Vpriv 400 iu inf. sol.
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 400 eenheden* velaglucerase alfa**.
Na reconstitutie bevat één ml van de oplossing 100 eenheden velaglucerase alfa.
*Een eenheid enzym wordt gedefinieerd als de hoeveelheid enzym die nodig is om bij een temperatuur
van 37 °C per minuut één micromol p-nitrofenyl β-D-glucopyranoside om te zetten in p-nitrofenol.
**geproduceerd in een HT-1080 humane fibroblast cellijn door middel van recombinant-DNA
technologie.
Hulpstof met bekend effect
Elke injectieflacon bevat 12,15 mg natrium.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor oplossing voor infusie.
Wit tot gebroken wit poeder.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
VPRIV is geïndiceerd voor gebruik als langdurige enzymvervangingstherapie (EVT) bij patiënten met
de ziekte van Gaucher type 1.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met VPRIV moet plaatsvinden onder toezicht van een arts die ervaren is in het
behandelen van patiënten met de ziekte van Gaucher.
Dosering
De aanbevolen dosis is 60 eenheden/kg eens per twee weken toegediend.
Dosisaanpassingen kunnen voor iedere patiënt individueel worden toegepast om de therapeutische
doelstellingen te bereiken en te behouden. In klinisch onderzoek werden doseringen onderzocht van 15
tot 60 eenheden/kg eens per twee weken. Doseringen van meer dan 60 eenheden/kg zijn niet
onderzocht.
Patiënten die reeds behandeld worden met imiglucerase enzymvervangingstherapie voor de ziekte van
Gaucher type 1 kunnen overschakelen naar VPRIV aan dezelfde dosering en frequentie.
2
Speciale populaties
Ouderen (≥65 jaar)
Oudere patiënten kunnen behandeld worden binnen hetzelfde dosisbereik (15 tot 60 eenheden/kg) als
andere volwassen patiënten (zie rubriek 5.1).
Nierinsufficiëntie
Op basis van de huidige kennis van de farmacokinetiek en farmacodynamiek van velaglucerase alfa
wordt geen dosisaanpassing aanbevolen bij patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 5.2.).
Leverinsufficiëntie
Op basis van de huidige kennis van de farmacokinetiek en farmacodynamiek van velaglucerase alfa
wordt geen dosisaanpassing aanbevolen bij patiënten met leverinsufficiëntie (zie rubriek 5.2.).
Pediatrische patiënten
Twintig van de 94 patiënten (21%) die tijdens klinisch onderzoek velaglucerase alfa kregen
toegediend, waren gesitueerd binnen de pediatrische en adolescente leeftijdscategorie (4 tot 17 jaar).
De veiligheids- en werkzaamheidsprofielen waren gelijkaardig bij pediatrische en volwassen
patiënten. (zie rubriek 5.1 voor meer informatie).
De veiligheid en werkzaamheid van velaglucerase alfa bij kinderen in de leeftijd tot 4 jaar zijn nog
niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Uitsluitend voor gebruik als intraveneuze infusie.
Toe te dienen als een intraveneuze infusie gedurende 60 minuten.
Moet worden toegediend met behulp van een 0,2 of 0,22 µm filter.
Toediening bij de patiënt thuis onder toezicht van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg kan
uitsluitend overwogen worden voor patiënten die minstens drie infusies hebben gekregen die goed
werden verdragen. Er moet onmiddellijk geschikte medische ondersteuning, waaronder personeel dat
terdege is opgeleid voor spoedeisende situaties, voorhanden zijn wanneer velaglucerase alfa wordt
toegediend. Als anafylactische of andere acute reacties optreden, moet de infusie onmiddellijk worden
stopgezet en geschikte medische behandeling worden ingesteld (zie rubriek 4.4).
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Ernstige allergische reactie op het werkzame bestanddeel of op één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, waaronder symptomen die overeenstemmen met anafylaxie, zijn gemeld
bij patiënten tijdens klinisch onderzoek en tijdens ervaring na het in de handel brengen. De meeste
overgevoeligheidsreacties treden doorgaans binnen 12 uur na de infusie op. De vaakst gemelde
3
symptomen van overgevoeligheid zijn nausea, rash, dyspneu, rugpijn, ongemak op de borst
(waaronder beklemd gevoel op de borst), urticaria, artralgie en hoofdpijn.
Infusiegerelateerde reacties
Een infusiegerelateerde reactie wordt gedefinieerd als een bijwerking die optreedt binnen 24 uur na het
begin van een infusie met velaglucerase alfa. De meest waargenomen bijwerkingen bij patiënten die in
klinisch onderzoek behandeld werden, waren infusiegerelateerde reacties (IRR’s). Een IRR treedt vaak
op als een overgevoeligheidsreactie. De vaakst gemelde symptomen van overgevoeligheid zijn nausea,
rash, dyspneu, rugpijn, ongemak op de borst (waaronder beklemd gevoel op de borst), urticaria,
artralgie en hoofdpijn. In klinisch onderzoek en tijdens ervaring na het in de handel brengen, zijn bij
patiënten symptomen gemeld die overeenkomen met anafylaxie. Naast de symptomen waarmee
overgevoeligheidsreacties gepaard gaan, kunnen IRR’s zich ook uiten in vermoeidheid, duizeligheid,
pyrexie, bloeddrukverhoging, pruritus, wazig zicht of braken. Bij behandelingsnaïeve patiënten traden
de meeste infusiegerelateerde reacties op tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling.
Het voorkomen en behandelen van infusiegerelateerde reacties, inclusief overgevoeligheidsreacties
De behandeling van infusiegerelateerde reacties moet plaatsvinden op basis van de ernst van de reactie
en kan onder meer bestaan uit een vertraging van de infusiesnelheid, een behandeling met
geneesmiddelen zoals antihistaminica, antipyretica en/of corticosteroïden, en/of een onderbreking van
de behandeling gevolgd door een hervatting aan een verlengde infusietijd.
Wegens het risico op overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylaxie, moet er onmiddellijk geschikte
medische ondersteuning, waaronder personeel dat terdege is opgeleid voor spoedeisende situaties,
voorhanden zijn wanneer velaglucerase alfa wordt toegediend. Als er in het ziekenhuis of bij de
patiënt thuis een anafylactische of andere acute reactie optreedt, moet de infusie onmiddellijk worden
stopgezet en geschikte medische behandeling worden ingesteld. Voor patiënten die thuis een
anafylactische reactie krijgen, moet worden overwogen om de behandeling voort te zetten in een
klinische omgeving.
De behandeling dient met waakzaamheid te worden benaderd bij patiënten die in het verleden reeds
symptomen van overgevoeligheid voor velaglucerase alfa of voor een andere
enzymvervangingstherapie hebben vertoond.
Een behandeling vooraf met antihistaminica en/of corticosteroïden kan opeenvolgende reacties
voorkomen in gevallen waarbij in het verleden een symptomatische behandeling nodig was.
Immunogeniciteit
Antistoffen kunnen een rol spelen bij behandeling gerelateerde reacties die optreden bij het gebruik
van velaglucerase alfa. Om dit verband verder te onderzoeken, dienen patiënten - in geval van ernstige
infusiegerelateerde reacties en in geval van gebrek of verlies van de werkzaamheid - getest te worden
op de aanwezigheid van antistoffen en dienen de resultaten hiervan aan het bedrijf te worden
meegedeeld.
In klinische onderzoeken ter verkrijging van de Handelsvergunning ontwikkelde één op de 94 (1%)
patiënten IgG-antistoffen tegen velaglucerase alfa. In dit ene geval werd door middel van een in vitro
test vastgesteld dat de antistoffen een neutraliserend effect hadden. Geen enkele patiënt ontwikkelde
IgE-antistoffen tegen velaglucerase alfa.
Er werden geen infusiegerelateerde reacties gerapporteerd.
Postmarketingfase
Tijdens een postmarketingverlengingsstudie ontwikkelde één patiënt IgG-antilichamen tegen VPRIV.
Daarnaast werden enkele gevallen gemeld van antilichamen met een positief neutraliserende activiteit
en gebrek aan werkzaamheid na op de markt brengen.
4
Natrium
Dit geneesmiddel bevat 12,15 mg natrium per injectieflacon, overeenkomend met 0,6% van de door de
WHO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g voor een volwassene.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Patiënten die de ziekte van Gaucher hebben en zwanger worden, kunnen tijdens de zwangerschap en
de kraamperiode een periode van verhoogde ziekteactiviteit ervaren. Bij vrouwen met de ziekte van
Gaucher die overwegen zwanger te worden, dient men de risico’s en voordelen tegen elkaar af te
wegen.
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van velaglucerase alfa bij
zwangere vrouwen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke
effecten wat betreft de zwangerschap, ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of de
postnatale ontwikkeling. Zorgvuldige monitoring van de zwangerschap en klinische manifestaties van
de ziekte van Gaucher is noodzakelijk voor de individuele aanpassing van de behandeling.
Voorzichtigheid is geboden bij het voorschrijven aan zwangere vrouwen.
Borstvoeding
Er is onvoldoende informatie over de uitscheiding van velaglucerase alfa/metabolieten in de
moedermelk. Velaglucerase is een synthetische vorm van bèta-glucocerebrosidase, een natuurlijke
component van moedermelk. Bij studies met andere vormen van bèta-glucocerebrosidase is het enzym
in een zeer kleine hoeveelheid gevonden in moedermelk. Er moet worden besloten of borstvoeding
moet worden gestaakt of dat behandeling met VPRIV moet worden gestaakt dan wel niet moet worden
ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor
de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
De resultaten van dieronderzoek duiden niet op een verminderde vruchtbaarheid (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
VPRIV heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest ernstige bijwerkingen bij patiënten in klinische onderzoeken waren
overgevoeligheidsreacties (2,1%).
De meest voorkomende bijwerkingen waren infusiegerelateerde reacties (39,4%). De meest
waargenomen symptomen van infusiegerelateerde reacties waren: hoofdpijn, duizeligheid, hypotensie,
hypertensie, nausea, vermoeidheid/asthenie, en pyrexie/lichaamstemperatuur verhoogd (zie rubriek 4.4
5
voor meer informatie). De enige bijwerking die tot een onderbreking van de behandeling leidde, was
een infusiegerelateerde reactie.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen die bij patiënten met de ziekte van Gaucher type 1 werden gemeld, staan vermeld in
Tabel 1. De gegevens zijn weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie volgens de
gegevensbank MedDRA. De frequentie wordt gedefinieerd als zeer vaak (1/10), vaak (1/100,
<1/10) en soms (≥1/1.000, <1/100). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt
naar afnemende ernst.
Tabel 1: Bijwerkingen gemeld met VPRIV bij patiënten met de ziekte van Gaucher type 1.
Bijwerking
Zeer vaak
Vaak
overgevoeligheidsreacties
(waaronder dermatitis
allergisch en
anafylactische*/anafylactoïd
e reacties)
hoofdpijn, duizeligheid
wazig zicht*
tachycardie
dyspneu*
Soms
Systeem/orgaanklasse
Immuunsysteemaandoe
ningen
Zenuwstelselaandoenin
gen
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinumaandoenin
gen
Bloedvataandoeningen
Maagdarmstelselaando
eningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoening
en
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaatsstoorn
issen
Onderzoeken
buikpijn/bovenbuikpijn
hypertensie, hypotensie,
roodheid van het gezicht
nausea
rash, urticaria, pruritus*
Braken*
botpijn, artralgie,
rugpijn
infusiegerelateerde
reactie,
asthenie/vermoeidheid,
pyrexie/lichaams-
temperatuur verhoogd
ongemak op de borst*
geactiveerde partiële
tromboplastinetijd verlengd,
positief voor neutraliserende
antistoffen
*Bijwerkingen gemeld na het in de handel brengen
Beschrijving van enkele specifieke bijwerkingen
Braken
In sommige gevallen kan braken ernstig zijn. Braken treedt meestal op tijdens de infusie en tot 24 uur
na de infusie.
6
Andere speciale populaties
Oudere patiënten (
65 jaar)
Het veiligheidsprofiel van VPRIV in klinisch onderzoek bij patiënten van 65 jaar en ouder was
soortgelijk aan het veiligheidsprofiel dat wordt waargenomen bij andere volwassen patiënten.
Pediatrische patiënten
Het veiligheidsprofiel van VPRIV in klinisch onderzoek bij kinderen en adolescenten van 4 tot 17 jaar
was soortgelijk aan het veiligheidsprofiel dat wordt waargenomen bij volwassen patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is beperkte informatie beschikbaar over overdosering van velaglucerase alfa. Bij de meerderheid
van de meldingen van overdosering werden geen aanvullende bijwerkingen waargenomen. In geval
van accidentele of intentionele overdosering, moet de patiënt echter wel nauwlettend in de gaten
worden gehouden en moet de behandeling zowel symptomatisch als ondersteunend gebeuren. Er is
geen antidotum voorhanden. In klinisch onderzoek was de maximale dosis velaglucerase alfa
60 eenheden/kg (zie rubriek 4.4).
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Andere spijsverterings- en stofwisselingsmiddelen, enzymen, ATC-
code: A16AB10.
De ziekte van Gaucher is een autosomale recessieve aandoening die veroorzaakt wordt door mutaties
van het GBA-gen met als gevolg een deficiëntie van het lysosomale enzym beta-glucocerebrosidase.
Deze enzymdeficiëntie veroorzaakt een stapeling van glucocerebroside in voornamelijk macrofagen,
waardoor er zich schuimcellen of ‘Gaucher–cellen’ gaan vormen. Bij deze lysosomale stapelingsziekte
wijzen de klinische eigenschappen op de verdeling van Gaucher-cellen in de lever, de milt, het
beenmerg, het skelet en de longen. De accumulatie van glucocerebroside in de lever en de milt leidt tot
organomegalie. Aantasting van het bot leidt tot skeletafwijkingen en misvormingen evenals crises van
botpijn. Afzettingen in het beenmerg en sekwestratie in de milt leiden tot klinisch significante anemie
en trombocytopenie.
Het werkzame bestanddeel van VPRIV is velaglucerase alfa, dat in een humane cellijn wordt
geproduceerd door middel van genactivatietechnologie. Velaglucerase alfa is een glycoproteïne. De
monomeer is circa 63 kDa, heeft 497 aminozuren en dezelfde aminozurensequentie als het natuurlijke
humane enzym glucocerebrosidase. Er zijn 5 potentiële N-gebonden glycosylatie sites, waarvan er vier
bezet zijn. Velaglucerase alfa wordt geproduceerd zodat het voornamelijk glycanen van het hoog-
mannose-type bevat om de internalisatie van het enzym door de fagocytaire targetcellen via de
mannose-receptor te bevorderen.
Velaglucerase alfa is een aanvulling of vervanging van beta-glucocerebrosidase, het enzym dat de
hydrolyse van glucocerebroside naar glucose en ceramide in het lysosoom katalyseert, waardoor de
hoeveelheid geaccumuleerde glucocerebroside wordt verminderd en de pathofysiologie van de ziekte
7
van Gaucher wordt gecorrigeerd. Velaglucerase alfa verhoogt de hemoglobineconcentratie en het
aantal bloedplaatjes en vermindert het lever- en miltvolume bij patiënten met de ziekte van Gaucher
type 1.
Bij onderzoeken 025EXT en 034 kregen de patiënten een thuisbehandeling aangeboden. Bij onderzoek
025EXT, kregen 7 van de 10 patiënten minstens eenmaal gedurende 60 maanden behandeling een
thuisbehandeling. Bij onderzoek 034, kregen 25 van de 40 patiënten minstens eenmaal gedurende het
12 maanden durende onderzoek een thuisbehandeling.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Onderzoeken bij behandelingsnaïeve patiënten
Onderzoek 025 was een 9 maanden durend open-label onderzoek met 12 volwassen (≥18 jaar)
patiënten die naïef waren voor EVT (gedefinieerd als niet behandeld met EVT gedurende een periode
van minstens 12 maanden voorafgaand aan deelname aan het onderzoek). Velaglucerase alfa werd
aanvankelijk toegediend met dosisescalatie bij de eerste 3 patiënten (15, 30, 60 eenheden/kg) terwijl
de 9 overige patiënten de behandeling begonnen aan 60 eenheden/kg.
Er werden klinisch significante verbeteringen waargenomen ten opzichte van de uitgangswaarden voor
hemoglobineconcentratie en het aantal bloedplaatjes en dit reeds op 3 maanden en tevens voor het
volume van de lever en milt op 6 en op 9 maanden na aanvang van de behandeling met velaglucerase
alfa.
Tien patiënten die onderzoek 025 volledig doorliepen, namen deel aan een open-label
extensieonderzoek (025EXT), waarvan 8 patiënten dit onderzoek voltooiden. Na minstens 12 maanden
van onafgebroken behandeling met velaglucerase alfa slaagden alle patiënten erin om de dosis
velaglucerase alfa stapsgewijs te verlagen van 60 naar 30 eenheden/kg nadat minstens 2 van de 4
therapeutische doelstellingen van EVT voor ‘Jaar 1’ werden bereikt voor de ziekte van Gaucher type
1. De patiënten kregen doseringen toegediend van 30 tot 60 eenheden/kg (mediane dosis
35 eenheden/kg) en dit eens per twee weken gedurende maximum 84 maanden (7 jaar). Gedurende de
behandeling bleef er een langdurige klinische werking aangetoond, die werd waargenomen op basis
van verbeteringen in de hemoglobineconcentratie en het aantal bloedplaatjes en een afname van het
lever- en miltvolume.
Na 57 maanden hadden 8 van de 8 patiënten een afname van minstens 2 punten bereikt op de Bone
Marrow Burden (BMB)-score voor de lumbale wervelkolom, beoordeeld op basis van een MRI-scan.
Verbeteringen van de gemiddelde Z-scores voor botmineraaldichtheid (BMD) van de lumbale
wervelkolom en de femurhals ten opzichte van de uitgangswaarden werden respectievelijk
waargenomen op maand 24 (0,4; 95% BI 0,1, 0,7) en maand 33 (0,4; 95% BI 0,2, 0,6). Na zeven jaar
behandeling bedroeg de gemiddelde toename in de Z-scores ten opzichte van de uitgangswaarden 0,7
(95% BI 0,4, 1,0) voor de lumbale wervelkolom en 0,5 (95% BI 0,2, 0,7) voor de femurhals. Er
werden geen patiënten ingedeeld in een ernstigere WHO-classificatie van botdichtheid ten opzichte
van de uitgangssituatie.
Onderzoek 032 was een 12 maanden durend gerandomiseerd, dubbelblind onderzoek met parallelle
groepen ter evaluatie van de werkzaamheid waarbij 25 patiënten van 4 jaar en ouder waren
geïncludeerd die naïef waren voor EVT (gedefinieerd als niet met EVT behandeld gedurende een
periode van minstens 30 maanden voorafgaand aan deelname aan het onderzoek). De patiënten
dienden anemie te hebben die gerelateerd was aan de ziekte van Gaucher in combinatie met ofwel
trombocytopenie ofwel organomegalie. De patiënten werden gerandomiseerd en kregen velaglucerase
alfa toegediend aan doseringen van ofwel 45 eenheden/kg (N=13) ofwel 60 eenheden/kg (N=12) en dit
eens per twee weken.
Velaglucerase alfa 60 eenheden/kg via intraveneuze toediening eens per twee weken resulteerde in
klinisch significante verhogingen ten opzichte van de uitgangswaarden voor de gemiddelde
hemoglobineconcentratie (+2,4 g/dl) en het aantal bloedplaatjes (+50,9 x 10
9
/l), terwijl het
8
levervolume van 1,46 tot 1,22 maal het normale volume was afgenomen (gemiddelde afname van
17%) en het miltvolume van 14,0 tot 5,75 maal het normale volume was afgenomen (gemiddelde
afname van 50%). In de 45 eenheden/kg dosisgroep werden significante verhogingen waargenomen
ten opzichte van de uitgangswaarden voor de hemoglobineconcentratie (+2,4 g/dl) en het aantal
bloedplaatjes (+40,9 x 10
9
/l), terwijl het levervolume van 1,40 tot 1,24 maal het normale volume was
afgenomen (gemiddelde afname van 6%) en het miltvolume van 14,5 tot 9,50 maal het normale
volume was afgenomen (gemiddelde afname van 40%).
Onderzoek 039 was een 9 maanden durend gerandomiseerd, dubbelblind, non-inferioriteit, actieve
comparator (imiglucerase) -gecontroleerd onderzoek met parallelle groepen ter evaluatie van de
werkzaamheid waarbij 34 patiënten van 4 jaar en ouder waren geïncludeerd die naïef waren voor EVT
(gedefinieerd als niet met EVT behandeld gedurende een periode van minstens 12 maanden
voorafgaand aan deelname aan het onderzoek). De patiënten dienden anemie te hebben die gerelateerd
was aan de ziekte van Gaucher in combinatie met ofwel trombocytopenie ofwel organomegalie. De
patiënten kregen eens per twee weken ofwel 60 eenheden/kg velaglucerase alfa (N=17) ofwel
60 eenheden/kg imiglucerase (N=17) toegediend.
Na 9 maanden behandeling met velaglucerase alfa bedroeg de gemiddelde absolute toename in de
hemoglobineconcentratie ten opzichte van de uitgangswaarde 1,624 g/dl (± 0,223 SE). Er werd
aangetoond dat deze toename van de hemoglobineconcentratie klinisch en statistisch niet inferieur was
aan imiglucerase (gemiddeld verschil van de verandering tussen beide behandelingen vanaf de
uitgangswaarde tot 9 maanden [velaglucerase alfa – imiglucerase]: 0,135 g/dl). Er waren geen
statistisch significante verschillen tussen velaglucerase alfa en imiglucerase met betrekking tot
veranderingen in het aantal bloedplaatjes en in het volume van de lever en de milt na 9 maanden
behandeling met velaglucerase alfa en tot de eerste hemoglobinerespons (gedefinieerd als een toename
van 1 g/dl t.o.v. de uitgangswaarde).
Onderzoek bij patiënten die van een imiglucerasebehandeling naar VPRIV overschakelen
Onderzoek 034 was een 12 maanden durend open-label veiligheidsonderzoek waarbij 40 patiënten van
4 jaar en ouder waren geïncludeerd die in behandeling waren met imiglucerase aan doseringen van 15
tot 60 eenheden/kg en dit gedurende minimum 30 opeenvolgende maanden. De patiënten dienden
minstens 6 maanden vóór deelname aan het onderzoek een stabiele imiglucerase-dosering te hebben
bereikt. De behandeling met velaglucerase alfa werd toegediend aan hetzelfde aantal eenheden en
hetzelfde behandelingsschema als de imiglucerase-dosering. De hemoglobineconcentratie en het aantal
bloedplaatjes werden geëvalueerd als veranderingen ten opzichte van de uitgangswaarde, die
gedefinieerd werd als het einde van de imiglucerasebehandeling.
Bij patiënten die van imiglucerase naar velaglucerase alfa overschakelden, bleven de
hemoglobineconcentratie en het aantal bloedplaatjes gedurende een behandelingsperiode van
12 maanden het therapeutisch niveau behouden.
Onderzoek 058 was een open-label klinische veiligheidsonderzoek bij 211 patiënten, waarvan
205 patiënten eerder behandeld waren met imiglucerase, 6 patiënten naïef waren voor de behandeling,
en 57 patiënten 65 jaar of ouder waren (56/57 schakelden over van imiglucerase naar velaglucerase
alfa). Patiënten die overschakelden van imiglucerase kregen nu eens per twee weken velaglucerase
alfa-infusies met hetzelfde aantal eenheden als hun dosis imiglucerase binnen een dosisbereik van 15
tot 60 eenheden/kg. Patiënten die overschakelden van een dosis <15 eenheden/kg imiglucerase kregen
een dosis velaglucerase alfa van 15 eenheden/kg.
Patiënten die eerder behandeld werden met imiglucerase kregen gemiddeld 8 velaglucerase alfa-
infusies met een mediane behandelingsduur van 15,1 weken. Bij deze patiënten was het
veiligheidsprofiel soortgelijk aan het veiligheidsprofiel dat werd waargenomen in andere klinische
onderzoeken. Slechts 1 van de 163 geëvalueerde patiënten ontwikkelde tijdens het onderzoek anti-
velaglucerase alfa antistoffen.
9
Bij patiënten die eerder behandeld werden met imiglucerase werden de gemiddelde
hemoglobineconcentratie en het aantal bloedplaatjes gedurende het onderzoek behouden en bleven
deze waarden binnen de referentie-intervallen.
Extensieonderzoek 044
In totaal werden 95 patiënten (73 volwassenen en 22 kinderen) die aan onderzoeken 032, 034 en 039
hadden deelgenomen, geïncludeerd in de open-label extensieonderzoek, waar ze behandeld werden
met velaglucerase alfa. 57 patiënten waren behandelingsnaïef. Alle patiënten kregen gedurende
minstens 2 jaar EVT en werden gemiddeld gedurende 4,5 jaar gevolgd (min. 2,3 jaar, max. 5,8 jaar).
In dit onderzoek werden de hemoglobineconcentratie, het aantal bloedplaatjes, het levervolume en het
miltvolume beoordeeld bij therapienaïeve patiënten na 24 maanden behandeling. De resultaten hiervan
worden weergegeven in Tabel 2.
Tabel 2: Resultaten na 24 maanden – verandering ten opzichte van de uitgangswaarden –
Onderzoek 044, ITT-populatie
Klinische parameters
Patiënten behandeld
met imiglucerase
gedurende
9 maanden en
vervolgens
velaglucerase alfa
gedurende
15 maanden (N=16)
-
-
Gemiddelde
Gemiddelde
verandering t.o.v. de verandering t.o.v. de
uitgangswaarden
uitgangswaarden
(95% BI)
(95% BI)
2,75
2,00
(2,28; 3,22)
(1,25; 2,75)
87,85
160,94
(72,69; 103,00)
(117,22; 204,66)
-1,21
-1,69
(-1,50; -0,91)
(-2,16; -1,21)
Totale velaglucerase
alfa-groep (N=39)
Patiënten die
overschakelden van
langdurige
behandeling met
imiglucerase naar
velaglucerase alfa
(N=38)
-
Gemiddelde
verandering t.o.v.
de uitgangswaarden
(95% BI)
-0,05
(-0,34; 0,25)
9,03
(-2,60; 20,66)
-0,03
(-0,10; 0,05)
Hemoglobineconcentratie
(g/dL)
Aantal bloedplaatjes (x
10
9
/L)
Genormaliseerd
levervolume*
(%LG)
Genormaliseerd
-2,66
-3,63
-0,11
miltvolume*
(-3,50; -1,82)
(-7,25; - 0,02)
(-0,19; -0,03)
§
(%LG)
§
Exclusief splenectomiepatiënten. N=30, 6 en 34 voor de 3 bovenvermelde groepen.
*Genormaliseerd lever- en miltvolume worden uitgedrukt in percentage van het lichaamsgewicht.
Een normale milt wordt gedefinieerd als 0,2% van het lichaamsgewicht; een normale lever als
2,5% van het lichaamsgewicht
Opmerking: Imputatie werd toegepast op intermitterend ontbrekende gegevens.
In dit onderzoek werd de BMD beoordeeld op basis van dual röntgen absorptiometrie van de lumbale
wervelkolom en de femurhals. Bij 31 behandelingsnaïeve, volwassen patiënten die behandeld werden
met velaglucerase alfa, bedroeg de gemiddelde Z-score voor BMD van de lumbale wervelkolom
-1,820 (95% BI: -2,21; -1,43) in de uitgangssituatie. Na 24 maanden behandeling met velaglucerase
alfa steeg deze score met 0,62 (95% BI: 0,39; 0,84) ten opzichte van de uitgangswaarden.
Vergelijkbare resultaten werden gezien bij behandelingsnaïeve patiënten die gedurende 9 maanden
imiglucerase en vervolgens gedurende 15 maanden velaglucerase alfa hadden gekregen. Bij patiënten
die van langdurige behandeling met imiglucerase naar velaglucerase alfa overschakelden, werd de
BMD van de lumbale wervelkolom na 24 maanden behouden. Er werd echter geen significante
verandering waargenomen in de BMD van de femurhals.
10
Bij pediatrische patiënten (leeftijdsgroep van 4 tot 17 jaar werd onderzocht) werden na 60 maanden
behandeling in de totale behandelingsnaïeve populatie toenamen in de gemiddelde Z-score voor lengte
gezien, wat erop wijst dat velaglucerase alfa een gunstig behandelingseffect heeft op de lineaire groei.
Vergelijkbare behandelingseffecten werden na 48 maanden gezien bij pediatrische patiënten die
9 maanden imiglucerase en vervolgens velaglucerase alfa hadden gekregen. Pediatrische patiënten die
van een langdurige behandeling met imiglucerase naar velaglucerase alfa overschakelden in
onderzoek 034, hadden gemiddeld hogere Z-scores voor lengte in de uitgangssituatie en hun
gemiddelde Z-scores voor lengte bleven na verloop van tijd stabiel.
Deze behandelingseffecten op de hemoglobineconcentratie, het aantal bloedplaatjes, de
orgaanvolumes, de botmineraaldichtheid en de lengte bleven tot het einde van het onderzoek
behouden.
Pediatrische patiënten
Het gebruik in de leeftijdsgroep van 4 tot 17 jaar wordt ondersteund door bewijs uit gecontroleerd
onderzoek bij volwassenen en pediatrische [20 van 94 (21%)] patiënten. De veiligheids- en
werkzaamheidsprofielen waren gelijkaardig bij pediatrische en volwassen patiënten. Het onderzoek
liet de inclusie toe van patiënten van 2 jaar en ouder en men verwacht dat de veiligheids- en
werkzaamheidsprofielen gelijkaardig zullen zijn tot de minimumleeftijd van 2 jaar. Er zijn echter geen
gegevens beschikbaar voor kinderen jonger dan 4 jaar. Het effect op de lengte werd beoordeeld in
onderzoek 044 (zie rubriek 5.1,
extensieonderzoek 044).
Fase I/II-onderzoek HGT-GCB-068 werd uitgevoerd om de werkzaamheid en veiligheid van
velaglucerase alfa EVT bij behandelingsnaïeve kinderen en adolescenten met de ziekte van Gaucher
type 3 te onderzoeken. Dit was een multicentrische, open-label onderzoek waarin 60 E/kg
velaglucerase alfa gedurende 12 maanden aan 6 patiënten (2 tot 17 jaar oud bij opname) met een
bevestigde diagnose van de ziekte van Gaucher type 3 eens per twee weken door middel van
intraveneuze infusie werd toegediend.
In dit kleine, verkennend onderzoek stemden de niet-neurologische werkzaamheidsbevindingen en het
veiligheidsprofiel van intraveneuze velaglucerase alfa bij patiënten met de ziekte van Gaucher type 3
overeen met die waargenomen bij patiënten met de ziekte van Gaucher type 1. Er was niets dat duidde
op significante verbeteringen van de neurologische manifestaties van de ziekte van Gaucher type 3,
behalve bij één patiënt in dit onderzoek.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting om de resultaten in
te dienen van onderzoek met VPRIV in alle subgroepen van pediatrische patiënten met de ziekte van
Gaucher type 2 (zie rubriek 4.2 voor informatie over gebruik bij kinderen).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Er waren geen duidelijke farmacokinetische verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke patiënten
met de ziekte van Gaucher type I. Geen enkele proefpersoon in de farmacokinetische studies testte
positief voor anti-velaglucerase alfa antistoffen op de dagen van farmacokinetische evaluatie.
Bijgevolg was het niet mogelijk om het effect te evalueren van de antistoffenrespons op het
farmacokinetisch profiel van velaglucerase alfa.
Absorptie
De concentratie velaglucerase alfa in het bloed steeg snel gedurende de eerste 20 minuten van de
60 minuten durende infusie, waarna deze stijging stabiliseerde. De C
max
werd over het algemeen tussen
40 en 60 minuten na aanvang van de infusie bereikt. Na afloop van de infusie was er een snelle
monofasische of bifasische daling van de concentratie velaglucerase alfa in het bloed met een
gemiddelde t
1/2
tussen 5 en 12 minuten bij doseringen van 15, 30, 45, en 60 eenheden/kg.
11
Distributie
Velaglucerase alfa vertoonde bij benadering een lineair (d.w.z. eerste orde) farmacokinetisch profiel
en de C
max
en AUC stegen nagenoeg proportioneel t.o.v. de dosis in het dosisbereik van 15 tot
60 eenheden/kg. Het steady state verdelingsvolume bedroeg ongeveer 10% van het lichaamsgewicht.
De hoge klaring van velaglucerase alfa in het bloed (gemiddeld 6,7 tot 7,6 ml/min/kg) stemt overeen
met de snelle opname van velaglucerase alfa via de mannose-receptoren in de macrofagen.
Eliminatie
Het bereik van de velaglucerase alfa klaring bij pediatrische patiënten (N=7, leeftijd tussen 4 en
17 jaar) bleef binnen het bereik van de klaringswaarden bij volwassen patiënten (N=15, leeftijd tussen
19 en 62 jaar).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit (zie rubriek 4.6).
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Sucrose
Natriumcitraat dihydraat (E331)
Citroenzuur monohydraat (E330)
Polysorbaat 20
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
In verband met het ontbreken van onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met
andere geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
3 jaar.
Gereconstitueerde en verdunde oplossing voor infusie:
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond gedurende 24 uur bij 2 °C tot 8 °C
beschermd tegen licht.
Vanuit microbiologisch oogpunt, dient het geneesmiddel onmiddellijk te worden gebruikt. Als het niet
onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijden gedurende gebruik en condities voor gebruik de
verantwoordelijkheid van de gebruiker en mogen deze niet langer zijn dan 24 uur bij 2 °C tot 8 °C.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren in de koelkast (2
C
- 8
C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
12
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
20 ml injectieflacon (type I glas) met een stop (butylrubber met een coating van fluorhars), zegel uit
één stuk, en dekselkapje.
Verpakkingsgrootten van 1, 5 en 25 injectieflacons. Iedere injectieflacon bevat 400 eenheden poeder
voor oplossing voor infusie.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
VPRIV moet gereconstitueerd en verdund worden en is uitsluitend bestemd voor intraveneuze infusie.
Het is uitsluitend voor eenmalig gebruik en wordt toegediend met behulp van een 0,2 of 0,22 µm
filter.
Er moet een aseptische methode worden gebruikt.
VPRIV moet als volgt worden bereid:
1.
Het aantal injectieflacons dat moet worden opgelost, wordt bepaald op basis van het gewicht van
de individuele patiënt en de voorgeschreven dosis.
2.
Het vereiste aantal injectieflacons wordt uit de koelkast genomen. Elke injectieflacon van
400 eenheden wordt gereconstitueerd met 4,3 ml steriel water voor injecties.
3.
De injectieflacons moeten voorzichtig gemengd worden om op te lossen. De injectieflacons
mogen niet geschud worden. Elke injectieflacon zal een te extraheren volume bevatten van
4,0 ml (100 eenheden/ml).
4.
Alvorens over te gaan tot verdunning dient de oplossing in de injectieflacons visueel te worden
geïnspecteerd; de oplossing dient helder tot licht opaalachtig en kleurloos te zijn; de oplossing
mag niet gebruikt worden als deze verkleurd is of vreemde partikels bevat.
5.
Het berekende volume van het geneesmiddel wordt uit het juiste aantal injectieflacons
opgetrokken en het totale vereiste volume wordt verdund in 100 ml natriumchloride 9 mg/ml
(0,9%) oplossing voor infusie. De verdunde oplossing moet voorzichtig gemengd worden. Het
mag niet geschud worden. De infusie dient binnen de 24 uur vanaf het moment van reconstitutie
te worden aangevangen.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/646/002
EU/1/10/646/005
EU/1/10/646/006
13
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 26 augustus 2010
Datum van laatste verlenging: 23 juli 2020
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
14
BIJLAGE II
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF
EN FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING
TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN
HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
15
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof
Cell Bank storage and Drug Substance Manufacture
Shire Human Genetic Therapies, Inc
205 Alewife Brook Parkway, Cambridge, Massachusetts 02138
Verenigde Staten
Drug Substance Manufacture
Shire Human Genetic Therapies, Inc
400 Shire Way, Lexington, Massachusetts 02421
Verenigde Staten
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
Shire Pharmaceuticals Ireland Limited
Block 2 & 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
16
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Mocht het tijdstip van indiening van een periodiek veiligheidsverslag en indiening van de RMP-update
samenvallen, dan kunnen beide gelijktijdig worden ingediend.
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder moet met de nationale bevoegde instantie tot overeenstemming komen over de
inhoud en vormgeving van het
educatieve materiaal voor gebruik van VPRIV als thuisinfusie,
inclusief communicatiemedia, distributiemodaliteiten en alle andere aspecten van het programma.
Het educatieve materiaal voor gebruik van VPRIV als thuisinfusie heeft tot doel richtlijnen te
verstrekken over hoe het risico op
infusiegerelateerde reacties, inclusief overgevoeligheidsreacties
van het allergische type,
in een thuissituatie kan worden beperkt.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat in elke lidstaat waar VPRIV op de markt wordt gebracht
alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten/verzorgers die VPRIV naar verwachting
zullen voorschrijven, verstrekken of gebruiken, toegang krijgen tot het volgende educatieve pakket of
dit ontvangen:
Handleiding voor patiënten met de ziekte van Gaucher die thuis infusies krijgen;
Gids voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die patiënten met de ziekte van Gaucher
behandelen;
Infusiedagboek;
Noodplan verstrekt door de voorschrijver, inclusief wie te contacteren en wat te doen in geval
van een ernstige overgevoeligheidsreactie.
De handleiding voor patiënten met de ziekte van Gaucher die thuis infusies krijgen, moet de volgende
essentiële elementen bevatten:
Over de ziekte, behandeling en thuisinfusie;
Organisatie: thuisomgeving/zorgverlener/behandelend arts;
Beschrijving van hoe de infusie te bereiden en toe te dienen, inclusief veiligheidsinformatie;
Bijlage: bijsluiter, infusiedagboek, reconstitutiegids voor patiënten, noodplan.
De gids voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die patiënten met de ziekte van Gaucher
behandelen, moet de volgende essentiële elementen bevatten:
Evaluatie en selectie van patiënten;
Vereisten voor thuisinfusie (thuissituatie, beoordeling van de patiënt, noodbehandeling);
Organisatie van de thuisinfusie/bereiding van de infusie;
Veiligheidsinformatie;
Bijlage: Samenvatting van de productkenmerken, reconstitutiegids voor beroepsbeoefenaren in
de gezondheidszorg, infusiedagboek.
17
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
18
A. ETIKETTERING
19
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENSTE DOOS – 400 EENHEDEN (verpakking met 1 injectieflacon)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
velaglucerase alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 400 eenheden velaglucerase alfa.
Na reconstitutie bevat één ml van de oplossing 100 eenheden velaglucerase alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook:
Sucrose
Natriumcitraat dihydraat
Citroenzuur monohydraat
Polysorbaat 20
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor oplossing voor infusie
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Alleen voor eenmalig gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
Intraveneus gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
20
Na reconstitutie en verdunnen
Onmiddellijk gebruiken. Niet langer dan 24 uur bewaren tussen 2 °C en 8 °C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Niet gebruiken indien verkleurd of bij aanwezigheid van vreemde deeltjes.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/646/002
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
21
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
22
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
BUITENVERPAKKING - 400 EENHEDEN (verpakking met 5 injectieflacons)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
velaglucerase alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 400 eenheden velaglucerase alfa.
Na reconstitutie bevat één ml van de oplossing 100 eenheden velaglucerase alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook:
Sucrose
Natriumcitraat dihydraat
Citroenzuur monohydraat
Polysorbaat 20
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor oplossing voor infusie
5 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Alleen voor eenmalig gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
Intraveneus gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
23
Na reconstitutie en verdunnen
Onmiddellijk gebruiken. Niet langer dan 24 uur bewaren tussen 2 °C en 8 °C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Niet gebruiken indien verkleurd of bij aanwezigheid van vreemde deeltjes.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/646/005
13.
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
24
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
25
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD:
BUITENVERPAKKING - 400 EENHEDEN (verpakking met 25 injectieflacons)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
velaglucerase alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 400 eenheden velaglucerase alfa.
Na reconstitutie bevat één ml van de oplossing 100 eenheden velaglucerase alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook:
Sucrose
Natriumcitraat dihydraat
Citroenzuur monohydraat
Polysorbaat 20
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor oplossing voor infusie
25 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Alleen voor eenmalig gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
Intraveneus gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
26
Na reconstitutie en verdunnen
Onmiddellijk gebruiken. Niet langer dan 24 uur bewaren tussen 2 °C en 8 °C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Niet gebruiken indien verkleurd of bij aanwezigheid van vreemde deeltjes.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/646/006
13.
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
27
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
28
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON – 400 EENHEDEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
velaglucerase alfa
Intraveneus gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
EXP
4.
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Charge
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
29
B. BIJSLUITER
30
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
velaglucerase alfa
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking
die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is VPRIV en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is VPRIV en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
VPRIV is een langdurige enzymvervangingstherapie (EVT) voor patiënten met de ziekte van Gaucher
type 1.
De ziekte van Gaucher is een genetische aandoening die veroorzaakt wordt door een ontbrekend of
gebrekkig enzym dat glucocerebrosidase wordt genoemd. Wanneer dit enzym ontbreekt of niet goed
werkt, stapelt er zich een substantie op, glucocerebroside genaamd, binnenin bepaalde cellen in het
lichaam. De opstapeling van dit materiaal veroorzaakt de tekenen en symptomen die gepaard gaan met
de ziekte van Gaucher.
VPRIV bevat een stof, velaglucerase alfa genaamd, die is ontwikkeld om het ontbrekend of gebrekkig
enzym, glucocerebrosidase, te vervangen bij patiënten met de ziekte van Gaucher.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent zeer allergisch voor één van de stoffen die in dit geneesmiddel zitten. Deze stoffen kunt
u vinden onder rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat dit middel wordt gebruikt.
-
Als u met VPRIV wordt behandeld, kan het zijn dat u tijdens of na de infusie bijwerkingen
ervaart (zie rubriek 4, mogelijke bijwerkingen). Deze bijwerkingen worden infusiegerelateerde
reacties genoemd en kunnen optreden in de vorm van een overgevoeligheidsreactie met
symptomen zoals misselijkheid, huiduitslag, ademhalingsmoeilijkheden, rugpijn, ongemakkelijk
gevoel op de borst (beklemd gevoel op de borst), netelroos, gewrichtspijn of hoofdpijn.
-
Naast symptomen van overgevoeligheidsreacties kunnen infusiegerelateerde reacties zich uiten
in de vorm van duizeligheid, hoge bloeddruk, vermoeidheid, koorts, jeuk, wazig zicht of
overgeven.
-
Als u een van deze symptomen ervaart,
moet u dit onmiddellijk aan uw arts vertellen.
31
-
-
-
-
Het kan zijn dat u bijkomende geneesmiddelen krijgt om de huidige reactie te behandelen of om
toekomstige reacties te helpen voorkomen. Deze geneesmiddelen kunnen onder meer
antihistaminica, antipyretica en corticosteroïden zijn.
Als de reactie ernstig is, zal uw arts de intraveneuze infusie onmiddellijk stopzetten en een
geschikte medische behandeling opstarten.
Als de reacties ernstig zijn en/of als er een verminderd effect is van dit geneesmiddel, zal uw
arts een bloedtest uitvoeren om antistoffen op te sporen die het resultaat van uw behandeling
kunnen beïnvloeden.
Uw arts of verpleegkundige kan besluiten om de behandeling met VPRIV voort te zetten, zelfs
als u een reactie op de infusie ervaart. Uw toestand zal grondig worden bewaakt.
Licht uw arts in als u in het verleden reeds een infusiegerelateerde reactie heeft ervaren tijdens een
andere EVT voor de ziekte van Gaucher.
Kinderen
Niet gebruiken bij kinderen jonger dan 4 jaar, omdat er geen ervaring is met het gebruik van dit
medicijn binnen deze leeftijdsgroep.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast VPRIV nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts.
Zwangerschap
De ziekte van Gaucher kan actiever worden bij vrouwen tijdens de zwangerschap en gedurende enkele
weken na de geboorte. Vrouwen met de ziekte van Gaucher die zwanger zijn of overwegen zwanger te
worden, dienen dit met hun arts te bespreken voordat dit geneesmiddel wordt gebruikt.
Borstvoeding
Het is niet bekend of VPRIV in de moedermelk wordt uitgescheiden. Als u borstvoeding geeft of
overweegt borstvoeding te geven, bespreek dit dan met uw arts voordat dit geneesmiddel wordt
gebruikt. Uw arts zal u helpen te besluiten of u moet stoppen met borstvoeding geven of met het
gebruik van VPRIV. Er wordt daarbij rekening gehouden met zowel de voordelen van borstvoeding
voor het kind als de voordelen van VPRIV voor de moeder.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
VPRIV heeft geen of een verwaarloosbare invloed op uw rijvaardigheid en op uw vermogen om
machines te bedienen.
VPRIV bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat 12,15 mg natrium (hoofdbestanddeel van keukenzout) in elke flacon. Dit is
0,6% van de aanbevolen maximale dagelijkse natriuminname voor een volwassene.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dit geneesmiddel mag enkel gebruikt worden onder correct medisch toezicht van een arts met ervaring
in de behandeling van de ziekte van Gaucher. Het wordt gegeven door een arts of verpleegkundige via
intraveneuze infusie.
Dosering
De aanbevolen dosering is 60 eenheden/kg eens per twee weken toegediend.
Als u op dit ogenblik voor de ziekte van Gaucher behandeld wordt met een andere EVT en als uw arts
uw behandeling wilt overschakelen naar VPRIV, dan kunt u aanvankelijk VPRIV aan dezelfde dosis
en frequentie krijgen toegediend als die waaraan u de andere EVT kreeg toegediend.
32
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
VPRIV kan toegediend worden bij kinderen en jongeren (4 tot 17 jaar) in dezelfde dosis en met
dezelfde frequentie als bij volwassenen.
Gebruik bij ouderen
VPRIV mag aan oudere patiënten (ouder dan 65 jaar) gegeven worden met dezelfde dosis en
frequentie als die voor volwassenen.
Respons op de behandeling
Uw arts zal uw reactie op de behandeling opvolgen en kan uw dosering in de loop van de tijd
veranderen (verhogen of verlagen).
Als u uw infusies in het ziekenhuis goed verdraagt, kan een arts of verpleegkundige uw infusies thuis
komen toedienen.
Toediening
VPRIV wordt geleverd in een injectieflacon als een verpakt poeder dat gemengd wordt met steriel
water en verder wordt verdund in natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor infusie alvorens het
wordt toegediend via intraveneuze infusie.
Na de bereiding wordt dit geneesmiddel door een arts of verpleegkundige toegediend via een
druppelinfuus in een ader (door middel van intraveneuze infusie) gedurende een periode van 60
minuten.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers) kregen patiënten last van een ernstige
allergische reactie met moeite met ademhalen, ongemak op de borst (strak gevoel op de borst),
misselijkheid, zwelling van het gezicht, de lippen, de tong of de keel (anafylactische/anafylactoïde
reacties); een ernstige allergische huidreactie, zoals galbulten, ernstige uitslag of jeuk, komt ook vaak
voor. Neem onmiddellijk contact op met uw arts als deze verschijnselen zich voordoen.
De meeste bijwerkingen, waaronder de allergische reacties, traden op tijdens de infusie van het
geneesmiddel of kort daarna. Dit noemt men infusiegerelateerde reacties. Andere infusiegerelateerde
reacties die bij meer dan 1 op de 10 mensen (zeer vaak) voorkwamen, waren onder meer:
-
hoofdpijn
-
duizeligheid
-
koorts/verhoogde lichaamstemperatuur
-
rugpijn, gewrichtspijn en vermoeidheid
evenals een verhoogde bloeddruk (vaak gemeld), wazig zien en overgeven (zelden gemeld). Als
u dergelijke verschijnselen ervaart, vertel dit dan onmiddellijk aan uw arts.
Andere bijwerken zijn onder meer:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers) zijn:
-
botpijn
-
zwakte/verlies van kracht
-
buikpijn
33
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers) zijn:
-
langer duren voordat een wond stopt met bloeden, kan leiden tot makkelijk/spontaan
bloeden/makkelijk blauwe plekken krijgen
-
roodheid van de huid, blozen
-
snelle hartslag
-
ontwikkeling van antistoffen tegen VPRIV (zie rubriek 2)
-
verlaagde bloeddruk
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
het etiket na ‘EXP’. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 ºC - 8 ºC).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Gereconstitueerde en verdunde oplossing voor infusie:
Onmiddellijk gebruiken. Niet langer dan 24 uur bewaren tussen 2 °C en 8 °C.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat de oplossing is verkleurd of vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is velaglucerase alfa.
Elke injectieflacon bevat 400 eenheden velaglucerase alfa.
Na reconstitutie bevat 1 ml oplossing 100 eenheden velaglucerase alfa.
-
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, natriumcitraat dihydraat, citroenzuur monohydraat,
en polysorbaat 20 (zie rubriek 2 “VPRIV bevat natrium”).
Hoe ziet VPRIV eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
20 ml glazen injectieflacon met een wit tot gebroken wit poeder voor oplossing voor infusie.
Verpakkingen met 1, 5 of 25 injectieflacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
34
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
Tel: + 800 66838470
E-mail: medinfoEMEA@takeda.com
Fabrikant
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
Shire Pharmaceuticals Ireland Limited
Block 2 & 3 Miesian Plaza
50 – 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor medisch personeel.
VPRIV is een poeder voor oplossing voor infusie. Het moet gereconstitueerd en verdund worden en is
uitsluitend bestemd voor intraveneuze infusie. VPRIV is uitsluitend bestemd voor eenmalig gebruik en
wordt toegediend met behulp van een 0,2 of 0,22 µm filter. Al de ongebruikte oplossing weggooien.
VPRIV mag niet samen met andere geneesmiddelen in dezelfde infusie geïnfundeerd worden, omdat
de verenigbaarheid van de oplossing met andere geneesmiddelen niet werd onderzocht. Het totale
volume voor infusie dient gedurende een periode van 60 minuten te worden toegediend.
Aseptische methode gebruiken.
Bereid VPRIV als volgt:
1.
Bepaal het aantal injectieflacons dat moet worden opgelost, op basis van het gewicht van de
individuele patiënt en de voorgeschreven dosis.
2.
Verwijder het vereiste aantal injectieflacons uit de koelkast. Reconstitueer elke injectieflacon
met steriel water voor injecties:
Grootte injectieflacon
Steriel water voor injecties
400 eenheden
4,3 ml
3.
4.
Bij reconstitutie de injectieflacons voorzichtig mengen. Niet schudden.
Alvorens verdunning dient de oplossing in de injectieflacons visueel te worden geïnspecteerd;
de oplossing dient helder tot licht opaalachtig en kleurloos te zijn. Gebruik de oplossing niet als
deze verkleurd is of als er vreemde partikels aanwezig zijn.
35
5.
Trek het berekende volume van het geneesmiddel op uit het correcte aantal injectieflacons. Een
kleine hoeveelheid oplossing zal in de injectieflacon blijven:
Grootte injectieflacon
Te extraheren volume
400 eenheden
4,0 ml
Verdun het totale vereiste volume met 100 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor
infusie. Voorzichtig mengen. Niet schudden. Start de infusie binnen de 24 uur vanaf het moment
van reconstitutie.
6.
Vanuit microbiologisch oogpunt, moet het geneesmiddel onmiddellijk worden gebruikt. Als u het niet
onmiddellijk gebruikt, zijn de bewaartijden gedurende gebruik en condities voor gebruik de
verantwoordelijkheid van de gebruiker. Bewaar niet langer dan 24 uur bij 2 °C tot 8 °C.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Al het
ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Een administratie bijhouden
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
36
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 400 eenheden* velaglucerase alfa**.
Na reconstitutie bevat één ml van de oplossing 100 eenheden velaglucerase alfa.
*Een eenheid enzym wordt gedefinieerd als de hoeveelheid enzym die nodig is om bij een temperatuur
van 37 °C per minuut één micromol p-nitrofenyl -D-glucopyranoside om te zetten in p-nitrofenol.
**geproduceerd in een HT-1080 humane fibroblast cellijn door middel van recombinant-DNA
technologie.
Hulpstof met bekend effect
Elke injectieflacon bevat 12,15 mg natrium.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor oplossing voor infusie.
Wit tot gebroken wit poeder.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
VPRIV is geïndiceerd voor gebruik als langdurige enzymvervangingstherapie (EVT) bij patiënten met
de ziekte van Gaucher type 1.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met VPRIV moet plaatsvinden onder toezicht van een arts die ervaren is in het
behandelen van patiënten met de ziekte van Gaucher.
Dosering
De aanbevolen dosis is 60 eenheden/kg eens per twee weken toegediend.
Dosisaanpassingen kunnen voor iedere patiënt individueel worden toegepast om de therapeutische
doelstellingen te bereiken en te behouden. In klinisch onderzoek werden doseringen onderzocht van 15
tot 60 eenheden/kg eens per twee weken. Doseringen van meer dan 60 eenheden/kg zijn niet
onderzocht.
Patiënten die reeds behandeld worden met imiglucerase enzymvervangingstherapie voor de ziekte van
Gaucher type 1 kunnen overschakelen naar VPRIV aan dezelfde dosering en frequentie.
Ouderen (65 jaar)
Oudere patiënten kunnen behandeld worden binnen hetzelfde dosisbereik (15 tot 60 eenheden/kg) als
andere volwassen patiënten (zie rubriek 5.1).
Nierinsufficiëntie
Op basis van de huidige kennis van de farmacokinetiek en farmacodynamiek van velaglucerase alfa
wordt geen dosisaanpassing aanbevolen bij patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 5.2.).
Leverinsufficiëntie
Op basis van de huidige kennis van de farmacokinetiek en farmacodynamiek van velaglucerase alfa
wordt geen dosisaanpassing aanbevolen bij patiënten met leverinsufficiëntie (zie rubriek 5.2.).
Pediatrische patiënten
Twintig van de 94 patiënten (21%) die tijdens klinisch onderzoek velaglucerase alfa kregen
toegediend, waren gesitueerd binnen de pediatrische en adolescente leeftijdscategorie (4 tot 17 jaar).
De veiligheids- en werkzaamheidsprofielen waren gelijkaardig bij pediatrische en volwassen
patiënten. (zie rubriek 5.1 voor meer informatie).
De veiligheid en werkzaamheid van velaglucerase alfa bij kinderen in de leeftijd tot 4 jaar zijn nog
niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Uitsluitend voor gebruik als intraveneuze infusie.
Toe te dienen als een intraveneuze infusie gedurende 60 minuten.
Moet worden toegediend met behulp van een 0,2 of 0,22 µm filter.
Toediening bij de patiënt thuis onder toezicht van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg kan
uitsluitend overwogen worden voor patiënten die minstens drie infusies hebben gekregen die goed
werden verdragen. Er moet onmiddellijk geschikte medische ondersteuning, waaronder personeel dat
terdege is opgeleid voor spoedeisende situaties, voorhanden zijn wanneer velaglucerase alfa wordt
toegediend. Als anafylactische of andere acute reacties optreden, moet de infusie onmiddellijk worden
stopgezet en geschikte medische behandeling worden ingesteld (zie rubriek 4.4).
Voor instructies over reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening,
zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Ernstige allergische reactie op het werkzame bestanddeel of op één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Overgevoeligheid
Overgevoeligheidsreacties, waaronder symptomen die overeenstemmen met anafylaxie, zijn gemeld
bij patiënten tijdens klinisch onderzoek en tijdens ervaring na het in de handel brengen. De meeste
overgevoeligheidsreacties treden doorgaans binnen 12 uur na de infusie op. De vaakst gemelde
Infusiegerelateerde reacties
Een infusiegerelateerde reactie wordt gedefinieerd als een bijwerking die optreedt binnen 24 uur na het
begin van een infusie met velaglucerase alfa. De meest waargenomen bijwerkingen bij patiënten die in
klinisch onderzoek behandeld werden, waren infusiegerelateerde reacties (IRR's). Een IRR treedt vaak
op als een overgevoeligheidsreactie. De vaakst gemelde symptomen van overgevoeligheid zijn nausea,
rash, dyspneu, rugpijn, ongemak op de borst (waaronder beklemd gevoel op de borst), urticaria,
artralgie en hoofdpijn. In klinisch onderzoek en tijdens ervaring na het in de handel brengen, zijn bij
patiënten symptomen gemeld die overeenkomen met anafylaxie. Naast de symptomen waarmee
overgevoeligheidsreacties gepaard gaan, kunnen IRR's zich ook uiten in vermoeidheid, duizeligheid,
pyrexie, bloeddrukverhoging, pruritus, wazig zicht of braken. Bij behandelingsnaïeve patiënten traden
de meeste infusiegerelateerde reacties op tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling.
Het voorkomen en behandelen van infusiegerelateerde reacties, inclusief overgevoeligheidsreacties
De behandeling van infusiegerelateerde reacties moet plaatsvinden op basis van de ernst van de reactie
en kan onder meer bestaan uit een vertraging van de infusiesnelheid, een behandeling met
geneesmiddelen zoals antihistaminica, antipyretica en/of corticosteroïden, en/of een onderbreking van
de behandeling gevolgd door een hervatting aan een verlengde infusietijd.
Wegens het risico op overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylaxie, moet er onmiddellijk geschikte
medische ondersteuning, waaronder personeel dat terdege is opgeleid voor spoedeisende situaties,
voorhanden zijn wanneer velaglucerase alfa wordt toegediend. Als er in het ziekenhuis of bij de
patiënt thuis een anafylactische of andere acute reactie optreedt, moet de infusie onmiddellijk worden
stopgezet en geschikte medische behandeling worden ingesteld. Voor patiënten die thuis een
anafylactische reactie krijgen, moet worden overwogen om de behandeling voort te zetten in een
klinische omgeving.
De behandeling dient met waakzaamheid te worden benaderd bij patiënten die in het verleden reeds
symptomen van overgevoeligheid voor velaglucerase alfa of voor een andere
enzymvervangingstherapie hebben vertoond.
Een behandeling vooraf met antihistaminica en/of corticosteroïden kan opeenvolgende reacties
voorkomen in gevallen waarbij in het verleden een symptomatische behandeling nodig was.
Immunogeniciteit
Antistoffen kunnen een rol spelen bij behandeling gerelateerde reacties die optreden bij het gebruik
van velaglucerase alfa. Om dit verband verder te onderzoeken, dienen patiënten - in geval van ernstige
infusiegerelateerde reacties en in geval van gebrek of verlies van de werkzaamheid - getest te worden
op de aanwezigheid van antistoffen en dienen de resultaten hiervan aan het bedrijf te worden
meegedeeld.
In klinische onderzoeken ter verkrijging van de Handelsvergunning ontwikkelde één op de 94 (1%)
patiënten IgG-antistoffen tegen velaglucerase alfa. In dit ene geval werd door middel van een in vitro
test vastgesteld dat de antistoffen een neutraliserend effect hadden. Geen enkele patiënt ontwikkelde
IgE-antistoffen tegen velaglucerase alfa.
Er werden geen infusiegerelateerde reacties gerapporteerd.
Postmarketingfase
Tijdens een postmarketingverlengingsstudie ontwikkelde één patiënt IgG-antilichamen tegen VPRIV.
Daarnaast werden enkele gevallen gemeld van antilichamen met een positief neutraliserende activiteit
en gebrek aan werkzaamheid na op de markt brengen.
Dit geneesmiddel bevat 12,15 mg natrium per injectieflacon, overeenkomend met 0,6% van de door de
WHO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g voor een volwassene.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Patiënten die de ziekte van Gaucher hebben en zwanger worden, kunnen tijdens de zwangerschap en
de kraamperiode een periode van verhoogde ziekteactiviteit ervaren. Bij vrouwen met de ziekte van
Gaucher die overwegen zwanger te worden, dient men de risico's en voordelen tegen elkaar af te
wegen.
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van velaglucerase alfa bij
zwangere vrouwen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke
effecten wat betreft de zwangerschap, ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of de
postnatale ontwikkeling. Zorgvuldige monitoring van de zwangerschap en klinische manifestaties van
de ziekte van Gaucher is noodzakelijk voor de individuele aanpassing van de behandeling.
Voorzichtigheid is geboden bij het voorschrijven aan zwangere vrouwen.
Borstvoeding
Er is onvoldoende informatie over de uitscheiding van velaglucerase alfa/metabolieten in de
moedermelk. Velaglucerase is een synthetische vorm van bèta-glucocerebrosidase, een natuurlijke
component van moedermelk. Bij studies met andere vormen van bèta-glucocerebrosidase is het enzym
in een zeer kleine hoeveelheid gevonden in moedermelk. Er moet worden besloten of borstvoeding
moet worden gestaakt of dat behandeling met VPRIV moet worden gestaakt dan wel niet moet worden
ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor
de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
De resultaten van dieronderzoek duiden niet op een verminderde vruchtbaarheid (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
VPRIV heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest ernstige bijwerkingen bij patiënten in klinische onderzoeken waren
overgevoeligheidsreacties (2,1%).
De meest voorkomende bijwerkingen waren infusiegerelateerde reacties (39,4%). De meest
waargenomen symptomen van infusiegerelateerde reacties waren: hoofdpijn, duizeligheid, hypotensie,
hypertensie, nausea, vermoeidheid/asthenie, en pyrexie/lichaamstemperatuur verhoogd (zie rubriek 4.4
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen die bij patiënten met de ziekte van Gaucher type 1 werden gemeld, staan vermeld in
Tabel 1. De gegevens zijn weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie volgens de
gegevensbank MedDRA. De frequentie wordt gedefinieerd als zeer vaak (1/10), vaak (1/100,
<1/10) en soms (1/1.000, <1/100). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt
naar afnemende ernst.
Tabel 1: Bijwerkingen gemeld met VPRIV bij patiënten met de ziekte van Gaucher type 1.
Bijwerking
Systeem/orgaanklasse
Zeer vaak
Vaak
Soms
Immuunsysteemaandoe
overgevoeligheidsreacties
ningen
(waaronder dermatitis
allergisch en
anafylactische*/anafylactoïd
e reacties)
Zenuwstelselaandoenin
hoofdpijn, duizeligheid
gen
Oogaandoeningen
wazig zicht*
Hartaandoeningen
tachycardie
Ademhalingsstelsel-,
dyspneu*
borstkas- en
mediastinumaandoenin
gen
Bloedvataandoeningen
hypertensie, hypotensie,
roodheid van het gezicht
Maagdarmstelselaando
buikpijn/bovenbuikpijn
nausea
Braken*
eningen
Huid- en
rash, urticaria, pruritus*
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
botpijn, artralgie,
bindweefselaandoening
rugpijn
en
Algemene
infusiegerelateerde
ongemak op de borst*
aandoeningen en
reactie,
toedieningsplaatsstoorn
asthenie/vermoeidheid,
issen
pyrexie/lichaams-
temperatuur verhoogd
Onderzoeken
geactiveerde partiële
tromboplastinetijd verlengd,
positief voor neutraliserende
antistoffen
*Bijwerkingen gemeld na het in de handel brengen
Beschrijving van enkele specifieke bijwerkingen
Braken
In sommige gevallen kan braken ernstig zijn. Braken treedt meestal op tijdens de infusie en tot 24 uur
na de infusie.
Oudere patiënten (65 jaar)
Het veiligheidsprofiel van VPRIV in klinisch onderzoek bij patiënten van 65 jaar en ouder was
soortgelijk aan het veiligheidsprofiel dat wordt waargenomen bij andere volwassen patiënten.
Pediatrische patiënten
Het veiligheidsprofiel van VPRIV in klinisch onderzoek bij kinderen en adolescenten van 4 tot 17 jaar
was soortgelijk aan het veiligheidsprofiel dat wordt waargenomen bij volwassen patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is beperkte informatie beschikbaar over overdosering van velaglucerase alfa. Bij de meerderheid
van de meldingen van overdosering werden geen aanvullende bijwerkingen waargenomen. In geval
van accidentele of intentionele overdosering, moet de patiënt echter wel nauwlettend in de gaten
worden gehouden en moet de behandeling zowel symptomatisch als ondersteunend gebeuren. Er is
geen antidotum voorhanden. In klinisch onderzoek was de maximale dosis velaglucerase alfa
60 eenheden/kg (zie rubriek 4.4).
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Andere spijsverterings- en stofwisselingsmiddelen, enzymen, ATC-
code: A16AB10.
De ziekte van Gaucher is een autosomale recessieve aandoening die veroorzaakt wordt door mutaties
van het GBA-gen met als gevolg een deficiëntie van het lysosomale enzym beta-glucocerebrosidase.
Deze enzymdeficiëntie veroorzaakt een stapeling van glucocerebroside in voornamelijk macrofagen,
waardoor er zich schuimcellen of `Gauchercellen' gaan vormen. Bij deze lysosomale stapelingsziekte
wijzen de klinische eigenschappen op de verdeling van Gaucher-cellen in de lever, de milt, het
beenmerg, het skelet en de longen. De accumulatie van glucocerebroside in de lever en de milt leidt tot
organomegalie. Aantasting van het bot leidt tot skeletafwijkingen en misvormingen evenals crises van
botpijn. Afzettingen in het beenmerg en sekwestratie in de milt leiden tot klinisch significante anemie
en trombocytopenie.
Het werkzame bestanddeel van VPRIV is velaglucerase alfa, dat in een humane cellijn wordt
geproduceerd door middel van genactivatietechnologie. Velaglucerase alfa is een glycoproteïne. De
monomeer is circa 63 kDa, heeft 497 aminozuren en dezelfde aminozurensequentie als het natuurlijke
humane enzym glucocerebrosidase. Er zijn 5 potentiële N-gebonden glycosylatie sites, waarvan er vier
bezet zijn. Velaglucerase alfa wordt geproduceerd zodat het voornamelijk glycanen van het hoog-
mannose-type bevat om de internalisatie van het enzym door de fagocytaire targetcellen via de
mannose-receptor te bevorderen.
Velaglucerase alfa is een aanvulling of vervanging van beta-glucocerebrosidase, het enzym dat de
hydrolyse van glucocerebroside naar glucose en ceramide in het lysosoom katalyseert, waardoor de
hoeveelheid geaccumuleerde glucocerebroside wordt verminderd en de pathofysiologie van de ziekte
Bij onderzoeken 025EXT en 034 kregen de patiënten een thuisbehandeling aangeboden. Bij onderzoek
025EXT, kregen 7 van de 10 patiënten minstens eenmaal gedurende 60 maanden behandeling een
thuisbehandeling. Bij onderzoek 034, kregen 25 van de 40 patiënten minstens eenmaal gedurende het
12 maanden durende onderzoek een thuisbehandeling.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Onderzoeken bij behandelingsnaïeve patiënten
Onderzoek 025 was een 9 maanden durend open-label onderzoek met 12 volwassen (18 jaar)
patiënten die naïef waren voor EVT (gedefinieerd als niet behandeld met EVT gedurende een periode
van minstens 12 maanden voorafgaand aan deelname aan het onderzoek). Velaglucerase alfa werd
aanvankelijk toegediend met dosisescalatie bij de eerste 3 patiënten (15, 30, 60 eenheden/kg) terwijl
de 9 overige patiënten de behandeling begonnen aan 60 eenheden/kg.
Er werden klinisch significante verbeteringen waargenomen ten opzichte van de uitgangswaarden voor
hemoglobineconcentratie en het aantal bloedplaatjes en dit reeds op 3 maanden en tevens voor het
volume van de lever en milt op 6 en op 9 maanden na aanvang van de behandeling met velaglucerase
alfa.
Tien patiënten die onderzoek 025 volledig doorliepen, namen deel aan een open-label
extensieonderzoek (025EXT), waarvan 8 patiënten dit onderzoek voltooiden. Na minstens 12 maanden
van onafgebroken behandeling met velaglucerase alfa slaagden alle patiënten erin om de dosis
velaglucerase alfa stapsgewijs te verlagen van 60 naar 30 eenheden/kg nadat minstens 2 van de 4
therapeutische doelstellingen van EVT voor `Jaar 1' werden bereikt voor de ziekte van Gaucher type
1. De patiënten kregen doseringen toegediend van 30 tot 60 eenheden/kg (mediane dosis
35 eenheden/kg) en dit eens per twee weken gedurende maximum 84 maanden (7 jaar). Gedurende de
behandeling bleef er een langdurige klinische werking aangetoond, die werd waargenomen op basis
van verbeteringen in de hemoglobineconcentratie en het aantal bloedplaatjes en een afname van het
lever- en miltvolume.
Na 57 maanden hadden 8 van de 8 patiënten een afname van minstens 2 punten bereikt op de Bone
Marrow Burden (BMB)-score voor de lumbale wervelkolom, beoordeeld op basis van een MRI-scan.
Verbeteringen van de gemiddelde Z-scores voor botmineraaldichtheid (BMD) van de lumbale
wervelkolom en de femurhals ten opzichte van de uitgangswaarden werden respectievelijk
waargenomen op maand 24 (0,4; 95% BI 0,1, 0,7) en maand 33 (0,4; 95% BI 0,2, 0,6). Na zeven jaar
behandeling bedroeg de gemiddelde toename in de Z-scores ten opzichte van de uitgangswaarden 0,7
(95% BI 0,4, 1,0) voor de lumbale wervelkolom en 0,5 (95% BI 0,2, 0,7) voor de femurhals. Er
werden geen patiënten ingedeeld in een ernstigere WHO-classificatie van botdichtheid ten opzichte
van de uitgangssituatie.
Onderzoek 032 was een 12 maanden durend gerandomiseerd, dubbelblind onderzoek met parallelle
groepen ter evaluatie van de werkzaamheid waarbij 25 patiënten van 4 jaar en ouder waren
geïncludeerd die naïef waren voor EVT (gedefinieerd als niet met EVT behandeld gedurende een
periode van minstens 30 maanden voorafgaand aan deelname aan het onderzoek). De patiënten
dienden anemie te hebben die gerelateerd was aan de ziekte van Gaucher in combinatie met ofwel
trombocytopenie ofwel organomegalie. De patiënten werden gerandomiseerd en kregen velaglucerase
alfa toegediend aan doseringen van ofwel 45 eenheden/kg (N=13) ofwel 60 eenheden/kg (N=12) en dit
eens per twee weken.
Velaglucerase alfa 60 eenheden/kg via intraveneuze toediening eens per twee weken resulteerde in
klinisch significante verhogingen ten opzichte van de uitgangswaarden voor de gemiddelde
hemoglobineconcentratie (+2,4 g/dl) en het aantal bloedplaatjes (+50,9 x 109/l), terwijl het
Onderzoek 039 was een 9 maanden durend gerandomiseerd, dubbelblind, non-inferioriteit, actieve
comparator (imiglucerase) -gecontroleerd onderzoek met parallelle groepen ter evaluatie van de
werkzaamheid waarbij 34 patiënten van 4 jaar en ouder waren geïncludeerd die naïef waren voor EVT
(gedefinieerd als niet met EVT behandeld gedurende een periode van minstens 12 maanden
voorafgaand aan deelname aan het onderzoek). De patiënten dienden anemie te hebben die gerelateerd
was aan de ziekte van Gaucher in combinatie met ofwel trombocytopenie ofwel organomegalie. De
patiënten kregen eens per twee weken ofwel 60 eenheden/kg velaglucerase alfa (N=17) ofwel
60 eenheden/kg imiglucerase (N=17) toegediend.
Na 9 maanden behandeling met velaglucerase alfa bedroeg de gemiddelde absolute toename in de
hemoglobineconcentratie ten opzichte van de uitgangswaarde 1,624 g/dl (± 0,223 SE). Er werd
aangetoond dat deze toename van de hemoglobineconcentratie klinisch en statistisch niet inferieur was
aan imiglucerase (gemiddeld verschil van de verandering tussen beide behandelingen vanaf de
uitgangswaarde tot 9 maanden [velaglucerase alfa imiglucerase]: 0,135 g/dl). Er waren geen
statistisch significante verschillen tussen velaglucerase alfa en imiglucerase met betrekking tot
veranderingen in het aantal bloedplaatjes en in het volume van de lever en de milt na 9 maanden
behandeling met velaglucerase alfa en tot de eerste hemoglobinerespons (gedefinieerd als een toename
van 1 g/dl t.o.v. de uitgangswaarde).
Onderzoek bij patiënten die van een imiglucerasebehandeling naar VPRIV overschakelen
Onderzoek 034 was een 12 maanden durend open-label veiligheidsonderzoek waarbij 40 patiënten van
4 jaar en ouder waren geïncludeerd die in behandeling waren met imiglucerase aan doseringen van 15
tot 60 eenheden/kg en dit gedurende minimum 30 opeenvolgende maanden. De patiënten dienden
minstens 6 maanden vóór deelname aan het onderzoek een stabiele imiglucerase-dosering te hebben
bereikt. De behandeling met velaglucerase alfa werd toegediend aan hetzelfde aantal eenheden en
hetzelfde behandelingsschema als de imiglucerase-dosering. De hemoglobineconcentratie en het aantal
bloedplaatjes werden geëvalueerd als veranderingen ten opzichte van de uitgangswaarde, die
gedefinieerd werd als het einde van de imiglucerasebehandeling.
Bij patiënten die van imiglucerase naar velaglucerase alfa overschakelden, bleven de
hemoglobineconcentratie en het aantal bloedplaatjes gedurende een behandelingsperiode van
12 maanden het therapeutisch niveau behouden.
Onderzoek 058 was een open-label klinische veiligheidsonderzoek bij 211 patiënten, waarvan
205 patiënten eerder behandeld waren met imiglucerase, 6 patiënten naïef waren voor de behandeling,
en 57 patiënten 65 jaar of ouder waren (56/57 schakelden over van imiglucerase naar velaglucerase
alfa). Patiënten die overschakelden van imiglucerase kregen nu eens per twee weken velaglucerase
alfa-infusies met hetzelfde aantal eenheden als hun dosis imiglucerase binnen een dosisbereik van 15
tot 60 eenheden/kg. Patiënten die overschakelden van een dosis <15 eenheden/kg imiglucerase kregen
een dosis velaglucerase alfa van 15 eenheden/kg.
Patiënten die eerder behandeld werden met imiglucerase kregen gemiddeld 8 velaglucerase alfa-
infusies met een mediane behandelingsduur van 15,1 weken. Bij deze patiënten was het
veiligheidsprofiel soortgelijk aan het veiligheidsprofiel dat werd waargenomen in andere klinische
onderzoeken. Slechts 1 van de 163 geëvalueerde patiënten ontwikkelde tijdens het onderzoek anti-
velaglucerase alfa antistoffen.
Extensieonderzoek 044
In totaal werden 95 patiënten (73 volwassenen en 22 kinderen) die aan onderzoeken 032, 034 en 039
hadden deelgenomen, geïncludeerd in de open-label extensieonderzoek, waar ze behandeld werden
met velaglucerase alfa. 57 patiënten waren behandelingsnaïef. Alle patiënten kregen gedurende
minstens 2 jaar EVT en werden gemiddeld gedurende 4,5 jaar gevolgd (min. 2,3 jaar, max. 5,8 jaar).
In dit onderzoek werden de hemoglobineconcentratie, het aantal bloedplaatjes, het levervolume en het
miltvolume beoordeeld bij therapienaïeve patiënten na 24 maanden behandeling. De resultaten hiervan
worden weergegeven in Tabel 2.
Tabel 2: Resultaten na 24 maanden verandering ten opzichte van de uitgangswaarden
Onderzoek 044, ITT-populatie
Klinische parameters
Totale velaglucerase Patiënten behandeld
Patiënten die
alfa-groep (N=39)
met imiglucerase
overschakelden van
gedurende
langdurige
9 maanden en
behandeling met
vervolgens
imiglucerase naar
velaglucerase alfa
velaglucerase alfa
gedurende
(N=38)
15 maanden (N=16)
-
-
-
Gemiddelde
Gemiddelde
Gemiddelde
verandering t.o.v. de verandering t.o.v. de
verandering t.o.v.
uitgangswaarden
uitgangswaarden
de uitgangswaarden
(95% BI)
(95% BI)
(95% BI)
Hemoglobineconcentratie
2,75
2,00
-0,05
(g/dL)
(2,28; 3,22)
(1,25; 2,75)
(-0,34; 0,25)
Aantal bloedplaatjes (x
87,85
160,94
9,03
109/L)
(72,69; 103,00)
(117,22; 204,66)
(-2,60; 20,66)
Genormaliseerd
-1,21
-1,69
-0,03
levervolume*
(-1,50; -0,91)
(-2,16; -1,21)
(-0,10; 0,05)
(%LG)
Genormaliseerd
-2,66
-3,63
-0,11
miltvolume*
(-3,50; -1,82)
(-7,25; - 0,02)
(-0,19; -0,03)
(%LG)§
§ Exclusief splenectomiepatiënten. N=30, 6 en 34 voor de 3 bovenvermelde groepen.
*Genormaliseerd lever- en miltvolume worden uitgedrukt in percentage van het lichaamsgewicht.
Een normale milt wordt gedefinieerd als 0,2% van het lichaamsgewicht; een normale lever als
2,5% van het lichaamsgewicht
Opmerking: Imputatie werd toegepast op intermitterend ontbrekende gegevens.
In dit onderzoek werd de BMD beoordeeld op basis van dual röntgen absorptiometrie van de lumbale
wervelkolom en de femurhals. Bij 31 behandelingsnaïeve, volwassen patiënten die behandeld werden
met velaglucerase alfa, bedroeg de gemiddelde Z-score voor BMD van de lumbale wervelkolom
-1,820 (95% BI: -2,21; -1,43) in de uitgangssituatie. Na 24 maanden behandeling met velaglucerase
alfa steeg deze score met 0,62 (95% BI: 0,39; 0,84) ten opzichte van de uitgangswaarden.
Vergelijkbare resultaten werden gezien bij behandelingsnaïeve patiënten die gedurende 9 maanden
imiglucerase en vervolgens gedurende 15 maanden velaglucerase alfa hadden gekregen. Bij patiënten
die van langdurige behandeling met imiglucerase naar velaglucerase alfa overschakelden, werd de
BMD van de lumbale wervelkolom na 24 maanden behouden. Er werd echter geen significante
verandering waargenomen in de BMD van de femurhals.
Deze behandelingseffecten op de hemoglobineconcentratie, het aantal bloedplaatjes, de
orgaanvolumes, de botmineraaldichtheid en de lengte bleven tot het einde van het onderzoek
behouden.
Pediatrische patiënten
Het gebruik in de leeftijdsgroep van 4 tot 17 jaar wordt ondersteund door bewijs uit gecontroleerd
onderzoek bij volwassenen en pediatrische [20 van 94 (21%)] patiënten. De veiligheids- en
werkzaamheidsprofielen waren gelijkaardig bij pediatrische en volwassen patiënten. Het onderzoek
liet de inclusie toe van patiënten van 2 jaar en ouder en men verwacht dat de veiligheids- en
werkzaamheidsprofielen gelijkaardig zullen zijn tot de minimumleeftijd van 2 jaar. Er zijn echter geen
gegevens beschikbaar voor kinderen jonger dan 4 jaar. Het effect op de lengte werd beoordeeld in
onderzoek 044 (zie rubriek 5.1, extensieonderzoek 044).
Fase I/II-onderzoek HGT-GCB-068 werd uitgevoerd om de werkzaamheid en veiligheid van
velaglucerase alfa EVT bij behandelingsnaïeve kinderen en adolescenten met de ziekte van Gaucher
type 3 te onderzoeken. Dit was een multicentrische, open-label onderzoek waarin 60 E/kg
velaglucerase alfa gedurende 12 maanden aan 6 patiënten (2 tot 17 jaar oud bij opname) met een
bevestigde diagnose van de ziekte van Gaucher type 3 eens per twee weken door middel van
intraveneuze infusie werd toegediend.
In dit kleine, verkennend onderzoek stemden de niet-neurologische werkzaamheidsbevindingen en het
veiligheidsprofiel van intraveneuze velaglucerase alfa bij patiënten met de ziekte van Gaucher type 3
overeen met die waargenomen bij patiënten met de ziekte van Gaucher type 1. Er was niets dat duidde
op significante verbeteringen van de neurologische manifestaties van de ziekte van Gaucher type 3,
behalve bij één patiënt in dit onderzoek.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting om de resultaten in
te dienen van onderzoek met VPRIV in alle subgroepen van pediatrische patiënten met de ziekte van
Gaucher type 2 (zie rubriek 4.2 voor informatie over gebruik bij kinderen).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Er waren geen duidelijke farmacokinetische verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke patiënten
met de ziekte van Gaucher type I. Geen enkele proefpersoon in de farmacokinetische studies testte
positief voor anti-velaglucerase alfa antistoffen op de dagen van farmacokinetische evaluatie.
Bijgevolg was het niet mogelijk om het effect te evalueren van de antistoffenrespons op het
farmacokinetisch profiel van velaglucerase alfa.
Absorptie
De concentratie velaglucerase alfa in het bloed steeg snel gedurende de eerste 20 minuten van de
60 minuten durende infusie, waarna deze stijging stabiliseerde. De Cmax werd over het algemeen tussen
40 en 60 minuten na aanvang van de infusie bereikt. Na afloop van de infusie was er een snelle
monofasische of bifasische daling van de concentratie velaglucerase alfa in het bloed met een
gemiddelde t1/2 tussen 5 en 12 minuten bij doseringen van 15, 30, 45, en 60 eenheden/kg.
Velaglucerase alfa vertoonde bij benadering een lineair (d.w.z. eerste orde) farmacokinetisch profiel
en de Cmax en AUC stegen nagenoeg proportioneel t.o.v. de dosis in het dosisbereik van 15 tot
60 eenheden/kg. Het steady state verdelingsvolume bedroeg ongeveer 10% van het lichaamsgewicht.
De hoge klaring van velaglucerase alfa in het bloed (gemiddeld 6,7 tot 7,6 ml/min/kg) stemt overeen
met de snelle opname van velaglucerase alfa via de mannose-receptoren in de macrofagen.
Eliminatie
Het bereik van de velaglucerase alfa klaring bij pediatrische patiënten (N=7, leeftijd tussen 4 en
17 jaar) bleef binnen het bereik van de klaringswaarden bij volwassen patiënten (N=15, leeftijd tussen
19 en 62 jaar).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit (zie rubriek 4.6).
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Sucrose
Natriumcitraat dihydraat (E331)
Citroenzuur monohydraat (E330)
Polysorbaat 20
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
In verband met het ontbreken van onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met
andere geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
Houdbaarheid
3 jaar.
Gereconstitueerde en verdunde oplossing voor infusie:
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond gedurende 24 uur bij 2 °C tot 8 °C
beschermd tegen licht.
Vanuit microbiologisch oogpunt, dient het geneesmiddel onmiddellijk te worden gebruikt. Als het niet
onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijden gedurende gebruik en condities voor gebruik de
verantwoordelijkheid van de gebruiker en mogen deze niet langer zijn dan 24 uur bij 2 °C tot 8 °C.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 C - 8 C).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie en verdunning, zie rubriek 6.3.
Aard en inhoud van de verpakking
20 ml injectieflacon (type I glas) met een stop (butylrubber met een coating van fluorhars), zegel uit
één stuk, en dekselkapje.
Verpakkingsgrootten van 1, 5 en 25 injectieflacons. Iedere injectieflacon bevat 400 eenheden poeder
voor oplossing voor infusie.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
VPRIV moet gereconstitueerd en verdund worden en is uitsluitend bestemd voor intraveneuze infusie.
Het is uitsluitend voor eenmalig gebruik en wordt toegediend met behulp van een 0,2 of 0,22 µm
filter.
Er moet een aseptische methode worden gebruikt.
VPRIV moet als volgt worden bereid:
1.
Het aantal injectieflacons dat moet worden opgelost, wordt bepaald op basis van het gewicht van
de individuele patiënt en de voorgeschreven dosis.
2.
Het vereiste aantal injectieflacons wordt uit de koelkast genomen. Elke injectieflacon van
400 eenheden wordt gereconstitueerd met 4,3 ml steriel water voor injecties.
3.
De injectieflacons moeten voorzichtig gemengd worden om op te lossen. De injectieflacons
mogen niet geschud worden. Elke injectieflacon zal een te extraheren volume bevatten van
4,0 ml (100 eenheden/ml).
4.
Alvorens over te gaan tot verdunning dient de oplossing in de injectieflacons visueel te worden
geïnspecteerd; de oplossing dient helder tot licht opaalachtig en kleurloos te zijn; de oplossing
mag niet gebruikt worden als deze verkleurd is of vreemde partikels bevat.
5.
Het berekende volume van het geneesmiddel wordt uit het juiste aantal injectieflacons
opgetrokken en het totale vereiste volume wordt verdund in 100 ml natriumchloride 9 mg/ml
(0,9%) oplossing voor infusie. De verdunde oplossing moet voorzichtig gemengd worden. Het
mag niet geschud worden. De infusie dient binnen de 24 uur vanaf het moment van reconstitutie
te worden aangevangen.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/646/002
EU/1/10/646/005
EU/1/10/646/006
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 26 augustus 2010
Datum van laatste verlenging: 23 juli 2020
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF
EN FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING
TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN
HET GENEESMIDDEL
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof
Cell Bank storage and Drug Substance Manufacture
Shire Human Genetic Therapies, Inc
205 Alewife Brook Parkway, Cambridge, Massachusetts 02138
Verenigde Staten
Drug Substance Manufacture
Shire Human Genetic Therapies, Inc
400 Shire Way, Lexington, Massachusetts 02421
Verenigde Staten
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
Shire Pharmaceuticals Ireland Limited
Block 2 & 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Mocht het tijdstip van indiening van een periodiek veiligheidsverslag en indiening van de RMP-update
samenvallen, dan kunnen beide gelijktijdig worden ingediend.
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder moet met de nationale bevoegde instantie tot overeenstemming komen over de
inhoud en vormgeving van het
educatieve materiaal voor gebruik van VPRIV als thuisinfusie,
inclusief communicatiemedia, distributiemodaliteiten en alle andere aspecten van het programma.
Het educatieve materiaal voor gebruik van VPRIV als thuisinfusie heeft tot doel richtlijnen te
verstrekken over hoe het risico op
infusiegerelateerde reacties, inclusief overgevoeligheidsreacties
van het allergische type, in een thuissituatie kan worden beperkt.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat in elke lidstaat waar VPRIV op de markt wordt gebracht
alle beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiënten/verzorgers die VPRIV naar verwachting
zullen voorschrijven, verstrekken of gebruiken, toegang krijgen tot het volgende educatieve pakket of
dit ontvangen:
Handleiding voor patiënten met de ziekte van Gaucher die thuis infusies krijgen;
Gids voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die patiënten met de ziekte van Gaucher
behandelen;
Infusiedagboek;
Noodplan verstrekt door de voorschrijver, inclusief wie te contacteren en wat te doen in geval
van een ernstige overgevoeligheidsreactie.
De handleiding voor patiënten met de ziekte van Gaucher die thuis infusies krijgen, moet de volgende
essentiële elementen bevatten:
Over de ziekte, behandeling en thuisinfusie;
Organisatie: thuisomgeving/zorgverlener/behandelend arts;
Beschrijving van hoe de infusie te bereiden en toe te dienen, inclusief veiligheidsinformatie;
Bijlage: bijsluiter, infusiedagboek, reconstitutiegids voor patiënten, noodplan.
De gids voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die patiënten met de ziekte van Gaucher
behandelen, moet de volgende essentiële elementen bevatten:
Evaluatie en selectie van patiënten;
Vereisten voor thuisinfusie (thuissituatie, beoordeling van de patiënt, noodbehandeling);
Organisatie van de thuisinfusie/bereiding van de infusie;
Veiligheidsinformatie;
Bijlage: Samenvatting van de productkenmerken, reconstitutiegids voor beroepsbeoefenaren in
de gezondheidszorg, infusiedagboek.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
BUITENSTE DOOS 400 EENHEDEN (verpakking met 1 injectieflacon)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
velaglucerase alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 400 eenheden velaglucerase alfa.
Na reconstitutie bevat één ml van de oplossing 100 eenheden velaglucerase alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook:
Sucrose
Natriumcitraat dihydraat
Citroenzuur monohydraat
Polysorbaat 20
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor oplossing voor infusie
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Alleen voor eenmalig gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
Intraveneus gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Onmiddellijk gebruiken. Niet langer dan 24 uur bewaren tussen 2 °C en 8 °C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Niet gebruiken indien verkleurd of bij aanwezigheid van vreemde deeltjes.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/646/002
13.
PARTIJNUMMER
Charge
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BUITENVERPAKKING - 400 EENHEDEN (verpakking met 5 injectieflacons)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
velaglucerase alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 400 eenheden velaglucerase alfa.
Na reconstitutie bevat één ml van de oplossing 100 eenheden velaglucerase alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook:
Sucrose
Natriumcitraat dihydraat
Citroenzuur monohydraat
Polysorbaat 20
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor oplossing voor infusie
5 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Alleen voor eenmalig gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
Intraveneus gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Onmiddellijk gebruiken. Niet langer dan 24 uur bewaren tussen 2 °C en 8 °C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Niet gebruiken indien verkleurd of bij aanwezigheid van vreemde deeltjes.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/646/005
13.
PARTIJNUMMER
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BUITENVERPAKKING - 400 EENHEDEN (verpakking met 25 injectieflacons)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
velaglucerase alfa
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke injectieflacon bevat 400 eenheden velaglucerase alfa.
Na reconstitutie bevat één ml van de oplossing 100 eenheden velaglucerase alfa.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook:
Sucrose
Natriumcitraat dihydraat
Citroenzuur monohydraat
Polysorbaat 20
Zie bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder voor oplossing voor infusie
25 injectieflacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Alleen voor eenmalig gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
Intraveneus gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
Onmiddellijk gebruiken. Niet langer dan 24 uur bewaren tussen 2 °C en 8 °C.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Niet gebruiken indien verkleurd of bij aanwezigheid van vreemde deeltjes.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/10/646/006
13.
PARTIJNUMMER
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
INJECTIEFLACON 400 EENHEDEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
velaglucerase alfa
Intraveneus gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Charge
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
VPRIV 400 eenheden poeder voor oplossing voor infusie
velaglucerase alfa
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
- Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking
die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is VPRIV en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is VPRIV en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
VPRIV is een langdurige enzymvervangingstherapie (EVT) voor patiënten met de ziekte van Gaucher
type 1.
De ziekte van Gaucher is een genetische aandoening die veroorzaakt wordt door een ontbrekend of
gebrekkig enzym dat glucocerebrosidase wordt genoemd. Wanneer dit enzym ontbreekt of niet goed
werkt, stapelt er zich een substantie op, glucocerebroside genaamd, binnenin bepaalde cellen in het
lichaam. De opstapeling van dit materiaal veroorzaakt de tekenen en symptomen die gepaard gaan met
de ziekte van Gaucher.
VPRIV bevat een stof, velaglucerase alfa genaamd, die is ontwikkeld om het ontbrekend of gebrekkig
enzym, glucocerebrosidase, te vervangen bij patiënten met de ziekte van Gaucher.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent zeer allergisch voor één van de stoffen die in dit geneesmiddel zitten. Deze stoffen kunt
u vinden onder rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat dit middel wordt gebruikt.
-
Als u met VPRIV wordt behandeld, kan het zijn dat u tijdens of na de infusie bijwerkingen
ervaart (zie rubriek 4, mogelijke bijwerkingen). Deze bijwerkingen worden infusiegerelateerde
reacties genoemd en kunnen optreden in de vorm van een overgevoeligheidsreactie met
symptomen zoals misselijkheid, huiduitslag, ademhalingsmoeilijkheden, rugpijn, ongemakkelijk
gevoel op de borst (beklemd gevoel op de borst), netelroos, gewrichtspijn of hoofdpijn.
- Naast symptomen van overgevoeligheidsreacties kunnen infusiegerelateerde reacties zich uiten
in de vorm van duizeligheid, hoge bloeddruk, vermoeidheid, koorts, jeuk, wazig zicht of
overgeven.
- Als u een van deze symptomen ervaart,
moet u dit onmiddellijk aan uw arts vertellen.
Het kan zijn dat u bijkomende geneesmiddelen krijgt om de huidige reactie te behandelen of om
toekomstige reacties te helpen voorkomen. Deze geneesmiddelen kunnen onder meer
antihistaminica, antipyretica en corticosteroïden zijn.
- Als de reactie ernstig is, zal uw arts de intraveneuze infusie onmiddellijk stopzetten en een
geschikte medische behandeling opstarten.
- Als de reacties ernstig zijn en/of als er een verminderd effect is van dit geneesmiddel, zal uw
arts een bloedtest uitvoeren om antistoffen op te sporen die het resultaat van uw behandeling
kunnen beïnvloeden.
- Uw arts of verpleegkundige kan besluiten om de behandeling met VPRIV voort te zetten, zelfs
als u een reactie op de infusie ervaart. Uw toestand zal grondig worden bewaakt.
Licht uw arts in als u in het verleden reeds een infusiegerelateerde reactie heeft ervaren tijdens een
andere EVT voor de ziekte van Gaucher.
Kinderen
Niet gebruiken bij kinderen jonger dan 4 jaar, omdat er geen ervaring is met het gebruik van dit
medicijn binnen deze leeftijdsgroep.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast VPRIV nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts.
Zwangerschap
De ziekte van Gaucher kan actiever worden bij vrouwen tijdens de zwangerschap en gedurende enkele
weken na de geboorte. Vrouwen met de ziekte van Gaucher die zwanger zijn of overwegen zwanger te
worden, dienen dit met hun arts te bespreken voordat dit geneesmiddel wordt gebruikt.
Borstvoeding
Het is niet bekend of VPRIV in de moedermelk wordt uitgescheiden. Als u borstvoeding geeft of
overweegt borstvoeding te geven, bespreek dit dan met uw arts voordat dit geneesmiddel wordt
gebruikt. Uw arts zal u helpen te besluiten of u moet stoppen met borstvoeding geven of met het
gebruik van VPRIV. Er wordt daarbij rekening gehouden met zowel de voordelen van borstvoeding
voor het kind als de voordelen van VPRIV voor de moeder.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
VPRIV heeft geen of een verwaarloosbare invloed op uw rijvaardigheid en op uw vermogen om
machines te bedienen.
VPRIV bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat 12,15 mg natrium (hoofdbestanddeel van keukenzout) in elke flacon. Dit is
0,6% van de aanbevolen maximale dagelijkse natriuminname voor een volwassene.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dit geneesmiddel mag enkel gebruikt worden onder correct medisch toezicht van een arts met ervaring
in de behandeling van de ziekte van Gaucher. Het wordt gegeven door een arts of verpleegkundige via
intraveneuze infusie.
Dosering
De aanbevolen dosering is 60 eenheden/kg eens per twee weken toegediend.
Als u op dit ogenblik voor de ziekte van Gaucher behandeld wordt met een andere EVT en als uw arts
uw behandeling wilt overschakelen naar VPRIV, dan kunt u aanvankelijk VPRIV aan dezelfde dosis
en frequentie krijgen toegediend als die waaraan u de andere EVT kreeg toegediend.
Gebruik bij ouderen
VPRIV mag aan oudere patiënten (ouder dan 65 jaar) gegeven worden met dezelfde dosis en
frequentie als die voor volwassenen.
Respons op de behandeling
Uw arts zal uw reactie op de behandeling opvolgen en kan uw dosering in de loop van de tijd
veranderen (verhogen of verlagen).
Als u uw infusies in het ziekenhuis goed verdraagt, kan een arts of verpleegkundige uw infusies thuis
komen toedienen.
Toediening
VPRIV wordt geleverd in een injectieflacon als een verpakt poeder dat gemengd wordt met steriel
water en verder wordt verdund in natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor infusie alvorens het
wordt toegediend via intraveneuze infusie.
Na de bereiding wordt dit geneesmiddel door een arts of verpleegkundige toegediend via een
druppelinfuus in een ader (door middel van intraveneuze infusie) gedurende een periode van 60
minuten.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers) kregen patiënten last van een ernstige
allergische reactie met moeite met ademhalen, ongemak op de borst (strak gevoel op de borst),
misselijkheid, zwelling van het gezicht, de lippen, de tong of de keel (anafylactische/anafylactoïde
reacties); een ernstige allergische huidreactie, zoals galbulten, ernstige uitslag of jeuk, komt ook vaak
voor. Neem onmiddellijk contact op met uw arts als deze verschijnselen zich voordoen.
De meeste bijwerkingen, waaronder de allergische reacties, traden op tijdens de infusie van het
geneesmiddel of kort daarna. Dit noemt men infusiegerelateerde reacties. Andere infusiegerelateerde
reacties die bij meer dan 1 op de 10 mensen (zeer vaak) voorkwamen, waren onder meer:
-
hoofdpijn
- duizeligheid
- koorts/verhoogde lichaamstemperatuur
- rugpijn, gewrichtspijn en vermoeidheid
evenals een verhoogde bloeddruk (vaak gemeld), wazig zien en overgeven (zelden gemeld). Als
u dergelijke verschijnselen ervaart, vertel dit dan onmiddellijk aan uw arts.
Andere bijwerken zijn onder meer:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers) zijn:
-
botpijn
- zwakte/verlies van kracht
- buikpijn
langer duren voordat een wond stopt met bloeden, kan leiden tot makkelijk/spontaan
bloeden/makkelijk blauwe plekken krijgen
- roodheid van de huid, blozen
- snelle hartslag
- ontwikkeling van antistoffen tegen VPRIV (zie rubriek 2)
- verlaagde bloeddruk
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en
het etiket na `EXP'. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2 ºC - 8 ºC).
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Gereconstitueerde en verdunde oplossing voor infusie:
Onmiddellijk gebruiken. Niet langer dan 24 uur bewaren tussen 2 °C en 8 °C.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat de oplossing is verkleurd of vreemde deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is velaglucerase alfa.
Elke injectieflacon bevat 400 eenheden velaglucerase alfa.
Na reconstitutie bevat 1 ml oplossing 100 eenheden velaglucerase alfa.
- De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, natriumcitraat dihydraat, citroenzuur monohydraat,
en polysorbaat 20 (zie rubriek 2 'VPRIV bevat natrium').
Hoe ziet VPRIV eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
20 ml glazen injectieflacon met een wit tot gebroken wit poeder voor oplossing voor infusie.
Verpakkingen met 1, 5 of 25 injectieflacons.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
Tel: + 800 66838470
E-mail: medinfoEMEA@takeda.com
Fabrikant
Takeda Pharmaceuticals International AG Ireland Branch
Block 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
Shire Pharmaceuticals Ireland Limited
Block 2 & 3 Miesian Plaza
50 58 Baggot Street Lower
Dublin 2
Ierland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu. Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor medisch personeel.
VPRIV is een poeder voor oplossing voor infusie. Het moet gereconstitueerd en verdund worden en is
uitsluitend bestemd voor intraveneuze infusie. VPRIV is uitsluitend bestemd voor eenmalig gebruik en
wordt toegediend met behulp van een 0,2 of 0,22 µm filter. Al de ongebruikte oplossing weggooien.
VPRIV mag niet samen met andere geneesmiddelen in dezelfde infusie geïnfundeerd worden, omdat
de verenigbaarheid van de oplossing met andere geneesmiddelen niet werd onderzocht. Het totale
volume voor infusie dient gedurende een periode van 60 minuten te worden toegediend.
Aseptische methode gebruiken.
Bereid VPRIV als volgt:
1.
Bepaal het aantal injectieflacons dat moet worden opgelost, op basis van het gewicht van de
individuele patiënt en de voorgeschreven dosis.
2.
Verwijder het vereiste aantal injectieflacons uit de koelkast. Reconstitueer elke injectieflacon
met steriel water voor injecties:
Grootte injectieflacon
Steriel water voor injecties
400 eenheden
4,3 ml
3.
Bij reconstitutie de injectieflacons voorzichtig mengen. Niet schudden.
4.
Alvorens verdunning dient de oplossing in de injectieflacons visueel te worden geïnspecteerd;
de oplossing dient helder tot licht opaalachtig en kleurloos te zijn. Gebruik de oplossing niet als
deze verkleurd is of als er vreemde partikels aanwezig zijn.
Trek het berekende volume van het geneesmiddel op uit het correcte aantal injectieflacons. Een
kleine hoeveelheid oplossing zal in de injectieflacon blijven:
Grootte injectieflacon
Te extraheren volume
400 eenheden
4,0 ml
6.
Verdun het totale vereiste volume met 100 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor
infusie. Voorzichtig mengen. Niet schudden. Start de infusie binnen de 24 uur vanaf het moment
van reconstitutie.
Vanuit microbiologisch oogpunt, moet het geneesmiddel onmiddellijk worden gebruikt. Als u het niet
onmiddellijk gebruikt, zijn de bewaartijden gedurende gebruik en condities voor gebruik de
verantwoordelijkheid van de gebruiker. Bewaar niet langer dan 24 uur bij 2 °C tot 8 °C.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Al het
ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Een administratie bijhouden
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.