Pirfenidone aet 801 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat 267 mg pirfenidon.
Elke filmomhulde tablet bevat 534 mg pirfenidon.
Elke filmomhulde tablet bevat 801 mg pirfenidon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten zijn gele, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten met
de inscriptie “LP2” aan de ene kant en effen aan de andere kant met afmetingen van ongeveer 13,2 x
6,4 mm.
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten zijn oranje, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten
met de inscriptie “LP5” aan de ene kant en effen aan de andere kant met afmetingen van ongeveer 16,1
x 8,1 mm.
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten zijn bruine, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten
met de inscriptie “LP8” aan de ene kant en effen aan de andere kant met afmetingen van ongeveer 20,1
x 9,4 mm.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Pirfenidone AET is geïndiceerd voor de behandeling van lichte tot matige idiopathische pulmonale
fibrose (IPF) bij volwassenen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met Pirfenidone AET dient te worden ingesteld en gecontroleerd door specialisten met
ervaring met de diagnosestelling en behandeling van IPF.
Dosering
Volwassenen
Bij aanvang van de behandeling moet de dosis als volgt over een periode van 14 dagen worden
getitreerd tot de aanbevolen dagdosis van 2.403 mg per dag:
•
•
•
dag 1 tot en met 7: een dosis van 267 mg, driemaal daags (801 mg/dag);
dag 8 tot en met 14: een dosis van 534 mg, driemaal daags (1.602 mg/dag);
dag 15 en verder: een dosis van 801 mg, driemaal daags (2.403 mg/dag).
De aanbevolen dagelijkse onderhoudsdosis Pirfenidone AET bedraagt 801 mg driemaal daags met
voedsel voor een totale dagdosis van 2.403 mg.
Doses hoger dan 2.403 mg/dag worden voor geen enkele patiënt aanbevolen (zie rubriek 4.9).
2
Bij patiënten die 14 of meer achtereenvolgende dagen de behandeling met pirfenidon hebben
onderbroken, moet de behandeling opnieuw worden ingesteld met het initiële, 2 weken durende
titratieschema tot de aanbevolen dagdosis is bereikt.
Voor onderbreking van de behandeling gedurende minder dan 14 achtereenvolgende dagen, kan de
behandeling zonder titratie worden hervat met dezelfde voorgaande aanbevolen dagdosis.
Dosisaanpassingen en andere overwegingen voor veilig gebruik
Gastro-intestinale problemen
Patiënten die de behandeling als gevolg van gastro-intestinale bijwerkingen niet verdragen, moeten
eraan worden herinnerd dat het geneesmiddel met voedsel moet worden ingenomen. Als de
verschijnselen aanhouden, kan de dosering van pirfenidon worden verlaagd tot 267 mg-534 mg twee-
tot driemaal daags met voedsel met een nieuwe verhoging tot de aanbevolen dagdosis, afhankelijk van
hoe deze wordt verdragen. Als de verschijnselen aanhouden, kunnen patiënten worden geïnstrueerd de
behandeling één tot twee weken te onderbreken, zodat de verschijnselen kunnen verdwijnen.
Fotosensitiviteitsreactie of huiduitslag
Patiënten met een lichte tot matige fotosensitiviteitsreactie of huiduitslag moeten eraan worden
herinnerd elke dag een sunblock te gebruiken en blootstelling aan zonlicht te mijden (zie rubriek 4.4).
De dosis pirfenidon mag worden verlaagd naar 801 mg per dag (267 mg driemaal daags). Als de
huiduitslag na 7 dagen nog aanhoudt, moet pirfenidon voor 15 dagen worden onderbroken, waarna
hertitratie tot de aanbevolen dagdosis moet plaatsvinden op dezelfde wijze als bij aanvang van de
behandeling.
Patiënten met ernstige fotosensitiviteitsreactie of huiduitslag moeten worden geïnstrueerd de inname te
staken en medisch advies in te winnen (zie rubriek 4.4). Zodra de huiduitslag is verdwenen, kan
opnieuw met pirfenidon worden gestart en de dosis tot de aanbevolen dagdosis worden opgehoogd op
geleide van het oordeel van de arts.
Leverfunctie
In het geval van aanzienlijke verhoging van alanine- en/of aspartaataminotransferase (ALAT/ASAT)
met of zonder verhoging van bilirubine moet de dosis pirfenidon worden aangepast of de behandeling
worden stopgezet in overeenstemming met de richtlijnen in rubriek 4.4.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
Dosisaanpassing is niet noodzakelijk bij patiënten van 65 jaar en ouder (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte tot matige leverfunctiestoornis (d.w.z. Child-
Pugh-klasse A en B). Aangezien de plasmaspiegels van pirfenidon bij sommige personen met lichte
tot matige leverfunctiestoornis echter verhoogd kunnen zijn, is in deze populatie bij behandeling met
pirfenidon voorzichtigheid geboden. Patiënten met ernstige leverfunctiestoornis of terminale
leverziekte mogen niet met pirfenidon worden behandeld (zie rubrieken 4.3, 4.4 en 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte nierfunctiestoornis. Pirfenidon dient met
voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met matige (CrCl 30-50 ml/min) nierfunctiestoornis.
Patiënten met ernstige nierfunctiestoornis (CrCl <30 ml/min) of terminale nierziekte die dialyse
noodzakelijk maakt, mogen niet met pirfenidon worden behandeld (zie rubrieken 4.3 en 5.2).
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van pirfenidon bij pediatrische patiënten voor de indicatie IPF.
3
Wijze van toediening
Pirfenidone AET is voor oraal gebruik. De tabletten moeten in hun geheel met water worden
doorgeslikt en worden ingenomen met voedsel om het risico van misselijkheid en duizeligheid te
verlagen (zie rubrieken 4.8 en 5.2).
4.3
•
•
•
•
•
4.4
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Angio-oedeem bij eerder gebruik van pirfenidon (zie rubriek 4.4).
Gelijktijdig gebruik van fluvoxamine (zie rubriek 4.5).
Ernstige leverfunctiestoornis of terminale leverziekte (zie rubrieken 4.2 en 4.4).
Ernstige nierfunctiestoornis (CrCl <30 ml/min) of terminale nierziekte die dialyse noodzakelijk
maakt (zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Leverfunctie
Transaminaseverhogingen zijn vaak gemeld bij patiënten behandeld met pirfenidon. Voor aanvang van
de behandeling met pirfenidon moeten leverfunctietests (ALAT, ASAT en bilirubine) worden
uitgevoerd, en vervolgens met maandelijkse intervallen gedurende de eerste 6 maanden en daarna elke
3 maanden (zie rubriek 4.8).
Als bij een patiënt sprake is van een verhoging van aminotransferasen naar >3 tot <5 x de ULN zonder
verhoging van bilirubine en zonder verschijnselen van geneesmiddel-geïnduceerde leverschade na
aanvang van de behandeling met pirfenidon, moeten andere oorzaken worden uitgesloten en moet de
patiënt nauwlettend worden gevolgd. Het staken van andere geneesmiddelen die in verband zijn
gebracht met levertoxiciteit, moet worden overwogen. Indien klinisch noodzakelijk, moet de dosis
pirfenidon worden verlaagd of de behandeling worden onderbroken. Zodra de leverfunctietests binnen
de normaalwaarden zijn, mag pirfenidon weer worden opgehoogd tot de aanbevolen dagdosis indien
deze wordt verdragen.
Geneesmiddel-geïnduceerde leverschade
Soms gingen verhogingen in ASAT en ALAT gepaard met gelijktijdige verhogingen van bilirubine.
Na het in de handel brengen zijn ernstige gevallen van geneesmiddel-geïnduceerde leverschade
gemeld, waaronder geïsoleerde gevallen met fatale afloop (zie rubriek 4.8).
Naast de aanbevolen regelmatige monitoring van de leverfunctie moeten ook direct klinische
beoordeling en leverfunctietests worden uitgevoerd bij patiënten die symptomen melden die kunnen
wijzen op leverschade, waaronder vermoeidheid, anorexia, buikpijn rechtsboven, donkerkleuring van
de urine of geelzucht.
Als bij een patiënt sprake is van een verhoging van aminotransferasen naar >3 tot <5 x de ULN in
combinatie met hyperbilirubinemie of klinische verschijnselen die wijzen op leverschade, moet
behandeling met pirfenidon permanent worden gestaakt en mag de patiënt niet opnieuw aan het middel
worden blootgesteld.
Als bij een patiënt sprake is van een verhoging van aminotransferasen tot ≥5 x de ULN, moet
behandeling met pirfenidon permanent worden gestaakt en mag de patiënt niet opnieuw aan het middel
worden blootgesteld.
Leverfunctiestoornis
Bij personen met matige leverfunctiestoornis (d.w.z. Child-Pugh-klasse B) was de pirfenidon-
blootstelling met 60% verhoogd. Gezien het potentieel voor verhoogde blootstelling aan pirfenidon is
bij patiënten met reeds bestaande lichte tot matige leverfunctiestoornis (d.w.z. Child-Pugh-klasse A en
B) bij behandeling met pirfenidon voorzichtigheid geboden. Patiënten moeten nauwlettend
4
geobserveerd worden op tekenen van toxiciteit als zij gelijktijdig een bekende CYP1A2-remmer
gebruiken (zie rubrieken 4.5 en 5.2). Pirfenidon is niet onderzocht bij personen met ernstige
leverfunctiestoornis en mag bij deze patiënten niet worden gebruikt (zie rubriek 4.3).
Fotosensitiviteitsreactie en huiduitslag
Blootstelling aan direct zonlicht (inclusief zonnelampen) dient te worden vermeden of zoveel mogelijk
beperkt tijdens behandeling met pirfenidon. Patiënten moeten worden geïnstrueerd elke dag een
sunblock te gebruiken, kleding te dragen die beschermt tegen blootstelling aan zonlicht en andere
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze fotosensibiliteit veroorzaken, te mijden. Patiënten moeten
worden geïnstrueerd verschijnselen van een fotosensitiviteitsreactie of huiduitslag aan hun arts te
melden. Ernstige fotosensitiviteitsreacties komen niet vaak voor. Dosisaanpassingen of tijdelijke
stopzetting van de behandeling kunnen noodzakelijk zijn bij lichte tot ernstige gevallen van
fotosensitiviteitsreactie of huiduitslag (zie rubriek 4.2).
Ernstige huidreacties
Er is melding gedaan van Stevens-Johnson-syndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN),
die levensbedreigend of fataal kunnen zijn, in samenhang met de behandeling met pirfenidon in de
postmarketingfase. Als er tekenen en symptomen optreden die op deze reacties wijzen, moet
Pirfenidone AET onmiddellijk worden stopgezet. Als de patiënt SJS of TEN heeft ontwikkeld bij het
gebruik van pirfenidon, mag de behandeling met Pirfenidone AET niet opnieuw worden gestart en
moet deze permanent worden stopgezet.
Angio-oedeem/Anafylaxie
Gevallen van angio-oedeem (waarvan sommige ernstig), zoals zwelling van gezicht, lippen en/of tong,
mogelijk samengaand met kortademigheid of piepende ademhaling, zijn in samenhang met pirfenidon
gemeld in de postmarketingfase. Meldingen van anafylactische reacties zijn ook ontvangen. Daarom
moeten patiënten die na inname van pirfenidon klachten of symptomen van angio-oedeem of ernstige
allergische reacties ontwikkelen onmiddelijk met de behandeling stoppen. Patiënten met angio-
oedeem of ernstige allergische reacties moeten op de hiervoor gebruikelijke wijze behandeld worden.
Pirfenidon mag niet worden gebruikt bij patiënten die eerder angio-oedeem of overgevoeligheid
hebben ontwikkeld als gevolg van pirfenidon (zie rubriek 4.3).
Duizeligheid
Bij patiënten die pirfenidon gebruikten, is melding gedaan van duizeligheid. Daarom moeten patiënten
weten hoe ze op dit geneesmiddel reageren, voor ze activiteiten ondernemen waarvoor geestelijke
alertheid of coördinatie noodzakelijk is (zie rubriek 4.7). In klinische onderzoeken was bij de meeste
patiënten sprake van slechts één enkele keer duizeligheid, en de meeste gevallen van duizeligheid
verdwenen, met een mediane duur van 22 dagen. Als de duizeligheid niet verbetert of juist ernstiger
wordt, kan dosisaanpassing of zelfs stopzetting van pirfenidon geboden zijn.
Vermoeidheid
Bij patiënten die pirfenidon gebruikten, is melding gedaan van vermoeidheid. Daarom moeten
patiënten weten hoe ze op dit geneesmiddel reageren, voor ze activiteiten ondernemen waarvoor
geestelijke alertheid of coördinatie noodzakelijk is (zie rubriek 4.7).
Gewichtsverlies
Bij met pirfenidon behandelde patiënten is gewichtsverlies gemeld (zie rubriek 4.8). Artsen moeten
het gewicht van de patiënt monitoren en waar nodig een verhoogde calorische inname stimuleren, als
zij van oordeel zijn dat het gewichtsverlies klinisch significant is.
Hyponatriëmie
Hyponatriëmie is gemeld bij patiënten behandeld met pirfenidon (zie rubriek 4.8). De symptomen van
hyponatriëmie kunnen onduidelijk zijn en gemaskeerd worden door comorbiditeiten. Daarom wordt
5
regelmatige controle van de relevante laboratoriumwaarden aanbevolen, vooral in aanwezigheid van
suggestieve symptomen zoals misselijkheid, hoofdpijn of duizeligheid.
Hulpstoffen met bekend effect
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per filmomhulde tablet, dat wil zeggen
dat het in wezen ‘natriumvrij’ is.
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten
Dit geneesmiddel bevat azokleurstoffen die allergische reacties kunnen veroorzaken.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Pirfenidon wordt voor ongeveer 70-80% omgezet door CYP1A2, terwijl andere CYP-iso-enzymen,
waaronder CYP2C9, 2C19, 2D6 en 2E1, in mindere mate bijdragen.
Consumptie van grapefruitsap wordt in verband gebracht met remming van CYP1A2 en dient tijdens
behandeling met pirfenidon te worden vermeden.
Fluvoxamine en remmers van CYP1A2
In een fase 1-onderzoek leidde de gelijktijdige toediening van pirfenidon en fluvoxamine (een
krachtige remmer van CYP1A2 met remmende effecten op andere CYP-iso-enzymen [CYP2C9, 2C19
en 2D6]) tot een viervoudige toename van de blootstelling aan pirfenidon bij niet-rokers.
Pirfenidon is gecontra-indiceerd bij patiënten die gelijktijdig fluvoxamine gebruiken (zie rubriek 4.3).
Het gebruik van fluvoxamine moet worden gestaakt voor aanvang en worden vermeden tijdens de
behandeling met pirfenidon in verband met de verminderde klaring van pirfenidon. Andere
behandelingen die zowel CYP1A2 remmen als een of meer andere CYP-iso-enzymen die een rol
spelen bij de metabolisering van pirfenidon (bijv. CYP2C9, 2C19 en 2D6), moeten tijdens
behandeling met pirfenidon worden vermeden.
In vitro-
en
in vivo-extrapolaties
geven aan dat krachtige en selectieve remmers van CYP1A2 (bijv.
enoxacine) de blootstelling aan pirfenidon ongeveer 2 à 4 keer kunnen verhogen. Als gelijktijdig
gebruik van pirfenidon en een krachtige en selectieve remmer van CYP1A2 niet kan worden
vermeden, dient de dosis pirfenidon te worden verlaagd tot 801 mg per dag (267 mg, driemaal daags).
Patiënten dienen nauwlettend te worden gevolgd in verband met de mogelijkheid op het ontstaan van
aan de behandeling met pirfenidon gerelateerde bijwerkingen. Staak het gebruik van pirfenidon indien
noodzakelijk (zie rubrieken 4.2 en 4.4).
