Refixia 1000 iu
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden
verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van
bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Refixia 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Refixia 1.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Refixia 2.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Refixia 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 500 IE nonacog beta pegol*.
Na reconstitutie bevat 1 ml Refixia ongeveer 125 IE nonacog beta pegol.
Refixia 1.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 1.000 IE nonacog beta pegol*.
Na reconstitutie bevat 1 ml Refixia ongeveer 250 IE nonacog beta pegol.
Refixia 2.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 2.000 IE nonacog beta pegol*.
Na reconstitutie bevat 1 ml Refixia ongeveer 500 IE nonacog beta pegol.
*recombinant humane factor IX, geproduceerd met recombinant-DNA-techniek in ovariumcellen van
de Chinese hamster (CHO-cellen), covalent geconjugeerd met 40 kDa polyethyleenglycol (PEG).
De sterkte (IE) wordt bepaald met de 1-stapsstollingstest uit de Europese Farmacopee. De specifieke
activiteit van Refixia is ongeveer 152 IE/mg eiwit.
Refixia is een gezuiverde recombinant humane factor IX (rFIX) met 40 kDa polyethyleenglycol (PEG)
selectief gebonden aan specifieke N-gekoppelde glycanen in het activeringspeptide van rFIX. Na
activering van Refixia is het activeringspeptide inclusief de 40 kDA polyethyleenglycolgroep
afgesplitst, waarna het oorspronkelijke geactiveerde factor IX-molecuul overblijft.De primaire
aminozuursequentie van het rFIX in Refixia is identiek aan de Ala148 allelische vorm van de van
humaan plasma afgeleide factor IX. Er worden geen additieven van humane of dierlijke oorsprong
gebruikt in het celkweekproces, de zuivering, de conjugatie of de eindformulering van Refixia.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Het poeder is wit tot gebroken wit.
Het oplosmiddel is helder en kleurloos.
pH: 6,4.
Osmolaliteit: 272 mOsmol/kg.
2
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Behandeling en profylaxe van bloedingen bij patiënten van 12 jaar en ouder met hemofilie B
(congenitale factor IX-deficiëntie).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling moet worden gestart onder toezicht van een arts die ervaren is in de behandeling van
hemofilie.
Niet eerder behandelde patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Refixia bij niet eerder behandelde patiënten zijn nog niet
vastgesteld.
Monitoring van de behandeling
Routinematige controle van de factor IX-activiteitspiegels voor dosisaanpassing is niet nodig. In het
klinische studieprogramma is geen dosisaanpassing uitgevoerd. Gemiddelde steady-state dalspiegels
van factor IX hoger dan 15% werden bij alle leeftijdsgroepen waargenomen, zie rubriek 5.2 voor
details.
Vanwege interferentie van polyethyleenglycol (PEG) in de 1-stapsstollingstest met diverse aPTT-
reagentia, wordt aanbevolen om een chromogene test (zoals Rox Factor IX of Biophen) te gebruiken
indien monitoring nodig is. Als een chromogene test niet beschikbaar is, wordt aanbevolen om een 1-
stapsstollingstest te gebruiken met een aPTT-reagens (zoals Cephascreen) die geschikt is voor gebruik
met Refixia. Van gemodificeerde langwerkende factorproducten is bekend dat de resultaten van de 1-
stapsstollingstest sterk afhankelijk zijn van de gebruikte aPTT-reagentia en referentiestandaard. Voor
Refixia geven bepaalde reagentia een onderschatting (30–50%), terwijl de meeste silicabevattende
reagentia een aanzienlijke overschatting van de factor IX-activiteit geven (meer dan 400%). Daarom
dienen silicabevattende reagentia te worden vermeden. Als een chromogene test of een geschikte 1-
stapsstollingstest ter plaatse niet beschikbaar is, wordt gebruik van een referentielaboratorium
aanbevolen.
Dosering
Het aantal toegediende eenheden van factor IX wordt uitgedrukt in Internationale Eenheden (IE), die
gerelateerd zijn aan de huidige WHO-standaard voor factor IX-producten. De activiteit van factor IX
in plasma wordt uitgedrukt als percentage (ten opzichte van de normaalwaarde in humaan plasma) of
in Internationale Eenheden (ten opzichte van een Internationale Standaard voor factor IX in plasma).
Profylaxe
40 IE/kg lichaamsgewicht eenmaal per week.
Dosesaanpassingen en aanpassingen van het toedieningsinterval kunnen overwogen worden gebaseerd
op bereikte FIX-spiegels en de individuele bloedingsneiging. De dalspiegels bereikt met het
wekelijkse 40 IE/kg doseerregime zijn samengevat in sectie 5.2.
Patiënten op profylaxe die een dosis vergeten wordt geadviseerd hun dosis toe te dienen wanneer zij
dit ontdekken en vervolgens hun gebruikelijke doseerschema van eenmaal per week te volgen. Een
dubbele dosis dient te worden vermeden.
´On-demand´-behandeling
De dosis en de duur van de substitutietherapie zijn afhankelijk van de plaats en ernst van de bloeding,
zie tabel 1 voor doseringsrichtlijnen bij bloedingen.
3
Tabel 1.
Ernst van de
bloeding
Behandeling van bloedingen met Refixia
Aanbevolen dosis
IE/kg Refixia
40
Doseringsaanbevelingen
Een enkele dosis wordt aanbevolen.
Beginnende
gewrichtsbloeding,
spierbloeding of
bloeding in de
mond.
Meer uitgebreide
gewrichtsbloeding,
spierbloeding of
hematoom.
Ernstige of
levensbedreigende
bloedingen.
80
Aanvullende doses van 40 IE/kg
mogen worden toegediend.
Operatieve ingreep
Het dosisniveau en het doseringsinterval bij chirurgie zijn afhankelijk van de ingreep en de lokale
praktijk. Algemene aanbevelingen worden in tabel 2 weergegeven.
Tabel 2.
Behandeling bij operatieve ingrepen met Refixia
Aanbevolen
dosis IE/kg
lichaamsgewicht
40
Doseringsaanbevelingen
Aard van de
operatieve ingreep
Kleine ingrepen,
waaronder
tandextractie.
Zware ingrepen.
Indien nodig kunnen aanvullende doses
worden toegediend.
Pre-operatieve dosis.
Overweeg twee herhaalde doses van
40 IE/kg (met intervallen van 1–
3 dagen) in de eerste week na de
operatieve ingreep.
Vanwege de lange halfwaardetijd van
Refixia mag de dosisfrequentie na de
operatieve ingreep worden verlaagd naar
eenmaal per week na de eerste week
totdat het bloeden stopt en genezing is
bereikt.
80
40
Pediatrische patiënten
Bij adolescenten (12–18 jaar) zijn de dosisaanbevelingen dezelfde als bij volwassenen: 40 IE/kg
lichaamsgewicht. De langetermijnveiligheid van Refixia bij kinderen jonger dan 12 jaar is nog niet
vastgesteld.
Wijze van toediening
Intraveneus gebruik.
4
Refixia wordt gedurende enkele minuten toegediend via een intraveneuze bolusinjectie na reconstitutie
van het poeder voor injectie met het histidine-oplosmiddel. De toedieningssnelheid moet worden
bepaald op geleide van het welbevinden van de patiënt, tot een maximale injectiesnelheid van
4 ml/min.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
In het geval van zelftoediening of toediening door een zorgverlener is een juiste training nodig.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Bekende allergische reactie op hamstereiwit.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren, moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Overgevoeligheid
Allergische overgevoeligheidsreacties zijn mogelijk met Refixia. Het product bevat sporen van
hamstereiwitten. Als symptomen van overgevoeligheid optreden, moeten patiënten worden
geadviseerd om het gebruik van het geneesmiddel onmiddellijk te staken en contact op te nemen met
hun arts. Patiënten moeten worden geïnformeerd over de vroege verschijnselen van
overgevoeligheidsreacties waaronder netelroos, gegeneraliseerde urticaria, gevoel van beklemming op
de borst, piepende ademhaling, hypotensie en anafylaxie.
In geval van shock moeten de geldende medische richtlijnen voor de behandeling van shock worden
gevolgd.
Remmers
Na herhaalde behandeling met humane stollingsfactor IX (rDNA)-producten, moeten patiënten worden
gecontroleerd op de ontwikkeling van neutraliserende antistoffen (remmers) die met geschikte
biologische tests moeten worden gekwantificeerd in Bethesda-eenheden (BE).
In de literatuur is melding gemaakt van een correlatie tussen de aanwezigheid van een factor IX-
remmer en allergische reacties. Daarom dienen patiënten die allergische reacties vertonen, getest te
worden op de aanwezigheid van een remmer. Hierbij dient opgemerkt te worden dat patiënten met
factor IX-remmers mogelijk een verhoogd risico hebben op anafylaxie bij volgende behandelingen
met factor IX.
Gezien het risico op allergische reacties bij factor IX-producten, dienen de initiële toedieningen van
factor IX, volgens het oordeel van de behandelend arts, uitgevoerd te worden onder medische
supervisie waarbij de nodige medische voorzieningen voor het behandelen van allergische reacties ter
beschikking staan.
In het geval van residuale FIX-activiteitsspiegels is er een risico op interferentie indien het testen op
remmers uitgevoerd wordt met de Nijmegenmodificatie van de Bethesda-test. Daarom wordt een
voorverwarmingsstap of een wash-out aanbevolen om detectie van lage-titerremmers te waarborgen.
Trombo-embolie
Vanwege het mogelijk risico op trombotische complicaties, dient klinisch toezicht met geschikte
biologische tests te worden gestart op vroege verschijnselen van trombotische en consumptieve
coagulopathie wanneer dit product wordt toegediend aan patiënten met leverziekte, patiënten na een
chirurgische ingreep, pasgeborenen of patiënten met risico op trombotische complicaties of diffuse
5
intravasale bloedstolling (DIS of
DIC).
In al deze situaties dient het voordeel van de behandeling met
Refixia te worden afgewogen tegen het risico op deze complicaties.
Cardiovasculair voorval
Bij patiënten met bestaande cardiovasculaire risicofactoren, kan substitutietherapie met FIX het
cardiovasculaire risico verhogen.
Kathetergerelateerde complicaties
Indien een centraal veneuze toegangspoort (CVAD) nodig is, moet rekening gehouden worden met het
risico op CVAD-gerelateerde complicaties waaronder lokale infecties, bacteriëmie en trombose op de
plaats van de katheter.
Pediatrische patiënten
Refixia is niet geïndiceerd voor gebruik bij kinderen (jonger dan 12 jaar). De vermelde
waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik zijn zowel van toepassing op volwassenen als op
adolescenten (12–18 jaar).
Refixia bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectieflacon, dat wil zeggen dat het in
wezen ´natriumvrij´ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn geen interacties gemeld van humane stollingsfactor IX-producten (rDNA-producten) met
andere geneesmiddelen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er is met factor IX geen voortplantingsonderzoek bij dieren uitgevoerd. Omdat hemofilie B zelden bij
vrouwen voorkomt, is er geen ervaring met het gebruik van factor IX tijdens de zwangerschap en het
geven van borstvoeding. Daarom dient factor IX alleen tijdens de zwangerschap en het geven van
borstvoeding te worden gebruikt indien strikt noodzakelijk.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Refixia heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Overgevoeligheid of allergische reacties (waaronder angio-oedeem, branderig en prikkend gevoel op
de infusieplaats, rillingen, blozen, gegeneraliseerde urticaria, hoofdpijn, netelroos, hypotensie,
lethargie, misselijkheid, rusteloosheid, tachycardie, gevoel van beklemming op de borst, tintelingen,
braken en piepende ademhaling) zijn bij gebruik van recombinant factor IX-producten zelden
waargenomen en kunnen in sommige gevallen verergeren tot ernstige anafylaxie (waaronder shock).
In sommige gevallen ontwikkelden deze reacties tot ernstige anafylaxie en traden deze reacties op in
nauwe tijdgebonden samenhang met de ontwikkeling van factor IX-remmers (zie ook rubriek 4.4). Het
nefrotisch syndroom werd gemeld na pogingen tot immuuntolerantie-inductie bij hemofilie B-
patiënten met factor IX-remmers en een voorgeschiedenis van een allergische reactie.
Zeer zelden is de ontwikkeling van antilichamen tegen hamstereiwit, met hieraan gerelateerde
overgevoeligheidsreacties, waargenomen.
Patiënten met hemofilie B kunnen neutraliserende antilichamen (remmers) tegen factor IX
ontwikkelen. Als dergelijke remmers zich ontwikkelen, zal deze complicatie zich manifesteren als een
6
onvoldoende klinische respons. In dergelijke gevallen wordt het aanbevolen contact op te nemen met
een gespecialiseerd hemofiliebehandelcentrum.
Er bestaat een mogelijk risico op trombo-embolische complicaties na toediening van factor IX-
producten, met een hoger risico voor preparaten met lage zuiverheid. Gebruik van factor IX-producten
met lage zuiverheid is in verband gebracht met gevallen van myocardinfarct, diffuse intravasale
stolling, veneuze trombose en longembolie. Gebruik van factor IX-producten met hoge zuiverheid,
zoals Refixia, is zelden in verband gebracht met dergelijke bijwerkingen.
Bijwerkingen in tabelvorm
De onderstaande tabel is opgesteld volgens de MedDRA-systeem/orgaanclassificatie
(systeem/orgaanklasse en niveau van de voorkeursterm).
Frequenties zijn geëvalueerd aan de hand van de volgende regel: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100,
< 1/10); soms (≥ 1/1.000, < 1/100); zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000); zeer zelden (< 1/10.000); niet
bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Een totaal van 115 eerder behandelde mannelijke patiënten met matige of ernstige hemofilie B werden
blootgesteld aan Refixia voor een totaal van 170 patiëntjaren in voltooide klinische studies.
Tabel 3.
Frequentie van bijwerkingen in klinische studies
Bijwerking
Overgevoeligheid
Anafylaxie
Remmers
Hartkloppingen
Misselijkheid
Pruritus*
Moeheid
Opvlieger
Reacties op de injectieplaats**
Frequentie
Soms
Niet bekend
Niet bekend
Soms
Vaak
Vaak
Vaak
Soms
Vaak
Systeem/orgaanklasse
Immuunsysteemaandoeningen
Hartaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
*Pruritus betrof pruritus en oorpruritus
**Reacties op de injectieplaats waren pijn op de injectieplaats, pijn op de infusieplaats, zwelling op de injectieplaats,
erytheem op de injectieplaats en rash op de injectieplaats.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
In een lopende studie bij niet eerder behandelde patiënten heeft anafylaxie zich voorgedaan in een
nauwe tijdgebonden samenhang met de ontwikkeling van factor IX-remmers na behandeling met
Refixia. Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om informatie te verschaffen over het optreden
van remmers bij niet eerder behandelde patiënten.
Pediatrische patiënten
Refixia is geïndiceerd bij patiënten van 12 jaar en ouder. Er is geen verschil in het veiligheidsprofiel
van Refixia waargenomen tussen eerder behandelde adolescente (12–18 jaar) en volwassen patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
7
4.9
Overdosering
In klinische studies werden overdoses tot 169 IE/kg gemeld. Er werd geen melding gemaakt van
symptomen geassocieerd met overdosering.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antihemorragica, bloedstollingsfactor IX, ATC-code: B02BD04.
Werkingsmechanisme
Refixia is een gezuiverde recombinant humane factor IX (rFIX) met 40 kDa polyethyleenglycol (PEG)
geconjugeerd aan het eiwit. Het gemiddelde moleculaire gewicht van Refixia bedraagt ongeveer
98 kDa en het moleculaire gewicht van alleen de eiwitgroep is 56 kDa. Na activering van Refixia
wordt het activeringspeptide inclusief de 40 kDa polyethyleenglycolgroep afgesplitst, waarna het
oorspronkelijke geactiveerde factor IX-molecuul overblijft.
Factor IX bestaat uit een enkele streng glycoproteïne. Het is een van vitamine K afhankelijke
stollingsfactor en wordt gesynthetiseerd in de lever. Factor IX wordt geactiveerd door factor XIa en
door het factor VII/weefselfactor-complex. Geactiveerde factor IX activeert in combinatie met
geactiveerde factor VIII, factor X. Geactiveerde factor X zet protrombine om in trombine. Trombine
zet vervolgens fibrinogeen om in fibrine en een stolsel wordt gevormd. Hemofilie B is een
geslachtsgebonden erfelijke stollingsstoornis veroorzaakt door een verlaagde concentratie factor IX,
met als gevolg hevige bloedingen in gewrichten, spieren of inwendige organen. Deze bloedingen
treden spontaan op of als gevolg van ongelukken of chirurgisch ingrijpen. Door middel van
substitutietherapie zijn de plasmaconcentraties van factor IX verhoogd, waardoor een tijdelijk herstel
van de factordeficiëntie en vermindering van de bloedingsneigingen worden bewerkstelligd.
Klinische werkzaamheid
Het volledige klinische studieprogramma bestond uit één fase 1-studie en vier multicentrische, niet-
gecontroleerde, fase 3-studies.
Profylaxe
Vierenvijftig patiënten uit alle leeftijdsgroepen werden behandeld met een wekelijkse profylactische
dosis van 40 IE/kg. Daarvan hadden 23 (43%) patiënten geen bloedingen.
Hoofdstudie
De hoofdstudie werd uitgevoerd bij 74 adolescente (13 –17 jaar) en volwassen (18 –65 jaar) eerder
behandelde patiënten. De studie bestond uit één open-label ´on-demand´-arm met behandeling
gedurende ongeveer 28 weken en twee profylaxe-behandelarmen met single-blind randomisatie naar
ofwel 10 IE/kg of 40 IE/kg eenmaal per week gedurende ongeveer 52 weken. Na vergelijking van de
behandelingen met 10 IE/kg en 40 IE/kg, bleek de jaarlijkse bloedingsfrequentie bij patiënten in de
40 IE/kg arm 49% lager te zijn dan de bloedingsfrequentie (95%-BI: 5%;73%) bij patiënten in de
10 IE/kg arm (p < 0,05).
De mediane (interkwartielafstand - IQR) jaarlijkse bloedingsfrequentie (annual
bleeding rate -
ABR)
bij patiënten (13–65 jaar) behandeld met een profylactische dosis van eenmaal per week 40 IE/kg was
1,04 (0,00; 4,01). De trauma-ABR was 0,00 (0,00; 2,05), de gewrichts-ABR 0,97 (0,00; 2,07) en de
spontane ABR 0,00 (0,00; 0,99).
Van belang is dat de ABR niet kan worden vergeleken tussen verschillende factorconcentraten en
tussen verschillende klinische studies.
In deze hoofdstudie bij adolescente en volwassen patiënten kwamen bij 16 van de 29 patiënten in de
40 IE/kg profylaxe-arm 70 doorbraakbloedingen voor. Het totale succespercentage voor behandeling
8
van doorbraakbloedingen was 97,1% (67 van de 69 beoordeelde bloedingen). In totaal werden
69 (98,6%) van de 70 bloedingen behandeld met één injectie. Lichte of matige bloedingen werden
behandeld met 40 IE/kg Refixia.
Van de 29 behandelde volwassen en adolescente patiënten werden 13 patiënten met 20 doelgewrichten
(‘target
joints’)
gedurende één jaar behandeld met een wekelijkse profylactische dosis van 40 IE/kg.
Achttien van deze 20 gewrichten (90%) werden aan het einde van de studie niet meer als ‘target
joints’
beschouwd.
´On-demand´-behandeling
De hoofdstudie omvatte een niet-gerandomiseerde arm waarin 15 patiënten werden behandeld volgens
een ´on-demand´-schema met 40 IE/kg voor lichte of matige bloedingen en 80 IE/kg voor ernstige
bloedingen. Het totale succespercentage (waarbij succes werd gedefinieerd als uitstekend of goed)
voor de behandeling van bloedingen was 95%, waarbij 98% van de bloedingen werd behandeld met
één of twee injecties.
Pediatrische patiënten
Het gebruik van Refixia bij kinderen jonger dan 12 jaar in niet geïndiceerd (zie sectie 4.2 voor
informatie over pediatrisch gebruik).
Er werd een studie uitgevoerd met 25 eerder behandelde pediatrische patiënten (leeftijd 0–12jaar), zij
kregen eenmaal per week een profylactische dosis van 40 IE/kg.
Bij kinderen van 0–12 jaar was de mediane (IQR) jaarlijkse bloedingsfrequentie 1,0 (0,00; 2,06); de
frequentie van spontane bloedingen was 0,00 (0,00; 0,00).
Voor de behandeling van bloedingen bij pediatrische patiënten was het totale succespercentage
(gedefinieerd als uitstekend of goed) 93% (39 van de 42 bloedingen). Daarvan werden 36 (86%) van
de bloedingen gestopt met 1 injectie en 5 (12%) van de bloedingen met 2 injecties Refixia.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de afronding van de studie met
Refixia bij niet eerder behandelde patiënten (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
Algehele hemostatische werkzaamheid
Lichte of matige bloedingen werden behandeld met Refixia 40 IE/kg en ernstige bloedingen met
80 IE/kg, waarbij één bloeding als ernstig werd beoordeeld. Een algemene beoordeling van de
hemostatische werkzaamheid werd uitgevoerd door de patiënt of de verzorger (bij thuisbehandeling)
of door de onderzoeker op de studielocatie (bij behandeling onder toezicht van een beroepsbeoefenaar
in de gezondheidszorg) aan de hand van een 4-puntsschaal met de categorieën uitstekend, goed, matig
of slecht. Het totale succespercentage (gedefinieerd als uitstekend of goed) voor de behandeling van
bloedingen was 93% (551 van de 591). Van de 597 behandelde bloedingen bij 79 (75%) van de
105 patiënten, werden 521 (87%) bloedingen gestopt met 1 injectie en 60 (10%) bloedingen met
2 injecties Refixia.
Het succespercentage en de benodigde dosis voor behandeling van de bloedingen waren onafhankelijk
van de plaats van de bloeding. Het succespercentage voor de behandeling van de bloedingen was ook
onafhankelijk van de aard van de bloeding (spontaan of als gevolg van trauma).
Operatieve ingreep
Drie studies, waarvan één specifieke chirurgische studie, omvatten in totaal 15 zware en 26 lichte
chirurgische ingrepen (patiënten in de leeftijd van 13 tot en met 56 jaar). Het hemostatisch effect van
Refixia tijdens de ingrepen werd bevestigd door een succespercentage van 100% voor de 15 zware
chirurgische ingrepen in de studies. Alle geëvalueerde lichte chirurgische ingrepen waren succesvol.
In een specifieke chirurgische studie omvatte de werkzaamheidsanalyse 13 zware chirurgische
ingrepen uitgevoerd bij 13 eerder behandelde volwassen en adolescente patiënten. De ingrepen
omvatten 9 orthopedische ingrepen, 1 gastro-intestinale ingreep en 3 ingrepen in de mondholte. De
9
patiënten kregen 1 pre-operatieve injectie van 80 IE/kg op de dag van de ingreep en postoperatief
injecties van 40 IE/kg. Een pre-operatieve dosis van 80 IE/kg Refixia was effectief en geen van de
patiënten had extra doses nodig op de dag van de ingreep. In de postoperatieve periode, dag 1 tot en
met 6 en dag 7 tot en met 13, bedroeg het mediane aantal extra toegediende doses van 40 IE/kg
respectievelijk 2,0 en 1,5. De gemiddelde totale consumptie van Refixia tijdens en na de ingreep was
241 IE/kg (bereik: 81–460 IE/kg).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Refixia heeft een verlengde halfwaardetijd in vergelijking met niet-gemodificeerde factor IX. Alle
farmacokinetische studies met Refixia werden uitgevoerd bij eerder behandelde patiënten met
hemofilie B (factor IX ≤ 2%). De analyses van plasmamonsters werden uitgevoerd met de 1-
stapsstollingstest.
De farmacokinetische steady-state parameters voor adolescenten en volwassenen worden vermeld in
tabel 4.
Tabel 4.
Farmacokinetische steady-state parameters van Refixia (40 IE/kg) bij adolescenten
en volwassenen (geometrisch gemiddelde (CV%))
Farmacokinetische parameter
13 – 17 jaar
≥ 18 jaar
n=3
n=6
Halfwaardetijd (t
1/2
) (uur)
Oplopende recuperatie (incremental
recovery
- IR) (IE/ml per IE/kg)
Area under the curve
(AUC)
0-168 u
(IE*uur/ml)
Klaring (CL) (ml/uur/kg)
Gemiddelde verblijftijd (MRT) (uur)
Verdelingsvolume (Vss) (ml/kg)
Factor IX-activiteit 168 uur na toediening
(IE/ml)
103 (14)
0,018 (28)
91 (22)
0,4 (17)
144 (15)
61 (31)
0,29 (19)
115 (10)
0,019 (20)
93 (15)
0,4 (11)
158 (10)
66 (12)
0,32 (17)
Klaring = klaring aangepast aan lichaamsgewicht; Oplopende recuperatie = oplopende recuperatie 30 min na toediening;
Verdelingsvolume = verdelingsvolume aangepast aan lichaamsgewicht bij steady-state. CV = variatiecoëfficiënt.
Alle patiënten geëvalueerd in de farmacokinetische studie bij steady-state hadden factor IX-
activiteitspiegels hoger dan 0,24 IE/ml 168 uur na toediening met een wekelijkse dosis van 40 IE/kg.
Farmacokinetische parameters voor een enkelvoudige dosis Refixia zijn naar leeftijd vermeld in tabel
5
.
Het gebruik van Refixia bij kinderen jonger dan 12 jaar is niet geïndiceerd.
Tabel 5.
Farmacokinetische parameters voor een enkelvoudige dosis Refixia (40 IE/kg) naar
leeftijd (geometrisch gemiddelde (CV%))
0 – 6 jaar
n = 12
70 (16)
0,015 (7)
7 – 12 jaar
n = 13
76 (26)
0,016 (16)
13 – 17 jaar
n=3
89 (24)
0,020 (15)
≥ 18 jaar
n=6
83 (23)
0,023 (11)
Farmacokinetische
parameter
Halfwaardetijd (t
1/2
) (uur)
Oplopende recuperatie
(incremental
recovery
- IR)
(IE/ml per IE/kg)
Area under the curve
(AUC)
inf
(IE*uur/ml)
46 (14)
56 (19)
80 (35)
91 (16)
10
Farmacokinetische
parameter
Klaring CL (ml/uur/kg)
Gemiddelde verblijftijd
(MRT) (uur)
Verdelingsvolume (Vss)
(ml/kg)
Factor IX-activiteit 168 uur
na toediening (IE/ml)
0 – 6 jaar
n = 12
0,8 (13)
95 (15)
72 (15)
0,08 (16)
7 – 12 jaar
n = 13
0,6 (22)
105 (24)
68 (22)
0,11 (19)
13 – 17 jaar
n=3
0,5 (30)
124 (24)
59 (8)
0,15 (60)
≥ 18 jaar
n=6
0,4 (15)
116 (22)
47 (16)
0,17 (31)
Klaring = klaring aangepast aan lichaamsgewicht; Oplopende recuperatie = oplopende recuperatie 30 min na toediening;
Verdelingsvolume = verdelingsvolume aangepast aan lichaamsgewicht bij steady-state. CV = variatiecoëfficiënt.
Zoals verwacht was de aan het lichaamsgewicht aangepaste klaring bij pediatrische en adolescente
patiënten hoger vergeleken met die bij volwassenen. Er was geen dosisaanpassing nodig voor
pediatrische of adolescente patiënten in klinische studies.
De gemiddelde dalspiegels bij steady-state worden vermeld in tabel 6; deze zijn gebaseerd op alle
metingen voorafgaand aan een dosis, uitgevoerd om de 8 weken bij steady-state bij alle patiënten met
een dosering van 40 IE/kg eenmaal per week.Het gebruik van Refixia bij kinderen jonger dan 12 jaar
is niet geïndiceerd.
Tabel 6.
Gemiddelde dalspiegels* van Refixia (40 IE/kg) bij steady-state
0 – 6 jaar
n = 12
Geschatte
0,15
gemiddelde
(0,13;0,18)
factor IX-
dalspiegels IE/ml
(95%-BI)
7 – 12 jaar
n = 13
0,19
(0,16;0,22)
13 – 17 jaar
n=9
0,24
(0,20;0,28)
18 – 65 jaar
n = 20
0,29
(0,26;0,33)
* Factor IX-dalspiegels = factor IX-activiteit gemeten vóór de volgende wekelijkse dosis (5 tot 10 dagen na een dosis) bij
steady-state.
De farmacokinetische gegevens werden onderzocht bij 16 volwassen en adolescente patiënten,
waarvan er 6 een normaal gewicht hadden (BMI 18,5 – 24,9 kg/m
2
) en 10 hadden overgewicht (BMI
25 – 29,9 kg/m
2
). Er waren geen belangrijke verschillen in de farmacokinetische profielen tussen
patiënten met normaal gewicht en overgewicht.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In een studie naar toxiciteit bij herhaalde dosering bij apen, werden 3 uur na toediening lichte en
voorbijgaande gevallen van lichaamstremoren waargenomen en deze namen binnen 1 uur af. Deze
lichaamstremoren werden waargenomen bij doses Refixia (3.750 IE/kg) die meer dan 90 keer hoger
waren dan de aanbevolen dosis voor mensen (40 IE/kg). Er werd geen mechanisme achter de tremoren
ontdekt. Tremoren werden in de klinische studies niet gemeld.
Niet-klinische gegevens duiden niet op een risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig van
conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie en toxiciteit bij herhaalde
dosering bij ratten en apen.
In studies naar toxiciteit bij herhaalde dosering bij ratten en apen is door middel van
immunohistochemische kleuring in epitheelcellen van de plexus choroideus in de hersenen 40 kDa
11
polyethyleenglycol (PEG) aangetroffen. Deze bevinding werd niet in verband gebracht met
weefselschade of abnormale klinische verschijnselen.
In distributie- en uitscheidingsstudies bij muizen en ratten, werd aangetoond dat de 40 kDa
polyethyleenglycolgroep (PEG) van Refixia wijd verspreid werd naar de organen en geëlimineerd
werd in de organen. Het werd uitgescheiden via plasma in urine (44¬56%) en feces (28¬50%). De 40
kDa polyethyleenglycolgroep (PEG) zal het niveau bij steady-state in alle humane weefsels binnen
1¬2 jaar van de behandeling bereiken. Deze verwachting is gebaseerd op gemodelleerde gegevens die
gebruik maken van de geobserveerde terminale halfwaardetijd (15¬49 dagen) in rattenweefsel bij
distributiestudies.
Langetermijnstudies bij dieren naar het carcinogeen potentieel van Refixia, of studies naar de effecten
van Refixia op de genotoxiciteit, vruchtbaarheid, ontwikkeling of voortplanting zijn niet uitgevoerd.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Poeder
Natriumchloride
Histidine
Sucrose (E 473)
Polysorbaat 80 (E 433)
Mannitol (E 421)
Natriumhydroxide (voor pH-aanpassing) (E 524)
Zoutzuur (voor pH-aanpassing) (E 507)
Oplosmiddel
Histidine
Water voor injecties
Natriumhydroxide (voor pH-aanpassing) (E 524)
Zoutzuur (voor pH-aanpassing) (E 507)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden of worden gereconstitueerd met andere oplossingen voor infusie dan
het meegeleverde histidine-oplosmiddel.
6.3
Houdbaarheid
Onaangebroken
2 jaar. Tijdens de houdbaarheidsperiode mag Refixia gedurende één enkele periode van maximaal
6 maanden beneden 30°C worden bewaard. Wanneer het geneesmiddel eenmaal uit de koelkast is
gehaald mag het niet meer worden teruggeplaatst in de koelkast. Noteer het begin van de
bewaarperiode bij kamertemperatuur op de buitenverpakking van het geneesmiddel.
Na reconstitutie
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik zijn aangetoond gedurende 24 uur indien bewaard in
de koelkast (2°C – 8°C) en gedurende 4 uur indien bewaard bij kamertemperatuur (≤ 30°C).
Vanuit een microbiologisch standpunt moet het gereconstitueerde product onmiddellijk worden
gebruikt. Indien het niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijd bij gebruik en de
omstandigheden voor het gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruikers en wordt het normaal
gesproken niet aanbevolen het gereconstitueerde product langer dan 4 uur te bewaren bij
12
kamertemperatuur (≤ 30°C) of langer dan 24 uur in de koelkast (2°C – 8°C), tenzij reconstitutie onder
gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden heeft plaatsgevonden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel bij kamertemperatuur en na reconstitutie, zie rubriek
6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Elke verpakking bevat:
–
1 glazen injectieflacon (type I) met poeder en stop van chloorbutylrubber
–
1 steriele injectieflaconadapter voor reconstitutie
–
1 voorgevulde spuit met 4 ml histidine-oplosmiddel en eindstop (polypropyleen), een rubberen
zuiger (bromobutyl) en een afneembare dop met een stop (bromobutyl)
–
1 zuigerstang (polypropyleen)
Verpakkingsgrootte van 1.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Refixia moet intraveneus worden toegediend na reconstitutie van het poeder met het oplosmiddel
geleverd in de spuit. Na reconstitutie is de oplossing helder en kleurloos, zonder zichtbare deeltjes. Het
gereconstitueerde geneesmiddel dient vóór toediening visueel te worden geïnspecteerd op zichtbare
deeltjes en verkleuring. Gebruik geen oplossingen die niet helder zijn of neerslag bevatten.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie de bijsluiter.
De toedieningssnelheid moet worden bepaald op geleide van het welbevinden van de patiënt, tot een
maximale injectiesnelheid van 4 ml/min.
U heeft ook een infusieset nodig (slang en vlindernaald), steriele alcoholdoekjes, gaasjes en pleisters.
Deze materialen zijn niet bijgesloten in de Refixia-verpakking.
Gebruik altijd een aseptische techniek.
Verwijderen
Gooi, na injectie, de spuit met de infusieset en de injectieflacon met de injectieflaconadapter op een
veilige manier weg.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novo Nordisk A/S
Novo Allé
DK-2880 Bagsværd
Denemarken
8.
NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1193/001
EU/1/17/1193/002
13
EU/1/17/1193/003
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 2 juni 2017
Datum van laatste verlenging:
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
14
BIJLAGE II
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
15
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof
Novo Nordisk A/S
Brennum Park 25K
DK-3400 Hillerød
Denemarken
Novo Nordisk A/S
Hagedornsvej 1
DK-2820 Gentofte
Denemarken
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Novo Nordisk A/S
Novo Alle
DK-2880 Bagsværd
Denemarken
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
16
•
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Studie naar de veiligheid uitgevoerd na verlening van de handelsvergunning
waarbij het geneesmiddel wordt gebruikt zoals vastgesteld bij verlening van de
handelsvergunning (Non-interventional
post-authorisation safety study,
PASS):
om te kunnen onderzoeken wat de potentiële effecten zijn van opstapeling van
PEG in de plexus choroideus in de hersenen en andere weefsels/organen, moet
de vergunninghouder de resultaten indienen van een niet-interventionele post-
autorisatie veiligheidsstudie afgeleid van een registratie van hemofiliepatiënten
volgens een vastgesteld protocol.
Uiterste datum
Indiening van
studieresultaten:
KW2-2028
17
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
18
A. ETIKETTERING
19
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
Doos
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Refixia 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
(recombinant stollingsfactor IX)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
Poeder: 500 IE nonacog beta pegol (ongeveer 125 IE/ml na reconstitutie),
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder:
natriumchloride, histidine, sucrose, polysorbaat 80, mannitol, natriumhydroxide, zoutzuur
Oplosmiddel: histidine, water voor injecties, natriumhydroxide, zoutzuur
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
De verpakking bevat: 1 injectieflacon met poeder, 4 ml oplosmiddel in een voorgevulde spuit, 1
zuigerstang en 1 injectieflaconadapter
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Intraveneus gebruik, na reconstitutie
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWINGEN, INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
20
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
Kan gedurende één enkele periode van maximaal 6 maanden bij kamertemperatuur (beneden 30°C)
worden bewaard. Mag na bewaren bij kamertemperatuur niet meer worden teruggeplaatst in de
koelkast
Uit de koelkast genomen: ____________
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novo Nordisk A/S
Novo Allé
DK-2880 Bagsværd
Denemarken
12.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1193/001
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
refixia 500 IE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
21
SN
NN
22
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
Injectieflacon
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Refixia 500 IE poeder voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
500 IE
6.
OVERIGE
Novo Nordisk A/S
23
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
Doos
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Refixia 1.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
(recombinant stollingsfactor IX)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
Poeder: 1.000 IE nonacog beta pegol (ongeveer 250 IE/ml na reconstitutie),
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder:
natriumchloride, histidine, sucrose, polysorbaat 80, mannitol, natriumhydroxide, zoutzuur
Oplosmiddel: histidine, water voor injecties, natriumhydroxide, zoutzuur
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
De verpakking bevat: 1 injectieflacon met poeder, 4 ml oplosmiddel in een voorgevulde spuit, 1
zuigerstang en 1 injectieflaconadapter
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Intraveneus gebruik, na reconstitutie
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWINGEN, INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
24
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
Kan gedurende één enkele periode van maximaal 6 maanden bij kamertemperatuur (beneden 30°C)
worden bewaard. Mag na bewaren bij kamertemperatuur niet meer worden teruggeplaatst in de
koelkast
Uit de koelkast genomen: ____________
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novo Nordisk A/S
Novo Allé
DK-2880 Bagsværd
Denemarken
12.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1193/002
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
refixia 1000 IE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
25
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
26
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
Injectieflacon
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Refixia 1.000 IE poeder voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1.000 IE
6.
OVERIGE
Novo Nordisk A/S
27
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
Doos
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Refixia 2.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
(recombinant stollingsfactor IX)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
Poeder: 2.000 IE nonacog beta pegol (ongeveer 500 IE/ml na reconstitutie),
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder:
natriumchloride, histidine, sucrose, polysorbaat 80, mannitol, natriumhydroxide, zoutzuur
Oplosmiddel: histidine, water voor injecties, natriumhydroxide, zoutzuur
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
De verpakking bevat: 1 injectieflacon met poeder, 4 ml oplosmiddel in een voorgevulde spuit, 1
zuigerstang en 1 injectieflaconadapter
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Intraveneus gebruik, na reconstitutie
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWINGEN, INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
28
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
Kan gedurende één enkele periode van maximaal 6 maanden bij kamertemperatuur (beneden 30°C)
worden bewaard. Mag na bewaren bij kamertemperatuur niet meer worden teruggeplaatst in de
koelkast
Uit de koelkast genomen: ____________
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novo Nordisk A/S
Novo Allé
DK-2880 Bagsværd
Denemarken
12.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1193/003
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
refixia 2000 IE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
29
SN
NN
30
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
Injectieflacon
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Refixia 2.000 IE poeder voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2.000 IE
6.
