Stocrin 200 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 30 mg/ml drank
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke ml bevat 30 mg efavirenz.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke ml bevat 1 mg benzoëzuur (E210).
Elke ml bevat maximaal 0,816 mg benzylalcohol (E1519).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
Drank
FARMACEUTISCHE VORM
Kleurloze tot lichtgele heldere vloeistof.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
STOCRIN drank is aangewezen bij antivirale combinatiebehandelingen van met humaan
immunodeficiëntievirus (hiv-1) geïnfecteerde volwassenen, adolescenten en kinderen van 3 jaar en
ouder, die de filmomhulde tabletten niet kunnen doorslikken.
STOCRIN is niet voldoende bestudeerd bij patiënten met gevorderde hiv-ziekte, dat wil zeggen bij
patiënten met een CD4-celtelling < 50 cellen/mm
3
, of na een falende proteaseremmer (PI)-bevattende
behandeling. Hoewel er geen kruisresistentie van efavirenz met PI's is vastgesteld, zijn er momenteel
onvoldoende gegevens over de werkzaamheid van een combinatietherapie met een PI als die wordt
ingesteld nadat een STOCRIN-bevattende behandeling heeft gefaald.
Voor een overzicht van de klinische en farmacodynamische informatie, zie rubriek 5.1.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De therapie moet worden ingesteld door een arts die ervaring heeft met de behandeling van
hiv-infecties.
Dosering
Efavirenz moet in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen worden toegediend (zie
rubriek 4.5).
Efavirenz drank kan met of zonder voedsel worden ingenomen (zie rubriek 5.2).
Om de verdraagbaarheid van bijwerkingen aan het zenuwstelsel te verbeteren, wordt voor de eerste
twee tot vier weken van de behandeling en bij patiënten bij wie deze symptomen aanhouden,
toediening voor het slapen gaan aanbevolen (zie rubriek 4.8).
2
Volwassenen
De aanbevolen dosering van efavirenz in combinatie met nucleoside analoge reverse
transcriptaseremmers (NRTI's) met of zonder een PI (zie rubriek 4.5) is 24 ml oraal eenmaal daags.
Dosisaanpassing
Als efavirenz gelijktijdig wordt toegediend met voriconazol, moet de onderhoudsdosering voriconazol
verhoogd worden naar 400 mg tweemaal daags (om de twaalf uur) en moet de dosis efavirenz
verminderd worden met 50 % naar 300 mg eenmaal daags. Als de behandeling met voriconazol wordt
stopgezet, moet de begindosis efavirenz weer worden hervat (zie rubriek 4.5).
Als efavirenz gelijktijdig wordt toegediend met rifampicine bij patiënten die 50 kg of meer wegen, kan
verhoging van de dosis efavirenz naar 800 mg/dag worden overwogen (zie rubriek 4.5).
Kinderen en adolescenten (3 tot 17 jaar)
De aanbevolen dosis efavirenz drank in combinatie met een PI en/of NRTI's voor patiënten tussen 3 en
17 jaar staat vermeld in tabel 1. Efavirenz filmomhulde tabletten mogen alleen worden toegediend aan
kinderen die goed in staat zijn de tabletten door te slikken.
Tabel 1: Eenmaaldaagse dosering bij kinderen
Lichaamsgewicht
kg
Efavirenz drank (30 mg/ml)
Dosis (ml)
Kinderen 3 - < 5 jaar
Volwassenen en
kinderen 5 jaar en ouder
12
13
15
17
-
-
9
10
12
15
17
24
13 tot < 15
15 tot < 20
20 tot < 25
25 tot < 32,5
32,5 tot < 40
40
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
De farmacokinetiek van efavirenz is niet onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie; echter,
minder dan 1 % van een dosis efavirenz wordt onveranderd in de urine uitgescheiden, zodat de invloed
van een nierfunctiestoornis op de uitscheiding van efavirenz minimaal zou moeten zijn (zie
rubriek 4.4).
Leverfunctiestoornis
Patiënten met een lichte leverziekte kunnen worden behandeld met de dosering efavirenz die
normaliter voor hen wordt aanbevolen. De patiënten moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op
dosisafhankelijke bijwerkingen, vooral symptomen met betrekking tot het zenuwstelsel (zie
rubrieken 4.3 en 4.4).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van efavirenz bij kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg
wegen zijn nog niet vastgesteld. De op dit moment beschikbare gegevens worden beschreven in
rubrieken 4.8, 5.1 en 5.2, maar een aanbeveling voor een dosering kan niet worden gegeven.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie C) (zie rubriek 5.2).
3
Gelijktijdig gebruik met terfenadine, astemizol, cisapride, midazolam, triazolam, pimozide, bepridil of
ergotalkaloïden (bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine, ergonovine en methylergonovine),
omdat competitie door efavirenz om CYP3A4 kan resulteren in een inhibitie van het metabolisme en
potentieel ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen kan uitlokken [bijvoorbeeld
hartritmestoornis, langdurige sedatie of respiratoire depressie] (zie rubriek 4.5).
Kruidenpreparaten met sint-janskruid (Hypericum
perforatum),
gezien de kans op een verlaagde
plasmaconcentratie en verminderd klinisch effect van efavirenz (zie rubriek 4.5).
Patiënten met:
een familiegeschiedenis van plotselinge dood of van aangeboren verlenging van het
-
QTc-interval in elektrocardiogrammen, of met een andere klinische aandoening die bekend staat
om verlenging van het QTc-interval.
een geschiedenis van symptomatische hartritmestoornissen of met klinisch relevante
-
bradycardie of met congestief hartfalen samen met een gereduceerde
linkerventrikelejectiefractie.
-
ernstige verstoringen van de elektrolytenbalans, bijvoorbeeld hypokaliëmie of
hypomagnesiëmie.
Patiënten die geneesmiddelen gebruiken waarvan bekend is dat die het QTc-interval verlengen (pro-
aritmica).
Deze geneesmiddelen omvatten:
-
klasse IA- en III-geneesmiddelen tegen hartritmestoornis,
antipsychotica, antidepressiva,
-
-
bepaalde antibiotica waaronder stoffen die behoren tot de volgende klassen: macroliden,
fluoroquinolonen, antischimmelmiddelen uit de imidazool- en triazoolgroep,
-
bepaalde niet-sederende antihistaminica (terfenadine, astemizol),
-
cisapride,
-
flecaïnide,
-
bepaalde antimalariamiddelen,
-
methadon.
Gelijktijdige toediening met elbasvir/grazoprevir vanwege de verwachte significante afname van de
plasmaconcentraties van elbasvir en grazoprevir (zie rubriek 4.5). Dit effect is het gevolg van de
inductie van CYP3A4 of P-gp door efavirenz en resulteert naar verwachting in een lagere virologische
respons op elbasvir/grazoprevir.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Efavirenz mag niet als monotherapie voor een hiv-behandeling worden gebruikt en mag evenmin als
enig geneesmiddel worden toegevoegd aan een behandeling die niet het gewenste resultaat oplevert.
Bij gebruik van efavirenz als monotherapie kan het virus snel resistent worden. Bij de keuze van
nieuwe antiretrovirale middelen voor combinatietherapie met efavirenz moet rekening worden
gehouden met mogelijke virale kruisresistentie (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdige toediening van efavirenz met een vaste combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en
tenofovirdisoproxil wordt niet aanbevolen tenzij het noodzakelijk is voor dosisaanpassing
(bijvoorbeeld met rifampicine).
Gelijktijdige toediening van glecaprevir/pibrentasvir met efavirenz kan plasmaconcentraties van
glecaprevir en pibrentasvir significant verlagen. Dit leidt tot een verminderd therapeutisch effect.
Gelijktijdige toediening van glecaprevir/pibrentasvir met efavirenz wordt niet aanbevolen (zie
rubriek 4.5).
Gelijktijdig gebruik van
ginkgo biloba-extracten
wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.5).
4
Bij het voorschrijven van geneesmiddelen die gelijktijdig met efavirenz worden ingenomen dient de
arts de betreffende productinformatie te raadplegen.
Hoewel bewezen is dat effectieve virale suppressie met antiretrovirale behandeling het risico van
seksuele overdracht substantieel vermindert, kan een nog aanwezig risico niet worden uitgesloten.
Voorzorgsmaatregelen om overdracht te voorkomen dienen te worden genomen in overeenstemming
met nationale richtlijnen.
Als een antiretroviraal geneesmiddel in een combinatietherapie vanwege vermoedelijke intolerantie
wordt onderbroken, moet men ernstig overwegen om gelijktijdig alle andere antiretrovirale
geneesmiddelen te stoppen. Toediening van de antiretrovirale geneesmiddelen moet gelijktijdig
worden hervat zodra intolerantieproblemen zijn verdwenen. Een intermitterende monotherapie of
hervatting van de verschillende antiretrovirale geneesmiddelen op verschillende tijdstippen wordt niet
aanbevolen vanwege verhoogd risico op selectie van resistent virus.
Uitslag
Lichte tot matige huiduitslag is waargenomen tijdens klinische studies met efavirenz en verdwijnt
gewoonlijk bij voortzetting van de therapie. Geschikte antihistaminica en/of corticosteroïden kunnen
de tolerantie verbeteren en de uitslag sneller doen verdwijnen. Ernstige huiduitslag met blaren,
vochtige desquamatie of ulceratie is waargenomen bij minder dan 1 % van de patiënten die met
efavirenz zijn behandeld. De incidentie van erythema multiforme of Stevens-Johnsonsyndroom was
ongeveer 0,1 %. Therapie met efavirenz moet worden stopgezet als de patiënten een ernstige uitslag
vertonen met blaren, desquamatie, mucosaletsels of koorts. Bij onderbreking van de behandeling met
efavirenz moet ook worden overwogen de andere antiretrovirale medicatie te onderbreken om te
vermijden dat het virus resistent wordt (zie rubriek 4.8).
Ervaring met efavirenz bij patiënten die stopten met andere antiretrovirale middelen uit de NNRTI-
klasse is beperkt (zie rubriek 4.8). Efavirenz wordt niet aanbevolen bij patiënten die een
levensbedreigende huidreactie (bijvoorbeeld Stevens-Johnsonsyndroom) kregen bij gebruik van een
andere NNRTI.
Psychische symptomen
Bij patiënten die met efavirenz zijn behandeld, zijn psychische bijwerkingen gemeld. Patiënten met
een voorgeschiedenis van psychische aandoeningen lijken een groter risico te hebben op deze ernstige
psychische bijwerkingen. Met name kwam ernstige depressie bij degenen met depressie in de
voorgeschiedenis vaker voor. Sinds de introductie van het product zijn er ook meldingen van ernstige
depressie, overlijden door zelfdoding, waanvoorstellingen, psychoseachtig gedrag en katatonie.
Patiënten moet het advies gegeven worden dat als zij symptomen krijgen zoals ernstige depressie,
psychose of suïcidale gedachten, zij direct contact moeten opnemen met hun arts om na te gaan of
deze symptomen mogelijk verband houden met het gebruik van efavirenz en zo ja, vast te stellen of de
risico’s van voortgezet gebruik zwaarder wegen dan de gunstige effecten (zie rubriek
4.8).
Neurologische symptomen
Symptomen waaronder, maar niet beperkt tot, duizeligheid, slapeloosheid, sufheid,
concentratiestoornissen en abnormaal dromen zijn vaak gemelde bijwerkingen bij patiënten die in
klinisch onderzoek efavirenz 600 mg/dag kregen (zie rubriek 4.8). Neurologische symptomen
beginnen meestal tijdens de eerste dag of de eerste twee dagen van de behandeling en verdwijnen over
het algemeen na de eerste 2
–
4 weken. Patiënten moeten worden geïnformeerd dat als deze
veelvoorkomende verschijnselen optreden, deze meestal bij voortzetting van de therapie verbeteren en
dat deze niet het optreden van de minder vaak voorkomende psychische bijwerkingen in een later
stadium voorspellen.
Laat optredende neurotoxiciteit waaronder ataxie en encefalopathie (verminderd bewustzijn,
verwardheid, psychomotorische vertraging, psychose, delirium) kan maanden tot jaren na het begin
5
van de behandeling met efavirenz optreden. Sommige gevallen van laat optredende neurotoxiciteit
kwamen voor bij patiënten met genetische CYP2B6-polymorfismen die in verband worden gebracht
met verhoogde efavirenzspiegels, ondanks een standaarddosering van Stocrin. Patiënten met klachten
en verschijnselen van ernstige neurologische bijwerkingen moeten meteen onderzocht worden om te
beoordelen of deze gevallen mogelijk gerelateerd zijn aan het gebruik van efavirenz, en of het
stopzetten van Stocrin gerechtvaardigd is.
Toevallen
Bij patiënten die efavirenz kregen zijn convulsies waargenomen, meestal bij een bekende
voorgeschiedenis van toevallen. Bij patiënten die gelijktijdig anticonvulsiva krijgen die voornamelijk
door de lever worden gemetaboliseerd, zoals fenytoïne, carbamazepine en fenobarbital, kan het nodig
zijn periodiek de plasmaconcentraties te controleren. In een geneesmiddelinteractieonderzoek waren
bij gelijktijdige toediening van carbamazepine met efavirenz de plasmaconcentraties carbamazepine
verlaagd (zie rubriek 4.5). Bij alle patiënten met toevallen in de voorgeschiedenis moet
voorzichtigheid worden betracht.
Bijwerkingen op de lever
Er waren enkele meldingen van leverfalen sinds de introductie van het product bij patiënten zonder
eerder bestaande leveraandoening of andere identificeerbare risicofactoren (zie rubriek 4.8). Controle
van leverenzymen moet worden overwogen bij patiënten zonder eerder bestaand leverfunctiestoornis
of andere risicofactoren.
QTc-verlenging
QTc-verlenging is waargenomen bij gebruik van efavirenz (zie rubrieken 4.5 en 5.1).
Overweeg alternatieven voor efavirenz wanneer dit gelijktijdig wordt toegediend met een
geneesmiddel met een bekend risico op torsade de pointes of wanneer toegediend aan patiënten met
een verhoogd risico op torsade de pointes.
Immuunreactiveringssyndroom
Bij met hiv geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie
(CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op
asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen voordoen die tot ernstige klinische
manifestaties of verergering van de symptomen kan leiden. Dergelijke reacties zijn vooral in de eerste
weken of maanden na het starten van CART gezien. Relevante voorbeelden zijn cytomegalovirus
retinitis, gegeneraliseerde en/of focale mycobacteriële infecties en door
Pneumocystis jiroveci
(voorheen
Pneumocystis carinii)
veroorzaakte pneumonie. Alle symptomen van de ontsteking moeten
worden beoordeeld en zo nodig dient een behandeling te worden ingesteld. Van auto-immuunziekten
(zoals de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) is ook gerapporteerd dat ze in een setting van
immuunreactivering kunnen optreden; de gerapporteerde tijd tot het begin van de ziekte is echter
variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden.
Gewicht en metabole parameters
Een gewichtstoename en een stijging van de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen tijdens
antiretrovirale behandeling optreden. Zulke veranderingen kunnen gedeeltelijk samenhangen met het
onder controle brengen van de ziekte en de levensstijl. Voor lipiden is er in sommige gevallen bewijs
voor een effect van de behandeling, terwijl er voor gewichtstoename geen sterk bewijs is dat het aan
een specifieke behandeling gerelateerd is. Voor het controleren van de serumlipiden en bloedglucose
wordt verwezen naar de vastgestelde hiv-behandelrichtlijnen. Lipidestoornissen moeten worden
behandeld waar dat klinisch aangewezen is.
6
Osteonecrose
Hoewel men aanneemt dat bij de etiologie vele factoren een rol spelen (waaronder gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie, hoge Body Mass Index), zijn gevallen
van osteonecrose vooral gemeld bij patiënten met gevorderde hiv-infectie en/of langdurige
blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie (CART). Patiënten moet worden aangeraden om
een arts te raadplegen wanneer hun gewrichten pijnlijk zijn of stijf worden of wanneer zij moeilijk
kunnen bewegen.
Speciale populaties
Leverziekte
Efavirenz is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.3
en 5.2) en wordt niet aanbevolen bij patiënten met matige leverfunctiestoornis omdat er onvoldoende
gegevens zijn om vast te stellen of dosisaanpassing noodzakelijk is. Aangezien efavirenz in hoge mate
door cytochroom P450 wordt gemetaboliseerd en vanwege de beperkte klinische ervaring bij patiënten
met een chronische leverziekte, moet efavirenz met de nodige omzichtigheid worden toegepast bij
patiënten met een lichte leverfunctiestoornis. Patiënten moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op
dosis-afhankelijke bijwerkingen, vooral neurologische symptomen. De leveraandoening moet
periodiek door middel van laboratoriumonderzoek worden gecontroleerd (zie rubriek 4.2).
De veiligheid en werkzaamheid van efavirenz zijn niet vastgesteld bij patiënten met ernstige
onderliggende leveraandoeningen. Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld
met antiretrovirale combinatietherapie hebben een verhoogd risico op ernstige en mogelijk fatale
leverbijwerkingen. Patiënten met een eerder bestaande leverdysfunctie waaronder chronische actieve
hepatitis hebben bij antiretrovirale combinatietherapie een hogere frequentie van
leverfunctiestoornissen en moeten volgens de gangbare praktijk worden gecontroleerd. Als er
aanwijzingen zijn dat de leveraandoening verergert of bij aanhoudende verhoging van de
serumtransaminasen tot meer dan vijfmaal de bovenste normaalwaarde, moet het voordeel van
voor
tgezette behandeling met efavirenz worden afgewogen tegen de mogelijke risico’s van
aanzienlijke levertoxiciteit. Bij dergelijke patiënten moet onderbreking of stopzetting van de
behandeling worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Bij patiënten die worden behandeld met andere geneesmiddelen die tot levertoxiciteit kunnen leiden,
wordt controle van de leverenzymen ook aanbevolen. Bij gelijktijdige antivirale therapie voor
hepatitis B of C, zie ook de relevante productinformatie voor deze geneesmiddelen.
Nierinsufficiëntie
De farmacokinetiek van efavirenz werd niet onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie; minder
dan 1 % van een dosis efavirenz wordt echter onveranderd in de urine uitgescheiden, zodat de invloed
van een eventuele nierinsufficiëntie op de eliminatie van efavirenz waarschijnlijk minimaal is (zie
rubriek 4.2). Er is geen ervaring bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis; bij deze populatie
wordt zorgvuldige controle aanbevolen.
Ouderen
In klinische studies zijn er onvoldoende aantallen ouderen geëvalueerd om te kunnen bepalen of hun
respons anders is dan die van jongere patiënten.
Pediatrische patiënten
Efavirenz werd niet geëvalueerd bij kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen. Er zijn
aanwijzingen dat efavirenz bij zeer jonge kinderen een andere farmacokinetiek kan hebben. Daarom
mag efavirenz niet worden gegeven aan kinderen die jonger dan 3 jaar zijn.
Tijdens een behandelingsperiode van 48 weken werd huiduitslag gemeld bij 26 van de 57 (46 %) met
efavirenz behandelde kinderen en deze was bij drie patiënten ernstig. Profylaxe met geschikte
antihistaminica kan overwogen worden alvorens een behandeling met efavirenz bij kinderen in te
stellen.
7
Benzylalcohol (E1519)
Benzylalcohol kan allergische reacties veroorzaken.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Efavirenz is een
in vivo-inductor
van CYP3A4, CYP2B6 en UGT1A1. De plasmaconcentraties van
verbindingen die substraten zijn van deze enzymen, kunnen verlaagd worden bij gelijktijdig gebruik
met efavirenz.
In vitro
is efavirenz ook een remmer van CYP3A4. Theoretisch kan efavirenz daarom
bij aanvang de blootstelling aan CYP3A4-substraten verhogen en voorzichtigheid is gepast bij
CYP3A4-substraten met een nauwe therapeutische breedte (zie rubriek 4.3). Efavirenz kan een
inductor zijn van CYP2C19 en CYP2C9; remming is echter ook waargenomen
in vitro
en het netto-
effect van gelijktijdig gebruik met substraten van deze enzymen is niet duidelijk (zie rubriek 5.2).
De blootstelling aan efavirenz kan verhoogd worden bij gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen
(bijvoorbeeld ritonavir) of voedsel (bijvoorbeeld grapefruitsap) die de activiteit van CYP3A4 of
CYP2B6 remmen.
Verbindingen of kruidenpreparaten (bijvoorbeeld
ginkgo biloba-extracten
of sint-janskruid) die deze
enzymen induceren, kunnen leiden tot verminderde plasmaconcentraties van efavirenz. Gelijktijdig
gebruik van sint-janskruid is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3). Gelijktijdig gebruik van
ginkgo
biloba-extracten
wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Gelijktijdig gebruik van efavirenz met metamizol, een inductor van metaboliserende enzymen
waaronder CYP2B6 en CYP3A4, kan een vermindering veroorzaken in plasmaconcentraties van
efavirenz en mogelijk een verlaging in klinische werkzaamheid. Daarom moet men voorzichtig zijn
wanneer metamizol en efavirenz gelijktijdig gebruikt worden; klinische respons en/of
geneesmiddelconcentraties moeten zo nodig worden gecontroleerd.
QT-verlengende geneesmiddelen
Efavirenz is gecontraïndiceerd bij gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen (die mogelijk een
verlenging van het QTc-interval veroorzaken en torsade de pointes) zoals: klasse IA- en
III-geneesmiddelen tegen hartritmestoornis, antipsychotica en antidepressiva, bepaalde antibiotica
waaronder stoffen die behoren tot de volgende klassen: macroliden, fluoroquinolonen,
antischimmelmiddelen uit de imidazool- en triazoolgroep, bepaalde niet-sederende antihistaminica
(terfenadine, astemizol), cisapride, flecaïnide, bepaalde antimalariamiddelen en methadon (zie
rubriek 4.3).
Pediatrische patiënten
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Contra-indicaties bij gelijktijdig gebruik
Efavirenz mag niet gelijktijdig worden toegediend met terfenadine, astemizol, cisapride, midazolam,
triazolam, pimozide, bepridil of ergotalkaloïden (bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine,
ergonovine en methylergonovine), omdat inhibitie van het metabolisme van deze stoffen kan leiden tot
ernstige, levensbedreigende bijwerkingen. (zie rubriek 4.3).
Efavirenz mag niet worden toegediend met elbasvir/grazoprevir in verband met een verwachte
significante afname van de plasmaconcentraties van elbasvir en grazoprevir, die veroorzaakt wordt
door de inductie van geneesmiddelmetaboliserende enzymen en/of transporteiwitten, waardoor een
verlies van de virologische respons op elbasvir/grazoprevir verwacht wordt (zie rubriek 4.5).
8
Sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
Gelijktijdige toediening van efavirenz en sint-janskruid of kruidenpreparaten met sint-janskruid is
gecontra-indiceerd. De plasmaconcentraties van efavirenz kunnen door gelijktijdig gebruik van sint-
janskruid worden verlaagd als gevolg van inductie van geneesmiddelmetaboliserende enzymen en/of
transporteiwitten door sint-janskruid. Als een patiënt al sint-janskruid gebruikt, stop dan het sint-
janskruid, controleer de virusconcentratie en zo mogelijk de concentratie efavirenz. Na stopzetting van
het sint-janskruid kan de concentratie efavirenz stijgen en moet mogelijk de dosis efavirenz worden
aangepast. Het inducerende effect van sint-janskruid kan tot zeker twee weken na stopzetting van de
behandeling voortduren (zie rubriek 4.3).
Andere interacties
Interacties tussen efavirenz en proteaseremmers, antiretrovirale middelen behalve proteaseremmers en
andere niet-antiretrovirale geneesmiddelen staan in Tabel 2 hieronder (verhoging wordt aangegeven
met "
↑", verlaging met "↓", geen verandering met "↔",
en eenmalig om de 8 of 12 uur als "q8h"of
"q12h"). Waar een 90 %- of 95 %-betrouwbaarheidsinterval bekend is, staat dit tussen haakjes. Tenzij
anders aangegeven zijn de onderzoeken bij gezonde proefpersonen verricht.
Tabel 2: Interacties tussen efavirenz en andere geneesmiddelen bij volwassenen
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
ANTI-INFECTIVA
Anti-hiv-middelen
Proteaseremmers (PI)
Atazanavir/ritonavir/efavirenz
(400 mg 1 dd/100 mg 1 dd/600 mg
1 dd, alle met voedsel toegediend)
Atazanavir/ritonavir/efavirenz
(400 mg 1 dd/200 mg 1 dd/600 mg
1 dd, alle met voedsel toegediend)
Atazanavir (pm):
Gelijktijdige toediening van
efavirenz met atazanavir/ritonavir
wordt niet aanbevolen. Als atazanavir
samen met een NNRTI moet worden
toegediend, kan verhoging van de
dosis van zowel atazanavir als
ritonavir naar 400 mg resp. 200 mg
in combinatie met efavirenz worden
overwogen met zorgvuldige klinische
controle.
AUC: ↔* (↓ 9 tot ↑
10)
C
max
: ↑
17
%* (↑ 8 tot ↑
27)
C
min
: ↓
42
%* (↓ 31 tot ↓
51)
Atazanavir (pm):
AUC: ↔*/** (↓
10 tot
↑
26)
C
max
: ↔*/** (↓ 5 tot ↑
26)
C
min
: ↑ 12 %*/** (↓ 16 tot ↑
49)
(CYP3A4-inductie).
* Bij vergelijking met
atazanavir 300 mg/ritonavir
100 mg 1 dd 's avonds zonder
efavirenz. Deze verlaging van
de C
min
van atazanavir kan een
negatief effect hebben op de
werkzaamheid van atazanavir.
** Gebaseerd op historische
vergelijking.
Darunavir:
AUC :
↓ 13
%
C
min
: ↓ 31
%
C
max
: ↓ 15
%
(CYP3A4-inductie)
Efavirenz:
AUC
: ↑21
%
C
min
: ↑17
%
C
max
:
↑
15 %
(CYP3A4-remming)
Darunavir/ritonavir/efavirenz
(300 mg 2 dd*/100 mg 2 dd/600 mg
1 dd)
*lager dan de aanbevolen doses,
soortgelijke bevindingen worden
verwacht met de aanbevolen doses.
Efavirenz in combinatie met
darunavir/ritonavir 800/100 mg 1 dd
kan resulteren in suboptimale
darunavir C
min
. Als efavirenz
gebruikt moet worden in combinatie
met darunavir/ritonavir, moet
darunavir/ritonavir 600/100 mg 2 dd
worden gebruikt. Deze combinatie
moet voorzichtig worden toegepast.
Zie ook bij ritonavir hieronder.
9
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Fosamprenavir/ritonavir/efavirenz
(700 mg 2 dd/100 mg 2 dd/600 mg
1 dd)
Fosamprenavir/nelfinavir/efavirenz
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast. Zie ook bij ritonavir
hieronder.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Niet aanbevolen, omdat de
blootstelling aan beide PI's naar
verwachting aanzienlijk verlaagd zal
zijn.
Hoewel het klinische belang van een
lagere indinavirconcentratie niet is
vastgesteld, moet de omvang van de
waargenomen farmacokinetische
interactie in aanmerking worden
genomen bij de keuze van een
behandeling met zowel efavirenz als
indinavir.
Bij toediening met indinavir of
indinavir/ritonavir hoeft de dosering
efavirenz niet te worden aangepast.
Interactie niet onderzocht
Fosamprenavir/saquinavir/efavirenz
Interactie niet onderzocht
Indinavir/efavirenz
(800 mg q8h/200 mg 1 dd)
Indinavir:
AUC :
↓
31 % (
↓
8 tot
↓
47)
C
min
:
↓
40 %
Een soortgelijke verlaging van
de blootstelling aan indinavir
werd gezien als indinavir
1000 mg q8h met efavirenz
600 mg daags werd gegeven
(CYP3A4-inductie)
Efavirenz:
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
Indinavir:
AUC: ↓
25 %
(↓ 16 tot ↓
32)
b
C
max
: ↓
17
% (↓ 6 tot ↓
26)
b
C
min
: ↓
50
% (↓ 40 tot ↓
59)
b
Efavirenz:
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
De geometrisch gemiddelde
C
min
voor indinavir (0,33 mg/l)
bij toediening met ritonavir en
efavirenz was hoger dan de
gemiddelde bekende C
min
(0,15 mg/l) als alleen indinavir
800 mg q8h werd gegeven. Bij
met hiv-1 geïnfecteerde
patiënten (n = 6) was de
farmacokinetiek van indinavir
en efavirenz over het algemeen
vergelijkbaar met deze
gegevens bij niet-geïnfecteerde
vrijwilligers.
Aanzienlijk lagere blootstelling
aan lopinavir.
Indinavir/ritonavir/efavirenz
(800 mg 2 dd/100 mg 2 dd/600 mg
1 dd)
Zie ook bij ritonavir hieronder.
Lopinavir/ritonavir zachte capsules of
orale oplossing/efavirenz
Lopinavir/ritonavir
tabletten/efavirenz
Met efavirenz moet een verhoging
van de dosis lopinavir/ritonavir
zachte capsules of orale oplossing
van 33 % worden overwogen
(4 capsules/~6,5 ml 2 dd in plaats
van 3 capsules/5 ml 2 dd).
Voorzichtigheid is gepast omdat deze
dosisaanpassing bij sommige
10
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
(400/100 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Concentratie Lopinavir:
↓
30-40 %
Concentraties Lopinavir:
vergelijkbaar met
lopinavir/ritonavir
400 mg/100 mg 2 dd zonder
efavirenz
Nelfinavir:
AUC: ↑
20
% (↑ 8 tot ↑
34)
C
max
: ↑
21
% (↑ 10 tot ↑
33)
De combinatie werd over het
algemeen goed verdragen.
Ritonavir:
Ochtend-
AUC: ↑
18
% (↑
6 tot
↑
33)
Avond-
AUC: ↔
Ochtend-C
max
: ↑
24
% (↑
12 tot
↑
38)
Avond-C
max
: ↔
Ochtend-C
min
: ↑
42
% (↑
9 tot
↑
86)
b
Avond-C
min
: ↑
24
% (↑
3 tot
↑
50)
b
Efavirenz:
AUC: ↑
21
% (↑ 10 tot ↑
34)
C
max
: ↑
14
% (↑ 4 tot ↑
26)
C
min
: ↑
25
% (↑ 7 tot ↑
46)
b
(remming van door CYP
gemedieerd oxidatief
metabolisme)
Als efavirenz werd gegeven
met ritonavir 500 mg of
600 mg 2 dd, werd de
combinatie niet goed verdragen
(bijvoorbeeld duizeligheid,
misselijkheid, paresthesie en
verhoogde leverenzymen
kwamen voor). Er zijn
onvoldoende gegevens over de
verdraagbaarheid van efavirenz
met lage doses ritonavir
(100 mg, 1 of 2 dd).
Interactie niet onderzocht.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
(500 mg/125 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
patiënten onvoldoende kan zijn. Bij
gelijktijdige toediening met efavirenz
600 mg 1 dd moet de dosering van
tabletten lopinavir/ritonavir worden
verhoogd naar 500 mg/125 mg 2 dd.
Zie ook bij ritonavir hieronder.
Nelfinavir/efavirenz
(750 mg q8h/600 mg 1 dd)
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Ritonavir/efavirenz
(500 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Bij gebruik van efavirenz met lage
doses ritonavir moet rekening
worden gehouden met kans op een
verhoogde incidentie van
bijwerkingen in samenhang met
efavirenz, als gevolg van een
mogelijke farmacodynamische
interactie.
Saquinavir/ritonavir/efavirenz
Er zijn geen gegevens om een
dosisaanbeveling op te baseren. Zie
ook bij ritonavir hierboven. Gebruik
van efavirenz in combinatie met
saquinavir als enige proteaseremmer
wordt niet aanbevolen.
11
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Maraviroc:
AUC
12
: ↓ 45% (↓ 38 tot ↓
51)
C
max
: ↓ 51% (↓ 37 tot ↓
62)
Concentraties efavirenz niet
gemeten, geen effect
verwacht.
Raltegravir:
AUC: ↓
36%
C
12
: ↓
21%
C
max
: ↓
36%
(UGT1A1-inductie)
Er zijn geen specifieke
interactiestudies verricht met
efavirenz en NRTI's behalve
lamivudine, zidovudine en
tenofovirdisoproxil. Klinisch
belangrijke interacties worden
niet verwacht omdat de NRTI's
via een andere route
gemetaboliseerd worden dan
efavirenz en waarschijnlijk niet
in competitie treden om
dezelfde metabole enzymen en
eliminatiepathways.
Interactie niet onderzocht.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
CCR5-antagonist
Maraviroc/efavirenz
(100 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Zie Samenvatting van de
Productkenmerken van het
geneesmiddel dat maraviroc bevat.
Integrase strand transfer inhibitor
Raltegravir/efavirenz
(400 mg eenmalige dosis/ - )
De dosis raltegravir hoeft niet te
worden aangepast.
NRTI's en NNRT's
NRTI's/efavirenz
Voor geen van de producten hoeft de
dosering te worden aangepast.
NNRTI's/efavirenz
Omdat er geen voordeel is qua
werkzaamheid en veiligheid van het
gebruik van 2 NNRTI's, wordt
gelijktijdige toediening van efavirenz
en een andere NNRTI niet
aanbevolen.
Bij toediening met efavirenz waren
de plasmadalconcentraties van
boceprevir verlaagd. De klinische
resultaten van deze waargenomen
verlaging van de
plasmadalconcentraties van
boceprevir zijn niet direct
vastgesteld.
Anti-HCV-middelen
Boceprevir/efavirenz
(800 mg 3 dd/600 mg 1 dd)
Boceprevir:
AUC: ↔ 19
%*
C
max
: ↔ 8
%
C
min
:
↓
44 %
Efavirenz:
AUC: ↔ 20
%
C
max
: ↔ 11
%
(CYP3A-inductie - effect op
boceprevir)
*0-8 uur
Geen effect (↔) betekent een
afname in de gemiddelde
ratioschatting van ≤
20 % of
toename in gemiddelde
ratioschatting van ≤
25 %
12
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Telaprevir/efavirenz
(1125 mg q8h/600 mg 1 dd)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Telaprevir (relatief tot 750 mg
q8h):
AUC:
↓
18 % (
↓
8 tot
↓
27)
C
max
:
↓
14 % (
↓
3 tot
↓
24)
C
min
:
↓
25 % (
↓
14 tot
↓
34) %
Efavirenz:
AUC:
↓
18 % (
↓
10 tot
↓
26)
C
max
:
↓
24 % (
↓
15 tot
↓
32)
C
min
:
↓
10
% (↑ 1 tot ↓
19) %
(CYP3A-inductie door
efavirenz)
Simeprevir:
AUC:
↓
71 % (
↓
67 tot
↓
74)
C
max
: ↓ 51
% (
↓
46 tot
↓
56)
C
min
: ↓
91 % (
↓
88 tot
↓
92)
Efavirenz:
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Wanneer efavirenz samen met
telaprevir wordt toegediend, moet
telaprevir 1125 mg iedere 8 uur
worden gebruikt.
Simeprevir/efavirenz
(150 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: ↔
C
max
: ↔
C
min
: ↔
Geen effect (↔) betekent een
afname in de gemiddelde
ratioschatting van ≤
20 % of
toename in gemiddelde
ratioschatting van ≤
25 %
(CYP3A4-enzyminductie)
Elbasvir/grazoprevir
Elbasvir:
AUC: ↓
54 %
C
max
: ↓
45 %
Grazoprevir:
AUC: ↓
83 %
C
max
: ↓
87 %
Gelijktijdige toediening van
simeprevir met efavirenz resulteerde
in significant verlaagde
plasmaconcentraties van simeprevir
als gevolg van CYP3A-inductie door
efavirenz, wat kan resulteren in
verminderd therapeutische werking
van simeprevir. Gelijktijdige
toediening van simeprevir met
efavirenz wordt niet aanbevolen.
Gelijktijdige toediening van
STOCRIN met elbasvir/grazoprevir
is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3)
omdat het kan leiden tot een verlies
aan virologische respons op
elbasvir/grazoprevir. Dit verlies is het
gevolg van een significante afname
van de plasmaconcentraties van
elbasvir en grazoprevir, door de
inductie van CYP3A4 of P-gp (zie de
Samenvatting van de
productkenmerken van
elbasvir/grazoprevir voor
aanvullende informatie).
13
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Sofosbuvir/velpatasvir
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Sofosbuvir:
C
max
↑
38 %
Velpatasvir
AUC ↓
53 %
C
max
↓
47 %
C
min
↓
57 %
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Verwacht:
↓Voxilaprevir
Bij gelijktijdige toediening van
efavirenz/emtricitabine/
tenofovirdisoproxil met
sofosbuvir/velpatasvir is een
significante afname van de
velpatasvir- plasmaconcentraties
aangetoond als gevolg van CYP3A-
inductie door efavirenz, die kan
leiden tot een verlies aan
therapeutisch effect van velpatasvir.
Hoewel niet onderzocht, wordt een
vergelijkbare afname van de
blootstelling aan voxilaprevir
verwacht. Gelijktijdige toediening
van STOCRIN en
sofosbuvir/velpatasvir of
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
wordt niet aanbevolen (zie de
Samenvatting van de
productkenmerken van
sofosbuvir/velpatasvir en
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
voor aanvullende informatie).
Gelijktijdige toediening van
glecaprevir/pibrentasvir met
efavirenz kan de plasmaconcentraties
van glecaprevir en pibrentasvir
significant verlagen. Dit leidt tot een
verminderd therapeutisch effect.
Gelijktijdige toediening van
glecaprevir/pibrentasvir met
efavirenz wordt niet aanbevolen. Zie
de productinformatie van
glecaprevir/pibrentasvir voor meer
informatie.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Het klinische belang van deze
veranderingen in de
plasmaconcentraties claritromycine is
onbekend. Alternatieven voor
claritromycine (bijvoorbeeld
azitromycine) kunnen overwogen
worden. De dosis efavirenz hoeft niet
te worden aangepast.
Glecaprevir/pibrentasvir
↓
glecaprevir
↓
pibrentasvir
Antibiotica
Azitromycine/efavirenz
(600 mg eenmalige dosis/400 mg
1 dd)
Claritromycine/efavirenz
(500 mg q12h/400 mg 1 dd)
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie.
Claritromycine:
AUC: ↓
39
% (↓ 30 tot ↓
46)
C
max
:
↓
26
% (↓ 15 tot ↓
35)
Claritromycine
14-hydroxymetaboliet:
AUC: ↑
34
% (↑ 18 tot ↑
53)
C
max
:
↑
49
% (↑ 32 tot ↑
69)
Efavirenz:
AUC: ↔
C
max
: ↑
11
% (↑ 3 tot ↑
19)
(CYP3A4-inductie)
46 % van de niet-geïnfecteerde
vrijwilligers die efavirenz en
claritromycine ontvingen,
kreeg uitslag.
14
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Andere macrolideantibiotica (bijv.
erytromycine)/efavirenz
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Interactie niet onderzocht.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Er zijn geen gegevens om een
dosisaanbeveling op te baseren.
Bij toediening met efavirenz moet de
dagelijkse dosis rifabutine met 50 %
worden verhoogd. Overweeg de dosis
rifabutine te verdubbelen als
rifabutine 2 of 3 maal per week in
combinatie met efavirenz wordt
gegeven. Het klinische effect van
deze dosisaanpassing is niet afdoende
onderzocht. Bij het aanpassen van de
dosis moeten de individuele
verdraagbaarheid en virologische
respons in aanmerking worden
genomen (zie rubriek 5.2).
Bij gebruik met rifampicine bij
patiënten die 50 kg of meer wegen,
kan verhoging van de dagelijkse
dosis efavirenz naar 800 mg een
blootstelling geven die vergelijkbaar
is met een dagelijkse dosis van
600 mg zonder rifampicine. Het
klinische effect van deze
dosisaanpassing is niet afdoende
onderzocht. Bij het aanpassen van de
dosis moet rekening worden
gehouden met de individuele
verdraagbaarheid en virologische
respons (zie rubriek 5.2). De dosis
rifampicine hoeft niet te worden
aangepast, waaronder 600 mg.
Omdat er voor itraconazol geen
dosisaanbeveling kan worden
gegeven, moet een andere
antimycotische behandeling worden
overwogen.
Antimycobacteriële middelen
Rifabutine/efavirenz
(300 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Rifabutine:
AUC: ↓
38
% (↓ 28 tot ↓
47)
C
max
:
↓
32
% (↓ 15 tot ↓
46)
C
min
: ↓
45
% (↓ 31 tot ↓
56)
Efavirenz:
AUC: ↔
C
max
:
↔
C
min
: ↓
12
% (↓ 24 tot ↑
1)
(CYP3A-inductie)
Rifampicine/efavirenz
(600 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Efavirenz:
AUC: ↓
26
% (↓ 15 tot ↓
36)
C
max
:
↓
20
% (↓ 11 tot ↓
28)
C
min
: ↓
32
% (↓ 15 tot ↓
46)
(CYP3A4- en CYP2B6-
inductie)
Antimycotica
Itraconazol/efavirenz
(200 mg q12h/600 mg 1 dd)
Itraconazol:
AUC: ↓
39
% (↓
21
tot ↓
53)
C
max
:
↓
37
% (↓ 20 tot ↓
51)
C
min
: ↓
44
% (↓ 27 tot ↓
58)
(lagere concentraties
itraconazol: CYP3A4-inductie)
Hydroxy-itraconazol:
AUC: ↓
37
% (↓ 14 tot ↓
55)
C
max
: ↓
35
% (↓ 12 tot ↓
52)
C
min
: ↓
43
% (↓ 18 tot ↓
60)
Efavirenz:
geen klinisch belangrijke
farmacokinetische
veranderingen.
Posaconazol:
AUC: ↓ 50
%
C
max
: ↓ 45
%
(UDP-G inductie)
Posaconazol/efavirenz
--/400 mg 1 dd
Gelijktijdig gebruik van posaconazol
en efavirenz moet worden vermeden,
tenzij het voordeel voor de patiënt
opweegt tegen het risico.
15
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Voriconazol/efavirenz
(200 mg 2 dd/400 mg 1 dd)
Voriconazol/Efavirenz
(400 mg 2 dd/300 mg 1 dd)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Voriconazol:
AUC: ↓
77 %
C
max
:
↓
61 %
Efavirenz:
AUC: ↑
44 %
C
max
:
↑
38 %
Voriconazol:
AUC: ↓
7
% (↓ 23 tot ↑
13) *
C
max
:
↑
23
% (↓ 1 tot ↑
53) *
Efavirenz:
AUC: ↑
17
% (↑ 6 tot ↑
29) **
C
max
:
↔**
*vergeleken met 200 mg 2 dd
alleen
** vergeleken met 600 mg 1 dd
alleen
(competitieve remming van
oxidatief metabolisme)
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
Interactie niet onderzocht
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Als efavirenz met voriconazol wordt
toegediend, moet de onderhoudsdosis
voriconazol worden verhoogd naar
400 mg 2 dd en moet de dosis
efavirenz worden gehalveerd, d.w.z.
naar 300 mg 1 dd. Als behandeling
met voriconazol wordt gestaakt, moet
de oorspronkelijke dosis efavirenz
weer worden gegeven.
Fluconazol/efavirenz
(200 mg 1 dd/400 mg 1 dd)
Ketoconazol en andere antimycotica
met imidazol
Voor geen van de producten hoeft de
dosering te worden aangepast.
Er zijn geen gegevens om een
dosisaanbeveling op te baseren.
Omdat verlaagde concentraties
artemether, dihydroartemisinine of
lumefantrine kunnen resulteren in
een vermindering van de
werkzaamheid tegen malaria, is
voorzichtigheid gepast wanneer
efavirenz en
artemether/lumefantrinetabletten
gelijktijdig worden toegediend.
Antimalariamiddelen
Artemether/lumefantrine/efavirenz
(20/120 mg tablet, 6 doseringen van
4 tabletten in 3 dagen/600 mg 1 dd)
Artemether:
AUC: ↓
51 %
C
max
:
↓
21 %
Dihydroartemisinine:
AUC: ↓
46 %
C
max
:
↓
38 %
Lumefantrine:
AUC: ↓
21 %
C
max
:
↔
Efavirenz:
AUC: ↓
17 %
C
max
:
Atovaquon en
proguanilhydrochloride/efavirenz
(250/100 mg eenmalige dosis/600 mg
1 dd)
↔
Gelijktijdige toediening van
atovaquon/proguanil met efavirenz
moet worden vermeden.
(CYP3A4-inductie)
Atovaquon:
AUC: ↓
75
% (↓ 62 tot ↓
84)
C
max
:
↓
44
% (↓ 20 tot ↓
61)
Proguanil:
AUC: ↓
43
C
max
: ↔
% (↓ 7 tot ↓
65)
ZUURREMMENDE MIDDELEN
Antacida met aluminiumhydroxide-
magnesiumhydroxide-
simeticon/efavirenz
(eenmalige dosis 30 ml /eenmalige
dosis 400 mg)
Famotidine/efavirenz
(eenmalige dosis 40 mg/eenmalige
dosis 400 mg)
De absorptie van efavirenz
werd niet beïnvloed door
antacida met aluminium-
/magnesiumhydroxide of
famotidine.
Gelijktijdige toediening van
efavirenz met geneesmiddelen die de
maag-pH beïnvloeden zullen naar
verwachting geen invloed hebben op
de absorptie van efavirenz.
16
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Lorazepam:
AUC: ↑
7
% (↑ 1 tot ↑
14)
C
max
:
↑
16
% (↑ 2 tot ↑
32)
Deze veranderingen worden
niet klinisch belangrijk geacht.
Interactie niet onderzocht.
Plasmaconcentraties en effecten
van warfarine of
acenocoumarol kunnen door
efavirenz worden verhoogd of
verlaagd.
Carbamazepine:
AUC: ↓
27
% (↓ 20 tot ↓
33)
C
max
: ↓
20
% (↓ 15 tot ↓
24)
C
min
: ↓
35
% (↓ 24 tot ↓
44)
Efavirenz:
AUC: ↓
36
% (↓ 32 tot ↓
40)
C
max
: ↓
21
% (↓ 15 tot ↓
26)
C
min
: ↓
47
% (↓ 41 tot ↓
53)
(lagere concentraties
carbamazepine: CYP3A4-
inductie; lagere concentraties
efavirenz: CYP3A4- en
CYP2B6-inductie)
De steady-state AUC, C
max
en
C
min
van de actieve metaboliet
carbamazepine-epoxide bleef
onveranderd. Gelijktijdige
toediening van hogere doses
van hetzij efavirenz of
carbamazepine is niet
onderzocht.
Interactie niet onderzocht. Er
bestaat een kans op lagere of
hogere plasmaconcentraties
fenytoïne, fenobarbital en
andere anticonvulsiva die
substraten zijn van CYP450-
iso-enzymen als deze
gelijktijdig met efavirenz
worden toegediend.
Geen klinisch significant effect
op de farmacokinetiek van
efavirenz. De beperkte
gegevens suggereren dat er
geen klinisch significant effect
op de farmacokinetiek van
valproïnezuur is.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
ANXIOLYTICA
Lorazepam/efavirenz
(2 mg eenmalige doses/600 mg 1 dd)
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
ANTICOAGULANTIA
Warfarine/efavirenz
Acenocoumarol/efavirenz
Mogelijk moet de dosis van
warfarine of acenocoumarol worden
aangepast.
ANTICONVULSIVA
Carbamazepine/efavirenz
(400 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Er kan geen dosisaanbeveling
worden gegeven. Een ander
anticonvulsivum moet worden
overwogen. De plasmaconcentraties
carbamazepine moeten periodiek
worden gecontroleerd.
Fenytoïne, fenobarbital en andere
anticonvulsiva die substraten zijn van
CYP450-iso-enzymen
Als efavirenz wordt toegediend met
een anticonvulsivum dat een
substraat is van CYP450-iso-
enzymen, moet de concentratie van
het anticonvulsivum periodiek
worden gecontroleerd.
Valproïnezuur/efavirenz
(250 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Voor efavirenz is geen
dosisaanpassing nodig.
Gecontroleerd moet worden dat de
toevallen bij de patiënten onder
controle blijven.
17
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Vigabatrine/efavirenz
Gabapentine/efavirenz
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Interactie niet onderzocht.
Klinisch belangrijke interacties
worden niet verwacht omdat
vigabatrine en gabapentine
alleen onveranderd in de urine
worden uitgescheiden en
waarschijnlijk niet in
competitie zullen treden om
dezelfde metabole enzymen en
eliminatiepathways als
efavirenz.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
ANTIDEPRESSIVA
Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s)
Sertraline/efavirenz
(50 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Sertraline:
AUC: ↓
39 % (
↓ 27 tot ↓
50)
C
max
: ↓
29
% (↓ 15 tot ↓
40)
C
min
: ↓
46 % (
↓ 31 tot ↓
58)
Efavirenz:
Verhoging van de dosis sertraline
moet gebeuren op basis van de
klinische reactie. De dosis efavirenz
hoeft niet te worden aangepast.
AUC: ↔
C
max
: ↑
11
% (↑
6 tot
↑
16)
C
min
: ↔
(CYP3A4-inductie)
Paroxetine/efavirenz
(20 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Fluoxetine/efavirenz
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
Interactie niet onderzocht.
Omdat fluoxetine en paroxetine
een soortgelijk metabool
profiel hebben, d.w.z. sterk
CYP2D6-remmend effect,
wordt voor fluoxetine een
soortgelijke afwezigheid van
interactie verwacht.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Norepinefrine en dopamine heropnameremmer
Bupropion/efavirenz
Bupropion:
[150 mg eenmalige dosis (vertraagde
AUC: ↓
55 % (
↓ 48 tot ↓
62)
C
max
: ↓
34
% (↓ 21 tot ↓
47)
afgifte)/600 mg 1 dd)
Hydroxybupropion:
AUC: ↔
C
max
: ↑
50
% (↑ 20 tot ↑
80)
(CYP2B6-inductie)
Verhogingen van de dosis bupropion
moeten plaatsvinden op basis van de
klinische reactie, maar de maximale
aanbevolen dosis bupropion mag niet
worden overschreden. De dosis
efavirenz hoeft niet te worden
aangepast.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
ANTIHISTAMINICA
Cetirizine/efavirenz
(eenmalige dosis 10 mg/600 mg 1 dd)
Cetirizine:
AUC: ↔
C
max
: ↓
24
% (↓ 18 tot ↓
30)
Deze veranderingen worden
niet klinisch belangrijk geacht.
Efavirenz:
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
18
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
CARDIOVASCULAIRE MIDDELEN
Calciumantagonisten
Diltiazem/efavirenz
(240 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Diltiazem:
AUC: ↓
69 % (
↓ 55 tot ↓
79)
C
max
: ↓
60
% (↓ 50 tot ↓
68)
C
min
: ↓
63 % (
↓ 44 tot ↓
75)
Desacetyldiltiazem:
AUC:
↓
75 % (
↓ 59 tot ↓
84)
C
max
: ↓
64
% (↓ 57 tot ↓
69)
C
min
: ↓
62 % (
↓ 44 tot ↓
75)
N-monodesmethyldiltiazem:
AUC:
↓
37 % (
↓ 17 tot ↓
52)
C
max
: ↓
28 % (
↓ 7 tot ↓
44)
C
min
: ↓
37 % (
↓ 17 tot ↓
52)
Efavirenz:
AUC: ↑
11
% (↑ 5 tot ↑
18)
C
max
: ↑
16
% (↑ 6 tot ↑
26)
C
min
: ↑
13
% (↑ 1 tot ↑
26)
(CYP3A4-inductie)
De verhoging van de
farmacokinetische parameters
voor efavirenz wordt niet
klinisch belangrijk geacht.
Interactie niet onderzocht. Als
efavirenz wordt toegediend met
een calciumantagonist die een
substraat is van het CYP3A4-
enzym, bestaat de kans op
lagere plasmaconcentraties van
de calciumantagonist.
Dosisaanpassingen voor diltiazem
moeten gebeuren op basis van de
klinische reactie (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor diltiazem).
De dosis efavirenz hoeft niet te
worden aangepast.
Verapamil, felodipine, nifedipine en
nicardipine
Dosisaanpassing van de
calciumantagonist moet gebeuren op
basis van de klinische reactie (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor de
calciumantagonist).
LIPIDEVERLAGENDE MIDDELEN
HMG-CoA-reductaseremmers
Atorvastatine/efavirenz
(10 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Atorvastatine:
AUC: ↓
43
% (↓ 34 tot ↓
50)
C
max
: ↓
12
% (↓ 1 tot ↓
26)
2-hydroxyatorvastatine:
AUC: ↓
35
% (↓ 13 tot ↓
40)
C
max
: ↓
13
% (↓ 0 tot ↓
23)
4-hydroxyatorvastatine:
AUC: ↓
4
% (↓ 0 tot ↓
31)
C
max
:
↓
47
% (↓ 9 tot ↓
51)
Totaal actieve HMG-CoA-
reductaseremmers:
AUC: ↓
34
% (↓ 21 tot ↓
41)
C
max
: ↓
20
% (↓ 2 tot ↓
26)
Pravastatine:
AUC: ↓
40
% (↓ 26 tot ↓
57)
C
max
: ↓
18
% (↓ 59 tot ↑
12)
De cholesterolwaarden moeten
periodiek worden gecontroleerd.
Dosisaanpassingen van atorvastatine
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor
atorvastatine). De dosis efavirenz
hoeft niet worden aangepast.
Pravastatine/efavirenz
(40 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
De cholesterolwaarden moeten
periodiek worden gecontroleerd.
Dosisaanpassingen van pravastatine
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor
pravastatine). De dosis efavirenz
hoeft niet worden aangepast.
19
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Simvastatine/efavirenz
(40 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Simvastatine:
AUC: ↓
69
% (↓ 62 tot ↓
73)
C
max
: ↓
76
% (↓ 63 tot ↓
79)
Simvastatinezuur:
AUC: ↓
58
% (↓ 39 tot ↓
68)
C
max
: ↓
51
% (↓ 32 tot ↓
58)
Totaal actieve HMG-CoA-
reductaseremmers:
AUC: ↓
60
% (↓ 52 tot ↓
68)
C
max
: ↓
62
% (↓ 55 tot ↓
78)
(CYP3A4-inductie)
Gelijktijdige toediening van
efavirenz met atorvastatine,
pravastatine of simvastatine
had geen effect op de AUC of
C
max
van efavirenz.
Interactie niet onderzocht.
Rosuvastatine wordt
voornamelijk onveranderd met
de feces uitgescheiden, daarom
wordt er geen interactie met
efavirenz verwacht.
Ethinylestradiol:
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
De cholesterolwaarden moeten
periodiek worden gecontroleerd.
Dosisaanpassingen van simvastatine
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor
simvastatine). De dosis efavirenz
hoeft niet worden aangepast.
Rosuvastatine/efavirenz
Voor geen van beide middelen hoeft
de dosering te worden aangepast.
HORMONALE ANTICONCEPTIVA
Oraal:
ethinylestradiol +
norgestimaat/efavirenz
(0,035 mg + 0,25 mg 1 dd/600 mg
1 dd)
AUC: ↔
C
max
: ↔
C
min
: ↓
8
% (↑ 14 tot ↓
25)
Norelgestromin (actieve
metaboliet):
AUC: ↓
64
% (↓ 62 tot ↓
67)
C
max
: ↓
46
% (↓ 39 tot ↓
52)
C
min
: ↓
82
% (↓ 79 tot ↓
85)
Levonorgestrel (actieve
metaboliet):
AUC: ↓
83
% (↓ 79 tot ↓
87)
C
max
:
↓
80
% (↓ 77 tot ↓
83)
C
min
: ↓
86
% (↓ 80 tot ↓
90)
(inductie van metabolisme)
Efavirenz: geen klinisch
significante interactie.
Het klinische belang van deze
effecten is onbekend.
Naast hormonale anticonceptiva moet
een betrouwbare methode van
barrière-anticonceptie worden
toegepast (zie rubriek 4.6).
20
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Injectie: depo-medroxyprogesteron-
acetaat (DMPA)/efavirenz
(150 mg IM eenmalige dosis DMPA)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
In een geneesmiddelinteractie-
onderzoek van 3 maanden
werden geen significante
verschillen in de
farmacokinetische parameters
van MPA gevonden tussen
deelnemers die antiretrovirale
therapie op basis van efavirenz
kregen en deelnemers die geen
antiretrovirale therapie kregen.
Soortgelijke resultaten werden
ook door andere onderzoekers
gevonden, hoewel de
plasmaspiegels van MPA in de
tweede studie een grotere
variabiliteit vertoonden. In
beide studies bleef het
plasmaprogesteron bij personen
die efavirenz en DMPA kregen
laag, passend bij onderdrukking
van de ovulatie.
Een lagere concentratie
etonogestrel valt te verwachten
(CYP3A4-inductie). Er zijn
sporadische
postmarketingmeldingen van
falende anticonceptie met
etonogestrel bij patiënten die
efavirenz kregen.
Interactie niet onderzocht.
Lagere blootstelling aan het
immunosuppressivum kan
worden verwacht (CYP3A4-
inductie). Naar verwachting
hebben deze
immunosuppressiva geen
invloed op de blootstelling aan
efavirenz.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Omdat er weinig informatie
beschikbaar is, moet naast hormonale
anticonceptie een betrouwbare
methode van barrière-anticonceptie
worden toegepast (zie rubriek 4.6).
Implantaat: etonogestrel/efavirenz
Naast hormonale anticonceptie moet
een betrouwbare methode van
barrière-anticonceptie worden
toegepast (zie rubriek 4.6).
IMMUNOSUPPRESSIVA
Immunosuppressiva die
gemetaboliseerd worden door
CYP3A4 (zoals ciclosporine,
tacrolimus, sirolimus)/Efavirenz
Het kan nodig zijn de dosis van de
immunosuppressiva aan te passen.
Zorgvuldige controle van de
concentraties van de
immunosuppressiva gedurende
minstens 2 weken (totdat stabiele
concentraties bereikt zijn) wordt bij
instelling of stopzetting van
behandeling met efavirenz
aanbevolen.
21
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Methadon:
AUC: ↓
52
% (↓ 33 tot ↓
66)
C
max
: ↓
45
% (↓ 25 tot ↓
59)
(CYP3A4-inductie)
In een onderzoek bij met hiv
geïnfecteerde gebruikers van
intraveneuze drugs leidde
gelijktijdige toediening van
efavirenz en methadon tot een
lagere plasmaconcentratie
methadon en verschijnselen
van opiaatontwenning. De
dosis methadon werd met
gemiddeld 22 % verhoogd om
ontwenningsverschijnselen af
te zwakken.
Buprenorfine:
AUC: ↓ 50
%
Norbuprenorfine:
AUC: ↓ 71
%
Efavirenz:
Geen klinisch significante
farmacokinetische interactie.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
OPIOÏDEN
Methadon/efavirenz
(vaste onderhoudsbehandeling,
35-100 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Gelijktijdige toediening met
efavirenz moet worden vermeden in
verband met het risico op
QTc-verlenging (zie rubriek 4.3).
Buprenorfine/naloxon/efavirenz
Ondanks de lagere concentratie
buprenorfine kregen de patiënten
geen ontwenningsverschijnselen.
Mogelijk hoeft bij gelijktijdige
toediening de dosis van buprenorfine
of efavirenz niet te worden
aangepast.
a
b
90 %-betrouwbaarheidsintervallen tenzij anders aangegeven.
95 %-betrouwbaarheidsintervallen.
Overige interacties:
Efavirenz bindt zich niet aan cannabinoïdreceptoren. Fout-positieve testresultaten
voor cannabinoïd in de urine zijn gemeld bij sommige screening assays bij niet-geïnfecteerde en hiv-
geïnfecteerde personen die efavirenz kregen. In zulke gevallen wordt ter bevestiging een meer
specifieke methode zoals gaschromatografie/massaspectrometrie aanbevolen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Anticonceptie bij mannen en vrouwen
Barrière-anticonceptie moet altijd worden toegepast, samen met andere vormen van anticonceptie
(zoals orale of andere hormonale anticonceptiva, zie rubriek 4.5). Vanwege de lange halfwaardetijd
van efavirenz worden tot 12 weken na stopzetting van efavirenz adequate anticonceptiemaatregelen
aanbevolen.
Zwangerschap
Efavirenz mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt tenzij de klinische toestand van de
patiënte deze behandeling vereist. Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten voor instelling van
efavirenz een zwangerschapstest ondergaan (zie rubriek 5.3).
Er zijn zeven retrospectieve meldingen van bevindingen die passen bij een neuraalbuisdefect,
waaronder meningomyelokèle, alle bij moeders die in het eerste trimester waren blootgesteld aan
behandelingen op basis van efavirenz (uitgesloten werden vastedosiscombinatietabletten met
efavirenz). Twee additionele gevallen (1 prospectief en 1 retrospectief) waaronder voorvallen die
22
passen bij een neuraalbuisdefect, zijn gemeld met een vastedosiscombinatietablet van efavirenz,
emtricitabine en tenofovirdisoproxil. Een causaal verband tussen deze voorvallen en het gebruik van
efavirenz is niet vastgesteld en het gemeenschappelijke kenmerk is niet bekend. Omdat
neuraalbuisdefecten optreden in de eerste 4 weken van de foetale ontwikkeling (wanneer
neuraalbuizen zich sluiten), is dit potentiële risico relevant voor vrouwen die in het eerste trimester
van de zwangerschap aan efavirenz zijn blootgesteld.
Vanaf juli 2013 heeft het Antiretroviral Pregnancy Registry (APR) prospectieve meldingen ontvangen
van 904 zwangerschappen die in het eerste trimester zijn blootgesteld aan efavirenz bevattende
behandelingen en die tot 766 levende geboorten leidden. Bij één kind werd een neuraalbuisdefect
gemeld, en de frequentie en het patroon van de andere aangeboren afwijkingen waren vergelijkbaar
met die bij kinderen die waren blootgesteld aan behandelingen zonder efavirenz, en met die in de hiv-
negatieve controlegroep. De incidentie van neuraalbuisdefecten in de algemene populatie varieert van
0,5-1 geval per 1000 levende geboorten.
Misvormingen zijn waargenomen bij foetussen van met efavirenz behandelde apen (zie rubriek 5.3).
Borstvoeding
Efavirenz wordt bij de mens in de moedermelk uitgescheiden. Er is onvoldoende informatie over de
effecten van efavirenz op pasgeborenen/zuigelingen. Risico voor zuigelingen kan niet worden
uitgesloten. Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met efavirenz. Met hiv
geïnfecteerde vrouwen wordt zelfs aanbevolen in het geheel geen borstvoeding te geven om zo
overdracht van hiv te voorkomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van efavirenz op de vruchtbaarheid van mannelijke of vrouwelijke ratten is alleen
onderzocht bij doses waarbij systemische geneesmiddelconcentraties werden bereikt die equivalent
waren aan of lager dan die welke bij mensen werden bereikt die aanbevolen doses efavirenz kregen. In
deze onderzoeken had efavirenz geen negatieve invloed op de paring of vruchtbaarheid van
mannelijke of vrouwelijke ratten (doses tot 100 mg/kg tweemaal daags), en op het sperma of het
nageslacht van behandelde mannelijke ratten (doses tot 200 mg tweemaal daags). Er was geen invloed
op de reproductieve prestaties van nakomelingen van vrouwelijke ratten die efavirenz kregen.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Efavirenz kan duizeligheid, concentratiestoornissen en/of slaperigheid veroorzaken. Patiënten moeten
worden gewaarschuwd dat zij bij het optreden van deze symptomen geen potentieel risicovolle
handelingen mogen verrichten zoals rijden of machines bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Efavirenz is bij meer dan 9000 patiënten onderzocht. In een subgroep van 1008 volwassen patiënten
die in gecontroleerde klinische studies 600 mg/dag efavirenz kregen in combinatie met PI's en/of
NRTI's, waren de meest gemelde ongewenste bijwerkingen van minstens matige ernst die bij minstens
5 % van de patiënten werden gemeld: uitslag (11,6 %), duizeligheid (8,5 %), misselijkheid (8,0 %),
hoofdpijn (5,7 %) en vermoeidheid (5,5 %). De belangrijkste bijwerkingen in samenhang met
efavirenz zijn uitslag en neurologische symptomen (rubriek 4.4). Neurologische symptomen beginnen
gewoonlijk snel na instelling van de therapie en verdwijnen over het algemeen na de eerste 2 tot
4 weken. Ernstige huidreacties zoals Stevens-Johnsonsyndroom en erythema multiforme, psychische
bijwerkingen zoals ernstige depressie, zelfdoding, psychoseachtig gedrag en toevallen zijn gemeld bij
patiënten die werden behandeld met efavirenz.
23
Het veiligheidsprofiel op lange termijn van behandelingen op basis van efavirenz is beoordeeld in een
gecontroleerd onderzoek (006) waarin patiënten hetzij efavirenz + zidovudine + lamivudine (n = 412,
mediane duur 180 weken), efavirenz + indinavir (n = 415, mediane duur 102 weken) of indinavir +
zidovudine + lamivudine (n = 401, mediane duur 76 weken) kregen. Langdurig gebruik van efavirenz
in dit onderzoek gaf geen aanleiding tot herziening van het veiligheidsprofiel.
Lijst van bijwerkingen
Bijwerkingen die matig of zwaarder van ernst waren met minstens een mogelijk verband met de
behandeling (naar de mening van de onderzoeker) die zijn gemeld in klinisch onderzoek met efavirenz
in de aanbevolen dosering als onderdeel van combinatietherapie (n = 1008) staan hieronder opgesomd.
Bijwerkingen die postmarketing werden gezien in samenhang met combinatiebehandelingen met
efavirenz staan ook in deze lijst (cursief). De frequentie wordt als volgt gedefinieerd: zeer vaak
(≥ 1/10); vaak (≥
1/100 tot <
1/10); soms (≥
1/1000 tot <
1/100); zelden (≥
1/10.000 tot < 1/1000);
zeer zelden (< 1/10.000); of niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Immuunsysteemaandoeningen
soms
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
vaak
soms
overgevoeligheid
hypertriglyceridemie*
hypercholesterolemie*
Psychische stoornissen
vaak
soms
abnormaal dromen, angst, depressie,
slapeloosheid*
affectlabiliteit, agressie, verwardheid, euforie,
hallucinatie, manie, paranoia,
psychose
‡
,
zelfmoordpoging, suïcidale gedachten, katatonie*
wanen
‡‡
, neurose
‡‡
, overlijden door zelfdoding
‡‡
*
zelden
Zenuwstelselaandoeningen
vaak
gestoorde cerebellaire coördinatie en evenwicht
‡
,
aandachtsstoornis (3,6 %), duizeligheid (8,5 %),
hoofdpijn (5,7 %), slaperigheid (2,0 %)*
agitatie, amnesie, ataxie, gestoorde coördinatie,
convulsies, abnormaal denken,
tremor
‡
encefalopathie
soms
niet bekend
Oogaandoeningen
soms
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
soms
Bloedvataandoeningen
soms
Maag-darmstelselaandoeningen
vaak
soms
wazig zien
tinnitus
‡
,
vertigo
plotselinge roodheid van het gezicht
‡
buikpijn, diarree, misselijkheid, braken
pancreatitis
24
Lever- en galaandoeningen
vaak
soms
zelden
verhoogd aspartaataminotransferase (ASAT)*
verhoogd alanineaminotransferase (ALAT)*
verhoogd gamma-glutamyltransferase (GGT)*
acute hepatitis
leverfalen
‡‡
*
Huid- en onderhuidaandoeningen
zeer vaak
vaak
soms
zelden
uitslag (11,6 %)*
pruritus
erythema multiforme, Stevens-Johnson-
syndroom*
fotoallergische dermatitis
‡
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
soms
gynaecomastie
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
vaak
vermoeidheid
*,
,
‡ ‡‡
Zie de rubriek
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
voor meer details.
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Informatie over postmarketingsurveillance
Deze bijwerkingen werden postmarketing gezien; echter, de frequenties werden bepaald op basis van
de gegevens van 16 klinische studies (n=3969).
‡
‡‡
Deze bijwerkingen werden postmarketing gezien, maar niet gemeld als geneesmiddelgerelateerde
bijwerkingen bij patiënten die efavirenz kregen in 16 klinische studies. De frequentie "zelden" werd
gedefinieerd volgens "A Guideline on Summary of Product Characteristics (SmPC) (rev. 2, Sept.
2009) op basis van een geschatte bovengrens van het 95 %-betrouwbaarheidsinterval voor
0 voorvallen gezien het aantal personen dat efavirenz kreeg in deze klinische studies (n=3969).
Uitslag
In klinische studies had 26 % van met 600 mg efavirenz behandelde patiënten uitslag tegen 17 % van
de patiënten in de controlegroep. Bij 18 % van de met efavirenz behandelde patiënten werd de uitslag
geacht met de therapie samen te hangen. Ernstige uitslag werd waargenomen bij minder dan 1 % van
de met efavirenz behandelde patiënten en 1,7 % staakte er de therapie voor. De incidentie van
erythema multiforme of Stevens-Johnsonsyndroom was ongeveer 0,1 %.
Gewoonlijk gaat het om een lichte tot matige maculopapulaire uitslag die optreedt in de eerste
twee weken na het begin van de therapie met efavirenz. Bij de meeste patiënten verdwijnt de uitslag
bij voortzetting van de behandeling met efavirenz binnen een maand. Patiënten die de behandeling met
efavirenz vanwege uitslag onderbreken kunnen die later hervatten. Gebruik van geschikte
antihistaminica en/of corticosteroïden wordt aanbevolen bij hervatting van de therapie met efavirenz.
Er is weinig bekend over de effecten van efavirenz bij patiënten die andere antiretrovirale medicatie
van de NNRTI-klasse hebben stopgezet. Het gemelde aantal gevallen van terugkerende uitslag na een
overstap van therapie met nevirapine naar efavirenz, primair gebaseerd op gegevens van een
retrospectief cohort uit gepubliceerde literatuur, beslaat 13 tot 18 %, vergelijkbaar met het percentage
gezien bij patiënten die efavirenz kregen in klinische studies (zie rubriek 4.4).
25
Psychische symptomen
Bij patiënten die met efavirenz zijn behandeld, zijn ernstige psychische bijwerkingen gemeld. In
gecontroleerde studies was de frequentie van specifieke ernstige psychische bijwerkingen:
Efavirenz
(n=1008)
1,6 %
0,6 %
0,4 %
0,4 %
0,4 %
0,1 %
Controlegroep
(n=635)
0,6 %
0,3 %
0%
0,3 %
0,3 %
0%
-
-
-
-
-
-
ernstige depressie
suïcidale ideatie
niet-fatale zelfmoordpogingen
agressief gedrag
paranoïde reacties
manische reacties
Patiënten met een voorgeschiedenis van psychische aandoeningen lijken een groter risico te lopen op
deze ernstige psychische bijwerkingen, waarbij de frequentie van elk van de bovengenoemde
bijwerkingen varieert van 0,3 % voor manische reacties tot 2,0 % voor zowel ernstige depressie als
suïcidale ideatie. Sinds de introductie van het product zijn er ook meldingen van overlijden door
zelfdoding, waanvoorstellingen, psychoseachtig gedrag en katatonie.
Neurologische symptomen
In gecontroleerd klinisch onderzoek zijn vaak gemelde bijwerkingen (maar ze beperkten zich niet tot):
duizeligheid, slapeloosheid, slaperigheid, concentratiestoornissen en abnormaal dromen. 19 % (2 %
ernstig) van de patiënten had matige tot ernstige neurologische symptomen versus 9 % (1 % ernstig) in
de controlegroep. In klinische studies staakte 2 % van de patiënten die efavirenz kregen de therapie
vanwege dergelijke symptomen.
Neurologische symptomen beginnen gewoonlijk tijdens de eerste of tweede dag van de therapie en
verdwijnen gewoonlijk na 2 - 4 weken. In een studie bij niet-geïnfecteerde vrijwilligers had een
representatief neurologisch symptoom een mediane latentie van 1 uur na de dosis en een mediane duur
van 3 uur. Als efavirenz met de maaltijd wordt ingenomen, kunnen neurologische symptomen vaker
optreden, mogelijk als gevolg van hogere plasmaconcentraties van efavirenz (zie rubriek 5.2). Inname
voor het slapengaan lijkt de verdraagbaarheid van deze symptomen te verbeteren en kan aanbevolen
worden tijdens de eerste weken therapie en bij patiënten bij wie deze symptomen aanhouden
(zie rubriek 4.2). Dosisverlaging of spreiding van de dagdosis leverde geen voordeel op.
