-
leverziekte of nierziekte
-
infecties
als u een infectie heeft, zal die worden behandeld voordat u start met het gebruiken van
LITAK
als u merkt dat u tijdens of na de behandeling met LITAK tekenen van infecties heeft
(zoals griepachtige symptomen of koorts), moet u uw arts hiervan direct op de hoogte
stellen.
-
koorts
Vóór en tijdens de behandeling met LITAK worden er regelmatig bloedonderzoeken uitgevoerd, om te
controleren of het veilig is om uw behandeling voort te zetten. Uw arts kan besluiten dat u
bloedtransfusies moet krijgen om uw aantallen bloedcellen te verbeteren. Bovendien wordt
gecontroleerd of uw lever en nieren goed werken.
Indien u het voornemen heeft vader te worden, dient u uw arts hiervan op de hoogte te brengen
voordat de behandeling met LITAK wordt gestart. Tijdens de behandeling met LITAK en tot
6 maanden daarna mag u geen kinderen verwekken. Uw arts kan u adviseren over de mogelijkheden
voor het invriezen en bewaren van sperma (cryoconservering).
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast LITAK nog andere geneesmiddelen of heeft u dat kort geleden gedaan? Vertel dat
dan uw arts. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen. Vertel het uw
arts in elk geval als u geneesmiddelen gebruikt die een van de volgende stoffen bevatten:
-
corticosteroïden, worden vaak gebruikt om infecties te behandelen
-
antivirale middelen, worden gebruikt om virusinfecties te behandelen
U mag LITAK niet gebruiken samen met andere geneesmiddelen die de aanmaak van bloedcellen in
het beenmerg beïnvloeden (myelosuppressie).
Zwangerschap en borstvoeding
U mag LITAK niet gebruiken als u zwanger bent. Tijdens de behandeling en gedurende ten minste zes
maanden nadat u de laatste dosis LITAK heeft gebruikt, dient u doeltreffende contraceptieve
voorzorgen te nemen. Als u tijdens uw behandeling zwanger wordt, moet u dit onmiddellijk aan uw
arts melden.
Tijdens uw behandeling met LITAK en ten minste gedurende zes maanden na uw laatste dosis LITAK
mag u geen borstvoeding geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
LITAK heeft een grote invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Als
u zich suf voelt, wat kan voorkomen als gevolg van een laag aantal rode bloedcellen door de
behandeling met LITAK, of duizelig bent, mag u geen voertuigen besturen en geen machines
bedienen.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw arts zaluw dosering berekenen op basis van uw lichaamsgewicht en zal het behandelingsschema
uitgebreid met u bespreken.De aanbevolen dagelijkse dosis is 0,14 mg per kg lichaamsgewicht
gedurende vijf opeenvolgende dagen (enkele behandelkuur).
26
LITAK moet onder de huid worden ingespoten (subcutane injectie), elke dag ongeveer op hetzelfde
tijdstip.
Indien u LITAK bij uzelf injecteert, krijgt u eerst instructies over het bereiden en het toedienen van de
injectie. Uitgebreide instructies voor subcutane injectie worden achterin deze bijsluiter gegeven.
U kunt ook een aanvullend geneesmiddel met de werkzame stof allopurinol krijgen om een teveel aan
urinezuur te verminderen.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u een verkeerde dosis heeft ingespoten, moet u dit onmiddellijk aan uw arts melden.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Injecteer geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Als u een injectie heeft gemist, moet u
dit onmiddellijk aan uw arts melden.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vertel het uw arts onmiddellijk als bij u tijdens of na de behandelijk met LITAK één of meer van de
volgende verschijnselen optreden:
-
tekenen van infecties (zoals griepachtige verschijnselen)
-
koorts
Het opnieuw optreden van kwaadaardige aandoeningen (kanker) kan niet worden uitgesloten. Dit
betekent dat de kans dat u in de toekomst een kwaadaardige aandoening krijgt iets hoger is dan bij
gezonde mensen. Dit licht verhoogde risico kan een gevolg zijn van de haarcelleukemie, of van de
behandelingen die u hebt gehad om de ziekte te behandelen, waaronder de behandeling met LITAK.
De volgende bijwerkingen kunnen optreden:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen)
Infecties.
Koorts.
Lage aantallen van bepaalde witte bloedcellen (neutrofielen en lymfocyten) en bloedplaatjes bij
bloedonderzoeken.
Lage aantallen rode bloedcellen, wat kan leiden tot bloedarmoede met verschijnselen als
vermoeidheid en sufheid.
Verminderde werking van het afweersysteem van uw lichaam.
Hoofdpijn, duizeligheid.
Abnormale ademhalingsgeluiden, abnormale borstgeluiden, hoesten.
Zich misselijk voelen, braken, verstopping en diarree.
Bultjes op de huid (huiduitslag), zwelling, roodheid en pijnlijke plekken rond de plaats van de
injectie, overmatig zweten. Huidreacties zijn meestal mild tot matig ernstig van aard en
verdwijnen over het algemeen binnen enkele dagen.
Vermoeidheid, koude rillingen, verminderde eetlust.
Zwakte.
27
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 10 mensen)
Herhaald optreden van kwaadaardige aandoening (kanker).
Lage aantallen bloedplaatjes, wat kan leiden tot ongewone bloedingen (bijvoorbeeld
bloedneuzen of huidbloedingen).
Slapeloosheid, opgewondenheid.
Versnelde hartslag, abnormale hartgeluiden, lage bloeddruk, verminderde bloedtoevoer naar de
hartspier.
Kortademigheid, zwelling in het longweefsel als gevolg van infectie, ontsteking van mond en
tong.
Buikpijn en aanwezigheid van grote hoeveelheden gas in de maag of darmen, (meestal lichte)
verhogingen van de leverwaarden bij laboratoriumonderzoek (bilirubine, transaminases); deze
waarden keren na afloop van de behandeling terug tot normale niveaus.
Jeuk, jeukende bultjes (urticaria), roodheid en pijn van de huid.
Zwelling in weefsels (oedeem), zich niet goed voelen, pijn (spierpijn, gewrichtspijn en botpijn).
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 mensen)
Bloedarmoede als gevolg van de vernietiging van rode bloedcellen.
Slaperigheid, verdoofd en tintelend gevoel van de huid, krachteloosheid, inactiviteit, stoornis
van de perifere zenuwen, verwardheid, verminderd coördinatievermogen van bewegingen.
Oogontsteking.
Zere keel.
Aderontsteking.
Ernstig gewichtsverlies.
Zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1.000 mensen)
Verminderde leverfunctie.
Verminderde nierfunctie.
Complicaties veroorzaakt door kankerbehandeling, als gevolg van de afbraak van kankercellen.
Afstotingsreacties op bloedtransfusies.
Verhoogd aantal van bepaalde witte bloedcellen (eosinofielen).
Beroerte.
Spraak- en slikstoornissen.
Hartfalen.
Abnormaal hartritme.
Onvermogen van het hart om de bloedcirculatie voldoende op gang te houden.
Verstopping van de darmen.
Ernstige allergische huidreactie (stevens-johnsonsyndroom of lyellsyndroom).
Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de
10.000 mensen)
Depressie, epileptische aanval.
Zwelling van het ooglid.
Bloedprop in de long.
Ontsteking van de galblaas.
Verminderde werking van organen als gevolg van grote hoeveelheden van een bepaalde stof die
door het lichaam wordt geproduceerd (een glycoproteïne).
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
28
Bewaren in de koelkast (2C - 8C). Niet in de vriezer bewaren.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
van de injectieflacon en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product direct na opening worden gebruikt, tenzij bij het
openen de kans op microbiologische besmetting wordt uitgesloten. Indien het product niet
onmiddellijk wordt gebruikt, is de gebruiker verantwoordelijk voor de bewaartijden en
-omstandigheden voorafgaand aan het gebruik.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat de injectieflacon is beschadigd of dat de oplossing niet
helder is of deeltjes bevat.
Al het ongebruikte product of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is cladribine. Elke ml oplossing bevat 2 mg cladribine. Elke
injectieflacon bevat 10 mg cladribine in 5 ml oplossing.
-
De andere stoffen in dit middel zijn natriumchloride, natriumhydroxide (voor het stellen van de
zuurgraad), zoutzuur (voor het stellen van de zuurgraad) en water voor injecties.
Hoe ziet LITAK eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
LITAK is verkrijgbaar in glazen injectieflacons met daarin 5 ml heldere, kleurloze oplossing voor injectie.
Verpakkingsgrootten van 1 of 5 injectieflacons. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de
handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
D-79576 Weil/Rhein
Duitsland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de houder van de vergunning
voor het in de handel brengen.
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
INFORMATIE OVER HOE LITAK WORDT GEÏNJECTEERD
Dit hoofdstuk bevat informatie over hoe een injectie met LITAK wordt gegeven. Het is belangrijk dat
u niet probeert uzelf te injecteren als u hierover geen instructies heeft gekregen van uw arts of
verpleegkundige. U arts zal u vertellen hoeveel LITAK u nodig heeft, en hoe vaak en wanneer u uzelf
moet injecteren. LITAK moet worden ingespoten in het weefsel vlak onder de huid (subcutane
injectie). Als u nog vragen heeft over het geven van de injectie, kunt u uw arts of verpleegkundige
raadplegen.
29
LITAK is een cytotoxisch (celdodend) middel en moet daarom voorzichtig worden gehanteerd.
Wanneer LITAK niet door de patiënt zelf wordt ingespoten, wordt gebruik van wegwerphandschoenen
en beschermende kleding aanbevolen bij het hanteren en toedienen van LITAK. Als LITAK in
aanraking komt met de huid of de ogen moet het betreffende oppervlak onmiddellijk met grote
hoeveelheden water worden gespoeld. Zwangere vrouwen moeten aanraling met LITAK vermijden.
Wat u nodig heeft voor de injectie
Om uzelf een subcutane injectie te geven, heeft u het volgende nodig:
-
één injectieflacon LITAK (of twee injectieflacons, als u meer dan 5 ml moet inspuiten).
Gebruik geen beschadigde injectieflacons en injectieflacons waarvan de inhoud niet helder is of
deeltjes bevat.
-
-
-
-
een steriele injectiespuit (bijvoorbeeld 10 ml LUER injectiespuit),
een steriele injectienaald (bijvoorbeeld 0,5 x 19 mm, 25 G x ¾”),
alcoholdoekjes,
een speciaal, prikbestendig afvalvaatje voor het veilig afvoeren van de gebruikte injectiespuit en
–naald.
Wat moet ik doen voordat ik mijzelf een subcutane injectie LITAK geef?
1.
2.
3.
Alvorens de injectie te geven LITAK tot kamertemperatuur laten opwarmen.
Was uw handen grondig.
Ga op een comfortabele, goed verlichte plaats zitten en leg alles wat u nodig heeft binnen
handbereik.
Hoe bereid ik de injectie?
Voordat u LITAK injecteert, moet u het volgende doen:
1.
Verwijder de rode beschermende dop van de injectieflacon LITAK. De rubberen stop van de
injectieflacon mag niet worden verwijderd. Reinig de rubberen stop van de injectieflacon met
een alcoholdoekje. Neem de injectiespuit uit de verpakking zonder de punt van de spuit aan te
raken. Neem de injectienaald uit de verpakking en zet deze stevig op de punt van de spuit.
Verwijder de naaldbeschermer zonder de naald aan te raken.
Duw de naald door de rubberen stop van de injectieflacon en draai de injectieflacon en de spuit
ondersteboven. Controleer dat de punt van de naald in de vloeistof zit.
Trek de juiste hoeveelheid LITAK in de spuit door de zuiger omlaag te trekken (uw arts geeft
aan hoeveel ml LITAK u moet injecteren).
Trek de naald uit de injectieflacon.
Zorg dat er geen lucht in de spuit zit: steek de naald omhoog en duw de lucht uit de spuit.
Controleer dat u de juiste hoeveelheid heeft.
Direct injecteren.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
30
Waar moet ik mijzelf de injectie geven?
De meest geschikte plaatsen om uzelf te
injecteren worden hier weergegeven: de
bovenkant van uw dijen en de buik, behalve het
gebied rondom de navel. Indien iemand anders
u injecteert, kunnen ook het gebied aan de
buitenkant van de bovenarmen en de billen
worden gebruikt.
Hoe geef ik mijzelf de injectie?
1. Desinfecteer uw huid met een alcoholdoekje,
wacht tot het gebied droog is en pak de huid
tussen uw duim en wijsvinger, zonder hard te
knijpen.
2. Duw de naald helemaal in de huid onder een
hoek van ongeveer 45°, zoals getoond in de
afbeelding.
3.
Trek de zuiger iets omhoog om te controleren dat er geen bloedvat is aangeprikt. Als er bloed in
de spuit zit, trekt u de naald uit uw lichaam en injecteert u zichzelf op een andere plaats.
Neem ongeveer een minuut de tijd om de vloeistof langzaam en gelijkmatig te injecteren, houd
de huid daarbij altijd vast.
Trek de naald uit uw lichaam wanneer alle vloeistof is geïnjecteerd.
Doe de gebruikte injectiespuit in het speciale, prikvrije afvalvaatje voor injectienaalden.
Gebruik een nieuwe spuit en injectienaald voor elke injectie. De injectieflacons zijn bedoeld
voor eenmalig gebruik. Lever na gebruik eventuele restanten voor correcte afvalverwerking in
bij uw arts of apotheker.
4.
5.
6.
Afvoeren van gebruikte injectiespuiten
Doe gebruikte injectienaalden in het speciale, prikvrije afvalvaatje en houd deze buiten het bereik en
zicht van kinderen.
Voer het speciale, prikvrije afvalvaatje af volgens de instructies van uw arts, verpleegkundige of
apotheker.
Doe gebruikte injectiespuiten nooit bij het normale huishoudelijke afval.
31

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
LITAK 2 mg/ml oplossing voor injectie

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke ml oplossing bevat 2 mg cladribine (-2-CdA). Elke injectieflacon bevat 10 mg cladribine in 5 ml
oplossing.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.


3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie.
Heldere en kleurloze oplossing.

4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties

LITAK is bedoeld voor de behandeling van haarcelleukemie.
4.2 Dosering en wijze van toediening

Behandeling met LITAK wordt voorgeschreven door een bevoegd arts die ervaring heeft met
chemotherapie bij kanker.
Dosering
De aanbevolen dosering voor haarcelleukemie bestaat uit één enkele kuur met LITAK, toegediend
middels een subcutane bolusinjectie in een dagelijkse dosis van 0,14 mg/kg lichaamsgewicht
gedurende 5 opeenvolgende dagen.
Afwijking van de hierboven vermelde dosering wordt niet aangeraden.
Ouderen
Er is weinig ervaring met toediening aan patiënten ouder dan 65 jaar. Oudere patiënten dienen na
individuele beoordeling te worden behandeld, waarbij nauwkeurige controle van de bloedwaarden en
nier- en leverfunctie noodzakelijk is. Het risico maakt beoordeling per geval noodzakelijk (zie
rubriek 4.4).
Nier-en leverinsufficiëntie
Er zijn geen gegevens over toediening van LITAK aan patiënten met nier- of leverinsufficiëntie.
LITAK is gecontraïndiceerd voor patiënten met matige tot ernstige nierinsufficiëntie (creatininegrens
50 ml/min) of met matige tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh score> 6) (zie rubriek 4.3, 4.4
en 5.2).
Pediatrische patiënten
LITAK is gecontraïndiceerd voor patiënten jonger dan 18 jaar (zie rubriek 4.3).


Zeer vaak: infecties* (bijv. longontsteking*, sepsis*)
aandoeningen
Neoplasmata, benigne, maligne
Vaak: tweede kwaadaardige tumoren*
en niet-gespecificeerd (inclusief Zelden: tumorlysissyndroom*
cysten en poliepen)
Bloed- en
Zeer vaak: pancytopenie/myelosuppressie*, neutropenie,
lymfestelselaandoeningen
trombocytopenie, anemie, lymfopenie
Soms: hemolytische anemie*
Zelden: hypereosinofilie
Zeer zelden: amyloïdose
Immuunsysteemaandoeningen
Zeer vaak: immunosuppressie*
Zelden: graft-versus-hostreactie*
Voedings- en
Zeer vaak: verminderde eetlust
stofwisselingsstoornissen
Soms: cachexie
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak: hoofdpijn, duizeligheid
Vaak: slapeloosheid, angst
Soms: slaperigheid, paresthesie, lethargie, polyneuropathie,
verwardheid, ataxie
Zelden: apoplexie, neurologische spraak- en slikstoornissen
Zeer zelden:
depressie, epileptische aanval
Oogaandoeningen
Soms: conjunctivitis
Zeer zelden: blefaritis
Hartaandoeningen
Vaak: tachycardie, hartgeruis, hypotensie, epistaxis,
myocardischemie*
Zelden: hartfalen, atriumfibrillatie, cardiale decompensatie
Bloedvataandoeningen
Zeer vaak: purpura
Vaak: petechiae, bloedingen
Soms: aderontsteking
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
Zeer vaak: abnormale ademhalingsgeluiden, abnormale
en mediastinumaandoeningen
thoraxgeluiden, hoesten
Vaak: kortademigheid, pulmonale interstitiële infiltraten, meestal
als gevolg van infectieuze etiologie, mucositis
Soms: faryngitis
Zeer zelden: longembolie
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak: misselijkheid, braken, obstipatie, diarree
Vaak: gastro-intestinale pijn, flatulentie
Zelden: ileus
Lever- en galaandoeningen
Vaak: omkeerbare, meestal lichte verhogingen van bilirubine en
transaminasen
Zelden: leverfalen
Zeer zelden: cholecystitis
Huid- en
Zeer vaak: huiduitslag, plaatselijk exantheem, diaforese
onderhuidaandoeningen
Vaak: pruritus, huidpijn, erytheem, urticaria
Zelden: stevens-johnsonsyndroom/lyellsyndroom
Skeletspierstelsel- en
Vaak: myalgie, gewrichtspijn, artritis, botpijn
bindweefselaandoeningen
Nier- en urinewegaandoeningen Zelden: nierfalen
Algemene aandoeningen en
Zeer vaak: reacties op de plaats van de injectie, koorts,
toedieningsplaatsstoornissen
vermoeidheid, rillingen, asthenie
Vaak: oedeem, malaise, pijn
* zie onderstaande beschrijving

FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen

Farmacotherapeutische categorie: purine-analogon, ATC-code: L01BB04
Cladribine is een purinenucleoside-analogon dat als antimetaboliet werkt. De enkele vervanging van
chloor door waterstof op positie 2 onderscheidt cladribine van zijn natuurlijke tegenhanger
2'-deoxyadenosine en maakt de molecule resistent tegen desaminering door adenosine-desaminase.
Werkingsmechanisme
Cladribine is een voorloper die na parenterale toediening snel door cellen wordt opgenomen en
intracellulair middels fosforylering wordt omgevormd tot het actieve nucleotide
2-chlorodeoxyadenosine-5'-trifosfaat (CdATP) door deoxycytidine kinase (dCK). Het actieve CdATP
stapelt zich hoofdzakelijk op in cellen met sterke dCK-activiteit en zwakke deoxynucleotidase-
activiteit, vooral in lymfocyten en in andere hematopoëtische cellen. De cytotoxiciteit van cladribine is
dosisafhankelijk. Niet-hematologisch weefsel lijkt niet te worden aangetast; wat de geringe incidentie
van niet-hematopoëtische toxiciteit van cladribine verklaart.
In tegenstelling tot andere nucleoside-analoga, is cladribine toxisch voor snel prolifererende cellen
evenals voor rustcellen. Er werd geen cytotoxisch effect van cladribine vastgesteld in cellijnen of vaste
tumoren. Het werkingsmechanisme van cladribine wordt toegeschreven aan de opname van CdATP in
DNA-strengen: de synthese van nieuw DNA in splitsende cellen wordt geblokkeerd en het DNA-
herstelmechanisme wordt afgeremd, wat resulteert in een opstapeling van DNA-strengbreuken en een
afname van de concentratie van NAD (nicotinamide adenine dinucleotide) en ATP, zelfs in rustcellen.
Bovendien remt CdATP ribonucleotide reductase, het enzym dat verantwoordelijk is voor de
omvorming van ribonucleotiden in desoxyribonucleotiden. Celdood treedt op door energietekort en
apoptose.
Klinische werkzaamheid
In het klinische onderzoek waarin LITAK subcutaan werd toegediend, werden 63 patiënten met
haarcelleukemie behandeld (33 nieuw gediagnosticeerde patiënten en 30 patiënten met recidiverende of
progressieve ziekte). Het totale responspercentage was 97% met langdurige remissie, waarbij 73% van
de patiënten na vier jaar follow-up nog steeds in volledige remissie was.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen

Absorptie
Cladribine vertoont na parenterale toediening een totale biologische beschikbaarheid; het gemiddelde
gebied onder de plasmaconcentratie versus tijdscurve (AUC) is vergelijkbaar na een continue of
intermitterende intraveneuze infusie van 2 uur en na subcutane injectie.

FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Natriumchloride
Natriumhydroxide (voor het stellen van de pH)
Zoutzuur (voor het stellen van de pH)
Water voor injecties
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid

LITAK mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
6.3 Houdbaarheid

4 jaar.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product direct na opening worden gebruikt, tenzij bij het
openen de kans op microbiologische besmetting wordt uitgesloten. Indien het product niet
onmiddellijk wordt gebruikt, is de gebruiker verantwoordelijk voor de bewaartijden en
-omstandigheden voorafgaand aan het gebruik.

HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
D-79576 Weil/Rhein
Duitsland

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/04/275/001
EU/1/04/275/002

9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 14/04/2004
Datum van laatste verlenging: 27/03/2009

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST


Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

BIJLAGE II

A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE


B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK


C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN


D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
D-79576 Weil/Rhein
Duitsland

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

De houder van de vergunning voor het in de handel brengen moet de Europese Commissie op de
hoogte brengen van zijn marketingplannen voor het bij dit besluit goedgekeurde geneesmiddel.

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Niet van toepassing.

BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER

A. ETIKETTERING

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
LITAK 2 mg/ml oplossing voor injectie
cladribine

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml oplossing bevat 2 mg cladribine
10 mg/5 ml

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat natriumchloride, natriumhydroxide (voor pH-instelling), zoutzuur (voor pH-instelling) en water
voor injecties

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
1 injectieflacon met 5 ml oplossing voor injectie

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Subcutaan gebruik
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Cytotoxisch. Speciale voorzorgsmaatregelen voor het gebruik (zie bijsluiter)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik

8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP


BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast
Niet in de vriezer bewaren

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

Al het ongebruikte product of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
D-79576 Weil/Rhein
Duitsland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/04/275/001

13. PARTIJNUMMER

Partij

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE

Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE

2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.


NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
LITAK 2 mg/ml oplossing voor injectie
cladribine

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml oplossing voor injectie bevat 2 mg cladribine
10 mg/5 ml

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat natriumchloride, natriumhydroxide (voor pH-instelling), zoutzuur (voor pH-instelling) en water
voor injecties

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
5 injectieflacons met elk 5 ml oplossing voor injectie

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Subcutaan gebruik
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Cytotoxisch. Speciale voorzorgsmaatregelen voor het gebruik (zie bijsluiter)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik

8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP


BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast
Niet in de vriezer bewaren

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

Al het ongebruikte product of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
D-79576 Weil/Rhein
Duitsland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/04/275/002

13. PARTIJNUMMER

Partij

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16. INFORMATIE IN BRAILLE

Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE

2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.


NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
LITAK 2 mg/ml oplossing voor injectie
cladribine
Subcutaan gebruik

2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Partij

5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
10 mg/5 ml

6.
OVERIGE
Cytotoxisch


B. BIJSLUITER


LITAK 2 mg/ml oplossing voor injectie
cladribine

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter:
1. Wat is LITAK en waarvoor wordt dit middel gebruikt
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie

1.
Wat is LITAK en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
LITAK bevat de werkzame stof cladribine. Het beïnvloedt de groei van maligne (kwaadaardige) witte
bloedcellen die een rol spelen bij haarcelleukemie. LITAK wordt gebruikt om deze ziekte te
behandelen.

2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6
-
U bent zwanger of u geeft borstvoeding
-
U bent jonger dan 18 jaar
-
U heeft matige tot ernstige stoornissen van nieren of lever
-
U gebruikt andere medicijnen die de aanmaak van bloedcellen in het beenmerg beïnvloeden
(myelosuppressie).

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
Vertel het uw arts of verpleegkundige op elk moment tijdens of na uw behandeling
onmiddellijk als
u:
last heeft van wazig of minder goed zien of dubbel zien, spraakproblemen, zwakte in een arm of been,
een verandering in de manier van lopen of evenwichtsproblemen, aanhoudende gevoelloosheid,
verminderd gevoel, geheugenverlies of verwardheid. Dit kunnen symptomen zijn van een
ernstige,
mogelijk dodelijke aandoening van de hersenen
die progressieve multifocale leuko-encefalopathie
(PML) heet.
Had u deze symptomen al voordat u met de behandeling met cladribine begon?
Vertel het uw arts
dan als er iets verandert in deze symptomen.
leverziekte of nierziekte
-
infecties
als u een infectie heeft, zal die worden behandeld voordat u start met het gebruiken van
LITAK
als u merkt dat u tijdens of na de behandeling met LITAK tekenen van infecties heeft
(zoals griepachtige symptomen of koorts), moet u uw arts hiervan direct op de hoogte
stellen.
-
koorts
Vóór en tijdens de behandeling met LITAK worden er regelmatig bloedonderzoeken uitgevoerd, om te
controleren of het veilig is om uw behandeling voort te zetten. Uw arts kan besluiten dat u
bloedtransfusies moet krijgen om uw aantallen bloedcellen te verbeteren. Bovendien wordt
gecontroleerd of uw lever en nieren goed werken.
Indien u het voornemen heeft vader te worden, dient u uw arts hiervan op de hoogte te brengen
voordat de behandeling met LITAK wordt gestart. Tijdens de behandeling met LITAK en tot
6 maanden daarna mag u geen kinderen verwekken. Uw arts kan u adviseren over de mogelijkheden
voor het invriezen en bewaren van sperma (cryoconservering).
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast LITAK nog andere geneesmiddelen of heeft u dat kort geleden gedaan? Vertel dat
dan uw arts. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen. Vertel het uw
arts in elk geval als u geneesmiddelen gebruikt die een van de volgende stoffen bevatten:
-
corticosteroïden, worden vaak gebruikt om infecties te behandelen
-
antivirale middelen, worden gebruikt om virusinfecties te behandelen
U mag LITAK niet gebruiken samen met andere geneesmiddelen die de aanmaak van bloedcellen in
het beenmerg beïnvloeden (myelosuppressie).
Zwangerschap en borstvoeding
U mag LITAK niet gebruiken als u zwanger bent. Tijdens de behandeling en gedurende ten minste zes
maanden nadat u de laatste dosis LITAK heeft gebruikt, dient u doeltreffende contraceptieve
voorzorgen te nemen. Als u tijdens uw behandeling zwanger wordt, moet u dit onmiddellijk aan uw
arts melden.
Tijdens uw behandeling met LITAK en ten minste gedurende zes maanden na uw laatste dosis LITAK
mag u geen borstvoeding geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
LITAK heeft een grote invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Als
u zich suf voelt, wat kan voorkomen als gevolg van een laag aantal rode bloedcellen door de
behandeling met LITAK, of duizelig bent, mag u geen voertuigen besturen en geen machines
bedienen.

3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw arts zaluw dosering berekenen op basis van uw lichaamsgewicht en zal het behandelingsschema
uitgebreid met u bespreken.De aanbevolen dagelijkse dosis is 0,14 mg per kg lichaamsgewicht
gedurende vijf opeenvolgende dagen (enkele behandelkuur).

Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vertel het uw arts onmiddellijk als bij u tijdens of na de behandelijk met LITAK één of meer van de
volgende verschijnselen optreden:
-
tekenen van infecties (zoals griepachtige verschijnselen)
-
koorts
Het opnieuw optreden van kwaadaardige aandoeningen (kanker) kan niet worden uitgesloten. Dit
betekent dat de kans dat u in de toekomst een kwaadaardige aandoening krijgt iets hoger is dan bij
gezonde mensen. Dit licht verhoogde risico kan een gevolg zijn van de haarcelleukemie, of van de
behandelingen die u hebt gehad om de ziekte te behandelen, waaronder de behandeling met LITAK.
De volgende bijwerkingen kunnen optreden:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 mensen)

Infecties.
Koorts.
Lage aantallen van bepaalde witte bloedcellen (neutrofielen en lymfocyten) en bloedplaatjes bij
bloedonderzoeken.
Lage aantallen rode bloedcellen, wat kan leiden tot bloedarmoede met verschijnselen als
vermoeidheid en sufheid.
Verminderde werking van het afweersysteem van uw lichaam.
Hoofdpijn, duizeligheid.
Abnormale ademhalingsgeluiden, abnormale borstgeluiden, hoesten.
Zich misselijk voelen, braken, verstopping en diarree.
Bultjes op de huid (huiduitslag), zwelling, roodheid en pijnlijke plekken rond de plaats van de
injectie, overmatig zweten. Huidreacties zijn meestal mild tot matig ernstig van aard en
verdwijnen over het algemeen binnen enkele dagen.
Vermoeidheid, koude rillingen, verminderde eetlust.
Zwakte.

Herhaald optreden van kwaadaardige aandoening (kanker).
Lage aantallen bloedplaatjes, wat kan leiden tot ongewone bloedingen (bijvoorbeeld
bloedneuzen of huidbloedingen).
Slapeloosheid, opgewondenheid.
Versnelde hartslag, abnormale hartgeluiden, lage bloeddruk, verminderde bloedtoevoer naar de
hartspier.
Kortademigheid, zwelling in het longweefsel als gevolg van infectie, ontsteking van mond en
tong.
Buikpijn en aanwezigheid van grote hoeveelheden gas in de maag of darmen, (meestal lichte)
verhogingen van de leverwaarden bij laboratoriumonderzoek (bilirubine, transaminases); deze
waarden keren na afloop van de behandeling terug tot normale niveaus.
Jeuk, jeukende bultjes (urticaria), roodheid en pijn van de huid.
Zwelling in weefsels (oedeem), zich niet goed voelen, pijn (spierpijn, gewrichtspijn en botpijn).

Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 100 mensen)
Bloedarmoede als gevolg van de vernietiging van rode bloedcellen.
Slaperigheid, verdoofd en tintelend gevoel van de huid, krachteloosheid, inactiviteit, stoornis
van de perifere zenuwen, verwardheid, verminderd coördinatievermogen van bewegingen.
Oogontsteking.
Zere keel.
Aderontsteking.
Ernstig gewichtsverlies.

Zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de 1.000 mensen)

Verminderde leverfunctie.
Verminderde nierfunctie.
Complicaties veroorzaakt door kankerbehandeling, als gevolg van de afbraak van kankercellen.
Afstotingsreacties op bloedtransfusies.
Verhoogd aantal van bepaalde witte bloedcellen (eosinofielen).
Beroerte.
Spraak- en slikstoornissen.
Hartfalen.
Abnormaal hartritme.
Onvermogen van het hart om de bloedcirculatie voldoende op gang te houden.
Verstopping van de darmen.
Ernstige allergische huidreactie (stevens-johnsonsyndroom of lyellsyndroom).

Zeer zelden voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij maximaal 1 op de
10.000 mensen)

Depressie, epileptische aanval.
Zwelling van het ooglid.
Bloedprop in de long.
Ontsteking van de galblaas.
Verminderde werking van organen als gevolg van grote hoeveelheden van een bepaalde stof die
door het lichaam wordt geproduceerd (een glycoproteïne).

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.

5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is cladribine. Elke ml oplossing bevat 2 mg cladribine. Elke
injectieflacon bevat 10 mg cladribine in 5 ml oplossing.
-
De andere stoffen in dit middel zijn natriumchloride, natriumhydroxide (voor het stellen van de
zuurgraad), zoutzuur (voor het stellen van de zuurgraad) en water voor injecties.

Hoe ziet LITAK eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
LITAK is verkrijgbaar in glazen injectieflacons met daarin 5 ml heldere, kleurloze oplossing voor injectie.
Verpakkingsgrootten van 1 of 5 injectieflacons. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de
handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
D-79576 Weil/Rhein
Duitsland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de houder van de vergunning
voor het in de handel brengen.
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in

Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.

INFORMATIE OVER HOE LITAK WORDT GEÏNJECTEERD

Dit hoofdstuk bevat informatie over hoe een injectie met LITAK wordt gegeven. Het is belangrijk dat
u niet probeert uzelf te injecteren als u hierover geen instructies heeft gekregen van uw arts of
verpleegkundige. U arts zal u vertellen hoeveel LITAK u nodig heeft, en hoe vaak en wanneer u uzelf
moet injecteren. LITAK moet worden ingespoten in het weefsel vlak onder de huid (subcutane
injectie). Als u nog vragen heeft over het geven van de injectie, kunt u uw arts of verpleegkundige
raadplegen.
één injectieflacon LITAK (of twee injectieflacons, als u meer dan 5 ml moet inspuiten).
Gebruik geen beschadigde injectieflacons en injectieflacons waarvan de inhoud niet helder is of
deeltjes bevat.
-
een steriele injectiespuit (bijvoorbeeld 10 ml LUER injectiespuit),
-
een steriele injectienaald (bijvoorbeeld 0,5 x 19 mm, 25 G x ¾'),
-
alcoholdoekjes,
-
een speciaal, prikbestendig afvalvaatje voor het veilig afvoeren van de gebruikte injectiespuit en
­naald.

Wat moet ik doen voordat ik mijzelf een subcutane injectie LITAK geef?

1.
Alvorens de injectie te geven LITAK tot kamertemperatuur laten opwarmen.
2.
Was uw handen grondig.
3.
Ga op een comfortabele, goed verlichte plaats zitten en leg alles wat u nodig heeft binnen
handbereik.

Hoe bereid ik de injectie?

Voordat u LITAK injecteert, moet u het volgende doen:
1.
Verwijder de rode beschermende dop van de injectieflacon LITAK. De rubberen stop van de
injectieflacon mag niet worden verwijderd. Reinig de rubberen stop van de injectieflacon met
een alcoholdoekje. Neem de injectiespuit uit de verpakking zonder de punt van de spuit aan te
raken. Neem de injectienaald uit de verpakking en zet deze stevig op de punt van de spuit.
Verwijder de naaldbeschermer zonder de naald aan te raken.
2.
Duw de naald door de rubberen stop van de injectieflacon en draai de injectieflacon en de spuit
ondersteboven. Controleer dat de punt van de naald in de vloeistof zit.
3.
Trek de juiste hoeveelheid LITAK in de spuit door de zuiger omlaag te trekken (uw arts geeft
aan hoeveel ml LITAK u moet injecteren).
4.
Trek de naald uit de injectieflacon.
5.
Zorg dat er geen lucht in de spuit zit: steek de naald omhoog en duw de lucht uit de spuit.
6.
Controleer dat u de juiste hoeveelheid heeft.
7.
Direct injecteren.

De meest geschikte plaatsen om uzelf te
injecteren worden hier weergegeven: de
bovenkant van uw dijen en de buik, behalve het
gebied rondom de navel. Indien iemand anders
u injecteert, kunnen ook het gebied aan de
buitenkant van de bovenarmen en de billen
worden gebruikt.

Hoe geef ik mijzelf de injectie?

1. Desinfecteer uw huid met een alcoholdoekje,
wacht tot het gebied droog is en pak de huid
tussen uw duim en wijsvinger, zonder hard te
knijpen.
2. Duw de naald helemaal in de huid onder een
hoek van ongeveer 45°, zoals getoond in de
afbeelding.

3.
Trek de zuiger iets omhoog om te controleren dat er geen bloedvat is aangeprikt. Als er bloed in
de spuit zit, trekt u de naald uit uw lichaam en injecteert u zichzelf op een andere plaats.
4.
Neem ongeveer een minuut de tijd om de vloeistof langzaam en gelijkmatig te injecteren, houd
de huid daarbij altijd vast.
5.
Trek de naald uit uw lichaam wanneer alle vloeistof is geïnjecteerd.
6.
Doe de gebruikte injectiespuit in het speciale, prikvrije afvalvaatje voor injectienaalden.
Gebruik een nieuwe spuit en injectienaald voor elke injectie. De injectieflacons zijn bedoeld
voor eenmalig gebruik. Lever na gebruik eventuele restanten voor correcte afvalverwerking in
bij uw arts of apotheker.

Afvoeren van gebruikte injectiespuiten

Doe gebruikte injectienaalden in het speciale, prikvrije afvalvaatje en houd deze buiten het bereik en
zicht van kinderen.
Voer het speciale, prikvrije afvalvaatje af volgens de instructies van uw arts, verpleegkundige of
apotheker.
Doe gebruikte injectiespuiten nooit bij het normale huishoudelijke afval.

Heb je dit medicijn gebruikt? Litak 2 mg/ml te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Litak 2 mg/ml te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Litak 2 mg/ml

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG