Rekambys 600 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
REKAMBYS 600 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
REKAMBYS 900 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
2 ml injectieflacon
Elke injectieflacon bevat 600 mg rilpivirine
3 ml injectieflacon
Elke injectieflacon bevat 900 mg rilpivirine
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Witte tot gebroken witte suspensie.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
REKAMBYS is, in combinatie met een injectie met cabotegravir, geïndiceerd voor de behandeling
van een infectie met het humaan immunodeficiëntievirus-1 (hiv-1) bij volwassenen bij wie het virus
wordt onderdrukt (hiv-1-RNA < 50 kopieën/ml) op een stabiel antiretroviraal behandelschema, zonder
aanwijzingen voor virale resistentie in heden of verleden en zonder eerder virologisch falen met
middelen uit de NNRTI- en de INI-klasse (zie rubriek 4.2, 4.4 en 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling moet worden voorgeschreven door een arts met ervaring in de behandeling van hiv-
infecties. Elke injectie dient te worden toegediend door een medisch zorgverlener.
Alvorens met REKAMBYS te beginnen dient de medisch zorgverlener zorgvuldig patiënten te
selecteren die instemmen met het vereiste injectieschema en patiënten te informeren over het
belang om zich aan de geplande bezoeken voor toediening te houden om zo te helpen
virussuppressie te behouden en het risico op een
rebound
van het virus en mogelijke
ontwikkeling van resistentie geassocieerd met gemiste doses te verminderen.
Het is essentieel om na het stoppen met REKAMBYS in combinatie met injectie met
cabotegravir een alternatief, volledig suppressief antiretroviraal behandelschema te volgen, niet
later dan één maand na de laatste maandelijkse injectie van REKAMBYS of niet later dan twee
maanden na de laatste tweemaandelijkse injectie van REKAMBYS (zie rubriek 4.4).
Voor de aanbevolen dosering dient de voorschrijfinformatie van de cabotegravir-injectie te worden
geraadpleegd.
2
Dosering
REKAMBYS kan worden gestart met een orale oplaaddosis of zonder (direct naar injectie).
De medisch zorgverlener en de patiënt kunnen besluiten om rilpivirine tabletten te gebruiken als orale
oplaaddosis voordat wordt gestart met REKAMBYS-injecties, om de verdraagbaarheid te beoordelen
(zie tabel 1). Of ze kunnen besluiten direct door te gaan naar de behandeling met REKAMBYS (zie
tabel 2 en 3 voor aanbevelingen voor respectievelijk toediening eenmaal per maand en eenmaal per
2 maanden).
Orale oplaaddosis
Als rilpivirine orale tabletten worden gebruikt als orale oplaaddosis alvorens te beginnen met
REKAMBYS, dient de patiënt ongeveer 1 maand (minimaal 28 dagen) rilpivirine orale tabletten te
gebruiken, samen met cabotegravir orale tabletten, om de verdraagbaarheid van rilpivirine en
cabotegravir te beoordelen. Eenmaal daags dient één tablet rilpivirine 25 mg te worden ingenomen bij
een maaltijd en met één tablet cabotegravir 30 mg (zie tabel 1).
Tabel 1
Doseringsschema voor orale oplaaddosis bij volwassenen
Orale oplaaddosis
Geneesmiddel Gedurende 1 maand (minimaal 28 dagen), gevolgd door de initiatie-injectie
a
Rilpivirine
25 mg eenmaal daags bij een maaltijd
Cabotegravir
30 mg eenmaal daags
a
zie tabel 2 voor het doseringsschema voor maandelijkse injecties en tabel 3 voor het doseringsschema voor injecties
eenmaal per twee maanden.
Toediening eenmaal per maand
Initiatie-injectie (900 mg, overeenkomend met 3 ml)
De aanbevolen dosis van rilpivirine voor de initiatie-injectie voor volwassenen is één intramusculaire
injectie van 900 mg op de laatste dag van de huidige antiretrovirale therapie of van de orale
oplaaddosis.
Vervolginjectie (600 mg, overeenkomend met 2 ml)
Na de initiatie-injectie is de aanbevolen dosis van rilpivirine voor de vervolginjectie bij volwassenen
één intramusculaire injectie van 600 mg per maand. Patiënten kunnen injecties krijgen tot maximaal
7 dagen voor of na de datum van het behandelschema met de maandelijkse injectie.
Aanbevolen schema voor dosering per intramusculaire injectie eenmaal per
maand bij volwassen patiënten
Initiatie-injectie
Vervolginjecties
Direct naar injectie: maand 1
Geneesmiddel
Eén maand na de initiatie-injectie en
of
vervolgens maandelijks
Na orale oplaaddosis: maand 2
Rilpivirine
900 mg
600 mg
Cabotegravir
600 mg
400 mg
Toediening eenmaal per 2 maanden
Initiatie-injecties – 1 maand na elkaar (900 mg, overeenkomend met 3 ml)
De aanbevolen startdosering van rilpivirine-injectie voor volwassenen is één intramusculaire injectie
van 900 mg op de laatste dag van de huidige antiretrovirale therapie of van de orale oplaaddosis.
Eén maand later dient een tweede intramusculaire injectie van 900 mg te worden toegediend. Patiënten
kunnen de tweede injectie van 900 mg krijgen tot maximaal 7 dagen voor of na de geplande
toedieningsdatum.
Vervolginjecties – 2 maanden na elkaar (900 mg, overeenkomend met 3 ml)
Na de initiatie-injecties is de aanbevolen dosis van rilpivirine voor de vervolginjectie bij volwassenen
één intramusculaire injectie van 900 mg per maand, eenmaal per 2 maanden toe te dienen. Patiënten
3
Tabel 2
kunnen injecties krijgen tot maximaal 7 dagen voor of na de datum van het injectieschema voor
eenmaal per 2 maanden.
Tabel 3
Aanbevolen schema voor dosering per intramusculaire injectie eenmaal per
2 maanden bij volwassen patiënten
Initiatie-injecties
Vervolginjecties
Direct naar injectie: maand 1 en 2
Geneesmiddel
Twee maanden na de laatste initiatie-
of
injectie en vervolgens elke 2 maanden
Na orale oplaaddosis: maand 2 en 3
Rilpivirine
900 mg
900 mg
Cabotegravir
600 mg
600 mg
Doseringsaanbevelingen bij het switchen van maandelijkse naar tweemaandelijkse injecties
Patiënten die van een behandelschema met maandelijkse vervolginjecties overstappen op een schema
met tweemaandelijkse vervolginjecties dienen één maand na de laatste vervolginjectie met
REKAMBYS van 600 mg één enkele intramusculaire injectie te ontvangen met REKAMBYS van
900 mg en vervolgens elke 2 maanden 900 mg.
Doseringsaanbevelingen bij het switchen van tweemaandelijkse naar maandelijkse injecties
Patiënten die van een behandelschema met tweemaandelijkse vervolginjecties overstappen op een
schema met maandelijkse vervolginjecties dienen twee maanden na de laatste vervolginjectie met
REKAMBYS van 900 mg één enkele intramusculaire injectie te ontvangen met REKAMBYS van
600 mg en vervolgens maandelijks 600 mg.
Gemiste doses
Patiënten die een injectiebezoek missen, dienen opnieuw klinisch te worden beoordeeld om te
controleren of hervatting van de behandeling passend is. Zie tabel 4 en 5 voor de aanbevelingen voor
dosering na een gemiste injectie.
Gemiste injectie bij toediening eenmaal per maand (orale toediening ter vervanging van maximaal
2 achtereenvolgende maandelijkse injecties)
Als een patiënt vooraf weet dat hij een geplande injectie niet binnen 7 dagen kan inhalen, kan
dagelijkse orale behandeling (één rilpivirine-tablet [25 mg] en één cabotegravir-tablet [30 mg])
worden gebruikt ter vervanging van maximaal 2 achtereenvolgende bezoeken voor de maandelijkse
injectie. De eerste dosis van de orale behandeling dient te worden ingenomen 1 maand (± 7 dagen) na
de laatste injectiedoses van REKAMBYS en cabotegravir. De toediening van injecties dient te worden
hervat op de dag dat de orale toediening is voltooid, zoals aanbevolen in tabel 4.
In het geval dat er bescherming nodig is voor meer dan twee maanden, d.w.z. dat er meer dan twee
maandelijkse injecties worden overgeslagen, dan dient er een alternatief oraal schema te worden
ingesteld vanaf één maand (± 7 dagen) na de laatste injectie van REKAMBYS.
Tabel 4:
Doseringsaanbevelingen voor REKAMBYS na gemiste injecties of orale
therapie voor patiënten op een behandelschema met maandelijkse injecties
Tijd sinds de laatste
Aanbeveling
injectie
≤ 2 maanden:
Ga zo snel mogelijk door met het injectieschema van 600 mg eenmaal
per maand.
> 2 maanden:
Begin opnieuw bij de patiënt met de dosis van 900 mg en vervolg
daarna met het injectieschema van 600 mg eenmaal per maand.
Gemiste injectie bij toediening eenmaal per 2 maanden (orale toediening ter vervanging van
1 tweemaandelijkse injectie)
Als een patiënt vooraf weet dat hij een geplande injectie niet binnen 7 dagen kan inhalen, kan
dagelijkse orale behandeling (één rilpivirine-tablet [25 mg] en één cabotegravir-tablet [30 mg])
worden gebruikt ter vervanging van één tweemaandelijks injectiebezoek. De eerste dosis van de orale
behandeling dient te worden ingenomen ongeveer 2 maanden (± 7 dagen) na de laatste injectiedoses
4
van REKAMBYS en cabotegravir. De toediening van injecties dient te worden hervat op de dag dat de
orale toediening is voltooid, zoals aanbevolen in tabel 5.
In het geval dat er bescherming nodig is voor meer dan twee maanden, d.w.z. dat er meer dan één
tweemaandelijkse injectie wordt overgeslagen, dan dient er een alternatief oraal schema te worden
ingesteld vanaf twee maanden (± 7 dagen) na de laatste injectie van REKAMBYS.
Doseringsaanbevelingen voor REKAMBYS na gemiste injecties of orale
therapie voor patiënten op een behandelschema met injecties eenmaal per
2 maanden
Gemist
Tijd sinds de
Aanbeveling (alle injecties zijn 3 ml)
injectiebezoek
laatste
injectie
Injectie 2
≤ 2 maanden
Ga zo snel mogelijk door met de injectie van 900 mg en
vervolg met het injectieschema van eenmaal per 2 maanden.
> 2 maanden
Begin opnieuw bij de patiënt met de dosis van 900 mg,
gevolgd door een tweede initiatie-injectie van 900 mg één
maand later. Volg dan het injectieschema van eenmaal per
2 maanden.
Injectie 3 of later ≤ 3 maanden
Ga zo snel mogelijk door met de injectie van 900 mg en
vervolg met het injectieschema van eenmaal per 2 maanden.
> 3 maanden
Begin opnieuw bij de patiënt met de dosis van 900 mg,
gevolgd door een tweede initiatie-injectie van 900 mg één
maand later. Volg dan het injectieschema van eenmaal per
2 maanden.
Bijzondere populaties
Ouderen
Er is beperkte informatie over het gebruik van REKAMBYS bij patiënten ouder dan 65 jaar. Bij
oudere patiënten is geen dosisaanpassing van REKAMBYS nodig (zie rubriek 5.1 en 5.2).
Nierinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing vereist bij patiënten met lichte of matige nierinsufficiëntie. Bij patiënten
met ernstige nierinsufficiëntie of terminale nierziekte mag de combinatie van REKAMBYS met een
sterke CYP3A-remmer alleen worden gebruikt als de voordelen opwegen tegen de risico’s. Er werden
geen proefpersonen in de fase III-studies geïncludeerd met een geschatte creatinineklaring
< 50 ml/min/1,73 m
2
. Er zijn geen gegevens bekend bij proefpersonen die gedialyseerd werden, maar
er worden geen verschillen in farmacokinetiek verwacht in deze populatie (zie rubriek 5.2).
Leverinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing vereist bij patiënten met lichte of matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh-
score A of B), maar voorzichtigheid wordt geadviseerd bij patiënten met matige leverinsufficiëntie. Er
zijn geen gegevens bekend bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh-score C); daarom
wordt REKAMBYS niet aanbevolen bij deze patiënten (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van REKAMBYS bij kinderen in de leeftijd van < 18 jaar zijn niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Voor intramusculair gebruik.
Men dient op te letten dat REKAMBYS niet onbedoeld in een bloedvat wordt geïnjecteerd. De
suspensie moet langzaam worden geïnjecteerd (zie rubriek 4.4).
Voor toediening dient de injectieflacon met REKAMBYS op kamertemperatuur te worden gebracht.
Tabel 5
5
REKAMBYS dient te worden toegediend door een medisch zorgverlener. Zie voor de
toedieningsinstructies de gebruiksaanwijzing in de bijsluiter.
REKAMBYS dient altijd tegelijk te worden toegediend met een cabotegravir-injectie. De injecties met
REKAMBYS en cabotegravir dienen tijdens hetzelfde bezoek op verschillende plaatsen in de
gluteusspier te worden toegediend. De volgorde van de injecties maakt niet uit.
Bij het toedienen van REKAMBYS dient de medisch zorgverlener rekening te houden met de
body
mass index
(BMI) van de patiënt om ervoor te zorgen dat de naald lang genoeg is om de gluteusspier
te bereiken. De verpakking bevat 1 injectienaald (zie rubriek 6.5).
De injectieflacon moet stevig worden vastgehouden en krachtig worden geschud gedurende minimaal
10 seconden. De injectieflacon moet ondersteboven worden gehouden en de resuspensie moet worden
gecontroleerd. Deze dient er gelijkmatig uit te zien. Als de suspensie niet gelijkmatig is, moet de
injectieflacon nogmaals worden geschud. Het is normaal dat u kleine luchtbelletjes ziet.
Injecties moeten ventrogluteaal (aanbevolen) of dorsogluteaal worden toegediend.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
REKAMBYS mag absoluut niet tegelijk worden toegediend met de volgende geneesmiddelen,
aangezien er significante daling kan optreden in de plasmaconcentraties van rilpivirine (als gevolg van
inductie van het CYP3A-enzym). Dit kan leiden tot verlies van therapeutisch effect van REKAMBYS
(zie rubriek 4.5):
-
de anti-epileptica carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne
-
de antimycobacteriële middelen rifabutine, rifampicine, rifapentine
-
de systemische glucocorticoïde dexamethason, behalve als een eenmalige dosis
-
sint-janskruid (Hypericum
perforatum).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Risico van resistentie na het stoppen met de behandeling
Om het risico op het ontwikkelen van resistentie bij het virus tot een minimum te beperken, is
het essentieel om een alternatief, volledig suppressief antiretroviraal behandelschema toe te
passen, niet later dan één maand na de laatste maandelijkse injectie met REKAMBYS of niet
later dan twee maanden na de laatste injectie met REKAMBYS van het tweemaandelijkse
injectieschema.
Als virologisch falen wordt vermoed, dient zo snel mogelijk een alternatief behandelschema te worden
toegepast.
Langwerkende eigenschappen van rilpivirine-injectie
Er kunnen gedurende langere tijd restconcentraties van rilpivirine in de systemische circulatie van
patiënten blijven (bij sommige patiënten tot 4 jaar). Hiermee dient rekening te worden gehouden bij
het stoppen met REKAMBYS (zie rubriek 4.5, 4.6, 4.7, 4.9).
Baseline-factoren
die geassocieerd zijn met virologisch falen
Alvorens met het behandelschema te beginnen, dient men in overweging te nemen dat multivariabele
analyses erop duiden dat een combinatie van ten minste 2 van de volgende
baseline-factoren
geassocieerd kunnen zijn met een verhoogd risico op virologisch falen: gearchiveerde rilpivirine
resistentie- mutaties, hiv-1 subtype A6/A1, of BMI ≥ 30 kg/m
2
. Bij patiënten met een onvolledige of
6
onzekere behandelgeschiedenis zonder resistentieanalyses vóór de behandeling is voorzichtigheid
vereist in aanwezigheid van ofwel een BMI ≥ 30 kg/m
2
ofwel hiv-1 subtype A6/A1 (zie rubriek 5.1).
Post-injectiereacties
Onbedoelde intraveneuze toediening kan leiden tot ongewenste effecten als gevolg van tijdelijk hoge
plasmaconcentraties. In klinische studies werden binnen enkele minuten na de injectie met rilpivirine
ernstige post-injectiereacties gemeld. Deze voorvallen omvatten symptomen zoals dyspneu,
bronchospasme, agitatie, abdominale krampen, rash/urticaria, duizeligheid, overmatig blozen, zweten,
oraal verdoofd gevoel, veranderingen in bloeddruk, en pijn (bijv. rug en borst). Deze reacties waren
zeldzaam en begonnen binnen minuten na de injectie te verdwijnen. Sommige van de patiënten kregen
een symptomatische behandeling, naar het oordeel van de behandelende arts.
Volg bij het bereiden en toedienen van REKAMBYS zorgvuldig de gebruiksaanwijzing (zie
rubriek 4.2). Blijf patiënten na de injectie korte tijd observeren (ongeveer 10 minuten). Als een patiënt
een post-injectiereactie ervaart, monitor en behandel dan zoals klinisch aangewezen.
Cardiovasculair
REKAMBYS dient voorzichtig te worden gebruikt als het tegelijk wordt toegepast met een
geneesmiddel met een bekend risico op
torsade de pointes.
In supratherapeutische doseringen (75 en
300 mg eenmaal daags) is oraal rilpivirine in verband gebracht met verlenging van het QTc-interval op
het elektrocardiogram (ECG) (zie rubriek 4.5, 4.8 en 5.2). Oraal rilpivirine in de aanbevolen dosis van
25 mg eenmaal daags gaat niet gepaard met een klinisch relevant effect op de QTc.
Plasmaconcentraties van rilpivirine na injecties met REKAMBYS zijn vergelijkbaar met die tijdens
een dergelijke orale rilpivirinetherapie.
Co-infectie met HBV/HCV
Patiënten met een co-infectie met hepatitis B werden uitgesloten van studies met REKAMBYS. Het
wordt niet aanbevolen om met REKAMBYS te beginnen bij patiënten met een co-infectie met
hepatitis B. Bij patiënten met een co-infectie met hepatitis B en die oraal rilpivirine ontvingen, was de
incidentie van verhoogde leverenzymen hoger dan bij patiënten die oraal rilpivirine ontvingen die geen
co-infectie met hepatitis B hadden. Artsen dienen de actuele behandelrichtlijnen te raadplegen voor de
behandeling van hiv-infectie bij patiënten die tevens een infectie met het hepatitis B-virus hebben.
Er zijn beperkte gegevens beschikbaar bij patiënten met een co-infectie met hepatitis C. Bij patiënten
met een co-infectie met hepatitis C die oraal rilpivirine ontvingen, was de incidentie van verhoging
van de leverenzymen hoger dan bij patiënten die oraal rilpivirine ontvingen en die geen co-infectie
hadden met hepatitis C. De farmacokinetische blootstelling aan oraal en aan injecteerbaar rilpivirine
bij patiënten met een co-infectie was vergelijkbaar met die bij patiënten zonder co-infectie met
hepatitis C. Bij patiënten met een co-infectie met hepatitis C wordt het monitoren van de leverfunctie
aanbevolen.
Interacties met andere geneesmiddelen
REKAMBYS dient niet te worden toegediend met andere antiretrovirale geneesmiddelen, met
uitzondering van injectie met cabotegravir voor de behandeling van een hiv-1-infectie (zie
rubriek 4.5).
Zwangerschap
Er zijn beperkte gegevens over REKAMBYS bij zwangere vrouwen. REKAMBYS wordt niet
aanbevolen tijdens de zwangerschap, tenzij de verwachte voordelen opwegen tegen het mogelijke
risico. Wanneer rilpivirine 25 mg eenmaal daags werd genomen tijdens de zwangerschap, werden
lagere blootstellingen aan oraal rilpivirine waargenomen. In de fase III-studies met oraal rilpivirine is
lagere blootstelling aan rilpivirine, vergelijkbaar als met die werd gezien tijdens zwangerschap, in
7
verband gebracht met een verhoogd risico op virologisch falen. Daarom dient de
viral load
nauwlettend te worden gevolgd. Als alternatief kan een switch naar een ander ART-behandelschema
worden overwogen (zie rubrieken 4.6, 5.1 en 5.2).
Immuunreactiveringssyndroom
Bij patiënten die zijn geïnfecteerd met hiv en die een ernstige immuundeficiëntie hebben op het
moment dat de antiretrovirale combinatietherapie (combination
antiretroviral therapy
– CART) wordt
ingesteld, kan een ontstekingsreactie optreden op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische
pathogenen en ernstige klinische aandoeningen of verergering van de symptomen veroorzaken.
Dergelijke reacties zijn meestal waargenomen in de eerste paar weken of maanden na het starten van
CART. Relevante voorbeelden zijn cytomegalovirus-retinitis, gegeneraliseerde en/of focale
mycobacteriële infecties en
Pneumocystis jirovecii-pneumonie.
Alle ontstekingssymptomen moeten
worden beoordeeld en indien nodig moet een behandeling worden ingesteld. Van auto-immuunziekten
(zoals de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) is ook gemeld dat ze voorkomen in een setting
van immuunreconstitutie. De gemelde tijd tot optreden is echter variabeler en deze bijwerkingen
kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden.
Overdracht van hiv
Hoewel bewezen is dat effectieve virale suppressie met antiretrovirale behandeling het risico van
seksuele overdracht substantieel vermindert, kan een nog aanwezig risico niet worden uitgesloten.
Voorzorgsmaatregelen om overdracht te voorkomen moeten worden genomen in overeenstemming
met nationale richtlijnen.
Opportunistische infecties
Patiënten moeten erover geïnformeerd worden dat REKAMBYS of een andere antiretrovirale
behandeling de hiv-infectie niet geneest en dat ze nog steeds opportunistische infecties en andere
complicaties van een hiv-infectie kunnen ontwikkelen. Daarom moeten patiënten onder nauwgezette
klinische observatie blijven van artsen met ervaring in de behandeling van deze met hiv geassocieerde
ziekten.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectie, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
REKAMBYS is, in combinatie met een injectie met cabotegravir, bedoeld voor gebruik als een
volledig schema voor de behandeling van hiv-1-infectie en dient niet te worden toegediend met andere
antiretrovirale geneesmiddelen voor de behandeling van hiv-1. Daarom wordt er geen informatie
gegeven over interacties met andere antiretrovirale geneesmiddelen. Vanuit het gezichtspunt van
geneesmiddelinteractie zijn er geen beperkingen om andere antiretrovirale geneesmiddelen te
gebruiken na het stoppen met REKAMBYS.
Voor de rilpivirinebehandeling als orale oplaaddosis en in het geval dat gemiste toedieningen worden
vervangen door orale rilpivirinebehandeling, dient men voor informatie over geneesmiddelinteracties
de SmPC van de orale rilpivirine-tablet te raadplegen.
Geneesmiddelen die de blootstelling aan rilpivirine beïnvloeden
Rilpivirine wordt voornamelijk gemetaboliseerd door cytochroom P450 (CYP)3A. Geneesmiddelen
die CYP3A induceren of remmen, kunnen dus de klaring van rilpivirine beïnvloeden (zie rubriek 5.2).
Er is waargenomen dat gelijktijdige toediening van rilpivirine en geneesmiddelen die CYP3A
8
induceren, leidde tot verlaging van de plasmaconcentraties van rilpivirine, hetgeen het therapeutisch
effect van rilpivirine zou kunnen verlagen.
Er is waargenomen dat gelijktijdige toediening van rilpivirine en geneesmiddelen die CYP3A remmen,
leidde tot verhoging van de plasmaconcentraties van rilpivirine.
Bij gebruik van oraal rilpivirine zijn protonpompremmers gecontra-indiceerd (zie de SmPC van
rilpivirine-tablet, rubriek 4.3).
Geneesmiddelen die beïnvloed worden door het gebruik van rilpivirine
Het is niet waarschijnlijk dat rilpivirine een klinisch relevant effect zal hebben op de blootstelling aan
geneesmiddelen die worden gemetaboliseerd door CYP-enzymen.
Rilpivirine remt P-glycoproteïne
in vitro
(IC
50
is 9,2 μM). In een klinische studie beïnvloedde
rilpivirine (25 mg eenmaal daags) de farmacokinetiek van digoxine niet significant.
Rilpivirine is een
in-vitro-remmer
van de
transporter
MATE-2K met een IC
50
van < 2,7 nM. De
klinische gevolgen van deze bevinding zijn momenteel onbekend.
Interactietabel
Geselecteerde bevestigde en theoretische interacties tussen rilpivirine en gelijktijdig toegediende
geneesmiddelen staan vermeld in tabel 6 en zijn gebaseerd op de studies uitgevoerd met oraal
rilpivirine of zijn mogelijke geneesmiddelinteracties die kunnen optreden (een versterking wordt
aangeduid met ‘↑’, een verzwakking met ‘↓’, geen wijziging met ‘↔’, niet van toepassing met n.v.t.,
betrouwbaarheidsinterval met ‘BI’).
Tabel 6
Interacties en doseringsaanbevelingen met andere geneesmiddelen
Geneesmiddelen per
Interactie
Aanbevelingen over gelijktijdige
therapeutisch gebied
Gemiddelde verandering
toediening
(geometrisch gemiddelde;%)
ANTIVIRALE MIDDELEN
Cabotegravir
cabotegravir AUC ↔
Er is geen dosisaanpassing vereist.
cabotegravir C
min
cabotegravir C
max
rilpivirine AUC ↔
rilpivirine C
min
↓ 8%
rilpivirine C
max
Ribavirine
Niet onderzocht. Er worden geen
Er is geen dosisaanpassing vereist.
klinisch relevante interacties tussen
deze geneesmiddelen verwacht.
ANTI-EPILEPTICA
Carbamazepine
Niet onderzocht. Significante dalingen Rilpivirine mag niet worden
Oxcarbazepine
in de plasmaconcentraties van
gebruikt in combinatie met deze
Fenobarbital
rilpivirine worden verwacht.
anti-epileptica, aangezien
Fenytoïne
gelijktijdige toediening kan leiden
(inductie van CYP3A-enzymen)
tot verlies van therapeutisch effect
van rilpivirine (zie rubriek 4.3).
9
AZOL-ANTIMYCOTICA
Ketoconazol*
#
400 mg eenmaal daags
ketoconazol AUC ↓ 24%
ketoconazol C
min
↓ 66%
ketoconazol C
max
(inductie van CYP3A-enzymen door
hoge dosis rilpivirine in de studie)
rilpivirine AUC ↑ 49%
rilpivirine C
min
↑ 76%
rilpivirine C
max
↑ 30%
Er is geen dosisaanpassing vereist.
Fluconazol
Itraconazol
Posaconazol
Voriconazol
(remming van CYP3A-enzymen)
Niet onderzocht. Gelijktijdig gebruik
van REKAMBYS met azol-
antimycotica kan een verhoging van
de plasmaconcentraties van rilpivirine
veroorzaken.
Er is geen dosisaanpassing vereist.
(remming van CYP3A-enzymen)
MIDDELEN TEGEN MYCOBACTERIËN
Rifabutine*
#
rifabutine AUC ↔
300 mg eenmaal daags
rifabutine C
min
rifabutine C
max
25-O-desacetyl-rifabutine AUC ↔
25-O-desacetyl-rifabutine C
min
25-O-desacetyl-rifabutine C
max
300 mg eenmaal daags
(+ 25 mg eenmaal daags
rilpivirine)
300 mg eenmaal daags
(+ 50 mg eenmaal daags
rilpivirine)
rilpivirine AUC ↓ 42%
rilpivirine C
min
↓ 48%
rilpivirine C
max
↓ 31%
rilpivirine AUC ↑ 16%*
rilpivirine C
min
↔*
rilpivirine C
max
↑ 43%*
* vergeleken met 25 mg eenmaal
daags alleen rilpivirine
Rifampicine*
600 mg eenmaal daags
#
REKAMBYS mag niet worden
gebruikt in combinatie met
rifabutine, aangezien specifieke
doseringsaanbevelingen niet zijn
vastgesteld. Het is waarschijnlijk
dat gelijktijdige toediening leidt tot
verlies van therapeutisch effect van
rilpivirine (zie rubriek 4.3).
(inductie van CYP3A-enzymen)
rifampicine AUC ↔
rifampicine C
min
n.v.t.
rifampicine C
max
25-desacetyl-rifampicine AUC ↓ 9%
25-desacetyl-rifampicine C
min
n.v.t.
25-desacetyl-rifampicine C
max
rilpivirine AUC ↓ 80%
rilpivirine C
min
↓ 89%
rilpivirine C
max
↓ 69%
(inductie van CYP3A-enzymen)
Niet onderzocht. Significante dalingen
in de plasmaconcentraties van
rilpivirine worden verwacht.
(inductie van CYP3A-enzymen)
Rilpivirine mag niet worden
gebruikt in combinatie met
rifampicine aangezien gelijktijdige
toediening waarschijnlijk leidt tot
verlies van therapeutisch effect van
rilpivirine (zie rubriek 4.3).
Rifapentine
Rilpivirine mag niet worden
gebruikt in combinatie met
rifapentine aangezien gelijktijdige
toediening waarschijnlijk leidt tot
verlies van therapeutisch effect van
rilpivirine (zie rubriek 4.3).
10
MACROLIDE ANTIBIOTICA
Claritromycine
Niet onderzocht. Verhoogde
Erytromycine
blootstelling aan rilpivirine wordt
verwacht.
(remming van CYP3A-enzymen)
GLUCOCORTICOÏDEN OF CORTICOSTEROÏDEN
Dexamethason
Niet onderzocht. Dosisafhankelijke
(systemisch, behalve als
dalingen in de plasmaconcentraties
eenmalige dosis)
van rilpivirine worden verwacht.
(inductie van CYP3A-enzymen)
Waar mogelijk dienen alternatieven
zoals azitromycine te worden
overwogen.
Rilpivirine mag niet worden
gebruikt in combinatie met
systemisch dexamethason (behalve
als eenmalige dosis), aangezien
gelijktijdige toediening kan leiden
tot verlies van therapeutisch effect
van rilpivirine (zie rubriek 4.3).
Alternatieven dienen te worden
overwogen, in het bijzonder voor
langdurig gebruik.
Er zijn geen dosisaanpassingen
vereist als methadon gelijktijdig
wordt toegediend met rilpivirine.
Klinische opvolging wordt echter
aanbevolen aangezien het nodig kan
zijn onderhoudstherapie met
methadon bij sommige patiënten
aan te passen.
Er is geen dosisaanpassing vereist.
NARCOTISCHE ANALGETICA
Methadon*
R(-) methadon AUC ↓ 16%
individuele dosis van
R(-) methadon C
min
↓ 22%
60 mg tot 100 mg
R(-) methadon C
max
↓ 14%
eenmaal daags
rilpivirine AUC ↔*
rilpivirine C
min
↔*
rilpivirine C
max
↔*
* op basis van historische controles
ANTIARITMICA
Digoxine*
ANTIDIABETICA
Metformine*
KRUIDENMIDDELEN
Sint-janskruid
(Hypericum perforatum)
digoxine AUC ↔
digoxine C
min
n.v.t.
digoxine C
max
metformine AUC ↔
metformine C
min
n.v.t.
metformine C
max
Niet onderzocht. Significante dalingen
in de plasmaconcentraties van
rilpivirine worden verwacht.
(inductie van CYP3A-enzymen)
ANALGETICA
Paracetamol*
#
500 mg eenmalige dosis e
Er is geen dosisaanpassing vereist.
Rilpivirine mag niet worden
gebruikt in combinatie met
middelen die sint-janskruid
bevatten, aangezien gelijktijdige
toediening kan leiden tot verlies van
therapeutisch effect van rilpivirine
(zie rubriek 4.3).
Er is geen dosisaanpassing vereist.
paracetamol AUC ↔
paracetamol C
min
n.v.t.
paracetamol C
max
rilpivirine AUC ↔
rilpivirine C
min
↑ 26%
rilpivirine C
max
ORALE ANTICONCEPTIVA
Ethinylestradiol*
ethinylestradiol AUC ↔
0,035 mg eenmaal daags
ethinylestradiol C
min
Norethindron*
ethinylestradiol C
max
↑ 17%
1 mg eenmaal daags
norethindron AUC ↔
norethindron C
min
norethindron C
max
rilpivirine AUC ↔*
rilpivirine C
min
↔*
rilpivirine C
max
↔*
* op basis van historische controles
Er is geen dosisaanpassing vereist.
11
HMG CO-A-REDUCTASEREMMERS
Atorvastatine*
#
atorvastatine AUC ↔
40 mg eenmaal daags
atorvastatine C
min
↓ 15%
atorvastatine C
max
↑ 35%
rilpivirine AUC ↔
rilpivirine C
min
rilpivirine C
max
↓ 9%
FOSFODIËSTERASE, TYPE 5 (PDE-5) REMMERS
Sildenafil*
#
sildenafil AUC ↔
50 mg eenmalige dosis
sildenafil C
min
n.v.t.
sildenafil C
max
rilpivirine AUC ↔
rilpivirine C
min
rilpivirine C
max
Vardenafil
Niet onderzocht.
Tadalafil
Er is geen dosisaanpassing vereist.
Er is geen dosisaanpassing vereist.
Er is geen dosisaanpassing vereist.
*
#
% versterking/verzwakking op basis van geneesmiddelinteractiestudies met oraal rilpivirine
De interactie tussen rilpivirine en het geneesmiddel werd onderzocht in een klinische studie. Alle andere getoonde
geneesmiddelinteracties zijn voorspellingen.
Deze interactiestudie is uitgevoerd met een hogere dosis dan de aanbevolen dosis voor rilpivirine, waarmee het
maximale effect op het gelijktijdig toegediende geneesmiddel werd gemeten. De dosisaanbeveling is van toepassing
op de aanbevolen dosis van rilpivirine van 25 mg eenmaal daags.
QT-verlengende geneesmiddelen
Oraal rilpivirine in de aanbevolen dosis van 25 mg eenmaal daags gaat niet gepaard met een klinisch
relevant effect op de QTc-tijd. Rilpivirine plasmaconcentraties na REKAMBYS-injecties in de
aanbevolen dosis van maandelijks 600 mg of tweemaandelijks 900 mg zijn vergelijkbaar met de
concentraties die worden bereikt met oraal rilpivirine in een dagelijkse dosis van 25 mg. In een studie
bij gezonde proefpersonen is gebleken dat supratherapeutische doses van oraal rilpivirine (75 mg
eenmaal daags en 300 mg eenmaal daags) het QTc-interval van het ECG verlengen (zie rubriek 5.1).
REKAMBYS dient met voorzichtigheid te worden gebruikt als het gelijktijdig wordt toegediend met
een geneesmiddel met een bekend risico van torsade de pointes (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Het effect van REKAMBYS op zwangerschap bij de mens is onbekend.
Een matige hoeveelheid gegevens over oraal rilpivirine bij zwangere vrouwen (tussen 300-
1.000 zwangerschapsuitkomsten) duidt erop dat rilpivirine niet misvormend of foetaal/neonataal
toxisch is.
Een studie met 19 zwangere vrouwen behandeld met oraal rilpivirine in combinatie met een
background regimen
tijdens het tweede en derde trimester en postpartum, toonde lagere
blootstellingen aan oraal rilpivirine tijdens zwangerschap aan. Daarom dient de
viral load
nauwlettend
te worden gevolgd als REKAMBYS tijdens zwangerschap wordt gebruikt.
Experimenteel onderzoek bij dieren wijst niet op reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
REKAMBYS wordt niet aanbevolen tijdens de zwangerschap, tenzij het verwachte voordeel opweegt
tegen het mogelijke risico.
Een alternatief oraal schema dient te worden overwogen overeenkomstig de actuele
behandelrichtlijnen. Na het stoppen met REKAMBYS kan rilpivirine bij sommige patiënten tot 4 jaar
in de systemische circulatie blijven (zie rubriek 4.4).
12
Borstvoeding
Op basis van gegevens uit dieronderzoek wordt verwacht dat rilpivirine zal worden uitgescheiden in
de moedermelk, hoewel dit bij de mens niet is bevestigd. Na het stoppen met REKAMBYS kan
rilpivirine bij sommige patiënten tot 4 jaar in moedermelk aanwezig zijn.
Het wordt aanbevolen dat vrouwen met een hiv-infectie hun zuigelingen onder geen beding
borstvoeding geven teneinde overdracht van hiv te voorkomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het effect van rilpivirine op de vruchtbaarheid bij de mens. In
dieronderzoek zijn geen klinisch relevante effecten op de vruchtbaarheid waargenomen (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Patiënten moeten worden geïnformeerd dat vermoeidheid, duizeligheid en slaperigheid zouden kunnen
optreden tijdens behandeling met REKAMBYS (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De frequentst gemelde bijwerkingen uit de studies met maandelijkse toediening waren
injectieplaatsreacties (tot 84%), hoofdpijn (tot 12%) en pyrexie (10%).
De frequentst gemelde bijwerkingen bij toediening elke 2 maanden waren injectieplaatsreacties (tot
76%), hoofdpijn (7%) en pyrexie (7%).
Samenvattende tabel van bijwerkingen
De bijwerkingen die voor rilpivirine en/of cabotegravir zijn vastgesteld, staan vermeld in tabel 7, per
systeem/orgaanklasse (SOC) en frequentie. De frequentiecategorieën zijn als volgt gedefinieerd: zeer
vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10) en soms (≥ 1/1.000, < 1/100).
Tabel 7
Samenvatting van bijwerkingen in tabelvorm
1
MedDRA Systeem/Orgaan- Frequentie-
Bijwerkingen voor het behandelschema
klasse (SOC)
categorie
met rilpivirine + cabotegravir
Bloed- en
Vaak
verlaagd aantal witte bloedcellen
2
, verlaagde
lymfestelselaandoeningen
hemoglobine
2
, verlaagd plaatjesaantal
2
Immuunsysteemaandoeningen Soms
immuunreactivatiesyndroom
2
Voedings- en
Zeer vaak
verhoogd totaal cholesterol (nuchter)
2
,
stofwisselingsstoornissen
verhoogd LDL-cholesterol (nuchter)
2
Vaak
verminderde eetlust
2
, verhoogde
triglyceriden (nuchter)
2
Psychische stoornissen
Vaak
depressie, angst, abnormale dromen,
insomnia, slaapstoornis
2
, zwaarmoedige
stemming
2
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
hoofdpijn
Vaak
duizeligheid
Soms
somnolentie, vasovagale reacties (in reactie
op injecties)
Maagdarmstelsel-
Zeer vaak
pancreasamylase verhoogd
2
aandoeningen
Vaak
nausea, braken, abdominale pijn
3
, flatulentie,
diarree, abdominaal ongemak
2
, droge mond
2
,
lipase verhoogd
2
Lever- en galaandoeningen
Soms
hepatotoxiciteit
13
Huid- en onderhuid-
aandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Soms
rash
4
myalgie
injectieplaatsreacties (pijn en ongemak,
nodule, induratie), pyrexie
5
injectieplaatsreacties (zwelling, erytheem,
pruritus, blauwe plek, warmte, hematoom),
vermoeidheid, asthenie, malaise
injectieplaatsreacties (cellulitis, abces,
anesthesie, hemorragie, huidverkleuring)
gewichtstoename
transaminase verhoogd, bilirubine in bloed
verhoogd
Onderzoeken
1
2
3
4
Vaak
Soms
5
De frequentie van de vastgestelde bijwerkingen zijn gebaseerd op alle gemelde voorvallen en zijn niet beperkt tot die
voorvallen die door de onderzoeker worden beschouwd als ‘ten minste mogelijk gerelateerd’.
Bijkomende bijwerkingen met oraal rilpivirine gezien in andere studies.
Abdominale pijn omvat de volgende gecombineerde MedDRA-voorkeurstermen: abdominale pijn, bovenbuikpijn.
Rash omvat de volgende gecombineerde MedDRA-voorkeurstermen: rash, rash erythemateus, rash gegeneraliseerd,
rash vlekkerig, rash maculo-papulair, rash morbilliform, rash papulair, rash pruritus.
Pyrexie omvat de volgende gecombineerde MedDRA-voorkeurstermen: pyrexie, het heet hebben,
lichaamstemperatuur verhoogd. De meerderheid van de gevallen van pyrexie werd binnen een week na de injecties
gemeld.
Het algehele veiligheidsprofiel in week 96 en week 124 in de FLAIR-studie kwam overeen met dat
van week 48, waarbij geen nieuwe veiligheidsbevindingen werden vastgesteld. In de verlengingsfase
van de FLAIR-studie ging het starten met een injectieschema met rilpivirine plus cabotegravir zonder
orale oplaaddosis (direct naar injectie) niet gepaard met nieuwe veiligheidsproblemen gerelateerd aan
het achterwege laten van de orale oplaadfase.
Beschrijving van enkele specifieke bijwerkingen
Lokale injectieplaatsreacties (ISR’s)
Maximaal 1% van de proefpersonen stopte met de behandeling met injecties met rilpivirine en
cabotegravir vanwege ISR’s.
Injectieplaatsreacties waren over het algemeen licht (graad 1, 70%-75% van de proefpersonen) of
matig (graad 2, 27%-36% van de proefpersonen). 3-4% van de proefpersonen had last van ernstige
(graad 3) ISR’s. De mediane duur van ISR’s was 3 dagen. Het percentage proefpersonen dat ISR’s
meldde, nam in de loop van de tijd af.
Gewichtstoename
Op het tijdpunt van week 48 waren proefpersonen in de fase III-studies FLAIR en ATLAS, die
rilpivirine plus cabotegravir ontvingen, een mediaan van 1,5 kg in gewicht aangekomen; de groep van
proefpersonen die doorgingen met hun toenmalige antiretrovirale behandelschema (current
antiretroviral regimen:
CAR) kwam mediaan 1,0 kg aan (gepoolde analyse).
In de individuele studies FLAIR en ATLAS was de mediane gewichtstoename in de armen met
rilpivirine plus cabotegravir respectievelijk 1,3 kg en 1,8 kg, tegenover 1,5 kg en 0,3 kg in de CAR-
armen.
In ATLAS-2M was de mediane gewichtstoename op het tijdpunt van week 48 zowel in de armen met
maandelijkse als in de arm met tweemaandelijkse toediening van rilpivirine+ cabotegravir 1,0 kg.
Veranderingen in laboratoriumuitslagen
Verhoogde transaminases (ALAT/ASAT) werden waargenomen bij proefpersonen die de tijdens
klinische studies rilpivirine plus cabotegravir ontvingen. Deze verhogingen werden in de eerste plaats
toegeschreven aan acute virale hepatitis. Een paar proefpersonen behandeld met oraal rilpivirine plus
14
oraal cabotegravir hadden transaminaseverhogingen die werden toegeschreven aan vermoedelijke
geneesmiddelgerelateerde hepatotoxiciteit; deze veranderingen waren reversibel na het stoppen met de
behandeling.
Kleine, niet-progressieve verhogingen van totaal bilirubine (zonder klinische geelzucht) werden
waargenomen bij behandeling met rilpivirine plus cabotegravir. Deze veranderingen worden niet
beschouwd als klinisch relevant, aangezien zij waarschijnlijk competitie tussen cabotegravir en
ongeconjugeerd bilirubine voor een gemeenschappelijke klaringsroute (UGT1A1) reflecteren.
Er werden verhoogde lipases waargenomen tijdens klinische onderzoeken met rilpivirine plus
cabotegravir. Lipaseverhogingen van graad 3 en 4 traden met rilpivirine plus cabotegravir met een
hogere incidentie op dan met CAR. Deze verhogingen waren over het algemeen asymptomatisch en
resulteerden niet in stoppen met rilpivirine plus cabotegravir. Eén geval van fatale pancreatitis met
graad 4 lipaseverhoging en verstorende factoren (waaronder een voorgeschiedenis van pancreatitis) is
gemeld in de studie ATLAS-2M. Voor dit geval kon een causale reactie met het injectieschema niet
worden uitgesloten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is momenteel beperkte ervaring met overdosering van REKAMBYS. Indien overdosering optreedt,
dient de patiënt een ondersteunende behandeling te krijgen zoals klinisch aangewezen, waarbij vitale
functies en ECG (QT-interval) zo nodig worden gevolgd. Aangezien rilpivirine sterk gebonden is aan
plasma-eiwitten, is het niet aannemelijk dat dialyse kan bijdragen tot een aanzienlijke verwijdering
van de werkzame stof.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antivirale middelen voor systemisch gebruik, niet-nucleoside
reverse-transcriptaseremmers, ATC-code: J05AG05
Werkingsmechanisme
Rilpivirine is een diarylpyrimidine-niet-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI) van hiv-1.
De activiteit van rilpivirine wordt teweeggebracht via niet-competitieve remming van hiv-1-reverse
transcriptase (RT). Rilpivirine remt de DNA polymerases α, β en γ in menselijke cellen niet.
Antivirale activiteit
in vitro
Rilpivirine vertoonde activiteit tegen laboratoriumstammen van
wild-type
hiv-1 in een acuut
geïnfecteerde T-cellijn, met een mediane EC
50
-waarde voor hiv-1/IIIB van 0,73 nM (0,27 ng/ml).
Hoewel rilpivirine
in vitro
beperkt activiteit vertoonde tegen hiv-2, met EC
50
-waarden tussen 2510 en
10830 nM (van 920 tot 3970 ng/ml), wordt behandeling van hiv-2-infectie met rilpivirine niet
aanbevolen zolang klinische gegevens hierover ontbreken.
Rilpivirine vertoonde ook antivirale activiteit tegen een brede testgroep van primaire isolaten uit de
hiv-1 groep M (subtype A, B, C, D, F, G, H), met EC
50
-waarden van 0,07 tot 1,01 nM (van 0,03 tot
0,37 ng/ml) en primaire isolaten uit groep O met EC
50
-waarden van 2,88 tot 8,45 nM (van 1,06 tot
3,10 ng/ml).
15
Resistentie
Alle beschikbare
in-vitro-
en
in-vivo-gegevens
die gegenereerd zijn met oraal rilpivirine bij voorheen
onbehandelde patiënten in aanmerking nemend, kunnen de volgende met resistentie geassocieerde
mutaties, indien aanwezig bij
baseline,
de activiteit van rilpivirine beïnvloeden: K101E, K101P,
E138A, E138G, E138K, E138R, E138Q, V179L, Y181C, Y181I, Y181V, Y188L, H221Y, F227C,
M230I, M230L, en de combinatie van L100I en K103N.
In celkweken
Rilpivirine-resistente stammen werden geselecteerd in een celkweek vanuit
wild-type
hiv-1 van
verschillende bronnen en subtypes alsook vanuit NNRTI-resistente hiv-1. De frequentst waargenomen
met resistentie geassocieerde mutaties die ontstonden, waren L100I, K101E, V108I, E138K, V179F,
Y181C, H221Y, F227C en M230I.
Patiënten met virologische suppressie
In de
gepoolde
fase III-studies ATLAS en FLAIR was het aantal proefpersonen dat voldeed aan
criteria voor bevestigd virologisch falen (confirmed
virologic failure,
CVF) laag. Er waren t/m
week 48 7 CVF’s met rilpivirine plus cabotegravir (7/591, 1,2%) en 7 CVF’s met het actuele antivirale
behandelschema (7/591, 1,2%). In de groep rilpivirine plus cabotegravir in de
gepoolde
analyse
vertoonden 5/591 (0,8%) proefpersonen ontwikkeling van resistentie: respectievelijk 5/591 (0,8%) en
4/591 (0,7%) met mutaties geassocieerd met resistentie tegen rilpivirine (K101E [n=1], E138A/E/K/T
[n=1], E138A [n=1] of E138K [n=2]) en/of cabotegravir (G140R [n=1], Q148R [n=2] of N155H
[n=1]). De 4 CVF’s met cabotegravir plus rilpivirine in FLAIR hadden hiv-1-subtype A1 (n=3) of AG
(n=1). Eén CVF in FLAIR heeft nooit een injectie toegediend gekregen. De 3 CVF’s met cabotegravir
plus rilpivirine in ATLAS hadden hiv-1-subtype A, A1 of AG. Bij 2 van deze 3 CVF’s waren de met
rilpivirineresistentie geassocieerde mutaties die bij falen werden waargenomen, ook waargenomen bij
baseline
in PBMC hiv-1-DNA.
In de studie ATLAS-2M voldeden t/m week 48 10 proefpersonen aan de criteria voor CVF: 8/522
(1,5%) in de Q8W-arm en 2/523 (0,4%) in de Q4W-arm. In de Q8W-groep vertoonden 5/522 (1,0%)
ontwikkeling van resistentie: respectievelijk 4/522 (0,8%) en 5/522 (1,0%) met mutaties geassocieerd
met resistentie tegen rilpivirine (E138A [n=1], E138K [n=1], K101E [n=2] of Y188L [n=1]) en/of
cabotegravir (Q148R [n=3] of N155H [n=4]). In de Q4W-group vertoonden 2/523 (0,4%)
ontwikkeling van resistentie: respectievelijk 1/523 (0,2%) en 2/523 (0,4%) hadden mutaties
geassocieerd met resistentie tegen rilpivirine (K101E [n=1], M230L [n=1]) en/of cabotegravir (E138K
[n=1], Q148R [n=1] of N155H [n=1]). In de Q8W-arm hadden bij
baseline
5 proefpersonen met
rilpivirineresistentie geassocieerde mutaties en 1 van deze proefpersonen had een mutatie geassocieerd
met een cabotegravirresistentie. Geen enkele proefpersoon in de Q4W-arm had bij
baseline
een
mutatie geassocieerd met resistentie tegen rilpivirine of cabotegravir. De 10 CVF’s met cabotegravir
plus rilpivirine in ATLAS-2M hadden hiv-1-subtype A (n=1), A1 (n=2), B (n=4), C (n=2) of Complex
(n=1).
Kruisresistentie
Site-gericht NNRTI mutant virus
In een testgroep van 67 hiv-1-recombinante laboratoriumstammen met één mutatie op RT-posities
geassocieerd met NNRTI-resistentie, waaronder de vaakst gevonden K103N en Y181C, vertoonde
rilpivirine antivirale activiteit tegen 64 (96%) van deze stammen. De enkelvoudige met resistentie
geassocieerde mutaties die gepaard gingen met verlies van gevoeligheid voor rilpivirine waren:
K101P, Y181I en Y181V. De K103N-mutatie leidde zelf niet tot verlaagde gevoeligheid voor
rilpivirine, maar de combinatie van K103N en L100I resulteerde in een 7-voudig verminderde
gevoeligheid voor rilpivirine.
Recombinante klinische isolaten
Rilpivirine behield antivirale activiteit (fold
change
biological cut-off)
bij 62% van
4786 hiv-1-recombinante klinische isolaten die resistent waren tegen efavirenz en/of nevirapine.
16
Patiënten met virologische suppressie
In de week 48-analyse van de fase III-studies ATLAS en FLAIR hadden 5/7 CVF’s bij falen
fenotypische resistentie tegen rilpivirine. Onder deze 5 patiënten werd fenotypische kruisresistentie
waargenomen tegen efavirenz (n=4), etravirine (n=3) en nevirapine (n=4).
Effecten op het elektrocardiogram
In een gerandomiseerde crossoverstudie met placebocontrole en werkzame controle (moxifloxacine
400 mg eenmaal daags) bij 60 gezonde volwassenen, met 13 metingen gedurende 24 uur bij
steady
state
werd geen effect op het QTcF-interval aangetoond voor oraal rilpivirine in de aanbevolen dosis
van 25 mg eenmaal daags. Na injecties met REKAMBYS zijn de rilpivirineconcentraties in plasma
vergelijkbaar met die verkregen met oraal rilpivirine in een dosis van 25 mg eenmaal daags.
REKAMBYS is in de aanbevolen dosering van 600 mg maandelijks of 900 mg elke 2 maanden niet in
verband gebracht met een klinisch relevant effect op de QTc-tijd.
Bij onderzoek van supratherapeutische doseringen van oraal rilpivirine van 75 mg eenmaal daags en
300 mg eenmaal daags bij gezonde volwassenen, waren de gemiddelde maximale verschillen in het
QTcF-interval op corresponderende tijdstippen (tussen haakjes de bovengrens van het
95%-betrouwbaarheidsinterval) ten opzichte van placebo na correctie voor de
baseline-waarde
respectievelijk 10,7 (15,3) en 23,3 (28,4) ms. Bij
steady state
resulteerde orale toediening van
rilpivirine 75 mg eenmaal daags en 300 mg eenmaal daags in een gemiddelde C
max
die respectievelijk
ongeveer het 4,4- en 11,6-voudige was van de gemiddelde
steady state
C
max
die werd waargenomen
met de aanbevolen REKAMBYS-dosering van 600 mg eenmaal per maand. Bij
steady state
resulteerde orale toediening van rilpivirine 75 mg eenmaal daags en 300 mg eenmaal daags in een
gemiddelde C
max
die respectievelijk ongeveer het 4,1- en 10,7-voudige was van de gemiddelde
steady
state
C
max
die werd waargenomen met de aanbevolen REKAMBYS-dosering van 900 mg elke
2 maanden.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Toediening eenmaal per maand
De werkzaamheid van een injectie met REKAMBYS plus cabotegravir is geëvalueerd in twee
gerandomiseerde, multicentrische, open-label-, non-inferioriteits-fase III-studies met werkzame
controle en parallelle armen: FLAIR (201584) en ATLAS (201585). De primaire analyse werd
uitgevoerd nadat alle proefpersonen hun week 48-visite hadden gehad of voortijdig met de studie
waren gestopt.
Patiënten met virologische suppressie (eerder gedurende 20 weken op een behandelschema op basis
van dolutegravir)
In FLAIR ontvingen 629 met hiv-1 geïnfecteerde proefpersonen die geen eerdere antiretrovirale
behandeling (ART) hadden gehad, gedurende 20 weken een behandelschema met de
integrase strand
transfer inhibitor
(INI) dolutegravir (ofwel dolutegravir/abacavir/lamivudine ofwel dolutegravir +
2 andere nucleoside reverse-transcriptaseremmers indien de proefpersonen HLA-B*5701-positief
waren). Proefpersonen met virologische suppressie (< 50 hiv-1-RNA-kopieën per ml, n=566) werden
vervolgens gerandomiseerd (1:1) naar ofwel een schema van rilpivirine plus cabotegravir ofwel naar
voortzetting van hun CAR. Proefpersonen gerandomiseerd naar het schema met rilpivirine plus
cabotegravir begonnen de behandeling met een orale oplaaddosering met een tablet cabotegravir
(30 mg) plus een tablet rilpivirine (25 mg) eenmaal daags gedurende minimaal 4 weken, gevolgd door
behandeling met cabotegravir-injectie (maand 1: 600 mg, vanaf maand 2: 400 mg injectie) plus een
rilpivirine-injectie (maand 1: 900 mg injectie, vanaf maand 2: 600 mg injectie), maandelijks,
gedurende maximaal 96 weken.
Patiënten met virologische suppressie (met eerdere ART gedurende minstens 6 maanden stabiel)
In ATLAS werden 616 met hiv-1 geïnfecteerde proefpersonen, die eerder waren behandeld met ART
en bij wie het virus onderdrukt was (minimaal 6 maanden) (< 50 hiv-1-RNA-kopieën per ml)
gerandomiseerd (1:1) naar ofwel een behandelschema met rilpivirine plus cabotegravir of voortzetting
17
van hun CAR. Proefpersonen gerandomiseerd naar het schema met rilpivirine plus cabotegravir
begonnen de behandeling met een orale oplaaddosering met een tablet cabotegravir (30 mg) plus een
tablet rilpivirine (25 mg) eenmaal daags gedurende minimaal 4 weken, gevolgd door behandeling met
cabotegravir-injectie (maand 1: 600 mg, vanaf maand 2: 400 mg injectie) plus een rilpivirine-injectie
(maand 1: 900 mg injectie, vanaf maand 2: 600 mg injectie), maandelijks, gedurende nog 44 extra
weken. In ATLAS ontvingen respectievelijk 50%, 17%, en 33% van de proefpersonen bij
baseline
vóór de randomisatie een NNRTI, PI of INI als hun derde behandelmedicatieklasse; dit was in beide
behandelarmen gelijk.
Gepoolde
fase III-studies
Bij
baseline
was de mediane leeftijd van de proefpersonen in de
gepoolde
analyse in de arm met
rilpivirine plus cabotegravir 38 jaar, 27% was vrouw, 27% was niet-wit, 1% was ≥ 65 jaar en 7% had
minder dan 350 CD4+-cellen per mm
3
; deze kenmerken waren in beide behandelarmen gelijk.
Het primaire eindpunt van beide studies was het deel van de proefpersonen met ≥ 50 hiv-1-RNA-
kopieën/ml plasma in week 48 (snapshot-algoritme voor de ITT-E-populatie).
In een
gepoolde
analyse van de twee fase III-studies was rilpivirine plus cabotegravir niet-inferieur
aan CAR wat betreft het deel van de proefpersonen met ≥ 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma
(respectievelijk 1,9% en 1,7%) in week 48. Het gecorrigeerde behandelverschil tussen rilpivirine plus
cabotegravir en CAR (0,2; 95%-BI: -1,4, 1,7) voldeed aan het criterium voor non-inferioriteit
(bovengrens van de 95%-BI onder 4%) [zie tabel 8].
Het primaire eindpunt en andere resultaten van week 48, waaronder resultaten uitgesplitst voor de
belangrijkste factoren bij
baseline,
voor FLAIR, ATLAS en
gepoolde
data zijn weergegeven in tabel 8
en tabel 9.
Tabel 8
Virologische resultaten van gerandomiseerde behandeling in FLAIR en
ATLAS in week 48 (snapshot-analyse)
FLAIR
RPV+
CAB
N=283
hiv-1-RNA
≥ 50 kopieën/ml
% behandelverschil
(95%-BI)*
hiv-1-RNA
< 50 kopieën/ml
% behandelverschil
(95%-BI)*
Window
voor ‘geen
virologische
gegevens in
week 48’
Redenen
Gestopt met de
studie of
studiemedicatie
vanwege
bijwerking of
overlijden
Gestopt met de
studie of
studiemedicatie
vanwege andere
redenen
6 (2,1)
CAR
N=283
7 (2,5)
ATLAS
RPV+
CAB
CAR
N=308
N=308
5 (1,6)
3 (1,0)
Gepoolde
data
RPV+ CAB
N=591
11 (1,9)
CAR
N=591
10 (1,7)
-0,4 (-2,8, 2,1)
265 (93,6)
264 (93,3)
0,7 (-1,2, 2,5)
285 (92,5)
294 (95,5)
0,2 (-1,4, 1,7)
550 (93,1)
558 (94,4)
0,4 (-3,7, 4,5)
-3,0 (-6,7, 0,7)
-1,4 (-4,1, 1,4)
12 (4,2)
12 (4,2)
18 (5,8)
11 (3,6)
30 (5,1)
23 (3,9)
8 (2,8)
2 (0,7)
11 (3,6)
5 (1,6)
19 (3,2)
7 (1,2)
4 (1,4)
10 (3,5)
7 (2,3)
6 (1,9)
11 (1,9)
16 (2,7)
18
Missing data
tijdens dit
window
maar
nog wel in de
studie
*
0
0
0
0
0
0
Gecorrigeerd voor stratificatiefactoren bij
baseline.
Omvat proefpersonen die stopten wegens gebrek aan werkzaamheid, gestopt zonder suppressie.
N = aantal proefpersonen in elke behandelgroep, BI = betrouwbaarheidsinterval, CAR =
current antiretroviral regimen,
RPV = rilpivirine, CAB = cabotegravir.
Tabel 9
Percentage proefpersonen met ≥ 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma in week 48
uitgesplitst naar de belangrijkste factoren bij
baseline
(snapshot-resultaten)
Gepoolde
data van FLAIR en ATLAS
RPV+CAB
CAR
Factoren op
baseline
N=591
N=591
n/N (%)
n/N (%)
Baseline
CD4+
< 350
0/42
2/54 (3,7)
(aantal cellen/mm
3
)
≥ 350 tot < 500
5/120 (4,2)
0/117
≥ 500
6/429 (1,4)
8/420 (1,9)
Geslacht
Man
6/429 (1,4)
9/423 (2,1)
Vrouw
5/162 (3,1)
1/168 (0,6)
Ras
Blank
9/430 (2,1)
7/408 (1,7)
Zwart Afrikaans/
2/109 (1,8)
3/133 (2,3)
Amerikaans
Aziatisch/Overig
0/52
0/48
2
BMI
< 30 kg/m
6/491 (1,2)
8/488 (1,6)
≥ 30 kg/m
2
5/100 (5,0)
2/103 (1,9)
Leeftijd (jaar)
< 50
9/492 (1,8)
8/466 (1,7)
≥ 50
2/99 (2,0)
2/125 (1,6)
Baseline
antivirale
PI
1/51 (2,0)
0/54
therapie bij randomisatie
INI
6/385 (1,6)
9/382 (2,4)
NNRTI
4/155 (2,6)
1/155 (0,6)
BMI =
body mass index,
PI =
Protease inhibitor,
INI =
integrase inhibitor,
NNRTI =
non-nucleoside reverse transcriptase
inhibitor,
RPV = rilpivirine, CAB = cabotegravir, CAR =
current antiretroviral regimen
In de studies FLAIR en ATLAS waren behandelverschillen uitgesplitst naar
baseline-kenmerken
(aantal CD4+-cellen, geslacht, leeftijd, ras, BMI, klasse van het derde behandelmiddel bij
baseline)
vergelijkbaar.
Week 96 FLAIR
In de FLAIR-studie bleven de resultaten na 96 weken consistent met de resultaten na 48 weken. Het
percentage proefpersonen met ≥ 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma in de groep met rilpivirine plus
cabotegravir (n=283) en de CAR-groep (n=283) was respectievelijk 3,2% en 3,2% (gecorrigeerd
behandelverschil tussen REKAMBYS plus cabotegravir en CAR [0,0; 95%-BI: -2,9, 2,9]). Het
percentage proefpersonen met < 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma in was 87% in de groep
REKAMBYS plus cabotegravir en 98% in de CAR-groep (gecorrigeerd behandelverschil tussen
REKAMBYS plus cabotegravir en CAR [-2,8; 95%-BI: -8,2, 2,5]).
Week 124 FLAIR Direct naar injectie versus orale oplaaddosis
In de FLAIR-studie werden in week 124 de veiligheid en werkzaamheid beoordeeld voor patiënten die
in aanmerking kwamen om in week 100 in de extensiefase over te stappen van
abacavir/dolutegravir/lamivudine op rilpivirine plus cabotegravir. Proefpersonen kregen de
mogelijkheid om over te schakelen met of zonder een orale oplaadfase. Hierdoor ontstonden een groep
met orale oplaaddosis en een ‘direct naar injectie’-groep.
19
In week 124 had 1 van de 121 proefpersonen in de groep met orale oplaaddosis (0,8%) ≥ 50 hiv-1-
RNA-kopieën/ml plasma en 1 van de 111 (0,9%) in de ‘direct naar injectie’-groep. De percentages
virologische suppressie (hiv-1-RNA <50 c/ml) waren vergelijkbaar in de groep met orale oplaaddosis
(113/121 [93,4%]) en de ‘direct naar injectie’-groep (110/111 [99,1%]).
Toediening elke 2 maanden
Patiënten met virologische suppressie (met eerdere ART gedurende minstens 6 maanden stabiel)
De werkzaamheid en veiligheid van rilpivirine-injectie elke 2 maanden gegeven, zijn geëvalueerd in
één gerandomiseerde, multicentrische, open-label-, non-inferioriteits-fase IIIb-studie met parallelle
armen, ATLAS-2M (207966). De primaire analyse werd uitgevoerd nadat alle proefpersonen hun
week 48-visite hadden gehad of voortijdig met de studie waren gestopt.
In ATLAS-2M werden 1045 met hiv-1 geïnfecteerde proefpersonen die eerder waren behandeld met
antiretrovirale behandeling (ART) en bij wie het virus was onderdrukt, gerandomiseerd (1:1) naar een
schema van injecties met rilpivirine plus cabotegravir elke 2 maanden ofwel maandelijks toegediend.
Proefpersonen die eerder geen cabotegravir/rilpivirine behandeling hadden gehad, ontvingen een orale
oplaadbehandeling met één tablet rilpivirine (25 mg) plus één tablet cabotegravir (30 mg) dagelijks
gedurende minimaal 4 weken. Proefpersonen gerandomiseerd naar maandelijkse rilpivirine-injecties
(maand 1: 900 mg injectie, vanaf maand 2: 600 mg injectie) en cabotegravir-injecties (maand 1:
600 mg injectie, vanaf maand 2: 400 mg injectie toegediend) ontvingen nog 44 extra weken
behandeling. Proefpersonen gerandomiseerd naar toediening elke 2 maanden van rilpivirine-injecties
(900 mg injectie in de maanden 1, 2, 4 en vervolgens elke 2 maanden) en cabotegravir-injecties
(600 mg injectie in de maanden 1, 2, 4 en vervolgens elke 2 maanden) ontvingen nog 44 weken extra
behandeling. Vóór de randomisatie ontvingen 63%, 13% en 24% van de proefpersonen rilpivirine plus
cabotegravir respectievelijk gedurende 0 weken, 1 tot 24 weken en > 24 weken.
Bij
baseline
was de mediane leeftijd van de proefpersonen 42 jaar, 27% was vrouw, 27% was niet-wit,
4% was ≥ 65 jaar, en 6% had minder dan 350 CD4+-cellen per mm
3
; deze kenmerken waren in beide
behandelarmen gelijk.
Het primaire eindpunt in ATLAS-2M was het deel van de proefpersonen met ≥ 50 hiv-1-RNA-
kopieën/ml plasma in week 48 (snapshot-algoritme voor de ITT-E-populatie).
In ATLAS-2M was rilpivirine plus cabotegravir elke 2 maanden toegediend niet-inferieur ten opzichte
van cabotegravir en rilpivirine elke maand toegediend voor wat betreft het deel van de proefpersonen
met ≥ 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma (respectievelijk 1,7% en 1,0%) in week 48. Het gecorrigeerde
behandelverschil tussen cabotegravir plus rilpivirine toegediend elke 2 maanden en elke maand (0,8;
95%-BI: -0,6, 2,2) voldeed aan de criteria voor non-inferioriteit (bovengrens van de 95%-BI onder
4%).
Tabel 10
Virologische resultaten van gerandomiseerde behandeling in ATLAS-2M na
48 weken (snapshot-analyse)
Toediening elke 2 maanden
Maandelijkse toediening
(Q8W)
(Q4W)
N=522 (%)
N=523 (%)
hiv-1-RNA ≥ 50 kopieën/ml
9 (1,7)
5 (1,0)
% behandelverschil (95%-BI)*
0,8 (-0,6, 2,2)
hiv-1 RNA < 50 kopieën/ml
492 (94,3)
489 (93,5)
% behandelverschil (95%-BI)*
0,8 (-2,1, 3,7)
Geen virologische data in het
21 (4,0)
29 (5,5)
window
van week 48
Redenen:
Gestopt met de studie
9 (1,7)
13 (2,5)
vanwege bijwerking of
overlijden
20
Gestopt met de studie om
andere redenen
Nog in de studie, maar
missing data
in
window
12 (2,3)
0
16 (3,1)
0
* Gecorrigeerd voor stratificatiefactoren bij
baseline.
† Omvat proefpersonen die stopten wegens gebrek aan werkzaamheid, gestopt zonder suppressie.
N = aantal proefpersonen in elke behandelgroep, BI = betrouwbaarheidsinterval, CAR =
current antiretroviral regimen.
Deel van de proefpersonen met ≥ 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma in ATLAS-
2M naar de belangrijkste factoren bij
baseline
(snapshot-resultaten).
Factoren bij
baseline
Aantal met ≥ 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml/
totaal beoordeeld (%)
Toediening elke
Maandelijkse
2 maanden (Q8W)
toediening (Q4W)
Aantal CD4+-
< 350
1/35 (2,9)
1/27 (3,7)
cellen bij
baseline
350 tot < 500
1/96 (1,0)
0/89
3
(aantal cellen/mm )
≥ 500
7/391 (1,8)
4/407 (1,0)
Geslacht
Man
4/385 (1,0)
5/380 (1,3)
Vrouw
5/137 (3,5)
0/143
Ras
Blank
5/370 (1,4)
5/393 (1,3)
Niet blank
4/152 (2,6)
0/130
Zwart/Afro-
4/101 (4,0)
0/ 90
Amerikaans
Niet zwart/
5/421 (1,2)
5/421 (1,2)
Niet Afro-Amerikaans
BMI
< 30 kg/m
2
3/409 (0,7)
3/425 (0,7)
2
≥ 30 kg/m
6/113 (5,3)
2/98 (2,0)
Leeftijd (jaar)
< 35
4/137 (2,9)
1/145 (0,7)
35 tot < 50
3/242 (1,2)
2/239 (0,8)
≥ 50
2/143 (1,4)
2/139 (1,4)
Eerdere
Geen
5/327 (1,5)
5/327 (1,5)
blootstelling aan
1-24 weken
3/69 (4,3)
0/68
CAB/RPV
> 24 weken
1/126 (0,8)
0/128
BMI =
body mass index,
CAB = cabotegravir, RPV = rilpivirine
Tabel 11
In de ATLAS-2M-studie waren de behandelverschillen op het primaire eindpunt tussen
baseline-
kenmerken (aantal CD4+-lymfocyten, geslacht, ras, BMI, leeftijd en eerdere blootstelling aan
cabotegravir/rilpivirine) klinisch niet van belang.
Post-hoc-analyse
Multivariabele analyses van
gepoolde
fase III-studies (ATLAS, FLAIR, ATLAS-2M), die gegevens
bevatten van 1039 met hiv geïnfecteerde volwassenen zonder eerdere blootstelling aan rilpivirine plus
cabotegravir, onderzochten de invloed van de volgende covariabelen: kenmerken van virus en
deelnemer bij
baseline,
toedieningsschema (Q4W of Q8W), en de geneesmiddelconcentraties in het
plasma na
baseline
van patiënten met CVF, met behulp van een regressiemodel met een procedure
voor selectie van de covariabele. T/m week 48 in deze studies hadden 13 van de 1039 deelnemers
(1,25%) CVF terwijl ze rilpivirine plus cabotegravir ontvingen.
Vier covariabelen waren significant geassocieerd met een verhoogd risico op CVF (P < 0,05 voor elke
gecorrigeerde odds ratio): met rilpivirineresistentie geassocieerde mutaties (RAM’s) bij
baseline
vastgesteld met een assay voor een proviraal DNA genotype, hiv-1-subtype A6/A1 (geassocieerd met
integrase-L74I-polymorfisme), dalconcentratie rilpivirine 4 weken na toediening van de initiële
injectie, een BMI van minimaal 30 kg/m
2
(geassocieerd met farmacokinetiek van cabotegravir).
Andere covariabelen waaronder toediening Q4W of Q8W, vrouwelijk geslacht of andere virus-
subtypes (non-A6/A1) hadden geen significante associatie met CVF. Geen enkele
baseline-factor,
indien afzonderlijk aanwezig, was voorspellend voor virologisch falen. Een combinatie van minimaal
21
2 van de volgende
baseline-factoren
ging echter gepaard met verhoogd risico op CVF: met
rilpivirineresistentie geassocieerde mutaties, hiv-1-subtype A6/A1, of een BMI ≥ 30 kg/m
2
(Tabel 12).
Tabel 12
Resultaten in week 48 naar aanwezigheid van de belangrijkste
baseline-
factoren van met rilpivirineresistentie geassocieerde mutaties, hiv-1-subtype
A6/A1
1
en BMI ≥ 30 kg/m
2
Bevestigd virologisch falen
Baseline-factoren
(aantal)
Virologische successen
2
(%)
3
0
694/732 (94,8)
3/732 (0,41)
1
261/272 (96,0)
1/272 (0,37)
4
≥2
25/35 (71,4)
9/35 (25,7)
5
TOTAAL
980/1039 (94,3)
13/1039 (1,25)
(95%-
(92,74%, 95,65%)
(0,67%, 2,13%)
betrouwbaarheidsinterval)
Indeling in hiv-1-subtype A1 of A6 op basis van Los Alamos National Library panel uit de hiv-sequentie database
(juni 2020)
Op basis van het FDA Snapshot algoritme van <50 RNA-kopieën/ml.
Gedefinieerd als twee achtereenvolgende metingen van ≥200 hiv- RNA-kopieën/ml.
Positieve voorspellende waarde (PPV) <1%; Negatieve Voorspellende waarde (NPV) 98%; sensitiviteit 8%;
specificiteit 74%
PPV 26%; NPV 99,6%; sensitiviteit 69%; specificiteit 97,5%
1
2
3
4
5
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met REKAMBYS-injectie in een of meerdere subgroepen
van pediatrische patiënten met hiv-1-infectie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetische eigenschappen van REKAMBYS zijn onderzocht bij gezonde volwassenen en
volwassenen met een hiv-1-infectie.
Populatiefarmacokinetische parameters na eenmaal daags oraal rilpivirine en na
intramusculaire injecties met REKAMBYS - eerst de initiatie, gevolgd door
maandelijks of elke twee maanden
Geometrisch gemiddelde (5
de
; 95
ste
percentiel)
Doseringsfase
Doseringsschema
AUC
(0-tau)b
C
max
C
taub
(ng•h/ml)
(ng/ml)
(ng/ml)
25 mg
2.083
116
79,4
Orale oplaaddosis
c
eenmaal daags
(1.125; 3.748)
(48,6; 244)
(31,8; 177)
900 mg i.m.
44.842
144
41,9
Initiële injectie
a,d
initiële dosis
(21.712; 87.575)
(93,9; 221)
(21,7; 78,9)
68.324
Maandelijkse
600 mg i.m.
(39.042;
121
85,8
injectie
a,e
maandelijks
118.111)
(68,1; 210)
(49,6; 147)
132.450
Tweemaandelijkse
900 mg i.m.
(76.638;
138
68,9
injectie
a,e
elke 2 maanden
211.783)
(80,6; 228)
(38,0; 119)
Tabel 13
22
a
b
c
d
e
Gebaseerd op individuele
post-hoc
schattingen op basis van een populatiefarmacokinetisch model voor rilpivirine i.m.
(gepoolde data FLAIR, ATLAS en ATLAS-2M).
tau is het doseringsinterval: 24 uur voor oraal; 1 of 2 maanden voor respectievelijk maandelijkse of tweemaandelijkse
i.m. injecties.
Voor oraal rilpivirine geeft C
tau
de waargenomen
gepoolde
data weer van FLAIR, ATLAS en ATLAS-2M; AUC
(0-tau)
en C
max
geven farmacokinetische data weer uit de fase III-studies met oraal rilpivirine.
Bij toediening met orale oplaaddosis geeft de C
max
van de initiële injectie vooral de orale toediening weer omdat de
initiële injectie werd toegediend op dezelfde dag als de laatste orale dosis. Bij toediening zonder orale oplaaddosis
(direct naar injectie, n=110) was het waargenomen geometrische gemiddelde (5
de
, 95
ste
percentiel) van de C
max
voor
rilpivirine (1 week na de initiële injectie) 68,0 ng/ml (27,5; 220) en was de C
tau
48,9 ng/ml (17,7; 138).
Gegevens van week 48.
Absorptie
Rilpivirine injectie met verlengde afgifte vertoont een kinetiek die wordt beperkt door de
absorptiesnelheid (d.w.z. flip-flop farmacokinetiek). Dit komt voort uit de langzame absorptie uit de
gluteusspier in de systemische circulatie en leidt tot lang aanhoudende plasmaconcentraties van
rilpivirine.
Na een eenmalige intramusculaire dosis zijn rilpivirineplasmaconcentraties de eerste dag detecteerbaar
en nemen geleidelijk toe om na een mediaan van 3-4 dagen de maximum plasmaconcentraties te
bereiken. Na toediening van een eenmalige dosis van REKAMBYS is rilpivirine tot 52 weken of
langer in plasma gedetecteerd. Na 1 jaar met injecties eenmaal per maand of elke 2 maanden wordt
ongeveer 80% van de farmacokinetische
steady-state
blootstelling aan rilpivirine bereikt.
Na een eenmalige en herhaalde i.m. injecties van doses variërend van 300 tot 1200 mg neemt de
plasmablootstelling aan rilpivirine toe in verhouding - of iets minder dan in verhouding - tot de dosis.
Distributie
Rilpivirine bindt
in vitro
voor ongeveer 99,7% aan plasma-eiwitten, hoofdzakelijk aan albumine. Op
basis van populatiefarmacokinetische analyse werd het typische schijnbare verdelingsvolume van het
centrale compartiment (Vc/F) voor rilpivirine na i.m. toediening geschat op 132 liter, hetgeen een
matige verdeling naar perifere weefsels weergeeft.
Rilpivirine is aanwezig in cerebrospinale vloeistof (CSF). Bij proefpersonen met een hiv-1-infectie die
een schema krijgen met rilpivirine-injectie plus cabotegravir-injectie, was de mediane verhouding
rilpivirine CSF t.o.v. plasma (n=16) 1,07 tot 1,32% (spreiding: niet kwantificeerbaar tot 1,69%).
Consistent met therapeutische concentraties rilpivirine in de CSF, bevatte CSF bij 100% van de