OVERIGE
Novo Nordisk A/S
31
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Oplosmiddel voor Refixia
Histidine-oplossing
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
4 ml
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
Novo Nordisk A/S
32
B. BIJSLUITER
33
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Refixia 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Refixia 1.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Refixia 2.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
•
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
•
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
•
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
•
Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking
die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Refixia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Refixia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Refixia?
Refixia bevat de werkzame stof nonacog beta pegol. Het is een langwerkende versie van factor IX.
Factor IX is een eiwit dat van nature in het bloed voorkomt en helpt bloedingen te stoppen.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Refixia wordt gebruikt om bloedingen te behandelen en te voorkomen bij patiënten van 12 jaar en
ouder met hemofilie B (een aangeboren tekort aan factor IX – factor IX-deficiëntie).
Bij patiënten met hemofilie B ontbreekt factor IX of werkt deze niet op de juiste manier. Refixia
vervangt deze ontbrekende of niet goed werkende factor IX en helpt het bloed stolsels te vormen op de
plaats van de bloeding.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
•
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
•
U bent allergisch voor hamstereiwitten.
Als u niet zeker weet of het bovenstaande op u van toepassing is, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
34
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Terugvinden herkomst
Het is belangrijk om het chargenummer van uw Refixia bij te houden. Noteer dus elke keer dat u een
nieuwe verpakking Refixia krijgt de datum en het chargenummer (dat op de verpakking staat na
Charge) en bewaar deze informatie op een veilige plaats.
Allergische reacties en ontwikkeling van remmers
Er is een zeer kleine kans dat u last krijgt van een plotselinge en ernstige allergische reactie
(bijvoorbeeld een anafylactische reactie) op Refixia. Stop met de injectie en neem direct contact op
met uw arts of een medische spoeddienst als u verschijnselen krijgt van een allergische reactie zoals
huiduitslag, netelroos (galbulten), jeukende huiduitslag met verdikking van de huid (kwaddels), jeuk
op grote delen van de huid, rode en/of gezwollen lippen, tong, gezicht of handen, moeite met slikken
of ademhalen, kortademigheid, piepende ademhaling, gevoel van beklemming op de borst, bleke en
koude huid, snelle hartslag en/of duizeligheid.
Uw arts moet deze reacties mogelijk snel behandelen. Uw arts kan ook een bloedonderzoek bij u laten
uitvoeren om te onderzoeken of u factor IX-remmers (neutraliserende antilichamen) tegen uw
geneesmiddel heeft ontwikkeld, omdat de remmers samen met allergische reacties kunnen ontstaan.
Als u dergelijke remmers heeft, heeft u bij een volgende behandeling met factor IX mogelijk een hoger
risico op plotselinge en ernstige allergische reacties (bijvoorbeeld anafylactische reactie).
Gezien het risico op allergische reacties met factor IX-producten moet de eerste behandeling met
Refixia plaatsvinden in een medische instelling of in aanwezigheid van een behandelaar, zodat indien
nodig medische zorg voor het behandelen van allergische reacties verleend kan worden.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts als uw bloeding niet stopt zoals verwacht of als u een veel
hogere dosis Refixia nodig heeft om een bloeding te stoppen. Uw arts zal bloedonderzoek bij u doen
om te onderzoeken of u remmers (neutraliserende antilichamen) tegen Refixia heeft ontwikkeld. Het
risico op het ontwikkelen van remmers is het hoogst bij mensen die niet eerder zijn behandeld met
factor IX-geneesmiddelen, meestal kleine kinderen.
Bloedstolsels
Vertel het uw arts als een van de volgende omstandigheden op u van toepassing is, omdat er een
verhoogd risico op bloedstolsels bestaat tijdens behandeling met Refixia:
•
U heeft onlangs een operatie ondergaan.
•
U lijdt aan een andere ernstige ziekte, zoals leverziekte, hartziekte of kanker.
•
U heeft risicofactoren voor hartziekten, zoals een verhoogde bloeddruk, obesitas of roken.
Nieraandoening (nefrotisch syndroom)
Hemofilie B-patiënten met factor IX-remmers en een geschiedenis van allergische reacties die hoge
doses factor IX gebruiken, hebben een zeer kleine kans op het ontwikkelen van een specifieke
nieraandoening, het zogenoemde ´nefrotisch syndroom´.
Kathetergerelateerde problemen
Als u een centraal veneuze toegangspoort (CVAD) heeft, kunt u infecties of bloedstolsels ontwikkelen
op de katheterplaats.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Refixia nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
35
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Refixia heeft geen invloed op de rijvaardigheid en het gebruik van machines.
Refixia bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectieflacon, dat wil zeggen dat het in
wezen ´natriumvrij´ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Behandeling met Refixia zal worden gestart door een arts die ervaren is in de behandeling van
patiënten met hemofilie B. Gebruik dit middel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt
u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts.
Uw arts zal de juiste dosis voor u berekenen. Deze is afhankelijk van uw gewicht en de reden
waarvoor het geneesmiddel wordt gebruikt.
Voorkómen van bloedingen (profylaxe)
De gebruikelijke dosis Refixia is 40 internationale eenheden (IE) per kg lichaamsgewicht. Deze wordt
als wekelijkse injectie gegeven. Uw arts kan een andere dosis kiezen of veranderen hoe vaak de
injecties worden gegeven, gebaseerd op uw behoefte.
Behandeling van bloedingen
De gebruikelijke dosis Refixia is 40 internationale eenheden (IE) per kg lichaamsgewicht. Afhankelijk
van de plaats en ernst van de bloeding kunt u een hogere dosis (80 IE per kg) of extra injecties nodig
hebben. Bespreek met uw arts welke dosis en hoeveel injecties u nodig heeft.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
Refixia mag alleen worden gebruikt bij jongeren (12 jaar en ouder). De dosis bij jongeren tot 18 jaar is
ook berekend naar het lichaamsgewicht en is dezelfde dosis als bij volwassenen.
Hoe wordt dit middel gebruikt?
Refixia is verkrijgbaar als poeder met oplosmiddel dat wordt gemengd tot een oplossing (reconstitutie)
en wordt ingespoten in een ader. Zie ´Gebruiksaanwijzing van Refixia´ voor meer informatie.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u meer Refixia heeft gebruikt dan zou moeten, vertel dit dan uw arts.
Als u een veel hogere dosis Refixia nodig heeft om een bloeding te stoppen, neem dan onmiddellijk
contact op met uw arts. Zie voor meer informatie rubriek 2 ´Allergische reacties en ontwikkeling van
remmers´.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een dosis vergeet, injecteert u de gemiste dosis zodra u zich dat herinnert. Injecteer geen dubbele
dosis om een vergeten dosis in te halen. Neem bij twijfel contact op met uw arts.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u stopt met het gebruik van Refixia bent u misschien niet meer beschermd tegen bloedingen of
mogelijk stopt een huidige bloeding niet. Stop niet met het gebruik van Refixia zonder uw arts te
raadplegen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
36
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Allergische reacties zijn mogelijk met dit geneesmiddel.
Als zich plotselinge en ernstige allergische reacties (bijvoorbeeld anafylactische reacties) voordoen,
moet de injectie onmiddellijk worden gestopt. U moet onmiddellijk contact opnemen met uw arts of
een medische spoeddienst als u vroege verschijnselen van een ernstige allergische reactie heeft
(anafylactische reactie), zoals:
•
moeite met slikken of ademhalen;
•
kortademigheid of piepende ademhaling;
•
gevoel van beklemming op de borst;
•
rode en/of gezwollen lippen, tong, gezicht of handen;
•
huiduitslag, netelroos (galbulten), jeukende huiduitslag met verdikking van de huid (kwaddels)
of jeuk;
•
bleke en koude huid, snelle hartslag en/of duizeligheid (lage bloeddruk).
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen bij Refixia:
Vaak voorkomende bijwerkingen
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
•
jeuk (pruritus)
•
huidreacties op de injectieplaats
•
misselijkheid
•
erge vermoeidheid
Soms voorkomende bijwerkingen
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
•
allergische reacties (overgevoeligheid). Deze kunnen ernstig worden en kunnen
levensbedreigend zijn (anafylactische reacties)
•
hartkloppingen
•
opvlieger
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is
(kan met de beschikbare gegevens niet worden
bepaald)
•
neutraliserende antilichamen (remmers)
•
anafylactische reacties
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
op de etiketten van de injectieflacon en de voorgevulde spuit na 'EXP'. Daar staat een maand en een
jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
37
Refixia kan gedurende een periode van maximaal 6 maanden buiten de koelkast bij kamertemperatuur
(maximaal 30°C) worden bewaard. Noteer op de doos de datum waarop u Refixia uit de koelkast haalt
en bij kamertemperatuur bewaart. Deze nieuwe houdbaarheidsdatum mag de oorspronkelijke
houdbaarheidsdatum die is vermeld op de buitenverpakking niet overschrijden. Als het geneesmiddel
niet vóór de nieuwe houdbaarheidsdatum is gebruikt, moet het worden verwijderd. Na bewaren bij
kamertemperatuur mag het geneesmiddel niet meer worden teruggeplaatst in de koelkast.
Gebruik de injectie onmiddellijk na het mengen van de oplossing (reconstitutie). Als het niet
onmiddellijk kan worden gebruikt, moet u het binnen 24 uur gebruiken als het bewaard is geweest in
de koelkast bij 2°C – 8°C, of binnen 4 uur als het bewaard is geweest buiten de koelkast beneden
30°C.
Het poeder in de injectieflacon is wit tot gebroken wit van kleur. Gebruik het poeder niet als de kleur
is veranderd.
De gemengde oplossing is helder en kleurloos. Gebruik de gemende oplossing niet als deze deeltjes
bevat of verkleurd is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
•
De werkzame stof in dit middel is nonacog beta pegol (gepegyleerde humane stollingsfactor IX
(rDNA)). Elke injectieflacon Refixia bevat nominaal 500 IE, 1.000 IE of 2.000 IE
nonacog beta pegol, overeenkomend met respectievelijk ongeveer 125 IE/ml, 250 IE/ml of
500 IE/ml na mengen met het histidine-oplosmiddel.
•
De andere stoffen in het poeder zijn natriumchloride, histidine, sucrose, polysorbaat 80,
mannitol, natriumhydroxide en zoutzuur.
•
De stoffen in het gesteriliseerde oplosmiddel zijn histidine, water voor injecties,
natriumhydroxide en zoutzuur.
Hoe ziet Refixia eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
•
Refixia wordt geleverd als poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie (500 IE, 1.000 IE
of 2.000 IE poeder in een injectieflacon en 4 ml oplosmiddel in een voorgevulde spuit, een
zuigerstang met injectieflaconadapter – verpakkingsgrootte van 1).
•
Het poeder is wit tot gebroken wit en het oplosmiddel is helder en kleurloos.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Novo Nordisk A/S
Novo Allé
DK-2880 Bagsværd, Denemarken
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
38
Gebruiksaanwijzing van Refixia
Lees deze aanwijzingen goed voordat u Refixia gebruikt.
Refixia wordt geleverd als een poeder. Voor injectie moet een oplossing worden gemaakt
(gereconstitueerd) met het oplosmiddel dat wordt geleverd in de spuit. Het oplosmiddel is een
histidine-oplossing. De gemengde oplossing moet in een ader worden ingespoten (intraveneuze (i.v.)
injectie). De materialen in deze verpakking zijn ontwikkeld om Refixia te mengen en in te spuiten.
U heeft ook een infusieset (slang en vlindernaald), steriele alcoholdoekjes, gaasjes en pleisters nodig.
Deze materialen zijn niet bijgesloten in de Refixia-verpakking.
Gebruik het materiaal niet zonder duidelijke uitleg van uw arts of verpleegkundige.
Was altijd uw handen en verzeker u ervan dat de ruimte om u heen schoon is.
Wanneer u geneesmiddelen klaarmaakt en deze rechtstreeks in een ader spuit, is het belangrijk om een
schone en ziektekiemvrije (aseptische) werkwijze toe te passen.
Een onjuiste werkwijze kan
ziektekiemen inbrengen die het bloed kunnen infecteren.
Open de materialen pas als u klaar bent om deze te gebruiken.
Gebruik de materialen niet als deze gevallen of beschadigd zijn.
Gebruik dan een nieuwe
verpakking.
Gebruik de materialen niet na de uiterste houdbaarheidsdatum.
Gebruik dan een nieuwe
verpakking. De uiterste houdbaarheidsdatum staat vermeld op de doos, injectieflacon,
injectieflaconadapter en de voorgevulde spuit.
Gebruik de materialen niet als u denkt dat deze besmet zijn.
Gebruik dan een nieuwe verpakking.
Gooi de materialen niet weg totdat u de gemengde oplossing heeft ingespoten.
De materialen zijn voor eenmalig gebruik.
Inhoud
De verpakking bevat:
•
1 injectieflacon met Refixia-poeder
•
1 injectieflaconadapter
•
1 voorgevulde spuit met oplosmiddel
•
1 zuigerstang (te vinden onder de spuit)
39
Overzicht
Injectieflacon met Refixia-poeder
plastic dop
rubberen stop
(onder plastic dop)
Injectieflaconadapter
beschermdop
scherpe punt
bescherm-
(onder beschermpapier) papier
Voorgevulde spuit met oplosmiddel
schaal-
verdeling
zuiger
spuitpunt
(onder spuitdop)
spuitdop
40
Zuigerstang
schroefdraad
breed
uiteinde
1. Klaarmaken van de injectieflacon en de
spuit
•
•
•
Pak het aantal Refixia-verpakkingen dat
nodig is.
Controleer de houdbaarheidsdatum.
Controleer de naam, sterkte en kleur
van
de verpakking en verzeker u ervan dat de
verpakking het juiste product bevat.
Was uw handen
en laat ze goed drogen
aan de lucht of gebruik een schone
handdoek.
Haal de injectieflacon, de
injectieflaconadapter en de voorgevulde
spuit uit de doos.
Laat de zuigerstang
onaangeraakt in de doos.
Laat de injectieflacon en de voorgevulde
spuit op kamertemperatuur komen.
U
kunt dit doen door deze in uw handen te
houden tot ze zo warm aanvoelen als uw
handen.
Gebruik geen andere manier om
de
injectieflacon en de voorgevulde spuit
op
te warmen.
Verwijder de plastic dop
van de
injectieflacon.
Als de plastic dop los zit of
ontbreekt, gebruik de injectieflacon dan
niet.
Reinig de rubberen stop met een steriel
alcoholdoekje
en laat deze voor gebruik
enkele seconden aan de lucht drogen om er
zeker van te zijn dat deze zo ziektekiemvrij
mogelijk is.
Raak de rubberen stop niet aan met uw
A
•
•
•
•
•
B
•
•
41
vingers omdat dit ziektekiemen kan
overdragen.
2. Bevestig de injectieflaconadapter
•
Verwijder het beschermpapier van de
injectieflaconadapter.
Gebruik de injectieflaconadapter niet als
het beschermpapier niet helemaal
dichtgeplakt is of als het gescheurd is.
Haal de injectieflaconadapter niet uit de
beschermdop met uw vingers.
Als u de scherpe punt op de
injectieflaconadapter aanraakt, kunnen
ziektekiemen van uw vingers worden
overgedragen.
•
•
Plaats de injectieflacon op een vlakke en
stevige ondergrond.
Draai de beschermdop om
en druk de
injectieflaconadapter op de injectieflacon.
Haal de injectieflaconadapter niet meer
van de injectieflacon zodra deze
bevestigd is.
•
Knijp zachtjes in de beschermdop
met
uw duim en wijsvinger zoals op de
tekening weergegeven is.
Verwijder de beschermdop
van de
injectieflaconadapter.
Haal de injectieflaconadapter niet van de
injectieflacon
wanneer u de beschermdop
verwijdert.
3. Bevestig de zuigerstang en de spuit
•
Pak de zuigerstang bij het brede uiteinde
vast en neem deze uit de doos.
Raak de
zijkanten en de schroefdraad van de
zuigerstang niet aan.
Als u de zijkanten of
de schroefdraad aanraakt, kunnen
ziektekiemen van uw vingers worden
overgedragen.
Bevestig
onmiddellijk
de zuigerstang in de
spuit door deze met de klok mee in de
zuiger in de voorgevulde spuit te draaien
totdat u weerstand voelt.
F
D
C
E
•
42
•
Verwijder de dop
van de voorgevulde
spuit door deze naar beneden te buigen
totdat deze afbreekt bij de perforatierand.
Raak de punt van de spuit onder de
spuitdop niet aan.
Als u de punt van de
spuit aanraakt, kunnen ziektekiemen van
uw vingers worden overgedragen.
Als de dop van de spuit loszit of
ontbreekt, gebruik de voorgevulde spuit
dan niet.
G
•
•
Schroef de voorgevulde spuit stevig
op de
injectieflaconadapter totdat u weerstand
voelt.
H
4. Meng het poeder met het oplosmiddel
•
Houd de voorgevulde spuit een beetje
schuin,
met de injectieflacon naar beneden
gericht.
Druk de zuigerstang in
om al het
oplosmiddel in de injectieflacon te spuiten.
Houd de zuigerstang ingedrukt en draai
de injectieflacon rustig rond tot alle poeder
is opgelost.
Schud de injectieflacon niet omdat dit
schuimvorming veroorzaakt.
•
Controleer de gemengde oplossing.
Deze
moet helder en kleurloos zijn en er mogen
geen deeltjes zichtbaar zijn.
Als u deeltjes
of verkleuring ziet mag u de oplossing
niet gebruiken.
Gebruik dan een nieuwe
verpakking.
I
•
•
J
Het wordt aangeraden om Refixia onmiddellijk te gebruiken nadat het gemengd is.
Dit is omdat
als het bewaard blijft, het geneesmiddel misschien niet meer steriel is en infecties kan veroorzaken.
Als u de gemende Refixia-oplossing niet onmiddellijk kunt gebruiken,
moet deze binnen 4 uur
worden gebruikt wanneer deze bewaard is geweest bij kamertemperatuur (beneden 30°C) of binnen
24 uur wanneer het bewaard is geweest in de koelkast bij 2°C – 8°C. Bewaar het gemengde
geneesmiddel in de injectieflacon.
De gemengde Refixia-oplossing niet in de vriezer en niet in de spuiten bewaren.
43
Bewaar gemengd Refixia niet in direct licht.
Als u een hogere dosis nodig heeft dan in 1 injectieflacon zit, herhaal dan stappen
A
tot en met
J
met
extra injectieflacons, injectieflaconadapters en voorgevulde spuiten totdat u de benodigde dosis heeft.
•
•
•
Houd de zuigerstang volledig ingedrukt.
Draai de spuit
met de injectieflacon erop
ondersteboven.
Druk niet meer op de zuigerstang en laat
deze vanzelf langzaam terugglijden
terwijl de spuit zich vult met de gemengde
oplossing.
Trek de zuigerstang een beetje naar
beneden
om de gemengde oplossing in de
spuit te zuigen.
Als u maar een deel van de volledige
injectieflacon nodig heeft, gebruik dan
de schaalverdeling op de spuit om te zien
hoeveel van de gemengde oplossing u uit
de injectieflacon opzuigt, zoals verteld
door uw arts of verpleegkundige.
Als er op enig moment lucht in de spuit zit,
spuit de lucht dan terug in de
injectieflacon.
•
Tik zachtjes op de spuit,
terwijl u de
injectieflacon ondersteboven houdt, zodat
eventuele luchtbellen naar boven gaan.
Duw de zuigerstang
langzaam in totdat
alle luchtbellen verdwenen zijn.
Schroef de injectieflaconadapter
met de
injectieflacon
los.
Raak de spuitpunt niet aan.
Als u de
spuitpunt aanraakt, kunnen ziektekiemen
van uw vingers worden overgedragen.
L
K
•
•
•
•
•
5. Inspuiten van de gemengde oplossing
Refixia is nu klaar om in uw ader te worden ingespoten.
•
Spuit de gemengde oplossing in zoals verteld door uw arts of verpleegkundige.
•
Spuit langzaam in, gedurende 1 tot 3 minuten.
•
Meng Refixia niet met andere intraveneuze infusies of geneesmiddelen.
Het injecteren van Refixia via naaldloze verbindingsstukken voor intraveneuze (i.v.) katheters
Waarschuwing:
De voorgevulde injectiespuit is gemaakt van glas en is ontworpen om te passen op
44
standaard luer-lockaansluitingen. Sommige naaldloze verbindingsstukken met een inwendige scherpe
punt (spike) passen niet op de voorgevulde injectiespuit. Hierdoor kan toediening van het
geneesmiddel verhinderd worden en/of het naaldloze verbindingsstuk beschadigd raken.
De oplossing injecteren via een centraal veneuze toegangspoort (CVAD) zoals een centraal veneuze
katheter of een subcutane poort:
•
Pas een schone en ziektekiemvrij (aseptische) werkwijze toe. Volg de instructies voor correct
gebruik van uw verbindingsstuk en CVAD, in overleg met uw arts of verpleegkundige.
•
Voor het injecteren in een CVAD kan het gebruik van een plastic spuit met een inhoud van
10 ml nodig zijn om de gemengde vloeistof op te trekken. Dit moet dan direct na stap J gedaan
worden.
•
Als de CVAD-slang voor of na de Refixia-injectie gespoeld moet worden, gebruik dan een
9 mg/ml natriumchloride-oplossing voor injectie.
Verwijderen
•
Gooi, na toediening
alle ongebruikte
Refixia-oplossing, de spuit met de
infusieset, de injectieflacon met de
injectieflaconadapter en andere
afvalmaterialen
op een veilige manier weg
zoals verteld door uw apotheker.
Gooi het niet weg met het huishoudelijk
afval.
Haal het materiaal niet uit elkaar voordat u het verwijdert.
Gebruik het materiaal niet opnieuw.
M
45
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden
verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van
bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Refixia 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Refixia 1.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Refixia 2.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Refixia 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 500 IE nonacog beta pegol*.
Na reconstitutie bevat 1 ml Refixia ongeveer 125 IE nonacog beta pegol.
Refixia 1.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 1.000 IE nonacog beta pegol*.
Na reconstitutie bevat 1 ml Refixia ongeveer 250 IE nonacog beta pegol.
Refixia 2.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 2.000 IE nonacog beta pegol*.
Na reconstitutie bevat 1 ml Refixia ongeveer 500 IE nonacog beta pegol.
*recombinant humane factor IX, geproduceerd met recombinant-DNA-techniek in ovariumcellen van
de Chinese hamster (CHO-cellen), covalent geconjugeerd met 40 kDa polyethyleenglycol (PEG).
De sterkte (IE) wordt bepaald met de 1-stapsstollingstest uit de Europese Farmacopee. De specifieke
activiteit van Refixia is ongeveer 152 IE/mg eiwit.
Refixia is een gezuiverde recombinant humane factor IX (rFIX) met 40 kDa polyethyleenglycol (PEG)
selectief gebonden aan specifieke N-gekoppelde glycanen in het activeringspeptide van rFIX. Na
activering van Refixia is het activeringspeptide inclusief de 40 kDA polyethyleenglycolgroep
afgesplitst, waarna het oorspronkelijke geactiveerde factor IX-molecuul overblijft.De primaire
aminozuursequentie van het rFIX in Refixia is identiek aan de Ala148 allelische vorm van de van
humaan plasma afgeleide factor IX. Er worden geen additieven van humane of dierlijke oorsprong
gebruikt in het celkweekproces, de zuivering, de conjugatie of de eindformulering van Refixia.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Het poeder is wit tot gebroken wit.
Het oplosmiddel is helder en kleurloos.
pH: 6,4.
Osmolaliteit: 272 mOsmol/kg.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Behandeling en profylaxe van bloedingen bij patiënten van 12 jaar en ouder met hemofilie B
(congenitale factor IX-deficiëntie).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Behandeling moet worden gestart onder toezicht van een arts die ervaren is in de behandeling van
hemofilie.
Niet eerder behandelde patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Refixia bij niet eerder behandelde patiënten zijn nog niet
vastgesteld.
Monitoring van de behandeling
Routinematige controle van de factor IX-activiteitspiegels voor dosisaanpassing is niet nodig. In het
klinische studieprogramma is geen dosisaanpassing uitgevoerd. Gemiddelde steady-state dalspiegels
van factor IX hoger dan 15% werden bij alle leeftijdsgroepen waargenomen, zie rubriek 5.2 voor
details.
Vanwege interferentie van polyethyleenglycol (PEG) in de 1-stapsstollingstest met diverse aPTT-
reagentia, wordt aanbevolen om een chromogene test (zoals Rox Factor IX of Biophen) te gebruiken
indien monitoring nodig is. Als een chromogene test niet beschikbaar is, wordt aanbevolen om een 1-
stapsstollingstest te gebruiken met een aPTT-reagens (zoals Cephascreen) die geschikt is voor gebruik
met Refixia. Van gemodificeerde langwerkende factorproducten is bekend dat de resultaten van de 1-
stapsstollingstest sterk afhankelijk zijn van de gebruikte aPTT-reagentia en referentiestandaard. Voor
Refixia geven bepaalde reagentia een onderschatting (3050%), terwijl de meeste silicabevattende
reagentia een aanzienlijke overschatting van de factor IX-activiteit geven (meer dan 400%). Daarom
dienen silicabevattende reagentia te worden vermeden. Als een chromogene test of een geschikte 1-
stapsstollingstest ter plaatse niet beschikbaar is, wordt gebruik van een referentielaboratorium
aanbevolen.
Dosering
Het aantal toegediende eenheden van factor IX wordt uitgedrukt in Internationale Eenheden (IE), die
gerelateerd zijn aan de huidige WHO-standaard voor factor IX-producten. De activiteit van factor IX
in plasma wordt uitgedrukt als percentage (ten opzichte van de normaalwaarde in humaan plasma) of
in Internationale Eenheden (ten opzichte van een Internationale Standaard voor factor IX in plasma).
Profylaxe
40 IE/kg lichaamsgewicht eenmaal per week.
Dosesaanpassingen en aanpassingen van het toedieningsinterval kunnen overwogen worden gebaseerd
op bereikte FIX-spiegels en de individuele bloedingsneiging. De dalspiegels bereikt met het
wekelijkse 40 IE/kg doseerregime zijn samengevat in sectie 5.2.
Patiënten op profylaxe die een dosis vergeten wordt geadviseerd hun dosis toe te dienen wanneer zij
dit ontdekken en vervolgens hun gebruikelijke doseerschema van eenmaal per week te volgen. Een
dubbele dosis dient te worden vermeden.
´On-demand´-behandeling
De dosis en de duur van de substitutietherapie zijn afhankelijk van de plaats en ernst van de bloeding,
zie tabel 1 voor doseringsrichtlijnen bij bloedingen.
Behandeling van bloedingen met Refixia
Ernst van de
Aanbevolen dosis
Doseringsaanbevelingen
bloeding
IE/kg Refixia
Beginnende
40
Een enkele dosis wordt aanbevolen.
gewrichtsbloeding,
spierbloeding of
bloeding in de
mond.
Meer uitgebreide
gewrichtsbloeding,
spierbloeding of
hematoom.
Ernstige of
80
Aanvullende doses van 40 IE/kg
levensbedreigende
mogen worden toegediend.
bloedingen.
Operatieve ingreep
Het dosisniveau en het doseringsinterval bij chirurgie zijn afhankelijk van de ingreep en de lokale
praktijk. Algemene aanbevelingen worden in tabel 2 weergegeven.
Tabel 2.
Behandeling bij operatieve ingrepen met Refixia
Aard van de
Aanbevolen
Doseringsaanbevelingen
operatieve ingreep
dosis IE/kg
lichaamsgewicht
Kleine ingrepen,
40
Indien nodig kunnen aanvullende doses
waaronder
worden toegediend.
tandextractie.
Zware ingrepen.
80
Pre-operatieve dosis.
40
Overweeg twee herhaalde doses van
40 IE/kg (met intervallen van 1
3 dagen) in de eerste week na de
operatieve ingreep.
Vanwege de lange halfwaardetijd van
Refixia mag de dosisfrequentie na de
operatieve ingreep worden verlaagd naar
eenmaal per week na de eerste week
totdat het bloeden stopt en genezing is
bereikt.
Pediatrische patiënten
Bij adolescenten (1218 jaar) zijn de dosisaanbevelingen dezelfde als bij volwassenen: 40 IE/kg
lichaamsgewicht. De langetermijnveiligheid van Refixia bij kinderen jonger dan 12 jaar is nog niet
vastgesteld.
Wijze van toediening
Intraveneus gebruik.
Frequentie van bijwerkingen in klinische studies
Systeem/orgaanklasse
Bijwerking
Frequentie
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheid
Soms
Anafylaxie
Niet bekend
Remmers
Niet bekend
Hartaandoeningen
Hartkloppingen
Soms
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijkheid
Vaak
Huid- en
Pruritus*
Vaak
onderhuidaandoeningen
Algemene aandoeningen en
Moeheid
Vaak
toedieningsplaatsstoornissen
Opvlieger
Soms
Reacties op de injectieplaats**
Vaak
*Pruritus betrof pruritus en oorpruritus
**Reacties op de injectieplaats waren pijn op de injectieplaats, pijn op de infusieplaats, zwelling op de injectieplaats,
erytheem op de injectieplaats en rash op de injectieplaats.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
In een lopende studie bij niet eerder behandelde patiënten heeft anafylaxie zich voorgedaan in een
nauwe tijdgebonden samenhang met de ontwikkeling van factor IX-remmers na behandeling met
Refixia. Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om informatie te verschaffen over het optreden
van remmers bij niet eerder behandelde patiënten.
Pediatrische patiënten
Refixia is geïndiceerd bij patiënten van 12 jaar en ouder. Er is geen verschil in het veiligheidsprofiel
van Refixia waargenomen tussen eerder behandelde adolescente (1218 jaar) en volwassen patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antihemorragica, bloedstollingsfactor IX, ATC-code: B02BD04.
Werkingsmechanisme
Refixia is een gezuiverde recombinant humane factor IX (rFIX) met 40 kDa polyethyleenglycol (PEG)
geconjugeerd aan het eiwit. Het gemiddelde moleculaire gewicht van Refixia bedraagt ongeveer
98 kDa en het moleculaire gewicht van alleen de eiwitgroep is 56 kDa. Na activering van Refixia
wordt het activeringspeptide inclusief de 40 kDa polyethyleenglycolgroep afgesplitst, waarna het
oorspronkelijke geactiveerde factor IX-molecuul overblijft.
Factor IX bestaat uit een enkele streng glycoproteïne. Het is een van vitamine K afhankelijke
stollingsfactor en wordt gesynthetiseerd in de lever. Factor IX wordt geactiveerd door factor XIa en
door het factor VII/weefselfactor-complex. Geactiveerde factor IX activeert in combinatie met
geactiveerde factor VIII, factor X. Geactiveerde factor X zet protrombine om in trombine. Trombine
zet vervolgens fibrinogeen om in fibrine en een stolsel wordt gevormd. Hemofilie B is een
geslachtsgebonden erfelijke stollingsstoornis veroorzaakt door een verlaagde concentratie factor IX,
met als gevolg hevige bloedingen in gewrichten, spieren of inwendige organen. Deze bloedingen
treden spontaan op of als gevolg van ongelukken of chirurgisch ingrijpen. Door middel van
substitutietherapie zijn de plasmaconcentraties van factor IX verhoogd, waardoor een tijdelijk herstel
van de factordeficiëntie en vermindering van de bloedingsneigingen worden bewerkstelligd.
Klinische werkzaamheid
Het volledige klinische studieprogramma bestond uit één fase 1-studie en vier multicentrische, niet-
gecontroleerde, fase 3-studies.
Profylaxe
Vierenvijftig patiënten uit alle leeftijdsgroepen werden behandeld met een wekelijkse profylactische
dosis van 40 IE/kg. Daarvan hadden 23 (43%) patiënten geen bloedingen.
Hoofdstudie
De hoofdstudie werd uitgevoerd bij 74 adolescente (13 17 jaar) en volwassen (18 65 jaar) eerder
behandelde patiënten. De studie bestond uit één open-label ´on-demand´-arm met behandeling
gedurende ongeveer 28 weken en twee profylaxe-behandelarmen met single-blind randomisatie naar
ofwel 10 IE/kg of 40 IE/kg eenmaal per week gedurende ongeveer 52 weken. Na vergelijking van de
behandelingen met 10 IE/kg en 40 IE/kg, bleek de jaarlijkse bloedingsfrequentie bij patiënten in de
40 IE/kg arm 49% lager te zijn dan de bloedingsfrequentie (95%-BI: 5%;73%) bij patiënten in de
10 IE/kg arm (p < 0,05).
De mediane (interkwartielafstand - IQR) jaarlijkse bloedingsfrequentie (annual bleeding rate - ABR)
bij patiënten (1365 jaar) behandeld met een profylactische dosis van eenmaal per week 40 IE/kg was
1,04 (0,00; 4,01). De trauma-ABR was 0,00 (0,00; 2,05), de gewrichts-ABR 0,97 (0,00; 2,07) en de
spontane ABR 0,00 (0,00; 0,99).
Van belang is dat de ABR niet kan worden vergeleken tussen verschillende factorconcentraten en
tussen verschillende klinische studies.
In deze hoofdstudie bij adolescente en volwassen patiënten kwamen bij 16 van de 29 patiënten in de
40 IE/kg profylaxe-arm 70 doorbraakbloedingen voor. Het totale succespercentage voor behandeling
Farmacokinetische steady-state parameters van Refixia (40 IE/kg) bij adolescenten
en volwassenen (geometrisch gemiddelde (CV%))
Farmacokinetische parameter
13 17 jaar
18 jaar
n = 3
n = 6
Halfwaardetijd (t1/2) (uur)
103 (14)
115 (10)
Oplopende recuperatie (incremental
0,018 (28)
0,019 (20)
recovery - IR) (IE/ml per IE/kg)
Area under the curve (AUC)0-168 u
91 (22)
93 (15)
(IE*uur/ml)
Klaring (CL) (ml/uur/kg)
0,4 (17)
0,4 (11)
Gemiddelde verblijftijd (MRT) (uur)
144 (15)
158 (10)
Verdelingsvolume (Vss) (ml/kg)
61 (31)
66 (12)
Factor IX-activiteit 168 uur na toediening 0,29 (19)
0,32 (17)
(IE/ml)
Klaring = klaring aangepast aan lichaamsgewicht; Oplopende recuperatie = oplopende recuperatie 30 min na toediening;
Verdelingsvolume = verdelingsvolume aangepast aan lichaamsgewicht bij steady-state. CV = variatiecoëfficiënt.
Alle patiënten geëvalueerd in de farmacokinetische studie bij steady-state hadden factor IX-
activiteitspiegels hoger dan 0,24 IE/ml 168 uur na toediening met een wekelijkse dosis van 40 IE/kg.
Farmacokinetische parameters voor een enkelvoudige dosis Refixia zijn naar leeftijd vermeld in tabel
5. Het gebruik van Refixia bij kinderen jonger dan 12 jaar is niet geïndiceerd.
Tabel 5.
Farmacokinetische parameters voor een enkelvoudige dosis Refixia (40 IE/kg) naar
leeftijd (geometrisch gemiddelde (CV%))
Farmacokinetische
0 6 jaar
7 12 jaar
13 17 jaar
18 jaar
parameter
n = 12
n = 13
n = 3
n = 6
Halfwaardetijd (t1/2) (uur)
70 (16)
76 (26)
89 (24)
83 (23)
Oplopende recuperatie
0,015 (7)
0,016 (16)
0,020 (15)
0,023 (11)
(incremental recovery - IR)
(IE/ml per IE/kg)
Area under the curve
46 (14)
56 (19)
80 (35)
91 (16)
(AUC)inf (IE*uur/ml)
0 6 jaar
7 12 jaar
13 17 jaar
18 jaar
parameter
n = 12
n = 13
n = 3
n = 6
Klaring CL (ml/uur/kg)
0,8 (13)
0,6 (22)
0,5 (30)
0,4 (15)
Gemiddelde verblijftijd
95 (15)
105 (24)
124 (24)
116 (22)
(MRT) (uur)
Verdelingsvolume (Vss)
72 (15)
68 (22)
59 (8)
47 (16)
(ml/kg)
Factor IX-activiteit 168 uur 0,08 (16)
0,11 (19)
0,15 (60)
0,17 (31)
na toediening (IE/ml)
Klaring = klaring aangepast aan lichaamsgewicht; Oplopende recuperatie = oplopende recuperatie 30 min na toediening;
Verdelingsvolume = verdelingsvolume aangepast aan lichaamsgewicht bij steady-state. CV = variatiecoëfficiënt.
Zoals verwacht was de aan het lichaamsgewicht aangepaste klaring bij pediatrische en adolescente
patiënten hoger vergeleken met die bij volwassenen. Er was geen dosisaanpassing nodig voor
pediatrische of adolescente patiënten in klinische studies.
De gemiddelde dalspiegels bij steady-state worden vermeld in tabel 6; deze zijn gebaseerd op alle
metingen voorafgaand aan een dosis, uitgevoerd om de 8 weken bij steady-state bij alle patiënten met
een dosering van 40 IE/kg eenmaal per week.Het gebruik van Refixia bij kinderen jonger dan 12 jaar
is niet geïndiceerd.
Tabel 6.
Gemiddelde dalspiegels* van Refixia (40 IE/kg) bij steady-state
0 6 jaar
7 12 jaar
13 17 jaar
18 65 jaar
n = 12
n = 13
n = 9
n = 20
Geschatte
0,15
0,19
0,24
0,29
gemiddelde
(0,13;0,18)
(0,16;0,22)
(0,20;0,28)
(0,26;0,33)
factor IX-
dalspiegels IE/ml
(95%-BI)
* Factor IX-dalspiegels = factor IX-activiteit gemeten vóór de volgende wekelijkse dosis (5 tot 10 dagen na een dosis) bij
steady-state.
