Paxlovid 150 mg + 100 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Paxlovid 150 mg + 100 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke roze filmomhulde tablet bevat 150 mg PF-07321332*.
Elke witte filmomhulde tablet bevat 100 mg ritonavir.
* PF-07321332 komt overeen met de stof met de chemische naam:
(1R,2S,5S)-N-((1S)-1-cyaan-2-((3S)-2-oxopyrrolidine-3-yl)ethyl)-3-((2S)-3,3-dimethyl-2-(2,2,2-
trifluoroacetamido)butanoyl)-6,6-dimethyl-3-azabicyclo[3.1.0]hexaan-2-carboxamide.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke roze filmomhulde tablet met 150 mg PF-07321332 bevat 176 mg lactose.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
PF-07321332
Filmomhulde tablet (tablet).
Roze, ovaal, met een afmeting van ongeveer 17,6 mm lang en 8,6 mm breed, met de inscriptie ‘PFE’
aan de ene zijde en ‘3CL’ aan de andere zijde.
Ritonavir
Filmomhulde tablet (tablet).
Witte tot gebroken witte, capsulevormige tablet, met een afmeting van ongeveer 17,1 mm lang en
9,1 mm breed, met de inscriptie ‘H’ aan de ene zijde en ‘R9’ aan de andere zijde.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Paxlovid is geïndiceerd voor de behandeling van coronavirusinfectie 2019 (COVID-19) bij
volwassenen die geen aanvullende zuurstof nodig hebben en een verhoogd risico lopen op progressie
naar ernstige COVID-19 (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering is 300 mg PF-07321332 (twee tabletten van 150 mg) samen met 100 mg
ritonavir (één tablet van 100 mg). De drie tabletten om de 12 uur tegelijk oraal innemen gedurende
5 dagen. Paxlovid dient zo snel mogelijk te worden toegediend nadat de diagnose COVID-19 is
gesteld en binnen 5 dagen na aanvang van de symptomen. Het wordt aanbevolen om de volledige
2
behandelkuur van 5 dagen te voltooien, zelfs als de patiënt in het ziekenhuis moet worden opgenomen
vanwege ernstige of kritieke COVID-19 na aanvang van de behandeling met Paxlovid.
Indien de patiënt een dosis Paxlovid vergeet, en daar binnen de 8 uur na het gebruikelijke tijdstip van
inname achter komt, dient de patiënt de dosis alsnog zo snel mogelijk in te nemen en daarna het
normale doseringsschema te hervatten. Indien de patiënt een dosis vergeet, en daar meer dan 8 uur
later pas achter komt, dient de patiënt de gemiste dosis niet meer in te nemen en in plaats daarvan de
volgende dosis op het normaal geplande tijdstip in te nemen. De patiënt mag geen dubbele dosis
innemen om een gemiste dosis in te halen.
Speciale populaties
Verminderde nierfunctie
Patiënten met een licht verminderde nierfunctie (eGFR ≥60 ml/min tot <90 ml/min) hebben geen
aangepaste dosis nodig. Bij patiënten met een matig verminderde nierfunctie (eGFR ≥30 ml/min tot
<60 ml/min) dient de dosis Paxlovid te worden verlaagd naar om de 12 uur PF-07321332/ritonavir
150 mg/100 mg gedurende 5 dagen, om overmatige blootstelling te vermijden (deze dosisaanpassing is
niet klinisch getest). Paxlovid mag niet worden gebruikt bij patiënten met een ernstig verminderde
nierfunctie (eGFR <30 ml/min, waaronder patiënten met terminaal nierfalen onder hemodialyse) (zie
rubriek 4.4 en 5.2).
Speciale aandacht voor patiënten met een matig verminderde nierfunctie
De dagelijkse blisterverpakking bevat twee afzonderlijke gedeelten met in elk twee tabletten
PF-07321332 en één tablet ritonavir, overeenkomend met de dagelijkse toediening van de
standaarddosis.
Patiënten met een matig verminderde nierfunctie dienen daarom te worden gewezen op het feit dat zij
om de 12 uur slechts één tablet PF-07321332 met de tablet ritonavir dienen in te nemen.
Verminderde leverfunctie
Patiënten met een licht (Child-Pugh-klasse A) of matig (Child-Pugh-klasse B) verminderde
leverfunctie hebben geen aangepaste dosis Paxlovid nodig. Paxlovid mag niet worden gebruikt bij
patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Gelijktijdige behandeling met een therapie die ritonavir of cobicistat bevat
De dosis Paxlovid hoeft niet te worden aangepast. Patiënten bij wie de diagnose humaan
immunodeficiëntievirus (hiv)- of hepatitis C-virus (HCV)-infectie is gesteld en die een therapie
krijgen die ritonavir of cobicistat bevat, dienen hun behandeling zoals aangewezen voort te zetten.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Paxlovid bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er
zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
PF-07321332 moet worden toegediend in combinatie met ritonavir. Het niet correct toedienen van
PF-07321332 in combinatie met ritonavir zal resulteren in plasmaspiegels van deze werkzame stof die
te laag zijn om het gewenste therapeutische effect te bereiken.
Paxlovid kan met of zonder voedsel worden ingenomen. De tabletten dienen in hun geheel te worden
ingeslikt en mogen niet worden gekauwd, gebroken of geplet, aangezien daarover momenteel geen
gegevens beschikbaar zijn.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
3
Geneesmiddelen die voor de klaring in hoge mate afhankelijk zijn van CYP3A en waarbij verhoogde
concentraties gepaard gaan met ernstige en/of levensbedreigende reacties.
Geneesmiddelen die krachtige CYP3A-inductoren zijn, waarbij significant verlaagde
PF-07321332/ritonavir-plasmaconcentraties gepaard kunnen gaan met mogelijk verlies van de
virologische respons en mogelijke resistentie.
Er mag niet met Paxlovid worden gestart onmiddellijk na stopzetting van een van de volgende
geneesmiddelen, aangezien de werking van de recentelijk stopgezette CYP3A-inductor nog een
bepaalde periode aanhoudt (zie rubriek 4.5).
De geneesmiddelen die hieronder worden vermeld, zijn een leidraad en worden niet beschouwd als een
volledig overzicht van alle mogelijke geneesmiddelen die gecontra-indiceerd zijn met Paxlovid.
4.4
Alfa
1
-adrenoreceptorantagonist: alfuzosine
Analgetica: pethidine, propoxyfeen
Geneesmiddelen tegen angina pectoris: ranolazine
Geneesmiddelen tegen kanker: neratinib, venetoclax
Antiaritmica: amiodaron, bepridil, dronedaron, encaïnide, flecaïnide, propafenon, kinidine
Antibiotica: fusidinezuur, rifampicine
Anticonvulsiva: carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne
Geneesmiddel tegen jicht: colchicine
Antihistaminica: astemizol, terfenadine
Antipsychotica/neuroleptica: lurasidon, pimozide, clozapine, quetiapine
Ergotderivaten: dihydro-ergotamine, ergometrine, ergotamine, methylergometrine
Middelen voor maag-darmmotiliteit: cisapride
Kruidenpreparaten: sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
Lipidenwijzigende middelen:
o HMG-CoA-reductaseremmers: lovastatine, simvastatine
o Microsomale-triglyceridetransferproteïne (MTTP)-remmer: lomitapide
PDE5-remmers: avanafil, sildenafil, vardenafil
Sedativa/hypnotica: clorazepaat, diazepam, estazolam, flurazepam, orale midazolam en
triazolam
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Risico op ernstige bijwerkingen als gevolg van interacties met andere geneesmiddelen
Starten met Paxlovid, een CYP3A-remmer, bij patiënten die geneesmiddelen krijgen die worden
gemetaboliseerd door CYP3A, of starten met geneesmiddelen die worden gemetaboliseerd door
CYP3A bij patiënten die al Paxlovid krijgen, kan de plasmaconcentraties van geneesmiddelen die
worden gemetaboliseerd door CYP3A verhogen.
Starten met geneesmiddelen die CYP3A remmen of induceren, kan de concentraties Paxlovid
respectievelijk verhogen of verlagen.
Deze interacties kunnen leiden tot:
Klinisch significante bijwerkingen, mogelijk leidend tot ernstige, levensbedreigende of fatale
voorvallen door grotere blootstellingen aan gelijktijdig toegediende geneesmiddelen.
Klinisch significante bijwerkingen door grotere blootstellingen aan Paxlovid.
Verlies van therapeutisch effect van Paxlovid en mogelijke ontwikkeling van virale resistentie.
Zie tabel 1 voor geneesmiddelen die gecontra-indiceerd zijn voor gelijktijdig gebruik met
PF-07321332/ritonavir en voor mogelijk significante interacties met andere geneesmiddelen (zie
4
rubriek 4.5). Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van interacties met andere
geneesmiddelen vóór en tijdens de behandeling met Paxlovid; gelijktijdig toegediende geneesmiddelen
dienen te worden herzien tijdens de behandeling met Paxlovid en de patiënt dient te worden
gecontroleerd op bijwerkingen die in verband staan met de gelijktijdig toegediende geneesmiddelen.
Ernstig verminderde nierfunctie
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie
(waaronder patiënten met terminaal nierfalen). Farmacokinetische gegevens (zie rubriek 5.2) laten zien
dat het gebruik van Paxlovid bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie kan leiden tot een
te hoge blootstelling en mogelijk toxiciteit. In afwachting van specifiek onderzoek kunnen in dit
stadium geen aanbevelingen over dosisaanpassingen gedaan worden. Paxlovid mag daarom niet
worden gebruikt bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR <30 ml/min, waaronder
patiënten met terminaal nierfalen onder hemodialyse).
Ernstig verminderde leverfunctie
Er zijn geen farmacokinetische en klinische gegevens beschikbaar bij patiënten met een ernstig
verminderde leverfunctie. Paxlovid mag daarom niet worden gebruikt bij patiënten met een ernstig
verminderde leverfunctie.
Hepatotoxiciteit
Verhogingen van levertransaminasen, klinische hepatitis en geelzucht zijn voorgekomen bij patiënten
die ritonavir kregen. Voorzichtigheid is daarom geboden wanneer Paxlovid wordt toegediend aan
patiënten met bestaande leverziekten, afwijkingen in leverenzymen of hepatitis.
Risico op ontwikkeling van resistentie tegen hiv 1
Omdat PF-07321332 gelijktijdig wordt toegediend met ritonavir kan er een risico zijn dat hiv 1
resistent wordt voor hiv-proteaseremmers bij personen met een hiv 1-infectie die niet onder controle of
niet gediagnosticeerd is.
Hulpstoffen
PF-07321332-tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-
intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie, dienen dit geneesmiddel niet
te gebruiken.
PF-07321332- en ritonavir-tabletten bevatten elk minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat
wil zeggen dat het in wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Paxlovid (PF-07321332/ritonavir) is een remmer van CYP3A en kan de plasmaconcentraties van
geneesmiddelen verhogen die voornamelijk worden gemetaboliseerd door CYP3A. Geneesmiddelen
die uitgebreid worden gemetaboliseerd door CYP3A en een hoog
first-pass-metabolisme
hebben,
blijken het gevoeligst te zijn voor grote stijgingen in de blootstelling bij gelijktijdige toediening met
PF-07321332/ritonavir. Daarom is gelijktijdige toediening van PF-07321332/ritonavir met
geneesmiddelen die voor de klaring in hoge mate afhankelijk zijn van CYP3A en waarbij verhoogde
plasmaconcentraties gepaard gaan met ernstige en/of levensbedreigende voorvallen, gecontra-
indiceerd (zie tabel 1).
Ritonavir heeft een hoge affiniteit voor verschillende cytochroom P450 (CYP)-isovormen en kan
oxidering met de volgende rangorde remmen: CYP3A4>CYP2D6. Ritonavir heeft ook een hoge
affiniteit voor P-glycoproteïne (P-gp) en kan dit transporteiwit remmen. Ritonavir kan glucuronidering
en oxidering door CYP1A2, CYP2C8, CYP2C9 en CYP2C19 induceren. Daardoor kan de
5
biotransformatie van bepaalde geneesmiddelen die worden gemetaboliseerd via deze routes, toenemen.
Dit kan leiden tot een verlaagde systemische blootstelling aan dergelijke geneesmiddelen, waardoor
het therapeutische effect ervan kan verminderen of worden verkort.
Gelijktijdige toediening van andere CYP3A4-substraten die kunnen leiden tot een mogelijk
significante interactie (zie tabel 1) mag uitsluitend worden overwogen als de voordelen opwegen tegen
de risico’s.
PF-07321332 en ritonavir zijn CYP3A-substraten; daarom kunnen geneesmiddelen die CYP3A
induceren de plasmaconcentraties van PF-07321332 en ritonavir verlagen en het therapeutische effect
van Paxlovid verminderen.
Als conservatieve maatregel
moet ervan worden uitgegaan dat de geneesmiddel-
geneesmiddelinteracties die gelden voor ritonavir bij de behandeling van een chronische hiv-infectie
(600 mg tweemaal daags wanneer oorspronkelijk gebruikt als antiretroviraal middel en 100 mg
tweemaal daags wanneer momenteel gebruikt als een farmacokinetische versterking van antiretrovirale
middelen) ook van toepassing te zijn op Paxlovid. Door toekomstige onderzoeken kunnen de
aanbevelingen met betrekking tot de geneesmiddel-geneesmiddelinteracties voor de behandelduur van
5 dagen met Paxlovid mogelijk aangepast worden.
De geneesmiddelen die in tabel 1 worden vermeld, zijn een leidraad en worden niet beschouwd als een
volledig overzicht van alle mogelijke geneesmiddelen die gecontra-indiceerd zijn of een interactie met
PF-07321332/ritonavir kunnen aangaan.
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
Alfa
1
-adrenoreceptor- ↑alfuzosine
Verhoogde plasmaconcentraties van
antagonist
alfuzosine kunnen leiden tot ernstige
hypotensie en gelijktijdige toediening met
Paxlovid is daarom gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Amfetaminederivaten ↑amfetamine
Ritonavir toegediend als antiretroviraal
middel remt waarschijnlijk CYP2D6. Als
gevolg daarvan wordt verwacht dat de
concentraties amfetamine en de derivaten
ervan stijgen. Zorgvuldige controle op
bijwerkingen wordt aanbevolen wanneer
deze geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend met Paxlovid.
Analgetica
↑buprenorfine (57%, 77%),
De verhogingen van de
↑norbuprenorfine (33%, 108%)
plasmaconcentraties van buprenorfine en
zijn actieve metaboliet leidden niet tot
klinisch significante farmacodynamische
veranderingen in een populatie opioïd-
tolerante patiënten. Aanpassing van de
dosis buprenorfine is daarom mogelijk niet
nodig wanneer de twee samen worden
toegediend.
↑pethidine,
↑propoxyfeen
Verhoogde plasmaconcentraties van
norpethidine en propoxyfeen kunnen
leiden tot een ernstig onderdrukte
ademhaling of hematologische
6
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
afwijkingen, en gelijktijdige toediening
met Paxlovid is daarom gecontra-indiceerd
↓piroxicam
(zie rubriek 4.3).
↑fentanyl
Verlaagde blootstelling aan piroxicam door
inductie van CYP2C9 door Paxlovid.
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker remt CYP3A4 en als gevolg
daarvan wordt verwacht dat de
plasmaconcentraties van fentanyl stijgen.
Zorgvuldige controle op therapeutische
effecten en bijwerkingen (waaronder een
onderdrukte ademhaling) wordt
aanbevolen wanneer fentanyl gelijktijdig
wordt toegediend met ritonavir.
Als gevolg van een inductie van de
glucuronidering, kan een verhoogde dosis
methadon nodig zijn wanneer gelijktijdig
toegediend met ritonavir als
farmacokinetische versterker. Aanpassing
van de dosis dient te worden overwogen
gebaseerd op de klinische respons van de
patiënt op de behandeling met methadon.
De concentraties morfine kunnen verlaagd
zijn als gevolg van inductie van
glucuronidering door gelijktijdige
toediening van ritonavir als
farmacokinetische versterker.
Als gevolg van CYP3A-remming door
ritonavir wordt verwacht dat de
concentratie van ranolazine stijgt.
Gelijktijdige toediening met ranolazine is
gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
waarschijnlijk tot verhoogde
plasmaconcentraties van amiodaron,
bepridil, dronedaron, encaïnide, flecaïnide,
propafenon en kinidine en is daarom
gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Deze interactie kan het gevolg zijn van een
wijziging in de door P-gp gemedieerde
digoxine-efflux door ritonavir toegediend
als farmacokinetische versterker.
Een verhoogde dosis theofylline kan nodig
zijn bij gelijktijdige toediening met
7
↓methadon (36%, 38%)
↓morfine
Geneesmiddelen
tegen angina pectoris
↑ranolazine
Antiaritmica
↑amiodaron,
↑bepridil,
↑dronedaron,
↑encaïnide,
↑flecaïnide,
↑propafenon,
↑kinidine
↑digoxine
Antiastmatica
↓theofylline (43%, 32%)
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
ritonavir, als gevolg van inductie van
CYP1A2.
Geneesmiddelen
↑afatinib
De serumconcentraties kunnen verhoogd
tegen kanker
zijn als gevolg van
Breast Cancer
Resistance Protein
(BCRP) en acute P-gp-
remming door ritonavir. De mate van
toename van de AUC en stijging van de
C
max
is afhankelijk van het tijdstip van
toediening van ritonavir. Voorzichtigheid
is geboden bij toediening van afatinib met
Paxlovid (raadpleeg de SmPC van
afatinib). Controleer op bijwerkingen van
afatinib.
↑abemaciclib
De serumconcentraties kunnen verhoogd
zijn als gevolg van CYP3A4-remming
door ritonavir. Gelijktijdige toediening van
abemaciclib en Paxlovid dient te worden
vermeden. Indien deze gelijktijdige
toediening niet kan worden vermeden,
raadpleeg dan de SmPC van abemaciclib
voor aanbevelingen over aanpassing van de
dosering. Controleer op bijwerkingen van
abemaciclib.
↑apalutamide
Apalutamide is een matige tot krachtige
CYP3A4-inductor. Dit kan leiden tot een
verminderde blootstelling aan
PF-07321332/ritonavir en mogelijk verlies
van de virologische respons. Daarnaast
kunnen de serumconcentraties apalutamide
verhoogd zijn bij gelijktijdige toediening
met ritonavir. Dit kan leiden tot ernstige
bijwerkingen, waaronder insulten.
Gelijktijdig gebruik van Paxlovid met
apalutamide wordt niet aanbevolen.
↑ceritinib
De serumconcentraties ceritinib kunnen
verhoogd zijn als gevolg van CYP3A- en
P-gp-remming door ritonavir.
Voorzichtigheid is geboden bij toediening
van ceritinib met Paxlovid. Raadpleeg de
SmPC van ceritinib voor aanbevelingen
voor aanpassing van de dosering.
Controleer op bijwerkingen van ceritinib.
↑dasatinib,
↑nilotinib,
De serumconcentraties kunnen verhoogd
↑vincristine,
zijn bij gelijktijdige toediening met
↑vinblastine
ritonavir. Dit kan leiden tot het vaker
voorkomen van bijwerkingen.
8
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
↑encorafenib
De serumconcentraties encorafenib kunnen
verhoogd zijn bij gelijktijdige toediening
met ritonavir. Dit kan het risico op
toxiciteit verhogen, waaronder het risico
op ernstige bijwerkingen zoals verlenging
van het QT-interval. Gelijktijdige
toediening van encorafenib en ritonavir
dient te worden vermeden. Indien wordt
verwacht dat het voordeel opweegt tegen
het risico en ritonavir moet worden
gebruikt, dienen de patiënten zorgvuldig te
worden gecontroleerd op veiligheid.
↑fostamatinib
Gelijktijdige toediening van fostamatinib
met ritonavir kan de blootstelling aan de
fostamatinibmetaboliet R406 verhogen. Dit
leidt tot dosisgerelateerde bijwerkingen
zoals hepatotoxiciteit, neutropenie,
hypertensie of diarree. Raadpleeg de
SmPC van fostamatinib voor
aanbevelingen over dosisverlaging indien
dergelijke bijwerkingen optreden.
↑ibrutinib
De serumconcentraties ibrutinib kunnen
verhoogd zijn als gevolg van CYP3A-
remming door ritonavir. Dit leidt tot een
verhoogd risico op toxiciteit, waaronder
het risico op tumorlysissyndroom.
Gelijktijdige toediening van ibrutinib en
ritonavir dient te worden vermeden. Indien
wordt verwacht dat het voordeel opweegt
tegen het risico en ritonavir moet worden
gebruikt, verlaag dan de dosis ibrutinib
naar 140 mg en controleer de patiënt
nauwlettend op toxiciteit.
↑neratinib
De serumconcentraties kunnen verhoogd
zijn als gevolg van CYP3A4-remming
door ritonavir. Gelijktijdig gebruik van
neratinib met Paxlovid is gecontra-
indiceerd vanwege ernstige en/of mogelijk
levensbedreigende reacties, waaronder
hepatotoxiciteit (zie rubriek 4.3).
↑venetoclax
De serumconcentraties kunnen verhoogd
zijn als gevolg van CYP3A-remming door
ritonavir. Dit leidt tot een verhoogd risico
op tumorlysissyndroom bij aanvang van de
dosering en tijdens de opbouwfase en
9
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
gelijktijdig gebruik is daarom gecontra-
indiceerd (zie rubriek 4.3 en raadpleeg de
SmPC van venetoclax). Voor patiënten die
de opbouwfase hebben voltooid en die een
stabiele dagelijkse dosis venetoclax
gebruiken, dient de dosis venetoclax te
worden verlaagd met ten minste 75%, bij
gebruik in combinatie met krachtige
CYP3A-remmers (raadpleeg de SmPC van
venetoclax voor doseringsinstructies).
Anticoagulantia
↑rivaroxaban (153%, 53%)
Remming van CYP3A en P-gp leidt tot
verhoogde plasmaconcentraties en
farmacodynamische effecten van
rivaroxaban. Dit kan leiden tot een
verhoogd risico op bloedingen. Het
gebruik van ritonavir wordt daarom niet
aanbevolen bij patiënten die rivaroxaban
krijgen.
↑vorapaxar
De serumconcentraties kunnen verhoogd
zijn als gevolg van CYP3A-remming door
ritonavir. Gelijktijdige toediening van
vorapaxar met Paxlovid wordt niet
aanbevolen (raadpleeg de SmPC van
warfarine,
vorapaxar).
↑↓S-warfarine (9%, 9%),
↓↔R-warfarine (33%)
Inductie van CYP1A2 en CYP2C9 leidt tot
verlaagde concentraties R-warfarine terwijl
er weinig farmacokinetisch effect op
S-warfarine wordt gezien bij gelijktijdige
toediening met ritonavir. Verlaagde
concentraties R-warfarine kunnen leiden
tot verminderde bloedverdunning, daarom
wordt aanbevolen de
antistollingsparameters te controleren
wanneer warfarine gelijktijdig wordt
toegediend met ritonavir.
Anticonvulsiva
carbamazepine,
Carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne
fenobarbital,
zijn krachtige CYP3A4-inductoren. Dit
fenytoïne
kan leiden tot een verminderde
blootstelling aan PF-07321332 en ritonavir
en een mogelijk verlies van de virologische
respons. Gelijktijdig gebruik van
carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne
met Paxlovid is gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
↓divalproëx,
lamotrigine,
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
fenytoïne
versterker induceert oxidering door
CYP2C9 en glucuronidering. Als gevolg
10
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
daarvan wordt verwacht dat de
plasmaconcentraties van anticonvulsiva
dalen. Zorgvuldige controle van de
serumconcentraties of therapeutische
effecten wordt aanbevolen wanneer deze
geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend met ritonavir. Fenytoïne kan de
serumconcentraties van ritonavir verlagen.
Antidepressiva
↑amitriptyline,
Ritonavir toegediend als antiretroviraal
fluoxetine,
middel remt waarschijnlijk CYP2D6 en als
imipramine,
gevolg daarvan wordt verwacht dat de
nortriptyline,
concentraties imipramine, amitriptyline,
paroxetine,
nortriptyline, fluoxetine, paroxetine of
sertraline
sertraline stijgen. Zorgvuldige controle van
de therapeutische effecten en bijwerkingen
wordt aanbevolen wanneer deze
geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend met antiretrovirale doses
ritonavir (zie rubriek 4.4).
↑desipramine (145%, 22%)
De AUC en C
max
van de 2-hydroxy-
metaboliet waren afgenomen met
respectievelijk 15% en 67%. Verlaging van
de dosering desipramine wordt aanbevolen
bij gelijktijdige toediening met ritonavir.
Naar verwachting stijgen de concentraties
colchicine bij gelijktijdige toediening met
ritonavir. Levensbedreigende en fatale
geneesmiddeleninteracties zijn gemeld bij
patiënten die werden behandeld met
colchicine en ritonavir (CYP3A4- en P-gp-
remming).
Gelijktijdig gebruik van colchicine met
Paxlovid is gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Verhoogde plasmaconcentraties van
astemizol en terfenadine. Daarbij een
verhoogd risico op ernstige aritmieën door
deze middelen, daarom is gelijktijdig
gebruik met Paxlovid gecontra-indiceerd
(zie rubriek 4.3).
Ritonavir kan de door P-gp gemedieerde
fexofenadine-efflux wijzigen bij toediening
als farmacokinetische versterker. Dit leidt
tot verhoogde concentraties fexofenadine.
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker remt CYP3A. Als gevolg
daarvan wordt verwacht dat de
11
Geneesmiddel tegen
jicht
↑colchicine
Antihistaminica
↑astemizol
↑terfenadine
↑fexofenadine
↑loratadine
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
plasmaconcentraties van loratadine stijgen.
Zorgvuldige controle op therapeutische
effecten en bijwerkingen wordt aanbevolen
wanneer loratadine gelijktijdig wordt
toegediend met ritonavir.
Anti-infectiva
↑rifabutine (4-voudig, 2,5-
Vanwege de grote toename van de AUC
voudig),
van rifabutine kan een verlaging van de
↑25-O-
dosis rifabutine naar 150 mg 3 keer per
desacetylrifabutinemetaboliet
week aangewezen zijn bij gelijktijdige
(38-voudig, 16-voudig)
toediening met ritonavir als
farmacokinetische versterker.
↓voriconazol (39%, 24%)
Gelijktijdige toediening van voriconazol en
ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker dient te worden vermeden tenzij
een beoordeling van de
baten/risicoverhouding voor de patiënt het
gebruik van voriconazol rechtvaardigt.
Ritonavir remt het door CYP3A
gemedieerde metabolisme van
ketoconazol. Vanwege een verhoogde
incidentie van gastro-intestinale en
hepatische bijwerkingen dient een
verlaging van de dosis ketoconazol te
worden overwogen bij gelijktijdige
toediening met ritonavir.
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker remt CYP3A4 en als gevolg
daarvan wordt verwacht dat de
plasmaconcentraties van itraconazol en
erytromycine stijgen. Zorgvuldige controle
van de therapeutische effecten en
bijwerkingen wordt aanbevolen wanneer
erytromycine of itraconazol gelijktijdig
wordt toegediend met ritonavir.
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker induceert glucuronidering en als
gevolg daarvan wordt verwacht dat de
plasmaconcentraties van atovaquon stijgen.
Zorgvuldige controle van de
serumconcentraties of therapeutische
effecten wordt aanbevolen wanneer
atovaquon gelijktijdig wordt toegediend
met ritonavir.
Er is geen onderzoek naar interactie met
alleen ritonavir beschikbaar. Vanwege het
12
↑ketoconazol (3,4-voudig, 55%)
↑itraconazol
a
,
↑erytromycine
↓atovaquon
↑bedaquiline
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
risico op bijwerkingen van bedaquiline
dient gelijktijdige toediening te worden
vermeden. Indien het voordeel opweegt
tegen het risico, is voorzichtigheid
geboden bij gelijktijdige toediening van
bedaquiline met ritonavir. Een frequentere
controle van het elektrocardiogram en
controle van transaminasen wordt
aanbevolen (zie SmPC van bedaquiline).
delamanid
Er is geen onderzoek naar interactie met
alleen ritonavir beschikbaar. In een
onderzoek naar geneesmiddeleninteractie
met delamanid 100 mg tweemaal daags en
lopinavir/ritonavir 400/100 mg tweemaal
daags gedurende 14 dagen, was de
blootstelling aan de delamanidmetaboliet
DM-6705 30% hoger. Wanneer
gelijktijdige toediening van delamanid met
ritonavir als noodzakelijk wordt geacht,
wordt zeer frequente ecg-controle
gedurende de volledige behandelperiode
met delamanid aanbevolen, vanwege het
risico op QTc-verlenging door DM-6705
(zie rubriek 4.4 en raadpleeg de SmPC van
delamanid).
Vanwege de grote therapeutische breedte
van claritromycine zou dosisverlaging niet
nodig moeten zijn bij patiënten met een
normale nierfunctie. Doses claritromycine
hoger dan 1 g per dag mogen niet
gelijktijdig worden toegediend met
ritonavir als farmacokinetische versterker.
Voor patiënten met een verminderde
nierfunctie dient een verlaging van de
dosis claritromycine te worden overwogen:
voor patiënten met een creatinineklaring
van 30 tot 60 ml/min dient de dosis te
worden verlaagd met 50%, voor patiënten
met een creatinineklaring van minder dan
30 ml/min dient de dosis te worden
verlaagd met 75%.
Een wijziging van de dosis
sulfamethoxazol/trimethoprim tijdens
gelijktijdige behandeling met ritonavir zou
niet nodig moeten zijn.
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
13
↑claritromycine (77%, 31%),
↓14-OH-
claritromycinemetaboliet (100%,
99%)
sulfamethoxazol/trimethoprim
↑fusidinezuur
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
waarschijnlijk tot verhoogde plasmacon-
centraties van zowel fusidinezuur als rito-
navir en is daarom gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
rifampicine
Rifampicine is een krachtige CYP3A4-
inductor. Dit kan leiden tot een vermin-
derde blootstelling aan PF-
07321332/ritonavir en een mogelijk verlies
van de virologische respons. Gelijktijdig
gebruik van rifampicine met Paxlovid is
gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Bij gelijktijdige toediening van efavirenz
met ritonavir is een hogere frequentie
bijwerkingen (bijv. duizeligheid, nausea,
paresthesie) en laboratoriumafwijkingen
(verhoogde leverenzymen) waargenomen.
Ritonavir verhoogt de serumconcentraties
van maraviroc als gevolg van CYP3A-
remming. Maraviroc kan met ritonavir
worden gegeven om de blootstelling aan
maraviroc te verhogen. Raadpleeg voor
meer informatie de SmPC van maraviroc.
Gelijktijdige toediening van ritonavir en
raltegravir leidt tot een geringe daling van
de concentraties raltegravir.
Ritonavir kan glucuronidering van
zidovudine induceren. Dit leidt tot licht
verlaagde concentraties zidovudine.
Dosiswijzigingen hoeven niet nodig te zijn.
Serumconcentraties kunnen verhoogd zijn
als gevolg van P-gp-, BCRP- en OATP1B-
remming door ritonavir. Gelijktijdige
toediening van glecaprevir/pibrentasvir en
Paxlovid wordt niet aanbevolen vanwege
een verhoogd risico op ALAT-verhogingen
die verband houden met een verhoogde
blootstelling aan glecaprevir.
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
waarschijnlijk tot verhoogde
plasmaconcentraties van clozapine en
pimozide en is daarom gecontra-indiceerd
(zie rubriek 4.3).
Ritonavir remt waarschijnlijk CYP2D6 en
als gevolg daarvan wordt verwacht dat de
14
Anti-hiv
↑efavirenz (21%)
↑maraviroc (161%, 28%)
↓raltegravir (16%, 1%)
↓zidovudine (25%, NB)
Anti-HCV
↑glecaprevir/pibrentasvir
Antipsychotica
↑clozapine,
↑pimozide
↑haloperidol,
↑risperidon,
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
↑thioridazine
concentraties van haloperidol, risperidon
en thioridazine stijgen. Zorgvuldige
controle van de therapeutische effecten en
bijwerkingen wordt aanbevolen wanneer
deze geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend met antiretrovirale doses
ritonavir.
↑lurasidon
Vanwege CYP3A-remming door ritonavir
wordt verwacht dat de concentraties
lurasidon stijgen. Gelijktijdige toediening
met lurasidon is gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Vanwege CYP3A-remming door ritonavir
wordt verwacht dat de concentraties
quetiapine stijgen. Gelijktijdige toediening
van Paxlovid en quetiapine is gecontra-
indiceerd, omdat de aan quetiapine
gerelateerde toxiciteit kan toenemen (zie
rubriek 4.3).
Ritonavir remt CYP3A4 en als gevolg
daarvan wordt een uitgesproken verhoging
van de plasmaconcentraties van salmeterol
verwacht. Gelijktijdig gebruik wordt
daarom niet aanbevolen.
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker of als antiretroviraal middel
remt CYP3A4. Als gevolg daarvan wordt
verwacht dat de plasmaconcentraties van
calciumkanaalantagonisten stijgen.
Zorgvuldige controle van de therapeutische
effecten en bijwerkingen wordt aanbevolen
wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig
worden toegediend met ritonavir.
Gelijktijdige toediening van bosentan en
ritonavir kan bij
steady state
de maximale
concentraties (C
max
) en de AUC van
bosentan verhogen.
Serumconcentraties kunnen verhoogd zijn
als gevolg van CYP3A- en P-gp-remming
door ritonavir. Gelijktijdige toediening van
riociguat met Paxlovid wordt niet
aanbevolen (raadpleeg de SmPC van
riociguat).
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
waarschijnlijk tot verhoogde
plasmaconcentraties van ergotderivaten en
is daarom gecontra-indiceerd (zie
15
↑quetiapine
β2-agonist
(langwerkend)
↑salmeterol
Calciumkanaalantago
nisten
↑amlodipine,
↑diltiazem,
↑nifedipine
Endothelineantagonis
ten
↑bosentan
↑riociguat
Ergotderivaten
↑dihydro-ergotamine,
↑ergometrine,
↑ergotamine,
↑methylergometrine
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
rubriek 4.3).
Middelen voor maag- ↑cisapride
Verhoogde plasmaconcentraties van
darmmotiliteit
cisapride. Hierdoor is er een verhoogd
risico op ernstige aritmie door dit middel.
Gelijktijdig gebruik met Paxlovid is
daarom gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Kruidenproducten
sint-janskruid
Kruidenpreparaten die sint-janskruid
(Hypericum
perforatum)
bevatten kunnen
de plasmaconcentraties verlagen en de
klinische effecten van PF-07321332 en
ritonavir verminderen, daarom is
gelijktijdig gebruik met Paxlovid gecontra-
indiceerd (zie rubriek 4.3).
HMG-CoA-
↑atorvastatine,
HMG-CoA-reductaseremmers die in hoge
reductaseremmers
fluvastatine,
mate afhankelijk zijn van CYP3A-
lovastatine,
metabolisme, zoals lovastatine en
pravastatine,
simvastatine, hebben naar verwachting
rosuvastatine,
uitgesproken verhoogde
simvastatine
plasmaconcentraties bij gelijktijdig gebruik
van ritonavir toegediend als antiretroviraal
middel of als farmacokinetische versterker.
Aangezien verhoogde concentraties van
lovastatine en simvastatine patiënten
gevoeliger kunnen maken voor
myopathieën, waaronder rabdomyolyse, is
de combinatie van deze geneesmiddelen
met ritonavir gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3). Atorvastatine is minder
afhankelijk van CYP3A voor het
metabolisme. Hoewel de eliminatie van
rosuvastatine niet afhankelijk is van
CYP3A, is toch een toename van de
blootstelling aan rosuvastatine gemeld bij
gelijktijdige toediening van ritonavir. Het
mechanisme van deze interactie is niet
duidelijk, maar kan het gevolg zijn van
transporteiwitremming. Bij gebruik met
ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker of als antiretroviraal middel,
dient de laagst mogelijke dosis
atorvastatine of rosuvastatine te worden
toegediend. Het metabolisme van
pravastatine en fluvastatine is niet
afhankelijk van CYP3A. Er worden geen
interacties met ritonavir verwacht. Indien
behandeling met een HMG-CoA-
reductaseremmer is aangewezen, wordt
pravastatine of fluvastatine aanbevolen.
Hormonale
↓ethinylestradiol (40%, 32%)
Bij gelijktijdig gebruik van ritonavir
16
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
anticonceptie
toegediend als antiretroviraal middel of als
farmacokinetische versterker, dient een
barrièremethode of een andere
niet-hormonale anticonceptiemethode te
worden overwogen, vanwege dalingen in
de concentraties ethinylestradiol. Ritonavir
verandert waarschijnlijk het
bloedingsprofiel van de uterus en
vermindert waarschijnlijk de effectiviteit
van anticonceptiva die estradiol bevatten.
Immunosuppressiva
↑ciclosporine,
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
↑tacrolimus,
versterker of als antiretroviraal middel
↑everolimus
remt CYP3A4 en als gevolg daarvan wordt
verwacht dat de plasmaconcentraties van
ciclosporine, tacrolimus of everolimus
stijgen. Zorgvuldige controle van de
therapeutische effecten en bijwerkingen
wordt aanbevolen wanneer deze
geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend met ritonavir.
Lipidenwijzigende
↑lomitapide
CYP3A4-remmers verhogen de
middelen
blootstelling aan lomitapide, waarbij
krachtige remmers de blootstelling met een
factor 27 verhogen. Als gevolg van
CYP3A-remming door ritonavir wordt
verwacht dat de concentraties van
lomitapide stijgen. Gelijktijdig gebruik van
Paxlovid met lomitapide is gecontra-
indiceerd (zie de voorschrijfinformatie van
lomitapide) (zie rubriek 4.3).
17
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
Fosfodiësterase
↑avanafil (13-voudig, 2,4-
Gelijktijdig gebruik van avanafil met
(PDE5)-remmers
voudig)
Paxlovid is gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
↑sildenafil (11-voudig, 4-
voudig)
Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig
gebruik van sildenafil voor de behandeling
van een erectiestoornis met ritonavir
toegediend als antiretroviraal middel of als
farmacokinetische versterker. De doses
sildenafil dienen in geen geval hoger te
zijn dan 25 mg in 48 uur. Gelijktijdig
gebruik van sildenafil met Paxlovid is
gecontra-indiceerd bij patiënten met
pulmonale arteriële hypertensie (zie
rubriek 4.3).
Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig
gebruik van tadalafil voor de behandeling
van een erectiestoornis met ritonavir
toegediend als antiretroviraal middel of als
farmacokinetische versterker. Bij gebruik
van een verlaagde dosering, niet hoger dan
10 mg tadalifil om de 72 uur, moet er
intensiever gecontroleerd worden op
bijwerkingen.
Gelijktijdig gebruik van vardenafil met
Paxlovid is gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
waarschijnlijk tot verhoogde
plasmaconcentraties van clorazepaat,
diazepam, estazolam en flurazepam en is
daarom gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Midazolam wordt uitgebreid
gemetaboliseerd door CYP3A4.
Gelijktijdige toediening met Paxlovid kan
een grote stijging in de concentratie
midazolam veroorzaken. De
plasmaconcentraties van midazolam zijn
naar verwachting aanzienlijk hoger
wanneer midazolam oraal wordt gegeven.
Paxlovid dient daarom niet gelijktijdig te
worden toegediend met oraal toegediende
midazolam (zie rubriek 4.3).
Voorzichtigheid is geboden bij
gelijktijdige toediening van Paxlovid en
parenteraal midazolam. Gegevens over
↑tadalafil (124%, ↔)
↑vardenafil (49-voudig, 13-
voudig)
Sedativa/hypnotica
↑clorazepaat,
↑diazepam,
↑estazolam,
↑flurazepam
↑oraal en parenteraal midazolam
18
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
gelijktijdig gebruik van parenteraal
midazolam met andere proteaseremmers
wijzen op 3 tot 4 keer hogere
plasmaconcentraties van midazolam.
Indien Paxlovid gelijktijdig wordt
toegediend met parenteraal midazolam,
dient dit te worden gedaan op een
intensivecareafdeling (IC-afdeling) of
vergelijkbare setting met nauwlettende
klinische controle en geschikte medische
behandeling in het geval van een
onderdrukte ademhaling en/of langdurige
sedatie. Aanpassing van de dosering van
midazolam dient te worden overwogen,
met name als er meer dan één dosis
midazolam wordt toegediend.
↑triazolam (>20-voudig, 87%)
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
waarschijnlijk tot verhoogde
plasmaconcentraties van triazolam en is
daarom gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Het gebruik van pethidine en ritonavir is
gecontra-indiceerd vanwege de verhoogde
concentraties van de metaboliet,
norpethidine, die zowel een analgetische
als een CZS-stimulerende activiteit heeft.
Verhoogde concentraties van norpethidine
kunnen het risico op effecten op het CZS
(bijv. insulten) verhogen (zie rubriek 4.3).
Het metabolisme van alprazolam wordt
geremd na de introductie van ritonavir.
Voorzichtigheid is geboden tijdens de
eerste paar dagen wanneer alprazolam
gelijktijdig wordt toegediend met ritonavir,
toegediend als antiretroviraal middel of als
farmacokinetische versterker, voordat
inductie van het metabolisme van
alprazolam ontstaat.
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker of als antiretroviraal middel
remt CYP3A en als gevolg daarvan wordt
verwacht dat de plasmaconcentraties van
buspiron stijgen. Zorgvuldige controle van
de therapeutische effecten en bijwerkingen
wordt aanbevolen wanneer buspiron
gelijktijdig wordt toegediend met ritonavir.
19
↓pethidine (62%, 59%),
↑norpethidinemetaboliet (47%,
87%)
↑alprazolam (2,5-voudig, ↔)
↑buspiron
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
Slaapmiddel
↑zolpidem (28%, 22%)
Zolpidem en ritonavir kunnen gelijktijdig
worden toegediend met zorgvuldige
controle op overmatige sedatieve effecten.
Stoppen met roken
↓bupropion (22%, 21%)
Bupropion wordt hoofdzakelijk
gemetaboliseerd door CYP2B6.
Gelijktijdige toediening van bupropion met
herhaalde doses ritonavir verlaagt naar
verwachting de concentraties van
bupropion. Deze effecten worden
beschouwd als inductie van het
metabolisme van bupropion. Omdat is
aangetoond dat ritonavir
in vitro
ook
CYP2B6 remt, dient de aanbevolen dosis
bupropion echter niet overschreden te
worden. In tegenstelling tot langdurige
toediening van ritonavir, was er geen
aanzienlijke interactie met bupropion na
kortdurende toediening van lage doses
ritonavir (200 mg tweemaal daags
gedurende 2 dagen). Dit wijst erop dat de
dalingen in de concentraties bupropion
enkele dagen na het starten van
gelijktijdige toediening met ritonavir
kunnen zijn begonnen.
Steroïden
inhalatie-, injecteerbaar of
De effecten van systemische
intranasaal fluticasonpropionaat, corticosteroïden, waaronder het syndroom
budesonide,
van Cushing en bijniersuppressie (er werd
triamcinolon
gezien dat de plasmacortisolconcentraties
86% verlaagd waren), zijn gemeld bij
patiënten die ritonavir kregen en inhalatie-
of intranasaal fluticasonpropionaat;
vergelijkbare effecten zouden ook kunnen
optreden met andere corticosteroïden die
worden gemetaboliseerd door CYP3A,
bijv. budesonide en triamcinolon.
Gelijktijdige toediening van ritonavir,
toegediend als antiretroviraal middel of als
farmacokinetische versterker, en deze
glucocorticoïden wordt daarom niet
aanbevolen, tenzij het mogelijke voordeel
van de behandeling opweegt tegen het
risico op effecten van systemische
corticosteroïden. Een verlaging van de
dosis glucocorticoïden dient te worden
overwogen met nauwlettende controle van
lokale en systemische effecten, of het
overstappen op een glucocorticoïde die
geen substraat voor CYP3A4 is (bijv.
beclomethason). Bovendien kan in het
geval van stoppen met glucocorticoïden
20
Tabel 1: Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in C
max
)
een geleidelijke dosisverlaging over een
langere periode nodig zijn.
↑dexamethason
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker of als antiretroviraal middel
remt CYP3A en als gevolg daarvan wordt
verwacht dat de plasmaconcentraties van
dexamethason stijgen. Zorgvuldige
controle van de therapeutische effecten en
bijwerkingen wordt aanbevolen wanneer
dexamethason gelijktijdig wordt
toegediend met ritonavir.
Zorgvuldige controle van de therapeutische
effecten en bijwerkingen wordt aanbevolen
wanneer prednisolon gelijktijdig wordt
toegediend met ritonavir. De AUC van de
metaboliet van prednisolon nam toe met
37% en 28% na respectievelijk 4 en
14 dagen ritonavir.
Schildklierhormoons levothyroxine
Er zijn na het in de handel brengen
ubstitutietherapie
gevallen gemeld die wijzen op een
mogelijke interactie tussen producten die
ritonavir bevatten en levothyroxine.