proefpersonen (n=16) < 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml en bij 15/16 (94%) < 2 kopieën/ml. Op hetzelfde
tijdpunt bevatte plasma bij 100% van de proefpersonen (n=18) < 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml en bij
12/18 (66,7%) < 2 kopieën/ml.
Biotransformatie
In-vitro-experimenten
wijzen erop dat rilpivirine hoofdzakelijk een oxidatieve metabolisering
ondergaat door het cytochroom P450 (CYP)3A-systeem.
Eliminatie
De gemiddelde schijnbare halfwaardetijd van rilpivirine na toediening van REKAMBYS wordt
beperkt door de absorptiesnelheid en werd geschat op 13-28 weken.
De schijnbare plasmaklaring (CL/F) van rilpivirine werd geschat op 5,08 liter per uur.
Na een eenmalige orale toediening van
14
C-rilpivirine kon gemiddeld 85% van de radioactiviteit in de
feces worden teruggevonden en 6,1% in de urine. In de feces was onveranderd rilpivirine
23
verantwoordelijk voor gemiddeld 25% van de toegediende dosis. In de urine werden slechts sporen
van onveranderd rilpivirine (< 1% van de dosis) gedetecteerd.
Speciale patiëntenpopulaties
Geslacht
Tussen mannen en vrouwen zijn geen klinisch relevante verschillen waargenomen in de blootstelling
aan rilpivirine na intramusculaire (i.m.) toediening.
Ras
Van ras is geen klinisch relevant effect waargenomen op de blootstelling aan rilpivirine na
intramusculaire toediening.
BMI
Van de BMI is geen klinisch relevant effect waargenomen op de blootstelling aan rilpivirine na
intramusculaire toediening.
Ouderen
Van de leeftijd is geen klinisch relevant effect waargenomen op de blootstelling aan rilpivirine na
intramusculaire toediening. Er zijn slechts beperkt farmacokinetische gegevens voor rilpivirine bij
proefpersonen ouder dan 65 jaar.
Nierinsufficiëntie
De farmacokinetische eigenschappen van rilpivirine zijn niet onderzocht bij patiënten met
nierinsufficiëntie. De renale eliminatie van rilpivirine is verwaarloosbaar. Er is geen dosisaanpassing
nodig bij patiënten met lichte of matige nierinsufficiëntie. Bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie
of een terminale nierziekte dient REKAMBYS voorzichtig te worden gebruikt aangezien de
plasmaconcentraties verhoogd kunnen zijn door verandering van de absorptie, distributie en/of
metabolisatie van het geneesmiddel, secundair aan de nierdisfunctie. Bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie of met een terminale nierziekte mag de combinatie van REKAMBYS met een sterke
remmer van CYP3A alleen worden gebruikt als de voordelen opwegen tegen de risico’s. Aangezien
rilpivirine sterk aan plasma-eiwitten bindt, is het onwaarschijnlijk dat het in belangrijke mate door
hemodialyse of peritoneale dialyse geëlimineerd zal worden (zie rubriek 4.2).
Leverinsufficiëntie
Rilpivirine wordt voornamelijk in de lever gemetaboliseerd en geëlimineerd. In een vergelijkende
studie werden 8 patiënten met lichte leverinsufficiëntie (Child-Pugh score A) vergeleken met
8 overeenkomstige controles, en 8 patiënten met een matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh score B)
werden vergeleken met 8 overeenkomstige controles. De blootstelling aan rilpivirine bij herhaalde
inname was bij patiënten met lichte leverinsufficiëntie 47% hoger en bij patiënten met een matige
leverinsufficiëntie 5% hoger. Het kan echter niet worden uitgesloten dat blootstelling aan het
farmacologisch werkzame, ongebonden rilpivirine bij matige leverinsufficiëntie significant verhoogd
is. Er wordt geen dosisaanpassing voorgesteld, maar bij patiënten met matige leverinsufficiëntie wordt
voorzichtigheid aanbevolen. REKAMBYS is niet onderzocht bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie (Child-Pugh score C). Daarom wordt REKAMBYS niet aanbevolen bij patiënten
met ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2).
Co-infectie met het hepatitis B- en/of hepatitis C-virus
Een populatiefarmacokinetische analyse gaf aan dat een gelijktijdige infectie met het hepatitis B- en/of
C-virus geen klinisch relevant effect had op de blootstelling aan rilpivirine na orale inname van
rilpivirine.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van rilpivirine bij kinderen en adolescenten met een leeftijd < 18 jaar is met
REKAMBYS niet vastgesteld.
24
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Alle studies werden uitgevoerd met rilpivirine voor oraal gebruik, met uitzondering van studies naar
lokale verdraagbaarheid van REKAMBYS-injecties.
Toxiciteit bij herhaalde dosering
Bij knaagdieren werd levertoxiciteit geassocieerd met leverenzyminductie waargenomen. Bij honden
werden cholestase-achtige effecten opgemerkt.
Reproductietoxicologische studies
Dieronderzoeken hebben geen bewijs laten zien van relevante embryonale of foetale toxiciteit of van
een effect op de reproductieve functie. Er was geen teratogeen effect van rilpivirine bij ratten en
konijnen. De blootstellingen bij de
No Observed Adverse Effects Levels (NOAEL’s)
voor embryo’s en
foetussen waren bij ratten en konijnen respectievelijk ≥ 12 keer en ≥ 57 keer zo hoog als de
blootstelling bij de mens in de maximale aanbevolen dosis van 25 mg eenmaal daags bij patiënten met
een hiv-1-infectie of 600 mg of 900 mg via een intramusculaire injectie met de rilpivirine lang
werkzame injecteerbare suspensie.
Carcinogenese en mutagenese
De carcinogeniteit van oraal rilpivirine werd geëvalueerd door toediening via een maagsonde aan
muizen en ratten tot 104 weken. In de laagste onderzochte dosis in de carcinogeniteitsstudies was de
systemische blootstelling aan rilpivirine (op basis van de AUC) ≥ 17 maal zo hoog (bij muizen) en ≥ 2
zo hoog (bij ratten) als de blootstelling bij de mens in de maximaal aanbevolen dosering van 25 mg
eenmaal daags bij patiënten met een hiv-1-infectie of 600 mg of 900 mg via een intramusculaire
injectie met de rilpivirine lang werkzame injecteerbare suspensie. Bij ratten waren er geen
geneesmiddelgerelateerde neoplasmata. Bij muizen was rilpivirine positief voor hepatocellulaire
neoplasmata, zowel bij mannelijke als vrouwelijke muizen. De waargenomen hepatocellulaire
bevindingen zouden specifiek kunnen zijn voor knaagdieren.
De resultaten van rilpivirine waren negatief in afwezigheid en aanwezigheid van een metabool
activatiesysteem in de
in vitro Ames reverse mutation assay
en in de
in vitro clastogenicity mouse
lymphoma assay.
Rilpivirine induceerde geen chromosoombeschadiging in de
in vivo
micronucleus
test bij muizen.
Lokale verdraagbaarheid van REKAMBYS
Na langdurige herhaalde intramusculaire toediening van REKAMBYS aan honden en minivarkens
werd een licht, kortdurend (d.w.z. 1-4 dagen bij minivarkens) erytheem waargenomen, en werden bij
necropsie witte deposities op de injectieplaats gezien, vergezeld van zwelling en verkleuring van de
drainerende lymfeklieren. Microscopisch onderzoek toonde infiltratie met macrofagen en eosinofiele
deposities op de injectieplaatsen aan. Een reactie met macrofageninfiltratie werd ook opgemerkt in de
drainerende/regionale lymfeklieren. Deze bevindingen werden eerder beschouwd als een reactie op het
gedeponeerde materiaal dan als manifestatie van lokale irritatie.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
poloxameer 338
citroenzuurmonohydraat
glucosemonohydraat
natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat
natriumhydroxide (voor pH-aanpassing en het verzekeren van isotoniciteit)
25
water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen of verdunningsmiddelen.
6.3
3 jaar
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond gedurende 6 uur bij 25C.
Als de suspensie eenmaal in de spuit is opgetrokken, dient de injectie zo snel mogelijk te worden
toegediend, maar kan tot maximaal 2 uur in de spuit blijven. Als er 2 uur zijn verstreken, moeten het
geneesmiddel, de spuit en de naald worden weggegooid.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
Voor toediening dient de injectieflacon op kamertemperatuur te worden gebracht (niet hoger dan
25°C). De injectieflacon kan in de doos tot maximaal 6 uur op kamertemperatuur blijven. Indien deze
na 6 uur niet wordt gebruikt, moet hij worden weggegooid (raadpleeg rubriek 6.3).
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Type-1-glazen injectieflacon.
Verpakking 600 mg
Elke verpakking bevat één heldere glazen injectieflacon van 4 ml, met een butyl-elastomeer stop en
een aluminium afsluiting met een plastic flip-offdop, 1 spuit (0,2 ml-schaalverdeling),
1 injectieflaconadapter en 1 injectienaald (23 gauge, 1½ inch).
Verpakking 900 mg
Elke verpakking bevat één heldere glazen injectieflacon van 4 ml, met een butyl-elastomeer stop en
een aluminium afsluiting met een plastic flip-offdop, 1 spuit (0,2 ml-schaalverdeling),
1 injectieflaconadapter en 1 injectienaald (23 gauge, 1½ inch).
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Volledige instructies voor gebruik en verwerking van REKAMBYS kunt u vinden in de
patiëntenbijsluiter (zie gebruiksaanwijzing).
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
26
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
600 mg: EU/1/20/1482/001
900 mg: EU/1/20/1482/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 17 december 2020
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu/
27
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
28
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen 6
maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
29
Beschrijving
De vergunninghouder zal een prospectieve cohortstudie uitvoeren (COMBINE-2)
om gegevens van patiënten te verzamelen met als doel het vaststellen van de
klinische doeltreffendheid, de therapietrouw (adherentie), de duurzaamheid en het
aantal gevallen van stoppen na te zijn begonnen met de behandeling met lang
werkzame cabotegravir en rilpivirine. De studie zal ook monitoren op resistentie en
respons op achtereenvolgende antiretrovirale behandelschema’s bij patiënten die
zijn overgestapt van het lang werkzame schema met cabotegravir en rilpivirine op
een ander behandelschema. De vergunninghouder zal jaarlijks interim
studieresultaten indienen en de definitieve resultaten in september 2026.
De vergunninghouder zal een vijf jaar durende
real-world Drug Utilisation-Studie
(DUS) uitvoeren. Deze observationele cohortstudie zal als doel hebben om meer
inzicht te krijgen in de patiëntenpopulatie die behandelschema’s met cabotegravir
langwerkende injectie en/of rilpivirine langwerkende injectie in de dagelijkse
praktijk ontvangt. De studie zal gebruikspatronen, therapietrouw (adherentie) en
post-marketing klinische doeltreffendheid van deze behandelschema’s beoordelen
en monitoren op resistentie onder de gevallen van virologisch falen waarvan
gegevens uit resistentietests beschikbaar zijn. De vergunninghouder zal jaarlijks
interim studieresultaten indienen en de definitieve resultaten van de DUS in
september 2026.
Uiterste
datum
September
2026
September
2026
30
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
31
A. ETIKETTERING
32
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN OMDOOS – 600 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
REKAMBYS 600 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 600 mg rilpivirine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: poloxameer 338, citroenzuurmonohydraat, glucosemonohydraat,
natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, natriumhydroxide voor pH-aanpassing en het verzekeren van
isotoniciteit, water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Inhoud:
1 injectieflacon
1 injectieflacon adapter
1 spuit
1 injectienaald
2 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intramusculair gebruik.
Hier openen
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
33
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1482/001
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
34
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
GEGEVENS DIE OP DE VERSTEVIGINGSKAART (IN DE DOOS) MOETEN WORDEN
VERMELD – 600 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
REKAMBYS 600 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
2 ml
5.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor intramusculair gebruik.
Lees de Gebruiksaanwijzing voordat u REKAMBYS gaat bereiden
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1482/001
35
13.
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
36
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON – 600 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
REKAMBYS 600 mg
rilpivirine
i.m.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
2 ml
6.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
37
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN OMDOOS – 900 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
REKAMBYS 900 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 900 mg rilpivirine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: poloxameer 338, citroenzuurmonohydraat, glucosemonohydraat,
natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, natriumhydroxide voor pH-aanpassing en het verzekeren van
isotoniciteit, water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Inhoud:
1 injectieflacon
1 injectieflacon adapter
1 spuit
1 injectienaald
3 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intramusculair gebruik.
Hier openen
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
38
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1482/002
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
39
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
GEGEVENS DIE OP DE VERSTEVIGINGSKAART (IN DE DOOS) MOETEN WORDEN
VERMELD – 900 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
REKAMBYS 900 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
3 ml
5.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor intramusculair gebruik.
Lees de Gebruiksaanwijzing voordat u REKAMBYS gaat bereiden
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1482/002
40
13.
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
41
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON – 900 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
REKAMBYS 900 mg
rilpivirine
i.m.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
3 ml
6.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
42
B. BIJSLUITER
43
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
REKAMBYS 600 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Zie rubriek 4.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is REKAMBYS en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is REKAMBYS en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
REKAMBYS bevat de werkzame stof rilpivirine. Het is een medicijn uit de groep medicijnen met de
naam niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI’s). Deze worden gebruikt voor de
behandeling van een infectie met het humaan immunodeficiëntievirus type 1 (hiv-1).
REKAMBYS werkt samen met andere medicijnen tegen hiv om te zorgen dat het virus zich niet kan
vermeerderen. REKAMBYS-injecties kunnen hiv-infectie niet genezen maar ze helpen om de
hoeveelheid hiv in uw lichaam te verminderen en op een laag niveau te houden. Dit zorgt ervoor dat er
minder schade optreedt aan uw afweersysteem en dat er minder kans is op infecties en ziektes die te
maken hebben met aids.
REKAMBYS wordt altijd gegeven met een ander medicijn tegen hiv. Dat heet: cabotegravir-injectie.
Deze middelen worden samen gebruikt bij volwassenen van 18 jaar en ouder bij wie de hiv-1-infectie
al onder controle is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet krijgen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Gebruik REKAMBYS niet als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt.
Dit kan namelijk
de werking van REKAMBYS of het andere geneesmiddel beïnvloeden:
-
carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne (medicijnen voor de behandeling van
epilepsie en ter voorkoming van epileptische aanvallen)
-
rifabutine, rifampicine, rifapentine (medicijnen tegen bepaalde bacteriële infecties zoals
tuberculose)
-
dexamethason (een corticosteroïde gebruikt voor allerlei ziektes zoals ontstekingen en
allergische reacties) als een behandelkuur via de mond of via injectie
44
-
producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum
perforatum,
een kruidenmiddel gebruikt tegen
depressie).
Als u een van de bovenstaande geneesmiddelen gebruikt, vraag uw arts dan naar alternatieven.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel krijgt.
REKAMBYS geneest een hiv-infectie niet. Het is onderdeel van een behandeling om de hoeveelheid
virus in het bloed te verminderen. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit medicijn gebruikt,
ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Spreek met uw arts over de
voorzorgsmaatregelen die u moet nemen om het besmetten van andere mensen te voorkomen.
Vertel uw arts over uw toestand
Controleer de volgende punten en vertel uw arts of één van deze voor u geldt.
-
U moet naar alle geplande bezoeken voor injecties gaan. Sla geen enkel bezoek over; dat is erg
belangrijk voor het slagen van uw behandeling. Als u niet op een gepland bezoek kunt komen,
laat het uw arts dan zo snel mogelijk weten.
-
Laat het uw arts weten als u
leverproblemen
of
nierproblemen
heeft of ooit heeft gehad.
Leverproblemen zijn onder andere hepatitis B of C. Uw arts kan eventueel controleren hoe goed
uw lever of nieren werken, om te beslissen of u REKAMBYS mag gebruiken. Zie ‘Deze
bijwerkingen kunnen
soms
voorkomen’ in rubriek 4 van deze bijsluiter. Daar staan tekenen van
schade aan de lever genoemd.
-
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
klachten van infectie
opmerkt (bijvoorbeeld
koorts, koude rillingen, zweten). Bij sommige patiënten met hiv kan snel na het begin van de
anti-hiv-behandeling ontsteking optreden die nog te maken heeft met eerdere infecties. Men
denkt dat deze klachten het gevolg zijn van een verbetering van de weerstand (immuunrespons)
van het lichaam, waardoor het lichaam infecties kan bestrijden die eerder al aanwezig waren,
maar geen duidelijke klachten veroorzaakten.
-
Vertel het ook onmiddellijk aan uw arts als u ook maar enig verschijnsel opmerkt zoals:
-
Spierzwakte
-
zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst in de richting van
de romp van het lichaam
-
hartkloppingen
-
beven
-
hyperactiviteit.
Dit is omdat auto-immuunziekten (ziekten waarbij het immuunsysteem ten onrechte gezond
lichaamsweefsel aanvalt) ook kunnen optreden nadat u bent gestart met het innemen van
medicijnen voor de behandeling van uw hiv-infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele
maanden na het starten van de behandeling optreden.
-
Vertel uw arts als u medicijnen gebruikt waarover men aan u heeft verteld dat ze een
levensbedreigende onregelmatige hartslag kunnen veroorzaken (torsade de pointes).
Reacties op injecties
Bij sommige mensen zijn er binnen enkele minuten nadat ze hun rilpivirine-injectie hadden ontvangen,
klachten van een zogenaamde post-injectiereactie opgetreden. De meeste klachten gingen binnen een
paar minuten na de injectie weer over. De klachten van zo’n post-injectiereactie zijn onder andere:
-
moeilijk ademhalen
-
maagkrampen
-
huiduitslag
-
zweten
-
een doof gevoel in de mond
-
zich angstig voelen
-
het warm hebben
-
een licht gevoel in het hoofd of een gevoel alsof u gaat flauwvallen
-
veranderingen in de bloeddruk
-
pijn (bijvoorbeeld aan de rug of de borst).
45
Zeg het tegen de zorgverlener als u deze klachten opmerkt nadat u uw injecties heeft gekregen.
Vaste afspraken zijn belangrijk
Het is belangrijk dat u
naar uw afspraken gaat
om REKAMBYS te krijgen. Alleen dan kan uw hiv-
infectie goed worden behandeld zodat uw ziekte niet erger wordt. Zorg dat u altijd naar de afspraak
komt. Dat is erg belangrijk voor het slagen van de behandeling. Als u niet op een gepland bezoek kunt
komen, laat het uw arts dan zo snel mogelijk weten. Neem contact op met uw arts als u erover denkt
om met de behandeling te stoppen. Krijgt u uw injectie met REKAMBYS later? Of stopt u helemaal
met de injecties? Dan zult u andere medicijnen moeten nemen om de hiv-infectie te behandelen en om
het risico te verkleinen dat het virus resistent wordt. De hoeveelheid medicijn in uw lichaam zal dan
namelijk te laag zijn om de hiv-infectie te behandelen.
Kinderen
REKAMBYS mag niet gebruikt worden bij kinderen en jongeren jonger dan 18 jaar omdat het bij deze
patiënten niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast REKAMBYS nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
zorgverlener. Sommige medicijnen kunnen de hoeveelheid REKAMBYS in het bloed beïnvloeden als
u ze gebruikt terwijl u ook wordt behandeld met REKAMBYS. Ook kan REKAMBYS invloed hebben
op hoe goed het andere medicijn werkt.
Gebruik REKAMBYS niet als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt.
Dit kan namelijk
de werking van REKAMBYS of het andere geneesmiddel beïnvloeden:
-
carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne (medicijnen voor de behandeling van
epilepsie en ter voorkoming van epileptische aanvallen)
-
rifabutine, rifampicine, rifapentine (medicijnen tegen bepaalde bacteriële infecties zoals
tuberculose)
-
dexamethason (een corticosteroïde gebruikt voor allerlei ziektes zoals ontstekingen en
allergische reacties) als een behandelkuur via de mond of via injectie
-
producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum
perforatum,
een kruidenmiddel gebruikt tegen
depressie).
Als u een van de bovenstaande geneesmiddelen gebruikt, vraag uw arts dan naar alternatieven.
De effecten van REKAMBYS of die van andere medicijnen kunnen veranderen
als u
REKAMBYS samen met één van de volgende medicijnen gebruikt:
-
claritromycine, erytromycine (medicijnen tegen ontstekingen door een bacterie; antibiotica)
-
methadon (gebruikt voor de behandeling van ontwenning en afhankelijkheid van verdovende
middelen)
Zwangerschap en borstvoeding
Vertel het meteen aan uw arts als u zwanger bent of als u van plan bent zwanger te worden. Als u
zwanger bent, zal uw arts goed nadenken over het voordeel en het risico van het gebruik van
REKAMBYS voor u en voor uw baby. Als u van plan bent zwanger te worden, praat daar dan vooraf
over met uw arts. REKAMBYS kan namelijk na uw laatste injectie tot wel 4 jaar of langer in uw
lichaam blijven.
Vrouwen met een hiv-infectie mogen geen borstvoeding geven. Dan zouden ze namelijk hiv met de
moedermelk aan hun baby kunnen doorgeven.
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u een geneesmiddel gebruikt.
46
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Sommige patiënten kunnen zich tijdens de behandeling met REKAMBYS moe, duizelig of suf voelen.
Bestuur geen voertuig of gebruik geen machines of gereedschap als u zich moe, duizelig of suf voelt
tijdens uw behandeling met REKAMBYS.
Belangrijke informatie over enkele bestanddelen van REKAMBYS
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectie van 2 ml, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
Een arts of verpleegkundige zal REKAMBYS bij u toedienen. Het wordt gegeven als een injectie in de
spier van uw bil (intramusculaire
of i.m. injectie).
U krijgt uw injectie
óf 1 keer per maand óf 1 keer per 2 maanden.
U krijgt REKAMBYS samen
met een ander medicijn. Dat heet cabotegravir en het wordt ook met een injectie toegediend. Uw arts
zal uitleggen hoe vaak u het medicijn zult krijgen.
Wanneer u begint met de behandeling met REKAMBYS,
kunnen u en uw arts besluiten te starten
met dagelijks één tablet met 25 mg rilpivirine bij een maaltijd en één tablet met 30 mg cabotegravir.
En dit gedurende 1 maand vóór uw eerste injectie met REKAMBYS. Dit heet de
oplaadperiode.
Doordat u tabletten inneemt voordat u de injecties krijgt met REKAMBYS en cabotegravir, kan uw
arts zien of deze medicijnen goed bij u passen.
De andere mogelijkheid is dat u en uw arts kunnen besluiten direct met injecties met REKAMBYS te
beginnen.
Als u REKAMBYS elke maand krijgt, ziet uw behandeling er zo uit:
Wanneer
Tweede injectie en daarna elke maand
injectie met 600 mg elke maand
injectie met 400 mg elke maand
Medicijn
Rilpivirine
Cabotegravir
Eerste injectie
één injectie met 900 mg
één injectie met 600 mg
Als u REKAMBYS elke 2 maanden krijgt, ziet uw behandeling er zo uit:
Wanneer
Eerste en tweede injectie, met een
Derde injectie en daarna elke twee
maand ertussen
maanden
één injectie met 900 mg
injectie met 900 mg, elke 2 maanden
één injectie met 600 mg
injectie met 600 mg, elke 2 maanden
Medicijn
Rilpivirine
Cabotegravir
Heeft u een injectie overgeslagen?
Het is belangrijk dat u altijd naar uw afspraken gaat om uw geplande injectie te krijgen. Kunt u niet
naar een afspraak? Neem dan contact op met uw arts voor een nieuwe afspraak.
Neem contact op met uw arts
als u denkt dat u niet op de gewone tijd kunt komen om uw injectie
met REKAMBYS te krijgen. Uw arts kan u dan aanraden om in plaats van de injectie tabletten in te
nemen, totdat u weer een injectie met REKAMBYS kunt krijgen.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Een arts of een verpleegkundige zal dit medicijn aan u toedienen. Het is daarom niet waarschijnlijk dat
u te veel zult krijgen. Maakt u zich daar zorgen over? Zeg dat dan tegen de arts of de verpleegkundige.
47
Stop niet met dit middel zonder advies van uw arts.
U moet de injecties met REKAMBYS krijgen zolang als uw arts dat aanraadt. Stop er niet mee,
behalve als uw arts u dat adviseert.
Als u bent gestopt met de behandeling, kunnen kleine hoeveelheden van rilpivirine (de werkzame stof
van REKAMBYS) tot 4 jaar in uw lichaam blijven. Maar nadat u uw laatste injectie met REKAMBYS
heeft gekregen, zal dat kleine beetje rilpivirine dat achterblijft niet goed genoeg tegen het virus
werken. Daardoor kan het virus resistent worden. Dat betekent dat het virus niet meer gevoelig is voor
de behandeling. Om uw hiv-1-infectie onder controle te houden en om te zorgen dat het virus niet
resistent wordt, moet u met een andere behandeling voor hiv beginnen op het moment dat uw laatste
injectie met REKAMBYS gepland stond.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Hieronder staat een lijst met bijwerkingen die zijn gemeld door mensen die REKAMBYS kregen
samen met een injectie met cabotegravir.
Deze bijwerkingen kunnen zeer vaak voorkomen (bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
hoofdpijn
reacties op de injectieplaats - deze zijn over het algemeen licht tot matig en na verloop van tijd
kwamen ze minder vaak voor. Het kan gaan om de volgende verschijnselen:
o
zeer vaak: pijn en ongemak, een harde massa of bult
o
vaak: roodheid, jeuk, zwelling, warmte of blauwe plek (dat kan een verkleuring zijn of
een ophoping van bloed onder de huid)
o
soms: een doof gevoel, kleine bloedinkjes, een abces (een ontsteking in uw lichaam of op
uw huid met ophoping van pus) of wondroos (heet, zwelling of roodheid).
u voelt zich warm of koortsig
(pyrexie),
wat binnen een week na injecties kan optreden.
Deze bijwerkingen kunnen vaak voorkomen (bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
depressie
angst
abnormale dromen
slaapproblemen
(insomnia)
duizeligheid
misselijkheid
(nausea)
braken
buikpijn
(abdominale pijn)
windjes laten
(flatulentie)
diarree
huiduitslag
(rash)
spierpijn
(myalgie)
u voelt zich moe
(vermoeidheid)
u voelt zich zwak
(asthenie)
u voelt zich niet lekker
(malaise)
gewichtstoename
Deze bijwerkingen kunnen soms voorkomen (bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
u voelt zich slaperig
(somnolentie)
u voelt zich licht in het hoofd, tijdens of na een injectie. Hierdoor kunt u flauwvallen.
beschadiging van de lever (tekenen daarvan kunnen zijn: geel worden van de huid en van het
oogwit, verlies van eetlust, jeuk, gevoelige buik, lichtgekleurde ontlasting of ongewoon donkere
urine).
48
veranderingen in bloedonderzoek van de lever (verhoging van
transaminases)
een verhoging in
bilirubine
(een stof die de lever maakt) in het bloed.
Andere bijwerkingen
ernstige buikpijn door ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis).
De volgende bijwerkingen die kunnen optreden met rilpivirine tabletten, kunnen ook optreden bij een
injectie met REKAMBYS:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen
verhoging van cholesterol en/of het zetmeelafbrekende enzym uit de alvleesklier
(pancreasamylase) in uw bloed
Vaak voorkomende bijwerkingen (bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
minder eetlust
slaapstoornissen
verdrietige stemming
maagongemak
droge mond
te weinig witte bloedcellen. Hierdoor bent u sneller ziek. Witte bloedcellen beschermen u tegen
ziekte
weinig bloedplaatjes. Bloedplaatjes zorgen voor de bloedstolling.
bloedarmoede (minder hemoglobine in uw bloed)
meer van bepaalde vetten (triglyceriden) in uw bloed
meer van stoffen die vetten afbreken (lipase) in uw bloed
Soms voorkomende bijwerkingen (bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
tekenen of verschijnselen van ontsteking of infectie, bijvoorbeeld koorts, koude rillingen,
zweetaanvallen (immuunreactiveringssyndroom,
zie rubriek 2 voor meer informatie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos na
EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
49
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is rilpivirine. Elke 2 ml injectieflacon bevat 600 mg rilpivirine.
De andere stoffen (hulpstoffen) in dit middel zijn poloxameer 338, citroenzuurmonohydraat,
glucosemonohydraat, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, natriumhydroxide voor pH-
aanpassing en het verzekeren van isotoniciteit, en water voor injecties.
Hoe ziet REKAMBYS eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte. REKAMBYS zit in een glazen injectieflacon. De
verpakking bevat ook 1 spuit, 1 injectieflacon adapter, en 1 injectienaald.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
ViiV Healthcare srl/bv
Tél/Tel: + 32 (0) 10 85 65 00
България
„Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.: +359 2 489 94 00
jjsafety@its.jnj.com
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel: +420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 4594 8282
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
ViiV Healthcare GmbH
Tel.: + 49 (0)89 203 0038-10
viiv.med.info@viivhealthcare.com
Lietuva
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
ViiV Healthcare srl/bv
Belgique/Belgien
Tél/Tel: + 32 (0) 10 85 65 00
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Malta
AM MANGION LTD.
Tel: +356 2397 6000
Nederland
ViiV Healthcare BV
Tel: + 31 (0) 33 2081199
50
Eesti
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Tel: +372 617 7410
ee@its.jnj.com
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε.
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Laboratorios ViiV Healthcare, S.L.
Tel: + 34 900 923 501
es-ci@viivhealthcare.com
France
ViiV Healthcare SAS
Tél.: + 33 (0)1 39 17 69 69
Infomed@viivhealthcare.com
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Ísland
Janssen-Cilag AB
c/o Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
ViiV Healthcare S.r.l
Tel: +39 045 7741600
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ
Τηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filiāle Latvijā
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: +47 24 12 65 00
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 237 60 00
Portugal
VIIVHIV HEALTHCARE, UNIPESSOAL,
LDA
Tel: + 351 21 094 08 01
viiv.fi.pt@viivhealthcare.com
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Slovenská republika
Johnson & Johnson s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
United Kingdom (Northern Ireland)
ViiV Healthcare BV
Tel: + 44 (0)800 221441
customercontactuk@gsk.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
51
De volgende informatie is alleen bedoeld voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. De
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg dient deze te lezen in samenhang met de volledige
voorschriftinformatie (samenvatting van de productkenmerken).
REKAMBYS 2 ml injectie Gebruiksaanwijzing:
Overzicht
Voor een volledige dosis zijn twee injecties nodig:
2 ml cabotegravir en 2 ml rilpivirine.
Cabotegravir en rilpivirine zijn suspensies die niet verder verdund of gereconstitueerd hoeven te
worden. De bereidingsstappen zijn voor beide geneesmiddelen hetzelfde.
Cabotegravir en rilpivirine zijn uitsluitend voor intramusculair gebruik. Beide injecties moeten in de
gluteusspier worden toegediend. De volgorde van toediening is niet van belang.
N.B.:
de ventrogluteale kant wordt aanbevolen.
Informatie over bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Niet in de vriezer
bewaren.
Rilpivirine injectieflacon
Injectieflacon adapter
Dop van de
injectieflacon
(Rubber stop
onder dop)
2 ml
2 ml
Spuit
Zuiger
Injectienaald
Naaldbeschermkapje
Naaldhuls
Uw verpakking bevat
1 injectieflacon met rilpivirine
1 injectieflacon adapter
1 spuit
1 injectienaald (23 gauge, 1½ inch)
Houd rekening met het postuur van de patiënt en kies een injectienaald met de juiste lengte op basis
van uw klinisch oordeel.
52
Wat u nog meer nodig heeft
Niet-steriele handschoenen
2 alcoholdoekjes
2 gaasjes
Een geschikte naaldencontainer
1 verpakking met cabotegravir 2 ml
Zorg ervoor dat u de verpakking cabotegravir onder handbereik heeft voordat u begint.
Bereiding
1. Inspecteer de injectieflacon
EXP
MAAND/JAAR
Controleer de uiterste
Controleer de uiterste
gebruiksdatum en het
gebruiksdatum en het
geneesmiddel
geneesmiddel
EXP
MAAND
/JAAR
Controleer of de uiterste gebruiksdatum niet is
verlopen.
Controleer de injectieflacons direct. Gebruik
het product niet als u vreemde deeltjes ziet.
Niet gebruiken
als de houdbaarheidsdatum is
verlopen.
2.
Wacht 15 minuten
Wacht 15 minuten
Wacht minimaal 15 minuten voordat u klaar
bent om de injectie toe te dienen, om het
geneesmiddel op kamertemperatuur te laten
komen.
3.
10
sec.
Schud krachtig
Houd de injectieflacon stevig vast en schud
krachtig gedurende 10 seconden (zie
afbeelding).
Houd de injectieflacon ondersteboven en
controleer de resuspensie. Deze dient er
gelijkmatig uit te zien. Als de suspensie niet
gelijkmatig is, schud de injectieflacon dan
nogmaals.
Het is ook normaal om kleine luchtbelletjes te
zien.
53
4.
Haal de dop van de injectieflacon
Haal de dop van de injectieflacon.
Veeg de rubber stop af met een alcoholdoekje.
Zorg dat niets
in contact komt met de rubber
stop nadat u deze heeft schoongeveegd.
5.
Trek de folie van de injectieflacon adapter
Trek de papierfolie van de achterkant van de
verpakking van de injectieflacon adapter.
N.B.:
laat de adapter in de verpakking voor de
volgende stap.
6.
Bevestig de injectieflacon adapter
Druk de injectieflacon adapter - nog altijd in
de verpakking, zie afbeelding - recht naar
beneden op de injectieflacon.
De injectieflacon adapter moet met een klik
stevig op zijn plaats komen.
Als u klaar bent, haal de verpakking dan van
de injectieflacon adapter (zie afbeelding).
54
7.
Maak de spuit klaar
Haal de spuit uit zijn verpakking.
Trek 1 ml lucht op in de spuit. Dit maakt het
optrekken van vloeistof daarna makkelijker.
8.
Bevestig de spuit
Houd de injectieflacon adapter met de
injectieflacon stevig vast, zie afbeelding.
Schroef de spuit stevig op de injectieflacon
adapter.
Druk de zuiger helemaal in om lucht in de
injectieflacon te drukken.
9.
Trek de dosis langzaam op
Draai de spuit met de injectieflacon om en trek
langzaam zoveel mogelijk vloeistof op in de
spuit. Er kan meer vloeistof aanwezig zijn dan
de hoeveelheid voor de dosis.
55
10. Schroef de spuit los
Schroef de spuit van de injectieflacon adapter.
Houd de injectieflacon adapter daarbij vast
zoals afgebeeld.
N.B.:
houd de spuit rechtop om lekkage te
voorkomen. Controleer of de vloeistof er
gelijkmatig en melkachtig wit uitziet.
11. Bevestig de naald
Trek de naaldverpakking open en gedeeltelijk
opzij om de naaldbasis vrij te maken.
Draai de spuit stevig op de naald. Houd
daarbij de spuit rechtop.
Haal de naaldverpakking van de naald.
Injectie
12. Maak de injectieplaats klaar
Injecties moeten in de gluteusspier worden
toegediend. Kies voor de injectie uit de volgende
plaatsen:
Ventrogluteaal (aanbevolen)
Dorsogluteaal (bovenste buitenkwadrant)
N.B.:
alleen voor gebruik in de gluteusspier.
Niet
intraveneus injecteren.
Ventrogluteaal
Dorsogluteaal
Vouw het naaldbeschermkapje opzij, weg van
de naald.
Trek de naaldhuls van de naald.
13. Verwijder de naaldhuls
56
14. Verwijder een teveel aan vloeistof
Houd de spuit met de naald naar boven. Druk
de zuiger in tot de dosis van 2 ml om zo een
teveel aan vloeistof en mogelijke luchtbellen
te verwijderen.
2 ml
N.B.:
maak de injectieplaats schoon met een
alcoholdoekje. Laat de huid aan de lucht
drogen voordat u verder gaat.
15. Trek de huid strak
Gebruik de
z-track-injectietechniek
om eventuele
medicijnlekkage vanuit de injectieplaats tot een
minimum te beperken.
Trek de huid boven de injectieplaats stevig
opzij, zodat deze ongeveer 2,5 cm wordt
verschoven.
Houd de huid in deze positie voor de injectie.
(2,5 cm)
16. Steek de naald in de spier
Steek de naald helemaal in de injectieplaats, of
diep genoeg om de spier te bereiken.
57
17. Injecteer de dosis
Druk de zuiger langzaam helemaal in, terwijl
u de huid nog steeds weggetrokken houdt.
Zorg ervoor dat de spuit leeg is.
Trek de naald terug en laat de weggetrokken
huid direct los.
18. Beoordeel de injectieplaats
Druk met een gaasje op de injectieplaats.
Bij een bloeding kan een verbandje worden
gebruikt.
Niet
het gebied masseren.
19. Beveilig de naald
Vouw het naaldbeschermkapje over de naald.
Druk de naald vast in het naaldbeschermkapje
en gebruik daarbij een hard oppervlak.
U zult een klik horen als het
naaldbeschermkapje vast zit.
klik
58
Na de injectie
20. Gooi veilig weg
Gooi gebruikte naalden, spuiten,
injectieflacons en injectieflaconadapters weg
overeenkomstig lokale voorschriften.
Herhaal voor het 2de geneesmiddel
Als u nog niet beide geneesmiddelen heeft
geïnjecteerd, volg dan de stappen voor bereiding
en injectie voor cabotegravir, wat zijn eigen
gebruiksaanwijzing heeft.
Herhaal alle stappen
voor het 2de
geneesmiddel
59
Vragen en antwoorden
1.
Hoe lang kan het geneesmiddel buiten de koelkast blijven?
Het is het best om het geneesmiddel te injecteren zodra het op kamertemperatuur is gekomen. De
injectieflacon kan echter in de doos maximaal 6 uur op kamertemperatuur blijven (maximum
temperatuur 25°C). Indien deze na 6 uur niet wordt gebruikt, moet hij worden weggegooid.
2.
Hoe lang kan het geneesmiddel in de spuit blijven?
Het is het best om het geneesmiddel te injecteren zodra het (op kamertemperatuur) is opgetrokken. Het
geneesmiddel kan echter maximaal 2 uur in de spuit blijven voordat het wordt geïnjecteerd.
Als het langer dan 2 uur in de spuit blijft, moeten geneesmiddel, spuit en naald worden weggegooid.
3.
Waarom moet ik lucht in de injectieflacon injecteren?
Het injecteren van 1 ml lucht in de injectieflacon maakt het makkelijker om de dosis in de spuit op te
trekken. Zonder de lucht kan er onbedoeld wat vloeistof in de injectieflacon terugvloeien, waardoor er
minder in de spuit zit dan de bedoeling is.
4.
Maakt het uit in welke volgorde ik de geneesmiddelen geef?
Nee, de volgorde is niet van belang.
5.
Is het veilig om de injectieflacon sneller op te warmen naar kamertemperatuur?
Het is het best om de injectieflacon op natuurlijke wijze op kamertemperatuur te laten komen. U kunt
echter de warmte van uw handen gebruiken om de injectieflacon sneller te laten opwarmen, maar zorg
ervoor dat de injectieflacon niet warmer wordt dan 25°C.
Gebruik geen andere verwarmingsmethoden.
6.
Waarom wordt de ventrogluteale toediening aanbevolen?
De ventrogluteale toediening, in de musculus gluteus medius, wordt aanbevolen omdat deze ver weg ligt
van belangrijke zenuwen en bloedvaten. Een dorsogluteale toediening, in de musculus gluteus maximus,
is acceptabel, als de medisch zorgverlener hier de voorkeur aan geeft. De injectie mag niet op een
andere plaats worden gegeven.
60
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
REKAMBYS 900 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Zie rubriek 4.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is REKAMBYS en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is REKAMBYS en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
REKAMBYS bevat de werkzame stof rilpivirine. Het is een medicijn uit de groep medicijnen met de
naam niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI’s). Deze worden gebruikt voor de
behandeling van een infectie met het humaan immunodeficiëntievirus type 1 (hiv-1).
REKAMBYS werkt samen met andere medicijnen tegen hiv om te zorgen dat het virus zich niet kan
vermeerderen. REKAMBYS-injecties kunnen hiv-infectie niet genezen maar ze helpen om de
hoeveelheid hiv in uw lichaam te verminderen en op een laag niveau te houden. Dit zorgt ervoor dat er
minder schade optreedt aan uw afweersysteem en dat er minder kans is op infecties en ziektes die te
maken hebben met aids.
REKAMBYS wordt altijd gegeven met een ander medicijn tegen hiv. Dat heet: cabotegravir-injectie.
Deze middelen worden samen gebruikt bij volwassenen van 18 jaar en ouder bij wie de hiv-1-infectie
al onder controle is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet krijgen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Gebruik REKAMBYS niet als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt.
Dit kan namelijk
de werking van REKAMBYS of het andere geneesmiddel beïnvloeden:
-
carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne (medicijnen voor de behandeling van
epilepsie en ter voorkoming van epileptische aanvallen)
-
rifabutine, rifampicine, rifapentine (medicijnen tegen bepaalde bacteriële infecties zoals
tuberculose)
-
dexamethason (een corticosteroïde gebruikt voor allerlei ziektes zoals ontstekingen en
allergische reacties) als een behandelkuur via de mond of via injectie
61
-
producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum
perforatum,
een kruidenmiddel gebruikt tegen
depressie).
Als u een van de bovenstaande geneesmiddelen gebruikt, vraag uw arts dan naar alternatieven.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel krijgt.
REKAMBYS geneest een hiv-infectie niet. Het is onderdeel van een behandeling om de hoeveelheid
virus in het bloed te verminderen. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit medicijn gebruikt,
ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Spreek met uw arts over de
voorzorgsmaatregelen die u moet nemen om het besmetten van andere mensen te voorkomen.
Vertel uw arts over uw toestand
Controleer de volgende punten en vertel uw arts of één van deze voor u geldt.
-
U moet naar alle geplande bezoeken voor injecties gaan. Sla geen enkel bezoek over; dat is erg
belangrijk voor het slagen van uw behandeling. Als u niet op een gepland bezoek kunt komen,
laat het uw arts dan zo snel mogelijk weten.
-
Laat het uw arts weten als u
leverproblemen
of
nierproblemen
heeft of ooit heeft gehad.
Leverproblemen zijn onder andere hepatitis B of C. Uw arts kan eventueel controleren hoe goed
uw lever of nieren werken, om te beslissen of u REKAMBYS mag gebruiken. Zie ‘Deze
bijwerkingen kunnen
soms
voorkomen’ in rubriek 4 van deze bijsluiter. Daar staan tekenen van
schade aan de lever genoemd.
-
Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
klachten van infectie
opmerkt (bijvoorbeeld
koorts, koude rillingen, zweten). Bij sommige patiënten met hiv kan snel na het begin van de
anti-hiv-behandeling ontsteking optreden die nog te maken heeft met eerdere infecties. Men
denkt dat deze klachten het gevolg zijn van een verbetering van de weerstand (immuunrespons)
van het lichaam, waardoor het lichaam infecties kan bestrijden die eerder al aanwezig waren,
maar geen duidelijke klachten veroorzaakten.
-
Vertel het ook onmiddellijk aan uw arts als u ook maar enig verschijnsel opmerkt zoals:
-
spierzwakte
-
zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst in de richting van
de romp van het lichaam
-
hartkloppingen
-
beven
-
hyperactiviteit.
Dit is omdat auto-immuunziekten (ziekten waarbij het immuunsysteem ten onrechte gezond
lichaamsweefsel aanvalt) ook kunnen optreden nadat u bent gestart met het innemen van
medicijnen voor de behandeling van uw hiv-infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele
maanden na het starten van de behandeling optreden.
-
Vertel uw arts als u medicijnen gebruikt waarover men aan u heeft verteld dat ze een
levensbedreigende onregelmatige hartslag kunnen veroorzaken (torsade de pointes).
Reacties op injecties
Bij sommige mensen zijn er binnen enkele minuten nadat ze hun rilpivirine-injectie hadden ontvangen,
klachten van een zogenaamde post-injectiereactie opgetreden. De meeste klachten gingen binnen een
paar minuten na de injectie weer over. De klachten van zo’n post-injectiereactie zijn onder andere:
-
moeilijk ademhalen
-
maagkrampen
-
huiduitslag
-
zweten
-
een doof gevoel in de mond
-
zich angstig voelen
-
het warm hebben
-
een licht gevoel in het hoofd of een gevoel alsof u gaat flauwvallen
-
veranderingen in de bloeddruk
-
pijn (bijvoorbeeld aan de rug of de borst).
62
Zeg het tegen de zorgverlener als u deze klachten opmerkt nadat u uw injecties heeft gekregen.
Vaste afspraken zijn belangrijk
Het is belangrijk dat u
naar uw afspraken gaat
om REKAMBYS te krijgen. Alleen dan kan uw hiv-
infectie goed worden behandeld zodat uw ziekte niet erger wordt. Zorg dat u altijd naar de afspraak
komt. Dat is erg belangrijk voor het slagen van de behandeling. Als u niet op een gepland bezoek kunt
komen, laat het uw arts dan zo snel mogelijk weten. Neem contact op met uw arts als u erover denkt
om met de behandeling te stoppen. Krijgt u uw injectie met REKAMBYS later? Of stopt u helemaal
met de injecties? Dan zult u andere medicijnen moeten nemen om de hiv-infectie te behandelen en om
het risico te verkleinen dat het virus resistent wordt. De hoeveelheid medicijn in uw lichaam zal dan
namelijk te laag zijn om de hiv-infectie te behandelen.
Kinderen
REKAMBYS mag niet gebruikt worden bij kinderen en jongeren jonger dan 18 jaar omdat het bij deze
patiënten niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast REKAMBYS nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
zorgverlener. Sommige medicijnen kunnen de hoeveelheid REKAMBYS in het bloed beïnvloeden als
u ze gebruikt terwijl u ook wordt behandeld met REKAMBYS. Ook kan REKAMBYS invloed hebben
op hoe goed het andere medicijn werkt.
Gebruik REKAMBYS niet als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt.
Dit kan namelijk
de werking van REKAMBYS of het andere geneesmiddel beïnvloeden:
-
carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne (medicijnen voor de behandeling van
epilepsie en ter voorkoming van epileptische aanvallen)
-
rifabutine, rifampicine, rifapentine (medicijnen tegen bepaalde bacteriële infecties zoals
tuberculose)
-
dexamethason (een corticosteroïde gebruikt voor allerlei ziektes zoals ontstekingen en
allergische reacties) als een behandelkuur via de mond of via injectie
-
producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum
perforatum,
een kruidenmiddel gebruikt tegen
depressie).
Als u een van de bovenstaande geneesmiddelen gebruikt, vraag uw arts dan naar alternatieven.
De effecten van REKAMBYS of die van andere medicijnen kunnen veranderen
als u
REKAMBYS samen met één van de volgende medicijnen gebruikt:
-
claritromycine, erytromycine (medicijnen tegen ontstekingen door een bacterie; antibiotica)
-
methadon (gebruikt voor de behandeling van ontwenning en afhankelijkheid van verdovende
middelen)
Zwangerschap en borstvoeding
Vertel het meteen aan uw arts als u zwanger bent of als u van plan bent zwanger te worden. Als u
zwanger bent, zal uw arts goed nadenken over het voordeel en het risico van het gebruik van
REKAMBYS voor u en voor uw baby. Als u van plan bent zwanger te worden, praat daar dan vooraf
over met uw arts. REKAMBYS kan namelijk na uw laatste injectie tot wel 4 jaar of langer in uw
lichaam blijven.
Vrouwen met een hiv-infectie mogen geen borstvoeding geven. Dan zouden ze namelijk hiv met de
moedermelk aan hun baby kunnen doorgeven.
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u een geneesmiddel gebruikt.
63
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Sommige patiënten kunnen zich tijdens de behandeling met REKAMBYS moe, duizelig of suf voelen.
Bestuur geen voertuig of gebruik geen machines of gereedschap als u zich moe, duizelig of suf voelt
tijdens uw behandeling met REKAMBYS.
Belangrijke informatie over enkele bestanddelen van REKAMBYS
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectie van 3 ml, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
Een arts of verpleegkundige zal REKAMBYS bij u toedienen. Het wordt gegeven als een injectie in de
spier van uw bil (intramusculaire
of i.m. injectie).
U krijgt uw injectie
óf 1 keer per maand óf 1 keer per 2 maanden.
U krijgt REKAMBYS samen
met een ander medicijn. Dat heet cabotegravir en het wordt ook met een injectie toegediend. Uw arts
zal uitleggen hoe vaak u het medicijn zult krijgen.
Wanneer u begint met de behandeling met REKAMBYS,
kunnen u en uw arts besluiten te starten
met dagelijks één tablet met 25 mg rilpivirine bij een maaltijd en één tablet met 30 mg cabotegravir.
En dit gedurende 1 maand vóór uw eerste injectie met REKAMBYS. Dit heet de
oplaadperiode.
Doordat u tabletten inneemt voordat u de injecties krijgt met REKAMBYS en cabotegravir, kan uw
arts zien of deze medicijnen goed bij u passen.
De andere mogelijkheid is dat u en uw arts kunnen besluiten direct met injecties met REKAMBYS te
beginnen.
Als u REKAMBYS elke maand krijgt, ziet uw behandeling er zo uit:
Wanneer
Tweede injectie en daarna elke maand
injectie met 600 mg elke maand
injectie met 400 mg elke maand
Medicijn
Rilpivirine
Cabotegravir
Eerste injectie
één injectie met 900 mg
één injectie met 600 mg
Als u REKAMBYS elke 2 maanden krijgt, ziet uw behandeling er zo uit:
Wanneer
Eerste en tweede injectie, met een
Derde injectie en daarna elke twee
maand ertussen
maanden
één injectie met 900 mg
injectie met 900 mg, elke 2 maanden
één injectie met 600 mg
injectie met 600 mg, elke 2 maanden
Medicijn
Rilpivirine
Cabotegravir
Heeft u een injectie overgeslagen?
Het is belangrijk dat u altijd naar uw afspraken gaat om uw geplande injectie te krijgen. Kunt u niet
naar een afspraak? Neem dan contact op met uw arts voor een nieuwe afspraak.
Neem contact op met uw arts
als u denkt dat u niet op de gewone tijd kunt komen om uw injectie
met REKAMBYS te krijgen. Uw arts kan u dan aanraden om in plaats van de injectie tabletten in te
nemen, totdat u weer een injectie met REKAMBYS kunt krijgen.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Een arts of een verpleegkundige zal dit medicijn aan u toedienen. Het is daarom niet waarschijnlijk dat
u te veel zult krijgen. Maakt u zich daar zorgen over? Zeg dat dan tegen de arts of de verpleegkundige.
64
Stop niet met dit middel zonder advies van uw arts.
U moet de injecties met REKAMBYS krijgen zolang als uw arts dat aanraadt. Stop er niet mee,
behalve als uw arts u dat adviseert.
Als u bent gestopt met de behandeling, kunnen kleine hoeveelheden van rilpivirine (de werkzame stof
van REKAMBYS) tot 4 jaar in uw lichaam blijven. Maar nadat u uw laatste injectie met REKAMBYS
heeft gekregen, zal dat kleine beetje rilpivirine dat achterblijft niet goed genoeg tegen het virus
werken. Daardoor kan het virus resistent worden. Dat betekent dat het virus niet meer gevoelig is voor
de behandeling. Om uw hiv-1-infectie onder controle te houden en om te zorgen dat het virus niet
resistent wordt, moet u met een andere behandeling voor hiv beginnen op het moment dat uw laatste
injectie met REKAMBYS gepland stond.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Hieronder staat een lijst met bijwerkingen die zijn gemeld door mensen die REKAMBYS kregen
samen met een injectie met cabotegravir.
Deze bijwerkingen kunnen zeer vaak voorkomen (bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
hoofdpijn
reacties op de injectieplaats - deze zijn over het algemeen licht tot matig en na verloop van tijd
kwamen ze minder vaak voor. Het kan gaan om de volgende verschijnselen:
o
zeer vaak: pijn en ongemak, een harde massa of bult
o
vaak: roodheid, jeuk, zwelling, warmte of blauwe plek (dat kan een verkleuring zijn of
een ophoping van bloed onder de huid)
o
soms: een doof gevoel, kleine bloedinkjes, een abces (een ontsteking in uw lichaam of op
uw huid met ophoping van pus) of wondroos (heet, zwelling of roodheid).
u voelt zich warm of koortsig
(pyrexie),
wat binnen een week na injecties kan optreden.
Deze bijwerkingen kunnen vaak voorkomen (bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
depressie
angst
abnormale dromen
slaapproblemen
(insomnia)
duizeligheid
misselijkheid
(nausea)
braken
buikpijn
(abdominale pijn)
windjes laten
(flatulentie)
diarree
huiduitslag
(rash)
spierpijn
(myalgie)
u voelt zich moe
(vermoeidheid)
u voelt zich zwak
(asthenie)
u voelt zich niet lekker
(malaise)
gewichtstoename
Deze bijwerkingen kunnen soms voorkomen (bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
u voelt zich slaperig
(somnolentie)
u voelt zich licht in het hoofd, tijdens of na een injectie. Hierdoor kunt u flauwvallen.
beschadiging van de lever (tekenen daarvan kunnen zijn: geel worden van de huid en van het
oogwit, verlies van eetlust, jeuk, gevoelige buik, lichtgekleurde ontlasting of ongewoon donkere
urine).
65
veranderingen in bloedonderzoek van de lever (verhoging van
transaminases)
een verhoging in
bilirubine
(een stof die de lever maakt) in het bloed.
Andere bijwerkingen
ernstige buikpijn door ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis).
De volgende bijwerkingen die kunnen optreden met rilpivirine tabletten, kunnen ook optreden bij een
injectie met REKAMBYS:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen
verhoging van cholesterol en/of het zetmeelafbrekende enzym uit de alvleesklier
(pancreasamylase) in uw bloed
Vaak voorkomende bijwerkingen (bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
minder eetlust
slaapstoornissen
verdrietige stemming
maagongemak
droge mond
te weinig witte bloedcellen. Hierdoor bent u sneller ziek. Witte bloedcellen beschermen u tegen
ziekte
weinig bloedplaatjes. Bloedplaatjes zorgen voor de bloedstolling.
bloedarmoede (minder hemoglobine in uw bloed)
meer van bepaalde vetten (triglyceriden) in uw bloed
meer van stoffen die vetten afbreken (lipase) in uw bloed
Soms voorkomende bijwerkingen (bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
tekenen of verschijnselen van ontsteking of infectie, bijvoorbeeld koorts, koude rillingen,
zweetaanvallen (immuunreactiveringssyndroom,
zie rubriek 2 voor meer informatie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos na
EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
66
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is rilpivirine. Elke 3 ml injectieflacon bevat 900 mg rilpivirine.
De andere stoffen (hulpstoffen) in dit middel zijn poloxameer 338, citroenzuurmonohydraat,
glucosemonohydraat, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, natriumhydroxide voor pH-
aanpassing en het verzekeren van isotoniciteit, en water voor injecties.
Hoe ziet REKAMBYS eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte. REKAMBYS zit in een glazen injectieflacon. De
verpakking bevat ook 1 spuit, 1 injectieflacon adapter, en 1 injectienaald.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
ViiV Healthcare srl/bv
Tél/Tel: + 32 (0) 10 85 65 00
България
„Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.: +359 2 489 94 00
jjsafety@its.jnj.com
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel: +420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 4594 8282
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
ViiV Healthcare GmbH
Tel.: + 49 (0)89 203 0038-10
viiv.med.info@viivhealthcare.com
Lietuva
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
ViiV Healthcare srl/bv
Belgique/Belgien
Tél/Tel: + 32 (0) 10 85 65 00
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Malta
AM MANGION LTD.
Tel: +356 2397 6000
Nederland
ViiV Healthcare BV
Tel: + 31 (0) 33 2081199
67
Eesti
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Tel: +372 617 7410
ee@its.jnj.com
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε.
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Laboratorios ViiV Healthcare, S.L.
Tel: + 34 900 923 501
es-ci@viivhealthcare.com
France
ViiV Healthcare SAS
Tél.: + 33 (0)1 39 17 69 69
Infomed@viivhealthcare.com
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Ísland
Janssen-Cilag AB
c/o Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
ViiV Healthcare S.r.l
Tel: +39 045 7741600
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ
Τηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filiāle Latvijā
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: +47 24 12 65 00
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 237 60 00
Portugal
VIIVHIV HEALTHCARE, UNIPESSOAL,
LDA
Tel: + 351 21 094 08 01
viiv.fi.pt@viivhealthcare.com
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Slovenská republika
Johnson & Johnson s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
United Kingdom (Northern Ireland)
ViiV Healthcare BV
Tel: + 44 (0)800 221441
customercontactuk@gsk.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
68
De volgende informatie is alleen bedoeld voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. De
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg dient deze te lezen in samenhang met de volledige
voorschriftinformatie (samenvatting van de productkenmerken).
REKAMBYS 3 ml injectie Gebruiksaanwijzing:
Overzicht
Voor een volledige dosis zijn twee injecties nodig:
3 ml cabotegravir en 3 ml rilpivirine.
Cabotegravir en rilpivirine zijn suspensies die niet verder verdund of gereconstitueerd hoeven te
worden. De bereidingsstappen zijn voor beide geneesmiddelen hetzelfde.
Cabotegravir en rilpivirine zijn uitsluitend voor intramusculair gebruik. Beide injecties moeten in de
gluteusspier worden toegediend. De volgorde van toediening is niet van belang.
N.B.:
de ventrogluteale kant wordt aanbevolen.
Informatie over bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Niet in de vriezer
bewaren.
Rilpivirine injectieflacon
Dop van de
injectieflacon
(Rubber stop
onder dop)
Injectieflacon adaptor
Spuit
Zuiger
Injectienaald
Naaldbeschermkapje
Naaldhuls
Uw verpakking bevat
1 injectieflacon met rilpivirine
1 injectieflacon adapter
1 spuit
1 injectienaald (23 gauge, 1½ inch)
Houd rekening met het postuur van de patiënt en kies een injectienaald met de juiste lengte op basis
van uw klinisch oordeel.
69
Wat u nog meer nodig heeft
Niet-steriele handschoenen
2 alcoholdoekjes
2 gaasjes
Een geschikte naaldencontainer
1 verpakking met cabotegravir 3 ml
Zorg ervoor dat u de verpakking cabotegravir onder handbereik heeft voordat u begint.
Bereiding
1. Inspecteer de injectieflacon
EXP
EXP
MAAND/JAAR
MAAND/
JAAR
Controleer de uiterste
Controleer de uiterste
gebruiksdatum
het
het
gebruiksdatum en
en
geneesmiddel
geneesmiddel
Controleer of de uiterste gebruiksdatum niet is
verlopen.
Controleer de injectieflacons direct. Gebruik
het product niet als u vreemde deeltjes ziet.
Niet gebruiken
als de houdbaarheidsdatum is
verlopen.
2.
Wacht 15 minuten
Wacht 15 minuten
Wacht minimaal 15 minuten voordat u klaar
bent om de injectie toe te dienen, om het
geneesmiddel op kamertemperatuur te laten
komen.
3.
10
sec.
Schud krachtig
Houd de injectieflacon stevig vast en schud
krachtig gedurende 10 seconden (zie
afbeelding).
Houd de injectieflacon ondersteboven en
controleer de resuspensie. Deze dient er
gelijkmatig uit te zien. Als de suspensie niet
gelijkmatig is, schud de injectieflacon dan
nogmaals.
Het is ook normaal om kleine luchtbelletjes te
zien.
70
4.
Haal de dop van de injectieflacon
Haal de dop van de injectieflacon.
Veeg de rubber stop af met een alcoholdoekje.
Zorg dat niets
in contact komt met de rubber
stop nadat u deze heeft schoongeveegd.
5.
Trek de folie van de injectieflacon adapter
Trek de papierfolie van de achterkant van de
verpakking van de injectieflacon adapter.
N.B.:
laat de adapter in de verpakking voor de
volgende stap.
6.
Bevestig de injectieflacon adapter
Druk de injectieflacon adapter - nog altijd in
de verpakking, zie afbeelding - recht naar
beneden op de injectieflacon.
De injectieflacon adapter moet met een klik
stevig op zijn plaats komen.
Als u klaar bent, haal de verpakking dan van
de injectieflacon adapter (zie afbeelding).
71
7.
Maak de spuit klaar
Haal de spuit uit zijn verpakking.
Trek 1 ml lucht op in de spuit. Dit maakt het
optrekken van vloeistof daarna makkelijker.
8.
Bevestig de spuit
Houd de injectieflacon adapter met de
injectieflacon stevig vast, zie afbeelding.
Schroef de spuit stevig op de injectieflacon
adapter.
Druk de zuiger helemaal in om lucht in de
injectieflacon te drukken.
9.
Trek de dosis langzaam op
Draai de spuit met de injectieflacon om en trek
langzaam zoveel mogelijk vloeistof op in de
spuit. Er kan meer vloeistof aanwezig zijn dan
de hoeveelheid voor de dosis.
72
10. Schroef de spuit los
Schroef de spuit van de injectieflacon adapter.
Houd de injectieflacon adapter daarbij vast
zoals afgebeeld.
N.B.:
houd de spuit rechtop om lekkage te
voorkomen. Controleer of de vloeistof er
gelijkmatig en melkachtig wit uitziet.
11. Bevestig de naald
Trek de naaldverpakking open en gedeeltelijk
opzij om de naaldbasis vrij te maken.
Draai de spuit stevig op de naald. Houd
daarbij de spuit rechtop.
Haal de naaldverpakking van de naald.
Injectie
12. Maak de injectieplaats klaar
Injecties moeten in de gluteusspier worden
toegediend. Kies voor de injectie uit de volgende
plaatsen:
Ventrogluteaal (aanbevolen)
Dorsogluteaal (bovenste buitenkwadrant)
N.B.:
alleen voor gebruik in de gluteusspier.
Niet
intraveneus injecteren.
Ventrogluteaal
Dorsogluteaal
73
13. Verwijder de naaldhuls
Vouw het naaldbeschermkapje opzij, weg van
de naald.
Trek de naaldhuls van de naald.
14. Verwijder een teveel aan vloeistof
Houd de spuit met de naald naar boven. Druk
de zuiger in tot de dosis van 2 ml om zo een
teveel aan vloeistof en mogelijke luchtbellen
te verwijderen.
3 ml
N.B.:
maak de injectieplaats schoon met een
alcoholdoekje. Laat de huid aan de lucht
drogen voordat u verder gaat.
15. Trek de huid strak
Gebruik de
z-track-injectietechniek
om eventuele
medicijnlekkage vanuit de injectieplaats tot een
minimum te beperken.
Trek de huid boven de injectieplaats stevig
opzij, zodat deze ongeveer 2,5 cm wordt
verschoven.
Houd de huid in deze positie voor de injectie.
(2,5 cm)
16. Steek de naald in de spier
Steek de naald helemaal in de injectieplaats, of
diep genoeg om de spier te bereiken.
74
17. Injecteer de dosis
Druk de zuiger langzaam helemaal in, terwijl
u de huid nog steeds weggetrokken houdt.
Zorg ervoor dat de spuit leeg is.
Trek de naald terug en laat de weggetrokken
huid direct los.
18. Beoordeel de injectieplaats
Druk met een gaasje op de injectieplaats.
Bij een bloeding kan een verbandje worden
gebruikt.
Niet
het gebied masseren.
19. Beveilig de naald
Vouw het naaldbeschermkapje over de naald.
Druk de naald vast in het naaldbeschermkapje
en gebruik daarbij een hard oppervlak.
U zult een klik horen als het
naaldbeschermkapje vast zit.
klik
75
Na de injectie
20. Gooi veilig weg
Gooi gebruikte naalden, spuiten,
injectieflacons en injectieflaconadapters weg
overeenkomstig lokale voorschriften.
Herhaal voor het 2de geneesmiddel
Als u nog niet beide geneesmiddelen heeft
geïnjecteerd, volg dan de stappen voor bereiding
en injectie voor cabotegravir, wat zijn eigen
gebruiksaanwijzing heeft.
Herhaal alle
stappen voor het
2de geneesmiddel
Vragen en antwoorden
1.
Hoe lang kan het geneesmiddel buiten de koelkast blijven?
Het is het best om het geneesmiddel te injecteren zodra het op kamertemperatuur is gekomen. De
injectieflacon kan echter in de doos maximaal 6 uur op kamertemperatuur blijven (maximum
temperatuur 25°C). Indien deze na 6 uur niet wordt gebruikt, moet hij worden weggegooid.
2.
Hoe lang kan het geneesmiddel in de spuit blijven?
Het is het best om het geneesmiddel te injecteren zodra het (op kamertemperatuur) is opgetrokken. Het
geneesmiddel kan echter maximaal 2 uur in de spuit blijven voordat het wordt geïnjecteerd.
Als het langer dan 2 uur in de spuit blijft, moeten geneesmiddel, spuit en naald worden weggegooid.
3.
Waarom moet ik lucht in de injectieflacon injecteren?
Het injecteren van 1 ml lucht in de injectieflacon maakt het makkelijker om de dosis in de spuit op te
trekken. Zonder de lucht kan er onbedoeld wat vloeistof in de injectieflacon terugvloeien, waardoor er
minder in de spuit zit dan de bedoeling is.
4.
Maakt het uit in welke volgorde ik de geneesmiddelen geef?
Nee, de volgorde is niet van belang.
5.
Is het veilig om de injectieflacon sneller op te warmen naar kamertemperatuur?
Het is het best om de injectieflacon op natuurlijke wijze op kamertemperatuur te laten komen. U kunt
echter de warmte van uw handen gebruiken om de injectieflacon sneller te laten opwarmen, maar zorg
ervoor dat de injectieflacon niet warmer wordt dan 25°C.
Gebruik geen andere verwarmingsmethoden.
76
6.
Waarom wordt de ventrogluteale toediening aanbevolen?
De ventrogluteale toediening, in de musculus gluteus medius, wordt aanbevolen omdat deze ver weg ligt
van belangrijke zenuwen en bloedvaten. Een dorsogluteale toediening, in de musculus gluteus maximus,
is acceptabel, als de medisch zorgverlener hier de voorkeur aan geeft. De injectie mag niet op een
andere plaats worden gegeven.
77