Uit analyse van langetermijngegevens bleek dat na 24 weken therapie de incidentie van nieuw
optredende neurologische symptomen bij met efavirenz behandelde patiënten over het algemeen
overeenkwam met die in de controlearm.
Postmarketing zijn ataxie en encefalopathie gemeld. Deze bijwerkingen zijn in verband gebracht met
hoge efavirenzspiegels en traden maanden tot jaren na het begin van de behandeling met efavirenz op
(zie rubriek 4.4).
Leverfalen
Enkele postmarketingmeldingen van leverfalen, waaronder gevallen van patiënten zonder eerder
bestaande leveraandoening of andere identificeerbare risicofactoren, gaven een extreem acuut verloop
te zien, wat in sommige gevallen transplantatie noodzakelijk maakte of overlijden als gevolg had.
Immuunreactiveringssyndroom
Bij met hiv geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie
(CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op
asymptomatische of nog aanwezige opportunistische infecties voordoen. Auto-immuunziekten (zoals
de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) zijn ook gerapporteerd; de gerapporteerde tijd tot het
begin van de ziekte is echter variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van
de behandeling optreden (zie rubriek 4.4).
26
Osteonecrose
Er zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren,
gevorderde hiv-infectie of langdurige blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie (CART). De
frequentie hiervan is onbekend (zie rubriek 4.4).
Laboratoriumafwijkingen
Leverenzymen: ASAT en ALAT steeg tot meer dan vijfmaal de bovengrens van het normale bereik
(ULN) bij 3 % van 1008 patiënten die met 600 mg efavirenz zijn behandeld (5-8 % na langdurige
behandeling in studie 006). Vergelijkbare verhogingen werden gezien bij controlepatiënten (5 % na
langdurige behandeling). Bij 4 % van alle met 600 mg efavirenz behandelde patiënten en bij 1,5
–
2 %
van de patiënten in de controlegroepen werden verhogingen van GGT tot meer dan vijfmaal ULN
waargenomen (7 % van de patiënten in de efavirenzgroep en 3 % van de patiënten in de controlegroep
na langdurige behandeling). Een op zichzelf staande verhoging van het GGT bij patiënten die
efavirenz krijgen kan het gevolg zijn van enzyminductie. In de langdurige studie (006) werd in elke
behandelingsarm bij 1 % van de patiënten het onderzoek vanwege stoornissen aan de lever of
galwegen stopgezet.
Amylase: In een 1008 patiënten tellende subgroep van het klinisch onderzoek werden
asymptomatische verhogingen van het serumamylase tot meer dan 1,5 maal de bovenste waarde van
het normale bereik gezien bij 10 % van de met efavirenz behandelde patiënten en 6 % van de patiënten
in de controlegroepen. De klinische betekenis van asymptomatische verhogingen van het
serumamylase is onbekend.
Metabole parameters
Het gewicht en de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens antiretrovirale
behandeling (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Ongewenste effecten bij kinderen kwamen over het algemeen overeen met die bij volwassen patiënten.
Uitslag werd bij kinderen vaker gemeld (in een klinisch onderzoek met 57 kinderen die efavirenz
gedurende 48 weken kregen werd uitslag bij 46 % gemeld) en was vaak hooggradiger dan bij
volwassenen (ernstige uitslag werd bij 5,3 % van de kinderen gemeld). Profylaxe met passende
antihistamines voor instelling van de behandeling met efavirenz bij kinderen kan worden overwogen.
Hoewel beperkte gegevens suggereren dat het voor kinderen moeilijk is neurologische symptomen te
melden, lijken ze bij kinderen minder vaak voor te komen en waren ze over het algemeen licht. In het
onderzoek bij 57 kinderen had 3,5 % van de patiënten neurologische symptomen van matige
intensiteit, voornamelijk duizeligheid. Geen enkel kind had ernstige symptomen of moest vanwege
neurologische symptomen de behandeling staken.
Andere speciale populaties
Leverenzymen bij patiënten die geco-infecteerd zijn met hepatitis B of C
Uit de langetermijngegevens van studie 006 bleek dat 137 patiënten die werden behandeld met een
efavirenzbevattende therapie (mediane therapieduur 68 weken) en 84 die een controlebehandeling
kregen (mediane duur 56 weken) bij de screening seropositief waren voor hepatitis B (oppervlakte-
antigeen-positief) en/of C (positief voor hepatitis-C-antilichaam). Bij geco-infecteerde patiënten van
studie 006 traden verhogingen van het ASAT tot meer dan vijfmaal ULN op bij 13 % van de met
efavirenz behandelde patiënten versus 7 % in de controlegroep; verhogingen van het ALAT tot meer
dan vijfmaal ULN traden op bij 20 % van de met efavirenz behandelde patiënten versus 7 % in de
controlegroep. Bij de geco-infecteerde patiënten stopte 3 % van hen die met efavirenz werden
behandeld en 2 % in de controlearm vanwege stoornissen aan de lever (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend word
en
27
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Enkele patiënten die per ongeluk tweemaal per dag 600 mg namen hadden sterkere neurologische
symptomen. Eén patiënt had onwillekeurige spiercontracties.
De behandeling van een overdosis efavirenz bestaat uit algemene ondersteunende maatregelen, met
inbegrip van controle van de vitale symptomen en observatie van de klinische status van de patiënt.
Actieve kool kan worden gebruikt om niet-geabsorbeerd efavirenz te elimineren. Er bestaat geen
specifiek antigif tegen een overdosis efavirenz. Aangezien efavirenz zich sterk aan eiwitten bindt, is
het onwaarschijnlijk dat er met dialyse significante hoeveelheden geneesmiddel uit het bloed worden
verwijderd.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antivirale middelen voor systemisch gebruik, niet-nucleoside
reverse transcriptaseremmers.
ATC-code: J05A G03
Werkingsmechanisme
Efavirenz is een NNRTI van hiv-1. Efavirenz is een niet-competitieve remmer van hiv-1 reverse
transcriptase (RT) en remt hiv-2-RT of cellulaire DNA-polymerases (
,
,
mate.
Hartelektrofysiologie
Het effect van efavirenz op het QTc-interval is geëvalueerd in een open-label crossover-QT-studie met
een werkzame controle en placebo bestaande uit 3 perioden, 3 behandelingen met een vaste
enkelvoudige volgorde bij 58 gezonde personen verrijkt voor CYP2B6-polymorfismen. De
gemiddelde C
max
van efavirenz bij personen met een CYP2B6 *6/*6-genotype na toediening van een
dagelijkse dosis van 600 mg gedurende 14 dagen was 2,25 keer de gemiddelde C
max
zoals
waargenomen bij individuen met een CYP2B6 *1/*1 genotype. Een positieve relatie tussen de
concentratie efavirenz en de QTc-verlenging is waargenomen. Gebaseerd op de concentratie-QTc
relatie, zijn de gemiddelde QTc-verlenging en de bovengrens van het 90 %-BI 8,7 ms en 11,3 ms bij
personen met CYP2B6*6/*6-genotype na toediening van een dagelijkse dosis van 600 mg gedurende
14 dagen (zie rubriek 4.5).
Antivirale werking
De vrije concentratie efavirenz die nodig is voor 90 tot 95 % inhibitie van het wild type of zidovudine-
resistente laboratorium- en klinische isolaten
in vitro
varieert van 0,46 tot 6,8 nM in lymfoblastoïde
cellijnen, mononucleaire cellen in perifeer bloed (PBMC) en macrofaag/monocytculturen.
Resistentie
De potentie van efavirenz in celcultuur tegen virale varianten met aminozuursubstituties op
posities 48, 108, 179, 181 of 236 in RT of varianten met aminozuursubstituties in de protease was
vergelijkbaar met die tegen wilde virusstammen. De één-aminozuursubstituties die de hoogste
resistentie tegen efavirenz veroorzaakten in celcultuur zijn leucine
isoleucine in positie 100 (L100I,
17 tot 22x resistentie) en lysine
asparagine in positie 103 (K103N, 18 tot 33x resistentie). Groter dan
of
) niet in significante
28
100x verlies van gevoeligheid werd waargenomen tegen hiv-varianten met K103N-expressie in
aanvulling op andere aminozuursubstituties in RT.
K103N was de meest waargenomen RT-substitutie in virale isolaten van patiënten met een significante
rebound in viral load tijdens klinische studies van efavirenz in combinatie met indinavir of zidovudine
+ lamivudine. Deze mutatie werd waargenomen bij 90 % van de patiënten die efavirenz kregen met
virologisch falen. Substituties in RT-posities 98, 100, 101, 108, 138, 188, 190 of 225 werden ook
waargenomen, maar met lagere frequenties, en vaak alleen in combinatie met K103N. Het patroon van
aminozuursubstituties in RT en resistentie tegen efavirenz was onafhankelijk van de andere antivirale
middelen die in combinatie met efavirenz werden gebruikt.
Kruisresistentie
De kruisresistentieprofielen van efavirenz, nevirapine en delavirdine in celcultuur toonden aan dat de
K103N-substitutie een verlies van gevoeligheid veroorzaakt voor alle drie NNRT
I’s. Twee van drie
delavirdine-resistente klinische isolaten die werden onderzocht waren kruisresistent tegen efavirenz en
bevatten de K103N-substitutie. Een derde isolaat met een substitutie in positie 236 van RT was niet
kruisresistent tegen efavirenz.
Virale isolaten uit PBMC van patiënten die tijdens de klinische studies met efavirenz tekenen
vertoonden van falende behandeling (viral load rebound), werden getest op gevoeligheid voor NNRTI.
Dertien efavirenz-resistente isolaten bleken nadien ook resistent te zijn tegen nevirapine en
delavirdine. Vijf van deze NNRTI-resistente isolaten hadden een K103N of een valine
isoleucine-
substitutie in positie 108 (V108I) in RT. Drie van de geteste isolaten waarbij de therapie met efavirenz
mislukte, bleven gevoelig voor efavirenz in celcultuur en waren ook gevoelig voor nevirapine en
delavirdine.
De kans op kruisresistentie tussen efavirenz en PI's is klein door de verschillende betrokken
enzymsubstraten. De kans op kruisresistentie tussen efavirenz en NRTI is klein door de verschillende
bindingsplaatsen op het substraat en het verschillend werkingsmechanisme.
Klinische werkzaamheid
Efavirenz is niet in gecontroleerd onderzoek bestudeerd bij patiënten met gevorderde hiv-ziekte, dat
wil zeggen bij patiënten met een CD4-celtelling < 50 cellen/mm
3
of bij patiënten die eerder met een PI
of NNRTI zijn behandeld. De ervaring uit gecontroleerd klinisch onderzoek met combinaties met
didanosine of zalcitabine is beperkt.
Twee gecontroleerde studies (006 en ACTG 364) die ongeveer één jaar duurden met efavirenz in
combinatie met NRTI's en/of PI's, gaven een daling te zien van de viral load tot onder de
kwantificeringslimiet van de assay en een stijging van CD4-lymfocyten bij hiv-geïnfecteerde patiënten
die wel behandeling met NRTI en geen antiretrovirale therapie hadden ondergaan. Studie 020 gaf een
vergelijkbare werkzaamheid te zien bij eerder met NRTI behandelde patiënten gedurende 24 weken. In
deze studies was de dosis efavirenz 600 mg eenmaal daags; de dosis indinavir was 1000 mg om de
8 uur als dit werd gebruikt met efavirenz en 800 mg om de 8 uur als dit zonder efavirenz werd
gebruikt. De dosis nelfinavir was 750 mg driemaal daags. In elk van deze studies werd de
standaarddosis van de NRTI's om de 12 uur toegediend.
Studie 006,
een gerandomiseerd, open-label onderzoek, vergeleek efavirenz + zidovudine +
lamivudine of efavirenz + indinavir met indinavir + zidovudine + lamivudine bij 1266 patiënten die bij
inclusie in de studie efavirenz-, lamivudine-, NNRTI- en PI-naïef moesten zijn. De gemiddelde CD4-
celtelling bij baseline was 341 cellen/mm
3
en de gemiddelde hiv-RNA-concentratie bij baseline was
60.250 kopieën/ml. Tabel 3 toont de werkzaamheidsresultaten voor studie 006 in een subgroep van
614 patiënten die minstens 48 weken hadden deelgenomen. Bij de analyse van de responder rates
(‘non
-
completer equals failure analysis’ [NC
= F]) werden patiënten die met de studie stopten,
ongeacht de reden, of van wie een hiv-RNA-meting ontbrak die werd gevolgd of voorafgegaan door
29
een meting boven de kwantificeringslimiet van de assay, op de ontbrekende tijdpunten geacht een hiv-
RNA boven 50 of boven 400 kopieën/ml te hebben.
Tabel 3: Werkzaamheidsresultaten voor studie 006
Responder rates (NC = F
a
)
Plasma hiv-RNA
Gemiddelde
verandering t.o.v.
CD4-celtelling bij
aanvang
cellen/mm
3
(S.E.M.
c
)
48 weken
187
(11,8)
177
(11,3)
153
(12,3)
< 400 kopieën/ml
(95 %-BI
b
)
Behandeling
d
n
48 weken
67 %
(60 %, 73 %)
54 %
(47 %, 61 %)
45 %
(38 %, 52 %)
< 50 kopieën/ml
(95 %-BI
b
)
48 weken
62 %
(55 %, 69 %)
48 %
(41 %, 55 %)
40 %
(34 %, 47 %)
EFV + ZDV + 202
3TC
EFV + IDV
IDV +
ZDV + 3TC
a
b
c
d
206
206
NC = F, noncompleter = failure.
BI, betrouwbaarheidsinterval.
S.E.M., standard error of the mean.
EFV, efavirenz; ZDV, zidovudine; 3TC, lamivudine; IDV, indinavir.
De langetermijnresultaten na 168 weken van studie 006 (respectievelijk 160 patiënten voltooiden de
studie op behandeling met EFV + IDV, 196 patiënten met EFV + ZDV + 3TC en 127 patiënten met
IDV + ZDV + 3TC) suggereren dat de respons aanhoudt voor het aandeel patiënten met een hiv-RNA
< 400 kopieën/ml, hiv-RNA < 50 kopieën/ml en wat betreft gemiddelde verandering ten opzichte van
CD4-celtelling bij baseline.
Tabel 4 toont de werkzaamheidsresultaten voor studies ACTG 364 en 020. Aan studie ACTG 364
namen 196 patiënten deel die met NRTI's waren behandeld maar niet met PI's of NNRTI's. Aan studie
020 namen 327 patiënten deel die met NRTI's waren behandeld maar niet met PI's of NNRTI's. Artsen
mochten de NRTI-behandeling van hun patiënten bij inclusie in de studie veranderen. De responder
rates waren het hoogst bij patiënten bij wie de NRTI's werden geswitcht.
30
Tabel 4: Werkzaamheidsresultaten voor studies ACTG 364 en 020
Responder rates (NC = F
a
)
Plasma-hiv-RNA
Studienummer/
Behandeling
b
Studie ACTG 364
48 weken
EFV + NFV + NRTI's
EFV + NRTI's
NFV + NRTI's
Studie 020
24 weken
EFV + IDV + NRTI's
IDV + NRTI's
a
b
Gemiddelde verandering
t.o.v. CD4-celtelling bij
aanvang
Cellen/mm
3
(S.E.M.
d
)
n
%
(95 %-BI
c
)
%
(95 %-BI)
< 500 kopieën/ml
65
65
66
70
58
30
(59, 82)
(46, 70)
(19, 42)
< 50 kopieën/ml
---
---
---
---
---
---
107
114
94
(17,9)
(21,0)
(13,6)
< 400 kopieën/ml
157
170
60
51
(52, 68)
(43, 59)
< 50 kopieën/ml
49
38
(41, 58)
(30, 45)
104
77
(9,1)
(9,9)
NC = F, noncompleter = failure.
EFV, efavirenz; ZDV, zidovudine; 3TC, lamivudine; IDV, indinavir; NRTI, nucleoside reverse transcriptase inhibitor;
NFV, nelfinavir.
c
BI, betrouwbaarheidsinterval voor aandeel reagerende patiënten.
d
S.E.M., standard error of the mean.
---, niet verricht.
Pediatrische patiënten:
ACTG 382 is een lopende ongecontroleerde studie van 57 met NRTI
behandelde pediatrische patiënten (3 - 16 jaar) om de farmacokinetiek, de antivirale activiteit en de
veiligheid van efavirenz in combinatie met nelfinavir (20 - 30 mg/kg driemaal per dag) en een of meer
NRTI te bepalen. De aanvangsdosis efavirenz was het equivalent van een dosis 600 mg (aangepast
volgens de berekende lichaamsgrootte op basis van gewicht). De responspercentages, gebaseerd op de
NC = F analyse van het percentage patiënten met plasma-hiv-RNA < 400 kopieën/ml na 48 weken
was 60 % (95 %, BI 47, 72), en 53 % (BI 40, 66) gebaseerd op het percentage patiënten met een
plasma-hiv-RNA < 50 kopieën/ml. De gemiddelde CD4-celtelling was ten opzichte van de
uitgangswaarde met 63 ± 34,5 cellen/mm³ verhoogd. De reactie hield even lang aan als bij volwassen
patiënten.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Vijf uur na orale toediening van een enkelvoudige dosis van 100 mg tot 1.600 mg werden bij
niet-geïnfecteerde vrijwilligers maximale efavirenzconcentraties van 1,6 - 9,1
M vastgesteld.
Dosisafhankelijke stijgingen van de C
max
en de AUC werden waargenomen bij doses tot 1.600 mg. De
stijgingen waren minder dan proportioneel, wat wijst op een verminderde absorptie bij hogere doses.
De tijd tot de piekplasmaconcentratie (3 - 5 uur) veranderde niet na meervoudige dosering, en steady
state plasmaconcentraties werden bereikt na 6 - 7 dagen.
Bij hiv-geïnfecteerde patiënten in steady state waren de gemiddelde C
max
-, gemiddelde C
min
-, en
gemiddelde AUC-waarden lineair bij dagdoses van 200 mg, 400 mg en 600 mg. Bij 35 patiënten die
eenmaal per dag 600 mg efavirenz kregen was de steady state C
max
12,9 ± 3,7 µM (29 %) [gemiddelde
± S.D. (% C.V.), de steady state C
min
was 5,6 ± 3,2 µM (57 %) en de AUC was 184 ± 73 µM
uur
(40 %).
Invloed van voedsel
De AUC en C
max
van een eenmalige dosis 240 mg efavirenz drank bij niet-geïnfecteerde volwassen
vrijwilligers werden door toediening met een vetrijke maaltijd met respectievelijk 30 % en 43 %
verhoogd in vergelijking met toediening op de nuchtere maag.
31
Distributie
Efavirenz bindt zich sterk (ongeveer 99,5 - 99,75 %) aan humane plasmaeiwitten, hoofdzakelijk
albumine. Bij hiv-1-geïnfecteerde patiënten (n = 9) die eenmaal daags 200 mg tot 600 mg efavirenz
kregen gedurende minstens één maand, varieerden de concentraties in het cerebrospinaal vocht van
0,26 tot 1,19 % (gemiddeld 0,69 %) van de overeenkomstige plasmaconcentratie. Deze verhouding is
ongeveer driemaal hoger dan de niet-eiwitgebonden (vrije) fractie van efavirenz in plasma.
Biotransformatie
Onderzoek bij mensen en
in vitro-onderzoek
met humane levermicrosomen hebben aangetoond dat
efavirenz hoofdzakelijk wordt gemetaboliseerd door het cytochroom P450-systeem tot
gehydroxyleerde metabolieten die vervolgens geglucuronideerd worden. Deze metabolieten zijn
onwerkzaam tegen hiv-1. De
in vitro-studies
doen vermoeden dat CYP3A4 en CYP2B6 de
belangrijkste isozymen voor de metabolisatie van efavirenz zijn en dat efavirenz de P450-isozymen
2C9, 2C19 en 3A4 remde. Bij
in vitro-studies
bleek efavirenz CYP2E1 niet te remmen en CYP2D6 en
CYP1A2 alleen bij concentraties die veel hoger waren dan de klinische.
De plasmablootstelling aan efavirenz kan verhoogd zijn bij patiënten met de homozygote genetische
variant G516T van het iso-enzym CYP2B6. De klinische implicaties van een dergelijke associatie zijn
onbekend. Het kan echter niet worden uitgesloten dat de bijwerkingen die met efavirenz gepaard gaan
daardoor frequenter en ernstiger kunnen zijn.
Men heeft aangetoond dat efavirenz CYP3A4 en CYP2B6 induceert, en zo zijn eigen metabolisme
induceert, hetgeen bij sommige patiënten klinisch relevant kan zijn. Meerdere doses van 200 - 400 mg
per dag gedurende 10 dagen resulteerden bij niet-geïnfecteerde vrijwilligers in een lagere accumulatie
(22 - 42 % lager) dan voorspeld en een kortere terminale halfwaardetijd dan bij toediening van een
enkelvoudige dosis (zie hieronder). Men heeft ook aangetoond dat efavirenz UGT1A1 induceert.
Blootstellingen aan raltegravir (een UGT1A1-substraat) zijn verlaagd met efavirenz (zie rubriek 4.5,
tabel 2).
Alhoewel
in vitro-gegevens
wijzen op remming van CYP2C9 en CYP2C19 door efavirenz, zijn er
tegenstrijdige meldingen van zowel verhoogde als verlaagde blootstellingen aan substraten van deze
enzymen bij gelijktijdig gebruik met efavirenz
in vivo.
Het netto-effect van gelijktijdig gebruik is niet
duidelijk.
Eliminatie
Efavirenz heeft een relatief lange terminale halfwaardetijd van ten minste 52 uur na enkelvoudige
doses, en 40 - 55 uur na meervoudige doses. Ongeveer 14 - 34 % van een radioactief gemerkte dosis
efavirenz werd in de urine teruggevonden en minder dan 1 % van de dosis werd als ongewijzigd
efavirenz in urine uitgescheiden.
Leverfunctiestoornis
Bij een onderzoek met een enkelvoudige dosis was bij de enige patiënt met een ernstige
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie C) de halfwaardetijd verdubbeld, waardoor een veel
hogere mate van accumulatie zou kunnen optreden. Een onderzoek met meervoudige doses liet geen
significant effect zien op de farmacokinetiek van efavirenz bij patiënten met een lichte
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie A) in vergelijking met de controlegroep. Er waren
onvoldoende gegevens om te bepalen of matig-ernstige of ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-
classificatie B of C) invloed heeft op de farmacokinetiek van efavirenz.
32
Geslacht, ras, ouderen
Hoewel men uit de beperkte gegevens kan opmaken dat vrouwen en patiënten uit Azië en de eilanden
van de Stille Zuidzee een hogere blootstelling aan efavirenz hebben, lijken zij efavirenz niet slechter te
verdragen. Bij ouderen zijn geen farmacokinetische studies verricht.
Pediatrische patiënten
Bij 17 kinderen die een experimentele drank kregen die overeenkwam met de op de markt verkrijgbare
toedieningsvorm, zodanig op basis van lichaamsgrootte aangepast dat het equivalent was aan de
capsuledosis van 600 mg voor volwassenen, was de C
max
in steady state 11,8
state 5,2
M, de C
min
in steady
M, en de AUC 188
M.h. In de subgroep van 6 kinderen van 3 - 5 jaar die zich aan het
behandelingsschema hielden, was de gemiddelde AUC 147
M.h. Dit was 23 % lager dan verwacht.
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Daarom bevat Tabel 1 voor deze jonge kinderen een hogere aanbevolen dosering efavirenz drank.
5.3
Efavirenz was niet mutageen of clastogeen bij conventionele genotoxiciteitsanalyses.
Bij ratten induceerde efavirenz foetale resorptie. Bij 3 van de 20 foetussen/neonati van met efavirenz
behandelde cynomolgusapen, die doseringen kregen resulterend in plasma-efavirenzconcentraties
overeenkomend met die bij mensen, werden misvormingen waargenomen. Anencefalie en unilaterale
anoftalmie met secundaire vergroting van de tong werden bij één foetus waargenomen, microftalmie
bij een andere foetus, en een gespleten gehemelte bij een derde foetus. Er werden geen misvormingen
waargenomen bij foetussen van met efavirenz behandelde ratten en konijnen.
Biliaire hyperplasie werd waargenomen in cynomolgusapen die ≥
1 jaar efavirenz kregen in een dosis
die resulteert in gemiddelde AUC-waarden die ongeveer 2 maal groter zijn dan die bij mensen die de
aanbevolen dosering kregen. Na stopzetting van de toediening werd regressie van biliaire hyperplasie
gezien. Biliaire fibrose is waargenomen bij ratten. Bij sommige apen die efavir
enz ≥
1 jaar kregen in
doses die leidden tot plasma-AUC-waarden die 4 tot 13 maal hoger waren dan die bij mensen die de
aanbevolen dosis kregen, zijn niet-aanhoudende convulsies waargenomen (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
In carcinogeniciteitsonderzoek bij muizen werd een hogere incidentie van lever- en longtumoren
waargenomen bij de wijfjes maar niet bij de mannetjes. Het mechanisme van de tumorvorming en de
relevantie ervan voor mensen zijn niet bekend.
Carcinogeniciteitsstudies bij mannetjesmuizen en mannetjes- en wijfjesratten waren negatief. Hoewel
het carcinogene potentieel bij mensen onbekend is, maken deze gegevens aannemelijk dat het klinisch
gunstige effect van efavirenz zwaarder weegt dan het potentiële carcinogene risico voor mensen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Medium-chaintriglyceriden
Benzoëzuur (E210)
Aardbei/pepermuntsmaak [met benzylalcohol (E1519) en propyleenglycol (E1520)].
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
3 jaar.
Houdbaarheid
33
Na de eerste opening: 1 maand.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
HDPE flesjes met kindveilige polypropyleen sluiting met 180 ml drank. Verpakking bevat mondspuit
met een in de fleshals te bevestigen verbindingsstuk.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Geen bijzondere vereisten voor verwijdering.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/005
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 28 mei 1999
Datum van laatste verlenging: 23 april 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
34
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 600 mg efavirenz.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 249,6 mg lactose (als monohydraat).
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 50 mg efavirenz.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 20,8 mg lactose (als monohydraat).
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 200 mg efavirenz.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 83,2 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
Donkergeel, capsulevormig, met aan één zijde
‘
225
’
ingeslagen.
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
Geel, rond, met aan één zijde
‘113’
ingeslagen.
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
Geel, rond, met aan één zijde
‘
22
3’
ingeslagen.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
STOCRIN is aangewezen bij antivirale combinatiebehandelingen van met humaan
immunodeficiëntievirus (hiv-1) geïnfecteerde volwassenen, adolescenten en kinderen van 3 jaar en
ouder.
STOCRIN is niet voldoende bestudeerd bij patiënten met gevorderde hiv-ziekte, dat wil zeggen bij
patiënten met een CD4-celtelling < 50 cellen/mm
3
, of na een falende proteaseremmer (PI)-bevattende
behandeling. Hoewel er geen kruisresistentie van efavirenz met PI's is vastgesteld, zijn er momenteel
onvoldoende gegevens over de werkzaamheid van een combinatietherapie met een PI als die wordt
ingesteld nadat een STOCRIN-bevattende behandeling heeft gefaald.
35
Voor een overzicht van de klinische en farmacodynamische informatie, zie rubriek 5.1.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De therapie moet worden ingesteld door een arts die ervaring heeft met de behandeling van
hiv-infecties.
Dosering
Efavirenz moet in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen worden toegediend (zie
rubriek 4.5).
Om de verdraagbaarheid van bijwerkingen aan het zenuwstelsel te verbeteren wordt toediening voor
het slapen gaan aanbevolen (zie rubriek 4.8).
Volwassenen
De aanbevolen dosering van efavirenz in combinatie met nucleoside analoge reverse
transcriptaseremmers (NRTI's) met of zonder een PI (zie rubriek 4.5) is 600 mg oraal eenmaal daags.
Dosisaanpassing
Als efavirenz gelijktijdig wordt toegediend met voriconazol, moet de onderhoudsdosering voriconazol
verhoogd worden naar 400 mg tweemaal daags (om de twaalf uur) en moet de dosis efavirenz
verminderd worden met 50 % naar 300 mg eenmaal daags. Als de behandeling met voriconazol wordt
stopgezet, moet de begindosis efavirenz weer worden hervat (zie rubriek 4.5).
Als efavirenz gelijktijdig wordt toegediend met rifampicine bij patiënten die 50 kg of meer wegen, kan
verhoging van de dosis efavirenz naar 800 mg/dag worden overwogen (zie rubriek 4.5).
Kinderen en adolescenten (3 tot 17 jaar)
De aanbevolen dosis efavirenz in combinatie met een PI en/of NRTI's voor patiënten tussen 3 en
17 jaar staat vermeld in tabel 1. Efavirenz tabletten mogen alleen worden toegediend aan kinderen die
goed in staat zijn de tabletten door te slikken.
Tabel 1: Eenmaaldaagse dosering bij kinderen
Lichaamsgewicht
kg
13 tot < 15
15 tot < 20
20 tot < 25
25 tot < 32,5
32,5 tot < 40
Efavirenz
Dosis (mg)
200
250
300
350
400
600
40
* Filmomhulde tabletten efavirenz van 50 mg, 200 mg en 600 mg zijn verkrijgbaar.
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
De farmacokinetiek van efavirenz is niet onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie; echter,
minder dan 1 % van een dosis efavirenz wordt onveranderd in de urine uitgescheiden, zodat de invloed
van een nierfunctiestoornis op de uitscheiding van efavirenz minimaal zou moeten zijn (zie
rubriek 4.4).
36
Leverfunctiestoornis
Patiënten met een lichte leverziekte kunnen worden behandeld met de dosering efavirenz die
normaliter voor hen wordt aanbevolen. De patiënten moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op
dosisafhankelijke bijwerkingen, vooral symptomen met betrekking tot het zenuwstelsel (zie
rubrieken 4.3 en 4.4).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van efavirenz bij kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg
wegen zijn nog niet vastgesteld. De op dit moment beschikbare gegevens worden beschreven in
rubrieken 4.8, 5.1 en 5.2, maar een aanbeveling voor een dosering kan niet worden gegeven.
Wijze van toediening
Aanbevolen wordt STOCRIN op de lege maag in te nemen. De verhoogde concentraties efavirenz die
na toediening van STOCRIN met voedsel optreden, kunnen de frequentie van bijwerkingen verhogen
(zie rubrieken 4.4 en 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie C) (zie rubriek 5.2).
Gelijktijdig gebruik met terfenadine, astemizol, cisapride, midazolam, triazolam, pimozide, bepridil of
ergotalkaloïden (bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine, ergonovine en methylergonovine),
omdat competitie door efavirenz om CYP3A4 kan resulteren in een inhibitie van het metabolisme en
potentieel ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen kan uitlokken [bijvoorbeeld
hartritmestoornis, langdurige sedatie of respiratoire depressie] (zie rubriek 4.5).
Kruidenpreparaten met sint-janskruid (Hypericum
perforatum),
gezien de kans op een verlaagde
plasmaconcentratie en verminderd klinisch effect van efavirenz (zie rubriek 4.5).
Patiënten met:
-
een familiegeschiedenis van plotselinge dood of van aangeboren verlenging van het
QTc-interval in elektrocardiogrammen, of met een andere klinische aandoening die bekend staat
om verlenging van het QTc-interval.
-
een geschiedenis van symptomatische hartritmestoornissen of met klinisch relevante
bradycardie of met congestief hartfalen samen met een gereduceerde
linkerventrikelejectiefractie.
-
ernstige verstoringen van de elektrolytenbalans, bijvoorbeeld hypokaliëmie of
hypomagnesiëmie.
Patiënten die geneesmiddelen gebruiken waarvan bekend is dat die het QTc-interval verlengen (pro-
aritmica).
Deze geneesmiddelen omvatten:
-
klasse IA- en III-geneesmiddelen tegen hartritmestoornis,
-
antipsychotica, antidepressiva,
-
bepaalde antibiotica waaronder stoffen die behoren tot de volgende klassen: macroliden,
fluoroquinolonen, antischimmelmiddelen uit de imidazool- en triazoolgroep,
-
bepaalde niet-sederende antihistaminica (terfenadine, astemizol),
-
cisapride,
-
flecaïnide,
-
bepaalde antimalariamiddelen,
-
methadon.
Gelijktijdige toediening met elbasvir/grazoprevir vanwege de verwachte significante afname van de
plasmaconcentraties van elbasvir en grazoprevir (zie rubriek 4.5). Dit effect is het gevolg van de
37
inductie van CYP3A4 of P-gp door efavirenz en resulteert naar verwachting in een lagere virologische
respons op elbasvir/grazoprevir.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Efavirenz mag niet als monotherapie voor een hiv-behandeling worden gebruikt en mag evenmin als
enig geneesmiddel worden toegevoegd aan een behandeling die niet het gewenste resultaat oplevert.
Bij gebruik van efavirenz als monotherapie kan het virus snel resistent worden. Bij de keuze van
nieuwe antiretrovirale middelen voor combinatietherapie met efavirenz moet rekening worden
gehouden met mogelijke virale kruisresistentie (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdige toediening van efavirenz met een vaste combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en
tenofovirdisoproxil wordt niet aanbevolen tenzij het noodzakelijk is voor dosisaanpassing
(bijvoorbeeld met rifampicine).
Gelijktijdige toediening van glecaprevir/pibrentasvir met efavirenz kan plasmaconcentraties van
glecaprevir en pibrentasvir significant verlagen. Dit leidt tot een verminderd therapeutisch effect.
Gelijktijdige toediening van glecaprevir/pibrentasvir met efavirenz wordt niet aanbevolen (zie
rubriek 4.5).
Gelijktijdig gebruik van
ginkgo biloba-extracten
wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.5).
Bij het voorschrijven van geneesmiddelen die gelijktijdig met efavirenz worden ingenomen dient de
arts de betreffende productinformatie te raadplegen.
Hoewel bewezen is dat effectieve virale suppressie met antiretrovirale behandeling het risico van
seksuele overdracht substantieel vermindert, kan een nog aanwezig risico niet worden uitgesloten.
Voorzorgsmaatregelen om overdracht te voorkomen dienen te worden genomen in overeenstemming
met nationale richtlijnen.
Als een antiretroviraal geneesmiddel in een combinatietherapie vanwege vermoedelijke intolerantie
wordt onderbroken, moet men ernstig overwegen om gelijktijdig alle andere antiretrovirale
geneesmiddelen te stoppen. Toediening van de antiretrovirale geneesmiddelen moet gelijktijdig
worden hervat zodra intolerantieproblemen zijn verdwenen. Een intermitterende monotherapie of
hervatting van de verschillende antiretrovirale geneesmiddelen op verschillende tijdstippen wordt niet
aanbevolen vanwege verhoogd risico op selectie van resistent virus.
Uitslag
Lichte tot matige huiduitslag is waargenomen tijdens klinische studies met efavirenz en verdwijnt
gewoonlijk bij voortzetting van de therapie. Geschikte antihistaminica en/of corticosteroïden kunnen
de tolerantie verbeteren en de uitslag sneller doen verdwijnen. Ernstige huiduitslag met blaren,
vochtige desquamatie of ulceratie is waargenomen bij minder dan 1 % van de patiënten die met
efavirenz zijn behandeld. De incidentie van erythema multiforme of Stevens-Johnsonsyndroom was
ongeveer 0,1 %. Therapie met efavirenz moet worden stopgezet als de patiënten een ernstige uitslag
vertonen met blaren, desquamatie, mucosaletsels of koorts. Bij onderbreking van de behandeling met
efavirenz moet ook worden overwogen de andere antiretrovirale medicatie te onderbreken om te
vermijden dat het virus resistent wordt (zie rubriek 4.8).
Ervaring met efavirenz bij patiënten die stopten met andere antiretrovirale middelen uit de NNRTI-
klasse is beperkt (zie rubriek 4.8). Efavirenz wordt niet aanbevolen bij patiënten die een
levensbedreigende huidreactie (bijvoorbeeld Stevens-Johnsonsyndroom) kregen bij gebruik van een
andere NNRTI.
38
Psychische symptomen
Bij patiënten die met efavirenz zijn behandeld, zijn psychische bijwerkingen gemeld. Patiënten met
een voorgeschiedenis van psychische aandoeningen lijken een groter risico te hebben op deze ernstige
psychische bijwerkingen. Met name kwam ernstige depressie bij degenen met depressie in de
voorgeschiedenis vaker voor. Sinds de introductie van het product zijn er ook meldingen van ernstige
depressie, overlijden door zelfdoding, waanvoorstellingen, psychoseachtig gedrag en katatonie.
Patiënten moet het advies gegeven worden dat als zij symptomen krijgen zoals ernstige depressie,
psychose of suïcidale gedachten, zij direct contact moeten opnemen met hun arts om na te gaan of
deze symptomen mogelijk verband houden met het gebruik van efavirenz en zo ja, vast te stellen of de
risico’s van voortgezet gebruik zwaarder wegen dan de gunstige effecten (zie rubriek
4.8).
Neurologische symptomen
Symptomen waaronder, maar niet beperkt tot, duizeligheid, slapeloosheid, sufheid,
concentratiestoornissen en abnormaal dromen zijn vaak gemelde bijwerkingen bij patiënten die in
klinisch onderzoek efavirenz 600 mg/dag kregen (zie rubriek 4.8). Neurologische symptomen
beginnen meestal tijdens de eerste dag of de eerste twee dagen van de behandeling en verdwijnen over
het algemeen na de eerste 2
–
4 weken. Patiënten moeten worden geïnformeerd dat als deze
veelvoorkomende verschijnselen optreden, deze meestal bij voortzetting van de therapie verbeteren en
dat deze niet het optreden van de minder vaak voorkomende psychische bijwerkingen in een later
stadium voorspellen.
Laat optredende neurotoxiciteit waaronder ataxie en encefalopathie (verminderd bewustzijn,
verwardheid, psychomotorische vertraging, psychose, delirium) kan maanden tot jaren na het begin
van de behandeling met efavirenz optreden. Sommige gevallen van laat optredende neurotoxiciteit
kwamen voor bij patiënten met genetische CYP2B6-polymorfismen die in verband worden gebracht
met verhoogde efavirenzspiegels, ondanks een standaarddosering van Stocrin. Patiënten met klachten
en verschijnselen van ernstige neurologische bijwerkingen moeten meteen onderzocht worden om te
beoordelen of deze gevallen mogelijk gerelateerd zijn aan het gebruik van efavirenz, en of het
stopzetten van Stocrin gerechtvaardigd is.
Toevallen
Bij patiënten die efavirenz kregen zijn convulsies waargenomen, meestal bij een bekende
voorgeschiedenis van toevallen. Bij patiënten die gelijktijdig anticonvulsiva krijgen die voornamelijk
door de lever worden gemetaboliseerd, zoals fenytoïne, carbamazepine en fenobarbital, kan het nodig
zijn periodiek de plasmaconcentraties te controleren. In een geneesmiddelinteractieonderzoek waren
bij gelijktijdige toediening van carbamazepine met efavirenz de plasmaconcentraties carbamazepine
verlaagd (zie rubriek 4.5). Bij alle patiënten met toevallen in de voorgeschiedenis moet
voorzichtigheid worden betracht.
Bijwerkingen op de lever
Er waren enkele meldingen van leverfalen sinds de introductie van het product bij patiënten zonder
eerder bestaande leveraandoening of andere identificeerbare risicofactoren (zie rubriek 4.8). Controle
van leverenzymen moet worden overwogen bij patiënten zonder eerder bestaand leverfunctiestoornis
of andere risicofactoren.
QTc-verlenging
QTc-interval is waargenomen bij gebruik van efavirenz (zie rubrieken 4.5 en 5.1).
Overweeg alternatieven voor efavirenz wanneer dit wordt toegediend samen met een geneesmiddel
met een bekend risico op torsade de pointes of wanneer toegediend aan patiënten met een verhoogd
risico op torsade de pointes.
39
Effect van voedsel
De toediening van efavirenz met voedsel kan de blootstelling aan efavirenz verhogen (zie rubriek 5.2)
en kan tot een hogere frequentie van ongewenste effecten leiden (zie rubriek 4.8). Aanbevolen wordt
efavirenz op de lege maag in te nemen, bij voorkeur voor het slapen gaan.
Immuunreactiveringssyndroom
Bij met hiv geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie
(CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op
asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen voordoen die tot ernstige klinische
manifestaties of verergering van de symptomen kan leiden. Dergelijke reacties zijn vooral in de eerste
weken of maanden na het starten van CART gezien. Relevante voorbeelden zijn cytomegalovirus
retinitis, gegeneraliseerde en/of focale mycobacteriële infecties en door
Pneumocystis jiroveci
(voorheen
Pneumocystis carinii)
veroorzaakte pneumonie. Alle symptomen van de ontsteking moeten
worden beoordeeld en zo nodig dient een behandeling te worden ingesteld. Van auto-immuunziekten
(zoals de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) is ook gerapporteerd dat ze in een setting van
immuunreactivering kunnen optreden; de gerapporteerde tijd tot het begin van de ziekte is echter
variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden.
Gewicht en metabole parameters
Een gewichtstoename en een stijging van de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen tijdens
antiretrovirale behandeling optreden. Zulke veranderingen kunnen gedeeltelijk samenhangen met het
onder controle brengen van de ziekte en de levensstijl. Voor lipiden is er in sommige gevallen bewijs
voor een effect van de behandeling, terwijl er voor gewichtstoename geen sterk bewijs is dat het aan
een specifieke behandeling gerelateerd is. Voor het controleren van de serumlipiden en bloedglucose
wordt verwezen naar de vastgestelde hiv-behandelrichtlijnen. Lipidestoornissen moeten worden
behandeld waar dat klinisch aangewezen is.
Osteonecrose
Hoewel men aanneemt dat bij de etiologie vele factoren een rol spelen (waaronder gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie, hoge Body Mass Index), zijn gevallen
van osteonecrose vooral gemeld bij patiënten met gevorderde hiv-infectie en/of langdurige
blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie (CART). Patiënten moet worden aangeraden om
een arts te raadplegen wanneer hun gewrichten pijnlijk zijn of stijf worden of wanneer zij moeilijk
kunnen bewegen.
Speciale populaties
Leverziekte
Efavirenz is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.3
en 5.2) en wordt niet aanbevolen bij patiënten met matige leverfunctiestoornis omdat er onvoldoende
gegevens zijn om vast te stellen of dosisaanpassing noodzakelijk is. Aangezien efavirenz in hoge mate
door cytochroom P450 wordt gemetaboliseerd en vanwege de beperkte klinische ervaring bij patiënten
met een chronische leverziekte, moet efavirenz met de nodige omzichtigheid worden toegepast bij
patiënten met een lichte leverfunctiestoornis. Patiënten moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op
dosis-afhankelijke bijwerkingen, vooral neurologische symptomen. De leveraandoening moet
periodiek door middel van laboratoriumonderzoek worden gecontroleerd (zie rubriek 4.2).
De veiligheid en werkzaamheid van efavirenz zijn niet vastgesteld bij patiënten met ernstige
onderliggende leveraandoeningen. Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld
met antiretrovirale combinatietherapie hebben een verhoogd risico op ernstige en mogelijk fatale
leverbijwerkingen. Patiënten met een eerder bestaande leverdysfunctie waaronder chronische actieve
hepatitis hebben bij antiretrovirale combinatietherapie een hogere frequentie van
leverfunctiestoornissen en moeten volgens de gangbare praktijk worden gecontroleerd. Als er
40
aanwijzingen zijn dat de leveraandoening verergert of bij aanhoudende verhoging van de
serumtransaminasen tot meer dan vijfmaal de bovenste normaalwaarde, moet het voordeel van
voort
gezette behandeling met efavirenz worden afgewogen tegen de mogelijke risico’s van
aanzienlijke levertoxiciteit. Bij dergelijke patiënten moet onderbreking of stopzetting van de
behandeling worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Bij patiënten die worden behandeld met andere geneesmiddelen die tot levertoxiciteit kunnen leiden,
wordt controle van de leverenzymen ook aanbevolen. Bij gelijktijdige antivirale therapie voor hepatitis
B of C, zie ook de relevante productinformatie voor deze geneesmiddelen.
Nierinsufficiëntie
De farmacokinetiek van efavirenz werd niet onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie; minder
dan 1 % van een dosis efavirenz wordt echter onveranderd in de urine uitgescheiden, zodat de invloed
van een eventuele nierinsufficiëntie op de eliminatie van efavirenz waarschijnlijk minimaal is (zie
rubriek 4.2). Er is geen ervaring bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis; bij deze populatie
wordt zorgvuldige controle aanbevolen.
Ouderen
In klinische studies zijn er onvoldoende aantallen ouderen geëvalueerd om te kunnen bepalen of hun
respons anders is dan die van jongere patiënten.
Pediatrische patiënten
Efavirenz werd niet geëvalueerd bij kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen.
Daarom mag efavirenz niet worden gegeven aan kinderen die jonger dan 3 jaar zijn.
Tijdens een behandelingsperiode van 48 weken werd huiduitslag gemeld bij 26 van de 57 (46 %) met
efavirenz behandelde kinderen en deze was bij drie patiënten ernstig. Profylaxe met geschikte
antihistaminica kan overwogen worden alvorens een behandeling met efavirenz bij kinderen in te
stellen.
Lactose
Patiënten met de zeldzame erfelijke aandoeningen galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of
glucose-galactosemalabsorptie mogen dit geneesmiddel niet gebruiken. Personen met deze
aandoeningen kunnen efavirenz drank gebruiken. Deze bevat geen lactose.
Natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per filmomhulde tablet, dat wil zeggen dat het
in wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Efavirenz is een
in vivo-inductor
van CYP3A4, CYP2B6 en UGT1A1. De plasmaconcentraties van
verbindingen die substraten zijn van deze enzymen, kunnen verlaagd worden bij gelijktijdig gebruik
met efavirenz.
In vitro
is efavirenz ook een remmer van CYP3A4. Theoretisch kan efavirenz daarom
bij aanvang de blootstelling aan CYP3A4-substraten verhogen en voorzichtigheid is gepast bij
CYP3A4-substraten met een nauwe therapeutische breedte (zie rubriek 4.3). Efavirenz kan een
inductor zijn van CYP2C19 en CYP2C9; remming is echter ook waargenomen
in vitro
en het netto-
effect van gelijktijdig gebruik met substraten van deze enzymen is niet duidelijk (zie rubriek 5.2).
De blootstelling aan efavirenz kan verhoogd worden bij gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen
(bijvoorbeeld ritonavir) of voedsel (bijvoorbeeld grapefruitsap) die de activiteit van CYP3A4 of
CYP2B6 remmen.
Verbindingen of kruidenpreparaten (bijvoorbeeld
ginkgo biloba-extracten
of sint-janskruid) die deze
enzymen induceren, kunnen leiden tot verminderde plasmaconcentraties van efavirenz. Gelijktijdig
41
gebruik van sint-janskruid is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3). Gelijktijdig gebruik van
ginkgo
biloba-extracten
wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Gelijktijdig gebruik van efavirenz met metamizol, een inductor van metaboliserende enzymen
waaronder CYP2B6 en CYP3A4, kan een vermindering veroorzaken in plasmaconcentraties van
efavirenz en mogelijk een verlaging in klinische werkzaamheid. Daarom moet men voorzichtig zijn
wanneer metamizol en efavirenz gelijktijdig gebruikt worden; klinische respons en/of
geneesmiddelconcentraties moeten zo nodig worden gecontroleerd.
QT-verlengende geneesmiddelen
Efavirenz is gecontra-indiceerd bij gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen (die mogelijk een
verlenging van het QTc-interval veroorzaken en torsade de pointes) zoals: klasse IA- of III-
geneesmiddelen tegen hartritmestoornis, antipsychotica en antidepressiva, bepaalde antibiotica
waaronder stoffen die behoren tot de volgende klassen: macroliden, fluoroquinolonen, imidazolen en
triazolen antischimmelmiddelen, bepaalde niet-sederende antihistaminica (terfenadine, astemizol),
cisapride, flecaïnide, bepaalde antimalariamiddelen en methadon (zie rubriek 4.3).
Pediatrische patiënten
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Contra-indicaties bij gelijktijdig gebruik
Efavirenz mag niet gelijktijdig worden toegediend met terfenadine, astemizol, cisapride, midazolam,
triazolam, pimozide, bepridil of ergotalkaloïden (bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine,
ergonovine en methylergonovine), omdat inhibitie van het metabolisme van deze stoffen kan leiden tot
ernstige, levensbedreigende bijwerkingen. (zie rubriek 4.3).
Efavirenz mag niet worden toegediend met elbasvir/grazoprevir in verband met een verwachte
significante afname van de plasmaconcentraties van elbasvir en grazoprevir, die veroorzaakt wordt
door de inductie van geneesmiddelmetaboliserende enzymen en/of transporteiwitten, waardoor een
verlies van de virologische respons op elbasvir/grazoprevir verwacht wordt (zie rubriek 4.5).
Sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
Gelijktijdige toediening van efavirenz en sint-janskruid of kruidenpreparaten met sint-janskruid is
gecontra-indiceerd. De plasmaconcentraties van efavirenz kunnen door gelijktijdig gebruik van sint-
janskruid worden verlaagd als gevolg van inductie van geneesmiddelmetaboliserende enzymen en/of
transporteiwitten door sint-janskruid. Als een patiënt al sint-janskruid gebruikt, stop dan het sint-
janskruid, controleer de virusconcentratie en zo mogelijk de concentratie efavirenz. Na stopzetting van
het sint-janskruid kan de concentratie efavirenz stijgen en moet mogelijk de dosis efavirenz worden
aangepast. Het inducerende effect van sint-janskruid kan tot zeker twee weken na stopzetting van de
behandeling voortduren (zie rubriek 4.3).
Andere interacties
Interacties tussen efavirenz en proteaseremmers, antiretrovirale middelen behalve proteaseremmers en
andere niet-antiretrovirale geneesmiddelen staan in Tabel 2 hieronder (verhoging wordt aangegeven
met "
↑", verlaging met "↓", geen verandering met "↔", en eenmalig om de 8 of 12
uur als "q8h"of
"q12h"). Waar een 90 %- of 95 %-betrouwbaarheidsinterval bekend is, staat dit tussen haakjes. Tenzij
anders aangegeven zijn de onderzoeken bij gezonde proefpersonen verricht.
42
Tabel 2: Interacties tussen efavirenz en andere geneesmiddelen bij volwassenen
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
ANTI-INFECTIVA
Anti-hiv-middelen
Proteaseremmers (PI)
Atazanavir/ritonavir/efavirenz
(400 mg 1 dd/100 mg 1 dd/600 mg
1 dd, alle met voedsel toegediend)
Atazanavir/ritonavir/efavirenz
(400 mg 1 dd/200 mg 1 dd/600 mg
1 dd, alle met voedsel toegediend)
Atazanavir (pm):
Gelijktijdige toediening van
efavirenz met atazanavir/ritonavir
wordt niet aanbevolen. Als atazanavir
samen met een NNRTI moet worden
toegediend, kan verhoging van de
dosis van zowel atazanavir als
ritonavir naar 400 mg resp. 200 mg
in combinatie met efavirenz worden
overwogen met zorgvuldige klinische
controle.
AUC: ↔* (↓ 9 tot ↑
10)
C
max
: ↑
17
%* (↑ 8 tot ↑
27)
C
min
: ↓
42
%* (↓ 31 tot ↓
51)
Atazanavir (pm):
AUC: ↔*/** (↓ 10 tot ↑
26)
C
max
: ↔*/** (↓ 5 tot ↑
26)
C
min
: ↑ 12 %*/** (↓
16 tot
↑
49)
(CYP3A4-inductie).
* Bij vergelijking met
atazanavir 300 mg/ritonavir
100 mg 1 dd 's avonds zonder
efavirenz. Deze verlaging van
de C
min
van atazanavir kan een
negatief effect hebben op de
werkzaamheid van atazanavir.
** Gebaseerd op historische
vergelijking.
Darunavir/ritonavir/efavirenz
(300 mg 2 dd*/100 mg 2 dd/600 mg
1 dd)
*lager dan de aanbevolen doses,
soortgelijke bevindingen worden
verwacht met de aanbevolen doses.
Darunavir:
AUC
: ↓ 13
%
C
min
: ↓ 31
%
C
max
: ↓ 15
%
(CYP3A4-inductie)
Efavirenz:
AUC
: ↑21
%
C
min
: ↑17
%
C
max
: ↑15
%
(CYP3A4-remming)
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie.
Efavirenz in combinatie met
darunavir/ritonavir 800/100 mg 1 dd
kan resulteren in suboptimale
darunavir C
min
. Als efavirenz
gebruikt moet worden in combinatie
met darunavir/ritonavir, moet
darunavir/ritonavir 600/100 mg 2 dd
worden gebruikt. Deze combinatie
moet voorzichtig worden toegepast.
Zie ook bij ritonavir hieronder.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast. Zie ook bij ritonavir
hieronder.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Niet aanbevolen, omdat de
blootstelling aan beide PI's naar
verwachting aanzienlijk verlaagd zal
zijn.
Fosamprenavir/ritonavir/efavirenz
(700 mg 2 dd/100 mg 2 dd/600 mg
1 dd)
Fosamprenavir/nelfinavir/efavirenz
Interactie niet onderzocht
Fosamprenavir/saquinavir/efavirenz
Interactie niet onderzocht
43
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Indinavir/efavirenz
(800 mg q8h/200 mg 1 dd)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Indinavir:
AUC :
↓
31 % (
↓
8 tot
↓
47)
C
min
:
↓
40 %
Een soortgelijke verlaging van
de blootstelling aan indinavir
werd gezien als indinavir
1000 mg q8h met efavirenz
600 mg daags werd gegeven
(CYP3A4-inductie)
Efavirenz:
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
Indinavir:
AUC: ↓
25
% (↓ 16 tot ↓
32)
b
C
max
: ↓
17
% (↓ 6 tot ↓
26)
b
C
min
:
↓
50
% (↓ 40 tot ↓
59)
b
Efavirenz:
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
De geometrisch gemiddelde
C
min
voor indinavir (0,33 mg/l)
bij toediening met ritonavir en
efavirenz was hoger dan de
gemiddelde bekende C
min
(0,15 mg/l) als alleen indinavir
800 mg q8h werd gegeven. Bij
met hiv-1 geïnfecteerde
patiënten (n = 6) was de
farmacokinetiek van indinavir
en efavirenz over het algemeen
vergelijkbaar met deze
gegevens bij niet-geïnfecteerde
vrijwilligers.
Aanzienlijk lagere blootstelling
aan lopinavir.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Hoewel het klinische belang van een
lagere indinavirconcentratie niet is
vastgesteld, moet de omvang van de
waargenomen farmacokinetische
interactie in aanmerking worden
genomen bij de keuze van een
behandeling met zowel efavirenz als
indinavir.
Bij toediening met indinavir of
indinavir/ritonavir hoeft de dosering
efavirenz niet te worden aangepast.
Indinavir/ritonavir/efavirenz
(800 mg 2 dd/100 mg 2 dd/600 mg
1 dd)
Zie ook bij ritonavir hieronder.
Lopinavir/ritonavir zachte capsules of
orale oplossing/efavirenz
Lopinavir/ritonavir
tabletten/efavirenz
(400/100 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
(500 mg/125 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Concentratie Lopinavir:
↓
30-40 %
Concentraties Lopinavir:
vergelijkbaar met
lopinavir/ritonavir
400 mg/100 mg 2 dd zonder
efavirenz
Nelfinavir:
AUC: ↑
20
% (↑ 8 tot ↑
34)
C
max
: ↑
21
% (↑ 10 tot ↑
33)
De combinatie werd over het
algemeen goed verdragen.
Met efavirenz moet een verhoging
van de dosis lopinavir/ritonavir
zachte capsules of orale oplossing
van 33 % worden overwogen
(4 capsules/~6,5 ml 2 dd in plaats
van 3 capsules/5 ml 2 dd).
Voorzichtigheid is gepast omdat deze
dosisaanpassing bij sommige
patiënten onvoldoende kan zijn. Bij
gelijktijdige toediening met efavirenz
600 mg 1 dd moet de dosering van
tabletten lopinavir/ritonavir worden
verhoogd naar 500 mg/125 mg 2 dd.
Zie ook bij ritonavir hieronder.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Nelfinavir/efavirenz
(750 mg q8h/600 mg 1 dd)
44
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Ritonavir/efavirenz
(500 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Ritonavir:
Ochtend-
AUC: ↑
18
% (↑
6 tot
↑
33)
Avond-
AUC: ↔
Ochtend-C
max
: ↑
24
% (↑
12 tot
↑
38)
Avond-C
max
: ↔
Ochtend-C
min
: ↑
42
% (↑
9 tot
↑
86)
b
Avond-C
min
: ↑
24
% (↑
3 tot
↑
50)
b
Efavirenz:
AUC: ↑
21
% (↑ 10 tot ↑
34)
C
max
: ↑
14
% (↑ 4 tot ↑
26)
C
min
: ↑
25
% (↑ 7 tot ↑
46)
b
(remming van door CYP
gemedieerd oxidatief
metabolisme)
Als efavirenz werd gegeven
met ritonavir 500 mg of
600 mg 2 dd, werd de
combinatie niet goed verdragen
(bijvoorbeeld duizeligheid,
misselijkheid, paresthesie en
verhoogde leverenzymen
kwamen voor). Er zijn
onvoldoende gegevens over de
verdraagbaarheid van efavirenz
met lage doses ritonavir
(100 mg, 1 of 2 dd).
Interactie niet onderzocht.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Bij gebruik van efavirenz met lage
doses ritonavir moet rekening
worden gehouden met kans op een
verhoogde incidentie van
bijwerkingen in samenhang met
efavirenz, als gevolg van een
mogelijke farmacodynamische
interactie.
Saquinavir/ritonavir/efavirenz
Er zijn geen gegevens om een
dosisaanbeveling op te baseren. Zie
ook bij ritonavir hierboven. Gebruik
van efavirenz in combinatie met
saquinavir als enige proteaseremmer
wordt niet aanbevolen.
Zie Samenvatting van de
Productkenmerken van het
geneesmiddel dat maraviroc bevat.
CCR5-antagonist
Maraviroc/efavirenz
(100 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Maraviroc:
AUC
12
: ↓ 45% (↓ 38 tot ↓
51)
C
max
: ↓ 51% (↓ 37 tot ↓
62)
Concentraties efavirenz niet
gemeten, geen effect verwacht.
Raltegravir:
AUC: ↓
36%
C
12
: ↓
21%
C
max
: ↓
36%
(UGT1A1-inductie)
Integrase strand transfer inhibitor
Raltegravir/efavirenz
(400 mg eenmalige dosis/ - )
De dosis raltegravir hoeft niet te
worden aangepast.
45
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Er zijn geen specifieke
interactiestudies verricht met
efavirenz en NRTI's behalve
lamivudine, zidovudine en
tenofovirdisoproxil. Klinisch
belangrijke interacties worden
niet verwacht omdat de NRTI's
via een andere route
gemetaboliseerd worden dan
efavirenz en waarschijnlijk niet
in competitie treden om
dezelfde metabole enzymen en
eliminatiepathways.
Interactie niet onderzocht.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
NRTI's en NNRTI's
NRTI's/efavirenz
Voor geen van de producten hoeft de
dosering te worden aangepast.
NNRTI's/efavirenz
Omdat er geen voordeel is qua
werkzaamheid en veiligheid van het
gebruik van 2 NNRTI's, wordt
gelijktijdige toediening van efavirenz
en een andere NNRTI niet
aanbevolen.
Bij toediening met efavirenz waren
de plasmadalconcentraties van
boceprevir verlaagd. De klinische
resultaten van deze waargenomen
verlaging van de
plasmadalconcentraties van
boceprevir zijn niet direct
vastgesteld.
Anti-HCV-middelen
Boceprevir/efavirenz
(800 mg 3 dd/600 mg 1 dd)
Boceprevir:
AUC: ↔ 19
%*
C
max
: ↔ 8
%
C
min
:
↓
44 %
Efavirenz:
AUC: ↔ 20
%
C
max
: ↔ 11
%
(CYP3A-inductie - effect op
boceprevir)
*0-8 uur
Geen effect (↔) betekent een
afname in de gemiddelde
ratioschatting van ≤
20 % of
toename in gemiddelde
ratioschatting van ≤
25 %
Telaprevir/efavirenz
(1125 mg q8h/600 mg 1 dd)
Telaprevir (relatief tot 750 mg
q8h):
AUC:
↓
18 % (
↓
8 tot
↓
27)
C
max
:
↓
14 % (
↓
3 tot
↓
24)
C
min
:
↓
25 % (
↓
14 tot
↓
34) %
Efavirenz:
AUC:
↓
18 % (
↓
10 tot
↓
26)
C
max
:
↓
24 % (
↓
15 tot
↓
32)
C
min
:
↓
10
% (↑ 1 tot ↓
19) %
(CYP3A-inductie door
efavirenz)
Wanneer efavirenz samen met
telaprevir wordt toegediend, moet
telaprevir 1125 mg iedere 8 uur
worden gebruikt.
46
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Simeprevir/efavirenz
(150 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Simeprevir:
AUC:
↓
71 % (
↓
67 tot
↓
74)
C
max
: ↓ 51
% (
↓
46 tot
↓
56)
C
min
: ↓
91 % (
↓
88 tot
↓
92)
Efavirenz:
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
AUC: ↔
C
max
: ↔
C
min
: ↔
Geen effect (↔) betekent een
afname in de gemiddelde
ratioschatting van ≤
20 % of
toename in gemiddelde
ratioschatting van ≤
25 %
(CYP3A4-enzyminductie)
Elbasvir/grazoprevir
Elbasvir:
AUC: ↓
54 %
C
max
: ↓
45 %
Grazoprevir:
AUC:
↓
83 %
C
max
: ↓
87 %
Gelijktijdige toediening van
simeprevir met efavirenz resulteerde
in significant verlaagde
plasmaconcentraties van simeprevir
als gevolg van CYP3A-inductie door
efavirenz, wat kan resulteren in
verminderd therapeutische werking
van simeprevir. Gelijktijdige
toediening van simeprevir met
efavirenz wordt niet aanbevolen.
Gelijktijdige toediening van
STOCRIN met elbasvir/grazoprevir
is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3)
omdat het kan leiden tot een verlies
aan virologische respons op
elbasvir/grazoprevir. Dit verlies is het
gevolg van een significante afname
van de plasmaconcentraties van
elbasvir en grazoprevir, door de
inductie van CYP3A4 of P-gp (zie de
Samenvatting van de
productkenmerken van
elbasvir/grazoprevir voor
aanvullende informatie).
Bij gelijktijdige toediening van
efavirenz/emtricitabine/
tenofovirdisoproxil met
sofosbuvir/velpatasvir is een
significante afname van de
velpatasvir-plasmaconcentraties
aangetoond als gevolg van CYP3A-
inductie door efavirenz, die kan
leiden tot een verlies aan
therapeutisch effect van velpatasvir.
Hoewel niet onderzocht, wordt een
vergelijkbare afname van de
blootstelling aan voxilaprevir
verwacht. Gelijktijdige toediening
van STOCRIN en
sofosbuvir/velpatasvir of
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
wordt niet aanbevolen (zie de
Samenvatting van de
productkenmerken van
sofosbuvir/velpatasvir en
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
voor aanvullende informatie).
Sofosbuvir/velpatasvir
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
Sofosbuvir:
C
max
↑
38 %
Velpatasvir
AUC ↓
53 %
C
max
↓
47 %
C
min
↓
57 %
Verwacht:
↓Voxilaprevir
47
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Glecaprevir/pibrentasvir
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
↓
glecaprevir
↓
pibrentasvir
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Gelijktijdige toediening van
glecaprevir/pibrentasvir met
efavirenz kan de plasmaconcentraties
van glecaprevir en pibrentasvir
significant verlagen. Dit leidt tot een
verminderd therapeutisch effect.
Gelijktijdige toediening van
glecaprevir/pibrentasvir met
efavirenz wordt niet aanbevolen. Zie
de productinformatie van
glecaprevir/pibrentasvir voor meer
informatie.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Het klinische belang van deze
veranderingen in de
plasmaconcentraties claritromycine is
onbekend. Alternatieven voor
claritromycine (bijvoorbeeld
azitromycine) kunnen overwogen
worden. De dosis efavirenz hoeft niet
te worden aangepast.
Antibiotica
Azitromycine/efavirenz
(600 mg eenmalige dosis/400 mg
1 dd)
Claritromycine/efavirenz
(500 mg q12h/400 mg 1 dd)
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie.
Claritromycine:
AUC: ↓
39
% (↓ 30 tot ↓
46)
C
max
:
↓
26
% (↓ 15 tot ↓
35)
Claritromycine
14-hydroxymetaboliet:
AUC: ↑
34
% (↑ 18 tot ↑
53)
C
max
:
↑
49
% (↑ 32 tot ↑
69)
Efavirenz:
AUC: ↔
C
max
: ↑
11
% (↑ 3 tot ↑
19)
(CYP3A4-inductie)
46 % van de niet-geïnfecteerde
vrijwilligers die efavirenz en
claritromycine ontvingen,
kreeg uitslag.
Andere macrolideantibiotica (bijv.
erytromycine)/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Er zijn geen gegevens om een
dosisaanbeveling op te baseren.
Bij toediening met efavirenz moet de
dagelijkse dosis rifabutine met 50 %
worden verhoogd. Overweeg de dosis
rifabutine te verdubbelen als
rifabutine 2 of 3 maal per week in
combinatie met efavirenz wordt
gegeven. Het klinische effect van
deze dosisaanpassing is niet afdoende
onderzocht. Bij het aanpassen van de
dosis moeten de individuele
verdraagbaarheid en virologische
respons in aanmerking worden
genomen (zie rubriek 5.2).
Antimycobacteriële middelen
Rifabutine/efavirenz
(300 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Rifabutine:
AUC: ↓
38
% (↓ 28 tot ↓
47)
C
max
:
↓
32
% (↓ 15 tot ↓
46)
C
min
: ↓
45
% (↓ 31 tot ↓
56)
Efavirenz:
AUC: ↔
C
max
:
↔
C
min
: ↓
12
% (↓ 24 tot ↑
1)
(CYP3A-inductie)
48
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Rifampicine/efavirenz
(600 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Efavirenz:
AUC: ↓
26
% (↓ 15 tot ↓
36)
C
max
:
↓
20
% (↓ 11 tot ↓
28)
C
min
: ↓
32
% (↓ 15 tot ↓
46)
(CYP3A4- en CYP2B6-
inductie)
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Bij gebruik met rifampicine bij
patiënten die 50 kg of meer wegen,
kan verhoging van de dagelijkse
dosis efavirenz naar 800 mg een
blootstelling geven die vergelijkbaar
is met een dagelijkse dosis van
600 mg zonder rifampicine. Het
klinische effect van deze
dosisaanpassing is niet afdoende
onderzocht. Bij het aanpassen van de
dosis moet rekening worden
gehouden met de individuele
verdraagbaarheid en virologische
respons (zie rubriek 5.2). De dosis
rifampicine hoeft niet te worden
aangepast, waaronder 600 mg.
Omdat er voor itraconazol geen
dosisaanbeveling kan worden
gegeven, moet een andere
antimycotische behandeling worden
overwogen.
Antimycotica
Itraconazol/efavirenz
(200 mg q12h/600 mg 1 dd)
Itraconazol:
AUC: ↓
39
% (↓ 21 tot ↓
53)
C
max
:
↓
37
% (↓ 20 tot ↓
51)
C
min
: ↓
44
% (↓ 27 tot ↓
58)
(lagere concentraties
itraconazol: CYP3A4-inductie)
Hydroxy-itraconazol:
AUC: ↓
37
% (↓ 14 tot ↓
55)
C
max
: ↓
35
% (↓ 12 tot ↓
52)
C
min
: ↓
43
% (↓ 18 tot ↓
60)
Efavirenz:
geen klinisch belangrijke
farmacokinetische
veranderingen.
Posaconazol:
AUC: ↓ 50
%
C
max
: ↓ 45
%
(UDP-G inductie)
Voriconazol:
AUC:
↓
77 %
C
max
:
↓
61 %
Efavirenz:
AUC: ↑
44 %
C
max
:
↑
38 %
Voriconazol:
AUC: ↓
7
% (↓ 23 tot ↑
13) *
C
max
:
↑
23
% (↓ 1 tot ↑
53) *
Efavirenz:
AUC: ↑
17
% (↑ 6 tot ↑
29) **
C
max
:
↔**
*vergeleken met 200 mg 2 dd
alleen
** vergeleken met 600 mg 1 dd
alleen
(competitieve remming van
oxidatief metabolisme)
Posaconazol/efavirenz
--/400 mg 1 dd
Gelijktijdig gebruik van posaconazol
en efavirenz moet worden vermeden,
tenzij het voordeel voor de patiënt
opweegt tegen het risico.
Als efavirenz met voriconazol wordt
toegediend, moet de onderhoudsdosis
voriconazol worden verhoogd naar
400 mg 2 dd en moet de dosis
efavirenz worden gehalveerd, d.w.z.
naar 300 mg 1 dd. Als behandeling
met voriconazol wordt gestaakt, moet
de oorspronkelijke dosis efavirenz
weer worden gegeven.
Voriconazol/efavirenz
(200 mg 2 dd/400 mg 1 dd)
Voriconazol/Efavirenz
(400 mg 2 dd/300 mg 1 dd)
49
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Fluconazol/efavirenz
(200 mg 1 dd/400 mg 1 dd)
Ketoconazol en andere antimycotica
met imidazol
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
Interactie niet onderzocht
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Voor geen van de producten hoeft de
dosering te worden aangepast.
Er zijn geen gegevens om een
dosisaanbeveling op te baseren.
Omdat verlaagde concentraties
artemether, dihydroartemisinine of
lumefantrine kunnen resulteren in
een vermindering van de
werkzaamheid tegen malaria, is
voorzichtigheid gepast wanneer
efavirenz en
artemether/lumefantrinetabletten
gelijktijdig worden toegediend.
Antimalariamiddelen
Artemether/lumefantrine/efavirenz
(20/120 mg tablet, 6 doseringen van
4 tabletten in 3 dagen/600 mg 1 dd)
Artemether:
AUC: ↓
51 %
C
max
:
↓
21 %
Dihydroartemisinine:
AUC: ↓
46 %
C
max
:
↓
38 %
Lumefantrine:
AUC: ↓
21 %
C
max
:
↔
Efavirenz:
AUC: ↓
17 %
C
max
:
Atovaquon en
proguanilhydrochloride/efavirenz
(250/100 mg eenmalige dosis/600 mg
1 dd)
↔
Gelijktijdige toediening van
atovaquon/proguanil met efavirenz
moet worden vermeden.
(CYP3A4-inductie)
Atovaquon:
AUC: ↓
75
% (↓ 62 tot ↓
84)
C
max
:
↓
44
% (↓ 20 tot ↓
61)
Proguanil:
AUC: ↓
43
C
max
: ↔
% (↓ 7 tot ↓
65)
ZUURREMMENDE MIDDELEN
Antacida met aluminiumhydroxide-
magnesiumhydroxide-
simeticon/efavirenz
(eenmalige dosis 30 ml /eenmalige
dosis 400 mg)
Famotidine/efavirenz
(eenmalige dosis 40 mg/eenmalige
dosis 400 mg)
ANXIOLYTICA
Lorazepam/efavirenz
(2 mg eenmalige doses/600 mg 1 dd)
De absorptie van efavirenz
werd niet beïnvloed door
antacida met aluminium-
/magnesiumhydroxide of
famotidine.
Gelijktijdige toediening van
efavirenz met geneesmiddelen die de
maag-pH beïnvloeden zullen naar
verwachting geen invloed hebben op
de absorptie van efavirenz.
Lorazepam:
AUC: ↑
7
% (↑ 1 tot ↑
14)
C
max
:
↑
16
% (↑ 2 tot ↑
32)
Deze veranderingen worden
niet klinisch belangrijk geacht.
Interactie niet onderzocht.
Plasmaconcentraties en effecten
van warfarine of
acenocoumarol kunnen door
efavirenz worden verhoogd of
verlaagd.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
ANTICOAGULANTIA
Warfarine/efavirenz
Acenocoumarol/efavirenz
Mogelijk moet de dosis van
warfarine of acenocoumarol worden
aangepast.