De farmacokinetische gegevens werden onderzocht bij 16 volwassen en adolescente patiënten,
waarvan er 6 een normaal gewicht hadden (BMI 18,5 24,9 kg/m2) en 10 hadden overgewicht (BMI
25 29,9 kg/m2). Er waren geen belangrijke verschillen in de farmacokinetische profielen tussen
patiënten met normaal gewicht en overgewicht.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In een studie naar toxiciteit bij herhaalde dosering bij apen, werden 3 uur na toediening lichte en
voorbijgaande gevallen van lichaamstremoren waargenomen en deze namen binnen 1 uur af. Deze
lichaamstremoren werden waargenomen bij doses Refixia (3.750 IE/kg) die meer dan 90 keer hoger
waren dan de aanbevolen dosis voor mensen (40 IE/kg). Er werd geen mechanisme achter de tremoren
ontdekt. Tremoren werden in de klinische studies niet gemeld.
Niet-klinische gegevens duiden niet op een risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig van
conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie en toxiciteit bij herhaalde
dosering bij ratten en apen.
In studies naar toxiciteit bij herhaalde dosering bij ratten en apen is door middel van
immunohistochemische kleuring in epitheelcellen van de plexus choroideus in de hersenen 40 kDa
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Poeder
Natriumchloride
Histidine
Sucrose (E 473)
Polysorbaat 80 (E 433)
Mannitol (E 421)
Natriumhydroxide (voor pH-aanpassing) (E 524)
Zoutzuur (voor pH-aanpassing) (E 507)
Oplosmiddel
Histidine
Water voor injecties
Natriumhydroxide (voor pH-aanpassing) (E 524)
Zoutzuur (voor pH-aanpassing) (E 507)
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden of worden gereconstitueerd met andere oplossingen voor infusie dan
het meegeleverde histidine-oplosmiddel.
6.3 Houdbaarheid
Onaangebroken
2 jaar. Tijdens de houdbaarheidsperiode mag Refixia gedurende één enkele periode van maximaal
6 maanden beneden 30°C worden bewaard. Wanneer het geneesmiddel eenmaal uit de koelkast is
gehaald mag het niet meer worden teruggeplaatst in de koelkast. Noteer het begin van de
bewaarperiode bij kamertemperatuur op de buitenverpakking van het geneesmiddel.
Na reconstitutie
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik zijn aangetoond gedurende 24 uur indien bewaard in
de koelkast (2°C 8°C) en gedurende 4 uur indien bewaard bij kamertemperatuur ( 30°C).
Vanuit een microbiologisch standpunt moet het gereconstitueerde product onmiddellijk worden
gebruikt. Indien het niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijd bij gebruik en de
omstandigheden voor het gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruikers en wordt het normaal
gesproken niet aanbevolen het gereconstitueerde product langer dan 4 uur te bewaren bij
1 glazen injectieflacon (type I) met poeder en stop van chloorbutylrubber
1 steriele injectieflaconadapter voor reconstitutie
1 voorgevulde spuit met 4 ml histidine-oplosmiddel en eindstop (polypropyleen), een rubberen
zuiger (bromobutyl) en een afneembare dop met een stop (bromobutyl)
1 zuigerstang (polypropyleen)
Verpakkingsgrootte van 1.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Refixia moet intraveneus worden toegediend na reconstitutie van het poeder met het oplosmiddel
geleverd in de spuit. Na reconstitutie is de oplossing helder en kleurloos, zonder zichtbare deeltjes. Het
gereconstitueerde geneesmiddel dient vóór toediening visueel te worden geïnspecteerd op zichtbare
deeltjes en verkleuring. Gebruik geen oplossingen die niet helder zijn of neerslag bevatten.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie de bijsluiter.
De toedieningssnelheid moet worden bepaald op geleide van het welbevinden van de patiënt, tot een
maximale injectiesnelheid van 4 ml/min.
U heeft ook een infusieset nodig (slang en vlindernaald), steriele alcoholdoekjes, gaasjes en pleisters.
Deze materialen zijn niet bijgesloten in de Refixia-verpakking.
Gebruik altijd een aseptische techniek.
Verwijderen
Gooi, na injectie, de spuit met de infusieset en de injectieflacon met de injectieflaconadapter op een
veilige manier weg.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novo Nordisk A/S
Novo Allé
DK-2880 Bagsværd
Denemarken
8.
NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1193/001
EU/1/17/1193/002
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 2 juni 2017
Datum van laatste verlenging:
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
BIJLAGE II
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof
Novo Nordisk A/S
Brennum Park 25K
DK-3400 Hillerød
Denemarken
Novo Nordisk A/S
Hagedornsvej 1
DK-2820 Gentofte
Denemarken
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Novo Nordisk A/S
Novo Alle
DK-2880 Bagsværd
Denemarken
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Uiterste datum
Studie naar de veiligheid uitgevoerd na verlening van de handelsvergunning
Indiening van
waarbij het geneesmiddel wordt gebruikt zoals vastgesteld bij verlening van de
studieresultaten:
handelsvergunning (Non-interventional post-authorisation safety study, PASS):
KW2-2028
om te kunnen onderzoeken wat de potentiële effecten zijn van opstapeling van
PEG in de plexus choroideus in de hersenen en andere weefsels/organen, moet
de vergunninghouder de resultaten indienen van een niet-interventionele post-
autorisatie veiligheidsstudie afgeleid van een registratie van hemofiliepatiënten
volgens een vastgesteld protocol.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Refixia 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
(recombinant stollingsfactor IX)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
Poeder: 500 IE nonacog beta pegol (ongeveer 125 IE/ml na reconstitutie),
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder:
natriumchloride, histidine, sucrose, polysorbaat 80, mannitol, natriumhydroxide, zoutzuur
Oplosmiddel: histidine, water voor injecties, natriumhydroxide, zoutzuur
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
De verpakking bevat: 1 injectieflacon met poeder, 4 ml oplosmiddel in een voorgevulde spuit, 1
zuigerstang en 1 injectieflaconadapter
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Intraveneus gebruik, na reconstitutie
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWINGEN, INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
Kan gedurende één enkele periode van maximaal 6 maanden bij kamertemperatuur (beneden 30°C)
worden bewaard. Mag na bewaren bij kamertemperatuur niet meer worden teruggeplaatst in de
koelkast
Uit de koelkast genomen: ____________
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novo Nordisk A/S
Novo Allé
DK-2880 Bagsværd
Denemarken
12. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1193/001
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
refixia 500 IE
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Refixia 500 IE poeder voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
500 IE
6.
OVERIGE
Novo Nordisk A/S
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Refixia 1.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
(recombinant stollingsfactor IX)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
Poeder: 1.000 IE nonacog beta pegol (ongeveer 250 IE/ml na reconstitutie),
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder:
natriumchloride, histidine, sucrose, polysorbaat 80, mannitol, natriumhydroxide, zoutzuur
Oplosmiddel: histidine, water voor injecties, natriumhydroxide, zoutzuur
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
De verpakking bevat: 1 injectieflacon met poeder, 4 ml oplosmiddel in een voorgevulde spuit, 1
zuigerstang en 1 injectieflaconadapter
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Intraveneus gebruik, na reconstitutie
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWINGEN, INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
Kan gedurende één enkele periode van maximaal 6 maanden bij kamertemperatuur (beneden 30°C)
worden bewaard. Mag na bewaren bij kamertemperatuur niet meer worden teruggeplaatst in de
koelkast
Uit de koelkast genomen: ____________
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novo Nordisk A/S
Novo Allé
DK-2880 Bagsværd
Denemarken
12. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1193/002
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
refixia 1000 IE
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Refixia 1.000 IE poeder voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1.000 IE
6.
OVERIGE
Novo Nordisk A/S
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Refixia 2.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
(recombinant stollingsfactor IX)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
Poeder: 2.000 IE nonacog beta pegol (ongeveer 500 IE/ml na reconstitutie),
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Poeder:
natriumchloride, histidine, sucrose, polysorbaat 80, mannitol, natriumhydroxide, zoutzuur
Oplosmiddel: histidine, water voor injecties, natriumhydroxide, zoutzuur
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
De verpakking bevat: 1 injectieflacon met poeder, 4 ml oplosmiddel in een voorgevulde spuit, 1
zuigerstang en 1 injectieflaconadapter
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Intraveneus gebruik, na reconstitutie
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWINGEN, INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
Kan gedurende één enkele periode van maximaal 6 maanden bij kamertemperatuur (beneden 30°C)
worden bewaard. Mag na bewaren bij kamertemperatuur niet meer worden teruggeplaatst in de
koelkast
Uit de koelkast genomen: ____________
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novo Nordisk A/S
Novo Allé
DK-2880 Bagsværd
Denemarken
12. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1193/003
13. PARTIJNUMMER
Charge
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
refixia 2000 IE
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Refixia 2.000 IE poeder voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2.000 IE
6.
OVERIGE
Novo Nordisk A/S
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Oplosmiddel voor Refixia
Histidine-oplossing
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
4 ml
6.
OVERIGE
Novo Nordisk A/S
B. BIJSLUITER
Refixia 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Refixia 1.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Refixia 2.000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
nonacog beta pegol
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
·
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
·
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
·
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
·
Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking
die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Refixia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Refixia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Refixia?
Refixia bevat de werkzame stof nonacog beta pegol. Het is een langwerkende versie van factor IX.
Factor IX is een eiwit dat van nature in het bloed voorkomt en helpt bloedingen te stoppen.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Refixia wordt gebruikt om bloedingen te behandelen en te voorkomen bij patiënten van 12 jaar en
ouder met hemofilie B (een aangeboren tekort aan factor IX factor IX-deficiëntie).
Bij patiënten met hemofilie B ontbreekt factor IX of werkt deze niet op de juiste manier. Refixia
vervangt deze ontbrekende of niet goed werkende factor IX en helpt het bloed stolsels te vormen op de
plaats van de bloeding.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
·
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
·
U bent allergisch voor hamstereiwitten.
Als u niet zeker weet of het bovenstaande op u van toepassing is, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
U heeft onlangs een operatie ondergaan.
·
U lijdt aan een andere ernstige ziekte, zoals leverziekte, hartziekte of kanker.
·
U heeft risicofactoren voor hartziekten, zoals een verhoogde bloeddruk, obesitas of roken.
Nieraandoening (nefrotisch syndroom)
Hemofilie B-patiënten met factor IX-remmers en een geschiedenis van allergische reacties die hoge
doses factor IX gebruiken, hebben een zeer kleine kans op het ontwikkelen van een specifieke
nieraandoening, het zogenoemde ´nefrotisch syndroom´.
Kathetergerelateerde problemen
Als u een centraal veneuze toegangspoort (CVAD) heeft, kunt u infecties of bloedstolsels ontwikkelen
op de katheterplaats.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Refixia nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Hoe gebruikt u dit middel?
Behandeling met Refixia zal worden gestart door een arts die ervaren is in de behandeling van
patiënten met hemofilie B. Gebruik dit middel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt
u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts.
Uw arts zal de juiste dosis voor u berekenen. Deze is afhankelijk van uw gewicht en de reden
waarvoor het geneesmiddel wordt gebruikt.
Voorkómen van bloedingen (profylaxe)
De gebruikelijke dosis Refixia is 40 internationale eenheden (IE) per kg lichaamsgewicht. Deze wordt
als wekelijkse injectie gegeven. Uw arts kan een andere dosis kiezen of veranderen hoe vaak de
injecties worden gegeven, gebaseerd op uw behoefte.
Behandeling van bloedingen
De gebruikelijke dosis Refixia is 40 internationale eenheden (IE) per kg lichaamsgewicht. Afhankelijk
van de plaats en ernst van de bloeding kunt u een hogere dosis (80 IE per kg) of extra injecties nodig
hebben. Bespreek met uw arts welke dosis en hoeveel injecties u nodig heeft.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18
jaar
Refixia mag alleen worden gebruikt bij jongeren (12 jaar en ouder). De dosis bij jongeren tot 18 jaar is
ook berekend naar het lichaamsgewicht en is dezelfde dosis als bij volwassenen.
Hoe wordt dit middel gebruikt?
Refixia is verkrijgbaar als poeder met oplosmiddel dat wordt gemengd tot een oplossing (reconstitutie)
en wordt ingespoten in een ader. Zie ´Gebruiksaanwijzing van Refixia´ voor meer informatie.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u meer Refixia heeft gebruikt dan zou moeten, vertel dit dan uw arts.
Als u een veel hogere dosis Refixia nodig heeft om een bloeding te stoppen, neem dan onmiddellijk
contact op met uw arts. Zie voor meer informatie rubriek 2 ´Allergische reacties en ontwikkeling van
remmers´.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een dosis vergeet, injecteert u de gemiste dosis zodra u zich dat herinnert. Injecteer geen dubbele
dosis om een vergeten dosis in te halen. Neem bij twijfel contact op met uw arts.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u stopt met het gebruik van Refixia bent u misschien niet meer beschermd tegen bloedingen of
mogelijk stopt een huidige bloeding niet. Stop niet met het gebruik van Refixia zonder uw arts te
raadplegen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Allergische reacties zijn mogelijk met dit geneesmiddel.
Als zich plotselinge en ernstige allergische reacties (bijvoorbeeld anafylactische reacties) voordoen,
moet de injectie onmiddellijk worden gestopt. U moet onmiddellijk contact opnemen met uw arts of
een medische spoeddienst als u vroege verschijnselen van een ernstige allergische reactie heeft
(anafylactische reactie), zoals:
·
moeite met slikken of ademhalen;
·
kortademigheid of piepende ademhaling;
·
gevoel van beklemming op de borst;
·
rode en/of gezwollen lippen, tong, gezicht of handen;
·
huiduitslag, netelroos (galbulten), jeukende huiduitslag met verdikking van de huid (kwaddels)
of jeuk;
·
bleke en koude huid, snelle hartslag en/of duizeligheid (lage bloeddruk).
De volgende bijwerkingen zijn waargenomen bij Refixia:
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
·
jeuk (pruritus)
·
huidreacties op de injectieplaats
·
misselijkheid
·
erge vermoeidheid
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
·
allergische reacties (overgevoeligheid). Deze kunnen ernstig worden en kunnen
levensbedreigend zijn (anafylactische reacties)
·
hartkloppingen
·
opvlieger
Bijwerkingen waarvan de frequentie niet bekend is (kan met de beschikbare gegevens niet worden
bepaald)
·
neutraliserende antilichamen (remmers)
·
anafylactische reacties
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
op de etiketten van de injectieflacon en de voorgevulde spuit na 'EXP'. Daar staat een maand en een
jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C 8°C). Niet in de vriezer bewaren. Bewaren in de oorspronkelijke
verpakking ter bescherming tegen licht.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
·
De werkzame stof in dit middel is nonacog beta pegol (gepegyleerde humane stollingsfactor IX
(rDNA)). Elke injectieflacon Refixia bevat nominaal 500 IE, 1.000 IE of 2.000 IE
nonacog beta pegol, overeenkomend met respectievelijk ongeveer 125 IE/ml, 250 IE/ml of
500 IE/ml na mengen met het histidine-oplosmiddel.
·
De andere stoffen in het poeder zijn natriumchloride, histidine, sucrose, polysorbaat 80,
mannitol, natriumhydroxide en zoutzuur.
·
De stoffen in het gesteriliseerde oplosmiddel zijn histidine, water voor injecties,
natriumhydroxide en zoutzuur.
Hoe ziet Refixia eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
·
Refixia wordt geleverd als poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie (500 IE, 1.000 IE
of 2.000 IE poeder in een injectieflacon en 4 ml oplosmiddel in een voorgevulde spuit, een
zuigerstang met injectieflaconadapter verpakkingsgrootte van 1).
·
Het poeder is wit tot gebroken wit en het oplosmiddel is helder en kleurloos.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Novo Nordisk A/S
Novo Allé
DK-2880 Bagsværd, Denemarken
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Gebruiksaanwijzing van Refixia
Lees deze aanwijzingen goed voordat u Refixia gebruikt.
Refixia wordt geleverd als een poeder. Voor injectie moet een oplossing worden gemaakt
(gereconstitueerd) met het oplosmiddel dat wordt geleverd in de spuit. Het oplosmiddel is een
histidine-oplossing. De gemengde oplossing moet in een ader worden ingespoten (intraveneuze (i.v.)
injectie). De materialen in deze verpakking zijn ontwikkeld om Refixia te mengen en in te spuiten.
U heeft ook een infusieset (slang en vlindernaald), steriele alcoholdoekjes, gaasjes en pleisters nodig.
Deze materialen zijn niet bijgesloten in de Refixia-verpakking.
Gebruik het materiaal niet zonder duidelijke uitleg van uw arts of verpleegkundige.
Was altijd uw handen en verzeker u ervan dat de ruimte om u heen schoon is.
Wanneer u geneesmiddelen klaarmaakt en deze rechtstreeks in een ader spuit, is het belangrijk om een
schone en ziektekiemvrije (aseptische) werkwijze toe te passen. Een onjuiste werkwijze kan
ziektekiemen inbrengen die het bloed kunnen infecteren.
Open de materialen pas als u klaar bent om deze te gebruiken.
Gebruik de materialen niet als deze gevallen of beschadigd zijn. Gebruik dan een nieuwe
verpakking.
Gebruik de materialen niet na de uiterste houdbaarheidsdatum. Gebruik dan een nieuwe
verpakking. De uiterste houdbaarheidsdatum staat vermeld op de doos, injectieflacon,
injectieflaconadapter en de voorgevulde spuit.
Gebruik de materialen niet als u denkt dat deze besmet zijn. Gebruik dan een nieuwe verpakking.
Gooi de materialen niet weg totdat u de gemengde oplossing heeft ingespoten.
De materialen zijn voor eenmalig gebruik.
Inhoud
De verpakking bevat:
·
1 injectieflacon met Refixia-poeder
·
1 injectieflaconadapter
·
1 voorgevulde spuit met oplosmiddel
·
1 zuigerstang (te vinden onder de spuit)
Overzicht
Injectieflacon met Refixia-poeder
plastic dop
rubberen stop
(onder plastic dop)
Injectieflaconadapter
beschermdop
scherpe punt
bescherm-
(onder beschermpapier) papier
Voorgevulde spuit met oplosmiddel
schaal-
zuiger
spuitpunt
verdeling
(onder spuitdop)
spuitdop
Zuigerstang
schroefdraad
breed
uiteinde
1. Klaarmaken van de injectieflacon en de
A
spuit
·
Pak het aantal Refixia-verpakkingen dat
nodig is.
·
Controleer de houdbaarheidsdatum.
·
Controleer de naam, sterkte en kleur van
de verpakking en verzeker u ervan dat de
verpakking het juiste product bevat.
·
Was uw handen en laat ze goed drogen
aan de lucht of gebruik een schone
handdoek.
·
Haal de injectieflacon, de
injectieflaconadapter en de voorgevulde
spuit uit de doos.
Laat de zuigerstang
onaangeraakt in de doos.
·
Laat de injectieflacon en de voorgevulde
spuit op kamertemperatuur komen. U
kunt dit doen door deze in uw handen te
houden tot ze zo warm aanvoelen als uw
handen.
·
Gebruik geen andere manier om de
injectieflacon en de voorgevulde spuit
op
te warmen.
·
Verwijder de plastic dop van de
B
injectieflacon
. Als de plastic dop los zit of
ontbreekt, gebruik de injectieflacon dan
niet.
·
Reinig de rubberen stop met een steriel
alcoholdoekje en laat deze voor gebruik
enkele seconden aan de lucht drogen om er
zeker van te zijn dat deze zo ziektekiemvrij
mogelijk is.
·
Raak de rubberen stop niet aan met uw
2. Bevestig de injectieflaconadapter
C
·
Verwijder het beschermpapier van de
injectieflaconadapter.
Gebruik de injectieflaconadapter niet als
het beschermpapier niet helemaal
dichtgeplakt is of als het gescheurd is.
Haal de injectieflaconadapter niet uit de
beschermdop met uw vingers.
Als u de scherpe punt op de
injectieflaconadapter aanraakt, kunnen
ziektekiemen van uw vingers worden
overgedragen.
·
Plaats de injectieflacon op een vlakke en
D
stevige ondergrond.
·
Draai de beschermdop om en druk de
injectieflaconadapter op de injectieflacon.
Haal de injectieflaconadapter niet meer
van de injectieflacon zodra deze
bevestigd is.
·
Knijp zachtjes in de beschermdop met
E
uw duim en wijsvinger zoals op de
tekening weergegeven is.
Verwijder de beschermdop van de
injectieflaconadapter.
Haal de injectieflaconadapter niet van de
injectieflacon wanneer u de beschermdop
verwijdert.
3. Bevestig de zuigerstang en de spuit
F
·
Pak de zuigerstang bij het brede uiteinde
vast en neem deze uit de doos.
Raak de
zijkanten en de schroefdraad van de
zuigerstang niet aan. Als u de zijkanten of
de schroefdraad aanraakt, kunnen
ziektekiemen van uw vingers worden
overgedragen.
·
Bevestig
onmiddellijk de zuigerstang in de
spuit door deze met de klok mee in de
zuiger in de voorgevulde spuit te draaien
totdat u weerstand voelt.
·
Verwijder de dop van de voorgevulde
G
spuit door deze naar beneden te buigen
totdat deze afbreekt bij de perforatierand.
·
Raak de punt van de spuit onder de
spuitdop niet aan. Als u de punt van de
spuit aanraakt, kunnen ziektekiemen van
uw vingers worden overgedragen.
Als de dop van de spuit loszit of
ontbreekt, gebruik de voorgevulde spuit
dan niet.
·
Schroef de voorgevulde spuit stevig op de
H
injectieflaconadapter totdat u weerstand
voelt.
4. Meng het poeder met het oplosmiddel
I
·
Houd de voorgevulde spuit een beetje
schuin, met de injectieflacon naar beneden
gericht.
·
Druk de zuigerstang in om al het
oplosmiddel in de injectieflacon te spuiten.
·
Houd de zuigerstang ingedrukt en draai
J
de injectieflacon rustig rond tot alle poeder
is opgelost.
Schud de injectieflacon niet omdat dit
schuimvorming veroorzaakt.
·
Controleer de gemengde oplossing. Deze
moet helder en kleurloos zijn en er mogen
geen deeltjes zichtbaar zijn.
Als u deeltjes
of verkleuring ziet mag u de oplossing
niet gebruiken. Gebruik dan een nieuwe
verpakking.
Het wordt aangeraden om Refixia onmiddellijk te gebruiken nadat het gemengd is. Dit is omdat
als het bewaard blijft, het geneesmiddel misschien niet meer steriel is en infecties kan veroorzaken.
Als u de gemende Refixia-oplossing niet onmiddellijk kunt gebruiken, moet deze binnen 4 uur
worden gebruikt wanneer deze bewaard is geweest bij kamertemperatuur (beneden 30°C) of binnen
24 uur wanneer het bewaard is geweest in de koelkast bij 2°C 8°C. Bewaar het gemengde
geneesmiddel in de injectieflacon.
De gemengde Refixia-oplossing niet in de vriezer en niet in de spuiten bewaren.
Bewaar gemengd Refixia niet in direct licht.
Als u een hogere dosis nodig heeft dan in 1 injectieflacon zit, herhaal dan stappen
A tot en met
J met
extra injectieflacons, injectieflaconadapters en voorgevulde spuiten totdat u de benodigde dosis heeft.
·
Houd de zuigerstang volledig ingedrukt.
K
·
Draai de spuit met de injectieflacon erop
ondersteboven.
·
Druk niet meer op de zuigerstang en laat
deze vanzelf langzaam terugglijden
terwijl de spuit zich vult met de gemengde
oplossing.
·
Trek de zuigerstang een beetje naar
beneden om de gemengde oplossing in de
spuit te zuigen.
·
Als u maar een deel van de volledige
injectieflacon nodig heeft, gebruik dan
de schaalverdeling op de spuit om te zien
hoeveel van de gemengde oplossing u uit
de injectieflacon opzuigt, zoals verteld
door uw arts of verpleegkundige.
Als er op enig moment lucht in de spuit zit,
spuit de lucht dan terug in de
injectieflacon.
·
Tik zachtjes op de spuit, terwijl u de
injectieflacon ondersteboven houdt, zodat
eventuele luchtbellen naar boven gaan.
·
Duw de zuigerstang langzaam in totdat
alle luchtbellen verdwenen zijn.
·
Schroef de injectieflaconadapter met de
L
injectieflacon
los.
·
Raak de spuitpunt niet aan. Als u de
spuitpunt aanraakt, kunnen ziektekiemen
van uw vingers worden overgedragen.
5. Inspuiten van de gemengde oplossing
Refixia is nu klaar om in uw ader te worden ingespoten.
·
Spuit de gemengde oplossing in zoals verteld door uw arts of verpleegkundige.
·
Spuit langzaam in, gedurende 1 tot 3 minuten.
·
Meng Refixia niet met andere intraveneuze infusies of geneesmiddelen.
Het injecteren van Refixia via naaldloze verbindingsstukken voor intraveneuze (i.v.) katheters
Waarschuwing: De voorgevulde injectiespuit is gemaakt van glas en is ontworpen om te passen op
Pas een schone en ziektekiemvrij (aseptische) werkwijze toe. Volg de instructies voor correct
gebruik van uw verbindingsstuk en CVAD, in overleg met uw arts of verpleegkundige.
·
Voor het injecteren in een CVAD kan het gebruik van een plastic spuit met een inhoud van
10 ml nodig zijn om de gemengde vloeistof op te trekken. Dit moet dan direct na stap J gedaan
worden.
·
Als de CVAD-slang voor of na de Refixia-injectie gespoeld moet worden, gebruik dan een
9 mg/ml natriumchloride-oplossing voor injectie.
Verwijderen
M
·
Gooi, na toediening alle ongebruikte
Refixia-oplossing, de spuit met de
infusieset, de injectieflacon met de
injectieflaconadapter en andere
afvalmaterialen
op een veilige manier weg
zoals verteld door uw apotheker.
Gooi het niet weg met het huishoudelijk
afval.
Haal het materiaal niet uit elkaar voordat u het verwijdert.
Gebruik het materiaal niet opnieuw.