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
REKAMBYS 600 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
REKAMBYS 900 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
2 ml injectieflacon
Elke injectieflacon bevat 600 mg rilpivirine
3 ml injectieflacon
Elke injectieflacon bevat 900 mg rilpivirine
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Witte tot gebroken witte suspensie.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
REKAMBYS is, in combinatie met een injectie met cabotegravir, geïndiceerd voor de behandeling
van een infectie met het humaan immunodeficiëntievirus-1 (hiv-1) bij volwassenen bij wie het virus
wordt onderdrukt (hiv-1-RNA < 50 kopieën/ml) op een stabiel antiretroviraal behandelschema, zonder
aanwijzingen voor virale resistentie in heden of verleden en zonder eerder virologisch falen met
middelen uit de NNRTI- en de INI-klasse (zie rubriek 4.2, 4.4 en 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling moet worden voorgeschreven door een arts met ervaring in de behandeling van hiv-
infecties. Elke injectie dient te worden toegediend door een medisch zorgverlener.
Alvorens met REKAMBYS te beginnen dient de medisch zorgverlener zorgvuldig patiënten te
selecteren die instemmen met het vereiste injectieschema en patiënten te informeren over het
belang om zich aan de geplande bezoeken voor toediening te houden om zo te helpen
virussuppressie te behouden en het risico op een rebound van het virus en mogelijke
ontwikkeling van resistentie geassocieerd met gemiste doses te verminderen.

Het is essentieel om na het stoppen met REKAMBYS in combinatie met injectie met
cabotegravir een alternatief, volledig suppressief antiretroviraal behandelschema te volgen, niet
later dan één maand na de laatste maandelijkse injectie van REKAMBYS of niet later dan twee
maanden na de laatste tweemaandelijkse injectie van REKAMBYS (zie rubriek 4.4).

Voor de aanbevolen dosering dient de voorschrijfinformatie van de cabotegravir-injectie te worden
geraadpleegd.
REKAMBYS kan worden gestart met een orale oplaaddosis of zonder (direct naar injectie).
De medisch zorgverlener en de patiënt kunnen besluiten om rilpivirine tabletten te gebruiken als orale
oplaaddosis voordat wordt gestart met REKAMBYS-injecties, om de verdraagbaarheid te beoordelen
(zie tabel 1). Of ze kunnen besluiten direct door te gaan naar de behandeling met REKAMBYS (zie
tabel 2 en 3 voor aanbevelingen voor respectievelijk toediening eenmaal per maand en eenmaal per
2 maanden).
Orale oplaaddosis
Als rilpivirine orale tabletten worden gebruikt als orale oplaaddosis alvorens te beginnen met
REKAMBYS, dient de patiënt ongeveer 1 maand (minimaal 28 dagen) rilpivirine orale tabletten te
gebruiken, samen met cabotegravir orale tabletten, om de verdraagbaarheid van rilpivirine en
cabotegravir te beoordelen. Eenmaal daags dient één tablet rilpivirine 25 mg te worden ingenomen bij
een maaltijd en met één tablet cabotegravir 30 mg (zie tabel 1).
Tabel 1
Doseringsschema voor orale oplaaddosis bij volwassenen
Orale oplaaddosis
Geneesmiddel Gedurende 1 maand (minimaal 28 dagen), gevolgd door de initiatie-injectiea
Rilpivirine
25 mg eenmaal daags bij een maaltijd
Cabotegravir
30 mg eenmaal daags
a
zie tabel 2 voor het doseringsschema voor maandelijkse injecties en tabel 3 voor het doseringsschema voor injecties
eenmaal per twee maanden.
Toediening eenmaal per maand
Initiatie-injectie (900 mg, overeenkomend met 3 ml)
De aanbevolen dosis van rilpivirine voor de initiatie-injectie voor volwassenen is één intramusculaire
injectie van 900 mg op de laatste dag van de huidige antiretrovirale therapie of van de orale
oplaaddosis.
Vervolginjectie (600 mg, overeenkomend met 2 ml)
Na de initiatie-injectie is de aanbevolen dosis van rilpivirine voor de vervolginjectie bij volwassenen
één intramusculaire injectie van 600 mg per maand. Patiënten kunnen injecties krijgen tot maximaal
7 dagen voor of na de datum van het behandelschema met de maandelijkse injectie.
Tabel 2
Aanbevolen schema voor dosering per intramusculaire injectie eenmaal per
maand bij volwassen patiënten

