Rydapt 25 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rydapt 25 mg zachte capsules
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke zachte capsule bevat 25 mg midostaurine.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke zachte capsule bevat ongeveer 83 mg watervrije ethanol en 415 mg
macrogolglycerolhydroxystearaat.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
FARMACEUTISCHE
VORM
3.
Zachte capsule (capsule).
Lichtoranje langwerpige capsule met de rode opdruk “PKC NVR”. De afmetingen van de capsule zijn
ongeveer 25,4 x 9,2 mm.
KLINISCHE
GEGEVENS
Therapeutische indicaties
4.
4.1
Rydapt is geïndiceerd:
•
in combinatie met standaard inductietherapie met daunorubicine en cytarabine en hoge-dosis
consolidatiechemotherapie met cytarabine, gevolgd door Rydapt onderhoudsmonotherapie bij
patiënten met een complete respons, bij volwassen patiënten met nieuw gediagnosticeerde acute
myeloïde leukemie (AML) die FLT3-mutatiepositief zijn (zie rubriek 4.2);
•
als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met agressieve systemische
mastocytose (ASM), systemische mastocytose met geassocieerde hematologische neoplasie
(SM-AHN) of mestcelleukemie (MCL).
2
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met Rydapt dient te worden gestart door een arts die ervaring heeft met het gebruik van
geneesmiddelen tegen kanker.
Voordat AML-patiënten midostaurine krijgen, moet aanwezigheid van de FLT3-mutatie (interne
tandemduplicatie [ITD] of tyrosinekinasedomein [TKD]) bevestigd zijn met behulp van een
gevalideerde test.
Dosering
Rydapt moet twee keer per dag oraal worden ingenomen met tussenpozen van ongeveer 12 uur. De
capsules moeten met voedsel worden ingenomen (zie rubrieken 4.5 en 5.2).
Profylactische anti-emetica moeten worden toegediend in overeenstemming met de lokale medische
richtlijnen en op basis van de verdraagbaarheid bij de patiënt.
AML
De aanbevolen dosis Rydapt is 50 mg twee keer per dag oraal in te nemen.
Rydapt wordt gegeven op dag 8-21 van de inductie- en consolidatiecycli van de chemotherapie en
vervolgens, bij patiënten met een complete respons, elke dag als onderhoudsmonotherapie tot recidief
gedurende maximaal 12 cycli van telkens 28 dagen (zie rubriek 4.1). Bij patiënten die een
hematopoëtische stamceltransplantatie (SCT) krijgen, moet Rydapt gestaakt worden 48 uur voorafgaand
aan de voorbereidende behandeling voor SCT.
3
Dosisaanpassingen bij AML
Aanbevelingen voor dosisaanpassingen van Rydapt bij patiënten met AML zijn weergegeven in
tabel 1.
Tabel 1
Aanbevelingen voor het onderbreken, verlagen en stopzetten van de Rydapt-
dosering bij patiënten met AML
Criteria
Graad 3/4 longinfiltraat
Fase
Inductie,
consolidatie en
onderhoud
Doseren van Rydapt
Onderbreek de behandeling met Rydapt voor het
resterende deel van de cyclus.
Hervat de behandeling met Rydapt met dezelfde
dosis wanneer het infiltraat vermindert tot
graad ≤ 1.
Andere graad 3/4 niet-
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot
hematologische toxiciteit
toxiciteiten die op zijn minst mogelijk
gerelateerd zijn aan Rydapt, verminderd zijn tot
graad ≤ 2, hervat dan de behandeling met
Rydapt.
QTc-interval > 470 msec en
Verlaag Rydapt tot 50 mg eenmaal per dag
≤ 500 msec
gedurende het resterende deel van de cyclus.
Hervat Rydapt met de initiële dosis in de
volgende cyclus, op voorwaarde dat het QTc-
interval verbetert tot ≤ 470 msec bij de start van
de cyclus. Zo niet, ga dan verder met Rydapt
50 mg eenmaal per dag.
QTc-interval > 500 msec
Stop of onderbreek Rydapt voor het resterende
deel van de cyclus. Als het QTc-interval
verbetert tot ≤ 470 msec vlak voor de volgende
cyclus, hervat Rydapt dan met de initiële dosis.
Als het QTc-interval niet tijdig verbeterd is om
de volgende cyclus te starten, dien dan geen
Rydapt toe gedurende die cyclus. Rydapt mag
weggelaten worden gedurende zoveel cycli als
nodig totdat het QTc-interval verbetert.
Enkel onderhoud Graad 4 neutropenie (ANC
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot ANC
9
< 0,5 x 10 /l)
≥ 1,0 x 10
9
/l en hervat daarna de behandeling
met twee keer per dag 50 mg.
Stop de behandeling met Rydapt als de
neutropenie (ANC < 1,0 x 10
9
/l) langer dan twee
weken aanhoudt en vermoedelijk gerelateerd is
aan Rydapt.
Aanhoudende graad 1/2
Bij aanhoudende graad 1 of 2 toxiciteit die door
toxiciteit
de patiënt als onaanvaardbaar beschouwd wordt,
mag de behandeling tot 28 dagen onderbroken
worden.
ANC: Absoluut aantal neutrofielen (Absolute
Neutrophil Count)
ASM, SM-AHN en MCL
De aanbevolen startdosering voor Rydapt is 100 mg twee keer per dag oraal in te nemen.
De behandeling moet worden voortgezet zolang er klinisch voordeel wordt waargenomen of tot er
onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
4
Dosisaanpassingen bij ASM, SM-AHN en MCL
Aanbevelingen voor dosisaanpassingen van Rydapt bij patiënten met ASM, SM-AHN en MCL zijn
weergegeven in tabel 2.
Tabel 2
Aanbevelingen voor het onderbreken, verlagen en stopzetten van de Rydapt-
dosering bij patiënten met ASM, SM-AHN of MCL
Doseren van Rydapt
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot
ANC ≥ 1,0 x 10
9
/l. Hervat dan de behandeling
met 50 mg twee keer per dag en verhoog de dosis
naar 100 mg twee keer per dag, indien dit wordt
verdragen.
Stop de behandeling met Rydapt als de lage ANC
aanhoudt gedurende > 21 dagen en vermoed
wordt dat dit gerelateerd is aan Rydapt.
9
Aantal bloedplaatjes lager dan 50 x 10 /l
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot het
toegeschreven aan Rydapt bij patiënten zonder
aantal bloedplaatjes hoger is dan of gelijk is aan
9
MCL of aantal bloedplaatjes lager dan 25 x 10 /l
50 x 10
9
/l. Hervat dan de behandeling met Rydapt
toegeschreven aan Rydapt bij patiënten met aantal met 50 mg twee keer per dag en verhoog de dosis
bloedplaatjes 25-75 x 10
9
/l bij aanvang van de
naar 100 mg twee keer per dag, indien dit wordt
behandeling
verdragen.
Stop de behandeling met Rydapt als het lage
aantal bloedplaatjes aanhoudt
gedurende > 21 dagen en vermoed wordt dat dit
gerelateerd is aan Rydapt.
Hemoglobine lager dan 4,96 mmol/l
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot de
toegeschreven aan Rydapt bij patiënten zonder
hemoglobinewaarde hoger is dan of gelijk is aan
MCL of levensbedreigende anemie toegeschreven 4,96 mmol/l. Hervat dan de behandeling met
aan Rydapt bij patiënten met een
Rydapt met 50 mg twee keer per dag en verhoog
hemoglobinewaarde van 4,96 – 6,21 mmol/l bij
de dosis naar 100 mg twee keer per dag, indien dit
aanvang van de behandeling
wordt verdragen.
Stop de behandeling met Rydapt als de lage
hemoglobinewaarde aanhoudt
gedurende > 21 dagen en vermoed wordt dat dit
gerelateerd is aan Rydapt.
Graad 3/4 misselijkheid en/of overgeven ondanks Onderbreek de behandeling met Rydapt
optimale anti-emetische therapie
gedurende 3 dagen (6 doses). Hervat dan de
behandeling met 50 mg twee keer per dag en
verhoog de dosis geleidelijk naar 100 mg twee
keer per dag, indien dit wordt verdragen.
Andere graad 3/4 niet-hematologische toxiciteit
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot de
bijwerking verminderd is tot graad ≤ 2. Hervat
dan de behandeling met Rydapt met 50 mg twee
keer per dag en verhoog de dosis naar 100 mg
twee keer per dag, indien dit wordt verdragen.
Stop de behandeling met Rydapt als de toxiciteit
niet binnen 21 dagen verminderd is tot graad ≤ 2
of wanneer ernstige toxiciteit terugkeert bij een
verlaagde dosis Rydapt.
ANC: Absoluut aantal neutrofielen (Absolute Neutrophil Count)
Ernst volgens CTCAE (Common Terminology Criteria for Adverse Events): graad 1 = lichte
symptomen; 2 = matige symptomen; 3 = ernstige symptomen; 4 = levensbedreigende symptomen.
Criteria
ANC < 1,0 x 10
9
/l toegeschreven aan Rydapt bij
patiënten zonder MCL, of ANC minder dan
0,5 x 10
9
/l toegeschreven aan Rydapt bij patiënten
met een ANC-waarde van 0,5-1,5 x 10
9
/l bij
aanvang van de behandeling
5
Gemiste doses
Als de patiënt een dosis mist, moet de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip ingenomen worden.
Als de patiënt moet braken, mag hij of zij geen aanvullende dosis Rydapt innemen, maar moet de
volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip ingenomen worden.
Speciale populaties
Ouderen (≥ 65 jaar)
Bij patiënten die 65 jaar of ouder zijn, is een aanpassing van de dosering niet vereist (zie rubriek 5.2).
Er is beperkte ervaring met midostaurine bij AML-patiënten in de leeftijd 60-70 jaar en er is geen
ervaring bij AML-patiënten ouder dan 70 jaar. Bij patiënten ≥ 60 jaar mag Rydapt alleen gebruikt
worden als patiënten in aanmerking komen voor intensieve inductiechemotherapie en een adequate
performancestatus hebben zonder significante comorbiditeiten.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een lichte tot matige nierfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet vereist. De
klinische ervaring bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornis is beperkt en er zijn geen gegevens
beschikbaar van patiënten met een nierziekte in het eindstadium (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Leverfunctiestoornis
Bij patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh A of B) is een dosisaanpassing
niet vereist (zie rubriek 5.2). Blootstelling aan midostaurine en de actieve metaboliet CGP62221 ervan
is substantieel lager bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis dan bij patiënten met een
normale leverfunctie (zie rubriek 5.2). Er zijn echter onvoldoende werkzaamheidsgegevens bij
patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis om te kunnen stellen dat een dosisaanpassing
noodzakelijk is.
Acute promyelocytenleukemie
Rydapt werd niet onderzocht bij patiënten met acute promyelocytenleukemie. Daarom wordt het
gebruik ervan niet aanbevolen in deze patiëntenpopulatie.
Pediatrische patiënten
Rydapt mag niet worden gebruikt in combinatie met intensieve pediatrische AML-
combinatiechemotherapiebehandelingen met anthracyclines, fludarabine en cytarabine omwille van
het risico op vertraagd hematologisch herstel (zoals aanhoudende ernstige neutropenie en
trombocytopenie) (zie rubrieken 4.4 en 5.1).
Wijze van toediening
Rydapt is voor oraal gebruik.
De capsules moeten in hun geheel worden ingeslikt met een glas water. Om een juiste dosering te
garanderen en de onaangename smaak van de capsule-inhoud te vermijden, mogen de capsules niet
worden geopend of fijngemaakt en mag er niet op worden gekauwd.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Gelijktijdige toediening van sterke CYP3A4-inductoren, bijv. rifampicine, sint-janskruid (Hypericum
perforatum),
carbamazepine, enzalutamide, fenytoïne (zie rubriek 4.5).
6
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Neutropenie en infecties
Neutropenie is voorgekomen bij patiënten die Rydapt als monotherapie of in combinatie met
chemotherapie ontvingen (zie rubriek 4.8). In de onderzoeken naar ASM, SM-AHN en MCL was
ernstige neutropenie (ANC < 0,5 x 10
9
/l) over het algemeen reversibel door de behandeling met
Rydapt te stoppen of te onderbreken tot de ANC zich had hersteld. Het aantal witte bloedcellen moet
regelmatig worden gecontroleerd, vooral bij het starten van de behandeling.
Bij patiënten die onverklaarbare, ernstige neutropenie ontwikkelen, moet de behandeling met Rydapt
worden onderbroken totdat de ANC ≥ 1,0 x 10
9
/l is, zoals aanbevolen in tabel 1 en 2. De behandeling
met Rydapt moet worden stopgezet bij patiënten die terugkerende of langdurige, ernstige neutropenie
ontwikkelen die vermoedelijk gerelateerd is aan Rydapt (zie rubriek 4.2).
Elke actieve, ernstige infectie moet onder controle zijn voordat de behandeling met Rydapt als
monotherapie wordt gestart. Patiënten moeten worden gecontroleerd op tekenen en symptomen van
infectie, met inbegrip van aan hulpmiddelen gerelateerde infecties. Als een infectie is
gediagnosticeerd, moet onmiddellijk een gepaste behandeling worden ingesteld, waaronder, indien
nodig, het stopzetten van de behandeling met Rydapt.
Hartfunctiestoornis
Patiënten met symptomatisch congestief hartfalen werden uitgesloten van deelname aan klinische
onderzoeken. In onderzoeken naar ASM, SM-AHN en MCL kwamen hartstoornissen zoals congestief
hartfalen (CHF) (waaronder enkele sterfgevallen) en tijdelijke dalingen van de ejectiefractie van de
linker hartkamer (LVEF) voor. In het gerandomiseerde AML-onderzoek werd er geen verschil in CHF
waargenomen tussen de behandelingsgroep die Rydapt en chemotherapie kreeg en de
behandelingsgroep die een placebo en chemotherapie kreeg. Bij risicopatiënten moet Rydapt met de
nodige voorzichtigheid worden gebruikt en moet de LVEF gecontroleerd worden wanneer dit klinisch
geïndiceerd is (zowel bij aanvang als tijdens de behandeling).
Een verhoogde frequentie van QTc-verlenging werd waargenomen bij patiënten behandeld met
midostaurine (zie rubriek 4.8). Een verklaring voor het mechanisme voor deze waarneming werd
echter niet gevonden. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een risico op QTc-verlenging
(bijv. als gevolg van andere gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen en/of verstoringen van de
elektrolyten). QT-intervalbepalingen aan de hand van een ecg moeten worden overwogen als Rydapt
gelijktijdig wordt ingenomen met geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen.
Pulmonale toxiciteit
Interstitiële longziekte (Interstitial
Lung Disease,
ILD) en pneumonitis, in sommige gevallen fataal,
zijn voorgekomen bij patiënten die werden behandeld met Rydapt als monotherapie of in combinatie
met chemotherapie. Patiënten moeten worden gecontroleerd op pulmonale symptomen die wijzen op
ILD of longontsteking. Bij patiënten die pulmonale symptomen vertonen die wijzen op ILD of
longontsteking zonder infectieuze etiologie van graad 3 of hoger (NCI CTCAE), moet behandeling
met Rydapt worden stopgezet.
7
Embryofoetale toxiciteit en borstvoeding
Zwangere vrouwen moeten op de hoogte worden gebracht van de potentiële risico's voor een foetus;
vrouwen die zwanger kunnen worden, moet worden aangeraden om een zwangerschapstest te doen
binnen 7 dagen voorafgaand aan het starten van een behandeling met Rydapt en om doeltreffende
anticonceptie te gebruiken tijdens de behandeling met Rydapt en gedurende ten minste 4 maanden na
het stoppen met de behandeling.
Vanwege de ernstige bijwerkingen die Rydapt kan veroorzaken bij zuigelingen die borstvoeding krijgen,
moeten vrouwen stoppen met het geven van borstvoeding tijdens de behandeling met Rydapt en
gedurende ten minste 4 maanden na het stoppen met de behandeling (zie rubriek 4.6).
Pediatrische patiënten
Rydapt mag niet worden gebruikt in combinatie met intensieve pediatrische AML-
combinatiechemotherapiebehandelingen met anthracyclines, fludarabine en cytarabine omwille van
het risico op vertraagd hematologisch herstel (zoals aanhoudende ernstige neutropenie en
trombocytopenie) (zie rubrieken 4.2 en 5.1).
Ernstige nierfunctiestoornis
Voorzichtigheid is geboden bij het overwegen van de toediening van midostaurine aan patiënten met
een ernstige nierfunctiestoornis of een nieraandoening in het eindstadium. De toxiciteit moet bij deze
patiënten nauwlettend worden opgevolgd (zie rubriek 5.2).
Interacties
Voorzichtigheid is geboden bij het gelijktijdig met midostaurine voorschrijven van geneesmiddelen die
sterke CYP3A4-remmers zijn zoals, maar niet beperkt tot fungiciden (bijv. ketoconazol), bepaalde
antivirale middelen (bijv. ritonavir), macrolide-antibiotica (bijv. claritromycine) en nefazodon omdat
deze de plasmaconcentraties van midostaurine kunnen verhogen, vooral wanneer de midostaurine-
behandeling gestart of herstart wordt (zie rubriek 4.5). Alternatieve geneesmiddelen die de
CYP3A4-activiteit niet sterk remmen, moeten overwogen worden. In situaties waar er geen geschikte
therapeutische alternatieven zijn, moet bij patiënten de toxiciteit gerelateerd aan midostaurine
nauwlettend worden opgevolgd.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat macrogolglycerolhydroxystearaat, dat maagklachten en diarree kan veroorzaken.
Dit geneesmiddel bevat 666 mg alcohol (ethanol) per dosis van 200 mg (maximale dagelijkse dosis),
overeenkomend met 14 vol. % watervrij ethanol. De hoeveelheid alcohol per dosis van 200 mg van dit
geneesmiddel komt overeen met 17 ml bier of 7 ml wijn. De kleine hoeveelheid alcohol in dit
geneesmiddel zal geen merkbaar effect hebben. Alcohol kan schadelijk zijn bij patiënten met
alcoholgerelateerde problemen, epilepsie of leverproblemen of gedurende de zwangerschap of het geven
van borstvoeding.
8
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Midostaurine wordt uitgebreid gemetaboliseerd in de lever, hoofdzakelijk door CYP3A4-enzymen die
door een aantal gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen worden geïnduceerd of geremd.
Effect van andere geneesmiddelen op Rydapt
Geneesmiddelen of stoffen waarvan bekend is dat ze invloed hebben op de activiteit van CYP3A4,
kunnen invloed hebben op de plasmaconcentraties van midostaurine en als gevolg daarvan ook op de
veiligheid en/of werkzaamheid van Rydapt.
Sterke CYP3A4-inductoren
Het gelijktijdig gebruik van Rydapt met sterke inductoren van CYP3A4 (bijv. carbamazepine,
rifampicine, enzalutamide, fenytoïne, sint-janskruid [Hypericum
perforatum])
is gecontra-indiceerd
(zie rubriek 4.3). Sterke CYP3A4-inductoren verminderen de blootstelling aan midostaurine en zijn
actieve metabolieten (CGP52421 en CGP62221). In een onderzoek met gezonde proefpersonen leidde
gelijktijdige toediening van de sterke CYP3A4-inductor rifampicine (600 mg per dag) tot
“steady-
state”
met een enkele dosis midostaurine van 50 mg tot een gemiddelde afname van de C
max
met 73%
en van AUC
inf
met 96%. CGP62221 vertoonde een vergelijkbaar patroon. De gemiddelde AUC
last
van
CGP52421 verminderde met 60%.
Sterke CYP3A4-remmers
Sterke CYP3A4-remmers kunnen de concentratie midostaurine in het bloed verhogen. In een
onderzoek met 36 gezonde proefpersonen leidde gelijktijdige toediening van de sterke CYP3A4-
remmer ketoconazol tot “steady
state”
met een enkele dosis midostaurine van 50 mg tot een
aanzienlijke toename van de blootstelling aan midostaurine (1,8-voudige toename van de C
max
en 10-
voudige toename van de AUC
inf
) en een 3,5-voudige toename van de AUC
inf
van CGP62221, terwijl
de C
max
van de actieve metabolieten, CGP62221 en CGP52421, met de helft afnam (zie rubriek 5.2).
Bij “steady-state” van midostaurine (50 mg twee keer per dag gedurende 21 dagen) in combinatie met
de sterke CYP3A4-remmer itraconazol bij “steady-state” in een subset van patiënten (n = 7), was de
“steady-state”-blootstelling aan midostaurine (C
min
) 2,09-voudig toegenomen. C
min
van CGP52421
was 1,3-voudig toegenomen, terwijl er geen significant effect werd waargenomen op de blootstelling
aan CGP62221 (zie rubriek 4.4).
Effect van Rydapt op andere geneesmiddelen
Substraten van CYP-enzymen
Bij gezonde proefpersonen verlaagde gelijktijdige toediening van een enkele dosis bupropion
(CYP2B6-substraat) met meerdere doses midostaurine (50 mg tweemaal daags) in steady state de
AUC
inf
en AUC
last
van bupropion met respectievelijk 48% en 49% en de C
max
met 55% vergeleken met
toediening van alleen bupropion. Dit geeft aan dat midostaurine een milde inductor van CYP2B6 is.
Geneesmiddelen met een smal therapeutisch bereik die substraten zijn van CYP2B6 (bijv. bupropion
of efavirenz) moeten met voorzichtigheid worden gebruikt wanneer ze gelijktijdig met midostaurine
worden toegediend en het kan zijn dat de dosis moet worden aangepast om een optimale blootstelling
te behouden.
Op basis van
in-vitro
gegevens zijn midostaurine en zijn actieve metabolieten, CGP52421 en
CGP62221, remmers van CYP1A2 en CYP2E1 en inductoren van CYP1A2. Daarom moeten
geneesmiddelen met een smal therapeutisch bereik die substraten zijn van CYP1A2 (bijv. tizanidine)
en CYP2E1 (bijv. chloorzoxazon) met voorzichtigheid worden gebruikt wanneer ze gelijktijdig met
midostaurine worden toegediend en het kan zijn dat de dosis moet worden aangepast om een optimale
blootstelling te behouden.
9
Substraten van transporteurs
Bij gezonde proefpersonen verhoogde gelijktijdige toediening van een enkele dosis rosuvastatine
(BCRP-substraat) met een enkele dosis midostaurine (100 mg) de AUC
inf
en AUC
last
van rosuvastatine
met respectievelijk 37% en 48%; C
max
was ongeveer verdubbeld (2,01 keer) vergeleken met toediening
van rosuvastatine alleen. Dit geeft aan dat midostaurine een licht remmend effect heeft op BCRP-
substraten. Geneesmiddelen met een smal therapeutisch bereik die substraten zijn van de transporter
BCRP (bijv. rosuvastatine of atorvastatine) moeten met voorzichtigheid worden gebruikt wanneer ze
gelijktijdig met midostaurine worden toegediend en het kan zijn dat de dosis moet worden aangepast
om een optimale blootstelling te behouden.
Hormonale anticonceptiva
Er was bij gezonde vrouwen geen klinisch significante farmacokinetische geneesmiddelinteractie
tussen meerdere doses midostaurine (50 mg tweemaal daags) bij steady-state en orale anticonceptiva
die ethinylestradiol en levonorgestrel bevatten. Daarom wordt niet verwacht dat de contraceptieve
betrouwbaarheid van deze combinatie in gevaar zal komen door gelijktijdige toediening van
midostaurine.
Interacties met voedsel
Bij gezonde personen werd de absorptie van midostaurine (AUC) met gemiddeld 22% verhoogd
wanneer Rydapt samen met een standaard maaltijd werd toegediend, en met gemiddeld 59% wanneer
het samen met een vetrijke maaltijd werd toegediend. De piekconcentratie van midostaurine (C
max
)
werd met gemiddeld 20% verlaagd bij een standaard maaltijd en met 27% bij een vetrijke maaltijd, in
vergelijking met inname op een lege maag (zie rubriek 5.2).
Het wordt aanbevolen Rydapt met voedsel in te nemen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, dienen te worden gewezen op het feit dat uit dieronderzoeken
is gebleken dat midostaurine schadelijk is voor de ontwikkeling van de foetus. Seksueel actieve
vrouwen die zwanger kunnen worden, wordt aanbevolen een zwangerschapstest uit te voeren binnen
7 dagen voor de behandeling met Rydapt wordt gestart en effectieve anticonceptie te gebruiken
(methoden die resulteren in zwangerschapspercentages van minder dan 1%) tijdens het gebruik van
Rydapt en gedurende ten minste 4 maanden na het stoppen van de behandeling met Rydapt.
Zwangerschap
Midostaurine kan schade toebrengen aan de foetus wanneer het wordt toegediend aan een zwangere
vrouw. Er zijn geen adequate, goed gecontroleerde onderzoeken uitgevoerd bij zwangere vrouwen. In
voortplantingsonderzoeken met ratten en konijnen is aangetoond dat midostaurine foetotoxiciteit
veroorzaakt (zie rubriek 5.3). Rydapt wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap of
bij vrouwen die zwanger kunnen worden die geen anticonceptie gebruiken. Zwangere vrouwen dienen
te worden gewezen op het potentiële risico voor de foetus.
Borstvoeding
Het is niet bekend of midostaurine of de actieve metabolieten ervan in de moedermelk worden
uitgescheiden. Uit beschikbare gegevens bij dieren is gebleken dat midostaurine en de actieve
metabolieten ervan in de melk van zogende ratten terechtkomen. Het geven van borstvoeding dient te
worden stopgezet tijdens de behandeling met Rydapt en gedurende ten minste 4 maanden na het
stoppen met de behandeling.
10
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het effect van Rydapt op de vruchtbaarheid bij de mens. Uit
dieronderzoeken met midostaurine kwam een verminderde vruchtbaarheid naar voren (zie
rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Rydapt heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Duizeligheid en vertigo zijn gemeld bij patiënten die Rydapt gebruiken en hier dient rekening mee te
worden gehouden bij het beoordelen van de rijvaardigheid van de patiënt of het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
AML
De veiligheidsbeoordeling van Rydapt (50 mg twee keer per dag) bij patiënten met
de novo
gediagnosticeerde FLT3-gemuteerde AML is gebaseerd op een gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd fase III-onderzoek met 717 patiënten. De algehele mediane blootstellingsduur
was 42 dagen (bereik 2 tot 576 dagen) voor patiënten in de groep die Rydapt en standaard
chemotherapie kreeg versus 34 dagen (bereik 1 tot 465 dagen) voor patiënten in de groep die een
placebo en standaard chemotherapie kreeg. Voor de 205 patiënten (120 in de Rydapt-groep en 85 in de
placebogroep) die de onderhoudsfase in gingen, was de mediane blootstellingsduur in de
onderhoudsperiode 11 maanden voor beide groepen (16 tot 520 dagen voor patiënten in de Rydapt-
groep en 22 tot 381 dagen in de placebogroep).
De meest voorkomende bijwerkingen in de Rydapt-groep waren febriele neutropenie (83,4%),
misselijkheid (83,4%), exfoliatieve dermatitis (61,6%), braken (60,7%), hoofdpijn (45,9%), petechiae
(35,8%) en pyrexie (34,5%). De meest voorkomende graad 3/4 bijwerkingen waren febriele
neutropenie (83,5%), lymfopenie (20,0%), hulpmiddelgerelateerde infectie (15,7%), exfoliatieve
dermatitis (13,6%), hyperglycemie (7,0%) en misselijkheid (5,8%). De meest voorkomende
laboratoriumafwijkingen waren verlaagd hemoglobine (97,3%), verlaagd ANC (86,7%), verhoogd
ALAT (84,2%), verhoogd ASAT (73,9%) en hypokaliëmie (61,7%). De meest voorkomende graad 3/4
laboratoriumafwijkingen waren verlaagd ANC (85,8%), verlaagd hemoglobine (78,5%), verhoogd
ALAT (19,4%) en hypokaliëmie (13,9%).
Ernstige bijwerkingen kwamen in vergelijkbare aantallen voor bij patiënten in de Rydapt-groep versus
de placebogroep. De meest voorkomende ernstige bijwerking in beide groepen was febriele
neutropenie (16%).
Stoppen van de behandeling als gevolg van een bijwerking, kwam voor bij 3,1% van de patiënten in
de Rydapt-groep versus 1,3% in de placebogroep. De meest voorkomende graad 3/4 bijwerking die tot
stoppen van de behandeling heeft geleid in de Rydapt-groep was exfoliatieve dermatitis (1,2%).
11
Veiligheidsprofiel tijdens de onderhoudsfase
Tabel 3 toont de incidentie van bijwerkingen gedurende het hele onderzoek. Wanneer de
onderhoudsfase (alleen Rydapt of alleen een placebo) echter afzonderlijk werd beoordeeld, werd een
verschil in het type en de ernst van de bijwerkingen waargenomen. De algehele incidentie van
bijwerkingen tijdens de onderhoudsfase was over het algemeen lager dan gedurende de inductie- en de
consolidatiefase. Bijwerkingen kwamen gedurende de onderhoudsfase echter vaker voor in de
Rydapt-groep dan in de placebogroep. Bijwerkingen die vaker voorkwamen in de midostaurine-groep
versus de placebogroep gedurende de onderhoudsfase omvatten: misselijkheid (46,4% versus 17,9%),
hyperglycemie (20,2% versus 12,5%), braken (19% versus 5,4%) en QT-verlenging (11,9% versus
5,4%).
De meeste van de hematologische afwijkingen die werden gemeld, kwamen voor tijdens de inductie-
en de consolidatiefase wanneer de patiënten Rydapt of een placebo ontvingen in combinatie met
chemotherapie. De meest voorkomende graad 3/4 hematologische afwijkingen die bij patiënten
werden waargenomen tijdens de onderhoudsfase met Rydapt waren een afname van de ANC (20,8%
versus 18,8%) en leukopenie (7,5% versus 5,9%).
De bijwerkingen die tijdens de onderhoudsfase werden gemeld, leidden bij 1,2% van de patiënten tot
het stoppen van de behandeling in de Rydapt-groep en bij geen enkele patiënt tot het stoppen van de
behandeling in de placebogroep.
ASM, SM-AHN en MCL
De veiligheid van Rydapt (100 mg twee keer per dag) als monotherapie bij patiënten met ASM,
SM-AHN en MCL werd geëvalueerd bij 142 patiënten in twee open-label multicenteronderzoeken met
één behandelgroep. De mediane duur van blootstelling aan Rydapt was 11,4 maanden (bereik: 0 tot
81 maanden).
De meest voorkomende bijwerkingen waren misselijkheid (82%), braken (68%), diarree (51%),
perifeer oedeem (35%) en vermoeidheid (31%). De meest voorkomende graad 3/4 bijwerkingen waren
vermoeidheid (8,5%), sepsis (7,7%), longontsteking (7%), febriele neutropenie (7%) en diarree
(6,3%). De meest voorkomende niet-hematologische laboratoriumafwijkingen waren hyperglykemie
(93,7%), verhoogd totaal bilirubine (40,1%), verhoogd lipase (39,4%), verhoogd
aspartaataminotransferase (ASAT) (33,8%) en verhoogd alanineaminotransferase (ALAT) (33,1%).
De meest voorkomende hematologische laboratoriumafwijkingen waren een verlaagd absoluut aantal
lymfocyten (73,2%) en een verlaagd ANC (58,5%). De meest voorkomende graad 3/4
laboratoriumafwijkingen waren een verlaagd absoluut lymfocytenaantal (45,8%), een verlaagd ANC
(26,8%), hyperglykemie (19%) en een verhoogd lipase (17,6%).
Doseringsaanpassingen (onderbreking of bijstelling) als gevolg van bijwerkingen kwamen voor bij
31% van de patiënten. De meest voorkomende bijwerkingen die tot dosisaanpassing hebben geleid
(incidentie ≥ 5%) waren misselijkheid en braken.
Bijwerkingen die tot stopzetting van de behandeling hebben geleid, kwamen voor bij 9,2% van de
patiënten. De meest voorkomende (incidentie ≥ 1%) waren febriele neutropenie, misselijkheid, braken
en pleurale effusie.
Lijsten met bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen zijn vermeld per systeem/orgaanklasse volgens MedDRA. Binnen elke
systeem/orgaanklasse zijn de bijwerkingen gerangschikt naar frequentie, met de meest voorkomende
bijwerkingen als eerste, gebaseerd op de volgende afspraak (CIOMS III): zeer vaak (≥ 1/10); vaak
(≥ 1/100, < 1/10); soms (≥ 1/1.000, < 1/100); zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000); zeer zelden (< 1/10.000);
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep zijn
de bijwerkingen vermeld volgens afnemende ernst.
12
AML
Tabel 3 toont de frequentiecategorie van bijwerkingen die werden gemeld in het fase III-onderzoek bij
patiënten met recent gediagnosticeerde FLT3-gemuteerde AML en gedurende postmarketingervaring.
Tabel 3
Bijwerkingen waargenomen bij AML
Alle graden
Rydapt +
chemo
n = 229
1
%
Graad 3/4
Rydapt +
chemo
n = 345
1
%
15,7
0,6
3,5
83,5
1,2
20
0,6
0,6
0
2,6
4,6
0
0
5,5
1,2
2,3
0,6
2,6
0,6
4,9
5,5
0,9
0
2,3
5,8
2,9
3,5
0
1,4
0,9
0
Bijwerking
Frequentiecategorie
Infecties en parasitaire aandoeningen
Hulpmiddelgerelateerde infectie
24
Infectie van de bovenste luchtwegen
5,2
Neutropenische sepsis
0,9
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Febriele neutropenie
83,4
Petechiae
35,8
Lymfopenie
16,6
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheid
15,7
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Hyperurikemie
8,3
Psychische stoornissen
Insomnia
12,2
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
45,9
Syncope
5,2
Tremor
3,9
Oogaandoeningen
Ooglidoedeem
3,1
Hartaandoeningen
Hypotensie
14,4
Sinustachycardie
9,6
Hypertensie
7,9
Pericardeffusie
3,5
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Bloedneus
27,5
Laryngeale pijn
11,8
2
Interstitiële longziekte/ Pneumonitis
11,4
Dyspneu
10,9
Pleurale effusie
5,7
Nasofaryngitis
8,7
Acuut ademnoodsyndroom
2,2
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijkheid
83,4
Braken
60,7
Stomatitis
21,8
Bovenbuikpijn
16,6
Hemorroïden
15,3
Anorectaal ongemak
7
Abdominaal ongemak
3,5
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
13
Huid- en onderhuidaandoeningen
Exfoliatieve dermatitis
61,6
13,6
Zeer vaak
Hyperhidrose
14,4
0
Zeer vaak
Droge huid
7
0
Vaak
Keratitis
6,6
0,3
Vaak
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Rugpijn
21,8
1,4
Zeer vaak
Artralgie
14
0,3
Zeer vaak
Botpijn
9,6
1,4
Vaak
Pijn in extremiteit
9,6
1,4
Vaak
Nekpijn
7,9
0,6
Vaak
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Pyrexie
34,5
3,2
Zeer vaak
Kathetergerelateerde trombose
3,5
2
Vaak
Onderzoeken
Verlaagd hemoglobine*
97,3
78,5
Zeer vaak
Verlaagd ANC*
86,7
85,8
Zeer vaak
Verhoogd ALAT*
84,2
19,4
Zeer vaak
Verhoogd ASAT*
73,9
6,4
Zeer vaak
Hypokaliëmie*
61,7
13,9
Zeer vaak
Hyperglykemie
20,1
7
Zeer vaak
Hypernatriëmie*
20
1,2
Zeer vaak
3
Elektrocardiogram QT verlengd
19,7
5,8
Zeer vaak
Verlengde geactiveerde partiële
12,7
2,6
Zeer vaak
tromboplastinetijd
Hypercalciëmie*
6,7
0,6
Vaak
Gewichtstoename
6,6
0,6
Vaak
1
Voor studiecentra in Noord-Amerika werden alle graden verzameld voor 13 vooraf bepaalde
bijwerkingen. Voor alle andere bijwerkingen, werden enkel graad 3 en 4 bijwerkingen verzameld.
Daarom zijn alle graden van de bijwerkingen enkel samengevat voor patiënten in Noord-Amerikaanse
studiecentra, terwijl graden 3 en 4 samengevat zijn voor patiënten in alle studiecentra.
2
Deze bijwerking werd opgenomen na identificatie in de postmarketingsetting. Interstitiële longziekte
werd afgeleid uit postmarketingervaring met Rydapt via spontane casusrapporten en
literatuurgevallen. In de fase III-studie werden geen gevallen van interstitiële longziekte gemeld.
3
Deze bijwerking werd opgenomen na identificatie in de postmarketingsetting.
* De frequentie is gebaseerd op laboratoriumwaarden.
14
ASM-SM-AHN en MCL
Tabel 4 toont de frequentiecategorie van de bijwerkingen op basis van verzamelde gegevens van twee
onderzoeken bij patiënten met ASM, SM-AHN en MCL.
Tabel 4
Bijwerkingen waargenomen bij ASM, SM-AHN en MCL
Rydapt (100 mg tweemaal
per dag)
n = 142
Alle graden
Graad 3/4
%
%
2,8
1,4
7,0
7,7
0
0
0
0,7
1,4
0,7
7,0
0
0,7
1,4
0
0
0
0
2,1
0,7
5,6
0,7
4,2
2,8
0
0
5,6
5,6
6,3
0,7
0
3,5
Frequentiecategorie
Bijwerking
Infecties en parasitaire aandoeningen
Urineweginfectie
13
Infectie van de bovenste luchtwegen
11
Pneumonie
8,5
Sepsis
7,7
Bronchitis
5,6
Orale herpes
4,9
Cystitis
4,2
Sinusitis
4,2
Erysipelas
3,5
Herpes zoster
3,5
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Febriele neutropenie
7,7
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheid
2,1
Anafylactische shock
0,7
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
26
Duizeligheid
13
Aandachtsstoornis
7
Tremor
6,3
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Vertigo
4,9
Bloedvataandoeningen
Hypotensie
9,2
Hematoom
6,3
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Dyspneu
18
Hoest
16
Pleurale effusie
13
Bloedneus
12
Orofaryngeale pijn
4,2
1
Interstitiële longziekte/ Pneumonitis
2,1
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijkheid
82
Braken
68
Diarree
51
Obstipatie
29
Dyspepsie
5,6
Gastro-intestinale bloeding
4,2
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Soms
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Zeer vaak
Vaak
Vaak
15
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Perifeer oedeem
35
3,5
Zeer vaak
Vermoeidheid
31
8,5
Zeer vaak
Pyrexie
27
4,2
Zeer vaak
Asthenie
4,9
0,7
Vaak
Rillingen
4,9
0
Vaak
Oedeem
4,2
0,7
Vaak
Onderzoeken
Hyperglykemie (niet nuchter)*
93,7
19,0
Zeer vaak
Verlaagd absoluut lymfocytenaantal*
73,2
45,8
Zeer vaak
Verlaagd ANC*
58,5
26,8
Zeer vaak
Verhoogd totaal bilirubine*
40,1
4,9
Zeer vaak
Verhoogd lipase*
39,4
17,6
Zeer vaak
Verhoogd ASAT*
33,8
2,8
Zeer vaak
Verhoogd ALAT*
33,1
3,5
Zeer vaak
Verhoogd amylase*
20,4
7,0
Zeer vaak
1
Elektrocardiogram QT verlengd
10,6
0,7
Zeer vaak
Gewichtstoename
5,6
2,8
Vaak
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties
Kneuzing
6,3
0
Vaak
Val
4,2
0,7
Vaak
* De frequentie is gebaseerd op laboratoriumwaarden.
1
Deze bijwerkingen werden opgenomen na identificatie in de postmarketingsetting.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Maagdarmstelselaandoeningen
Bij AML-, ASM-, SM-AHN- en MCL-patiënten werden misselijkheid, braken en diarree
waargenomen. Bij ASM-, SM-AHN- en MCL-patiënten leidden deze bijwerkingen tot een
dosisaanpassing of onderbreking van de behandeling bij 26% van de patiënten en tot het stoppen van
de behandeling bij 4,2% van de patiënten. De meeste bijwerkingen deden zich voor gedurende de
eerste 6 maanden van de behandeling en werden onder controle gehouden met ondersteunende
profylactische geneesmiddelen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
De gemelde ervaring van overdosering bij de mens is zeer beperkt. Enkelvoudige doses van maximaal
600 mg werden toegediend met een aanvaardbare acute verdraagbaarheid. De waargenomen
bijwerkingen waren diarree, buikpijn en braken.
Er is geen bekend specifiek antidotum voor midostaurine. In het geval van een overdosis moeten
patiënten nauwlettend worden gecontroleerd op tekenen of symptomen van bijwerkingen en een
geschikte symptomatische en ondersteunde behandeling moet worden opgestart.
16
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische agentia, proteïnekinaseremmers, ATC-code:
L01EX10
Werkingsmechanisme
Midostaurine remt de werking van verschillende receptortyrosinekinasen, waaronder FLT3- en
KIT-kinase. Midostaurine remt FLT3-receptorsignalering en induceert stopzetting van de celcyclus en
apoptose in leukemische cellen met expressie van FLT3 ITD- of TKD-gemuteerde receptoren of
overexpressie van FLT3-wildtype-receptoren.
In-vitro-gegevens
wijzen erop dat midostaurine D816V-
gemuteerde KIT-receptoren remt bij blootstellingsniveaus die bereikt worden bij patiënten
(gemiddelde bereikte blootstelling hoger dan IC
50
).
In-vitro-gegevens
wijzen erop dat KIT-wildtype-
receptoren in veel mindere mate geremd worden bij deze concentraties (gemiddelde bereikte
blootstelling lager dan IC
50
). Midostaurine interfereert met afwijkende KIT D816V-gemedieerde
signalering en remt mestcelproliferatie en -overleving en histamineafgifte.
Bovendien remt midostaurine verscheidene andere receptortyrosinekinasen, zoals PDGFR (“platelet-
derived”
groeifactorreceptor) of VEGFR2 (vasculaire endotheliale groeifactorreceptor 2) en leden van
de serine/threoninekinasefamilie PKC (proteïnekinase C). Midostaurine bindt zich aan het katalytische
domein van deze kinasen en remt de mitogene signalering van de respectievelijke groeifactoren in
cellen, wat resulteert in een groeistop.
Midostaurine in combinatie met chemotherapeutische middelen (cytarabine, doxorubicine, idarubicine
en daunorubicine) resulteerde in een synergistische remming van celgroei bij FLT3-ITD-gemuteerde
AML-cellijnen.
Farmacodynamische effecten
Bij muismodellen en bij mensen zijn twee belangrijke metabolieten geïdentificeerd, namelijk
CGP62221 en CGP52421. In proliferatietesten met FLT3-ITD-gemuteerde cellen vertoonde
CGP62221 een vergelijkbare potentie vergeleken met de oorspronkelijke stof. CGP52421 was echter
ongeveer 10 keer minder potent.
Cardiale elektrofysiologie
Een gericht QT-onderzoek bij 192 gezonde deelnemers die twee keer per dag een dosis van 75 mg
ontvingen, liet geen klinisch significante verlenging van QT zien door midostaurine en CGP62221.
Het onderzoek liep echter niet lang genoeg om de QTc-verlengingseffecten van de langwerkende
metaboliet CGP52421 in te schatten. Daarom werd de verandering vanaf aanvang in QTcF met de
concentratie midostaurine en beide metabolieten verder onderzocht in een fase II-onderzoek met
116 patiënten met ASM, SM-AHN of MCL. Bij de mediane piek C
min
-concentraties die werden
bereikt met een dosis van 100 mg twee keer per dag, vertoonde noch midostaurine, noch CGP62221,
noch CGP52421 het potentieel om klinisch significante QTcF-verlenging te veroorzaken, aangezien de
bovengrenzen van voorspelde verandering bij deze concentratieniveaus lager waren dan 10 msec
(respectievelijk 5,8, 2,4 en 4,0 msec). In de onderzoekspopulatie met ASM, SM-AHN en MCL had
25,4% van de patiënten ten minste één ecg-meting met een QTcF van meer dan 450 ms en had 4,7%
een meting van meer dan 480 ms.
17
Klinische werkzaamheid en veiligheid
AML
De werkzaamheid en veiligheid van midostaurine in combinatie met standaard chemotherapie versus
placebo in combinatie met standaard chemotherapie en als onderhoudsmonotherapie werd onderzocht bij
717 patiënten (in de leeftijd van 18 tot 60 jaar) in een gerandomiseerd, dubbelblind fase III-onderzoek.
Patiënten met
de novo
gediagnosticeerde FLT3-gemuteerde AML, vastgesteld door een klinische
onderzoekstest, werden gerandomiseerd (1:1) naar twee keer per dag midostaurine 50 mg (n = 360) of
een placebo (n = 357) volgend op standaard daunorubicine (60 mg/m
2
per dag op dag 1-3)/cytarabine
(200 mg/m
2
per dag op dag 1-7) als inductie en hooggedoseerd cytarabine (3 g/m
2
elke 12 uur op dag 1,
3 en 5) als consolidatie, gevolgd door ononderbroken behandeling met midostaurine of een placebo tot
12 extra cycli (28 dagen/cyclus) al naargelang de oorspronkelijke toewijzing. Hoewel in het onderzoek
patiënten waren opgenomen met verschillende AML-gerelateerde cytogenetische afwijkingen, waren
patiënten met acute promyelocytische leukemie (APL; M3) of therapie-gerelateerde AML uitgesloten.
Patiënten werden gestratificeerd op basis van hun FLT3-mutatiestatus: TKD, ITD met allelische
verhouding < 0,7 en ITD met allelische verhouding ≥ 0,7.
De twee behandelgroepen waren over het algemeen vergelijkbaar met betrekking tot demografische
gegevens van ziektekenmerken bij aanvang. De mediane leeftijd van de patiënten was 47 jaar (bereik:
18 tot 60 jaar), een meerderheid van de patiënten had een ECOG-performance status van 0 of 1
(88,3%) en de meeste patiënten hadden
de novo
AML (95%). Van de patiënten voor wie informatie
over ras werd vermeld, was 88,1% Kaukasisch. De meerderheid van de patiënten (77,4%) had een
FLT3-ITD-mutatie, de meesten van hen (47,6%) met een lage allelische ratio (< 0,7) en 22,6% van de
patiënten had een FLT3-TKD-mutatie. In de midostaurine-groep was 48% man en in de
placebogroep 41%.
Bij patiënten die een hematopoëtische stamceltransplantatie (SCT) ondergingen, werd de
onderzoeksbehandeling stopgezet voorafgaand aan de start van de SCT-conditioneringsbehandeling.
Het algehele SCT-percentage was 59,4% (214/360) van de patiënten in de groep die midostaurine en
standaard chemotherapie kreeg versus 55,2% (197/357) in de groep die een placebo en standaard
chemotherapie kreeg. Alle patiënten werden gevolgd om de overleving vast te stellen.
Het primaire eindpunt van het onderzoek was algehele overleving (OS,
Overall Survival),
gemeten
vanaf de randomisatiedatum tot aan het overlijden ongeacht de oorzaak. De primaire analyse werd
uitgevoerd na een minimale follow-up van ongeveer 3,5 jaar na de randomisatie van de laatste patiënt.
In het onderzoek werd een statistisch significante verbetering in OS aangetoond met een reductie van
23% van het risico op overlijden voor midostaurine in combinatie met standaard chemotherapie versus
een placebo in combinatie met standaard chemotherapie (zie tabel 6 en figuur 1).
18
Figuur 1
100
Kaplan-Meier-curve voor algehele overleving, niet-gecensureerd voor SCT
Midostaurine (n = 360)
Mediaan: 74,7 maanden
Placebo (N = 357)
Mediaan: 25,6 maanden
HR: 0,774 (95%-BI; 0,629-0,953)
P=0,0078
Kans op algehele overleving (OS,
overall survival), %
80
60
40
20
0
0
Patiënten “at
risk”
Maanden
Midostaurine
Placebo
0
360
357
6
314
284
12
269
221
18
234
179
24
208
163
30
189
152
36
181
148
42
174
141
48
133
110
54
120
95
60
77
71
66
50
45
72
22
20
78
1
1
84
0
0
6
12
18
24
30
36
42
48
54
60
66
72
78
84
Maanden
Het belangrijkste secundaire eindpunt was “event-free
survival”
(EFS, een dergelijk “event” wordt
gedefinieerd als het onvermogen om complete remissie [CR] te bereiken binnen 60 dagen na het
starten van de protocoltherapie, of als een terugval of als overlijden ongeacht de oorzaak). De EFS liet
een statistisch significante verbetering zien voor midostaurine in combinatie met standaard
chemotherapie ten opzichte van placebo in combinatie met standaard chemotherapie (HR: 0,78 [95%-
BI, 0,66 tot 0,93] p = 0,0024) en een mediane EFS van respectievelijk 8,2 maanden en 3,0 maanden
(zie tabel 5).
19
Tabel 5
Werkzaamheid van midostaurine bij AML
Midostaurine
n = 360
Placebo
n = 357
HR
*
(95%-BI)
P-
waarde
¥
Werkzaamheidsparameter
Algehele overleving (OS)
1
Mediane OS in maanden (95%-BI)
74,7 (31,5; NE) 25,6 (18,6; 42,9) 0,77 (0,63; 0,95)
0,0078
Kaplan-Meier-schattingen na 5 jaar 0,51 (0,45; 0,56) 0,43 (0,38; 0,49)
(95%-BI)
“Event-free survival”
(EFS)
2
Mediane EFS in maanden
8,2 (5,4; 10,7)
3,0 (1,9; 5,9)
0,78 (0,66; 0,93)
0,0024
uitgaande van CR's binnen
60 dagen na starten van de
behandeling (95%-BI)
Mediane EFS in maanden
10,2 (8,1; 13,9)
5,6 (2,9; 6,7)
0,73 (0,61; 0,87)
0,0001
uitgaande van CR's tijdens de
inductie (95%-BI)
Ziektevrije overleving (Disease-free
Survival,
DFS)
Mediane DFS in maanden (95%-
26,7 (19,4; NE) 15,5 (11,3; 23,5) 0,71 (0,55; 0,92)
0,0051
BI)
Complete remissie (CR)
binnen 60 dagen na het starten van
212 (58,9)
191 (53,5)
NE
0,073
§
de behandeling (%)
tijdens de inductie (%)
234 (65,0)
207 (58,0)
NE
0,027
§
Cumulatieve incidentie van een
recidief (CIR)
Mediaan (95%-BI)
NE (25,7; NE)
17,6 (12,7; 46,3) 0,68 (0,52; 0,89)
0,0023
1
2
primair eindpunt. belangrijkste secundaire eindpunt; NE: niet geschat (Not
Estimated)
*
Hazard ratio
(HR) geschat door middel van het Cox-regressiemodel gestratificeerd op basis van de FLT3-
mutatiefactor bij randomisatie.
¥
Eenzijdige p-waarde berekend door middel van de logrank-toets gestratificeerd op basis van de FLT3-
mutatiefactor bij randomisatie.
§
Niet significant
Er was een trend zichtbaar in het voordeel van midostaurine wat betreft het CR-percentage op dag 60
voor de groep die midostaurine kreeg (58,9% versus 53,5%; p = 0,073) die bleef bestaan wanneer alle
CR's tijdens de inductie in beschouwing werden genomen (65,0% versus 58,0%; p = 0,027).
Bovendien was de cumulatieve incidentie van een recidief bij patiënten die tijdens de inductie
complete remissie bereikten, na 12 maanden 26% in de groep die midostaurine kreeg versus 41% in de
groep die een placebo kreeg.
Sensitiviteitsanalyses voor zowel OS als EFS, wanneer gecensureerd werd op het moment van SCT,
ondersteunden ook het klinische voordeel van midostaurine in combinatie met standaard
chemotherapie versus placebo.
De resultaten voor OS per SCT-status worden weergegeven in figuur 2. Voor EFS bij complete
remissies binnen 60 dagen na de start van de onderzoeksbehandeling, was de HR 0,602 (95%-BI:
0,372; 0,974) voor patiënten met SCT en 0,827 (95%-BI: 0,689; 0.993) voor patiënten zonder SCT, in
het voordeel van midostaurine.
20
Figuur 2
100%
Kaplan-Meier-curve voor algehele overleving per SCT-status in AML
Mediane.
overleving
(mnd) 95%- BI
74,7 37,3 N.E.
35,9 22,6 N.E.
31,7 16,9 N.E.
14,7 10,0 36,9
80%
Waarschijnlijkheid overleving (%)
Probability of Survival (%)
MIDOSTAURINE – SCT
PLACEBO – SCT
MIDOSTAURINE – geen SCT
PLACEBO – geen SCT
Deelnemers
Events
214 100
197 105
146
71
160
81
60%
40%
20%
0%
0
1:
MIDOSTAURIN - SCT
– SCT
MIDOSTAURINE
2:
PLACEBO - SCT
PLACEBO – SCT
3:
MIDOSTAURIN - no SCT
MIDOSTAURINE – geen SCT
4:
PLACEBO - no
geen SCT
PLACEBO –
SCT
Censored
Niet-gecensureerd
6
12
18
24
30
36
42
HR (95%-BI) – SCT
HR (95%-BI) – geen SCT
0,780 (0,593, 1,026)
0,798 (0,580, 1,098)
48
54
60
66
72
78
84
Overall survival (months)
(maanden)
Algehele overleving
Aant. patiënten
still at risk
“at-risk”
No. of patients
nog steeds
1
2
3
4
214
197
146
160
207
184
107
100
178
151
91
70
154
118
80
61
137
105
71
58
122
97
67
55
117
93
64
55
112
90
62
51
84
67
49
43
76
58
44
37
50
42
27
29
33
28
17
17
12
12
10
8
1
1
0
0
0
0
In een subgroepanalyse werd ogenschijnlijk geen OS-voordeel waargenomen bij vrouwen. Er werd
echter een behandelingsvoordeel waargenomen bij vrouwen op alle secundaire eindpunten voor
effectiviteit (zie tabel 6).
Tabel 6
Eindpunt
Overzicht van OS, EFS, CR, DFS en CIR per geslacht bij AML
Algemeen
Mannen
Vrouwen
95%-BI
95%-BI
95%-BI
OS (HR)
0,774
0,533
1,007
(0,629; 0,953)
(0,392; 0,725)
(0,757; 1,338)
EFS (CR-inductie)
0,728
0,660
0,825
(HR)
(0,613; 0,866)
(0,506; 0,861)
(0,656; 1,037)
CR-inductie (OR)
0,743*
0,675*
0,824*
(0,550; 1,005)
(0,425; 1,072)
(0,552; 1,230)
DFS (CR-inductie)
0,663
0,594
0,778
(HR)
(0,516; 0,853)
(0,408; 0,865)
(0,554; 1,093)
CIR (CR-inductie)
0,676
0,662
0,742
(HR)
(0,515; 0,888)
(0,436; 1,006)
(0,516; 1,069)
*Odds ratio berekend als (geen complete remissie bij behandeling/complete remissie bij
behandeling)/(geen complete remissie bij placebo/complete remissie bij placebo)
HR = hazard ratio; OR = odds ratio
De werkzaamheid en veiligheid bij patiënten van >60-70 jaar oud werden onderzocht als onderdeel
van een door de onderzoeker opgezet fase II-onderzoek met één behandelgroep van midostaurine in
combinatie met intensieve inductie- en consolidatietherapie, waaronder allogene SCT, en
onderhoudsmonotherapie bij patiënten met FLT3-ITD-gemuteerde AML. Afgaande op de eindanalyse,
was het EFS-percentage na 2 jaar (primair eindpunt) 34% (95%-BI: 27,44) en was de mediane OS
22,7 maanden bij patiënten ouder dan 60 jaar (128 van de 440 patiënten).
21
ASM, SM-AHN en MCL
De werkzaamheid van midostaurine bij patiënten met ASM, SM-AHN en MCL, waar collectief naar
wordt verwezen als gevorderde systemische mastocytose (SM), werd geëvalueerd in twee open-label
multicenteronderzoeken met één behandelgroep (142 patiënten in totaal).
Het pivotale onderzoek was een multicenter fase II-onderzoek met één behandelgroep bij 116 patiënten
met gevorderde SM (onderzoek CPKC412D2201). Midostaurine werd twee keer per dag oraal
ingenomen in een dosis van 100 mg tot ziekteprogressie of onverdraagbare toxiciteit optrad.
Negenentachtig van de 116 ingeschreven patiënten werden geschikt bevonden voor responsbeoordeling
en vormden de primaire werkzaamheidspopulatie. Van deze groep hadden 73 patiënten ASM (57 met
een AHN) en 16 patiënten MCL (6 met een AHN). De mediane leeftijd in de primaire
werkzaamheidspopulatie was 64 jaar waarbij ongeveer de helft van de patiënten ≥ 65 jaar was. Ongeveer
een derde (36%) ontving eerder al antineoplastische therapie voor ASM, SM-AHN of MCL. Bij
aanvang had 65% van de patiënten in de primaire werkzaamheidspopulatie > 1 meetbare C-bevinding
(trombocytopenie, hypoalbuminemie, hoog totaal bilirubine, transfusie-afhankelijke anemie,
gewichtsverlies, neutropenie, hoge ALAT of hoge ASAT). De KIT-D816V-mutatie werd aangetroffen
bij 82% van de patiënten.
Het primaire eindpunt was het algehele responspercentage (Overall
Response Rate,
ORR).
Responspercentages werden beoordeeld op basis van de aangepaste criteria van Valent en Cheson en
responsen werden beoordeeld door een onderzoekscommissie. Secundaire eindpunten omvatten
responsduur, tijd tot respons en algehele overleving. Responsen op midostaurine worden in tabel 7
getoond. Er werd activiteit waargenomen ongeacht het aantal eerder ondergane therapieën en de
aanwezigheid of afwezigheid van een AHN. Bevestigde responsen werden waargenomen bij zowel de
KIT-D816V-mutatiepositieve patiënten (ORR = 63%) als bij de KIT-D816V-wildtype of onbekende
patiënten (ORR = 43,8%). De mediane overleving voor KIT-D816V-positieve patiënten was echter
langer, i.e. 33,9 maanden (95%-BI: 20,7; 42) dan voor KIT-D816V-wildtype of onbekende patiënten,
i.e. 10 maanden (95%-BI: 6,9; 17,4).
Bij 46% van de patiënten werd een afname vastgesteld van
beenmerginfiltratie van meer dan 50%, en bij 58% werd een verlaging waargenomen van de
serumtryptasewaarden van meer dan 50%. Het miltvolume was afgenomen met ≥ 10% bij 68,9% van
de patiënten met ten minste 1 beoordeling na aanvang (26,7% van de patiënten had een afname van
≥ 35%, wat overeenkomt met een afname van 50% bij palpatie).
De mediane tijd tot respons was 0,3 maanden (bereik: 0,1 tot 3,7 maanden). De mediane duur van de
follow-up was 43 maanden.
22
Tabel 7
Werkzaamheid van midostaurine bij ASM, SM-AHN en MCL: primaire
werkzaamheidspopulatie
Totaal
n = 89
ASM
n = 16
SM-AHN
n = 57
MCL
n = 16
Primair eindpunt
Algehele respons, n (%)
53 (59,6)
12 (75,0)
33 (57,9)
8 (50,0)
(95%-BI)
(48,6; 69,8)
(47,6; 92,7)
(44,1; 70,9)
(24,7; 75,3)
“Major”
respons, n
40 (44,9)
10 (62,5)
23 (40,4)
7 (43,8)
(%)
Partiële respons, n
13 (14,6)
2 (12,5)
10 (17,5)
1 (6,3)
(%)
Stabiele ziekte, n (%)
11 (12,4)
1 (6,3)
7 (12,3)
3 (18,8)
Progressieve ziekte, n
10 (11,2)
1 (6,3)
6 (10,5)
3 (18,8)
(%)
Secundaire eindpunten
Mediane responsduur,
18,6 (9,9; 34,7)
36,8 (5,5; NE)
10,7 (7,4; 22,8)
NR (3,6; NE)
maanden (95%-BI)
Mediane algehele
26,8 (17,6; 34,7)
51,1 (28,7; NE)
20,7 (16,3; 33,9)
9,4 (7,5; NE)
overleving, maanden
(95%-BI)
26,1 (14,6; 39,2)
34,8 (1,7; 76,2)
19,9 (8,6; 34,5)
33,7 (12,3; 56,8)
Kaplan-Meier-
schattingen na 5 jaar
(95%-BI)
NE: niet geschat (“Not
Estimated”),
NR: niet bereikt (“Not
Reached”)
Patiënten die antineoplastische therapie kregen die geen studiemedicatie was, werden beschouwd als
zijnde progressief op het ogenblik van de nieuwe therapie.
Hoewel het onderzoek was ontworpen om te worden geëvalueerd met de aangepaste criteria van
Valent en Cheson als een exploratieve post-hocanalyse, werd de werkzaamheid ook geëvalueerd met
de consensuscriteria van de 2013 International Working Group – Myeloproliferative Neoplasms
Research and Treatment - European Competence Network on Mastocytosis (IWG-MRT-ECNM). De
respons op Rydapt werd bepaald met een rekenalgoritme toegepast zonder enige aanname. Van de
116 patiënten hadden er 113 een C-bevinding zoals gedefinieerd volgens de IWG-responscriteria (met
uitsluiting van ascites als C-bevinding). Alle responsen werden in overweging genomen en vereisten
een bevestiging na 12 weken (zie Tabel 8).
23
Tabel 8
Werkzaamheid van midostaurine bij ASM, SM-AHN en MCL volgens de
IWG-MRT-ECNM-consensuscriteria, gebruik makend van een algoritmische
benadering
Alle
geëvalueerde
patiënten
n = 113
32 (28,3)
(20,2; 37,6)
ASM
SM-AHN
MCL
Subtype
niet
bekend
n=5
1 (20,0)
(0,5; 71,6),
Algehele respons, n (%)
(95%-BI)
Beste algehele respons, n
(%)
Complete remissie
Partiële remissie
Klinische verbetering
Duur van de respons*
n/N (%)
mediaan (95%-BI)
Algehele overleving
n/N (%)
mediaan (95%-BI)
n = 15
9 (60,0)
(32,3; 83,7)
n = 72
15 (20,8)
(12,2; 32,0)
n = 21
7 (33,3)
(14,6; 57,0)
1 (0,9)
17 (15,0)
14 (12,4)
11/32 (34,4)
NE (27,0;
NE)
65/113 (57,5)
0
5 (33,3)
4 (26,7)
4/9 (44,4)
36,8
(10,3; 36,8)
4/15 (26,7)
0
8 (11,1)
7 (9,7)
4/15 (26,7)
NE
(17,3; NE)
49/72
(68,1)
22,1
(16,8; 32,2)
1 (4,8)
3 (14,3)
3 (14,3)
3/7 (42,9)
NE (4,1;
NE)
12/21
(57,1)
22,6
(8,3; NE)
0
1 (20,0)
0
0/1 (0,0)
NE
0/5 (0,0)
29,9
51,1
NE
(20,3; 42,0)
(34,7; NE)
*Bevestigingsperiode voor respons: 12 weken
Analyse met uitsluiting van ascites als C-bevinding
Patiënten die antineoplastische therapie kregen die geen studiemedicatie was, werden beschouwd als
zijnde progressief op het ogenblik van de nieuwe therapie.
Het ondersteunende onderzoek was een multicenter, open-label fase II-onderzoek met één
behandelgroep met 26 patiënten met ASM, SM-AHN en MCL (CPKC412A2213). Midostaurine werd
twee keer per dag oraal ingenomen in een dosis van 100 mg, in cycli van 28 dagen. Gebrek aan een
“major”
respons (MR) of een partiële respons (PR) aan het eind van de tweede cyclus vereiste
stopzetting van de onderzoeksbehandeling. Twintig (76,9%) patiënten hadden ASM (17 [85%] met
AHN) en 6 patiënten (23,1%) hadden MCL (2 [33,3%] met AHN). De mediane leeftijd was 64,5 jaar
waarbij de helft van de patiënten ≥ 65 jaar was. Bij aanvang had 88,5% > 1 C-bevinding en 69,2% had
ten minste één eerdere antineoplastische therapie ondergaan.
Het primaire eindpunt was ORR beoordeeld op basis van de Valent-criteria tijdens de eerste twee
behandelingscycli. Negentien patiënten (73,1%; 95%-BI = [52,2; 88,4]) bereikten een respons tijdens
de eerste twee behandelingscycli (13 MR; 6 PR). De mediane duur van de follow-up was 73 maanden
en de mediane responsduur werd niet bereikt. De mediane algehele overleving was 40,0 maanden
(patiënten werden gedurende slechts één jaar na stopzetting van de behandeling gevolgd voor
overleving).
24
Pediatrische patiënten
In een fase II-onderzoek werd midostaurine onderzocht in combinatie met chemotherapie bij nieuw-
gediagnosticeerde pediatrische patiënten met FLT3-gemuteerde AML. Van de drie patiënten met
FLT3-gemuteerde AML die geincludeerd werden in het onderzoek, ervaarden twee patiënten (10 en
14 jaar oud) dosisbeperkende toxiciteiten volgend op de tweede inductiecyclus met midostaurine (bij
30 mg/m
2
tweemaal daags) in combinatie met chemotherapie (die cytarabine 2 g/m
2
/dag, dag 1-5,
fludarabine 30 mg/m
2
/dag, dag 1-5 en idarubicine 12 mg/m
2
/dag, dag 2, 4 en 6 bevatte). Beide
patiënten vertoonden een sterk vertraagd hematologisch herstel (d.w.z. langdurige graad 4
trombocytopenie die 44 dagen aanhield bij de eerste patiënt en 51 dagen bij de tweede patiënt en
graad 4 neutropenie die 46 dagen aanhield bij de tweede patiënt). In de eerste inductiecyclus kregen
beide patiënten midostaurine in combinatie met cytarabine, etoposide en idarubicine.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Rydapt in alle subgroepen van pediatrische patiënten
met kwaadaardige mastocytose en mestcelleukemie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Rydapt in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met acute myeloïde leukemie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Midostaurine is een middel met een goede absorptie en een slechte oplosbaarheid. Twee van de
metabolieten hebben farmacologische activiteit laten zien (CGP52421 en CGP62221). Na meerdere
doses was de farmacokinetiek van midostaurine en CGP62221 tijdsafhankelijk, met een initiële
verhoging geobserveerd in de eerste week, gevolgd door een afname van de concentraties totdat een
“steady
state”
werd bereikt op dag 28. De CGP52421-concentraties lijken niet zo significant af te
nemen als de concentraties midostaurine en CGP62221.
Absorptie
De absolute biologische beschikbaarheid van midostaurine na orale toediening is niet bekend.
Bij mensen verliep de absorptie snel na orale toediening, waarbij T
max
van totale radioactiviteit werd
waargenomen 1-3 uur na de dosis. De farmacokinetiek-analyse van de populatie toonde aan dat de
absorptie bij patiënten lager was dan in verhouding tot de dosis bij doses < 50 mg tweemaal per dag.
Bij gezonde proefpersonen was na inname van een enkele dosis van 50 mg midostaurine met voedsel, de
AUC van midostaurine toegenomen tot 20.800 ng*uur/ml en was C
max
afgenomen tot 963 ng/ml (zie
rubriek 4.5). Vergelijkbaar nam de AUC toe tot respectievelijk 19.000 en 29.200 ng*uur/ml voor
CGP52421 en CGP62221 en daalde C
max
tot respectievelijk 172 en 455 ng/ml. De tijd tot aan de
piekconcentratie was ook verlengd in de aanwezigheid van een vetrijke maaltijd. T
max
was vertraagd voor
alle entiteiten: de mediane T
max
voor midostaurine was 3 uur. De T
max
voor CGP52421 en CGP62221
was vertraagd tot respectievelijk 6 en 7 uur.
25
In klinische onderzoeken werden de werkzaamheid en veiligheid van Rydapt onderzocht na toediening
met een lichte maaltijd. Na de orale toediening van een enkele dosis van 100 mg midostaurine samen
met voedsel bij patiënten met ASM, SM-AHN en MCL, waren AUC
inf
, C
max
en T
max
respectievelijk
49.600 ng*uur/ml, 2940 ng/ml en 3 uur voor midostaurine. Voor CGP52421 waren AUC
0-12h
en C
max
respectievelijk 2770 ng*uur/ml en 299 ng/ml. AUC
0-12h
en C
max
voor CGP62221 waren respectievelijk
8700 ng*uur/ml en 931 ng/ml. Na herhaalde doses van 100 mg midostaurine tweemaal per dag waren
de plasma-C
min,ss
van midostaurine bij patiënten met AML en ASM, SM-AHN, MCL respectievelijk
919 en 1060 ng/ml. De CGP62221 C
min, ss
in de AML- en de ASM-, SM-AHN-, MCL-populatie waren
respectievelijk 1610 ng/ml en 2020 ng/ml. De CGP52421 C
min,ss
in de AML- en de ASM-, SM-AHN-,
MCL-populatie waren respectievelijk 8630 ng/ml en 2860 ng/ml.
Distributie
Midostaurine heeft een weefseldistributie met een geometrisch gemiddelde van 95,2 l (Vz/F).
Midostaurine en de metabolieten ervan worden voornamelijk in plasma gedistribueerd en niet zozeer
in rode bloedcellen.
In-vitro-gegevens
tonen aan dat meer dan 98% van midostaurine gebonden wordt
aan plasmaproteïnen, zoals albumine, α1-zuur-glycoproteïne (AGP) en lipoproteïne.
Biotransformatie
Midostaurine wordt gemetaboliseerd door CYP3A4 en dit hoofdzakelijk via oxidatieve routes. De
belangrijkste plasmacomponenten omvatten midostaurine en twee belangrijke actieve metabolieten,
CGP62221 (via O-demethylatie) en CGP52421 (via hydroxylatie), die goed zijn voor respectievelijk
27,7 ± 2,7% en 38,0 ± 6,6% van de totale plasmablootstelling na 96 uur na een enkele dosis van 50 mg
midostaurine.
Eliminatie
De mediane terminale halfwaardetijd van midostaurine, CGP62221 en CGP52421 in het plasma zijn
ongeveer 20,9, 32,3 en 471 uur. De mediane schijnbare plasmaklaring (CL/F) was 2,4-3,1 l/u bij
gezonde deelnemers. Voor patiënten met AML, ASM, SM-AHN en MCL waren de farmacokinetische
populatieschattingen voor klaring van midostaurine bij
“steady state”
respectievelijk 5,9 l/u en 4,4 l/u.
De onderzoeksresultaten van “Human
Mass Balance”
gaven aan dat fecale excretie de belangrijkste
excretieroute is (78% van de dosis) en voornamelijk als metabolieten (73% van de dosis), terwijl
onveranderde midostaurine goed is voor 3% van de dosis. Slechts 4% van de dosis wordt
teruggevonden in de urine.
Lineariteit/non-lineariteit
Over het algemeen vertoonden midostaurine en de metabolieten ervan geen belangrijke afwijking van
dosisproportionaliteit na een enkelvoudige dosis in het bereik van 25 mg tot 100 mg. De toename van
de blootstelling na meerdere doses binnen het dosisbereik van 50 mg tot 225 mg per dag was echter
minder dan dosisproportioneel.
Na meerdere orale doses vertoonde midostaurine een tijdsafhankelijke farmacokinetiek met een
initiële toename in plasmaconcentraties tijdens de eerste week (piek C
min
) gevolgd door een afname na
verloop van tijd tot een “steady
state”
na ongeveer 28 dagen (2,5-voudige afname). Hoewel het exacte
mechanisme achter de afnemende concentratie midostaurine niet duidelijk is, is dit waarschijnlijk het
gevolg van de auto-inductie-eigenschappen van midostaurine en de twee actieve metabolieten ervan,
CGP52421 en CGP62221, op CYP3A4. De farmacokinetiek van de CGP62221-metaboliet vertoonde
een vergelijkbare trend. CGP52421-concentraties namen echter in 2,5-voud toe bij ASM, SM-AHN en
MCL en in 9-voud bij AML, in vergelijking met midostaurine na één maand behandeling.
26
In-vitro-evaluatie
van mogelijkheden voor geneesmiddelinteractie
Afgaande op
in-vitro-gegevens
worden midostaurine en de actieve metabolieten ervan, CGP52421 en
CGP62221, beschouwd als remmers van CYP1A2 en CYP2E1 en inductoren van CYP2B6 (inductie
gemedieerd door CAR) en CYP1A2 (inductie gemedieerd door AhR).
In-vitro-experimenten
hebben aangetoond dat midostaurine, CGP52421 en CPG62221 potentiële
remmers zijn van BCRP en BSEP. Simulaties met fysiologisch gebaseerde farmacokinetische (PBPK)
modellen voorspelden dat het onwaarschijnlijk is dat midostaurine, gegeven in een dosis van 50 mg of
100 mg tweemaal daags bij steady-state, klinisch relevante remming van OATP1B veroorzaakt.
Speciale populaties
Oudere patiënten
Afgaande op farmacokinetische populatieanalysen is er geen significante impact vastgesteld van
leeftijd op de farmacokinetiek van midostaurine en zijn twee actieve metabolieten voor patiënten in de
leeftijd tussen 65 en 85 jaar. Bij volwassen patiënten met ASM, SM-AHN en MCL of met AML is
geen dosisaanpassing van midostaurine vereist op basis van leeftijd.
Pediatrische patiënten
Rydapt wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen en adolescenten (zie rubriek 4.2). De
farmacokinetiek van midostaurine bij pediatrische patiënten werd onderzocht in een fase I-
monotherapieonderzoek met dosisescalatie bij 22 patiënten (12 patiënten in de leeftijd van 0-2 jaar en
10 patiënten in de leeftijd van 10-17 jaar) met AML of MLL-herschikte ALL door middel van een
populatiefarmacokinetische benadering. De farmacokinetiek van midostaurine was lager dan
evenredig aan de dosis bij doses van 30 mg/m
2
en 60 mg/m
2
na enkele en meervoudige doses.
Vanwege de beperkte farmacokinetische gegevens bij pediatrische patiënten, kan er geen vergelijking
worden gemaakt met de farmacokinetiek van midostaurine bij volwassenen.
Geslacht
Afgaande op modellen van farmacokinetische populatieanalysen van het effect van geslacht op klaring
van midostaurine en de actieve metabolieten ervan, waren er geen statistisch significante bevindingen
en de verwachte veranderingen in blootstelling (< 20%) werden niet klinisch relevant geacht. Er is
geen dosisaanpassing van midostaurine nodig op basis van geslacht.
Ras/etniciteit
Er zijn geen verschillen in het farmacokinetisch profiel tussen blanke en negroïde proefpersonen.
Afgaande op een fase I-onderzoek bij gezonde Japanse vrijwilligers waren de farmacokinetische
profielen van midostaurine en de metabolieten ervan (CGP62221 en CGP52421) vergelijkbaar met de
profielen die werden vastgesteld in andere farmacokinetische onderzoeken uitgevoerd bij blanken en
negroïden. Er is geen dosisaanpassing van midostaurine nodig op basis van etniciteit.
27
Leverfunctiestoornis
In een gericht onderzoek bij leverfunctiestoornissen werd de systemische blootstelling van
midostaurine na orale toediening van twee keer per dag 50 mg gedurende 6 dagen en een enkelvoudige
dosis van 50 mg op dag 7 beoordeeld bij proefpersonen met een lichte of matige leverfunctiestoornis
bij aanvang (respectievelijk Child-Pugh klasse A of B) en na toediening van een enkelvoudige dosis
van 50 mg bij personen met een ernstige leverfunctiestoornis (Child Pugh-klasse C) in vergelijking
met controlegroep met een normale leverfunctie. De maximumconcentratie van midostaurine werd
bereikt tussen 2 en 3 uur na inname van een enkele dosis of herhaalde doses bij alle groepen. Op dag 1
waren de AUC
0-12
en C
max
respectievelijk 8130 ng*u/ml en 1206 ng/ml voor gezonde deelnemers. De
AUC
0-12
was met respectievelijk 39% en 36% afgenomen bij deelnemers met een lichte of matige
leverfunctiestoornis. Op dag 7 was de AUC
Cdal
(blootstelling onder de curve van C
dal
van dag 1 tot
dag 7) 5410 ng*u/ml bij gezonde proefpersonen en nam deze respectievelijk 35% en 20% af bij
proefpersonen met een lichte of matige leverfunctiestoornis. De AUC
tau
was verminderd met
respectievelijk 28% en 20% op dag 7.
De proefpersonen met een ernstige leverfunctiestoornis hadden een lagere geometrisch gemiddelde
C
max
en AUC
inf
van midostaurine in vergelijking met de controlegroep (C
max
: 1360 ng/ml, AUC
inf
:
30100 ng*u/ml). De C
max
en AUC
inf
van midostaurine daalden gemiddeld met respectievelijk 78% en
59% bij proefpersonen met een ernstige leverfunctiestoornis.
Als laatste werden de langetermijngegevens van patiënten geanalyseerd aan de hand van een
farmacokinetische populatie-aanpak. Er kon geen impact van de leverfunctiestoornis worden
geïdentificeerd bij patiënten met een lichte tot matige leverfunctiestoornis in de ASM-, SM-AHN-,
MCL- en AML-populaties.
Over het algemeen was er geen toename in blootstelling (AUC) aan midostaurine en de metabolieten
ervan (CGP62221 en CGP5242) in plasma bij proefpersonen met een lichte, matige of ernstige
leverfunctiestoornis vergeleken met proefpersonen met een normale leverfunctie. Voor patiënten met
een lichte of matige leverfunctiestoornis bij aanvang is een dosisaanpassing niet noodzakelijk. De
blootstelling aan midostaurine en zijn actieve metaboliet CGP62221 is aanzienlijk lager bij patiënten
met een ernstige leverfunctiestoornis dan bij patiënten met een normale leverfunctie (zie rubriek 4.2).
Er zijn echter onvoldoende gegevens over de werkzaamheid bij patiënten met een ernstige
leverfunctiestoornis om te suggereren dat een dosisaanpassing nodig is.
Nierfunctiestoornis
Eliminatie via de nieren is een nevenroute voor eliminatie van midostaurine. Er werd geen gericht
onderzoek bij nierfunctiestoornissen uitgevoerd voor midostaurine. Er werden farmacokinetische
populatieanalysen uitgevoerd waarbij gegevens werden gebruikt uit klinische onderzoeken bij
patiënten met AML (n = 180) en ASM, SM-AHN en MCL (n = 141). Van de 321 patiënten in de
populatie vertoonden 177 patiënten een al bestaande lichte (n = 113), matige (n = 60) of ernstige
(n = 4) nierfunctiestoornis (15 ml/min ≤ creatinineklaring [Creatinine
Clearance,
CrCL,]
< 90 ml/min). 144 patiënten vertoonden een normale nierfunctie (CrCL > 90 ml/min) bij aanvang. Uit
farmacokinetische populatieanalysen blijkt dat de klaring van midostaurine niet significant beïnvloed
wordt door een nierfunctiestoornis en daarom is een dosisaanpassing niet noodzakelijk voor patiënten
met een lichte of matige nierfunctiestoornis.
28
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Vanwege de dosisbeperkende toxiciteit konden er geen klinische therapeutische blootstellingsniveaus
worden bereikt bij dieren. Alle hieronder beschreven bevindingen bij dierproeven werden
waargenomen bij een blootstelling aan midostaurine die significant lager is dan de therapeutische
niveaus.
Veiligheidsfarmacologie en toxiciteit bij enkelvoudige/herhaalde doses
Farmacologische veiligheidsonderzoeken wijzen uit dat midostaurine waarschijnlijk niet interfereert
met de vitale functies van het centrale zenuwstelsel.
In vitro
remde midostaurine de activiteit van het
hERG-kanaal niet tot aan de grens van oplosbaarheid van 12 µM. De twee belangrijkste metabolieten
bij de mens, GGP52421 en CGP6221 (ook getest op de grens van oplosbaarheid), remden de hERG-
stroom met gematigde veiligheidsmarges. In de onderzoeken met herhaalde doses bij honden werden
een verlaging van de hartslag, verlenging van het P-Q-interval en sporadisch optredende
atrioventriculaire blokkades waargenomen bij individuele dieren.
In de onderzoeken met herhaalde doses bleken de doelorganen voor toxiciteit het maagdarmstelsel
(braken bij honden en apen, diarree en slijmvliesveranderingen), de testikels (verminderde
spermatogenese), het beenmerg (hypocellulariteit) en de lymfoïde organen (depletie/atrofie) te zijn.
Het effect op het beenmerg en de lymfoïde organen ging gepaard met hematologische veranderingen
zoals een verlaging van het aantal witte bloedcellen, lymfocyten en erytrocytaire parameters. Bij
ratten, honden en apen werd steeds een toename van de leverenzymen (ALAT en ASAT)
waargenomen in langetermijnonderzoeken van ≥ 3 maanden zonder histopathologische correlaties.
Reproductietoxiciteit
In een vruchtbaarheidsonderzoek bij ratten werd midostaurine geassocieerd met verminderde
vruchtbaarheid, testiculaire degeneratie en atrofie, afgenomen motiliteit van het sperma, oligo- en
aspermie, toegenomen resorptie, verminderd aantal zwangerschappen, innestelingen en levende
embryo's.
Bij onderzoeken naar embryofoetale ontwikkeling bij ratten en konijnen werden een toename van het
aantal late resorpties en een afname van het gewicht van de foetus en skeletossificatie waargenomen.
In een onderzoek naar de pre- en postnatale ontwikkeling werden maternale dystokie, minder jongen
per nest, lager lichaamsgewicht van de jongen, versneld volledig openen van de ogen en latere
ontwikkeling van de schrikreflex op geluid waargenomen.
Juveniele dierproeven
In een toxiciteitsonderzoek bij juveniele ratten werd midostaurine toegediend van dag 7 tot dag 70 na
de geboorte. Een afname van het lichaamsgewicht, bloeding en celinfiltratie van gemengde cellen in
de longen, en erytrocytose/erytrofagocytose in de mesenterische lymfeklieren werden waargenomen.
Er was geen effect op fysieke ontwikkeling, op de sensorische functie of op de gedragsfunctie. De
paarindex, de fertiliteitsindex en het aantal concepties waren verminderd bij 0, 5 en 15 mg/kg/dag,
maar niet bij 2 mg/kg/dag.
29
Genotoxiciteit
Onderzoeken naar
in-vitro-
en
in-vivo-genotoxiciteit
die gericht waren op relevante
genotoxiciteitseindpunten, leverden geen bewijs voor mutagene of clastogene activiteit. Er zijn geen
carcinogeniteitsonderzoeken uitgevoerd.
Milieurisicobeoordeling (Environmental
Risk Assessment,
ERA)
Milieurisicobeoordelingsonderzoeken hebben aangetoond dat midostaurine mogelijk persistent,
bioaccumulerend en toxisch is voor het milieu.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Capsule-inhoud
Macrogolglycerolhydroxystearaat
Macrogol
Ethanol, watervrij
Maïsoliemono-di-triglyceriden
All-rac-alfa-tocoferol
Capsule-omhulsel
Gelatine
Glycerol
Titaandioxide (E171)
IJzeroxide, geel (E172)
IJzeroxide, rood
(E172)
Gezuiverd water
Drukinkt
Karmijn (E120)
Hypromellose
Propyleenglycol
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
3 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
30
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
PA/Al/PVC-Al-blisterverpakkingen. Eén blister bevat 4 zachte capsules.
Verpakkingen met 56 (2 verpakkingen van 28) of 112 (4 verpakkingen van 28) zachte capsules.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1218/001-002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 18 september 2017
Datum van laatste verlenging:
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
31
BIJLAGE II
A.
B.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN
DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
C.
D.
32
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Nürnberg
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
33
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
•
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Studie naar de werkzaamheid uitgevoerd na verlening van de
handelsvergunning (Post-authorisation efficacy study, PAES): om de
werkzaamheid bij oudere patiënten te onderzoeken, moet de
vergunninghouder de resultaten indienen na uitvoering van een
A2408-onderzoek ter beoordeling van de veiligheid en werkzaamheid
van midostaurine in combinatie met standaard chemotherapie tijdens
inductie en consolidatie, gevolgd door monotherapie met midostaurine
gedurende 12 maanden bij volwassen patiënten (≥ 18 jaar) met
de
novo
gediagnosticeerde FLT3-gemuteerde AML.
Studie naar de effectiviteit uitgevoerd na verlening van de
handelsvergunning (Post-authorisation efficacy study, PAES): om de
werkzaamheid bij oudere patiënten te onderzoeken, moet de
vergunninghouder de resultaten indienen na uitvoering van een
gerandomiseerd dubbelblind E2301-onderzoek naar midostaurine
versus placebo in combinatie met chemotherapie tijdens inductie en
consolidatie, gevolgd door monotherapie met midostaurine gedurende
12 maanden bij volwassen patiënten (≥ 18 jaar) met
de novo
gediagnosticeerde AML zonder FLT3-mutatie. Het protocol omvat een
uitgebreide verzameling van baseline-gegevens (waaronder
biomarkers), post-onderzoek behandelingen en beoordeling van
minimale residuele ziekte (MRD).
Uiterste datum
Finale CSR: december
2022
Finale CSR: december
2021
34
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
35
A. ETIKETTERING
36
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rydapt 25 mg zachte capsules
midostaurine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke zachte capsule bevat 25 mg midostaurine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat macrogolglycerolhydroxystearaat en ethanol, watervrij. Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Zachte capsule
56 (2 verpakkingen van 28) capsules
112 (4 verpakkingen van 28) capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
37
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
112 (4 verpakkingen van 28) capsules
56 (2 verpakkingen van 28) capsules
EU/1/17/1218/001
EU/1/17/1218/002
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
rydapt 25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
38
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TUSSENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rydapt 25 mg zachte capsules
midostaurine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke zachte capsule bevat 25 mg midostaurine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat macrogolglycerolhydroxystearaat en ethanol, watervrij. Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Zachte capsule
28 capsules. Mag niet afzonderlijk worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
39
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
112 (4 verpakkingen van 28) capsules
56 (2 verpakkingen van 28) capsules
EU/1/17/1218/001
EU/1/17/1218/002
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
rydapt 25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
40
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKINGEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rydapt 25 mg capsules
midostaurine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
41
B. BIJSLUITER
42
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Rydapt 25 mg zachte capsules
midostaurine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Rydapt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Rydapt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Rydapt?
Rydapt bevat de werkzame stof midostaurine. Het behoort tot een geneesmiddelenklasse die
proteïnekinaseremmers wordt genoemd.
Waarvoor wordt Rydapt gebruikt?
Rydapt wordt gebruikt voor de behandeling van acute myeloïde leukemie (AML) bij volwassenen die
een afwijking hebben in een gen dat FLT3 wordt genoemd. Acute myeloïde leukemie is een vorm van
kanker van bepaalde witte bloedcellen (“myeloïde cellen” genaamd) waarbij het lichaam te veel van
dit soort cellen aanmaakt.
Rydapt wordt ook gebruikt bij volwassenen om agressieve systemische mastocytose (ASM),
systemische mastocytose met geassocieerde hematologische neoplasie (SM-AHN) of mestcelleukemie
(MCL) te behandelen. Dit zijn aandoeningen waarbij het lichaam te veel mestcellen, een soort witte
bloedcellen, aanmaakt. Klachten worden veroorzaakt wanneer er te veel mestcellen terechtkomen in
organen zoals de lever, het beenmerg of de milt, en ze stoffen zoals histamine afgeven aan het bloed.
Hoe werkt Rydapt?
Midostaurine blokkeert de werking van sommige enzymen (kinasen) in de afwijkende cellen en stopt
hierdoor hun deling en groei.
Bij het begin van de behandeling van AML wordt Rydapt altijd gebruikt in combinatie met
chemotherapie (geneesmiddelen om kanker te behandelen).
Als u vragen heeft over hoe Rydapt werkt of waarom dit geneesmiddel aan u is voorgeschreven, stel
deze dan aan uw arts, apotheker of verpleegkundige.
43
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Volg de instructies van de arts nauwlettend op. Het kan zijn dat deze verschillen van de algemene
informatie in deze bijsluiter.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Als u denkt dat u mogelijk allergisch bent, raadpleeg dan uw arts.
-
U gebruikt al een van de volgende geneesmiddelen:
-
geneesmiddelen om tuberculose te behandelen, zoals rifampicine;
-
geneesmiddelen om epilepsie te behandelen, zoals as carbamazepine of fenytoïne;
-
enzalutamide, een geneesmiddel om prostaatkanker te behandelen;
-
sint-janskruid (ook bekend als
Hypericum perforatum),
een kruidengeneesmiddel om
depressie te behandelen.
Deze geneesmiddelen moeten worden vermeden tijdens de behandeling met Rydapt. Neem
contact op met uw arts als u gezegd wordt om te starten met een van deze geneesmiddelen
tijdens uw behandeling met Rydapt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel inneemt:
-
als u een infectie heeft.
-
als u een hartaandoening heeft.
-
als u problemen heeft met uw longen of met ademhalen.
-
Als u problemen heeft met uw nieren.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige als u tijdens de behandeling
met Rydapt een van de volgende klachten krijgt:
-
als u koorts, keelpijn of aften (pijnlijke zweertjes in de mond) krijgt, omdat dit erop kan wijzen
dat u een laag aantal witte bloedcellen heeft;
-
als u nieuwe klachten krijgt of een verergering van bestaande klachten zoals koorts, hoest met of
zonder ophoesten van slijm, pijn op de borst, moeite met ademhalen of kortademigheid, omdat
dit kan wijzen op longproblemen;
-
als u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst heeft of krijgt, een licht gevoel in het hoofd,
flauwvallen, duizeligheid, blauwe verkleuring van uw lippen, handen of voeten,
kortademigheid, of opzwellen van uw benen (oedeem) of huid, omdat dit kan wijzen op
hartproblemen.
Uw arts moet mogelijk uw behandeling met Rydapt aanpassen, tijdelijk onderbreken of helemaal
stopzetten.
Controles tijdens de behandeling met Rydapt
Uw arts zal regelmatig bloedonderzoeken uitvoeren tijdens de behandeling met Rydapt om het aantal
bloedcellen (witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes) en elektrolyten (bijv. calcium,
kalium, magnesium) in uw lichaam te controleren. Uw hart- en longfunctie zullen ook regelmatig
gecontroleerd worden.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Rydapt mag niet worden gebruikt bij kinderen en jongeren jonger dan 18 jaar die ook andere
chemotherapie krijgen omdat dit een ernstige vermindering van bepaalde soorten bloedcellen kan
veroorzaken.
44
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Rydapt nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. Dit is nodig omdat Rydapt de werking van sommige geneesmiddelen kan beïnvloeden.
Sommige andere geneesmiddelen kunnen ook de werking van Rydapt beïnvloeden.
De volgende geneesmiddelen moeten worden vermeden tijdens de behandeling met Rydapt:
-
geneesmiddelen om tuberculose te behandelen, zoals rifampicine;
-
geneesmiddelen om epilepsie te behandelen, zoals carbamazepine of fenytoïne;
-
enzalutamide, een geneesmiddel om prostaatkanker te behandelen;
-
sint-janskruid (ook bekend als
Hypericum perforatum),
een kruidengeneesmiddel om depressie
te behandelen.
Vertel het uw arts of apotheker als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt:
-
sommige geneesmiddelen om infecties te behandelen, zoals ketoconazol of claritromycine;
-
sommige geneesmiddelen om hiv te behandelen, zoals ritonavir of efavirenz;
-
sommige geneesmiddelen om depressie te behandelen, zoals nefazodon of bupropion;
-
sommige geneesmiddelen om het vetgehalte in uw bloed onder controle te houden, zoals
atorvastatine of rosuvastatine;
-
tizanidine, een geneesmiddel om de spieren te ontspannen;
-
chlorzoxazone, een geneesmiddel om ongemak veroorzaakt door spierkrampen te behandelen.
Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, schrijft uw arts u misschien een ander geneesmiddel
voor tijdens uw behandeling met Rydapt.
U moet het ook tegen uw arts zeggen als u al Rydapt inneemt en u vervolgens een nieuw geneesmiddel
voorgeschreven krijgt dat u nog niet eerder tijdens de behandeling met Rydapt heeft ingenomen.
Twijfelt u of uw geneesmiddel behoort tot een van de hierboven genoemde geneesmiddelen? Neem
dan contact op met uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Rydapt kan schadelijk zijn voor uw ongeboren baby en wordt niet aanbevolen tijdens de
zwangerschap. Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact
op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rydapt kan schadelijk zijn voor uw baby. U mag geen borstvoeding geven tijdens de behandeling met
Rydapt en gedurende ten minste 4 maanden na het stoppen van de behandeling.
Anticonceptie bij vrouwen
Als u zwanger wordt terwijl u Rydapt gebruikt, kan dit schadelijk zijn voor uw baby. Uw arts zal u
vragen een zwangerschapstest te doen voordat u met de behandeling met Rydapt begint om zeker te
zijn dat u niet zwanger bent. U moet een effectieve methode gebruiken om zwangerschap te
voorkomen (anticonceptiemethode) terwijl u Rydapt gebruikt en gedurende ten minste 4 maanden
nadat u bent gestopt met het gebruiken van Rydapt. Uw arts zal met u bespreken wat voor u de meest
geschikte anticonceptiemethode is.
Als u zwanger bent of denkt dat u zwanger bent, moet u dit meteen aan uw arts vertellen.
Vruchtbaarheid
Rydapt kan de vruchtbaarheid van mannen en vrouwen verminderen. U moet dit met uw arts
bespreken voordat u met de behandeling begint.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Wees voorzichtig wanneer u rijdt en machines gebruikt, want u kunt duizelig of draaierig worden
wanneer u Rydapt neemt.
45
Rydapt bevat watervrij ethanol (alcohol)
Dit middel bevat 666 mg alcohol (ethanol) per dosis van 200 mg (maximale dagelijkse dosis),
overeenkomend met 14 vol. % watervrij ethanol. De hoeveelheid alcohol per dosis van 200 mg in dit
middel komt overeen met 17 ml bier of 7 ml wijn. Dit is zo weinig dat u hier niets van merkt. Alcohol
kan schadelijk zijn als u alcoholgerelateerde problemen, epilepsie of leverproblemen heeft, of als u
zwanger bent of borstvoeding geeft.
Rydapt bevat macrogolglycerolhydroxystearaat (ricinusolie)
Dit middel bevat macrogolglycerolhydroxystearaat, wat maagproblemen en diarree kan veroorzaken.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Neem nooit een hogere dosis in dan de door uw arts voorgeschreven dosis.
Hoeveel Rydapt moet u innemen?
Uw arts zal u precies vertellen hoeveel capsules u moet innemen.
-
Patiënten met AML
De gebruikelijke dagelijkse dosis is 50 mg (2 capsules) twee keer per dag.
-
Patiënten met ASM, SM-AHN of MCL
De gebruikelijke dagelijkse dosis is 100 mg (4 capsules) twee keer per dag.
Afhankelijk van hoe u reageert op Rydapt, kan uw arts de dosis verminderen of de behandeling
tijdelijk onderbreken.
Hoe moet u dit geneesmiddel innemen?
-
Als u Rydapt elke dag op hetzelfde tijdstip inneemt, zal dit u eraan helpen herinneren uw
geneesmiddel in te nemen.
-
Neem Rydapt twee keer per dag in en laat ongeveer 12 uur tussen twee doses (bijvoorbeeld bij
het ontbijt en bij het avondeten).
-
Neem Rydapt in met voedsel.
-
Slik de capsules in hun geheel in met een glas water. De capsules niet openen, fijnmaken of
kauwen om een juiste dosering te garanderen en de onaangename smaak van de capsule-inhoud
te vermijden.
-
Bij patiënten met acute AML wordt Rydapt samen met chemotherapie-geneesmiddelen
gebruikt. Het is erg belangrijk dat u de aanbevelingen van uw arts opvolgt.
-
Als u moet braken nadat u de capsules heeft ingenomen, neem dan geen nieuwe capsules in tot
uw volgende geplande dosis.
Hoe lang moet u Rydapt innemen?
-
Blijf Rydapt innemen zolang dat volgens uw arts nodig is. Uw arts zal uw aandoening
regelmatig beoordelen om te controleren of de behandeling het gewenste effect heeft.
-
Als u wordt behandeld voor AML, zult u na de periode waarin u Rydapt in combinatie met
chemotherapie gebruikt, gedurende maximaal 12 maanden alleen Rydapt krijgen.
-
Als u wordt behandeld voor ASM, SM-AHN of MCL, zult u Rydapt krijgen als een langdurige
behandeling die mogelijk maanden of jaren duurt.
Als u vragen heeft over hoe lang Rydapt moet worden ingenomen, stel deze dan aan uw arts of
apotheker.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u meer capsules inneemt dan nodig of als iemand anders uw geneesmiddel inneemt, moet u
onmiddellijk contact opnemen met een arts of naar het ziekenhuis gaan. Neem de verpakking mee
omdat medische behandeling noodzakelijk kan zijn.
46
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u vergeet om Rydapt in te nemen, sla de gemiste dosis dan over en neem uw volgende dosis op het
gebruikelijke tijdstip in. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Wacht in plaats
daarvan tot het tijd is voor uw volgende dosis.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stoppen met uw behandeling met Rydapt kan ervoor zorgen dat uw toestand verslechtert. Stop niet
met het innemen van uw geneesmiddel tenzij uw arts zegt dat u dit moet doen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Als een van de volgende bijwerkingen bij u optreedt, stop dan de inname van Rydapt en neem
meteen contact op met uw arts
omdat dit verschijnselen kunnen zijn van een allergische reactie:
-
moeite met ademhalen of slikken
-
duizeligheid
-
zwelling van gezicht, lippen, tong of keel
-
hevig jeukende huid, met een rode uitslag of bultjes
Sommige bijwerkingen bij patiënten met AML kunnen ernstig zijn.
Vertel het uw arts, apotheker of verpleegkundige direct als u last krijgt van een van de volgende
bijwerkingen:
-
zwakte, spontane bloeding of bloeduitstorting, frequente infecties met verschijnselen zoals
koorts, koude rillingen, keelpijn of aften (pijnlijke zweertjes in de mond) (verschijnselen van
een laag aantal bloedcellen)
-
koorts, hoesten met of zonder slijm, pijn op de borst, moeite met ademhalen of kortademigheid
(tekenen van niet-infectieuze interstitiële longziekte of pneumonitis)
-
ernstige kortademigheid, zware en abnormaal snelle ademhaling, duizeligheid, licht gevoel in
het hoofd, verwardheid en extreme vermoeidheid (verschijnselen van acuut
ademnoodsyndroom)
-
infecties, koorts, lage bloeddruk, minder vaak plassen, snelle hartslag, snelle ademhaling
(verschijnselen van sepsis (bloedvergiftiging) of neutropenische sepsis)
Andere mogelijke bijwerkingen bij patiënten met AML
Andere bijwerkingen worden hieronder vermeld. Als een van deze bijwerkingen ernstig wordt, vertel
dat dan aan uw arts of apotheker.
De meeste bijwerkingen zijn licht tot matig van aard en verdwijnen over het algemeen na een paar
weken behandeling.
47
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
infectie op de katheterplek
-
rode of paarse, vlakke vlekjes zo groot als een speldenkop onder de huid (petechiae)
-
problemen om in slaap te vallen (slapeloosheid)
-
hoofdpijn
-
kortademigheid (dyspneu), zware ademhaling
-
afwijkende elektrocardiogramresultaten die er voor uw arts kunnen op wijzen dat u een
afwijking heeft in de elektrische activiteit van uw hart, bekend als QT-verlenging
-
duizeligheid, licht gevoel in het hoofd (lage bloeddruk)
-
bloedneus
-
keelpijn (laryngeale pijn)
-
aften (pijnlijke zweertjes in de mond) (stomatitis)
-
misselijkheid, braken
-
pijn in de bovenbuik
-
aambeien
-
overmatig zweten
-
huiduitslag met schilfers of loslating van de huid (exfoliatieve dermatitis)
-
rugpijn
-
gewrichtspijn (artralgie)
-
koorts
-
dorst, veel plassen, donkere urine, droge en rood aangelopen huid (wijzen op een hoog
suikergehalte in het bloed, ook bekend als hyperglykemie)
-
spierzwakte, slaperigheid, verwardheid, stuiptrekkingen, verminderd bewustzijn (wijzen op een
hoog natriumgehalte in het bloed, ook bekend als hypernatriëmie)
-
spierzwakte, spierspasmen, afwijkend hartritme (wijzen op een laag kaliumgehalte in het bloed,
ook bekend als hypokaliëmie)
-
blauwe plekken en bloedingen (probleem met de bloedstolling)
-
abnormale bloeduitslagen die uw arts aanwijzingen kunnen geven over hoe goed bepaalde delen
van uw lichaam functioneren: hoog gehalte alanineaminotransferase (ALAT) en/of
aspartaataminotransferase (ASAT) (zegt iets over de leverfunctie)
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
infectie van de bovenste luchtwegen
-
misselijkheid, braken, verstopping (obstipatie), buikpijn, vaak plassen, dorst, spierzwakte
en -trekkingen (wijzen op een hoog calciumgehalte in het bloed, ook bekend als hypercalciëmie)
-
flauwvallen
-
ongewild schudden van het lichaam
-
hoofdpijn, duizeligheid (hoge bloeddruk)
-
snelle hartslag (sinustachycardie)
-
ophoping van vocht rondom het hart die – indien ernstig – ervoor kan zorgen dat het hart minder
goed in staat is om bloed rond te pompen (pericardeffusie)
-
ophoping van vocht rondom de longen/in de borstholte, die – indien ernstig – kan leiden tot
ademnood (pleurale effusie)
-
keelpijn en een loopneus
-
zwelling van het ooglid
-
ongemak aan de anus en/of de endeldarm
-
buikpijn, misselijkheid, braken, verstopping (onaangenaam gevoel in de buik)
-
droge huid
-
oogpijn, wazig zien, overgevoeligheid voor licht (keratitis)
-
nekpijn
-
botpijn
-
pijn in de ledematen
-
gewichtstoename
-
gestold bloed in de katheter
-
abnormale bloeduitslagen die uw arts aanwijzingen kunnen geven over hoe goed bepaalde delen
van uw lichaam functioneren: hoge urinezuurwaarden
48
Sommige bijwerkingen bij patiënten met ASM, SM-AHN en MCL kunnen ernstig zijn.
Vertel het uw arts, apotheker of verpleegkundige direct als u last krijgt van een van de volgende
bijwerkingen:
-
zwakte, spontane bloeding of bloeduitstorting, frequente infecties met verschijnselen zoals
koorts, koude rillingen, keelpijn of aften (pijnlijke zweertjes in de mond) (tekenen van een laag
aantal bloedcellen);
-
koorts, hoesten, moeilijke of pijnlijke ademhaling, piepende ademhaling, pijn op de borst bij
ademhaling (verschijnselen van longontsteking)
-
koorts, hoesten met of zonder slijm, pijn op de borst, moeite met ademhalen of kortademigheid
(tekenen van niet-infectieuze interstitiële longziekte of pneumonitis)
-
infecties, koorts, duizeligheid, licht gevoel in het hoofd, minder plassen, snelle hartslag, snelle
ademhaling (verschijnselen van sepsis (bloedvergiftiging) of neutropenische sepsis)
-
bloedbraken, zwarte ontlasting of bloed in de ontlasting (verschijnselen van een gastro-
intestinale bloeding)
Andere mogelijke bijwerkingen bij patiënten met ASM, SM-AHN en MCL
Hieronder worden andere mogelijke bijwerkingen weergegeven. Vertel het uw arts of apotheker als
een van deze bijwerkingen ernstig wordt.
De meeste bijwerkingen zijn licht tot matig van aard en verdwijnen over het algemeen na een paar
weken behandeling.
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
urineweginfectie
-
infectie van de bovenste luchtwegen
-
hoofdpijn
-
duizeligheid
-
kortademigheid (dyspneu), zware ademhaling
-
hoesten
-
ophoping van vocht rondom de longen/in de borstholte die – indien ernstig – kan leiden tot
ademnood (pleurale effusie)
-
afwijkende elektrocardiogramresultaten die er voor uw arts kunnen op wijzen dat u een
afwijking heeft in de elektrische activiteit van uw hart, bekend als QT-verlenging
-
bloedneus
-
misselijkheid, braken
-
diarree
-
verstopping (obstipatie)
-
zwelling van de ledematen (kuiten, enkels)
-
erg moe zijn (vermoeidheid)
-
koorts
-
dorst, veel plassen, donkere urine, droge en rood aangelopen huid (wijzen op een hoog
suikergehalte in het bloed, ook bekend als hyperglykemie)
-
gele huid en ogen (verschijnsel van verhoogd bilirubine in het bloed)
-
abnormale bloeduitslagen die kunnen wijzen op een probleem met de alvleesklier (hoog gehalte
lipase of amylase) en de lever (hoog gehalte alanineaminotransferase (ALAT) en/of
aspartaataminotransferase (ASAT))
49
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
ongewild schudden van het lichaam
-
hoest met slijm, pijn op de borst, koorts (bronchitis)
-
koortslip als gevolg van een virusinfectie (orale herpes)
-
pijn bij het plassen en vaak moeten plassen (blaasontsteking)
-
pijnlijk of drukkend gevoel in de wangen en het voorhoofd (sinusitis)
-
rode, gezwollen, pijnlijke huiduitslag die overal op de huid kan voorkomen (wondroos)
-
gordelroos (herpes zoster)
-
concentratieproblemen
-
draaiduizeligheid (vertigo)
-
bloeduitstorting (hematoom)
-
maagklachten, verstoorde spijsvertering
-
zwak gevoel (asthenie)
-
koude rillingen
-
algehele zwelling (oedeem)
-
gewichtstoename
-
kneuzingen (blauwe plekken)
-
vallen
-
duizeligheid, licht gevoel in het hoofd (lage bloeddruk)
-
keelpijn
-
snelle gewichtstoename
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
-
-
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos
en blisterverpakking na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat de verpakking beschadigd is of dat ermee is
geknoeid.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
-
-
-
50
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is midostaurine. Elke zachte capsule bevat 25 mg midostaurine.
-
De andere stoffen in dit middel zijn: macrogolglycerolhydroxystearaat (zie “Rydapt bevat
macrogolglycerolhydroxystearaat (ricinusolie)”in rubriek 2), gelatine, macrogol, glycerol,
watervrij ethanol (zie “Rydapt bevat watervrij ethanol (alcohol)” in rubriek 2), maïsoliemono-
di-triglyceriden, titaandioxide (E171), all-rac-alfa-tocoferol, geel ijzeroxide (E172), rood
ijzeroxide (E172), karmijn (E120), hypromellose, propyleenglycol, gezuiverd water.
Hoe ziet Rydapt eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Rydapt 25 mg zachte capsules (capsules) zijn lichtoranje, langwerpige capsules met de rode opdruk
“PKC NVR”.
De capsules worden geleverd in blisterverpakkingen en zijn beschikbaar in verpakkingen met
56 capsules (2 verpakkingen van 28 capsules) of 112 capsules (4 verpakkingen van 28 capsules). Het
is mogelijk dat niet alle verpakkingsgrootten of sterktes in uw land verkrijgbaar zijn.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Nürnberg
Duitsland
51
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
България
Novartis Bulgaria EOOD
Тел: +359 2 489 98 28
Česká republika
Novartis s.r.o.
Tel: +420 225 775 111
Danmark
Novartis Healthcare A/S
Tlf: +45 39 16 84 00
Deutschland
Novartis Pharma GmbH
Tel: +49 911 273 0
Eesti
SIA Novartis Baltics Eesti filialas
Tel: +372 66 30 810
Ελλάδα
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Τηλ: +30 210 281 17 12
España
Novartis Farmacéutica, S.A.
Tel: +34 93 306 42 00
France
Novartis Pharma S.A.S.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Hrvatska
Novartis Hrvatska d.o.o.
Tel. +385 1 6274 220
Ireland
Novartis Ireland Limited
Tel: +353 1 260 12 55
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Lietuva
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tel: +370 5 269 16 50
Luxembourg/Luxemburg
Novartis Pharma N.V.
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Magyarország
Novartis Hungária Kft.
Tel.: +36 1 457 65 00
Malta
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +356 2122 2872
Nederland
Novartis Pharma B.V.
Tel: +31 88 04 52 555
Norge
Novartis Norge AS
Tlf: +47 23 05 20 00
Österreich
Novartis Pharma GmbH
Tel: +43 1 86 6570
Polska
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 375 4888
Portugal
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tel: +351 21 000 8600
România
Novartis Pharma Services Romania SRL
Tel: +40 21 31299 01
Slovenija
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +386 1 300 75 50
Slovenská republika
Novartis Slovakia s.r.o.
Tel: +421 2 5542 5439
52
Italia
Novartis Farma S.p.A.
Tel: +39 02 96 54 1
Κύπρος
Novartis Pharma Services Inc.
Τηλ: +357 22 690 690
Latvija
SIA Novartis Baltics
Tel: +371 67 887 070
Suomi/Finland
Novartis Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200
Sverige
Novartis Sverige AB
Tel: +46 8 732 32 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Novartis Ireland Limited
Tel: +44 1276 698370
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
53
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rydapt 25 mg zachte capsules
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke zachte capsule bevat 25 mg midostaurine.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke zachte capsule bevat ongeveer 83 mg watervrije ethanol en 415 mg
macrogolglycerolhydroxystearaat.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Zachte capsule (capsule).
Lichtoranje langwerpige capsule met de rode opdruk 'PKC NVR'. De afmetingen van de capsule zijn
ongeveer 25,4 x 9,2 mm.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Rydapt is geïndiceerd:
·
in combinatie met standaard inductietherapie met daunorubicine en cytarabine en hoge-dosis
consolidatiechemotherapie met cytarabine, gevolgd door Rydapt onderhoudsmonotherapie bij
patiënten met een complete respons, bij volwassen patiënten met nieuw gediagnosticeerde acute
myeloïde leukemie (AML) die FLT3-mutatiepositief zijn (zie rubriek 4.2);
·
als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met agressieve systemische
mastocytose (ASM), systemische mastocytose met geassocieerde hematologische neoplasie
(SM-AHN) of mestcelleukemie (MCL).
Aanbevelingen voor het onderbreken, verlagen en stopzetten van de Rydapt-
dosering bij patiënten met AML
Fase
Criteria
Doseren van Rydapt
Inductie,
Graad 3/4 longinfiltraat
Onderbreek de behandeling met Rydapt voor het
consolidatie en
resterende deel van de cyclus.
onderhoud
Hervat de behandeling met Rydapt met dezelfde
dosis wanneer het infiltraat vermindert tot
graad 1.
Andere graad 3/4 niet-
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot
hematologische toxiciteit
toxiciteiten die op zijn minst mogelijk
gerelateerd zijn aan Rydapt, verminderd zijn tot
graad 2, hervat dan de behandeling met
Rydapt.
QTc-interval > 470 msec en
Verlaag Rydapt tot 50 mg eenmaal per dag
500 msec
gedurende het resterende deel van de cyclus.
Hervat Rydapt met de initiële dosis in de
volgende cyclus, op voorwaarde dat het QTc-
interval verbetert tot 470 msec bij de start van
de cyclus. Zo niet, ga dan verder met Rydapt
50 mg eenmaal per dag.
QTc-interval > 500 msec
Stop of onderbreek Rydapt voor het resterende
deel van de cyclus. Als het QTc-interval
verbetert tot 470 msec vlak voor de volgende
cyclus, hervat Rydapt dan met de initiële dosis.
Als het QTc-interval niet tijdig verbeterd is om
de volgende cyclus te starten, dien dan geen
Rydapt toe gedurende die cyclus. Rydapt mag
weggelaten worden gedurende zoveel cycli als
nodig totdat het QTc-interval verbetert.
Enkel onderhoud
Graad 4 neutropenie (ANC
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot ANC
< 0,5 x 109/l)
1,0 x 109/l en hervat daarna de behandeling
met twee keer per dag 50 mg.
Stop de behandeling met Rydapt als de
neutropenie (ANC < 1,0 x 109/l) langer dan twee
weken aanhoudt en vermoedelijk gerelateerd is
aan Rydapt.
Aanhoudende graad 1/2
Bij aanhoudende graad 1 of 2 toxiciteit die door
toxiciteit
de patiënt als onaanvaardbaar beschouwd wordt,
mag de behandeling tot 28 dagen onderbroken
worden.
ANC: Absoluut aantal neutrofielen (Absolute Neutrophil Count)
ASM, SM-AHN en MCL
De aanbevolen startdosering voor Rydapt is 100 mg twee keer per dag oraal in te nemen.
De behandeling moet worden voortgezet zolang er klinisch voordeel wordt waargenomen of tot er
onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Aanbevelingen voor het onderbreken, verlagen en stopzetten van de Rydapt-
dosering bij patiënten met ASM, SM-AHN of MCL
Criteria
Doseren van Rydapt
ANC < 1,0 x 109/l toegeschreven aan Rydapt bij
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot
patiënten zonder MCL, of ANC minder dan
ANC 1,0 x 109/l. Hervat dan de behandeling
0,5 x 109/l toegeschreven aan Rydapt bij patiënten met 50 mg twee keer per dag en verhoog de dosis
met een ANC-waarde van 0,5-1,5 x 109/l bij
naar 100 mg twee keer per dag, indien dit wordt
aanvang van de behandeling
verdragen.
Stop de behandeling met Rydapt als de lage ANC
aanhoudt gedurende > 21 dagen en vermoed
wordt dat dit gerelateerd is aan Rydapt.
Aantal bloedplaatjes lager dan 50 x 109/l
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot het
toegeschreven aan Rydapt bij patiënten zonder
aantal bloedplaatjes hoger is dan of gelijk is aan
MCL of aantal bloedplaatjes lager dan 25 x 109/l
50 x 109/l. Hervat dan de behandeling met Rydapt
toegeschreven aan Rydapt bij patiënten met aantal met 50 mg twee keer per dag en verhoog de dosis
bloedplaatjes 25-75 x 109/l bij aanvang van de
naar 100 mg twee keer per dag, indien dit wordt
behandeling
verdragen.
Stop de behandeling met Rydapt als het lage
aantal bloedplaatjes aanhoudt
gedurende > 21 dagen en vermoed wordt dat dit
gerelateerd is aan Rydapt.
Hemoglobine lager dan 4,96 mmol/l
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot de
toegeschreven aan Rydapt bij patiënten zonder
hemoglobinewaarde hoger is dan of gelijk is aan
MCL of levensbedreigende anemie toegeschreven 4,96 mmol/l. Hervat dan de behandeling met
aan Rydapt bij patiënten met een
Rydapt met 50 mg twee keer per dag en verhoog
hemoglobinewaarde van 4,96 6,21 mmol/l bij
de dosis naar 100 mg twee keer per dag, indien dit
aanvang van de behandeling
wordt verdragen.
Stop de behandeling met Rydapt als de lage
hemoglobinewaarde aanhoudt
gedurende > 21 dagen en vermoed wordt dat dit
gerelateerd is aan Rydapt.
Graad 3/4 misselijkheid en/of overgeven ondanks Onderbreek de behandeling met Rydapt
optimale anti-emetische therapie
gedurende 3 dagen (6 doses). Hervat dan de
behandeling met 50 mg twee keer per dag en
verhoog de dosis geleidelijk naar 100 mg twee
keer per dag, indien dit wordt verdragen.
Andere graad 3/4 niet-hematologische toxiciteit
Onderbreek de behandeling met Rydapt tot de
bijwerking verminderd is tot graad 2. Hervat
dan de behandeling met Rydapt met 50 mg twee
keer per dag en verhoog de dosis naar 100 mg
twee keer per dag, indien dit wordt verdragen.
Stop de behandeling met Rydapt als de toxiciteit
niet binnen 21 dagen verminderd is tot graad 2
of wanneer ernstige toxiciteit terugkeert bij een
verlaagde dosis Rydapt.
ANC: Absoluut aantal neutrofielen (Absolute Neutrophil Count)
Ernst volgens CTCAE (Common Terminology Criteria for Adverse Events): graad 1 = lichte
symptomen; 2 = matige symptomen; 3 = ernstige symptomen; 4 = levensbedreigende symptomen.
Bijwerkingen waargenomen bij AML
Alle graden
Graad 3/4
Rydapt +
Rydapt +
Bijwerking
chemo
chemo
Frequentiecategorie
n = 2291
n = 3451
%
%
Infecties en parasitaire aandoeningen
Hulpmiddelgerelateerde infectie
24
15,7
Zeer vaak
Infectie van de bovenste luchtwegen
5,2
0,6
Vaak
Neutropenische sepsis
0,9
3,5
Soms
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Febriele neutropenie
83,4
83,5
Zeer vaak
Petechiae
35,8
1,2
Zeer vaak
Lymfopenie
16,6
20
Zeer vaak
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheid
15,7
0,6
Zeer vaak
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Hyperurikemie
8,3
0,6
Vaak
Psychische stoornissen
Insomnia
12,2
0
Zeer vaak
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
45,9
2,6
Zeer vaak
Syncope
5,2
4,6
Vaak
Tremor
3,9
0
Vaak
Oogaandoeningen
Ooglidoedeem
3,1
0
Vaak
Hartaandoeningen
Hypotensie
14,4
5,5
Zeer vaak
Sinustachycardie
9,6
1,2
Vaak
Hypertensie
7,9
2,3
Vaak
Pericardeffusie
3,5
0,6
Vaak
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Bloedneus
27,5
2,6
Zeer vaak
Laryngeale pijn
11,8
0,6
Zeer vaak
Interstitiële longziekte/ Pneumonitis2
11,4
4,9
Zeer vaak
Dyspneu
10,9
5,5
Zeer vaak
Pleurale effusie
5,7
0,9
Vaak
Nasofaryngitis
8,7
0
Vaak
Acuut ademnoodsyndroom
2,2
2,3
Vaak
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijkheid
83,4
5,8
Zeer vaak
Braken
60,7
2,9
Zeer vaak
Stomatitis
21,8
3,5
Zeer vaak
Bovenbuikpijn
16,6
0
Zeer vaak
Hemorroïden
15,3
1,4
Zeer vaak
Anorectaal ongemak
7
0,9
Vaak
Abdominaal ongemak
3,5
0
Vaak
61,6
13,6
Zeer vaak
Hyperhidrose
14,4
0
Zeer vaak
Droge huid
7
0
Vaak
Keratitis
6,6
0,3
Vaak
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Rugpijn
21,8
1,4
Zeer vaak
Artralgie
14
0,3
Zeer vaak
Botpijn
9,6
1,4
Vaak
Pijn in extremiteit
9,6
1,4
Vaak
Nekpijn
7,9
0,6
Vaak
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Pyrexie
34,5
3,2
Zeer vaak
Kathetergerelateerde trombose
3,5
2
Vaak
Onderzoeken
Verlaagd hemoglobine*
97,3
78,5
Zeer vaak
Verlaagd ANC*
86,7
85,8
Zeer vaak
Verhoogd ALAT*
84,2
19,4
Zeer vaak
Verhoogd ASAT*
73,9
6,4
Zeer vaak
Hypokaliëmie*
61,7
13,9
Zeer vaak
Hyperglykemie
20,1
7
Zeer vaak
Hypernatriëmie*
20
1,2
Zeer vaak
Elektrocardiogram QT verlengd3
19,7
5,8
Zeer vaak
Verlengde geactiveerde partiële
12,7
2,6
Zeer vaak
tromboplastinetijd
Hypercalciëmie*
6,7
0,6
Vaak
Gewichtstoename
6,6
0,6
Vaak
1Voor studiecentra in Noord-Amerika werden alle graden verzameld voor 13 vooraf bepaalde
bijwerkingen. Voor alle andere bijwerkingen, werden enkel graad 3 en 4 bijwerkingen verzameld.
Daarom zijn alle graden van de bijwerkingen enkel samengevat voor patiënten in Noord-Amerikaanse
studiecentra, terwijl graden 3 en 4 samengevat zijn voor patiënten in alle studiecentra.
2Deze bijwerking werd opgenomen na identificatie in de postmarketingsetting. Interstitiële longziekte
werd afgeleid uit postmarketingervaring met Rydapt via spontane casusrapporten en
literatuurgevallen. In de fase III-studie werden geen gevallen van interstitiële longziekte gemeld.
3Deze bijwerking werd opgenomen na identificatie in de postmarketingsetting.
* De frequentie is gebaseerd op laboratoriumwaarden.
Bijwerkingen waargenomen bij ASM, SM-AHN en MCL
Bijwerking
Rydapt (100 mg tweemaal
Frequentiecategorie
per dag)
n = 142
Alle graden
Graad 3/4
%
%
Infecties en parasitaire aandoeningen
Urineweginfectie
13
2,8
Zeer vaak
Infectie van de bovenste luchtwegen
11
1,4
Zeer vaak
Pneumonie
8,5
7,0
Vaak
Sepsis
7,7
7,7
Vaak
Bronchitis
5,6
0
Vaak
Orale herpes
4,9
0
Vaak
Cystitis
4,2
0
Vaak
Sinusitis
4,2
0,7
Vaak
Erysipelas
3,5
1,4
Vaak
Herpes zoster
3,5
0,7
Vaak
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Febriele neutropenie
7,7
7,0
Vaak
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheid
2,1
0
Vaak
Anafylactische shock
0,7
0,7
Soms
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
26
1,4
Zeer vaak
Duizeligheid
13
0
Zeer vaak
Aandachtsstoornis
7
0
Vaak
Tremor
6,3
0
Vaak
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Vertigo
4,9
0
Vaak
Bloedvataandoeningen
Hypotensie
9,2
2,1
Vaak
Hematoom
6,3
0,7
Vaak
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Dyspneu
18
5,6
Zeer vaak
Hoest
16
0,7
Zeer vaak
Pleurale effusie
13
4,2
Zeer vaak
Bloedneus
12
2,8
Zeer vaak
Orofaryngeale pijn
4,2
0
Vaak
Interstitiële longziekte/ Pneumonitis1
2,1
0
Vaak
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijkheid
82
5,6
Zeer vaak
Braken
68
5,6
Zeer vaak
Diarree
51
6,3
Zeer vaak
Obstipatie
29
0,7
Zeer vaak
Dyspepsie
5,6
0
Vaak
Gastro-intestinale bloeding
4,2
3,5
Vaak
35
3,5
Zeer vaak
Vermoeidheid
31
8,5
Zeer vaak
Pyrexie
27
4,2
Zeer vaak
Asthenie
4,9
0,7
Vaak
Rillingen
4,9
0
Vaak
Oedeem
4,2
0,7
Vaak
Onderzoeken
Hyperglykemie (niet nuchter)*
93,7
19,0
Zeer vaak
Verlaagd absoluut lymfocytenaantal*
73,2
45,8
Zeer vaak
Verlaagd ANC*
58,5
26,8
Zeer vaak
Verhoogd totaal bilirubine*
40,1
4,9
Zeer vaak
Verhoogd lipase*
39,4
17,6
Zeer vaak
Verhoogd ASAT*
33,8
2,8
Zeer vaak
Verhoogd ALAT*
33,1
3,5
Zeer vaak
Verhoogd amylase*
20,4
7,0
Zeer vaak
Elektrocardiogram QT verlengd1
10,6
0,7
Zeer vaak
Gewichtstoename
5,6
2,8
Vaak
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties
Kneuzing
6,3
0
Vaak
Val
4,2
0,7
Vaak
* De frequentie is gebaseerd op laboratoriumwaarden.
1Deze bijwerkingen werden opgenomen na identificatie in de postmarketingsetting.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Maagdarmstelselaandoeningen
Bij AML-, ASM-, SM-AHN- en MCL-patiënten werden misselijkheid, braken en diarree
waargenomen. Bij ASM-, SM-AHN- en MCL-patiënten leidden deze bijwerkingen tot een
dosisaanpassing of onderbreking van de behandeling bij 26% van de patiënten en tot het stoppen van
de behandeling bij 4,2% van de patiënten. De meeste bijwerkingen deden zich voor gedurende de
eerste 6 maanden van de behandeling en werden onder controle gehouden met ondersteunende
profylactische geneesmiddelen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
De gemelde ervaring van overdosering bij de mens is zeer beperkt. Enkelvoudige doses van maximaal
600 mg werden toegediend met een aanvaardbare acute verdraagbaarheid. De waargenomen
bijwerkingen waren diarree, buikpijn en braken.
Er is geen bekend specifiek antidotum voor midostaurine. In het geval van een overdosis moeten
patiënten nauwlettend worden gecontroleerd op tekenen of symptomen van bijwerkingen en een
geschikte symptomatische en ondersteunde behandeling moet worden opgestart.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische agentia, proteïnekinaseremmers, ATC-code:
L01EX10
Werkingsmechanisme
Midostaurine remt de werking van verschillende receptortyrosinekinasen, waaronder FLT3- en
KIT-kinase. Midostaurine remt FLT3-receptorsignalering en induceert stopzetting van de celcyclus en
apoptose in leukemische cellen met expressie van FLT3 ITD- of TKD-gemuteerde receptoren of
overexpressie van FLT3-wildtype-receptoren. In-vitro-gegevens wijzen erop dat midostaurine D816V-
gemuteerde KIT-receptoren remt bij blootstellingsniveaus die bereikt worden bij patiënten
(gemiddelde bereikte blootstelling hoger dan IC50). In-vitro-gegevens wijzen erop dat KIT-wildtype-
receptoren in veel mindere mate geremd worden bij deze concentraties (gemiddelde bereikte
blootstelling lager dan IC50). Midostaurine interfereert met afwijkende KIT D816V-gemedieerde
signalering en remt mestcelproliferatie en -overleving en histamineafgifte.
Bovendien remt midostaurine verscheidene andere receptortyrosinekinasen, zoals PDGFR ('platelet-
derived' groeifactorreceptor) of VEGFR2 (vasculaire endotheliale groeifactorreceptor 2) en leden van
de serine/threoninekinasefamilie PKC (proteïnekinase C). Midostaurine bindt zich aan het katalytische
domein van deze kinasen en remt de mitogene signalering van de respectievelijke groeifactoren in
cellen, wat resulteert in een groeistop.
Midostaurine in combinatie met chemotherapeutische middelen (cytarabine, doxorubicine, idarubicine
en daunorubicine) resulteerde in een synergistische remming van celgroei bij FLT3-ITD-gemuteerde
AML-cellijnen.
Farmacodynamische effecten
Bij muismodellen en bij mensen zijn twee belangrijke metabolieten geïdentificeerd, namelijk
CGP62221 en CGP52421. In proliferatietesten met FLT3-ITD-gemuteerde cellen vertoonde
CGP62221 een vergelijkbare potentie vergeleken met de oorspronkelijke stof. CGP52421 was echter
ongeveer 10 keer minder potent.
Cardiale elektrofysiologie
Een gericht QT-onderzoek bij 192 gezonde deelnemers die twee keer per dag een dosis van 75 mg
ontvingen, liet geen klinisch significante verlenging van QT zien door midostaurine en CGP62221.
Het onderzoek liep echter niet lang genoeg om de QTc-verlengingseffecten van de langwerkende
metaboliet CGP52421 in te schatten. Daarom werd de verandering vanaf aanvang in QTcF met de
concentratie midostaurine en beide metabolieten verder onderzocht in een fase II-onderzoek met
116 patiënten met ASM, SM-AHN of MCL. Bij de mediane piek Cmin-concentraties die werden
bereikt met een dosis van 100 mg twee keer per dag, vertoonde noch midostaurine, noch CGP62221,
noch CGP52421 het potentieel om klinisch significante QTcF-verlenging te veroorzaken, aangezien de
bovengrenzen van voorspelde verandering bij deze concentratieniveaus lager waren dan 10 msec
(respectievelijk 5,8, 2,4 en 4,0 msec). In de onderzoekspopulatie met ASM, SM-AHN en MCL had
25,4% van de patiënten ten minste één ecg-meting met een QTcF van meer dan 450 ms en had 4,7%
een meting van meer dan 480 ms.
Kaplan-Meier-curve voor algehele overleving, niet-gecensureerd voor SCT
100
Midostaurine (n = 360)
Mediaan: 74,7 maanden
Placebo (N = 357)
80
Mediaan: 25,6 maanden
(OS,
g
HR: 0,774 (95%-BI; 0,629-0,953)
in
%
P=0,0078
lev
60
al),
iv
surv
ll
40
ra
algehele over
p
ove
ns o
20
Ka
0
0
6
12
18
24
30
36
42
48
54
60
66
72
78
84
Maanden
Patiënten 'at risk'
Maanden
0
6
12
18
24
30
36
42
48
54
60
66
72
78
84
Midostaurine
360
314
269
234
208
189
181
174
133
120
77
50
22
1
0
Placebo
357
284
221
179
163
152
148
141
110
95
71
45
20
1
0
Het belangrijkste secundaire eindpunt was 'event-free survival' (EFS, een dergelijk 'event' wordt
gedefinieerd als het onvermogen om complete remissie [CR] te bereiken binnen 60 dagen na het
starten van de protocoltherapie, of als een terugval of als overlijden ongeacht de oorzaak). De EFS liet
een statistisch significante verbetering zien voor midostaurine in combinatie met standaard
chemotherapie ten opzichte van placebo in combinatie met standaard chemotherapie (HR: 0,78 [95%-
BI, 0,66 tot 0,93] p = 0,0024) en een mediane EFS van respectievelijk 8,2 maanden en 3,0 maanden
(zie tabel 5).
Werkzaamheid van midostaurine bij AML
Werkzaamheidsparameter
Midostaurine
Placebo
HR*
P-
n = 360
n = 357
(95%-BI)
waarde¥
Algehele overleving (OS)1
Mediane OS in maanden (95%-BI)
74,7 (31,5; NE) 25,6 (18,6; 42,9) 0,77 (0,63; 0,95)
0,0078
Kaplan-Meier-schattingen na 5 jaar 0,51 (0,45; 0,56) 0,43 (0,38; 0,49)
(95%-BI)
'Event-free survival' (EFS)2
Mediane EFS in maanden
8,2 (5,4; 10,7)
3,0 (1,9; 5,9)
0,78 (0,66; 0,93)
0,0024
uitgaande van CR's binnen
60 dagen na starten van de
behandeling (95%-BI)
Mediane EFS in maanden
10,2 (8,1; 13,9)
5,6 (2,9; 6,7)
0,73 (0,61; 0,87)
0,0001
uitgaande van CR's tijdens de
inductie (95%-BI)
Ziektevrije overleving (Disease-free
Survival, DFS)
Mediane DFS in maanden (95%-
26,7 (19,4; NE) 15,5 (11,3; 23,5) 0,71 (0,55; 0,92)
0,0051
BI)
Complete remissie (CR)
binnen 60 dagen na het starten van
212 (58,9)
191 (53,5)
NE
0,073§
de behandeling (%)
tijdens de inductie (%)
234 (65,0)
207 (58,0)
NE
0,027§
Cumulatieve incidentie van een
recidief (CIR)
Mediaan (95%-BI)
NE (25,7; NE)
17,6 (12,7; 46,3) 0,68 (0,52; 0,89)
0,0023
1primair eindpunt. 2belangrijkste secundaire eindpunt; NE: niet geschat (Not Estimated)
*Hazard ratio (HR) geschat door middel van het Cox-regressiemodel gestratificeerd op basis van de FLT3-
mutatiefactor bij randomisatie.
¥Eenzijdige p-waarde berekend door middel van de logrank-toets gestratificeerd op basis van de FLT3-
mutatiefactor bij randomisatie.
§Niet significant
Er was een trend zichtbaar in het voordeel van midostaurine wat betreft het CR-percentage op dag 60
voor de groep die midostaurine kreeg (58,9% versus 53,5%; p = 0,073) die bleef bestaan wanneer alle
CR's tijdens de inductie in beschouwing werden genomen (65,0% versus 58,0%; p = 0,027).
Bovendien was de cumulatieve incidentie van een recidief bij patiënten die tijdens de inductie
complete remissie bereikten, na 12 maanden 26% in de groep die midostaurine kreeg versus 41% in de
groep die een placebo kreeg.
Sensitiviteitsanalyses voor zowel OS als EFS, wanneer gecensureerd werd op het moment van SCT,
ondersteunden ook het klinische voordeel van midostaurine in combinatie met standaard
chemotherapie versus placebo.
De resultaten voor OS per SCT-status worden weergegeven in figuur 2. Voor EFS bij complete
remissies binnen 60 dagen na de start van de onderzoeksbehandeling, was de HR 0,602 (95%-BI:
0,372; 0,974) voor patiënten met SCT en 0,827 (95%-BI: 0,689; 0.993) voor patiënten zonder SCT, in
het voordeel van midostaurine.
Kaplan-Meier-curve voor algehele overleving per SCT-status in AML
100%
Mediane.
overleving
Deelnemers
Events
(mnd) 95%- BI
MIDOSTAURINE SCT
214 100
74,7 37,3 N.E.
PLACEBO SCT
80%
197 105
35,9 22,6 N.E.
MIDOSTAURINE geen SCT
146
71
31,7 16,9 N.E.
) (%)
PLACEBO geen SCT
160
81
14,7 10,0 36,9
%
(
l
a
v ing
i v
60%
v
r
u
S
erle
f v
o
y
t
i
l
i
b
40%
a heid o
b k
o
r
P ijnlijhcs 20%
1
1: ::M
I
M D
I
M O
IDS
O T
S
O A
TS U
AT R
A IN
IU -
S
C
S
RIN T
E SCT
2: :P
L
P
P A
L C
AA E
CB
E O
B
E
O
B - S
O C
S T
SCT
aar
HR (95%-BI) SCT
0,780 (0,593, 1,026)
W
3: :M
I
M D
I
M O
IDS
O T
S
O A
TS U
AT R
A IN
IU - n
o
RIN S
E C
S T
geen SCT
HR (95%-BI) geen SCT
0,798 (0,580, 1,098)
4
:
: P
L
P
P A
L C
AA E
CB
E O
B
E
O
B - n
O o
S
g C
S T
een SCT
0%
Ce
Ni ns
et-ogred
%
ecensureerd
0
6
12
18
24
30
36
42
48
54
60
66
72
78
84
Ov
O e
v rall s
urvi
v va
v l (
month
t s)
Algehele overleving (maanden)
No
Aant.. of p
pat atie
iën n
t ts
en s
till a
nog t r
s itsk
eeds 'at-risk'
1
214
207
178
154
137
122
117
112
84
76
50
33
12
1
0
2
197
184
151
118
105
97
93
90
67
58
42
28
12
1
0
3
146
107
91
80
71
67
64
62
49
44
27
17
10
0
4
160
100
70
61
58
55
55
51
43
37
29
17
8
0
In een subgroepanalyse werd ogenschijnlijk geen OS-voordeel waargenomen bij vrouwen. Er werd
echter een behandelingsvoordeel waargenomen bij vrouwen op alle secundaire eindpunten voor
effectiviteit (zie tabel 6).
Tabel 6
Overzicht van OS, EFS, CR, DFS en CIR per geslacht bij AML
Eindpunt
Algemeen
Mannen
Vrouwen
95%-BI
95%-BI
95%-BI
OS (HR)
0,774
0,533
1,007
(0,629; 0,953)
(0,392; 0,725)
(0,757; 1,338)
EFS (CR-inductie)
0,728
0,660
0,825
(HR)
(0,613; 0,866)
(0,506; 0,861)
(0,656; 1,037)
CR-inductie (OR)
0,743*
0,675*
0,824*
(0,550; 1,005)
(0,425; 1,072)
(0,552; 1,230)
DFS (CR-inductie)
0,663
0,594
0,778
(HR)
(0,516; 0,853)
(0,408; 0,865)
(0,554; 1,093)
CIR (CR-inductie)
0,676
0,662
0,742
(HR)
(0,515; 0,888)
(0,436; 1,006)
(0,516; 1,069)
*Odds ratio berekend als (geen complete remissie bij behandeling/complete remissie bij
behandeling)/(geen complete remissie bij placebo/complete remissie bij placebo)
HR = hazard ratio; OR = odds ratio
De werkzaamheid en veiligheid bij patiënten van >60-70 jaar oud werden onderzocht als onderdeel
van een door de onderzoeker opgezet fase II-onderzoek met één behandelgroep van midostaurine in
combinatie met intensieve inductie- en consolidatietherapie, waaronder allogene SCT, en
onderhoudsmonotherapie bij patiënten met FLT3-ITD-gemuteerde AML. Afgaande op de eindanalyse,
was het EFS-percentage na 2 jaar (primair eindpunt) 34% (95%-BI: 27,44) en was de mediane OS
22,7 maanden bij patiënten ouder dan 60 jaar (128 van de 440 patiënten).
Werkzaamheid van midostaurine bij ASM, SM-AHN en MCL: primaire
werkzaamheidspopulatie
Totaal
ASM
SM-AHN
MCL
n = 89
n = 16
n = 57
n = 16
Primair eindpunt
Algehele respons, n (%)
53 (59,6)
12 (75,0)
33 (57,9)
8 (50,0)
(95%-BI)
(48,6; 69,8)
(47,6; 92,7)
(44,1; 70,9)
(24,7; 75,3)
'Major' respons, n
40 (44,9)
10 (62,5)
23 (40,4)
7 (43,8)
(%)
Partiële respons, n
13 (14,6)
2 (12,5)
10 (17,5)
1 (6,3)
(%)
Stabiele ziekte, n (%)
11 (12,4)
1 (6,3)
7 (12,3)
3 (18,8)
Progressieve ziekte, n
10 (11,2)
1 (6,3)
6 (10,5)
3 (18,8)
(%)
Secundaire eindpunten
Mediane responsduur,
18,6 (9,9; 34,7)
36,8 (5,5; NE)
10,7 (7,4; 22,8)
NR (3,6; NE)
maanden (95%-BI)
Mediane algehele
26,8 (17,6; 34,7)
51,1 (28,7; NE)
20,7 (16,3; 33,9)
9,4 (7,5; NE)
overleving, maanden
(95%-BI)
26,1 (14,6; 39,2)
34,8 (1,7; 76,2)
19,9 (8,6; 34,5)
33,7 (12,3; 56,8)
Kaplan-Meier-
schattingen na 5 jaar
(95%-BI)
NE: niet geschat ('Not Estimated'), NR: niet bereikt ('Not Reached')
Patiënten die antineoplastische therapie kregen die geen studiemedicatie was, werden beschouwd als
zijnde progressief op het ogenblik van de nieuwe therapie.
Hoewel het onderzoek was ontworpen om te worden geëvalueerd met de aangepaste criteria van
Valent en Cheson als een exploratieve post-hocanalyse, werd de werkzaamheid ook geëvalueerd met
de consensuscriteria van de 2013 International Working Group Myeloproliferative Neoplasms
Research and Treatment - European Competence Network on Mastocytosis (IWG-MRT-ECNM). De
respons op Rydapt werd bepaald met een rekenalgoritme toegepast zonder enige aanname. Van de
116 patiënten hadden er 113 een C-bevinding zoals gedefinieerd volgens de IWG-responscriteria (met
uitsluiting van ascites als C-bevinding). Alle responsen werden in overweging genomen en vereisten
een bevestiging na 12 weken (zie Tabel 8).
Werkzaamheid van midostaurine bij ASM, SM-AHN en MCL volgens de
IWG-MRT-ECNM-consensuscriteria, gebruik makend van een algoritmische
benadering
Alle
ASM
SM-AHN
MCL
Subtype
geëvalueerde
niet
patiënten
bekend
n = 113
n = 15
n = 72
n = 21
n = 5
Algehele respons, n (%)
32 (28,3)
9 (60,0)
15 (20,8)
7 (33,3)
1 (20,0)
(95%-BI)
(20,2; 37,6)
(32,3; 83,7) (12,2; 32,0) (14,6; 57,0) (0,5; 71,6),
Beste algehele respons, n
(%)
Complete remissie
1 (0,9)
0
0
1 (4,8)
0
Partiële remissie
17 (15,0)
5 (33,3)
8 (11,1)
3 (14,3)
1 (20,0)
Klinische verbetering
14 (12,4)
4 (26,7)
7 (9,7)
3 (14,3)
0
Duur van de respons*
n/N (%)
11/32 (34,4)
4/9 (44,4)
4/15 (26,7)
3/7 (42,9)
0/1 (0,0)
mediaan (95%-BI)
NE (27,0;
36,8
NE
NE (4,1;
NE
NE)
(10,3; 36,8)
(17,3; NE)
NE)
Algehele overleving
n/N (%)
65/113 (57,5) 4/15 (26,7)
49/72
12/21
0/5 (0,0)
(68,1)
(57,1)
mediaan (95%-BI)
29,9
51,1
22,1
22,6
NE
(20,3; 42,0)
(34,7; NE)
(16,8; 32,2)
(8,3; NE)
*Bevestigingsperiode voor respons: 12 weken
Analyse met uitsluiting van ascites als C-bevinding
Patiënten die antineoplastische therapie kregen die geen studiemedicatie was, werden beschouwd als
zijnde progressief op het ogenblik van de nieuwe therapie.
Het ondersteunende onderzoek was een multicenter, open-label fase II-onderzoek met één
behandelgroep met 26 patiënten met ASM, SM-AHN en MCL (CPKC412A2213). Midostaurine werd
twee keer per dag oraal ingenomen in een dosis van 100 mg, in cycli van 28 dagen. Gebrek aan een
'major' respons (MR) of een partiële respons (PR) aan het eind van de tweede cyclus vereiste
stopzetting van de onderzoeksbehandeling. Twintig (76,9%) patiënten hadden ASM (17 [85%] met
AHN) en 6 patiënten (23,1%) hadden MCL (2 [33,3%] met AHN). De mediane leeftijd was 64,5 jaar
waarbij de helft van de patiënten 65 jaar was. Bij aanvang had 88,5% > 1 C-bevinding en 69,2% had
ten minste één eerdere antineoplastische therapie ondergaan.
Het primaire eindpunt was ORR beoordeeld op basis van de Valent-criteria tijdens de eerste twee
behandelingscycli. Negentien patiënten (73,1%; 95%-BI = [52,2; 88,4]) bereikten een respons tijdens
de eerste twee behandelingscycli (13 MR; 6 PR). De mediane duur van de follow-up was 73 maanden
en de mediane responsduur werd niet bereikt. De mediane algehele overleving was 40,0 maanden
(patiënten werden gedurende slechts één jaar na stopzetting van de behandeling gevolgd voor
overleving).
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Capsule-inhoud
Macrogolglycerolhydroxystearaat
Macrogol
Ethanol, watervrij
Maïsoliemono-di-triglyceriden
All-rac-alfa-tocoferol
Capsule-omhulsel
Gelatine
Glycerol
Titaandioxide (E171)
IJzeroxide, geel (E172)
IJzeroxide, rood (E172)
Gezuiverd water
Drukinkt
Karmijn (E120)
Hypromellose
Propyleenglycol
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1218/001-002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 18 september 2017
Datum van laatste verlenging:
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN
DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Nürnberg
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
·
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
·
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
·
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Uiterste datum
Studie naar de werkzaamheid uitgevoerd na verlening van de
Finale CSR: december
handelsvergunning (Post-authorisation efficacy study, PAES): om de
2022
werkzaamheid bij oudere patiënten te onderzoeken, moet de
vergunninghouder de resultaten indienen na uitvoering van een
A2408-onderzoek ter beoordeling van de veiligheid en werkzaamheid
van midostaurine in combinatie met standaard chemotherapie tijdens
inductie en consolidatie, gevolgd door monotherapie met midostaurine
gedurende 12 maanden bij volwassen patiënten ( 18 jaar) met de
novo gediagnosticeerde FLT3-gemuteerde AML.
Studie naar de effectiviteit uitgevoerd na verlening van de
Finale CSR: december
handelsvergunning (Post-authorisation efficacy study, PAES): om de
2021
werkzaamheid bij oudere patiënten te onderzoeken, moet de
vergunninghouder de resultaten indienen na uitvoering van een
gerandomiseerd dubbelblind E2301-onderzoek naar midostaurine
versus placebo in combinatie met chemotherapie tijdens inductie en
consolidatie, gevolgd door monotherapie met midostaurine gedurende
12 maanden bij volwassen patiënten ( 18 jaar) met de novo
gediagnosticeerde AML zonder FLT3-mutatie. Het protocol omvat een
uitgebreide verzameling van baseline-gegevens (waaronder
biomarkers), post-onderzoek behandelingen en beoordeling van
minimale residuele ziekte (MRD).
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rydapt 25 mg zachte capsules
midostaurine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke zachte capsule bevat 25 mg midostaurine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat macrogolglycerolhydroxystearaat en ethanol, watervrij. Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Zachte capsule
56 (2 verpakkingen van 28) capsules
112 (4 verpakkingen van 28) capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1218/001
112 (4 verpakkingen van 28) capsules
EU/1/17/1218/002
56 (2 verpakkingen van 28) capsules
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
rydapt 25 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rydapt 25 mg zachte capsules
midostaurine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke zachte capsule bevat 25 mg midostaurine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat macrogolglycerolhydroxystearaat en ethanol, watervrij. Zie bijsluiter voor verdere informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Zachte capsule
28 capsules. Mag niet afzonderlijk worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1218/001
112 (4 verpakkingen van 28) capsules
EU/1/17/1218/002
56 (2 verpakkingen van 28) capsules
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
rydapt 25 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rydapt 25 mg capsules
midostaurine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
B. BIJSLUITER
Rydapt 25 mg zachte capsules
midostaurine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Rydapt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Rydapt en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Rydapt?
Rydapt bevat de werkzame stof midostaurine. Het behoort tot een geneesmiddelenklasse die
proteïnekinaseremmers wordt genoemd.
Waarvoor wordt Rydapt gebruikt?
Rydapt wordt gebruikt voor de behandeling van acute myeloïde leukemie (AML) bij volwassenen die
een afwijking hebben in een gen dat FLT3 wordt genoemd. Acute myeloïde leukemie is een vorm van
kanker van bepaalde witte bloedcellen ('myeloïde cellen' genaamd) waarbij het lichaam te veel van
dit soort cellen aanmaakt.
Rydapt wordt ook gebruikt bij volwassenen om agressieve systemische mastocytose (ASM),
systemische mastocytose met geassocieerde hematologische neoplasie (SM-AHN) of mestcelleukemie
(MCL) te behandelen. Dit zijn aandoeningen waarbij het lichaam te veel mestcellen, een soort witte
bloedcellen, aanmaakt. Klachten worden veroorzaakt wanneer er te veel mestcellen terechtkomen in
organen zoals de lever, het beenmerg of de milt, en ze stoffen zoals histamine afgeven aan het bloed.
Hoe werkt Rydapt?
Midostaurine blokkeert de werking van sommige enzymen (kinasen) in de afwijkende cellen en stopt
hierdoor hun deling en groei.
Bij het begin van de behandeling van AML wordt Rydapt altijd gebruikt in combinatie met
chemotherapie (geneesmiddelen om kanker te behandelen).
Als u vragen heeft over hoe Rydapt werkt of waarom dit geneesmiddel aan u is voorgeschreven, stel
deze dan aan uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Volg de instructies van de arts nauwlettend op. Het kan zijn dat deze verschillen van de algemene
informatie in deze bijsluiter.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Als u denkt dat u mogelijk allergisch bent, raadpleeg dan uw arts.
-
U gebruikt al een van de volgende geneesmiddelen:
-
geneesmiddelen om tuberculose te behandelen, zoals rifampicine;
-
geneesmiddelen om epilepsie te behandelen, zoals as carbamazepine of fenytoïne;
-
enzalutamide, een geneesmiddel om prostaatkanker te behandelen;
-
sint-janskruid (ook bekend als Hypericum perforatum), een kruidengeneesmiddel om
depressie te behandelen.
Deze geneesmiddelen moeten worden vermeden tijdens de behandeling met Rydapt. Neem
contact op met uw arts als u gezegd wordt om te starten met een van deze geneesmiddelen
tijdens uw behandeling met Rydapt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel inneemt:
-
als u een infectie heeft.
-
als u een hartaandoening heeft.
-
als u problemen heeft met uw longen of met ademhalen.
-
Als u problemen heeft met uw nieren.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige als u tijdens de behandeling
met Rydapt een van de volgende klachten krijgt:
-
als u koorts, keelpijn of aften (pijnlijke zweertjes in de mond) krijgt, omdat dit erop kan wijzen
dat u een laag aantal witte bloedcellen heeft;
-
als u nieuwe klachten krijgt of een verergering van bestaande klachten zoals koorts, hoest met of
zonder ophoesten van slijm, pijn op de borst, moeite met ademhalen of kortademigheid, omdat
dit kan wijzen op longproblemen;
-
als u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst heeft of krijgt, een licht gevoel in het hoofd,
flauwvallen, duizeligheid, blauwe verkleuring van uw lippen, handen of voeten,
kortademigheid, of opzwellen van uw benen (oedeem) of huid, omdat dit kan wijzen op
hartproblemen.
Uw arts moet mogelijk uw behandeling met Rydapt aanpassen, tijdelijk onderbreken of helemaal
stopzetten.
Controles tijdens de behandeling met Rydapt
Uw arts zal regelmatig bloedonderzoeken uitvoeren tijdens de behandeling met Rydapt om het aantal
bloedcellen (witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes) en elektrolyten (bijv. calcium,
kalium, magnesium) in uw lichaam te controleren. Uw hart- en longfunctie zullen ook regelmatig
gecontroleerd worden.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Rydapt mag niet worden gebruikt bij kinderen en jongeren jonger dan 18 jaar die ook andere
chemotherapie krijgen omdat dit een ernstige vermindering van bepaalde soorten bloedcellen kan
veroorzaken.
geneesmiddelen om tuberculose te behandelen, zoals rifampicine;
-
geneesmiddelen om epilepsie te behandelen, zoals carbamazepine of fenytoïne;
-
enzalutamide, een geneesmiddel om prostaatkanker te behandelen;
-
sint-janskruid (ook bekend als Hypericum perforatum), een kruidengeneesmiddel om depressie
te behandelen.
Vertel het uw arts of apotheker als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt:
-
sommige geneesmiddelen om infecties te behandelen, zoals ketoconazol of claritromycine;
-
sommige geneesmiddelen om hiv te behandelen, zoals ritonavir of efavirenz;
-
sommige geneesmiddelen om depressie te behandelen, zoals nefazodon of bupropion;
-
sommige geneesmiddelen om het vetgehalte in uw bloed onder controle te houden, zoals
atorvastatine of rosuvastatine;
-
tizanidine, een geneesmiddel om de spieren te ontspannen;
-
chlorzoxazone, een geneesmiddel om ongemak veroorzaakt door spierkrampen te behandelen.
Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, schrijft uw arts u misschien een ander geneesmiddel
voor tijdens uw behandeling met Rydapt.
U moet het ook tegen uw arts zeggen als u al Rydapt inneemt en u vervolgens een nieuw geneesmiddel
voorgeschreven krijgt dat u nog niet eerder tijdens de behandeling met Rydapt heeft ingenomen.
Twijfelt u of uw geneesmiddel behoort tot een van de hierboven genoemde geneesmiddelen? Neem
dan contact op met uw arts of apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Rydapt kan schadelijk zijn voor uw ongeboren baby en wordt niet aanbevolen tijdens de
zwangerschap. Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact
op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rydapt kan schadelijk zijn voor uw baby. U mag geen borstvoeding geven tijdens de behandeling met
Rydapt en gedurende ten minste 4 maanden na het stoppen van de behandeling.
Anticonceptie bij vrouwen
Als u zwanger wordt terwijl u Rydapt gebruikt, kan dit schadelijk zijn voor uw baby. Uw arts zal u
vragen een zwangerschapstest te doen voordat u met de behandeling met Rydapt begint om zeker te
zijn dat u niet zwanger bent. U moet een effectieve methode gebruiken om zwangerschap te
voorkomen (anticonceptiemethode) terwijl u Rydapt gebruikt en gedurende ten minste 4 maanden
nadat u bent gestopt met het gebruiken van Rydapt. Uw arts zal met u bespreken wat voor u de meest
geschikte anticonceptiemethode is.
Als u zwanger bent of denkt dat u zwanger bent, moet u dit meteen aan uw arts vertellen.
Vruchtbaarheid
Rydapt kan de vruchtbaarheid van mannen en vrouwen verminderen. U moet dit met uw arts
bespreken voordat u met de behandeling begint.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Wees voorzichtig wanneer u rijdt en machines gebruikt, want u kunt duizelig of draaierig worden
wanneer u Rydapt neemt.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Neem nooit een hogere dosis in dan de door uw arts voorgeschreven dosis.
Hoeveel Rydapt moet u innemen?
Uw arts zal u precies vertellen hoeveel capsules u moet innemen.
-
Patiënten met AML
De gebruikelijke dagelijkse dosis is 50 mg (2 capsules) twee keer per dag.
-
Patiënten met ASM, SM-AHN of MCL
De gebruikelijke dagelijkse dosis is 100 mg (4 capsules) twee keer per dag.
Afhankelijk van hoe u reageert op Rydapt, kan uw arts de dosis verminderen of de behandeling
tijdelijk onderbreken.
Hoe moet u dit geneesmiddel innemen?
-
Als u Rydapt elke dag op hetzelfde tijdstip inneemt, zal dit u eraan helpen herinneren uw
geneesmiddel in te nemen.
-
Neem Rydapt twee keer per dag in en laat ongeveer 12 uur tussen twee doses (bijvoorbeeld bij
het ontbijt en bij het avondeten).
-
Neem Rydapt in met voedsel.
-
Slik de capsules in hun geheel in met een glas water. De capsules niet openen, fijnmaken of
kauwen om een juiste dosering te garanderen en de onaangename smaak van de capsule-inhoud
te vermijden.
-
Bij patiënten met acute AML wordt Rydapt samen met chemotherapie-geneesmiddelen
gebruikt. Het is erg belangrijk dat u de aanbevelingen van uw arts opvolgt.
-
Als u moet braken nadat u de capsules heeft ingenomen, neem dan geen nieuwe capsules in tot
uw volgende geplande dosis.
Hoe lang moet u Rydapt innemen?
-
Blijf Rydapt innemen zolang dat volgens uw arts nodig is. Uw arts zal uw aandoening
regelmatig beoordelen om te controleren of de behandeling het gewenste effect heeft.
-
Als u wordt behandeld voor AML, zult u na de periode waarin u Rydapt in combinatie met
chemotherapie gebruikt, gedurende maximaal 12 maanden alleen Rydapt krijgen.
-
Als u wordt behandeld voor ASM, SM-AHN of MCL, zult u Rydapt krijgen als een langdurige
behandeling die mogelijk maanden of jaren duurt.
Als u vragen heeft over hoe lang Rydapt moet worden ingenomen, stel deze dan aan uw arts of
apotheker.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u meer capsules inneemt dan nodig of als iemand anders uw geneesmiddel inneemt, moet u
onmiddellijk contact opnemen met een arts of naar het ziekenhuis gaan. Neem de verpakking mee
omdat medische behandeling noodzakelijk kan zijn.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Als een van de volgende bijwerkingen bij u optreedt, stop dan de inname van Rydapt en neem
meteen contact op met uw arts omdat dit verschijnselen kunnen zijn van een allergische reactie:
-
moeite met ademhalen of slikken
-
duizeligheid
-
zwelling van gezicht, lippen, tong of keel
-
hevig jeukende huid, met een rode uitslag of bultjes
Sommige bijwerkingen bij patiënten met AML kunnen ernstig zijn.
Vertel het uw arts, apotheker of verpleegkundige direct als u last krijgt van een van de volgende
bijwerkingen:
-
zwakte, spontane bloeding of bloeduitstorting, frequente infecties met verschijnselen zoals
koorts, koude rillingen, keelpijn of aften (pijnlijke zweertjes in de mond) (verschijnselen van
een laag aantal bloedcellen)
-
koorts, hoesten met of zonder slijm, pijn op de borst, moeite met ademhalen of kortademigheid
(tekenen van niet-infectieuze interstitiële longziekte of pneumonitis)
-
ernstige kortademigheid, zware en abnormaal snelle ademhaling, duizeligheid, licht gevoel in
het hoofd, verwardheid en extreme vermoeidheid (verschijnselen van acuut
ademnoodsyndroom)
-
infecties, koorts, lage bloeddruk, minder vaak plassen, snelle hartslag, snelle ademhaling
(verschijnselen van sepsis (bloedvergiftiging) of neutropenische sepsis)
Andere mogelijke bijwerkingen bij patiënten met AML
Andere bijwerkingen worden hieronder vermeld. Als een van deze bijwerkingen ernstig wordt, vertel
dat dan aan uw arts of apotheker.
De meeste bijwerkingen zijn licht tot matig van aard en verdwijnen over het algemeen na een paar
weken behandeling.
infectie op de katheterplek
-
rode of paarse, vlakke vlekjes zo groot als een speldenkop onder de huid (petechiae)
-
problemen om in slaap te vallen (slapeloosheid)
-
hoofdpijn
-
kortademigheid (dyspneu), zware ademhaling
-
afwijkende elektrocardiogramresultaten die er voor uw arts kunnen op wijzen dat u een
afwijking heeft in de elektrische activiteit van uw hart, bekend als QT-verlenging
-
duizeligheid, licht gevoel in het hoofd (lage bloeddruk)
-
bloedneus
-
keelpijn (laryngeale pijn)
-
aften (pijnlijke zweertjes in de mond) (stomatitis)
-
misselijkheid, braken
-
pijn in de bovenbuik
-
aambeien
-
overmatig zweten
-
huiduitslag met schilfers of loslating van de huid (exfoliatieve dermatitis)
-
rugpijn
-
gewrichtspijn (artralgie)
-
koorts
-
dorst, veel plassen, donkere urine, droge en rood aangelopen huid (wijzen op een hoog
suikergehalte in het bloed, ook bekend als hyperglykemie)
-
spierzwakte, slaperigheid, verwardheid, stuiptrekkingen, verminderd bewustzijn (wijzen op een
hoog natriumgehalte in het bloed, ook bekend als hypernatriëmie)
-
spierzwakte, spierspasmen, afwijkend hartritme (wijzen op een laag kaliumgehalte in het bloed,
ook bekend als hypokaliëmie)
-
blauwe plekken en bloedingen (probleem met de bloedstolling)
-
abnormale bloeduitslagen die uw arts aanwijzingen kunnen geven over hoe goed bepaalde delen
van uw lichaam functioneren: hoog gehalte alanineaminotransferase (ALAT) en/of
aspartaataminotransferase (ASAT) (zegt iets over de leverfunctie)
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
infectie van de bovenste luchtwegen
-
misselijkheid, braken, verstopping (obstipatie), buikpijn, vaak plassen, dorst, spierzwakte
en -trekkingen (wijzen op een hoog calciumgehalte in het bloed, ook bekend als hypercalciëmie)
-
flauwvallen
-
ongewild schudden van het lichaam
-
hoofdpijn, duizeligheid (hoge bloeddruk)
-
snelle hartslag (sinustachycardie)
-
ophoping van vocht rondom het hart die indien ernstig ervoor kan zorgen dat het hart minder
goed in staat is om bloed rond te pompen (pericardeffusie)
-
ophoping van vocht rondom de longen/in de borstholte, die indien ernstig kan leiden tot
ademnood (pleurale effusie)
-
keelpijn en een loopneus
-
zwelling van het ooglid
-
ongemak aan de anus en/of de endeldarm
-
buikpijn, misselijkheid, braken, verstopping (onaangenaam gevoel in de buik)
-
droge huid
-
oogpijn, wazig zien, overgevoeligheid voor licht (keratitis)
-
nekpijn
-
botpijn
-
pijn in de ledematen
-
gewichtstoename
-
gestold bloed in de katheter
-
abnormale bloeduitslagen die uw arts aanwijzingen kunnen geven over hoe goed bepaalde delen
van uw lichaam functioneren: hoge urinezuurwaarden
zwakte, spontane bloeding of bloeduitstorting, frequente infecties met verschijnselen zoals
koorts, koude rillingen, keelpijn of aften (pijnlijke zweertjes in de mond) (tekenen van een laag
aantal bloedcellen);
-
koorts, hoesten, moeilijke of pijnlijke ademhaling, piepende ademhaling, pijn op de borst bij
ademhaling (verschijnselen van longontsteking)
-
koorts, hoesten met of zonder slijm, pijn op de borst, moeite met ademhalen of kortademigheid
(tekenen van niet-infectieuze interstitiële longziekte of pneumonitis)
-
infecties, koorts, duizeligheid, licht gevoel in het hoofd, minder plassen, snelle hartslag, snelle
ademhaling (verschijnselen van sepsis (bloedvergiftiging) of neutropenische sepsis)
-
bloedbraken, zwarte ontlasting of bloed in de ontlasting (verschijnselen van een gastro-
intestinale bloeding)
Andere mogelijke bijwerkingen bij patiënten met ASM, SM-AHN en MCL
Hieronder worden andere mogelijke bijwerkingen weergegeven. Vertel het uw arts of apotheker als
een van deze bijwerkingen ernstig wordt.
De meeste bijwerkingen zijn licht tot matig van aard en verdwijnen over het algemeen na een paar
weken behandeling.
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
urineweginfectie
-
infectie van de bovenste luchtwegen
-
hoofdpijn
-
duizeligheid
-
kortademigheid (dyspneu), zware ademhaling
-
hoesten
-
ophoping van vocht rondom de longen/in de borstholte die indien ernstig kan leiden tot
ademnood (pleurale effusie)
-
afwijkende elektrocardiogramresultaten die er voor uw arts kunnen op wijzen dat u een
afwijking heeft in de elektrische activiteit van uw hart, bekend als QT-verlenging
-
bloedneus
-
misselijkheid, braken
-
diarree
-
verstopping (obstipatie)
-
zwelling van de ledematen (kuiten, enkels)
-
erg moe zijn (vermoeidheid)
-
koorts
-
dorst, veel plassen, donkere urine, droge en rood aangelopen huid (wijzen op een hoog
suikergehalte in het bloed, ook bekend als hyperglykemie)
-
gele huid en ogen (verschijnsel van verhoogd bilirubine in het bloed)
-
abnormale bloeduitslagen die kunnen wijzen op een probleem met de alvleesklier (hoog gehalte
lipase of amylase) en de lever (hoog gehalte alanineaminotransferase (ALAT) en/of
aspartaataminotransferase (ASAT))
ongewild schudden van het lichaam
-
hoest met slijm, pijn op de borst, koorts (bronchitis)
-
koortslip als gevolg van een virusinfectie (orale herpes)
-
pijn bij het plassen en vaak moeten plassen (blaasontsteking)
-
pijnlijk of drukkend gevoel in de wangen en het voorhoofd (sinusitis)
-
rode, gezwollen, pijnlijke huiduitslag die overal op de huid kan voorkomen (wondroos)
-
gordelroos (herpes zoster)
-
concentratieproblemen
-
draaiduizeligheid (vertigo)
-
bloeduitstorting (hematoom)
-
maagklachten, verstoorde spijsvertering
-
zwak gevoel (asthenie)
-
koude rillingen
-
algehele zwelling (oedeem)
-
gewichtstoename
-
kneuzingen (blauwe plekken)
-
vallen
-
duizeligheid, licht gevoel in het hoofd (lage bloeddruk)
-
keelpijn
-
snelle gewichtstoename
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
-
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
-
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos
en blisterverpakking na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
-
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen vocht.
-
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat de verpakking beschadigd is of dat ermee is
geknoeid.
-
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is midostaurine. Elke zachte capsule bevat 25 mg midostaurine.
-
De andere stoffen in dit middel zijn: macrogolglycerolhydroxystearaat (zie 'Rydapt bevat
macrogolglycerolhydroxystearaat (ricinusolie)'in rubriek 2), gelatine, macrogol, glycerol,
watervrij ethanol (zie 'Rydapt bevat watervrij ethanol (alcohol)' in rubriek 2), maïsoliemono-
di-triglyceriden, titaandioxide (E171), all-rac-alfa-tocoferol, geel ijzeroxide (E172), rood
ijzeroxide (E172), karmijn (E120), hypromellose, propyleenglycol, gezuiverd water.
Hoe ziet Rydapt eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Rydapt 25 mg zachte capsules (capsules) zijn lichtoranje, langwerpige capsules met de rode opdruk
'PKC NVR'.
De capsules worden geleverd in blisterverpakkingen en zijn beschikbaar in verpakkingen met
56 capsules (2 verpakkingen van 28 capsules) of 112 capsules (4 verpakkingen van 28 capsules). Het
is mogelijk dat niet alle verpakkingsgrootten of sterktes in uw land verkrijgbaar zijn.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Novartis Europharm Limited
Vista Building
Elm Park, Merrion Road
Dublin 4
Ierland
Fabrikant
Novartis Pharma GmbH
Roonstrasse 25
90429 Nürnberg
Duitsland
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Novartis Pharma N.V.
SIA Novartis Baltics Lietuvos filialas
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Tel: +370 5 269 16 50
Luxembourg/Luxemburg
Novartis Bulgaria EOOD
Novartis Pharma N.V.
: +359 2 489 98 28
Tél/Tel: +32 2 246 16 11
Ceská republika
Magyarország
Novartis s.r.o.
Novartis Hungária Kft.
Tel: +420 225 775 111
Tel.: +36 1 457 65 00
Danmark
Malta
Novartis Healthcare A/S
Novartis Pharma Services Inc.
Tlf: +45 39 16 84 00
Tel: +356 2122 2872
Deutschland
Nederland
Novartis Pharma GmbH
Novartis Pharma B.V.
Tel: +49 911 273 0
Tel: +31 88 04 52 555
Eesti
Norge
SIA Novartis Baltics Eesti filialas
Novartis Norge AS
Tel: +372 66 30 810
Tlf: +47 23 05 20 00
Österreich
Novartis (Hellas) A.E.B.E.
Novartis Pharma GmbH
: +30 210 281 17 12
Tel: +43 1 86 6570
España
Polska
Novartis Farmacéutica, S.A.
Novartis Poland Sp. z o.o.
Tel: +34 93 306 42 00
Tel.: +48 22 375 4888
France
Portugal
Novartis Pharma S.A.S.
Novartis Farma - Produtos Farmacêuticos, S.A.
Tél: +33 1 55 47 66 00
Tel: +351 21 000 8600
Hrvatska
România
Novartis Hrvatska d.o.o.
Novartis Pharma Services Romania SRL
Tel. +385 1 6274 220
Tel: +40 21 31299 01
Ireland
Slovenija
Novartis Ireland Limited
Novartis Pharma Services Inc.
Tel: +353 1 260 12 55
Tel: +386 1 300 75 50
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Novartis Slovakia s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 5542 5439
Suomi/Finland
Novartis Farma S.p.A.
Novartis Finland Oy
Tel: +39 02 96 54 1
Puh/Tel: +358 (0)10 6133 200
Sverige
Novartis Pharma Services Inc.
Novartis Sverige AB
: +357 22 690 690
Tel: +46 8 732 32 00
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Novartis Baltics
Novartis Ireland Limited
Tel: +371 67 887 070
Tel: +44 1276 698370
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.