50
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Carbamazepine:
AUC: ↓
27
% (↓ 20 tot ↓
33)
C
max
: ↓
20
% (↓ 15 tot ↓
24)
C
min
: ↓
35
% (↓ 24 tot ↓
44)
Efavirenz:
AUC: ↓
36
% (↓ 32 tot ↓
40)
C
max
: ↓
21
% (↓ 15 tot ↓
26)
C
min
: ↓
47
% (↓ 41 tot ↓
53)
(lagere concentraties
carbamazepine: CYP3A4-
inductie; lagere concentraties
efavirenz: CYP3A4- en
CYP2B6-inductie)
De steady-state AUC, C
max
en
C
min
van de actieve metaboliet
carbamazepine-epoxide bleef
onveranderd. Gelijktijdige
toediening van hogere doses
van hetzij efavirenz of
carbamazepine is niet
onderzocht.
Interactie niet onderzocht. Er
bestaat een kans op lagere of
hogere plasmaconcentraties
fenytoïne, fenobarbital en
andere anticonvulsiva die
substraten zijn van CYP450-
iso-enzymen als deze
gelijktijdig met efavirenz
worden toegediend.
Geen klinisch significant effect
op de farmacokinetiek van
efavirenz. De beperkte
gegevens suggereren dat er
geen klinisch significant effect
op de farmacokinetiek van
valproïnezuur is.
Interactie niet onderzocht.
Klinisch belangrijke interacties
worden niet verwacht omdat
vigabatrine en gabapentine
alleen onveranderd in de urine
worden uitgescheiden en
waarschijnlijk niet in
competitie zullen treden om
dezelfde metabole enzymen en
eliminatiepathways als
efavirenz.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
ANTICONVULSIVA
Carbamazepine/efavirenz
(400 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Er kan geen dosisaanbeveling
worden gegeven. Een ander
anticonvulsivum moet worden
overwogen. De plasmaconcentraties
carbamazepine moeten periodiek
worden gecontroleerd.
Fenytoïne, fenobarbital en andere
anticonvulsiva die substraten zijn van
CYP450-iso-enzymen
Als efavirenz wordt toegediend met
een anticonvulsivum dat een
substraat is van CYP450-iso-
enzymen, moet de concentratie van
het anticonvulsivum periodiek
worden gecontroleerd.
Valproïnezuur/efavirenz
(250 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Voor efavirenz is geen
dosisaanpassing nodig.
Gecontroleerd moet worden dat de
toevallen bij de patiënten onder
controle blijven.
Vigabatrine/efavirenz
Gabapentine/efavirenz
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
51
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
ANTIDEPRESSIVA
Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s)
Sertraline/efavirenz
(50 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Sertraline:
AUC: ↓
39 % (
↓ 27 tot ↓
50)
C
max
: ↓
29
% (↓ 15 tot ↓
40)
C
min
: ↓
46 % (
↓ 31 tot ↓
58)
Efavirenz:
Verhoging van de dosis sertraline
moet gebeuren op basis van de
klinische reactie. De dosis efavirenz
hoeft niet te worden aangepast.
AUC: ↔
C
max
: ↑
11
% (↑ 6 tot ↑
16)
C
min
: ↔
(CYP3A4-inductie)
Paroxetine/efavirenz
(20 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Fluoxetine/efavirenz
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
Interactie niet onderzocht.
Omdat fluoxetine en paroxetine
een soortgelijk metabool
profiel hebben, d.w.z. sterk
CYP2D6-remmend effect,
wordt voor fluoxetine een
soortgelijke afwezigheid van
interactie verwacht.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Norepinefrine en dopamine heropnameremmer
Bupropion/efavirenz
Bupropion:
AUC: ↓
55 % (
↓ 48 tot ↓
62)
[150 mg eenmalige dosis (vertraagde
afgifte)/600 mg 1 dd)
C
max
: ↓
34
% (↓ 21 tot ↓
47)
Hydroxybupropion:
AUC: ↔
C
max
: ↑
50
% (↑ 20 tot ↑
80)
(CYP2B6-inductie)
Verhogingen van de dosis bupropion
moeten plaatsvinden op basis van de
klinische reactie, maar de maximale
aanbevolen dosis bupropion mag niet
worden overschreden. De dosis
efavirenz hoeft niet te worden
aangepast.
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
ANTIHISTAMINICA
Cetirizine/efavirenz
(eenmalige dosis 10 mg/600 mg 1 dd)
Cetirizine:
AUC: ↔
C
max
: ↓
24
% (↓ 18 tot ↓
30)
Deze veranderingen worden
niet klinisch belangrijk geacht.
Efavirenz:
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
52
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
CARDIOVASCULAIRE MIDDELEN
Calciumantagonisten
Diltiazem/efavirenz
(240 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Diltiazem:
AUC: ↓
69 % (
↓ 55 tot ↓
79)
C
max
: ↓
60
% (↓ 50 tot ↓
68)
C
min
: ↓
63 % (
↓ 44 tot ↓
75)
Desacetyldiltiazem:
AUC:
↓
75 % (
↓ 59 tot ↓
84)
C
max
: ↓
64
% (↓ 57 tot ↓
69)
C
min
: ↓
62 % (
↓ 44 tot ↓
75)
N-monodesmethyldiltiazem:
AUC:
↓
37 % (
↓ 17 tot ↓
52)
C
max
: ↓
28 % (
↓ 7 tot ↓
44)
C
min
: ↓
37 % (
↓ 17 tot ↓
52)
Efavirenz:
AUC: ↑
11
% (↑ 5 tot ↑
18)
C
max
: ↑
16
% (↑ 6 tot ↑
26)
C
min
: ↑
13
% (↑ 1 tot ↑
26)
(CYP3A4-inductie)
De verhoging van de
farmacokinetische parameters
voor efavirenz wordt niet
klinisch belangrijk geacht.
Interactie niet onderzocht. Als
efavirenz wordt toegediend met
een calciumantagonist die een
substraat is van het CYP3A4-
enzym, bestaat de kans op
lagere plasmaconcentraties van
de calciumantagonist.
Dosisaanpassingen voor diltiazem
moeten gebeuren op basis van de
klinische reactie (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor diltiazem).
De dosis efavirenz hoeft niet te
worden aangepast.
Verapamil, felodipine, nifedipine en
nicardipine
Dosisaanpassing van de
calciumantagonist moet gebeuren op
basis van de klinische reactie (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor de
calciumantagonist).
LIPIDEVERLAGENDE MIDDELEN
HMG-CoA-reductaseremmers
Atorvastatine/efavirenz
(10 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Atorvastatine:
AUC: ↓
43
% (↓ 34 tot ↓
50)
C
max
: ↓
12
% (↓ 1 tot ↓
26)
2-hydroxyatorvastatine:
AUC: ↓
35
% (↓ 13 tot ↓
40)
C
max
: ↓
13
% (↓ 0 tot ↓
23)
4-hydroxyatorvastatine:
AUC: ↓
4
% (↓ 0 tot ↓
31)
C
max
: ↓
47
% (↓ 9 tot ↓
51)
Totaal actieve HMG-CoA-
reductaseremmers:
AUC: ↓
34
% (↓ 21 tot ↓
41)
C
max
: ↓
20
% (↓ 2 tot ↓
26)
Pravastatine:
AUC: ↓
40
% (↓ 26 tot ↓
57)
C
max
:
↓
18
% (↓ 59 tot ↑
12)
De cholesterolwaarden moeten
periodiek worden gecontroleerd.
Dosisaanpassingen van atorvastatine
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor
atorvastatine). De dosis efavirenz
hoeft niet worden aangepast.
Pravastatine/efavirenz
(40 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
De cholesterolwaarden moeten
periodiek worden gecontroleerd.
Dosisaanpassingen van pravastatine
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor
pravastatine). De dosis efavirenz
hoeft niet worden aangepast.
53
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Simvastatine/efavirenz
(40 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Simvastatine:
AUC: ↓
69
% (↓ 62 tot ↓
73)
C
max
: ↓
76
% (↓ 63 tot ↓
79)
Simvastatinezuur:
AUC: ↓
58
% (↓ 39 tot ↓
68)
C
max
: ↓
51
% (↓ 32 tot ↓
58)
Totaal actieve HMG-CoA-
reductaseremmers:
AUC: ↓
60
% (↓
52
tot ↓
68)
C
max
: ↓
62
% (↓ 55 tot ↓
78)
(CYP3A4-inductie)
Gelijktijdige toediening van
efavirenz met atorvastatine,
pravastatine of simvastatine
had geen effect op de AUC of
C
max
van efavirenz.
Interactie niet onderzocht.
Rosuvastatine wordt
voornamelijk onveranderd met
de feces uitgescheiden, daarom
wordt er geen interactie met
efavirenz verwacht.
Ethinylestradiol:
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
De cholesterolwaarden moeten
periodiek worden gecontroleerd.
Dosisaanpassingen van simvastatine
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor
simvastatine). De dosis efavirenz
hoeft niet worden aangepast.
Rosuvastatine/efavirenz
Voor geen van beide middelen hoeft
de dosering te worden aangepast.
HORMONALE ANTICONCEPTIVA
Oraal:
ethinylestradiol +
norgestimaat/efavirenz
(0,035 mg + 0,25 mg 1 dd/600 mg
1 dd)
AUC: ↔
C
max
: ↔
C
min
: ↓
8
% (↑ 14 tot ↓
25)
Norelgestromin (actieve
metaboliet):
AUC: ↓
64
% (↓ 62 tot ↓
67)
C
max
: ↓
46
% (↓ 39 tot ↓
52)
C
min
: ↓
82
% (↓ 79 tot ↓
85)
Levonorgestrel (actieve
metaboliet):
AUC:
↓
83
% (↓ 79 tot ↓
87)
C
max
: ↓
80
% (↓ 77 tot ↓
83)
C
min
: ↓
86
% (↓ 80 tot ↓
90)
(inductie van metabolisme)
Efavirenz: geen klinisch
significante interactie.
Het klinische belang van deze
effecten is onbekend.
Naast hormonale anticonceptiva moet
een betrouwbare methode van
barrière-anticonceptie worden
toegepast (zie rubriek 4.6).
54
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Injectie: depo-medroxyprogesteron-
acetaat (DMPA)/efavirenz
(150 mg IM eenmalige dosis DMPA)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
In een geneesmiddelinteractie-
onderzoek van 3 maanden
werden geen significante
verschillen in de
farmacokinetische parameters
van MPA gevonden tussen
deelnemers die antiretrovirale
therapie op basis van efavirenz
kregen en deelnemers die geen
antiretrovirale therapie kregen.
Soortgelijke resultaten werden
ook door andere onderzoekers
gevonden, hoewel de
plasmaspiegels van MPA in de
tweede studie een grotere
variabiliteit vertoonden. In
beide studies bleef het
plasmaprogesteron bij personen
die efavirenz en DMPA kregen
laag, passend bij onderdrukking
van de ovulatie.
Een lagere concentratie
etonogestrel valt te verwachten
(CYP3A4-inductie). Er zijn
sporadische
postmarketingmeldingen van
falende anticonceptie met
etonogestrel bij patiënten die
efavirenz kregen.
Interactie niet onderzocht.
Lagere blootstelling aan het
immunosuppressivum kan
worden verwacht (CYP3A4-
inductie). Naar verwachting
hebben deze
immunosuppressiva geen
invloed op de blootstelling aan
efavirenz.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
Omdat er weinig informatie
beschikbaar is, moet naast hormonale
anticonceptie een betrouwbare
methode van barrière-anticonceptie
worden toegepast (zie rubriek 4.6).
Implantaat: etonogestrel/efavirenz
Naast hormonale anticonceptie moet
een betrouwbare methode van
barrière-anticonceptie worden
toegepast (zie rubriek 4.6).
IMMUNOSUPPRESSIVA
Immunosuppressiva die
gemetaboliseerd worden door
CYP3A4 (zoals ciclosporine,
tacrolimus, sirolimus)/Efavirenz
Het kan nodig zijn de dosis van de
immunosuppressiva aan te passen.
Zorgvuldige controle van de
concentraties van de
immunosuppressiva gedurende
minstens 2 weken (totdat stabiele
concentraties bereikt zijn) wordt bij
instelling of stopzetting van
behandeling met efavirenz
aanbevolen.
55
Geneesmiddel per therapeutisch
gebied
(dosis)
Effecten op
geneesmiddelconcentraties
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, C
max
,
C
min
met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijn
a
(mechanisme)
Methadon:
AUC: ↓
52
% (↓ 33 tot ↓
66)
C
max
: ↓
45
% (↓ 25 tot ↓
59)
(CYP3A4-inductie)
In een onderzoek bij met hiv
geïnfecteerde gebruikers van
intraveneuze drugs leidde
gelijktijdige toediening van
efavirenz en methadon tot een
lagere plasmaconcentratie
methadon en verschijnselen
van opiaatontwenning. De
dosis methadon werd met
gemiddeld 22 % verhoogd om
ontwenningsverschijnselen af
te zwakken.
Buprenorfine:
AUC: ↓ 50
%
Norbuprenorfine:
AUC: ↓ 71
%
Efavirenz:
Geen klinisch significante
farmacokinetische interactie.
Aanbeveling voor gelijktijdige
toediening met efavirenz
OPIOÏDEN
Methadon/efavirenz
(vaste onderhoudsbehandeling,
35-100 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Gelijktijdige toediening met
efavirenz moet worden vermeden in
verband met het risico op
QTc-verlenging (zie rubriek 4.3).
Buprenorfine/naloxon/efavirenz
Ondanks de lagere concentratie
buprenorfine kregen de patiënten
geen ontwenningsverschijnselen.
Mogelijk hoeft bij gelijktijdige
toediening de dosis van buprenorfine
of efavirenz niet te worden
aangepast.
a
b
90 %-betrouwbaarheidsintervallen tenzij anders aangegeven.
95 %-betrouwbaarheidsintervallen.
Overige interacties:
Efavirenz bindt zich niet aan cannabinoïdreceptoren. Fout-positieve testresultaten
voor cannabinoïd in de urine zijn gemeld bij sommige screening assays bij niet-geïnfecteerde en hiv-
geïnfecteerde personen die efavirenz kregen. In zulke gevallen wordt ter bevestiging een meer
specifieke methode zoals gaschromatografie/massaspectrometrie aanbevolen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Anticonceptie bij mannen en vrouwen
Barrière-anticonceptie moet altijd worden toegepast, samen met andere vormen van anticonceptie
(zoals orale of andere hormonale anticonceptiva, zie rubriek 4.5). Vanwege de lange halfwaardetijd
van efavirenz worden tot 12 weken na stopzetting van efavirenz adequate anticonceptiemaatregelen
aanbevolen.
Zwangerschap
Efavirenz mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt tenzij de klinische toestand van de
patiënte deze behandeling vereist. Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten voor instelling van
efavirenz een zwangerschapstest ondergaan (zie rubriek 5.3).
Er zijn zeven retrospectieve meldingen van bevindingen die passen bij een neuraalbuisdefect,
waaronder meningomyelokèle, alle bij moeders die in het eerste trimester waren blootgesteld aan
behandelingen op basis van efavirenz (uitgesloten werden vastedosiscombinatietabletten met
efavirenz). Twee additionele gevallen (1 prospectief en 1 retrospectief) waaronder voorvallen die
passen bij een neuraalbuisdefect, zijn gemeld met een vastedosiscombinatietablet van efavirenz,
56
emtricitabine en tenofovirdisoproxil. Een causaal verband tussen deze voorvallen en het gebruik van
efavirenz is niet vastgesteld en het gemeenschappelijke kenmerk is niet bekend. Omdat
neuraalbuisdefecten optreden in de eerste 4 weken van de foetale ontwikkeling (wanneer
neuraalbuizen zich sluiten), is dit potentiële risico relevant voor vrouwen die in het eerste trimester
van de zwangerschap aan efavirenz zijn blootgesteld.
Vanaf juli 2013 heeft het Antiretroviral Pregnancy Registry (APR) prospectieve meldingen ontvangen
van 904 zwangerschappen die in het eerste trimester zijn blootgesteld aan efavirenz bevattende
behandelingen en die tot 766 levende geboorten leidden. Bij één kind werd een neuraalbuisdefect
gemeld, en de frequentie en het patroon van de andere aangeboren afwijkingen waren vergelijkbaar
met die bij kinderen die waren blootgesteld aan behandelingen zonder efavirenz, en met die in de hiv-
negatieve controlegroep. De incidentie van neuraalbuisdefecten in de algemene populatie varieert van
0,5-1 geval per 1000 levende geboorten.
Misvormingen zijn waargenomen bij foetussen van met efavirenz behandelde apen (zie rubriek 5.3).
Borstvoeding
Efavirenz wordt bij de mens in de moedermelk uitgescheiden. Er is onvoldoende informatie over de
effecten van efavirenz op pasgeborenen/zuigelingen. Risico voor zuigelingen kan niet worden
uitgesloten. Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met efavirenz. Met hiv
geïnfecteerde vrouwen wordt zelfs aanbevolen in het geheel geen borstvoeding te geven om zo
overdracht van hiv te voorkomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van efavirenz op de vruchtbaarheid van mannelijke of vrouwelijke ratten is alleen
onderzocht bij doses waarbij systemische geneesmiddelconcentraties werden bereikt die equivalent
waren aan of lager dan die welke bij mensen werden bereikt die aanbevolen doses efavirenz kregen. In
deze onderzoeken had efavirenz geen negatieve invloed op de paring of vruchtbaarheid van
mannelijke of vrouwelijke ratten (doses tot 100 mg/kg tweemaal daags), en op het sperma of het
nageslacht van behandelde mannelijke ratten (doses tot 200 mg tweemaal daags). Er was geen invloed
op de reproductieve prestaties van nakomelingen van vrouwelijke ratten die efavirenz kregen.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Efavirenz kan duizeligheid, concentratiestoornissen en/of slaperigheid veroorzaken. Patiënten moeten
worden gewaarschuwd dat zij bij het optreden van deze symptomen geen potentieel risicovolle
handelingen mogen verrichten zoals rijden of machines bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Efavirenz is bij meer dan 9000 patiënten onderzocht. In een subgroep van 1008 volwassen patiënten
die in gecontroleerde klinische studies 600 mg/dag efavirenz kregen in combinatie met PI's en/of
NRTI's, waren de meest gemelde ongewenste bijwerkingen van minstens matige ernst die bij minstens
5 % van de patiënten werden gemeld: uitslag (11,6 %), duizeligheid (8,5 %), misselijkheid (8,0 %),
hoofdpijn (5,7 %) en vermoeidheid (5,5 %). De belangrijkste bijwerkingen in samenhang met
efavirenz zijn uitslag en neurologische symptomen. Neurologische symptomen beginnen gewoonlijk
snel na instelling van de therapie en verdwijnen over het algemeen na de eerste 2 tot 4 weken. Ernstige
huidreacties zoals Stevens-Johnsonsyndroom en erythema multiforme, psychische bijwerkingen zoals
ernstige depressie, zelfdoding, psychoseachtig gedrag en toevallen zijn gemeld bij patiënten die
werden behandeld met efavirenz. De toediening van efavirenz met voedsel kan de blootstelling aan
efavirenz en de frequentie van bijwerkingen verhogen (zie rubriek 4.4).
57
Het veiligheidsprofiel op lange termijn van behandelingen op basis van efavirenz is beoordeeld in een
gecontroleerd onderzoek (006) waarin patiënten hetzij efavirenz + zidovudine + lamivudine (n = 412,
mediane duur 180 weken), efavirenz + indinavir (n = 415, mediane duur 102 weken) of indinavir +
zidovudine + lamivudine (n = 401, mediane duur 76 weken) kregen. Langdurig gebruik van efavirenz
in dit onderzoek gaf geen aanleiding tot herziening van het veiligheidsprofiel.
Lijst van bijwerkingen
Bijwerkingen die matig of zwaarder van ernst waren met minstens een mogelijk verband met de
behandeling (naar de mening van de onderzoeker) die zijn gemeld in klinisch onderzoek met efavirenz
in de aanbevolen dosering als onderdeel van combinatietherapie (n = 1,008) staan hieronder
opgesomd. Bijwerkingen die postmarketing werden gezien in samenhang met
combinatiebehandelingen met efavirenz staan ook in deze lijst (cursief). De frequentie wordt als volgt
gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥
1/100 tot <
1/10); soms (≥
1/1000 tot < 1/100); zelden
(≥
1/10.000 tot < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); of niet bekend (kan met de beschikbare gegevens
niet worden bepaald).
Immuunsysteemaandoeningen
soms
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
vaak
soms
overgevoeligheid
hypertriglyceridemie*
hypercholesterolemie*
Psychische stoornissen
vaak
soms
abnormaal dromen, angst, depressie,
slapeloosheid*
affectlabiliteit, agressie, verwardheid, euforie,
hallucinatie, manie, paranoia,
psychose
‡
,
zelfmoordpoging, suïcidale gedachten, katatonie*
wanen
‡‡
, neurose
‡‡
, overlijden door zelfdoding
‡‡
*
zelden
Zenuwstelselaandoeningen
vaak
gestoorde cerebellaire coördinatie en evenwicht
‡
,
aandachtsstoornis (3,6 %), duizeligheid (8,5 %),
hoofdpijn (5,7 %), slaperigheid (2,0 %)*
agitatie, amnesie, ataxie, gestoorde coördinatie,
convulsies, abnormaal denken,
tremor
‡
encefalopathie
soms
niet bekend
Oogaandoeningen
soms
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
soms
Bloedvataandoeningen
soms
Maag-darmstelselaandoeningen
vaak
soms
wazig zien
tinnitus
‡
,
vertigo
plotselinge roodheid van het gezicht
‡
buikpijn, diarree, misselijkheid, braken
pancreatitis
58
Lever- en galaandoeningen
vaak
soms
zelden
verhoogd aspartaataminotransferase (ASAT)*
verhoogd alanineaminotransferase (ALAT)*
verhoogd gamma-glutamyltransferase (GGT)*
acute hepatitis
leverfalen
‡‡
*
Huid- en onderhuidaandoeningen
zeer vaak
vaak
soms
zelden
uitslag (11,6 %)*
pruritus
erythema multiforme, Stevens-Johnson-
syndroom*
fotoallergische dermatitis
‡
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
soms
gynaecomastie
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
vaak
vermoeidheid
*,
,
‡ ‡‡
Zie de rubriek
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
voor meer details.
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Informatie over postmarketingsurveillance
Deze bijwerkingen werden postmarketing gezien; echter, de frequenties werden bepaald op basis van
de gegevens van 16 klinische studies (n=3969).
Deze bijwerkingen werden postmarketing gezien, maar niet gemeld als geneesmiddelgerelateerde
bijwerkingen bij patiënten die efavirenz kregen in 16 klinische studies. De frequentie "zelden" werd
gedefinieerd volgens "A Guideline on Summary of Product Characteristics (SmPC) (rev. 2, Sept.
2009) op basis van een geschatte bovengrens van het 95 %-betrouwbaarheidsinterval voor
0 voorvallen gezien het aantal personen dat efavirenz kreeg in deze klinische studies (n=3969).
‡
‡‡
Uitslag
In klinische studies had 26 % van met 600 mg efavirenz behandelde patiënten uitslag tegen 17 % van
de patiënten in de controlegroep. Bij 18 % van de met efavirenz behandelde patiënten werd de uitslag
geacht met de therapie samen te hangen. Ernstige uitslag werd waargenomen bij minder dan 1 % van
de met efavirenz behandelde patiënten en 1,7 % staakte er de therapie voor. De incidentie van
erythema multiforme of Stevens-Johnsonsyndroom was ongeveer 0,1 %.
Gewoonlijk gaat het om een lichte tot matige maculopapulaire uitslag die optreedt in de eerste
twee weken na het begin van de therapie met efavirenz. Bij de meeste patiënten verdwijnt de uitslag
bij voortzetting van de behandeling met efavirenz binnen een maand. Patiënten die de behandeling met
efavirenz vanwege uitslag onderbreken kunnen die later hervatten. Gebruik van geschikte
antihistaminica en/of corticosteroïden wordt aanbevolen bij hervatting van de therapie met efavirenz.
Er is weinig bekend over de effecten van efavirenz bij patiënten die andere antiretrovirale medicatie
van de NNRTI-klasse hebben stopgezet. Het gemelde aantal gevallen van terugkerende uitslag na een
overstap van therapie met nevirapine naar efavirenz, primair gebaseerd op gegevens van een
retrospectief cohort uit gepubliceerde literatuur, beslaat 13 tot 18 %, vergelijkbaar met het percentage
gezien bij patiënten die efavirenz kregen in klinische studies (zie rubriek 4.4).
59
Psychische symptomen
Bij patiënten die met efavirenz zijn behandeld, zijn ernstige psychische bijwerkingen gemeld. In
gecontroleerde studies was de frequentie van specifieke ernstige psychische bijwerkingen:
Efavirenz
(n=1008)
1,6 %
0,6 %
0,4 %
0,4 %
0,4 %
0,1 %
Controlegroep
(n=635)
0,6 %
0,3 %
0%
0,3 %
0,3 %
0%
-
-
-
-
-
-
ernstige depressie
suïcidale ideatie
niet-fatale zelfmoordpogingen
agressief gedrag
paranoïde reacties
manische reacties
Patiënten met een voorgeschiedenis van psychische aandoeningen lijken een groter risico te lopen op
deze ernstige psychische bijwerkingen, waarbij de frequentie van elk van de bovengenoemde
bijwerkingen varieert van 0,3 % voor manische reacties tot 2,0 % voor zowel ernstige depressie als
suïcidale ideatie. Sinds de introductie van het product zijn er ook meldingen van overlijden door
zelfdoding, waanvoorstellingen, psychoseachtig gedrag en katatonie.
Neurologische symptomen
In gecontroleerd klinisch onderzoek zijn vaak gemelde bijwerkingen (maar ze beperkten zich niet tot):
duizeligheid, slapeloosheid, slaperigheid, concentratiestoornissen en abnormaal dromen. 19 % (2 %
ernstig) van de patiënten had matige tot ernstige neurologische symptomen versus 9 % (1 % ernstig) in
de controlegroep. In klinische studies staakte 2 % van de patiënten die efavirenz kregen de therapie
vanwege dergelijke symptomen.
Neurologische symptomen beginnen gewoonlijk tijdens de eerste of tweede dag van de therapie en
verdwijnen gewoonlijk na 2 - 4 weken. In een studie bij niet-geïnfecteerde vrijwilligers had een
representatief neurologisch symptoom een mediane latentie van 1 uur na de dosis en een mediane duur
van 3 uur. Als efavirenz met de maaltijd wordt ingenomen, kunnen neurologische symptomen vaker
optreden, mogelijk als gevolg van hogere plasmaconcentraties van efavirenz (zie rubriek 5.2). Inname
voor het slapengaan lijkt de verdraagbaarheid van deze symptomen te verbeteren en kan aanbevolen
worden tijdens de eerste weken therapie en bij patiënten bij wie deze symptomen aanhouden
(zie rubriek 4.2). Dosisverlaging of spreiding van de dagdosis leverde geen voordeel op.
Uit analyse van langetermijngegevens bleek dat na 24 weken therapie de incidentie van nieuw
optredende neurologische symptomen bij met efavirenz behandelde patiënten over het algemeen
overeenkwam met die in de controlearm.
Postmarketing zijn ataxie en encefalopathie gemeld. Deze bijwerkingen zijn in verband gebracht met
hoge efavirenzspiegels en traden maanden tot jaren na het begin van de behandeling met efavirenz op
(zie rubriek 4.4).
Leverfalen
Enkele postmarketingmeldingen van leverfalen, waaronder gevallen van patiënten zonder eerder
bestaande leveraandoening of andere identificeerbare risicofactoren, gaven een extreem acuut verloop
te zien, wat in sommige gevallen transplantatie noodzakelijk maakte of overlijden als gevolg had.
Immuunreactiveringssyndroom
Bij met hiv geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie
(CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op
asymptomatische of nog aanwezige opportunistische infecties voordoen. Auto-immuunziekten (zoals
de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) zijn ook gerapporteerd; de gerapporteerde tijd tot het
begin van de ziekte is echter variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van
de behandeling optreden (zie rubriek 4.4).
60
Osteonecrose
Er zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren,
gevorderde hiv-infectie of langdurige blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie (CART). De
frequentie hiervan is onbekend (zie rubriek 4.4).
Laboratoriumafwijkingen
Leverenzymen: ASAT en ALAT steeg tot meer dan vijfmaal de bovengrens van het normale bereik
(ULN) bij 3 % van 1008 patiënten die met 600 mg efavirenz zijn behandeld (5-8 % na langdurige
behandeling in studie 006). Vergelijkbare verhogingen werden gezien bij controlepatiënten (5 % na
langdurige behandeling). Bij 4 % van alle met 600 mg efavirenz behandelde patiënten en bij 1,5
–
2 %
van de patiënten in de controlegroepen werden verhogingen van GGT tot meer dan vijfmaal ULN
waargenomen (7 % van de patiënten in de efavirenzgroep en 3 % van de patiënten in de controlegroep
na langdurige behandeling). Een op zichzelf staande verhoging van het GGT bij patiënten die
efavirenz krijgen kan het gevolg zijn van enzyminductie. In de langdurige studie (006) werd in elke
behandelingsarm bij 1 % van de patiënten het onderzoek vanwege stoornissen aan de lever of
galwegen stopgezet.
Amylase: In een 1008 patiënten tellende subgroep van het klinisch onderzoek werden
asymptomatische verhogingen van het serumamylase tot meer dan 1,5 maal de bovenste waarde van
het normale bereik gezien bij 10 % van de met efavirenz behandelde patiënten en 6 % van de patiënten
in de controlegroepen. De klinische betekenis van asymptomatische verhogingen van het
serumamylase is onbekend.
Metabole parameters
Het gewicht en de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens antiretrovirale
behandeling (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Ongewenste effecten bij kinderen kwamen over het algemeen overeen met die bij volwassen patiënten.
Uitslag werd bij kinderen vaker gemeld (in een klinisch onderzoek met 57 kinderen die efavirenz
gedurende 48 weken kregen werd uitslag bij 46 % gemeld) en was vaak hooggradiger dan bij
volwassenen (ernstige uitslag werd bij 5,3 % van de kinderen gemeld). Profylaxe met passende
antihistamines voor instelling van de behandeling met efavirenz bij kinderen kan worden overwogen.
Hoewel beperkte gegevens suggereren dat het voor kinderen moeilijk is neurologische symptomen te
melden, lijken ze bij kinderen minder vaak voor te komen en waren ze over het algemeen licht. In het
onderzoek bij 57 kinderen had 3,5 % van de patiënten neurologische symptomen van matige
intensiteit, voornamelijk duizeligheid. Geen enkel kind had ernstige symptomen of moest vanwege
neurologische symptomen de behandeling staken.
Andere speciale populaties
Leverenzymen bij patiënten die geco-infecteerd zijn met hepatitis B of C
Uit de langetermijngegevens van studie 006 bleek dat 137 patiënten die werden behandeld met een
efavirenzbevattende therapie (mediane therapieduur 68 weken) en 84 die een controlebehandeling
kregen (mediane duur 56 weken) bij de screening seropositief waren voor hepatitis B (oppervlakte-
antigeen-positief) en/of C (positief voor hepatitis-C-antilichaam). Bij geco-infecteerde patiënten van
studie 006 traden verhogingen van het ASAT tot meer dan vijfmaal ULN op bij 13 % van de met
efavirenz behandelde patiënten versus 7 % in de controlegroep; verhogingen van het ALAT tot meer
dan vijfmaal ULN traden op bij 20 % van de met efavirenz behandelde patiënten versus 7 % in de
controlegroep. Bij de geco-infecteerde patiënten stopte 3 % van hen die met efavirenz werden
behandeld en 2 % in de controlearm vanwege stoornissen aan de lever (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
61
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Enkele patiënten die per ongeluk tweemaal per dag 600 mg namen hadden sterkere neurologische
symptomen. Eén patiënt had onwillekeurige spiercontracties.
De behandeling van een overdosis efavirenz bestaat uit algemene ondersteunende maatregelen, met
inbegrip van controle van de vitale symptomen en observatie van de klinische status van de patiënt.
Actieve kool kan worden gebruikt om niet-geabsorbeerd efavirenz te elimineren. Er bestaat geen
specifiek antigif tegen een overdosis efavirenz. Aangezien efavirenz zich sterk aan eiwitten bindt, is
het onwaarschijnlijk dat er met dialyse significante hoeveelheden geneesmiddel uit het bloed worden
verwijderd.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antivirale middelen voor systemisch gebruik, niet-nucleoside
reverse transcriptaseremmers.
ATC-code: J05A G03
Werkingsmechanisme
Efavirenz is een NNRTI van hiv-1. Efavirenz is een niet-competitieve remmer van hiv-1 reverse
transcriptase (RT) en remt hiv-2-RT of cellulaire DNA-polymerases (
,
,
mate.
Hartelektrofysiologie
Het effect van efavirenz op het QTc-interval is geëvalueerd in een open-label crossover-QT-studie met
een werkzame controle en placebo bestaande uit 3 perioden, 3 behandelingen met een vaste
enkelvoudige volgorde bij 58 gezonde personen verrijkt voor CYP2B6-polymorfismen. De
gemiddelde C
max
van efavirenz bij personen met een CYP2B6 *6/*6 genotype na toediening van een
dagelijkse dosis van 600 mg gedurende 14 dagen was 2,25 keer de gemiddelde C
max
zoals
waargenomen bij individuen met een CYP2B6 *1/*1 genotype. Een positieve relatie tussen de
concentratie efavirenz en de QTc-verlenging is waargenomen. Gebaseerd op de concentratie-QTc
relatie, zijn de gemiddelde QTc-verlenging en de bovengrens van het 90 %-BI 8,7 ms en 11,3 ms bij
personen met CYP2B6*6/*6-genotype na toediening van een dagelijkse dosis van 600 mg gedurende
14 dagen (zie rubriek 4.5).
Antivirale werking
De vrije concentratie efavirenz die nodig is voor 90 tot 95 % inhibitie van het wild type of zidovudine-
resistente laboratorium- en klinische isolaten
in vitro
varieert van 0,46 tot 6,8 nM in lymfoblastoïde
cellijnen, mononucleaire cellen in perifeer bloed (PBMC) en macrofaag/monocytculturen.
Resistentie
De potentie van efavirenz in celcultuur tegen virale varianten met aminozuursubstituties op
posities 48, 108, 179, 181 of 236 in RT of varianten met aminozuursubstituties in de protease was
vergelijkbaar met die tegen wilde virusstammen. De één-aminozuursubstituties die de hoogste
resistentie tegen efavirenz veroorzaakten in celcultuur zijn leucine
isoleucine in positie 100 (L100I,
17 tot 22x resistentie) en lysine
asparagine in positie 103 (K103N, 18 tot 33x resistentie). Groter dan
of
) niet in significante
62
100x verlies van gevoeligheid werd waargenomen tegen hiv-varianten met K103N-expressie in
aanvulling op andere aminozuursubstituties in RT.
K103N was de meest waargenomen RT-substitutie in virale isolaten van patiënten met een significante
rebound in viral load tijdens klinische studies van efavirenz in combinatie met indinavir of zidovudine
+ lamivudine. Deze mutatie werd waargenomen bij 90 % van de patiënten die efavirenz kregen met
virologisch falen. Substituties in RT-posities 98, 100, 101, 108, 138, 188, 190 of 225 werden ook
waargenomen, maar met lagere frequenties, en vaak alleen in combinatie met K103N. Het patroon van
aminozuursubstituties in RT en resistentie tegen efavirenz was onafhankelijk van de andere antivirale
middelen die in combinatie met efavirenz werden gebruikt.
Kruisresistentie
De kruisresistentieprofielen van efavirenz, nevirapine en delavirdine in celcultuur toonden aan dat de
K103N-substitutie een verlies van gevoeligheid veroorzaakt voor alle drie NNRT
I’s. Twee van drie
delavirdine-resistente klinische isolaten die werden onderzocht waren kruisresistent tegen efavirenz en
bevatten de K103N-substitutie. Een derde isolaat met een substitutie in positie 236 van RT was niet
kruisresistent tegen efavirenz.
Virale isolaten uit PBMC van patiënten die tijdens de klinische studies met efavirenz tekenen
vertoonden van falende behandeling (viral load rebound), werden getest op gevoeligheid voor NNRTI.
Dertien efavirenz-resistente isolaten bleken nadien ook resistent te zijn tegen nevirapine en
delavirdine. Vijf van deze NNRTI-resistente isolaten hadden een K103N of een valine
isoleucine-
substitutie in positie 108 (V108I) in RT. Drie van de geteste isolaten waarbij de therapie met efavirenz
mislukte, bleven gevoelig voor efavirenz in celcultuur en waren ook gevoelig voor nevirapine en
delavirdine.
De kans op kruisresistentie tussen efavirenz en PI's is klein door de verschillende betrokken
enzymsubstraten. De kans op kruisresistentie tussen efavirenz en NRTI is klein door de verschillende
bindingsplaatsen op het substraat en het verschillend werkingsmechanisme.
Klinische werkzaamheid
Efavirenz is niet in gecontroleerd onderzoek bestudeerd bij patiënten met gevorderde hiv-ziekte, dat
wil zeggen bij patiënten met een CD4-celtelling < 50 cellen/mm
3
of bij patiënten die eerder met een PI
of NNRTI zijn behandeld. De ervaring uit gecontroleerd klinisch onderzoek met combinaties met
didanosine of zalcitabine is beperkt.
Twee gecontroleerde studies (006 en ACTG 364) die ongeveer één jaar duurden met efavirenz in
combinatie met NRTI's en/of PI's, gaven een daling te zien van de viral load tot onder de
kwantificeringslimiet van de assay en een stijging van CD4-lymfocyten bij hiv-geïnfecteerde patiënten
die wel behandeling met NRTI en geen antiretrovirale therapie hadden ondergaan. Studie 020 gaf een
vergelijkbare werkzaamheid te zien bij eerder met NRTI behandelde patiënten gedurende 24 weken. In
deze studies was de dosis efavirenz 600 mg eenmaal daags; de dosis indinavir was 1000 mg om de
8 uur als dit werd gebruikt met efavirenz en 800 mg om de 8 uur als dit zonder efavirenz werd
gebruikt. De dosis nelfinavir was 750 mg driemaal daags. In elk van deze studies werd de
standaarddosis van de NRTI's om de 12 uur toegediend.
Studie 006,
een gerandomiseerd, open-label onderzoek, vergeleek efavirenz + zidovudine +
lamivudine of efavirenz + indinavir met indinavir + zidovudine + lamivudine bij 1266 patiënten die bij
inclusie in de studie efavirenz-, lamivudine-, NNRTI- en PI-naïef moesten zijn. De gemiddelde CD4-
celtelling bij baseline was 341 cellen/mm
3
en de gemiddelde hiv-RNA-concentratie bij baseline was
60.250 kopieën/ml. Tabel 3 toont de werkzaamheidsresultaten voor studie 006 in een subgroep van
614 patiënten die minstens 48 weken hadden deelgenomen. Bij de analyse van de responder rates
(‘non
-
completer equals failure analysis’ [NC
= F]) werden patiënten die met de studie stopten,
ongeacht de reden, of van wie een hiv-RNA-meting ontbrak die werd gevolgd of voorafgegaan door
63
een meting boven de kwantificeringslimiet van de assay, op de ontbrekende tijdpunten geacht een hiv-
RNA boven 50 of boven 400 kopieën/ml te hebben.
Tabel 3: Werkzaamheidsresultaten voor studie 006
Responder rates (NC = F
a
)
Plasma hiv-RNA
Gemiddelde
verandering t.o.v.
CD4-celtelling bij
aanvang
cellen/mm
3
(S.E.M.
c
)
48 weken
187
(11,8)
177
(11,3)
153
(12,3)
< 400 kopieën/ml
(95 %-BI
b
)
Behandeling
d
n
48 weken
67 %
(60 %, 73 %)
54 %
(47 %, 61 %)
45 %
(38 %, 52 %)
< 50 kopieën/ml
(95 %-BI
b
)
48 weken
62 %
(55 %, 69 %)
48 %
(41 %, 55 %)
40 %
(34 %, 47 %)
EFV + ZDV + 202
3TC
EFV + IDV
IDV +
ZDV + 3TC
a
b
c
d
206
206
NC = F, noncompleter = failure.
BI, betrouwbaarheidsinterval.
S.E.M., standard error of the mean.
EFV, efavirenz; ZDV, zidovudine; 3TC, lamivudine; IDV, indinavir.
De langetermijnresultaten na 168 weken van studie 006 (respectievelijk 160 patiënten voltooiden de
studie op behandeling met EFV + IDV, 196 patiënten met EFV + ZDV + 3TC en 127 patiënten met
IDV + ZDV + 3TC) suggereren dat de respons aanhoudt voor het aandeel patiënten met een hiv-RNA
< 400 kopieën/ml, hiv-RNA < 50 kopieën/ml en wat betreft gemiddelde verandering ten opzichte van
CD4-celtelling bij baseline.
Tabel 4 toont de werkzaamheidsresultaten voor studies ACTG 364 en 020. Aan studie ACTG 364
namen 196 patiënten deel die met NRTI's waren behandeld maar niet met PI's of NNRTI's. Aan
studie 020 namen 327 patiënten deel die met NRTI's waren behandeld maar niet met PI's of NNRTI's.
Artsen mochten de NRTI-behandeling van hun patiënten bij inclusie in de studie veranderen. De
responder rates waren het hoogst bij patiënten bij wie de NRTI's werden geswitcht.
64
Tabel 4: Werkzaamheidsresultaten voor studies ACTG 364 en 020
Responder rates (NC = F
a
)
Plasma-hiv-RNA
Studienummer/
Behandeling
b
Studie ACTG 364
48 weken
EFV + NFV + NRTI's
EFV + NRTI's
NFV + NRTI's
Studie 020
24 weken
EFV + IDV + NRTI's
IDV + NRTI's
a
b
Gemiddelde verandering
t.o.v. CD4-celtelling bij
aanvang
Cellen/mm
3
(S.E.M.
d
)
n
%
(95 %-BI
c
)
%
(95 %-BI)
< 500 kopieën/ml
65
65
66
70
58
30
(59, 82)
(46, 70)
(19, 42)
< 50 kopieën/ml
---
---
---
---
---
---
107
114
94
(17,9)
(21,0)
(13,6)
< 400 kopieën/ml
157
170
60
51
(52, 68)
(43, 59)
< 50 kopieën/ml
49
38
(41, 58)
(30, 45)
104
77
(9,1)
(9,9)
NC = F, noncompleter = failure.
EFV, efavirenz; ZDV, zidovudine; 3TC, lamivudine; IDV, indinavir; NRTI, nucleoside reverse transcriptase inhibitor;
NFV, nelfinavir.
c
BI, betrouwbaarheidsinterval voor aandeel reagerende patiënten.
d
S.E.M., standard error of the mean.
---, niet verricht.
Pediatrische patiënten:
ACTG 382 is een lopende ongecontroleerde studie van 57 met NRTI
behandelde pediatrische patiënten (3 - 16 jaar) om de farmacokinetiek, de antivirale activiteit en de
veiligheid van efavirenz in combinatie met nelfinavir (20 - 30 mg/kg driemaal per dag) en een of meer
NRTI te bepalen. De aanvangsdosis efavirenz was het equivalent van een dosis 600 mg (aangepast
volgens de berekende lichaamsgrootte op basis van gewicht). De responspercentages, gebaseerd op de
NC = F analyse van het percentage patiënten met plasma-hiv-RNA < 400 kopieën/ml na 48 weken
was 60 % (95 %, BI 47, 72), en 53 % (BI 40, 66) gebaseerd op het percentage patiënten met een
plasma-hiv-RNA < 50 kopieën/ml. De gemiddelde CD4-celtelling was ten opzichte van de
uitgangswaarde met 63 ± 34,5 cellen/mm³ verhoogd. De reactie hield even lang aan als bij volwassen
patiënten.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Vijf uur na orale toediening van een enkelvoudige dosis van 100 mg tot 1.600 mg werden bij
niet-geïnfecteerde vrijwilligers maximale efavirenzconcentraties van 1,6 - 9,1
M vastgesteld.
Dosisafhankelijke stijgingen van de C
max
en de AUC werden waargenomen bij doses tot 1.600 mg. De
stijgingen waren minder dan proportioneel, wat wijst op een verminderde absorptie bij hogere doses.
De tijd tot de piekplasmaconcentratie (3 - 5 uur) veranderde niet na meervoudige dosering, en steady
state plasmaconcentraties werden bereikt na 6 - 7 dagen.
Bij hiv-geïnfecteerde patiënten in steady state waren de gemiddelde C
max
-, gemiddelde C
min
-, en
gemiddelde AUC-waarden lineair bij dagdoses van 200 mg, 400 mg en 600 mg. Bij 35 patiënten die
eenmaal per dag 600 mg efavirenz kregen was de steady state C
max
12,9 ± 3,7 µM (29 %) [gemiddelde
± S.D. (% C.V.), de steady state C
min
was 5,6 ± 3,2 µM (57 %) en de AUC was 184 ± 73 µM
uur
(40 %).
Invloed van voedsel
De AUC en C
max
van een eenmalige dosis 600 mg efavirenz filmomhulde tabletten bij niet-
geïnfecteerde vrijwilligers werden door toediening met een vetrijke maaltijd met 28 % (90 % BI:
22 - 33 %) respectievelijk 79 % (90 % BI: 58
–
102 %) verhoogd in vergelijking met toediening op de
nuchtere maag (zie rubriek 4.4).
65
Distributie
Efavirenz bindt zich sterk (ongeveer 99,5 - 99,75 %) aan humane plasmaeiwitten, hoofdzakelijk
albumine. Bij hiv-1-geïnfecteerde patiënten (n = 9) die eenmaal daags 200 mg tot 600 mg efavirenz
kregen gedurende minstens één maand, varieerden de concentraties in het cerebrospinaal vocht van
0,26 tot 1,19 % (gemiddeld 0,69 %) van de overeenkomstige plasmaconcentratie. Deze verhouding is
ongeveer driemaal hoger dan de niet-eiwitgebonden (vrije) fractie van efavirenz in plasma.
Biotransformatie
Onderzoek bij mensen en
in vitro-onderzoek
met humane levermicrosomen hebben aangetoond dat
efavirenz hoofdzakelijk wordt gemetaboliseerd door het cytochroom P450-systeem tot
gehydroxyleerde metabolieten die vervolgens geglucuronideerd worden. Deze metabolieten zijn
onwerkzaam tegen hiv-1. De
in vitro-studies
doen vermoeden dat CYP3A4 en CYP2B6 de
belangrijkste isozymen voor de metabolisatie van efavirenz zijn en dat efavirenz de P450-isozymen
2C9, 2C19 en 3A4 remde. Bij
in vitro-studies
bleek efavirenz CYP2E1 niet te remmen en CYP2D6 en
CYP1A2 alleen bij concentraties die veel hoger waren dan de klinische.
De plasmablootstelling aan efavirenz kan verhoogd zijn bij patiënten met de homozygote genetische
variant G516T van het iso-enzym CYP2B6. De klinische implicaties van een dergelijke associatie zijn
onbekend. Het kan echter niet worden uitgesloten dat de bijwerkingen die met efavirenz gepaard gaan
daardoor frequenter en ernstiger kunnen zijn.
Men heeft aangetoond dat efavirenz CYP3A4 en CYP2B6 induceert, en zo zijn eigen metabolisme
induceert, hetgeen bij sommige patiënten klinisch relevant kan zijn. Meerdere doses van 200 - 400 mg
per dag gedurende 10 dagen resulteerden bij niet-geïnfecteerde vrijwilligers in een lagere accumulatie
(22 - 42 % lager) dan voorspeld en een kortere terminale halfwaardetijd dan bij toediening van een
enkelvoudige dosis (zie hieronder). Men heeft ook aangetoond dat efavirenz UGT1A1 induceert.
Blootstellingen aan raltegravir (een UGT1A1-substraat) zijn verlaagd met efavirenz (zie rubriek 4.5,
tabel 2).
Alhoewel
in vitro-gegevens
wijzen op remming van CYP2C9 en CYP2C19 door efavirenz, zijn er
tegenstrijdige meldingen van zowel verhoogde als verlaagde blootstellingen aan substraten van deze
enzymen bij gelijktijdig gebruik met efavirenz
in vivo.
Het netto-effect van gelijktijdig gebruik is niet
duidelijk.
Eliminatie
Efavirenz heeft een relatief lange terminale halfwaardetijd van ten minste 52 uur na enkelvoudige
doses, en 40 - 55 uur na meervoudige doses. Ongeveer 14 - 34 % van een radioactief gemerkte dosis
efavirenz werd in de urine teruggevonden en minder dan 1 % van de dosis werd als ongewijzigd
efavirenz in urine uitgescheiden.
Leverfunctiestoornis
Bij een onderzoek met een enkelvoudige dosis was bij de enige patiënt met een ernstige
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie C) de halfwaardetijd verdubbeld, waardoor een veel
hogere mate van accumulatie zou kunnen optreden. Een onderzoek met meervoudige doses liet geen
significant effect zien op de farmacokinetiek van efavirenz bij patiënten met een lichte
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie A) in vergelijking met de controlegroep. Er waren
onvoldoende gegevens om te bepalen of matig-ernstige of ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-
classificatie B of C) invloed heeft op de farmacokinetiek van efavirenz.
66
Geslacht, ras, ouderen
Hoewel men uit de beperkte gegevens kan opmaken dat vrouwen en patiënten uit Azië en de eilanden
van de Stille Zuidzee een hogere blootstelling aan efavirenz hebben, lijken zij efavirenz niet slechter te
verdragen. Bij ouderen zijn geen farmacokinetische studies verricht.
Pediatrische patiënten
Bij 49 pediatrische patiënten die het equivalent van een 600-mg-dosis efavirenz kregen (dosis
aangepast aan berekende lichaamsgrootte gebaseerd op gewicht), was de steady state C
max
14,1 µM, de
steady state C
min
was 5,6 µM, en de AUC was 216 µM
uur. De farmacokinetiek van efavirenz bij
pediatrische patiënten was vergelijkbaar met die bij volwassenen.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Efavirenz was niet mutageen of clastogeen bij conventionele genotoxiciteitsanalyses.
Bij ratten induceerde efavirenz foetale resorptie. Bij 3 van de 20 foetussen/neonati van met efavirenz
behandelde cynomolgusapen, die doseringen kregen resulterend in plasma-efavirenzconcentraties
overeenkomend met die bij mensen, werden misvormingen waargenomen. Anencefalie en unilaterale
anoftalmie met secundaire vergroting van de tong werden bij één foetus waargenomen, microftalmie
bij een andere foetus, en een gespleten gehemelte bij een derde foetus. Er werden geen misvormingen
waargenomen bij foetussen van met efavirenz behandelde ratten en konijnen.
Biliaire hyperplasie werd waargenomen in cynomolgusapen die
1 jaar efavirenz kregen in een dosis
die resulteert in gemiddelde AUC-waarden die ongeveer 2 maal groter zijn dan die bij mensen die de
aanbevolen dosering kregen. Na stopzetting van de toediening werd regressie van biliaire hyperplasie
gezien. Biliaire fibrose is waargenomen bij ratten. Bij sommige apen die efavirenz
1 jaar kregen in
doses die leidden tot plasma-AUC-waarden die 4 tot 13 maal hoger waren dan die bij mensen die de
aanbevolen dosis kregen, zijn niet-aanhoudende convulsies waargenomen (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
In carcinogeniciteitsonderzoek bij muizen werd een hogere incidentie van lever- en longtumoren
waargenomen bij de wijfjes maar niet bij de mannetjes. Het mechanisme van de tumorvorming en de
relevantie ervan voor mensen zijn niet bekend.
Carcinogeniciteitsstudies bij mannetjesmuizen en mannetjes- en wijfjesratten waren negatief. Hoewel
het carcinogene potentieel bij mensen onbekend is, maken deze gegevens aannemelijk dat het klinisch
gunstige effect van efavirenz zwaarder weegt dan het potentiële carcinogene risico voor mensen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
Tabletkern: natriumcroscarmellose, microkristallijne cellulose, natriumlaurylsulfaat,
hydroxypropylcellulose, lactosemonohydraat, magnesiumstearaat
Filmomhulling: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400, geel ijzeroxide (E172),
carnaubawas
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
Tabletkern: natriumcroscarmellose, microkristallijne cellulose, natriumlaurylsulfaat,
hydroxypropylcellulose, lactosemonohydraat, magnesiumstearaat
Filmomhulling: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400, geel ijzeroxide (E172),
carnaubawas
67
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
Tabletkern: natriumcroscarmellose, microkristallijne cellulose, natriumlaurylsulfaat,
hydroxypropylcellulose, lactosemonohydraat, magnesiumstearaat
Filmomhulling: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400, geel ijzeroxide (E172),
carnaubawas
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
Voor flesjes: 3 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
HDPE flesjes met een kindveilige polypropyleen sluiting. Elk doosje bevat 1 flesje met
30 filmomhulde tabletten.
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
HDPE flesjes met een kindveilige polypropyleen sluiting. Elk doosje bevat 1 flesje met
30 filmomhulde tabletten.
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
HDPE flesjes met een kindveilige polypropyleen sluiting. Elk doosje bevat 1 flesje met
90 filmomhulde tabletten.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Geen bijzondere vereisten voor verwijdering.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/008
EU/1/99/111/010
EU/1/99/111/011
68
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 28 mei 1999
Datum van laatste verlenging: 23 april 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
69
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
70
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
PO Box 581
2003 PC Haarlem
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot
een minimum) is bereikt.
71
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
72
A. ETIKETTERING
73
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 30 mg/ml drank
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat: efavirenz 30 mg.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat benzoëzuur (E210) en benzylalcohol (E1519).
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
180 ml drank
Doseerspuit met indrukbare fleshalsadapter voor orale toediening.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Gebruik de drank binnen een maand na openen van de fles.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
74
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/005
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
stocrin 30 mg/ml
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
75
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKETTEKST VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 30 mg/ml drank
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat: efavirenz 30 mg.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat benzoëzuur (E210) en benzylalcohol (E1519).
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
180 ml drank
Doseerspuit met indrukbare fleshalsadapter voor orale toediening.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Gebruik de drank binnen een maand na openen van de fles.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
76
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/005
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
77
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 600 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
78
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/008
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
stocrin 600 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
79
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKETTEKST VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 600 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
80
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/008
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
81
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 50 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
82
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/010
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
stocrin 50 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
83
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKETTEKST VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 50 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
84
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/010
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
85
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 200 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
86
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/011
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
stocrin 200 mg tabletten
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
87
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKETTEKST VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 200 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
88
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/011
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
89
B. BIJSLUITER
90
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Stocrin 30 mg/ml drank
efavirenz
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stocrin bevat de werkzame stof efavirenz en behoort tot een klasse antiretrovirale geneesmiddelen die
niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI's) genoemd worden. Het is
een antiretroviraal
geneesmiddel tegen infecties met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv)
dat de
virusconcentratie in het bloed vermindert. Het wordt gebruikt door volwassenen, jongeren en kinderen
van 3 jaar of ouder.
Uw arts heeft Stocrin voorgeschreven omdat u een hiv-infectie heeft. In combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen vermindert Stocrin de virusconcentratie in het bloed. Dit zal uw
immuunsysteem sterker maken en het risico op het krijgen van ziekten die verband houden met uw
hiv-infectie, verlagen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch
voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Vraag uw arts of apotheker om advies.
U heeft een ernstige aandoening aan de lever.
U heeft hartklachten, zoals veranderingen in het ritme of de snelheid van de hartslag, een
langzame hartslag, of een ernstige hartziekte.
Als een familielid (ouders, grootouders, broers of zussen) plotseling ten gevolge van een
hartprobleem is overleden of geboren is met hartproblemen.
Als uw arts u verteld heeft dat u hoge of lage waarden aan elektrolyten zoals kalium of
magnesium in uw bloed heeft.
91
U gebruikt momenteel een
van de volgende geneesmiddelen (zie ook
Gebruikt u nog andere
geneesmiddelen?):
-
astemizol of terfenadine
(voor de behandeling van allergie)
-
bepridil
(voor de behandeling van hartaandoeningen)
-
cisapride
(voor de behandeling van zuurbranden)
-
ergotalkaloïden
(bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine, ergonovine en
methylergonovine) (voor de behandeling van migraine en clusterhoofdpijnen)
-
midazolam of triazolam
(om beter te kunnen slapen)
-
pimozide, imipramine, amitriptyline of clomipramine
(voor de behandeling van
bepaalde psychische aandoeningen)
-
sint-janskruid
(Hypericum
perforatum)
(een kruidenmiddel dat gebruikt wordt tegen
depressie en angst)
-
flecaïnide, metoprolol
(voor de behandeling van een onregelmatige hartslag)
-
bepaalde antibiotica
(macroliden, fluoroquinolonen, imidazolen)
-
antischimmelmiddelen uit de triazoolgroep
-
bepaalde
antimalariabehandelingen
-
methadon
(gebruikt bij de behandeling van opiaatverslaving)
-
elbasvir/grazoprevir
Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, vertel dat dan direct aan uw arts
. Gebruik van deze
geneesmiddelen samen met Stocrin kan ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen veroorzaken of
ervoor zorgen dat Stocrin niet meer goed werkt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Stocrin moet worden gecombineerd met andere geneesmiddelen die op het hiv inwerken
.
Als u met Stocrin begint omdat het virus zich ondanks uw huidige behandeling blijft
vermenigvuldigen, moet u tegelijkertijd met een ander geneesmiddel beginnen dat u nog niet
eerder heeft gebruikt.
U kunt nog steeds hiv doorgeven
als u dit geneesmiddel gebruikt, maar het risico wordt
verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Het is dus belangrijk dat u
voorzorgsmaatregelen neemt om te voorkomen dat u andere mensen door seksueel contact of
contact met bloed infecteert. Spreek met uw arts over de voorzorgsmaatregelen die nodig zijn
om het besmetten van andere mensen te voorkomen. Dit geneesmiddel geneest de hiv-infectie
niet en u kunt nog steeds infecties of andere ziekten krijgen die verband houden met de
hiv-besmetting.
U mag Stocrin alleen gebruiken onder toezicht van uw arts.
Neem contact op met uw arts
:
-
als u in het verleden een psychische aandoening heeft gehad
, waaronder depressie, of
als u verslaafd bent geweest aan drugs of alcohol. Als u zich depressief voelt, gedachten
aan zelfmoord of abnormale gedachten heeft, moet u dat direct aan uw arts zeggen (zie
rubriek 4,
Mogelijke bijwerkingen).
als u in het verleden last heeft gehad van convulsies (stuiptrekkingen of toevallen)
of
als u behandeld wordt met geneesmiddelen daartegen (
zogenoemde
anticonvulsiva) zoals
carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne. Als u zulke geneesmiddelen gebruikt, moet uw
arts misschien de concentratie ervan in uw bloed meten om er zeker van te zijn dat deze
bij gebruik van Stocrin niet verandert. Mogelijk krijgt u van uw arts een ander
geneesmiddel tegen toevallen.
als u in het verleden een leveraandoening heeft gehad, waaronder actieve chronische
hepatitis.
Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld met
92
-
-
antiretrovirale combinatietherapie hebben een grotere kans op ernstige en mogelijk
levensbedreigende leverproblemen. Uw arts kan uw bloed onderzoeken om na te gaan
hoe goed uw lever werkt of kan u een ander geneesmiddel geven.
Als u een ernstige
leveraandoening heeft, gebruik Stocrin dan niet
(zie rubriek 2,
Wanneer mag u dit
middel niet gebruiken?).
-
als u een hartaandoening heeft, zoals een abnormaal elektrisch signaal bekend als
verlenging van het QT-interval.
Als u met Stocrin begint, let dan op:
-
verschijnselen van duizeligheid, moeilijk slapen, sufheid, zich slecht kunnen
concentreren of abnormaal dromen
. Deze bijwerkingen kunnen in de eerste 1 of
2 dagen van de behandeling beginnen en gaan meestal na de eerste 2 tot 4 weken weg.
verschijnselen van verwardheid, traag denken en langzaam bewegen, waanbeelden
(u gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort
dingen die er niet zijn).
Deze bijwerkingen kunnen maanden tot jaren na het begin van
de behandeling met Stocrin optreden. Als u last krijgt van een van deze verschijnselen,
neem dan contact op met uw arts.
tekenen van huiduitslag
. Als er een ernstige huiduitslag verschijnt met blaarvorming of
koorts, stop dan met Stocrin en licht direct uw arts in. Als u uitslag kreeg bij gebruik van
een andere NNRTI, kunt u bij gebruik van Stocrin een grotere kans op uitslag hebben.
tekenen van ontsteking of infectie
. Bij sommige patiënten met gevorderde hiv-infectie
(aids) die al eens opportunistische infecties hebben gehad, kunnen zich kort na het starten
van een anti-hiv-therapie tekenen en verschijnselen voordoen van een ontsteking door
voorgaande infecties. Vermoedelijk zijn deze verschijnselen het gevolg van verbetering
van de immuunrespons (natuurlijke afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer
te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder duidelijke verschijnselen, al waren.
Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.
Naast opportunistische infecties kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die
ontstaat wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u
bent gestart met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-
infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling
optreden. Als u merkt dat u verschijnselen van een infectie krijgt of andere verschijnselen
zoals spierzwakte, zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst
in de richting van de romp van het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit,
neem dan voor de vereiste behandeling onmiddellijk contact op met uw arts.
problemen met uw botten
. Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie
krijgen, kunnen een botaandoening ontwikkelen die osteonecrose wordt genoemd
(afsterven van botweefsel veroorzaakt door verminderde bloedtoevoer naar het bot). Er
zijn vele risicofactoren die de kans op ontwikkeling van deze aandoening vergroten,
onder andere de duur van de antiretrovirale combinatietherapie, gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie (onderdrukking van de
natuurlijke afweer) en een hoge Body Mass Index (overgewicht). Tekenen van
osteonecrose zijn stijfheid en pijn in de gewrichten (in het bijzonder in de heupen, knieën
en schouders) en moeilijk kunnen bewegen. Wanneer u een van deze verschijnselen
opmerkt, licht dan uw arts in.
-
-
-
-
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stocrin wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen, omdat
het niet voldoende bestudeerd is bij deze patiënten.
93
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Als u bepaalde geneesmiddelen krijgt, mag u Stocrin niet gebruiken.
Deze staan onder
Wanneer
mag u dit middel niet gebruiken?
aan het begin van rubriek 2. Daar staan enkele veelgebruikte
geneesmiddelen en een kruidenpreparaat (sint-janskruid) die de werking van Stocrin sterk kunnen
beïnvloeden.
Gebruikt u naast Stocrin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of
apotheker
.
Stocrin kan invloed hebben op de werking van andere geneesmiddelen, waaronder kruidenpreparaten
zoals middelen die
ginkgo biloba
bevatten. Het gevolg daarvan kan zijn dat de hoeveelheid Stocrin of
andere geneesmiddelen in uw bloed anders wordt. Daardoor kunnen de geneesmiddelen minder goed
werken of kunnen bijwerkingen erger worden. In sommige gevallen kan het nodig zijn dat uw arts de
dosis aanpast of de concentraties in uw bloed meet.
Als u een van de volgende geneesmiddelen
gebruikt, is het belangrijk dat u dat uw arts of apotheker zegt:
Andere geneesmiddelen tegen een hiv-infectie
:
proteaseremmers: darunavir, indinavir, lopinavir/ritonavir, ritonavir, ritonavir-boosted
-
atazanavir, saquinavir of fosamprenavir/saquinavir. Uw arts kan overwegen om u een
ander geneesmiddel te geven of de dosis van de proteaseremmers aan te passen.
-
maraviroc
-
de combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en tenofovir mag niet samen met Stocrin
worden ingenomen, tenzij aanbevolen door uw arts, omdat dit al efavirenz, de werkzame
stof van Stocrin, bevat.
Geneesmiddelen tegen infectie met het hepatitis C-virus:
boceprevir, telaprevir, simeprevir,
sofosbuvir/velpatasvir, glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
.
Geneesmiddelen tegen bacteriële infecties
,
waaronder tuberculose en mycobacterium
avium complex in samenhang met aids:
claritromycine, rifabutine, rifampicine. Uw arts kan
overwegen uw dosis te veranderen of u een ander antibioticum te geven. Daarnaast kan uw arts
een hogere dosis Stocrin voorschrijven.
Geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (antimycotica):
-
voriconazol. Stocrin kan de hoeveelheid voriconazol in uw bloed verminderen en
voriconazol kan de hoeveelheid Stocrin in uw bloed vermeerderen. Als u deze twee
geneesmiddelen samen gebruikt, moet de dosis voriconazol worden verhoogd en de dosis
efavirenz worden verlaagd. Overleg eerst met uw arts.
-
itraconazol. Stocrin kan de hoeveelheid itraconazol in uw bloed verminderen.
-
posaconazol. Stocrin kan de hoeveelheid posaconazol in uw bloed verminderen.
Geneesmiddelen tegen malaria:
-
artemether/lumefantrine: Stocrin kan de hoeveelheid artemether/lumefantrine in uw bloed
verminderen.
-
atovaquon/proguanil: Stocrin kan de hoeveelheid atovaquon/proguanil in uw bloed
verminderen.
Geneesmiddelen tegen toevallen/stuiptrekkingen (anticonvulsiva):
carbamazepine,
fenytoïne, fenobarbital. Stocrin kan de hoeveelheid anticonvulsiva in uw bloed verminderen of
vermeerderen. Carbamazepine kan de werking van Stocrin verminderen. Het kan zijn dat uw
arts u een ander anticonvulsivum moet geven.
Geneesmiddelen om bloedvetten te verlagen (ook statines genoemd):
atorvastatine,
pravastatine, simvastatine. Stocrin kan de hoeveelheid statines in uw bloed verminderen. Uw
arts zal uw cholesterolniveaus controleren en indien nodig overwegen de dosis van uw statine te
veranderen.
94
Methadon
(een geneesmiddel tegen opiaatverslaving): uw arts zal mogelijk een alternatieve
behandeling voorstellen.
Sertraline
(een geneesmiddel tegen depressie): uw arts moet mogelijk de dosis sertraline
aanpassen.
Bupropion
(een geneesmiddel tegen depressie of om u te helpen te stoppen met roken): uw arts
moet mogelijk de dosis bupropion aanpassen.
Diltiazem of soortgelijke geneesmiddelen (calciumantagonisten genoemd; dit zijn
geneesmiddelen die met name gebruikt worden voor hoge bloeddruk of hartproblemen):
als u met Stocrin begint, kan het nodig zijn dat uw arts de dosis van de calciumantagonist
aanpast.
Geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken zoals ciclosporine, sirolimus of
tacrolimus
(gebruikt om te voorkomen dat donororganen worden afgestoten): als u met Stocrin
begint of stopt, zal uw arts de concentraties van het immuunonderdrukkende middel zorgvuldig
controleren en mogelijk de dosis aanpassen.
Hormonale voorbehoedsmiddelen, zoals de pil, een geïnjecteerd voorbehoedsmiddel
(bijvoorbeeld Depo-Provera) of een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel (bijvoorbeeld
Implanon):
u moet ook een betrouwbare methode van barrière-anticonceptie gebruiken (zie
Zwangerschap en borstvoeding). Door Stocrin kunnen hormonale voorbehoedsmiddelen soms
minder goed werken. Er zijn vrouwen met een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel die Stocrin
gebruikten die zwanger zijn geworden, maar het is niet bewezen dat Stocrin de reden was dat
het voorbehoedsmiddel niet werkte.
Warfarine of acenocoumarol
(geneesmiddelen die stolling van het bloed tegengaan): uw arts
moet mogelijk de dosis warfarine of acenocoumarol aanpassen.
Middelen die
ginkgo biloba
(een kruidenpreparaat) bevatten.
Geneesmiddelen die het hartritme beïnvloeden:
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van hartritmestoornissen
:
zoals flecaïnide of metoprolol
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van depressie
zoals
imipramine, amitriptyline of clomipramine
-
antibiotica
, waaronder de volgende types: macroliden, fluoroquinolonen of imidazolen.
Metamizol
(een geneesmiddel tegen pijn en koorts).
Zwangerschap en borstvoeding
Tijdens behandeling
met Stocrin en
tot 12 weken daarna mogen vrouwen niet zwanger worden
.
Uw arts kan aanbevelen dat u een zwangerschapstest doet om er zeker van te zijn dat u niet zwanger
bent voordat u aan behandeling met Stocrin begint.
Als u zwanger kunt worden terwijl u Stocrin gebruikt
, moet u een betrouwbare vorm van
zogenoemde barrière-anticonceptie (bijvoorbeeld een condoom) gebruiken samen met andere vormen
van anticonceptie, zoals de pil of andere hormonale anticonceptiva (bijvoorbeeld implantaten of
injectie). Efavirenz kan tot enige tijd na stopzetting van de behandeling in uw bloed blijven. Daarom
moet u tot 12 weken na het gebruik van Stocrin de bovengenoemde anticonceptie blijven toepassen.
Als u zwanger bent of zwanger wilt worden, vertel dat dan direct aan uw arts
. Als u zwanger
bent, mag u Stocrin alleen gebruiken als u en uw arts overtuigd zijn van de noodzaak. Neem contact
op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt.
95
Er zijn ernstige aangeboren afwijkingen waargenomen bij foetussen van dieren en bij pasgeborenen
van vrouwen die tijdens de zwangerschap met efavirenz of een combinatiemiddel met efavirenz,
emtricitabine en tenofovir zijn behandeld. Als u tijdens de zwangerschap Stocrin of het
combinatiemiddel met efavirenz, emtricitabine en tenofovir heeft gebruikt, kan uw arts vragen dat er
geregeld bloedonderzoek en andere diagnostische testen gedaan worden om de ontwikkeling van uw
kind te controleren.
Als u Stocrin gebruikt,
mag u uw baby geen borstvoeding geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stocrin bevat efavirenz en kan duizeligheid, moeilijk concentreren en sufheid veroorzaken.
Als u daar last van heeft, bestuur dan geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines of
gereedschap.
Stocrin 30 mg/ml drank bevat benzoëzuur
Dit middel bevat 1 mg benzoëzuur (E210) in elke ml.
Stocrin 30 mg/ml drank bevat benzylalcohol
Dit middel bevat maximaal 0,816 mg benzylalcohol (E1519) in elke ml.
Benzylalcohol kan allergische reacties veroorzaken.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts zal u de juiste
doseringsinstructies geven.
De dosis voor volwassenen is 24 ml eenmaal daags.
Het is mogelijk dat de dosis Stocrin verhoogd of verlaagd moet worden als u ook bepaalde
andere geneesmiddelen gebruikt (zie
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?).
Stocrin drank kan al dan niet bij het eten worden ingenomen.
De dosis Stocrin drank in milligrammen is niet gelijk aan die van de Stocrin filmomhulde tabletten.
Stocrin moet elke dag worden ingenomen.
Stocrin mag nooit alleen worden gebruikt voor de behandeling van hiv. Stocrin moet altijd
worden gecombineerd met andere anti-hiv-geneesmiddelen.
De dosis Stocrin drank moet worden afgemeten met de in de verpakking
meegeleverde spuit.
Bij het eerste gebruik moet het verbindingsstuk in de hals van de fles
worden geplaatst. Verwijder eerst de kindveilige dop en verzegeling.
Het verbindingsstuk, dat al op de punt van de spuit is aangebracht, kan
dan op de hals van de fles worden geplaatst en stevig omlaaggeduwd.
96
Maak de spuit van het verbindingsstuk los. Het verbindingsstuk moet
nu goed in de hals passen zodat de dop er weer op gezet kan worden
zonder het verbindingsstuk te verwijderen.
Houd de fles rechtop en doe de punt van de spuit in het
verbindingsstuk.
Houd de fles met spuit ondersteboven. Houd met één hand de fles met
spuit stevig vast en trek met de andere hand de zuiger tot iets voorbij
het gewenste dosisstreepje. Als er luchtbelletjes in de spuit komen,
houdt u de fles ondersteboven, duwt u de zuiger langzaam in en trekt
die dan weer uit. Herhaal tot er geen belletjes meer in de spuit zitten.
Om de dosis nauwkeurig af te meten houdt u de fles ondersteboven en
duwt u de zuiger langzaam terug totdat de bovenkant van de zwarte
ring (de rand die het dichtste bij de punt van de spuit is) ter hoogte van
het dosisstreepje staat. Draai de fles weer terug en haal de spuit eraf.
Veeg het verbindingsstuk schoon en draai de dop stevig terug.
Laat de patiënt, voordat de dosis wordt toegediend, zitten of staan.
Plaats het uiteinde van de spuit iets binnen de mond, naar de wang
gericht. Duw de zuiger langzaam in om gelegenheid te geven het
geneesmiddel door te slikken. Snel in de mond spuiten kan tot
verslikken leiden.
Laat de spuit na gebruik minstens een minuut in warm zeepwater weken. Zuig de spuit met warm
zeepwater vol en leeg deze dan geheel. Herhaal dit minstens driemaal. Verwijder de zuiger uit de spuit
en spoel beide onderdelen zorgvuldig af met warm stromend water. Herhaal deze procedure als
onderdelen van de spuit niet schoon zijn. Laat de onderdelen goed drogen voordat ze weer in elkaar
worden gezet. Doe de spuit niet in een afwasmachine.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De dosis voor kinderen vanaf 40 kg is 24 ml eenmaal daags.
De dosis voor kinderen beneden 40 kg wordt berekend aan de hand van het lichaamsgewicht en
wordt eenmaal daags ingenomen zoals hierna aangegeven:
97
Lichaamsgewicht
(kg)
13 tot < 15
15 tot < 20
20 tot < 25
25 tot < 32,5
32,5 tot < 40
Stocrin drank (30 mg/ml)
Dosis (ml)
3 - < 5 jaar
5 jaar en ouder
12
13
15
17
-
-
9
10
12
15
17
24
40
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel Stocrin heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts of de
dichtstbijzijnde eerste hulp. Houd het doosje met geneesmiddel bij u zodat u makkelijk kunt
beschrijven wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Probeer geen dosis te vergeten.
Als u een dosis bent vergeten,
neem de volgende dosis dan zo snel
mogelijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Als u hulp wenst bij het
vaststellen van de beste tijden om uw geneesmiddel in te nemen, overleg dan met uw arts of
apotheker.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Als u bijna door uw voorraad Stocrin heen bent,
vul hem dan aan bij uw arts of apotheker. Dat is
erg belangrijk, aangezien de virusconcentratie kan oplopen als u de behandeling onderbreekt, zelfs
voor een korte periode. Het kan dan moeilijker worden om het virus te behandelen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij de behandeling van een hiv-infectie is het niet altijd mogelijk om te zien of
bepaalde ongewenste effecten door Stocrin worden veroorzaakt, door andere geneesmiddelen die u op
dat moment gebruikt, of door de hiv-ziekte zelf.
Tijdens de hiv-behandeling kan er een toename in gewicht en een stijging van de serumlipiden- en
bloedglucosewaarden optreden. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel van uw
gezondheid en door uw levensstijl. In het geval van een stijging van de serumlipidenwaarden kan dit
soms worden veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts zal u op deze veranderingen testen.
De meest opvallende bijwerkingen die voor Stocrin zijn gemeld in combinatie met andere anti-hiv-
geneesmiddelen zijn huiduitslag en verschijnselen die betrekking hebben op het zenuwstelsel.
Raadpleeg uw arts bij huiduitslag omdat sommige vormen ernstig kunnen zijn; meestal echter
verdwijnt de huiduitslag zonder de behandeling met Stocrin aan te passen. Huiduitslag kwam tijdens
behandeling met Stocrin meer voor bij kinderen dan bij volwassenen.
De neurologische verschijnselen treden over het algemeen aan het begin van de behandeling op, maar
nemen meestal binnen een paar weken af. In één studie traden de neurologische verschijnselen vaak op
gedurende de eerste 1 tot 3 uur na het innemen van een dosis. Eventueel zal uw arts voorstellen dat u
Stocrin voor het slapengaan inneemt. Sommige patiënten krijgen ernstigere verschijnselen die de
stemming of het vermogen om helder te denken kunnen beïnvloeden. Enkele patiënten hebben
zelfmoord gepleegd. Deze problemen worden over het algemeen vaker gezien bij mensen bij wie
sprake is geweest van een psychische stoornis. Ook kunnen er maanden tot jaren na het begin van de
98
behandeling met Stocrin verschijnselen optreden die te maken hebben met het zenuwstelsel. Dit zijn
bijvoorbeeld verwardheid, traag denken, langzaam bewegen, waanbeelden (u gelooft of denkt dingen
die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort dingen die er niet zijn).
Waarschuw altijd direct uw arts als u tijdens de behandeling met Stocrin deze verschijnselen of andere
bijwerkingen opmerkt.
Bij kinderen die Stocrin drank en nelfinavir in combinatie met andere antiretrovirale middelen
gebruikten, trad diarree op.
Als u een van de volgende bijwerkingen krijgt, vertel dat dan aan uw arts:
Zeer vaak (komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
huiduitslag.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
abnormaal dromen, verminderde concentratie, duizeligheid, hoofdpijn, moeilijk slapen, sufheid,
coördinatie- of evenwichtsproblemen
-
maagpijn, diarree, misselijkheid, braken
-
jeuk
vermoeidheid
-
-
gevoelens van angst of neerslachtigheid.
Testen kunnen laten zien:
-
meer leverenzymen in het bloed
-
meer triglyceriden (vetzuren) in het bloed.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
zenuwachtigheid, vergeetachtigheid, verwardheid, toevallen, abnormale gedachten
-
wazig zien
-
gevoel van draaien of scheefhangen (vertigo)
-
pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de pancreas
-
allergische reactie (overgevoeligheid) die ernstige huidreacties (erythema multiforme, Stevens-
Johnsonsyndroom) kan veroorzaken
-
gele huid of ogen, jeuk, pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de lever
-
borstvergroting bij mannen
-
boos gedrag, ander humeur, dingen zien of horen die er niet echt zijn (hallucinaties), manie
(gemoedstoestand die wordt gekenmerkt door periodes van overactiviteit, euforie of
prikkelbaarheid), paranoia, gedachten aan zelfmoord, katatonie (een toestand waarbij de patiënt
tijdelijk niet kan bewegen of spreken)
fluitend, rinkelend of ander aanhoudend geluid in de oren
-
-
tremor (beven)
-
plotselinge roodheid van het gezicht.
Testen kunnen laten zien:
-
meer cholesterol in het bloed.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers)
-
jeukende uitslag als reactie op zonlicht
-
leverfalen is voorgekomen bij gebruik van efavirenz, in sommige gevallen met
levertransplantatie of overlijden als gevolg. Dit was meestal het geval bij patiënten die al een
leveraandoening hadden, maar er zijn ook enkele gevallen geweest van patiënten zonder een al
bestaande leveraandoening.
-
onverklaarbare gevoelens van droefheid zonder hallucinaties, maar het kan moeilijk zijn om
helder en verstandig te denken
-
zelfdoding.
Het melden van bijwerkingen
99
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het flesje en op
het doosje na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
De drank moet binnen een maand na de eerste opening worden opgebruikt.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
Stocrin drank bevat per ml 30 mg van de werkzame stof efavirenz.
De andere stoffen zijn: medium-chaintriglyceriden, benzoëzuur (E210) en
aardbei/pepermuntsmaak [met benzylalcohol (E1519) en propyleenglycol (E1520)].
Hoe ziet Stocrin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stocrin 30 mg/ml drank is beschikbaar in flessen van 180 ml. Een doseerspuit met indrukbare
fleshalsadapter voor orale toediening wordt meegeleverd in de verpakking.
Houder van de vergunning voor het in de
handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
Postbus 581
2003 PC Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel.: +370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.:
+359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
100
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel.: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +361 888 53 00
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 4021 529 29 00
msdromania@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: +45 44 82 40 00
dkmail@merck.com
Deutschland
Bristol-Myers Squibb GmbH & C
O
. KGaA
Tel: +49 89 121 42-0
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Eλλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε
Τηλ:
+ 30-210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Bristol-Myers Squibb, S.A.
Tel: +34 91 456 53 00
France
Bristol-Myers Squibb Sarl.
Tél: +33 (0)1 58 83 84 96
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals uc
Tel: +353 (0)1 483 3625
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: + 386 1 5204201
msd_slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
101
Ιtalia
Bristol-Myers Squibb S.r.l.
Tel: +39 06 50 39 61
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
info@msd.fi
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ:
80000 673 (+357 22866700)
cyprus
_
info@merck.com
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 (0)77 5700488
medicinskinfo@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: +371 67364 224
msd_lv@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals Ltd.
Tel: +44 (0800) 731 1736
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
102
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Stocrin 600 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stocrin bevat de werkzame stof efavirenz en behoort tot een klasse antiretrovirale geneesmiddelen die
niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI's) genoemd worden. Het is
een antiretroviraal
geneesmiddel tegen infecties met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv)
dat de
virusconcentratie in het bloed vermindert. Het wordt gebruikt door volwassenen, jongeren en kinderen
van 3 jaar of ouder.
Uw arts heeft Stocrin voorgeschreven omdat u een hiv-infectie heeft. In combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen vermindert Stocrin de virusconcentratie in het bloed. Dit zal uw
immuunsysteem sterker maken en het risico op het krijgen van ziekten die verband houden met uw
hiv-infectie, verlagen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch
voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Vraag uw arts of apotheker om advies.
U heeft een ernstige aandoening aan de lever.
U heeft hartklachten, zoals veranderingen in het ritme of de snelheid van de hartslag, een
langzame hartslag, of een ernstige hartziekte.
Als een familielid (ouders, grootouders, broers of zussen) plotseling ten gevolge van
hartprobleem is overleden of geboren is met hartproblemen.
Als uw arts u verteld heeft dat u hoge of lage waarden aan elektrolyten zoals kalium of
magnesium in uw bloed heeft.
103
U gebruikt momenteel een
van de volgende geneesmiddelen: (zie ook
Gebruikt u nog andere
geneesmiddelen?):
-
astemizol of terfenadine
(voor de behandeling van allergie)
-
bepridil
(voor de behandeling van hartaandoeningen)
-
cisapride
(voor de behandeling van zuurbranden)
-
ergotalkaloïden
(bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine, ergonovine en
methylergonovine) (voor de behandeling van migraine en clusterhoofdpijnen)
-
midazolam of triazolam
(om beter te kunnen slapen)
-
pimozide, imipramine, amitriptyline of clomipramine
(voor de behandeling van
bepaalde psychische aandoeningen)
-
sint-janskruid
(Hypericum
perforatum)
(een kruidenmiddel dat gebruikt wordt tegen
depressie en angst)
-
flecaïnide, metoprolol
(voor de behandeling van een onregelmatige hartslag)
-
bepaalde antibiotica
(macroliden, fluoroquinolonen, imidazolen)
-
antischimmelmiddelen uit de triazoolgroep
-
bepaalde
antimalariabehandelingen
-
methadon
(gebruikt bij de behandeling van opiaatverslaving)
-
elbasvir/grazoprevir.
Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, vertel dat dan direct aan uw arts
. Gebruik van deze
geneesmiddelen samen met Stocrin kan ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen veroorzaken of
ervoor zorgen dat Stocrin niet meer goed werkt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Stocrin moet worden gecombineerd met andere geneesmiddelen die op het hiv inwerken
.
Als u met Stocrin begint omdat het virus zich ondanks uw huidige behandeling blijft
vermenigvuldigen, moet u tegelijkertijd met een ander geneesmiddel beginnen dat u nog niet
eerder heeft gebruikt.
U kunt nog steeds hiv doorgeven
als u dit geneesmiddel gebruikt, maar het risico wordt
verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Het is dus belangrijk dat u
voorzorgsmaatregelen neemt om te voorkomen dat u andere mensen door seksueel contact of
contact met bloed infecteert. Spreek met uw arts over de voorzorgsmaatregelen die nodig zijn
om het besmetten van andere mensen te voorkomen. Dit geneesmiddel geneest de hiv-infectie
niet en u kunt nog steeds infecties of andere ziekten krijgen die verband houden met de
hiv-besmetting.
U mag Stocrin alleen gebruiken onder toezicht van uw arts.
Neem contact op met uw arts
:
-
als u in het verleden een psychische aandoening heeft gehad
, waaronder depressie, of
als u verslaafd bent geweest aan drugs of alcohol. Als u zich depressief voelt, gedachten
aan zelfmoord of abnormale gedachten heeft, moet u dat direct aan uw arts zeggen (zie
rubriek 4,
Mogelijke bijwerkingen).
als u in het verleden last heeft gehad van convulsies (stuiptrekkingen of toevallen)
of
als u behandeld wordt met geneesmiddelen daartegen (
zogenoemde
anticonvulsiva) zoals
carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne. Als u zulke geneesmiddelen gebruikt, moet uw
arts misschien de concentratie ervan in uw bloed meten om er zeker van te zijn dat deze
bij gebruik van Stocrin niet verandert. Mogelijk krijgt u van uw arts een ander
geneesmiddel tegen toevallen.
als u in het verleden een leveraandoening heeft gehad, waaronder actieve chronische
hepatitis.
Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld met
104
-
-
antiretrovirale combinatietherapie hebben een grotere kans op ernstige en mogelijk
levensbedreigende leverproblemen. Uw arts kan uw bloed onderzoeken om na te gaan
hoe goed uw lever werkt of kan u een ander geneesmiddel geven.
Als u een ernstige
leveraandoening heeft, gebruik Stocrin dan niet
(zie rubriek 2,
Wanneer mag u dit
middel niet gebruiken?).
-
als u een hartaandoening heeft, zoals een abnormaal elektrisch signaal bekend als
verlenging van het QT-interval.
Als u met Stocrin begint, let dan op:
-
verschijnselen van duizeligheid, moeilijk slapen, sufheid, zich slecht kunnen
concentreren of abnormaal dromen
. Deze bijwerkingen kunnen in de eerste 1 of
2 dagen van de behandeling beginnen en gaan meestal na de eerste 2 tot 4 weken weg.
verschijnselen van verwardheid, traag denken en langzaam bewegen, waanbeelden
(u gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort
dingen die er niet zijn).
Deze bijwerkingen kunnen maanden tot jaren na het begin van
de behandeling met Stocrin optreden. Als u last krijgt van een van deze verschijnselen,
neem dan contact op met uw arts.
tekenen van huiduitslag
. Als er een ernstige huiduitslag verschijnt met blaarvorming of
koorts, stop dan met Stocrin en licht direct uw arts in. Als u uitslag kreeg bij gebruik van
een andere NNRTI, kunt u bij gebruik van Stocrin een grotere kans op uitslag hebben.
tekenen van ontsteking of infectie
. Bij sommige patiënten met gevorderde hiv-infectie
(aids) die al eens opportunistische infecties hebben gehad, kunnen zich kort na het starten
van een anti-hiv-therapie tekenen en verschijnselen voordoen van een ontsteking door
voorgaande infecties. Vermoedelijk zijn deze verschijnselen het gevolg van verbetering
van de immuunrespons (natuurlijke afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer
te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder duidelijke verschijnselen, al waren.
Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.
Naast opportunistische infecties kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die
ontstaat wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u
bent gestart met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-
infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling
optreden. Als u merkt dat u verschijnselen van een infectie krijgt of andere verschijnselen
zoals spierzwakte, zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst
in de richting van de romp van het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit,
neem dan voor de vereiste behandeling onmiddellijk contact op met uw arts.
problemen met uw botten
. Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie
krijgen, kunnen een botaandoening ontwikkelen die osteonecrose wordt genoemd
(afsterven van botweefsel veroorzaakt door verminderde bloedtoevoer naar het bot). Er
zijn vele risicofactoren die de kans op ontwikkeling van deze aandoening vergroten,
onder andere de duur van de antiretrovirale combinatietherapie, gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie (onderdrukking van de
natuurlijke afweer) en een hoge Body Mass Index (overgewicht). Tekenen van
osteonecrose zijn stijfheid en pijn in de gewrichten (in het bijzonder in de heupen, knieën
en schouders) en moeilijk kunnen bewegen. Wanneer u een van deze verschijnselen
opmerkt, licht dan uw arts in.
-
-
-
-
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stocrin wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen, omdat
het niet voldoende bestudeerd is bij deze patiënten.
105
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Als u bepaalde geneesmiddelen krijgt, mag u Stocrin niet gebruiken.
Deze staan onder
Wanneer
mag u dit middel niet gebruiken?
aan het begin van rubriek 2. Daar staan enkele veelgebruikte
geneesmiddelen en een kruidenpreparaat (sint-janskruid) die de werking van Stocrin sterk kunnen
beïnvloeden.
Gebruikt u naast Stocrin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of
apotheker
.
Stocrin kan invloed hebben op de werking van andere geneesmiddelen, waaronder kruidenpreparaten
zoals middelen die
ginkgo biloba
bevatten. Het gevolg daarvan kan zijn dat de hoeveelheid Stocrin of
andere geneesmiddelen in uw bloed anders wordt. Daardoor kunnen de geneesmiddelen minder goed
werken of kunnen bijwerkingen erger worden. In sommige gevallen kan het nodig zijn dat uw arts de
dosis aanpast of de concentraties in uw bloed meet.
Als u een van de volgende geneesmiddelen
gebruikt, is het belangrijk dat u dat uw arts of apotheker zegt:
Andere geneesmiddelen tegen een hiv-infectie
:
proteaseremmers: darunavir, indinavir, lopinavir/ritonavir, ritonavir, ritonavir-boosted
-
atazanavir, saquinavir of fosamprenavir/saquinavir. Uw arts kan overwegen om u een
ander geneesmiddel te geven of de dosis van de proteaseremmers aan te passen.
-
maraviroc
-
de combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en tenofovir mag niet samen met Stocrin
worden ingenomen, tenzij aanbevolen door uw arts, omdat dit al efavirenz, de werkzame
stof van Stocrin, bevat.
Geneesmiddelen tegen infectie met het hepatitis C-virus:
boceprevir, telaprevir, simeprevir,
sofosbuvir/velpatasvir, glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir.
Geneesmiddelen tegen bacteriële infecties
,
waaronder tuberculose en mycobacterium
avium complex in samenhang met aids:
claritromycine, rifabutine, rifampicine. Uw arts kan
overwegen uw dosis te veranderen of u een ander antibioticum te geven. Daarnaast kan uw arts
een hogere dosis Stocrin voorschrijven.
Geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (antimycotica):
-
voriconazol. Stocrin kan de hoeveelheid voriconazol in uw bloed verminderen en
voriconazol kan de hoeveelheid Stocrin in uw bloed vermeerderen. Als u deze twee
geneesmiddelen samen gebruikt, moet de dosis voriconazol worden verhoogd en de dosis
efavirenz worden verlaagd. Overleg eerst met uw arts.
-
itraconazol. Stocrin kan de hoeveelheid itraconazol in uw bloed verminderen.
-
posaconazol. Stocrin kan de hoeveelheid posaconazol in uw bloed verminderen.
Geneesmiddelen tegen malaria:
-
artemether/lumefantrine: Stocrin kan de hoeveelheid artemether/lumefantrine in uw bloed
verminderen.
-
atovaquon/proguanil: Stocrin kan de hoeveelheid atovaquon/proguanil in uw bloed
verminderen.
Geneesmiddelen tegen toevallen/stuiptrekkingen (anticonvulsiva):
carbamazepine,
fenytoïne, fenobarbital. Stocrin kan de hoeveelheid anticonvulsiva in uw bloed verminderen of
vermeerderen. Carbamazepine kan de werking van Stocrin verminderen. Het kan zijn dat uw
arts u een ander anticonvulsivum moet geven.
Geneesmiddelen om bloedvetten te verlagen (ook statines genoemd):
atorvastatine,
pravastatine, simvastatine. Stocrin kan de hoeveelheid statines in uw bloed verminderen. Uw
arts zal uw cholesterolniveaus controleren en indien nodig overwegen de dosis van uw statine te
veranderen.
106
Methadon
(een geneesmiddel tegen opiaatverslaving): uw arts zal mogelijk een alternatieve
behandeling voorstellen.
Sertraline
(een geneesmiddel tegen depressie): uw arts moet mogelijk de dosis sertraline
aanpassen.
Bupropion
(een geneesmiddel tegen depressie of om u te helpen te stoppen met roken): uw arts
moet mogelijk de dosis bupropion aanpassen.
Diltiazem of soortgelijke geneesmiddelen (calciumantagonisten genoemd; dit zijn
geneesmiddelen die met name gebruikt worden voor hoge bloeddruk of hartproblemen):
als u met Stocrin begint, kan het nodig zijn dat uw arts de dosis van de calciumantagonist
aanpast.
Geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken zoals ciclosporine, sirolimus of
tacrolimus
(gebruikt om te voorkomen dat donororganen worden afgestoten): als u met Stocrin
begint of stopt, zal uw arts de concentraties van het immuunonderdrukkende middel zorgvuldig
controleren en mogelijk de dosis aanpassen.
Hormonale voorbehoedsmiddelen, zoals de pil, een geïnjecteerd voorbehoedsmiddel
(bijvoorbeeld Depo-Provera) of een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel (bijvoorbeeld
Implanon):
u moet ook een betrouwbare methode van barrière-anticonceptie gebruiken (zie
Zwangerschap en borstvoeding). Door Stocrin kunnen hormonale voorbehoedsmiddelen soms
minder goed werken. Er zijn vrouwen met een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel die Stocrin
gebruikten die zwanger zijn geworden, maar het is niet bewezen dat Stocrin de reden was dat
het voorbehoedsmiddel niet werkte.
Warfarine of acenocoumarol
(geneesmiddelen die stolling van het bloed tegengaan): uw arts
moet mogelijk de dosis warfarine of acenocoumarol aanpassen.
Middelen die
ginkgo biloba
(een kruidenpreparaat) bevatten.
Geneesmiddelen die het hartritme beïnvloeden:
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van hartritmestoornissen
zoals flecaïnide of metoprolol
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van depressie
zoals
imipramine, amitriptyline of clomipramine
-
antibiotica
, waaronder de volgende types: macroliden, fluoroquinolonen of imidazolen.
Metamizol
(een geneesmiddel tegen pijn en koorts).
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Inname van Stocrin op de lege maag kan de bijwerkingen verminderen. Het drinken van grapefruitsap
moet worden vermeden bij gebruik van Stocrin.
Zwangerschap en borstvoeding
Tijdens behandeling
met Stocrin en
tot 12 weken daarna mogen vrouwen niet zwanger worden
.
Uw arts kan aanbevelen dat u een zwangerschapstest doet om er zeker van te zijn dat u niet zwanger
bent voordat u aan behandeling met Stocrin begint.
Als u zwanger kunt worden terwijl u Stocrin gebruikt
, moet u een betrouwbare vorm van
zogenoemde barrière-anticonceptie (bijvoorbeeld een condoom) gebruiken samen met andere vormen
van anticonceptie, zoals de pil of andere hormonale anticonceptiva (bijvoorbeeld implantaten of
injectie). Efavirenz kan tot enige tijd na stopzetting van de behandeling in uw bloed blijven. Daarom
moet u tot 12 weken na het gebruik van Stocrin de bovengenoemde anticonceptie blijven toepassen.
107
Als u zwanger bent of zwanger wilt worden, vertel dat dan direct aan uw arts
. Als u zwanger
bent, mag u Stocrin alleen gebruiken als u en uw arts overtuigd zijn van de noodzaak. Neem contact
op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt.
Er zijn ernstige aangeboren afwijkingen waargenomen bij foetussen van dieren en bij pasgeborenen
van vrouwen die tijdens de zwangerschap met efavirenz of een combinatiemiddel met efavirenz,
emtricitabine en tenofovir zijn behandeld. Als u tijdens de zwangerschap Stocrin of het
combinatiemiddel met efavirenz, emtricitabine en tenofovir heeft gebruikt, kan uw arts vragen dat er
geregeld bloedonderzoek en andere diagnostische testen gedaan worden om de ontwikkeling van uw
kind te controleren.
Als u Stocrin gebruikt,
mag u uw baby geen borstvoeding geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stocrin bevat efavirenz en kan duizeligheid, moeilijk concentreren en sufheid veroorzaken.
Als u daar last van heeft, bestuur dan geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines of
gereedschap.
Stocrin bevat lactose in elke dagelijkse dosis van 600 mg
Als uw arts u heeft verteld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Mensen met deze aandoeningen kunnen Stocrin drank gebruiken,
die geen lactose bevat.
Stocrin bevat natrium in de dosis van 600 mg
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis van 600 mg, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts zal u instructies voor het
juiste gebruik geven.
De dosis voor volwassenen is 600 mg eenmaal daags.
Het is mogelijk dat de dosis Stocrin verhoogd of verlaagd moet worden als u ook bepaalde
andere geneesmiddelen gebruikt (zie
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?).
Stocrin moet via de mond worden ingenomen. Aanbevolen wordt Stocrin op de lege maag in te
nemen, bij voorkeur voor het slapen gaan. Bepaalde bijwerkingen (zoals duizeligheid of
sufheid) kunnen dan minder hinderlijk zijn. Met een lege maag wordt over het algemeen
bedoeld 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd.
U kunt de tablet het beste heel doorslikken met water.
Stocrin moet elke dag worden ingenomen.
Stocrin mag nooit alleen worden gebruikt voor de behandeling van hiv. Stocrin moet altijd
worden gecombineerd met andere anti-hiv-geneesmiddelen.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De dosis voor kinderen vanaf 40 kg is 600 mg eenmaal daags.
De dosis voor kinderen beneden 40 kg wordt berekend aan de hand van het lichaamsgewicht en
wordt eenmaal daags ingenomen zoals hierna aangegeven:
108
Lichaamsgewicht
(kg)
13 tot < 15
15 tot < 20
20 tot < 25
25 tot < 32,5
32,5 tot < 40
Stocrin
Dosis (mg)*
200
250
300
350
400
* Filmomhulde tabletten Stocrin 50 mg, 200 mg en 600 mg zijn verkrijgbaar.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel Stocrin heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts of de
dichtstbijzijnde eerste hulp. Houd het doosje met geneesmiddel bij u zodat u makkelijk kunt
beschrijven wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Probeer geen dosis te vergeten.
Als u een dosis bent vergeten,
neem de volgende dosis dan zo snel
mogelijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Als u hulp wenst bij het
vaststellen van de beste tijden om uw geneesmiddel in te nemen, overleg dan met uw arts of
apotheker.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Als u bijna door uw voorraad Stocrin heen bent,
vul hem dan aan bij uw arts of apotheker. Dat is
erg belangrijk, aangezien de virusconcentratie kan oplopen als u de behandeling onderbreekt, zelfs
voor een korte periode. Het kan dan moeilijker worden om het virus te behandelen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij de behandeling van een hiv-infectie is het niet altijd mogelijk om te zien of
bepaalde ongewenste effecten door Stocrin worden veroorzaakt, door andere geneesmiddelen die u op
dat moment gebruikt, of door de hiv-ziekte zelf.
Tijdens de hiv-behandeling kan er een toename in gewicht en een stijging van de serumlipiden- en
bloedglucosewaarden optreden. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel van uw
gezondheid en door uw levensstijl. In het geval van een stijging van de serumlipidenwaarden kan dit
soms worden veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts zal u op deze veranderingen testen.
De meest opvallende bijwerkingen die voor Stocrin zijn gemeld in combinatie met andere anti-hiv-
geneesmiddelen zijn huiduitslag en verschijnselen die betrekking hebben op het zenuwstelsel.
Raadpleeg uw arts bij huiduitslag omdat sommige vormen ernstig kunnen zijn; meestal echter
verdwijnt de huiduitslag zonder de behandeling met Stocrin aan te passen. Huiduitslag kwam tijdens
behandeling met Stocrin meer voor bij kinderen dan bij volwassenen.
De neurologische verschijnselen treden over het algemeen aan het begin van de behandeling op, maar
nemen meestal binnen een paar weken af. In één studie traden de neurologische verschijnselen vaak op
gedurende de eerste 1 tot 3 uur na het innemen van een dosis. Eventueel zal uw arts voorstellen dat u
Stocrin voor het slapengaan en op een lege maag inneemt. Sommige patiënten krijgen ernstigere
verschijnselen die de stemming of het vermogen om helder te denken kunnen beïnvloeden. Enkele
patiënten hebben zelfmoord gepleegd. Deze problemen worden over het algemeen vaker gezien bij
mensen bij wie sprake is geweest van een psychische stoornis. Ook kunnen er maanden tot jaren na het
begin van de behandeling met Stocrin verschijnselen optreden die te maken hebben met het
zenuwstelsel. Dit zijn bijvoorbeeld verwardheid, traag denken, langzaam bewegen, waanbeelden (u
gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort dingen die er niet zijn).
109
Waarschuw altijd direct uw arts als u tijdens de behandeling met Stocrin deze verschijnselen of andere
bijwerkingen opmerkt.
Als u een van de volgende bijwerkingen krijgt, vertel dat dan aan uw arts:
Zeer vaak (komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
huiduitslag.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
abnormaal dromen, verminderde concentratie, duizeligheid, hoofdpijn, moeilijk slapen, sufheid,
coördinatie- of evenwichtsproblemen
-
maagpijn, diarree, misselijkheid, braken
-
jeuk
-
vermoeidheid
-
gevoelens van angst of neerslachtigheid.
Testen kunnen laten zien:
-
meer leverenzymen in het bloed
-
meer triglyceriden (vetzuren) in het bloed.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
zenuwachtigheid, vergeetachtigheid, verwardheid, toevallen, abnormale gedachten
-
wazig zien
gevoel van draaien of scheefhangen (vertigo)
-
-
pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de pancreas
-
allergische reactie (overgevoeligheid) die ernstige huidreacties (erythema multiforme, Stevens-
Johnsonsyndroom) kan veroorzaken
-
gele huid of ogen, jeuk, pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de lever
-
borstvergroting bij mannen
-
boos gedrag, ander humeur, dingen zien of horen die er niet echt zijn (hallucinaties), manie
(gemoedstoestand die wordt gekenmerkt door periodes van overactiviteit, euforie of
prikkelbaarheid), paranoia, gedachten aan zelfmoord, katatonie (een toestand waarbij de patiënt
tijdelijk niet kan bewegen of spreken)
-
fluitend, rinkelend of ander aanhoudend geluid in de oren
-
tremor (beven)
-
plotselinge roodheid van het gezicht.
Testen kunnen laten zien:
-
meer cholesterol in het bloed.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers)
-
jeukende uitslag als reactie op zonlicht
-
leverfalen is voorgekomen bij gebruik van efavirenz, in sommige gevallen met
levertransplantatie of overlijden als gevolg. Dit was meestal het geval bij patiënten die al een
leveraandoening hadden, maar er zijn ook enkele gevallen geweest van patiënten zonder een al
bestaande leveraandoening.
-
onverklaarbare gevoelens van droefheid zonder hallucinaties, maar het kan moeilijk zijn om
helder en verstandig te denken
-
zelfdoding.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
110
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het flesje en op
het doosje na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
Elke Stocrin filmomhulde tablet bevat 600 mg van de werkzame stof efavirenz.
De andere stoffen van de inhoud van de tablet zijn: natriumcroscarmellose, microkristallijne
cellulose, natriumlaurylsulfaat, hydroxypropylcellulose, lactosemonohydraat en
magnesiumstearaat.
Het omhulsel van de tablet bevat: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400,
geel ijzeroxide (E172) en carnaubawas.
Hoe ziet Stocrin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stocrin 600 mg filmomhulde tabletten zijn beschikbaar in flesjes van 30 tabletten.
Houder van de vergunning voor het in de
handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
Postbus 581
2003 PC Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel.: +370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +361 888 53 00
hungary_msd@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.:
+359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel.: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
111
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: +45 44 82 40 00
dkmail@merck.com
Deutschland
Bristol-Myers Squibb GmbH & C
O
. KGaA
Tel: +49 89 121 42-0
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 4021 529 29 00
msdromania@merck.com
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Eλλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε
Τηλ:
+ 30-210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Bristol-Myers Squibb, S.A.
Tel: +34 91 456 53 00
France
Bristol-Myers Squibb Sarl.
Tél: +33 (0)1 58 83 84 96
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals uc
Tel: +353 (0)1 483 3625
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: + 386 1 5204201
msd_slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Ιtalia
Bristol-Myers Squibb S.r.l.
Tel: +39 06 50 39 61
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
info@msd.fi
112
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ:
80000 673 (+357 22866700)
cyprus
_
info@merck.com
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 (0)77 5700488
medicinskinfo@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: +371 67364 224
msd_lv@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals Ltd.
Tel: +44 (0800) 731 1736
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
113
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Stocrin 50 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stocrin bevat de werkzame stof efavirenz en behoort tot een klasse antiretrovirale geneesmiddelen die
niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI's) genoemd worden. Het is
een antiretroviraal
geneesmiddel tegen infecties met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv)
dat de
virusconcentratie in het bloed vermindert. Het wordt gebruikt door volwassenen, jongeren en kinderen
van
3 jaar
of ouder.
Uw arts heeft Stocrin voorgeschreven omdat u een hiv-infectie heeft. In combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen vermindert Stocrin de virusconcentratie in het bloed. Dit zal uw
immuunsysteem sterker maken en het risico op het krijgen van ziekten die verband houden met uw
hiv-infectie, verlagen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch
voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Vraag uw arts of apotheker om advies.
U heeft een ernstige aandoening aan de lever.
U heeft hartklachten, zoals veranderingen in het ritme of de snelheid van de hartslag, een
langzame hartslag, of een ernstige hartziekte.
Als een familielid (ouders, grootouders, broers of zussen) plotseling ten gevolge van een
hartprobleem is overleden of geboren is met hartproblemen.
Als uw arts u verteld heeft dat u hoge of lage waarden aan elektrolyten zoals kalium of
magnesium in uw bloed heeft.
114
U gebruikt momenteel een
van de volgende geneesmiddelen (zie ook
Gebruikt u nog andere
geneesmiddelen?):
-
astemizol of terfenadine
(voor de behandeling van allergie)
-
bepridil
(voor de behandeling van hartaandoeningen)
-
cisapride
(voor de behandeling van zuurbranden)
-
ergotalkaloïden
(bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine, ergonovine en
methylergonovine) (voor de behandeling van migraine en clusterhoofdpijnen)
-
midazolam of triazolam
(om beter te kunnen slapen)
-
pimozide, imipramine, amitriptyline of clomipramine
(voor de behandeling van
bepaalde psychische aandoeningen)
-
sint-janskruid
(Hypericum
perforatum)
(een kruidenmiddel dat gebruikt wordt tegen
depressie en angst).
-
flecaïnide, metoprolol
(voor de behandeling van een onregelmatige hartslag)
-
bepaalde antibiotica
(macroliden, fluoroquinolonen, imidazolen)
-
antischimmelmiddelen uit de triazoolgroep
-
bepaalde
antimalariabehandelingen
-
methadon
(gebruikt bij de behandeling van opiaatverslaving)
-
elbasvir/grazoprevir.
Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, vertel dat dan direct aan uw arts
. Gebruik van deze
geneesmiddelen samen met Stocrin kan ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen veroorzaken of
ervoor zorgen dat Stocrin niet meer goed werkt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Stocrin moet worden gecombineerd met andere geneesmiddelen die op het hiv inwerken
.
Als u met Stocrin begint omdat het virus zich ondanks uw huidige behandeling blijft
vermenigvuldigen, moet u tegelijkertijd met een ander geneesmiddel beginnen dat u nog niet
eerder heeft gebruikt.
U kunt nog steeds hiv doorgeven
als u dit geneesmiddel gebruikt, maar het risico wordt
verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Het is dus belangrijk dat u
voorzorgsmaatregelen neemt om te voorkomen dat u andere mensen door seksueel contact of
contact met bloed infecteert. Spreek met uw arts over de voorzorgsmaatregelen die nodig zijn
om het besmetten van andere mensen te voorkomen. Dit geneesmiddel geneest de hiv-infectie
niet en u kunt nog steeds infecties of andere ziekten krijgen die verband houden met de
hiv-besmetting.
U mag Stocrin alleen gebruiken onder toezicht van uw arts.
Neem contact op met uw arts
:
-
als u in het verleden een psychische aandoening heeft gehad
, waaronder depressie, of
als u verslaafd bent geweest aan drugs of alcohol. Als u zich depressief voelt, gedachten
aan zelfmoord of abnormale gedachten heeft, moet u dat direct aan uw arts zeggen (zie
rubriek 4,
Mogelijke bijwerkingen).
als u in het verleden last heeft gehad van convulsies (stuiptrekkingen of toevallen)
of
als u behandeld wordt met geneesmiddelen daartegen (
zogenoemde
anticonvulsiva) zoals
carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne. Als u zulke geneesmiddelen gebruikt, moet uw
arts misschien de concentratie ervan in uw bloed meten om er zeker van te zijn dat deze
bij gebruik van Stocrin niet verandert. Mogelijk krijgt u van uw arts een ander
geneesmiddel tegen toevallen.
als u in het verleden een leveraandoening heeft gehad, waaronder actieve chronische
hepatitis.
Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld met
115
-
-
antiretrovirale combinatietherapie hebben een grotere kans op ernstige en mogelijk
levensbedreigende leverproblemen. Uw arts kan uw bloed onderzoeken om na te gaan
hoe goed uw lever werkt of kan u een ander geneesmiddel geven.
Als u een ernstige
leveraandoening heeft, gebruik Stocrin dan niet
(zie rubriek 2,
Wanneer mag u dit
middel niet gebruiken?).
-
als u een hartaandoening heeft, zoals een abnormaal elektrisch signaal bekend als
verlenging van het QT-interval.
Als u met Stocrin begint, let dan op:
-
verschijnselen van duizeligheid, moeilijk slapen, sufheid, zich slecht kunnen
concentreren of abnormaal dromen
. Deze bijwerkingen kunnen in de eerste 1 of
2 dagen van de behandeling beginnen en gaan meestal na de eerste 2 tot 4 weken weg.
verschijnselen van verwardheid, traag denken en langzaam bewegen, waanbeelden
(u gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort
dingen die er niet zijn).
Deze bijwerkingen kunnen maanden tot jaren na het begin van
de behandeling met Stocrin optreden. Als u last krijgt van een van deze verschijnselen,
neem dan contact op met uw arts.
tekenen van huiduitslag
. Als er een ernstige huiduitslag verschijnt met blaarvorming of
koorts, stop dan met Stocrin en licht direct uw arts in. Als u uitslag kreeg bij gebruik van
een andere NNRTI, kunt u bij gebruik van Stocrin een grotere kans op uitslag hebben.
tekenen van ontsteking of infectie
. Bij sommige patiënten met gevorderde hiv-infectie
(aids) die al eens opportunistische infecties hebben gehad, kunnen zich kort na het starten
van een anti-hiv-therapie tekenen en verschijnselen voordoen van een ontsteking door
voorgaande infecties. Vermoedelijk zijn deze verschijnselen het gevolg van verbetering
van de immuunrespons (natuurlijke afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer
te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder duidelijke verschijnselen, al waren.
Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.
Naast opportunistische infecties kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die
ontstaat wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u
bent gestart met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-
infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling
optreden. Als u merkt dat u verschijnselen van een infectie krijgt of andere verschijnselen
zoals spierzwakte, zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst
in de richting van de romp van het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit,
neem dan voor de vereiste behandeling onmiddellijk contact op met uw arts.
problemen met uw botten
. Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie
krijgen, kunnen een botaandoening ontwikkelen die osteonecrose wordt genoemd
(afsterven van botweefsel veroorzaakt door verminderde bloedtoevoer naar het bot). Er
zijn vele risicofactoren die de kans op ontwikkeling van deze aandoening vergroten,
onder andere de duur van de antiretrovirale combinatietherapie, gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie (onderdrukking van de
natuurlijke afweer) en een hoge Body Mass Index (overgewicht). Tekenen van
osteonecrose zijn stijfheid en pijn in de gewrichten (in het bijzonder in de heupen, knieën
en schouders) en moeilijk kunnen bewegen. Wanneer u een van deze verschijnselen
opmerkt, licht dan uw arts in.
-
-
-
-
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stocrin wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen, omdat
het niet voldoende bestudeerd is bij deze patiënten.
116
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Als u bepaalde geneesmiddelen krijgt, mag u Stocrin niet gebruiken.
Deze staan onder
Wanneer
mag u dit middel niet gebruiken?
aan het begin van rubriek 2. Daar staan enkele veelgebruikte
geneesmiddelen en een kruidenpreparaat (sint-janskruid) die de werking van Stocrin sterk kunnen
beïnvloeden.
Gebruikt u naast Stocrin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of
apotheker
.
Stocrin kan invloed hebben op de werking van andere geneesmiddelen, waaronder kruidenpreparaten
zoals middelen die
ginkgo biloba
bevatten. Het gevolg daarvan kan zijn dat de hoeveelheid Stocrin of
andere geneesmiddelen in uw bloed anders wordt. Daardoor kunnen de geneesmiddelen minder goed
werken of kunnen bijwerkingen erger worden. In sommige gevallen kan het nodig zijn dat uw arts de
dosis aanpast of de concentraties in uw bloed meet.
Als u een van de volgende geneesmiddelen
gebruikt, is het belangrijk dat u dat uw arts of apotheker zegt:
Andere geneesmiddelen tegen een hiv-infectie
:
proteaseremmers: darunavir, indinavir, lopinavir/ritonavir, ritonavir, ritonavir-boosted
-
atazanavir, saquinavir of fosamprenavir/saquinavir. Uw arts kan overwegen om u een
ander geneesmiddel te geven of de dosis van de proteaseremmers aan te passen.
-
maraviroc
-
de combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en tenofovir mag niet samen met Stocrin
worden ingenomen, tenzij aanbevolen door uw arts, omdat dit al efavirenz, de werkzame
stof van Stocrin, bevat.
Geneesmiddelen tegen infectie met het hepatitis C-virus:
boceprevir, telaprevir, simeprevir,
sofosbuvir/velpatasvir, glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir.
Geneesmiddelen tegen bacteriële infecties
,
waaronder tuberculose en mycobacterium
avium complex in samenhang met aids:
claritromycine, rifabutine, rifampicine. Uw arts kan
overwegen uw dosis te veranderen of u een ander antibioticum te geven. Daarnaast kan uw arts
een hogere dosis Stocrin voorschrijven.
Geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (antimycotica):
-
voriconazol. Stocrin kan de hoeveelheid voriconazol in uw bloed verminderen en
voriconazol kan de hoeveelheid Stocrin in uw bloed vermeerderen. Als u deze twee
geneesmiddelen samen gebruikt, moet de dosis voriconazol worden verhoogd en de dosis
efavirenz worden verlaagd. Overleg eerst met uw arts.
-
itraconazol. Stocrin kan de hoeveelheid itraconazol in uw bloed verminderen.
-
posaconazol. Stocrin kan de hoeveelheid posaconazol in uw bloed verminderen.
Geneesmiddelen tegen malaria:
-
artemether/lumefantrine: Stocrin kan de hoeveelheid artemether/lumefantrine in uw bloed
verminderen.
-
atovaquon/proguanil: Stocrin kan de hoeveelheid atovaquon/proguanil in uw bloed
verminderen.
Geneesmiddelen tegen toevallen/stuiptrekkingen (anticonvulsiva):
carbamazepine,
fenytoïne, fenobarbital. Stocrin kan de hoeveelheid anticonvulsiva in uw bloed verminderen of
vermeerderen. Carbamazepine kan de werking van Stocrin verminderen. Het kan zijn dat uw
arts u een ander anticonvulsivum moet geven.
Geneesmiddelen om bloedvetten te verlagen (ook statines genoemd):
atorvastatine,
pravastatine, simvastatine. Stocrin kan de hoeveelheid statines in uw bloed verminderen. Uw
arts zal uw cholesterolniveaus controleren en indien nodig overwegen de dosis van uw statine te
veranderen.
117
Methadon
(een geneesmiddel tegen opiaatverslaving): uw arts zal mogelijk een alternatieve
behandeling voorstellen.
Sertraline
(een geneesmiddel tegen depressie): uw arts moet mogelijk de dosis sertraline
aanpassen.
Bupropion
(een geneesmiddel tegen depressie of om u te helpen te stoppen met roken): uw arts
moet mogelijk de dosis bupropion aanpassen.
Diltiazem of soortgelijke geneesmiddelen (calciumantagonisten genoemd; dit zijn
geneesmiddelen die met name gebruikt worden voor hoge bloeddruk of hartproblemen):
als u met Stocrin begint, kan het nodig zijn dat uw arts de dosis van de calciumantagonist
aanpast.
Geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken zoals ciclosporine, sirolimus of
tacrolimus
(gebruikt om te voorkomen dat donororganen worden afgestoten): als u met Stocrin
begint of stopt, zal uw arts de concentraties van het immuunonderdrukkende middel zorgvuldig
controleren en mogelijk de dosis aanpassen.
Hormonale voorbehoedsmiddelen, zoals de pil, een geïnjecteerd voorbehoedsmiddel
(bijvoorbeeld Depo-Provera) of een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel (bijvoorbeeld
Implanon):
u moet ook een betrouwbare methode van barrière-anticonceptie gebruiken (zie
Zwangerschap en borstvoeding). Door Stocrin kunnen hormonale voorbehoedsmiddelen soms
minder goed werken. Er zijn vrouwen met een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel die Stocrin
gebruikten die zwanger zijn geworden, maar het is niet bewezen dat Stocrin de reden was dat
het voorbehoedsmiddel niet werkte.
Warfarine of acenocoumarol
(geneesmiddelen die stolling van het bloed tegengaan): uw arts
moet mogelijk de dosis warfarine of acenocoumarol aanpassen.
Middelen die
ginkgo biloba
(een kruidenpreparaat) bevatten.
Geneesmiddelen die het hartritme beïnvloeden:
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van hartritmestoornissen
zoals flecaïnide of metoprolol
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van depressie
zoals
imipramine, amitriptyline of clomipramine
-
antibiotica
, waaronder de volgende types: macroliden, fluoroquinolonen of imidazolen.
Metamizol
(een geneesmiddel tegen pijn en koorts).
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Inname van Stocrin op de lege maag kan de bijwerkingen verminderen. Het drinken van grapefruitsap
moet worden vermeden bij gebruik van Stocrin.
Zwangerschap en borstvoeding
Tijdens behandeling
met Stocrin en
tot 12 weken daarna mogen vrouwen niet zwanger worden
.
Uw arts kan aanbevelen dat u een zwangerschapstest doet om er zeker van te zijn dat u niet zwanger
bent voordat u aan behandeling met Stocrin begint.
Als u zwanger kunt worden terwijl u Stocrin gebruikt
, moet u een betrouwbare vorm van
zogenoemde barrière-anticonceptie (bijvoorbeeld een condoom) gebruiken samen met andere vormen
van anticonceptie, zoals de pil of andere hormonale anticonceptiva (bijvoorbeeld implantaten of
injectie). Efavirenz kan tot enige tijd na stopzetting van de behandeling in uw bloed blijven. Daarom
moet u tot 12 weken na het gebruik van Stocrin de bovengenoemde anticonceptie blijven toepassen.
118
Als u zwanger bent of zwanger wilt worden, vertel dat dan direct aan uw arts
. Als u zwanger
bent, mag u Stocrin alleen gebruiken als u en uw arts overtuigd zijn van de noodzaak. Neem contact
op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt.
Er zijn ernstige aangeboren afwijkingen waargenomen bij foetussen van dieren en bij pasgeborenen
van vrouwen die tijdens de zwangerschap met efavirenz of een combinatiemiddel met efavirenz,
emtricitabine en tenofovir zijn behandeld. Als u tijdens de zwangerschap Stocrin of het
combinatiemiddel met efavirenz, emtricitabine en tenofovir heeft gebruikt, kan uw arts vragen dat er
geregeld bloedonderzoek en andere diagnostische testen gedaan worden om de ontwikkeling van uw
kind te controleren.
Als u Stocrin gebruikt,
mag u uw baby geen borstvoeding geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stocrin bevat efavirenz en kan duizeligheid, moeilijk concentreren en sufheid veroorzaken.
Als u
daar last van heeft, bestuur dan geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines of gereedschap.
Stocrin bevat lactose in elke dagelijkse dosis van 600 mg
Als uw arts u heeft verteld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Mensen met deze aandoeningen kunnen Stocrin drank gebruiken,
die geen lactose bevat.
Stocrin bevat natrium in de dosis van 600 mg
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis van 600 mg, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts zal u instructies voor het
juiste gebruik geven.
De dosis voor volwassenen is 600 mg eenmaal daags.
Het is mogelijk dat de dosis Stocrin verhoogd of verlaagd moet worden als u ook bepaalde
andere geneesmiddelen gebruikt (zie
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?).
Stocrin moet via de mond worden ingenomen. Aanbevolen wordt Stocrin op de lege maag in te
nemen, bij voorkeur voor het slapen gaan. Bepaalde bijwerkingen (zoals duizeligheid of
sufheid) kunnen dan minder hinderlijk zijn. Met een lege maag wordt over het algemeen
bedoeld 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd.
U kunt de tablet het beste heel doorslikken met water.
Stocrin moet elke dag worden ingenomen.
Stocrin mag nooit alleen worden gebruikt voor de behandeling van hiv. Stocrin moet altijd
worden gecombineerd met andere anti-hiv-geneesmiddelen.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De dosis voor kinderen vanaf 40 kg is 600 mg eenmaal daags.
De dosis voor kinderen beneden 40 kg wordt berekend aan de hand van het lichaamsgewicht en
wordt eenmaal daags ingenomen zoals hierna aangegeven:
119
Lichaamsgewicht
(kg)
13 tot < 15
15 tot < 20
20 tot < 25
25 tot < 32,5
32,5 tot < 40
Stocrin
Dosis (mg)*
200
250
300
350
400
* Filmomhulde tabletten Stocrin 50 mg, 200 mg en 600 mg zijn verkrijgbaar.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel Stocrin heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts of de
dichtstbijzijnde eerste hulp. Houd het doosje met geneesmiddel bij u zodat u makkelijk kunt
beschrijven wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Probeer geen dosis te vergeten.
Als u een dosis bent vergeten,
neem de volgende dosis dan zo snel
mogelijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Als u hulp wenst bij het
vaststellen van de beste tijden om uw geneesmiddel in te nemen, overleg dan met uw arts of
apotheker.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Als u bijna door uw voorraad Stocrin heen bent,
vul hem dan aan bij uw arts of apotheker. Dat is
erg belangrijk, aangezien de virusconcentratie kan oplopen als u de behandeling onderbreekt, zelfs
voor een korte periode. Het kan dan moeilijker worden om het virus te behandelen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij de behandeling van een hiv-infectie is het niet altijd mogelijk om te zien of
bepaalde ongewenste effecten door Stocrin worden veroorzaakt, door andere geneesmiddelen die u op
dat moment gebruikt, of door de hiv-ziekte zelf.
Tijdens de hiv-behandeling kan er een toename in gewicht en een stijging van de serumlipiden- en
bloedglucosewaarden optreden. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel van uw
gezondheid en door uw levensstijl. In het geval van een stijging van de serumlipidenwaarden kan dit
soms worden veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts zal u op deze veranderingen testen.
De meest opvallende bijwerkingen die voor Stocrin zijn gemeld in combinatie met andere anti-hiv-
geneesmiddelen zijn huiduitslag en verschijnselen die betrekking hebben op het zenuwstelsel.
Raadpleeg uw arts bij huiduitslag omdat sommige vormen ernstig kunnen zijn; meestal echter
verdwijnt de huiduitslag zonder de behandeling met Stocrin aan te passen. Huiduitslag kwam tijdens
behandeling met Stocrin meer voor bij kinderen dan bij volwassenen.
De neurologische verschijnselen treden over het algemeen aan het begin van de behandeling op, maar
nemen meestal binnen een paar weken af. In één studie traden de neurologische verschijnselen vaak op
gedurende de eerste 1 tot 3 uur na het innemen van een dosis. Eventueel zal uw arts voorstellen dat u
Stocrin voor het slapengaan en op een lege maag inneemt. Sommige patiënten krijgen ernstigere
verschijnselen die de stemming of het vermogen om helder te denken kunnen beïnvloeden. Enkele
patiënten hebben zelfmoord gepleegd. Deze problemen worden over het algemeen vaker gezien bij
mensen bij wie sprake is geweest van een psychische stoornis. Ook kunnen er maanden tot jaren na het
begin van de behandeling met Stocrin verschijnselen optreden die te maken hebben met het
120
zenuwstelsel. Dit zijn bijvoorbeeld verwardheid, traag denken, langzaam bewegen, waanbeelden (u
gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort dingen die er niet zijn).
Waarschuw altijd direct uw arts als u tijdens de behandeling met Stocrin deze verschijnselen of andere
bijwerkingen opmerkt.
Als u een van de volgende bijwerkingen krijgt, vertel dat dan aan uw arts:
Zeer vaak (komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
huiduitslag.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
abnormaal dromen, verminderde concentratie, duizeligheid, hoofdpijn, moeilijk slapen, sufheid,
coördinatie- of evenwichtsproblemen
-
maagpijn, diarree, misselijkheid, braken
-
jeuk
-
vermoeidheid
-
gevoelens van angst of neerslachtigheid.
Testen kunnen laten zien:
-
meer leverenzymen in het bloed
-
meer triglyceriden (vetzuren) in het bloed.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
zenuwachtigheid, vergeetachtigheid, verwardheid, toevallen, abnormale gedachten
-
wazig zien
-
gevoel van draaien of scheefhangen (vertigo)
-
pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de pancreas
-
allergische reactie (overgevoeligheid) die ernstige huidreacties (erythema multiforme, Stevens-
Johnsonsyndroom) kan veroorzaken
-
gele huid of ogen, jeuk, pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de lever
-
borstvergroting bij mannen
-
boos gedrag, ander humeur, dingen zien of horen die er niet echt zijn (hallucinaties), manie
(gemoedstoestand die wordt gekenmerkt door periodes van overactiviteit, euforie of
prikkelbaarheid), paranoia, gedachten aan zelfmoord, katatonie (een toestand waarbij de patiënt
tijdelijk niet kan bewegen of spreken)
-
fluitend, rinkelend of ander aanhoudend geluid in de oren
-
tremor (beven)
-
plotselinge roodheid van het gezicht.
Testen kunnen laten zien:
-
meer cholesterol in het bloed.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers)
-
jeukende uitslag als reactie op zonlicht
-
leverfalen is voorgekomen bij gebruik van efavirenz, in sommige gevallen met
levertransplantatie of overlijden als gevolg. Dit was meestal het geval bij patiënten die al een
leveraandoening hadden, maar er zijn ook enkele gevallen geweest van patiënten zonder een al
bestaande leveraandoening.
-
onverklaarbare gevoelens van droefheid zonder hallucinaties, maar het kan moeilijk zijn om
helder en verstandig te denken
-
zelfdoding.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
121
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het flesje en op
het doosje na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
Elke Stocrin filmomhulde tablet bevat 50 mg van de werkzame stof efavirenz.
De andere stoffen van de inhoud van de tablet zijn: natriumcroscarmellose, microkristallijne
cellulose, natriumlaurylsulfaat, hydroxypropylcellulose, lactosemonohydraat en
magnesiumstearaat.
Het omhulsel van de tablet bevat: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400,
geel ijzeroxide (E172) en carnaubawas.
Hoe ziet Stocrin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stocrin 50 mg filmomhulde tabletten zijn beschikbaar in flesjes van 30 tabletten.
Houder van de vergunning voor het in de
handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
Postbus 581
2003 PC Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel.: +370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +361 888 53 00
hungary_msd@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.:
+359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel.: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
122
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: +45 44 82 40 00
dkmail@merck.com
Deutschland
Bristol-Myers Squibb GmbH & C
O
. KGaA
Tel: +49 89 121 42-0
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 4021 529 29 00
msdromania@merck.com
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Eλλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε
Τηλ:
+ 30-210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Bristol-Myers Squibb, S.A.
Tel: +34 91 456 53 00
France
Bristol-Myers Squibb Sarl.
Tél: +33 (0)1 58 83 84 96
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals uc
Tel: +353 (0)1 483 3625
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: + 386 1 5204201
msd_slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Ιtalia
Bristol-Myers Squibb S.r.l.
Tel: +39 06 50 39 61
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
info@msd.fi
123
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ:
80000 673 (+357 22866700)
cyprus
_
info@merck.com
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 (0)77 5700488
medicinskinfo@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: +371 67364 224
msd_lv@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals Ltd.
Tel: +44 (0800) 731 1736
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
124
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Stocrin 200 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stocrin bevat de werkzame stof efavirenz en behoort tot een klasse antiretrovirale geneesmiddelen die
niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI's) genoemd worden. Het is
een antiretroviraal
geneesmiddel tegen infecties met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv)
dat de
virusconcentratie in het bloed vermindert. Het wordt gebruikt door volwassenen, jongeren en kinderen
van 3 jaar of ouder.
Uw arts heeft Stocrin voorgeschreven omdat u een hiv-infectie heeft. In combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen vermindert Stocrin de virusconcentratie in het bloed. Dit zal uw
immuunsysteem sterker maken en het risico op het krijgen van ziekten die verband houden met uw
hiv-infectie, verlagen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch
voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Vraag uw arts of apotheker om advies.
U heeft een ernstige aandoening aan de lever.
U heeft hartklachten, zoals veranderingen in het ritme of de snelheid van de hartslag, een
langzame hartslag, of een ernstige hartziekte.
Als een familielid (ouders, grootouders, broers of zussen) plotseling ten gevolge van een
hartprobleem is overleden of geboren is met hartproblemen.
Als uw arts u verteld heeft dat u hoge of lage waarden aan elektrolyten zoals kalium of
magnesium in uw bloed heeft.
125
U gebruikt momenteel een
van de volgende geneesmiddelen (zie ook
Gebruikt u nog andere
geneesmiddelen?):
-
astemizol of terfenadine
(voor de behandeling van allergie)
-
bepridil
(voor de behandeling van hartaandoeningen)
-
cisapride
(voor de behandeling van zuurbranden)
-
ergotalkaloïden
(bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine, ergonovine en
methylergonovine) (voor de behandeling van migraine en clusterhoofdpijnen)
-
midazolam of triazolam
(om beter te kunnen slapen)
-
pimozide, imipramine, amitriptyline of clomipramine
(voor de behandeling van
bepaalde psychische aandoeningen)
-
sint-janskruid
(Hypericum
perforatum)
(een kruidenmiddel dat gebruikt wordt tegen
depressie en angst).
-
flecaïnide, metoprolol
(voor de behandeling van een onregelmatige hartslag)
-
bepaalde antibiotica
(macroliden, fluoroquinolonen, imidazolen)
-
antischimmelmiddelen uit de triazoolgroep
-
bepaalde
antimalariabehandelingen
-
methadon
(gebruikt bij de behandeling van opiaatverslaving)
-
elbasvir/grazoprevir.
Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, vertel dat dan direct aan uw arts
. Gebruik van deze
geneesmiddelen samen met Stocrin kan ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen veroorzaken of
ervoor zorgen dat Stocrin niet meer goed werkt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Stocrin moet worden gecombineerd met andere geneesmiddelen die op het hiv inwerken
.
Als u met Stocrin begint omdat het virus zich ondanks uw huidige behandeling blijft
vermenigvuldigen, moet u tegelijkertijd met een ander geneesmiddel beginnen dat u nog niet
eerder heeft gebruikt.
U kunt nog steeds hiv doorgeven
als u dit geneesmiddel gebruikt, maar het risico wordt
verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Het is dus belangrijk dat u
voorzorgsmaatregelen neemt om te voorkomen dat u andere mensen door seksueel contact of
contact met bloed infecteert. Spreek met uw arts over de voorzorgsmaatregelen die nodig zijn
om het besmetten van andere mensen te voorkomen. Dit geneesmiddel geneest de hiv-infectie
niet en u kunt nog steeds infecties of andere ziekten krijgen die verband houden met de
hiv-besmetting.
U mag Stocrin alleen gebruiken onder toezicht van uw arts.
Neem contact op met uw arts
:
-
als u in het verleden een psychische aandoening heeft gehad
, waaronder depressie, of
als u verslaafd bent geweest aan drugs of alcohol. Als u zich depressief voelt, gedachten
aan zelfmoord of abnormale gedachten heeft, moet u dat direct aan uw arts zeggen (zie
rubriek 4,
Mogelijke bijwerkingen).
als u in het verleden last heeft gehad van convulsies (stuiptrekkingen of toevallen)
of
als u behandeld wordt met geneesmiddelen daartegen (zogenoemde anticonvulsiva) zoals
carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne. Als u zulke geneesmiddelen gebruikt, moet uw
arts misschien de concentratie ervan in uw bloed meten om er zeker van te zijn dat deze
bij gebruik van Stocrin niet verandert. Mogelijk krijgt u van uw arts een ander
geneesmiddel tegen toevallen.
als u in het verleden een leveraandoening heeft gehad, waaronder actieve chronische
hepatitis.
Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld met
126
-
-
antiretrovirale combinatietherapie hebben een grotere kans op ernstige en mogelijk
levensbedreigende leverproblemen. Uw arts kan uw bloed onderzoeken om na te gaan
hoe goed uw lever werkt of kan u een ander geneesmiddel geven.
Als u een ernstige
leveraandoening heeft, gebruik Stocrin dan niet
(zie rubriek 2,
Wanneer mag u dit
middel niet gebruiken?).
-
als u een hartaandoening heeft, zoals een abnormaal elektrisch signaal bekend als
verlenging van het QT-interval.
Als u met Stocrin begint, let dan op:
-
verschijnselen van duizeligheid, moeilijk slapen, sufheid, zich slecht kunnen
concentreren of abnormaal dromen
. Deze bijwerkingen kunnen in de eerste 1 of
2 dagen van de behandeling beginnen en gaan meestal na de eerste 2 tot 4 weken weg.
verschijnselen van verwardheid, traag denken en langzaam bewegen, waanbeelden
(u gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort
dingen die er niet zijn).
Deze bijwerkingen kunnen maanden tot jaren na het begin van
de behandeling met Stocrin optreden. Als u last krijgt van een van deze verschijnselen
opmerkt, neem dan contact op met uw arts.
tekenen van huiduitslag
. Als er een ernstige huiduitslag verschijnt met blaarvorming of
koorts, stop dan met Stocrin en licht direct uw arts in. Als u uitslag kreeg bij gebruik van
een andere NNRTI, kunt u bij gebruik van Stocrin een grotere kans op uitslag hebben.
tekenen van ontsteking of infectie
. Bij sommige patiënten met gevorderde hiv-infectie
(aids) die al eens opportunistische infecties hebben gehad, kunnen zich kort na het starten
van een anti-hiv-therapie tekenen en verschijnselen voordoen van een ontsteking door
voorgaande infecties. Vermoedelijk zijn deze verschijnselen het gevolg van verbetering
van de immuunrespons (natuurlijke afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer
te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder duidelijke verschijnselen, al waren.
Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.
Naast opportunistische infecties kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die
ontstaat wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u
bent gestart met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-
infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling
optreden. Als u merkt dat u verschijnselen van een infectie krijgt of andere verschijnselen
zoals spierzwakte, zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst
in de richting van de romp van het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit,
neem dan voor de vereiste behandeling onmiddellijk contact op met uw arts.
problemen met uw botten
. Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie
krijgen, kunnen een botaandoening ontwikkelen die osteonecrose wordt genoemd
(afsterven van botweefsel veroorzaakt door verminderde bloedtoevoer naar het bot). Er
zijn vele risicofactoren die de kans op ontwikkeling van deze aandoening vergroten,
onder andere de duur van de antiretrovirale combinatietherapie, gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie (onderdrukking van de
natuurlijke afweer) en een hoge Body Mass Index (overgewicht). Tekenen van
osteonecrose zijn stijfheid en pijn in de gewrichten (in het bijzonder in de heupen, knieën
en schouders) en moeilijk kunnen bewegen. Wanneer u een van deze verschijnselen
opmerkt, licht dan uw arts in.
-
-
-
-
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stocrin wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen, omdat
het niet voldoende bestudeerd is bij deze patiënten.
127
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Als u bepaalde geneesmiddelen krijgt, mag u Stocrin niet gebruiken.
Deze staan onder
Wanneer
mag u dit middel niet gebruiken?
aan het begin van rubriek 2. Daar staan enkele veelgebruikte
geneesmiddelen en een kruidenpreparaat (sint-janskruid) die de werking van Stocrin sterk kunnen
beïnvloeden.
Gebruikt u naast Stocrin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of
apotheker
.
Stocrin kan invloed hebben op de werking van andere geneesmiddelen, waaronder kruidenpreparaten
zoals middelen die
ginkgo biloba
bevatten. Het gevolg daarvan kan zijn dat de hoeveelheid Stocrin of
andere geneesmiddelen in uw bloed anders wordt. Daardoor kunnen de geneesmiddelen minder goed
werken of kunnen bijwerkingen erger worden. In sommige gevallen kan het nodig zijn dat uw arts de
dosis aanpast of de concentraties in uw bloed meet.
Als u een van de volgende geneesmiddelen
gebruikt, is het belangrijk dat u dat uw arts of apotheker zegt:
Andere geneesmiddelen tegen een hiv-infectie
:
proteaseremmers: darunavir, indinavir, lopinavir/ritonavir, ritonavir, ritonavir-boosted
-
atazanavir, saquinavir of fosamprenavir/saquinavir. Uw arts kan overwegen om u een
ander geneesmiddel te geven of de dosis van de proteaseremmers aan te passen.
-
maraviroc
-
de combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en tenofovir mag niet samen met Stocrin
worden ingenomen, tenzij aanbevolen door uw arts, omdat dit al efavirenz, de werkzame
stof van Stocrin, bevat.
Geneesmiddelen tegen infectie met het hepatitis C-virus:
boceprevir, telaprevir, simeprevir,
sofosbuvir/velpatasvir, glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir.
Geneesmiddelen tegen bacteriële infecties
,
waaronder tuberculose en mycobacterium
avium complex in samenhang met aids:
claritromycine, rifabutine, rifampicine. Uw arts kan
overwegen uw dosis te veranderen of u een ander antibioticum te geven. Daarnaast kan uw arts
een hogere dosis Stocrin voorschrijven.
Geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (antimycotica):
-
voriconazol. Stocrin kan de hoeveelheid voriconazol in uw bloed verminderen en
voriconazol kan de hoeveelheid Stocrin in uw bloed vermeerderen. Als u deze twee
geneesmiddelen samen gebruikt, moet de dosis voriconazol worden verhoogd en de dosis
efavirenz worden verlaagd. Overleg eerst met uw arts.
-
itraconazol. Stocrin kan de hoeveelheid itraconazol in uw bloed verminderen.
-
posaconazol. Stocrin kan de hoeveelheid posaconazol in uw bloed verminderen.
Geneesmiddelen tegen malaria:
-
artemether/lumefantrine: Stocrin kan de hoeveelheid artemether/lumefantrine in uw bloed
verminderen.
-
atovaquon/proguanil: Stocrin kan de hoeveelheid atovaquon/proguanil in uw bloed
verminderen.
Geneesmiddelen tegen toevallen/stuiptrekkingen (anticonvulsiva):
carbamazepine,
fenytoïne, fenobarbital. Stocrin kan de hoeveelheid anticonvulsiva in uw bloed verminderen of
vermeerderen. Carbamazepine kan de werking van Stocrin verminderen. Het kan zijn dat uw
arts u een ander anticonvulsivum moet geven.
Geneesmiddelen om bloedvetten te verlagen (ook statines genoemd):
atorvastatine,
pravastatine, simvastatine. Stocrin kan de hoeveelheid statines in uw bloed verminderen. Uw
arts zal uw cholesterolniveaus controleren en indien nodig overwegen de dosis van uw statine te
veranderen.
128
Methadon
(een geneesmiddel tegen opiaatverslaving): uw arts zal mogelijk een alternatieve
behandeling voorstellen.
Sertraline
(een geneesmiddel tegen depressie): uw arts moet mogelijk de dosis sertraline
aanpassen.
Bupropion
(een geneesmiddel tegen depressie of om u te helpen te stoppen met roken): uw arts
moet mogelijk de dosis bupropion aanpassen.
Diltiazem of soortgelijke geneesmiddelen (calciumantagonisten genoemd; dit zijn
geneesmiddelen die met name gebruikt worden voor hoge bloeddruk of hartproblemen):
als u met Stocrin begint, kan het nodig zijn dat uw arts de dosis van de calciumantagonist
aanpast.
Geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken zoals ciclosporine, sirolimus of
tacrolimus
(gebruikt om te voorkomen dat donororganen worden afgestoten): als u met Stocrin
begint of stopt, zal uw arts de concentraties van het immuunonderdrukkende middel zorgvuldig
controleren en mogelijk de dosis aanpassen.
Hormonale voorbehoedsmiddelen, zoals de pil, een geïnjecteerd voorbehoedsmiddel
(bijvoorbeeld Depo-Provera) of een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel (bijvoorbeeld
Implanon):
u moet ook een betrouwbare methode van barrière-anticonceptie gebruiken (zie
Zwangerschap en borstvoeding). Door Stocrin kunnen hormonale voorbehoedsmiddelen soms
minder goed werken. Er zijn vrouwen met een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel die Stocrin
gebruikten die zwanger zijn geworden, maar het is niet bewezen dat Stocrin de reden was dat
het voorbehoedsmiddel niet werkte.
Warfarine of acenocoumarol
(geneesmiddelen die stolling van het bloed tegengaan): uw arts
moet mogelijk de dosis warfarine of acenocoumarol aanpassen.
Middelen die
ginkgo biloba
(een kruidenpreparaat) bevatten.
Geneesmiddelen die het hartritme beïnvloeden:
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van
hartritmestoornissen
zoals flecaïnide of metoprolol
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van depressie
zoals
imipramine, amitriptyline of clomipramine
-
antibiotica
, waaronder de volgende types: macroliden, fluoroquinolonen of imidazolen.
Metamizol
(een geneesmiddel tegen pijn en koorts).
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Inname van Stocrin op de lege maag kan de bijwerkingen verminderen. Het drinken van grapefruitsap
moet worden vermeden bij gebruik van Stocrin.
Zwangerschap en borstvoeding
Tijdens behandeling
met Stocrin en
tot 12 weken daarna mogen vrouwen niet zwanger worden
.
Uw arts kan aanbevelen dat u een zwangerschapstest doet om er zeker van te zijn dat u niet zwanger
bent voordat u aan behandeling met Stocrin begint.
Als u zwanger kunt worden terwijl u Stocrin gebruikt
, moet u een betrouwbare vorm van
zogenoemde barrière-anticonceptie (bijvoorbeeld een condoom) gebruiken samen met andere vormen
van anticonceptie, zoals de pil of andere hormonale anticonceptiva (bijvoorbeeld implantaten of
injectie). Efavirenz kan tot enige tijd na stopzetting van de behandeling in uw bloed blijven. Daarom
moet u tot 12 weken na het gebruik van Stocrin de bovengenoemde anticonceptie blijven toepassen.
129
Als u zwanger bent of zwanger wilt worden, vertel dat dan direct aan uw arts
. Als u zwanger
bent, mag u Stocrin alleen gebruiken als u en uw arts overtuigd zijn van de noodzaak. Neem contact
op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt.
Er zijn ernstige aangeboren afwijkingen waargenomen bij foetussen van dieren en bij pasgeborenen
van vrouwen die tijdens de zwangerschap met efavirenz of een combinatiemiddel met efavirenz,
emtricitabine en tenofovir zijn behandeld. Als u tijdens de zwangerschap Stocrin of het
combinatiemiddel met efavirenz, emtricitabine en tenofovir heeft gebruikt, kan uw arts vragen dat er
geregeld bloedonderzoek en andere diagnostische testen gedaan worden om de ontwikkeling van uw
kind te controleren.
Als u Stocrin gebruikt,
mag u uw baby geen borstvoeding geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stocrin bevat efavirenz en kan duizeligheid, moeilijk concentreren en sufheid veroorzaken.
Als u
daar last van heeft, bestuur dan geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines of gereedschap.
Stocrin bevat lactose in elke dagelijkse dosis van 600 mg
Als uw arts u heeft verteld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Mensen met deze aandoeningen kunnen Stocrin drank gebruiken,
die geen lactose bevat.
Stocrin bevat natrium in de dosis van 600 mg
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis van 600 mg, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts zal u instructies voor het
juiste gebruik geven.
De dosis voor volwassenen is 600 mg eenmaal daags.
Het is mogelijk dat de dosis Stocrin verhoogd of verlaagd moet worden als u ook bepaalde
andere geneesmiddelen gebruikt (zie
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?).
Stocrin moet via de mond worden ingenomen. Aanbevolen wordt Stocrin op de lege maag in te
nemen, bij voorkeur voor het slapen gaan. Bepaalde bijwerkingen (zoals duizeligheid of
sufheid) kunnen dan minder hinderlijk zijn. Met een lege maag wordt over het algemeen
bedoeld 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd.
U kunt de tablet het beste heel doorslikken met water.
Stocrin moet elke dag worden ingenomen.
Stocrin mag nooit alleen worden gebruikt voor de behandeling van hiv. Stocrin moet altijd
worden gecombineerd met andere anti-hiv-geneesmiddelen.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De dosis voor kinderen vanaf 40 kg is 600 mg eenmaal daags.
De dosis voor kinderen beneden 40 kg wordt berekend aan de hand van het lichaamsgewicht en
wordt eenmaal daags ingenomen zoals hierna aangegeven:
Lichaamsgewicht
(kg)
Stocrin
Dosis (mg)*
130
Lichaamsgewicht
(kg)
13 tot < 15
15 tot < 20
20 tot < 25
25 tot < 32,5
32,5 tot < 40
Stocrin
Dosis (mg)*
200
250
300
350
400
* Filmomhulde tabletten Stocrin 50 mg, 200 mg en 600 mg zijn verkrijgbaar.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel Stocrin heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts of de
dichtstbijzijnde eerste hulp. Houd het doosje met geneesmiddel bij u zodat u makkelijk kunt
beschrijven wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Probeer geen dosis te vergeten.
Als u een dosis bent vergeten,
neem de volgende dosis dan zo snel
mogelijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Als u hulp wenst bij het
vaststellen van de beste tijden om uw geneesmiddel in te nemen, overleg dan met uw arts of
apotheker.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Als u bijna door uw voorraad Stocrin heen bent,
vul hem dan aan bij uw arts of apotheker. Dat is
erg belangrijk, aangezien de virusconcentratie kan oplopen als u de behandeling onderbreekt, zelfs
voor een korte periode. Het kan dan moeilijker worden om het virus te behandelen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij de behandeling van een hiv-infectie is het niet altijd mogelijk om te zien of
bepaalde ongewenste effecten door Stocrin worden veroorzaakt, door andere geneesmiddelen die u op
dat moment gebruikt, of door de hiv-ziekte zelf.
Tijdens de hiv-behandeling kan er een toename in gewicht en een stijging van de serumlipiden- en
bloedglucosewaarden optreden. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel van uw
gezondheid en door uw levensstijl. In het geval van een stijging van de serumlipidenwaarden kan dit
soms worden veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts zal u op deze veranderingen testen.
De meest opvallende bijwerkingen die voor Stocrin zijn gemeld in combinatie met andere anti-hiv-
geneesmiddelen zijn huiduitslag en verschijnselen die betrekking hebben op het zenuwstelsel.
Raadpleeg uw arts bij huiduitslag omdat sommige vormen ernstig kunnen zijn; meestal echter
verdwijnt de huiduitslag zonder de behandeling met Stocrin aan te passen. Huiduitslag kwam tijdens
behandeling met Stocrin meer voor bij kinderen dan bij volwassenen.
De neurologische verschijnselen treden over het algemeen aan het begin van de behandeling op, maar
nemen meestal binnen een paar weken af. In één studie traden de neurologische verschijnselen vaak op
gedurende de eerste 1 tot 3 uur na het innemen van een dosis. Eventueel zal uw arts voorstellen dat u
Stocrin voor het slapengaan en op een lege maag inneemt. Sommige patiënten krijgen ernstigere
verschijnselen die de stemming of het vermogen om helder te denken kunnen beïnvloeden. Enkele
patiënten hebben zelfmoord gepleegd. Deze problemen worden over het algemeen vaker gezien bij
mensen bij wie sprake is geweest van een psychische stoornis. Ook kunnen er maanden tot jaren na het
begin van de behandeling met Stocrin verschijnselen optreden die te maken hebben met het
131
zenuwstelsel. Dit zijn bijvoorbeeld verwardheid, traag denken, langzaam bewegen, waanbeelden (u
gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort dingen die er niet zijn).
Waarschuw altijd direct uw arts als u tijdens de behandeling met Stocrin deze verschijnselen of andere
bijwerkingen opmerkt.
Als u een van de volgende bijwerkingen krijgt, vertel dat dan aan uw arts:
Zeer vaak (komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
huiduitslag.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
abnormaal dromen, verminderde concentratie, duizeligheid, hoofdpijn, moeilijk slapen, sufheid,
coördinatie- of evenwichtsproblemen
-
maagpijn, diarree, misselijkheid, braken
-
jeuk
-
vermoeidheid
-
gevoelens van angst of neerslachtigheid.
Testen kunnen laten zien:
-
meer leverenzymen in het bloed
meer triglyceriden (vetzuren) in het bloed.
-
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
zenuwachtigheid, vergeetachtigheid, verwardheid, toevallen, abnormale gedachten
-
wazig zien
-
gevoel van draaien of scheefhangen (vertigo)
-
pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de pancreas
-
allergische reactie (overgevoeligheid) die ernstige huidreacties (erythema multiforme, Stevens-
Johnsonsyndroom) kan veroorzaken
-
gele huid of ogen, jeuk, pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de lever
-
borstvergroting bij mannen
-
boos gedrag, ander humeur, dingen zien of horen die er niet echt zijn (hallucinaties), manie
(gemoedstoestand die wordt gekenmerkt door periodes van overactiviteit, euforie of
prikkelbaarheid), paranoia, gedachten aan zelfmoord, katatonie (een toestand waarbij de patiënt
tijdelijk niet kan bewegen of spreken)
-
fluitend, rinkelend of ander aanhoudend geluid in de oren
-
tremor (beven)
-
plotselinge roodheid van het gezicht.
Testen kunnen laten zien:
-
meer cholesterol in het bloed.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers)
-
jeukende uitslag als reactie op zonlicht
-
leverfalen is voorgekomen bij gebruik van efavirenz, in sommige gevallen met
levertransplantatie of overlijden als gevolg. Dit was meestal het geval bij patiënten die al een
leveraandoening hadden, maar er zijn ook enkele gevallen geweest van patiënten zonder een al
bestaande leveraandoening
-
onverklaarbare gevoelens van droefheid zonder hallucinaties, maar het kan moeilijk zijn om
helder en verstandig te denken
-
zelfdoding.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
132
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het flesje en op
het doosje na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
Elke Stocrin filmomhulde tablet bevat 200 mg van de werkzame stof efavirenz.
De andere stoffen van de inhoud van de tablet zijn: natriumcroscarmellose, microkristallijne
cellulose, natriumlaurylsulfaat, hydroxypropylcellulose, lactosemonohydraat en
magnesiumstearaat.
Het omhulsel van de tablet bevat: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400,
geel ijzeroxide (E172) en carnaubawas.
Hoe ziet Stocrin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stocrin 200 mg filmomhulde tabletten zijn beschikbaar in flesjes van 90 tabletten.
Houder van de vergunning voor het in de
handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
Postbus 581
2003 PC Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel.: +370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +361 888 53 00
hungary_msd@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.:
+359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel.: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
133
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: +45 44 82 40 00
dkmail@merck.com
Deutschland
Bristol-Myers Squibb GmbH & C
O
. KGaA
Tel: +49 89 121 42-0
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 4021 529 29 00
msdromania@merck.com
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
Eλλάδα
MSD Α.Φ.Β.Ε.Ε
Τηλ:
+ 30-210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Bristol-Myers Squibb, S.A.
Tel: +34 91 456 53 00
France
Bristol-Myers Squibb Sarl.
Tél: +33 (0)1 58 83 84 96
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
Ireland
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals uc
Tel: +353 (0)1 483 3625
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: + 386 1 5204201
msd_slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Ιtalia
Bristol-Myers Squibb S.r.l.
Tel: +39 06 50 39 61
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
info@msd.fi
134
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ:
80000 673 (+357 22866700)
cyprus
_
info@merck.com
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 (0)77 5700488
medicinskinfo@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: +371 67364 224
msd_lv@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals Ltd.
Tel: +44 (0800) 731 1736
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
135
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 30 mg/ml drank
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke ml bevat 30 mg efavirenz.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke ml bevat 1 mg benzoëzuur (E210).
Elke ml bevat maximaal 0,816 mg benzylalcohol (E1519).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Drank
Kleurloze tot lichtgele heldere vloeistof.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
STOCRIN drank is aangewezen bij antivirale combinatiebehandelingen van met humaan
immunodeficiëntievirus (hiv-1) geïnfecteerde volwassenen, adolescenten en kinderen van 3 jaar en
ouder, die de filmomhulde tabletten niet kunnen doorslikken.
STOCRIN is niet voldoende bestudeerd bij patiënten met gevorderde hiv-ziekte, dat wil zeggen bij
patiënten met een CD4-celtelling < 50 cellen/mm3, of na een falende proteaseremmer (PI)-bevattende
behandeling. Hoewel er geen kruisresistentie van efavirenz met PI's is vastgesteld, zijn er momenteel
onvoldoende gegevens over de werkzaamheid van een combinatietherapie met een PI als die wordt
ingesteld nadat een STOCRIN-bevattende behandeling heeft gefaald.
Voor een overzicht van de klinische en farmacodynamische informatie, zie rubriek 5.1.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De therapie moet worden ingesteld door een arts die ervaring heeft met de behandeling van
hiv-infecties.
Dosering
Efavirenz moet in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen worden toegediend (zie
rubriek 4.5).
Efavirenz drank kan met of zonder voedsel worden ingenomen (zie rubriek 5.2).
Om de verdraagbaarheid van bijwerkingen aan het zenuwstelsel te verbeteren, wordt voor de eerste
twee tot vier weken van de behandeling en bij patiënten bij wie deze symptomen aanhouden,
toediening voor het slapen gaan aanbevolen (zie rubriek 4.8).
Dosisaanpassing
Als efavirenz gelijktijdig wordt toegediend met voriconazol, moet de onderhoudsdosering voriconazol
verhoogd worden naar 400 mg tweemaal daags (om de twaalf uur) en moet de dosis efavirenz
verminderd worden met 50 % naar 300 mg eenmaal daags. Als de behandeling met voriconazol wordt
stopgezet, moet de begindosis efavirenz weer worden hervat (zie rubriek 4.5).
Als efavirenz gelijktijdig wordt toegediend met rifampicine bij patiënten die 50 kg of meer wegen, kan
verhoging van de dosis efavirenz naar 800 mg/dag worden overwogen (zie rubriek 4.5).
Kinderen en adolescenten (3 tot 17 jaar)
De aanbevolen dosis efavirenz drank in combinatie met een PI en/of NRTI's voor patiënten tussen 3 en
17 jaar staat vermeld in tabel 1. Efavirenz filmomhulde tabletten mogen alleen worden toegediend aan
kinderen die goed in staat zijn de tabletten door te slikken.
Tabel 1: Eenmaaldaagse dosering bij kinderen
Lichaamsgewicht
Efavirenz
drank (30 mg/ml)
kg
Dosis (ml)
Kinderen 3 - < 5 jaar
Volwassenen en
kinderen 5 jaar en ouder
13 tot < 15
12
9
15 tot < 20
13
10
20 tot < 25
15
12
25 tot < 32,5
17
15
32,5 tot < 40
- 17
40
- 24
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
De farmacokinetiek van efavirenz is niet onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie; echter,
minder dan 1 % van een dosis efavirenz wordt onveranderd in de urine uitgescheiden, zodat de invloed
van een nierfunctiestoornis op de uitscheiding van efavirenz minimaal zou moeten zijn (zie
rubriek 4.4).
Leverfunctiestoornis
Patiënten met een lichte leverziekte kunnen worden behandeld met de dosering efavirenz die
normaliter voor hen wordt aanbevolen. De patiënten moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op
dosisafhankelijke bijwerkingen, vooral symptomen met betrekking tot het zenuwstelsel (zie
rubrieken 4.3 en 4.4).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van efavirenz bij kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg
wegen zijn nog niet vastgesteld. De op dit moment beschikbare gegevens worden beschreven in
rubrieken 4.8, 5.1 en 5.2, maar een aanbeveling voor een dosering kan niet worden gegeven.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie C) (zie rubriek 5.2).
Kruidenpreparaten met sint-janskruid (Hypericum perforatum), gezien de kans op een verlaagde
plasmaconcentratie en verminderd klinisch effect van efavirenz (zie rubriek 4.5).
Patiënten met:
-
een familiegeschiedenis van plotselinge dood of van aangeboren verlenging van het
QTc-interval in elektrocardiogrammen, of met een andere klinische aandoening die bekend staat
om verlenging van het QTc-interval.
-
een geschiedenis van symptomatische hartritmestoornissen of met klinisch relevante
bradycardie of met congestief hartfalen samen met een gereduceerde
linkerventrikelejectiefractie.
-
ernstige verstoringen van de elektrolytenbalans, bijvoorbeeld hypokaliëmie of
hypomagnesiëmie.
Patiënten die geneesmiddelen gebruiken waarvan bekend is dat die het QTc-interval verlengen (pro-
aritmica).
Deze geneesmiddelen omvatten:
-
klasse IA- en III-geneesmiddelen tegen hartritmestoornis,
-
antipsychotica, antidepressiva,
-
bepaalde antibiotica waaronder stoffen die behoren tot de volgende klassen: macroliden,
fluoroquinolonen, antischimmelmiddelen uit de imidazool- en triazoolgroep,
-
bepaalde niet-sederende antihistaminica (terfenadine, astemizol),
-
cisapride,
-
flecaïnide,
-
bepaalde antimalariamiddelen,
-
methadon.
Gelijktijdige toediening met elbasvir/grazoprevir vanwege de verwachte significante afname van de
plasmaconcentraties van elbasvir en grazoprevir (zie rubriek 4.5). Dit effect is het gevolg van de
inductie van CYP3A4 of P-gp door efavirenz en resulteert naar verwachting in een lagere virologische
respons op elbasvir/grazoprevir.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Efavirenz mag niet als monotherapie voor een hiv-behandeling worden gebruikt en mag evenmin als
enig geneesmiddel worden toegevoegd aan een behandeling die niet het gewenste resultaat oplevert.
Bij gebruik van efavirenz als monotherapie kan het virus snel resistent worden. Bij de keuze van
nieuwe antiretrovirale middelen voor combinatietherapie met efavirenz moet rekening worden
gehouden met mogelijke virale kruisresistentie (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdige toediening van efavirenz met een vaste combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en
tenofovirdisoproxil wordt niet aanbevolen tenzij het noodzakelijk is voor dosisaanpassing
(bijvoorbeeld met rifampicine).
Gelijktijdige toediening van glecaprevir/pibrentasvir met efavirenz kan plasmaconcentraties van
glecaprevir en pibrentasvir significant verlagen. Dit leidt tot een verminderd therapeutisch effect.
Gelijktijdige toediening van glecaprevir/pibrentasvir met efavirenz wordt niet aanbevolen (zie
rubriek 4.5).
Gelijktijdig gebruik van ginkgo biloba-extracten wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.5).
Hoewel bewezen is dat effectieve virale suppressie met antiretrovirale behandeling het risico van
seksuele overdracht substantieel vermindert, kan een nog aanwezig risico niet worden uitgesloten.
Voorzorgsmaatregelen om overdracht te voorkomen dienen te worden genomen in overeenstemming
met nationale richtlijnen.
Als een antiretroviraal geneesmiddel in een combinatietherapie vanwege vermoedelijke intolerantie
wordt onderbroken, moet men ernstig overwegen om gelijktijdig alle andere antiretrovirale
geneesmiddelen te stoppen. Toediening van de antiretrovirale geneesmiddelen moet gelijktijdig
worden hervat zodra intolerantieproblemen zijn verdwenen. Een intermitterende monotherapie of
hervatting van de verschillende antiretrovirale geneesmiddelen op verschillende tijdstippen wordt niet
aanbevolen vanwege verhoogd risico op selectie van resistent virus.
Uitslag
Lichte tot matige huiduitslag is waargenomen tijdens klinische studies met efavirenz en verdwijnt
gewoonlijk bij voortzetting van de therapie. Geschikte antihistaminica en/of corticosteroïden kunnen
de tolerantie verbeteren en de uitslag sneller doen verdwijnen. Ernstige huiduitslag met blaren,
vochtige desquamatie of ulceratie is waargenomen bij minder dan 1 % van de patiënten die met
efavirenz zijn behandeld. De incidentie van erythema multiforme of Stevens-Johnsonsyndroom was
ongeveer 0,1 %. Therapie met efavirenz moet worden stopgezet als de patiënten een ernstige uitslag
vertonen met blaren, desquamatie, mucosaletsels of koorts. Bij onderbreking van de behandeling met
efavirenz moet ook worden overwogen de andere antiretrovirale medicatie te onderbreken om te
vermijden dat het virus resistent wordt (zie rubriek 4.8).
Ervaring met efavirenz bij patiënten die stopten met andere antiretrovirale middelen uit de NNRTI-
klasse is beperkt (zie rubriek 4.8). Efavirenz wordt niet aanbevolen bij patiënten die een
levensbedreigende huidreactie (bijvoorbeeld Stevens-Johnsonsyndroom) kregen bij gebruik van een
andere NNRTI.
Psychische symptomen
Bij patiënten die met efavirenz zijn behandeld, zijn psychische bijwerkingen gemeld. Patiënten met
een voorgeschiedenis van psychische aandoeningen lijken een groter risico te hebben op deze ernstige
psychische bijwerkingen. Met name kwam ernstige depressie bij degenen met depressie in de
voorgeschiedenis vaker voor. Sinds de introductie van het product zijn er ook meldingen van ernstige
depressie, overlijden door zelfdoding, waanvoorstellingen, psychoseachtig gedrag en katatonie.
Patiënten moet het advies gegeven worden dat als zij symptomen krijgen zoals ernstige depressie,
psychose of suïcidale gedachten, zij direct contact moeten opnemen met hun arts om na te gaan of
deze symptomen mogelijk verband houden met het gebruik van efavirenz en zo ja, vast te stellen of de
risico's van voortgezet gebruik zwaarder wegen dan de gunstige effecten (zie rubriek 4.8).
Neurologische symptomen
Symptomen waaronder, maar niet beperkt tot, duizeligheid, slapeloosheid, sufheid,
concentratiestoornissen en abnormaal dromen zijn vaak gemelde bijwerkingen bij patiënten die in
klinisch onderzoek efavirenz 600 mg/dag kregen (zie rubriek 4.8). Neurologische symptomen
beginnen meestal tijdens de eerste dag of de eerste twee dagen van de behandeling en verdwijnen over
het algemeen na de eerste 2 4 weken. Patiënten moeten worden geïnformeerd dat als deze
veelvoorkomende verschijnselen optreden, deze meestal bij voortzetting van de therapie verbeteren en
dat deze niet het optreden van de minder vaak voorkomende psychische bijwerkingen in een later
stadium voorspellen.
Laat optredende neurotoxiciteit waaronder ataxie en encefalopathie (verminderd bewustzijn,
verwardheid, psychomotorische vertraging, psychose, delirium) kan maanden tot jaren na het begin
Toevallen
Bij patiënten die efavirenz kregen zijn convulsies waargenomen, meestal bij een bekende
voorgeschiedenis van toevallen. Bij patiënten die gelijktijdig anticonvulsiva krijgen die voornamelijk
door de lever worden gemetaboliseerd, zoals fenytoïne, carbamazepine en fenobarbital, kan het nodig
zijn periodiek de plasmaconcentraties te controleren. In een geneesmiddelinteractieonderzoek waren
bij gelijktijdige toediening van carbamazepine met efavirenz de plasmaconcentraties carbamazepine
verlaagd (zie rubriek 4.5). Bij alle patiënten met toevallen in de voorgeschiedenis moet
voorzichtigheid worden betracht.
Bijwerkingen op de lever
Er waren enkele meldingen van leverfalen sinds de introductie van het product bij patiënten zonder
eerder bestaande leveraandoening of andere identificeerbare risicofactoren (zie rubriek 4.8). Controle
van leverenzymen moet worden overwogen bij patiënten zonder eerder bestaand leverfunctiestoornis
of andere risicofactoren.
QTc-verlenging
QTc-verlenging is waargenomen bij gebruik van efavirenz (zie rubrieken 4.5 en 5.1).
Overweeg alternatieven voor efavirenz wanneer dit gelijktijdig wordt toegediend met een
geneesmiddel met een bekend risico op torsade de pointes of wanneer toegediend aan patiënten met
een verhoogd risico op torsade de pointes.
Immuunreactiveringssyndroom
Bij met hiv geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie
(CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op
asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen voordoen die tot ernstige klinische
manifestaties of verergering van de symptomen kan leiden. Dergelijke reacties zijn vooral in de eerste
weken of maanden na het starten van CART gezien. Relevante voorbeelden zijn cytomegalovirus
retinitis, gegeneraliseerde en/of focale mycobacteriële infecties en door Pneumocystis jiroveci
(voorheen Pneumocystis carinii) veroorzaakte pneumonie. Alle symptomen van de ontsteking moeten
worden beoordeeld en zo nodig dient een behandeling te worden ingesteld. Van auto-immuunziekten
(zoals de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) is ook gerapporteerd dat ze in een setting van
immuunreactivering kunnen optreden; de gerapporteerde tijd tot het begin van de ziekte is echter
variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden.
Gewicht en metabole parameters
Een gewichtstoename en een stijging van de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen tijdens
antiretrovirale behandeling optreden. Zulke veranderingen kunnen gedeeltelijk samenhangen met het
onder controle brengen van de ziekte en de levensstijl. Voor lipiden is er in sommige gevallen bewijs
voor een effect van de behandeling, terwijl er voor gewichtstoename geen sterk bewijs is dat het aan
een specifieke behandeling gerelateerd is. Voor het controleren van de serumlipiden en bloedglucose
wordt verwezen naar de vastgestelde hiv-behandelrichtlijnen. Lipidestoornissen moeten worden
behandeld waar dat klinisch aangewezen is.
Hoewel men aanneemt dat bij de etiologie vele factoren een rol spelen (waaronder gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie, hoge Body Mass Index), zijn gevallen
van osteonecrose vooral gemeld bij patiënten met gevorderde hiv-infectie en/of langdurige
blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie (CART). Patiënten moet worden aangeraden om
een arts te raadplegen wanneer hun gewrichten pijnlijk zijn of stijf worden of wanneer zij moeilijk
kunnen bewegen.
Speciale populaties
Leverziekte
Efavirenz is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.3
en 5.2) en wordt niet aanbevolen bij patiënten met matige leverfunctiestoornis omdat er onvoldoende
gegevens zijn om vast te stellen of dosisaanpassing noodzakelijk is. Aangezien efavirenz in hoge mate
door cytochroom P450 wordt gemetaboliseerd en vanwege de beperkte klinische ervaring bij patiënten
met een chronische leverziekte, moet efavirenz met de nodige omzichtigheid worden toegepast bij
patiënten met een lichte leverfunctiestoornis. Patiënten moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op
dosis-afhankelijke bijwerkingen, vooral neurologische symptomen. De leveraandoening moet
periodiek door middel van laboratoriumonderzoek worden gecontroleerd (zie rubriek 4.2).
De veiligheid en werkzaamheid van efavirenz zijn niet vastgesteld bij patiënten met ernstige
onderliggende leveraandoeningen. Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld
met antiretrovirale combinatietherapie hebben een verhoogd risico op ernstige en mogelijk fatale
leverbijwerkingen. Patiënten met een eerder bestaande leverdysfunctie waaronder chronische actieve
hepatitis hebben bij antiretrovirale combinatietherapie een hogere frequentie van
leverfunctiestoornissen en moeten volgens de gangbare praktijk worden gecontroleerd. Als er
aanwijzingen zijn dat de leveraandoening verergert of bij aanhoudende verhoging van de
serumtransaminasen tot meer dan vijfmaal de bovenste normaalwaarde, moet het voordeel van
voortgezette behandeling met efavirenz worden afgewogen tegen de mogelijke risico's van
aanzienlijke levertoxiciteit. Bij dergelijke patiënten moet onderbreking of stopzetting van de
behandeling worden overwogen (zie rubriek 4.8).
Bij patiënten die worden behandeld met andere geneesmiddelen die tot levertoxiciteit kunnen leiden,
wordt controle van de leverenzymen ook aanbevolen. Bij gelijktijdige antivirale therapie voor
hepatitis B of C, zie ook de relevante productinformatie voor deze geneesmiddelen.
Nierinsufficiëntie
De farmacokinetiek van efavirenz werd niet onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie; minder
dan 1 % van een dosis efavirenz wordt echter onveranderd in de urine uitgescheiden, zodat de invloed
van een eventuele nierinsufficiëntie op de eliminatie van efavirenz waarschijnlijk minimaal is (zie
rubriek 4.2). Er is geen ervaring bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis; bij deze populatie
wordt zorgvuldige controle aanbevolen.
Ouderen
In klinische studies zijn er onvoldoende aantallen ouderen geëvalueerd om te kunnen bepalen of hun
respons anders is dan die van jongere patiënten.
Pediatrische patiënten
Efavirenz werd niet geëvalueerd bij kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen. Er zijn
aanwijzingen dat efavirenz bij zeer jonge kinderen een andere farmacokinetiek kan hebben. Daarom
mag efavirenz niet worden gegeven aan kinderen die jonger dan 3 jaar zijn.
Tijdens een behandelingsperiode van 48 weken werd huiduitslag gemeld bij 26 van de 57 (46 %) met
efavirenz behandelde kinderen en deze was bij drie patiënten ernstig. Profylaxe met geschikte
antihistaminica kan overwogen worden alvorens een behandeling met efavirenz bij kinderen in te
stellen.
Benzylalcohol kan allergische reacties veroorzaken.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Efavirenz is een in vivo-inductor van CYP3A4, CYP2B6 en UGT1A1. De plasmaconcentraties van
verbindingen die substraten zijn van deze enzymen, kunnen verlaagd worden bij gelijktijdig gebruik
met efavirenz. In vitro is efavirenz ook een remmer van CYP3A4. Theoretisch kan efavirenz daarom
bij aanvang de blootstelling aan CYP3A4-substraten verhogen en voorzichtigheid is gepast bij
CYP3A4-substraten met een nauwe therapeutische breedte (zie rubriek 4.3). Efavirenz kan een
inductor zijn van CYP2C19 en CYP2C9; remming is echter ook waargenomen in vitro en het netto-
effect van gelijktijdig gebruik met substraten van deze enzymen is niet duidelijk (zie rubriek 5.2).
De blootstelling aan efavirenz kan verhoogd worden bij gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen
(bijvoorbeeld ritonavir) of voedsel (bijvoorbeeld grapefruitsap) die de activiteit van CYP3A4 of
CYP2B6 remmen.
Verbindingen of kruidenpreparaten (bijvoorbeeld ginkgo biloba-extracten of sint-janskruid) die deze
enzymen induceren, kunnen leiden tot verminderde plasmaconcentraties van efavirenz. Gelijktijdig
gebruik van sint-janskruid is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3). Gelijktijdig gebruik van ginkgo
biloba-extracten wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Gelijktijdig gebruik van efavirenz met metamizol, een inductor van metaboliserende enzymen
waaronder CYP2B6 en CYP3A4, kan een vermindering veroorzaken in plasmaconcentraties van
efavirenz en mogelijk een verlaging in klinische werkzaamheid. Daarom moet men voorzichtig zijn
wanneer metamizol en efavirenz gelijktijdig gebruikt worden; klinische respons en/of
geneesmiddelconcentraties moeten zo nodig worden gecontroleerd.
QT-verlengende geneesmiddelen
Efavirenz is gecontraïndiceerd bij gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen (die mogelijk een
verlenging van het QTc-interval veroorzaken en torsade de pointes) zoals: klasse IA- en
III-geneesmiddelen tegen hartritmestoornis, antipsychotica en antidepressiva, bepaalde antibiotica
waaronder stoffen die behoren tot de volgende klassen: macroliden, fluoroquinolonen,
antischimmelmiddelen uit de imidazool- en triazoolgroep, bepaalde niet-sederende antihistaminica
(terfenadine, astemizol), cisapride, flecaïnide, bepaalde antimalariamiddelen en methadon (zie
rubriek 4.3).
Pediatrische patiënten
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Contra-indicaties bij gelijktijdig gebruik
Efavirenz mag niet gelijktijdig worden toegediend met terfenadine, astemizol, cisapride, midazolam,
triazolam, pimozide, bepridil of ergotalkaloïden (bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine,
ergonovine en methylergonovine), omdat inhibitie van het metabolisme van deze stoffen kan leiden tot
ernstige, levensbedreigende bijwerkingen. (zie rubriek 4.3).
Efavirenz mag niet worden toegediend met elbasvir/grazoprevir in verband met een verwachte
significante afname van de plasmaconcentraties van elbasvir en grazoprevir, die veroorzaakt wordt
door de inductie van geneesmiddelmetaboliserende enzymen en/of transporteiwitten, waardoor een
verlies van de virologische respons op elbasvir/grazoprevir verwacht wordt (zie rubriek 4.5).
Gelijktijdige toediening van efavirenz en sint-janskruid of kruidenpreparaten met sint-janskruid is
gecontra-indiceerd. De plasmaconcentraties van efavirenz kunnen door gelijktijdig gebruik van sint-
janskruid worden verlaagd als gevolg van inductie van geneesmiddelmetaboliserende enzymen en/of
transporteiwitten door sint-janskruid. Als een patiënt al sint-janskruid gebruikt, stop dan het sint-
janskruid, controleer de virusconcentratie en zo mogelijk de concentratie efavirenz. Na stopzetting van
het sint-janskruid kan de concentratie efavirenz stijgen en moet mogelijk de dosis efavirenz worden
aangepast. Het inducerende effect van sint-janskruid kan tot zeker twee weken na stopzetting van de
behandeling voortduren (zie rubriek 4.3).
Andere interacties
Interacties tussen efavirenz en proteaseremmers, antiretrovirale middelen behalve proteaseremmers en
andere niet-antiretrovirale geneesmiddelen staan in Tabel 2 hieronder (verhoging wordt aangegeven
met "", verlaging met "", geen verandering met "", en eenmalig om de 8 of 12 uur als "q8h"of
"q12h"). Waar een 90 %- of 95 %-betrouwbaarheidsinterval bekend is, staat dit tussen haakjes. Tenzij
anders aangegeven zijn de onderzoeken bij gezonde proefpersonen verricht.
Tabel 2: Interacties tussen efavirenz en andere geneesmiddelen bij volwassenen
Geneesmiddel per therapeutisch
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
ANTI-INFECTIVA
Anti-hiv-middelen
Proteaseremmers (PI)
Atazanavir/ritonavir/efavirenz
Atazanavir (pm):
Gelijktijdige toediening van
(400 mg 1 dd/100 mg 1 dd/600 mg
AUC: * ( 9 tot 10)
efavirenz met atazanavir/ritonavir
1 dd, alle met voedsel toegediend)
Cmax: 17 %* ( 8 tot 27)
wordt niet aanbevolen. Als atazanavir
Cmin: 42 %* ( 31 tot 51)
samen met een NNRTI moet worden
toegediend, kan verhoging van de
Atazanavir/ritonavir/efavirenz
Atazanavir (pm):
dosis van zowel atazanavir als
(400 mg 1 dd/200 mg 1 dd/600 mg
AUC: */** ( 10 tot 26)
ritonavir naar 400 mg resp. 200 mg
1 dd, alle met voedsel toegediend)
Cmax: */** ( 5 tot 26)
in combinatie met efavirenz worden
Cmin: 12 %*/** ( 16 tot 49)
overwogen met zorgvuldige klinische
(CYP3A4-inductie).
controle.
* Bij vergelijking met
atazanavir 300 mg/ritonavir
100 mg 1 dd 's avonds zonder
efavirenz. Deze verlaging van
de Cmin van atazanavir kan een
negatief effect hebben op de
werkzaamheid van atazanavir.
** Gebaseerd op historische
vergelijking.
Darunavir/ritonavir/efavirenz
Darunavir:
Efavirenz in combinatie met
(300 mg 2 dd*/100 mg 2 dd/600 mg
AUC : 13 %
darunavir/ritonavir 800/100 mg 1 dd
1 dd)
Cmin : 31 %
kan resulteren in suboptimale
Cmax: 15 %
darunavir Cmin. Als efavirenz
*lager dan de aanbevolen doses,
(CYP3A4-inductie)
gebruikt moet worden in combinatie
soortgelijke bevindingen worden
Efavirenz:
met darunavir/ritonavir, moet
verwacht met de aanbevolen doses.
AUC : 21 %
darunavir/ritonavir 600/100 mg 2 dd
Cmin: 17 %
worden gebruikt. Deze combinatie
Cmax: 15 %
moet voorzichtig worden toegepast.
(CYP3A4-remming)
Zie ook bij ritonavir hieronder.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Fosamprenavir/ritonavir/efavirenz
Geen klinisch belangrijke
Voor geen van deze geneesmiddelen
(700 mg 2 dd/100 mg 2 dd/600 mg
farmacokinetische interactie.
hoeft de dosering te worden
1 dd)
aangepast. Zie ook bij ritonavir
hieronder.
Fosamprenavir/nelfinavir/efavirenz
Interactie niet onderzocht
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Fosamprenavir/saquinavir/efavirenz
Interactie niet onderzocht
Niet aanbevolen, omdat de
blootstelling aan beide PI's naar
verwachting aanzienlijk verlaagd zal
zijn.
Indinavir/efavirenz
Indinavir:
Hoewel het klinische belang van een
(800 mg q8h/200 mg 1 dd)
AUC : 31 % ( 8 tot 47)
lagere indinavirconcentratie niet is
Cmin : 40 %
vastgesteld, moet de omvang van de
Een soortgelijke verlaging van
waargenomen farmacokinetische
de blootstelling aan indinavir
interactie in aanmerking worden
werd gezien als indinavir
genomen bij de keuze van een
1000 mg q8h met efavirenz
behandeling met zowel efavirenz als
600 mg daags werd gegeven
indinavir.
(CYP3A4-inductie)
Efavirenz:
Bij toediening met indinavir of
Geen klinisch belangrijke
indinavir/ritonavir hoeft de dosering
farmacokinetische interactie
efavirenz niet te worden aangepast.
Indinavir/ritonavir/efavirenz
Indinavir:
(800 mg 2 dd/100 mg 2 dd/600 mg
AUC: 25 % ( 16 tot 32)b
1 dd)
Cmax: 17 % ( 6 tot 26)b
Cmin: 50 % ( 40 tot 59)b
Efavirenz:
Geen klinisch belangrijke
Zie ook bij ritonavir hieronder.
farmacokinetische interactie
De geometrisch gemiddelde
Cmin voor indinavir (0,33 mg/l)
bij toediening met ritonavir en
efavirenz was hoger dan de
gemiddelde bekende Cmin
(0,15 mg/l) als alleen indinavir
800 mg q8h werd gegeven. Bij
met hiv-1 geïnfecteerde
patiënten (n = 6) was de
farmacokinetiek van indinavir
en efavirenz over het algemeen
vergelijkbaar met deze
gegevens bij niet-geïnfecteerde
vrijwilligers.
Lopinavir/ritonavir zachte capsules of
Aanzienlijk lagere blootstelling
Met efavirenz moet een verhoging
orale oplossing/efavirenz
aan lopinavir.
van de dosis lopinavir/ritonavir
zachte capsules of orale oplossing
van 33 % worden overwogen
Lopinavir/ritonavir
(4 capsules/~6,5 ml 2 dd in plaats
tabletten/efavirenz
van 3 capsules/5 ml 2 dd).
Voorzichtigheid is gepast omdat deze
dosisaanpassing bij sommige
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
(400/100 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Concentratie Lopinavir:
patiënten onvoldoende kan zijn. Bij
30-40 %
gelijktijdige toediening met efavirenz
600 mg 1 dd moet de dosering van
(500 mg/125 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Concentraties Lopinavir:
tabletten lopinavir/ritonavir worden
vergelijkbaar met
verhoogd naar 500 mg/125 mg 2 dd.
lopinavir/ritonavir
Zie ook bij ritonavir hieronder.
400 mg/100 mg 2 dd zonder
efavirenz
Nelfinavir/efavirenz
Nelfinavir:
Voor geen van deze geneesmiddelen
(750 mg q8h/600 mg 1 dd)
AUC: 20 % ( 8 tot 34)
hoeft de dosering te worden
Cmax: 21 % ( 10 tot 33)
aangepast.
De combinatie werd over het
algemeen goed verdragen.
Ritonavir/efavirenz
Ritonavir:
Bij gebruik van efavirenz met lage
(500 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Ochtend-AUC: 18 % ( 6 tot
doses ritonavir moet rekening
33)
worden gehouden met kans op een
Avond-AUC:
verhoogde incidentie van
Ochtend-Cmax: 24 % ( 12 tot
bijwerkingen in samenhang met
38)
efavirenz, als gevolg van een
Avond-Cmax:
mogelijke farmacodynamische
Ochtend-Cmin: 42 % ( 9 tot
interactie.
86)b
Avond-Cmin: 24 % ( 3 tot
50)b
Efavirenz:
AUC: 21 % ( 10 tot 34)
Cmax: 14 % ( 4 tot 26)
Cmin: 25 % ( 7 tot 46)b
(remming van door CYP
gemedieerd oxidatief
metabolisme)
Als efavirenz werd gegeven
met ritonavir 500 mg of
600 mg 2 dd, werd de
combinatie niet goed verdragen
(bijvoorbeeld duizeligheid,
misselijkheid, paresthesie en
verhoogde leverenzymen
kwamen voor). Er zijn
onvoldoende gegevens over de
verdraagbaarheid van efavirenz
met lage doses ritonavir
(100 mg, 1 of 2 dd).
Saquinavir/ritonavir/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Er zijn geen gegevens om een
dosisaanbeveling op te baseren. Zie
ook bij ritonavir hierboven. Gebruik
van efavirenz in combinatie met
saquinavir als enige proteaseremmer
wordt niet aanbevolen.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
CCR5-antagonist
Maraviroc/efavirenz
Maraviroc:
Zie Samenvatting van de
(100 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
AUC12: 45% ( 38 tot 51)
Productkenmerken van het
Cmax: 51% ( 37 tot 62)
geneesmiddel dat maraviroc bevat.
Concentraties efavirenz niet
gemeten, geen effect
verwacht.
Integrase strand transfer inhibitor
Raltegravir/efavirenz
Raltegravir:
De dosis raltegravir hoeft niet te
(400 mg eenmalige dosis/ - )
AUC: 36%
worden aangepast.
C12: 21%
Cmax: 36%
(UGT1A1-inductie)
NRTI's en NNRT's
NRTI's/efavirenz
Er zijn geen specifieke
Voor geen van de producten hoeft de
interactiestudies verricht met
dosering te worden aangepast.
efavirenz en NRTI's behalve
lamivudine, zidovudine en
tenofovirdisoproxil. Klinisch
belangrijke interacties worden
niet verwacht omdat de NRTI's
via een andere route
gemetaboliseerd worden dan
efavirenz en waarschijnlijk niet
in competitie treden om
dezelfde metabole enzymen en
eliminatiepathways.
NNRTI's/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Omdat er geen voordeel is qua
werkzaamheid en veiligheid van het
gebruik van 2 NNRTI's, wordt
gelijktijdige toediening van efavirenz
en een andere NNRTI niet
aanbevolen.
Anti-HCV-middelen
Boceprevir/efavirenz
Boceprevir:
Bij toediening met efavirenz waren
(800 mg 3 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 19 %*
de plasmadalconcentraties van
Cmax: 8 %
boceprevir verlaagd. De klinische
Cmin: 44 %
resultaten van deze waargenomen
Efavirenz:
verlaging van de
AUC: 20 %
plasmadalconcentraties van
Cmax: 11 %
boceprevir zijn niet direct
(CYP3A-inductie - effect op
vastgesteld.
boceprevir)
*0-8 uur
Geen effect () betekent een
afname in de gemiddelde
ratioschatting van 20 % of
toename in gemiddelde
ratioschatting van 25 %
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Telaprevir/efavirenz
Telaprevir (relatief tot 750 mg
Wanneer efavirenz samen met
(1125 mg q8h/600 mg 1 dd)
q8h):
telaprevir wordt toegediend, moet
AUC: 18 % ( 8 tot 27)
telaprevir 1125 mg iedere 8 uur
Cmax: 14 % ( 3 tot 24)
worden gebruikt.
Cmin: 25 % ( 14 tot 34) %
Efavirenz:
AUC: 18 % ( 10 tot 26)
Cmax: 24 % ( 15 tot 32)
Cmin: 10 % ( 1 tot 19) %
(CYP3A-inductie door
efavirenz)
Simeprevir/efavirenz
Simeprevir:
Gelijktijdige toediening van
(150 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 71 % ( 67 tot 74)
simeprevir met efavirenz resulteerde
Cmax: 51 % ( 46 tot 56)
in significant verlaagde
Cmin: 91 % ( 88 tot 92)
plasmaconcentraties van simeprevir
Efavirenz:
als gevolg van CYP3A-inductie door
AUC:
efavirenz, wat kan resulteren in
Cmax:
verminderd therapeutische werking
Cmin:
van simeprevir. Gelijktijdige
toediening van simeprevir met
Geen effect () betekent een
efavirenz wordt niet aanbevolen.
afname in de gemiddelde
ratioschatting van 20 % of
toename in gemiddelde
ratioschatting van 25 %
(CYP3A4-enzyminductie)
Elbasvir/grazoprevir
Elbasvir:
Gelijktijdige toediening van
AUC: 54 %
STOCRIN met elbasvir/grazoprevir
Cmax: 45 %
is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3)
omdat het kan leiden tot een verlies
Grazoprevir:
aan virologische respons op
AUC: 83 %
elbasvir/grazoprevir. Dit verlies is het
Cmax: 87 %
gevolg van een significante afname
van de plasmaconcentraties van
elbasvir en grazoprevir, door de
inductie van CYP3A4 of P-gp (zie de
Samenvatting van de
productkenmerken van
elbasvir/grazoprevir voor
aanvullende informatie).
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Sofosbuvir/velpatasvir
Sofosbuvir:
Bij gelijktijdige toediening van
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
Cmax 38 %
efavirenz/emtricitabine/
tenofovirdisoproxil met
Velpatasvir
sofosbuvir/velpatasvir is een
AUC 53 %
significante afname van de
Cmax 47 %
velpatasvir- plasmaconcentraties
Cmin 57 %
aangetoond als gevolg van CYP3A-
inductie door efavirenz, die kan
leiden tot een verlies aan
Verwacht:
therapeutisch effect van velpatasvir.
Voxilaprevir
Hoewel niet onderzocht, wordt een
vergelijkbare afname van de
blootstelling aan voxilaprevir
verwacht. Gelijktijdige toediening
van STOCRIN en
sofosbuvir/velpatasvir of
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
wordt niet aanbevolen (zie de
Samenvatting van de
productkenmerken van
sofosbuvir/velpatasvir en
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
voor aanvullende informatie).
Glecaprevir/pibrentasvir
glecaprevir
Gelijktijdige toediening van
pibrentasvir
glecaprevir/pibrentasvir met
efavirenz kan de plasmaconcentraties
van glecaprevir en pibrentasvir
significant verlagen. Dit leidt tot een
verminderd therapeutisch effect.
Gelijktijdige toediening van
glecaprevir/pibrentasvir met
efavirenz wordt niet aanbevolen. Zie
de productinformatie van
glecaprevir/pibrentasvir voor meer
informatie.
Antibiotica
Azitromycine/efavirenz
Geen klinisch belangrijke
Voor geen van deze geneesmiddelen
(600 mg eenmalige dosis/400 mg
farmacokinetische interactie.
hoeft de dosering te worden
1 dd)
aangepast.
Claritromycine/efavirenz
Claritromycine:
Het klinische belang van deze
(500 mg q12h/400 mg 1 dd)
AUC: 39 % ( 30 tot 46)
veranderingen in de
Cmax: 26 % ( 15 tot 35)
plasmaconcentraties claritromycine is
Claritromycine
onbekend. Alternatieven voor
14-hydroxymetaboliet:
claritromycine (bijvoorbeeld
AUC: 34 % ( 18 tot 53)
azitromycine) kunnen overwogen
Cmax: 49 % ( 32 tot 69)
worden. De dosis efavirenz hoeft niet
Efavirenz:
te worden aangepast.
AUC:
Cmax: 11 % ( 3 tot 19)
(CYP3A4-inductie)
46 % van de niet-geïnfecteerde
vrijwilligers die efavirenz en
claritromycine ontvingen,
kreeg uitslag.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Andere macrolideantibiotica (bijv.
Interactie niet onderzocht.
Er zijn geen gegevens om een
erytromycine)/efavirenz
dosisaanbeveling op te baseren.
Antimycobacteriële middelen
Rifabutine/efavirenz
Rifabutine:
Bij toediening met efavirenz moet de
(300 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 38 % ( 28 tot 47)
dagelijkse dosis rifabutine met 50 %
Cmax: 32 % ( 15 tot 46)
worden verhoogd. Overweeg de dosis
Cmin: 45 % ( 31 tot 56)
rifabutine te verdubbelen als
Efavirenz:
rifabutine 2 of 3 maal per week in
AUC:
combinatie met efavirenz wordt
Cmax:
gegeven. Het klinische effect van
Cmin: 12 % ( 24 tot 1)
deze dosisaanpassing is niet afdoende
(CYP3A-inductie)
onderzocht. Bij het aanpassen van de
dosis moeten de individuele
verdraagbaarheid en virologische
respons in aanmerking worden
genomen (zie rubriek 5.2).
Rifampicine/efavirenz
Efavirenz:
Bij gebruik met rifampicine bij
(600 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 26 % ( 15 tot 36)
patiënten die 50 kg of meer wegen,
Cmax: 20 % ( 11 tot 28)
kan verhoging van de dagelijkse
Cmin: 32 % ( 15 tot 46)
dosis efavirenz naar 800 mg een
(CYP3A4- en CYP2B6-
blootstelling geven die vergelijkbaar
inductie)
is met een dagelijkse dosis van
600 mg zonder rifampicine. Het
klinische effect van deze
dosisaanpassing is niet afdoende
onderzocht. Bij het aanpassen van de
dosis moet rekening worden
gehouden met de individuele
verdraagbaarheid en virologische
respons (zie rubriek 5.2). De dosis
rifampicine hoeft niet te worden
aangepast, waaronder 600 mg.
Antimycotica
Itraconazol/efavirenz
Itraconazol:
Omdat er voor itraconazol geen
(200 mg q12h/600 mg 1 dd)
AUC: 39 % ( 21 tot 53)
dosisaanbeveling kan worden
Cmax: 37 % ( 20 tot 51)
gegeven, moet een andere
Cmin: 44 % ( 27 tot 58)
antimycotische behandeling worden
(lagere concentraties
overwogen.
itraconazol: CYP3A4-inductie)
Hydroxy-itraconazol:
AUC: 37 % ( 14 tot 55)
Cmax: 35 % ( 12 tot 52)
Cmin: 43 % ( 18 tot 60)
Efavirenz:
geen klinisch belangrijke
farmacokinetische
veranderingen.
Posaconazol/efavirenz
Posaconazol:
Gelijktijdig gebruik van posaconazol
--/400 mg 1 dd
AUC: 50 %
en efavirenz moet worden vermeden,
Cmax: 45 %
tenzij het voordeel voor de patiënt
(UDP-G inductie)
opweegt tegen het risico.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Voriconazol/efavirenz
Voriconazol:
Als efavirenz met voriconazol wordt
(200 mg 2 dd/400 mg 1 dd)
AUC: 77 %
toegediend, moet de onderhoudsdosis
Cmax: 61 %
voriconazol worden verhoogd naar
Efavirenz:
400 mg 2 dd en moet de dosis
AUC: 44 %
efavirenz worden gehalveerd, d.w.z.
Cmax: 38 %
naar 300 mg 1 dd. Als behandeling
Voriconazol/Efavirenz
Voriconazol:
met voriconazol wordt gestaakt, moet
(400 mg 2 dd/300 mg 1 dd)
AUC: 7 % ( 23 tot 13) *
de oorspronkelijke dosis efavirenz
Cmax: 23 % ( 1 tot 53) *
weer worden gegeven.
Efavirenz:
AUC: 17 % ( 6 tot 29) **
Cmax: **
*vergeleken met 200 mg 2 dd
alleen
** vergeleken met 600 mg 1 dd
alleen
(competitieve remming van
oxidatief metabolisme)
Fluconazol/efavirenz
Geen klinisch belangrijke
Voor geen van de producten hoeft de
(200 mg 1 dd/400 mg 1 dd)
farmacokinetische interactie
dosering te worden aangepast.
Ketoconazol en andere antimycotica
Interactie niet onderzocht
Er zijn geen gegevens om een
met imidazol
dosisaanbeveling op te baseren.
Antimalariamiddelen
Artemether/lumefantrine/efavirenz
Artemether:
Omdat verlaagde concentraties
(20/120 mg tablet, 6 doseringen van
AUC: 51 %
artemether, dihydroartemisinine of
4 tabletten in 3 dagen/600 mg 1 dd)
Cmax: 21 %
lumefantrine kunnen resulteren in
Dihydroartemisinine:
een vermindering van de
AUC: 46 %
werkzaamheid tegen malaria, is
C
voorzichtigheid gepast wanneer
max: 38 %
Lumefantrine:
efavirenz en
AUC: 21 %
artemether/lumefantrinetabletten
C
gelijktijdig worden toegediend.
max:
Efavirenz:
AUC: 17 %
Cmax:
(CYP3A4-inductie)
Atovaquon en
Atovaquon:
Gelijktijdige toediening van
proguanilhydrochloride/efavirenz
AUC: 75 % ( 62 tot 84)
atovaquon/proguanil met efavirenz
(250/100 mg eenmalige dosis/600 mg
Cmax: 44 % ( 20 tot 61)
moet worden vermeden.
1 dd)
Proguanil:
AUC: 43 % ( 7 tot 65)
Cmax:
ZUURREMMENDE MIDDELEN
Antacida met aluminiumhydroxide-
De absorptie van efavirenz
Gelijktijdige toediening van
magnesiumhydroxide-
werd niet beïnvloed door
efavirenz met geneesmiddelen die de
simeticon/efavirenz
antacida met aluminium-
maag-pH beïnvloeden zullen naar
(eenmalige dosis 30 ml /eenmalige
/magnesiumhydroxide of
verwachting geen invloed hebben op
dosis 400 mg)
famotidine.
de absorptie van efavirenz.
Famotidine/efavirenz
(eenmalige dosis 40 mg/eenmalige
dosis 400 mg)
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
ANXIOLYTICA
Lorazepam/efavirenz
Lorazepam:
Voor geen van deze geneesmiddelen
(2 mg eenmalige doses/600 mg 1 dd)
AUC: 7 % ( 1 tot 14)
hoeft de dosering te worden
Cmax: 16 % ( 2 tot 32)
aangepast.
Deze veranderingen worden
niet klinisch belangrijk geacht.
ANTICOAGULANTIA
Warfarine/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Mogelijk moet de dosis van
Acenocoumarol/efavirenz
Plasmaconcentraties en effecten
warfarine of acenocoumarol worden
van warfarine of
aangepast.
acenocoumarol kunnen door
efavirenz worden verhoogd of
verlaagd.
ANTICONVULSIVA
Carbamazepine/efavirenz
Carbamazepine:
Er kan geen dosisaanbeveling
(400 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 27 % ( 20 tot 33)
worden gegeven. Een ander
Cmax: 20 % ( 15 tot 24)
anticonvulsivum moet worden
Cmin: 35 % ( 24 tot 44)
overwogen. De plasmaconcentraties
Efavirenz:
carbamazepine moeten periodiek
AUC: 36 % ( 32 tot 40)
worden gecontroleerd.
Cmax: 21 % ( 15 tot 26)
Cmin: 47 % ( 41 tot 53)
(lagere concentraties
carbamazepine: CYP3A4-
inductie; lagere concentraties
efavirenz: CYP3A4- en
CYP2B6-inductie)
De steady-state AUC, Cmax en
Cmin van de actieve metaboliet
carbamazepine-epoxide bleef
onveranderd. Gelijktijdige
toediening van hogere doses
van hetzij efavirenz of
carbamazepine is niet
onderzocht.
Fenytoïne, fenobarbital en andere
Interactie niet onderzocht. Er
Als efavirenz wordt toegediend met
anticonvulsiva die substraten zijn van
bestaat een kans op lagere of
een anticonvulsivum dat een
CYP450-iso-enzymen
hogere plasmaconcentraties
substraat is van CYP450-iso-
fenytoïne, fenobarbital en
enzymen, moet de concentratie van
andere anticonvulsiva die
het anticonvulsivum periodiek
substraten zijn van CYP450-
worden gecontroleerd.
iso-enzymen als deze
gelijktijdig met efavirenz
worden toegediend.
Valproïnezuur/efavirenz
Geen klinisch significant effect
Voor efavirenz is geen
(250 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
op de farmacokinetiek van
dosisaanpassing nodig.
efavirenz. De beperkte
Gecontroleerd moet worden dat de
gegevens suggereren dat er
toevallen bij de patiënten onder
geen klinisch significant effect
controle blijven.
op de farmacokinetiek van
valproïnezuur is.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Vigabatrine/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Voor geen van deze geneesmiddelen
Gabapentine/efavirenz
Klinisch belangrijke interacties
hoeft de dosering te worden
worden niet verwacht omdat
aangepast.
vigabatrine en gabapentine
alleen onveranderd in de urine
worden uitgescheiden en
waarschijnlijk niet in
competitie zullen treden om
dezelfde metabole enzymen en
eliminatiepathways als
efavirenz.
ANTIDEPRESSIVA
Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's)
Sertraline/efavirenz
Sertraline:
Verhoging van de dosis sertraline
(50 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 39 % ( 27 tot 50)
moet gebeuren op basis van de
Cmax: 29 % ( 15 tot 40)
klinische reactie. De dosis efavirenz
Cmin: 46 % ( 31 tot 58)
hoeft niet te worden aangepast.
Efavirenz:
AUC:
Cmax: 11 % ( 6 tot 16)
Cmin:
(CYP3A4-inductie)
Paroxetine/efavirenz
Geen klinisch belangrijke
Voor geen van deze geneesmiddelen
(20 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
farmacokinetische interactie
hoeft de dosering te worden
aangepast
Fluoxetine/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Voor geen van deze geneesmiddelen
Omdat fluoxetine en paroxetine
hoeft de dosering te worden
een soortgelijk metabool
aangepast.
profiel hebben, d.w.z. sterk
CYP2D6-remmend effect,
wordt voor fluoxetine een
soortgelijke afwezigheid van
interactie verwacht.
Norepinefrine en dopamine heropnameremmer
Bupropion/efavirenz
Bupropion:
Verhogingen van de dosis bupropion
[150 mg eenmalige dosis (vertraagde
AUC: 55 % ( 48 tot 62)
moeten plaatsvinden op basis van de
afgifte)/600 mg 1 dd)
Cmax: 34 % ( 21 tot 47)
klinische reactie, maar de maximale
Hydroxybupropion:
aanbevolen dosis bupropion mag niet
AUC:
worden overschreden. De dosis
Cmax: 50 % ( 20 tot 80)
efavirenz hoeft niet te worden
(CYP2B6-inductie)
aangepast.
ANTIHISTAMINICA
Cetirizine/efavirenz
Cetirizine:
Voor geen van deze geneesmiddelen
(eenmalige dosis 10 mg/600 mg 1 dd)
AUC:
hoeft de dosering te worden
Cmax: 24 % ( 18 tot 30)
aangepast.
Deze veranderingen worden
niet klinisch belangrijk geacht.
Efavirenz:
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
CARDIOVASCULAIRE MIDDELEN
Calciumantagonisten
Diltiazem/efavirenz
Diltiazem:
Dosisaanpassingen voor diltiazem
(240 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 69 % ( 55 tot 79)
moeten gebeuren op basis van de
Cmax: 60 % ( 50 tot 68)
klinische reactie (zie de
Cmin: 63 % ( 44 tot 75)
Samenvatting van de
Desacetyldiltiazem:
Productkenmerken voor diltiazem).
AUC: 75 % ( 59 tot 84)
De dosis efavirenz hoeft niet te
Cmax: 64 % ( 57 tot 69)
worden aangepast.
Cmin: 62 % ( 44 tot 75)
N-monodesmethyldiltiazem:
AUC: 37 % ( 17 tot 52)
Cmax: 28 % ( 7 tot 44)
Cmin: 37 % ( 17 tot 52)
Efavirenz:
AUC: 11 % ( 5 tot 18)
Cmax: 16 % ( 6 tot 26)
Cmin: 13 % ( 1 tot 26)
(CYP3A4-inductie)
De verhoging van de
farmacokinetische parameters
voor efavirenz wordt niet
klinisch belangrijk geacht.
Verapamil, felodipine, nifedipine en
Interactie niet onderzocht. Als
Dosisaanpassing van de
nicardipine
efavirenz wordt toegediend met
calciumantagonist moet gebeuren op
een calciumantagonist die een
basis van de klinische reactie (zie de
substraat is van het CYP3A4-
Samenvatting van de
enzym, bestaat de kans op
Productkenmerken voor de
lagere plasmaconcentraties van
calciumantagonist).
de calciumantagonist.
LIPIDEVERLAGENDE MIDDELEN
HMG-CoA-reductaseremmers
Atorvastatine/efavirenz
Atorvastatine:
De cholesterolwaarden moeten
(10 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 43 % ( 34 tot 50)
periodiek worden gecontroleerd.
Cmax: 12 % ( 1 tot 26)
Dosisaanpassingen van atorvastatine
2-hydroxyatorvastatine:
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
AUC: 35 % ( 13 tot 40)
Samenvatting van de
Cmax: 13 % ( 0 tot 23)
Productkenmerken voor
4-hydroxyatorvastatine:
atorvastatine). De dosis efavirenz
AUC: 4 % ( 0 tot 31)
hoeft niet worden aangepast.
Cmax: 47 % ( 9 tot 51)
Totaal actieve HMG-CoA-
reductaseremmers:
AUC: 34 % ( 21 tot 41)
Cmax: 20 % ( 2 tot 26)
Pravastatine/efavirenz
Pravastatine:
De cholesterolwaarden moeten
(40 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 40 % ( 26 tot 57)
periodiek worden gecontroleerd.
Cmax: 18 % ( 59 tot 12)
Dosisaanpassingen van pravastatine
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor
pravastatine). De dosis efavirenz
hoeft niet worden aangepast.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Simvastatine/efavirenz
Simvastatine:
De cholesterolwaarden moeten
(40 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 69 % ( 62 tot 73)
periodiek worden gecontroleerd.
Cmax: 76 % ( 63 tot 79)
Dosisaanpassingen van simvastatine
Simvastatinezuur:
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
AUC: 58 % ( 39 tot 68)
Samenvatting van de
Cmax: 51 % ( 32 tot 58)
Productkenmerken voor
Totaal actieve HMG-CoA-
simvastatine). De dosis efavirenz
reductaseremmers:
hoeft niet worden aangepast.
AUC: 60 % ( 52 tot 68)
Cmax: 62 % ( 55 tot 78)
(CYP3A4-inductie)
Gelijktijdige toediening van
efavirenz met atorvastatine,
pravastatine of simvastatine
had geen effect op de AUC of
Cmax van efavirenz.
Rosuvastatine/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Voor geen van beide middelen hoeft
Rosuvastatine wordt
de dosering te worden aangepast.
voornamelijk onveranderd met
de feces uitgescheiden, daarom
wordt er geen interactie met
efavirenz verwacht.
HORMONALE ANTICONCEPTIVA
Oraal:
Ethinylestradiol:
Naast hormonale anticonceptiva moet
ethinylestradiol +
AUC:
een betrouwbare methode van
norgestimaat/efavirenz
Cmax:
barrière-anticonceptie worden
(0,035 mg + 0,25 mg 1 dd/600 mg
Cmin: 8 % ( 14 tot 25)
toegepast (zie rubriek 4.6).
1 dd)
Norelgestromin (actieve
metaboliet):
AUC: 64 % ( 62 tot 67)
Cmax: 46 % ( 39 tot 52)
Cmin: 82 % ( 79 tot 85)
Levonorgestrel (actieve
metaboliet):
AUC: 83 % ( 79 tot 87)
Cmax: 80 % ( 77 tot 83)
Cmin: 86 % ( 80 tot 90)
(inductie van metabolisme)
Efavirenz: geen klinisch
significante interactie.
Het klinische belang van deze
effecten is onbekend.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Injectie: depo-medroxyprogesteron-
In een geneesmiddelinteractie-
Omdat er weinig informatie
acetaat (DMPA)/efavirenz
onderzoek van 3 maanden
beschikbaar is, moet naast hormonale
(150 mg IM eenmalige dosis DMPA)
werden geen significante
anticonceptie een betrouwbare
verschillen in de
methode van barrière-anticonceptie
farmacokinetische parameters
worden toegepast (zie rubriek 4.6).
van MPA gevonden tussen
deelnemers die antiretrovirale
therapie op basis van efavirenz
kregen en deelnemers die geen
antiretrovirale therapie kregen.
Soortgelijke resultaten werden
ook door andere onderzoekers
gevonden, hoewel de
plasmaspiegels van MPA in de
tweede studie een grotere
variabiliteit vertoonden. In
beide studies bleef het
plasmaprogesteron bij personen
die efavirenz en DMPA kregen
laag, passend bij onderdrukking
van de ovulatie.
Implantaat: etonogestrel/efavirenz
Een lagere concentratie
Naast hormonale anticonceptie moet
etonogestrel valt te verwachten
een betrouwbare methode van
(CYP3A4-inductie). Er zijn
barrière-anticonceptie worden
sporadische
toegepast (zie rubriek 4.6).
postmarketingmeldingen van
falende anticonceptie met
etonogestrel bij patiënten die
efavirenz kregen.
IMMUNOSUPPRESSIVA
Immunosuppressiva die
Interactie niet onderzocht.
Het kan nodig zijn de dosis van de
gemetaboliseerd worden door
Lagere blootstelling aan het
immunosuppressiva aan te passen.
CYP3A4 (zoals ciclosporine,
immunosuppressivum kan
Zorgvuldige controle van de
tacrolimus, sirolimus)/Efavirenz
worden verwacht (CYP3A4-
concentraties van de
inductie). Naar verwachting
immunosuppressiva gedurende
hebben deze
minstens 2 weken (totdat stabiele
immunosuppressiva geen
concentraties bereikt zijn) wordt bij
invloed op de blootstelling aan
instelling of stopzetting van
efavirenz.
behandeling met efavirenz
aanbevolen.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
OPIOÏDEN
Methadon/efavirenz
Methadon:
Gelijktijdige toediening met
(vaste onderhoudsbehandeling,
AUC: 52 % ( 33 tot 66)
efavirenz moet worden vermeden in
35-100 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Cmax: 45 % ( 25 tot 59)
verband met het risico op
(CYP3A4-inductie)
QTc-verlenging (zie rubriek 4.3).
In een onderzoek bij met hiv
geïnfecteerde gebruikers van
intraveneuze drugs leidde
gelijktijdige toediening van
efavirenz en methadon tot een
lagere plasmaconcentratie
methadon en verschijnselen
van opiaatontwenning. De
dosis methadon werd met
gemiddeld 22 % verhoogd om
ontwenningsverschijnselen af
te zwakken.
Buprenorfine/naloxon/efavirenz
Buprenorfine:
Ondanks de lagere concentratie
AUC: 50 %
buprenorfine kregen de patiënten
Norbuprenorfine:
geen ontwenningsverschijnselen.
AUC: 71 %
Mogelijk hoeft bij gelijktijdige
Efavirenz:
toediening de dosis van buprenorfine
Geen klinisch significante
of efavirenz niet te worden
farmacokinetische interactie.
aangepast.
a 90 %-betrouwbaarheidsintervallen tenzij anders aangegeven.
b 95 %-betrouwbaarheidsintervallen.
Overige interacties: Efavirenz bindt zich niet aan cannabinoïdreceptoren. Fout-positieve testresultaten
voor cannabinoïd in de urine zijn gemeld bij sommige screening assays bij niet-geïnfecteerde en hiv-
geïnfecteerde personen die efavirenz kregen. In zulke gevallen wordt ter bevestiging een meer
specifieke methode zoals gaschromatografie/massaspectrometrie aanbevolen.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Anticonceptie bij mannen en vrouwen
Barrière-anticonceptie moet altijd worden toegepast, samen met andere vormen van anticonceptie
(zoals orale of andere hormonale anticonceptiva, zie rubriek 4.5). Vanwege de lange halfwaardetijd
van efavirenz worden tot 12 weken na stopzetting van efavirenz adequate anticonceptiemaatregelen
aanbevolen.
Zwangerschap
Efavirenz mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt tenzij de klinische toestand van de
patiënte deze behandeling vereist. Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten voor instelling van
efavirenz een zwangerschapstest ondergaan (zie rubriek 5.3).
Er zijn zeven retrospectieve meldingen van bevindingen die passen bij een neuraalbuisdefect,
waaronder meningomyelokèle, alle bij moeders die in het eerste trimester waren blootgesteld aan
behandelingen op basis van efavirenz (uitgesloten werden vastedosiscombinatietabletten met
efavirenz). Twee additionele gevallen (1 prospectief en 1 retrospectief) waaronder voorvallen die
Vanaf juli 2013 heeft het Antiretroviral Pregnancy Registry (APR) prospectieve meldingen ontvangen
van 904 zwangerschappen die in het eerste trimester zijn blootgesteld aan efavirenz bevattende
behandelingen en die tot 766 levende geboorten leidden. Bij één kind werd een neuraalbuisdefect
gemeld, en de frequentie en het patroon van de andere aangeboren afwijkingen waren vergelijkbaar
met die bij kinderen die waren blootgesteld aan behandelingen zonder efavirenz, en met die in de hiv-
negatieve controlegroep. De incidentie van neuraalbuisdefecten in de algemene populatie varieert van
0,5-1 geval per 1000 levende geboorten.
Misvormingen zijn waargenomen bij foetussen van met efavirenz behandelde apen (zie rubriek 5.3).
Borstvoeding
Efavirenz wordt bij de mens in de moedermelk uitgescheiden. Er is onvoldoende informatie over de
effecten van efavirenz op pasgeborenen/zuigelingen. Risico voor zuigelingen kan niet worden
uitgesloten. Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met efavirenz. Met hiv
geïnfecteerde vrouwen wordt zelfs aanbevolen in het geheel geen borstvoeding te geven om zo
overdracht van hiv te voorkomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van efavirenz op de vruchtbaarheid van mannelijke of vrouwelijke ratten is alleen
onderzocht bij doses waarbij systemische geneesmiddelconcentraties werden bereikt die equivalent
waren aan of lager dan die welke bij mensen werden bereikt die aanbevolen doses efavirenz kregen. In
deze onderzoeken had efavirenz geen negatieve invloed op de paring of vruchtbaarheid van
mannelijke of vrouwelijke ratten (doses tot 100 mg/kg tweemaal daags), en op het sperma of het
nageslacht van behandelde mannelijke ratten (doses tot 200 mg tweemaal daags). Er was geen invloed
op de reproductieve prestaties van nakomelingen van vrouwelijke ratten die efavirenz kregen.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Efavirenz kan duizeligheid, concentratiestoornissen en/of slaperigheid veroorzaken. Patiënten moeten
worden gewaarschuwd dat zij bij het optreden van deze symptomen geen potentieel risicovolle
handelingen mogen verrichten zoals rijden of machines bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Efavirenz is bij meer dan 9000 patiënten onderzocht. In een subgroep van 1008 volwassen patiënten
die in gecontroleerde klinische studies 600 mg/dag efavirenz kregen in combinatie met PI's en/of
NRTI's, waren de meest gemelde ongewenste bijwerkingen van minstens matige ernst die bij minstens
5 % van de patiënten werden gemeld: uitslag (11,6 %), duizeligheid (8,5 %), misselijkheid (8,0 %),
hoofdpijn (5,7 %) en vermoeidheid (5,5 %). De belangrijkste bijwerkingen in samenhang met
efavirenz zijn uitslag en neurologische symptomen (rubriek 4.4). Neurologische symptomen beginnen
gewoonlijk snel na instelling van de therapie en verdwijnen over het algemeen na de eerste 2 tot
4 weken. Ernstige huidreacties zoals Stevens-Johnsonsyndroom en erythema multiforme, psychische
bijwerkingen zoals ernstige depressie, zelfdoding, psychoseachtig gedrag en toevallen zijn gemeld bij
patiënten die werden behandeld met efavirenz.
Lijst van bijwerkingen
Bijwerkingen die matig of zwaarder van ernst waren met minstens een mogelijk verband met de
behandeling (naar de mening van de onderzoeker) die zijn gemeld in klinisch onderzoek met efavirenz
in de aanbevolen dosering als onderdeel van combinatietherapie (n = 1008) staan hieronder opgesomd.
Bijwerkingen die postmarketing werden gezien in samenhang met combinatiebehandelingen met
efavirenz staan ook in deze lijst (cursief). De frequentie wordt als volgt gedefinieerd: zeer vaak
( 1/10); vaak ( 1/100 tot < 1/10); soms ( 1/1000 tot < 1/100); zelden ( 1/10.000 tot < 1/1000);
zeer zelden (< 1/10.000); of niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Immuunsysteemaandoeningen
soms
overgevoeligheid
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
vaak
hypertriglyceridemie*
soms
hypercholesterolemie*
Psychische stoornissen
vaak
abnormaal dromen, angst, depressie,
slapeloosheid*
soms
affectlabiliteit, agressie, verwardheid, euforie,
hallucinatie, manie, paranoia, psychose,
zelfmoordpoging, suïcidale gedachten, katatonie*
zelden
wanen, neurose, overlijden door zelfdoding*
Zenuwstelselaandoeningen
vaak
gestoorde cerebellaire coördinatie en evenwicht,
aandachtsstoornis (3,6 %), duizeligheid (8,5 %),
hoofdpijn (5,7 %), slaperigheid (2,0 %)*
soms
agitatie, amnesie, ataxie, gestoorde coördinatie,
convulsies, abnormaal denken, tremor
niet bekend
encefalopathie
Oogaandoeningen
soms
wazig zien
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
soms
tinnitus, vertigo
Bloedvataandoeningen
soms
plotselinge roodheid van het gezicht
Maag-darmstelselaandoeningen
vaak
buikpijn, diarree, misselijkheid, braken
soms
pancreatitis
verhoogd aspartaataminotransferase (ASAT)*
verhoogd alanineaminotransferase (ALAT)*
verhoogd gamma-glutamyltransferase (GGT)*
soms
acute hepatitis
zelden
leverfalen*
Huid- en onderhuidaandoeningen
zeer vaak
uitslag (11,6 %)*
vaak
pruritus
soms
erythema multiforme, Stevens-Johnson-
syndroom*
zelden
fotoallergische dermatitis
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
soms
gynaecomastie
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
vaak
vermoeidheid
*, , Zie de rubriek Beschrijving van bepaalde bijwerkingen voor meer details.
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Informatie over postmarketingsurveillance
Deze bijwerkingen werden postmarketing gezien; echter, de frequenties werden bepaald op basis van
de gegevens van 16 klinische studies (n=3969).
Deze bijwerkingen werden postmarketing gezien, maar niet gemeld als geneesmiddelgerelateerde
bijwerkingen bij patiënten die efavirenz kregen in 16 klinische studies. De frequentie "zelden" werd
gedefinieerd volgens "A Guideline on Summary of Product Characteristics (SmPC) (rev. 2, Sept.
2009) op basis van een geschatte bovengrens van het 95 %-betrouwbaarheidsinterval voor
0 voorvallen gezien het aantal personen dat efavirenz kreeg in deze klinische studies (n=3969).
Uitslag
In klinische studies had 26 % van met 600 mg efavirenz behandelde patiënten uitslag tegen 17 % van
de patiënten in de controlegroep. Bij 18 % van de met efavirenz behandelde patiënten werd de uitslag
geacht met de therapie samen te hangen. Ernstige uitslag werd waargenomen bij minder dan 1 % van
de met efavirenz behandelde patiënten en 1,7 % staakte er de therapie voor. De incidentie van
erythema multiforme of Stevens-Johnsonsyndroom was ongeveer 0,1 %.
Gewoonlijk gaat het om een lichte tot matige maculopapulaire uitslag die optreedt in de eerste
twee weken na het begin van de therapie met efavirenz. Bij de meeste patiënten verdwijnt de uitslag
bij voortzetting van de behandeling met efavirenz binnen een maand. Patiënten die de behandeling met
efavirenz vanwege uitslag onderbreken kunnen die later hervatten. Gebruik van geschikte
antihistaminica en/of corticosteroïden wordt aanbevolen bij hervatting van de therapie met efavirenz.
Er is weinig bekend over de effecten van efavirenz bij patiënten die andere antiretrovirale medicatie
van de NNRTI-klasse hebben stopgezet. Het gemelde aantal gevallen van terugkerende uitslag na een
overstap van therapie met nevirapine naar efavirenz, primair gebaseerd op gegevens van een
retrospectief cohort uit gepubliceerde literatuur, beslaat 13 tot 18 %, vergelijkbaar met het percentage
gezien bij patiënten die efavirenz kregen in klinische studies (zie rubriek 4.4).
Efavirenz
Controlegroep
(n=1008)
(n=635)
- ernstige depressie
1,6 %
0,6 %
- suïcidale ideatie
0,6 %
0,3 %
- niet-fatale zelfmoordpogingen
0,4 %
0 %
- agressief gedrag
0,4 %
0,3 %
- paranoïde reacties
0,4 %
0,3 %
- manische reacties
0,1 %
0 %
Patiënten met een voorgeschiedenis van psychische aandoeningen lijken een groter risico te lopen op
deze ernstige psychische bijwerkingen, waarbij de frequentie van elk van de bovengenoemde
bijwerkingen varieert van 0,3 % voor manische reacties tot 2,0 % voor zowel ernstige depressie als
suïcidale ideatie. Sinds de introductie van het product zijn er ook meldingen van overlijden door
zelfdoding, waanvoorstellingen, psychoseachtig gedrag en katatonie.
Neurologische symptomen
In gecontroleerd klinisch onderzoek zijn vaak gemelde bijwerkingen (maar ze beperkten zich niet tot):
duizeligheid, slapeloosheid, slaperigheid, concentratiestoornissen en abnormaal dromen. 19 % (2 %
ernstig) van de patiënten had matige tot ernstige neurologische symptomen versus 9 % (1 % ernstig) in
de controlegroep. In klinische studies staakte 2 % van de patiënten die efavirenz kregen de therapie
vanwege dergelijke symptomen.
Neurologische symptomen beginnen gewoonlijk tijdens de eerste of tweede dag van de therapie en
verdwijnen gewoonlijk na 2 - 4 weken. In een studie bij niet-geïnfecteerde vrijwilligers had een
representatief neurologisch symptoom een mediane latentie van 1 uur na de dosis en een mediane duur
van 3 uur. Als efavirenz met de maaltijd wordt ingenomen, kunnen neurologische symptomen vaker
optreden, mogelijk als gevolg van hogere plasmaconcentraties van efavirenz (zie rubriek 5.2). Inname
voor het slapengaan lijkt de verdraagbaarheid van deze symptomen te verbeteren en kan aanbevolen
worden tijdens de eerste weken therapie en bij patiënten bij wie deze symptomen aanhouden
(zie rubriek 4.2). Dosisverlaging of spreiding van de dagdosis leverde geen voordeel op.
Uit analyse van langetermijngegevens bleek dat na 24 weken therapie de incidentie van nieuw
optredende neurologische symptomen bij met efavirenz behandelde patiënten over het algemeen
overeenkwam met die in de controlearm.
Postmarketing zijn ataxie en encefalopathie gemeld. Deze bijwerkingen zijn in verband gebracht met
hoge efavirenzspiegels en traden maanden tot jaren na het begin van de behandeling met efavirenz op
(zie rubriek 4.4).
Leverfalen
Enkele postmarketingmeldingen van leverfalen, waaronder gevallen van patiënten zonder eerder
bestaande leveraandoening of andere identificeerbare risicofactoren, gaven een extreem acuut verloop
te zien, wat in sommige gevallen transplantatie noodzakelijk maakte of overlijden als gevolg had.
Immuunreactiveringssyndroom
Bij met hiv geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie
(CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op
asymptomatische of nog aanwezige opportunistische infecties voordoen. Auto-immuunziekten (zoals
de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) zijn ook gerapporteerd; de gerapporteerde tijd tot het
begin van de ziekte is echter variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van
de behandeling optreden (zie rubriek 4.4).
Laboratoriumafwijkingen
Leverenzymen: ASAT en ALAT steeg tot meer dan vijfmaal de bovengrens van het normale bereik
(ULN) bij 3 % van 1008 patiënten die met 600 mg efavirenz zijn behandeld (5-8 % na langdurige
behandeling in studie 006). Vergelijkbare verhogingen werden gezien bij controlepatiënten (5 % na
langdurige behandeling). Bij 4 % van alle met 600 mg efavirenz behandelde patiënten en bij 1,5 2 %
van de patiënten in de controlegroepen werden verhogingen van GGT tot meer dan vijfmaal ULN
waargenomen (7 % van de patiënten in de efavirenzgroep en 3 % van de patiënten in de controlegroep
na langdurige behandeling). Een op zichzelf staande verhoging van het GGT bij patiënten die
efavirenz krijgen kan het gevolg zijn van enzyminductie. In de langdurige studie (006) werd in elke
behandelingsarm bij 1 % van de patiënten het onderzoek vanwege stoornissen aan de lever of
galwegen stopgezet.
Amylase: In een 1008 patiënten tellende subgroep van het klinisch onderzoek werden
asymptomatische verhogingen van het serumamylase tot meer dan 1,5 maal de bovenste waarde van
het normale bereik gezien bij 10 % van de met efavirenz behandelde patiënten en 6 % van de patiënten
in de controlegroepen. De klinische betekenis van asymptomatische verhogingen van het
serumamylase is onbekend.
Metabole parameters
Het gewicht en de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens antiretrovirale
behandeling (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Ongewenste effecten bij kinderen kwamen over het algemeen overeen met die bij volwassen patiënten.
Uitslag werd bij kinderen vaker gemeld (in een klinisch onderzoek met 57 kinderen die efavirenz
gedurende 48 weken kregen werd uitslag bij 46 % gemeld) en was vaak hooggradiger dan bij
volwassenen (ernstige uitslag werd bij 5,3 % van de kinderen gemeld). Profylaxe met passende
antihistamines voor instelling van de behandeling met efavirenz bij kinderen kan worden overwogen.
Hoewel beperkte gegevens suggereren dat het voor kinderen moeilijk is neurologische symptomen te
melden, lijken ze bij kinderen minder vaak voor te komen en waren ze over het algemeen licht. In het
onderzoek bij 57 kinderen had 3,5 % van de patiënten neurologische symptomen van matige
intensiteit, voornamelijk duizeligheid. Geen enkel kind had ernstige symptomen of moest vanwege
neurologische symptomen de behandeling staken.
Andere speciale populaties
Leverenzymen bij patiënten die geco-infecteerd zijn met hepatitis B of C
Uit de langetermijngegevens van studie 006 bleek dat 137 patiënten die werden behandeld met een
efavirenzbevattende therapie (mediane therapieduur 68 weken) en 84 die een controlebehandeling
kregen (mediane duur 56 weken) bij de screening seropositief waren voor hepatitis B (oppervlakte-
antigeen-positief) en/of C (positief voor hepatitis-C-antilichaam). Bij geco-infecteerde patiënten van
studie 006 traden verhogingen van het ASAT tot meer dan vijfmaal ULN op bij 13 % van de met
efavirenz behandelde patiënten versus 7 % in de controlegroep; verhogingen van het ALAT tot meer
dan vijfmaal ULN traden op bij 20 % van de met efavirenz behandelde patiënten versus 7 % in de
controlegroep. Bij de geco-infecteerde patiënten stopte 3 % van hen die met efavirenz werden
behandeld en 2 % in de controlearm vanwege stoornissen aan de lever (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
4.9 Overdosering
Enkele patiënten die per ongeluk tweemaal per dag 600 mg namen hadden sterkere neurologische
symptomen. Eén patiënt had onwillekeurige spiercontracties.
De behandeling van een overdosis efavirenz bestaat uit algemene ondersteunende maatregelen, met
inbegrip van controle van de vitale symptomen en observatie van de klinische status van de patiënt.
Actieve kool kan worden gebruikt om niet-geabsorbeerd efavirenz te elimineren. Er bestaat geen
specifiek antigif tegen een overdosis efavirenz. Aangezien efavirenz zich sterk aan eiwitten bindt, is
het onwaarschijnlijk dat er met dialyse significante hoeveelheden geneesmiddel uit het bloed worden
verwijderd.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie:
Antivirale middelen voor systemisch gebruik, niet-nucleoside
reverse transcriptaseremmers.
ATC-code: J05A G03
Werkingsmechanisme
Efavirenz is een NNRTI van hiv-1. Efavirenz is een niet-competitieve remmer van hiv-1 reverse
transcriptase (RT) en remt hiv-2-RT of cellulaire DNA-polymerases (, , of ) niet in significante
mate.
Hartelektrofysiologie
Het effect van efavirenz op het QTc-interval is geëvalueerd in een open-label crossover-QT-studie met
een werkzame controle en placebo bestaande uit 3 perioden, 3 behandelingen met een vaste
enkelvoudige volgorde bij 58 gezonde personen verrijkt voor CYP2B6-polymorfismen. De
gemiddelde Cmax van efavirenz bij personen met een CYP2B6 *6/*6-genotype na toediening van een
dagelijkse dosis van 600 mg gedurende 14 dagen was 2,25 keer de gemiddelde Cmax zoals
waargenomen bij individuen met een CYP2B6 *1/*1 genotype. Een positieve relatie tussen de
concentratie efavirenz en de QTc-verlenging is waargenomen. Gebaseerd op de concentratie-QTc
relatie, zijn de gemiddelde QTc-verlenging en de bovengrens van het 90 %-BI 8,7 ms en 11,3 ms bij
personen met CYP2B6*6/*6-genotype na toediening van een dagelijkse dosis van 600 mg gedurende
14 dagen (zie rubriek 4.5).
Antivirale werking
De vrije concentratie efavirenz die nodig is voor 90 tot 95 % inhibitie van het wild type of zidovudine-
resistente laboratorium- en klinische isolaten in vitro varieert van 0,46 tot 6,8 nM in lymfoblastoïde
cellijnen, mononucleaire cellen in perifeer bloed (PBMC) en macrofaag/monocytculturen.
Resistentie
De potentie van efavirenz in celcultuur tegen virale varianten met aminozuursubstituties op
posities 48, 108, 179, 181 of 236 in RT of varianten met aminozuursubstituties in de protease was
vergelijkbaar met die tegen wilde virusstammen. De één-aminozuursubstituties die de hoogste
resistentie tegen efavirenz veroorzaakten in celcultuur zijn leucineisoleucine in positie 100 (L100I,
17 tot 22x resistentie) en lysineasparagine in positie 103 (K103N, 18 tot 33x resistentie). Groter dan
K103N was de meest waargenomen RT-substitutie in virale isolaten van patiënten met een significante
rebound in viral load tijdens klinische studies van efavirenz in combinatie met indinavir of zidovudine
+ lamivudine. Deze mutatie werd waargenomen bij 90 % van de patiënten die efavirenz kregen met
virologisch falen. Substituties in RT-posities 98, 100, 101, 108, 138, 188, 190 of 225 werden ook
waargenomen, maar met lagere frequenties, en vaak alleen in combinatie met K103N. Het patroon van
aminozuursubstituties in RT en resistentie tegen efavirenz was onafhankelijk van de andere antivirale
middelen die in combinatie met efavirenz werden gebruikt.
Kruisresistentie
De kruisresistentieprofielen van efavirenz, nevirapine en delavirdine in celcultuur toonden aan dat de
K103N-substitutie een verlies van gevoeligheid veroorzaakt voor alle drie NNRTI's. Twee van drie
delavirdine-resistente klinische isolaten die werden onderzocht waren kruisresistent tegen efavirenz en
bevatten de K103N-substitutie. Een derde isolaat met een substitutie in positie 236 van RT was niet
kruisresistent tegen efavirenz.
Virale isolaten uit PBMC van patiënten die tijdens de klinische studies met efavirenz tekenen
vertoonden van falende behandeling (viral load rebound), werden getest op gevoeligheid voor NNRTI.
Dertien efavirenz-resistente isolaten bleken nadien ook resistent te zijn tegen nevirapine en
delavirdine. Vijf van deze NNRTI-resistente isolaten hadden een K103N of een valineisoleucine-
substitutie in positie 108 (V108I) in RT. Drie van de geteste isolaten waarbij de therapie met efavirenz
mislukte, bleven gevoelig voor efavirenz in celcultuur en waren ook gevoelig voor nevirapine en
delavirdine.
De kans op kruisresistentie tussen efavirenz en PI's is klein door de verschillende betrokken
enzymsubstraten. De kans op kruisresistentie tussen efavirenz en NRTI is klein door de verschillende
bindingsplaatsen op het substraat en het verschillend werkingsmechanisme.
Klinische werkzaamheid
Efavirenz is niet in gecontroleerd onderzoek bestudeerd bij patiënten met gevorderde hiv-ziekte, dat
wil zeggen bij patiënten met een CD4-celtelling < 50 cellen/mm3 of bij patiënten die eerder met een PI
of NNRTI zijn behandeld. De ervaring uit gecontroleerd klinisch onderzoek met combinaties met
didanosine of zalcitabine is beperkt.
Twee gecontroleerde studies (006 en ACTG 364) die ongeveer één jaar duurden met efavirenz in
combinatie met NRTI's en/of PI's, gaven een daling te zien van de viral load tot onder de
kwantificeringslimiet van de assay en een stijging van CD4-lymfocyten bij hiv-geïnfecteerde patiënten
die wel behandeling met NRTI en geen antiretrovirale therapie hadden ondergaan. Studie 020 gaf een
vergelijkbare werkzaamheid te zien bij eerder met NRTI behandelde patiënten gedurende 24 weken. In
deze studies was de dosis efavirenz 600 mg eenmaal daags; de dosis indinavir was 1000 mg om de
8 uur als dit werd gebruikt met efavirenz en 800 mg om de 8 uur als dit zonder efavirenz werd
gebruikt. De dosis nelfinavir was 750 mg driemaal daags. In elk van deze studies werd de
standaarddosis van de NRTI's om de 12 uur toegediend.
Studie 006, een gerandomiseerd, open-label onderzoek, vergeleek efavirenz + zidovudine +
lamivudine of efavirenz + indinavir met indinavir + zidovudine + lamivudine bij 1266 patiënten die bij
inclusie in de studie efavirenz-, lamivudine-, NNRTI- en PI-naïef moesten zijn. De gemiddelde CD4-
celtelling bij baseline was 341 cellen/mm3 en de gemiddelde hiv-RNA-concentratie bij baseline was
60.250 kopieën/ml. Tabel 3 toont de werkzaamheidsresultaten voor studie 006 in een subgroep van
614 patiënten die minstens 48 weken hadden deelgenomen. Bij de analyse van de responder rates
(`non-completer equals failure analysis' [NC = F]) werden patiënten die met de studie stopten,
ongeacht de reden, of van wie een hiv-RNA-meting ontbrak die werd gevolgd of voorafgegaan door
Tabel 3: Werkzaamheidsresultaten voor studie 006
Responder rates (NC = Fa)
Gemiddelde
Plasma hiv-RNA
verandering t.o.v.
CD4-celtelling bij
aanvang
< 400 kopieën/ml
< 50 kopieën/ml
cellen/mm3
(95 %-BIb)
(95 %-BIb)
(S.E.M.c)
Behandeling d
n
48 weken
48 weken
48 weken
EFV + ZDV + 202
67 %
62 %
187
3TC
(60 %, 73 %)
(55 %, 69 %)
(11,8)
EFV + IDV
206
54 %
48 %
177
(47 %, 61 %)
(41 %, 55 %)
(11,3)
IDV +
206
45 %
40 %
153
ZDV + 3TC
(38 %, 52 %)
(34 %, 47 %)
(12,3)
a NC = F, noncompleter = failure.
b BI, betrouwbaarheidsinterval.
c S.E.M., standard error of the mean.
d EFV, efavirenz; ZDV, zidovudine; 3TC, lamivudine; IDV, indinavir.
De langetermijnresultaten na 168 weken van studie 006 (respectievelijk 160 patiënten voltooiden de
studie op behandeling met EFV + IDV, 196 patiënten met EFV + ZDV + 3TC en 127 patiënten met
IDV + ZDV + 3TC) suggereren dat de respons aanhoudt voor het aandeel patiënten met een hiv-RNA
< 400 kopieën/ml, hiv-RNA < 50 kopieën/ml en wat betreft gemiddelde verandering ten opzichte van
CD4-celtelling bij baseline.
Tabel 4 toont de werkzaamheidsresultaten voor studies ACTG 364 en 020. Aan studie ACTG 364
namen 196 patiënten deel die met NRTI's waren behandeld maar niet met PI's of NNRTI's. Aan studie
020 namen 327 patiënten deel die met NRTI's waren behandeld maar niet met PI's of NNRTI's. Artsen
mochten de NRTI-behandeling van hun patiënten bij inclusie in de studie veranderen. De responder
rates waren het hoogst bij patiënten bij wie de NRTI's werden geswitcht.
Responder rates (NC = F a)
Gemiddelde verandering
Plasma-hiv-RNA
t.o.v. CD4-celtelling bij
aanvang
Studienummer/
n
%
(95 %-BI c)
%
(95 %-BI)
Cellen/mm3 (S.E.M.d)
Behandeling b
Studie ACTG 364
< 500 kopieën/ml
< 50 kopieën/ml
48 weken
EFV + NFV + NRTI's
65
70
(59, 82)
---
---
107
(17,9)
EFV + NRTI's
65
58
(46, 70)
---
---
114
(21,0)
NFV + NRTI's
66
30
(19, 42)
---
---
94
(13,6)
Studie 020
< 400 kopieën/ml
< 50 kopieën/ml
24 weken
EFV + IDV + NRTI's
157
60
(52, 68)
49
(41, 58)
104
(9,1)
IDV + NRTI's
170
51
(43, 59)
38
(30, 45)
77
(9,9)
a NC = F, noncompleter = failure.
b EFV, efavirenz; ZDV, zidovudine; 3TC, lamivudine; IDV, indinavir; NRTI, nucleoside reverse transcriptase inhibitor;
NFV, nelfinavir.
c BI, betrouwbaarheidsinterval voor aandeel reagerende patiënten.
d S.E.M., standard error of the mean.
---, niet verricht.
Pediatrische patiënten:
ACTG 382 is een lopende ongecontroleerde studie van 57 met NRTI
behandelde pediatrische patiënten (3 - 16 jaar) om de farmacokinetiek, de antivirale activiteit en de
veiligheid van efavirenz in combinatie met nelfinavir (20 - 30 mg/kg driemaal per dag) en een of meer
NRTI te bepalen. De aanvangsdosis efavirenz was het equivalent van een dosis 600 mg (aangepast
volgens de berekende lichaamsgrootte op basis van gewicht). De responspercentages, gebaseerd op de
NC = F analyse van het percentage patiënten met plasma-hiv-RNA < 400 kopieën/ml na 48 weken
was 60 % (95 %, BI 47, 72), en 53 % (BI 40, 66) gebaseerd op het percentage patiënten met een
plasma-hiv-RNA < 50 kopieën/ml. De gemiddelde CD4-celtelling was ten opzichte van de
uitgangswaarde met 63 ± 34,5 cellen/mm³ verhoogd. De reactie hield even lang aan als bij volwassen
patiënten.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Vijf uur na orale toediening van een enkelvoudige dosis van 100 mg tot 1.600 mg werden bij
niet-geïnfecteerde vrijwilligers maximale efavirenzconcentraties van 1,6 - 9,1 M vastgesteld.
Dosisafhankelijke stijgingen van de Cmax en de AUC werden waargenomen bij doses tot 1.600 mg. De
stijgingen waren minder dan proportioneel, wat wijst op een verminderde absorptie bij hogere doses.
De tijd tot de piekplasmaconcentratie (3 - 5 uur) veranderde niet na meervoudige dosering, en steady
state plasmaconcentraties werden bereikt na 6 - 7 dagen.
Bij hiv-geïnfecteerde patiënten in steady state waren de gemiddelde Cmax-, gemiddelde Cmin-, en
gemiddelde AUC-waarden lineair bij dagdoses van 200 mg, 400 mg en 600 mg. Bij 35 patiënten die
eenmaal per dag 600 mg efavirenz kregen was de steady state Cmax 12,9 ± 3,7 µM (29 %) [gemiddelde
± S.D. (% C.V.), de steady state Cmin was 5,6 ± 3,2 µM (57 %) en de AUC was 184 ± 73 µMuur
(40 %).
Invloed van voedsel
De AUC en Cmax van een eenmalige dosis 240 mg efavirenz drank bij niet-geïnfecteerde volwassen
vrijwilligers werden door toediening met een vetrijke maaltijd met respectievelijk 30 % en 43 %
verhoogd in vergelijking met toediening op de nuchtere maag.
Efavirenz bindt zich sterk (ongeveer 99,5 - 99,75 %) aan humane plasmaeiwitten, hoofdzakelijk
albumine. Bij hiv-1-geïnfecteerde patiënten (n = 9) die eenmaal daags 200 mg tot 600 mg efavirenz
kregen gedurende minstens één maand, varieerden de concentraties in het cerebrospinaal vocht van
0,26 tot 1,19 % (gemiddeld 0,69 %) van de overeenkomstige plasmaconcentratie. Deze verhouding is
ongeveer driemaal hoger dan de niet-eiwitgebonden (vrije) fractie van efavirenz in plasma.
Biotransformatie
Onderzoek bij mensen en in vitro-onderzoek met humane levermicrosomen hebben aangetoond dat
efavirenz hoofdzakelijk wordt gemetaboliseerd door het cytochroom P450-systeem tot
gehydroxyleerde metabolieten die vervolgens geglucuronideerd worden. Deze metabolieten zijn
onwerkzaam tegen hiv-1. De in vitro-studies doen vermoeden dat CYP3A4 en CYP2B6 de
belangrijkste isozymen voor de metabolisatie van efavirenz zijn en dat efavirenz de P450-isozymen
2C9, 2C19 en 3A4 remde. Bij in vitro-studies bleek efavirenz CYP2E1 niet te remmen en CYP2D6 en
CYP1A2 alleen bij concentraties die veel hoger waren dan de klinische.
De plasmablootstelling aan efavirenz kan verhoogd zijn bij patiënten met de homozygote genetische
variant G516T van het iso-enzym CYP2B6. De klinische implicaties van een dergelijke associatie zijn
onbekend. Het kan echter niet worden uitgesloten dat de bijwerkingen die met efavirenz gepaard gaan
daardoor frequenter en ernstiger kunnen zijn.
Men heeft aangetoond dat efavirenz CYP3A4 en CYP2B6 induceert, en zo zijn eigen metabolisme
induceert, hetgeen bij sommige patiënten klinisch relevant kan zijn. Meerdere doses van 200 - 400 mg
per dag gedurende 10 dagen resulteerden bij niet-geïnfecteerde vrijwilligers in een lagere accumulatie
(22 - 42 % lager) dan voorspeld en een kortere terminale halfwaardetijd dan bij toediening van een
enkelvoudige dosis (zie hieronder). Men heeft ook aangetoond dat efavirenz UGT1A1 induceert.
Blootstellingen aan raltegravir (een UGT1A1-substraat) zijn verlaagd met efavirenz (zie rubriek 4.5,
tabel 2).
Alhoewel in vitro-gegevens wijzen op remming van CYP2C9 en CYP2C19 door efavirenz, zijn er
tegenstrijdige meldingen van zowel verhoogde als verlaagde blootstellingen aan substraten van deze
enzymen bij gelijktijdig gebruik met efavirenz in vivo. Het netto-effect van gelijktijdig gebruik is niet
duidelijk.
Eliminatie
Efavirenz heeft een relatief lange terminale halfwaardetijd van ten minste 52 uur na enkelvoudige
doses, en 40 - 55 uur na meervoudige doses. Ongeveer 14 - 34 % van een radioactief gemerkte dosis
efavirenz werd in de urine teruggevonden en minder dan 1 % van de dosis werd als ongewijzigd
efavirenz in urine uitgescheiden.
Leverfunctiestoornis
Bij een onderzoek met een enkelvoudige dosis was bij de enige patiënt met een ernstige
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie C) de halfwaardetijd verdubbeld, waardoor een veel
hogere mate van accumulatie zou kunnen optreden. Een onderzoek met meervoudige doses liet geen
significant effect zien op de farmacokinetiek van efavirenz bij patiënten met een lichte
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie A) in vergelijking met de controlegroep. Er waren
onvoldoende gegevens om te bepalen of matig-ernstige of ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-
classificatie B of C) invloed heeft op de farmacokinetiek van efavirenz.
Hoewel men uit de beperkte gegevens kan opmaken dat vrouwen en patiënten uit Azië en de eilanden
van de Stille Zuidzee een hogere blootstelling aan efavirenz hebben, lijken zij efavirenz niet slechter te
verdragen. Bij ouderen zijn geen farmacokinetische studies verricht.
Pediatrische patiënten
Bij 17 kinderen die een experimentele drank kregen die overeenkwam met de op de markt verkrijgbare
toedieningsvorm, zodanig op basis van lichaamsgrootte aangepast dat het equivalent was aan de
capsuledosis van 600 mg voor volwassenen, was de Cmax in steady state 11,8 M, de Cmin in steady
state 5,2 M, en de AUC 188 M.h. In de subgroep van 6 kinderen van 3 - 5 jaar die zich aan het
behandelingsschema hielden, was de gemiddelde AUC 147 M.h. Dit was 23 % lager dan verwacht.
Daarom bevat Tabel 1 voor deze jonge kinderen een hogere aanbevolen dosering efavirenz drank.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Efavirenz was niet mutageen of clastogeen bij conventionele genotoxiciteitsanalyses.
Bij ratten induceerde efavirenz foetale resorptie. Bij 3 van de 20 foetussen/neonati van met efavirenz
behandelde cynomolgusapen, die doseringen kregen resulterend in plasma-efavirenzconcentraties
overeenkomend met die bij mensen, werden misvormingen waargenomen. Anencefalie en unilaterale
anoftalmie met secundaire vergroting van de tong werden bij één foetus waargenomen, microftalmie
bij een andere foetus, en een gespleten gehemelte bij een derde foetus. Er werden geen misvormingen
waargenomen bij foetussen van met efavirenz behandelde ratten en konijnen.
Biliaire hyperplasie werd waargenomen in cynomolgusapen die 1 jaar efavirenz kregen in een dosis
die resulteert in gemiddelde AUC-waarden die ongeveer 2 maal groter zijn dan die bij mensen die de
aanbevolen dosering kregen. Na stopzetting van de toediening werd regressie van biliaire hyperplasie
gezien. Biliaire fibrose is waargenomen bij ratten. Bij sommige apen die efavirenz 1 jaar kregen in
doses die leidden tot plasma-AUC-waarden die 4 tot 13 maal hoger waren dan die bij mensen die de
aanbevolen dosis kregen, zijn niet-aanhoudende convulsies waargenomen (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
In carcinogeniciteitsonderzoek bij muizen werd een hogere incidentie van lever- en longtumoren
waargenomen bij de wijfjes maar niet bij de mannetjes. Het mechanisme van de tumorvorming en de
relevantie ervan voor mensen zijn niet bekend.
Carcinogeniciteitsstudies bij mannetjesmuizen en mannetjes- en wijfjesratten waren negatief. Hoewel
het carcinogene potentieel bij mensen onbekend is, maken deze gegevens aannemelijk dat het klinisch
gunstige effect van efavirenz zwaarder weegt dan het potentiële carcinogene risico voor mensen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Medium-chaintriglyceriden
Benzoëzuur (E210)
Aardbei/pepermuntsmaak [met benzylalcohol (E1519) en propyleenglycol (E1520)].
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
HDPE flesjes met kindveilige polypropyleen sluiting met 180 ml drank. Verpakking bevat mondspuit
met een in de fleshals te bevestigen verbindingsstuk.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Geen bijzondere vereisten voor verwijdering.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/005
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 28 mei 1999
Datum van laatste verlenging: 23 april 2014
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 600 mg efavirenz.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 249,6 mg lactose (als monohydraat).
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 50 mg efavirenz.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 20,8 mg lactose (als monohydraat).
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 200 mg efavirenz.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 83,2 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
Donkergeel, capsulevormig, met aan één zijde `225' ingeslagen.
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
Geel, rond, met aan één zijde `113' ingeslagen.
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
Geel, rond, met aan één zijde `223' ingeslagen.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
STOCRIN is aangewezen bij antivirale combinatiebehandelingen van met humaan
immunodeficiëntievirus (hiv-1) geïnfecteerde volwassenen, adolescenten en kinderen van 3 jaar en
ouder.
STOCRIN is niet voldoende bestudeerd bij patiënten met gevorderde hiv-ziekte, dat wil zeggen bij
patiënten met een CD4-celtelling < 50 cellen/mm3, of na een falende proteaseremmer (PI)-bevattende
behandeling. Hoewel er geen kruisresistentie van efavirenz met PI's is vastgesteld, zijn er momenteel
onvoldoende gegevens over de werkzaamheid van een combinatietherapie met een PI als die wordt
ingesteld nadat een STOCRIN-bevattende behandeling heeft gefaald.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De therapie moet worden ingesteld door een arts die ervaring heeft met de behandeling van
hiv-infecties.
Dosering
Efavirenz moet in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen worden toegediend (zie
rubriek 4.5).
Om de verdraagbaarheid van bijwerkingen aan het zenuwstelsel te verbeteren wordt toediening voor
het slapen gaan aanbevolen (zie rubriek 4.8).
Volwassenen
De aanbevolen dosering van efavirenz in combinatie met nucleoside analoge reverse
transcriptaseremmers (NRTI's) met of zonder een PI (zie rubriek 4.5) is 600 mg oraal eenmaal daags.
Dosisaanpassing
Als efavirenz gelijktijdig wordt toegediend met voriconazol, moet de onderhoudsdosering voriconazol
verhoogd worden naar 400 mg tweemaal daags (om de twaalf uur) en moet de dosis efavirenz
verminderd worden met 50 % naar 300 mg eenmaal daags. Als de behandeling met voriconazol wordt
stopgezet, moet de begindosis efavirenz weer worden hervat (zie rubriek 4.5).
Als efavirenz gelijktijdig wordt toegediend met rifampicine bij patiënten die 50 kg of meer wegen, kan
verhoging van de dosis efavirenz naar 800 mg/dag worden overwogen (zie rubriek 4.5).
Kinderen en adolescenten (3 tot 17 jaar)
De aanbevolen dosis efavirenz in combinatie met een PI en/of NRTI's voor patiënten tussen 3 en
17 jaar staat vermeld in tabel 1. Efavirenz tabletten mogen alleen worden toegediend aan kinderen die
goed in staat zijn de tabletten door te slikken.
Tabel 1: Eenmaaldaagse dosering bij kinderen
Lichaamsgewicht
Efavirenz
kg
Dosis (mg)
13 tot < 15
200
15 tot < 20
250
20 tot < 25
300
25 tot < 32,5
350
32,5 tot < 40
400
40
600
* Filmomhulde tabletten efavirenz van 50 mg, 200 mg en 600 mg zijn verkrijgbaar.
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
De farmacokinetiek van efavirenz is niet onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie; echter,
minder dan 1 % van een dosis efavirenz wordt onveranderd in de urine uitgescheiden, zodat de invloed
van een nierfunctiestoornis op de uitscheiding van efavirenz minimaal zou moeten zijn (zie
rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van efavirenz bij kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg
wegen zijn nog niet vastgesteld. De op dit moment beschikbare gegevens worden beschreven in
rubrieken 4.8, 5.1 en 5.2, maar een aanbeveling voor een dosering kan niet worden gegeven.
Wijze van toediening
Aanbevolen wordt STOCRIN op de lege maag in te nemen. De verhoogde concentraties efavirenz die
na toediening van STOCRIN met voedsel optreden, kunnen de frequentie van bijwerkingen verhogen
(zie rubrieken 4.4 en 5.2).
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie C) (zie rubriek 5.2).
Gelijktijdig gebruik met terfenadine, astemizol, cisapride, midazolam, triazolam, pimozide, bepridil of
ergotalkaloïden (bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine, ergonovine en methylergonovine),
omdat competitie door efavirenz om CYP3A4 kan resulteren in een inhibitie van het metabolisme en
potentieel ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen kan uitlokken [bijvoorbeeld
hartritmestoornis, langdurige sedatie of respiratoire depressie] (zie rubriek 4.5).
Kruidenpreparaten met sint-janskruid (Hypericum perforatum), gezien de kans op een verlaagde
plasmaconcentratie en verminderd klinisch effect van efavirenz (zie rubriek 4.5).
Patiënten met:
-
een familiegeschiedenis van plotselinge dood of van aangeboren verlenging van het
QTc-interval in elektrocardiogrammen, of met een andere klinische aandoening die bekend staat
om verlenging van het QTc-interval.
-
een geschiedenis van symptomatische hartritmestoornissen of met klinisch relevante
bradycardie of met congestief hartfalen samen met een gereduceerde
linkerventrikelejectiefractie.
-
ernstige verstoringen van de elektrolytenbalans, bijvoorbeeld hypokaliëmie of
hypomagnesiëmie.
Patiënten die geneesmiddelen gebruiken waarvan bekend is dat die het QTc-interval verlengen (pro-
aritmica).
Deze geneesmiddelen omvatten:
-
klasse IA- en III-geneesmiddelen tegen hartritmestoornis,
-
antipsychotica, antidepressiva,
-
bepaalde antibiotica waaronder stoffen die behoren tot de volgende klassen: macroliden,
fluoroquinolonen, antischimmelmiddelen uit de imidazool- en triazoolgroep,
-
bepaalde niet-sederende antihistaminica (terfenadine, astemizol),
-
cisapride,
-
flecaïnide,
-
bepaalde antimalariamiddelen,
-
methadon.
Gelijktijdige toediening met elbasvir/grazoprevir vanwege de verwachte significante afname van de
plasmaconcentraties van elbasvir en grazoprevir (zie rubriek 4.5). Dit effect is het gevolg van de
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Efavirenz mag niet als monotherapie voor een hiv-behandeling worden gebruikt en mag evenmin als
enig geneesmiddel worden toegevoegd aan een behandeling die niet het gewenste resultaat oplevert.
Bij gebruik van efavirenz als monotherapie kan het virus snel resistent worden. Bij de keuze van
nieuwe antiretrovirale middelen voor combinatietherapie met efavirenz moet rekening worden
gehouden met mogelijke virale kruisresistentie (zie rubriek 5.1).
Gelijktijdige toediening van efavirenz met een vaste combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en
tenofovirdisoproxil wordt niet aanbevolen tenzij het noodzakelijk is voor dosisaanpassing
(bijvoorbeeld met rifampicine).
Gelijktijdige toediening van glecaprevir/pibrentasvir met efavirenz kan plasmaconcentraties van
glecaprevir en pibrentasvir significant verlagen. Dit leidt tot een verminderd therapeutisch effect.
Gelijktijdige toediening van glecaprevir/pibrentasvir met efavirenz wordt niet aanbevolen (zie
rubriek 4.5).
Gelijktijdig gebruik van ginkgo biloba-extracten wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.5).
Bij het voorschrijven van geneesmiddelen die gelijktijdig met efavirenz worden ingenomen dient de
arts de betreffende productinformatie te raadplegen.
Hoewel bewezen is dat effectieve virale suppressie met antiretrovirale behandeling het risico van
seksuele overdracht substantieel vermindert, kan een nog aanwezig risico niet worden uitgesloten.
Voorzorgsmaatregelen om overdracht te voorkomen dienen te worden genomen in overeenstemming
met nationale richtlijnen.
Als een antiretroviraal geneesmiddel in een combinatietherapie vanwege vermoedelijke intolerantie
wordt onderbroken, moet men ernstig overwegen om gelijktijdig alle andere antiretrovirale
geneesmiddelen te stoppen. Toediening van de antiretrovirale geneesmiddelen moet gelijktijdig
worden hervat zodra intolerantieproblemen zijn verdwenen. Een intermitterende monotherapie of
hervatting van de verschillende antiretrovirale geneesmiddelen op verschillende tijdstippen wordt niet
aanbevolen vanwege verhoogd risico op selectie van resistent virus.
Uitslag
Lichte tot matige huiduitslag is waargenomen tijdens klinische studies met efavirenz en verdwijnt
gewoonlijk bij voortzetting van de therapie. Geschikte antihistaminica en/of corticosteroïden kunnen
de tolerantie verbeteren en de uitslag sneller doen verdwijnen. Ernstige huiduitslag met blaren,
vochtige desquamatie of ulceratie is waargenomen bij minder dan 1 % van de patiënten die met
efavirenz zijn behandeld. De incidentie van erythema multiforme of Stevens-Johnsonsyndroom was
ongeveer 0,1 %. Therapie met efavirenz moet worden stopgezet als de patiënten een ernstige uitslag
vertonen met blaren, desquamatie, mucosaletsels of koorts. Bij onderbreking van de behandeling met
efavirenz moet ook worden overwogen de andere antiretrovirale medicatie te onderbreken om te
vermijden dat het virus resistent wordt (zie rubriek 4.8).
Ervaring met efavirenz bij patiënten die stopten met andere antiretrovirale middelen uit de NNRTI-
klasse is beperkt (zie rubriek 4.8). Efavirenz wordt niet aanbevolen bij patiënten die een
levensbedreigende huidreactie (bijvoorbeeld Stevens-Johnsonsyndroom) kregen bij gebruik van een
andere NNRTI.
Bij patiënten die met efavirenz zijn behandeld, zijn psychische bijwerkingen gemeld. Patiënten met
een voorgeschiedenis van psychische aandoeningen lijken een groter risico te hebben op deze ernstige
psychische bijwerkingen. Met name kwam ernstige depressie bij degenen met depressie in de
voorgeschiedenis vaker voor. Sinds de introductie van het product zijn er ook meldingen van ernstige
depressie, overlijden door zelfdoding, waanvoorstellingen, psychoseachtig gedrag en katatonie.
Patiënten moet het advies gegeven worden dat als zij symptomen krijgen zoals ernstige depressie,
psychose of suïcidale gedachten, zij direct contact moeten opnemen met hun arts om na te gaan of
deze symptomen mogelijk verband houden met het gebruik van efavirenz en zo ja, vast te stellen of de
risico's van voortgezet gebruik zwaarder wegen dan de gunstige effecten (zie rubriek 4.8).
Neurologische symptomen
Symptomen waaronder, maar niet beperkt tot, duizeligheid, slapeloosheid, sufheid,
concentratiestoornissen en abnormaal dromen zijn vaak gemelde bijwerkingen bij patiënten die in
klinisch onderzoek efavirenz 600 mg/dag kregen (zie rubriek 4.8). Neurologische symptomen
beginnen meestal tijdens de eerste dag of de eerste twee dagen van de behandeling en verdwijnen over
het algemeen na de eerste 2 4 weken. Patiënten moeten worden geïnformeerd dat als deze
veelvoorkomende verschijnselen optreden, deze meestal bij voortzetting van de therapie verbeteren en
dat deze niet het optreden van de minder vaak voorkomende psychische bijwerkingen in een later
stadium voorspellen.
Laat optredende neurotoxiciteit waaronder ataxie en encefalopathie (verminderd bewustzijn,
verwardheid, psychomotorische vertraging, psychose, delirium) kan maanden tot jaren na het begin
van de behandeling met efavirenz optreden. Sommige gevallen van laat optredende neurotoxiciteit
kwamen voor bij patiënten met genetische CYP2B6-polymorfismen die in verband worden gebracht
met verhoogde efavirenzspiegels, ondanks een standaarddosering van Stocrin. Patiënten met klachten
en verschijnselen van ernstige neurologische bijwerkingen moeten meteen onderzocht worden om te
beoordelen of deze gevallen mogelijk gerelateerd zijn aan het gebruik van efavirenz, en of het
stopzetten van Stocrin gerechtvaardigd is.
Toevallen
Bij patiënten die efavirenz kregen zijn convulsies waargenomen, meestal bij een bekende
voorgeschiedenis van toevallen. Bij patiënten die gelijktijdig anticonvulsiva krijgen die voornamelijk
door de lever worden gemetaboliseerd, zoals fenytoïne, carbamazepine en fenobarbital, kan het nodig
zijn periodiek de plasmaconcentraties te controleren. In een geneesmiddelinteractieonderzoek waren
bij gelijktijdige toediening van carbamazepine met efavirenz de plasmaconcentraties carbamazepine
verlaagd (zie rubriek 4.5). Bij alle patiënten met toevallen in de voorgeschiedenis moet
voorzichtigheid worden betracht.
Bijwerkingen op de lever
Er waren enkele meldingen van leverfalen sinds de introductie van het product bij patiënten zonder
eerder bestaande leveraandoening of andere identificeerbare risicofactoren (zie rubriek 4.8). Controle
van leverenzymen moet worden overwogen bij patiënten zonder eerder bestaand leverfunctiestoornis
of andere risicofactoren.
QTc-verlenging
QTc-interval is waargenomen bij gebruik van efavirenz (zie rubrieken 4.5 en 5.1).
Overweeg alternatieven voor efavirenz wanneer dit wordt toegediend samen met een geneesmiddel
met een bekend risico op torsade de pointes of wanneer toegediend aan patiënten met een verhoogd
risico op torsade de pointes.
De toediening van efavirenz met voedsel kan de blootstelling aan efavirenz verhogen (zie rubriek 5.2)
en kan tot een hogere frequentie van ongewenste effecten leiden (zie rubriek 4.8). Aanbevolen wordt
efavirenz op de lege maag in te nemen, bij voorkeur voor het slapen gaan.
Immuunreactiveringssyndroom
Bij met hiv geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie
(CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op
asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen voordoen die tot ernstige klinische
manifestaties of verergering van de symptomen kan leiden. Dergelijke reacties zijn vooral in de eerste
weken of maanden na het starten van CART gezien. Relevante voorbeelden zijn cytomegalovirus
retinitis, gegeneraliseerde en/of focale mycobacteriële infecties en door Pneumocystis jiroveci
(voorheen Pneumocystis carinii) veroorzaakte pneumonie. Alle symptomen van de ontsteking moeten
worden beoordeeld en zo nodig dient een behandeling te worden ingesteld. Van auto-immuunziekten
(zoals de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) is ook gerapporteerd dat ze in een setting van
immuunreactivering kunnen optreden; de gerapporteerde tijd tot het begin van de ziekte is echter
variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden.
Gewicht en metabole parameters
Een gewichtstoename en een stijging van de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen tijdens
antiretrovirale behandeling optreden. Zulke veranderingen kunnen gedeeltelijk samenhangen met het
onder controle brengen van de ziekte en de levensstijl. Voor lipiden is er in sommige gevallen bewijs
voor een effect van de behandeling, terwijl er voor gewichtstoename geen sterk bewijs is dat het aan
een specifieke behandeling gerelateerd is. Voor het controleren van de serumlipiden en bloedglucose
wordt verwezen naar de vastgestelde hiv-behandelrichtlijnen. Lipidestoornissen moeten worden
behandeld waar dat klinisch aangewezen is.
Osteonecrose
Hoewel men aanneemt dat bij de etiologie vele factoren een rol spelen (waaronder gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie, hoge Body Mass Index), zijn gevallen
van osteonecrose vooral gemeld bij patiënten met gevorderde hiv-infectie en/of langdurige
blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie (CART). Patiënten moet worden aangeraden om
een arts te raadplegen wanneer hun gewrichten pijnlijk zijn of stijf worden of wanneer zij moeilijk
kunnen bewegen.
Speciale populaties
Leverziekte
Efavirenz is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.3
en 5.2) en wordt niet aanbevolen bij patiënten met matige leverfunctiestoornis omdat er onvoldoende
gegevens zijn om vast te stellen of dosisaanpassing noodzakelijk is. Aangezien efavirenz in hoge mate
door cytochroom P450 wordt gemetaboliseerd en vanwege de beperkte klinische ervaring bij patiënten
met een chronische leverziekte, moet efavirenz met de nodige omzichtigheid worden toegepast bij
patiënten met een lichte leverfunctiestoornis. Patiënten moeten zorgvuldig worden gecontroleerd op
dosis-afhankelijke bijwerkingen, vooral neurologische symptomen. De leveraandoening moet
periodiek door middel van laboratoriumonderzoek worden gecontroleerd (zie rubriek 4.2).
De veiligheid en werkzaamheid van efavirenz zijn niet vastgesteld bij patiënten met ernstige
onderliggende leveraandoeningen. Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld
met antiretrovirale combinatietherapie hebben een verhoogd risico op ernstige en mogelijk fatale
leverbijwerkingen. Patiënten met een eerder bestaande leverdysfunctie waaronder chronische actieve
hepatitis hebben bij antiretrovirale combinatietherapie een hogere frequentie van
leverfunctiestoornissen en moeten volgens de gangbare praktijk worden gecontroleerd. Als er
Bij patiënten die worden behandeld met andere geneesmiddelen die tot levertoxiciteit kunnen leiden,
wordt controle van de leverenzymen ook aanbevolen. Bij gelijktijdige antivirale therapie voor hepatitis
B of C, zie ook de relevante productinformatie voor deze geneesmiddelen.
Nierinsufficiëntie
De farmacokinetiek van efavirenz werd niet onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie; minder
dan 1 % van een dosis efavirenz wordt echter onveranderd in de urine uitgescheiden, zodat de invloed
van een eventuele nierinsufficiëntie op de eliminatie van efavirenz waarschijnlijk minimaal is (zie
rubriek 4.2). Er is geen ervaring bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis; bij deze populatie
wordt zorgvuldige controle aanbevolen.
Ouderen
In klinische studies zijn er onvoldoende aantallen ouderen geëvalueerd om te kunnen bepalen of hun
respons anders is dan die van jongere patiënten.
Pediatrische patiënten
Efavirenz werd niet geëvalueerd bij kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen.
Daarom mag efavirenz niet worden gegeven aan kinderen die jonger dan 3 jaar zijn.
Tijdens een behandelingsperiode van 48 weken werd huiduitslag gemeld bij 26 van de 57 (46 %) met
efavirenz behandelde kinderen en deze was bij drie patiënten ernstig. Profylaxe met geschikte
antihistaminica kan overwogen worden alvorens een behandeling met efavirenz bij kinderen in te
stellen.
Lactose
Patiënten met de zeldzame erfelijke aandoeningen galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of
glucose-galactosemalabsorptie mogen dit geneesmiddel niet gebruiken. Personen met deze
aandoeningen kunnen efavirenz drank gebruiken. Deze bevat geen lactose.
Natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per filmomhulde tablet, dat wil zeggen dat het
in wezen `natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Efavirenz is een in vivo-inductor van CYP3A4, CYP2B6 en UGT1A1. De plasmaconcentraties van
verbindingen die substraten zijn van deze enzymen, kunnen verlaagd worden bij gelijktijdig gebruik
met efavirenz. In vitro is efavirenz ook een remmer van CYP3A4. Theoretisch kan efavirenz daarom
bij aanvang de blootstelling aan CYP3A4-substraten verhogen en voorzichtigheid is gepast bij
CYP3A4-substraten met een nauwe therapeutische breedte (zie rubriek 4.3). Efavirenz kan een
inductor zijn van CYP2C19 en CYP2C9; remming is echter ook waargenomen in vitro en het netto-
effect van gelijktijdig gebruik met substraten van deze enzymen is niet duidelijk (zie rubriek 5.2).
De blootstelling aan efavirenz kan verhoogd worden bij gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen
(bijvoorbeeld ritonavir) of voedsel (bijvoorbeeld grapefruitsap) die de activiteit van CYP3A4 of
CYP2B6 remmen.
Verbindingen of kruidenpreparaten (bijvoorbeeld ginkgo biloba-extracten of sint-janskruid) die deze
enzymen induceren, kunnen leiden tot verminderde plasmaconcentraties van efavirenz. Gelijktijdig
Gelijktijdig gebruik van efavirenz met metamizol, een inductor van metaboliserende enzymen
waaronder CYP2B6 en CYP3A4, kan een vermindering veroorzaken in plasmaconcentraties van
efavirenz en mogelijk een verlaging in klinische werkzaamheid. Daarom moet men voorzichtig zijn
wanneer metamizol en efavirenz gelijktijdig gebruikt worden; klinische respons en/of
geneesmiddelconcentraties moeten zo nodig worden gecontroleerd.
QT-verlengende geneesmiddelen
Efavirenz is gecontra-indiceerd bij gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen (die mogelijk een
verlenging van het QTc-interval veroorzaken en torsade de pointes) zoals: klasse IA- of III-
geneesmiddelen tegen hartritmestoornis, antipsychotica en antidepressiva, bepaalde antibiotica
waaronder stoffen die behoren tot de volgende klassen: macroliden, fluoroquinolonen, imidazolen en
triazolen antischimmelmiddelen, bepaalde niet-sederende antihistaminica (terfenadine, astemizol),
cisapride, flecaïnide, bepaalde antimalariamiddelen en methadon (zie rubriek 4.3).
Pediatrische patiënten
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Contra-indicaties bij gelijktijdig gebruik
Efavirenz mag niet gelijktijdig worden toegediend met terfenadine, astemizol, cisapride, midazolam,
triazolam, pimozide, bepridil of ergotalkaloïden (bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine,
ergonovine en methylergonovine), omdat inhibitie van het metabolisme van deze stoffen kan leiden tot
ernstige, levensbedreigende bijwerkingen. (zie rubriek 4.3).
Efavirenz mag niet worden toegediend met elbasvir/grazoprevir in verband met een verwachte
significante afname van de plasmaconcentraties van elbasvir en grazoprevir, die veroorzaakt wordt
door de inductie van geneesmiddelmetaboliserende enzymen en/of transporteiwitten, waardoor een
verlies van de virologische respons op elbasvir/grazoprevir verwacht wordt (zie rubriek 4.5).
Sint-janskruid (Hypericum perforatum)
Gelijktijdige toediening van efavirenz en sint-janskruid of kruidenpreparaten met sint-janskruid is
gecontra-indiceerd. De plasmaconcentraties van efavirenz kunnen door gelijktijdig gebruik van sint-
janskruid worden verlaagd als gevolg van inductie van geneesmiddelmetaboliserende enzymen en/of
transporteiwitten door sint-janskruid. Als een patiënt al sint-janskruid gebruikt, stop dan het sint-
janskruid, controleer de virusconcentratie en zo mogelijk de concentratie efavirenz. Na stopzetting van
het sint-janskruid kan de concentratie efavirenz stijgen en moet mogelijk de dosis efavirenz worden
aangepast. Het inducerende effect van sint-janskruid kan tot zeker twee weken na stopzetting van de
behandeling voortduren (zie rubriek 4.3).
Andere interacties
Interacties tussen efavirenz en proteaseremmers, antiretrovirale middelen behalve proteaseremmers en
andere niet-antiretrovirale geneesmiddelen staan in Tabel 2 hieronder (verhoging wordt aangegeven
met "", verlaging met "", geen verandering met "", en eenmalig om de 8 of 12 uur als "q8h"of
"q12h"). Waar een 90 %- of 95 %-betrouwbaarheidsinterval bekend is, staat dit tussen haakjes. Tenzij
anders aangegeven zijn de onderzoeken bij gezonde proefpersonen verricht.
Geneesmiddel per therapeutisch
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
ANTI-INFECTIVA
Anti-hiv-middelen
Proteaseremmers (PI)
Atazanavir/ritonavir/efavirenz
Atazanavir (pm):
Gelijktijdige toediening van
(400 mg 1 dd/100 mg 1 dd/600 mg
AUC: * ( 9 tot 10)
efavirenz met atazanavir/ritonavir
1 dd, alle met voedsel toegediend)
Cmax: 17 %* ( 8 tot 27)
wordt niet aanbevolen. Als atazanavir
Cmin: 42 %* ( 31 tot 51)
samen met een NNRTI moet worden
toegediend, kan verhoging van de
Atazanavir/ritonavir/efavirenz
Atazanavir (pm):
dosis van zowel atazanavir als
(400 mg 1 dd/200 mg 1 dd/600 mg
AUC: */** ( 10 tot 26)
ritonavir naar 400 mg resp. 200 mg
1 dd, alle met voedsel toegediend)
Cmax: */** ( 5 tot 26)
in combinatie met efavirenz worden
Cmin: 12 %*/** ( 16 tot 49)
overwogen met zorgvuldige klinische
(CYP3A4-inductie).
controle.
* Bij vergelijking met
atazanavir 300 mg/ritonavir
100 mg 1 dd 's avonds zonder
efavirenz. Deze verlaging van
de Cmin van atazanavir kan een
negatief effect hebben op de
werkzaamheid van atazanavir.
** Gebaseerd op historische
vergelijking.
Darunavir/ritonavir/efavirenz
Darunavir:
Efavirenz in combinatie met
(300 mg 2 dd*/100 mg 2 dd/600 mg
AUC : 13 %
darunavir/ritonavir 800/100 mg 1 dd
1 dd)
Cmin : 31 %
kan resulteren in suboptimale
Cmax : 15 %
darunavir Cmin. Als efavirenz
*lager dan de aanbevolen doses,
(CYP3A4-inductie)
gebruikt moet worden in combinatie
soortgelijke bevindingen worden
Efavirenz:
met darunavir/ritonavir, moet
verwacht met de aanbevolen doses.
AUC : 21 %
darunavir/ritonavir 600/100 mg 2 dd
Cmin: 17 %
worden gebruikt. Deze combinatie
Cmax: 15 %
moet voorzichtig worden toegepast.
(CYP3A4-remming)
Zie ook bij ritonavir hieronder.
Fosamprenavir/ritonavir/efavirenz
Geen klinisch belangrijke
Voor geen van deze geneesmiddelen
(700 mg 2 dd/100 mg 2 dd/600 mg
farmacokinetische interactie.
hoeft de dosering te worden
1 dd)
aangepast. Zie ook bij ritonavir
hieronder.
Fosamprenavir/nelfinavir/efavirenz
Interactie niet onderzocht
Voor geen van deze geneesmiddelen
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Fosamprenavir/saquinavir/efavirenz
Interactie niet onderzocht
Niet aanbevolen, omdat de
blootstelling aan beide PI's naar
verwachting aanzienlijk verlaagd zal
zijn.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Indinavir/efavirenz
Indinavir:
Hoewel het klinische belang van een
(800 mg q8h/200 mg 1 dd)
AUC : 31 % ( 8 tot 47)
lagere indinavirconcentratie niet is
Cmin : 40 %
vastgesteld, moet de omvang van de
Een soortgelijke verlaging van
waargenomen farmacokinetische
de blootstelling aan indinavir
interactie in aanmerking worden
werd gezien als indinavir
genomen bij de keuze van een
1000 mg q8h met efavirenz
behandeling met zowel efavirenz als
600 mg daags werd gegeven
indinavir.
(CYP3A4-inductie)
Efavirenz:
Bij toediening met indinavir of
Geen klinisch belangrijke
indinavir/ritonavir hoeft de dosering
farmacokinetische interactie
efavirenz niet te worden aangepast.
Indinavir/ritonavir/efavirenz
Indinavir:
(800 mg 2 dd/100 mg 2 dd/600 mg
AUC: 25 % ( 16 tot 32)b
1 dd)
Cmax: 17 % ( 6 tot 26)b
Cmin: 50 % ( 40 tot 59)b
Efavirenz:
Geen klinisch belangrijke
Zie ook bij ritonavir hieronder.
farmacokinetische interactie
De geometrisch gemiddelde
Cmin voor indinavir (0,33 mg/l)
bij toediening met ritonavir en
efavirenz was hoger dan de
gemiddelde bekende Cmin
(0,15 mg/l) als alleen indinavir
800 mg q8h werd gegeven. Bij
met hiv-1 geïnfecteerde
patiënten (n = 6) was de
farmacokinetiek van indinavir
en efavirenz over het algemeen
vergelijkbaar met deze
gegevens bij niet-geïnfecteerde
vrijwilligers.
Lopinavir/ritonavir zachte capsules of Aanzienlijk lagere blootstelling
Met efavirenz moet een verhoging
orale oplossing/efavirenz
aan lopinavir.
van de dosis lopinavir/ritonavir
zachte capsules of orale oplossing
van 33 % worden overwogen
Lopinavir/ritonavir
(4 capsules/~6,5 ml 2 dd in plaats
tabletten/efavirenz
van 3 capsules/5 ml 2 dd).
Voorzichtigheid is gepast omdat deze
dosisaanpassing bij sommige
(400/100 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Concentratie Lopinavir:
patiënten onvoldoende kan zijn. Bij
30-40 %
gelijktijdige toediening met efavirenz
(500 mg/125 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Concentraties Lopinavir:
600 mg 1 dd moet de dosering van
vergelijkbaar met
tabletten lopinavir/ritonavir worden
lopinavir/ritonavir
verhoogd naar 500 mg/125 mg 2 dd.
400 mg/100 mg 2 dd zonder
Zie ook bij ritonavir hieronder.
efavirenz
Nelfinavir/efavirenz
Nelfinavir:
Voor geen van deze geneesmiddelen
(750 mg q8h/600 mg 1 dd)
AUC: 20 % ( 8 tot 34)
hoeft de dosering te worden
Cmax: 21 % ( 10 tot 33)
aangepast.
De combinatie werd over het
algemeen goed verdragen.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Ritonavir/efavirenz
Ritonavir:
Bij gebruik van efavirenz met lage
(500 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
Ochtend-AUC: 18 % ( 6 tot
doses ritonavir moet rekening
33)
worden gehouden met kans op een
Avond-AUC:
verhoogde incidentie van
Ochtend-Cmax: 24 % ( 12 tot
bijwerkingen in samenhang met
38)
efavirenz, als gevolg van een
Avond-Cmax:
mogelijke farmacodynamische
Ochtend-Cmin: 42 % ( 9 tot
interactie.
86)b
Avond-Cmin: 24 % ( 3 tot
50)b
Efavirenz:
AUC: 21 % ( 10 tot 34)
Cmax: 14 % ( 4 tot 26)
Cmin: 25 % ( 7 tot 46)b
(remming van door CYP
gemedieerd oxidatief
metabolisme)
Als efavirenz werd gegeven
met ritonavir 500 mg of
600 mg 2 dd, werd de
combinatie niet goed verdragen
(bijvoorbeeld duizeligheid,
misselijkheid, paresthesie en
verhoogde leverenzymen
kwamen voor). Er zijn
onvoldoende gegevens over de
verdraagbaarheid van efavirenz
met lage doses ritonavir
(100 mg, 1 of 2 dd).
Saquinavir/ritonavir/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Er zijn geen gegevens om een
dosisaanbeveling op te baseren. Zie
ook bij ritonavir hierboven. Gebruik
van efavirenz in combinatie met
saquinavir als enige proteaseremmer
wordt niet aanbevolen.
CCR5-antagonist
Maraviroc/efavirenz
Maraviroc:
Zie Samenvatting van de
(100 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
AUC12: 45% ( 38 tot 51)
Productkenmerken van het
Cmax: 51% ( 37 tot 62)
geneesmiddel dat maraviroc bevat.
Concentraties efavirenz niet
gemeten, geen effect verwacht.
Integrase strand transfer inhibitor
Raltegravir/efavirenz
Raltegravir:
De dosis raltegravir hoeft niet te
(400 mg eenmalige dosis/ - )
AUC: 36%
worden aangepast.
C12: 21%
Cmax: 36%
(UGT1A1-inductie)
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
NRTI's en NNRTI's
NRTI's/efavirenz
Er zijn geen specifieke
Voor geen van de producten hoeft de
interactiestudies verricht met
dosering te worden aangepast.
efavirenz en NRTI's behalve
lamivudine, zidovudine en
tenofovirdisoproxil. Klinisch
belangrijke interacties worden
niet verwacht omdat de NRTI's
via een andere route
gemetaboliseerd worden dan
efavirenz en waarschijnlijk niet
in competitie treden om
dezelfde metabole enzymen en
eliminatiepathways.
NNRTI's/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Omdat er geen voordeel is qua
werkzaamheid en veiligheid van het
gebruik van 2 NNRTI's, wordt
gelijktijdige toediening van efavirenz
en een andere NNRTI niet
aanbevolen.
Anti-HCV-middelen
Boceprevir/efavirenz
Boceprevir:
Bij toediening met efavirenz waren
(800 mg 3 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 19 %*
de plasmadalconcentraties van
Cmax: 8 %
boceprevir verlaagd. De klinische
Cmin: 44 %
resultaten van deze waargenomen
Efavirenz:
verlaging van de
AUC: 20 %
plasmadalconcentraties van
Cmax: 11 %
boceprevir zijn niet direct
(CYP3A-inductie - effect op
vastgesteld.
boceprevir)
*0-8 uur
Geen effect () betekent een
afname in de gemiddelde
ratioschatting van 20 % of
toename in gemiddelde
ratioschatting van 25 %
Telaprevir/efavirenz
Telaprevir (relatief tot 750 mg
Wanneer efavirenz samen met
(1125 mg q8h/600 mg 1 dd)
q8h):
telaprevir wordt toegediend, moet
AUC: 18 % ( 8 tot 27)
telaprevir 1125 mg iedere 8 uur
Cmax: 14 % ( 3 tot 24)
worden gebruikt.
Cmin: 25 % ( 14 tot 34) %
Efavirenz:
AUC: 18 % ( 10 tot 26)
Cmax: 24 % ( 15 tot 32)
Cmin: 10 % ( 1 tot 19) %
(CYP3A-inductie door
efavirenz)
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Simeprevir/efavirenz
Simeprevir:
Gelijktijdige toediening van
(150 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 71 % ( 67 tot 74)
simeprevir met efavirenz resulteerde
Cmax: 51 % ( 46 tot 56)
in significant verlaagde
Cmin: 91 % ( 88 tot 92)
plasmaconcentraties van simeprevir
Efavirenz:
als gevolg van CYP3A-inductie door
AUC:
efavirenz, wat kan resulteren in
Cmax:
verminderd therapeutische werking
Cmin:
van simeprevir. Gelijktijdige
toediening van simeprevir met
Geen effect () betekent een
efavirenz wordt niet aanbevolen.
afname in de gemiddelde
ratioschatting van 20 % of
toename in gemiddelde
ratioschatting van 25 %
(CYP3A4-enzyminductie)
Elbasvir/grazoprevir
Elbasvir:
Gelijktijdige toediening van
AUC: 54 %
STOCRIN met elbasvir/grazoprevir
Cmax: 45 %
is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3)
omdat het kan leiden tot een verlies
Grazoprevir:
aan virologische respons op
AUC: 83 %
elbasvir/grazoprevir. Dit verlies is het
Cmax: 87 %
gevolg van een significante afname
van de plasmaconcentraties van
elbasvir en grazoprevir, door de
inductie van CYP3A4 of P-gp (zie de
Samenvatting van de
productkenmerken van
elbasvir/grazoprevir voor
aanvullende informatie).
Sofosbuvir/velpatasvir
Sofosbuvir:
Bij gelijktijdige toediening van
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
Cmax 38 %
efavirenz/emtricitabine/
tenofovirdisoproxil met
Velpatasvir
sofosbuvir/velpatasvir is een
AUC 53 %
significante afname van de
Cmax 47 %
velpatasvir-plasmaconcentraties
Cmin 57 %
aangetoond als gevolg van CYP3A-
inductie door efavirenz, die kan
leiden tot een verlies aan
Verwacht:
therapeutisch effect van velpatasvir.
Voxilaprevir
Hoewel niet onderzocht, wordt een
vergelijkbare afname van de
blootstelling aan voxilaprevir
verwacht. Gelijktijdige toediening
van STOCRIN en
sofosbuvir/velpatasvir of
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
wordt niet aanbevolen (zie de
Samenvatting van de
productkenmerken van
sofosbuvir/velpatasvir en
sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir
voor aanvullende informatie).
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Glecaprevir/pibrentasvir
glecaprevir
Gelijktijdige toediening van
pibrentasvir
glecaprevir/pibrentasvir met
efavirenz kan de plasmaconcentraties
van glecaprevir en pibrentasvir
significant verlagen. Dit leidt tot een
verminderd therapeutisch effect.
Gelijktijdige toediening van
glecaprevir/pibrentasvir met
efavirenz wordt niet aanbevolen. Zie
de productinformatie van
glecaprevir/pibrentasvir voor meer
informatie.
Antibiotica
Azitromycine/efavirenz
Geen klinisch belangrijke
Voor geen van deze geneesmiddelen
(600 mg eenmalige dosis/400 mg
farmacokinetische interactie.
hoeft de dosering te worden
1 dd)
aangepast.
Claritromycine/efavirenz
Claritromycine:
Het klinische belang van deze
(500 mg q12h/400 mg 1 dd)
AUC: 39 % ( 30 tot 46)
veranderingen in de
Cmax: 26 % ( 15 tot 35)
plasmaconcentraties claritromycine is
Claritromycine
onbekend. Alternatieven voor
14-hydroxymetaboliet:
claritromycine (bijvoorbeeld
AUC: 34 % ( 18 tot 53)
azitromycine) kunnen overwogen
Cmax: 49 % ( 32 tot 69)
worden. De dosis efavirenz hoeft niet
Efavirenz:
te worden aangepast.
AUC:
Cmax: 11 % ( 3 tot 19)
(CYP3A4-inductie)
46 % van de niet-geïnfecteerde
vrijwilligers die efavirenz en
claritromycine ontvingen,
kreeg uitslag.
Andere macrolideantibiotica (bijv.
Interactie niet onderzocht.
Er zijn geen gegevens om een
erytromycine)/efavirenz
dosisaanbeveling op te baseren.
Antimycobacteriële middelen
Rifabutine/efavirenz
Rifabutine:
Bij toediening met efavirenz moet de
(300 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 38 % ( 28 tot 47)
dagelijkse dosis rifabutine met 50 %
Cmax: 32 % ( 15 tot 46)
worden verhoogd. Overweeg de dosis
Cmin: 45 % ( 31 tot 56)
rifabutine te verdubbelen als
Efavirenz:
rifabutine 2 of 3 maal per week in
AUC:
combinatie met efavirenz wordt
Cmax:
gegeven. Het klinische effect van
Cmin: 12 % ( 24 tot 1)
deze dosisaanpassing is niet afdoende
(CYP3A-inductie)
onderzocht. Bij het aanpassen van de
dosis moeten de individuele
verdraagbaarheid en virologische
respons in aanmerking worden
genomen (zie rubriek 5.2).
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Rifampicine/efavirenz
Efavirenz:
Bij gebruik met rifampicine bij
(600 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 26 % ( 15 tot 36)
patiënten die 50 kg of meer wegen,
Cmax: 20 % ( 11 tot 28)
kan verhoging van de dagelijkse
Cmin: 32 % ( 15 tot 46)
dosis efavirenz naar 800 mg een
(CYP3A4- en CYP2B6-
blootstelling geven die vergelijkbaar
inductie)
is met een dagelijkse dosis van
600 mg zonder rifampicine. Het
klinische effect van deze
dosisaanpassing is niet afdoende
onderzocht. Bij het aanpassen van de
dosis moet rekening worden
gehouden met de individuele
verdraagbaarheid en virologische
respons (zie rubriek 5.2). De dosis
rifampicine hoeft niet te worden
aangepast, waaronder 600 mg.
Antimycotica
Itraconazol/efavirenz
Itraconazol:
Omdat er voor itraconazol geen
(200 mg q12h/600 mg 1 dd)
AUC: 39 % ( 21 tot 53)
dosisaanbeveling kan worden
Cmax: 37 % ( 20 tot 51)
gegeven, moet een andere
Cmin: 44 % ( 27 tot 58)
antimycotische behandeling worden
(lagere concentraties
overwogen.
itraconazol: CYP3A4-inductie)
Hydroxy-itraconazol:
AUC: 37 % ( 14 tot 55)
Cmax: 35 % ( 12 tot 52)
Cmin: 43 % ( 18 tot 60)
Efavirenz:
geen klinisch belangrijke
farmacokinetische
veranderingen.
Posaconazol/efavirenz
Posaconazol:
Gelijktijdig gebruik van posaconazol
--/400 mg 1 dd
AUC: 50 %
en efavirenz moet worden vermeden,
Cmax: 45 %
tenzij het voordeel voor de patiënt
(UDP-G inductie)
opweegt tegen het risico.
Voriconazol/efavirenz
Voriconazol:
Als efavirenz met voriconazol wordt
(200 mg 2 dd/400 mg 1 dd)
AUC: 77 %
toegediend, moet de onderhoudsdosis
Cmax: 61 %
voriconazol worden verhoogd naar
Efavirenz:
400 mg 2 dd en moet de dosis
AUC: 44 %
efavirenz worden gehalveerd, d.w.z.
Cmax: 38 %
naar 300 mg 1 dd. Als behandeling
Voriconazol/Efavirenz
Voriconazol:
met voriconazol wordt gestaakt, moet
(400 mg 2 dd/300 mg 1 dd)
AUC: 7 % ( 23 tot 13) *
de oorspronkelijke dosis efavirenz
Cmax: 23 % ( 1 tot 53) *
weer worden gegeven.
Efavirenz:
AUC: 17 % ( 6 tot 29) **
Cmax: **
*vergeleken met 200 mg 2 dd
alleen
** vergeleken met 600 mg 1 dd
alleen
(competitieve remming van
oxidatief metabolisme)
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Fluconazol/efavirenz
Geen klinisch belangrijke
Voor geen van de producten hoeft de
(200 mg 1 dd/400 mg 1 dd)
farmacokinetische interactie
dosering te worden aangepast.
Ketoconazol en andere antimycotica
Interactie niet onderzocht
Er zijn geen gegevens om een
met imidazol
dosisaanbeveling op te baseren.
Antimalariamiddelen
Artemether/lumefantrine/efavirenz
Artemether:
Omdat verlaagde concentraties
(20/120 mg tablet, 6 doseringen van
AUC: 51 %
artemether, dihydroartemisinine of
4 tabletten in 3 dagen/600 mg 1 dd)
Cmax: 21 %
lumefantrine kunnen resulteren in
Dihydroartemisinine:
een vermindering van de
AUC: 46 %
werkzaamheid tegen malaria, is
C
voorzichtigheid gepast wanneer
max: 38 %
Lumefantrine:
efavirenz en
AUC: 21 %
artemether/lumefantrinetabletten
C
gelijktijdig worden toegediend.
max:
Efavirenz:
AUC: 17 %
Cmax:
(CYP3A4-inductie)
Atovaquon en
Atovaquon:
Gelijktijdige toediening van
proguanilhydrochloride/efavirenz
AUC: 75 % ( 62 tot 84)
atovaquon/proguanil met efavirenz
(250/100 mg eenmalige dosis/600 mg
Cmax: 44 % ( 20 tot 61)
moet worden vermeden.
1 dd)
Proguanil:
AUC: 43 % ( 7 tot 65)
Cmax:
ZUURREMMENDE MIDDELEN
Antacida met aluminiumhydroxide-
De absorptie van efavirenz
Gelijktijdige toediening van
magnesiumhydroxide-
werd niet beïnvloed door
efavirenz met geneesmiddelen die de
simeticon/efavirenz
antacida met aluminium-
maag-pH beïnvloeden zullen naar
(eenmalige dosis 30 ml /eenmalige
/magnesiumhydroxide of
verwachting geen invloed hebben op
dosis 400 mg)
famotidine.
de absorptie van efavirenz.
Famotidine/efavirenz
(eenmalige dosis 40 mg/eenmalige
dosis 400 mg)
ANXIOLYTICA
Lorazepam/efavirenz
Lorazepam:
Voor geen van deze geneesmiddelen
(2 mg eenmalige doses/600 mg 1 dd)
AUC: 7 % ( 1 tot 14)
hoeft de dosering te worden
Cmax: 16 % ( 2 tot 32)
aangepast.
Deze veranderingen worden
niet klinisch belangrijk geacht.
ANTICOAGULANTIA
Warfarine/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Mogelijk moet de dosis van
Acenocoumarol/efavirenz
Plasmaconcentraties en effecten
warfarine of acenocoumarol worden
van warfarine of
aangepast.
acenocoumarol kunnen door
efavirenz worden verhoogd of
verlaagd.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
ANTICONVULSIVA
Carbamazepine/efavirenz
Carbamazepine:
Er kan geen dosisaanbeveling
(400 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 27 % ( 20 tot 33)
worden gegeven. Een ander
Cmax: 20 % ( 15 tot 24)
anticonvulsivum moet worden
Cmin: 35 % ( 24 tot 44)
overwogen. De plasmaconcentraties
Efavirenz:
carbamazepine moeten periodiek
AUC: 36 % ( 32 tot 40)
worden gecontroleerd.
Cmax: 21 % ( 15 tot 26)
Cmin: 47 % ( 41 tot 53)
(lagere concentraties
carbamazepine: CYP3A4-
inductie; lagere concentraties
efavirenz: CYP3A4- en
CYP2B6-inductie)
De steady-state AUC, Cmax en
Cmin van de actieve metaboliet
carbamazepine-epoxide bleef
onveranderd. Gelijktijdige
toediening van hogere doses
van hetzij efavirenz of
carbamazepine is niet
onderzocht.
Fenytoïne, fenobarbital en andere
Interactie niet onderzocht. Er
Als efavirenz wordt toegediend met
anticonvulsiva die substraten zijn van
bestaat een kans op lagere of
een anticonvulsivum dat een
CYP450-iso-enzymen
hogere plasmaconcentraties
substraat is van CYP450-iso-
fenytoïne, fenobarbital en
enzymen, moet de concentratie van
andere anticonvulsiva die
het anticonvulsivum periodiek
substraten zijn van CYP450-
worden gecontroleerd.
iso-enzymen als deze
gelijktijdig met efavirenz
worden toegediend.
Valproïnezuur/efavirenz
Geen klinisch significant effect
Voor efavirenz is geen
(250 mg 2 dd/600 mg 1 dd)
op de farmacokinetiek van
dosisaanpassing nodig.
efavirenz. De beperkte
Gecontroleerd moet worden dat de
gegevens suggereren dat er
toevallen bij de patiënten onder
geen klinisch significant effect
controle blijven.
op de farmacokinetiek van
valproïnezuur is.
Vigabatrine/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Voor geen van deze geneesmiddelen
Gabapentine/efavirenz
Klinisch belangrijke interacties
hoeft de dosering te worden
worden niet verwacht omdat
aangepast.
vigabatrine en gabapentine
alleen onveranderd in de urine
worden uitgescheiden en
waarschijnlijk niet in
competitie zullen treden om
dezelfde metabole enzymen en
eliminatiepathways als
efavirenz.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
ANTIDEPRESSIVA
Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's)
Sertraline/efavirenz
Sertraline:
Verhoging van de dosis sertraline
(50 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 39 % ( 27 tot 50)
moet gebeuren op basis van de
Cmax: 29 % ( 15 tot 40)
klinische reactie. De dosis efavirenz
Cmin: 46 % ( 31 tot 58)
hoeft niet te worden aangepast.
Efavirenz:
AUC:
Cmax: 11 % ( 6 tot 16)
Cmin:
(CYP3A4-inductie)
Paroxetine/efavirenz
Geen klinisch belangrijke
Voor geen van deze geneesmiddelen
(20 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
farmacokinetische interactie
hoeft de dosering te worden
aangepast.
Fluoxetine/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Voor geen van deze geneesmiddelen
Omdat fluoxetine en paroxetine
hoeft de dosering te worden
een soortgelijk metabool
aangepast.
profiel hebben, d.w.z. sterk
CYP2D6-remmend effect,
wordt voor fluoxetine een
soortgelijke afwezigheid van
interactie verwacht.
Norepinefrine en dopamine heropnameremmer
Bupropion/efavirenz
Bupropion:
Verhogingen van de dosis bupropion
[150 mg eenmalige dosis (vertraagde
AUC: 55 % ( 48 tot 62)
moeten plaatsvinden op basis van de
afgifte)/600 mg 1 dd)
Cmax: 34 % ( 21 tot 47)
klinische reactie, maar de maximale
Hydroxybupropion:
aanbevolen dosis bupropion mag niet
AUC:
worden overschreden. De dosis
Cmax: 50 % ( 20 tot 80)
efavirenz hoeft niet te worden
(CYP2B6-inductie)
aangepast.
ANTIHISTAMINICA
Cetirizine/efavirenz
Cetirizine:
Voor geen van deze geneesmiddelen
(eenmalige dosis 10 mg/600 mg 1 dd)
AUC:
hoeft de dosering te worden
Cmax: 24 % ( 18 tot 30)
aangepast.
Deze veranderingen worden
niet klinisch belangrijk geacht.
Efavirenz:
Geen klinisch belangrijke
farmacokinetische interactie
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
CARDIOVASCULAIRE MIDDELEN
Calciumantagonisten
Diltiazem/efavirenz
Diltiazem:
Dosisaanpassingen voor diltiazem
(240 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 69 % ( 55 tot 79)
moeten gebeuren op basis van de
Cmax: 60 % ( 50 tot 68)
klinische reactie (zie de
Cmin: 63 % ( 44 tot 75)
Samenvatting van de
Desacetyldiltiazem:
Productkenmerken voor diltiazem).
AUC: 75 % ( 59 tot 84)
De dosis efavirenz hoeft niet te
Cmax: 64 % ( 57 tot 69)
worden aangepast.
Cmin: 62 % ( 44 tot 75)
N-monodesmethyldiltiazem:
AUC: 37 % ( 17 tot 52)
Cmax: 28 % ( 7 tot 44)
Cmin: 37 % ( 17 tot 52)
Efavirenz:
AUC: 11 % ( 5 tot 18)
Cmax: 16 % ( 6 tot 26)
Cmin: 13 % ( 1 tot 26)
(CYP3A4-inductie)
De verhoging van de
farmacokinetische parameters
voor efavirenz wordt niet
klinisch belangrijk geacht.
Verapamil, felodipine, nifedipine en
Interactie niet onderzocht. Als
Dosisaanpassing van de
nicardipine
efavirenz wordt toegediend met
calciumantagonist moet gebeuren op
een calciumantagonist die een
basis van de klinische reactie (zie de
substraat is van het CYP3A4-
Samenvatting van de
enzym, bestaat de kans op
Productkenmerken voor de
lagere plasmaconcentraties van
calciumantagonist).
de calciumantagonist.
LIPIDEVERLAGENDE MIDDELEN
HMG-CoA-reductaseremmers
Atorvastatine/efavirenz
Atorvastatine:
De cholesterolwaarden moeten
(10 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 43 % ( 34 tot 50)
periodiek worden gecontroleerd.
Cmax: 12 % ( 1 tot 26)
Dosisaanpassingen van atorvastatine
2-hydroxyatorvastatine:
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
AUC: 35 % ( 13 tot 40)
Samenvatting van de
Cmax: 13 % ( 0 tot 23)
Productkenmerken voor
4-hydroxyatorvastatine:
atorvastatine). De dosis efavirenz
AUC: 4 % ( 0 tot 31)
hoeft niet worden aangepast.
Cmax: 47 % ( 9 tot 51)
Totaal actieve HMG-CoA-
reductaseremmers:
AUC: 34 % ( 21 tot 41)
Cmax: 20 % ( 2 tot 26)
Pravastatine/efavirenz
Pravastatine:
De cholesterolwaarden moeten
(40 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 40 % ( 26 tot 57)
periodiek worden gecontroleerd.
Cmax: 18 % ( 59 tot 12)
Dosisaanpassingen van pravastatine
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
Samenvatting van de
Productkenmerken voor
pravastatine). De dosis efavirenz
hoeft niet worden aangepast.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Simvastatine/efavirenz
Simvastatine:
De cholesterolwaarden moeten
(40 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
AUC: 69 % ( 62 tot 73)
periodiek worden gecontroleerd.
Cmax: 76 % ( 63 tot 79)
Dosisaanpassingen van simvastatine
Simvastatinezuur:
kunnen noodzakelijk zijn (zie de
AUC: 58 % ( 39 tot 68)
Samenvatting van de
Cmax: 51 % ( 32 tot 58)
Productkenmerken voor
Totaal actieve HMG-CoA-
simvastatine). De dosis efavirenz
reductaseremmers:
hoeft niet worden aangepast.
AUC: 60 % ( 52 tot 68)
Cmax: 62 % ( 55 tot 78)
(CYP3A4-inductie)
Gelijktijdige toediening van
efavirenz met atorvastatine,
pravastatine of simvastatine
had geen effect op de AUC of
Cmax van efavirenz.
Rosuvastatine/efavirenz
Interactie niet onderzocht.
Voor geen van beide middelen hoeft
Rosuvastatine wordt
de dosering te worden aangepast.
voornamelijk onveranderd met
de feces uitgescheiden, daarom
wordt er geen interactie met
efavirenz verwacht.
HORMONALE ANTICONCEPTIVA
Oraal:
Ethinylestradiol:
Naast hormonale anticonceptiva moet
ethinylestradiol +
AUC:
een betrouwbare methode van
norgestimaat/efavirenz
Cmax:
barrière-anticonceptie worden
(0,035 mg + 0,25 mg 1 dd/600 mg
Cmin: 8 % ( 14 tot 25)
toegepast (zie rubriek 4.6).
1 dd)
Norelgestromin (actieve
metaboliet):
AUC: 64 % ( 62 tot 67)
Cmax: 46 % ( 39 tot 52)
Cmin: 82 % ( 79 tot 85)
Levonorgestrel (actieve
metaboliet):
AUC: 83 % ( 79 tot 87)
Cmax: 80 % ( 77 tot 83)
Cmin: 86 % ( 80 tot 90)
(inductie van metabolisme)
Efavirenz: geen klinisch
significante interactie.
Het klinische belang van deze
effecten is onbekend.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
Injectie: depo-medroxyprogesteron-
In een geneesmiddelinteractie-
Omdat er weinig informatie
acetaat (DMPA)/efavirenz
onderzoek van 3 maanden
beschikbaar is, moet naast hormonale
(150 mg IM eenmalige dosis DMPA)
werden geen significante
anticonceptie een betrouwbare
verschillen in de
methode van barrière-anticonceptie
farmacokinetische parameters
worden toegepast (zie rubriek 4.6).
van MPA gevonden tussen
deelnemers die antiretrovirale
therapie op basis van efavirenz
kregen en deelnemers die geen
antiretrovirale therapie kregen.
Soortgelijke resultaten werden
ook door andere onderzoekers
gevonden, hoewel de
plasmaspiegels van MPA in de
tweede studie een grotere
variabiliteit vertoonden. In
beide studies bleef het
plasmaprogesteron bij personen
die efavirenz en DMPA kregen
laag, passend bij onderdrukking
van de ovulatie.
Implantaat: etonogestrel/efavirenz
Een lagere concentratie
Naast hormonale anticonceptie moet
etonogestrel valt te verwachten
een betrouwbare methode van
(CYP3A4-inductie). Er zijn
barrière-anticonceptie worden
sporadische
toegepast (zie rubriek 4.6).
postmarketingmeldingen van
falende anticonceptie met
etonogestrel bij patiënten die
efavirenz kregen.
IMMUNOSUPPRESSIVA
Immunosuppressiva die
Interactie niet onderzocht.
Het kan nodig zijn de dosis van de
gemetaboliseerd worden door
Lagere blootstelling aan het
immunosuppressiva aan te passen.
CYP3A4 (zoals ciclosporine,
immunosuppressivum kan
Zorgvuldige controle van de
tacrolimus, sirolimus)/Efavirenz
worden verwacht (CYP3A4-
concentraties van de
inductie). Naar verwachting
immunosuppressiva gedurende
hebben deze
minstens 2 weken (totdat stabiele
immunosuppressiva geen
concentraties bereikt zijn) wordt bij
invloed op de blootstelling aan
instelling of stopzetting van
efavirenz.
behandeling met efavirenz
aanbevolen.
Effecten op
Aanbeveling voor gelijktijdige
gebied
geneesmiddelconcentraties
toediening met efavirenz
(dosis)
Gemiddelde procentuele
verandering in AUC, Cmax,
Cmin met
betrouwbaarheidsintervallen
waar deze beschikbaar zijna
(mechanisme)
OPIOÏDEN
Methadon/efavirenz
Methadon:
Gelijktijdige toediening met
(vaste onderhoudsbehandeling,
AUC: 52 % ( 33 tot 66)
efavirenz moet worden vermeden in
35-100 mg 1 dd/600 mg 1 dd)
Cmax: 45 % ( 25 tot 59)
verband met het risico op
(CYP3A4-inductie)
QTc-verlenging (zie rubriek 4.3).
In een onderzoek bij met hiv
geïnfecteerde gebruikers van
intraveneuze drugs leidde
gelijktijdige toediening van
efavirenz en methadon tot een
lagere plasmaconcentratie
methadon en verschijnselen
van opiaatontwenning. De
dosis methadon werd met
gemiddeld 22 % verhoogd om
ontwenningsverschijnselen af
te zwakken.
Buprenorfine/naloxon/efavirenz
Buprenorfine:
Ondanks de lagere concentratie
AUC: 50 %
buprenorfine kregen de patiënten
Norbuprenorfine:
geen ontwenningsverschijnselen.
AUC: 71 %
Mogelijk hoeft bij gelijktijdige
Efavirenz:
toediening de dosis van buprenorfine
Geen klinisch significante
of efavirenz niet te worden
farmacokinetische interactie.
aangepast.
a 90 %-betrouwbaarheidsintervallen tenzij anders aangegeven.
b 95 %-betrouwbaarheidsintervallen.
Overige interacties: Efavirenz bindt zich niet aan cannabinoïdreceptoren. Fout-positieve testresultaten
voor cannabinoïd in de urine zijn gemeld bij sommige screening assays bij niet-geïnfecteerde en hiv-
geïnfecteerde personen die efavirenz kregen. In zulke gevallen wordt ter bevestiging een meer
specifieke methode zoals gaschromatografie/massaspectrometrie aanbevolen.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Anticonceptie bij mannen en vrouwen
Barrière-anticonceptie moet altijd worden toegepast, samen met andere vormen van anticonceptie
(zoals orale of andere hormonale anticonceptiva, zie rubriek 4.5). Vanwege de lange halfwaardetijd
van efavirenz worden tot 12 weken na stopzetting van efavirenz adequate anticonceptiemaatregelen
aanbevolen.
Zwangerschap
Efavirenz mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt tenzij de klinische toestand van de
patiënte deze behandeling vereist. Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten voor instelling van
efavirenz een zwangerschapstest ondergaan (zie rubriek 5.3).
Er zijn zeven retrospectieve meldingen van bevindingen die passen bij een neuraalbuisdefect,
waaronder meningomyelokèle, alle bij moeders die in het eerste trimester waren blootgesteld aan
behandelingen op basis van efavirenz (uitgesloten werden vastedosiscombinatietabletten met
efavirenz). Twee additionele gevallen (1 prospectief en 1 retrospectief) waaronder voorvallen die
passen bij een neuraalbuisdefect, zijn gemeld met een vastedosiscombinatietablet van efavirenz,
Vanaf juli 2013 heeft het Antiretroviral Pregnancy Registry (APR) prospectieve meldingen ontvangen
van 904 zwangerschappen die in het eerste trimester zijn blootgesteld aan efavirenz bevattende
behandelingen en die tot 766 levende geboorten leidden. Bij één kind werd een neuraalbuisdefect
gemeld, en de frequentie en het patroon van de andere aangeboren afwijkingen waren vergelijkbaar
met die bij kinderen die waren blootgesteld aan behandelingen zonder efavirenz, en met die in de hiv-
negatieve controlegroep. De incidentie van neuraalbuisdefecten in de algemene populatie varieert van
0,5-1 geval per 1000 levende geboorten.
Misvormingen zijn waargenomen bij foetussen van met efavirenz behandelde apen (zie rubriek 5.3).
Borstvoeding
Efavirenz wordt bij de mens in de moedermelk uitgescheiden. Er is onvoldoende informatie over de
effecten van efavirenz op pasgeborenen/zuigelingen. Risico voor zuigelingen kan niet worden
uitgesloten. Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met efavirenz. Met hiv
geïnfecteerde vrouwen wordt zelfs aanbevolen in het geheel geen borstvoeding te geven om zo
overdracht van hiv te voorkomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van efavirenz op de vruchtbaarheid van mannelijke of vrouwelijke ratten is alleen
onderzocht bij doses waarbij systemische geneesmiddelconcentraties werden bereikt die equivalent
waren aan of lager dan die welke bij mensen werden bereikt die aanbevolen doses efavirenz kregen. In
deze onderzoeken had efavirenz geen negatieve invloed op de paring of vruchtbaarheid van
mannelijke of vrouwelijke ratten (doses tot 100 mg/kg tweemaal daags), en op het sperma of het
nageslacht van behandelde mannelijke ratten (doses tot 200 mg tweemaal daags). Er was geen invloed
op de reproductieve prestaties van nakomelingen van vrouwelijke ratten die efavirenz kregen.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Efavirenz kan duizeligheid, concentratiestoornissen en/of slaperigheid veroorzaken. Patiënten moeten
worden gewaarschuwd dat zij bij het optreden van deze symptomen geen potentieel risicovolle
handelingen mogen verrichten zoals rijden of machines bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Efavirenz is bij meer dan 9000 patiënten onderzocht. In een subgroep van 1008 volwassen patiënten
die in gecontroleerde klinische studies 600 mg/dag efavirenz kregen in combinatie met PI's en/of
NRTI's, waren de meest gemelde ongewenste bijwerkingen van minstens matige ernst die bij minstens
5 % van de patiënten werden gemeld: uitslag (11,6 %), duizeligheid (8,5 %), misselijkheid (8,0 %),
hoofdpijn (5,7 %) en vermoeidheid (5,5 %). De belangrijkste bijwerkingen in samenhang met
efavirenz zijn uitslag en neurologische symptomen. Neurologische symptomen beginnen gewoonlijk
snel na instelling van de therapie en verdwijnen over het algemeen na de eerste 2 tot 4 weken. Ernstige
huidreacties zoals Stevens-Johnsonsyndroom en erythema multiforme, psychische bijwerkingen zoals
ernstige depressie, zelfdoding, psychoseachtig gedrag en toevallen zijn gemeld bij patiënten die
werden behandeld met efavirenz. De toediening van efavirenz met voedsel kan de blootstelling aan
efavirenz en de frequentie van bijwerkingen verhogen (zie rubriek 4.4).
Lijst van bijwerkingen
Bijwerkingen die matig of zwaarder van ernst waren met minstens een mogelijk verband met de
behandeling (naar de mening van de onderzoeker) die zijn gemeld in klinisch onderzoek met efavirenz
in de aanbevolen dosering als onderdeel van combinatietherapie (n = 1,008) staan hieronder
opgesomd. Bijwerkingen die postmarketing werden gezien in samenhang met
combinatiebehandelingen met efavirenz staan ook in deze lijst (cursief). De frequentie wordt als volgt
gedefinieerd: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100 tot < 1/10); soms ( 1/1000 tot < 1/100); zelden
( 1/10.000 tot < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); of niet bekend (kan met de beschikbare gegevens
niet worden bepaald).
Immuunsysteemaandoeningen
soms
overgevoeligheid
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
vaak
hypertriglyceridemie*
soms
hypercholesterolemie*
Psychische stoornissen
vaak
abnormaal dromen, angst, depressie,
slapeloosheid*
soms
affectlabiliteit, agressie, verwardheid, euforie,
hallucinatie, manie, paranoia, psychose,
zelfmoordpoging, suïcidale gedachten, katatonie*
zelden
wanen, neurose, overlijden door zelfdoding*
Zenuwstelselaandoeningen
vaak
gestoorde cerebellaire coördinatie en evenwicht,
aandachtsstoornis (3,6 %), duizeligheid (8,5 %),
hoofdpijn (5,7 %), slaperigheid (2,0 %)*
soms
agitatie, amnesie, ataxie, gestoorde coördinatie,
convulsies, abnormaal denken, tremor
niet bekend
encefalopathie
Oogaandoeningen
soms
wazig zien
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
soms
tinnitus, vertigo
Bloedvataandoeningen
soms
plotselinge roodheid van het gezicht
Maag-darmstelselaandoeningen
vaak
buikpijn, diarree, misselijkheid, braken
soms
pancreatitis
verhoogd aspartaataminotransferase (ASAT)*
verhoogd alanineaminotransferase (ALAT)*
verhoogd gamma-glutamyltransferase (GGT)*
soms
acute hepatitis
zelden
leverfalen*
Huid- en onderhuidaandoeningen
zeer vaak
uitslag (11,6 %)*
vaak
pruritus
soms
erythema multiforme, Stevens-Johnson-
syndroom*
zelden
fotoallergische dermatitis
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
soms
gynaecomastie
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
vaak
vermoeidheid
*, , Zie de rubriek Beschrijving van bepaalde bijwerkingen voor meer details.
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Informatie over postmarketingsurveillance
Deze bijwerkingen werden postmarketing gezien; echter, de frequenties werden bepaald op basis van
de gegevens van 16 klinische studies (n=3969).
Deze bijwerkingen werden postmarketing gezien, maar niet gemeld als geneesmiddelgerelateerde
bijwerkingen bij patiënten die efavirenz kregen in 16 klinische studies. De frequentie "zelden" werd
gedefinieerd volgens "A Guideline on Summary of Product Characteristics (SmPC) (rev. 2, Sept.
2009) op basis van een geschatte bovengrens van het 95 %-betrouwbaarheidsinterval voor
0 voorvallen gezien het aantal personen dat efavirenz kreeg in deze klinische studies (n=3969).
Uitslag
In klinische studies had 26 % van met 600 mg efavirenz behandelde patiënten uitslag tegen 17 % van
de patiënten in de controlegroep. Bij 18 % van de met efavirenz behandelde patiënten werd de uitslag
geacht met de therapie samen te hangen. Ernstige uitslag werd waargenomen bij minder dan 1 % van
de met efavirenz behandelde patiënten en 1,7 % staakte er de therapie voor. De incidentie van
erythema multiforme of Stevens-Johnsonsyndroom was ongeveer 0,1 %.
Gewoonlijk gaat het om een lichte tot matige maculopapulaire uitslag die optreedt in de eerste
twee weken na het begin van de therapie met efavirenz. Bij de meeste patiënten verdwijnt de uitslag
bij voortzetting van de behandeling met efavirenz binnen een maand. Patiënten die de behandeling met
efavirenz vanwege uitslag onderbreken kunnen die later hervatten. Gebruik van geschikte
antihistaminica en/of corticosteroïden wordt aanbevolen bij hervatting van de therapie met efavirenz.
Er is weinig bekend over de effecten van efavirenz bij patiënten die andere antiretrovirale medicatie
van de NNRTI-klasse hebben stopgezet. Het gemelde aantal gevallen van terugkerende uitslag na een
overstap van therapie met nevirapine naar efavirenz, primair gebaseerd op gegevens van een
retrospectief cohort uit gepubliceerde literatuur, beslaat 13 tot 18 %, vergelijkbaar met het percentage
gezien bij patiënten die efavirenz kregen in klinische studies (zie rubriek 4.4).
Efavirenz
Controlegroep
(n=1008)
(n=635)
- ernstige depressie
1,6 %
0,6 %
- suïcidale ideatie
0,6 %
0,3 %
- niet-fatale zelfmoordpogingen
0,4 %
0 %
- agressief gedrag
0,4 %
0,3 %
- paranoïde reacties
0,4 %
0,3 %
- manische reacties
0,1 %
0 %
Patiënten met een voorgeschiedenis van psychische aandoeningen lijken een groter risico te lopen op
deze ernstige psychische bijwerkingen, waarbij de frequentie van elk van de bovengenoemde
bijwerkingen varieert van 0,3 % voor manische reacties tot 2,0 % voor zowel ernstige depressie als
suïcidale ideatie. Sinds de introductie van het product zijn er ook meldingen van overlijden door
zelfdoding, waanvoorstellingen, psychoseachtig gedrag en katatonie.
Neurologische symptomen
In gecontroleerd klinisch onderzoek zijn vaak gemelde bijwerkingen (maar ze beperkten zich niet tot):
duizeligheid, slapeloosheid, slaperigheid, concentratiestoornissen en abnormaal dromen. 19 % (2 %
ernstig) van de patiënten had matige tot ernstige neurologische symptomen versus 9 % (1 % ernstig) in
de controlegroep. In klinische studies staakte 2 % van de patiënten die efavirenz kregen de therapie
vanwege dergelijke symptomen.
Neurologische symptomen beginnen gewoonlijk tijdens de eerste of tweede dag van de therapie en
verdwijnen gewoonlijk na 2 - 4 weken. In een studie bij niet-geïnfecteerde vrijwilligers had een
representatief neurologisch symptoom een mediane latentie van 1 uur na de dosis en een mediane duur
van 3 uur. Als efavirenz met de maaltijd wordt ingenomen, kunnen neurologische symptomen vaker
optreden, mogelijk als gevolg van hogere plasmaconcentraties van efavirenz (zie rubriek 5.2). Inname
voor het slapengaan lijkt de verdraagbaarheid van deze symptomen te verbeteren en kan aanbevolen
worden tijdens de eerste weken therapie en bij patiënten bij wie deze symptomen aanhouden
(zie rubriek 4.2). Dosisverlaging of spreiding van de dagdosis leverde geen voordeel op.
Uit analyse van langetermijngegevens bleek dat na 24 weken therapie de incidentie van nieuw
optredende neurologische symptomen bij met efavirenz behandelde patiënten over het algemeen
overeenkwam met die in de controlearm.
Postmarketing zijn ataxie en encefalopathie gemeld. Deze bijwerkingen zijn in verband gebracht met
hoge efavirenzspiegels en traden maanden tot jaren na het begin van de behandeling met efavirenz op
(zie rubriek 4.4).
Leverfalen
Enkele postmarketingmeldingen van leverfalen, waaronder gevallen van patiënten zonder eerder
bestaande leveraandoening of andere identificeerbare risicofactoren, gaven een extreem acuut verloop
te zien, wat in sommige gevallen transplantatie noodzakelijk maakte of overlijden als gevolg had.
Immuunreactiveringssyndroom
Bij met hiv geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie
(CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op
asymptomatische of nog aanwezige opportunistische infecties voordoen. Auto-immuunziekten (zoals
de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) zijn ook gerapporteerd; de gerapporteerde tijd tot het
begin van de ziekte is echter variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van
de behandeling optreden (zie rubriek 4.4).
Laboratoriumafwijkingen
Leverenzymen: ASAT en ALAT steeg tot meer dan vijfmaal de bovengrens van het normale bereik
(ULN) bij 3 % van 1008 patiënten die met 600 mg efavirenz zijn behandeld (5-8 % na langdurige
behandeling in studie 006). Vergelijkbare verhogingen werden gezien bij controlepatiënten (5 % na
langdurige behandeling). Bij 4 % van alle met 600 mg efavirenz behandelde patiënten en bij 1,5 2 %
van de patiënten in de controlegroepen werden verhogingen van GGT tot meer dan vijfmaal ULN
waargenomen (7 % van de patiënten in de efavirenzgroep en 3 % van de patiënten in de controlegroep
na langdurige behandeling). Een op zichzelf staande verhoging van het GGT bij patiënten die
efavirenz krijgen kan het gevolg zijn van enzyminductie. In de langdurige studie (006) werd in elke
behandelingsarm bij 1 % van de patiënten het onderzoek vanwege stoornissen aan de lever of
galwegen stopgezet.
Amylase: In een 1008 patiënten tellende subgroep van het klinisch onderzoek werden
asymptomatische verhogingen van het serumamylase tot meer dan 1,5 maal de bovenste waarde van
het normale bereik gezien bij 10 % van de met efavirenz behandelde patiënten en 6 % van de patiënten
in de controlegroepen. De klinische betekenis van asymptomatische verhogingen van het
serumamylase is onbekend.
Metabole parameters
Het gewicht en de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens antiretrovirale
behandeling (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Ongewenste effecten bij kinderen kwamen over het algemeen overeen met die bij volwassen patiënten.
Uitslag werd bij kinderen vaker gemeld (in een klinisch onderzoek met 57 kinderen die efavirenz
gedurende 48 weken kregen werd uitslag bij 46 % gemeld) en was vaak hooggradiger dan bij
volwassenen (ernstige uitslag werd bij 5,3 % van de kinderen gemeld). Profylaxe met passende
antihistamines voor instelling van de behandeling met efavirenz bij kinderen kan worden overwogen.
Hoewel beperkte gegevens suggereren dat het voor kinderen moeilijk is neurologische symptomen te
melden, lijken ze bij kinderen minder vaak voor te komen en waren ze over het algemeen licht. In het
onderzoek bij 57 kinderen had 3,5 % van de patiënten neurologische symptomen van matige
intensiteit, voornamelijk duizeligheid. Geen enkel kind had ernstige symptomen of moest vanwege
neurologische symptomen de behandeling staken.
Andere speciale populaties
Leverenzymen bij patiënten die geco-infecteerd zijn met hepatitis B of C
Uit de langetermijngegevens van studie 006 bleek dat 137 patiënten die werden behandeld met een
efavirenzbevattende therapie (mediane therapieduur 68 weken) en 84 die een controlebehandeling
kregen (mediane duur 56 weken) bij de screening seropositief waren voor hepatitis B (oppervlakte-
antigeen-positief) en/of C (positief voor hepatitis-C-antilichaam). Bij geco-infecteerde patiënten van
studie 006 traden verhogingen van het ASAT tot meer dan vijfmaal ULN op bij 13 % van de met
efavirenz behandelde patiënten versus 7 % in de controlegroep; verhogingen van het ALAT tot meer
dan vijfmaal ULN traden op bij 20 % van de met efavirenz behandelde patiënten versus 7 % in de
controlegroep. Bij de geco-infecteerde patiënten stopte 3 % van hen die met efavirenz werden
behandeld en 2 % in de controlearm vanwege stoornissen aan de lever (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
4.9 Overdosering
Enkele patiënten die per ongeluk tweemaal per dag 600 mg namen hadden sterkere neurologische
symptomen. Eén patiënt had onwillekeurige spiercontracties.
De behandeling van een overdosis efavirenz bestaat uit algemene ondersteunende maatregelen, met
inbegrip van controle van de vitale symptomen en observatie van de klinische status van de patiënt.
Actieve kool kan worden gebruikt om niet-geabsorbeerd efavirenz te elimineren. Er bestaat geen
specifiek antigif tegen een overdosis efavirenz. Aangezien efavirenz zich sterk aan eiwitten bindt, is
het onwaarschijnlijk dat er met dialyse significante hoeveelheden geneesmiddel uit het bloed worden
verwijderd.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie:
Antivirale middelen voor systemisch gebruik, niet-nucleoside
reverse transcriptaseremmers.
ATC-code: J05A G03
Werkingsmechanisme
Efavirenz is een NNRTI van hiv-1. Efavirenz is een niet-competitieve remmer van hiv-1 reverse
transcriptase (RT) en remt hiv-2-RT of cellulaire DNA-polymerases (, , of ) niet in significante
mate.
Hartelektrofysiologie
Het effect van efavirenz op het QTc-interval is geëvalueerd in een open-label crossover-QT-studie met
een werkzame controle en placebo bestaande uit 3 perioden, 3 behandelingen met een vaste
enkelvoudige volgorde bij 58 gezonde personen verrijkt voor CYP2B6-polymorfismen. De
gemiddelde Cmax van efavirenz bij personen met een CYP2B6 *6/*6 genotype na toediening van een
dagelijkse dosis van 600 mg gedurende 14 dagen was 2,25 keer de gemiddelde Cmax zoals
waargenomen bij individuen met een CYP2B6 *1/*1 genotype. Een positieve relatie tussen de
concentratie efavirenz en de QTc-verlenging is waargenomen. Gebaseerd op de concentratie-QTc
relatie, zijn de gemiddelde QTc-verlenging en de bovengrens van het 90 %-BI 8,7 ms en 11,3 ms bij
personen met CYP2B6*6/*6-genotype na toediening van een dagelijkse dosis van 600 mg gedurende
14 dagen (zie rubriek 4.5).
Antivirale werking
De vrije concentratie efavirenz die nodig is voor 90 tot 95 % inhibitie van het wild type of zidovudine-
resistente laboratorium- en klinische isolaten in vitro varieert van 0,46 tot 6,8 nM in lymfoblastoïde
cellijnen, mononucleaire cellen in perifeer bloed (PBMC) en macrofaag/monocytculturen.
Resistentie
De potentie van efavirenz in celcultuur tegen virale varianten met aminozuursubstituties op
posities 48, 108, 179, 181 of 236 in RT of varianten met aminozuursubstituties in de protease was
vergelijkbaar met die tegen wilde virusstammen. De één-aminozuursubstituties die de hoogste
resistentie tegen efavirenz veroorzaakten in celcultuur zijn leucineisoleucine in positie 100 (L100I,
17 tot 22x resistentie) en lysineasparagine in positie 103 (K103N, 18 tot 33x resistentie). Groter dan
K103N was de meest waargenomen RT-substitutie in virale isolaten van patiënten met een significante
rebound in viral load tijdens klinische studies van efavirenz in combinatie met indinavir of zidovudine
+ lamivudine. Deze mutatie werd waargenomen bij 90 % van de patiënten die efavirenz kregen met
virologisch falen. Substituties in RT-posities 98, 100, 101, 108, 138, 188, 190 of 225 werden ook
waargenomen, maar met lagere frequenties, en vaak alleen in combinatie met K103N. Het patroon van
aminozuursubstituties in RT en resistentie tegen efavirenz was onafhankelijk van de andere antivirale
middelen die in combinatie met efavirenz werden gebruikt.
Kruisresistentie
De kruisresistentieprofielen van efavirenz, nevirapine en delavirdine in celcultuur toonden aan dat de
K103N-substitutie een verlies van gevoeligheid veroorzaakt voor alle drie NNRTI's. Twee van drie
delavirdine-resistente klinische isolaten die werden onderzocht waren kruisresistent tegen efavirenz en
bevatten de K103N-substitutie. Een derde isolaat met een substitutie in positie 236 van RT was niet
kruisresistent tegen efavirenz.
Virale isolaten uit PBMC van patiënten die tijdens de klinische studies met efavirenz tekenen
vertoonden van falende behandeling (viral load rebound), werden getest op gevoeligheid voor NNRTI.
Dertien efavirenz-resistente isolaten bleken nadien ook resistent te zijn tegen nevirapine en
delavirdine. Vijf van deze NNRTI-resistente isolaten hadden een K103N of een valineisoleucine-
substitutie in positie 108 (V108I) in RT. Drie van de geteste isolaten waarbij de therapie met efavirenz
mislukte, bleven gevoelig voor efavirenz in celcultuur en waren ook gevoelig voor nevirapine en
delavirdine.
De kans op kruisresistentie tussen efavirenz en PI's is klein door de verschillende betrokken
enzymsubstraten. De kans op kruisresistentie tussen efavirenz en NRTI is klein door de verschillende
bindingsplaatsen op het substraat en het verschillend werkingsmechanisme.
Klinische werkzaamheid
Efavirenz is niet in gecontroleerd onderzoek bestudeerd bij patiënten met gevorderde hiv-ziekte, dat
wil zeggen bij patiënten met een CD4-celtelling < 50 cellen/mm3 of bij patiënten die eerder met een PI
of NNRTI zijn behandeld. De ervaring uit gecontroleerd klinisch onderzoek met combinaties met
didanosine of zalcitabine is beperkt.
Twee gecontroleerde studies (006 en ACTG 364) die ongeveer één jaar duurden met efavirenz in
combinatie met NRTI's en/of PI's, gaven een daling te zien van de viral load tot onder de
kwantificeringslimiet van de assay en een stijging van CD4-lymfocyten bij hiv-geïnfecteerde patiënten
die wel behandeling met NRTI en geen antiretrovirale therapie hadden ondergaan. Studie 020 gaf een
vergelijkbare werkzaamheid te zien bij eerder met NRTI behandelde patiënten gedurende 24 weken. In
deze studies was de dosis efavirenz 600 mg eenmaal daags; de dosis indinavir was 1000 mg om de
8 uur als dit werd gebruikt met efavirenz en 800 mg om de 8 uur als dit zonder efavirenz werd
gebruikt. De dosis nelfinavir was 750 mg driemaal daags. In elk van deze studies werd de
standaarddosis van de NRTI's om de 12 uur toegediend.
Studie 006, een gerandomiseerd, open-label onderzoek, vergeleek efavirenz + zidovudine +
lamivudine of efavirenz + indinavir met indinavir + zidovudine + lamivudine bij 1266 patiënten die bij
inclusie in de studie efavirenz-, lamivudine-, NNRTI- en PI-naïef moesten zijn. De gemiddelde CD4-
celtelling bij baseline was 341 cellen/mm3 en de gemiddelde hiv-RNA-concentratie bij baseline was
60.250 kopieën/ml. Tabel 3 toont de werkzaamheidsresultaten voor studie 006 in een subgroep van
614 patiënten die minstens 48 weken hadden deelgenomen. Bij de analyse van de responder rates
(`non-completer equals failure analysis' [NC = F]) werden patiënten die met de studie stopten,
ongeacht de reden, of van wie een hiv-RNA-meting ontbrak die werd gevolgd of voorafgegaan door
Tabel 3: Werkzaamheidsresultaten voor studie 006
Responder rates (NC = Fa)
Gemiddelde
Plasma hiv-RNA
verandering t.o.v.
CD4-celtelling bij
aanvang
< 400 kopieën/ml
< 50 kopieën/ml
cellen/mm3
(95 %-BIb)
(95 %-BIb)
(S.E.M.c)
Behandeling d
n
48 weken
48 weken
48 weken
EFV + ZDV + 202
67 %
62 %
187
3TC
(60 %, 73 %)
(55 %, 69 %)
(11,8)
EFV + IDV
206
54 %
48 %
177
(47 %, 61 %)
(41 %, 55 %)
(11,3)
IDV +
206
45 %
40 %
153
ZDV + 3TC
(38 %, 52 %)
(34 %, 47 %)
(12,3)
a NC = F, noncompleter = failure.
b BI, betrouwbaarheidsinterval.
c S.E.M., standard error of the mean.
d EFV, efavirenz; ZDV, zidovudine; 3TC, lamivudine; IDV, indinavir.
De langetermijnresultaten na 168 weken van studie 006 (respectievelijk 160 patiënten voltooiden de
studie op behandeling met EFV + IDV, 196 patiënten met EFV + ZDV + 3TC en 127 patiënten met
IDV + ZDV + 3TC) suggereren dat de respons aanhoudt voor het aandeel patiënten met een hiv-RNA
< 400 kopieën/ml, hiv-RNA < 50 kopieën/ml en wat betreft gemiddelde verandering ten opzichte van
CD4-celtelling bij baseline.
Tabel 4 toont de werkzaamheidsresultaten voor studies ACTG 364 en 020. Aan studie ACTG 364
namen 196 patiënten deel die met NRTI's waren behandeld maar niet met PI's of NNRTI's. Aan
studie 020 namen 327 patiënten deel die met NRTI's waren behandeld maar niet met PI's of NNRTI's.
Artsen mochten de NRTI-behandeling van hun patiënten bij inclusie in de studie veranderen. De
responder rates waren het hoogst bij patiënten bij wie de NRTI's werden geswitcht.
Responder rates (NC = F a)
Gemiddelde verandering
Plasma-hiv-RNA
t.o.v. CD4-celtelling bij
aanvang
Studienummer/
n
%
(95 %-BI c)
%
(95 %-BI)
Cellen/mm3 (S.E.M.d)
Behandeling b
Studie ACTG 364
< 500 kopieën/ml
< 50 kopieën/ml
48 weken
EFV + NFV + NRTI's
65
70
(59, 82)
---
---
107
(17,9)
EFV + NRTI's
65
58
(46, 70)
---
---
114
(21,0)
NFV + NRTI's
66
30
(19, 42)
---
---
94
(13,6)
Studie 020
< 400 kopieën/ml
< 50 kopieën/ml
24 weken
EFV + IDV + NRTI's
157
60
(52, 68)
49
(41, 58)
104
(9,1)
IDV + NRTI's
170
51
(43, 59)
38
(30, 45)
77
(9,9)
a NC = F, noncompleter = failure.
b EFV, efavirenz; ZDV, zidovudine; 3TC, lamivudine; IDV, indinavir; NRTI, nucleoside reverse transcriptase inhibitor;
NFV, nelfinavir.
c BI, betrouwbaarheidsinterval voor aandeel reagerende patiënten.
d S.E.M., standard error of the mean.
---, niet verricht.
Pediatrische patiënten: ACTG 382 is een lopende ongecontroleerde studie van 57 met NRTI
behandelde pediatrische patiënten (3 - 16 jaar) om de farmacokinetiek, de antivirale activiteit en de
veiligheid van efavirenz in combinatie met nelfinavir (20 - 30 mg/kg driemaal per dag) en een of meer
NRTI te bepalen. De aanvangsdosis efavirenz was het equivalent van een dosis 600 mg (aangepast
volgens de berekende lichaamsgrootte op basis van gewicht). De responspercentages, gebaseerd op de
NC = F analyse van het percentage patiënten met plasma-hiv-RNA < 400 kopieën/ml na 48 weken
was 60 % (95 %, BI 47, 72), en 53 % (BI 40, 66) gebaseerd op het percentage patiënten met een
plasma-hiv-RNA < 50 kopieën/ml. De gemiddelde CD4-celtelling was ten opzichte van de
uitgangswaarde met 63 ± 34,5 cellen/mm³ verhoogd. De reactie hield even lang aan als bij volwassen
patiënten.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Vijf uur na orale toediening van een enkelvoudige dosis van 100 mg tot 1.600 mg werden bij
niet-geïnfecteerde vrijwilligers maximale efavirenzconcentraties van 1,6 - 9,1 M vastgesteld.
Dosisafhankelijke stijgingen van de Cmax en de AUC werden waargenomen bij doses tot 1.600 mg. De
stijgingen waren minder dan proportioneel, wat wijst op een verminderde absorptie bij hogere doses.
De tijd tot de piekplasmaconcentratie (3 - 5 uur) veranderde niet na meervoudige dosering, en steady
state plasmaconcentraties werden bereikt na 6 - 7 dagen.
Bij hiv-geïnfecteerde patiënten in steady state waren de gemiddelde Cmax-, gemiddelde Cmin-, en
gemiddelde AUC-waarden lineair bij dagdoses van 200 mg, 400 mg en 600 mg. Bij 35 patiënten die
eenmaal per dag 600 mg efavirenz kregen was de steady state Cmax 12,9 ± 3,7 µM (29 %) [gemiddelde
± S.D. (% C.V.), de steady state Cmin was 5,6 ± 3,2 µM (57 %) en de AUC was 184 ± 73 µMuur
(40 %).
Invloed van voedsel
De AUC en Cmax van een eenmalige dosis 600 mg efavirenz filmomhulde tabletten bij niet-
geïnfecteerde vrijwilligers werden door toediening met een vetrijke maaltijd met 28 % (90 % BI:
22 - 33 %) respectievelijk 79 % (90 % BI: 58 102 %) verhoogd in vergelijking met toediening op de
nuchtere maag (zie rubriek 4.4).
Efavirenz bindt zich sterk (ongeveer 99,5 - 99,75 %) aan humane plasmaeiwitten, hoofdzakelijk
albumine. Bij hiv-1-geïnfecteerde patiënten (n = 9) die eenmaal daags 200 mg tot 600 mg efavirenz
kregen gedurende minstens één maand, varieerden de concentraties in het cerebrospinaal vocht van
0,26 tot 1,19 % (gemiddeld 0,69 %) van de overeenkomstige plasmaconcentratie. Deze verhouding is
ongeveer driemaal hoger dan de niet-eiwitgebonden (vrije) fractie van efavirenz in plasma.
Biotransformatie
Onderzoek bij mensen en in vitro-onderzoek met humane levermicrosomen hebben aangetoond dat
efavirenz hoofdzakelijk wordt gemetaboliseerd door het cytochroom P450-systeem tot
gehydroxyleerde metabolieten die vervolgens geglucuronideerd worden. Deze metabolieten zijn
onwerkzaam tegen hiv-1. De in vitro-studies doen vermoeden dat CYP3A4 en CYP2B6 de
belangrijkste isozymen voor de metabolisatie van efavirenz zijn en dat efavirenz de P450-isozymen
2C9, 2C19 en 3A4 remde. Bij in vitro-studies bleek efavirenz CYP2E1 niet te remmen en CYP2D6 en
CYP1A2 alleen bij concentraties die veel hoger waren dan de klinische.
De plasmablootstelling aan efavirenz kan verhoogd zijn bij patiënten met de homozygote genetische
variant G516T van het iso-enzym CYP2B6. De klinische implicaties van een dergelijke associatie zijn
onbekend. Het kan echter niet worden uitgesloten dat de bijwerkingen die met efavirenz gepaard gaan
daardoor frequenter en ernstiger kunnen zijn.
Men heeft aangetoond dat efavirenz CYP3A4 en CYP2B6 induceert, en zo zijn eigen metabolisme
induceert, hetgeen bij sommige patiënten klinisch relevant kan zijn. Meerdere doses van 200 - 400 mg
per dag gedurende 10 dagen resulteerden bij niet-geïnfecteerde vrijwilligers in een lagere accumulatie
(22 - 42 % lager) dan voorspeld en een kortere terminale halfwaardetijd dan bij toediening van een
enkelvoudige dosis (zie hieronder). Men heeft ook aangetoond dat efavirenz UGT1A1 induceert.
Blootstellingen aan raltegravir (een UGT1A1-substraat) zijn verlaagd met efavirenz (zie rubriek 4.5,
tabel 2).
Alhoewel in vitro-gegevens wijzen op remming van CYP2C9 en CYP2C19 door efavirenz, zijn er
tegenstrijdige meldingen van zowel verhoogde als verlaagde blootstellingen aan substraten van deze
enzymen bij gelijktijdig gebruik met efavirenz in vivo. Het netto-effect van gelijktijdig gebruik is niet
duidelijk.
Eliminatie
Efavirenz heeft een relatief lange terminale halfwaardetijd van ten minste 52 uur na enkelvoudige
doses, en 40 - 55 uur na meervoudige doses. Ongeveer 14 - 34 % van een radioactief gemerkte dosis
efavirenz werd in de urine teruggevonden en minder dan 1 % van de dosis werd als ongewijzigd
efavirenz in urine uitgescheiden.
Leverfunctiestoornis
Bij een onderzoek met een enkelvoudige dosis was bij de enige patiënt met een ernstige
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie C) de halfwaardetijd verdubbeld, waardoor een veel
hogere mate van accumulatie zou kunnen optreden. Een onderzoek met meervoudige doses liet geen
significant effect zien op de farmacokinetiek van efavirenz bij patiënten met een lichte
leverfunctiestoornis (Child-Pugh-classificatie A) in vergelijking met de controlegroep. Er waren
onvoldoende gegevens om te bepalen of matig-ernstige of ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-
classificatie B of C) invloed heeft op de farmacokinetiek van efavirenz.
Hoewel men uit de beperkte gegevens kan opmaken dat vrouwen en patiënten uit Azië en de eilanden
van de Stille Zuidzee een hogere blootstelling aan efavirenz hebben, lijken zij efavirenz niet slechter te
verdragen. Bij ouderen zijn geen farmacokinetische studies verricht.
Pediatrische patiënten
Bij 49 pediatrische patiënten die het equivalent van een 600-mg-dosis efavirenz kregen (dosis
aangepast aan berekende lichaamsgrootte gebaseerd op gewicht), was de steady state Cmax 14,1 µM, de
steady state Cmin was 5,6 µM, en de AUC was 216 µMuur. De farmacokinetiek van efavirenz bij
pediatrische patiënten was vergelijkbaar met die bij volwassenen.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Efavirenz was niet mutageen of clastogeen bij conventionele genotoxiciteitsanalyses.
Bij ratten induceerde efavirenz foetale resorptie. Bij 3 van de 20 foetussen/neonati van met efavirenz
behandelde cynomolgusapen, die doseringen kregen resulterend in plasma-efavirenzconcentraties
overeenkomend met die bij mensen, werden misvormingen waargenomen. Anencefalie en unilaterale
anoftalmie met secundaire vergroting van de tong werden bij één foetus waargenomen, microftalmie
bij een andere foetus, en een gespleten gehemelte bij een derde foetus. Er werden geen misvormingen
waargenomen bij foetussen van met efavirenz behandelde ratten en konijnen.
Biliaire hyperplasie werd waargenomen in cynomolgusapen die 1 jaar efavirenz kregen in een dosis
die resulteert in gemiddelde AUC-waarden die ongeveer 2 maal groter zijn dan die bij mensen die de
aanbevolen dosering kregen. Na stopzetting van de toediening werd regressie van biliaire hyperplasie
gezien. Biliaire fibrose is waargenomen bij ratten. Bij sommige apen die efavirenz 1 jaar kregen in
doses die leidden tot plasma-AUC-waarden die 4 tot 13 maal hoger waren dan die bij mensen die de
aanbevolen dosis kregen, zijn niet-aanhoudende convulsies waargenomen (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
In carcinogeniciteitsonderzoek bij muizen werd een hogere incidentie van lever- en longtumoren
waargenomen bij de wijfjes maar niet bij de mannetjes. Het mechanisme van de tumorvorming en de
relevantie ervan voor mensen zijn niet bekend.
Carcinogeniciteitsstudies bij mannetjesmuizen en mannetjes- en wijfjesratten waren negatief. Hoewel
het carcinogene potentieel bij mensen onbekend is, maken deze gegevens aannemelijk dat het klinisch
gunstige effect van efavirenz zwaarder weegt dan het potentiële carcinogene risico voor mensen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
Tabletkern: natriumcroscarmellose, microkristallijne cellulose, natriumlaurylsulfaat,
hydroxypropylcellulose, lactosemonohydraat, magnesiumstearaat
Filmomhulling: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400, geel ijzeroxide (E172),
carnaubawas
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
Tabletkern: natriumcroscarmellose, microkristallijne cellulose, natriumlaurylsulfaat,
hydroxypropylcellulose, lactosemonohydraat, magnesiumstearaat
Filmomhulling: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400, geel ijzeroxide (E172),
carnaubawas
Filmomhulling: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400, geel ijzeroxide (E172),
carnaubawas
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
Voor flesjes: 3 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
HDPE flesjes met een kindveilige polypropyleen sluiting. Elk doosje bevat 1 flesje met
30 filmomhulde tabletten.
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
HDPE flesjes met een kindveilige polypropyleen sluiting. Elk doosje bevat 1 flesje met
30 filmomhulde tabletten.
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
HDPE flesjes met een kindveilige polypropyleen sluiting. Elk doosje bevat 1 flesje met
90 filmomhulde tabletten.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Geen bijzondere vereisten voor verwijdering.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/008
EU/1/99/111/010
EU/1/99/111/011
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 28 mei 1999
Datum van laatste verlenging: 23 april 2014
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
PO Box 581
2003 PC Haarlem
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
KARTONNEN OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 30 mg/ml drank
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat: efavirenz 30 mg.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat benzoëzuur (E210) en benzylalcohol (E1519).
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
180 ml drank
Doseerspuit met indrukbare fleshalsadapter voor orale toediening.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Gebruik de drank binnen een maand na openen van de fles.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/005
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
stocrin 30 mg/ml
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKETTEKST VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 30 mg/ml drank
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke ml bevat: efavirenz 30 mg.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat benzoëzuur (E210) en benzylalcohol (E1519).
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
180 ml drank
Doseerspuit met indrukbare fleshalsadapter voor orale toediening.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Gebruik de drank binnen een maand na openen van de fles.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/005
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
KARTONNEN OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 600 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/008
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
stocrin 600 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKETTEKST VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 600 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 600 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/008
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
KARTONNEN OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 50 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/010
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
stocrin 50 mg tabletten
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKETTEKST VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 50 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 50 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
30 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/010
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
KARTONNEN OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 200 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/011
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
stocrin 200 mg tabletten
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKETTEKST VOOR FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
STOCRIN 200 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat: 200 mg efavirenz.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactosemonohydraat.
Lees de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
90 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/99/111/011
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Stocrin 30 mg/ml drank
efavirenz
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stocrin bevat de werkzame stof efavirenz en behoort tot een klasse antiretrovirale geneesmiddelen die
niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI's) genoemd worden. Het is
een antiretroviraal
geneesmiddel tegen infecties met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv) dat de
virusconcentratie in het bloed vermindert. Het wordt gebruikt door volwassenen, jongeren en kinderen
van 3 jaar of ouder.
Uw arts heeft Stocrin voorgeschreven omdat u een hiv-infectie heeft. In combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen vermindert Stocrin de virusconcentratie in het bloed. Dit zal uw
immuunsysteem sterker maken en het risico op het krijgen van ziekten die verband houden met uw
hiv-infectie, verlagen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Vraag uw arts of apotheker om advies.
U heeft een ernstige aandoening aan de lever.
U heeft hartklachten, zoals veranderingen in het ritme of de snelheid van de hartslag, een
langzame hartslag, of een ernstige hartziekte.
Als een familielid (ouders, grootouders, broers of zussen) plotseling ten gevolge van een
hartprobleem is overleden of geboren is met hartproblemen.
Als uw arts u verteld heeft dat u hoge of lage waarden aan elektrolyten zoals kalium of
magnesium in uw bloed heeft.
U gebruikt momenteel een van de volgende geneesmiddelen (zie ook Gebruikt u nog andere
geneesmiddelen?):
-
astemizol of terfenadine (voor de behandeling van allergie)
-
bepridil (voor de behandeling van hartaandoeningen)
-
cisapride (voor de behandeling van zuurbranden)
-
ergotalkaloïden (bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine, ergonovine en
methylergonovine) (voor de behandeling van migraine en clusterhoofdpijnen)
-
midazolam of triazolam (om beter te kunnen slapen)
-
pimozide, imipramine, amitriptyline of clomipramine (voor de behandeling van
bepaalde psychische aandoeningen)
-
sint-janskruid (Hypericum perforatum) (een kruidenmiddel dat gebruikt wordt tegen
depressie en angst)
-
flecaïnide, metoprolol (voor de behandeling van een onregelmatige hartslag)
-
bepaalde antibiotica (macroliden, fluoroquinolonen, imidazolen)
-
antischimmelmiddelen uit de triazoolgroep
-
bepaalde
antimalariabehandelingen
-
methadon (gebruikt bij de behandeling van opiaatverslaving)
-
elbasvir/grazoprevir
Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, vertel dat dan direct aan uw arts. Gebruik van deze
geneesmiddelen samen met Stocrin kan ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen veroorzaken of
ervoor zorgen dat Stocrin niet meer goed werkt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Stocrin moet worden gecombineerd met andere geneesmiddelen die op het hiv inwerken.
Als u met Stocrin begint omdat het virus zich ondanks uw huidige behandeling blijft
vermenigvuldigen, moet u tegelijkertijd met een ander geneesmiddel beginnen dat u nog niet
eerder heeft gebruikt.
U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit geneesmiddel gebruikt, maar het risico wordt
verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Het is dus belangrijk dat u
voorzorgsmaatregelen neemt om te voorkomen dat u andere mensen door seksueel contact of
contact met bloed infecteert. Spreek met uw arts over de voorzorgsmaatregelen die nodig zijn
om het besmetten van andere mensen te voorkomen. Dit geneesmiddel geneest de hiv-infectie
niet en u kunt nog steeds infecties of andere ziekten krijgen die verband houden met de
hiv-besmetting.
U mag Stocrin alleen gebruiken onder toezicht van uw arts.
Neem contact op met uw arts:
-
als u in het verleden een psychische aandoening heeft gehad, waaronder depressie, of
als u verslaafd bent geweest aan drugs of alcohol. Als u zich depressief voelt, gedachten
aan zelfmoord of abnormale gedachten heeft, moet u dat direct aan uw arts zeggen (zie
rubriek 4, Mogelijke bijwerkingen).
-
als u in het verleden last heeft gehad van convulsies (stuiptrekkingen of toevallen) of
als u behandeld wordt met geneesmiddelen daartegen (zogenoemde anticonvulsiva) zoals
carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne. Als u zulke geneesmiddelen gebruikt, moet uw
arts misschien de concentratie ervan in uw bloed meten om er zeker van te zijn dat deze
bij gebruik van Stocrin niet verandert. Mogelijk krijgt u van uw arts een ander
geneesmiddel tegen toevallen.
-
als u in het verleden een leveraandoening heeft gehad, waaronder actieve chronische
hepatitis. Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld met
-
als u een hartaandoening heeft, zoals een abnormaal elektrisch signaal bekend als
verlenging van het QT-interval.
Als u met Stocrin begint, let dan op:
-
verschijnselen van duizeligheid, moeilijk slapen, sufheid, zich slecht kunnen
concentreren of abnormaal dromen. Deze bijwerkingen kunnen in de eerste 1 of
2 dagen van de behandeling beginnen en gaan meestal na de eerste 2 tot 4 weken weg.
-
verschijnselen van verwardheid, traag denken en langzaam bewegen, waanbeelden
(u gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort
dingen die er niet zijn). Deze bijwerkingen kunnen maanden tot jaren na het begin van
de behandeling met Stocrin optreden. Als u last krijgt van een van deze verschijnselen,
neem dan contact op met uw arts.
-
tekenen van huiduitslag. Als er een ernstige huiduitslag verschijnt met blaarvorming of
koorts, stop dan met Stocrin en licht direct uw arts in. Als u uitslag kreeg bij gebruik van
een andere NNRTI, kunt u bij gebruik van Stocrin een grotere kans op uitslag hebben.
-
tekenen van ontsteking of infectie. Bij sommige patiënten met gevorderde hiv-infectie
(aids) die al eens opportunistische infecties hebben gehad, kunnen zich kort na het starten
van een anti-hiv-therapie tekenen en verschijnselen voordoen van een ontsteking door
voorgaande infecties. Vermoedelijk zijn deze verschijnselen het gevolg van verbetering
van de immuunrespons (natuurlijke afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer
te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder duidelijke verschijnselen, al waren.
Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.
Naast opportunistische infecties kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die
ontstaat wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u
bent gestart met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-
infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling
optreden. Als u merkt dat u verschijnselen van een infectie krijgt of andere verschijnselen
zoals spierzwakte, zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst
in de richting van de romp van het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit,
neem dan voor de vereiste behandeling onmiddellijk contact op met uw arts.
-
problemen met uw botten. Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie
krijgen, kunnen een botaandoening ontwikkelen die osteonecrose wordt genoemd
(afsterven van botweefsel veroorzaakt door verminderde bloedtoevoer naar het bot). Er
zijn vele risicofactoren die de kans op ontwikkeling van deze aandoening vergroten,
onder andere de duur van de antiretrovirale combinatietherapie, gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie (onderdrukking van de
natuurlijke afweer) en een hoge Body Mass Index (overgewicht). Tekenen van
osteonecrose zijn stijfheid en pijn in de gewrichten (in het bijzonder in de heupen, knieën
en schouders) en moeilijk kunnen bewegen. Wanneer u een van deze verschijnselen
opmerkt, licht dan uw arts in.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stocrin wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen, omdat
het niet voldoende bestudeerd is bij deze patiënten.
Als u bepaalde geneesmiddelen krijgt, mag u Stocrin niet gebruiken. Deze staan onder Wanneer
mag u dit middel niet gebruiken? aan het begin van rubriek 2. Daar staan enkele veelgebruikte
geneesmiddelen en een kruidenpreparaat (sint-janskruid) die de werking van Stocrin sterk kunnen
beïnvloeden.
Gebruikt u naast Stocrin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Stocrin kan invloed hebben op de werking van andere geneesmiddelen, waaronder kruidenpreparaten
zoals middelen die ginkgo biloba bevatten. Het gevolg daarvan kan zijn dat de hoeveelheid Stocrin of
andere geneesmiddelen in uw bloed anders wordt. Daardoor kunnen de geneesmiddelen minder goed
werken of kunnen bijwerkingen erger worden. In sommige gevallen kan het nodig zijn dat uw arts de
dosis aanpast of de concentraties in uw bloed meet.
Als u een van de volgende geneesmiddelen
gebruikt, is het belangrijk dat u dat uw arts of apotheker zegt:
Andere geneesmiddelen tegen een hiv-infectie:
-
proteaseremmers: darunavir, indinavir, lopinavir/ritonavir, ritonavir, ritonavir-boosted
atazanavir, saquinavir of fosamprenavir/saquinavir. Uw arts kan overwegen om u een
ander geneesmiddel te geven of de dosis van de proteaseremmers aan te passen.
-
maraviroc
-
de combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en tenofovir mag niet samen met Stocrin
worden ingenomen, tenzij aanbevolen door uw arts, omdat dit al efavirenz, de werkzame
stof van Stocrin, bevat.
Geneesmiddelen tegen infectie met het hepatitis C-virus: boceprevir, telaprevir, simeprevir,
sofosbuvir/velpatasvir, glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir.
Geneesmiddelen tegen bacteriële infecties,
waaronder tuberculose en mycobacterium
avium complex in samenhang met aids: claritromycine, rifabutine, rifampicine. Uw arts kan
overwegen uw dosis te veranderen of u een ander antibioticum te geven. Daarnaast kan uw arts
een hogere dosis Stocrin voorschrijven.
Geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (antimycotica):
-
voriconazol. Stocrin kan de hoeveelheid voriconazol in uw bloed verminderen en
voriconazol kan de hoeveelheid Stocrin in uw bloed vermeerderen. Als u deze twee
geneesmiddelen samen gebruikt, moet de dosis voriconazol worden verhoogd en de dosis
efavirenz worden verlaagd. Overleg eerst met uw arts.
-
itraconazol. Stocrin kan de hoeveelheid itraconazol in uw bloed verminderen.
-
posaconazol. Stocrin kan de hoeveelheid posaconazol in uw bloed verminderen.
Geneesmiddelen tegen malaria:
-
artemether/lumefantrine: Stocrin kan de hoeveelheid artemether/lumefantrine in uw bloed
verminderen.
-
atovaquon/proguanil: Stocrin kan de hoeveelheid atovaquon/proguanil in uw bloed
verminderen.
Geneesmiddelen tegen toevallen/stuiptrekkingen (anticonvulsiva): carbamazepine,
fenytoïne, fenobarbital. Stocrin kan de hoeveelheid anticonvulsiva in uw bloed verminderen of
vermeerderen. Carbamazepine kan de werking van Stocrin verminderen. Het kan zijn dat uw
arts u een ander anticonvulsivum moet geven.
Geneesmiddelen om bloedvetten te verlagen (ook statines genoemd): atorvastatine,
pravastatine, simvastatine. Stocrin kan de hoeveelheid statines in uw bloed verminderen. Uw
arts zal uw cholesterolniveaus controleren en indien nodig overwegen de dosis van uw statine te
veranderen.
Methadon (een geneesmiddel tegen opiaatverslaving): uw arts zal mogelijk een alternatieve
behandeling voorstellen.
Sertraline (een geneesmiddel tegen depressie): uw arts moet mogelijk de dosis sertraline
aanpassen.
Bupropion (een geneesmiddel tegen depressie of om u te helpen te stoppen met roken): uw arts
moet mogelijk de dosis bupropion aanpassen.
Diltiazem of soortgelijke geneesmiddelen (calciumantagonisten genoemd; dit zijn
geneesmiddelen die met name gebruikt worden voor hoge bloeddruk of hartproblemen):
als u met Stocrin begint, kan het nodig zijn dat uw arts de dosis van de calciumantagonist
aanpast.
Geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken zoals ciclosporine, sirolimus of
tacrolimus (gebruikt om te voorkomen dat donororganen worden afgestoten): als u met Stocrin
begint of stopt, zal uw arts de concentraties van het immuunonderdrukkende middel zorgvuldig
controleren en mogelijk de dosis aanpassen.
Hormonale voorbehoedsmiddelen, zoals de pil, een geïnjecteerd voorbehoedsmiddel
(bijvoorbeeld Depo-Provera) of een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel (bijvoorbeeld
Implanon): u moet ook een betrouwbare methode van barrière-anticonceptie gebruiken (zie
Zwangerschap en borstvoeding). Door Stocrin kunnen hormonale voorbehoedsmiddelen soms
minder goed werken. Er zijn vrouwen met een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel die Stocrin
gebruikten die zwanger zijn geworden, maar het is niet bewezen dat Stocrin de reden was dat
het voorbehoedsmiddel niet werkte.
Warfarine of acenocoumarol (geneesmiddelen die stolling van het bloed tegengaan): uw arts
moet mogelijk de dosis warfarine of acenocoumarol aanpassen.
Middelen die ginkgo biloba (een kruidenpreparaat) bevatten.
Geneesmiddelen die het hartritme beïnvloeden:
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van hartritmestoornissen:
zoals flecaïnide of metoprolol
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van depressie zoals
imipramine, amitriptyline of clomipramine
-
antibiotica, waaronder de volgende types: macroliden, fluoroquinolonen of imidazolen.
Metamizol (een geneesmiddel tegen pijn en koorts).
Zwangerschap en borstvoeding
Tijdens behandeling met Stocrin en
tot 12 weken daarna mogen vrouwen niet zwanger worden.
Uw arts kan aanbevelen dat u een zwangerschapstest doet om er zeker van te zijn dat u niet zwanger
bent voordat u aan behandeling met Stocrin begint.
Als u zwanger kunt worden terwijl u Stocrin gebruikt, moet u een betrouwbare vorm van
zogenoemde barrière-anticonceptie (bijvoorbeeld een condoom) gebruiken samen met andere vormen
van anticonceptie, zoals de pil of andere hormonale anticonceptiva (bijvoorbeeld implantaten of
injectie). Efavirenz kan tot enige tijd na stopzetting van de behandeling in uw bloed blijven. Daarom
moet u tot 12 weken na het gebruik van Stocrin de bovengenoemde anticonceptie blijven toepassen.
Als u zwanger bent of zwanger wilt worden, vertel dat dan direct aan uw arts. Als u zwanger
bent, mag u Stocrin alleen gebruiken als u en uw arts overtuigd zijn van de noodzaak. Neem contact
op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt.
Als u Stocrin gebruikt,
mag u uw baby geen borstvoeding geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stocrin bevat efavirenz en kan duizeligheid, moeilijk concentreren en sufheid veroorzaken.
Als u daar last van heeft, bestuur dan geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines of
gereedschap.
Stocrin 30 mg/ml drank bevat benzoëzuur
Dit middel bevat 1 mg benzoëzuur (E210) in elke ml.
Stocrin 30 mg/ml drank bevat benzylalcohol
Dit middel bevat maximaal 0,816 mg benzylalcohol (E1519) in elke ml.
Benzylalcohol kan allergische reacties veroorzaken.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts zal u de juiste
doseringsinstructies geven.
De dosis voor volwassenen is 24 ml
eenmaal daags.
Het is mogelijk dat de dosis Stocrin verhoogd of verlaagd moet worden als u ook bepaalde
andere geneesmiddelen gebruikt (zie Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?).
Stocrin drank kan al dan niet bij het eten worden ingenomen.
De dosis Stocrin drank in milligrammen is niet gelijk aan die van de Stocrin filmomhulde tabletten.
Stocrin moet elke dag worden ingenomen.
Stocrin mag nooit alleen worden gebruikt voor de behandeling van hiv. Stocrin moet altijd
worden gecombineerd met andere anti-hiv-geneesmiddelen.
De dosis Stocrin drank moet worden afgemeten met de in de verpakking
meegeleverde spuit.
Bij het eerste gebruik moet het verbindingsstuk in de hals van de fles
worden geplaatst. Verwijder eerst de kindveilige dop en verzegeling.
Het verbindingsstuk, dat al op de punt van de spuit is aangebracht, kan
dan op de hals van de fles worden geplaatst en stevig omlaaggeduwd.
Maak de spuit van het verbindingsstuk los. Het verbindingsstuk moet
nu goed in de hals passen zodat de dop er weer op gezet kan worden
zonder het verbindingsstuk te verwijderen.
Houd de fles rechtop en doe de punt van de spuit in het
verbindingsstuk.
Houd de fles met spuit ondersteboven. Houd met één hand de fles met
spuit stevig vast en trek met de andere hand de zuiger tot iets voorbij
het gewenste dosisstreepje. Als er luchtbelletjes in de spuit komen,
houdt u de fles ondersteboven, duwt u de zuiger langzaam in en trekt
die dan weer uit. Herhaal tot er geen belletjes meer in de spuit zitten.
Om de dosis nauwkeurig af te meten houdt u de fles ondersteboven en
duwt u de zuiger langzaam terug totdat de bovenkant van de zwarte
ring (de rand die het dichtste bij de punt van de spuit is) ter hoogte van
het dosisstreepje staat. Draai de fles weer terug en haal de spuit eraf.
Veeg het verbindingsstuk schoon en draai de dop stevig terug.
Laat de patiënt, voordat de dosis wordt toegediend, zitten of staan.
Plaats het uiteinde van de spuit iets binnen de mond, naar de wang
gericht. Duw de zuiger langzaam in om gelegenheid te geven het
geneesmiddel door te slikken. Snel in de mond spuiten kan tot
verslikken leiden.
Laat de spuit na gebruik minstens een minuut in warm zeepwater weken. Zuig de spuit met warm
zeepwater vol en leeg deze dan geheel. Herhaal dit minstens driemaal. Verwijder de zuiger uit de spuit
en spoel beide onderdelen zorgvuldig af met warm stromend water. Herhaal deze procedure als
onderdelen van de spuit niet schoon zijn. Laat de onderdelen goed drogen voordat ze weer in elkaar
worden gezet. Doe de spuit niet in een afwasmachine.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De dosis voor kinderen vanaf 40 kg is 24 ml eenmaal daags.
De dosis voor kinderen beneden 40 kg wordt berekend aan de hand van het lichaamsgewicht en
wordt eenmaal daags ingenomen zoals hierna aangegeven:
Stocrin drank (30 mg/ml)
(kg)
Dosis (ml)
3 - < 5 jaar
5 jaar en ouder
13 tot < 15
12
9
15 tot < 20
13
10
20 tot < 25
15
12
25 tot < 32,5
17
15
32,5 tot < 40
- 17
40
- 24
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel Stocrin heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts of de
dichtstbijzijnde eerste hulp. Houd het doosje met geneesmiddel bij u zodat u makkelijk kunt
beschrijven wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Probeer geen dosis te vergeten.
Als u een dosis bent vergeten, neem de volgende dosis dan zo snel
mogelijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Als u hulp wenst bij het
vaststellen van de beste tijden om uw geneesmiddel in te nemen, overleg dan met uw arts of
apotheker.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Als u bijna door uw voorraad Stocrin heen bent, vul hem dan aan bij uw arts of apotheker. Dat is
erg belangrijk, aangezien de virusconcentratie kan oplopen als u de behandeling onderbreekt, zelfs
voor een korte periode. Het kan dan moeilijker worden om het virus te behandelen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij de behandeling van een hiv-infectie is het niet altijd mogelijk om te zien of
bepaalde ongewenste effecten door Stocrin worden veroorzaakt, door andere geneesmiddelen die u op
dat moment gebruikt, of door de hiv-ziekte zelf.
Tijdens de hiv-behandeling kan er een toename in gewicht en een stijging van de serumlipiden- en
bloedglucosewaarden optreden. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel van uw
gezondheid en door uw levensstijl. In het geval van een stijging van de serumlipidenwaarden kan dit
soms worden veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts zal u op deze veranderingen testen.
De meest opvallende bijwerkingen die voor Stocrin zijn gemeld in combinatie met andere anti-hiv-
geneesmiddelen zijn huiduitslag en verschijnselen die betrekking hebben op het zenuwstelsel.
Raadpleeg uw arts bij huiduitslag omdat sommige vormen ernstig kunnen zijn; meestal echter
verdwijnt de huiduitslag zonder de behandeling met Stocrin aan te passen. Huiduitslag kwam tijdens
behandeling met Stocrin meer voor bij kinderen dan bij volwassenen.
De neurologische verschijnselen treden over het algemeen aan het begin van de behandeling op, maar
nemen meestal binnen een paar weken af. In één studie traden de neurologische verschijnselen vaak op
gedurende de eerste 1 tot 3 uur na het innemen van een dosis. Eventueel zal uw arts voorstellen dat u
Stocrin voor het slapengaan inneemt. Sommige patiënten krijgen ernstigere verschijnselen die de
stemming of het vermogen om helder te denken kunnen beïnvloeden. Enkele patiënten hebben
zelfmoord gepleegd. Deze problemen worden over het algemeen vaker gezien bij mensen bij wie
sprake is geweest van een psychische stoornis. Ook kunnen er maanden tot jaren na het begin van de
Waarschuw altijd direct uw arts als u tijdens de behandeling met Stocrin deze verschijnselen of andere
bijwerkingen opmerkt.
Bij kinderen die Stocrin drank en nelfinavir in combinatie met andere antiretrovirale middelen
gebruikten, trad diarree op.
Als u een van de volgende bijwerkingen krijgt, vertel dat dan aan uw arts:
Zeer vaak (komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
huiduitslag.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
abnormaal dromen, verminderde concentratie, duizeligheid, hoofdpijn, moeilijk slapen, sufheid,
coördinatie- of evenwichtsproblemen
-
maagpijn, diarree, misselijkheid, braken
-
jeuk
-
vermoeidheid
-
gevoelens van angst of neerslachtigheid.
Testen kunnen laten zien:
-
meer leverenzymen in het bloed
-
meer triglyceriden (vetzuren) in het bloed.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
zenuwachtigheid, vergeetachtigheid, verwardheid, toevallen, abnormale gedachten
-
wazig zien
-
gevoel van draaien of scheefhangen (vertigo)
-
pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de pancreas
-
allergische reactie (overgevoeligheid) die ernstige huidreacties (erythema multiforme, Stevens-
Johnsonsyndroom) kan veroorzaken
-
gele huid of ogen, jeuk, pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de lever
-
borstvergroting bij mannen
-
boos gedrag, ander humeur, dingen zien of horen die er niet echt zijn (hallucinaties), manie
(gemoedstoestand die wordt gekenmerkt door periodes van overactiviteit, euforie of
prikkelbaarheid), paranoia, gedachten aan zelfmoord, katatonie (een toestand waarbij de patiënt
tijdelijk niet kan bewegen of spreken)
-
fluitend, rinkelend of ander aanhoudend geluid in de oren
-
tremor (beven)
-
plotselinge roodheid van het gezicht.
Testen kunnen laten zien:
-
meer cholesterol in het bloed.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers)
-
jeukende uitslag als reactie op zonlicht
-
leverfalen is voorgekomen bij gebruik van efavirenz, in sommige gevallen met
levertransplantatie of overlijden als gevolg. Dit was meestal het geval bij patiënten die al een
leveraandoening hadden, maar er zijn ook enkele gevallen geweest van patiënten zonder een al
bestaande leveraandoening.
-
onverklaarbare gevoelens van droefheid zonder hallucinaties, maar het kan moeilijk zijn om
helder en verstandig te denken
-
zelfdoding.
Het melden van bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het flesje en op
het doosje na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
De drank moet binnen een maand na de eerste opening worden opgebruikt.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
Stocrin drank bevat per ml 30
mg
van de werkzame stof efavirenz.
De andere stoffen zijn: medium-chaintriglyceriden, benzoëzuur (E210) en
aardbei/pepermuntsmaak [met benzylalcohol (E1519) en propyleenglycol (E1520)].
Hoe ziet Stocrin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stocrin 30
mg/ml drank is beschikbaar in flessen van 180 ml. Een doseerspuit met indrukbare
fleshalsadapter voor orale toediening wordt meegeleverd in de verpakking.
Houder van de vergunning voor het in de
Fabrikant
handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Postbus 581
Nederland
2003 PC Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel.: +370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: +32(0)27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +420 233 010 111
Tel.: +361 888 53 00
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: +45 44 82 40 00
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
Bristol-Myers Squibb GmbH & CO. KGaA
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: +49 89 121 42-0
Tel: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no
E
Österreich
MSD ....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: + 30-210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Bristol-Myers Squibb, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 456 53 00
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
France
Portugal
Bristol-Myers Squibb Sarl.
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: +33 (0)1 58 83 84 96
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: + 4021 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals uc
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Tel: +353 (0)1 483 3625
d.o.o.
Tel: + 386 1 5204201
msd_slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: +354 535 7000
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
Bristol-Myers Squibb S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 50 39 61
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
: 80000 673 (+357 22866700)
Tel: +46 (0)77 5700488
cyprus
_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals Ltd.
Tel: +371 67364 224
Tel: +44 (0800) 731 1736
msd_lv@merck.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Stocrin 600 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stocrin bevat de werkzame stof efavirenz en behoort tot een klasse antiretrovirale geneesmiddelen die
niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI's) genoemd worden. Het is
een antiretroviraal
geneesmiddel tegen infecties met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv) dat de
virusconcentratie in het bloed vermindert. Het wordt gebruikt door volwassenen, jongeren en kinderen
van 3 jaar of ouder.
Uw arts heeft Stocrin voorgeschreven omdat u een hiv-infectie heeft. In combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen vermindert Stocrin de virusconcentratie in het bloed. Dit zal uw
immuunsysteem sterker maken en het risico op het krijgen van ziekten die verband houden met uw
hiv-infectie, verlagen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Vraag uw arts of apotheker om advies.
U heeft een ernstige aandoening aan de lever.
U heeft hartklachten, zoals veranderingen in het ritme of de snelheid van de hartslag, een
langzame hartslag, of een ernstige hartziekte.
Als een familielid (ouders, grootouders, broers of zussen) plotseling ten gevolge van
hartprobleem is overleden of geboren is met hartproblemen.
Als uw arts u verteld heeft dat u hoge of lage waarden aan elektrolyten zoals kalium of
magnesium in uw bloed heeft.
U gebruikt momenteel een van de volgende geneesmiddelen: (zie ook Gebruikt u nog andere
geneesmiddelen?):
-
astemizol of terfenadine (voor de behandeling van allergie)
-
bepridil (voor de behandeling van hartaandoeningen)
-
cisapride (voor de behandeling van zuurbranden)
-
ergotalkaloïden (bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine, ergonovine en
methylergonovine) (voor de behandeling van migraine en clusterhoofdpijnen)
-
midazolam of triazolam (om beter te kunnen slapen)
-
pimozide,
imipramine, amitriptyline of clomipramine (voor de behandeling van
bepaalde psychische aandoeningen)
-
sint-janskruid (Hypericum perforatum) (een kruidenmiddel dat gebruikt wordt tegen
depressie en angst)
-
flecaïnide, metoprolol (voor de behandeling van een onregelmatige hartslag)
-
bepaalde antibiotica (macroliden, fluoroquinolonen, imidazolen)
-
antischimmelmiddelen uit de triazoolgroep
-
bepaalde
antimalariabehandelingen
-
methadon (gebruikt bij de behandeling van opiaatverslaving)
-
elbasvir/grazoprevir.
Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, vertel dat dan direct aan uw arts. Gebruik van deze
geneesmiddelen samen met Stocrin kan ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen veroorzaken of
ervoor zorgen dat Stocrin niet meer goed werkt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Stocrin moet worden gecombineerd met andere geneesmiddelen die op het hiv inwerken.
Als u met Stocrin begint omdat het virus zich ondanks uw huidige behandeling blijft
vermenigvuldigen, moet u tegelijkertijd met een ander geneesmiddel beginnen dat u nog niet
eerder heeft gebruikt.
U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit geneesmiddel gebruikt, maar het risico wordt
verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Het is dus belangrijk dat u
voorzorgsmaatregelen neemt om te voorkomen dat u andere mensen door seksueel contact of
contact met bloed infecteert. Spreek met uw arts over de voorzorgsmaatregelen die nodig zijn
om het besmetten van andere mensen te voorkomen. Dit geneesmiddel geneest de hiv-infectie
niet en u kunt nog steeds infecties of andere ziekten krijgen die verband houden met de
hiv-besmetting.
U mag Stocrin alleen gebruiken onder toezicht van uw arts.
Neem contact op met uw arts:
-
als u in het verleden een psychische aandoening heeft gehad, waaronder depressie, of
als u verslaafd bent geweest aan drugs of alcohol. Als u zich depressief voelt, gedachten
aan zelfmoord of abnormale gedachten heeft, moet u dat direct aan uw arts zeggen (zie
rubriek 4, Mogelijke bijwerkingen).
-
als u in het verleden last heeft gehad van convulsies (stuiptrekkingen of toevallen) of
als u behandeld wordt met geneesmiddelen daartegen (zogenoemde anticonvulsiva) zoals
carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne. Als u zulke geneesmiddelen gebruikt, moet uw
arts misschien de concentratie ervan in uw bloed meten om er zeker van te zijn dat deze
bij gebruik van Stocrin niet verandert. Mogelijk krijgt u van uw arts een ander
geneesmiddel tegen toevallen.
-
als u in het verleden een leveraandoening heeft gehad, waaronder actieve chronische
hepatitis. Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld met
-
als u een hartaandoening heeft, zoals een abnormaal elektrisch signaal bekend als
verlenging van het QT-interval.
Als u met Stocrin begint, let dan op:
-
verschijnselen van duizeligheid, moeilijk slapen, sufheid, zich slecht kunnen
concentreren of abnormaal dromen. Deze bijwerkingen kunnen in de eerste 1 of
2 dagen van de behandeling beginnen en gaan meestal na de eerste 2 tot 4 weken weg.
-
verschijnselen van verwardheid, traag denken en langzaam bewegen, waanbeelden
(u gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort
dingen die er niet zijn). Deze bijwerkingen kunnen maanden tot jaren na het begin van
de behandeling met Stocrin optreden. Als u last krijgt van een van deze verschijnselen,
neem dan contact op met uw arts.
-
tekenen van huiduitslag. Als er een ernstige huiduitslag verschijnt met blaarvorming of
koorts, stop dan met Stocrin en licht direct uw arts in. Als u uitslag kreeg bij gebruik van
een andere NNRTI, kunt u bij gebruik van Stocrin een grotere kans op uitslag hebben.
-
tekenen van ontsteking of infectie. Bij sommige patiënten met gevorderde hiv-infectie
(aids) die al eens opportunistische infecties hebben gehad, kunnen zich kort na het starten
van een anti-hiv-therapie tekenen en verschijnselen voordoen van een ontsteking door
voorgaande infecties. Vermoedelijk zijn deze verschijnselen het gevolg van verbetering
van de immuunrespons (natuurlijke afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer
te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder duidelijke verschijnselen, al waren.
Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.
Naast opportunistische infecties kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die
ontstaat wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u
bent gestart met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-
infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling
optreden. Als u merkt dat u verschijnselen van een infectie krijgt of andere verschijnselen
zoals spierzwakte, zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst
in de richting van de romp van het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit,
neem dan voor de vereiste behandeling onmiddellijk contact op met uw arts.
-
problemen met uw botten. Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie
krijgen, kunnen een botaandoening ontwikkelen die osteonecrose wordt genoemd
(afsterven van botweefsel veroorzaakt door verminderde bloedtoevoer naar het bot). Er
zijn vele risicofactoren die de kans op ontwikkeling van deze aandoening vergroten,
onder andere de duur van de antiretrovirale combinatietherapie, gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie (onderdrukking van de
natuurlijke afweer) en een hoge Body Mass Index (overgewicht). Tekenen van
osteonecrose zijn stijfheid en pijn in de gewrichten (in het bijzonder in de heupen, knieën
en schouders) en moeilijk kunnen bewegen. Wanneer u een van deze verschijnselen
opmerkt, licht dan uw arts in.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stocrin wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen, omdat
het niet voldoende bestudeerd is bij deze patiënten.
Als u bepaalde geneesmiddelen krijgt, mag u Stocrin niet gebruiken. Deze staan onder Wanneer
mag u dit middel niet gebruiken? aan het begin van rubriek 2. Daar staan enkele veelgebruikte
geneesmiddelen en een kruidenpreparaat (sint-janskruid) die de werking van Stocrin sterk kunnen
beïnvloeden.
Gebruikt u naast Stocrin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Stocrin kan invloed hebben op de werking van andere geneesmiddelen, waaronder kruidenpreparaten
zoals middelen die ginkgo biloba bevatten. Het gevolg daarvan kan zijn dat de hoeveelheid Stocrin of
andere geneesmiddelen in uw bloed anders wordt. Daardoor kunnen de geneesmiddelen minder goed
werken of kunnen bijwerkingen erger worden. In sommige gevallen kan het nodig zijn dat uw arts de
dosis aanpast of de concentraties in uw bloed meet.
Als u een van de volgende geneesmiddelen
gebruikt, is het belangrijk dat u dat uw arts of apotheker zegt:
Andere geneesmiddelen tegen een hiv-infectie:
-
proteaseremmers: darunavir, indinavir, lopinavir/ritonavir, ritonavir, ritonavir-boosted
atazanavir, saquinavir of fosamprenavir/saquinavir. Uw arts kan overwegen om u een
ander geneesmiddel te geven of de dosis van de proteaseremmers aan te passen.
-
maraviroc
-
de combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en tenofovir mag niet samen met Stocrin
worden ingenomen, tenzij aanbevolen door uw arts, omdat dit al efavirenz, de werkzame
stof van Stocrin, bevat.
Geneesmiddelen tegen infectie met het hepatitis C-virus: boceprevir, telaprevir, simeprevir,
sofosbuvir/velpatasvir, glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir.
Geneesmiddelen tegen bacteriële infecties,
waaronder tuberculose en mycobacterium
avium complex in samenhang met aids: claritromycine, rifabutine, rifampicine. Uw arts kan
overwegen uw dosis te veranderen of u een ander antibioticum te geven. Daarnaast kan uw arts
een hogere dosis Stocrin voorschrijven.
Geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (antimycotica):
-
voriconazol. Stocrin kan de hoeveelheid voriconazol in uw bloed verminderen en
voriconazol kan de hoeveelheid Stocrin in uw bloed vermeerderen. Als u deze twee
geneesmiddelen samen gebruikt, moet de dosis voriconazol worden verhoogd en de dosis
efavirenz worden verlaagd. Overleg eerst met uw arts.
-
itraconazol. Stocrin kan de hoeveelheid itraconazol in uw bloed verminderen.
-
posaconazol. Stocrin kan de hoeveelheid posaconazol in uw bloed verminderen.
Geneesmiddelen tegen malaria:
-
artemether/lumefantrine: Stocrin kan de hoeveelheid artemether/lumefantrine in uw bloed
verminderen.
-
atovaquon/proguanil: Stocrin kan de hoeveelheid atovaquon/proguanil in uw bloed
verminderen.
Geneesmiddelen tegen toevallen/stuiptrekkingen (anticonvulsiva): carbamazepine,
fenytoïne, fenobarbital. Stocrin kan de hoeveelheid anticonvulsiva in uw bloed verminderen of
vermeerderen. Carbamazepine kan de werking van Stocrin verminderen. Het kan zijn dat uw
arts u een ander anticonvulsivum moet geven.
Geneesmiddelen om bloedvetten te verlagen (ook statines genoemd): atorvastatine,
pravastatine, simvastatine. Stocrin kan de hoeveelheid statines in uw bloed verminderen. Uw
arts zal uw cholesterolniveaus controleren en indien nodig overwegen de dosis van uw statine te
veranderen.
Methadon (een geneesmiddel tegen opiaatverslaving): uw arts zal mogelijk een alternatieve
behandeling voorstellen.
Sertraline (een geneesmiddel tegen depressie): uw arts moet mogelijk de dosis sertraline
aanpassen.
Bupropion (een geneesmiddel tegen depressie of om u te helpen te stoppen met roken): uw arts
moet mogelijk de dosis bupropion aanpassen.
Diltiazem of soortgelijke geneesmiddelen (calciumantagonisten genoemd; dit zijn
geneesmiddelen die met name gebruikt worden voor hoge bloeddruk of hartproblemen):
als u met Stocrin begint, kan het nodig zijn dat uw arts de dosis van de calciumantagonist
aanpast.
Geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken zoals ciclosporine, sirolimus of
tacrolimus (gebruikt om te voorkomen dat donororganen worden afgestoten): als u met Stocrin
begint of stopt, zal uw arts de concentraties van het immuunonderdrukkende middel zorgvuldig
controleren en mogelijk de dosis aanpassen.
Hormonale voorbehoedsmiddelen, zoals de pil, een geïnjecteerd voorbehoedsmiddel
(bijvoorbeeld Depo-Provera) of een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel (bijvoorbeeld
Implanon): u moet ook een betrouwbare methode van barrière-anticonceptie gebruiken (zie
Zwangerschap en borstvoeding). Door Stocrin kunnen hormonale voorbehoedsmiddelen soms
minder goed werken. Er zijn vrouwen met een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel die Stocrin
gebruikten die zwanger zijn geworden, maar het is niet bewezen dat Stocrin de reden was dat
het voorbehoedsmiddel niet werkte.
Warfarine of acenocoumarol (geneesmiddelen die stolling van het bloed tegengaan): uw arts
moet mogelijk de dosis warfarine of acenocoumarol aanpassen.
Middelen die ginkgo biloba (een kruidenpreparaat) bevatten.
Geneesmiddelen die het hartritme beïnvloeden:
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van hartritmestoornissen
zoals flecaïnide of metoprolol
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van depressie zoals
imipramine, amitriptyline of clomipramine
-
antibiotica, waaronder de volgende types: macroliden, fluoroquinolonen of imidazolen.
Metamizol (een geneesmiddel tegen pijn en koorts).
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Inname van Stocrin op de lege maag kan de bijwerkingen verminderen. Het drinken van grapefruitsap
moet worden vermeden bij gebruik van Stocrin.
Zwangerschap en borstvoeding
Tijdens behandeling met Stocrin en
tot 12 weken daarna mogen vrouwen niet zwanger worden.
Uw arts kan aanbevelen dat u een zwangerschapstest doet om er zeker van te zijn dat u niet zwanger
bent voordat u aan behandeling met Stocrin begint.
Als u zwanger kunt worden terwijl u Stocrin gebruikt, moet u een betrouwbare vorm van
zogenoemde barrière-anticonceptie (bijvoorbeeld een condoom) gebruiken samen met andere vormen
van anticonceptie, zoals de pil of andere hormonale anticonceptiva (bijvoorbeeld implantaten of
injectie). Efavirenz kan tot enige tijd na stopzetting van de behandeling in uw bloed blijven. Daarom
moet u tot 12 weken na het gebruik van Stocrin de bovengenoemde anticonceptie blijven toepassen.
Er zijn ernstige aangeboren afwijkingen waargenomen bij foetussen van dieren en bij pasgeborenen
van vrouwen die tijdens de zwangerschap met efavirenz of een combinatiemiddel met efavirenz,
emtricitabine en tenofovir zijn behandeld. Als u tijdens de zwangerschap Stocrin of het
combinatiemiddel met efavirenz, emtricitabine en tenofovir heeft gebruikt, kan uw arts vragen dat er
geregeld bloedonderzoek en andere diagnostische testen gedaan worden om de ontwikkeling van uw
kind te controleren.
Als u Stocrin gebruikt,
mag u uw baby geen borstvoeding geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stocrin bevat efavirenz en kan duizeligheid, moeilijk concentreren en sufheid veroorzaken.
Als u daar last van heeft, bestuur dan geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines of
gereedschap.
Stocrin bevat
lactose in elke dagelijkse dosis van 600 mg
Als uw arts u heeft verteld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Mensen met deze aandoeningen kunnen Stocrin drank gebruiken,
die geen lactose bevat.
Stocrin bevat natrium in de dosis van 600 mg
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis van 600 mg, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts zal u instructies voor het
juiste gebruik geven.
De dosis voor volwassenen is 600
mg
eenmaal daags.
Het is mogelijk dat de dosis Stocrin verhoogd of verlaagd moet worden als u ook bepaalde
andere geneesmiddelen gebruikt (zie Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?).
Stocrin moet via de mond worden ingenomen. Aanbevolen wordt Stocrin op de lege maag in te
nemen, bij voorkeur voor het slapen gaan. Bepaalde bijwerkingen (zoals duizeligheid of
sufheid) kunnen dan minder hinderlijk zijn. Met een lege maag wordt over het algemeen
bedoeld 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd.
U kunt de tablet het beste heel doorslikken met water.
Stocrin moet elke dag worden ingenomen.
Stocrin mag nooit alleen worden gebruikt voor de behandeling van hiv. Stocrin moet altijd
worden gecombineerd met andere anti-hiv-geneesmiddelen.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De dosis voor kinderen vanaf 40 kg is 600 mg eenmaal daags.
De dosis voor kinderen beneden 40 kg wordt berekend aan de hand van het lichaamsgewicht en
wordt eenmaal daags ingenomen zoals hierna aangegeven:
Stocrin
(kg)
Dosis (mg)*
13 tot < 15
200
15 tot < 20
250
20 tot < 25
300
25 tot < 32,5
350
32,5 tot < 40
400
* Filmomhulde tabletten Stocrin 50 mg, 200 mg en 600 mg zijn verkrijgbaar.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel Stocrin heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts of de
dichtstbijzijnde eerste hulp. Houd het doosje met geneesmiddel bij u zodat u makkelijk kunt
beschrijven wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Probeer geen dosis te vergeten.
Als u een dosis bent vergeten, neem de volgende dosis dan zo snel
mogelijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Als u hulp wenst bij het
vaststellen van de beste tijden om uw geneesmiddel in te nemen, overleg dan met uw arts of
apotheker.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Als u bijna door uw voorraad Stocrin heen bent, vul hem dan aan bij uw arts of apotheker. Dat is
erg belangrijk, aangezien de virusconcentratie kan oplopen als u de behandeling onderbreekt, zelfs
voor een korte periode. Het kan dan moeilijker worden om het virus te behandelen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij de behandeling van een hiv-infectie is het niet altijd mogelijk om te zien of
bepaalde ongewenste effecten door Stocrin worden veroorzaakt, door andere geneesmiddelen die u op
dat moment gebruikt, of door de hiv-ziekte zelf.
Tijdens de hiv-behandeling kan er een toename in gewicht en een stijging van de serumlipiden- en
bloedglucosewaarden optreden. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel van uw
gezondheid en door uw levensstijl. In het geval van een stijging van de serumlipidenwaarden kan dit
soms worden veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts zal u op deze veranderingen testen.
De meest opvallende bijwerkingen die voor Stocrin zijn gemeld in combinatie met andere anti-hiv-
geneesmiddelen zijn huiduitslag en verschijnselen die betrekking hebben op het zenuwstelsel.
Raadpleeg uw arts bij huiduitslag omdat sommige vormen ernstig kunnen zijn; meestal echter
verdwijnt de huiduitslag zonder de behandeling met Stocrin aan te passen. Huiduitslag kwam tijdens
behandeling met Stocrin meer voor bij kinderen dan bij volwassenen.
De neurologische verschijnselen treden over het algemeen aan het begin van de behandeling op, maar
nemen meestal binnen een paar weken af. In één studie traden de neurologische verschijnselen vaak op
gedurende de eerste 1 tot 3 uur na het innemen van een dosis. Eventueel zal uw arts voorstellen dat u
Stocrin voor het slapengaan en op een lege maag inneemt. Sommige patiënten krijgen ernstigere
verschijnselen die de stemming of het vermogen om helder te denken kunnen beïnvloeden. Enkele
patiënten hebben zelfmoord gepleegd. Deze problemen worden over het algemeen vaker gezien bij
mensen bij wie sprake is geweest van een psychische stoornis. Ook kunnen er maanden tot jaren na het
begin van de behandeling met Stocrin verschijnselen optreden die te maken hebben met het
zenuwstelsel. Dit zijn bijvoorbeeld verwardheid, traag denken, langzaam bewegen, waanbeelden (u
gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort dingen die er niet zijn).
Als u een van de volgende bijwerkingen krijgt, vertel dat dan aan uw arts:
Zeer vaak (komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
huiduitslag.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
abnormaal dromen, verminderde concentratie, duizeligheid, hoofdpijn, moeilijk slapen, sufheid,
coördinatie- of evenwichtsproblemen
-
maagpijn, diarree, misselijkheid, braken
-
jeuk
-
vermoeidheid
-
gevoelens van angst of neerslachtigheid.
Testen kunnen laten zien:
-
meer leverenzymen in het bloed
-
meer triglyceriden (vetzuren) in het bloed.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
zenuwachtigheid, vergeetachtigheid, verwardheid, toevallen, abnormale gedachten
-
wazig zien
-
gevoel van draaien of scheefhangen (vertigo)
-
pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de pancreas
-
allergische reactie (overgevoeligheid) die ernstige huidreacties (erythema multiforme, Stevens-
Johnsonsyndroom) kan veroorzaken
-
gele huid of ogen, jeuk, pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de lever
-
borstvergroting bij mannen
-
boos gedrag, ander humeur, dingen zien of horen die er niet echt zijn (hallucinaties), manie
(gemoedstoestand die wordt gekenmerkt door periodes van overactiviteit, euforie of
prikkelbaarheid), paranoia, gedachten aan zelfmoord, katatonie (een toestand waarbij de patiënt
tijdelijk niet kan bewegen of spreken)
-
fluitend, rinkelend of ander aanhoudend geluid in de oren
-
tremor (beven)
-
plotselinge roodheid van het gezicht.
Testen kunnen laten zien:
-
meer cholesterol in het bloed.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers)
-
jeukende uitslag als reactie op zonlicht
-
leverfalen is voorgekomen bij gebruik van efavirenz, in sommige gevallen met
levertransplantatie of overlijden als gevolg. Dit was meestal het geval bij patiënten die al een
leveraandoening hadden, maar er zijn ook enkele gevallen geweest van patiënten zonder een al
bestaande leveraandoening.
-
onverklaarbare gevoelens van droefheid zonder hallucinaties, maar het kan moeilijk zijn om
helder en verstandig te denken
-
zelfdoding.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het flesje en op
het doosje na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
Elke Stocrin filmomhulde tablet bevat 600 mg
van de werkzame stof efavirenz.
De andere stoffen van de inhoud van de tablet zijn: natriumcroscarmellose, microkristallijne
cellulose, natriumlaurylsulfaat, hydroxypropylcellulose, lactosemonohydraat en
magnesiumstearaat.
Het omhulsel van de tablet bevat: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400,
geel ijzeroxide (E172) en carnaubawas.
Hoe ziet Stocrin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stocrin 600
mg
filmomhulde tabletten zijn beschikbaar in flesjes van 30 tabletten.
Houder van de vergunning voor het in de
Fabrikant
handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Postbus 581
Nederland
2003 PC Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel.: +370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: +32(0)27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +420 233 010 111
Tel.: +361 888 53 00
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: +45 44 82 40 00
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
Bristol-Myers Squibb GmbH & CO. KGaA
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: +49 89 121 42-0
Tel: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no
E
Österreich
MSD ....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: + 30-210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Bristol-Myers Squibb, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 456 53 00
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
France
Portugal
Bristol-Myers Squibb Sarl.
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: +33 (0)1 58 83 84 96
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: + 4021 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals uc
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Tel: +353 (0)1 483 3625
d.o.o.
Tel: + 386 1 5204201
msd_slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: +354 535 7000
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
talia
Suomi/Finland
Bristol-Myers Squibb S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 50 39 61
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
: 80000 673 (+357 22866700)
Tel: +46 (0)77 5700488
cyprus
_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals Ltd.
Tel: +371 67364 224
Tel: +44 (0800) 731 1736
msd_lv@merck.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Stocrin 50 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stocrin bevat de werkzame stof efavirenz en behoort tot een klasse antiretrovirale geneesmiddelen die
niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI's) genoemd worden. Het is
een antiretroviraal
geneesmiddel tegen infecties met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv) dat de
virusconcentratie in het bloed vermindert. Het wordt gebruikt door volwassenen, jongeren en kinderen
van 3 jaar of ouder.
Uw arts heeft Stocrin voorgeschreven omdat u een hiv-infectie heeft. In combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen vermindert Stocrin de virusconcentratie in het bloed. Dit zal uw
immuunsysteem sterker maken en het risico op het krijgen van ziekten die verband houden met uw
hiv-infectie, verlagen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Vraag uw arts of apotheker om advies.
U heeft een ernstige aandoening aan de lever.
U heeft hartklachten, zoals veranderingen in het ritme of de snelheid van de hartslag, een
langzame hartslag, of een ernstige hartziekte.
Als een familielid (ouders, grootouders, broers of zussen) plotseling ten gevolge van een
hartprobleem is overleden of geboren is met hartproblemen.
Als uw arts u verteld heeft dat u hoge of lage waarden aan elektrolyten zoals kalium of
magnesium in uw bloed heeft.
U gebruikt momenteel een van de volgende geneesmiddelen (zie ook Gebruikt u nog andere
geneesmiddelen?):
-
astemizol of terfenadine (voor de behandeling van allergie)
-
bepridil (voor de behandeling van hartaandoeningen)
-
cisapride (voor de behandeling van zuurbranden)
-
ergotalkaloïden (bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine, ergonovine en
methylergonovine) (voor de behandeling van migraine en clusterhoofdpijnen)
-
midazolam of triazolam (om beter te kunnen slapen)
-
pimozide,
imipramine, amitriptyline of clomipramine (voor de behandeling van
bepaalde psychische aandoeningen)
-
sint-janskruid (Hypericum perforatum) (een kruidenmiddel dat gebruikt wordt tegen
depressie en angst).
-
flecaïnide, metoprolol (voor de behandeling van een onregelmatige hartslag)
-
bepaalde antibiotica (macroliden, fluoroquinolonen, imidazolen)
-
antischimmelmiddelen uit de triazoolgroep
-
bepaalde
antimalariabehandelingen
-
methadon (gebruikt bij de behandeling van opiaatverslaving)
-
elbasvir/grazoprevir.
Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, vertel dat dan direct aan uw arts. Gebruik van deze
geneesmiddelen samen met Stocrin kan ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen veroorzaken of
ervoor zorgen dat Stocrin niet meer goed werkt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Stocrin moet worden gecombineerd met andere geneesmiddelen die op het hiv inwerken.
Als u met Stocrin begint omdat het virus zich ondanks uw huidige behandeling blijft
vermenigvuldigen, moet u tegelijkertijd met een ander geneesmiddel beginnen dat u nog niet
eerder heeft gebruikt.
U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit geneesmiddel gebruikt, maar het risico wordt
verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Het is dus belangrijk dat u
voorzorgsmaatregelen neemt om te voorkomen dat u andere mensen door seksueel contact of
contact met bloed infecteert. Spreek met uw arts over de voorzorgsmaatregelen die nodig zijn
om het besmetten van andere mensen te voorkomen. Dit geneesmiddel geneest de hiv-infectie
niet en u kunt nog steeds infecties of andere ziekten krijgen die verband houden met de
hiv-besmetting.
U mag Stocrin alleen gebruiken onder toezicht van uw arts.
Neem contact op met uw arts:
-
als u in het verleden een psychische aandoening heeft gehad, waaronder depressie, of
als u verslaafd bent geweest aan drugs of alcohol. Als u zich depressief voelt, gedachten
aan zelfmoord of abnormale gedachten heeft, moet u dat direct aan uw arts zeggen (zie
rubriek 4, Mogelijke bijwerkingen).
-
als u in het verleden last heeft gehad van convulsies (stuiptrekkingen of toevallen) of
als u behandeld wordt met geneesmiddelen daartegen (zogenoemde anticonvulsiva) zoals
carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne. Als u zulke geneesmiddelen gebruikt, moet uw
arts misschien de concentratie ervan in uw bloed meten om er zeker van te zijn dat deze
bij gebruik van Stocrin niet verandert. Mogelijk krijgt u van uw arts een ander
geneesmiddel tegen toevallen.
-
als u in het verleden een leveraandoening heeft gehad, waaronder actieve chronische
hepatitis. Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld met
-
als u een hartaandoening heeft, zoals een abnormaal elektrisch signaal bekend als
verlenging van het QT-interval.
Als u met Stocrin begint, let dan op:
-
verschijnselen van duizeligheid, moeilijk slapen, sufheid, zich slecht kunnen
concentreren of abnormaal dromen. Deze bijwerkingen kunnen in de eerste 1 of
2 dagen van de behandeling beginnen en gaan meestal na de eerste 2 tot 4 weken weg.
-
verschijnselen van verwardheid, traag denken en langzaam bewegen, waanbeelden
(u gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort
dingen die er niet zijn). Deze bijwerkingen kunnen maanden tot jaren na het begin van
de behandeling met Stocrin optreden. Als u last krijgt van een van deze verschijnselen,
neem dan contact op met uw arts.
-
tekenen van huiduitslag. Als er een ernstige huiduitslag verschijnt met blaarvorming of
koorts, stop dan met Stocrin en licht direct uw arts in. Als u uitslag kreeg bij gebruik van
een andere NNRTI, kunt u bij gebruik van Stocrin een grotere kans op uitslag hebben.
-
tekenen van ontsteking of infectie. Bij sommige patiënten met gevorderde hiv-infectie
(aids) die al eens opportunistische infecties hebben gehad, kunnen zich kort na het starten
van een anti-hiv-therapie tekenen en verschijnselen voordoen van een ontsteking door
voorgaande infecties. Vermoedelijk zijn deze verschijnselen het gevolg van verbetering
van de immuunrespons (natuurlijke afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer
te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder duidelijke verschijnselen, al waren.
Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.
Naast opportunistische infecties kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die
ontstaat wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u
bent gestart met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-
infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling
optreden. Als u merkt dat u verschijnselen van een infectie krijgt of andere verschijnselen
zoals spierzwakte, zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst
in de richting van de romp van het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit,
neem dan voor de vereiste behandeling onmiddellijk contact op met uw arts.
-
problemen met uw botten. Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie
krijgen, kunnen een botaandoening ontwikkelen die osteonecrose wordt genoemd
(afsterven van botweefsel veroorzaakt door verminderde bloedtoevoer naar het bot). Er
zijn vele risicofactoren die de kans op ontwikkeling van deze aandoening vergroten,
onder andere de duur van de antiretrovirale combinatietherapie, gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie (onderdrukking van de
natuurlijke afweer) en een hoge Body Mass Index (overgewicht). Tekenen van
osteonecrose zijn stijfheid en pijn in de gewrichten (in het bijzonder in de heupen, knieën
en schouders) en moeilijk kunnen bewegen. Wanneer u een van deze verschijnselen
opmerkt, licht dan uw arts in.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stocrin wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen, omdat
het niet voldoende bestudeerd is bij deze patiënten.
Als u bepaalde geneesmiddelen krijgt, mag u Stocrin niet gebruiken. Deze staan onder Wanneer
mag u dit middel niet gebruiken? aan het begin van rubriek 2. Daar staan enkele veelgebruikte
geneesmiddelen en een kruidenpreparaat (sint-janskruid) die de werking van Stocrin sterk kunnen
beïnvloeden.
Gebruikt u naast Stocrin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Stocrin kan invloed hebben op de werking van andere geneesmiddelen, waaronder kruidenpreparaten
zoals middelen die ginkgo biloba bevatten. Het gevolg daarvan kan zijn dat de hoeveelheid Stocrin of
andere geneesmiddelen in uw bloed anders wordt. Daardoor kunnen de geneesmiddelen minder goed
werken of kunnen bijwerkingen erger worden. In sommige gevallen kan het nodig zijn dat uw arts de
dosis aanpast of de concentraties in uw bloed meet.
Als u een van de volgende geneesmiddelen
gebruikt, is het belangrijk dat u dat uw arts of apotheker zegt:
Andere geneesmiddelen tegen een hiv-infectie:
-
proteaseremmers: darunavir, indinavir, lopinavir/ritonavir, ritonavir, ritonavir-boosted
atazanavir, saquinavir of fosamprenavir/saquinavir. Uw arts kan overwegen om u een
ander geneesmiddel te geven of de dosis van de proteaseremmers aan te passen.
-
maraviroc
-
de combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en tenofovir mag niet samen met Stocrin
worden ingenomen, tenzij aanbevolen door uw arts, omdat dit al efavirenz, de werkzame
stof van Stocrin, bevat.
Geneesmiddelen tegen infectie met het hepatitis C-virus: boceprevir, telaprevir, simeprevir,
sofosbuvir/velpatasvir, glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir.
Geneesmiddelen tegen bacteriële infecties,
waaronder tuberculose en mycobacterium
avium complex in samenhang met aids: claritromycine, rifabutine, rifampicine. Uw arts kan
overwegen uw dosis te veranderen of u een ander antibioticum te geven. Daarnaast kan uw arts
een hogere dosis Stocrin voorschrijven.
Geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (antimycotica):
-
voriconazol. Stocrin kan de hoeveelheid voriconazol in uw bloed verminderen en
voriconazol kan de hoeveelheid Stocrin in uw bloed vermeerderen. Als u deze twee
geneesmiddelen samen gebruikt, moet de dosis voriconazol worden verhoogd en de dosis
efavirenz worden verlaagd. Overleg eerst met uw arts.
-
itraconazol. Stocrin kan de hoeveelheid itraconazol in uw bloed verminderen.
-
posaconazol. Stocrin kan de hoeveelheid posaconazol in uw bloed verminderen.
Geneesmiddelen tegen malaria:
-
artemether/lumefantrine: Stocrin kan de hoeveelheid artemether/lumefantrine in uw bloed
verminderen.
-
atovaquon/proguanil: Stocrin kan de hoeveelheid atovaquon/proguanil in uw bloed
verminderen.
Geneesmiddelen tegen toevallen/stuiptrekkingen (anticonvulsiva): carbamazepine,
fenytoïne, fenobarbital. Stocrin kan de hoeveelheid anticonvulsiva in uw bloed verminderen of
vermeerderen. Carbamazepine kan de werking van Stocrin verminderen. Het kan zijn dat uw
arts u een ander anticonvulsivum moet geven.
Geneesmiddelen om bloedvetten te verlagen (ook statines genoemd): atorvastatine,
pravastatine, simvastatine. Stocrin kan de hoeveelheid statines in uw bloed verminderen. Uw
arts zal uw cholesterolniveaus controleren en indien nodig overwegen de dosis van uw statine te
veranderen.
Methadon (een geneesmiddel tegen opiaatverslaving): uw arts zal mogelijk een alternatieve
behandeling voorstellen.
Sertraline (een geneesmiddel tegen depressie): uw arts moet mogelijk de dosis sertraline
aanpassen.
Bupropion (een geneesmiddel tegen depressie of om u te helpen te stoppen met roken): uw arts
moet mogelijk de dosis bupropion aanpassen.
Diltiazem of soortgelijke geneesmiddelen (calciumantagonisten genoemd; dit zijn
geneesmiddelen die met name gebruikt worden voor hoge bloeddruk of hartproblemen):
als u met Stocrin begint, kan het nodig zijn dat uw arts de dosis van de calciumantagonist
aanpast.
Geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken zoals ciclosporine, sirolimus of
tacrolimus (gebruikt om te voorkomen dat donororganen worden afgestoten): als u met Stocrin
begint of stopt, zal uw arts de concentraties van het immuunonderdrukkende middel zorgvuldig
controleren en mogelijk de dosis aanpassen.
Hormonale voorbehoedsmiddelen, zoals de pil, een geïnjecteerd voorbehoedsmiddel
(bijvoorbeeld Depo-Provera) of een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel (bijvoorbeeld
Implanon): u moet ook een betrouwbare methode van barrière-anticonceptie gebruiken (zie
Zwangerschap en borstvoeding). Door Stocrin kunnen hormonale voorbehoedsmiddelen soms
minder goed werken. Er zijn vrouwen met een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel die Stocrin
gebruikten die zwanger zijn geworden, maar het is niet bewezen dat Stocrin de reden was dat
het voorbehoedsmiddel niet werkte.
Warfarine of acenocoumarol (geneesmiddelen die stolling van het bloed tegengaan): uw arts
moet mogelijk de dosis warfarine of acenocoumarol aanpassen.
Middelen die ginkgo biloba (een kruidenpreparaat) bevatten.
Geneesmiddelen die het hartritme beïnvloeden:
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van hartritmestoornissen
zoals flecaïnide of metoprolol
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van depressie zoals
imipramine, amitriptyline of clomipramine
-
antibiotica, waaronder de volgende types: macroliden, fluoroquinolonen of imidazolen.
Metamizol (een geneesmiddel tegen pijn en koorts).
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Inname van Stocrin op de lege maag kan de bijwerkingen verminderen. Het drinken van grapefruitsap
moet worden vermeden bij gebruik van Stocrin.
Zwangerschap en borstvoeding
Tijdens behandeling met Stocrin en
tot 12 weken daarna mogen vrouwen niet zwanger worden.
Uw arts kan aanbevelen dat u een zwangerschapstest doet om er zeker van te zijn dat u niet zwanger
bent voordat u aan behandeling met Stocrin begint.
Als u zwanger kunt worden terwijl u Stocrin gebruikt, moet u een betrouwbare vorm van
zogenoemde barrière-anticonceptie (bijvoorbeeld een condoom) gebruiken samen met andere vormen
van anticonceptie, zoals de pil of andere hormonale anticonceptiva (bijvoorbeeld implantaten of
injectie). Efavirenz kan tot enige tijd na stopzetting van de behandeling in uw bloed blijven. Daarom
moet u tot 12 weken na het gebruik van Stocrin de bovengenoemde anticonceptie blijven toepassen.
Er zijn ernstige aangeboren afwijkingen waargenomen bij foetussen van dieren en bij pasgeborenen
van vrouwen die tijdens de zwangerschap met efavirenz of een combinatiemiddel met efavirenz,
emtricitabine en tenofovir zijn behandeld. Als u tijdens de zwangerschap Stocrin of het
combinatiemiddel met efavirenz, emtricitabine en tenofovir heeft gebruikt, kan uw arts vragen dat er
geregeld bloedonderzoek en andere diagnostische testen gedaan worden om de ontwikkeling van uw
kind te controleren.
Als u Stocrin gebruikt,
mag u uw baby geen borstvoeding geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stocrin bevat efavirenz en kan duizeligheid, moeilijk concentreren en sufheid veroorzaken. Als u
daar last van heeft, bestuur dan geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines of gereedschap.
Stocrin bevat
lactose in elke dagelijkse dosis van 600 mg
Als uw arts u heeft verteld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Mensen met deze aandoeningen kunnen Stocrin drank gebruiken,
die geen lactose bevat.
Stocrin bevat natrium in de dosis van 600 mg
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis van 600 mg, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts zal u instructies voor het
juiste gebruik geven.
De dosis voor volwassenen is 600
mg
eenmaal daags.
Het is mogelijk dat de dosis Stocrin verhoogd of verlaagd moet worden als u ook bepaalde
andere geneesmiddelen gebruikt (zie Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?).
Stocrin moet via de mond worden ingenomen. Aanbevolen wordt Stocrin op de lege maag in te
nemen, bij voorkeur voor het slapen gaan. Bepaalde bijwerkingen (zoals duizeligheid of
sufheid) kunnen dan minder hinderlijk zijn. Met een lege maag wordt over het algemeen
bedoeld 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd.
U kunt de tablet het beste heel doorslikken met water.
Stocrin moet elke dag worden ingenomen.
Stocrin mag nooit alleen worden gebruikt voor de behandeling van hiv. Stocrin moet altijd
worden gecombineerd met andere anti-hiv-geneesmiddelen.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De dosis voor kinderen vanaf 40 kg is 600 mg eenmaal daags.
De dosis voor kinderen beneden 40 kg wordt berekend aan de hand van het lichaamsgewicht en
wordt eenmaal daags ingenomen zoals hierna aangegeven:
Stocrin
(kg)
Dosis (mg)*
13 tot < 15
200
15 tot < 20
250
20 tot < 25
300
25 tot < 32,5
350
32,5 tot < 40
400
* Filmomhulde tabletten Stocrin 50 mg, 200 mg en 600 mg zijn verkrijgbaar.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel Stocrin heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts of de
dichtstbijzijnde eerste hulp. Houd het doosje met geneesmiddel bij u zodat u makkelijk kunt
beschrijven wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Probeer geen dosis te vergeten.
Als u een dosis bent vergeten, neem de volgende dosis dan zo snel
mogelijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Als u hulp wenst bij het
vaststellen van de beste tijden om uw geneesmiddel in te nemen, overleg dan met uw arts of
apotheker.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Als u bijna door uw voorraad Stocrin heen bent, vul hem dan aan bij uw arts of apotheker. Dat is
erg belangrijk, aangezien de virusconcentratie kan oplopen als u de behandeling onderbreekt, zelfs
voor een korte periode. Het kan dan moeilijker worden om het virus te behandelen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij de behandeling van een hiv-infectie is het niet altijd mogelijk om te zien of
bepaalde ongewenste effecten door Stocrin worden veroorzaakt, door andere geneesmiddelen die u op
dat moment gebruikt, of door de hiv-ziekte zelf.
Tijdens de hiv-behandeling kan er een toename in gewicht en een stijging van de serumlipiden- en
bloedglucosewaarden optreden. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel van uw
gezondheid en door uw levensstijl. In het geval van een stijging van de serumlipidenwaarden kan dit
soms worden veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts zal u op deze veranderingen testen.
De meest opvallende bijwerkingen die voor Stocrin zijn gemeld in combinatie met andere anti-hiv-
geneesmiddelen zijn huiduitslag en verschijnselen die betrekking hebben op het zenuwstelsel.
Raadpleeg uw arts bij huiduitslag omdat sommige vormen ernstig kunnen zijn; meestal echter
verdwijnt de huiduitslag zonder de behandeling met Stocrin aan te passen. Huiduitslag kwam tijdens
behandeling met Stocrin meer voor bij kinderen dan bij volwassenen.
De neurologische verschijnselen treden over het algemeen aan het begin van de behandeling op, maar
nemen meestal binnen een paar weken af. In één studie traden de neurologische verschijnselen vaak op
gedurende de eerste 1 tot 3 uur na het innemen van een dosis. Eventueel zal uw arts voorstellen dat u
Stocrin voor het slapengaan en op een lege maag inneemt. Sommige patiënten krijgen ernstigere
verschijnselen die de stemming of het vermogen om helder te denken kunnen beïnvloeden. Enkele
patiënten hebben zelfmoord gepleegd. Deze problemen worden over het algemeen vaker gezien bij
mensen bij wie sprake is geweest van een psychische stoornis. Ook kunnen er maanden tot jaren na het
begin van de behandeling met Stocrin verschijnselen optreden die te maken hebben met het
Waarschuw altijd direct uw arts als u tijdens de behandeling met Stocrin deze verschijnselen of andere
bijwerkingen opmerkt.
Als u een van de volgende bijwerkingen krijgt, vertel dat dan aan uw arts:
Zeer vaak (komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
huiduitslag.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
abnormaal dromen, verminderde concentratie, duizeligheid, hoofdpijn, moeilijk slapen, sufheid,
coördinatie- of evenwichtsproblemen
-
maagpijn, diarree, misselijkheid, braken
-
jeuk
-
vermoeidheid
-
gevoelens van angst of neerslachtigheid.
Testen kunnen laten zien:
-
meer leverenzymen in het bloed
-
meer triglyceriden (vetzuren) in het bloed.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
zenuwachtigheid, vergeetachtigheid, verwardheid, toevallen, abnormale gedachten
-
wazig zien
-
gevoel van draaien of scheefhangen (vertigo)
-
pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de pancreas
-
allergische reactie (overgevoeligheid) die ernstige huidreacties (erythema multiforme, Stevens-
Johnsonsyndroom) kan veroorzaken
-
gele huid of ogen, jeuk, pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de lever
-
borstvergroting bij mannen
-
boos gedrag, ander humeur, dingen zien of horen die er niet echt zijn (hallucinaties), manie
(gemoedstoestand die wordt gekenmerkt door periodes van overactiviteit, euforie of
prikkelbaarheid), paranoia, gedachten aan zelfmoord, katatonie (een toestand waarbij de patiënt
tijdelijk niet kan bewegen of spreken)
-
fluitend, rinkelend of ander aanhoudend geluid in de oren
-
tremor (beven)
-
plotselinge roodheid van het gezicht.
Testen kunnen laten zien:
-
meer cholesterol in het bloed.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers)
-
jeukende uitslag als reactie op zonlicht
-
leverfalen is voorgekomen bij gebruik van efavirenz, in sommige gevallen met
levertransplantatie of overlijden als gevolg. Dit was meestal het geval bij patiënten die al een
leveraandoening hadden, maar er zijn ook enkele gevallen geweest van patiënten zonder een al
bestaande leveraandoening.
-
onverklaarbare gevoelens van droefheid zonder hallucinaties, maar het kan moeilijk zijn om
helder en verstandig te denken
-
zelfdoding.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het flesje en op
het doosje na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
Elke Stocrin filmomhulde tablet bevat 50 mg van de werkzame stof efavirenz.
De andere stoffen van de inhoud van de tablet zijn: natriumcroscarmellose, microkristallijne
cellulose, natriumlaurylsulfaat, hydroxypropylcellulose, lactosemonohydraat en
magnesiumstearaat.
Het omhulsel van de tablet bevat: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400,
geel ijzeroxide (E172) en carnaubawas.
Hoe ziet Stocrin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stocrin 50 mg filmomhulde tabletten zijn beschikbaar in flesjes van 30 tabletten.
Houder van de vergunning voor het in de
Fabrikant
handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Postbus 581
Nederland
2003 PC Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel.: +370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: +32(0)27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +420 233 010 111
Tel.: +361 888 53 00
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: +45 44 82 40 00
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
Bristol-Myers Squibb GmbH & CO. KGaA
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: +49 89 121 42-0
Tel: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no
E
Österreich
MSD ....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: + 30-210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Bristol-Myers Squibb, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 456 53 00
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
France
Portugal
Bristol-Myers Squibb Sarl.
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: +33 (0)1 58 83 84 96
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: + 4021 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals uc
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Tel: +353 (0)1 483 3625
d.o.o.
Tel: + 386 1 5204201
msd_slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: +354 535 7000
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
talia
Suomi/Finland
Bristol-Myers Squibb S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 50 39 61
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
: 80000 673 (+357 22866700)
Tel: +46 (0)77 5700488
cyprus
_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals Ltd.
Tel: +371 67364 224
Tel: +44 (0800) 731 1736
msd_lv@merck.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Stocrin 200 mg filmomhulde tabletten
efavirenz
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Stocrin en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Stocrin bevat de werkzame stof efavirenz en behoort tot een klasse antiretrovirale geneesmiddelen die
niet-nucleoside reverse transcriptaseremmers (NNRTI's) genoemd worden. Het is
een antiretroviraal
geneesmiddel tegen infecties met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv) dat de
virusconcentratie in het bloed vermindert. Het wordt gebruikt door volwassenen, jongeren en kinderen
van 3 jaar of ouder.
Uw arts heeft Stocrin voorgeschreven omdat u een hiv-infectie heeft. In combinatie met andere
antiretrovirale geneesmiddelen vermindert Stocrin de virusconcentratie in het bloed. Dit zal uw
immuunsysteem sterker maken en het risico op het krijgen van ziekten die verband houden met uw
hiv-infectie, verlagen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6. Vraag uw arts of apotheker om advies.
U heeft een ernstige aandoening aan de lever.
U heeft hartklachten, zoals veranderingen in het ritme of de snelheid van de hartslag, een
langzame hartslag, of een ernstige hartziekte.
Als een familielid (ouders, grootouders, broers of zussen) plotseling ten gevolge van een
hartprobleem is overleden of geboren is met hartproblemen.
Als uw arts u verteld heeft dat u hoge of lage waarden aan elektrolyten zoals kalium of
magnesium in uw bloed heeft.
U gebruikt momenteel een van de volgende geneesmiddelen (zie ook Gebruikt u nog andere
geneesmiddelen?):
-
astemizol of terfenadine (voor de behandeling van allergie)
-
bepridil (voor de behandeling van hartaandoeningen)
-
cisapride (voor de behandeling van zuurbranden)
-
ergotalkaloïden (bijvoorbeeld ergotamine, dihydro-ergotamine, ergonovine en
methylergonovine) (voor de behandeling van migraine en clusterhoofdpijnen)
-
midazolam of triazolam (om beter te kunnen slapen)
-
pimozide,
imipramine, amitriptyline of clomipramine (voor de behandeling van
bepaalde psychische aandoeningen)
-
sint-janskruid (Hypericum perforatum) (een kruidenmiddel dat gebruikt wordt tegen
depressie en angst).
-
flecaïnide, metoprolol (voor de behandeling van een onregelmatige hartslag)
-
bepaalde antibiotica (macroliden, fluoroquinolonen, imidazolen)
-
antischimmelmiddelen uit de triazoolgroep
-
bepaalde
antimalariabehandelingen
-
methadon (gebruikt bij de behandeling van opiaatverslaving)
-
elbasvir/grazoprevir.
Als u een van deze geneesmiddelen gebruikt, vertel dat dan direct aan uw arts. Gebruik van deze
geneesmiddelen samen met Stocrin kan ernstige en/of levensbedreigende bijwerkingen veroorzaken of
ervoor zorgen dat Stocrin niet meer goed werkt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Stocrin moet worden gecombineerd met andere geneesmiddelen die op het hiv inwerken.
Als u met Stocrin begint omdat het virus zich ondanks uw huidige behandeling blijft
vermenigvuldigen, moet u tegelijkertijd met een ander geneesmiddel beginnen dat u nog niet
eerder heeft gebruikt.
U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit geneesmiddel gebruikt, maar het risico wordt
verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie. Het is dus belangrijk dat u
voorzorgsmaatregelen neemt om te voorkomen dat u andere mensen door seksueel contact of
contact met bloed infecteert. Spreek met uw arts over de voorzorgsmaatregelen die nodig zijn
om het besmetten van andere mensen te voorkomen. Dit geneesmiddel geneest de hiv-infectie
niet en u kunt nog steeds infecties of andere ziekten krijgen die verband houden met de
hiv-besmetting.
U mag Stocrin alleen gebruiken onder toezicht van uw arts.
Neem contact op met uw arts:
-
als u in het verleden een psychische aandoening heeft gehad, waaronder depressie, of
als u verslaafd bent geweest aan drugs of alcohol. Als u zich depressief voelt, gedachten
aan zelfmoord of abnormale gedachten heeft, moet u dat direct aan uw arts zeggen (zie
rubriek 4, Mogelijke bijwerkingen).
-
als u in het verleden last heeft gehad van convulsies (stuiptrekkingen of toevallen) of
als u behandeld wordt met geneesmiddelen daartegen (zogenoemde anticonvulsiva) zoals
carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne. Als u zulke geneesmiddelen gebruikt, moet uw
arts misschien de concentratie ervan in uw bloed meten om er zeker van te zijn dat deze
bij gebruik van Stocrin niet verandert. Mogelijk krijgt u van uw arts een ander
geneesmiddel tegen toevallen.
-
als u in het verleden een leveraandoening heeft gehad, waaronder actieve chronische
hepatitis. Patiënten met chronische hepatitis B of C en die worden behandeld met
-
als u een hartaandoening heeft, zoals een abnormaal elektrisch signaal bekend als
verlenging van het QT-interval.
Als u met Stocrin begint, let dan op:
-
verschijnselen van duizeligheid, moeilijk slapen, sufheid, zich slecht kunnen
concentreren of abnormaal dromen. Deze bijwerkingen kunnen in de eerste 1 of
2 dagen van de behandeling beginnen en gaan meestal na de eerste 2 tot 4 weken weg.
-
verschijnselen van verwardheid, traag denken en langzaam bewegen, waanbeelden
(u gelooft of denkt dingen die niet kloppen) of hallucinaties (u ziet, voelt of hoort
dingen die er niet zijn). Deze bijwerkingen kunnen maanden tot jaren na het begin van
de behandeling met Stocrin optreden. Als u last krijgt van een van deze verschijnselen
opmerkt, neem dan contact op met uw arts.
-
tekenen van huiduitslag. Als er een ernstige huiduitslag verschijnt met blaarvorming of
koorts, stop dan met Stocrin en licht direct uw arts in. Als u uitslag kreeg bij gebruik van
een andere NNRTI, kunt u bij gebruik van Stocrin een grotere kans op uitslag hebben.
-
tekenen van ontsteking of infectie. Bij sommige patiënten met gevorderde hiv-infectie
(aids) die al eens opportunistische infecties hebben gehad, kunnen zich kort na het starten
van een anti-hiv-therapie tekenen en verschijnselen voordoen van een ontsteking door
voorgaande infecties. Vermoedelijk zijn deze verschijnselen het gevolg van verbetering
van de immuunrespons (natuurlijke afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer
te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder duidelijke verschijnselen, al waren.
Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.
Naast opportunistische infecties kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die
ontstaat wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u
bent gestart met het innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-
infectie. Auto-immuunziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling
optreden. Als u merkt dat u verschijnselen van een infectie krijgt of andere verschijnselen
zoals spierzwakte, zwakte die begint in de handen en voeten en zich naar boven verplaatst
in de richting van de romp van het lichaam, hartkloppingen, beven of hyperactiviteit,
neem dan voor de vereiste behandeling onmiddellijk contact op met uw arts.
-
problemen met uw botten. Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie
krijgen, kunnen een botaandoening ontwikkelen die osteonecrose wordt genoemd
(afsterven van botweefsel veroorzaakt door verminderde bloedtoevoer naar het bot). Er
zijn vele risicofactoren die de kans op ontwikkeling van deze aandoening vergroten,
onder andere de duur van de antiretrovirale combinatietherapie, gebruik van
corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie (onderdrukking van de
natuurlijke afweer) en een hoge Body Mass Index (overgewicht). Tekenen van
osteonecrose zijn stijfheid en pijn in de gewrichten (in het bijzonder in de heupen, knieën
en schouders) en moeilijk kunnen bewegen. Wanneer u een van deze verschijnselen
opmerkt, licht dan uw arts in.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Stocrin wordt niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 3 jaar of die minder dan 13 kg wegen, omdat
het niet voldoende bestudeerd is bij deze patiënten.
Als u bepaalde geneesmiddelen krijgt, mag u Stocrin niet gebruiken. Deze staan onder Wanneer
mag u dit middel niet gebruiken? aan het begin van rubriek 2. Daar staan enkele veelgebruikte
geneesmiddelen en een kruidenpreparaat (sint-janskruid) die de werking van Stocrin sterk kunnen
beïnvloeden.
Gebruikt u naast Stocrin nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken?
Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Stocrin kan invloed hebben op de werking van andere geneesmiddelen, waaronder kruidenpreparaten
zoals middelen die ginkgo biloba bevatten. Het gevolg daarvan kan zijn dat de hoeveelheid Stocrin of
andere geneesmiddelen in uw bloed anders wordt. Daardoor kunnen de geneesmiddelen minder goed
werken of kunnen bijwerkingen erger worden. In sommige gevallen kan het nodig zijn dat uw arts de
dosis aanpast of de concentraties in uw bloed meet.
Als u een van de volgende geneesmiddelen
gebruikt, is het belangrijk dat u dat uw arts of apotheker zegt:
Andere geneesmiddelen tegen een hiv-infectie:
-
proteaseremmers: darunavir, indinavir, lopinavir/ritonavir, ritonavir, ritonavir-boosted
atazanavir, saquinavir of fosamprenavir/saquinavir. Uw arts kan overwegen om u een
ander geneesmiddel te geven of de dosis van de proteaseremmers aan te passen.
-
maraviroc
-
de combinatietablet met efavirenz, emtricitabine en tenofovir mag niet samen met Stocrin
worden ingenomen, tenzij aanbevolen door uw arts, omdat dit al efavirenz, de werkzame
stof van Stocrin, bevat.
Geneesmiddelen tegen infectie met het hepatitis C-virus: boceprevir, telaprevir, simeprevir,
sofosbuvir/velpatasvir, glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir.
Geneesmiddelen tegen bacteriële infecties,
waaronder tuberculose en mycobacterium
avium complex in samenhang met aids: claritromycine, rifabutine, rifampicine. Uw arts kan
overwegen uw dosis te veranderen of u een ander antibioticum te geven. Daarnaast kan uw arts
een hogere dosis Stocrin voorschrijven.
Geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (antimycotica):
-
voriconazol. Stocrin kan de hoeveelheid voriconazol in uw bloed verminderen en
voriconazol kan de hoeveelheid Stocrin in uw bloed vermeerderen. Als u deze twee
geneesmiddelen samen gebruikt, moet de dosis voriconazol worden verhoogd en de dosis
efavirenz worden verlaagd. Overleg eerst met uw arts.
-
itraconazol. Stocrin kan de hoeveelheid itraconazol in uw bloed verminderen.
-
posaconazol. Stocrin kan de hoeveelheid posaconazol in uw bloed verminderen.
Geneesmiddelen tegen malaria:
-
artemether/lumefantrine: Stocrin kan de hoeveelheid artemether/lumefantrine in uw bloed
verminderen.
-
atovaquon/proguanil: Stocrin kan de hoeveelheid atovaquon/proguanil in uw bloed
verminderen.
Geneesmiddelen tegen toevallen/stuiptrekkingen (anticonvulsiva): carbamazepine,
fenytoïne, fenobarbital. Stocrin kan de hoeveelheid anticonvulsiva in uw bloed verminderen of
vermeerderen. Carbamazepine kan de werking van Stocrin verminderen. Het kan zijn dat uw
arts u een ander anticonvulsivum moet geven.
Geneesmiddelen om bloedvetten te verlagen (ook statines genoemd): atorvastatine,
pravastatine, simvastatine. Stocrin kan de hoeveelheid statines in uw bloed verminderen. Uw
arts zal uw cholesterolniveaus controleren en indien nodig overwegen de dosis van uw statine te
veranderen.
Methadon (een geneesmiddel tegen opiaatverslaving): uw arts zal mogelijk een alternatieve
behandeling voorstellen.
Sertraline (een geneesmiddel tegen depressie): uw arts moet mogelijk de dosis sertraline
aanpassen.
Bupropion (een geneesmiddel tegen depressie of om u te helpen te stoppen met roken): uw arts
moet mogelijk de dosis bupropion aanpassen.
Diltiazem of soortgelijke geneesmiddelen (calciumantagonisten genoemd; dit zijn
geneesmiddelen die met name gebruikt worden voor hoge bloeddruk of hartproblemen):
als u met Stocrin begint, kan het nodig zijn dat uw arts de dosis van de calciumantagonist
aanpast.
Geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken zoals ciclosporine, sirolimus of
tacrolimus (gebruikt om te voorkomen dat donororganen worden afgestoten): als u met Stocrin
begint of stopt, zal uw arts de concentraties van het immuunonderdrukkende middel zorgvuldig
controleren en mogelijk de dosis aanpassen.
Hormonale voorbehoedsmiddelen, zoals de pil, een geïnjecteerd voorbehoedsmiddel
(bijvoorbeeld Depo-Provera) of een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel (bijvoorbeeld
Implanon): u moet ook een betrouwbare methode van barrière-anticonceptie gebruiken (zie
Zwangerschap en borstvoeding). Door Stocrin kunnen hormonale voorbehoedsmiddelen soms
minder goed werken. Er zijn vrouwen met een geïmplanteerd voorbehoedsmiddel die Stocrin
gebruikten die zwanger zijn geworden, maar het is niet bewezen dat Stocrin de reden was dat
het voorbehoedsmiddel niet werkte.
Warfarine of acenocoumarol (geneesmiddelen die stolling van het bloed tegengaan): uw arts
moet mogelijk de dosis warfarine of acenocoumarol aanpassen.
Middelen die ginkgo biloba (een kruidenpreparaat) bevatten.
Geneesmiddelen die het hartritme beïnvloeden:
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van
hartritmestoornissenzoals flecaïnide of metoprolol
-
geneesmiddelen die gebruikt worden bij de behandeling van depressie zoals
imipramine, amitriptyline of clomipramine
-
antibiotica, waaronder de volgende types: macroliden, fluoroquinolonen of imidazolen.
Metamizol (een geneesmiddel tegen pijn en koorts).
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Inname van Stocrin op de lege maag kan de bijwerkingen verminderen. Het drinken van grapefruitsap
moet worden vermeden bij gebruik van Stocrin.
Zwangerschap en borstvoeding
Tijdens behandeling met Stocrin en
tot 12 weken daarna mogen vrouwen niet zwanger worden.
Uw arts kan aanbevelen dat u een zwangerschapstest doet om er zeker van te zijn dat u niet zwanger
bent voordat u aan behandeling met Stocrin begint.
Als u zwanger kunt worden terwijl u Stocrin gebruikt, moet u een betrouwbare vorm van
zogenoemde barrière-anticonceptie (bijvoorbeeld een condoom) gebruiken samen met andere vormen
van anticonceptie, zoals de pil of andere hormonale anticonceptiva (bijvoorbeeld implantaten of
injectie). Efavirenz kan tot enige tijd na stopzetting van de behandeling in uw bloed blijven. Daarom
moet u tot 12 weken na het gebruik van Stocrin de bovengenoemde anticonceptie blijven toepassen.
Er zijn ernstige aangeboren afwijkingen waargenomen bij foetussen van dieren en bij pasgeborenen
van vrouwen die tijdens de zwangerschap met efavirenz of een combinatiemiddel met efavirenz,
emtricitabine en tenofovir zijn behandeld. Als u tijdens de zwangerschap Stocrin of het
combinatiemiddel met efavirenz, emtricitabine en tenofovir heeft gebruikt, kan uw arts vragen dat er
geregeld bloedonderzoek en andere diagnostische testen gedaan worden om de ontwikkeling van uw
kind te controleren.
Als u Stocrin gebruikt,
mag u uw baby geen borstvoeding geven.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Stocrin bevat efavirenz en kan duizeligheid, moeilijk concentreren en sufheid veroorzaken. Als u
daar last van heeft, bestuur dan geen auto of ander voertuig en gebruik geen machines of gereedschap.
Stocrin bevat
lactose in elke dagelijkse dosis van 600 mg
Als uw arts u heeft verteld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Mensen met deze aandoeningen kunnen Stocrin drank gebruiken,
die geen lactose bevat.
Stocrin bevat natrium in de dosis van 600 mg
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis van 600 mg, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts zal u instructies voor het
juiste gebruik geven.
De dosis voor volwassenen is 600
mg
eenmaal daags.
Het is mogelijk dat de dosis Stocrin verhoogd of verlaagd moet worden als u ook bepaalde
andere geneesmiddelen gebruikt (zie Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?).
Stocrin moet via de mond worden ingenomen. Aanbevolen wordt Stocrin op de lege maag in te
nemen, bij voorkeur voor het slapen gaan. Bepaalde bijwerkingen (zoals duizeligheid of
sufheid) kunnen dan minder hinderlijk zijn. Met een lege maag wordt over het algemeen
bedoeld 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd.
U kunt de tablet het beste heel doorslikken met water.
Stocrin moet elke dag worden ingenomen.
Stocrin mag nooit alleen worden gebruikt voor de behandeling van hiv. Stocrin moet altijd
worden gecombineerd met andere anti-hiv-geneesmiddelen.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De dosis voor kinderen vanaf 40 kg is 600 mg eenmaal daags.
De dosis voor kinderen beneden 40 kg wordt berekend aan de hand van het lichaamsgewicht en
wordt eenmaal daags ingenomen zoals hierna aangegeven:
Lichaamsgewicht
Stocrin
(kg)
Dosis (mg)*
Stocrin
(kg)
Dosis (mg)*
13 tot < 15
200
15 tot < 20
250
20 tot < 25
300
25 tot < 32,5
350
32,5 tot < 40
400
* Filmomhulde tabletten Stocrin 50 mg, 200 mg en 600 mg zijn verkrijgbaar.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel Stocrin heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts of de
dichtstbijzijnde eerste hulp. Houd het doosje met geneesmiddel bij u zodat u makkelijk kunt
beschrijven wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Probeer geen dosis te vergeten.
Als u een dosis bent vergeten, neem de volgende dosis dan zo snel
mogelijk. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Als u hulp wenst bij het
vaststellen van de beste tijden om uw geneesmiddel in te nemen, overleg dan met uw arts of
apotheker.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Als u bijna door uw voorraad Stocrin heen bent, vul hem dan aan bij uw arts of apotheker. Dat is
erg belangrijk, aangezien de virusconcentratie kan oplopen als u de behandeling onderbreekt, zelfs
voor een korte periode. Het kan dan moeilijker worden om het virus te behandelen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken. Bij de behandeling van een hiv-infectie is het niet altijd mogelijk om te zien of
bepaalde ongewenste effecten door Stocrin worden veroorzaakt, door andere geneesmiddelen die u op
dat moment gebruikt, of door de hiv-ziekte zelf.
Tijdens de hiv-behandeling kan er een toename in gewicht en een stijging van de serumlipiden- en
bloedglucosewaarden optreden. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel van uw
gezondheid en door uw levensstijl. In het geval van een stijging van de serumlipidenwaarden kan dit
soms worden veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts zal u op deze veranderingen testen.
De meest opvallende bijwerkingen die voor Stocrin zijn gemeld in combinatie met andere anti-hiv-
geneesmiddelen zijn huiduitslag en verschijnselen die betrekking hebben op het zenuwstelsel.
Raadpleeg uw arts bij huiduitslag omdat sommige vormen ernstig kunnen zijn; meestal echter
verdwijnt de huiduitslag zonder de behandeling met Stocrin aan te passen. Huiduitslag kwam tijdens
behandeling met Stocrin meer voor bij kinderen dan bij volwassenen.
De neurologische verschijnselen treden over het algemeen aan het begin van de behandeling op, maar
nemen meestal binnen een paar weken af. In één studie traden de neurologische verschijnselen vaak op
gedurende de eerste 1 tot 3 uur na het innemen van een dosis. Eventueel zal uw arts voorstellen dat u
Stocrin voor het slapengaan en op een lege maag inneemt. Sommige patiënten krijgen ernstigere
verschijnselen die de stemming of het vermogen om helder te denken kunnen beïnvloeden. Enkele
patiënten hebben zelfmoord gepleegd. Deze problemen worden over het algemeen vaker gezien bij
mensen bij wie sprake is geweest van een psychische stoornis. Ook kunnen er maanden tot jaren na het
begin van de behandeling met Stocrin verschijnselen optreden die te maken hebben met het
Waarschuw altijd direct uw arts als u tijdens de behandeling met Stocrin deze verschijnselen of andere
bijwerkingen opmerkt.
Als u een van de volgende bijwerkingen krijgt, vertel dat dan aan uw arts:
Zeer vaak (komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
huiduitslag.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
-
abnormaal dromen, verminderde concentratie, duizeligheid, hoofdpijn, moeilijk slapen, sufheid,
coördinatie- of evenwichtsproblemen
-
maagpijn, diarree, misselijkheid, braken
-
jeuk
-
vermoeidheid
-
gevoelens van angst of neerslachtigheid.
Testen kunnen laten zien:
-
meer leverenzymen in het bloed
-
meer triglyceriden (vetzuren) in het bloed.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
-
zenuwachtigheid, vergeetachtigheid, verwardheid, toevallen, abnormale gedachten
-
wazig zien
-
gevoel van draaien of scheefhangen (vertigo)
-
pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de pancreas
-
allergische reactie (overgevoeligheid) die ernstige huidreacties (erythema multiforme, Stevens-
Johnsonsyndroom) kan veroorzaken
-
gele huid of ogen, jeuk, pijn in de buik (maag) door een ontsteking van de lever
-
borstvergroting bij mannen
-
boos gedrag, ander humeur, dingen zien of horen die er niet echt zijn (hallucinaties), manie
(gemoedstoestand die wordt gekenmerkt door periodes van overactiviteit, euforie of
prikkelbaarheid), paranoia, gedachten aan zelfmoord, katatonie (een toestand waarbij de patiënt
tijdelijk niet kan bewegen of spreken)
-
fluitend, rinkelend of ander aanhoudend geluid in de oren
-
tremor (beven)
-
plotselinge roodheid van het gezicht.
Testen kunnen laten zien:
-
meer cholesterol in het bloed.
Zelden (komen voor bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers)
-
jeukende uitslag als reactie op zonlicht
-
leverfalen is voorgekomen bij gebruik van efavirenz, in sommige gevallen met
levertransplantatie of overlijden als gevolg. Dit was meestal het geval bij patiënten die al een
leveraandoening hadden, maar er zijn ook enkele gevallen geweest van patiënten zonder een al
bestaande leveraandoening
-
onverklaarbare gevoelens van droefheid zonder hallucinaties, maar het kan moeilijk zijn om
helder en verstandig te denken
-
zelfdoding.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het flesje en op
het doosje na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
Elke Stocrin filmomhulde tablet bevat 200 mg van de werkzame stof efavirenz.
De andere stoffen van de inhoud van de tablet zijn: natriumcroscarmellose, microkristallijne
cellulose, natriumlaurylsulfaat, hydroxypropylcellulose, lactosemonohydraat en
magnesiumstearaat.
Het omhulsel van de tablet bevat: hypromellose (E464), titaandioxide (E171), macrogol 400,
geel ijzeroxide (E172) en carnaubawas.
Hoe ziet Stocrin eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Stocrin 200 mg filmomhulde tabletten zijn beschikbaar in flesjes van 90 tabletten.
Houder van de vergunning voor het in de
Fabrikant
handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Postbus 581
Nederland
2003 PC Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Belgique/België/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel.: +370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: +32(0)27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +420 233 010 111
Tel.: +361 888 53 00
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: +45 44 82 40 00
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
Bristol-Myers Squibb GmbH & CO. KGaA
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: +49 89 121 42-0
Tel: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no
E
Österreich
MSD ....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: + 30-210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Bristol-Myers Squibb, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 456 53 00
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
France
Portugal
Bristol-Myers Squibb Sarl.
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: +33 (0)1 58 83 84 96
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: + 4021 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Ireland
Slovenija
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals uc
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Tel: +353 (0)1 483 3625
d.o.o.
Tel: + 386 1 5204201
msd_slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: +354 535 7000
Tel.: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
talia
Suomi/Finland
Bristol-Myers Squibb S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 50 39 61
Puh/Tel: +358 (0) 9 804650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
: 80000 673 (+357 22866700)
Tel: +46 (0)77 5700488
cyprus
_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Bristol-Myers Squibb Pharmaceuticals Ltd.
Tel: +371 67364 224
Tel: +44 (0800) 731 1736
msd_lv@merck.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.