Gelijktijdige toediening van pirfenidon en 750 mg ciprofloxacine (een matige remmer van CYP1A2)
vergrootte de blootstelling aan pirfenidon met 81%. Als gebruik van ciprofloxacine in de dosering van
750 mg tweemaal daags niet kan worden vermeden, dient de dosis pirfenidon te worden verlaagd tot
1.602 mg per dag (534 mg, driemaal daags). Pirfenidon dient met voorzichtigheid te worden toegepast
wanneer ciprofloxacine in een dosering van 250 mg of 500 mg eenmaal of tweemaal daags wordt
gebruikt.
Pirfenidon dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten die met andere matige remmers
van CYP1A2 worden behandeld (bijv. amiodaron, propafenon).
Extra voorzichtigheid is daarnaast geboden als CYP1A2-remmers tegelijk worden gebruikt met
krachtige remmers van een of meer andere CYP-iso-enzymen die een rol spelen bij de metabolisering
van pirfenidon zoals CYP2C9 (bijv. amiodaron, fluconazol), 2C19 (bijv. chlooramfenicol) en 2D6
(bijv. fluoxetine, paroxetine).
Roken en inductoren van CYP1A2
In een fase 1-interactieonderzoek werd het effect beoordeeld van het roken van sigaretten (CYP1A2-
inductor) op de farmacokinetiek van pirfenidon. De blootstelling aan pirfenidon bij rokers was 50%
van de blootstelling die bij niet-rokers werd waargenomen. Roken kan in potentie de aanmaak van
6
leverenzymen induceren en zo de klaring van het geneesmiddel versterken en de blootstelling
verminderen. Gelijktijdig gebruik van sterke inductoren van CYP1A2, waaronder tabak, dient te
worden gemeden tijdens behandeling met pirfenidon vanwege de waargenomen relatie tussen roken en
de potentiële inductie van CYP1A2. Patiënten moeten worden gestimuleerd om tijdens behandeling
met pirfenidon de toepassing van CYP1A2-inductoren te staken en te stoppen met roken.
In het geval van matige inductoren van CYP1A2 (bijv. omeprazol) kan gelijktijdig gebruik in theorie
leiden tot verlaging van de plasmaspiegels van pirfenidon.
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die werken als krachtige inductoren van zowel CYP1A2
als de andere CYP-iso-enzymen die een rol spelen bij de metabolisering van pirfenidon (bijv.
rifampicine), kan leiden tot een aanzienlijke verlaging van de plasmaspiegels van pirfenidon. Deze
geneesmiddelen moeten waar mogelijk worden gemeden.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van pirfenidon bij zwangere vrouwen.
Bij dieren is sprake van placentapassage van pirfenidon en/of de metabolieten ervan, met een
potentiële accumulatie van pirfenidon en/of zijn metabolieten in vruchtwater.
In hoge doses (≥1.000 mg/kg/dag) vertoonden ratten verlenging van de zwangerschapsduur en daling
van de levensvatbaarheid van de foetus.
Uit voorzorg heeft het de voorkeur het gebruik van pirfenidon tijdens de zwangerschap niet te
gebruiken.
Borstvoeding
Het is niet bekend of pirfenidon/of de metabolieten ervan in de moedermelk worden uitgescheiden. Uit
beschikbare farmacokinetische gegevens bij dieren is gebleken dat pirfenidon en/of de metabolieten
ervan worden uitgescheiden in melk met een potentiële accumulatie van pirfenidon en/of zijn
metabolieten hierin (zie rubriek 5.3). Een risico voor de zuigeling die borstvoeding krijgt kan niet
worden uitgesloten.
Er moet worden besloten of de borstvoeding of de behandeling met pirfenidon wordt gestaakt, waarbij
het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling met pirfenidon voor de
vrouw in overweging moet worden genomen.
Vruchtbaarheid
In preklinisch onderzoek werden geen bijwerkingen op de vruchtbaarheid waargenomen (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Pirfenidon kan duizeligheid en vermoeidheid veroorzaken en kan dus geringe invloed hebben op de
rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Daarom moeten patiënten die voertuigen
besturen of machines bedienen voorzichtig zijn als ze deze symptomen ervaren.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De vaakst gemelde bijwerkingen tijdens klinisch onderzoek naar pirfenidon in een dosis van
2.403 mg/dag vergeleken met placebo waren misselijkheid (32,4% versus 12,2%), huiduitslag (26,2%
versus 7,7%), diarree (18,8% versus 14,4%), vermoeidheid (18,5% versus 10,4%), dyspepsie (16,1%
versus 5,0%), verminderde eetlust (20,7% versus 8,0%), hoofdpijn (10,1% versus 7,7%) en
fotosensitiviteitsreactie (9,3% versus 1,1%).
7
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De veiligheid van pirfenidon is onderzocht in klinische onderzoeken met 1.650 vrijwilligers en
patiënten. Meer dan 170 patiënten zijn in open studies langer dan 5 jaar onderzocht en sommigen tot
10 jaar.
Tabel 1 toont de bijwerkingen gemeld in een frequentie van ≥2% bij 623 patiënten behandeld met
pirfenidon in de aanbevolen dosis van 2.403 mg/dag in drie gepoolde fase 3-hoofdonderzoeken.
Bijwerkingen die postmarketing zijn gemeld, zijn eveneens in tabel 1 opgenomen. Bijwerkingen
worden per systeem/orgaanklassen opgesomd en binnen elke frequentie-indeling [zeer vaak (≥1/10),
vaak (≥1/100, <1/10), soms (≥1/1.000, <1/100), zelden (≥1/10.000, <1/1.000), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald)] worden de bijwerkingen gepresenteerd in volgorde van
afnemende ernst.
Tabel 1
Bijwerkingen per systeem/orgaanklassen en MedDRA-frequentie
Infecties en parasitaire aandoeningen
Zeer vaak
Bovensteluchtweginfectie
Vaak
Urineweginfectie
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Soms
Agranulocytose
1
Immuunsysteemaandoeningen
Soms
Angio-oedeem
1
Niet bekend
Anafylaxie
1
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak
Gewichtsverlies, verminderde eetlust
Soms
Hyponatriëmie
1
Psychische stoornissen
Zeer vaak
Insomnia
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Hoofdpijn, duizeligheid
Vaak
Somnolentie, dysgeusie, lethargie
Bloedvataandoeningen
Vaak
Opvliegers
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Zeer vaak
Dyspneu, hoesten
Vaak
Productieve hoest
8
Tabel 1
Bijwerkingen per systeem/orgaanklassen en MedDRA-frequentie
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Dyspepsie, misselijkheid, diarree, gastro-oesofageale refluxziekte, braken,
obstipatie
Vaak
Opgezette buik, onaangenaam gevoel in de buik, buikpijn, pijn in de
bovenbuik, maagklachten, gastritis, flatulentie
Lever- en galaandoeningen
Vaak
Verhoogde ALAT, verhoogde ASAT, verhoogde gammaglutamyltransferase
Soms
Verhoogd totaal serum bilirubine in combinatie met verhogingen van ALAT
en ASAT
1
, geneesmiddel-geïnduceerde leverschade
2
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer vaak
Huiduitslag
Vaak
Fotosensitiviteitsreactie, pruritus, erytheem, droge huid, erythemateuze
huiduitslag, maculaire huiduitslag, pruritische huiduitslag
Niet bekend
Stevens-Johnson-syndroom
1
, toxische epidermale necrolyse
1
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Zeer vaak
Artralgie
Vaak
Myalgie
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Vermoeidheid
Vaak
Asthenie, niet-cardiale pijn op de borst
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties
Vaak
Zonnebrand
1.
2.
Vastgesteld via postmarketingsurveillance
Na het in de handel brengen zijn gevallen van ernstige geneesmiddel-geïnduceerde leverschade gemeld,
waaronder geïsoleerde gevallen met fatale afloop (zie rubrieken 4.3 en 4.4).
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Verminderde eetlust
Tijdens de klinische hoofdonderzoeken waren gevallen van verminderde eetlust gemakkelijk
beheersbaar en over het algemeen niet geassocieerd met significante gevolgen. Soms werden gevallen
van verminderde eetlust geassocieerd met significant gewichtsverlies en was medische interventie
noodzakelijk.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is beperkte klinische ervaring met overdosering. Meerdere doses pirfenidon tot een totale dagdosis
van 4.806 mg werden als zes capsules van 267 mg driemaal daags toegediend aan gezonde volwassen
vrijwilligers over een 12 dagen durende periode van dosisverhoging. Bijwerkingen waren licht,
tijdelijk en consistent met de meest gemelde bijwerkingen voor pirfenidon.
In het geval van een vermoede overdosering, dient ondersteunende medische zorg te worden geleverd,
inclusief bewaking van de vitale functies en nauwlettende observatie van de klinische toestand van de
patiënt.
9
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: immunosuppressiva, overige immunosuppressiva, ATC-code:
L04AX05.
Het werkingsmechanisme van pirfenidon is nog niet volledig vastgesteld. Bestaande gegevens duiden
er echter op dat pirfenidon zowel antifibrotische als ontstekingsremmende eigenschappen heeft in
diverse in-vitrosystemen en diermodellen van longfibrose (door bleomycine en transplantatie
geïnduceerde fibrose).
IPF is een chronische fibrotische en inflammatoire longziekte die wordt beïnvloed door de synthese en
afgifte van pro-inflammatoire cytokinen, waaronder tumornecrosefactor-alfa (TNF-α) en interleukine-
1-bèta (IL-1β), en gebleken is dat pirfenidon de accumulatie van ontstekingscellen in respons op
diverse prikkels vermindert.
Pirfenidon reduceert de fibroblastproliferatie, de aanmaak van met fibrose samenhangende eiwitten en
cytokinen, en de verhoogde biosynthese en accumulatie van extracellulaire matrix in respons op
cytokinegroeifactoren zoals transformerende groeifactor-bèta (TGF-β) en van bloedplaatjes afgeleide
groeifactor (PDGF).
Klinische werkzaamheid
De klinische werkzaamheid van pirfenidon is onderzocht in vier multicentrische, gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-onderzoeken bij patiënten met IPF. Drie van de fase 3-
onderzoeken (PIPF-004, PIPF-006 en PIPF-016) waren multinationaal en één (SP3) werd uitgevoerd
in Japan.
In PIPF-004 en PIPF-006 werd de behandeling met pirfenidon 2.403 mg/dag vergeleken met placebo.
De onderzoeken waren bijna identiek van opzet, met enkele uitzonderingen, waaronder een groep met
een tussenliggende dosis (1.197 mg/dag) in PIPF-004. In beide onderzoeken werd de behandeling
driemaal daags toegediend gedurende ten minste 72 weken. Het primaire eindpunt in beide
onderzoeken was de verandering vanaf baseline tot week 72 in het percentage van de voorspelde
waarde voor geforceerde vitale capaciteit (FVC).
In onderzoek PIPF-004 was de daling van het percentage van de voorspelde waarde voor FVC vanaf
baseline bij patiënten die met pirfenidon werden behandeld (N=174), bij week 72 van de behandeling
significant lager dan bij patiënten die placebo kregen (N=174; p=0,001, rang-ANCOVA). Behandeling
met pirfenidon verminderde daarnaast significant de daling van het percentage van de voorspelde
waarde voor FVC vanaf baseline bij week 24 (p=0,014), week 36 (p<0,001), week 48 (p<0,001) en
week 60 (p<0,001). Bij week 72 werd bij 20% van de patiënten die pirfenidon kregen, een afname
vanaf baseline waargenomen in het percentage van de voorspelde waarde voor FVC van ≥10% (een
drempel die indicatief is voor het mortaliteitsrisico bij IPF) vergeleken met 35% bij degenen die
placebo kregen (tabel 2).
Tabel 2
Categorische indeling van verandering vanaf baseline tot week 72
in het percentage van de voorspelde waarde voor FVC in onderzoek PIPF-004
Pirfenidon
2.403 mg/dag
Placebo
(N = 174)
(N = 174)
Afname ≥10% of sterfgeval of longtransplantatie
35 (20%)
60 (34%)
Afname minder dan 10%
97 (56%)
90 (52%)
Geen afname (verandering FVC >0%)
42 (24%)
24 (14%)
Hoewel er tussen patiënten die pirfenidon kregen, en degenen met placebo geen verschil was in
verandering vanaf baseline tot week 72 in de afgelegde afstand tijdens een zes minuten durende
looptest (6MWT) volgens de vooraf gespecificeerde rang-ANCOVA, vertoonde in een ad-hocanalyse
10
37% van de patiënten die pirfenidon kregen, een afname van ≥50 m in 6MWT-afstand tegen 47% van
de patiënten die placebo kregen in PIPF-004.
In onderzoek PIPF-006 leidde behandeling met pirfenidon (N=171) bij week 72 niet tot een
verminderde afname van het percentage van de voorspelde waarde voor FVC vanaf baseline
vergeleken met placebo (N=173; p=0,501). Behandeling met pirfenidon verminderde vanaf baseline
echter wel de daling van het percentage van de voorspelde waarde voor FVC bij week 24 (p<0,001),
week 36 (p=0,011) en week 48 (p=0,005). Bij week 72 werd een afname in FVC van ≥10%
waargenomen bij 23% van de patiënten met pirfenidon en bij 27% van degenen met placebo (tabel 3).
Tabel 3
Categorische indeling van verandering vanaf baseline tot week 72
in het percentage van de voorspelde waarde voor FVC in onderzoek PIPF-
006
Pirfenidon
2.403 mg/dag
Placebo
(N = 171)
(N = 173)
Afname ≥10% of sterfgeval of long-
39 (23%)
46 (27%)
transplantatie
Afname minder dan 10%
88 (52%)
89 (51%)
Geen afname (verandering FVC >0%)
44 (26%)
38 (22%)
De afname van de afstand in de 6MWT vanaf baseline tot week 72 was in PIPF-006 significant
verminderd vergeleken met placebo (p<0,001, rang-ANCOVA). Verder werd er in een ad-hocanalyse
van PIPF-006 bij 33% van de patiënten die pirfenidon kregen een afname van ≥50 m in de afstand bij
de 6MWT gezien, in de groep die placebo kreeg gebeurde dit bij 47% van de patiënten.
In een gepoolde analyse van de overleving in PIPF-004 en PIPF-006 was het sterftecijfer in de groep
met pirfenidon 2.403 mg/dag 7,8% vergeleken met 9,8% met placebo (risicoratio 0,77 [95%-
betrouwbaarheidsinterval, 0,47–1,28]).
In PIPF-016 werd de behandeling met pirfenidon 2.403 mg/dag vergeleken met placebo. De
behandeling werd gedurende 52 weken driemaal daags toegediend. Het primaire eindpunt was de
verandering vanaf baseline tot aan week 52 in percentage voorspelde waarde voor FVC. Van de in
totaal 555 patiënten was het mediane percentage van de voorspelde waarde voor FVC en %DL
CO
bij
baseline respectievelijk 68% (spreiding: 48–91%) en 42% (spreiding: 27–170%). Twee procent van de
patiënten had een percentage van de voorspelde waarde voor FVC dat lager was dan 50% en 21% van
de patiënten had een percentage van de voorspelde waarde voor DL
CO
dat lager was dan 35% bij
baseline.
In onderzoek PIPF-016 was bij patiënten die pirfenidon (N=278) ontvingen na 52 weken behandeling
de afname vanaf baseline van het percentage voorspelde waarde voor FVC significant verminderd
vergeleken met patiënten die placebo ontvingen (N=277; p<0,000001, rang-ANCOVA). Behandeling
met pirfenidon verminderde ook de afname vanaf baseline van het percentage voorspelde waarde voor
FVC na 13 (p<0,000001), 26 (p<0,000001) en 39 weken (p=0,000002) significant. Op week 52 werd
een daling vanaf baseline van het percentage voorspelde waarde voor FVC van ≥10% of overlijden
gezien bij 17% van de patiënten die pirfenidon ontvingen vergeleken met 32% van de patiënten die
placebo ontvingen (tabel 4).
