Nexviadyme 100 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nexviadyme 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke flacon bevat 100 mg avalglucosidase alfa.
Na reconstitutie bevat elke flacon een totaal extraheerbaar volume van 10,0 ml bij een concentratie
van 10 mg avalglucosidase alfa* per ml.
*Avalglucosidase alfa is een humaan zure α-glucosidase
geproduceerd in ovariumcellen van de
Chinese hamster (CHO) met behulp van DNA-recombinatietechniek, die vervolgens geconjugeerd
wordt met ongeveer 7 hexamannose-structuren (elk met twee terminale mannose-6-fosfaat (M6P)-
delen) aan geoxideerde siaalzuurresidu’s op het molecuul, waardoor de bis-M6P-niveaus toenemen.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Wit tot lichtgeel gelyofiliseerd poeder
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Nexviadyme (avalglucosidase alfa) is geïndiceerd voor langdurige enzymvervangingstherapie bij de
behandeling van patiënten met de ziekte van Pompe (tekort aan zure α-glucosidase).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met Nexviadyme dient onder toezicht te staan van een arts met ervaring in de
behandeling van patiënten met de ziekte van Pompe of andere erfelijke metabole of neuromusculaire
ziekten.
Dosering
Om allergische reacties te voorkomen of te verminderen kunnen patiënten vooraf worden behandeld
met antihistaminica, antipyretica en/of corticosteroïden.
De aanbevolen dosis avalglucosidase alfa is 20 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 2 weken
toegediend.
Dosisaanpassing voor patiënten met infantiel verworven ziekte van Pompe (Infantile-Onset Pompe
Disease, IOPD)
Bij IOPD-patiënten die een gebrek aan verbetering of onvoldoende respons van de hart-, ademhalings-
en/of motorische functie ervaren terwijl ze 20 mg/kg krijgen, moet een dosisverhoging tot 40 mg/kg
eenmaal per twee weken worden overwogen, voor zover er geen veiligheidsproblemen zijn (bijv.
ernstige overgevoeligheid, anafylactische reacties of risico op overvulling).
Bij patiënten die avalglucosidase alfa bij 40 mg/kg elke twee weken niet kunnen verdragen (bijv.
ernstige overgevoeligheid, anafylactische reacties of risico op overvulling) kan men overwegen de
dosis te verlagen naar 20 mg/kg elke twee weken (zie rubriek 4.4).
Speciale populaties
Oudere patiënten
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten > 65 jaar.
Leverfunctiestoornis
De veiligheid en werkzaamheid van avalglucosidase alfa bij patiënten met een leverfunctiestoornis
zijn niet vastgesteld en er kan voor deze patiënten geen specifiek doseringsadvies worden gegeven.
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een licht verminderde nierfunctie. De veiligheid
en werkzaamheid van avalglucosidase alfa bij patiënten met een matig of ernstig verminderde
nierfunctie zijn niet vastgesteld en er kan voor deze patiënten geen specifiek doseringsadvies worden
gegeven (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten (patiënten van 6 maanden en jonger)
De veiligheid en werkzaamheid van avalglucosidase alfa bij kinderen van 6 maanden en jonger zijn
nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar voor patiënten van 6 maanden en jonger.
Wijze van toediening
Nexviadyme-flacons zijn enkel voor eenmalig gebruik en het geneesmiddel moet worden toegediend
als een intraveneus infuus.
Het infuus moet geleidelijk worden toegediend, aangepast aan de respons en het comfort van de
patiënt.
Het wordt aanbevolen de infusie te beginnen met een initiële snelheid van 1 mg/kg/uur en geleidelijk
elke 30 minuten te verhogen als er geen tekenen zijn van infusiegerelateerde reacties (IAR’s), in
overeenstemming met tabel 1. Voordat de infusiesnelheid wordt verhoogd, moeten bij elke stap de
vitale functies worden afgenomen.
Tabel 1 – Schema infusiesnelheid
Infusiesnelheid (mg/kg/uur)
stap 1 stap 2 stap 3 stap 4 stap 5
1
3
5
a
7
a
N.v.t.
1
3
5
7
N.v.t.
1
3
6
8
10
b
Geschatte
duur (u)
4 tot 5
7
5
Patiënt
LOPD
IOPD
a
4-stapsproces
5-stapsproces
b
Voor patiënten met laat-verworven ziekte van Pompe (LOPD) met een lichaamsgewicht van 1,25-5 kg
kan een maximale infusiesnelheid van 4,8 mg/kg/uur worden toegepast.
b
Voor IOPD-patiënten met een lichaamsgewicht van 1,25-5 kg kan een maximale infusiesnelheid van 9,6
mg/kg/uur worden toegepast.
In geval van anafylaxie of ernstige overgevoeligheidsreactie of ernstige IAR’s, dient u de toediening
van Nexviadyme onmiddellijk stop te zetten en een passende medische behandeling te starten. In het
geval van lichte tot matige overgevoeligheidsreacties of IAR’s kan de infusiesnelheid worden
vertraagd of tijdelijk gestopt en/of kan een passende medische behandeling worden gestart (zie
rubriek 4.4).
Ondanks het tijdelijk stoppen van de infusie kunnen symptomen aanhouden. Daarom moet de
behandelend arts ten minste 30 minuten wachten tot de symptomen van de reacties verdwijnen voordat
wordt besloten om de infusie voor de rest van de dag te stoppen. Als de symptomen afnemen, kan de
infusiesnelheid worden hervat gedurende 30 minuten met de helft, of minder, van de snelheid waarbij
de reacties optraden, gevolgd door een verhoging van de infusiesnelheid met 50% gedurende 15 tot
30 minuten. Als de symptomen niet terugkeren, moet de infusiesnelheid worden verhoogd tot de
snelheid waarbij de reacties optraden en kan worden overwogen de snelheid stapsgewijs te verhogen
totdat de maximale snelheid is bereikt.
Thuisinfusie
Infusie van Nexviadyme thuis kan worden overwogen voor patiënten die hun infusies goed verdragen
en die geen voorgeschiedenis hebben van matige of ernstige IAR’s gedurende enkele maanden. De
beslissing om een patiënt te laten overstappen naar thuisinfusie moet worden genomen na beoordeling
en op aanbeveling van de behandelend arts. Bij het beoordelen van de geschiktheid van de patiënt voor
het krijgen van thuisinfusie moet men rekening houden met onderliggende comorbiditeiten en het
vermogen van de patiënt om zich aan de vereisten voor thuisinfusie te houden. De volgende criteria
moeten worden overwogen:
•
De patiënt mag geen aanhoudende gelijktijdige aandoening hebben die, naar het oordeel van
de arts, van invloed kan zijn op het vermogen van de patiënt om de infusie te verdragen.
•
De patiënt wordt medisch stabiel geacht. Er moet een uitgebreide evaluatie worden uitgevoerd
voordat de thuisinfusie wordt gestart.
•
De patiënt moet gedurende enkele maanden Nexviadyme-infusies hebben gekregen onder
toezicht van een arts met expertise in de behandeling van Pompe-patiënten, mogelijk in een
ziekenhuis of andere geschikte setting voor poliklinische patiënten. Documentatie van een
patroon van goed verdragen infusies zonder IAR’s, of lichte IAR’s die onder controle zijn met
premedicatie, is een voorwaarde voor de start van thuisinfusie.
•
De patiënt moet bereid en in staat zijn de procedures voor thuisinfusie na te leven.
•
De infrastructuur, middelen en procedures voor thuisinfusie, waaronder training, moeten
worden vastgelegd en beschikbaar zijn voor de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. De
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg moet te allen tijde beschikbaar zijn tijdens de
thuisinfusie en een bepaalde tijd na de infusie bij de patiënt thuis blijven, afhankelijk van de
tolerantie van de patiënt voorafgaand aan thuisinfusie.
Als de patiënt bijwerkingen ervaart tijdens de thuisinfusie, moet het infusieproces onmiddellijk
worden stopgezet en moet een passende medische behandeling worden gestart (zie rubriek 4.4).
Daaropvolgende infusies moeten mogelijk in een ziekenhuis plaatsvinden of in een toepasselijke
setting voor poliklinische patiënten tot er geen dergelijke bijwerking meer voorkomt. De dosis en
infusiesnelheid mogen niet worden gewijzigd zonder overleg met de verantwoordelijke arts.
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Levensbedreigende overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1
vermelde hulpstoffen wanneer herbehandeling niet succesvol was (zie rubriek 4.4 en 4.8)
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het lotnummer
van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylaxie)
Overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylaxie, zijn gemeld bij met Nexviadyme behandelde
patiënten (zie rubriek 4.8).
Passende medische ondersteuningsmaatregelen, waaronder cardiopulmonale reanimatieapparatuur,
met name voor patiënten met harthypertrofie en patiënten met een aanzienlijk verminderde
ademhalingsfunctie, moeten direct beschikbaar zijn wanneer Nexviadyme wordt toegediend.
Als er ernstige overgevoeligheid of anafylaxie optreedt, moet Nexviadyme onmiddellijk worden
stopgezet en moet een passende medische behandeling worden gestart. De risico’s en voordelen van
het opnieuw toedienen van Nexviadyme na anafylaxie of ernstige overgevoeligheidsreactie moeten
worden overwogen. Sommige patiënten zijn opnieuw behandeld met langzamere infusiesnelheden bij
een lagere dosis dan de aanbevolen dosis. Bij patiënten met ernstige overgevoeligheid kan een
desensibilisatieprocedure voor Nexviadyme worden overwogen. Als de beslissing wordt genomen om
het geneesmiddel opnieuw toe te dienen, moet uiterste voorzichtigheid worden betracht, met
beschikbaarheid van passende reanimatiemaatregelen. Zodra een patiënt de infusie verdraagt, kan de
dosis worden verhoogd om de goedgekeurde dosis te bereiken.
Als lichte of matige overgevoeligheidsreacties optreden, kan de infusiesnelheid worden vertraagd of
tijdelijk worden gestopt.
Infusiegerelateerde reacties (IAR’s)
In klinische onderzoeken zijn IAR’s gemeld die op elk moment tijdens en/of binnen een paar uur na de
infusie met Nexviadyme optraden. Deze traden vaker op bij hogere infusiesnelheden (zie rubriek 4.8).
Patiënten met een acute onderliggende ziekte op het moment van de Nexviadyme-infusie lijken een
groter risico te lopen op IAR’s. Patiënten met de ziekte van Pompe in een gevorderd stadium kunnen
een verminderde hart- en ademhalingsfunctie hebben, waardoor zij een hoger risico lopen op ernstige
complicaties van IAR’s. Antihistaminica, antipyretica en/of corticosteroïden kunnen worden gegeven
om IAR’s te voorkomen of verminderen. Bij patiënten die een voorbehandeling hebben ontvangen,
kunnen IAR’s echter nog steeds optreden.
Als er ernstige IAR’s optreden, moet onmiddellijke stopzetting van de toediening van Nexviadyme
worden overwogen en moet passende medische behandeling worden gestart. De risico’s en voordelen
van het opnieuw toedienen van Nexviadyme na ernstige IAR’s moeten worden overwogen. Sommige
patiënten zijn opnieuw behandeld met langzamere infusiesnelheden bij een lagere dosis dan de
aanbevolen dosis. Zodra een patiënt de infusie verdraagt, kan de dosis worden verhoogd om de
goedgekeurde dosis te bereiken. Als lichte of matige IAR’s optreden, ongeacht de voorbehandeling,
kan het verlagen van de infusiesnelheid of het tijdelijk stoppen van de infusie de symptomen
verbeteren (zie rubriek 4.8).
Immunogeniciteit
Tijdens de behandeling ontstane antilichamen tegen het geneesmiddel (anti-drug
antibodies,
ADA)
werden gemeld bij zowel niet eerder behandelde (95%) als eerder behandelde patiënten (49%) (zie
rubriek 4.8).
IAR’s en overgevoeligheidsreacties kunnen optreden onafhankelijk van de ontwikkeling van ADA. De
meerderheid van de IAR’s en overgevoeligheidsreacties waren licht of matig en werden behandeld
met standaard klinische praktijken. In klinische studies had de ontwikkeling van ADA geen invloed op
de klinische werkzaamheid (zie rubriek 4.8).
ADA-tests kunnen worden overwogen als patiënten niet op de behandeling reageren. Immunologische
tests gedreven door bijwerkingen, waaronder IgG en IgE ADA, kunnen worden overwogen voor
patiënten die risico lopen op een allergische reactie of die een eerdere anafylactische reactie hadden op
alglucosidase alfa.
Neem contact op met uw plaatselijke vertegenwoordiger van Sanofi Genzyme of Sanofi Genzyme EU
Medical Services voor informatie over de service
Sanofi Genzyme Speciality Care Testing.
Risico op acuut cardiorespiratoir falen
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van Nexviadyme aan patiënten die vatbaar zijn voor
volumeoverbelasting of patiënten met acute onderliggende ademhalingsziekte of een verminderde
hart- en/of ademhalingsfunctie bij wie vochtbeperking is geïndiceerd. Deze patiënten kunnen risico
lopen op ernstige exacerbatie van hun hart- of ademhalingsstatus tijdens de infusie. Tijdens de
Nexviadyme-infusie moeten geschikte medische ondersteunings- en controlemaatregelen voorhanden
zijn. Bij sommige patiënten kunnen langdurige observatietijden nodig zijn op basis van de individuele
behoeften van de patiënt.
Hartaritmie en plotseling overlijden tijdens algemene anesthesie voor plaatsing van centraal veneuze
katheter
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van algemene anesthesie voor het plaatsen van een
centraal veneuze katheter of voor andere chirurgische verrichtingen bij patiënten met IOPD met
harthypertrofie.
Hartaritmie, waaronder ventrikelfibrilleren, ventriculaire tachycardie en bradycardie, met als gevolg
hartstilstand of overlijden, of waarvoor hartreanimatie of defibrillatie nodig is, werd in verband
gebracht met het gebruik van algemene anesthesie bij IOPD-patiënten met harthypertrofie.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd. Aangezien avalglucosidase-alfa een recombinant
humaan eiwit is, is het een onwaarschijnlijke kandidaat voor door cytochroom P450 gemedieerde
geneesmiddeleninteracties.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen beschikbare gegevens over het gebruik van Nexviadyme bij zwangere vrouwen. De
resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit. Indirecte foetale effecten bij muizen werden beschouwd als gerelateerd aan een
anafylactische respons op avalglucosidase alfa (zie rubriek 5.3). Het mogelijke risico voor mensen is
onbekend. Er kunnen geen conclusies getrokken worden over of Nexviadyme al dan niet veilig is voor
gebruik tijdens de zwangerschap. Nexviadyme mag tijdens de zwangerschap alleen worden gebruikt
als de mogelijke voordelen voor de moeder opwegen tegen de mogelijke risico’s, waaronder die voor
de foetus.
Borstvoeding
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de aanwezigheid van Nexviadyme in moedermelk of de
effecten van Nexviadyme op de melkproductie of de zuigeling die borstvoeding krijgt. Er kunnen geen
conclusies getrokken worden over of Nexviadyme al dan niet veilig is voor gebruik tijdens
borstvoeding. Nexviadyme mag tijdens borstvoeding alleen worden gebruikt als de mogelijke
voordelen voor de moeder opwegen tegen de mogelijke risico’s, waaronder die voor het kind dat
borstvoeding krijgt (zie rubriek 5.3).
Vruchtbaarheid
Er zijn geen klinische gegevens over de effecten van Nexviadyme op de menselijke vruchtbaarheid.
Dieronderzoek bij muizen toonde geen verminderde mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Nexviadyme kan een geringe invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Omdat duizeligheid, hypotensie en somnolentie zijn gemeld als IAR’s, kan dit de
rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen op de dag van de infusie beïnvloeden (zie
rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Ernstige bijwerkingen die werden gemeld bij patiënten die met Nexviadyme werden behandeld, waren
koude rillingen bij 1,4% van de patiënten en bij 0,7% van de patiënten betrof het telkens hoofdpijn,
dyspnoe, ademnood, nausea, huidverkleuring, ongemak op de borst, pyrexie, bloeddrukverhoging,
lichaamstemperatuursverhoging, hartfrequentieverhoging en zuurstofsaturatieverlaging.
Overgevoeligheidsreacties werden gemeld bij 43,5% van de patiënten, anafylaxie bij 1,4% en IAR’s
bij 26,1% van de patiënten. In totaal stopte 2,9% van de patiënten die Nexviadyme kregen in klinische
onderzoeken definitief met de behandeling; 0,7% stopte met de behandeling vanwege de volgende
voorvallen waarvan werd aangenomen dat ze verband hielden met Nexviadyme: ademnood, ongemak
op de borst, duizeligheid, hoesten, nausea, overmatig blozen, oculaire hyperemie en erytheem.
De vaakst gemelde geneesmiddelenbijwerkingen (ADR’s) (> 5%) waren pruritus (9,4%), huiduitslag
(8%), hoofdpijn (7,2%), urticaria (6,5%), vermoeidheid (6,5%), nausea (5,8%) en koude rillingen
(5,1%).
De samengevoegde veiligheidsanalyse van 4 klinische studies (EFC14028/COMET, ACT14132/mini-
COMET, TDR12857/NEO en LTS13769/NEO-EXT) omvatte in totaal 138 patiënten (118 volwassen
en 20 pediatrische patiënten) die met Nexviadyme werden behandeld. Geneesmiddelenbijwerkingen
die werden gemeld bij patiënten die behandeld werden met Nexviadyme in de gepoolde analyse van
klinische studies, staan vermeld in tabel 2.
Bijwerkingen in tabelvorm
Bijwerkingen (gemeld bij ten minste 3 patiënten) per systeem/orgaanklasse, gepresenteerd per
frequentiecategorie: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥
1/100, <
1/10), soms (≥
1/1.000, < 1/100), zelden
(≥
1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens
niet worden bepaald).
Vanwege de kleine patiëntenpopulatie wordt een bijwerking die werd gemeld bij 2 patiënten
geclassificeerd als vaak. Binnen iedere frequentiecategorie worden bijwerkingen vermeld in volgorde
van afnemende ernst.
Tabel 2 Bijwerkingen die optreden bij patiënten die met Nexviadyme werden behandeld in een
gepoolde analyse van klinische studies (N=138)
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire aandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen
Zenuwstelselaandoeningen
Frequentie
Soms
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Soms
Soms
Vaak
Soms
Soms
Soms
Soms
Soms
Vaak
Soms
Soms
Vaak
Vaak
Soms
Soms
Soms
Soms
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Soms
Soms
Soms
Soms
Soms
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Soms
Soms
Soms
Vaak
Vaak
Soms
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Soms
Voorkeursterm
Conjunctivitis
Overgevoeligheid
Anafylaxie
Hoofdpijn
Duizeligheid
Tremor
Paresthesie
Somnolentie
Oculaire hyperemie
Conjunctivale hyperemie
Oculaire pruritus
Traanproductie verhoogd
Tachycardie
Ventriculaire extrasystoles
Hypertensie
Overmatig blozen
Hypotensie
Hoest
Dyspneu
Tachypneu
Larynxoedeem
Ademnood
Irritatie van de keel
Nausea
Diarree
Braken
Lipzwelling
Gezwollen tong
Abdominale pijn
Orale hypo-esthesie
Orale paresthesie
Dysfagie
Dyspepsie
Pruritus
Huiduitslag
Urticaria
Erytheem
Palmair erytheem
Angio-oedeem
Hyperhidrose
Verkleuring van de huid
Spierspasmen
Myalgie
Pijn in extremiteiten
Vermoeidheid
Koude rillingen
Ongemak op de borst
Pijn
Influenza-achtige ziekte
Pijn op de infusieplaats
Aangezichtspijn
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Onderzoeken
Soms
Soms
Soms
Soms
Soms
Soms
Soms
Soms
Soms
Soms
Vaak
Vaak
Soms
Soms
Soms
Soms
Tabel 2 bevat behandelingsgerelateerde bijwerkingen die biologisch plausibel worden beschouwd als gerelateerd
aan avalglucosidase alfa op basis van de Samenvatting van de Productkenmerken (SPC) van alglucosidase alfa.
Hyperthermie
Extravasatie op de infusieplaats
Gewrichtspijn op de infusieplaats
Huiduitslag op de infusieplaats
Reactie op de infusieplaats
Urticaria op de infusieplaats
Gelokaliseerd oedeem
Perifere zwelling
Pyrexie
Asthenie
Bloeddruk verhoogd
Zuurstofsaturatie verlaagd
Lichaamstemperatuur verhoogd
Hartfrequentie verhoogd
Abnormaal ademgeruis
Complementfactor verhoogd
Immuuncomplexspiegel verhoogd
In een vergelijkende studie, EFC14028/COMET, werden 100 LOPD-patiënten van 16 tot 78 jaar die
geen eerdere enzymvervangingstherapie hadden ondergaan, behandeld met 20 mg/kg Nexviadyme
(n=51) of 20 mg/kg alglucosidase alfa (n=49). Ernstige bijwerkingen werden gemeld bij 2% van de
met Nexviadyme behandelde patiënten en 6,1% van de met alglucosidase alfa behandelde patiënten. In
totaal stopten 8,2% van de patiënten die in de studie alglucosidase alfa kregen definitief met de
behandeling vanwege bijwerkingen; geen van de patiënten in de Nexviadyme-groep stopte permanent
met de behandeling. De vaakst gemelde bijwerkingen (> 5%) waren hoofdpijn, nausea, pruritus,
urticaria en vermoeidheid.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Overgevoeligheid (waaronder anafylaxie)
In een samengevoegde veiligheidsanalyse ondervonden 60/138 (43,5%) patiënten
overgevoeligheidsreacties, waaronder 6/138 (4,3%) patiënten die ernstige overgevoeligheidsreacties
meldden en 2/138 (1,4%) patiënten die anafylaxie ervoeren. Sommige van de
overgevoeligheidsreacties waren IgE-gemedieerd. Anafylaxiesymptomen waren onder meer
ademnood, druk op de borst, gegeneraliseerd blozen, hoesten, duizeligheid, nausea, roodheid op de
handpalmen, gezwollen onderlip, verminderd ademgeruis, roodheid van de voeten, gezwollen tong,
jeukende handpalmen en voeten, en zuurstofdesaturatie. Symptomen van ernstige
overgevoeligheidsreacties waren respiratoir falen, ademnood en huiduitslag.
Infusiegerelateerde reacties (IAR’s)
In een gepoolde veiligheidsanalyse werden IAR’s gemeld bij ongeveer 42/138 (30,4%) patiënten die
in klinische studies werden behandeld met avalglucosidase alfa. Ernstige IAR’s werden gemeld bij
3/138 (2,2%) patiënten, waaronder symptomen van ongemak op de borst, nausea en verhoogde
bloeddruk. IAR’s gemeld bij meer dan 1 patiënt waren koude rillingen, hoesten, diarree, erytheem,
vermoeidheid, hoofdpijn, influenza-achtige ziekte, nausea, oculaire hyperemie, pijn in de ledematen,
pruritus, huiduitslag, erythemateuze huiduitslag, tachycardie, urticaria, braken, ongemak op de borst,
duizeligheid, hyperhidrose, lipzwelling, zuurstofsaturatie verlaagd, pijn, palmair erytheem, gezwollen
tong en tremor. De meerderheid van de IAR’s werd beoordeeld als licht tot matig.
In de vergelijkende studie EFC14028/COMET rapporteerden minder LOPD-patiënten in de
avalglucosidase alfa-groep ten minste 1 IAR (13/51 [25,5%]) in vergelijking met de alglucosidase
alfa-groep (16/49 [32,7%]). Ernstige IAR’s werden niet gemeld bij patiënten in de avalglucosidase
alfa-groep en gemeld bij 2 patiënten in de alglucosidase alfa-groep (duizeligheid, gezichtsvermogen
afgenomen, hypotensie, dyspnoe, koud zweet en koude rillingen). De vaakst gemelde TEAE’s
(> 2 patiënten) in de avalglucosidase alfa-groep waren pruritus (7,8%) en urticaria (5,9%) en in de
alglucosidase alfa-groep nausea (8,2%), pruritus (8,2%) en overmatig blozen (6,1%). De meerderheid
van de IAR’s die werden gemeld bij 7 (13,7%) patiënten waren van lichte ernst in de avalglucosidase
alfa-groep en 10 [20,4%] patiënten in de alglucosidase alfa-groep.
Immunogeniciteit
De incidentie van ADA-respons op avalglucosidase alfa bij met Nexviadyme behandelde patiënten
met de ziekte van Pompe is weergegeven in tabel 3. De mediane tijd tot seroconversie was 8,3 weken.
Bij niet eerder behandelde volwassen patiënten werd het optreden van IAR waargenomen bij zowel
ADA-positieve als ADA-negatieve patiënten. Een toename in de incidentie van IAR en
overgevoeligheid werden waargenomen bij hogere IgG ADA-titers. Bij niet eerder behandelde
patiënten werd een tendens voor verhogingen van de incidentie van IAR’s waargenomen bij
toenemende ADA-titers, met de hoogste incidentie van IAR’s (61,5%) gemeld in het hoge ADA-
piektiterbereik ≥
12.800, vergeleken met een incidentie van 17,2% bij patiënten met intermediaire
ADA-titer 1.600-6.400, een incidentie van 7,1% bij patiënten met lage ADA-titer 100-800 en een
incidentie van 33,3% bij degenen die negatief waren voor ADA. Bij enzymvervangende therapie
(ERT)-ervaren volwassen patiënten lag het optreden van IAR’s en overgevoeligheid hoger bij
patiënten die tijdens de behandeling optredende ADA ontwikkelden, in vergelijking met patiënten die
ADA-negatief waren. Eén (1) niet eerder behandelde patiënt en één (1) eerder behandelde patiënt
ontwikkelden anafylaxie. De voorvallen van IAR’s waren vergelijkbaar bij pediatrische patiënten met
ADA-positieve of -negatieve status. Er waren geen pediatrische patiënten die anafylactische reacties
ontwikkelden (zie rubriek 4.4).
In klinische studie EFC14028/COMET meldden 2 patiënten hoge aanhoudende antilichaamtiters
(High
Sustained Antibody Titers,
HSAT) bij gebruik van Nexviadyme, maar dit ging niet gepaard met
een verlies van werkzaamheid. Uit kruisreactiviteitsstudies naar ADA bleek dat de meerderheid van de
patiënten antilichamen genereert die kruisreactief zijn tegen alglucosidase alfa. In week 49 werden bij
3 (5,9%) patiënten specifieke antilichamen voor Nexviadyme gedetecteerd. ADA had geen invloed op
werkzaamheidsmaten, terwijl beperkte invloeden op farmacokinetiek en farmacodynamiek
voornamelijk werden waargenomen bij patiënten met hoge titer (zie rubriek 5.2).
Tabel 3 - Tijdens de behandeling optredende ADA-incidentie bij LOPD- en IOPD-
patiëntenpopulatie
Nexviadyme
Niet eerder
behandelde
Avalglucosidase
alfa ADA
a
Volwassenen
Eerder behandelde patiënten
b
Avalglucosidase alfa ADA
Alglucosidase alfa
In primaire
analyseperiode -
Alglucosidase alfa
ADA
Volwas-
senen
20 mg/kg
om de 2
weken
Pedia-
trisch
20 mg/kg
om de 2
weken tot
40 mg/kg
elke week
(N=6)
N (%)
3 (50)
Volwas-
senen
20 mg/kg
om de 2
weken
Pedia-
trisch
20 mg/kg
om de 2
weken
Pedia-
trisch
40 mg/kg
om de 2
weken
20 mg/kg om de
2 weken
(N=61)
N (%)
ADA bij baseline
2 (3,3)
(N=55)
N (%)
40 (72,7)
(N=6)
N (%)
1 (16,7)
(N=10)
N (%)
1 (10)
(N=48)
N (%)
2 (4,2)
Tijdens de
behandeling
optredende ADA
Neutraliserend
antilichaam
Beide NAb-types
Remmingsenzym-
activiteit, alleen
Remming van
enzymopname,
alleen
58 (95,1)
27 (49,1)
1 (16,7)
5 (50)
46 (95,8)
3 (50)
13 (21,1)
4 (6,6)
10 (16,4)
2 (3,6)
8 (14,5)
8 (14,5)
0
0
0
0
0
0
ND
c
4 (8,3)
19 (39,6)
ND
c
2 (33,3)
0
Omvat één pediatrische patiënt
Eerder behandelde patiënten ontvingen een behandeling met alglucosidase alfa alvorens of gedurende de
klinische studie, met een bereik van 0,9 – 9,9 jaar voor volwassen patiënten en 0,5 – 11,7 jaar voor pediatrische
patiënten
c
Niet bepaald
a
b
Pediatrische patiënten
Bijwerkingen gemeld uit klinische studies bij pediatrische patiënten (19 pediatrische patiënten met
IOPD tussen 1-12 jaar oud [gemiddelde leeftijd van 6,8] en één pediatrische patiënt van 16 jaar oud
met LOPD) waren vergelijkbaar met die gemeld bij volwassenen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Overmatige infusiesnelheid met Nexviadyme kan leiden tot opvliegers. In een klinische studie kregen
pediatrische patiënten doses tot 40 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 2 weken en er werden geen
specifieke tekenen en symptomen geïdentificeerd na de hogere doses. Zie rubriek 4.4 en 4.8 voor de
behandeling van bijwerkingen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: <nog niet toegewezen>, ATC-code: <nog niet toegewezen>,
Werkingsmechanisme
Avalglucosidase alfa is een
recombinant humaan zure α-glucosidase
(rhGAA) dat een exogene bron
van GAA biedt. Avalglucosidase alfa is een modificatie van alglucosidase alfa waarbij ongeveer 7
hexamannose-structuren met elk 2 terminale mannose-6-fosfaat (bis-M6P)-delen geconjugeerd worden
aan geoxideerde siaalzuurresidu’s op alglucosidase alfa. Avalglucosidase alfa heeft een 15-voudige
toename van mannose-6-fosfaat (M6P)-delen in vergelijking met alglucosidase alfa. Het is aangetoond
dat binding aan M6P op het celoppervlak plaatsvindt via koolhydraatgroepen op de GAA-molecule,
waarna het wordt geïnternaliseerd en getransporteerd naar lysosomen, alwaar het proteolytische
splijting ondergaat die leidt tot verhoogde enzymatische activiteit om glycogeen af te breken.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Klinische studies bij patiënten met LOPD
Studie 1, EFC14028/COMET, was een multinationale, multicentrische, gerandomiseerde,
dubbelblinde studie ter vergelijking van de werkzaamheid en veiligheid van Nexviadyme en
alglucosidase alfa bij 100 behandelingsnaïeve LOPD-patiënten van 16 tot 78 jaar oud bij de start van
de behandeling. De patiënten werden gerandomiseerd in een verhouding van 1:1 op basis van
geforceerde vitale longcapaciteit (Forced
Vital Capacity,
FVC) bij de baseline, geslacht, leeftijd en
land om gedurende 12 maanden (49 weken) eenmaal per twee weken 20 mg/kg Nexviadyme of
alglucosidase alfa te krijgen. De studie omvatte een open-label, langdurige opvolgingsfase van
maximaal 5 jaar voor alle patiënten, waarbij patiënten in de alglucosidase alfa-groep werden
overgeschakeld naar behandeling met Nexviadyme.
Het primaire eindpunt van studie 1 was de verandering in voorspeld % FVC in rechtopstaande
houding vanaf de baseline tot 12 maanden (week 49). In week 49 was de “least-square” (LS)
gemiddelde verandering (SE) in FVC percentage voorspeld voor patiënten behandeld met
Nexviadyme en alglucosidase alfa respectievelijk 2,89% (0,88) en 0,46% (0,93). Het klinisch
significante LS gemiddelde verschil van 2,43% (95%-BI: -0,13; 4,99) tussen de van Nexviadyme en
alglucosidase alfa in voorspelde percentages FVC overtrof de vooraf gedefinieerde
non-inferioriteitsmarge van -1,1 en bereikte statistische non-inferioriteit (p=0,0074). De studie toonde
geen statistische significantie aan voor superioriteit (p=0,0626) en het testen van de secundaire
eindpunten werd uitgevoerd zonder aanpassing van multipliciteit.
De resultaten voor het primaire eindpunt worden beschreven in tabel 4.
Tabel 4 – LS gemiddelde verandering ten opzichte van de baseline tot week 49 in voorspeld %
FVC in rechtopstaande houding
Nexviadyme
(n = 51)
Alglucosidase Alfa (n = 49)
Geforceerde vitale longcapaciteit voorspeld % in rechtopstaande houding
Baseline vóór
behandeling
Gemiddelde (SD)
62,55 (14,39)
61,56 (12,40)
Week 13
LS gemiddelde (SE)
verandering vanaf
baseline
3,05 (0,78)
0,65 (0,81)
Week 25
LS gemiddelde (SE)
verandering vanaf
baseline
3,21 (0,80)
0,57 (0,84)
Week 37
LS gemiddelde (SE)
verandering vanaf
baseline
Gemiddelde (SD)
LS gemiddelde (SE)
verandering vanaf
baseline
LS gemiddelde
(95%-BI)
p-waarde
b
p-waarde
c
2,21 (1,00)
0,55 (1,05)
Week 49
65,49 (17,42)
61,16 (13,49)
Geschatte verandering
vanaf baseline tot
week 49 (MMRM)
Geschat verschil
tussen groepen in
verandering vanaf
baseline tot week 49
(MMRM)
2,89
a
(0,88)
0,46
a
(0,93)
2,43
a
(-0,13; 4,99)
0,0074
0,0626
MMRM: gemengd model herhaalde meting
(mixed model repeated measure).
a
Op basis van het MMRM-model omvat het model baseline voorspeld % FVC (als continu), geslacht, leeftijd (in
jaren bij baseline), behandelingsgroep, bezoek, interactietermijn tussen behandelingsgroep en bezoek als vaste
effecten.
b
Non-inferioriteitsmarge van -1,1%
c
Superioriteit niet bereikt
Het belangrijkste secundaire eindpunt van studie 1 was verandering in totale gelopen afstand in 6
minuten (6-minuten wandeltest, 6MWT) vanaf de baseline tot 12 maanden (week 49). In week 49 was
de LS gemiddelde verandering vanaf baseline (SE) in 6MWT voor patiënten behandeld met
Nexviadyme en alglucosidase alfa respectievelijk 32,21 m (9,93) en 2,19 m (10,40). Het LS
gemiddelde verschil van 30,01 m (95%-BI: 1,33; 58,69) toonde numerieke verbetering met
Nexviadyme in vergelijking met alglucosidase alfa. De resultaten voor de 6MWT worden beschreven
in tabel 5. Aanvullende secundaire eindpunten van de studie waren maximale inspiratoire druk
(Maximum
Inspiratory Pressure,
MIP), maximale expiratoire druk (Maximum
Expiratory Pressure,
MEP), samenvattende score voor draagbare dynamometrie (Hand-held
Dynamometry,
HHD), totale
score voor korte motorische functietest (Quick
Motor Function Test,
QMFT) en SF-12
(gezondheidsgerelateerde vragenlijst over kwaliteit van leven, zowel fysieke als mentale deelscores).
De resultaten voor deze eindpunten worden beschreven in tabel 5.
Bij behandelingsnaïeve LOPD-patiënten van 16 tot 78 jaar was het gemiddelde percentage (SD)
verandering in urinaire hexose tetrasachariden ten opzichte van de baseline voor patiënten behandeld
met Nexviadyme 20 mg/kg om de 2 weken en alglucosidase alfa 20 mg/kg om de 2 weken
respectievelijk -53,90% (24,03) en -10,8% (32,33) in week 49.
Tabel 5 – LS gemiddelde verandering vanaf de baseline tot week 49 voor aanvullende secundaire
eindpunten
Eindpunt
Nexviadyme
LS gemiddelde
verandering (SE)
6 minuten wandeltest
(6MWT) afstand
(meters)
a,b
Maximale inspiratiedruk
(MIP) (% voorspeld)
c
Maximale expiratoire
druk (% voorspeld)
c
Samenvattende scores
voor draagbare
dynamometrie (HHD)
Korte motorische
functietest (QMFT)
totale score
Gezondheidsgerelateerde
vragenlijst over kwaliteit
van leven (SF-12)
a
Alglucosidase alfa
LS gemiddelde
verandering (SE)
2,19 (10,40)
LS gemiddeld
verschil
(95%-BI)
30,01 (1,33; 58,69)
32,21 (9,93)
8,70 (2,09)
10,89 (2,84)
260,69 (46,07)
4,29 (2,19)
8,38 (2,96)
153,72 (48,54)
4,40 (-1,63; 10,44)
2,51 (-5,70; 10,73)
106,97 (-26,56;
240,5)
2,08 (0,22; 3,95)
3,98 (0,63)
1,89 (0,69)
PCS
d
-score: 2,37
(0,99)
MCS -score: 2,88
(1,22)
e
1,60 (1,07)
0,76 (1,32)
0,77 (-2,13; 3,67)
2,12 (-1,46; 5,69)
Het MMRM-model voor 6MWT-afstand houdt rekening met baseline voorspeld % FVC en baseline 6MWT
(afstand gelopen in meters), leeftijd (in jaren, bij de baseline), geslacht, behandelingsgroep, bezoek en
behandeling-per-bezoek-interactie als vaste effecten.
b
LS gemiddelde (SE) verandering vanaf de baseline in week 13, 25 en 37 was respectievelijk 18,02 (8,79), 27,26
(9,98) en 28,43 (9,06) in de avalglucosidase alfa-groep en respectievelijk 15,11 (9,16), 9,58 (10,41) en 15,49
(9,48) in de alglucosidase alfa-groep.
c
Post-hoc gevoeligheidsanalyse met uitzondering van 4 patiënten (2 in elke behandelingsgroep) met
suprafysiologische MIP- en MEP-waarden bij baseline.
d
Samenvatting lichamelijke component (Physical
Component Summary).
e
Samenvatting geestelijke component (Mental
Component Summary).
In de EFC14028/COMET-studie waren werkzaamheidsgegevens beschikbaar van 24 patiënten in
week 97, 17 patiënten in week 121 en 11 patiënten in week 145. Daarnaast hebben 9 patiënten die
gerandomiseerd werden naar alglucosidase alfa en die de behandeling na week 49 overschakelden naar
avalglucosidase alfa de behandeling voortgezet gedurende maximaal 2 jaar.
Voorspeld % FVC waarden bleven gedurende de gehele dosering met avalglucosidase alfa gedurende
97 weken verhoogd ten opzichte van de baseline bij 24 patiënten die dit tijdpunt hadden bereikt.
Werkzaamheidsgegevens in de EFC14028/COMET-studie in week 97 voor patiënten die in week 49
overschakelden van alglucosidase alfa naar avalglucosidase alfa toonden numerieke verbetering aan
voor FVC percentage voorspeld en 6MWT. In dezelfde studie bleef de waargenomen gemiddelde
6MWT-afstand gedurende de gehele dosering met avalglucosidase alfa gedurende 145 weken
verhoogd ten opzichte van de baseline bij 10 patiënten die dit tijdpunt hadden bereikt.
In een open-label, ongecontroleerde studie bij LOPD-patiënten vertoonden de voorspelde % FVC en
6MWT behoud van het effect gedurende de langetermijnbehandeling met avalglucosidase alfa
20 mg/kg om de 2 weken gedurende maximaal 6 jaar.
