Mycophenolate mofetil teva 500 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg harde capsules
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Iedere capsule bevat 250 mg mycofenolaatmofetil.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Harde capsule
Het centrale deel van de capsule is caramel gekleurd met om de as het opschrift ´250´ in zwarte inkt.
De capsulekap is lichtblauw gekleurd met om de as het opschrift ´M´in zwarte inkt.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Mycofenolaatmofetil Teva is geïndiceerd voor gebruik samen met ciclosporine en corticosteroïden als
profylaxe tegen acute orgaanafstoting bij patiënten die een allogene nier-, hart- of levertransplantatie
ondergaan.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient gestart en voortgezet te worden door een ter zake gekwalificeerde specialist in
transplantaties.
Dosering
Toepassing bij niertransplantaties
Volwassenen
De behandeling dient te worden begonnen binnen 72 uur na transplantatie. De aanbevolen dosis bij
niertransplantatiepatiënten is tweemaal daags 1 g (dagelijkse dosis 2 g).
Pediatrische patiënten van 2 tot 18 jaar
De aanbevolen dosis mycofenolaatmofetil is 600 mg/m
2
tweemaal daags oraal toegediend (tot een
maximum van 2 g per dag). Capsules dienen uitsluitend te worden voorgeschreven bij patiënten met
een lichaamsoppervlak van ten minste 1,25 m². Bij patiënten met een lichaamsoppervlak van 1,25 tot
1,5 m² kunnen mycofenolaatmofetil capsules worden voorgeschreven in een dosis van tweemaal daags
750 mg (dagelijkse dosis 1,5 g). Bij patiënten met een lichaamsoppervlak van meer dan 1,5 m² kunnen
mycofenolaatmofetil capsules worden voorgeschreven in een dosis van tweemaal daags 1 g (dagelijkse
dosis 2 g). Omdat sommige bijwerkingen in vergelijking met volwassenen met een grotere frequentie
optreden in deze leeftijdsgroep (zie rubriek 4.8), kan een tijdelijke dosisverlaging of onderbreking
vereist zijn; dit maakt het noodzakelijk relevante klinische factoren, waaronder de ernst van de reactie,
in aanmerking te nemen.
Pediatrische patiënten jonger dan 2 jaar
Er zijn beperkte gegevens over de veiligheid en de werkzaamheid bij kinderen jonger dan 2 jaar. Die
zijn onvoldoende om een doseringsrichtlijn te geven en daarom wordt toepassing bij deze
leeftijdsgroep niet aanbevolen.
2
Toepassing bij harttransplantaties
Volwassenen
De behandeling dient te worden begonnen binnen 5 dagen na de harttransplantatie. De aanbevolen
dosis bij harttransplantatiepatiënten is tweemaal daags 1,5 g (dagelijkse dosis 3 g).
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over harttransplantaties bij kinderen.
Toepassing bij levertransplantaties
Volwassenen
Intraveneus mycofenolaatmofetil dient de eerste 4 dagen na de levertransplantatie te worden
toegediend; daarna dient de toediening van oraal Mycofenolaatmofetil Teva te worden begonnen zodra
dit kan worden verdragen. De aanbevolen dosering bij levertransplantatiepatiënten is tweemaal daags
1,5 g (dagelijkse dosis 3 g).
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over levertransplantaties bij kinderen.
Toepassing bij speciale populaties
Ouderen
De aanbevolen dosis van tweemaal daags 1 g bij niertransplantatiepatiënten en tweemaal daags 1,5 g
bij hart- of levertransplantatiepatiënten is ook geschikt voor ouderen.
Verminderde nierfunctie
Bij niertransplantatiepatiënten met ernstig chronisch verminderde nierfunctie (glomerulaire
filtratiesnelheid <°25 ml/min/1,73 m
2
) dienen, met uitzondering van de periode onmiddellijk na de
transplantatie, doses hoger dan tweemaal daags 1 g te worden vermeden. Deze patiënten dienen ook
zorgvuldig te worden geobserveerd. Aanpassing van de dosis is niet nodig bij patiënten met een
vertraagde niertransplantaatfunctie na operatie (zie rubriek 5.2). Er zijn geen gegevens beschikbaar
over hart- of levertransplantatiepatiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie.
Ernstig verminderde leverfunctie
Aanpassing van de dosis is niet nodig bij niertransplantatiepatiënten met ernstige parenchymale
leverziekte. Er zijn geen gegevens beschikbaar over harttransplantatiepatiënten met ernstige
parenchymale leverziekte.
Behandeling tijdens afstotingsepisodes
Mycofenolzuur (MPA) is de actieve metaboliet van mycofenolaatmofetil. Afstoting van het
niertransplantaat leidt niet tot veranderingen van de farmacokinetiek van MPA; een dosisverlaging of
een onderbreking van Mycofenolaatmofetil Teva is niet vereist. Er is geen grond voor dosisaanpassing
van Mycofenolaatmofetil Teva na afstoting van het harttransplantaat. Er zijn geen farmacokinetische
gegevens beschikbaar bij afstoting van het levertransplantaat.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de behandeling van eerste of refractaire afstoting bij
pediatrische transplantatiepatiënten.
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
Te nemen voorzorgen voorafgaand aan gebruik of toediening van het geneesmiddel
3
Omdat mycofenolaatmofetil teratogene effecten heeft laten zien bij ratten en konijnen mogen capsules
niet worden geopend of vermalen om inademing of direct contact van de huid of slijmvliezen met de
poeder in de capsules te vermijden. Als er contact optreedt, was dan grondig met water en zeep; spoel
de ogen met alleen water.
4.3
Contra-indicaties
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan patiënten die overgevoelig zijn voor
mycofenolaatmofetil, mycofenolzuur of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Overgevoeligheidsreacties op Mycofenolaatmofetil Teva zijn waargenomen (zie rubriek 4.8).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan vrouwen die zwanger kunnen worden en die
geen zeer effectieve anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.6).
Behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gestart worden bij vrouwen die zwanger kunnen
worden zonder een uitslag van een zwangerschapstest om onopzettelijk gebruik tijdens de
zwangerschap uit te sluiten (zie rubriek 4.6).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte
alternatieve behandeling is om orgaanafstoting te voorkomen (zie rubriek 4.6).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan vrouwen die borstvoeding geven (zie
rubriek 4.6).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Neoplasmata
Bij patiënten die immunosuppressieve behandelingen ondergaan, waarbij een combinatie van
geneesmiddelen is betrokken waaronder Mycofenolaatmofetil Teva, bestaat een toegenomen risico
van het ontwikkelen van lymfomen en andere maligniteiten, vooral van de huid (zie rubriek 4.8). Het
risico lijkt meer gerelateerd aan de intensiteit en duur van de immuunsuppressieve behandeling dan
aan het gebruik van een specifiek middel. Beperkte blootstelling aan zonlicht en ultraviolet licht door
het dragen van beschermende kleding en het gebruik van een zonnebrandmiddel met een hoge
beschermingsfactor dient als algemeen advies gegeven te worden om het risico van huidkanker te
minimaliseren.
Infecties
Bij patiënten die behandeld worden met immunosuppressiva, waaronder Mycofenolaatmofetil Teva
bestaat een verhoogd risico op het krijgen van opportunistische infecties (bacterieel, fungaal, viraal of
protozoaal), fatale infecties en sepsis (zie rubriek 4.8). Onder deze infecties vallen ook infecties
veroorzaakt door reactivatie van een latente virusinfectie, zoals hepatitis B- of hepatitis C-reactivatie
en infecties veroorzaakt door polyomavirussen (BK-virus-geassocieerde nefropathie, JC-virus
geassocieerde Progressieve Multifocale Leuko-encefalopathie PML). Gevallen van hepatitis door
reactivatie van hepatitis B of hepatitis C zijn gemeld in patiënten die drager zijn en behandeld werden
met immunosuppressiva. Deze infecties worden vaak gerelateerd aan een hoge totale
immunosuppressieve belasting en kunnen tot ernstige of fatale situaties leiden. Artsen moeten hierop
bedacht zijn bij het stellen van de differentiaal diagnose bij patiënten met een onderdrukt
immuunsysteem waarbij de nierfunctie achteruitgaat of die neurologische symptomen vertonen.
Mycofenolzuur heeft een cytostatisch effect op B- en T-lymfocyten, wat kan leiden tot verergering van
COVID 19 en passend medisch ingrijpen moet worden overwogen.
Er zijn meldingen gedaan van hypogammaglobulinemie geassocieerd met terugkerende infecties bij
patiënten die mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met andere immunosuppressiva. In sommige
van deze gevallen resulteerde het overstappen van mycofenolaatmofetil naar een ander
immunosuppressivum in het terugkeren van de IgG-waarden in serum naar normaal niveau. Patiënten
4
die mycofenolaatmofetil gebruiken en die terugkerende infecties ontwikkelen moeten hun serum-
immunoglobulinewaarden laten bepalen. In het geval van een aanhoudende, klinisch relevante
hypogammaglobulinemie moet passend medisch ingrijpen worden overwogen, waarbij rekening moet
worden gehouden met het potente cytostatische effect dat mycofenolzuur heeft op T- en B-lymfocyten.
Er zijn meldingen gepubliceerd van bronchiëctasie bij volwassenen en kinderen die
mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met andere immunosuppressiva. In sommige van deze
gevallen resulteerde het overstappen van mycofenolaatmofetil naar een ander immunosuppressivum in
een verbetering van de respiratoire symptomen. Het risico op bronchiëctasie kan samenhangen met
hypogammaglobulinemie of met een direct effect op de longen. Er zijn ook geïsoleerde meldingen van
interstitiële longziekte en pulmonaire fibrose, in sommige gevallen met fatale afloop (zie rubriek 4.8).
Het wordt aanbevolen dat patiënten die aanhoudende pulmonaire symptomen ontwikkelen, zoals hoest
en dyspneu, worden onderzocht.
Bloed en immuunsysteem
Patiënten die met Mycofenolaatmofetil Teva behandeld worden, dienen te worden gecontroleerd op
neutropenie die gerelateerd kan zijn aan Mycofenolaatmofetil Teva zelf, co-medicatie, virale infecties
of een combinatie van deze factoren. Bij patiënten die Mycofenolaatmofetil Teva krijgen toegediend,
dient eenmaal per week gedurende de eerste maand het complete bloedbeeld te worden bepaald en
vervolgens twee keer per maand gedurende de tweede en derde maand van de behandeling, daarna
maandelijks gedurende het eerste jaar. Indien neutropenie optreedt (absoluut aantal neutrofielen
<°1,3 x 10
3
/µl), kan het aangewezen zijn de toediening van Mycofenolaatmofetil Teva te onderbreken
of te stoppen.
Bij patiënten die met mycofenolaatmofetil in combinatie met andere immunosuppressiva werden
behandeld, zijn gevallen van
Pure Red Cell Aplasia
(PRCA) gemeld. Het mechanisme van
mycofenolaatmofetil geïnduceerde PRCA is onbekend. PRCA zou kunnen verdwijnen door verlaging
van de dosis of het staken van de Mycofenolaatmofetil Teva therapie. Wijzigingen in de
Mycofenolaatmofetil Teva therapie mogen alleen worden uitgevoerd onder strikt toezicht bij
ontvangers van een transplantaat om zo het risico op orgaanafstoting te minimaliseren (zie
rubriek 4.8).
Patiënten die met Mycofenolaatmofetil Teva behandeld worden, dienen geïnstrueerd te worden om
onmiddellijk elke aanwijzing voor een infectie, onverwachte blauwe plekken, bloedingen of elke
andere uiting van beenmergfalen te melden.
Patiënten dienen erop gewezen te worden dat tijdens de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
vaccinaties minder effectief kunnen zijn en het gebruik van levend verzwakt vaccin dient vermeden te
worden (zie rubriek 4.5). Influenzavaccinatie kan van waarde zijn. Voorschrijvers worden verwezen
naar de nationale richtlijnen voor influenzavaccinatie.
Gastro-intestinaal
Mycofenolaatmofetil is in verband gebracht met een toegenomen incidentie van bijwerkingen van het
spijsverteringsstelsel, waaronder infrequente gevallen van gastro-intestinale ulceratie, bloedingen en
perforatie. Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van Mycofenolaatmofetil Teva aan patiënten
met een ernstige, actieve ziekte van het spijsverteringsstelsel.
Mycofenolaatmofetil Teva is een inosine monofosfaat dehydrogenase (IMPDH) remmer. Daarom
moet het vermeden worden bij patiënten met de zeldzame hereditaire deficiëntie van hypoxanthine-
guanine-fosforibosyl-transferase (HGPRT) zoals het Lesch-Nyhan- en het Kelley-Seegmiller
syndroom.
5
Interacties
Voorzichtigheid is geboden wanneer bij een combinatietherapie die immunosuppressiva bevat die
interfereren met de enterohepatische recirculatie van MPA, bijv. ciclosporine, overgestapt wordt naar
andere middelen die dit effect niet hebben, bijv. tacrolimus, sirolimus, belatacept, of vice versa,
aangezien dit een verandering in de blootstelling aan MPA kan veroorzaken. Middelen die interfereren
met de enterohepatische cyclus van MPA (bijv. colestyramine, antibiotica) moeten met
voorzichtigheid worden gebruikt vanwege hun potentieel om de plasmaspiegels en de werkzaamheid
van mycofenolaatmofetil te verminderen (zie ook rubriek 4.5). Controle van de therapeutische
concentraties van MPA kan wenselijk zijn als er naar een andere combinatietherapie wordt overgestapt
(bijv. van ciclosporine naar tacrolimus of vice versa) of om adequate immuunsuppressie te waarborgen
bij patiënten met een hoog immunologisch risico (bijv. risico van afstoting, behandeling met
antibiotica, het toevoegen of staken van geneesmiddelen die een interactie aangaan).
Het wordt aanbevolen mycofenolaatmofetil niet gelijktijdig met azathioprine toe te dienen omdat een
dergelijke combinatie niet is onderzocht.
De baten/risico-verhouding van mycofenolaatmofetil in combinatie met sirolimus is niet vastgesteld
(zie ook rubriek 4.5).
Speciale populaties
Oudere patiënten kunnen een verhoogd risico hebben op bijwerkingen zoals bepaalde infecties
(waaronder weefselinvasieve cytomegalovirusinfectie) en mogelijk gastro-intestinale bloedingen en
pulmonair oedeem, vergeleken met jongere personen (zie rubriek 4.8).
Teratogene effecten
Bij mensen heeft mycofenolaat krachtige teratogene effecten. Spontane abortus (incidentie 45% tot
49%) en congenitale misvormingen (geschatte incidentie 23% tot 27%) zijn gemeld na blootstelling
aan mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap. Daarom is Mycofenolaatmofetil Teva gecontra-
indiceerd tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte alternatieve behandelingen zijn om
transplantaatafstoting te voorkomen. Vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden, moeten
worden gewezen op de risico’s en moeten de in rubriek 4.6 beschreven aanbevelingen (waaronder
anticonceptiemethoden, zwangerschapstesten) volgen zowel vóór, tijdens als na de behandeling met
mycofenolaat. Artsen moeten ervoor zorgen dat vrouwen die mycofenolaat gebruiken, zowel het risico
op schadelijke effecten voor de baby begrijpen, alsook de noodzaak van effectieve anticonceptie en de
noodzaak om onmiddellijk contact op te nemen met hun arts bij een mogelijke zwangerschap.
Anticonceptie (zie rubriek 4.6)
Vanwege solide klinisch bewijs van een hoog risico op abortus en congenitale misvormingen bij
gebruik van mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap, moet al het mogelijke gedaan worden om
een zwangerschap te voorkomen tijdens de behandeling. Daarom moeten vrouwen die zwanger
kunnen worden, ten minste één effectieve vorm van anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.3) vóór,
tijdens en gedurende 6 weken na beëindiging van de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva,
tenzij onthouding de gekozen vorm van anticonceptie is. Gelijktijdig gebruik van twee verschillende
vormen van anticonceptie heeft de voorkeur om de kans op onbedoelde zwangerschap te verkleinen.
Voor advies over anticonceptie voor mannen, zie rubriek 4.6.
Risicominimalisatiematerialen
Om patiënten te ondersteunen in het vermijden van blootstelling van de foetus aan mycofenolaat en
hen te voorzien van additionele belangrijke risico-informatie zal de vergunninghouder
risicominimalisatiematerialen verstrekken aan beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. De
risicominimalisatiematerialen zullen de waarschuwingen in het kader van de teratogeniteit van
6
mycofenolaat benadrukken, advies geven over anticonceptie voor het starten van de behandeling en
informatie geven over de noodzaak om zwangerschapstesten uit te voeren. De arts moet de complete
patiënteninformatie over zowel het risico van teratogeniteit als de zwangerschapspreventiemaatregelen
overhandigen aan vrouwen die zwanger kunnen worden en, indien nodig, aan mannelijke patiënten.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
Patiënten mogen geen bloed doneren tijdens de behandeling of tot ten minste 6 weken na het stoppen
met mycofenolaat. Mannen mogen geen sperma doneren tijdens de behandeling of gedurende
90 dagen na het stoppen met mycofenolaat.
Hulpstof
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per harde capsule, dat wil zeggen dat het
in wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Aciclovir
Bij co-medicatie van mycofenolaatmofetil en aciclovir zijn hogere aciclovir-plasmaconcentraties
waargenomen, dan werden gezien bij aciclovir afzonderlijk. De veranderingen in de farmacokinetiek
van MPAG (MPAG is toegenomen met 8%) waren minimaal en worden niet als klinisch relevant
beschouwd. Omdat zowel de MPAG-plasmaconcentraties (de fenolglucuronide van MPA) als de
aciclovirconcentratie verhoogd is bij een verminderde nierfunctie bestaat de mogelijkheid dat
mycofenolaatmofetil en aciclovir of de prodrugs ervan, bijv. valaciclovir, elkaar beconcurreren wat
betreft tubulaire uitscheiding, waardoor verdere stijgingen van de concentraties van beide
geneesmiddelen kunnen optreden.
Antacida en protonpompremmers (PPI’s)
Een verminderde blootstelling aan MPA is waargenomen wanneer antacida, zoals magnesium- en
aluminiumhydroxides, en PPI’s, waaronder lansoprazol en pantoprazol, werden toegediend samen met
mycofenolaatmofetil. Wanneer het percentage transplantaatafstotingen of transplantaatverliezen werd
vergeleken tussen mycofenolaatmofetil -patiënten die PPI’s gebruikten ten opzichte van
mycofenolaatmofetil -patiënten die geen PPI’s gebruikten, werden geen significante verschillen
gezien. Deze gegevens ondersteunen de extrapolatie van deze bevinding naar alle antacida, omdat de
reductie in de blootstelling aanzienlijk minder is wanneer mycofenolaatmofetil tegelijk wordt
toegediend met magnesium- en aluminiumhydroxides dan wanneer mycofenolaatmofetil tegelijk
wordt toegediend met PPI’s.
Geneesmiddelen die de enterohepatische kringloop beïnvloeden (bijv. colestyramine, ciclosporine A,
antibiotica)
Voorzichtigheid dient betracht te worden bij geneesmiddelen die invloed hebben op de
enterohepatische kringloop, vanwege een mogelijk verminderde werkzaamheid van
mycofenolaatmofetil.
Colestyramine
Na toediening van een enkelvoudige dosis mycofenolaatmofetil van 1,5 g aan normale gezonde
vrijwilligers, die waren voorbehandeld met driemaal daags 4 g colestyramine gedurende 4 dagen, trad
er een 40% reductie van de AUC (´area under the curve´) van MPA op (zie rubriek 4.4 en rubriek 5.2).
Er dient voorzichtigheid betracht te worden tijdens gelijktijdige toediening vanwege een mogelijk
verminderde werkzaamheid van mycofenolaatmofetil.
Ciclosporine A
De farmacokinetiek van ciclosporine A (CsA) wordt niet beïnvloed door mycofenolaatmofetil. Als de
gelijktijdige behandeling met CsA wordt beëindigd, dient daarentegen rekening te worden gehouden
met een toename in de MPA AUC van ongeveer 30%. CsA interfereert met de enterohepatische
recirculatie van MPA, wat resulteert in een verminderde blootstelling aan MPA met 30-50% bij
7
niertransplantatiepatiënten behandeld met mycofenolaatmofetil en CsA in vergelijking met patiënten
die sirolimus of belatacept en vergelijkbare doses mycofenolaatmofetil kregen (zie ook rubriek 4.4).
Omgekeerd moeten veranderingen in de blootstelling aan MPA worden verwacht wanneer patiënten
worden overgezet van CsA naar een van de immunosuppressiva die niet met de enterohepatische
cyclus van MPA interfereren.
Antibiotica die β-glucuronidase-producerende
bacteriën in het darmkanaal elimineren (bijv.
aminoglycoside-, cefalosporine-, fluoroquinolon- en penicilline-antibiotica) kunnen interfereren met
de enterohepatische recirculatie van MPAG/MPA, met een verminderde systemische blootstelling aan
MPA tot gevolg. Informatie over de volgende antibiotica is beschikbaar:
Ciprofloxacine of amoxicilline met clavulaanzuur
In de dagen onmiddellijk na de start van orale ciprofloxacine of amoxicilline met clavulaanzuur is een
afname van de dalspiegel MPA van ongeveer 50% gemeld bij niertransplantatiepatiënten. Dit effect
leek te verminderen bij voortzetting van het antibioticumgebruik en verdween binnen een paar dagen
na het staken van het antibioticumgebruik. De verandering van dalspiegels is geen accurate weergave
van veranderingen in de totale blootstelling aan MPA. Daarom is bij afwezigheid van klinisch bewijs
van transplantaatdysfunctie een aanpassing van de dosering van mycofenolaatmofetil normaal
gesproken niet noodzakelijk. Nauwlettende klinische controle dient echter plaats te vinden tijdens en
vlak na de antibioticumbehandeling.
Norfloxacine en metronidazol
Bij gezonde vrijwilligers werd geen significante interactie gezien wanneer mycofenolaatmofetil
gelijktijdig werd gebruikt met norfloxacine dan wel metronidazol. Echter, de combinatie van
norfloxacine en metronidazol verlaagde de blootstelling aan MPA met ongeveer 30% na een
enkelvoudige dosis mycofenolaatmofetil.
Trimethoprim/sulfamethoxazol
Er is geen invloed op de biologische beschikbaarheid van MPA waargenomen.
Geneesmiddelen die glucuronidering beïnvloeden (bijv. isavuconazol, telmisartan)
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die de glucuronidering van MPA beïnvloeden kan de
blootstelling aan MPA veranderen. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer deze geneesmiddelen
gelijktijdig met mycofenolaatmofetil toegediend worden.
Isavuconazol
Een verhoging van de blootstelling aan MPA (AUC
0-∞
) van 35% werd gezien bij gelijktijdig gebruik
van isavuconazol.
Telmisartan
Gelijktijdige toediening van telmisartan en mycofenolaatmofetil resulteerde in een verlaging van
ongeveer 30% in de concentratie MPA. Telmisartan verandert de eliminatie van MPA door de
expressie van PPAR gamma (peroxisoomproliferatorgeactiveerde receptor gamma) te verhogen, wat
vervolgens resulteert in een verhoogde uridinedifosfaatglucuronyltransferase isoform 1A9 (UGT1A9)-
expressie en -activiteit. Wanneer het percentage transplantaatafstotingen, het percentage
transplantaatverliezen of de bijwerkingenprofielen werden vergeleken tussen patiënten die
mycofenolaatmofetil gelijktijdig met of zonder telmisartan gebruiken, werden er geen klinische
consequenties gezien van deze farmacokinetische geneesmiddelinteractie.
Ganciclovir
Op grond van de resultaten uit een onderzoek met een enkelvoudige toediening van de aanbevolen
doses van oraal mycofenolaatmofetil en intraveneus ganciclovir en van de bekende effecten van
nierinsufficiëntie op de farmacokinetiek van mycofenolaatmofetil (zie rubriek 4.2) en ganciclovir, kan
worden verwacht dat de gecombineerde toediening van deze middelen (die competitief zijn voor
renale tubulaire uitscheidingsmechanismen) zal leiden tot een toename van de concentratie van MPAG
en ganciclovir. Een wezenlijke verandering van de farmacokinetiek van MPA wordt niet verwacht en
aanpassing van de dosis van mycofenolaatmofetil is niet vereist. Bij patiënten met nierinsufficiëntie,
8
aan wie Mycofenolaatmofetil Teva en ganciclovir of de prodrugs ervan, bijv. valganciclovir, samen
worden toegediend, dienen de aanbevelingen voor de dosis van ganciclovir in acht te worden genomen
en de patiënten dienen nauwkeurig te worden gevolgd.
Orale anticonceptiva
De farmacodynamiek en de farmacokinetiek van orale anticonceptiva werden niet beïnvloed, op
klinisch relevant niveau, door gelijktijdige toediening van mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 5.2)
Rifampicine
Bij patiënten die geen ciclosporine gebruiken, resulteerde gelijktijdige behandeling met
mycofenolaatmofetil en rifampicine in een afgenomen blootstelling aan MPA (AUC
0-12h
) van 18% tot
70%. Het wordt daarom aanbevolen om de MPA-spiegels te controleren en de Mycofenolaatmofetil
Teva dosering aan te passen om klinische werkzaamheid te behouden wanneer rifampicine gelijktijdig
wordt gebruikt.
Sevelameer
Na gelijktijdig gebruik van mycofenolaatmofetil en sevelameer werd een afname in MPA C
max
en
AUC
0-12h
gezien van respectievelijk 30% en 25%, zonder klinische consequenties (bijv.
orgaanafstoting). Desondanks wordt echter aangeraden om Mycofenolaatmofetil Teva minstens 1 uur
voor of 3 uur na inname van sevelameer in te nemen of toe te dienen, om het effect op de absorptie
van MPA te minimaliseren. Er zijn geen gegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van
mycofenolaatmofetil met andere fosfaatbinders dan sevelameer.
Tacrolimus
Bij levertransplantatiepatiënten, die na de transplantatie mycofenolaatmofetil en tacrolimus
gebruikten, bleken de AUC en C
max
van MPA, de actieve metaboliet van mycofenolaatmofetil, niet
significant beïnvloed te worden door gelijktijdig gebruik van tacrolimus. Daarentegen was er een
toename van ongeveer 20% in de AUC van tacrolimus wanneer meervoudige doses
mycofenolaatmofetil (1,5 g tweemaal daags,´s ochtends en ´s avonds) werden toegediend aan
levertransplantatiepatiënten die tacrolimus kregen. Bij niertransplantatiepatiënten bleek de
tacrolimusconcentratie echter niet te veranderen door mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 4.4).
Levend vaccin
Levend vaccin dient niet aan patiënten met een verminderde immuunrespons te worden toegediend.
De antilichaamreactie op andere vaccins kan afnemen (zie ook rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Interactiestudies zijn alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Potentiële interactie
Bij gelijktijdige toediening van probenecide en mycofenolaatmofetil bij apen is de AUC van MPAG
3-voudig verhoogd. Andere stoffen die in de niertubuli worden uitgescheiden kunnen derhalve
concurreren met MPAG en daardoor kunnen de plasmaconcentraties van MPAG of van deze andere
stoffen worden verhoogd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Zwangerschap moet vermeden worden tijdens gebruik van mycofenolaat. Daarom moeten vrouwen
die zwanger kunnen worden, ten minste één effectieve vorm van anticonceptie gebruiken (zie
rubriek 4.3) vóór, tijdens en gedurende 6 weken na beëindiging van de behandeling met
Mycofenolaatmofetil Teva, tenzij onthouding de gekozen vorm van anticonceptie is. Gelijktijdig
gebruik van twee verschillende vormen van anticonceptie heeft de voorkeur.
9
Zwangerschap
Mycofenolaatmofetil Teva is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte
alternatieve behandeling is om transplantaatafstoting te voorkomen. De behandeling mag niet gestart
worden zonder een negatieve uitslag van een zwangerschapstest om onopzettelijk gebruik tijdens de
zwangerschap uit te sluiten.
Vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden, moeten worden gewezen op het toegenomen
risico van zwangerschapsafbreking en congenitale misvormingen bij het begin van de behandeling en
moeten voorlichting krijgen over zwangerschapspreventie en -planning.
Vóór het starten van de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva moeten vrouwen die zwanger
kunnen worden, een negatieve uitslag hebben van twee serum- of urinezwangerschapstesten met een
gevoeligheid van ten minste 25 mIE/ml om onopzettelijke blootstelling van een embryo aan
mycofenolaat uit te sluiten. Aanbevolen wordt om de tweede test 8 – 10 dagen na de eerste test uit te
voeren. Indien het bij transplantaten afkomstig van overleden donoren niet mogelijk is om tussen twee
testen een wachttijd van 8-10 dagen aan te houden voordat de behandeling start, moet onmiddellijk
voor het starten van de behandeling een zwangerschapstest worden uitgevoerd, met een tweede test
8-10 dagen later. Zwangerschapstesten moeten herhaald worden indien klinisch geïndiceerd (bijv. bij
vermelding van een onderbreking in het gebruik van anticonceptie). De resultaten van alle
zwangerschapstesten moeten besproken worden met de patiënt. Patiënten moeten de instructie krijgen
onmiddellijk hun arts te raadplegen in geval van zwangerschap.
Bij mensen heeft mycofenolaat krachtige teratogene effecten, met een verhoogd risico op spontane
abortus en congenitale misvormingen bij blootstelling tijdens de zwangerschap:
•
Spontane abortus is gemeld bij 45-49% van de zwangere vrouwen die blootgesteld werden aan
mycofenolaatmofetil, vergeleken met een gemelde incidentie van 12-33% bij patiënten die een
orgaantransplantatie hadden ondergaan en die behandeld werden met immunosuppressiva anders
dan mycofenolaatmofetil.
•
Meldingen in de literatuur laten zien dat misvormingen voorkwamen bij 23 tot 27% van de
levendgeborenen na blootstelling van vrouwen aan mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap
(vergeleken met 2 tot 3% bij levendgeborenen in de algemene populatie en circa 4 tot 5% bij de
levendgeborenen van patiënten die een orgaantransplantatie hadden ondergaan en die behandeld
werden met immunosuppressiva anders dan mycofenolaatmofetil).
Na het op de markt brengen zijn congenitale misvormingen, inclusief meerdere misvormingen,
waargenomen bij kinderen van patiënten die tijdens de zwangerschap blootgesteld zijn aan
mycofenolaat in combinatie met andere immunosuppressiva. De volgende misvormingen zijn het
meest gemeld:
•
Afwijkingen van het oor (bijv. afwijkend gevormd of niet aanwezig uitwendig oor), atresie van de
uitwendige gehoorgang (middenoor);
•
Aangezichtsmisvormingen zoals hazenlip, gespleten verhemelte, micrognathia en hypertelorisme
van de oogkassen;
•
Afwijkingen van het oog (bijv. coloboma);
•
Congenitale hartaandoeningen zoals atriale en ventriculaire septumdefecten;
•
Misvormingen van de vingers (bijv. polydactylie, syndactylie);
•
Tracheo-oesofageale misvormingen (bijv. slokdarmatresie);
•
Misvormingen van het zenuwstelsel zoals spina bifida;
•
Nierafwijkingen.
Tevens zijn er incidenteel meldingen gedaan van de volgende misvormingen:
•
Microftalmie;
•
Congenitale choroïdplexuscyste;
•
Agenesie van het septum pellucidum;
•
Agenesie van de reukzenuw.
10
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
Borstvoeding
Onderzoeken hebben aangetoond dat mycofenolaatmofetil in melk van ratten wordt uitgescheiden. Het
is echter niet bekend of deze stof bij de mens in de moedermelk wordt uitgescheiden. Vanwege de
mogelijkheid van ernstige bijwerkingen door mycofenolaatmofetil bij kinderen die borstvoeding
krijgen, is Mycofenolaatmofetil Teva gecontra-indiceerd bij vrouwen die borstvoeding geven. (zie
rubriek 4.3)
Mannen
De beperkte beschikbare klinische gegevens laten geen verhoogd risico op misvormingen of
miskramen zien na paternale blootstelling aan mycofenolaatmofetil.
Mycofenolzuur heeft krachtige teratogene effecten. Het is niet bekend of mycofenolzuur in het sperma
terechtkomt. Berekeningen op basis van dieronderzoek laten zien dat de maximale hoeveelheid
mycofenolzuur die bij vrouwen overgebracht zou kunnen worden zo laag is dat het waarschijnlijk geen
effect zou hebben. In dieronderzoek is aangetoond dat mycofenolaat genotoxisch is bij iets hogere
concentraties dan de therapeutische blootstellingen bij de mens, waardoor het risico van genotoxische
effecten op spermacellen niet volledig kan worden uitgesloten.
Daarom worden de volgende voorzorgsmaatregelen aanbevolen: seksueel actieve mannelijke patiënten
of hun vrouwelijke partners moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens behandeling van de
mannelijke patiënt en gedurende ten minste 90 dagen na beëindiging van de behandeling met
mycofenolaatmofetil. Vruchtbare mannelijke patiënten moeten op de hoogte gebracht worden van de
potentiele risico’s van het verwekken van een kind en moeten deze bespreken met een ervaren
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg.
Vruchtbaarheid
Mycofenolaatmofetil had geen effect op de vruchtbaarheid van mannelijke ratten bij orale doses tot
20 mg/kg/dag. De systemische blootstelling bij deze dosis komt overeen met 2 - 3 maal de klinische
blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en met
1,3 - 2 maal de klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij
harttransplantatiepatiënten. In een onderzoek naar de vrouwelijke vruchtbaarheid en voortplanting bij
ratten veroorzaakten orale doses van 4,5 mg/kg/dag misvormingen (inclusief anoftalmie, agnathie en
hydrocefalie) in de eerste generatie nakomelingen in afwezigheid van toxiciteit bij het moederdier. De
systemische blootstelling bij deze dosis was ongeveer 0,5 maal de klinische blootstelling bij de
aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en ongeveer 0,3 maal de
klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij harttransplantatiepatiënten. Er
was geen duidelijk effect op vruchtbaarheids- of voortplantingsparameters bij de moederdieren noch
bij de volgende generatie.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Mycofenolaatmofetil heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen.
Mycofenolaatmofetil kan slaperigheid, verwardheid, duizeligheid, tremors of hypotensie veroorzaken
en daarom moet patiënten worden geadviseerd voorzichtig te zijn bij het rijden of bedienen van
machines.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Diarree (tot 52,6%), leukopenie (tot 45,8%), bacteriële infecties (tot 39,9%) en braken (tot 39,1%)
waren enkele van de meest voorkomende en/of meest ernstige bijwerkingen die in verband werden
11
gebracht met het gebruik van mycofenolaatmofetil in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden.
Er zijn ook aanwijzingen voor een verhoogde frequentie van bepaalde soorten infecties (zie
rubriek 4.4).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen van de klinische onderzoeken en sinds het in de handel brengen worden per
MedDRA-systeem/orgaanklasse met corresponderende frequenties vermeld in tabel 1. De
corresponderende frequentiecategorieën voor elke bijwerking zijn gebaseerd op de volgende
conventie: zeer vaak
(≥1/10), vaak (≥1/100, <1/10), soms (≥1/1.000, <1/100), zelden (≥1/10.000,
<1/1.000) en zeer zelden (<1/10.000). Gezien de grote verschillen in de frequenties van bepaalde
bijwerkingen tussen de verschillende transplantatie-indicaties worden de frequenties voor nier-,
lever- en harttransplantatiepatiënten apart weergegeven.
Tabel 1
Bijwerkingen
Niertransplantatie
Levertransplantatie
Harttransplantatie
Bijwerking
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Frequentie
Frequentie
Frequentie
Infecties en parasitaire aandoeningen
Bacteriële infecties
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Schimmelinfecties
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Protozoaire infecties
Soms
Soms
Soms
Virale infecties
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen)
Benigne neoplasmata van de
Vaak
Vaak
Vaak
huid
Lymfoom
Soms
Soms
Soms
Lymfoproliveratieve
Soms
Soms
Soms
aandoeningen
Neoplasma
Vaak
Vaak
Vaak
Huidkanker
Vaak
Soms
Vaak
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Anemie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pure Red Cell Aplasia
(PRCA) Soms
Soms
Soms
Beenmergfalen
Soms
Soms
Soms
Ecchymose
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Leukocytose
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Leukopenie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pancytopenie
Vaak
Vaak
Soms
Pseudolymfoom
Soms
Soms
Vaak
Trombocytopenie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Acidose
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Hypercholesterolemie
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Hyperglykemie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hyperkaliëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hyperlipidemie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Hypocalciëmie
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Hypokaliëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypomagnesiëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypofosfatemie
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Hyperurikemie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Jicht
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Gewichtsafname
Vaak
Vaak
Vaak
12
Bijwerking
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Niertransplantatie
Frequentie
Levertransplantatie
Frequentie
Harttransplantatie
Frequentie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Soms
Vaak
Zeer vaak
Soms
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer zelden
Zeer vaak
Soms
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Soms
Vaak
Psychische stoornissen
Verwarde toestand
Vaak
Zeer vaak
Depressie
Vaak
Zeer vaak
Slapeloosheid
Vaak
Zeer vaak
Agitatie
Soms
Vaak
Angst
Vaak
Zeer vaak
Abnormaal denken
Soms
Vaak
Zenuwstelselaandoeningen
Duizeligheid
Vaak
Zeer vaak
Hoofdpijn
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypertonie
Vaak
Vaak
Paresthesie
Vaak
Zeer vaak
Slaperigheid
Vaak
Vaak
Tremor
Vaak
Zeer vaak
Convulsie
Vaak
Vaak
Dysgeusie
Soms
Soms
Hartaandoeningen
Tachycardie
Vaak
Zeer vaak
Bloedvataandoeningen
Hypertensie
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypotensie
Vaak
Zeer vaak
Lymfokèle
Soms
Soms
Veneuze trombose
Vaak
Vaak
Vasodilatatie
Vaak
Vaak
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Bronchiëctasie
Soms
Soms
Hoest
Zeer vaak
Zeer vaak
Dyspneu
Zeer vaak
Zeer vaak
Interstitiële longziekte
Soms
Zeer zelden
Pleurale effusie
Vaak
Zeer vaak
Longfibrose
Zeer zelden
Soms
Maagdarmstelselaandoeningen
Abdominale distensie
Vaak
Zeer vaak
Abdominale pijn
Zeer vaak
Zeer vaak
Colitis
Vaak
Vaak
Constipatie
Zeer vaak
Zeer vaak
Verminderde eetlust
Vaak
Zeer vaak
Diarree
Zeer vaak
Zeer vaak
Dyspepsie
Zeer vaak
Zeer vaak
Oesofagitis
Vaak
Vaak
Oprisping
Soms
Soms
Flatulentie
Vaak
Zeer vaak
Gastritis
Vaak
Vaak
Gastro-intestinale bloeding
Vaak
Vaak
Gastro-intestinale zweer
Vaak
Vaak
Tandvleeshyperplasie
Vaak
Vaak
Ileus
Vaak
Vaak
Mondulceratie
Vaak
Vaak
Nausea
Zeer vaak
Zeer vaak
Pancreatitis
Soms
Vaak
Stomatitis
Vaak
Vaak
13
Bijwerking
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Niertransplantatie
Frequentie
Zeer vaak
Levertransplantatie
Frequentie
Zeer vaak
Harttransplantatie
Frequentie
Zeer vaak
Vaak
Zeer zelden
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Soms
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Soms
Braken
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheid
Soms
Vaak
Hypogammaglobulinemie
Soms
Zeer zelden
Lever- en galaandoeningen
Verhoogd alkalische fosfatase
Vaak
Vaak
in bloed
Verhoogd
Vaak
Soms
lactaatdehydrogenase in bloed
Verhoogde leverenzymen
Vaak
Zeer vaak
Hepatitis
Vaak
Zeer vaak
Hyperbilirubinemie
Vaak
Zeer vaak
Geelzucht
Soms
Vaak
Huid- en onderhuidaandoeningen
Acne
Vaak
Vaak
Alopecia
Vaak
Vaak
Rash
Vaak
Zeer vaak
Huidhypertrofie
Vaak
Vaak
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Artralgie
Vaak
Vaak
Spierzwakte
Vaak
Vaak
Nier- en urinewegaandoeningen
Verhoogd creatinine in bloed
Vaak
Zeer vaak
Verhoogd ureum in bloed
Soms
Zeer vaak
Hematurie
Zeer vaak
Vaak
Verminderde nierfunctie
Vaak
Zeer vaak
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Asthenie
Zeer vaak
Zeer vaak
Rillingen
Vaak
Zeer vaak
Oedeem
Zeer vaak
Zeer vaak
Hernia
Vaak
Zeer vaak
Malaise
Vaak
Vaak
Pijn
Vaak
Zeer vaak
Pyrexie
Zeer vaak
Zeer vaak
De novo purine synthesis
Soms
Soms
inhibitors associated acute
inflammatory syndrome
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Maligniteiten
Bij patiënten die immunosuppressieve behandelingen ondergaan, waarbij een combinatie van
geneesmiddelen is betrokken waaronder mycofenolaatmofetil, bestaat een toegenomen risico van
lymfomen en andere maligniteiten, vooral van de huid (zie rubriek 4.4). Vergeleken met de gegevens
over 1 jaar lieten de veiligheidsgegevens over 3 jaar bij nier- en harttransplantatiepatiënten geen
onverwachte veranderingen zien in de incidentie van maligniteiten. Levertransplantatiepatiënten
werden ten minste gedurende 1 jaar maar minder dan 3 jaar gevolgd.
Infecties
Alle patiënten die met immunosuppressiva worden behandeld, hebben een verhoogd risico op
bacteriële, virale en schimmelinfecties (waarvan sommige een fatale afloop kunnen hebben),
waaronder infecties veroorzaakt door opportunistische agentia en reactivatie van latente virussen. Het
14
risico neemt toe met de totale immunosuppressieve belasting (zie rubriek 4.4). De meest ernstige
infecties waren sepsis, peritonitis, meningitis, endocarditis, tuberculose en atypische mycobacteriële
infecties. In vergelijkende klinische studies bij nier-, hart- en levertransplantatiepatiënten die
gedurende ten minste 1 jaar werden gevolgd, werd mycofenolaatmofetil toegediend (2 g of 3 g per
dag) in combinatie met andere immunosuppressiva; bij deze patiënten waren de meest voorkomende
opportunistische infecties candida mucocutaneus, cytomegalovirus (CMV)-viremie/syndroom en
Herpes simplex. Het aandeel van patiënten met CMV-viremie/syndroom was 13,5%.
Gevallen van BK-virus geassocieerde nefropathie, alsmede gevallen van JC-virus geassocieerde
progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zijn gemeld bij patiënten die met
immunosuppressiva, waaronder mycofenolaatmofetil, behandeld werden.
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Cytopenieën, waaronder leukopenie, anemie, trombocytopenie en pancytopenie, zijn bekende risico’s
geassocieerd met mycofenolaatmofetil en kunnen leiden tot of bijdragen aan het ontstaan van infecties
en bloedingen (zie rubriek 4.4). Agranulocytose en neutropenie zijn gemeld; daarom wordt het
aangeraden om patiënten die mycofenolaatmofetil krijgen, regelmatig te controleren (zie rubriek 4.4).
Aplastische anemie en beenmergfalen zijn gemeld bij patiënten die met mycofenolaatmofetil
behandeld werden, waarvan sommige een fatale afloop hadden.
Gevallen van
Pure Red Cell Aplasia
(PRCA) zijn gemeld bij patiënten die met mycofenolaatmofetil
werden behandeld (zie rubriek 4.4).
