Nexpovio 20 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
NEXPOVIO 20 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg selinexor.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet
Blauwe, ronde, dubbelbolle filmomhulde tablet (4 mm dik met een doorsnede van 7 mm) met “K20”
ingeslagen aan één zijde.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicatie
NEXPOVIO is geïndiceerd:
•
•
in combinatie met bortezomib en dexamethason voor de behandeling van volwassen patiënten
met multipel myeloom die ten minste één eerdere therapie hebben ondergaan;
in combinatie met dexamethason voor de behandeling van volwassen patiënten met multipel
myeloom die ten minste vier eerdere therapieën hebben ondergaan en bij wie de aandoening
refractair is tegen ten minste twee proteasoomremmers (proteasome
inhibitors,
PI), twee
immunomodulerende middelen (immunomodulatory
medicinal products,
IMiD) en een
monoklonale antistof (monoclonal
antibody,
mAb) tegen CD38 en die bij de laatste therapie
ziekteprogressie vertoonden.
Dosering en wijze van toediening
4.2
Het instellen en volgen van de behandeling dient te gebeuren onder toezicht van artsen die beschikken
over ervaring met de behandeling van multipel myeloom.
Dosering
Selinexor in combinatie met bortezomib en dexamethason (SVd)
De aanbevolen dosering voor selinexor, bortezomib en dexamethason op basis van een kuur van
35 dagen is als volgt:
•
Selinexor 100 mg, eenmaal per week oraal in te nemen op dag 1 van elke week. De dosis
selinexor mag niet meer bedragen dan 70 mg/m
2
per dosis.
•
Bortezomib 1,3 mg/m
2
, eenmaal per week subcutaan toe te dienen op dag 1 van elke week
gedurende 4 weken, gevolgd door 1 week zonder.
•
Dexamethason 20 mg, tweemaal per week oraal in te nemen op dag 1 en 2 van elke week.
2
De behandeling met selinexor in combinatie met bortezomib en dexamethason dient te worden
voortgezet totdat ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Selinexor in combinatie met dexamethason (Sd)
De aanbevolen aanvangsdosis selinexor en dexamethason is als volgt:
•
•
Selinexor 80 mg, oraal in te nemen op dag 1 en 3 van elke week.
Dexamethason 20 mg, oraal in te nemen op dag 1 en 3 van elke week met selinexor.
De behandeling met selinexor in combinatie met dexamethason dient te worden voortgezet totdat
ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Zie voor informatie over de dosering van geneesmiddelen die worden toegediend met NEXPOVIO, de
samenvatting van de productkenmerken (SmPC) van deze geneesmiddelen.
Niet op tijd ingenomen of gemiste doses
Indien een dosis selinexor is gemist of niet op tijd is ingenomen, of indien een patiënt na inname van
een dosis selinexor braakt, mag de patiënt de dosis niet alsnog innemen. De patiënt dient de volgende
dosis in te nemen op de volgende regulier geplande dag.
Dosisaanpassingen
Aanpassingen in de dosering van NEXPOVIO die worden aanbevolen bij bijwerkingen, zijn
weergegeven in tabel 1 en tabel 2.
Zie voor informatie over aanpassing van de dosering van geneesmiddelen die worden toegediend met
NEXPOVIO, de bijbehorende SmPC.
Tabel 1: Vooraf gespecificeerde stappen voor dosisaanpassing bij bijwerkingen
Selinexor in combinatie met
Selinexor in combinatie met
bortezomib en dexamethason
dexamethason (Sd)
(SVd)
Aanbevolen aanvangsdosis
Eenmaal per week 100 mg
80 mg op dag 1 en 3 van elke week
(160 mg totaal per week)
Eerste verlaging
Eenmaal per week 80 mg
Eenmaal per week 100 mg
Tweede verlaging
Eenmaal per week 60 mg
Eenmaal per week 80 mg
Derde verlaging
Eenmaal per week 40 mg
Eenmaal per week 60 mg
Stoppen*
* Indien de symptomen niet verdwijnen, dient de behandeling te worden stopgezet
Tabel 2: Richtsnoeren voor dosisaanpassing bij bijwerkingen
Bijwerking
a
Trombocytopenie
Plaatjestelling 25.000 tot
lager dan 75.000/μl
Plaatjestelling 25.000 tot
lager dan 75.000/
μl
met
tegelijkertijd een bloeding
Plaatjestelling lager
dan 25.000/
μl
Optreden
Actie
Hematologische bijwerkingen
Elk
Elk
•
•
•
•
•
•
Selinexor 1 dosisniveau verlagen (zie
tabel 1).
Selinexor onderbreken.
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1),
nadat bloeding opgehouden
is.
Selinexor onderbreken.
Controleren totdat plaatjestelling weer ten
minste 50.000/
μl
is.
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Elk
3
Bijwerking
a
Neutropenie
Absolute neutrofielentelling
0,5 tot 1,0 x 10
9
/l zonder
koorts
Absolute neutrofielentelling
lager dan 0,5 x 10
9
/l
OF
Febriele neutropenie
Anemie
Hemoglobine lager
dan 8,0 g/dl
Levensbedreigende gevolgen
(spoedinterventie
geïndiceerd)
Optreden
Elk
Actie
•
•
•
•
•
•
Selinexor 1 dosisniveau verlagen (zie
tabel 1).
Elk
Selinexor onderbreken.
Controleren totdat neutrofielentellingen
weer 1,0 x 10
9
/l of hoger zijn.
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Elk
Selinexor 1 dosisniveau verlagen (zie
tabel 1).
Bloedtransfusies en/of andere behandelingen
geven conform klinische richtlijnen.
Elk
•
Selinexor onderbreken.
•
Hemoglobine controleren totdat waarden
weer 8 g/dl of hoger zijn.
•
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
•
Bloedtransfusies en/of andere behandelingen
geven conform klinische richtlijnen.
Niet-hematologische bijwerkingen
Elk
•
•
•
Selinexor onderbreken en passende
ondersteunende zorg bieden.
Controleren totdat natriumwaarden
weer 130 mmol/l of hoger zijn.
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Selinexor onderbreken.
Volgen totdat vermoeidheid afneemt tot
graad 1 of baseline.
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Doorgaan met selinexor en beginnen met
aanvullende geneesmiddelen tegen nausea.
Hyponatriëmie
Natriumspiegel 130 mmol/l
of lager
Vermoeidheid
Graad 2 gedurende langer
dan 7 dagen
OF
Graad 3
Nausea en braken
Nausea graad 1 of 2 (orale
inname verlaagd zonder
significant gewichtsverlies,
dehydratie of ondervoeding)
OF
Braken graad 1 of 2 (5 of
minder episoden per dag)
Nausea graad 3
(onvoldoende orale calorie-
of vochtinname)
OF
Braken graad 3 of hoger
(6 of meer episoden per dag)
Diarree
Graad 2 (toename
van 4 tot 6 stoelgangen per
dag t.o.v. baseline)
Elk
•
•
•
•
Elk
Elk
•
•
•
•
•
•
•
4
Selinexor onderbreken.
Controleren totdat nausea of braken is
afgenomen tot graad 2 of lager of baseline.
Beginnen met aanvullende geneesmiddelen
tegen nausea.
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Doorgaan met selinexor en beginnen met
ondersteunende zorg.
Selinexor 1 dosisniveau verlagen (zie
tabel 1).
Beginnen met ondersteunende zorg.
1e
2
e
en volgende
Bijwerking
a
Graad 3 of hoger (toename
van 7 stoelgangen of meer
per dag t.o.v. baseline;
ziekenhuisopname
geïndiceerd)
Gewichtsverlies en anorexie
Gewichtsverlies van 10% tot
minder dan 20%
OF
Anorexie met significant
gewichtsverlies of
ondervoeding
Oogbijwerkingen
Graad 2, exclusief cataract
Optreden
Elk
Actie
•
Selinexor onderbreken en beginnen met
ondersteunende zorg.
•
Controleren totdat diarree afneemt tot
graad 2 of lager.
•
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
•
•
•
•
•
•
•
Selinexor onderbreken en beginnen met
ondersteunende zorg.
Controleren totdat het gewicht weer meer
dan 90% van het gewicht bij baseline is.
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Oogheelkundig onderzoek uitvoeren.
Selinexor onderbreken en ondersteunende zorg
bieden.
Controleren totdat oogsymptomen afnemen tot
graad 1 of baseline.
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Definitief stoppen met selinexor.
Oogheelkundig onderzoek uitvoeren.
Elk
Elk
Graad
≥
3, exclusief cataract
Elk
•
•
•
•
Andere niet-hematologische bijwerkingen
Graad 3 of 4
Elk
(levensbedreigend)
Selinexor onderbreken.
Controleren totdat afgenomen tot graad 2 of
lager.
•
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
a.
National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events
(NCI CTCAE)
versie 4.03.
Specifieke patiëntengroepen
Oudere patiënten
Er is geen aanpassing van de dosering van selinexor vereist voor patiënten ouder dan 65 jaar (zie
rubriek 4.8, 5.1 en 5.2).
Verminderde nierfunctie
Er is geen aanpassing in de dosering van selinexor nodig voor patiënten met een licht, matig of ernstig
verminderde nierfunctie (zie rubriek 5.2). Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met
terminale nierziekte of hemodialyse om een dosisaanbeveling te ondersteunen.
Verminderde leverfunctie
Er is geen aanpassing in de dosering van selinexor nodig voor patiënten met een licht verminderde
leverfunctie (zie rubriek 5.2). Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over patiënten met een matig
of ernstig verminderde leverfunctie om een dosisaanbeveling te ondersteunen.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van NEXPOVIO bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar (zie rubriek 5.1 en 5.2).
Er is geen relevante toepassing van NEXPOVIO bij kinderen jonger dan 18 jaar bij de behandeling
van multipel myeloom.
5
Wijze van toediening
NEXPOVIO is voor oraal gebruik.
NEXPOVIO in combinatie met bortezomib en dexamethason (SVd) dient eenmaal per week op dag 1
van elke week oraal te worden ingenomen op ongeveer hetzelfde tijdstip.
NEXPOVIO in combinatie met dexamethason (Sd) dient op dag 1 en 3 van elke week te worden
ingenomen op ongeveer hetzelfde tijdstip.
De tablet dient in zijn geheel te worden doorgeslikt met water. De tablet mag niet worden fijngemaakt,
gekauwd, gebroken of gedeeld; dit om de kans op huidirritatie door de werkzame stof te voorkomen.
De tablet kan al dan niet met voedsel worden ingenomen.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Van geneesmiddelen die in combinatie met selinexor worden toegediend, dient de samenvatting van
de productkenmerken (SmPC) te worden geraadpleegd voordat wordt begonnen met de behandeling,
met inbegrip van bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik en van aanbevolen
begeleidende behandelingen.
Aanbevolen begeleidende behandelingen
Patiënten dienen te worden geadviseerd om de vocht- en calorie-inname gedurende de behandeling op
peil te houden. Intraveneuze hydratatie dient te worden overwogen voor patiënten met een verhoogd
risico op dehydratie.
Een profylactische begeleidende behandeling met een 5-HT3-antagonist en/of andere middelen
tegen nausea dient te worden gegeven vóór en tijdens de behandeling met NEXPOVIO (zie
rubriek 4.8).
Hematologie
Het volledige bloedbeeld van patiënten dient te worden beoordeeld bij baseline, gedurende de
behandeling en zoals klinisch geïndiceerd. Controleer vaker gedurende de eerste twee maanden van de
behandeling.
Trombocytopenie
Trombocytopenische voorvallen (trombocytopenie en verlaagde plaatjestelling) werden vaak gemeld
bij patiënten die selinexor kregen. Deze kunnen ernstig zijn (graad 3/4). Graad 3/4 trombocytopenie
kan soms leiden tot klinisch significante bloeding en kan in zeldzame gevallen leiden tot mogelijk
fatale hemorragie (zie rubriek 4.8).
Trombocytopenie kan worden behandeld met dosisonderbrekingen, dosisaanpassingen,
plaatjestransfusies en/of andere behandelingen zoals klinisch geïndiceerd. Patiënten dienen te worden
gecontroleerd op tekenen en symptomen van bloedingen en dienen tijdig te worden beoordeeld. Zie
voor richtsnoeren voor dosisaanpassing tabel 1 en tabel 2 in rubriek 4.2.
Neutropenie
Neutropenie, waaronder ernstige neutropenie (graad 3/4), is gemeld met selinexor. In enkele gevallen
traden gelijktijdige infecties op bij patiënten met graad 3/4 neutropenie (zie rubriek 4.8).
Patiënten met neutropenie dienen te worden gecontroleerd op tekenen van infectie en dienen tijdig te
worden beoordeeld. Neutropenie kan worden behandeld met dosisonderbrekingen, dosisaanpassingen
en ´colony stimulating´-factoren conform medische richtlijnen. Zie voor richtsnoeren voor
dosisaanpassing tabel 1 en tabel 2 in rubriek 4.2.
6
Maag-darmtoxiciteit
Nausea, braken en diarree, die soms ernstig kunnen zijn en waarvoor anti-emetica en antidiarroïca
nodig zijn (zie rubriek 4.8).
Profylaxe met 5-HT3-antagonisten en/of andere middelen tegen nausea dient te worden gegeven vóór
en tijdens de behandeling met selinexor. Aan patiënten met een verhoogd risico dient vocht met
elektrolyten te worden toegediend om dehydratie te voorkomen.
Nausea/braken kan worden behandeld door middel van onderbreking van de toediening,
dosisaanpassingen en/of het starten van andere anti-emetica, zoals klinisch geïndiceerd. Diarree kan
worden behandeld door middel van onderbreking van de toediening, met dosisaanpassingen en/of
toediening van antidiarroïca. Zie voor richtsnoeren voor dosisaanpassing tabel 1 en tabel 2 in
rubriek 4.2.
Gewichtsverlies en anorexie
Selinexor kan gewichtsverlies en anorexie veroorzaken. Het lichaamsgewicht, de voedingstoestand en
het volume van de patiënt dient te worden gecontroleerd bij baseline, gedurende de behandeling en
zoals klinisch geïndiceerd. Gedurende de eerste twee maanden van de behandeling dient vaker te
worden gecontroleerd. Bij patiënten bij wie verminderde eetlust en afgenomen gewicht voor het eerst
optreedt of erger wordt, kunnen dosisaanpassingen, eetlustopwekkende middelen en
voedingsconsulten nodig zijn. Zie voor richtsnoeren voor dosisaanpassing tabel 1 en tabel 2 in
rubriek 4.2.
Verwarde toestand en duizeligheid
Selinexor kan een verwarde toestand en duizeligheid veroorzaken. De patiënt dient te worden
geïnstrueerd om situaties te vermijden waarin duizeligheid of een verwarde toestand een probleem kan
vormen, en om zonder passend medisch advies geen andere geneesmiddelen te gebruiken die
duizeligheid of een verwarde toestand kunnen veroorzaken. Patiënten dienen het advies te krijgen om
geen voertuigen te besturen of zware machines te bedienen totdat de symptomen verdwijnen (zie
rubriek 4.7).
Hyponatriëmie
Selinexor kan hyponatriëmie veroorzaken. De natriumspiegels van de patiënt dienen te worden
gecontroleerd bij baseline, gedurende de behandeling en zoals klinisch geïndiceerd. Gedurende de
eerste twee maanden van de behandeling dient vaker te worden gecontroleerd. Corrigeer
natriumspiegels voor gelijktijdig optredende hyperglykemie (serumglucose > 150 mg/dl) en hoge
paraproteïnespiegels in serum. Hyponatriëmie dient te worden behandeld conform de medische
richtlijnen (intraveneuze natriumchlorideoplossing en/of zouttabletten), waarbij ook wordt gekeken
naar dieet. Onderbreking van de toediening en/of aanpassing van de dosis selinexor kan nodig zijn. Zie
voor richtsnoeren voor dosisaanpassing tabel 1 en tabel 2 in rubriek 4.2.
Cataract
Selinexor kan het ontstaan of de exacerbatie van cataract veroorzaken (zie rubriek 4.8). Er kan een
oogheelkundig onderzoek worden uitgevoerd zoals klinisch geïndiceerd. Cataract dient te worden
behandeld conform de medische richtlijnen, met inbegrip van chirurgie, indien nodig.
Tumorlysissyndroom
Het tumorlysissyndroom (TLS) is gemeld bij patiënten die met selinexor werden behandeld. Patiënten
met een hoog risico op TLS dienen nauwlettend te worden gecontroleerd. Behandel TLS onmiddellijk
conform de richtlijnen van de instelling.
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie bij mannen en vrouwen
Aan vrouwen die zwanger kunnen worden, dient te worden geadviseerd om tijdens de behandeling
met selinexor en ten minste 1 week na de laatste dosis selinexor een zwangerschap te voorkomen of
geen geslachtsgemeenschap te hebben.
7
Aan vrouwen die zwanger kunnen worden en mannelijke patiënten die een kind kunnen verwekken,
dient te worden geadviseerd om tijdens de behandeling met selinexor en ten minste 1 week na de
laatste dosis selinexor maatregelen voor effectieve anticonceptie te nemen of zich te onthouden van
seksuele activiteit; dit om zwangerschap te voorkomen (zie rubriek 4.6).
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet van 20 mg, dat wil zeggen dat
het in wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen gericht klinisch onderzoek naar geneesmiddelinteracties uitgevoerd.
Gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-inductor zou een lagere blootstelling aan selinexor tot
gevolg kunnen hebben.
Er werden geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van selinexor gezien bij
gelijktijdige toediening met een dagelijkse dosis paracetamol van maximaal 1 000 mg.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie bij mannen en vrouwen
Aan vrouwen die zwanger kunnen worden, dient te worden geadviseerd om tijdens de behandeling
met selinexor en ten minste 1 week na de laatste dosis selinexor een zwangerschap te voorkomen of
geen geslachtsgemeenschap te hebben. Voor vrouwen die zwanger kunnen worden, wordt een
zwangerschapstest aanbevolen voordat wordt begonnen met de behandeling met selinexor.
Aan vrouwen die zwanger kunnen worden en mannelijke patiënten die een kind kunnen verwekken,
dient te worden geadviseerd om tijdens de behandeling met selinexor en ten minste 1 week na de
laatste dosis selinexor maatregelen voor effectieve anticonceptie te nemen of zich te onthouden van
seksuele activiteit; dit om zwangerschap te voorkomen.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van selinexor bij zwangere vrouwen. Uit dieronderzoek is
gebleken dat selinexor schadelijke gevolgen kan hebben voor de foetus (zie rubriek 5.3). Selinexor
wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen
worden en geen anticonceptie toepassen.
Indien de patiënt tijdens het gebruik van selinexor zwanger wordt, dient het gebruik van selinexor
onmiddellijk te worden gestaakt en dient de patiënt op de hoogte te worden gesteld van het mogelijke
risico voor de foetus.
Borstvoeding
Het is niet bekend of selinexor of zijn metabolieten in de moedermelk worden uitgescheiden. Risico
voor met moedermelk gevoede kinderen kan niet worden uitgesloten. Borstvoeding moet worden
gestaakt tijdens behandeling met selinexor en gedurende 1 week na de laatste dosis.
Vruchtbaarheid
Afgaande op bevindingen bij dieren kan selinexor bij zowel mannen als vrouwen de vruchtbaarheid
schaden (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Selinexor kan grote invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Selinexor kan vermoeidheid, een verwarde toestand en duizeligheid veroorzaken. De patiënt
dient te worden geïnstrueerd om situaties te vermijden waarin duizeligheid of een verwarde toestand
een probleem kan vormen, en om zonder passend medisch advies geen andere geneesmiddelen te
8
gebruiken die duizeligheid of een verwarde toestand kunnen veroorzaken. Patiënten dienen het advies
te krijgen om geen voertuigen te besturen of machines te bedienen indien zij een of meer van deze
symptomen hebben.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van selinexor in combinatie met bortezomib en dexamethason is onderzocht bij
195 patiënten met multipel myeloom.
De meest voorkomende bijwerkingen (≥30%) waren
trombocytopenie (62%), nausea (50%), vermoeidheid (42%), anemie (37%), verminderde eetlust
(35%), diarree (33%) en perifere neuropathie (33%).
De vaakst gemelde ernstige bijwerkingen (≥3%) waren pneumonie (14,9%),
cataract (4,6%), sepsis
(4,1%), diarree (3,6%), braken (3,6%) en anemie (3,1%).
De veiligheid van selinexor in combinatie met dexamethason is onderzocht bij 214 patiënten met
multipel myeloom, waaronder 83 patiënten met vijfvoudig refractaire ziekte. De meest voorkomende
bijwerkingen
(≥
30%) waren nausea (75%), trombocytopenie (75%), vermoeidheid (66%), anemie
(60%), verminderde eetlust (56%), verlaagd gewicht (49%), diarree (47%), braken (43%),
hyponatriëmie (40%), neutropenie (36%) en leukopenie (30%).
De vaakst gemelde ernstige bijwerkingen
(≥
3%) waren pneumonie (7,5%), sepsis (6,1%),
trombocytopenie (4,7%), acuut nierletsel (3,7%) en anemie (3,3%).
Overzicht van bijwerkingen in tabelvorm
Bijwerkingen die zijn gemeld bij klinische onderzoeken met selinexor in combinatie met bortezomib
en dexamethason (SVd) worden in tabel 3 weergegeven.
Bijwerkingen die zijn gemeld bij klinische onderzoeken met selinexor in combinatie met
dexamethason (Sd) worden in tabel 4 weergegeven.
Deze bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en per frequentie. De
frequentiecategorieën zijn als gevolgd gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥
1/100, < 1/10); soms
(≥
1/1.000, <
1/100); zelden (≥
1/10.000, < 1/1.000); zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen
weergegeven in volgorde van afnemende ernst.
Tabel 3: Bijwerkingen (ADR’s) zoals gezien bij patiënten met multipel myeloom die werden
behandeld met selinexor in combinatie met bortezomib en dexamethason (SVd)
Systeem/orgaanklasse /
voorkeursterm
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Alle ADR’s / frequentie
Zeer vaak
Pneumonie
*
,
bovensteluchtweginfectie,
bronchitis, nasofaryngitis
Vaak
Sepsis
*
, ondersteluchtweginfectie
Zeer vaak
Trombocytopenie, anemie,
neutropenie
*
Vaak
Leukopenie, lymfopenie
ADR’s graad 3-4 / frequentie
Zeer vaak
Pneumonie
*
Vaak
Sepsis
*
, ondersteluchtweginfectie,
bronchitis,
bovensteluchtweginfectie
Zeer vaak
Trombocytopenie, anemie
Vaak
Neutropenie
*
, lymfopenie
Soms
Leukopenie
9
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Systeem/orgaanklasse /
voorkeursterm
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Alle ADR’s / frequentie
Zeer vaak
Verminderde eetlust
Vaak
Hyponatriëmie, dehydratie,
hypokaliëmie, hypocalciëmie,
hypofosfatemie, hyperkaliëmie,
hypomagnesiëmie
Zeer vaak
Insomnia
ADR’s graad 3-4 / frequentie
Vaak
Hyponatriëmie, dehydratie,
verminderde eetlust,
hypokaliëmie, hypocalciëmie,
hypofosfatemie
Psychische stoornissen
Vaak
Verwarde toestand, insomnia
Zenuwstelselaandoeningen
Evenwichtsorgaan- en
ooraandoeningen
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Vaak
Verwarde toestand
Zeer vaak
Vaak
Perifere neuropathie, duizeligheid, Syncope, perifere neuropathie
hoofdpijn
Soms
Vaak
Hoofdpijn, duizeligheid, amnesie
*
Syncope, amnesie
*
,
evenwichtsstoornis, dysgeusie,
ageusie
Vaak
Geen
Vertigo
Zeer vaak
Zeer vaak
Cataract, gezichtsvermogen
Cataract
*
wazig
Vaak
Gezichtsvermogen wazig
*
Vaak
Geen
Tachycardie
Vaak
Vaak
Hypotensie
Hypotensie
Zeer vaak
Vaak
Hoesten
Bloedneus
Vaak
Dyspneu
*
, bloedneus
Zeer vaak
Nausea, diarree, braken,
constipatie
Vaak
Abdominale pijn, dyspepsie,
droge mond, flatulentie
Vaak
Alopecia, nachtzweet*, pruritus
Vaak
Hypercreatinemie
Vaak
Acuut nierletsel
Soms
Dyspneu
*
, hoesten
Vaak
Nausea, diarree, braken
Maagdarmstelselaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Nier- en urinewegaandoeningen
Soms
Nachtzweet*
Vaak
Hypercreatinemie
Vaak
Acuut nierletsel
10
Systeem/orgaanklasse /
voorkeursterm
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Alle ADR’s / frequentie
Zeer vaak
Vermoeidheid, pyrexie, asthenie
Vaak
Algemene deterioriatie van
lichamelijke gezondheid, malaise
ADR’s graad 3-4 / frequentie
Zeer vaak
Vermoeidheid
Vaak
Pyrexie, asthenie, algemene
deterioriatie van lichamelijke
gezondheid
Vaak
Gewicht verlaagd,
aspartaataminotransferase
verhoogd, alanine-
aminotransferase verhoogd
Onderzoeken
Zeer vaak
Gewicht verlaagd
Vaak
Aspartaataminotransferase
verhoogd, alanine-
aminotransferase verhoogd
Letsels, intoxicaties en
Vaak
Vaak
verrichtingscomplicaties
Val, kneuzing
Val
* Groep van meerdere MedDRA-voorkeurstermen, waaronder:
-
Pneumonie: pneumonie, longinfectie, pneumokokkenpneumonie, influenzapneumonie, para-
influenzaviruspneumonie, bacteriële pneumonie en pneumonie door schimmels
-
Sepsis: sepsis, septische shock, stafylokokken-sepsis en urosepsis
-
Neutropenie: neutropenie en febriele neutropenie
-
Amnesie: amnesie en geheugenvermindering
-
Gezichtsvermogen wazig: gezichtsvermogen wazig, gezichtsvermogen afgenomen en scherpzien
gereduceerd
-
Dyspneu: dyspneu en inspanningskortademigheid
-
Nachtzweet: nachtelijk zweten en hyperhidrose
Tabel 4: Bijwerkingen (ADR’s) zoals gezien bij patiënten die werden behandeld met selinexor in
combinatie met dexamethason (Sd)
Systeem/orgaanklasse /
voorkeursterm
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Alle ADR’s / frequentie
Zeer vaak
Pneumonie,
bovensteluchtweginfectie
Vaak
Sepsis, bacteriëmie
Zeer vaak
Trombocytopenie, anemie,
neutropenie, leukopenie,
lymfopenie
Vaak
Febriele neutropenie
Zeer vaak
Hyponatriëmie, dehydratie,
verminderde eetlust,
hyperglykemie, hypokaliëmie
Vaak
Hypocalciëmie,
hypofosfatemie,
hyperkaliëmie,
11
ADR’s graad 3-4 / frequentie
Vaak
Pneumonie, sepsis, bacteriëmie
Soms
Bovensteluchtweginfectie
Zeer vaak
Trombocytopenie, anemie,
neutropenie, leukopenie,
lymfopenie
Vaak
Febriele neutropenie
Zeer vaak
Hyponatriëmie
Vaak
Dehydratie, verminderde
eetlust, hypokaliëmie,
hyperglykemie, hypocalciëmie,
hyperkaliëmie,
hyperamylasemie,
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Systeem/orgaanklasse /
voorkeursterm
Alle ADR’s / frequentie
hypomagnesiëmie,
hyperamylasemie,
hyperurikemie,
hyperlipasemie
Soms
Tumorlysissyndroom
Zeer vaak
Verwarde toestand, insomnia
Vaak
Delirium, hallucinatie
Zeer vaak
Duizeligheid, dysgeusie,
hoofdpijn
Vaak
Perifere neuropathie, syncope,
ageusie, smaakstoornis,
evenwichtsstoornis, cognitieve
aandoening, stoornis van
aandacht,
geheugenvermindering
Soms
Encefalopathie
Zeer vaak
Gezichtsvermogen wazig
Vaak
Cataract, gezichtsvermogen
afgenomen
ADR’s graad 3-4 / frequentie
hypofosfatemie,
hyperurikemie, hyperlipasemie
Soms
Tumorlysissyndroom
Psychische stoornissen
Vaak
Verwarde toestand, insomnia
Soms
Delirium, hallucinatie
Vaak
Syncope, cognitieve
aandoening
Soms
Perifere neuropathie,
encefalopathie
Zenuwstelselaandoeningen
Oogaandoeningen
Vaak
Cataract
Soms
Gezichtsvermogen wazig,
gezichtsvermogen afgenomen
Geen
Soms
Hypotensie
Vaak
Dyspneu
Soms
Bloedneus
Vaak
Nausea, diarree, braken,
constipatie
Soms
Abdominale pijn
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Vaak
Tachycardie
Vaak
Hypotensie
Zeer vaak
Dyspneu, bloedneus, hoesten
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Nausea, diarree, braken,
abdominale pijn, constipatie
Vaak
Dyspepsie, droge mond,
abdominaal ongemak,
flatulentie
Vaak
Alopecia, nachtzweet, pruritus
Vaak
Spierspasmen,
hypercreatinemie
12
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Geen
Soms
Spierspasmen,
hypercreatinemie
Systeem/orgaanklasse /
voorkeursterm
Nier- en urinewegaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Alle ADR’s / frequentie
Vaak
Acuut nierletsel
Zeer vaak
Vermoeidheid, pyrexie,
asthenie
Vaak
Algemene deterioriatie van
lichamelijke gezondheid,
malaise, loopstoornis, koude
rillingen
ADR’s graad 3-4 / frequentie
Vaak
Acuut nierletsel
Zeer vaak
Vermoeidheid
Vaak
Asthenie, algemene
deterioriatie van lichamelijke
gezondheid, pijn
Soms
Pyrexie
Vaak
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Soms
Gewicht verlaagd,
aspartaataminotransferase
verhoogd
Vaak
Val
Onderzoeken
Zeer vaak
Gewicht verlaagd
Vaak
Aspartaataminotransferase
verhoogd, alanine-
aminotransferase verhoogd,
bloed alkalische fosfatase
verhoogd
Vaak
Val
Letsels, intoxicaties en
verrichtingscomplicaties
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
Infectie was de meest voorkomende niet-hematologische toxiciteit.
Bij 70% van de patiënten die SVd kregen, werden infecties gemeld; 28% van de patiënten had
infecties graad 3 of 4. Ernstige infecties werden gemeld bij 28% van de patiënten en fatale infecties
deden zich voor bij 4% van de behandelde patiënten. Bovensteluchtweginfectie en pneumonie waren
de vaakst gemelde infecties (bij respectievelijk 21% en 15% van de patiënten). Infectie leidde tot
staking van het gebruik bij 1% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 48% van de
patiënten en een dosisverlaging bij 10% van de patiënten.
Bij 53% van de patiënten die Sd kregen, werden infecties gemeld. Bij 22% van deze gevallen betrof
het graad 3 of 4. Bovensteluchtweginfectie en pneumonie waren de vaakst gemelde infecties (bij
respectievelijk 15% en 13% van de patiënten); 25% van de gemelde infecties was ernstig en fatale
infecties deden zich voor bij 3% van de behandelde patiënten. Infectie leidde tot staking van het
gebruik bij 7% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 19% van de patiënten en een
dosisverlaging bij 1% van de patiënten.
Trombocytopenie
Bij 62% van de patiënten die SVd kregen, deed zich trombocytopenie voor; 41% van de patiënten had
trombocytopenie graad 3 of 4. Trombocytopenie was ernstig bij 2% van de patiënten. Van de 41%
patiënten met trombocytopenie graad 3 of 4 werden bij 5% gelijktijdig optredende
bloedingsvoorvallen graad 3 of hoger gemeld (gelijktijdigheid was gedefinieerd als ±5 dagen). Fatale
hemorragie deed zich voor bij 2% van de patiënten met trombocytopenie. Trombocytopenie leidde tot
staking van het gebruik bij 2% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 35% van de
patiënten en een dosisverlaging bij 33% van de patiënten.
Bij 75% van de patiënten die Sd kregen, deed zich trombocytopenie; 65% van deze ADR’s betrof
graad 3 of 4. Trombocytopenie was ernstig bij 5% van de patiënten. Van de 65% patiënten met
trombocytopenie graad 3 of 4 werden bij 5% gelijktijdig optredende ernstige bloedingsvoorvallen of
13
bloedingsvoorvallen graad 3 of hoger gemeld (gelijktijdigheid was gedefinieerd als ± 5 dagen).
Trombocytopenie leidde tot staking van het gebruik bij 3% van de patiënten, onderbreking van de
behandeling bij 22% van de patiënten en een dosisverlaging bij 32% van de patiënten.
Trombocytopenie kan worden behandeld met dosisaanpassingen (zie rubriek 4.2), ondersteunende
zorg en plaatjestransfusies. Patiënten dienen te worden gecontroleerd op tekenen en symptomen van
bloedingen en dienen tijdig te worden beoordeeld (zie rubriek 4.4).
Neutropenie
Bij 16% van de patiënten die SVd kregen, deed zich neutropenie voor; 10% van de patiënten had
voorvallen van neutropenie graad 3 of 4. Neutropenie was ernstig bij 1% van de patiënten. Geen van
de patiënten staakte het gebruik vanwege neutropenie. Neutropenie leidde tot onderbreking van de
behandeling bij 9% van de patiënten en tot een dosisverlaging bij 5% van de patiënten.
Van ernstige febriele neutropenie werd melding gedaan bij één patiënt (<1%) die SVd kreeg; het
betrof graad 4. Febriele neutropenie leidde tot onderbreking van de behandeling en een dosisverlaging;
staking van het gebruik vanwege febriele neutropenie kwam niet voor. Van de 19 patiënten met
neutropenie graad 3 of hoger werden bij 3 (16%) patiënten gelijktijdig optredende ernstige infecties of
infecties van graad 3 of hoger gemeld (gelijktijdigheid was gedefinieerd als ±5 dagen). Tot de
gelijktijdig optredende infecties van graad 3 of hoger behoorden ondersteluchtweginfectie, bronchitis
en oorinfectie (1 patiënt per bijwerking).
Bij 36% van de patiënten die Sd kregen, deed zich neutropenie voor en 25% daarvan betrof
graad 3 of 4. Neutropenie was ernstig bij 1% van de patiënten. Geen van de patiënten staakte het
gebruik vanwege neutropenie. Neutropenie leidde tot onderbreking van de behandeling bij 2% van de
patiënten en tot een dosisverlaging bij 6% van de patiënten.
Febriele neutropenie deed zich voor bij 3% van de patiënten die Sd kregen; in alle gevallen betrof het
graad 3 of 4. De melding betrof bij 2% van de patiënten ernstige febriele neutropenie, die leidde tot
staking van het gebruik, onderbreking van de behandeling of een dosisverlaging bij minder dan 1%
van de patiënten (per categorie). Van de 53 patiënten met neutropenie graad 3 of hoger werden bij
6 (11%) patiënten gelijktijdig optredende ernstige infecties of infecties van graad 3 of hoger gemeld
(gelijktijdigheid was gedefinieerd als ± 5 dagen). Tot de vaakst gemelde gelijktijdig optredende
infecties van graad 3 of hoger behoorden urineweginfecties (3 patiënten) en sepsis (2 patiënten).
Anemie
Bij 37% van de patiënten die SVd kregen, deed zich anemie voor; 16% van de patiënten had anemie
graad 3 en geen van de patiënten had anemie graad 4 of 5. Anemie was ernstig bij 3% van de
patiënten. Anemie leidde tot staking van het gebruik bij 1% van de patiënten, onderbreking van de
behandeling bij 6% van de patiënten en een dosisverlaging bij 3% van de patiënten.
Bij 61% van de patiënten die Sd kregen, deed zich anemie voor en 44% daarvan betrof graad 3 of 4.
Anemie was ernstig bij 3% van de patiënten. Anemie leidde tot staking van het gebruik bij < 1% van
de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 4% van de patiënten en een dosisverlaging bij 1%
van de patiënten.
Anemie kan worden behandeld met dosisaanpassingen (zie rubriek 4.2) en met bloedtransfusies en/of
toediening van erytropoëtine conform medische richtlijnen. Zie voor richtsnoeren voor
dosisaanpassing tabel 2 van rubriek 4.2.
Maag-darmtoxiciteit
Bij 50% van de patiënten die SVd kregen, deed zich nausea voor; 8% van de patiënten had nausea
graad 3 of 4. Nausea was ernstig bij 2% van de patiënten. Wanneer een behandeling tegen nausea
werd toegediend, verbeterde de mediane duur van nausea met 10 dagen. Nausea leidde tot staking van
het gebruik bij 3% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 7% van de patiënten en een
dosisverlaging bij 7% van de patiënten.
14
Braken trad op bij 21% van de patiënten die SVd kregen, en braken van graad 3 trad op bij 4% van de
patiënten. Bij geen van de patiënten trad braken van graad 4 op. Braken was ernstig bij 4% van de
patiënten. Braken leidde tot staking van het gebruik bij 2% van de patiënten, onderbreking van de
behandeling bij 3% van de patiënten en een dosisverlaging bij 3% van de patiënten.
Diarree deed zich voor bij 33% van de patiënten die SVd kregen; 7% van de patiënten had diarree
graad 3 of 4. Diarree was ernstig bij 4% van de patiënten. Diarree leidde tot staking van het gebruik bij
1% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 8% van de patiënten en een dosisverlaging
bij 2% van de patiënten.
Bij 79% van de patiënten die Sd kregen, deed zich nausea/braken voor en 10% daarvan betrof
graad 3 of 4 en was ernstig bij 3% van de patiënten. Wanneer een behandeling tegen nausea werd
toegediend, verbeterde de mediane duur van nausea of braken met 3 dagen. Nausea/braken leidde tot
staking van het gebruik bij 5% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 8% van de
patiënten en een dosisverlaging bij 5% van de patiënten.
Diarree deed zich voor bij 47% van de patiënten die Sd kregen, en 7% betrof graad 3 of 4 en diarree
was ernstig bij 2% van de patiënten. Diarree leidde bij 1% van de patiënten tot staking van het
gebruik, bij 2% van de patiënten tot onderbreking van de behandeling en bij 1% van de patiënten tot
een dosisverlaging.
Hyponatriëmie
Bij 8% van de patiënten die SVd kregen, deed zich hyponatriëmie voor; 5% van de patiënten had
hyponatriëmie graad 3 of 4. Hyponatriëmie was ernstig bij <1% van de patiënten. De meeste gevallen
van hyponatriëmie gingen niet gepaard met symptomen. Er waren geen meldingen van gelijktijdig
optredende insulten. Hyponatriëmie leidde niet tot staking van het gebruik en leidde bij <1% van de
patiënten tot onderbreking van de behandeling en bij 1% van de patiënten tot een dosisverlaging.
Bij 40% van de patiënten die Sd kregen, deed zich hyponatriëmie voor en 24% betrof graad 3 of 4.
Hyponatriëmie was ernstig bij 3% van de patiënten. De meeste gevallen van hyponatriëmie gingen
niet gepaard met symptomen. Er waren geen meldingen van gelijktijdig optredende insulten.
Hyponatriëmie leidde niet tot staking van het gebruik en leidde bij 6% van de patiënten tot
onderbreking van de behandeling en bij 1% van de patiënten tot een dosisverlaging.
Cataract
Bij 24% van de patiënten die SVd kregen, werd een incidentie gemeld van ontstaan of verergering van
cataract waarbij klinische interventie noodzakelijk was. De mediane tijd tot ontstaan van cataract
bedroeg 233 dagen. De mediane tijd voor verergering van cataract bij patiënten die bij aanvang van de
behandeling met selinexor cataract hadden, bedroeg 261 dagen (SVd). Cataract leidde niet tot staking
van de behandeling en leidde bij 4% van de patiënten tot onderbreking van de behandeling en bij 3%
van de patiënten tot een dosisverlaging. Cataract dient te worden behandeld conform de medische
richtlijnen, met inbegrip van chirurgie, indien nodig (zie rubriek 4.4 en 4.2).
Tumorlysissyndroom
Het tumorlysissyndroom (TLS) deed zich voor bij één (< 1%) patiënt (die Sd kreeg), bij wie de
aandoening werd beschouwd als graad 3 en ernstig. Patiënten met een hoog risico op TLS dienen
nauwlettend te worden gecontroleerd. Behandel TLS onmiddellijk conform de richtlijnen van de
instelling (zie rubriek 4.4).
Oudere patiënten
Van de patiënten met multipel myeloom die SVd kregen, was 56% 65 jaar of ouder, terwijl 17%
75 jaar of ouder was. In vergelijking met jongere patiënten was bij patiënten van 65 jaar en ouder
sprake van een hogere incidentie van staking vanwege een bijwerking (28% versus 13%) en een
hogere incidentie van ernstige bijwerkingen (57% versus 51%).
15
Van de patiënten met multipel myeloom die Sd kregen, was 47% 65 jaar of ouder, terwijl 11% 75 jaar
of ouder was. In vergelijking met jongere patiënten was bij patiënten van 75 jaar en ouder sprake van
een hogere incidentie van staking vanwege een bijwerking (52% versus 25%), een hogere incidentie
van ernstige bijwerkingen (74% versus 59%) en een hogere incidentie van fatale bijwerkingen (22%
versus 8%).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Over het algemeen ging overdosering gepaard met vergelijkbare bijwerkingen als gemeld voor
standaarddosering en kon het probleem binnen 1 week worden verholpen.
Symptomen
Tot mogelijke acute symptomen behoren nausea, braken, diarree, dehydratie en verwardheid. Tot de
mogelijke tekenen behoren lage natriumspiegels, gestegen leverenzymen en lage bloedceltellingen.
Patiënten dienen nauwlettend te worden gecontroleerd en waar passend dient ondersteunende zorg te
worden geboden. Tot op heden zijn geen sterfgevallen ten gevolge van overdosering gemeld.
Behandeling
In geval van overdosering dient de patiënt te worden gecontroleerd op eventuele bijwerkingen en dient
onmiddellijk passende symptomatische behandeling te worden geboden.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische middelen, andere antineoplastische middelen,
ATC-code: L01XX66
Werkingsmechanisme
Selinexor is een omkeerbare covalente selectieve remmer van nucleaire export (selective
inhibitor of
nuclear export,
SINE), een verbinding die specifiek exportine 1 (XPO1) blokkeert. XPO1 is de
belangrijkste mediator van het nucleaire export van talrijke cargo-eiwitten, waaronder
tumoronderdrukkende eiwitten (tumor
suppressor proteins,
TSP’s), groeiregulatoren en mRNA’s van
tumorbevorderende (oncogene) eiwitten. XPO1-remming door selinexor leidt tot duidelijke
accumulatie van TSP’s in de nucleus, remming van de celcyclus, verlagingen in diverse onco-eiwitten,
zoals c-Myc en cycline D1, en apoptose van kankercellen. De combinatie van selinexor en
dexamethason en/of bortezomib liet synergetische cytotoxische effecten zien bij multipel myeloom
in
vitro
en een verhoogde antitumoractiviteit in muizen-xenotransplantaatmodellen van multipel
myeloom
in vivo,
met inbegrip van degene die resistent waren voor proteasoomremmers.
Hartelektrofysiologie
Het effect van meerdere doses selinexor tot maximaal 175 mg tweemaal per week op het QTc-interval
werd beoordeeld bij patiënten met intensief voorbehandelde hematologische maligniteiten. Selinexor
had bij een therapeutisch dosisniveau geen groot effect op het QTc-interval (d.w.z. niet groter
dan 20 ms).
16
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Selinexor in combinatie met bortezomib en dexamethason (SVd) voor de behandeling van patiënten
met multipel myeloom
De werkzaamheid en veiligheid van selinexor in combinatie met bortezomib en dexamethason werden
beoordeeld in studie KCP-330-023 (BOSTON), een internationaal, gerandomiseerd, open-label fase 3-
onderzoek met werkzame controle, bij patiënten met multipel myeloom die ten minste één eerdere
therapie hadden ondergaan. Voor BOSTON moesten de patiënten meetbaar myeloom hebben volgens
de criteria van de
International Myeloma Working Group
(IMWG) met gedocumenteerd bewijs van
progressieve ziekte tijdens of na hun recentste behandelregime, eerder zijn behandeld met één tot drie
eerdere andere regimes voor multipel myeloom. Patiënten die eerder proteasoomremmers hadden
gekregen (alleen of als onderdeel van een combinatiebehandeling), moesten ten minste een partiële
respons op de therapie hebben gehad, er moesten ten minste 6 maanden zijn verstreken sinds hun
laatste therapie met proteasoomremmers en er mocht geen voorgeschiedenis zijn van staking van het
gebruik van bortezomib vanwege toxiciteit van graad 3 of hoger. De patiënten moesten een score voor
de ECOG-performance
status ≤
2 en een toereikende lever-, nier- en hematopoëtische functie hebben.
Patiënten met systemische lichteketenamyloïdose, actief myeloom van het centraal zenuwstelsel,
perifere neuropathie van graad 2 of hoger, of pijnlijke neuropathie van graad 2, plasmacelleukemie,
polyneuropathie, organomegalie, endocrinopathie, monoklonale gammopathie of huidveranderingen
(POEMS-syndroom) werden uitgesloten van deelname aan het onderzoek.
In de studie werd een vergelijking uitgevoerd van behandeling eenmaal per week met selinexor
100 mg (oraal toegediend op dag 1 van elke week) in combinatie met tweemaal per week
dexamethason 20 mg (oraal toegediend op dag 1 en 2 van elke week) en eenmaal per week bortezomib
1,3 mg/m
2
(subcutaan toegediend op dag 1 van week 1 t/m 4, gevolgd door week 5 zonder) [SVd-arm]
en behandeling met tweemaal per week bortezomib 1,3 mg/m
2
(subcutaan toegediend op dag 1, 4, 8,
11) met tweemaal per week laaggedoseerd dexamethason 20 mg (oraal toegediend op dag 1, 2, 4, 5, 8,
9, 11, 12) van een standaard 21-daagse kuur gedurende de eerste 8 kuren, gevolgd door eenmaal per
week subcutaan bortezomib 1,3 mg/m
2
(subcutaan toegediend op dag 1 van week 1 t/m 4, gevolgd
door week 5 zonder) met tweemaal per week laaggedoseerd dexamethason 20 mg (oraal toegediend op
dag 1 en
2 van elke week) gedurende kuren ≥
9 [Vd-arm].
De behandeling werd in beide armen voortgezet totdat ziekteprogressie, overlijden of onaanvaardbare
toxiciteit optrad. Na bevestigde progressieve ziekte (progressive
disease,
PD) konden de patiënten in
de controlearm (Vd) overstappen naar behandeling op basis van selinexor in de vorm van wekelijks
SVd (BOSTON-regime) of wekelijks Sd, eenmaal per week selinexor 100 mg (dag 1 van elke week)
en tweemaal per week laaggedoseerd dexamethason 20 mg (dag 1 en 2 van elke week).
In totaal werden 402 patiënten gerandomiseerd: 195 naar de SVd-arm en 207 naar de Vd-arm.
De kenmerken van de patiënten en van de ziekte bij baseline zijn weergegeven in tabel 5.
17
Tabel 5: Demografische en ziektekenmerken van patiënten met recidief/refractair multipel
myeloom in BOSTON-studie (n = 402)
SVd
(n = 195)
3,81 (0,4; 23,0)
48 weken
(1; 1 088)
1,7 (1; 3)
Vd
(n = 207)
3,59 (0,4; 22,0)
42 weken (2; 405)
1,7 (1; 3)
48%
31%
21%
67 jaar (38; 90)
75 (36)
85 (41)
47 (23)
115 (56): 92 (44)
63 (30)
77 (37)
7 (3)
145 (70)
21 (10)
159 (77)
6 (3)
52 (25)
125 (60)
16 (8)
14 (7)
95 (46)
191 (92)
Kenmerken
Mediaan van diagnose tot randomisatie, jaren (spreiding)
Tijd verstreken sinds einde van laatste eerdere therapie,
mediaan (spreiding)
Aantal eerdere behandelregimes, gemiddelde (spreiding)
Aantal eerdere therapieën (%)
1
51%
2
33%
3
16%
Leeftijd, mediaan (spreiding)
66 jaar (40; 87)
Patiënten < 65 jaar, n (%)
86 (44)
Patiënten 65-74 jaar, n (%)
75 (39)
Patiënten ≥
75 jaar, n (%)
34 (17)
Mannen: Vrouwen, n (%)
115 (59): 80 (41)
Type eerdere therapie (%)
Stamceltransplantatie
76 (39)
Lenalidomide in elke combinatie
77 (39)
Pomalidomide in elke combinatie
11 (6)
Bortezomib in elke combinatie
134 (69)
Carfilzomib in elke combinatie
20 (10)
Elke proteasoomremmer in elke combinatie
148 (76)
Daratumumab in elke combinatie
11 (6)
Revised International Staging System
bij baseline, n (%)
I
56 (29)
II
117 (60)
III
12 (6)
Niet bekend
10 (5)
Hoog-risico cytogenetica
a
, n (%)
97 (50)
ECOG-performance status: 0 tot 1, n (%)
175 (90)
a
Omvat een of meer van del (17p)/p53, t (14;16), t (4;14), 1q21.
Het primaire eindpunt was progressievrije overleving (progression
free survival,
PFS) volgens de
uniforme responscriteria voor multipel myeloom van de IMWG, zoals vastgesteld door een
onafhankelijke beoordelingscommissie.
Op basis van een vooraf geplande tussentijdse analyse van PFS, waarbij de grens voor PFS werd
overschreden (mediane opvolging van 15,1 maanden), liet BOSTON een statistisch significante
verbetering in PFS zien in de SVd-arm ten opzichte van de Vd-arm; hazard ratio (HR)=0,70 (95%-BI:
0,53; 0,93; p=0,0075), een mediane PFS van 13,9 maanden (95%-BI: 11,7; niet bereikt) en
9,5 maanden (95%-BI: 8,1; 10,8) in respectievelijk de SVd- en de Vd-arm.
Er deed zich een statistisch significante verbetering voor in het totale responspercentage (overall
response rate,
ORR): 76,4% in de SVd-arm versus 62,3% in de Vd-arm, p=0,0012. Het
≥ percentage
zeer goede partiële respons (≥
very good partial response rate,
percentage VGPR omvat strikte
complete respons [stringent
complete response,
sCR], complete respons [CR] en VGPR) was 44,6% in
de SVd-arm ten opzichte van 32,4% in de Vd-arm.
De mediane tijd tot respons bedroeg 1,4 maanden bij de met SVd behandelde patiënten en
1,6 maanden bij de met Vd behandelde patiënten. De mediane duur van respons (duration
of response,
DoR) onder responders bedroeg 20,3 maanden en 12,9 maanden in respectievelijk de SVd-arm en de
Vd-arm.
18
Op het moment van de vooraf geplande tussentijdse analyse van PFS hadden zich 109 voorvallen met
betrekking tot totale overleving (overall
survival,
OS) voorgedaan; er waren 47 en 62 gevallen van
overlijden in respectievelijk de SVd- en de Vd-arm (HR=0,84 [95%-BI: 0,57; 1,23]). Mediane OS
werd niet bereikt voor de SVd-arm en was 25 maanden voor de Vd-arm.
Bij een geactualiseerde beschrijvende analyse met een mediane opvolging van 22,1 maanden waren de
resultaten in overeenstemming met de primaire analyse. De werkzaamheidsresultaten zijn
weergegeven in tabel 6 en figuur 1.
Tabel 6: Werkzaamheidsresultaten zoals beoordeeld door de onafhankelijke
beoordelingscommissie in de BOSTON-studie (mediane opvolging van 22,1 maanden)
SVd
(n = 195)
Progressievrije overleving (progression
free
survival,
PFS)
a
Hazard Ratio (95%-BI)
Mediane PFS in maanden (95%-BI)
Totaal responspercentage (overall
response rate,
ORR)
b
, n (%)
95%-BI
sCR
CR
VGPR
PR
Tijd tot respons, maanden (95%-BI)
Mediane duur van respons, maanden (95%-BI)
c
Totale overleving (overall
survival,
OS, mediane
opvolging van 28,7 maanden)
a
Aantal voorvallen, n (%)
Mediane OS, maanden (95%-BI)
Hazard Ratio (95%-BI)
Vd
(n = 207)
0,71 (0,54; 0,93)
13,2 (11,7; 23,4)
150 (76,9)
(70,4; 82,6)
19 (10)
14 (7)
54 (28)
63 (32)
1,4 (1,4; 1,5)
17,3 (12,6; 26,3)
9,5 (8,1; 10,8)
131 (63,3)
(56,3; 69,9)
13 (6)
9 (4)
45 (22)
64 (31)
1,6 (1,5; 2,1)
12,9 (9,3; 15,8)
68 (35)
80 (39)
36,7 (30,2; niet bereikt) 32,8 (27,8; niet bereikt)
0,88 (0,63; 1,22)
SVd = selinexor-bortezomib-dexamethason, Vd = bortezomib-dexamethason, sCR = strikte complete
respons, CR = complete respons, VGPR (very
good partial response)
= zeer goede partiële respons,
PR = partiële respons
* De gemelde werkzaamheidsresultaten zijn in overeenstemming met een beschrijvende analyse op
basis van de gegevensafsluiting op 15 februari 2021.
a
De hazard ratio is gebaseerd op gestratificeerd proportioneel toevalsregressiemodel van Cox, p-
waarde op basis van gestratificeerde log-rangordetoets.
b
Omvat sCR + CR + VGPR + PR, p-waarde op basis van Cochran-Mantel-Haenszel-toets.
c
Omvat responders die een PR of beter behaalden.
19
Figuur 1: Kaplan-Meier-curve van PFS in BOSTON-studie (mediane opvolging van
22,1 maanden)
1,00
Kans op progressievrije
overleving
0,75
SVd
Vd
0,50
0,25
Hazard ratio voor SVd versus Vd: 0,71 (95%-BI: 0,54, 0.93)
p-waarde: 0,0064
0,00
Aantal proefpersonen met verhoogd risico
SVd-arm
Vd-arm
Tijd (maanden)
Perifere neuropathie graad
≥
2, een vooraf gespecificeerd belangrijk secundair eindpunt, kwam minder
vaak voor in de SVd-arm (21%) dan in de Vd-arm (34%); odds ratio 0,50 [95%-BI: 0,32; 0,79,
p=0,0013], vanwege de lagere dosis bortezomib in de SVd-arm.
Selinexor in combinatie met dexamethason (Sd) voor de behandeling van patiënten met
recidief/refractair multipel myeloom
In studie KPC-330-012 (STORM), een multicentrische, eenarmige, openlabel fase 2-studie, werden
patiënten met een recidief van en/of refractair multipel myeloom (RRMM) opgenomen. Voor STORM
deel 2 moesten de patiënten meetbare ziekte hebben volgens de criteria van de IMWG, en eerder drie
of meer behandelregimes hebben gehad, waaronder een alkylerend middel, glucocorticoïden,
bortezomib, carfilzomib, lenalidomide, pomalidomide en een monoklonale antistof tegen CD38, en
van hen moest zijn gedocumenteerd dat hun myeloom refractair was tegen glucocorticoïden, een
proteasoomremmer, een immunomodulerend middel, een monoklonale antistof tegen CD38 en tegen
de laatste therapielijn. De patiënten moesten een score voor de ECOG-performance
status ≤
2 en een
toereikende lever-, nier- en hematopoëtische functie hebben. Systemische lichteketenamyloïdose,
actief myeloom van het centraal zenuwstelsel, perifere neuropathie van graad 3 of hoger, op pijnlijke
neuropathie van graad 2 of hoger waren exclusiecriteria.
De patiënten werden op dag 1 en 3 van elke week behandeld met 80 mg selinexor in combinatie met
20 mg dexamethason. De behandeling werd voortgezet totdat ziekteprogressie, overlijden of
onaanvaardbare toxiciteit optrad.
Van de patiënten die waren opgenomen in STORM deel 2 (n = 123), hadden drieëntachtig (83)
patiënten RRMM dat refractair was tegen twee proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib), twee
immunomodulerende middelen (lenalidomide, pomalidomide) en een monoklonale antistof tegen
CD38 (daratumumab). De mediane duur van de behandeling met selinexor bij deze 83 patiënten was
9 weken (spreiding: 1 tot 61 weken). De mediane totaal ontvangen dosis selinexor was 880 mg
(spreiding: 160 tot 6.220 mg), met een mediane ontvangen dosis van 105 mg (spreiding:
22 tot 180 mg) per week.
De hieronder weergegeven gegevens zijn afkomstig van de 83 patiënten van wie de ziekte refractair
was tegen bortezomib (B), carfilzomib (C), lenalidomide (L), pomalidomide (P) en daratumumab (D)
(vijfvoudig refractair).
In tabel 7 zijn de kenmerken van de ziekten en eerdere behandelingen van de patiënten weergegeven.
20
Tabel 7: Demografische en ziektekenmerken van patiënten met recidief/refractair multipel
myeloom die zijn behandeld met tweemaal per week 80 mg selinexor en 20 mg dexamethason
(n = 83)
Kenmerken
Mediaan van diagnose tot aanvang van studiebehandeling,
jaren
7 jaar (1; 23)
(spreiding)
Aantal eerdere behandelregimes,
mediaan (spreiding)
8 (4, 18)
Leeftijd, mediaan (spreiding)
65 jaar (40; 86)
Patiënten< 65 jaar oud, n (%)
40 (48)
Patiënten 65-74 jaar oud, n (%)
31 (37)
Patiënten
≥
75 jaar oud, n (%)
12 (15)
Mannen : Vrouwen, n (%)
51 M (61): 32 V (39)
Refractaire status tegen specifieke combinaties van behandelingen, n (%)
Vijfvoudig refractair (BCLPD)
83 (100)
Daratumumab in elke combinatie
57 (69)
Daratumumab als enige middel
26 (31)
1
Eerdere stamceltransplantatie , n (%)
67 (81)
≥
2 transplantaties
23 (28)
Eerdere CAR-T-celtherapie, n (%)
2 (2,4)
Revised Integrated Staging System
bij baseline, n (%)
I
10 (12)
II
56 (68)
III
17 (21)
Hoog-risico cytogenetica,
n (%)
47 (57)
(omvat een van del(17p)/p53, t(14; 16), t(4; 14), of 1q21)
ECOG-performance status: 0 tot 1, n (%)
74 (89)
1
Eén patiënt onderging een allogene stamceltransplantatie.
Het primaire werkzaamheidseindpunt was het totale responspercentage (overall
response rate,
ORR)
zoals vastgesteld door een onafhankelijke beoordelingscommissie op basis van de uniforme
responscriteria voor multipel myeloom van de IMWG. De responsen werden maandelijks beoordeeld
conform de richtlijnen van de IMWG. In tabel 8 wordt een overzicht van de werkzaamheidsresultaten
gegeven.
Tabel 8: Werkzaamheidsresultaten: vastgesteld door onafhankelijke beoordelingscommissie
(STORM, patiënten met recidief/refractair multipel myeloom die zijn behandeld met tweemaal
per week 80 mg selinexor en 20 mg dexamethason)
NEXPOVIO 80 mg
+ dexamethason 20 mg
n = 83
21 (25,3)
16,4; 36
1 (1,2)
0 (0)
4 (4,8)
16 (19,3)
10 (12,0)
32 (38,6)
20 (24,1)
Werkzaamheidseindpunt
Totaal responspercentage (overall
response rate,
ORR),
n (%)
(omvat sCR + VGPR + PR)
1
95%-betrouwbaarheidsinterval
sCR, MRD negatief, n (%)
CR, n (%)
VGPR, n (%)
PR, n (%)
Minimale respons (MR), n (%)
Stabiele ziekte (stable
disease,
SD), n (%)
Progressieve ziekte (progressive
disease,
PD)/niet evalueerbaar (NE), n
(%)
21
Werkzaamheidseindpunt
Mediane tijd tot eerste respons
(weken)
(spreiding: 1 tot 10 weken)
Mediane duur van respons
(duration
of response,
DOR) maanden
3,8 (2,3; 10,8)
(95%-betrouwbaarheidsinterval)
1
sCR = strikte complete respons, CR = complete respons, VGPR (very
good partial response)
= zeer
goede partiële respons, PR = partiële respons
NEXPOVIO 80 mg
+ dexamethason 20 mg
n = 83
3,9
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) heeft besloten af te zien van de verplichting voor de
fabrikant om de resultaten in te dienen van onderzoek met selinexor in alle subgroepen van
pediatrische patiënten bij de behandeling van RRMM (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na orale toediening van selinexor wordt de piekplasmaconcentratie C
max
binnen 4 uur bereikt.
Gelijktijdige toediening van een vetrijke maaltijd (800-1.000 calorieën, waarbij circa 50% van het
totale caloriegehalte van de maaltijd afkomstig is uit vetten) had geen klinisch significant effect op de
farmacokinetiek van selinexor.
Distributie
Selinexor bindt zich voor 95,0% aan menselijke plasma-eiwitten. In een farmacokinetische
(pharmacokinetic, PK) populatieanalyse was het schijnbare distributievolume (Vd/F) van
selinexor 133 l bij kankerpatiënten.
Biotransformatie
Selinexor wordt gemetaboliseerd door CYP3A4, verscheidene UDP-glucuronosyltransferases (UGT’s)
en glutathion S-transferases (GST’s).
Eliminatie
Na één dosis van 80 mg selinexor is de gemiddelde halfwaardetijd (t½) 6 tot 8 uur. In een PK-
populatieanalyse was de schijnbare totale klaring (CL/F) van selinexor 18,6 l/u bij kankerpatiënten.
Specifieke patiëntengroepen
Leeftijd, geslacht en ras
Leeftijd (18 tot 94 jaar), geslacht of ras had geen klinisch significant effect op de farmacokinetiek van
selinexor.
In de PK-dataset van de populatie werden leeftijd en ras niet geïdentificeerd als significante
covariabele, geslacht werd geïdentificeerd als significante covariabele.
Verminderde nierfunctie
De mate van vermindering van de nierfunctie werd vastgesteld aan de hand van de creatinineklaring
zoals geschat met de Cockcroft-Gault-formule. Resultaten afkomstig van PK-populatieanalyses van
patiënten met een normale (n = 283, CLcr:
≥
90 ml/min), lichte (n = 309, CLcr: 60 tot 89 ml/min),
matige (n = 185, CLcr: 30 tot 59 ml/min) of ernstige (n = 13, CLcr: 15 tot 29 ml/min)
nierfunctiestoornis wezen erop dat de creatinineklaring geen invloed had op de PK van NEXPOVIO.
Derhalve zal naar verwachting een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie de PK van selinexor
niet beïnvloeden en zijn geen aanpassingen in de dosering van selinexor nodig bij patiënten met een
verminderde nierfunctie.
22
Verminderde leverfunctie
Een PK-populatieanalyse wees erop dat een licht verminderde leverfunctie (bilirubine > 1-1,5 x ULN
of ASAT >
ULN, maar bilirubine ≤
ULN, n = 119) geen klinisch significant effect had op de PK van
selinexor. Een vergelijkbare bevinding werd waargenomen bij een klein aantal patiënten met een
matig (bilirubine > 1,5-3 x ULN; elke ASAT, n = 10) of ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine
> 3 x ULN; elke ASAT, n = 3).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toxiciteit bij herhaalde dosering
Bevindingen in de 13 weken durende studie met herhaalde dosering bij ratten waren verlagingen in
gewichtstoename en voedselconsumptie, en hematopoëtische/lymfoïde hypoplasie en effecten op
mannelijke/vrouwelijke voortplantingsorganen. In de 13 weken durende studie met apen waren de
waargenomen behandelingsgerelateerde effecten onder andere gewichtsverlies, gastro-intestinale
effecten en lymfoïde/hematologische depletie. Maag-darmtoxiciteiten, waaronder anorexie,
verlagingen in gewichtstoename en verminderde voedselconsumptie, werden genoteerd als CZS-
gemedieerd. Voor deze toxiciteiten kon geen veiligheidsmarge worden vastgesteld.
Genotoxiciteit
Selinexor was niet mutageen bij een test op bacteriële omgekeerde mutatie. Selinexor was niet
clastogeen bij de cytogenetische in-vitrotest met menselijke lymfocyten en ook niet bij de in-
vivomicronucleustest met ratten.
Carcinogeniciteit
Er zijn met selinexor geen carcinogeniciteitsstudies uitgevoerd.
Reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit
Er zijn met selinexor geen vruchtbaarheidsstudies bij dieren uitgevoerd. In studies naar orale toxiciteit
bij herhaalde dosering werd selinexor gedurende maximaal 13 weken aan ratten en apen toegediend.
Afgenomen sperma, spermatiden en kiemcellen in epididymides en testes werden bij ratten
waargenomen, een afgenomen aantal ovariumfollikels werd ook bij ratten waargenomen en necrose
van individuele cellen in de testes werd bij apen waargenomen. Deze bevindingen werden
waargenomen bij systemische blootstellingen van respectievelijk circa 0,11, 0,28 en 0,53 keer de
blootstelling (AUC
last
) bij mensen bij de voor mensen aanbevolen dosis van 80 mg. Effecten op de
ontwikkeling werden waargenomen bij dagelijkse blootstelling van zwangere ratten bij systemische
blootstellingen lager dan de blootstelling (AUC
last
) bij mensen bij de voor mensen aanbevolen dosis
van 80 mg.
Andere toxiciteiten
Uit een sensibilisatietest met cavia’s bleek dat selinexor bij 25% een lichte graad II
overgevoeligheidsreactie bij huidcontact induceerde na 24 en 48 uur.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Microkristallijne cellulose (pH-101) (E460i)
Croscarmellosenatrium (E468)
Povidon K30 (E1201)
Colloïdaal siliciumdioxide (E551)
Magnesiumstearaat (E470b)
Microkristallijne cellulose (pH-102) (E460i)
Natriumlaurylsulfaat (E514i)
23
Tabletomhulling
Talk (E553b)
Poly(vinylalcohol) gedeeltelijk gehydrolyseerd (E1203)
Glycerylmonostearaat (E471)
Polysorbaat 80 (E433)
Titaniumdioxide (E171)
Macrogol (E1521)
Indigokarmijn aluminiumlak (E132)
Briljantblauw FCF aluminiumlak (E133)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
5 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Pvc/PCTFE/pvc-aluminium blisterverpakkingen met 2, 3, 4, 5 of 8 filmomhulde tabletten.
Eén buitenverpakking bevat vier kinderveilige binnenverpakkingen, elk met één blisterverpakking.
Dozen bevatten in totaal 8, 12, 16, 20 of 32 filmomhulde tabletten. Niet alle genoemde
verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Karyopharm Europe GmbH
Franziska-Bilek-Weg 9
D-80339 München
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1537/005
EU/1/21/1537/001
EU/1/21/1537/002
EU/1/21/1537/003
EU/1/21/1537/004
24
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 26 maart 2021
Datum van laatste verlenging: 13 mei 2022
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
25
BIJLAGE II
A.
B.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
C.
D.
26
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
MIAS Pharma Ltd
Suite 2, Stafford House, Strand Road
Portmarnock Dublin D13 H525
Ierland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van
het beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging
van de bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke
mijlpaal (voor geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een
minimum) is bereikt.
27
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
28
A. ETIKETTERING
29
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
NEXPOVIO 20 mg filmomhulde tabletten
selinexor
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg selinexor.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tabletten
Dosis van 40 mg
Dosis van 60 mg
Dosis van 80 mg
Dosis van 100 mg
Dosis van 80 mg
8 filmomhulde tabletten
12 filmomhulde tabletten
16 filmomhulde tabletten
20 filmomhulde tabletten
32 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Dosis van 40 mg eenmaal per week
Dosis van 60 mg eenmaal per week
Dosis van 80 mg eenmaal per week
Dosis van 100 mg eenmaal per week
Dosis van 80 mg tweemaal per week
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Het is belangrijk om dit geneesmiddel altijd precies in te nemen zoals uw arts u dat heeft verteld om
doseerfouten te vermijden.
30
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Karyopharm Europe GmbH
Franziska-Bilek-Weg 9
D-80339 München Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
8 filmomhulde tabletten (4 verpakkingen van 2)
12 filmomhulde tabletten (4 verpakkingen van 3)
16 filmomhulde tabletten (4 verpakkingen van 4)
20 filmomhulde tabletten (4 verpakkingen van 5)
32 filmomhulde tabletten (4 verpakkingen van 8)
EU/1/21/1537/005
EU/1/21/1537/001
EU/1/21/1537/002
EU/1/21/1537/003
EU/1/21/1537/004
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
NEXPOVIO
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
31
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
32
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING BINNENIN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
NEXPOVIO 20 mg filmomhulde tabletten
selinexor
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg selinexor.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tabletten
Dosis van 40 mg
Dosis van 60 mg
Dosis van 80 mg
Dosis van 100 mg
Dosis van 80 mg
2 filmomhulde tabletten
3 filmomhulde tabletten
4 filmomhulde tabletten
5 filmomhulde tabletten
8 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Openen:
1: Druk op de knop en houd deze zachtjes ingedrukt.
2. Neem de blisterverpakking uit.
Dosis van 40 mg eenmaal per week
Dosis van 60 mg eenmaal per week
Dosis van 80 mg eenmaal per week
Dosis van 100 mg eenmaal per week
Dosis van 80 mg tweemaal per week
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
33
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Het is belangrijk om dit geneesmiddel altijd precies in te nemen zoals uw arts u dat heeft verteld om
doseerfouten te vermijden.
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Karyopharm Europe GmbH
Franziska-Bilek-Weg 9
D-80339 München Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1537/005 Binnenverpakking van 2 tabletten
EU/1/21/1537/001 Binnenverpakking van 3 tabletten
EU/1/21/1537/002 Binnenverpakking van 4 tabletten
EU/1/21/1537/003 Binnenverpakking van 5 tabletten
EU/1/21/1537/004 Binnenverpakking van 8 tabletten
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
34
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
NEXPOVIO 20 mg filmomhulde tabletten
selinexor
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Karyopharm Therapeutics
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
Dosis van 40 mg
Dosis van 60 mg
Dosis van 80 mg
Dosis van 100 mg
Dosis van 80 mg
80 mg innemen op dag 1 van de week.
80 mg innemen op dag 3 van de week.
35
B. BIJSLUITER
36
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
NEXPOVIO 20 mg filmomhulde tabletten
selinexor
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is NEXPOVIO en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is NEXPOVIO en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
NEXPOVIO bevat de werkzame stof selinexor. Selinexor is een geneesmiddel tegen kanker. Het is
een zogenoemde XPO1-remmer. Het middel blokkeert de werking van XPO1, een stof die eiwitten
vervoert van de kern naar het cytoplasma van de cel. Sommige celeiwitten kunnen alleen goed
functioneren in de kern van de cel.
Door de werking van XPO1 te verhinderen, voorkomt selinexor dat bepaalde eiwitten de kern verlaten.
Zo wordt verhinderd dat kankercellen blijven groeien, wat leidt tot de vernietiging van kankercellen.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
NEXPOVIO wordt gebruikt voor de behandeling van volwassen patiënten met multipel myeloom dat
na behandeling terug is gekomen. NEXPOVIO wordt
•
samen met twee andere medicijnen, die bortezomib en dexamethason heten, gebruikt bij mensen
die ten minste één eerdere behandeling hebben ondergaan
OF
•
samen met dexamethason gebruikt bij patiënten die ten minste vier eerdere soorten
behandelingen tegen myeloom hebben gekregen en bij wie de ziekte niet onder controle kan
worden gebracht met eerder gebruikte geneesmiddelen om multipel myeloom te behandelen.
Multipel myeloom is een type kanker dat van invloed is op de plasmacellen (een type bloedcel).
Normaal gesproken produceert een plasmacel eiwitten die infecties bestrijden. Mensen met multipel
myeloom hebben kwaadaardige plasmacellen, zogenoemde myeloomcellen, die schade kunnen
toebrengen aan de botten en nieren en die de kans op infectie verhogen. Door behandeling met
NEXPOVIO worden myeloomcellen vernietigd en verminderen de klachten.
37
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt, en tijdens de behandeling in
de volgende gevallen:
•
u heeft bloedingsproblemen of u heeft deze gehad;
•
u heeft kort geleden een infectie gehad of u krijgt een infectie;
•
u bent misselijk, braakt of heeft diarree;
•
u verliest uw eetlust of u valt af;
•
u bent in een verwarde toestand en heeft last van duizeligheid;
•
de hoeveelheid natrium in uw bloed is verlaagd (hyponatriëmie);
•
u heeft staar (cataract) die nieuw is of erger wordt.
Uw arts zal u onderzoeken en gedurende de behandeling wordt u nauwlettend gecontroleerd. Voordat
u met NEXPOVIO begint en gedurende de behandeling wordt uw bloed onderzocht om na te gaan of u
voldoende bloedcellen heeft.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
NEXPOVIO mag niet worden gegeven aan kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Neemt u nog andere geneesmiddelen in?
Neemt u naast NEXPOVIO nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Zwangerschap
Voor vrouwen die zwanger kunnen worden, wordt een zwangerschapstest aanbevolen vóór de
behandeling met NEXPOVIO. Gebruik NEXPOVIO niet tijdens zwangerschap, want het middel kan
schadelijk zijn voor het ongeboren kind. Vrouwen die zwanger worden terwijl ze NEXPOVIO
gebruiken, moeten onmiddellijk met de behandeling stoppen en moeten dit laten weten aan hun arts.
Borstvoeding
Geef geen borstvoeding tijdens de behandeling met NEXPOVIO of gedurende 1 week na de laatste
dosis. Het is namelijk niet bekend of selinexor of zijn metabolieten (stofwisselingsproducten) worden
uitgescheiden in de moedermelk en schadelijk kunnen zijn voor kinderen die borstvoeding krijgen.
Vruchtbaarheid
NEXPOVIO kan bij zowel mannen als vrouwen de vruchtbaarheid schaden.
Anticonceptie
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten tijdens de behandeling en ten minste 1 week na de
laatste dosis effectieve anticonceptie gebruiken.
Aan mannen wordt geadviseerd om tijdens de behandeling en ten minste 1 week na de laatste dosis
effectieve anticonceptiemaatregelen te nemen of geen geslachtsgemeenschap te hebben met vrouwen
die kinderen kunnen krijgen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
NEXPOVIO kan vermoeidheid, verwardheid en duizeligheid veroorzaken. Als u tijdens de
behandeling met dit middel een dergelijke reactie krijgt, mag u geen voertuigen besturen of machines
bedienen.
38
NEXPOVIO bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet van 20 mg, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering is:
•
bij gebruik samen met bortezomib en dexamethason: eenmaal per dag 100 mg (5 tabletten), op
dag 1 van elke week, of zoals aangegeven door uw arts;
•
bij gebruik met dexamethason: eenmaal per dag 80 mg (4 tabletten), op dag 1 en 3 van elke
week, of zoals aangegeven door uw arts.
Als u last krijgt van bijwerkingen, kan uw arts de dosis aanpassen.
Het is belangrijk om dit geneesmiddel altijd precies in te nemen zoals uw arts u dat heeft verteld om
doseerfouten te vermijden.
Wijze van gebruik
Slik NEXPOVIO tabletten in hun geheel door met de inhoud van een vol glas water, bij het eten of
tussen de maaltijden in. U mag de tablet niet kauwen, fijnmaken, verdelen of breken; dit om de kans
op huidirritatie door de werkzame stof te voorkomen.
Gebruiksduur
Uw arts laat u weten hoe lang de behandeling duurt. Dit is afhankelijk van hoe u op de behandeling
reageert en van eventuele bijwerkingen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Bel meteen uw arts of ga naar de dichtstbijzijnde afdeling voor spoedeisende hulp. Neem uw doos
NEXPOVIO tabletten mee.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Neem ook geen extra dosis als u na
inname van het middel braakt. Neem de volgende dosis in volgens de planning.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van NEXPOVIO en pas de dosis niet aan zonder toestemming van uw arts.
Als u zwanger wordt terwijl u dit middel gebruikt, moet u echter onmiddellijk met de behandeling
stoppen en uw arts op de hoogte stellen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de volgende bijwerkingen opmerkt.
NEXPOVIO kan de volgende
ernstige bijwerkingen
veroorzaken:
39
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
•
verlaagd aantal bloedplaatjes
Uw arts zal uw bloed onderzoeken voordat u met het innemen van NEXPOVIO begint en,
indien nodig, ook tijdens en na de behandeling. In de eerste twee maanden van de behandeling
wordt dit onderzoek vaker gedaan om uw aantal bloedplaatjes te controleren. Uw arts kan de
behandeling stopzetten of de dosis aanpassen op basis van uw aantal bloedplaatjes. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u tekenen heeft van een verlaagd aantal bloedplaatjes, zoals:
-
snel of buitensporig veel blauwe plekken krijgen
-
huidveranderingen die zich uiten als uitslag in de vorm van roodpaarse vlekjes ter grootte
van speldenprikken
-
langdurig bloeden uit snijwonden
-
bloeden uit tandvlees of neus
-
bloed in urine of ontlasting
•
verlaagd aantal rode en witte bloedcellen,
waaronder neutrofielen en lymfocyten
Uw arts onderzoekt uw bloed om het aantal rode en witte bloedcellen te controleren voordat u
met het innemen van NEXPOVIO begint en, indien nodig, ook tijdens en na de behandeling. In
de eerste twee maanden van de behandeling zal dit onderzoek vaker worden gedaan. Uw arts
kan de behandeling stopzetten of de dosis aanpassen op basis van uw aantal bloedcellen, of kan
u behandelen met andere medicijnen om het aantal cellen te verhogen. Neem onmiddellijk
contact op met uw arts als u tekenen heeft van een verlaagd aantal neutrofielen, zoals koorts.
•
vermoeidheid
Vertel het uw arts als u nieuwe of erger wordende vermoeidheid ervaart. Uw arts kan de dosis
aanpassen bij aanhoudende of erger wordende vermoeidheid.
•
misselijkheid, braken, diarree
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last krijgt van misselijkheid, braken of diarree. Uw arts kan
de dosis aanpassen of de behandeling stopzetten op basis van de ernst van uw klachten. Verder
kan uw arts u medicijnen voorschrijven die u voor of tijdens de behandeling met NEXPOVIO
moet innemen om misselijkheid en/of braken en/of diarree te voorkomen en te behandelen.
•
verminderde eetlust en/of gewichtsafname
Uw arts zal u wegen voordat u met het innemen van NEXPOVIO begint en, indien nodig, ook
tijdens en na de behandeling. In de eerste twee maanden van de behandeling zal dit vaker
worden gedaan. Vertel het uw arts als u uw eetlust verliest en als u afvalt. Uw arts kan de dosis
aanpassen bij een verminderde eetlust en gewichtsafname en/of kan medicijnen voorschrijven
om uw eetlust op te wekken. Houd uw vocht- en calorie-inname tijdens de hele behandeling op
peil.
•
verlaagde natriumspiegel
Uw arts zal uw bloed onderzoeken om uw natriumspiegel te controleren voordat u met het
innemen van NEXPOVIO begint en, indien nodig, ook tijdens en na de behandeling. In de
eerste twee maanden van de behandeling zal dit onderzoek vaker worden gedaan. Uw arts kan
de dosis aanpassen en/of zouttabletten of vocht voorschrijven op basis van uw natriumspiegel.
•
verwarde toestand en duizeligheid
Vertel het uw arts als u verwardheid ervaart. Vermijd situaties waarin duizeligheid of een
verwarde toestand een probleem kan vormen, en gebruik geen andere medicijnen die
duizeligheid of een verwarde toestand kunnen veroorzaken zonder het met uw arts te hebben
besproken. Bestuur geen voertuigen en bedien geen machines als u verwardheid of duizeligheid
ervaart, totdat dit is verdwenen. Uw arts kan de dosis aanpassen om deze klachten te
verminderen.
•
staar (cataract)
Vertel het uw arts als u symptomen van staar (cataract) krijgt, zoals dubbelzien, gevoeligheid
voor licht of schittering. Als u veranderingen bemerkt in uw gezichtsvermogen, kan uw arts een
oogonderzoek aanvragen bij een oogspecialist (een oogarts) en moet u misschien een operatie
ondergaan om de staar (cataract) te verhelpen en uw gezichtsvermogen te herstellen.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de andere volgende bijwerkingen
opmerkt, zoals hieronder vermeld.
40
Andere mogelijke bijwerkingen zijn:
Zeer vaak
(komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
•
longontsteking (pneumonie)
•
bovensteluchtweginfectie
•
ontsteking van de luchtwegen (bronchitis)
•
virusinfectie van de neus en keel (nasofaryngitis)
•
beschadiging van zenuwen in de handen en voeten die tintelingen en een doof gevoel kan
veroorzaken (perifere neuropathie)
•
bloeden uit de neus
•
hoofdpijn
•
uitdroging (dehydratie)
•
verhoogde bloedsuikerspiegel
•
verlaagde kaliumspiegel
•
slapeloosheid (insomnia)
•
verminderd smaakvermogen
•
wazig zien
•
kortademigheid
•
hoesten
•
buikpijn
•
verstopping (obstipatie)
•
verlies van energie
•
koorts
Vaak
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
•
bacteriële infectie in het bloed
•
normaal gesproken brengt het lichaam chemische stoffen in de bloedbaan om een infectie
te bestrijden; wanneer de reactie van het lichaam op deze chemische stoffen uit balans
raakt, kunnen veranderingen teweeg worden gebracht die schade aan meerdere
orgaansystemen kunnen veroorzaken (bloedvergiftiging of sepsis)
•
verlaagd aantal neutrofielen met koorts
•
verlaagde fosfaatspiegel
•
verhoogde kaliumspiegel
•
verlaagde calciumspiegel
•
verlaagde magnesiumspiegel
•
geestelijke verwardheid (hallucinatie)
•
verhoogde amylase- en lipasespiegel
•
verhoogde urinezuurspiegel
•
verward denken (delirium)
•
flauwvallen (syncope)
•
versnelde hartslag (tachycardie)
•
slecht zien
•
verlies van smaakzin
•
smaakstoornis
•
evenwichtsstoornis
•
cognitieve aandoening
•
stoornis van aandacht
•
geheugenvermindering
•
lage bloeddruk (hypotensie)
•
draaiduizeligheid (vertigo)
•
verstoorde spijsvertering (indigestie), droge mond, buikongemak
•
winderigheid (flatulentie) of opgeblazenheid
•
jeukende huid
•
spierspasme
41
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
nierproblemen
algemene verslechtering van lichamelijke gezondheid, loopstoornis, algemeen onwel/ziek
voelen (malaise), koude rillingen
verhoogde leverenzymspiegels (alanine-aminotransferase en aspartaataminotransferase en
alkalische fosfatase)
val
geheugenvermindering, waaronder geheugenverlies (amnesie)
verhoging van spierenzym genaamd creatine
haaruitval
nachtzweten, waaronder overmatig zweten
ondersteluchtweginfectie
blauwe plek
Soms
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
•
snelle afbraak van tumorcellen die levensbedreigend kan zijn en de klachten als
spierkramp, spierzwakte, verwardheid, verlies of stoornissen van het gezichtsvermogen
en kortademigheid kan veroorzaken (tumorlysissyndroom)
•
ontsteking van de hersenen die verwardheid, hoofdpijn, epileptische aanvallen (insulten)
kan veroorzaken (encefalopathie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
blisterverpakking, binnenverpakking en buitenverpakking na “EXP”. Daar staat een maand en een
jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het beschadigd is of dat er tekenen zijn dat ermee
geknoeid is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
•
De werkzame stof in dit middel is selinexor. Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg
selinexor.
•
De andere stoffen in dit middel zijn microkristallijne cellulose, croscarmellosenatrium,
povidon K30, natriumlaurylsulfaat, colloïdaal siliciumdioxide, magnesiumstearaat.
De stoffen voor de tabletomhulling zijn talk, poly(vinylalcohol) gedeeltelijk
gehydrolyseerd, glycerylmonostearaat, polysorbaat 80, titaniumdioxide, macrogol,
indigokarmijn aluminiumlak en briljantblauw FCF aluminiumlak. Zie rubriek 2
“NEXPOVIO bevat natrium”.
42
Hoe ziet NEXPOVIO eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
NEXPOVIO filmomhulde tabletten zijn blauw en rond, met “K20” ingeslagen aan één zijde.
Elke buitenverpakking bevat vier kinderveilige binnenverpakkingen. Elke binnenverpakking bevat
één kunststof blisterverpakking met 2, 3, 4, 5 of 8 tabletten, zodat er in totaal 8, 12, 16, 20
of 32 tabletten zijn.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Karyopharm Europe GmbH
80339 München
Duitsland
Fabrikant(en)
MIAS Pharma Ltd
Suite 2, Stafford House, Strand Road
Portmarnock Dublin D13 H525
Ierland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
България
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Česká republika
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Danmark
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Deutschland
Karyopharm Europe GmbH
Franziska-Bilek-Weg 9
D-80339 München
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Eesti
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Ελλάδα
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
España
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Lietuva
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Luxembourg/Luxemburg
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Magyarország
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Malta
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Nederland
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Norge
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Österreich
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Polska
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
43
France
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Hrvatska
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Ireland
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Ísland
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Italia
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Κύπρος
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Latvija
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Portugal
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
România
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Slovenija
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Slovenská republika
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Suomi/Finland
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Sverige
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in mm/jjjj.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
44
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
NEXPOVIO 20 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg selinexor.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet
Blauwe, ronde, dubbelbolle filmomhulde tablet (4 mm dik met een doorsnede van 7 mm) met 'K20'
ingeslagen aan één zijde.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicatie
NEXPOVIO is geïndiceerd:
·
in combinatie met bortezomib en dexamethason voor de behandeling van volwassen patiënten
met multipel myeloom die ten minste één eerdere therapie hebben ondergaan;
·
in combinatie met dexamethason voor de behandeling van volwassen patiënten met multipel
myeloom die ten minste vier eerdere therapieën hebben ondergaan en bij wie de aandoening
refractair is tegen ten minste twee proteasoomremmers (proteasome inhibitors, PI), twee
immunomodulerende middelen (immunomodulatory medicinal products, IMiD) en een
monoklonale antistof (monoclonal antibody, mAb) tegen CD38 en die bij de laatste therapie
ziekteprogressie vertoonden.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Het instellen en volgen van de behandeling dient te gebeuren onder toezicht van artsen die beschikken
over ervaring met de behandeling van multipel myeloom.
Dosering
Selinexor in combinatie met bortezomib en dexamethason (SVd)
De aanbevolen dosering voor selinexor, bortezomib en dexamethason op basis van een kuur van
35 dagen is als volgt:
·
Selinexor 100 mg, eenmaal per week oraal in te nemen op dag 1 van elke week. De dosis
selinexor mag niet meer bedragen dan 70 mg/m2 per dosis.
·
Bortezomib 1,3 mg/m2, eenmaal per week subcutaan toe te dienen op dag 1 van elke week
gedurende 4 weken, gevolgd door 1 week zonder.
·
Dexamethason 20 mg, tweemaal per week oraal in te nemen op dag 1 en 2 van elke week.
voortgezet totdat ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Selinexor in combinatie met dexamethason (Sd)
De aanbevolen aanvangsdosis selinexor en dexamethason is als volgt:
·
Selinexor 80 mg, oraal in te nemen op dag 1 en 3 van elke week.
·
Dexamethason 20 mg, oraal in te nemen op dag 1 en 3 van elke week met selinexor.
De behandeling met selinexor in combinatie met dexamethason dient te worden voortgezet totdat
ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Zie voor informatie over de dosering van geneesmiddelen die worden toegediend met NEXPOVIO, de
samenvatting van de productkenmerken (SmPC) van deze geneesmiddelen.
Niet op tijd ingenomen of gemiste doses
Indien een dosis selinexor is gemist of niet op tijd is ingenomen, of indien een patiënt na inname van
een dosis selinexor braakt, mag de patiënt de dosis niet alsnog innemen. De patiënt dient de volgende
dosis in te nemen op de volgende regulier geplande dag.
Dosisaanpassingen
Aanpassingen in de dosering van NEXPOVIO die worden aanbevolen bij bijwerkingen, zijn
weergegeven in tabel 1 en tabel 2.
Zie voor informatie over aanpassing van de dosering van geneesmiddelen die worden toegediend met
NEXPOVIO, de bijbehorende SmPC.
Tabel 1: Vooraf gespecificeerde stappen voor dosisaanpassing bij bijwerkingen
Selinexor in combinatie met
Selinexor in combinatie met
bortezomib en dexamethason
dexamethason (Sd)
(SVd)
Aanbevolen aanvangsdosis
Eenmaal per week 100 mg
80 mg op dag 1 en 3 van elke week
(160 mg totaal per week)
Eerste verlaging
Eenmaal per week 80 mg
Eenmaal per week 100 mg
Tweede verlaging
Eenmaal per week 60 mg
Eenmaal per week 80 mg
Derde verlaging
Eenmaal per week 40 mg
Eenmaal per week 60 mg
Stoppen*
* Indien de symptomen niet verdwijnen, dient de behandeling te worden stopgezet
Tabel 2: Richtsnoeren voor dosisaanpassing bij bijwerkingen
Bijwerkinga
Optreden
Actie
Hematologische bijwerkingen
Trombocytopenie
Plaatjestelling 25.000 tot
Elk
·
Selinexor 1 dosisniveau verlagen (zie
tabel 1).
lager dan 75.000/l
Plaatjestelling 25.000 tot
Elk
·
Selinexor onderbreken.
lager dan 75.000/ l met
·
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
tegelijkertijd een bloeding
lager (zie
tabel 1), nadat bloeding opgehouden
is.
Plaatjestelling lager
Elk
·
Selinexor onderbreken.
dan 25.000/ l
·
Controleren totdat plaatjestelling weer ten
minste 50.000/ l is.
·
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Optreden
Actie
Neutropenie
Absolute neutrofielentelling Elk
·
Selinexor 1 dosisniveau verlagen (zie
tabel 1).
0,5 tot 1,0 x 109/l zonder
koorts
Absolute neutrofielentelling Elk
·
Selinexor onderbreken.
lager dan 0,5 x 109/l
·
Controleren totdat neutrofielentellingen
OF
weer 1,0 x 109/l of hoger zijn.
Febriele neutropenie
·
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Anemie
Hemoglobine lager
Elk
·
Selinexor 1 dosisniveau verlagen (zie
tabel 1).
dan 8,0 g/dl
·
Bloedtransfusies en/of andere behandelingen
geven conform klinische richtlijnen.
Levensbedreigende gevolgen Elk
·
Selinexor onderbreken.
(spoedinterventie
·
Hemoglobine controleren totdat waarden
geïndiceerd)
weer 8 g/dl of hoger zijn.
·
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
·
Bloedtransfusies en/of andere behandelingen
geven conform klinische richtlijnen.
Niet-hematologische bijwerkingen
Hyponatriëmie
Natriumspiegel 130 mmol/l
Elk
·
Selinexor onderbreken en passende
of lager
ondersteunende zorg bieden.
·
Controleren totdat natriumwaarden
weer 130 mmol/l of hoger zijn.
·
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Vermoeidheid
Graad 2 gedurende langer
Elk
·
Selinexor onderbreken.
dan 7 dagen
·
Volgen totdat vermoeidheid afneemt tot
OF
graad 1 of baseline.
Graad 3
·
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Nausea en braken
Nausea graad 1 of 2 (orale
Elk
·
Doorgaan met selinexor en beginnen met
inname verlaagd zonder
aanvullende geneesmiddelen tegen nausea.
significant gewichtsverlies,
dehydratie of ondervoeding)
OF
Braken graad 1 of 2 (5 of
minder episoden per dag)
Nausea graad 3
Elk
·
Selinexor onderbreken.
(onvoldoende orale calorie-
·
Controleren totdat nausea of braken is
of vochtinname)
afgenomen tot graad 2 of lager of baseline.
OF
·
Beginnen met aanvullende geneesmiddelen
Braken graad 3 of hoger
tegen nausea.
(6 of meer episoden per dag)
·
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Diarree
Graad 2 (toename
1e
·
Doorgaan met selinexor en beginnen met
van 4 tot 6 stoelgangen per
ondersteunende zorg.
dag t.o.v. baseline)
2e en volgende ·
Selinexor 1 dosisniveau verlagen (zie
tabel 1).
·
Beginnen met ondersteunende zorg.
Optreden
Actie
Graad 3 of hoger (toename
Elk
·
Selinexor onderbreken en beginnen met
van 7 stoelgangen of meer
ondersteunende zorg.
per dag t.o.v. baseline;
·
Controleren totdat diarree afneemt tot
ziekenhuisopname
graad 2 of lager.
geïndiceerd)
·
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Gewichtsverlies en anorexie
Gewichtsverlies van 10% tot Elk
·
Selinexor onderbreken en beginnen met
minder dan 20%
ondersteunende zorg.
OF
·
Controleren totdat het gewicht weer meer
Anorexie met significant
dan 90% van het gewicht bij baseline is.
gewichtsverlies of
·
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
ondervoeding
lager (zie
tabel 1).
Oogbijwerkingen
Graad 2, exclusief cataract
Elk
·
Oogheelkundig onderzoek uitvoeren.
·
Selinexor onderbreken en ondersteunende zorg
bieden.
·
Controleren totdat oogsymptomen afnemen tot
graad 1 of baseline.
·
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
Graad 3, exclusief cataract Elk
·
Definitief stoppen met selinexor.
·
Oogheelkundig onderzoek uitvoeren.
Andere niet-hematologische bijwerkingen
Graad 3 of 4
Elk
·
Selinexor onderbreken.
(levensbedreigend)
·
Controleren totdat afgenomen tot graad 2 of
lager.
·
Weer beginnen met selinexor 1 dosisniveau
lager (zie
tabel 1).
a. National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events (NCI CTCAE)
versie 4.03.
Specifieke patiëntengroepen
Oudere patiënten
Er is geen aanpassing van de dosering van selinexor vereist voor patiënten ouder dan 65 jaar (zie
rubriek 4.8, 5.1 en 5.2).
Verminderde nierfunctie
Er is geen aanpassing in de dosering van selinexor nodig voor patiënten met een licht, matig of ernstig
verminderde nierfunctie (zie rubriek 5.2). Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met
terminale nierziekte of hemodialyse om een dosisaanbeveling te ondersteunen.
Verminderde leverfunctie
Er is geen aanpassing in de dosering van selinexor nodig voor patiënten met een licht verminderde
leverfunctie (zie rubriek 5.2). Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over patiënten met een matig
of ernstig verminderde leverfunctie om een dosisaanbeveling te ondersteunen.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van NEXPOVIO bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar (zie rubriek 5.1 en 5.2).
Er is geen relevante toepassing van NEXPOVIO bij kinderen jonger dan 18 jaar bij de behandeling
van multipel myeloom.
NEXPOVIO is voor oraal gebruik.
NEXPOVIO in combinatie met bortezomib en dexamethason (SVd) dient eenmaal per week op dag 1
van elke week oraal te worden ingenomen op ongeveer hetzelfde tijdstip.
NEXPOVIO in combinatie met dexamethason (Sd) dient op dag 1 en 3 van elke week te worden
ingenomen op ongeveer hetzelfde tijdstip.
De tablet dient in zijn geheel te worden doorgeslikt met water. De tablet mag niet worden fijngemaakt,
gekauwd, gebroken of gedeeld; dit om de kans op huidirritatie door de werkzame stof te voorkomen.
De tablet kan al dan niet met voedsel worden ingenomen.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Van geneesmiddelen die in combinatie met selinexor worden toegediend, dient de samenvatting van
de productkenmerken (SmPC) te worden geraadpleegd voordat wordt begonnen met de behandeling,
met inbegrip van bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik en van aanbevolen
begeleidende behandelingen.
Aanbevolen begeleidende behandelingen
Patiënten dienen te worden geadviseerd om de vocht- en calorie-inname gedurende de behandeling op
peil te houden. Intraveneuze hydratatie dient te worden overwogen voor patiënten met een verhoogd
risico op dehydratie.
Een profylactische begeleidende behandeling met een 5-HT3-antagonist en/of andere middelen
tegen nausea dient te worden gegeven vóór en tijdens de behandeling met NEXPOVIO (zie
rubriek 4.8).
Hematologie
Het volledige bloedbeeld van patiënten dient te worden beoordeeld bij baseline, gedurende de
behandeling en zoals klinisch geïndiceerd. Controleer vaker gedurende de eerste twee maanden van de
behandeling.
Trombocytopenie
Trombocytopenische voorvallen (trombocytopenie en verlaagde plaatjestelling) werden vaak gemeld
bij patiënten die selinexor kregen. Deze kunnen ernstig zijn (graad 3/4). Graad 3/4 trombocytopenie
kan soms leiden tot klinisch significante bloeding en kan in zeldzame gevallen leiden tot mogelijk
fatale hemorragie (zie rubriek 4.8).
Trombocytopenie kan worden behandeld met dosisonderbrekingen, dosisaanpassingen,
plaatjestransfusies en/of andere behandelingen zoals klinisch geïndiceerd. Patiënten dienen te worden
gecontroleerd op tekenen en symptomen van bloedingen en dienen tijdig te worden beoordeeld. Zie
voor richtsnoeren voor dosisaanpassing tabel 1 en tabel 2 in rubriek 4.2.
Neutropenie
Neutropenie, waaronder ernstige neutropenie (graad 3/4), is gemeld met selinexor. In enkele gevallen
traden gelijktijdige infecties op bij patiënten met graad 3/4 neutropenie (zie rubriek 4.8).
Patiënten met neutropenie dienen te worden gecontroleerd op tekenen van infectie en dienen tijdig te
worden beoordeeld. Neutropenie kan worden behandeld met dosisonderbrekingen, dosisaanpassingen
en ´colony stimulating´-factoren conform medische richtlijnen. Zie voor richtsnoeren voor
dosisaanpassing tabel 1 en tabel 2 in rubriek 4.2.
Nausea, braken en diarree, die soms ernstig kunnen zijn en waarvoor anti-emetica en antidiarroïca
nodig zijn (zie rubriek 4.8).
Profylaxe met 5-HT3-antagonisten en/of andere middelen tegen nausea dient te worden gegeven vóór
en tijdens de behandeling met selinexor. Aan patiënten met een verhoogd risico dient vocht met
elektrolyten te worden toegediend om dehydratie te voorkomen.
Nausea/braken kan worden behandeld door middel van onderbreking van de toediening,
dosisaanpassingen en/of het starten van andere anti-emetica, zoals klinisch geïndiceerd. Diarree kan
worden behandeld door middel van onderbreking van de toediening, met dosisaanpassingen en/of
toediening van antidiarroïca. Zie voor richtsnoeren voor dosisaanpassing tabel 1 en tabel 2 in
rubriek 4.2.
Gewichtsverlies en anorexie
Selinexor kan gewichtsverlies en anorexie veroorzaken. Het lichaamsgewicht, de voedingstoestand en
het volume van de patiënt dient te worden gecontroleerd bij baseline, gedurende de behandeling en
zoals klinisch geïndiceerd. Gedurende de eerste twee maanden van de behandeling dient vaker te
worden gecontroleerd. Bij patiënten bij wie verminderde eetlust en afgenomen gewicht voor het eerst
optreedt of erger wordt, kunnen dosisaanpassingen, eetlustopwekkende middelen en
voedingsconsulten nodig zijn. Zie voor richtsnoeren voor dosisaanpassing
tabel 1 en tabel 2 in
rubriek 4.2.
Verwarde toestand en duizeligheid
Selinexor kan een verwarde toestand en duizeligheid veroorzaken. De patiënt dient te worden
geïnstrueerd om situaties te vermijden waarin duizeligheid of een verwarde toestand een probleem kan
vormen, en om zonder passend medisch advies geen andere geneesmiddelen te gebruiken die
duizeligheid of een verwarde toestand kunnen veroorzaken. Patiënten dienen het advies te krijgen om
geen voertuigen te besturen of zware machines te bedienen totdat de symptomen verdwijnen (zie
rubriek 4.7).
Hyponatriëmie
Selinexor kan hyponatriëmie veroorzaken. De natriumspiegels van de patiënt dienen te worden
gecontroleerd bij baseline, gedurende de behandeling en zoals klinisch geïndiceerd. Gedurende de
eerste twee maanden van de behandeling dient vaker te worden gecontroleerd. Corrigeer
natriumspiegels voor gelijktijdig optredende hyperglykemie (serumglucose > 150 mg/dl) en hoge
paraproteïnespiegels in serum. Hyponatriëmie dient te worden behandeld conform de medische
richtlijnen (intraveneuze natriumchlorideoplossing en/of zouttabletten), waarbij ook wordt gekeken
naar dieet. Onderbreking van de toediening en/of aanpassing van de dosis selinexor kan nodig zijn. Zie
voor richtsnoeren voor dosisaanpassing tabel 1 en tabel 2 in rubriek 4.2.
Cataract
Selinexor kan het ontstaan of de exacerbatie van cataract veroorzaken (zie rubriek 4.8). Er kan een
oogheelkundig onderzoek worden uitgevoerd zoals klinisch geïndiceerd. Cataract dient te worden
behandeld conform de medische richtlijnen, met inbegrip van chirurgie, indien nodig.
Tumorlysissyndroom
Het tumorlysissyndroom (TLS) is gemeld bij patiënten die met selinexor werden behandeld. Patiënten
met een hoog risico op TLS dienen nauwlettend te worden gecontroleerd. Behandel TLS onmiddellijk
conform de richtlijnen van de instelling.
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie bij mannen en vrouwen
Aan vrouwen die zwanger kunnen worden, dient te worden geadviseerd om tijdens de behandeling
met selinexor en ten minste 1 week na de laatste dosis selinexor een zwangerschap te voorkomen of
geen geslachtsgemeenschap te hebben.
dient te worden geadviseerd om tijdens de behandeling met selinexor en ten minste 1 week na de
laatste dosis selinexor maatregelen voor effectieve anticonceptie te nemen of zich te onthouden van
seksuele activiteit; dit om zwangerschap te voorkomen (zie rubriek 4.6).
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet van 20 mg, dat wil zeggen dat
het in wezen `natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen gericht klinisch onderzoek naar geneesmiddelinteracties uitgevoerd.
Gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-inductor zou een lagere blootstelling aan selinexor tot
gevolg kunnen hebben.
Er werden geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van selinexor gezien bij
gelijktijdige toediening met een dagelijkse dosis paracetamol van maximaal 1 000 mg.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie bij mannen en vrouwen
Aan vrouwen die zwanger kunnen worden, dient te worden geadviseerd om tijdens de behandeling
met selinexor en ten minste 1 week na de laatste dosis selinexor een zwangerschap te voorkomen of
geen geslachtsgemeenschap te hebben. Voor vrouwen die zwanger kunnen worden, wordt een
zwangerschapstest aanbevolen voordat wordt begonnen met de behandeling met selinexor.
Aan vrouwen die zwanger kunnen worden en mannelijke patiënten die een kind kunnen verwekken,
dient te worden geadviseerd om tijdens de behandeling met selinexor en ten minste 1 week na de
laatste dosis selinexor maatregelen voor effectieve anticonceptie te nemen of zich te onthouden van
seksuele activiteit; dit om zwangerschap te voorkomen.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van selinexor bij zwangere vrouwen. Uit dieronderzoek is
gebleken dat selinexor schadelijke gevolgen kan hebben voor de foetus (zie rubriek 5.3). Selinexor
wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen
worden en geen anticonceptie toepassen.
Indien de patiënt tijdens het gebruik van selinexor zwanger wordt, dient het gebruik van selinexor
onmiddellijk te worden gestaakt en dient de patiënt op de hoogte te worden gesteld van het mogelijke
risico voor de foetus.
Borstvoeding
Het is niet bekend of selinexor of zijn metabolieten in de moedermelk worden uitgescheiden. Risico
voor met moedermelk gevoede kinderen kan niet worden uitgesloten. Borstvoeding moet worden
gestaakt tijdens behandeling met selinexor en gedurende 1 week na de laatste dosis.
Vruchtbaarheid
Afgaande op bevindingen bij dieren kan selinexor bij zowel mannen als vrouwen de vruchtbaarheid
schaden (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Selinexor kan grote invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Selinexor kan vermoeidheid, een verwarde toestand en duizeligheid veroorzaken. De patiënt
dient te worden geïnstrueerd om situaties te vermijden waarin duizeligheid of een verwarde toestand
een probleem kan vormen, en om zonder passend medisch advies geen andere geneesmiddelen te
te krijgen om geen voertuigen te besturen of machines te bedienen indien zij een of meer van deze
symptomen hebben.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van selinexor in combinatie met bortezomib en dexamethason is onderzocht bij
195 patiënten met multipel myeloom. De meest voorkomende bijwerkingen (30%) waren
trombocytopenie (62%), nausea (50%), vermoeidheid (42%), anemie (37%), verminderde eetlust
(35%), diarree (33%) en perifere neuropathie (33%).
De vaakst gemelde ernstige bijwerkingen (3%) waren pneumonie (14,9%), cataract (4,6%), sepsis
(4,1%), diarree (3,6%), braken (3,6%) en anemie (3,1%).
De veiligheid van selinexor in combinatie met dexamethason is onderzocht bij 214 patiënten met
multipel myeloom, waaronder 83 patiënten met vijfvoudig refractaire ziekte. De meest voorkomende
bijwerkingen ( 30%) waren nausea (75%), trombocytopenie (75%), vermoeidheid (66%), anemie
(60%), verminderde eetlust (56%), verlaagd gewicht (49%), diarree (47%), braken (43%),
hyponatriëmie (40%), neutropenie (36%) en leukopenie (30%).
De vaakst gemelde ernstige bijwerkingen ( 3%) waren pneumonie (7,5%), sepsis (6,1%),
trombocytopenie (4,7%), acuut nierletsel (3,7%) en anemie (3,3%).
Overzicht van bijwerkingen in tabelvorm
Bijwerkingen die zijn gemeld bij klinische onderzoeken met selinexor in combinatie met bortezomib
en dexamethason (SVd) worden in tabel 3 weergegeven.
Bijwerkingen die zijn gemeld bij klinische onderzoeken met selinexor in combinatie met
dexamethason (Sd) worden in tabel 4 weergegeven.
Deze bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en per frequentie. De
frequentiecategorieën zijn als gevolgd gedefinieerd: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, < 1/10); soms
( 1/1.000, < 1/100); zelden ( 1/10.000, < 1/1.000); zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen
weergegeven in volgorde van afnemende ernst.
Tabel 3: Bijwerkingen (ADR's) zoals gezien bij patiënten met multipel myeloom die werden
behandeld met selinexor in combinatie met bortezomib en dexamethason (SVd)
Systeem/orgaanklasse /
Alle ADR's / frequentie
ADR's graad 3-4 / frequentie
voorkeursterm
Infecties en parasitaire
Zeer vaak
Zeer vaak
aandoeningen
Pneumonie*,
Pneumonie*
bovensteluchtweginfectie,
bronchitis, nasofaryngitis
Vaak
Sepsis*, ondersteluchtweginfectie,
Vaak
bronchitis,
Sepsis*, ondersteluchtweginfectie bovensteluchtweginfectie
Bloed- en
Zeer vaak
Zeer vaak
lymfestelselaandoeningen
Trombocytopenie, anemie,
Trombocytopenie, anemie
neutropenie*
Vaak
Vaak
Neutropenie*, lymfopenie
Leukopenie, lymfopenie
Soms
Leukopenie
Systeem/orgaanklasse /
Alle ADR's / frequentie
ADR's graad 3-4 / frequentie
voorkeursterm
Voedings- en
Zeer vaak
Vaak
stofwisselingsstoornissen
Verminderde eetlust
Hyponatriëmie, dehydratie,
verminderde eetlust,
Vaak
hypokaliëmie, hypocalciëmie,
Hyponatriëmie, dehydratie,
hypofosfatemie
hypokaliëmie, hypocalciëmie,
hypofosfatemie, hyperkaliëmie,
hypomagnesiëmie
Psychische stoornissen
Zeer vaak
Vaak
Insomnia
Verwarde toestand, insomnia
Vaak
Verwarde toestand
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Vaak
Perifere neuropathie, duizeligheid, Syncope, perifere neuropathie
hoofdpijn
Soms
Vaak
Hoofdpijn, duizeligheid, amnesie*
Syncope, amnesie*,
evenwichtsstoornis, dysgeusie,
ageusie
Evenwichtsorgaan- en
Vaak
Geen
ooraandoeningen
Vertigo
Oogaandoeningen
Zeer vaak
Zeer vaak
Cataract, gezichtsvermogen
Cataract
wazig*
Vaak
Gezichtsvermogen wazig*
Hartaandoeningen
Vaak
Geen
Tachycardie
Bloedvataandoeningen
Vaak
Vaak
Hypotensie
Hypotensie
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
Zeer vaak
Vaak
en mediastinumaandoeningen
Hoesten
Bloedneus
Vaak
Soms
Dyspneu*, bloedneus
Dyspneu*, hoesten
Maagdarmstelselaandoeningen Zeer vaak
Vaak
Nausea, diarree, braken,
Nausea, diarree, braken
constipatie
Vaak
Abdominale pijn, dyspepsie,
droge mond, flatulentie
Huid- en
Vaak
Soms
onderhuidaandoeningen
Alopecia, nachtzweet*, pruritus
Nachtzweet*
Skeletspierstelsel- en
Vaak
Vaak
bindweefselaandoeningen
Hypercreatinemie
Hypercreatinemie
Nier- en urinewegaandoeningen Vaak
Vaak
Acuut nierletsel
Acuut nierletsel
Systeem/orgaanklasse /
Alle ADR's / frequentie
ADR's graad 3-4 / frequentie
voorkeursterm
Algemene aandoeningen en
Zeer vaak
Zeer vaak
toedieningsplaatsstoornissen
Vermoeidheid, pyrexie, asthenie
Vermoeidheid
Vaak
Vaak
Algemene deterioriatie van
Pyrexie, asthenie, algemene
lichamelijke gezondheid, malaise deterioriatie van lichamelijke
gezondheid
Onderzoeken
Zeer vaak
Vaak
Gewicht verlaagd
Gewicht verlaagd,
aspartaataminotransferase
Vaak
verhoogd, alanine-
Aspartaataminotransferase
aminotransferase verhoogd
verhoogd, alanine-
aminotransferase verhoogd
Letsels, intoxicaties en
Vaak
Vaak
verrichtingscomplicaties
Val, kneuzing
Val
* Groep van meerdere MedDRA-voorkeurstermen, waaronder:
- Pneumonie: pneumonie, longinfectie, pneumokokkenpneumonie, influenzapneumonie, para-
influenzaviruspneumonie, bacteriële pneumonie en pneumonie door schimmels
- Sepsis: sepsis, septische shock, stafylokokken-sepsis en urosepsis
- Neutropenie: neutropenie en febriele neutropenie
- Amnesie: amnesie en geheugenvermindering
- Gezichtsvermogen wazig: gezichtsvermogen wazig, gezichtsvermogen afgenomen en scherpzien
gereduceerd
- Dyspneu: dyspneu en inspanningskortademigheid
- Nachtzweet: nachtelijk zweten en hyperhidrose
Tabel 4: Bijwerkingen (ADR's) zoals gezien bij patiënten die werden behandeld met selinexor in
combinatie met dexamethason (Sd)
Systeem/orgaanklasse /
Alle ADR's / frequentie
ADR's graad 3-4 / frequentie
voorkeursterm
Infecties en parasitaire
Zeer vaak
Vaak
aandoeningen
Pneumonie,
Pneumonie, sepsis, bacteriëmie
bovensteluchtweginfectie
Soms
Vaak
Bovensteluchtweginfectie
Sepsis, bacteriëmie
Bloed- en
Zeer vaak
Zeer vaak
lymfestelselaandoeningen
Trombocytopenie, anemie,
Trombocytopenie, anemie,
neutropenie, leukopenie,
neutropenie, leukopenie,
lymfopenie
lymfopenie
Vaak
Vaak
Febriele neutropenie
Febriele neutropenie
Voedings- en
Zeer vaak
Zeer vaak
stofwisselingsstoornissen
Hyponatriëmie, dehydratie,
Hyponatriëmie
verminderde eetlust,
hyperglykemie, hypokaliëmie
Vaak
Dehydratie, verminderde
Vaak
eetlust, hypokaliëmie,
Hypocalciëmie,
hyperglykemie, hypocalciëmie,
hypofosfatemie,
hyperkaliëmie,
hyperkaliëmie,
hyperamylasemie,
Alle ADR's / frequentie
ADR's graad 3-4 / frequentie
voorkeursterm
hypomagnesiëmie,
hypofosfatemie,
hyperamylasemie,
hyperurikemie, hyperlipasemie
hyperurikemie,
hyperlipasemie
Soms
Tumorlysissyndroom
Soms
Tumorlysissyndroom
Psychische stoornissen
Zeer vaak
Vaak
Verwarde toestand, insomnia
Verwarde toestand, insomnia
Vaak
Soms
Delirium, hallucinatie
Delirium, hallucinatie
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Vaak
Duizeligheid, dysgeusie,
Syncope, cognitieve
hoofdpijn
aandoening
Vaak
Soms
Perifere neuropathie, syncope, Perifere neuropathie,
ageusie, smaakstoornis,
encefalopathie
evenwichtsstoornis, cognitieve
aandoening, stoornis van
aandacht,
geheugenvermindering
Soms
Encefalopathie
Oogaandoeningen
Zeer vaak
Vaak
Gezichtsvermogen wazig
Cataract
Vaak
Soms
Cataract, gezichtsvermogen
Gezichtsvermogen wazig,
afgenomen
gezichtsvermogen afgenomen
Hartaandoeningen
Vaak
Geen
Tachycardie
Bloedvataandoeningen
Vaak
Soms
Hypotensie
Hypotensie
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
Zeer vaak
Vaak
en mediastinumaandoeningen
Dyspneu, bloedneus, hoesten
Dyspneu
Soms
Bloedneus
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Vaak
Nausea, diarree, braken,
Nausea, diarree, braken,
abdominale pijn, constipatie
constipatie
Vaak
Soms
Dyspepsie, droge mond,
Abdominale pijn
abdominaal ongemak,
flatulentie
Huid- en
Vaak
Geen
onderhuidaandoeningen
Alopecia, nachtzweet, pruritus
Skeletspierstelsel- en
Vaak
Soms
bindweefselaandoeningen
Spierspasmen,
Spierspasmen,
hypercreatinemie
hypercreatinemie
Alle ADR's / frequentie
ADR's graad 3-4 / frequentie
voorkeursterm
Nier- en urinewegaandoeningen Vaak
Vaak
Acuut nierletsel
Acuut nierletsel
Algemene aandoeningen en
Zeer vaak
Zeer vaak
toedieningsplaatsstoornissen
Vermoeidheid, pyrexie,
Vermoeidheid
asthenie
Vaak
Vaak
Asthenie, algemene
Algemene deterioriatie van
deterioriatie van lichamelijke
lichamelijke gezondheid,
gezondheid, pijn
malaise, loopstoornis, koude
rillingen
Soms
Pyrexie
Onderzoeken
Zeer vaak
Vaak
Gewicht verlaagd
Alanine-aminotransferase
verhoogd
Vaak
Aspartaataminotransferase
Soms
verhoogd, alanine-
Gewicht verlaagd,
aminotransferase verhoogd,
aspartaataminotransferase
bloed alkalische fosfatase
verhoogd
verhoogd
Letsels, intoxicaties en
Vaak
Vaak
verrichtingscomplicaties
Val
Val
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
Infectie was de meest voorkomende niet-hematologische toxiciteit.
Bij 70% van de patiënten die SVd kregen, werden infecties gemeld; 28% van de patiënten had
infecties graad 3 of 4. Ernstige infecties werden gemeld bij 28% van de patiënten en fatale infecties
deden zich voor bij 4% van de behandelde patiënten. Bovensteluchtweginfectie en pneumonie waren
de vaakst gemelde infecties (bij respectievelijk 21% en 15% van de patiënten). Infectie leidde tot
staking van het gebruik bij 1% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 48% van de
patiënten en een dosisverlaging bij 10% van de patiënten.
Bij 53% van de patiënten die Sd kregen, werden infecties gemeld. Bij 22% van deze gevallen betrof
het graad 3 of 4. Bovensteluchtweginfectie en pneumonie waren de vaakst gemelde infecties (bij
respectievelijk 15% en 13% van de patiënten); 25% van de gemelde infecties was ernstig en fatale
infecties deden zich voor bij 3% van de behandelde patiënten. Infectie leidde tot staking van het
gebruik bij 7% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 19% van de patiënten en een
dosisverlaging bij 1% van de patiënten.
Trombocytopenie
Bij 62% van de patiënten die SVd kregen, deed zich trombocytopenie voor; 41% van de patiënten had
trombocytopenie graad 3 of 4. Trombocytopenie was ernstig bij 2% van de patiënten. Van de 41%
patiënten met trombocytopenie graad 3 of 4 werden bij 5% gelijktijdig optredende
bloedingsvoorvallen graad 3 of hoger gemeld (gelijktijdigheid was gedefinieerd als ±5 dagen). Fatale
hemorragie deed zich voor bij 2% van de patiënten met trombocytopenie. Trombocytopenie leidde tot
staking van het gebruik bij 2% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 35% van de
patiënten en een dosisverlaging bij 33% van de patiënten.
Bij 75% van de patiënten die Sd kregen, deed zich trombocytopenie; 65% van deze ADR's betrof
graad 3 of 4. Trombocytopenie was ernstig bij 5% van de patiënten. Van de 65% patiënten met
trombocytopenie graad 3 of 4 werden bij 5% gelijktijdig optredende ernstige bloedingsvoorvallen of
Trombocytopenie leidde tot staking van het gebruik bij 3% van de patiënten, onderbreking van de
behandeling bij 22% van de patiënten en een dosisverlaging bij 32% van de patiënten.
Trombocytopenie kan worden behandeld met dosisaanpassingen (zie rubriek 4.2), ondersteunende
zorg en plaatjestransfusies. Patiënten dienen te worden gecontroleerd op tekenen en symptomen van
bloedingen en dienen tijdig te worden beoordeeld (zie rubriek 4.4).
Neutropenie
Bij 16% van de patiënten die SVd kregen, deed zich neutropenie voor; 10% van de patiënten had
voorvallen van neutropenie graad 3 of 4. Neutropenie was ernstig bij 1% van de patiënten. Geen van
de patiënten staakte het gebruik vanwege neutropenie. Neutropenie leidde tot onderbreking van de
behandeling bij 9% van de patiënten en tot een dosisverlaging bij 5% van de patiënten.
Van ernstige febriele neutropenie werd melding gedaan bij één patiënt (<1%) die SVd kreeg; het
betrof graad 4. Febriele neutropenie leidde tot onderbreking van de behandeling en een dosisverlaging;
staking van het gebruik vanwege febriele neutropenie kwam niet voor. Van de 19 patiënten met
neutropenie graad 3 of hoger werden bij 3 (16%) patiënten gelijktijdig optredende ernstige infecties of
infecties van graad 3 of hoger gemeld (gelijktijdigheid was gedefinieerd als ±5 dagen). Tot de
gelijktijdig optredende infecties van graad 3 of hoger behoorden ondersteluchtweginfectie, bronchitis
en oorinfectie (1 patiënt per bijwerking).
Bij 36% van de patiënten die Sd kregen, deed zich neutropenie voor en 25% daarvan betrof
graad 3 of 4. Neutropenie was ernstig bij 1% van de patiënten. Geen van de patiënten staakte het
gebruik vanwege neutropenie. Neutropenie leidde tot onderbreking van de behandeling bij 2% van de
patiënten en tot een dosisverlaging bij 6% van de patiënten.
Febriele neutropenie deed zich voor bij 3% van de patiënten die Sd kregen; in alle gevallen betrof het
graad 3 of 4. De melding betrof bij 2% van de patiënten ernstige febriele neutropenie, die leidde tot
staking van het gebruik, onderbreking van de behandeling of een dosisverlaging bij minder dan 1%
van de patiënten (per categorie). Van de 53 patiënten met neutropenie graad 3 of hoger werden bij
6 (11%) patiënten gelijktijdig optredende ernstige infecties of infecties van graad 3 of hoger gemeld
(gelijktijdigheid was gedefinieerd als ± 5 dagen). Tot de vaakst gemelde gelijktijdig optredende
infecties van graad 3 of hoger behoorden urineweginfecties (3 patiënten) en sepsis (2 patiënten).
Anemie
Bij 37% van de patiënten die SVd kregen, deed zich anemie voor; 16% van de patiënten had anemie
graad 3 en geen van de patiënten had anemie graad 4 of 5. Anemie was ernstig bij 3% van de
patiënten. Anemie leidde tot staking van het gebruik bij 1% van de patiënten, onderbreking van de
behandeling bij 6% van de patiënten en een dosisverlaging bij 3% van de patiënten.
Bij 61% van de patiënten die Sd kregen, deed zich anemie voor en 44% daarvan betrof graad 3 of 4.
Anemie was ernstig bij 3% van de patiënten. Anemie leidde tot staking van het gebruik bij < 1% van
de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 4% van de patiënten en een dosisverlaging bij 1%
van de patiënten.
Anemie kan worden behandeld met dosisaanpassingen (zie rubriek 4.2) en met bloedtransfusies en/of
toediening van erytropoëtine conform medische richtlijnen. Zie voor richtsnoeren voor
dosisaanpassing tabel 2 van rubriek 4.2.
Maag-darmtoxiciteit
Bij 50% van de patiënten die SVd kregen, deed zich nausea voor; 8% van de patiënten had nausea
graad 3 of 4. Nausea was ernstig bij 2% van de patiënten. Wanneer een behandeling tegen nausea
werd toegediend, verbeterde de mediane duur van nausea met 10 dagen. Nausea leidde tot staking van
het gebruik bij 3% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 7% van de patiënten en een
dosisverlaging bij 7% van de patiënten.
patiënten. Bij geen van de patiënten trad braken van graad 4 op. Braken was ernstig bij 4% van de
patiënten. Braken leidde tot staking van het gebruik bij 2% van de patiënten, onderbreking van de
behandeling bij 3% van de patiënten en een dosisverlaging bij 3% van de patiënten.
Diarree deed zich voor bij 33% van de patiënten die SVd kregen; 7% van de patiënten had diarree
graad 3 of 4. Diarree was ernstig bij 4% van de patiënten. Diarree leidde tot staking van het gebruik bij
1% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 8% van de patiënten en een dosisverlaging
bij 2% van de patiënten.
Bij 79% van de patiënten die Sd kregen, deed zich nausea/braken voor en 10% daarvan betrof
graad 3 of 4 en was ernstig bij 3% van de patiënten. Wanneer een behandeling tegen nausea werd
toegediend, verbeterde de mediane duur van nausea of braken met 3 dagen. Nausea/braken leidde tot
staking van het gebruik bij 5% van de patiënten, onderbreking van de behandeling bij 8% van de
patiënten en een dosisverlaging bij 5% van de patiënten.
Diarree deed zich voor bij 47% van de patiënten die Sd kregen, en 7% betrof graad 3 of 4 en diarree
was ernstig bij 2% van de patiënten. Diarree leidde bij 1% van de patiënten tot staking van het
gebruik, bij 2% van de patiënten tot onderbreking van de behandeling en bij 1% van de patiënten tot
een dosisverlaging.
Hyponatriëmie
Bij 8% van de patiënten die SVd kregen, deed zich hyponatriëmie voor; 5% van de patiënten had
hyponatriëmie graad 3 of 4. Hyponatriëmie was ernstig bij <1% van de patiënten. De meeste gevallen
van hyponatriëmie gingen niet gepaard met symptomen. Er waren geen meldingen van gelijktijdig
optredende insulten. Hyponatriëmie leidde niet tot staking van het gebruik en leidde bij <1% van de
patiënten tot onderbreking van de behandeling en bij 1% van de patiënten tot een dosisverlaging.
Bij 40% van de patiënten die Sd kregen, deed zich hyponatriëmie voor en 24% betrof graad 3 of 4.
Hyponatriëmie was ernstig bij 3% van de patiënten. De meeste gevallen van hyponatriëmie gingen
niet gepaard met symptomen. Er waren geen meldingen van gelijktijdig optredende insulten.
Hyponatriëmie leidde niet tot staking van het gebruik en leidde bij 6% van de patiënten tot
onderbreking van de behandeling en bij 1% van de patiënten tot een dosisverlaging.
Cataract
Bij 24% van de patiënten die SVd kregen, werd een incidentie gemeld van ontstaan of verergering van
cataract waarbij klinische interventie noodzakelijk was. De mediane tijd tot ontstaan van cataract
bedroeg 233 dagen. De mediane tijd voor verergering van cataract bij patiënten die bij aanvang van de
behandeling met selinexor cataract hadden, bedroeg 261 dagen (SVd). Cataract leidde niet tot staking
van de behandeling en leidde bij 4% van de patiënten tot onderbreking van de behandeling en bij 3%
van de patiënten tot een dosisverlaging. Cataract dient te worden behandeld conform de medische
richtlijnen, met inbegrip van chirurgie, indien nodig (zie rubriek 4.4 en 4.2).
Tumorlysissyndroom
Het tumorlysissyndroom (TLS) deed zich voor bij één (< 1%) patiënt (die Sd kreeg), bij wie de
aandoening werd beschouwd als graad 3 en ernstig. Patiënten met een hoog risico op TLS dienen
nauwlettend te worden gecontroleerd. Behandel TLS onmiddellijk conform de richtlijnen van de
instelling (zie rubriek 4.4).
Oudere patiënten
Van de patiënten met multipel myeloom die SVd kregen, was 56% 65 jaar of ouder, terwijl 17%
75 jaar of ouder was. In vergelijking met jongere patiënten was bij patiënten van 65 jaar en ouder
sprake van een hogere incidentie van staking vanwege een bijwerking (28% versus 13%) en een
hogere incidentie van ernstige bijwerkingen (57% versus 51%).
of ouder was. In vergelijking met jongere patiënten was bij patiënten van 75 jaar en ouder sprake van
een hogere incidentie van staking vanwege een bijwerking (52% versus 25%), een hogere incidentie
van ernstige bijwerkingen (74% versus 59%) en een hogere incidentie van fatale bijwerkingen (22%
versus 8%).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Over het algemeen ging overdosering gepaard met vergelijkbare bijwerkingen als gemeld voor
standaarddosering en kon het probleem binnen 1 week worden verholpen.
Symptomen
Tot mogelijke acute symptomen behoren nausea, braken, diarree, dehydratie en verwardheid. Tot de
mogelijke tekenen behoren lage natriumspiegels, gestegen leverenzymen en lage bloedceltellingen.
Patiënten dienen nauwlettend te worden gecontroleerd en waar passend dient ondersteunende zorg te
worden geboden. Tot op heden zijn geen sterfgevallen ten gevolge van overdosering gemeld.
Behandeling
In geval van overdosering dient de patiënt te worden gecontroleerd op eventuele bijwerkingen en dient
onmiddellijk passende symptomatische behandeling te worden geboden.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische middelen, andere antineoplastische middelen,
ATC-code: L01XX66
Werkingsmechanisme
Selinexor is een omkeerbare covalente selectieve remmer van nucleaire export (selective inhibitor of
nuclear export, SINE), een verbinding die specifiek exportine 1 (XPO1) blokkeert. XPO1 is de
belangrijkste mediator van het nucleaire export van talrijke cargo-eiwitten, waaronder
tumoronderdrukkende eiwitten (tumor suppressor proteins, TSP's), groeiregulatoren en mRNA's van
tumorbevorderende (oncogene) eiwitten. XPO1-remming door selinexor leidt tot duidelijke
accumulatie van TSP's in de nucleus, remming van de celcyclus, verlagingen in diverse onco-eiwitten,
zoals c-Myc en cycline D1, en apoptose van kankercellen. De combinatie van selinexor en
dexamethason en/of bortezomib liet synergetische cytotoxische effecten zien bij multipel myeloom in
vitro en een verhoogde antitumoractiviteit in muizen-xenotransplantaatmodellen van multipel
myeloom in vivo, met inbegrip van degene die resistent waren voor proteasoomremmers.
Hartelektrofysiologie
Het effect van meerdere doses selinexor tot maximaal 175 mg tweemaal per week op het QTc-interval
werd beoordeeld bij patiënten met intensief voorbehandelde hematologische maligniteiten. Selinexor
had bij een therapeutisch dosisniveau geen groot effect op het QTc-interval (d.w.z. niet groter
dan 20 ms).
Selinexor in combinatie met bortezomib en dexamethason (SVd) voor de behandeling van patiënten
met multipel myeloom
De werkzaamheid en veiligheid van selinexor in combinatie met bortezomib en dexamethason werden
beoordeeld in studie KCP-330-023 (BOSTON), een internationaal, gerandomiseerd, open-label fase 3-
onderzoek met werkzame controle, bij patiënten met multipel myeloom die ten minste één eerdere
therapie hadden ondergaan. Voor BOSTON moesten de patiënten meetbaar myeloom hebben volgens
de criteria van de International Myeloma Working Group (IMWG) met gedocumenteerd bewijs van
progressieve ziekte tijdens of na hun recentste behandelregime, eerder zijn behandeld met één tot drie
eerdere andere regimes voor multipel myeloom. Patiënten die eerder proteasoomremmers hadden
gekregen (alleen of als onderdeel van een combinatiebehandeling), moesten ten minste een partiële
respons op de therapie hebben gehad, er moesten ten minste 6 maanden zijn verstreken sinds hun
laatste therapie met proteasoomremmers en er mocht geen voorgeschiedenis zijn van staking van het
gebruik van bortezomib vanwege toxiciteit van graad 3 of hoger. De patiënten moesten een score voor
de ECOG-performance status 2 en een toereikende lever-, nier- en hematopoëtische functie hebben.
Patiënten met systemische lichteketenamyloïdose, actief myeloom van het centraal zenuwstelsel,
perifere neuropathie van graad 2 of hoger, of pijnlijke neuropathie van graad 2, plasmacelleukemie,
polyneuropathie, organomegalie, endocrinopathie, monoklonale gammopathie of huidveranderingen
(POEMS-syndroom) werden uitgesloten van deelname aan het onderzoek.
In de studie werd een vergelijking uitgevoerd van behandeling eenmaal per week met selinexor
100 mg (oraal toegediend op dag 1 van elke week) in combinatie met tweemaal per week
dexamethason 20 mg (oraal toegediend op dag 1 en 2 van elke week) en eenmaal per week bortezomib
1,3 mg/m2 (subcutaan toegediend op dag 1 van week 1 t/m 4, gevolgd door week 5 zonder) [SVd-arm]
en behandeling met tweemaal per week bortezomib 1,3 mg/m2 (subcutaan toegediend op dag 1, 4, 8,
11) met tweemaal per week laaggedoseerd dexamethason 20 mg (oraal toegediend op dag 1, 2, 4, 5, 8,
9, 11, 12) van een standaard 21-daagse kuur gedurende de eerste 8 kuren, gevolgd door eenmaal per
week subcutaan bortezomib 1,3 mg/m2 (subcutaan toegediend op dag 1 van week 1 t/m 4, gevolgd
door week 5 zonder) met tweemaal per week laaggedoseerd dexamethason 20 mg (oraal toegediend op
dag 1 en 2 van elke week) gedurende kuren 9 [Vd-arm].
De behandeling werd in beide armen voortgezet totdat ziekteprogressie, overlijden of onaanvaardbare
toxiciteit optrad. Na bevestigde progressieve ziekte (progressive disease, PD) konden de patiënten in
de controlearm (Vd) overstappen naar behandeling op basis van selinexor in de vorm van wekelijks
SVd (BOSTON-regime) of wekelijks Sd, eenmaal per week selinexor 100 mg (dag 1 van elke week)
en tweemaal per week laaggedoseerd dexamethason 20 mg (dag 1 en 2 van elke week).
In totaal werden 402 patiënten gerandomiseerd: 195 naar de SVd-arm en 207 naar de Vd-arm.
De kenmerken van de patiënten en van de ziekte bij baseline zijn weergegeven in tabel 5.
myeloom in BOSTON-studie (n = 402)
SVd
Vd
Kenmerken
(n = 195)
(n = 207)
Mediaan van diagnose tot randomisatie, jaren (spreiding)
3,81 (0,4; 23,0)
3,59 (0,4; 22,0)
Tijd verstreken sinds einde van laatste eerdere therapie,
48 weken
42 weken (2; 405)
mediaan (spreiding)
(1; 1 088)
Aantal eerdere behandelregimes, gemiddelde (spreiding)
1,7 (1; 3)
1,7 (1; 3)
Aantal eerdere therapieën (%)
1
51%
48%
2
33%
31%
3
16%
21%
Leeftijd, mediaan (spreiding)
66 jaar (40; 87)
67 jaar (38; 90)
Patiënten < 65 jaar, n (%)
86 (44)
75 (36)
Patiënten 65-74 jaar, n (%)
75 (39)
85 (41)
Patiënten 75 jaar, n (%)
34 (17)
47 (23)
Mannen: Vrouwen, n (%)
115 (59): 80 (41) 115 (56): 92 (44)
Type eerdere therapie (%)
Stamceltransplantatie
76 (39)
63 (30)
Lenalidomide in elke combinatie
77 (39)
77 (37)
Pomalidomide in elke combinatie
11 (6)
7 (3)
Bortezomib in elke combinatie
134 (69)
145 (70)
Carfilzomib in elke combinatie
20 (10)
21 (10)
Elke proteasoomremmer in elke combinatie
148 (76)
159 (77)
Daratumumab in elke combinatie
11 (6)
6 (3)
Revised International Staging System bij baseline, n (%)
I
56 (29)
52 (25)
II
117 (60)
125 (60)
III
12 (6)
16 (8)
Niet bekend
10 (5)
14 (7)
Hoog-risico cytogeneticaa, n (%)
97 (50)
95 (46)
ECOG-performance status: 0 tot 1, n (%)
175 (90)
191 (92)
a Omvat een of meer van del (17p)/p53, t (14;16), t (4;14), 1q21.
Het primaire eindpunt was progressievrije overleving (progression free survival, PFS) volgens de
uniforme responscriteria voor multipel myeloom van de IMWG, zoals vastgesteld door een
onafhankelijke beoordelingscommissie.
Op basis van een vooraf geplande tussentijdse analyse van PFS, waarbij de grens voor PFS werd
overschreden (mediane opvolging van 15,1 maanden), liet BOSTON een statistisch significante
verbetering in PFS zien in de SVd-arm ten opzichte van de Vd-arm; hazard ratio (HR)=0,70 (95%-BI:
0,53; 0,93; p=0,0075), een mediane PFS van 13,9 maanden (95%-BI: 11,7; niet bereikt) en
9,5 maanden (95%-BI: 8,1; 10,8) in respectievelijk de SVd- en de Vd-arm.
Er deed zich een statistisch significante verbetering voor in het totale responspercentage (overall
response rate, ORR): 76,4% in de SVd-arm versus 62,3% in de Vd-arm, p=0,0012. Het percentage
zeer goede partiële respons ( very good partial response rate, percentage VGPR omvat strikte
complete respons [stringent complete response, sCR], complete respons [CR] en VGPR) was 44,6% in
de SVd-arm ten opzichte van 32,4% in de Vd-arm.
De mediane tijd tot respons bedroeg 1,4 maanden bij de met SVd behandelde patiënten en
1,6 maanden bij de met Vd behandelde patiënten. De mediane duur van respons (duration of response,
DoR) onder responders bedroeg 20,3 maanden en 12,9 maanden in respectievelijk de SVd-arm en de
Vd-arm.
betrekking tot totale overleving (overall survival, OS) voorgedaan; er waren 47 en 62 gevallen van
overlijden in respectievelijk de SVd- en de Vd-arm (HR=0,84 [95%-BI: 0,57; 1,23]). Mediane OS
werd niet bereikt voor de SVd-arm en was 25 maanden voor de Vd-arm.
Bij een geactualiseerde beschrijvende analyse met een mediane opvolging van 22,1 maanden waren de
resultaten in overeenstemming met de primaire analyse. De werkzaamheidsresultaten zijn
weergegeven in tabel 6 en figuur 1.
Tabel 6: Werkzaamheidsresultaten zoals beoordeeld door de onafhankelijke
beoordelingscommissie in de BOSTON-studie (mediane opvolging van 22,1 maanden)
SVd
Vd
(n = 195)
(n = 207)
Progressievrije overleving (progression free
survival, PFS)a
Hazard Ratio (95%-BI)
0,71 (0,54; 0,93)
Mediane PFS in maanden (95%-BI)
13,2 (11,7; 23,4)
9,5 (8,1; 10,8)
Totaal responspercentage (overall response rate,
150 (76,9)
131 (63,3)
ORR)b, n (%)
95%-BI
(70,4; 82,6)
(56,3; 69,9)
sCR
19 (10)
13 (6)
CR
14 (7)
9 (4)
VGPR
54 (28)
45 (22)
PR
63 (32)
64 (31)
Tijd tot respons, maanden (95%-BI)
1,4 (1,4; 1,5)
1,6 (1,5; 2,1)
Mediane duur van respons, maanden (95%-BI)c
17,3 (12,6; 26,3)
12,9 (9,3; 15,8)
Totale overleving (overall survival, OS, mediane
opvolging van 28,7 maanden)a
Aantal voorvallen, n (%)
68 (35)
80 (39)
Mediane OS, maanden (95%-BI)
36,7 (30,2; niet bereikt) 32,8 (27,8; niet bereikt)
Hazard Ratio (95%-BI)
0,88 (0,63; 1,22)
SVd = selinexor-bortezomib-dexamethason, Vd = bortezomib-dexamethason, sCR = strikte complete
respons, CR = complete respons, VGPR (very good partial response) = zeer goede partiële respons,
PR = partiële respons
* De gemelde werkzaamheidsresultaten zijn in overeenstemming met een beschrijvende analyse op
basis van de gegevensafsluiting op 15 februari 2021.
a De hazard ratio is gebaseerd op gestratificeerd proportioneel toevalsregressiemodel van Cox, p-
waarde op basis van gestratificeerde log-rangordetoets.
b Omvat sCR + CR + VGPR + PR, p-waarde op basis van Cochran-Mantel-Haenszel-toets.
c Omvat responders die een PR of beter behaalden.
22,1 maanden)
1,00
i
je
SVd
e
vr
0,75
Vd
n
g
r
o
g
r
e
ssi
r
l
e
vi 0,50
p p
o ove
a
ns
0,25
K
Hazard ratio voor SVd versus Vd: 0,71 (95%-BI: 0,54, 0.93)
0,00 p-waarde: 0,0064
Tijd (maanden)
Aantal proefpersonen met verhoogd risico
SVd-arm
Vd-arm
Perifere neuropathie graad 2, een vooraf gespecificeerd belangrijk secundair eindpunt, kwam minder
vaak voor in de SVd-arm (21%) dan in de Vd-arm (34%); odds ratio 0,50 [95%-BI: 0,32; 0,79,
p=0,0013], vanwege de lagere dosis bortezomib in de SVd-arm.
Selinexor in combinatie met dexamethason (Sd) voor de behandeling van patiënten met
recidief/refractair multipel myeloom
In studie KPC-330-012 (STORM), een multicentrische, eenarmige, openlabel fase 2-studie, werden
patiënten met een recidief van en/of refractair multipel myeloom (RRMM) opgenomen. Voor STORM
deel 2 moesten de patiënten meetbare ziekte hebben volgens de criteria van de IMWG, en eerder drie
of meer behandelregimes hebben gehad, waaronder een alkylerend middel, glucocorticoïden,
bortezomib, carfilzomib, lenalidomide, pomalidomide en een monoklonale antistof tegen CD38, en
van hen moest zijn gedocumenteerd dat hun myeloom refractair was tegen glucocorticoïden, een
proteasoomremmer, een immunomodulerend middel, een monoklonale antistof tegen CD38 en tegen
de laatste therapielijn. De patiënten moesten een score voor de ECOG-performance status 2 en een
toereikende lever-, nier- en hematopoëtische functie hebben. Systemische lichteketenamyloïdose,
actief myeloom van het centraal zenuwstelsel, perifere neuropathie van graad 3 of hoger, op pijnlijke
neuropathie van graad 2 of hoger waren exclusiecriteria.
De patiënten werden op dag 1 en 3 van elke week behandeld met 80 mg selinexor in combinatie met
20 mg dexamethason. De behandeling werd voortgezet totdat ziekteprogressie, overlijden of
onaanvaardbare toxiciteit optrad.
Van de patiënten die waren opgenomen in STORM deel 2 (n = 123), hadden drieëntachtig (83)
patiënten RRMM dat refractair was tegen twee proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib), twee
immunomodulerende middelen (lenalidomide, pomalidomide) en een monoklonale antistof tegen
CD38 (daratumumab). De mediane duur van de behandeling met selinexor bij deze 83 patiënten was
9 weken (spreiding: 1 tot 61 weken). De mediane totaal ontvangen dosis selinexor was 880 mg
(spreiding: 160 tot 6.220 mg), met een mediane ontvangen dosis van 105 mg (spreiding:
22 tot 180 mg) per week.
De hieronder weergegeven gegevens zijn afkomstig van de 83 patiënten van wie de ziekte refractair
was tegen bortezomib (B), carfilzomib (C), lenalidomide (L), pomalidomide (P) en daratumumab (D)
(vijfvoudig refractair).
In tabel 7 zijn de kenmerken van de ziekten en eerdere behandelingen van de patiënten weergegeven.
myeloom die zijn behandeld met tweemaal per week 80 mg selinexor en 20 mg dexamethason
(n = 83)
Kenmerken
Mediaan van diagnose tot aanvang van studiebehandeling, jaren
7 jaar (1; 23)
(spreiding)
Aantal eerdere behandelregimes, mediaan (spreiding)
8 (4, 18)
Leeftijd, mediaan (spreiding)
65 jaar (40; 86)
Patiënten< 65 jaar oud, n (%)
40 (48)
Patiënten 65-74 jaar oud, n (%)
31 (37)
Patiënten 75 jaar oud, n (%)
12 (15)
Mannen : Vrouwen, n (%)
51 M (61): 32 V (39)
Refractaire status tegen specifieke combinaties van behandelingen, n (%)
Vijfvoudig refractair (BCLPD)
83 (100)
Daratumumab in elke combinatie
57 (69)
Daratumumab als enige middel
26 (31)
Eerdere stamceltransplantatie1, n (%)
67 (81)
2 transplantaties
23 (28)
Eerdere CAR-T-celtherapie, n (%)
2 (2,4)
Revised Integrated Staging System bij baseline, n (%)
I
10 (12)
II
56 (68)
III
17 (21)
Hoog-risico cytogenetica, n (%)
47 (57)
(omvat een van del(17p)/p53, t(14; 16), t(4; 14), of 1q21)
ECOG-performance status: 0 tot 1, n (%)
74 (89)
1 Eén patiënt onderging een allogene stamceltransplantatie.
Het primaire werkzaamheidseindpunt was het totale responspercentage (overall response rate, ORR)
zoals vastgesteld door een onafhankelijke beoordelingscommissie op basis van de uniforme
responscriteria voor multipel myeloom van de IMWG. De responsen werden maandelijks beoordeeld
conform de richtlijnen van de IMWG. In tabel 8 wordt een overzicht van de werkzaamheidsresultaten
gegeven.
Tabel 8: Werkzaamheidsresultaten: vastgesteld door onafhankelijke beoordelingscommissie
(STORM, patiënten met recidief/refractair multipel myeloom die zijn behandeld met tweemaal
per week 80 mg selinexor en 20 mg dexamethason)
NEXPOVIO 80 mg
Werkzaamheidseindpunt
+ dexamethason 20 mg
n = 83
Totaal responspercentage (overall response rate, ORR), n (%)
21 (25,3)
(omvat sCR + VGPR + PR)1
95%-betrouwbaarheidsinterval
16,4; 36
sCR, MRD negatief, n (%)
1 (1,2)
CR, n (%)
0 (0)
VGPR, n (%)
4 (4,8)
PR, n (%)
16 (19,3)
Minimale respons (MR), n (%)
10 (12,0)
Stabiele ziekte (stable disease, SD), n (%)
32 (38,6)
Progressieve ziekte (progressive disease, PD)/niet evalueerbaar (NE), n
20 (24,1)
(%)
NEXPOVIO 80 mg
Werkzaamheidseindpunt
+ dexamethason 20 mg
n = 83
Mediane tijd tot eerste respons (weken)
3,9
(spreiding: 1 tot 10 weken)
Mediane duur van respons (duration of response, DOR) maanden
3,8 (2,3; 10,8)
(95%-betrouwbaarheidsinterval)
1sCR = strikte complete respons, CR = complete respons, VGPR (very good partial response) = zeer
goede partiële respons, PR = partiële respons
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) heeft besloten af te zien van de verplichting voor de
fabrikant om de resultaten in te dienen van onderzoek met selinexor in alle subgroepen van
pediatrische patiënten bij de behandeling van RRMM (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na orale toediening van selinexor wordt de piekplasmaconcentratie Cmax binnen 4 uur bereikt.
Gelijktijdige toediening van een vetrijke maaltijd (800-1.000 calorieën, waarbij circa 50% van het
totale caloriegehalte van de maaltijd afkomstig is uit vetten) had geen klinisch significant effect op de
farmacokinetiek van selinexor.
Distributie
Selinexor bindt zich voor 95,0% aan menselijke plasma-eiwitten. In een farmacokinetische
(pharmacokinetic, PK) populatieanalyse was het schijnbare distributievolume (Vd/F) van
selinexor 133 l bij kankerpatiënten.
Biotransformatie
Selinexor wordt gemetaboliseerd door CYP3A4, verscheidene UDP-glucuronosyltransferases (UGT's)
en glutathion S-transferases (GST's).
Eliminatie
Na één dosis van 80 mg selinexor is de gemiddelde halfwaardetijd (t½) 6 tot 8 uur. In een PK-
populatieanalyse was de schijnbare totale klaring (CL/F) van selinexor 18,6 l/u bij kankerpatiënten.
Specifieke patiëntengroepen
Leeftijd, geslacht en ras
Leeftijd (18 tot 94 jaar), geslacht of ras had geen klinisch significant effect op de farmacokinetiek van
selinexor.
In de PK-dataset van de populatie werden leeftijd en ras niet geïdentificeerd als significante
covariabele, geslacht werd geïdentificeerd als significante covariabele.
Verminderde nierfunctie
De mate van vermindering van de nierfunctie werd vastgesteld aan de hand van de creatinineklaring
zoals geschat met de Cockcroft-Gault-formule. Resultaten afkomstig van PK-populatieanalyses van
patiënten met een normale (n = 283, CLcr: 90 ml/min), lichte (n = 309, CLcr: 60 tot 89 ml/min),
matige (n = 185, CLcr: 30 tot 59 ml/min) of ernstige (n = 13, CLcr: 15 tot 29 ml/min)
nierfunctiestoornis wezen erop dat de creatinineklaring geen invloed had op de PK van NEXPOVIO.
Derhalve zal naar verwachting een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie de PK van selinexor
niet beïnvloeden en zijn geen aanpassingen in de dosering van selinexor nodig bij patiënten met een
verminderde nierfunctie.
Een PK-populatieanalyse wees erop dat een licht verminderde leverfunctie (bilirubine > 1-1,5 x ULN
of ASAT > ULN, maar bilirubine ULN, n = 119) geen klinisch significant effect had op de PK van
selinexor. Een vergelijkbare bevinding werd waargenomen bij een klein aantal patiënten met een
matig (bilirubine > 1,5-3 x ULN; elke ASAT, n = 10) of ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine
> 3 x ULN; elke ASAT, n = 3).
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toxiciteit bij herhaalde dosering
Bevindingen in de 13 weken durende studie met herhaalde dosering bij ratten waren verlagingen in
gewichtstoename en voedselconsumptie, en hematopoëtische/lymfoïde hypoplasie en effecten op
mannelijke/vrouwelijke voortplantingsorganen. In de 13 weken durende studie met apen waren de
waargenomen behandelingsgerelateerde effecten onder andere gewichtsverlies, gastro-intestinale
effecten en lymfoïde/hematologische depletie. Maag-darmtoxiciteiten, waaronder anorexie,
verlagingen in gewichtstoename en verminderde voedselconsumptie, werden genoteerd als CZS-
gemedieerd. Voor deze toxiciteiten kon geen veiligheidsmarge worden vastgesteld.
Genotoxiciteit
Selinexor was niet mutageen bij een test op bacteriële omgekeerde mutatie. Selinexor was niet
clastogeen bij de cytogenetische in-vitrotest met menselijke lymfocyten en ook niet bij de in-
vivomicronucleustest met ratten.
Carcinogeniciteit
Er zijn met selinexor geen carcinogeniciteitsstudies uitgevoerd.
Reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit
Er zijn met selinexor geen vruchtbaarheidsstudies bij dieren uitgevoerd. In studies naar orale toxiciteit
bij herhaalde dosering werd selinexor gedurende maximaal 13 weken aan ratten en apen toegediend.
Afgenomen sperma, spermatiden en kiemcellen in epididymides en testes werden bij ratten
waargenomen, een afgenomen aantal ovariumfollikels werd ook bij ratten waargenomen en necrose
van individuele cellen in de testes werd bij apen waargenomen. Deze bevindingen werden
waargenomen bij systemische blootstellingen van respectievelijk circa 0,11, 0,28 en 0,53 keer de
blootstelling (AUClast) bij mensen bij de voor mensen aanbevolen dosis van 80 mg. Effecten op de
ontwikkeling werden waargenomen bij dagelijkse blootstelling van zwangere ratten bij systemische
blootstellingen lager dan de blootstelling (AUClast) bij mensen bij de voor mensen aanbevolen dosis
van 80 mg.
Andere toxiciteiten
Uit een sensibilisatietest met cavia's bleek dat selinexor bij 25% een lichte graad II
overgevoeligheidsreactie bij huidcontact induceerde na 24 en 48 uur.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Microkristallijne cellulose (pH-101) (E460i)
Croscarmellosenatrium (E468)
Povidon K30 (E1201)
Colloïdaal siliciumdioxide (E551)
Magnesiumstearaat (E470b)
Microkristallijne cellulose (pH-102) (E460i)
Natriumlaurylsulfaat (E514i)
Talk (E553b)
Poly(vinylalcohol) gedeeltelijk gehydrolyseerd (E1203)
Glycerylmonostearaat (E471)
Polysorbaat 80 (E433)
Titaniumdioxide (E171)
Macrogol (E1521)
Indigokarmijn aluminiumlak (E132)
Briljantblauw FCF aluminiumlak (E133)
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
5 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Pvc/PCTFE/pvc-aluminium blisterverpakkingen met 2, 3, 4, 5 of 8 filmomhulde tabletten.
Eén buitenverpakking bevat vier kinderveilige binnenverpakkingen, elk met één blisterverpakking.
Dozen bevatten in totaal 8, 12, 16, 20 of 32 filmomhulde tabletten. Niet alle genoemde
verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Karyopharm Europe GmbH
Franziska-Bilek-Weg 9
D-80339 München
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1537/005
EU/1/21/1537/001
EU/1/21/1537/002
EU/1/21/1537/003
EU/1/21/1537/004
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 26 maart 2021
Datum van laatste verlenging: 13 mei 2022
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
BIJLAGE II
A. FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
MIAS Pharma Ltd
Suite 2, Stafford House, Strand Road
Portmarnock Dublin D13 H525
Ierland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
·
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
·
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van
het beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging
van de bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke
mijlpaal (voor geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een
minimum) is bereikt.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
NEXPOVIO 20 mg filmomhulde tabletten
selinexor
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg selinexor.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tabletten
Dosis van 40 mg
8 filmomhulde tabletten
Dosis van 60 mg
12 filmomhulde tabletten
Dosis van 80 mg
16 filmomhulde tabletten
Dosis van 100 mg
20 filmomhulde tabletten
Dosis van 80 mg
32 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Dosis van 40 mg eenmaal per week
Dosis van 60 mg eenmaal per week
Dosis van 80 mg eenmaal per week
Dosis van 100 mg eenmaal per week
Dosis van 80 mg tweemaal per week
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Het is belangrijk om dit geneesmiddel altijd precies in te nemen zoals uw arts u dat heeft verteld om
doseerfouten te vermijden.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Karyopharm Europe GmbH
Franziska-Bilek-Weg 9
D-80339 München Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1537/005 8 filmomhulde tabletten (4 verpakkingen van 2)
EU/1/21/1537/001 12 filmomhulde tabletten (4 verpakkingen van 3)
EU/1/21/1537/002 16 filmomhulde tabletten (4 verpakkingen van 4)
EU/1/21/1537/003 20 filmomhulde tabletten (4 verpakkingen van 5)
EU/1/21/1537/004 32 filmomhulde tabletten (4 verpakkingen van 8)
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
NEXPOVIO
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING BINNENIN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
NEXPOVIO 20 mg filmomhulde tabletten
selinexor
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg selinexor.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tabletten
Dosis van 40 mg 2 filmomhulde tabletten
Dosis van 60 mg 3 filmomhulde tabletten
Dosis van 80 mg 4 filmomhulde tabletten
Dosis van 100 mg 5 filmomhulde tabletten
Dosis van 80 mg 8 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Openen:
1: Druk op de knop en houd deze zachtjes ingedrukt.
2. Neem de blisterverpakking uit.
Dosis van 40 mg eenmaal per week
Dosis van 60 mg eenmaal per week
Dosis van 80 mg eenmaal per week
Dosis van 100 mg eenmaal per week
Dosis van 80 mg tweemaal per week
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Het is belangrijk om dit geneesmiddel altijd precies in te nemen zoals uw arts u dat heeft verteld om
doseerfouten te vermijden.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Karyopharm Europe GmbH
Franziska-Bilek-Weg 9
D-80339 München Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1537/005 Binnenverpakking van 2 tabletten
EU/1/21/1537/001 Binnenverpakking van 3 tabletten
EU/1/21/1537/002 Binnenverpakking van 4 tabletten
EU/1/21/1537/003 Binnenverpakking van 5 tabletten
EU/1/21/1537/004 Binnenverpakking van 8 tabletten
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
NEXPOVIO 20 mg filmomhulde tabletten
selinexor
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Karyopharm Therapeutics
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Dosis van 40 mg
Dosis van 60 mg
Dosis van 80 mg
Dosis van 100 mg
Dosis van 80 mg
80 mg innemen op dag 1 van de week.
80 mg innemen op dag 3 van de week.
B. BIJSLUITER
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
NEXPOVIO 20 mg filmomhulde tabletten
selinexor
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is NEXPOVIO en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is NEXPOVIO en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
NEXPOVIO bevat de werkzame stof selinexor. Selinexor is een geneesmiddel tegen kanker. Het is
een zogenoemde XPO1-remmer. Het middel blokkeert de werking van XPO1, een stof die eiwitten
vervoert van de kern naar het cytoplasma van de cel. Sommige celeiwitten kunnen alleen goed
functioneren in de kern van de cel.
Door de werking van XPO1 te verhinderen, voorkomt selinexor dat bepaalde eiwitten de kern verlaten.
Zo wordt verhinderd dat kankercellen blijven groeien, wat leidt tot de vernietiging van kankercellen.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
NEXPOVIO wordt gebruikt voor de behandeling van volwassen patiënten met multipel myeloom dat
na behandeling terug is gekomen. NEXPOVIO wordt
·
samen met twee andere medicijnen, die bortezomib en dexamethason heten, gebruikt bij mensen
die ten minste één eerdere behandeling hebben ondergaan
OF
·
samen met dexamethason gebruikt bij patiënten die ten minste vier eerdere soorten
behandelingen tegen myeloom hebben gekregen en bij wie de ziekte niet onder controle kan
worden gebracht met eerder gebruikte geneesmiddelen om multipel myeloom te behandelen.
Multipel myeloom is een type kanker dat van invloed is op de plasmacellen (een type bloedcel).
Normaal gesproken produceert een plasmacel eiwitten die infecties bestrijden. Mensen met multipel
myeloom hebben kwaadaardige plasmacellen, zogenoemde myeloomcellen, die schade kunnen
toebrengen aan de botten en nieren en die de kans op infectie verhogen. Door behandeling met
NEXPOVIO worden myeloomcellen vernietigd en verminderen de klachten.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt, en tijdens de behandeling in
de volgende gevallen:
·
u heeft bloedingsproblemen of u heeft deze gehad;
·
u heeft kort geleden een infectie gehad of u krijgt een infectie;
·
u bent misselijk, braakt of heeft diarree;
·
u verliest uw eetlust of u valt af;
·
u bent in een verwarde toestand en heeft last van duizeligheid;
·
de hoeveelheid natrium in uw bloed is verlaagd (hyponatriëmie);
·
u heeft staar (cataract) die nieuw is of erger wordt.
Uw arts zal u onderzoeken en gedurende de behandeling wordt u nauwlettend gecontroleerd. Voordat
u met NEXPOVIO begint en gedurende de behandeling wordt uw bloed onderzocht om na te gaan of u
voldoende bloedcellen heeft.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
NEXPOVIO mag niet worden gegeven aan kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Neemt u nog andere geneesmiddelen in?
Neemt u naast NEXPOVIO nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Zwangerschap
Voor vrouwen die zwanger kunnen worden, wordt een zwangerschapstest aanbevolen vóór de
behandeling met NEXPOVIO. Gebruik NEXPOVIO niet tijdens zwangerschap, want het middel kan
schadelijk zijn voor het ongeboren kind. Vrouwen die zwanger worden terwijl ze NEXPOVIO
gebruiken, moeten onmiddellijk met de behandeling stoppen en moeten dit laten weten aan hun arts.
Borstvoeding
Geef geen borstvoeding tijdens de behandeling met NEXPOVIO of gedurende 1 week na de laatste
dosis. Het is namelijk niet bekend of selinexor of zijn metabolieten (stofwisselingsproducten) worden
uitgescheiden in de moedermelk en schadelijk kunnen zijn voor kinderen die borstvoeding krijgen.
Vruchtbaarheid
NEXPOVIO kan bij zowel mannen als vrouwen de vruchtbaarheid schaden.
Anticonceptie
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten tijdens de behandeling en ten minste 1 week na de
laatste dosis effectieve anticonceptie gebruiken.
Aan mannen wordt geadviseerd om tijdens de behandeling en ten minste 1 week na de laatste dosis
effectieve anticonceptiemaatregelen te nemen of geen geslachtsgemeenschap te hebben met vrouwen
die kinderen kunnen krijgen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
NEXPOVIO kan vermoeidheid, verwardheid en duizeligheid veroorzaken. Als u tijdens de
behandeling met dit middel een dergelijke reactie krijgt, mag u geen voertuigen besturen of machines
bedienen.
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet van 20 mg, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering is:
·
bij gebruik samen met bortezomib en dexamethason: eenmaal per dag 100 mg (5 tabletten), op
dag 1 van elke week, of zoals aangegeven door uw arts;
·
bij gebruik met dexamethason: eenmaal per dag 80 mg (4 tabletten), op dag 1 en 3 van elke
week, of zoals aangegeven door uw arts.
Als u last krijgt van bijwerkingen, kan uw arts de dosis aanpassen.
Het is belangrijk om dit geneesmiddel altijd precies in te nemen zoals uw arts u dat heeft verteld om
doseerfouten te vermijden.
Wijze van gebruik
Slik NEXPOVIO tabletten in hun geheel door met de inhoud van een vol glas water, bij het eten of
tussen de maaltijden in. U mag de tablet niet kauwen, fijnmaken, verdelen of breken; dit om de kans
op huidirritatie door de werkzame stof te voorkomen.
Gebruiksduur
Uw arts laat u weten hoe lang de behandeling duurt. Dit is afhankelijk van hoe u op de behandeling
reageert en van eventuele bijwerkingen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Bel meteen uw arts of ga naar de dichtstbijzijnde afdeling voor spoedeisende hulp. Neem uw doos
NEXPOVIO tabletten mee.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Neem ook geen extra dosis als u na
inname van het middel braakt. Neem de volgende dosis in volgens de planning.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van NEXPOVIO en pas de dosis niet aan zonder toestemming van uw arts.
Als u zwanger wordt terwijl u dit middel gebruikt, moet u echter onmiddellijk met de behandeling
stoppen en uw arts op de hoogte stellen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de volgende bijwerkingen opmerkt.
NEXPOVIO kan de volgende
ernstige bijwerkingen veroorzaken:
·
verlaagd aantal bloedplaatjes
Uw arts zal uw bloed onderzoeken voordat u met het innemen van NEXPOVIO begint en,
indien nodig, ook tijdens en na de behandeling. In de eerste twee maanden van de behandeling
wordt dit onderzoek vaker gedaan om uw aantal bloedplaatjes te controleren. Uw arts kan de
behandeling stopzetten of de dosis aanpassen op basis van uw aantal bloedplaatjes. Vertel het
uw arts onmiddellijk als u tekenen heeft van een verlaagd aantal bloedplaatjes, zoals:
-
snel of buitensporig veel blauwe plekken krijgen
-
huidveranderingen die zich uiten als uitslag in de vorm van roodpaarse vlekjes ter grootte
van speldenprikken
-
langdurig bloeden uit snijwonden
-
bloeden uit tandvlees of neus
-
bloed in urine of ontlasting
·
verlaagd aantal rode en witte bloedcellen, waaronder neutrofielen en lymfocyten
Uw arts onderzoekt uw bloed om het aantal rode en witte bloedcellen te controleren voordat u
met het innemen van NEXPOVIO begint en, indien nodig, ook tijdens en na de behandeling. In
de eerste twee maanden van de behandeling zal dit onderzoek vaker worden gedaan. Uw arts
kan de behandeling stopzetten of de dosis aanpassen op basis van uw aantal bloedcellen, of kan
u behandelen met andere medicijnen om het aantal cellen te verhogen. Neem onmiddellijk
contact op met uw arts als u tekenen heeft van een verlaagd aantal neutrofielen, zoals koorts.
·
vermoeidheid
Vertel het uw arts als u nieuwe of erger wordende vermoeidheid ervaart. Uw arts kan de dosis
aanpassen bij aanhoudende of erger wordende vermoeidheid.
·
misselijkheid, braken, diarree
Vertel het uw arts onmiddellijk als u last krijgt van misselijkheid, braken of diarree. Uw arts kan
de dosis aanpassen of de behandeling stopzetten op basis van de ernst van uw klachten. Verder
kan uw arts u medicijnen voorschrijven die u voor of tijdens de behandeling met NEXPOVIO
moet innemen om misselijkheid en/of braken en/of diarree te voorkomen en te behandelen.
·
verminderde eetlust en/of gewichtsafname
Uw arts zal u wegen voordat u met het innemen van NEXPOVIO begint en, indien nodig, ook
tijdens en na de behandeling. In de eerste twee maanden van de behandeling zal dit vaker
worden gedaan. Vertel het uw arts als u uw eetlust verliest en als u afvalt. Uw arts kan de dosis
aanpassen bij een verminderde eetlust en gewichtsafname en/of kan medicijnen voorschrijven
om uw eetlust op te wekken. Houd uw vocht- en calorie-inname tijdens de hele behandeling op
peil.
·
verlaagde natriumspiegel
Uw arts zal uw bloed onderzoeken om uw natriumspiegel te controleren voordat u met het
innemen van NEXPOVIO begint en, indien nodig, ook tijdens en na de behandeling. In de
eerste twee maanden van de behandeling zal dit onderzoek vaker worden gedaan. Uw arts kan
de dosis aanpassen en/of zouttabletten of vocht voorschrijven op basis van uw natriumspiegel.
·
verwarde toestand en duizeligheid
Vertel het uw arts als u verwardheid ervaart. Vermijd situaties waarin duizeligheid of een
verwarde toestand een probleem kan vormen, en gebruik geen andere medicijnen die
duizeligheid of een verwarde toestand kunnen veroorzaken zonder het met uw arts te hebben
besproken. Bestuur geen voertuigen en bedien geen machines als u verwardheid of duizeligheid
ervaart, totdat dit is verdwenen. Uw arts kan de dosis aanpassen om deze klachten te
verminderen.
·
staar (cataract)
Vertel het uw arts als u symptomen van staar (cataract) krijgt, zoals dubbelzien, gevoeligheid
voor licht of schittering. Als u veranderingen bemerkt in uw gezichtsvermogen, kan uw arts een
oogonderzoek aanvragen bij een oogspecialist (een oogarts) en moet u misschien een operatie
ondergaan om de staar (cataract) te verhelpen en uw gezichtsvermogen te herstellen.
Vertel het uw arts of verpleegkundige onmiddellijk als u een van de andere volgende bijwerkingen
opmerkt, zoals hieronder vermeld.
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
·
longontsteking (pneumonie)
·
bovensteluchtweginfectie
·
ontsteking van de luchtwegen (bronchitis)
·
virusinfectie van de neus en keel (nasofaryngitis)
·
beschadiging van zenuwen in de handen en voeten die tintelingen en een doof gevoel kan
veroorzaken (perifere neuropathie)
·
bloeden uit de neus
·
hoofdpijn
·
uitdroging (dehydratie)
·
verhoogde bloedsuikerspiegel
·
verlaagde kaliumspiegel
·
slapeloosheid (insomnia)
·
verminderd smaakvermogen
·
wazig zien
·
kortademigheid
·
hoesten
·
buikpijn
·
verstopping (obstipatie)
·
verlies van energie
·
koorts
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
·
bacteriële infectie in het bloed
·
normaal gesproken brengt het lichaam chemische stoffen in de bloedbaan om een infectie
te bestrijden; wanneer de reactie van het lichaam op deze chemische stoffen uit balans
raakt, kunnen veranderingen teweeg worden gebracht die schade aan meerdere
orgaansystemen kunnen veroorzaken (bloedvergiftiging of sepsis)
·
verlaagd aantal neutrofielen met koorts
·
verlaagde fosfaatspiegel
·
verhoogde kaliumspiegel
·
verlaagde calciumspiegel
·
verlaagde magnesiumspiegel
·
geestelijke verwardheid (hallucinatie)
·
verhoogde amylase- en lipasespiegel
·
verhoogde urinezuurspiegel
·
verward denken (delirium)
·
flauwvallen (syncope)
·
versnelde hartslag (tachycardie)
·
slecht zien
·
verlies van smaakzin
·
smaakstoornis
·
evenwichtsstoornis
·
cognitieve aandoening
·
stoornis van aandacht
·
geheugenvermindering
·
lage bloeddruk (hypotensie)
·
draaiduizeligheid (vertigo)
·
verstoorde spijsvertering (indigestie), droge mond, buikongemak
·
winderigheid (flatulentie) of opgeblazenheid
·
jeukende huid
·
spierspasme
·
nierproblemen
·
algemene verslechtering van lichamelijke gezondheid, loopstoornis, algemeen onwel/ziek
voelen (malaise), koude rillingen
·
verhoogde leverenzymspiegels (alanine-aminotransferase en aspartaataminotransferase en
alkalische fosfatase)
·
val
·
geheugenvermindering, waaronder geheugenverlies (amnesie)
·
verhoging van spierenzym genaamd creatine
·
haaruitval
·
nachtzweten, waaronder overmatig zweten
·
ondersteluchtweginfectie
·
blauwe plek
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
·
snelle afbraak van tumorcellen die levensbedreigend kan zijn en de klachten als
spierkramp, spierzwakte, verwardheid, verlies of stoornissen van het gezichtsvermogen
en kortademigheid kan veroorzaken (tumorlysissyndroom)
·
ontsteking van de hersenen die verwardheid, hoofdpijn, epileptische aanvallen (insulten)
kan veroorzaken (encefalopathie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
blisterverpakking, binnenverpakking en buitenverpakking na 'EXP'. Daar staat een maand en een
jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het beschadigd is of dat er tekenen zijn dat ermee
geknoeid is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
·
De werkzame stof in dit middel is selinexor. Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg
selinexor.
·
De andere stoffen in dit middel zijn microkristallijne cellulose, croscarmellosenatrium,
povidon K30, natriumlaurylsulfaat, colloïdaal siliciumdioxide, magnesiumstearaat.
De stoffen voor de tabletomhulling zijn talk, poly(vinylalcohol) gedeeltelijk
gehydrolyseerd, glycerylmonostearaat, polysorbaat 80, titaniumdioxide, macrogol,
indigokarmijn aluminiumlak en briljantblauw FCF aluminiumlak. Zie rubriek 2
'NEXPOVIO bevat natrium'.
NEXPOVIO filmomhulde tabletten zijn blauw en rond, met 'K20' ingeslagen aan één zijde.
Elke buitenverpakking bevat vier kinderveilige binnenverpakkingen. Elke binnenverpakking bevat
één kunststof blisterverpakking met 2, 3, 4, 5 of 8 tabletten, zodat er in totaal 8, 12, 16, 20
of 32 tabletten zijn.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Karyopharm Europe GmbH
80339 München
Duitsland
Fabrikant(en)
MIAS Pharma Ltd
Suite 2, Stafford House, Strand Road
Portmarnock Dublin D13 H525
Ierland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Luxembourg/Luxemburg
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Ceská republika
Magyarország
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Danmark
Malta
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Deutschland
Nederland
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Franziska-Bilek-Weg 9
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
D-80339 München
www.karyopharm.com
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
Eesti
Norge
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Österreich
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
España
Polska
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Portugal
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Hrvatska
România
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Ireland
Slovenija
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Ísland
Slovenská republika
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Italia
Suomi/Finland
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Sverige
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Karyopharm Europe GmbH
Karyopharm Europe GmbH
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
Tel: +49 (0) 89 54 84 86 101
www.karyopharm.com
www.karyopharm.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in mm/jjjj.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.