Tabel 4
Categorale weergave van verandering vanaf baseline tot
week 52 in percentage voorspelde waarde voor FVC in onderzoek PIPF-
016
Pirfenidon
2.403 mg/dag
Placebo
(N = 278)
(n = 277)
Afname ≥10% of overlijden
46 (17%)
88 (32%)
Afname minder dan 10%
169 (61%)
162 (58%)
Geen afname (verandering FVC >0%)
63 (23%)
27 (10%)
11
In PIPF-016 was de daling in afgelegde afstand tijdens een ‘zes minuten looptest’ (6MWT) vanaf
baseline tot aan week 52 significant verminderd bij patiënten die pirfenidon kregen in vergelijking met
patiënten die placebo kregen (p=0,036, rang-ANCOVA); 26% van de patiënten die pirfenidon kregen,
toonden in 6MWT een afname van ≥50 m van de afgelegde afstand in vergelijking met 36% van de
patiënten die placebo kregen.
In een vooraf gespecificeerde gepoolde analyse van de onderzoeken PIPF-016, PIPF-004 en PIPF-006
was de mortaliteit ongeacht de oorzaak na 12 maanden significant lager in de groep die pirfenidon
2.403 mg/dag kreeg (3,5%, 22 van de 623 patiënten) vergeleken met placebo (6,7%, 42 van de 624
patiënten), wat resulteerde in een daling van 48% van het risico op mortaliteit ongeacht de oorzaak
binnen de eerste 12 maanden (HR 0,52 [95% BI, 0,31-0,87], p=0.0107, log-rank-test).
In het onderzoek (SP3) met Japanse patiënten werd pirfenidon 1800 mg/dag (vergelijkbaar met
2.403 mg/dag in de Amerikaanse en Europese populatie van PIPF-004/006 op een voor gewicht
genormaliseerde basis) vergeleken met placebo (respectievelijk N=110, N=109). Behandeling met
pirfenidon verminderde significant de gemiddelde afname in vitale capaciteit (VC) bij week 52 (het
primaire eindpunt) vergeleken met placebo (respectievelijk -0,09±0,02 l versus -0,16±0,02 l, p=0,042)
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting om de resultaten in
te dienen van onderzoek met pirfenidon in alle subgroepen van pediatrische patiënten met IPF (zie
rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Toediening van pirfenidon-capsules met voedsel leidde, in vergelijking met toediening in nuchtere
toestand, tot een grote afname in C
max
(met 50%) en tot een kleiner effect op de AUC. Na orale
toediening van een eenmalige dosis van 801 mg aan gezonde, oudere volwassen vrijwilligers (50-66
jaar) na voedselinname nam de absorptiesnelheid van pirfenidon af, terwijl de AUC na voedselinname
ongeveer 80-85% bedroeg van de AUC waargenomen in nuchtere toestand.
Bio-equivalentie werd
aangetoond in nuchtere toestand wanneer de 801 mg-tablet vergeleken werd met drie 267 mg-
capsules.
Na voedselinname voldeed de 801 mg-tablet aan de bio-equivalentiecriteria voor AUC-
waarden vergeleken met de capsules, terwijl de 90%-betrouwbaarheidsintervallen voor C
max
(108,26%-125,60%) de bovengrens van de standaard bio-equivalentiegrenzen (90% BI:
80,00%-125,00%) licht overschreden. Het effect van voedsel op de AUC van oraal pirfenidon was
hetzelfde voor de tablet- en capsuleformuleringen. In vergelijking met de nuchtere toestand
verminderde de C
max
van pirfenidon na toediening van de formuleringen met voedsel, waarbij de
pirfenidon-tablet de C
max
iets minder verlaagde (met 40%) dan de pirfenidon-capsules (met 50%). De
incidentie van ongewenste voorvallen (misselijkheid en duizeligheid) was bij gevoede proefpersonen
lager dan in de nuchtere groep. Daarom wordt geadviseerd pirfenidon toe te dienen met voedsel om de
incidentie van misselijkheid en duizeligheid te verlagen.
De absolute biologische beschikbaarheid van pirfenidon is bij de mens niet vastgesteld.
Distributie
Pirfenidon bindt aan humane plasma-eiwitten, voornamelijk aan serumalbumine. De totale gemiddelde
binding varieerde van 50% tot 58% bij concentraties waargenomen in klinische onderzoeken (1 tot
100 μg/ml). Het gemiddelde fictieve, orale steady state verdelingsvolume bedraagt ongeveer 70 l, wat
erop wijst dat de pirfenidondistributie naar weefsels bescheiden is.
Biotransformatie
Pirfenidon wordt voor ongeveer 70-80% omgezet door CYP1A2, terwijl andere CYP-iso-enzymen,
waaronder CYP2C9, 2C19, 2D6, en 2E1, in mindere mate bijdragen.
In-vitro-gegevens
wijzen op
enige farmacologisch relevante activiteit van de voornaamste metaboliet (5-carboxy-pirfenidon) bij
concentraties boven de piekplasmaconcentraties bij IPF-patiënten. Dit zou klinisch relevant kunnen
12
worden bij patiënten met een matige nierfunctiestoornis waarbij de blootstelling aan 5-carboxy-
pirfenidon in plasma is verhoogd.
Eliminatie
De orale klaring van pirfenidon lijkt licht verzadigbaar. In een dose-rangingonderzoek met meerdere
doses bij gezonde oudere volwassenen (doses van 267 mg tot 1.335 mg driemaal daags) nam de
gemiddelde klaring boven een dosis van 801 mg driemaal daags met ongeveer 25% af. Na toediening
van een eenmalige dosis pirfenidon aan gezonde oudere volwassenen bedroeg de gemiddelde fictieve
terminale eliminatiehalfwaardetijd ongeveer 2,4 uur. Ongeveer 80% van een oraal toegediende dosis
pirfenidon wordt binnen 24 uur na toediening geklaard via de urine. Het grootste deel van pirfenidon
wordt uitgescheiden als de metaboliet 5-carboxy-pirfenidon (>95% van het teruggevonden deel) met
minder dan 1% pirfenidon dat onveranderd in urine wordt uitgescheiden.
Speciale patiëntengroepen
Leverfunctiestoornis
De farmacokinetiek van pirfenidon en de metaboliet 5-carboxy-pirfenidon werd vergeleken bij
proefpersonen met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B) en bij proefpersonen met een
normale leverfunctie. De uitkomsten vertoonden een gemiddelde toename van pirfenidonblootstelling
met 60% na een eenmalige dosis van 801 mg pirfenidon (3 x een capsule van 267 mg) bij patiënten
met matige leverfunctiestoornis. Pirfenidon moet met voorzichtigheid worden toegepast bij patiënten
met lichte tot matige leverfunctiestoornis en patiënten moeten nauwlettend geobserveerd worden op
tekenen van toxiciteit als zij gelijktijdig een bekende CYP1A2-remmer gebruiken (zie rubriek 4.2 en
4.4). Pirfenidon is gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis en terminale leverziekte (rubriek
4.2 en 4.3).
Nierfunctiestoornis
Er werden geen klinisch relevante verschillen in de farmacokinetiek van pirfenidon waargenomen
tussen proefpersonen met lichte tot ernstige nierfunctiestoornis en proefpersonen met een normale
nierfunctie. Het moederbestanddeel wordt overwegend omgezet in 5-carboxy-pirfenidon. De
gemiddelde (SD) AUC
0-∞
van 5-carboxy-pirfenidon was significant hoger bij de groepen met matige
(p=0,009) en ernstige (p<0,0001) nierfunctiestoornis dan bij de groep met normale nierfunctie,
respectievelijk 100 (26,3) mg•u/l en 168 (67,4) mg•u/l vergeleken met 28,7 (4,99) mg•u/l.
Nierfunctiestoornis
groep
Normaal
n
=
6
Licht
n
=
6
Matig
n
=
6
Ernstig
n
=
6
AUC
0-∞
(mg•u/l)
Statistiek
Gemiddelde (SD)
Mediaan (25
e
–75
e
)
Gemiddelde (SD)
Mediaan (25
e
–75
e
)
Gemiddelde (SD)
Mediaan (25
e
–75
e
)
Gemiddelde (SD)
Mediaan (25
e
–75
e
)
pirfenidon
42,6 (17,9)
42,0 (33,1–55,6)
59,1 (21,5)
51,6 (43,7–80,3)
63,5 (19,5)
66,7 (47,7–76,7)
46,7 (10,9)
49,4 (40,7–55,8)
5-carboxy-pirfenidon
28,7 (4,99)
30,8 (24,1–32,1)
49,3 (14,6)
43,0 (38,8–56,8)
100 (26,3)
96,3 (75,2–123)
168 (67,4)
150 (123–248)
c
b
a
AUC
0-∞
=
oppervlakte onder de concentratie–tijdscurve vanaf tijdstip 0 tot oneindig.
a p-waarde t.o.v. normaal = 1,00 (paarsgewijze vergelijking met Bonferroni-correctie)
b p-waarde t.o.v. normaal = 0,009 (paarsgewijze vergelijking met Bonferroni-correctie)
c p-waarde t.o.v. normaal < 0,0001 (paarsgewijze vergelijking met Bonferroni-correctie)
De blootstelling aan 5-carboxy-pirfenidon is 3,5-voudig of meer verhoogd bij patiënten met matige
nierfunctiestoornis. De klinisch relevante farmacodynamische activiteit van de metaboliet kan bij
patiënten met een matige nierfunctiestoornis niet worden uitgesloten. Er is geen dosisaanpassing nodig
bij patiënten met lichte nierfunctiestoornis die pirfenidon krijgen. Pirfenidon dient met voorzichtigheid
te worden toegepast bij patiënten met matige nierfunctiestoornis. De toepassing van pirfenidon is
13
gecontra-indiceerd bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornis (CrCl <30 ml/min) of terminale
nierziekte die dialyse noodzakelijk maakt (zie rubriek 4.2 en 4.3).
Populatiefarmacokinetische analysen uit vier onderzoeken met gezonde proefpersonen of
proefpersonen met nierfunctiestoornis en één onderzoek met patiënten met IPF lieten geen klinisch
relevant effect op de farmacokinetiek van pirfenidon zien van leeftijd, geslacht of lichaamsgrootte.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit en carcinogeen potentieel.
In onderzoeken naar toxiciteit bij herhaalde toediening werd bij muizen, ratten en honden een toename
van het levergewicht vastgesteld; dit ging dikwijls gepaard met centrilobulaire hypertrofie van de
lever. Na staken van de behandeling werd reversibiliteit waargenomen. In
carcinogeniciteitsonderzoeken met ratten en muizen werd een verhoogde incidentie van levertumoren
geconstateerd. Deze hepatische bevindingen komen overeen met een inductie van hepatische
microsomale enzymen, een effect dat niet is waargenomen bij patiënten die pirfenidon kregen. Deze
bevindingen worden als niet relevant voor de mens beoordeeld.
Een statistisch significante toename van uterustumoren werd waargenomen bij vrouwtjesratten die
1.500 mg/kg/dag kregen toegediend, 37 maal de dosis van 2.403 mg/dag bij de mens. De resultaten
van mechanistische onderzoeken duiden erop dat het optreden van uterustumoren waarschijnlijk
verband houdt met een chronische dopaminegemedieerde disbalans van geslachtshormonen, waarbij
een soortspecifiek endocrien mechanisme een rol speelt dat bij de mens ontbreekt.
Reproductieve toxiciteitsonderzoeken lieten geen bijwerkingen zien op de mannelijke en vrouwelijke
vruchtbaarheid of postnatale ontwikkeling van nakomelingen bij ratten en er waren geen aanwijzingen
voor teratogeniciteit bij ratten (1.000 mg/kg/dag) of konijnen (300 mg/kg/dag). Bij dieren is sprake
van placentapassage van pirfenidon en/of de metabolieten ervan, met een potentiële accumulatie van
pirfenidon en/of zijn metabolieten in vruchtwater. In hoge doses (≥450 mg/kg/dag) vertoonden ratten
een verlenging van de oestruscyclus en een hoge incidentie van onregelmatige cycli. In hoge doses
(≥1.000 mg/kg/dag) vertoonden ratten een verlenging van de zwangerschapsduur en afname van de
levensvatbaarheid van de foetus. Onderzoeken bij lacterende ratten duiden erop dat pirfenidon en/of de
metabolieten ervan worden uitgescheiden in melk, met een potentiële accumulatie van pirfenidon
en/of zijn metabolieten hierin.
Pirfenidon vertoonde geen aanwijzingen voor mutagene of genotoxische activiteit in een
standaardreeks onderzoeken en was bij het testen onder UV-blootstelling niet mutageen. Bij testen
onder UV-blootstelling was pirfenidon positief in een fotoclastogene test met longcellen van Chinese
hamsters.
Fototoxiciteit en irritatie werden vastgesteld bij cavia's na orale toediening van pirfenidon met
blootstelling aan UV-A/UV-B-licht. De ernst van de fototoxische laesies werd verminderd door
toepassing van een zonnebrandmiddel met beschermingsfactor.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Mannitol (E421)
Crosscarmellosenatrium
Povidon
Microkristallijne cellulose (E460)
Watervrij colloïdaal siliciumdioxide
Natriumstearylfumaraat
14
Filmomhulling
Polyvinylalcohol, gedeeltelijk gehydrolyseerd (E1203)
Titaandioxide (E171)
Macrogol (E1521)
Talk (E553b)
267 mg-tablet
Ijzeroxide geel (E172)
534 mg-tablet
Zonnegeel FCF aluminiumlak (E110)
801 mg-tablet
Ijzeroxide rood (E172)
Ijzeroxide zwart (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Witte ondoorzichtige hogedichtheidspolyethyleen (HDPE)-fles met een kindveilige sluiting en
verzegelde polypropyleen schroefdop of witte ondoorzichtige PVC/PE/PCTFE aluminium
blisterverpakking.
Verpakkingsgrootten
267 mg-filmomhulde tabletten
Fles
1 fles met 90 filmomhulde tabletten
Blisterverpakking
63 filmomhulde tabletten (3 blisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde tabletten)
252 filmomhulde tabletten (12 blisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde tabletten)
63x1 filmomhulde tablet (3 geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde
tabletten)
534 mg-filmomhulde tabletten
252 filmomhulde tabletten (12 blisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde tabletten)
252x1 filmomhulde tablet (12 geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde
tabletten)
801 mg-filmomhulde tabletten
Fles
1 fles met 90 filmomhulde tabletten
Blisterverpakking
15
63 filmomhulde tabletten (3 blisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde tabletten)
84 filmomhulde tabletten (4 blisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde tabletten)
252 filmomhulde tabletten (12 blisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde tabletten)
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 2
22767 Hamburg
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/001
EU/1/22/1655/002
EU/1/22/1655/003
EU/1/22/1655/004
EU/1/22/1655/005
EU/1/22/1655/006
EU/1/22/1655/007
EU/1/22/1655/008
EU/1/22/1655/009
EU/1/22/1655/010
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning:
Datum van laatste verlenging:
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
16
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
17
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Delorbis Pharmaceuticals Ltd.
17 Athinon str.Ergates Industrial Area
2643 Ergates, Lefkosia
Cyprus
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
•
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder dient zich ervan te verzekeren dat op het moment dat pirfenidon op de markt
wordt gebracht, alle artsen die naar verwachting pirfenidon gaan voorschrijven, zijn voorzien van een
artseninformatiepakket met de volgende inhoud:
•
•
•
Productinformatie (SPC)
Informatie voor artsen (veiligheidschecklists)
Informatie voor patiënten (PIL)
18
De veiligheidschecklist over pirfenidon moet de volgende sleutelelementen bevatten met betrekking
tot de leverfunctie, geneesmiddel-geïnduceerde leverschade en fotosensitiviteit:
Leverfunctie, geneesmiddel-geïnduceerde leverschade
•
pirfenidon is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis of terminale
leverziekte.
•
De behandeling met pirfenidon kan gepaard gaan met verhoging van de serumtransaminasen.
•
Voor aanvang van instelling van de behandeling met pirfenidon moeten leverfunctietests
worden gecontroleerd. Ook daarna moeten met regelmatige tussenpozen tests worden
uitgevoerd.
•
Patiënten moeten nauwlettend worden geobserveerd op verhoging van de leverenzymen met
eventueel gerichte dosisaanpassingen of stopzetting van de behandeling.
•
Directe klinische beoordeling en leverfunctietests bij patiënten die klachten van leverschade
ontwikkelen.
Fotosensitiviteit
•
Patiënten dienen erop gewezen te worden dat behandeling met pirfenidon gepaard kan gaan met
fotosensitiviteitsreacties en dat er wellicht preventieve maatregelen genomen moeten worden.
•
Patiënten wordt geadviseerd blootstelling aan direct zonlicht te vermijden of tot een minimum te
beperken (inclusief zonnelampen).
•
Patiënten moeten worden geïnstrueerd elke dag een sunblock te gebruiken, kleding te dragen die
beschermt tegen blootstelling aan zonlicht en andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze
fotosensitiviteit veroorzaken, te mijden.
In de informatie voor artsen moet het verzoek worden opgenomen om ernstige bijwerkingen en
klinisch significante bijwerkingen van speciaal belang te melden, waaronder:
•
•
•
•
Fotosensitiviteitsreacties en huiduitslag
Abnormale leverfunctietests
Geneesmiddel-geïnduceerde leverschade
Andere klinisch significante bijwerkingen naar het oordeel van de arts
19
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
20
A. ETIKETTERING
21
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 267 mg pirfenidon.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
Blister
63 filmomhulde tabletten
252 filmomhulde tabletten
63x1 filmomhulde tablet
Fles
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
22
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/002 63 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/003 63 x 1 filmomhulde tablet
EU/1/22/1655/004 252 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/001 90 filmomhulde tabletten
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Pirfenidone AET 267 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
23
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGSTRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGSTRIPS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
24
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET - FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 267 mg pirfenidon.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
25
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/001
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
26
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 534 mg pirfenidon.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat azokleurstof.
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
252 filmomhulde tabletten
252x1 filmomhulde tablet
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
27
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/005 252 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/006 252 x 1 filmomhulde tablet
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Pirfenidone AET 534 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
28
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGSTRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGSTRIPS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
29
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 801 mg pirfenidon.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
Blister
63 filmomhulde tabletten
84 filmomhulde tabletten
252 filmomhulde tabletten
Fles
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
30
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/008 63 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/009 84 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/010 252 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/007 90 filmomhulde tabletten
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Pirfenidone AET 801 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
31
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGSTRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGSTRIPS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
32
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET - FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 801 mg pirfenidon.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
33
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/007 filmomhulde tabletten
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
34
B. BIJSLUITER
35
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
•
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
•
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
•
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
•
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Pirfenidone AET en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Pirfenidone AET en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Pirfenidone AET bevat de werkzame stof pirfenidon en het wordt gebruikt voor de behandeling van
lichte tot matige idiopathische longfibrose (IPF) bij volwassenen.
IPF is een aandoening waarbij de weefsels in uw longen in de loop van de tijd verdikken en
verlittekend raken, waardoor het moeilijk wordt diep adem te halen. Hierdoor kunnen uw longen niet
goed werken. Pirfenidone AET helpt de verlittekening en de verdikking in de longen te verminderen
en draagt ertoe bij dat u beter kunt ademhalen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
•
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
•
Als u eerder angio-oedeem heeft gehad door gebruik van pirfenidon, waarbij u klachten had
zoals zwelling van uw gezicht, lippen en/of tong, mogelijk samengaand met kortademigheid of
piepende ademhaling.
•
Als u een geneesmiddel gebruikt dat fluvoxamine wordt genoemd (voor de behandeling van
depressie en obsessieve-compulsieve stoornis (OCD)).
•
Als u een ernstige leverziekte heeft of een leverziekte die het laatste stadium heeft bereikt.
•
Als u een ernstige nierziekte heeft of een nierziekte in het laatste stadium die dialyse
noodzakelijk maakt.
Als een of meerdere van bovengenoemde situaties op u van toepassing zijn, mag u dit middel niet
gebruiken. Als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
36
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
•
U kunt gevoeliger worden voor zonlicht (fotosensitiviteitsreactie) wanneer u Pirfenidone AET
gebruikt. Blijf uit de zon (inclusief zonnelampen) zolang u Pirfenidone AET gebruikt. Gebruik
elke dag een zonnebrandmiddel met zeer hoge beschermingsfactor en bedek uw armen, benen
en hoofd om de blootstelling aan zonlicht te verminderen (zie rubriek 4: Mogelijke
bijwerkingen).
•
U mag geen andere geneesmiddelen gebruiken, zoals tetracyclineantibiotica (zoals
doxycycline), waardoor u nog gevoeliger voor zonlicht zou kunnen worden.
•
Als bij u sprake is van nierproblemen, zeg dit dan tegen uw arts.
•
Als bij u sprake is van lichte tot matige leverproblemen, zeg dit dan tegen uw arts.
•
U moet stoppen met roken voordat u met Pirfenidone AET begint. Zolang u Pirfenidone AET
gebruikt, mag u niet roken. Het roken van sigaretten kan het effect van Pirfenidone AET
verminderen.
•
Pirfenidone AET kan duizeligheid en vermoeidheid veroorzaken. Wees voorzichtig als u taken
moet uitvoeren waarvoor uw alertheid en coördinatievermogen belangrijk zijn.
•
Pirfenidone AET kan gewichtsverlies veroorzaken. Uw arts zal uw gewicht controleren zolang u
dit geneesmiddel gebruikt.
•
Stevens-Johnson-syndroom en toxische epidermale necrolyse zijn gemeld bij de behandeling
met pirfenidon. Stop met het gebruik van Pirfenidone AET en zoek onmiddellijk medische hulp
als u één van de klachten opmerkt die horen bij deze ernstige huidreacties. Ze zijn beschreven in
rubriek 4.
Pirfenidone AET kan ernstige leverproblemen veroorzaken en een paar gevallen zijn fataal geweest.
Er moet eerst bloedonderzoek worden uitgevoerd voordat u Pirfenidone AET gaat gebruiken,
vervolgens maandelijks gedurende de eerste 6 maanden en daarna elke 3 maanden, net zolang u dit
geneesmiddel gebruikt, om te controleren of uw lever goed werkt. Het is belangrijk dat dit
bloedonderzoek wordt uitgevoerd zolang u Pirfenidone AET gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef Pirfenidone AET niet aan kinderen en jongeren onder de 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Pirfenidone AET nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kortgeleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts of apotheker.
Dit is vooral belangrijk als u de volgende geneesmiddelen gebruikt, aangezien deze het effect van
Pirfenidone AET kunnen beïnvloeden.
Geneesmiddelen die de bijwerkingen van Pirfenidone AET kunnen verergeren:
•
enoxacine (een type antibioticum);
•
ciprofloxacine (een type antibioticum);
•
amiodaron (voor de behandeling van sommige vormen van hartziekte);
•
propafenon (voor de behandeling van sommige vormen van hartziekte);
•
fluvoxamine (voor de behandeling van depressie en obsessieve-compulsieve stoornis (OCD)).
Geneesmiddelen die de werking van Pirfenidone AET kunnen verminderen:
•
omeprazol (voor de behandeling van aandoeningen als problemen met het verteren van eten
(indigestie), terugvloeiing van maaginhoud naar de slokdarm (gastro-oesofageale refluxziekte));
•
rifampicine (een type antibioticum).
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Drink geen grapefruitsap zolang u dit geneesmiddel gebruikt. Het is mogelijk dat Pirfenidone AET
door grapefruit minder goed werkt.
37
Zwangerschap en borstvoeding
Als voorzorgsmaatregel is het beter om Pirfenidone AET niet te gebruiken als u zwanger bent, van
plan bent zwanger te worden of denkt dat u misschien wel zwanger bent, omdat de mogelijke risico’s
voor het ongeboren kind niet bekend zijn.
Als u borstvoeding geeft, of van plan bent borstvoeding te geven, moet u dit bespreken met uw arts of
apotheker voordat u Pirfenidone AET inneemt. Omdat het niet bekend is of Pirfenidone AET in de
moedermelk terechtkomt, zal uw arts de risico’s en voordelen van dit geneesmiddel tijdens het geven
van borstvoeding met u bespreken, mocht u toch besluiten borstvoeding te geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Bestuur geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines als u duizelig of moe bent na het
innemen van Pirfenidone AET.
Pirfenidone AET bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten bevatten azokleurstoffen
Pirfenidon AET kan allergische reacties veroorzaken.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
De behandeling met Pirfenidone AET moet worden gestart en gecontroleerd door een specialist met
ervaring met de diagnosestelling en behandeling van IPF.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
U zult uw geneesmiddel doorgaans in de volgende toenemende doses moeten innemen:
•
Neem de eerste 7 dagen een dosis van 267 mg (1 gele tablet) driemaal per dag met voedsel in
(in totaal 801 mg per dag)
•
Neem van dag 8 tot en met 14 een dosis van 534 mg (2 gele tabletten of 1 oranje tablet)
driemaal per dag met voedsel in (in totaal 1.602 mg per dag)
•
Neem vanaf dag 15 (onderhoud) een dosis van 801 mg (3 gele tabletten of 1 bruine tablet)
driemaal per dag met voedsel in (in totaal 2.403 mg per dag).
De aanbevolen dagelijkse onderhoudsdosis Pirfenidone AET bedraagt 801 mg (3 gele tabletten of
1 bruine tablet) driemaal per dag met voedsel voor een totale dagdosis van 2.403 mg.
Slik de tabletten in hun geheel door met wat water tijdens of na een maaltijd om de kans op
bijwerkingen als misselijkheid en duizeligheid te verminderen. Neem contact op met uw arts als de
verschijnselen aanhouden.
Dosisverlaging in verband met bijwerkingen
Uw arts zal uw dosis mogelijk verlagen als bij u sprake is van bepaalde bijwerkingen, zoals
maagklachten, huidreacties op zonlicht of zonnelampen, of significante veranderingen van uw
leverenzymen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem onmiddellijk contact op met uw arts, apotheker of de afdeling spoedeisende hulp van het
dichtstbijzijnde ziekenhuis als u meer tabletten heeft ingenomen dan u zou mogen, en neem het
geneesmiddel mee.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis gemist heeft, neem deze dan alsnog in zodra u het zich herinnert. Neem geen
dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Er moet ten minste 3 uur zitten tussen twee doses.
Neem op één dag niet meer tabletten in dan de aan u voorgeschreven dagelijkse dosering.
38
Als u stopt met het innemen van dit middel
In bepaalde gevallen kan uw arts u adviseren om te stoppen met het innemen van Pirfenidone AET.
Als u om welke reden dan ook langer dan 14 achtereenvolgende dagen moet stoppen met het innemen
van Pirfenidone AET, zal uw arts uw behandeling weer starten met een dosis van 267 mg driemaal per
dag, en dit geleidelijk ophogen naar een dosis van 801 mg driemaal per dag.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken. U moet stoppen met het innemen van Pirfenidone AET en onmiddellijk uw arts
waarschuwen:
•
Als u zwelling van het gezicht, de lippen en/of de tong, jeuk, netelroos (uitslag op de huid met
roze bulten en erge jeuk), ademhalingsproblemen of piepende ademhaling krijgt, of zich zwak
voelt. Dit zijn klachten van angio-oedeem, een ernstige allergische reactie of anafylaxie (een
heftige reactie van uw lichaam door een erge allergie).
•
Als uw ogen of huid geel verkleuren, of uw urine donker van kleur is, mogelijk in combinatie
met jeukende huid, buikpijn rechtsboven, verlies van eetlust, het sneller dan normaal krijgen
van bloedingen of blauwe plekken, of vermoeidheid. Dit kunnen klachten zijn van een niet
normaal werkende lever die kunnen wijzen op leverschade, een bijwerking die soms voorkomt
met Pirfenidone AET.
•
Als u rode, niet-verhoogde of ronde plekken op het bovenlichaam ervaart, vaak met blaren in
het midden, vervelling van de huid, zweren in/op de mond, keel, neus, geslachtsdelen en ogen.
Mogelijk krijgt u koorts en griepachtige verschijnselen voordat u deze ernstige huiduitslag
krijgt. Deze tekenen en klachten kunnen wijzen op het Stevens-Johnson-syndroom of toxische
epidermale necrolyse.
Andere bijwerkingen kunnen zijn:
Neem contact op met uw arts als u last krijgt van bijwerkingen.
Zeer vaak optredende
(komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
•
infecties van keel of luchtwegen die zich uitbreiden naar de longen en/of bijholten
•
misselijkheid
•
maagklachten als zure oprispingen, overgeven en verstopping (obstipatie)
•
diarree
•
problemen met het verteren van eten in uw lichaam, last van uw maag
•
gewichtsverlies
•
verminderde eetlust
•
slaapproblemen
•
vermoeidheid
•
duizeligheid
•
hoofdpijn
•
kortademigheid
•
hoesten
•
gewrichtspijn
Vaak optredende
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
•
blaasinfecties
•
slaperigheid
•
smaakveranderingen
•
opvliegers
•
maagklachten als opgeblazen gevoel, buikpijn en onaangenaam gevoel, brandend maagzuur en
winderigheid
•
uit bloedonderzoek kan blijken dat uw leverenzymen verhoogd zijn
•
huidreacties na blootstelling aan zonlicht of een zonnelamp
•
huidproblemen als jeukende huid, rode huid, droge huid, huiduitslag
•
spierpijn
39
•
•
•
gevoel van zwakte of gebrek aan energie
pijn op de borst
zonnebrand
Soms optredende
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
•
weinig natrium in uw bloed. Dit kan hoofdpijn, duizeligheid, verwardheid, een gevoel van
zwakte, spierkrampen, misselijkheid en overgeven veroorzaken
•
bloedonderzoek kan een afname van het aantal witte bloedcellen aantonen
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket van
de fles, de blisterverpakking en de doos, na de aanduiding EXP. Daar staat een maand en een jaar. De
laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
267 mg tablet
De werkzame stof in dit middel is pirfenidon. Elke filmomhulde tablet bevat 267 mg pirfenidon.
De andere stoffen in dit middel zijn: mannitol, crosscarmellosenatrium, povidon, microkristallijne
cellulose, watervrij colloïdaal siliciumdioxide, natriumstearylfumaraat.
De filmomhulling bevat: polyvinylalcohol, gedeeltelijk gehydrolyseerd (E1203), titaandioxide (E171),
macrogol (E1521), talk (E553b) en ijzeroxide geel (E172).
534 mg tablet
De werkzame stof in dit middel is pirfenidon. Elke filmomhulde tablet bevat 534 mg pirfenidon.
De andere stoffen in dit middel zijn: mannitol, crosscarmellosenatrium, povidon, microkristallijne
cellulose, watervrij colloïdaal siliciumdioxide, natriumstearylfumaraat.
De filmomhulling bevat: polyvinylalcohol, gedeeltelijk gehydrolyseerd (E1203), titaandioxide (E171),
macrogol (E1521), talk (E553b) en zonnegeel FCF aluminiumlak (E110).
801 mg tablet
De werkzame stof in dit middel is pirfenidon. Elke filmomhulde tablet bevat 801 mg pirfenidon.
De andere stoffen in dit middel zijn: mannitol, crosscarmellosenatrium, povidon, microkristallijne
cellulose, watervrij colloïdaal siliciumdioxide, natriumstearylfumaraat.
De filmomhulling bevat: polyvinylalcohol, gedeeltelijk gehydrolyseerd (E1203), titaandioxide (E171),
macrogol (E1521), talk (E553b), ijzeroxide rood (E172) en ijzeroxide zwart (E172).
Hoe ziet Pirfenidone AET eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
267 mg tablet
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten zijn gele, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten met
de inscriptie “LP2” aan de ene kant en effen aan de andere kant.
40
Pirfenidon AET 267 mg filmomhulde tabletten zijn verkrijgbaar in een flesverpakking met één fles
van 90 filmomhulde tabletten, in blisterverpakkingen met 63 of 252 filmomhulde tabletten en in
geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen met 63 x 1 filmomhulde tablet.
534 mg tablet
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten zijn oranje, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten
met de inscriptie “LP5” aan de ene kant en effen aan de andere kant.
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten zijn verkrijgbaar in blisterverpakkingen met 252
filmomhulde tabletten en in geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen met 252 x 1 filmomhulde
tablet.
801 mg tablet
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten zijn bruine, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten
met de inscriptie “LP8” aan de ene kant en effen aan de andere kant.
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten zijn verkrijgbaar in een flesverpakking met één fles
van 90 filmomhulde tabletten en in blisterverpakkingen met 63, 84 of 252 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
Fabrikant
Delorbis Pharmaceuticals Ltd.
17 Athinon str.Ergates Industrial Area
2643 Ergates, Lefkosia
Cyprus
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
41
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat 267 mg pirfenidon.
Elke filmomhulde tablet bevat 534 mg pirfenidon.
Elke filmomhulde tablet bevat 801 mg pirfenidon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten zijn gele, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten met
de inscriptie 'LP2' aan de ene kant en effen aan de andere kant met afmetingen van ongeveer 13,2 x
6,4 mm.
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten zijn oranje, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten
met de inscriptie 'LP5' aan de ene kant en effen aan de andere kant met afmetingen van ongeveer 16,1
x 8,1 mm.
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten zijn bruine, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten
met de inscriptie 'LP8' aan de ene kant en effen aan de andere kant met afmetingen van ongeveer 20,1
x 9,4 mm.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Pirfenidone AET is geïndiceerd voor de behandeling van lichte tot matige idiopathische pulmonale
fibrose (IPF) bij volwassenen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Behandeling met Pirfenidone AET dient te worden ingesteld en gecontroleerd door specialisten met
ervaring met de diagnosestelling en behandeling van IPF.
Dosering
Volwassenen
Bij aanvang van de behandeling moet de dosis als volgt over een periode van 14 dagen worden
getitreerd tot de aanbevolen dagdosis van 2.403 mg per dag:
·
dag 1 tot en met 7: een dosis van 267 mg, driemaal daags (801 mg/dag);
·
dag 8 tot en met 14: een dosis van 534 mg, driemaal daags (1.602 mg/dag);
·
dag 15 en verder: een dosis van 801 mg, driemaal daags (2.403 mg/dag).
De aanbevolen dagelijkse onderhoudsdosis Pirfenidone AET bedraagt 801 mg driemaal daags met
voedsel voor een totale dagdosis van 2.403 mg.
Doses hoger dan 2.403 mg/dag worden voor geen enkele patiënt aanbevolen (zie rubriek 4.9).
onderbroken, moet de behandeling opnieuw worden ingesteld met het initiële, 2 weken durende
titratieschema tot de aanbevolen dagdosis is bereikt.
Voor onderbreking van de behandeling gedurende minder dan 14 achtereenvolgende dagen, kan de
behandeling zonder titratie worden hervat met dezelfde voorgaande aanbevolen dagdosis.
Dosisaanpassingen en andere overwegingen voor veilig gebruik
Gastro-intestinale problemen
Patiënten die de behandeling als gevolg van gastro-intestinale bijwerkingen niet verdragen, moeten
eraan worden herinnerd dat het geneesmiddel met voedsel moet worden ingenomen. Als de
verschijnselen aanhouden, kan de dosering van pirfenidon worden verlaagd tot 267 mg-534 mg twee-
tot driemaal daags met voedsel met een nieuwe verhoging tot de aanbevolen dagdosis, afhankelijk van
hoe deze wordt verdragen. Als de verschijnselen aanhouden, kunnen patiënten worden geïnstrueerd de
behandeling één tot twee weken te onderbreken, zodat de verschijnselen kunnen verdwijnen.
Fotosensitiviteitsreactie of huiduitslag
Patiënten met een lichte tot matige fotosensitiviteitsreactie of huiduitslag moeten eraan worden
herinnerd elke dag een sunblock te gebruiken en blootstelling aan zonlicht te mijden (zie rubriek 4.4).
De dosis pirfenidon mag worden verlaagd naar 801 mg per dag (267 mg driemaal daags). Als de
huiduitslag na 7 dagen nog aanhoudt, moet pirfenidon voor 15 dagen worden onderbroken, waarna
hertitratie tot de aanbevolen dagdosis moet plaatsvinden op dezelfde wijze als bij aanvang van de
behandeling.
Patiënten met ernstige fotosensitiviteitsreactie of huiduitslag moeten worden geïnstrueerd de inname te
staken en medisch advies in te winnen (zie rubriek 4.4). Zodra de huiduitslag is verdwenen, kan
opnieuw met pirfenidon worden gestart en de dosis tot de aanbevolen dagdosis worden opgehoogd op
geleide van het oordeel van de arts.
Leverfunctie
In het geval van aanzienlijke verhoging van alanine- en/of aspartaataminotransferase (ALAT/ASAT)
met of zonder verhoging van bilirubine moet de dosis pirfenidon worden aangepast of de behandeling
worden stopgezet in overeenstemming met de richtlijnen in rubriek 4.4.
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
Dosisaanpassing is niet noodzakelijk bij patiënten van 65 jaar en ouder (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte tot matige leverfunctiestoornis (d.w.z. Child-
Pugh-klasse A en B). Aangezien de plasmaspiegels van pirfenidon bij sommige personen met lichte
tot matige leverfunctiestoornis echter verhoogd kunnen zijn, is in deze populatie bij behandeling met
pirfenidon voorzichtigheid geboden. Patiënten met ernstige leverfunctiestoornis of terminale
leverziekte mogen niet met pirfenidon worden behandeld (zie rubrieken 4.3, 4.4 en 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte nierfunctiestoornis. Pirfenidon dient met
voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten met matige (CrCl 30-50 ml/min) nierfunctiestoornis.
Patiënten met ernstige nierfunctiestoornis (CrCl <30 ml/min) of terminale nierziekte die dialyse
noodzakelijk maakt, mogen niet met pirfenidon worden behandeld (zie rubrieken 4.3 en 5.2).
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van pirfenidon bij pediatrische patiënten voor de indicatie IPF.
Pirfenidone AET is voor oraal gebruik. De tabletten moeten in hun geheel met water worden
doorgeslikt en worden ingenomen met voedsel om het risico van misselijkheid en duizeligheid te
verlagen (zie rubrieken 4.8 en 5.2).
4.3 Contra-indicaties
·
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
·
Angio-oedeem bij eerder gebruik van pirfenidon (zie rubriek 4.4).
·
Gelijktijdig gebruik van fluvoxamine (zie rubriek 4.5).
·
Ernstige leverfunctiestoornis of terminale leverziekte (zie rubrieken 4.2 en 4.4).
·
Ernstige nierfunctiestoornis (CrCl <30 ml/min) of terminale nierziekte die dialyse noodzakelijk
maakt (zie rubrieken 4.2 en 5.2).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Leverfunctie
Transaminaseverhogingen zijn vaak gemeld bij patiënten behandeld met pirfenidon. Voor aanvang van
de behandeling met pirfenidon moeten leverfunctietests (ALAT, ASAT en bilirubine) worden
uitgevoerd, en vervolgens met maandelijkse intervallen gedurende de eerste 6 maanden en daarna elke
3 maanden (zie rubriek 4.8).
Als bij een patiënt sprake is van een verhoging van aminotransferasen naar >3 tot <5 x de ULN zonder
verhoging van bilirubine en zonder verschijnselen van geneesmiddel-geïnduceerde leverschade na
aanvang van de behandeling met pirfenidon, moeten andere oorzaken worden uitgesloten en moet de
patiënt nauwlettend worden gevolgd. Het staken van andere geneesmiddelen die in verband zijn
gebracht met levertoxiciteit, moet worden overwogen. Indien klinisch noodzakelijk, moet de dosis
pirfenidon worden verlaagd of de behandeling worden onderbroken. Zodra de leverfunctietests binnen
de normaalwaarden zijn, mag pirfenidon weer worden opgehoogd tot de aanbevolen dagdosis indien
deze wordt verdragen.
Geneesmiddel-geïnduceerde leverschade
Soms gingen verhogingen in ASAT en ALAT gepaard met gelijktijdige verhogingen van bilirubine.
Na het in de handel brengen zijn ernstige gevallen van geneesmiddel-geïnduceerde leverschade
gemeld, waaronder geïsoleerde gevallen met fatale afloop (zie rubriek 4.8).
Naast de aanbevolen regelmatige monitoring van de leverfunctie moeten ook direct klinische
beoordeling en leverfunctietests worden uitgevoerd bij patiënten die symptomen melden die kunnen
wijzen op leverschade, waaronder vermoeidheid, anorexia, buikpijn rechtsboven, donkerkleuring van
de urine of geelzucht.
Als bij een patiënt sprake is van een verhoging van aminotransferasen naar >3 tot <5 x de ULN in
combinatie met hyperbilirubinemie of klinische verschijnselen die wijzen op leverschade, moet
behandeling met pirfenidon permanent worden gestaakt en mag de patiënt niet opnieuw aan het middel
worden blootgesteld.
Als bij een patiënt sprake is van een verhoging van aminotransferasen tot 5 x de ULN, moet
behandeling met pirfenidon permanent worden gestaakt en mag de patiënt niet opnieuw aan het middel
worden blootgesteld.
Leverfunctiestoornis
Bij personen met matige leverfunctiestoornis (d.w.z. Child-Pugh-klasse B) was de pirfenidon-
blootstelling met 60% verhoogd. Gezien het potentieel voor verhoogde blootstelling aan pirfenidon is
bij patiënten met reeds bestaande lichte tot matige leverfunctiestoornis (d.w.z. Child-Pugh-klasse A en
B) bij behandeling met pirfenidon voorzichtigheid geboden. Patiënten moeten nauwlettend
gebruiken (zie rubrieken 4.5 en 5.2). Pirfenidon is niet onderzocht bij personen met ernstige
leverfunctiestoornis en mag bij deze patiënten niet worden gebruikt (zie rubriek 4.3).
Fotosensitiviteitsreactie en huiduitslag
Blootstelling aan direct zonlicht (inclusief zonnelampen) dient te worden vermeden of zoveel mogelijk
beperkt tijdens behandeling met pirfenidon. Patiënten moeten worden geïnstrueerd elke dag een
sunblock te gebruiken, kleding te dragen die beschermt tegen blootstelling aan zonlicht en andere
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze fotosensibiliteit veroorzaken, te mijden. Patiënten moeten
worden geïnstrueerd verschijnselen van een fotosensitiviteitsreactie of huiduitslag aan hun arts te
melden. Ernstige fotosensitiviteitsreacties komen niet vaak voor. Dosisaanpassingen of tijdelijke
stopzetting van de behandeling kunnen noodzakelijk zijn bij lichte tot ernstige gevallen van
fotosensitiviteitsreactie of huiduitslag (zie rubriek 4.2).
Ernstige huidreacties
Er is melding gedaan van Stevens-Johnson-syndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN),
die levensbedreigend of fataal kunnen zijn, in samenhang met de behandeling met pirfenidon in de
postmarketingfase. Als er tekenen en symptomen optreden die op deze reacties wijzen, moet
Pirfenidone AET onmiddellijk worden stopgezet. Als de patiënt SJS of TEN heeft ontwikkeld bij het
gebruik van pirfenidon, mag de behandeling met Pirfenidone AET niet opnieuw worden gestart en
moet deze permanent worden stopgezet.
Angio-oedeem/Anafylaxie
Gevallen van angio-oedeem (waarvan sommige ernstig), zoals zwelling van gezicht, lippen en/of tong,
mogelijk samengaand met kortademigheid of piepende ademhaling, zijn in samenhang met pirfenidon
gemeld in de postmarketingfase. Meldingen van anafylactische reacties zijn ook ontvangen. Daarom
moeten patiënten die na inname van pirfenidon klachten of symptomen van angio-oedeem of ernstige
allergische reacties ontwikkelen onmiddelijk met de behandeling stoppen. Patiënten met angio-
oedeem of ernstige allergische reacties moeten op de hiervoor gebruikelijke wijze behandeld worden.
Pirfenidon mag niet worden gebruikt bij patiënten die eerder angio-oedeem of overgevoeligheid
hebben ontwikkeld als gevolg van pirfenidon (zie rubriek 4.3).
Duizeligheid
Bij patiënten die pirfenidon gebruikten, is melding gedaan van duizeligheid. Daarom moeten patiënten
weten hoe ze op dit geneesmiddel reageren, voor ze activiteiten ondernemen waarvoor geestelijke
alertheid of coördinatie noodzakelijk is (zie rubriek 4.7). In klinische onderzoeken was bij de meeste
patiënten sprake van slechts één enkele keer duizeligheid, en de meeste gevallen van duizeligheid
verdwenen, met een mediane duur van 22 dagen. Als de duizeligheid niet verbetert of juist ernstiger
wordt, kan dosisaanpassing of zelfs stopzetting van pirfenidon geboden zijn.
Vermoeidheid
Bij patiënten die pirfenidon gebruikten, is melding gedaan van vermoeidheid. Daarom moeten
patiënten weten hoe ze op dit geneesmiddel reageren, voor ze activiteiten ondernemen waarvoor
geestelijke alertheid of coördinatie noodzakelijk is (zie rubriek 4.7).
Gewichtsverlies
Bij met pirfenidon behandelde patiënten is gewichtsverlies gemeld (zie rubriek 4.8). Artsen moeten
het gewicht van de patiënt monitoren en waar nodig een verhoogde calorische inname stimuleren, als
zij van oordeel zijn dat het gewichtsverlies klinisch significant is.
Hyponatriëmie
Hyponatriëmie is gemeld bij patiënten behandeld met pirfenidon (zie rubriek 4.8). De symptomen van
hyponatriëmie kunnen onduidelijk zijn en gemaskeerd worden door comorbiditeiten. Daarom wordt
suggestieve symptomen zoals misselijkheid, hoofdpijn of duizeligheid.
Hulpstoffen met bekend effect
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per filmomhulde tablet, dat wil zeggen
dat het in wezen `natriumvrij' is.
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten
Dit geneesmiddel bevat azokleurstoffen die allergische reacties kunnen veroorzaken.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Pirfenidon wordt voor ongeveer 70-80% omgezet door CYP1A2, terwijl andere CYP-iso-enzymen,
waaronder CYP2C9, 2C19, 2D6 en 2E1, in mindere mate bijdragen.
Consumptie van grapefruitsap wordt in verband gebracht met remming van CYP1A2 en dient tijdens
behandeling met pirfenidon te worden vermeden.
Fluvoxamine en remmers van CYP1A2
In een fase 1-onderzoek leidde de gelijktijdige toediening van pirfenidon en fluvoxamine (een
krachtige remmer van CYP1A2 met remmende effecten op andere CYP-iso-enzymen [CYP2C9, 2C19
en 2D6]) tot een viervoudige toename van de blootstelling aan pirfenidon bij niet-rokers.
Pirfenidon is gecontra-indiceerd bij patiënten die gelijktijdig fluvoxamine gebruiken (zie rubriek 4.3).
Het gebruik van fluvoxamine moet worden gestaakt voor aanvang en worden vermeden tijdens de
behandeling met pirfenidon in verband met de verminderde klaring van pirfenidon. Andere
behandelingen die zowel CYP1A2 remmen als een of meer andere CYP-iso-enzymen die een rol
spelen bij de metabolisering van pirfenidon (bijv. CYP2C9, 2C19 en 2D6), moeten tijdens
behandeling met pirfenidon worden vermeden.
In vitro- en in vivo-extrapolaties geven aan dat krachtige en selectieve remmers van CYP1A2 (bijv.
enoxacine) de blootstelling aan pirfenidon ongeveer 2 à 4 keer kunnen verhogen. Als gelijktijdig
gebruik van pirfenidon en een krachtige en selectieve remmer van CYP1A2 niet kan worden
vermeden, dient de dosis pirfenidon te worden verlaagd tot 801 mg per dag (267 mg, driemaal daags).
Patiënten dienen nauwlettend te worden gevolgd in verband met de mogelijkheid op het ontstaan van
aan de behandeling met pirfenidon gerelateerde bijwerkingen. Staak het gebruik van pirfenidon indien
noodzakelijk (zie rubrieken 4.2 en 4.4).
Gelijktijdige toediening van pirfenidon en 750 mg ciprofloxacine (een matige remmer van CYP1A2)
vergrootte de blootstelling aan pirfenidon met 81%. Als gebruik van ciprofloxacine in de dosering van
750 mg tweemaal daags niet kan worden vermeden, dient de dosis pirfenidon te worden verlaagd tot
1.602 mg per dag (534 mg, driemaal daags). Pirfenidon dient met voorzichtigheid te worden toegepast
wanneer ciprofloxacine in een dosering van 250 mg of 500 mg eenmaal of tweemaal daags wordt
gebruikt.
Pirfenidon dient met voorzichtigheid te worden toegepast bij patiënten die met andere matige remmers
van CYP1A2 worden behandeld (bijv. amiodaron, propafenon).
Extra voorzichtigheid is daarnaast geboden als CYP1A2-remmers tegelijk worden gebruikt met
krachtige remmers van een of meer andere CYP-iso-enzymen die een rol spelen bij de metabolisering
van pirfenidon zoals CYP2C9 (bijv. amiodaron, fluconazol), 2C19 (bijv. chlooramfenicol) en 2D6
(bijv. fluoxetine, paroxetine).
Roken en inductoren van CYP1A2
In een fase 1-interactieonderzoek werd het effect beoordeeld van het roken van sigaretten (CYP1A2-
inductor) op de farmacokinetiek van pirfenidon. De blootstelling aan pirfenidon bij rokers was 50%
van de blootstelling die bij niet-rokers werd waargenomen. Roken kan in potentie de aanmaak van
verminderen. Gelijktijdig gebruik van sterke inductoren van CYP1A2, waaronder tabak, dient te
worden gemeden tijdens behandeling met pirfenidon vanwege de waargenomen relatie tussen roken en
de potentiële inductie van CYP1A2. Patiënten moeten worden gestimuleerd om tijdens behandeling
met pirfenidon de toepassing van CYP1A2-inductoren te staken en te stoppen met roken.
In het geval van matige inductoren van CYP1A2 (bijv. omeprazol) kan gelijktijdig gebruik in theorie
leiden tot verlaging van de plasmaspiegels van pirfenidon.
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die werken als krachtige inductoren van zowel CYP1A2
als de andere CYP-iso-enzymen die een rol spelen bij de metabolisering van pirfenidon (bijv.
rifampicine), kan leiden tot een aanzienlijke verlaging van de plasmaspiegels van pirfenidon. Deze
geneesmiddelen moeten waar mogelijk worden gemeden.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van pirfenidon bij zwangere vrouwen.
Bij dieren is sprake van placentapassage van pirfenidon en/of de metabolieten ervan, met een
potentiële accumulatie van pirfenidon en/of zijn metabolieten in vruchtwater.
In hoge doses (1.000 mg/kg/dag) vertoonden ratten verlenging van de zwangerschapsduur en daling
van de levensvatbaarheid van de foetus.
Uit voorzorg heeft het de voorkeur het gebruik van pirfenidon tijdens de zwangerschap niet te
gebruiken.
Borstvoeding
Het is niet bekend of pirfenidon/of de metabolieten ervan in de moedermelk worden uitgescheiden. Uit
beschikbare farmacokinetische gegevens bij dieren is gebleken dat pirfenidon en/of de metabolieten
ervan worden uitgescheiden in melk met een potentiële accumulatie van pirfenidon en/of zijn
metabolieten hierin (zie rubriek 5.3). Een risico voor de zuigeling die borstvoeding krijgt kan niet
worden uitgesloten.
Er moet worden besloten of de borstvoeding of de behandeling met pirfenidon wordt gestaakt, waarbij
het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling met pirfenidon voor de
vrouw in overweging moet worden genomen.
Vruchtbaarheid
In preklinisch onderzoek werden geen bijwerkingen op de vruchtbaarheid waargenomen (zie
rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Pirfenidon kan duizeligheid en vermoeidheid veroorzaken en kan dus geringe invloed hebben op de
rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Daarom moeten patiënten die voertuigen
besturen of machines bedienen voorzichtig zijn als ze deze symptomen ervaren.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De vaakst gemelde bijwerkingen tijdens klinisch onderzoek naar pirfenidon in een dosis van
2.403 mg/dag vergeleken met placebo waren misselijkheid (32,4% versus 12,2%), huiduitslag (26,2%
versus 7,7%), diarree (18,8% versus 14,4%), vermoeidheid (18,5% versus 10,4%), dyspepsie (16,1%
versus 5,0%), verminderde eetlust (20,7% versus 8,0%), hoofdpijn (10,1% versus 7,7%) en
fotosensitiviteitsreactie (9,3% versus 1,1%).
De veiligheid van pirfenidon is onderzocht in klinische onderzoeken met 1.650 vrijwilligers en
patiënten. Meer dan 170 patiënten zijn in open studies langer dan 5 jaar onderzocht en sommigen tot
10 jaar.
Tabel 1 toont de bijwerkingen gemeld in een frequentie van 2% bij 623 patiënten behandeld met
pirfenidon in de aanbevolen dosis van 2.403 mg/dag in drie gepoolde fase 3-hoofdonderzoeken.
Bijwerkingen die postmarketing zijn gemeld, zijn eveneens in tabel 1 opgenomen. Bijwerkingen
worden per systeem/orgaanklassen opgesomd en binnen elke frequentie-indeling [zeer vaak (1/10),
vaak (1/100, <1/10), soms (1/1.000, <1/100), zelden (1/10.000, <1/1.000), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald)] worden de bijwerkingen gepresenteerd in volgorde van
afnemende ernst.
Tabel 1
Bijwerkingen per systeem/orgaanklassen en MedDRA-frequentie
Infecties en parasitaire aandoeningen
Zeer vaak
Bovensteluchtweginfectie
Vaak
Urineweginfectie
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Soms
Agranulocytose1
Immuunsysteemaandoeningen
Soms
Angio-oedeem1
Niet bekend
Anafylaxie1
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak
Gewichtsverlies, verminderde eetlust
Soms
Hyponatriëmie1
Psychische stoornissen
Zeer vaak
Insomnia
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Hoofdpijn, duizeligheid
Vaak
Somnolentie, dysgeusie, lethargie
Bloedvataandoeningen
Vaak
Opvliegers
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Zeer vaak
Dyspneu, hoesten
Vaak
Productieve hoest
Bijwerkingen per systeem/orgaanklassen en MedDRA-frequentie
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Dyspepsie, misselijkheid, diarree, gastro-oesofageale refluxziekte, braken,
obstipatie
Vaak
Opgezette buik, onaangenaam gevoel in de buik, buikpijn, pijn in de
bovenbuik, maagklachten, gastritis, flatulentie
Lever- en galaandoeningen
Vaak
Verhoogde ALAT, verhoogde ASAT, verhoogde gammaglutamyltransferase
Soms
Verhoogd totaal serum bilirubine in combinatie met verhogingen van ALAT
en ASAT1, geneesmiddel-geïnduceerde leverschade2
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer vaak
Huiduitslag
Vaak
Fotosensitiviteitsreactie, pruritus, erytheem, droge huid, erythemateuze
huiduitslag, maculaire huiduitslag, pruritische huiduitslag
Niet bekend
Stevens-Johnson-syndroom1, toxische epidermale necrolyse1
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Zeer vaak
Artralgie
Vaak
Myalgie
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Vermoeidheid
Vaak
Asthenie, niet-cardiale pijn op de borst
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties
Vaak
Zonnebrand
1.
Vastgesteld via postmarketingsurveillance
2.
Na het in de handel brengen zijn gevallen van ernstige geneesmiddel-geïnduceerde leverschade gemeld,
waaronder geïsoleerde gevallen met fatale afloop (zie rubrieken 4.3 en 4.4).
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Verminderde eetlust
Tijdens de klinische hoofdonderzoeken waren gevallen van verminderde eetlust gemakkelijk
beheersbaar en over het algemeen niet geassocieerd met significante gevolgen. Soms werden gevallen
van verminderde eetlust geassocieerd met significant gewichtsverlies en was medische interventie
noodzakelijk.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Er is beperkte klinische ervaring met overdosering. Meerdere doses pirfenidon tot een totale dagdosis
van 4.806 mg werden als zes capsules van 267 mg driemaal daags toegediend aan gezonde volwassen
vrijwilligers over een 12 dagen durende periode van dosisverhoging. Bijwerkingen waren licht,
tijdelijk en consistent met de meest gemelde bijwerkingen voor pirfenidon.
In het geval van een vermoede overdosering, dient ondersteunende medische zorg te worden geleverd,
inclusief bewaking van de vitale functies en nauwlettende observatie van de klinische toestand van de
patiënt.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: immunosuppressiva, overige immunosuppressiva, ATC-code:
L04AX05.
Het werkingsmechanisme van pirfenidon is nog niet volledig vastgesteld. Bestaande gegevens duiden
er echter op dat pirfenidon zowel antifibrotische als ontstekingsremmende eigenschappen heeft in
diverse in-vitrosystemen en diermodellen van longfibrose (door bleomycine en transplantatie
geïnduceerde fibrose).
IPF is een chronische fibrotische en inflammatoire longziekte die wordt beïnvloed door de synthese en
afgifte van pro-inflammatoire cytokinen, waaronder tumornecrosefactor-alfa (TNF-) en interleukine-
1-bèta (IL-1), en gebleken is dat pirfenidon de accumulatie van ontstekingscellen in respons op
diverse prikkels vermindert.
Pirfenidon reduceert de fibroblastproliferatie, de aanmaak van met fibrose samenhangende eiwitten en
cytokinen, en de verhoogde biosynthese en accumulatie van extracellulaire matrix in respons op
cytokinegroeifactoren zoals transformerende groeifactor-bèta (TGF-) en van bloedplaatjes afgeleide
groeifactor (PDGF).
Klinische werkzaamheid
De klinische werkzaamheid van pirfenidon is onderzocht in vier multicentrische, gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-onderzoeken bij patiënten met IPF. Drie van de fase 3-
onderzoeken (PIPF-004, PIPF-006 en PIPF-016) waren multinationaal en één (SP3) werd uitgevoerd
in Japan.
In PIPF-004 en PIPF-006 werd de behandeling met pirfenidon 2.403 mg/dag vergeleken met placebo.
De onderzoeken waren bijna identiek van opzet, met enkele uitzonderingen, waaronder een groep met
een tussenliggende dosis (1.197 mg/dag) in PIPF-004. In beide onderzoeken werd de behandeling
driemaal daags toegediend gedurende ten minste 72 weken. Het primaire eindpunt in beide
onderzoeken was de verandering vanaf baseline tot week 72 in het percentage van de voorspelde
waarde voor geforceerde vitale capaciteit (FVC).
In onderzoek PIPF-004 was de daling van het percentage van de voorspelde waarde voor FVC vanaf
baseline bij patiënten die met pirfenidon werden behandeld (N=174), bij week 72 van de behandeling
significant lager dan bij patiënten die placebo kregen (N=174; p=0,001, rang-ANCOVA). Behandeling
met pirfenidon verminderde daarnaast significant de daling van het percentage van de voorspelde
waarde voor FVC vanaf baseline bij week 24 (p=0,014), week 36 (p<0,001), week 48 (p<0,001) en
week 60 (p<0,001). Bij week 72 werd bij 20% van de patiënten die pirfenidon kregen, een afname
vanaf baseline waargenomen in het percentage van de voorspelde waarde voor FVC van 10% (een
drempel die indicatief is voor het mortaliteitsrisico bij IPF) vergeleken met 35% bij degenen die
placebo kregen (tabel 2).
Tabel 2
Categorische indeling van verandering vanaf baseline tot week 72
in het percentage van de voorspelde waarde voor FVC in onderzoek PIPF-004
Pirfenidon
2.403 mg/dag
Placebo
(N = 174)
(N = 174)
Afname 10% of sterfgeval of longtransplantatie
35 (20%)
60 (34%)
Afname minder dan 10%
97 (56%)
90 (52%)
Geen afname (verandering FVC >0%)
42 (24%)
24 (14%)
Hoewel er tussen patiënten die pirfenidon kregen, en degenen met placebo geen verschil was in
verandering vanaf baseline tot week 72 in de afgelegde afstand tijdens een zes minuten durende
looptest (6MWT) volgens de vooraf gespecificeerde rang-ANCOVA, vertoonde in een ad-hocanalyse
de patiënten die placebo kregen in PIPF-004.
In onderzoek PIPF-006 leidde behandeling met pirfenidon (N=171) bij week 72 niet tot een
verminderde afname van het percentage van de voorspelde waarde voor FVC vanaf baseline
vergeleken met placebo (N=173; p=0,501). Behandeling met pirfenidon verminderde vanaf baseline
echter wel de daling van het percentage van de voorspelde waarde voor FVC bij week 24 (p<0,001),
week 36 (p=0,011) en week 48 (p=0,005). Bij week 72 werd een afname in FVC van 10%
waargenomen bij 23% van de patiënten met pirfenidon en bij 27% van degenen met placebo (tabel 3).
Tabel 3
Categorische indeling van verandering vanaf baseline tot week 72
in het percentage van de voorspelde waarde voor FVC in onderzoek PIPF-
006
Pirfenidon
2.403 mg/dag
Placebo
(N = 171)
(N = 173)
Afname 10% of sterfgeval of long-
39 (23%)
46 (27%)
transplantatie
Afname minder dan 10%
88 (52%)
89 (51%)
Geen afname (verandering FVC >0%)
44 (26%)
38 (22%)
De afname van de afstand in de 6MWT vanaf baseline tot week 72 was in PIPF-006 significant
verminderd vergeleken met placebo (p<0,001, rang-ANCOVA). Verder werd er in een ad-hocanalyse
van PIPF-006 bij 33% van de patiënten die pirfenidon kregen een afname van 50 m in de afstand bij
de 6MWT gezien, in de groep die placebo kreeg gebeurde dit bij 47% van de patiënten.
In een gepoolde analyse van de overleving in PIPF-004 en PIPF-006 was het sterftecijfer in de groep
met pirfenidon 2.403 mg/dag 7,8% vergeleken met 9,8% met placebo (risicoratio 0,77 [95%-
betrouwbaarheidsinterval, 0,471,28]).
In PIPF-016 werd de behandeling met pirfenidon 2.403 mg/dag vergeleken met placebo. De
behandeling werd gedurende 52 weken driemaal daags toegediend. Het primaire eindpunt was de
verandering vanaf baseline tot aan week 52 in percentage voorspelde waarde voor FVC. Van de in
totaal 555 patiënten was het mediane percentage van de voorspelde waarde voor FVC en %DLCO bij
baseline respectievelijk 68% (spreiding: 4891%) en 42% (spreiding: 27170%). Twee procent van de
patiënten had een percentage van de voorspelde waarde voor FVC dat lager was dan 50% en 21% van
de patiënten had een percentage van de voorspelde waarde voor DLCO dat lager was dan 35% bij
baseline.
In onderzoek PIPF-016 was bij patiënten die pirfenidon (N=278) ontvingen na 52 weken behandeling
de afname vanaf baseline van het percentage voorspelde waarde voor FVC significant verminderd
vergeleken met patiënten die placebo ontvingen (N=277; p<0,000001, rang-ANCOVA). Behandeling
met pirfenidon verminderde ook de afname vanaf baseline van het percentage voorspelde waarde voor
FVC na 13 (p<0,000001), 26 (p<0,000001) en 39 weken (p=0,000002) significant. Op week 52 werd
een daling vanaf baseline van het percentage voorspelde waarde voor FVC van 10% of overlijden
gezien bij 17% van de patiënten die pirfenidon ontvingen vergeleken met 32% van de patiënten die
placebo ontvingen (tabel 4).
Tabel 4
Categorale weergave van verandering vanaf baseline tot
week 52 in percentage voorspelde waarde voor FVC in onderzoek PIPF-
016
Pirfenidon
2.403 mg/dag
Placebo
(N = 278)
(n = 277)
Afname 10% of overlijden
46 (17%)
88 (32%)
Afname minder dan 10%
169 (61%)
162 (58%)
Geen afname (verandering FVC >0%)
63 (23%)
27 (10%)
baseline tot aan week 52 significant verminderd bij patiënten die pirfenidon kregen in vergelijking met
patiënten die placebo kregen (p=0,036, rang-ANCOVA); 26% van de patiënten die pirfenidon kregen,
toonden in 6MWT een afname van 50 m van de afgelegde afstand in vergelijking met 36% van de
patiënten die placebo kregen.
In een vooraf gespecificeerde gepoolde analyse van de onderzoeken PIPF-016, PIPF-004 en PIPF-006
was de mortaliteit ongeacht de oorzaak na 12 maanden significant lager in de groep die pirfenidon
2.403 mg/dag kreeg (3,5%, 22 van de 623 patiënten) vergeleken met placebo (6,7%, 42 van de 624
patiënten), wat resulteerde in een daling van 48% van het risico op mortaliteit ongeacht de oorzaak
binnen de eerste 12 maanden (HR 0,52 [95% BI, 0,31-0,87], p=0.0107, log-rank-test).
In het onderzoek (SP3) met Japanse patiënten werd pirfenidon 1800 mg/dag (vergelijkbaar met
2.403 mg/dag in de Amerikaanse en Europese populatie van PIPF-004/006 op een voor gewicht
genormaliseerde basis) vergeleken met placebo (respectievelijk N=110, N=109). Behandeling met
pirfenidon verminderde significant de gemiddelde afname in vitale capaciteit (VC) bij week 52 (het
primaire eindpunt) vergeleken met placebo (respectievelijk -0,09±0,02 l versus -0,16±0,02 l, p=0,042)
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting om de resultaten in
te dienen van onderzoek met pirfenidon in alle subgroepen van pediatrische patiënten met IPF (zie
rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Toediening van pirfenidon-capsules met voedsel leidde, in vergelijking met toediening in nuchtere
toestand, tot een grote afname in Cmax (met 50%) en tot een kleiner effect op de AUC. Na orale
toediening van een eenmalige dosis van 801 mg aan gezonde, oudere volwassen vrijwilligers (50-66
jaar) na voedselinname nam de absorptiesnelheid van pirfenidon af, terwijl de AUC na voedselinname
ongeveer 80-85% bedroeg van de AUC waargenomen in nuchtere toestand. Bio-equivalentie werd
aangetoond in nuchtere toestand wanneer de 801 mg-tablet vergeleken werd met drie 267 mg-
capsules. Na voedselinname voldeed de 801 mg-tablet aan de bio-equivalentiecriteria voor AUC-
waarden vergeleken met de capsules, terwijl de 90%-betrouwbaarheidsintervallen voor Cmax
(108,26%-125,60%) de bovengrens van de standaard bio-equivalentiegrenzen (90% BI:
80,00%-125,00%) licht overschreden. Het effect van voedsel op de AUC van oraal pirfenidon was
hetzelfde voor de tablet- en capsuleformuleringen. In vergelijking met de nuchtere toestand
verminderde de Cmax van pirfenidon na toediening van de formuleringen met voedsel, waarbij de
pirfenidon-tablet de Cmax iets minder verlaagde (met 40%) dan de pirfenidon-capsules (met 50%). De
incidentie van ongewenste voorvallen (misselijkheid en duizeligheid) was bij gevoede proefpersonen
lager dan in de nuchtere groep. Daarom wordt geadviseerd pirfenidon toe te dienen met voedsel om de
incidentie van misselijkheid en duizeligheid te verlagen.
De absolute biologische beschikbaarheid van pirfenidon is bij de mens niet vastgesteld.
Distributie
Pirfenidon bindt aan humane plasma-eiwitten, voornamelijk aan serumalbumine. De totale gemiddelde
binding varieerde van 50% tot 58% bij concentraties waargenomen in klinische onderzoeken (1 tot
100 g/ml). Het gemiddelde fictieve, orale steady state verdelingsvolume bedraagt ongeveer 70 l, wat
erop wijst dat de pirfenidondistributie naar weefsels bescheiden is.
Biotransformatie
Pirfenidon wordt voor ongeveer 70-80% omgezet door CYP1A2, terwijl andere CYP-iso-enzymen,
waaronder CYP2C9, 2C19, 2D6, en 2E1, in mindere mate bijdragen. In-vitro-gegevens wijzen op
enige farmacologisch relevante activiteit van de voornaamste metaboliet (5-carboxy-pirfenidon) bij
concentraties boven de piekplasmaconcentraties bij IPF-patiënten. Dit zou klinisch relevant kunnen
pirfenidon in plasma is verhoogd.
Eliminatie
De orale klaring van pirfenidon lijkt licht verzadigbaar. In een dose-rangingonderzoek met meerdere
doses bij gezonde oudere volwassenen (doses van 267 mg tot 1.335 mg driemaal daags) nam de
gemiddelde klaring boven een dosis van 801 mg driemaal daags met ongeveer 25% af. Na toediening
van een eenmalige dosis pirfenidon aan gezonde oudere volwassenen bedroeg de gemiddelde fictieve
terminale eliminatiehalfwaardetijd ongeveer 2,4 uur. Ongeveer 80% van een oraal toegediende dosis
pirfenidon wordt binnen 24 uur na toediening geklaard via de urine. Het grootste deel van pirfenidon
wordt uitgescheiden als de metaboliet 5-carboxy-pirfenidon (>95% van het teruggevonden deel) met
minder dan 1% pirfenidon dat onveranderd in urine wordt uitgescheiden.
Speciale patiëntengroepen
Leverfunctiestoornis
De farmacokinetiek van pirfenidon en de metaboliet 5-carboxy-pirfenidon werd vergeleken bij
proefpersonen met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B) en bij proefpersonen met een
normale leverfunctie. De uitkomsten vertoonden een gemiddelde toename van pirfenidonblootstelling
met 60% na een eenmalige dosis van 801 mg pirfenidon (3 x een capsule van 267 mg) bij patiënten
met matige leverfunctiestoornis. Pirfenidon moet met voorzichtigheid worden toegepast bij patiënten
met lichte tot matige leverfunctiestoornis en patiënten moeten nauwlettend geobserveerd worden op
tekenen van toxiciteit als zij gelijktijdig een bekende CYP1A2-remmer gebruiken (zie rubriek 4.2 en
4.4). Pirfenidon is gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis en terminale leverziekte (rubriek
4.2 en 4.3).
Nierfunctiestoornis
Er werden geen klinisch relevante verschillen in de farmacokinetiek van pirfenidon waargenomen
tussen proefpersonen met lichte tot ernstige nierfunctiestoornis en proefpersonen met een normale
nierfunctie. Het moederbestanddeel wordt overwegend omgezet in 5-carboxy-pirfenidon. De
gemiddelde (SD) AUC0- van 5-carboxy-pirfenidon was significant hoger bij de groepen met matige
(p=0,009) en ernstige (p<0,0001) nierfunctiestoornis dan bij de groep met normale nierfunctie,
respectievelijk 100 (26,3) mg·u/l en 168 (67,4) mg·u/l vergeleken met 28,7 (4,99) mg·u/l.
Nierfunctiestoornis
AUC0- (mg·u/l)
groep
Statistiek
pirfenidon
5-carboxy-pirfenidon
Normaal
Gemiddelde (SD)
42,6 (17,9)
28,7 (4,99)
n = 6
Mediaan (25e75e)
42,0 (33,155,6)
30,8 (24,132,1)
a
Licht
Gemiddelde (SD)
59,1 (21,5)
49,3 (14,6)
n = 6
Mediaan (25e75e)
51,6 (43,780,3)
43,0 (38,856,8)
b
Matig
Gemiddelde (SD)
63,5 (19,5)
100 (26,3)
n = 6
Mediaan (25e75e)
66,7 (47,776,7)
96,3 (75,2123)
c
Ernstig
Gemiddelde (SD)
46,7 (10,9)
168 (67,4)
n = 6
Mediaan (25e75e)
49,4 (40,755,8)
150 (123248)
AUC0- = oppervlakte onder de concentratietijdscurve vanaf tijdstip 0 tot oneindig.
a p-waarde t.o.v. normaal = 1,00 (paarsgewijze vergelijking met Bonferroni-correctie)
b p-waarde t.o.v. normaal = 0,009 (paarsgewijze vergelijking met Bonferroni-correctie)
c p-waarde t.o.v. normaal < 0,0001 (paarsgewijze vergelijking met Bonferroni-correctie)
De blootstelling aan 5-carboxy-pirfenidon is 3,5-voudig of meer verhoogd bij patiënten met matige
nierfunctiestoornis. De klinisch relevante farmacodynamische activiteit van de metaboliet kan bij
patiënten met een matige nierfunctiestoornis niet worden uitgesloten. Er is geen dosisaanpassing nodig
bij patiënten met lichte nierfunctiestoornis die pirfenidon krijgen. Pirfenidon dient met voorzichtigheid
te worden toegepast bij patiënten met matige nierfunctiestoornis. De toepassing van pirfenidon is
nierziekte die dialyse noodzakelijk maakt (zie rubriek 4.2 en 4.3).
Populatiefarmacokinetische analysen uit vier onderzoeken met gezonde proefpersonen of
proefpersonen met nierfunctiestoornis en één onderzoek met patiënten met IPF lieten geen klinisch
relevant effect op de farmacokinetiek van pirfenidon zien van leeftijd, geslacht of lichaamsgrootte.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit en carcinogeen potentieel.
In onderzoeken naar toxiciteit bij herhaalde toediening werd bij muizen, ratten en honden een toename
van het levergewicht vastgesteld; dit ging dikwijls gepaard met centrilobulaire hypertrofie van de
lever. Na staken van de behandeling werd reversibiliteit waargenomen. In
carcinogeniciteitsonderzoeken met ratten en muizen werd een verhoogde incidentie van levertumoren
geconstateerd. Deze hepatische bevindingen komen overeen met een inductie van hepatische
microsomale enzymen, een effect dat niet is waargenomen bij patiënten die pirfenidon kregen. Deze
bevindingen worden als niet relevant voor de mens beoordeeld.
Een statistisch significante toename van uterustumoren werd waargenomen bij vrouwtjesratten die
1.500 mg/kg/dag kregen toegediend, 37 maal de dosis van 2.403 mg/dag bij de mens. De resultaten
van mechanistische onderzoeken duiden erop dat het optreden van uterustumoren waarschijnlijk
verband houdt met een chronische dopaminegemedieerde disbalans van geslachtshormonen, waarbij
een soortspecifiek endocrien mechanisme een rol speelt dat bij de mens ontbreekt.
Reproductieve toxiciteitsonderzoeken lieten geen bijwerkingen zien op de mannelijke en vrouwelijke
vruchtbaarheid of postnatale ontwikkeling van nakomelingen bij ratten en er waren geen aanwijzingen
voor teratogeniciteit bij ratten (1.000 mg/kg/dag) of konijnen (300 mg/kg/dag). Bij dieren is sprake
van placentapassage van pirfenidon en/of de metabolieten ervan, met een potentiële accumulatie van
pirfenidon en/of zijn metabolieten in vruchtwater. In hoge doses (450 mg/kg/dag) vertoonden ratten
een verlenging van de oestruscyclus en een hoge incidentie van onregelmatige cycli. In hoge doses
(1.000 mg/kg/dag) vertoonden ratten een verlenging van de zwangerschapsduur en afname van de
levensvatbaarheid van de foetus. Onderzoeken bij lacterende ratten duiden erop dat pirfenidon en/of de
metabolieten ervan worden uitgescheiden in melk, met een potentiële accumulatie van pirfenidon
en/of zijn metabolieten hierin.
Pirfenidon vertoonde geen aanwijzingen voor mutagene of genotoxische activiteit in een
standaardreeks onderzoeken en was bij het testen onder UV-blootstelling niet mutageen. Bij testen
onder UV-blootstelling was pirfenidon positief in een fotoclastogene test met longcellen van Chinese
hamsters.
Fototoxiciteit en irritatie werden vastgesteld bij cavia's na orale toediening van pirfenidon met
blootstelling aan UV-A/UV-B-licht. De ernst van de fototoxische laesies werd verminderd door
toepassing van een zonnebrandmiddel met beschermingsfactor.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Mannitol (E421)
Crosscarmellosenatrium
Povidon
Microkristallijne cellulose (E460)
Watervrij colloïdaal siliciumdioxide
Natriumstearylfumaraat
Polyvinylalcohol, gedeeltelijk gehydrolyseerd (E1203)
Titaandioxide (E171)
Macrogol (E1521)
Talk (E553b)
267 mg-tablet
Ijzeroxide geel (E172)
534 mg-tablet
Zonnegeel FCF aluminiumlak (E110)
801 mg-tablet
Ijzeroxide rood (E172)
Ijzeroxide zwart (E172)
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Witte ondoorzichtige hogedichtheidspolyethyleen (HDPE)-fles met een kindveilige sluiting en
verzegelde polypropyleen schroefdop of witte ondoorzichtige PVC/PE/PCTFE aluminium
blisterverpakking.
Verpakkingsgrootten
267 mg-filmomhulde tabletten
Fles
1 fles met 90 filmomhulde tabletten
Blisterverpakking
63 filmomhulde tabletten (3 blisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde tabletten)
252 filmomhulde tabletten (12 blisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde tabletten)
63x1 filmomhulde tablet (3 geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde
tabletten)
534 mg-filmomhulde tabletten
252 filmomhulde tabletten (12 blisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde tabletten)
252x1 filmomhulde tablet (12 geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde
tabletten)
801 mg-filmomhulde tabletten
Fles
1 fles met 90 filmomhulde tabletten
Blisterverpakking
84 filmomhulde tabletten (4 blisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde tabletten)
252 filmomhulde tabletten (12 blisterverpakkingen met elk 21 filmomhulde tabletten)
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 2
22767 Hamburg
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/001
EU/1/22/1655/002
EU/1/22/1655/003
EU/1/22/1655/004
EU/1/22/1655/005
EU/1/22/1655/006
EU/1/22/1655/007
EU/1/22/1655/008
EU/1/22/1655/009
EU/1/22/1655/010
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning:
Datum van laatste verlenging:
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Delorbis Pharmaceuticals Ltd.
17 Athinon str.Ergates Industrial Area
2643 Ergates, Lefkosia
Cyprus
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
·
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
·
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
·
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder dient zich ervan te verzekeren dat op het moment dat pirfenidon op de markt
wordt gebracht, alle artsen die naar verwachting pirfenidon gaan voorschrijven, zijn voorzien van een
artseninformatiepakket met de volgende inhoud:
·
Productinformatie (SPC)
·
Informatie voor artsen (veiligheidschecklists)
·
Informatie voor patiënten (PIL)
De veiligheidschecklist over pirfenidon moet de volgende sleutelelementen bevatten met betrekking
tot de leverfunctie, geneesmiddel-geïnduceerde leverschade en fotosensitiviteit:
Leverfunctie, geneesmiddel-geïnduceerde leverschade
·
pirfenidon is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis of terminale
leverziekte.
·
De behandeling met pirfenidon kan gepaard gaan met verhoging van de serumtransaminasen.
·
Voor aanvang van instelling van de behandeling met pirfenidon moeten leverfunctietests
worden gecontroleerd. Ook daarna moeten met regelmatige tussenpozen tests worden
uitgevoerd.
·
Patiënten moeten nauwlettend worden geobserveerd op verhoging van de leverenzymen met
eventueel gerichte dosisaanpassingen of stopzetting van de behandeling.
·
Directe klinische beoordeling en leverfunctietests bij patiënten die klachten van leverschade
ontwikkelen.
Fotosensitiviteit
·
Patiënten dienen erop gewezen te worden dat behandeling met pirfenidon gepaard kan gaan met
fotosensitiviteitsreacties en dat er wellicht preventieve maatregelen genomen moeten worden.
·
Patiënten wordt geadviseerd blootstelling aan direct zonlicht te vermijden of tot een minimum te
beperken (inclusief zonnelampen).
·
Patiënten moeten worden geïnstrueerd elke dag een sunblock te gebruiken, kleding te dragen die
beschermt tegen blootstelling aan zonlicht en andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze
fotosensitiviteit veroorzaken, te mijden.
In de informatie voor artsen moet het verzoek worden opgenomen om ernstige bijwerkingen en
klinisch significante bijwerkingen van speciaal belang te melden, waaronder:
·
Fotosensitiviteitsreacties en huiduitslag
·
Abnormale leverfunctietests
·
Geneesmiddel-geïnduceerde leverschade
·
Andere klinisch significante bijwerkingen naar het oordeel van de arts
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 267 mg pirfenidon.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
Blister
63 filmomhulde tabletten
252 filmomhulde tabletten
63x1 filmomhulde tablet
Fles
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/002 63 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/003 63 x 1 filmomhulde tablet
EU/1/22/1655/004 252 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/001 90 filmomhulde tabletten
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Pirfenidone AET 267 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
ETIKET - FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 267 mg pirfenidon.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/001
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 534 mg pirfenidon.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat azokleurstof.
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
252 filmomhulde tabletten
252x1 filmomhulde tablet
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/005 252 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/006 252 x 1 filmomhulde tablet
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Pirfenidone AET 534 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 801 mg pirfenidon.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
Blister
63 filmomhulde tabletten
84 filmomhulde tabletten
252 filmomhulde tabletten
Fles
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/008 63 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/009 84 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/010 252 filmomhulde tabletten
EU/1/22/1655/007 90 filmomhulde tabletten
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Pirfenidone AET 801 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
ETIKET - FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 801 mg pirfenidon.
3
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
HANDEL BRENGEN
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/22/1655/007 filmomhulde tabletten
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
B. BIJSLUITER
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten
pirfenidon
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
·
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
·
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
·
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
·
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Pirfenidone AET en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Pirfenidone AET en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Pirfenidone AET bevat de werkzame stof pirfenidon en het wordt gebruikt voor de behandeling van
lichte tot matige idiopathische longfibrose (IPF) bij volwassenen.
IPF is een aandoening waarbij de weefsels in uw longen in de loop van de tijd verdikken en
verlittekend raken, waardoor het moeilijk wordt diep adem te halen. Hierdoor kunnen uw longen niet
goed werken. Pirfenidone AET helpt de verlittekening en de verdikking in de longen te verminderen
en draagt ertoe bij dat u beter kunt ademhalen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
·
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
·
Als u eerder angio-oedeem heeft gehad door gebruik van pirfenidon, waarbij u klachten had
zoals zwelling van uw gezicht, lippen en/of tong, mogelijk samengaand met kortademigheid of
piepende ademhaling.
·
Als u een geneesmiddel gebruikt dat fluvoxamine wordt genoemd (voor de behandeling van
depressie en obsessieve-compulsieve stoornis (OCD)).
·
Als u een ernstige leverziekte heeft of een leverziekte die het laatste stadium heeft bereikt.
·
Als u een ernstige nierziekte heeft of een nierziekte in het laatste stadium die dialyse
noodzakelijk maakt.
Als een of meerdere van bovengenoemde situaties op u van toepassing zijn, mag u dit middel niet
gebruiken. Als u twijfelt, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
·
U kunt gevoeliger worden voor zonlicht (fotosensitiviteitsreactie) wanneer u Pirfenidone AET
gebruikt. Blijf uit de zon (inclusief zonnelampen) zolang u Pirfenidone AET gebruikt. Gebruik
elke dag een zonnebrandmiddel met zeer hoge beschermingsfactor en bedek uw armen, benen
en hoofd om de blootstelling aan zonlicht te verminderen (zie rubriek 4: Mogelijke
bijwerkingen).
·
U mag geen andere geneesmiddelen gebruiken, zoals tetracyclineantibiotica (zoals
doxycycline), waardoor u nog gevoeliger voor zonlicht zou kunnen worden.
·
Als bij u sprake is van nierproblemen, zeg dit dan tegen uw arts.
·
Als bij u sprake is van lichte tot matige leverproblemen, zeg dit dan tegen uw arts.
·
U moet stoppen met roken voordat u met Pirfenidone AET begint. Zolang u Pirfenidone AET
gebruikt, mag u niet roken. Het roken van sigaretten kan het effect van Pirfenidone AET
verminderen.
·
Pirfenidone AET kan duizeligheid en vermoeidheid veroorzaken. Wees voorzichtig als u taken
moet uitvoeren waarvoor uw alertheid en coördinatievermogen belangrijk zijn.
·
Pirfenidone AET kan gewichtsverlies veroorzaken. Uw arts zal uw gewicht controleren zolang u
dit geneesmiddel gebruikt.
·
Stevens-Johnson-syndroom en toxische epidermale necrolyse zijn gemeld bij de behandeling
met pirfenidon. Stop met het gebruik van Pirfenidone AET en zoek onmiddellijk medische hulp
als u één van de klachten opmerkt die horen bij deze ernstige huidreacties. Ze zijn beschreven in
rubriek 4.
Pirfenidone AET kan ernstige leverproblemen veroorzaken en een paar gevallen zijn fataal geweest.
Er moet eerst bloedonderzoek worden uitgevoerd voordat u Pirfenidone AET gaat gebruiken,
vervolgens maandelijks gedurende de eerste 6 maanden en daarna elke 3 maanden, net zolang u dit
geneesmiddel gebruikt, om te controleren of uw lever goed werkt. Het is belangrijk dat dit
bloedonderzoek wordt uitgevoerd zolang u Pirfenidone AET gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Geef Pirfenidone AET niet aan kinderen en jongeren onder de 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Pirfenidone AET nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kortgeleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts of apotheker.
Dit is vooral belangrijk als u de volgende geneesmiddelen gebruikt, aangezien deze het effect van
Pirfenidone AET kunnen beïnvloeden.
Geneesmiddelen die de bijwerkingen van Pirfenidone AET kunnen verergeren:
·
enoxacine (een type antibioticum);
·
ciprofloxacine (een type antibioticum);
·
amiodaron (voor de behandeling van sommige vormen van hartziekte);
·
propafenon (voor de behandeling van sommige vormen van hartziekte);
·
fluvoxamine (voor de behandeling van depressie en obsessieve-compulsieve stoornis (OCD)).
Geneesmiddelen die de werking van Pirfenidone AET kunnen verminderen:
·
omeprazol (voor de behandeling van aandoeningen als problemen met het verteren van eten
(indigestie), terugvloeiing van maaginhoud naar de slokdarm (gastro-oesofageale refluxziekte));
·
rifampicine (een type antibioticum).
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Drink geen grapefruitsap zolang u dit geneesmiddel gebruikt. Het is mogelijk dat Pirfenidone AET
door grapefruit minder goed werkt.
Als voorzorgsmaatregel is het beter om Pirfenidone AET niet te gebruiken als u zwanger bent, van
plan bent zwanger te worden of denkt dat u misschien wel zwanger bent, omdat de mogelijke risico's
voor het ongeboren kind niet bekend zijn.
Als u borstvoeding geeft, of van plan bent borstvoeding te geven, moet u dit bespreken met uw arts of
apotheker voordat u Pirfenidone AET inneemt. Omdat het niet bekend is of Pirfenidone AET in de
moedermelk terechtkomt, zal uw arts de risico's en voordelen van dit geneesmiddel tijdens het geven
van borstvoeding met u bespreken, mocht u toch besluiten borstvoeding te geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Bestuur geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines als u duizelig of moe bent na het
innemen van Pirfenidone AET.
Pirfenidone AET bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten bevatten azokleurstoffen
Pirfenidon AET kan allergische reacties veroorzaken.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
De behandeling met Pirfenidone AET moet worden gestart en gecontroleerd door een specialist met
ervaring met de diagnosestelling en behandeling van IPF.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
U zult uw geneesmiddel doorgaans in de volgende toenemende doses moeten innemen:
·
Neem de eerste 7 dagen een dosis van 267 mg (1 gele tablet) driemaal per dag met voedsel in
(in totaal 801 mg per dag)
·
Neem van dag 8 tot en met 14 een dosis van 534 mg (2 gele tabletten of 1 oranje tablet)
driemaal per dag met voedsel in (in totaal 1.602 mg per dag)
·
Neem vanaf dag 15 (onderhoud) een dosis van 801 mg (3 gele tabletten of 1 bruine tablet)
driemaal per dag met voedsel in (in totaal 2.403 mg per dag).
De aanbevolen dagelijkse onderhoudsdosis Pirfenidone AET bedraagt 801 mg (3 gele tabletten of
1 bruine tablet) driemaal per dag met voedsel voor een totale dagdosis van 2.403 mg.
Slik de tabletten in hun geheel door met wat water tijdens of na een maaltijd om de kans op
bijwerkingen als misselijkheid en duizeligheid te verminderen. Neem contact op met uw arts als de
verschijnselen aanhouden.
Dosisverlaging in verband met bijwerkingen
Uw arts zal uw dosis mogelijk verlagen als bij u sprake is van bepaalde bijwerkingen, zoals
maagklachten, huidreacties op zonlicht of zonnelampen, of significante veranderingen van uw
leverenzymen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem onmiddellijk contact op met uw arts, apotheker of de afdeling spoedeisende hulp van het
dichtstbijzijnde ziekenhuis als u meer tabletten heeft ingenomen dan u zou mogen, en neem het
geneesmiddel mee.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Wanneer u een dosis gemist heeft, neem deze dan alsnog in zodra u het zich herinnert. Neem geen
dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Er moet ten minste 3 uur zitten tussen twee doses.
Neem op één dag niet meer tabletten in dan de aan u voorgeschreven dagelijkse dosering.
In bepaalde gevallen kan uw arts u adviseren om te stoppen met het innemen van Pirfenidone AET.
Als u om welke reden dan ook langer dan 14 achtereenvolgende dagen moet stoppen met het innemen
van Pirfenidone AET, zal uw arts uw behandeling weer starten met een dosis van 267 mg driemaal per
dag, en dit geleidelijk ophogen naar een dosis van 801 mg driemaal per dag.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken. U moet stoppen met het innemen van Pirfenidone AET en onmiddellijk uw arts
waarschuwen:
·
Als u zwelling van het gezicht, de lippen en/of de tong, jeuk, netelroos (uitslag op de huid met
roze bulten en erge jeuk), ademhalingsproblemen of piepende ademhaling krijgt, of zich zwak
voelt. Dit zijn klachten van angio-oedeem, een ernstige allergische reactie of anafylaxie (een
heftige reactie van uw lichaam door een erge allergie).
·
Als uw ogen of huid geel verkleuren, of uw urine donker van kleur is, mogelijk in combinatie
met jeukende huid, buikpijn rechtsboven, verlies van eetlust, het sneller dan normaal krijgen
van bloedingen of blauwe plekken, of vermoeidheid. Dit kunnen klachten zijn van een niet
normaal werkende lever die kunnen wijzen op leverschade, een bijwerking die soms voorkomt
met Pirfenidone AET.
·
Als u rode, niet-verhoogde of ronde plekken op het bovenlichaam ervaart, vaak met blaren in
het midden, vervelling van de huid, zweren in/op de mond, keel, neus, geslachtsdelen en ogen.
Mogelijk krijgt u koorts en griepachtige verschijnselen voordat u deze ernstige huiduitslag
krijgt. Deze tekenen en klachten kunnen wijzen op het Stevens-Johnson-syndroom of toxische
epidermale necrolyse.
Andere bijwerkingen kunnen zijn:
Neem contact op met uw arts als u last krijgt van bijwerkingen.
Zeer vaak optredende (komen voor
bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
·
infecties van keel of luchtwegen die zich uitbreiden naar de longen en/of bijholten
·
misselijkheid
·
maagklachten als zure oprispingen, overgeven en verstopping (obstipatie)
·
diarree
·
problemen met het verteren van eten in uw lichaam, last van uw maag
·
gewichtsverlies
·
verminderde eetlust
·
slaapproblemen
·
vermoeidheid
·
duizeligheid
·
hoofdpijn
·
kortademigheid
·
hoesten
·
gewrichtspijn
Vaak optredende (komen voor
bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
·
blaasinfecties
·
slaperigheid
·
smaakveranderingen
·
opvliegers
·
maagklachten als opgeblazen gevoel, buikpijn en onaangenaam gevoel, brandend maagzuur en
winderigheid
·
uit bloedonderzoek kan blijken dat uw leverenzymen verhoogd zijn
·
huidreacties na blootstelling aan zonlicht of een zonnelamp
·
huidproblemen als jeukende huid, rode huid, droge huid, huiduitslag
·
spierpijn
gevoel van zwakte of gebrek aan energie
·
pijn op de borst
·
zonnebrand
Soms optredende (komen voor
bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
·
weinig natrium in uw bloed. Dit kan hoofdpijn, duizeligheid, verwardheid, een gevoel van
zwakte, spierkrampen, misselijkheid en overgeven veroorzaken
·
bloedonderzoek kan een afname van het aantal witte bloedcellen aantonen
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket van
de fles, de blisterverpakking en de doos, na de aanduiding EXP. Daar staat een maand en een jaar. De
laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
267 mg tablet
De werkzame stof in dit middel is pirfenidon. Elke filmomhulde tablet bevat 267 mg pirfenidon.
De andere stoffen in dit middel zijn: mannitol, crosscarmellosenatrium, povidon, microkristallijne
cellulose, watervrij colloïdaal siliciumdioxide, natriumstearylfumaraat.
De filmomhulling bevat: polyvinylalcohol, gedeeltelijk gehydrolyseerd (E1203), titaandioxide (E171),
macrogol (E1521), talk (E553b) en ijzeroxide geel (E172).
534 mg tablet
De werkzame stof in dit middel is pirfenidon. Elke filmomhulde tablet bevat 534 mg pirfenidon.
De andere stoffen in dit middel zijn: mannitol, crosscarmellosenatrium, povidon, microkristallijne
cellulose, watervrij colloïdaal siliciumdioxide, natriumstearylfumaraat.
De filmomhulling bevat: polyvinylalcohol, gedeeltelijk gehydrolyseerd (E1203), titaandioxide (E171),
macrogol (E1521), talk (E553b) en zonnegeel FCF aluminiumlak (E110).
801 mg tablet
De werkzame stof in dit middel is pirfenidon. Elke filmomhulde tablet bevat 801 mg pirfenidon.
De andere stoffen in dit middel zijn: mannitol, crosscarmellosenatrium, povidon, microkristallijne
cellulose, watervrij colloïdaal siliciumdioxide, natriumstearylfumaraat.
De filmomhulling bevat: polyvinylalcohol, gedeeltelijk gehydrolyseerd (E1203), titaandioxide (E171),
macrogol (E1521), talk (E553b), ijzeroxide rood (E172) en ijzeroxide zwart (E172).
Hoe ziet Pirfenidone AET eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
267 mg tablet
Pirfenidone AET 267 mg filmomhulde tabletten zijn gele, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten met
de inscriptie 'LP2' aan de ene kant en effen aan de andere kant.
van 90 filmomhulde tabletten, in blisterverpakkingen met 63 of 252 filmomhulde tabletten en in
geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen met 63 x 1 filmomhulde tablet.
534 mg tablet
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten zijn oranje, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten
met de inscriptie 'LP5' aan de ene kant en effen aan de andere kant.
Pirfenidone AET 534 mg filmomhulde tabletten zijn verkrijgbaar in blisterverpakkingen met 252
filmomhulde tabletten en in geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen met 252 x 1 filmomhulde
tablet.
801 mg tablet
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten zijn bruine, ovale, biconvexe filmomhulde tabletten
met de inscriptie 'LP8' aan de ene kant en effen aan de andere kant.
Pirfenidone AET 801 mg filmomhulde tabletten zijn verkrijgbaar in een flesverpakking met één fles
van 90 filmomhulde tabletten en in blisterverpakkingen met 63, 84 of 252 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Alfred E. Tiefenbacher (GmbH & Co. KG)
Van-der-Smissen-Straße 1
22767 Hamburg
Duitsland
Fabrikant
Delorbis Pharmaceuticals Ltd.
17 Athinon str.Ergates Industrial Area
2643 Ergates, Lefkosia
Cyprus
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.