Op zichzelf staande gevallen van morfologisch afwijkende neutrofielen, waaronder verworven Pelger-
Huët anomalie, zijn waargenomen bij patiënten die met mycofenolaatmofetil werden behandeld. Deze
veranderingen werden niet in verband gebracht met een verstoorde neutrofielenfunctie. Deze
veranderingen suggereren mogelijk een “left
shift”
(linksverschuiving) in de rijpheid van neutrofielen
bij hematologische onderzoeken, die abusievelijk geïnterpreteerd kan worden als een teken van
infectie bij immuungecompromitteerde patiënten, zoals patiënten die mycofenolaatmofetil krijgen.
Maagdarmstelselaandoeningen
De meest ernstige maagdarmstelselaandoeningen waren zweren en bloedingen, welke bekende risico’s
zijn die geassocieerd worden met mycofenolaatmofetil. Mond-, slokdarm-, maag-, duodenale en
intestinale zweren, vaak verergerd door bloedingen, alsmede hematemese, melena en gastritis en
colitis gepaard gaande met bloedingen werden vaak gemeld gedurende de klinische
registratieonderzoeken. De meest voorkomende maagdarmstelselaandoeningen waren echter diarree,
nausea en braken. Endoscopisch onderzoek bij patiënten met mycofenolaatmofetilgerelateerde diarree
liet op zichzelf staande gevallen van intestinale villusatrofie zien (zie rubriek 4.4).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, waaronder angioneurotisch oedeem en anafylactische reactie, zijn gemeld.
Zwangerschap, perinatale periode en puerperium
Gevallen van spontane abortus zijn gemeld bij patiënten die blootgesteld werden aan
mycofenolaatmofetil, voornamelijk tijdens het eerste trimester; zie rubriek 4.6.
Congenitale misvormingen
Na het op de markt brengen zijn congenitale misvormingen waargenomen bij kinderen van patiënten
die blootgesteld werden aan mycofenolaatmofetil in combinatie met andere immunosuppressiva; zie
rubriek 4.6.
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Er zijn geïsoleerde meldingen van interstitiële longziekte en longfibrose bij patiënten die met
mycofenolaatmofetil werden behandeld in combinatie met andere immunosuppressiva, in sommige
15
gevallen met fatale afloop. Er zijn ook meldingen geweest van bronchiëctasie bij kinderen en
volwassenen.
Immuunsysteemaandoeningen
Hypogammaglobulinemie is gemeld bij patiënten die mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met
andere immunosuppressiva.
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Oedeem, waaronder perifeer, gezichts- en scrotumoedeem, werd zeer vaak gemeld gedurende de
registratrieonderzoeken. Skeletspierpijn, zoals myalgie, en nek- en rugpijn werden ook zeer vaak
gemeld.
De novo purine synthesis inhibitors associated acute inflammatory syndrome
is beschreven op basis
van ervaring na het in de handel brengen als een paradoxale pro-inflammatoire reactie geassocieerd
met mycofenolaatmofetil en mycofenolzuur, gekenmerkt door koorts, artralgie, artritis, spierpijn en
verhoogde inflammatoire markers. Case reports in de literatuur beschreven snelle verbetering na het
stoppen met het geneesmiddel.
Speciale populaties
Pediatrische patiënten
In een klinische studie, waaraan 92 pediatrische patiënten van 2 tot 18 jaar deelnamen aan wie
600 mg/m
²
mycofenolaatmofetil tweemaal daags oraal werd toegediend, waren de aard en de
frequentie van de bijwerkingen in het algemeen vergelijkbaar met die welke werden waargenomen bij
volwassen patiënten aan wie 1 g mycofenolaatmofetil tweemaal daags werd toegediend. In
vergelijking met volwassenen kwamen de volgende behandelingsgerelateerde bijwerkingen echter
vaker voor in de pediatrische populatie, in het bijzonder bij kinderen onder de 6 jaar: diarree, sepsis,
leukopenie, anemie en infectie.
Ouderen
In het algemeen kunnen ouderen (≥ 65 jaar) een groter risico lopen op bijwerkingen ten gevolge van
immunosuppressie. In vergelijking met jongere personen kunnen ouderen die Mycofenolaatmofetil
Teva krijgen toegediend als onderdeel van een immunosuppressieve combinatietherapie, een verhoogd
risico lopen op bepaalde infecties (inclusief weefselinvasieve cytomegalovirusinfectie) en mogelijke
gastro-intestinale bloedingen en longoedeem.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Overdosering met mycofenolaatmofetil is gemeld in klinische studies en tijdens post-marketing
gebruik. Bij veel van deze incidenten werden geen bijwerkingen gemeld. In de gevallen waarbij wel
bijwerkingen werden gemeld, vielen deze binnen het bekende veiligheidsprofiel van het geneesmiddel.
Het is te verwachten dan een overdosis van mycofenolaatmofetil kan leiden tot overmatige suppressie
van het immuunsysteem met toegenomen gevoeligheid voor infecties en beenmergsuppressie (zie
rubriek 4.4). Indien neutropenie ontstaat, dient de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
onderbroken te worden of dient de dosering verlaagd te worden (zie rubriek 4.4).
Het valt niet te verwachten dat door hemodialyse significante hoeveelheden MPA of MPAG
verwijderd worden. Galzuurbinders, zoals colestyramine, kunnen MPA verwijderen door het
verminderen van de enterohepatische kringloop van het geneesmiddel (zie rubriek 5.2).
16
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: selectieve immunosupressiva, ATC-code: L04AA06
Werkingsmechanisme
Mycofenolaatmofetil is de 2-morfolino-ethylester van mycofenolzuur (MPA). MPA is een selectieve,
niet competitieve en reversibele remmer van IMPDH en remt daarom de “de
novo”-route
van
guanosinenucleotidesynthese zonder incorporatie in DNA. Omdat T- en B-lymfocyten sterk
afhankelijk zijn voor hun proliferatie van “de
novo”-synthese
van purines, terwijl andere celtypes
gebruik kunnen maken van de “salvage”-routes, heeft MPA groter cytostatisch effect op lymfocyten
dan op andere cellen.
Bovenop het remmen van IMPDH met als gevolg deprivatie van lymfocyten, heeft MPA ook invloed
op cellulaire
checkpoints
die verantwoordelijk zijn voor de metabolische programmering van
lymfocyten. Het is, met gebruik van humane CD4+ T-cellen, aangetoond dat door MPA
transcriptieactiviteiten in lymfocyten verschuiven van een proliferatieve staat naar katabole processen
die relevant zijn voor metabolisme en overleving en leiden tot een anergische staat van T-cellen,
waarbij de cellen niet meer reageren op hun specifieke antigenen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na orale toediening is mycofenolaatmofetil onderhevig aan snelle en extensieve absorptie en een
totaal presystemisch metabolisme tot de werkzame metaboliet MPA. Zoals is gebleken uit de
suppressie van de acute afstoting na niertransplantatie, is de immunosuppressieve werking van
mycofenolaatmofetil gecorreleerd aan de MPA-concentratie. De gemiddelde biologische
beschikbaarheid van oraal mycofenolaatmofetil, gebaseerd op de AUC van MPA is 94% in
verhouding tot intraveneus- mycofenolaatmofetil. Voedsel had geen effect op de mate van absorptie
(AUC van MPA) van mycofenolaatmofetil bij toediening, tweemaal daags, van doses van 1,5 g aan
niertransplantatiepatiënten. De C
max
van MPA was echter 40% lager in aanwezigheid van voedsel.
Mycofenolaatmofetil is na orale toediening systemisch niet meetbaar in het plasma.
Distributie
Door de enterohepatische kringloop worden secundaire verhogingen van de MPA-concentratie in
plasma gewoonlijk 6-12 uur na het tijdstip van toediening waargenomen. Het gelijktijdig toedienen
van colestyramine (4 g driemaal per dag) gaat samen met een reductie in de AUC van MPA van
ongeveer 40%, wat aangeeft dat er een significante mate van enterohepatische kringloop bestaat.
Bij klinisch relevante concentraties is MPA voor 97% gebonden aan plasma-albumine.
In de vroege post-transplantatieperiode (< 40 dagen na transplantatie) waren bij nier-, hart- en
levertransplantatiepatiënten de gemiddelde MPA-AUC’s ongeveer 30% lager en de C
max
ongeveer
40% lager in vergelijking met de late post-transplantatieperiode (3 - 6 maanden na transplantatie).
Biotransformatie
MPA wordt voornamelijk gemetaboliseerd door glucuronyltransferase (isovorm UGT1A9) tot het
inactieve fenolglucuronide van MPA (MPAG).
In vivo
wordt MPAG terug omgezet naar vrij MPA via
enterohepatische recirculatie. Er wordt ook een minder belangrijk acylglucuronide (AcMPAG)
gevormd. AcMPAG is farmacologisch actief en is mogelijk verantwoordelijk voor sommige van de
bijwerkingen van mycofenolaatmofetil (diarree, leukopenie).
Eliminatie
17
Een te verwaarlozen hoeveelheid van het middel (<°1% van de dosis) wordt als MPA uitgescheiden in
de urine. Bij orale toediening van radioactief gemerkt mycofenolaatmofetil werd de toegediende
volledige dosis teruggevonden: 93% van de toegediende dosis in de urine en 6% van de toegediende
dosis in de feces. Het merendeel (ongeveer 87%) van de toegediende dosis wordt in de urine
uitgescheiden als MPAG.
MPA en MPAG worden bij klinisch bereikte concentraties niet verwijderd door hemodialyse. Bij hoge
MPAG-plasmaconcentraties (>°100 µg/ml) worden echter kleine hoeveelheden MPAG verwijderd.
Door de enterohepatische kringloop van het middel te beïnvloeden, verminderen galzuursequestranten
zoals colestyramine de AUC van MPA (zie rubriek 4.9).
De eliminatie van MPA is afhankelijk van verschillende transporters. Organische aniontransporterende
polypeptides (OATP’s) en
“multidrug resistance-associated protein 2”(MRP2)
spelen een rol in de
eliminatie van MPA; isovormen van OATP, MRP2 en
“breast cancer resistance protein”
(BCRP) zijn
transporters die in verband worden gebracht met de uitscheiding van de glucuronides in de gal.
“Multidrug resistance protein 1”(MDR1)
kan MPA ook transporteren, maar de bijdrage hiervan lijkt
zich te beperken tot het absorptieproces. In de nier gaan MPA en de metabolieten ervan mogelijk een
interactie aan met renale organische aniontransporters.
De enterohepatische kringloop maakt het moeilijk de dispositie parameters van MPA nauwkeurig te
bepalen; alleen schijnbare waarden kunnen worden bepaald. Bij gezonde vrijwilligers en patiënten met
auto-immuunaandoeningen werden klaringswaarden van, bij benadering, respectievelijk 10,6 l/u en
8,27 l/u gezien, met een halfwaardetijd van 17 u. Bij patiënten met een transplantatie waren de
gemiddelde klaringswaarden hoger (bereik 11,9 - 34,9 l/u) en de halfwaardetijden korter (5 - 11 u),
met kleine verschillen tussen patiënten met nier-, lever- of harttransplantaties. Bij de individuele
patiënten variëren deze eliminatieparameters, afhankelijk van het soort comedicatie met andere
immunosuppressiva, tijd na transplantatie, plasma-albumineconcentraties en nierfunctie. Deze factoren
verklaren waardoor verminderde blootstelling wordt gezien wanneer mycofenolaatmofetil samen met
ciclosporine wordt toegediend (zie rubriek 4.5) en waardoor plasmaconcentraties de neiging hebben
toe te nemen in de loop van de tijd vergeleken met wat direct na transplantatie wordt gezien.
Speciale populaties
Verminderde nierfunctie
Bij een onderzoek van enkelvoudige doses (6 proefpersonen per groep) waren de gemiddelde plasma
MPA AUC, waargenomen bij patiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie
(glomerulaire filtratiesnelheid < 25 ml/min/1,73 m
2
), 28-75% hoger dan de gemiddelden bij normale,
gezonde personen of bij personen met een geringere verminderde nierfunctie. De gemiddelde
enkelvoudige dosis-AUC van MPAG was 3-6 keer hoger bij patiënten met een ernstig verminderde
nierfunctie dan bij personen met een licht verminderde nierfunctie of bij normale gezonde personen,
hetgeen overeenkomt met het bekende excretiepatroon van MPAG door de nieren. Meervoudige
dosering van mycofenolaatmofetil bij patiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie is
niet onderzocht. Er zijn geen gegevens beschikbaar over hart- of levertransplantatiepatiënten met een
ernstig chronisch verminderde nierfunctie.
Vertraagde niertransplantaatfunctie
Bij post-transplantatiepatiënten met een vertraagde niertransplantaatfunctie was de gemiddelde MPA-
AUC
0-12h
vergelijkbaar met die bij post-transplantatiepatiënten zonder een vertraagde
transplantaatfunctie. De gemiddelde MPAG-AUC
0-12h
was echter 2 - 3 maal hoger bij de patiënten met
een vertraagde transplantaatfunctie. Er kan een voorbijgaande toename van de vrije fractie en de
concentratie van plasma-MPA voorkomen bij patiënten met een vertraagde niertransplantaatfunctie.
Dosisaanpassing van Mycofenolaatmofetil Teva lijkt niet noodzakelijk te zijn.
Verminderde leverfunctie
Bij vrijwilligers met alcoholcirrose werd de hepatische glucuronidering van MPA relatief weinig
beïnvloed door de leverparenchymziekte. Effecten van een leveraandoening op deze processen hangen
waarschijnlijk af van de onderhavige ziekte. Leverziekte met voornamelijk biliaire schade, zoals
primaire biliaire cirrose, zou een ander effect kunnen vertonen.
18
Pediatrische patiënten
Farmacokinetische parameters werden geëvalueerd bij 49 kinderen (van 2 tot 18 jaar) die een
niertransplantatie hadden ondergaan en aan wie 600 mg/m
2
mycofenolaatmofetil tweemaal daags oraal
werd toegediend. De met deze dosis verkregen AUC-waarden van MPA waren gelijk aan die welke
werden gezien bij volwassen niertransplantatiepatiënten aan wie 1 g mycofenolaatmofetil tweemaal
daags in de vroege en late post-transplantatieperiode werd toegediend. De AUC-waarden van MPA
waren over beide groepen gelijk in de vroege en late post-transplantatieperiode.
Ouderen
Bij oudere patiënten (≥ 65 jaar) is vergeleken met jongere transplantatiepatiënten geen veranderde
farmacokinetiek van mycofenolaatmofetil en de metabolieten ervan waargenomen.
Patiënten die orale anticonceptiva gebruiken
In een studie, uitgevoerd bij 18 vrouwen (die geen transplantatie hadden ondergaan en geen andere
immunosuppressiva gebruikten), werd mycofenolaatmofetil (1 g tweemaal daags) gedurende 3
opeenvolgende cycli gelijktijdig toegediend met orale combinatieanticonceptiva die ethinylestradiol
(0,02 mg tot 0,04 mg) en levonorgestrel (0,05 mg tot 0,20 mg), desogestrel (0,15 mg) of gestodeen
(0,05 mg tot 0,10 mg) bevatten; er werd geen klinisch relevante invloed van mycofenolaatmofetil op
de ovulatie-remmende werking van de orale anticonceptiva aangetoond. De serumspiegels van
luteïniserend hormoon (LH), follikelstimulerend hormoon (FSH) en progesteron werden niet
significant beïnvloed. De farmacokinetiek van orale anticonceptiva werd niet, op klinisch relevant
niveau, beïnvloed door gelijktijdige toediening van mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 4.5).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In onderzoeksmodellen was mycofenolaatmofetil niet tumorverwekkend. De hoogste dosis in de
carcinogeniteitsonderzoeken bij dieren resulteerden in ongeveer 2 - 3 maal de systemische
blootstelling (AUC of C
max
) waargenomen bij niertransplantatiepatiënten bij de aanbevolen klinische
dosis van 2 g/dag en in 1,3 - 2 maal de systemische blootstelling (AUC of C
max
) waargenomen bij
harttransplantatiepatiënten bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag.
Twee genotoxiciteitstesten (in
vitro
muis lymfoomtest en
in vivo
muis beenmerg micronucleustest)
toonden aan dat mycofenolaatmofetil mogelijk chromosomale afwijkingen kan veroorzaken. Deze
effecten kunnen gerelateerd zijn aan de farmacodynamische werkwijze, d.w.z. remming van
nucleotidesynthese in gevoelige cellen. Andere
in vitro
testen ter bepaling van genmutatie lieten geen
genotoxische activiteit zien.
In onderzoeken naar teratologie bij ratten en konijnen trad foetale resorptie en misvorming op bij
ratten bij 6 mg/kg/dag (inclusief anoftalmie, agnathie en hydrocefalie) en bij konijnen bij
90 mg/kg/dag (inclusief cardiovasculaire en renale afwijkingen, zoals ectopia cordis en ectopische
nieren, hernia diafragmatica en hernia umbilicalis) in afwezigheid van toxiciteit bij het moederdier. De
systemische blootstelling bij deze waarden is ongeveer gelijk aan of minder dan 0,5 maal de klinische
blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en ongeveer
0,3 maal de klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij
harttransplantatiepatiënten (zie rubriek 4.6).
De hematopoëse- en lymfesystemen waren de belangrijkste aangetaste orgaansystemen in
toxicologische studies, uitgevoerd met mycofenolaatmofetil bij de rat, muis, hond en aap. Deze
verschijnselen kwamen voor bij niveaus van systemische blootstelling die gelijk aan of lager waren
dan de klinische blootstelling bij de aanbevolen dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten.
Gastro-intestinale verschijnselen werden waargenomen bij de hond bij systemische
blootstellingsniveaus gelijk aan of lager dan de klinische blootstelling bij de aanbevolen dosis. Gastro-
intestinale en renale verschijnselen samengaand met dehydratie werden eveneens waargenomen bij de
aap bij de hoogste dosis (systemische blootstellingsniveaus gelijk aan of groter dan klinische
blootstelling.) Het niet-klinische toxiciteitsprofiel van mycofenolaatmofetil lijkt overeen te komen met
19
de bijwerkingen die werden waargenomen in klinische studies bij de mens die nu gegevens over de
veiligheid verschaffen die relevanter zijn voor de patiëntenpopulatie (zie rubriek 4.8).
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Capsule inhoud
voorverstijfseld maïszetmeel (maïs)
povidon K-30
croscarmellosenatrium
magnesiumstearaat
Capsulewand
Kap
indigotine (E132)
titaniumdioxide (E171)
gelatine
Centraal deel
rood ijzeroxide (E172)
geel ijzeroxide (E172)
titaniumdioxide (E171)
gelatine
zwarte inkt bevat: schellak, zwart ijzeroxide (E172), propyleenglycol en kaliumhydroxide.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
3 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Transparante PVC/PVdC-aluminium blisterverpakkingen van 100 of 300 of 100 x 1 capsules per
omdoos.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
20
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/439/001 (100 capsules)
EU/1/07/439/002 (300 capsules)
EU/1/07/439/006 (100 x 1 capsules)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 februari 2008
Datum van laatste verlenging: 19 november 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
21
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Iedere tablet bevat 500 mg mycofenolaatmofetil.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tabletten (tablet)
Matte paarsgekleurde, ovale filmomhulde tabletten, met de opdruk “M500” aan de ene zijde en glad
aan de andere zijde.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Mycofenolaatmofetil Teva is geïndiceerd voor gebruik samen met ciclosporine en corticosteroïden als
profylaxe tegen acute orgaanafstoting bij patiënten die een allogene nier-, hart- of levertransplantatie
ondergaan.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient gestart en voortgezet te worden door een ter zake gekwalificeerde specialist in
transplantaties.
Dosering
Toepassing bij niertransplantaties
Volwassenen
De behandeling dient te worden begonnen binnen 72 uur na transplantatie. De aanbevolen dosis bij
niertransplantatiepatiënten is tweemaal daags 1 g (dagelijkse dosis 2 g).
Pediatrische patiënten van 2 tot 18 jaar
De aanbevolen dosis mycofenolaatmofetil is 600 mg/m
2
tweemaal daags oraal toegediend (tot een
maximum van 2 g per dag). Tabletten dienen uitsluitend te worden voorgeschreven bij patiënten met
een lichaamsoppervlak groter dan 1,5 m², met een dosis van tweemaal daags 1 g (dagelijkse dosis 2 g).
Omdat sommige bijwerkingen in vergelijking met volwassenen met een grotere frequentie optreden in
deze leeftijdsgroep (zie rubriek 4.8), kan een tijdelijke dosisverlaging of onderbreking vereist zijn; dit
maakt het noodzakelijk relevante klinische factoren, waaronder de ernst van de reactie, in aanmerking
te nemen.
Pediatrische patiënten jonger dan 2 jaar
Er zijn beperkte gegevens over de veiligheid en de werkzaamheid bij kinderen jonger dan 2 jaar. Die
zijn onvoldoende om een doseringsrichtlijn te geven en daarom wordt toepassing bij deze
leeftijdsgroep niet aanbevolen.
22
Toepassing bij harttransplantaties
Volwassenen
De behandeling dient te worden begonnen binnen 5 dagen na de harttransplantatie. De aanbevolen
dosis bij harttransplantatiepatiënten is tweemaal daags 1,5 g (dagelijkse dosis 3 g).
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over harttransplantaties bij kinderen.
Toepassing bij levertransplantaties
Volwassenen
Intraveneus mycofenolaatmofetil dient de eerste 4 dagen na de levertransplantatie te worden
toegediend; daarna dient de toediening van oraal Mycofenolaatmofetil Teva te worden begonnen zodra
dit kan worden verdragen. De aanbevolen dosering bij levertransplantatiepatiënten is tweemaal daags
1,5 g (dagelijkse dosis 3 g).
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over levertransplantaties bij kinderen.
Toepassing bij speciale populaties
Ouderen
De aanbevolen dosis van tweemaal daags 1 g bij niertransplantatiepatiënten en tweemaal daags 1,5 g
bij hart- of levertransplantatiepatiënten is ook geschikt voor ouderen.
Verminderde nierfunctie
Bij niertransplantatiepatiënten met ernstig chronisch verminderde nierfunctie (glomerulaire
filtratiesnelheid < 25 ml/min/1,73 m
2
) dienen, met uitzondering van de periode onmiddellijk na de
transplantatie, doses hoger dan tweemaal daags 1 g te worden vermeden. Deze patiënten dienen ook
zorgvuldig te worden geobserveerd. Aanpassing van de dosis is niet nodig bij patiënten met een
vertraagde niertransplantaatfunctie na operatie (zie rubriek 5.2). Er zijn geen gegevens beschikbaar
over hart- of levertransplantatiepatiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie.
Ernstig verminderde leverfunctie
Aanpassing van de dosis is niet nodig bij niertransplantatiepatiënten met ernstige parenchymale
leverziekte. Er zijn geen gegevens beschikbaar over harttransplantatiepatiënten met ernstige
parenchymale leverziekte.
Behandeling tijdens afstotingsepisodes
Mycofenolzuur (MPA) is de actieve metaboliet van mycofenolaatmofetil. Afstoting van het
niertransplantaat leidt niet tot veranderingen van de farmacokinetiek van MPA; een dosisverlaging of
een onderbreking van Mycofenolaatmofetil Teva is niet vereist. Er is geen grond voor dosisaanpassing
van Mycofenolaatmofetil Teva na afstoting van het harttransplantaat. Er zijn geen farmacokinetische
gegevens beschikbaar bij afstoting van het levertransplantaat.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de behandeling van eerste of refractaire afstoting bij
pediatrische transplantatiepatiënten.
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
Te nemen voorzorgen voorafgaand aan gebruik of toediening van het geneesmiddel
Omdat mycofenolaatmofetil teratogene effecten heeft laten zien bij ratten en konijnen mogen de
tabletten niet worden vermalen.
23
4.3
Contra-indicaties
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan patiënten die overgevoelig zijn voor
mycofenolaatmofetil, mycofenolzuur of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Overgevoeligheidsreacties op Mycofenolaatmofetil Teva zijn waargenomen (zie rubriek 4.8).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan vrouwen die zwanger kunnen worden en die
geen zeer effectieve anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.6).
Behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gestart worden bij vrouwen die zwanger kunnen
worden zonder een uitslag van een zwangerschapstest om onopzettelijk gebruik tijdens de
zwangerschap uit te sluiten (zie rubriek 4.6).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte
alternatieve behandeling is om orgaanafstoting te voorkomen (zie rubriek 4.6).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan vrouwen die borstvoeding geven (zie rubriek
4.6).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Neoplasmata
Bij patiënten die immunosuppressieve behandelingen ondergaan, waarbij een combinatie van
geneesmiddelen is betrokken waaronder Mycofenolaatmofetil Teva, bestaat een toegenomen risico
van het ontwikkelen van lymfomen en andere maligniteiten, vooral van de huid (zie rubriek 4.8). Het
risico lijkt meer gerelateerd aan de intensiteit en duur van de immuunsuppressieve dan aan het gebruik
van een specifiek middel. Beperkte blootstelling aan zonlicht en ultraviolet licht door het dragen van
beschermende kleding en het gebruik van een zonnebrandmiddel met een hoge beschermingsfactor,
dient als algemeen advies gegeven te worden om het risico van huidkanker te minimaliseren.
Infecties
Bij patiënten die behandeld worden met immunosuppressiva, waaronder Mycofenolaatmofetil Teva
bestaat een verhoogd risico op het krijgen van opportunistische infecties (bacterieel, fungaal, viraal of
protozoaal), fatale infecties en sepsis (zie rubriek 4.8). Onder deze infecties vallen ook infecties
veroorzaakt door reactivatie van een latente virusinfectie, zoals hepatitis B- of hepatitis C-reactivatie
en infecties veroorzaakt door polyomavirussen (BK-virus-geassocieerde nefropathie, JC-virus
geassocieerde Progressieve Multifocale Leuko-encefalopathie PML). Gevallen van hepatitis door
reactivatie van hepatitis B of hepatitis C zijn gemeld in patiënten die drager zijn en behandeld werden
met immunosuppressiva. Deze infecties worden vaak gerelateerd aan een hoge totale
immunosuppressieve belasting en kunnen tot ernstige of fatale situaties leiden. Artsen moeten hierop
bedacht zijn bij het stellen van de differentiaal diagnose bij patiënten met een onderdrukt
immuunsysteem waarbij de nierfunctie achteruitgaat of die neurologische symptomen vertonen.
Mycofenolzuur heeft een cytostatisch effect op B- en T-lymfocyten, wat kan leiden tot verergering van
COVID 19 en passend medisch ingrijpen moet worden overwogen.
Er zijn meldingen gedaan van hypogammaglobulinemie geassocieerd met terugkerende infecties bij
patiënten die mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met andere immunosuppressiva. In sommige
van deze gevallen resulteerde het overstappen van mycofenolaatmofetil naar een ander
immunosuppressivum in het terugkeren van de IgG-waarden in serum naar normaal niveau. Patiënten
die mycofenolaatmofetil gebruiken en die terugkerende infecties ontwikkelen moeten hun serum-
immunoglobulinewaarden laten bepalen. In het geval van een aanhoudende, klinisch relevante
hypogammaglobulinemie moet passend medisch ingrijpen worden overwogen, waarbij rekening moet
worden gehouden met het potente cytostatische effect dat mycofenolzuur heeft op T- en B-lymfocyten.
24
Er zijn meldingen gepubliceerd van bronchiëctasie bij volwassenen en kinderen die
mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met andere immunosuppressiva. In sommige van deze
gevallen resulteerde het overstappen van mycofenolaatmofetil naar een ander immunosuppressivum in
een verbetering van de respiratoire symptomen. Het risico op bronchiëctasie kan samenhangen met
hypogammaglobulinemie of met een direct effect op de longen. Er zijn ook geïsoleerde meldingen van
interstitiële longziekte en pulmonaire fibrose, in sommige gevallen met fatale afloop (zie rubriek 4.8).
Het wordt aanbevolen dat patiënten die aanhoudende pulmonaire symptomen ontwikkelen, zoals hoest
en dyspneu, worden onderzocht.
Bloed en immuunsysteem
Patiënten die met Mycofenolaatmofetil Teva behandeld worden, dienen te worden gecontroleerd op
neutropenie die gerelateerd kan zijn aan Mycofenolaatmofetil Teva zelf, co-medicatie, virale infecties
of een combinatie van deze factoren. Bij patiënten die Mycofenolaatmofetil Teva krijgen toegediend,
dient eenmaal per week gedurende de eerste maand het complete bloedbeeld te worden bepaald en
vervolgens twee keer per maand gedurende de tweede en derde maand van behandeling, daarna
maandelijks gedurende het eerste jaar. Indien er neutropenie optreedt (absoluut aantal neutrofielen
< 1,3 x 10
3
/µl), kan het aangewezen zijn de toediening van Mycofenolaatmofetil Teva te onderbreken
of te stoppen.
Bij patiënten die met mycofenolaatmofetil in combinatie met andere immunosuppressiva werden
behandeld, zijn gevallen van
Pure Red Cell Aplasia
(PRCA) gemeld. Het mechanisme van
mycofenolaatmofetil geïnduceerde PRCA is onbekend. PRCA zou kunnen verdwijnen door verlaging
van de dosis of het staken van de Mycofenolaatmofetil Teva therapie. Wijzigingen in de
Mycofenolaatmofetil Teva therapie mogen alleen worden uitgevoerd onder strikt toezicht bij
ontvangers van een transplantaat om zo het risico op orgaanafstoting te minimaliseren (zie
rubriek 4.8).
Patiënten die met Mycofenolaatmofetil Teva behandeld worden, dienen geïnstrueerd te worden om
onmiddellijk elke aanwijzing voor een infectie, onverwachte blauwe plekken, bloedingen of elke
andere uiting van beenmergfalen te melden.
Patiënten dienen erop gewezen te worden dat tijdens de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
vaccinaties minder effectief kunnen zijn en het gebruik van levend verzwakt vaccin dient vermeden te
worden (zie rubriek 4.5). Influenzavaccinatie kan van waarde zijn. Voorschrijvers worden verwezen
naar de nationale richtlijnen voor influenzavaccinatie.
Gastro-intestinaal
Mycofenolaatmofetil is in verband gebracht met een toegenomen incidentie van bijwerkingen van het
spijsverteringsstelsel, waaronder infrequente gevallen van gastro-intestinale ulceratie, bloedingen en
perforatie. Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van Mycofenolaatmofetil Teva aan patiënten
met een ernstige, actieve ziekte van het spijsverteringsstelsel.
Mycofenolaatmofetil Teva is een inosine monofosfaat dehydrogenase (IMPDH) remmer. Daarom
moet het vermeden worden bij patiënten met de zeldzame hereditaire deficiëntie van hypoxanthine-
guanine-fosforibosyl-transferase (HGPRT) zoals het Lesch-Nyhan- en het Kelley-Seegmiller
syndroom.
Interacties
Voorzichtigheid is geboden wanneer bij een combinatietherapie die immunosuppressiva bevat die
interfereren met de enterohepatische recirculatie van MPA, bijv. ciclosporine, overgestapt wordt naar
andere middelen die dit effect niet hebben, bijv. tacrolimus, sirolimus, belatacept, of vice versa,
aangezien dit een verandering in de blootstelling aan MPA kan veroorzaken. Middelen die interfereren
met de enterohepatische cyclus van MPA (bijv. colestyramine, antibiotica) moeten met
voorzichtigheid worden gebruikt vanwege hun potentieel om de plasmaspiegels en de werkzaamheid
25
van mycofenolaatmofetil te verminderen (zie ook rubriek 4.5). Controle van de therapeutische
concentraties van MPA kan wenselijk zijn als er naar een andere combinatietherapie wordt overgestapt
(bijv. van ciclosporine naar tacrolimus of vice versa) of om adequate immuunsuppressie te waarborgen
bij patiënten met een hoog immunologisch risico (bijv. risico van afstoting, behandeling met
antibiotica, het toevoegen of staken van geneesmiddelen die een interactie aangaan).
Het wordt aanbevolen mycofenolaatmofetil niet gelijktijdig met azathioprine toe te dienen omdat een
dergelijke combinatie niet is onderzocht.
De baten/risico-verhouding van mycofenolaatmofetil in combinatie met sirolimus is niet vastgesteld
(zie ook rubriek 4.5).
Speciale populaties
Oudere patiënten kunnen een verhoogd risico hebben op bijwerkingen zoals bepaalde infecties
(waaronder weefselinvasieve cytomegalovirusinfectie) en mogelijk gastro-intestinale bloedingen en
pulmonair oedeem, vergeleken met jongere personen (zie rubriek 4.8).
Teratogene effecten
Bij mensen heeft mycofenolaat krachtige teratogene effecten. Spontane abortus (incidentie 45% tot
49%) en congenitale misvormingen (geschatte incidentie 23% tot 27%) zijn gemeld na blootstelling
aan mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap. Daarom is Mycofenolaatmofetil Teva gecontra-
indiceerd tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte alternatieve behandelingen zijn om
transplantaatafstoting te voorkomen. Vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden, moeten
worden gewezen op de risico’s en moeten de in rubriek 4.6 beschreven aanbevelingen (waaronder
anticonceptiemethoden, zwangerschapstesten) volgen zowel vóór, tijdens als na de behandeling met
mycofenolaat. Artsen moeten ervoor zorgen dat vrouwen die mycofenolaat gebruiken, zowel het risico
op schadelijke effecten voor de baby begrijpen, alsook de noodzaak van effectieve anticonceptie en de
noodzaak om onmiddellijk contact op te nemen met hun arts bij een mogelijke zwangerschap.
Anticonceptie (zie rubriek 4.6)
Vanwege solide klinisch bewijs van een hoog risico op abortus en congenitale misvormingen bij
gebruik van mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap, moet al het mogelijke gedaan worden om
een zwangerschap te voorkomen tijdens de behandeling. Daarom moeten vrouwen die zwanger
kunnen worden, ten minste één effectieve vorm van anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.3) vóór,
tijdens en gedurende 6 weken na beëindiging van de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva,
tenzij onthouding de gekozen vorm van anticonceptie is. Gelijktijdig gebruik van twee verschillende
vormen van anticonceptie heeft de voorkeur om de kans op onbedoelde zwangerschap te verkleinen.
Voor advies over anticonceptie voor mannen, zie rubriek 4.6.
Risicominimalisatiematerialen
Om patiënten te ondersteunen in het vermijden van blootstelling van de foetus aan mycofenolaat en
hen te voorzien van additionele belangrijke risico-informatie zal de vergunninghouder
risicominimalisatiematerialen verstrekken aan beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. De
risicominimalisatiematerialen zullen de waarschuwingen in het kader van de teratogeniteit van
mycofenolaat benadrukken, advies geven over anticonceptie voor het starten van de behandeling en
informatie geven over de noodzaak om zwangerschapstesten uit te voeren. De arts moet de complete
patiënteninformatie over zowel het risico van teratogeniteit als de zwangerschapspreventiemaatregelen
overhandigen aan vrouwen die zwanger kunnen worden en, indien nodig, aan mannelijke patiënten.
26
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
Patiënten mogen geen bloed doneren tijdens de behandeling of tot ten minste 6 weken na het stoppen
met mycofenolaat. Mannen mogen geen sperma doneren tijdens de behandeling of gedurende
90 dagen na het stoppen met mycofenolaat.
Hulpstof
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per filmomhulde tablet, dat wil zeggen
dat het in wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Aciclovir
Bij co-medicatie van mycofenolaatmofetil en aciclovir zijn hogere aciclovir-plasmaconcentraties
waargenomen, dan werden gezien bij aciclovir afzonderlijk. De veranderingen in de farmacokinetiek
van MPAG (MPAG is toegenomen met 8%) waren minimaal en worden niet als klinisch relevant
beschouwd. Omdat zowel de MPAG-plasmaconcentraties (de fenolglucuronide van MPA) als de
aciclovirconcentratie verhoogd is bij een verminderde nierfunctie bestaat de mogelijkheid dat
mycofenolaatmofetil en aciclovir of de prodrugs ervan, bijv. valaciclovir, elkaar beconcurreren wat
betreft tubulaire uitscheiding, waardoor verdere stijgingen van de concentraties van beide
geneesmiddelen kunnen optreden.
Antacida en protonpompremmers (PPI’s)
Een verminderde blootstelling aan MPA is waargenomen wanneer antacida, zoals magnesium- en
aluminiumhydroxides, en PPI’s, waaronder lansoprazol en pantoprazol, werden toegediend samen met
mycofenolaatmofetil. Wanneer het percentage transplantaatafstotingen of transplantaatverliezen werd
vergeleken tussen mycofenolaatmofetil -patiënten die PPI’s gebruikten ten opzichte van
mycofenolaatmofetil -patiënten die geen PPI’s gebruikten, werden geen significante verschillen
gezien. Deze gegevens ondersteunen de extrapolatie van deze bevinding naar alle antacida, omdat de
reductie in de blootstelling aanzienlijk minder is wanneer mycofenolaatmofetil tegelijk wordt
toegediend met magnesium- en aluminiumhydroxides dan wanneer mycofenolaatmofetil tegelijk
wordt toegediend met PPI’s.
Geneesmiddelen die de enterohepatische kringloop beïnvloeden (bijv. colestyramine, ciclosporine A,
antibiotica)
Voorzichtigheid dient betracht te worden bij geneesmiddelen die invloed hebben op de
enterohepatische kringloop, vanwege een mogelijk verminderde werkzaamheid van
mycofenolaatmofetil.
Colestyramine
Na toediening van een enkelvoudige dosis mycofenolaatmofetil van 1,5 g aan normale gezonde
vrijwilligers, die waren voorbehandeld met driemaal daags 4 g colestyramine gedurende 4 dagen, trad
er een 40% reductie van de AUC (´area under the curve´) van MPA op (zie rubriek 4.4 en rubriek 5.2).
Er dient voorzichtigheid betracht te worden tijdens gelijktijdige toediening vanwege een mogelijk
verminderde werkzaamheid van mycofenolaatmofetil.
Ciclosporine A
De farmacokinetiek van ciclosporine A (CsA) wordt niet beïnvloed door mycofenolaatmofetil. Als de
gelijktijdige behandeling met CsA wordt beëindigd, dient daarentegen rekening te worden gehouden
met een toename in de MPA AUC van ongeveer 30%. CsA interfereert met de enterohepatische
recirculatie van MPA, wat resulteert in een verminderde blootstelling aan MPA met 30-50% bij
niertransplantatiepatiënten behandeld met mycofenolaatmofetil en CsA in vergelijking met patiënten
die sirolimus of belatacept en vergelijkbare doses mycofenolaatmofetil kregen (zie ook rubriek 4.4).
Omgekeerd moeten veranderingen in de blootstelling aan MPA worden verwacht wanneer patiënten
worden overgezet van CsA naar een van de immunosuppressiva die niet met de enterohepatische
cyclus van MPA interfereren.
27
Antibiotica die β-glucuronidase-producerende
bacteriën in het darmkanaal elimineren (bijv.
aminoglycoside-, cefalosporine-, fluoroquinolon- en penicilline-antibiotica) kunnen interfereren met
de enterohepatische recirculatie van MPAG/MPA, met een verminderde systemische blootstelling aan
MPA tot gevolg. Informatie over de volgende antibiotica is beschikbaar:
Ciprofloxacine of amoxicilline met clavulaanzuur
In de dagen onmiddellijk na de start van orale ciprofloxacine of amoxicilline met clavulaanzuur is een
afname van de dalspiegel MPA van ongeveer 50% gemeld bij niertransplantatiepatiënten. Dit effect
leek te verminderen bij voortzetting van het antibioticumgebruik en verdween binnen een paar dagen
na het staken van het antibioticumgebruik. De verandering van dalspiegels is geen accurate weergave
van veranderingen in de totale blootstelling aan MPA. Daarom is bij afwezigheid van klinisch bewijs
van transplantaatdysfunctie een aanpassing van de dosering van mycofenolaatmofetil normaal
gesproken niet noodzakelijk. Nauwlettende klinische controle dient echter plaats te vinden tijdens en
vlak na de antibioticumbehandeling.
Norfloxacine en metronidazol
Bij gezonde vrijwilligers werd geen significante interactie gezien wanneer mycofenolaatmofetil
gelijktijdig werd gebruikt met norfloxacine dan wel metronidazol. Echter, de combinatie van
norfloxacine en metronidazol verlaagde de blootstelling aan MPA met ongeveer 30% na een
enkelvoudige dosis mycofenolaatmofetil.
Trimethoprim/sulfamethoxazol
Er is geen invloed op de biologische beschikbaarheid van MPA waargenomen.
Geneesmiddelen die glucuronidering beïnvloeden (bijv. isavuconazol, telmisartan)
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die de glucuronidering van MPA beïnvloeden kan de
blootstelling aan MPA veranderen. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer deze geneesmiddelen
gelijktijdig met mycofenolaatmofetil toegediend worden.
Isavuconazol
Een verhoging van de blootstelling aan MPA (AUC
0-∞
) van 35% werd gezien bij gelijktijdig gebruik
van isavuconazol.
Telmisartan
Gelijktijdige toediening van telmisartan en mycofenolaatmofetil resulteerde in een verlaging van
ongeveer 30% in de concentratie MPA. Telmisartan verandert de eliminatie van MPA door de
expressie van PPAR gamma (peroxisoomproliferatorgeactiveerde receptor gamma) te verhogen, wat
vervolgens resulteert in een verhoogde uridinedifosfaatglucuronyltransferase isoform 1A9 (UGT1A9)-
expressie en -activiteit. Wanneer het percentage transplantaatafstotingen, het percentage
transplantaatverliezen of de bijwerkingenprofielen werden vergeleken tussen patiënten die
mycofenolaatmofetil gelijktijdig met of zonder telmisartan gebruiken, werden er geen klinische
consequenties gezien van deze farmacokinetische geneesmiddelinteractie.
Ganciclovir
Op grond van de resultaten uit een onderzoek met een enkelvoudige toediening van de aanbevolen
doses van oraal mycofenolaatmofetil en intraveneus ganciclovir en van de bekende effecten van
nierinsufficiëntie op de farmacokinetiek van mycofenolaatmofetil (zie rubriek 4.2) en ganciclovir, kan
worden verwacht dat de gecombineerde toediening van deze middelen (die competitief zijn voor
renale tubulaire uitscheidingsmechanismen) zal leiden tot een toename van de concentratie van MPAG
en ganciclovir. Een wezenlijke verandering van de farmacokinetiek van MPA wordt niet verwacht en
aanpassing van de dosis van mycofenolaatmofetil is niet vereist. Bij patiënten met nierinsufficiëntie,
aan wie Mycofenolaatmofetil Teva en ganciclovir of de prodrugs ervan, bijv. valganciclovir, samen
worden toegediend, dienen de aanbevelingen voor de dosis van ganciclovir in acht te worden genomen
en de patiënten dienen nauwkeurig te worden gevolgd.
28
Orale anticonceptiva
De farmacodynamiek en de farmacokinetiek van orale anticonceptiva werden niet beïnvloed, op
klinisch relevant niveau, door gelijktijdige toediening van mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 5.2)
Rifampicine
Bij patiënten die geen ciclosporine gebruiken, resulteerde gelijktijdige behandeling met
mycofenolaatmofetil en rifampicine in een afgenomen blootstelling aan MPA (AUC
0-12h
) van 18% tot
70%. Het wordt daarom aanbevolen om de MPA-spiegels te controleren en de Mycofenolaatmofetil
Teva dosering aan te passen om klinische werkzaamheid te behouden wanneer rifampicine gelijktijdig
wordt gebruikt.
Sevelameer
Na gelijktijdig gebruik van mycofenolaatmofetil en sevelameer werd een afname in MPA C
max
en
AUC
0-12h
gezien van respectievelijk 30% en 25%, zonder klinische consequenties (bijv.
orgaanafstoting). Desondanks wordt echter aangeraden om Mycofenolaatmofetil Teva minstens 1 uur
voor of 3 uur na inname van sevelameer in te nemen of toe te dienen, om het effect op de absorptie
van MPA te minimaliseren. Er zijn geen gegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van
mycofenolaatmofetil met andere fosfaatbinders dan sevelameer.
Tacrolimus
Bij levertransplantatiepatiënten, die na de transplantatie mycofenolaatmofetil en tacrolimus
gebruikten, bleken de AUC en C
max
van MPA, de actieve metaboliet van mycofenolaatmofetil, niet
significant beïnvloed te worden door gelijktijdig gebruik van tacrolimus. Bij
levertransplantatiepatiënten werd echter een toename van ongeveer 20% in de AUC van tacrolimus
gezien, wanneer meervoudige doses mycofenolaatmofetil (1,5 g tweemaal daags,´s ochtends en ´s
avonds) werden toegediend aan levertransplantatiepatiënten die tacrolimus kregen. Bij
niertransplantatiepatiënten bleek de tacrolimusconcentratie echter niet te veranderen door
mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 4.4).
Levend vaccin
Levend vaccin dient niet aan patiënten met een verminderde immuunrespons te worden toegediend.
De antilichaamreactie op andere vaccins kan afnemen (zie ook rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Interactiestudies zijn alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Potentiële interactie
Bij gelijktijdige toediening van probenecide en mycofenolaatmofetil bij apen is de AUC van MPAG
3-voudig verhoogd. Andere stoffen die in de niertubuli worden uitgescheiden kunnen derhalve
concurreren met MPAG en daardoor kunnen de plasmaconcentraties van MPAG of van deze andere
stoffen worden verhoogd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Zwangerschap moet vermeden worden tijdens gebruik van mycofenolaat. Daarom moeten vrouwen
die zwanger kunnen worden, ten minste één effectieve vorm van anticonceptie gebruiken (zie
rubriek 4.3) vóór, tijdens en gedurende 6 weken na beëindiging van de behandeling met
Mycofenolaatmofetil Teva, tenzij onthouding de gekozen vorm van anticonceptie is. Gelijktijdig
gebruik van twee verschillende vormen van anticonceptie heeft de voorkeur.
Zwangerschap
Mycofenolaatmofetil Teva is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte
alternatieve behandeling is om transplantaatafstoting te voorkomen. De behandeling mag niet gestart
29
worden zonder een negatieve uitslag van een zwangerschapstest om onopzettelijk gebruik tijdens de
zwangerschap uit te sluiten.
Vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden, moeten worden gewezen op het toegenomen
risico van zwangerschapsafbreking en congenitale misvormingen bij het begin van de behandeling en
moeten voorlichting krijgen over zwangerschapspreventie en -planning.
Vóór het starten van de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva moeten vrouwen die zwanger
kunnen worden, een negatieve uitslag hebben van twee serum- of urinezwangerschapstesten met een
gevoeligheid van ten minste 25 mIE/ml om onopzettelijke blootstelling van een embryo aan
mycofenolaat uit te sluiten. Aanbevolen wordt om de tweede test 8 – 10 dagen na de eerste test uit te
voeren. Indien het bij transplantaten afkomstig van overleden donoren niet mogelijk is om tussen twee
testen een wachttijd van 8-10 dagen aan te houden voordat de behandeling start, moet onmiddellijk
voor het starten van de behandeling een zwangerschapstest worden uitgevoerd, met een tweede test
8-10 dagen later. Zwangerschapstesten moeten herhaald worden indien klinisch geïndiceerd (bijv. bij
vermelding van een onderbreking in het gebruik van anticonceptie). De resultaten van alle
zwangerschapstesten moeten besproken worden met de patiënt. Patiënten moeten de instructie krijgen
onmiddellijk hun arts te raadplegen in geval van zwangerschap.
Bij mensen heeft mycofenolaat krachtige teratogene effecten, met een verhoogd risico op spontane
abortus en congenitale misvormingen bij blootstelling tijdens de zwangerschap:
•
Spontane abortus is gemeld bij 45-49% van de zwangere vrouwen die blootgesteld werden aan
mycofenolaatmofetil, vergeleken met een gemelde incidentie van 12-33% bij patiënten die een
orgaantransplantatie hadden ondergaan en die behandeld werden met immunosuppressiva anders
dan mycofenolaatmofetil.
•
Meldingen in de literatuur laten zien dat misvormingen voorkwamen bij 23 tot 27% van de
levendgeborenen na blootstelling van vrouwen aan mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap
(vergeleken met 2 tot 3% bij levendgeborenen in de algemene populatie en circa 4 tot 5% bij de
levendgeborenen van patiënten die een orgaantransplantatie hadden ondergaan en die behandeld
werden met immunosuppressiva anders dan mycofenolaatmofetil).
Na het op de markt brengen zijn congenitale misvormingen, inclusief meerdere misvormingen,
waargenomen bij kinderen van patiënten die tijdens de zwangerschap blootgesteld zijn aan
mycofenolaat in combinatie met andere immunosuppressiva. De volgende misvormingen zijn het
meest gemeld:
•
Afwijkingen van het oor (bijv. afwijkend gevormd of niet aanwezig uitwendig oor), atresie van de
uitwendige gehoorgang (middenoor);
•
Aangezichtsmisvormingen zoals hazenlip, gespleten verhemelte, micrognathia en hypertelorisme
van de oogkassen;
•
Afwijkingen van het oog (bijv. coloboma);
•
Congenitale hartaandoeningen zoals atriale en ventriculaire septumdefecten;
•
Misvormingen van de vingers (bijv. polydactylie, syndactylie);
•
Tracheo-oesofageale misvormingen (bijv. slokdarmatresie);
•
Misvormingen van het zenuwstelsel zoals spina bifida;
•
Nierafwijkingen.
Tevens zijn er incidenteel meldingen gedaan van de volgende misvormingen:
•
Microftalmie;
•
Congenitale choroïdplexuscyste;
•
Agenesie van het septum pellucidum;
•
Agenesie van de reukzenuw.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
30
Borstvoeding
Onderzoeken hebben aangetoond dat mycofenolaatmofetil in melk van ratten wordt uitgescheiden. Het
is echter niet bekend of deze stof bij de mens in de moedermelk wordt uitgescheiden. Vanwege de
mogelijkheid van ernstige bijwerkingen door mycofenolaatmofetil bij kinderen die borstvoeding
krijgen, is Mycofenolaatmofetil Teva gecontra-indiceerd bij vrouwen die borstvoeding geven. (zie
rubriek 4.3)
Mannen
De beperkte beschikbare klinische gegevens laten geen verhoogd risico op misvormingen of
miskramen zien na paternale blootstelling aan mycofenolaatmofetil.
Mycofenolzuur heeft krachtige teratogene effecten. Het is niet bekend of mycofenolzuur in het sperma
terechtkomt. Berekeningen op basis van dieronderzoek laten zien dat de maximale hoeveelheid
mycofenolzuur die bij vrouwen overgebracht zou kunnen worden zo laag is dat het waarschijnlijk geen
effect zou hebben. In dieronderzoek is aangetoond dat mycofenolaat genotoxisch is bij iets hogere
concentraties dan de therapeutische blootstellingen bij de mens, waardoor het risico van genotoxische
effecten op spermacellen niet volledig kan worden uitgesloten.
Daarom worden de volgende voorzorgsmaatregelen aanbevolen: seksueel actieve mannelijke patiënten
of hun vrouwelijke partners moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens behandeling van de
mannelijke patiënt en gedurende ten minste 90 dagen na beëindiging van de behandeling met
mycofenolaatmofetil. Vruchtbare mannelijke patiënten moeten op de hoogte gebracht worden van de
potentiele risico’s van het verwekken van een kind en moeten deze bespreken met een ervaren
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg.
Vruchtbaarheid
Mycofenolaatmofetil had geen effect op de vruchtbaarheid van mannelijke ratten bij orale doses tot
20 mg/kg/dag. De systemische blootstelling bij deze dosis komt overeen met 2 - 3 maal de klinische
blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en met
1,3 - 2 maal de klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij
harttransplantatiepatiënten. In een onderzoek naar de vrouwelijke vruchtbaarheid en voortplanting bij
ratten veroorzaakten orale doses van 4,5 mg/kg/dag misvormingen (inclusief anoftalmie, agnathie en
hydrocefalie) in de eerste generatie nakomelingen in afwezigheid van toxiciteit bij het moederdier. De
systemische blootstelling bij deze dosis was ongeveer 0,5 maal de klinische blootstelling bij de
aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en ongeveer 0,3 maal de
klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij harttransplantatiepatiënten. Er
was geen duidelijk effect op vruchtbaarheids- of voortplantingsparameters bij de moederdieren noch
bij de volgende generatie.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Mycofenolaatmofetil heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen.
Mycofenolaatmofetil kan slaperigheid, verwardheid, duizeligheid, tremors of hypotensie veroorzaken
en daarom moet patiënten worden geadviseerd voorzichtig te zijn bij het rijden of bedienen van
machines.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Diarree (tot 52,6%), leukopenie (tot 45,8%), bacteriële infecties (tot 39,9%) en braken (tot 39,1%)
waren enkele van de meest voorkomende en/of meest ernstige bijwerkingen die in verband werden
gebracht met het gebruik van mycofenolaatmofetil in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden.
31
Er zijn ook aanwijzingen voor een verhoogde frequentie van bepaalde soorten infecties (zie
rubriek 4.4).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen van de klinische onderzoeken en sinds het in de handel brengen worden per
MedDRA-systeem/orgaanklasse met corresponderende frequenties vermeld in tabel 1. De
corresponderende frequentiecategorieën voor elke bijwerking zijn gebaseerd op de volgende
conventie: zeer vaak
(≥1/10), vaak (≥1/100, <1/10), soms (≥1/1.000, <1/100), zelden (≥1/10.000,
<1/1.000) en zeer zelden (<1/10.000). Gezien de grote verschillen in de frequenties van bepaalde
bijwerkingen tussen de verschillende transplantatie-indicaties worden de frequenties voor nier-,
lever- en harttransplantatiepatiënten apart weergegeven.
Tabel 1
Bijwerkingen
Niertransplantatie
Levertransplantatie
Harttransplantatie
Bijwerking
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Frequentie
Frequentie
Frequentie
Infecties en parasitaire aandoeningen
Bacteriële infecties
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Schimmelinfecties
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Protozoaire infecties
Soms
Soms
Soms
Virale infecties
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen)
Benigne neoplasmata van de
Vaak
Vaak
Vaak
huid
Lymfoom
Soms
Soms
Soms
Lymfoproliveratieve
Soms
Soms
Soms
aandoeningen
Neoplasma
Vaak
Vaak
Vaak
Huidkanker
Vaak
Soms
Vaak
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Anemie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pure Red Cell Aplasia
(PRCA) Soms
Soms
Soms
Beenmergfalen
Soms
Soms
Soms
Ecchymose
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Leukocytose
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Leukopenie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pancytopenie
Vaak
Vaak
Soms
Pseudolymfoom
Soms
Soms
Vaak
Trombocytopenie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Acidose
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Hypercholesterolemie
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Hyperglykemie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hyperkaliëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hyperlipidemie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Hypocalciëmie
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Hypokaliëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypomagnesiëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypofosfatemie
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Hyperurikemie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Jicht
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Gewichtsafname
Vaak
Vaak
Vaak
32
Bijwerking
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Niertransplantatie
Frequentie
Levertransplantatie
Frequentie
Harttransplantatie
Frequentie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Soms
Vaak
Zeer vaak
Soms
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer zelden
Zeer vaak
Soms
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Soms
Vaak
Psychische stoornissen
Verwarde toestand
Vaak
Zeer vaak
Depressie
Vaak
Zeer vaak
Slapeloosheid
Vaak
Zeer vaak
Agitatie
Soms
Vaak
Angst
Vaak
Zeer vaak
Abnormaal denken
Soms
Vaak
Zenuwstelselaandoeningen
Duizeligheid
Vaak
Zeer vaak
Hoofdpijn
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypertonie
Vaak
Vaak
Paresthesie
Vaak
Zeer vaak
Slaperigheid
Vaak
Vaak
Tremor
Vaak
Zeer vaak
Convulsie
Vaak
Vaak
Dysgeusie
Soms
Soms
Hartaandoeningen
Tachycardie
Vaak
Zeer vaak
Bloedvataandoeningen
Hypertensie
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypotensie
Vaak
Zeer vaak
Lymfokèle
Soms
Soms
Veneuze trombose
Vaak
Vaak
Vasodilatatie
Vaak
Vaak
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Bronchiëctasie
Soms
Soms
Hoest
Zeer vaak
Zeer vaak
Dyspneu
Zeer vaak
Zeer vaak
Interstitiële longziekte
Soms
Zeer zelden
Pleurale effusie
Vaak
Zeer vaak
Longfibrose
Zeer zelden
Soms
Maagdarmstelselaandoeningen
Abdominale distensie
Vaak
Zeer vaak
Abdominale pijn
Zeer vaak
Zeer vaak
Colitis
Vaak
Vaak
Constipatie
Zeer vaak
Zeer vaak
Verminderde eetlust
Vaak
Zeer vaak
Diarree
Zeer vaak
Zeer vaak
Dyspepsie
Zeer vaak
Zeer vaak
Oesofagitis
Vaak
Vaak
Oprisping
Soms
Soms
Flatulentie
Vaak
Zeer vaak
Gastritis
Vaak
Vaak
Gastro-intestinale bloeding
Vaak
Vaak
Gastro-intestinale zweer
Vaak
Vaak
Tandvleeshyperplasie
Vaak
Vaak
Ileus
Vaak
Vaak
Mondulceratie
Vaak
Vaak
Nausea
Zeer vaak
Zeer vaak
Pancreatitis
Soms
Vaak
Stomatitis
Vaak
Vaak
33
Bijwerking
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Niertransplantatie
Frequentie
Zeer vaak
Levertransplantatie
Frequentie
Zeer vaak
Harttransplantatie
Frequentie
Zeer vaak
Vaak
Zeer zelden
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Soms
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Soms
Braken
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheid
Soms
Vaak
Hypogammaglobulinemie
Soms
Zeer zelden
Lever- en galaandoeningen
Verhoogd alkalische fosfatase
Vaak
Vaak
in bloed
Verhoogd
Vaak
Soms
lactaatdehydrogenase in bloed
Verhoogde leverenzymen
Vaak
Zeer vaak
Hepatitis
Vaak
Zeer vaak
Hyperbilirubinemie
Vaak
Zeer vaak
Geelzucht
Soms
Vaak
Huid- en onderhuidaandoeningen
Acne
Vaak
Vaak
Alopecia
Vaak
Vaak
Rash
Vaak
Zeer vaak
Huidhypertrofie
Vaak
Vaak
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Artralgie
Vaak
Vaak
Spierzwakte
Vaak
Vaak
Nier- en urinewegaandoeningen
Verhoogd creatinine in bloed
Vaak
Zeer vaak
Verhoogd ureum in bloed
Soms
Zeer vaak
Hematurie
Zeer vaak
Vaak
Verminderde nierfunctie
Vaak
Zeer vaak
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Asthenie
Zeer vaak
Zeer vaak
Rillingen
Vaak
Zeer vaak
Oedeem
Zeer vaak
Zeer vaak
Hernia
Vaak
Zeer vaak
Malaise
Vaak
Vaak
Pijn
Vaak
Zeer vaak
Pyrexie
Zeer vaak
Zeer vaak
De novo purine synthesis
Soms
Soms
inhibitors associated acute
inflammatory syndrome
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Maligniteiten
Bij patiënten die immunosuppressieve behandelingen ondergaan, waarbij een combinatie van
geneesmiddelen is betrokken waaronder mycofenolaatmofetil, bestaat een toegenomen risico van
lymfomen en andere maligniteiten, vooral van de huid (zie rubriek 4.4). Vergeleken met de gegevens
over 1 jaar lieten de veiligheidsgegevens over 3 jaar bij nier- en harttransplantatiepatiënten geen
onverwachte veranderingen zien in de incidentie van maligniteiten. Levertransplantatiepatiënten
werden ten minste gedurende 1 jaar maar minder dan 3 jaar gevolgd.
Infecties
Alle patiënten die met immunosuppressiva worden behandeld, hebben een verhoogd risico op
bacteriële, virale en schimmelinfecties (waarvan sommige een fatale afloop kunnen hebben),
waaronder infecties veroorzaakt door opportunistische agentia en reactivatie van latente virussen. Het
34
risico neemt toe met de totale immunosuppressieve belasting (zie rubriek 4.4). De meest ernstige
infecties waren sepsis, peritonitis, meningitis, endocarditis, tuberculose en atypische mycobacteriële
infecties. In vergelijkende klinische studies bij nier-, hart- en levertransplantatiepatiënten die
gedurende ten minste 1 jaar werden gevolgd, werd mycofenolaatmofetil toegediend (2 g of 3 g per
dag) in combinatie met andere immunosuppressiva; bij deze patiënten waren de meest voorkomende
opportunistische infecties candida mucocutaneus, cytomegalovirus (CMV)-viremie/syndroom en
Herpes simplex. Het aandeel van patiënten met CMV-viremie/syndroom was 13,5%.
Gevallen van BK-virus geassocieerde nefropathie, alsmede gevallen van JC-virus geassocieerde
progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zijn gemeld bij patiënten die met
immunosuppressiva, waaronder mycofenolaatmofetil, behandeld werden.
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Cytopenieën, waaronder leukopenie, anemie, trombocytopenie en pancytopenie, zijn bekende risico’s
geassocieerd met mycofenolaatmofetil en kunnen leiden tot of bijdragen aan het ontstaan van infecties
en bloedingen (zie rubriek 4.4). Agranulocytose en neutropenie zijn gemeld; daarom wordt het
aangeraden om patiënten die mycofenolaatmofetil krijgen, regelmatig te controleren (zie rubriek 4.4).
Aplastische anemie en beenmergfalen zijn gemeld bij patiënten die met mycofenolaatmofetil
behandeld werden, waarvan sommige een fatale afloop hadden.
Gevallen van
Pure Red Cell Aplasia
(PRCA) zijn gemeld bij patiënten die met mycofenolaatmofetil
werden behandeld (zie rubriek 4.4).
Op zichzelf staande gevallen van morfologisch afwijkende neutrofielen, waaronder verworven Pelger-
Huët anomalie, zijn waargenomen bij patiënten die met mycofenolaatmofetil werden behandeld. Deze
veranderingen werden niet in verband gebracht met een verstoorde neutrofielenfunctie. Deze
veranderingen suggereren mogelijk een “left
shift”
(linksverschuiving) in de rijpheid van neutrofielen
bij hematologische onderzoeken, die abusievelijk geïnterpreteerd kan worden als een teken van
infectie bij immuungecompromitteerde patiënten, zoals patiënten die mycofenolaatmofetil krijgen.
Maagdarmstelselaandoeningen
De meest ernstige maagdarmstelselaandoeningen waren zweren en bloedingen, welke bekende risico’s
zijn die geassocieerd worden met mycofenolaatmofetil. Mond-, slokdarm-, maag-, duodenale en
intestinale zweren, vaak verergerd door bloedingen, alsmede hematemese, melena en gastritis en
colitis gepaard gaande met bloedingen werden vaak gemeld gedurende de klinische
registratieonderzoeken. De meest voorkomende maagdarmstelselaandoeningen waren echter diarree,
nausea en braken. Endoscopisch onderzoek bij patiënten met mycofenolaatmofetilgerelateerde diarree
liet op zichzelf staande gevallen van intestinale villusatrofie zien (zie rubriek 4.4).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, waaronder angioneurotisch oedeem en anafylactische reactie, zijn gemeld.
Zwangerschap, perinatale periode en puerperium
Gevallen van spontane abortus zijn gemeld bij patiënten die blootgesteld werden aan
mycofenolaatmofetil, voornamelijk tijdens het eerste trimester; zie rubriek 4.6.
Congenitale misvormingen
Na het op de markt brengen zijn congenitale misvormingen waargenomen bij kinderen van patiënten
die blootgesteld werden aan mycofenolaatmofetil in combinatie met andere immunosuppressiva; zie
rubriek 4.6.
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Er zijn geïsoleerde meldingen van interstitiële longziekte en longfibrose bij patiënten die met
mycofenolaatmofetil werden behandeld in combinatie met andere immunosuppressiva, in sommige
35
gevallen met fatale afloop. Er zijn ook meldingen geweest van bronchiëctasie bij kinderen en
volwassenen.
Immuunsysteemaandoeningen
Hypogammaglobulinemie is gemeld bij patiënten die mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met
andere immunosuppressiva.
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Oedeem, waaronder perifeer, gezichts- en scrotumoedeem, werd zeer vaak gemeld gedurende de
registratrieonderzoeken. Skeletspierpijn, zoals myalgie, en nek- en rugpijn werden ook zeer vaak
gemeld.
De novo purine synthesis inhibitors associated acute inflammatory syndrome
is beschreven op basis
van ervaring na het in de handel brengen als een paradoxale pro-inflammatoire reactie geassocieerd
met mycofenolaatmofetil en mycofenolzuur, gekenmerkt door koorts, artralgie, artritis, spierpijn en
verhoogde inflammatoire markers. Case reports in de literatuur beschreven snelle verbetering na het
stoppen met het geneesmiddel.
Speciale populaties
Pediatrische patiënten
In een klinische studie, waaraan 92 pediatrische patiënten van 2 tot 18 jaar deelnamen aan wie
600 mg/m
²
mycofenolaatmofetil tweemaal daags oraal werd toegediend, waren de aard en de
frequentie van de bijwerkingen in het algemeen vergelijkbaar met die welke werden waargenomen bij
volwassen patiënten aan wie 1 g mycofenolaatmofetil tweemaal daags werd toegediend. In
vergelijking met volwassenen kwamen de volgende behandelingsgerelateerde bijwerkingen echter
vaker voor in de pediatrische populatie, in het bijzonder bij kinderen onder de 6 jaar: diarree, sepsis,
leukopenie, anemie en infectie.
Ouderen
In het algemeen kunnen ouderen (≥ 65 jaar) een groter risico lopen op bijwerkingen ten gevolge van
immunosuppressie. In vergelijking met jongere personen kunnen ouderen die Mycofenolaatmofetil
Teva krijgen toegediend als onderdeel van een immunosuppressieve combinatietherapie, een verhoogd
risico lopen op bepaalde infecties (inclusief weefselinvasieve cytomegalovirusinfectie) en mogelijke
gastro-intestinale bloedingen en longoedeem.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Overdosering met mycofenolaatmofetil is gemeld in klinische studies en tijdens post-marketing
gebruik. Bij veel van deze incidenten werden geen bijwerkingen gemeld. In de gevallen waarbij wel
bijwerkingen werden gemeld, vielen deze binnen het bekende veiligheidsprofiel van het geneesmiddel.
Het is te verwachten dan een overdosis van mycofenolaatmofetil kan leiden tot overmatige suppressie
van het immuunsysteem met toegenomen gevoeligheid voor infecties en beenmergsuppressie (zie
rubriek 4.4). Indien neutropenie ontstaat, dient de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
onderbroken te worden of dient de dosering verlaagd te worden (zie rubriek 4.4).
Het valt niet te verwachten dat door hemodialyse significante hoeveelheden MPA of MPAG
verwijderd worden. Galzuurbinders, zoals colestyramine, kunnen MPA verwijderen door het
verminderen van de enterohepatische kringloop van het geneesmiddel (zie rubriek 5.2).
36
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: selectieve immunosupressiva, ATC-code: L04AA06
Werkingsmechanisme
Mycofenolaatmofetil is de 2-morfolino-ethylester van mycofenolzuur (MPA). MPA is een selectieve,
niet competitieve en reversibele remmer van IMPDH en remt daarom de “de
novo”-route
van
guanosinenucleotidesynthese zonder incorporatie in DNA. Omdat T- en B-lymfocyten sterk
afhankelijk zijn voor hun proliferatie van “de
novo”-synthese
van purines, terwijl andere celtypes
gebruik kunnen maken van de “salvage”-routes, heeft MPA groter cytostatisch effect op lymfocyten
dan op andere cellen.
Bovenop het remmen van IMPDH met als gevolg deprivatie van lymfocyten, heeft MPA ook invloed
op cellulaire
checkpoints
die verantwoordelijk zijn voor de metabolische programmering van
lymfocyten. Het is, met gebruik van humane CD4+ T-cellen, aangetoond dat door MPA
transcriptieactiviteiten in lymfocyten verschuiven van een proliferatieve staat naar katabole processen
die relevant zijn voor metabolisme en overleving en leiden tot een anergische staat van T-cellen,
waarbij de cellen niet meer reageren op hun specifieke antigenen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na orale toediening is mycofenolaatmofetil onderhevig aan snelle en extensieve absorptie en een
totaal presystemisch metabolisme tot de werkzame metaboliet MPA. Zoals is gebleken uit de
suppressie van de acute afstoting na niertransplantatie, is de immunosuppressieve werking van
mycofenolaatmofetil gecorreleerd aan de MPA-concentratie. De gemiddelde biologische
beschikbaarheid van oraal mycofenolaatmofetil, gebaseerd op de AUC van MPA is 94% in
verhouding tot intraveneus- mycofenolaatmofetil. Voedsel had geen effect op de mate van absorptie
(AUC van MPA) van mycofenolaatmofetil bij toediening, tweemaal daags, van doses van 1,5 g aan
niertransplantatiepatiënten. De C
max
van MPA was echter 40% lager in aanwezigheid van voedsel.
Mycofenolaatmofetil is na orale toediening systemisch niet meetbaar in het plasma.
Distributie
Door de enterohepatische kringloop worden secundaire verhogingen van de MPA-concentratie in
plasma gewoonlijk 6-12 uur na het tijdstip van toediening waargenomen. Het gelijktijdig toedienen
van colestyramine (4 g driemaal per dag) gaat samen met een reductie in de AUC van MPA van
ongeveer 40%, wat aangeeft dat er een significante mate van enterohepatische kringloop bestaat.
Bij klinisch relevante concentraties is MPA voor 97% gebonden aan plasma-albumine.
In de vroege post-transplantatieperiode (< 40 dagen na transplantatie) waren bij nier-, hart- en
levertransplantatiepatiënten de gemiddelde MPA-AUC’s ongeveer 30% lager en de C
max
ongeveer
40% lager in vergelijking met de late post-transplantatieperiode (3 - 6 maanden na transplantatie).
Biotransformatie
MPA wordt voornamelijk gemetaboliseerd door glucuronyltransferase (isovorm UGT1A9) tot het
inactieve fenolglucuronide van MPA (MPAG).
In vivo
wordt MPAG terug omgezet naar vrij MPA via
enterohepatische recirculatie. Er wordt ook een minder belangrijk acylglucuronide (AcMPAG)
gevormd. AcMPAG is farmacologisch actief en is mogelijk verantwoordelijk voor sommige van de
bijwerkingen van mycofenolaatmofetil (diarree, leukopenie).
Eliminatie
37
Een te verwaarlozen hoeveelheid van het middel (< 1% van de dosis) wordt als MPA uitgescheiden in
de urine. Bij orale toediening van radioactief gemerkt mycofenolaatmofetil werd de toegediende
volledige dosis teruggevonden: 93% van de toegediende dosis in de urine en 6% van de toegediende
dosis in de feces. Het merendeel (ongeveer 87%) van de toegediende dosis wordt in de urine
uitgescheiden als MPAG.
MPA en MPAG worden bij klinisch bereikte concentraties niet verwijderd door hemodialyse. Bij hoge
MPAG-plasmaconcentraties (> 100 µg/ml) worden echter kleine hoeveelheden MPAG verwijderd.
Door de enterohepatische kringloop van het middel te beïnvloeden, verminderen galzuursequestranten
zoals colestyramine de AUC van MPA (zie rubriek 4.9).
De eliminatie van MPA is afhankelijk van verschillende transporters. Organische aniontransporterende
polypeptides (OATP’s) en
“multidrug resistance-associated protein 2”(MRP2)
spelen een rol in de
eliminatie van MPA; isovormen van OATP, MRP2 en
“breast cancer resistance protein”
(BCRP) zijn
transporters die in verband worden gebracht met de uitscheiding van de glucuronides in de gal.
“Multidrug resistance protein 1”(MDR1)
kan MPA ook transporteren, maar de bijdrage hiervan lijkt
zich te beperken tot het absorptieproces. In de nier gaan MPA en de metabolieten ervan mogelijk een
interactie aan met renale organische aniontransporters.
De enterohepatische kringloop maakt het moeilijk de dispositie parameters van MPA nauwkeurig te
bepalen; alleen schijnbare waarden kunnen worden bepaald. Bij gezonde vrijwilligers en patiënten met
auto-immuunaandoeningen werden klaringswaarden van, bij benadering, respectievelijk 10,6 l/u en
8,27 l/u gezien, met een halfwaardetijd van 17 u. Bij patiënten met een transplantatie waren de
gemiddelde klaringswaarden hoger (bereik 11,9 - 34,9 l/u) en de halfwaardetijden korter (5 - 11 u),
met kleine verschillen tussen patiënten met nier-, lever- of harttransplantaties. Bij de individuele
patiënten variëren deze eliminatieparameters, afhankelijk van het soort comedicatie met andere
immunosuppressiva, tijd na transplantatie, plasma-albumineconcentraties en nierfunctie. Deze factoren
verklaren waardoor verminderde blootstelling wordt gezien wanneer mycofenolaatmofetil samen met
ciclosporine wordt toegediend (zie rubriek 4.5) en waardoor plasmaconcentraties de neiging hebben
toe te nemen in de loop van de tijd vergeleken met wat direct na transplantatie wordt gezien.
Speciale populaties
Verminderde nierfunctie
Bij een onderzoek van enkelvoudige doses (6 proefpersonen per groep) waren de gemiddelde plasma
MPA AUC, waargenomen bij patiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie
(glomerulaire filtratiesnelheid < 25 ml/min/1,73 m
2
), 28-75% hoger dan de gemiddelden bij normale,
gezonde personen of bij personen met een geringere verminderde nierfunctie. De gemiddelde
enkelvoudige dosis-AUC van MPAG was 3-6 keer hoger bij patiënten met een ernstig verminderde
nierfunctie dan bij personen met een licht verminderde nierfunctie of bij normale gezonde personen,
hetgeen overeenkomt met het bekende excretiepatroon van MPAG door de nieren. Meervoudige
dosering van mycofenolaatmofetil bij patiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie is
niet onderzocht. Er zijn geen gegevens beschikbaar over hart- of levertransplantatiepatiënten met een
ernstig chronisch verminderde nierfunctie.
Vertraagde niertransplantaatfunctie
Bij post-transplantatiepatiënten met een vertraagde niertransplantaatfunctie was de gemiddelde MPA-
AUC
0-12h
vergelijkbaar met die bij post-transplantatiepatiënten zonder een vertraagde
transplantaatfunctie. De gemiddelde MPAG-AUC
0-12h
was echter 2 - 3 maal hoger bij de patiënten met
een vertraagde transplantaatfunctie. Er kan een voorbijgaande toename van de vrije fractie en de
concentratie van plasma-MPA voorkomen bij patiënten met een vertraagde niertransplantaatfunctie.
Dosisaanpassing van Mycofenolaatmofetil Teva lijkt niet noodzakelijk te zijn.
Verminderde leverfunctie
Bij vrijwilligers met alcoholcirrose werd de hepatische glucuronidering van MPA relatief weinig
beïnvloed door de leverparenchymziekte. Effecten van een leveraandoening op deze processen hangen
waarschijnlijk af van de onderhavige ziekte. Leverziekte met voornamelijk biliaire schade, zoals
primaire biliaire cirrose, zou een ander effect kunnen vertonen.
38
Pediatrische patiënten
Farmacokinetische parameters werden geëvalueerd bij 49 kinderen (van 2 tot 18 jaar) die een
niertransplantatie hadden ondergaan en aan wie 600 mg/m
2
mycofenolaatmofetil tweemaal daags oraal
werd toegediend. De met deze dosis verkregen AUC-waarden van MPA waren gelijk aan die welke
werden gezien bij volwassen niertransplantatiepatiënten aan wie 1 g mycofenolaat mofetil tweemaal
daags in de vroege en late post-transplantatieperiode werd toegediend. De AUC-waarden van MPA
waren over beide groepen gelijk in de vroege en late post-transplantatieperiode.
Ouderen
Bij oudere patiënten (≥ 65 jaar) is vergeleken met jongere transplantatiepatiënten geen veranderde
farmacokinetiek van mycofenolaatmofetil en de metabolieten ervan waargenomen.
Patiënten die orale anticonceptiva gebruiken
In een studie, uitgevoerd bij 18 vrouwen (die geen transplantatie hadden ondergaan en geen andere
immunosuppressiva gebruikten), werd mycofenolaatmofetil (1 g tweemaal daags) gedurende 3
opeenvolgende cycli gelijktijdig toegediend met orale combinatieanticonceptiva die ethinylestradiol
(0,02 mg tot 0,04 mg) en levonorgestrel (0,05 mg tot 0, 20 mg), desogestrel (0,15 mg) of gestodeen
(0,05 mg tot 0,10 mg) bevatten; er werd geen klinisch relevante invloed van mycofenolaatmofetil op
de ovulatie-remmende werking van de orale anticonceptiva aangetoond. De serumspiegels van
luteïniserend hormoon (LH), follikelstimulerend hormoon (FSH) en progesteron werden niet
significant beïnvloed. De farmacokinetiek van orale anticonceptiva werd niet, op klinisch relevant
niveau, beïnvloed door gelijktijdige toediening van mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 4.5).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In onderzoeksmodellen was mycofenolaatmofetil niet tumorverwekkend. De hoogste dosis in de
carcinogeniteitsonderzoeken bij dieren resulteerden in ongeveer 2 - 3 maal de systemische
blootstelling (AUC of C
max
) waargenomen bij niertransplantatiepatiënten bij de aanbevolen klinische
dosis van 2 g/dag en in 1,3 - 2 maal de systemische blootstelling (AUC of C
max
) waargenomen bij
harttransplantatiepatiënten bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag.
Twee genotoxiciteitstesten (in
vitro
muis lymfoomtest en
in vivo
muis beenmerg micronucleustest)
toonden aan dat mycofenolaatmofetil mogelijk chromosomale afwijkingen kan veroorzaken. Deze
effecten kunnen gerelateerd zijn aan de farmacodynamische werkwijze, d.w.z. remming van
nucleotidesynthese in gevoelige cellen. Andere
in vitro
testen ter bepaling van genmutatie lieten geen
genotoxische activiteit zien.
In onderzoeken naar teratologie bij ratten en konijnen trad foetale resorptie en misvorming op bij
ratten bij 6 mg/kg/dag (inclusief anoftalmie, agnathie en hydrocefalie) en bij konijnen bij
90 mg/kg/dag (inclusief cardiovasculaire en renale afwijkingen, zoals ectopia cordis en ectopische
nieren, hernia diafragmatica en hernia umbilicalis) in afwezigheid van toxiciteit bij het moederdier. De
systemische blootstelling bij deze waarden is ongeveer gelijk aan of minder dan 0,5 maal de klinische
blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en ongeveer
0,3 maal de klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij
harttransplantatiepatiënten (zie rubriek 4.6).
De hematopoëse- en lymfesystemen waren de belangrijkste aangetaste orgaansystemen in
toxicologische studies, uitgevoerd met mycofenolaatmofetil bij de rat, muis, hond en aap. Deze
verschijnselen kwamen voor bij niveaus van systemische blootstelling die gelijk aan of lager waren
dan de klinische blootstelling bij de aanbevolen dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten.
Gastro-intestinale verschijnselen werden waargenomen bij de hond bij systemische
blootstellingsniveaus gelijk aan of lager dan de klinische blootstelling bij de aanbevolen dosis. Gastro-
intestinale en renale verschijnselen samengaand met dehydratie werden eveneens waargenomen bij de
aap bij de hoogste dosis (systemische blootstellingsniveaus gelijk aan of groter dan klinische
blootstelling.) Het niet-klinische toxiciteitsprofiel van mycofenolaatmofetil lijkt overeen te komen met
39
de bijwerkingen die werden waargenomen in klinische studies bij de mens die nu gegevens over de
veiligheid verschaffen die relevanter zijn voor de patiëntenpopulatie (zie rubriek 4.8).
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Kern van de tablet
microkristallijne cellulose
povidon K-30
magnesiumstearaat
croscarmellosenatrium
Filmomhulling
hypromellose (HPMC 2910)
titaniumdioxide (E 171)
macrogol (PEG400)
talk
indigotine (E132)
ijzeroxide zwart (E172)
ijzeroxide rood (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
3 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Transparante PVC/PVdC-aluminium blisterverpakkingen van 50 of 150 of 50 x 1 tabletten per
omdoos.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
40
EU/1/07/439/003 (50 tabletten)
EU/1/07/439/004 (150 tabletten)
EU/1/07/439/005 (50 x 1 tabletten)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 februari 2008
Datum van laatste verlenging: 19 november 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
41
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
42
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
TEVA Pharmaceutical Works Private Limited Company
Pallagi út 13,
Debrecen, H-4042
Hongarije
Pharmacemie B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
Niet van toepassing.
•
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder zal de inhoud en de vorm van het voorlichtingsprogramma en een vragenlijst
om zwangerschappen op te volgen, waaronder het communicatiemedium, verspreidingswijze en
andere aspecten van het programma moeten afstemmen met de Nationale Bevoegde Instantie.
Het voorlichtingsprogramma heeft als doel te zorgen dat zowel beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg als patiënten zich bewust zijn van de teratogeniteit en mutageniteit, de noodzaak van
het uitvoeren van zwangerschapstesten vóór aanvang van de behandeling met Mycofenolaatmofetil
Teva, de vereisten rondom anticonceptie voor zowel mannelijke als vrouwelijke patiënten en dat zij
weten wat te doen in het geval van een zwangerschap tijdens de behandeling met Mycofenolaatmofetil
Teva.
43
De vergunninghouder zal zorg dragen dat, in elke lidstaat waarin Mycofenolaatmofetil Teva op de
markt gebracht wordt, alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten, van wie verwacht
wordt dat zij Mycofenolaatmofetil Teva zullen voorschrijven, verspreiden of gebruiken, voorzien
worden van het volgende voorlichtingspakket:
•
Voorlichtingsmateriaal voor de arts
•
Informatiepakket voor de patiënt
Het voorlichtingsmateriaal voor de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg moet het volgende
bevatten:
•
De samenvatting van de productkenmerken (SmPC)
•
Richtlijn voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Het informatiepakket voor de patiënt moet het volgende bevatten:
•
De bijsluiter
•
Richtlijn voor patiënten
De voorlichtingsmaterialen zullen de volgende kernelementen bevatten:
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten zullen voorzien worden van afzonderlijke
richtlijnen. Voor patiënten zal de bewoording op gepaste wijze worden opgedeeld voor mannen en
vrouwen. De volgende onderwerpen moeten behandeld worden in deze richtlijnen:
•
Er zal een introductie in elke richtlijn worden opgenomen waarin de lezer wordt geïnformeerd dat
het doel van de richtlijn is om foetale blootstelling te voorkomen en hoe het risico op congenitale
misvormingen en miskramen geassocieerd met mycofenolaatmofetil geminimaliseerd kan worden.
Er zal uitgelegd worden dat hoewel de richtlijn erg belangrijk is, het niet de volledige informatie
over mycofenolaatmofetil bevat en dat de SmPC (voor beroepsbeoefenaren) en de bijsluiter (voor
patiënten) die bij het geneesmiddel geleverd worden ook aandachtig gelezen moeten worden.
•
Achtergrondinformatie over de teratogeniteit en mutageniteit van mycofenolaatmofetil in mensen.
Deze rubriek zal belangrijke achtergrondinformatie verstrekken over de teratogeniteit en
mutageniteit van mycofenolaatmofetil. Er zullen details gegeven worden over de aard en de mate
van het risico, in lijn met de informatie die ook in de SmPC gegeven wordt. De informatie die in
deze rubriek wordt gegeven zal een goed begrip van het risico bewerkstelligen en een
onderbouwing geven voor de te volgen zwangerschapspreventiemaatregelen. In de richtlijn zal ook
opgenomen worden dat patiënten dit geneesmiddel niet aan iemand anders moeten geven.
•
Begeleiding van patiënten: Deze rubriek zal het belang van een gedegen, informatieve en
voortdurende dialoog over de risico’s van zwangerschap geassocieerd met mycofenolaatmofetil en
de relevante minimalisatiestrategieën, waaronder alternatieve behandelopties indien van toepassing,
tussen de patiënt en de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg benadrukken. De noodzaak om
een zwangerschap te plannen zal worden benadrukt.
•
De noodzaak om foetale blootstelling te voorkomen: Anticonceptiemaatregelen die genomen
moeten worden door patiënten die vruchtbaar zijn, vóór, tijdens en na behandeling met
mycofenolaatmofetil. Anticonceptiemaatregelen die genomen moeten worden door seksueel
actieve mannelijke patiënten (waaronder mannen die een vasectomie hebben ondergaan) en
vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden, zullen worden uitgelegd. De noodzaak voor
anticonceptie vóór, tijdens en na behandeling met mycofenolaatmofetil, waaronder details over de
periode waarin het gebruik van anticonceptie voortgezet moet worden na het stoppen van de
behandeling, zullen duidelijk worden weergegeven.
In aanvulling hierop zal de bewoording met betrekking tot vrouwen uitleg geven over de vereisten van
zwangerschapstesten voor en tijdens de behandeling met mycofenolaatmofetil; waaronder het advies
om twee negatieve zwangerschapstestresultaten te hebben vóór aanvang van de behandeling en het
44
belang van het moment waarop deze zwangerschapstesten worden uitgevoerd. Het belang van
navolgende zwangerschapstesten zal ook worden uitgelegd.
Advies dat patiënten geen bloed mogen doneren tijdens de behandeling of tot ten minste 6 weken na
het staken van de behandeling met mycofenolaat. Daarnaast mogen mannen geen sperma doneren
tijdens de behandeling of gedurende 90 dagen na staken van de behandeling met mycofenolaat.
Advies over welke actie genomen moet worden als een zwangerschap optreedt of wordt vermoed
tijdens of kort na behandeling met mycofenolaatmofetil. Patiënten zullen worden geïnformeerd dat zij
niet moeten stoppen met het gebruik van mycofenolaatmofetil, maar onmiddellijk hun arts moeten
informeren. Er zal uitgelegd worden dat de juiste te volgen actie, die gebaseerd is op de individuele
verhouding tussen voordeel en risico, per geval zal worden bepaald door een dialoog tussen de
behandelend arts en de patiënt.
In aanvulling hierop zal een vragenlijst om zwangerschappen op te volgen moeten worden afgestemd
met de nationale bevoegde instanties, voor het uitvragen van details over de blootstelling tijdens de
zwangerschap, waaronder moment en dosis; duur van de behandeling, vóór en tijdens de
zwangerschap; gebruik van andere geneesmiddelen; bekende teratogene risico’s en alle details over
congenitale misvormingen.
45
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
46
A. ETIKETTERING
47
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS PATIËNTENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg harde capsules
mycofenolaatmofetil
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat 250 mg mycofenolaatmofetil.
3.
4.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
100 capsules
300 capsules
100 x 1 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Mycofenolaatmofetil Teva capsules voorzichtig behandelen.
De capsules niet openmaken of verpulveren
Adem de poeder niet in en vermijd contact met de huid
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
48
9.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/439/001 (100 capsules)
EU/1/07/439/002 (300 capsules)
EU/1/07/439/006 (100 x 1 capsules)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
16
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg capsules
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
49
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
50
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg harde capsules
mycofenolaatmofetil
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Teva B.V.
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
51
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
OMDOOS PATIËNTENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten
mycofenolaatmofetil
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 500 mg mycofenolaatmofetil.
3.
4.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
50 tabletten
150 tabletten
50 x 1 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Behandel Mycofenolaatmofetil Teva filmomhulde tabletten voorzichtig
De tabletten niet fijnmaken
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
52
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/439/003 (50 tabletten)
EU/1/07/439/004 (150 tabletten)
EU/1/07/439/005 (50 x 1 tabletten)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
16
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
53
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten
mycofenolaatmofetil
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Teva B.V.
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
54
B. BIJSLUITER
55
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg harde capsules
mycofenolaatmofetil
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Mycofenolaatmofetil Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe neemt u dit middel in?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Mycofenolaatmofetil Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Mycofenolaatmofetil Teva behoort tot de groep van geneesmiddelen die bekend staan als
immunosuppressieve middelen.
De werkzame stof in dit geneesmiddel is mycofenolaatmofetil.
Mycofenolaatmofetil Teva wordt gebruikt ter voorkoming van afstoting van een getransplanteerde
nier, hart of lever door uw lichaam. Mycofenolaatmofetil Teva wordt samen met andere
geneesmiddelen gebruikt, die eenzelfde functie hebben (bijvoorbeeld ciclosporine en
corticosteroïden).
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
WAARSCHUWING
Mycofenolaat veroorzaakt aangeboren afwijkingen en miskramen. Als u een vrouw bent die zwanger
zou kunnen worden, moet u een negatieve uitslag van een zwangerschapstest hebben voordat u begint
met de behandeling en u moet het anticonceptieadvies van uw arts opvolgen.
Uw arts zal met u praten en zal u geschreven informatie overhandigen, voornamelijk over de effecten
van mycofenolaat op het ongeboren kind. Lees de informatie aandachtig door en volg de instructies.
Als u deze instructies niet volledig begrijpt, vraag dan uw arts om ze opnieuw uit te leggen voordat u
mycofenolaat gaat gebruiken. Zie ook de aanvullende informatie in deze rubriek onder “Wanneer moet
u extra voorzichtig zijn met dit middel?” en “Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding”.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
•
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
•
U bent een vrouw die zwanger zou kunnen zijn en u heeft geen negatieve uitslag van een
zwangerschapstest gekregen voordat u Mycofenolaatmofetil Teva voor het eerst kreeg
voorgeschreven; mycofenolaat kan namelijk aangeboren afwijkingen en miskramen veroorzaken.
•
U bent zwanger of van plan om zwanger te worden, of u denkt dat u zwanger zou kunnen zijn.
•
U gebruikt geen effectieve anticonceptie (zie “Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding”).
56
•
U geeft borstvoeding.
Gebruik dit geneesmiddel niet als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is. Als u
twijfelt, overleg dan met uw arts of apotheker voordat u Mycofenolaatmofetil Teva gebruikt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem meteen contact op met uw arts voordat u begint met de behandeling met dit middel:
•
als u ouder bent dan 65 jaar. U heeft dan mogelijk een hoger risico op het ontwikkelen van
bijwerkingen, zoals virusinfecties, maag-darmbloedingen en longoedeem, in vergelijking met
jongere patiënten
•
bij elke aanwijzing voor een infectie (bijv. koorts, keelpijn), onverwachte blauwe plekken en/of
bloedingen
•
indien u ooit problemen heeft gehad met uw spijsvertering, bijv. maagzweren
•
indien u van plan bent zwanger te worden, of als u zwanger wordt terwijl u of uw partner
Mycofenolaatmofetil Teva gebruikt
•
als u een erfelijk enzymtekort heeft, zoals het Lesch-Nyhan-syndroom en
Kelley-Seegmiller-syndroom.
Mycofenolaatmofetil Teva onderdrukt het afweermechanisme van het lichaam. Daardoor is er een
verhoogd risico op huidkanker. Daarom dient u blootstelling aan zonlicht en ultraviolet (UV)-licht te
beperken door het dragen van beschermende kleding en het gebruik van een zonnebrandcrème met een
hoge beschermingsfactor.
U mag geen bloed doneren tijdens de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva en tot ten minste
6 weken na het stoppen van de behandeling. Mannen mogen geen sperma doneren tijdens de
behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva en tot ten minste 90 dagen na het stoppen van de
behandeling.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Mycofenolaatmofetil Teva wordt gebruikt bij kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar) ter voorkoming van
afstoting bij een niertransplantatie.
Mycofenolaatmofetil Teva dient niet te worden gebruikt bij kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar) bij
hart- of levertransplantatie.
Mycofenolaatmofetil Teva dient in het geheel niet te worden gebruikt bij kinderen jonger dan 2 jaar
omdat op basis van de beperkte veiligheids- en werkzaamheidsgegevens voor deze
leeftijdsgroep geen dosisaanbevelingen kunnen worden gedaan
.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Neemt u naast Mycofenolaatmofetil Teva nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat
dan uw arts of apotheker.
Als het antwoord op één van de volgende vragen “ja” is, raadpleeg dan uw arts voordat u
Mycofenolaatmofetil Teva inneemt:
- Gebruikt u een geneesmiddel dat een van de volgende stoffen bevat:
o
azathioprine of andere stoffen die het afweermechanisme van het lichaam remmen (die soms
ook na een transplantatie worden gegeven),
o
colestyramine (wordt gebruikt voor de behandeling van patiënten met een te hoog
cholesterolgehalte in het bloed),
o
rifampicine (antibioticum),
o
maagzuurremmers of protonpompremmers (gebruikt om zuurproblemen in de maag, zoals
indigestie, te behandelen),
o
fosfaatbinders (gebruikt bij patiënten met chronisch nierfalen om de absorptie van fosfaat te
verminderen),
o
antibiotica (gebruikt om bacteriële infecties te behandelen),
o
isavuconazol (gebruikt om schimmelinfecties te behandelen),
o
telmisartan (gebruikt om een hoge bloeddruk te behandelen)
57
o
of een ander geneesmiddel (ook geneesmiddelen die niet door een arts zijn voorgeschreven)
zonder dat dit bij uw behandelend arts bekend is?
- Moet u een vaccinatie krijgen (met levend vaccin)? De arts vertelt u wat voor u geschikt is.
Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding
Anticonceptie bij vrouwen die Mycofenolaatmofetil Teva gebruiken
Als u een vrouw bent die zwanger zou kunnen worden, moet u een effectieve anticonceptiemethode
gebruiken samen met Mycofenolaatmofetil Teva. Dit geldt:
•
voordat u Mycofenolaatmofetil Teva begint te gebruiken
•
tijdens de gehele behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
•
gedurende 6 weken nadat u bent gestopt met het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva.
Bespreek met uw arts wat de meest geschikte anticonceptiemethode voor u is. Dit hangt af van uw
persoonlijke situatie. Twee vormen van anticonceptie heeft de voorkeur, omdat dit het risico op een
onbedoelde zwangerschap verkleint.
Neem zo snel mogelijk contact op met uw arts als u denkt dat
uw anticonceptiemethode misschien niet effectief is geweest of als u vergeten bent de Pil in te
nemen.
U kunt niet zwanger worden als een van het onderstaande op u van toepassing is:
-
U bent post-menopausaal, d.w.z. minimaal 50 jaar oud en uw laatste menstruatie was meer dan
een jaar geleden (indien uw menstruatie is gestopt omdat u behandeld bent tegen kanker, dan is er
nog steeds een kans dat u zwanger kunt worden).
-
Uw eileiders en beide eierstokken zijn chirurgisch verwijderd (bilaterale salpingo ovariectomie).
-
Uw baarmoeder is chirurgisch verwijderd (hysterectomie).
-
Uw eierstokken werken niet meer (prematuur ovariumfalen, wat is bevestigd door een
gynaecoloog).
-
U bent geboren met een van de volgende zeldzame aandoeningen die zwangerschap onmogelijk
maken: het XY genotype, het syndroom van Turner, ontbreken van de baarmoeder.
-
U bent een kind dat of tiener die nog niet menstrueert.
Anticonceptie bij mannen die Mycofenolaatmofetil Teva gebruiken
Beschikbare gegevens laten geen verhoogd risico op misvormingen of miskramen zien als de vader
mycofenolaat gebruikt, maar een risico kan niet helemaal uitgesloten worden. Als voorzorgsmaatregel
wordt aanbevolen dat u of uw vrouwelijke partner effectieve anticonceptie gebruikt tijdens uw
behandeling en gedurende 90 dagen nadat u gestopt bent met Mycofenolaatmofetil Teva.
Als u van plan bent om een kind te krijgen, bespreek dan met uw arts de mogelijke risico’s en andere
behandelingen.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Uw arts zal met u bespreken
wat de risico’s zijn van een zwangerschap en welke andere geneesmiddelen u kunt gebruiken om te
voorkomen dat uw getransplanteerde orgaan wordt afgestoten in het geval dat:
•
u van plan bent zwanger te worden
•
u een menstruatie gemist heeft, u denkt dat u een menstruatie gemist heeft, u een ongewone
menstruatie heeft of u vermoedt dat u zwanger bent
•
u seks heeft zonder effectieve anticonceptiemethodes te gebruiken.
Als u toch zwanger wordt tijdens de behandeling met mycofenolaat, moet u dit onmiddellijk aan uw
arts vertellen, maar u moet Mycofenolaatmofetil Teva wel blijven gebruiken totdat u hem of haar ziet.
Zwangerschap
Mycofenolaat leidt tot een zeer hoog aantal miskramen (50%) en ernstige aangeboren afwijkingen
(23-27%) bij het ongeboren kind. Aangeboren afwijkingen die zijn gemeld, zijn onder andere
afwijkingen van de oren, de ogen, het gezicht (hazenlip, gespleten verhemelte), de ontwikkeling van
de vingers, het hart, de slokdarm (de verbinding tussen de keel en de maag), de nieren en het centraal
58
zenuwstelsel (bijvoorbeeld een open rug (waarbij de botten van de wervelkolom niet goed ontwikkeld
zijn)). Uw baby zou een of meer van deze afwijkingen kunnen krijgen.
Als u een vrouw bent die zwanger zou kunnen worden, moet u een negatieve uitslag van een
zwangerschapstest hebben voordat u begint met de behandeling en u moet het anticonceptieadvies van
uw arts opvolgen. Uw arts kan om meer dan één test vragen om zeker te zijn dat u niet zwanger bent
voor de start van de behandeling.
Borstvoeding
Gebruik Mycofenolaatmofetil Teva niet als u borstvoeding geeft. Er kan namelijk een kleine
hoeveelheid van het geneesmiddel in de moedermelk terechtkomen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Mycofenolaatmofetil Teva heeft matige invloed op de rijvaardigheid of het bedienen van machines.
Als u zich slaperig voelt, een verdoofd gevoel heeft of zich verward voelt, neem dan contact op met
uw arts of verpleegkundige. Ga niet rijden en bedien geen machines totdat u zich beter voelt.
Mycofenolaatmofetil Teva bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per harde capsule, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw behandeling dient te worden gestart en gecontroleerd door een arts die gespecialiseerd is in
transplantaties.
De gebruikelijke dosering is:
Niertransplantatie
Volwassenen
De eerste dosis zal binnen 72 uur na de transplantatie worden toegediend. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 8 capsules (2 gram van het werkzame bestanddeel) verdeeld over twee doses per dag. Dit
betekent dat u ’s ochtends 4 capsules inneemt en ’s avonds 4 capsules.
Kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar)
De toe te dienen dosis is afhankelijk van de grootte van het kind. Uw arts zal de meest geschikte dosis
bepalen op basis van het lichaamsoppervlak (lengte en gewicht). De aanbevolen dosering is tweemaal
daags 600 mg/m².
Harttransplantatie
Volwassenen
De eerste dosis zal binnen 5 dagen na de transplantatie worden toegediend. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 12 capsules (3 gram van de werkzame stof) verdeeld over twee doses per dag. Dit betekent dat
u ’s ochtends 6 capsules inneemt en ’s avonds 6 capsules.
Kinderen
Er is geen informatie over het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva bij kinderen die een
harttransplantatie hebben gehad.
59
Levertransplantatie
Volwassenen
De eerste orale dosis Mycofenolaatmofetil Teva zal u op zijn vroegst 4 dagen na de transplantatie
worden toegediend en als u in staat bent de orale medicatie in te nemen. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 12 capsules (3 gram van de werkzame stof) verdeeld over twee doses per dag. Dit betekent dat
u ’s ochtends 6 capsules inneemt en ’s avonds 6 capsules.
Kinderen
Er is geen informatie over het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva bij kinderen die een
levertransplantatie hebben gehad.
De wijze van innemen
Neem de capsules in hun geheel in met een glas water. U kunt ze met of zonder voedsel innemen.
Maak ze niet open en neem geen capsule in die is opengebarsten of gespleten. Vermijd contact met
poeder dat uit een beschadigde capsule is gekomen. Als een capsule per ongeluk openbreekt, was dan
het poeder van uw huid af met water en zeep. Als er poeder in uw ogen of in uw mond terechtkomt,
spoel dan grondig met een ruime hoeveelheid schoon kraanwater.
De behandeling zal voortgezet worden zolang als het nodig is om uw afweermechanisme te
onderdrukken om afstoting van het getransplanteerde orgaan te voorkomen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Het is belangrijk dat u niet teveel capsules inneemt. Als u meer capsules hebt ingenomen dan
voorgeschreven is of als u denkt dat een kind een capsule heeft ingeslikt, dient u de dichtstbijzijnde
Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis of uw arts te raadplegen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Indien u een keer vergeten heeft uw geneesmiddel in te nemen, neem het dan in zodra u eraan denkt en
ga gewoon door met innemen op de normale tijdstippen. Neem geen dubbele dosis om een vergeten
dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van Mycofenolaatmofetil Teva omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk
dat u het geneesmiddel zo lang blijft gebruiken als uw arts u heeft aangegeven. Het stoppen van de
behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva kan de kans op afstoting van het getransplanteerde orgaan
verhogen. Stop niet met innemen van het geneesmiddel tenzij dat moet van uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u een van de volgende ernstige bijwerkingen opmerkt – u
heeft mogelijk met spoed een medische behandeling nodig:
-
u heeft tekenen van infectie, zoals koorts of keelpijn
-
u heeft onverwachte blauwe plekken of bloedingen
-
u heeft huiduitslag, zwelling van het gezicht, de lippen, tong of keel met een bemoeilijkte
ademhaling – u heeft misschien een ernstige allergische reactie op het geneesmiddel (zoals
anafylaxie, angio-oedeem)
60
-
u heeft zwarte ontlasting of bloed in de ontlasting of, als u overgeeft, bevat het braaksel bloed of
donkere deeltjes die eruitzien als koffieprut. Dit kunnen tekenen zijn van een maag- of
darmbloeding.
De frequentie van bepaalde bijwerkingen is afhankelijk van het getransplanteerde orgaan, dat wil
zeggen dat bepaalde bijwerkingen vaker of minder vaak kunnen voorkomen, afhankelijk van of dit
geneesmiddel wordt gebruikt om te verhinderen dat uw lichaam een getransplanteerd hart of een
getransplanteerde nier afstoot. Voor de duidelijkheid wordt elke bijwerking altijd vermeld onder de
hoogste frequentie waarin deze optreedt.
Andere bijwerkingen
Zeer vaak (kunnen optreden bij meer dan 1 op de 10 personen)
-
bacteriële, virale en/of schimmelinfecties
-
ernstige infectie die het hele lichaam kan aantasten
-
daling van het aantal witte bloedcellen, bloedplaatjes of rode bloedcellen, wat kan leiden tot een
verhoogd risico op infecties, blauwe plekken, bloeding, ademnood en zwakte
-
bloeding onder de huid
-
stijging van het aantal witte bloedcellen
-
te veel zuur in het lichaam
-
hoog gehalte cholesterol en/of lipiden in het bloed
-
hoog gehalte suiker in het bloed
-
hoog gehalte kalium in het bloed, laag gehalte kalium, magnesium, calcium en/of fosfaat in het
bloed
-
hoog gehalte urinezuur in het bloed, jicht
-
rusteloosheid, abnormale gedachten, waarneming en bewustzijnsniveaus, depressie, angstig
voelen, moeilijk slapen
-
verhoogde spierspanning, trillen, slaperigheid, duizeligheid, hoofdpijn, tintelingen, prikkeling of
gevoelloosheid
-
snellere hartslag
-
lage/hoge bloeddruk, verwijding van bloedvaten
-
vochtophoping in de longen, kortademigheid, hoesten
-
opgeblazen gevoel in de buik
-
braken, maagpijn, diarree, misselijkheid
-
verstopping (obstipatie), verstoorde spijsvertering (indigestie), winderigheid (flatulentie)
-
verminderde eetlust
-
veranderingen in verschillende laboratoriumwaarden
-
leverontsteking, gele verkleuring van de huid en van het oogwit
-
huidgroei, huiduitslag, acne
-
spierzwakte
-
gewrichtspijn
-
nierproblemen
-
bloed in de urine
-
koorts, het koud hebben, pijn, zich zwak voelen
-
vocht vasthouden in het lichaam
-
deel van een inwendig orgaan of weefsel dat door een zwakke plek in de buikspieren uitpuilt
-
spierpijn, nek- en rugpijn
Vaak (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 10 personen)
-
huidkanker, niet-kwaadaardige huidgroei
-
abnormale en overmatige weefselgroei
-
daling van de aantallen van alle bloedcellen
-
goedaardige vergroting van de lymfeklieren, veranderingen van de huid door ontstekingen
(pseudolymfoom)
-
verminderd gewicht
-
abnormaal denken
-
epileptische aanval (insult)
61
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
verandering van de smaakzin
bloedstolsel dat zich in een ader vormt
ontsteking van het weefsel dat tegen de binnenkant van de buikwand en om de meeste
buikorganen heen ligt
darmverstopping
ontsteking van de dikke darm met als gevolg buikpijn of diarree (soms veroorzaakt door
cytomegalovirus), zweren van de mond en/of maag en/of twaalfvingerige darm, ontsteking van de
maag, slokdarm en/of mond en lippen
oprispingen
haaruitval
zich niet lekker voelen
overgroeiing van het tandvlees
ontsteking van de alvleesklier, met als gevolg hevige pijn in de buik en de rug.
Soms (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 100 personen)
-
protozoaire infecties
-
woekering van lymfatisch weefsel, waaronder kwaadaardige tumoren
-
onvoldoende vorming van rode bloedcellen
-
ernstige beenmergziekte
-
ophoping van lymfe in het lichaam
-
kortademigheid, hoesten, wat veroorzaakt kan worden door bronchiëctasie (een aandoening
waarbij de luchtwegen in de long op een abnormale manier zijn verwijd) of longfibrose
(littekenvorming in de long). Neem contact op met uw arts als u last krijgt van een aanhoudende
hoest of kortademigheid
-
daling van de hoeveelheid antistoffen in het bloed
-
ernstige daling van het aantal van bepaalde witte bloedcellen (mogelijke symptomen zijn koorts,
zere keel, vaak optredende infecties) (agranulocytose)
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
-
veranderingen van de binnenwand van de dunne darm (villeuze darmatrofie)
-
ernstige ontsteking van de membraan die om de hersenen en het ruggenmerg heen ligt
-
ernstige ontsteking van het hart en de hartkleppen
-
bacteriële infecties die doorgaans leiden tot een ernstige longaandoening (tuberculose, atypische
mycobacteriële infectie)
-
ernstige nierziekte (BK-virusgeassocieerde nefropathie)
-
ernstige ziekte van het centrale zenuwstelsel (JC-virusgeassocieerde progressieve multifocale
leuko-encefalopathie)
-
daling van het aantal van bepaalde witte bloedcellen (neutropenie)
-
verandering van de vorm van bepaalde witte bloedcellen
Stop niet met het innemen van het geneesmiddel voordat u dit met uw arts heeft besproken.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
blisterverpakking en doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
62
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
•
De werkzame stof in dit middel is mycofenolaatmofetil.
Elke capsule bevat 250 mg mycofenolaatmofetil.
•
De andere stoffen in dit middel zijn:
Capsule-inhoud
voorverstijfseld maïszetmeel
povidon K-30
croscarmellosenatrium
magnesiumstearaat
Capsulewand
Kap
indigotine (E132)
titaniumdioxide (E171)
gelatine
Centraal deel
rood ijzeroxide (E172)
geel ijzeroxide (E172)
titaniumdioxide (E171)
gelatine
zwarte inkt bevat: schellak, zwart ijzeroxide (E172), propyleenglycol en kaliumhydroxide
Hoe ziet Mycofenolaatmofetil Teva eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Harde capsules
Centraal deel:
Kap:
caramel gekleurd met het opschrift ´250´ in zwarte inkt.
lichtblauw gekleurd met het opschrift ´M´in zwarte inkt.
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg harde capsules zijn beschikbaar in PVC/PVdC-aluminium
blisterverpakkingen met 100 of 300 of 100 x 1 capsules per verpakking.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
63
Fabrikanten
Teva Pharmaceutical Works Private Limited Company
Pallagi út, 13.
Debrecen, H-4042
Hongarije
Pharmachemie B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
Tél/Tel: +32 38207373
България
Тева Фарма ЕАД
Тел:
+359 24899585
Česká republika
Teva Pharmaceuticals CR, s.r.o.
Tel: +420 251007111
Danmark
Teva Denmark A/S
Tlf: +45 44985511
Deutschland
TEVA GmbH
Tel: +49 73140208
Eesti
UAB Teva Baltics Eesti filiaal
Tel: +372 6610801
Ελλάδα
Specifar
Α.Β.Ε.Ε.
Τηλ: +30 2118805000
España
Teva Pharma, S.L.U.
Tel: +34 913873280
France
Teva Santé
Tél: +33 155917800
Hrvatska
Pliva Hrvatska d.o.o.
Tel: +385 13720000
Lietuva
UAB Teva Baltics
Tel: +370 52660203
Luxembourg/Luxemburg
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
Belgique/Belgien
Tél/Tel: +32 38207373
Magyarország
Teva Gyógyszergyár Zrt.
Tel: +36 12886400
Malta
Teva Pharmaceuticals Ireland
L-Irlanda
Tel: +44 2075407117
Nederland
Teva Nederland B.V.
Tel: +31 8000228400
Norge
Teva Norway AS
Tlf: +47 66775590
Österreich
ratiopharm Arzneimittel Vertriebs-GmbH
Tel: +43 1970070
Polska
Teva Pharmaceuticals Polska Sp. z o.o.
Tel: +48 223459300
Portugal
Teva Pharma - Produtos Farmacêuticos, Lda.
Tel: +351 214767550
România
Teva Pharmaceuticals S.R.L.
Tel: +40 212306524
64
Ireland
Teva Pharmaceuticals Ireland
Tel: +44 2075407117
Ísland
Teva Pharma Iceland ehf.
Sími: +354 5503300
Italia
Teva Italia S.r.l.
Tel: +39 028917981
Κύπρος
Specifar Α.Β.Ε.Ε.
Ελλάδα
Τηλ: +30 2118805000
Latvija
UAB Teva Baltics filiāle Latvijā
Tel: +371 67323666
Slovenija
Pliva Ljubljana d.o.o.
Tel: +386 15890390
Slovenská republika
TEVA Pharmaceuticals Slovakia s.r.o.
Tel: +421 257267911
Suomi/Finland
Teva Finland Oy
Puh/Tel: +358 201805900
Sverige
Teva Sweden AB
Tel: +46 42121100
United Kingdom (Northern Ireland)
Teva Pharmaceuticals Ireland
Ireland
Tel: +44 2075407117
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
65
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten
mycofenolaatmofetil
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Mycofenolaatmofetil Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Mycofenolaatmofetil Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Mycofenolaatmofetil Teva behoort tot de groep van geneesmiddelen die bekend staan als
immunosuppressieve middelen.
De werkzame stof in dit geneesmiddel is mycofenolaatmofetil.
Mycofenolaatmofetil Teva wordt gebruikt ter voorkoming van afstoting van een getransplanteerde
nier, hart of lever door uw lichaam. Mycofenolaatmofetil Teva wordt samen met andere
geneesmiddelen gebruikt, die eenzelfde functie hebben (bijvoorbeeld ciclosporine en
corticosteroïden).
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
WAARSCHUWING
Mycofenolaat veroorzaakt aangeboren afwijkingen en miskramen. Als u een vrouw bent die zwanger
zou kunnen worden, moet u een negatieve uitslag van een zwangerschapstest hebben voordat u begint
met de behandeling en u moet het anticonceptieadvies van uw arts opvolgen.
Uw arts zal met u praten en zal u geschreven informatie overhandigen, voornamelijk over de effecten
van mycofenolaat op het ongeboren kind. Lees de informatie aandachtig door en volg de instructies.
Als u deze instructies niet volledig begrijpt, vraag dan uw arts om ze opnieuw uit te leggen voordat u
mycofenolaat gaat gebruiken. Zie ook de aanvullende informatie in deze rubriek onder “Wanneer moet
u extra voorzichtig zijn met dit middel?” en “Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding”.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
•
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
•
U bent een vrouw die zwanger zou kunnen zijn en u heeft geen negatieve uitslag van een
zwangerschapstest gekregen voordat u Mycofenolaatmofetil Teva voor het eerst kreeg
voorgeschreven; mycofenolaat kan namelijk aangeboren afwijkingen en miskramen veroorzaken.
•
U bent zwanger of van plan om zwanger te worden, of u denkt dat u zwanger zou kunnen zijn.
•
U gebruikt geen effectieve anticonceptie (zie “Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding”).
66
•
U geeft borstvoeding.
Gebruik dit geneesmiddel niet als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is. Als u
twijfelt, overleg dan met uw arts of apotheker voordat u Mycofenolaatmofetil Teva gebruikt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem meteen contact op met uw arts voordat u begint met de behandeling met dit middel:
•
als u ouder bent dan 65 jaar. U heeft dan mogelijk een hoger risico op het ontwikkelen van
bijwerkingen, zoals virusinfecties, maag-darmbloedingen en longoedeem, in vergelijking met
jongere patiënten
•
bij elke aanwijzing voor een infectie (bijv. koorts, keelpijn), onverwachte blauwe plekken en/of
bloedingen
•
indien u ooit problemen heeft gehad met uw spijsvertering, bijv. maagzweren
•
indien u van plan bent zwanger te worden, of als u zwanger wordt terwijl u of uw partner
Mycofenolaatmofetil Teva gebruikt
•
als u een erfelijk enzymtekort heeft, zoals het Lesch-Nyhan-syndroom en
Kelley-Seegmiller-syndroom.
Mycofenolaatmofetil Teva onderdrukt het afweermechanisme van het lichaam. Daardoor is er een
verhoogd risico op huidkanker. Daarom dient u blootstelling aan zonlicht en ultraviolet (UV)-licht te
beperken door het dragen van beschermende kleding en het gebruik van een zonnebrandcrème met een
hoge beschermingsfactor.
U mag geen bloed doneren tijdens de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva en tot ten minste
6 weken na het stoppen van de behandeling. Mannen mogen geen sperma doneren tijdens de
behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva en tot ten minste 90 dagen na het stoppen van de
behandeling.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Mycofenolaatmofetil Teva wordt gebruikt bij kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar) ter voorkoming van
afstoting bij een niertransplantatie.
Mycofenolaatmofetil Teva dient niet te worden gebruikt bij kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar) bij
hart- of levertransplantatie.
Mycofenolaatmofetil Teva dient in het geheel niet te worden gebruikt bij kinderen jonger dan 2 jaar
omdat op basis van de beperkte veiligheids- en werkzaamheidsgegevens voor deze
leeftijdsgroep geen dosisaanbevelingen kunnen worden gedaan
.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Neemt u naast Mycofenolaatmofetil Teva nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel
dat dan uw arts of apotheker.
Als het antwoord op één van de volgende vragen “ja” is, raadpleeg dan uw arts voordat u
Mycofenolaatmofetil Teva inneemt:
- Gebruikt u een geneesmiddel dat een van de volgende stoffen bevat:
o
azathioprine of andere stoffen die het afweermechanisme van het lichaam remmen (die soms
ook na een transplantatie worden gegeven),
o
colestyramine (wordt gebruikt voor de behandeling van patiënten met een te hoog
cholesterolgehalte in het bloed),
o
rifampicine (antibioticum),
o
maagzuurremmers of protonpompremmers (gebruikt om zuurproblemen in de maag, zoals
indigestie, te behandelen),
o
fosfaatbinders (gebruikt bij patiënten met chronisch nierfalen om de absorptie van fosfaat te
verminderen),
o
antibiotica (gebruikt om bacteriële infecties te behandelen),
o
isavuconazol (gebruikt om schimmelinfecties te behandelen),
o
telmisartan (gebruikt om een hoge bloeddruk te behandelen)
67
o
of een ander geneesmiddel (ook geneesmiddelen die niet door een arts zijn voorgeschreven)
zonder dat dit bij uw behandelend arts bekend is?
- Moet u een vaccinatie krijgen (met levend vaccin)? De arts vertelt u wat voor u geschikt is.
Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding
Anticonceptie bij vrouwen die Mycofenolaatmofetil Teva gebruiken
Als u een vrouw bent die zwanger zou kunnen worden, moet u een effectieve anticonceptiemethode
gebruiken samen met Mycofenolaatmofetil Teva. Dit geldt:
•
voordat u Mycofenolaatmofetil Teva begint te gebruiken
•
tijdens de gehele behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
•
gedurende 6 weken nadat u bent gestopt met het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva.
Bespreek met uw arts wat de meest geschikte anticonceptiemethode voor u is. Dit hangt af van uw
persoonlijke situatie. Twee vormen van anticonceptie heeft de voorkeur, omdat dit het risico op een
onbedoelde zwangerschap verkleint.
Neem zo snel mogelijk contact op met uw arts als u denkt dat
uw anticonceptiemethode misschien niet effectief is geweest of als u vergeten bent de Pil in te
nemen.
U kunt niet zwanger worden als een van het onderstaande op u van toepassing is:
-
U bent post-menopausaal, d.w.z. minimaal 50 jaar oud en uw laatste menstruatie was meer dan
een jaar geleden (indien uw menstruatie is gestopt omdat u behandeld bent tegen kanker, dan is er
nog steeds een kans dat u zwanger kunt worden).
-
Uw eileiders en beide eierstokken zijn chirurgisch verwijderd (bilaterale salpingo ovariectomie).
-
Uw baarmoeder is chirurgisch verwijderd (hysterectomie).
-
Uw eierstokken werken niet meer (prematuur ovariumfalen, wat is bevestigd door een
gynaecoloog).
-
U bent geboren met een van de volgende zeldzame aandoeningen die zwangerschap onmogelijk
maken: het XY genotype, het syndroom van Turner, ontbreken van de baarmoeder.
-
U bent een kind dat of tiener die nog niet menstrueert.
Anticonceptie bij mannen die Mycofenolaatmofetil Teva gebruiken
Beschikbare gegevens laten geen verhoogd risico op misvormingen of miskramen zien als de vader
mycofenolaat gebruikt, maar een risico kan niet helemaal uitgesloten worden. Als voorzorgsmaatregel
wordt aanbevolen dat u of uw vrouwelijke partner effectieve anticonceptie gebruikt tijdens uw
behandeling en gedurende 90 dagen nadat u gestopt bent met Mycofenolaatmofetil Teva.
Als u van plan bent om een kind te krijgen, bespreek dan met uw arts de mogelijke risico’s en andere
behandelingen.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Uw arts zal met u bespreken
wat de risico’s zijn van een zwangerschap en welke andere geneesmiddelen u kunt gebruiken om te
voorkomen dat uw getransplanteerde orgaan wordt afgestoten in het geval dat:
•
u van plan bent zwanger te worden
•
u een menstruatie gemist heeft, u denkt dat u een menstruatie gemist heeft, u een ongewone
menstruatie heeft of u vermoedt dat u zwanger bent
•
u seks heeft zonder effectieve anticonceptiemethodes te gebruiken.
Als u toch zwanger wordt tijdens de behandeling met mycofenolaat, moet u dit onmiddellijk aan uw
arts vertellen, maar u moet Mycofenolaatmofetil Teva wel blijven gebruiken totdat u hem of haar ziet.
Zwangerschap
Mycofenolaat leidt tot een zeer hoog aantal miskramen (50%) en ernstige aangeboren afwijkingen
(23-27%) bij het ongeboren kind. Aangeboren afwijkingen die zijn gemeld, zijn onder andere
afwijkingen van de oren, de ogen, het gezicht (hazenlip, gespleten verhemelte), de ontwikkeling van
de vingers, het hart, de slokdarm (de verbinding tussen de keel en de maag), de nieren en het centraal
68
zenuwstelsel (bijvoorbeeld een open rug (waarbij de botten van de wervelkolom niet goed ontwikkeld
zijn)). Uw baby zou een of meer van deze afwijkingen kunnen krijgen.
Als u een vrouw bent die zwanger zou kunnen worden, moet u een negatieve uitslag van een
zwangerschapstest hebben voordat u begint met de behandeling en u moet het anticonceptieadvies van
uw arts opvolgen. Uw arts kan om meer dan één test vragen om zeker te zijn dat u niet zwanger bent
voor de start van de behandeling.
Borstvoeding
Gebruik Mycofenolaatmofetil Teva niet als u borstvoeding geeft. Er kan namelijk een kleine
hoeveelheid van het geneesmiddel in de moedermelk terechtkomen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Mycofenolaatmofetil Teva heeft matige invloed op de rijvaardigheid of het bedienen van machines.
Als u zich slaperig voelt, een verdoofd gevoel heeft of zich verward voelt, neem dan contact op met
uw arts of verpleegkundige. Ga niet rijden en bedien geen machines totdat u zich beter voelt.
Mycofenolaatmofetil Teva bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per filmomhulde tablet, dat wil zeggen dat het
in wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw behandeling dient te worden gestart en gecontroleerd door een arts die gespecialiseerd is in
transplantaties.
De gebruikelijke dosering is:
Niertransplantatie
Volwassenen
De eerste dosis zal binnen 72 uur na de transplantatie worden toegediend. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 4 tabletten (2 gram van het werkzame bestanddeel) verdeeld over twee doses per dag. Dit
betekent dat u ’s ochtends 2 tabletten inneemt en ’s avonds 2 tabletten.
Kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar)
De toe te dienen dosis is afhankelijk van de grootte van het kind. Uw arts zal de meest geschikte dosis
bepalen op basis van het lichaamsoppervlak (lengte en gewicht). De aanbevolen dosering is tweemaal
daags 600 mg/m².
Harttransplantatie
Volwassenen
De eerste dosis zal binnen 5 dagen na de transplantatie worden toegediend. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 6 tabletten (3 gram van de werkzame stof) verdeeld over twee doses per dag. Dit betekent dat
u ’s ochtends 3 tabletten inneemt en ’s avonds 3 tabletten.
Kinderen
Er is geen informatie over het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva bij kinderen die een
harttransplantatie hebben gehad.
69
Levertransplantatie
Volwassenen:
De eerste orale dosis Mycofenolaatmofetil Teva zal u op zijn vroegst 4 dagen na de transplantatie
worden toegediend en als u in staat bent de orale medicatie in te nemen. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 6 tabletten (3 gram van de werkzame stof) verdeeld over twee doses per dag. Dit betekent dat
u ’s ochtends 3 tabletten inneemt en ’s avonds 3 tabletten.
Kinderen
Er is geen informatie over het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva bij kinderen die een
levertransplantatie hebben gehad.
De wijze van innemen
Neem de tabletten in hun geheel in met een glas water. U kunt ze met of zonder voedsel innemen.
Breek de tabletten niet en maak ze niet fijn.
De behandeling zal voortgezet worden zolang als het nodig is om uw afweermechanisme te
onderdrukken om afstoting van het getransplanteerde orgaan te voorkomen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Het is belangrijk dat u niet teveel tabletten inneemt. Als u meer tabletten hebt ingenomen dan
voorgeschreven is of als u denkt dat een kind een tablet heeft ingeslikt, dient u de dichtstbijzijnde
Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis of uw arts te raadplegen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Indien u een keer vergeten heeft uw geneesmiddel in te nemen, neem het dan in zodra u eraan denkt en
ga gewoon door met innemen op de normale tijdstippen. Neem geen dubbele dosis om een vergeten
dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van Mycofenolaatmofetil Teva omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk
dat u het geneesmiddel zo lang blijft gebruiken als uw arts u heeft verteld. Het stoppen van de
behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva kan de kans op afstoting van het getransplanteerde orgaan
verhogen. Stop niet met innemen van het geneesmiddel tenzij dat moet van uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u een van de volgende ernstige bijwerkingen opmerkt – u
heeft mogelijk met spoed een medische behandeling nodig:
-
u heeft tekenen van infectie, zoals koorts of keelpijn
-
u heeft onverwachte blauwe plekken of bloedingen
-
u heeft huiduitslag, zwelling van het gezicht, de lippen, tong of keel met een bemoeilijkte
ademhaling – u heeft misschien een ernstige allergische reactie op het geneesmiddel (zoals
anafylaxie, angio-oedeem)
-
u heeft zwarte ontlasting of bloed in de ontlasting of, als u overgeeft, bevat het braaksel bloed of
donkere deeltjes die eruitzien als koffieprut. Dit kunnen tekenen zijn van een maag- of
darmbloeding.
De frequentie van bepaalde bijwerkingen is afhankelijk van het getransplanteerde orgaan, dat wil
zeggen dat bepaalde bijwerkingen vaker of minder vaak kunnen voorkomen, afhankelijk van of dit
70
geneesmiddel wordt gebruikt om te verhinderen dat uw lichaam een getransplanteerd hart of een
getransplanteerde nier afstoot. Voor de duidelijkheid wordt elke bijwerking altijd vermeld onder de
hoogste frequentie waarin deze optreedt.
Andere bijwerkingen
Zeer vaak (kunnen optreden bij meer dan 1 op de 10 personen)
-
bacteriële, virale en/of schimmelinfecties
-
ernstige infectie die het hele lichaam kan aantasten
-
daling van het aantal witte bloedcellen, bloedplaatjes of rode bloedcellen, wat kan leiden tot een
verhoogd risico op infecties, blauwe plekken, bloeding, ademnood en zwakte
-
bloeding onder de huid
-
stijging van het aantal witte bloedcellen
-
te veel zuur in het lichaam
-
hoog gehalte cholesterol en/of lipiden in het bloed
-
hoog gehalte suiker in het bloed
-
hoog gehalte kalium in het bloed, laag gehalte kalium, magnesium, calcium en/of fosfaat in het
bloed
-
hoog gehalte urinezuur in het bloed, jicht
-
rusteloosheid, abnormale gedachten, waarneming en bewustzijnsniveaus, depressie, angstig
voelen, moeilijk slapen
-
verhoogde spierspanning, trillen, slaperigheid, duizeligheid, hoofdpijn, tintelingen, prikkeling of
gevoelloosheid
-
snellere hartslag
-
lage/hoge bloeddruk, verwijding van bloedvaten
-
vochtophoping in de longen, kortademigheid, hoesten
-
opgeblazen gevoel in de buik
-
braken, maagpijn, diarree, misselijkheid
-
verstopping (obstipatie), verstoorde spijsvertering (indigestie), winderigheid (flatulentie)
-
verminderde eetlust
-
veranderingen in verschillende laboratoriumwaarden
-
leverontsteking, gele verkleuring van de huid en van het oogwit
-
huidgroei, huiduitslag, acne
-
spierzwakte
-
gewrichtspijn
-
nierproblemen
-
bloed in de urine
-
koorts, het koud hebben, pijn, zich zwak voelen
-
vocht vasthouden in het lichaam
-
deel van een inwendig orgaan of weefsel dat door een zwakke plek in de buikspieren uitpuilt
-
spierpijn, nek- en rugpijn
Vaak (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 10 personen)
-
huidkanker, niet-kwaadaardige huidgroei
-
abnormale en overmatige weefselgroei
-
daling van de aantallen van alle bloedcellen
-
goedaardige vergroting van de lymfeklieren, veranderingen van de huid door ontstekingen
(pseudolymfoom)
-
verminderd gewicht
-
abnormaal denken
-
epileptische aanval (insult)
-
verandering van de smaakzin
-
bloedstolsel dat zich in een ader vormt
-
ontsteking van het weefsel dat tegen de binnenkant van de buikwand en om de meeste
buikorganen heen ligt
-
darmverstopping
71
-
-
-
-
-
-
ontsteking van de dikke darm met als gevolg buikpijn of diarree (soms veroorzaakt door
cytomegalovirus), zweren van de mond en/of maag en/of twaalfvingerige darm, ontsteking van de
maag, slokdarm en/of mond en lippen
oprispingen
haaruitval
zich niet lekker voelen
overgroeiing van het tandvlees
ontsteking van de alvleesklier, met als gevolg hevige pijn in de buik en de rug.
Soms (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 100 personen)
-
protozoaire infecties
-
woekering van lymfatisch weefsel, waaronder kwaadaardige tumoren
-
onvoldoende vorming van rode bloedcellen
-
ernstige beenmergziekte
-
ophoping van lymfe in het lichaam
-
kortademigheid, hoesten, wat veroorzaakt kan worden door bronchiëctasie (een aandoening
waarbij de luchtwegen in de long op een abnormale manier zijn verwijd) of longfibrose
(littekenvorming in de long). Neem contact op met uw arts als u last krijgt van een aanhoudende
hoest of kortademigheid
-
daling van de hoeveelheid antistoffen in het bloed
-
ernstige daling van het aantal van bepaalde witte bloedcellen (mogelijke symptomen zijn koorts,
zere keel, vaak optredende infecties) (agranulocytose)
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
-
veranderingen van de binnenwand van de dunne darm (villeuze darmatrofie)
-
ernstige ontsteking van de membraan die om de hersenen en het ruggenmerg heen ligt
-
ernstige ontsteking van het hart en de hartkleppen
-
bacteriële infecties die doorgaans leiden tot een ernstige longaandoening (tuberculose, atypische
mycobacteriële infectie)
-
ernstige nierziekte (BK-virusgeassocieerde nefropathie)
-
ernstige ziekte van het centrale zenuwstelsel (JC-virusgeassocieerde progressieve multifocale
leuko-encefalopathie)
-
daling van het aantal van bepaalde witte bloedcellen (neutropenie)
-
verandering van de vorm van bepaalde witte bloedcellen
Stop niet met het innemen van het geneesmiddel voordat u dit met uw arts heeft besproken.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
blisterverpakking en doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
72
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
•
•
De werkzame stof in dit middel is mycofenolaatmofetil.
Elke tablet bevat 500 mg mycofenolaatmofetil.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern
microkristallijne cellulose
povidon K-30
magnesiumstearaat
croscarmellosenatrium
Filmomhulling
hypromellose (HPMC 2910)
titaniumdioxide (E171)
macrogol (PEG 400)
talk
indigotine (E132)
zwart ijzeroxide (E172)
rood ijzeroxide (E172)
Hoe ziet Mycofenolaatmofetil Teva eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Filmomhulde tabletten
Matte paarsgekleurde, ovale filmomhulde tabletten, met de opdruk “M500” aan de ene zijde en glad
aan de andere zijde.
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten zijn beschikbaar in PVC/PVdC-aluminium
blisterverpakkingen met 50 of 150 of 50 x 1 tabletten per verpakking.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
Fabrikanten
Teva Pharmaceutical Works Private Limited Company
Pallagi út, 13.
Debrecen, H-4042
Hongarije
Pharmachemie B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
73
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
Tél/Tel: +32 38207373
България
Тева Фарма ЕАД
Тел:
+359 24899585
Česká republika
Teva Pharmaceuticals CR, s.r.o.
Tel: +420 251007111
Danmark
Teva Denmark A/S
Tlf: +45 44985511
Deutschland
TEVA GmbH
Tel: +49 73140208
Eesti
UAB Teva Baltics Eesti filiaal
Tel: +372 6610801
Ελλάδα
Specifar
Α.Β.Ε.Ε.
Τηλ: +30 2118805000
España
Teva Pharma, S.L.U.
Tel: +34 913873280
France
Teva Santé
Tél: +33 155917800
Hrvatska
Pliva Hrvatska d.o.o.
Tel: +385 13720000
Ireland
Teva Pharmaceuticals Ireland
Tel: +44 2075407117
Ísland
Teva Pharma Iceland ehf.
Sími: +354 5503300
Italia
Teva Italia S.r.l.
Tel: +39 028917981
74
Lietuva
UAB Teva Baltics
Tel: +370 52660203
Luxembourg/Luxemburg
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
Belgique/Belgien
Tél/Tel: +32 38207373
Magyarország
Teva Gyógyszergyár Zrt.
Tel: +36 12886400
Malta
Teva Pharmaceuticals Ireland
L-Irlanda
Tel: +44 2075407117
Nederland
Teva Nederland B.V.
Tel: +31 8000228400
Norge
Teva Norway AS
Tlf: +47 66775590
Österreich
ratiopharm Arzneimittel Vertriebs-GmbH
Tel: +43 1970070
Polska
Teva Pharmaceuticals Polska Sp. z o.o.
Tel: +48 223459300
Portugal
Teva Pharma - Produtos Farmacêuticos, Lda.
Tel: +351 214767550
România
Teva Pharmaceuticals S.R.L.
Tel: +40 212306524
Slovenija
Pliva Ljubljana d.o.o.
Tel: +386 15890390
Slovenská republika
TEVA Pharmaceuticals Slovakia s.r.o.
Tel: +421 257267911
Suomi/Finland
Teva Finland Oy
Puh/Tel: +358 201805900
Κύπρος
Specifar Α.Β.Ε.Ε.
Ελλάδα
Τηλ: +30 2118805000
Latvija
UAB Teva
Baltics filiāle Latvijā
Tel: +371 67323666
Sverige
Teva Sweden AB
Tel: +46 42121100
United Kingdom (Northern Ireland)
Teva Pharmaceuticals Ireland
Ireland
Tel: +44 2075407117
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
75
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg harde capsules
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Iedere capsule bevat 250 mg mycofenolaatmofetil.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Harde capsule
Het centrale deel van de capsule is caramel gekleurd met om de as het opschrift ´250´ in zwarte inkt.
De capsulekap is lichtblauw gekleurd met om de as het opschrift ´M´in zwarte inkt.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Mycofenolaatmofetil Teva is geïndiceerd voor gebruik samen met ciclosporine en corticosteroïden als
profylaxe tegen acute orgaanafstoting bij patiënten die een allogene nier-, hart- of levertransplantatie
ondergaan.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient gestart en voortgezet te worden door een ter zake gekwalificeerde specialist in
transplantaties.
Dosering
Toepassing bij niertransplantaties
Volwassenen
De behandeling dient te worden begonnen binnen 72 uur na transplantatie. De aanbevolen dosis bij
niertransplantatiepatiënten is tweemaal daags 1 g (dagelijkse dosis 2 g).
Pediatrische patiënten van 2 tot 18 jaar
De aanbevolen dosis mycofenolaatmofetil is 600 mg/m2 tweemaal daags oraal toegediend (tot een
maximum van 2 g per dag). Capsules dienen uitsluitend te worden voorgeschreven bij patiënten met
een lichaamsoppervlak van ten minste 1,25 m². Bij patiënten met een lichaamsoppervlak van 1,25 tot
1,5 m² kunnen mycofenolaatmofetil capsules worden voorgeschreven in een dosis van tweemaal daags
750 mg (dagelijkse dosis 1,5 g). Bij patiënten met een lichaamsoppervlak van meer dan 1,5 m² kunnen
mycofenolaatmofetil capsules worden voorgeschreven in een dosis van tweemaal daags 1 g (dagelijkse
dosis 2 g). Omdat sommige bijwerkingen in vergelijking met volwassenen met een grotere frequentie
optreden in deze leeftijdsgroep (zie rubriek 4.8), kan een tijdelijke dosisverlaging of onderbreking
vereist zijn; dit maakt het noodzakelijk relevante klinische factoren, waaronder de ernst van de reactie,
in aanmerking te nemen.
Pediatrische patiënten jonger dan 2 jaar
Er zijn beperkte gegevens over de veiligheid en de werkzaamheid bij kinderen jonger dan 2 jaar. Die
zijn onvoldoende om een doseringsrichtlijn te geven en daarom wordt toepassing bij deze
leeftijdsgroep niet aanbevolen.
2
Volwassenen
De behandeling dient te worden begonnen binnen 5 dagen na de harttransplantatie. De aanbevolen
dosis bij harttransplantatiepatiënten is tweemaal daags 1,5 g (dagelijkse dosis 3 g).
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over harttransplantaties bij kinderen.
Toepassing bij levertransplantaties
Volwassenen
Intraveneus mycofenolaatmofetil dient de eerste 4 dagen na de levertransplantatie te worden
toegediend; daarna dient de toediening van oraal Mycofenolaatmofetil Teva te worden begonnen zodra
dit kan worden verdragen. De aanbevolen dosering bij levertransplantatiepatiënten is tweemaal daags
1,5 g (dagelijkse dosis 3 g).
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over levertransplantaties bij kinderen.
Toepassing bij speciale populaties
Ouderen
De aanbevolen dosis van tweemaal daags 1 g bij niertransplantatiepatiënten en tweemaal daags 1,5 g
bij hart- of levertransplantatiepatiënten is ook geschikt voor ouderen.
Verminderde nierfunctie
Bij niertransplantatiepatiënten met ernstig chronisch verminderde nierfunctie (glomerulaire
filtratiesnelheid <°25 ml/min/1,73 m2) dienen, met uitzondering van de periode onmiddellijk na de
transplantatie, doses hoger dan tweemaal daags 1 g te worden vermeden. Deze patiënten dienen ook
zorgvuldig te worden geobserveerd. Aanpassing van de dosis is niet nodig bij patiënten met een
vertraagde niertransplantaatfunctie na operatie (zie rubriek 5.2). Er zijn geen gegevens beschikbaar
over hart- of levertransplantatiepatiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie.
Ernstig verminderde leverfunctie
Aanpassing van de dosis is niet nodig bij niertransplantatiepatiënten met ernstige parenchymale
leverziekte. Er zijn geen gegevens beschikbaar over harttransplantatiepatiënten met ernstige
parenchymale leverziekte.
Behandeling tijdens afstotingsepisodes
Mycofenolzuur (MPA) is de actieve metaboliet van mycofenolaatmofetil. Afstoting van het
niertransplantaat leidt niet tot veranderingen van de farmacokinetiek van MPA; een dosisverlaging of
een onderbreking van Mycofenolaatmofetil Teva is niet vereist. Er is geen grond voor dosisaanpassing
van Mycofenolaatmofetil Teva na afstoting van het harttransplantaat. Er zijn geen farmacokinetische
gegevens beschikbaar bij afstoting van het levertransplantaat.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de behandeling van eerste of refractaire afstoting bij
pediatrische transplantatiepatiënten.
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
Te nemen voorzorgen voorafgaand aan gebruik of toediening van het geneesmiddel
3
niet worden geopend of vermalen om inademing of direct contact van de huid of slijmvliezen met de
poeder in de capsules te vermijden. Als er contact optreedt, was dan grondig met water en zeep; spoel
de ogen met alleen water.
4.3 Contra-indicaties
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan patiënten die overgevoelig zijn voor
mycofenolaatmofetil, mycofenolzuur of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Overgevoeligheidsreacties op Mycofenolaatmofetil Teva zijn waargenomen (zie rubriek 4.8).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan vrouwen die zwanger kunnen worden en die
geen zeer effectieve anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.6).
Behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gestart worden bij vrouwen die zwanger kunnen
worden zonder een uitslag van een zwangerschapstest om onopzettelijk gebruik tijdens de
zwangerschap uit te sluiten (zie rubriek 4.6).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte
alternatieve behandeling is om orgaanafstoting te voorkomen (zie rubriek 4.6).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan vrouwen die borstvoeding geven (zie
rubriek 4.6).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Neoplasmata
Bij patiënten die immunosuppressieve behandelingen ondergaan, waarbij een combinatie van
geneesmiddelen is betrokken waaronder Mycofenolaatmofetil Teva, bestaat een toegenomen risico
van het ontwikkelen van lymfomen en andere maligniteiten, vooral van de huid (zie rubriek 4.8). Het
risico lijkt meer gerelateerd aan de intensiteit en duur van de immuunsuppressieve behandeling dan
aan het gebruik van een specifiek middel. Beperkte blootstelling aan zonlicht en ultraviolet licht door
het dragen van beschermende kleding en het gebruik van een zonnebrandmiddel met een hoge
beschermingsfactor dient als algemeen advies gegeven te worden om het risico van huidkanker te
minimaliseren.
Infecties
Bij patiënten die behandeld worden met immunosuppressiva, waaronder Mycofenolaatmofetil Teva
bestaat een verhoogd risico op het krijgen van opportunistische infecties (bacterieel, fungaal, viraal of
protozoaal), fatale infecties en sepsis (zie rubriek 4.8). Onder deze infecties vallen ook infecties
veroorzaakt door reactivatie van een latente virusinfectie, zoals hepatitis B- of hepatitis C-reactivatie
en infecties veroorzaakt door polyomavirussen (BK-virus-geassocieerde nefropathie, JC-virus
geassocieerde Progressieve Multifocale Leuko-encefalopathie PML). Gevallen van hepatitis door
reactivatie van hepatitis B of hepatitis C zijn gemeld in patiënten die drager zijn en behandeld werden
met immunosuppressiva. Deze infecties worden vaak gerelateerd aan een hoge totale
immunosuppressieve belasting en kunnen tot ernstige of fatale situaties leiden. Artsen moeten hierop
bedacht zijn bij het stellen van de differentiaal diagnose bij patiënten met een onderdrukt
immuunsysteem waarbij de nierfunctie achteruitgaat of die neurologische symptomen vertonen.
Mycofenolzuur heeft een cytostatisch effect op B- en T-lymfocyten, wat kan leiden tot verergering van
COVID 19 en passend medisch ingrijpen moet worden overwogen.
Er zijn meldingen gedaan van hypogammaglobulinemie geassocieerd met terugkerende infecties bij
patiënten die mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met andere immunosuppressiva. In sommige
van deze gevallen resulteerde het overstappen van mycofenolaatmofetil naar een ander
immunosuppressivum in het terugkeren van de IgG-waarden in serum naar normaal niveau. Patiënten
4
immunoglobulinewaarden laten bepalen. In het geval van een aanhoudende, klinisch relevante
hypogammaglobulinemie moet passend medisch ingrijpen worden overwogen, waarbij rekening moet
worden gehouden met het potente cytostatische effect dat mycofenolzuur heeft op T- en B-lymfocyten.
Er zijn meldingen gepubliceerd van bronchiëctasie bij volwassenen en kinderen die
mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met andere immunosuppressiva. In sommige van deze
gevallen resulteerde het overstappen van mycofenolaatmofetil naar een ander immunosuppressivum in
een verbetering van de respiratoire symptomen. Het risico op bronchiëctasie kan samenhangen met
hypogammaglobulinemie of met een direct effect op de longen. Er zijn ook geïsoleerde meldingen van
interstitiële longziekte en pulmonaire fibrose, in sommige gevallen met fatale afloop (zie rubriek 4.8).
Het wordt aanbevolen dat patiënten die aanhoudende pulmonaire symptomen ontwikkelen, zoals hoest
en dyspneu, worden onderzocht.
Bloed en immuunsysteem
Patiënten die met Mycofenolaatmofetil Teva behandeld worden, dienen te worden gecontroleerd op
neutropenie die gerelateerd kan zijn aan Mycofenolaatmofetil Teva zelf, co-medicatie, virale infecties
of een combinatie van deze factoren. Bij patiënten die Mycofenolaatmofetil Teva krijgen toegediend,
dient eenmaal per week gedurende de eerste maand het complete bloedbeeld te worden bepaald en
vervolgens twee keer per maand gedurende de tweede en derde maand van de behandeling, daarna
maandelijks gedurende het eerste jaar. Indien neutropenie optreedt (absoluut aantal neutrofielen
<°1,3 x 103/µl), kan het aangewezen zijn de toediening van Mycofenolaatmofetil Teva te onderbreken
of te stoppen.
Bij patiënten die met mycofenolaatmofetil in combinatie met andere immunosuppressiva werden
behandeld, zijn gevallen van Pure Red Cell Aplasia (PRCA) gemeld. Het mechanisme van
mycofenolaatmofetil geïnduceerde PRCA is onbekend. PRCA zou kunnen verdwijnen door verlaging
van de dosis of het staken van de Mycofenolaatmofetil Teva therapie. Wijzigingen in de
Mycofenolaatmofetil Teva therapie mogen alleen worden uitgevoerd onder strikt toezicht bij
ontvangers van een transplantaat om zo het risico op orgaanafstoting te minimaliseren (zie
rubriek 4.8).
Patiënten die met Mycofenolaatmofetil Teva behandeld worden, dienen geïnstrueerd te worden om
onmiddellijk elke aanwijzing voor een infectie, onverwachte blauwe plekken, bloedingen of elke
andere uiting van beenmergfalen te melden.
Patiënten dienen erop gewezen te worden dat tijdens de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
vaccinaties minder effectief kunnen zijn en het gebruik van levend verzwakt vaccin dient vermeden te
worden (zie rubriek 4.5). Influenzavaccinatie kan van waarde zijn. Voorschrijvers worden verwezen
naar de nationale richtlijnen voor influenzavaccinatie.
Gastro-intestinaal
Mycofenolaatmofetil is in verband gebracht met een toegenomen incidentie van bijwerkingen van het
spijsverteringsstelsel, waaronder infrequente gevallen van gastro-intestinale ulceratie, bloedingen en
perforatie. Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van Mycofenolaatmofetil Teva aan patiënten
met een ernstige, actieve ziekte van het spijsverteringsstelsel.
Mycofenolaatmofetil Teva is een inosine monofosfaat dehydrogenase (IMPDH) remmer. Daarom
moet het vermeden worden bij patiënten met de zeldzame hereditaire deficiëntie van hypoxanthine-
guanine-fosforibosyl-transferase (HGPRT) zoals het Lesch-Nyhan- en het Kelley-Seegmiller
syndroom.
5
Voorzichtigheid is geboden wanneer bij een combinatietherapie die immunosuppressiva bevat die
interfereren met de enterohepatische recirculatie van MPA, bijv. ciclosporine, overgestapt wordt naar
andere middelen die dit effect niet hebben, bijv. tacrolimus, sirolimus, belatacept, of vice versa,
aangezien dit een verandering in de blootstelling aan MPA kan veroorzaken. Middelen die interfereren
met de enterohepatische cyclus van MPA (bijv. colestyramine, antibiotica) moeten met
voorzichtigheid worden gebruikt vanwege hun potentieel om de plasmaspiegels en de werkzaamheid
van mycofenolaatmofetil te verminderen (zie ook rubriek 4.5). Controle van de therapeutische
concentraties van MPA kan wenselijk zijn als er naar een andere combinatietherapie wordt overgestapt
(bijv. van ciclosporine naar tacrolimus of vice versa) of om adequate immuunsuppressie te waarborgen
bij patiënten met een hoog immunologisch risico (bijv. risico van afstoting, behandeling met
antibiotica, het toevoegen of staken van geneesmiddelen die een interactie aangaan).
Het wordt aanbevolen mycofenolaatmofetil niet gelijktijdig met azathioprine toe te dienen omdat een
dergelijke combinatie niet is onderzocht.
De baten/risico-verhouding van mycofenolaatmofetil in combinatie met sirolimus is niet vastgesteld
(zie ook rubriek 4.5).
Speciale populaties
Oudere patiënten kunnen een verhoogd risico hebben op bijwerkingen zoals bepaalde infecties
(waaronder weefselinvasieve cytomegalovirusinfectie) en mogelijk gastro-intestinale bloedingen en
pulmonair oedeem, vergeleken met jongere personen (zie rubriek 4.8).
Teratogene effecten
Bij mensen heeft mycofenolaat krachtige teratogene effecten. Spontane abortus (incidentie 45% tot
49%) en congenitale misvormingen (geschatte incidentie 23% tot 27%) zijn gemeld na blootstelling
aan mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap. Daarom is Mycofenolaatmofetil Teva gecontra-
indiceerd tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte alternatieve behandelingen zijn om
transplantaatafstoting te voorkomen. Vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden, moeten
worden gewezen op de risico's en moeten de in rubriek 4.6 beschreven aanbevelingen (waaronder
anticonceptiemethoden, zwangerschapstesten) volgen zowel vóór, tijdens als na de behandeling met
mycofenolaat. Artsen moeten ervoor zorgen dat vrouwen die mycofenolaat gebruiken, zowel het risico
op schadelijke effecten voor de baby begrijpen, alsook de noodzaak van effectieve anticonceptie en de
noodzaak om onmiddellijk contact op te nemen met hun arts bij een mogelijke zwangerschap.
Anticonceptie (zie rubriek 4.6)
Vanwege solide klinisch bewijs van een hoog risico op abortus en congenitale misvormingen bij
gebruik van mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap, moet al het mogelijke gedaan worden om
een zwangerschap te voorkomen tijdens de behandeling. Daarom moeten vrouwen die zwanger
kunnen worden, ten minste één effectieve vorm van anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.3) vóór,
tijdens en gedurende 6 weken na beëindiging van de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva,
tenzij onthouding de gekozen vorm van anticonceptie is. Gelijktijdig gebruik van twee verschillende
vormen van anticonceptie heeft de voorkeur om de kans op onbedoelde zwangerschap te verkleinen.
Voor advies over anticonceptie voor mannen, zie rubriek 4.6.
Risicominimalisatiematerialen
Om patiënten te ondersteunen in het vermijden van blootstelling van de foetus aan mycofenolaat en
hen te voorzien van additionele belangrijke risico-informatie zal de vergunninghouder
risicominimalisatiematerialen verstrekken aan beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. De
risicominimalisatiematerialen zullen de waarschuwingen in het kader van de teratogeniteit van
6
informatie geven over de noodzaak om zwangerschapstesten uit te voeren. De arts moet de complete
patiënteninformatie over zowel het risico van teratogeniteit als de zwangerschapspreventiemaatregelen
overhandigen aan vrouwen die zwanger kunnen worden en, indien nodig, aan mannelijke patiënten.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
Patiënten mogen geen bloed doneren tijdens de behandeling of tot ten minste 6 weken na het stoppen
met mycofenolaat. Mannen mogen geen sperma doneren tijdens de behandeling of gedurende
90 dagen na het stoppen met mycofenolaat.
Hulpstof
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per harde capsule, dat wil zeggen dat het
in wezen `natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Aciclovir
Bij co-medicatie van mycofenolaatmofetil en aciclovir zijn hogere aciclovir-plasmaconcentraties
waargenomen, dan werden gezien bij aciclovir afzonderlijk. De veranderingen in de farmacokinetiek
van MPAG (MPAG is toegenomen met 8%) waren minimaal en worden niet als klinisch relevant
beschouwd. Omdat zowel de MPAG-plasmaconcentraties (de fenolglucuronide van MPA) als de
aciclovirconcentratie verhoogd is bij een verminderde nierfunctie bestaat de mogelijkheid dat
mycofenolaatmofetil en aciclovir of de prodrugs ervan, bijv. valaciclovir, elkaar beconcurreren wat
betreft tubulaire uitscheiding, waardoor verdere stijgingen van de concentraties van beide
geneesmiddelen kunnen optreden.
Antacida en protonpompremmers (PPI's)
Een verminderde blootstelling aan MPA is waargenomen wanneer antacida, zoals magnesium- en
aluminiumhydroxides, en PPI's, waaronder lansoprazol en pantoprazol, werden toegediend samen met
mycofenolaatmofetil. Wanneer het percentage transplantaatafstotingen of transplantaatverliezen werd
vergeleken tussen mycofenolaatmofetil -patiënten die PPI's gebruikten ten opzichte van
mycofenolaatmofetil -patiënten die geen PPI's gebruikten, werden geen significante verschillen
gezien. Deze gegevens ondersteunen de extrapolatie van deze bevinding naar alle antacida, omdat de
reductie in de blootstelling aanzienlijk minder is wanneer mycofenolaatmofetil tegelijk wordt
toegediend met magnesium- en aluminiumhydroxides dan wanneer mycofenolaatmofetil tegelijk
wordt toegediend met PPI's.
Geneesmiddelen die de enterohepatische kringloop beïnvloeden (bijv. colestyramine, ciclosporine A,
antibiotica)
Voorzichtigheid dient betracht te worden bij geneesmiddelen die invloed hebben op de
enterohepatische kringloop, vanwege een mogelijk verminderde werkzaamheid van
mycofenolaatmofetil.
Colestyramine
Na toediening van een enkelvoudige dosis mycofenolaatmofetil van 1,5 g aan normale gezonde
vrijwilligers, die waren voorbehandeld met driemaal daags 4 g colestyramine gedurende 4 dagen, trad
er een 40% reductie van de AUC (´area under the curve´) van MPA op (zie rubriek 4.4 en rubriek 5.2).
Er dient voorzichtigheid betracht te worden tijdens gelijktijdige toediening vanwege een mogelijk
verminderde werkzaamheid van mycofenolaatmofetil.
Ciclosporine A
De farmacokinetiek van ciclosporine A (CsA) wordt niet beïnvloed door mycofenolaatmofetil. Als de
gelijktijdige behandeling met CsA wordt beëindigd, dient daarentegen rekening te worden gehouden
met een toename in de MPA AUC van ongeveer 30%. CsA interfereert met de enterohepatische
recirculatie van MPA, wat resulteert in een verminderde blootstelling aan MPA met 30-50% bij
7
die sirolimus of belatacept en vergelijkbare doses mycofenolaatmofetil kregen (zie ook rubriek 4.4).
Omgekeerd moeten veranderingen in de blootstelling aan MPA worden verwacht wanneer patiënten
worden overgezet van CsA naar een van de immunosuppressiva die niet met de enterohepatische
cyclus van MPA interfereren.
Antibiotica die -glucuronidase-producerende bacteriën in het darmkanaal elimineren (bijv.
aminoglycoside-, cefalosporine-, fluoroquinolon- en penicilline-antibiotica) kunnen interfereren met
de enterohepatische recirculatie van MPAG/MPA, met een verminderde systemische blootstelling aan
MPA tot gevolg. Informatie over de volgende antibiotica is beschikbaar:
Ciprofloxacine of amoxicilline met clavulaanzuur
In de dagen onmiddellijk na de start van orale ciprofloxacine of amoxicilline met clavulaanzuur is een
afname van de dalspiegel MPA van ongeveer 50% gemeld bij niertransplantatiepatiënten. Dit effect
leek te verminderen bij voortzetting van het antibioticumgebruik en verdween binnen een paar dagen
na het staken van het antibioticumgebruik. De verandering van dalspiegels is geen accurate weergave
van veranderingen in de totale blootstelling aan MPA. Daarom is bij afwezigheid van klinisch bewijs
van transplantaatdysfunctie een aanpassing van de dosering van mycofenolaatmofetil normaal
gesproken niet noodzakelijk. Nauwlettende klinische controle dient echter plaats te vinden tijdens en
vlak na de antibioticumbehandeling.
Norfloxacine en metronidazol
Bij gezonde vrijwilligers werd geen significante interactie gezien wanneer mycofenolaatmofetil
gelijktijdig werd gebruikt met norfloxacine dan wel metronidazol. Echter, de combinatie van
norfloxacine en metronidazol verlaagde de blootstelling aan MPA met ongeveer 30% na een
enkelvoudige dosis mycofenolaatmofetil.
Trimethoprim/sulfamethoxazol
Er is geen invloed op de biologische beschikbaarheid van MPA waargenomen.
Geneesmiddelen die glucuronidering beïnvloeden (bijv. isavuconazol, telmisartan)
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die de glucuronidering van MPA beïnvloeden kan de
blootstelling aan MPA veranderen. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer deze geneesmiddelen
gelijktijdig met mycofenolaatmofetil toegediend worden.
Isavuconazol
Een verhoging van de blootstelling aan MPA (AUC0-) van 35% werd gezien bij gelijktijdig gebruik
van isavuconazol.
Telmisartan
Gelijktijdige toediening van telmisartan en mycofenolaatmofetil resulteerde in een verlaging van
ongeveer 30% in de concentratie MPA. Telmisartan verandert de eliminatie van MPA door de
expressie van PPAR gamma (peroxisoomproliferatorgeactiveerde receptor gamma) te verhogen, wat
vervolgens resulteert in een verhoogde uridinedifosfaatglucuronyltransferase isoform 1A9 (UGT1A9)-
expressie en -activiteit. Wanneer het percentage transplantaatafstotingen, het percentage
transplantaatverliezen of de bijwerkingenprofielen werden vergeleken tussen patiënten die
mycofenolaatmofetil gelijktijdig met of zonder telmisartan gebruiken, werden er geen klinische
consequenties gezien van deze farmacokinetische geneesmiddelinteractie.
Ganciclovir
Op grond van de resultaten uit een onderzoek met een enkelvoudige toediening van de aanbevolen
doses van oraal mycofenolaatmofetil en intraveneus ganciclovir en van de bekende effecten van
nierinsufficiëntie op de farmacokinetiek van mycofenolaatmofetil (zie rubriek 4.2) en ganciclovir, kan
worden verwacht dat de gecombineerde toediening van deze middelen (die competitief zijn voor
renale tubulaire uitscheidingsmechanismen) zal leiden tot een toename van de concentratie van MPAG
en ganciclovir. Een wezenlijke verandering van de farmacokinetiek van MPA wordt niet verwacht en
aanpassing van de dosis van mycofenolaatmofetil is niet vereist. Bij patiënten met nierinsufficiëntie,
8
worden toegediend, dienen de aanbevelingen voor de dosis van ganciclovir in acht te worden genomen
en de patiënten dienen nauwkeurig te worden gevolgd.
Orale anticonceptiva
De farmacodynamiek en de farmacokinetiek van orale anticonceptiva werden niet beïnvloed, op
klinisch relevant niveau, door gelijktijdige toediening van mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 5.2)
Rifampicine
Bij patiënten die geen ciclosporine gebruiken, resulteerde gelijktijdige behandeling met
mycofenolaatmofetil en rifampicine in een afgenomen blootstelling aan MPA (AUC0-12h) van 18% tot
70%. Het wordt daarom aanbevolen om de MPA-spiegels te controleren en de Mycofenolaatmofetil
Teva dosering aan te passen om klinische werkzaamheid te behouden wanneer rifampicine gelijktijdig
wordt gebruikt.
Sevelameer
Na gelijktijdig gebruik van mycofenolaatmofetil en sevelameer werd een afname in MPA Cmax en
AUC0-12h gezien van respectievelijk 30% en 25%, zonder klinische consequenties (bijv.
orgaanafstoting). Desondanks wordt echter aangeraden om Mycofenolaatmofetil Teva minstens 1 uur
voor of 3 uur na inname van sevelameer in te nemen of toe te dienen, om het effect op de absorptie
van MPA te minimaliseren. Er zijn geen gegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van
mycofenolaatmofetil met andere fosfaatbinders dan sevelameer.
Tacrolimus
Bij levertransplantatiepatiënten, die na de transplantatie mycofenolaatmofetil en tacrolimus
gebruikten, bleken de AUC en Cmax van MPA, de actieve metaboliet van mycofenolaatmofetil, niet
significant beïnvloed te worden door gelijktijdig gebruik van tacrolimus. Daarentegen was er een
toename van ongeveer 20% in de AUC van tacrolimus wanneer meervoudige doses
mycofenolaatmofetil (1,5 g tweemaal daags,´s ochtends en ´s avonds) werden toegediend aan
levertransplantatiepatiënten die tacrolimus kregen. Bij niertransplantatiepatiënten bleek de
tacrolimusconcentratie echter niet te veranderen door mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 4.4).
Levend vaccin
Levend vaccin dient niet aan patiënten met een verminderde immuunrespons te worden toegediend.
De antilichaamreactie op andere vaccins kan afnemen (zie ook rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Interactiestudies zijn alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Potentiële interactie
Bij gelijktijdige toediening van probenecide en mycofenolaatmofetil bij apen is de AUC van MPAG
3-voudig verhoogd. Andere stoffen die in de niertubuli worden uitgescheiden kunnen derhalve
concurreren met MPAG en daardoor kunnen de plasmaconcentraties van MPAG of van deze andere
stoffen worden verhoogd.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Zwangerschap moet vermeden worden tijdens gebruik van mycofenolaat. Daarom moeten vrouwen
die zwanger kunnen worden, ten minste één effectieve vorm van anticonceptie gebruiken (zie
rubriek 4.3) vóór, tijdens en gedurende 6 weken na beëindiging van de behandeling met
Mycofenolaatmofetil Teva, tenzij onthouding de gekozen vorm van anticonceptie is. Gelijktijdig
gebruik van twee verschillende vormen van anticonceptie heeft de voorkeur.
9
Mycofenolaatmofetil Teva is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte
alternatieve behandeling is om transplantaatafstoting te voorkomen. De behandeling mag niet gestart
worden zonder een negatieve uitslag van een zwangerschapstest om onopzettelijk gebruik tijdens de
zwangerschap uit te sluiten.
Vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden, moeten worden gewezen op het toegenomen
risico van zwangerschapsafbreking en congenitale misvormingen bij het begin van de behandeling en
moeten voorlichting krijgen over zwangerschapspreventie en -planning.
Vóór het starten van de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva moeten vrouwen die zwanger
kunnen worden, een negatieve uitslag hebben van twee serum- of urinezwangerschapstesten met een
gevoeligheid van ten minste 25 mIE/ml om onopzettelijke blootstelling van een embryo aan
mycofenolaat uit te sluiten. Aanbevolen wordt om de tweede test 8 10 dagen na de eerste test uit te
voeren. Indien het bij transplantaten afkomstig van overleden donoren niet mogelijk is om tussen twee
testen een wachttijd van 8-10 dagen aan te houden voordat de behandeling start, moet onmiddellijk
voor het starten van de behandeling een zwangerschapstest worden uitgevoerd, met een tweede test
8-10 dagen later. Zwangerschapstesten moeten herhaald worden indien klinisch geïndiceerd (bijv. bij
vermelding van een onderbreking in het gebruik van anticonceptie). De resultaten van alle
zwangerschapstesten moeten besproken worden met de patiënt. Patiënten moeten de instructie krijgen
onmiddellijk hun arts te raadplegen in geval van zwangerschap.
Bij mensen heeft mycofenolaat krachtige teratogene effecten, met een verhoogd risico op spontane
abortus en congenitale misvormingen bij blootstelling tijdens de zwangerschap:
· Spontane abortus is gemeld bij 45-49% van de zwangere vrouwen die blootgesteld werden aan
mycofenolaatmofetil, vergeleken met een gemelde incidentie van 12-33% bij patiënten die een
orgaantransplantatie hadden ondergaan en die behandeld werden met immunosuppressiva anders
dan mycofenolaatmofetil.
· Meldingen in de literatuur laten zien dat misvormingen voorkwamen bij 23 tot 27% van de
levendgeborenen na blootstelling van vrouwen aan mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap
(vergeleken met 2 tot 3% bij levendgeborenen in de algemene populatie en circa 4 tot 5% bij de
levendgeborenen van patiënten die een orgaantransplantatie hadden ondergaan en die behandeld
werden met immunosuppressiva anders dan mycofenolaatmofetil).
Na het op de markt brengen zijn congenitale misvormingen, inclusief meerdere misvormingen,
waargenomen bij kinderen van patiënten die tijdens de zwangerschap blootgesteld zijn aan
mycofenolaat in combinatie met andere immunosuppressiva. De volgende misvormingen zijn het
meest gemeld:
· Afwijkingen van het oor (bijv. afwijkend gevormd of niet aanwezig uitwendig oor), atresie van de
uitwendige gehoorgang (middenoor);
· Aangezichtsmisvormingen zoals hazenlip, gespleten verhemelte, micrognathia en hypertelorisme
van de oogkassen;
· Afwijkingen van het oog (bijv. coloboma);
· Congenitale hartaandoeningen zoals atriale en ventriculaire septumdefecten;
· Misvormingen van de vingers (bijv. polydactylie, syndactylie);
· Tracheo-oesofageale misvormingen (bijv. slokdarmatresie);
· Misvormingen van het zenuwstelsel zoals spina bifida;
· Nierafwijkingen.
Tevens zijn er incidenteel meldingen gedaan van de volgende misvormingen:
· Microftalmie;
· Congenitale choroïdplexuscyste;
· Agenesie van het septum pellucidum;
· Agenesie van de reukzenuw.
10
Borstvoeding
Onderzoeken hebben aangetoond dat mycofenolaatmofetil in melk van ratten wordt uitgescheiden. Het
is echter niet bekend of deze stof bij de mens in de moedermelk wordt uitgescheiden. Vanwege de
mogelijkheid van ernstige bijwerkingen door mycofenolaatmofetil bij kinderen die borstvoeding
krijgen, is Mycofenolaatmofetil Teva gecontra-indiceerd bij vrouwen die borstvoeding geven. (zie
rubriek 4.3)
Mannen
De beperkte beschikbare klinische gegevens laten geen verhoogd risico op misvormingen of
miskramen zien na paternale blootstelling aan mycofenolaatmofetil.
Mycofenolzuur heeft krachtige teratogene effecten. Het is niet bekend of mycofenolzuur in het sperma
terechtkomt. Berekeningen op basis van dieronderzoek laten zien dat de maximale hoeveelheid
mycofenolzuur die bij vrouwen overgebracht zou kunnen worden zo laag is dat het waarschijnlijk geen
effect zou hebben. In dieronderzoek is aangetoond dat mycofenolaat genotoxisch is bij iets hogere
concentraties dan de therapeutische blootstellingen bij de mens, waardoor het risico van genotoxische
effecten op spermacellen niet volledig kan worden uitgesloten.
Daarom worden de volgende voorzorgsmaatregelen aanbevolen: seksueel actieve mannelijke patiënten
of hun vrouwelijke partners moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens behandeling van de
mannelijke patiënt en gedurende ten minste 90 dagen na beëindiging van de behandeling met
mycofenolaatmofetil. Vruchtbare mannelijke patiënten moeten op de hoogte gebracht worden van de
potentiele risico's van het verwekken van een kind en moeten deze bespreken met een ervaren
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg.
Vruchtbaarheid
Mycofenolaatmofetil had geen effect op de vruchtbaarheid van mannelijke ratten bij orale doses tot
20 mg/kg/dag. De systemische blootstelling bij deze dosis komt overeen met 2 - 3 maal de klinische
blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en met
1,3 - 2 maal de klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij
harttransplantatiepatiënten. In een onderzoek naar de vrouwelijke vruchtbaarheid en voortplanting bij
ratten veroorzaakten orale doses van 4,5 mg/kg/dag misvormingen (inclusief anoftalmie, agnathie en
hydrocefalie) in de eerste generatie nakomelingen in afwezigheid van toxiciteit bij het moederdier. De
systemische blootstelling bij deze dosis was ongeveer 0,5 maal de klinische blootstelling bij de
aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en ongeveer 0,3 maal de
klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij harttransplantatiepatiënten. Er
was geen duidelijk effect op vruchtbaarheids- of voortplantingsparameters bij de moederdieren noch
bij de volgende generatie.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Mycofenolaatmofetil heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen.
Mycofenolaatmofetil kan slaperigheid, verwardheid, duizeligheid, tremors of hypotensie veroorzaken
en daarom moet patiënten worden geadviseerd voorzichtig te zijn bij het rijden of bedienen van
machines.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Diarree (tot 52,6%), leukopenie (tot 45,8%), bacteriële infecties (tot 39,9%) en braken (tot 39,1%)
waren enkele van de meest voorkomende en/of meest ernstige bijwerkingen die in verband werden
11
Er zijn ook aanwijzingen voor een verhoogde frequentie van bepaalde soorten infecties (zie
rubriek 4.4).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen van de klinische onderzoeken en sinds het in de handel brengen worden per
MedDRA-systeem/orgaanklasse met corresponderende frequenties vermeld in tabel 1. De
corresponderende frequentiecategorieën voor elke bijwerking zijn gebaseerd op de volgende
conventie: zeer vaak (1/10), vaak (1/100, <1/10), soms (1/1.000, <1/100), zelden (1/10.000,
<1/1.000) en zeer zelden (<1/10.000). Gezien de grote verschillen in de frequenties van bepaalde
bijwerkingen tussen de verschillende transplantatie-indicaties worden de frequenties voor nier-,
lever- en harttransplantatiepatiënten apart weergegeven.
Tabel 1
Bijwerkingen
Bijwerking
Niertransplantatie Levertransplantatie Harttransplantatie
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Frequentie
Frequentie
Frequentie
Infecties en parasitaire aandoeningen
Bacteriële infecties
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Schimmelinfecties
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Protozoaire infecties
Soms
Soms
Soms
Virale infecties
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen)
Benigne neoplasmata van de
Vaak
Vaak
Vaak
huid
Lymfoom
Soms
Soms
Soms
Lymfoproliveratieve
Soms
Soms
Soms
aandoeningen
Neoplasma
Vaak
Vaak
Vaak
Huidkanker
Vaak
Soms
Vaak
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Anemie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pure Red Cell Aplasia (PRCA) Soms
Soms
Soms
Beenmergfalen
Soms
Soms
Soms
Ecchymose
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Leukocytose
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Leukopenie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pancytopenie
Vaak
Vaak
Soms
Pseudolymfoom
Soms
Soms
Vaak
Trombocytopenie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Acidose
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Hypercholesterolemie
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Hyperglykemie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hyperkaliëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hyperlipidemie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Hypocalciëmie
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Hypokaliëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypomagnesiëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypofosfatemie
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Hyperurikemie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Jicht
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Gewichtsafname
Vaak
Vaak
Vaak
12
Niertransplantatie Levertransplantatie Harttransplantatie
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Frequentie
Frequentie
Frequentie
Psychische stoornissen
Verwarde toestand
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Depressie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Slapeloosheid
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Agitatie
Soms
Vaak
Zeer vaak
Angst
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Abnormaal denken
Soms
Vaak
Vaak
Zenuwstelselaandoeningen
Duizeligheid
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hoofdpijn
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypertonie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Paresthesie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Slaperigheid
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Tremor
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Convulsie
Vaak
Vaak
Vaak
Dysgeusie
Soms
Soms
Vaak
Hartaandoeningen
Tachycardie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Bloedvataandoeningen
Hypertensie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypotensie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Lymfokèle
Soms
Soms
Soms
Veneuze trombose
Vaak
Vaak
Vaak
Vasodilatatie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Bronchiëctasie
Soms
Soms
Soms
Hoest
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Dyspneu
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Interstitiële longziekte
Soms
Zeer zelden
Zeer zelden
Pleurale effusie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Longfibrose
Zeer zelden
Soms
Soms
Maagdarmstelselaandoeningen
Abdominale distensie
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Abdominale pijn
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Colitis
Vaak
Vaak
Vaak
Constipatie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Verminderde eetlust
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Diarree
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Dyspepsie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Oesofagitis
Vaak
Vaak
Vaak
Oprisping
Soms
Soms
Vaak
Flatulentie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Gastritis
Vaak
Vaak
Vaak
Gastro-intestinale bloeding
Vaak
Vaak
Vaak
Gastro-intestinale zweer
Vaak
Vaak
Vaak
Tandvleeshyperplasie
Vaak
Vaak
Vaak
Ileus
Vaak
Vaak
Vaak
Mondulceratie
Vaak
Vaak
Vaak
Nausea
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pancreatitis
Soms
Vaak
Soms
Stomatitis
Vaak
Vaak
Vaak
13
Niertransplantatie Levertransplantatie Harttransplantatie
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Frequentie
Frequentie
Frequentie
Braken
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheid
Soms
Vaak
Vaak
Hypogammaglobulinemie
Soms
Zeer zelden
Zeer zelden
Lever- en galaandoeningen
Verhoogd alkalische fosfatase Vaak
Vaak
Vaak
in bloed
Verhoogd
Vaak
Soms
Zeer vaak
lactaatdehydrogenase in bloed
Verhoogde leverenzymen
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hepatitis
Vaak
Zeer vaak
Soms
Hyperbilirubinemie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Geelzucht
Soms
Vaak
Vaak
Huid- en onderhuidaandoeningen
Acne
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Alopecia
Vaak
Vaak
Vaak
Rash
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Huidhypertrofie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Artralgie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Spierzwakte
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Nier- en urinewegaandoeningen
Verhoogd creatinine in bloed
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Verhoogd ureum in bloed
Soms
Zeer vaak
Zeer vaak
Hematurie
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Verminderde nierfunctie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Asthenie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Rillingen
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Oedeem
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hernia
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Malaise
Vaak
Vaak
Vaak
Pijn
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pyrexie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
De novo purine synthesis
Soms
Soms
Soms
inhibitors associated acute
inflammatory syndrome
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Maligniteiten
Bij patiënten die immunosuppressieve behandelingen ondergaan, waarbij een combinatie van
geneesmiddelen is betrokken waaronder mycofenolaatmofetil, bestaat een toegenomen risico van
lymfomen en andere maligniteiten, vooral van de huid (zie rubriek 4.4). Vergeleken met de gegevens
over 1 jaar lieten de veiligheidsgegevens over 3 jaar bij nier- en harttransplantatiepatiënten geen
onverwachte veranderingen zien in de incidentie van maligniteiten. Levertransplantatiepatiënten
werden ten minste gedurende 1 jaar maar minder dan 3 jaar gevolgd.
Infecties
Alle patiënten die met immunosuppressiva worden behandeld, hebben een verhoogd risico op
bacteriële, virale en schimmelinfecties (waarvan sommige een fatale afloop kunnen hebben),
waaronder infecties veroorzaakt door opportunistische agentia en reactivatie van latente virussen. Het
14
infecties waren sepsis, peritonitis, meningitis, endocarditis, tuberculose en atypische mycobacteriële
infecties. In vergelijkende klinische studies bij nier-, hart- en levertransplantatiepatiënten die
gedurende ten minste 1 jaar werden gevolgd, werd mycofenolaatmofetil toegediend (2 g of 3 g per
dag) in combinatie met andere immunosuppressiva; bij deze patiënten waren de meest voorkomende
opportunistische infecties candida mucocutaneus, cytomegalovirus (CMV)-viremie/syndroom en
Herpes simplex. Het aandeel van patiënten met CMV-viremie/syndroom was 13,5%.
Gevallen van BK-virus geassocieerde nefropathie, alsmede gevallen van JC-virus geassocieerde
progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zijn gemeld bij patiënten die met
immunosuppressiva, waaronder mycofenolaatmofetil, behandeld werden.
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Cytopenieën, waaronder leukopenie, anemie, trombocytopenie en pancytopenie, zijn bekende risico's
geassocieerd met mycofenolaatmofetil en kunnen leiden tot of bijdragen aan het ontstaan van infecties
en bloedingen (zie rubriek 4.4). Agranulocytose en neutropenie zijn gemeld; daarom wordt het
aangeraden om patiënten die mycofenolaatmofetil krijgen, regelmatig te controleren (zie rubriek 4.4).
Aplastische anemie en beenmergfalen zijn gemeld bij patiënten die met mycofenolaatmofetil
behandeld werden, waarvan sommige een fatale afloop hadden.
Gevallen van Pure Red Cell Aplasia (PRCA) zijn gemeld bij patiënten die met mycofenolaatmofetil
werden behandeld (zie rubriek 4.4).
Op zichzelf staande gevallen van morfologisch afwijkende neutrofielen, waaronder verworven Pelger-
Huët anomalie, zijn waargenomen bij patiënten die met mycofenolaatmofetil werden behandeld. Deze
veranderingen werden niet in verband gebracht met een verstoorde neutrofielenfunctie. Deze
veranderingen suggereren mogelijk een 'left shift' (linksverschuiving) in de rijpheid van neutrofielen
bij hematologische onderzoeken, die abusievelijk geïnterpreteerd kan worden als een teken van
infectie bij immuungecompromitteerde patiënten, zoals patiënten die mycofenolaatmofetil krijgen.
Maagdarmstelselaandoeningen
De meest ernstige maagdarmstelselaandoeningen waren zweren en bloedingen, welke bekende risico's
zijn die geassocieerd worden met mycofenolaatmofetil. Mond-, slokdarm-, maag-, duodenale en
intestinale zweren, vaak verergerd door bloedingen, alsmede hematemese, melena en gastritis en
colitis gepaard gaande met bloedingen werden vaak gemeld gedurende de klinische
registratieonderzoeken. De meest voorkomende maagdarmstelselaandoeningen waren echter diarree,
nausea en braken. Endoscopisch onderzoek bij patiënten met mycofenolaatmofetilgerelateerde diarree
liet op zichzelf staande gevallen van intestinale villusatrofie zien (zie rubriek 4.4).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, waaronder angioneurotisch oedeem en anafylactische reactie, zijn gemeld.
Zwangerschap, perinatale periode en puerperium
Gevallen van spontane abortus zijn gemeld bij patiënten die blootgesteld werden aan
mycofenolaatmofetil, voornamelijk tijdens het eerste trimester; zie rubriek 4.6.
Congenitale misvormingen
Na het op de markt brengen zijn congenitale misvormingen waargenomen bij kinderen van patiënten
die blootgesteld werden aan mycofenolaatmofetil in combinatie met andere immunosuppressiva; zie
rubriek 4.6.
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Er zijn geïsoleerde meldingen van interstitiële longziekte en longfibrose bij patiënten die met
mycofenolaatmofetil werden behandeld in combinatie met andere immunosuppressiva, in sommige
15
volwassenen.
Immuunsysteemaandoeningen
Hypogammaglobulinemie is gemeld bij patiënten die mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met
andere immunosuppressiva.
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Oedeem, waaronder perifeer, gezichts- en scrotumoedeem, werd zeer vaak gemeld gedurende de
registratrieonderzoeken. Skeletspierpijn, zoals myalgie, en nek- en rugpijn werden ook zeer vaak
gemeld.
De novo purine synthesis inhibitors associated acute inflammatory syndrome is beschreven op basis
van ervaring na het in de handel brengen als een paradoxale pro-inflammatoire reactie geassocieerd
met mycofenolaatmofetil en mycofenolzuur, gekenmerkt door koorts, artralgie, artritis, spierpijn en
verhoogde inflammatoire markers. Case reports in de literatuur beschreven snelle verbetering na het
stoppen met het geneesmiddel.
Speciale populaties
Pediatrische patiënten
In een klinische studie, waaraan 92 pediatrische patiënten van 2 tot 18 jaar deelnamen aan wie
600 mg/m² mycofenolaatmofetil tweemaal daags oraal werd toegediend, waren de aard en de
frequentie van de bijwerkingen in het algemeen vergelijkbaar met die welke werden waargenomen bij
volwassen patiënten aan wie 1 g mycofenolaatmofetil tweemaal daags werd toegediend. In
vergelijking met volwassenen kwamen de volgende behandelingsgerelateerde bijwerkingen echter
vaker voor in de pediatrische populatie, in het bijzonder bij kinderen onder de 6 jaar: diarree, sepsis,
leukopenie, anemie en infectie.
Ouderen
In het algemeen kunnen ouderen ( 65 jaar) een groter risico lopen op bijwerkingen ten gevolge van
immunosuppressie. In vergelijking met jongere personen kunnen ouderen die Mycofenolaatmofetil
Teva krijgen toegediend als onderdeel van een immunosuppressieve combinatietherapie, een verhoogd
risico lopen op bepaalde infecties (inclusief weefselinvasieve cytomegalovirusinfectie) en mogelijke
gastro-intestinale bloedingen en longoedeem.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Overdosering met mycofenolaatmofetil is gemeld in klinische studies en tijdens post-marketing
gebruik. Bij veel van deze incidenten werden geen bijwerkingen gemeld. In de gevallen waarbij wel
bijwerkingen werden gemeld, vielen deze binnen het bekende veiligheidsprofiel van het geneesmiddel.
Het is te verwachten dan een overdosis van mycofenolaatmofetil kan leiden tot overmatige suppressie
van het immuunsysteem met toegenomen gevoeligheid voor infecties en beenmergsuppressie (zie
rubriek 4.4). Indien neutropenie ontstaat, dient de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
onderbroken te worden of dient de dosering verlaagd te worden (zie rubriek 4.4).
Het valt niet te verwachten dat door hemodialyse significante hoeveelheden MPA of MPAG
verwijderd worden. Galzuurbinders, zoals colestyramine, kunnen MPA verwijderen door het
verminderen van de enterohepatische kringloop van het geneesmiddel (zie rubriek 5.2).
16
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: selectieve immunosupressiva, ATC-code: L04AA06
Werkingsmechanisme
Mycofenolaatmofetil is de 2-morfolino-ethylester van mycofenolzuur (MPA). MPA is een selectieve,
niet competitieve en reversibele remmer van IMPDH en remt daarom de 'de novo'-route van
guanosinenucleotidesynthese zonder incorporatie in DNA. Omdat T- en B-lymfocyten sterk
afhankelijk zijn voor hun proliferatie van 'de novo'-synthese van purines, terwijl andere celtypes
gebruik kunnen maken van de 'salvage'-routes, heeft MPA groter cytostatisch effect op lymfocyten
dan op andere cellen.
Bovenop het remmen van IMPDH met als gevolg deprivatie van lymfocyten, heeft MPA ook invloed
op cellulaire checkpoints die verantwoordelijk zijn voor de metabolische programmering van
lymfocyten. Het is, met gebruik van humane CD4+ T-cellen, aangetoond dat door MPA
transcriptieactiviteiten in lymfocyten verschuiven van een proliferatieve staat naar katabole processen
die relevant zijn voor metabolisme en overleving en leiden tot een anergische staat van T-cellen,
waarbij de cellen niet meer reageren op hun specifieke antigenen.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na orale toediening is mycofenolaatmofetil onderhevig aan snelle en extensieve absorptie en een
totaal presystemisch metabolisme tot de werkzame metaboliet MPA. Zoals is gebleken uit de
suppressie van de acute afstoting na niertransplantatie, is de immunosuppressieve werking van
mycofenolaatmofetil gecorreleerd aan de MPA-concentratie. De gemiddelde biologische
beschikbaarheid van oraal mycofenolaatmofetil, gebaseerd op de AUC van MPA is 94% in
verhouding tot intraveneus- mycofenolaatmofetil. Voedsel had geen effect op de mate van absorptie
(AUC van MPA) van mycofenolaatmofetil bij toediening, tweemaal daags, van doses van 1,5 g aan
niertransplantatiepatiënten. De Cmax van MPA was echter 40% lager in aanwezigheid van voedsel.
Mycofenolaatmofetil is na orale toediening systemisch niet meetbaar in het plasma.
Distributie
Door de enterohepatische kringloop worden secundaire verhogingen van de MPA-concentratie in
plasma gewoonlijk 6-12 uur na het tijdstip van toediening waargenomen. Het gelijktijdig toedienen
van colestyramine (4 g driemaal per dag) gaat samen met een reductie in de AUC van MPA van
ongeveer 40%, wat aangeeft dat er een significante mate van enterohepatische kringloop bestaat.
Bij klinisch relevante concentraties is MPA voor 97% gebonden aan plasma-albumine.
In de vroege post-transplantatieperiode (< 40 dagen na transplantatie) waren bij nier-, hart- en
levertransplantatiepatiënten de gemiddelde MPA-AUC's ongeveer 30% lager en de Cmax ongeveer
40% lager in vergelijking met de late post-transplantatieperiode (3 - 6 maanden na transplantatie).
Biotransformatie
MPA wordt voornamelijk gemetaboliseerd door glucuronyltransferase (isovorm UGT1A9) tot het
inactieve fenolglucuronide van MPA (MPAG). In vivo wordt MPAG terug omgezet naar vrij MPA via
enterohepatische recirculatie. Er wordt ook een minder belangrijk acylglucuronide (AcMPAG)
gevormd. AcMPAG is farmacologisch actief en is mogelijk verantwoordelijk voor sommige van de
bijwerkingen van mycofenolaatmofetil (diarree, leukopenie).
Eliminatie
17
de urine. Bij orale toediening van radioactief gemerkt mycofenolaatmofetil werd de toegediende
volledige dosis teruggevonden: 93% van de toegediende dosis in de urine en 6% van de toegediende
dosis in de feces. Het merendeel (ongeveer 87%) van de toegediende dosis wordt in de urine
uitgescheiden als MPAG.
MPA en MPAG worden bij klinisch bereikte concentraties niet verwijderd door hemodialyse. Bij hoge
MPAG-plasmaconcentraties (>°100 µg/ml) worden echter kleine hoeveelheden MPAG verwijderd.
Door de enterohepatische kringloop van het middel te beïnvloeden, verminderen galzuursequestranten
zoals colestyramine de AUC van MPA (zie rubriek 4.9).
De eliminatie van MPA is afhankelijk van verschillende transporters. Organische aniontransporterende
polypeptides (OATP's) en 'multidrug resistance-associated protein 2'(MRP2) spelen een rol in de
eliminatie van MPA; isovormen van OATP, MRP2 en 'breast cancer resistance protein' (BCRP) zijn
transporters die in verband worden gebracht met de uitscheiding van de glucuronides in de gal.
'Multidrug resistance protein 1'(MDR1) kan MPA ook transporteren, maar de bijdrage hiervan lijkt
zich te beperken tot het absorptieproces. In de nier gaan MPA en de metabolieten ervan mogelijk een
interactie aan met renale organische aniontransporters.
De enterohepatische kringloop maakt het moeilijk de dispositie parameters van MPA nauwkeurig te
bepalen; alleen schijnbare waarden kunnen worden bepaald. Bij gezonde vrijwilligers en patiënten met
auto-immuunaandoeningen werden klaringswaarden van, bij benadering, respectievelijk 10,6 l/u en
8,27 l/u gezien, met een halfwaardetijd van 17 u. Bij patiënten met een transplantatie waren de
gemiddelde klaringswaarden hoger (bereik 11,9 - 34,9 l/u) en de halfwaardetijden korter (5 - 11 u),
met kleine verschillen tussen patiënten met nier-, lever- of harttransplantaties. Bij de individuele
patiënten variëren deze eliminatieparameters, afhankelijk van het soort comedicatie met andere
immunosuppressiva, tijd na transplantatie, plasma-albumineconcentraties en nierfunctie. Deze factoren
verklaren waardoor verminderde blootstelling wordt gezien wanneer mycofenolaatmofetil samen met
ciclosporine wordt toegediend (zie rubriek 4.5) en waardoor plasmaconcentraties de neiging hebben
toe te nemen in de loop van de tijd vergeleken met wat direct na transplantatie wordt gezien.
Speciale populaties
Verminderde nierfunctie
Bij een onderzoek van enkelvoudige doses (6 proefpersonen per groep) waren de gemiddelde plasma
MPA AUC, waargenomen bij patiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie
(glomerulaire filtratiesnelheid < 25 ml/min/1,73 m2), 28-75% hoger dan de gemiddelden bij normale,
gezonde personen of bij personen met een geringere verminderde nierfunctie. De gemiddelde
enkelvoudige dosis-AUC van MPAG was 3-6 keer hoger bij patiënten met een ernstig verminderde
nierfunctie dan bij personen met een licht verminderde nierfunctie of bij normale gezonde personen,
hetgeen overeenkomt met het bekende excretiepatroon van MPAG door de nieren. Meervoudige
dosering van mycofenolaatmofetil bij patiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie is
niet onderzocht. Er zijn geen gegevens beschikbaar over hart- of levertransplantatiepatiënten met een
ernstig chronisch verminderde nierfunctie.
Vertraagde niertransplantaatfunctie
Bij post-transplantatiepatiënten met een vertraagde niertransplantaatfunctie was de gemiddelde MPA-
AUC0-12h vergelijkbaar met die bij post-transplantatiepatiënten zonder een vertraagde
transplantaatfunctie. De gemiddelde MPAG-AUC0-12h was echter 2 - 3 maal hoger bij de patiënten met
een vertraagde transplantaatfunctie. Er kan een voorbijgaande toename van de vrije fractie en de
concentratie van plasma-MPA voorkomen bij patiënten met een vertraagde niertransplantaatfunctie.
Dosisaanpassing van Mycofenolaatmofetil Teva lijkt niet noodzakelijk te zijn.
Verminderde leverfunctie
Bij vrijwilligers met alcoholcirrose werd de hepatische glucuronidering van MPA relatief weinig
beïnvloed door de leverparenchymziekte. Effecten van een leveraandoening op deze processen hangen
waarschijnlijk af van de onderhavige ziekte. Leverziekte met voornamelijk biliaire schade, zoals
primaire biliaire cirrose, zou een ander effect kunnen vertonen.
18
Farmacokinetische parameters werden geëvalueerd bij 49 kinderen (van 2 tot 18 jaar) die een
niertransplantatie hadden ondergaan en aan wie 600 mg/m2 mycofenolaatmofetil tweemaal daags oraal
werd toegediend. De met deze dosis verkregen AUC-waarden van MPA waren gelijk aan die welke
werden gezien bij volwassen niertransplantatiepatiënten aan wie 1 g mycofenolaatmofetil tweemaal
daags in de vroege en late post-transplantatieperiode werd toegediend. De AUC-waarden van MPA
waren over beide groepen gelijk in de vroege en late post-transplantatieperiode.
Ouderen
Bij oudere patiënten ( 65 jaar) is vergeleken met jongere transplantatiepatiënten geen veranderde
farmacokinetiek van mycofenolaatmofetil en de metabolieten ervan waargenomen.
Patiënten die orale anticonceptiva gebruiken
In een studie, uitgevoerd bij 18 vrouwen (die geen transplantatie hadden ondergaan en geen andere
immunosuppressiva gebruikten), werd mycofenolaatmofetil (1 g tweemaal daags) gedurende 3
opeenvolgende cycli gelijktijdig toegediend met orale combinatieanticonceptiva die ethinylestradiol
(0,02 mg tot 0,04 mg) en levonorgestrel (0,05 mg tot 0,20 mg), desogestrel (0,15 mg) of gestodeen
(0,05 mg tot 0,10 mg) bevatten; er werd geen klinisch relevante invloed van mycofenolaatmofetil op
de ovulatie-remmende werking van de orale anticonceptiva aangetoond. De serumspiegels van
luteïniserend hormoon (LH), follikelstimulerend hormoon (FSH) en progesteron werden niet
significant beïnvloed. De farmacokinetiek van orale anticonceptiva werd niet, op klinisch relevant
niveau, beïnvloed door gelijktijdige toediening van mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 4.5).
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In onderzoeksmodellen was mycofenolaatmofetil niet tumorverwekkend. De hoogste dosis in de
carcinogeniteitsonderzoeken bij dieren resulteerden in ongeveer 2 - 3 maal de systemische
blootstelling (AUC of Cmax) waargenomen bij niertransplantatiepatiënten bij de aanbevolen klinische
dosis van 2 g/dag en in 1,3 - 2 maal de systemische blootstelling (AUC of Cmax) waargenomen bij
harttransplantatiepatiënten bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag.
Twee genotoxiciteitstesten (in vitro muis lymfoomtest en in vivo muis beenmerg micronucleustest)
toonden aan dat mycofenolaatmofetil mogelijk chromosomale afwijkingen kan veroorzaken. Deze
effecten kunnen gerelateerd zijn aan de farmacodynamische werkwijze, d.w.z. remming van
nucleotidesynthese in gevoelige cellen. Andere in vitro testen ter bepaling van genmutatie lieten geen
genotoxische activiteit zien.
In onderzoeken naar teratologie bij ratten en konijnen trad foetale resorptie en misvorming op bij
ratten bij 6 mg/kg/dag (inclusief anoftalmie, agnathie en hydrocefalie) en bij konijnen bij
90 mg/kg/dag (inclusief cardiovasculaire en renale afwijkingen, zoals ectopia cordis en ectopische
nieren, hernia diafragmatica en hernia umbilicalis) in afwezigheid van toxiciteit bij het moederdier. De
systemische blootstelling bij deze waarden is ongeveer gelijk aan of minder dan 0,5 maal de klinische
blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en ongeveer
0,3 maal de klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij
harttransplantatiepatiënten (zie rubriek 4.6).
De hematopoëse- en lymfesystemen waren de belangrijkste aangetaste orgaansystemen in
toxicologische studies, uitgevoerd met mycofenolaatmofetil bij de rat, muis, hond en aap. Deze
verschijnselen kwamen voor bij niveaus van systemische blootstelling die gelijk aan of lager waren
dan de klinische blootstelling bij de aanbevolen dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten.
Gastro-intestinale verschijnselen werden waargenomen bij de hond bij systemische
blootstellingsniveaus gelijk aan of lager dan de klinische blootstelling bij de aanbevolen dosis. Gastro-
intestinale en renale verschijnselen samengaand met dehydratie werden eveneens waargenomen bij de
aap bij de hoogste dosis (systemische blootstellingsniveaus gelijk aan of groter dan klinische
blootstelling.) Het niet-klinische toxiciteitsprofiel van mycofenolaatmofetil lijkt overeen te komen met
19
veiligheid verschaffen die relevanter zijn voor de patiëntenpopulatie (zie rubriek 4.8).
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Capsule inhoud
voorverstijfseld maïszetmeel (maïs)
povidon K-30
croscarmellosenatrium
magnesiumstearaat
Capsulewand
Kap
indigotine (E132)
titaniumdioxide (E171)
gelatine
Centraal deel
rood ijzeroxide (E172)
geel ijzeroxide (E172)
titaniumdioxide (E171)
gelatine
zwarte inkt bevat: schellak, zwart ijzeroxide (E172), propyleenglycol en kaliumhydroxide.
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Transparante PVC/PVdC-aluminium blisterverpakkingen van 100 of 300 of 100 x 1 capsules per
omdoos.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
20
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/439/001 (100 capsules)
EU/1/07/439/002 (300 capsules)
EU/1/07/439/006 (100 x 1 capsules)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 februari 2008
Datum van laatste verlenging: 19 november 2012
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
21
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Iedere tablet bevat 500 mg mycofenolaatmofetil.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tabletten (tablet)
Matte paarsgekleurde, ovale filmomhulde tabletten, met de opdruk 'M500' aan de ene zijde en glad
aan de andere zijde.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Mycofenolaatmofetil Teva is geïndiceerd voor gebruik samen met ciclosporine en corticosteroïden als
profylaxe tegen acute orgaanafstoting bij patiënten die een allogene nier-, hart- of levertransplantatie
ondergaan.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient gestart en voortgezet te worden door een ter zake gekwalificeerde specialist in
transplantaties.
Dosering
Toepassing bij niertransplantaties
Volwassenen
De behandeling dient te worden begonnen binnen 72 uur na transplantatie. De aanbevolen dosis bij
niertransplantatiepatiënten is tweemaal daags 1 g (dagelijkse dosis 2 g).
Pediatrische patiënten van 2 tot 18 jaar
De aanbevolen dosis mycofenolaatmofetil is 600 mg/m2 tweemaal daags oraal toegediend (tot een
maximum van 2 g per dag). Tabletten dienen uitsluitend te worden voorgeschreven bij patiënten met
een lichaamsoppervlak groter dan 1,5 m², met een dosis van tweemaal daags 1 g (dagelijkse dosis 2 g).
Omdat sommige bijwerkingen in vergelijking met volwassenen met een grotere frequentie optreden in
deze leeftijdsgroep (zie rubriek 4.8), kan een tijdelijke dosisverlaging of onderbreking vereist zijn; dit
maakt het noodzakelijk relevante klinische factoren, waaronder de ernst van de reactie, in aanmerking
te nemen.
Pediatrische patiënten jonger dan 2 jaar
Er zijn beperkte gegevens over de veiligheid en de werkzaamheid bij kinderen jonger dan 2 jaar. Die
zijn onvoldoende om een doseringsrichtlijn te geven en daarom wordt toepassing bij deze
leeftijdsgroep niet aanbevolen.
22
Volwassenen
De behandeling dient te worden begonnen binnen 5 dagen na de harttransplantatie. De aanbevolen
dosis bij harttransplantatiepatiënten is tweemaal daags 1,5 g (dagelijkse dosis 3 g).
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over harttransplantaties bij kinderen.
Toepassing bij levertransplantaties
Volwassenen
Intraveneus mycofenolaatmofetil dient de eerste 4 dagen na de levertransplantatie te worden
toegediend; daarna dient de toediening van oraal Mycofenolaatmofetil Teva te worden begonnen zodra
dit kan worden verdragen. De aanbevolen dosering bij levertransplantatiepatiënten is tweemaal daags
1,5 g (dagelijkse dosis 3 g).
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over levertransplantaties bij kinderen.
Toepassing bij speciale populaties
Ouderen
De aanbevolen dosis van tweemaal daags 1 g bij niertransplantatiepatiënten en tweemaal daags 1,5 g
bij hart- of levertransplantatiepatiënten is ook geschikt voor ouderen.
Verminderde nierfunctie
Bij niertransplantatiepatiënten met ernstig chronisch verminderde nierfunctie (glomerulaire
filtratiesnelheid < 25 ml/min/1,73 m2) dienen, met uitzondering van de periode onmiddellijk na de
transplantatie, doses hoger dan tweemaal daags 1 g te worden vermeden. Deze patiënten dienen ook
zorgvuldig te worden geobserveerd. Aanpassing van de dosis is niet nodig bij patiënten met een
vertraagde niertransplantaatfunctie na operatie (zie rubriek 5.2). Er zijn geen gegevens beschikbaar
over hart- of levertransplantatiepatiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie.
Ernstig verminderde leverfunctie
Aanpassing van de dosis is niet nodig bij niertransplantatiepatiënten met ernstige parenchymale
leverziekte. Er zijn geen gegevens beschikbaar over harttransplantatiepatiënten met ernstige
parenchymale leverziekte.
Behandeling tijdens afstotingsepisodes
Mycofenolzuur (MPA) is de actieve metaboliet van mycofenolaatmofetil. Afstoting van het
niertransplantaat leidt niet tot veranderingen van de farmacokinetiek van MPA; een dosisverlaging of
een onderbreking van Mycofenolaatmofetil Teva is niet vereist. Er is geen grond voor dosisaanpassing
van Mycofenolaatmofetil Teva na afstoting van het harttransplantaat. Er zijn geen farmacokinetische
gegevens beschikbaar bij afstoting van het levertransplantaat.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de behandeling van eerste of refractaire afstoting bij
pediatrische transplantatiepatiënten.
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
Te nemen voorzorgen voorafgaand aan gebruik of toediening van het geneesmiddel
Omdat mycofenolaatmofetil teratogene effecten heeft laten zien bij ratten en konijnen mogen de
tabletten niet worden vermalen.
23
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan patiënten die overgevoelig zijn voor
mycofenolaatmofetil, mycofenolzuur of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Overgevoeligheidsreacties op Mycofenolaatmofetil Teva zijn waargenomen (zie rubriek 4.8).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan vrouwen die zwanger kunnen worden en die
geen zeer effectieve anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.6).
Behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gestart worden bij vrouwen die zwanger kunnen
worden zonder een uitslag van een zwangerschapstest om onopzettelijk gebruik tijdens de
zwangerschap uit te sluiten (zie rubriek 4.6).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte
alternatieve behandeling is om orgaanafstoting te voorkomen (zie rubriek 4.6).
Mycofenolaatmofetil Teva mag niet gegeven worden aan vrouwen die borstvoeding geven (zie rubriek
4.6).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Neoplasmata
Bij patiënten die immunosuppressieve behandelingen ondergaan, waarbij een combinatie van
geneesmiddelen is betrokken waaronder Mycofenolaatmofetil Teva, bestaat een toegenomen risico
van het ontwikkelen van lymfomen en andere maligniteiten, vooral van de huid (zie rubriek 4.8). Het
risico lijkt meer gerelateerd aan de intensiteit en duur van de immuunsuppressieve dan aan het gebruik
van een specifiek middel. Beperkte blootstelling aan zonlicht en ultraviolet licht door het dragen van
beschermende kleding en het gebruik van een zonnebrandmiddel met een hoge beschermingsfactor,
dient als algemeen advies gegeven te worden om het risico van huidkanker te minimaliseren.
Infecties
Bij patiënten die behandeld worden met immunosuppressiva, waaronder Mycofenolaatmofetil Teva
bestaat een verhoogd risico op het krijgen van opportunistische infecties (bacterieel, fungaal, viraal of
protozoaal), fatale infecties en sepsis (zie rubriek 4.8). Onder deze infecties vallen ook infecties
veroorzaakt door reactivatie van een latente virusinfectie, zoals hepatitis B- of hepatitis C-reactivatie
en infecties veroorzaakt door polyomavirussen (BK-virus-geassocieerde nefropathie, JC-virus
geassocieerde Progressieve Multifocale Leuko-encefalopathie PML). Gevallen van hepatitis door
reactivatie van hepatitis B of hepatitis C zijn gemeld in patiënten die drager zijn en behandeld werden
met immunosuppressiva. Deze infecties worden vaak gerelateerd aan een hoge totale
immunosuppressieve belasting en kunnen tot ernstige of fatale situaties leiden. Artsen moeten hierop
bedacht zijn bij het stellen van de differentiaal diagnose bij patiënten met een onderdrukt
immuunsysteem waarbij de nierfunctie achteruitgaat of die neurologische symptomen vertonen.
Mycofenolzuur heeft een cytostatisch effect op B- en T-lymfocyten, wat kan leiden tot verergering van
COVID 19 en passend medisch ingrijpen moet worden overwogen.
Er zijn meldingen gedaan van hypogammaglobulinemie geassocieerd met terugkerende infecties bij
patiënten die mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met andere immunosuppressiva. In sommige
van deze gevallen resulteerde het overstappen van mycofenolaatmofetil naar een ander
immunosuppressivum in het terugkeren van de IgG-waarden in serum naar normaal niveau. Patiënten
die mycofenolaatmofetil gebruiken en die terugkerende infecties ontwikkelen moeten hun serum-
immunoglobulinewaarden laten bepalen. In het geval van een aanhoudende, klinisch relevante
hypogammaglobulinemie moet passend medisch ingrijpen worden overwogen, waarbij rekening moet
worden gehouden met het potente cytostatische effect dat mycofenolzuur heeft op T- en B-lymfocyten.
24
mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met andere immunosuppressiva. In sommige van deze
gevallen resulteerde het overstappen van mycofenolaatmofetil naar een ander immunosuppressivum in
een verbetering van de respiratoire symptomen. Het risico op bronchiëctasie kan samenhangen met
hypogammaglobulinemie of met een direct effect op de longen. Er zijn ook geïsoleerde meldingen van
interstitiële longziekte en pulmonaire fibrose, in sommige gevallen met fatale afloop (zie rubriek 4.8).
Het wordt aanbevolen dat patiënten die aanhoudende pulmonaire symptomen ontwikkelen, zoals hoest
en dyspneu, worden onderzocht.
Bloed en immuunsysteem
Patiënten die met Mycofenolaatmofetil Teva behandeld worden, dienen te worden gecontroleerd op
neutropenie die gerelateerd kan zijn aan Mycofenolaatmofetil Teva zelf, co-medicatie, virale infecties
of een combinatie van deze factoren. Bij patiënten die Mycofenolaatmofetil Teva krijgen toegediend,
dient eenmaal per week gedurende de eerste maand het complete bloedbeeld te worden bepaald en
vervolgens twee keer per maand gedurende de tweede en derde maand van behandeling, daarna
maandelijks gedurende het eerste jaar. Indien er neutropenie optreedt (absoluut aantal neutrofielen
< 1,3 x 103/µl), kan het aangewezen zijn de toediening van Mycofenolaatmofetil Teva te onderbreken
of te stoppen.
Bij patiënten die met mycofenolaatmofetil in combinatie met andere immunosuppressiva werden
behandeld, zijn gevallen van Pure Red Cell Aplasia (PRCA) gemeld. Het mechanisme van
mycofenolaatmofetil geïnduceerde PRCA is onbekend. PRCA zou kunnen verdwijnen door verlaging
van de dosis of het staken van de Mycofenolaatmofetil Teva therapie. Wijzigingen in de
Mycofenolaatmofetil Teva therapie mogen alleen worden uitgevoerd onder strikt toezicht bij
ontvangers van een transplantaat om zo het risico op orgaanafstoting te minimaliseren (zie
rubriek 4.8).
Patiënten die met Mycofenolaatmofetil Teva behandeld worden, dienen geïnstrueerd te worden om
onmiddellijk elke aanwijzing voor een infectie, onverwachte blauwe plekken, bloedingen of elke
andere uiting van beenmergfalen te melden.
Patiënten dienen erop gewezen te worden dat tijdens de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
vaccinaties minder effectief kunnen zijn en het gebruik van levend verzwakt vaccin dient vermeden te
worden (zie rubriek 4.5). Influenzavaccinatie kan van waarde zijn. Voorschrijvers worden verwezen
naar de nationale richtlijnen voor influenzavaccinatie.
Gastro-intestinaal
Mycofenolaatmofetil is in verband gebracht met een toegenomen incidentie van bijwerkingen van het
spijsverteringsstelsel, waaronder infrequente gevallen van gastro-intestinale ulceratie, bloedingen en
perforatie. Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van Mycofenolaatmofetil Teva aan patiënten
met een ernstige, actieve ziekte van het spijsverteringsstelsel.
Mycofenolaatmofetil Teva is een inosine monofosfaat dehydrogenase (IMPDH) remmer. Daarom
moet het vermeden worden bij patiënten met de zeldzame hereditaire deficiëntie van hypoxanthine-
guanine-fosforibosyl-transferase (HGPRT) zoals het Lesch-Nyhan- en het Kelley-Seegmiller
syndroom.
Interacties
Voorzichtigheid is geboden wanneer bij een combinatietherapie die immunosuppressiva bevat die
interfereren met de enterohepatische recirculatie van MPA, bijv. ciclosporine, overgestapt wordt naar
andere middelen die dit effect niet hebben, bijv. tacrolimus, sirolimus, belatacept, of vice versa,
aangezien dit een verandering in de blootstelling aan MPA kan veroorzaken. Middelen die interfereren
met de enterohepatische cyclus van MPA (bijv. colestyramine, antibiotica) moeten met
voorzichtigheid worden gebruikt vanwege hun potentieel om de plasmaspiegels en de werkzaamheid
25
concentraties van MPA kan wenselijk zijn als er naar een andere combinatietherapie wordt overgestapt
(bijv. van ciclosporine naar tacrolimus of vice versa) of om adequate immuunsuppressie te waarborgen
bij patiënten met een hoog immunologisch risico (bijv. risico van afstoting, behandeling met
antibiotica, het toevoegen of staken van geneesmiddelen die een interactie aangaan).
Het wordt aanbevolen mycofenolaatmofetil niet gelijktijdig met azathioprine toe te dienen omdat een
dergelijke combinatie niet is onderzocht.
De baten/risico-verhouding van mycofenolaatmofetil in combinatie met sirolimus is niet vastgesteld
(zie ook rubriek 4.5).
Speciale populaties
Oudere patiënten kunnen een verhoogd risico hebben op bijwerkingen zoals bepaalde infecties
(waaronder weefselinvasieve cytomegalovirusinfectie) en mogelijk gastro-intestinale bloedingen en
pulmonair oedeem, vergeleken met jongere personen (zie rubriek 4.8).
Teratogene effecten
Bij mensen heeft mycofenolaat krachtige teratogene effecten. Spontane abortus (incidentie 45% tot
49%) en congenitale misvormingen (geschatte incidentie 23% tot 27%) zijn gemeld na blootstelling
aan mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap. Daarom is Mycofenolaatmofetil Teva gecontra-
indiceerd tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte alternatieve behandelingen zijn om
transplantaatafstoting te voorkomen. Vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden, moeten
worden gewezen op de risico's en moeten de in rubriek 4.6 beschreven aanbevelingen (waaronder
anticonceptiemethoden, zwangerschapstesten) volgen zowel vóór, tijdens als na de behandeling met
mycofenolaat. Artsen moeten ervoor zorgen dat vrouwen die mycofenolaat gebruiken, zowel het risico
op schadelijke effecten voor de baby begrijpen, alsook de noodzaak van effectieve anticonceptie en de
noodzaak om onmiddellijk contact op te nemen met hun arts bij een mogelijke zwangerschap.
Anticonceptie (zie rubriek 4.6)
Vanwege solide klinisch bewijs van een hoog risico op abortus en congenitale misvormingen bij
gebruik van mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap, moet al het mogelijke gedaan worden om
een zwangerschap te voorkomen tijdens de behandeling. Daarom moeten vrouwen die zwanger
kunnen worden, ten minste één effectieve vorm van anticonceptie gebruiken (zie rubriek 4.3) vóór,
tijdens en gedurende 6 weken na beëindiging van de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva,
tenzij onthouding de gekozen vorm van anticonceptie is. Gelijktijdig gebruik van twee verschillende
vormen van anticonceptie heeft de voorkeur om de kans op onbedoelde zwangerschap te verkleinen.
Voor advies over anticonceptie voor mannen, zie rubriek 4.6.
Risicominimalisatiematerialen
Om patiënten te ondersteunen in het vermijden van blootstelling van de foetus aan mycofenolaat en
hen te voorzien van additionele belangrijke risico-informatie zal de vergunninghouder
risicominimalisatiematerialen verstrekken aan beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. De
risicominimalisatiematerialen zullen de waarschuwingen in het kader van de teratogeniteit van
mycofenolaat benadrukken, advies geven over anticonceptie voor het starten van de behandeling en
informatie geven over de noodzaak om zwangerschapstesten uit te voeren. De arts moet de complete
patiënteninformatie over zowel het risico van teratogeniteit als de zwangerschapspreventiemaatregelen
overhandigen aan vrouwen die zwanger kunnen worden en, indien nodig, aan mannelijke patiënten.
26
Patiënten mogen geen bloed doneren tijdens de behandeling of tot ten minste 6 weken na het stoppen
met mycofenolaat. Mannen mogen geen sperma doneren tijdens de behandeling of gedurende
90 dagen na het stoppen met mycofenolaat.
Hulpstof
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per filmomhulde tablet, dat wil zeggen
dat het in wezen `natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Aciclovir
Bij co-medicatie van mycofenolaatmofetil en aciclovir zijn hogere aciclovir-plasmaconcentraties
waargenomen, dan werden gezien bij aciclovir afzonderlijk. De veranderingen in de farmacokinetiek
van MPAG (MPAG is toegenomen met 8%) waren minimaal en worden niet als klinisch relevant
beschouwd. Omdat zowel de MPAG-plasmaconcentraties (de fenolglucuronide van MPA) als de
aciclovirconcentratie verhoogd is bij een verminderde nierfunctie bestaat de mogelijkheid dat
mycofenolaatmofetil en aciclovir of de prodrugs ervan, bijv. valaciclovir, elkaar beconcurreren wat
betreft tubulaire uitscheiding, waardoor verdere stijgingen van de concentraties van beide
geneesmiddelen kunnen optreden.
Antacida en protonpompremmers (PPI's)
Een verminderde blootstelling aan MPA is waargenomen wanneer antacida, zoals magnesium- en
aluminiumhydroxides, en PPI's, waaronder lansoprazol en pantoprazol, werden toegediend samen met
mycofenolaatmofetil. Wanneer het percentage transplantaatafstotingen of transplantaatverliezen werd
vergeleken tussen mycofenolaatmofetil -patiënten die PPI's gebruikten ten opzichte van
mycofenolaatmofetil -patiënten die geen PPI's gebruikten, werden geen significante verschillen
gezien. Deze gegevens ondersteunen de extrapolatie van deze bevinding naar alle antacida, omdat de
reductie in de blootstelling aanzienlijk minder is wanneer mycofenolaatmofetil tegelijk wordt
toegediend met magnesium- en aluminiumhydroxides dan wanneer mycofenolaatmofetil tegelijk
wordt toegediend met PPI's.
Geneesmiddelen die de enterohepatische kringloop beïnvloeden (bijv. colestyramine, ciclosporine A,
antibiotica)
Voorzichtigheid dient betracht te worden bij geneesmiddelen die invloed hebben op de
enterohepatische kringloop, vanwege een mogelijk verminderde werkzaamheid van
mycofenolaatmofetil.
Colestyramine
Na toediening van een enkelvoudige dosis mycofenolaatmofetil van 1,5 g aan normale gezonde
vrijwilligers, die waren voorbehandeld met driemaal daags 4 g colestyramine gedurende 4 dagen, trad
er een 40% reductie van de AUC (´area under the curve´) van MPA op (zie rubriek 4.4 en rubriek 5.2).
Er dient voorzichtigheid betracht te worden tijdens gelijktijdige toediening vanwege een mogelijk
verminderde werkzaamheid van mycofenolaatmofetil.
Ciclosporine A
De farmacokinetiek van ciclosporine A (CsA) wordt niet beïnvloed door mycofenolaatmofetil. Als de
gelijktijdige behandeling met CsA wordt beëindigd, dient daarentegen rekening te worden gehouden
met een toename in de MPA AUC van ongeveer 30%. CsA interfereert met de enterohepatische
recirculatie van MPA, wat resulteert in een verminderde blootstelling aan MPA met 30-50% bij
niertransplantatiepatiënten behandeld met mycofenolaatmofetil en CsA in vergelijking met patiënten
die sirolimus of belatacept en vergelijkbare doses mycofenolaatmofetil kregen (zie ook rubriek 4.4).
Omgekeerd moeten veranderingen in de blootstelling aan MPA worden verwacht wanneer patiënten
worden overgezet van CsA naar een van de immunosuppressiva die niet met de enterohepatische
cyclus van MPA interfereren.
27
aminoglycoside-, cefalosporine-, fluoroquinolon- en penicilline-antibiotica) kunnen interfereren met
de enterohepatische recirculatie van MPAG/MPA, met een verminderde systemische blootstelling aan
MPA tot gevolg. Informatie over de volgende antibiotica is beschikbaar:
Ciprofloxacine of amoxicilline met clavulaanzuur
In de dagen onmiddellijk na de start van orale ciprofloxacine of amoxicilline met clavulaanzuur is een
afname van de dalspiegel MPA van ongeveer 50% gemeld bij niertransplantatiepatiënten. Dit effect
leek te verminderen bij voortzetting van het antibioticumgebruik en verdween binnen een paar dagen
na het staken van het antibioticumgebruik. De verandering van dalspiegels is geen accurate weergave
van veranderingen in de totale blootstelling aan MPA. Daarom is bij afwezigheid van klinisch bewijs
van transplantaatdysfunctie een aanpassing van de dosering van mycofenolaatmofetil normaal
gesproken niet noodzakelijk. Nauwlettende klinische controle dient echter plaats te vinden tijdens en
vlak na de antibioticumbehandeling.
Norfloxacine en metronidazol
Bij gezonde vrijwilligers werd geen significante interactie gezien wanneer mycofenolaatmofetil
gelijktijdig werd gebruikt met norfloxacine dan wel metronidazol. Echter, de combinatie van
norfloxacine en metronidazol verlaagde de blootstelling aan MPA met ongeveer 30% na een
enkelvoudige dosis mycofenolaatmofetil.
Trimethoprim/sulfamethoxazol
Er is geen invloed op de biologische beschikbaarheid van MPA waargenomen.
Geneesmiddelen die glucuronidering beïnvloeden (bijv. isavuconazol, telmisartan)
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die de glucuronidering van MPA beïnvloeden kan de
blootstelling aan MPA veranderen. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer deze geneesmiddelen
gelijktijdig met mycofenolaatmofetil toegediend worden.
Isavuconazol
Een verhoging van de blootstelling aan MPA (AUC0-) van 35% werd gezien bij gelijktijdig gebruik
van isavuconazol.
Telmisartan
Gelijktijdige toediening van telmisartan en mycofenolaatmofetil resulteerde in een verlaging van
ongeveer 30% in de concentratie MPA. Telmisartan verandert de eliminatie van MPA door de
expressie van PPAR gamma (peroxisoomproliferatorgeactiveerde receptor gamma) te verhogen, wat
vervolgens resulteert in een verhoogde uridinedifosfaatglucuronyltransferase isoform 1A9 (UGT1A9)-
expressie en -activiteit. Wanneer het percentage transplantaatafstotingen, het percentage
transplantaatverliezen of de bijwerkingenprofielen werden vergeleken tussen patiënten die
mycofenolaatmofetil gelijktijdig met of zonder telmisartan gebruiken, werden er geen klinische
consequenties gezien van deze farmacokinetische geneesmiddelinteractie.
Ganciclovir
Op grond van de resultaten uit een onderzoek met een enkelvoudige toediening van de aanbevolen
doses van oraal mycofenolaatmofetil en intraveneus ganciclovir en van de bekende effecten van
nierinsufficiëntie op de farmacokinetiek van mycofenolaatmofetil (zie rubriek 4.2) en ganciclovir, kan
worden verwacht dat de gecombineerde toediening van deze middelen (die competitief zijn voor
renale tubulaire uitscheidingsmechanismen) zal leiden tot een toename van de concentratie van MPAG
en ganciclovir. Een wezenlijke verandering van de farmacokinetiek van MPA wordt niet verwacht en
aanpassing van de dosis van mycofenolaatmofetil is niet vereist. Bij patiënten met nierinsufficiëntie,
aan wie Mycofenolaatmofetil Teva en ganciclovir of de prodrugs ervan, bijv. valganciclovir, samen
worden toegediend, dienen de aanbevelingen voor de dosis van ganciclovir in acht te worden genomen
en de patiënten dienen nauwkeurig te worden gevolgd.
28
De farmacodynamiek en de farmacokinetiek van orale anticonceptiva werden niet beïnvloed, op
klinisch relevant niveau, door gelijktijdige toediening van mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 5.2)
Rifampicine
Bij patiënten die geen ciclosporine gebruiken, resulteerde gelijktijdige behandeling met
mycofenolaatmofetil en rifampicine in een afgenomen blootstelling aan MPA (AUC0-12h) van 18% tot
70%. Het wordt daarom aanbevolen om de MPA-spiegels te controleren en de Mycofenolaatmofetil
Teva dosering aan te passen om klinische werkzaamheid te behouden wanneer rifampicine gelijktijdig
wordt gebruikt.
Sevelameer
Na gelijktijdig gebruik van mycofenolaatmofetil en sevelameer werd een afname in MPA Cmax en
AUC0-12h gezien van respectievelijk 30% en 25%, zonder klinische consequenties (bijv.
orgaanafstoting). Desondanks wordt echter aangeraden om Mycofenolaatmofetil Teva minstens 1 uur
voor of 3 uur na inname van sevelameer in te nemen of toe te dienen, om het effect op de absorptie
van MPA te minimaliseren. Er zijn geen gegevens beschikbaar over gelijktijdig gebruik van
mycofenolaatmofetil met andere fosfaatbinders dan sevelameer.
Tacrolimus
Bij levertransplantatiepatiënten, die na de transplantatie mycofenolaatmofetil en tacrolimus
gebruikten, bleken de AUC en Cmax van MPA, de actieve metaboliet van mycofenolaatmofetil, niet
significant beïnvloed te worden door gelijktijdig gebruik van tacrolimus. Bij
levertransplantatiepatiënten werd echter een toename van ongeveer 20% in de AUC van tacrolimus
gezien, wanneer meervoudige doses mycofenolaatmofetil (1,5 g tweemaal daags,´s ochtends en ´s
avonds) werden toegediend aan levertransplantatiepatiënten die tacrolimus kregen. Bij
niertransplantatiepatiënten bleek de tacrolimusconcentratie echter niet te veranderen door
mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 4.4).
Levend vaccin
Levend vaccin dient niet aan patiënten met een verminderde immuunrespons te worden toegediend.
De antilichaamreactie op andere vaccins kan afnemen (zie ook rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Interactiestudies zijn alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Potentiële interactie
Bij gelijktijdige toediening van probenecide en mycofenolaatmofetil bij apen is de AUC van MPAG
3-voudig verhoogd. Andere stoffen die in de niertubuli worden uitgescheiden kunnen derhalve
concurreren met MPAG en daardoor kunnen de plasmaconcentraties van MPAG of van deze andere
stoffen worden verhoogd.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Zwangerschap moet vermeden worden tijdens gebruik van mycofenolaat. Daarom moeten vrouwen
die zwanger kunnen worden, ten minste één effectieve vorm van anticonceptie gebruiken (zie
rubriek 4.3) vóór, tijdens en gedurende 6 weken na beëindiging van de behandeling met
Mycofenolaatmofetil Teva, tenzij onthouding de gekozen vorm van anticonceptie is. Gelijktijdig
gebruik van twee verschillende vormen van anticonceptie heeft de voorkeur.
Zwangerschap
Mycofenolaatmofetil Teva is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte
alternatieve behandeling is om transplantaatafstoting te voorkomen. De behandeling mag niet gestart
29
zwangerschap uit te sluiten.
Vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden, moeten worden gewezen op het toegenomen
risico van zwangerschapsafbreking en congenitale misvormingen bij het begin van de behandeling en
moeten voorlichting krijgen over zwangerschapspreventie en -planning.
Vóór het starten van de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva moeten vrouwen die zwanger
kunnen worden, een negatieve uitslag hebben van twee serum- of urinezwangerschapstesten met een
gevoeligheid van ten minste 25 mIE/ml om onopzettelijke blootstelling van een embryo aan
mycofenolaat uit te sluiten. Aanbevolen wordt om de tweede test 8 10 dagen na de eerste test uit te
voeren. Indien het bij transplantaten afkomstig van overleden donoren niet mogelijk is om tussen twee
testen een wachttijd van 8-10 dagen aan te houden voordat de behandeling start, moet onmiddellijk
voor het starten van de behandeling een zwangerschapstest worden uitgevoerd, met een tweede test
8-10 dagen later. Zwangerschapstesten moeten herhaald worden indien klinisch geïndiceerd (bijv. bij
vermelding van een onderbreking in het gebruik van anticonceptie). De resultaten van alle
zwangerschapstesten moeten besproken worden met de patiënt. Patiënten moeten de instructie krijgen
onmiddellijk hun arts te raadplegen in geval van zwangerschap.
Bij mensen heeft mycofenolaat krachtige teratogene effecten, met een verhoogd risico op spontane
abortus en congenitale misvormingen bij blootstelling tijdens de zwangerschap:
· Spontane abortus is gemeld bij 45-49% van de zwangere vrouwen die blootgesteld werden aan
mycofenolaatmofetil, vergeleken met een gemelde incidentie van 12-33% bij patiënten die een
orgaantransplantatie hadden ondergaan en die behandeld werden met immunosuppressiva anders
dan mycofenolaatmofetil.
· Meldingen in de literatuur laten zien dat misvormingen voorkwamen bij 23 tot 27% van de
levendgeborenen na blootstelling van vrouwen aan mycofenolaatmofetil tijdens de zwangerschap
(vergeleken met 2 tot 3% bij levendgeborenen in de algemene populatie en circa 4 tot 5% bij de
levendgeborenen van patiënten die een orgaantransplantatie hadden ondergaan en die behandeld
werden met immunosuppressiva anders dan mycofenolaatmofetil).
Na het op de markt brengen zijn congenitale misvormingen, inclusief meerdere misvormingen,
waargenomen bij kinderen van patiënten die tijdens de zwangerschap blootgesteld zijn aan
mycofenolaat in combinatie met andere immunosuppressiva. De volgende misvormingen zijn het
meest gemeld:
· Afwijkingen van het oor (bijv. afwijkend gevormd of niet aanwezig uitwendig oor), atresie van de
uitwendige gehoorgang (middenoor);
· Aangezichtsmisvormingen zoals hazenlip, gespleten verhemelte, micrognathia en hypertelorisme
van de oogkassen;
· Afwijkingen van het oog (bijv. coloboma);
· Congenitale hartaandoeningen zoals atriale en ventriculaire septumdefecten;
· Misvormingen van de vingers (bijv. polydactylie, syndactylie);
· Tracheo-oesofageale misvormingen (bijv. slokdarmatresie);
· Misvormingen van het zenuwstelsel zoals spina bifida;
· Nierafwijkingen.
Tevens zijn er incidenteel meldingen gedaan van de volgende misvormingen:
· Microftalmie;
· Congenitale choroïdplexuscyste;
· Agenesie van het septum pellucidum;
· Agenesie van de reukzenuw.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3).
30
Onderzoeken hebben aangetoond dat mycofenolaatmofetil in melk van ratten wordt uitgescheiden. Het
is echter niet bekend of deze stof bij de mens in de moedermelk wordt uitgescheiden. Vanwege de
mogelijkheid van ernstige bijwerkingen door mycofenolaatmofetil bij kinderen die borstvoeding
krijgen, is Mycofenolaatmofetil Teva gecontra-indiceerd bij vrouwen die borstvoeding geven. (zie
rubriek 4.3)
Mannen
De beperkte beschikbare klinische gegevens laten geen verhoogd risico op misvormingen of
miskramen zien na paternale blootstelling aan mycofenolaatmofetil.
Mycofenolzuur heeft krachtige teratogene effecten. Het is niet bekend of mycofenolzuur in het sperma
terechtkomt. Berekeningen op basis van dieronderzoek laten zien dat de maximale hoeveelheid
mycofenolzuur die bij vrouwen overgebracht zou kunnen worden zo laag is dat het waarschijnlijk geen
effect zou hebben. In dieronderzoek is aangetoond dat mycofenolaat genotoxisch is bij iets hogere
concentraties dan de therapeutische blootstellingen bij de mens, waardoor het risico van genotoxische
effecten op spermacellen niet volledig kan worden uitgesloten.
Daarom worden de volgende voorzorgsmaatregelen aanbevolen: seksueel actieve mannelijke patiënten
of hun vrouwelijke partners moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens behandeling van de
mannelijke patiënt en gedurende ten minste 90 dagen na beëindiging van de behandeling met
mycofenolaatmofetil. Vruchtbare mannelijke patiënten moeten op de hoogte gebracht worden van de
potentiele risico's van het verwekken van een kind en moeten deze bespreken met een ervaren
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg.
Vruchtbaarheid
Mycofenolaatmofetil had geen effect op de vruchtbaarheid van mannelijke ratten bij orale doses tot
20 mg/kg/dag. De systemische blootstelling bij deze dosis komt overeen met 2 - 3 maal de klinische
blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en met
1,3 - 2 maal de klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij
harttransplantatiepatiënten. In een onderzoek naar de vrouwelijke vruchtbaarheid en voortplanting bij
ratten veroorzaakten orale doses van 4,5 mg/kg/dag misvormingen (inclusief anoftalmie, agnathie en
hydrocefalie) in de eerste generatie nakomelingen in afwezigheid van toxiciteit bij het moederdier. De
systemische blootstelling bij deze dosis was ongeveer 0,5 maal de klinische blootstelling bij de
aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en ongeveer 0,3 maal de
klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij harttransplantatiepatiënten. Er
was geen duidelijk effect op vruchtbaarheids- of voortplantingsparameters bij de moederdieren noch
bij de volgende generatie.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Mycofenolaatmofetil heeft matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen.
Mycofenolaatmofetil kan slaperigheid, verwardheid, duizeligheid, tremors of hypotensie veroorzaken
en daarom moet patiënten worden geadviseerd voorzichtig te zijn bij het rijden of bedienen van
machines.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Diarree (tot 52,6%), leukopenie (tot 45,8%), bacteriële infecties (tot 39,9%) en braken (tot 39,1%)
waren enkele van de meest voorkomende en/of meest ernstige bijwerkingen die in verband werden
gebracht met het gebruik van mycofenolaatmofetil in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden.
31
rubriek 4.4).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen van de klinische onderzoeken en sinds het in de handel brengen worden per
MedDRA-systeem/orgaanklasse met corresponderende frequenties vermeld in tabel 1. De
corresponderende frequentiecategorieën voor elke bijwerking zijn gebaseerd op de volgende
conventie: zeer vaak (1/10), vaak (1/100, <1/10), soms (1/1.000, <1/100), zelden (1/10.000,
<1/1.000) en zeer zelden (<1/10.000). Gezien de grote verschillen in de frequenties van bepaalde
bijwerkingen tussen de verschillende transplantatie-indicaties worden de frequenties voor nier-,
lever- en harttransplantatiepatiënten apart weergegeven.
Tabel 1
Bijwerkingen
Bijwerking
Niertransplantatie Levertransplantatie Harttransplantatie
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Frequentie
Frequentie
Frequentie
Infecties en parasitaire aandoeningen
Bacteriële infecties
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Schimmelinfecties
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Protozoaire infecties
Soms
Soms
Soms
Virale infecties
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen)
Benigne neoplasmata van de
Vaak
Vaak
Vaak
huid
Lymfoom
Soms
Soms
Soms
Lymfoproliveratieve
Soms
Soms
Soms
aandoeningen
Neoplasma
Vaak
Vaak
Vaak
Huidkanker
Vaak
Soms
Vaak
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Anemie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pure Red Cell Aplasia (PRCA) Soms
Soms
Soms
Beenmergfalen
Soms
Soms
Soms
Ecchymose
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Leukocytose
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Leukopenie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pancytopenie
Vaak
Vaak
Soms
Pseudolymfoom
Soms
Soms
Vaak
Trombocytopenie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Acidose
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Hypercholesterolemie
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Hyperglykemie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hyperkaliëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hyperlipidemie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Hypocalciëmie
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Hypokaliëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypomagnesiëmie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypofosfatemie
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Hyperurikemie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Jicht
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Gewichtsafname
Vaak
Vaak
Vaak
32
Niertransplantatie Levertransplantatie Harttransplantatie
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Frequentie
Frequentie
Frequentie
Psychische stoornissen
Verwarde toestand
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Depressie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Slapeloosheid
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Agitatie
Soms
Vaak
Zeer vaak
Angst
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Abnormaal denken
Soms
Vaak
Vaak
Zenuwstelselaandoeningen
Duizeligheid
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hoofdpijn
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypertonie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Paresthesie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Slaperigheid
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Tremor
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Convulsie
Vaak
Vaak
Vaak
Dysgeusie
Soms
Soms
Vaak
Hartaandoeningen
Tachycardie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Bloedvataandoeningen
Hypertensie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hypotensie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Lymfokèle
Soms
Soms
Soms
Veneuze trombose
Vaak
Vaak
Vaak
Vasodilatatie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Bronchiëctasie
Soms
Soms
Soms
Hoest
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Dyspneu
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Interstitiële longziekte
Soms
Zeer zelden
Zeer zelden
Pleurale effusie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Longfibrose
Zeer zelden
Soms
Soms
Maagdarmstelselaandoeningen
Abdominale distensie
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Abdominale pijn
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Colitis
Vaak
Vaak
Vaak
Constipatie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Verminderde eetlust
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Diarree
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Dyspepsie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Oesofagitis
Vaak
Vaak
Vaak
Oprisping
Soms
Soms
Vaak
Flatulentie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Gastritis
Vaak
Vaak
Vaak
Gastro-intestinale bloeding
Vaak
Vaak
Vaak
Gastro-intestinale zweer
Vaak
Vaak
Vaak
Tandvleeshyperplasie
Vaak
Vaak
Vaak
Ileus
Vaak
Vaak
Vaak
Mondulceratie
Vaak
Vaak
Vaak
Nausea
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pancreatitis
Soms
Vaak
Soms
Stomatitis
Vaak
Vaak
Vaak
33
Niertransplantatie Levertransplantatie Harttransplantatie
Systeem/orgaanklasse
(MedDRA)
Frequentie
Frequentie
Frequentie
Braken
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheid
Soms
Vaak
Vaak
Hypogammaglobulinemie
Soms
Zeer zelden
Zeer zelden
Lever- en galaandoeningen
Verhoogd alkalische fosfatase Vaak
Vaak
Vaak
in bloed
Verhoogd
Vaak
Soms
Zeer vaak
lactaatdehydrogenase in bloed
Verhoogde leverenzymen
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hepatitis
Vaak
Zeer vaak
Soms
Hyperbilirubinemie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Geelzucht
Soms
Vaak
Vaak
Huid- en onderhuidaandoeningen
Acne
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Alopecia
Vaak
Vaak
Vaak
Rash
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Huidhypertrofie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Artralgie
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Spierzwakte
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Nier- en urinewegaandoeningen
Verhoogd creatinine in bloed
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Verhoogd ureum in bloed
Soms
Zeer vaak
Zeer vaak
Hematurie
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Verminderde nierfunctie
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Asthenie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Rillingen
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Oedeem
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Hernia
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Malaise
Vaak
Vaak
Vaak
Pijn
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Pyrexie
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
De novo purine synthesis
Soms
Soms
Soms
inhibitors associated acute
inflammatory syndrome
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Maligniteiten
Bij patiënten die immunosuppressieve behandelingen ondergaan, waarbij een combinatie van
geneesmiddelen is betrokken waaronder mycofenolaatmofetil, bestaat een toegenomen risico van
lymfomen en andere maligniteiten, vooral van de huid (zie rubriek 4.4). Vergeleken met de gegevens
over 1 jaar lieten de veiligheidsgegevens over 3 jaar bij nier- en harttransplantatiepatiënten geen
onverwachte veranderingen zien in de incidentie van maligniteiten. Levertransplantatiepatiënten
werden ten minste gedurende 1 jaar maar minder dan 3 jaar gevolgd.
Infecties
Alle patiënten die met immunosuppressiva worden behandeld, hebben een verhoogd risico op
bacteriële, virale en schimmelinfecties (waarvan sommige een fatale afloop kunnen hebben),
waaronder infecties veroorzaakt door opportunistische agentia en reactivatie van latente virussen. Het
34
infecties waren sepsis, peritonitis, meningitis, endocarditis, tuberculose en atypische mycobacteriële
infecties. In vergelijkende klinische studies bij nier-, hart- en levertransplantatiepatiënten die
gedurende ten minste 1 jaar werden gevolgd, werd mycofenolaatmofetil toegediend (2 g of 3 g per
dag) in combinatie met andere immunosuppressiva; bij deze patiënten waren de meest voorkomende
opportunistische infecties candida mucocutaneus, cytomegalovirus (CMV)-viremie/syndroom en
Herpes simplex. Het aandeel van patiënten met CMV-viremie/syndroom was 13,5%.
Gevallen van BK-virus geassocieerde nefropathie, alsmede gevallen van JC-virus geassocieerde
progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zijn gemeld bij patiënten die met
immunosuppressiva, waaronder mycofenolaatmofetil, behandeld werden.
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Cytopenieën, waaronder leukopenie, anemie, trombocytopenie en pancytopenie, zijn bekende risico's
geassocieerd met mycofenolaatmofetil en kunnen leiden tot of bijdragen aan het ontstaan van infecties
en bloedingen (zie rubriek 4.4). Agranulocytose en neutropenie zijn gemeld; daarom wordt het
aangeraden om patiënten die mycofenolaatmofetil krijgen, regelmatig te controleren (zie rubriek 4.4).
Aplastische anemie en beenmergfalen zijn gemeld bij patiënten die met mycofenolaatmofetil
behandeld werden, waarvan sommige een fatale afloop hadden.
Gevallen van Pure Red Cell Aplasia (PRCA) zijn gemeld bij patiënten die met mycofenolaatmofetil
werden behandeld (zie rubriek 4.4).
Op zichzelf staande gevallen van morfologisch afwijkende neutrofielen, waaronder verworven Pelger-
Huët anomalie, zijn waargenomen bij patiënten die met mycofenolaatmofetil werden behandeld. Deze
veranderingen werden niet in verband gebracht met een verstoorde neutrofielenfunctie. Deze
veranderingen suggereren mogelijk een 'left shift' (linksverschuiving) in de rijpheid van neutrofielen
bij hematologische onderzoeken, die abusievelijk geïnterpreteerd kan worden als een teken van
infectie bij immuungecompromitteerde patiënten, zoals patiënten die mycofenolaatmofetil krijgen.
Maagdarmstelselaandoeningen
De meest ernstige maagdarmstelselaandoeningen waren zweren en bloedingen, welke bekende risico's
zijn die geassocieerd worden met mycofenolaatmofetil. Mond-, slokdarm-, maag-, duodenale en
intestinale zweren, vaak verergerd door bloedingen, alsmede hematemese, melena en gastritis en
colitis gepaard gaande met bloedingen werden vaak gemeld gedurende de klinische
registratieonderzoeken. De meest voorkomende maagdarmstelselaandoeningen waren echter diarree,
nausea en braken. Endoscopisch onderzoek bij patiënten met mycofenolaatmofetilgerelateerde diarree
liet op zichzelf staande gevallen van intestinale villusatrofie zien (zie rubriek 4.4).
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, waaronder angioneurotisch oedeem en anafylactische reactie, zijn gemeld.
Zwangerschap, perinatale periode en puerperium
Gevallen van spontane abortus zijn gemeld bij patiënten die blootgesteld werden aan
mycofenolaatmofetil, voornamelijk tijdens het eerste trimester; zie rubriek 4.6.
Congenitale misvormingen
Na het op de markt brengen zijn congenitale misvormingen waargenomen bij kinderen van patiënten
die blootgesteld werden aan mycofenolaatmofetil in combinatie met andere immunosuppressiva; zie
rubriek 4.6.
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Er zijn geïsoleerde meldingen van interstitiële longziekte en longfibrose bij patiënten die met
mycofenolaatmofetil werden behandeld in combinatie met andere immunosuppressiva, in sommige
35
volwassenen.
Immuunsysteemaandoeningen
Hypogammaglobulinemie is gemeld bij patiënten die mycofenolaatmofetil kregen in combinatie met
andere immunosuppressiva.
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Oedeem, waaronder perifeer, gezichts- en scrotumoedeem, werd zeer vaak gemeld gedurende de
registratrieonderzoeken. Skeletspierpijn, zoals myalgie, en nek- en rugpijn werden ook zeer vaak
gemeld.
De novo purine synthesis inhibitors associated acute inflammatory syndrome is beschreven op basis
van ervaring na het in de handel brengen als een paradoxale pro-inflammatoire reactie geassocieerd
met mycofenolaatmofetil en mycofenolzuur, gekenmerkt door koorts, artralgie, artritis, spierpijn en
verhoogde inflammatoire markers. Case reports in de literatuur beschreven snelle verbetering na het
stoppen met het geneesmiddel.
Speciale populaties
Pediatrische patiënten
In een klinische studie, waaraan 92 pediatrische patiënten van 2 tot 18 jaar deelnamen aan wie
600 mg/m² mycofenolaatmofetil tweemaal daags oraal werd toegediend, waren de aard en de
frequentie van de bijwerkingen in het algemeen vergelijkbaar met die welke werden waargenomen bij
volwassen patiënten aan wie 1 g mycofenolaatmofetil tweemaal daags werd toegediend. In
vergelijking met volwassenen kwamen de volgende behandelingsgerelateerde bijwerkingen echter
vaker voor in de pediatrische populatie, in het bijzonder bij kinderen onder de 6 jaar: diarree, sepsis,
leukopenie, anemie en infectie.
Ouderen
In het algemeen kunnen ouderen ( 65 jaar) een groter risico lopen op bijwerkingen ten gevolge van
immunosuppressie. In vergelijking met jongere personen kunnen ouderen die Mycofenolaatmofetil
Teva krijgen toegediend als onderdeel van een immunosuppressieve combinatietherapie, een verhoogd
risico lopen op bepaalde infecties (inclusief weefselinvasieve cytomegalovirusinfectie) en mogelijke
gastro-intestinale bloedingen en longoedeem.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Overdosering met mycofenolaatmofetil is gemeld in klinische studies en tijdens post-marketing
gebruik. Bij veel van deze incidenten werden geen bijwerkingen gemeld. In de gevallen waarbij wel
bijwerkingen werden gemeld, vielen deze binnen het bekende veiligheidsprofiel van het geneesmiddel.
Het is te verwachten dan een overdosis van mycofenolaatmofetil kan leiden tot overmatige suppressie
van het immuunsysteem met toegenomen gevoeligheid voor infecties en beenmergsuppressie (zie
rubriek 4.4). Indien neutropenie ontstaat, dient de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
onderbroken te worden of dient de dosering verlaagd te worden (zie rubriek 4.4).
Het valt niet te verwachten dat door hemodialyse significante hoeveelheden MPA of MPAG
verwijderd worden. Galzuurbinders, zoals colestyramine, kunnen MPA verwijderen door het
verminderen van de enterohepatische kringloop van het geneesmiddel (zie rubriek 5.2).
36
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: selectieve immunosupressiva, ATC-code: L04AA06
Werkingsmechanisme
Mycofenolaatmofetil is de 2-morfolino-ethylester van mycofenolzuur (MPA). MPA is een selectieve,
niet competitieve en reversibele remmer van IMPDH en remt daarom de 'de novo'-route van
guanosinenucleotidesynthese zonder incorporatie in DNA. Omdat T- en B-lymfocyten sterk
afhankelijk zijn voor hun proliferatie van 'de novo'-synthese van purines, terwijl andere celtypes
gebruik kunnen maken van de 'salvage'-routes, heeft MPA groter cytostatisch effect op lymfocyten
dan op andere cellen.
Bovenop het remmen van IMPDH met als gevolg deprivatie van lymfocyten, heeft MPA ook invloed
op cellulaire checkpoints die verantwoordelijk zijn voor de metabolische programmering van
lymfocyten. Het is, met gebruik van humane CD4+ T-cellen, aangetoond dat door MPA
transcriptieactiviteiten in lymfocyten verschuiven van een proliferatieve staat naar katabole processen
die relevant zijn voor metabolisme en overleving en leiden tot een anergische staat van T-cellen,
waarbij de cellen niet meer reageren op hun specifieke antigenen.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na orale toediening is mycofenolaatmofetil onderhevig aan snelle en extensieve absorptie en een
totaal presystemisch metabolisme tot de werkzame metaboliet MPA. Zoals is gebleken uit de
suppressie van de acute afstoting na niertransplantatie, is de immunosuppressieve werking van
mycofenolaatmofetil gecorreleerd aan de MPA-concentratie. De gemiddelde biologische
beschikbaarheid van oraal mycofenolaatmofetil, gebaseerd op de AUC van MPA is 94% in
verhouding tot intraveneus- mycofenolaatmofetil. Voedsel had geen effect op de mate van absorptie
(AUC van MPA) van mycofenolaatmofetil bij toediening, tweemaal daags, van doses van 1,5 g aan
niertransplantatiepatiënten. De Cmax van MPA was echter 40% lager in aanwezigheid van voedsel.
Mycofenolaatmofetil is na orale toediening systemisch niet meetbaar in het plasma.
Distributie
Door de enterohepatische kringloop worden secundaire verhogingen van de MPA-concentratie in
plasma gewoonlijk 6-12 uur na het tijdstip van toediening waargenomen. Het gelijktijdig toedienen
van colestyramine (4 g driemaal per dag) gaat samen met een reductie in de AUC van MPA van
ongeveer 40%, wat aangeeft dat er een significante mate van enterohepatische kringloop bestaat.
Bij klinisch relevante concentraties is MPA voor 97% gebonden aan plasma-albumine.
In de vroege post-transplantatieperiode (< 40 dagen na transplantatie) waren bij nier-, hart- en
levertransplantatiepatiënten de gemiddelde MPA-AUC's ongeveer 30% lager en de Cmax ongeveer
40% lager in vergelijking met de late post-transplantatieperiode (3 - 6 maanden na transplantatie).
Biotransformatie
MPA wordt voornamelijk gemetaboliseerd door glucuronyltransferase (isovorm UGT1A9) tot het
inactieve fenolglucuronide van MPA (MPAG). In vivo wordt MPAG terug omgezet naar vrij MPA via
enterohepatische recirculatie. Er wordt ook een minder belangrijk acylglucuronide (AcMPAG)
gevormd. AcMPAG is farmacologisch actief en is mogelijk verantwoordelijk voor sommige van de
bijwerkingen van mycofenolaatmofetil (diarree, leukopenie).
Eliminatie
37
de urine. Bij orale toediening van radioactief gemerkt mycofenolaatmofetil werd de toegediende
volledige dosis teruggevonden: 93% van de toegediende dosis in de urine en 6% van de toegediende
dosis in de feces. Het merendeel (ongeveer 87%) van de toegediende dosis wordt in de urine
uitgescheiden als MPAG.
MPA en MPAG worden bij klinisch bereikte concentraties niet verwijderd door hemodialyse. Bij hoge
MPAG-plasmaconcentraties (> 100 µg/ml) worden echter kleine hoeveelheden MPAG verwijderd.
Door de enterohepatische kringloop van het middel te beïnvloeden, verminderen galzuursequestranten
zoals colestyramine de AUC van MPA (zie rubriek 4.9).
De eliminatie van MPA is afhankelijk van verschillende transporters. Organische aniontransporterende
polypeptides (OATP's) en 'multidrug resistance-associated protein 2'(MRP2) spelen een rol in de
eliminatie van MPA; isovormen van OATP, MRP2 en 'breast cancer resistance protein' (BCRP) zijn
transporters die in verband worden gebracht met de uitscheiding van de glucuronides in de gal.
'Multidrug resistance protein 1'(MDR1) kan MPA ook transporteren, maar de bijdrage hiervan lijkt
zich te beperken tot het absorptieproces. In de nier gaan MPA en de metabolieten ervan mogelijk een
interactie aan met renale organische aniontransporters.
De enterohepatische kringloop maakt het moeilijk de dispositie parameters van MPA nauwkeurig te
bepalen; alleen schijnbare waarden kunnen worden bepaald. Bij gezonde vrijwilligers en patiënten met
auto-immuunaandoeningen werden klaringswaarden van, bij benadering, respectievelijk 10,6 l/u en
8,27 l/u gezien, met een halfwaardetijd van 17 u. Bij patiënten met een transplantatie waren de
gemiddelde klaringswaarden hoger (bereik 11,9 - 34,9 l/u) en de halfwaardetijden korter (5 - 11 u),
met kleine verschillen tussen patiënten met nier-, lever- of harttransplantaties. Bij de individuele
patiënten variëren deze eliminatieparameters, afhankelijk van het soort comedicatie met andere
immunosuppressiva, tijd na transplantatie, plasma-albumineconcentraties en nierfunctie. Deze factoren
verklaren waardoor verminderde blootstelling wordt gezien wanneer mycofenolaatmofetil samen met
ciclosporine wordt toegediend (zie rubriek 4.5) en waardoor plasmaconcentraties de neiging hebben
toe te nemen in de loop van de tijd vergeleken met wat direct na transplantatie wordt gezien.
Speciale populaties
Verminderde nierfunctie
Bij een onderzoek van enkelvoudige doses (6 proefpersonen per groep) waren de gemiddelde plasma
MPA AUC, waargenomen bij patiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie
(glomerulaire filtratiesnelheid < 25 ml/min/1,73 m2), 28-75% hoger dan de gemiddelden bij normale,
gezonde personen of bij personen met een geringere verminderde nierfunctie. De gemiddelde
enkelvoudige dosis-AUC van MPAG was 3-6 keer hoger bij patiënten met een ernstig verminderde
nierfunctie dan bij personen met een licht verminderde nierfunctie of bij normale gezonde personen,
hetgeen overeenkomt met het bekende excretiepatroon van MPAG door de nieren. Meervoudige
dosering van mycofenolaatmofetil bij patiënten met een ernstig chronisch verminderde nierfunctie is
niet onderzocht. Er zijn geen gegevens beschikbaar over hart- of levertransplantatiepatiënten met een
ernstig chronisch verminderde nierfunctie.
Vertraagde niertransplantaatfunctie
Bij post-transplantatiepatiënten met een vertraagde niertransplantaatfunctie was de gemiddelde MPA-
AUC0-12h vergelijkbaar met die bij post-transplantatiepatiënten zonder een vertraagde
transplantaatfunctie. De gemiddelde MPAG-AUC0-12h was echter 2 - 3 maal hoger bij de patiënten met
een vertraagde transplantaatfunctie. Er kan een voorbijgaande toename van de vrije fractie en de
concentratie van plasma-MPA voorkomen bij patiënten met een vertraagde niertransplantaatfunctie.
Dosisaanpassing van Mycofenolaatmofetil Teva lijkt niet noodzakelijk te zijn.
Verminderde leverfunctie
Bij vrijwilligers met alcoholcirrose werd de hepatische glucuronidering van MPA relatief weinig
beïnvloed door de leverparenchymziekte. Effecten van een leveraandoening op deze processen hangen
waarschijnlijk af van de onderhavige ziekte. Leverziekte met voornamelijk biliaire schade, zoals
primaire biliaire cirrose, zou een ander effect kunnen vertonen.
38
Farmacokinetische parameters werden geëvalueerd bij 49 kinderen (van 2 tot 18 jaar) die een
niertransplantatie hadden ondergaan en aan wie 600 mg/m2 mycofenolaatmofetil tweemaal daags oraal
werd toegediend. De met deze dosis verkregen AUC-waarden van MPA waren gelijk aan die welke
werden gezien bij volwassen niertransplantatiepatiënten aan wie 1 g mycofenolaat mofetil tweemaal
daags in de vroege en late post-transplantatieperiode werd toegediend. De AUC-waarden van MPA
waren over beide groepen gelijk in de vroege en late post-transplantatieperiode.
Ouderen
Bij oudere patiënten ( 65 jaar) is vergeleken met jongere transplantatiepatiënten geen veranderde
farmacokinetiek van mycofenolaatmofetil en de metabolieten ervan waargenomen.
Patiënten die orale anticonceptiva gebruiken
In een studie, uitgevoerd bij 18 vrouwen (die geen transplantatie hadden ondergaan en geen andere
immunosuppressiva gebruikten), werd mycofenolaatmofetil (1 g tweemaal daags) gedurende 3
opeenvolgende cycli gelijktijdig toegediend met orale combinatieanticonceptiva die ethinylestradiol
(0,02 mg tot 0,04 mg) en levonorgestrel (0,05 mg tot 0, 20 mg), desogestrel (0,15 mg) of gestodeen
(0,05 mg tot 0,10 mg) bevatten; er werd geen klinisch relevante invloed van mycofenolaatmofetil op
de ovulatie-remmende werking van de orale anticonceptiva aangetoond. De serumspiegels van
luteïniserend hormoon (LH), follikelstimulerend hormoon (FSH) en progesteron werden niet
significant beïnvloed. De farmacokinetiek van orale anticonceptiva werd niet, op klinisch relevant
niveau, beïnvloed door gelijktijdige toediening van mycofenolaatmofetil (zie ook rubriek 4.5).
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In onderzoeksmodellen was mycofenolaatmofetil niet tumorverwekkend. De hoogste dosis in de
carcinogeniteitsonderzoeken bij dieren resulteerden in ongeveer 2 - 3 maal de systemische
blootstelling (AUC of Cmax) waargenomen bij niertransplantatiepatiënten bij de aanbevolen klinische
dosis van 2 g/dag en in 1,3 - 2 maal de systemische blootstelling (AUC of Cmax) waargenomen bij
harttransplantatiepatiënten bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag.
Twee genotoxiciteitstesten (in vitro muis lymfoomtest en in vivo muis beenmerg micronucleustest)
toonden aan dat mycofenolaatmofetil mogelijk chromosomale afwijkingen kan veroorzaken. Deze
effecten kunnen gerelateerd zijn aan de farmacodynamische werkwijze, d.w.z. remming van
nucleotidesynthese in gevoelige cellen. Andere in vitro testen ter bepaling van genmutatie lieten geen
genotoxische activiteit zien.
In onderzoeken naar teratologie bij ratten en konijnen trad foetale resorptie en misvorming op bij
ratten bij 6 mg/kg/dag (inclusief anoftalmie, agnathie en hydrocefalie) en bij konijnen bij
90 mg/kg/dag (inclusief cardiovasculaire en renale afwijkingen, zoals ectopia cordis en ectopische
nieren, hernia diafragmatica en hernia umbilicalis) in afwezigheid van toxiciteit bij het moederdier. De
systemische blootstelling bij deze waarden is ongeveer gelijk aan of minder dan 0,5 maal de klinische
blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten en ongeveer
0,3 maal de klinische blootstelling bij de aanbevolen klinische dosis van 3 g/dag bij
harttransplantatiepatiënten (zie rubriek 4.6).
De hematopoëse- en lymfesystemen waren de belangrijkste aangetaste orgaansystemen in
toxicologische studies, uitgevoerd met mycofenolaatmofetil bij de rat, muis, hond en aap. Deze
verschijnselen kwamen voor bij niveaus van systemische blootstelling die gelijk aan of lager waren
dan de klinische blootstelling bij de aanbevolen dosis van 2 g/dag bij niertransplantatiepatiënten.
Gastro-intestinale verschijnselen werden waargenomen bij de hond bij systemische
blootstellingsniveaus gelijk aan of lager dan de klinische blootstelling bij de aanbevolen dosis. Gastro-
intestinale en renale verschijnselen samengaand met dehydratie werden eveneens waargenomen bij de
aap bij de hoogste dosis (systemische blootstellingsniveaus gelijk aan of groter dan klinische
blootstelling.) Het niet-klinische toxiciteitsprofiel van mycofenolaatmofetil lijkt overeen te komen met
39
veiligheid verschaffen die relevanter zijn voor de patiëntenpopulatie (zie rubriek 4.8).
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Kern van de tablet
microkristallijne cellulose
povidon K-30
magnesiumstearaat
croscarmellosenatrium
Filmomhulling
hypromellose (HPMC 2910)
titaniumdioxide (E 171)
macrogol (PEG400)
talk
indigotine (E132)
ijzeroxide zwart (E172)
ijzeroxide rood (E172)
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Transparante PVC/PVdC-aluminium blisterverpakkingen van 50 of 150 of 50 x 1 tabletten per
omdoos.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
40
EU/1/07/439/004 (150 tabletten)
EU/1/07/439/005 (50 x 1 tabletten)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 februari 2008
Datum van laatste verlenging: 19 november 2012
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
41
BIJLAGE II
A. FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
42
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
TEVA Pharmaceutical Works Private Limited Company
Pallagi út 13,
Debrecen, H-4042
Hongarije
Pharmacemie B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
Niet van toepassing.
·
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder zal de inhoud en de vorm van het voorlichtingsprogramma en een vragenlijst
om zwangerschappen op te volgen, waaronder het communicatiemedium, verspreidingswijze en
andere aspecten van het programma moeten afstemmen met de Nationale Bevoegde Instantie.
Het voorlichtingsprogramma heeft als doel te zorgen dat zowel beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg als patiënten zich bewust zijn van de teratogeniteit en mutageniteit, de noodzaak van
het uitvoeren van zwangerschapstesten vóór aanvang van de behandeling met Mycofenolaatmofetil
Teva, de vereisten rondom anticonceptie voor zowel mannelijke als vrouwelijke patiënten en dat zij
weten wat te doen in het geval van een zwangerschap tijdens de behandeling met Mycofenolaatmofetil
Teva.
43
markt gebracht wordt, alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten, van wie verwacht
wordt dat zij Mycofenolaatmofetil Teva zullen voorschrijven, verspreiden of gebruiken, voorzien
worden van het volgende voorlichtingspakket:
· Voorlichtingsmateriaal voor de arts
· Informatiepakket voor de patiënt
Het voorlichtingsmateriaal voor de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg moet het volgende
bevatten:
· De samenvatting van de productkenmerken (SmPC)
· Richtlijn voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Het informatiepakket voor de patiënt moet het volgende bevatten:
· De bijsluiter
· Richtlijn voor patiënten
De voorlichtingsmaterialen zullen de volgende kernelementen bevatten:
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten zullen voorzien worden van afzonderlijke
richtlijnen. Voor patiënten zal de bewoording op gepaste wijze worden opgedeeld voor mannen en
vrouwen. De volgende onderwerpen moeten behandeld worden in deze richtlijnen:
· Er zal een introductie in elke richtlijn worden opgenomen waarin de lezer wordt geïnformeerd dat
het doel van de richtlijn is om foetale blootstelling te voorkomen en hoe het risico op congenitale
misvormingen en miskramen geassocieerd met mycofenolaatmofetil geminimaliseerd kan worden.
Er zal uitgelegd worden dat hoewel de richtlijn erg belangrijk is, het niet de volledige informatie
over mycofenolaatmofetil bevat en dat de SmPC (voor beroepsbeoefenaren) en de bijsluiter (voor
patiënten) die bij het geneesmiddel geleverd worden ook aandachtig gelezen moeten worden.
· Achtergrondinformatie over de teratogeniteit en mutageniteit van mycofenolaatmofetil in mensen.
Deze rubriek zal belangrijke achtergrondinformatie verstrekken over de teratogeniteit en
mutageniteit van mycofenolaatmofetil. Er zullen details gegeven worden over de aard en de mate
van het risico, in lijn met de informatie die ook in de SmPC gegeven wordt. De informatie die in
deze rubriek wordt gegeven zal een goed begrip van het risico bewerkstelligen en een
onderbouwing geven voor de te volgen zwangerschapspreventiemaatregelen. In de richtlijn zal ook
opgenomen worden dat patiënten dit geneesmiddel niet aan iemand anders moeten geven.
· Begeleiding van patiënten: Deze rubriek zal het belang van een gedegen, informatieve en
voortdurende dialoog over de risico's van zwangerschap geassocieerd met mycofenolaatmofetil en
de relevante minimalisatiestrategieën, waaronder alternatieve behandelopties indien van toepassing,
tussen de patiënt en de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg benadrukken. De noodzaak om
een zwangerschap te plannen zal worden benadrukt.
· De noodzaak om foetale blootstelling te voorkomen: Anticonceptiemaatregelen die genomen
moeten worden door patiënten die vruchtbaar zijn, vóór, tijdens en na behandeling met
mycofenolaatmofetil. Anticonceptiemaatregelen die genomen moeten worden door seksueel
actieve mannelijke patiënten (waaronder mannen die een vasectomie hebben ondergaan) en
vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden, zullen worden uitgelegd. De noodzaak voor
anticonceptie vóór, tijdens en na behandeling met mycofenolaatmofetil, waaronder details over de
periode waarin het gebruik van anticonceptie voortgezet moet worden na het stoppen van de
behandeling, zullen duidelijk worden weergegeven.
In aanvulling hierop zal de bewoording met betrekking tot vrouwen uitleg geven over de vereisten van
zwangerschapstesten voor en tijdens de behandeling met mycofenolaatmofetil; waaronder het advies
om twee negatieve zwangerschapstestresultaten te hebben vóór aanvang van de behandeling en het
44
navolgende zwangerschapstesten zal ook worden uitgelegd.
Advies dat patiënten geen bloed mogen doneren tijdens de behandeling of tot ten minste 6 weken na
het staken van de behandeling met mycofenolaat. Daarnaast mogen mannen geen sperma doneren
tijdens de behandeling of gedurende 90 dagen na staken van de behandeling met mycofenolaat.
Advies over welke actie genomen moet worden als een zwangerschap optreedt of wordt vermoed
tijdens of kort na behandeling met mycofenolaatmofetil. Patiënten zullen worden geïnformeerd dat zij
niet moeten stoppen met het gebruik van mycofenolaatmofetil, maar onmiddellijk hun arts moeten
informeren. Er zal uitgelegd worden dat de juiste te volgen actie, die gebaseerd is op de individuele
verhouding tussen voordeel en risico, per geval zal worden bepaald door een dialoog tussen de
behandelend arts en de patiënt.
In aanvulling hierop zal een vragenlijst om zwangerschappen op te volgen moeten worden afgestemd
met de nationale bevoegde instanties, voor het uitvragen van details over de blootstelling tijdens de
zwangerschap, waaronder moment en dosis; duur van de behandeling, vóór en tijdens de
zwangerschap; gebruik van andere geneesmiddelen; bekende teratogene risico's en alle details over
congenitale misvormingen.
45
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
46
A. ETIKETTERING
47
OMDOOS PATIËNTENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg harde capsules
mycofenolaatmofetil
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat 250 mg mycofenolaatmofetil.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
100 capsules
300 capsules
100 x 1 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Mycofenolaatmofetil Teva capsules voorzichtig behandelen.
De capsules niet openmaken of verpulveren
Adem de poeder niet in en vermijd contact met de huid
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
48
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/439/001 (100 capsules)
EU/1/07/439/002 (300 capsules)
EU/1/07/439/006 (100 x 1 capsules)
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16 INFORMATIE IN BRAILLE
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg capsules
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
49
PC
SN
NN
50
WORDEN VERMELD
BLISTER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg harde capsules
mycofenolaatmofetil
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Teva B.V.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
51
OMDOOS PATIËNTENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten
mycofenolaatmofetil
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 500 mg mycofenolaatmofetil.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
50 tabletten
150 tabletten
50 x 1 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Oraal gebruik
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Behandel Mycofenolaatmofetil Teva filmomhulde tabletten voorzichtig
De tabletten niet fijnmaken
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
52
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/07/439/003 (50 tabletten)
EU/1/07/439/004 (150 tabletten)
EU/1/07/439/005 (50 x 1 tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16 INFORMATIE IN BRAILLE
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
53
WORDEN VERMELD
BLISTER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten
mycofenolaatmofetil
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Teva B.V.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
54
B. BIJSLUITER
55
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg harde capsules
mycofenolaatmofetil
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Mycofenolaatmofetil Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe neemt u dit middel in?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Mycofenolaatmofetil Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Mycofenolaatmofetil Teva behoort tot de groep van geneesmiddelen die bekend staan als
immunosuppressieve middelen.
De werkzame stof in dit geneesmiddel is mycofenolaatmofetil.
Mycofenolaatmofetil Teva wordt gebruikt ter voorkoming van afstoting van een getransplanteerde
nier, hart of lever door uw lichaam. Mycofenolaatmofetil Teva wordt samen met andere
geneesmiddelen gebruikt, die eenzelfde functie hebben (bijvoorbeeld ciclosporine en
corticosteroïden).
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
WAARSCHUWING
Mycofenolaat veroorzaakt aangeboren afwijkingen en miskramen. Als u een vrouw bent die zwanger
zou kunnen worden, moet u een negatieve uitslag van een zwangerschapstest hebben voordat u begint
met de behandeling en u moet het anticonceptieadvies van uw arts opvolgen.
Uw arts zal met u praten en zal u geschreven informatie overhandigen, voornamelijk over de effecten
van mycofenolaat op het ongeboren kind. Lees de informatie aandachtig door en volg de instructies.
Als u deze instructies niet volledig begrijpt, vraag dan uw arts om ze opnieuw uit te leggen voordat u
mycofenolaat gaat gebruiken. Zie ook de aanvullende informatie in deze rubriek onder 'Wanneer moet
u extra voorzichtig zijn met dit middel?' en 'Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding'.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
· U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
· U bent een vrouw die zwanger zou kunnen zijn en u heeft geen negatieve uitslag van een
zwangerschapstest gekregen voordat u Mycofenolaatmofetil Teva voor het eerst kreeg
voorgeschreven; mycofenolaat kan namelijk aangeboren afwijkingen en miskramen veroorzaken.
· U bent zwanger of van plan om zwanger te worden, of u denkt dat u zwanger zou kunnen zijn.
· U gebruikt geen effectieve anticonceptie (zie 'Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding').
56
Gebruik dit geneesmiddel niet als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is. Als u
twijfelt, overleg dan met uw arts of apotheker voordat u Mycofenolaatmofetil Teva gebruikt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem meteen contact op met uw arts voordat u begint met de behandeling met dit middel:
· als u ouder bent dan 65 jaar. U heeft dan mogelijk een hoger risico op het ontwikkelen van
bijwerkingen, zoals virusinfecties, maag-darmbloedingen en longoedeem, in vergelijking met
jongere patiënten
· bij elke aanwijzing voor een infectie (bijv. koorts, keelpijn), onverwachte blauwe plekken en/of
bloedingen
· indien u ooit problemen heeft gehad met uw spijsvertering, bijv. maagzweren
· indien u van plan bent zwanger te worden, of als u zwanger wordt terwijl u of uw partner
Mycofenolaatmofetil Teva gebruikt
· als u een erfelijk enzymtekort heeft, zoals het Lesch-Nyhan-syndroom en
Kelley-Seegmiller-syndroom.
Mycofenolaatmofetil Teva onderdrukt het afweermechanisme van het lichaam. Daardoor is er een
verhoogd risico op huidkanker. Daarom dient u blootstelling aan zonlicht en ultraviolet (UV)-licht te
beperken door het dragen van beschermende kleding en het gebruik van een zonnebrandcrème met een
hoge beschermingsfactor.
U mag geen bloed doneren tijdens de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva en tot ten minste
6 weken na het stoppen van de behandeling. Mannen mogen geen sperma doneren tijdens de
behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva en tot ten minste 90 dagen na het stoppen van de
behandeling.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Mycofenolaatmofetil Teva wordt gebruikt bij kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar) ter voorkoming van
afstoting bij een niertransplantatie.
Mycofenolaatmofetil Teva dient niet te worden gebruikt bij kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar) bij
hart- of levertransplantatie.
Mycofenolaatmofetil Teva dient in het geheel niet te worden gebruikt bij kinderen jonger dan 2 jaar
omdat op basis van de beperkte veiligheids- en werkzaamheidsgegevens voor deze
leeftijdsgroep geen dosisaanbevelingen kunnen worden gedaan.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Neemt u naast Mycofenolaatmofetil Teva nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat
dan uw arts of apotheker.
Als het antwoord op één van de volgende vragen 'ja' is, raadpleeg dan uw arts voordat u
Mycofenolaatmofetil Teva inneemt:
- Gebruikt u een geneesmiddel dat een van de volgende stoffen bevat:
o azathioprine of andere stoffen die het afweermechanisme van het lichaam remmen (die soms
ook na een transplantatie worden gegeven),
o colestyramine (wordt gebruikt voor de behandeling van patiënten met een te hoog
cholesterolgehalte in het bloed),
o rifampicine (antibioticum),
o maagzuurremmers of protonpompremmers (gebruikt om zuurproblemen in de maag, zoals
indigestie, te behandelen),
o fosfaatbinders (gebruikt bij patiënten met chronisch nierfalen om de absorptie van fosfaat te
verminderen),
o antibiotica (gebruikt om bacteriële infecties te behandelen),
o isavuconazol (gebruikt om schimmelinfecties te behandelen),
o telmisartan (gebruikt om een hoge bloeddruk te behandelen)
57
zonder dat dit bij uw behandelend arts bekend is?
- Moet u een vaccinatie krijgen (met levend vaccin)? De arts vertelt u wat voor u geschikt is.
Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding
Anticonceptie bij vrouwen die Mycofenolaatmofetil Teva gebruiken
Als u een vrouw bent die zwanger zou kunnen worden, moet u een effectieve anticonceptiemethode
gebruiken samen met Mycofenolaatmofetil Teva. Dit geldt:
· voordat u Mycofenolaatmofetil Teva begint te gebruiken
· tijdens de gehele behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
· gedurende 6 weken nadat u bent gestopt met het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva.
Bespreek met uw arts wat de meest geschikte anticonceptiemethode voor u is. Dit hangt af van uw
persoonlijke situatie. Twee vormen van anticonceptie heeft de voorkeur, omdat dit het risico op een
onbedoelde zwangerschap verkleint.
Neem zo snel mogelijk contact op met uw arts als u denkt dat
uw anticonceptiemethode misschien niet effectief is geweest of als u vergeten bent de Pil in te
nemen.
U kunt niet zwanger worden als een van het onderstaande op u van toepassing is:
-
U bent post-menopausaal, d.w.z. minimaal 50 jaar oud en uw laatste menstruatie was meer dan
een jaar geleden (indien uw menstruatie is gestopt omdat u behandeld bent tegen kanker, dan is er
nog steeds een kans dat u zwanger kunt worden).
-
Uw eileiders en beide eierstokken zijn chirurgisch verwijderd (bilaterale salpingo ovariectomie).
-
Uw baarmoeder is chirurgisch verwijderd (hysterectomie).
-
Uw eierstokken werken niet meer (prematuur ovariumfalen, wat is bevestigd door een
gynaecoloog).
-
U bent geboren met een van de volgende zeldzame aandoeningen die zwangerschap onmogelijk
maken: het XY genotype, het syndroom van Turner, ontbreken van de baarmoeder.
-
U bent een kind dat of tiener die nog niet menstrueert.
Anticonceptie bij mannen die Mycofenolaatmofetil Teva gebruiken
Beschikbare gegevens laten geen verhoogd risico op misvormingen of miskramen zien als de vader
mycofenolaat gebruikt, maar een risico kan niet helemaal uitgesloten worden. Als voorzorgsmaatregel
wordt aanbevolen dat u of uw vrouwelijke partner effectieve anticonceptie gebruikt tijdens uw
behandeling en gedurende 90 dagen nadat u gestopt bent met Mycofenolaatmofetil Teva.
Als u van plan bent om een kind te krijgen, bespreek dan met uw arts de mogelijke risico's en andere
behandelingen.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Uw arts zal met u bespreken
wat de risico's zijn van een zwangerschap en welke andere geneesmiddelen u kunt gebruiken om te
voorkomen dat uw getransplanteerde orgaan wordt afgestoten in het geval dat:
· u van plan bent zwanger te worden
· u een menstruatie gemist heeft, u denkt dat u een menstruatie gemist heeft, u een ongewone
menstruatie heeft of u vermoedt dat u zwanger bent
· u seks heeft zonder effectieve anticonceptiemethodes te gebruiken.
Als u toch zwanger wordt tijdens de behandeling met mycofenolaat, moet u dit onmiddellijk aan uw
arts vertellen, maar u moet Mycofenolaatmofetil Teva wel blijven gebruiken totdat u hem of haar ziet.
Zwangerschap
Mycofenolaat leidt tot een zeer hoog aantal miskramen (50%) en ernstige aangeboren afwijkingen
(23-27%) bij het ongeboren kind. Aangeboren afwijkingen die zijn gemeld, zijn onder andere
afwijkingen van de oren, de ogen, het gezicht (hazenlip, gespleten verhemelte), de ontwikkeling van
de vingers, het hart, de slokdarm (de verbinding tussen de keel en de maag), de nieren en het centraal
58
zijn)). Uw baby zou een of meer van deze afwijkingen kunnen krijgen.
Als u een vrouw bent die zwanger zou kunnen worden, moet u een negatieve uitslag van een
zwangerschapstest hebben voordat u begint met de behandeling en u moet het anticonceptieadvies van
uw arts opvolgen. Uw arts kan om meer dan één test vragen om zeker te zijn dat u niet zwanger bent
voor de start van de behandeling.
Borstvoeding
Gebruik Mycofenolaatmofetil Teva niet als u borstvoeding geeft. Er kan namelijk een kleine
hoeveelheid van het geneesmiddel in de moedermelk terechtkomen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Mycofenolaatmofetil Teva heeft matige invloed op de rijvaardigheid of het bedienen van machines.
Als u zich slaperig voelt, een verdoofd gevoel heeft of zich verward voelt, neem dan contact op met
uw arts of verpleegkundige. Ga niet rijden en bedien geen machines totdat u zich beter voelt.
Mycofenolaatmofetil Teva bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per harde capsule, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw behandeling dient te worden gestart en gecontroleerd door een arts die gespecialiseerd is in
transplantaties.
De gebruikelijke dosering is:
Niertransplantatie
Volwassenen
De eerste dosis zal binnen 72 uur na de transplantatie worden toegediend. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 8 capsules (2 gram van het werkzame bestanddeel) verdeeld over twee doses per dag. Dit
betekent dat u 's ochtends 4 capsules inneemt en 's avonds 4 capsules.
Kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar)
De toe te dienen dosis is afhankelijk van de grootte van het kind. Uw arts zal de meest geschikte dosis
bepalen op basis van het lichaamsoppervlak (lengte en gewicht). De aanbevolen dosering is tweemaal
daags 600 mg/m².
Harttransplantatie
Volwassenen
De eerste dosis zal binnen 5 dagen na de transplantatie worden toegediend. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 12 capsules (3 gram van de werkzame stof) verdeeld over twee doses per dag. Dit betekent dat
u 's ochtends 6 capsules inneemt en 's avonds 6 capsules.
Kinderen
Er is geen informatie over het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva bij kinderen die een
harttransplantatie hebben gehad.
59
Volwassenen
De eerste orale dosis Mycofenolaatmofetil Teva zal u op zijn vroegst 4 dagen na de transplantatie
worden toegediend en als u in staat bent de orale medicatie in te nemen. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 12 capsules (3 gram van de werkzame stof) verdeeld over twee doses per dag. Dit betekent dat
u 's ochtends 6 capsules inneemt en 's avonds 6 capsules.
Kinderen
Er is geen informatie over het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva bij kinderen die een
levertransplantatie hebben gehad.
De wijze van innemen
Neem de capsules in hun geheel in met een glas water. U kunt ze met of zonder voedsel innemen.
Maak ze niet open en neem geen capsule in die is opengebarsten of gespleten. Vermijd contact met
poeder dat uit een beschadigde capsule is gekomen. Als een capsule per ongeluk openbreekt, was dan
het poeder van uw huid af met water en zeep. Als er poeder in uw ogen of in uw mond terechtkomt,
spoel dan grondig met een ruime hoeveelheid schoon kraanwater.
De behandeling zal voortgezet worden zolang als het nodig is om uw afweermechanisme te
onderdrukken om afstoting van het getransplanteerde orgaan te voorkomen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Het is belangrijk dat u niet teveel capsules inneemt. Als u meer capsules hebt ingenomen dan
voorgeschreven is of als u denkt dat een kind een capsule heeft ingeslikt, dient u de dichtstbijzijnde
Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis of uw arts te raadplegen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Indien u een keer vergeten heeft uw geneesmiddel in te nemen, neem het dan in zodra u eraan denkt en
ga gewoon door met innemen op de normale tijdstippen. Neem geen dubbele dosis om een vergeten
dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van Mycofenolaatmofetil Teva omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk
dat u het geneesmiddel zo lang blijft gebruiken als uw arts u heeft aangegeven. Het stoppen van de
behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva kan de kans op afstoting van het getransplanteerde orgaan
verhogen. Stop niet met innemen van het geneesmiddel tenzij dat moet van uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u een van de volgende ernstige bijwerkingen opmerkt u
heeft mogelijk met spoed een medische behandeling nodig:
- u heeft tekenen van infectie, zoals koorts of keelpijn
- u heeft onverwachte blauwe plekken of bloedingen
- u heeft huiduitslag, zwelling van het gezicht, de lippen, tong of keel met een bemoeilijkte
ademhaling u heeft misschien een ernstige allergische reactie op het geneesmiddel (zoals
anafylaxie, angio-oedeem)
60
donkere deeltjes die eruitzien als koffieprut. Dit kunnen tekenen zijn van een maag- of
darmbloeding.
De frequentie van bepaalde bijwerkingen is afhankelijk van het getransplanteerde orgaan, dat wil
zeggen dat bepaalde bijwerkingen vaker of minder vaak kunnen voorkomen, afhankelijk van of dit
geneesmiddel wordt gebruikt om te verhinderen dat uw lichaam een getransplanteerd hart of een
getransplanteerde nier afstoot. Voor de duidelijkheid wordt elke bijwerking altijd vermeld onder de
hoogste frequentie waarin deze optreedt.
Andere bijwerkingen
Zeer vaak (kunnen optreden bij meer dan 1 op de 10 personen)
- bacteriële, virale en/of schimmelinfecties
- ernstige infectie die het hele lichaam kan aantasten
- daling van het aantal witte bloedcellen, bloedplaatjes of rode bloedcellen, wat kan leiden tot een
verhoogd risico op infecties, blauwe plekken, bloeding, ademnood en zwakte
- bloeding onder de huid
- stijging van het aantal witte bloedcellen
- te veel zuur in het lichaam
- hoog gehalte cholesterol en/of lipiden in het bloed
- hoog gehalte suiker in het bloed
- hoog gehalte kalium in het bloed, laag gehalte kalium, magnesium, calcium en/of fosfaat in het
bloed
- hoog gehalte urinezuur in het bloed, jicht
- rusteloosheid, abnormale gedachten, waarneming en bewustzijnsniveaus, depressie, angstig
voelen, moeilijk slapen
- verhoogde spierspanning, trillen, slaperigheid, duizeligheid, hoofdpijn, tintelingen, prikkeling of
gevoelloosheid
- snellere hartslag
- lage/hoge bloeddruk, verwijding van bloedvaten
- vochtophoping in de longen, kortademigheid, hoesten
- opgeblazen gevoel in de buik
- braken, maagpijn, diarree, misselijkheid
- verstopping (obstipatie), verstoorde spijsvertering (indigestie), winderigheid (flatulentie)
- verminderde eetlust
- veranderingen in verschillende laboratoriumwaarden
- leverontsteking, gele verkleuring van de huid en van het oogwit
- huidgroei, huiduitslag, acne
- spierzwakte
- gewrichtspijn
- nierproblemen
- bloed in de urine
- koorts, het koud hebben, pijn, zich zwak voelen
- vocht vasthouden in het lichaam
- deel van een inwendig orgaan of weefsel dat door een zwakke plek in de buikspieren uitpuilt
- spierpijn, nek- en rugpijn
Vaak (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 10 personen)
- huidkanker, niet-kwaadaardige huidgroei
- abnormale en overmatige weefselgroei
- daling van de aantallen van alle bloedcellen
- goedaardige vergroting van de lymfeklieren, veranderingen van de huid door ontstekingen
(pseudolymfoom)
- verminderd gewicht
- abnormaal denken
- epileptische aanval (insult)
61
- bloedstolsel dat zich in een ader vormt
- ontsteking van het weefsel dat tegen de binnenkant van de buikwand en om de meeste
buikorganen heen ligt
- darmverstopping
- ontsteking van de dikke darm met als gevolg buikpijn of diarree (soms veroorzaakt door
cytomegalovirus), zweren van de mond en/of maag en/of twaalfvingerige darm, ontsteking van de
maag, slokdarm en/of mond en lippen
- oprispingen
- haaruitval
- zich niet lekker voelen
- overgroeiing van het tandvlees
- ontsteking van de alvleesklier, met als gevolg hevige pijn in de buik en de rug.
Soms (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 100 personen)
- protozoaire infecties
- woekering van lymfatisch weefsel, waaronder kwaadaardige tumoren
- onvoldoende vorming van rode bloedcellen
- ernstige beenmergziekte
- ophoping van lymfe in het lichaam
- kortademigheid, hoesten, wat veroorzaakt kan worden door bronchiëctasie (een aandoening
waarbij de luchtwegen in de long op een abnormale manier zijn verwijd) of longfibrose
(littekenvorming in de long). Neem contact op met uw arts als u last krijgt van een aanhoudende
hoest of kortademigheid
- daling van de hoeveelheid antistoffen in het bloed
- ernstige daling van het aantal van bepaalde witte bloedcellen (mogelijke symptomen zijn koorts,
zere keel, vaak optredende infecties) (agranulocytose)
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
- veranderingen van de binnenwand van de dunne darm (villeuze darmatrofie)
- ernstige ontsteking van de membraan die om de hersenen en het ruggenmerg heen ligt
- ernstige ontsteking van het hart en de hartkleppen
- bacteriële infecties die doorgaans leiden tot een ernstige longaandoening (tuberculose, atypische
mycobacteriële infectie)
- ernstige nierziekte (BK-virusgeassocieerde nefropathie)
- ernstige ziekte van het centrale zenuwstelsel (JC-virusgeassocieerde progressieve multifocale
leuko-encefalopathie)
- daling van het aantal van bepaalde witte bloedcellen (neutropenie)
- verandering van de vorm van bepaalde witte bloedcellen
Stop niet met het innemen van het geneesmiddel voordat u dit met uw arts heeft besproken.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
blisterverpakking en doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
62
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
· De werkzame stof in dit middel is mycofenolaatmofetil.
Elke capsule bevat 250 mg mycofenolaatmofetil.
· De andere stoffen in dit middel zijn:
Capsule-inhoud
voorverstijfseld maïszetmeel
povidon K-30
croscarmellosenatrium
magnesiumstearaat
Capsulewand
Kap
indigotine (E132)
titaniumdioxide (E171)
gelatine
Centraal deel
rood ijzeroxide (E172)
geel ijzeroxide (E172)
titaniumdioxide (E171)
gelatine
zwarte inkt bevat: schellak, zwart ijzeroxide (E172), propyleenglycol en kaliumhydroxide
Hoe ziet Mycofenolaatmofetil Teva eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Harde capsules
Centraal deel:
caramel gekleurd met het opschrift ´250´ in zwarte inkt.
Kap:
lichtblauw gekleurd met het opschrift ´M´in zwarte inkt.
Mycofenolaatmofetil Teva 250 mg harde capsules zijn beschikbaar in PVC/PVdC-aluminium
blisterverpakkingen met 100 of 300 of 100 x 1 capsules per verpakking.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
63
Teva Pharmaceutical Works Private Limited Company
Pallagi út, 13.
Debrecen, H-4042
Hongarije
Pharmachemie B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
UAB Teva Baltics
Tél/Tel: +32 38207373
Tel: +370 52660203
Luxembourg/Luxemburg
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
: +359 24899585
Belgique/Belgien
Tél/Tel: +32 38207373
Ceská republika
Magyarország
Teva Pharmaceuticals CR, s.r.o.
Teva Gyógyszergyár Zrt.
Tel: +420 251007111
Tel: +36 12886400
Danmark
Malta
Teva Denmark A/S
Teva Pharmaceuticals Ireland
Tlf: +45 44985511
L-Irlanda
Tel: +44 2075407117
Deutschland
Nederland
TEVA GmbH
Teva Nederland B.V.
Tel: +49 73140208
Tel: +31 8000228400
Eesti
Norge
UAB Teva Baltics Eesti filiaal
Teva Norway AS
Tel: +372 6610801
Tlf: +47 66775590
Österreich
Specifar ....
ratiopharm Arzneimittel Vertriebs-GmbH
: +30 2118805000
Tel: +43 1970070
España
Polska
Teva Pharma, S.L.U.
Teva Pharmaceuticals Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 913873280
Tel: +48 223459300
France
Portugal
Teva Santé
Teva Pharma - Produtos Farmacêuticos, Lda.
Tél: +33 155917800
Tel: +351 214767550
Hrvatska
România
Pliva Hrvatska d.o.o.
Teva Pharmaceuticals S.R.L.
Tel: +385 13720000
Tel: +40 212306524
64
Slovenija
Teva Pharmaceuticals Ireland
Pliva Ljubljana d.o.o.
Tel: +44 2075407117
Tel: +386 15890390
Ísland
Slovenská republika
Teva Pharma Iceland ehf.
TEVA Pharmaceuticals Slovakia s.r.o.
Sími: +354 5503300
Tel: +421 257267911
Italia
Suomi/Finland
Teva Italia S.r.l.
Teva Finland Oy
Tel: +39 028917981
Puh/Tel: +358 201805900
Sverige
Specifar ....
Teva Sweden AB
Tel: +46 42121100
: +30 2118805000
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB Teva Baltics filile Latvij
Teva Pharmaceuticals Ireland
Tel: +371 67323666
Ireland
Tel: +44 2075407117
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
65
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten
mycofenolaatmofetil
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Mycofenolaatmofetil Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Mycofenolaatmofetil Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Mycofenolaatmofetil Teva behoort tot de groep van geneesmiddelen die bekend staan als
immunosuppressieve middelen.
De werkzame stof in dit geneesmiddel is mycofenolaatmofetil.
Mycofenolaatmofetil Teva wordt gebruikt ter voorkoming van afstoting van een getransplanteerde
nier, hart of lever door uw lichaam. Mycofenolaatmofetil Teva wordt samen met andere
geneesmiddelen gebruikt, die eenzelfde functie hebben (bijvoorbeeld ciclosporine en
corticosteroïden).
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
WAARSCHUWING
Mycofenolaat veroorzaakt aangeboren afwijkingen en miskramen. Als u een vrouw bent die zwanger
zou kunnen worden, moet u een negatieve uitslag van een zwangerschapstest hebben voordat u begint
met de behandeling en u moet het anticonceptieadvies van uw arts opvolgen.
Uw arts zal met u praten en zal u geschreven informatie overhandigen, voornamelijk over de effecten
van mycofenolaat op het ongeboren kind. Lees de informatie aandachtig door en volg de instructies.
Als u deze instructies niet volledig begrijpt, vraag dan uw arts om ze opnieuw uit te leggen voordat u
mycofenolaat gaat gebruiken. Zie ook de aanvullende informatie in deze rubriek onder 'Wanneer moet
u extra voorzichtig zijn met dit middel?' en 'Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding'.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
· U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
· U bent een vrouw die zwanger zou kunnen zijn en u heeft geen negatieve uitslag van een
zwangerschapstest gekregen voordat u Mycofenolaatmofetil Teva voor het eerst kreeg
voorgeschreven; mycofenolaat kan namelijk aangeboren afwijkingen en miskramen veroorzaken.
· U bent zwanger of van plan om zwanger te worden, of u denkt dat u zwanger zou kunnen zijn.
· U gebruikt geen effectieve anticonceptie (zie 'Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding').
66
Gebruik dit geneesmiddel niet als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is. Als u
twijfelt, overleg dan met uw arts of apotheker voordat u Mycofenolaatmofetil Teva gebruikt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem meteen contact op met uw arts voordat u begint met de behandeling met dit middel:
· als u ouder bent dan 65 jaar. U heeft dan mogelijk een hoger risico op het ontwikkelen van
bijwerkingen, zoals virusinfecties, maag-darmbloedingen en longoedeem, in vergelijking met
jongere patiënten
· bij elke aanwijzing voor een infectie (bijv. koorts, keelpijn), onverwachte blauwe plekken en/of
bloedingen
· indien u ooit problemen heeft gehad met uw spijsvertering, bijv. maagzweren
· indien u van plan bent zwanger te worden, of als u zwanger wordt terwijl u of uw partner
Mycofenolaatmofetil Teva gebruikt
· als u een erfelijk enzymtekort heeft, zoals het Lesch-Nyhan-syndroom en
Kelley-Seegmiller-syndroom.
Mycofenolaatmofetil Teva onderdrukt het afweermechanisme van het lichaam. Daardoor is er een
verhoogd risico op huidkanker. Daarom dient u blootstelling aan zonlicht en ultraviolet (UV)-licht te
beperken door het dragen van beschermende kleding en het gebruik van een zonnebrandcrème met een
hoge beschermingsfactor.
U mag geen bloed doneren tijdens de behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva en tot ten minste
6 weken na het stoppen van de behandeling. Mannen mogen geen sperma doneren tijdens de
behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva en tot ten minste 90 dagen na het stoppen van de
behandeling.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Mycofenolaatmofetil Teva wordt gebruikt bij kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar) ter voorkoming van
afstoting bij een niertransplantatie.
Mycofenolaatmofetil Teva dient niet te worden gebruikt bij kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar) bij
hart- of levertransplantatie.
Mycofenolaatmofetil Teva dient in het geheel niet te worden gebruikt bij kinderen jonger dan 2 jaar
omdat op basis van de beperkte veiligheids- en werkzaamheidsgegevens voor deze
leeftijdsgroep geen dosisaanbevelingen kunnen worden gedaan.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Neemt u naast Mycofenolaatmofetil Teva nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden
gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel
dat dan uw arts of apotheker.
Als het antwoord op één van de volgende vragen 'ja' is, raadpleeg dan uw arts voordat u
Mycofenolaatmofetil Teva inneemt:
- Gebruikt u een geneesmiddel dat een van de volgende stoffen bevat:
o azathioprine of andere stoffen die het afweermechanisme van het lichaam remmen (die soms
ook na een transplantatie worden gegeven),
o colestyramine (wordt gebruikt voor de behandeling van patiënten met een te hoog
cholesterolgehalte in het bloed),
o rifampicine (antibioticum),
o maagzuurremmers of protonpompremmers (gebruikt om zuurproblemen in de maag, zoals
indigestie, te behandelen),
o fosfaatbinders (gebruikt bij patiënten met chronisch nierfalen om de absorptie van fosfaat te
verminderen),
o antibiotica (gebruikt om bacteriële infecties te behandelen),
o isavuconazol (gebruikt om schimmelinfecties te behandelen),
o telmisartan (gebruikt om een hoge bloeddruk te behandelen)
67
zonder dat dit bij uw behandelend arts bekend is?
- Moet u een vaccinatie krijgen (met levend vaccin)? De arts vertelt u wat voor u geschikt is.
Zwangerschap, anticonceptie en borstvoeding
Anticonceptie bij vrouwen die Mycofenolaatmofetil Teva gebruiken
Als u een vrouw bent die zwanger zou kunnen worden, moet u een effectieve anticonceptiemethode
gebruiken samen met Mycofenolaatmofetil Teva. Dit geldt:
· voordat u Mycofenolaatmofetil Teva begint te gebruiken
· tijdens de gehele behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva
· gedurende 6 weken nadat u bent gestopt met het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva.
Bespreek met uw arts wat de meest geschikte anticonceptiemethode voor u is. Dit hangt af van uw
persoonlijke situatie. Twee vormen van anticonceptie heeft de voorkeur, omdat dit het risico op een
onbedoelde zwangerschap verkleint.
Neem zo snel mogelijk contact op met uw arts als u denkt dat
uw anticonceptiemethode misschien niet effectief is geweest of als u vergeten bent de Pil in te
nemen.
U kunt niet zwanger worden als een van het onderstaande op u van toepassing is:
-
U bent post-menopausaal, d.w.z. minimaal 50 jaar oud en uw laatste menstruatie was meer dan
een jaar geleden (indien uw menstruatie is gestopt omdat u behandeld bent tegen kanker, dan is er
nog steeds een kans dat u zwanger kunt worden).
-
Uw eileiders en beide eierstokken zijn chirurgisch verwijderd (bilaterale salpingo ovariectomie).
-
Uw baarmoeder is chirurgisch verwijderd (hysterectomie).
-
Uw eierstokken werken niet meer (prematuur ovariumfalen, wat is bevestigd door een
gynaecoloog).
-
U bent geboren met een van de volgende zeldzame aandoeningen die zwangerschap onmogelijk
maken: het XY genotype, het syndroom van Turner, ontbreken van de baarmoeder.
- U bent een kind dat of tiener die nog niet menstrueert.
Anticonceptie bij mannen die Mycofenolaatmofetil Teva gebruiken
Beschikbare gegevens laten geen verhoogd risico op misvormingen of miskramen zien als de vader
mycofenolaat gebruikt, maar een risico kan niet helemaal uitgesloten worden. Als voorzorgsmaatregel
wordt aanbevolen dat u of uw vrouwelijke partner effectieve anticonceptie gebruikt tijdens uw
behandeling en gedurende 90 dagen nadat u gestopt bent met Mycofenolaatmofetil Teva.
Als u van plan bent om een kind te krijgen, bespreek dan met uw arts de mogelijke risico's en andere
behandelingen.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Uw arts zal met u bespreken
wat de risico's zijn van een zwangerschap en welke andere geneesmiddelen u kunt gebruiken om te
voorkomen dat uw getransplanteerde orgaan wordt afgestoten in het geval dat:
· u van plan bent zwanger te worden
· u een menstruatie gemist heeft, u denkt dat u een menstruatie gemist heeft, u een ongewone
menstruatie heeft of u vermoedt dat u zwanger bent
· u seks heeft zonder effectieve anticonceptiemethodes te gebruiken.
Als u toch zwanger wordt tijdens de behandeling met mycofenolaat, moet u dit onmiddellijk aan uw
arts vertellen, maar u moet Mycofenolaatmofetil Teva wel blijven gebruiken totdat u hem of haar ziet.
Zwangerschap
Mycofenolaat leidt tot een zeer hoog aantal miskramen (50%) en ernstige aangeboren afwijkingen
(23-27%) bij het ongeboren kind. Aangeboren afwijkingen die zijn gemeld, zijn onder andere
afwijkingen van de oren, de ogen, het gezicht (hazenlip, gespleten verhemelte), de ontwikkeling van
de vingers, het hart, de slokdarm (de verbinding tussen de keel en de maag), de nieren en het centraal
68
zijn)). Uw baby zou een of meer van deze afwijkingen kunnen krijgen.
Als u een vrouw bent die zwanger zou kunnen worden, moet u een negatieve uitslag van een
zwangerschapstest hebben voordat u begint met de behandeling en u moet het anticonceptieadvies van
uw arts opvolgen. Uw arts kan om meer dan één test vragen om zeker te zijn dat u niet zwanger bent
voor de start van de behandeling.
Borstvoeding
Gebruik Mycofenolaatmofetil Teva niet als u borstvoeding geeft. Er kan namelijk een kleine
hoeveelheid van het geneesmiddel in de moedermelk terechtkomen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Mycofenolaatmofetil Teva heeft matige invloed op de rijvaardigheid of het bedienen van machines.
Als u zich slaperig voelt, een verdoofd gevoel heeft of zich verward voelt, neem dan contact op met
uw arts of verpleegkundige. Ga niet rijden en bedien geen machines totdat u zich beter voelt.
Mycofenolaatmofetil Teva bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per filmomhulde tablet, dat wil zeggen dat het
in wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw behandeling dient te worden gestart en gecontroleerd door een arts die gespecialiseerd is in
transplantaties.
De gebruikelijke dosering is:
Niertransplantatie
Volwassenen
De eerste dosis zal binnen 72 uur na de transplantatie worden toegediend. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 4 tabletten (2 gram van het werkzame bestanddeel) verdeeld over twee doses per dag. Dit
betekent dat u 's ochtends 2 tabletten inneemt en 's avonds 2 tabletten.
Kinderen en jongeren (2 tot 18 jaar)
De toe te dienen dosis is afhankelijk van de grootte van het kind. Uw arts zal de meest geschikte dosis
bepalen op basis van het lichaamsoppervlak (lengte en gewicht). De aanbevolen dosering is tweemaal
daags 600 mg/m².
Harttransplantatie
Volwassenen
De eerste dosis zal binnen 5 dagen na de transplantatie worden toegediend. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 6 tabletten (3 gram van de werkzame stof) verdeeld over twee doses per dag. Dit betekent dat
u 's ochtends 3 tabletten inneemt en 's avonds 3 tabletten.
Kinderen
Er is geen informatie over het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva bij kinderen die een
harttransplantatie hebben gehad.
69
Volwassenen:
De eerste orale dosis Mycofenolaatmofetil Teva zal u op zijn vroegst 4 dagen na de transplantatie
worden toegediend en als u in staat bent de orale medicatie in te nemen. De aanbevolen dagelijkse
dosis is 6 tabletten (3 gram van de werkzame stof) verdeeld over twee doses per dag. Dit betekent dat
u 's ochtends 3 tabletten inneemt en 's avonds 3 tabletten.
Kinderen
Er is geen informatie over het gebruik van Mycofenolaatmofetil Teva bij kinderen die een
levertransplantatie hebben gehad.
De wijze van innemen
Neem de tabletten in hun geheel in met een glas water. U kunt ze met of zonder voedsel innemen.
Breek de tabletten niet en maak ze niet fijn.
De behandeling zal voortgezet worden zolang als het nodig is om uw afweermechanisme te
onderdrukken om afstoting van het getransplanteerde orgaan te voorkomen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Het is belangrijk dat u niet teveel tabletten inneemt. Als u meer tabletten hebt ingenomen dan
voorgeschreven is of als u denkt dat een kind een tablet heeft ingeslikt, dient u de dichtstbijzijnde
Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis of uw arts te raadplegen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Indien u een keer vergeten heeft uw geneesmiddel in te nemen, neem het dan in zodra u eraan denkt en
ga gewoon door met innemen op de normale tijdstippen. Neem geen dubbele dosis om een vergeten
dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van Mycofenolaatmofetil Teva omdat u zich beter voelt. Het is belangrijk
dat u het geneesmiddel zo lang blijft gebruiken als uw arts u heeft verteld. Het stoppen van de
behandeling met Mycofenolaatmofetil Teva kan de kans op afstoting van het getransplanteerde orgaan
verhogen. Stop niet met innemen van het geneesmiddel tenzij dat moet van uw arts.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u een van de volgende ernstige bijwerkingen opmerkt u
heeft mogelijk met spoed een medische behandeling nodig:
- u heeft tekenen van infectie, zoals koorts of keelpijn
- u heeft onverwachte blauwe plekken of bloedingen
- u heeft huiduitslag, zwelling van het gezicht, de lippen, tong of keel met een bemoeilijkte
ademhaling u heeft misschien een ernstige allergische reactie op het geneesmiddel (zoals
anafylaxie, angio-oedeem)
- u heeft zwarte ontlasting of bloed in de ontlasting of, als u overgeeft, bevat het braaksel bloed of
donkere deeltjes die eruitzien als koffieprut. Dit kunnen tekenen zijn van een maag- of
darmbloeding.
De frequentie van bepaalde bijwerkingen is afhankelijk van het getransplanteerde orgaan, dat wil
zeggen dat bepaalde bijwerkingen vaker of minder vaak kunnen voorkomen, afhankelijk van of dit
70
getransplanteerde nier afstoot. Voor de duidelijkheid wordt elke bijwerking altijd vermeld onder de
hoogste frequentie waarin deze optreedt.
Andere bijwerkingen
Zeer vaak (kunnen optreden bij meer dan 1 op de 10 personen)
- bacteriële, virale en/of schimmelinfecties
- ernstige infectie die het hele lichaam kan aantasten
- daling van het aantal witte bloedcellen, bloedplaatjes of rode bloedcellen, wat kan leiden tot een
verhoogd risico op infecties, blauwe plekken, bloeding, ademnood en zwakte
- bloeding onder de huid
- stijging van het aantal witte bloedcellen
- te veel zuur in het lichaam
- hoog gehalte cholesterol en/of lipiden in het bloed
- hoog gehalte suiker in het bloed
- hoog gehalte kalium in het bloed, laag gehalte kalium, magnesium, calcium en/of fosfaat in het
bloed
- hoog gehalte urinezuur in het bloed, jicht
- rusteloosheid, abnormale gedachten, waarneming en bewustzijnsniveaus, depressie, angstig
voelen, moeilijk slapen
- verhoogde spierspanning, trillen, slaperigheid, duizeligheid, hoofdpijn, tintelingen, prikkeling of
gevoelloosheid
- snellere hartslag
- lage/hoge bloeddruk, verwijding van bloedvaten
- vochtophoping in de longen, kortademigheid, hoesten
- opgeblazen gevoel in de buik
- braken, maagpijn, diarree, misselijkheid
- verstopping (obstipatie), verstoorde spijsvertering (indigestie), winderigheid (flatulentie)
- verminderde eetlust
- veranderingen in verschillende laboratoriumwaarden
- leverontsteking, gele verkleuring van de huid en van het oogwit
- huidgroei, huiduitslag, acne
- spierzwakte
- gewrichtspijn
- nierproblemen
- bloed in de urine
- koorts, het koud hebben, pijn, zich zwak voelen
- vocht vasthouden in het lichaam
- deel van een inwendig orgaan of weefsel dat door een zwakke plek in de buikspieren uitpuilt
- spierpijn, nek- en rugpijn
Vaak (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 10 personen)
- huidkanker, niet-kwaadaardige huidgroei
- abnormale en overmatige weefselgroei
- daling van de aantallen van alle bloedcellen
- goedaardige vergroting van de lymfeklieren, veranderingen van de huid door ontstekingen
(pseudolymfoom)
- verminderd gewicht
- abnormaal denken
- epileptische aanval (insult)
- verandering van de smaakzin
- bloedstolsel dat zich in een ader vormt
- ontsteking van het weefsel dat tegen de binnenkant van de buikwand en om de meeste
buikorganen heen ligt
- darmverstopping
71
cytomegalovirus), zweren van de mond en/of maag en/of twaalfvingerige darm, ontsteking van de
maag, slokdarm en/of mond en lippen
- oprispingen
- haaruitval
- zich niet lekker voelen
- overgroeiing van het tandvlees
- ontsteking van de alvleesklier, met als gevolg hevige pijn in de buik en de rug.
Soms (kunnen optreden bij maximaal 1 op de 100 personen)
- protozoaire infecties
- woekering van lymfatisch weefsel, waaronder kwaadaardige tumoren
- onvoldoende vorming van rode bloedcellen
- ernstige beenmergziekte
- ophoping van lymfe in het lichaam
- kortademigheid, hoesten, wat veroorzaakt kan worden door bronchiëctasie (een aandoening
waarbij de luchtwegen in de long op een abnormale manier zijn verwijd) of longfibrose
(littekenvorming in de long). Neem contact op met uw arts als u last krijgt van een aanhoudende
hoest of kortademigheid
- daling van de hoeveelheid antistoffen in het bloed
- ernstige daling van het aantal van bepaalde witte bloedcellen (mogelijke symptomen zijn koorts,
zere keel, vaak optredende infecties) (agranulocytose)
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
- veranderingen van de binnenwand van de dunne darm (villeuze darmatrofie)
- ernstige ontsteking van de membraan die om de hersenen en het ruggenmerg heen ligt
- ernstige ontsteking van het hart en de hartkleppen
- bacteriële infecties die doorgaans leiden tot een ernstige longaandoening (tuberculose, atypische
mycobacteriële infectie)
- ernstige nierziekte (BK-virusgeassocieerde nefropathie)
- ernstige ziekte van het centrale zenuwstelsel (JC-virusgeassocieerde progressieve multifocale
leuko-encefalopathie)
- daling van het aantal van bepaalde witte bloedcellen (neutropenie)
- verandering van de vorm van bepaalde witte bloedcellen
Stop niet met het innemen van het geneesmiddel voordat u dit met uw arts heeft besproken.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
blisterverpakking en doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
72
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
· De werkzame stof in dit middel is mycofenolaatmofetil.
Elke tablet bevat 500 mg mycofenolaatmofetil.
· De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern
microkristallijne cellulose
povidon K-30
magnesiumstearaat
croscarmellosenatrium
Filmomhulling
hypromellose (HPMC 2910)
titaniumdioxide (E171)
macrogol (PEG 400)
talk
indigotine (E132)
zwart ijzeroxide (E172)
rood ijzeroxide (E172)
Hoe ziet Mycofenolaatmofetil Teva eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Filmomhulde tabletten
Matte paarsgekleurde, ovale filmomhulde tabletten, met de opdruk 'M500' aan de ene zijde en glad
aan de andere zijde.
Mycofenolaatmofetil Teva 500 mg filmomhulde tabletten zijn beschikbaar in PVC/PVdC-aluminium
blisterverpakkingen met 50 of 150 of 50 x 1 tabletten per verpakking.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
Fabrikanten
Teva Pharmaceutical Works Private Limited Company
Pallagi út, 13.
Debrecen, H-4042
Hongarije
Pharmachemie B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
73
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
UAB Teva Baltics
Tél/Tel: +32 38207373
Tel: +370 52660203
Luxembourg/Luxemburg
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
: +359 24899585
Belgique/Belgien
Tél/Tel: +32 38207373
Ceská republika
Magyarország
Teva Pharmaceuticals CR, s.r.o.
Teva Gyógyszergyár Zrt.
Tel: +420 251007111
Tel: +36 12886400
Danmark
Malta
Teva Denmark A/S
Teva Pharmaceuticals Ireland
Tlf: +45 44985511
L-Irlanda
Tel: +44 2075407117
Deutschland
Nederland
TEVA GmbH
Teva Nederland B.V.
Tel: +49 73140208
Tel: +31 8000228400
Eesti
Norge
UAB Teva Baltics Eesti filiaal
Teva Norway AS
Tel: +372 6610801
Tlf: +47 66775590
Österreich
Specifar ....
ratiopharm Arzneimittel Vertriebs-GmbH
: +30 2118805000
Tel: +43 1970070
España
Polska
Teva Pharma, S.L.U.
Teva Pharmaceuticals Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 913873280
Tel: +48 223459300
France
Portugal
Teva Santé
Teva Pharma - Produtos Farmacêuticos, Lda.
Tél: +33 155917800
Tel: +351 214767550
Hrvatska
România
Pliva Hrvatska d.o.o.
Teva Pharmaceuticals S.R.L.
Tel: +385 13720000
Tel: +40 212306524
Ireland
Slovenija
Teva Pharmaceuticals Ireland
Pliva Ljubljana d.o.o.
Tel: +44 2075407117
Tel: +386 15890390
Ísland
Slovenská republika
Teva Pharma Iceland ehf.
TEVA Pharmaceuticals Slovakia s.r.o.
Sími: +354 5503300
Tel: +421 257267911
Italia
Suomi/Finland
Teva Italia S.r.l.
Teva Finland Oy
Tel: +39 028917981
Puh/Tel: +358 201805900
74
Sverige
Specifar ....
Teva Sweden AB
Tel: +46 42121100
: +30 2118805000
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB Teva Baltics filile Latvij
Teva Pharmaceuticals Ireland
Tel: +371 67323666
Ireland
Tel: +44 2075407117
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
75