Schildklierstimulerend hormoon (TSH)
dient te worden gecontroleerd bij patiënten
die worden behandeld met levothyroxine,
ten minste de eerste maand na het starten
en/of het beëindigen van de behandeling
met ritonavir.
Afkortingen: ALAT=alanineaminotransferase;
AUC=area
under the curve.
Effect van andere geneesmiddelen op PF-07321332
Gelijktijdige toediening van meerdere orale doses van 200 mg itraconazol verhoogde de AUC
tau
en
C
max
van PF-07321332. De ratio’s van de gecorrigeerde geometrisch gemiddelden (90%-BI) van de
AUC
tau
en C
max
van PF-07321332 bedroegen respectievelijk 138,82% (129,25%; 149,11%) en
118,57% (112,50%; 124,97%), wanneer PF-07321332/ritonavir gelijktijdig werd toegediend met
meerdere dosis itraconazol, vergeleken met toediening van alleen PF-07321332/ritonavir.
Gelijktijdige toediening van meerdere orale doses van 300 mg carbamazepine verlaagde de AUC
inf
en
C
max
van PF-07321332. De ratio’s van de gecorrigeerde geometrisch gemiddelden van de AUC
inf
en
C
max
van PF-07321332 (90%-BI) bedroegen respectievelijk 44,50% (33,77%; 58,65%) en 56,82%
(47,04%; 68,62%), na gelijktijdige toediening van 300 mg/100 mg PF-07321332/ritonavir met
meerdere orale doses carbamazepine, vergeleken met toediening van alleen PF-07321332/ritonavir.
↑prednisolon (28%, 9%)
21
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Er zijn geen gegevens over het gebruik van Paxlovid bij zwangere vrouwen die informatie opleveren
over het geneesmiddelgerelateerde risico van ongewenste effecten op de ontwikkeling van de foetus.
Vrouwen die zwanger kunnen worden dienen een zwangerschap te voorkomen tijdens de behandeling
met Paxlovid en als voorzorgsmaatregel gedurende nog 7 dagen na voltooiing van de behandeling met
Paxlovid.
Het gebruik van ritonavir kan de werkzaamheid van gecombineerde hormonale anticonceptiva
verminderen. Patiënten die gecombineerde hormonale anticonceptiva gebruiken, moet worden
geadviseerd om een andere effectieve anticonceptiemethode, of een extra barrièremethode voor
anticonceptie, te gebruiken tijdens behandeling met Paxlovid. Dit moet worden voortgezet tot één
menstruatiecyclus na stopzetting van Paxlovid (zie rubriek 4.5).
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het gebruik van Paxlovid bij zwangere vrouwen.
Er was geen PF-07321332-gerelateerd effect op de foetale morfologie of embryo-foetale
levensvatbaarheid voor elke dosis getest tijdens toxiciteitsonderzoeken naar de embryo-foetale
ontwikkeling bij ratten of konijnen. Er werden wel lagere lichaamsgewichten van foetussen
waargenomen bij konijnen (zie rubriek 5.3).
De gegevens van een groot aantal vrouwen die tijdens de zwangerschap werden blootgesteld aan
ritonavir geven geen aanwijzingen voor een stijging van het percentage geboorteafwijkingen
vergeleken met de percentages die werden waargenomen in populatiegebaseerde surveillancesystemen
voor geboorteafwijkingen.
Gegevens over het gebruik van ritonavir bij dieren hebben reproductietoxiciteit aangetoond (zie
rubriek 5.3).
Paxlovid wordt niet aanbevolen tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden
en geen anticonceptie gebruiken tenzij de klinische conditie behandeling met Paxlovid noodzakelijk
maakt.
Borstvoeding
Er zijn geen gegevens beschikbaar bij vrouwen die borstvoeding geven tijdens een behandeling met
Paxlovid.
Het is niet bekend of PF-07321332 in de moedermelk van mensen of dieren wordt uitgescheiden, wat
de effecten ervan zijn op pasgeborenen/zuigelingen die borstvoeding krijgen en of er effecten zijn op
de melkproductie. In een beperkte hoeveelheid gepubliceerde gegevens wordt gemeld dat ritonavir
aanwezig is in moedermelk. Er is geen informatie over de effecten van ritonavir op een
pasgeborene/zuigeling die borstvoeding krijgt of op de melkproductie. Een risico voor
pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Borstvoeding moet als voorzorgsmaatregel
worden gestaakt tijdens en tot 7 dagen na voltooiing van de behandeling met Paxlovid.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens over het effect van Paxlovid (PF-07321332 en ritonavir) of ritonavir alleen op
de vruchtbaarheid bij de mens. Zowel PF-07321332 als ritonavir, apart onderzocht, hadden geen effect
op de vruchtbaarheid bij ratten (zie rubriek 5.3).
22
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Paxlovid heeft naar verwachting geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines
te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gemelde bijwerkingen tijdens een behandeling met Paxlovid (PF-07321332/ritonavir,
300 mg/100 mg) om de 12 uur gedurende 5 dagen en gedurende 34 dagen na de laatste dosis waren:
dysgeusie (5,6%), diarree (3,1%), hoofdpijn (1,4%) en braken (1,1%).
Tabel met bijwerkingen
De bijwerkingen in tabel 2 worden hieronder vermeld per systeem/orgaanklasse en frequentie. De
frequenties zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥1/10), vaak (≥1/100, <1/10), soms (≥1/1.000,
<1/100), zelden (≥1/10.000, <1/1.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden
bepaald).
Tabel 2:
Bijwerkingen van Paxlovid
Frequentiecategorie
Bijwerkingen
Vaak
Dysgeusie, hoofdpijn
Vaak
Diarree, braken
Systeem/orgaanklasse
Zenuwstelselaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
De behandeling van overdosering met Paxlovid dient te bestaan uit algemene ondersteunende
maatregelen zoals het bewaken van de vitale functies en het observeren van de klinische toestand van
de patiënt. Er is geen specifiek antidotum voor overdosering met Paxlovid.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: {categorie}, ATC-code: nog niet toegewezen
Werkingsmechanisme
PF-07321332 is een peptidomimetische remmer van de SARS-CoV-2-hoofdprotease (Mpro), ook wel
3C-like-protease
(3CLpro) of nsp5-protease genoemd. Remming van de SARS-CoV-2-Mpro zorgt
ervoor dat het eiwit geen polyproteïnevoorlopers kan verwerken, waardoor replicatie van het virus
wordt voorkomen.
Ritonavir remt het door CYP3A gemedieerde metabolisme van PF-07321332, waardoor verhoogde
plasmaconcentraties van PF-07321332 ontstaan.
23
Antivirale activiteit
PF-7321332 vertoonde antivirale activiteit tegen SARS-CoV-2-infectie van dNHBE-cellen, een
primaire, humane epitheelcellijn van longalveoli (EC
50
-waarde van 61,8 nM en EC
90
-waarde van
181 nM), na 3 dagen blootstelling aan het geneesmiddel. PF-07321332 had een antivirale activiteit in
celcultuur (EC
50
-waarden in het lage nanomolaire bereik ≤3-voudig vergeleken met USA-WA1/2020)
tegen SARS-CoV-2-isolaten die behoren tot de alfa (B.1.1.7), gamma (P.1), delta (B.1.617.2), lambda
(C.37), mu (B.1.621) en omikron (B.1.1.529)-varianten. De bèta (B.1.351)-variant was de minst
gevoelige geteste variant, met een gevoeligheid die ongeveer 3,3 keer minder was dan het USA-
WA1/2020-isolaat.
Resistentie
Momenteel is er geen informatie beschikbaar over antivirale resistentie voor PF-07321332 bij SARS-
CoV-2. Onderzoeken ter evaluatie van selectie van resistentie tegen PF-07321332 met SARS-CoV-2
in celcultuur en klinische onderzoeken zijn niet voltooid. Er is alleen een in-vitro-onderzoek naar
resistentieselectie met rattenhepatitisvirus (MHV,
murine hepatitis virus)-Mpro
beschikbaar. Er werd
een 4,4- tot 5-voudige vermindering aangetoond van de gevoeligheid van PF-07321332 tegen
gemuteerde virussen met 5 mutaties (Pro55Leu, Ser144Ala, Thr129Met, Thr50Lys, Pro15Ala) in de
MHV-Mpro na 10 passages in celcultuur. De relevantie hiervan voor SARS-CoV-2 is niet bekend.
Klinische werkzaamheid
De werkzaamheid van Paxlovid is gebaseerd op de tussentijdse analyse en de ondersteunende
eindanalyse van EPIC-HR, een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd fase 2/3-
onderzoek bij niet in het ziekenhuis opgenomen, symptomatische volwassen deelnemers met een in
het laboratorium bevestigde diagnose van een SARS-CoV-2-infectie. Geschikte deelnemers waren
18 jaar of ouder met ten minste 1 van de volgende risicofactoren voor progressie naar ernstige ziekte:
diabetes, overgewicht (BMI >25), chronische longziekte (waaronder astma), chronische nierziekte,
huidige roker, immunosuppressieve aandoening of behandeling met immunosuppressieve middelen,
cardiovasculaire aandoening, hypertensie, sikkelcelaandoening, neurologische
ontwikkelingsstoornissen, actieve kanker, afhankelijkheid van medische technologie, of waren 60 jaar
of ouder ongeacht comorbiditeiten. Deelnemers bij wie de COVID-19-symptomen ≤5 dagen geleden
waren begonnen, werden in het onderzoek opgenomen. Personen met een voorgeschiedenis van een
eerdere COVID-19-infectie of -vaccinatie werden uitgesloten van het onderzoek.
De deelnemers werden gerandomiseerd (1:1) naar Paxlovid (PF-07321332 300 mg/ritonavir 100 mg)
of placebo oraal om de 12 uur gedurende 5 dagen. Het primaire werkzaamheidseindpunt was het
percentage deelnemers met een COVID-19-gerelateerde ziekenhuisopname of overlijden ongeacht de
oorzaak tot en met dag 28. De analyse werd uitgevoerd in de gemodificeerde
intention-to-treat
(mITT)-analyseset (alle behandelde proefpersonen bij wie de symptomen ≤3 dagen geleden waren
begonnen en die in de uitgangssituatie geen behandeling met een monoklonaal antilichaam [mAb,
monoclonal antibody]
voor COVID-19 kregen en die naar verwachting niet zouden krijgen), de
mITT1-analyseset (alle behandelde proefpersonen bij wie de symptomen ≤5 dagen geleden waren
begonnen en die in de uitgangssituatie geen therapeutische mAb-behandeling voor COVID-19 kregen
en die naar verwachting niet zouden krijgen), en de mITT2-analyseset (alle behandelde proefpersonen
bij wie de symptomen ≤5 dagen geleden waren begonnen).
In totaal werden 2.246 deelnemers gerandomiseerd naar Paxlovid of placebo. In de uitgangssituatie
was de gemiddelde leeftijd 46 jaar, waarbij 13% van de deelnemers 65 jaar of ouder was (3% was
75 jaar of ouder); 51% was mannelijk; 72% was blank, 5% had een donkere huidskleur en 14% was
Aziatisch; 45% was van Spaanse of Latijns-Amerikaanse afkomst; bij 66% van de deelnemers waren
de symptomen ≤3 dagen vóór het starten van de onderzoeksbehandeling begonnen; 81% had een BMI
>25 kg/m
2
(37% een BMI >30 kg/m
2
); 12% had diabetes mellitus; minder dan 1% van de
onderzoekspopulatie had een immuundeficiëntie, 47% van de deelnemers was serologisch negatief in
de uitgangssituatie en 51% was serologisch positief. De gemiddelde (SD) virusbelasting in de
uitgangssituatie was 4,63 log
10
kopieën/ml (2,87); 26% van de deelnemers had een virusbelasting in de
uitgangssituatie van >10^7 (kopieën/ml); 6,2% van de deelnemers kreeg een therapeutische mAb-
24
behandeling voor COVID-19 op het moment van de randomisatie of zou die naar verwachting krijgen,
en werd uitgesloten van de mITT- en de mITT1-analyses. De primaire SARS-CoV-2-variant in beide
behandelarmen was delta (98%), met name clade 21J (op basis van interim-analyse).
De demografische en ziektekenmerken in de uitgangssituatie waren in de Paxlovid- en de
placebogroep in evenwicht.
De bepaling van de primaire werkzaamheid was gebaseerd op een geplande interim-analyse van
774 deelnemers in de mITT-populatie. De geschatte risicovermindering was -6,3% met een niet-
aangepast 95%-BI van (-9,0%; -3,6%), en een 95%-BI van (-10,61%; -2,02%) wanneer aangepast voor
multipliciteit. De tweezijdige p-waarde was <0,0001 met een tweezijdig significantieniveau van 0,002.
In tabel 3 worden de resultaten weergegeven van het primaire eindpunt in de mITT1-analysepopulatie
voor de volledige dataset bij de uiteindelijke voltooiing van het onderzoek.
Tabel 3:
Werkzaamheidsresultaten bij niet in het ziekenhuis opgenomen volwassenen met
COVID-19, behandeld binnen 5 dagen na aanvang van de symptomen, die in de
uitgangssituatie geen behandeling met een monoklonaal antilichaam voor COVID-
19 kregen (mITT1-analyseset)
Paxlovid
Placebo
(N=1.039)
(N=1.046)
COVID-19-gerelateerde ziekenhuisopname of overlijden ongeacht de oorzaak tot en met dag 28
n (%)
8 (0,8%)
66 (6,3%)
a
Daling vergeleken met placebo [95%-BI],
-5,62 (-7,21; -4,03)
%
Overlijden ongeacht de oorzaak tot en met
0
12 (1,1%)
dag 28, %
Afkortingen: BI=betrouwbaarheidsinterval.
a. Het geschatte cumulatieve percentage deelnemers dat in het ziekenhuis werd opgenomen of
overleed tot en met dag 28 werd voor elke behandelgroep berekend met de Kaplan-Meier-
methode, waarbij proefpersonen zonder status van ziekenhuisopname en overlijden tot en met
dag 28 werden gecensureerd op het moment van stopzetting van de studie.
De geschatte risicovermindering was -5,8% met 95%-BI van (-7,8%; -3,8%) bij deelnemers die binnen
3 dagen na aanvang van symptomen werden behandeld, en -5,2% met 95%-BI van (-7,9%; -2,5%) in
de mITT1-subgroep van deelnemers die later dan 3 dagen na aanvang van symptomen werden
behandeld.
In de mITT- en de mITT2-analysepopulaties werden overeenkomstige resultaten waargenomen. In de
uiteindelijke mITT-analysepopulatie werden in totaal 1.379 proefpersonen opgenomen. Het aantal
voorvallen bedroeg 5/697 (0,72%) in de Paxlovid-groep en 44/682 (6,45%) in de placebogroep.
Tabel 4:
Progressie van COVID-19 (ziekenhuisopname of overlijden) tot en met dag 28 bij
symptomatische volwassenen met een verhoogd risico op progressie naar ernstige ziekte;
mITT1-analyseset
Paxlovid 300 mg/100 mg
Placebo
Aantal patiënten
N=1.039
N=1.046
Serologie negatief
n=487
n=505
Patiënten met ziekenhuisopname of die
7 (1,4%)
58 (11,5%)
a
overleden (%)
Geschat percentage over 28 dagen [95%-BI], %
1,47 (0,70; 3,05)
11,71 (9,18; 14,89)
Daling vergeleken met placebo [95%-BI]
-10,25 (-13,28; -7,21)
p-waarde
p<0,0001
Serologie positief
n=540
n=528
Patiënten met ziekenhuisopname of die
1 (0,2%)
8 (1,5%)
25
Tabel 4:
Progressie van COVID-19 (ziekenhuisopname of overlijden) tot en met dag 28 bij
symptomatische volwassenen met een verhoogd risico op progressie naar ernstige ziekte;
mITT1-analyseset
Paxlovid 300 mg/100 mg
Placebo
overleden
a
(%)
Geschat percentage over 28 dagen [95%-BI], %
0,19 (0,03; 1,31)
1,52 (0,76; 3,02)
Daling vergeleken met placebo [95%-BI]
-1,34 (-2,45; -0,23)
p-waarde
p=0,0180
Afkortingen: BI=betrouwbaarheidsinterval; mITT=gemodificeerde
intention-to-treat.
Alle deelnemers
willekeurig toegewezen aan een onderzoeksinterventie die ten minste 1 dosis van de
onderzoeksinterventie innamen, die in de uitgangssituatie geen therapeutische behandeling voor
COVID-19 met een monoklonaal antilichaam kregen en die naar verwachting niet zouden krijgen, en
die werden behandeld ≤5 dagen na aanvang van de symptomen van COVID-19.
Seropositiviteit werd gedefinieerd als een positief resultaat verkregen met een serologische
immunoassay specifiek voor antilichamen van de gastheer tegen virale S- of N-eiwitten.
Het verschil in de percentages in de 2 behandelgroepen en het bijbehorende
95%-betrouwbaarheidsinterval gebaseerd op een normale benadering van de gegevens worden
weergegeven.
a.
COVID-19-gerelateerde ziekenhuisopname of overlijden ongeacht de oorzaak.
Resultaten voor de werkzaamheid voor mITT1 waren consistent over de subgroepen van deelnemers,
met inbegrip van leeftijd (≥65 jaar), BMI (BMI >25 en BMI >30) en diabetes.
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten ‘voorwaardelijke toelating’. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht. Het Europees
Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal per jaar
beoordelen en zo nodig deze SmPC aanpassen.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting van de fabrikant om
de resultaten in te dienen van onderzoek met Paxlovid in een of meerdere subgroepen van pediatrische
patiënten voor de behandeling van COVID-19 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van PF-07321332/ritonavir werd onderzocht bij gezonde deelnemers.
Ritonavir wordt toegediend met PF-07321332 als farmacokinetische versterker, wat leidt tot hogere
systemische concentraties PF-07321332.
Na herhaalde doses PF-07321332/ritonavir van 75 mg/100 mg, 250 mg/100 mg en 500 mg/100 mg
tweemaal daags toegediend, blijkt de toename van de systemische blootstelling bij
steady state
niet
proportioneel te zijn met de dosis, maar minder dan dat. Bij meervoudige toediening over 10 dagen
werd de
steady state
bereikt op dag 2 met een ongeveer tweevoudige accumulatie. De systemische
blootstellingen op dag 5 waren bij alle doses vergelijkbaar met dag 10.
Absorptie
Na orale toediening van een enkelvoudige dosis PF-07321332/ritonavir 300 mg/100 mg bedroegen de
geometrisch gemiddelde C
max
en AUC
inf
van PF-07321332 bij
steady state
respectievelijk 2,21 µg/ml
en 23,01 µg*uur/ml. De mediane tijd tot C
max
(T
max
) bedroeg 3 uur. De rekenkundig gemiddelde
terminale eliminatiehalfwaardetijd bedroeg 6,1 uur.
26
Na orale toediening van een enkelvoudige dosis PF-07321332/ritonavir 300 mg/100 mg bedroegen de
geometrisch gemiddelde C
max
en AUC
inf
van ritonavir respectievelijk 0,36 µg/ml en 3,60 µg*uur/ml.
De mediane tijd tot C
max
(T
max
) bedroeg 3,98 uur. De rekenkundig gemiddelde terminale
eliminatiehalfwaardetijd bedroeg 6,1 uur.
Effect van voedsel op orale absorptie
Dosering met een vetrijke maaltijd verhoogde de blootstelling aan PF-07321332 in bescheiden mate
(een stijging van ongeveer 15% van de gemiddelde C
max
en een toename van 1,6% van de gemiddelde
AUC
last
) vergeleken met een nuchtere toestand na toediening van een suspensie van PF-07321332 die
gelijktijdig werd toegediend met ritonavir-tabletten.
Distributie
De eiwitbinding van PF-07321332 in humaan plasma bedraagt ongeveer 69%.
De eiwitbinding van ritonavir in humaan plasma bedraagt ongeveer 98-99%.
Biotransformatie
Beoordeling van PF-07321332 in in-vitro-onderzoeken zonder gelijktijdige toediening van ritonavir
wijzen erop dat PF-07321332 voornamelijk door CYP3A4 wordt gemetaboliseerd. PF-07321332
veroorzaakt
in vitro
bij klinisch relevante concentraties geen reversibele remming van CYP2D6,
CYP2C9, CYP2C19, CYP2C8 of CYP1A2. PF-07321332 is geen inductor of substraat van andere
CYP-enzymen dan CYP3A, waarvan PF-07321332/ritonavir een remmer is. Toediening van
PF-07321332 met ritonavir remt het metabolisme van PF-07321332. In plasma was de enige
waargenomen geneesmiddelgerelateerde stof onveranderd PF-07321332. In de feces en urine werden
minder belangrijke oxidatieve metabolieten waargenomen.
In in-vitro-onderzoeken met gebruik van humane levermicrosomen werd aangetoond dat
cytochroom P450 3A (CYP3A) de belangrijkste isovorm is die bij het metabolisme van ritonavir
betrokken is, hoewel CYP2D6 ook bijdraagt aan de vorming van oxidatiemetaboliet M-2.
Lage doses ritonavir hebben ingrijpende effecten laten zien op de farmacokinetiek van andere
proteaseremmers (en andere door CYP3A4 gemetaboliseerde producten), en andere proteaseremmers
kunnen de farmacokinetiek van ritonavir beïnvloeden.
Eliminatie
De belangrijkste eliminatieroute van PF-07321332 bij toediening met ritonavir was uitscheiding via de
nieren van intact geneesmiddel. Ongeveer 49,6% en 35,3% van 300 mg toegediend PF-07321332 werd
teruggevonden in respectievelijk de urine en de feces. PF-07321332 was de belangrijkste
geneesmiddelgerelateerde stof, met kleine hoeveelheden metabolieten die ontstonden door
hydrolysereacties in uitscheidingsproducten. In plasma was de enige kwantificeerbare
geneesmiddelgerelateerde stof onveranderd PF-07321332.
In onderzoeken bij mensen met radioactief gelabelde ritonavir werd aangetoond dat de eliminatie van
ritonavir hoofdzakelijk geschiedde via het hepatobiliaire systeem. Ongeveer 86% van het radiolabel
werd teruggevonden in de ontlasting, waarvan een gedeelte naar verwachting niet-geabsorbeerde
ritonavir is.
Specifieke populaties
De farmacokinetiek van PF-07321332/ritonavir gebaseerd op leeftijd en geslacht is niet geëvalueerd.
Rassengroepen of etnische groepen
De systemische blootstelling bij Japanse deelnemers was numeriek lager, maar was klinisch
representatief niet anders dan bij westerse deelnemers.
27
Patiënten met een verminderde nierfunctie
Vergeleken met gezonde controlepersonen zonder verminderde nierfunctie waren de C
max
en de AUC
van PF-07321332 bij patiënten met een licht verminderde nierfunctie respectievelijk 30% en 24%
hoger, bij patiënten met een matig verminderde nierfunctie respectievelijk 38% en 87% hoger, en bij
patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie respectievelijk 48% en 204% hoger.
Patiënten met een verminderde leverfunctie
Vergeleken met gezonde controlepersonen zonder verminderde leverfunctie was de farmacokinetiek
van PF-07321332 bij proefpersonen met een matig verminderde leverfunctie niet significant anders.
De gecorrigeerde geometrisch gemiddelde ratio (90%-BI) van de AUC
inf
en C
max
van PF-07321332,
waarbij een matig verminderde leverfunctie (test) werd vergeleken met een normale leverfunctie
(referentie), bedroeg respectievelijk 98,78% (70,65%; 138,12%) en 101,96% (74,20%; 140,11%).
PF-07321332/ritonavir is niet onderzocht bij patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie.
Onderzoeken naar interacties uitgevoerd met PF-07321332/ritonavir
CYP3A4 was de belangrijkste bijdragende factor aan het oxidatieve metabolisme van PF-07321332,
wanneer PF-07321332 alleen werd getest in humane levermicrosomen. Ritonavir is een remmer van
CYP3A en verhoogt de plasmaconcentraties van PF-07321332 en andere geneesmiddelen die
voornamelijk door CYP3A worden gemetaboliseerd. Ondanks dat PF-07321332 gelijktijdig wordt
toegediend met ritonavir als farmacokinetische versterker, bestaat de kans dat krachtige remmers en
inductoren de farmacokinetiek van PF-07321332 veranderen.
PF-07321332 veroorzaakt
in vitro
bij klinisch relevante concentraties geen reversibele remming van
CYP2D6, CYP2C9, CYP2C19, CYP2C8 of CYP1A2. Uit resultaten van in-vitro-onderzoeken is
gebleken dat PF-07321332 een inductor van CYP3A4, CYP2B6, CYP2C8 en CYP2C9 kan zijn. De
klinische relevantie is niet bekend. Gebaseerd op in-vitro-gegevens is de kans dat PF-07321332
BCRP, MATE2K, OAT1, OAT3, OATP1B3 en OCT2 remt, klein. Er bestaat een kans dat
PF-07321332 bij klinisch relevante concentraties MDR1, MATE1, OCT1 en OATP1B1 remt.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Er zijn geen niet-klinische onderzoeken naar de veiligheid met PF-07321332 in combinatie met
ritonavir uitgevoerd.
PF-07321332
Onderzoeken naar toxiciteit bij herhaalde doses en genotoxiciteit hebben geen risico door
PF-07321332 aan het licht gebracht. Er werden geen bijwerkingen waargenomen in onderzoeken naar
vruchtbaarheid, embryo-foetale ontwikkeling, of pre- en postnatale ontwikkeling bij ratten. In een
onderzoek bij drachtige konijnen werd een ongewenste afname in het lichaamsgewicht van de
foetussen gevonden in afwezigheid van significante maternale toxiciteit. De systemische blootstelling
(AUC
24
) bij konijnen bij de maximale dosis zonder bijwerking op het lichaamsgewicht van de
foetussen was naar schatting ongeveer 3 keer hoger dan de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen
therapeutische dosis van Paxlovid.
Er is geen onderzoek naar carcinogeniciteit uitgevoerd met PF-07321332.
Ritonavir
Toxiciteitsonderzoeken met herhaalde dosering van ritonavir bij dieren hebben geleid tot de
identificatie van de belangrijkste doelorganen zoals de lever, retina, schildklier en de nieren. De
leverafwijkingen betroffen hepatocellulaire, biliaire en fagocytaire elementen en gingen gepaard met
stijgingen van de leverenzymen. Hyperplasie van het pigmentepitheel van de retina en
retinadegeneratie zijn waargenomen in alle knaagdieronderzoeken die zijn uitgevoerd met ritonavir,
28
maar zijn niet waargenomen bij honden. Er zijn ultrastructureel aanwijzingen dat deze retina-
afwijkingen een gevolg kunnen zijn van fosfolipidose. Klinische onderzoeken leverden echter geen
aanwijzingen op voor oogafwijkingen veroorzaakt door het geneesmiddel bij mensen. Alle
schildklierafwijkingen waren na het staken van de toediening van ritonavir reversibel. Klinisch
onderzoek bij mensen heeft geen klinisch belangrijke veranderingen in de schildklierfunctietests
aangetoond.
Nierafwijkingen, waaronder degeneratie van de tubuli, chronische ontsteking en proteïnurie, zijn
waargenomen bij ratten en er wordt verondersteld dat dit kan worden toegeschreven aan een
soortspecifieke spontane ziekte. Verder werden bij klinische onderzoeken geen klinisch belangrijke
nierafwijkingen waargenomen.
Onderzoek naar genotoxiciteit heeft geen risico door ritonavir aangetoond. Langetermijnonderzoeken
naar de carcinogeniciteit van ritonavir bij muizen en ratten heeft een tumorigeen potentieel specifiek
voor deze soorten aangetoond, maar dit wordt niet relevant geacht voor mensen. Ritonavir
veroorzaakte geen effecten op de vruchtbaarheid bij ratten. Ontwikkelingstoxiciteit waargenomen bij
ratten (embryosterfte, verlaagd foetaal lichaamsgewicht en vertraagde ossificatie en viscerale
veranderingen, waaronder vertraagd indalen van de testes) trad voornamelijk op bij een toxische dosis
voor de moeder. Ontwikkelingstoxiciteit bij konijnen (embryosterfte, kleinere nestgrootte en verlaagde
foetale gewichten) trad op bij een toxische dosis voor de moeder.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
PF-07321332 filmomhulde tabletten
Tabletkern:
Microkristallijne cellulose
Lactosemonohydraat
Natriumcroscarmellose
Colloïdaal siliciumdioxide
Natriumstearylfumaraat
Filmomhulling:
Hydroxypropylmethylcellulose (E464)
Titaandioxide (E171)
Polyethyleenglycol (E1521)
IJzeroxide rood (E172)
Ritonavir filmomhulde tabletten
Tabletkern:
Copovidon
Sorbitanlaureaat
Siliciumdioxide, colloïdaal watervrij (E551)
Calciumwaterstoffosfaat, watervrij
Natriumstearylfumaraat
Filmomhulling:
Hypromellose (E464)
Titaandioxide (E171)
Macrogol (E1521)
Hydroxypropylcellulose (E463)
Talk (E553b)
Siliciumdioxide, colloïdaal watervrij (E551)
29
Polysorbaat 80 (E433)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
1 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren beneden 25 °C. Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Blisters van OPA/Al/PVC-folie met 30 tabletten.
Paxlovid is verpakt in dozen met daarin 5 blisters voor de dagelijkse dosis: in totaal 30 tabletten.
Elke dagelijkse blister bevat 4 PF-07321332-tabletten en 2 ritonavir-tabletten voor de ochtend- en
avonddosis.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Geen bijzondere vereisten voor verwijdering.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1625/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 28 januari 2022
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
30
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA
TOEKENNING VAN EEN VOORWAARDELIJKE
VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
D.
E.
31
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Manufacturing Deutschland GmbH
Betriebsstätte Freiburg
Mooswaldallee 1
79090 Freiburg
Duitsland
Pfizer Italia S.r.L.
Localita Marino del Tronto
63100 Ascoli, Piceno
Italië
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Little Connell
Newbridge
Ierland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
32
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14-a van Verordening (EG)
nr. 726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende
verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Om de beschrijving van de controlestrategie te verbeteren en een consistent
onzuiverheidsprofiel te bevestigen, dienen bijkomende details te worden
toegevoegd aan het bereidingsproces voorgesteld voor de werkzame stof PF-
07321332 voor commerciële leveringen.
Om een uitgebreide controle van de onzuiverheden gedurende de levenscyclus van
het product te verzekeren, dient de controlestrategie van de werkzame stof PF-
07321332 voor de onzuiverheden inclusief chirale onzuiverheden en de werkzame
stof volledig vastgesteld worden.
Om een uitgebreide controle van de onzuiverheden gedurende de levenscyclus van
het product te verzekeren, dienen volledige validatiegegevens van de
HPLC-methode voor de bepaling van het gehalte en de onzuiverheden, en van de
methode voor de bepaling van residuele solventen gebruikt voor de controle van de
werkzame stof PF-07321332 verstrekt te worden.
Uiterste
datum
30 juni 2022
30 juni 2022
30 juni 2022
33
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
34
A. ETIKETTERING
35
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Paxlovid 150 mg + 100 mg filmomhulde tabletten
PF-07321332 + ritonavir
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke roze filmomhulde tablet bevat 150 mg PF-07321332
Elke witte filmomhulde tablet bevat 100 mg ritonavir
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
30 filmomhulde tabletten (20 PF-07321332-tabletten + 10 ritonavir-tabletten)
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Scan de QR-code voor productinformatie in de nationale taal.
URL: https://pfi.sr/c19oralrx
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
36
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25 °C.
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1625/001
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
paxlovid
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
37
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Paxlovid
PF-07321332 150 mg tablet
ritonavir 100 mg tablet
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Pfizer (logo)
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
38
B. BIJSLUITER
39
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Paxlovid 150 mg + 100 mg filmomhulde tabletten
PF-07321332 + ritonavir
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Paxlovid en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Paxlovid en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Paxlovid bevat twee werkzame stoffen, PF-07321332 en ritonavir, in twee verschillende tabletten.
Paxlovid is een antiviraal geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met
COVID-19 die geen extra zuurstof nodig hebben en die een verhoogd risico lopen op het ontwikkelen
van ernstige COVID-19.
COVID-19 wordt veroorzaakt door een virus dat coronavirus wordt genoemd. Paxlovid stopt de
vermenigvuldiging van het virus in cellen en dit stopt ook de vermenigvuldiging van het virus in het
lichaam. Dit geneesmiddel kan uw lichaam helpen de virusinfectie te overwinnen, en kan voorkomen
dat u ernstig ziek wordt.
Worden uw klachten na 5 dagen erger of merkt u geen verbetering? Neem dan contact op met uw arts.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zij
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U gebruikt een van de volgende geneesmiddelen. Gebruik van Paxlovid met deze
geneesmiddelen kan ernstige of levensbedreigende bijwerkingen veroorzaken, of een invloed
hebben op hoe Paxlovid werkt:
- Alfuzosine (gebruikt om de symptomen van een vergrote prostaat te behandelen)
- Pethidine, propoxyfeen (gebruikt om pijn te verlichten)
- Ranolazine (gebruikt om chronische pijn op de borst [angina pectoris] te behandelen)
- Neratinib, venetoclax (gebruikt om kanker te behandelen)
- Amiodaron, bepridil, dronedaron, encaïnide, flecaïnide, propafenon, kinidine (gebruikt om
hartaandoeningen te behandelen en om een onregelmatige hartslag te corrigeren)
- Fusidinezuur, rifampicine (gebruikt om bacteriële infecties te behandelen)
40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne (gebruikt om epileptische aanvallen te voorkomen
en onder controle te houden)
Colchicine (gebruikt om jicht te behandelen)
Astemizol, terfenadine (gebruikt om allergieën te behandelen)
Lurasidon (gebruikt om schizofrenie te behandelen)
Pimozide, clozapine, quetiapine (gebruikt om schizofrenie, bipolaire stoornis, ernstige
depressie en abnormale gedachten of gevoelens te behandelen)
Dihydro-ergotamine en ergotamine (gebruikt om migraine te behandelen)
Ergometrine en methylergometrine (gebruikt om overmatig bloeden te stoppen, wat kan
optreden na een bevalling of abortus)
Cisapride (gebruikt om bepaalde maagproblemen te verlichten)
Sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
(een kruidenmiddel, gebruikt om depressie en
angst te behandelen)
Lovastatine, simvastatine, lomitapide (gebruikt om het cholesterolgehalte in het bloed te
verlagen)
Avanafil, vardenafil (gebruikt om een erectiestoornis [ook wel bekend als impotentie] te
behandelen)
Sildenafil (gebruikt om pulmonale arteriële hypertensie [hoge bloeddruk in de
longslagader] te behandelen)
Clorazepaat, diazepam, estazolam, flurazepam, triazolam, midazolam ingenomen via de
mond (gebruikt om angst en/of moeite met slapen te verlichten)
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
Leverziekte
Heeft u een leverziekte, of heeft u een leverziekte gehad? Vertel dat dan uw arts. Afwijkingen in
leverenzymen, ontsteking van de lever en geelzucht zijn voorgekomen bij patiënten die ritonavir
kregen.
Nierziekte
Heeft u een nierziekte, of heeft u een nierziekte gehad? Vertel dat dan aan uw arts.
Risico op het ontwikkelen van resistentie tegen hiv 1
Heeft u een onbehandelde of ongecontroleerde hiv-infectie? Paxlovid kan ervoor zorgen dat sommige
geneesmiddelen tegen hiv in de toekomst niet meer zo goed werken.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef Paxlovid niet aan kinderen en jongeren die jonger zijn dan 18 jaar. Dit geneesmiddel is niet
onderzocht bij kinderen en jongeren.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Er zijn andere geneesmiddelen die niet samen met Paxlovid mogen worden ingenomen. Gebruikt u
naast Paxlovid nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid
dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
-
-
-
-
-
geneesmiddelen die worden gebruikt om kanker te behandelen, zoals afatinib, abemaciclib,
apalutamide, ceritinib, dasatinib, encorafenib, fostamatinib, ibrutinib, nilotinib, vinblastine en
vincristine
geneesmiddelen om het bloed te verdunnen (antistollingsmiddelen), zoals warfarine,
rivaroxaban, vorapaxar
geneesmiddelen om aanvallen van schokken door het hele lichaam met spiertrekkingen
(convulsies) te behandelen, zoals divalproëx, lamotrigine
geneesmiddelen die worden gebruikt om te stoppen met roken, zoals bupropion
geneesmiddelen om allergieën te behandelen, zoals fexofenadine en loratadine
41
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
geneesmiddelen die worden gebruikt om schimmelinfecties te behandelen (antimycotica), zoals
itraconazol en voriconazol
geneesmiddelen die worden gebruikt om het syndroom van Cushing te behandelen – wanneer
het lichaam te veel cortisol aanmaakt – bijvoorbeeld ketoconazol-tabletten
geneesmiddelen die worden gebruikt om een hiv-infectie te behandelen, zoals efavirenz,
maraviroc, raltegravir en zidovudine
geneesmiddelen die worden gebruikt om infecties te behandelen (bijv. antibiotica en
antimycobacteriële middelen), zoals atovaquon, fusidinezuur, claritromycine, erytromycine,
bedaquiline, rifabutine, delamanid en sulfamethoxazol/trimethoprim
geneesmiddelen die worden gebruikt om psychische stoornissen of stemmingsstoornissen te
behandelen, zoals haloperidol, risperidon en thioridazine
geneesmiddelen die worden gebruikt om een hoge bloeddruk in de bloedvaten die de longen van
bloed voorzien te behandelen, zoals bosentan en riociguat
geneesmiddelen die worden gebruikt om een hoge bloeddruk (hypertensie) te behandelen, zoals
amlodipine, diltiazem en nifedipine
geneesmiddelen die worden gebruikt om hartaandoeningen te behandelen en een onregelmatige
hartslag te corrigeren, zoals digoxine
geneesmiddelen die worden gebruikt om een hepatitis C-virusinfectie te behandelen, zoals
glecaprevir/pibrentasvir
geneesmiddelen die worden gebruikt om het cholesterolgehalte in het bloed te verlagen, zoals
atorvastatine, fluvastatine, pravastatine en rosuvastatine
geneesmiddelen die worden gebruikt om uw immuunsysteem te onderdrukken, zoals
ciclosporine, tacrolimus en everolimus
geneesmiddelen die worden gebruikt om ernstige pijn te behandelen, zoals morfine, fentanyl,
methadon, buprenorfine, norbuprenorfine, andere morfineachtige geneesmiddelen en piroxicam
geneesmiddelen die worden gebruikt als kalmerende middelen (sedativa), geneesmiddelen tegen
slapeloosheid (hypnotica) en slaapmiddelen, zoals alprazolam, buspiron en zolpidem
steroïden, waaronder corticosteroïden, die worden gebruikt om een ontsteking te behandelen,
zoals betamethason, budesonide, ciclesonide, dexamethason, fluticason, prednisolon,
methylprednisolon, mometason, prednison en triamcinolon
geneesmiddelen die worden gebruikt om astma en andere longproblemen zoals chronische
obstructieve longziekte (COPD) te behandelen, zoals salmeterol en theofylline
geneesmiddelen die worden gebruikt om depressie te behandelen, zoals amitriptyline,
fluoxetine, imipramine, nortriptyline, paroxetine, sertraline en desipramine
geneesmiddelen die worden gebruikt om een erectiestoornis (ook bekend als impotentie) te
behandelen, zoals sildenafil en tadalafil
geneesmiddelen die worden gebruikt als schildklierhormoonvervangingsbehandeling, zoals
levothyroxine
een van de volgende specifieke geneesmiddelen:
- via de mond ingenomen anticonceptiemiddel of anticonceptiemiddel in de vorm van een
pleister dat ethinylestradiol bevat (gebruikt om zwangerschap te voorkomen)
- midazolam toegediend door middel van een injectie, gebruikt om te kalmeren (een
wakkere, maar zeer ontspannen toestand van kalmte of sufheid gedurende een medische
test of procedure) of te verdoven
Veel geneesmiddelen gaan een wisselwerking aan met Paxlovid.
Houd een lijst van uw
geneesmiddelen bij om aan uw arts en apotheker te laten zien.
Moet u een nieuw geneesmiddel
gebruiken? Vertel het dat dan aan uw arts. Uw arts kan u vertellen of het veilig is om Paxlovid met
andere geneesmiddelen in te nemen.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Er is onvoldoende informatie om er zeker van te zijn dat Paxlovid veilig gebruikt kan worden tijdens
de zwangerschap. Als u zwanger bent wordt het gebruik van Paxlovid niet aanbevolen, behalve
wanneer deze behandeling in uw toestand noodzakelijk is. Het wordt aanbevolen om u te onthouden
42
van seksuele activiteit of om een voorbehoedsmiddel te gebruiken terwijl u Paxlovid gebruikt en, uit
voorzorg, gedurende 7 dagen na het voltooien van de behandeling met Paxlovid. Gebruikt u een
hormonaal voorbehoedsmiddel? Gebruik dan ook een condoom of een ander niet-hormonaal
voorbehoedsmiddel, omdat de werkzaamheid van het hormonale voorbehoedsmiddel verminderd kan
zijn door Paxlovid. Uw arts zal u advies geven hoe lang deze aanpassing van uw
voorbehoedsmiddelen nodig is.
Er is geen informatie over het gebruik van Paxlovid als u borstvoeding geeft. U mag geen
borstvoeding geven terwijl u Paxlovid gebruikt en, uit voorzorg, gedurende 7 dagen na het voltooien
van de behandeling met Paxlovid.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Paxlovid heeft naar verwachting geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines
te bedienen.
Paxlovid bevat lactose
Als uw arts u heeft verteld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit middel inneemt.
Paxlovid bevat natrium
PF-07321332- en ritonavir-tabletten bevatten elk minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat
wil zeggen dat dit middel in wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Paxlovid bestaat uit 2 geneesmiddelen: PF-07321332 en ritonavir. De aanbevolen dosis is 2 tabletten
PF-07321332 (roze tablet) met 1 tablet ritonavir (witte tablet) via de mond, tweemaal daags (‘s
ochtends en ‘s avonds).
Een behandelkuur duurt 5 dagen. Neem voor elke dosis alle 3 de tabletten tegelijk in.
Heeft u een nierziekte? Neem dan contact op met uw medische zorgverlener voor de geschikte dosis
Paxlovid.
Slik de tabletten in hun geheel door. De tabletten niet kauwen, breken of pletten. Paxlovid kan bij het
eten worden ingenomen maar dat hoeft niet.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u te veel Paxlovid heeft gebruikt, bel dan direct uw medische zorgverlener of ga onmiddellijk naar
de eerstehulpafdeling van het dichtstbijzijnde ziekenhuis.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Bent u een dosis Paxlovid vergeten? En is het korter dan 8 uur na het gebruikelijke tijdstip? Neem de
dosis dan in zo gauw u eraan denkt. Bent u een dosis vergeten en is het 8 uur of meer na het
gebruikelijke tijdstip? Sla dan de dosis over. Neem de volgende dosis weer op het gebruikelijke
tijdstip. Gebruik geen twee doses Paxlovid tegelijk.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Ook al voelt u zich beter, stop niet met het gebruik van Paxlovid zonder dat met uw arts te bespreken.
43
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts of
apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vaak:
komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
-
Eten en drinken smaakt anders dan normaal
-
Diarree
-
Overgeven
-
Hoofdpijn
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos of de
blisterverpakking na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 25 °C.
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stoffen in dit middel zijn PF-07321332 en ritonavir.
- Elke roze filmomhulde PF-07321332-tablet bevat 150 mg PF-07321332.
- Elke witte filmomhulde ritonavir-tablet bevat 100 mg ritonavir.
-
De andere stoffen in de PF-07321332-tablet zijn microkristallijne cellulose, lactosemonohydraat
(zie rubriek 2, ‘Paxlovid bevat lactose’), natriumcroscarmellose, colloïdaal siliciumdioxide en
natriumstearylfumaraat (zie rubriek 2, ‘Paxlovid bevat natrium’). De filmomhulling bevat
hydroxypropylmethylcellulose, titaandioxide, polyethyleenglycol en rood ijzeroxide.
-
De andere stoffen in de ritonavir-tablet zijn copovidon, sorbitanlaureaat, colloïdaal watervrij
siliciumdioxide, watervrij calciumwaterstoffosfaat, natriumstearylfumaraat. De filmomhulling
bevat hypromellose, titaandioxide, macrogol, hydroxypropylcellulose, talk, colloïdaal watervrij
siliciumdioxide en polysorbaat 80.
Hoe ziet Paxlovid eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Paxlovid filmomhulde tabletten zijn beschikbaar in 5 blisters voor de dagelijkse dosis met in totaal
30 tabletten verpakt in een doos.
44
Elke dagelijkse blister bevat 4 PF-07321332-tabletten (150 mg per stuk) en 2 ritonavir-tabletten
(100 mg per stuk). Op elke blister staat aangegeven welke tabletten ‘s ochtends (symbool van een zon)
en welke ‘s avonds (symbool van een maan) moeten worden ingenomen.
PF-07321332 150 mg filmomhulde tabletten zijn roze, ovaal en hebben de inscriptie ‘PFE’ aan de ene
zijde en ‘3CL’ aan de andere zijde.
Ritonavir 100 mg filmomhulde tabletten zijn wit tot gebroken wit, capsulevormig en hebben de
inscriptie ‘H’ aan de ene zijde en ‘R9’ aan de andere zijde.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Pfizer Manufacturing Deutschland GmbH
Betriebsstätte Freiburg
Mooswaldallee 1
79090 Freiburg
Duitsland
Pfizer Italia S.r.L.
Localita Marino del Tronto
63100 Ascoli
,
Piceno
Italië
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Little Connell
Newbridge
Ierland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer NV/SA
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
България
Пфайзер Люксембург САРЛ, Кло½
България
Teл.: +359 2 970 4333
Česká republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel: +420 283 004 111
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: +45 44 20 11 00
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Tel: +370 5 251 4000
Magyarország
Pfizer Kft.
Tel.: + 36 1 488 37 00
Malta
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +356 21344610
Nederland
Pfizer bv
Tel: +31 (0)10 406 43 01
45
Deutschland
PFIZER PHARMA GmbH
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
Pfizer Ελλάς A.E.
Τηλ: +30 210 6785800
España
Pfizer, S.L.
Tel: +34 91 490 99 00
France
Pfizer
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: +385 1 3908 777
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 52 61 00
Österreich
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 335 61 00
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +351 21 423 5500
România
Pfizer Romania S.R.L
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s področja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: +386 (0)1 52 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL,
organizačná zložka
Tel: + 421 2 3355 5500
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040
Sverige
Pfizer AB
Tel: +46 (0)8 550 520 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: +44 (0) 1304 616161
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: 1800 633 363 (toll free)
+44 (0)1304 616161
Ísland
Icepharma hf.
Sími: +354 540 8000
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Κύπρος
Pfizer Ελλάς Α.Ε. (Cyprus Branch)
Tηλ: +357 22817690
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filiāle Latvijā
Tel: + 371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden
aangepast.
Scan de code met een mobiel apparaat om de bijsluiter in verschillende talen te krijgen.
46
URL:
https://pfi.sr/c19oralrx
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.
47
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Paxlovid 150 mg + 100 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke roze filmomhulde tablet bevat 150 mg PF-07321332*.
Elke witte filmomhulde tablet bevat 100 mg ritonavir.
* PF-07321332 komt overeen met de stof met de chemische naam:
(1R,2S,5S)-N-((1S)-1-cyaan-2-((3S)-2-oxopyrrolidine-3-yl)ethyl)-3-((2S)-3,3-dimethyl-2-(2,2,2-
trifluoroacetamido)butanoyl)-6,6-dimethyl-3-azabicyclo[3.1.0]hexaan-2-carboxamide.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke roze filmomhulde tablet met 150 mg PF-07321332 bevat 176 mg lactose.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
PF-07321332
Filmomhulde tablet (tablet).
Roze, ovaal, met een afmeting van ongeveer 17,6 mm lang en 8,6 mm breed, met de inscriptie `PFE'
aan de ene zijde en `3CL' aan de andere zijde.
Ritonavir
Filmomhulde tablet (tablet).
Witte tot gebroken witte, capsulevormige tablet, met een afmeting van ongeveer 17,1 mm lang en
9,1 mm breed, met de inscriptie `H' aan de ene zijde en `R9' aan de andere zijde.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Paxlovid is geïndiceerd voor de behandeling van coronavirusinfectie 2019 (COVID-19) bij
volwassenen die geen aanvullende zuurstof nodig hebben en een verhoogd risico lopen op progressie
naar ernstige COVID-19 (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering is 300 mg PF-07321332 (twee tabletten van 150 mg) samen met 100 mg
ritonavir (één tablet van 100 mg). De drie tabletten om de 12 uur tegelijk oraal innemen gedurende
5 dagen. Paxlovid dient zo snel mogelijk te worden toegediend nadat de diagnose COVID-19 is
gesteld en binnen 5 dagen na aanvang van de symptomen. Het wordt aanbevolen om de volledige
Indien de patiënt een dosis Paxlovid vergeet, en daar binnen de 8 uur na het gebruikelijke tijdstip van
inname achter komt, dient de patiënt de dosis alsnog zo snel mogelijk in te nemen en daarna het
normale doseringsschema te hervatten. Indien de patiënt een dosis vergeet, en daar meer dan 8 uur
later pas achter komt, dient de patiënt de gemiste dosis niet meer in te nemen en in plaats daarvan de
volgende dosis op het normaal geplande tijdstip in te nemen. De patiënt mag geen dubbele dosis
innemen om een gemiste dosis in te halen.
Speciale populaties
Verminderde nierfunctie
Patiënten met een licht verminderde nierfunctie (eGFR 60 ml/min tot <90 ml/min) hebben geen
aangepaste dosis nodig. Bij patiënten met een matig verminderde nierfunctie (eGFR 30 ml/min tot
<60 ml/min) dient de dosis Paxlovid te worden verlaagd naar om de 12 uur PF-07321332/ritonavir
150 mg/100 mg gedurende 5 dagen, om overmatige blootstelling te vermijden (deze dosisaanpassing is
niet klinisch getest). Paxlovid mag niet worden gebruikt bij patiënten met een ernstig verminderde
nierfunctie (eGFR <30 ml/min, waaronder patiënten met terminaal nierfalen onder hemodialyse) (zie
rubriek 4.4 en 5.2).
Speciale aandacht voor patiënten met een matig verminderde nierfunctie
De dagelijkse blisterverpakking bevat twee afzonderlijke gedeelten met in elk twee tabletten
PF-07321332 en één tablet ritonavir, overeenkomend met de dagelijkse toediening van de
standaarddosis.
Patiënten met een matig verminderde nierfunctie dienen daarom te worden gewezen op het feit dat zij
om de 12 uur slechts één tablet PF-07321332 met de tablet ritonavir dienen in te nemen.
Verminderde leverfunctie
Patiënten met een licht (Child-Pugh-klasse A) of matig (Child-Pugh-klasse B) verminderde
leverfunctie hebben geen aangepaste dosis Paxlovid nodig. Paxlovid mag niet worden gebruikt bij
patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Gelijktijdige behandeling met een therapie die ritonavir of cobicistat bevat
De dosis Paxlovid hoeft niet te worden aangepast. Patiënten bij wie de diagnose humaan
immunodeficiëntievirus (hiv)- of hepatitis C-virus (HCV)-infectie is gesteld en die een therapie
krijgen die ritonavir of cobicistat bevat, dienen hun behandeling zoals aangewezen voort te zetten.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Paxlovid bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er
zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
PF-07321332 moet worden toegediend in combinatie met ritonavir. Het niet correct toedienen van
PF-07321332 in combinatie met ritonavir zal resulteren in plasmaspiegels van deze werkzame stof die
te laag zijn om het gewenste therapeutische effect te bereiken.
Paxlovid kan met of zonder voedsel worden ingenomen. De tabletten dienen in hun geheel te worden
ingeslikt en mogen niet worden gekauwd, gebroken of geplet, aangezien daarover momenteel geen
gegevens beschikbaar zijn.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Geneesmiddelen die krachtige CYP3A-inductoren zijn, waarbij significant verlaagde
PF-07321332/ritonavir-plasmaconcentraties gepaard kunnen gaan met mogelijk verlies van de
virologische respons en mogelijke resistentie.
Er mag niet met Paxlovid worden gestart onmiddellijk na stopzetting van een van de volgende
geneesmiddelen, aangezien de werking van de recentelijk stopgezette CYP3A-inductor nog een
bepaalde periode aanhoudt (zie rubriek 4.5).
De geneesmiddelen die hieronder worden vermeld, zijn een leidraad en worden niet beschouwd als een
volledig overzicht van alle mogelijke geneesmiddelen die gecontra-indiceerd zijn met Paxlovid.
Alfa1-adrenoreceptorantagonist: alfuzosine
Analgetica: pethidine, propoxyfeen
Geneesmiddelen tegen angina pectoris: ranolazine
Geneesmiddelen tegen kanker: neratinib, venetoclax
Antiaritmica: amiodaron, bepridil, dronedaron, encaïnide, flecaïnide, propafenon, kinidine
Antibiotica: fusidinezuur, rifampicine
Anticonvulsiva: carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne
Geneesmiddel tegen jicht: colchicine
Antihistaminica: astemizol, terfenadine
Antipsychotica/neuroleptica: lurasidon, pimozide, clozapine, quetiapine
Ergotderivaten: dihydro-ergotamine, ergometrine, ergotamine, methylergometrine
Middelen voor maag-darmmotiliteit: cisapride
Kruidenpreparaten: sint-janskruid (Hypericum perforatum)
Lipidenwijzigende middelen:
o
HMG-CoA-reductaseremmers: lovastatine, simvastatine
o
Microsomale-triglyceridetransferproteïne (MTTP)-remmer: lomitapide
PDE5-remmers: avanafil, sildenafil, vardenafil
Sedativa/hypnotica: clorazepaat, diazepam, estazolam, flurazepam, orale midazolam en
triazolam
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Risico op ernstige bijwerkingen als gevolg van interacties met andere geneesmiddelen
Starten met Paxlovid, een CYP3A-remmer, bij patiënten die geneesmiddelen krijgen die worden
gemetaboliseerd door CYP3A, of starten met geneesmiddelen die worden gemetaboliseerd door
CYP3A bij patiënten die al Paxlovid krijgen, kan de plasmaconcentraties van geneesmiddelen die
worden gemetaboliseerd door CYP3A verhogen.
Starten met geneesmiddelen die CYP3A remmen of induceren, kan de concentraties Paxlovid
respectievelijk verhogen of verlagen.
Deze interacties kunnen leiden tot:
Klinisch significante bijwerkingen, mogelijk leidend tot ernstige, levensbedreigende of fatale
voorvallen door grotere blootstellingen aan gelijktijdig toegediende geneesmiddelen.
Klinisch significante bijwerkingen door grotere blootstellingen aan Paxlovid.
Verlies van therapeutisch effect van Paxlovid en mogelijke ontwikkeling van virale resistentie.
Zie tabel 1 voor geneesmiddelen die gecontra-indiceerd zijn voor gelijktijdig gebruik met
PF-07321332/ritonavir en voor mogelijk significante interacties met andere geneesmiddelen (zie
Ernstig verminderde nierfunctie
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie
(waaronder patiënten met terminaal nierfalen). Farmacokinetische gegevens (zie rubriek 5.2) laten zien
dat het gebruik van Paxlovid bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie kan leiden tot een
te hoge blootstelling en mogelijk toxiciteit. In afwachting van specifiek onderzoek kunnen in dit
stadium geen aanbevelingen over dosisaanpassingen gedaan worden. Paxlovid mag daarom niet
worden gebruikt bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR <30 ml/min, waaronder
patiënten met terminaal nierfalen onder hemodialyse).
Ernstig verminderde leverfunctie
Er zijn geen farmacokinetische en klinische gegevens beschikbaar bij patiënten met een ernstig
verminderde leverfunctie. Paxlovid mag daarom niet worden gebruikt bij patiënten met een ernstig
verminderde leverfunctie.
Hepatotoxiciteit
Verhogingen van levertransaminasen, klinische hepatitis en geelzucht zijn voorgekomen bij patiënten
die ritonavir kregen. Voorzichtigheid is daarom geboden wanneer Paxlovid wordt toegediend aan
patiënten met bestaande leverziekten, afwijkingen in leverenzymen of hepatitis.
Risico op ontwikkeling van resistentie tegen hiv 1
Omdat PF-07321332 gelijktijdig wordt toegediend met ritonavir kan er een risico zijn dat hiv 1
resistent wordt voor hiv-proteaseremmers bij personen met een hiv 1-infectie die niet onder controle of
niet gediagnosticeerd is.
Hulpstoffen
PF-07321332-tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-
intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie, dienen dit geneesmiddel niet
te gebruiken.
PF-07321332- en ritonavir-tabletten bevatten elk minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat
wil zeggen dat het in wezen `natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Paxlovid (PF-07321332/ritonavir) is een remmer van CYP3A en kan de plasmaconcentraties van
geneesmiddelen verhogen die voornamelijk worden gemetaboliseerd door CYP3A. Geneesmiddelen
die uitgebreid worden gemetaboliseerd door CYP3A en een hoog first-pass-metabolisme hebben,
blijken het gevoeligst te zijn voor grote stijgingen in de blootstelling bij gelijktijdige toediening met
PF-07321332/ritonavir. Daarom is gelijktijdige toediening van PF-07321332/ritonavir met
geneesmiddelen die voor de klaring in hoge mate afhankelijk zijn van CYP3A en waarbij verhoogde
plasmaconcentraties gepaard gaan met ernstige en/of levensbedreigende voorvallen, gecontra-
indiceerd (zie tabel 1).
Ritonavir heeft een hoge affiniteit voor verschillende cytochroom P450 (CYP)-isovormen en kan
oxidering met de volgende rangorde remmen: CYP3A4>CYP2D6. Ritonavir heeft ook een hoge
affiniteit voor P-glycoproteïne (P-gp) en kan dit transporteiwit remmen. Ritonavir kan glucuronidering
en oxidering door CYP1A2, CYP2C8, CYP2C9 en CYP2C19 induceren. Daardoor kan de
Gelijktijdige toediening van andere CYP3A4-substraten die kunnen leiden tot een mogelijk
significante interactie (zie tabel 1) mag uitsluitend worden overwogen als de voordelen opwegen tegen
de risico's.
PF-07321332 en ritonavir zijn CYP3A-substraten; daarom kunnen geneesmiddelen die CYP3A
induceren de plasmaconcentraties van PF-07321332 en ritonavir verlagen en het therapeutische effect
van Paxlovid verminderen.
Als conservatieve maatregel moet ervan worden uitgegaan dat de geneesmiddel-
geneesmiddelinteracties die gelden voor ritonavir bij de behandeling van een chronische hiv-infectie
(600 mg tweemaal daags wanneer oorspronkelijk gebruikt als antiretroviraal middel en 100 mg
tweemaal daags wanneer momenteel gebruikt als een farmacokinetische versterking van antiretrovirale
middelen) ook van toepassing te zijn op Paxlovid. Door toekomstige onderzoeken kunnen de
aanbevelingen met betrekking tot de geneesmiddel-geneesmiddelinteracties voor de behandelduur van
5 dagen met Paxlovid mogelijk aangepast worden.
De geneesmiddelen die in tabel 1 worden vermeld, zijn een leidraad en worden niet beschouwd als een
volledig overzicht van alle mogelijke geneesmiddelen die gecontra-indiceerd zijn of een interactie met
PF-07321332/ritonavir kunnen aangaan.
Tabel 1:
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
Alfa1-adrenoreceptor- alfuzosine
Verhoogde plasmaconcentraties van
antagonist
alfuzosine kunnen leiden tot ernstige
hypotensie en gelijktijdige toediening met
Paxlovid is daarom gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Amfetaminederivaten amfetamine
Ritonavir toegediend als antiretroviraal
middel remt waarschijnlijk CYP2D6. Als
gevolg daarvan wordt verwacht dat de
concentraties amfetamine en de derivaten
ervan stijgen. Zorgvuldige controle op
bijwerkingen wordt aanbevolen wanneer
deze geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend met Paxlovid.
Analgetica
buprenorfine (57%, 77%),
De verhogingen van de
norbuprenorfine (33%, 108%)
plasmaconcentraties van buprenorfine en
zijn actieve metaboliet leidden niet tot
klinisch significante farmacodynamische
veranderingen in een populatie opioïd-
tolerante patiënten. Aanpassing van de
dosis buprenorfine is daarom mogelijk niet
nodig wanneer de twee samen worden
toegediend.
pethidine,
propoxyfeen
Verhoogde plasmaconcentraties van
norpethidine en propoxyfeen kunnen
leiden tot een ernstig onderdrukte
ademhaling of hematologische
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
afwijkingen, en gelijktijdige toediening
met Paxlovid is daarom gecontra-indiceerd
piroxicam
(zie rubriek 4.3).
Verlaagde blootstelling aan piroxicam door
fentanyl
inductie van CYP2C9 door Paxlovid.
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker remt CYP3A4 en als gevolg
daarvan wordt verwacht dat de
plasmaconcentraties van fentanyl stijgen.
Zorgvuldige controle op therapeutische
effecten en bijwerkingen (waaronder een
onderdrukte ademhaling) wordt
aanbevolen wanneer fentanyl gelijktijdig
methadon (36%, 38%)
wordt toegediend met ritonavir.
Als gevolg van een inductie van de
glucuronidering, kan een verhoogde dosis
methadon nodig zijn wanneer gelijktijdig
toegediend met ritonavir als
farmacokinetische versterker. Aanpassing
van de dosis dient te worden overwogen
gebaseerd op de klinische respons van de
morfine
patiënt op de behandeling met methadon.
De concentraties morfine kunnen verlaagd
zijn als gevolg van inductie van
glucuronidering door gelijktijdige
toediening van ritonavir als
farmacokinetische versterker.
Geneesmiddelen
ranolazine
Als gevolg van CYP3A-remming door
tegen angina pectoris
ritonavir wordt verwacht dat de
concentratie van ranolazine stijgt.
Gelijktijdige toediening met ranolazine is
gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Antiaritmica
amiodaron,
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
bepridil,
waarschijnlijk tot verhoogde
dronedaron,
plasmaconcentraties van amiodaron,
encaïnide,
bepridil, dronedaron, encaïnide, flecaïnide,
flecaïnide,
propafenon en kinidine en is daarom
propafenon,
gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
kinidine
digoxine
Deze interactie kan het gevolg zijn van een
wijziging in de door P-gp gemedieerde
digoxine-efflux door ritonavir toegediend
als farmacokinetische versterker.
Antiastmatica
theofylline (43%, 32%)
Een verhoogde dosis theofylline kan nodig
zijn bij gelijktijdige toediening met
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
ritonavir, als gevolg van inductie van
CYP1A2.
Geneesmiddelen
afatinib
De serumconcentraties kunnen verhoogd
tegen kanker
zijn als gevolg van Breast Cancer
Resistance Protein (BCRP) en acute P-gp-
remming door ritonavir. De mate van
toename van de AUC en stijging van de
Cmax is afhankelijk van het tijdstip van
toediening van ritonavir. Voorzichtigheid
is geboden bij toediening van afatinib met
Paxlovid (raadpleeg de SmPC van
afatinib). Controleer op bijwerkingen van
afatinib.
abemaciclib
De serumconcentraties kunnen verhoogd
zijn als gevolg van CYP3A4-remming
door ritonavir. Gelijktijdige toediening van
abemaciclib en Paxlovid dient te worden
vermeden. Indien deze gelijktijdige
toediening niet kan worden vermeden,
raadpleeg dan de SmPC van abemaciclib
voor aanbevelingen over aanpassing van de
dosering. Controleer op bijwerkingen van
abemaciclib.
apalutamide
Apalutamide is een matige tot krachtige
CYP3A4-inductor. Dit kan leiden tot een
verminderde blootstelling aan
PF-07321332/ritonavir en mogelijk verlies
van de virologische respons. Daarnaast
kunnen de serumconcentraties apalutamide
verhoogd zijn bij gelijktijdige toediening
met ritonavir. Dit kan leiden tot ernstige
bijwerkingen, waaronder insulten.
Gelijktijdig gebruik van Paxlovid met
apalutamide wordt niet aanbevolen.
ceritinib
De serumconcentraties ceritinib kunnen
verhoogd zijn als gevolg van CYP3A- en
P-gp-remming door ritonavir.
Voorzichtigheid is geboden bij toediening
van ceritinib met Paxlovid. Raadpleeg de
SmPC van ceritinib voor aanbevelingen
voor aanpassing van de dosering.
Controleer op bijwerkingen van ceritinib.
dasatinib,
nilotinib,
De serumconcentraties kunnen verhoogd
vincristine,
zijn bij gelijktijdige toediening met
vinblastine
ritonavir. Dit kan leiden tot het vaker
voorkomen van bijwerkingen.
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
encorafenib
De serumconcentraties encorafenib kunnen
verhoogd zijn bij gelijktijdige toediening
met ritonavir. Dit kan het risico op
toxiciteit verhogen, waaronder het risico
op ernstige bijwerkingen zoals verlenging
van het QT-interval. Gelijktijdige
toediening van encorafenib en ritonavir
dient te worden vermeden. Indien wordt
verwacht dat het voordeel opweegt tegen
het risico en ritonavir moet worden
gebruikt, dienen de patiënten zorgvuldig te
worden gecontroleerd op veiligheid.
fostamatinib
Gelijktijdige toediening van fostamatinib
met ritonavir kan de blootstelling aan de
fostamatinibmetaboliet R406 verhogen. Dit
leidt tot dosisgerelateerde bijwerkingen
zoals hepatotoxiciteit, neutropenie,
hypertensie of diarree. Raadpleeg de
SmPC van fostamatinib voor
aanbevelingen over dosisverlaging indien
dergelijke bijwerkingen optreden.
ibrutinib
De serumconcentraties ibrutinib kunnen
verhoogd zijn als gevolg van CYP3A-
remming door ritonavir. Dit leidt tot een
verhoogd risico op toxiciteit, waaronder
het risico op tumorlysissyndroom.
Gelijktijdige toediening van ibrutinib en
ritonavir dient te worden vermeden. Indien
wordt verwacht dat het voordeel opweegt
tegen het risico en ritonavir moet worden
gebruikt, verlaag dan de dosis ibrutinib
naar 140 mg en controleer de patiënt
nauwlettend op toxiciteit.
neratinib
De serumconcentraties kunnen verhoogd
zijn als gevolg van CYP3A4-remming
door ritonavir. Gelijktijdig gebruik van
neratinib met Paxlovid is gecontra-
indiceerd vanwege ernstige en/of mogelijk
levensbedreigende reacties, waaronder
hepatotoxiciteit (zie rubriek 4.3).
venetoclax
De serumconcentraties kunnen verhoogd
zijn als gevolg van CYP3A-remming door
ritonavir. Dit leidt tot een verhoogd risico
op tumorlysissyndroom bij aanvang van de
dosering en tijdens de opbouwfase en
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
gelijktijdig gebruik is daarom gecontra-
indiceerd (zie rubriek 4.3 en raadpleeg de
SmPC van venetoclax). Voor patiënten die
de opbouwfase hebben voltooid en die een
stabiele dagelijkse dosis venetoclax
gebruiken, dient de dosis venetoclax te
worden verlaagd met ten minste 75%, bij
gebruik in combinatie met krachtige
CYP3A-remmers (raadpleeg de SmPC van
venetoclax voor doseringsinstructies).
Anticoagulantia
rivaroxaban (153%, 53%)
Remming van CYP3A en P-gp leidt tot
verhoogde plasmaconcentraties en
farmacodynamische effecten van
rivaroxaban. Dit kan leiden tot een
verhoogd risico op bloedingen. Het
gebruik van ritonavir wordt daarom niet
aanbevolen bij patiënten die rivaroxaban
krijgen.
vorapaxar
De serumconcentraties kunnen verhoogd
zijn als gevolg van CYP3A-remming door
ritonavir. Gelijktijdige toediening van
vorapaxar met Paxlovid wordt niet
aanbevolen (raadpleeg de SmPC van
warfarine,
vorapaxar).
S-warfarine (9%, 9%),
R-warfarine (33%)
Inductie van CYP1A2 en CYP2C9 leidt tot
verlaagde concentraties R-warfarine terwijl
er weinig farmacokinetisch effect op
S-warfarine wordt gezien bij gelijktijdige
toediening met ritonavir. Verlaagde
concentraties R-warfarine kunnen leiden
tot verminderde bloedverdunning, daarom
wordt aanbevolen de
antistollingsparameters te controleren
wanneer warfarine gelijktijdig wordt
toegediend met ritonavir.
Anticonvulsiva
carbamazepine,
Carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne
fenobarbital,
zijn krachtige CYP3A4-inductoren. Dit
fenytoïne
kan leiden tot een verminderde
blootstelling aan PF-07321332 en ritonavir
en een mogelijk verlies van de virologische
respons. Gelijktijdig gebruik van
carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne
met Paxlovid is gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
divalproëx,
lamotrigine,
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
fenytoïne
versterker induceert oxidering door
CYP2C9 en glucuronidering. Als gevolg
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
daarvan wordt verwacht dat de
plasmaconcentraties van anticonvulsiva
dalen. Zorgvuldige controle van de
serumconcentraties of therapeutische
effecten wordt aanbevolen wanneer deze
geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend met ritonavir. Fenytoïne kan de
serumconcentraties van ritonavir verlagen.
Antidepressiva
amitriptyline,
Ritonavir toegediend als antiretroviraal
fluoxetine,
middel remt waarschijnlijk CYP2D6 en als
imipramine,
gevolg daarvan wordt verwacht dat de
nortriptyline,
concentraties imipramine, amitriptyline,
paroxetine,
nortriptyline, fluoxetine, paroxetine of
sertraline
sertraline stijgen. Zorgvuldige controle van
de therapeutische effecten en bijwerkingen
wordt aanbevolen wanneer deze
geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend met antiretrovirale doses
ritonavir (zie rubriek 4.4).
desipramine (145%, 22%)
De AUC en Cmax van de 2-hydroxy-
metaboliet waren afgenomen met
respectievelijk 15% en 67%. Verlaging van
de dosering desipramine wordt aanbevolen
bij gelijktijdige toediening met ritonavir.
Geneesmiddel tegen
colchicine
Naar verwachting stijgen de concentraties
jicht
colchicine bij gelijktijdige toediening met
ritonavir. Levensbedreigende en fatale
geneesmiddeleninteracties zijn gemeld bij
patiënten die werden behandeld met
colchicine en ritonavir (CYP3A4- en P-gp-
remming).
Gelijktijdig gebruik van colchicine met
Paxlovid is gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Antihistaminica
astemizol
Verhoogde plasmaconcentraties van
terfenadine
astemizol en terfenadine. Daarbij een
verhoogd risico op ernstige aritmieën door
deze middelen, daarom is gelijktijdig
gebruik met Paxlovid gecontra-indiceerd
(zie rubriek 4.3).
fexofenadine
Ritonavir kan de door P-gp gemedieerde
fexofenadine-efflux wijzigen bij toediening
als farmacokinetische versterker. Dit leidt
tot verhoogde concentraties fexofenadine.
loratadine
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker remt CYP3A. Als gevolg
daarvan wordt verwacht dat de
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
plasmaconcentraties van loratadine stijgen.
Zorgvuldige controle op therapeutische
effecten en bijwerkingen wordt aanbevolen
wanneer loratadine gelijktijdig wordt
toegediend met ritonavir.
Anti-infectiva
rifabutine (4-voudig, 2,5-
Vanwege de grote toename van de AUC
voudig),
van rifabutine kan een verlaging van de
25-O-
dosis rifabutine naar 150 mg 3 keer per
desacetylrifabutinemetaboliet
week aangewezen zijn bij gelijktijdige
(38-voudig, 16-voudig)
toediening met ritonavir als
farmacokinetische versterker.
voriconazol (39%, 24%)
Gelijktijdige toediening van voriconazol en
ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker dient te worden vermeden tenzij
een beoordeling van de
baten/risicoverhouding voor de patiënt het
gebruik van voriconazol rechtvaardigt.
ketoconazol (3,4-voudig, 55%)
Ritonavir remt het door CYP3A
gemedieerde metabolisme van
ketoconazol. Vanwege een verhoogde
incidentie van gastro-intestinale en
hepatische bijwerkingen dient een
verlaging van de dosis ketoconazol te
worden overwogen bij gelijktijdige
toediening met ritonavir.
itraconazola,
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
erytromycine
versterker remt CYP3A4 en als gevolg
daarvan wordt verwacht dat de
plasmaconcentraties van itraconazol en
erytromycine stijgen. Zorgvuldige controle
van de therapeutische effecten en
bijwerkingen wordt aanbevolen wanneer
erytromycine of itraconazol gelijktijdig
wordt toegediend met ritonavir.
atovaquon
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker induceert glucuronidering en als
gevolg daarvan wordt verwacht dat de
plasmaconcentraties van atovaquon stijgen.
Zorgvuldige controle van de
serumconcentraties of therapeutische
effecten wordt aanbevolen wanneer
atovaquon gelijktijdig wordt toegediend
met ritonavir.
bedaquiline
Er is geen onderzoek naar interactie met
alleen ritonavir beschikbaar. Vanwege het
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
risico op bijwerkingen van bedaquiline
dient gelijktijdige toediening te worden
vermeden. Indien het voordeel opweegt
tegen het risico, is voorzichtigheid
geboden bij gelijktijdige toediening van
bedaquiline met ritonavir. Een frequentere
controle van het elektrocardiogram en
controle van transaminasen wordt
aanbevolen (zie SmPC van bedaquiline).
delamanid
Er is geen onderzoek naar interactie met
alleen ritonavir beschikbaar. In een
onderzoek naar geneesmiddeleninteractie
met delamanid 100 mg tweemaal daags en
lopinavir/ritonavir 400/100 mg tweemaal
daags gedurende 14 dagen, was de
blootstelling aan de delamanidmetaboliet
DM-6705 30% hoger. Wanneer
gelijktijdige toediening van delamanid met
ritonavir als noodzakelijk wordt geacht,
wordt zeer frequente ecg-controle
gedurende de volledige behandelperiode
met delamanid aanbevolen, vanwege het
risico op QTc-verlenging door DM-6705
(zie rubriek 4.4 en raadpleeg de SmPC van
delamanid).
claritromycine (77%, 31%),
Vanwege de grote therapeutische breedte
14-OH-
van claritromycine zou dosisverlaging niet
claritromycinemetaboliet (100%, nodig moeten zijn bij patiënten met een
99%)
normale nierfunctie. Doses claritromycine
hoger dan 1 g per dag mogen niet
gelijktijdig worden toegediend met
ritonavir als farmacokinetische versterker.
Voor patiënten met een verminderde
nierfunctie dient een verlaging van de
dosis claritromycine te worden overwogen:
voor patiënten met een creatinineklaring
van 30 tot 60 ml/min dient de dosis te
worden verlaagd met 50%, voor patiënten
met een creatinineklaring van minder dan
30 ml/min dient de dosis te worden
verlaagd met 75%.
sulfamethoxazol/trimethoprim
Een wijziging van de dosis
sulfamethoxazol/trimethoprim tijdens
gelijktijdige behandeling met ritonavir zou
niet nodig moeten zijn.
fusidinezuur
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
waarschijnlijk tot verhoogde plasmacon-
centraties van zowel fusidinezuur als rito-
navir en is daarom gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
rifampicine
Rifampicine is een krachtige CYP3A4-
inductor. Dit kan leiden tot een vermin-
derde blootstelling aan PF-
07321332/ritonavir en een mogelijk verlies
van de virologische respons. Gelijktijdig
gebruik van rifampicine met Paxlovid is
gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Anti-hiv
efavirenz (21%)
Bij gelijktijdige toediening van efavirenz
met ritonavir is een hogere frequentie
bijwerkingen (bijv. duizeligheid, nausea,
paresthesie) en laboratoriumafwijkingen
(verhoogde leverenzymen) waargenomen.
maraviroc (161%, 28%)
Ritonavir verhoogt de serumconcentraties
van maraviroc als gevolg van CYP3A-
remming. Maraviroc kan met ritonavir
worden gegeven om de blootstelling aan
maraviroc te verhogen. Raadpleeg voor
meer informatie de SmPC van maraviroc.
raltegravir (16%, 1%)
Gelijktijdige toediening van ritonavir en
raltegravir leidt tot een geringe daling van
de concentraties raltegravir.
zidovudine (25%, NB)
Ritonavir kan glucuronidering van
zidovudine induceren. Dit leidt tot licht
verlaagde concentraties zidovudine.
Dosiswijzigingen hoeven niet nodig te zijn.
Anti-HCV
glecaprevir/pibrentasvir
Serumconcentraties kunnen verhoogd zijn
als gevolg van P-gp-, BCRP- en OATP1B-
remming door ritonavir. Gelijktijdige
toediening van glecaprevir/pibrentasvir en
Paxlovid wordt niet aanbevolen vanwege
een verhoogd risico op ALAT-verhogingen
die verband houden met een verhoogde
blootstelling aan glecaprevir.
Antipsychotica
clozapine,
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
pimozide
waarschijnlijk tot verhoogde
plasmaconcentraties van clozapine en
pimozide en is daarom gecontra-indiceerd
(zie rubriek 4.3).
haloperidol,
Ritonavir remt waarschijnlijk CYP2D6 en
risperidon,
als gevolg daarvan wordt verwacht dat de
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
thioridazine
concentraties van haloperidol, risperidon
en thioridazine stijgen. Zorgvuldige
controle van de therapeutische effecten en
bijwerkingen wordt aanbevolen wanneer
deze geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend met antiretrovirale doses
ritonavir.
lurasidon
Vanwege CYP3A-remming door ritonavir
wordt verwacht dat de concentraties
lurasidon stijgen. Gelijktijdige toediening
met lurasidon is gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
quetiapine
Vanwege CYP3A-remming door ritonavir
wordt verwacht dat de concentraties
quetiapine stijgen. Gelijktijdige toediening
van Paxlovid en quetiapine is gecontra-
indiceerd, omdat de aan quetiapine
gerelateerde toxiciteit kan toenemen (zie
rubriek 4.3).
2-agonist
salmeterol
Ritonavir remt CYP3A4 en als gevolg
(langwerkend)
daarvan wordt een uitgesproken verhoging
van de plasmaconcentraties van salmeterol
verwacht. Gelijktijdig gebruik wordt
daarom niet aanbevolen.
Calciumkanaalantago
amlodipine,
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
nisten
diltiazem,
versterker of als antiretroviraal middel
nifedipine
remt CYP3A4. Als gevolg daarvan wordt
verwacht dat de plasmaconcentraties van
calciumkanaalantagonisten stijgen.
Zorgvuldige controle van de therapeutische
effecten en bijwerkingen wordt aanbevolen
wanneer deze geneesmiddelen gelijktijdig
worden toegediend met ritonavir.
Endothelineantagonis
bosentan
Gelijktijdige toediening van bosentan en
ten
ritonavir kan bij steady state de maximale
concentraties (Cmax) en de AUC van
bosentan verhogen.
riociguat
Serumconcentraties kunnen verhoogd zijn
als gevolg van CYP3A- en P-gp-remming
door ritonavir. Gelijktijdige toediening van
riociguat met Paxlovid wordt niet
aanbevolen (raadpleeg de SmPC van
riociguat).
Ergotderivaten
dihydro-ergotamine,
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
ergometrine,
waarschijnlijk tot verhoogde
ergotamine,
plasmaconcentraties van ergotderivaten en
methylergometrine
is daarom gecontra-indiceerd (zie
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
rubriek 4.3).
Middelen voor maag-
cisapride
Verhoogde plasmaconcentraties van
darmmotiliteit
cisapride. Hierdoor is er een verhoogd
risico op ernstige aritmie door dit middel.
Gelijktijdig gebruik met Paxlovid is
daarom gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Kruidenproducten
sint-janskruid
Kruidenpreparaten die sint-janskruid
(Hypericum perforatum) bevatten kunnen
de plasmaconcentraties verlagen en de
klinische effecten van PF-07321332 en
ritonavir verminderen, daarom is
gelijktijdig gebruik met Paxlovid gecontra-
indiceerd (zie rubriek 4.3).
HMG-CoA-
atorvastatine,
HMG-CoA-reductaseremmers die in hoge
reductaseremmers
fluvastatine,
mate afhankelijk zijn van CYP3A-
lovastatine,
metabolisme, zoals lovastatine en
pravastatine,
simvastatine, hebben naar verwachting
rosuvastatine,
uitgesproken verhoogde
simvastatine
plasmaconcentraties bij gelijktijdig gebruik
van ritonavir toegediend als antiretroviraal
middel of als farmacokinetische versterker.
Aangezien verhoogde concentraties van
lovastatine en simvastatine patiënten
gevoeliger kunnen maken voor
myopathieën, waaronder rabdomyolyse, is
de combinatie van deze geneesmiddelen
met ritonavir gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3). Atorvastatine is minder
afhankelijk van CYP3A voor het
metabolisme. Hoewel de eliminatie van
rosuvastatine niet afhankelijk is van
CYP3A, is toch een toename van de
blootstelling aan rosuvastatine gemeld bij
gelijktijdige toediening van ritonavir. Het
mechanisme van deze interactie is niet
duidelijk, maar kan het gevolg zijn van
transporteiwitremming. Bij gebruik met
ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker of als antiretroviraal middel,
dient de laagst mogelijke dosis
atorvastatine of rosuvastatine te worden
toegediend. Het metabolisme van
pravastatine en fluvastatine is niet
afhankelijk van CYP3A. Er worden geen
interacties met ritonavir verwacht. Indien
behandeling met een HMG-CoA-
reductaseremmer is aangewezen, wordt
pravastatine of fluvastatine aanbevolen.
Hormonale
ethinylestradiol (40%, 32%)
Bij gelijktijdig gebruik van ritonavir
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
anticonceptie
toegediend als antiretroviraal middel of als
farmacokinetische versterker, dient een
barrièremethode of een andere
niet-hormonale anticonceptiemethode te
worden overwogen, vanwege dalingen in
de concentraties ethinylestradiol. Ritonavir
verandert waarschijnlijk het
bloedingsprofiel van de uterus en
vermindert waarschijnlijk de effectiviteit
van anticonceptiva die estradiol bevatten.
Immunosuppressiva
ciclosporine,
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
tacrolimus,
versterker of als antiretroviraal middel
everolimus
remt CYP3A4 en als gevolg daarvan wordt
verwacht dat de plasmaconcentraties van
ciclosporine, tacrolimus of everolimus
stijgen. Zorgvuldige controle van de
therapeutische effecten en bijwerkingen
wordt aanbevolen wanneer deze
geneesmiddelen gelijktijdig worden
toegediend met ritonavir.
Lipidenwijzigende
lomitapide
CYP3A4-remmers verhogen de
middelen
blootstelling aan lomitapide, waarbij
krachtige remmers de blootstelling met een
factor 27 verhogen. Als gevolg van
CYP3A-remming door ritonavir wordt
verwacht dat de concentraties van
lomitapide stijgen. Gelijktijdig gebruik van
Paxlovid met lomitapide is gecontra-
indiceerd (zie de voorschrijfinformatie van
lomitapide) (zie rubriek 4.3).
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
Fosfodiësterase
avanafil (13-voudig, 2,4-
Gelijktijdig gebruik van avanafil met
(PDE5)-remmers
voudig)
Paxlovid is gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
sildenafil (11-voudig, 4-
Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig
voudig)
gebruik van sildenafil voor de behandeling
van een erectiestoornis met ritonavir
toegediend als antiretroviraal middel of als
farmacokinetische versterker. De doses
sildenafil dienen in geen geval hoger te
zijn dan 25 mg in 48 uur. Gelijktijdig
gebruik van sildenafil met Paxlovid is
gecontra-indiceerd bij patiënten met
pulmonale arteriële hypertensie (zie
rubriek 4.3).
tadalafil (124%, )
Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig
gebruik van tadalafil voor de behandeling
van een erectiestoornis met ritonavir
toegediend als antiretroviraal middel of als
farmacokinetische versterker. Bij gebruik
van een verlaagde dosering, niet hoger dan
10 mg tadalifil om de 72 uur, moet er
intensiever gecontroleerd worden op
bijwerkingen.
vardenafil (49-voudig, 13-
Gelijktijdig gebruik van vardenafil met
voudig)
Paxlovid is gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Sedativa/hypnotica
clorazepaat,
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
diazepam,
waarschijnlijk tot verhoogde
estazolam,
plasmaconcentraties van clorazepaat,
flurazepam
diazepam, estazolam en flurazepam en is
daarom gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
oraal en parenteraal midazolam
Midazolam wordt uitgebreid
gemetaboliseerd door CYP3A4.
Gelijktijdige toediening met Paxlovid kan
een grote stijging in de concentratie
midazolam veroorzaken. De
plasmaconcentraties van midazolam zijn
naar verwachting aanzienlijk hoger
wanneer midazolam oraal wordt gegeven.
Paxlovid dient daarom niet gelijktijdig te
worden toegediend met oraal toegediende
midazolam (zie rubriek 4.3).
Voorzichtigheid is geboden bij
gelijktijdige toediening van Paxlovid en
parenteraal midazolam. Gegevens over
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
gelijktijdig gebruik van parenteraal
midazolam met andere proteaseremmers
wijzen op 3 tot 4 keer hogere
plasmaconcentraties van midazolam.
Indien Paxlovid gelijktijdig wordt
toegediend met parenteraal midazolam,
dient dit te worden gedaan op een
intensivecareafdeling (IC-afdeling) of
vergelijkbare setting met nauwlettende
klinische controle en geschikte medische
behandeling in het geval van een
onderdrukte ademhaling en/of langdurige
sedatie. Aanpassing van de dosering van
midazolam dient te worden overwogen,
met name als er meer dan één dosis
midazolam wordt toegediend.
triazolam (>20-voudig, 87%)
Gelijktijdige toediening van ritonavir leidt
waarschijnlijk tot verhoogde
plasmaconcentraties van triazolam en is
daarom gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
pethidine (62%, 59%),
Het gebruik van pethidine en ritonavir is
norpethidinemetaboliet (47%,
gecontra-indiceerd vanwege de verhoogde
87%)
concentraties van de metaboliet,
norpethidine, die zowel een analgetische
als een CZS-stimulerende activiteit heeft.
Verhoogde concentraties van norpethidine
kunnen het risico op effecten op het CZS
(bijv. insulten) verhogen (zie rubriek 4.3).
alprazolam (2,5-voudig, )
Het metabolisme van alprazolam wordt
geremd na de introductie van ritonavir.
Voorzichtigheid is geboden tijdens de
eerste paar dagen wanneer alprazolam
gelijktijdig wordt toegediend met ritonavir,
toegediend als antiretroviraal middel of als
farmacokinetische versterker, voordat
inductie van het metabolisme van
alprazolam ontstaat.
buspiron
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker of als antiretroviraal middel
remt CYP3A en als gevolg daarvan wordt
verwacht dat de plasmaconcentraties van
buspiron stijgen. Zorgvuldige controle van
de therapeutische effecten en bijwerkingen
wordt aanbevolen wanneer buspiron
gelijktijdig wordt toegediend met ritonavir.
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
Slaapmiddel
zolpidem (28%, 22%)
Zolpidem en ritonavir kunnen gelijktijdig
worden toegediend met zorgvuldige
controle op overmatige sedatieve effecten.
Stoppen met roken
bupropion (22%, 21%)
Bupropion wordt hoofdzakelijk
gemetaboliseerd door CYP2B6.
Gelijktijdige toediening van bupropion met
herhaalde doses ritonavir verlaagt naar
verwachting de concentraties van
bupropion. Deze effecten worden
beschouwd als inductie van het
metabolisme van bupropion. Omdat is
aangetoond dat ritonavir in vitro ook
CYP2B6 remt, dient de aanbevolen dosis
bupropion echter niet overschreden te
worden. In tegenstelling tot langdurige
toediening van ritonavir, was er geen
aanzienlijke interactie met bupropion na
kortdurende toediening van lage doses
ritonavir (200 mg tweemaal daags
gedurende 2 dagen). Dit wijst erop dat de
dalingen in de concentraties bupropion
enkele dagen na het starten van
gelijktijdige toediening met ritonavir
kunnen zijn begonnen.
Steroïden
inhalatie-, injecteerbaar of
De effecten van systemische
intranasaal fluticasonpropionaat, corticosteroïden, waaronder het syndroom
budesonide,
van Cushing en bijniersuppressie (er werd
triamcinolon
gezien dat de plasmacortisolconcentraties
86% verlaagd waren), zijn gemeld bij
patiënten die ritonavir kregen en inhalatie-
of intranasaal fluticasonpropionaat;
vergelijkbare effecten zouden ook kunnen
optreden met andere corticosteroïden die
worden gemetaboliseerd door CYP3A,
bijv. budesonide en triamcinolon.
Gelijktijdige toediening van ritonavir,
toegediend als antiretroviraal middel of als
farmacokinetische versterker, en deze
glucocorticoïden wordt daarom niet
aanbevolen, tenzij het mogelijke voordeel
van de behandeling opweegt tegen het
risico op effecten van systemische
corticosteroïden. Een verlaging van de
dosis glucocorticoïden dient te worden
overwogen met nauwlettende controle van
lokale en systemische effecten, of het
overstappen op een glucocorticoïde die
geen substraat voor CYP3A4 is (bijv.
beclomethason). Bovendien kan in het
geval van stoppen met glucocorticoïden
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Geneesmiddelenklas
Geneesmiddelen binnen de
Klinische opmerkingen
se
klasse
(verandering in AUC,
verandering in Cmax)
een geleidelijke dosisverlaging over een
langere periode nodig zijn.
dexamethason
Ritonavir toegediend als farmacokinetische
versterker of als antiretroviraal middel
remt CYP3A en als gevolg daarvan wordt
verwacht dat de plasmaconcentraties van
dexamethason stijgen. Zorgvuldige
controle van de therapeutische effecten en
bijwerkingen wordt aanbevolen wanneer
dexamethason gelijktijdig wordt
toegediend met ritonavir.
prednisolon (28%, 9%)
Zorgvuldige controle van de therapeutische
effecten en bijwerkingen wordt aanbevolen
wanneer prednisolon gelijktijdig wordt
toegediend met ritonavir. De AUC van de
metaboliet van prednisolon nam toe met
37% en 28% na respectievelijk 4 en
14 dagen ritonavir.
Schildklierhormoons
levothyroxine
Er zijn na het in de handel brengen
ubstitutietherapie
gevallen gemeld die wijzen op een
mogelijke interactie tussen producten die
ritonavir bevatten en levothyroxine.
Schildklierstimulerend hormoon (TSH)
dient te worden gecontroleerd bij patiënten
die worden behandeld met levothyroxine,
ten minste de eerste maand na het starten
en/of het beëindigen van de behandeling
met ritonavir.
Afkortingen: ALAT=alanineaminotransferase; AUC=area under the curve.
Effect van andere geneesmiddelen op PF-07321332
Gelijktijdige toediening van meerdere orale doses van 200 mg itraconazol verhoogde de AUCtau en
Cmax van PF-07321332. De ratio's van de gecorrigeerde geometrisch gemiddelden (90%-BI) van de
AUCtau en Cmax van PF-07321332 bedroegen respectievelijk 138,82% (129,25%; 149,11%) en
118,57% (112,50%; 124,97%), wanneer PF-07321332/ritonavir gelijktijdig werd toegediend met
meerdere dosis itraconazol, vergeleken met toediening van alleen PF-07321332/ritonavir.
Gelijktijdige toediening van meerdere orale doses van 300 mg carbamazepine verlaagde de AUCinf en
Cmax van PF-07321332. De ratio's van de gecorrigeerde geometrisch gemiddelden van de AUCinf en
Cmax van PF-07321332 (90%-BI) bedroegen respectievelijk 44,50% (33,77%; 58,65%) en 56,82%
(47,04%; 68,62%), na gelijktijdige toediening van 300 mg/100 mg PF-07321332/ritonavir met
meerdere orale doses carbamazepine, vergeleken met toediening van alleen PF-07321332/ritonavir.
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Er zijn geen gegevens over het gebruik van Paxlovid bij zwangere vrouwen die informatie opleveren
over het geneesmiddelgerelateerde risico van ongewenste effecten op de ontwikkeling van de foetus.
Vrouwen die zwanger kunnen worden dienen een zwangerschap te voorkomen tijdens de behandeling
met Paxlovid en als voorzorgsmaatregel gedurende nog 7 dagen na voltooiing van de behandeling met
Paxlovid.
Het gebruik van ritonavir kan de werkzaamheid van gecombineerde hormonale anticonceptiva
verminderen. Patiënten die gecombineerde hormonale anticonceptiva gebruiken, moet worden
geadviseerd om een andere effectieve anticonceptiemethode, of een extra barrièremethode voor
anticonceptie, te gebruiken tijdens behandeling met Paxlovid. Dit moet worden voortgezet tot één
menstruatiecyclus na stopzetting van Paxlovid (zie rubriek 4.5).
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het gebruik van Paxlovid bij zwangere vrouwen.
Er was geen PF-07321332-gerelateerd effect op de foetale morfologie of embryo-foetale
levensvatbaarheid voor elke dosis getest tijdens toxiciteitsonderzoeken naar de embryo-foetale
ontwikkeling bij ratten of konijnen. Er werden wel lagere lichaamsgewichten van foetussen
waargenomen bij konijnen (zie rubriek 5.3).
De gegevens van een groot aantal vrouwen die tijdens de zwangerschap werden blootgesteld aan
ritonavir geven geen aanwijzingen voor een stijging van het percentage geboorteafwijkingen
vergeleken met de percentages die werden waargenomen in populatiegebaseerde surveillancesystemen
voor geboorteafwijkingen.
Gegevens over het gebruik van ritonavir bij dieren hebben reproductietoxiciteit aangetoond (zie
rubriek 5.3).
Paxlovid wordt niet aanbevolen tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden
en geen anticonceptie gebruiken tenzij de klinische conditie behandeling met Paxlovid noodzakelijk
maakt.
Borstvoeding
Er zijn geen gegevens beschikbaar bij vrouwen die borstvoeding geven tijdens een behandeling met
Paxlovid.
Het is niet bekend of PF-07321332 in de moedermelk van mensen of dieren wordt uitgescheiden, wat
de effecten ervan zijn op pasgeborenen/zuigelingen die borstvoeding krijgen en of er effecten zijn op
de melkproductie. In een beperkte hoeveelheid gepubliceerde gegevens wordt gemeld dat ritonavir
aanwezig is in moedermelk. Er is geen informatie over de effecten van ritonavir op een
pasgeborene/zuigeling die borstvoeding krijgt of op de melkproductie. Een risico voor
pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Borstvoeding moet als voorzorgsmaatregel
worden gestaakt tijdens en tot 7 dagen na voltooiing van de behandeling met Paxlovid.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens over het effect van Paxlovid (PF-07321332 en ritonavir) of ritonavir alleen op
de vruchtbaarheid bij de mens. Zowel PF-07321332 als ritonavir, apart onderzocht, hadden geen effect
op de vruchtbaarheid bij ratten (zie rubriek 5.3).
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Paxlovid heeft naar verwachting geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines
te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gemelde bijwerkingen tijdens een behandeling met Paxlovid (PF-07321332/ritonavir,
300 mg/100 mg) om de 12 uur gedurende 5 dagen en gedurende 34 dagen na de laatste dosis waren:
dysgeusie (5,6%), diarree (3,1%), hoofdpijn (1,4%) en braken (1,1%).
Tabel met bijwerkingen
De bijwerkingen in tabel 2 worden hieronder vermeld per systeem/orgaanklasse en frequentie. De
frequenties zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak (1/10), vaak (1/100, <1/10), soms (1/1.000,
<1/100), zelden (1/10.000, <1/1.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden
bepaald).
Tabel 2:
Bijwerkingen van Paxlovid
Systeem/orgaanklasse
Frequentiecategorie
Bijwerkingen
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Dysgeusie, hoofdpijn
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Diarree, braken
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
De behandeling van overdosering met Paxlovid dient te bestaan uit algemene ondersteunende
maatregelen zoals het bewaken van de vitale functies en het observeren van de klinische toestand van
de patiënt. Er is geen specifiek antidotum voor overdosering met Paxlovid.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: {categorie}, ATC-code: nog niet toegewezen
Werkingsmechanisme
PF-07321332 is een peptidomimetische remmer van de SARS-CoV-2-hoofdprotease (Mpro), ook wel
3C-like-protease (3CLpro) of nsp5-protease genoemd. Remming van de SARS-CoV-2-Mpro zorgt
ervoor dat het eiwit geen polyproteïnevoorlopers kan verwerken, waardoor replicatie van het virus
wordt voorkomen.
Ritonavir remt het door CYP3A gemedieerde metabolisme van PF-07321332, waardoor verhoogde
plasmaconcentraties van PF-07321332 ontstaan.
PF-7321332 vertoonde antivirale activiteit tegen SARS-CoV-2-infectie van dNHBE-cellen, een
primaire, humane epitheelcellijn van longalveoli (EC50-waarde van 61,8 nM en EC90-waarde van
181 nM), na 3 dagen blootstelling aan het geneesmiddel. PF-07321332 had een antivirale activiteit in
celcultuur (EC50-waarden in het lage nanomolaire bereik 3-voudig vergeleken met USA-WA1/2020)
tegen SARS-CoV-2-isolaten die behoren tot de alfa (B.1.1.7), gamma (P.1), delta (B.1.617.2), lambda
(C.37), mu (B.1.621) en omikron (B.1.1.529)-varianten. De bèta (B.1.351)-variant was de minst
gevoelige geteste variant, met een gevoeligheid die ongeveer 3,3 keer minder was dan het USA-
WA1/2020-isolaat.
Resistentie
Momenteel is er geen informatie beschikbaar over antivirale resistentie voor PF-07321332 bij SARS-
CoV-2. Onderzoeken ter evaluatie van selectie van resistentie tegen PF-07321332 met SARS-CoV-2
in celcultuur en klinische onderzoeken zijn niet voltooid. Er is alleen een in-vitro-onderzoek naar
resistentieselectie met rattenhepatitisvirus (MHV, murine hepatitis virus)-Mpro beschikbaar. Er werd
een 4,4- tot 5-voudige vermindering aangetoond van de gevoeligheid van PF-07321332 tegen
gemuteerde virussen met 5 mutaties (Pro55Leu, Ser144Ala, Thr129Met, Thr50Lys, Pro15Ala) in de
MHV-Mpro na 10 passages in celcultuur. De relevantie hiervan voor SARS-CoV-2 is niet bekend.
Klinische werkzaamheid
De werkzaamheid van Paxlovid is gebaseerd op de tussentijdse analyse en de ondersteunende
eindanalyse van EPIC-HR, een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd fase 2/3-
onderzoek bij niet in het ziekenhuis opgenomen, symptomatische volwassen deelnemers met een in
het laboratorium bevestigde diagnose van een SARS-CoV-2-infectie. Geschikte deelnemers waren
18 jaar of ouder met ten minste 1 van de volgende risicofactoren voor progressie naar ernstige ziekte:
diabetes, overgewicht (BMI >25), chronische longziekte (waaronder astma), chronische nierziekte,
huidige roker, immunosuppressieve aandoening of behandeling met immunosuppressieve middelen,
cardiovasculaire aandoening, hypertensie, sikkelcelaandoening, neurologische
ontwikkelingsstoornissen, actieve kanker, afhankelijkheid van medische technologie, of waren 60 jaar
of ouder ongeacht comorbiditeiten. Deelnemers bij wie de COVID-19-symptomen 5 dagen geleden
waren begonnen, werden in het onderzoek opgenomen. Personen met een voorgeschiedenis van een
eerdere COVID-19-infectie of -vaccinatie werden uitgesloten van het onderzoek.
De deelnemers werden gerandomiseerd (1:1) naar Paxlovid (PF-07321332 300 mg/ritonavir 100 mg)
of placebo oraal om de 12 uur gedurende 5 dagen. Het primaire werkzaamheidseindpunt was het
percentage deelnemers met een COVID-19-gerelateerde ziekenhuisopname of overlijden ongeacht de
oorzaak tot en met dag 28. De analyse werd uitgevoerd in de gemodificeerde intention-to-treat
(mITT)-analyseset (alle behandelde proefpersonen bij wie de symptomen 3 dagen geleden waren
begonnen en die in de uitgangssituatie geen behandeling met een monoklonaal antilichaam [mAb,
monoclonal antibody] voor COVID-19 kregen en die naar verwachting niet zouden krijgen), de
mITT1-analyseset (alle behandelde proefpersonen bij wie de symptomen 5 dagen geleden waren
begonnen en die in de uitgangssituatie geen therapeutische mAb-behandeling voor COVID-19 kregen
en die naar verwachting niet zouden krijgen), en de mITT2-analyseset (alle behandelde proefpersonen
bij wie de symptomen 5 dagen geleden waren begonnen).
In totaal werden 2.246 deelnemers gerandomiseerd naar Paxlovid of placebo. In de uitgangssituatie
was de gemiddelde leeftijd 46 jaar, waarbij 13% van de deelnemers 65 jaar of ouder was (3% was
75 jaar of ouder); 51% was mannelijk; 72% was blank, 5% had een donkere huidskleur en 14% was
Aziatisch; 45% was van Spaanse of Latijns-Amerikaanse afkomst; bij 66% van de deelnemers waren
de symptomen 3 dagen vóór het starten van de onderzoeksbehandeling begonnen; 81% had een BMI
>25 kg/m2 (37% een BMI >30 kg/m2); 12% had diabetes mellitus; minder dan 1% van de
onderzoekspopulatie had een immuundeficiëntie, 47% van de deelnemers was serologisch negatief in
de uitgangssituatie en 51% was serologisch positief. De gemiddelde (SD) virusbelasting in de
uitgangssituatie was 4,63 log10 kopieën/ml (2,87); 26% van de deelnemers had een virusbelasting in de
uitgangssituatie van >10^7 (kopieën/ml); 6,2% van de deelnemers kreeg een therapeutische mAb-
De demografische en ziektekenmerken in de uitgangssituatie waren in de Paxlovid- en de
placebogroep in evenwicht.
De bepaling van de primaire werkzaamheid was gebaseerd op een geplande interim-analyse van
774 deelnemers in de mITT-populatie. De geschatte risicovermindering was -6,3% met een niet-
aangepast 95%-BI van (-9,0%; -3,6%), en een 95%-BI van (-10,61%; -2,02%) wanneer aangepast voor
multipliciteit. De tweezijdige p-waarde was <0,0001 met een tweezijdig significantieniveau van 0,002.
In tabel 3 worden de resultaten weergegeven van het primaire eindpunt in de mITT1-analysepopulatie
voor de volledige dataset bij de uiteindelijke voltooiing van het onderzoek.
Tabel 3:
Werkzaamheidsresultaten bij niet in het ziekenhuis opgenomen volwassenen met
COVID-19, behandeld binnen 5 dagen na aanvang van de symptomen, die in de
uitgangssituatie geen behandeling met een monoklonaal antilichaam voor COVID-
19 kregen (mITT1-analyseset)
Paxlovid
Placebo
(N=1.039)
(N=1.046)
COVID-19-gerelateerde ziekenhuisopname of overlijden ongeacht de oorzaak tot en met dag 28
n (%)
8 (0,8%)
66 (6,3%)
Daling vergeleken met placeboa [95%-BI],
-5,62 (-7,21; -4,03)
%
Overlijden ongeacht de oorzaak tot en met
0
12 (1,1%)
dag 28, %
Afkortingen: BI=betrouwbaarheidsinterval.
a. Het geschatte cumulatieve percentage deelnemers dat in het ziekenhuis werd opgenomen of
overleed tot en met dag 28 werd voor elke behandelgroep berekend met de Kaplan-Meier-
methode, waarbij proefpersonen zonder status van ziekenhuisopname en overlijden tot en met
dag 28 werden gecensureerd op het moment van stopzetting van de studie.
De geschatte risicovermindering was -5,8% met 95%-BI van (-7,8%; -3,8%) bij deelnemers die binnen
3 dagen na aanvang van symptomen werden behandeld, en -5,2% met 95%-BI van (-7,9%; -2,5%) in
de mITT1-subgroep van deelnemers die later dan 3 dagen na aanvang van symptomen werden
behandeld.
In de mITT- en de mITT2-analysepopulaties werden overeenkomstige resultaten waargenomen. In de
uiteindelijke mITT-analysepopulatie werden in totaal 1.379 proefpersonen opgenomen. Het aantal
voorvallen bedroeg 5/697 (0,72%) in de Paxlovid-groep en 44/682 (6,45%) in de placebogroep.
Tabel 4:
Progressie van COVID-19 (ziekenhuisopname of overlijden) tot en met dag 28 bij
symptomatische volwassenen met een verhoogd risico op progressie naar ernstige ziekte;
mITT1-analyseset
Paxlovid 300 mg/100 mg
Placebo
Aantal patiënten
N=1.039
N=1.046
Serologie negatief
n=487
n=505
Patiënten met ziekenhuisopname of die
7 (1,4%)
58 (11,5%)
overledena (%)
Geschat percentage over 28 dagen [95%-BI], %
1,47 (0,70; 3,05)
11,71 (9,18; 14,89)
Daling vergeleken met placebo [95%-BI]
-10,25 (-13,28; -7,21)
p-waarde
p<0,0001
Serologie positief
n=540
n=528
Patiënten met ziekenhuisopname of die
1 (0,2%)
8 (1,5%)
Progressie van COVID-19 (ziekenhuisopname of overlijden) tot en met dag 28 bij
symptomatische volwassenen met een verhoogd risico op progressie naar ernstige ziekte;
mITT1-analyseset
Paxlovid 300 mg/100 mg
Placebo
overledena (%)
Geschat percentage over 28 dagen [95%-BI], %
0,19 (0,03; 1,31)
1,52 (0,76; 3,02)
Daling vergeleken met placebo [95%-BI]
-1,34 (-2,45; -0,23)
p-waarde
p=0,0180
Afkortingen: BI=betrouwbaarheidsinterval; mITT=gemodificeerde intention-to-treat. Alle deelnemers
willekeurig toegewezen aan een onderzoeksinterventie die ten minste 1 dosis van de
onderzoeksinterventie innamen, die in de uitgangssituatie geen therapeutische behandeling voor
COVID-19 met een monoklonaal antilichaam kregen en die naar verwachting niet zouden krijgen, en
die werden behandeld 5 dagen na aanvang van de symptomen van COVID-19.
Seropositiviteit werd gedefinieerd als een positief resultaat verkregen met een serologische
immunoassay specifiek voor antilichamen van de gastheer tegen virale S- of N-eiwitten.
Het verschil in de percentages in de 2 behandelgroepen en het bijbehorende
95%-betrouwbaarheidsinterval gebaseerd op een normale benadering van de gegevens worden
weergegeven.
a.
COVID-19-gerelateerde ziekenhuisopname of overlijden ongeacht de oorzaak.
Resultaten voor de werkzaamheid voor mITT1 waren consistent over de subgroepen van deelnemers,
met inbegrip van leeftijd (65 jaar), BMI (BMI >25 en BMI >30) en diabetes.
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten `voorwaardelijke toelating'. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht. Het Europees
Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal per jaar
beoordelen en zo nodig deze SmPC aanpassen.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting van de fabrikant om
de resultaten in te dienen van onderzoek met Paxlovid in een of meerdere subgroepen van pediatrische
patiënten voor de behandeling van COVID-19 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van PF-07321332/ritonavir werd onderzocht bij gezonde deelnemers.
Ritonavir wordt toegediend met PF-07321332 als farmacokinetische versterker, wat leidt tot hogere
systemische concentraties PF-07321332.
Na herhaalde doses PF-07321332/ritonavir van 75 mg/100 mg, 250 mg/100 mg en 500 mg/100 mg
tweemaal daags toegediend, blijkt de toename van de systemische blootstelling bij steady state niet
proportioneel te zijn met de dosis, maar minder dan dat. Bij meervoudige toediening over 10 dagen
werd de steady state bereikt op dag 2 met een ongeveer tweevoudige accumulatie. De systemische
blootstellingen op dag 5 waren bij alle doses vergelijkbaar met dag 10.
Absorptie
Na orale toediening van een enkelvoudige dosis PF-07321332/ritonavir 300 mg/100 mg bedroegen de
geometrisch gemiddelde Cmax en AUCinf van PF-07321332 bij steady state respectievelijk 2,21 µg/ml
en 23,01 µg*uur/ml. De mediane tijd tot Cmax (Tmax) bedroeg 3 uur. De rekenkundig gemiddelde
terminale eliminatiehalfwaardetijd bedroeg 6,1 uur.
Effect van voedsel op orale absorptie
Dosering met een vetrijke maaltijd verhoogde de blootstelling aan PF-07321332 in bescheiden mate
(een stijging van ongeveer 15% van de gemiddelde Cmax en een toename van 1,6% van de gemiddelde
AUClast) vergeleken met een nuchtere toestand na toediening van een suspensie van PF-07321332 die
gelijktijdig werd toegediend met ritonavir-tabletten.
Distributie
De eiwitbinding van PF-07321332 in humaan plasma bedraagt ongeveer 69%.
De eiwitbinding van ritonavir in humaan plasma bedraagt ongeveer 98-99%.
Biotransformatie
Beoordeling van PF-07321332 in in-vitro-onderzoeken zonder gelijktijdige toediening van ritonavir
wijzen erop dat PF-07321332 voornamelijk door CYP3A4 wordt gemetaboliseerd. PF-07321332
veroorzaakt in vitro bij klinisch relevante concentraties geen reversibele remming van CYP2D6,
CYP2C9, CYP2C19, CYP2C8 of CYP1A2. PF-07321332 is geen inductor of substraat van andere
CYP-enzymen dan CYP3A, waarvan PF-07321332/ritonavir een remmer is. Toediening van
PF-07321332 met ritonavir remt het metabolisme van PF-07321332. In plasma was de enige
waargenomen geneesmiddelgerelateerde stof onveranderd PF-07321332. In de feces en urine werden
minder belangrijke oxidatieve metabolieten waargenomen.
In in-vitro-onderzoeken met gebruik van humane levermicrosomen werd aangetoond dat
cytochroom P450 3A (CYP3A) de belangrijkste isovorm is die bij het metabolisme van ritonavir
betrokken is, hoewel CYP2D6 ook bijdraagt aan de vorming van oxidatiemetaboliet M-2.
Lage doses ritonavir hebben ingrijpende effecten laten zien op de farmacokinetiek van andere
proteaseremmers (en andere door CYP3A4 gemetaboliseerde producten), en andere proteaseremmers
kunnen de farmacokinetiek van ritonavir beïnvloeden.
Eliminatie
De belangrijkste eliminatieroute van PF-07321332 bij toediening met ritonavir was uitscheiding via de
nieren van intact geneesmiddel. Ongeveer 49,6% en 35,3% van 300 mg toegediend PF-07321332 werd
teruggevonden in respectievelijk de urine en de feces. PF-07321332 was de belangrijkste
geneesmiddelgerelateerde stof, met kleine hoeveelheden metabolieten die ontstonden door
hydrolysereacties in uitscheidingsproducten. In plasma was de enige kwantificeerbare
geneesmiddelgerelateerde stof onveranderd PF-07321332.
In onderzoeken bij mensen met radioactief gelabelde ritonavir werd aangetoond dat de eliminatie van
ritonavir hoofdzakelijk geschiedde via het hepatobiliaire systeem. Ongeveer 86% van het radiolabel
werd teruggevonden in de ontlasting, waarvan een gedeelte naar verwachting niet-geabsorbeerde
ritonavir is.
Specifieke populaties
De farmacokinetiek van PF-07321332/ritonavir gebaseerd op leeftijd en geslacht is niet geëvalueerd.
Rassengroepen of etnische groepen
De systemische blootstelling bij Japanse deelnemers was numeriek lager, maar was klinisch
representatief niet anders dan bij westerse deelnemers.
Patiënten met een verminderde leverfunctie
Vergeleken met gezonde controlepersonen zonder verminderde leverfunctie was de farmacokinetiek
van PF-07321332 bij proefpersonen met een matig verminderde leverfunctie niet significant anders.
De gecorrigeerde geometrisch gemiddelde ratio (90%-BI) van de AUCinf en Cmax van PF-07321332,
waarbij een matig verminderde leverfunctie (test) werd vergeleken met een normale leverfunctie
(referentie), bedroeg respectievelijk 98,78% (70,65%; 138,12%) en 101,96% (74,20%; 140,11%).
PF-07321332/ritonavir is niet onderzocht bij patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie.
Onderzoeken naar interacties uitgevoerd met PF-07321332/ritonavir
CYP3A4 was de belangrijkste bijdragende factor aan het oxidatieve metabolisme van PF-07321332,
wanneer PF-07321332 alleen werd getest in humane levermicrosomen. Ritonavir is een remmer van
CYP3A en verhoogt de plasmaconcentraties van PF-07321332 en andere geneesmiddelen die
voornamelijk door CYP3A worden gemetaboliseerd. Ondanks dat PF-07321332 gelijktijdig wordt
toegediend met ritonavir als farmacokinetische versterker, bestaat de kans dat krachtige remmers en
inductoren de farmacokinetiek van PF-07321332 veranderen.
PF-07321332 veroorzaakt in vitro bij klinisch relevante concentraties geen reversibele remming van
CYP2D6, CYP2C9, CYP2C19, CYP2C8 of CYP1A2. Uit resultaten van in-vitro-onderzoeken is
gebleken dat PF-07321332 een inductor van CYP3A4, CYP2B6, CYP2C8 en CYP2C9 kan zijn. De
klinische relevantie is niet bekend. Gebaseerd op in-vitro-gegevens is de kans dat PF-07321332
BCRP, MATE2K, OAT1, OAT3, OATP1B3 en OCT2 remt, klein. Er bestaat een kans dat
PF-07321332 bij klinisch relevante concentraties MDR1, MATE1, OCT1 en OATP1B1 remt.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Er zijn geen niet-klinische onderzoeken naar de veiligheid met PF-07321332 in combinatie met
ritonavir uitgevoerd.
PF-07321332
Onderzoeken naar toxiciteit bij herhaalde doses en genotoxiciteit hebben geen risico door
PF-07321332 aan het licht gebracht. Er werden geen bijwerkingen waargenomen in onderzoeken naar
vruchtbaarheid, embryo-foetale ontwikkeling, of pre- en postnatale ontwikkeling bij ratten. In een
onderzoek bij drachtige konijnen werd een ongewenste afname in het lichaamsgewicht van de
foetussen gevonden in afwezigheid van significante maternale toxiciteit. De systemische blootstelling
(AUC24) bij konijnen bij de maximale dosis zonder bijwerking op het lichaamsgewicht van de
foetussen was naar schatting ongeveer 3 keer hoger dan de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen
therapeutische dosis van Paxlovid.
Er is geen onderzoek naar carcinogeniciteit uitgevoerd met PF-07321332.
Ritonavir
Toxiciteitsonderzoeken met herhaalde dosering van ritonavir bij dieren hebben geleid tot de
identificatie van de belangrijkste doelorganen zoals de lever, retina, schildklier en de nieren. De
leverafwijkingen betroffen hepatocellulaire, biliaire en fagocytaire elementen en gingen gepaard met
stijgingen van de leverenzymen. Hyperplasie van het pigmentepitheel van de retina en
retinadegeneratie zijn waargenomen in alle knaagdieronderzoeken die zijn uitgevoerd met ritonavir,
Nierafwijkingen, waaronder degeneratie van de tubuli, chronische ontsteking en proteïnurie, zijn
waargenomen bij ratten en er wordt verondersteld dat dit kan worden toegeschreven aan een
soortspecifieke spontane ziekte. Verder werden bij klinische onderzoeken geen klinisch belangrijke
nierafwijkingen waargenomen.
Onderzoek naar genotoxiciteit heeft geen risico door ritonavir aangetoond. Langetermijnonderzoeken
naar de carcinogeniciteit van ritonavir bij muizen en ratten heeft een tumorigeen potentieel specifiek
voor deze soorten aangetoond, maar dit wordt niet relevant geacht voor mensen. Ritonavir
veroorzaakte geen effecten op de vruchtbaarheid bij ratten. Ontwikkelingstoxiciteit waargenomen bij
ratten (embryosterfte, verlaagd foetaal lichaamsgewicht en vertraagde ossificatie en viscerale
veranderingen, waaronder vertraagd indalen van de testes) trad voornamelijk op bij een toxische dosis
voor de moeder. Ontwikkelingstoxiciteit bij konijnen (embryosterfte, kleinere nestgrootte en verlaagde
foetale gewichten) trad op bij een toxische dosis voor de moeder.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
PF-07321332 filmomhulde tabletten
Tabletkern:
Microkristallijne cellulose
Lactosemonohydraat
Natriumcroscarmellose
Colloïdaal siliciumdioxide
Natriumstearylfumaraat
Filmomhulling:
Hydroxypropylmethylcellulose (E464)
Titaandioxide (E171)
Polyethyleenglycol (E1521)
IJzeroxide rood (E172)
Ritonavir filmomhulde tabletten
Tabletkern:
Copovidon
Sorbitanlaureaat
Siliciumdioxide, colloïdaal watervrij (E551)
Calciumwaterstoffosfaat, watervrij
Natriumstearylfumaraat
Filmomhulling:
Hypromellose (E464)
Titaandioxide (E171)
Macrogol (E1521)
Hydroxypropylcellulose (E463)
Talk (E553b)
Siliciumdioxide, colloïdaal watervrij (E551)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
1 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25 °C. Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Blisters van OPA/Al/PVC-folie met 30 tabletten.
Paxlovid is verpakt in dozen met daarin 5 blisters voor de dagelijkse dosis: in totaal 30 tabletten.
Elke dagelijkse blister bevat 4 PF-07321332-tabletten en 2 ritonavir-tabletten voor de ochtend- en
avonddosis.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Geen bijzondere vereisten voor verwijdering.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1625/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 28 januari 2022
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA
TOEKENNING VAN EEN VOORWAARDELIJKE
VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Manufacturing Deutschland GmbH
Betriebsstätte Freiburg
Mooswaldallee 1
79090 Freiburg
Duitsland
Pfizer Italia S.r.L.
Localita Marino del Tronto
63100 Ascoli, Piceno
Italië
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Little Connell
Newbridge
Ierland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14-a van Verordening (EG)
nr. 726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende
verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Uiterste
datum
Om de beschrijving van de controlestrategie te verbeteren en een consistent
30 juni 2022
onzuiverheidsprofiel te bevestigen, dienen bijkomende details te worden
toegevoegd aan het bereidingsproces voorgesteld voor de werkzame stof PF-
07321332 voor commerciële leveringen.
Om een uitgebreide controle van de onzuiverheden gedurende de levenscyclus van
30 juni 2022
het product te verzekeren, dient de controlestrategie van de werkzame stof PF-
07321332 voor de onzuiverheden inclusief chirale onzuiverheden en de werkzame
stof volledig vastgesteld worden.
Om een uitgebreide controle van de onzuiverheden gedurende de levenscyclus van
30 juni 2022
het product te verzekeren, dienen volledige validatiegegevens van de
HPLC-methode voor de bepaling van het gehalte en de onzuiverheden, en van de
methode voor de bepaling van residuele solventen gebruikt voor de controle van de
werkzame stof PF-07321332 verstrekt te worden.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Paxlovid 150 mg + 100 mg filmomhulde tabletten
PF-07321332 + ritonavir
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke roze filmomhulde tablet bevat 150 mg PF-07321332
Elke witte filmomhulde tablet bevat 100 mg ritonavir
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
30 filmomhulde tabletten (20 PF-07321332-tabletten + 10 ritonavir-tabletten)
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Scan de QR-code voor productinformatie in de nationale taal.
URL: https://pfi.sr/c19oralrx
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25 °C.
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1625/001
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
paxlovid
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Paxlovid
PF-07321332 150 mg tablet
ritonavir 100 mg tablet
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Pfizer (logo)
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Paxlovid 150 mg + 100 mg filmomhulde tabletten
PF-07321332 + ritonavir
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Paxlovid en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Paxlovid en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Paxlovid bevat twee werkzame stoffen, PF-07321332 en ritonavir, in twee verschillende tabletten.
Paxlovid is een antiviraal geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met
COVID-19 die geen extra zuurstof nodig hebben en die een verhoogd risico lopen op het ontwikkelen
van ernstige COVID-19.
COVID-19 wordt veroorzaakt door een virus dat coronavirus wordt genoemd. Paxlovid stopt de
vermenigvuldiging van het virus in cellen en dit stopt ook de vermenigvuldiging van het virus in het
lichaam. Dit geneesmiddel kan uw lichaam helpen de virusinfectie te overwinnen, en kan voorkomen
dat u ernstig ziek wordt.
Worden uw klachten na 5 dagen erger of merkt u geen verbetering? Neem dan contact op met uw arts.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zij
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U gebruikt een van de volgende geneesmiddelen. Gebruik van Paxlovid met deze
geneesmiddelen kan ernstige of levensbedreigende bijwerkingen veroorzaken, of een invloed
hebben op hoe Paxlovid werkt:
- Alfuzosine (gebruikt om de symptomen van een vergrote prostaat te behandelen)
- Pethidine, propoxyfeen (gebruikt om pijn te verlichten)
- Ranolazine (gebruikt om chronische pijn op de borst [angina pectoris] te behandelen)
- Neratinib, venetoclax (gebruikt om kanker te behandelen)
- Amiodaron, bepridil, dronedaron, encaïnide, flecaïnide, propafenon, kinidine (gebruikt om
hartaandoeningen te behandelen en om een onregelmatige hartslag te corrigeren)
- Fusidinezuur, rifampicine (gebruikt om bacteriële infecties te behandelen)
Carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne (gebruikt om epileptische aanvallen te voorkomen
en onder controle te houden)
- Colchicine (gebruikt om jicht te behandelen)
- Astemizol, terfenadine (gebruikt om allergieën te behandelen)
- Lurasidon (gebruikt om schizofrenie te behandelen)
- Pimozide, clozapine, quetiapine (gebruikt om schizofrenie, bipolaire stoornis, ernstige
depressie en abnormale gedachten of gevoelens te behandelen)
- Dihydro-ergotamine en ergotamine (gebruikt om migraine te behandelen)
- Ergometrine en methylergometrine (gebruikt om overmatig bloeden te stoppen, wat kan
optreden na een bevalling of abortus)
- Cisapride (gebruikt om bepaalde maagproblemen te verlichten)
- Sint-janskruid (Hypericum perforatum) (een kruidenmiddel, gebruikt om depressie en
angst te behandelen)
- Lovastatine, simvastatine, lomitapide (gebruikt om het cholesterolgehalte in het bloed te
verlagen)
- Avanafil, vardenafil (gebruikt om een erectiestoornis [ook wel bekend als impotentie] te
behandelen)
- Sildenafil (gebruikt om pulmonale arteriële hypertensie [hoge bloeddruk in de
longslagader] te behandelen)
- Clorazepaat, diazepam, estazolam, flurazepam, triazolam, midazolam ingenomen via de
mond (gebruikt om angst en/of moeite met slapen te verlichten)
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
Leverziekte
Heeft u een leverziekte, of heeft u een leverziekte gehad? Vertel dat dan uw arts. Afwijkingen in
leverenzymen, ontsteking van de lever en geelzucht zijn voorgekomen bij patiënten die ritonavir
kregen.
Nierziekte
Heeft u een nierziekte, of heeft u een nierziekte gehad? Vertel dat dan aan uw arts.
Risico op het ontwikkelen van resistentie tegen hiv 1
Heeft u een onbehandelde of ongecontroleerde hiv-infectie? Paxlovid kan ervoor zorgen dat sommige
geneesmiddelen tegen hiv in de toekomst niet meer zo goed werken.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef Paxlovid niet aan kinderen en jongeren die jonger zijn dan 18 jaar. Dit geneesmiddel is niet
onderzocht bij kinderen en jongeren.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Er zijn andere geneesmiddelen die niet samen met Paxlovid mogen worden ingenomen. Gebruikt u
naast Paxlovid nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid
dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker.
- geneesmiddelen die worden gebruikt om kanker te behandelen, zoals afatinib, abemaciclib,
apalutamide, ceritinib, dasatinib, encorafenib, fostamatinib, ibrutinib, nilotinib, vinblastine en
vincristine
- geneesmiddelen om het bloed te verdunnen (antistollingsmiddelen), zoals warfarine,
rivaroxaban, vorapaxar
- geneesmiddelen om aanvallen van schokken door het hele lichaam met spiertrekkingen
(convulsies) te behandelen, zoals divalproëx, lamotrigine
- geneesmiddelen die worden gebruikt om te stoppen met roken, zoals bupropion
- geneesmiddelen om allergieën te behandelen, zoals fexofenadine en loratadine
geneesmiddelen die worden gebruikt om schimmelinfecties te behandelen (antimycotica), zoals
itraconazol en voriconazol
- geneesmiddelen die worden gebruikt om het syndroom van Cushing te behandelen wanneer
het lichaam te veel cortisol aanmaakt bijvoorbeeld ketoconazol-tabletten
- geneesmiddelen die worden gebruikt om een hiv-infectie te behandelen, zoals efavirenz,
maraviroc, raltegravir en zidovudine
- geneesmiddelen die worden gebruikt om infecties te behandelen (bijv. antibiotica en
antimycobacteriële middelen), zoals atovaquon, fusidinezuur, claritromycine, erytromycine,
bedaquiline, rifabutine, delamanid en sulfamethoxazol/trimethoprim
- geneesmiddelen die worden gebruikt om psychische stoornissen of stemmingsstoornissen te
behandelen, zoals haloperidol, risperidon en thioridazine
- geneesmiddelen die worden gebruikt om een hoge bloeddruk in de bloedvaten die de longen van
bloed voorzien te behandelen, zoals bosentan en riociguat
- geneesmiddelen die worden gebruikt om een hoge bloeddruk (hypertensie) te behandelen, zoals
amlodipine, diltiazem en nifedipine
- geneesmiddelen die worden gebruikt om hartaandoeningen te behandelen en een onregelmatige
hartslag te corrigeren, zoals digoxine
- geneesmiddelen die worden gebruikt om een hepatitis C-virusinfectie te behandelen, zoals
glecaprevir/pibrentasvir
- geneesmiddelen die worden gebruikt om het cholesterolgehalte in het bloed te verlagen, zoals
atorvastatine, fluvastatine, pravastatine en rosuvastatine
- geneesmiddelen die worden gebruikt om uw immuunsysteem te onderdrukken, zoals
ciclosporine, tacrolimus en everolimus
- geneesmiddelen die worden gebruikt om ernstige pijn te behandelen, zoals morfine, fentanyl,
methadon, buprenorfine, norbuprenorfine, andere morfineachtige geneesmiddelen en piroxicam
- geneesmiddelen die worden gebruikt als kalmerende middelen (sedativa), geneesmiddelen tegen
slapeloosheid (hypnotica) en slaapmiddelen, zoals alprazolam, buspiron en zolpidem
- steroïden, waaronder corticosteroïden, die worden gebruikt om een ontsteking te behandelen,
zoals betamethason, budesonide, ciclesonide, dexamethason, fluticason, prednisolon,
methylprednisolon, mometason, prednison en triamcinolon
- geneesmiddelen die worden gebruikt om astma en andere longproblemen zoals chronische
obstructieve longziekte (COPD) te behandelen, zoals salmeterol en theofylline
- geneesmiddelen die worden gebruikt om depressie te behandelen, zoals amitriptyline,
fluoxetine, imipramine, nortriptyline, paroxetine, sertraline en desipramine
- geneesmiddelen die worden gebruikt om een erectiestoornis (ook bekend als impotentie) te
behandelen, zoals sildenafil en tadalafil
- geneesmiddelen die worden gebruikt als schildklierhormoonvervangingsbehandeling, zoals
levothyroxine
- een van de volgende specifieke geneesmiddelen:
- via de mond ingenomen anticonceptiemiddel of anticonceptiemiddel in de vorm van een
pleister dat ethinylestradiol bevat (gebruikt om zwangerschap te voorkomen)
- midazolam toegediend door middel van een injectie, gebruikt om te kalmeren (een
wakkere, maar zeer ontspannen toestand van kalmte of sufheid gedurende een medische
test of procedure) of te verdoven
Veel geneesmiddelen gaan een wisselwerking aan met Paxlovid.
Houd een lijst van uw
geneesmiddelen bij om aan uw arts en apotheker te laten zien. Moet u een nieuw geneesmiddel
gebruiken? Vertel het dat dan aan uw arts. Uw arts kan u vertellen of het veilig is om Paxlovid met
andere geneesmiddelen in te nemen.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Er is onvoldoende informatie om er zeker van te zijn dat Paxlovid veilig gebruikt kan worden tijdens
de zwangerschap. Als u zwanger bent wordt het gebruik van Paxlovid niet aanbevolen, behalve
wanneer deze behandeling in uw toestand noodzakelijk is. Het wordt aanbevolen om u te onthouden
Er is geen informatie over het gebruik van Paxlovid als u borstvoeding geeft. U mag geen
borstvoeding geven terwijl u Paxlovid gebruikt en, uit voorzorg, gedurende 7 dagen na het voltooien
van de behandeling met Paxlovid.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Paxlovid heeft naar verwachting geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines
te bedienen.
Paxlovid bevat lactose
Als uw arts u heeft verteld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit middel inneemt.
Paxlovid bevat natrium
PF-07321332- en ritonavir-tabletten bevatten elk minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat
wil zeggen dat dit middel in wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Paxlovid bestaat uit 2 geneesmiddelen: PF-07321332 en ritonavir. De aanbevolen dosis is 2 tabletten
PF-07321332 (roze tablet) met 1 tablet ritonavir (witte tablet) via de mond, tweemaal daags (`s
ochtends en `s avonds).
Een behandelkuur duurt 5 dagen. Neem voor elke dosis alle 3 de tabletten tegelijk in.
Heeft u een nierziekte? Neem dan contact op met uw medische zorgverlener voor de geschikte dosis
Paxlovid.
Slik de tabletten in hun geheel door. De tabletten niet kauwen, breken of pletten. Paxlovid kan bij het
eten worden ingenomen maar dat hoeft niet.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u te veel Paxlovid heeft gebruikt, bel dan direct uw medische zorgverlener of ga onmiddellijk naar
de eerstehulpafdeling van het dichtstbijzijnde ziekenhuis.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Bent u een dosis Paxlovid vergeten? En is het korter dan 8 uur na het gebruikelijke tijdstip? Neem de
dosis dan in zo gauw u eraan denkt. Bent u een dosis vergeten en is het 8 uur of meer na het
gebruikelijke tijdstip? Sla dan de dosis over. Neem de volgende dosis weer op het gebruikelijke
tijdstip. Gebruik geen twee doses Paxlovid tegelijk.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Ook al voelt u zich beter, stop niet met het gebruik van Paxlovid zonder dat met uw arts te bespreken.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
-
Eten en drinken smaakt anders dan normaal
- Diarree
- Overgeven
- Hoofdpijn
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos of de
blisterverpakking na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 25 °C.
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stoffen in dit middel zijn PF-07321332 en ritonavir.
- Elke roze filmomhulde PF-07321332-tablet bevat 150 mg PF-07321332.
- Elke witte filmomhulde ritonavir-tablet bevat 100 mg ritonavir.
- De andere stoffen in de PF-07321332-tablet zijn microkristallijne cellulose, lactosemonohydraat
(zie rubriek 2, `Paxlovid bevat lactose'), natriumcroscarmellose, colloïdaal siliciumdioxide en
natriumstearylfumaraat (zie rubriek 2, `Paxlovid bevat natrium'). De filmomhulling bevat
hydroxypropylmethylcellulose, titaandioxide, polyethyleenglycol en rood ijzeroxide.
- De andere stoffen in de ritonavir-tablet zijn copovidon, sorbitanlaureaat, colloïdaal watervrij
siliciumdioxide, watervrij calciumwaterstoffosfaat, natriumstearylfumaraat. De filmomhulling
bevat hypromellose, titaandioxide, macrogol, hydroxypropylcellulose, talk, colloïdaal watervrij
siliciumdioxide en polysorbaat 80.
Hoe ziet Paxlovid eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Paxlovid filmomhulde tabletten zijn beschikbaar in 5 blisters voor de dagelijkse dosis met in totaal
30 tabletten verpakt in een doos.
PF-07321332 150 mg filmomhulde tabletten zijn roze, ovaal en hebben de inscriptie `PFE' aan de ene
zijde en `3CL' aan de andere zijde.
Ritonavir 100 mg filmomhulde tabletten zijn wit tot gebroken wit, capsulevormig en hebben de
inscriptie `H' aan de ene zijde en `R9' aan de andere zijde.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Pfizer Manufacturing Deutschland GmbH
Betriebsstätte Freiburg
Mooswaldallee 1
79090 Freiburg
Duitsland
Pfizer Italia S.r.L.
Localita Marino del Tronto
63100 Ascoli, Piceno
Italië
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Little Connell
Newbridge
Ierland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Pfizer NV/SA
Tel: +370 5 251 4000
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
Magyarország
,
Pfizer Kft.
Tel.: + 36 1 488 37 00
Te.: +359 2 970 4333
Ceská republika
Malta
Pfizer, spol. s r.o.
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +420 283 004 111
Tel: +356 21344610
Danmark
Nederland
Pfizer ApS
Pfizer bv
Tlf: +45 44 20 11 00
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Norge
PFIZER PHARMA GmbH
Pfizer AS
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Tlf: +47 67 52 61 00
Eesti
Österreich
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H
Tel: +372 666 7500
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer A.E.
Pfizer Polska Sp. z o.o.
: +30 210 6785800
Tel.: +48 22 335 61 00
España
Portugal
Pfizer, S.L.
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +34 91 490 99 00
Tel: +351 21 423 5500
France
România
Pfizer
Pfizer Romania S.R.L
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Hrvatska
Slovenija
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: +385 1 3908 777
Pfizer, podruznica za svetovanje s podrocja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: +386 (0)1 52 11 400
Ireland
Slovenská republika
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL,
Tel: 1800 633 363 (toll free)
organizacná zlozka
+44 (0)1304 616161
Tel: + 421 2 3355 5500
Ísland
Suomi/Finland
Icepharma hf.
Pfizer Oy
Sími: +354 540 8000
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040
Italia
Sverige
Pfizer S.r.l.
Pfizer AB
Tel: +39 06 33 18 21
Tel: +46 (0)8 550 520 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer .. (Cyprus Branch)
Pfizer Limited
T: +357 22817690
Tel: +44 (0) 1304 616161
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filile Latvij
Tel: + 371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden
aangepast.
Scan de code met een mobiel apparaat om de bijsluiter in verschillende talen te krijgen.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Deze bijsluiter is beschikbaar in alle EU/EER-talen op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau.