Lucentis 10 mg/ml

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén ml bevat 10 mg ranibizumab*. Elke injectieflacon bevat 2,3 mg ranibizumab in 0,23 ml oplossing.
Dit levert een bruikbare hoeveelheid om aan volwassen patiënten een enkele dosis toe te dienen van
0,05 ml die 0,5 mg ranibizumab bevat en aan premature baby’s een enkele dosis van 0,02 ml die
0,2 mg ranibizumab bevat.
*Ranibizumab is een gehumaniseerd monoklonaal antilichaamfragment dat met behulp van
recombinant DNA-technologie in
Escherichia coli-cellen
wordt geproduceerd.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie.
Heldere, kleurloze tot lichtgele waterige oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Lucentis is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen voor:
de behandeling van neovasculaire (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van diabetisch macula-oedeem (DME)
de behandeling van proliferatieve diabetische retinopathie (PDR)
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan retinale
veneuze occlusie (retinale veneuze takocclusie (BRVO) of retinale veneuze stamocclusie
(CRVO = centrale retinale veneuze occlusie))
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van choroïdale neovascularisatie (CNV)
Lucentis is geïndiceerd voor gebruik bij premature baby’s voor:
de behandeling van prematuren-retinopathie (retinopathy of prematurity, ROP) met zone I
(stadium 1+, 2+, 3 of 3+), zone II (stadium 3+) of AP-ROP (agressieve posterieure ROP) ziekte.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Lucentis moet worden toegediend door een bevoegde oogarts die ervaring heeft met intravitreale
injecties.
Dosering
Volwassenen
De aanbevolen dosis voor Lucentis bij volwassenen is 0,5 mg, toegediend als enkelvoudige
intravitreale injectie. Dit komt overeen met een injectievolume van 0,05 ml. Het interval tussen twee
doses in hetzelfde oog dient ten minste vier weken te zijn.
2
De behandeling bij volwassenen wordt gestart met één injectie per maand totdat maximale
gezichtsscherpte is bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn, dat wil zeggen geen
verandering in de gezichtsscherpte en in andere verschijnselen en klachten van de aandoening bij
voortgezette behandeling. Bij patiënten met natte LMD, DME, PDR en RVO kunnen initieel drie of
meer opeenvolgende, maandelijkse injecties nodig zijn.
Daarna moeten de intervallen voor controle en behandeling worden bepaald door de arts op basis van
de ziekteactiviteit, zoals bepaald door gezichtsscherpte en/of anatomische parameters.
Als volgens de arts uit visuele en anatomische parameters blijkt dat de patiënt geen voordeel heeft van
voortgezette behandeling, dan moet Lucentis gestaakt worden.
Controle op ziekteactiviteit kan bestaan uit klinisch onderzoek, functionele testen of
beeldvormingstechnieken (bijvoorbeeld optische coherentietomografie of fluorescentieangiografie).
Indien patiënten volgens een “treat-and-extend” regime worden behandeld, kunnen de
behandelingsintervallen stapsgewijs worden verlengd op het moment dat maximale gezichtsscherpte is
bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn, totdat verschijnselen van ziekteactiviteit
of visusverslechtering zich weer voordoen. Het behandelingsinterval dient met niet meer dan twee
weken per keer te worden verlengd bij natte LMD en kan met maximaal één maand per keer worden
verlengd bij DME. Bij PDR en RVO kunnen behandelingsintervallen ook geleidelijk aan worden
verlengd. Er zijn echter onvoldoende gegevens om conclusies te trekken over de duur van deze
intervallen. Als de ziekteactiviteit terugkeert, dient het behandelingsinterval overeenkomstig te worden
ingekort.
De behandeling van visusverslechtering als gevolg van CNV moet individueel per patiënt bepaald
worden gebaseerd op de ziekteactiviteit. Sommige patiënten hebben slechts één injectie nodig
gedurende de eerste 12 maanden; andere patiënten kunnen frequentere behandeling nodig hebben,
waaronder een maandelijkse injectie. Bij CNV secundair aan pathologische myopie (PM) hebben veel
patiënten slechts één of twee injecties nodig tijdens het eerste jaar (zie rubriek 5.1).
Lucentis en laserfotocoagulatie bij DME en bij macula-oedeem secundair aan BRVO
Er is enige ervaring met de gelijktijdige toediening van Lucentis met laserfotocoagulatie (zie rubriek
5.1). Wanneer ze op dezelfde dag worden gegeven, dient Lucentis ten minste 30 minuten na
laserfotocoagulatie te worden toegediend. Lucentis kan worden toegediend aan patiënten die eerder
laserfotocoagulatie hebben gekregen.
Lucentis en fotodynamische therapie met verteporfine bij CNV secundair aan PM
Er is geen ervaring met gelijktijdige toediening van Lucentis en verteporfine.
Premature baby’s
De aanbevolen dosis voor Lucentis bij premature baby’s is 0,2 mg, toegediend als een intravitreale
injectie. Dit komt overeen met een injectievolume van 0,02 ml. Bij premature baby’s wordt de
behandeling van ROP gestart met één injectie per oog en kan op dezelfde dag bilateraal worden
gegeven.
In totaal kunnen maximaal drie injecties per oog worden toegediend binnen zes maanden na
aanvang van de behandeling als er tekenen van ziekteactiviteit zijn. De meeste patiënten (78%) in de
klinische studie ontvingen één injectie per oog. De toediening van meer dan drie injecties per oog is
niet onderzocht. Het interval tussen twee doses die in hetzelfde oog worden geïnjecteerd, moet
minimaal vier weken zijn.
Speciale populaties
Leverinsufficiëntie
Lucentis is niet onderzocht bij patiënten met leverinsufficiëntie. Er zijn echter geen bijzondere
maatregelen vereist voor deze populatie.
Nierinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 5.2).
3
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing vereist voor ouderen. De ervaring bij patiënten ouder dan 75 jaar met DME
is beperkt.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar voor
andere indicaties dan prematuren-retinopathie zijn niet vastgesteld. Beschikbare gegevens bij
adolescente patiënten in de leeftijd van 12 tot 17 jaar met visusverslechtering als gevolg van CNV zijn
beschreven in rubriek 5.1, maar er kan geen dosering worden aanbevolen.
Wijze van toediening
Injectieflacon voor eenmalig gebruik en uitsluitend voor intravitreaal gebruik.
Aangezien het volume in de injectieflacon (0,23 ml) groter is dan de aanbevolen dosis (0,05 ml voor
volwassenen en 0,02 ml voor premature baby’s), moet een deel van het volume in de injectieflacon
worden verwijderd vóór toediening.
Lucentis moet vóór toediening worden gecontroleerd op stofdeeltjes en verkleuring.
Voor informatie over de bereiding van Lucentis, zie rubriek 6.6.
De injectieprocedure moet worden uitgevoerd onder aseptische omstandigheden: dit impliceert een
chirurgische desinfectie van de handen, het gebruik van steriele handschoenen, een steriel laken en een
steriel ooglid-speculum (of equivalent) en de beschikbaarheid van steriele paracentese (indien nodig).
De medische voorgeschiedenis van de patiënt voor overgevoeligheidsreacties moet zorgvuldig worden
geëvalueerd voordat de intravitreale procedure wordt uitgevoerd (zie rubriek 4.4). In overeenstemming
met de lokale praktijk moeten geschikte anesthesie en een topisch breed-spectrum microbicide, om de
perioculaire huid, het ooglid en het oculaire oppervlak te desinfecteren, worden toegediend
voorafgaand aan de injectie.
Volwassenen
Bij volwassenen moet de injectienaald worden ingebracht in de vitreale holte 3,5-4,0 mm achter de
limbus, waarbij de horizontale meridiaan moet worden vermeden en de naald moet worden gericht op
het midden van de oogbol. Het injectievolume van 0,05 ml wordt vervolgens ingebracht. Voor de
volgende injecties wordt een andere sclerale plaats gebruikt.
Pediatrische patiënten
Voor de behandeling van premature baby’s moet de kleinvolume-injectiespuit met hoge
nauwkeurigheid worden gebruikt, die samen met een injectienaald (30G x½″) wordt meegeleverd in
de VISISURE-set (zie ook rubriek 6.6).
Bij premature baby’s moet de injectienaald in het oog worden ingebracht 1,0 tot 2,0 mm achter de
limbus, waarbij de naald naar de oogzenuw gericht wordt. Vervolgens wordt het injectievolume van
0,02 ml geïnjecteerd.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met actieve of vermoedelijke oculaire of perioculaire infecties.
Patiënten met actieve ernstige intraoculaire ontsteking.
4
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Reacties gerelateerd aan de intravitreale injectie
Intravitreale injecties, waaronder die met Lucentis, werden geassocieerd met endoftalmitis,
intraoculaire ontsteking, regmatogene retinale loslating, retinale scheur en iatrogene traumatische
cataract (zie rubriek 4.8). Wanneer Lucentis wordt toegediend, moeten altijd geschikte aseptische
injectietechnieken worden gebruikt. Daarnaast moeten patiënten worden gecontroleerd in de week die
volgt op de injectie om een vroegtijdige behandeling mogelijk te maken in het geval dat een infectie
optreedt. Aan patiënten moet worden uitgelegd dat zij alle symptomen die op endoftalmitis lijken en
elk van de hierboven genoemde reacties zonder uitstel moeten melden.
Toenames in intraoculaire druk
Bij volwassenen zijn tijdelijke toenames in intraoculaire druk (IOD) waargenomen binnen 60 minuten
na de injectie van Lucentis. Blijvende IOP toenames zijn ook geïdentificeerd (zie rubriek 4.8). Zowel
de intraoculaire druk als de perfusie van de oogzenuwkop moeten worden gecontroleerd en op een
geschikte manier onder controle worden gehouden.
Patiënten moeten worden geïnformeerd over de symptomen van deze potentiële bijwerkingen. Tevens
dienen zij te worden geïnstrueerd dat zij hun arts waarschuwen als zij klachten ontwikkelen, zoals
oogpijn of toegenomen ongemak, verergering van de roodheid van het oog, wazig of verminderd zicht,
een toegenomen aantal kleine deeltjes in hun zicht, of verhoogde gevoeligheid voor licht (zie
rubriek 4.8).
Bilaterale behandeling
Beperkte gegevens over het bilaterale gebruik van Lucentis (waaronder toediening op dezelfde dag)
wijzen niet op een verhoogd risico op systemische bijwerkingen vergeleken met unilaterale
behandeling.
Immunogeniciteit
Er is een mogelijkheid op immunogeniciteit met Lucentis. Aangezien een verhoogde systemische
blootstelling mogelijk is bij personen met DME, kan een verhoogd risico op de ontwikkeling van
overgevoeligheid bij deze patiëntenpopulatie niet worden uitgesloten. Patiënten moeten ook worden
geïnstrueerd om te melden zodra een intraoculaire ontsteking toeneemt in ernst. Dit kan een klinisch
signaal zijn, dat is toe te schrijven aan intraoculaire antilichaamvorming.
Gelijktijdig gebruik van andere anti-VEGF (vasculaire endotheliale groeifactor) middelen
Lucentis mag niet tegelijk met andere anti-VEGF geneesmiddelen worden toegediend (systemisch of
oculair).
5
Onthouding van Lucentis bij volwassenen
De dosis mag niet worden gegeven en de behandeling mag niet eerder dan de volgende ingeplande
behandeling worden hervat, in het geval van:
een afname in de best gecorrigeerde gezichtsscherpte (BCVA) van ≥30 letters vergeleken met
de laatste beoordeling van de gezichtsscherpte;
een intraoculaire druk van ≥30 mmHg;
een retinale breuk;
een subretinale bloeding betreffende het centrum van de fovea, of als de grootte van de bloeding
≥50% van de totale laesie-oppervlakte is;
een uitgevoerde of geplande intraoculaire chirurgie in de afgelopen of komende 28 dagen.
Retinale pigmentepitheelscheur
Tot de risicofactoren, geassocieerd met de ontwikkeling van een retinale pigmentepitheelscheur na
anti-VEGF-behandeling voor natte LMD en mogelijk ook andere vormen van CNV, behoren een
uitgebreide en/of hoge loslating van het retinale pigmentepitheel. Wanneer behandeling met
ranibizumab wordt gestart, is voorzichtigheid geboden bij patiënten met deze risicofactoren voor
retinale pigmentepitheelscheuren.
Regmatogene retinale loslating of maculaire gaten bij volwassenen
De behandeling moet worden stopgezet bij patiënten met een regmatogene retinale loslating of met
stadium 3 of 4 maculaire gaten.
Pediatrische patiënten
De waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen voor volwassenen zijn ook van toepassing op premature
baby’s met ROP. De langetermijnveiligheid bij premature baby’s met ROP werd gedurende 2 jaar
onderzocht in de RAINBOW-extensiestudie waarin geen nieuwe veiligheidssignalen werden
aangetoond. Het veiligheidsprofiel bij premature baby’s is niet vastgesteld na 2 jaar.
Populaties met beperkte gegevens
Er is slechts beperkte ervaring met de behandeling van personen met DME als gevolg van type I
diabetes. Lucentis is niet onderzocht bij patiënten die eerder intravitreale injecties hebben gekregen,
bij patiënten met actieve systemische infecties, of bij patiënten met gelijktijdig optredende
oogaandoeningen zoals retinale loslating of maculair gat. Er is beperkte ervaring met de behandeling
met Lucentis bij diabetespatiënten met een HbA1c hoger dan 108 mmol/mol (12%) en geen ervaring
bij patiënten met ongecontroleerde hypertensie. De arts moet rekening houden met dit gebrek aan
informatie bij de behandeling van dergelijke patiënten.
Er zijn onvoldoende gegevens om conclusies te trekken over het effect van Lucentis bij patiënten met
RVO met irreversibel ischemisch verlies van het gezichtsvermogen.
Er zijn beperkte gegevens beschikbaar van patiënten met PM over het effect van Lucentis bij patiënten
die eerder zonder succes verteporfine fotodynamische therapie (vPDT) hebben ondergaan. Hoewel er
een consistent effect werd waargenomen bij proefpersonen met subfoveale en juxtafoveale laesies, zijn
er daarnaast onvoldoende gegevens beschikbaar om een conclusie te kunnen trekken over het effect
van Lucentis bij patiënten met PM die extrafoveale laesies hebben.
6
Systemische reacties na intravitreaal gebruik
Systemische bijwerkingen waaronder niet-oculaire bloedingen en arteriële trombo-embolische reacties
zijn gemeld na intravitreale injectie met VEGF-remmers.
Er zijn beperkte gegevens over de veiligheid in de behandeling van patiënten met DME, macula-
oedeem als gevolg van RVO en CNV secundair aan PM die een voorgeschiedenis van een beroerte of
een voorbijgaande ischemische aanval (TIA) hebben. Voorzichtigheid is geboden wanneer zulke
patiënten worden behandeld (zie rubriek 4.8).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen formeel onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Voor het adjuvante gebruik van verteporfine fotodynamische therapie (PDT) en Lucentis bij natte
LMD en PM, zie rubriek 5.1.
Voor adjuvant gebruik van laserfotocoagulatie en Lucentis bij DME en BRVO, zie rubrieken 4.2 en
5.1.
In klinische studies naar de behandeling van visusverslechtering als gevolg van DME werd, bij
patiënten die werden behandeld met Lucentis, het resultaat met betrekking tot de gezichtsscherpte of
de centrale retina dikte niet beïnvloed door gelijktijdige behandeling met thiazolidinedionen.
Pediatrische patiënten
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vruchtbare vrouwen/anticonceptie voor vrouwen
Vrouwen die zwanger kunnen worden, zouden effectieve anticonceptie moeten gebruiken tijdens de
behandeling.
Zwangerschap
Voor ranibizumab zijn er geen klinische gegevens over blootgestelde zwangerschappen beschikbaar.
De resultaten van onderzoeken bij cynomolgus-apen duiden niet op directe of indirecte schadelijke
effecten wat betreft zwangerschap of de embryonale/foetale ontwikkeling (zie rubriek 5.3). De
systemische blootstelling aan ranibizumab na oculaire toediening is laag, maar als gevolg van het
werkingsmechanisme moet ranibizumab worden beschouwd als potentieel teratogeen en embryo-
/foetotoxisch. Daarom mag ranibizumab niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap, tenzij het
verwachte voordeel opweegt tegen het potentiële risico voor de foetus. Voor vrouwen die zwanger
willen worden en zijn behandeld met ranibizumab wordt aangeraden om na de laatste dosis
ranibizumab ten minste 3 maanden te wachten om zwanger te raken.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Lucentis in de moedermelk wordt uitgescheiden. Het wordt niet aanbevolen om
borstvoeding te geven tijdens het gebruik van Lucentis.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens beschikbaar over vruchtbaarheid.
7
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
De behandelprocedure kan tijdelijke visuele stoornissen veroorzaken, die de rijvaardigheid en het
vermogen om machines te bedienen kunnen beïnvloeden (zie rubriek 4.8). Patiënten die deze
symptomen ervaren, mogen niet autorijden en geen machines bedienen totdat deze tijdelijke visuele
stoornissen zijn afgenomen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Het merendeel van de bijwerkingen die gemeld zijn na de toediening van Lucentis zijn gerelateerd aan
de intravitreale injectieprocedure.
De meest frequent gemelde oculaire bijwerkingen na de injectie van Lucentis zijn: oogpijn, oculaire
hyperaemia, verhoogde intraoculaire druk, vitritis, loslating van het glasvocht, retinale bloeding,
visuele stoornissen, mouches volantes, conjunctivale bloeding, oogirritatie, gevoel van vreemde
deeltjes in de ogen, toegenomen tranenvloed, blefaritis, droog oog en pruritus van het oog.
De meest frequent gemelde niet-oculaire bijwerkingen zijn hoofdpijn, nasofaryngitis en artralgie.
Minder frequent gemelde, maar ernstigere, bijwerkingen omvatten endoftalmitis, blindheid, retinale
loslating, retinale scheur en iatrogene traumatische cataract (zie rubriek 4.4).
De bijwerkingen die voorkwamen na toediening van Lucentis in klinische studies zijn weergegeven in
de onderstaande tabel.
Tabellijst van bijwerkingen
#
De bijwerkingen zijn gerangschikt volgens systeem/orgaanklasse en frequentie waarbij de volgende
conventie is gebruikt: zeer vaak (1/10), vaak (1/100, <1/10), soms (1/1.000, <1/100), zelden
(1/10.000, <1/1.000), zeer zelden (<1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende
ernst.
Infecties en parasitaire aandoeningen
Zeer vaak
Nasofaryngitis
Vaak
Urineweginfectie*
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak
Anemie
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak
Psychische stoornissen
Vaak
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Overgevoeligheid
Angst
Hoofdpijn
8
Oogaandoeningen
Zeer vaak
Vaak
Soms
Vitritis, loslating van het glasvocht, retinale bloeding, visuele
stoornissen, oogpijn, mouches volantes, conjunctivale
bloeding, oogirritatie, gevoel van vreemde deeltjes in de ogen,
toegenomen tranenvloed, blefaritis, droog oog, oculaire
hyperaemia, pruritus van het oog.
Retinale degeneratie, retinale stoornissen, retinale loslating,
retinale scheur, loslating van het retinale pigmentepitheel,
retinale pigmentepitheel scheur, verminderde gezichtsscherpte,
glasvochtbloeding, afwijkingen van het glasvocht, uveitis,
iritis, iridocyclitis, cataract, cataract subcapsulair, posterieure
capsulaire opacificatie, keratitis punctata, abrasie van de
cornea, verschijnselen van ontsteking in de voorste kamer,
wazig zien, bloedingen op de injectieplaats, oogbloeding,
conjunctivitis, allergische conjunctivitis, oogafscheiding,
fotopsie, fotofobie, oculair ongemak, ooglidoedeem,
ooglidpijn, conjunctivale hyperaemia.
Blindheid, endoftalmitis, hypopyon, hyphaema, keratopathie,
adhesie van de iris, cornea-neerslag, cornea-oedeem, cornea
striae, pijn op de injectieplaats, irritatie op de injectieplaats,
abnormaal gevoel in het oog, ooglidirritatie.
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak
Hoesten
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
Misselijkheid
Allergische reacties (rash, urticaria, pruritus, erytheem)
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Zeer vaak
Artralgie
Onderzoeken
Zeer vaak
Verhoogde intraoculaire druk
#
Bijwerkingen zijn gedefinieerd als bijwerkingen (bij ten minste 0,5 procentpunten van de
patiënten) die met een hoger percentage (minstens 2 procentpunten) voorkwamen bij patiënten die
met 0,5 mg Lucentis behandeld werden dan bij diegene die een controlebehandeling ondergingen
(sham-behandeling (schijnbehandeling) of verteporfine PDT).
* alleen waargenomen in de DME-populatie
Productklasse-gerelateerde bijwerkingen
In de fase-III-onderzoeken in natte LMD was de totale frequentie van niet-oculaire bloedingen, een
bijwerking die mogelijk gerelateerd is aan systemische VEGF (vasculaire endotheliale groeifactor)
inhibitie, licht verhoogd bij patiënten behandeld met ranibizumab. Er was echter geen overeenkomend
patroon bij de verschillende bloedingen. Er is een theoretisch risico van arteriële trombo-embolische
reacties, waaronder beroerte en myocardinfarct, na het intravitreaal gebruik van VEGF-remmers. Er
was een lage incidentie van arteriële trombo-embolische reacties tijdens de klinische onderzoeken met
Lucentis bij patiënten met LMD, DME, PDR, RVO en CNV en er waren geen belangrijke verschillen
tussen de groepen behandeld met ranibizumab in vergelijking met de controlegroep.
9
Pediatrische patiënten
De veiligheid van Lucentis 0,2 mg werd onderzocht in een klinisch onderzoek van 6 maanden
(RAINBOW), waarbij 73 premature baby’s met ROP behandeld werden met 0,2 mg ranibizumab (zie
rubriek 5.1). Oculaire bijwerkingen die gemeld werden bij meer dan één patiënt die werd behandeld
met 0,2 mg ranibizumab waren retinale bloeding en conjunctivale bloeding. Niet-oculaire
bijwerkingen die gemeld werden bij meer dan één patiënt behandeld met ranibizumab 0,2 mg waren
nasofaryngitis, anemie, hoest, urineweginfectie en allergische reacties. Bijwerkingen vastgesteld voor
volwassen indicaties worden van toepassing geacht op premature baby’s met ROP, hoewel niet al deze
bewerkingen werden waargenomen in de RAINBOW-studie. De langetermijnveiligheid bij premature
baby’s met ROP werd gedurende 2 jaar onderzocht in de RAINBOW-extensiestudie waarin geen
nieuwe veiligheidssignalen werden aangetoond. Het veiligheidsprofiel bij premature baby’s is niet
vastgesteld na 2 jaar.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Gevallen van onopzettelijke overdosering zijn gemeld in de klinische onderzoeken in natte LMD en na
het op de markt brengen. Bijwerkingen geassocieerd met deze gevallen waren toename van de
intraoculaire druk, voorbijgaande blindheid, verminderde gezichtsscherpte, cornea-oedeem, corneapijn
en oogpijn. Als een overdosering optreedt, moet de intraoculaire druk worden gecontroleerd en
behandeld, indien de aanwezige oogarts dit noodzakelijk acht.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Ophthalmologica, antineovascularisatie middelen, ATC-code:
S01LA04
Werkingsmechanisme
Ranibizumab is een gehumaniseerd recombinant monoklonaal antilichaamfragment dat zich richt op
de menselijke vasculaire endotheliale groeifactor A (VEGF-A). Het bindt met een hoge affiniteit aan
de VEGF-A isovormen (bijvoorbeeld VEGF
110
, VEGF
121
en VEGF
165
), en voorkomt daardoor dat
VEGF-A zich bindt aan de receptoren VEGFR-1 en VEGFR-2. De binding van VEGF-A aan zijn
receptoren leidt zowel tot endotheliale celproliferatie en neovascularisatie als tot vasculaire lekkage,
waarvan wordt gedacht dat ze allemaal bijdragen aan de progressie van de neovasculaire vorm van
leeftijdsgebonden maculadegeneratie, pathologische myopie en CNV of aan visusverslechtering,
veroorzaakt door diabetisch macula-oedeem of macula-oedeem secundair aan RVO bij volwassenen
en prematuren-retinopathie bij premature baby’s.
10
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Behandeling van natte LMD
Bij natte LMD zijn de klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bestudeerd in drie
gerandomiseerde, dubbelblinde, 24 maanden durende sham of actief gecontroleerde onderzoeken bij
patiënten met neovasculaire LMD. In totaal hebben 1.323 patiënten (879 actieve en 444 controle)
deelgenomen aan deze onderzoeken.
In onderzoek FVF2598g (MARINA) werden 716 patiënten met minimaal klassieke of occulte zonder
klassieke laesies gerandomiseerd in een 1:1:1 verhouding om maandelijks injecties van 0,3 mg
Lucentis, 0,5 mg Lucentis of sham te ontvangen.
In onderzoek FVF2587g (ANCHOR) werden 423 patiënten met hoofdzakelijk klassieke CNV laesies
gerandomiseerd in een 1:1:1 verhouding om maandelijks 0,3 mg Lucentis, maandelijks 0,5 mg
Lucentis of verteporfine PDT (op baseline en iedere 3 maanden daarna indien de fluoresceïne
angiografie een persistentie of heroptreden van vasculaire lekkage liet zien) te ontvangen.
De belangrijkste resultaten zijn samengevat in Tabel 1 en Figuur 1.
Tabel 1
Resultaten op maand 12 en maand 24 in onderzoek FVF2598g (MARINA) en
FVF2587g (ANCHOR)
FVF2598g (MARINA)
Sham
Lucentis
(n=238)
0,5 mg
(n=240)
62%
95%
53%
90%
FVF2587g (ANCHOR)
Verteporfine
Lucentis
PDT (n=143)
0,5 mg
(n=140)
64%
96%
66%
90%
Eindpunt
Maand
Verlies van <15 letters in
gezichtsscherpte (%)
a
(behoud van
gezichtsvermogen,
primair eindpunt)
Winst van ≥15 letters in
gezichtsscherpte (%)
a
Gemiddelde verandering
in gezichtsscherpte
(letters) (SE)
a
a
Maand 12
Maand 24
Maand 12
Maand 24
Maand 12
Maand 24
5%
4%
-10,5 (16,6)
-14,9 (18,7)
34%
33%
+7,2 (14,4)
+6,6 (16,5)
6%
6%
-9,5 (16,4)
-9,8 (17,6)
40%
41%
+11,3
(14,6)
+10,7
(16,5)
p<0,01
11
Afbeelding 1
Gemiddelde verandering in gezichtsscherpte ten opzichte van de
uitgangswaarde tot maand 24 in onderzoek FVF2598g (MARINA) en
onderzoek FVF2587g (ANCHOR)
De resultaten van beide onderzoeken lieten zien dat voortzetting van de ranibizumab-behandeling ook
gunstig zou kunnen zijn bij patiënten die ≥15 letters van de best gecorrigeerde gezichtsscherpte
(BCVA) verloren tijdens het eerste jaar van de behandeling.
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de visusfunctie werden
waargenomen in zowel het MARINA- als het ANCHOR-onderzoek met de ranibizumab-behandeling
ten opzichte van de controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25.
In onderzoek FVF3192g (PIER) werden 184 patiënten met alle vormen van neovasculaire LMD
gerandomiseerd in een 1:1:1 verhouding om 0,3 mg Lucentis, 0,5 mg Lucentis of sham-injecties één
keer per maand voor drie opeenvolgende doseringen te ontvangen, gevolgd door één dosering per drie
maanden. Vanaf maand 14 van het onderzoek mochten sham-behandelde patiënten ranibizumab
krijgen en vanaf maand 19 was er de mogelijkheid om de behandelingen frequenter te ondergaan.
Patiënten behandeld met Lucentis in PIER ontvingen gemiddeld 10 volledige behandelingen.
12
Na een eerste toename in gezichtsscherpte (volgend op de maandelijkse dosering), nam de
gezichtsscherpte van de patiënten gemiddeld af bij toediening eens per kwartaal, terugkerend naar de
uitgangswaarde op maand 12; dit effect bleef bij de meeste met ranibizumab behandelde patiënten
(82%) gehandhaafd na 24 maanden. Beperkte gegevens van sham-behandelde patiënten die later
ranibizumab kregen, suggereerden dat een vroegtijdige start van de behandeling geassocieerd zou
kunnen zijn met betere handhaving van de gezichtsscherpte.
Gegevens van twee onderzoeken (MONT BLANC, BPD952A2308 en DENALI, BPD952A2309) die
uitgevoerd werden na de goedkeuring, bevestigden de werkzaamheid van Lucentis, maar lieten geen
bijkomend effect zien van de gecombineerde toediening van verteporfine (Visudyne PDT) en Lucentis
in vergelijking met Lucentis monotherapie.
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van CNV secundair aan PM
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met visusverslechtering als gevolg
van CNV bij PM zijn onderzocht op basis van de gegevens over 12 maanden van de dubbelblinde,
gecontroleerde registratiestudie F2301 (RADIANCE). In dit onderzoek werden 277 patiënten
gerandomiseerd in een 2:2:1 verhouding naar één van de volgende armen:
Groep I (ranibizumab 0,5 mg, doseerschema op basis van stabiliteitscriteria gedefinieerd als
geen verandering van BCVA ten opzichte van de twee voorgaande maandelijkse
beoordelingen).
Groep II (ranibizumab 0,5 mg, doseerschema op basis van ziekteactiviteitscriteria gedefinieerd
als visusverslechtering die toe te schrijven is aan intra- of subretinaal vocht of actieve lekkage
als gevolg van de CNV-laesie, zoals beoordeeld met OCT en/of FAG).
Groep III (vPDT - patiënten mochten behandeling met ranibizumab ontvangen vanaf maand 3).
Tijdens de onderzoeksperiode van 12 maanden had in Groep II, dat is de groep met de aanbevolen
dosering (zie rubriek 4.2), 50,9% van de patiënten 1 of 2 injecties nodig, 34,5% had 3 tot 5 injecties
nodig en 14,7% had 6 tot 12 injecties nodig. 62,9% van de patiënten in Groep II had geen injecties
nodig tijdens de laatste 6 maanden van het onderzoek.
De belangrijkste resultaten uit RADIANCE zijn samengevat in Tabel 2 en Figuur 2.
Tabel 2
Resultaten op maand 3 en 12 (RADIANCE)
Groep I
Ranibizumab
0,5 mg
“visusstabiliteit”
(n=105)
Groep II
Ranibizumab
0,5 mg
“ziekteactiviteit”
(n=116)
Groep III
vPDT
b
(n=55)
Maand 3
Gemiddelde verandering in BCVA van
+10,5
+10,6
+2,2
maand 1 tot maand 3 in vergelijking met
uitgangswaarde
a
(letters)
Aandeel patiënten met winst van:
≥15 letters, of BCVA van ≥84 letters bereikt
38,1%
43,1%
14,5%
Maand 12
Aantal injecties tot maand 12:
Gemiddeld
4,6
3,5
n.v.t.
Mediaan
4,0
2,5
n.v.t
Gemiddelde verandering in BCVA van
+12,8
+12,5
n.v.t
maand 1 tot maand 12 in vergelijking met
uitgangswaarde (letters)
Aandeel patiënten met winst van:
≥15 letters, of BCVA van ≥84 letters bereikt
53,3%
51,7%
n.v.t
a
p<0,00001 vergelijking met vPDT-controle
b
Vergelijkende controle tot maand 3. Patiënten die gerandomiseerd waren naar vPDT mochten
behandeling met ranibizumab krijgen vanaf maand 3 (in Groep III kregen 38 patiënten ranibizumab
vanaf maand 3)
13
Figuur 2 Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde, tot maand 12 (RADIANCE)
De visusverbetering ging gepaard met een afname van de centrale retinadikte.
In de behandelingsarmen met ranibizumab werden door de patiënt gemelde voordelen waargenomen
ten opzichte van vPDT (p-waarde <0,05) met betrekking tot verbetering van de samengestelde score
en van verschillende NEI VFQ-25-subschalen (algemene visus, activiteiten dichtbij, geestelijke
gezondheid en afhankelijkheid).
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van CNV (anders dan secundair aan PM en natte
LMD)
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met visusverslechtering als gevolg
van CNV zijn onderzocht op basis van de gegevens over 12 maanden van de dubbelblinde, sham-
gecontroleerde registratiestudie G2301 (MINERVA). In dit onderzoek werden 178 volwassen
patiënten gerandomiseerd in een 2:1 verhouding en ontvingen:
ranibizumab 0,5 mg bij uitgangswaarde, gevolgd door een geïndividualiseerd doseringsschema
gebaseerd op ziekteactiviteit zoals beoordeeld op basis van gezichtsscherpte en/of anatomische
parameters (e.g. vermindering van gezichtsscherpte, intra-/subretinaal vocht, bloeding of
lekkage);
sham injectie bij uitgangswaarde, gevolgd door een geïndividualiseerd behandelingsschema
gebaseerd op ziekteactiviteit.
Op maand 2 ontvingen alle patiënten open-label behandeling met ranibizumab zoals noodzakelijk.
De belangrijkste resultaten uit MINERVA zijn samengevat in Tabel 3 en Figuur 3. Een verbetering in
zicht werd waargenomen en ging gepaard met een afname van de centrale subvelddikte in de loop van
de 12-maanden periode.
14
Het gemiddelde aantal injecties toegediend gedurende 12 maanden was 5,8 in de ranibizumab arm
versus 5,4 bij de patiënten in de sham arm die in aanmerking kwamen om ranibizumab te ontvangen
vanaf maand 2. In de sham arm ontvingen 7 van de 59 patiënten geen enkele behandeling met
ranibizumab aan het onderzoeksoog tijdens de 12-maanden periode.
Tabel 3
Resultaten op maand 2 (MINERVA)
Ranibizumab
0,5 mg (n=119)
9,5 letters
31,4%
Sham (n=59)
-0,4 letters
12,3%
Gemiddelde verandering in BCVA van
uitgangswaarde tot maand 2
a
Patiënten met een winst van ≥15 letters ten opzichte
van uitgangswaarde of die 84 letters bereiken op
maand 2
Patiënten die op maand 2 niet >15 letters verliezen ten
opzichte van uitgangswaarde
Afname in CSVD
b
van uitgangswaarde tot maand 2
a
a
Eenzijdige p<0,001 vergelijking met sham controle
b
CSVD - centrale retinale subvelddikte
Figuur 3
99,2%
77 µm
94,7%
-9,8 µm
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde, tot maand 12 (MINERVA)
15
Bij het vergelijken van ranibizumab versus sham controle op maand 2 werd een consistent
behandelingseffect waargenomen, zowel algemeen als over baseline etiologische subgroepen:
Tabel 4
Behandelingseffect algemeen en bij baseline etiologische subgroepen
Behandelingseffect bij
Aantal patiënten [n]
sham [letters]
(behandeling +sham)
Algemeen
9,9
178
Angioïde strepen
14,6
27
Postinflammatoire retinochoroïdopathie
6,5
28
Centrale sereuze chorioretinopathie
5,0
23
Idiopathische chorioretinopathie
11,4
63
a
Overige etiologieën
10,6
37
a
omvat verschillende etiologieën die voorkomen met een lage frequentie en die niet opgenomen zijn
in de andere subgroepen
In de registratiestudie G2301 (MINERVA) ontvingen vijf adolescente patiënten in de leeftijd van 12
tot 17 jaar met visusverslechtering als gevolg van CNV open-label behandeling met ranibizumab
0,5 mg op baseline gevolgd door een geïndividualiseerd behandelingsschema zoals voor de volwassen
populatie. BCVA verbeterde van uitgangswaarde tot maand 12 bij alle vijf de patiënten, variërend van
5 tot 38 letters (gemiddeld 16,6 letters). De verbetering in zicht ging gepaard met een stabilisatie of
afname van de centrale subvelddikte in de loop van de 12-maanden periode. Het gemiddeld aantal
ranibizumab injecties toegediend in het onderzoeksoog gedurende de 12 maanden was 3 (varieerde
van 2 tot 5). Over het algemeen werd de ranibizumab behandeling goed verdragen.
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van DME
De werkzaamheid en veiligheid van Lucentis zijn beoordeeld in drie gerandomiseerde, gecontroleerde
onderzoeken van ten minste 12 maanden. Een totaal van 868 patiënten (708 actief en 160 controle)
waren geïncludeerd in deze onderzoeken.
In het fase II onderzoek D2201 (RESOLVE) werden 151 patiënten behandeld met ranibizumab
(6 mg/ml, n=51, 10 mg/ml, n=51) of sham (n=49) door middel van maandelijkse intravitreale injecties.
De gemiddelde verandering in BCVA van maand 1 tot maand 12 in vergelijking met de
uitgangswaarde was +7,8 (±7,72) letters bij de gepoolde met ranibizumab behandelde patiënten
(n=102) in vergelijking met -0,1 (±9,77) letters bij sham-behandelde patiënten; de gemiddelde
verandering in BCVA op maand 12 ten opzichte van de uitgangswaarde was respectievelijk 10,3
(±9,1) letters in vergelijking met -1,4 (±14,2) letters (p<0,0001 voor het verschil in behandeling).
In het fase III-onderzoek D2301 (RESTORE) werden 345 patiënten gerandomiseerd in een
1:1:1 verhouding om ranibizumab 0,5 mg monotherapie en sham-laserfotocoagulatie, de combinatie
van ranibizumab 0,5 mg en laserfotocoagulatie of sham-injectie en laserfotocoagulatie te ontvangen.
240 patiënten die eerder het RESTORE-onderzoek van 12 maanden hadden voltooid, namen deel aan
het open-label, multicenter, 24 maanden durende extensie-onderzoek (RESTORE Extensie). Patiënten
werden
pro re nata
(PRN) behandeld met ranibizumab 0,5 mg in hetzelfde oog als in het belangrijkste
onderzoek (D2301 RESTORE).
De belangrijkste resultaten zijn samengevat in Tabel 5 (RESTORE en Extensie) en Figuur 4
(RESTORE).
Algemeen en per baseline etiologie
16
Figuur 4
Gemiddelde verandering in gezichtsscherpte vanaf uitgangswaarde over de tijd in
onderzoek D2301 (RESTORE)
Het effect na 12 maanden was consistent in de meeste subgroepen. Echter, individuen met een
uitgangswaarde van de BCVA >73 letters en macula-oedeem met een centrale retinadikte <300
m
bleken geen voordeel te hebben van behandeling met ranibizumab vergeleken met laserfotocoagulatie.
17
Tabel 5
Resultaten op maand 12 in onderzoek D2301 (RESTORE) en op maand 36 in
onderzoek D2301-E1 (RESTORE Extensie)
Ranibizumab
0,5 mg
n=115
6,1 (6,4)
a
6,8 (8,3)
a
22,6
7,0
Ranibizumab
0,5 mg + Laser
n=118
5,9 (7,9)
a
6,4 (11,8)
a
22,9
6,8
Laser
n=110
0,8 (8,6)
0,9 (11,4)
8,2
7,3 (sham)
Uitkomstmaten op maand 12 in
vergelijking met uitgangswaarde in
onderzoek D2301 (RESTORE)
Gemiddelde verandering in BCVA van
maand 1 tot maand 12
a
(SD)
Gemiddelde verandering in BCVA op
maand 12 (SD)
Winst van ≥15 letters of BCVA
84
letters op maand 12 (%)
Gemiddeld aantal injecties (maanden 0-
11)
Uitkomstmaten op maand 36 in
Voorafgaand
Voorafgaand
Voorafgaand
vergelijking met uitgangswaarde van
ranibizumab
ranibizumab
laser
D2301 (RESTORE) in onderzoek D2301-
0,5 mg
0,5 mg + laser
E1 (RESTORE Extensie)
n=83
n=83
n=74
Gemiddelde verandering in BCVA op
7,9 (9,0)
6,7 (7,9)
5,4 (9,0)
maand 24 (SD)
Gemiddelde verandering in BCVA op
8,0 (10,1)
6,7 (9,6)
6,0 (9,4)
maand 36 (SD)
Winst van ≥15 letters of BCVA
27,7
30,1
21,6
≥84 letters op maand 36 (%)
Gemiddeld aantal injecties (maanden 12-
6,8
6,0
6,5
35)*
a
p<0,0001 voor vergelijkingen van ranibizumab-armen vs. laser-arm.
n is in D2301-E1 (RESTORE Extensie) het aantal patiënten met een waarde bij zowel de
uitgangswaarde (maand 0) in D2301 (RESTORE) als bij de controle op maand 36.
* Het percentage patiënten dat geen ranibizumab-behandeling nodig had tijdens de extensiefase was
respectievelijk 19%, 25% en 20% in de groepen voorafgaand behandeld met ranibizumab,
voorafgaand behandeld met ranibizumab + laser en voorafgaand behandeld met laser.
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de meeste visusgerelateerde
activiteiten werden waargenomen bij de ranibizumab-behandeling (met of zonder laser) ten opzichte
van de controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25. Voor andere sub-schalen van
deze vragenlijst konden geen behandelingsverschillen worden vastgesteld.
Het langetermijnveiligheidsprofiel van ranibizumab waargenomen in het 24 maanden durende
extensie-onderzoek komt overeen met het bekende veiligheidsprofiel van Lucentis.
In het fase IIIb-onderzoek D2304 (RETAIN) werden 372 patiënten gerandomiseerd in een
1:1:1 verhouding naar:
ranibizumab 0,5 mg met gelijktijdig laserfotocoagulatie volgens een “treat-and-extend” (TE)
regime,
ranibizumab 0,5 mg monotherapie volgens een TE-regime,
ranibizumab 0,5 mg monotherapie volgens een PRN-regime.
In alle groepen werd ranibizumab maandelijks toegediend totdat de BCVA stabiel was bij ten minste
drie achtereenvolgende maandelijkse controles. Bij TE werd ranibizumab toegediend met
behandelingsintervallen van 2-3 maanden. In alle groepen werd de maandelijkse behandeling weer
gestart bij een afname in BCVA als gevolg van DME-progressie en voortgezet tot weer een stabiele
BCVA werd bereikt.
18
Het aantal geplande behandelafspraken na de eerste 3 injecties was respectievelijk 13 en 20 bij de TE-
en PRN-regimes. Bij beide TE-regimes behield meer dan 70% van de patiënten hun BCVA met een
gemiddelde controlefrequentie ≥2 maanden.
De belangrijkste resultaten zijn samengevat in Tabel 6.
Tabel 6
Resultaten in onderzoek D2304 (RETAIN)
PRN ranibizumab
0,5 mg
n=117
6,2 (6,0)
Uitkomstmaat in
TE ranibizumab
TE ranibizumab
vergelijking met
0,5 mg + laser
0,5 mg alleen
uitgangswaarde
n=117
n=125
Gemiddelde
verandering in BCVA
5,9 (5,5)
a
6,1 (5,7)
a
van maand 1 tot
maand 12 (SD)
Gemiddelde
verandering in BCVA
6,8 (6,0)
6,6 (7,1)
van maand 1 tot
maand 24 (SD)
Gemiddelde
verandering in BCVA
8,3 (8,1)
6,5 (10,9)
op maand 24 (SD)
Winst van ≥15 letters
25,6
28,0
of BCVA
84
letters
op maand 24(%)
Gemiddeld aantal
injecties
12,4
12,8
(maanden 0-23)
a
p<0,0001 voor beoordeling van non-inferioriteit vergeleken met PRN
7,0 (6,4)
8,1 (8,5)
30,8
10,7
In DME onderzoeken ging de verbetering van BCVA bij alle behandelingsgroepen gepaard met een
afname van de centrale retina dikte in de tijd.
Behandeling van PDR
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met PDR werden beoordeeld in
Protocol S dat de behandeling met intravitreale injecties met 0,5 mg ranibizumab vergeleek met
panretinale fotocoagulatie (PRP). Het primaire eindpunt was de gemiddelde verandering in
gezichtsscherpte bij jaar 2. Bijkomend werd de verandering in de ernst van de diabetische retinopathie
(DR) beoordeeld op basis van fundusfoto’s met behulp van de DR severity score (DRSS).
Protocol S was een multicenter, gerandomiseerd, actief-gecontroleerd, parallelle-toewijzing, non-
inferioriteits-fase III-onderzoek waarin 305 patiënten (394 onderzoeksogen) met PDR met of zonder
DME bij baseline werden opgenomen. Het onderzoek vergeleek intravitreale injecties met 0,5 mg
ranibizumab met standaardbehandeling met PRP. Een totaal van 191 ogen (48,5%) werd
gerandomiseerd naar 0,5 mg ranibizumab en 203 ogen (51,5%) werden gerandomiseerd naar PRP. Een
totaal van 88 ogen (22,3%) had bij baseline DME: respectievelijk 42 (22,0%) en 46 (22,7%) ogen in
de ranibizumab- en PRP-groepen.
In dit onderzoek was de gemiddelde verandering in gezichtsscherpte bij jaar 2 +2,7 letters in de
ranibizumabgroep, in vergelijking met -0,7 letters in de PRP-groep. Het verschil in “least square
means” was 3,5 letters (95% BI: [0,2 tot 6,7]).
Bij jaar 1 ondervond 41,8% van de ogen een ≥2-staps verbetering in de DRSS onder behandeling met
ranibizumab (n=189) vergeleken met 14,6% van de ogen onder behandeling met PRP (n=199). Het
geschatte verschil tussen ranibizumab en laser was 27,4% (95% BI: [18,9, 35,9]).
19
Tabel 7
DRSS verbetering of verslechtering van ≥2 of≥3 stappen bij jaar 1 in Protocol S
(LOCF-methode)
Protocol S
PRP
(N=199)
Gecategoriseerde
verandering ten
opzichte van baseline
≥2-staps verbetering
n (%)
≥3-staps verbetering
n (%)
≥2-staps verslechtering
n (%)
≥3-staps verslechtering
n (%)
Ranibizumab
0,5 mg
(N=189)
79
(41,8%)
54
(28,6%)
3
(1,6%)
Verschil in proportie
(%), BI
29
(14,6%)
6
(3,0%)
23
(11,6%)
27,4
(18,9, 35,9)
25,7
(18,9, 32,6)
-9,9
(-14,7, -5,2)
1
8
-3,4
(0,5%)
(4,0%)
(-6,3, -0,5)
DRSS =
diabetic retinopathy severity score,
n = aantal patiënten dat voldeed aan de aandoening bij het
bezoek, N = totaal aantal studieogen.
Bij jaar 1 was de ≥2-staps verbetering in DRSS in de groep met ranibizumab in Protocol S consistent
bij ogen zonder DME (39,9%) en met DME bij baseline (48,8%).
Een analyse van de gegevens bij jaar 2 van Protocol S toonde aan dat 42,3% (n=80) van de ogen in de
groep met ranibizumab een ≥2-staps verbetering in DRSS ten opzichte van baseline had, vergeleken
met 23,1% (n=46) van de ogen in de groep met PRP. In de groep met ranibizumab werd een ≥2-staps
verbetering in DRSS ten opzichte van baseline waargenomen bij 58,5% (n=24) van de ogen met DME
bij baseline en 37,8% (n=56) van de ogen zonder DME.
DRSS werd ook beoordeeld in drie afzonderlijke actief-gecontroleerde fase III-DME-studies
(ranibizumab 0,5 mg PRN versus laser) die een totaal van 875 patiënten omvatten, waarvan ongeveer
75% van Aziatische oorsprong was. In een meta-analyse van deze onderzoeken vertoonde 48,4% van
de 315 patiënten met vast te stellen DRSS-scores in de subgroep van patiënten met matig ernstige niet-
proliferatieve DR (NPDR) of slechter op baseline een ≥2-staps verbetering in de DRSS op maand 12
bij behandeling met ranibizumab (n=192) versus 14,6% van de patiënten behandeld met laser (n=123).
Het geschatte verschil tussen ranibizumab en laser was 29,9% (95% BI: [20,0, 39,7]). Bij de
405 patiënten bij wie de DRSS-score was vast te stellen, met matige NPDR of beter, werd een ≥2-
staps verbetering van de DRSS waargenomen bij respectievelijk 1,4% en 0,9% van de ranibizumab- en
lasergroepen.
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan RVO
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met visusverslechtering als gevolg
van macula-oedeem secundair aan RVO is onderzocht in de gerandomiseerde, dubbelblinde,
gecontroleerde onderzoeken BRAVO en CRUISE, waarin respectievelijk patiënten met BRVO
(n=397) en CRVO (n=392) werden gerekruteerd. In beide onderzoeken kregen de patiënten of 0,3 mg
of 0,5 mg ranibizumab of sham-injecties. Na 6 maanden werden patiënten in de sham-controlegroep
overgezet op 0,5 mg ranibizumab.
De belangrijkste resultaten uit BRAVO en CRUISE zijn samengevat in Tabel 8 en Figuur 5 en 6.
20
Tabel 8
Resultaten op maand 6 en 12 (BRAVO en CRUISE)
BRAVO
Sham/Lucentis
Lucentis
0,5 mg
0,5 mg
(n=132)
(n=131)
7,3 (13,0)
18,3 (13,2)
CRUISE
Sham/Lucentis
Lucentis
0,5 mg
0,5 mg
(n=130)
(n=130)
0,8 (16,2)
14,9 (13,2)
Gemiddelde verandering in
gezichtsscherpte (letters)
(SD) op maand 6
a
(primair
eindpunt)
Gemiddelde verandering in
12,1 (14,4)
BCVA op maand 12 (letters)
(SD)
Winst van ≥15 letters in
28,8
gezichtsscherpte op
maand 6
a
(%)
Winst van ≥15 letters in
43,9
gezichtsscherpte op
maand 12 (%)
Aandeel (%) dat laser
61,4
“rescue” heeft gekregen
gedurende 12 maanden
a
p<0,0001 voor beide onderzoeken
Figuur 5
18,3 (14,6)
7,3 (15,9)
13,9 (14,2)
61,1
16,9
47,7
60,3
33,1
50,8
34,4
n.v.t.
n.v.t.
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde tot maand 6 en maand 12 (BRAVO)
21
Figuur 6
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde tot maand 6 en 12 (CRUISE)
In beide onderzoeken ging de verbetering in zicht gepaard met een continue en significante
vermindering van het macula-oedeem, zoals gemeten met de centrale retinadikte.
Bij patiënten met CRVO (CRUISE en extensiestudie HORIZON): Patiënten behandeld met
sham-injecties in de eerste 6 maanden die vervolgens ranibizumab kregen, behaalden geen
vergelijkbare winst in VA in maand 24 (~6 letters), in vergelijking met patiënten die vanaf het begin
van de studie werden behandeld met ranibizumab (~12 letters).
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de sub-schalen met betrekking tot
activiteit dichtbij en veraf, werden waargenomen bij de ranibizumab-behandeling ten opzichte van de
controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25.
De langetermijn (24 maanden) klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met
visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan RVO werden onderzocht in de
BRIGHTER (BRVO) en CRYSTAL (CRVO) studies. In beide onderzoeken kregen de patiënten een
0,5 mg ranibizumab PRN doseringsschema, gestuurd op geïndividualiseerde stabilisatiecriteria.
BRIGHTER was een 3-armig gerandomiseerd actief gecontroleerd onderzoek waarin 0,5 mg
ranibizumab gegeven als monotherapie of in combinatie met adjuvante laserfotocoagulatie werd
vergeleken met alleen laserfotocoagulatie. Patiënten in de laser-arm konden na 6 maanden 0,5 mg
ranibizumab krijgen. CRYSTAL was een eenarmige studie met 0,5 mg ranibizumab monotherapie.
De belangrijkste resultaten van BRIGHTER en CRYSTAL zijn weergegeven in Tabel 9.
22
Tabel 9
Resultaten op maand 6 en 24 (BRIGHTER en CRYSTAL)
BRIGHTER
Lucentis 0,5 mg
+ laser
N=178
CRYSTAL
Lucentis 0,5 mg
N=356
Lucentis 0,5 mg
N=180
laser*
N=90
Gemiddelde
verandering in
+14,8
+14,8
+6,0
+12,0
BCVA op
(10,7)
(11,13)
(14,27)
(13,95)
maand 6
a
(letters)
(SD)
Gemiddelde
verandering in
+15,5
+17,3
+11,6
+12,1
BCVA op
(13,91)
(12,61)
(16,09)
(18,60)
maand 24
b
(letters) (SD)
Winst van
≥15 letters in
52,8
59,6
43,3
49,2
BCVA op
maand 24 (%)
Gemiddeld aantal
11,4
injecties (SD)
11,3 (6,02)
n.v.t.
13,1 (6,39)
(5,81)
(maanden 0-23)
a
p<0,0001 voor beide vergelijkingen in BRIGHTER op maand 6: Lucentis 0,5 mg versus laser
en Lucentis 0,5 mg + laser versus laser.
b
p<0,0001 voor nulhypothese in CRYSTAL dat de gemiddelde wijziging op maand 24 ten
opzichte van baseline nul is.
*
Vanaf maand 6 was behandeling met ranibizumab 0,5 mg toegestaan (24 patiënten werden
alleen met laser behandeld).
In BRIGHTER liet ranibizumab 0,5 mg met adjuvante lasertherapie non-inferioriteit zien versus
ranibizumab monotherapie van baseline tot maand 24 (95% BI -2,8, 1,4).
In beide studies werd een snelle en statistisch significante afname ten opzichte van baseline van de
centrale retinale subvelddikte waargenomen op maand 1. Dit effect bleef gehandhaafd tot maand 24.
Het effect van ranibizumab behandeling was vergelijkbaar, onafhankelijk van de aanwezigheid van
retinale ischemie. In BRIGHTER hadden patiënten met ischemie (N=46) of zonder (N=133) en
behandeld met ranibizumab monotherapie een gemiddelde verandering ten opzichte van baseline van
respectievelijk +15,3 en +15,6 letters op maand 24. In CRYSTAL hadden patiënten met ischemie
(N=53) of zonder (N=300) en behandeld met ranibizumab monotherapie een gemiddelde verandering
ten opzichte van baseline van respectievelijk +15,0 en +11,5 letters.
Het effect met betrekking tot visusverbetering werd waargenomen bij alle patiënten die behandeld
werden met 0,5 mg ranibizumab monotherapie, onafhankelijk van de duur van hun ziekte in zowel
BRIGHTER als CRYSTAL. Bij patiënten met een ziekteduur van <3 maanden werd een toename in
gezichtsscherpte van 13,3 en 10,0 letters gezien op maand 1; en 17,7 en 13,2 letters op maand 24 in
respectievelijk BRIGHTER en CRYSTAL. De overeenkomstige toename van de gezichtsscherpte bij
patiënten met een ziekteduur van ≥12 maanden was 8,6 en 8,4 letters in de respectievelijke studies.
Het moet overwogen worden de behandeling te starten op het moment van de diagnose.
Het langetermijnveiligheidsprofiel van ranibizumab waargenomen in de 24 maanden durende
onderzoeken komt overeen met het bekende veiligheidsprofiel van Lucentis.
23
Pediatrische patiënten
Behandeling van ROP bij premature baby’s
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis 0,2 mg voor de behandeling van ROP bij
premature baby’s zijn beoordeeld op basis van de gegevens over 6 maanden van de gerandomiseerde,
open-label, 3-armige superioriteitsstudie H2301 met parallelle groepen (RAINBOW), die was
ontworpen om ranibizumab 0,2 mg en 0,1 mg, gegeven als intravitreale injecties, te evalueren ten
opzichte van lasertherapie. Patiënten die in aanmerking kwamen, hadden in elk oog een van de
volgende retinale bevindingen:
Zone I, stadium 1+, 2+, 3 of 3+ ziekte of
Zone II, stadium 3+ ziekte of
Agressieve posterieure (AP-) ROP
In deze studie werden 225 patiënten gerandomiseerd in een 1:1:1 verhouding om intravitreaal
ranibizumab 0,2 mg (n=74), 0,1 mg (n=77) of lasertherapie (n=74) te krijgen.
Het succes van de behandeling, gemeten door de afwezigheid van actieve ROP en afwezigheid van
ongunstige structurele uitkomsten in beide ogen 24 weken na de eerste onderzoeksbehandeling, was
het hoogst met ranibizumab 0,2 mg (80%) in vergelijking met lasertherapie (66,2%) (zie Tabel 10). De
meerderheid van de patiënten behandeld met ranibizumab 0,2 mg (78,1%) ontving één enkele injectie
per oog.
Tabel 10
Resultaten op Week 24 (RAINBOW)
Behandelingssucces
Behandeling
n/M (%)
95% BI
Vergelijking
Odds ratio
(OR)
a
2,19
95% BI
p-waarde
b
Ranibizumab
56/70
(0,6873,
Ranibizumab
(0,9932,
0,0254
0,2 mg
(80,0)
0,8861)
0,2 mg vs.
4,8235)
(N=74)
laser
Lasertherapie
45/68
(0,5368,
(N=74)
(66,2)
0,7721)
BI = betrouwbaarheidsinterval, M = totaal aantal patiënten met een niet-ontbrekende waarde voor
het resultaat voor primaire werkzaamheid (inclusief toegerekende waarden), n = aantal patiënten
met afwezigheid van actieve ROP en afwezigheid van ongunstige structurele uitkomst in beide ogen
24 weken na de eerste onderzoeksbehandeling (inclusief toegerekende waarden).
Als een patiënt stierf of van studiebehandeling veranderde vóór of in week 24, werd de patiënt
geacht in week 24 actieve ROP en ongunstige structurele uitkomsten te hebben.
a
Odds ratio wordt berekend met behulp van de Cochran-Mantel-Haenszel-test met ROP-zone
op baseline (zone I en II; per CRF) als stratum factor.
b
p-waarde voor paarsgewijze vergelijking is eenzijdig. Voor het primaire eindpunt was het
vooraf gespecificeerde significantieniveau voor de eenzijdige p-waarde 0,025.
Tijdens de 24 weken van het onderzoek schakelden minder patiënten in de ranibizumab 0,2 mg-groep
over op een andere behandelingsmethode wegens een gebrek aan respons in vergelijking met de
lasergroep (14,9% versus 24,3%). Ongunstige structurele uitkomsten werden minder frequent gemeld
voor ranibizumab 0,2 mg (1 patiënt, 1,4%) in vergelijking met lasertherapie (7 patiënten, 10,1%).
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Lucentis in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met neovasculaire LMD, visusverslechtering als gevolg van DME, visusverslechtering als
gevolg van macula-oedeem secundair aan RVO, visusverslechtering als gevolg van CNV en
diabetische retinopathie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik). In aanvulling
hierop heeft het Europees Geneesmiddelenbureau besloten af te zien van de verplichting voor de
fabrikant om de resultaten in te dienen van onderzoek met Lucentis in de volgende subgroepen van
pediatrische patiënten met ROP: voldragen pasgeboren baby’s, zuigelingen, kinderen en adolescenten.
24
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De serumconcentraties van ranibizumab waren na maandelijkse intravitreale toediening van Lucentis
aan patiënten met neovasculaire LMD in het algemeen laag, met maximum niveaus (C
max
) in het
algemeen lager dan de ranibizumab-concentratie, nodig om de biologische activiteit van VEGF met
50% te remmen (11-27 ng/ml, zoals onderzocht in een
in vitro
cellulaire proliferatie onderzoek). C
max
was dosisproportioneel over een doseringsbereik van 0,05 tot 1,0 mg/oog. Serumconcentraties in een
beperkt aantal DME patiënten wijzen erop dat een licht verhoogde systemische blootstelling niet kan
worden uitgesloten vergeleken met die van patiënten met neovasculair LMD. Ranibizumab
serumconcentraties bij RVO patiënten waren vergelijkbaar of iets hoger in vergelijking met de
concentraties waargenomen bij neovasculaire LMD patiënten.
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd van ranibizumab in het glasvocht is ongeveer 9 dagen,
gebaseerd op de analyse van de farmacokinetiek van de populatie en het verdwijnen van ranibizumab
uit het serum bij patiënten met neovasculair LMD behandeld met de 0,5 mg dosering. Bij
maandelijkse intravitreale toediening van 0,5 mg Lucentis per oog wordt de C
max
van ranibizumab in
het serum na ongeveer 1 dag bereikt en ligt naar verwachting in het bereik tussen de 0,79 en
2,90 ng/ml en C
min
ligt naar verwachting in het bereik tussen de 0,07 en 0,49 ng/ml. De concentraties
van ranibizumab in het serum zijn naar verwachting ongeveer 90.000 keer lager dan de vitreale
concentraties van ranibizumab.
Patiënten met nierinsufficiëntie: Er is geen formeel onderzoek uitgevoerd naar de farmacokinetiek van
Lucentis bij patiënten met nierinsufficiëntie. In een populatiefarmacokinetiekanalyse bij neovasculaire
LMD patiënten had 68% (136 van de 200) van de patiënten een gestoorde nierfunctie (46,5% mild
[50-80 ml/min], 20% matig [30-50 ml/min], en 1,5% ernstig [<30 ml/min]). Bij RVO patiënten had
48,2% (253 van de 525) een gestoorde nierfunctie (36,4% mild, 9,5% matig, en 2,3% ernstig).
Systemische klaring was iets lager, maar dit was niet klinisch significant.
Leverinsufficiëntie: Er is geen formeel onderzoek uitgevoerd naar de farmacokinetiek van Lucentis bij
patiënten met leverinsufficiëntie.
Pediatrische patiënten
Na intravitreale toediening van Lucentis aan premature baby’s met ROP in een dosis van 0,2 mg (per
oog), waren de serumconcentraties van ranibizumab hoger dan die waargenomen bij volwassen
patiënten met neovasculaire LMD die 0,5 mg in één oog toegediend kregen. Op basis van een
populatiefarmacokinetiekanalyse waren de verschillen in C
max
en AUC
inf
respectievelijk ongeveer 16-
maal en 12-maal hoger. De schijnbare systemische halfwaardetijd was ongeveer 6 dagen. Een PK /
PD-analyse toonde geen duidelijk verband aan tussen systemische ranibizumab-concentraties en
systemische VEGF-concentraties.
25
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Bilaterale intravitreale toediening van ranibizumab aan cynomolgus-apen van doseringen tussen
0,25 mg per oog en 2,0 mg per oog iedere twee weken gedurende 26 weken, resulteerde in
dosisafhankelijke oculaire effecten.
Intraoculair waren er dosisafhankelijke toenames van verschijnselen van ontsteking in de voorste
kamer en cellen die 2 dagen na de injectie een piek bereikten. De ernst van de ontstekingsreactie nam
over het algemeen af bij opeenvolgende injecties of gedurende herstel. In het achterste segment waren
er vitreale celinfiltraties en mouches volantes die ook dosisafhankelijk leken te zijn en in het algemeen
persisteerden tot het eind van de behandelperiode. In het 26 weken durende onderzoek nam de ernst
van de ontstekingen van het glasvocht toe met het aantal injecties, hoewel er bewijs van
omkeerbaarheid werd waargenomen na herstel. De aard en de timing van de achterste segment-
ontstekingen suggereerden een immuungemedieerde antilichaamrespons die klinisch irrelevant kan
zijn. Cataractvorming is waargenomen bij sommige dieren na een relatief lange periode van intensieve
ontsteking, wat suggereert dat de veranderingen in de lens secundair zijn aan de ernstige ontsteking.
Een tijdelijke toename in intraoculaire druk na dosering is waargenomen na de intravitreale injecties,
onafhankelijk van de dosering.
Microscopische oculaire veranderingen werden gerelateerd aan ontsteking en wezen niet op
degeneratieve processen. Granulomateuze inflammatoire veranderingen zijn waargenomen in de
optische schijf van sommige ogen. Deze achterste segmentveranderingen verminderden, en verdwenen
in sommige gevallen, gedurende de herstelperiode.
Er zijn geen symptomen van systemische toxiciteit volgend op de intravitreale toediening gevonden.
In het serum en het glasvocht zijn bij een subgroep van de behandelde dieren ranibizumab-
antilichamen gevonden.
Er zijn geen gegevens beschikbaar met betrekking tot carcinogeniciteit of mutageniciteit.
Bij zwangere apen veroorzaakte intravitreale behandeling met ranibizumab, die resulteert in maximale
systemische blootstellingen die het 0,9-7-voudige van een ‘worst case’ klinische blootstelling zijn,
geen ontwikkelingstoxiciteit of teratogeniteit, en had het geen effect op het gewicht of de structuur van
de placenta, hoewel ranibizumab, op basis van het farmacologisch effect, als potentieel teratogeen en
embryo-/foetotoxisch beschouwd moet worden.
De afwezigheid van ranibizumab-gemedieerde effecten op de embryo-foetale ontwikkeling is
waarschijnlijk voornamelijk gerelateerd aan het onvermogen van het Fab-fragment om de placenta te
passeren. Toch is er een casus beschreven van hoge ranibizumab serumgehaltes bij de moeder en de
aanwezigheid van ranibizumab in foetaal serum, wat suggereert dat het anti-ranibizumab antilichaam
werkte als (Fc-gedeelte-bevattend) dragereiwit voor ranibizumab, waarbij de serumklaring bij de
moeder werd verminderd en de placentapassage mogelijk werd gemaakt. Aangezien de onderzoeken
naar embryo-foetale ontwikkeling werden uitgevoerd bij gezonde zwangere dieren en een ziekte (zoals
diabetes) de permeabiliteit van de placenta voor een Fab-fragment kan veranderen, moet het
onderzoek met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
26
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
,-trehalose
dihydraat
Histidine hydrochloride, monohydraat
Histidine
Polysorbaat 20
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Vóór gebruik mag de ongeopende injectieflacon gedurende maximaal 24 uur op kamertemperatuur
(25°C) worden bewaard.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Verpakking met enkel een injectieflacon
Eén injectieflacon (type I glas) met stop (chlorobutyl rubber) die 0,23 ml steriele oplossing bevat.
Verpakking met injectieflacon + filternaald
Eén injectieflacon (type I glas) met stop (chlorobutyl rubber) die 0,23 ml steriele oplossing bevat en
1 stompe filternaald (18G x 1½″, 1,2 mm x 40 mm, 5 µm).
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Verpakking met enkel een injectieflacon
De injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik. Na injectie dient al het ongebruikte middel
weggegooid te worden. Een injectieflacon die tekenen vertoont van beschadiging of geknoei, dient
niet gebruikt te worden. De steriliteit kan niet worden gegarandeerd tenzij de verzegeling van de
verpakking onbeschadigd is.
De volgende medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik zijn nodig voor de bereiding en
intravitreale injectie:
-
een 5 µm filternaald (18G)
-
een 1 ml steriele injectiespuit (met een 0,05 ml markeringsstreep) en een injectienaald
(30G x ½″), voor volwassen patiënten
-
een steriele kleinvolume-injectiespuit met hoge nauwkeurigheid, meegeleverd samen met een
injectienaald (30G x ½″) in de VISISURE-set, voor premature baby’s
Deze medische hulpmiddelen maken geen deel uit van deze verpakking.
27
Verpakking met injectieflacon + filternaald
De injectieflacon en filternaald zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik. Hergebruik kan leiden tot
infecties of andere ziektes/verwondingen. Alle onderdelen zijn steriel. Een onderdeel waarvan de
verpakking tekenen vertoont van beschadiging of geknoei, dient niet gebruikt te worden. De steriliteit
kan niet worden gegarandeerd tenzij de verzegeling van de verpakking van het onderdeel
onbeschadigd is.
De volgende medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik zijn nodig voor de bereiding en
intravitreale injectie:
-
een 5 µm filternaald (18G x 1½″, 1,2 mm x 40 mm, meegeleverd)
-
een 1 ml steriele injectiespuit (met een 0,05 ml markeringsstreep, maakt geen deel uit van deze
verpakking) en een injectienaald (30G x ½″; niet meegeleverd in deze verpakking), voor
volwassen patiënten
-
een steriele kleinvolume-injectiespuit met hoge nauwkeurigheid, meegeleverd samen met een
injectienaald (30G x ½″) in de VISISURE-set (niet meegeleverd in deze verpakking), voor
premature baby’s
Voor de bereiding van Lucentis voor intravitreale toediening
aan volwassenen,
volg de volgende
instructies:
1.
Verwijder de dop van de injectieflacon en maak het septum van de injectieflacon schoon (bijv.
met een 70%-alcoholdoekje) vóór het optrekken van de oplossing.
Zet een 5
m
filternaald (18G x 1½″, 1,2 mm x 40 mm) op een 1 ml injectiespuit door middel
van de aseptische techniek. Duw de stompe filternaald in het midden van de stop van de
injectieflacon totdat de naald de bodem van de injectieflacon raakt.
Trek alle vloeistof uit de injectieflacon op, waarbij de injectieflacon rechtop wordt gehouden,
lichtjes schuin om het volledig optrekken van de vloeistof te vergemakkelijken.
Zorg ervoor dat de zuigerstang voldoende ver achteruitgetrokken wordt tijdens het legen van de
injectieflacon om de filternaald volledig te kunnen legen.
Laat de stompe filternaald in de injectieflacon zitten en maak de injectiespuit los van de stompe
filternaald. De filternaald dient te worden weggegooid na het optrekken van de inhoud van de
injectieflacon en mag niet gebruikt worden voor de intravitreale injectie.
Zet op aseptische wijze een injectienaald (30G x ½″, 0,3 mm x 13 mm) stevig vast op de
injectiespuit.
Verwijder voorzichtig de beschermdop van de injectienaald zonder de injectienaald los te
maken van de injectiespuit.
NB: Houd het basisstuk van de injectienaald vast tijdens het verwijderen van de beschermdop.
8.
Verwijder voorzichtig de lucht samen met de overtollige vloeistof uit de injectiespuit en meet de
dosis af tot de 0,05 ml markeringsstreep op de injectiespuit. De injectiespuit is klaar voor
injectie.
NB: Veeg de injectienaald niet af. Trek de zuiger niet achteruit.
Na injectie de beschermkap niet terug op de naald zetten of deze van de spuit losmaken. Gooi de
gebruikte spuit samen met de naald in een naaldencontainer of voer deze af overeenkomstig lokale
voorschriften.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
28
Gebruik bij pediatrische patiënten
Gelieve de instructies voor gebruik te volgen die deel uitmaken van de VISISURE-set om Lucentis te
bereiden voor intravitreale toediening aan
premature baby’s.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/374/002
EU/1/06/374/004
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 22 januari 2007
Datum van laatste verlenging: 11 november 2016
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
29
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén ml bevat 10 mg ranibizumab*. Eén voorgevulde spuit bevat 0,165 ml, equivalent aan 1,65 mg
ranibizumab. Het extraheerbare volume van één voorgevulde spuit is 0,1 ml. Dit levert een bruikbare
hoeveelheid voor een enkelvoudige dosis van 0,05 ml die 0,5 mg ranibizumab bevat.
*Ranibizumab is een gehumaniseerd monoklonaal antilichaamfragment dat met behulp van
recombinant DNA-technologie in
Escherichia coli-cellen
wordt geproduceerd.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie.
Heldere, kleurloze tot lichtgele waterige oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Lucentis is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen voor:
de behandeling van neovasculaire (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van diabetisch macula-oedeem (DME)
de behandeling van proliferatieve diabetische retinopathie (PDR)
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan retinale
veneuze occlusie (retinale veneuze takocclusie (BRVO) of retinale veneuze stamocclusie
(CRVO = centrale retinale veneuze occlusie))
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van choroïdale neovascularisatie (CNV)
4.2
Dosering en wijze van toediening
Lucentis moet worden toegediend door een bevoegde oogarts die ervaring heeft met intravitreale
injecties.
Dosering
De aanbevolen dosis voor Lucentis is 0,5 mg, toegediend als enkelvoudige intravitreale injectie. Dit
komt overeen met een injectievolume van 0,05 ml. Het interval tussen twee doses in hetzelfde oog
dient ten minste vier weken te zijn.
De behandeling wordt gestart met één injectie per maand totdat maximale gezichtsscherpte is bereikt
en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn, dat wil zeggen geen verandering in de
gezichtsscherpte en in andere verschijnselen en klachten van de aandoening bij voortgezette
behandeling. Bij patiënten met natte LMD, DME, PDR en RVO kunnen initieel drie of meer
opeenvolgende, maandelijkse injecties nodig zijn.
Daarna moeten de intervallen voor controle en behandeling worden bepaald door de arts op basis van
de ziekteactiviteit, zoals bepaald door gezichtsscherpte en/of anatomische parameters.
30
Als volgens de arts uit visuele en anatomische parameters blijkt dat de patiënt geen voordeel heeft van
voortgezette behandeling, dan moet Lucentis gestaakt worden.
Controle op ziekteactiviteit kan bestaan uit klinisch onderzoek, functionele testen of
beeldvormingstechnieken (bijvoorbeeld optische coherentietomografie of fluorescentieangiografie).
Indien patiënten volgens een “treat-and-extend” regime worden behandeld, kunnen de
behandelingsintervallen stapsgewijs worden verlengd op het moment dat maximale gezichtsscherpte is
bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn, totdat verschijnselen van ziekteactiviteit
of visusverslechtering zich weer voordoen. Het behandelingsinterval dient met niet meer dan twee
weken per keer te worden verlengd bij natte LMD en kan met maximaal één maand per keer worden
verlengd bij DME. Bij PDR en RVO kunnen behandelingsintervallen ook geleidelijk aan worden
verlengd. Er zijn echter onvoldoende gegevens om conclusies te trekken over de duur van deze
intervallen. Als de ziekteactiviteit terugkeert, dient het behandelingsinterval overeenkomstig te worden
ingekort.
De behandeling van visusverslechtering als gevolg van CNV moet individueel per patiënt bepaald
worden gebaseerd op de ziekteactiviteit. Sommige patiënten hebben slechts één injectie nodig
gedurende de eerste 12 maanden; andere patiënten kunnen frequentere behandeling nodig hebben,
waaronder een maandelijkse injectie. Bij CNV secundair aan pathologische myopie (PM) hebben veel
patiënten slechts één of twee injecties nodig tijdens het eerste jaar (zie rubriek 5.1).
Lucentis en laserfotocoagulatie bij DME en bij macula-oedeem secundair aan BRVO
Er is enige ervaring met de gelijktijdige toediening van Lucentis met laserfotocoagulatie (zie rubriek
5.1). Wanneer ze op dezelfde dag worden gegeven, dient Lucentis ten minste 30 minuten na
laserfotocoagulatie te worden toegediend. Lucentis kan worden toegediend aan patiënten die eerder
laserfotocoagulatie hebben gekregen.
Lucentis en fotodynamische therapie met verteporfine bij CNV secundair aan PM
Er is geen ervaring met gelijktijdige toediening van Lucentis en verteporfine.
Speciale populaties
Leverinsufficiëntie
Lucentis is niet onderzocht bij patiënten met leverinsufficiëntie. Er zijn echter geen bijzondere
maatregelen vereist voor deze populatie.
Nierinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 5.2).
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing vereist voor ouderen. De ervaring bij patiënten ouder dan 75 jaar met DME
is beperkt.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn niet
vastgesteld. Beschikbare gegevens bij adolescente patiënten in de leeftijd van 12 tot 17 jaar met
visusverslechtering als gevolg van CNV zijn beschreven in rubriek 5.1.
31
Wijze van toediening
Voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik en uitsluitend voor intravitreaal gebruik. De voorgevulde
spuit bevat meer dan de aanbevolen dosis van 0,5 mg. Het extraheerbare volume van één voorgevulde
spuit (0,1 ml) mag niet in zijn geheel worden gebruikt. Het overtollige volume moet worden
verwijderd vóór injectie. Het injecteren van het gehele volume van de voorgevulde spuit kan leiden tot
overdosering. Druk de zuiger langzaam in totdat de rand onder de top van de rubber stop zich op één
lijn bevindt met de zwarte doseringsstreep op de spuit (equivalent aan 0,05 ml, d.w.z. 0,5 mg
ranibizumab) om de luchtbel samen met het teveel aan geneesmiddel te verwijderen.
Lucentis moet vóór toediening worden gecontroleerd op stofdeeltjes en verkleuring.
De injectieprocedure moet worden uitgevoerd onder aseptische omstandigheden: dit impliceert een
chirurgische desinfectie van de handen, het gebruik van steriele handschoenen, een steriel laken en een
steriel ooglid-speculum (of equivalent) en de beschikbaarheid van steriele paracentese (indien nodig).
De medische voorgeschiedenis van de patiënt voor overgevoeligheidsreacties moet zorgvuldig worden
geëvalueerd voordat de intravitreale procedure wordt uitgevoerd (zie rubriek 4.4). In overeenstemming
met de lokale praktijk moeten geschikte anesthesie en een topisch breed-spectrum microbicide, om de
perioculaire huid, het ooglid en het oculaire oppervlak te desinfecteren, worden toegediend
voorafgaand aan de injectie.
Voor informatie over de bereiding van Lucentis, zie rubriek 6.6.
De injectienaald moet worden ingebracht in de vitreale holte 3,5-4,0 mm achter de limbus, waarbij de
horizontale meridiaan moet worden vermeden en de naald moet worden gericht op het midden van de
oogbol. Het injectievolume van 0,05 ml wordt vervolgens ingebracht. Voor de volgende injecties
wordt een andere sclerale plaats gebruikt. Elke voorgevulde spuit mag alleen worden gebruikt voor de
behandeling van maar één oog.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met actieve of vermoedelijke oculaire of perioculaire infecties.
Patiënten met actieve ernstige intraoculaire ontsteking.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Reacties gerelateerd aan de intravitreale injectie
Intravitreale injecties, waaronder die met Lucentis, werden geassocieerd met endoftalmitis,
intraoculaire ontsteking, regmatogene retinale loslating, retinale scheur en iatrogene traumatische
cataract (zie rubriek 4.8). Wanneer Lucentis wordt toegediend, moeten altijd geschikte aseptische
injectietechnieken worden gebruikt. Daarnaast moeten patiënten worden gecontroleerd in de week die
volgt op de injectie om een vroegtijdige behandeling mogelijk te maken in het geval dat een infectie
optreedt. Aan patiënten moet worden uitgelegd dat zij alle symptomen die op endoftalmitis lijken en
elk van de hierboven genoemde reacties zonder uitstel moeten melden.
32
Toenames in intraoculaire druk
Tijdelijke toenames in intraoculaire druk (IOD) zijn waargenomen binnen 60 minuten na de injectie
van Lucentis. Blijvende IOP toenames zijn ook geïdentificeerd (zie rubriek 4.8). Zowel de
intraoculaire druk als de perfusie van de oogzenuwkop moeten worden gecontroleerd en op een
geschikte manier onder controle worden gehouden.
Patiënten moeten worden geïnformeerd over de symptomen van deze potentiële bijwerkingen. Tevens
dienen zij te worden geïnstrueerd dat zij hun arts waarschuwen als zij klachten ontwikkelen, zoals
oogpijn of toegenomen ongemak, verergering van de roodheid van het oog, wazig of verminderd zicht,
een toegenomen aantal kleine deeltjes in hun zicht, of verhoogde gevoeligheid voor licht (zie
rubriek 4.8).
Bilaterale behandeling
Beperkte gegevens over het bilaterale gebruik van Lucentis (waaronder toediening op dezelfde dag)
wijzen niet op een verhoogd risico op systemische bijwerkingen vergeleken met unilaterale
behandeling.
Immunogeniciteit
Er is een mogelijkheid op immunogeniciteit met Lucentis. Aangezien een verhoogde systemische
blootstelling mogelijk is bij personen met DME, kan een verhoogd risico op de ontwikkeling van
overgevoeligheid bij deze patiëntenpopulatie niet worden uitgesloten. Patiënten moeten ook worden
geïnstrueerd om te melden zodra een intraoculaire ontsteking toeneemt in ernst. Dit kan een klinisch
signaal zijn, dat is toe te schrijven aan intraoculaire antilichaamvorming.
Gelijktijdig gebruik van andere anti-VEGF (vasculaire endotheliale groeifactor) middelen
Lucentis mag niet tegelijk met andere anti-VEGF geneesmiddelen worden toegediend (systemisch of
oculair).
Onthouding van Lucentis
De dosis mag niet worden gegeven en de behandeling mag niet eerder dan de volgende ingeplande
behandeling worden hervat, in het geval van:
een afname in de best gecorrigeerde gezichtsscherpte (BCVA) van ≥30 letters vergeleken met
de laatste beoordeling van de gezichtsscherpte;
een intraoculaire druk van ≥30 mmHg;
een retinale breuk;
een subretinale bloeding betreffende het centrum van de fovea, of als de grootte van de bloeding
≥50% van de totale laesie-oppervlakte is;
een uitgevoerde of geplande intraoculaire chirurgie in de afgelopen of komende 28 dagen.
Retinale pigmentepitheelscheur
Tot de risicofactoren, geassocieerd met de ontwikkeling van een retinale pigmentepitheelscheur na
anti-VEGF-behandeling voor natte LMD en mogelijk ook andere vormen van CNV, behoren een
uitgebreide en/of hoge loslating van het retinale pigmentepitheel. Wanneer behandeling met
ranibizumab wordt gestart, is voorzichtigheid geboden bij patiënten met deze risicofactoren voor
retinale pigmentepitheelscheuren.
33
Regmatogene retinale loslating of maculaire gaten
De behandeling moet worden stopgezet bij patiënten met een regmatogene retinale loslating of met
stadium 3 of 4 maculaire gaten.
Populaties met beperkte gegevens
Er is slechts beperkte ervaring met de behandeling van personen met DME als gevolg van type I
diabetes. Lucentis is niet onderzocht bij patiënten die eerder intravitreale injecties hebben gekregen,
bij patiënten met actieve systemische infecties, of bij patiënten met gelijktijdig optredende
oogaandoeningen zoals retinale loslating of maculair gat. Er is beperkte ervaring met de behandeling
met Lucentis bij diabetespatiënten met een HbA1c hoger dan 108 mmol/mol (12%) en geen ervaring
bij patiënten met ongecontroleerde hypertensie. De arts moet rekening houden met dit gebrek aan
informatie bij de behandeling van dergelijke patiënten.
Er zijn onvoldoende gegevens om conclusies te trekken over het effect van Lucentis bij patiënten met
RVO met irreversibel ischemisch verlies van het gezichtsvermogen.
Er zijn beperkte gegevens beschikbaar van patiënten met PM over het effect van Lucentis bij patiënten
die eerder zonder succes verteporfine fotodynamische therapie (vPDT) hebben ondergaan. Hoewel er
een consistent effect werd waargenomen bij proefpersonen met subfoveale en juxtafoveale laesies, zijn
er daarnaast onvoldoende gegevens beschikbaar om een conclusie te kunnen trekken over het effect
van Lucentis bij patiënten met PM die extrafoveale laesies hebben.
Systemische reacties na intravitreaal gebruik
Systemische bijwerkingen waaronder niet-oculaire bloedingen en arteriële trombo-embolische reacties
zijn gemeld na intravitreale injectie met VEGF-remmers.
Er zijn beperkte gegevens over de veiligheid in de behandeling van patiënten met DME, macula-
oedeem als gevolg van RVO en CNV secundair aan PM die een voorgeschiedenis van een beroerte of
een voorbijgaande ischemische aanval (TIA) hebben. Voorzichtigheid is geboden wanneer zulke
patiënten worden behandeld (zie rubriek 4.8).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen formeel onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Voor het adjuvante gebruik van verteporfine fotodynamische therapie (PDT) en Lucentis bij natte
LMD en PM, zie rubriek 5.1.
Voor adjuvant gebruik van laserfotocoagulatie en Lucentis bij DME en BRVO, zie rubrieken 4.2 en
5.1.
In klinische studies naar de behandeling van visusverslechtering als gevolg van DME werd, bij
patiënten die werden behandeld met Lucentis, het resultaat met betrekking tot de gezichtsscherpte of
de centrale retina dikte niet beïnvloed door gelijktijdige behandeling met thiazolidinedionen.
34
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vruchtbare vrouwen/anticonceptie voor vrouwen
Vrouwen die zwanger kunnen worden, zouden effectieve anticonceptie moeten gebruiken tijdens de
behandeling.
Zwangerschap
Voor ranibizumab zijn er geen klinische gegevens over blootgestelde zwangerschappen beschikbaar.
De resultaten van onderzoeken bij cynomolgus-apen duiden niet op directe of indirecte schadelijke
effecten wat betreft zwangerschap of de embryonale/foetale ontwikkeling (zie rubriek 5.3). De
systemische blootstelling aan ranibizumab na oculaire toediening is laag, maar als gevolg van het
werkingsmechanisme moet ranibizumab worden beschouwd als potentieel teratogeen en embryo-
/foetotoxisch. Daarom mag ranibizumab niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap, tenzij het
verwachte voordeel opweegt tegen het potentiële risico voor de foetus. Voor vrouwen die zwanger
willen worden en zijn behandeld met ranibizumab wordt aangeraden om na de laatste dosis
ranibizumab ten minste 3 maanden te wachten om zwanger te raken.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Lucentis in de moedermelk wordt uitgescheiden. Het wordt niet aanbevolen om
borstvoeding te geven tijdens het gebruik van Lucentis.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens beschikbaar over vruchtbaarheid.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
De behandelprocedure kan tijdelijke visuele stoornissen veroorzaken, die de rijvaardigheid en het
vermogen om machines te bedienen kunnen beïnvloeden (zie rubriek 4.8). Patiënten die deze
symptomen ervaren, mogen niet autorijden en geen machines bedienen totdat deze tijdelijke visuele
stoornissen zijn afgenomen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Het merendeel van de bijwerkingen die gemeld zijn na de toediening van Lucentis zijn gerelateerd aan
de intravitreale injectieprocedure.
De meest frequent gemelde oculaire bijwerkingen na de injectie van Lucentis zijn: oogpijn, oculaire
hyperaemia, verhoogde intraoculaire druk, vitritis, loslating van het glasvocht, retinale bloeding,
visuele stoornissen, mouches volantes, conjunctivale bloeding, oogirritatie, gevoel van vreemde
deeltjes in de ogen, toegenomen tranenvloed, blefaritis, droog oog en pruritus van het oog.
De meest frequent gemelde niet-oculaire bijwerkingen zijn hoofdpijn, nasofaryngitis en artralgie.
Minder frequent gemelde, maar ernstigere, bijwerkingen omvatten endoftalmitis, blindheid, retinale
loslating, retinale scheur en iatrogene traumatische cataract (zie rubriek 4.4).
De bijwerkingen die voorkwamen na toediening van Lucentis in klinische studies zijn weergegeven in
de onderstaande tabel.
35
Tabellijst van bijwerkingen
#
De bijwerkingen zijn gerangschikt volgens systeem/orgaanklasse en frequentie waarbij de volgende
conventie is gebruikt: zeer vaak (1/10), vaak (1/100, <1/10), soms (1/1.000, <1/100), zelden
(1/10.000, <1/1.000), zeer zelden (<1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende
ernst.
Infecties en parasitaire aandoeningen
Zeer vaak
Nasofaryngitis
Vaak
Urineweginfectie*
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak
Anemie
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak
Psychische stoornissen
Vaak
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Oogaandoeningen
Zeer vaak
Overgevoeligheid
Angst
Hoofdpijn
Vaak
Soms
Vitritis, loslating van het glasvocht, retinale bloeding, visuele
stoornissen, oogpijn, mouches volantes, conjunctivale
bloeding, oogirritatie, gevoel van vreemde deeltjes in de ogen,
toegenomen tranenvloed, blefaritis, droog oog, oculaire
hyperaemia, pruritus van het oog.
Retinale degeneratie, retinale stoornissen, retinale loslating,
retinale scheur, loslating van het retinale pigmentepitheel,
retinale pigmentepitheel scheur, verminderde gezichtsscherpte,
glasvochtbloeding, afwijkingen van het glasvocht, uveitis,
iritis, iridocyclitis, cataract, cataract subcapsulair, posterieure
capsulaire opacificatie, keratitis punctata, abrasie van de
cornea, verschijnselen van ontsteking in de voorste kamer,
wazig zien, bloedingen op de injectieplaats, oogbloeding,
conjunctivitis, allergische conjunctivitis, oogafscheiding,
fotopsie, fotofobie, oculair ongemak, ooglidoedeem,
ooglidpijn, conjunctivale hyperaemia.
Blindheid, endoftalmitis, hypopyon, hyphaema, keratopathie,
adhesie van de iris, cornea-neerslag, cornea-oedeem, cornea
striae, pijn op de injectieplaats, irritatie op de injectieplaats,
abnormaal gevoel in het oog, ooglidirritatie.
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak
Hoesten
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
Misselijkheid
Allergische reacties (rash, urticaria, pruritus, erytheem)
36
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Zeer vaak
Artralgie
Onderzoeken
Zeer vaak
Verhoogde intraoculaire druk
#
Bijwerkingen zijn gedefinieerd als bijwerkingen (bij ten minste 0,5 procentpunten van de
patiënten) die met een hoger percentage (minstens 2 procentpunten) voorkwamen bij patiënten die
met 0,5 mg Lucentis behandeld werden dan bij diegene die een controlebehandeling ondergingen
(sham-behandeling (schijnbehandeling) of verteporfine PDT).
* alleen waargenomen in de DME-populatie
Productklasse-gerelateerde bijwerkingen
In de fase-III-onderzoeken in natte LMD was de totale frequentie van niet-oculaire bloedingen, een
bijwerking die mogelijk gerelateerd is aan systemische VEGF (vasculaire endotheliale groeifactor)
inhibitie, licht verhoogd bij patiënten behandeld met ranibizumab. Er was echter geen overeenkomend
patroon bij de verschillende bloedingen. Er is een theoretisch risico van arteriële trombo-embolische
reacties, waaronder beroerte en myocardinfarct, na het intravitreaal gebruik van VEGF-remmers. Er
was een lage incidentie van arteriële trombo-embolische reacties tijdens de klinische onderzoeken met
Lucentis bij patiënten met LMD, DME, PDR, RVO en CNV en er waren geen belangrijke verschillen
tussen de groepen behandeld met ranibizumab in vergelijking met de controlegroep.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Gevallen van onopzettelijke overdosering zijn gemeld in de klinische onderzoeken in natte LMD en na
het op de markt brengen. Bijwerkingen geassocieerd met deze gevallen waren toename van de
intraoculaire druk, voorbijgaande blindheid, verminderde gezichtsscherpte, cornea-oedeem, corneapijn
en oogpijn. Als een overdosering optreedt, moet de intraoculaire druk worden gecontroleerd en
behandeld, indien de aanwezige oogarts dit noodzakelijk acht.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Ophthalmologica, antineovascularisatie middelen, ATC-code:
S01LA04
Werkingsmechanisme
Ranibizumab is een gehumaniseerd recombinant monoklonaal antilichaamfragment dat zich richt op
de menselijke vasculaire endotheliale groeifactor A (VEGF-A). Het bindt met een hoge affiniteit aan
de VEGF-A isovormen (bijvoorbeeld VEGF
110
, VEGF
121
en VEGF
165
), en voorkomt daardoor dat
VEGF-A zich bindt aan de receptoren VEGFR-1 en VEGFR-2. De binding van VEGF-A aan zijn
receptoren leidt zowel tot endotheliale celproliferatie en neovascularisatie als tot vasculaire lekkage,
waarvan wordt gedacht dat ze allemaal bijdragen aan de progressie van de neovasculaire vorm van
leeftijdsgebonden maculadegeneratie, pathologische myopie en CNV of aan visusverslechtering,
veroorzaakt door diabetisch macula-oedeem of macula-oedeem secundair aan RVO.
37
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Behandeling van natte LMD
Bij natte LMD zijn de klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bestudeerd in drie
gerandomiseerde, dubbelblinde, 24 maanden durende sham of actief gecontroleerde onderzoeken bij
patiënten met neovasculaire LMD. In totaal hebben 1.323 patiënten (879 actieve en 444 controle)
deelgenomen aan deze onderzoeken.
In onderzoek FVF2598g (MARINA) werden 716 patiënten met minimaal klassieke of occulte zonder
klassieke laesies gerandomiseerd in een 1:1:1 verhouding om maandelijks injecties van 0,3 mg
Lucentis, 0,5 mg Lucentis of sham te ontvangen.
In onderzoek FVF2587g (ANCHOR) werden 423 patiënten met hoofdzakelijk klassieke CNV laesies
gerandomiseerd in een 1:1:1 verhouding om maandelijks 0,3 mg Lucentis, maandelijks 0,5 mg
Lucentis of verteporfine PDT (op baseline en iedere 3 maanden daarna indien de fluoresceïne
angiografie een persistentie of heroptreden van vasculaire lekkage liet zien) te ontvangen.
De belangrijkste resultaten zijn samengevat in Tabel 1 en Figuur 1.
Tabel 1
Resultaten op maand 12 en maand 24 in onderzoek FVF2598g (MARINA) en
FVF2587g (ANCHOR)
FVF2598g (MARINA)
Sham
Lucentis
(n=238)
0,5 mg
(n=240)
62%
95%
53%
90%
FVF2587g (ANCHOR)
Verteporfine
Lucentis
PDT (n=143)
0,5 mg
(n=140)
64%
96%
66%
90%
Eindpunt
Maand
Verlies van
<15 letters in
gezichtsscherpte (%)
a
(behoud van
gezichtsvermogen,
primair eindpunt)
Winst van ≥15 letters
in gezichtsscherpte
(%)
a
Gemiddelde
verandering in
gezichtsscherpte
(letters) (SE)
a
a
p<0,01
Maand 12
Maand 24
Maand 12
Maand 24
Maand 12
Maand 24
5%
4%
-10,5 (16,6)
-14,9 (18,7)
34%
33%
+7,2 (14,4)
+6,6 (16,5)
6%
6%
-9,5 (16,4)
-9,8 (17,6)
40%
41%
+11,3
(14,6)
+10,7
(16,5)
38
Afbeelding 1
Gemiddelde verandering in gezichtsscherpte ten opzichte van de
uitgangswaarde tot maand 24 in onderzoek FVF2598g (MARINA) en
onderzoek FVF2587g (ANCHOR)
De resultaten van beide onderzoeken lieten zien dat voortzetting van de ranibizumab-behandeling ook
gunstig zou kunnen zijn bij patiënten die ≥15 letters van de best gecorrigeerde gezichtsscherpte
(BCVA) verloren tijdens het eerste jaar van de behandeling.
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de visusfunctie werden
waargenomen in zowel het MARINA- als het ANCHOR-onderzoek met de ranibizumab-behandeling
ten opzichte van de controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25.
In onderzoek FVF3192g (PIER) werden 184 patiënten met alle vormen van neovasculaire LMD
gerandomiseerd in een 1:1:1 verhouding om 0,3 mg Lucentis, 0,5 mg Lucentis of sham-injecties één
keer per maand voor drie opeenvolgende doseringen te ontvangen, gevolgd door één dosering per drie
maanden. Vanaf maand 14 van het onderzoek mochten sham-behandelde patiënten ranibizumab
krijgen en vanaf maand 19 was er de mogelijkheid om de behandelingen frequenter te ondergaan.
Patiënten behandeld met Lucentis in PIER ontvingen gemiddeld 10 volledige behandelingen.
39
Na een eerste toename in gezichtsscherpte (volgend op de maandelijkse dosering), nam de
gezichtsscherpte van de patiënten gemiddeld af bij toediening eens per kwartaal, terugkerend naar de
uitgangswaarde op maand 12; dit effect bleef bij de meeste met ranibizumab behandelde patiënten
(82%) gehandhaafd na 24 maanden. Beperkte gegevens van sham-behandelde patiënten die later
ranibizumab kregen, suggereerden dat een vroegtijdige start van de behandeling geassocieerd zou
kunnen zijn met betere handhaving van de gezichtsscherpte.
Gegevens van twee onderzoeken (MONT BLANC, BPD952A2308 en DENALI, BPD952A2309) die
uitgevoerd werden na de goedkeuring, bevestigden de werkzaamheid van Lucentis, maar lieten geen
bijkomend effect zien van de gecombineerde toediening van verteporfine (Visudyne PDT) en Lucentis
in vergelijking met Lucentis monotherapie.
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van CNV secundair aan PM
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met visusverslechtering als gevolg
van CNV bij PM zijn onderzocht op basis van de gegevens over 12 maanden van de dubbelblinde,
gecontroleerde registratiestudie F2301 (RADIANCE). In dit onderzoek werden 277 patiënten
gerandomiseerd in een 2:2:1 verhouding naar één van de volgende armen:
Groep I (ranibizumab 0,5 mg, doseerschema op basis van stabiliteitscriteria gedefinieerd als
geen verandering van BCVA ten opzichte van de twee voorgaande maandelijkse
beoordelingen).
Groep II (ranibizumab 0,5 mg, doseerschema op basis van ziekteactiviteitscriteria gedefinieerd
als visusverslechtering die toe te schrijven is aan intra- of subretinaal vocht of actieve lekkage
als gevolg van de CNV-laesie, zoals beoordeeld met OCT en/of FAG).
Groep III (vPDT - patiënten mochten behandeling met ranibizumab ontvangen vanaf maand 3).
Tijdens de onderzoeksperiode van 12 maanden had in Groep II, dat is de groep met de aanbevolen
dosering (zie rubriek 4.2), 50,9% van de patiënten 1 of 2 injecties nodig, 34,5% had 3 tot 5 injecties
nodig en 14,7% had 6 tot 12 injecties nodig. 62,9% van de patiënten in Groep II had geen injecties
nodig tijdens de laatste 6 maanden van het onderzoek.
De belangrijkste resultaten uit RADIANCE zijn samengevat in Tabel 2 en Figuur 2.
Tabel 2
Resultaten op maand 3 en 12 (RADIANCE)
Groep I
Ranibizumab
0,5 mg
“visusstabiliteit”
(n=105)
Groep II
Ranibizumab
0,5 mg
“ziekteactiviteit”
(n=116)
Groep III
vPDT
b
(n=55)
Maand 3
Gemiddelde verandering in BCVA van
+10,5
+10,6
+2,2
maand 1 tot maand 3 in vergelijking met
uitgangswaarde
a
(letters)
Aandeel patiënten met winst van:
≥15 letters, of BCVA van ≥84 letters bereikt
38,1%
43,1%
14,5%
Maand 12
Aantal injecties tot maand 12:
Gemiddeld
4,6
3,5
n.v.t.
Mediaan
4,0
2,5
n.v.t
Gemiddelde verandering in BCVA van
+12,8
+12,5
n.v.t
maand 1 tot maand 12 in vergelijking met
uitgangswaarde (letters)
Aandeel patiënten met winst van:
≥15 letters, of BCVA van ≥84 letters bereikt
53,3%
51,7%
n.v.t
a
p<0,00001 vergelijking met vPDT-controle
b
Vergelijkende controle tot maand 3. Patiënten die gerandomiseerd waren naar vPDT mochten
behandeling met ranibizumab krijgen vanaf maand 3 (in Groep III kregen 38 patiënten ranibizumab
vanaf maand 3)
40
Figuur 2
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde, tot maand 12 (RADIANCE)
De visusverbetering ging gepaard met een afname van de centrale retinadikte.
In de behandelingsarmen met ranibizumab werden door de patiënt gemelde voordelen waargenomen
ten opzichte van vPDT (p-waarde <0,05) met betrekking tot verbetering van de samengestelde score
en van verschillende NEI VFQ-25-subschalen (algemene visus, activiteiten dichtbij, geestelijke
gezondheid en afhankelijkheid).
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van CNV (anders dan secundair aan PM en natte
LMD)
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met visusverslechtering als gevolg
van CNV zijn onderzocht op basis van de gegevens over 12 maanden van de dubbelblinde, sham-
gecontroleerde registratiestudie G2301 (MINERVA). In dit onderzoek werden 178 volwassen
patiënten gerandomiseerd in een 2:1 verhouding en ontvingen:
ranibizumab 0,5 mg bij uitgangswaarde, gevolgd door een geïndividualiseerd doseringsschema
gebaseerd op ziekteactiviteit zoals beoordeeld op basis van gezichtsscherpte en/of anatomische
parameters (e.g. vermindering van gezichtsscherpte, intra-/subretinaal vocht, bloeding of
lekkage);
sham injectie bij uitgangswaarde, gevolgd door een geïndividualiseerd behandelingsschema
gebaseerd op ziekteactiviteit.
Op maand 2 ontvingen alle patiënten open-label behandeling met ranibizumab zoals noodzakelijk.
De belangrijkste resultaten uit MINERVA zijn samengevat in Tabel 3 en Figuur 3. Een verbetering in
zicht werd waargenomen en ging gepaard met een afname van de centrale subvelddikte in de loop van
de 12-maanden periode.
41
Het gemiddelde aantal injecties toegediend gedurende 12 maanden was 5,8 in de ranibizumab arm
versus 5,4 bij de patiënten in de sham arm die in aanmerking kwamen om ranibizumab te ontvangen
vanaf maand 2. In de sham arm ontvingen 7 van de 59 patiënten geen enkele behandeling met
ranibizumab aan het onderzoeksoog tijdens de 12-maanden periode.
Tabel 3
Resultaten op maand 2 (MINERVA)
Ranibizumab
0,5 mg (n=119)
9,5 letters
31,4%
Sham (n=59)
-0,4 letters
12,3%
Gemiddelde verandering in BCVA van
uitgangswaarde tot maand 2
a
Patiënten met een winst van ≥15 letters ten opzichte
van uitgangswaarde of die 84 letters bereiken op
maand 2
Patiënten die op maand 2 niet >15 letters verliezen ten
opzichte van uitgangswaarde
Afname in CSVD
b
van uitgangswaarde tot maand 2
a
a
Eenzijdige p<0,001 vergelijking met sham controle
b
CSVD - centrale retinale subvelddikte
Figuur 3
99,2%
77 µm
94,7%
-9,8 µm
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde, tot maand 12 (MINERVA)
42
Bij het vergelijken van ranibizumab versus sham controle op maand 2 werd een consistent
behandelingseffect waargenomen, zowel algemeen als over baseline etiologische subgroepen:
Tabel 4
Behandelingseffect algemeen en bij baseline etiologische subgroepen
Behandelingseffect bij
Aantal patiënten [n]
sham [letters]
(behandeling +sham)
Algemeen
9,9
178
Angioïde strepen
14,6
27
Postinflammatoire retinochoroïdopathie
6,5
28
Centrale sereuze chorioretinopathie
5,0
23
Idiopathische chorioretinopathie
11,4
63
a
Overige etiologieën
10,6
37
a
omvat verschillende etiologieën die voorkomen met een lage frequentie en die niet opgenomen zijn
in de andere subgroepen
In de registratiestudie G2301 (MINERVA) ontvingen vijf adolescente patiënten in de leeftijd van 12
tot 17 jaar met visusverslechtering als gevolg van CNV open-label behandeling met ranibizumab
0,5 mg op baseline gevolgd door een geïndividualiseerd behandelingsschema zoals voor de volwassen
populatie. BCVA verbeterde van uitgangswaarde tot maand 12 bij alle vijf de patiënten, variërend van
5 tot 38 letters (gemiddeld 16,6 letters). De verbetering in zicht ging gepaard met een stabilisatie of
afname van de centrale subvelddikte in de loop van de 12-maanden periode. Het gemiddeld aantal
ranibizumab injecties toegediend in het onderzoeksoog gedurende de 12 maanden was 3 (varieerde
van 2 tot 5). Over het algemeen werd de ranibizumab behandeling goed verdragen.
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van DME
De werkzaamheid en veiligheid van Lucentis zijn beoordeeld in drie gerandomiseerde, gecontroleerde
onderzoeken van ten minste 12 maanden. Een totaal van868 patiënten (708 actief en 160 controle)
waren geïncludeerd in deze onderzoeken.
In het fase II onderzoek D2201 (RESOLVE) werden 151 patiënten behandeld met ranibizumab
(6 mg/ml, n=51, 10 mg/ml, n=51) of sham (n=49) door middel van maandelijkse intravitreale injecties.
De gemiddelde verandering in BCVA van maand 1 tot maand 12 in vergelijking met de
uitgangswaarde was +7,8 (±7,72) letters bij de gepoolde met ranibizumab behandelde patiënten
(n=102) in vergelijking met -0,1 (±9,77) letters bij sham-behandelde patiënten; de gemiddelde
verandering in BCVA op maand 12 ten opzichte van de uitgangswaarde was respectievelijk 10,3
(±9,1) letters in vergelijking met -1,4 (±14,2) letters (p<0,0001 voor het verschil in behandeling).
In het fase III-onderzoek D2301 (RESTORE) werden 345 patiënten gerandomiseerd in een
1:1:1 verhouding om ranibizumab 0,5 mg monotherapie en sham-laserfotocoagulatie, de combinatie
van ranibizumab 0,5 mg en laserfotocoagulatie, of sham-injectie en laserfotocoagulatie te ontvangen.
240 patiënten die eerder het RESTORE-onderzoek van 12 maanden hadden voltooid, namen deel aan
het open-label, multicenter, 24 maanden durende extensie-onderzoek (RESTORE Extensie). Patiënten
werden
pro re nata
(PRN) behandeld met ranibizumab 0,5 mg in hetzelfde oog als in het belangrijkste
onderzoek (D2301 RESTORE).
De belangrijkste resultaten zijn samengevat in Tabel 5 (RESTORE en Extensie) en Figuur 4
(RESTORE).
Algemeen en per baseline etiologie
43
Figuur 4
Gemiddelde verandering in gezichtsscherpte vanaf uitgangswaarde over de tijd in
onderzoek D2301 (RESTORE)
Het effect na 12 maanden was consistent in de meeste subgroepen. Echter, individuen met een
uitgangswaarde van de BCVA >73 letters en macula-oedeem met een centrale retinadikte <300
m
bleken geen voordeel te hebben van behandeling met ranibizumab vergeleken met laserfotocoagulatie.
44
Tabel 5
Resultaten op maand 12 in onderzoek D2301 (RESTORE) en op maand 36 in
onderzoek D2301-E1 (RESTORE Extensie)
Ranibizumab
0,5 mg
n=115
6,1 (6,4)
a
6,8 (8,3)
a
22,6
7,0
Ranibizumab
0,5 mg + Laser
n=118
5,9 (7,9)
a
6,4 (11,8)
a
22,9
6,8
Laser
n=110
0,8 (8,6)
0,9 (11,4)
8,2
7,3 (sham)
Uitkomstmaten op maand 12 in
vergelijking met uitgangswaarde in
onderzoek D2301 (RESTORE)
Gemiddelde verandering in BCVA van
maand 1 tot maand 12
a
(SD)
Gemiddelde verandering in BCVA op
maand 12 (SD)
Winst van ≥15 letters of BCVA
84
letters op maand 12 (%)
Gemiddeld aantal injecties (maanden 0-
11)
Uitkomstmaten op maand 36 in
Voorafgaand
Voorafgaand
Voorafgaand
vergelijking met uitgangswaarde van
ranibizumab
ranibizumab
laser
D2301 (RESTORE) in onderzoek D2301-
0,5 mg
0,5 mg + laser
E1 (RESTORE Extensie)
n=83
n=83
n=74
Gemiddelde verandering in BCVA op
7,9 (9,0)
6,7 (7,9)
5,4 (9,0)
maand 24 (SD)
Gemiddelde verandering in BCVA op
8,0 (10,1)
6,7 (9,6)
6,0 (9,4)
maand 36 (SD)
Winst van ≥15 letters of BCVA
27,7
30,1
21,6
≥84 letters op maand 36 (%)
Gemiddeld aantal injecties (maanden 12-
6,8
6,0
6,5
35)*
a
p<0,0001 voor vergelijkingen van ranibizumab-armen vs. laser-arm.
n is in D2301-E1 (RESTORE Extensie) het aantal patiënten met een waarde bij zowel de
uitgangswaarde (maand 0) in D2301 (RESTORE) als bij de controle op maand 36.
* Het percentage patiënten dat geen ranibizumab-behandeling nodig had tijdens de extensiefase was
respectievelijk 19%, 25% en 20% in de groepen voorafgaand behandeld met ranibizumab,
voorafgaand behandeld met ranibizumab + laser en voorafgaand behandeld met laser.
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de meeste visusgerelateerde
activiteiten werden waargenomen bij de ranibizumab-behandeling (met of zonder laser) ten opzichte
van de controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25. Voor andere sub-schalen van
deze vragenlijst konden geen behandelingsverschillen worden vastgesteld.
Het langetermijnveiligheidsprofiel van ranibizumab waargenomen in het 24 maanden durende
extensie-onderzoek komt overeen met het bekende veiligheidsprofiel van Lucentis.
In het fase IIIb-onderzoek D2304 (RETAIN) werden 372 patiënten gerandomiseerd in een
1:1:1 verhouding naar:
ranibizumab 0,5 mg met gelijktijdig laserfotocoagulatie volgens een “treat-and-extend” (TE)
regime,
ranibizumab 0,5 mg monotherapie volgens een TE-regime,
ranibizumab 0,5 mg monotherapie volgens een PRN-regime.
In alle groepen werd ranibizumab maandelijks toegediend totdat de BCVA stabiel was bij ten minste
drie achtereenvolgende maandelijkse controles.. Bij TE werd ranibizumab toegediend met
behandelingsintervallen van 2-3 maanden. In alle groepen werd de maandelijkse behandeling weer
gestart bij een afname in BCVA als gevolg van DME-progressie en voortgezet tot weer een stabiele
BCVA werd bereikt.
45
Het aantal geplande behandelafspraken na de eerste 3 injecties was respectievelijk 13 en 20 bij de TE-
en PRN-regimes. Bij beide TE-regimes behield meer dan 70% van de patiënten hun BCVA met een
gemiddelde controlefrequentie ≥2 maanden.
De belangrijkste resultaten zijn samengevat in Tabel 6.
Tabel 6
Resultaten in onderzoek D2304 (RETAIN)
PRN ranibizumab
0,5 mg
n=117
6,2 (6,0)
Uitkomstmaat in
TE ranibizumab
TE ranibizumab
vergelijking met
0,5 mg + laser
0,5 mg alleen
uitgangswaarde
n=117
n=125
Gemiddelde
verandering in BCVA
5,9 (5,5)
a
6,1 (5,7)
a
van maand 1 tot
maand 12 (SD)
Gemiddelde
verandering in BCVA
6,8 (6,0)
6,6 (7,1)
van maand 1 tot
maand 24 (SD)
Gemiddelde
verandering in BCVA
8,3 (8,1)
6,5 (10,9)
op maand 24 (SD)
Winst van ≥15 letters
25,6
28,0
of BCVA
84
letters
op maand 24(%)
Gemiddeld aantal
injecties
12,4
12,8
(maanden 0-23)
a
p<0,0001 voor beoordeling van non-inferioriteit vergeleken met PRN
7,0 (6,4)
8,1 (8,5)
30,8
10,7
In DME onderzoeken ging de verbetering van BCVA bij alle behandelingsgroepen gepaard met een
afname van de centrale retina dikte in de tijd.
Behandeling van PDR
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met PDR werden beoordeeld in
Protocol S dat de behandeling met intravitreale injecties met 0,5 mg ranibizumab vergeleek met
panretinale fotocoagulatie (PRP). Het primaire eindpunt was de gemiddelde verandering in
gezichtsscherpte bij jaar 2. Bijkomend werd de verandering in de ernst van de diabetische retinopathie
(DR) beoordeeld op basis van fundusfoto’s met behulp van de DR severity score (DRSS).
Protocol S was een multicenter, gerandomiseerd, actief-gecontroleerd, parallelle-toewijzing, non-
inferioriteits-fase III-onderzoek waarin 305 patiënten (394 onderzoeksogen) met PDR met of zonder
DME bij baseline werden opgenomen. Het onderzoek vergeleek intravitreale injecties met 0,5 mg
ranibizumab met standaardbehandeling met PRP. Een totaal van 191 ogen (48,5%) werd
gerandomiseerd naar 0,5 mg ranibizumab en 203 ogen (51,5%) werden gerandomiseerd naar PRP. Een
totaal van 88 ogen (22,3%) had bij baseline DME: respectievelijk 42 (22,0%) en 46 (22,7%) ogen in
de ranibizumab- en PRP-groepen.
In dit onderzoek was de gemiddelde verandering in gezichtsscherpte bij jaar 2 +2,7 letters in de
ranibizumabgroep, in vergelijking met -0,7 letters in de PRP-groep. Het verschil in “least square
means” was 3,5 letters (95% BI: [0,2 tot 6,7]).
Bij jaar
1
ondervond 41,8% van de ogen een ≥2-staps verbetering in de DRSS onder behandeling met
ranibizumab (n=189) vergeleken met 14,6% van de ogen onder behandeling met PRP (n=199). Het
geschatte verschil tussen ranibizumab en laser was 27,4% (95% BI: [18,9, 35,9]).
46
Tabel 7
DRSS verbetering of verslechtering van ≥2 of≥3 stappen bij jaar 1 in Protocol S
(LOCF-methode)
Protocol S
PRP
(N=199)
Gecategoriseeerde
verandering ten
opzichte van baseline
≥2-staps verbetering
n (%)
≥3-staps verbetering
n (%)
≥2-staps verslechtering
n (%)
≥3-staps verslechtering
n (%)
Ranibizumab
0,5 mg
(N=189)
79
(41,8%)
54
(28,6%)
3
(1,6%)
Verschil in proportie
(%), BI
29
(14,6%)
6
(3,0%)
23
(11,6%)
27,4
(18,9, 35,9)
25,7
(18,9, 32,6)
-9,9
(-14,7, -5,2)
1
8
-3,4
(0,5%)
(4,0%)
(-6,3, -0,5)
DRSS =
diabetic retinopathy severity score,
n = aantal patiënten dat voldeed aan de aandoening bij het
bezoek, N = totaal aantal studieogen.
Bij jaar 1 was de ≥2-staps verbetering in DRSS in de groep met ranibizumab in Protocol S consistent
bij ogen zonder DME (39,9%) en met DME bij baseline (48,8%).
Een analyse van de gegevens bij jaar 2 van Protocol S toonde aan dat 42,3% (n=80) van de ogen in de
groep met ranibizumab een ≥2-staps verbetering in DRSS ten opzichte van baseline had vergeleken
met 23,1% (n=46) van de ogen in de groep met PRP. In de groep met ranibizumab werd een ≥2-staps
verbetering in DRSS ten opzichte van baseline waargenomen bij 58,5% (n=24) van de ogen met DME
bij baseline en 37,8% (n=56) van de ogen zonder DME.
DRSS werd ook beoordeeld in drie afzonderlijke actief-gecontroleerde fase III-DME-studies
(ranibizumab 0,5 mg PRN versus laser) die een totaal van 875 patiënten omvatten, waarvan ongeveer
75% van Aziatische oorsprong was. In een meta-analyse van deze onderzoeken vertoonde 48,4% van
de 315 patiënten met vast te stellen DRSS-scores in de subgroep van patiënten met matig ernstige niet-
proliferatieve DR (NPDR) of slechter op baseline een ≥2-staps verbetering in de DRSS op maand 12
bij behandeling met ranibizumab (n=192) versus 14,6% van de patiënten behandeld met laser (n=123).
Het geschatte verschil tussen ranibizumab en laser was 29,9% (95% BI: [20,0, 39,7]). Bij de
405 patiënten bij wie de DRSS-score was vast te stellen, met matige NPDR of beter, werd een ≥2-
staps verbetering van de DRSS waargenomen bij respectievelijk 1,4% en 0,9% van de ranibizumab- en
lasergroepen.
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan RVO
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met visusverslechtering als gevolg
van macula-oedeem secundair aan RVO is onderzocht in de gerandomiseerde, dubbelblinde,
gecontroleerde onderzoeken BRAVO en CRUISE, waarin respectievelijk patiënten met BRVO
(n=397) en CRVO (n=392) werden gerekruteerd. In beide onderzoeken kregen de patiënten of 0,3 mg
of 0,5 mg ranibizumab of sham-injecties. Na 6 maanden werden patiënten in de sham-controlegroep
overgezet op 0,5 mg ranibizumab.
De belangrijkste resultaten uit BRAVO en CRUISE zijn samengevat in Tabel 8 en Figuur 5 en 6.
47
Tabel 8
Resultaten op maand 6 en 12 (BRAVO en CRUISE)
BRAVO
Sham/Lucentis
Lucentis
0,5 mg
0,5 mg
(n=132)
(n=131)
7,3 (13,0)
18,3 (13,2)
CRUISE
Sham/Lucentis
Lucentis
0,5 mg
0,5 mg
(n=130)
(n=130)
0,8 (16,2)
14,9 (13,2)
Gemiddelde verandering in
gezichtsscherpte (letters)
(SD) op maand 6
a
(primair
eindpunt)
Gemiddelde verandering in
12,1 (14,4)
BCVA op maand 12 (letters)
(SD)
Winst van ≥15 letters in
28,8
gezichtsscherpte op
maand 6
a
(%)
Winst van ≥15 letters in
43,9
gezichtsscherpte op
maand 12 (%)
Aandeel (%) dat laser
61,4
“rescue” heeft gekregen
gedurende 12 maanden
a
p<0,0001 voor beide onderzoeken
Figuur 5
18,3 (14,6)
7,3 (15,9)
13,9 (14,2)
61,1
16,9
47,7
60,3
33,1
50,8
34,4
n.v.t.
n.v.t.
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde tot maand 6 en maand 12 (BRAVO)
48
Figuur 6
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde tot maand 6 en 12 (CRUISE)
In beide onderzoeken ging de verbetering in zicht gepaard met een continue en significante
vermindering van het macula-oedeem, zoals gemeten met de centrale retinadikte.
Bij patiënten met CRVO (CRUISE en extensiestudie HORIZON): Patiënten behandeld met
sham-injecties in de eerste 6 maanden die vervolgens ranibizumab kregen, behaalden geen
vergelijkbare winst behaald in VA (~6 letters), in vergelijking met patiënten die vanaf het begin van de
studie werden behandeld met ranibizumab (~12 letters).
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de sub-schalen met betrekking tot
activiteit dichtbij en veraf, werden waargenomen bij de ranibizumab-behandeling ten opzichte van de
controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25.
De langetermijn (24 maanden) klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met
visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan RVO werden onderzocht in de
BRIGHTER (BRVO) en CRYSTAL (CRVO) studies. In beide onderzoeken kregen de patiënten een
0,5 mg ranibizumab PRN doseringsschema, gestuurd op geïndividualiseerde stabilisatiecriteria.
BRIGHTER was een 3-armig gerandomiseerd actief gecontroleerd onderzoek waarin 0,5 mg
ranibizumab gegeven als monotherapie of in combinatie met adjuvante laserfotocoagulatie werd
vergeleken met alleen laserfotocoagulatie. Patiënten in de laser-arm konden na 6 maanden 0,5 mg
ranibizumab krijgen. CRYSTAL was een eenarmige studie met 0,5 mg ranibizumab monotherapie.
De belangrijkste resultaten van BRIGHTER en CRYSTAL zijn weergegeven in Tabel 9.
49
Tabel 9
Resultaten op maand 6 en 24 (BRIGHTER en CRYSTAL)
BRIGHTER
Lucentis 0,5 mg
+ laser
N=178
CRYSTAL
Lucentis 0,5 mg
N=356
Lucentis 0,5 mg
N=180
laser*
N=90
Gemiddelde
verandering in
+14,8
+14,8
+6,0
+12,0
BCVA op
(10,7)
(11,13)
(14,27)
(13,95)
maand 6
a
(letters)
(SD)
Gemiddelde
verandering in
+15,5
+17,3
+11,6
+12,1
BCVA op
(13,91)
(12,61)
(16,09)
(18,60)
maand 24
b
(letters) (SD)
Winst van
≥15 letters in
52,8
59,6
43,3
49,2
BCVA op
maand 24 (%)
Gemiddeld aantal
11,4
injecties (SD)
11,3 (6,02)
n.v.t.
13,1 (6,39)
(5,81)
(maanden 0-23)
a
p<0,0001 voor beide vergelijkingen in BRIGHTER op maand 6: Lucentis 0,5 mg versus laser
en Lucentis 0,5 mg + laser versus laser.
b
p<0,0001 voor nulhypothese in CRYSTAL dat de gemiddelde wijziging op maand 24 ten
opzichte van baseline nul is.
*
Vanaf maand 6 was behandeling met ranibizumab 0,5 mg toegestaan (24 patiënten werden
alleen met laser behandeld).
In BRIGHTER liet ranibizumab 0,5 mg met adjuvante lasertherapie non-inferioriteit zien versus
ranibizumab monotherapie van baseline tot maand 24 (95% BI -2,8, 1,4).
In beide studies werd een snelle en statistisch significante afname ten opzichte van baseline van de
centrale retinale subvelddikte waargenomen op maand 1. Dit effect bleef gehandhaafd tot maand 24.
Het effect van ranibizumab behandeling was vergelijkbaar, onafhankelijk van de aanwezigheid van
retinale ischemie. In BRIGHTER hadden patiënten met ischemie (N=46) of zonder (N=133) en
behandeld met ranibizumab monotherapie een gemiddelde verandering ten opzichte van baseline van
respectievelijk +15,3 en +15,6 letters op maand 24. In CRYSTAL hadden patiënten met ischemie
(N=53) of zonder (N=300) en behandeld met ranibizumab monotherapie een gemiddelde verandering
ten opzichte van baseline van respectievelijk +15,0 en +11,5 letters.
Het effect met betrekking tot visusverbetering werd waargenomen bij alle patiënten die behandeld
werden met 0,5 mg ranibizumab monotherapie, onafhankelijk van de duur van hun ziekte in zowel
BRIGHTER als CRYSTAL. Bij patiënten met een ziekteduur van <3 maanden werd een toename in
gezichtsscherpte van 13,3 en 10,0 letters gezien op maand 1; en 17,7 en 13,2 letters op maand 24 in
respectievelijk BRIGHTER en CRYSTAL. De overeenkomstige toename van de gezichtsscherpte bij
patiënten met een ziekteduur van ≥12 maanden was 8,6 en 8,4 letters in de respectievelijke studies.
Het moet overwogen worden de behandeling te starten op het moment van de diagnose.
Het langetermijnveiligheidsprofiel van ranibizumab waargenomen in de 24 maanden durende
onderzoeken komt overeen met het bekende veiligheidsprofiel van Lucentis.
50
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ranibizumab zijn nog niet vastgesteld bij pediatrische patiënten.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Lucentis in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met neovasculaire LMD, visusverslechtering als gevolg van DME, visusverslechtering als
gevolg van macula-oedeem secundair aan RVO en visusverslechtering als gevolg van CNV en
diabetische retinopathie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De serumconcentraties van ranibizumab waren na maandelijkse intravitreale toediening van Lucentis
aan patiënten met neovasculaire LMD in het algemeen laag, met maximum niveaus (C
max
) in het
algemeen lager dan de ranibizumab-concentratie, nodig om de biologische activiteit van VEGF met
50% te remmen (11-27 ng/ml, zoals onderzocht in een
in vitro
cellulaire proliferatie onderzoek). C
max
was dosisproportioneel over een doseringsbereik van 0,05 tot 1,0 mg/oog. Serumconcentraties in een
beperkt aantal DME patiënten wijzen erop dat een licht verhoogde systemische blootstelling niet kan
worden uitgesloten vergeleken met die van patiënten met neovasculair LMD. Ranibizumab
serumconcentraties bij RVO patiënten waren vergelijkbaar of iets hoger in vergelijking met de
concentraties waargenomen bij neovasculaire LMD patiënten.
De gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd van ranibizumab in het glasvocht is ongeveer 9 dagen,
gebaseerd op de analyse van de farmacokinetiek van de populatie en het verdwijnen van ranibizumab
uit het serum bij patiënten met neovasculair LMD behandeld met de 0,5 mg dosering. Bij
maandelijkse intravitreale toediening van 0,5 mg Lucentis per oog wordt de C
max
van ranibizumab in
het serum na ongeveer 1 dag bereikt en ligt naar verwachting in het bereik tussen de 0,79 en
2,90 ng/ml en C
min
ligt naar verwachting in het bereik tussen de 0,07 en 0,49 ng/ml. De concentraties
van ranibizumab in het serum zijn naar verwachting ongeveer 90.000 keer lager dan de vitreale
concentraties van ranibizumab.
Patiënten met nierinsufficiëntie: Er is geen formeel onderzoek uitgevoerd naar de farmacokinetiek van
Lucentis bij patiënten met nierinsufficiëntie. In een populatiefarmacokinetiekanalyse bij neovasculaire
LMD patiënten had 68% (136 van de 200) van de patiënten een gestoorde nierfunctie (46,5% mild
[50-80 ml/min], 20% matig [30-50 ml/min], en 1,5% ernstig [<30 ml/min]). Bij RVO patiënten had
48,2% (253 van de 525) een gestoorde nierfunctie (36,4% mild, 9,5% matig, en 2,3% ernstig).
Systemische klaring was iets lager, maar dit was niet klinisch significant.
Leverinsufficiëntie: Er is geen formeel onderzoek uitgevoerd naar de farmacokinetiek van Lucentis bij
patiënten met leverinsufficiëntie.
51
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Bilaterale intravitreale toediening van ranibizumab aan cynomolgus-apen van doseringen tussen
0,25 mg per oog en 2,0 mg per oog iedere twee weken gedurende 26 weken, resulteerde in
dosisafhankelijke oculaire effecten.
Intraoculair waren er dosisafhankelijke toenames van verschijnselen van ontsteking in de voorste
kamer en cellen die 2 dagen na de injectie een piek bereikten. De ernst van de ontstekingsreactie nam
over het algemeen af bij opeenvolgende injecties of gedurende herstel. In het achterste segment waren
er vitreale celinfiltraties en mouches volantes die ook dosisafhankelijk leken te zijn en in het algemeen
persisteerden tot het eind van de behandelperiode. In het 26 weken durende onderzoek nam de ernst
van de ontstekingen van het glasvocht toe met het aantal injecties, hoewel er bewijs van
omkeerbaarheid werd waargenomen na herstel. De aard en de timing van de achterste segment-
ontstekingen suggereerden een immuungemedieerde antilichaamrespons die klinisch irrelevant kan
zijn. Cataractvorming is waargenomen bij sommige dieren na een relatief lange periode van intensieve
ontsteking, wat suggereert dat de veranderingen in de lens secundair zijn aan de ernstige ontsteking.
Een tijdelijke toename in intraoculaire druk na dosering is waargenomen na de intravitreale injecties,
onafhankelijk van de dosering.
Microscopische oculaire veranderingen werden gerelateerd aan ontsteking en wezen niet op
degeneratieve processen. Granulomateuze inflammatoire veranderingen zijn waargenomen in de
optische schijf van sommige ogen. Deze achterste segmentveranderingen verminderden, en verdwenen
in sommige gevallen, gedurende de herstelperiode.
Er zijn geen symptomen van systemische toxiciteit volgend op de intravitreale toediening gevonden.
In het serum en het glasvocht zijn bij een subgroep van de behandelde dieren ranibizumab-
antilichamen gevonden.
Er zijn geen gegevens beschikbaar met betrekking tot carcinogeniciteit of mutageniciteit.
Bij zwangere apen veroorzaakte intravitreale behandeling met ranibizumab, die resulteert in maximale
systemische blootstellingen die het 0,9-7-voudige van een ‘worst case’ klinische blootstelling zijn,
geen ontwikkelingstoxiciteit of teratogeniteit, en had het geen effect op het gewicht of de structuur van
de placenta, hoewel ranibizumab, op basis van het farmacologisch effect, als potentieel teratogeen en
embryo-/foetotoxisch beschouwd moet worden.
De afwezigheid van ranibizumab-gemedieerde effecten op de embryo-foetale ontwikkeling is
waarschijnlijk voornamelijk gerelateerd aan het onvermogen van het Fab-fragment om de placenta te
passeren. Toch is er een casus beschreven van hoge ranibizumab serumgehaltes bij de moeder en de
aanwezigheid van ranibizumab in foetaal serum, wat suggereert dat het anti-ranibizumab antilichaam
werkte als (Fc-gedeelte-bevattend) dragereiwit voor ranibizumab, waarbij de serumklaring bij de
moeder werd verminderd en de placentapassage mogelijk werd gemaakt. Aangezien de onderzoeken
naar embryo-foetale ontwikkeling werden uitgevoerd bij gezonde zwangere dieren en een ziekte (zoals
diabetes) de permeabiliteit van de placenta voor een Fab-fragment kan veranderen, moet het
onderzoek met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
52
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
,-trehalose
dihydraat
Histidine hydrochloride, monohydraat
Histidine
Polysorbaat 20
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in het verzegelde bakje in de verpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Vóór gebruik mag het ongeopende bakje gedurende maximaal 24 uur op kamertemperatuur (25°C)
worden bewaard.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
0,165 ml steriele oplossing in een voorgevulde spuit (type I glas) met een rubber zuigerstop van
broombutyl en een spuitdop bestaande uit een witte, controleerbare, starre verzegeling met een grijze
rubber afsluitdop van broombutyl inclusief een Luer-Lock adapter. De voorgevulde spuit heeft een
zuigerstang en een vingersteun en is verpakt in een verzegeld bakje.
Verpakkingsgrootte van één voorgevulde spuit.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
De voorgevulde spuit is uitsluitend voor eenmalig gebruik. De voorgevulde spuit is steriel. Gebruik
het product niet als de verpakking beschadigd is. De steriliteit van de voorgevulde spuit kan niet
worden gegarandeerd tenzij het bakje verzegeld blijft. Gebruik de voorgevulde spuit niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of deeltjes bevat.
De voorgevulde spuit bevat meer dan de aanbevolen dosis van 0,5 mg. Het extraheerbare volume van
één voorgevulde spuit (0,1 ml) mag niet in zijn geheel worden gebruikt. Het overtollige volume moet
worden verwijderd vóór injectie. Het injecteren van het gehele volume van de voorgevulde spuit zou
kunnen leiden tot overdosering. Druk de zuiger langzaam in totdat de rand onder de top van de rubber
stop zich op één lijn bevindt met de zwarte doseringsstreep op de spuit (equivalent aan 0,05 ml, d.w.z.
0,5 mg ranibizumab) om de luchtbel samen met het teveel aan geneesmiddel te verwijderen.
Voor de intravitreale injectie moet een 30G x ½″ steriele injectienaald worden gebruikt.
53
Voor de bereiding van Lucentis voor intravitreale toediening, volg de instructies voor gebruik:
Introductie
Lees alle instructies zorgvuldig vóór het gebruik van de voorgevulde spuit.
De voorgevulde spuit is uitsluitend voor eenmalig gebruik. De voorgevulde spuit
is steriel. Gebruik het product niet als de verpakking beschadigd is. Het openen
van het verzegelde bakje en alle volgende stappen dienen te worden uitgevoerd
onder aseptische omstandigheden.
NB: De dosis moet op 0,05 ml worden ingesteld.
Spuitdop
0,05 ml
doseringsstreep
Vingersteun
Beschrijving
voorgevulde
spuit
Luer-Lock
Rubber stop
Figuur 1
Zuigerstang
Voorbereiden
1.
2.
3.
4.
Spuit
controleren
Spuitdop
verwijderen
5.
6.
Controleer of de verpakking het volgende bevat:
een steriele voorgevulde spuit in een verzegeld bakje.
Trek de afdekking van het bakje met de spuit en neem de spuit er
voorzichtig uit met een aseptische techniek.
Controleer of:
de spuitdop niet is losgeraakt van de
Luer-Lock.
de spuit niet beschadigd is.
de oplossing er helder uitziet, kleurloos
tot lichtgeel is en geen deeltjes bevat.
Als een van bovenstaande niet klopt,
gooi dan de voorgevulde spuit weg en
gebruik een nieuwe.
Breek de spuitdop eraf (niet draaien of
trekken; zie Figuur 2).
Verwijder de spuitdop (zie Figuur 3).
Figuur 2
Figuur 3
54
Naald
bevestigen
Bevestig een 30G x ½″ steriele
injectienaald stevig op de spuit door
deze strak op de Luer-Lock te draaien
(zie Figuur 4).
8.
Verwijder voorzichtig de beschermkap
door deze recht van de naald te trekken
(zie Figuur 5).
NB: Veeg de injectienaald op geen enkel
moment af.
7.
Figuur 4
Figuur 5
Luchtbellen
verwijderen
9.
10.
Houd de spuit rechtop.
Tik, indien er luchtbellen zijn, zacht met
uw vinger tegen de spuit totdat de bellen
naar boven gaan (zie Figuur 6).
Figuur 6
Dosis instellen
Houd de spuit op ooghoogte en druk de
zuiger voorzichtig in totdat de
rand
onder de top van de rubber stop
zich
op één lijn bevindt met de
doseringsstreep (zie Figuur 7). Hierdoor
zal de lucht en het teveel aan oplossing
verwijderd worden en de dosis op
0,05 ml worden ingesteld.
NB: De zuigerstang is niet aan de rubber
stop bevestigd – dit is om te voorkomen dat
er lucht in de spuit wordt getrokken.
11.
Figuur 7
55
Injecteren
De injectieprocedure moet worden uitgevoerd onder aseptische omstandigheden.
12. De injectienaald moet worden ingebracht in de vitreale holte 3,5-4,0 mm
achter de limbus, waarbij de horizontale meridiaan moet worden vermeden
en de naald moet worden gericht op het midden van de oogbol.
13. Injecteer langzaam totdat de rubber stop de bodem van de spuit bereikt om
het volume van 0,05 ml toe te dienen.
14. Een andere sclerale plaats dient te worden gebruikt bij de volgende
injecties.
15. Na injectie de beschermkap niet terug op de naald zetten of deze van de
spuit losmaken. Gooi de gebruikte spuit samen met de naald in een
naaldencontainer of voer deze af overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/374/003
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 22 januari 2007
Datum van laatste verlenging: 11 november 2016
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
56
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
57
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANTEN
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Roche Singapore Technical Operations Pte. Ltd.
10 Tuas Bay Link
Singapore 637394
Singapore
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Oplossing voor injectie
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Neurenberg
Duitsland
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Neurenberg
Duitsland
Alcon Couvreur N.V.
Rijksweg 14
2870 Puurs
België
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
58
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
Voorafgaand aan het op de markt brengen in elke lidstaat dient de vergunninghouder (MAH)
overeenstemming te bereiken met de bevoegde nationale autoriteit over het finale educatief materiaal.
De vergunninghouder zorgt ervoor dat, na besprekingen en overeenkomst met de nationale bevoegde
autoriteiten in elke lidstaat waar Lucentis op de markt is, bij het op de markt brengen en na het op de
markt brengen, alle oogklinieken waarvan wordt verwacht dat zij Lucentis zullen gebruiken, voorzien
zijn van een up-to-date patiënteninformatiepakket.
Het patiënteninformatiepakket moet zowel in de vorm van patiënteninformatieboekjes als een audio-
CD worden verstrekt en dient de volgende belangrijke onderdelen te bevatten:
Patiëntenbijsluiter
Hoe voorbereiden op de Lucentis-behandeling
Wat zijn de stappen die volgen op de behandeling met Lucentis
Belangrijke klachten en symptomen van ernstige bijwerkingen, waaronder verhoogde intra-
oculaire druk, intraoculaire ontsteking, retinale loslating & retinale scheur en infectieuze
endoftalmitis
Wanneer spoedeisende aandacht van de arts vragen
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Studie naar de effectiviteit uitgevoerd na verlening van de
handelsvergunning (Post-authorisation efficacy study, PAES):
CRFB002H2301E1
Om de impact van de interventie op de klinische uitkomst of
ziekteprogressie te verifiëren en om eerdere aannames over
werkzaamheid te bevestigen, moet de vergunninghouder de lopende
prospectieve, open-label, multicenter studie uitvoeren en de resultaten
ervan indienen.
Uiterste datum
Definitief studierapport:
30-Mrt-2023
59
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
60
A. ETIKETTERING
61
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTON
INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén ml bevat 10 mg ranibizumab. De injectieflacon bevat 2,3 mg ranibizumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook:
,-trehalose
dihydraat; histidine hydrochloride, monohydraat; histidine; polysorbaat 20;
water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1x 0,23 ml injectieflacon
Enkele dosis voor volwassenen: 0,5 mg/0,05 ml. Overtollig volume verwijderen.
Enkele dosis voor te vroeg geboren baby’s: 0,2 mg/0,02 ml. Overtollig volume verwijderen.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intravitreaal gebruik.
Injectieflacon voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
62
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/374/002
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
63
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET
INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab
Intravitreaal gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2,3 mg/0,23 ml
6.
OVERIGE
64
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTON
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ranibizumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit van 0,165 ml oplossing bevat 1,65 mg ranibizumab (10 mg/ml).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook:
,-trehalose
dihydraat; histidine hydrochloride, monohydraat; histidine; polysorbaat 20;
water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1 voorgevulde spuit van 0,165 ml.
Enkelvoudige dosis van 0,5 mg/0,05 ml.
Het overtollige volume moet worden verwijderd vóór injectie.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik. Na openen van het verzegelde bakje werken onder aseptische
omstandigheden.
Stel de dosis in op de 0,05 ml doseringsstreep.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intravitreaal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
65
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in het verzegelde bakje in de verpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/374/003
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
66
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
FOLIE VAN DE BLISTERVERPAKKING
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ranibizumab
Intravitreaal gebruik
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Novartis Europharm Limited
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
0,165 ml
67
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab
Intravitreaal gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
0,165 ml
6.
OVERIGE
68
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTON
INJECTIEFLACON + FILTERNAALD
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén ml bevat 10 mg ranibizumab. De injectieflacon bevat 2,3 mg ranibizumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook:
,-trehalose
dihydraat; histidine hydrochloride, monohydraat; histidine; polysorbaat 20;
water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1x 0,23 ml injectieflacon, 1 filternaald.
Enkele dosis voor volwassenen: 0,5 mg/0,05 ml. Overtollig volume verwijderen.
Enkele dosis voor te vroeg geboren baby’s: 0,2 mg/0,02 ml. Overtollig volume verwijderen.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intravitreaal gebruik.
Injectieflacon en filternaald voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
De filternaald is niet bedoeld voor injectie.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
69
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/374/004
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
70
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET
INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab
Intravitreaal gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2,3 mg/0,23 ml
6.
OVERIGE
71
B. BIJSLUITER
72
Bijsluiter: informatie voor de volwassen patiënt
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab
VOLWASSENEN
Informatie voor te vroeg geboren baby’s bevindt zich op de andere zijde van deze bijsluiter.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Lucentis?
Lucentis is een oplossing die in het oog wordt geïnjecteerd. Lucentis behoort tot een groep
geneesmiddelen, antineovasculariserende middelen genaamd. Het bevat de werkzame stof
ranibizumab.
Waarvoor wordt Lucentis gebruikt?
Lucentis wordt gebruikt bij volwassenen om verschillende oogaandoeningen te behandelen die een
verslechterd zicht veroorzaken.
Deze aandoeningen zijn het gevolg van een beschadiging van het netvlies (lichtgevoelige laag aan de
achterkant van het oog) die veroorzaakt wordt door:
-
Groei van lekkende, abnormale bloedvaten. Dit wordt waargenomen bij aandoeningen zoals
leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD) en proliferatieve diabetische retinopathie (PDR,
een ziekte veroorzaakt door diabetes). Het kan ook geassocieerd zijn met choroïdale
neovascularisatie (CNV) als gevolg van pathologische myopie (PM), angioïde strepen, centrale
sereuze chorioretinopathie of inflammatoire CNV.
-
Macula-oedeem (zwelling van het centrale deel van het netvlies). Deze zwelling kan
veroorzaakt worden door diabetes (een ziekte genaamd diabetisch macula-oedeem, DME) of
door een afsluiting van de retinale bloedvaten in het netvlies (een ziekte genaamd retinale
veneuze occlusie, RVO).
Hoe werkt Lucentis?
Lucentis herkent en bindt specifiek aan een eiwit genaamd humane vasculaire endotheliale groeifactor
A (VEGF-A) dat aanwezig is in het oog. Als er te veel van is, veroorzaakt VEGF-A abnormale groei
van bloedvaten en zwelling in het oog, wat kan leiden tot verminderd zicht bij aandoeningen als LMD,
DME, PDR, RVO, PM en CNV. Door te binden aan VEGF-A kan Lucentis de activiteit van het eiwit
blokkeren en deze abnormale groei en zwelling voorkomen.
Bij deze aandoeningen kan Lucentis helpen uw zicht te stabiliseren, en in veel gevallen te verbeteren.
73
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U hebt een infectie in of rond het oog.
-
U hebt pijn of roodheid (ernstige intraoculaire ontsteking) in uw oog.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel toegediend krijgt.
-
Lucentis wordt gegeven als injectie in het oog. Af en toe kunnen een infectie aan het binnenste
deel van het oog, pijn of roodheid (ontsteking), loslating of scheur in één van de lagen aan de
achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur en loslating of scheur van het
pigmentepitheel van het netvlies) of troebel worden van de lens (cataract) optreden na de
toediening van Lucentis. Het is belangrijk om zo’n infectie of netvliesloslating zo snel mogelijk
op te sporen en te behandelen. Vertel daarom uw arts onmiddellijk als u de volgende klachten
krijgt: oogpijn of toegenomen ongemak, verergering van de roodheid van het oog, wazig zien of
verminderd gezichtsvermogen, een toegenomen aantal kleine deeltjes in uw zicht of
toegenomen gevoeligheid voor licht.
-
Bij sommige patiënten kan de oogdruk toenemen voor een korte periode direct na de injectie.
Dit is iets wat u misschien niet opmerkt, en daarom zal uw arts dit controleren na elke injectie.
-
Informeer uw arts als u een voorgeschiedenis heeft van oogaandoeningen of oogbehandelingen
of als u een beroerte heeft gehad of voorbijgaande verschijnselen van een beroerte (zwakte of
verlamming van ledematen of gezicht, moeite met praten of begrijpen) heeft ervaren. Er zal
rekening worden gehouden met deze informatie bij het beoordelen of Lucentis een geschikte
behandeling voor u is.
Raadpleeg rubriek 4 (“Mogelijke bijwerkingen”) voor meer gedetailleerde informatie over de
bijwerkingen die kunnen optreden tijdens de behandeling met Lucentis.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Behalve voor prematuren-retinopathie is het gebruik van Lucentis bij kinderen en jongeren niet
vastgesteld en wordt daarom niet aanbevolen. Raadpleeg de andere zijde van deze bijsluiter voor de
behandeling van te vroeg geboren baby’s met prematuren-retinopathie (retinopathy of prematurity,
ROP).
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Lucentis nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Zwangerschap en borstvoeding
-
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten een doeltreffende anticonceptiemethode
gebruiken tijdens de behandeling en gedurende ten minste nog drie maanden na de laatste
injectie met Lucentis.
-
Er is geen ervaring met het gebruik van Lucentis bij zwangere vrouwen. Lucentis moet daarom
niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap tenzij de mogelijke voordelen opwegen tegen het
potentiële risico voor het ongeboren kind. Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u
zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel toegediend
krijgt.
-
Borstvoeding geven tijdens het gebruik van Lucentis wordt niet aanbevolen, omdat niet bekend
is of Lucentis in de moedermelk terecht komt. Neem contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt.
74
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Na de behandeling met Lucentis kunt u tijdelijk last hebben van wazig zicht. Als dit gebeurt, mag u
niet autorijden en geen machines gebruiken totdat dit voorbij is.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Lucentis wordt door uw oogarts toegediend als een enkele injectie in uw oog onder plaatselijke
verdoving. De gebruikelijke dosis van een injectie is 0,05 ml (die 0,5 mg werkzame stof bevat). De
periode tussen twee doseringen geïnjecteerd in hetzelfde oog, moet ten minste 4 weken zijn. Alle
injecties worden toegediend door uw oogarts.
Vóór de injectie zal uw arts uw oog zorgvuldig wassen om infectie te voorkomen. Uw arts zal u ook
een lokale verdoving geven om eventuele pijn van de injectie te verminderen of te voorkomen.
De behandeling wordt gestart met één injectie met Lucentis per maand. Uw arts zal uw oogaandoening
controleren en, afhankelijk van hoe u op de behandeling reageert, besluiten of en wanneer u verdere
behandeling nodig hebt.
Gedetailleerde instructies voor gebruik worden aan het einde van deze bijsluiter gegeven in de rubriek
“Hoe moet Lucentis worden bereid en toegediend”.
Ouderen (65 jaar en ouder)
Lucentis kan bij mensen van 65 jaar en ouder zonder dosisaanpassingen worden gebruikt.
Als u stopt met de behandeling met dit middel
Als u overweegt om te stoppen met de behandeling met Lucentis, ga dan naar uw eerstvolgende
afspraak en bespreek dit met uw arts. Uw arts zal u adviseren en beslissen hoelang u moet worden
behandeld met Lucentis.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De bijwerkingen geassocieerd met de toediening van Lucentis zijn het gevolg van ofwel het
geneesmiddel zelf of van de injectieprocedure en hebben meestal betrekking op het oog.
De meest ernstige bijwerkingen zijn onderstaand beschreven:
Vaak voorkomende ernstige bijwerkingen
(kunnen optreden bij maximaal 1 op de 10 mensen):
loslating of scheur in de laag aan de achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur), met
als gevolg het zien van lichtflitsen met puntjes en vlekken voor de ogen, dat resulteert in tijdelijk
verlies van het gezichtsvermogen, of het troebel worden van de lens (cataract).
Soms voorkomende ernstige bijwerkingen
(kunnen optreden bij maximaal 1 op de 100 mensen):
blindheid, infectie van de oogbol (endoftalmitis) met ontsteking van het binnenste van het oog.
De klachten die u kunt krijgen zijn oogpijn of toegenomen ongemak aan uw oog, verergering van de
roodheid van het oog, wazig of verminderd zicht, een toegenomen aantal kleine deeltjes in uw zicht of
verhoogde gevoeligheid voor licht.
Neem direct contact op met uw arts als u last krijgt van een
van deze bijwerkingen.
75
De meest frequent gemelde bijwerkingen staan hieronder beschreven:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen
(kunnen optreden bij meer dan 1 op de 10 mensen)
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: ontsteking van het oog, bloeding aan de achterkant van het oog
(retinabloeding), verstoord gezichtsvermogen, oogpijn, het zien bewegen van puntjes en vlekken voor
de ogen (mouches volantes), bloeddoorlopen oog, oogirritatie, het gevoel iets in het oog te hebben,
verhoogde aanmaak van traanvocht, ontsteking of infectie van de ooglidranden, droog oog, roodheid
van of jeuk aan het oog en verhoogde oogdruk.
Overige bijwerkingen omvatten: keelpijn, verstopte neus, loopneus, hoofdpijn en gewrichtspijn.
Andere bijwerkingen die kunnen voorkomen na Lucentis behandeling staan hieronder beschreven:
Vaak voorkomende bijwerkingen
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: afgenomen scherpte van het zicht, zwelling van een deel van het
oog (uvea, hoornvlies), ontsteking van het hoornvlies (het voorste deel van het oog), kleine vlekken op
het oogoppervlak, wazig zicht, bloeding op de plaats van de injectie, bloeding in het oog,
oogafscheiding met jeuk, roodheid en zwelling (conjunctivitis), gevoeligheid voor licht, onaangenaam
gevoel in het oog, zwelling van het ooglid, ooglidpijn.
Overige bijwerkingen omvatten: urineweginfectie, laag aantal rode bloedcellen (met klachten als
vermoeidheid, kortademigheid, duizeligheid, bleke huid), angst, hoest, misselijkheid, allergische
reacties zoals huiduitslag, netelroos, jeuk en een rode huid.
Soms voorkomende bijwerkingen
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: ontsteking en bloeding in de voorkant van het oog, ophoping van
etter op het oog, veranderingen van het centrale deel van het oogoppervlak, pijn of irritatie op de
injectieplaats, raar gevoel in het oog, irritatie van het ooglid.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
-
-
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos
en het etiket van de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van
die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Vóór gebruik mag de ongeopende injectieflacon gedurende maximaal 24 uur op
kamertemperatuur (25°C) worden bewaard.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Gebruik geen verpakking die beschadigd is.
-
-
-
-
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ranibizumab. Elke ml bevat 10 mg ranibizumab. Elke
injectieflacon bevat 2,3 mg ranibizumab in 0,23 ml oplossing. Dit levert een bruikbare
hoeveelheid om een enkele dosis toe te dienen van 0,05 ml die 0,5 mg ranibizumab bevat.
-
De andere stoffen in dit middel zijn
,-trehalose
dihydraat; histidine hydrochloride,
monohydraat; histidine; polysorbaat 20; water voor injecties.
Hoe ziet Lucentis eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Lucentis is een oplossing voor injectie in een injectieflacon (0,23 ml). De oplossing is helder,
kleurloos tot lichtgeel en waterig.
76
Er zijn twee verschillende soorten verpakkingen beschikbaar:
Verpakking met enkel een injectieflacon
Verpakking met één glazen injectieflacon met ranibizumab met chlorobutyl rubber stop. De
injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Verpakking met injectieflacon + filternaald
Verpakking met één glazen injectieflacon met ranibizumab met chlorobutyl rubber stop en één stompe
filternaald (18G x 1½″, 1,2 mm x 40 mm, 5 micrometer) om de inhoud van de injectieflacon op te
trekken. Alle onderdelen zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Neurenberg
Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
България
Novartis Bulgaria EOOD
Тел.: +359 2 489 98 28
Česká republika
Novartis s.r.o.
Tel: +420 225 775 111
Danmark
Novartis Healthcare A/S
Tlf: +45 39 16 84 00
Deutschland
Novartis Pharma GmbH
Tel: +49 911 273 0
Eesti
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Tel: +372 66 30 810
Ελλάδα
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Τηλ: +30 210 281 17 12
Lietuva
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tel: +370 5 269 16 50
Luxembourg/Luxemburg
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Magyarország
Novartis Hungária Kft.
Tel.: +36 1 457 65 00
Malta
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +356 2122 2872
Nederland
Novartis Pharma B.V.
Tel: +31 88 04 52 111
Norge
Novartis Norge AS
Tlf: +47 23 05 20 00
Österreich
Novartis Pharma GmbH
Tel: +43 1 86 6570
77
España
Novartis Farmacéutica, S.A.
Tel: +34 93 306 42 00
France
Novartis Pharma S.A.S.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Hrvatska
Novartis Hrvatska d.o.o.
Tel. +385 1 6274 220
Ireland
Novartis Ireland Limited
Tel: +353 1 260 12 55
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
Novartis Farma S.p.A.
Tel: +39 02 96 54 1
Κύπρος
Novartis Pharma Services Inc.
Τηλ: +357 22 690 690
Latvija
SIA Novartis Baltics
Tel: +371 67 887 070
Polska
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 375 4888
Portugal
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tel: +351 21 000 8600
România
Novartis Pharma Services
Romania SRL
Tel: +40 21 31299 01
Slovenija
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +386 1 300 75 50
Slovenská republika
Novartis Slovakia s.r.o.
Tel: +421 2 5542 5439
Suomi/Finland
Novartis Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200
Sverige
Novartis Sverige AB
Tel: +46 8 732 32 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Novartis Ireland Limited
Tel: +44 1276 698370
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
78
DE VOLGENDE INFORMATIE IS ALLEEN BESTEMD VOOR BEROEPSBEOEFENAREN
IN DE GEZONDHEIDSZORG:
Zie ook rubriek 3 “Hoe wordt dit middel toegediend?”.
Hoe moet Lucentis worden bereid en toegediend aan volwassenen
Injectieflacon voor eenmalig gebruik alleen voor intravitreaal gebruik.
Lucentis moet worden toegediend door een bevoegde oogarts die ervaring heeft met intravitreale
injecties.
Bij natte LMD, bij CNV, bij PDR en bij visusverslechtering als gevolg van DME of van macula-
oedeem secundair aan RVO is de aanbevolen dosis van Lucentis 0,5 mg, toegediend als een
enkelvoudige intravitreale injectie. Dit komt overeen met een injectievolume van 0,05 ml. Het interval
tussen twee doses geïnjecteerd in hetzelfde oog dient ten minste vier weken te zijn.
De behandeling wordt gestart met één injectie per maand totdat maximale gezichtsscherpte is bereikt
en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn, dat wil zeggen geen verandering in de
gezichtsscherpte en in andere verschijnselen en klachten van de aandoening bij voortgezette
behandeling. Bij patiënten met natte LMD, DME, PDR en RVO kunnen initieel drie of meer
opeenvolgende, maandelijkse injecties nodig zijn.
Daarna moeten de intervallen voor controle en behandeling worden bepaald door de arts op basis van
de ziekteactiviteit, zoals bepaald door gezichtsscherpte en/of anatomische parameters.
Als volgens de arts uit visuele en anatomische parameters blijkt dat de patiënt geen voordeel heeft van
voortgezette behandeling, dan moet Lucentis gestaakt worden.
Controle op ziekteactiviteit kan bestaan uit klinisch onderzoek, functionele testen of
beeldvormingstechnieken (bijvoorbeeld optische coherentietomografie of fluorescentieangiografie).
Indien patiënten volgens een “treat-and-extend” regime worden behandeld, kunnen de
behandelingsintervallen stapsgewijs worden verlengd, op het moment dat maximale gezichtsscherpte
is bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn, totdat verschijnselen van
ziekteactiviteit of visusverslechtering zich weer voordoen. Het behandelingsinterval dient met niet
meer dan twee weken per keer te worden verlengd bij natte LMD en kan met maximaal één maand per
keer worden verlengd bij DME. Bij PDR en RVO kunnen behandelingsintervallen ook geleidelijk aan
worden verlengd. Er zijn echter onvoldoende gegevens om conclusies te trekken over de duur van
deze intervallen. Als de ziekteactiviteit terugkeert, dient het behandelingsinterval overeenkomstig te
worden ingekort.
De behandeling van visusverslechtering als gevolg van CNV moet individueel per patiënt bepaald
worden gebaseerd op de ziekteactiviteit. Sommige patiënten hebben slechts één injectie nodig
gedurende de eerste 12 maanden; andere patiënten kunnen frequentere behandeling nodig hebben,
waaronder een maandelijkse injectie. Bij CNV secundair aan pathologische myopie (PM) hebben veel
patiënten mogelijk slechts één of twee injecties nodig tijdens het eerste jaar.
Lucentis en laserfotocoagulatie bij DME en macula-oedeem secundair aan BRVO
Er is enige ervaring met de gelijktijdige toediening van Lucentis met laserfotocoagulatie. Wanneer ze
op dezelfde dag worden gegeven, dient Lucentis ten minste 30 minuten na laserfotocoagulatie te
worden toegediend. Lucentis kan worden toegediend aan patiënten die eerder laserfotocoagulatie
hebben gekregen.
79
Lucentis en fotodynamische therapie met verteporfine bij CNV secundair aan PM
Er is geen ervaring met gelijktijdige toediening van Lucentis en verteporfine.
Lucentis moet vóór toediening worden gecontroleerd op stofdeeltjes en verkleuring.
De injectieprocedure moet worden uitgevoerd onder aseptische omstandigheden: dit impliceert een
chirurgische desinfectie van de handen, het gebruik van steriele handschoenen, een steriel laken en een
steriel ooglid-speculum (of equivalent) en de beschikbaarheid van steriele paracentese (indien nodig).
De medische voorgeschiedenis van de patiënt voor overgevoeligheidsreacties moet zorgvuldig worden
geëvalueerd voordat de intravitreale procedure wordt uitgevoerd. In overeenstemming met de lokale
praktijk moeten geschikte anesthesie en een topisch breed-spectrum microbicide, om de perioculaire
huid, het ooglid en het oculaire oppervlak te desinfecteren, worden toegediend voorafgaand aan de
injectie.
Verpakking met enkel een injectieflacon
De injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik. Na injectie dient al het ongebruikte middel
weggegooid te worden. Een injectieflacon die tekenen vertoont van beschadiging of geknoei, dient
niet gebruikt te worden. De steriliteit kan niet worden gegarandeerd tenzij de verzegeling van de
verpakking onbeschadigd is.
De volgende medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik zijn nodig voor de bereiding en
intravitreale injectie:
-
een 5 µm filternaald (18G)
-
een 1 ml steriele injectiespuit (met een 0,05 ml doseringsstreep)
-
een injectienaald (30G x ½″).
Deze medische hulpmiddelen maken geen deel uit van de Lucentis-verpakking.
Verpakking met injectieflacon + filternaald
Alle onderdelen zijn steriel en uitsluitend voor eenmalig gebruik. Een onderdeel waarvan de
verpakking tekenen vertoont van beschadiging of geknoei, dient niet gebruikt te worden. De steriliteit
kan niet worden gegarandeerd tenzij de verzegeling van de verpakking van het onderdeel
onbeschadigd is.Hergebruik kan leiden tot infecties of andere ziektes/verwondingen.
De volgende medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik zijn nodig voor de bereiding en
intravitreale injectie:
-
een 5 µm filternaald (18G x 1½″, 1,2 mm x 40 mm, meegeleverd)
-
een 1 ml steriele injectiespuit (met een 0,05 ml doseringsstreep, maakt geen deel uit van de
Lucentis-verpakking)
-
een injectienaald (30G x ½″; maakt geen deel uit van de Lucentis-verpakking)
Voor de bereiding van Lucentis voor intravitreale toediening aan volwassen patiënten, volg de
volgende instructies:
1. Verwijder de dop van de injectieflacon en maak het septum van
de injectieflacon schoon (bijv. met een 70%-alcoholdoekje) vóór
het optrekken van de oplossing.
2. Zet een 5
m
filternaald (18G x 1½″, 1,2 mm x 40 mm, 5 µm)
op een 1 ml injectiespuit door middel van de aseptische techniek.
Duw de stompe filternaald in het midden van de stop van de
injectieflacon totdat de naald de bodem van de injectieflacon raakt.
3. Trek alle vloeistof uit de injectieflacon op, waarbij de
injectieflacon rechtop wordt gehouden, lichtjes schuin om het
volledig optrekken van de vloeistof te vergemakkelijken.
80
4. Zorg ervoor dat de zuigerstang voldoende ver
achteruitgetrokken wordt tijdens het legen van de injectieflacon
om de filternaald volledig te kunnen legen.
5. Laat de stompe filternaald in de injectieflacon zitten en maak de
injectiespuit los van de stompe filternaald. De filternaald dient te
worden weggegooid na het optrekken van de inhoud van de
injectieflacon en mag niet gebruikt worden voor de intravitreale
injectie.
6. Zet op aseptische wijze een injectienaald (30G x ½″,
0,3 mm x 13 mm) stevig vast op de injectiespuit.
7. Verwijder voorzichtig de beschermdop van de injectienaald
zonder de injectienaald los te maken van de injectiespuit.
NB: Houd het basisstuk van de injectienaald vast tijdens het
verwijderen van de beschermdop.
8. Verwijder voorzichtig de lucht samen met de overtollige
vloeistof uit de injectiespuit en meet de dosis af tot de 0,05 ml
markeringsstreep op de injectiespuit. De injectiespuit is klaar voor
injectie.
NB: Veeg de injectienaald niet af. Trek de zuiger niet achteruit.
0,05 ml
De injectienaald moet worden ingebracht in de vitreale holte 3,5-4,0 mm achter de limbus, waarbij de
horizontale meridiaan moet worden vermeden en de naald moet worden gericht op het midden van de
oogbol. Het injectievolume van 0,05 ml wordt vervolgens ingebracht: een andere sclerale plaats dient
te worden gebruikt bij de volgende injecties.
Na injectie de beschermkap niet terug op de naald zetten of deze van de spuit losmaken. Gooi de
gebruikte spuit samen met de naald in een naaldencontainer of voer deze af overeenkomstig lokale
voorschriften.
81
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ranibizumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Lucentis?
Lucentis is een oplossing die in het oog wordt geïnjecteerd. Lucentis behoort tot een groep
geneesmiddelen, antineovasculariserende middelen genaamd. Het bevat de werkzame stof
ranibizumab.
Waarvoor wordt Lucentis gebruikt?
Lucentis wordt gebruikt bij volwassenen om verschillende oogaandoeningen te behandelen die een
verslechterd zicht veroorzaken.
Deze aandoeningen zijn het gevolg van een beschadiging van het netvlies (lichtgevoelige laag aan de
achterkant van het oog) die veroorzaakt wordt door:
-
Groei van lekkende, abnormale bloedvaten. Dit wordt waargenomen bij aandoeningen zoals
leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD) en proliferatieve diabetische retinopathie (PDR,
een ziekte veroorzaakt door diabetes). Het kan ook geassocieerd zijn met choroïdale
neovascularisatie (CNV) als gevolg van pathologische myopie (PM), angioïde strepen, centrale
sereuze chorioretinopathie of inflammatoire CNV.
-
Macula-oedeem (zwelling van het centrale deel van het netvlies). Deze zwelling kan
veroorzaakt worden door diabetes (een ziekte genaamd diabetisch macula-oedeem, DME) of
door een afsluiting van de retinale bloedvaten in het netvlies (een ziekte genaamd retinale
veneuze occlusie, RVO).
Hoe werkt Lucentis?
Lucentis herkent en bindt specifiek aan een eiwit genaamd humane vasculaire endotheliale groeifactor
A (VEGF-A) dat aanwezig is in het oog. Als er te veel van is, veroorzaakt VEGF-A abnormale groei
van bloedvaten en zwelling in het oog, wat kan leiden tot verminderd zicht bij aandoeningen als LMD,
DME, PDR, RVO, PM en CNV. Door te binden aan VEGF-A kan Lucentis de activiteit van het eiwit
blokkeren en deze abnormale groei en zwelling voorkomen.
Bij deze aandoeningen kan Lucentis helpen uw zicht te stabiliseren, en in veel gevallen te verbeteren.
82
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U hebt een infectie in of rond het oog.
-
U hebt pijn of roodheid (ernstige intraoculaire ontsteking) in uw oog.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel toegediend krijgt.
-
Lucentis wordt gegeven als injectie in het oog. Af en toe kunnen een infectie aan het binnenste
deel van het oog, pijn of roodheid (ontsteking), loslating of scheur in één van de lagen aan de
achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur en loslating of scheur van het
pigmentepitheel van het netvlies) of troebel worden van de lens (cataract) optreden na de
toediening van Lucentis. Het is belangrijk om zo’n infectie of netvliesloslating zo snel mogelijk
op te sporen en te behandelen. Vertel daarom uw arts onmiddellijk als u de volgende klachten
krijgt: oogpijn of toegenomen ongemak, verergering van de roodheid van het oog, wazig zien of
verminderd gezichtsvermogen, een toegenomen aantal kleine deeltjes in uw zicht of
toegenomen gevoeligheid voor licht.
-
Bij sommige patiënten kan de oogdruk toenemen voor een korte periode direct na de injectie.
Dit is iets wat u misschien niet opmerkt, en daarom zal uw arts dit controleren na elke injectie.
-
Informeer uw arts als u een voorgeschiedenis heeft van oogaandoeningen of oogbehandelingen
of als u een beroerte heeft gehad of voorbijgaande verschijnselen van een beroerte (zwakte of
verlamming van ledematen of gezicht, moeite met praten of begrijpen) heeft ervaren. Er zal
rekening worden gehouden met deze informatie bij het beoordelen of Lucentis een geschikte
behandeling voor u is.
Raadpleeg rubriek 4 (“Mogelijke bijwerkingen”) voor meer gedetailleerde informatie over de
bijwerkingen die kunnen optreden tijdens de behandeling met Lucentis.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Het gebruik van Lucentis bij kinderen en jongeren is niet vastgesteld en wordt daarom niet
aanbevolen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Lucentis nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Zwangerschap en borstvoeding
-
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten een doeltreffende anticonceptiemethode
gebruiken tijdens de behandeling en gedurende ten minste nog drie maanden na de laatste
injectie met Lucentis.
-
Er is geen ervaring met het gebruik van Lucentis bij zwangere vrouwen. Lucentis moet daarom
niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap tenzij de mogelijke voordelen opwegen tegen het
potentiële risico voor het ongeboren kind. Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u
zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel toegediend
krijgt.
-
Borstvoeding geven tijdens het gebruik van Lucentis wordt niet aanbevolen, omdat niet bekend
is of Lucentis in de moedermelk terecht komt. Neem contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Na de behandeling met Lucentis kunt u tijdelijk last hebben van wazig zicht. Als dit gebeurt, mag u
niet autorijden en geen machines gebruiken totdat dit voorbij is.
83
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Lucentis wordt door uw oogarts toegediend als een enkele injectie in uw oog onder plaatselijke
verdoving. De gebruikelijke dosis van een injectie is 0,05 ml (die 0,5 mg werkzame stof bevat). De
voorgevulde spuit bevat meer dan de aanbevolen dosis van 0,5 mg. Het extraheerbare volume mag niet
in zijn geheel worden gebruikt. Het overtollige volume moet worden verwijderd vóór injectie. Het
injecteren van het gehele volume van de voorgevulde spuit kan leiden tot overdosering.
De periode tussen twee doseringen geïnjecteerd in hetzelfde oog, moet ten minste 4 weken zijn. Alle
injecties worden toegediend door uw oogarts.
Vóór de injectie zal uw arts uw oog zorgvuldig wassen om infectie te voorkomen. Uw arts zal u ook
een lokale verdoving geven om eventuele pijn van de injectie te verminderen of te voorkomen.
De behandeling wordt gestart met één injectie met Lucentis per maand. Uw arts zal uw oogaandoening
controleren en, afhankelijk van hoe u op de behandeling reageert, besluiten of en wanneer u verdere
behandeling nodig hebt.
Gedetailleerde instructies voor gebruik worden aan het einde van deze bijsluiter gegeven in de rubriek
“Hoe moet Lucentis worden bereid en toegediend”.
Ouderen (65 jaar en ouder)
Lucentis kan bij mensen van 65 jaar en ouder zonder dosisaanpassingen worden gebruikt.
Als u stopt met de behandeling met dit middel
Als u overweegt om te stoppen met de behandeling met Lucentis, ga dan naar uw eerstvolgende
afspraak en bespreek dit met uw arts. Uw arts zal u adviseren en beslissen hoelang u moet worden
behandeld met Lucentis.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De bijwerkingen geassocieerd met de toediening van Lucentis zijn het gevolg van ofwel het
geneesmiddel zelf of van de injectieprocedure en hebben meestal betrekking op het oog.
De meest ernstige bijwerkingen zijn onderstaand beschreven:
Vaak voorkomende ernstige bijwerkingen
(kunnen optreden bij maximaal 1 op de 10 mensen):
loslating of scheur in de laag aan de achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur), met
als gevolg het zien van lichtflitsen met puntjes en vlekken voor de ogen, dat resulteert in tijdelijk
verlies van het gezichtsvermogen, of het troebel worden van de lens (cataract).
Soms voorkomende ernstige bijwerkingen
(kunnen optreden bij maximaal 1 op de 100 mensen):
blindheid, infectie van de oogbol (endoftalmitis) met ontsteking van het binnenste van het oog.
De klachten die u kunt krijgen zijn oogpijn of toegenomen ongemak aan uw oog, verergering van de
roodheid van het oog, wazig of verminderd zicht, een toegenomen aantal kleine deeltjes in uw zicht of
verhoogde gevoeligheid voor licht.
Neem direct contact op met uw arts als u last krijgt van een
van deze bijwerkingen.
84
De meest frequent gemelde bijwerkingen staan hieronder beschreven:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen
(kunnen optreden bij meer dan 1 op de 10 mensen)
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: ontsteking van het oog, bloeding aan de achterkant van het oog
(retinabloeding), verstoord gezichtsvermogen, oogpijn, het zien bewegen van puntjes en vlekken voor
de ogen (mouches volantes), bloeddoorlopen oog, oogirritatie, het gevoel iets in het oog te hebben,
verhoogde aanmaak van traanvocht, ontsteking of infectie van de ooglidranden, droog oog, roodheid
van of jeuk aan het oog en verhoogde oogdruk.
Overige bijwerkingen omvatten: keelpijn, verstopte neus, loopneus, hoofdpijn en gewrichtspijn.
Andere bijwerkingen die kunnen voorkomen na Lucentis behandeling staan hieronder beschreven:
Vaak voorkomende bijwerkingen
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: afgenomen scherpte van het zicht, zwelling van een deel van het
oog (uvea, hoornvlies), ontsteking van het hoornvlies (het voorste deel van het oog), kleine vlekken op
het oogoppervlak, wazig zicht, bloeding op de plaats van de injectie, bloeding in het oog,
oogafscheiding met jeuk, roodheid en zwelling (conjunctivitis), gevoeligheid voor licht, onaangenaam
gevoel in het oog, zwelling van het ooglid, ooglidpijn.
Overige bijwerkingen omvatten: urineweginfectie, laag aantal rode bloedcellen (met klachten als
vermoeidheid, kortademigheid, duizeligheid, bleke huid), angst, hoest, misselijkheid, allergische
reacties zoals huiduitslag, netelroos, jeuk en een rode huid.
Soms voorkomende bijwerkingen
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: ontsteking en bloeding in de voorkant van het oog, ophoping van
etter op het oog, veranderingen van het centrale deel van het oogoppervlak, pijn of irritatie op de
injectieplaats, raar gevoel in het oog, irritatie van het ooglid.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
-
-
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos
en het etiket van de voorgevulde spuit na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag
van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Vóór gebruik mag het verzegelde bakje gedurende maximaal 24 uur op kamertemperatuur
(25°C) worden bewaard.
De voorgevulde spuit in het ongeopende bakje in de verpakking bewaren ter bescherming tegen
licht.
Gebruik geen verpakking die beschadigd is.
-
-
-
-
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ranibizumab. Elke ml bevat 10 mg ranibizumab. Eén
voorgevulde spuit bevat 0,165 ml, equivalent aan 1,65 mg ranibizumab. Dit levert een bruikbare
hoeveelheid om een enkele dosis toe te dienen van 0,05 ml die 0,5 mg ranibizumab bevat.
-
De andere stoffen in dit middel zijn
,-trehalose
dihydraat; histidine hydrochloride,
monohydraat; histidine; polysorbaat 20; water voor injecties.
85
Hoe ziet Lucentis eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Lucentis is een oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit. De voorgevulde spuit bevat 0,165 ml
van een steriele, heldere, kleurloze tot lichtgele, waterige oplossing. De voorgevulde spuit bevat meer
dan de aanbevolen dosis van 0,5 mg. Het extraheerbare volume van één voorgevulde spuit mag niet in
zijn geheel worden gebruikt. Het overtollige volume moet worden verwijderd vóór injectie. Het
injecteren van het gehele volume van de voorgevulde spuit kan leiden tot overdosering.
Verpakkingsgrootte van één voorgevulde spuit, verpakt in een verzegeld bakje. De voorgevulde spuit
is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Neurenberg
Duitsland
Alcon Couvreur N.V.
Rijksweg 14
2870 Puurs
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
България
Novartis Bulgaria EOOD
Тел.: +359 2 489 98 28
Česká republika
Novartis s.r.o.
Tel: +420 225 775 111
Danmark
Novartis Healthcare A/S
Tlf: +45 39 16 84 00
Deutschland
Novartis Pharma GmbH
Tel: +49 911 273 0
Eesti
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Tel: +372 66 30 810
Lietuva
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tel: +370 5 269 16 50
Luxembourg/Luxemburg
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Magyarország
Novartis Hungária Kft.
Tel.: +36 1 457 65 00
Malta
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +356 2122 2872
Nederland
Novartis Pharma B.V.
Tel: +31 88 04 52 111
Norge
Novartis Norge AS
Tlf: +47 23 05 20 00
86
Ελλάδα
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Τηλ: +30 210 281 17 12
España
Novartis Farmacéutica, S.A.
Tel: +34 93 306 42 00
France
Novartis Pharma S.A.S.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Hrvatska
Novartis Hrvatska d.o.o.
Tel. +385 1 6274 220
Ireland
Novartis Ireland Limited
Tel: +353 1 260 12 55
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
Novartis Farma S.p.A.
Tel: +39 02 96 54 1
Κύπρος
Novartis Pharma Services Inc.
Τηλ: +357 22 690 690
Latvija
SIA Novartis Baltics
Tel: +371 67 887 070
Österreich
Novartis Pharma GmbH
Tel: +43 1 86 6570
Polska
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 375 4888
Portugal
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tel: +351 21 000 8600
România
Novartis Pharma Services
Romania SRL
Tel: +40 21 31299 01
Slovenija
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +386 1 300 75 50
Slovenská republika
Novartis Slovakia s.r.o.
Tel: +421 2 5542 5439
Suomi/Finland
Novartis Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200
Sverige
Novartis Sverige AB
Tel: +46 8 732 32 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Novartis Ireland Limited
Tel: +44 1276 698370
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
87
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Zie ook rubriek 3 “Hoe wordt dit middel toegediend?”.
Hoe moet Lucentis worden bereid en toegediend
Voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik alleen voor intravitreaal gebruik.
Lucentis moet worden toegediend door een bevoegde oogarts die ervaring heeft met intravitreale
injecties.
Bij natte LMD, bij CNV, bij PDR en bij visusverslechtering als gevolg van DME of van macula-
oedeem secundair aan RVO is de aanbevolen dosis van Lucentis 0,5 mg, toegediend als een
enkelvoudige intravitreale injectie. Dit komt overeen met een injectievolume van 0,05 ml. Het interval
tussen twee doses geïnjecteerd in hetzelfde oog dient ten minste vier weken te zijn.
De behandeling wordt gestart met één injectie per maand totdat maximale gezichtsscherpte is bereikt
en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn, dat wil zeggen geen verandering in de
gezichtsscherpte en in andere verschijnselen en klachten van de aandoening bij voortgezette
behandeling. Bij patiënten met natte LMD, DME, PDR en RVO kunnen initieel drie of meer
opeenvolgende, maandelijkse injecties nodig zijn.
Daarna moeten de intervallen voor controle en behandeling worden bepaald door de arts op basis van
de ziekteactiviteit, zoals bepaald door gezichtsscherpte en/of anatomische parameters.
Als volgens de arts uit visuele en anatomische parameters blijkt dat de patiënt geen voordeel heeft van
voortgezette behandeling, dan moet Lucentis gestaakt worden.
Controle op ziekteactiviteit kan bestaan uit klinisch onderzoek, functionele testen of
beeldvormingstechnieken (bijvoorbeeld optische coherentietomografie of fluorescentieangiografie).
Indien patiënten volgens een “treat-and-extend” regime worden behandeld, kunnen de
behandelingsintervallen stapsgewijs worden verlengd, op het moment dat maximale gezichtsscherpte
is bereikt en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn, totdat verschijnselen van
ziekteactiviteit of visusverslechtering zich weer voordoen. Het behandelingsinterval dient met niet
meer dan twee weken per keer te worden verlengd bij natte LMD en kan met maximaal één maand per
keer worden verlengd bij DME. Bij PDR en RVO kunnen behandelingsintervallen ook geleidelijk aan
worden verlengd. Er zijn echter onvoldoende gegevens om conclusies te trekken over de duur van
deze intervallen. Als de ziekteactiviteit terugkeert, dient het behandelingsinterval overeenkomstig te
worden ingekort.
De behandeling van visusverslechtering als gevolg van CNV moet individueel per patiënt bepaald
worden gebaseerd op de ziekteactiviteit. Sommige patiënten hebben slechts één injectie nodig
gedurende de eerste 12 maanden; andere patiënten kunnen frequentere behandeling nodig hebben,
waaronder een maandelijkse injectie. Bij CNV secundair aan pathologische myopie (PM) hebben veel
patiënten mogelijk slechts één of twee injecties nodig tijdens het eerste jaar.
Lucentis en laserfotocoagulatie bij DME en macula-oedeem secundair aan BRVO
Er is enige ervaring met de gelijktijdige toediening van Lucentis met laserfotocoagulatie. Wanneer ze
op dezelfde dag worden gegeven, dient Lucentis ten minste 30 minuten na laserfotocoagulatie te
worden toegediend. Lucentis kan worden toegediend aan patiënten die eerder laserfotocoagulatie
hebben gekregen.
88
Lucentis en fotodynamische therapie met verteporfine bij CNV secundair aan PM
Er is geen ervaring met gelijktijdige toediening van Lucentis en verteporfine.
Lucentis moet vóór toediening worden gecontroleerd op stofdeeltjes en verkleuring.
De injectieprocedure moet worden uitgevoerd onder aseptische omstandigheden: dit impliceert een
chirurgische desinfectie van de handen, het gebruik van steriele handschoenen, een steriel laken en een
steriel ooglid-speculum (of equivalent) en de beschikbaarheid van steriele paracentese (indien nodig).
De medische voorgeschiedenis van de patiënt voor overgevoeligheidsreacties moet zorgvuldig worden
geëvalueerd voordat de intravitreale procedure wordt uitgevoerd. In overeenstemming met de lokale
praktijk moeten geschikte anesthesie en een topisch breed-spectrum microbicide, om de perioculaire
huid, het ooglid en het oculaire oppervlak te desinfecteren, worden toegediend voorafgaand aan de
injectie.
De voorgevulde spuit is uitsluitend voor eenmalig gebruik. De voorgevulde spuit is steriel. Gebruik
het product niet als de verpakking beschadigd is. De steriliteit van de voorgevulde spuit kan niet
worden gegarandeerd tenzij het bakje verzegeld blijft. Gebruik de voorgevulde spuit niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of deeltjes bevat.
De voorgevulde spuit bevat meer dan de aanbevolen dosis van 0,5 mg. Het extraheerbare volume van
één voorgevulde spuit (0,1 ml) mag niet in zijn geheel worden gebruikt. Het overtollige volume moet
worden verwijderd vóór injectie. Het injecteren van het gehele volume van de voorgevulde spuit zou
kunnen leiden tot overdosering. Druk de zuiger langzaam in totdat de rand onder de top van de rubber
stop zich op één lijn bevindt met de zwarte doseringsstreep op de spuit (equivalent aan 0,05 ml, d.w.z.
0,5 mg ranibizumab) om de luchtbel samen met het teveel aan geneesmiddel te verwijderen.
Voor de intravitreale injectie moet een 30G x ½″ steriele injectienaald worden gebruikt.
Voor de bereiding van Lucentis voor intravitreale toediening, volg de instructies voor gebruik:
Introductie
Lees alle instructies zorgvuldig vóór het gebruik van de voorgevulde spuit.
De voorgevulde spuit is uitsluitend voor eenmalig gebruik. De voorgevulde spuit
is steriel. Gebruik het product niet als de verpakking beschadigd is. Het openen
van het verzegelde bakje en alle volgende stappen dienen te worden uitgevoerd
onder aseptische omstandigheden.
NB: De dosis moet op 0,05 ml worden ingesteld.
Spuitdop
0,05 ml
doseringsstreep
Vingersteun
Beschrijving
voorgevulde
spuit
Luer-Lock
Rubber stop
Figuur 1
Zuigerstang
Voorbereiden
1.
2.
Controleer of de verpakking het volgende bevat:
een steriele voorgevulde spuit in een verzegeld bakje.
Trek de afdekking van het bakje met de spuit en neem de spuit er
voorzichtig uit met een aseptische techniek.
89
Spuit
controleren
3.
4.
Spuitdop
verwijderen
5.
6.
Controleer of:
de spuitdop niet is losgeraakt van de
Luer-Lock.
de spuit niet beschadigd is.
de oplossing er helder uitziet, kleurloos
tot lichtgeel is en geen deeltjes bevat.
Als een van bovenstaande niet klopt,
gooi dan de voorgevulde spuit weg en
gebruik een nieuwe.
Breek de spuitdop eraf (niet draaien of
trekken; zie Figuur 2).
Verwijder de spuitdop (zie Figuur 3).
Figuur 2
Figuur 3
Naald
bevestigen
Bevestig een 30G x ½″ steriele
injectienaald stevig op de spuit door
deze strak op de Luer-Lock te draaien
(zie Figuur 4).
8.
Verwijder voorzichtig de beschermkap
door deze recht van de naald te trekken
(zie Figuur 5).
NB: Veeg de injectienaald op geen enkel
moment af.
7.
Figuur 4
Figuur 5
90
Luchtbellen
verwijderen
9.
10.
Houd de spuit rechtop.
Tik, indien er luchtbellen zijn, zacht met
uw vinger tegen de spuit totdat de
bellen naar boven gaan (zie Figuur 6).
Figuur 6
Dosis instellen
Houd de spuit op ooghoogte en druk de
zuiger voorzichtig in totdat de
rand
onder de top van de rubber stop
zich
op één lijn bevindt met de
doseringsstreep (zie Figuur 7). Hierdoor
zal de lucht en het teveel aan oplossing
verwijderd worden en de dosis op
0,05 ml worden ingesteld.
NB: De zuigerstang is niet aan de rubber
stop bevestigd – dit is om te voorkomen dat
er lucht in de spuit wordt getrokken.
Figuur 7
Injecteren
De injectieprocedure moet worden uitgevoerd onder aseptische omstandigheden.
12. De injectienaald moet worden ingebracht in de vitreale holte 3,5-4,0 mm
achter de limbus, waarbij de horizontale meridiaan moet worden vermeden
en de naald moet worden gericht op het midden van de oogbol.
13. Injecteer langzaam totdat de rubber stop de bodem van de spuit bereikt om
het volume van 0,05 ml toe te dienen.
14. Een andere sclerale plaats dient te worden gebruikt bij de volgende
injecties.
15. Na injectie de beschermkap niet terug op de naald zetten of deze van de
spuit losmaken. Gooi de gebruikte spuit samen met de naald in een
naaldencontainer of voer deze af overeenkomstig lokale voorschriften.
11.
91
Bijsluiter: informatie voor voogden van te vroeg geboren baby’s
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab
TE VROEG GEBOREN BABY’S
Informatie voor volwassenen bevindt zich op de andere zijde van deze bijsluiter.
Lees goed de hele bijsluiter voordat dit geneesmiddel wordt toegediend aan uw baby want er
staat belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de arts van uw baby.
-
Krijgt uw baby last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt uw baby een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met de arts van uw baby.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag uw baby dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Lucentis?
Lucentis is een oplossing die in het oog wordt geïnjecteerd. Lucentis behoort tot een groep
geneesmiddelen, antineovasculariserende middelen genaamd. Het bevat de werkzame stof
ranibizumab.
Waarvoor wordt Lucentis gebruikt?
Lucentis wordt gebruikt bij te vroeg geboren baby’s om prematuren-retinopathie (retinopathy of
prematurity, ROP) te behandelen, een aandoening die leidt tot een verslechterd zicht door
beschadiging van de achterkant van het oog (het netvlies) veroorzaakt door abnormale groei van
bloedvaten.
Hoe werkt Lucentis?
Lucentis herkent en bindt specifiek aan een eiwit genaamd humane vasculaire endotheliale groeifactor
A (VEGF-A) dat aanwezig is in het oog. Als er te veel van is, veroorzaakt VEGF-A abnormale groei
van bloedvaten in het oog. Door te binden aan VEGF-A kan Lucentis de activiteit van het eiwit
blokkeren en deze abnormale groei voorkomen.
92
2.
Wanneer mag uw baby dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig
mee zijn?
Wanneer mag uw baby dit middel niet toegediend krijgen?
-
Uw baby is allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden
in rubriek 6.
-
Uw baby heeft een infectie in of rond het oog.
-
Uw baby heeft pijn of roodheid (ernstige intraoculaire ontsteking) in het oog.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met de arts van uw baby voordat uw baby dit middel toegediend krijgt.
-
Lucentis wordt gegeven als injectie in het oog. Af en toe kunnen een infectie aan het binnenste
deel van het oog, pijn of roodheid (ontsteking), loslating of scheur in één van de lagen aan de
achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur en loslating of scheur van het
pigmentepitheel van het netvlies) of troebel worden van de lens (cataract) optreden na de
toediening van Lucentis. Het is belangrijk om zo’n infectie of netvliesloslating zo snel mogelijk
op te sporen en te behandelen.
Vertel het daarom de arts onmiddellijk als uw baby de
volgende klachten krijgt: oogpijn of verergering van de roodheid van het oog.
-
Bij sommige patiënten kan de oogdruk toenemen voor een korte periode direct na de injectie.
De arts van uw baby zal dit controleren na elke injectie.
Raadpleeg rubriek 4 (“Mogelijke bijwerkingen”) voor meer gedetailleerde informatie over de
bijwerkingen die kunnen optreden tijdens de behandeling met Lucentis.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Krijgt uw baby naast Lucentis nog andere geneesmiddelen, heeft uw baby kort geleden andere
geneesmiddelen gekregen of bestaat de mogelijkheid dat uw baby binnenkort andere geneesmiddelen
gaat krijgen? Vertel dat dan de arts van uw baby.
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Lucentis wordt door een oogarts toegediend als een enkele injectie in de ogen van uw baby,
gewoonlijk onder plaatselijke verdoving. De gebruikelijke dosis van een injectie is 0,02 ml (die 0,2 mg
werkzame stof bevat). De periode tussen twee doseringen geïnjecteerd in hetzelfde oog moet ten
minste 4 weken zijn. Alle injecties worden toegediend door de oogarts.
Vóór de injectie zal de arts van uw baby de ogen van uw baby zorgvuldig wassen om infectie te
voorkomen. De arts zal uw baby ook een lokale verdoving geven om eventuele pijn te verminderen of
te voorkomen.
De behandeling wordt gestart met één injectie met Lucentis in elk oog (sommige baby’s hoeven
slechts aan één oog behandeld te worden). De arts zal uw baby’s oogaandoening controleren en,
afhankelijk van hoe uw baby op de behandeling reageert, besluiten of en wanneer verdere behandeling
nodig is.
Gedetailleerde instructies voor gebruik worden aan het einde van deze bijsluiter gegeven in de rubriek
“Hoe moet Lucentis worden bereid en toegediend”.
Als u stopt met de behandeling met dit middel
Als u overweegt om te stoppen met de behandeling met Lucentis voor uw baby, ga dan naar uw
eerstvolgende afspraak en bespreek dit met de arts van uw baby. De arts van uw baby zal u adviseren
en beslissen hoelang uw baby moet worden behandeld met Lucentis.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met de arts
van uw baby.
93
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De bijwerkingen geassocieerd met de toediening van Lucentis zijn het gevolg van ofwel het
geneesmiddel zelf of van de injectieprocedure en hebben meestal betrekking op het oog.
De meest voorkomende bijwerkingen bij te vroeg geboren baby’s staan hieronder beschreven:
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: bloeding aan de achterkant van het oog (retinabloeding),
bloeding in het oog of op de plaats van injectie, en bloeddoorlopen oog (conjunctivale bloeding).
Overige bijwerkingen omvatten: keelpijn, verstopte neus en loopneus, laag aantal rode bloedcellen
(met symptomen zoals vermoeidheid, kortademigheid, bleke huid), hoest, urineweginfectie,
allergische reacties zoals huiduitslag en roodheid van de huid.
Bijkomende bijwerkingen die zijn waargenomen bij gebruik van Lucentis bij volwassenen
worden hieronder vermeld. Deze bijwerkingen kunnen ook voorkomen bij te vroeg geboren
baby's.
De meest ernstige bijwerkingen bij volwassenen zijn hieronder beschreven:
Vaak voorkomende ernstige bijwerkingen (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 10 mensen):
loslating of scheur in de laag aan de achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur) die
resulteert in tijdelijk verlies van het gezichtsvermogen, of het troebel worden van de lens (cataract).
Soms voorkomende ernstige bijwerkingen (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 100 mensen):
blindheid, infectie van de oogbol (endoftalmitis) met ontsteking van het binnenste van het oog.
Het is belangrijk om zo snel mogelijk ernstige bijwerkingen zoals infectie van de oogbol of
netvliesloslating te identificeren en te behandelen.
Vertel het onmiddellijk aan de arts als uw baby
tekenen ontwikkelt zoals oogpijn of verergering van de roodheid van het oog.
Andere bijwerkingen bij volwassenen staan hieronder beschreven:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen optreden bij meer dan 1 op de 10 mensen)
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: ontsteking van het oog, verstoord gezichtsvermogen, oogpijn, het
zien bewegen van puntjes en vlekken voor de ogen (mouches volantes), oogirritatie, het gevoel iets in
het oog te hebben, verhoogde aanmaak van traanvocht, ontsteking of infectie van de ooglidranden,
droog oog, roodheid van of jeuk aan het oog en verhoogde oogdruk.
Overige bijwerkingen omvatten: hoofdpijn en gewrichtspijn.
Vaak voorkomende bijwerkingen
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: afgenomen scherpte van het zicht, zwelling van een deel van het
oog (uvea, hoornvlies), ontsteking van het hoornvlies (het voorste deel van het oog), kleine vlekken op
het oogoppervlak, wazig zicht, oogafscheiding met jeuk, roodheid en zwelling (conjunctivitis),
gevoeligheid voor licht, onaangenaam gevoel in het oog, zwelling van het ooglid, ooglidpijn.
Overige bijwerkingen omvatten: angst, misselijkheid.
Soms voorkomende bijwerkingen
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: ontsteking en bloeding in de voorkant van het oog, ophoping van
etter op het oog, veranderingen van het centrale deel van het oogoppervlak, pijn of irritatie op de
injectieplaats, raar gevoel in het oog, irritatie van het ooglid.
Als u vragen heeft over eventuele bijwerkingen, neem dan contact op met de arts van uw baby.
94
Het melden van bijwerkingen
Krijgt uw baby last van bijwerkingen, neem dan contact op met de arts van uw baby. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
-
-
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos
en het etiket van de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van
die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Vóór gebruik mag de ongeopende injectieflacon gedurende maximaal 24 uur op
kamertemperatuur (25°C) worden bewaard.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Gebruik geen verpakking die beschadigd is.
-
-
-
-
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ranibizumab. Elke ml bevat 10 mg ranibizumab. Elke
injectieflacon bevat 2,3 mg ranibizumab in 0,23 ml oplossing. Dit levert een bruikbare
hoeveelheid om een enkele dosis toe te dienen van 0,02 ml die 0,2 mg ranibizumab bevat.
-
De andere stoffen in dit middel zijn
,-trehalose
dihydraat; histidine hydrochloride,
monohydraat; histidine; polysorbaat 20; water voor injecties.
Hoe ziet Lucentis eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Lucentis is een oplossing voor injectie in een injectieflacon (0,23 ml). De oplossing is helder,
kleurloos tot lichtgeel en waterig.
Er zijn twee verschillende soorten verpakkingen beschikbaar:
Verpakking met enkel een injectieflacon
Verpakking met één glazen injectieflacon met ranibizumab met chlorobutyl rubber stop. De
injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Verpakking met injectieflacon + filternaald
Verpakking met één glazen injectieflacon met ranibizumab met chlorobutyl rubber stop en één stompe
filternaald (18G x 1½″, 1,2 mm x 40 mm, 5 micrometer) om de inhoud van de injectieflacon op te
trekken. Alle onderdelen zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Neurenberg
Duitsland
95
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
България
Novartis Bulgaria EOOD
Тел.: +359 2 489 98 28
Česká republika
Novartis s.r.o.
Tel: +420 225 775 111
Danmark
Novartis Healthcare A/S
Tlf: +45 39 16 84 00
Deutschland
Novartis Pharma GmbH
Tel: +49 911 273 0
Eesti
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Tel: +372 66 30 810
Ελλάδα
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Τηλ: +30 210 281 17 12
España
Novartis Farmacéutica, S.A.
Tel: +34 93 306 42 00
France
Novartis Pharma S.A.S.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Hrvatska
Novartis Hrvatska d.o.o.
Tel. +385 1 6274 220
Ireland
Novartis Ireland Limited
Tel: +353 1 260 12 55
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
Novartis Farma S.p.A.
Tel: +39 02 96 54 1
Lietuva
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tel: +370 5 269 16 50
Luxembourg/Luxemburg
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Magyarország
Novartis Hungária Kft.
Tel.: +36 1 457 65 00
Malta
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +356 2122 2872
Nederland
Novartis Pharma B.V.
Tel: +31 88 04 52 111
Norge
Novartis Norge AS
Tlf: +47 23 05 20 00
Österreich
Novartis Pharma GmbH
Tel: +43 1 86 6570
Polska
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 375 4888
Portugal
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tel: +351 21 000 8600
România
Novartis Pharma Services
Romania SRL
Tel: +40 21 31299 01
Slovenija
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +386 1 300 75 50
Slovenská republika
Novartis Slovakia s.r.o.
Tel: +421 2 5542 5439
Suomi/Finland
Novartis Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200
96
Κύπρος
Novartis Pharma Services Inc.
Τηλ: +357 22 690 690
Latvija
SIA Novartis Baltics
Tel: +371 67 887 070
Sverige
Novartis Sverige AB
Tel: +46 8 732 32 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Novartis Ireland Limited
Tel: +44 1276 698370
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
97
DE VOLGENDE INFORMATIE IS ALLEEN BESTEMD VOOR BEROEPSBEOEFENAREN
IN DE GEZONDHEIDSZORG:
Zie ook rubriek 3 “Hoe wordt dit middel toegediend?”.
Hoe moet Lucentis worden bereid en toegediend aan premature baby’s
Injectieflacon voor eenmalig gebruik alleen voor intravitreaal gebruik.
Lucentis moet worden toegediend door een bevoegde oogarts die ervaring heeft met intravitreale
injecties bij premature baby’s.
Gebruik voor de behandeling van premature baby's de kleinvolume-injectiespuit met hoge
nauwkeurigheid,
die samen met een injectienaald (30G x ½″) wordt meegeleverd in de
VISISURE-set.
De aanbevolen dosis voor Lucentis bij premature baby’s is 0,2 mg, toegediend als een
enkelvoudige intravitreale injectie.
Dit komt overeen met een injectievolume van 0,02 ml. De
behandeling van prematuren-retinopathie (retinopathy of prematurity, ROP) bij premature baby’s
wordt gestart met één injectie per oog en kan op dezelfde dag bilateraal worden gegeven.
In totaal
kunnen maximaal drie injecties per oog worden toegediend binnen zes maanden na aanvang van de
behandeling indien er tekenen van ziekteactiviteit zijn. In de uitgevoerde klinische studie ontvingen de
meeste patiënten (78%) één injectie per oog. De toediening van meer dan drie injecties per oog is niet
onderzocht.
Het interval tussen twee doses die in hetzelfde oog worden geïnjecteerd, moet minimaal
vier weken zijn.
Lucentis moet vóór toediening worden gecontroleerd op stofdeeltjes en verkleuring.
De injectieprocedure moet worden uitgevoerd onder aseptische omstandigheden: dit impliceert een
chirurgische desinfectie van de handen, het gebruik van steriele handschoenen, een steriel laken en een
steriel ooglid-speculum (of equivalent) en de beschikbaarheid van steriele paracentese (indien nodig).
De medische voorgeschiedenis van de patiënt voor overgevoeligheidsreacties moet zorgvuldig worden
geëvalueerd voordat de intravitreale procedure wordt uitgevoerd. In overeenstemming met de lokale
praktijk moeten geschikte anesthesie en een topisch breed-spectrum microbicide, om de perioculaire
huid, het ooglid en het oculaire oppervlak te desinfecteren, worden toegediend voorafgaand aan de
injectie.
Verpakking met enkel een injectieflacon
De injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik. Na injectie dient al het ongebruikte middel
weggegooid te worden. Een injectieflacon die tekenen vertoont van beschadiging of geknoei, dient
niet gebruikt te worden. De steriliteit kan niet worden gegarandeerd tenzij de verzegeling van de
verpakking onbeschadigd is.
De volgende medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik zijn nodig voor de bereiding en
intravitreale injectie:
-
een 5 µm filternaald (18G); niet meegeleverd in de Lucentis-verpakking
-
een kleinvolume-injectiespuit met hoge nauwkeurigheid (afzonderlijk meegeleverd in de
VISISURE-set)
-
een injectienaald (30G x ½″); (afzonderlijk meegeleverd in de VISISURE-set)
98
Verpakking met injectieflacon + filternaald
Alle onderdelen zijn steriel en uitsluitend voor eenmalig gebruik. Een onderdeel waarvan de
verpakking tekenen vertoont van beschadiging of geknoei, dient niet gebruikt te worden. De steriliteit
kan niet worden gegarandeerd tenzij de verzegeling van de verpakking van het onderdeel
onbeschadigd is. Hergebruik kan leiden tot infecties of andere ziektes/verwondingen.
De volgende medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik zijn nodig voor de bereiding en
intravitreale injectie:
-
een 5 µm filternaald (18G x 1½″, 1,2 mm x 40 mm, meegeleverd)
-
een kleinvolume-injectiespuit met hoge nauwkeurigheid (afzonderlijk meegeleverd in de
VISISURE-set)
-
een injectienaald (30G x ½″) (afzonderlijk meegeleverd in de VISISURE-set)
Om Lucentis te bereiden voor intravitreale toediening aan premature baby's dient u zich te houden aan
de instructies voor gebruik in de VISISURE-set.
De injectienaald moet 1,0 tot 2,0 mm achter de limbus in het oog worden geplaatst, met de naald in de
richting van de oogzenuw. Het injectievolume van 0,02 ml wordt vervolgens afgegeven.
99

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén ml bevat 10 mg ranibizumab*. Elke injectieflacon bevat 2,3 mg ranibizumab in 0,23 ml oplossing.
Dit levert een bruikbare hoeveelheid om aan volwassen patiënten een enkele dosis toe te dienen van
0,05 ml die 0,5 mg ranibizumab bevat en aan premature baby's een enkele dosis van 0,02 ml die
0,2 mg ranibizumab bevat.
*Ranibizumab is een gehumaniseerd monoklonaal antilichaamfragment dat met behulp van
recombinant DNA-technologie in Escherichia coli-cellen wordt geproduceerd.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie.
Heldere, kleurloze tot lichtgele waterige oplossing.

4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Lucentis is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen voor:
de behandeling van neovasculaire (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van diabetisch macula-oedeem (DME)
de behandeling van proliferatieve diabetische retinopathie (PDR)
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan retinale
veneuze occlusie (retinale veneuze takocclusie (BRVO) of retinale veneuze stamocclusie
(CRVO = centrale retinale veneuze occlusie))
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van choroïdale neovascularisatie (CNV)
Lucentis is geïndiceerd voor gebruik bij premature baby's voor:
de behandeling van prematuren-retinopathie (retinopathy of prematurity, ROP) met zone I
(stadium 1+, 2+, 3 of 3+), zone II (stadium 3+) of AP-ROP (agressieve posterieure ROP) ziekte.

4.2 Dosering en wijze van toediening
Lucentis moet worden toegediend door een bevoegde oogarts die ervaring heeft met intravitreale
injecties.
Dosering
Volwassenen
De aanbevolen dosis voor Lucentis bij volwassenen is 0,5 mg, toegediend als enkelvoudige
intravitreale injectie. Dit komt overeen met een injectievolume van 0,05 ml. Het interval tussen twee
doses in hetzelfde oog dient ten minste vier weken te zijn.

een afname in de best gecorrigeerde gezichtsscherpte (BCVA) van 30 letters vergeleken met
de laatste beoordeling van de gezichtsscherpte;
een intraoculaire druk van 30 mmHg;
een retinale breuk;
een subretinale bloeding betreffende het centrum van de fovea, of als de grootte van de bloeding
50% van de totale laesie-oppervlakte is;
een uitgevoerde of geplande intraoculaire chirurgie in de afgelopen of komende 28 dagen.
Retinale pigmentepitheelscheur
Tot de risicofactoren, geassocieerd met de ontwikkeling van een retinale pigmentepitheelscheur na
anti-VEGF-behandeling voor natte LMD en mogelijk ook andere vormen van CNV, behoren een
uitgebreide en/of hoge loslating van het retinale pigmentepitheel. Wanneer behandeling met
ranibizumab wordt gestart, is voorzichtigheid geboden bij patiënten met deze risicofactoren voor
retinale pigmentepitheelscheuren.
Regmatogene retinale loslating of maculaire gaten bij volwassenen
De behandeling moet worden stopgezet bij patiënten met een regmatogene retinale loslating of met
stadium 3 of 4 maculaire gaten.
Pediatrische patiënten
De waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen voor volwassenen zijn ook van toepassing op premature
baby's met ROP. De langetermijnveiligheid bij premature baby's met ROP werd gedurende 2 jaar
onderzocht in de RAINBOW-extensiestudie waarin geen nieuwe veiligheidssignalen werden
aangetoond. Het veiligheidsprofiel bij premature baby's is niet vastgesteld na 2 jaar.
Populaties met beperkte gegevens
Er is slechts beperkte ervaring met de behandeling van personen met DME als gevolg van type I
diabetes. Lucentis is niet onderzocht bij patiënten die eerder intravitreale injecties hebben gekregen,
bij patiënten met actieve systemische infecties, of bij patiënten met gelijktijdig optredende
oogaandoeningen zoals retinale loslating of maculair gat. Er is beperkte ervaring met de behandeling
met Lucentis bij diabetespatiënten met een HbA1c hoger dan 108 mmol/mol (12%) en geen ervaring
bij patiënten met ongecontroleerde hypertensie. De arts moet rekening houden met dit gebrek aan
informatie bij de behandeling van dergelijke patiënten.
Er zijn onvoldoende gegevens om conclusies te trekken over het effect van Lucentis bij patiënten met
RVO met irreversibel ischemisch verlies van het gezichtsvermogen.
Er zijn beperkte gegevens beschikbaar van patiënten met PM over het effect van Lucentis bij patiënten
die eerder zonder succes verteporfine fotodynamische therapie (vPDT) hebben ondergaan. Hoewel er
een consistent effect werd waargenomen bij proefpersonen met subfoveale en juxtafoveale laesies, zijn
er daarnaast onvoldoende gegevens beschikbaar om een conclusie te kunnen trekken over het effect
van Lucentis bij patiënten met PM die extrafoveale laesies hebben.

Infecties en parasitaire aandoeningen
Zeer vaak
Nasofaryngitis
Vaak
Urineweginfectie*

Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak
Anemie

Immuunsysteemaandoeningen

Vaak
Overgevoeligheid


Psychische stoornissen
Vaak
Angst

Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Hoofdpijn

Zeer vaak
Vitritis, loslating van het glasvocht, retinale bloeding, visuele
stoornissen, oogpijn, mouches volantes, conjunctivale
bloeding, oogirritatie, gevoel van vreemde deeltjes in de ogen,
toegenomen tranenvloed, blefaritis, droog oog, oculaire
hyperaemia, pruritus van het oog.
Vaak
Retinale degeneratie, retinale stoornissen, retinale loslating,
retinale scheur, loslating van het retinale pigmentepitheel,
retinale pigmentepitheel scheur, verminderde gezichtsscherpte,
glasvochtbloeding, afwijkingen van het glasvocht, uveitis,
iritis, iridocyclitis, cataract, cataract subcapsulair, posterieure
capsulaire opacificatie, keratitis punctata, abrasie van de
cornea, verschijnselen van ontsteking in de voorste kamer,
wazig zien, bloedingen op de injectieplaats, oogbloeding,
conjunctivitis, allergische conjunctivitis, oogafscheiding,
fotopsie, fotofobie, oculair ongemak, ooglidoedeem,
ooglidpijn, conjunctivale hyperaemia.
Soms
Blindheid, endoftalmitis, hypopyon, hyphaema, keratopathie,
adhesie van de iris, cornea-neerslag
, cornea-oedeem, cornea
striae, pijn op de injectieplaats, irritatie op de injectieplaats,
abnormaal gevoel in het oog, ooglidirritatie.

Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak
Hoesten

Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Misselijkheid

Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
Allergische reacties (rash, urticaria, pruritus, erytheem)


Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Zeer vaak
Artralgie

Onderzoeken
Zeer vaak
Verhoogde intraoculaire druk
#Bijwerkingen zijn gedefinieerd als bijwerkingen (bij ten minste 0,5 procentpunten van de
patiënten) die met een hoger percentage (minstens 2 procentpunten) voorkwamen bij patiënten die
met 0,5 mg Lucentis behandeld werden dan bij diegene die een controlebehandeling ondergingen
(sham-behandeling (schijnbehandeling) of verteporfine PDT).
* alleen waargenomen in de DME-populatie
Productklasse-gerelateerde bijwerkingen
In de fase-III-onderzoeken in natte LMD was de totale frequentie van niet-oculaire bloedingen, een
bijwerking die mogelijk gerelateerd is aan systemische VEGF (vasculaire endotheliale groeifactor)
inhibitie, licht verhoogd bij patiënten behandeld met ranibizumab. Er was echter geen overeenkomend
patroon bij de verschillende bloedingen. Er is een theoretisch risico van arteriële trombo-embolische
reacties, waaronder beroerte en myocardinfarct, na het intravitreaal gebruik van VEGF-remmers. Er
was een lage incidentie van arteriële trombo-embolische reacties tijdens de klinische onderzoeken met
Lucentis bij patiënten met LMD, DME, PDR, RVO en CNV en er waren geen belangrijke verschillen
tussen de groepen behandeld met ranibizumab in vergelijking met de controlegroep.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Ophthalmologica, antineovascularisatie middelen, ATC-code:
S01LA04
Werkingsmechanisme
Ranibizumab is een gehumaniseerd recombinant monoklonaal antilichaamfragment dat zich richt op
de menselijke vasculaire endotheliale groeifactor A (VEGF-A). Het bindt met een hoge affiniteit aan
de VEGF-A isovormen (bijvoorbeeld VEGF110, VEGF121 en VEGF165), en voorkomt daardoor dat
VEGF-A zich bindt aan de receptoren VEGFR-1 en VEGFR-2. De binding van VEGF-A aan zijn
receptoren leidt zowel tot endotheliale celproliferatie en neovascularisatie als tot vasculaire lekkage,
waarvan wordt gedacht dat ze allemaal bijdragen aan de progressie van de neovasculaire vorm van
leeftijdsgebonden maculadegeneratie, pathologische myopie en CNV of aan visusverslechtering,
veroorzaakt door diabetisch macula-oedeem of macula-oedeem secundair aan RVO bij volwassenen
en prematuren-retinopathie bij premature baby's.


Resultaten op maand 12 en maand 24 in onderzoek FVF2598g (MARINA) en
FVF2587g (ANCHOR)


FVF2598g (MARINA)
FVF2587g (ANCHOR)
Eindpunt
Maand
Sham
Lucentis
Verteporfine
Lucentis
(n=238)
0,5 mg
PDT (n=143)
0,5 mg
(n=240)
(n=140)
Verlies van <15 letters in
Maand 12
62%
95%
64%
96%
gezichtsscherpte (%)a
Maand 24
53%
90%
66%
90%
(behoud van
gezichtsvermogen,
primair eindpunt)
Winst van 15 letters in
Maand 12
5%
34%
6%
40%
gezichtsscherpte (%)a
Maand 24
4%
33%
6%
41%
Gemiddelde verandering
Maand 12 -10,5 (16,6)
+7,2 (14,4)
-9,5 (16,4)
+11,3
in gezichtsscherpte
(14,6)
(letters) (SE)a
Maand 24 -14,9 (18,7)
+6,6 (16,5)
-9,8 (17,6)
+10,7
(16,5)
a p<0,01



Gemiddelde verandering in gezichtsscherpte ten opzichte van de
uitgangswaarde tot maand 24 in onderzoek FVF2598g (MARINA) en
onderzoek FVF2587g (ANCHOR)


De resultaten van beide onderzoeken lieten zien dat voortzetting van de ranibizumab-behandeling ook
gunstig zou kunnen zijn bij patiënten die 15 letters van de best gecorrigeerde gezichtsscherpte
(BCVA) verloren tijdens het eerste jaar van de behandeling.
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de visusfunctie werden
waargenomen in zowel het MARINA- als het ANCHOR-onderzoek met de ranibizumab-behandeling
ten opzichte van de controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25.
In onderzoek FVF3192g (PIER) werden 184 patiënten met alle vormen van neovasculaire LMD
gerandomiseerd in een 1:1:1 verhouding om 0,3 mg Lucentis, 0,5 mg Lucentis of sham-injecties één
keer per maand voor drie opeenvolgende doseringen te ontvangen, gevolgd door één dosering per drie
maanden. Vanaf maand 14 van het onderzoek mochten sham-behandelde patiënten ranibizumab
krijgen en vanaf maand 19 was er de mogelijkheid om de behandelingen frequenter te ondergaan.
Patiënten behandeld met Lucentis in PIER ontvingen gemiddeld 10 volledige behandelingen.
Groep I (ranibizumab 0,5 mg, doseerschema op basis van stabiliteitscriteria gedefinieerd als
geen verandering van BCVA ten opzichte van de twee voorgaande maandelijkse
beoordelingen).
Groep II (ranibizumab 0,5 mg, doseerschema op basis van ziekteactiviteitscriteria gedefinieerd
als visusverslechtering die toe te schrijven is aan intra- of subretinaal vocht of actieve lekkage
als gevolg van de CNV-laesie, zoals beoordeeld met OCT en/of FAG).
Groep III (vPDT - patiënten mochten behandeling met ranibizumab ontvangen vanaf maand 3).
Tijdens de onderzoeksperiode van 12 maanden had in Groep II, dat is de groep met de aanbevolen
dosering (zie rubriek 4.2), 50,9% van de patiënten 1 of 2 injecties nodig, 34,5% had 3 tot 5 injecties
nodig en 14,7% had 6 tot 12 injecties nodig. 62,9% van de patiënten in Groep II had geen injecties
nodig tijdens de laatste 6 maanden van het onderzoek.
De belangrijkste resultaten uit RADIANCE zijn samengevat in Tabel 2 en Figuur 2.
Tabel 2
Resultaten op maand 3 en 12 (RADIANCE)

Groep I
Groep II
Groep III
Ranibizumab
Ranibizumab
vPDTb
0,5 mg
0,5 mg

'visusstabiliteit'
'ziekteactiviteit'

(n=105)
(n=116)
(n=55)
Maand 3

Gemiddelde verandering in BCVA van
+10,5
+10,6
+2,2
maand 1 tot maand 3 in vergelijking met
uitgangswaardea (letters)
Aandeel patiënten met winst van:

15 letters, of BCVA van 84 letters bereikt
38,1%
43,1%
14,5%
Maand 12

Aantal injecties tot maand 12:

Gemiddeld
4,6
3,5
n.v.t.
Mediaan
4,0
2,5
n.v.t
Gemiddelde verandering in BCVA van
+12,8
+12,5
n.v.t
maand 1 tot maand 12 in vergelijking met
uitgangswaarde (letters)
Aandeel patiënten met winst van:

15 letters, of BCVA van 84 letters bereikt
53,3%
51,7%
n.v.t
ap<0,00001 vergelijking met vPDT-controle
b Vergelijkende controle tot maand 3. Patiënten die gerandomiseerd waren naar vPDT mochten
behandeling met ranibizumab krijgen vanaf maand 3 (in Groep III kregen 38 patiënten ranibizumab
vanaf maand 3)
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde, tot maand 12 (RADIANCE)


De visusverbetering ging gepaard met een afname van de centrale retinadikte.
In de behandelingsarmen met ranibizumab werden door de patiënt gemelde voordelen waargenomen
ten opzichte van vPDT (p-waarde <0,05) met betrekking tot verbetering van de samengestelde score
en van verschillende NEI VFQ-25-subschalen (algemene visus, activiteiten dichtbij, geestelijke
gezondheid en afhankelijkheid).
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van CNV (anders dan secundair aan PM en natte
LMD)
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met visusverslechtering als gevolg
van CNV zijn onderzocht op basis van de gegevens over 12 maanden van de dubbelblinde, sham-
gecontroleerde registratiestudie G2301 (MINERVA). In dit onderzoek werden 178 volwassen
patiënten gerandomiseerd in een 2:1 verhouding en ontvingen:
ranibizumab 0,5 mg bij uitgangswaarde, gevolgd door een geïndividualiseerd doseringsschema
gebaseerd op ziekteactiviteit zoals beoordeeld op basis van gezichtsscherpte en/of anatomische
parameters (e.g. vermindering van gezichtsscherpte, intra-/subretinaal vocht, bloeding of
lekkage);
sham injectie bij uitgangswaarde, gevolgd door een geïndividualiseerd behandelingsschema
gebaseerd op ziekteactiviteit.
Op maand 2 ontvingen alle patiënten open-label behandeling met ranibizumab zoals noodzakelijk.
De belangrijkste resultaten uit MINERVA zijn samengevat in Tabel 3 en Figuur 3. Een verbetering in
zicht werd waargenomen en ging gepaard met een afname van de centrale subvelddikte in de loop van
de 12-maanden periode.
Resultaten op maand 2 (MINERVA)


Ranibizumab
Sham (n=59)
0,5 mg (n=119)
Gemiddelde verandering in BCVA van
9,5 letters
-0,4 letters
uitgangswaarde tot maand 2 a
Patiënten met een winst van 15 letters ten opzichte
31,4%
12,3%
van uitgangswaarde of die 84 letters bereiken op
maand 2
Patiënten die op maand 2 niet >15 letters verliezen ten 99,2%
94,7%
opzichte van uitgangswaarde
Afname in CSVDb van uitgangswaarde tot maand 2 a
77 µm
-9,8 µm
a Eenzijdige p<0,001 vergelijking met sham controle
b CSVD - centrale retinale subvelddikte
Figuur 3
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde, tot maand 12 (MINERVA)



Behandelingseffect algemeen en bij baseline etiologische subgroepen

Algemeen en per baseline etiologie
Behandelingseffect bij
Aantal patiënten [n]
sham [letters]
(behandeling +sham)
Algemeen
9,9
178
Angioïde strepen
14,6
27
Postinflammatoire retinochoroïdopathie
6,5
28
Centrale sereuze chorioretinopathie
5,0
23
Idiopathische chorioretinopathie
11,4
63
Overige etiologieëna
10,6
37
a omvat verschillende etiologieën die voorkomen met een lage frequentie en die niet opgenomen zijn
in de andere subgroepen
In de registratiestudie G2301 (MINERVA) ontvingen vijf adolescente patiënten in de leeftijd van 12
tot 17 jaar met visusverslechtering als gevolg van CNV open-label behandeling met ranibizumab
0,5 mg op baseline gevolgd door een geïndividualiseerd behandelingsschema zoals voor de volwassen
populatie. BCVA verbeterde van uitgangswaarde tot maand 12 bij alle vijf de patiënten, variërend van
5 tot 38 letters (gemiddeld 16,6 letters). De verbetering in zicht ging gepaard met een stabilisatie of
afname van de centrale subvelddikte in de loop van de 12-maanden periode. Het gemiddeld aantal
ranibizumab injecties toegediend in het onderzoeksoog gedurende de 12 maanden was 3 (varieerde
van 2 tot 5). Over het algemeen werd de ranibizumab behandeling goed verdragen.
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van DME
De werkzaamheid en veiligheid van Lucentis zijn beoordeeld in drie gerandomiseerde, gecontroleerde
onderzoeken van ten minste 12 maanden. Een totaal van 868 patiënten (708 actief en 160 controle)
waren geïncludeerd in deze onderzoeken.
In het fase II onderzoek D2201 (RESOLVE) werden 151 patiënten behandeld met ranibizumab
(6 mg/ml, n=51, 10 mg/ml, n=51) of sham (n=49) door middel van maandelijkse intravitreale injecties.
De gemiddelde verandering in BCVA van maand 1 tot maand 12 in vergelijking met de
uitgangswaarde was +7,8 (±7,72) letters bij de gepoolde met ranibizumab behandelde patiënten
(n=102) in vergelijking met -0,1 (±9,77) letters bij sham-behandelde patiënten; de gemiddelde
verandering in BCVA op maand 12 ten opzichte van de uitgangswaarde was respectievelijk 10,3
(±9,1) letters in vergelijking met -1,4 (±14,2) letters (p<0,0001 voor het verschil in behandeling).
In het fase III-onderzoek D2301 (RESTORE) werden 345 patiënten gerandomiseerd in een
1:1:1 verhouding om ranibizumab 0,5 mg monotherapie en sham-laserfotocoagulatie, de combinatie
van ranibizumab 0,5 mg en laserfotocoagulatie of sham-injectie en laserfotocoagulatie te ontvangen.
240 patiënten die eerder het RESTORE-onderzoek van 12 maanden hadden voltooid, namen deel aan
het open-label, multicenter, 24 maanden durende extensie-onderzoek (RESTORE Extensie). Patiënten
werden pro re nata (PRN) behandeld met ranibizumab 0,5 mg in hetzelfde oog als in het belangrijkste
onderzoek (D2301 RESTORE).
De belangrijkste resultaten zijn samengevat in Tabel 5 (RESTORE en Extensie) en Figuur 4
(RESTORE).
Gemiddelde verandering in gezichtsscherpte vanaf uitgangswaarde over de tijd in
onderzoek D2301 (RESTORE)


Het effect na 12 maanden was consistent in de meeste subgroepen. Echter, individuen met een
uitgangswaarde van de BCVA >73 letters en macula-oedeem met een centrale retinadikte <300 m
bleken geen voordeel te hebben van behandeling met ranibizumab vergeleken met laserfotocoagulatie.
Resultaten op maand 12 in onderzoek D2301 (RESTORE) en op maand 36 in
onderzoek D2301-E1 (RESTORE Extensie)

Uitkomstmaten op maand 12 in
Ranibizumab
Ranibizumab
Laser
vergelijking met uitgangswaarde in
0,5 mg
0,5 mg + Laser
onderzoek D2301 (RESTORE)
n=115
n=118
n=110
Gemiddelde verandering in BCVA van
6,1 (6,4)a
5,9 (7,9)a
0,8 (8,6)
maand 1 tot maand 12a (SD)
Gemiddelde verandering in BCVA op
6,8 (8,3)a
6,4 (11,8)a
0,9 (11,4)
maand 12 (SD)
Winst van 15 letters of BCVA
22,6
22,9
8,2
84 letters op maand 12 (%)
Gemiddeld aantal injecties (maanden 0-
7,0
6,8
7,3 (sham)
11)
Uitkomstmaten op maand 36 in
Voorafgaand
Voorafgaand
Voorafgaand
vergelijking met uitgangswaarde van
ranibizumab
ranibizumab
laser
D2301 (RESTORE) in onderzoek D2301-
0,5 mg
0,5 mg + laser
E1 (RESTORE Extensie)
n=83
n=83
n=74
Gemiddelde verandering in BCVA op
7,9 (9,0)
6,7 (7,9)
5,4 (9,0)
maand 24 (SD)
Gemiddelde verandering in BCVA op
8,0 (10,1)
6,7 (9,6)
6,0 (9,4)
maand 36 (SD)
Winst van 15 letters of BCVA
27,7
30,1
21,6
84 letters op maand 36 (%)
Gemiddeld aantal injecties (maanden 12-
6,8
6,0
6,5
35)*
ap<0,0001 voor vergelijkingen van ranibizumab-armen vs. laser-arm.
n is in D2301-E1 (RESTORE Extensie) het aantal patiënten met een waarde bij zowel de
uitgangswaarde (maand 0) in D2301 (RESTORE) als bij de controle op maand 36.
* Het percentage patiënten dat geen ranibizumab-behandeling nodig had tijdens de extensiefase was
respectievelijk 19%, 25% en 20% in de groepen voorafgaand behandeld met ranibizumab,
voorafgaand behandeld met ranibizumab + laser en voorafgaand behandeld met laser.
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de meeste visusgerelateerde
activiteiten werden waargenomen bij de ranibizumab-behandeling (met of zonder laser) ten opzichte
van de controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25. Voor andere sub-schalen van
deze vragenlijst konden geen behandelingsverschillen worden vastgesteld.
Het langetermijnveiligheidsprofiel van ranibizumab waargenomen in het 24 maanden durende
extensie-onderzoek komt overeen met het bekende veiligheidsprofiel van Lucentis.
In het fase IIIb-onderzoek D2304 (RETAIN) werden 372 patiënten gerandomiseerd in een
1:1:1 verhouding naar:
ranibizumab 0,5 mg met gelijktijdig laserfotocoagulatie volgens een 'treat-and-extend' (TE)
regime,
ranibizumab 0,5 mg monotherapie volgens een TE-regime,
ranibizumab 0,5 mg monotherapie volgens een PRN-regime.
In alle groepen werd ranibizumab maandelijks toegediend totdat de BCVA stabiel was bij ten minste
drie achtereenvolgende maandelijkse controles. Bij TE werd ranibizumab toegediend met
behandelingsintervallen van 2-3 maanden. In alle groepen werd de maandelijkse behandeling weer
gestart bij een afname in BCVA als gevolg van DME-progressie en voortgezet tot weer een stabiele
BCVA werd bereikt.
Resultaten in onderzoek D2304 (RETAIN)
Uitkomstmaat in
TE ranibizumab
TE ranibizumab
PRN ranibizumab
vergelijking met
0,5 mg + laser
0,5 mg alleen
0,5 mg
uitgangswaarde
n=117
n=125
n=117
Gemiddelde
verandering in BCVA
5,9 (5,5) a
6,1 (5,7) a
6,2 (6,0)
van maand 1 tot
maand 12 (SD)
Gemiddelde
verandering in BCVA
6,8 (6,0)
6,6 (7,1)
7,0 (6,4)
van maand 1 tot
maand 24 (SD)
Gemiddelde
verandering in BCVA
8,3 (8,1)
6,5 (10,9)
8,1 (8,5)
op maand 24 (SD)
Winst van 15 letters
of BCVA 84 letters
25,6
28,0
30,8
op maand 24(%)
Gemiddeld aantal
injecties
12,4
12,8
10,7
(maanden 0-23)
ap<0,0001 voor beoordeling van non-inferioriteit vergeleken met PRN
In DME onderzoeken ging de verbetering van BCVA bij alle behandelingsgroepen gepaard met een
afname van de centrale retina dikte in de tijd.
Behandeling van PDR
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met PDR werden beoordeeld in
Protocol S dat de behandeling met intravitreale injecties met 0,5 mg ranibizumab vergeleek met
panretinale fotocoagulatie (PRP). Het primaire eindpunt was de gemiddelde verandering in
gezichtsscherpte bij jaar 2. Bijkomend werd de verandering in de ernst van de diabetische retinopathie
(DR) beoordeeld op basis van fundusfoto's met behulp van de DR severity score (DRSS).
Protocol S was een multicenter, gerandomiseerd, actief-gecontroleerd, parallelle-toewijzing, non-
inferioriteits-fase III-onderzoek waarin 305 patiënten (394 onderzoeksogen) met PDR met of zonder
DME bij baseline werden opgenomen. Het onderzoek vergeleek intravitreale injecties met 0,5 mg
ranibizumab met standaardbehandeling met PRP. Een totaal van 191 ogen (48,5%) werd
gerandomiseerd naar 0,5 mg ranibizumab en 203 ogen (51,5%) werden gerandomiseerd naar PRP. Een
totaal van 88 ogen (22,3%) had bij baseline DME: respectievelijk 42 (22,0%) en 46 (22,7%) ogen in
de ranibizumab- en PRP-groepen.
In dit onderzoek was de gemiddelde verandering in gezichtsscherpte bij jaar 2 +2,7 letters in de
ranibizumabgroep, in vergelijking met -0,7 letters in de PRP-groep. Het verschil in 'least square
means' was 3,5 letters (95% BI: [0,2 tot 6,7]).
Bij jaar 1 ondervond 41,8% van de ogen een 2-staps verbetering in de DRSS onder behandeling met
ranibizumab (n=189) vergeleken met 14,6% van de ogen onder behandeling met PRP (n=199). Het
geschatte verschil tussen ranibizumab en laser was 27,4% (95% BI: [18,9, 35,9]).
DRSS verbetering of verslechtering van 2 of3 stappen bij jaar 1 in Protocol S
(LOCF-methode)


Gecategoriseerde
Protocol S
verandering ten
Ranibizumab
PRP
Verschil in proportie
opzichte van baseline
0,5 mg
(N=199)
(%), BI
(N=189)
2-staps verbetering
n (%)
79
29
27,4
(41,8%)
(14,6%)
(18,9, 35,9)
3-staps verbetering
n (%)
54
6
25,7
(28,6%)
(3,0%)
(18,9, 32,6)
2-staps verslechtering
n (%)
3
23
-9,9
(1,6%)
(11,6%)
(-14,7, -5,2)
3-staps verslechtering
n (%)
1
8
-3,4
(0,5%)
(4,0%)
(-6,3, -0,5)
DRSS = diabetic retinopathy severity score, n = aantal patiënten dat voldeed aan de aandoening bij het
bezoek, N = totaal aantal studieogen.
Bij jaar 1 was de 2-staps verbetering in DRSS in de groep met ranibizumab in Protocol S consistent
bij ogen zonder DME (39,9%) en met DME bij baseline (48,8%).
Een analyse van de gegevens bij jaar 2 van Protocol S toonde aan dat 42,3% (n=80) van de ogen in de
groep met ranibizumab een 2-staps verbetering in DRSS ten opzichte van baseline had, vergeleken
met 23,1% (n=46) van de ogen in de groep met PRP. In de groep met ranibizumab werd een 2-staps
verbetering in DRSS ten opzichte van baseline waargenomen bij 58,5% (n=24) van de ogen met DME
bij baseline en 37,8% (n=56) van de ogen zonder DME.
DRSS werd ook beoordeeld in drie afzonderlijke actief-gecontroleerde fase III-DME-studies
(ranibizumab 0,5 mg PRN versus laser) die een totaal van 875 patiënten omvatten, waarvan ongeveer
75% van Aziatische oorsprong was. In een meta-analyse van deze onderzoeken vertoonde 48,4% van
de 315 patiënten met vast te stellen DRSS-scores in de subgroep van patiënten met matig ernstige niet-
proliferatieve DR (NPDR) of slechter op baseline een 2-staps verbetering in de DRSS op maand 12
bij behandeling met ranibizumab (n=192) versus 14,6% van de patiënten behandeld met laser (n=123).
Het geschatte verschil tussen ranibizumab en laser was 29,9% (95% BI: [20,0, 39,7]). Bij de
405 patiënten bij wie de DRSS-score was vast te stellen, met matige NPDR of beter, werd een 2-
staps verbetering van de DRSS waargenomen bij respectievelijk 1,4% en 0,9% van de ranibizumab- en
lasergroepen.
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan RVO
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met visusverslechtering als gevolg
van macula-oedeem secundair aan RVO is onderzocht in de gerandomiseerde, dubbelblinde,
gecontroleerde onderzoeken BRAVO en CRUISE, waarin respectievelijk patiënten met BRVO
(n=397) en CRVO (n=392) werden gerekruteerd. In beide onderzoeken kregen de patiënten of 0,3 mg
of 0,5 mg ranibizumab of sham-injecties. Na 6 maanden werden patiënten in de sham-controlegroep
overgezet op 0,5 mg ranibizumab.
De belangrijkste resultaten uit BRAVO en CRUISE zijn samengevat in Tabel 8 en Figuur 5 en 6.
Resultaten op maand 6 en 12 (BRAVO en CRUISE)

BRAVO
CRUISE

Sham/Lucentis
Lucentis
Sham/Lucentis
Lucentis
0,5 mg
0,5 mg
0,5 mg
0,5 mg
(n=132)
(n=131)
(n=130)
(n=130)
Gemiddelde verandering in
7,3 (13,0)
18,3 (13,2)
0,8 (16,2)
14,9 (13,2)
gezichtsscherpte (letters)
(SD) op maand 6a (primair
eindpunt)
Gemiddelde verandering in
12,1 (14,4)
18,3 (14,6)
7,3 (15,9)
13,9 (14,2)
BCVA op maand 12 (letters)
(SD)
Winst van 15 letters in
28,8
61,1
16,9
47,7
gezichtsscherpte op
maand 6a (%)
Winst van 15 letters in
43,9
60,3
33,1
50,8
gezichtsscherpte op
maand 12 (%)
Aandeel (%) dat laser
61,4
34,4
n.v.t.
n.v.t.
'rescue' heeft gekregen
gedurende 12 maanden
ap<0,0001 voor beide onderzoeken
Figuur 5
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde tot maand 6 en maand 12 (BRAVO)



Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde tot maand 6 en 12 (CRUISE)


In beide onderzoeken ging de verbetering in zicht gepaard met een continue en significante
vermindering van het macula-oedeem, zoals gemeten met de centrale retinadikte.
Bij patiënten met CRVO (CRUISE en extensiestudie HORIZON): Patiënten behandeld met
sham-injecties in de eerste 6 maanden die vervolgens ranibizumab kregen, behaalden geen
vergelijkbare winst in VA in maand 24 (~6 letters), in vergelijking met patiënten die vanaf het begin
van de studie werden behandeld met ranibizumab (~12 letters).
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de sub-schalen met betrekking tot
activiteit dichtbij en veraf, werden waargenomen bij de ranibizumab-behandeling ten opzichte van de
controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25.
De langetermijn (24 maanden) klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met
visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan RVO werden onderzocht in de
BRIGHTER (BRVO) en CRYSTAL (CRVO) studies. In beide onderzoeken kregen de patiënten een
0,5 mg ranibizumab PRN doseringsschema, gestuurd op geïndividualiseerde stabilisatiecriteria.
BRIGHTER was een 3-armig gerandomiseerd actief gecontroleerd onderzoek waarin 0,5 mg
ranibizumab gegeven als monotherapie of in combinatie met adjuvante laserfotocoagulatie werd
vergeleken met alleen laserfotocoagulatie. Patiënten in de laser-arm konden na 6 maanden 0,5 mg
ranibizumab krijgen. CRYSTAL was een eenarmige studie met 0,5 mg ranibizumab monotherapie.
De belangrijkste resultaten van BRIGHTER en CRYSTAL zijn weergegeven in Tabel 9.
Resultaten op maand 6 en 24 (BRIGHTER en CRYSTAL)


BRIGHTER
CRYSTAL
Lucentis 0,5 mg
Lucentis 0,5 mg
laser*
Lucentis 0,5 mg
N=180
+ laser
N=90
N=356
N=178
Gemiddelde
verandering in
+14,8
+14,8
+6,0
+12,0
BCVA op
(10,7)
(11,13)
(14,27)
(13,95)
maand 6a (letters)
(SD)
Gemiddelde
verandering in
+15,5
+17,3
+11,6
+12,1
BCVA op
(13,91)
(12,61)
(16,09)
(18,60)
maand 24b
(letters) (SD)
Winst van
15 letters in
52,8
59,6
43,3
49,2
BCVA op
maand 24 (%)
Gemiddeld aantal
11,4
injecties (SD)
11,3 (6,02)
n.v.t.
13,1 (6,39)
(5,81)
(maanden 0-23)
a
p<0,0001 voor beide vergelijkingen in BRIGHTER op maand 6: Lucentis 0,5 mg versus laser
en Lucentis 0,5 mg + laser versus laser.
b
p<0,0001 voor nulhypothese in CRYSTAL dat de gemiddelde wijziging op maand 24 ten
opzichte van baseline nul is.
*
Vanaf maand 6 was behandeling met ranibizumab 0,5 mg toegestaan (24 patiënten werden
alleen met laser behandeld).
In BRIGHTER liet ranibizumab 0,5 mg met adjuvante lasertherapie non-inferioriteit zien versus
ranibizumab monotherapie van baseline tot maand 24 (95% BI -2,8, 1,4).
In beide studies werd een snelle en statistisch significante afname ten opzichte van baseline van de
centrale retinale subvelddikte waargenomen op maand 1. Dit effect bleef gehandhaafd tot maand 24.
Het effect van ranibizumab behandeling was vergelijkbaar, onafhankelijk van de aanwezigheid van
retinale ischemie. In BRIGHTER hadden patiënten met ischemie (N=46) of zonder (N=133) en
behandeld met ranibizumab monotherapie een gemiddelde verandering ten opzichte van baseline van
respectievelijk +15,3 en +15,6 letters op maand 24. In CRYSTAL hadden patiënten met ischemie
(N=53) of zonder (N=300) en behandeld met ranibizumab monotherapie een gemiddelde verandering
ten opzichte van baseline van respectievelijk +15,0 en +11,5 letters.
Het effect met betrekking tot visusverbetering werd waargenomen bij alle patiënten die behandeld
werden met 0,5 mg ranibizumab monotherapie, onafhankelijk van de duur van hun ziekte in zowel
BRIGHTER als CRYSTAL. Bij patiënten met een ziekteduur van <3 maanden werd een toename in
gezichtsscherpte van 13,3 en 10,0 letters gezien op maand 1; en 17,7 en 13,2 letters op maand 24 in
respectievelijk BRIGHTER en CRYSTAL. De overeenkomstige toename van de gezichtsscherpte bij
patiënten met een ziekteduur van 12 maanden was 8,6 en 8,4 letters in de respectievelijke studies.
Het moet overwogen worden de behandeling te starten op het moment van de diagnose.
Het langetermijnveiligheidsprofiel van ranibizumab waargenomen in de 24 maanden durende
onderzoeken komt overeen met het bekende veiligheidsprofiel van Lucentis.
Zone I, stadium 1+, 2+, 3 of 3+ ziekte of
Zone II, stadium 3+ ziekte of
Agressieve posterieure (AP-) ROP
In deze studie werden 225 patiënten gerandomiseerd in een 1:1:1 verhouding om intravitreaal
ranibizumab 0,2 mg (n=74), 0,1 mg (n=77) of lasertherapie (n=74) te krijgen.
Het succes van de behandeling, gemeten door de afwezigheid van actieve ROP en afwezigheid van
ongunstige structurele uitkomsten in beide ogen 24 weken na de eerste onderzoeksbehandeling, was
het hoogst met ranibizumab 0,2 mg (80%) in vergelijking met lasertherapie (66,2%) (zie Tabel 10). De
meerderheid van de patiënten behandeld met ranibizumab 0,2 mg (78,1%) ontving één enkele injectie
per oog.
Tabel 10
Resultaten op Week 24 (RAINBOW)

Behandelingssucces
Behandeling
n/M (%)
95% BI
Vergelijking
Odds ratio
95% BI
p-waardeb
(OR)a
Ranibizumab
56/70
(0,6873,
Ranibizumab
2,19
(0,9932,
0,0254
0,2 mg
(80,0)
0,8861)
0,2 mg vs.
4,8235)
(N=74)
laser
Lasertherapie
45/68
(0,5368,


(N=74)
(66,2)
0,7721)
BI = betrouwbaarheidsinterval, M = totaal aantal patiënten met een niet-ontbrekende waarde voor
het resultaat voor primaire werkzaamheid (inclusief toegerekende waarden), n = aantal patiënten
met afwezigheid van actieve ROP en afwezigheid van ongunstige structurele uitkomst in beide ogen
24 weken na de eerste onderzoeksbehandeling (inclusief toegerekende waarden).
Als een patiënt stierf of van studiebehandeling veranderde vóór of in week 24, werd de patiënt
geacht in week 24 actieve ROP en ongunstige structurele uitkomsten te hebben.
a
Odds ratio wordt berekend met behulp van de Cochran-Mantel-Haenszel-test met ROP-zone
op baseline (zone I en II; per CRF) als stratum factor.
b
p-waarde voor paarsgewijze vergelijking is eenzijdig. Voor het primaire eindpunt was het
vooraf gespecificeerde significantieniveau voor de eenzijdige p-waarde 0,025.
Tijdens de 24 weken van het onderzoek schakelden minder patiënten in de ranibizumab 0,2 mg-groep
over op een andere behandelingsmethode wegens een gebrek aan respons in vergelijking met de
lasergroep (14,9% versus 24,3%). Ongunstige structurele uitkomsten werden minder frequent gemeld
voor ranibizumab 0,2 mg (1 patiënt, 1,4%) in vergelijking met lasertherapie (7 patiënten, 10,1%).
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Lucentis in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met neovasculaire LMD, visusverslechtering als gevolg van DME, visusverslechtering als
gevolg van macula-oedeem secundair aan RVO, visusverslechtering als gevolg van CNV en
diabetische retinopathie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik). In aanvulling
hierop heeft het Europees Geneesmiddelenbureau besloten af te zien van de verplichting voor de
fabrikant om de resultaten in te dienen van onderzoek met Lucentis in de volgende subgroepen van
pediatrische patiënten met ROP: voldragen pasgeboren baby's, zuigelingen, kinderen en adolescenten.


FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

,-trehalose dihydraat
Histidine hydrochloride, monohydraat
Histidine
Polysorbaat 20
Water voor injecties
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Vóór gebruik mag de ongeopende injectieflacon gedurende maximaal 24 uur op kamertemperatuur
(25°C) worden bewaard.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Verpakking met enkel een injectieflacon
Eén injectieflacon (type I glas) met stop (chlorobutyl rubber) die 0,23 ml steriele oplossing bevat.
Verpakking met injectieflacon + filternaald
Eén injectieflacon (type I glas) met stop (chlorobutyl rubber) die 0,23 ml steriele oplossing bevat en
1 stompe filternaald (18G x 1½, 1,2 mm x 40 mm, 5 µm).
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies

Verpakking met enkel een injectieflacon
De injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik. Na injectie dient al het ongebruikte middel
weggegooid te worden. Een injectieflacon die tekenen vertoont van beschadiging of geknoei, dient
niet gebruikt te worden. De steriliteit kan niet worden gegarandeerd tenzij de verzegeling van de
verpakking onbeschadigd is.
De volgende medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik zijn nodig voor de bereiding en
intravitreale injectie:
-
een 5 µm filternaald (18G)
-
een 1 ml steriele injectiespuit (met een 0,05 ml markeringsstreep) en een injectienaald
(30G x ½), voor volwassen patiënten
-
een steriele kleinvolume-injectiespuit met hoge nauwkeurigheid, meegeleverd samen met een
injectienaald (30G x ½) in de VISISURE-set, voor premature baby's
Deze medische hulpmiddelen maken geen deel uit van deze verpakking.
een 5 µm filternaald (18G x 1½, 1,2 mm x 40 mm, meegeleverd)
-
een 1 ml steriele injectiespuit (met een 0,05 ml markeringsstreep, maakt geen deel uit van deze
verpakking) en een injectienaald (30G x ½; niet meegeleverd in deze verpakking), voor
volwassen patiënten
-
een steriele kleinvolume-injectiespuit met hoge nauwkeurigheid, meegeleverd samen met een
injectienaald (30G x ½) in de VISISURE-set (niet meegeleverd in deze verpakking), voor
premature baby's
Voor de bereiding van Lucentis voor intravitreale toediening
aan volwassenen, volg de volgende
instructies:
1.
Verwijder de dop van de injectieflacon en maak het septum van de injectieflacon schoon (bijv.
met een 70%-alcoholdoekje) vóór het optrekken van de oplossing.
2.
Zet een 5 m filternaald (18G x 1½, 1,2 mm x 40 mm) op een 1 ml injectiespuit door middel
van de aseptische techniek. Duw de stompe filternaald in het midden van de stop van de
injectieflacon totdat de naald de bodem van de injectieflacon raakt.
3.
Trek alle vloeistof uit de injectieflacon op, waarbij de injectieflacon rechtop wordt gehouden,
lichtjes schuin om het volledig optrekken van de vloeistof te vergemakkelijken.
4.
Zorg ervoor dat de zuigerstang voldoende ver achteruitgetrokken wordt tijdens het legen van de
injectieflacon om de filternaald volledig te kunnen legen.
5.
Laat de stompe filternaald in de injectieflacon zitten en maak de injectiespuit los van de stompe
filternaald. De filternaald dient te worden weggegooid na het optrekken van de inhoud van de
injectieflacon en mag niet gebruikt worden voor de intravitreale injectie.
6.
Zet op aseptische wijze een injectienaald (30G x ½, 0,3 mm x 13 mm) stevig vast op de
injectiespuit.
7.
Verwijder voorzichtig de beschermdop van de injectienaald zonder de injectienaald los te
maken van de injectiespuit.
NB: Houd het basisstuk van de injectienaald vast tijdens het verwijderen van de beschermdop.
8.
Verwijder voorzichtig de lucht samen met de overtollige vloeistof uit de injectiespuit en meet de
dosis af tot de 0,05 ml markeringsstreep op de injectiespuit. De injectiespuit is klaar voor
injectie.
NB: Veeg de injectienaald niet af. Trek de zuiger niet achteruit.
Na injectie de beschermkap niet terug op de naald zetten of deze van de spuit losmaken. Gooi de
gebruikte spuit samen met de naald in een naaldencontainer of voer deze af overeenkomstig lokale
voorschriften.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland

8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/374/002
EU/1/06/374/004

9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 22 januari 2007
Datum van laatste verlenging: 11 november 2016

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit

2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén ml bevat 10 mg ranibizumab*. Eén voorgevulde spuit bevat 0,165 ml, equivalent aan 1,65 mg
ranibizumab. Het extraheerbare volume van één voorgevulde spuit is 0,1 ml. Dit levert een bruikbare
hoeveelheid voor een enkelvoudige dosis van 0,05 ml die 0,5 mg ranibizumab bevat.
*Ranibizumab is een gehumaniseerd monoklonaal antilichaamfragment dat met behulp van
recombinant DNA-technologie in Escherichia coli-cellen wordt geproduceerd.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie.
Heldere, kleurloze tot lichtgele waterige oplossing.

4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Lucentis is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen voor:
de behandeling van neovasculaire (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van diabetisch macula-oedeem (DME)
de behandeling van proliferatieve diabetische retinopathie (PDR)
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan retinale
veneuze occlusie (retinale veneuze takocclusie (BRVO) of retinale veneuze stamocclusie
(CRVO = centrale retinale veneuze occlusie))
de behandeling van visusverslechtering als gevolg van choroïdale neovascularisatie (CNV)

4.2 Dosering en wijze van toediening
Lucentis moet worden toegediend door een bevoegde oogarts die ervaring heeft met intravitreale
injecties.
Dosering
De aanbevolen dosis voor Lucentis is 0,5 mg, toegediend als enkelvoudige intravitreale injectie. Dit
komt overeen met een injectievolume van 0,05 ml. Het interval tussen twee doses in hetzelfde oog
dient ten minste vier weken te zijn.
De behandeling wordt gestart met één injectie per maand totdat maximale gezichtsscherpte is bereikt
en/of er geen verschijnselen van ziekteactiviteit zijn, dat wil zeggen geen verandering in de
gezichtsscherpte en in andere verschijnselen en klachten van de aandoening bij voortgezette
behandeling. Bij patiënten met natte LMD, DME, PDR en RVO kunnen initieel drie of meer
opeenvolgende, maandelijkse injecties nodig zijn.
Daarna moeten de intervallen voor controle en behandeling worden bepaald door de arts op basis van
de ziekteactiviteit, zoals bepaald door gezichtsscherpte en/of anatomische parameters.
een afname in de best gecorrigeerde gezichtsscherpte (BCVA) van 30 letters vergeleken met
de laatste beoordeling van de gezichtsscherpte;
een intraoculaire druk van 30 mmHg;
een retinale breuk;
een subretinale bloeding betreffende het centrum van de fovea, of als de grootte van de bloeding
50% van de totale laesie-oppervlakte is;
een uitgevoerde of geplande intraoculaire chirurgie in de afgelopen of komende 28 dagen.
Retinale pigmentepitheelscheur
Tot de risicofactoren, geassocieerd met de ontwikkeling van een retinale pigmentepitheelscheur na
anti-VEGF-behandeling voor natte LMD en mogelijk ook andere vormen van CNV, behoren een
uitgebreide en/of hoge loslating van het retinale pigmentepitheel. Wanneer behandeling met
ranibizumab wordt gestart, is voorzichtigheid geboden bij patiënten met deze risicofactoren voor
retinale pigmentepitheelscheuren.


Infecties en parasitaire aandoeningen
Zeer vaak
Nasofaryngitis
Vaak
Urineweginfectie*

Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak
Anemie

Immuunsysteemaandoeningen

Vaak
Overgevoeligheid


Psychische stoornissen
Vaak
Angst

Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Hoofdpijn

Oogaandoeningen
Zeer vaak
Vitritis, loslating van het glasvocht, retinale bloeding, visuele
stoornissen, oogpijn, mouches volantes, conjunctivale
bloeding, oogirritatie, gevoel van vreemde deeltjes in de ogen,
toegenomen tranenvloed, blefaritis, droog oog, oculaire
hyperaemia, pruritus van het oog.
Vaak
Retinale degeneratie, retinale stoornissen, retinale loslating,
retinale scheur, loslating van het retinale pigmentepitheel,
retinale pigmentepitheel scheur, verminderde gezichtsscherpte,
glasvochtbloeding, afwijkingen van het glasvocht, uveitis,
iritis, iridocyclitis, cataract, cataract subcapsulair, posterieure
capsulaire opacificatie, keratitis punctata, abrasie van de
cornea, verschijnselen van ontsteking in de voorste kamer,
wazig zien, bloedingen op de injectieplaats, oogbloeding,
conjunctivitis, allergische conjunctivitis, oogafscheiding,
fotopsie, fotofobie, oculair ongemak, ooglidoedeem,
ooglidpijn, conjunctivale hyperaemia.
Soms
Blindheid, endoftalmitis, hypopyon, hyphaema, keratopathie,
adhesie van de iris, cornea-neerslag
, cornea-oedeem, cornea
striae, pijn op de injectieplaats, irritatie op de injectieplaats,
abnormaal gevoel in het oog, ooglidirritatie.

Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak
Hoesten

Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Misselijkheid

Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
Allergische reacties (rash, urticaria, pruritus, erytheem)


Artralgie

Onderzoeken
Zeer vaak
Verhoogde intraoculaire druk
#Bijwerkingen zijn gedefinieerd als bijwerkingen (bij ten minste 0,5 procentpunten van de
patiënten) die met een hoger percentage (minstens 2 procentpunten) voorkwamen bij patiënten die
met 0,5 mg Lucentis behandeld werden dan bij diegene die een controlebehandeling ondergingen
(sham-behandeling (schijnbehandeling) of verteporfine PDT).
* alleen waargenomen in de DME-populatie
Productklasse-gerelateerde bijwerkingen
In de fase-III-onderzoeken in natte LMD was de totale frequentie van niet-oculaire bloedingen, een
bijwerking die mogelijk gerelateerd is aan systemische VEGF (vasculaire endotheliale groeifactor)
inhibitie, licht verhoogd bij patiënten behandeld met ranibizumab. Er was echter geen overeenkomend
patroon bij de verschillende bloedingen. Er is een theoretisch risico van arteriële trombo-embolische
reacties, waaronder beroerte en myocardinfarct, na het intravitreaal gebruik van VEGF-remmers. Er
was een lage incidentie van arteriële trombo-embolische reacties tijdens de klinische onderzoeken met
Lucentis bij patiënten met LMD, DME, PDR, RVO en CNV en er waren geen belangrijke verschillen
tussen de groepen behandeld met ranibizumab in vergelijking met de controlegroep.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Gevallen van onopzettelijke overdosering zijn gemeld in de klinische onderzoeken in natte LMD en na
het op de markt brengen. Bijwerkingen geassocieerd met deze gevallen waren toename van de
intraoculaire druk, voorbijgaande blindheid, verminderde gezichtsscherpte, cornea-oedeem, corneapijn
en oogpijn. Als een overdosering optreedt, moet de intraoculaire druk worden gecontroleerd en
behandeld, indien de aanwezige oogarts dit noodzakelijk acht.

5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Ophthalmologica, antineovascularisatie middelen, ATC-code:
S01LA04
Werkingsmechanisme
Ranibizumab is een gehumaniseerd recombinant monoklonaal antilichaamfragment dat zich richt op
de menselijke vasculaire endotheliale groeifactor A (VEGF-A). Het bindt met een hoge affiniteit aan
de VEGF-A isovormen (bijvoorbeeld VEGF110, VEGF121 en VEGF165), en voorkomt daardoor dat
VEGF-A zich bindt aan de receptoren VEGFR-1 en VEGFR-2. De binding van VEGF-A aan zijn
receptoren leidt zowel tot endotheliale celproliferatie en neovascularisatie als tot vasculaire lekkage,
waarvan wordt gedacht dat ze allemaal bijdragen aan de progressie van de neovasculaire vorm van
leeftijdsgebonden maculadegeneratie, pathologische myopie en CNV of aan visusverslechtering,
veroorzaakt door diabetisch macula-oedeem of macula-oedeem secundair aan RVO.
Resultaten op maand 12 en maand 24 in onderzoek FVF2598g (MARINA) en
FVF2587g (ANCHOR)


FVF2598g (MARINA)
FVF2587g (ANCHOR)
Eindpunt
Maand
Sham
Lucentis
Verteporfine
Lucentis
(n=238)
0,5 mg
PDT (n=143)
0,5 mg
(n=240)
(n=140)
Verlies van
Maand 12
62%
95%
64%
96%
<15 letters in
Maand 24
53%
90%
66%
90%
gezichtsscherpte (%)a
(behoud van
gezichtsvermogen,
primair eindpunt)
Winst van 15 letters
Maand 12
5%
34%
6%
40%
in gezichtsscherpte
Maand 24
4%
33%
6%
41%
(%)a
Gemiddelde
Maand 12
-10,5 (16,6)
+7,2 (14,4)
-9,5 (16,4)
+11,3
verandering in
(14,6)
gezichtsscherpte
Maand 24
-14,9 (18,7)
+6,6 (16,5)
-9,8 (17,6)
+10,7
(letters) (SE)a
(16,5)
a p<0,01



Gemiddelde verandering in gezichtsscherpte ten opzichte van de
uitgangswaarde tot maand 24 in onderzoek FVF2598g (MARINA) en
onderzoek FVF2587g (ANCHOR)


De resultaten van beide onderzoeken lieten zien dat voortzetting van de ranibizumab-behandeling ook
gunstig zou kunnen zijn bij patiënten die 15 letters van de best gecorrigeerde gezichtsscherpte
(BCVA) verloren tijdens het eerste jaar van de behandeling.
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de visusfunctie werden
waargenomen in zowel het MARINA- als het ANCHOR-onderzoek met de ranibizumab-behandeling
ten opzichte van de controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25.
In onderzoek FVF3192g (PIER) werden 184 patiënten met alle vormen van neovasculaire LMD
gerandomiseerd in een 1:1:1 verhouding om 0,3 mg Lucentis, 0,5 mg Lucentis of sham-injecties één
keer per maand voor drie opeenvolgende doseringen te ontvangen, gevolgd door één dosering per drie
maanden. Vanaf maand 14 van het onderzoek mochten sham-behandelde patiënten ranibizumab
krijgen en vanaf maand 19 was er de mogelijkheid om de behandelingen frequenter te ondergaan.
Patiënten behandeld met Lucentis in PIER ontvingen gemiddeld 10 volledige behandelingen.
Groep I (ranibizumab 0,5 mg, doseerschema op basis van stabiliteitscriteria gedefinieerd als
geen verandering van BCVA ten opzichte van de twee voorgaande maandelijkse
beoordelingen).
Groep II (ranibizumab 0,5 mg, doseerschema op basis van ziekteactiviteitscriteria gedefinieerd
als visusverslechtering die toe te schrijven is aan intra- of subretinaal vocht of actieve lekkage
als gevolg van de CNV-laesie, zoals beoordeeld met OCT en/of FAG).
Groep III (vPDT - patiënten mochten behandeling met ranibizumab ontvangen vanaf maand 3).
Tijdens de onderzoeksperiode van 12 maanden had in Groep II, dat is de groep met de aanbevolen
dosering (zie rubriek 4.2), 50,9% van de patiënten 1 of 2 injecties nodig, 34,5% had 3 tot 5 injecties
nodig en 14,7% had 6 tot 12 injecties nodig. 62,9% van de patiënten in Groep II had geen injecties
nodig tijdens de laatste 6 maanden van het onderzoek.
De belangrijkste resultaten uit RADIANCE zijn samengevat in Tabel 2 en Figuur 2.
Tabel 2
Resultaten op maand 3 en 12 (RADIANCE)

Groep I
Groep II
Groep III
Ranibizumab
Ranibizumab
vPDTb
0,5 mg
0,5 mg

'visusstabiliteit'
'ziekteactiviteit'

(n=105)
(n=116)
(n=55)
Maand 3

Gemiddelde verandering in BCVA van
+10,5
+10,6
+2,2
maand 1 tot maand 3 in vergelijking met
uitgangswaardea (letters)
Aandeel patiënten met winst van:

15 letters, of BCVA van 84 letters bereikt
38,1%
43,1%
14,5%
Maand 12

Aantal injecties tot maand 12:

Gemiddeld
4,6
3,5
n.v.t.
Mediaan
4,0
2,5
n.v.t
Gemiddelde verandering in BCVA van
+12,8
+12,5
n.v.t
maand 1 tot maand 12 in vergelijking met
uitgangswaarde (letters)
Aandeel patiënten met winst van:

15 letters, of BCVA van 84 letters bereikt
53,3%
51,7%
n.v.t
ap<0,00001 vergelijking met vPDT-controle
b Vergelijkende controle tot maand 3. Patiënten die gerandomiseerd waren naar vPDT mochten
behandeling met ranibizumab krijgen vanaf maand 3 (in Groep III kregen 38 patiënten ranibizumab
vanaf maand 3)
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde, tot maand 12 (RADIANCE)


De visusverbetering ging gepaard met een afname van de centrale retinadikte.
In de behandelingsarmen met ranibizumab werden door de patiënt gemelde voordelen waargenomen
ten opzichte van vPDT (p-waarde <0,05) met betrekking tot verbetering van de samengestelde score
en van verschillende NEI VFQ-25-subschalen (algemene visus, activiteiten dichtbij, geestelijke
gezondheid en afhankelijkheid).
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van CNV (anders dan secundair aan PM en natte
LMD)
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met visusverslechtering als gevolg
van CNV zijn onderzocht op basis van de gegevens over 12 maanden van de dubbelblinde, sham-
gecontroleerde registratiestudie G2301 (MINERVA). In dit onderzoek werden 178 volwassen
patiënten gerandomiseerd in een 2:1 verhouding en ontvingen:
ranibizumab 0,5 mg bij uitgangswaarde, gevolgd door een geïndividualiseerd doseringsschema
gebaseerd op ziekteactiviteit zoals beoordeeld op basis van gezichtsscherpte en/of anatomische
parameters (e.g. vermindering van gezichtsscherpte, intra-/subretinaal vocht, bloeding of
lekkage);
sham injectie bij uitgangswaarde, gevolgd door een geïndividualiseerd behandelingsschema
gebaseerd op ziekteactiviteit.
Op maand 2 ontvingen alle patiënten open-label behandeling met ranibizumab zoals noodzakelijk.
De belangrijkste resultaten uit MINERVA zijn samengevat in Tabel 3 en Figuur 3. Een verbetering in
zicht werd waargenomen en ging gepaard met een afname van de centrale subvelddikte in de loop van
de 12-maanden periode.
Resultaten op maand 2 (MINERVA)


Ranibizumab
Sham (n=59)
0,5 mg (n=119)
Gemiddelde verandering in BCVA van
9,5 letters
-0,4 letters
uitgangswaarde tot maand 2 a
Patiënten met een winst van 15 letters ten opzichte
31,4%
12,3%
van uitgangswaarde of die 84 letters bereiken op
maand 2
Patiënten die op maand 2 niet >15 letters verliezen ten 99,2%
94,7%
opzichte van uitgangswaarde
Afname in CSVDb van uitgangswaarde tot maand 2 a
77 µm
-9,8 µm
a Eenzijdige p<0,001 vergelijking met sham controle
b CSVD - centrale retinale subvelddikte
Figuur 3
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde, tot maand 12 (MINERVA)



Behandelingseffect algemeen en bij baseline etiologische subgroepen

Algemeen en per baseline etiologie
Behandelingseffect bij
Aantal patiënten [n]
sham [letters]
(behandeling +sham)
Algemeen
9,9
178
Angioïde strepen
14,6
27
Postinflammatoire retinochoroïdopathie
6,5
28
Centrale sereuze chorioretinopathie
5,0
23
Idiopathische chorioretinopathie
11,4
63
Overige etiologieëna
10,6
37
a omvat verschillende etiologieën die voorkomen met een lage frequentie en die niet opgenomen zijn
in de andere subgroepen
In de registratiestudie G2301 (MINERVA) ontvingen vijf adolescente patiënten in de leeftijd van 12
tot 17 jaar met visusverslechtering als gevolg van CNV open-label behandeling met ranibizumab
0,5 mg op baseline gevolgd door een geïndividualiseerd behandelingsschema zoals voor de volwassen
populatie. BCVA verbeterde van uitgangswaarde tot maand 12 bij alle vijf de patiënten, variërend van
5 tot 38 letters (gemiddeld 16,6 letters). De verbetering in zicht ging gepaard met een stabilisatie of
afname van de centrale subvelddikte in de loop van de 12-maanden periode. Het gemiddeld aantal
ranibizumab injecties toegediend in het onderzoeksoog gedurende de 12 maanden was 3 (varieerde
van 2 tot 5). Over het algemeen werd de ranibizumab behandeling goed verdragen.
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van DME
De werkzaamheid en veiligheid van Lucentis zijn beoordeeld in drie gerandomiseerde, gecontroleerde
onderzoeken van ten minste 12 maanden. Een totaal van868 patiënten (708 actief en 160 controle)
waren geïncludeerd in deze onderzoeken.
In het fase II onderzoek D2201 (RESOLVE) werden 151 patiënten behandeld met ranibizumab
(6 mg/ml, n=51, 10 mg/ml, n=51) of sham (n=49) door middel van maandelijkse intravitreale injecties.
De gemiddelde verandering in BCVA van maand 1 tot maand 12 in vergelijking met de
uitgangswaarde was +7,8 (±7,72) letters bij de gepoolde met ranibizumab behandelde patiënten
(n=102) in vergelijking met -0,1 (±9,77) letters bij sham-behandelde patiënten; de gemiddelde
verandering in BCVA op maand 12 ten opzichte van de uitgangswaarde was respectievelijk 10,3
(±9,1) letters in vergelijking met -1,4 (±14,2) letters (p<0,0001 voor het verschil in behandeling).
In het fase III-onderzoek D2301 (RESTORE) werden 345 patiënten gerandomiseerd in een
1:1:1 verhouding om ranibizumab 0,5 mg monotherapie en sham-laserfotocoagulatie, de combinatie
van ranibizumab 0,5 mg en laserfotocoagulatie, of sham-injectie en laserfotocoagulatie te ontvangen.
240 patiënten die eerder het RESTORE-onderzoek van 12 maanden hadden voltooid, namen deel aan
het open-label, multicenter, 24 maanden durende extensie-onderzoek (RESTORE Extensie). Patiënten
werden pro re nata (PRN) behandeld met ranibizumab 0,5 mg in hetzelfde oog als in het belangrijkste
onderzoek (D2301 RESTORE).
De belangrijkste resultaten zijn samengevat in Tabel 5 (RESTORE en Extensie) en Figuur 4
(RESTORE).
Gemiddelde verandering in gezichtsscherpte vanaf uitgangswaarde over de tijd in
onderzoek D2301 (RESTORE)


Het effect na 12 maanden was consistent in de meeste subgroepen. Echter, individuen met een
uitgangswaarde van de BCVA >73 letters en macula-oedeem met een centrale retinadikte <300 m
bleken geen voordeel te hebben van behandeling met ranibizumab vergeleken met laserfotocoagulatie.
Resultaten op maand 12 in onderzoek D2301 (RESTORE) en op maand 36 in
onderzoek D2301-E1 (RESTORE Extensie)

Uitkomstmaten op maand 12 in
Ranibizumab
Ranibizumab
Laser
vergelijking met uitgangswaarde in
0,5 mg
0,5 mg + Laser
onderzoek D2301 (RESTORE)
n=115
n=118
n=110
Gemiddelde verandering in BCVA van
6,1 (6,4)a
5,9 (7,9)a
0,8 (8,6)
maand 1 tot maand 12a (SD)
Gemiddelde verandering in BCVA op
6,8 (8,3)a
6,4 (11,8)a
0,9 (11,4)
maand 12 (SD)
Winst van 15 letters of BCVA
22,6
22,9
8,2
84 letters op maand 12 (%)
Gemiddeld aantal injecties (maanden 0-
7,0
6,8
7,3 (sham)
11)
Uitkomstmaten op maand 36 in
Voorafgaand
Voorafgaand
Voorafgaand
vergelijking met uitgangswaarde van
ranibizumab
ranibizumab
laser
D2301 (RESTORE) in onderzoek D2301-
0,5 mg
0,5 mg + laser
E1 (RESTORE Extensie)
n=83
n=83
n=74
Gemiddelde verandering in BCVA op
7,9 (9,0)
6,7 (7,9)
5,4 (9,0)
maand 24 (SD)
Gemiddelde verandering in BCVA op
8,0 (10,1)
6,7 (9,6)
6,0 (9,4)
maand 36 (SD)
Winst van 15 letters of BCVA
27,7
30,1
21,6
84 letters op maand 36 (%)
Gemiddeld aantal injecties (maanden 12-
6,8
6,0
6,5
35)*
ap<0,0001 voor vergelijkingen van ranibizumab-armen vs. laser-arm.
n is in D2301-E1 (RESTORE Extensie) het aantal patiënten met een waarde bij zowel de
uitgangswaarde (maand 0) in D2301 (RESTORE) als bij de controle op maand 36.
* Het percentage patiënten dat geen ranibizumab-behandeling nodig had tijdens de extensiefase was
respectievelijk 19%, 25% en 20% in de groepen voorafgaand behandeld met ranibizumab,
voorafgaand behandeld met ranibizumab + laser en voorafgaand behandeld met laser.
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de meeste visusgerelateerde
activiteiten werden waargenomen bij de ranibizumab-behandeling (met of zonder laser) ten opzichte
van de controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25. Voor andere sub-schalen van
deze vragenlijst konden geen behandelingsverschillen worden vastgesteld.
Het langetermijnveiligheidsprofiel van ranibizumab waargenomen in het 24 maanden durende
extensie-onderzoek komt overeen met het bekende veiligheidsprofiel van Lucentis.
In het fase IIIb-onderzoek D2304 (RETAIN) werden 372 patiënten gerandomiseerd in een
1:1:1 verhouding naar:
ranibizumab 0,5 mg met gelijktijdig laserfotocoagulatie volgens een 'treat-and-extend' (TE)
regime,
ranibizumab 0,5 mg monotherapie volgens een TE-regime,
ranibizumab 0,5 mg monotherapie volgens een PRN-regime.
In alle groepen werd ranibizumab maandelijks toegediend totdat de BCVA stabiel was bij ten minste
drie achtereenvolgende maandelijkse controles.. Bij TE werd ranibizumab toegediend met
behandelingsintervallen van 2-3 maanden. In alle groepen werd de maandelijkse behandeling weer
gestart bij een afname in BCVA als gevolg van DME-progressie en voortgezet tot weer een stabiele
BCVA werd bereikt.
Resultaten in onderzoek D2304 (RETAIN)
Uitkomstmaat in
TE ranibizumab
TE ranibizumab
PRN ranibizumab
vergelijking met
0,5 mg + laser
0,5 mg alleen
0,5 mg
uitgangswaarde
n=117
n=125
n=117
Gemiddelde
verandering in BCVA
5,9 (5,5) a
6,1 (5,7) a
6,2 (6,0)
van maand 1 tot
maand 12 (SD)
Gemiddelde
verandering in BCVA
6,8 (6,0)
6,6 (7,1)
7,0 (6,4)
van maand 1 tot
maand 24 (SD)
Gemiddelde
verandering in BCVA
8,3 (8,1)
6,5 (10,9)
8,1 (8,5)
op maand 24 (SD)
Winst van 15 letters
of BCVA 84 letters
25,6
28,0
30,8
op maand 24(%)
Gemiddeld aantal
injecties
12,4
12,8
10,7
(maanden 0-23)
ap<0,0001 voor beoordeling van non-inferioriteit vergeleken met PRN
In DME onderzoeken ging de verbetering van BCVA bij alle behandelingsgroepen gepaard met een
afname van de centrale retina dikte in de tijd.

Behandeling van PDR
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met PDR werden beoordeeld in
Protocol S dat de behandeling met intravitreale injecties met 0,5 mg ranibizumab vergeleek met
panretinale fotocoagulatie (PRP). Het primaire eindpunt was de gemiddelde verandering in
gezichtsscherpte bij jaar 2. Bijkomend werd de verandering in de ernst van de diabetische retinopathie
(DR) beoordeeld op basis van fundusfoto's met behulp van de DR severity score (DRSS).
Protocol S was een multicenter, gerandomiseerd, actief-gecontroleerd, parallelle-toewijzing, non-
inferioriteits-fase III-onderzoek waarin 305 patiënten (394 onderzoeksogen) met PDR met of zonder
DME bij baseline werden opgenomen. Het onderzoek vergeleek intravitreale injecties met 0,5 mg
ranibizumab met standaardbehandeling met PRP. Een totaal van 191 ogen (48,5%) werd
gerandomiseerd naar 0,5 mg ranibizumab en 203 ogen (51,5%) werden gerandomiseerd naar PRP. Een
totaal van 88 ogen (22,3%) had bij baseline DME: respectievelijk 42 (22,0%) en 46 (22,7%) ogen in
de ranibizumab- en PRP-groepen.
In dit onderzoek was de gemiddelde verandering in gezichtsscherpte bij jaar 2 +2,7 letters in de
ranibizumabgroep, in vergelijking met -0,7 letters in de PRP-groep. Het verschil in 'least square
means' was 3,5 letters (95% BI: [0,2 tot 6,7]).
Bij jaar 1 ondervond 41,8% van de ogen een 2-staps verbetering in de DRSS onder behandeling met
ranibizumab (n=189) vergeleken met 14,6% van de ogen onder behandeling met PRP (n=199). Het
geschatte verschil tussen ranibizumab en laser was 27,4% (95% BI: [18,9, 35,9]).
DRSS verbetering of verslechtering van 2 of3 stappen bij jaar 1 in Protocol S
(LOCF-methode)


Gecategoriseeerde
Protocol S
verandering ten
Ranibizumab
PRP
Verschil in proportie
opzichte van baseline
0,5 mg
(N=199)
(%), BI
(N=189)
2-staps verbetering
n (%)
79
29
27,4
(41,8%)
(14,6%)
(18,9, 35,9)
3-staps verbetering
n (%)
54
6
25,7
(28,6%)
(3,0%)
(18,9, 32,6)
2-staps verslechtering
n (%)
3
23
-9,9
(1,6%)
(11,6%)
(-14,7, -5,2)
3-staps verslechtering
n (%)
1
8
-3,4
(0,5%)
(4,0%)
(-6,3, -0,5)
DRSS = diabetic retinopathy severity score, n = aantal patiënten dat voldeed aan de aandoening bij het
bezoek, N = totaal aantal studieogen.
Bij jaar 1 was de 2-staps verbetering in DRSS in de groep met ranibizumab in Protocol S consistent
bij ogen zonder DME (39,9%) en met DME bij baseline (48,8%).
Een analyse van de gegevens bij jaar 2 van Protocol S toonde aan dat 42,3% (n=80) van de ogen in de
groep met ranibizumab een 2-staps verbetering in DRSS ten opzichte van baseline had vergeleken
met 23,1% (n=46) van de ogen in de groep met PRP. In de groep met ranibizumab werd een 2-staps
verbetering in DRSS ten opzichte van baseline waargenomen bij 58,5% (n=24) van de ogen met DME
bij baseline en 37,8% (n=56) van de ogen zonder DME.
DRSS werd ook beoordeeld in drie afzonderlijke actief-gecontroleerde fase III-DME-studies
(ranibizumab 0,5 mg PRN versus laser) die een totaal van 875 patiënten omvatten, waarvan ongeveer
75% van Aziatische oorsprong was. In een meta-analyse van deze onderzoeken vertoonde 48,4% van
de 315 patiënten met vast te stellen DRSS-scores in de subgroep van patiënten met matig ernstige niet-
proliferatieve DR (NPDR) of slechter op baseline een 2-staps verbetering in de DRSS op maand 12
bij behandeling met ranibizumab (n=192) versus 14,6% van de patiënten behandeld met laser (n=123).
Het geschatte verschil tussen ranibizumab en laser was 29,9% (95% BI: [20,0, 39,7]). Bij de
405 patiënten bij wie de DRSS-score was vast te stellen, met matige NPDR of beter, werd een 2-
staps verbetering van de DRSS waargenomen bij respectievelijk 1,4% en 0,9% van de ranibizumab- en
lasergroepen.
Behandeling van visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan RVO
De klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met visusverslechtering als gevolg
van macula-oedeem secundair aan RVO is onderzocht in de gerandomiseerde, dubbelblinde,
gecontroleerde onderzoeken BRAVO en CRUISE, waarin respectievelijk patiënten met BRVO
(n=397) en CRVO (n=392) werden gerekruteerd. In beide onderzoeken kregen de patiënten of 0,3 mg
of 0,5 mg ranibizumab of sham-injecties. Na 6 maanden werden patiënten in de sham-controlegroep
overgezet op 0,5 mg ranibizumab.
De belangrijkste resultaten uit BRAVO en CRUISE zijn samengevat in Tabel 8 en Figuur 5 en 6.
Resultaten op maand 6 en 12 (BRAVO en CRUISE)

BRAVO
CRUISE

Sham/Lucentis
Lucentis
Sham/Lucentis
Lucentis
0,5 mg
0,5 mg
0,5 mg
0,5 mg
(n=132)
(n=131)
(n=130)
(n=130)
Gemiddelde verandering in
7,3 (13,0)
18,3 (13,2)
0,8 (16,2)
14,9 (13,2)
gezichtsscherpte (letters)
(SD) op maand 6a (primair
eindpunt)
Gemiddelde verandering in
12,1 (14,4)
18,3 (14,6)
7,3 (15,9)
13,9 (14,2)
BCVA op maand 12 (letters)
(SD)
Winst van 15 letters in
28,8
61,1
16,9
47,7
gezichtsscherpte op
maand 6a (%)
Winst van 15 letters in
43,9
60,3
33,1
50,8
gezichtsscherpte op
maand 12 (%)
Aandeel (%) dat laser
61,4
34,4
n.v.t.
n.v.t.
'rescue' heeft gekregen
gedurende 12 maanden
ap<0,0001 voor beide onderzoeken
Figuur 5
Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde tot maand 6 en maand 12 (BRAVO)



Gemiddelde verandering in BCVA in de loop van de tijd, ten opzichte van de BCVA
uitgangswaarde tot maand 6 en 12 (CRUISE)


In beide onderzoeken ging de verbetering in zicht gepaard met een continue en significante
vermindering van het macula-oedeem, zoals gemeten met de centrale retinadikte.
Bij patiënten met CRVO (CRUISE en extensiestudie HORIZON): Patiënten behandeld met
sham-injecties in de eerste 6 maanden die vervolgens ranibizumab kregen, behaalden geen
vergelijkbare winst behaald in VA (~6 letters), in vergelijking met patiënten die vanaf het begin van de
studie werden behandeld met ranibizumab (~12 letters).
Statistisch significante, door de patiënt gemelde verbeteringen in de sub-schalen met betrekking tot
activiteit dichtbij en veraf, werden waargenomen bij de ranibizumab-behandeling ten opzichte van de
controlegroep, zoals gemeten met behulp van de NEI VFQ-25.
De langetermijn (24 maanden) klinische veiligheid en werkzaamheid van Lucentis bij patiënten met
visusverslechtering als gevolg van macula-oedeem secundair aan RVO werden onderzocht in de
BRIGHTER (BRVO) en CRYSTAL (CRVO) studies. In beide onderzoeken kregen de patiënten een
0,5 mg ranibizumab PRN doseringsschema, gestuurd op geïndividualiseerde stabilisatiecriteria.
BRIGHTER was een 3-armig gerandomiseerd actief gecontroleerd onderzoek waarin 0,5 mg
ranibizumab gegeven als monotherapie of in combinatie met adjuvante laserfotocoagulatie werd
vergeleken met alleen laserfotocoagulatie. Patiënten in de laser-arm konden na 6 maanden 0,5 mg
ranibizumab krijgen. CRYSTAL was een eenarmige studie met 0,5 mg ranibizumab monotherapie.
De belangrijkste resultaten van BRIGHTER en CRYSTAL zijn weergegeven in Tabel 9.
Resultaten op maand 6 en 24 (BRIGHTER en CRYSTAL)


BRIGHTER
CRYSTAL
Lucentis 0,5 mg
Lucentis 0,5 mg
laser*
Lucentis 0,5 mg
N=180
+ laser
N=90
N=356
N=178
Gemiddelde
verandering in
+14,8
+14,8
+6,0
+12,0
BCVA op
(10,7)
(11,13)
(14,27)
(13,95)
maand 6a (letters)
(SD)
Gemiddelde
verandering in
+15,5
+17,3
+11,6
+12,1
BCVA op
(13,91)
(12,61)
(16,09)
(18,60)
maand 24b
(letters) (SD)
Winst van
15 letters in
52,8
59,6
43,3
49,2
BCVA op
maand 24 (%)
Gemiddeld aantal
11,4
injecties (SD)
11,3 (6,02)
n.v.t.
13,1 (6,39)
(5,81)
(maanden 0-23)
a
p<0,0001 voor beide vergelijkingen in BRIGHTER op maand 6: Lucentis 0,5 mg versus laser
en Lucentis 0,5 mg + laser versus laser.
b
p<0,0001 voor nulhypothese in CRYSTAL dat de gemiddelde wijziging op maand 24 ten
opzichte van baseline nul is.
*
Vanaf maand 6 was behandeling met ranibizumab 0,5 mg toegestaan (24 patiënten werden
alleen met laser behandeld).
In BRIGHTER liet ranibizumab 0,5 mg met adjuvante lasertherapie non-inferioriteit zien versus
ranibizumab monotherapie van baseline tot maand 24 (95% BI -2,8, 1,4).
In beide studies werd een snelle en statistisch significante afname ten opzichte van baseline van de
centrale retinale subvelddikte waargenomen op maand 1. Dit effect bleef gehandhaafd tot maand 24.
Het effect van ranibizumab behandeling was vergelijkbaar, onafhankelijk van de aanwezigheid van
retinale ischemie. In BRIGHTER hadden patiënten met ischemie (N=46) of zonder (N=133) en
behandeld met ranibizumab monotherapie een gemiddelde verandering ten opzichte van baseline van
respectievelijk +15,3 en +15,6 letters op maand 24. In CRYSTAL hadden patiënten met ischemie
(N=53) of zonder (N=300) en behandeld met ranibizumab monotherapie een gemiddelde verandering
ten opzichte van baseline van respectievelijk +15,0 en +11,5 letters.
Het effect met betrekking tot visusverbetering werd waargenomen bij alle patiënten die behandeld
werden met 0,5 mg ranibizumab monotherapie, onafhankelijk van de duur van hun ziekte in zowel
BRIGHTER als CRYSTAL. Bij patiënten met een ziekteduur van <3 maanden werd een toename in
gezichtsscherpte van 13,3 en 10,0 letters gezien op maand 1; en 17,7 en 13,2 letters op maand 24 in
respectievelijk BRIGHTER en CRYSTAL. De overeenkomstige toename van de gezichtsscherpte bij
patiënten met een ziekteduur van 12 maanden was 8,6 en 8,4 letters in de respectievelijke studies.
Het moet overwogen worden de behandeling te starten op het moment van de diagnose.
Het langetermijnveiligheidsprofiel van ranibizumab waargenomen in de 24 maanden durende
onderzoeken komt overeen met het bekende veiligheidsprofiel van Lucentis.




FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

,-trehalose dihydraat
Histidine hydrochloride, monohydraat
Histidine
Polysorbaat 20
Water voor injecties
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in het verzegelde bakje in de verpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Vóór gebruik mag het ongeopende bakje gedurende maximaal 24 uur op kamertemperatuur (25°C)
worden bewaard.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
0,165 ml steriele oplossing in een voorgevulde spuit (type I glas) met een rubber zuigerstop van
broombutyl en een spuitdop bestaande uit een witte, controleerbare, starre verzegeling met een grijze
rubber afsluitdop van broombutyl inclusief een Luer-Lock adapter. De voorgevulde spuit heeft een
zuigerstang en een vingersteun en is verpakt in een verzegeld bakje.
Verpakkingsgrootte van één voorgevulde spuit.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies

De voorgevulde spuit is uitsluitend voor eenmalig gebruik. De voorgevulde spuit is steriel. Gebruik
het product niet als de verpakking beschadigd is. De steriliteit van de voorgevulde spuit kan niet
worden gegarandeerd tenzij het bakje verzegeld blijft. Gebruik de voorgevulde spuit niet als de
oplossing verkleurd of troebel is of deeltjes bevat.
De voorgevulde spuit bevat meer dan de aanbevolen dosis van 0,5 mg. Het extraheerbare volume van
één voorgevulde spuit (0,1 ml) mag niet in zijn geheel worden gebruikt. Het overtollige volume moet
worden verwijderd vóór injectie. Het injecteren van het gehele volume van de voorgevulde spuit zou
kunnen leiden tot overdosering. Druk de zuiger langzaam in totdat de rand onder de top van de rubber
stop zich op één lijn bevindt met de zwarte doseringsstreep op de spuit (equivalent aan 0,05 ml, d.w.z.
0,5 mg ranibizumab) om de luchtbel samen met het teveel aan geneesmiddel te verwijderen.
Voor de intravitreale injectie moet een 30G x ½ steriele injectienaald worden gebruikt.

Voor de bereiding van Lucentis voor intravitreale toediening, volg de instructies voor gebruik:
Introductie
Lees alle instructies zorgvuldig vóór het gebruik van de voorgevulde spuit.
De voorgevulde spuit is uitsluitend voor eenmalig gebruik. De voorgevulde spuit
is steriel. Gebruik het product niet als de verpakking beschadigd is. Het openen
van het verzegelde bakje en alle volgende stappen dienen te worden uitgevoerd
onder aseptische omstandigheden.
NB: De dosis moet op 0,05 ml worden ingesteld.
Beschrijving
Spuitdop
0,05 ml
Vingersteun
voorgevulde
doseringsstreep
spuit
Luer-Lock
Rubber stop
Zuigerstang

Figuur 1
Voorbereiden
1. Controleer of de verpakking het volgende bevat:
een steriele voorgevulde spuit in een verzegeld bakje.
2.
Trek de afdekking van het bakje met de spuit en neem de spuit er
voorzichtig uit met een aseptische techniek.

Spuit
3.
Controleer of:
controleren
de spuitdop niet is losgeraakt van de
Luer-Lock.
de spuit niet beschadigd is.
de oplossing er helder uitziet, kleurloos
tot lichtgeel is en geen deeltjes bevat.
4.
Als een van bovenstaande niet klopt,
gooi dan de voorgevulde spuit weg en
gebruik een nieuwe.
Spuitdop
5.
Breek de spuitdop eraf (niet draaien of
verwijderen
trekken; zie Figuur 2).
6.
Verwijder de spuitdop (zie Figuur 3).

Figuur 2


Figuur 3

Naald
7.
Bevestig een 30G x ½ steriele

bevestigen
injectienaald stevig op de spuit door
deze strak op de Luer-Lock te draaien
(zie Figuur 4).
8.
Verwijder voorzichtig de beschermkap
door deze recht van de naald te trekken
(zie Figuur 5).
NB: Veeg de injectienaald op geen enkel
moment af.


Figuur 4
Figuur 5
Luchtbellen
9.
Houd de spuit rechtop.

verwijderen
10.
Tik, indien er luchtbellen zijn, zacht met
uw vinger tegen de spuit totdat de bellen
naar boven gaan (zie Figuur 6).

Figuur 6

Dosis instellen
11.
Houd de spuit op ooghoogte en druk de
zuiger voorzichtig in totdat de
rand
onder de top van de rubber stop
zich
op één lijn bevindt met de
doseringsstreep (zie Figuur 7). Hierdoor
zal de lucht en het teveel aan oplossing
verwijderd worden en de dosis op
0,05 ml worden ingesteld.
NB: De zuigerstang is niet aan de rubber
stop bevestigd ­ dit is om te voorkomen dat
er lucht in de spuit wordt getrokken.


Figuur 7
De injectieprocedure moet worden uitgevoerd onder aseptische omstandigheden.
12.
De injectienaald moet worden ingebracht in de vitreale holte 3,5-4,0 mm
achter de limbus, waarbij de horizontale meridiaan moet worden vermeden
en de naald moet worden gericht op het midden van de oogbol.
13.
Injecteer langzaam totdat de rubber stop de bodem van de spuit bereikt om
het volume van 0,05 ml toe te dienen.
14.
Een andere sclerale plaats dient te worden gebruikt bij de volgende
injecties.
15.
Na injectie de beschermkap niet terug op de naald zetten of deze van de
spuit losmaken. Gooi de gebruikte spuit samen met de naald in een
naaldencontainer of voer deze af overeenkomstig lokale voorschriften.

7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/374/003

9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 22 januari 2007
Datum van laatste verlenging: 11 november 2016

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.


BIJLAGE II

A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE


B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK


C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN


D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANTEN
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Roche Singapore Technical Operations Pte. Ltd.
10 Tuas Bay Link
Singapore 637394
Singapore
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Oplossing voor injectie
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Neurenberg
Duitsland
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Neurenberg
Duitsland
Alcon Couvreur N.V.
Rijksweg 14
2870 Puurs
België
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.

VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
Voorafgaand aan het op de markt brengen in elke lidstaat dient de vergunninghouder (MAH)
overeenstemming te bereiken met de bevoegde nationale autoriteit over het finale educatief materiaal.
De vergunninghouder zorgt ervoor dat, na besprekingen en overeenkomst met de nationale bevoegde
autoriteiten in elke lidstaat waar Lucentis op de markt is, bij het op de markt brengen en na het op de
markt brengen, alle oogklinieken waarvan wordt verwacht dat zij Lucentis zullen gebruiken, voorzien
zijn van een up-to-date patiënteninformatiepakket.
Het patiënteninformatiepakket moet zowel in de vorm van patiënteninformatieboekjes als een audio-
CD worden verstrekt en dient de volgende belangrijke onderdelen te bevatten:
Patiëntenbijsluiter
Hoe voorbereiden op de Lucentis-behandeling
Wat zijn de stappen die volgen op de behandeling met Lucentis
Belangrijke klachten en symptomen van ernstige bijwerkingen, waaronder verhoogde intra-
oculaire druk, intraoculaire ontsteking, retinale loslating & retinale scheur en infectieuze
endoftalmitis
Wanneer spoedeisende aandacht van de arts vragen

Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Uiterste datum
Studie naar de effectiviteit uitgevoerd na verlening van de
Definitief studierapport:
handelsvergunning (Post-authorisation efficacy study, PAES):
CRFB002H2301E1
30-Mrt-2023
Om de impact van de interventie op de klinische uitkomst of
ziekteprogressie te verifiëren en om eerdere aannames over
werkzaamheid te bevestigen, moet de vergunninghouder de lopende
prospectieve, open-label, multicenter studie uitvoeren en de resultaten
ervan indienen.

BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER


A. ETIKETTERING

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén ml bevat 10 mg ranibizumab. De injectieflacon bevat 2,3 mg ranibizumab.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook: ,-trehalose dihydraat; histidine hydrochloride, monohydraat; histidine; polysorbaat 20;
water voor injecties.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1x 0,23 ml injectieflacon
Enkele dosis voor volwassenen: 0,5 mg/0,05 ml. Overtollig volume verwijderen.
Enkele dosis voor te vroeg geboren baby's: 0,2 mg/0,02 ml. Overtollig volume verwijderen.

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intravitreaal gebruik.
Injectieflacon voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/374/002

13. PARTIJNUMMER

Lot

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE

2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS

PC
SN
NN


NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab
Intravitreaal gebruik

2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2,3 mg/0,23 ml

6.
OVERIGE

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ranibizumab

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit van 0,165 ml oplossing bevat 1,65 mg ranibizumab (10 mg/ml).

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook: ,-trehalose dihydraat; histidine hydrochloride, monohydraat; histidine; polysorbaat 20;
water voor injecties.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1 voorgevulde spuit van 0,165 ml.
Enkelvoudige dosis van 0,5 mg/0,05 ml.
Het overtollige volume moet worden verwijderd vóór injectie.

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor eenmalig gebruik. Na openen van het verzegelde bakje werken onder aseptische
omstandigheden.
Stel de dosis in op de 0,05 ml doseringsstreep.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intravitreaal gebruik.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De voorgevulde spuit in het verzegelde bakje in de verpakking bewaren ter bescherming tegen licht.

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/374/003

13. PARTIJNUMMER

Lot

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE

2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS

PC
SN
NN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)

Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ranibizumab
Intravitreaal gebruik

2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN

Novartis Europharm Limited

3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
OVERIGE
0,165 ml


NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab
Intravitreaal gebruik

2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
0,165 ml

6.
OVERIGE

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab

2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén ml bevat 10 mg ranibizumab. De injectieflacon bevat 2,3 mg ranibizumab.

3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook: ,-trehalose dihydraat; histidine hydrochloride, monohydraat; histidine; polysorbaat 20;
water voor injecties.

4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1x 0,23 ml injectieflacon, 1 filternaald.
Enkele dosis voor volwassenen: 0,5 mg/0,05 ml. Overtollig volume verwijderen.
Enkele dosis voor te vroeg geboren baby's: 0,2 mg/0,02 ml. Overtollig volume verwijderen.

5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intravitreaal gebruik.
Injectieflacon en filternaald voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
De filternaald is niet bedoeld voor injectie.

6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/06/374/004

13. PARTIJNUMMER

Lot

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

16
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.

17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE

2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.

18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS

PC
SN
NN

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab
Intravitreaal gebruik

2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP

4.
PARTIJNUMMER
Lot

5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2,3 mg/0,23 ml

6.
OVERIGE

B. BIJSLUITER

Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab

VOLWASSENEN

Informatie voor te vroeg geboren baby's bevindt zich op de andere zijde van deze bijsluiter.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.

-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

Wat is Lucentis?
Lucentis is een oplossing die in het oog wordt geïnjecteerd. Lucentis behoort tot een groep
geneesmiddelen, antineovasculariserende middelen genaamd. Het bevat de werkzame stof
ranibizumab.
Waarvoor wordt Lucentis gebruikt?
Lucentis wordt gebruikt bij volwassenen om verschillende oogaandoeningen te behandelen die een
verslechterd zicht veroorzaken.
Deze aandoeningen zijn het gevolg van een beschadiging van het netvlies (lichtgevoelige laag aan de
achterkant van het oog) die veroorzaakt wordt door:
-
Groei van lekkende, abnormale bloedvaten. Dit wordt waargenomen bij aandoeningen zoals
leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD) en proliferatieve diabetische retinopathie (PDR,
een ziekte veroorzaakt door diabetes). Het kan ook geassocieerd zijn met choroïdale
neovascularisatie (CNV) als gevolg van pathologische myopie (PM), angioïde strepen, centrale
sereuze chorioretinopathie of inflammatoire CNV.
-
Macula-oedeem (zwelling van het centrale deel van het netvlies). Deze zwelling kan
veroorzaakt worden door diabetes (een ziekte genaamd diabetisch macula-oedeem, DME) of
door een afsluiting van de retinale bloedvaten in het netvlies (een ziekte genaamd retinale
veneuze occlusie, RVO).

Hoe werkt Lucentis?
Lucentis herkent en bindt specifiek aan een eiwit genaamd humane vasculaire endotheliale groeifactor
A (VEGF-A) dat aanwezig is in het oog. Als er te veel van is, veroorzaakt VEGF-A abnormale groei
van bloedvaten en zwelling in het oog, wat kan leiden tot verminderd zicht bij aandoeningen als LMD,
DME, PDR, RVO, PM en CNV. Door te binden aan VEGF-A kan Lucentis de activiteit van het eiwit
blokkeren en deze abnormale groei en zwelling voorkomen.
Bij deze aandoeningen kan Lucentis helpen uw zicht te stabiliseren, en in veel gevallen te verbeteren.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?


Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U hebt een infectie in of rond het oog.
-
U hebt pijn of roodheid (ernstige intraoculaire ontsteking) in uw oog.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel toegediend krijgt.
-
Lucentis wordt gegeven als injectie in het oog. Af en toe kunnen een infectie aan het binnenste
deel van het oog, pijn of roodheid (ontsteking), loslating of scheur in één van de lagen aan de
achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur en loslating of scheur van het
pigmentepitheel van het netvlies) of troebel worden van de lens (cataract) optreden na de
toediening van Lucentis. Het is belangrijk om zo'n infectie of netvliesloslating zo snel mogelijk
op te sporen en te behandelen. Vertel daarom uw arts onmiddellijk als u de volgende klachten
krijgt: oogpijn of toegenomen ongemak, verergering van de roodheid van het oog, wazig zien of
verminderd gezichtsvermogen, een toegenomen aantal kleine deeltjes in uw zicht of
toegenomen gevoeligheid voor licht.
-
Bij sommige patiënten kan de oogdruk toenemen voor een korte periode direct na de injectie.
Dit is iets wat u misschien niet opmerkt, en daarom zal uw arts dit controleren na elke injectie.
-
Informeer uw arts als u een voorgeschiedenis heeft van oogaandoeningen of oogbehandelingen
of als u een beroerte heeft gehad of voorbijgaande verschijnselen van een beroerte (zwakte of
verlamming van ledematen of gezicht, moeite met praten of begrijpen) heeft ervaren. Er zal
rekening worden gehouden met deze informatie bij het beoordelen of Lucentis een geschikte
behandeling voor u is.
Raadpleeg rubriek 4 ('Mogelijke bijwerkingen') voor meer gedetailleerde informatie over de
bijwerkingen die kunnen optreden tijdens de behandeling met Lucentis.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Behalve voor prematuren-retinopathie is het gebruik van Lucentis bij kinderen en jongeren niet
vastgesteld en wordt daarom niet aanbevolen. Raadpleeg de andere zijde van deze bijsluiter voor de
behandeling van te vroeg geboren baby's met prematuren-retinopathie (retinopathy of prematurity,
ROP).
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Lucentis nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Zwangerschap en borstvoeding
-
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten een doeltreffende anticonceptiemethode
gebruiken tijdens de behandeling en gedurende ten minste nog drie maanden na de laatste
injectie met Lucentis.
-
Er is geen ervaring met het gebruik van Lucentis bij zwangere vrouwen. Lucentis moet daarom
niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap tenzij de mogelijke voordelen opwegen tegen het
potentiële risico voor het ongeboren kind. Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u
zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel toegediend
krijgt.
-
Borstvoeding geven tijdens het gebruik van Lucentis wordt niet aanbevolen, omdat niet bekend
is of Lucentis in de moedermelk terecht komt. Neem contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt.

Hoe wordt dit middel toegediend?
Lucentis wordt door uw oogarts toegediend als een enkele injectie in uw oog onder plaatselijke
verdoving. De gebruikelijke dosis van een injectie is 0,05 ml (die 0,5 mg werkzame stof bevat). De
periode tussen twee doseringen geïnjecteerd in hetzelfde oog, moet ten minste 4 weken zijn. Alle
injecties worden toegediend door uw oogarts.
Vóór de injectie zal uw arts uw oog zorgvuldig wassen om infectie te voorkomen. Uw arts zal u ook
een lokale verdoving geven om eventuele pijn van de injectie te verminderen of te voorkomen.
De behandeling wordt gestart met één injectie met Lucentis per maand. Uw arts zal uw oogaandoening
controleren en, afhankelijk van hoe u op de behandeling reageert, besluiten of en wanneer u verdere
behandeling nodig hebt.
Gedetailleerde instructies voor gebruik worden aan het einde van deze bijsluiter gegeven in de rubriek
'Hoe moet Lucentis worden bereid en toegediend'.
Ouderen (65 jaar en ouder)
Lucentis kan bij mensen van 65 jaar en ouder zonder dosisaanpassingen worden gebruikt.
Als u stopt met de behandeling met dit middel
Als u overweegt om te stoppen met de behandeling met Lucentis, ga dan naar uw eerstvolgende
afspraak en bespreek dit met uw arts. Uw arts zal u adviseren en beslissen hoelang u moet worden
behandeld met Lucentis.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.

4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De bijwerkingen geassocieerd met de toediening van Lucentis zijn het gevolg van ofwel het
geneesmiddel zelf of van de injectieprocedure en hebben meestal betrekking op het oog.
De meest ernstige bijwerkingen zijn onderstaand beschreven:
Vaak voorkomende ernstige bijwerkingen (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 10 mensen):
loslating of scheur in de laag aan de achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur), met
als gevolg het zien van lichtflitsen met puntjes en vlekken voor de ogen, dat resulteert in tijdelijk
verlies van het gezichtsvermogen, of het troebel worden van de lens (cataract).
Soms voorkomende ernstige bijwerkingen (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 100 mensen):
blindheid, infectie van de oogbol (endoftalmitis) met ontsteking van het binnenste van het oog.
De klachten die u kunt krijgen zijn oogpijn of toegenomen ongemak aan uw oog, verergering van de
roodheid van het oog, wazig of verminderd zicht, een toegenomen aantal kleine deeltjes in uw zicht of
verhoogde gevoeligheid voor licht.
Neem direct contact op met uw arts als u last krijgt van een
van deze bijwerkingen.

Hoe bewaart u dit middel?
-
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
-
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos
en het etiket van de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van
die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
-
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
-
Vóór gebruik mag de ongeopende injectieflacon gedurende maximaal 24 uur op
kamertemperatuur (25°C) worden bewaard.
-
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
-
Gebruik geen verpakking die beschadigd is.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ranibizumab. Elke ml bevat 10 mg ranibizumab. Elke
injectieflacon bevat 2,3 mg ranibizumab in 0,23 ml oplossing. Dit levert een bruikbare
hoeveelheid om een enkele dosis toe te dienen van 0,05 ml die 0,5 mg ranibizumab bevat.
-
De andere stoffen in dit middel zijn ,-trehalose dihydraat; histidine hydrochloride,
monohydraat; histidine; polysorbaat 20; water voor injecties.

Hoe ziet Lucentis eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Lucentis is een oplossing voor injectie in een injectieflacon (0,23 ml). De oplossing is helder,
kleurloos tot lichtgeel en waterig.
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Novartis Pharma N.V.
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Tel: +370 5 269 16 50


Luxembourg/Luxemburg
Novartis Bulgaria EOOD
Novartis Pharma N.V.
.: +359 2 489 98 28
Tél/Tel: +32 2 246 16 11


Ceská republika
Magyarország
Novartis s.r.o.
Novartis Hungária Kft.
Tel: +420 225 775 111
Tel.: +36 1 457 65 00

Danmark
Malta
Novartis Healthcare A/S
Novartis Pharma Services Inc.
Tlf: +45 39 16 84 00
Tel: +356 2122 2872

Deutschland
Nederland
Novartis Pharma GmbH
Novartis Pharma B.V.
Tel: +49 911 273 0
Tel: +31 88 04 52 111

Eesti
Norge
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Novartis Norge AS
Tel: +372 66 30 810
Tlf: +47 23 05 20 00


Österreich
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Novartis Pharma GmbH
: +30 210 281 17 12
Tel: +43 1 86 6570

Polska
Novartis Farmacéutica, S.A.
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel: +34 93 306 42 00
Tel.: +48 22 375 4888

France
Portugal
Novartis Pharma S.A.S.
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Tel: +351 21 000 8600

Hrvatska

România
Novartis Hrvatska d.o.o.
Novartis Pharma Services Romania SRL
Tel. +385 1 6274 220
Tel: +40 21 31299 01

Ireland

Slovenija
Novartis Ireland Limited
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +353 1 260 12 55
Tel: +386 1 300 75 50

Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Novartis Slovakia s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 5542 5439


Italia
Suomi/Finland
Novartis Farma S.p.A.
Novartis Finland Oy
Tel: +39 02 96 54 1
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200


Sverige
Novartis Pharma Services Inc.
Novartis Sverige AB
: +357 22 690 690
Tel: +46 8 732 32 00


Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Novartis Baltics
Novartis Ireland Limited
Tel: +371 67 887 070
Tel: +44 1276 698370


Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in

Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

een 5 µm filternaald (18G)
-
een 1 ml steriele injectiespuit (met een 0,05 ml doseringsstreep)
-
een injectienaald (30G x ½).
Deze medische hulpmiddelen maken geen deel uit van de Lucentis-verpakking.
Verpakking met injectieflacon + filternaald
Alle onderdelen zijn steriel en uitsluitend voor eenmalig gebruik. Een onderdeel waarvan de
verpakking tekenen vertoont van beschadiging of geknoei, dient niet gebruikt te worden. De steriliteit
kan niet worden gegarandeerd tenzij de verzegeling van de verpakking van het onderdeel
onbeschadigd is.Hergebruik kan leiden tot infecties of andere ziektes/verwondingen.
De volgende medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik zijn nodig voor de bereiding en
intravitreale injectie:
-
een 5 µm filternaald (18G x 1½, 1,2 mm x 40 mm, meegeleverd)
-
een 1 ml steriele injectiespuit (met een 0,05 ml doseringsstreep, maakt geen deel uit van de
Lucentis-verpakking)
-
een injectienaald (30G x ½; maakt geen deel uit van de Lucentis-verpakking)
Voor de bereiding van Lucentis voor intravitreale toediening aan volwassen patiënten, volg de
volgende instructies:
1. Verwijder de dop van de injectieflacon en maak het septum van
de injectieflacon schoon (bijv. met een 70%-alcoholdoekje) vóór
het optrekken van de oplossing.
2. Zet een 5 m filternaald (18G x 1½, 1,2 mm x 40 mm, 5 µm)
op een 1 ml injectiespuit door middel van de aseptische techniek.
Duw de stompe filternaald in het midden van de stop van de
injectieflacon totdat de naald de bodem van de injectieflacon raakt.
3. Trek alle vloeistof uit de injectieflacon op, waarbij de
injectieflacon rechtop wordt gehouden, lichtjes schuin om het
volledig optrekken van de vloeistof te vergemakkelijken.

4. Zorg ervoor dat de zuigerstang voldoende ver
achteruitgetrokken wordt tijdens het legen van de injectieflacon
om de filternaald volledig te kunnen legen.
5. Laat de stompe filternaald in de injectieflacon zitten en maak de
injectiespuit los van de stompe filternaald. De filternaald dient te
worden weggegooid na het optrekken van de inhoud van de
injectieflacon en mag niet gebruikt worden voor de intravitreale
injectie.

6. Zet op aseptische wijze een injectienaald (30G x ½,
0,3 mm x 13 mm) stevig vast op de injectiespuit.
7. Verwijder voorzichtig de beschermdop van de injectienaald
zonder de injectienaald los te maken van de injectiespuit.
NB: Houd het basisstuk van de injectienaald vast tijdens het
verwijderen van de beschermdop.


8. Verwijder voorzichtig de lucht samen met de overtollige
vloeistof uit de injectiespuit en meet de dosis af tot de 0,05 ml
markeringsstreep op de injectiespuit. De injectiespuit is klaar voor
injectie.
NB: Veeg de injectienaald niet af. Trek de zuiger niet achteruit.


0,05 ml

De injectienaald moet worden ingebracht in de vitreale holte 3,5-4,0 mm achter de limbus, waarbij de
horizontale meridiaan moet worden vermeden en de naald moet worden gericht op het midden van de
oogbol. Het injectievolume van 0,05 ml wordt vervolgens ingebracht: een andere sclerale plaats dient
te worden gebruikt bij de volgende injecties.
Na injectie de beschermkap niet terug op de naald zetten of deze van de spuit losmaken. Gooi de
gebruikte spuit samen met de naald in een naaldencontainer of voer deze af overeenkomstig lokale
voorschriften.

Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
ranibizumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.

-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

Wat is Lucentis?
Lucentis is een oplossing die in het oog wordt geïnjecteerd. Lucentis behoort tot een groep
geneesmiddelen, antineovasculariserende middelen genaamd. Het bevat de werkzame stof
ranibizumab.
Waarvoor wordt Lucentis gebruikt?
Lucentis wordt gebruikt bij volwassenen om verschillende oogaandoeningen te behandelen die een
verslechterd zicht veroorzaken.
Deze aandoeningen zijn het gevolg van een beschadiging van het netvlies (lichtgevoelige laag aan de
achterkant van het oog) die veroorzaakt wordt door:
-
Groei van lekkende, abnormale bloedvaten. Dit wordt waargenomen bij aandoeningen zoals
leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD) en proliferatieve diabetische retinopathie (PDR,
een ziekte veroorzaakt door diabetes). Het kan ook geassocieerd zijn met choroïdale
neovascularisatie (CNV) als gevolg van pathologische myopie (PM), angioïde strepen, centrale
sereuze chorioretinopathie of inflammatoire CNV.
-
Macula-oedeem (zwelling van het centrale deel van het netvlies). Deze zwelling kan
veroorzaakt worden door diabetes (een ziekte genaamd diabetisch macula-oedeem, DME) of
door een afsluiting van de retinale bloedvaten in het netvlies (een ziekte genaamd retinale
veneuze occlusie, RVO).

Hoe werkt Lucentis?
Lucentis herkent en bindt specifiek aan een eiwit genaamd humane vasculaire endotheliale groeifactor
A (VEGF-A) dat aanwezig is in het oog. Als er te veel van is, veroorzaakt VEGF-A abnormale groei
van bloedvaten en zwelling in het oog, wat kan leiden tot verminderd zicht bij aandoeningen als LMD,
DME, PDR, RVO, PM en CNV. Door te binden aan VEGF-A kan Lucentis de activiteit van het eiwit
blokkeren en deze abnormale groei en zwelling voorkomen.
Bij deze aandoeningen kan Lucentis helpen uw zicht te stabiliseren, en in veel gevallen te verbeteren.

Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?


Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U hebt een infectie in of rond het oog.
-
U hebt pijn of roodheid (ernstige intraoculaire ontsteking) in uw oog.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel toegediend krijgt.
-
Lucentis wordt gegeven als injectie in het oog. Af en toe kunnen een infectie aan het binnenste
deel van het oog, pijn of roodheid (ontsteking), loslating of scheur in één van de lagen aan de
achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur en loslating of scheur van het
pigmentepitheel van het netvlies) of troebel worden van de lens (cataract) optreden na de
toediening van Lucentis. Het is belangrijk om zo'n infectie of netvliesloslating zo snel mogelijk
op te sporen en te behandelen. Vertel daarom uw arts onmiddellijk als u de volgende klachten
krijgt: oogpijn of toegenomen ongemak, verergering van de roodheid van het oog, wazig zien of
verminderd gezichtsvermogen, een toegenomen aantal kleine deeltjes in uw zicht of
toegenomen gevoeligheid voor licht.
-
Bij sommige patiënten kan de oogdruk toenemen voor een korte periode direct na de injectie.
Dit is iets wat u misschien niet opmerkt, en daarom zal uw arts dit controleren na elke injectie.
-
Informeer uw arts als u een voorgeschiedenis heeft van oogaandoeningen of oogbehandelingen
of als u een beroerte heeft gehad of voorbijgaande verschijnselen van een beroerte (zwakte of
verlamming van ledematen of gezicht, moeite met praten of begrijpen) heeft ervaren. Er zal
rekening worden gehouden met deze informatie bij het beoordelen of Lucentis een geschikte
behandeling voor u is.
Raadpleeg rubriek 4 ('Mogelijke bijwerkingen') voor meer gedetailleerde informatie over de
bijwerkingen die kunnen optreden tijdens de behandeling met Lucentis.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Het gebruik van Lucentis bij kinderen en jongeren is niet vastgesteld en wordt daarom niet
aanbevolen.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Lucentis nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Zwangerschap en borstvoeding
-
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten een doeltreffende anticonceptiemethode
gebruiken tijdens de behandeling en gedurende ten minste nog drie maanden na de laatste
injectie met Lucentis.
-
Er is geen ervaring met het gebruik van Lucentis bij zwangere vrouwen. Lucentis moet daarom
niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap tenzij de mogelijke voordelen opwegen tegen het
potentiële risico voor het ongeboren kind. Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u
zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel toegediend
krijgt.
-
Borstvoeding geven tijdens het gebruik van Lucentis wordt niet aanbevolen, omdat niet bekend
is of Lucentis in de moedermelk terecht komt. Neem contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Na de behandeling met Lucentis kunt u tijdelijk last hebben van wazig zicht. Als dit gebeurt, mag u
niet autorijden en geen machines gebruiken totdat dit voorbij is.

Hoe wordt dit middel toegediend?
Lucentis wordt door uw oogarts toegediend als een enkele injectie in uw oog onder plaatselijke
verdoving. De gebruikelijke dosis van een injectie is 0,05 ml (die 0,5 mg werkzame stof bevat). De
voorgevulde spuit bevat meer dan de aanbevolen dosis van 0,5 mg. Het extraheerbare volume mag niet
in zijn geheel worden gebruikt. Het overtollige volume moet worden verwijderd vóór injectie. Het
injecteren van het gehele volume van de voorgevulde spuit kan leiden tot overdosering.
De periode tussen twee doseringen geïnjecteerd in hetzelfde oog, moet ten minste 4 weken zijn. Alle
injecties worden toegediend door uw oogarts.
Vóór de injectie zal uw arts uw oog zorgvuldig wassen om infectie te voorkomen. Uw arts zal u ook
een lokale verdoving geven om eventuele pijn van de injectie te verminderen of te voorkomen.
De behandeling wordt gestart met één injectie met Lucentis per maand. Uw arts zal uw oogaandoening
controleren en, afhankelijk van hoe u op de behandeling reageert, besluiten of en wanneer u verdere
behandeling nodig hebt.
Gedetailleerde instructies voor gebruik worden aan het einde van deze bijsluiter gegeven in de rubriek
'Hoe moet Lucentis worden bereid en toegediend'.
Ouderen (65 jaar en ouder)
Lucentis kan bij mensen van 65 jaar en ouder zonder dosisaanpassingen worden gebruikt.
Als u stopt met de behandeling met dit middel
Als u overweegt om te stoppen met de behandeling met Lucentis, ga dan naar uw eerstvolgende
afspraak en bespreek dit met uw arts. Uw arts zal u adviseren en beslissen hoelang u moet worden
behandeld met Lucentis.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.

4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De bijwerkingen geassocieerd met de toediening van Lucentis zijn het gevolg van ofwel het
geneesmiddel zelf of van de injectieprocedure en hebben meestal betrekking op het oog.
De meest ernstige bijwerkingen zijn onderstaand beschreven:
Vaak voorkomende ernstige bijwerkingen (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 10 mensen):
loslating of scheur in de laag aan de achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur), met
als gevolg het zien van lichtflitsen met puntjes en vlekken voor de ogen, dat resulteert in tijdelijk
verlies van het gezichtsvermogen, of het troebel worden van de lens (cataract).
Soms voorkomende ernstige bijwerkingen (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 100 mensen):
blindheid, infectie van de oogbol (endoftalmitis) met ontsteking van het binnenste van het oog.
De klachten die u kunt krijgen zijn oogpijn of toegenomen ongemak aan uw oog, verergering van de
roodheid van het oog, wazig of verminderd zicht, een toegenomen aantal kleine deeltjes in uw zicht of
verhoogde gevoeligheid voor licht.
Neem direct contact op met uw arts als u last krijgt van een
van deze bijwerkingen.

Hoe bewaart u dit middel?
-
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
-
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos
en het etiket van de voorgevulde spuit na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag
van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
-
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
-
Vóór gebruik mag het verzegelde bakje gedurende maximaal 24 uur op kamertemperatuur
(25°C) worden bewaard.
-
De voorgevulde spuit in het ongeopende bakje in de verpakking bewaren ter bescherming tegen
licht.
-
Gebruik geen verpakking die beschadigd is.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ranibizumab. Elke ml bevat 10 mg ranibizumab. Eén
voorgevulde spuit bevat 0,165 ml, equivalent aan 1,65 mg ranibizumab. Dit levert een bruikbare
hoeveelheid om een enkele dosis toe te dienen van 0,05 ml die 0,5 mg ranibizumab bevat.
-
De andere stoffen in dit middel zijn ,-trehalose dihydraat; histidine hydrochloride,
monohydraat; histidine; polysorbaat 20; water voor injecties.

België/Belgique/Belgien
Lietuva
Novartis Pharma N.V.
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Tel: +370 5 269 16 50


Luxembourg/Luxemburg
Novartis Bulgaria EOOD
Novartis Pharma N.V.
.: +359 2 489 98 28
Tél/Tel: +32 2 246 16 11


Ceská republika
Magyarország
Novartis s.r.o.
Novartis Hungária Kft.
Tel: +420 225 775 111
Tel.: +36 1 457 65 00

Danmark
Malta
Novartis Healthcare A/S
Novartis Pharma Services Inc.
Tlf: +45 39 16 84 00
Tel: +356 2122 2872

Deutschland
Nederland
Novartis Pharma GmbH
Novartis Pharma B.V.
Tel: +49 911 273 0
Tel: +31 88 04 52 111

Eesti
Norge
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Novartis Norge AS
Tel: +372 66 30 810
Tlf: +47 23 05 20 00

Österreich
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Novartis Pharma GmbH
: +30 210 281 17 12
Tel: +43 1 86 6570

España
Polska
Novartis Farmacéutica, S.A.
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel: +34 93 306 42 00
Tel.: +48 22 375 4888

France
Portugal
Novartis Pharma S.A.S.
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Tel: +351 21 000 8600

Hrvatska

România
Novartis Hrvatska d.o.o.
Novartis Pharma Services Romania SRL
Tel. +385 1 6274 220
Tel: +40 21 31299 01

Ireland

Slovenija
Novartis Ireland Limited
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +353 1 260 12 55
Tel: +386 1 300 75 50

Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Novartis Slovakia s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 5542 5439


Italia
Suomi/Finland
Novartis Farma S.p.A.
Novartis Finland Oy
Tel: +39 02 96 54 1
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200


Sverige
Novartis Pharma Services Inc.
Novartis Sverige AB
: +357 22 690 690
Tel: +46 8 732 32 00


Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Novartis Baltics
Novartis Ireland Limited
Tel: +371 67 887 070
Tel: +44 1276 698370


Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in

Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.

Introductie
Lees alle instructies zorgvuldig vóór het gebruik van de voorgevulde spuit.
De voorgevulde spuit is uitsluitend voor eenmalig gebruik. De voorgevulde spuit
is steriel. Gebruik het product niet als de verpakking beschadigd is. Het openen
van het verzegelde bakje en alle volgende stappen dienen te worden uitgevoerd
onder aseptische omstandigheden.
NB: De dosis moet op 0,05 ml worden ingesteld.
Beschrijving
Spuitdop
0,05 ml
Vingersteun
voorgevulde
doseringsstreep
spuit
Luer-Lock
Rubber stop
Zuigerstang

Figuur 1

Voorbereiden
1.
Controleer of de verpakking het volgende bevat:
een steriele voorgevulde spuit in een verzegeld bakje.
2.
Trek de afdekking van het bakje met de spuit en neem de spuit er
voorzichtig uit met een aseptische techniek.



Spuit
3.
Controleer of:
controleren
de spuitdop niet is losgeraakt van de
Luer-Lock.
de spuit niet beschadigd is.
de oplossing er helder uitziet, kleurloos

tot lichtgeel is en geen deeltjes bevat.
4.
Als een van bovenstaande niet klopt,
gooi dan de voorgevulde spuit weg en
gebruik een nieuwe.
Spuitdop
5.
Breek de spuitdop eraf (niet draaien of
verwijderen
trekken; zie Figuur 2).
6.
Verwijder de spuitdop (zie Figuur 3).

Figuur 2


Figuur 3
Naald
7.
Bevestig een 30G x ½ steriele

bevestigen
injectienaald stevig op de spuit door
deze strak op de Luer-Lock te draaien
(zie Figuur 4).
8.
Verwijder voorzichtig de beschermkap
door deze recht van de naald te trekken
(zie Figuur 5).
NB: Veeg de injectienaald op geen enkel
moment af.


Figuur 4
Figuur 5
Luchtbellen
9.
Houd de spuit rechtop.

verwijderen
10. Tik, indien er luchtbellen zijn, zacht met
uw vinger tegen de spuit totdat de
bellen naar boven gaan (zie Figuur 6).

Figuur 6

Dosis instellen
11.
Houd de spuit op ooghoogte en druk de
zuiger voorzichtig in totdat de
rand
onder de top van de rubber stop
zich
op één lijn bevindt met de
doseringsstreep (zie Figuur 7). Hierdoor
zal de lucht en het teveel aan oplossing
verwijderd worden en de dosis op
0,05 ml worden ingesteld.
NB: De zuigerstang is niet aan de rubber
stop bevestigd ­ dit is om te voorkomen dat
er lucht in de spuit wordt getrokken.


Figuur 7
Injecteren
De injectieprocedure moet worden uitgevoerd onder aseptische omstandigheden.
12. De injectienaald moet worden ingebracht in de vitreale holte 3,5-4,0 mm
achter de limbus, waarbij de horizontale meridiaan moet worden vermeden
en de naald moet worden gericht op het midden van de oogbol.
13. Injecteer langzaam totdat de rubber stop de bodem van de spuit bereikt om
het volume van 0,05 ml toe te dienen.
14. Een andere sclerale plaats dient te worden gebruikt bij de volgende
injecties.
15. Na injectie de beschermkap niet terug op de naald zetten of deze van de
spuit losmaken. Gooi de gebruikte spuit samen met de naald in een
naaldencontainer of voer deze af overeenkomstig lokale voorschriften.


Lucentis 10 mg/ml oplossing voor injectie
ranibizumab

TE VROEG GEBOREN BABY'S

Informatie voor volwassenen bevindt zich op de andere zijde van deze bijsluiter.
Lees goed de hele bijsluiter voordat dit geneesmiddel wordt toegediend aan uw baby want er
staat belangrijke informatie in voor u.

-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de arts van uw baby.
-
Krijgt uw baby last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt uw baby een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met de arts van uw baby.

Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag uw baby dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Lucentis en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

Wat is Lucentis?
Lucentis is een oplossing die in het oog wordt geïnjecteerd. Lucentis behoort tot een groep
geneesmiddelen, antineovasculariserende middelen genaamd. Het bevat de werkzame stof
ranibizumab.
Waarvoor wordt Lucentis gebruikt?
Lucentis wordt gebruikt bij te vroeg geboren baby's om prematuren-retinopathie (retinopathy of
prematurity, ROP) te behandelen, een aandoening die leidt tot een verslechterd zicht door
beschadiging van de achterkant van het oog (het netvlies) veroorzaakt door abnormale groei van
bloedvaten.
Hoe werkt Lucentis?
Lucentis herkent en bindt specifiek aan een eiwit genaamd humane vasculaire endotheliale groeifactor
A (VEGF-A) dat aanwezig is in het oog. Als er te veel van is, veroorzaakt VEGF-A abnormale groei
van bloedvaten in het oog. Door te binden aan VEGF-A kan Lucentis de activiteit van het eiwit
blokkeren en deze abnormale groei voorkomen.



Wanneer mag uw baby dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig
mee zijn?


Wanneer mag uw baby dit middel niet toegediend krijgen?
-
Uw baby is allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden
in rubriek 6.
-
Uw baby heeft een infectie in of rond het oog.
-
Uw baby heeft pijn of roodheid (ernstige intraoculaire ontsteking) in het oog.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met de arts van uw baby voordat uw baby dit middel toegediend krijgt.
-
Lucentis wordt gegeven als injectie in het oog. Af en toe kunnen een infectie aan het binnenste
deel van het oog, pijn of roodheid (ontsteking), loslating of scheur in één van de lagen aan de
achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur en loslating of scheur van het
pigmentepitheel van het netvlies) of troebel worden van de lens (cataract) optreden na de
toediening van Lucentis. Het is belangrijk om zo'n infectie of netvliesloslating zo snel mogelijk
op te sporen en te behandelen.
Vertel het daarom de arts onmiddellijk als uw baby de
volgende klachten krijgt: oogpijn of verergering van de roodheid van het oog.

-
Bij sommige patiënten kan de oogdruk toenemen voor een korte periode direct na de injectie.
De arts van uw baby zal dit controleren na elke injectie.
Raadpleeg rubriek 4 ('Mogelijke bijwerkingen') voor meer gedetailleerde informatie over de
bijwerkingen die kunnen optreden tijdens de behandeling met Lucentis.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Krijgt uw baby naast Lucentis nog andere geneesmiddelen, heeft uw baby kort geleden andere
geneesmiddelen gekregen of bestaat de mogelijkheid dat uw baby binnenkort andere geneesmiddelen
gaat krijgen? Vertel dat dan de arts van uw baby.

3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
Lucentis wordt door een oogarts toegediend als een enkele injectie in de ogen van uw baby,
gewoonlijk onder plaatselijke verdoving. De gebruikelijke dosis van een injectie is 0,02 ml (die 0,2 mg
werkzame stof bevat). De periode tussen twee doseringen geïnjecteerd in hetzelfde oog moet ten
minste 4 weken zijn. Alle injecties worden toegediend door de oogarts.
Vóór de injectie zal de arts van uw baby de ogen van uw baby zorgvuldig wassen om infectie te
voorkomen. De arts zal uw baby ook een lokale verdoving geven om eventuele pijn te verminderen of
te voorkomen.
De behandeling wordt gestart met één injectie met Lucentis in elk oog (sommige baby's hoeven
slechts aan één oog behandeld te worden). De arts zal uw baby's oogaandoening controleren en,
afhankelijk van hoe uw baby op de behandeling reageert, besluiten of en wanneer verdere behandeling
nodig is.
Gedetailleerde instructies voor gebruik worden aan het einde van deze bijsluiter gegeven in de rubriek
'Hoe moet Lucentis worden bereid en toegediend'.
Als u stopt met de behandeling met dit middel
Als u overweegt om te stoppen met de behandeling met Lucentis voor uw baby, ga dan naar uw
eerstvolgende afspraak en bespreek dit met de arts van uw baby. De arts van uw baby zal u adviseren
en beslissen hoelang uw baby moet worden behandeld met Lucentis.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met de arts
van uw baby.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De bijwerkingen geassocieerd met de toediening van Lucentis zijn het gevolg van ofwel het
geneesmiddel zelf of van de injectieprocedure en hebben meestal betrekking op het oog.
De meest voorkomende bijwerkingen bij te vroeg geboren baby's staan hieronder beschreven:

Bijwerkingen aan de ogen omvatten: bloeding aan de achterkant van het oog (retinabloeding),
bloeding in het oog of op de plaats van injectie, en bloeddoorlopen oog (conjunctivale bloeding).
Overige bijwerkingen omvatten: keelpijn, verstopte neus en loopneus, laag aantal rode bloedcellen
(met symptomen zoals vermoeidheid, kortademigheid, bleke huid), hoest, urineweginfectie,
allergische reacties zoals huiduitslag en roodheid van de huid.
Bijkomende bijwerkingen die zijn waargenomen bij gebruik van Lucentis bij volwassenen
worden hieronder vermeld. Deze bijwerkingen kunnen ook voorkomen bij te vroeg geboren
baby's.

De meest ernstige bijwerkingen bij volwassenen zijn hieronder beschreven:
Vaak voorkomende ernstige bijwerkingen (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 10 mensen):
loslating of scheur in de laag aan de achterkant van het oog (netvliesloslating of netvliesscheur) die
resulteert in tijdelijk verlies van het gezichtsvermogen, of het troebel worden van de lens (cataract).
Soms voorkomende ernstige bijwerkingen (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 100 mensen):
blindheid, infectie van de oogbol (endoftalmitis) met ontsteking van het binnenste van het oog.
Het is belangrijk om zo snel mogelijk ernstige bijwerkingen zoals infectie van de oogbol of
netvliesloslating te identificeren en te behandelen.
Vertel het onmiddellijk aan de arts als uw baby
tekenen ontwikkelt zoals oogpijn of verergering van de roodheid van het oog.

Andere bijwerkingen bij volwassenen staan hieronder beschreven:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen optreden bij meer dan 1 op de 10 mensen)
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: ontsteking van het oog, verstoord gezichtsvermogen, oogpijn, het
zien bewegen van puntjes en vlekken voor de ogen (mouches volantes), oogirritatie, het gevoel iets in
het oog te hebben, verhoogde aanmaak van traanvocht, ontsteking of infectie van de ooglidranden,
droog oog, roodheid van of jeuk aan het oog en verhoogde oogdruk.
Overige bijwerkingen omvatten: hoofdpijn en gewrichtspijn.
Vaak voorkomende bijwerkingen
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: afgenomen scherpte van het zicht, zwelling van een deel van het
oog (uvea, hoornvlies), ontsteking van het hoornvlies (het voorste deel van het oog), kleine vlekken op
het oogoppervlak, wazig zicht, oogafscheiding met jeuk, roodheid en zwelling (conjunctivitis),
gevoeligheid voor licht, onaangenaam gevoel in het oog, zwelling van het ooglid, ooglidpijn.
Overige bijwerkingen omvatten: angst, misselijkheid.
Soms voorkomende bijwerkingen
Bijwerkingen aan de ogen omvatten: ontsteking en bloeding in de voorkant van het oog, ophoping van
etter op het oog, veranderingen van het centrale deel van het oogoppervlak, pijn of irritatie op de
injectieplaats, raar gevoel in het oog, irritatie van het ooglid.
Als u vragen heeft over eventuele bijwerkingen, neem dan contact op met de arts van uw baby.
Hoe bewaart u dit middel?
-
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
-
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos
en het etiket van de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van
die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
-
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
-
Vóór gebruik mag de ongeopende injectieflacon gedurende maximaal 24 uur op
kamertemperatuur (25°C) worden bewaard.
-
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
-
Gebruik geen verpakking die beschadigd is.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is ranibizumab. Elke ml bevat 10 mg ranibizumab. Elke
injectieflacon bevat 2,3 mg ranibizumab in 0,23 ml oplossing. Dit levert een bruikbare
hoeveelheid om een enkele dosis toe te dienen van 0,02 ml die 0,2 mg ranibizumab bevat.
-
De andere stoffen in dit middel zijn ,-trehalose dihydraat; histidine hydrochloride,
monohydraat; histidine; polysorbaat 20; water voor injecties.

Hoe ziet Lucentis eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Lucentis is een oplossing voor injectie in een injectieflacon (0,23 ml). De oplossing is helder,
kleurloos tot lichtgeel en waterig.
Er zijn twee verschillende soorten verpakkingen beschikbaar:
Verpakking met enkel een injectieflacon
Verpakking met één glazen injectieflacon met ranibizumab met chlorobutyl rubber stop. De
injectieflacon is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Verpakking met injectieflacon + filternaald
Verpakking met één glazen injectieflacon met ranibizumab met chlorobutyl rubber stop en één stompe
filternaald (18G x 1½, 1,2 mm x 40 mm, 5 micrometer) om de inhoud van de injectieflacon op te
trekken. Alle onderdelen zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Neurenberg
Duitsland
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Novartis Pharma N.V.
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Tel: +370 5 269 16 50


Luxembourg/Luxemburg
Novartis Bulgaria EOOD
Novartis Pharma N.V.
.: +359 2 489 98 28
Tél/Tel: +32 2 246 16 11


Ceská republika
Magyarország
Novartis s.r.o.
Novartis Hungária Kft.
Tel: +420 225 775 111
Tel.: +36 1 457 65 00

Danmark
Malta
Novartis Healthcare A/S
Novartis Pharma Services Inc.
Tlf: +45 39 16 84 00
Tel: +356 2122 2872

Deutschland
Nederland
Novartis Pharma GmbH
Novartis Pharma B.V.
Tel: +49 911 273 0
Tel: +31 88 04 52 111

Eesti
Norge
SIA Novartis Baltics Eesti filiaal
Novartis Norge AS
Tel: +372 66 30 810
Tlf: +47 23 05 20 00


Österreich
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Novartis Pharma GmbH
: +30 210 281 17 12
Tel: +43 1 86 6570

España
Polska
Novartis Farmacéutica, S.A.
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel: +34 93 306 42 00
Tel.: +48 22 375 4888

France
Portugal
Novartis Pharma S.A.S.
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Tel: +351 21 000 8600

Hrvatska

România
Novartis Hrvatska d.o.o.
Novartis Pharma Services Romania SRL
Tel. +385 1 6274 220
Tel: +40 21 31299 01

Ireland

Slovenija
Novartis Ireland Limited
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +353 1 260 12 55
Tel: +386 1 300 75 50

Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Novartis Slovakia s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 5542 5439


Italia
Suomi/Finland
Novartis Farma S.p.A.
Novartis Finland Oy
Tel: +39 02 96 54 1
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200

Sverige
Novartis Pharma Services Inc.
Novartis Sverige AB
: +357 22 690 690
Tel: +46 8 732 32 00


Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Novartis Baltics
Novartis Ireland Limited
Tel: +371 67 887 070
Tel: +44 1276 698370


Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in

Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
een 5 µm filternaald (18G); niet meegeleverd in de Lucentis-verpakking
-
een kleinvolume-injectiespuit met hoge nauwkeurigheid (afzonderlijk meegeleverd in de
VISISURE-set)
-
een injectienaald (30G x ½); (afzonderlijk meegeleverd in de VISISURE-set)
een 5 µm filternaald (18G x 1½, 1,2 mm x 40 mm, meegeleverd)
-
een kleinvolume-injectiespuit met hoge nauwkeurigheid (afzonderlijk meegeleverd in de
VISISURE-set)
-
een injectienaald (30G x ½) (afzonderlijk meegeleverd in de VISISURE-set)
Om Lucentis te bereiden voor intravitreale toediening aan premature baby's dient u zich te houden aan
de instructies voor gebruik in de VISISURE-set.
De injectienaald moet 1,0 tot 2,0 mm achter de limbus in het oog worden geplaatst, met de naald in de
richting van de oogzenuw. Het injectievolume van 0,02 ml wordt vervolgens afgegeven.

Heb je dit medicijn gebruikt? Lucentis 10 mg/ml te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Lucentis 10 mg/ml te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Lucentis 10 mg/ml

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG