Natpar 75 µg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle
vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Natpar 25 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 50 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 75 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 100 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Natpar 25 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 25 microgram parathyroïdhormoon (rDNA)* in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 350 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Natpar 50 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 50 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 700 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Natpar 75 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 75 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 1.050 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Natpar 100 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 100 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 1.400 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
*Parathyroïdhormoon (rDNA), geproduceerd in
E. coli
met behulp van recombinant-DNA-techniek, is
identiek aan de uit 84 aminozuren bestaande sequentie van endogeen humaan parathyroïdhormoon.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke dosis bevat 0,32 mg natrium.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Het poeder is wit en het oplosmiddel is een heldere, kleurloze oplossing.
2
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Natpar is geïndiceerd voor gebruik als aanvullende behandeling van volwassen patiënten met chronische
hypoparathyreoïdie wiens toestand onvoldoende onder controle kan worden gebracht met
standaardtherapie alleen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Algemeen
De behandeling dient te geschieden onder toezicht van een arts of andere gekwalificeerde
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die ervaren is in het behandelen van patiënten met
hypoparathyreoïdie.
Het doel van de behandeling met Natpar is de calciumhuishouding onder controle te brengen en de
symptomen te verminderen (zie ook rubriek 4.4). De optimalisering van de parameters voor de
calcium-fosfaathuishouding moet in lijn zijn met de huidige therapeutische richtlijnen voor de behandeling
van hypoparathyreoïdie.
Vóór en tijdens de behandeling met Natpar:
Controleer of de reserves 25-OH-vitamine D voldoende zijn.
Controleer of het serummagnesium binnen het referentiebereik ligt.
Dosering
Starten met Natpar
1.
Start de behandeling met 50 microgram eenmaal daags toegediend als een subcutane injectie in de dij
(wissel elke dag van dij). Als de serumcalciumspiegel vóór toediening > 2,25 mmol/l is, kan een
startdosis van 25 microgram worden overwogen.
2.
Bij patiënten die actief vitamine D gebruiken, moet de dosis actief vitamine D met 50% worden
verlaagd als de serumcalciumspiegel vóór toediening hoger dan 1,87 mmol/l is.
3.
Bij patiënten die calciumsupplementen gebruiken, moet de dosis calciumsupplementen worden
behouden.
4.
Meet de serumcalciumconcentratie vóór toediening binnen 2 tot 5 dagen. Als de
serumcalciumconcentratie vóór toediening lager dan 1,87 mmol/l of hoger dan 2,55 mmol/l is, moet
deze meting de volgende dag herhaald worden.
5.
Pas de dosis actief vitamine D of calciumsupplement of beide aan op basis van de
serumcalciumwaarde en de klinische beoordeling (d.w.z. klachten en symptomen van hypocalciëmie
of hypercalciëmie). Aanbevolen aanpassingen van Natpar, actief vitamine D en
calciumsupplementen op basis van de serumcalciumconcentratie worden hieronder weergegeven:
Eerst aanpassen
Serumcalciumspiegel
vóór toediening
Boven
de bovengrens
van normaal (ULN)
(2,55 mmol/l)*
Hoger dan 2,25 mmol/l
en beneden
de
bovengrens van
normaal (2,55 mmol/l)*
Lager dan of gelijk
aan 2,25 mmol/l
en
hoger dan 2 mmol/l
Natpar
Overweeg om Natpar te
verlagen of te stoppen
en herbeoordeel op
basis van
serumcalciummeting
Overweeg een verlaging
In tweede instantie
aanpassen
Vormen van actief
vitamine D
Verlaag of stop**
In derde instantie
aanpassen
Calciumsupplement
Verlaag
Geen wijziging of verlaag
als actief vitamine D al
gestopt werd vóór deze
dosisaanpassingsstap
Geen wijziging
Verlaag of stop**
Geen wijziging
Geen wijziging
3
Overweeg een
verhoging na ten
Lager dan 2 mmol/l
Verhoog
minste 2-4 weken op
een stabiele dosis
*De ULN-waarde kan naargelang het laboratorium verschillen
**Stop de toediening bij patiënten die de laagst beschikbare dosis krijgen
Verhoog
6.
Herhaal stap 4 en stap 5 totdat de beoogde serumcalciumconcentratie vóór toediening zich binnen het
bereik van 2,0 - 2,25 mmol/l bevindt, actief vitamine D is gestaakt en de calciumsuppletie volstaat
om aan de dagelijkse behoeften te voldoen.
Dosisaanpassingen van Natpar na de startperiode
Tijdens de stapsgewijze aanpassing van de dosis moet de serumcalciumconcentratie worden gecontroleerd
(zie rubriek 4.4).
De dosis Natpar kan ongeveer om de 2 tot 4 weken worden verhoogd met stappen van 25 microgram, tot
een maximale dagelijkse dosis van 100 microgram. Een verlaging van de dosis naar
minimaal 25 microgram kan op elk ogenblik gebeuren.
Het wordt aanbevolen om de voor albumine gecorrigeerde serumcalciumconcentratie 8 - 12 uur na
toediening van Natpar te meten. Als de serumcalciumconcentratie na toediening > ULN is, moeten in
eerste instantie actief vitamine D en calciumsuppletie worden verlaagd en moet het verloop worden
gecontroleerd. Metingen van de serumcalciumconcentratie vóór en na toediening moeten herhaald worden
en binnen een aanvaardbaar bereik liggen voordat stapsgewijze aanpassing naar een hogere dosis Natpar
wordt overwogen. Als de serumcalciumconcentratie na toediening > ULN blijft, moet de orale
calciumsuppletie verder verlaagd of gestaakt worden (zie ook aanpassingstabel onder
Starten met Natpar).
Als de voor albumine gecorrigeerde serumcalciumconcentratie na toediening hoger is dan de ULN en alle
actief vitamine D en orale calcium is gestaakt, of als er symptomen zijn die op hypercalciëmie wijzen,
moet de dosis Natpar, ongeacht het dosisniveau, worden verlaagd (zie rubriek 4.4).
Vergeten dosis
Wanneer een dosis wordt vergeten, moet Natpar zo snel mogelijk worden toegediend en moeten
aanvullende, exogene bronnen van calcium en/of actief vitamine D worden ingenomen afhankelijk van de
symptomen van hypocalciëmie.
Onderbreking of stopzetting van de behandeling
Een plotse onderbreking of stopzetting van Natpar kan tot ernstige hypocalciëmie leiden. Tijdelijke of
definitieve stopzetting van de behandeling met Natpar moet gepaard gaan met controle van de
serumcalciumconcentratie en, indien nodig, aanpassing van exogeen calcium en/of actief vitamine D (zie
rubriek 4.4).
Speciale populaties
Ouderen
Zie rubriek 5.2.
Nierfunctiestoornissen
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een lichte tot matige nierfunctiestoornis
(creatinineklaring 30 tot 80 ml/min). Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met een ernstige
nierfunctiestoornis (zie rubriek 4.4).
Leverfunctiestoornissen
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis (totale score
van 7 tot 9 op de child-pughschaal). Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met een ernstige
leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.4).
4
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Natpar bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er zijn
geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Natpar is geschikt voor zelftoediening door de patiënt. Patiënten moeten door de voorschrijvende arts of
een verpleegkundige de juiste injectietechnieken krijgen aangeleerd, vooral bij het eerste gebruik.
Elke dosis moet eenmaal per dag als een subcutane injectie afwisselend in de linker- en rechterdij worden
toegediend.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening en voor het gebruik
van de injectiepen, zie rubriek 6.6 en de instructies ingesloten bij de bijsluiter.
Natpar mag niet intraveneus of intramusculair worden toegediend.
4.3
Contra-indicaties
Natpar is gecontra-indiceerd voor gebruik bij patiënten:
-
met overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen
-
die radiotherapie van het skelet ondergaan of hebben ondergaan
-
met maligniteiten van het skelet of botmetastasen
-
die bij het begin van de behandeling een verhoogd risico hebben op osteosarcoom, zoals patiënten met
de botziekte van Paget of erfelijke aandoeningen
-
met onverklaarbare verhogingen van botspecifieke alkalische fosfatase
-
met pseudohypoparathyreoïdie.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het batchnummer
van het toegediende product goed geregistreerd worden
Het doel van een behandeling met Natpar is het bereiken van een serumcalciumconcentratie vóór
toediening van 2,0 - 2,25 mmol/l en een serumcalciumconcentratie 8 - 12 uur na toediening van
< 2,55 mmol/l.
Controle van patiënten tijdens de behandeling
De serumcalciumconcentratie vóór toediening, en in sommige gevallen na toediening, moeten tijdens de
behandeling met Natpar worden gecontroleerd (zie rubriek 4.2). In een multicentrisch klinisch onderzoek
waren de voor albumine gecorrigeerde serumcalciumwaarden (ACSC) 6 - 10 uur na toediening gemiddeld
0,25 mmol/l hoger dan de waarden vóór toediening, waarbij een maximale verhoging van 0,7 mmol/l werd
waargenomen. De dosis calcium, vitamine D of Natpar moet mogelijk worden verlaagd als na toediening
hypercalciëmie wordt waargenomen, ook als de calciumconcentratie vóór toediening aanvaardbaar is (zie
rubriek 4.2).
Hypercalciëmie
In klinisch onderzoek met Natpar is hypercalciëmie gemeld. Hypercalciëmie kwam vaak voor tijdens de
stapsgewijze aanpassingsperiode, waarin de doses orale calcium, actief vitamine D en Natpar werden
aangepast. Hypercalciëmie kan tot een minimum worden beperkt door het doseringsadvies te volgen, de
monitoringgegevens te beoordelen en door bij patiënten te informeren naar symptomen van
hypercalciëmie. Bij ernstige hypercalciëmie (> 3,0 mmol/l of boven de bovengrens van normaal, met
symptomen) moet worden overwogen om hydratatie toe te passen en Natpar, calcium en actief vitamine D
tijdelijk stop te zetten totdat de serumcalciumconcentratie zich weer binnen het normale bereik bevindt.
Vervolgens kan worden overwogen om Natpar, calcium en actief vitamine D met lagere doses te hervatten
(zie rubriek 4.2 en 4.8).
5
Hypocalciëmie
In klinisch onderzoek met Natpar is melding gemaakt van hypocalciëmie, een vaak voorkomende klinische
manifestatie van hypoparathyreoïdie. De meeste voorvallen van hypocalciëmie die in klinisch onderzoek
optraden, waren van lichte tot matige ernst. Gevallen van symptomatische hypocalciëmie, met inbegrip van
gevallen die tot aanvallen leidden, zijn na het in de handel brengen gemeld bij patiënten die met Natpar
werden behandeld. Het risico op ernstige hypocalciëmie is het hoogst wanneer Natpar wordt onthouden,
overgeslagen of abrupt wordt stopgezet, maar kan op elk moment optreden. Tijdelijke of definitieve
stopzetting van Natpar moet gepaard gaan met een controle van de serumcalciumconcentratie en, zo nodig,
een verhoging van exogene bronnen van calcium en/of actief vitamine D. Hypocalciëmie kan tot een
minimum worden beperkt door het doseringsadvies te volgen, de monitoringgegevens te beoordelen en
door bij patiënten te informeren naar symptomen van hypocalciëmie (zie rubriek 4.2 en 4.8).
Gelijktijdig gebruik van hartglycosiden
Hypercalciëmie, ongeacht de oorzaak, kan predisponerend zijn voor digitalistoxiciteit. Bij patiënten die
Natpar gelijktijdig gebruiken met hartglycosiden (zoals digoxine of digitoxine), moeten de
serumcalcium- en hartglycosidenconcentratie worden gecontroleerd en moeten de patiënten gecontroleerd
worden op klachten en symptomen van digitalistoxiciteit (zie rubriek 4.5).
Ernstige nier- of leverziekte
Natpar moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met ernstige nier- of leverziekte, aangezien
zij niet zijn beoordeeld in klinisch onderzoek.
Gebruik bij jongvolwassenen
Natpar moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij jongvolwassen patiënten met open epifysen,
aangezien deze patiënten een verhoogd risico op osteosarcoom kunnen hebben (zie rubriek 4.3).
Gebruik bij oudere patiënten
Aan klinisch onderzoek met Natpar namen onvoldoende proefpersonen in de leeftijd van 65 jaar en ouder
deel om te bepalen of de respons bij deze proefpersonen verschilt van die bij jongere proefpersonen.
Tachyfylaxie
Het calciumverhogend effect van Natpar kan bij sommige patiënten na verloop van tijd verminderen. Om
dit op te sporen moet de respons van de serumcalciumconcentratie op de toediening van Natpar met
tussenpozen worden gecontroleerd en moet de diagnose van tachyfylaxie worden overwogen.
Als de serumconcentratie van 25-OH-vitamine D laag is, kan voldoende suppletie de serumcalciumrespons
op Natpar herstellen (zie rubriek 4.2).
Urolithiase
Natpar is niet onderzocht bij patiënten met urolithiase. Natpar moet met voorzichtigheid worden gebruikt
bij patiënten met actieve of recente urolithiase vanwege het risico op exacerbatie van deze aandoening.
Overgevoeligheid
Er zijn na het in de handel brengen meldingen geweest van overgevoeligheidsreacties bij patiënten die
Natpar namen. Overgevoeligheidsreacties kunnen zijn: anafylaxie, dyspnoe, angio-oedeem, urticaria,
uitslag, enz. Wanneer er klachten of symptomen van een ernstige overgevoeligheidsreactie optreden, moet
de behandeling met Natpar worden stopgezet en moet de overgevoeligheidsreactie worden behandeld
volgens de standaardzorg. Patiënten moeten worden gemonitord tot de klachten en symptomen zijn
verdwenen (zie rubriek 4.3 en 4.8). Controle op hypocalciëmie is noodzakelijk als Natpar moet worden
stopgezet (zie rubriek 4.2).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
De inotrope effecten van hartglycosiden worden beïnvloed door de serumcalciumspiegel. Gecombineerd
gebruik van Natpar en hartglycosiden (bijv. digoxine of digitoxine) kan patiënten predisponeren voor
6
digitalistoxiciteit als zij hypercalciëmie ontwikkelen. Er is geen onderzoek naar geneesmiddelinteracties
uitgevoerd met hartglycosiden en Natpar (zie rubriek 4.4).
Bij elk geneesmiddel dat de serumcalciumconcentratie beïnvloedt (bijv. lithium, thiaziden), moet de
serumcalciumspiegel van de patiënt worden gecontroleerd.
Gelijktijdige toediening van alendroninezuur en Natpar kan leiden tot een vermindering van het
calciumsparende effect, wat de normalisatie van de serumcalciumconcentratie kan verstoren. Gelijktijdig
gebruik van Natpar met bisfosfonaten wordt niet aanbevolen.
Natpar is een eiwit dat niet wordt gemetaboliseerd door en geen remming veroorzaakt van de microsomale
geneesmiddelmetaboliserende enzymen in de lever (bijv. iso-enzymen van de cytochroom-P450-familie).
Natpar bindt niet aan eiwitten en heeft een laag distributievolume.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van Natpar bij zwangere vrouwen. De resultaten van dieronderzoek
duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
Risico voor de zwangere vrouw of de ontwikkelende foetus kan niet worden uitgesloten. Er moet worden
besloten of behandeling met Natpar tijdens de zwangerschap moet worden ingesteld dan wel moet worden
gestaakt, waarbij de bekende risico’s van de behandeling ten opzichte van het voordeel voor de vrouw in
overweging moeten worden genomen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Natpar in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Uit beschikbare farmacologische gegevens bij dieren blijkt dat parathyroïdhormoon in melk wordt
uitgescheiden (zie rubriek 5.3 voor bijzonderheden).
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met Natpar moet worden gestaakt dan wel niet
moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van
behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens over de effecten van Natpar op de menselijke vruchtbaarheid. Gegevens uit
dieronderzoek duiden niet op een aantasting van de vruchtbaarheid.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Natpar heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Aangezien neurologische symptomen een teken van ongecontroleerde hypoparathyreoïdie
kunnen zijn, moeten patiënten met cognitieve of aandachtsstoornissen het advies krijgen om geen
voertuigen te besturen of machines te bedienen totdat de symptomen zijn opgeklaard.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest frequente bijwerkingen bij patiënten die met Natpar werden behandeld, waren hypercalciëmie,
hypocalciëmie en de daarmee gepaard gaande klinische manifestaties waaronder hoofdpijn, diarree,
braken, paresthesie, hypo-esthesie en hypercalciurie. In klinisch onderzoek waren deze reacties doorgaans
van lichte tot matige ernst en van voorbijgaande aard en werden behandeld met aanpassingen van de dosis
Natpar, calcium en/of actief vitamine D (zie rubriek 4.4 en 5.1).
7
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Hieronder worden de bijwerkingen weergegeven voor de patiënten die in het placebogecontroleerd
onderzoek en na het in de handel brengen met Natpar werden behandeld. De bijwerkingen worden
weergegeven volgens MedDRA systeem/orgaanklasse en frequentie. De frequenties worden gedefinieerd
als zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet
worden bepaald). Alle bijwerkingen die na het in de handel brengen zijn geïdentificeerd, staan
cursief
gedrukt.
Systeem/orgaanklasse
Zeer vaak
( 1/10)
Vaak
( 1/100,
< 1/10)
Niet bekend
(kan met
de beschikbare
gegevens niet worden
bepaald)
Overgevoeligheidsreact
ies (dyspnoe,
angio-oedeem,
urticaria, uitslag)
Immuunsysteemaandoen
ingen
Voedings- en
stofwisselingsstoornisse
n
Psychische stoornissen
Zenuwstelselaandoening
en
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinumaandoening
en
Maag-darmstelselaandoe
ningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeninge
n
Nier- en
urinewegaandoeningen
Algemene aandoeningen
en
toedieningsplaatsstoorni
ssen
Onderzoeken
hypercalciëmie,
hypocalciëmie
hoofdpijn*
,†
,
hypo-esthesie
†
,
paresthesie
†
hypomagnesiëmie
†
,
tetanie
†
angst
†
, insomnia*
slaperigheid*
hartkloppingen*
,†
hypertensie*
hoesten
†
diarree*
,†
, nausea*,
braken*
artralgie*,
spierspasmen
†
bovenbuikpijn*
spiertrekkingen
†
,
skeletspierpijn
†
,
myalgie
†
, nekpijn
†
, pijn
in extremiteit
hypercalciurie*,
pollakisurie
†
asthenie*, pijn op de
borst
†
, vermoeidheid,
injectieplaatsreacties,
dorst*
positief voor antistoffen
tegen
PTH, 25-hydroxycholec
alciferol in bloed
verlaagd
†
, vitamine D
verlaagd
*Klachten en symptomen die mogelijk verband houden met hypercalciëmie die in de klinische onderzoeken werden
waargenomen.
†
Klachten en symptomen die mogelijk verband houden met hypocalciëmie die in de klinische onderzoeken werden
waargenomen.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Hypercalciëmie en hypocalciëmie kwamen vaak voor tijdens de stapsgewijze dosisaanpassingsperiode. Het
risico op ernstige hypocalciëmie was het grootst na stopzetting van Natpar. Er zijn na het in de handel
8
brengen meldingen geweest van gevallen van hypocalciëmie die tot aanvallen hebben geleid (zie
rubriek 4.4).
Injectieplaatsreacties
In het placebogecontroleerde onderzoek ontstond een injectieplaatsreactie bij 9,5% (8/84) van de patiënten
die met Natpar werden behandeld en bij 15% (6/40) van de patiënten die een placebo kregen. Al deze
reacties waren van lichte of matige ernst.
Immunogeniciteit
Overeenkomend met de mogelijk immunogene eigenschappen van geneesmiddelen die peptiden bevatten,
kan de toediening van Natpar het ontstaan van antistoffen uitlokken. In het placebogecontroleerde
onderzoek bij volwassenen met hypoparathyreoïdie bedroeg de incidentie van antistoffen tegen
parathyroïdhormoon (PTH) 8,8% (3/34) en 5,9% (1/17) bij patiënten die gedurende 24 weken een
eenmaaldaagse subcutane toediening van respectievelijk 50 tot 100 microgram Natpar of placebo hadden
gekregen.
In alle klinische onderzoeken bij patiënten met hypoparathyreoïdie was het incidentiepercentage van
immunogeniciteit na een behandeling met Natpar gedurende maximaal 7,4 jaar 16/87 (18,4%). De
incidentie leek niet te verhogen na verloop van tijd. Deze 16 patiënten hadden een lage titer antistoffen
tegen PTH en 12 van hen testten vervolgens negatief voor antistoffen. De schijnbaar voorbijgaande aard
van de PTH-antistoffen is waarschijnlijk toe te schrijven aan de lage titer. Twee van deze patiënten hadden
antistoffen met een neutraliserende activiteit. Deze patiënten bleven een klinische respons behouden
zonder aanwijzingen van immuungerelateerde bijwerkingen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze
wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via
het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Overdosering kan hypercalciëmie veroorzaken met als mogelijke symptomen hartkloppingen,
ecg-veranderingen, hypotensie, nausea, braken, duizeligheid en hoofdpijn. Ernstige hypercalciëmie kan een
levensbedreigende aandoening zijn die dringende medische verzorging en zorgvuldige controle vereist (zie
rubriek 4.4).
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Calciumhomeostase, parathyreoïdhormonen en analogen, ATC-code:
H05AA03
Werkingsmechanisme
Endogeen parathyroïdhormoon (PTH) wordt door de bijschildklieren afgescheiden als een polypeptide
van 84 aminozuren. PTH oefent zijn werking uit via PTH-receptoren op het celoppervlak die aanwezig zijn
in bot-, nier- en zenuwweefsel. PTH-receptoren behoren tot de groep van G-proteïnegekoppelde
receptoren.
PTH vervult een verscheidenheid aan belangrijke fysiologische functies, waaronder een centrale rol in de
modulering van de serumcalcium- en serumfosfaatspiegel binnen een strak gereguleerd bereik, de
regulering van de calcium- en fosfaatexcretie via de nieren, de activering van vitamine D en het behoud
van een normale botomzetting.
9
Natpar wordt geproduceerd in
E. coli
met behulp van recombinant-DNA-techniek en is identiek aan de
uit 84 aminozuren bestaande sequentie van endogeen humaan parathyroïdhormoon.
Farmacodynamische effecten
PTH (1-84) is de belangrijkste regulator van calciumhomeostase in plasma. In de nieren verhoogt
PTH (1-84) de reabsorptie van calcium in de niertubuli en bevordert het de fosfaatexcretie.
Het globale effect van PTH bestaat erin de serumcalciumconcentratie te verhogen, de calciumexcretie in de
urine te verlagen en de serumfosfaatconcentratie te verlagen.
Natpar heeft dezelfde primaire aminozuursequentie als endogeen parathyroïdhormoon en er kan van
verwacht worden dat het dezelfde fysiologische werking heeft.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De veiligheid en klinische werkzaamheid van Natpar bij volwassenen met hypoparathyreoïdie zijn afgeleid
van 1 gerandomiseerd, placebogecontroleerd onderzoek en een open-label vervolgonderzoek. In deze
onderzoeken werd Natpar door de patiënt bij zichzelf toegediend met dagelijkse doses die varieerden
van 25 tot 100 microgram per subcutane injectie.
Onderzoek 1 – REPLACE
Het doel van dit onderzoek bestond erin de calciumserumspiegel met Natpar te behouden terwijl orale
calcium en actief vitamine D werden verlaagd of vervangen. Het betrof een 24 weken durend,
gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd multicentrisch onderzoek waarin patiënten met
chronische hypoparathyreoïdie die calcium en actieve vormen van vitamine D (metaboliet of analogen van
vitamine D) kregen, werden gerandomiseerd naar Natpar (n = 84) of placebo (n = 40). De gemiddelde
leeftijd bedroeg 47,3 jaar (tussen 19 en 74 jaar) en 79% was vrouw. De patiënten leden gemiddeld 13,6 jaar
aan hypoparathyreoïdie.
Bij de randomisatie werden de actieve vormen van vitamine D met 50% verlaagd en de patiënten werden
ofwel naar 50 microgram Natpar per dag ofwel naar placebo gerandomiseerd. De randomisatie werd
gevolgd door een 12 weken durende stapsgewijze aanpassingsfase met Natpar en een 12 weken durende
onderhoudsfase met Natpar.
Negentig procent van de patiënten die werden gerandomiseerd, volbracht de 24 weken durende
behandeling.
Voor de werkzaamheidsanalyse werden proefpersonen als responder beschouwd wanneer zij aan drie
onderdelen van een driedelig responscriterium voldeden. Een responder werd gedefinieerd door middel van
een samengesteld primair eindpunt voor de werkzaamheid bestaande uit een verlaging van de dosis actief
vitamine D van ten minste 50% ten opzichte van de uitgangssituatie EN een verlaging van de dosis orale
calcium van ten minste 50% ten opzichte van de uitgangssituatie EN een behoud of normalisatie van de
voor albumine gecorrigeerde totale serumcalciumconcentratie ten opzichte van de uitgangswaarde
(≥ 1,875 mmol/l) terwijl de bovengrens van het normale laboratoriumbereik niet werd overschreden.
Aan het einde van de behandeling werd het primaire eindpunt bereikt door 46/84 (54,8%) patiënten die met
Natpar werden behandeld vergeleken met 1/40 (2,5%) patiënten die placebo kregen (p< 0,001).
Wat de patiënten die het onderzoek voltooiden betreft, waren in week 24 34/79 (43%) patiënten die Natpar
kregen onafhankelijk van behandeling met actief vitamine D terwijl zij niet meer dan 500 mg
calciumcitraat kregen, vergeleken met 2/33 (6,1%) patiënten in de placebogroep (p< 0,001).
Bij negenenzestig procent (58/84) van de proefpersonen die naar Natpar werden gerandomiseerd, was er
sprake van een verlaging van orale calcium van ≥ 50% vergeleken met 7,5% (3/40) van de proefpersonen
die naar placebo werden gerandomiseerd. Het gemiddelde percentage verandering ten opzichte van de
uitgangssituatie wat orale calcium betreft, bedroeg -51,8% (SD 44,6) bij proefpersonen die Natpar kregen,
vergeleken met 6,5% (SD 38,5) in de placebogroep (p< 0,001). Daarnaast was er bij 87% (73/84) van de
10
patiënten die met Natpar werden behandeld sprake van een verlaging van ≥ 50% in oraal actief vitamine D,
vergeleken met 45% (18/40) in de placebogroep.
Onderzoek 2 – RACE
Onderzoek 2 is een langdurig, open-label vervolgonderzoek van zes jaar met dagelijkse subcutane
toediening van Natpar bij proefpersonen met hypoparathyreoïdie die een eerder onderzoek met Natpar
hadden voltooid.
In totaal werden 49 proefpersonen in het onderzoek ingesloten. De proefpersonen kregen doses
van 25 microgram, 50 microgram, 75 microgram of 100 microgram per dag gedurende maximaal
ongeveer 72 maanden (gemiddeld 2038 dagen [~5,6 jaar]). De minimale duur van de blootstelling aan
Natpar bedroeg 41 dagen en het maximum was 2497 dagen (~6,8 jaar).
61,2% (30/49) van de proefpersonen bereikte het primaire werkzaamheidseindpunt aan het einde van de
behandeling, gedefinieerd als een voor albumine gecorrigeerde totale serumcalciumspiegel die werd
genormaliseerd of behouden ten opzichte van de uitgangswaarde en die niet hoger was dan de bovengrens
van normaal; ≥ 50% afname ten opzichte van de uitgangswaarde of ≤ 500 mg calciumsuppletie per dag; en
≥ 50% afname ten opzichte van de uitgangswaarde of ≤ 0,25 μg calcitriolsuppletie.
De resultaten tonen een duurzaam behoud van de fysiologische effecten van Natpar gedurende een periode
van 72 maanden, waaronder het behoud van de gemiddelde voor albumine gecorrigeerde
serumcalciumspiegel (n = 49, 2,09 (SD 0,174) mmol/l in de uitgangssituatie; n = 38, 2,08 (SD 0,167)
mmol/l na 72 maanden), een daling in serumfosfaat (n = 49, 1,56 (SD 0,188) mmol/l in de uitgangssituatie;
n=36, 1,26 (SD 0,198) mmol/l na 72 maanden) en het behoud van een normaal calciumfosfaatproduct
(< 4,4 mmol
2
/l
2
) voor alle proefpersonen (n = 49 in de uitgangssituatie, n = 36 na 72 maanden).
De effecten op de lange duur omvatten een afname van de gemiddelde uitscheiding van calcium in urine
tot normale waarden (n = 48, 8,92 (SD 5,009) mmol/dag in de uitgangssituatie; n
= 32, 5,63 (SD 3,207) mmol/dag na 72 maanden), en stabilisatie van de normale gemiddelde
serumcreatininespiegel (n = 49, 84,7 (SD 18,16) µmol/l in de uitgangssituatie; n = 38, 78,2 (SD
18,52) µmol/l na 72 maanden). Daarnaast bleef de normale botmineraaldichtheid behouden.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant om de
resultaten in te dienen van onderzoek met Natpar in één of meerdere subgroepen van pediatrische patiënten
met hypoparathyreoïdie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten ‘voorwaardelijke toelating’. Dit betekent
dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht.
Het Europees Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal
per jaar beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van Natpar na subcutane toediening in de dij bij proefpersonen met
hypoparathyreoïdie kwam overeen met de farmacokinetiek die werd waargenomen bij gezonde,
postmenopauzale vrouwen die parathyroïdhormoon in dij en buik kregen toegediend.
Absorptie
Wanneer Natpar subcutaan werd toegediend, had het een absolute biologische beschikbaarheid van 53%.
Distributie
Na intraveneuze toediening heeft Natpar een distributievolume van 5,35 l bij steady-state.
11
Biotransformatie
In-vitro-
en
in-vivo-onderzoek
heeft aangetoond dat de klaring van Natpar hoofdzakelijk via de lever
plaatsvindt waarbij de nieren een minder belangrijke rol spelen.
Eliminatie
In de lever wordt parathyroïdhormoon door cathepsines gesplitst. In de nieren worden parathyroïdhormoon
en C-terminale fragmenten geklaard door middel van glomerulusfiltratie.
Farmacokinetische/farmacodynamische relatie
Parathyroïdhormoon (rDNA) werd beoordeeld in een open-label farmacokinetisch/farmacodynamisch
onderzoek waarin 7 patiënten met hypoparathyreoïdie enkelvoudige, subcutane doses
van 50 en 100 microgram kregen met een wash-outinterval van 7 dagen tussen de doses.
De piekplasmaconcentratie (gemiddelde T
max
) van Natpar treedt binnen 5 tot 30 minuten op, met een
tweede, doorgaans lagere piek na 1 tot 2 uur. De schijnbare terminale halfwaardetijd (t
1/2
)
bedroeg 3,02 en 2,83 uur voor de doses van respectievelijk 50 en 100 microgram. De maximale,
gemiddelde verhogingen in de serumcalciumspiegel, die na 12 uur optraden, bedroegen ongeveer
0,125 mmol/l en 0,175 mmol/l voor de doses van respectievelijk 50 microgram en 100 microgram.
Effect op de mineralenhuishouding
Door de behandeling met Natpar stijgt de serumcalciumconcentratie bij patiënten met hypoparathyreoïdie
op een dosisgerelateerde wijze. Na een enkelvoudige injectie van parathyroïdhormoon (rDNA) werd de
piekconcentratie van het gemiddeld totaal serumcalcium tussen 10 en 12 uur bereikt. De respons in de
calciumconcentratie werd gedurende meer dan 24 uur na toediening behouden.
Calciumexcretie in de urine
De behandeling met Natpar veroorzaakt een verlaging van de calciumexcretie in de urine van 13 en 23%
(bij doses van respectievelijk 50 en 100 microgram) tot een nadirwaarde die op het meetpunt
van 3 tot 6 uur wordt bereikt en die na 16 tot 24 uur is teruggekeerd naar de waarde vóór toediening.
Fosfaat
Na een injectie met Natpar daalt de serumfosfaatspiegel evenredig met de PTH (1-84)-concentratie
gedurende de eerste 4 uur en blijft behouden gedurende 24 uur na de injectie.
Actief vitamine D
Na een enkelvoudige dosis Natpar verhoogt de serumspiegel van 1,25(OH)
2
D naar een maximale
concentratie na ongeveer 12 uur, terwijl na 24 uur de uitgangswaarde opnieuw wordt benaderd. Bij de
dosis van 50 microgram werd een grotere verhoging in de serumspiegel van 1,25(OH)
2
D waargenomen dan
bij de dosis van 100 microgram. Dit komt waarschijnlijk door de directe remming van het
renale 25-hydroxyvitamine D-1-hydroxylase-enzym door de serumcalciumconcentratie.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornissen
Een farmacokinetisch onderzoek bij proefpersonen die geen hypoparathyreoïdie hadden, werd uitgevoerd
met 6 mannen en 6 vrouwen met een matige leverfunctiestoornis (child-pughclassificatie 7-9 [graad B])
vergeleken met een overeenkomende groep van 12 proefpersonen met een normale leverfunctie. Na een
enkelvoudige subcutane dosis van 100 microgram waren de gemiddelde C
max
en voor de uitgangswaarde
gecorrigeerde C
max
18% tot 20% hoger bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis dan bij de
patiënten met een normale leverfunctie. Er waren geen duidelijke verschillen in het
concentratie-tijdsprofiel van het totaal serumcalcium tussen de twee groepen met een verschillende
leverfunctie. Er wordt geen dosisaanpassing voor Natpar aanbevolen bij patiënten met een lichte tot matige
leverfunctiestoornis. Er zijn geen gegevens over patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis.
Nierfunctiestoornissen
De farmacokinetiek na een enkelvoudige, subcutane dosis Natpar van 100 microgram werd beoordeeld
bij 16 proefpersonen die geen nierfunctiestoornis hadden (creatinineklaring (CL
cr
) > 80 ml/min)
en 16 proefpersonen met een nierfunctiestoornis. De gemiddelde maximale concentratie (C
max
) PTH
12
na 100 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) bij proefpersonen met een lichte tot matige
nierfunctiestoornis (CL
cr
30 tot 80 ml/min) was ongeveer 23% hoger dan die bij proefpersonen met een
normale nierfunctie. De blootstelling aan PTH, gemeten op basis van de AUC
0-last
en voor de
uitgangssituatie gecorrigeerde AUC
0-last
was respectievelijk ongeveer 3,9% en 2,5% hoger dan bij
proefpersonen met een normale nierfunctie.
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassig nodig bij patiënten met een lichte tot matige
nierfunctiestoornis (CL
cr
30 tot 80 ml/min). Er werd geen onderzoek uitgevoerd met patiënten die
nierdialyse ondergaan. Er zijn geen gegevens over patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen farmacokinetische gegevens beschikbaar over pediatrische patiënten.
Ouderen
Aan klinisch onderzoek met Natpar namen onvoldoende proefpersonen in de leeftijd van 65 jaar en ouder
deel om te bepalen of de respons bij deze proefpersonen verschilt van die bij jongere proefpersonen.
Geslacht
In het REPLACE-onderzoek werden geen klinisch relevante verschillen op basis van geslacht
waargenomen.
Gewicht
Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van gewicht.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig van
conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, mutageniteit, vruchtbaarheids- en
algemene reproductietoxiciteit en lokale tolerantie.
Ratten die gedurende 2 jaar met dagelijkse injecties Natpar werden behandeld, vertoonden
dosisafhankelijke, overdadige botvorming en een verhoogde incidentie van bottumoren, waaronder
osteosarcoom, hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door een niet-genotoxisch mechanisme. Gezien de
verschillen in botfysiologie tussen de rat en de mens is de klinische relevantie van deze bevindingen
onbekend. In klinisch onderzoek zijn geen gevallen van osteosarcoom waargenomen.
Natpar had geen nadelige invloed op de vruchtbaarheid of de vroege embryonale ontwikkeling bij de rat,
de embryo-foetale ontwikkeling bij de rat en het konijn, of de pre-/postnatale ontwikkeling bij de rat. Een
minimale hoeveelheid Natpar wordt in de melk van zogende ratten uitgescheiden.
Bij apen die gedurende 6 maanden dagelijks subcutane doses kregen toegediend, was er een verhoging in
het optreden van mineralisatie van de niertubuli bij blootstellingsniveaus die 2,7 keer hoger waren dan de
klinische blootstellingsniveaus met de hoogste dosis.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Poeder
Natriumchloride
Mannitol
Citroenzuurmonohydraat
Natriumhydroxide (voor pH-aanpassing)
Oplosmiddel
Metacresol
13
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
3 jaar.
Gereconstitueerde oplossing
Na reconstitutie zijn de chemische en fysische stabiliteit van de oplossing tijdens het gebruik aangetoond
gedurende maximaal 14 dagen wanneer de oplossing in de koelkast wordt bewaard (2°C - 8°C) en
gedurende maximaal 3 dagen wanneer de oplossing buiten de koelkast bij temperaturen tot 25°C wordt
bewaard gedurende de gebruiksperiode van 14 dagen.
De pen met de gereconstitueerde patroon zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen licht.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De patroon in de patroonhouder in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
De glazen patroon bestaande uit twee medicatiekamers in de patroonhouder is vervaardigd van type I-glas
met 2 bromobutylrubber stoppen en een krimpdop (aluminium) met een bromobutylrubber sluiting.
Natpar 25 microgram
Elke patroon in de paarse patroonhouder bevat 350 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) als poeder in
de eerste kamer en 1.000 microliter oplosmiddel in de tweede kamer (wat overeenkomt met 14 doses).
Natpar 50 microgram
Elke patroon in de rode patroonhouder bevat 700 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) als poeder in de
eerste kamer en 1.000 microliter oplosmiddel in de tweede kamer (wat overeenkomt met 14 doses).
Natpar 75 microgram
Elke patroon in de grijze patroonhouder bevat 1.050 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) als poeder in
de eerste kamer en 1.000 microliter oplosmiddel in de tweede kamer (wat overeenkomt met 14 doses).
Natpar 100 microgram
Elke patroon in de blauwe patroonhouder bevat 1.400 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) als poeder
in de eerste kamer en 1.000 microliter oplosmiddel in de tweede kamer (wat overeenkomt met 14 doses).
Verpakkingsgrootte: Doos met 2 patronen.
De kleur van de doos/patroon wordt gebruikt om de verschillende sterkten aan te duiden:
25 microgram - paars
50 microgram - rood
75 microgram - grijs
100 microgram - blauw
14
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Parathyroïdhormoon (rDNA) wordt geïnjecteerd met behulp van de patroon met een herbruikbare pen.
Elke pen mag slechts door één patiënt worden gebruikt. Voor elke injectie moet een nieuwe steriele naald
worden gebruikt. Gebruik pennaalden van 31 G x 8 mm. Na reconstitutie moet de vloeistof kleurloos en
nagenoeg vrij van vreemde deeltjes zijn. Parathyroïdhormoon (rDNA) mag niet worden gebruikt wanneer
de gereconstitueerde oplossing troebel of gekleurd is, of zichtbare deeltjes bevat.
NIET SCHUDDEN tijdens of na reconstitutie. Schudden kan tot denaturatie van de werkzame stof leiden.
Lees de instructies voor gebruik ingesloten bij de bijsluiter alvorens de herbruikbare pen te gebruiken.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1078/001
EU/1/15/1078/002
EU/1/15/1078/003
EU/1/15/1078/004
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 24 april 2017
Datum van laatste verlenging: 15 april 2021
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
15
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING
TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA
TOEKENNING VAN EEN VOORWAARDELIJKE
VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
B.
C.
D.
E.
16
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologische werkzame stof(fen)
Boehringer Ingelheim RCV GmbH & Co KG
Dr.-Boehringer-Gasse 5-11
A-1121 Wenen
Oostenrijk
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel
binnen 6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
17
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Studie naar de veiligheid uitgevoerd na verlening van de handelsvergunning
waarbij het geneesmiddel wordt gebruikt zoals vastgesteld bij verlening van
de handelsvergunning (Non-interventional
post-authorisation safety study,
PASS): Om langetermijngegevens over de klinische werkzaamheid en
veiligheid te verzamelen, moet de vergunninghouder de resultaten indienen
van een onderzoek op basis van gegevens afkomstig van een register van
patiënten met hypoparathyreoïdie die met NATPAR worden behandeld. De
vergunninghouder moet gegevens verzamelen over de harde klinische
eindpunten (calcificatie van botten en weke delen en de nierfunctie), samen
met gegevens over hypercalciurie en de kwaliteit van leven.
Het eindrapport van het klinisch onderzoek moet worden ingediend tegen:
Uiterste datum
De
vergunning-houder
moet regelmatig
voortgangs-rapport
en van het register
inplannen in de
PSUR.
31 december 2035
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14a, lid 4 van Verordening (EG)
nr. 726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen
nakomen:
Beschrijving
Om de werkzaamheid en veiligheid van NATPAR verder te bevestigen voor
de behandeling van patiënten met chronische hypoparathyreoïdie wier
toestand onvoldoende onder controle kan worden gebracht met
standaardtherapie alleen, moet de vergunninghouder een gerandomiseerd
gecontroleerd onderzoek uitvoeren ter vergelijking van NATPAR met de
standaardzorg en met een alternatieve dosering volgens een overeengekomen
protocol.
Het rapport van dit klinisch onderzoek moet worden ingediend tegen:
Uiterste datum
30 juni 2023
18
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
19
A. ETIKETTERING
20
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Natpar 25 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 50 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 75 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 100 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Parathyroïdhormoon (rDNA)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na reconstitutie bevat elke dosis 25 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 350 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Na reconstitutie bevat elke dosis 50 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 700 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Na reconstitutie bevat elke dosis 75 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 1.050 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Na reconstitutie bevat elke dosis 100 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 1.400 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, mannitol, citroenzuurmonohydraat, metacresol, natriumhydroxide (voor aanpassing van
pH), water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2 patronen in hun patroonhouder
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
Gebruik met menghulpmiddel, Natpar-pen en pennaalden
21
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT
EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Gemengde patronen na 14 dagen afvoeren.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De patroon in de patroonhouder in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch,
Block 3 Miesian Plaza, 50 – 58 Baggot Street
Lower, Dublin 2, Ierland.
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1078/001
EU/1/15/1078/002
EU/1/15/1078/003
EU/1/15/1078/004
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
22
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Natpar 25
Natpar 50
Natpar 75
Natpar 100
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D-MATRIXCODE
2D-matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
23
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET PATROONHOUDER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Natpar 25 mcg/dosis poeder voor oplossing voor injectie
Natpar 50 mcg/dosis poeder voor oplossing voor injectie
Natpar 75 mcg/dosis poeder voor oplossing voor injectie
Natpar 100 mcg/dosis poeder voor oplossing voor injectie
Parathyroïdhormoon (rDNA)
Subcutaan
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
24
HERINNERINGSTEKST OP ETIKET (bijgeleverd in de verpakking)
Bevestig de naald vóór het mengen
Zie instructies voor gebruik
25
B. BIJSLUITER
26
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Natpar 25 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 50 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 75 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 100 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Parathyroïdhormoon
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet
in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
1.
Wat is Natpar en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Instructies voor gebruik
Wat is Natpar en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Natpar?
Natpar is een hormoonsupplement voor volwassenen met verminderd werkende bijschildklieren, een
aandoening die bekend is als ‘hypoparathyreoïdie’.
Hypoparathyreoïdie is een ziekte die veroorzaakt wordt door een lage hoeveelheid parathyroïdhormoon dat
wordt aangemaakt door de bijschildklieren in de nek. Dit hormoon reguleert het calcium- en fosfaatgehalte
in bloed en urine.
Als de hoeveelheid parathyroïdhormoon te laag is, kunt u een laag calciumgehalte in het bloed hebben. Een
laag calciumgehalte kan symptomen veroorzaken in verschillende delen van uw lichaam, zoals botten, hart,
huid, spieren, nieren, hersenen en zenuwen. Zie rubriek 4 voor een lijst van de symptomen van een laag
calciumgehalte.
Natpar is een synthetische vorm van parathyroïdhormoon die u helpt om het calcium- en fosfaatgehalte in
uw bloed en urine op een normaal peil te houden.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
27
-
-
-
-
-
U ondergaat radiotherapie van het skelet of u heeft dit ondergaan
U heeft botkanker of een andere kanker die naar uw botten is uitgezaaid
U heeft een verhoogd risico op het onwikkelen van een botkanker, osteosarcoom genaamd (als u
bijvoorbeeld de ziekte van Paget of een andere botziekte heeft)
Uit bloedonderzoek blijkt dat u onverklaarbare verhogingen van alkalische fosfatase in de botten
heeft
U heeft pseudohypoparathyreoïdie, een zeldzame aandoening waarbij het lichaam niet voldoende
reageert op het bijschildklierhormoon dat door uw lichaam wordt aangemaakt
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Als u met Natpar wordt behandeld, kunt u bijwerkingen krijgen die verband houden met een laag of hoog
calciumgehalte in uw bloed (zie rubriek 4 voor deze bijwerkingen).
Deze effecten komen vaker voor:
-
wanneer u dit middel voor het eerst begint te gebruiken,
-
wanneer u uw dosis van dit middel wijzigt,
-
wanneer u één van uw dagelijkse injecties vergeet,
-
wanneer u gedurende korte tijd of definitief met het gebruik van dit middel stopt.
U kunt geneesmiddelen krijgen om deze bijwerkingen te behandelen of te helpen voorkomen, of het is
mogelijk dat u wordt gevraagd om met sommige geneesmiddelen die u gebruikt, te stoppen, met name
calcium of vitamine D.
Als uw symptomen ernstig zijn, kan uw arts u een aanvullende medische behandeling geven.
Uw arts zal uw calciumspiegel controleren. Het is mogelijk dat uw Natpar-dosis moet worden aangepast of
dat u gedurende korte tijd met de injecties moet stoppen.
Onderzoeken en controles
Uw arts zal controleren hoe u op de behandeling reageert:
-
tijdens de eerste 7 dagen van de behandeling en
-
wanneer uw dosis wordt gewijzigd.
Dit gebeurt door middel van tests die het calciumgehalte in uw bloed of urine meten. Uw arts kan u vragen
om de hoeveelheid calcium of vitamine D die u inneemt (in welke vorm dan ook, met inbegrip van
calciumrijke voeding), te veranderen.
Heeft u last van nierstenen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Natpar mag niet worden gebruikt bij kinderen of jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Natpar nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt met name voor:
-
digoxine, ook bekend als digitalis, een geneesmiddel voor het hart
-
geneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van osteoporose, bisfosfonaten genaamd,
zoals alendroninezuur
-
geneesmiddelen die het calciumgehalte in uw bloed kunnen beïnvloeden, zoals lithium of bepaalde
geneesmiddelen die gebruikt worden om de hoeveelheid urine te verhogen (diuretica).
28
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Er is beperkte informatie over de
veiligheid van dit middel bij zwangere vrouwen. Van dit middel is aangetoond dat het in de moedermelk
van zogende ratten overgaat, maar het is niet bekend of het bij de mens in de moedermelk zou overgaan.
Uw arts zal beslissen of u de behandeling met Natpar kunt starten. Uw arts zal ook beslissen of u Natpar
moet blijven gebruiken als u tijdens de behandeling zwanger wordt of start met het geven van
borstvoeding.
Het is niet bekend of Natpar een effect heeft op de vruchtbaarheid.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Natpar heeft geen invloed op uw vermogen om voertuigen te besturen of machines te gebruiken.
Hypoparathyreoïdie op zich kan echter uw concentratievermogen verminderen. Als dit het geval is, mag u
geen voertuigen besturen of machines gebruiken totdat uw concentratievermogen is verbeterd.
Natpar bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis. Dit betekent dat het in wezen
“natriumvrij” is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het
juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts of verpleegkundige zal u aanleren
hoe u de Natpar-pen moet gebruiken.
Natpar wordt toegediend als een dagelijkse, subcutane (onderhuidse) injectie met een pen waarmee u uw
geneesmiddel kunt injecteren.
De ‘herbruikbare Natpar-pen’ wordt in deze bijsluiter de ‘Natpar-pen’ of ‘pen’ genoemd.
Dosering
De aanbevolen startdosering Natpar is 50 microgram per dag.
-
Op basis van een bloedtestresultaat kan uw arts echter besluiten de behandeling bij u te starten
met 25 microgram per dag.
-
Na 2 tot 4 weken kan uw arts de dosis aanpassen.
De dosis Natpar verschilt van persoon tot persoon. Men kan tussen 25 en 100 microgram Natpar per dag
nodig hebben.
Uw arts kan u tijdens uw behandeling met Natpar vragen om andere geneesmiddelen, zoals
calciumsupplementen of vitamine D, in te nemen. Uw arts zal u vertellen hoeveel u iedere dag moet
innemen.
Hoe gebruikt u de pen?
Lees
“Rubriek 7. Instructies voor gebruik”
in deze bijsluiter voordat u de pen gebruikt.
Gebruik de pen niet als de oplossing troebel of gekleurd is, of wanneer deze zichtbare deeltjes bevat.
Voordat de pen de eerste keer wordt gebruikt, moet het geneesmiddel worden gemengd.
29
Wanneer u het geneesmiddel heeft gemengd, is de Natpar-pen klaar voor gebruik en kan het geneesmiddel
onder de huid in de dij worden geïnjecteerd. Injecteer de volgende dag in uw andere dij en blijf vervolgens
van dij wisselen.
Het is sterk aanbevolen om elke keer dat u Natpar krijgt toegediend, de naam en het partijnummer (batch)
van het product te noteren zodat er een overzicht bestaat van de partijen (batch) die zijn gebruikt.
Hoelang moet u dit middel gebruiken?
Blijf dit middel gebruiken zolang uw arts het u voorschrijft.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u zich vergist en meer dan een dosis van dit middel op dezelfde dag injecteert, neem dan onmiddellijk
contact op met uw arts of apotheker.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u dit middel vergeet te gebruiken (of als u het niet op het normale tijdstip kunt injecteren), dien uw
injectie dan toe zodra u kan, maar injecteer nooit meer dan één dosis op dezelfde dag.
Injecteer uw volgende dosis Natpar op het normale tijdstip de volgende dag. Het is mogelijk dat u meer
calciumsupplementen moet innemen als u verschijnselen van een laag calciumgehalte in uw bloed
vertoont. Zie rubriek 4 voor symptomen.
Injecteer geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Raadpleeg uw arts als u de behandeling met Natpar wilt stopzetten.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts of
apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen veroorzaken, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen
De volgende bijwerkingen zijn mogelijk ernstig en kunnen tijdens het gebruik van Natpar optreden:
Zeer vaak: hoog calciumgehalte in uw bloed; dit kan vaker voorkomen wanneer u met de
behandeling begint.
Zeer vaak: laag calciumgehalte in uw bloed; dit kan vaker voorkomen wanneer u plotseling met de
behandeling stopt.
De lijst hieronder omvat de symptomen die verband houden met een hoog of laag calciumgehalte. Neem
onmiddellijk contact op met uw arts als u één van deze bijwerkingen ondervindt.
Andere bijwerkingen zijn:
Zeer vaak
(komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
hoofdpijn*
,†
tintelingen en doof gevoel van de huid
†
30
diarree*
,†
misselijkheid en braken*
gewrichtspijn*
spierkrampen (spierspasmen)
†
Vaak
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
zenuwachtig of angstig gevoel
†
slaapproblemen (zich slaperig voelen overdag of slaapproblemen hebben ‘s nachts)*
snelle of onregelmatige hartslag*,
†
hoge bloeddruk*
hoesten
†
buikpijn*
spiertrekkingen of -krampen
†
pijn in uw spieren
†
nekpijn
†
pijn in uw armen en benen
verhoogd calciumgehalte in uw urine*
behoefte om vaak te plassen
†
vermoeidheid en gebrek aan energie*
pijn op de borst
roodheid en pijn op de injectieplaats
dorst*
antistoffen (aangemaakt door uw immuunsysteem) tegen Natpar
in resultaten van bloedonderzoek kan uw arts een verlaagd vitamine D-gehalte of magnesiumgehalte
zien
†
Niet bekend
(frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
allergische reacties (overgevoeligheid), zoals: zwelling van gezicht, lippen, mond of tong;
kortademigheid; jeuk; uitslag; netelroos
epileptische aanvallen (insulten) als gevolg van een laag calciumgehalte in uw bloed
†
*Deze bijwerkingen kunnen verband houden met een hoog calciumgehalte in uw bloed.
†
Deze bijwerkingen kunnen verband houden met een laag calciumgehalte in uw bloed.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen
meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de patroon en
de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Vóór mengen
•
•
•
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De patroon in de patroonhouder in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
31
Na mengen
•
•
•
•
•
•
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De pen met de klaargemaakte patroon zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen licht.
Gebruik dit geneesmiddel niet langer dan 14 dagen nadat het is gemengd.
Gebruik dit geneesmiddel niet als het niet correct is bewaard.
Voordat u een nieuwe naald op uw Natpar-pen bevestigt, moet u controleren of de oplossing helder
en kleurloos is. Het is normaal als u kleine luchtbellen ziet. Gebruik dit geneesmiddel niet als het
troebel of gekleurd is, of zichtbare deeltjes bevat.
Gooi geneesmiddelen niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die
u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is parathyroïdhormoon (rDNA).
Het is verkrijgbaar in patronen met 4 verschillende sterkten (elke patroon bevat 14 doses):
Natpar 25 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 25 microgram parathyroïdhormoon in een oplossing van 71,4 microliter.
Natpar 50 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 50 microgram parathyroïdhormoon in een oplossing van 71,4 microliter.
Natpar 75 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 75 microgram parathyroïdhormoon in een oplossing van 71,4 microliter.
Natpar 100 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 100 microgram parathyroïdhormoon in een oplossing van 71,4 microliter.
De andere stoffen in de patroon zijn (voor alle sterktes):
In het poeder:
•
natriumchloride
•
mannitol
•
citroenzuurmonohydraat
•
natriumhydroxide (voor aanpassing van pH)
In het oplosmiddel:
•
metacresol
•
water voor injecties
Hoe ziet Natpar eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Elke patroon met Natpar bevat geneesmiddel als een poeder samen met een oplosmiddel om de oplossing
voor injectie te bereiden. De patroon is gemaakt van glas, met bovenop een rubberen verzegeling. De
patroon zit in een plastic patroonhouder.
Natpar is verkrijgbaar in een verpakking met 2 patronen in hun patroonhouders.
De kleur van de doos/patroon toont de sterkte van uw Natpar-geneesmiddel:
32
Natpar 25 microgram/dosis
Paarse patroon.
Natpar 50 microgram/dosis
Rode patroon.
Natpar 75 microgram/dosis
Grijze patroon.
Natpar 100 microgram/dosis
Blauwe patroon.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
Tel:
+800 66838470
E-mail: medinfoEMEA@takeda.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel.
Het Europese Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen.
Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden aangepast.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
33
7.
Instructies voor gebruik
Deze gebruiksaanwijzing is ontwikkeld om u te helpen bij het bereiden, injecteren en bewaren van uw
Natpar-pen.
Deze instructies zijn onderverdeeld in 5 stappen
De onderdelen van uw Natpar-pen en uw Natpar-geneesmiddel leren kennen
Uw Natpar bereiden en mengen
Uw Natpar-pen gebruiksklaar maken
Uw dagelijkse dosis toedienen
Hoe bewaart u uw geneesmiddel?
Als u op enig moment hulp nodig heeft, neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.
U kunt ook contact opnemen met Takeda via telefoonnummer +800
66838470
of per e-mail
via
medinfoEMEA@takeda.com.
Wat u moet weten voordat u kunt starten
Gebruik uw Natpar-pen NIET voordat uw arts of verpleegkundige u heeft getoond hoe u de pen
moet gebruiken.
Gebruik deze instructies voor gebruik telkens wanneer u uw geneesmiddel mengt, uw pen
gebruiksklaar maakt of een injectie toedient, om ervoor te zorgen dat u geen enkele stap overslaat.
Elke dag moet een nieuwe naald op de pen worden bevestigd.
Eenmaal in de 14 dagen moet een nieuwe patroon worden bereid.
Gebruik dit geneesmiddel NIET als u merkt dat het troebel of gekleurd is, of zichtbare deeltjes
bevat.
Bewaar de patroon altijd in de koelkast (bij 2°C - 8°C).
Bewaar uw patroon NIET in de vriezer.
Gebruik een patroon NIET als het in de vriezer werd bewaard.
Voer alle gemengde patronen die ouder zijn dan 14 dagen af.
Dien uw dosis slechts eenmaal per dag toe.
Reinig uw Natpar-pen door de buitenzijde van de pen met een vochtige doek schoon te vegen.
Plaats de pen NIET in water of was of reinig de pen niet met een vloeistof.
Voer de gebruikte Natpar-patroon en de gebruikte naalden af volgens de instructies van uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Uw Natpar-pen kan gedurende maximaal 2 jaar worden hergebruikt.
34
De onderdelen van uw Natpar-pen en uw Natpar-geneesmiddel leren kennen
De onderdelen van uw Natpar-pen leren kennen
Onderdelen van uw Natpar-pen
Opmerking:
De beschermhuls van de stang (lege patroon) beschermt de stang tijdens het transport vanuit
de fabriek. Werp de beschermhuls weg wanneer u uw pen gaat gebruiken.
Uw Natpar-patroon
Uw Natpar-patroon bevat geneesmiddelpoeder en een oplosmiddel om het poeder mee te mengen.
Voordat u uw Natpar-pen gebruikt, moet u het poeder en het oplosmiddel in de patroon mengen.
Elke patroon bevat 14 doses.
De dosisindicator toont u hoeveel doses er nog in de patroon zitten.
35
Overige benodigdheden:
Opmerking:
De alcoholdoekjes, injectienaalden en naaldencontainer zijn niet inbegrepen in de
verpakking.
De volgkaart voor uw geneesmiddelpatroon vindt u bij deze instructies voor gebruik.
Wegwerpnaald (uiteengenomen beeld)
36
Uw Natpar bereiden en mengen
Natpar moet voor gebruik worden gemengd. Nadat het geneesmiddel is gemengd, kan het voor
maximaal 14 injecties (14 doses) worden gebruikt.
Als dit de eerste keer is dat u Natpar zelf toedient, zal uw arts of verpleegkundige u tonen hoe u
uw Natpar-patroon moet mengen.
1.
Wanneer u zich voorbereidt om een dosis te injecteren, zorg er
dan voor dat u uw Natpar-patroon uit de koelkast neemt.
Opmerking:
De patroon moet altijd in de koelkast worden
bewaard, behalve tijdens het klaarmaken en injecteren van het
geneesmiddel.
Was uw handen en droog ze af.
Neem al uw benodigdheden bij de hand, zoals:
o
Uw menghulpmiddel
o
Nieuwe Natpar-patroon uit de koelkast
o
Nieuwe wegwerpnaald voor op de pen
o
Naaldencontainer
o
Een potlood of balpen om de data waarop de patroon
is klaargemaakt te noteren
o
De volgkaart voor uw geneesmiddelpatroon (bij deze
instructies voor gebruik)
o
Uw Natpar-pen om het geneesmiddel te injecteren
o
Deze instructies voor gebruik
2.
Noteer de data op de volgkaart voor uw geneesmiddelpatroon.
Volgkaart geneesmiddelpatroon
Instructies:
Noteer de datum van vandaag in de ruimte naast “Datum
van mengen.”
Noteer de datum van 14 dagen na vandaag in de ruimte naast “Wegwerpen
op”
(zelfde dag
van de week, 2 weken later).
Werp uw patroon weg op de datum die vermeld staat bij “Wegwerpen
op”,
ook als er nog
medicatie in uw patroon overblijft. Gebruik uw patroon
niet
op de datum die vermeld staat bij
“Wegwerpen
op”.
Om een nieuwe patroon te mengen,
moet
er een naald op de pen bevestigd zijn.
37
3.
Verwijder het papieren lipje van de naalddop.
4.
Schroef de pennaald op de patroon door naar
rechts te draaien.
Zorg ervoor dat de pennaald recht en stevig
op de patroon vastzit (de bredere zijde van de
naalddop moet de ‘schouder’ van de patroon
raken)
Verwijder de naalddop of de huls
niet
voordat
u klaar bent om uw geneesmiddel toe te
dienen.
5.
Draai het wieltje van het menghulpmiddel naar
links (tegen de klok in) om de stang te laten
zakken, indien hij nog uitsteekt.
Zorg ervoor dat de stang in het
menghulpmiddel zit, zoals op de afbeelding
(volledig erin).
6.
Schroef de Natpar-patroon op uw
menghulpmiddel door naar rechts (met de klok
mee) te draaien.
De pennaald moet stevig bevestigd zijn.
7.
Met de naalddop naar boven gericht,
draait u
het wieltje langzaam naar rechts totdat de stoppers
in de patroon niet meer bewegen
en het wieltje
losser draait.
Houd de naald naar boven gericht.
Houd het menghulpmiddel NIET schuin
gericht.
38
8.
Zorg ervoor dat de stoppers bij elkaar blijven
zoals op de afbeelding.
9.
Houd het menghulpmiddel waarop de patroon
bevestigd is met de naald naar boven gericht en
beweeg de patroon ongeveer 10 keer
zachtjes
heen en weer (van 9 uur naar 3 uur) om
het
poeder
in de patroon
op te lossen.
De patroon NIET schudden.
Zorg ervoor dat de naald naar boven is
gericht.
Leg het menghulpmiddel waarop de patroon
bevestigd is neer en wacht 5 minuten om het
poeder volledig te laten oplossen.
Controleer de oplossing
telkens
voordat u
uw
dagelijkse dosis toedient.
Als de oplossing
na 5 minuten troebel is, zichtbare deeltjes bevat,
of niet kleurloos is,
mag u dit geneesmiddel niet
gebruiken. Neem contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Het is normaal
als u luchtbelletjes ziet.
Uw Natpar-pen gebruiksklaar maken
U maakt uw Natpar-pen
eenmaal
in de 14 dagen
klaar voor gebruik.
1.
Neem uw pen en verwijder de dop. Bewaar de
dop voor later gebruik.
2.
Schroef de beschermhuls van de stang
(namaakpatroon) of de lege
geneesmiddelpatroon los door naar links te
draaien en werp ze weg in een naaldencontainer.
39
3.
Druk de injectieknop in. U moet nu “0” zien
verschijnen bij het streepje in het doseervenster.
Als het cijfer “0” niet verschijnt, druk de
injectieknop dan in totdat het cijfer verschijnt.
4.
Laat de stang zakken. Als de stang uitsteekt, draai
de donkerrode ring naar links om de stang te laten
zakken. Draai de ring niet te stevig vast.
5.
Controleer de stang. Bij een correcte uitvoering is
een kleine opening zichtbaar.
6.
Schroef de patroon los van het menghulpmiddel
door naar links te draaien en leg het
menghulpmiddel neer.
7.
Bevestig de patroon op de pen. Neem de pen aan
de onderkant vast en houd de stang naar boven
gericht.
40
8.
Houd de pen met de naalddop naar boven gericht
en schroef de patroon op de pen door naar rechts
te draaien totdat er geen ruimte meer is tussen de
patroon en de pen.
9.
Uw Natpar-pen klaarmaken voor toediening
(‘primen’).
Draai de dosisinstelring naar rechts totdat er
“GO” verschijnt bij het streepje in het
doseervenster.
10.
Houd de pen met de naalddop naar boven gericht.
11.
Druk de injectieknop in op een vlak oppervlak,
zoals een tafelblad, totdat er “0” verschijnt bij het
streepje in het doseervenster.
Het is normaal als er bij deze
stap 1 of 2 druppels vloeistof op de naald
verschijnen.
Verwijder de geneesmiddelpatroon
niet
van
de pen voordat de datum voor “Wegwerpen
op”
is bereikt of de patroon leeg is.
Maak uw pen slechts 1 keer gebruiksklaar per
nieuwe patroon.
Uw dagelijkse dosis toedienen
OPGELET: Als u uw geneesmiddel net heeft gemengd en uw pen gebruiksklaar heeft
gemaakt en de naald nog op de pen zit, ga dan naar “Voordat u uw dagelijkse dosis
injecteert” (stap 6 in deze rubriek) voor instructies over hoe u met uw Natpar-pen moet
41
injecteren.
Raadpleeg uw arts of verpleegkundige als u hulp nodig heeft.
1.
2.
Was uw handen en droog ze af.
Neem al uw benodigdheden bij de hand, zoals:
Uw Natpar-pen uit de koelkast
Nieuwe wegwerpnaald voor op de pen
Naaldencontainer
Alcoholdoekje
Opmerking:
De gemengde patroon moet altijd in de pen in
de koelkast worden bewaard, behalve tijdens het klaarmaken
en injecteren van het geneesmiddel.
3.
Controleer de patroon.
Verwijder de pendop van uw Natpar-pen. De gemengde
patroon moet zich in de pen bevinden.
4.
Voordat u een nieuwe naald op uw pen bevestigt, controleert u:
Of de oplossing helder en
kleurloos
is en of ze geen zichtbare deeltjes bevat. Het is
normaal als u luchtbelletjes ziet.
Als de vloeistof niet helder en kleurloos is of als ze zichtbare deeltjes bevat,
mag u dit
geneesmiddel niet gebruiken. Neem contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.
U moet een nieuwe Natpar-patroon bereiden wanneer:
5.
Er geen doses meer in de pen zitten (dosisteller staat op “0”)
of
De datum voor “Wegwerpen
op”
is bereikt (zie geneesmiddelvolgkaart).
Een nieuwe naald bevestigen.
Verwijder het papieren lipje van de naalddop.
Houd de Natpar-pen stevig rechtop.
Houd de naalddop rechtop en schroef hem stevig op de
patroon door naar rechts te draaien (de bredere zijde van
de naalddop moet de ‘schouder’ van de patroon raken).
Laat de naalddop erop zitten.
42
6.
Voordat u uw dagelijkse dosis injecteert.
7.
Gebruik de patroon NIET als hij in de vriezer werd bewaard.
Werp alle gemengde patronen weg als de datum voor “Wegwerpen
op”
is bereikt (zie
geneesmiddelvolgkaart).
Veeg met een alcoholdoekje over de injectieplaats op uw dij.
Injecteer elke dag in een andere dij.
Zorg ervoor dat de naalddop bij stap 8 tot stap 17 steeds naar beneden is gericht.
8.
Houd de Natpar-pen
met de naald recht naar beneden
gericht.
Houd de naald naar beneden gericht totdat de injectie
is afgelopen.
9.
Houd de pen zodat u het doseervenster kunt zien.
43
10.
Draai de dosisinstelring totdat er “GO” naast het streepje in
het venster verschijnt. Draai de dosisinstelring
niet
voorbij
“GO.”
Als de dosisinstelring moeilijk draait,
is het mogelijk
dat er onvoldoende vloeistof over is.
Controleer de
dosisindicator
op de patroon om na te gaan
of er nog doses in de patroon zitten of controleer de datum
voor “Wegwerpen
op”
op de
volgkaart voor uw
geneesmiddelpatroon
om na te gaan of er meer
dan 14 dagen verstreken zijn.
11.
Tik 3
tot 5
keer zachtjes op de patroon. Hierdoor worden
eventuele luchtbelletjes van de naald verwijderd.
12.
Maak de pennaald klaar voor injectie.
Zonder te schroeven,
trekt u de naalddop in een rechte beweging van de pen en
legt u hem opzij.
trekt u vervolgens de huls van de naald en werpt u ze weg.
13.
Houd de pen zodat u “GO” in het doseervenster kunt zien
terwijl de pennaald naar beneden is gericht.
14.
15.
Lees stappen 15, 16, en 17 zorgvuldig door
voordat
u het geneesmiddel injecteert.
Breng de naald volledig in uw dij in (u kunt een huidplooi
maken als uw arts of verpleegkundige u dit heeft opgedragen).
Zorg ervoor dat u “GO” in het doseervenster kunt zien.
44
16.
Druk de injectieknop in totdat er “0” naast het streepje in het
doseervenster verschijnt. U moet de dosisinstelring zien en
voelen terugdraaien naar “0.”
Tel langzaam tot
10.
Belangrijke opmerking over het injecteren:
Om te vermijden dat een te lage dosis wordt toegediend, moet
u de naald in de huid houden gedurende 10 seconden NADAT
u de injectieknop heeft ingedrukt.
17.
Trek de naald met een rechte beweging uit uw dij.
Het is normaal als u tijdens deze stap 1 of 2 druppels vloeistof op de naald ziet verschijnen.
Als u denkt dat u geen volledige dosis heeft toegediend, dien dan geen tweede dosis toe.
Neem contact op met uw arts. Het is mogelijk dat u calcium en vitamine D moet innemen.
18.
Plaats de grote naalddop weer voorzichtig op de naald met een
scheppende beweging.
Zorg ervoor dat u de naald volledig in de dop drukt.
19.
Schroef de naalddop (met de pennaald erin) los door naar
links te draaien terwijl u de patroon vasthoudt.
Deel uw pen of pennaalden met niemand. U kunt anderen
infecteren of anderen kunnen u infecteren.
20.
Werp de gebruikte naald weg in een naaldencontainer.
Vraag uw arts, apotheker of verpleegkundige hoe u een
volle naaldencontainer moet afvoeren.
45
21.
Plaats de dop weer op uw pen.
Voordat u de pendop op de pen kunt plaatsen, moet er een
patroon op de pen bevestigd zijn.
Plaats de clip van de dop in lijn met het teken op de pen.
Druk de dop stevig tegen de pen totdat u een klik hoort.
22.
Plaats de Natpar-pen in de koelkast.
Hoe bewaart u uw geneesmiddel?
De Natpar-patronen en pennen die een gemengd patroon bevatten, moeten altijd in de koelkast
worden bewaard (2°C
– 8°C).
Uw patroon
NIET
in de
vriezer bewaren.
Een patroon die in de
vriezer werd bewaard
NIET
gebruiken.
Alle gemengde patronen
die ouder zijn
dan 14 dagen wegwerpen.
46
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle
vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Natpar 25 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 50 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 75 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 100 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Natpar 25 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 25 microgram parathyroïdhormoon (rDNA)* in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 350 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Natpar 50 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 50 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 700 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Natpar 75 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 75 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 1.050 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Natpar 100 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 100 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 1.400 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
*Parathyroïdhormoon (rDNA), geproduceerd in E. coli met behulp van recombinant-DNA-techniek, is
identiek aan de uit 84 aminozuren bestaande sequentie van endogeen humaan parathyroïdhormoon.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke dosis bevat 0,32 mg natrium.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Het poeder is wit en het oplosmiddel is een heldere, kleurloze oplossing.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Natpar is geïndiceerd voor gebruik als aanvullende behandeling van volwassen patiënten met chronische
hypoparathyreoïdie wiens toestand onvoldoende onder controle kan worden gebracht met
standaardtherapie alleen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Algemeen
De behandeling dient te geschieden onder toezicht van een arts of andere gekwalificeerde
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die ervaren is in het behandelen van patiënten met
hypoparathyreoïdie.
Het doel van de behandeling met Natpar is de calciumhuishouding onder controle te brengen en de
symptomen te verminderen (zie ook rubriek 4.4). De optimalisering van de parameters voor de
calcium-fosfaathuishouding moet in lijn zijn met de huidige therapeutische richtlijnen voor de behandeling
van hypoparathyreoïdie.
Vóór en tijdens de behandeling met Natpar:
Controleer of de reserves 25-OH-vitamine D voldoende zijn.
Controleer of het serummagnesium binnen het referentiebereik ligt.
Dosering
Starten met Natpar
1.
Start de behandeling met 50 microgram eenmaal daags toegediend als een subcutane injectie in de dij
(wissel elke dag van dij). Als de serumcalciumspiegel vóór toediening > 2,25 mmol/l is, kan een
startdosis van 25 microgram worden overwogen.
2.
Bij patiënten die actief vitamine D gebruiken, moet de dosis actief vitamine D met 50% worden
verlaagd als de serumcalciumspiegel vóór toediening hoger dan 1,87 mmol/l is.
3.
Bij patiënten die calciumsupplementen gebruiken, moet de dosis calciumsupplementen worden
behouden.
4.
Meet de serumcalciumconcentratie vóór toediening binnen 2 tot 5 dagen. Als de
serumcalciumconcentratie vóór toediening lager dan 1,87 mmol/l of hoger dan 2,55 mmol/l is, moet
deze meting de volgende dag herhaald worden.
5.
Pas de dosis actief vitamine D of calciumsupplement of beide aan op basis van de
serumcalciumwaarde en de klinische beoordeling (d.w.z. klachten en symptomen van hypocalciëmie
of hypercalciëmie). Aanbevolen aanpassingen van Natpar, actief vitamine D en
calciumsupplementen op basis van de serumcalciumconcentratie worden hieronder weergegeven:
Eerst aanpassen
In tweede instantie
In derde instantie
aanpassen
aanpassen
Serumcalciumspiegel
Natpar
Vormen van actief
Calciumsupplement
vóór toediening
vitamine D
Overweeg om Natpar te
Boven de bovengrens
verlagen of te stoppen
van normaal (ULN)
en herbeoordeel op
Verlaag of stop**
Verlaag
(2,55 mmol/l)*
basis van
serumcalciummeting
Hoger dan 2,25 mmol/l
Overweeg een verlaging
Geen wijziging of verlaag
en beneden de
als actief vitamine D al
Verlaag of stop**
bovengrens van
gestopt werd vóór deze
normaal (2,55 mmol/l)*
dosisaanpassingsstap
Lager dan of gelijk
Geen wijziging
aan 2,25 mmol/l
en
Geen wijziging
Geen wijziging
hoger dan 2 mmol/l
verhoging na ten
Lager dan 2 mmol/l
Verhoog
Verhoog
minste 2-4 weken op
een stabiele dosis
*De ULN-waarde kan naargelang het laboratorium verschillen
**Stop de toediening bij patiënten die de laagst beschikbare dosis krijgen
6.
Herhaal stap 4 en stap 5 totdat de beoogde serumcalciumconcentratie vóór toediening zich binnen het
bereik van 2,0 - 2,25 mmol/l bevindt, actief vitamine D is gestaakt en de calciumsuppletie volstaat
om aan de dagelijkse behoeften te voldoen.
Dosisaanpassingen van Natpar na de startperiode
Tijdens de stapsgewijze aanpassing van de dosis moet de serumcalciumconcentratie worden gecontroleerd
(zie rubriek 4.4).
De dosis Natpar kan ongeveer om de 2 tot 4 weken worden verhoogd met stappen van 25 microgram, tot
een maximale dagelijkse dosis van 100 microgram. Een verlaging van de dosis naar
minimaal 25 microgram kan op elk ogenblik gebeuren.
Het wordt aanbevolen om de voor albumine gecorrigeerde serumcalciumconcentratie 8 - 12 uur na
toediening van Natpar te meten. Als de serumcalciumconcentratie na toediening > ULN is, moeten in
eerste instantie actief vitamine D en calciumsuppletie worden verlaagd en moet het verloop worden
gecontroleerd. Metingen van de serumcalciumconcentratie vóór en na toediening moeten herhaald worden
en binnen een aanvaardbaar bereik liggen voordat stapsgewijze aanpassing naar een hogere dosis Natpar
wordt overwogen. Als de serumcalciumconcentratie na toediening > ULN blijft, moet de orale
calciumsuppletie verder verlaagd of gestaakt worden (zie ook aanpassingstabel onder Starten met Natpar).
Als de voor albumine gecorrigeerde serumcalciumconcentratie na toediening hoger is dan de ULN en alle
actief vitamine D en orale calcium is gestaakt, of als er symptomen zijn die op hypercalciëmie wijzen,
moet de dosis Natpar, ongeacht het dosisniveau, worden verlaagd (zie rubriek 4.4).
Vergeten dosis
Wanneer een dosis wordt vergeten, moet Natpar zo snel mogelijk worden toegediend en moeten
aanvullende, exogene bronnen van calcium en/of actief vitamine D worden ingenomen afhankelijk van de
symptomen van hypocalciëmie.
Onderbreking of stopzetting van de behandeling
Een plotse onderbreking of stopzetting van Natpar kan tot ernstige hypocalciëmie leiden. Tijdelijke of
definitieve stopzetting van de behandeling met Natpar moet gepaard gaan met controle van de
serumcalciumconcentratie en, indien nodig, aanpassing van exogeen calcium en/of actief vitamine D (zie
rubriek 4.4).
Speciale populaties
Ouderen
Zie rubriek 5.2.
Nierfunctiestoornissen
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een lichte tot matige nierfunctiestoornis
(creatinineklaring 30 tot 80 ml/min). Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met een ernstige
nierfunctiestoornis (zie rubriek 4.4).
Leverfunctiestoornissen
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis (totale score
van 7 tot 9 op de child-pughschaal). Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met een ernstige
leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.4).
Wijze van toediening
Natpar is geschikt voor zelftoediening door de patiënt. Patiënten moeten door de voorschrijvende arts of
een verpleegkundige de juiste injectietechnieken krijgen aangeleerd, vooral bij het eerste gebruik.
Elke dosis moet eenmaal per dag als een subcutane injectie afwisselend in de linker- en rechterdij worden
toegediend.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening en voor het gebruik
van de injectiepen, zie rubriek 6.6 en de instructies ingesloten bij de bijsluiter.
Natpar mag niet intraveneus of intramusculair worden toegediend.
4.3
Contra-indicaties
Natpar is gecontra-indiceerd voor gebruik bij patiënten:
-
met overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen
- die radiotherapie van het skelet ondergaan of hebben ondergaan
- met maligniteiten van het skelet of botmetastasen
- die bij het begin van de behandeling een verhoogd risico hebben op osteosarcoom, zoals patiënten met
de botziekte van Paget of erfelijke aandoeningen
- met onverklaarbare verhogingen van botspecifieke alkalische fosfatase
- met pseudohypoparathyreoïdie.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het batchnummer
van het toegediende product goed geregistreerd worden
Het doel van een behandeling met Natpar is het bereiken van een serumcalciumconcentratie vóór
toediening van 2,0 - 2,25 mmol/l en een serumcalciumconcentratie 8 - 12 uur na toediening van
< 2,55 mmol/l.
Controle van patiënten tijdens de behandeling
De serumcalciumconcentratie vóór toediening, en in sommige gevallen na toediening, moeten tijdens de
behandeling met Natpar worden gecontroleerd (zie rubriek 4.2). In een multicentrisch klinisch onderzoek
waren de voor albumine gecorrigeerde serumcalciumwaarden (ACSC) 6 - 10 uur na toediening gemiddeld
0,25 mmol/l hoger dan de waarden vóór toediening, waarbij een maximale verhoging van 0,7 mmol/l werd
waargenomen. De dosis calcium, vitamine D of Natpar moet mogelijk worden verlaagd als na toediening
hypercalciëmie wordt waargenomen, ook als de calciumconcentratie vóór toediening aanvaardbaar is (zie
rubriek 4.2).
Hypercalciëmie
In klinisch onderzoek met Natpar is hypercalciëmie gemeld. Hypercalciëmie kwam vaak voor tijdens de
stapsgewijze aanpassingsperiode, waarin de doses orale calcium, actief vitamine D en Natpar werden
aangepast. Hypercalciëmie kan tot een minimum worden beperkt door het doseringsadvies te volgen, de
monitoringgegevens te beoordelen en door bij patiënten te informeren naar symptomen van
hypercalciëmie. Bij ernstige hypercalciëmie (> 3,0 mmol/l of boven de bovengrens van normaal, met
symptomen) moet worden overwogen om hydratatie toe te passen en Natpar, calcium en actief vitamine D
tijdelijk stop te zetten totdat de serumcalciumconcentratie zich weer binnen het normale bereik bevindt.
Vervolgens kan worden overwogen om Natpar, calcium en actief vitamine D met lagere doses te hervatten
(zie rubriek 4.2 en 4.8).
Gelijktijdig gebruik van hartglycosiden
Hypercalciëmie, ongeacht de oorzaak, kan predisponerend zijn voor digitalistoxiciteit. Bij patiënten die
Natpar gelijktijdig gebruiken met hartglycosiden (zoals digoxine of digitoxine), moeten de
serumcalcium- en hartglycosidenconcentratie worden gecontroleerd en moeten de patiënten gecontroleerd
worden op klachten en symptomen van digitalistoxiciteit (zie rubriek 4.5).
Ernstige nier- of leverziekte
Natpar moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met ernstige nier- of leverziekte, aangezien
zij niet zijn beoordeeld in klinisch onderzoek.
Gebruik bij jongvolwassenen
Natpar moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij jongvolwassen patiënten met open epifysen,
aangezien deze patiënten een verhoogd risico op osteosarcoom kunnen hebben (zie rubriek 4.3).
Gebruik bij oudere patiënten
Aan klinisch onderzoek met Natpar namen onvoldoende proefpersonen in de leeftijd van 65 jaar en ouder
deel om te bepalen of de respons bij deze proefpersonen verschilt van die bij jongere proefpersonen.
Tachyfylaxie
Het calciumverhogend effect van Natpar kan bij sommige patiënten na verloop van tijd verminderen. Om
dit op te sporen moet de respons van de serumcalciumconcentratie op de toediening van Natpar met
tussenpozen worden gecontroleerd en moet de diagnose van tachyfylaxie worden overwogen.
Als de serumconcentratie van 25-OH-vitamine D laag is, kan voldoende suppletie de serumcalciumrespons
op Natpar herstellen (zie rubriek 4.2).
Urolithiase
Natpar is niet onderzocht bij patiënten met urolithiase. Natpar moet met voorzichtigheid worden gebruikt
bij patiënten met actieve of recente urolithiase vanwege het risico op exacerbatie van deze aandoening.
Overgevoeligheid
Er zijn na het in de handel brengen meldingen geweest van overgevoeligheidsreacties bij patiënten die
Natpar namen. Overgevoeligheidsreacties kunnen zijn: anafylaxie, dyspnoe, angio-oedeem, urticaria,
uitslag, enz. Wanneer er klachten of symptomen van een ernstige overgevoeligheidsreactie optreden, moet
de behandeling met Natpar worden stopgezet en moet de overgevoeligheidsreactie worden behandeld
volgens de standaardzorg. Patiënten moeten worden gemonitord tot de klachten en symptomen zijn
verdwenen (zie rubriek 4.3 en 4.8). Controle op hypocalciëmie is noodzakelijk als Natpar moet worden
stopgezet (zie rubriek 4.2).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
De inotrope effecten van hartglycosiden worden beïnvloed door de serumcalciumspiegel. Gecombineerd
gebruik van Natpar en hartglycosiden (bijv. digoxine of digitoxine) kan patiënten predisponeren voor
Bij elk geneesmiddel dat de serumcalciumconcentratie beïnvloedt (bijv. lithium, thiaziden), moet de
serumcalciumspiegel van de patiënt worden gecontroleerd.
Gelijktijdige toediening van alendroninezuur en Natpar kan leiden tot een vermindering van het
calciumsparende effect, wat de normalisatie van de serumcalciumconcentratie kan verstoren. Gelijktijdig
gebruik van Natpar met bisfosfonaten wordt niet aanbevolen.
Natpar is een eiwit dat niet wordt gemetaboliseerd door en geen remming veroorzaakt van de microsomale
geneesmiddelmetaboliserende enzymen in de lever (bijv. iso-enzymen van de cytochroom-P450-familie).
Natpar bindt niet aan eiwitten en heeft een laag distributievolume.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van Natpar bij zwangere vrouwen. De resultaten van dieronderzoek
duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
Risico voor de zwangere vrouw of de ontwikkelende foetus kan niet worden uitgesloten. Er moet worden
besloten of behandeling met Natpar tijdens de zwangerschap moet worden ingesteld dan wel moet worden
gestaakt, waarbij de bekende risico's van de behandeling ten opzichte van het voordeel voor de vrouw in
overweging moeten worden genomen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Natpar in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Uit beschikbare farmacologische gegevens bij dieren blijkt dat parathyroïdhormoon in melk wordt
uitgescheiden (zie rubriek 5.3 voor bijzonderheden).
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met Natpar moet worden gestaakt dan wel niet
moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van
behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens over de effecten van Natpar op de menselijke vruchtbaarheid. Gegevens uit
dieronderzoek duiden niet op een aantasting van de vruchtbaarheid.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Natpar heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Aangezien neurologische symptomen een teken van ongecontroleerde hypoparathyreoïdie
kunnen zijn, moeten patiënten met cognitieve of aandachtsstoornissen het advies krijgen om geen
voertuigen te besturen of machines te bedienen totdat de symptomen zijn opgeklaard.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest frequente bijwerkingen bij patiënten die met Natpar werden behandeld, waren hypercalciëmie,
hypocalciëmie en de daarmee gepaard gaande klinische manifestaties waaronder hoofdpijn, diarree,
braken, paresthesie, hypo-esthesie en hypercalciurie. In klinisch onderzoek waren deze reacties doorgaans
van lichte tot matige ernst en van voorbijgaande aard en werden behandeld met aanpassingen van de dosis
Natpar, calcium en/of actief vitamine D (zie rubriek 4.4 en 5.1).
Systeem/orgaanklasse
Zeer vaak ( 1/10)
Vaak ( 1/100,
Niet bekend (kan met
< 1/10)
de beschikbare
gegevens niet worden
bepaald)
Immuunsysteemaandoen
Overgevoeligheidsreact
ingen
ies (dyspnoe,
angio-oedeem,
urticaria, uitslag)
Voedings- en
hypercalciëmie,
hypomagnesiëmie,
stofwisselingsstoornisse
hypocalciëmie
tetanie
n
Psychische stoornissen
angst, insomnia*
Zenuwstelselaandoening
hoofdpijn*,,
slaperigheid*
en
hypo-esthesie,
paresthesie
Hartaandoeningen
hartkloppingen*,
Bloedvataandoeningen
hypertensie*
Ademhalingsstelsel-,
hoesten
borstkas- en
mediastinumaandoening
en
Maag-darmstelselaandoe diarree*,, nausea*,
bovenbuikpijn*
ningen
braken*
Skeletspierstelsel- en
artralgie*,
spiertrekkingen,
bindweefselaandoeninge
spierspasmen
skeletspierpijn,
n
myalgie, nekpijn, pijn
in extremiteit
Nier- en
hypercalciurie*,
urinewegaandoeningen
pollakisurie
Algemene aandoeningen
asthenie*, pijn op de
en
borst, vermoeidheid,
toedieningsplaatsstoorni
injectieplaatsreacties,
ssen
dorst*
Onderzoeken
positief voor antistoffen
tegen
PTH, 25-hydroxycholec
alciferol in bloed
verlaagd, vitamine D
verlaagd
*Klachten en symptomen die mogelijk verband houden met hypercalciëmie die in de klinische onderzoeken werden
waargenomen.
Klachten en symptomen die mogelijk verband houden met hypocalciëmie die in de klinische onderzoeken werden
waargenomen.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Hypercalciëmie en hypocalciëmie kwamen vaak voor tijdens de stapsgewijze dosisaanpassingsperiode. Het
risico op ernstige hypocalciëmie was het grootst na stopzetting van Natpar. Er zijn na het in de handel
Injectieplaatsreacties
In het placebogecontroleerde onderzoek ontstond een injectieplaatsreactie bij 9,5% (8/84) van de patiënten
die met Natpar werden behandeld en bij 15% (6/40) van de patiënten die een placebo kregen. Al deze
reacties waren van lichte of matige ernst.
Immunogeniciteit
Overeenkomend met de mogelijk immunogene eigenschappen van geneesmiddelen die peptiden bevatten,
kan de toediening van Natpar het ontstaan van antistoffen uitlokken. In het placebogecontroleerde
onderzoek bij volwassenen met hypoparathyreoïdie bedroeg de incidentie van antistoffen tegen
parathyroïdhormoon (PTH) 8,8% (3/34) en 5,9% (1/17) bij patiënten die gedurende 24 weken een
eenmaaldaagse subcutane toediening van respectievelijk 50 tot 100 microgram Natpar of placebo hadden
gekregen.
In alle klinische onderzoeken bij patiënten met hypoparathyreoïdie was het incidentiepercentage van
immunogeniciteit na een behandeling met Natpar gedurende maximaal 7,4 jaar 16/87 (18,4%). De
incidentie leek niet te verhogen na verloop van tijd. Deze 16 patiënten hadden een lage titer antistoffen
tegen PTH en 12 van hen testten vervolgens negatief voor antistoffen. De schijnbaar voorbijgaande aard
van de PTH-antistoffen is waarschijnlijk toe te schrijven aan de lage titer. Twee van deze patiënten hadden
antistoffen met een neutraliserende activiteit. Deze patiënten bleven een klinische respons behouden
zonder aanwijzingen van immuungerelateerde bijwerkingen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze
wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via
het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Overdosering kan hypercalciëmie veroorzaken met als mogelijke symptomen hartkloppingen,
ecg-veranderingen, hypotensie, nausea, braken, duizeligheid en hoofdpijn. Ernstige hypercalciëmie kan een
levensbedreigende aandoening zijn die dringende medische verzorging en zorgvuldige controle vereist (zie
rubriek 4.4).
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Calciumhomeostase, parathyreoïdhormonen en analogen, ATC-code:
H05AA03
Werkingsmechanisme
Endogeen parathyroïdhormoon (PTH) wordt door de bijschildklieren afgescheiden als een polypeptide
van 84 aminozuren. PTH oefent zijn werking uit via PTH-receptoren op het celoppervlak die aanwezig zijn
in bot-, nier- en zenuwweefsel. PTH-receptoren behoren tot de groep van G-proteïnegekoppelde
receptoren.
PTH vervult een verscheidenheid aan belangrijke fysiologische functies, waaronder een centrale rol in de
modulering van de serumcalcium- en serumfosfaatspiegel binnen een strak gereguleerd bereik, de
regulering van de calcium- en fosfaatexcretie via de nieren, de activering van vitamine D en het behoud
van een normale botomzetting.
Farmacodynamische effecten
PTH (1-84) is de belangrijkste regulator van calciumhomeostase in plasma. In de nieren verhoogt
PTH (1-84) de reabsorptie van calcium in de niertubuli en bevordert het de fosfaatexcretie.
Het globale effect van PTH bestaat erin de serumcalciumconcentratie te verhogen, de calciumexcretie in de
urine te verlagen en de serumfosfaatconcentratie te verlagen.
Natpar heeft dezelfde primaire aminozuursequentie als endogeen parathyroïdhormoon en er kan van
verwacht worden dat het dezelfde fysiologische werking heeft.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De veiligheid en klinische werkzaamheid van Natpar bij volwassenen met hypoparathyreoïdie zijn afgeleid
van 1 gerandomiseerd, placebogecontroleerd onderzoek en een open-label vervolgonderzoek. In deze
onderzoeken werd Natpar door de patiënt bij zichzelf toegediend met dagelijkse doses die varieerden
van 25 tot 100 microgram per subcutane injectie.
Onderzoek 1 REPLACE
Het doel van dit onderzoek bestond erin de calciumserumspiegel met Natpar te behouden terwijl orale
calcium en actief vitamine D werden verlaagd of vervangen. Het betrof een 24 weken durend,
gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd multicentrisch onderzoek waarin patiënten met
chronische hypoparathyreoïdie die calcium en actieve vormen van vitamine D (metaboliet of analogen van
vitamine D) kregen, werden gerandomiseerd naar Natpar (n = 84) of placebo (n = 40). De gemiddelde
leeftijd bedroeg 47,3 jaar (tussen 19 en 74 jaar) en 79% was vrouw. De patiënten leden gemiddeld 13,6 jaar
aan hypoparathyreoïdie.
Bij de randomisatie werden de actieve vormen van vitamine D met 50% verlaagd en de patiënten werden
ofwel naar 50 microgram Natpar per dag ofwel naar placebo gerandomiseerd. De randomisatie werd
gevolgd door een 12 weken durende stapsgewijze aanpassingsfase met Natpar en een 12 weken durende
onderhoudsfase met Natpar.
Negentig procent van de patiënten die werden gerandomiseerd, volbracht de 24 weken durende
behandeling.
Voor de werkzaamheidsanalyse werden proefpersonen als responder beschouwd wanneer zij aan drie
onderdelen van een driedelig responscriterium voldeden. Een responder werd gedefinieerd door middel van
een samengesteld primair eindpunt voor de werkzaamheid bestaande uit een verlaging van de dosis actief
vitamine D van ten minste 50% ten opzichte van de uitgangssituatie EN een verlaging van de dosis orale
calcium van ten minste 50% ten opzichte van de uitgangssituatie EN een behoud of normalisatie van de
voor albumine gecorrigeerde totale serumcalciumconcentratie ten opzichte van de uitgangswaarde
( 1,875 mmol/l) terwijl de bovengrens van het normale laboratoriumbereik niet werd overschreden.
Aan het einde van de behandeling werd het primaire eindpunt bereikt door 46/84 (54,8%) patiënten die met
Natpar werden behandeld vergeleken met 1/40 (2,5%) patiënten die placebo kregen (p< 0,001).
Wat de patiënten die het onderzoek voltooiden betreft, waren in week 24 34/79 (43%) patiënten die Natpar
kregen onafhankelijk van behandeling met actief vitamine D terwijl zij niet meer dan 500 mg
calciumcitraat kregen, vergeleken met 2/33 (6,1%) patiënten in de placebogroep (p< 0,001).
Bij negenenzestig procent (58/84) van de proefpersonen die naar Natpar werden gerandomiseerd, was er
sprake van een verlaging van orale calcium van 50% vergeleken met 7,5% (3/40) van de proefpersonen
die naar placebo werden gerandomiseerd. Het gemiddelde percentage verandering ten opzichte van de
uitgangssituatie wat orale calcium betreft, bedroeg -51,8% (SD 44,6) bij proefpersonen die Natpar kregen,
vergeleken met 6,5% (SD 38,5) in de placebogroep (p< 0,001). Daarnaast was er bij 87% (73/84) van de
Onderzoek 2 RACE
Onderzoek 2 is een langdurig, open-label vervolgonderzoek van zes jaar met dagelijkse subcutane
toediening van Natpar bij proefpersonen met hypoparathyreoïdie die een eerder onderzoek met Natpar
hadden voltooid.
In totaal werden 49 proefpersonen in het onderzoek ingesloten. De proefpersonen kregen doses
van 25 microgram, 50 microgram, 75 microgram of 100 microgram per dag gedurende maximaal
ongeveer 72 maanden (gemiddeld 2038 dagen [~5,6 jaar]). De minimale duur van de blootstelling aan
Natpar bedroeg 41 dagen en het maximum was 2497 dagen (~6,8 jaar).
61,2% (30/49) van de proefpersonen bereikte het primaire werkzaamheidseindpunt aan het einde van de
behandeling, gedefinieerd als een voor albumine gecorrigeerde totale serumcalciumspiegel die werd
genormaliseerd of behouden ten opzichte van de uitgangswaarde en die niet hoger was dan de bovengrens
van normaal; 50% afname ten opzichte van de uitgangswaarde of 500 mg calciumsuppletie per dag; en
50% afname ten opzichte van de uitgangswaarde of 0,25 g calcitriolsuppletie.
De resultaten tonen een duurzaam behoud van de fysiologische effecten van Natpar gedurende een periode
van 72 maanden, waaronder het behoud van de gemiddelde voor albumine gecorrigeerde
serumcalciumspiegel (n = 49, 2,09 (SD 0,174) mmol/l in de uitgangssituatie; n = 38, 2,08 (SD 0,167)
mmol/l na 72 maanden), een daling in serumfosfaat (n = 49, 1,56 (SD 0,188) mmol/l in de uitgangssituatie;
n=36, 1,26 (SD 0,198) mmol/l na 72 maanden) en het behoud van een normaal calciumfosfaatproduct
(< 4,4 mmol2/l2) voor alle proefpersonen (n = 49 in de uitgangssituatie, n = 36 na 72 maanden).
De effecten op de lange duur omvatten een afname van de gemiddelde uitscheiding van calcium in urine
tot normale waarden (n = 48, 8,92 (SD 5,009) mmol/dag in de uitgangssituatie; n
= 32, 5,63 (SD 3,207) mmol/dag na 72 maanden), en stabilisatie van de normale gemiddelde
serumcreatininespiegel (n = 49, 84,7 (SD 18,16) µmol/l in de uitgangssituatie; n = 38, 78,2 (SD
18,52) µmol/l na 72 maanden). Daarnaast bleef de normale botmineraaldichtheid behouden.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant om de
resultaten in te dienen van onderzoek met Natpar in één of meerdere subgroepen van pediatrische patiënten
met hypoparathyreoïdie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten `voorwaardelijke toelating'. Dit betekent
dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht.
Het Europees Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal
per jaar beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van Natpar na subcutane toediening in de dij bij proefpersonen met
hypoparathyreoïdie kwam overeen met de farmacokinetiek die werd waargenomen bij gezonde,
postmenopauzale vrouwen die parathyroïdhormoon in dij en buik kregen toegediend.
Absorptie
Wanneer Natpar subcutaan werd toegediend, had het een absolute biologische beschikbaarheid van 53%.
Distributie
Na intraveneuze toediening heeft Natpar een distributievolume van 5,35 l bij steady-state.
Eliminatie
In de lever wordt parathyroïdhormoon door cathepsines gesplitst. In de nieren worden parathyroïdhormoon
en C-terminale fragmenten geklaard door middel van glomerulusfiltratie.
Farmacokinetische/farmacodynamische relatie
Parathyroïdhormoon (rDNA) werd beoordeeld in een open-label farmacokinetisch/farmacodynamisch
onderzoek waarin 7 patiënten met hypoparathyreoïdie enkelvoudige, subcutane doses
van 50 en 100 microgram kregen met een wash-outinterval van 7 dagen tussen de doses.
De piekplasmaconcentratie (gemiddelde Tmax) van Natpar treedt binnen 5 tot 30 minuten op, met een
tweede, doorgaans lagere piek na 1 tot 2 uur. De schijnbare terminale halfwaardetijd (t1/2)
bedroeg 3,02 en 2,83 uur voor de doses van respectievelijk 50 en 100 microgram. De maximale,
gemiddelde verhogingen in de serumcalciumspiegel, die na 12 uur optraden, bedroegen ongeveer
0,125 mmol/l en 0,175 mmol/l voor de doses van respectievelijk 50 microgram en 100 microgram.
Effect op de mineralenhuishouding
Door de behandeling met Natpar stijgt de serumcalciumconcentratie bij patiënten met hypoparathyreoïdie
op een dosisgerelateerde wijze. Na een enkelvoudige injectie van parathyroïdhormoon (rDNA) werd de
piekconcentratie van het gemiddeld totaal serumcalcium tussen 10 en 12 uur bereikt. De respons in de
calciumconcentratie werd gedurende meer dan 24 uur na toediening behouden.
Calciumexcretie in de urine
De behandeling met Natpar veroorzaakt een verlaging van de calciumexcretie in de urine van 13 en 23%
(bij doses van respectievelijk 50 en 100 microgram) tot een nadirwaarde die op het meetpunt
van 3 tot 6 uur wordt bereikt en die na 16 tot 24 uur is teruggekeerd naar de waarde vóór toediening.
Fosfaat
Na een injectie met Natpar daalt de serumfosfaatspiegel evenredig met de PTH (1-84)-concentratie
gedurende de eerste 4 uur en blijft behouden gedurende 24 uur na de injectie.
Actief vitamine D
Na een enkelvoudige dosis Natpar verhoogt de serumspiegel van 1,25(OH)2D naar een maximale
concentratie na ongeveer 12 uur, terwijl na 24 uur de uitgangswaarde opnieuw wordt benaderd. Bij de
dosis van 50 microgram werd een grotere verhoging in de serumspiegel van 1,25(OH)2D waargenomen dan
bij de dosis van 100 microgram. Dit komt waarschijnlijk door de directe remming van het
renale 25-hydroxyvitamine D-1-hydroxylase-enzym door de serumcalciumconcentratie.
Speciale populaties
Leverfunctiestoornissen
Een farmacokinetisch onderzoek bij proefpersonen die geen hypoparathyreoïdie hadden, werd uitgevoerd
met 6 mannen en 6 vrouwen met een matige leverfunctiestoornis (child-pughclassificatie 7-9 [graad B])
vergeleken met een overeenkomende groep van 12 proefpersonen met een normale leverfunctie. Na een
enkelvoudige subcutane dosis van 100 microgram waren de gemiddelde Cmax en voor de uitgangswaarde
gecorrigeerde Cmax 18% tot 20% hoger bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis dan bij de
patiënten met een normale leverfunctie. Er waren geen duidelijke verschillen in het
concentratie-tijdsprofiel van het totaal serumcalcium tussen de twee groepen met een verschillende
leverfunctie. Er wordt geen dosisaanpassing voor Natpar aanbevolen bij patiënten met een lichte tot matige
leverfunctiestoornis. Er zijn geen gegevens over patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis.
Nierfunctiestoornissen
De farmacokinetiek na een enkelvoudige, subcutane dosis Natpar van 100 microgram werd beoordeeld
bij 16 proefpersonen die geen nierfunctiestoornis hadden (creatinineklaring (CLcr) > 80 ml/min)
en 16 proefpersonen met een nierfunctiestoornis. De gemiddelde maximale concentratie (Cmax) PTH
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassig nodig bij patiënten met een lichte tot matige
nierfunctiestoornis (CLcr 30 tot 80 ml/min). Er werd geen onderzoek uitgevoerd met patiënten die
nierdialyse ondergaan. Er zijn geen gegevens over patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen farmacokinetische gegevens beschikbaar over pediatrische patiënten.
Ouderen
Aan klinisch onderzoek met Natpar namen onvoldoende proefpersonen in de leeftijd van 65 jaar en ouder
deel om te bepalen of de respons bij deze proefpersonen verschilt van die bij jongere proefpersonen.
Geslacht
In het REPLACE-onderzoek werden geen klinisch relevante verschillen op basis van geslacht
waargenomen.
Gewicht
Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van gewicht.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig van
conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, mutageniteit, vruchtbaarheids- en
algemene reproductietoxiciteit en lokale tolerantie.
Ratten die gedurende 2 jaar met dagelijkse injecties Natpar werden behandeld, vertoonden
dosisafhankelijke, overdadige botvorming en een verhoogde incidentie van bottumoren, waaronder
osteosarcoom, hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door een niet-genotoxisch mechanisme. Gezien de
verschillen in botfysiologie tussen de rat en de mens is de klinische relevantie van deze bevindingen
onbekend. In klinisch onderzoek zijn geen gevallen van osteosarcoom waargenomen.
Natpar had geen nadelige invloed op de vruchtbaarheid of de vroege embryonale ontwikkeling bij de rat,
de embryo-foetale ontwikkeling bij de rat en het konijn, of de pre-/postnatale ontwikkeling bij de rat. Een
minimale hoeveelheid Natpar wordt in de melk van zogende ratten uitgescheiden.
Bij apen die gedurende 6 maanden dagelijks subcutane doses kregen toegediend, was er een verhoging in
het optreden van mineralisatie van de niertubuli bij blootstellingsniveaus die 2,7 keer hoger waren dan de
klinische blootstellingsniveaus met de hoogste dosis.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Poeder
Natriumchloride
Mannitol
Citroenzuurmonohydraat
Natriumhydroxide (voor pH-aanpassing)
Oplosmiddel
Metacresol
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet met andere geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
3 jaar.
Gereconstitueerde oplossing
Na reconstitutie zijn de chemische en fysische stabiliteit van de oplossing tijdens het gebruik aangetoond
gedurende maximaal 14 dagen wanneer de oplossing in de koelkast wordt bewaard (2°C - 8°C) en
gedurende maximaal 3 dagen wanneer de oplossing buiten de koelkast bij temperaturen tot 25°C wordt
bewaard gedurende de gebruiksperiode van 14 dagen.
De pen met de gereconstitueerde patroon zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen licht.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
De patroon in de patroonhouder in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
De glazen patroon bestaande uit twee medicatiekamers in de patroonhouder is vervaardigd van type I-glas
met 2 bromobutylrubber stoppen en een krimpdop (aluminium) met een bromobutylrubber sluiting.
Natpar 25 microgram
Elke patroon in de paarse patroonhouder bevat 350 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) als poeder in
de eerste kamer en 1.000 microliter oplosmiddel in de tweede kamer (wat overeenkomt met 14 doses).
Natpar 50 microgram
Elke patroon in de rode patroonhouder bevat 700 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) als poeder in de
eerste kamer en 1.000 microliter oplosmiddel in de tweede kamer (wat overeenkomt met 14 doses).
Natpar 75 microgram
Elke patroon in de grijze patroonhouder bevat 1.050 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) als poeder in
de eerste kamer en 1.000 microliter oplosmiddel in de tweede kamer (wat overeenkomt met 14 doses).
Natpar 100 microgram
Elke patroon in de blauwe patroonhouder bevat 1.400 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) als poeder
in de eerste kamer en 1.000 microliter oplosmiddel in de tweede kamer (wat overeenkomt met 14 doses).
Verpakkingsgrootte: Doos met 2 patronen.
De kleur van de doos/patroon wordt gebruikt om de verschillende sterkten aan te duiden:
25 microgram - paars
50 microgram - rood
75 microgram - grijs
100 microgram - blauw
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Parathyroïdhormoon (rDNA) wordt geïnjecteerd met behulp van de patroon met een herbruikbare pen.
Elke pen mag slechts door één patiënt worden gebruikt. Voor elke injectie moet een nieuwe steriele naald
worden gebruikt. Gebruik pennaalden van 31 G x 8 mm. Na reconstitutie moet de vloeistof kleurloos en
nagenoeg vrij van vreemde deeltjes zijn. Parathyroïdhormoon (rDNA) mag niet worden gebruikt wanneer
de gereconstitueerde oplossing troebel of gekleurd is, of zichtbare deeltjes bevat.
NIET SCHUDDEN tijdens of na reconstitutie. Schudden kan tot denaturatie van de werkzame stof leiden.
Lees de instructies voor gebruik ingesloten bij de bijsluiter alvorens de herbruikbare pen te gebruiken.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1078/001
EU/1/15/1078/002
EU/1/15/1078/003
EU/1/15/1078/004
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 24 april 2017
Datum van laatste verlenging: 15 april 2021
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING
TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA
TOEKENNING VAN EEN VOORWAARDELIJKE
VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologische werkzame stof(fen)
Boehringer Ingelheim RCV GmbH & Co KG
Dr.-Boehringer-Gasse 5-11
A-1121 Wenen
Oostenrijk
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel
binnen 6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Uiterste datum
Studie naar de veiligheid uitgevoerd na verlening van de handelsvergunning
De
waarbij het geneesmiddel wordt gebruikt zoals vastgesteld bij verlening van
vergunning-houder
de handelsvergunning (Non-interventional post-authorisation safety study,
moet regelmatig
PASS): Om langetermijngegevens over de klinische werkzaamheid en
voortgangs-rapport
veiligheid te verzamelen, moet de vergunninghouder de resultaten indienen
en van het register
van een onderzoek op basis van gegevens afkomstig van een register van
inplannen in de
patiënten met hypoparathyreoïdie die met NATPAR worden behandeld. De
PSUR.
vergunninghouder moet gegevens verzamelen over de harde klinische
eindpunten (calcificatie van botten en weke delen en de nierfunctie), samen
met gegevens over hypercalciurie en de kwaliteit van leven.
Het eindrapport van het klinisch onderzoek moet worden ingediend tegen:
31 december 2035
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14a, lid 4 van Verordening (EG)
nr. 726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen
nakomen:
Beschrijving
Uiterste datum
Om de werkzaamheid en veiligheid van NATPAR verder te bevestigen voor
de behandeling van patiënten met chronische hypoparathyreoïdie wier
toestand onvoldoende onder controle kan worden gebracht met
standaardtherapie alleen, moet de vergunninghouder een gerandomiseerd
gecontroleerd onderzoek uitvoeren ter vergelijking van NATPAR met de
standaardzorg en met een alternatieve dosering volgens een overeengekomen
protocol.
Het rapport van dit klinisch onderzoek moet worden ingediend tegen:
30 juni 2023
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
BUITENDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Natpar 25 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 50 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 75 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 100 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Parathyroïdhormoon (rDNA)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na reconstitutie bevat elke dosis 25 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 350 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Na reconstitutie bevat elke dosis 50 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 700 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Na reconstitutie bevat elke dosis 75 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 1.050 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
Na reconstitutie bevat elke dosis 100 microgram parathyroïdhormoon (rDNA) in een oplossing
van 71,4 microliter.
Elke patroon bevat 1.400 microgram parathyroïdhormoon (rDNA).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, mannitol, citroenzuurmonohydraat, metacresol, natriumhydroxide (voor aanpassing van
pH), water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2 patronen in hun patroonhouder
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik.
Gebruik met menghulpmiddel, Natpar-pen en pennaalden
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET ZICHT
EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Gemengde patronen na 14 dagen afvoeren.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De patroon in de patroonhouder in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch, Block 3 Miesian Plaza, 50 58 Baggot Street
Lower, Dublin 2, Ierland.
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1078/001
EU/1/15/1078/002
EU/1/15/1078/003
EU/1/15/1078/004
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
Natpar 25
Natpar 50
Natpar 75
Natpar 100
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D-MATRIXCODE
2D-matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET PATROONHOUDER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Natpar 25 mcg/dosis poeder voor oplossing voor injectie
Natpar 50 mcg/dosis poeder voor oplossing voor injectie
Natpar 75 mcg/dosis poeder voor oplossing voor injectie
Natpar 100 mcg/dosis poeder voor oplossing voor injectie
Parathyroïdhormoon (rDNA)
Subcutaan
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
Bevestig de naald vóór het mengen
Zie instructies voor gebruik
Natpar 25 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 50 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 75 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Natpar 100 microgram/dosis poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Parathyroïdhormoon
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet
in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Natpar en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
7.
Instructies voor gebruik
1.
Wat is Natpar en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Natpar?
Natpar is een hormoonsupplement voor volwassenen met verminderd werkende bijschildklieren, een
aandoening die bekend is als `hypoparathyreoïdie'.
Hypoparathyreoïdie is een ziekte die veroorzaakt wordt door een lage hoeveelheid parathyroïdhormoon dat
wordt aangemaakt door de bijschildklieren in de nek. Dit hormoon reguleert het calcium- en fosfaatgehalte
in bloed en urine.
Als de hoeveelheid parathyroïdhormoon te laag is, kunt u een laag calciumgehalte in het bloed hebben. Een
laag calciumgehalte kan symptomen veroorzaken in verschillende delen van uw lichaam, zoals botten, hart,
huid, spieren, nieren, hersenen en zenuwen. Zie rubriek 4 voor een lijst van de symptomen van een laag
calciumgehalte.
Natpar is een synthetische vorm van parathyroïdhormoon die u helpt om het calcium- en fosfaatgehalte in
uw bloed en urine op een normaal peil te houden.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U ondergaat radiotherapie van het skelet of u heeft dit ondergaan
- U heeft botkanker of een andere kanker die naar uw botten is uitgezaaid
- U heeft een verhoogd risico op het onwikkelen van een botkanker, osteosarcoom genaamd (als u
bijvoorbeeld de ziekte van Paget of een andere botziekte heeft)
- Uit bloedonderzoek blijkt dat u onverklaarbare verhogingen van alkalische fosfatase in de botten
heeft
- U heeft pseudohypoparathyreoïdie, een zeldzame aandoening waarbij het lichaam niet voldoende
reageert op het bijschildklierhormoon dat door uw lichaam wordt aangemaakt
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.
Als u met Natpar wordt behandeld, kunt u bijwerkingen krijgen die verband houden met een laag of hoog
calciumgehalte in uw bloed (zie rubriek 4 voor deze bijwerkingen).
Deze effecten komen vaker voor:
-
wanneer u dit middel voor het eerst begint te gebruiken,
- wanneer u uw dosis van dit middel wijzigt,
- wanneer u één van uw dagelijkse injecties vergeet,
- wanneer u gedurende korte tijd of definitief met het gebruik van dit middel stopt.
U kunt geneesmiddelen krijgen om deze bijwerkingen te behandelen of te helpen voorkomen, of het is
mogelijk dat u wordt gevraagd om met sommige geneesmiddelen die u gebruikt, te stoppen, met name
calcium of vitamine D.
Als uw symptomen ernstig zijn, kan uw arts u een aanvullende medische behandeling geven.
Uw arts zal uw calciumspiegel controleren. Het is mogelijk dat uw Natpar-dosis moet worden aangepast of
dat u gedurende korte tijd met de injecties moet stoppen.
Onderzoeken en controles
Uw arts zal controleren hoe u op de behandeling reageert:
-
tijdens de eerste 7 dagen van de behandeling en
- wanneer uw dosis wordt gewijzigd.
Dit gebeurt door middel van tests die het calciumgehalte in uw bloed of urine meten. Uw arts kan u vragen
om de hoeveelheid calcium of vitamine D die u inneemt (in welke vorm dan ook, met inbegrip van
calciumrijke voeding), te veranderen.
Heeft u last van nierstenen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Natpar mag niet worden gebruikt bij kinderen of jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Natpar nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit geldt met name voor:
-
digoxine, ook bekend als digitalis, een geneesmiddel voor het hart
- geneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van osteoporose, bisfosfonaten genaamd,
zoals alendroninezuur
- geneesmiddelen die het calciumgehalte in uw bloed kunnen beïnvloeden, zoals lithium of bepaalde
geneesmiddelen die gebruikt worden om de hoeveelheid urine te verhogen (diuretica).
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Er is beperkte informatie over de
veiligheid van dit middel bij zwangere vrouwen. Van dit middel is aangetoond dat het in de moedermelk
van zogende ratten overgaat, maar het is niet bekend of het bij de mens in de moedermelk zou overgaan.
Uw arts zal beslissen of u de behandeling met Natpar kunt starten. Uw arts zal ook beslissen of u Natpar
moet blijven gebruiken als u tijdens de behandeling zwanger wordt of start met het geven van
borstvoeding.
Het is niet bekend of Natpar een effect heeft op de vruchtbaarheid.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Natpar heeft geen invloed op uw vermogen om voertuigen te besturen of machines te gebruiken.
Hypoparathyreoïdie op zich kan echter uw concentratievermogen verminderen. Als dit het geval is, mag u
geen voertuigen besturen of machines gebruiken totdat uw concentratievermogen is verbeterd.
Natpar bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis. Dit betekent dat het in wezen
'natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over het
juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts of verpleegkundige zal u aanleren
hoe u de Natpar-pen moet gebruiken.
Natpar wordt toegediend als een dagelijkse, subcutane (onderhuidse) injectie met een pen waarmee u uw
geneesmiddel kunt injecteren.
De `herbruikbare Natpar-pen' wordt in deze bijsluiter de `Natpar-pen' of `pen' genoemd.
Dosering
De aanbevolen startdosering Natpar is 50 microgram per dag.
-
Op basis van een bloedtestresultaat kan uw arts echter besluiten de behandeling bij u te starten
met 25 microgram per dag.
- Na 2 tot 4 weken kan uw arts de dosis aanpassen.
De dosis Natpar verschilt van persoon tot persoon. Men kan tussen 25 en 100 microgram Natpar per dag
nodig hebben.
Uw arts kan u tijdens uw behandeling met Natpar vragen om andere geneesmiddelen, zoals
calciumsupplementen of vitamine D, in te nemen. Uw arts zal u vertellen hoeveel u iedere dag moet
innemen.
Hoe gebruikt u de pen?
Lees
'Rubriek 7. Instructies voor gebruik' in deze bijsluiter voordat u de pen gebruikt.
Gebruik de pen niet als de oplossing troebel of gekleurd is, of wanneer deze zichtbare deeltjes bevat.
Voordat de pen de eerste keer wordt gebruikt, moet het geneesmiddel worden gemengd.
Het is sterk aanbevolen om elke keer dat u Natpar krijgt toegediend, de naam en het partijnummer (batch)
van het product te noteren zodat er een overzicht bestaat van de partijen (batch) die zijn gebruikt.
Hoelang moet u dit middel gebruiken?
Blijf dit middel gebruiken zolang uw arts het u voorschrijft.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u zich vergist en meer dan een dosis van dit middel op dezelfde dag injecteert, neem dan onmiddellijk
contact op met uw arts of apotheker.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u dit middel vergeet te gebruiken (of als u het niet op het normale tijdstip kunt injecteren), dien uw
injectie dan toe zodra u kan, maar injecteer nooit meer dan één dosis op dezelfde dag.
Injecteer uw volgende dosis Natpar op het normale tijdstip de volgende dag. Het is mogelijk dat u meer
calciumsupplementen moet innemen als u verschijnselen van een laag calciumgehalte in uw bloed
vertoont. Zie rubriek 4 voor symptomen.
Injecteer geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Raadpleeg uw arts als u de behandeling met Natpar wilt stopzetten.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts of
apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen veroorzaken, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen
De volgende bijwerkingen zijn mogelijk ernstig en kunnen tijdens het gebruik van Natpar optreden:
Zeer vaak: hoog calciumgehalte in uw bloed; dit kan vaker voorkomen wanneer u met de
behandeling begint.
Zeer vaak: laag calciumgehalte in uw bloed; dit kan vaker voorkomen wanneer u plotseling met de
behandeling stopt.
De lijst hieronder omvat de symptomen die verband houden met een hoog of laag calciumgehalte. Neem
onmiddellijk contact op met uw arts als u één van deze bijwerkingen ondervindt.
Andere bijwerkingen zijn:
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
hoofdpijn*,
tintelingen en doof gevoel van de huid
diarree*,
misselijkheid en braken*
gewrichtspijn*
spierkrampen (spierspasmen)
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
zenuwachtig of angstig gevoel
slaapproblemen (zich slaperig voelen overdag of slaapproblemen hebben `s nachts)*
snelle of onregelmatige hartslag*,
hoge bloeddruk*
hoesten
buikpijn*
spiertrekkingen of -krampen
pijn in uw spieren
nekpijn
pijn in uw armen en benen
verhoogd calciumgehalte in uw urine*
behoefte om vaak te plassen
vermoeidheid en gebrek aan energie*
pijn op de borst
roodheid en pijn op de injectieplaats
dorst*
antistoffen (aangemaakt door uw immuunsysteem) tegen Natpar
in resultaten van bloedonderzoek kan uw arts een verlaagd vitamine D-gehalte of magnesiumgehalte
zien
Niet bekend (frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
allergische reacties (overgevoeligheid), zoals: zwelling van gezicht, lippen, mond of tong;
kortademigheid; jeuk; uitslag; netelroos
epileptische aanvallen (insulten) als gevolg van een laag calciumgehalte in uw bloed
*Deze bijwerkingen kunnen verband houden met een hoog calciumgehalte in uw bloed.
Deze bijwerkingen kunnen verband houden met een laag calciumgehalte in uw bloed.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen
meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de patroon en
de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Vóór mengen
- Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
- Niet in de vriezer bewaren.
- De patroon in de patroonhouder in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
- Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
- Niet in de vriezer bewaren.
- De pen met de klaargemaakte patroon zorgvuldig gesloten houden ter bescherming tegen licht.
- Gebruik dit geneesmiddel niet langer dan 14 dagen nadat het is gemengd.
- Gebruik dit geneesmiddel niet als het niet correct is bewaard.
- Voordat u een nieuwe naald op uw Natpar-pen bevestigt, moet u controleren of de oplossing helder
en kleurloos is. Het is normaal als u kleine luchtbellen ziet. Gebruik dit geneesmiddel niet als het
troebel of gekleurd is, of zichtbare deeltjes bevat.
Gooi geneesmiddelen niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die
u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is parathyroïdhormoon (rDNA).
Het is verkrijgbaar in patronen met 4 verschillende sterkten (elke patroon bevat 14 doses):
Natpar 25 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 25 microgram parathyroïdhormoon in een oplossing van 71,4 microliter.
Natpar 50 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 50 microgram parathyroïdhormoon in een oplossing van 71,4 microliter.
Natpar 75 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 75 microgram parathyroïdhormoon in een oplossing van 71,4 microliter.
Natpar 100 microgram
Na reconstitutie bevat elke dosis 100 microgram parathyroïdhormoon in een oplossing van 71,4 microliter.
De andere stoffen in de patroon zijn (voor alle sterktes):
In het poeder:
·
natriumchloride
- mannitol
- citroenzuurmonohydraat
- natriumhydroxide (voor aanpassing van pH)
In het oplosmiddel:
·
metacresol
- water voor injecties
Hoe ziet Natpar eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Elke patroon met Natpar bevat geneesmiddel als een poeder samen met een oplosmiddel om de oplossing
voor injectie te bereiden. De patroon is gemaakt van glas, met bovenop een rubberen verzegeling. De
patroon zit in een plastic patroonhouder.
Natpar is verkrijgbaar in een verpakking met 2 patronen in hun patroonhouders.
De kleur van de doos/patroon toont de sterkte van uw Natpar-geneesmiddel:
Natpar 50 microgram/dosis
Rode patroon.
Natpar 75 microgram/dosis
Grijze patroon.
Natpar 100 microgram/dosis
Blauwe patroon.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
Tel: +800 66838470
E-mail: medinfoEMEA@takeda.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel.
Het Europese Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen.
Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden aangepast.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Instructies voor gebruik
Deze gebruiksaanwijzing is ontwikkeld om u te helpen bij het bereiden, injecteren en bewaren van uw
Natpar-pen.
Deze instructies zijn onderverdeeld in 5 stappen
De onderdelen van uw Natpar-pen en uw Natpar-geneesmiddel leren kennen
Uw Natpar bereiden en mengen
Uw Natpar-pen gebruiksklaar maken
Uw dagelijkse dosis toedienen
Hoe bewaart u uw geneesmiddel?
Als u op enig moment hulp nodig heeft, neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.
U kunt ook contact opnemen met Takeda via telefoonnummer +800 66838470 of per e-mail via
medinfoEMEA@takeda.com.
Wat u moet weten voordat u kunt starten
Gebruik uw Natpar-pen NIET voordat uw arts of verpleegkundige u heeft getoond hoe u de pen
moet gebruiken.
Gebruik deze instructies voor gebruik telkens wanneer u uw geneesmiddel mengt, uw pen
gebruiksklaar maakt of een injectie toedient, om ervoor te zorgen dat u geen enkele stap overslaat.
Elke dag moet een nieuwe naald op de pen worden bevestigd.
Eenmaal in de 14 dagen moet een nieuwe patroon worden bereid.
Gebruik dit geneesmiddel NIET als u merkt dat het troebel of gekleurd is, of zichtbare deeltjes
bevat.
Bewaar de patroon altijd in de koelkast (bij 2°C - 8°C).
Bewaar uw patroon NIET in de vriezer.
Gebruik een patroon NIET als het in de vriezer werd bewaard.
Voer alle gemengde patronen die ouder zijn dan 14 dagen af.
Dien uw dosis slechts eenmaal per dag toe.
Reinig uw Natpar-pen door de buitenzijde van de pen met een vochtige doek schoon te vegen.
Plaats de pen NIET in water of was of reinig de pen niet met een vloeistof.
Voer de gebruikte Natpar-patroon en de gebruikte naalden af volgens de instructies van uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Uw Natpar-pen kan gedurende maximaal 2 jaar worden hergebruikt.
De onderdelen van uw Natpar-pen leren kennen
Onderdelen van uw Natpar-pen
Opmerking: De beschermhuls van de stang (lege patroon) beschermt de stang tijdens het transport vanuit
de fabriek. Werp de beschermhuls weg wanneer u uw pen gaat gebruiken.
Uw Natpar-patroon
Uw Natpar-patroon bevat geneesmiddelpoeder en een oplosmiddel om het poeder mee te mengen.
Voordat u uw Natpar-pen gebruikt, moet u het poeder en het oplosmiddel in de patroon mengen.
Elke patroon bevat 1
4 doses.
De dosisindicator toont u hoeveel doses er nog in de patroon zitten.
Opmerking: De alcoholdoekjes, injectienaalden en naaldencontainer zijn niet inbegrepen in de
verpakking.
De volgkaart voor uw geneesmiddelpatroon vindt u bij deze instructies voor gebruik.
Wegwerpnaald (uiteengenomen beeld)
Natpar moet voor gebruik worden gemengd. Nadat het geneesmiddel is gemengd, kan het voor
maximaal 1
4 injecties (
14 doses) worden gebruikt.
Als dit de eerste keer is dat u Natpar zelf toedient, zal uw arts of verpleegkundige u tonen hoe u
uw Natpar-patroon moet mengen.
1. Wanneer u zich voorbereidt om een dosis te injecteren, zorg er
dan voor dat u uw Natpar-patroon uit de koelkast neemt.
Opmerking: De patroon moet altijd in de koelkast worden
bewaard, behalve tijdens het klaarmaken en injecteren van het
geneesmiddel.
Was uw handen en droog ze af.
Neem al uw benodigdheden bij de hand, zoals:
o Uw menghulpmiddel
o Nieuwe Natpar-patroon uit de koelkast
o Nieuwe wegwerpnaald voor op de pen
o Naaldencontainer
o Een potlood of balpen om de data waarop de patroon
is klaargemaakt te noteren
o De volgkaart voor uw geneesmiddelpatroon (bij deze
instructies voor gebruik)
o Uw Natpar-pen om het geneesmiddel te injecteren
o Deze instructies voor gebruik
2. Noteer de data op de volgkaart voor uw geneesmiddelpatroon.
Volgkaart geneesmiddelpatroon
Instructies:
Noteer de datum van vandaag in de ruimte naast '
Datum van mengen.'
Noteer de datum van 1
4 dagen na vandaag in de ruimte naast '
Wegwerpen op' (zelfde dag
van de week, 2 weken later).
Werp uw patroon weg op de datum die vermeld staat bij '
Wegwerpen op', ook als er nog
medicatie in uw patroon overblijft. Gebruik uw patroon
niet op de datum die vermeld staat bij
'
Wegwerpen op'.
Om een nieuwe patroon te mengen,
moet er een naald op de pen bevestigd zijn.
Verwijder het papieren lipje van de naalddop.
4.
Schroef de pennaald op de patroon door naar
rechts te draaien.
Zorg ervoor dat de pennaald recht en stevig
op de patroon vastzit (de bredere zijde van de
naalddop moet de `schouder' van de patroon
raken)
Verwijder de naalddop of de huls
niet voordat
u klaar bent om uw geneesmiddel toe te
dienen.
5.
Draai het wieltje van het menghulpmiddel naar
links (tegen de klok in) om de stang te laten
zakken, indien hij nog uitsteekt.
Zorg ervoor dat de stang in het
menghulpmiddel zit, zoals op de afbeelding
(volledig erin).
6.
Schroef de Natpar-patroon op uw
menghulpmiddel door naar rechts (met de klok
mee) te draaien.
De pennaald moet stevig bevestigd zijn.
7.
Met de naalddop naar boven gericht, draait u
het wieltje langzaam naar rechts totdat de stoppers
in de patroon niet meer bewegen
en het wieltje
losser draait.
Houd de naald naar boven gericht.
Houd het menghulpmiddel NIET schuin
gericht.
Zorg ervoor dat de stoppers bij elkaar blijven
zoals op de afbeelding.
9.
Houd het menghulpmiddel waarop de patroon
bevestigd is met de naald naar boven gericht en
beweeg de patroon ongeveer 10 keer
zachtjes
heen en weer (van 9 uur naar 3 uur) om
het
poeder in de patroon
op te lossen.
De patroon NIET schudden.
Zorg ervoor dat de naald naar boven is
gericht.
Leg het menghulpmiddel waarop de patroon
bevestigd is neer en wacht 5 minuten om het
poeder volledig te laten oplossen.
Controleer de oplossing
telkens voordat u
uw
dagelijkse dosis toedient. Als de oplossing
na 5 minuten troebel is, zichtbare deeltjes bevat,
of niet kleurloos is,
mag u dit geneesmiddel niet
gebruiken. Neem contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige. Het is normaal
als u luchtbelletjes ziet.
Uw Natpar-pen gebruiksklaar maken
U maakt uw Natpar-pen
eenmaal in de 1
4 dagen
klaar voor gebruik.
1.
Neem uw pen en verwijder de dop. Bewaar de
dop voor later gebruik.
2.
Schroef de beschermhuls van de stang
(
namaakpatroon) of de lege
geneesmiddelpatroon los door naar links te
draaien en werp ze weg in een naaldencontainer.
Druk de injectieknop in. U moet nu '
0' zien
verschijnen bij het streepje in het doseervenster.
Als het cijfer '
0' niet verschijnt, druk de
injectieknop dan in totdat het cijfer verschijnt.
4.
Laat de stang zakken. Als de stang uitsteekt, draai
de donkerrode ring naar links om de stang te laten
zakken. Draai de ring niet te stevig vast.
5.
Controleer de stang. Bij een correcte uitvoering is
een kleine opening zichtbaar.
6.
Schroef de patroon los van het menghulpmiddel
door naar links te draaien en leg het
menghulpmiddel neer.
7.
Bevestig de patroon op de pen. Neem de pen aan
de onderkant vast en houd de stang naar boven
gericht.
Houd de pen met de naalddop naar boven gericht
en schroef de patroon op de pen door naar rechts
te draaien totdat er geen ruimte meer is tussen de
patroon en de pen.
9.
Uw Natpar-pen klaarmaken voor toediening
(`primen').
Draai de dosisinstelring naar rechts totdat er
'
GO' verschijnt bij het streepje in het
doseervenster.
10. Houd de pen met de naalddop naar boven gericht.
11. Druk de injectieknop in op een vlak oppervlak,
zoals een tafelblad, totdat er '
0' verschijnt bij het
streepje in het doseervenster.
Het is normaal als er bij deze
stap 1 of 2 druppels vloeistof op de naald
verschijnen.
Verwijder de geneesmiddelpatroon
niet van
de pen voordat de datum voor '
Wegwerpen
op' is bereikt of de patroon leeg is.
Maak uw pen slechts 1 keer gebruiksklaar per
nieuwe patroon.
Uw dagelijkse dosis toedienen
OPGELET: Als u uw geneesmiddel net heeft gemengd en uw pen gebruiksklaar heeft
gemaakt en de naald nog op de pen zit, ga dan naar 'Voordat u uw dagelijkse dosis
injecteert' (stap 6 in deze rubriek) voor instructies over hoe u met uw Natpar-pen moet
1.
Was uw handen en droog ze af.
2.
Neem al uw benodigdheden bij de hand, zoals:
Uw Natpar-pen uit de koelkast
Nieuwe wegwerpnaald voor op de pen
Naaldencontainer
Alcoholdoekje
Opmerking: De gemengde patroon moet altijd in de pen in
de koelkast worden bewaard, behalve tijdens het klaarmaken
en injecteren van het geneesmiddel.
3.
Controleer de patroon.
Verwijder de pendop van uw Natpar-pen. De gemengde
patroon moet zich in de pen bevinden.
4.
Voordat u een nieuwe naald op uw pen bevestigt, controleert u:
Of de oplossing helder en
kleurloos is en of ze geen zichtbare deeltjes bevat. Het is
normaal als u luchtbelletjes ziet.
Als de vloeistof niet helder en kleurloos is of als ze zichtbare deeltjes bevat,
mag u dit
geneesmiddel niet gebruiken. Neem contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.
U moet een nieuwe Natpar-patroon bereiden wanneer:
Er geen doses meer in de pen zitten (dosisteller staat op '
0')
of
De datum voor '
Wegwerpen op' is bereikt (zie geneesmiddelvolgkaart).
5.
Een nieuwe naald bevestigen.
Verwijder het papieren lipje van de naalddop.
Houd de Natpar-pen stevig rechtop.
Houd de naalddop rechtop en schroef hem stevig op de
patroon door naar rechts te draaien (de bredere zijde van
de naalddop moet de `schouder' van de patroon raken).
Laat de naalddop erop zitten.
Voordat u uw dagelijkse dosis injecteert.
Gebruik de patroon NIET als hij in de vriezer werd bewaard.
Werp alle gemengde patronen weg als de datum voor '
Wegwerpen op' is bereikt (zie
geneesmiddelvolgkaart).
7.
Veeg met een alcoholdoekje over de injectieplaats op uw dij.
Injecteer elke dag in een andere dij.
Zorg ervoor dat de naalddop bij stap 8 tot stap 17 steeds naar beneden is gericht.
8.
Houd de Natpar-pen
met de naald recht naar beneden
gericht.
Houd de naald naar beneden gericht totdat de injectie
is afgelopen.
9.
Houd de pen zodat u het doseervenster kunt zien.
Draai de dosisinstelring totdat er '
GO' naast het streepje in
het venster verschijnt. Draai de dosisinstelring
niet voorbij
'
GO.'
Als de dosisinstelring moeilijk draait, is het mogelijk
dat er onvoldoende vloeistof over is.
Controleer de
dosisindicator op de patroon om na te gaan
of er nog doses in de patroon zitten of controleer de datum
voor '
Wegwerpen op' op de
volgkaart voor uw
geneesmiddelpatroon om na te gaan of er meer
dan 1
4 dagen verstreken zijn.
11.
Tik 3
tot 5 keer zachtjes op de patroon. Hierdoor worden
eventuele luchtbelletjes van de naald verwijderd.
12.
Maak de pennaald klaar voor injectie.
Zonder te schroeven,
trekt u de naalddop in een rechte beweging van de pen en
legt u hem opzij.
trekt u vervolgens de huls van de naald en werpt u ze weg.
13.
Houd de pen zodat u '
GO' in het doseervenster kunt zien
terwijl de pennaald naar beneden is gericht.
14.
Lees stappen 1
5, 1
6, en 1
7 zorgvuldig door
voordat u het geneesmiddel injecteert.
15.
Breng de naald volledig in uw dij in (u kunt een huidplooi
maken als uw arts of verpleegkundige u dit heeft opgedragen).
Zorg ervoor dat u '
GO' in het doseervenster kunt zien.
Druk de injectieknop in totdat er '
0' naast het streepje in het
doseervenster verschijnt. U moet de dosisinstelring zien en
voelen terugdraaien naar '
0.'
Tel langzaam tot 1
0.
Belangrijke opmerking over het injecteren:
Om te vermijden dat een te lage dosis wordt toegediend, moet
u de naald in de huid houden gedurende 10 seconden NADAT
u de injectieknop heeft ingedrukt.
17.
Trek de naald met een rechte beweging uit uw dij.
Het is normaal als u tijdens deze stap 1 of 2 druppels vloeistof op de naald ziet verschijnen.
Als u denkt dat u geen volledige dosis heeft toegediend, dien dan geen tweede dosis toe.
Neem contact op met uw arts. Het is mogelijk dat u calcium en vitamine D moet innemen.
18.
Plaats de grote naalddop weer voorzichtig op de naald met een
scheppende beweging.
Zorg ervoor dat u de naald volledig in de dop drukt.
19.
Schroef de naalddop (met de pennaald erin) los door naar
links te draaien terwijl u de patroon vasthoudt.
Deel uw pen of pennaalden met niemand. U kunt anderen
infecteren of anderen kunnen u infecteren.
20.
Werp de gebruikte naald weg in een naaldencontainer.
Vraag uw arts, apotheker of verpleegkundige hoe u een
volle naaldencontainer moet afvoeren.
Plaats de dop weer op uw pen.
Voordat u de pendop op de pen kunt plaatsen, moet er een
patroon op de pen bevestigd zijn.
Plaats de clip van de dop in lijn met het teken op de pen.
Druk de dop stevig tegen de pen totdat u een klik hoort.
22.
Plaats de Natpar-pen in de koelkast.
Hoe bewaart u uw geneesmiddel?
De Natpar-patronen en pennen die een gemengd patroon bevatten, moeten altijd in de koelkast
worden bewaard (2°C 8
°C).
Uw patroon
NIET in de
Een patroon die in de
Alle gemengde patronen
vriezer bewaren.
vriezer werd bewaard
die ouder zijn
NIET gebruiken.
dan 14 dagen wegwerpen.