Klinische studie bij patiënten met IOPD
Studie 2, ACT14132/mini-COMET, was een open-label, multicentrische, multinationale fase 2-cohort
in meerdere stadia met herhaalde oplopende doses van Nexviadyme bij pediatrische IOPD-patiënten
(1-12 jaar oud) die klinische achteruitgang of suboptimale klinische respons vertoonden tijdens
behandeling met alglucosidase alfa. In de studie werden in totaal 22 patiënten ingeschreven; cohort 1
had 6 patiënten die klinische achteruitgang vertoonden en gedurende 25 weken om de 2 weken 20
mg/kg kregen, cohort 2 had 5 patiënten die klinische achteruitgang vertoonden en gedurende 25 weken
om de 2 weken 40 mg/kg kregen, en cohort 3 had 11 patiënten die een suboptimale respons
vertoonden en die Nexviadyme kregen in een dosis van 40 mg/kg om de 2 weken gedurende 25 weken
(5 patiënten) of alglucosidase alfa in hun stabiele dosis van vóór de studie (variërend van 20 mg/kg om
de 2 weken en 40 mg/kg wekelijks) gedurende 25 weken (6 patiënten).
De primaire doelstelling van studie 2 was het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van
toegediende Nexviadyme. De secundaire doelstelling was het bepalen van de werkzaamheid van
Nexviadyme. De gegevens toonden stabilisatie of verbetering aan in werkzaamheidsresultaten van
grove-motoriek-classificatie meting-88 (gross
motor function classification measure-88,
GMFM-88),
korte motoriektest (QMFT), pediatrische beoordeling van de invaliditeitsinventaris bij Pompe
(Pompe-PEDI), Z-score van de linkerventrikelmassa (left
ventricular mass,
LVM), metingen van de
ooglidpositie bij patiënten die eerder achteruitgang vertoonden of onvoldoende onder controle waren
met alglucosidase alfa. Het behandelingseffect was meer uitgesproken met 40 mg/kg om de 2 weken
vergeleken met de 20 mg/kg om de 2 weken. Twee van de zes patiënten behandeld met Nexviadyme
20 mg/kg om de 2 weken (cohort 1) vertoonden verdere klinische daling en kregen een dosisverhoging
van 20 naar 40 mg/kg om de 2 weken in respectievelijk week 55 en week 61. Alle patiënten die om de
2 weken 40 mg/kg kregen, behielden deze dosis voor de duur van de studie zonder verdere klinische
achteruitgang.
Bij pediatrische IOPD-patiënten (< 18 jaar oud) die om de 2 weken met 40 mg/kg Nexviadyme
werden behandeld en bij hen die ofwel klinische achteruitgang (cohort 2) ofwel suboptimale klinische
respons (cohort 3) vertoonden tijdens behandeling met alglucosidase alfa, was het gemiddelde
percentage (SD) verandering in urinaire hexose tetrasacchariden ten opzichte van de baseline
respectievelijk -40,97% (16,72) en -37,48% (17,16) na 6 maanden. Bij patiënten die eerder
achteruitgang vertoonden en om de 2 weken 20 mg/kg Nexviadyme kregen, was de gemiddelde (SD)
procentuele verandering 0,34% (42,09).
De langetermijneffecten van de behandeling met Nexviadyme werden beoordeeld bij 10 patiënten in
week 49, 8 patiënten in week 73 en 3 patiënten in week 97. Bij patiënten met IOPD die eerder
achteruitgang vertoonden met alglucosidase alfa, werd de werkzaamheid op specifieke parameters van
achteruitgang, waaronder motorische functie, linkerhartmassa en ooglidpositiemetingen, tot 2 jaar
aangehouden.
Pediatrische patiënten
Negentien pediatrische patiënten van 1 tot 12 jaar met IOPD die eerder met alglucosidase alfa werden
behandeld, zijn behandeld met Nexviadyme (zie rubriek 4.2 en 4.8) en twee pediatrische patiënten van
9 en 16 jaar met LOPD werden behandeld met Nexviadyme.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoeken met Nexviadyme in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met de ziekte van Pompe (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
Register voor ziekte van Pompe
Medische of professionele zorgverleners worden aangemoedigd om patiënten te registreren die
gediagnosticeerd zijn met de ziekte van Pompe op www.registrynxt.com. De patiëntgegevens worden
anoniem verzameld in dit register. De doelstellingen van het “Pompe-register” zijn het verbeteren van
het inzicht in de ziekte van Pompe en het monitoren van patiënten en hun respons op
enzymvervangingstherapie in de loop van de tijd, met als uiteindelijk doel het verbeteren van de
klinische resultaten voor deze patiënten.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Patiënten met laat-verworven ziekte van Pompe (LOPD)
De farmacokinetiek van avalglucosidase alfa werd beoordeeld in een populatieanalyse van 75
LOPD-patiënten van 16 tot 78 jaar die om de 2 weken 5 tot 20 mg/kg avalglucosidase alfa kregen.
Patiënten met infantiel-verworven ziekte van Pompe (IOPD)
De farmacokinetiek van avalglucosidase alfa werd gekarakteriseerd bij 16 patiënten van 1 tot 12 jaar
die werden behandeld met avalglucosidase alfa, waarvan 6 patiënten die werden behandeld met
20 mg/kg en 10 patiënten die werden behandeld met 40 mg/kg doses om de 2 weken. Alle patiënten
hadden ervaring met de behandeling.
Absorptie
Bij LOPD-patiënten met een 4 uur durende i.v. infusie van 20 mg/kg om de 2 weken waren de
gemiddelde Cmax en gemiddelde AUC2W respectievelijk 273
μg/ml (24%) en 1220 μg
u/ml (29%).
Bij IOPD-patiënten met een 4 uur durende i.v. infusie van 20 mg/kg om de 2 weken en een 7 uur
durende i.v. infusie voor 40 mg/kg om de 2 weken varieerde de gemiddelde Cmax van
175 tot 189
μg/ml voor de 20
mg/kg dosis en 205 tot 403
μg/ml voor de 40
mg/kg dosis. De
gemiddelde AUC2W varieerde van 805 tot
923 μg
u/ml voor de dosis van 20 mg/kg en van
1720 tot 2630
μg
u/ml voor de dosis van 40 mg/kg.
Distributie
Bij LOPD-patiënten was het op basis van een farmacokinetisch model voor typische populatie
voorspelde distributievolume van avalglucosidase alfa in het centrale compartiment 3,4 liter.
Bij IOPD-patiënten die werden behandeld met avalglucosidase alfa 20 mg/kg en 40 mg/kg om de
2 weken, varieerde het gemiddelde distributievolume bij steady state van 3,5 tot 5,4 l.
Eliminatie
Bij LOPD-patiënten was de op basis van een farmacokinetisch model voor typische populatie
voorspelde lineaire klaring 0,87 l/u. Na 20 mg/kg om de 2 weken was de gemiddelde
eliminatiehalfwaardetijd in plasma 1,55 uur.
Bij IOPD-patiënten die werden behandeld met avalglucosidase alfa 20 mg/kg en 40 mg/kg om de
2 weken, varieerde de gemiddelde plasmaklaring van 0,53 tot 0,70 l/u en de gemiddelde
eliminatiehalfwaardetijd in plasma van 0,60 tot 1,19 uur.
Lineariteit/non-lineariteit
De blootstelling aan avalglucosidase alfa nam dosisproportioneel toe tussen 5 en 20 mg/kg bij
LOPD-patiënten en tussen 20 en 40 mg/kg bij IOPD-patiënten. Er werd geen accumulatie
waargenomen bij dosering om de 2 weken.
Immunogeniciteit
In studie 1, EFC14028/COMET, ontwikkelde 96,1% (49 van 51 patiënten) die Nexviadyme kregen,
een tijdens de behandeling optredende ADA. Er werd geen duidelijke trend waargenomen van impact
van ADA op de farmacokinetiek.
Speciale populaties
Farmacokinetische populatieanalyses bij LOPD-patiënten toonden aan dat lichaamsgewicht, leeftijd en
geslacht geen belangrijke invloed hadden op de farmacokinetiek van avalglucosidase alfa.
Leverfunctiestoornis
De farmacokinetiek van avalglucosidase alfa is niet onderzocht bij patiënten met een
leverfunctiestoornis.
Nierfunctiestoornis
Er werd geen formele studie gevoerd naar het effect van een verminderde nierfunctie op de
farmacokinetiek van avalglucosidase alfa. Op basis van een farmacokinetische populatieanalyse van
gegevens van 75 LOPD-patiënten die 20 mg/kg ontvingen, waaronder 6 patiënten met een lichte
nierfunctiestoornis (glomerulaire filtratiesnelheid: 60 tot 89 ml/min bij de baseline), werd geen
relevant effect van een nierfunctiestoornis op de blootstelling aan avalglucosidase alfa waargenomen.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering, waaronder
farmacologische veiligheidseindpunten.
Avalglucosidase alfa veroorzaakte geen bijwerkingen in een gecombineerd mannelijk en vrouwelijk
vruchtbaarheidsonderzoek bij muizen tot 50 mg/kg i.v. om de 2 dagen (9,4 maal de menselijke
steady-state AUC aan de aanbevolen dosis van 20 mg/kg elke twee weken voor patiënten met LOPD)
(zie rubriek 4.6).
In een embryo-foetaal toxiciteitsonderzoek bij muizen, veroorzaakte de toediening van
avalglucosidase alfa bij de hoogste dosis van 50 mg/kg/dag (17 maal de menselijke steady-state AUC
aan de aanbevolen dosis van 20 mg/kg elke twee weken voor patiënten met LOPD) verhoogd
postimplantatieverlies en een gemiddeld aantal late resorpties. Er werden geen effecten waargenomen
bij 20 mg/kg/dag (4,8 maal de menselijke steady-state AUC aan de aanbevolen dosis van 20 mg/kg
elke twee weken voor patiënten met LOPD). Avalglucosidase alfa passeert de placenta niet bij muizen,
wat suggereert dat de embryo-foetale effecten bij 50 mg/kg/dag gerelateerd waren aan maternale
toxiciteit vanuit de immunologische respons. Er werden geen misvormingen of ontwikkelingsvariaties
waargenomen.
Er werden geen bijwerkingen waargenomen in een embryo-foetaal toxiciteitsonderzoek bij konijnen
die avalglucosidase alfa toegediend kregen tot 100 mg/kg/dag i.v. (91 maal de menselijke steady-state
AUC aan de aanbevolen dosis van 20 mg/kg elke twee weken voor patiënten met LOPD).
Er waren geen bijwerkingen in een pre- en postnataal ontwikkelingstoxiciteitsonderzoek bij muizen na
toediening van avalglucosidase alfa om de 2 dagen. Het NOAEL voor voortplanting in de
moederdieren en voor levensvatbaarheid en groei in de nakomelingen was 50 mg/kg om de 2 dagen
i.v.
Bij juveniele muizen werd avalglucosidase alfa over het algemeen goed verdragen na toediening
gedurende 9 weken in doses tot 100 mg/kg om de 2 weken i.v. (~2 tot 5 maal de menselijke
steady-state AUC aan de aanbevolen dosis van 40 mg/kg elke twee weken voor patiënten met IOPD).
Echter is de hoogste dosis die is getest bij juveniele dieren onvoldoende voor het uitsluiten van een
potentieel risico voor IOPD-patiënten aan 40 mg/kg op basis van blootstellingsmarge.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Histidine
Histidinehydrochloride-monohydraat
Glycine
Mannitol
Polysorbaat 80
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende flacons: 4 jaar
Gereconstitueerd geneesmiddel
Na reconstitutie is chemische, fysische en microbiologische stabiliteit tijdens gebruik aangetoond
gedurende 24 uur bij 2°C - 8°C.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het gereconstitueerde product onmiddellijk worden gebruikt.
Als het product niet onmiddellijk voor verdunning wordt gebruikt, zijn de bewaartijden
en -omstandigheden tijdens gebruik voorafgaand aan verdunning de verantwoordelijkheid van de
gebruiker en zouden deze normaal gesproken niet langer zijn dan 24 uur bij 2°C - 8°C.
Verdund geneesmiddel
Na verdunning is chemische, fysische en microbiologische stabiliteit tijdens gebruik aangetoond
tussen 0,5 mg/ml en 4 mg/ml gedurende 24 uur bij 2°C - 8°C, gevolgd door 9 uur bij
kamertemperatuur (tot 25°C) om infusie mogelijk te maken. Gebruik aseptische technieken.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het geneesmiddel onmiddellijk gebruikt worden. Indien niet
onmiddellijk gebruikt, zijn de bewaartijden en -omstandigheden tijdens gebruik de
verantwoordelijkheid van de gebruiker en zouden deze normaal gesproken niet langer zijn dan 24 uur
bij 2°C - 8°C, gevolgd door 9 uur bij kamertemperatuur (tot 25°C) om infusie mogelijk te maken.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C)
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie in een flacon (type I-glas) met een stop
(elastomeer rubber), verzegeling (aluminium) en een flip-offdop.
Elke verpakking bevat 1, 5, 10 of 25 flacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
De flacons zijn uitsluitend bestemd voor eenmalig gebruik.
Reconstitutie
Een aseptische techniek moet worden toegepast tijdens de reconstitutie.
1. Het aantal flacons dat moet worden gereconstitueerd moet worden bepaald op basis van het
gewicht van de individuele patiënt en de aanbevolen dosis van 20 mg/kg of 40 mg/kg.
Gewicht van de patiënt (kg) × dosis (mg/kg) = dosis van de patiënt (in mg). Patiëntdosis (in
mg) gedeeld door 100 mg/flacon = aantal flacons om te reconstitueren. Als het aantal flacons
een fractie bevat, moet dit worden afgerond naar het volgende gehele getal.
Voorbeeld: Gewicht patiënt (16 kg) × dosis (20 mg/kg) = patiëntdosis (320 mg). 320 mg
gedeeld door 100 mg/flacon = 3,2 flacons; dus moeten 4 flacons worden gereconstitueerd.
Voorbeeld: Gewicht patiënt (16 kg) × dosis (40 mg/kg) = patiëntdosis (640 mg).
640 mg gedeeld door 100 mg/flacon = 6,4 flacons; dus moeten 7 flacons worden
gereconstitueerd.
2. Het vereiste aantal flacons dat nodig is voor de infusie moet uit de koelkast worden gehaald en
ongeveer 30 minuten opzijgelegd om ze op kamertemperatuur te laten komen.
3. Elke flacon moet worden gereconstitueerd door langzaam 10,0 ml water voor injecties in elke
flacon te injecteren. Elke flacon geeft 100 mg/10 ml (10 mg/ml). Het water voor injectie mag
niet met kracht op het poeder worden gespoten en schuimvorming moet worden vermeden.
Voeg het water voor injectie langzaam druppelsgewijs via de binnenkant van de flacon toe en
niet rechtstreeks op het gelyofiliseerde poeder. Elke flacon moet voorzichtig worden gekanteld
en gerold en mag niet worden omgekeerd, rondgedraaid of geschud.
4. De gereconstitueerde flacons moeten onmiddellijk visueel worden geïnspecteerd en
gecontroleerd op deeltjes en verkleuring. Als er bij onmiddellijke inspectie deeltjes worden
waargenomen of als de oplossing verkleurd is, mag het gereconstitueerde geneesmiddel niet
worden gebruikt. Laat het mengsel volledig oplossen.
Verdunning
5. De gereconstitueerde oplossing moet worden verdund in 5% glucose in water tot een
eindconcentratie van 0,5 mg/ml tot 4 mg/ml. Zie tabel 6 voor het aanbevolen totale
infusievolume op basis van het gewicht van de patiënt.
6. Het volume gereconstitueerde oplossing moet langzaam worden opgetrokken uit elke flacon
(berekend op basis van het gewicht van de patiënt).
7. De gereconstitueerde oplossing moet langzaam en rechtstreeks worden toegevoegd aan de 5%-
glucoseoplossing. Schuimvorming of schudden van de infuuszak moet worden vermeden. Het
inbrengen van lucht in de infuuszak moet worden vermeden.
8. Om de oplossing in de infuuszak te mengen, moet de infuuszak voorzichtig worden
omgekeerd of gemasseerd. De infuuszak mag niet worden geschud.
9. Om te voorkomen dat deeltjes die onbedoeld zijn ontstaan tijdens de bereiding van de
i.v.-dosis worden toegediend, wordt aanbevolen om een inlinefilter
van 0,2 μm
met lage
eiwitbinding te gebruiken om Nexviadyme toe te dienen. Nadat de infusie is voltooid, moet de
intraveneuze lijn worden gespoeld met 5% glucose in water.
10. Nexviadyme mag niet met andere geneesmiddelen in dezelfde intraveneuze lijn worden
toegediend.
Tabel 6 - Geprojecteerde intraveneuze infusievolumes voor toediening van Nexviadyme op basis
van het gewicht van de patiënt bij doseringen van 20 en 40 mg/kg
Gewichtsbereik patiënt
Totaal infusievolume voor 20 mg/kg
Totaal infusievolume voor
(kg)
(ml)
40 mg/kg (ml)
1,25 tot 5
50
50
5,1 tot 10
50
100
10,1 tot 20
100
200
20,1 tot 30
150
300
30,1 tot 35
200
400
35,1 tot 50
250
500
50,1 tot 60
300
600
60,1 tot 100
500
1000
100,1 tot 120
600
1200
120,1 tot 140
700
1400
140,1 tot 160
800
1600
160,1 tot 180
900
1800
180,1 tot 200
1000
2000
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Genzyme Europe B.V.
Paasheuvelweg 25
1105 BP Amsterdam
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1579/001
EU/1/21/1579/002
EU/1/21/1579/003
EU/1/21/1579/004
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning:
24 juni 2022
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
Genzyme Flanders bvba,
Cipalstraat 8,
2440 Geel, België
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Genzyme Ireland Limited,
IDA Industrial Park,
Old Kilmeaden Road,
Waterford, Ierland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
•
Extra risicobeperkende maatregelen
In elke lidstaat, voorafgaand aan de lancering van Nexviadyme, moet de houder van de
vergunning voor het in de handel brengen (MAH) overeenstemming bereiken met de nationale
bevoegde autoriteit over de inhoud en het formaat van het voorlichtingsprogramma, inclusief
communicatiemedia, distributiemodaliteiten en andere aspecten van het programma, Het
voorlichtingsprogramma is gericht op het vergroten van de bekendheid van de dienst
immunosurveillance en het ondersteunen van een juiste en veilige toediening van het product
in de thuissituatie.
De vergunninghouder zal verzekeren dat in elke lidstaat waar Nexviadyme op de markt wordt
gebracht de beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg waarvan wordt verwacht dat zij
Nexviadyme voorschrijven, verstrekken en toedienen, worden voorzien van de volgende
educatieve materialen, ter verspreiding binnen professionele instituten:
•
De handleiding betreffende dienstverlening op het gebied van immunobewaking voor
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
•
De handleiding voor thuisinfusie voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
De handleiding voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg betreffende dienstverlening op
het gebied van immunobewaking zal de volgende kernelementen bevatten:
•
Testaanbevelingen
•
Het afnemen van baseline serummonsters voorafgaand aan de eerste infusie
wordt sterk aangemoedigd.
•
De titers van immunoglobuline G (IgG)-antilichamen moeten regelmatig
worden gecontroleerd en testen op IgG-antilichamen tegen het geneesmiddel
(ADA) moeten worden overwogen als patiënten niet op de therapie reageren.
•
Behandelde patiënten kunnen worden getest op remmende antilichamen als ze
een afname van het klinische voordeel ervaren ondanks voortgezette
behandeling met Nexviadyme.
•
Immunologische testen naar aanleiding van bijwerkingen, waaronder IgG- en
Immunoglobuline E- (IgE-) ADA, moeten worden overwogen bij patiënten
met een risico op een allergische reactie of een eerdere anafylactische reactie
op Myozyme (alglucosidase alfa).
•
Bij patiënten die matige/ernstige of terugkerende infusiegerelateerde reacties
(IAR's) ervaren die wijzen op overgevoeligheidsreacties of anafylactische
reacties, moeten ook immunologische testen naar aanleiding van bijwerkingen
worden overwogen.
Praktische zaken betreffende de dienstverlening aangaande de testen en
contactgegevens
•
Beschrijving van de dienstverlening op het gebied van testen: beschikbare
testen, indicatie voor testen, staaltype, testfrequentie, afnametijd
•
Testprocedure: grafiek met samenvatting van de voornaamste stappen voor
een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die gespecialiseerde
dienstverlening op aangaande de testen wil aanvragen
•
De handleiding voor thuisinfusie voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, welke zal
dienen als trainingsdocument voor de beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die de
thuisinfusie zullen uitvoeren, zal de volgende kernelementen bevatten:
•
Vereisten en organiseren van thuisinfusie, waaronder benodigde apparatuur,
voorbehandeling en noodbehandelingen
•
Details betreffende de voorbereiding en toediening van Nexviadyme, waaronder alle
stappen van de bereiding, reconstitutie, verdunning en toediening
•
Medische evaluatie van de patiënt voorafgaand aan de thuisinfusie
•
Informatie over tekenen en symptomen van infusiegerelateerde reacties en aanbevolen
stappen voor het behandelen van geneesmiddelenbijwerkingen als symptomen
optreden.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nexviadyme 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
avalglucosidase alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat 100 mg avalglucosidase alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Histidine
Histidinehydrochloride-monohydraat
Glycine
Mannitol
Polysorbaat 80
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
1 flacon
5 flacons
10 flacons
25 flacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Onmiddellijk na verdunning gebruiken.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Genzyme Europe B.V.
Paasheuvelweg 25
1105 BP Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1579/001 1 flacon
EU/1/21/1579/002 5 flacons
EU/1/21/1579/003 10 flacons
EU/1/21/1579/004 25 flacons
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET FLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Nexviadyme 100 mg poeder voor concentraat
avalglucosidase alfa
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
100 mg
6.
OVERIGE
Genzyme Europe B.V.-NL
B. BIJSLUITER
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Nexviadyme 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
avalglucosidase alfa
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Nexviadyme en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Nexviadyme en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Nexviadyme?
Nexviadyme bevat een enzym genaamd avalglucosidase alfa – dit is een kopie van het natuurlijke
enzym met de naam zure alfaglucosidase (GAA) dat ontbreekt bij mensen met de ziekte van Pompe.
Waarvoor wordt Nexviadyme gebruikt?
Nexviadyme wordt gebruikt voor de behandeling van mensen van alle leeftijden met de ziekte van
Pompe.
Mensen met de ziekte van Pompe hebben een lage concentratie van het enzym met de naam zure
alfaglucosidase (GAA). Dit enzym helpt het lichaam de hoeveelheid glycogeen (een soort
koolhydraat) onder controle te houden. Glycogeen geeft het lichaam energie, maar bij de ziekte van
Pompe stapelen de glycogeenniveaus op in verschillende spieren en beschadigen deze. Het
geneesmiddel vervangt het missende enzym zodat het lichaam de opstapeling van glycogeen kan
verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
Als u levensbedreigende allergische reacties (overgevoeligheidsreacties) heeft gehad op
avalglucosidase alfa of een van de andere stoffen in dit geneesmiddel (vermeld in rubriek 6) en als
deze reacties opnieuw optraden na het stoppen en opnieuw opstarten van het geneesmiddel.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u Nexviadyme gebruikt.
Neem direct contact op met uw arts als behandeling met Nexviadyme leidt tot:
•
Allergische reacties waaronder anafylaxie (een ernstige allergische reactie) – zie hieronder in de
rubriek “Mogelijke bijwerkingen” voor de symptomen
•
Infusiegerelateerde reactie terwijl u het middel krijgt of een aantal uren daarna – zie hieronder in de
rubriek “Mogelijke bijwerkingen” voor de symptomen
Vertel het uw arts ook als u zwelling ervaart van uw benen of uitgebreide zwelling van uw lichaam.
Uw arts zal beslissen of uw infusie met Nexviadyme moet worden gestopt en de arts zal de juiste
medische behandeling starten. Uw arts beslist ook of u kunt doorgaan met het gebruik van
avalglucosidase alfa.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Nexviadyme nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Er is geen informatie over
het gebruik van Nexviadyme bij zwangere vrouwen. U mag Nexviadyme niet gebruiken tijdens de
zwangerschap, tenzij uw arts het specifiek aanbeveelt. U en uw arts moeten beslissen of u
Nexviadyme kunt gebruiken als u borstvoeding geeft.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Nexviadyme kan een gering effect hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Omdat duizeligheid, lage bloeddruk en slaperigheid kunnen optreden als infusiegerelateerde
reacties, kan dit de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen op de dag van de infusie
beïnvloeden.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Nexviadyme wordt aan u gegeven onder toezicht van een arts die ervaring heeft met de behandeling
van de ziekte van Pompe.
Mogelijk krijgt u andere geneesmiddelen voordat u Nexviadyme ontvangt om sommige van de
bijwerkingen te verminderen. Zulke geneesmiddelen zijn onder andere een antihistamine, een steroïde
en een koortswerend middel (zoals paracetamol).
De dosis Nexviadyme, is gebaseerd op uw gewicht en u krijgt deze eenmaal per twee weken.
•
De aanbevolen dosering van Nexviadyme is 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Thuisinfusie
Uw arts kan overwegen om de infusie met Nexviadyme thuis te laten plaatsvinden als dit veilig is en
het voor u gemakkelijker maakt. Als u bijwerkingen krijgt tijdens een infusie met Nexviadyme, kan
uw thuisverpleegkundige stoppen met de infusie en de juiste medische behandeling starten.
Instructies voor correct gebruik
Nexviadyme wordt toegediend via een druppelinfusie in een ader (intraveneuze infusie). Het wordt
geleverd aan de zorgverlener als een poeder om te mengen met steriel water en verder te verdunnen
met glucose voordat het als infuus wordt toegediend.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Overmatige infusiesnelheid van Nexviadyme kan leiden tot opvliegers.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een infusie heeft gemist, neem dan contact op met uw arts. Heeft u nog andere vragen over het
gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Neem contact op met uw arts als u wilt stoppen met de behandeling met Nexviadyme. De symptomen
van uw ziekte kunnen erger worden als u stopt met de behandeling.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Bijwerkingen traden voornamelijk op terwijl patiënten het infuus met Nexviadyme toegediend kregen
of kort daarna. Vertel het uw arts onmiddellijk als u een infusiegerelateerde reactie of een allergische
reactie krijgt. Uw arts zal u mogelijk voorafgaand aan de infusie geneesmiddelen geven om deze
reacties te voorkomen.
Infusiegerelateerde reacties
De meeste infusiegerelateerde reacties waren licht of matig. Symptomen van infusiegerelateerde
reacties zijn onder andere ongemak op de borst, verhoogde bloeddruk, verhoogde hartslag, koude
rillingen, hoest, diarree, vermoeidheid, hoofdpijn, griepachtige ziekte, misselijkheid, braken, rood oog,
pijn in de armen en benen, roodheid van de huid, jeukende huid, uitslag en netelroos.
Allergische reacties
Allergische reacties kunnen symptomen omvatten zoals ademhalingsmoeilijkheden, druk op de borst,
blozen, hoesten, duizeligheid, misselijkheid, roodheid op de handpalmen en voeten, jeukende
handpalmen en voeten gezwollen onderlip en tong, laag zuurstofgehalte in het bloed en uitslag.
Vaak
(komt voor bij minder dan 1 op de 10 patiënten)
•
Anafylaxie (ernstige allergische reactie)
•
Tremor (schudden)
•
Rode ogen
•
Verhoogde bloeddruk
•
Hoofdpijn
•
Duizeligheid
•
Hoest
•
Ademhalingsmoeilijkheden
•
Misselijkheid
•
Diarree
•
Braken
•
Lipzwelling
•
Gezwollen tong
•
Jeukende huid
•
Galbulten
•
Huiduitslag
•
Roodheid van de handen
•
Roodheid van de huid
•
Spierspasmen
•
Spierpijn
•
Vermoeidheid
•
Koude rillingen
•
Ongemak op de borst
•
Pijn
•
Griepachtige ziekte
•
Laag zuurstofgehalte in het bloed
Soms
(komt voor bij minder dan 1 op de 100 patiënten)
•
Ontsteking van de ogen
•
Doof gevoel of tintelingen
•
Jeukende ogen
•
Waterige ogen
•
Snelle hartslag
•
Extra hartslagen
•
Overmatig blozen
•
Lage bloeddruk
•
Snelle ademhaling
•
Zwelling van de keel
•
Keelirritatie
•
Buikpijn
•
Zwelling van de huid
•
Zweten
•
Aangezichtspijn
•
Verhoogde lichaamstemperatuur
•
Lekkage in het weefsel op de infusieplaats
•
Gewrichtspijn op infusieplaats
•
Uitslag op de infusieplaats
•
Jeuk op infusieplaats
•
Gelokaliseerd oedeem
•
Zwelling in de armen en benen
•
Koorts
•
Abnormaal ademgeruis (piepende ademhaling)
•
Gevoel van vermoeidheid
•
Pijn in arm of been
•
Bleke huidskleur
•
Positieve bloedtest voor ontsteking
•
Zwakte
•
Spijsverteringsstoornis
•
Verminderd gevoel van aanraking, pijn en temperatuur
•
Verdoofd gevoel van mond, tong of lip
•
Tintelingen ter hoogte van mond, tong of lip
•
Moeilijkheden met slikken
•
Pijn aan de ribben
•
Het koud hebben
•
Oraal ongemak (met inbegrip van gevoel van brandende lip)
•
Branderig gevoel
•
Pijn in de bovenbuik
De gemelde bijwerkingen bij kinderen en jongeren waren vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket na
EXP. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Ongeopende flacons:
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Gereconstitueerde oplossing:
Na reconstitutie wordt onmiddellijk gebruik voor verdunning aanbevolen. De gereconstitueerde
oplossing kan maximaal 24 uur gekoeld worden bewaard bij 2°C tot 8°C.
Verdunde oplossing:
Na verdunning wordt onmiddellijk gebruik aanbevolen. De verdunde oplossing kan 24 uur worden
bewaard bij 2°C tot 8°C, gevolgd door 9 uur bij kamertemperatuur (tot 25°C).
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is avalglucosidase alfa. Eén flacon bevat 100 mg avalglucosidase alfa.
Na reconstitutie bevat de oplossing 10 mg avalglucosidase alfa per ml en na verdunning varieert de
concentratie van 0,5 mg/ml tot 4 mg/ml.
De andere stoffen in dit middel zijn
•
Histidine
•
Histidinehydrochloride-monohydraat
•
Glycine
•
Mannitol
•
Polysorbaat 80
Hoe ziet Nexviadyme eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Avalglucosidase alfa is een poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie in een flacon
(100 mg/flacon). Elke verpakking bevat 1, 5, 10 of 25 flacons. Niet alle genoemde
verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Het poeder is wit tot lichtgeel. Na reconstitutie is het een heldere, kleurloze tot lichtgele oplossing. De
gereconstitueerde oplossing moet verder worden verdund.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Genzyme Europe B.V.
Paasheuvelweg 25
1105 BP Amsterdam
Nederland
Fabrikant
Genzyme Ireland Limited, IDA Industrial Park, Old Kilmeaden Road, Waterford, Ierland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Sanofi Belgium
Tél/Tel: + 32 2 710 54 00
България
Swixx Biopharma EOOD
Тел.:
+359 (0)2 4942 480
Česká republika
sanofi-aventis, s.r.o.
Tel: +420 233086 111
Danmark
Sanofi A/S
Tlf: +45 45 16 70 00
Deutschland
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Tel.: 0800 04 36 996
Tel. aus dem Ausland: +49 69 305 70 13
Eesti
Swixx Biopharma OÜ
Tel: +372 640 10 30
Ελλάδα
sanofi-aventis AEBE
Τηλ:
+30 210 900 1600
España
sanofi-aventis, S.A.
Tel: +34 93 485 94 00
France
sanofi-aventis France
Tél: 0 800 222 555
Appel depuis l’étranger: +33 1 57 63 23 23
Hrvatska
Swixx Biopharma d.o.o.
Tel: +385 1 2078 500
Ireland
Sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel: +353 (0) 1 403 56 00
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
Sanofi S.r.l.
Tel: 800536389
Lietuva
Swixx Biopharma UAB
Tel: +370 5 236 91 40
Luxembourg/Luxemburg
Sanofi Belgium
Tél/Tel: + 32 2 710 54 00 (Belgique/Belgien)
Magyarország
SANOFI-AVENTIS Zrt.
Tel: +36 1 505 0050
Malta
Sanofi S.r.l.
Tel: +39 02 39394275
Nederland
Genzyme Europe B.V.
Tel: +31 20 245 4000
Norge
sanofi-aventis Norge AS
Tlf: + 47 67 10 71 00
Österreich
sanofi-aventis GmbH
Tel: + 43 1 80 185 – 0
Polska
sanofi-aventis Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 280 00 00
Portugal
Sanofi – Produtos Farmacêuticos, Lda.
Tel: +351 21 35 89 400
România
Sanofi Romania SRL
Tel: +40 (0) 21 317 31 36
Slovenija
Swixx Biopharma d.o.o.
Tel: +386 1 235 51 00
Slovenská republika
Swixx Biopharma s.r.o.
Tel: +421 2 208 33 600
Suomi/Finland
Sanofi Oy
Puh/Tel: + 358 201 200 300
Κύπρος
C.A. Papaellinas Ltd.
Τηλ: +357 22 741741
Latvija
Swixx Biopharma SIA
Tel: +371 6 616 47 50
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Sverige
Sanofi AB
Tel: +46 (0)8 634 50 00
United Kingdom (Northern Ireland)
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel +44 (0) 800 035 2525
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
<------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------>
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Reconstitutie
Gebruik een aseptische techniek tijdens de reconstitutie.
1. Bepaal het aantal flacons dat gereconstitueerd moet worden op basis van het gewicht van de
individuele patiënt en de aanbevolen dosering van 20 mg/kg of 40 mg/kg.
Gewicht van de patiënt (kg) x dosis (mg/kg) = dosis van de patiënt (in mg). Patiëntdosis (in
mg) gedeeld door 100 mg/flacon = aantal flacons om te reconstitueren. Als het aantal flacons
een fractie bevat, rondt u af naar het volgende hele getal.
Voorbeeld: Gewicht patiënt (16 kg) x dosis (20 mg/kg) = patiëntdosis (320 mg). 320 mg
gedeeld door 100 mg/flacon = 3,2 flacons; daarom moeten 4 flacons worden gereconstitueerd.
Voorbeeld: Gewicht patiënt (16 kg) x dosis (40 mg/kg) = patiëntdosis (640 mg).
640 mg gedeeld door 100 mg/flacon = 6,4 flacons; daarom moeten 7 flacons worden
gereconstitueerd.
2. Haal het vereiste aantal flacons dat nodig is voor het infuus uit de koelkast en leg deze
ongeveer 30 minuten opzij om ze op kamertemperatuur te laten komen.
3. Reconstitueer elke flacon door langzaam 10,0 ml water voor injecties in elke flacon te
injecteren. Elke flacon geeft 100 mg/10 ml (10 mg/ml). Het water voor injectie mag niet
krachtig op het poeder worden gespoten en schuimvorming moet worden vermeden. Voeg het
water voor injectie druppelsgewijs via de binnenkant van de flacon toe en niet rechtstreeks op
het gelyofiliseerde poeder. Kantel en rol elke flacon voorzichtig. Niet omkeren, ronddraaien of
schudden.
4. Voer onmiddellijk een visuele inspectie uit op de gereconstitueerde flacons en controleer op
deeltjes en verkleuring. Niet gebruiken als er na onmiddellijke inspectie deeltjes worden
waargenomen of als de oplossing verkleurd is. Laat de oplossing oplossen.
Verdunning
1. De gereconstitueerde oplossing moet worden verdund in 5% glucose in water tot een
eindconcentratie van 0,5 mg/ml tot 4 mg/ml. Zie tabel 1 voor het aanbevolen totale
infusievolume op basis van het gewicht van de patiënt.
2. Trek langzaam het volume gereconstitueerde oplossing uit elke flacon op (berekend op basis
van het gewicht van de patiënt).
3. Voeg de gereconstitueerde oplossing langzaam en rechtstreeks toe aan de 5%-
glucoseoplossing. Vermijd schuimvorming of schudden van de infuuszak. Zorg dat er geen
lucht in de infuuszak komt.
4. Keer de infuuszak voorzichtig om of masseer hem om te mengen. Niet schudden.
5. Om te voorkomen dat deeltjes die onbedoeld zijn ontstaan tijdens de bereiding van de i.v.
dosis worden toegediend, wordt aanbevolen om een inlinefilter van 0,2 μm met lage
eiwitbinding te gebruiken om Nexviadyme toe te dienen. Nadat de infusie is voltooid, spoelt u
de intraveneuze lijn met glucose 5% in water.
6. Dien Nexviadyme niet toe met andere geneesmiddelen in dezelfde intraveneuze lijn.
Tabel 1: Verwachte intraveneuze infusievolumes voor toediening van Nexviadyme op basis van
het gewicht van de patiënt bij doseringen van 20 mg/kg en 40 mg/kg
Gewichtsbereik
Totaal
Totaal
patiënt
infusievolume
infusievolume
(kg)
(ml) voor
(ml) voor
20 mg/kg
40 mg/kg
1,25 tot 5
50
50
5,1 tot 10
50
100
10,1 tot 20
100
200
20,1 tot 30
150
300
30,1 tot 35
200
400
35,1 tot 50
250
500
50,1 tot 60
300
600
60,1 tot 100
500
1000
100,1 tot 120
600
1200
120,1 tot 140
700
1400
140,1 tot 160
800
1600
160,1 tot 180
900
1800
180,1 tot 200
1000
2000
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Thuisinfusie
Thuisinfusie van Nexviadyme kan worden overwogen voor patiënten die hun infusies goed verdragen
en geen voorgeschiedenis hebben van matige of ernstige IAR's gedurende enkele maanden. De
beslissing om een patiënt te laten overstappen op thuisinfusie moet worden genomen na beoordeling
en op aanbeveling van de behandelend arts. Bij het beoordelen of de patiënt in aanmerking komt voor
thuisinfusie moet men rekening houden met onderliggende comorbiditeiten en het vermogen van de
patiënt om zich aan de vereisten voor thuisinfusie te houden. De volgende criteria moeten worden
overwogen:
•
De patiënt mag geen aanhoudende gelijktijdige aandoening hebben die, naar het oordeel van de
arts, van invloed kan zijn op het vermogen van de patiënt om de infusie te verdragen.
•
De patiënt wordt medisch stabiel geacht. Er moet een uitgebreide evaluatie worden uitgevoerd
voordat de thuisinfusie wordt gestart.
•
De patiënt moet gedurende enkele maanden Nexviadyme-infusies hebben gekregen onder
toezicht van een arts met expertise in de behandeling van Pompe-patiënten, mogelijk in een
ziekenhuis of in een andere geschikte setting van poliklinische zorg. Documentatie van een
patroon van goed verdragen infusies zonder IAR's, of lichte IAR's die onder controle zijn met
premedicatie, is een voorwaarde voor het starten van thuisinfusie.
•
De patiënt moet bereid en in staat zijn om de procedures voor thuisinfusie na te leven.
•
De infrastructuur, middelen en procedures voor thuisinfusie, waaronder training, moeten
worden vastgelegd en beschikbaar zijn voor de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. De
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg moet te allen tijde beschikbaar zijn tijdens de
thuisinfusie en tot een bepaalde tijd na de infusie bij de patiënt thuis te blijven, afhankelijk van
de tolerantie van de patiënt voordat de thuisinfusie wordt gestart.
Als de patiënt bijwerkingen ervaart tijdens de thuisinfusie, moet het infusieproces onmiddellijk
worden stopgezet en moet een passende medische behandeling worden gestart. Daaropvolgende
infusies moeten eventueel in een ziekenhuis plaatsvinden of in een geschikte setting van poliklinische
zorg tot er geen dergelijke bijwerking meer voorkomt. De dosis en infusiesnelheid mogen niet worden
gewijzigd zonder overleg met de verantwoordelijke arts.
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nexviadyme 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke flacon bevat 100 mg avalglucosidase alfa.
Na reconstitutie bevat elke flacon een totaal extraheerbaar volume van 10,0 ml bij een concentratie
van 10 mg avalglucosidase alfa* per ml.
*Avalglucosidase alfa is een humaan zure -glucosidase geproduceerd in ovariumcellen van de
Chinese hamster (CHO) met behulp van DNA-recombinatietechniek, die vervolgens geconjugeerd
wordt met ongeveer 7 hexamannose-structuren (elk met twee terminale mannose-6-fosfaat (M6P)-
delen) aan geoxideerde siaalzuurresidu's op het molecuul, waardoor de bis-M6P-niveaus toenemen.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Wit tot lichtgeel gelyofiliseerd poeder
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Nexviadyme (avalglucosidase alfa) is geïndiceerd voor langdurige enzymvervangingstherapie bij de
behandeling van patiënten met de ziekte van Pompe (tekort aan zure -glucosidase).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Behandeling met Nexviadyme dient onder toezicht te staan van een arts met ervaring in de
behandeling van patiënten met de ziekte van Pompe of andere erfelijke metabole of neuromusculaire
ziekten.
Dosering
Om allergische reacties te voorkomen of te verminderen kunnen patiënten vooraf worden behandeld
met antihistaminica, antipyretica en/of corticosteroïden.
De aanbevolen dosis avalglucosidase alfa is 20 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 2 weken
toegediend.
Disease, IOPD)
Bij IOPD-patiënten die een gebrek aan verbetering of onvoldoende respons van de hart-, ademhalings-
en/of motorische functie ervaren terwijl ze 20 mg/kg krijgen, moet een dosisverhoging tot 40 mg/kg
eenmaal per twee weken worden overwogen, voor zover er geen veiligheidsproblemen zijn (bijv.
ernstige overgevoeligheid, anafylactische reacties of risico op overvulling).
Bij patiënten die avalglucosidase alfa bij 40 mg/kg elke twee weken niet kunnen verdragen (bijv.
ernstige overgevoeligheid, anafylactische reacties of risico op overvulling) kan men overwegen de
dosis te verlagen naar 20 mg/kg elke twee weken (zie rubriek 4.4).
Speciale populaties
Oudere patiënten
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten > 65 jaar.
Leverfunctiestoornis
De veiligheid en werkzaamheid van avalglucosidase alfa bij patiënten met een leverfunctiestoornis
zijn niet vastgesteld en er kan voor deze patiënten geen specifiek doseringsadvies worden gegeven.
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een licht verminderde nierfunctie. De veiligheid
en werkzaamheid van avalglucosidase alfa bij patiënten met een matig of ernstig verminderde
nierfunctie zijn niet vastgesteld en er kan voor deze patiënten geen specifiek doseringsadvies worden
gegeven (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten (patiënten van 6 maanden en jonger)
De veiligheid en werkzaamheid van avalglucosidase alfa bij kinderen van 6 maanden en jonger zijn
nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar voor patiënten van 6 maanden en jonger.
Wijze van toediening
Nexviadyme-flacons zijn enkel voor eenmalig gebruik en het geneesmiddel moet worden toegediend
als een intraveneus infuus.
Het infuus moet geleidelijk worden toegediend, aangepast aan de respons en het comfort van de
patiënt.
Het wordt aanbevolen de infusie te beginnen met een initiële snelheid van 1 mg/kg/uur en geleidelijk
elke 30 minuten te verhogen als er geen tekenen zijn van infusiegerelateerde reacties (IAR's), in
overeenstemming met tabel 1. Voordat de infusiesnelheid wordt verhoogd, moeten bij elke stap de
vitale functies worden afgenomen.
Tabel 1 Schema infusiesnelheid
Infusiesnelheid (mg/kg/uur)
Geschatte
Patiënt
duur (u)
stap 1 stap 2 stap 3 stap 4 stap 5
LOPD
1
3
5a
7a
N.v.t.
4 tot 5
4-stapsproces
1
3
5
7
N.v.t.
7
IOPD
5-stapsproces b
1
3
6
8
10b
5
a Voor patiënten met laat-verworven ziekte van Pompe (LOPD) met een lichaamsgewicht van 1,25-5 kg
kan een maximale infusiesnelheid van 4,8 mg/kg/uur worden toegepast.
b Voor IOPD-patiënten met een lichaamsgewicht van 1,25-5 kg kan een maximale infusiesnelheid van 9,6
mg/kg/uur worden toegepast.
van Nexviadyme onmiddellijk stop te zetten en een passende medische behandeling te starten. In het
geval van lichte tot matige overgevoeligheidsreacties of IAR's kan de infusiesnelheid worden
vertraagd of tijdelijk gestopt en/of kan een passende medische behandeling worden gestart (zie
rubriek 4.4).
Ondanks het tijdelijk stoppen van de infusie kunnen symptomen aanhouden. Daarom moet de
behandelend arts ten minste 30 minuten wachten tot de symptomen van de reacties verdwijnen voordat
wordt besloten om de infusie voor de rest van de dag te stoppen. Als de symptomen afnemen, kan de
infusiesnelheid worden hervat gedurende 30 minuten met de helft, of minder, van de snelheid waarbij
de reacties optraden, gevolgd door een verhoging van de infusiesnelheid met 50% gedurende 15 tot
30 minuten. Als de symptomen niet terugkeren, moet de infusiesnelheid worden verhoogd tot de
snelheid waarbij de reacties optraden en kan worden overwogen de snelheid stapsgewijs te verhogen
totdat de maximale snelheid is bereikt.
Thuisinfusie
Infusie van Nexviadyme thuis kan worden overwogen voor patiënten die hun infusies goed verdragen
en die geen voorgeschiedenis hebben van matige of ernstige IAR's gedurende enkele maanden. De
beslissing om een patiënt te laten overstappen naar thuisinfusie moet worden genomen na beoordeling
en op aanbeveling van de behandelend arts. Bij het beoordelen van de geschiktheid van de patiënt voor
het krijgen van thuisinfusie moet men rekening houden met onderliggende comorbiditeiten en het
vermogen van de patiënt om zich aan de vereisten voor thuisinfusie te houden. De volgende criteria
moeten worden overwogen:
· De patiënt mag geen aanhoudende gelijktijdige aandoening hebben die, naar het oordeel van
de arts, van invloed kan zijn op het vermogen van de patiënt om de infusie te verdragen.
· De patiënt wordt medisch stabiel geacht. Er moet een uitgebreide evaluatie worden uitgevoerd
voordat de thuisinfusie wordt gestart.
· De patiënt moet gedurende enkele maanden Nexviadyme-infusies hebben gekregen onder
toezicht van een arts met expertise in de behandeling van Pompe-patiënten, mogelijk in een
ziekenhuis of andere geschikte setting voor poliklinische patiënten. Documentatie van een
patroon van goed verdragen infusies zonder IAR's, of lichte IAR's die onder controle zijn met
premedicatie, is een voorwaarde voor de start van thuisinfusie.
· De patiënt moet bereid en in staat zijn de procedures voor thuisinfusie na te leven.
· De infrastructuur, middelen en procedures voor thuisinfusie, waaronder training, moeten
worden vastgelegd en beschikbaar zijn voor de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. De
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg moet te allen tijde beschikbaar zijn tijdens de
thuisinfusie en een bepaalde tijd na de infusie bij de patiënt thuis blijven, afhankelijk van de
tolerantie van de patiënt voorafgaand aan thuisinfusie.
Als de patiënt bijwerkingen ervaart tijdens de thuisinfusie, moet het infusieproces onmiddellijk
worden stopgezet en moet een passende medische behandeling worden gestart (zie rubriek 4.4).
Daaropvolgende infusies moeten mogelijk in een ziekenhuis plaatsvinden of in een toepasselijke
setting voor poliklinische patiënten tot er geen dergelijke bijwerking meer voorkomt. De dosis en
infusiesnelheid mogen niet worden gewijzigd zonder overleg met de verantwoordelijke arts.
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Levensbedreigende overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1
vermelde hulpstoffen wanneer herbehandeling niet succesvol was (zie rubriek 4.4 en 4.8)
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het lotnummer
van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylaxie)
Overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylaxie, zijn gemeld bij met Nexviadyme behandelde
patiënten (zie rubriek 4.8).
Passende medische ondersteuningsmaatregelen, waaronder cardiopulmonale reanimatieapparatuur,
met name voor patiënten met harthypertrofie en patiënten met een aanzienlijk verminderde
ademhalingsfunctie, moeten direct beschikbaar zijn wanneer Nexviadyme wordt toegediend.
Als er ernstige overgevoeligheid of anafylaxie optreedt, moet Nexviadyme onmiddellijk worden
stopgezet en moet een passende medische behandeling worden gestart. De risico's en voordelen van
het opnieuw toedienen van Nexviadyme na anafylaxie of ernstige overgevoeligheidsreactie moeten
worden overwogen. Sommige patiënten zijn opnieuw behandeld met langzamere infusiesnelheden bij
een lagere dosis dan de aanbevolen dosis. Bij patiënten met ernstige overgevoeligheid kan een
desensibilisatieprocedure voor Nexviadyme worden overwogen. Als de beslissing wordt genomen om
het geneesmiddel opnieuw toe te dienen, moet uiterste voorzichtigheid worden betracht, met
beschikbaarheid van passende reanimatiemaatregelen. Zodra een patiënt de infusie verdraagt, kan de
dosis worden verhoogd om de goedgekeurde dosis te bereiken.
Als lichte of matige overgevoeligheidsreacties optreden, kan de infusiesnelheid worden vertraagd of
tijdelijk worden gestopt.
Infusiegerelateerde reacties (IAR's)
In klinische onderzoeken zijn IAR's gemeld die op elk moment tijdens en/of binnen een paar uur na de
infusie met Nexviadyme optraden. Deze traden vaker op bij hogere infusiesnelheden (zie rubriek 4.8).
Patiënten met een acute onderliggende ziekte op het moment van de Nexviadyme-infusie lijken een
groter risico te lopen op IAR's. Patiënten met de ziekte van Pompe in een gevorderd stadium kunnen
een verminderde hart- en ademhalingsfunctie hebben, waardoor zij een hoger risico lopen op ernstige
complicaties van IAR's. Antihistaminica, antipyretica en/of corticosteroïden kunnen worden gegeven
om IAR's te voorkomen of verminderen. Bij patiënten die een voorbehandeling hebben ontvangen,
kunnen IAR's echter nog steeds optreden.
Als er ernstige IAR's optreden, moet onmiddellijke stopzetting van de toediening van Nexviadyme
worden overwogen en moet passende medische behandeling worden gestart. De risico's en voordelen
van het opnieuw toedienen van Nexviadyme na ernstige IAR's moeten worden overwogen. Sommige
patiënten zijn opnieuw behandeld met langzamere infusiesnelheden bij een lagere dosis dan de
aanbevolen dosis. Zodra een patiënt de infusie verdraagt, kan de dosis worden verhoogd om de
goedgekeurde dosis te bereiken. Als lichte of matige IAR's optreden, ongeacht de voorbehandeling,
kan het verlagen van de infusiesnelheid of het tijdelijk stoppen van de infusie de symptomen
verbeteren (zie rubriek 4.8).
Immunogeniciteit
Tijdens de behandeling ontstane antilichamen tegen het geneesmiddel (anti-drug antibodies, ADA)
werden gemeld bij zowel niet eerder behandelde (95%) als eerder behandelde patiënten (49%) (zie
rubriek 4.8).
meerderheid van de IAR's en overgevoeligheidsreacties waren licht of matig en werden behandeld
met standaard klinische praktijken. In klinische studies had de ontwikkeling van ADA geen invloed op
de klinische werkzaamheid (zie rubriek 4.8).
ADA-tests kunnen worden overwogen als patiënten niet op de behandeling reageren. Immunologische
tests gedreven door bijwerkingen, waaronder IgG en IgE ADA, kunnen worden overwogen voor
patiënten die risico lopen op een allergische reactie of die een eerdere anafylactische reactie hadden op
alglucosidase alfa.
Neem contact op met uw plaatselijke vertegenwoordiger van Sanofi Genzyme of Sanofi Genzyme EU
Medical Services voor informatie over de service Sanofi Genzyme Speciality Care Testing.
Risico op acuut cardiorespiratoir falen
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van Nexviadyme aan patiënten die vatbaar zijn voor
volumeoverbelasting of patiënten met acute onderliggende ademhalingsziekte of een verminderde
hart- en/of ademhalingsfunctie bij wie vochtbeperking is geïndiceerd. Deze patiënten kunnen risico
lopen op ernstige exacerbatie van hun hart- of ademhalingsstatus tijdens de infusie. Tijdens de
Nexviadyme-infusie moeten geschikte medische ondersteunings- en controlemaatregelen voorhanden
zijn. Bij sommige patiënten kunnen langdurige observatietijden nodig zijn op basis van de individuele
behoeften van de patiënt.
Hartaritmie en plotseling overlijden tijdens algemene anesthesie voor plaatsing van centraal veneuze
katheter
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van algemene anesthesie voor het plaatsen van een
centraal veneuze katheter of voor andere chirurgische verrichtingen bij patiënten met IOPD met
harthypertrofie.
Hartaritmie, waaronder ventrikelfibrilleren, ventriculaire tachycardie en bradycardie, met als gevolg
hartstilstand of overlijden, of waarvoor hartreanimatie of defibrillatie nodig is, werd in verband
gebracht met het gebruik van algemene anesthesie bij IOPD-patiënten met harthypertrofie.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd. Aangezien avalglucosidase-alfa een recombinant
humaan eiwit is, is het een onwaarschijnlijke kandidaat voor door cytochroom P450 gemedieerde
geneesmiddeleninteracties.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen beschikbare gegevens over het gebruik van Nexviadyme bij zwangere vrouwen. De
resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit. Indirecte foetale effecten bij muizen werden beschouwd als gerelateerd aan een
anafylactische respons op avalglucosidase alfa (zie rubriek 5.3). Het mogelijke risico voor mensen is
onbekend. Er kunnen geen conclusies getrokken worden over of Nexviadyme al dan niet veilig is voor
gebruik tijdens de zwangerschap. Nexviadyme mag tijdens de zwangerschap alleen worden gebruikt
als de mogelijke voordelen voor de moeder opwegen tegen de mogelijke risico's, waaronder die voor
de foetus.
Borstvoeding
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de aanwezigheid van Nexviadyme in moedermelk of de
effecten van Nexviadyme op de melkproductie of de zuigeling die borstvoeding krijgt. Er kunnen geen
conclusies getrokken worden over of Nexviadyme al dan niet veilig is voor gebruik tijdens
voordelen voor de moeder opwegen tegen de mogelijke risico's, waaronder die voor het kind dat
borstvoeding krijgt (zie rubriek 5.3).
Vruchtbaarheid
Er zijn geen klinische gegevens over de effecten van Nexviadyme op de menselijke vruchtbaarheid.
Dieronderzoek bij muizen toonde geen verminderde mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid (zie
rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Nexviadyme kan een geringe invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Omdat duizeligheid, hypotensie en somnolentie zijn gemeld als IAR's, kan dit de
rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen op de dag van de infusie beïnvloeden (zie
rubriek 4.8).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Ernstige bijwerkingen die werden gemeld bij patiënten die met Nexviadyme werden behandeld, waren
koude rillingen bij 1,4% van de patiënten en bij 0,7% van de patiënten betrof het telkens hoofdpijn,
dyspnoe, ademnood, nausea, huidverkleuring, ongemak op de borst, pyrexie, bloeddrukverhoging,
lichaamstemperatuursverhoging, hartfrequentieverhoging en zuurstofsaturatieverlaging.
Overgevoeligheidsreacties werden gemeld bij 43,5% van de patiënten, anafylaxie bij 1,4% en IAR's
bij 26,1% van de patiënten. In totaal stopte 2,9% van de patiënten die Nexviadyme kregen in klinische
onderzoeken definitief met de behandeling; 0,7% stopte met de behandeling vanwege de volgende
voorvallen waarvan werd aangenomen dat ze verband hielden met Nexviadyme: ademnood, ongemak
op de borst, duizeligheid, hoesten, nausea, overmatig blozen, oculaire hyperemie en erytheem.
De vaakst gemelde geneesmiddelenbijwerkingen (ADR's) (> 5%) waren pruritus (9,4%), huiduitslag
(8%), hoofdpijn (7,2%), urticaria (6,5%), vermoeidheid (6,5%), nausea (5,8%) en koude rillingen
(5,1%).
De samengevoegde veiligheidsanalyse van 4 klinische studies (EFC14028/COMET, ACT14132/mini-
COMET, TDR12857/NEO en LTS13769/NEO-EXT) omvatte in totaal 138 patiënten (118 volwassen
en 20 pediatrische patiënten) die met Nexviadyme werden behandeld. Geneesmiddelenbijwerkingen
die werden gemeld bij patiënten die behandeld werden met Nexviadyme in de gepoolde analyse van
klinische studies, staan vermeld in tabel 2.
Bijwerkingen in tabelvorm
Bijwerkingen (gemeld bij ten minste 3 patiënten) per systeem/orgaanklasse, gepresenteerd per
frequentiecategorie: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden
( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens
niet worden bepaald).
Vanwege de kleine patiëntenpopulatie wordt een bijwerking die werd gemeld bij 2 patiënten
geclassificeerd als vaak. Binnen iedere frequentiecategorie worden bijwerkingen vermeld in volgorde
van afnemende ernst.
gepoolde analyse van klinische studies (N=138)
Systeem/orgaanklasse
Frequentie
Voorkeursterm
Infecties en parasitaire aandoeningen Soms
Conjunctivitis
Immuunsysteemaandoeningen
Zeer vaak
Overgevoeligheid
Vaak
Anafylaxie
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Hoofdpijn
Vaak
Duizeligheid
Vaak
Tremor
Soms
Paresthesie
Soms
Somnolentie
Oogaandoeningen
Vaak
Oculaire hyperemie
Soms
Conjunctivale hyperemie
Soms
Oculaire pruritus
Soms
Traanproductie verhoogd
Hartaandoeningen
Soms
Tachycardie
Soms
Ventriculaire extrasystoles
Bloedvataandoeningen
Vaak
Hypertensie
Soms
Overmatig blozen
Soms
Hypotensie
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en
Vaak
Hoest
mediastinumaandoeningen
Vaak
Dyspneu
Soms
Tachypneu
Soms
Larynxoedeem
Soms
Ademnood
S
oms
I
rritatie van de keel
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Nausea
Vaak
Diarree
Vaak
Braken
Vaak
Lipzwelling
Vaak
Gezwollen tong
Soms
Abdominale pijn
Soms
Orale hypo-esthesie
Soms
Orale paresthesie
Soms
Dysfagie
Soms
Dyspepsie
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
Pruritus
Vaak
Huiduitslag
Vaak
Urticaria
Vaak
Erytheem
Vaak
Palmair erytheem
Soms
Angio-oedeem
Soms
Hyperhidrose
Soms
Verkleuring van de huid
Skeletspierstelsel- en
Vaak
Spierspasmen
bindweefselaandoeningen
Vaak
Myalgie
Soms
Pijn in extremiteiten
Algemene aandoeningen en
Vaak
Vermoeidheid
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak
Koude rillingen
Vaak
Ongemak op de borst
Vaak
Pijn
Vaak
Influenza-achtige ziekte
Vaak
Pijn op de infusieplaats
Soms
Aangezichtspijn
Hyperthermie
Soms
Extravasatie op de infusieplaats
Soms
Gewrichtspijn op de infusieplaats
Soms
Huiduitslag op de infusieplaats
Soms
Reactie op de infusieplaats
Soms
Urticaria op de infusieplaats
Soms
Gelokaliseerd oedeem
Soms
Perifere zwelling
Soms
Pyrexie
Soms
Asthenie
Onderzoeken
Vaak
Bloeddruk verhoogd
Vaak
Zuurstofsaturatie verlaagd
Soms
Lichaamstemperatuur verhoogd
Soms
Hartfrequentie verhoogd
Soms
Abnormaal ademgeruis
Soms
Complementfactor verhoogd
Immuuncomplexspiegel verhoogd
Tabel 2 bevat behandelingsgerelateerde bijwerkingen die biologisch plausibel worden beschouwd als gerelateerd
aan avalglucosidase alfa op basis van de Samenvatting van de Productkenmerken (SPC) van alglucosidase alfa.
In een vergelijkende studie, EFC14028/COMET, werden 100 LOPD-patiënten van 16 tot 78 jaar die
geen eerdere enzymvervangingstherapie hadden ondergaan, behandeld met 20 mg/kg Nexviadyme
(n=51) of 20 mg/kg alglucosidase alfa (n=49). Ernstige bijwerkingen werden gemeld bij 2% van de
met Nexviadyme behandelde patiënten en 6,1% van de met alglucosidase alfa behandelde patiënten. In
totaal stopten 8,2% van de patiënten die in de studie alglucosidase alfa kregen definitief met de
behandeling vanwege bijwerkingen; geen van de patiënten in de Nexviadyme-groep stopte permanent
met de behandeling. De vaakst gemelde bijwerkingen (> 5%) waren hoofdpijn, nausea, pruritus,
urticaria en vermoeidheid.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Overgevoeligheid (waaronder anafylaxie)
In een samengevoegde veiligheidsanalyse ondervonden 60/138 (43,5%) patiënten
overgevoeligheidsreacties, waaronder 6/138 (4,3%) patiënten die ernstige overgevoeligheidsreacties
meldden en 2/138 (1,4%) patiënten die anafylaxie ervoeren. Sommige van de
overgevoeligheidsreacties waren IgE-gemedieerd. Anafylaxiesymptomen waren onder meer
ademnood, druk op de borst, gegeneraliseerd blozen, hoesten, duizeligheid, nausea, roodheid op de
handpalmen, gezwollen onderlip, verminderd ademgeruis, roodheid van de voeten, gezwollen tong,
jeukende handpalmen en voeten, en zuurstofdesaturatie. Symptomen van ernstige
overgevoeligheidsreacties waren respiratoir falen, ademnood en huiduitslag.
Infusiegerelateerde reacties (IAR's)
In een gepoolde veiligheidsanalyse werden IAR's gemeld bij ongeveer 42/138 (30,4%) patiënten die
in klinische studies werden behandeld met avalglucosidase alfa. Ernstige IAR's werden gemeld bij
3/138 (2,2%) patiënten, waaronder symptomen van ongemak op de borst, nausea en verhoogde
bloeddruk. IAR's gemeld bij meer dan 1 patiënt waren koude rillingen, hoesten, diarree, erytheem,
vermoeidheid, hoofdpijn, influenza-achtige ziekte, nausea, oculaire hyperemie, pijn in de ledematen,
pruritus, huiduitslag, erythemateuze huiduitslag, tachycardie, urticaria, braken, ongemak op de borst,
duizeligheid, hyperhidrose, lipzwelling, zuurstofsaturatie verlaagd, pijn, palmair erytheem, gezwollen
tong en tremor. De meerderheid van de IAR's werd beoordeeld als licht tot matig.
In de vergelijkende studie EFC14028/COMET rapporteerden minder LOPD-patiënten in de
avalglucosidase alfa-groep ten minste 1 IAR (13/51 [25,5%]) in vergelijking met de alglucosidase
alfa-groep (16/49 [32,7%]). Ernstige IAR's werden niet gemeld bij patiënten in de avalglucosidase
alfa-groep en gemeld bij 2 patiënten in de alglucosidase alfa-groep (duizeligheid, gezichtsvermogen
afgenomen, hypotensie, dyspnoe, koud zweet en koude rillingen). De vaakst gemelde TEAE's
(> 2 patiënten) in de avalglucosidase alfa-groep waren pruritus (7,8%) en urticaria (5,9%) en in de
van de IAR's die werden gemeld bij 7 (13,7%) patiënten waren van lichte ernst in de avalglucosidase
alfa-groep en 10 [20,4%] patiënten in de alglucosidase alfa-groep.
Immunogeniciteit
De incidentie van ADA-respons op avalglucosidase alfa bij met Nexviadyme behandelde patiënten
met de ziekte van Pompe is weergegeven in tabel 3. De mediane tijd tot seroconversie was 8,3 weken.
Bij niet eerder behandelde volwassen patiënten werd het optreden van IAR waargenomen bij zowel
ADA-positieve als ADA-negatieve patiënten. Een toename in de incidentie van IAR en
overgevoeligheid werden waargenomen bij hogere IgG ADA-titers. Bij niet eerder behandelde
patiënten werd een tendens voor verhogingen van de incidentie van IAR's waargenomen bij
toenemende ADA-titers, met de hoogste incidentie van IAR's (61,5%) gemeld in het hoge ADA-
piektiterbereik 12.800, vergeleken met een incidentie van 17,2% bij patiënten met intermediaire
ADA-titer 1.600-6.400, een incidentie van 7,1% bij patiënten met lage ADA-titer 100-800 en een
incidentie van 33,3% bij degenen die negatief waren voor ADA. Bij enzymvervangende therapie
(ERT)-ervaren volwassen patiënten lag het optreden van IAR's en overgevoeligheid hoger bij
patiënten die tijdens de behandeling optredende ADA ontwikkelden, in vergelijking met patiënten die
ADA-negatief waren. Eén (1) niet eerder behandelde patiënt en één (1) eerder behandelde patiënt
ontwikkelden anafylaxie. De voorvallen van IAR's waren vergelijkbaar bij pediatrische patiënten met
ADA-positieve of -negatieve status. Er waren geen pediatrische patiënten die anafylactische reacties
ontwikkelden (zie rubriek 4.4).
In klinische studie EFC14028/COMET meldden 2 patiënten hoge aanhoudende antilichaamtiters
(High Sustained Antibody Titers, HSAT) bij gebruik van Nexviadyme, maar dit ging niet gepaard met
een verlies van werkzaamheid. Uit kruisreactiviteitsstudies naar ADA bleek dat de meerderheid van de
patiënten antilichamen genereert die kruisreactief zijn tegen alglucosidase alfa. In week 49 werden bij
3 (5,9%) patiënten specifieke antilichamen voor Nexviadyme gedetecteerd. ADA had geen invloed op
werkzaamheidsmaten, terwijl beperkte invloeden op farmacokinetiek en farmacodynamiek
voornamelijk werden waargenomen bij patiënten met hoge titer (zie rubriek 5.2).
Tabel 3 - Tijdens de behandeling optredende ADA-incidentie bij LOPD- en IOPD-
patiëntenpopulatie
Nexviadyme
Alglucosidase alfa
Niet eerder
Eerder behandelde patiëntenb
In primaire
behandelde
analyseperiode -
Avalglucosidase
Avalglucosidase alfa ADA
Alglucosidase alfa
alfa ADAa
ADA
Volwassenen
Volwas-
Pedia-
Pedia-
Volwas-
Pedia-
senen
trisch
trisch
senen
trisch
20 mg/kg 20 mg/kg 40 mg/kg 20 mg/kg 20 mg/kg
20 mg/kg om de
om de 2
om de 2
om de 2
om de 2
om de 2
2 weken
weken
weken
weken
weken
weken tot
40 mg/kg
elke week
(N=61)
(N=55)
(N=6)
(N=10)
(N=48)
(N=6)
N (%)
N (%)
N (%)
N (%)
N (%)
N (%)
ADA bij baseline
2 (3,3)
40 (72,7)
1 (16,7)
1 (10)
2 (4,2)
3 (50)
58 (95,1)
27 (49,1)
1 (16,7)
5 (50)
46 (95,8)
3 (50)
behandeling
optredende ADA
Neutraliserend
antilichaam
Beide NAb-types
13 (21,1)
2 (3,6)
0
0
ND c
ND c
Remmingsenzym-
4 (6,6)
8 (14,5)
0
0
4 (8,3)
2 (33,3)
activiteit, alleen
Remming van
10 (16,4)
8 (14,5)
0
0
19 (39,6)
0
enzymopname,
alleen
a Omvat één pediatrische patiënt
b Eerder behandelde patiënten ontvingen een behandeling met alglucosidase alfa alvorens of gedurende de
klinische studie, met een bereik van 0,9 9,9 jaar voor volwassen patiënten en 0,5 11,7 jaar voor pediatrische
patiënten
c Niet bepaald
Pediatrische patiënten
Bijwerkingen gemeld uit klinische studies bij pediatrische patiënten (19 pediatrische patiënten met
IOPD tussen 1-12 jaar oud [gemiddelde leeftijd van 6,8] en één pediatrische patiënt van 16 jaar oud
met LOPD) waren vergelijkbaar met die gemeld bij volwassenen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Overmatige infusiesnelheid met Nexviadyme kan leiden tot opvliegers. In een klinische studie kregen
pediatrische patiënten doses tot 40 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 2 weken en er werden geen
specifieke tekenen en symptomen geïdentificeerd na de hogere doses. Zie rubriek 4.4 en 4.8 voor de
behandeling van bijwerkingen.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: <nog niet toegewezen>, ATC-code: <nog niet toegewezen>,
Werkingsmechanisme
Avalglucosidase alfa is een recombinant humaan zure -glucosidase (rhGAA) dat een exogene bron
van GAA biedt. Avalglucosidase alfa is een modificatie van alglucosidase alfa waarbij ongeveer 7
hexamannose-structuren met elk 2 terminale mannose-6-fosfaat (bis-M6P)-delen geconjugeerd worden
aan geoxideerde siaalzuurresidu's op alglucosidase alfa. Avalglucosidase alfa heeft een 15-voudige
toename van mannose-6-fosfaat (M6P)-delen in vergelijking met alglucosidase alfa. Het is aangetoond
dat binding aan M6P op het celoppervlak plaatsvindt via koolhydraatgroepen op de GAA-molecule,
splijting ondergaat die leidt tot verhoogde enzymatische activiteit om glycogeen af te breken.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Klinische studies bij patiënten met LOPD
Studie 1, EFC14028/COMET, was een multinationale, multicentrische, gerandomiseerde,
dubbelblinde studie ter vergelijking van de werkzaamheid en veiligheid van Nexviadyme en
alglucosidase alfa bij 100 behandelingsnaïeve LOPD-patiënten van 16 tot 78 jaar oud bij de start van
de behandeling. De patiënten werden gerandomiseerd in een verhouding van 1:1 op basis van
geforceerde vitale longcapaciteit (Forced Vital Capacity, FVC) bij de baseline, geslacht, leeftijd en
land om gedurende 12 maanden (49 weken) eenmaal per twee weken 20 mg/kg Nexviadyme of
alglucosidase alfa te krijgen. De studie omvatte een open-label, langdurige opvolgingsfase van
maximaal 5 jaar voor alle patiënten, waarbij patiënten in de alglucosidase alfa-groep werden
overgeschakeld naar behandeling met Nexviadyme.
Het primaire eindpunt van studie 1 was de verandering in voorspeld % FVC in rechtopstaande
houding vanaf de baseline tot 12 maanden (week 49). In week 49 was de 'least-square' (LS)
gemiddelde verandering (SE) in FVC percentage voorspeld voor patiënten behandeld met
Nexviadyme en alglucosidase alfa respectievelijk 2,89% (0,88) en 0,46% (0,93). Het klinisch
significante LS gemiddelde verschil van 2,43% (95%-BI: -0,13; 4,99) tussen de van Nexviadyme en
alglucosidase alfa in voorspelde percentages FVC overtrof de vooraf gedefinieerde
non-inferioriteitsmarge van -1,1 en bereikte statistische non-inferioriteit (p=0,0074). De studie toonde
geen statistische significantie aan voor superioriteit (p=0,0626) en het testen van de secundaire
eindpunten werd uitgevoerd zonder aanpassing van multipliciteit.
De resultaten voor het primaire eindpunt worden beschreven in tabel 4.
FVC in rechtopstaande houding
Nexviadyme (n = 51)
Alglucosidase Alfa (n = 49)
Geforceerde vitale longcapaciteit voorspeld % in rechtopstaande houding
Baseline vóór
behandeling
Gemiddelde (SD)
62,55 (14,39)
61,56 (12,40)
LS gemiddelde (SE)
Week 13
verandering vanaf
3,05 (0,78)
0,65 (0,81)
baseline
LS gemiddelde (SE)
Week 25
verandering vanaf
3,21 (0,80)
0,57 (0,84)
baseline
LS gemiddelde (SE)
Week 37
verandering vanaf
2,21 (1,00)
0,55 (1,05)
baseline
Week 49
Gemiddelde (SD)
65,49 (17,42)
61,16 (13,49)
LS gemiddelde (SE)
Geschatte verandering
verandering vanaf
2,89a (0,88)
0,46a (0,93)
vanaf baseline tot
baseline
week 49 (MMRM)
Geschat verschil
LS gemiddelde
tussen groepen in
(95%-BI)
2,43a (-0,13; 4,99)
verandering vanaf
baseline tot week 49
p-waardeb
0,0074
(MMRM)
p-waardec
0,0626
MMRM: gemengd model herhaalde meting (mixed model repeated measure).
a Op basis van het MMRM-model omvat het model baseline voorspeld % FVC (als continu), geslacht, leeftijd (in
jaren bij baseline), behandelingsgroep, bezoek, interactietermijn tussen behandelingsgroep en bezoek als vaste
effecten.
b Non-inferioriteitsmarge van -1,1%
c Superioriteit niet bereikt
Het belangrijkste secundaire eindpunt van studie 1 was verandering in totale gelopen afstand in 6
minuten (6-minuten wandeltest, 6MWT) vanaf de baseline tot 12 maanden (week 49). In week 49 was
de LS gemiddelde verandering vanaf baseline (SE) in 6MWT voor patiënten behandeld met
Nexviadyme en alglucosidase alfa respectievelijk 32,21 m (9,93) en 2,19 m (10,40). Het LS
gemiddelde verschil van 30,01 m (95%-BI: 1,33; 58,69) toonde numerieke verbetering met
Nexviadyme in vergelijking met alglucosidase alfa. De resultaten voor de 6MWT worden beschreven
in tabel 5. Aanvullende secundaire eindpunten van de studie waren maximale inspiratoire druk
(Maximum Inspiratory Pressure, MIP), maximale expiratoire druk (Maximum Expiratory Pressure,
MEP), samenvattende score voor draagbare dynamometrie (Hand-held Dynamometry, HHD), totale
score voor korte motorische functietest (Quick Motor Function Test, QMFT) en SF-12
De resultaten voor deze eindpunten worden beschreven in tabel 5.
Bij behandelingsnaïeve LOPD-patiënten van 16 tot 78 jaar was het gemiddelde percentage (SD)
verandering in urinaire hexose tetrasachariden ten opzichte van de baseline voor patiënten behandeld
met Nexviadyme 20 mg/kg om de 2 weken en alglucosidase alfa 20 mg/kg om de 2 weken
respectievelijk -53,90% (24,03) en -10,8% (32,33) in week 49.
Tabel 5 LS gemiddelde verandering vanaf de baseline tot week 49 voor aanvullende secundaire
eindpunten
Eindpunt
Nexviadyme
Alglucosidase alfa
LS gemiddeld
verschil
LS gemiddelde
LS gemiddelde
verandering (SE)
verandering (SE)
(95%-BI)
6 minuten wandeltest
32,21 (9,93)
2,19 (10,40)
30,01 (1,33; 58,69)
(6MWT) afstand
(meters)a,b
Maximale inspiratiedruk
8,70 (2,09)
4,29 (2,19)
4,40 (-1,63; 10,44)
(MIP) (% voorspeld)c
Maximale expiratoire
10,89 (2,84)
8,38 (2,96)
2,51 (-5,70; 10,73)
druk (% voorspeld)c
Samenvattende scores
260,69 (46,07)
153,72 (48,54)
106,97 (-26,56;
voor draagbare
240,5)
dynamometrie (HHD)
Korte motorische
3,98 (0,63)
1,89 (0,69)
2,08 (0,22; 3,95)
functietest (QMFT)
totale score
PCSd-score: 2,37
1,60 (1,07)
0,77 (-2,13; 3,67)
Gezondheidsgerelateerde
(0,99)
vragenlijst over kwaliteit
0,76 (1,32)
2,12 (-1,46; 5,69)
van leven (SF-12)
MCSe-score: 2,88
(1,22)
a Het MMRM-model voor 6MWT-afstand houdt rekening met baseline voorspeld % FVC en baseline 6MWT
(afstand gelopen in meters), leeftijd (in jaren, bij de baseline), geslacht, behandelingsgroep, bezoek en
behandeling-per-bezoek-interactie als vaste effecten.
b LS gemiddelde (SE) verandering vanaf de baseline in week 13, 25 en 37 was respectievelijk 18,02 (8,79), 27,26
(9,98) en 28,43 (9,06) in de avalglucosidase alfa-groep en respectievelijk 15,11 (9,16), 9,58 (10,41) en 15,49
(9,48) in de alglucosidase alfa-groep.
c Post-hoc gevoeligheidsanalyse met uitzondering van 4 patiënten (2 in elke behandelingsgroep) met
suprafysiologische MIP- en MEP-waarden bij baseline.
d Samenvatting lichamelijke component (Physical Component Summary).
e Samenvatting geestelijke component (Mental Component Summary).
In de EFC14028/COMET-studie waren werkzaamheidsgegevens beschikbaar van 24 patiënten in
week 97, 17 patiënten in week 121 en 11 patiënten in week 145. Daarnaast hebben 9 patiënten die
gerandomiseerd werden naar alglucosidase alfa en die de behandeling na week 49 overschakelden naar
avalglucosidase alfa de behandeling voortgezet gedurende maximaal 2 jaar.
Voorspeld % FVC waarden bleven gedurende de gehele dosering met avalglucosidase alfa gedurende
97 weken verhoogd ten opzichte van de baseline bij 24 patiënten die dit tijdpunt hadden bereikt.
Werkzaamheidsgegevens in de EFC14028/COMET-studie in week 97 voor patiënten die in week 49
overschakelden van alglucosidase alfa naar avalglucosidase alfa toonden numerieke verbetering aan
6MWT-afstand gedurende de gehele dosering met avalglucosidase alfa gedurende 145 weken
verhoogd ten opzichte van de baseline bij 10 patiënten die dit tijdpunt hadden bereikt.
In een open-label, ongecontroleerde studie bij LOPD-patiënten vertoonden de voorspelde % FVC en
6MWT behoud van het effect gedurende de langetermijnbehandeling met avalglucosidase alfa
20 mg/kg om de 2 weken gedurende maximaal 6 jaar.
Klinische studie bij patiënten met IOPD
Studie 2, ACT14132/mini-COMET, was een open-label, multicentrische, multinationale fase 2-cohort
in meerdere stadia met herhaalde oplopende doses van Nexviadyme bij pediatrische IOPD-patiënten
(1-12 jaar oud) die klinische achteruitgang of suboptimale klinische respons vertoonden tijdens
behandeling met alglucosidase alfa. In de studie werden in totaal 22 patiënten ingeschreven; cohort 1
had 6 patiënten die klinische achteruitgang vertoonden en gedurende 25 weken om de 2 weken 20
mg/kg kregen, cohort 2 had 5 patiënten die klinische achteruitgang vertoonden en gedurende 25 weken
om de 2 weken 40 mg/kg kregen, en cohort 3 had 11 patiënten die een suboptimale respons
vertoonden en die Nexviadyme kregen in een dosis van 40 mg/kg om de 2 weken gedurende 25 weken
(5 patiënten) of alglucosidase alfa in hun stabiele dosis van vóór de studie (variërend van 20 mg/kg om
de 2 weken en 40 mg/kg wekelijks) gedurende 25 weken (6 patiënten).
De primaire doelstelling van studie 2 was het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van
toegediende Nexviadyme. De secundaire doelstelling was het bepalen van de werkzaamheid van
Nexviadyme. De gegevens toonden stabilisatie of verbetering aan in werkzaamheidsresultaten van
grove-motoriek-classificatie meting-88 (gross motor function classification measure-88, GMFM-88),
korte motoriektest (QMFT), pediatrische beoordeling van de invaliditeitsinventaris bij Pompe
(Pompe-PEDI), Z-score van de linkerventrikelmassa (left ventricular mass, LVM), metingen van de
ooglidpositie bij patiënten die eerder achteruitgang vertoonden of onvoldoende onder controle waren
met alglucosidase alfa. Het behandelingseffect was meer uitgesproken met 40 mg/kg om de 2 weken
vergeleken met de 20 mg/kg om de 2 weken. Twee van de zes patiënten behandeld met Nexviadyme
20 mg/kg om de 2 weken (cohort 1) vertoonden verdere klinische daling en kregen een dosisverhoging
van 20 naar 40 mg/kg om de 2 weken in respectievelijk week 55 en week 61. Alle patiënten die om de
2 weken 40 mg/kg kregen, behielden deze dosis voor de duur van de studie zonder verdere klinische
achteruitgang.
Bij pediatrische IOPD-patiënten (< 18 jaar oud) die om de 2 weken met 40 mg/kg Nexviadyme
werden behandeld en bij hen die ofwel klinische achteruitgang (cohort 2) ofwel suboptimale klinische
respons (cohort 3) vertoonden tijdens behandeling met alglucosidase alfa, was het gemiddelde
percentage (SD) verandering in urinaire hexose tetrasacchariden ten opzichte van de baseline
respectievelijk -40,97% (16,72) en -37,48% (17,16) na 6 maanden. Bij patiënten die eerder
achteruitgang vertoonden en om de 2 weken 20 mg/kg Nexviadyme kregen, was de gemiddelde (SD)
procentuele verandering 0,34% (42,09).
De langetermijneffecten van de behandeling met Nexviadyme werden beoordeeld bij 10 patiënten in
week 49, 8 patiënten in week 73 en 3 patiënten in week 97. Bij patiënten met IOPD die eerder
achteruitgang vertoonden met alglucosidase alfa, werd de werkzaamheid op specifieke parameters van
achteruitgang, waaronder motorische functie, linkerhartmassa en ooglidpositiemetingen, tot 2 jaar
aangehouden.
Pediatrische patiënten
Negentien pediatrische patiënten van 1 tot 12 jaar met IOPD die eerder met alglucosidase alfa werden
behandeld, zijn behandeld met Nexviadyme (zie rubriek 4.2 en 4.8) en twee pediatrische patiënten van
9 en 16 jaar met LOPD werden behandeld met Nexviadyme.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoeken met Nexviadyme in een of meerdere subgroepen van
gebruik).
Register voor ziekte van Pompe
Medische of professionele zorgverleners worden aangemoedigd om patiënten te registreren die
gediagnosticeerd zijn met de ziekte van Pompe op www.registrynxt.com. De patiëntgegevens worden
anoniem verzameld in dit register. De doelstellingen van het 'Pompe-register' zijn het verbeteren van
het inzicht in de ziekte van Pompe en het monitoren van patiënten en hun respons op
enzymvervangingstherapie in de loop van de tijd, met als uiteindelijk doel het verbeteren van de
klinische resultaten voor deze patiënten.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Patiënten met laat-verworven ziekte van Pompe (LOPD)
De farmacokinetiek van avalglucosidase alfa werd beoordeeld in een populatieanalyse van 75
LOPD-patiënten van 16 tot 78 jaar die om de 2 weken 5 tot 20 mg/kg avalglucosidase alfa kregen.
Patiënten met infantiel-verworven ziekte van Pompe (IOPD)
De farmacokinetiek van avalglucosidase alfa werd gekarakteriseerd bij 16 patiënten van 1 tot 12 jaar
die werden behandeld met avalglucosidase alfa, waarvan 6 patiënten die werden behandeld met
20 mg/kg en 10 patiënten die werden behandeld met 40 mg/kg doses om de 2 weken. Alle patiënten
hadden ervaring met de behandeling.
Absorptie
Bij LOPD-patiënten met een 4 uur durende i.v. infusie van 20 mg/kg om de 2 weken waren de
gemiddelde Cmax en gemiddelde AUC2W respectievelijk 273 g/ml (24%) en 1220 g u/ml (29%).
Bij IOPD-patiënten met een 4 uur durende i.v. infusie van 20 mg/kg om de 2 weken en een 7 uur
durende i.v. infusie voor 40 mg/kg om de 2 weken varieerde de gemiddelde Cmax van
175 tot 189 g/ml voor de 20 mg/kg dosis en 205 tot 403 g/ml voor de 40 mg/kg dosis. De
gemiddelde AUC2W varieerde van 805 tot 923 g u/ml voor de dosis van 20 mg/kg en van
1720 tot 2630 g u/ml voor de dosis van 40 mg/kg.
Distributie
Bij LOPD-patiënten was het op basis van een farmacokinetisch model voor typische populatie
voorspelde distributievolume van avalglucosidase alfa in het centrale compartiment 3,4 liter.
Bij IOPD-patiënten die werden behandeld met avalglucosidase alfa 20 mg/kg en 40 mg/kg om de
2 weken, varieerde het gemiddelde distributievolume bij steady state van 3,5 tot 5,4 l.
Eliminatie
Bij LOPD-patiënten was de op basis van een farmacokinetisch model voor typische populatie
voorspelde lineaire klaring 0,87 l/u. Na 20 mg/kg om de 2 weken was de gemiddelde
eliminatiehalfwaardetijd in plasma 1,55 uur.
Bij IOPD-patiënten die werden behandeld met avalglucosidase alfa 20 mg/kg en 40 mg/kg om de
2 weken, varieerde de gemiddelde plasmaklaring van 0,53 tot 0,70 l/u en de gemiddelde
eliminatiehalfwaardetijd in plasma van 0,60 tot 1,19 uur.
Lineariteit/non-lineariteit
LOPD-patiënten en tussen 20 en 40 mg/kg bij IOPD-patiënten. Er werd geen accumulatie
waargenomen bij dosering om de 2 weken.
Immunogeniciteit
In studie 1, EFC14028/COMET, ontwikkelde 96,1% (49 van 51 patiënten) die Nexviadyme kregen,
een tijdens de behandeling optredende ADA. Er werd geen duidelijke trend waargenomen van impact
van ADA op de farmacokinetiek.
Speciale populaties
Farmacokinetische populatieanalyses bij LOPD-patiënten toonden aan dat lichaamsgewicht, leeftijd en
geslacht geen belangrijke invloed hadden op de farmacokinetiek van avalglucosidase alfa.
Leverfunctiestoornis
De farmacokinetiek van avalglucosidase alfa is niet onderzocht bij patiënten met een
leverfunctiestoornis.
Nierfunctiestoornis
Er werd geen formele studie gevoerd naar het effect van een verminderde nierfunctie op de
farmacokinetiek van avalglucosidase alfa. Op basis van een farmacokinetische populatieanalyse van
gegevens van 75 LOPD-patiënten die 20 mg/kg ontvingen, waaronder 6 patiënten met een lichte
nierfunctiestoornis (glomerulaire filtratiesnelheid: 60 tot 89 ml/min bij de baseline), werd geen
relevant effect van een nierfunctiestoornis op de blootstelling aan avalglucosidase alfa waargenomen.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering, waaronder
farmacologische veiligheidseindpunten.
Avalglucosidase alfa veroorzaakte geen bijwerkingen in een gecombineerd mannelijk en vrouwelijk
vruchtbaarheidsonderzoek bij muizen tot 50 mg/kg i.v. om de 2 dagen (9,4 maal de menselijke
steady-state AUC aan de aanbevolen dosis van 20 mg/kg elke twee weken voor patiënten met LOPD)
(zie rubriek 4.6).
In een embryo-foetaal toxiciteitsonderzoek bij muizen, veroorzaakte de toediening van
avalglucosidase alfa bij de hoogste dosis van 50 mg/kg/dag (17 maal de menselijke steady-state AUC
aan de aanbevolen dosis van 20 mg/kg elke twee weken voor patiënten met LOPD) verhoogd
postimplantatieverlies en een gemiddeld aantal late resorpties. Er werden geen effecten waargenomen
bij 20 mg/kg/dag (4,8 maal de menselijke steady-state AUC aan de aanbevolen dosis van 20 mg/kg
elke twee weken voor patiënten met LOPD). Avalglucosidase alfa passeert de placenta niet bij muizen,
wat suggereert dat de embryo-foetale effecten bij 50 mg/kg/dag gerelateerd waren aan maternale
toxiciteit vanuit de immunologische respons. Er werden geen misvormingen of ontwikkelingsvariaties
waargenomen.
Er werden geen bijwerkingen waargenomen in een embryo-foetaal toxiciteitsonderzoek bij konijnen
die avalglucosidase alfa toegediend kregen tot 100 mg/kg/dag i.v. (91 maal de menselijke steady-state
AUC aan de aanbevolen dosis van 20 mg/kg elke twee weken voor patiënten met LOPD).
Er waren geen bijwerkingen in een pre- en postnataal ontwikkelingstoxiciteitsonderzoek bij muizen na
toediening van avalglucosidase alfa om de 2 dagen. Het NOAEL voor voortplanting in de
moederdieren en voor levensvatbaarheid en groei in de nakomelingen was 50 mg/kg om de 2 dagen
i.v.
gedurende 9 weken in doses tot 100 mg/kg om de 2 weken i.v. (~2 tot 5 maal de menselijke
steady-state AUC aan de aanbevolen dosis van 40 mg/kg elke twee weken voor patiënten met IOPD).
Echter is de hoogste dosis die is getest bij juveniele dieren onvoldoende voor het uitsluiten van een
potentieel risico voor IOPD-patiënten aan 40 mg/kg op basis van blootstellingsmarge.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Histidine
Histidinehydrochloride-monohydraat
Glycine
Mannitol
Polysorbaat 80
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3 Houdbaarheid
Ongeopende flacons: 4 jaar
Gereconstitueerd geneesmiddel
Na reconstitutie is chemische, fysische en microbiologische stabiliteit tijdens gebruik aangetoond
gedurende 24 uur bij 2°C - 8°C.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het gereconstitueerde product onmiddellijk worden gebruikt.
Als het product niet onmiddellijk voor verdunning wordt gebruikt, zijn de bewaartijden
en -omstandigheden tijdens gebruik voorafgaand aan verdunning de verantwoordelijkheid van de
gebruiker en zouden deze normaal gesproken niet langer zijn dan 24 uur bij 2°C - 8°C.
Verdund geneesmiddel
Na verdunning is chemische, fysische en microbiologische stabiliteit tijdens gebruik aangetoond
tussen 0,5 mg/ml en 4 mg/ml gedurende 24 uur bij 2°C - 8°C, gevolgd door 9 uur bij
kamertemperatuur (tot 25°C) om infusie mogelijk te maken. Gebruik aseptische technieken.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het geneesmiddel onmiddellijk gebruikt worden. Indien niet
onmiddellijk gebruikt, zijn de bewaartijden en -omstandigheden tijdens gebruik de
verantwoordelijkheid van de gebruiker en zouden deze normaal gesproken niet langer zijn dan 24 uur
bij 2°C - 8°C, gevolgd door 9 uur bij kamertemperatuur (tot 25°C) om infusie mogelijk te maken.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C)
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie in een flacon (type I-glas) met een stop
(elastomeer rubber), verzegeling (aluminium) en een flip-offdop.
Elke verpakking bevat 1, 5, 10 of 25 flacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
De flacons zijn uitsluitend bestemd voor eenmalig gebruik.
Reconstitutie
Een aseptische techniek moet worden toegepast tijdens de reconstitutie.
1. Het aantal flacons dat moet worden gereconstitueerd moet worden bepaald op basis van het
gewicht van de individuele patiënt en de aanbevolen dosis van 20 mg/kg of 40 mg/kg.
Gewicht van de patiënt (kg) × dosis (mg/kg) = dosis van de patiënt (in mg). Patiëntdosis (in
mg) gedeeld door 100 mg/flacon = aantal flacons om te reconstitueren. Als het aantal flacons
een fractie bevat, moet dit worden afgerond naar het volgende gehele getal.
Voorbeeld: Gewicht patiënt (16 kg) × dosis (20 mg/kg) = patiëntdosis (320 mg). 320 mg
gedeeld door 100 mg/flacon = 3,2 flacons; dus moeten 4 flacons worden gereconstitueerd.
Voorbeeld: Gewicht patiënt (16 kg) × dosis (40 mg/kg) = patiëntdosis (640 mg).
640 mg gedeeld door 100 mg/flacon = 6,4 flacons; dus moeten 7 flacons worden
gereconstitueerd.
2. Het vereiste aantal flacons dat nodig is voor de infusie moet uit de koelkast worden gehaald en
ongeveer 30 minuten opzijgelegd om ze op kamertemperatuur te laten komen.
3. Elke flacon moet worden gereconstitueerd door langzaam 10,0 ml water voor injecties in elke
flacon te injecteren. Elke flacon geeft 100 mg/10 ml (10 mg/ml). Het water voor injectie mag
niet met kracht op het poeder worden gespoten en schuimvorming moet worden vermeden.
Voeg het water voor injectie langzaam druppelsgewijs via de binnenkant van de flacon toe en
niet rechtstreeks op het gelyofiliseerde poeder. Elke flacon moet voorzichtig worden gekanteld
en gerold en mag niet worden omgekeerd, rondgedraaid of geschud.
4. De gereconstitueerde flacons moeten onmiddellijk visueel worden geïnspecteerd en
gecontroleerd op deeltjes en verkleuring. Als er bij onmiddellijke inspectie deeltjes worden
waargenomen of als de oplossing verkleurd is, mag het gereconstitueerde geneesmiddel niet
worden gebruikt. Laat het mengsel volledig oplossen.
Verdunning
5. De gereconstitueerde oplossing moet worden verdund in 5% glucose in water tot een
eindconcentratie van 0,5 mg/ml tot 4 mg/ml. Zie tabel 6 voor het aanbevolen totale
infusievolume op basis van het gewicht van de patiënt.
6. Het volume gereconstitueerde oplossing moet langzaam worden opgetrokken uit elke flacon
(berekend op basis van het gewicht van de patiënt).
7. De gereconstitueerde oplossing moet langzaam en rechtstreeks worden toegevoegd aan de 5%-
glucoseoplossing. Schuimvorming of schudden van de infuuszak moet worden vermeden. Het
inbrengen van lucht in de infuuszak moet worden vermeden.
8. Om de oplossing in de infuuszak te mengen, moet de infuuszak voorzichtig worden
omgekeerd of gemasseerd. De infuuszak mag niet worden geschud.
9. Om te voorkomen dat deeltjes die onbedoeld zijn ontstaan tijdens de bereiding van de
i.v.-dosis worden toegediend, wordt aanbevolen om een inlinefilter van 0,2 m met lage
eiwitbinding te gebruiken om Nexviadyme toe te dienen. Nadat de infusie is voltooid, moet de
intraveneuze lijn worden gespoeld met 5% glucose in water.
10. Nexviadyme mag niet met andere geneesmiddelen in dezelfde intraveneuze lijn worden
toegediend.
van het gewicht van de patiënt bij doseringen van 20 en 40 mg/kg
Gewichtsbereik patiënt
Totaal infusievolume voor 20 mg/kg
Totaal infusievolume voor
(kg)
(ml)
40 mg/kg (ml)
1,25 tot 5
50
50
5,1 tot 10
50
100
10,1 tot 20
100
200
20,1 tot 30
150
300
30,1 tot 35
200
400
35,1 tot 50
250
500
50,1 tot 60
300
600
60,1 tot 100
500
1000
100,1 tot 120
600
1200
120,1 tot 140
700
1400
140,1 tot 160
800
1600
160,1 tot 180
900
1800
180,1 tot 200
1000
2000
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Genzyme Europe B.V.
Paasheuvelweg 25
1105 BP Amsterdam
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1579/001
EU/1/21/1579/002
EU/1/21/1579/003
EU/1/21/1579/004
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 24 juni 2022
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
Genzyme Flanders bvba,
Cipalstraat 8,
2440 Geel, België
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Genzyme Ireland Limited,
IDA Industrial Park,
Old Kilmeaden Road,
Waterford, Ierland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Extra risicobeperkende maatregelen
In elke lidstaat, voorafgaand aan de lancering van Nexviadyme, moet de houder van de
vergunning voor het in de handel brengen (MAH) overeenstemming bereiken met de nationale
bevoegde autoriteit over de inhoud en het formaat van het voorlichtingsprogramma, inclusief
communicatiemedia, distributiemodaliteiten en andere aspecten van het programma, Het
voorlichtingsprogramma is gericht op het vergroten van de bekendheid van de dienst
immunosurveillance en het ondersteunen van een juiste en veilige toediening van het product
in de thuissituatie.
De vergunninghouder zal verzekeren dat in elke lidstaat waar Nexviadyme op de markt wordt
gebracht de beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg waarvan wordt verwacht dat zij
Nexviadyme voorschrijven, verstrekken en toedienen, worden voorzien van de volgende
educatieve materialen, ter verspreiding binnen professionele instituten:
· De handleiding betreffende dienstverlening op het gebied van immunobewaking voor
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
· De handleiding voor thuisinfusie voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
De handleiding voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg betreffende dienstverlening op
het gebied van immunobewaking zal de volgende kernelementen bevatten:
· Testaanbevelingen
· Het afnemen van baseline serummonsters voorafgaand aan de eerste infusie
wordt sterk aangemoedigd.
· De titers van immunoglobuline G (IgG)-antilichamen moeten regelmatig
worden gecontroleerd en testen op IgG-antilichamen tegen het geneesmiddel
(ADA) moeten worden overwogen als patiënten niet op de therapie reageren.
· Behandelde patiënten kunnen worden getest op remmende antilichamen als ze
een afname van het klinische voordeel ervaren ondanks voortgezette
behandeling met Nexviadyme.
· Immunologische testen naar aanleiding van bijwerkingen, waaronder IgG- en
Immunoglobuline E- (IgE-) ADA, moeten worden overwogen bij patiënten
met een risico op een allergische reactie of een eerdere anafylactische reactie
op Myozyme (alglucosidase alfa).
· Bij patiënten die matige/ernstige of terugkerende infusiegerelateerde reacties
(IAR's) ervaren die wijzen op overgevoeligheidsreacties of anafylactische
reacties, moeten ook immunologische testen naar aanleiding van bijwerkingen
worden overwogen.
· Praktische zaken betreffende de dienstverlening aangaande de testen en
contactgegevens
· Beschrijving van de dienstverlening op het gebied van testen: beschikbare
testen, indicatie voor testen, staaltype, testfrequentie, afnametijd
· Testprocedure: grafiek met samenvatting van de voornaamste stappen voor
een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die gespecialiseerde
dienstverlening op aangaande de testen wil aanvragen
De handleiding voor thuisinfusie voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, welke zal
dienen als trainingsdocument voor de beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die de
thuisinfusie zullen uitvoeren, zal de volgende kernelementen bevatten:
· Vereisten en organiseren van thuisinfusie, waaronder benodigde apparatuur,
voorbehandeling en noodbehandelingen
· Details betreffende de voorbereiding en toediening van Nexviadyme, waaronder alle
stappen van de bereiding, reconstitutie, verdunning en toediening
· Medische evaluatie van de patiënt voorafgaand aan de thuisinfusie
· Informatie over tekenen en symptomen van infusiegerelateerde reacties en aanbevolen
stappen voor het behandelen van geneesmiddelenbijwerkingen als symptomen
optreden.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nexviadyme 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
avalglucosidase alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat 100 mg avalglucosidase alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Histidine
Histidinehydrochloride-monohydraat
Glycine
Mannitol
Polysorbaat 80
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
1 flacon
5 flacons
10 flacons
25 flacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Onmiddellijk na verdunning gebruiken.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Genzyme Europe B.V.
Paasheuvelweg 25
1105 BP Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1579/001 1 flacon
EU/1/21/1579/002 5 flacons
EU/1/21/1579/003 10 flacons
EU/1/21/1579/004 25 flacons
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
ETIKET FLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Nexviadyme 100 mg poeder voor concentraat
avalglucosidase alfa
Intraveneus gebruik na reconstitutie en verdunning
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
100 mg
6.
OVERIGE
Genzyme Europe B.V.-NL
B. BIJSLUITER
Nexviadyme 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
avalglucosidase alfa
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Nexviadyme en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Nexviadyme en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Nexviadyme?
Nexviadyme bevat een enzym genaamd avalglucosidase alfa dit is een kopie van het natuurlijke
enzym met de naam zure alfaglucosidase (GAA) dat ontbreekt bij mensen met de ziekte van Pompe.
Waarvoor wordt Nexviadyme gebruikt?
Nexviadyme wordt gebruikt voor de behandeling van mensen van alle leeftijden met de ziekte van
Pompe.
Mensen met de ziekte van Pompe hebben een lage concentratie van het enzym met de naam zure
alfaglucosidase (GAA). Dit enzym helpt het lichaam de hoeveelheid glycogeen (een soort
koolhydraat) onder controle te houden. Glycogeen geeft het lichaam energie, maar bij de ziekte van
Pompe stapelen de glycogeenniveaus op in verschillende spieren en beschadigen deze. Het
geneesmiddel vervangt het missende enzym zodat het lichaam de opstapeling van glycogeen kan
verminderen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
Als u levensbedreigende allergische reacties (overgevoeligheidsreacties) heeft gehad op
avalglucosidase alfa of een van de andere stoffen in dit geneesmiddel (vermeld in rubriek 6) en als
deze reacties opnieuw optraden na het stoppen en opnieuw opstarten van het geneesmiddel.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u Nexviadyme gebruikt.
· Allergische reacties waaronder anafylaxie (een ernstige allergische reactie) zie hieronder in de
rubriek 'Mogelijke bijwerkingen' voor de symptomen
· Infusiegerelateerde reactie terwijl u het middel krijgt of een aantal uren daarna zie hieronder in de
rubriek 'Mogelijke bijwerkingen' voor de symptomen
Vertel het uw arts ook als u zwelling ervaart van uw benen of uitgebreide zwelling van uw lichaam.
Uw arts zal beslissen of uw infusie met Nexviadyme moet worden gestopt en de arts zal de juiste
medische behandeling starten. Uw arts beslist ook of u kunt doorgaan met het gebruik van
avalglucosidase alfa.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Nexviadyme nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Er is geen informatie over
het gebruik van Nexviadyme bij zwangere vrouwen. U mag Nexviadyme niet gebruiken tijdens de
zwangerschap, tenzij uw arts het specifiek aanbeveelt. U en uw arts moeten beslissen of u
Nexviadyme kunt gebruiken als u borstvoeding geeft.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Nexviadyme kan een gering effect hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Omdat duizeligheid, lage bloeddruk en slaperigheid kunnen optreden als infusiegerelateerde
reacties, kan dit de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen op de dag van de infusie
beïnvloeden.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Nexviadyme wordt aan u gegeven onder toezicht van een arts die ervaring heeft met de behandeling
van de ziekte van Pompe.
Mogelijk krijgt u andere geneesmiddelen voordat u Nexviadyme ontvangt om sommige van de
bijwerkingen te verminderen. Zulke geneesmiddelen zijn onder andere een antihistamine, een steroïde
en een koortswerend middel (zoals paracetamol).
De dosis Nexviadyme, is gebaseerd op uw gewicht en u krijgt deze eenmaal per twee weken.
· De aanbevolen dosering van Nexviadyme is 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Thuisinfusie
Uw arts kan overwegen om de infusie met Nexviadyme thuis te laten plaatsvinden als dit veilig is en
het voor u gemakkelijker maakt. Als u bijwerkingen krijgt tijdens een infusie met Nexviadyme, kan
uw thuisverpleegkundige stoppen met de infusie en de juiste medische behandeling starten.
Instructies voor correct gebruik
Nexviadyme wordt toegediend via een druppelinfusie in een ader (intraveneuze infusie). Het wordt
geleverd aan de zorgverlener als een poeder om te mengen met steriel water en verder te verdunnen
met glucose voordat het als infuus wordt toegediend.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Overmatige infusiesnelheid van Nexviadyme kan leiden tot opvliegers.
Als u een infusie heeft gemist, neem dan contact op met uw arts. Heeft u nog andere vragen over het
gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Neem contact op met uw arts als u wilt stoppen met de behandeling met Nexviadyme. De symptomen
van uw ziekte kunnen erger worden als u stopt met de behandeling.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Bijwerkingen traden voornamelijk op terwijl patiënten het infuus met Nexviadyme toegediend kregen
of kort daarna. Vertel het uw arts onmiddellijk als u een infusiegerelateerde reactie of een allergische
reactie krijgt. Uw arts zal u mogelijk voorafgaand aan de infusie geneesmiddelen geven om deze
reacties te voorkomen.
Infusiegerelateerde reacties
De meeste infusiegerelateerde reacties waren licht of matig. Symptomen van infusiegerelateerde
reacties zijn onder andere ongemak op de borst, verhoogde bloeddruk, verhoogde hartslag, koude
rillingen, hoest, diarree, vermoeidheid, hoofdpijn, griepachtige ziekte, misselijkheid, braken, rood oog,
pijn in de armen en benen, roodheid van de huid, jeukende huid, uitslag en netelroos.
Allergische reacties
Allergische reacties kunnen symptomen omvatten zoals ademhalingsmoeilijkheden, druk op de borst,
blozen, hoesten, duizeligheid, misselijkheid, roodheid op de handpalmen en voeten, jeukende
handpalmen en voeten gezwollen onderlip en tong, laag zuurstofgehalte in het bloed en uitslag.
Vaak (komt voor bij minder dan 1 op de 10 patiënten)
· Anafylaxie (ernstige allergische reactie)
· Tremor (schudden)
· Rode ogen
· Verhoogde bloeddruk
· Hoofdpijn
· Duizeligheid
· Hoest
· Ademhalingsmoeilijkheden
· Misselijkheid
· Diarree
· Braken
· Lipzwelling
· Gezwollen tong
· Jeukende huid
· Galbulten
· Huiduitslag
· Roodheid van de handen
· Roodheid van de huid
· Spierspasmen
· Spierpijn
· Vermoeidheid
· Koude rillingen
· Ongemak op de borst
· Pijn
· Griepachtige ziekte
· Laag zuurstofgehalte in het bloed
· Ontsteking van de ogen
· Doof gevoel of tintelingen
· Jeukende ogen
· Waterige ogen
· Snelle hartslag
· Extra hartslagen
· Overmatig blozen
· Lage bloeddruk
· Snelle ademhaling
· Zwelling van de keel
· Keelirritatie
· Buikpijn
· Zwelling van de huid
· Zweten
· Aangezichtspijn
· Verhoogde lichaamstemperatuur
· Lekkage in het weefsel op de infusieplaats
· Gewrichtspijn op infusieplaats
· Uitslag op de infusieplaats
· Jeuk op infusieplaats
· Gelokaliseerd oedeem
· Zwelling in de armen en benen
· Koorts
· Abnormaal ademgeruis (piepende ademhaling)
· Gevoel van vermoeidheid
· Pijn in arm of been
· Bleke huidskleur
· Positieve bloedtest voor ontsteking
· Zwakte
· Spijsverteringsstoornis
· Verminderd gevoel van aanraking, pijn en temperatuur
· Verdoofd gevoel van mond, tong of lip
· Tintelingen ter hoogte van mond, tong of lip
· Moeilijkheden met slikken
· Pijn aan de ribben
· Het koud hebben
· Oraal ongemak (met inbegrip van gevoel van brandende lip)
· Branderig gevoel
· Pijn in de bovenbuik
De gemelde bijwerkingen bij kinderen en jongeren waren vergelijkbaar met de bijwerkingen bij
volwassenen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
EXP. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Ongeopende flacons:
Bewaren in de koelkast (2°C 8°C).
Gereconstitueerde oplossing:
Na reconstitutie wordt onmiddellijk gebruik voor verdunning aanbevolen. De gereconstitueerde
oplossing kan maximaal 24 uur gekoeld worden bewaard bij 2°C tot 8°C.
Verdunde oplossing:
Na verdunning wordt onmiddellijk gebruik aanbevolen. De verdunde oplossing kan 24 uur worden
bewaard bij 2°C tot 8°C, gevolgd door 9 uur bij kamertemperatuur (tot 25°C).
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is avalglucosidase alfa. Eén flacon bevat 100 mg avalglucosidase alfa.
Na reconstitutie bevat de oplossing 10 mg avalglucosidase alfa per ml en na verdunning varieert de
concentratie van 0,5 mg/ml tot 4 mg/ml.
De andere stoffen in dit middel zijn
· Histidine
· Histidinehydrochloride-monohydraat
· Glycine
· Mannitol
· Polysorbaat 80
Hoe ziet Nexviadyme eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Avalglucosidase alfa is een poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie in een flacon
(100 mg/flacon). Elke verpakking bevat 1, 5, 10 of 25 flacons. Niet alle genoemde
verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Het poeder is wit tot lichtgeel. Na reconstitutie is het een heldere, kleurloze tot lichtgele oplossing. De
gereconstitueerde oplossing moet verder worden verdund.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Genzyme Europe B.V.
Paasheuvelweg 25
1105 BP Amsterdam
Nederland
Fabrikant
Genzyme Ireland Limited, IDA Industrial Park, Old Kilmeaden Road, Waterford, Ierland
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Sanofi Belgium
Swixx Biopharma UAB
Tél/Tel: + 32 2 710 54 00
Tel: +370 5 236 91 40
Luxembourg/Luxemburg
Swixx Biopharma EOOD
Sanofi Belgium
.: +359 (0)2 4942 480
Tél/Tel: + 32 2 710 54 00 (Belgique/Belgien)
Ceská republika
Magyarország
sanofi-aventis, s.r.o.
SANOFI-AVENTIS Zrt.
Tel: +420 233086 111
Tel: +36 1 505 0050
Danmark
Malta
Sanofi A/S
Sanofi S.r.l.
Tlf: +45 45 16 70 00
Tel: +39 02 39394275
Deutschland
Nederland
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Genzyme Europe B.V.
Tel.: 0800 04 36 996
Tel: +31 20 245 4000
Tel. aus dem Ausland: +49 69 305 70 13
Eesti
Norge
Swixx Biopharma OÜ
sanofi-aventis Norge AS
Tel: +372 640 10 30
Tlf: + 47 67 10 71 00
Österreich
sanofi-aventis AEBE
sanofi-aventis GmbH
: +30 210 900 1600
Tel: + 43 1 80 185 0
España
Polska
sanofi-aventis, S.A.
sanofi-aventis Sp. z o.o.
Tel: +34 93 485 94 00
Tel.: +48 22 280 00 00
France
Portugal
sanofi-aventis France
Sanofi Produtos Farmacêuticos, Lda.
Tél: 0 800 222 555
Tel: +351 21 35 89 400
Appel depuis l'étranger: +33 1 57 63 23 23
Hrvatska
România
Swixx Biopharma d.o.o.
Sanofi Romania SRL
Tel: +385 1 2078 500
Tel: +40 (0) 21 317 31 36
Ireland
Slovenija
Sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Swixx Biopharma d.o.o.
Tel: +353 (0) 1 403 56 00
Tel: +386 1 235 51 00
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Swixx Biopharma s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 208 33 600
Italia
Suomi/Finland
Sanofi S.r.l.
Sanofi Oy
Tel: 800536389
Puh/Tel: + 358 201 200 300
Sverige
C.A. Papaellinas Ltd.
Sanofi AB
: +357 22 741741
Tel: +46 (0)8 634 50 00
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Swixx Biopharma SIA
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel: +371 6 616 47 50
Tel +44 (0) 800 035 2525
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu. Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
<------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------>
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Reconstitutie
Gebruik een aseptische techniek tijdens de reconstitutie.
1. Bepaal het aantal flacons dat gereconstitueerd moet worden op basis van het gewicht van de
individuele patiënt en de aanbevolen dosering van 20 mg/kg of 40 mg/kg.
Gewicht van de patiënt (kg) x dosis (mg/kg) = dosis van de patiënt (in mg). Patiëntdosis (in
mg) gedeeld door 100 mg/flacon = aantal flacons om te reconstitueren. Als het aantal flacons
een fractie bevat, rondt u af naar het volgende hele getal.
Voorbeeld: Gewicht patiënt (16 kg) x dosis (20 mg/kg) = patiëntdosis (320 mg). 320 mg
gedeeld door 100 mg/flacon = 3,2 flacons; daarom moeten 4 flacons worden gereconstitueerd.
Voorbeeld: Gewicht patiënt (16 kg) x dosis (40 mg/kg) = patiëntdosis (640 mg).
640 mg gedeeld door 100 mg/flacon = 6,4 flacons; daarom moeten 7 flacons worden
gereconstitueerd.
2. Haal het vereiste aantal flacons dat nodig is voor het infuus uit de koelkast en leg deze
ongeveer 30 minuten opzij om ze op kamertemperatuur te laten komen.
3. Reconstitueer elke flacon door langzaam 10,0 ml water voor injecties in elke flacon te
injecteren. Elke flacon geeft 100 mg/10 ml (10 mg/ml). Het water voor injectie mag niet
krachtig op het poeder worden gespoten en schuimvorming moet worden vermeden. Voeg het
water voor injectie druppelsgewijs via de binnenkant van de flacon toe en niet rechtstreeks op
het gelyofiliseerde poeder. Kantel en rol elke flacon voorzichtig. Niet omkeren, ronddraaien of
schudden.
4. Voer onmiddellijk een visuele inspectie uit op de gereconstitueerde flacons en controleer op
deeltjes en verkleuring. Niet gebruiken als er na onmiddellijke inspectie deeltjes worden
waargenomen of als de oplossing verkleurd is. Laat de oplossing oplossen.
Verdunning
1. De gereconstitueerde oplossing moet worden verdund in 5% glucose in water tot een
eindconcentratie van 0,5 mg/ml tot 4 mg/ml. Zie tabel 1 voor het aanbevolen totale
infusievolume op basis van het gewicht van de patiënt.
2. Trek langzaam het volume gereconstitueerde oplossing uit elke flacon op (berekend op basis
van het gewicht van de patiënt).
3. Voeg de gereconstitueerde oplossing langzaam en rechtstreeks toe aan de 5%-
glucoseoplossing. Vermijd schuimvorming of schudden van de infuuszak. Zorg dat er geen
lucht in de infuuszak komt.
4. Keer de infuuszak voorzichtig om of masseer hem om te mengen. Niet schudden.
5. Om te voorkomen dat deeltjes die onbedoeld zijn ontstaan tijdens de bereiding van de i.v.
dosis worden toegediend, wordt aanbevolen om een inlinefilter van 0,2 m met lage
eiwitbinding te gebruiken om Nexviadyme toe te dienen. Nadat de infusie is voltooid, spoelt u
de intraveneuze lijn met glucose 5% in water.
6. Dien Nexviadyme niet toe met andere geneesmiddelen in dezelfde intraveneuze lijn.
Tabel 1: Verwachte intraveneuze infusievolumes voor toediening van Nexviadyme op basis van
het gewicht van de patiënt bij doseringen van 20 mg/kg en 40 mg/kg
Gewichtsbereik
Totaal
Totaal
patiënt
infusievolume
infusievolume
(kg)
(ml) voor
(ml) voor
20 mg/kg
40 mg/kg
1,25 tot 5
50
50
5,1 tot 10
50
100
10,1 tot 20
100
200
20,1 tot 30
150
300
30,1 tot 35
200
400
35,1 tot 50
250
500
50,1 tot 60
300
600
60,1 tot 100
500
1000
100,1 tot 120
600
1200
120,1 tot 140
700
1400
140,1 tot 160
800
1600
160,1 tot 180
900
1800
180,1 tot 200
1000
2000
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Thuisinfusie
Thuisinfusie van Nexviadyme kan worden overwogen voor patiënten die hun infusies goed verdragen
en geen voorgeschiedenis hebben van matige of ernstige IAR's gedurende enkele maanden. De
beslissing om een patiënt te laten overstappen op thuisinfusie moet worden genomen na beoordeling
en op aanbeveling van de behandelend arts. Bij het beoordelen of de patiënt in aanmerking komt voor
thuisinfusie moet men rekening houden met onderliggende comorbiditeiten en het vermogen van de
patiënt om zich aan de vereisten voor thuisinfusie te houden. De volgende criteria moeten worden
overwogen:
· De patiënt mag geen aanhoudende gelijktijdige aandoening hebben die, naar het oordeel van de
arts, van invloed kan zijn op het vermogen van de patiënt om de infusie te verdragen.
· De patiënt wordt medisch stabiel geacht. Er moet een uitgebreide evaluatie worden uitgevoerd
voordat de thuisinfusie wordt gestart.
· De patiënt moet gedurende enkele maanden Nexviadyme-infusies hebben gekregen onder
toezicht van een arts met expertise in de behandeling van Pompe-patiënten, mogelijk in een
ziekenhuis of in een andere geschikte setting van poliklinische zorg. Documentatie van een
patroon van goed verdragen infusies zonder IAR's, of lichte IAR's die onder controle zijn met
premedicatie, is een voorwaarde voor het starten van thuisinfusie.
· De patiënt moet bereid en in staat zijn om de procedures voor thuisinfusie na te leven.
· De infrastructuur, middelen en procedures voor thuisinfusie, waaronder training, moeten
worden vastgelegd en beschikbaar zijn voor de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. De
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg moet te allen tijde beschikbaar zijn tijdens de
thuisinfusie en tot een bepaalde tijd na de infusie bij de patiënt thuis te blijven, afhankelijk van
de tolerantie van de patiënt voordat de thuisinfusie wordt gestart.
Als de patiënt bijwerkingen ervaart tijdens de thuisinfusie, moet het infusieproces onmiddellijk
worden stopgezet en moet een passende medische behandeling worden gestart. Daaropvolgende
infusies moeten eventueel in een ziekenhuis plaatsvinden of in een geschikte setting van poliklinische
zorg tot er geen dergelijke bijwerking meer voorkomt. De dosis en infusiesnelheid mogen niet worden
gewijzigd zonder overleg met de verantwoordelijke arts.