Initiatie-injectie
Vervolginjecties
Direct naar injectie: maand 1
Geneesmiddel
Eén maand na de initiatie-injectie en
of
vervolgens maandelijks
Na orale oplaaddosis: maand 2
Rilpivirine
900 mg
600 mg
Cabotegravir
600 mg
400 mg
Toediening eenmaal per 2 maanden
Initiatie-injecties ­ 1 maand na elkaar (900 mg, overeenkomend met 3 ml)
De aanbevolen startdosering van rilpivirine-injectie voor volwassenen is één intramusculaire injectie
van 900 mg op de laatste dag van de huidige antiretrovirale therapie of van de orale oplaaddosis.
Eén maand later dient een tweede intramusculaire injectie van 900 mg te worden toegediend. Patiënten
kunnen de tweede injectie van 900 mg krijgen tot maximaal 7 dagen voor of na de geplande
toedieningsdatum.
Vervolginjecties ­ 2 maanden na elkaar (900 mg, overeenkomend met 3 ml)
Na de initiatie-injecties is de aanbevolen dosis van rilpivirine voor de vervolginjectie bij volwassenen
één intramusculaire injectie van 900 mg per maand, eenmaal per 2 maanden toe te dienen. Patiënten
Tabel 3
Aanbevolen schema voor dosering per intramusculaire injectie eenmaal per
2 maanden bij volwassen patiënten

Initiatie-injecties
Vervolginjecties
Geneesmiddel
Direct naar injectie: maand 1 en 2
Twee maanden na de laatste initiatie-
of
injectie en vervolgens elke 2 maanden
Na orale oplaaddosis: maand 2 en 3
Rilpivirine
900 mg
900 mg
Cabotegravir
600 mg
600 mg
Doseringsaanbevelingen bij het switchen van maandelijkse naar tweemaandelijkse injecties
Patiënten die van een behandelschema met maandelijkse vervolginjecties overstappen op een schema
met tweemaandelijkse vervolginjecties dienen één maand na de laatste vervolginjectie met
REKAMBYS van 600 mg één enkele intramusculaire injectie te ontvangen met REKAMBYS van
900 mg en vervolgens elke 2 maanden 900 mg.
Doseringsaanbevelingen bij het switchen van tweemaandelijkse naar maandelijkse injecties
Patiënten die van een behandelschema met tweemaandelijkse vervolginjecties overstappen op een
schema met maandelijkse vervolginjecties dienen twee maanden na de laatste vervolginjectie met
REKAMBYS van 900 mg één enkele intramusculaire injectie te ontvangen met REKAMBYS van
600 mg en vervolgens maandelijks 600 mg.
Gemiste doses
Patiënten die een injectiebezoek missen, dienen opnieuw klinisch te worden beoordeeld om te
controleren of hervatting van de behandeling passend is. Zie tabel 4 en 5 voor de aanbevelingen voor
dosering na een gemiste injectie.
Gemiste injectie bij toediening eenmaal per maand (orale toediening ter vervanging van maximaal
2 achtereenvolgende maandelijkse injecties)
Als een patiënt vooraf weet dat hij een geplande injectie niet binnen 7 dagen kan inhalen, kan
dagelijkse orale behandeling (één rilpivirine-tablet [25 mg] en één cabotegravir-tablet [30 mg])
worden gebruikt ter vervanging van maximaal 2 achtereenvolgende bezoeken voor de maandelijkse
injectie. De eerste dosis van de orale behandeling dient te worden ingenomen 1 maand (± 7 dagen) na
de laatste injectiedoses van REKAMBYS en cabotegravir. De toediening van injecties dient te worden
hervat op de dag dat de orale toediening is voltooid, zoals aanbevolen in tabel 4.
In het geval dat er bescherming nodig is voor meer dan twee maanden, d.w.z. dat er meer dan twee
maandelijkse injecties worden overgeslagen, dan dient er een alternatief oraal schema te worden
ingesteld vanaf één maand (± 7 dagen) na de laatste injectie van REKAMBYS.
Tabel 4:
Doseringsaanbevelingen voor REKAMBYS na gemiste injecties of orale
therapie voor patiënten op een behandelschema met maandelijkse injecties

Tijd sinds de laatste
Aanbeveling
injectie
2 maanden:

Ga zo snel mogelijk door met het injectieschema van 600 mg eenmaal
per maand.
> 2 maanden:
Begin opnieuw bij de patiënt met de dosis van 900 mg en vervolg
daarna met het injectieschema van 600 mg eenmaal per maand.
Gemiste injectie bij toediening eenmaal per 2 maanden (orale toediening ter vervanging van
1 tweemaandelijkse injectie)
Als een patiënt vooraf weet dat hij een geplande injectie niet binnen 7 dagen kan inhalen, kan
dagelijkse orale behandeling (één rilpivirine-tablet [25 mg] en één cabotegravir-tablet [30 mg])
worden gebruikt ter vervanging van één tweemaandelijks injectiebezoek. De eerste dosis van de orale
behandeling dient te worden ingenomen ongeveer 2 maanden (± 7 dagen) na de laatste injectiedoses
Tabel 5
Doseringsaanbevelingen voor REKAMBYS na gemiste injecties of orale
therapie voor patiënten op een behandelschema met injecties eenmaal per
2 maanden

Gemist
Tijd sinds de
Aanbeveling (alle injecties zijn 3 ml)
injectiebezoek
laatste
injectie

Injectie 2
2 maanden
Ga zo snel mogelijk door met de injectie van 900 mg en
vervolg met het injectieschema van eenmaal per 2 maanden.
> 2 maanden
Begin opnieuw bij de patiënt met de dosis van 900 mg,
gevolgd door een tweede initiatie-injectie van 900 mg één
maand later. Volg dan het injectieschema van eenmaal per
2 maanden.
Injectie 3 of later 3 maanden
Ga zo snel mogelijk door met de injectie van 900 mg en
vervolg met het injectieschema van eenmaal per 2 maanden.
> 3 maanden
Begin opnieuw bij de patiënt met de dosis van 900 mg,
gevolgd door een tweede initiatie-injectie van 900 mg één
maand later. Volg dan het injectieschema van eenmaal per
2 maanden.
Bijzondere populaties
Ouderen
Er is beperkte informatie over het gebruik van REKAMBYS bij patiënten ouder dan 65 jaar. Bij
oudere patiënten is geen dosisaanpassing van REKAMBYS nodig (zie rubriek 5.1 en 5.2).
Nierinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing vereist bij patiënten met lichte of matige nierinsufficiëntie. Bij patiënten
met ernstige nierinsufficiëntie of terminale nierziekte mag de combinatie van REKAMBYS met een
sterke CYP3A-remmer alleen worden gebruikt als de voordelen opwegen tegen de risico's. Er werden
geen proefpersonen in de fase III-studies geïncludeerd met een geschatte creatinineklaring
< 50 ml/min/1,73 m2. Er zijn geen gegevens bekend bij proefpersonen die gedialyseerd werden, maar
er worden geen verschillen in farmacokinetiek verwacht in deze populatie (zie rubriek 5.2).
Leverinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing vereist bij patiënten met lichte of matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh-
score A of B), maar voorzichtigheid wordt geadviseerd bij patiënten met matige leverinsufficiëntie. Er
zijn geen gegevens bekend bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh-score C); daarom
wordt REKAMBYS niet aanbevolen bij deze patiënten (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van REKAMBYS bij kinderen in de leeftijd van < 18 jaar zijn niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Voor intramusculair gebruik.
Men dient op te letten dat REKAMBYS niet onbedoeld in een bloedvat wordt geïnjecteerd. De
suspensie moet langzaam worden geïnjecteerd (zie rubriek 4.4).
Voor toediening dient de injectieflacon met REKAMBYS op kamertemperatuur te worden gebracht.
REKAMBYS dient altijd tegelijk te worden toegediend met een cabotegravir-injectie. De injecties met
REKAMBYS en cabotegravir dienen tijdens hetzelfde bezoek op verschillende plaatsen in de
gluteusspier te worden toegediend. De volgorde van de injecties maakt niet uit.
Bij het toedienen van REKAMBYS dient de medisch zorgverlener rekening te houden met de body
mass index
(BMI) van de patiënt om ervoor te zorgen dat de naald lang genoeg is om de gluteusspier
te bereiken. De verpakking bevat 1 injectienaald (zie rubriek 6.5).
De injectieflacon moet stevig worden vastgehouden en krachtig worden geschud gedurende minimaal
10 seconden. De injectieflacon moet ondersteboven worden gehouden en de resuspensie moet worden
gecontroleerd. Deze dient er gelijkmatig uit te zien. Als de suspensie niet gelijkmatig is, moet de
injectieflacon nogmaals worden geschud. Het is normaal dat u kleine luchtbelletjes ziet.
Injecties moeten ventrogluteaal (aanbevolen) of dorsogluteaal worden toegediend.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
REKAMBYS mag absoluut niet tegelijk worden toegediend met de volgende geneesmiddelen,
aangezien er significante daling kan optreden in de plasmaconcentraties van rilpivirine (als gevolg van
inductie van het CYP3A-enzym). Dit kan leiden tot verlies van therapeutisch effect van REKAMBYS
(zie rubriek 4.5):
-
de anti-epileptica carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne
- de antimycobacteriële middelen rifabutine, rifampicine, rifapentine
- de systemische glucocorticoïde dexamethason, behalve als een eenmalige dosis
- sint-janskruid (Hypericum perforatum).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Risico van resistentie na het stoppen met de behandeling
Om het risico op het ontwikkelen van resistentie bij het virus tot een minimum te beperken, is
het essentieel om een alternatief, volledig suppressief antiretroviraal behandelschema toe te
passen, niet later dan één maand na de laatste maandelijkse injectie met REKAMBYS of niet
later dan twee maanden na de laatste injectie met REKAMBYS van het tweemaandelijkse
injectieschema.

Als virologisch falen wordt vermoed, dient zo snel mogelijk een alternatief behandelschema te worden
toegepast.
Langwerkende eigenschappen van rilpivirine-injectie
Er kunnen gedurende langere tijd restconcentraties van rilpivirine in de systemische circulatie van
patiënten blijven (bij sommige patiënten tot 4 jaar). Hiermee dient rekening te worden gehouden bij
het stoppen met REKAMBYS (zie rubriek 4.5, 4.6, 4.7, 4.9).
Baseline-factoren die geassocieerd zijn met virologisch falen
Alvorens met het behandelschema te beginnen, dient men in overweging te nemen dat multivariabele
analyses erop duiden dat een combinatie van ten minste 2 van de volgende baseline-factoren
geassocieerd kunnen zijn met een verhoogd risico op virologisch falen: gearchiveerde rilpivirine
resistentie- mutaties, hiv-1 subtype A6/A1, of BMI 30 kg/m2. Bij patiënten met een onvolledige of
Post-injectiereacties
Onbedoelde intraveneuze toediening kan leiden tot ongewenste effecten als gevolg van tijdelijk hoge
plasmaconcentraties. In klinische studies werden binnen enkele minuten na de injectie met rilpivirine
ernstige post-injectiereacties gemeld. Deze voorvallen omvatten symptomen zoals dyspneu,
bronchospasme, agitatie, abdominale krampen, rash/urticaria, duizeligheid, overmatig blozen, zweten,
oraal verdoofd gevoel, veranderingen in bloeddruk, en pijn (bijv. rug en borst). Deze reacties waren
zeldzaam en begonnen binnen minuten na de injectie te verdwijnen. Sommige van de patiënten kregen
een symptomatische behandeling, naar het oordeel van de behandelende arts.
Volg bij het bereiden en toedienen van REKAMBYS zorgvuldig de gebruiksaanwijzing (zie
rubriek 4.2). Blijf patiënten na de injectie korte tijd observeren (ongeveer 10 minuten). Als een patiënt
een post-injectiereactie ervaart, monitor en behandel dan zoals klinisch aangewezen.
Cardiovasculair
REKAMBYS dient voorzichtig te worden gebruikt als het tegelijk wordt toegepast met een
geneesmiddel met een bekend risico op torsade de pointes. In supratherapeutische doseringen (75 en
300 mg eenmaal daags) is oraal rilpivirine in verband gebracht met verlenging van het QTc-interval op
het elektrocardiogram (ECG) (zie rubriek 4.5, 4.8 en 5.2). Oraal rilpivirine in de aanbevolen dosis van
25 mg eenmaal daags gaat niet gepaard met een klinisch relevant effect op de QTc.
Plasmaconcentraties van rilpivirine na injecties met REKAMBYS zijn vergelijkbaar met die tijdens
een dergelijke orale rilpivirinetherapie.
Co-infectie met HBV/HCV
Patiënten met een co-infectie met hepatitis B werden uitgesloten van studies met REKAMBYS. Het
wordt niet aanbevolen om met REKAMBYS te beginnen bij patiënten met een co-infectie met
hepatitis B. Bij patiënten met een co-infectie met hepatitis B en die oraal rilpivirine ontvingen, was de
incidentie van verhoogde leverenzymen hoger dan bij patiënten die oraal rilpivirine ontvingen die geen
co-infectie met hepatitis B hadden. Artsen dienen de actuele behandelrichtlijnen te raadplegen voor de
behandeling van hiv-infectie bij patiënten die tevens een infectie met het hepatitis B-virus hebben.
Er zijn beperkte gegevens beschikbaar bij patiënten met een co-infectie met hepatitis C. Bij patiënten
met een co-infectie met hepatitis C die oraal rilpivirine ontvingen, was de incidentie van verhoging
van de leverenzymen hoger dan bij patiënten die oraal rilpivirine ontvingen en die geen co-infectie
hadden met hepatitis C. De farmacokinetische blootstelling aan oraal en aan injecteerbaar rilpivirine
bij patiënten met een co-infectie was vergelijkbaar met die bij patiënten zonder co-infectie met
hepatitis C. Bij patiënten met een co-infectie met hepatitis C wordt het monitoren van de leverfunctie
aanbevolen.
Interacties met andere geneesmiddelen
REKAMBYS dient niet te worden toegediend met andere antiretrovirale geneesmiddelen, met
uitzondering van injectie met cabotegravir voor de behandeling van een hiv-1-infectie (zie
rubriek 4.5).
Zwangerschap
Er zijn beperkte gegevens over REKAMBYS bij zwangere vrouwen. REKAMBYS wordt niet
aanbevolen tijdens de zwangerschap, tenzij de verwachte voordelen opwegen tegen het mogelijke
risico. Wanneer rilpivirine 25 mg eenmaal daags werd genomen tijdens de zwangerschap, werden
lagere blootstellingen aan oraal rilpivirine waargenomen. In de fase III-studies met oraal rilpivirine is
lagere blootstelling aan rilpivirine, vergelijkbaar als met die werd gezien tijdens zwangerschap, in
Immuunreactiveringssyndroom
Bij patiënten die zijn geïnfecteerd met hiv en die een ernstige immuundeficiëntie hebben op het
moment dat de antiretrovirale combinatietherapie (combination antiretroviral therapy ­ CART) wordt
ingesteld, kan een ontstekingsreactie optreden op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische
pathogenen en ernstige klinische aandoeningen of verergering van de symptomen veroorzaken.
Dergelijke reacties zijn meestal waargenomen in de eerste paar weken of maanden na het starten van
CART. Relevante voorbeelden zijn cytomegalovirus-retinitis, gegeneraliseerde en/of focale
mycobacteriële infecties en Pneumocystis jirovecii-pneumonie. Alle ontstekingssymptomen moeten
worden beoordeeld en indien nodig moet een behandeling worden ingesteld. Van auto-immuunziekten
(zoals de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) is ook gemeld dat ze voorkomen in een setting
van immuunreconstitutie. De gemelde tijd tot optreden is echter variabeler en deze bijwerkingen
kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden.
Overdracht van hiv
Hoewel bewezen is dat effectieve virale suppressie met antiretrovirale behandeling het risico van
seksuele overdracht substantieel vermindert, kan een nog aanwezig risico niet worden uitgesloten.
Voorzorgsmaatregelen om overdracht te voorkomen moeten worden genomen in overeenstemming
met nationale richtlijnen.
Opportunistische infecties
Patiënten moeten erover geïnformeerd worden dat REKAMBYS of een andere antiretrovirale
behandeling de hiv-infectie niet geneest en dat ze nog steeds opportunistische infecties en andere
complicaties van een hiv-infectie kunnen ontwikkelen. Daarom moeten patiënten onder nauwgezette
klinische observatie blijven van artsen met ervaring in de behandeling van deze met hiv geassocieerde
ziekten.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectie, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
REKAMBYS is, in combinatie met een injectie met cabotegravir, bedoeld voor gebruik als een
volledig schema voor de behandeling van hiv-1-infectie en dient niet te worden toegediend met andere
antiretrovirale geneesmiddelen voor de behandeling van hiv-1. Daarom wordt er geen informatie
gegeven over interacties met andere antiretrovirale geneesmiddelen. Vanuit het gezichtspunt van
geneesmiddelinteractie zijn er geen beperkingen om andere antiretrovirale geneesmiddelen te
gebruiken na het stoppen met REKAMBYS.
Voor de rilpivirinebehandeling als orale oplaaddosis en in het geval dat gemiste toedieningen worden
vervangen door orale rilpivirinebehandeling, dient men voor informatie over geneesmiddelinteracties
de SmPC van de orale rilpivirine-tablet te raadplegen.
Geneesmiddelen die de blootstelling aan rilpivirine beïnvloeden
Rilpivirine wordt voornamelijk gemetaboliseerd door cytochroom P450 (CYP)3A. Geneesmiddelen
die CYP3A induceren of remmen, kunnen dus de klaring van rilpivirine beïnvloeden (zie rubriek 5.2).
Er is waargenomen dat gelijktijdige toediening van rilpivirine en geneesmiddelen die CYP3A
Bij gebruik van oraal rilpivirine zijn protonpompremmers gecontra-indiceerd (zie de SmPC van
rilpivirine-tablet, rubriek 4.3).
Geneesmiddelen die beïnvloed worden door het gebruik van rilpivirine
Het is niet waarschijnlijk dat rilpivirine een klinisch relevant effect zal hebben op de blootstelling aan
geneesmiddelen die worden gemetaboliseerd door CYP-enzymen.
Rilpivirine remt P-glycoproteïne in vitro (IC50 is 9,2 M). In een klinische studie beïnvloedde
rilpivirine (25 mg eenmaal daags) de farmacokinetiek van digoxine niet significant.
Rilpivirine is een in-vitro-remmer van de transporter MATE-2K met een IC50 van < 2,7 nM. De
klinische gevolgen van deze bevinding zijn momenteel onbekend.
Interactietabel
Geselecteerde bevestigde en theoretische interacties tussen rilpivirine en gelijktijdig toegediende
geneesmiddelen staan vermeld in tabel 6 en zijn gebaseerd op de studies uitgevoerd met oraal
rilpivirine of zijn mogelijke geneesmiddelinteracties die kunnen optreden (een versterking wordt
aangeduid met `', een verzwakking met `', geen wijziging met `', niet van toepassing met n.v.t.,
betrouwbaarheidsinterval met `BI').
Tabel 6
Interacties en doseringsaanbevelingen met andere geneesmiddelen
Geneesmiddelen per
Interactie
Aanbevelingen over gelijktijdige
therapeutisch gebied
Gemiddelde verandering
toediening
(geometrisch gemiddelde;%)
ANTIVIRALE MIDDELEN
Cabotegravir
cabotegravir AUC
Er is geen dosisaanpassing vereist.
cabotegravir Cmin
cabotegravir Cmax
rilpivirine AUC
rilpivirine Cmin 8%
rilpivirine Cmax
Ribavirine
Niet onderzocht. Er worden geen
Er is geen dosisaanpassing vereist.
klinisch relevante interacties tussen
deze geneesmiddelen verwacht.
ANTI-EPILEPTICA
Carbamazepine
Niet onderzocht. Significante dalingen Rilpivirine mag niet worden
Oxcarbazepine
in de plasmaconcentraties van
gebruikt in combinatie met deze
Fenobarbital
rilpivirine worden verwacht.
anti-epileptica, aangezien
Fenytoïne
gelijktijdige toediening kan leiden
(inductie van CYP3A-enzymen)
tot verlies van therapeutisch effect
van rilpivirine (zie rubriek 4.3).
Ketoconazol*#
ketoconazol AUC 24%
Er is geen dosisaanpassing vereist.
400 mg eenmaal daags
ketoconazol Cmin 66%
ketoconazol Cmax
(inductie van CYP3A-enzymen door
hoge dosis rilpivirine in de studie)
rilpivirine AUC 49%
rilpivirine Cmin 76%
rilpivirine Cmax 30%
(remming van CYP3A-enzymen)
Fluconazol
Niet onderzocht. Gelijktijdig gebruik
Er is geen dosisaanpassing vereist.
Itraconazol
van REKAMBYS met azol-
Posaconazol
antimycotica kan een verhoging van
Voriconazol
de plasmaconcentraties van rilpivirine
veroorzaken.
(remming van CYP3A-enzymen)
MIDDELEN TEGEN MYCOBACTERIËN
Rifabutine*#
rifabutine AUC
REKAMBYS mag niet worden
300 mg eenmaal daags
rifabutine Cmin
gebruikt in combinatie met
rifabutine Cmax
rifabutine, aangezien specifieke
25-O-desacetyl-rifabutine AUC
doseringsaanbevelingen niet zijn
25-O-desacetyl-rifabutine Cmin
vastgesteld. Het is waarschijnlijk
25-O-desacetyl-rifabutine Cmax
dat gelijktijdige toediening leidt tot
verlies van therapeutisch effect van
300 mg eenmaal daags
rilpivirine AUC 42%
rilpivirine (zie rubriek 4.3).
(+ 25 mg eenmaal daags
rilpivirine Cmin 48%
rilpivirine)
rilpivirine Cmax 31%
300 mg eenmaal daags
rilpivirine AUC 16%*
(+ 50 mg eenmaal daags
rilpivirine Cmin *
rilpivirine)
rilpivirine Cmax 43%*
* vergeleken met 25 mg eenmaal
daags alleen rilpivirine
(inductie van CYP3A-enzymen)
Rifampicine*#
rifampicine AUC
Rilpivirine mag niet worden
600 mg eenmaal daags
rifampicine Cmin n.v.t.
gebruikt in combinatie met
rifampicine Cmax
rifampicine aangezien gelijktijdige
25-desacetyl-rifampicine AUC 9%
toediening waarschijnlijk leidt tot
25-desacetyl-rifampicine Cmin n.v.t.
verlies van therapeutisch effect van
25-desacetyl-rifampicine Cmax
rilpivirine (zie rubriek 4.3).
rilpivirine AUC 80%
rilpivirine Cmin 89%
rilpivirine Cmax 69%
(inductie van CYP3A-enzymen)
Rifapentine
Niet onderzocht. Significante dalingen Rilpivirine mag niet worden
in de plasmaconcentraties van
gebruikt in combinatie met
rilpivirine worden verwacht.
rifapentine aangezien gelijktijdige
toediening waarschijnlijk leidt tot
(inductie van CYP3A-enzymen)
verlies van therapeutisch effect van
rilpivirine (zie rubriek 4.3).
Claritromycine
Niet onderzocht. Verhoogde
Waar mogelijk dienen alternatieven
Erytromycine
blootstelling aan rilpivirine wordt
zoals azitromycine te worden
verwacht.
overwogen.
(remming van CYP3A-enzymen)
GLUCOCORTICOÏDEN OF CORTICOSTEROÏDEN
Dexamethason
Niet onderzocht. Dosisafhankelijke
Rilpivirine mag niet worden
(systemisch, behalve als
dalingen in de plasmaconcentraties
gebruikt in combinatie met
eenmalige dosis)
van rilpivirine worden verwacht.
systemisch dexamethason (behalve
als eenmalige dosis), aangezien
(inductie van CYP3A-enzymen)
gelijktijdige toediening kan leiden
tot verlies van therapeutisch effect
van rilpivirine (zie rubriek 4.3).
Alternatieven dienen te worden
overwogen, in het bijzonder voor
langdurig gebruik.
NARCOTISCHE ANALGETICA
Methadon*
R(-) methadon AUC 16%
Er zijn geen dosisaanpassingen
individuele dosis van
R(-) methadon Cmin 22%
vereist als methadon gelijktijdig
60 mg tot 100 mg
R(-) methadon Cmax 14%
wordt toegediend met rilpivirine.
eenmaal daags
rilpivirine AUC *
Klinische opvolging wordt echter
rilpivirine Cmin *
aanbevolen aangezien het nodig kan
rilpivirine Cmax *
zijn onderhoudstherapie met
* op basis van historische controles
methadon bij sommige patiënten
aan te passen.
ANTIARITMICA
Digoxine*
digoxine AUC
Er is geen dosisaanpassing vereist.
digoxine Cmin n.v.t.
digoxine Cmax
ANTIDIABETICA
Metformine*
metformine AUC
Er is geen dosisaanpassing vereist.
metformine Cmin n.v.t.
metformine Cmax
KRUIDENMIDDELEN
Sint-janskruid
Niet onderzocht. Significante dalingen Rilpivirine mag niet worden
(Hypericum perforatum)
in de plasmaconcentraties van
gebruikt in combinatie met
rilpivirine worden verwacht.
middelen die sint-janskruid
bevatten, aangezien gelijktijdige
(inductie van CYP3A-enzymen)
toediening kan leiden tot verlies van
therapeutisch effect van rilpivirine
(zie rubriek 4.3).
ANALGETICA
Paracetamol*#
paracetamol AUC
Er is geen dosisaanpassing vereist.
500 mg eenmalige dosis e
paracetamol Cmin n.v.t.
paracetamol Cmax
rilpivirine AUC
rilpivirine Cmin 26%
rilpivirine Cmax
ORALE ANTICONCEPTIVA
Ethinylestradiol*
ethinylestradiol AUC
Er is geen dosisaanpassing vereist.
0,035 mg eenmaal daags
ethinylestradiol Cmin
Norethindron*
ethinylestradiol Cmax 17%
1 mg eenmaal daags
norethindron AUC
norethindron Cmin
norethindron Cmax
rilpivirine AUC *
rilpivirine Cmin *
rilpivirine Cmax *
* op basis van historische controles
Atorvastatine*#
atorvastatine AUC
Er is geen dosisaanpassing vereist.
40 mg eenmaal daags
atorvastatine Cmin 15%
atorvastatine Cmax 35%
rilpivirine AUC
rilpivirine Cmin
rilpivirine Cmax 9%
FOSFODIËSTERASE, TYPE 5 (PDE-5) REMMERS
Sildenafil*#
sildenafil AUC
Er is geen dosisaanpassing vereist.
50 mg eenmalige dosis
sildenafil Cmin n.v.t.
sildenafil Cmax
rilpivirine AUC
rilpivirine Cmin
rilpivirine Cmax
Vardenafil
Niet onderzocht.
Er is geen dosisaanpassing vereist.
Tadalafil
% versterking/verzwakking op basis van geneesmiddelinteractiestudies met oraal rilpivirine
* De interactie tussen rilpivirine en het geneesmiddel werd onderzocht in een klinische studie. Alle andere getoonde
geneesmiddelinteracties zijn voorspellingen.
#
Deze interactiestudie is uitgevoerd met een hogere dosis dan de aanbevolen dosis voor rilpivirine, waarmee het
maximale effect op het gelijktijdig toegediende geneesmiddel werd gemeten. De dosisaanbeveling is van toepassing
op de aanbevolen dosis van rilpivirine van 25 mg eenmaal daags.
QT-verlengende geneesmiddelen
Oraal rilpivirine in de aanbevolen dosis van 25 mg eenmaal daags gaat niet gepaard met een klinisch
relevant effect op de QTc-tijd. Rilpivirine plasmaconcentraties na REKAMBYS-injecties in de
aanbevolen dosis van maandelijks 600 mg of tweemaandelijks 900 mg zijn vergelijkbaar met de
concentraties die worden bereikt met oraal rilpivirine in een dagelijkse dosis van 25 mg. In een studie
bij gezonde proefpersonen is gebleken dat supratherapeutische doses van oraal rilpivirine (75 mg
eenmaal daags en 300 mg eenmaal daags) het QTc-interval van het ECG verlengen (zie rubriek 5.1).
REKAMBYS dient met voorzichtigheid te worden gebruikt als het gelijktijdig wordt toegediend met
een geneesmiddel met een bekend risico van torsade de pointes (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Het effect van REKAMBYS op zwangerschap bij de mens is onbekend.
Een matige hoeveelheid gegevens over oraal rilpivirine bij zwangere vrouwen (tussen 300-
1.000 zwangerschapsuitkomsten) duidt erop dat rilpivirine niet misvormend of foetaal/neonataal
toxisch is.
Een studie met 19 zwangere vrouwen behandeld met oraal rilpivirine in combinatie met een
background regimen tijdens het tweede en derde trimester en postpartum, toonde lagere
blootstellingen aan oraal rilpivirine tijdens zwangerschap aan. Daarom dient de viral load nauwlettend
te worden gevolgd als REKAMBYS tijdens zwangerschap wordt gebruikt.
Experimenteel onderzoek bij dieren wijst niet op reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).
REKAMBYS wordt niet aanbevolen tijdens de zwangerschap, tenzij het verwachte voordeel opweegt
tegen het mogelijke risico.
Een alternatief oraal schema dient te worden overwogen overeenkomstig de actuele
behandelrichtlijnen. Na het stoppen met REKAMBYS kan rilpivirine bij sommige patiënten tot 4 jaar
in de systemische circulatie blijven (zie rubriek 4.4).
Op basis van gegevens uit dieronderzoek wordt verwacht dat rilpivirine zal worden uitgescheiden in
de moedermelk, hoewel dit bij de mens niet is bevestigd. Na het stoppen met REKAMBYS kan
rilpivirine bij sommige patiënten tot 4 jaar in moedermelk aanwezig zijn.
Het wordt aanbevolen dat vrouwen met een hiv-infectie hun zuigelingen onder geen beding
borstvoeding geven teneinde overdracht van hiv te voorkomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het effect van rilpivirine op de vruchtbaarheid bij de mens. In
dieronderzoek zijn geen klinisch relevante effecten op de vruchtbaarheid waargenomen (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Patiënten moeten worden geïnformeerd dat vermoeidheid, duizeligheid en slaperigheid zouden kunnen
optreden tijdens behandeling met REKAMBYS (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De frequentst gemelde bijwerkingen uit de studies met maandelijkse toediening waren
injectieplaatsreacties (tot 84%), hoofdpijn (tot 12%) en pyrexie (10%).
De frequentst gemelde bijwerkingen bij toediening elke 2 maanden waren injectieplaatsreacties (tot
76%), hoofdpijn (7%) en pyrexie (7%).
Samenvattende tabel van bijwerkingen
De bijwerkingen die voor rilpivirine en/of cabotegravir zijn vastgesteld, staan vermeld in tabel 7, per
systeem/orgaanklasse (SOC) en frequentie. De frequentiecategorieën zijn als volgt gedefinieerd: zeer
vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10) en soms ( 1/1.000, < 1/100).
Tabel 7
Samenvatting van bijwerkingen in tabelvorm1
MedDRA Systeem/Orgaan-
Frequentie-
Bijwerkingen voor het behandelschema
klasse (SOC)
categorie
met rilpivirine + cabotegravir
Bloed- en
Vaak
verlaagd aantal witte bloedcellen2, verlaagde
lymfestelselaandoeningen
hemoglobine2, verlaagd plaatjesaantal2
Immuunsysteemaandoeningen Soms
immuunreactivatiesyndroom2
Voedings- en
Zeer vaak
verhoogd totaal cholesterol (nuchter)2,
stofwisselingsstoornissen
verhoogd LDL-cholesterol (nuchter)2
Vaak
verminderde eetlust2, verhoogde
triglyceriden (nuchter)2
Psychische stoornissen
Vaak
depressie, angst, abnormale dromen,
insomnia, slaapstoornis2, zwaarmoedige
stemming2
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
hoofdpijn
Vaak
duizeligheid
Soms
somnolentie, vasovagale reacties (in reactie
op injecties)
Maagdarmstelsel-
Zeer vaak
pancreasamylase verhoogd2
aandoeningen
Vaak
nausea, braken, abdominale pijn3, flatulentie,
diarree, abdominaal ongemak2, droge mond2,
lipase verhoogd2
Lever- en galaandoeningen
Soms
hepatotoxiciteit
Vaak
rash4
aandoeningen
Skeletspierstelsel- en
Vaak
myalgie
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
Zeer vaak
injectieplaatsreacties (pijn en ongemak,
toedieningsplaatsstoornissen
nodule, induratie), pyrexie5
Vaak
injectieplaatsreacties (zwelling, erytheem,
pruritus, blauwe plek, warmte, hematoom),
vermoeidheid, asthenie, malaise
Soms
injectieplaatsreacties (cellulitis, abces,
anesthesie, hemorragie, huidverkleuring)
Onderzoeken
Vaak
gewichtstoename
Soms
transaminase verhoogd, bilirubine in bloed
verhoogd
1
De frequentie van de vastgestelde bijwerkingen zijn gebaseerd op alle gemelde voorvallen en zijn niet beperkt tot die
voorvallen die door de onderzoeker worden beschouwd als `ten minste mogelijk gerelateerd'.
2
Bijkomende bijwerkingen met oraal rilpivirine gezien in andere studies.
3
Abdominale pijn omvat de volgende gecombineerde MedDRA-voorkeurstermen: abdominale pijn, bovenbuikpijn.
4
Rash omvat de volgende gecombineerde MedDRA-voorkeurstermen: rash, rash erythemateus, rash gegeneraliseerd,
rash vlekkerig, rash maculo-papulair, rash morbilliform, rash papulair, rash pruritus.
5 Pyrexie omvat de volgende gecombineerde MedDRA-voorkeurstermen: pyrexie, het heet hebben,
lichaamstemperatuur verhoogd. De meerderheid van de gevallen van pyrexie werd binnen een week na de injecties
gemeld.
Het algehele veiligheidsprofiel in week 96 en week 124 in de FLAIR-studie kwam overeen met dat
van week 48, waarbij geen nieuwe veiligheidsbevindingen werden vastgesteld. In de verlengingsfase
van de FLAIR-studie ging het starten met een injectieschema met rilpivirine plus cabotegravir zonder
orale oplaaddosis (direct naar injectie) niet gepaard met nieuwe veiligheidsproblemen gerelateerd aan
het achterwege laten van de orale oplaadfase.
Beschrijving van enkele specifieke bijwerkingen
Lokale injectieplaatsreacties (ISR's)
Maximaal 1% van de proefpersonen stopte met de behandeling met injecties met rilpivirine en
cabotegravir vanwege ISR's.
Injectieplaatsreacties waren over het algemeen licht (graad 1, 70%-75% van de proefpersonen) of
matig (graad 2, 27%-36% van de proefpersonen). 3-4% van de proefpersonen had last van ernstige
(graad 3) ISR's. De mediane duur van ISR's was 3 dagen. Het percentage proefpersonen dat ISR's
meldde, nam in de loop van de tijd af.
Gewichtstoename
Op het tijdpunt van week 48 waren proefpersonen in de fase III-studies FLAIR en ATLAS, die
rilpivirine plus cabotegravir ontvingen, een mediaan van 1,5 kg in gewicht aangekomen; de groep van
proefpersonen die doorgingen met hun toenmalige antiretrovirale behandelschema (current
antiretroviral regimen
: CAR) kwam mediaan 1,0 kg aan (gepoolde analyse).
In de individuele studies FLAIR en ATLAS was de mediane gewichtstoename in de armen met
rilpivirine plus cabotegravir respectievelijk 1,3 kg en 1,8 kg, tegenover 1,5 kg en 0,3 kg in de CAR-
armen.
In ATLAS-2M was de mediane gewichtstoename op het tijdpunt van week 48 zowel in de armen met
maandelijkse als in de arm met tweemaandelijkse toediening van rilpivirine+ cabotegravir 1,0 kg.
Veranderingen in laboratoriumuitslagen
Verhoogde transaminases (ALAT/ASAT) werden waargenomen bij proefpersonen die de tijdens
klinische studies rilpivirine plus cabotegravir ontvingen. Deze verhogingen werden in de eerste plaats
toegeschreven aan acute virale hepatitis. Een paar proefpersonen behandeld met oraal rilpivirine plus
Kleine, niet-progressieve verhogingen van totaal bilirubine (zonder klinische geelzucht) werden
waargenomen bij behandeling met rilpivirine plus cabotegravir. Deze veranderingen worden niet
beschouwd als klinisch relevant, aangezien zij waarschijnlijk competitie tussen cabotegravir en
ongeconjugeerd bilirubine voor een gemeenschappelijke klaringsroute (UGT1A1) reflecteren.
Er werden verhoogde lipases waargenomen tijdens klinische onderzoeken met rilpivirine plus
cabotegravir. Lipaseverhogingen van graad 3 en 4 traden met rilpivirine plus cabotegravir met een
hogere incidentie op dan met CAR. Deze verhogingen waren over het algemeen asymptomatisch en
resulteerden niet in stoppen met rilpivirine plus cabotegravir. Eén geval van fatale pancreatitis met
graad 4 lipaseverhoging en verstorende factoren (waaronder een voorgeschiedenis van pancreatitis) is
gemeld in de studie ATLAS-2M. Voor dit geval kon een causale reactie met het injectieschema niet
worden uitgesloten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is momenteel beperkte ervaring met overdosering van REKAMBYS. Indien overdosering optreedt,
dient de patiënt een ondersteunende behandeling te krijgen zoals klinisch aangewezen, waarbij vitale
functies en ECG (QT-interval) zo nodig worden gevolgd. Aangezien rilpivirine sterk gebonden is aan
plasma-eiwitten, is het niet aannemelijk dat dialyse kan bijdragen tot een aanzienlijke verwijdering
van de werkzame stof.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antivirale middelen voor systemisch gebruik, niet-nucleoside
reverse-transcriptaseremmers, ATC-code: J05AG05
Werkingsmechanisme
Rilpivirine is een diarylpyrimidine-niet-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI) van hiv-1.
De activiteit van rilpivirine wordt teweeggebracht via niet-competitieve remming van hiv-1-reverse
transcriptase (RT). Rilpivirine remt de DNA polymerases , en in menselijke cellen niet.
Antivirale activiteit in vitro
Rilpivirine vertoonde activiteit tegen laboratoriumstammen van wild-type hiv-1 in een acuut
geïnfecteerde T-cellijn, met een mediane EC50-waarde voor hiv-1/IIIB van 0,73 nM (0,27 ng/ml).
Hoewel rilpivirine in vitro beperkt activiteit vertoonde tegen hiv-2, met EC50-waarden tussen 2510 en
10830 nM (van 920 tot 3970 ng/ml), wordt behandeling van hiv-2-infectie met rilpivirine niet
aanbevolen zolang klinische gegevens hierover ontbreken.
Rilpivirine vertoonde ook antivirale activiteit tegen een brede testgroep van primaire isolaten uit de
hiv-1 groep M (subtype A, B, C, D, F, G, H), met EC50-waarden van 0,07 tot 1,01 nM (van 0,03 tot
0,37 ng/ml) en primaire isolaten uit groep O met EC50-waarden van 2,88 tot 8,45 nM (van 1,06 tot
3,10 ng/ml).
Alle beschikbare in-vitro- en in-vivo-gegevens die gegenereerd zijn met oraal rilpivirine bij voorheen
onbehandelde patiënten in aanmerking nemend, kunnen de volgende met resistentie geassocieerde
mutaties, indien aanwezig bij baseline, de activiteit van rilpivirine beïnvloeden: K101E, K101P,
E138A, E138G, E138K, E138R, E138Q, V179L, Y181C, Y181I, Y181V, Y188L, H221Y, F227C,
M230I, M230L, en de combinatie van L100I en K103N.
In celkweken
Rilpivirine-resistente stammen werden geselecteerd in een celkweek vanuit wild-type hiv-1 van
verschillende bronnen en subtypes alsook vanuit NNRTI-resistente hiv-1. De frequentst waargenomen
met resistentie geassocieerde mutaties die ontstonden, waren L100I, K101E, V108I, E138K, V179F,
Y181C, H221Y, F227C en M230I.
Patiënten met virologische suppressie
In de gepoolde fase III-studies ATLAS en FLAIR was het aantal proefpersonen dat voldeed aan
criteria voor bevestigd virologisch falen (confirmed virologic failure, CVF) laag. Er waren t/m
week 48 7 CVF's met rilpivirine plus cabotegravir (7/591, 1,2%) en 7 CVF's met het actuele antivirale
behandelschema (7/591, 1,2%). In de groep rilpivirine plus cabotegravir in de gepoolde analyse
vertoonden 5/591 (0,8%) proefpersonen ontwikkeling van resistentie: respectievelijk 5/591 (0,8%) en
4/591 (0,7%) met mutaties geassocieerd met resistentie tegen rilpivirine (K101E [n=1], E138A/E/K/T
[n=1], E138A [n=1] of E138K [n=2]) en/of cabotegravir (G140R [n=1], Q148R [n=2] of N155H
[n=1]). De 4 CVF's met cabotegravir plus rilpivirine in FLAIR hadden hiv-1-subtype A1 (n=3) of AG
(n=1). Eén CVF in FLAIR heeft nooit een injectie toegediend gekregen. De 3 CVF's met cabotegravir
plus rilpivirine in ATLAS hadden hiv-1-subtype A, A1 of AG. Bij 2 van deze 3 CVF's waren de met
rilpivirineresistentie geassocieerde mutaties die bij falen werden waargenomen, ook waargenomen bij
baseline in PBMC hiv-1-DNA.
In de studie ATLAS-2M voldeden t/m week 48 10 proefpersonen aan de criteria voor CVF: 8/522
(1,5%) in de Q8W-arm en 2/523 (0,4%) in de Q4W-arm. In de Q8W-groep vertoonden 5/522 (1,0%)
ontwikkeling van resistentie: respectievelijk 4/522 (0,8%) en 5/522 (1,0%) met mutaties geassocieerd
met resistentie tegen rilpivirine (E138A [n=1], E138K [n=1], K101E [n=2] of Y188L [n=1]) en/of
cabotegravir (Q148R [n=3] of N155H [n=4]). In de Q4W-group vertoonden 2/523 (0,4%)
ontwikkeling van resistentie: respectievelijk 1/523 (0,2%) en 2/523 (0,4%) hadden mutaties
geassocieerd met resistentie tegen rilpivirine (K101E [n=1], M230L [n=1]) en/of cabotegravir (E138K
[n=1], Q148R [n=1] of N155H [n=1]). In de Q8W-arm hadden bij baseline 5 proefpersonen met
rilpivirineresistentie geassocieerde mutaties en 1 van deze proefpersonen had een mutatie geassocieerd
met een cabotegravirresistentie. Geen enkele proefpersoon in de Q4W-arm had bij baseline een
mutatie geassocieerd met resistentie tegen rilpivirine of cabotegravir. De 10 CVF's met cabotegravir
plus rilpivirine in ATLAS-2M hadden hiv-1-subtype A (n=1), A1 (n=2), B (n=4), C (n=2) of Complex
(n=1).
Kruisresistentie
Site-gericht NNRTI mutant virus
In een testgroep van 67 hiv-1-recombinante laboratoriumstammen met één mutatie op RT-posities
geassocieerd met NNRTI-resistentie, waaronder de vaakst gevonden K103N en Y181C, vertoonde
rilpivirine antivirale activiteit tegen 64 (96%) van deze stammen. De enkelvoudige met resistentie
geassocieerde mutaties die gepaard gingen met verlies van gevoeligheid voor rilpivirine waren:
K101P, Y181I en Y181V. De K103N-mutatie leidde zelf niet tot verlaagde gevoeligheid voor
rilpivirine, maar de combinatie van K103N en L100I resulteerde in een 7-voudig verminderde
gevoeligheid voor rilpivirine.
Recombinante klinische isolaten
Rilpivirine behield antivirale activiteit (fold change biological cut-off) bij 62% van
4786 hiv-1-recombinante klinische isolaten die resistent waren tegen efavirenz en/of nevirapine.
Effecten op het elektrocardiogram
In een gerandomiseerde crossoverstudie met placebocontrole en werkzame controle (moxifloxacine
400 mg eenmaal daags) bij 60 gezonde volwassenen, met 13 metingen gedurende 24 uur bij steady
state
werd geen effect op het QTcF-interval aangetoond voor oraal rilpivirine in de aanbevolen dosis
van 25 mg eenmaal daags. Na injecties met REKAMBYS zijn de rilpivirineconcentraties in plasma
vergelijkbaar met die verkregen met oraal rilpivirine in een dosis van 25 mg eenmaal daags.
REKAMBYS is in de aanbevolen dosering van 600 mg maandelijks of 900 mg elke 2 maanden niet in
verband gebracht met een klinisch relevant effect op de QTc-tijd.
Bij onderzoek van supratherapeutische doseringen van oraal rilpivirine van 75 mg eenmaal daags en
300 mg eenmaal daags bij gezonde volwassenen, waren de gemiddelde maximale verschillen in het
QTcF-interval op corresponderende tijdstippen (tussen haakjes de bovengrens van het
95%-betrouwbaarheidsinterval) ten opzichte van placebo na correctie voor de baseline-waarde
respectievelijk 10,7 (15,3) en 23,3 (28,4) ms. Bij steady state resulteerde orale toediening van
rilpivirine 75 mg eenmaal daags en 300 mg eenmaal daags in een gemiddelde Cmax die respectievelijk
ongeveer het 4,4- en 11,6-voudige was van de gemiddelde steady state Cmax die werd waargenomen
met de aanbevolen REKAMBYS-dosering van 600 mg eenmaal per maand. Bij steady state
resulteerde orale toediening van rilpivirine 75 mg eenmaal daags en 300 mg eenmaal daags in een
gemiddelde Cmax die respectievelijk ongeveer het 4,1- en 10,7-voudige was van de gemiddelde steady
state
Cmax die werd waargenomen met de aanbevolen REKAMBYS-dosering van 900 mg elke
2 maanden.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Toediening eenmaal per maand
De werkzaamheid van een injectie met REKAMBYS plus cabotegravir is geëvalueerd in twee
gerandomiseerde, multicentrische, open-label-, non-inferioriteits-fase III-studies met werkzame
controle en parallelle armen: FLAIR (201584) en ATLAS (201585). De primaire analyse werd
uitgevoerd nadat alle proefpersonen hun week 48-visite hadden gehad of voortijdig met de studie
waren gestopt.
Patiënten met virologische suppressie (eerder gedurende 20 weken op een behandelschema op basis
van dolutegravir)
In FLAIR ontvingen 629 met hiv-1 geïnfecteerde proefpersonen die geen eerdere antiretrovirale
behandeling (ART) hadden gehad, gedurende 20 weken een behandelschema met de integrase strand
transfer inhibitor
(INI) dolutegravir (ofwel dolutegravir/abacavir/lamivudine ofwel dolutegravir +
2 andere nucleoside reverse-transcriptaseremmers indien de proefpersonen HLA-B*5701-positief
waren). Proefpersonen met virologische suppressie (< 50 hiv-1-RNA-kopieën per ml, n=566) werden
vervolgens gerandomiseerd (1:1) naar ofwel een schema van rilpivirine plus cabotegravir ofwel naar
voortzetting van hun CAR. Proefpersonen gerandomiseerd naar het schema met rilpivirine plus
cabotegravir begonnen de behandeling met een orale oplaaddosering met een tablet cabotegravir
(30 mg) plus een tablet rilpivirine (25 mg) eenmaal daags gedurende minimaal 4 weken, gevolgd door
behandeling met cabotegravir-injectie (maand 1: 600 mg, vanaf maand 2: 400 mg injectie) plus een
rilpivirine-injectie (maand 1: 900 mg injectie, vanaf maand 2: 600 mg injectie), maandelijks,
gedurende maximaal 96 weken.
Patiënten met virologische suppressie (met eerdere ART gedurende minstens 6 maanden stabiel)
In ATLAS werden 616 met hiv-1 geïnfecteerde proefpersonen, die eerder waren behandeld met ART
en bij wie het virus onderdrukt was (minimaal 6 maanden) (< 50 hiv-1-RNA-kopieën per ml)
gerandomiseerd (1:1) naar ofwel een behandelschema met rilpivirine plus cabotegravir of voortzetting
Gepoolde fase III-studies
Bij baseline was de mediane leeftijd van de proefpersonen in de gepoolde analyse in de arm met
rilpivirine plus cabotegravir 38 jaar, 27% was vrouw, 27% was niet-wit, 1% was 65 jaar en 7% had
minder dan 350 CD4+-cellen per mm3; deze kenmerken waren in beide behandelarmen gelijk.
Het primaire eindpunt van beide studies was het deel van de proefpersonen met 50 hiv-1-RNA-
kopieën/ml plasma in week 48 (snapshot-algoritme voor de ITT-E-populatie).
In een gepoolde analyse van de twee fase III-studies was rilpivirine plus cabotegravir niet-inferieur
aan CAR wat betreft het deel van de proefpersonen met 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma
(respectievelijk 1,9% en 1,7%) in week 48. Het gecorrigeerde behandelverschil tussen rilpivirine plus
cabotegravir en CAR (0,2; 95%-BI: -1,4, 1,7) voldeed aan het criterium voor non-inferioriteit
(bovengrens van de 95%-BI onder 4%) [zie tabel 8].
Het primaire eindpunt en andere resultaten van week 48, waaronder resultaten uitgesplitst voor de
belangrijkste factoren bij baseline, voor FLAIR, ATLAS en gepoolde data zijn weergegeven in tabel 8
en tabel 9.
Tabel 8
Virologische resultaten van gerandomiseerde behandeling in FLAIR en
ATLAS in week 48 (snapshot-analyse)

FLAIR
ATLAS

Gepoolde
data
RPV+
RPV+
CAB
CAR
CAB
CAR
RPV+ CAB
CAR
N=283
N=283
N=308
N=308
N=591
N=591
hiv-1-RNA
50 kopieën/ml

6 (2,1)
7 (2,5)
5 (1,6)
3 (1,0)
11 (1,9)
10 (1,7)
% behandelverschil
-0,4 (-2,8, 2,1)
0,7 (-1,2, 2,5)
0,2 (-1,4, 1,7)
(95%-BI)*
hiv-1-RNA
265 (93,6)
264 (93,3)
285 (92,5)
294 (95,5)
550 (93,1)
558 (94,4)
< 50 kopieën/ml
% behandelverschil
0,4 (-3,7, 4,5)
-3,0 (-6,7, 0,7)
-1,4 (-4,1, 1,4)
(95%-BI)*
Window voor `geen
virologische

12 (4,2)
12 (4,2)
18 (5,8)
11 (3,6)
30 (5,1)
23 (3,9)
gegevens in
week 48'
Redenen
Gestopt met de
studie of
studiemedicatie
8 (2,8)
2 (0,7)
11 (3,6)
5 (1,6)
19 (3,2)
7 (1,2)
vanwege
bijwerking of
overlijden
Gestopt met de
studie of
studiemedicatie
4 (1,4)
10 (3,5)
7 (2,3)
6 (1,9)
11 (1,9)
16 (2,7)
vanwege andere
redenen
0
0
0
0
0
0
nog wel in de
studie
* Gecorrigeerd voor stratificatiefactoren bij baseline.
Omvat proefpersonen die stopten wegens gebrek aan werkzaamheid, gestopt zonder suppressie.
N = aantal proefpersonen in elke behandelgroep, BI = betrouwbaarheidsinterval, CAR = current antiretroviral regimen,
RPV = rilpivirine, CAB = cabotegravir.
Tabel 9
Percentage proefpersonen met 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma in week 48
uitgesplitst naar de belangrijkste factoren bij baseline (snapshot-resultaten)


Gepoolde
data van FLAIR en ATLAS
RPV+CAB
CAR
Factoren op baseline
N=591
N=591
n/N (%)
n/N (%)

Baseline
CD4+
< 350
0/42
2/54 (3,7)
(aantal cellen/mm3)
350 tot < 500
5/120 (4,2)
0/117
500
6/429 (1,4)
8/420 (1,9)
Geslacht
Man
6/429 (1,4)
9/423 (2,1)
Vrouw
5/162 (3,1)
1/168 (0,6)
Ras
Blank
9/430 (2,1)
7/408 (1,7)
Zwart Afrikaans/
2/109 (1,8)
3/133 (2,3)
Amerikaans
Aziatisch/Overig
0/52
0/48
BMI
< 30 kg/m2
6/491 (1,2)
8/488 (1,6)
30 kg/m2
5/100 (5,0)
2/103 (1,9)
Leeftijd (jaar)
< 50
9/492 (1,8)
8/466 (1,7)
50
2/99 (2,0)
2/125 (1,6)

Baseline
antivirale
PI
1/51 (2,0)
0/54
therapie bij randomisatie INI
6/385 (1,6)
9/382 (2,4)
NNRTI
4/155 (2,6)
1/155 (0,6)
BMI = body mass index, PI = Protease inhibitor, INI = integrase inhibitor, NNRTI = non-nucleoside reverse transcriptase
inhibitor
, RPV = rilpivirine, CAB = cabotegravir, CAR = current antiretroviral regimen
In de studies FLAIR en ATLAS waren behandelverschillen uitgesplitst naar baseline-kenmerken
(aantal CD4+-cellen, geslacht, leeftijd, ras, BMI, klasse van het derde behandelmiddel bij baseline)
vergelijkbaar.
Week 96 FLAIR
In de FLAIR-studie bleven de resultaten na 96 weken consistent met de resultaten na 48 weken. Het
percentage proefpersonen met 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma in de groep met rilpivirine plus
cabotegravir (n=283) en de CAR-groep (n=283) was respectievelijk 3,2% en 3,2% (gecorrigeerd
behandelverschil tussen REKAMBYS plus cabotegravir en CAR [0,0; 95%-BI: -2,9, 2,9]). Het
percentage proefpersonen met < 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma in was 87% in de groep
REKAMBYS plus cabotegravir en 98% in de CAR-groep (gecorrigeerd behandelverschil tussen
REKAMBYS plus cabotegravir en CAR [-2,8; 95%-BI: -8,2, 2,5]).
Week 124 FLAIR Direct naar injectie versus orale oplaaddosis
In de FLAIR-studie werden in week 124 de veiligheid en werkzaamheid beoordeeld voor patiënten die
in aanmerking kwamen om in week 100 in de extensiefase over te stappen van
abacavir/dolutegravir/lamivudine op rilpivirine plus cabotegravir. Proefpersonen kregen de
mogelijkheid om over te schakelen met of zonder een orale oplaadfase. Hierdoor ontstonden een groep
met orale oplaaddosis en een `direct naar injectie'-groep.
Toediening elke 2 maanden
Patiënten met virologische suppressie (met eerdere ART gedurende minstens 6 maanden stabiel)
De werkzaamheid en veiligheid van rilpivirine-injectie elke 2 maanden gegeven, zijn geëvalueerd in
één gerandomiseerde, multicentrische, open-label-, non-inferioriteits-fase IIIb-studie met parallelle
armen, ATLAS-2M (207966). De primaire analyse werd uitgevoerd nadat alle proefpersonen hun
week 48-visite hadden gehad of voortijdig met de studie waren gestopt.
In ATLAS-2M werden 1045 met hiv-1 geïnfecteerde proefpersonen die eerder waren behandeld met
antiretrovirale behandeling (ART) en bij wie het virus was onderdrukt, gerandomiseerd (1:1) naar een
schema van injecties met rilpivirine plus cabotegravir elke 2 maanden ofwel maandelijks toegediend.
Proefpersonen die eerder geen cabotegravir/rilpivirine behandeling hadden gehad, ontvingen een orale
oplaadbehandeling met één tablet rilpivirine (25 mg) plus één tablet cabotegravir (30 mg) dagelijks
gedurende minimaal 4 weken. Proefpersonen gerandomiseerd naar maandelijkse rilpivirine-injecties
(maand 1: 900 mg injectie, vanaf maand 2: 600 mg injectie) en cabotegravir-injecties (maand 1:
600 mg injectie, vanaf maand 2: 400 mg injectie toegediend) ontvingen nog 44 extra weken
behandeling. Proefpersonen gerandomiseerd naar toediening elke 2 maanden van rilpivirine-injecties
(900 mg injectie in de maanden 1, 2, 4 en vervolgens elke 2 maanden) en cabotegravir-injecties
(600 mg injectie in de maanden 1, 2, 4 en vervolgens elke 2 maanden) ontvingen nog 44 weken extra
behandeling. Vóór de randomisatie ontvingen 63%, 13% en 24% van de proefpersonen rilpivirine plus
cabotegravir respectievelijk gedurende 0 weken, 1 tot 24 weken en > 24 weken.
Bij baseline was de mediane leeftijd van de proefpersonen 42 jaar, 27% was vrouw, 27% was niet-wit,
4% was 65 jaar, en 6% had minder dan 350 CD4+-cellen per mm3; deze kenmerken waren in beide
behandelarmen gelijk.
Het primaire eindpunt in ATLAS-2M was het deel van de proefpersonen met 50 hiv-1-RNA-
kopieën/ml plasma in week 48 (snapshot-algoritme voor de ITT-E-populatie).
In ATLAS-2M was rilpivirine plus cabotegravir elke 2 maanden toegediend niet-inferieur ten opzichte
van cabotegravir en rilpivirine elke maand toegediend voor wat betreft het deel van de proefpersonen
met 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma (respectievelijk 1,7% en 1,0%) in week 48. Het gecorrigeerde
behandelverschil tussen cabotegravir plus rilpivirine toegediend elke 2 maanden en elke maand (0,8;
95%-BI: -0,6, 2,2) voldeed aan de criteria voor non-inferioriteit (bovengrens van de 95%-BI onder
4%).
Tabel 10
Virologische resultaten van gerandomiseerde behandeling in ATLAS-2M na
48 weken (snapshot-analyse)

Toediening elke 2 maanden
Maandelijkse toediening
(Q8W)
(Q4W)
N=522 (%)
N=523 (%)
hiv-1-RNA 50 kopieën/ml
9 (1,7)
5 (1,0)
% behandelverschil (95%-BI)*
0,8 (-0,6, 2,2)
hiv-1 RNA < 50 kopieën/ml
492 (94,3)
489 (93,5)
% behandelverschil (95%-BI)*
0,8 (-2,1, 3,7)
Geen virologische data in het
21 (4,0)
29 (5,5)

window
van week 48
Redenen:
Gestopt met de studie
9 (1,7)
13 (2,5)
vanwege bijwerking of
overlijden
12 (2,3)
16 (3,1)
andere redenen
Nog in de studie, maar
0
0
missing data in window
* Gecorrigeerd voor stratificatiefactoren bij baseline.
Omvat proefpersonen die stopten wegens gebrek aan werkzaamheid, gestopt zonder suppressie.
N = aantal proefpersonen in elke behandelgroep, BI = betrouwbaarheidsinterval, CAR = current antiretroviral regimen.
Tabel 11
Deel van de proefpersonen met 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml plasma in ATLAS-
2M naar de belangrijkste factoren bij baseline (snapshot-resultaten).

Factoren bij baseline
Aantal met 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml/
totaal beoordeeld (%)
Toediening elke
Maandelijkse
2 maanden (Q8W)
toediening (Q4W)
Aantal CD4+-
< 350
1/35 (2,9)
1/27 (3,7)
cellen bij baseline
350 tot < 500
1/96 (1,0)
0/89
(aantal cellen/mm3) 500
7/391 (1,8)
4/407 (1,0)
Geslacht
Man
4/385 (1,0)
5/380 (1,3)
Vrouw
5/137 (3,5)
0/143
Ras
Blank
5/370 (1,4)
5/393 (1,3)
Niet blank
4/152 (2,6)
0/130
Zwart/Afro-
4/101 (4,0)
0/ 90
Amerikaans
Niet zwart/
5/421 (1,2)
5/421 (1,2)
Niet Afro-Amerikaans
BMI
< 30 kg/m2
3/409 (0,7)
3/425 (0,7)
30 kg/m2
6/113 (5,3)
2/98 (2,0)
Leeftijd (jaar)
< 35
4/137 (2,9)
1/145 (0,7)
35 tot < 50
3/242 (1,2)
2/239 (0,8)
50
2/143 (1,4)
2/139 (1,4)
Eerdere
Geen
5/327 (1,5)
5/327 (1,5)
blootstelling aan
1-24 weken
3/69 (4,3)
0/68
CAB/RPV
> 24 weken
1/126 (0,8)
0/128
BMI = body mass index, CAB = cabotegravir, RPV = rilpivirine
In de ATLAS-2M-studie waren de behandelverschillen op het primaire eindpunt tussen baseline-
kenmerken (aantal CD4+-lymfocyten, geslacht, ras, BMI, leeftijd en eerdere blootstelling aan
cabotegravir/rilpivirine) klinisch niet van belang.
Post-hoc-analyse
Multivariabele analyses van gepoolde fase III-studies (ATLAS, FLAIR, ATLAS-2M), die gegevens
bevatten van 1039 met hiv geïnfecteerde volwassenen zonder eerdere blootstelling aan rilpivirine plus
cabotegravir, onderzochten de invloed van de volgende covariabelen: kenmerken van virus en
deelnemer bij baseline, toedieningsschema (Q4W of Q8W), en de geneesmiddelconcentraties in het
plasma na baseline van patiënten met CVF, met behulp van een regressiemodel met een procedure
voor selectie van de covariabele. T/m week 48 in deze studies hadden 13 van de 1039 deelnemers
(1,25%) CVF terwijl ze rilpivirine plus cabotegravir ontvingen.
Vier covariabelen waren significant geassocieerd met een verhoogd risico op CVF (P < 0,05 voor elke
gecorrigeerde odds ratio): met rilpivirineresistentie geassocieerde mutaties (RAM's) bij baseline
vastgesteld met een assay voor een proviraal DNA genotype, hiv-1-subtype A6/A1 (geassocieerd met
integrase-L74I-polymorfisme), dalconcentratie rilpivirine 4 weken na toediening van de initiële
injectie, een BMI van minimaal 30 kg/m2 (geassocieerd met farmacokinetiek van cabotegravir).
Andere covariabelen waaronder toediening Q4W of Q8W, vrouwelijk geslacht of andere virus-
subtypes (non-A6/A1) hadden geen significante associatie met CVF. Geen enkele baseline-factor,
indien afzonderlijk aanwezig, was voorspellend voor virologisch falen. Een combinatie van minimaal
Tabel 12
Resultaten in week 48 naar aanwezigheid van de belangrijkste baseline-
factoren van met rilpivirineresistentie geassocieerde mutaties, hiv-1-subtype
A6/A11 en BMI 30 kg/m2


Baseline-
factoren (aantal)
Virologische successen2
Bevestigd virologisch falen
(%)3
0
694/732 (94,8)
3/732 (0,41)
1
261/272 (96,0)
1/272 (0,37)
4
2
25/35 (71,4)
9/35 (25,7)
5
TOTAAL
980/1039 (94,3)
13/1039 (1,25)
(95%-
(92,74%, 95,65%)
(0,67%, 2,13%)
betrouwbaarheidsinterval)
1
Indeling in hiv-1-subtype A1 of A6 op basis van Los Alamos National Library panel uit de hiv-sequentie database
(juni 2020)
2
Op basis van het FDA Snapshot algoritme van <50 RNA-kopieën/ml.
3
Gedefinieerd als twee achtereenvolgende metingen van 200 hiv- RNA-kopieën/ml.
4
Positieve voorspellende waarde (PPV) <1%; Negatieve Voorspellende waarde (NPV) 98%; sensitiviteit 8%;
specificiteit 74%
5
PPV 26%; NPV 99,6%; sensitiviteit 69%; specificiteit 97,5%
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met REKAMBYS-injectie in een of meerdere subgroepen
van pediatrische patiënten met hiv-1-infectie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetische eigenschappen van REKAMBYS zijn onderzocht bij gezonde volwassenen en
volwassenen met een hiv-1-infectie.
Tabel 13
Populatiefarmacokinetische parameters na eenmaal daags oraal rilpivirine en na
intramusculaire injecties met REKAMBYS - eerst de initiatie, gevolgd door
maandelijks of elke twee maanden

Geometrisch gemiddelde (5de; 95ste percentiel)
Doseringsfase
Doseringsschema
AUC
b
b
(0-tau)
Cmax
Ctau
(ng·h/ml)
(ng/ml)
(ng/ml)
2.083
116
79,4
Orale oplaaddosisc
25 mg
eenmaal daags
(1.125; 3.748)
(48,6; 244)
(31,8; 177)
44.842
144
41,9
Initiële injectiea,d
900 mg i.m.
initiële dosis
(21.712; 87.575)
(93,9; 221)
(21,7; 78,9)
68.324
Maandelijkse
600 mg i.m.
(39.042;
121
85,8
injectiea,e
maandelijks
118.111)
(68,1; 210)
(49,6; 147)
132.450
Tweemaandelijkse
900 mg i.m.
(76.638;
138
68,9
injectiea,e
elke 2 maanden
211.783)
(80,6; 228)
(38,0; 119)
Gebaseerd op individuele post-hoc schattingen op basis van een populatiefarmacokinetisch model voor rilpivirine i.m.
(gepoolde data FLAIR, ATLAS en ATLAS-2M).
b
tau is het doseringsinterval: 24 uur voor oraal; 1 of 2 maanden voor respectievelijk maandelijkse of tweemaandelijkse
i.m. injecties.
c
Voor oraal rilpivirine geeft Ctau de waargenomen gepoolde data weer van FLAIR, ATLAS en ATLAS-2M; AUC(0-tau)
en Cmax geven farmacokinetische data weer uit de fase III-studies met oraal rilpivirine.
d
Bij toediening met orale oplaaddosis geeft de Cmax van de initiële injectie vooral de orale toediening weer omdat de
initiële injectie werd toegediend op dezelfde dag als de laatste orale dosis. Bij toediening zonder orale oplaaddosis
(direct naar injectie, n=110) was het waargenomen geometrische gemiddelde (5de, 95ste percentiel) van de Cmax voor
rilpivirine (1 week na de initiële injectie) 68,0 ng/ml (27,5; 220) en was de Ctau 48,9 ng/ml (17,7; 138).
e
Gegevens van week 48.
Absorptie
Rilpivirine injectie met verlengde afgifte vertoont een kinetiek die wordt beperkt door de
absorptiesnelheid (d.w.z. flip-flop farmacokinetiek). Dit komt voort uit de langzame absorptie uit de
gluteusspier in de systemische circulatie en leidt tot lang aanhoudende plasmaconcentraties van
rilpivirine.
Na een eenmalige intramusculaire dosis zijn rilpivirineplasmaconcentraties de eerste dag detecteerbaar
en nemen geleidelijk toe om na een mediaan van 3-4 dagen de maximum plasmaconcentraties te
bereiken. Na toediening van een eenmalige dosis van REKAMBYS is rilpivirine tot 52 weken of
langer in plasma gedetecteerd. Na 1 jaar met injecties eenmaal per maand of elke 2 maanden wordt
ongeveer 80% van de farmacokinetische steady-state blootstelling aan rilpivirine bereikt.
Na een eenmalige en herhaalde i.m. injecties van doses variërend van 300 tot 1200 mg neemt de
plasmablootstelling aan rilpivirine toe in verhouding - of iets minder dan in verhouding - tot de dosis.
Distributie
Rilpivirine bindt in vitro voor ongeveer 99,7% aan plasma-eiwitten, hoofdzakelijk aan albumine. Op
basis van populatiefarmacokinetische analyse werd het typische schijnbare verdelingsvolume van het
centrale compartiment (Vc/F) voor rilpivirine na i.m. toediening geschat op 132 liter, hetgeen een
matige verdeling naar perifere weefsels weergeeft.
Rilpivirine is aanwezig in cerebrospinale vloeistof (CSF). Bij proefpersonen met een hiv-1-infectie die
een schema krijgen met rilpivirine-injectie plus cabotegravir-injectie, was de mediane verhouding
rilpivirine CSF t.o.v. plasma (n=16) 1,07 tot 1,32% (spreiding: niet kwantificeerbaar tot 1,69%).
Consistent met therapeutische concentraties rilpivirine in de CSF, bevatte CSF bij 100% van de
proefpersonen (n=16) < 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml en bij 15/16 (94%) < 2 kopieën/ml. Op hetzelfde
tijdpunt bevatte plasma bij 100% van de proefpersonen (n=18) < 50 hiv-1-RNA-kopieën/ml en bij
12/18 (66,7%) < 2 kopieën/ml.
Biotransformatie
In-vitro-experimenten wijzen erop dat rilpivirine hoofdzakelijk een oxidatieve metabolisering
ondergaat door het cytochroom P450 (CYP)3A-systeem.
Eliminatie
De gemiddelde schijnbare halfwaardetijd van rilpivirine na toediening van REKAMBYS wordt
beperkt door de absorptiesnelheid en werd geschat op 13-28 weken.
De schijnbare plasmaklaring (CL/F) van rilpivirine werd geschat op 5,08 liter per uur.
Na een eenmalige orale toediening van 14C-rilpivirine kon gemiddeld 85% van de radioactiviteit in de
feces worden teruggevonden en 6,1% in de urine. In de feces was onveranderd rilpivirine
Speciale patiëntenpopulaties
Geslacht
Tussen mannen en vrouwen zijn geen klinisch relevante verschillen waargenomen in de blootstelling
aan rilpivirine na intramusculaire (i.m.) toediening.
Ras
Van ras is geen klinisch relevant effect waargenomen op de blootstelling aan rilpivirine na
intramusculaire toediening.
BMI
Van de BMI is geen klinisch relevant effect waargenomen op de blootstelling aan rilpivirine na
intramusculaire toediening.
Ouderen
Van de leeftijd is geen klinisch relevant effect waargenomen op de blootstelling aan rilpivirine na
intramusculaire toediening. Er zijn slechts beperkt farmacokinetische gegevens voor rilpivirine bij
proefpersonen ouder dan 65 jaar.
Nierinsufficiëntie
De farmacokinetische eigenschappen van rilpivirine zijn niet onderzocht bij patiënten met
nierinsufficiëntie. De renale eliminatie van rilpivirine is verwaarloosbaar. Er is geen dosisaanpassing
nodig bij patiënten met lichte of matige nierinsufficiëntie. Bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie
of een terminale nierziekte dient REKAMBYS voorzichtig te worden gebruikt aangezien de
plasmaconcentraties verhoogd kunnen zijn door verandering van de absorptie, distributie en/of
metabolisatie van het geneesmiddel, secundair aan de nierdisfunctie. Bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie of met een terminale nierziekte mag de combinatie van REKAMBYS met een sterke
remmer van CYP3A alleen worden gebruikt als de voordelen opwegen tegen de risico's. Aangezien
rilpivirine sterk aan plasma-eiwitten bindt, is het onwaarschijnlijk dat het in belangrijke mate door
hemodialyse of peritoneale dialyse geëlimineerd zal worden (zie rubriek 4.2).
Leverinsufficiëntie
Rilpivirine wordt voornamelijk in de lever gemetaboliseerd en geëlimineerd. In een vergelijkende
studie werden 8 patiënten met lichte leverinsufficiëntie (Child-Pugh score A) vergeleken met
8 overeenkomstige controles, en 8 patiënten met een matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh score B)
werden vergeleken met 8 overeenkomstige controles. De blootstelling aan rilpivirine bij herhaalde
inname was bij patiënten met lichte leverinsufficiëntie 47% hoger en bij patiënten met een matige
leverinsufficiëntie 5% hoger. Het kan echter niet worden uitgesloten dat blootstelling aan het
farmacologisch werkzame, ongebonden rilpivirine bij matige leverinsufficiëntie significant verhoogd
is. Er wordt geen dosisaanpassing voorgesteld, maar bij patiënten met matige leverinsufficiëntie wordt
voorzichtigheid aanbevolen. REKAMBYS is niet onderzocht bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie (Child-Pugh score C). Daarom wordt REKAMBYS niet aanbevolen bij patiënten
met ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2).
Co-infectie met het hepatitis B- en/of hepatitis C-virus
Een populatiefarmacokinetische analyse gaf aan dat een gelijktijdige infectie met het hepatitis B- en/of
C-virus geen klinisch relevant effect had op de blootstelling aan rilpivirine na orale inname van
rilpivirine.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van rilpivirine bij kinderen en adolescenten met een leeftijd < 18 jaar is met
REKAMBYS niet vastgesteld.
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Alle studies werden uitgevoerd met rilpivirine voor oraal gebruik, met uitzondering van studies naar
lokale verdraagbaarheid van REKAMBYS-injecties.
Toxiciteit bij herhaalde dosering
Bij knaagdieren werd levertoxiciteit geassocieerd met leverenzyminductie waargenomen. Bij honden
werden cholestase-achtige effecten opgemerkt.
Reproductietoxicologische studies
Dieronderzoeken hebben geen bewijs laten zien van relevante embryonale of foetale toxiciteit of van
een effect op de reproductieve functie. Er was geen teratogeen effect van rilpivirine bij ratten en
konijnen. De blootstellingen bij de No Observed Adverse Effects Levels (NOAEL's) voor embryo's en
foetussen waren bij ratten en konijnen respectievelijk 12 keer en 57 keer zo hoog als de
blootstelling bij de mens in de maximale aanbevolen dosis van 25 mg eenmaal daags bij patiënten met
een hiv-1-infectie of 600 mg of 900 mg via een intramusculaire injectie met de rilpivirine lang
werkzame injecteerbare suspensie.
Carcinogenese en mutagenese
De carcinogeniteit van oraal rilpivirine werd geëvalueerd door toediening via een maagsonde aan
muizen en ratten tot 104 weken. In de laagste onderzochte dosis in de carcinogeniteitsstudies was de
systemische blootstelling aan rilpivirine (op basis van de AUC) 17 maal zo hoog (bij muizen) en 2
zo hoog (bij ratten) als de blootstelling bij de mens in de maximaal aanbevolen dosering van 25 mg
eenmaal daags bij patiënten met een hiv-1-infectie of 600 mg of 900 mg via een intramusculaire
injectie met de rilpivirine lang werkzame injecteerbare suspensie. Bij ratten waren er geen
geneesmiddelgerelateerde neoplasmata. Bij muizen was rilpivirine positief voor hepatocellulaire
neoplasmata, zowel bij mannelijke als vrouwelijke muizen. De waargenomen hepatocellulaire
bevindingen zouden specifiek kunnen zijn voor knaagdieren.
De resultaten van rilpivirine waren negatief in afwezigheid en aanwezigheid van een metabool
activatiesysteem in de in vitro Ames reverse mutation assay en in de in vitro clastogenicity mouse
lymphoma assay
. Rilpivirine induceerde geen chromosoombeschadiging in de in vivo micronucleus
test bij muizen.
Lokale verdraagbaarheid van REKAMBYS
Na langdurige herhaalde intramusculaire toediening van REKAMBYS aan honden en minivarkens
werd een licht, kortdurend (d.w.z. 1-4 dagen bij minivarkens) erytheem waargenomen, en werden bij
necropsie witte deposities op de injectieplaats gezien, vergezeld van zwelling en verkleuring van de
drainerende lymfeklieren. Microscopisch onderzoek toonde infiltratie met macrofagen en eosinofiele
deposities op de injectieplaatsen aan. Een reactie met macrofageninfiltratie werd ook opgemerkt in de
drainerende/regionale lymfeklieren. Deze bevindingen werden eerder beschouwd als een reactie op het
gedeponeerde materiaal dan als manifestatie van lokale irritatie.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
poloxameer 338
citroenzuurmonohydraat
glucosemonohydraat
natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat
natriumhydroxide (voor pH-aanpassing en het verzekeren van isotoniciteit)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen of verdunningsmiddelen.
6.3
Houdbaarheid
3 jaar
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond gedurende 6 uur bij 25C.
Als de suspensie eenmaal in de spuit is opgetrokken, dient de injectie zo snel mogelijk te worden
toegediend, maar kan tot maximaal 2 uur in de spuit blijven. Als er 2 uur zijn verstreken, moeten het
geneesmiddel, de spuit en de naald worden weggegooid.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
Voor toediening dient de injectieflacon op kamertemperatuur te worden gebracht (niet hoger dan
25°C). De injectieflacon kan in de doos tot maximaal 6 uur op kamertemperatuur blijven. Indien deze
na 6 uur niet wordt gebruikt, moet hij worden weggegooid (raadpleeg rubriek 6.3).
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Type-1-glazen injectieflacon.
Verpakking 600 mg
Elke verpakking bevat één heldere glazen injectieflacon van 4 ml, met een butyl-elastomeer stop en
een aluminium afsluiting met een plastic flip-offdop, 1 spuit (0,2 ml-schaalverdeling),
1 injectieflaconadapter en 1 injectienaald (23 gauge, 1½ inch).
Verpakking 900 mg
Elke verpakking bevat één heldere glazen injectieflacon van 4 ml, met een butyl-elastomeer stop en
een aluminium afsluiting met een plastic flip-offdop, 1 spuit (0,2 ml-schaalverdeling),
1 injectieflaconadapter en 1 injectienaald (23 gauge, 1½ inch).
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Volledige instructies voor gebruik en verwerking van REKAMBYS kunt u vinden in de
patiëntenbijsluiter (zie gebruiksaanwijzing).
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
600 mg: EU/1/20/1482/001
900 mg: EU/1/20/1482/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 17 december 2020
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu/
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen 6
maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.

Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Uiterste
datum

De vergunninghouder zal een prospectieve cohortstudie uitvoeren (COMBINE-2)
September
om gegevens van patiënten te verzamelen met als doel het vaststellen van de
2026
klinische doeltreffendheid, de therapietrouw (adherentie), de duurzaamheid en het
aantal gevallen van stoppen na te zijn begonnen met de behandeling met lang
werkzame cabotegravir en rilpivirine. De studie zal ook monitoren op resistentie en
respons op achtereenvolgende antiretrovirale behandelschema's bij patiënten die
zijn overgestapt van het lang werkzame schema met cabotegravir en rilpivirine op
een ander behandelschema. De vergunninghouder zal jaarlijks interim
studieresultaten indienen en de definitieve resultaten in september 2026.
De vergunninghouder zal een vijf jaar durende real-world Drug Utilisation-Studie
September
(DUS) uitvoeren. Deze observationele cohortstudie zal als doel hebben om meer
2026
inzicht te krijgen in de patiëntenpopulatie die behandelschema's met cabotegravir
langwerkende injectie en/of rilpivirine langwerkende injectie in de dagelijkse
praktijk ontvangt. De studie zal gebruikspatronen, therapietrouw (adherentie) en
post-marketing klinische doeltreffendheid van deze behandelschema's beoordelen
en monitoren op resistentie onder de gevallen van virologisch falen waarvan
gegevens uit resistentietests beschikbaar zijn. De vergunninghouder zal jaarlijks
interim studieresultaten indienen en de definitieve resultaten van de DUS in
september 2026.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
KARTONNEN OMDOOS ­ 600 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
REKAMBYS 600 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 600 mg rilpivirine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: poloxameer 338, citroenzuurmonohydraat, glucosemonohydraat,
natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, natriumhydroxide voor pH-aanpassing en het verzekeren van
isotoniciteit, water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Inhoud:
1 injectieflacon
1 injectieflacon adapter
1 spuit
1 injectienaald
2 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intramusculair gebruik.
Hier openen
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1482/001
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
REKAMBYS 600 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
2 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor intramusculair gebruik.
Lees de Gebruiksaanwijzing voordat u REKAMBYS gaat bereiden
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1482/001
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
INJECTIEFLACON ­ 600 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
REKAMBYS 600 mg
rilpivirine
i.m.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
2 ml
6.
OVERIGE
KARTONNEN OMDOOS ­ 900 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
REKAMBYS 900 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 900 mg rilpivirine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: poloxameer 338, citroenzuurmonohydraat, glucosemonohydraat,
natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, natriumhydroxide voor pH-aanpassing en het verzekeren van
isotoniciteit, water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Inhoud:
1 injectieflacon
1 injectieflacon adapter
1 spuit
1 injectienaald
3 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intramusculair gebruik.
Hier openen
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1482/002
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
REKAMBYS 900 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
3 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor intramusculair gebruik.
Lees de Gebruiksaanwijzing voordat u REKAMBYS gaat bereiden
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1482/002
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
INJECTIEFLACON ­ 900 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
REKAMBYS 900 mg
rilpivirine
i.m.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
3 ml
6.
OVERIGE
REKAMBYS 600 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Zie rubriek 4.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is REKAMBYS en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is REKAMBYS en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
REKAMBYS bevat de werkzame stof rilpivirine. Het is een medicijn uit de groep medicijnen met de
naam niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI's). Deze worden gebruikt voor de
behandeling van een infectie met het humaan immunodeficiëntievirus type 1 (hiv-1).
REKAMBYS werkt samen met andere medicijnen tegen hiv om te zorgen dat het virus zich niet kan
vermeerderen. REKAMBYS-injecties kunnen hiv-infectie niet genezen maar ze helpen om de
hoeveelheid hiv in uw lichaam te verminderen en op een laag niveau te houden. Dit zorgt ervoor dat er
minder schade optreedt aan uw afweersysteem en dat er minder kans is op infecties en ziektes die te
maken hebben met aids.
REKAMBYS wordt altijd gegeven met een ander medicijn tegen hiv. Dat heet: cabotegravir-injectie.
Deze middelen worden samen gebruikt bij volwassenen van 18 jaar en ouder bij wie de hiv-1-infectie
al onder controle is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet krijgen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Gebruik REKAMBYS niet als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt. Dit kan namelijk
de werking van REKAMBYS of het andere geneesmiddel beïnvloeden:
-
carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne (medicijnen voor de behandeling van
epilepsie en ter voorkoming van epileptische aanvallen)
- rifabutine, rifampicine, rifapentine (medicijnen tegen bepaalde bacteriële infecties zoals
tuberculose)
- dexamethason (een corticosteroïde gebruikt voor allerlei ziektes zoals ontstekingen en
allergische reacties) als een behandelkuur via de mond of via injectie
producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum perforatum, een kruidenmiddel gebruikt tegen
depressie).
Als u een van de bovenstaande geneesmiddelen gebruikt, vraag uw arts dan naar alternatieven.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel krijgt.
REKAMBYS geneest een hiv-infectie niet. Het is onderdeel van een behandeling om de hoeveelheid
virus in het bloed te verminderen. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit medicijn gebruikt,
ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Spreek met uw arts over de
voorzorgsmaatregelen die u moet nemen om het besmetten van andere mensen te voorkomen.
Vertel uw arts over uw toestand
Controleer de volgende punten en vertel uw arts of één van deze voor u geldt.
-
U moet naar alle geplande bezoeken voor injecties gaan. Sla geen enkel bezoek over; dat is erg
belangrijk voor het slagen van uw behandeling. Als u niet op een gepland bezoek kunt komen,
laat het uw arts dan zo snel mogelijk weten.
- Laat het uw arts weten als u
leverproblemen of
nierproblemen heeft of ooit heeft gehad.
Leverproblemen zijn onder andere hepatitis B of C. Uw arts kan eventueel controleren hoe goed
uw lever of nieren werken, om te beslissen of u REKAMBYS mag gebruiken. Zie `Deze
bijwerkingen kunnen
soms voorkomen' in rubriek 4 van deze bijsluiter. Daar staan tekenen van
schade aan de lever genoemd.
- Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
klachten van infectie opmerkt (bijvoorbeeld
koorts, koude rillingen, zweten). Bij sommige patiënten met hiv kan snel na het begin van de
anti-hiv-behandeling ontsteking optreden die nog te maken heeft met eerdere infecties. Men
denkt dat deze klachten het gevolg zijn van een verbetering van de weerstand (immuunrespons)
van het lichaam, waardoor het lichaam infecties kan bestrijden die eerder al aanwezig waren,
maar geen duidelijke klachten veroorzaakten.
- Vertel het ook onmiddellijk aan uw arts als u ook maar enig verschijnsel opmerkt zoals:
-
Spierzwakte
- zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst in de richting van
de romp van het lichaam
- hartkloppingen
- beven
- hyperactiviteit.
Dit is omdat auto-immuunziekten (ziekten waarbij het immuunsysteem ten onrechte gezond
lichaamsweefsel aanvalt) ook kunnen optreden nadat u bent gestart met het innemen van
medicijnen voor de behandeling van uw hiv-infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele
maanden na het starten van de behandeling optreden.
- Vertel uw arts als u medicijnen gebruikt waarover men aan u heeft verteld dat ze een
levensbedreigende onregelmatige hartslag kunnen veroorzaken (torsade de pointes).
Reacties op injecties
Bij sommige mensen zijn er binnen enkele minuten nadat ze hun rilpivirine-injectie hadden ontvangen,
klachten van een zogenaamde post-injectiereactie opgetreden. De meeste klachten gingen binnen een
paar minuten na de injectie weer over. De klachten van zo'n post-injectiereactie zijn onder andere:
-
moeilijk ademhalen
- maagkrampen
- huiduitslag
- zweten
- een doof gevoel in de mond
- zich angstig voelen
- het warm hebben
- een licht gevoel in het hoofd of een gevoel alsof u gaat flauwvallen
- veranderingen in de bloeddruk
- pijn (bijvoorbeeld aan de rug of de borst).
Vaste afspraken zijn belangrijk
Het is belangrijk dat u
naar uw afspraken gaat om REKAMBYS te krijgen. Alleen dan kan uw hiv-
infectie goed worden behandeld zodat uw ziekte niet erger wordt. Zorg dat u altijd naar de afspraak
komt. Dat is erg belangrijk voor het slagen van de behandeling. Als u niet op een gepland bezoek kunt
komen, laat het uw arts dan zo snel mogelijk weten. Neem contact op met uw arts als u erover denkt
om met de behandeling te stoppen. Krijgt u uw injectie met REKAMBYS later? Of stopt u helemaal
met de injecties? Dan zult u andere medicijnen moeten nemen om de hiv-infectie te behandelen en om
het risico te verkleinen dat het virus resistent wordt. De hoeveelheid medicijn in uw lichaam zal dan
namelijk te laag zijn om de hiv-infectie te behandelen.
Kinderen
REKAMBYS mag niet gebruikt worden bij kinderen en jongeren jonger dan 18 jaar omdat het bij deze
patiënten niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast REKAMBYS nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
zorgverlener. Sommige medicijnen kunnen de hoeveelheid REKAMBYS in het bloed beïnvloeden als
u ze gebruikt terwijl u ook wordt behandeld met REKAMBYS. Ook kan REKAMBYS invloed hebben
op hoe goed het andere medicijn werkt.
Gebruik REKAMBYS niet als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt. Dit kan namelijk
de werking van REKAMBYS of het andere geneesmiddel beïnvloeden:
-
carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne (medicijnen voor de behandeling van
epilepsie en ter voorkoming van epileptische aanvallen)
- rifabutine, rifampicine, rifapentine (medicijnen tegen bepaalde bacteriële infecties zoals
tuberculose)
- dexamethason (een corticosteroïde gebruikt voor allerlei ziektes zoals ontstekingen en
allergische reacties) als een behandelkuur via de mond of via injectie
- producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum perforatum, een kruidenmiddel gebruikt tegen
depressie).
Als u een van de bovenstaande geneesmiddelen gebruikt, vraag uw arts dan naar alternatieven.
De effecten van REKAMBYS of die van andere medicijnen kunnen veranderen als u
REKAMBYS samen met één van de volgende medicijnen gebruikt:
-
claritromycine, erytromycine (medicijnen tegen ontstekingen door een bacterie; antibiotica)
- methadon (gebruikt voor de behandeling van ontwenning en afhankelijkheid van verdovende
middelen)
Zwangerschap en borstvoeding
Vertel het meteen aan uw arts als u zwanger bent of als u van plan bent zwanger te worden. Als u
zwanger bent, zal uw arts goed nadenken over het voordeel en het risico van het gebruik van
REKAMBYS voor u en voor uw baby. Als u van plan bent zwanger te worden, praat daar dan vooraf
over met uw arts. REKAMBYS kan namelijk na uw laatste injectie tot wel 4 jaar of langer in uw
lichaam blijven.
Vrouwen met een hiv-infectie mogen geen borstvoeding geven. Dan zouden ze namelijk hiv met de
moedermelk aan hun baby kunnen doorgeven.
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u een geneesmiddel gebruikt.
Belangrijke informatie over enkele bestanddelen van REKAMBYS
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectie van 2 ml, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
Een arts of verpleegkundige zal REKAMBYS bij u toedienen. Het wordt gegeven als een injectie in de
spier van uw bil (intramusculaire of i.m. injectie).
U krijgt uw injectie
óf 1 keer per maand óf 1 keer per 2 maanden. U krijgt REKAMBYS samen
met een ander medicijn. Dat heet cabotegravir en het wordt ook met een injectie toegediend. Uw arts
zal uitleggen hoe vaak u het medicijn zult krijgen.
Wanneer u begint met de behandeling met REKAMBYS, kunnen u en uw arts besluiten te starten
met dagelijks één tablet met 25 mg rilpivirine bij een maaltijd en één tablet met 30 mg cabotegravir.
En dit gedurende 1 maand vóór uw eerste injectie met REKAMBYS. Dit heet de
oplaadperiode.
Doordat u tabletten inneemt voordat u de injecties krijgt met REKAMBYS en cabotegravir, kan uw
arts zien of deze medicijnen goed bij u passen.
De andere mogelijkheid is dat u en uw arts kunnen besluiten direct met injecties met REKAMBYS te
beginnen.
Als u REKAMBYS elke maand krijgt, ziet uw behandeling er zo uit:
Wanneer
Medicijn
Eerste injectie
Tweede injectie en daarna elke maand
Rilpivirine
één injectie met 900 mg
injectie met 600 mg elke maand
Cabotegravir
één injectie met 600 mg
injectie met 400 mg elke maand
Als u REKAMBYS elke 2 maanden krijgt, ziet uw behandeling er zo uit:
Wanneer
Medicijn
Eerste en tweede injectie, met een
Derde injectie en daarna elke twee
maand ertussen
maanden
Rilpivirine
één injectie met 900 mg
injectie met 900 mg, elke 2 maanden
Cabotegravir
één injectie met 600 mg
injectie met 600 mg, elke 2 maanden
Heeft u een injectie overgeslagen?
Het is belangrijk dat u altijd naar uw afspraken gaat om uw geplande injectie te krijgen. Kunt u niet
naar een afspraak? Neem dan contact op met uw arts voor een nieuwe afspraak.
Neem contact op met uw arts als u denkt dat u niet op de gewone tijd kunt komen om uw injectie
met REKAMBYS te krijgen. Uw arts kan u dan aanraden om in plaats van de injectie tabletten in te
nemen, totdat u weer een injectie met REKAMBYS kunt krijgen.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Een arts of een verpleegkundige zal dit medicijn aan u toedienen. Het is daarom niet waarschijnlijk dat
u te veel zult krijgen. Maakt u zich daar zorgen over? Zeg dat dan tegen de arts of de verpleegkundige.
Als u bent gestopt met de behandeling, kunnen kleine hoeveelheden van rilpivirine (de werkzame stof
van REKAMBYS) tot 4 jaar in uw lichaam blijven. Maar nadat u uw laatste injectie met REKAMBYS
heeft gekregen, zal dat kleine beetje rilpivirine dat achterblijft niet goed genoeg tegen het virus
werken. Daardoor kan het virus resistent worden. Dat betekent dat het virus niet meer gevoelig is voor
de behandeling. Om uw hiv-1-infectie onder controle te houden en om te zorgen dat het virus niet
resistent wordt, moet u met een andere behandeling voor hiv beginnen op het moment dat uw laatste
injectie met REKAMBYS gepland stond.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Hieronder staat een lijst met bijwerkingen die zijn gemeld door mensen die REKAMBYS kregen
samen met een injectie met cabotegravir.
Deze bijwerkingen kunnen zeer vaak voorkomen (bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
hoofdpijn
reacties op de injectieplaats - deze zijn over het algemeen licht tot matig en na verloop van tijd
kwamen ze minder vaak voor. Het kan gaan om de volgende verschijnselen:
o
zeer vaak: pijn en ongemak, een harde massa of bult
o
vaak: roodheid, jeuk, zwelling, warmte of blauwe plek (dat kan een verkleuring zijn of
een ophoping van bloed onder de huid)
o
soms: een doof gevoel, kleine bloedinkjes, een abces (een ontsteking in uw lichaam of op
uw huid met ophoping van pus) of wondroos (heet, zwelling of roodheid).
u voelt zich warm of koortsig (pyrexie), wat binnen een week na injecties kan optreden.
Deze bijwerkingen kunnen vaak voorkomen (bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
depressie
angst
abnormale dromen
slaapproblemen (insomnia)
duizeligheid
misselijkheid (nausea)
braken
buikpijn (abdominale pijn)
windjes laten (flatulentie)
diarree
huiduitslag (rash)
spierpijn (myalgie)
u voelt zich moe (vermoeidheid)
u voelt zich zwak (asthenie)
u voelt zich niet lekker (malaise)
gewichtstoename
Deze bijwerkingen kunnen soms voorkomen (bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
u voelt zich slaperig (somnolentie)
u voelt zich licht in het hoofd, tijdens of na een injectie. Hierdoor kunt u flauwvallen.
beschadiging van de lever (tekenen daarvan kunnen zijn: geel worden van de huid en van het
oogwit, verlies van eetlust, jeuk, gevoelige buik, lichtgekleurde ontlasting of ongewoon donkere
urine).
veranderingen in bloedonderzoek van de lever (verhoging van transaminases)
een verhoging in bilirubine (een stof die de lever maakt) in het bloed.
Andere bijwerkingen
ernstige buikpijn door ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis).
De volgende bijwerkingen die kunnen optreden met rilpivirine tabletten, kunnen ook optreden bij een
injectie met REKAMBYS:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen
verhoging van cholesterol en/of het zetmeelafbrekende enzym uit de alvleesklier
(pancreasamylase) in uw bloed
Vaak voorkomende bijwerkingen (bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
minder eetlust
slaapstoornissen
verdrietige stemming
maagongemak
droge mond
te weinig witte bloedcellen. Hierdoor bent u sneller ziek. Witte bloedcellen beschermen u tegen
ziekte
weinig bloedplaatjes. Bloedplaatjes zorgen voor de bloedstolling.
bloedarmoede (minder hemoglobine in uw bloed)
meer van bepaalde vetten (triglyceriden) in uw bloed
meer van stoffen die vetten afbreken (lipase) in uw bloed
Soms voorkomende bijwerkingen (bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
tekenen of verschijnselen van ontsteking of infectie, bijvoorbeeld koorts, koude rillingen,
zweetaanvallen (immuunreactiveringssyndroom, zie rubriek 2 voor meer informatie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos na
EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?

De werkzame stof in dit middel is rilpivirine. Elke 2 ml injectieflacon bevat 600 mg rilpivirine.
De andere stoffen (hulpstoffen) in dit middel zijn poloxameer 338, citroenzuurmonohydraat,
glucosemonohydraat, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, natriumhydroxide voor pH-
aanpassing en het verzekeren van isotoniciteit, en water voor injecties.
Hoe ziet REKAMBYS eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte. REKAMBYS zit in een glazen injectieflacon. De
verpakking bevat ook 1 spuit, 1 injectieflacon adapter, en 1 injectienaald.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
ViiV Healthcare srl/bv
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tél/Tel: + 32 (0) 10 85 65 00
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com

Luxembourg/Luxemburg
,, & '
ViiV Healthcare srl/bv
.: +359 2 489 94 00
Belgique/Belgien
jjsafety@its.jnj.com
Tél/Tel: + 32 (0) 10 85 65 00
Ceská republika
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel: +420 227 012 227
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD.
Tlf: +45 4594 8282
Tel: +356 2397 6000
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Nederland
ViiV Healthcare GmbH
ViiV Healthcare BV
Tel.: + 49 (0)89 203 0038-10
Tel: + 31 (0) 33 2081199
viiv.med.info@viivhealthcare.com
Norge
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Janssen-Cilag AS
Tel: +372 617 7410
Tlf: +47 24 12 65 00
ee@its.jnj.com
jacno@its.jnj.com

Österreich
Janssen-Cilag ....
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Laboratorios ViiV Healthcare, S.L.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: + 34 900 923 501
Tel.: +48 22 237 60 00
es-ci@viivhealthcare.com
France
Portugal
ViiV Healthcare SAS
VIIVHIV HEALTHCARE, UNIPESSOAL,
Tél.: + 33 (0)1 39 17 69 69
LDA
Infomed@viivhealthcare.com
Tel: + 351 21 094 08 01
viiv.fi.pt@viivhealthcare.com
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Ísland
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson s.r.o.
c/o Vistor hf.
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
ViiV Healthcare S.r.l
Janssen-Cilag Oy
Tel: +39 045 7741600
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com

Sverige
Janssen-Cilag AB
: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filile Latvij
ViiV Healthcare BV
Tel: +371 678 93561
Tel: + 44 (0)800 221441
lv@its.jnj.com
customercontactuk@gsk.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
REKAMBYS 2 ml injectie Gebruiksaanwijzing:
Overzicht
Voor een volledige dosis zijn twee injecties nodig:
2 ml cabotegravir en 2 ml rilpivirine.
Cabotegravir en rilpivirine zijn suspensies die niet verder verdund of gereconstitueerd hoeven te
worden. De bereidingsstappen zijn voor beide geneesmiddelen hetzelfde.
Cabotegravir en rilpivirine zijn uitsluitend voor intramusculair gebruik. Beide injecties moeten in de
gluteusspier worden toegediend. De volgorde van toediening is niet van belang.
N.B.: de ventrogluteale kant wordt aanbevolen.
Informatie over bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
Rilpivirine injectieflacon
Injectieflacon adapter
Dop van de
injectieflacon
(Rubber stop
onder dop)
2 ml
2 ml
Spuit
Injectienaald
Zuiger
Naaldbeschermkapje
Naaldhuls
Uw verpakking bevat
1 injectieflacon met rilpivirine
1 injectieflacon adapter
1 spuit
1 injectienaald (23 gauge, 1½ inch)
Houd rekening met het postuur van de patiënt en kies een injectienaald met de juiste lengte op basis
van uw klinisch oordeel.
Niet-steriele handschoenen
2 alcoholdoekjes
2 gaasjes
Een geschikte naaldencontainer
1 verpakking met cabotegravir 2 ml
Zorg ervoor dat u de verpakking cabotegravir onder handbereik heeft voordat u begint.
Bereiding
1.

Inspecteer de injectieflacon
Controleer of de uiterste gebruiksdatum niet is
Controleer de uiterste
Controleer de uiterste
EXP
verlopen.
gebruiksdatum en het
MAAND
R
geneesmiddel
gebruiksdatum en het
/JAAR
A
Controleer de injectieflacons direct. Gebruik
geneesmiddel
/
J
A
D

het product niet als u vreemde deeltjes ziet.
N
P
A
X
A
E
M
Niet gebruiken als de houdbaarheidsdatum is
verlopen.
2.
Wacht 15 minuten
Wacht minimaal 15 minuten voordat u klaar
bent om de injectie toe te dienen, om het
Wacht 15 minuten
geneesmiddel op kamertemperatuur te laten
komen.
3.
Schud krachtig
Houd de injectieflacon stevig vast en schud
10
krachtig gedurende 10 seconden (zie
sec.
afbeelding).
Houd de injectieflacon ondersteboven en
controleer de resuspensie. Deze dient er
gelijkmatig uit te zien. Als de suspensie niet
gelijkmatig is, schud de injectieflacon dan
nogmaals.
Het is ook normaal om kleine luchtbelletjes te
zien.
Haal de dop van de injectieflacon
Haal de dop van de injectieflacon.
Veeg de rubber stop af met een alcoholdoekje.
Zorg dat niets in contact komt met de rubber
stop nadat u deze heeft schoongeveegd.
5.
Trek de folie van de injectieflacon adapter
Trek de papierfolie van de achterkant van de
verpakking van de injectieflacon adapter.
N.B.: laat de adapter in de verpakking voor de
volgende stap.
6.
Bevestig de injectieflacon adapter
Druk de injectieflacon adapter - nog altijd in
de verpakking, zie afbeelding - recht naar
beneden op de injectieflacon.
De injectieflacon adapter moet met een klik
stevig op zijn plaats komen.
Als u klaar bent, haal de verpakking dan van
de injectieflacon adapter (zie afbeelding).
Maak de spuit klaar
Haal de spuit uit zijn verpakking.
Trek 1 ml lucht op in de spuit. Dit maakt het
optrekken van vloeistof daarna makkelijker.
8.
Bevestig de spuit
Houd de injectieflacon adapter met de
injectieflacon stevig vast, zie afbeelding.
Schroef de spuit stevig op de injectieflacon
adapter.
Druk de zuiger helemaal in om lucht in de
injectieflacon te drukken.
9.
Trek de dosis langzaam op
Draai de spuit met de injectieflacon om en trek
langzaam zoveel mogelijk vloeistof op in de
spuit. Er kan meer vloeistof aanwezig zijn dan
de hoeveelheid voor de dosis.
Schroef de spuit van de injectieflacon adapter.
Houd de injectieflacon adapter daarbij vast
zoals afgebeeld.
N.B.: houd de spuit rechtop om lekkage te
voorkomen. Controleer of de vloeistof er
gelijkmatig en melkachtig wit uitziet.
11. Bevestig de naald
Trek de naaldverpakking open en gedeeltelijk
opzij om de naaldbasis vrij te maken.
Draai de spuit stevig op de naald. Houd
daarbij de spuit rechtop.
Haal de naaldverpakking van de naald.
Injectie
12. Maak de injectieplaats klaar

Injecties moeten in de gluteusspier worden
toegediend. Kies voor de injectie uit de volgende
plaatsen:
Ventrogluteaal (aanbevolen)
Dorsogluteaal (bovenste buitenkwadrant)
N.B.: alleen voor gebruik in de gluteusspier.
Niet intraveneus injecteren.
Ventrogluteaal
Dorsogluteaal
13. Verwijder de naaldhuls
Vouw het naaldbeschermkapje opzij, weg van
de naald.
Trek de naaldhuls van de naald.
Houd de spuit met de naald naar boven. Druk
de zuiger in tot de dosis van 2 ml om zo een
teveel aan vloeistof en mogelijke luchtbellen
te verwijderen.
N.B.: maak de injectieplaats schoon met een
2 ml
alcoholdoekje. Laat de huid aan de lucht
drogen voordat u verder gaat.
15. Trek de huid strak
Gebruik de z-track-injectietechniek om eventuele
medicijnlekkage vanuit de injectieplaats tot een
minimum te beperken.
(2,5 cm)
Trek de huid boven de injectieplaats stevig
opzij, zodat deze ongeveer 2,5 cm wordt
verschoven.
Houd de huid in deze positie voor de injectie.
16. Steek de naald in de spier
Steek de naald helemaal in de injectieplaats, of
diep genoeg om de spier te bereiken.
Druk de zuiger langzaam helemaal in, terwijl
u de huid nog steeds weggetrokken houdt.
Zorg ervoor dat de spuit leeg is.
Trek de naald terug en laat de weggetrokken
huid direct los.
18. Beoordeel de injectieplaats
Druk met een gaasje op de injectieplaats.
Bij een bloeding kan een verbandje worden
gebruikt.
Niet het gebied masseren.
19. Beveilig de naald
Vouw het naaldbeschermkapje over de naald.
Druk de naald vast in het naaldbeschermkapje
en gebruik daarbij een hard oppervlak.
U zult een klik horen als het
naaldbeschermkapje vast zit.
klik
Gooi gebruikte naalden, spuiten,
injectieflacons en injectieflaconadapters weg
overeenkomstig lokale voorschriften.
Herhaal voor het 2de geneesmiddel
Als u nog niet beide geneesmiddelen heeft
geïnjecteerd, volg dan de stappen voor bereiding
en injectie voor cabotegravir, wat zijn eigen
gebruiksaanwijzing heeft.
Herhaal alle stappen
voor het 2de
geneesmiddel
Hoe lang kan het geneesmiddel buiten de koelkast blijven?
Het is het best om het geneesmiddel te injecteren zodra het op kamertemperatuur is gekomen. De
injectieflacon kan echter in de doos maximaal 6 uur op kamertemperatuur blijven (maximum
temperatuur 25°C). Indien deze na 6 uur niet wordt gebruikt, moet hij worden weggegooid.
2.
Hoe lang kan het geneesmiddel in de spuit blijven?
Het is het best om het geneesmiddel te injecteren zodra het (op kamertemperatuur) is opgetrokken. Het
geneesmiddel kan echter maximaal 2 uur in de spuit blijven voordat het wordt geïnjecteerd.
Als het langer dan 2 uur in de spuit blijft, moeten geneesmiddel, spuit en naald worden weggegooid.
3.
Waarom moet ik lucht in de injectieflacon injecteren?
Het injecteren van 1 ml lucht in de injectieflacon maakt het makkelijker om de dosis in de spuit op te
trekken. Zonder de lucht kan er onbedoeld wat vloeistof in de injectieflacon terugvloeien, waardoor er
minder in de spuit zit dan de bedoeling is.
4.
Maakt het uit in welke volgorde ik de geneesmiddelen geef?
Nee, de volgorde is niet van belang.
5.
Is het veilig om de injectieflacon sneller op te warmen naar kamertemperatuur?
Het is het best om de injectieflacon op natuurlijke wijze op kamertemperatuur te laten komen. U kunt
echter de warmte van uw handen gebruiken om de injectieflacon sneller te laten opwarmen, maar zorg
ervoor dat de injectieflacon niet warmer wordt dan 25°C.
Gebruik geen andere verwarmingsmethoden.
6.
Waarom wordt de ventrogluteale toediening aanbevolen?
De ventrogluteale toediening, in de musculus gluteus medius, wordt aanbevolen omdat deze ver weg ligt
van belangrijke zenuwen en bloedvaten. Een dorsogluteale toediening, in de musculus gluteus maximus,
is acceptabel, als de medisch zorgverlener hier de voorkeur aan geeft. De injectie mag niet op een
andere plaats worden gegeven.
REKAMBYS 900 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
rilpivirine
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Zie rubriek 4.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is REKAMBYS en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is REKAMBYS en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
REKAMBYS bevat de werkzame stof rilpivirine. Het is een medicijn uit de groep medicijnen met de
naam niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI's). Deze worden gebruikt voor de
behandeling van een infectie met het humaan immunodeficiëntievirus type 1 (hiv-1).
REKAMBYS werkt samen met andere medicijnen tegen hiv om te zorgen dat het virus zich niet kan
vermeerderen. REKAMBYS-injecties kunnen hiv-infectie niet genezen maar ze helpen om de
hoeveelheid hiv in uw lichaam te verminderen en op een laag niveau te houden. Dit zorgt ervoor dat er
minder schade optreedt aan uw afweersysteem en dat er minder kans is op infecties en ziektes die te
maken hebben met aids.
REKAMBYS wordt altijd gegeven met een ander medicijn tegen hiv. Dat heet: cabotegravir-injectie.
Deze middelen worden samen gebruikt bij volwassenen van 18 jaar en ouder bij wie de hiv-1-infectie
al onder controle is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet krijgen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Gebruik REKAMBYS niet als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt. Dit kan namelijk
de werking van REKAMBYS of het andere geneesmiddel beïnvloeden:
-
carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne (medicijnen voor de behandeling van
epilepsie en ter voorkoming van epileptische aanvallen)
- rifabutine, rifampicine, rifapentine (medicijnen tegen bepaalde bacteriële infecties zoals
tuberculose)
- dexamethason (een corticosteroïde gebruikt voor allerlei ziektes zoals ontstekingen en
allergische reacties) als een behandelkuur via de mond of via injectie
producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum perforatum, een kruidenmiddel gebruikt tegen
depressie).
Als u een van de bovenstaande geneesmiddelen gebruikt, vraag uw arts dan naar alternatieven.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel krijgt.
REKAMBYS geneest een hiv-infectie niet. Het is onderdeel van een behandeling om de hoeveelheid
virus in het bloed te verminderen. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit medicijn gebruikt,
ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Spreek met uw arts over de
voorzorgsmaatregelen die u moet nemen om het besmetten van andere mensen te voorkomen.
Vertel uw arts over uw toestand
Controleer de volgende punten en vertel uw arts of één van deze voor u geldt.
-
U moet naar alle geplande bezoeken voor injecties gaan. Sla geen enkel bezoek over; dat is erg
belangrijk voor het slagen van uw behandeling. Als u niet op een gepland bezoek kunt komen,
laat het uw arts dan zo snel mogelijk weten.
- Laat het uw arts weten als u
leverproblemen of
nierproblemen heeft of ooit heeft gehad.
Leverproblemen zijn onder andere hepatitis B of C. Uw arts kan eventueel controleren hoe goed
uw lever of nieren werken, om te beslissen of u REKAMBYS mag gebruiken. Zie `Deze
bijwerkingen kunnen
soms voorkomen' in rubriek 4 van deze bijsluiter. Daar staan tekenen van
schade aan de lever genoemd.
- Breng uw arts onmiddellijk op de hoogte als u
klachten van infectie opmerkt (bijvoorbeeld
koorts, koude rillingen, zweten). Bij sommige patiënten met hiv kan snel na het begin van de
anti-hiv-behandeling ontsteking optreden die nog te maken heeft met eerdere infecties. Men
denkt dat deze klachten het gevolg zijn van een verbetering van de weerstand (immuunrespons)
van het lichaam, waardoor het lichaam infecties kan bestrijden die eerder al aanwezig waren,
maar geen duidelijke klachten veroorzaakten.
- Vertel het ook onmiddellijk aan uw arts als u ook maar enig verschijnsel opmerkt zoals:
-
spierzwakte
- zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst in de richting van
de romp van het lichaam
- hartkloppingen
- beven
- hyperactiviteit.
Dit is omdat auto-immuunziekten (ziekten waarbij het immuunsysteem ten onrechte gezond
lichaamsweefsel aanvalt) ook kunnen optreden nadat u bent gestart met het innemen van
medicijnen voor de behandeling van uw hiv-infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele
maanden na het starten van de behandeling optreden.
- Vertel uw arts als u medicijnen gebruikt waarover men aan u heeft verteld dat ze een
levensbedreigende onregelmatige hartslag kunnen veroorzaken (torsade de pointes).
Reacties op injecties
Bij sommige mensen zijn er binnen enkele minuten nadat ze hun rilpivirine-injectie hadden ontvangen,
klachten van een zogenaamde post-injectiereactie opgetreden. De meeste klachten gingen binnen een
paar minuten na de injectie weer over. De klachten van zo'n post-injectiereactie zijn onder andere:
-
moeilijk ademhalen
- maagkrampen
- huiduitslag
- zweten
- een doof gevoel in de mond
- zich angstig voelen
- het warm hebben
- een licht gevoel in het hoofd of een gevoel alsof u gaat flauwvallen
- veranderingen in de bloeddruk
- pijn (bijvoorbeeld aan de rug of de borst).
Vaste afspraken zijn belangrijk
Het is belangrijk dat u
naar uw afspraken gaat om REKAMBYS te krijgen. Alleen dan kan uw hiv-
infectie goed worden behandeld zodat uw ziekte niet erger wordt. Zorg dat u altijd naar de afspraak
komt. Dat is erg belangrijk voor het slagen van de behandeling. Als u niet op een gepland bezoek kunt
komen, laat het uw arts dan zo snel mogelijk weten. Neem contact op met uw arts als u erover denkt
om met de behandeling te stoppen. Krijgt u uw injectie met REKAMBYS later? Of stopt u helemaal
met de injecties? Dan zult u andere medicijnen moeten nemen om de hiv-infectie te behandelen en om
het risico te verkleinen dat het virus resistent wordt. De hoeveelheid medicijn in uw lichaam zal dan
namelijk te laag zijn om de hiv-infectie te behandelen.
Kinderen
REKAMBYS mag niet gebruikt worden bij kinderen en jongeren jonger dan 18 jaar omdat het bij deze
patiënten niet is onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast REKAMBYS nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
zorgverlener. Sommige medicijnen kunnen de hoeveelheid REKAMBYS in het bloed beïnvloeden als
u ze gebruikt terwijl u ook wordt behandeld met REKAMBYS. Ook kan REKAMBYS invloed hebben
op hoe goed het andere medicijn werkt.
Gebruik REKAMBYS niet als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt. Dit kan namelijk
de werking van REKAMBYS of het andere geneesmiddel beïnvloeden:
-
carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne (medicijnen voor de behandeling van
epilepsie en ter voorkoming van epileptische aanvallen)
- rifabutine, rifampicine, rifapentine (medicijnen tegen bepaalde bacteriële infecties zoals
tuberculose)
- dexamethason (een corticosteroïde gebruikt voor allerlei ziektes zoals ontstekingen en
allergische reacties) als een behandelkuur via de mond of via injectie
- producten die sint-janskruid bevatten (Hypericum perforatum, een kruidenmiddel gebruikt tegen
depressie).
Als u een van de bovenstaande geneesmiddelen gebruikt, vraag uw arts dan naar alternatieven.
De effecten van REKAMBYS of die van andere medicijnen kunnen veranderen als u
REKAMBYS samen met één van de volgende medicijnen gebruikt:
-
claritromycine, erytromycine (medicijnen tegen ontstekingen door een bacterie; antibiotica)
- methadon (gebruikt voor de behandeling van ontwenning en afhankelijkheid van verdovende
middelen)
Zwangerschap en borstvoeding
Vertel het meteen aan uw arts als u zwanger bent of als u van plan bent zwanger te worden. Als u
zwanger bent, zal uw arts goed nadenken over het voordeel en het risico van het gebruik van
REKAMBYS voor u en voor uw baby. Als u van plan bent zwanger te worden, praat daar dan vooraf
over met uw arts. REKAMBYS kan namelijk na uw laatste injectie tot wel 4 jaar of langer in uw
lichaam blijven.
Vrouwen met een hiv-infectie mogen geen borstvoeding geven. Dan zouden ze namelijk hiv met de
moedermelk aan hun baby kunnen doorgeven.
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u een geneesmiddel gebruikt.
Belangrijke informatie over enkele bestanddelen van REKAMBYS
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per injectie van 3 ml, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
Een arts of verpleegkundige zal REKAMBYS bij u toedienen. Het wordt gegeven als een injectie in de
spier van uw bil (intramusculaire of i.m. injectie).
U krijgt uw injectie
óf 1 keer per maand óf 1 keer per 2 maanden. U krijgt REKAMBYS samen
met een ander medicijn. Dat heet cabotegravir en het wordt ook met een injectie toegediend. Uw arts
zal uitleggen hoe vaak u het medicijn zult krijgen.
Wanneer u begint met de behandeling met REKAMBYS, kunnen u en uw arts besluiten te starten
met dagelijks één tablet met 25 mg rilpivirine bij een maaltijd en één tablet met 30 mg cabotegravir.
En dit gedurende 1 maand vóór uw eerste injectie met REKAMBYS. Dit heet de
oplaadperiode.
Doordat u tabletten inneemt voordat u de injecties krijgt met REKAMBYS en cabotegravir, kan uw
arts zien of deze medicijnen goed bij u passen.
De andere mogelijkheid is dat u en uw arts kunnen besluiten direct met injecties met REKAMBYS te
beginnen.
Als u REKAMBYS elke maand krijgt, ziet uw behandeling er zo uit:
Wanneer
Medicijn
Eerste injectie
Tweede injectie en daarna elke maand
Rilpivirine
één injectie met 900 mg
injectie met 600 mg elke maand
Cabotegravir
één injectie met 600 mg
injectie met 400 mg elke maand
Als u REKAMBYS elke 2 maanden krijgt, ziet uw behandeling er zo uit:
Wanneer
Medicijn
Eerste en tweede injectie, met een
Derde injectie en daarna elke twee
maand ertussen
maanden
Rilpivirine
één injectie met 900 mg
injectie met 900 mg, elke 2 maanden
Cabotegravir
één injectie met 600 mg
injectie met 600 mg, elke 2 maanden
Heeft u een injectie overgeslagen?
Het is belangrijk dat u altijd naar uw afspraken gaat om uw geplande injectie te krijgen. Kunt u niet
naar een afspraak? Neem dan contact op met uw arts voor een nieuwe afspraak.
Neem contact op met uw arts als u denkt dat u niet op de gewone tijd kunt komen om uw injectie
met REKAMBYS te krijgen. Uw arts kan u dan aanraden om in plaats van de injectie tabletten in te
nemen, totdat u weer een injectie met REKAMBYS kunt krijgen.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Een arts of een verpleegkundige zal dit medicijn aan u toedienen. Het is daarom niet waarschijnlijk dat
u te veel zult krijgen. Maakt u zich daar zorgen over? Zeg dat dan tegen de arts of de verpleegkundige.
Als u bent gestopt met de behandeling, kunnen kleine hoeveelheden van rilpivirine (de werkzame stof
van REKAMBYS) tot 4 jaar in uw lichaam blijven. Maar nadat u uw laatste injectie met REKAMBYS
heeft gekregen, zal dat kleine beetje rilpivirine dat achterblijft niet goed genoeg tegen het virus
werken. Daardoor kan het virus resistent worden. Dat betekent dat het virus niet meer gevoelig is voor
de behandeling. Om uw hiv-1-infectie onder controle te houden en om te zorgen dat het virus niet
resistent wordt, moet u met een andere behandeling voor hiv beginnen op het moment dat uw laatste
injectie met REKAMBYS gepland stond.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Hieronder staat een lijst met bijwerkingen die zijn gemeld door mensen die REKAMBYS kregen
samen met een injectie met cabotegravir.
Deze bijwerkingen kunnen zeer vaak voorkomen (bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
hoofdpijn
reacties op de injectieplaats - deze zijn over het algemeen licht tot matig en na verloop van tijd
kwamen ze minder vaak voor. Het kan gaan om de volgende verschijnselen:
o
zeer vaak: pijn en ongemak, een harde massa of bult
o
vaak: roodheid, jeuk, zwelling, warmte of blauwe plek (dat kan een verkleuring zijn of
een ophoping van bloed onder de huid)
o
soms: een doof gevoel, kleine bloedinkjes, een abces (een ontsteking in uw lichaam of op
uw huid met ophoping van pus) of wondroos (heet, zwelling of roodheid).
u voelt zich warm of koortsig (pyrexie), wat binnen een week na injecties kan optreden.
Deze bijwerkingen kunnen vaak voorkomen (bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
depressie
angst
abnormale dromen
slaapproblemen (insomnia)
duizeligheid
misselijkheid (nausea)
braken
buikpijn (abdominale pijn)
windjes laten (flatulentie)
diarree
huiduitslag (rash)
spierpijn (myalgie)
u voelt zich moe (vermoeidheid)
u voelt zich zwak (asthenie)
u voelt zich niet lekker (malaise)
gewichtstoename
Deze bijwerkingen kunnen soms voorkomen (bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
u voelt zich slaperig (somnolentie)
u voelt zich licht in het hoofd, tijdens of na een injectie. Hierdoor kunt u flauwvallen.
beschadiging van de lever (tekenen daarvan kunnen zijn: geel worden van de huid en van het
oogwit, verlies van eetlust, jeuk, gevoelige buik, lichtgekleurde ontlasting of ongewoon donkere
urine).
veranderingen in bloedonderzoek van de lever (verhoging van transaminases)
een verhoging in bilirubine (een stof die de lever maakt) in het bloed.
Andere bijwerkingen
ernstige buikpijn door ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis).
De volgende bijwerkingen die kunnen optreden met rilpivirine tabletten, kunnen ook optreden bij een
injectie met REKAMBYS:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen
verhoging van cholesterol en/of het zetmeelafbrekende enzym uit de alvleesklier
(pancreasamylase) in uw bloed
Vaak voorkomende bijwerkingen (bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
minder eetlust
slaapstoornissen
verdrietige stemming
maagongemak
droge mond
te weinig witte bloedcellen. Hierdoor bent u sneller ziek. Witte bloedcellen beschermen u tegen
ziekte
weinig bloedplaatjes. Bloedplaatjes zorgen voor de bloedstolling.
bloedarmoede (minder hemoglobine in uw bloed)
meer van bepaalde vetten (triglyceriden) in uw bloed
meer van stoffen die vetten afbreken (lipase) in uw bloed
Soms voorkomende bijwerkingen (bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
tekenen of verschijnselen van ontsteking of infectie, bijvoorbeeld koorts, koude rillingen,
zweetaanvallen (immuunreactiveringssyndroom, zie rubriek 2 voor meer informatie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos na
EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C ­ 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?

De werkzame stof in dit middel is rilpivirine. Elke 3 ml injectieflacon bevat 900 mg rilpivirine.
De andere stoffen (hulpstoffen) in dit middel zijn poloxameer 338, citroenzuurmonohydraat,
glucosemonohydraat, natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat, natriumhydroxide voor pH-
aanpassing en het verzekeren van isotoniciteit, en water voor injecties.
Hoe ziet REKAMBYS eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte. REKAMBYS zit in een glazen injectieflacon. De
verpakking bevat ook 1 spuit, 1 injectieflacon adapter, en 1 injectienaald.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
ViiV Healthcare srl/bv
UAB "JOHNSON & JOHNSON"
Tél/Tel: + 32 (0) 10 85 65 00
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com

Luxembourg/Luxemburg
,, & '
ViiV Healthcare srl/bv
.: +359 2 489 94 00
Belgique/Belgien
jjsafety@its.jnj.com
Tél/Tel: + 32 (0) 10 85 65 00
Ceská republika
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel: +420 227 012 227
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD.
Tlf: +45 4594 8282
Tel: +356 2397 6000
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Nederland
ViiV Healthcare GmbH
ViiV Healthcare BV
Tel.: + 49 (0)89 203 0038-10
Tel: + 31 (0) 33 2081199
viiv.med.info@viivhealthcare.com
Norge
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Janssen-Cilag AS
Tel: +372 617 7410
Tlf: +47 24 12 65 00
ee@its.jnj.com
jacno@its.jnj.com

Österreich
Janssen-Cilag ....
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Laboratorios ViiV Healthcare, S.L.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: + 34 900 923 501
Tel.: +48 22 237 60 00
es-ci@viivhealthcare.com
France
Portugal
ViiV Healthcare SAS
VIIVHIV HEALTHCARE, UNIPESSOAL,
Tél.: + 33 (0)1 39 17 69 69
LDA
Infomed@viivhealthcare.com
Tel: + 351 21 094 08 01
viiv.fi.pt@viivhealthcare.com
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Ireland
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Ísland
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson s.r.o.
c/o Vistor hf.
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
ViiV Healthcare S.r.l
Janssen-Cilag Oy
Tel: +39 045 7741600
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com

Sverige
Janssen-Cilag AB
: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filile Latvij
ViiV Healthcare BV
Tel: +371 678 93561
Tel: + 44 (0)800 221441
lv@its.jnj.com
customercontactuk@gsk.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
REKAMBYS 3 ml injectie Gebruiksaanwijzing:
Overzicht
Voor een volledige dosis zijn twee injecties nodig:
3 ml cabotegravir en 3 ml rilpivirine.
Cabotegravir en rilpivirine zijn suspensies die niet verder verdund of gereconstitueerd hoeven te
worden. De bereidingsstappen zijn voor beide geneesmiddelen hetzelfde.
Cabotegravir en rilpivirine zijn uitsluitend voor intramusculair gebruik. Beide injecties moeten in de
gluteusspier worden toegediend. De volgorde van toediening is niet van belang.
N.B.: de ventrogluteale kant wordt aanbevolen.
Informatie over bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
Rilpivirine injectieflacon
Injectieflacon adaptor
Dop van de
injectieflacon
(Rubber stop
onder dop)
Spuit
Injectienaald
Zuiger
Naaldbeschermkapje
Naaldhuls
Uw verpakking bevat
1 injectieflacon met rilpivirine
1 injectieflacon adapter
1 spuit
1 injectienaald (23 gauge, 1½ inch)
Houd rekening met het postuur van de patiënt en kies een injectienaald met de juiste lengte op basis
van uw klinisch oordeel.
Niet-steriele handschoenen
2 alcoholdoekjes
2 gaasjes
Een geschikte naaldencontainer
1 verpakking met cabotegravir 3 ml
Zorg ervoor dat u de verpakking cabotegravir onder handbereik heeft voordat u begint.
Bereiding
1.

Inspecteer de injectieflacon
Controleer of de uiterste gebruiksdatum niet is
Controleer de uiterste
Controleer de uiterste
R
verlopen.
gebruiksdatum en het
gebruiksdatum en het
A
/
J
A

/
Controleer de injectieflacons direct. Gebruik
geneesmiddel
geneesmiddel
DD
NN

P
A
P
A
R
het product niet als u vreemde deeltjes ziet.
X
A
X
A
A
E E MM JA
Niet gebruiken als de houdbaarheidsdatum is
verlopen.
2.
Wacht 15 minuten
Wacht minimaal 15 minuten voordat u klaar
bent om de injectie toe te dienen, om het
Wacht 15 minuten
geneesmiddel op kamertemperatuur te laten
komen.
3.
Schud krachtig
Houd de injectieflacon stevig vast en schud
10
krachtig gedurende 10 seconden (zie
sec.
afbeelding).
Houd de injectieflacon ondersteboven en
controleer de resuspensie. Deze dient er
gelijkmatig uit te zien. Als de suspensie niet
gelijkmatig is, schud de injectieflacon dan
nogmaals.
Het is ook normaal om kleine luchtbelletjes te
zien.
Haal de dop van de injectieflacon
Haal de dop van de injectieflacon.
Veeg de rubber stop af met een alcoholdoekje.
Zorg dat niets in contact komt met de rubber
stop nadat u deze heeft schoongeveegd.
5.
Trek de folie van de injectieflacon adapter
Trek de papierfolie van de achterkant van de
verpakking van de injectieflacon adapter.
N.B.: laat de adapter in de verpakking voor de
volgende stap.
6.
Bevestig de injectieflacon adapter
Druk de injectieflacon adapter - nog altijd in
de verpakking, zie afbeelding - recht naar
beneden op de injectieflacon.
De injectieflacon adapter moet met een klik
stevig op zijn plaats komen.
Als u klaar bent, haal de verpakking dan van
de injectieflacon adapter (zie afbeelding).
Maak de spuit klaar
Haal de spuit uit zijn verpakking.
Trek 1 ml lucht op in de spuit. Dit maakt het
optrekken van vloeistof daarna makkelijker.
8.
Bevestig de spuit
Houd de injectieflacon adapter met de
injectieflacon stevig vast, zie afbeelding.
Schroef de spuit stevig op de injectieflacon
adapter.
Druk de zuiger helemaal in om lucht in de
injectieflacon te drukken.
9.
Trek de dosis langzaam op
Draai de spuit met de injectieflacon om en trek
langzaam zoveel mogelijk vloeistof op in de
spuit. Er kan meer vloeistof aanwezig zijn dan
de hoeveelheid voor de dosis.
Schroef de spuit van de injectieflacon adapter.
Houd de injectieflacon adapter daarbij vast
zoals afgebeeld.
N.B.: houd de spuit rechtop om lekkage te
voorkomen. Controleer of de vloeistof er
gelijkmatig en melkachtig wit uitziet.
11. Bevestig de naald
Trek de naaldverpakking open en gedeeltelijk
opzij om de naaldbasis vrij te maken.
Draai de spuit stevig op de naald. Houd
daarbij de spuit rechtop.
Haal de naaldverpakking van de naald.
Injectie
12. Maak de injectieplaats klaar

Injecties moeten in de gluteusspier worden
toegediend. Kies voor de injectie uit de volgende
plaatsen:
Ventrogluteaal (aanbevolen)
Dorsogluteaal (bovenste buitenkwadrant)
N.B.: alleen voor gebruik in de gluteusspier.
Niet intraveneus injecteren.
Ventrogluteaal
Dorsogluteaal
Vouw het naaldbeschermkapje opzij, weg van
de naald.
Trek de naaldhuls van de naald.
14. Verwijder een teveel aan vloeistof
Houd de spuit met de naald naar boven. Druk
de zuiger in tot de dosis van 2 ml om zo een
teveel aan vloeistof en mogelijke luchtbellen
te verwijderen.
N.B.: maak de injectieplaats schoon met een
3 ml
alcoholdoekje. Laat de huid aan de lucht
drogen voordat u verder gaat.
15. Trek de huid strak
Gebruik de z-track-injectietechniek om eventuele
medicijnlekkage vanuit de injectieplaats tot een
minimum te beperken.
(2,5 cm)
Trek de huid boven de injectieplaats stevig
opzij, zodat deze ongeveer 2,5 cm wordt
verschoven.
Houd de huid in deze positie voor de injectie.
16. Steek de naald in de spier
Steek de naald helemaal in de injectieplaats, of
diep genoeg om de spier te bereiken.
Druk de zuiger langzaam helemaal in, terwijl
u de huid nog steeds weggetrokken houdt.
Zorg ervoor dat de spuit leeg is.
Trek de naald terug en laat de weggetrokken
huid direct los.
18. Beoordeel de injectieplaats
Druk met een gaasje op de injectieplaats.
Bij een bloeding kan een verbandje worden
gebruikt.
Niet het gebied masseren.
19. Beveilig de naald
Vouw het naaldbeschermkapje over de naald.
Druk de naald vast in het naaldbeschermkapje
en gebruik daarbij een hard oppervlak.
U zult een klik horen als het
naaldbeschermkapje vast zit.
klik
Gooi gebruikte naalden, spuiten,
injectieflacons en injectieflaconadapters weg
overeenkomstig lokale voorschriften.
Herhaal voor het 2de geneesmiddel
Als u nog niet beide geneesmiddelen heeft
geïnjecteerd, volg dan de stappen voor bereiding
en injectie voor cabotegravir, wat zijn eigen
gebruiksaanwijzing heeft.
Herhaal alle
stappen voor het
2de geneesmiddel
Vragen en antwoorden
1.

Hoe lang kan het geneesmiddel buiten de koelkast blijven?
Het is het best om het geneesmiddel te injecteren zodra het op kamertemperatuur is gekomen. De
injectieflacon kan echter in de doos maximaal 6 uur op kamertemperatuur blijven (maximum
temperatuur 25°C). Indien deze na 6 uur niet wordt gebruikt, moet hij worden weggegooid.
2.
Hoe lang kan het geneesmiddel in de spuit blijven?
Het is het best om het geneesmiddel te injecteren zodra het (op kamertemperatuur) is opgetrokken. Het
geneesmiddel kan echter maximaal 2 uur in de spuit blijven voordat het wordt geïnjecteerd.
Als het langer dan 2 uur in de spuit blijft, moeten geneesmiddel, spuit en naald worden weggegooid.
3.
Waarom moet ik lucht in de injectieflacon injecteren?
Het injecteren van 1 ml lucht in de injectieflacon maakt het makkelijker om de dosis in de spuit op te
trekken. Zonder de lucht kan er onbedoeld wat vloeistof in de injectieflacon terugvloeien, waardoor er
minder in de spuit zit dan de bedoeling is.
4.
Maakt het uit in welke volgorde ik de geneesmiddelen geef?
Nee, de volgorde is niet van belang.
5.
Is het veilig om de injectieflacon sneller op te warmen naar kamertemperatuur?
Het is het best om de injectieflacon op natuurlijke wijze op kamertemperatuur te laten komen. U kunt
echter de warmte van uw handen gebruiken om de injectieflacon sneller te laten opwarmen, maar zorg
ervoor dat de injectieflacon niet warmer wordt dan 25°C.
Gebruik geen andere verwarmingsmethoden.
Waarom wordt de ventrogluteale toediening aanbevolen?
De ventrogluteale toediening, in de musculus gluteus medius, wordt aanbevolen omdat deze ver weg ligt
van belangrijke zenuwen en bloedvaten. Een dorsogluteale toediening, in de musculus gluteus maximus,
is acceptabel, als de medisch zorgverlener hier de voorkeur aan geeft. De injectie mag niet op een
andere plaats worden gegeven.

Heb je dit medicijn gebruikt? Rekambys 600 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Rekambys 600 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Rekambys 600 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG