Xenleta 600 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 600 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke tablet bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 600 mg lefamuline.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet.
Blauwe, ovale, filmomhulde tablet met op één zijde in het zwart het opschrift ‘LEF 600’.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Xenleta is geïndiceerd voor de behandeling van buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (CAP) bij
volwassenen wanneer gewoonlijk aanbevolen antibacteriële middelen voor de initiële behandeling van
CAP niet geschikt worden geacht of hebben gefaald (zie rubriek 5.1).
De officiële richtsnoeren voor het juiste gebruik van antibacteriële middelen moeten in aanmerking
worden genomen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering voor Xenleta wordt beschreven in tabel 1.
Patiënten kunnen afhankelijk van hun klinische toestand gedurende de hele behandeling met oraal
lefamuline worden behandeld. Patiënten bij wie de behandeling wordt gestart via de intraveneuze
route (zie de samenvatting van de productkenmerken voor Xenleta oplossing voor infusie) kunnen
worden overgezet op de orale tabletten indien klinisch geïndiceerd.
Tabel 1: Dosering van Xenleta
Dosering
Alleen oraal lefamuline:
Xenleta 600 mg tablet oraal om de 12 uur
Intraveneus lefamuline met de mogelijkheid om over te schakelen op
oraal lefamuline:
150 mg Xenleta om de 12 uur via intraveneuze infusie gedurende
60 minuten met de mogelijkheid om over te schakelen op Xenleta
600 mg tablet oraal om de 12 uur
Bijzondere populaties
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig voor ouderen (zie rubriek 5.2).
2
Behandelingsduur
5 dagen
in totaal 7 dagen
behandeling via de
intraveneuze of
gecombineerde
intraveneuze en orale
routes
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met nierfunctiestoornis, met inbegrip van patiënten
die hemodialyse ondergaan (zie rubriek 4.4. en 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van lefamuline bij kinderen en jongeren tot 18 jaar zijn nog niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Oraal gebruik.
De tabletten moeten in hun geheel met water worden doorgeslikt. Xenleta moet op een lege maag
worden ingenomen.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Overgevoeligheid voor andere middelen die behoren tot de pleuromutiline-groep.
Gelijktijdige toediening met matige of sterke CYP3A-inductoren (bijvoorbeeld efavirenz, fenytoïne,
rifampicine) of met sterke CYP3A-remmers (bijvoorbeeld claritromycine, itraconazol, ritonavir) (zie
rubriek 4.5).
Gelijktijdige toediening met CYP3A-substraten (bijvoorbeeld antipsychotica, erytromycine,
tricyclische antidepressiva) die het QT-interval verlengen (zie rubriek 4.5).
Gelijktijdige toediening met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, zoals antiaritmica klasse IA
(bijvoorbeeld kinidine, procaïnamide) of klasse III (bijvoorbeeld amiodaron, sotalol) (zie rubriek 4.5).
Bekende QT-verlenging.
Verstoring van de elektrolytenhuishouding, met name niet-gecorrigeerde hypokaliëmie.
Klinisch relevante bradycardie, instabiel congestief hartfalen of een voorgeschiedenis van
symptomatische ventriculaire aritmieën.
Gelijktijdige toediening met gevoelige CYP2C8-substraten (bijvoorbeeld repaglinide) (zie rubriek
4.5).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Verlenging van het QTc-interval en potentiële klinische aandoeningen gerelateerd aan verlenging van
het QTc-interval
Er zijn veranderingen in de cardiale elektrofysiologie waargenomen in niet-klinische en klinische
onderzoeken met lefamuline. In klinische proeven bij patiënten met buiten het ziekenhuis opgelopen
pneumonie bedroeg de gemiddelde verandering in QTcF van baseline tot dag 3 tot 4 11,4 msec. Bij
17,9% en 1,7% van de patiënten werden QTcF-stijgingen na baseline waargenomen van
respectievelijk >30 msec en >60 msec, en deze traden vaker op na intraveneuze toediening van
lefamuline ten opzichte van orale toediening.
3
Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van lefamuline bij patiënten met nierfalen die dialyse nodig
hebben omdat metabole stoornissen die in verband worden gebracht met nierfalen tot QT-verlenging
kunnen leiden.
Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van lefamuline bij patiënten met lichte, matige of ernstige
cirrose omdat metabole stoornissen die in verband worden gebracht met leverinsufficiëntie tot QT-
verlenging kunnen leiden.
Clostridioides
(voorheen aangeduid als
Clostridium) difficile-geassocieerde
diarree
C. difficile-geassocieerde
diarree (CDAD) werd gemeld bij gebruik van lefamuline en kan in ernst
variëren van lichte diarree tot fatale colitis. Bij alle patiënten die tijdens of na de toediening van
lefamuline diarree krijgen, moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van CDAD (zie
rubriek 4.8). Een zorgvuldige medische voorgeschiedenis is noodzakelijk aangezien melding werd
gemaakt van het optreden van CDAD tot twee maanden na de toediening van antibacteriële
geneesmiddelen.
Als CDAD vermoed of bevestigd wordt, moet het lopende gebruik van antibacteriële middelen dat niet
gericht is tegen
C. difficile
mogelijk worden gestaakt. Passende ondersteunende maatregelen en
toediening van een specifieke behandeling voor
Clostridioides difficile
moeten in overweging worden
genomen.
Niet-gevoelige micro-organismen
Langdurig gebruik kan leiden tot overgroei van niet-gevoelige organismen waardoor het noodzakelijk
kan zijn de behandeling te onderbreken of andere passende maatregelen te nemen.
Effecten op levertransaminasen
Controle van levertransaminasen (ALT, AST) wordt aanbevolen tijdens de behandeling, met name bij
patiënten bij wie transaminasen bij baseline verhoogd zijn (zie rubriek 4.8).
Leverfunctiestoornis
Patiënten met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B) of ernstige leverfunctiestoornis
(Child-Pugh-klasse C) hebben een verminderde eiwitbinding van lefamuline ten opzichte van gezonde
proefpersonen of proefpersonen met lichte leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse A). De
behandeling mag bij patiënten met een matige of ernstige leverfunctiestoornis alleen worden gestart na
een zorgvuldige baten-risicobeoordeling, vanwege mogelijke bijwerkingen in verband met hogere
vrije concentraties lefamuline, waaronder verlenging van het QTcF-interval. Patiënten moeten tijdens
de behandeling nauwlettend worden gecontroleerd.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, wat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Farmacodynamische interacties
Gelijktijdige toediening van lefamuline en andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat deze het QT-
interval verlengen is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Farmacokinetische interacties
Effecten van andere geneesmiddelen op lefamuline
4
Gebruik met matige en sterke CYP3A/P-gp-inductoren
Geneesmiddelen die matige of sterke CYP3A-inductoren zijn (bijvoorbeeld rifampicine, sint-janskruid
[Hypericum
perforatum],
carbamazepine, fenytoïne, bosentan, efavirenz, primidon) kunnen de
plasmaconcentratie van lefamuline significant verlagen en kunnen leiden tot een verminderd
therapeutisch effect van lefamuline. Gelijktijdige toediening van dergelijke geneesmiddelen en
lefamuline is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Gebruik met sterke CYP3A/P-gp-remmers
Geneesmiddelen die sterke CYP3A- en P-gp-remmers zijn (bijvoorbeeld claritromycine, diltiazem,
itraconazol, ketoconazol, nefazodon, posaconazol, behandelingsschema's die ritonavir bevatten,
voriconazol) kunnen de absorptie van lefamuline wijzigen en de plasmaconcentraties van lefamuline
dus verhogen. Gelijktijdige toediening van dergelijke geneesmiddelen of grapefruitsap en lefamuline
is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
De mogelijkheid dat lefamuline van invloed is op de werking van andere geneesmiddelen
Lefamuline is een matige CYP3A-remmer maar heeft geen inductiepotentieel.
Gelijktijdige toediening van lefamuline en middelen die worden gemetaboliseerd door CYP3A zoals
alprazolam, alfentanil, ibrutinib, lovastatine, simvastatine, triazolam, vardenafil en verapamil kunnen
leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van deze geneesmiddelen. Zie Tabel 2.
Gelijktijdige toediening van lefamuline en middelen die worden gemetaboliseerd door CYP2C8 (b.v.
repaglinide) kunnen leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van deze geneesmiddelen. Gelijktijdige
toediening met gevoelige CYP2C8-substraten is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3 en tabel 2).
In een klinische geneesmiddelinteractiestudie werd geen klinisch relevante interactie waargenomen
wanneer lefamuline gelijktijdig werd toegediend met het P-gp-substraat digoxine. Er zijn geen
klinische geneesmiddelinteractiestudies met lefamuline en substraten van andere transporters
uitgevoerd.
In-vitro-studies
wezen erop dat lefamuline fungeert als een remmer van de transporters
OATP1B1, OATP1B3, BCRP, OCT1 en MATE1. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer
lefamuline gelijktijdig wordt toegediend met gevoelige substraten van deze transporters, vooral bij
substraten met een smal therapeutisch venster.
Tabel 2 geeft een overzicht van de effecten op plasmaconcentraties van lefamuline en op gelijktijdig
toegediende geneesmiddelen, uitgedrukt als de verhouding van het kleinste-kwadraten-gemiddelde
(90% betrouwbaarheidsinterval). De richting van de pijl wijst op de richting van de verandering in de
blootstellingen (C
max
en AUC), waarbij ↑ wijst op een stijging van meer dan 25%, ↓ wijst op een
daling van meer dan
25% en ↔ wijst op geen wijziging (stijging of daling gelijk aan of minder dan
25%). De onderstaande tabel is niet alomvattend.
Tabel 2: Interacties en dosisaanbevelingen voor orale Xenleta met andere geneesmiddelen
Geneesmiddel naar
Effect op
therapeutische
Klinische
concentratie
AUC
C
max
gebieden/mogelijk
opmerkingen
geneesmiddel
interactiemechanisme
ANTIARITMICA
Er is geen
Digoxine
— Digoxine
1,05
1,11
0,5 mg enkelvoudige
(0,88-1,26)
(0,98-1,27) dosisaanpassing nodig.
dosis
(Remming van of P-
gp)
5
Geneesmiddel naar
Effect op
therapeutische
concentratie
gebieden/mogelijk
geneesmiddel
interactiemechanisme
ANTIDEPRESSIVA
Niet
Fluvoxamine*
onderzocht
100 ml tweemaal
Verwacht
↔
daags
Lefamuline
(Lichte remming van
CYP3A)
ANTIDIABETICA
Metformine
1000 mg enkelvoudige
dosis
(Remming van
MATE, OCT1, OCT2)
Repaglinide*
0,25 mg enkelvoudige
dosis
Niet
onderzocht
Verwacht
↑
Repaglinide
C
max
AUC
Klinische
opmerkingen
Er is geen
dosisaanpassing nodig.
Niet
onderzocht
(Remming van
CYP3A4,
CYP2C8)
ANTISCHIMMELMIDDELEN
Ketoconazol
↑ Lefamuline
200 ml tweemaal
daags
(Sterke remming van
CYP3A4)
Voorzichtigheid is
geboden. Gelijktijdige
toediening met
lefamuline kan leiden
tot hogere blootstelling
van metformine.
Patiënten moeten
worden gecontroleerd.
Gelijktijdige toediening
met lefamuline kan
leiden tot hogere
blootstelling aan
repaglinide en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
1,58
(1,38-1,81)
2,65
(2,43-2,90)
Fluconazol*
400 mg dag 1 + 200
mg eenmaal daags
(Matige remming van
CYP3A)
Niet
onderzocht
Verwacht
↑
Lefamuline
Gelijktijdige toediening
met krachtige CYP3A-
remmers zoals
ketoconazol kan leiden
tot verhoogde
blootstelling aan
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Gelijktijdige toediening
van geneesmiddelen
waarvan bekend is dat
deze het QT-interval
verlengen is gecontra-
indiceerd (zie rubriek
4.3).
Gelijktijdige toediening
van sterke CYP3A-
inductoren kan leiden
tot een verminderd
therapeutisch effect van
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
ANTIMYCOBACTERIËLE MIDDELEN
Rifampicine
↓ Lefamuline
0,43
600 mg eenmaal daags
(0,37-0,50)
(Sterke inductie van
CYP3A)
0,28
(0,25-0,31)
6
Geneesmiddel naar
Effect op
therapeutische
concentratie
C
max
gebieden/mogelijk
geneesmiddel
interactiemechanisme
MIDDELEN DIE ETHINYLESTRADIOL BEVATTEN
Niet
Ethinylestradiol*(EE)
onderzocht
35 µg eenmaal daags
(Remming van
CYP3A4)
HIV-ANTIVIRALE MIDDELEN
Efavirenz *
Niet
600 mg eenmaal daags onderzocht
Verwacht
↓
Lefamuline
(Matige inductie van
CYP3A4)
AUC
Klinische
opmerkingen
Voorzichtigheid is
geboden bij gebruik.
(zie rubriek 4.6).
Gelijktijdige toediening
van matige CYP3A-
inductoren kan leiden
tot een verminderd
therapeutisch effect van
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Controleren op
bijwerkingen tijdens
gelijktijdige toediening
met lefamuline.
Overweeg
dosisaanpassing van
zolpidem
#
.
Er is geen
dosisaanpassing nodig.
Gelijktijdige toediening
van sterke CYP3A-
inductoren kan leiden
tot een verminderd
therapeutisch effect van
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Voorzichtigheid is
geboden bij gebruik.
BENZODIAZEPINE BZ1-RECEPTORANTAGONIST
Zolpidem*
Niet
onderzocht
10 mg enkelvoudige
dosis
Verwacht ↑
Zolpidem
(Remming van
CYP3A4)
MAAGZUURREMMENDE/-NEUTRALISERENDE MIDDELEN
Omeprazol
Niet onderzocht
Verwacht: ↔ Lefamuline
KRUIDENGENEESMIDDELEN
Sint-janskruid
Niet onderzocht
Verwacht: ↓ Lefamuline
(Sterke inductie van
CYP3A4)
HMG-COA-REDUCTASEREMMERS
Niet
Rosuvastatine
onderzocht
20 mg enkelvoudige
dosis
Atorvastatine,
lovastatine,
pravastatine
(Remming van
CYP3A, BCRP,
OATP1)
7
Voorzichtigheid is
geboden bij
gelijktijdige toediening
met orale lefamuline.
Overweeg
(Remming van
dosisaanpassing van
CYP3A4)
midazolam
#
.
*Op basis van
in-vitro-interactie-onderzoeken
werd een fysiologisch gebaseerd farmacokinetisch
model ontwikkeld en gebruikt om voorspellingen te doen.
#
Zie de respectieve SPC.
2,03
(1,84-2,23)
3,07
(2,75-3,43)
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Geneesmiddel naar
Effect op
therapeutische
concentratie
gebieden/mogelijk
geneesmiddel
interactiemechanisme
SEDATIVA
Midazolam
— Midazolam
2 mg enkelvoudige
orale dosis
C
max
AUC
Klinische
opmerkingen
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten tijdens de behandeling met Xenleta effectieve
anticonceptie gebruiken. Vrouwen die orale anticonceptie gebruiken, moeten een aanvullende
barrièremethode als anticonceptie gebruiken.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van lefamuline bij zwangere vrouwen.
Uit onderzoek bij dieren is een verhoogde incidentie van doodgeboorte gebleken (zie rubriek 5.3).
Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens opgeleverd wat betreft embryo-foetale ontwikkeling (zie
rubriek 5.3).
Xenleta wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
Borstvoeding
Het is niet bekend of lefamuline/metabolieten in de moedermelk wordt/worden uitgescheiden.
Uit beschikbare farmacokinetische gegevens bij dieren blijkt dat lefamuline/metabolieten in melk
wordt/worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3).
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met Xenleta.
Vruchtbaarheid
De effecten van lefamuline op de vruchtbaarheid bij de mens zijn niet onderzocht.
Lefamuline veroorzaakte bij ratten geen vermindering van de vruchtbaarheid of de
reproductieprestaties (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Xenleta heeft geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gemelde bijwerkingen zijn diarree (7%), misselijkheid (4%), braken (2%), verhoging van
leverenzymen (2%), hoofdpijn (1%), hypokaliëmie (1%) en slapeloosheid (1%).
8
Maag-darmstelselaandoeningen werden voornamelijk in verband gebracht met de orale formulering van
lefamuline en leidden bij <1% tot stopzetting van de behandeling.
De meest gemelde ernstige bijwerking is atriumfibrillatie (<1%).
Tabel met de lijst van bijwerkingen
Op basis van samengevoegde gegevens van fase 3-onderzoeken voor zowel intraveneuze als orale
formuleringen werden de volgende bijwerkingen vastgesteld voor lefamuline. Bijwerkingen zijn
geclassificeerd volgens systeem/orgaanklasse en frequentie. De frequenties worden gedefinieerd als:
zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100, <1/10); soms (≥1/1.000, <1/100); zelden (≥1/10.000, <1/1.000); zeer
zelden (<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden
bepaald).
Tabel 3: Frequentie van bijwerkingen per systeem/orgaanklasse afkomstig van klinische proeven
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Bloed‑ en
lymfestelselaandoeningen
Voedings‑ en
stofwisselingsstoornissen
Psychische stoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Hartaandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Soms
Clostridioides difficile-colitis
Orofaryngeale candidiasis
Vulvovaginale schimmelinfectie
Anemie
Trombocytopenie
Hypokaliëmie
Angst
Duizeligheid
Slaperigheid
Elektrocardiogram QT verlengd Atriumfibrillatie
Hartkloppingen
Orofaryngeale pijn
Diarree
Misselijkheid
Braken
Slapeloosheid
Hoofdpijn
Buikpijn
Pijn in de bovenbuik
Obstipatie
Dyspepsie
Epigastrisch ongemak
Gastritis
Erosieve gastritis
Lever- en galaandoeningen
Verhoogde concentratie alanine- Alkalinefosfatase verhoogd
aminotransferase*
Gamma-glutamyltransferase
verhoogd
Verhoogde concentratie
aspartaataminotransferase*
Nier‑ en urinewegaandoeningen
Urineretentie
Onderzoeken
Creatininefosfokinase verhoogd
*In fase 3-onderzoeken (samengevoegde gegevens voor intraveneuze en orale formuleringen) kwamen
na baseline alanine-aminotransferasewaarden voor van >3x en >5x ULN bij 5% en 2% van de
patiënten die Xenleta toegediend kregen ten opzichte van 5% en 1% van de patiënten die
moxifloxacine kregen. Aspartaataminotransferasewaarden na baseline van >3x en >5x ULN kwamen
voor bij 4% en 1% van de patiënten die Xenleta toegediend kregen ten opzichte van 2% en 1% van de
patiënten die moxifloxacine kregen. De patiënten bij wie dit het geval was, waren asymptomatisch met
omkeerbare klinische laboratoriumbevindingen die doorgaans in de eerste week van het gebruik van
Xenleta een piek bereikten. Er waren geen Xenleta-patiënten die voldeden aan de criteria van de wet
van Hy.
9
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
De hoogste in klinische proeven toegediende enkelvoudige doses lefamuline waren 750 mg oraal bij
gezonde proefpersonen; deze werden niet in verband gebracht met ernstige bijwerkingen. Het QT-
interval kan stijgen naarmate de blootstelling aan lefamuline stijgt. De behandeling van overdosering
met lefamuline moet bestaan uit observatie en algemene ondersteunende maatregelen. Hemodialyse
leidt niet tot een significante verwijdering van lefamuline uit de systemische circulatie.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antibacteriële middelen voor systemisch gebruik, pleuromutilinen,
ATC-code: J01XX12.
Werkingsmechanisme
Lefamuline is een antibacterieel middel dat tot de pleuromutiline-groep behoort. Het remt bacteriële
eiwitsynthese door interactie met de A- en P-bindingsplaatsen van het peptidyltransferasecentrum
(PTC) in het centrale deel van domein V van de 23S rRNA van de 50S ribosomale subeenheid,
waardoor de juiste positionering van het tRNA wordt verhinderd.
Resistentie
Resistentie tegen lefamuline bij normaal gesproken gevoelige soorten kan het gevolg zijn van
mechanismen zoals specifieke bescherming of modificatie van het ribosomale doel door ABC-F-
eiwitten zoals
vga
(A, B, E), Cfr methyltransferase, of door mutaties van de ribosomale eiwitten L3 en
L4 of in domein V van 23S rRNA.
Cfr leidt doorgaans tot kruisresistentie met oxazolidinonen, lincosamiden, fenicolen en groep A-
streptograminen. ABC-F-eiwitten kunnen leiden tot kruisresistentie met lincosamiden en groep A-
streptograminen.
Organismen die resistent zijn tegen andere antibacteriële middelen die behoren tot de pleuromutiline-
groep zijn doorgaans kruisresistent tegen lefamuline.
De werking van lefamuline wordt niet beïnvloed door mechanismen die leiden tot resistentie tegen
bètalactamantibiotica, macroliden, chinolonen, tetracyclinen, folaatrouteremmers, mupirocine en
glycopeptiden.
Inherente resistentie tegen lefamuline treedt op bij
Enterobacterales
(bijvoorbeeld
Klebsiella
pneumoniae)
en niet-fermenterende gramnegatieve aeroben (bijvoorbeeld
Pseudomonas aeruginosa,
Acinetobacter baumannii).
Antibacteriële werking in combinatie met andere antibacteriële middelen
In-vitro-onderzoeken
wezen niet op antagonisme tussen lefamuline en amikacine, azitromycine,
aztreonam, ceftriaxon, levofloxacine, linezolid, meropenem, penicilline, tigecycline,
trimethoprim/sulfamethoxazol en vancomycine.
10
Interpretatieve criteria voor gevoeligheidstests
De minimale remmende concentratiebreekpunten (MIC-breekpunten) zoals vastgesteld op basis van
het door het Europees Comité voor tests op antimicrobiële resistentie (EUCAST) aanbevolen
interpretatieve criteria zijn:
Organisme
Streptococcus pneumoniae
Staphylococcus aureus
PK/PD-relatie
De antimicrobiële werking van lefamuline tegen
S. pneumoniae
en
S. aureus
correleerde het beste met
de verhouding van de oppervlakte onder de concentratie-tijdcurve van vrij geneesmiddel gedurende
24 uur ten opzichte van de minimale remmende concentratie (AUC/MIC-verhouding 24u).
Klinische werkzaamheid tegen specifieke pathogenen
In klinische onderzoeken is werkzaamheid aangetoond tegen pathogenen die
in vitro
gevoelig zijn
voor lefamuline die bij elk van de indicaties vermeld worden:
Buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie
•
•
•
Grampositieve bacteriën:
-
Streptococcus pneumoniae
-
Staphylococcus aureus
Gramnegatieve bacteriën:
-
Haemophilus influenzae
-
Legionella pneumophila
Andere bacteriën:
-
Mycoplasma pneumoniae
-
Chlamydophila pneumoniae
Minimale remmende concentraties (mg/l)
Gevoelig (≤S)
Resistent (>R)
0,5
0,5
0,25
0,25
De klinische werkzaamheid tegen de volgende pathogenen die relevant zijn voor de goedgekeurde
indicaties is niet vastgesteld hoewel
in-vitro-onderzoeken
erop wijzen dat ze gevoelig zijn voor
lefamuline bij het ontbreken van verworven resistentiemechanismen:
•
Gramnegatieve bacteriën:
-
Haemophilus parainfluenzae
-
Moraxella catarrhalis
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Xenleta in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (zie rubriek 4.2 voor
informatie over pediatrisch gebruik).
Informatie voor klinische onderzoeken
In een post-hocsubgroepanalyse van twee fase 3-onderzoeken bij patiënten met buiten het ziekenhuis
opgelopen pneumonie, waren de klinische genezingspercentages bij een bezoek na de behandeling bij
patiënten met een positieve sputumkweek, een positieve bloedkweek of een positieve urineantigeentest
voor
S. pneumoniae
lager bij patiënten die met lefamuline werden behandeld dan bij patiënten die met
moxifloxacine werden behandeld. Wanneer de behandeling werd gestart via intraveneuze toediening
waren de genezingspercentages 28/36 [77,8%; (95%-betrouwbaarheidsintervallen
(BI's) 60,8%-
89,9%)] voor lefamuline vs. 26/31 [83,9%; (95%-BI
66,3%-94,6%)] voor moxifloxacine. Wanneer de
11
behandeling werd gestart via orale toediening waren de genezingspercentages respectievelijk 19/25
(76%; 95%-BI
55,9%-90,6%)
vs. 30/32 (93,8%; 95%-BI
79,2%-99,2%).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na orale toediening van een tabletformulering van 600 mg met onmiddellijke afgifte was de orale
biologische beschikbaarheid van lefamuline in nuchtere
toestand 25,8%. De blootstelling op dag 1
(AUC
0-12u
) was equivalent aan de blootstelling die werd verkregen met lefamuline 150 mg intraveneus.
Gelijktijdige toediening van een vetrijk, calorierijk ontbijt en een enkelvoudige orale dosis van 600 mg
lefamuline (tablet met onmiddellijke afgifte) leidde tot een licht verminderde absolute biologische
beschikbaarheid (21,0%).
Distributie
Lefamuline wordt matig tot sterk gebonden aan plasma-eiwitten (alfa-1-zuur-glycoproteïne > humaan
serumalbumine) met een spreiding van 88-97% bij een concentratie van 1 µg/ml, 83-94% bij 3 µg/ml
en 73-86% bij 10 µg/ml (afhankelijk van de test), wat wijst op verzadigbare, niet-lineaire binding
tussen 1 en 10 µg/ml. Het steady-state distributievolume (V
ss
) is ongeveer 2,5 l/kg. Snelle
weefseldistributie van lefamuline in de huid en weke delen werd aangetoond door middel van
microdialyse, en in de epitheel aflijnende vloeistof (ELF) door middel van bronchoalveolaire lavage.
Biotransformatie
In plasma wordt tussen 24 en 42% van lefamuline voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A-fase I-
reacties, die vooral leiden tot gehydroxyleerde metabolieten zonder antibacteriële eigenschappen, met
name de belangrijkste metaboliet BC-8041(2R-hydroxy-lefamuline). BC-8041 is de enige metaboliet in
plasma die verantwoordelijk is voor >10% (13,6% tot 17,3%) van het totale geneesmiddelgerelateerde
materiaal na orale toediening terwijl na intraveneuze toediening geen enkele metaboliet de 10% (≤6,7%)
overschreed.
Eliminatie
Eliminatie was multifasisch en de terminale
t
1/2
lag tussen 9 en 10 uur na een enkelvoudige orale of
intraveneuze toediening. Over het geheel genomen werd lefamuline voornamelijk via de non-renale
route geëlimineerd. Tussen 9,6% en 14,1% van een intraveneuze dosis lefamuline werd onveranderd
in de urine uitgescheiden. De totale lichaamsklaring en de renale klaring na intraveneuze infusie van
150 mg waren respectievelijk ongeveer 20 l/u en 1,6 l/u.
Bijzondere populaties
Er werden geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van lefamuline waargenomen
op basis van geslacht, ras of gewicht.
Ouderen
Bij patiënten met CAP was sprake van een trend van toenemende blootstelling aan lefamuline met het
ouder worden, met een stijging van ~50% in de AUC
0-24
bij steady-state bij patiënten van 85 jaar en
ouder ten opzichte van patiënten jonger dan 65 jaar.
Nierfunctiestoornis
Er werd een onderzoek uitgevoerd om de farmacokinetiek van lefamuline na intraveneuze toediening
van 150 mg bij 8 proefpersonen met ernstige nierfunctiestoornis te vergelijken met die bij 7 gematchte
gezonde controlepersonen. Acht andere personen die hemodialyse nodig hadden, kregen op een
dialysedag (onmiddellijk vóór dialyse) en op een niet-dialysedag intraveneus 150 mg lefamuline
toegediend. De AUC, C
max
en CL van lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan bij
12
proefpersonen met ernstige nierfunctiestoornis waren vergelijkbaar met die van gematchte gezonde
proefpersonen en proefpersonen die hemodialyse nodig hadden, zowel tijdens als voor/na dialyse.
Lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan waren niet dialyseerbaar. Nierfunctiestoornis heeft
geen effect op de eliminatie van lefamuline.
Leverfunctiestoornis
Er werd een onderzoek uitgevoerd om de farmacokinetiek van lefamuline na intraveneuze toediening
van 150 mg bij 8 proefpersonen met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B), 8
proefpersonen met ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse C) en 11 gematchte gezonde
controlepersonen te vergelijken. Er werden geen klinische betekenisvolle veranderingen in de totale
AUC, C
max
en CL van lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan waargenomen bij proefpersonen
met matige of ernstige leverfunctiestoornis ten opzichte van gematchte gezonde controlepersonen.
Leverfunctiestoornis heeft geen significant effect op de eliminatie van lefamuline. De plasma-
eiwitbinding daalde bij een toegenomen leverfunctiestoornis.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek naar toxiciteit bij herhaalde dosering en genotoxiciteit.
Bij ratten werden geen effecten op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid waargenomen die
geacht werden gerelateerd te zijn aan lefamuline. Lefamuline/metabolieten wordt/worden
uitgescheiden in de melk van zogende ratten. De maximale concentraties van radioactiviteit in plasma
en melk waren respectievelijk 3,29 en 10,7 µg equivalent/g na een enkelvoudige dosis van 30 mg/kg
radioactief gelabeld lefamuline. Lefamuline/metabolieten passeerde(n) de placenta bij drachtige ratten.
In elk van de groepen met een middelhoge en hoge dosis werd in slechts 1 van de 3 nesten van
behandelde moederdieren op dag 4 na de worp in het plasma van speenratten blootstelling aan
lefamuline aangetoond. Op dag 20 na de worp werd geen testitem gekwantificeerd in het plasma van
jongen.
Bij dieren zijn bij blootstellingsniveaus vergelijkbaar met de klinische blootstellingsniveaus
bijwerkingen waargenomen. Het betreft de volgende bijwerkingen die relevant zouden kunnen zijn
voor klinisch gebruik:
In het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij ratten bij gebruik van lefamuline tijdens de
organogenese (GD 6-17) was er sprake van 1, 0, 2 en 1 misvormde foetussen in respectievelijk de
controlegroep, de groep met een lage dosis, de groep met een middelhoge dosis en die met een hoge
dosis. Tot de bevindingen behoorden misvormingen (gespleten gehemelte, korte onderkaak, wervel-
en ribmisvormingen en een cyste in het nekgebied) bij de middelhoge en hoge doses, maar het verband
met de behandeling wordt twijfelachtig geacht. Verminderde of geen ossificatie in een aantal
skeletelementen in alle behandelde groepen wijst mogelijk op een met de behandeling samenhangende
vertraagde ontwikkeling bij alle beoordeelde doses.
In het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij konijnen bij gebruik van lefamuline tijdens
de organogenese (GD 6-18) beperkte het lage aantal levende intra-uteriene foetussen in de behandelde
groepen de interpretatie van het onderzoek. Aanvullende bevindingen in de groep met een hoge dosis
waren daling van het foetale gewicht en verminderde of geen ossificatie van skeletelementen, wat
mogelijk wijst op een vertraagde ontwikkeling.
In een onderzoek naar de prenatale en postnatale ontwikkeling bij ratten daalde de levende geboorte-
index van jongen in de groep met een hoge dosis (87,4%). Door het ontbreken van gerelateerde
bevindingen bij hetzelfde dosisniveau in het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij ratten
werd doodgeboorte beschouwd als een effect van de laatste fase van de dracht of de worp.
Bewijs van dosisafhankelijke regeneratieve anemie bij beide diersoorten duidde erop dat lefamuline
potentieel hemolytisch is bij concentraties die hoger zijn dan de concentratie van de infusieoplossing
13
die klinisch zal worden gebruikt. Dit effect bleek niet uit een
in-vitro-beoordeling
van de
bloedcompatibiliteit met menselijk bloed bij een concentratie van 0,6 mg/ml.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Mannitol (E421)
Povidon (K30)
Microkristallijne cellulose (E460)
Croscarmellosenatrium (E468)
Talk
Colloïdaal siliciumdioxide
Magnesiumstearaat
Omhulling van de tablet
Poly(vinylalcohol) (gedeeltelijk gehydrolyseerd) (E1203)
Titaandioxide
Macrogol/PEG
Talk
Indigokarmijn aluminiumlak (E132)
Opdruk op tablet
Schellak
Zwart ijzeroxide (E172)
Propyleenglycol
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
4 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel gelden geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Eén verpakking bevat: PVC/PE/PCTFE/Aluminium blisterverpakking met 10 filmomhulde tabletten.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes Ballsbridge
14
Dublin 4
D04 C7H2
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 27 juli 2020
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu
15
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 150 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke flacon met concentraat bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 150 mg lefamuline in
15 ml normale zoutoplossing (0,9% natriumchloride), te verdunnen tot een uiteindelijke concentratie
van 0,6 mg/ml.
Hulpstoffen met bekend effect
Dit geneesmiddel bevat 1055 mg natrium per dosis, wat overeenkomt met 52,75% van de door de
WHO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g natrium voor een volwassene.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie.
Het concentraat is een kleurloze oplossing.
Het oplosmiddel is een kleurloze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Xenleta is geïndiceerd voor de behandeling van buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (CAP) bij
volwassenen wanneer het gebruik van antibacteriële middelen die vaak worden aanbevolen voor de
initiële behandeling van CAP niet geschikt wordt geacht of heeft gefaald (zie rubriek 5.1).
De officiële richtsnoeren voor het juiste gebruik van antibacteriële middelen moeten in aanmerking
worden genomen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering voor Xenleta wordt beschreven in tabel 1.
Patiënten kunnen afhankelijk van hun klinische toestand gedurende de hele behandeling met
intraveneus lefamuline worden behandeld. Patiënten bij wie de behandeling wordt gestart via de
intraveneuze route kunnen worden overgezet op de orale tabletten (zie de samenvatting van de
productkenmerken voor Xenleta 600 mg tabletten) indien klinisch geïndiceerd.
Tabel 1: Dosering van Xenleta
Dosering
Alleen intraveneus lefamuline:
150 mg Xenleta om de 12 uur via intraveneuze infusie gedurende
60 minuten
Behandelingsduur
7 dagen
16
Dosering
Intraveneus lefamuline met de mogelijkheid om over te schakelen op
oraal lefamuline:
150 mg Xenleta om de 12 uur via intraveneuze infusie gedurende
60 minuten met de mogelijkheid om over te schakelen op Xenleta 600
mg tablet oraal om de 12 uur
Bijzondere populaties
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig voor ouderen (zie rubriek 5.2).
Behandelingsduur
in totaal 7 dagen
behandeling via de
intraveneuze of
gecombineerde
intraveneuze en orale
routes
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met nierfunctiestoornis, met inbegrip van patiënten
die hemodialyse ondergaan (zie rubriek 4.4. en 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van lefamuline bij kinderen en jongeren tot 18 jaar zijn nog niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Intraveneus gebruik.
Xenleta wordt via intraveneuze infusie gedurende 60 minuten toegediend met een infusievolume van
250 ml. De aanbevolen infusiesnelheid mag niet worden overschreden.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Overgevoeligheid voor andere middelen die behoren tot de pleuromutiline-groep.
Gelijktijdige toediening met matige of sterke CYP3A-inductoren (bijvoorbeeld efavirenz, fenytoïne,
rifampicine) (zie rubriek 4.5).
Gelijktijdige toediening met CYP3A-substraten (bijvoorbeeld antipsychotica, erytromycine,
tricyclische antidepressiva) die het QT-interval verlengen (zie rubriek 4.5).
Gelijktijdige toediening met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, zoals antiaritmica klasse
IA (bijvoorbeeld kinidine, procaïnamide) of klasse III (bijvoorbeeld amiodaron, sotalol) (zie rubriek
4.5).
Bekende QT-verlenging.
Verstoring van de elektrolytenhuishouding, met name ongecorrigeerde hypokaliëmie.
Klinisch relevante bradycardie, instabiel congestief hartfalen en een voorgeschiedenis van
symptomatische ventriculaire aritmieën.
Gelijktijdige toediening met gevoelige CYP2C8-substraten (bijvoorbeeld repaglinide) (zie rubriek
4.5).
17
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Verlenging van het QTc-interval en potentiële klinische aandoeningen gerelateerd aan verlenging van
het QTc-interval
Er zijn veranderingen in de cardiale elektrofysiologie waargenomen in niet-klinische en klinische
onderzoeken met lefamuline. In klinische proeven bij patiënten met buiten het ziekenhuis opgelopen
pneumonie bedroeg de gemiddelde verandering in QTcF ten opzichte van baseline tot dag 3 tot 4 11,4
msec. Bij 17,9% en 1,7% van de patiënten werden QTcF-stijgingen na baseline waargenomen van
respectievelijk >30 msec en >60 msec, en deze traden vaker op na intraveneuze toediening van
lefamuline ten opzichte van orale toediening.
De omvang van de QT-verlenging kan toenemen naarmate de concentraties lefamuline toenemen of de
infusiesnelheid van de intraveneuze formulering toeneemt. De aanbevolen dosis en infusiesnelheid
mogen derhalve niet worden overschreden.
Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van lefamuline bij patiënten met nierfalen die dialyse nodig
hebben omdat metabole stoornissen die in verband worden gebracht met nierfalen tot QT-verlenging
kunnen leiden.
Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van lefamuline bij patiënten met lichte, matige of ernstige
cirrose omdat metabole stoornissen die in verband worden gebracht met leverinsufficiëntie tot QT-
verlenging kunnen leiden.
Clostridioides
(voorheen aangeduid als
Clostridium) difficile-geassocieerde
diarree
C. difficile-geassocieerde
diarree (CDAD) werd gemeld bij gebruik van lefamuline en kan in ernst
variëren van lichte diarree tot fatale colitis. Bij alle patiënten die tijdens of na de toediening van
lefamuline diarree krijgen, moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van CDAD (zie
rubriek 4.8). Een zorgvuldige medische voorgeschiedenis is noodzakelijk aangezien melding werd
gemaakt van het optreden van CDAD tot twee maanden na de toediening van antibacteriële
geneesmiddelen.
Als CDAD vermoed of bevestigd wordt, moet het lopende gebruik van antibacteriële middelen dat niet
gericht is tegen
C. difficile
mogelijk worden gestaakt. Passende ondersteunende maatregelen en
toediening van een specifieke behandeling voor
Clostridioides difficile
moeten in overweging worden
genomen.
Niet-gevoelige micro-organismen
Langdurig gebruik kan leiden tot overgroei van niet-gevoelige organismen waardoor het noodzakelijk
kan zijn de behandeling of andere passende maatregelen te onderbreken.
Effecten op levertransaminasen
Controle van levertransaminasen (ALT, AST) wordt aanbevolen tijdens de behandeling, met name bij
patiënten bij wie de transaminasen bij baseline verhoogd zijn (zie rubriek 4.8).
Leverfunctiestoornis
Patiënten met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B) of ernstige leverfunctiestoornis
(Child-Pugh-klasse C) hebben een verminderde eiwitbinding van lefamuline ten opzichte van gezonde
proefpersonen of proefpersonen met lichte leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse A). De
behandeling mag bij patiënten met een matige of ernstige leverfunctiestoornis alleen worden gestart na
een zorgvuldige baten-risicobeoordeling, vanwege mogelijke bijwerkingen in verband met hogere
18
vrije concentraties lefamuline, waaronder verlenging van het QTc-interval. Patiënten moeten tijdens
de behandeling nauwlettend worden gecontroleerd.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat 1055 mg natrium per dosis, wat overeenkomt met 52,75% van de door de
WHO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g natrium voor een volwassene.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Farmacodynamische interacties
Gelijktijdige toediening met andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat deze het QT-interval
verlengen is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Farmacokinetische interacties
Effecten van andere geneesmiddelen op lefamuline
Gebruik met matige en sterke CYP3A/P-gp-inductoren
Geneesmiddelen die matige of sterke CYP3A-inductoren zijn (bijvoorbeeld rifampicine, sint-janskruid
[Hypericum
perforatum],
carbamazepine, fenytoïne, bosentan, efavirenz, primidon) kunnen de
plasmaconcentratie van lefamuline significant verlagen en kunnen leiden tot een verminderd
therapeutisch effect van lefamuline. Gelijktijdige toediening van dergelijke geneesmiddelen en
lefamuline is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
De mogelijkheid dat lefamuline van invloed is op de werking van andere geneesmiddelen
Gelijktijdige toediening van lefamuline en gevoelige CYP2C8-substraten zoals repaglinide kunnen
leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van deze geneesmiddelen. Gelijktijdige toediening met
gevoelige substraten van CYP2C8 is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3 en tabel 2).
In een klinische geneesmiddelinteractiestudie werd geen klinisch relevante interactie waargenomen
wanneer lefamuline gelijktijdig werd toegediend met het P-gp-substraat digoxine. Er zijn geen
klinische geneesmiddelinteractiestudies met lefamuline en substraten van andere transporters
uitgevoerd. In-vitro-studies wezen erop dat lefamuline fungeert als een remmer van de transporters
OATP1B1, OATP1B3, BCRP, OCT1 en MATE1. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer
lefamuline gelijktijdig wordt toegediend met gevoelige substraten van deze transporters, vooral bij
substraten met een klein therapeutisch toepassingsgebied.
Tabel 2 geeft een overzicht van de effecten op plasmaconcentraties van lefamuline en op gelijktijdig
toegediende geneesmiddelen, uitgedrukt als de verhouding van het kleinste-kwadraten-gemiddelde
(90% betrouwbaarheidsinterval). De richting van de pijl wijst op de richting van de verandering in de
blootstellingen (C
max
en AUC), waarbij ↑ wijst op een stijging van meer dan 25%, ↓ wijst op een
daling van meer dan 25% en ↔ wijst op geen wijziging (stijging of daling gelijk aan of minder dan
25%). De onderstaande tabel is niet alomvattend.
Tabel 2: Interacties en dosisaanbevelingen voor intraveneus Xenleta met andere geneesmiddelen
Geneesmiddel naar
Effect op
Klinische
therapeutische
concentratie
C
max
AUC
gebieden/mogelijk
opmerkingen
geneesmiddel
interactiemechanisme
ANTIDEPRESSIVA
Fluvoxamine*
Niet
Er is geen
100 ml tweemaal
onderzocht
dosisaanpassing van
daags
Verwacht ↔
intraveneus lefamuline
Lefamuline
nodig.
19
Geneesmiddel naar
Effect op
therapeutische
concentratie
gebieden/mogelijk
geneesmiddel
interactiemechanisme
(Lichte remming van
CYP3A)
ANTIDIABETICA
Metformine
Niet
1000 mg enkelvoudige onderzocht
dosis
(Remming van
MATE, OCT1, OCT2)
C
max
AUC
Klinische
opmerkingen
Repaglinide*
0,25 mg enkelvoudige
dosis
(Remming van
CYP3A4, CYP2C8)
Niet
onderzocht
Verwacht
↑Repaglinide
Voorzichtigheid is
geboden. Gelijktijdige
toediening met
lefamuline kan leiden
tot hogere blootstelling
van metformine.
Patiënten moeten
worden gecontroleerd.
Gelijktijdige toediening
met lefamuline kan
leiden tot hogere
blootstelling van
repaglinide en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
1,06
(0,96-1,16)
1,26
(1,14-1,41)
Geen dosisaanpassing
voor intraveneus
lefamuline.
ANTISCHIMMELMIDDELEN
Ketoconazol
↑ Lefamuline
200 ml tweemaal
daags
(Sterke remming van
CYP3A4)
Fluconazol*
400 mg dag 1 + 200
mg eenmaal daags
(Matige remming van
CYP3A)
Niet
onderzocht
Verwacht ↔
Lefamuline
Gelijktijdige toediening
van geneesmiddelen
waarvan bekend is dat
deze het QT-interval
verlengen is gecontra-
indiceerd (zie rubriek
4.3).
0,73
(0,70-0,76)
Gelijktijdige toediening
van sterke CYP3A-
inductoren kan leiden
tot een verminderd
therapeutisch effect van
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Voorzichtigheid is
geboden bij gebruik.
(zie rubriek 4.6).
ANTIMYCOBACTERIËLE MIDDELEN
Rifampicine
↓ Lefamuline
0,92
600 mg eenmaal daags
(0,87-0,97)
(Sterke inductie van
CYP3A)
MIDDELEN DIE ETHINYLESTRADIOL BEVATTEN
Ethinylestradiol*(EE)
Niet
35 µg eenmaal daags
onderzocht
Verwacht ↔
(Remming van
EE
CYP3A4)
HIV-ANTIVIRALE MIDDELEN
Efavirenz *
Niet
600 mg eenmaal daags onderzocht
Verwacht
↓ Lefamuline
20
Gelijktijdige toediening
van matige CYP3A-
inductoren kan leiden
tot een verminderd
Geneesmiddel naar
therapeutische
gebieden/mogelijk
interactiemechanisme
(Matige inductie van
CYP3A4)
Effect op
concentratie
geneesmiddel
C
max
AUC
Klinische
opmerkingen
therapeutisch effect van
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Er is geen
dosisaanpassing nodig.
BENZODIAZEPINE BZ1-RECEPTORANTAGONIST
Zolpidem*
Niet
10 mg enkelvoudige
onderzocht
dosis
Verwacht
— Zolpidem
(Remming van
CYP3A4)
KRUIDENGENEESMIDDELEN
Sint-janskruid
Niet onderzocht
Verwacht: ↓ Lefamuline
(Sterke inductie van
CYP3A4)
Gelijktijdige toediening
van sterke CYP3A-
inductoren kan leiden
tot een verminderd
therapeutisch effect van
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Voorzichtigheid is
geboden bij gebruik.
HMG-COA-REDUCTASEREMMERS
Rosuvastatine
Niet
20 mg enkelvoudige
onderzocht
dosis
Atorvastatine,
lovastatine,
provastatine
(Remming van BCRP,
OATP1)
SEDATIVA
Midazolam
2 mg enkelvoudige
orale dosis
— Midazolam
1,03
(0,82-1,3)
1,17
(0,82-1,67)
(Remming van
CYP3A4)
*Op basis van in-vitro-interactie-onderzoeken werd een fysiologisch gebaseerd farmacokinetisch
model ontwikkeld en gebruikt om voorspellingen te doen.
#
Zie de respectieve SPC.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er is geen
dosisaanpassing nodig
bij gelijktijdige
toediening met
intraveneus lefamuline.
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten tijdens de behandeling met Xenleta effectieve
voorbehoedsmiddelen gebruiken. Vrouwen die orale anticonceptie gebruiken, moeten een aanvullende
barrièremethode als anticonceptie gebruiken.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van lefamuline bij zwangere vrouwen.
Uit onderzoek bij dieren is een verhoogde incidentie van doodgeboorte gebleken (zie rubriek 5.3).
21
Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens opgeleverd wat betreft embryo-foetale ontwikkeling (zie
rubriek 5.3).
Xenleta wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
Borstvoeding
Het is niet bekend of lefamuline/metabolieten in de moedermelk wordt/worden uitgescheiden.
Uit beschikbare farmacokinetische gegevens bij dieren blijkt dat lefamuline/metabolieten in melk
wordt/worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3).
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens de behandeling met Xenleta.
Vruchtbaarheid
De effecten van lefamuline op de vruchtbaarheid bij de mens zijn niet onderzocht.
Lefamuline veroorzaakte bij ratten geen vermindering van de vruchtbaarheid of de
reproductieprestaties (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Xenleta heeft geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gemelde bijwerkingen zijn reacties op de toedieningsplaats (7%), diarree (7%), misselijkheid
(4%), braken (2%), verhoging van leverenzymen (2%), hoofdpijn (1%), hypokaliëmie (1%) en
slapeloosheid (1%).
Reacties op de toedieningsplaats hebben betrekking op intraveneuze toediening en leidden bij <1% tot
stopzetting van de behandeling. Maag-darmstelselaandoeningen werden voornamelijk in verband
gebracht met de orale formulering van lefamuline en leidden bij <1% tot stopzetting van de
behandeling.
De meest gemelde ernstige bijwerking is atriumfibrillatie (<1%).
Tabel met de lijst van bijwerkingen
Op basis van samengevoegde gegevens van fase 3-onderzoeken voor zowel intraveneuze als orale
formuleringen werden de volgende bijwerkingen vastgesteld voor lefamuline. Bijwerkingen zijn
geclassificeerd volgens systeem/orgaanklasse en frequentie. De frequenties worden gedefinieerd als:
zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100, <1/10); soms (≥1/1.000, <1/100); zelden (≥1/10.000, <1/1.000); zeer
zelden (<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 3: Frequentie van bijwerkingen per systeem/orgaanklasse afkomstig van klinische
proeven
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Bloed‑ en
lymfestelselaandoeningen
Voedings‑ en
stofwisselingsstoornissen
Psychische stoornissen
Vaak
Soms
Clostridioides difficile-colitis
Orofaryngeale candidiasis
Vulvovaginale schimmelinfectie
Anemie
Trombocytopenie
Hypokaliëmie
Slapeloosheid
22
Angst
Zenuwstelselaandoeningen
Hartaandoeningen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Maag-darmstelselaandoeningen
Hoofdpijn
Duizeligheid
Slaperigheid
Elektrocardiogram QT verlengd Atriumfibrillatie
Hartkloppingen
Orofaryngeale pijn
Diarree
Misselijkheid
Braken
Buikpijn
Pijn in de bovenbuik
Obstipatie
Dyspepsie
Epigastrisch ongemak
Gastritis
Erosieve gastritis
Lever- en galaandoeningen
Verhoogde concentratie alanine- Alkalinefosfatase verhoogd
aminotransferase*
Gamma-glutamyltransferase
Verhoogde concentratie
verhoogd
aspartaataminotransferase*
Nier‑ en
urinewegaandoeningen
Urineretentie
Algemene aandoeningen en
Pijn op de infusieplaats
Bloeduitstorting op de
toedieningsplaatsstoornissen
Flebitis op de infusieplaats
infusieplaats
Erytheem op de infusieplaats
Koud gevoel op de infusieplaats
Onderzoeken
Creatininefosfokinase verhoogd
*In fase 3-onderzoeken (samengevoegde gegevens voor intraveneuze en orale formuleringen) kwamen
na baseline alanine-aminotransferasewaarden voor van >3x en >5x ULN bij 5% en 2% van de
patiënten die Xenleta toegediend kregen ten opzichte van 5% en 1% van de patiënten die
moxifloxacine kregen. Aspartaataminotransferasewaarden na baseline van >3x en >5x ULN kwamen
voor bij 4% en 1% van de patiënten die Xenleta toegediend kregen ten opzichte van 2% en 1% van de
patiënten die moxifloxacine kregen. De patiënten bij wie dit het geval was, waren asymptomatisch met
omkeerbare klinische laboratoriumbevindingen die doorgaans in de eerste week van het gebruik van
Xenleta een piek bereikten. Geen Xenleta-patiënten met de criteria van de wet van Hy.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
De hoogste in klinische proeven toegediende enkelvoudige doses lefamuline waren 400 mg
intraveneus bij gezonde proefpersonen die niet werden geassocieerd met ernstige bijwerkingen. Het
QT-interval kan stijgen naarmate de blootstelling aan lefamuline stijgt. De behandeling van
overdosering met lefamuline moet bestaan uit observatie en algemene ondersteunende maatregelen.
Hemodialyse leidt niet tot een significante verwijdering van lefamuline uit de systemische circulatie.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antibacteriële middelen voor systemisch gebruik, pleuromutilinen,
ATC-code: J01XX12
Werkingsmechanisme
23
Lefamuline is een antibacterieel middel dat tot de pleuromutiline-groep behoort Het remt bacteriële
eiwitsynthese door interactie met de A- en P-bindingsplaatsen van het peptidyltransferasecentrum
(PTC) in het centrale deel van domein V van de 23S rRNA van de 50S ribosomale subeenheid,
waardoor de juiste positionering van het tRNA wordt verhinderd.
Resistentie
Resistentie tegen lefamuline bij normaal gesproken gevoelige soorten kan het gevolg zijn van
mechanismen zoals specifieke bescherming of modificatie van het ribosomale doel door ABC-F-
eiwitten zoals
vga
(A, B, E), Cfr methyltransferase, of door mutaties van ribosomale eiwitten L3 en L4
of in domein V van 23S rRNA.
Cfr leidt doorgaans tot kruisresistentie met oxazolidinonen, lincosamiden, fenicolen en groep A-
streptograminen. ABC-F-eiwitten kunnen leiden tot kruisresistentie met lincosamiden en groep A-
streptograminen.
Organismen die resistent zijn tegen andere antibacteriële middelen die behoren tot de pleuromutiline-
groep zijn doorgaans kruisresistent tegen lefamuline.
De activiteit van lefamuline wordt niet beïnvloed door mechanismen die leiden tot resistentie tegen
bèta-lactamen, macroliden, chinolonen, tetracyclinen, folaatrouteremmers, mupirocine en
glycopeptiden.
Inherente resistentie tegen lefamuline treedt op bij
Enterobacterales
(bijvoorbeeld
Klebsiella
pneumoniae)
en niet-fermenterende gramnegatieve aeroben (bijvoorbeeld
Pseudomonas aeruginosa,
Acinetobacter baumannii).
Antibacteriële werking in combinatie met andere antibacteriële middelen
In-vitro-onderzoeken
wezen niet op antagonisme tussen lefamuline en amikacine, azitromycine,
aztreonam, ceftriaxon, levofloxacine, linezolid, meropenem, penicilline, tigecycline,
trimethoprim/sulfamethoxazol en vancomycine.
Interpretatieve criteria voor gevoeligheidstests
De minimale remmende concentratiebreekpunten (MIC-breekpunten) zoals vastgesteld op basis van
het door het Europees Comité voor tests op antimicrobiële resistentie (EUCAST) aanbevolen
interpretatieve criteria zijn:
Organisme
Streptococcus pneumoniae
Staphylococcus aureus
PK/PD-relatie
De antimicrobiële werking van lefamuline tegen
S. pneumoniae
en
S. aureus
correleerde het beste met
de verhouding van het oppervlakte onder de concentratie-tijdcurve van vrij geneesmiddel gedurende
24 uur ten opzichte van de minimale remmende concentratie (AUC/MIC-verhouding 24u).
Klinische werkzaamheid tegen specifieke pathogenen
In klinische onderzoeken is de werkzaamheid aangetoond tegen de pathogenen die in vitro gevoelig
zijn voor lefamuline die bij elke indicatie vermeld worden:
Buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie
Minimale remmende concentraties (mg/l)
Gevoelig (≤S)
Resistent (>R)
0,5
0,5
0,25
0,25
24
•
Grampositieve bacteriën:
-
Streptococcus pneumoniae
-
Staphylococcus aureus
Gramnegatieve bacteriën:
-
Haemophilus influenzae
-
Legionella pneumophila
Andere bacteriën:
-
Mycoplasma pneumoniae
-
Chlamydophila pneumoniae
•
•
De klinische werkzaamheid tegen de volgende pathogenen die relevant zijn voor de goedgekeurde
indicaties is niet vastgesteld hoewel in-vitro-onderzoeken erop wijzen dat ze gevoelig zijn voor
lefamuline bij het ontbreken van verworven resistentiemechanismen:
•
Gramnegatieve bacteriën:
-
Haemophilus parainfluenzae
-
Moraxella catarrhalis
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Xenleta in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (zie rubriek 4.2 voor
informatie over pediatrisch gebruik).
Informatie voor klinische onderzoeken
In een subgroepanalyse achteraf van twee fase 3-onderzoeken bij patiënten met buiten het ziekenhuis
opgelopen pneumonie, waren de klinische genezingspercentages bij een bezoek na de behandeling bij
patiënten met een positieve sputumkweek, positieve bloedkweek of een positieve urineantigeentest
voor
S. pneumoniae,
lager bij patiënten die met lefamuline werden behandeld dan bij patiënten die met
moxifloxacine werden behandeld. Wanneer de behandeling werd gestart via intraveneuze toediening
waren de genezingspercentages 28/36 [77,8%; (95% betrouwbaarheidsintervallen
(BI's) 60,8%-
89,9%)] voor lefamuline vs. 26/31 [83,9%; (95% BI 66,3%-94,6%)]
voor moxifloxacine. Wanneer de
behandeling werd gestart via orale toediening waren de genezingspercentages respectievelijk 19/25
(76%; 95% BI 55,9%-90,6%) vs. 30/32 (93,8%; 95% BI 79,2%-99,2%).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Niet van toepassing.
Distributie
Lefamuline is matig tot sterk
gebonden
aan plasma-eiwitten (alfa-1-zuur-glycoproteïne > humaan
serumalbumine) binnen een bereik van 88-97% bij een concentratie van 1 µg/ml, 83-94% bij 3 µg/ml
en 73-86% bij 10 µg/ml (afhankelijk van de test), wat wijst op verzadigbare, niet-lineaire binding. Het
steady-state distributievolume (Vss) is ongeveer 2,5 l/kg. Snelle weefseldistributie van lefamuline in
de huid en weke delen werd aangetoond door middel van microdialyse, en in de epitheel aflijnende
vloeistof (ELF) door middel van bronchoalveolaire lavage.
Biotransformatie
In plasma wordt tussen 24 en 42% van de lefamuline voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A-fase I-
reacties, die vooral leiden tot gehydroxileerde metabolieten zonder antibacteriële eigenschappen, met
25
name de belangrijkste metaboliet BC-8041(2R-hydroxy-lefamuline). BC-8041 is de enige metaboliet in
plasma die verantwoordelijk is voor >10% (13,6% tot 17,3%) van het totale geneesmiddelgerelateerde
materiaal na orale toediening terwijl na intraveneuze toediening geen enkele metaboliet de 10% (≤6,7%)
overschreed.
Eliminatie
Eliminatie was multifasisch en de terminale
t
1/2
lag tussen 9 en 10 uur na enkelvoudige orale of
intraveneuze toediening. Over het geheel genomen werd lefamuline voornamelijk via de non-renale
route geëlimineerd. Tussen 9,6% en 14,1% van een intraveneuze dosis lefamuline werd onveranderd
in de urine uitgescheiden. De totale lichaamsklaring en de renale klaring na intraveneuze infusie van
150 mg waren respectievelijk ongeveer 20 l/u en 1,6 l/u.
Bijzondere populaties
Er werden geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van lefamuline waargenomen
op basis van geslacht, ras of gewicht.
Ouderen
Bij patiënten met CAP was sprake van een trend van toenemende blootstelling aan lefamuline met het
ouder worden, met een stijging van ~50% in AUC
0-24
bij steady-state bij patiënten van 85 jaar en ouder
ten opzichte van patiënten jonger dan 65 jaar.
Nierfunctiestoornis
Er werd een onderzoek uitgevoerd om de farmacokinetiek van lefamuline na intraveneuze toediening
van 150 mg bij 8 proefpersonen met ernstige nierfunctiestoornis te vergelijken met die bij 7 gematchte
gezonde controlepersonen. Acht andere personen die hemodialyse nodig hadden, kregen op een
dialysedag (onmiddellijk vóór dialyse) en op een niet-dialysedag intraveneus 150 mg lefamuline
toegediend. De AUC, C
max
en CL van lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan bij
proefpersonen met ernstige nierfunctiestoornis waren vergelijkbaar met die van gematchte gezonde
proefpersonen en proefpersonen die hemodialyse nodig hebben, zowel tijdens als voor/na dialyse.
Lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan waren niet dialyseerbaar. Nierfunctiestoornis heeft
geen effect op de eliminatie van lefamuline.
Leverfunctiestoornis
Er werd een onderzoek uitgevoerd om de farmacokinetiek van lefamuline na intraveneuze toediening
van 150 mg bij 8 proefpersonen met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B), 8
proefpersonen met ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse C) en 11 gematchte gezonde
controlepersonen te vergelijken. Er werden geen klinische betekenisvolle veranderingen in de totale
AUC, C
max
en CL van lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan waargenomen bij proefpersonen
met matige of ernstige leverfunctiestoornis ten opzichte van gematchte gezonde controlepersonen.
Leverfunctiestoornis heeft geen significant effect op de eliminatie van lefamuline. De plasma-
eiwitbinding daalde bij een toegenomen leverfunctiestoornis.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en genotoxiciteit.
Bij ratten werden geen effecten op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid waargenomen die
geacht werden gerelateerd te zijn aan lefamuline. Lefamuline/metabolieten wordt/worden
uitgescheiden in de melk van zogende ratten. De maximale concentraties radioactiviteit in plasma en
melk waren respectievelijk 3,29 en 10,7 µg equivalent/g, na een enkelvoudige dosis van 30 mg/kg
radioactief gelabelde lefamuline. Lefamuline/metabolieten passeerde(n) de placenta bij drachtige
ratten. In elk van de groepen met een middelhoge en hoge dosis werd in slechts 1 van de 3 nesten van
behandelde moederdieren op dag 4 na de worp in het plasma van speenratten blootstelling aan
26
lefamuline aangetoond. Op dag 20 na de worp werd geen testitem gekwantificeerd in het plasma van
jongen.
Bij dieren zijn bij soortgelijke blootstellingsniveaus als de klinische blootstellingsniveaus
bijwerkingen waargenomen. Het betreft de volgende bijwerkingen die relevant zouden kunnen zijn
voor klinische doeleinden:
In het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij ratten bij gebruik van lefamuline tijdens de
organogenese (GD 6-17) was er sprake van 1, 0, 2 en 1 misvormde foetussen in respectievelijk de
controlegroep, de groep met een lage dosis, de groep met een middelhoge dosis en die met een hoge
dosis. Tot de bevindingen behoorden misvormingen (gespleten gehemelte, korte onderkaak, wervel-
en ribmisvormingen en een cyste in het nekgebied ) bij de middelhoge en hoge doses, maar het
verband met de behandeling wordt twijfelachtig geacht. Verminderde of geen ossificatie in een aantal
skeletelementen in alle behandelde groepen wijst mogelijk op een met de behandeling samenhangende
vertraagde ontwikkeling bij alle beoordeelde doses.
In het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij konijnen bij gebruik van lefamuline tijdens
de organogenese (GD 6-18) beperkte het lage aantal levende intra-uteriene foetussen in de behandelde
groepen de interpretatie van het onderzoek. Aanvullende bevindingen in de groep met een hoge dosis
waren daling van het foetale gewicht en verminderde of geen ossificatie van skeletelementen, wat
mogelijk wijst op een vertraagde ontwikkeling.
In een onderzoek naar de prenatale en postnatale ontwikkeling bij ratten daalde de levende geboorte-
index van jongen in de groep met een hoge dosis (87,4%). Door het ontbreken van gerelateerde
bevindingen bij hetzelfde dosisniveau in het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij ratten
werd doodgeboorte beschouwd als een effect van de laatste fase van de dracht of de worp.
Het bewijs van dosisafhankelijke regeneratieve anemie bij beide diersoorten was potentieel
hemolytisch bij concentraties die tien keer zo hoog zijn als de concentratie van de infusieoplossing die
klinisch zal worden gebruikt. Dit effect bleek niet uit een in-vitro-beoordeling van de
bloedcompatibiliteit met menselijk bloed bij een concentratie van 0,6 mg/ml.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Concentraat
Natriumchloride
Water voor injecties
Oplosmiddel
Citroenzuur
Natriumcitraat
Natriumchloride
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
4 jaar.
Houdbaarheid
27
Na verdunning
De chemische en fysische stabiliteit van de verdunde oplossing tijdens het gebruik is aangetoond voor
de duur van 24 uur bij kamertemperatuur en voor 48 uur bij 2 °C tot 8 °C. Vanuit microbiologisch
oogpunt moet het product onmiddellijk worden gebruikt. Indien het middel niet onmiddellijk wordt
gebruikt, vallen de bewaartijden na opening en de bewaarcondities vóór gebruik onder de
verantwoordelijkheid van de bereider; deze zijn normaal gesproken niet langer dan 24 uur bij 2 °C tot
8 °C, tenzij de verdunning is uitgevoerd onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Concentraat
Bewaren in de koelkast (2 °C tot 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
Oplosmiddel
Bewaren beneden 25 °C. Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Eén verpakking bevat:
Type I-glas, afgedicht met een stop (chloorbutylrubber) en verzegeld met een flip-off-dop, 2 flacons
met 15 ml concentraat.
Infuuszakken van polypropyleen (PP), 2 zakken met 250 ml oplosmiddel.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Algemene voorzorgsmaatregelen
Elke flacon en infuuszak is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Voor de bereiding en toediening van de oplossing moeten standaard aseptische technieken worden
gebruikt.
Instructies voor verdunning en infusie
Xenleta-concentraat moet worden gemengd in de zak met oplosmiddel die 250 ml oplossing bestaande
uit 10 mM met citraat gebufferde zoutoplossing bevat, en moet via infusie worden toegediend.
1. Trek op aseptische wijze 15 ml Xenleta op uit de flacon met concentraat.
2. Breng het concentraat over naar de zak met oplosmiddel die 250 ml oplossing van 10 mM met
citraat gebufferd 0,9% natriumchloride voor injectie bevat.
3. Gooi de ongebruikte inhoud van de flacon met concentraat weg. De flacon met concentraat en
de zak met oplosmiddel zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik.
4. De verdunde oplossing moet helder en kleurloos zijn. Parenterale geneesmiddelen dienen vóór
toediening visueel op deeltjes en verkleuring te worden geïnspecteerd, voor zover de
oplossing en de verpakking dit toelaten.
5. Dien toe via intraveneuze infusie gedurende een periode van 60 minuten door middel van
rechtstreekse infusie of via een reeds aanwezige Y-set voor infusie. Vermijd snelle
intraveneuze infusie en bolusinfusie.
6. Dien alleen toe via intraveneuze infusie.
De compatibiliteit van gereconstitueerd Xenleta met intraveneuze geneesmiddelen, additieven of
stoffen anders dan 10mM met citraat gebufferd 0,9% natriumchloride voor intraveneuze infusie en
28
0,9% natriumchloride voor intraveneuze infusie is niet vastgesteld. Als een gemeenschappelijke
intraveneuze lijn wordt gebruikt om naast Xenleta andere geneesmiddelen toe te dienen, moet de lijn
vóór en na elke toediening van Xenleta worden gespoeld met 0,9% natriumchloride voor intraveneuze
infusie.
Verwijdering
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes
Ballsbridge
Dublin 4
D04 C7H2
Ierland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 27 juli 2020
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu
29
BIJLAGE II
A.
B.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN EN BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
C.
D.
30
A. FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes,
Ballsbridge
Dublin 4
D04 C7H2
Ierland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
•
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
•
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP‑aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees
Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
31
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
32
A. ETIKETTERING
33
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 600 mg filmomhulde tabletten
lefamuline
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 600 mg lefamuline.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
10 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes, Ballsbridge
Dublin 4, D04 C7H2
Ierland
34
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/002
13.
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Xenleta
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ‑ VOOR MENSEN LEESBARE
GEGEVENS
35
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERFOLIE
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 600 mg filmomhulde tabletten
lefamuline
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Nabriva Therapeutics
3.
EXP
4.
Partij
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
36
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KIT BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 150 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
lefamuline
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon met concentraat bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 150 mg lefamuline
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Concentraat:
Natriumchloride
Water voor injecties
Zak met oplosmiddel:
Natriumchloride
Natriumcitraat
Citroenzuur
Water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
2 flacons met lefamuline-concentraat
2 zakken met oplosmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na verdunning.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
37
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes, Ballsbridge
Dublin 4, D04 C7H2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
13.
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
38
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS MET FLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 150 mg concentraat voor oplossing voor infusie
lefamuline
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 150 mg lefamuline.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride
Water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
2 flacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na verdunning
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
39
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Ballsbridge
D04 C7H2, Dublin, Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
13.
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ‑ VOOR MENSEN LEESBARE
GEGEVENS
18.
40
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
Doos met IV oplosmiddel voor verdunning
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Oplosmiddel voor Xenleta
Oplosmiddel voor oplossing voor infusie
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, natriumcitraat en citroenzuur in water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplosmiddel voor oplossing voor infusie
2 zakken 250 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik.
Eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25 °C.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
41
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes, Ballsbridge
Dublin 4, D04 C7H2
Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
13.
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ‑ VOOR MENSEN LEESBARE
GEGEVENS
18.
42
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
FLACON MET CONCENTRAAT (15 ml)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 150 mg concentraat voor oplossing voor infusie
lefamuline
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 150 mg lefamuline
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat natriumchloride en water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Steriel concentraat
15 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik na verdunning
Eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
43
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Ballsbridge
D04 C7H2, Dublin, Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
13.
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ‑ VOOR MENSEN LEESBARE
GEGEVENS
18.
44
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
Etiket voor infuuszak met oplosmiddel
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Oplosmiddel voor Xenleta
IV
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Elke zak bevat: natriumchloride, natriumcitraat en citroenzuur in water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplosmiddel voor oplossing voor infusie
250 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik.
Eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25 °C.
Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
45
Alexandra House, Ballsbridge
D04 C7H2, Dublin, Ierland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
13.
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK ‑ VOOR MENSEN LEESBARE
GEGEVENS
18.
46
B. BIJSLUITER
47
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Xenleta 600 mg filmomhulde tabletten
lefamuline
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Xenleta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Xenleta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Xenleta is een antibioticum dat de werkzame stof lefamuline bevat. Het behoort tot een groep van
geneesmiddelen die ‘pleuromutilinen’ worden genoemd.
Lefamuline werkt door het doden van bepaalde bacteriën die infecties veroorzaken.
Xenleta wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met bacteriële infecties in de longen,
ook wel longontsteking of pneumonie genoemd, wanneer andere behandelingen voor longontsteking
niet geschikt worden geacht.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent
allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel.
Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U bent
allergisch voor andere geneesmiddelen
die behoren tot de pleuromutiline-groep.
- U
neemt bepaalde geneesmiddelen in
die een wisselwerking kunnen hebben met Xenleta. De
reden hiervoor is dat sommige geneesmiddelen de werking van Xenleta kunnen verhinderen of
kunnen leiden tot bijwerkingen als ze in combinatie met Xenleta worden toegediend. Zie
Gebruikt
u nog andere geneesmiddelen?
voor voorbeelden.
- U
neemt geneesmiddelen in
die veranderingen in de elektrische activiteit van het hart kunnen
veroorzaken, zoals waargenomen op een ECG (zie
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
hieronder). De reden hiervoor is dat lefamuline kan leiden tot een aandoening die verlengd QT-
interval wordt genoemd. Dit is een abnormale elektrische activiteit die van invloed is op het
hartritme.
- U heeft een
verstoorde zoutbalans
in het bloed (met name laag kaliumgehalte in het bloed).
- U heeft of had een
onregelmatig hartritme of een afwijkende ECG-bevinding die QT-
verlenging wordt genoemd.
48
- U heeft een
zeer trage hartslag
(bradycardie).
- Uw
hart werkt niet goed genoeg
(hartfalen).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel inneemt,
- als u
nierfalen
heeft en dialyse nodig
heeft;
- als u lijdt aan cirrose (ernstige
leverziekte)
Is een van deze punten op u van toepassing, of twijfelt u hierover? Neem dan contact op met uw arts
voordat u Xenleta inneemt.
Als u tijdens of na het innemen van Xenleta-tabletten ernstige diarree krijgt,
neem dan contact op
met uw arts omdat u dan misschien moet stoppen met dit geneesmiddel of misschien een ander
geneesmiddel moet innemen om de diarree te behandelen. Antibiotica kunnen leiden tot een
overmatige groei van bepaalde bacteriën in uw darmen die de darmen kunnen beschadigen en ernstige
diarree kunnen veroorzaken.
Als u een gele huid (geelzucht) krijgt of het oogwit geel wordt (icterus sclera),
neem dan contact
op met uw arts omdat u misschien moet stoppen met Xenleta of andere geneesmiddelen.
Andere infecties
Er is een kleine kans dat u tijdens of na de behandeling met Xenleta een andere infectie krijgt die door
een andere bacterie wordt veroorzaakt. Uw arts zal u nauwlettend controleren op nieuwe infecties en u
zo nodig een andere behandeling geven.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Xenleta wordt
niet aanbevolen
voor gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Neemt u naast Xenleta nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. De onderstaande lijsten bevatten alleen enkele voorbeelden van geneesmiddelen die moeten
worden vermeden wanneer lefamuline wordt ingenomen of waarvoor voorzichtigheid is geboden. Uw
arts zal beslissen of lefamuline geschikt is voor u.
U mag de volgende geneesmiddelen niet samen met lefamuline innemen:
- carbamazepine, fenytoïne, primidon (voor
epilepsie);
- efavirenz, ritonavir (voor hiv)
- sint-janskruid, een kruidenmiddel (voor de behandeling van depressie en neerslachtigheid)
- bosentan, diltiazem, amiodaron, sotalol, kinidine, procaïnamide (voor een pijnlijk en drukkend
gevoel op de borst, verhoogde bloeddruk of hartritmestoornissen)
- rifampicine, claritromycine, erytromycine (voor bacteriële infecties)
- fluconazol, itraconazol, posaconazol, voriconazol (voor schimmelinfecties)
- ketoconazol (voor de ziekte van Cushing)
- repaglinide (voor diabetes)
- nefazodon, amitriptyline of pimozide (voor depressie of andere psychische aandoeningen)
Uw arts moet de dosis van sommige geneesmiddelen misschien aanpassen zolang u lefamuline
gebruikt. Die geneesmiddelen zijn onder meer:
* alprazolam, midazolam, triazolam of andere geneesmiddelen die benzodiazepinen worden
genoemd (voor angst)
* alfentanil (een opioïde voor pijn)
* vardenafil (voor erectiestoornissen)
* ibrutinib (voor bepaalde soorten kanker)
* lovastatine, rosuvastatine of simvastatine (om het cholesterolgehalte te verlagen)
* metformine (voor diabetes)
49
*
*
*
zolpidem (voor slapeloosheid)
ethinylestradiol (gebruikt in anticonceptiepillen)
verapamil (voor verhoogde bloeddruk)
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Xenleta moet op een lege maag worden ingenomen, ten minste één uur vóór of twee uur na de
maaltijd. Dit is omdat eten en drinken de werking van geneesmiddelen kan beïnvloeden.
U mag tijdens de behandeling met Xenleta geen grapefruit eten of grapefruitsap drinken, aangezien dit
kan leiden tot een wisselwerking met Xenleta en een toename van bijwerkingen.
Zwangerschap en borstvoeding
Gebruik Xenleta niet als u zwanger bent of borstvoeding geeft. Bent u zwanger, denkt u zwanger te
zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Xenleta heeft geen invloed op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
Xenleta bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, wat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering is één tablet Xenleta 600 mg om de 12 uur gedurende 5 dagen. De tabletten
moeten in hun geheel met water worden doorgeslikt.
Xenleta-tabletten kunnen ook worden ingenomen na aanvang van de behandeling met Xenleta-infusie
via een indruppeling (een infuus) in een ader. Het aantal dagen dat u daarna Xenleta-tabletten moet
innemen, is afhankelijk van het aantal dagen dat u bent behandeld via indruppeling.
Uw arts zal u vertellen hoe lang u Xenleta moet innemen. Het is belangrijk dat u de kuur afmaakt.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem contact op met uw arts of apotheker als u per ongeluk te veel tabletten heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. U moet met de volgende geplande dosis
verdergaan met uw kuur.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Gebruik de volledige door uw arts voorgeschreven tablettenkuur, ook als u zich beter begint te voelen
voordat alle tabletten op zijn. Als u te snel stopt met het innemen van de tabletten, kan de infectie
terugkeren of kan uw toestand verergeren.
Sommige bacteriën kunnen achterblijven en resistent worden tegen antibiotica als u de kuur niet
afmaakt of als u uw tabletten niet op het juiste moment inneemt. Dit kan ertoe leiden dat de infectie
terugkeert of dat het antibioticum niet werkt als de infectie terugkeert.
Als u een bijwerking krijgt waarover u zich zorgen maakt, raadpleeg dan onmiddellijk een arts voordat
u de volgende dosis inneemt.
50
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
* laag kaliumgehalte in uw bloed (hypokaliëmie), wat kan leiden tot spierzwakte, trillende
spieren of een afwijkend hartritme
* slapeloosheid (insomnie)
* hoofdpijn
* verandering van het hartritme (waargenomen op een ECG, waarmee de elektrische activiteit
van het hart word gemeten)
* diarree
* misselijkheid of braken
* stijging van een speciaal leverenzym in het bloed (transaminasen)
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
* ontsteking van de darmen die diarree veroorzaakt (colitis) door een infectie met de bacterie
Clostridioides difficile
(voorheen aangeduid als
Clostridium difficile)
* schimmelinfectie (gistinfectie) van de keel en mond (spruw of candida-infectie)
* schimmelinfectie (gistinfectie) van de vagina en vulva (spruw of candida-infectie)
* daling van het aantal rode bloedcellen (anemie), wat kan leiden tot een bleke huid en zwakte
of kortademigheid.
* daling van het aantal bloedplaatjes (bloedcellen die het bloed helpen stollen) met als gevolg
een groter risico op bloedingen of blauwe plekken
* angst
* duizeligheid
* een vermoeid of slaperig gevoel
* onregelmatige hartslag of onregelmatig hartritme of hartkloppingen
* pijn achter in de neus en keel
* maagpijn, buikpijn of pijn rond de maag
* obstipatie (verstopping)
* indigestie (probleem met de spijsvertering), brandend maagzuur of ontsteking van de
maagwand (gastritis)
* stijging van een leverenzym in het bloed (gamma-glutamyltransferase en alkalische fosfatase)
* stijging van een spierenzym in het bloed (creatininefosfokinase)
* moeite met plassen of het volledig legen van de blaas (urineretentie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
blisterverpakking. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel gelden geen speciale bewaarcondities.
51
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
*
De werkzame stof in dit middel is lefamuline. Elke tablet bevat lefamuline-acetaat,
overeenkomend met 600 mg lefamuline.
*
De andere stoffen in dit middel zijn colloïdaal siliciumdioxide (E551), croscarmellosenatrium
(E468), magnesiumstearaat (E572), mannitol (E421), microkristallijne cellulose (E460),
povidon K30, talk (E553b).
*
Filmomhulling: zwart ijzeroxide (E172), indigokarmijnlak (E132), macrogol, poly(vinylalcohol)
(E1203), propyleenglycol, schellak (E904), talk, titaandioxide (E171).
Hoe ziet Xenleta eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Xenleta 600 mg filmomhulde tabletten zijn blauwe, ovale, filmomhulde tabletten met op één zijde in
het zwart het opschrift “LEF 600”.
Xenleta filmomhulde tabletten worden geleverd in blisterverpakkingen met 10 tabletten.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes,
Ballsbridge
Dublin 4
D04 C7H2
Ierland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
52
Bijsluiter: Informatie voor de patiënt
Xenleta 150 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
lefamuline
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Zie rubriek 4.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Xenleta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe krijgt u dit middel toegediend?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Xenleta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Xenleta is een antibioticum dat de werkzame stof lefamuline bevat. Het behoort tot een groep van
geneesmiddelen die ‘pleuromutilinen’ worden genoemd.
Lefamuline werkt door het doden van bepaalde bacteriën die infecties veroorzaken.
Xenleta wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met bacteriële infecties in de longen,
ook aangeduid als pneumonie, wanneer andere behandelingen voor pneumonie niet geschikt worden
geacht.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
- U bent
allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel.
Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U bent
allergisch voor andere geneesmiddelen
die behoren tot de pleuromutiline-groep.
- U
neemt bepaalde geneesmiddelen in
die een interactie kunnen hebben met Xenleta. De reden
hiervoor is dat sommige geneesmiddelen de werking van Xenleta kunnen belemmeren of kunnen
leiden tot bijwerkingen als ze in combinatie met Xenleta worden toegediend. Zie
Gebruikt u nog
andere geneesmiddelen?
voor voorbeelden.
- U
neemt geneesmiddelen in
die veranderingen in de elektrische activiteit van het hart kunnen
veroorzaken, zoals waargenomen op een ECG (zie
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
hieronder). De reden hiervoor is dat lefamuline kan leiden tot een aandoening aangeduid als
verlengd QT-interval, dat wil zeggen een abnormale elektrische activiteit die van invloed is op het
hartritme.
- U heeft een
verstoorde zoutbalans
in het bloed (met name laag kaliumgehalte in het bloed).
- U heeft of had een
onregelmatig hartritme of een afwijkende ECG-bevinding aangeduid als
QT-verlenging
53
- U heeft een
zeer trage hartslag
(bradycardie).
- Uw
hart werkt niet goed genoeg
(hartfalen).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel krijgt toegediend:
- als u
nierfalen
heeft en dialyse nodig
heeft;
- als u lijdt aan cirrose (ernstige
leverziekte)
Is een van deze punten op u van toepassing, of twijfelt u hierover? Neem dan contact op met uw arts
voordat Xenleta aan u wordt toegediend.
Als u tijdens of na de toediening van Xenleta ernstige diarree krijgt,
neem dan onmiddellijk
contact op met uw arts omdat het nodig kan zijn om uw behandeling te onderbreken. Antibiotica
kunnen leiden tot een overmatige groei van bepaalde bacteriën in uw darmen die de darmen kunnen
beschadigen en ernstige diarree kunnen veroorzaken.
Als u een gele huid (geelzucht) krijgt of het oogwit geel wordt (icterus sclera),
neem dan contact
op met uw arts omdat u het gebruik van Xenleta of andere geneesmiddelen mogelijk moet staken.
Andere infecties
Er is een kleine kans dat u tijdens of na de behandeling met Xenleta een andere infectie krijgt die door
een andere bacterie wordt veroorzaakt. Uw arts zal u nauwlettend controleren op nieuwe infecties en u
zo nodig een andere behandeling geven.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Xenleta wordt
niet aanbevolen
voor gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Neemt u naast Xenleta nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kortgeleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts. De
onderstaande lijsten bevatten alleen enkele voorbeelden van geneesmiddelen die moeten worden
vermeden wanneer lefamuline wordt ingenomen of waarvoor voorzichtigheid is geboden. Uw arts zal
beslissen of lefamuline geschikt is voor u.
U mag de volgende geneesmiddelen niet samen met lefamuline innemen:
- carbamazepine, fenytoïne, primidon (voor
epilepsie);
- efavirenz (voor hiv)
- sint-janskruid, een kruidenmiddel (voor de behandeling van depressie en neerslachtigheid)
- bosentan, diltiazem, amiodaron, sotalol, kinidine, procaïnamide (voor angina, verhoogde
bloeddruk of hartritmestoornissen)
- rifampicine, claritromycine, erytromycine (voor bacteriële infecties)
- fluconazol, itraconazol, posaconazol, voriconazol (voor schimmelinfecties)
- ketoconazol (voor de ziekte van Cushing)
- repaglinide (voor diabetes)
- nefazodon, amitriptyline of pimozide (voor depressie of andere psychische aandoeningen)
Uw arts moet de dosis van sommige geneesmiddelen mogelijk aanpassen terwijl u lefamuline
gebruikt. Die geneesmiddelen zijn onder meer:
* lovastatine, rosuvastatine of simvastatine (om het cholesterolgehalte te verlagen)
* metformine (voor diabetes)
* ethinylestradiol (gebruikt in anticonceptiepillen)
Zwangerschap en borstvoeding
Xenleta mag niet aan u worden toegediend als u zwanger bent of borstvoeding geeft. Bent u zwanger,
denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw
arts of apotheker voordat dit geneesmiddel aan u wordt toegediend.
54
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Xenleta heeft geen invloed op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
Xenleta bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat 1055 mg natrium (hoofdbestanddeel van keukenzout) in elke doseereenheid.
Dit komt overeen met 53% van de aanbevolen maximale dagelijkse inname van natrium via de
voeding voor een volwassene.
3.
Hoe krijgt u dit middel toegediend?
Xenleta wordt u toegediend
door een arts of verpleegkundige.
De aanbevolen dosering volwassenen is 150 mg om de 12 uur. U krijgt het middel toegediend via
indruppeling (infuus) rechtstreeks in een ader (intraveneus) gedurende een periode van één uur.
Een behandeling duurt gewoonlijk 7 dagen, of langer als uw arts dat adviseert.
Na aanvang van de behandeling met Xenleta via indruppeling kan uw arts besluiten over te schakelen
op Xenleta-tabletten om de behandeling te voltooien. De totale behandelduur (indruppeling en
tabletten) bedraagt niet meer dan zeven dagen.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Xenleta wordt u in het ziekenhuis toegediend door een arts of verpleegkundige. Het is dan ook
onwaarschijnlijk dat u te veel krijgt toegediend. Vertel het uw arts of verpleegkundige als u bang bent
dat u mogelijk te veel Xenleta heeft gekregen.
Heeft u een dosis Xenleta overgeslagen?
Xenleta wordt u in het ziekenhuis toegediend door een arts of verpleegkundige. Het is dan ook
onwaarschijnlijk dat u een dosis overslaat. Vertel het uw arts of verpleegkundige als u bang bent dat u
een dosis heeft overgeslagen.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vaak (kan bij maximaal 1 op de 10 personen voorkomen)
- laag kaliumgehalte in uw bloed (hypokaliëmie), wat kan leiden tot spierzwakte, trillende spieren of
een afwijkend hartritme
- slapeloosheid (insomnie)
- hoofdpijn
- diarree
- misselijkheid of braken
- stijging van een speciaal leverenzym in het bloed (transaminasen)
- roodheid of zwelling of pijn op de injectieplaats
- verandering van het hartritme (waargenomen op een ECG, waarmee de elektrische activiteit van
het hart word gemeten)
Soms (kan bij maximaal 1 op de 100 personen voorkomen)
- ontsteking van de darmen die diarree veroorzaakt (colitis) als gevolg van een infectie met een type
bacteriën genaamd
Clostridioides difficile
(voorheen aangeduid als
Clostridium difficile)
- schimmelinfectie (gistinfectie) van de keel en mond (spruw of candida-infectie)
- schimmelinfectie (gistinfectie) van de vagina en vulva (spruw of candida-infectie)
- daling van het aantal rode bloedcellen (anemie), wat kan leiden tot een bleke huid en zwakte of
kortademigheid
- daling van het aantal bloedplaatjes (bloedcellen die het bloed helpen stollen) met als gevolg een
groter risico op bloedingen of blauwe plekken
55
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
angst
duizeligheid
een vermoeid of slaperig gevoel
onregelmatige hartslag of onregelmatig hartritme of hartkloppingen
pijn achter in de neus en keel
maagpijn, buikpijn of pijn rond de maag
obstipatie
indigestie, brandend maagzuur of ontsteking van de maagwand (gastritis)
stijging van een leverenzym in het bloed (gamma-glutamyltransferase en alkalische fosfatase)
stijging van een spierenzym in het bloed (creatininefosfokinase)
moeite met plassen of het volledig legen van de blaas (urineretentie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket van
de flacon en de buitenverpakking. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Concentraat: bewaren in de koelkast (2 °C tot 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
Oplosmiddel: bewaren beneden 25 °C. Niet in de vriezer bewaren.
Na verdunning:
De stabiliteit van de verdunde oplossing is aangetoond voor de duur van 24 uur bij kamertemperatuur
en voor 48 uur bij 2 °C tot 8 °C. Onmiddellijk na verdunning gebruiken. Indien het middel niet
onmiddellijk wordt gebruikt, vallen de bewaartijden na opening en de bewaarcondities vóór gebruik
onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker;
deze zijn normaal gesproken niet langer dan 24 uur
bij 2 °C tot 8 °C, tenzij de verdunning is uitgevoerd onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden.
De verdunde oplossing moet helder en kleurloos zijn en mag niet worden gebruikt als de oplossing
deeltjes bevat of troebel is.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
- De werkzame stof in dit middel is lefamuline. Elke flacon bevat lefamuline-acetaat,
overeenkomend met 150 mg lefamuline.
- De andere stoffen in dit middel zijn citroenzuur (E330), natriumcitraatdihydraat (E331),
natriumchloride en water voor injectie.
Hoe ziet Xenleta eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Xenleta is een concentraat voor oplossing voor infusie.
Het concentraat is een heldere, kleurloze oplossing in een glazen flacon, afgedicht met een rubber stop
en verzegeld met een afneembare dop.
Het oplosmiddel is een heldere kleurloze oplossing in een polypropyleen infusiezak.
56
Xenleta wordt geleverd in een verpakking met 2 flacons met concentraat en 2 infusiezakken met
oplosmiddel.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes,
Ballsbridge
Dublin 4
D04 C7H2
Republiek Ierland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
<
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Instructies voor verdunning vóór toediening
Parenterale (intraveneuze) geneesmiddelen dienen vóór toediening visueel op deeltjes en verkleuring
te worden geïnspecteerd. Alleen oplossingen die helder, kleurloos en vrij van zichtbare deeltjes zijn,
mogen worden verdund.
Hoe Xenleta te bereiden voor toediening?
Algemene voorzorgsmaatregelen
Elke flacon en infuuszak is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Voor de bereiding en toediening van de oplossing moeten standaard aseptische technieken worden
gebruikt.
Instructies voor verdunning en infusie
Het Xenleta-concentraat moet worden gemengd in de zak met oplosmiddel die 250 ml oplossing
bestaande uit 10 mM met citraat gebufferde zoutoplossing bevat, en moet via infusie worden
toegediend.
>
1. Trek op aseptische wijze 15 ml Xenleta op uit de flacon met concentraat.
2. Breng het concentraat over naar de zak met oplosmiddel die 250 ml oplossing van 10 mM met
citraat gebufferd 0,9% natriumchloride bevat.
3. Gooi de ongebruikte inhoud van de flacon met concentraat weg. De flacon met concentraat en
de zak met oplosmiddel zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik.
4. De verdunde oplossing moet helder en kleurloos zijn. Parenterale geneesmiddelen dienen vóór
toediening visueel op deeltjes en verkleuring te worden geïnspecteerd, voor zover de
oplossing en de verpakking dit toelaten.
5. Dien toe via intraveneuze infusie gedurende een periode van 60 minuten door middel van
rechtstreekse infusie of via een reeds aanwezige Y-set voor infusie. Vermijd snelle
intraveneuze infusie en bolusinfusie.
57
6. Dien alleen toe via intraveneuze infusie.
De compatibiliteit van gereconstitueerd Xenleta met intraveneuze geneesmiddelen, additieven of
stoffen anders dan 10mM met citraat gebufferd 0,9% natriumchloride voor intraveneuze infusie of
0,9% natriumchloride voor intraveneuze infusie is niet vastgesteld. Als een gemeenschappelijke
intraveneuze lijn wordt gebruikt om naast Xenleta andere geneesmiddelen toe te dienen, moet de lijn
vóór en na elke toediening van Xenleta worden gespoeld met 0,9% natriumchloride voor intraveneuze
infusie.
Verwijdering
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
58
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 600 mg filmomhulde tabletten
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke tablet bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 600 mg lefamuline.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet.
Blauwe, ovale, filmomhulde tablet met op één zijde in het zwart het opschrift `LEF 600'.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Xenleta is geïndiceerd voor de behandeling van buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (CAP) bij
volwassenen wanneer gewoonlijk aanbevolen antibacteriële middelen voor de initiële behandeling van
CAP niet geschikt worden geacht of hebben gefaald (zie rubriek 5.1).
De officiële richtsnoeren voor het juiste gebruik van antibacteriële middelen moeten in aanmerking
worden genomen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering voor Xenleta wordt beschreven in tabel 1.
Patiënten kunnen afhankelijk van hun klinische toestand gedurende de hele behandeling met oraal
lefamuline worden behandeld. Patiënten bij wie de behandeling wordt gestart via de intraveneuze
route (zie de samenvatting van de productkenmerken voor Xenleta oplossing voor infusie) kunnen
worden overgezet op de orale tabletten indien klinisch geïndiceerd.
Tabel 1: Dosering van Xenleta
Dosering
Behandelingsduur
Alleen oraal lefamuline:
5 dagen
Xenleta 600 mg tablet oraal om de 12 uur
Intraveneus lefamuline met de mogelijkheid om over te schakelen op
in totaal 7 dagen
oraal lefamuline:
behandeling via de
intraveneuze of
150 mg Xenleta om de 12 uur via intraveneuze infusie gedurende
gecombineerde
60 minuten met de mogelijkheid om over te schakelen op Xenleta
intraveneuze en orale
600 mg tablet oraal om de 12 uur
routes
Bijzondere populaties
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig voor ouderen (zie rubriek 5.2).
2
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met nierfunctiestoornis, met inbegrip van patiënten
die hemodialyse ondergaan (zie rubriek 4.4. en 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van lefamuline bij kinderen en jongeren tot 18 jaar zijn nog niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Oraal gebruik.
De tabletten moeten in hun geheel met water worden doorgeslikt. Xenleta moet op een lege maag
worden ingenomen.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Overgevoeligheid voor andere middelen die behoren tot de pleuromutiline-groep.
Gelijktijdige toediening met matige of sterke CYP3A-inductoren (bijvoorbeeld efavirenz, fenytoïne,
rifampicine) of met sterke CYP3A-remmers (bijvoorbeeld claritromycine, itraconazol, ritonavir) (zie
rubriek 4.5).
Gelijktijdige toediening met CYP3A-substraten (bijvoorbeeld antipsychotica, erytromycine,
tricyclische antidepressiva) die het QT-interval verlengen (zie rubriek 4.5).
Gelijktijdige toediening met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, zoals antiaritmica klasse IA
(bijvoorbeeld kinidine, procaïnamide) of klasse III (bijvoorbeeld amiodaron, sotalol) (zie rubriek 4.5).
Bekende QT-verlenging.
Verstoring van de elektrolytenhuishouding, met name niet-gecorrigeerde hypokaliëmie.
Klinisch relevante bradycardie, instabiel congestief hartfalen of een voorgeschiedenis van
symptomatische ventriculaire aritmieën.
Gelijktijdige toediening met gevoelige CYP2C8-substraten (bijvoorbeeld repaglinide) (zie rubriek
4.5).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Verlenging van het QTc-interval en potentiële klinische aandoeningen gerelateerd aan verlenging van
het QTc-interval
Er zijn veranderingen in de cardiale elektrofysiologie waargenomen in niet-klinische en klinische
onderzoeken met lefamuline. In klinische proeven bij patiënten met buiten het ziekenhuis opgelopen
pneumonie bedroeg de gemiddelde verandering in QTcF van baseline tot dag 3 tot 4 11,4 msec. Bij
17,9% en 1,7% van de patiënten werden QTcF-stijgingen na baseline waargenomen van
respectievelijk >30 msec en >60 msec, en deze traden vaker op na intraveneuze toediening van
lefamuline ten opzichte van orale toediening.
3
hebben omdat metabole stoornissen die in verband worden gebracht met nierfalen tot QT-verlenging
kunnen leiden.
Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van lefamuline bij patiënten met lichte, matige of ernstige
cirrose omdat metabole stoornissen die in verband worden gebracht met leverinsufficiëntie tot QT-
verlenging kunnen leiden.
Clostridioides (voorheen aangeduid als Clostridium) difficile-geassocieerde diarree
C. difficile-geassocieerde diarree (CDAD) werd gemeld bij gebruik van lefamuline en kan in ernst
variëren van lichte diarree tot fatale colitis. Bij alle patiënten die tijdens of na de toediening van
lefamuline diarree krijgen, moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van CDAD (zie
rubriek 4.8). Een zorgvuldige medische voorgeschiedenis is noodzakelijk aangezien melding werd
gemaakt van het optreden van CDAD tot twee maanden na de toediening van antibacteriële
geneesmiddelen.
Als CDAD vermoed of bevestigd wordt, moet het lopende gebruik van antibacteriële middelen dat niet
gericht is tegen C. difficile mogelijk worden gestaakt. Passende ondersteunende maatregelen en
toediening van een specifieke behandeling voor Clostridioides difficile moeten in overweging worden
genomen.
Niet-gevoelige micro-organismen
Langdurig gebruik kan leiden tot overgroei van niet-gevoelige organismen waardoor het noodzakelijk
kan zijn de behandeling te onderbreken of andere passende maatregelen te nemen.
Effecten op levertransaminasen
Controle van levertransaminasen (ALT, AST) wordt aanbevolen tijdens de behandeling, met name bij
patiënten bij wie transaminasen bij baseline verhoogd zijn (zie rubriek 4.8).
Leverfunctiestoornis
Patiënten met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B) of ernstige leverfunctiestoornis
(Child-Pugh-klasse C) hebben een verminderde eiwitbinding van lefamuline ten opzichte van gezonde
proefpersonen of proefpersonen met lichte leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse A). De
behandeling mag bij patiënten met een matige of ernstige leverfunctiestoornis alleen worden gestart na
een zorgvuldige baten-risicobeoordeling, vanwege mogelijke bijwerkingen in verband met hogere
vrije concentraties lefamuline, waaronder verlenging van het QTcF-interval. Patiënten moeten tijdens
de behandeling nauwlettend worden gecontroleerd.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, wat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Farmacodynamische interacties
Gelijktijdige toediening van lefamuline en andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat deze het QT-
interval verlengen is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Farmacokinetische interacties
Effecten van andere geneesmiddelen op lefamuline
4
Geneesmiddelen die matige of sterke CYP3A-inductoren zijn (bijvoorbeeld rifampicine, sint-janskruid
[Hypericum perforatum], carbamazepine, fenytoïne, bosentan, efavirenz, primidon) kunnen de
plasmaconcentratie van lefamuline significant verlagen en kunnen leiden tot een verminderd
therapeutisch effect van lefamuline. Gelijktijdige toediening van dergelijke geneesmiddelen en
lefamuline is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Gebruik met sterke CYP3A/P-gp-remmers
Geneesmiddelen die sterke CYP3A- en P-gp-remmers zijn (bijvoorbeeld claritromycine, diltiazem,
itraconazol, ketoconazol, nefazodon, posaconazol, behandelingsschema's die ritonavir bevatten,
voriconazol) kunnen de absorptie van lefamuline wijzigen en de plasmaconcentraties van lefamuline
dus verhogen. Gelijktijdige toediening van dergelijke geneesmiddelen of grapefruitsap en lefamuline
is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
De mogelijkheid dat lefamuline van invloed is op de werking van andere geneesmiddelen
Lefamuline is een matige CYP3A-remmer maar heeft geen inductiepotentieel.
Gelijktijdige toediening van lefamuline en middelen die worden gemetaboliseerd door CYP3A zoals
alprazolam, alfentanil, ibrutinib, lovastatine, simvastatine, triazolam, vardenafil en verapamil kunnen
leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van deze geneesmiddelen. Zie Tabel 2.
Gelijktijdige toediening van lefamuline en middelen die worden gemetaboliseerd door CYP2C8 (b.v.
repaglinide) kunnen leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van deze geneesmiddelen. Gelijktijdige
toediening met gevoelige CYP2C8-substraten is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3 en tabel 2).
In een klinische geneesmiddelinteractiestudie werd geen klinisch relevante interactie waargenomen
wanneer lefamuline gelijktijdig werd toegediend met het P-gp-substraat digoxine. Er zijn geen
klinische geneesmiddelinteractiestudies met lefamuline en substraten van andere transporters
uitgevoerd. In-vitro-studies wezen erop dat lefamuline fungeert als een remmer van de transporters
OATP1B1, OATP1B3, BCRP, OCT1 en MATE1. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer
lefamuline gelijktijdig wordt toegediend met gevoelige substraten van deze transporters, vooral bij
substraten met een smal therapeutisch venster.
Tabel 2 geeft een overzicht van de effecten op plasmaconcentraties van lefamuline en op gelijktijdig
toegediende geneesmiddelen, uitgedrukt als de verhouding van het kleinste-kwadraten-gemiddelde
(90% betrouwbaarheidsinterval). De richting van de pijl wijst op de richting van de verandering in de
blootstellingen (Cmax en AUC), waarbij wijst op een stijging van meer dan 25%, wijst op een
daling van meer dan 25% en wijst op geen wijziging (stijging of daling gelijk aan of minder dan
25%). De onderstaande tabel is niet alomvattend.
Tabel 2: Interacties en dosisaanbevelingen voor orale Xenleta met andere geneesmiddelen
Geneesmiddel naar
therapeutische
Effect op
Klinische
gebieden/mogelijk
concentratie
Cmax
AUC
opmerkingen
interactiemechanisme geneesmiddel
ANTIARITMICA
Digoxine
-- Digoxine
1,05
1,11
Er is geen
0,5 mg enkelvoudige
(0,88-1,26)
(0,98-1,27) dosisaanpassing nodig.
dosis
(Remming van of P-
gp)
5
therapeutische
Effect op
Klinische
gebieden/mogelijk
concentratie
Cmax
AUC
opmerkingen
interactiemechanisme geneesmiddel
ANTIDEPRESSIVA
Fluvoxamine*
Niet
Er is geen
100 ml tweemaal
onderzocht
dosisaanpassing nodig.
daags
Verwacht
Lefamuline
(Lichte remming van
CYP3A)
ANTIDIABETICA
Metformine
Niet
Voorzichtigheid is
1000 mg enkelvoudige onderzocht
geboden. Gelijktijdige
dosis
toediening met
lefamuline kan leiden
(Remming van
tot hogere blootstelling
van metformine.
MATE, OCT1, OCT2)
Patiënten moeten
worden gecontroleerd.
Repaglinide*
Niet
Gelijktijdige toediening
0,25 mg enkelvoudige onderzocht
met lefamuline kan
dosis
Verwacht
leiden tot hogere
Repaglinide
blootstelling aan
(Remming van
repaglinide en is
gecontra-indiceerd (zie
CYP3A4,
rubriek 4.3).
CYP2C8)
ANTISCHIMMELMIDDELEN
Ketoconazol
Lefamuline
1,58
2,65
Gelijktijdige toediening
200 ml tweemaal
(1,38-1,81)
(2,43-2,90) met krachtige CYP3A-
daags
remmers zoals
ketoconazol kan leiden
(Sterke remming van
tot verhoogde
CYP3A4)
blootstelling aan
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Fluconazol*
Niet
Gelijktijdige toediening
400 mg dag 1 + 200
onderzocht
van geneesmiddelen
mg eenmaal daags
Verwacht
waarvan bekend is dat
Lefamuline
deze het QT-interval
(Matige remming van
verlengen is gecontra-
CYP3A)
indiceerd (zie rubriek
4.3).
ANTIMYCOBACTERIËLE MIDDELEN
Rifampicine
Lefamuline
0,43
0,28
Gelijktijdige toediening
600 mg eenmaal daags
(0,37-0,50)
(0,25-0,31) van sterke CYP3A-
inductoren kan leiden
(Sterke inductie van
tot een verminderd
CYP3A)
therapeutisch effect van
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
6
therapeutische
Effect op
Klinische
gebieden/mogelijk
concentratie
Cmax
AUC
opmerkingen
interactiemechanisme geneesmiddel
MIDDELEN DIE ETHINYLESTRADIOL BEVATTEN
Ethinylestradiol*(EE) Niet
Voorzichtigheid is
35 µg eenmaal daags
onderzocht
geboden bij gebruik.
(zie rubriek 4.6).
(Remming van
CYP3A4)
HIV-ANTIVIRALE MIDDELEN
Efavirenz *
Niet
Gelijktijdige toediening
600 mg eenmaal daags onderzocht
van matige CYP3A-
Verwacht
inductoren kan leiden
(Matige inductie van
Lefamuline
tot een verminderd
CYP3A4)
therapeutisch effect van
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
BENZODIAZEPINE BZ1-RECEPTORANTAGONIST
Zolpidem*
Niet
Controleren op
10 mg enkelvoudige
onderzocht
bijwerkingen tijdens
dosis
Verwacht
gelijktijdige toediening
Zolpidem
met lefamuline.
(Remming van
Overweeg
CYP3A4)
dosisaanpassing van
zolpidem#.
MAAGZUURREMMENDE/-NEUTRALISERENDE MIDDELEN
Omeprazol
Niet onderzocht
Er is geen
Verwacht: Lefamuline
dosisaanpassing nodig.
KRUIDENGENEESMIDDELEN
Sint-janskruid
Niet onderzocht
Gelijktijdige toediening
Verwacht: Lefamuline
van sterke CYP3A-
(Sterke inductie van
inductoren kan leiden
CYP3A4)
tot een verminderd
therapeutisch effect van
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
HMG-COA-REDUCTASEREMMERS
Rosuvastatine
Niet
Voorzichtigheid is
20 mg enkelvoudige
onderzocht
geboden bij gebruik.
dosis
Atorvastatine,
lovastatine,
pravastatine
(Remming van
CYP3A, BCRP,
OATP1)
7
therapeutische
Effect op
Klinische
gebieden/mogelijk
concentratie
Cmax
AUC
opmerkingen
interactiemechanisme geneesmiddel
SEDATIVA
Midazolam
-- Midazolam
2,03
3,07
Voorzichtigheid is
2 mg enkelvoudige
(1,84-2,23)
(2,75-3,43) geboden bij
orale dosis
gelijktijdige toediening
met orale lefamuline.
(Remming van
Overweeg
CYP3A4)
dosisaanpassing van
midazolam#.
*Op basis van in-vitro-interactie-onderzoeken werd een fysiologisch gebaseerd farmacokinetisch
model ontwikkeld en gebruikt om voorspellingen te doen.
#Zie de respectieve SPC.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten tijdens de behandeling met Xenleta effectieve
anticonceptie gebruiken. Vrouwen die orale anticonceptie gebruiken, moeten een aanvullende
barrièremethode als anticonceptie gebruiken.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van lefamuline bij zwangere vrouwen.
Uit onderzoek bij dieren is een verhoogde incidentie van doodgeboorte gebleken (zie rubriek 5.3).
Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens opgeleverd wat betreft embryo-foetale ontwikkeling (zie
rubriek 5.3).
Xenleta wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
Borstvoeding
Het is niet bekend of lefamuline/metabolieten in de moedermelk wordt/worden uitgescheiden.
Uit beschikbare farmacokinetische gegevens bij dieren blijkt dat lefamuline/metabolieten in melk
wordt/worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3).
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens behandeling met Xenleta.
Vruchtbaarheid
De effecten van lefamuline op de vruchtbaarheid bij de mens zijn niet onderzocht.
Lefamuline veroorzaakte bij ratten geen vermindering van de vruchtbaarheid of de
reproductieprestaties (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Xenleta heeft geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gemelde bijwerkingen zijn diarree (7%), misselijkheid (4%), braken (2%), verhoging van
leverenzymen (2%), hoofdpijn (1%), hypokaliëmie (1%) en slapeloosheid (1%).
8
lefamuline en leidden bij <1% tot stopzetting van de behandeling.
De meest gemelde ernstige bijwerking is atriumfibrillatie (<1%).
Tabel met de lijst van bijwerkingen
Op basis van samengevoegde gegevens van fase 3-onderzoeken voor zowel intraveneuze als orale
formuleringen werden de volgende bijwerkingen vastgesteld voor lefamuline. Bijwerkingen zijn
geclassificeerd volgens systeem/orgaanklasse en frequentie. De frequenties worden gedefinieerd als:
zeer vaak (1/10); vaak (1/100, <1/10); soms (1/1.000, <1/100); zelden (1/10.000, <1/1.000); zeer
zelden (<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 3: Frequentie van bijwerkingen per systeem/orgaanklasse afkomstig van klinische proeven
Systeem/orgaanklasse
Vaak
Soms
Infecties en parasitaire
Clostridioides difficile-colitis
aandoeningen
Orofaryngeale candidiasis
Vulvovaginale schimmelinfectie
Bloed en
Anemie
lymfestelselaandoeningen
Trombocytopenie
Voedings en
Hypokaliëmie
stofwisselingsstoornissen
Psychische stoornissen
Slapeloosheid
Angst
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
Duizeligheid
Slaperigheid
Hartaandoeningen
Elektrocardiogram QT verlengd Atriumfibrillatie
Hartkloppingen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
Orofaryngeale pijn
en mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen Diarree
Buikpijn
Misselijkheid
Pijn in de bovenbuik
Braken
Obstipatie
Dyspepsie
Epigastrisch ongemak
Gastritis
Erosieve gastritis
Lever- en galaandoeningen
Verhoogde concentratie alanine- Alkalinefosfatase verhoogd
aminotransferase*
Gamma-glutamyltransferase
Verhoogde concentratie
verhoogd
aspartaataminotransferase*
Nier en urinewegaandoeningen
Urineretentie
Onderzoeken
Creatininefosfokinase verhoogd
*In fase 3-onderzoeken (samengevoegde gegevens voor intraveneuze en orale formuleringen) kwamen
na baseline alanine-aminotransferasewaarden voor van >3x en >5x ULN bij 5% en 2% van de
patiënten die Xenleta toegediend kregen ten opzichte van 5% en 1% van de patiënten die
moxifloxacine kregen. Aspartaataminotransferasewaarden na baseline van >3x en >5x ULN kwamen
voor bij 4% en 1% van de patiënten die Xenleta toegediend kregen ten opzichte van 2% en 1% van de
patiënten die moxifloxacine kregen. De patiënten bij wie dit het geval was, waren asymptomatisch met
omkeerbare klinische laboratoriumbevindingen die doorgaans in de eerste week van het gebruik van
Xenleta een piek bereikten. Er waren geen Xenleta-patiënten die voldeden aan de criteria van de wet
van Hy.
9
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
De hoogste in klinische proeven toegediende enkelvoudige doses lefamuline waren 750 mg oraal bij
gezonde proefpersonen; deze werden niet in verband gebracht met ernstige bijwerkingen. Het QT-
interval kan stijgen naarmate de blootstelling aan lefamuline stijgt. De behandeling van overdosering
met lefamuline moet bestaan uit observatie en algemene ondersteunende maatregelen. Hemodialyse
leidt niet tot een significante verwijdering van lefamuline uit de systemische circulatie.
5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antibacteriële middelen voor systemisch gebruik, pleuromutilinen,
ATC-code: J01XX12.
Werkingsmechanisme
Lefamuline is een antibacterieel middel dat tot de pleuromutiline-groep behoort. Het remt bacteriële
eiwitsynthese door interactie met de A- en P-bindingsplaatsen van het peptidyltransferasecentrum
(PTC) in het centrale deel van domein V van de 23S rRNA van de 50S ribosomale subeenheid,
waardoor de juiste positionering van het tRNA wordt verhinderd.
Resistentie
Resistentie tegen lefamuline bij normaal gesproken gevoelige soorten kan het gevolg zijn van
mechanismen zoals specifieke bescherming of modificatie van het ribosomale doel door ABC-F-
eiwitten zoals vga (A, B, E), Cfr methyltransferase, of door mutaties van de ribosomale eiwitten L3 en
L4 of in domein V van 23S rRNA.
Cfr leidt doorgaans tot kruisresistentie met oxazolidinonen, lincosamiden, fenicolen en groep A-
streptograminen. ABC-F-eiwitten kunnen leiden tot kruisresistentie met lincosamiden en groep A-
streptograminen.
Organismen die resistent zijn tegen andere antibacteriële middelen die behoren tot de pleuromutiline-
groep zijn doorgaans kruisresistent tegen lefamuline.
De werking van lefamuline wordt niet beïnvloed door mechanismen die leiden tot resistentie tegen
bètalactamantibiotica, macroliden, chinolonen, tetracyclinen, folaatrouteremmers, mupirocine en
glycopeptiden.
Inherente resistentie tegen lefamuline treedt op bij Enterobacterales (bijvoorbeeld Klebsiella
pneumoniae) en niet-fermenterende gramnegatieve aeroben (bijvoorbeeld Pseudomonas aeruginosa,
Acinetobacter baumannii).
Antibacteriële werking in combinatie met andere antibacteriële middelen
In-vitro-onderzoeken wezen niet op antagonisme tussen lefamuline en amikacine, azitromycine,
aztreonam, ceftriaxon, levofloxacine, linezolid, meropenem, penicilline, tigecycline,
trimethoprim/sulfamethoxazol en vancomycine.
10
De minimale remmende concentratiebreekpunten (MIC-breekpunten) zoals vastgesteld op basis van
het door het Europees Comité voor tests op antimicrobiële resistentie (EUCAST) aanbevolen
interpretatieve criteria zijn:
Organisme
Minimale remmende concentraties (mg/l)
Gevoelig (S)
Resistent (>R)
Streptococcus pneumoniae
0,5
0,5
Staphylococcus aureus
0,25
0,25
PK/PD-relatie
De antimicrobiële werking van lefamuline tegen S. pneumoniae en S. aureus correleerde het beste met
de verhouding van de oppervlakte onder de concentratie-tijdcurve van vrij geneesmiddel gedurende
24 uur ten opzichte van de minimale remmende concentratie (AUC/MIC-verhouding 24u).
Klinische werkzaamheid tegen specifieke pathogenen
In klinische onderzoeken is werkzaamheid aangetoond tegen pathogenen die in vitro gevoelig zijn
voor lefamuline die bij elk van de indicaties vermeld worden:
Buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie
· Grampositieve bacteriën:
- Streptococcus pneumoniae
- Staphylococcus aureus
· Gramnegatieve bacteriën:
- Haemophilus influenzae
- Legionella pneumophila
· Andere bacteriën:
- Mycoplasma pneumoniae
- Chlamydophila pneumoniae
De klinische werkzaamheid tegen de volgende pathogenen die relevant zijn voor de goedgekeurde
indicaties is niet vastgesteld hoewel in-vitro-onderzoeken erop wijzen dat ze gevoelig zijn voor
lefamuline bij het ontbreken van verworven resistentiemechanismen:
· Gramnegatieve bacteriën:
- Haemophilus parainfluenzae
- Moraxella catarrhalis
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Xenleta in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (zie rubriek 4.2 voor
informatie over pediatrisch gebruik).
Informatie voor klinische onderzoeken
In een post-hocsubgroepanalyse van twee fase 3-onderzoeken bij patiënten met buiten het ziekenhuis
opgelopen pneumonie, waren de klinische genezingspercentages bij een bezoek na de behandeling bij
patiënten met een positieve sputumkweek, een positieve bloedkweek of een positieve urineantigeentest
voor S. pneumoniae lager bij patiënten die met lefamuline werden behandeld dan bij patiënten die met
moxifloxacine werden behandeld. Wanneer de behandeling werd gestart via intraveneuze toediening
waren de genezingspercentages 28/36 [77,8%; (95%-betrouwbaarheidsintervallen (BI's) 60,8%-
89,9%)] voor lefamuline vs. 26/31 [83,9%; (95%-BI 66,3%-94,6%)] voor moxifloxacine. Wanneer de
11
(76%; 95%-BI 55,9%-90,6%) vs. 30/32 (93,8%; 95%-BI 79,2%-99,2%).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Na orale toediening van een tabletformulering van 600 mg met onmiddellijke afgifte was de orale
biologische beschikbaarheid van lefamuline in nuchtere toestand 25,8%. De blootstelling op dag1
(AUC0-12u) was equivalent aan de blootstelling die werd verkregen met lefamuline 150mg intraveneus.
Gelijktijdige toediening van een vetrijk, calorierijk ontbijt en een enkelvoudige orale dosis van 600 mg
lefamuline (tablet met onmiddellijke afgifte) leidde tot een licht verminderde absolute biologische
beschikbaarheid (21,0%).
Distributie
Lefamuline wordt matig tot sterk gebonden aan plasma-eiwitten (alfa-1-zuur-glycoproteïne > humaan
serumalbumine) met een spreiding van 88-97% bij een concentratie van 1 µg/ml, 83-94% bij 3 µg/ml
en 73-86% bij 10 µg/ml (afhankelijk van de test), wat wijst op verzadigbare, niet-lineaire binding
tussen 1 en 10 µg/ml. Het steady-state distributievolume (Vss) is ongeveer 2,5 l/kg. Snelle
weefseldistributie van lefamuline in de huid en weke delen werd aangetoond door middel van
microdialyse, en in de epitheel aflijnende vloeistof (ELF) door middel van bronchoalveolaire lavage.
Biotransformatie
In plasma wordt tussen 24 en 42% van lefamuline voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A-fase I-
reacties, die vooral leiden tot gehydroxyleerde metabolieten zonder antibacteriële eigenschappen, met
name de belangrijkste metaboliet BC-8041(2R-hydroxy-lefamuline). BC-8041 is de enige metaboliet in
plasma die verantwoordelijk is voor >10% (13,6% tot 17,3%) van het totale geneesmiddelgerelateerde
materiaal na orale toediening terwijl na intraveneuze toediening geen enkele metaboliet de 10% (6,7%)
overschreed.
Eliminatie
Eliminatie was multifasisch en de terminale t1/2 lag tussen 9 en 10uur na een enkelvoudige orale of
intraveneuze toediening. Over het geheel genomen werd lefamuline voornamelijk via de non-renale
route geëlimineerd. Tussen 9,6% en 14,1% van een intraveneuze dosis lefamuline werd onveranderd
in de urine uitgescheiden. De totale lichaamsklaring en de renale klaring na intraveneuze infusie van
150 mg waren respectievelijk ongeveer 20 l/u en 1,6 l/u.
Bijzondere populaties
Er werden geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van lefamuline waargenomen
op basis van geslacht, ras of gewicht.
Ouderen
Bij patiënten met CAP was sprake van een trend van toenemende blootstelling aan lefamuline met het
ouder worden, met een stijging van ~50% in de AUC0-24 bij steady-state bij patiënten van 85 jaar en
ouder ten opzichte van patiënten jonger dan 65 jaar.
Nierfunctiestoornis
Er werd een onderzoek uitgevoerd om de farmacokinetiek van lefamuline na intraveneuze toediening
van 150 mg bij 8 proefpersonen met ernstige nierfunctiestoornis te vergelijken met die bij 7 gematchte
gezonde controlepersonen. Acht andere personen die hemodialyse nodig hadden, kregen op een
dialysedag (onmiddellijk vóór dialyse) en op een niet-dialysedag intraveneus 150 mg lefamuline
toegediend. De AUC, Cmax en CL van lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan bij
12
proefpersonen en proefpersonen die hemodialyse nodig hadden, zowel tijdens als voor/na dialyse.
Lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan waren niet dialyseerbaar. Nierfunctiestoornis heeft
geen effect op de eliminatie van lefamuline.
Leverfunctiestoornis
Er werd een onderzoek uitgevoerd om de farmacokinetiek van lefamuline na intraveneuze toediening
van 150 mg bij 8 proefpersonen met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B), 8
proefpersonen met ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse C) en 11 gematchte gezonde
controlepersonen te vergelijken. Er werden geen klinische betekenisvolle veranderingen in de totale
AUC, Cmax en CL van lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan waargenomen bij proefpersonen
met matige of ernstige leverfunctiestoornis ten opzichte van gematchte gezonde controlepersonen.
Leverfunctiestoornis heeft geen significant effect op de eliminatie van lefamuline. De plasma-
eiwitbinding daalde bij een toegenomen leverfunctiestoornis.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek naar toxiciteit bij herhaalde dosering en genotoxiciteit.
Bij ratten werden geen effecten op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid waargenomen die
geacht werden gerelateerd te zijn aan lefamuline. Lefamuline/metabolieten wordt/worden
uitgescheiden in de melk van zogende ratten. De maximale concentraties van radioactiviteit in plasma
en melk waren respectievelijk 3,29 en 10,7 µg equivalent/g na een enkelvoudige dosis van 30 mg/kg
radioactief gelabeld lefamuline. Lefamuline/metabolieten passeerde(n) de placenta bij drachtige ratten.
In elk van de groepen met een middelhoge en hoge dosis werd in slechts 1 van de 3 nesten van
behandelde moederdieren op dag 4 na de worp in het plasma van speenratten blootstelling aan
lefamuline aangetoond. Op dag 20 na de worp werd geen testitem gekwantificeerd in het plasma van
jongen.
Bij dieren zijn bij blootstellingsniveaus vergelijkbaar met de klinische blootstellingsniveaus
bijwerkingen waargenomen. Het betreft de volgende bijwerkingen die relevant zouden kunnen zijn
voor klinisch gebruik:
In het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij ratten bij gebruik van lefamuline tijdens de
organogenese (GD 6-17) was er sprake van 1, 0, 2 en 1 misvormde foetussen in respectievelijk de
controlegroep, de groep met een lage dosis, de groep met een middelhoge dosis en die met een hoge
dosis. Tot de bevindingen behoorden misvormingen (gespleten gehemelte, korte onderkaak, wervel-
en ribmisvormingen en een cyste in het nekgebied) bij de middelhoge en hoge doses, maar het verband
met de behandeling wordt twijfelachtig geacht. Verminderde of geen ossificatie in een aantal
skeletelementen in alle behandelde groepen wijst mogelijk op een met de behandeling samenhangende
vertraagde ontwikkeling bij alle beoordeelde doses.
In het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij konijnen bij gebruik van lefamuline tijdens
de organogenese (GD 6-18) beperkte het lage aantal levende intra-uteriene foetussen in de behandelde
groepen de interpretatie van het onderzoek. Aanvullende bevindingen in de groep met een hoge dosis
waren daling van het foetale gewicht en verminderde of geen ossificatie van skeletelementen, wat
mogelijk wijst op een vertraagde ontwikkeling.
In een onderzoek naar de prenatale en postnatale ontwikkeling bij ratten daalde de levende geboorte-
index van jongen in de groep met een hoge dosis (87,4%). Door het ontbreken van gerelateerde
bevindingen bij hetzelfde dosisniveau in het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij ratten
werd doodgeboorte beschouwd als een effect van de laatste fase van de dracht of de worp.
Bewijs van dosisafhankelijke regeneratieve anemie bij beide diersoorten duidde erop dat lefamuline
potentieel hemolytisch is bij concentraties die hoger zijn dan de concentratie van de infusieoplossing
13
bloedcompatibiliteit met menselijk bloed bij een concentratie van 0,6 mg/ml.
6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Mannitol (E421)
Povidon (K30)
Microkristallijne cellulose (E460)
Croscarmellosenatrium (E468)
Talk
Colloïdaal siliciumdioxide
Magnesiumstearaat
Omhulling van de tablet
Poly(vinylalcohol) (gedeeltelijk gehydrolyseerd) (E1203)
Titaandioxide
Macrogol/PEG
Talk
Indigokarmijn aluminiumlak (E132)
Opdruk op tablet
Schellak
Zwart ijzeroxide (E172)
Propyleenglycol
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
4 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel gelden geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Eén verpakking bevat: PVC/PE/PCTFE/Aluminium blisterverpakking met 10 filmomhulde tabletten.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes Ballsbridge
14
D04 C7H2
Ierland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/002
9. DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 27 juli 2020
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu
15
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 150 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke flacon met concentraat bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 150 mg lefamuline in
15 ml normale zoutoplossing (0,9% natriumchloride), te verdunnen tot een uiteindelijke concentratie
van 0,6 mg/ml.
Hulpstoffen met bekend effect
Dit geneesmiddel bevat 1055 mg natrium per dosis, wat overeenkomt met 52,75% van de door de
WHO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g natrium voor een volwassene.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie.
Het concentraat is een kleurloze oplossing.
Het oplosmiddel is een kleurloze oplossing.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Xenleta is geïndiceerd voor de behandeling van buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (CAP) bij
volwassenen wanneer het gebruik van antibacteriële middelen die vaak worden aanbevolen voor de
initiële behandeling van CAP niet geschikt wordt geacht of heeft gefaald (zie rubriek 5.1).
De officiële richtsnoeren voor het juiste gebruik van antibacteriële middelen moeten in aanmerking
worden genomen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering voor Xenleta wordt beschreven in tabel 1.
Patiënten kunnen afhankelijk van hun klinische toestand gedurende de hele behandeling met
intraveneus lefamuline worden behandeld. Patiënten bij wie de behandeling wordt gestart via de
intraveneuze route kunnen worden overgezet op de orale tabletten (zie de samenvatting van de
productkenmerken voor Xenleta 600 mg tabletten) indien klinisch geïndiceerd.
Tabel 1: Dosering van Xenleta
Dosering
Behandelingsduur
Alleen intraveneus lefamuline:
7 dagen
150 mg Xenleta om de 12 uur via intraveneuze infusie gedurende
60 minuten
16
Behandelingsduur
Intraveneus lefamuline met de mogelijkheid om over te schakelen op
in totaal 7 dagen
oraal lefamuline:
behandeling via de
intraveneuze of
150 mg Xenleta om de 12 uur via intraveneuze infusie gedurende
gecombineerde
60 minuten met de mogelijkheid om over te schakelen op Xenleta 600
intraveneuze en orale
mg tablet oraal om de 12 uur
routes
Bijzondere populaties
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig voor ouderen (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met nierfunctiestoornis, met inbegrip van patiënten
die hemodialyse ondergaan (zie rubriek 4.4. en 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van lefamuline bij kinderen en jongeren tot 18 jaar zijn nog niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Intraveneus gebruik.
Xenleta wordt via intraveneuze infusie gedurende 60 minuten toegediend met een infusievolume van
250 ml. De aanbevolen infusiesnelheid mag niet worden overschreden.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Overgevoeligheid voor andere middelen die behoren tot de pleuromutiline-groep.
Gelijktijdige toediening met matige of sterke CYP3A-inductoren (bijvoorbeeld efavirenz, fenytoïne,
rifampicine) (zie rubriek 4.5).
Gelijktijdige toediening met CYP3A-substraten (bijvoorbeeld antipsychotica, erytromycine,
tricyclische antidepressiva) die het QT-interval verlengen (zie rubriek 4.5).
Gelijktijdige toediening met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, zoals antiaritmica klasse
IA (bijvoorbeeld kinidine, procaïnamide) of klasse III (bijvoorbeeld amiodaron, sotalol) (zie rubriek
4.5).
Bekende QT-verlenging.
Verstoring van de elektrolytenhuishouding, met name ongecorrigeerde hypokaliëmie.
Klinisch relevante bradycardie, instabiel congestief hartfalen en een voorgeschiedenis van
symptomatische ventriculaire aritmieën.
Gelijktijdige toediening met gevoelige CYP2C8-substraten (bijvoorbeeld repaglinide) (zie rubriek
4.5).
17
Verlenging van het QTc-interval en potentiële klinische aandoeningen gerelateerd aan verlenging van
het QTc-interval
Er zijn veranderingen in de cardiale elektrofysiologie waargenomen in niet-klinische en klinische
onderzoeken met lefamuline. In klinische proeven bij patiënten met buiten het ziekenhuis opgelopen
pneumonie bedroeg de gemiddelde verandering in QTcF ten opzichte van baseline tot dag 3 tot 4 11,4
msec. Bij 17,9% en 1,7% van de patiënten werden QTcF-stijgingen na baseline waargenomen van
respectievelijk >30 msec en >60 msec, en deze traden vaker op na intraveneuze toediening van
lefamuline ten opzichte van orale toediening.
De omvang van de QT-verlenging kan toenemen naarmate de concentraties lefamuline toenemen of de
infusiesnelheid van de intraveneuze formulering toeneemt. De aanbevolen dosis en infusiesnelheid
mogen derhalve niet worden overschreden.
Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van lefamuline bij patiënten met nierfalen die dialyse nodig
hebben omdat metabole stoornissen die in verband worden gebracht met nierfalen tot QT-verlenging
kunnen leiden.
Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van lefamuline bij patiënten met lichte, matige of ernstige
cirrose omdat metabole stoornissen die in verband worden gebracht met leverinsufficiëntie tot QT-
verlenging kunnen leiden.
Clostridioides (voorheen aangeduid als Clostridium) difficile-geassocieerde diarree
C. difficile-geassocieerde diarree (CDAD) werd gemeld bij gebruik van lefamuline en kan in ernst
variëren van lichte diarree tot fatale colitis. Bij alle patiënten die tijdens of na de toediening van
lefamuline diarree krijgen, moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van CDAD (zie
rubriek 4.8). Een zorgvuldige medische voorgeschiedenis is noodzakelijk aangezien melding werd
gemaakt van het optreden van CDAD tot twee maanden na de toediening van antibacteriële
geneesmiddelen.
Als CDAD vermoed of bevestigd wordt, moet het lopende gebruik van antibacteriële middelen dat niet
gericht is tegen C. difficile mogelijk worden gestaakt. Passende ondersteunende maatregelen en
toediening van een specifieke behandeling voor Clostridioides difficile moeten in overweging worden
genomen.
Niet-gevoelige micro-organismen
Langdurig gebruik kan leiden tot overgroei van niet-gevoelige organismen waardoor het noodzakelijk
kan zijn de behandeling of andere passende maatregelen te onderbreken.
Effecten op levertransaminasen
Controle van levertransaminasen (ALT, AST) wordt aanbevolen tijdens de behandeling, met name bij
patiënten bij wie de transaminasen bij baseline verhoogd zijn (zie rubriek 4.8).
Leverfunctiestoornis
Patiënten met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B) of ernstige leverfunctiestoornis
(Child-Pugh-klasse C) hebben een verminderde eiwitbinding van lefamuline ten opzichte van gezonde
proefpersonen of proefpersonen met lichte leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse A). De
behandeling mag bij patiënten met een matige of ernstige leverfunctiestoornis alleen worden gestart na
een zorgvuldige baten-risicobeoordeling, vanwege mogelijke bijwerkingen in verband met hogere
18
de behandeling nauwlettend worden gecontroleerd.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat 1055 mg natrium per dosis, wat overeenkomt met 52,75% van de door de
WHO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g natrium voor een volwassene.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Farmacodynamische interacties
Gelijktijdige toediening met andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat deze het QT-interval
verlengen is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Farmacokinetische interacties
Effecten van andere geneesmiddelen op lefamuline
Gebruik met matige en sterke CYP3A/P-gp-inductoren
Geneesmiddelen die matige of sterke CYP3A-inductoren zijn (bijvoorbeeld rifampicine, sint-janskruid
[Hypericum perforatum], carbamazepine, fenytoïne, bosentan, efavirenz, primidon) kunnen de
plasmaconcentratie van lefamuline significant verlagen en kunnen leiden tot een verminderd
therapeutisch effect van lefamuline. Gelijktijdige toediening van dergelijke geneesmiddelen en
lefamuline is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
De mogelijkheid dat lefamuline van invloed is op de werking van andere geneesmiddelen
Gelijktijdige toediening van lefamuline en gevoelige CYP2C8-substraten zoals repaglinide kunnen
leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van deze geneesmiddelen. Gelijktijdige toediening met
gevoelige substraten van CYP2C8 is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3 en tabel 2).
In een klinische geneesmiddelinteractiestudie werd geen klinisch relevante interactie waargenomen
wanneer lefamuline gelijktijdig werd toegediend met het P-gp-substraat digoxine. Er zijn geen
klinische geneesmiddelinteractiestudies met lefamuline en substraten van andere transporters
uitgevoerd. In-vitro-studies wezen erop dat lefamuline fungeert als een remmer van de transporters
OATP1B1, OATP1B3, BCRP, OCT1 en MATE1. Daarom is voorzichtigheid geboden wanneer
lefamuline gelijktijdig wordt toegediend met gevoelige substraten van deze transporters, vooral bij
substraten met een klein therapeutisch toepassingsgebied.
Tabel 2 geeft een overzicht van de effecten op plasmaconcentraties van lefamuline en op gelijktijdig
toegediende geneesmiddelen, uitgedrukt als de verhouding van het kleinste-kwadraten-gemiddelde
(90% betrouwbaarheidsinterval). De richting van de pijl wijst op de richting van de verandering in de
blootstellingen (Cmax en AUC), waarbij wijst op een stijging van meer dan 25%, wijst op een
daling van meer dan 25% en wijst op geen wijziging (stijging of daling gelijk aan of minder dan
25%). De onderstaande tabel is niet alomvattend.
Tabel 2: Interacties en dosisaanbevelingen voor intraveneus Xenleta met andere geneesmiddelen
Geneesmiddel naar
therapeutische
Effect op
Klinische
gebieden/mogelijk
concentratie
Cmax
AUC
opmerkingen
interactiemechanisme geneesmiddel
ANTIDEPRESSIVA
Fluvoxamine*
Niet
Er is geen
100 ml tweemaal
onderzocht
dosisaanpassing van
daags
Verwacht
intraveneus lefamuline
Lefamuline
nodig.
19
therapeutische
Effect op
Klinische
gebieden/mogelijk
concentratie
Cmax
AUC
opmerkingen
interactiemechanisme geneesmiddel
(Lichte remming van
CYP3A)
ANTIDIABETICA
Metformine
Niet
Voorzichtigheid is
1000 mg enkelvoudige onderzocht
geboden. Gelijktijdige
dosis
toediening met
lefamuline kan leiden
(Remming van
tot hogere blootstelling
MATE, OCT1, OCT2)
van metformine.
Patiënten moeten
worden gecontroleerd.
Repaglinide*
Niet
Gelijktijdige toediening
0,25 mg enkelvoudige onderzocht
met lefamuline kan
dosis
Verwacht
leiden tot hogere
Repaglinide
blootstelling van
(Remming van
repaglinide en is
CYP3A4, CYP2C8)
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
ANTISCHIMMELMIDDELEN
Ketoconazol
Lefamuline
1,06
1,26
Geen dosisaanpassing
200 ml tweemaal
(0,96-1,16)
(1,14-1,41) voor intraveneus
daags
lefamuline.
(Sterke remming van
CYP3A4)
Fluconazol*
Niet
Gelijktijdige toediening
400 mg dag 1 + 200
onderzocht
van geneesmiddelen
mg eenmaal daags
Verwacht
waarvan bekend is dat
Lefamuline
deze het QT-interval
(Matige remming van
verlengen is gecontra-
CYP3A)
indiceerd (zie rubriek
4.3).
ANTIMYCOBACTERIËLE MIDDELEN
Rifampicine
Lefamuline
0,92
0,73
Gelijktijdige toediening
600 mg eenmaal daags
(0,87-0,97)
(0,70-0,76) van sterke CYP3A-
inductoren kan leiden
(Sterke inductie van
tot een verminderd
CYP3A)
therapeutisch effect van
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
MIDDELEN DIE ETHINYLESTRADIOL BEVATTEN
Ethinylestradiol*(EE) Niet
Voorzichtigheid is
35 µg eenmaal daags
onderzocht
geboden bij gebruik.
Verwacht
(zie rubriek 4.6).
(Remming van
EE
CYP3A4)
HIV-ANTIVIRALE MIDDELEN
Efavirenz *
Niet
Gelijktijdige toediening
600 mg eenmaal daags onderzocht
van matige CYP3A-
Verwacht
inductoren kan leiden
Lefamuline
tot een verminderd
20
therapeutische
Effect op
Klinische
gebieden/mogelijk
concentratie
Cmax
AUC
opmerkingen
interactiemechanisme geneesmiddel
(Matige inductie van
therapeutisch effect van
CYP3A4)
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
BENZODIAZEPINE BZ1-RECEPTORANTAGONIST
Zolpidem*
Niet
Er is geen
10 mg enkelvoudige
onderzocht
dosisaanpassing nodig.
dosis
Verwacht
-- Zolpidem
(Remming van
CYP3A4)
KRUIDENGENEESMIDDELEN
Sint-janskruid
Niet onderzocht
Gelijktijdige toediening
Verwacht: Lefamuline
van sterke CYP3A-
(Sterke inductie van
inductoren kan leiden
CYP3A4)
tot een verminderd
therapeutisch effect van
lefamuline en is
gecontra-indiceerd (zie
rubriek 4.3).
HMG-COA-REDUCTASEREMMERS
Rosuvastatine
Niet
Voorzichtigheid is
20 mg enkelvoudige
onderzocht
geboden bij gebruik.
dosis
Atorvastatine,
lovastatine,
provastatine
(Remming van BCRP,
OATP1)
SEDATIVA
Midazolam
-- Midazolam
1,03
1,17
Er is geen
2 mg enkelvoudige
(0,82-1,3)
(0,82-1,67) dosisaanpassing nodig
orale dosis
bij gelijktijdige
toediening met
(Remming van
intraveneus lefamuline.
CYP3A4)
*Op basis van in-vitro-interactie-onderzoeken werd een fysiologisch gebaseerd farmacokinetisch
model ontwikkeld en gebruikt om voorspellingen te doen.
#Zie de respectieve SPC.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten tijdens de behandeling met Xenleta effectieve
voorbehoedsmiddelen gebruiken. Vrouwen die orale anticonceptie gebruiken, moeten een aanvullende
barrièremethode als anticonceptie gebruiken.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van lefamuline bij zwangere vrouwen.
Uit onderzoek bij dieren is een verhoogde incidentie van doodgeboorte gebleken (zie rubriek 5.3).
21
rubriek 5.3).
Xenleta wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap.
Borstvoeding
Het is niet bekend of lefamuline/metabolieten in de moedermelk wordt/worden uitgescheiden.
Uit beschikbare farmacokinetische gegevens bij dieren blijkt dat lefamuline/metabolieten in melk
wordt/worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3).
Risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Borstvoeding moet worden gestaakt tijdens de behandeling met Xenleta.
Vruchtbaarheid
De effecten van lefamuline op de vruchtbaarheid bij de mens zijn niet onderzocht.
Lefamuline veroorzaakte bij ratten geen vermindering van de vruchtbaarheid of de
reproductieprestaties (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Xenleta heeft geen invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gemelde bijwerkingen zijn reacties op de toedieningsplaats (7%), diarree (7%), misselijkheid
(4%), braken (2%), verhoging van leverenzymen (2%), hoofdpijn (1%), hypokaliëmie (1%) en
slapeloosheid (1%).
Reacties op de toedieningsplaats hebben betrekking op intraveneuze toediening en leidden bij <1% tot
stopzetting van de behandeling. Maag-darmstelselaandoeningen werden voornamelijk in verband
gebracht met de orale formulering van lefamuline en leidden bij <1% tot stopzetting van de
behandeling.
De meest gemelde ernstige bijwerking is atriumfibrillatie (<1%).
Tabel met de lijst van bijwerkingen
Op basis van samengevoegde gegevens van fase 3-onderzoeken voor zowel intraveneuze als orale
formuleringen werden de volgende bijwerkingen vastgesteld voor lefamuline. Bijwerkingen zijn
geclassificeerd volgens systeem/orgaanklasse en frequentie. De frequenties worden gedefinieerd als:
zeer vaak (1/10); vaak (1/100, <1/10); soms (1/1.000, <1/100); zelden (1/10.000, <1/1.000); zeer
zelden (<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 3: Frequentie van bijwerkingen per systeem/orgaanklasse afkomstig van klinische
proeven
Systeem/orgaanklasse
Vaak
Soms
Infecties en parasitaire
Clostridioides difficile-colitis
aandoeningen
Orofaryngeale candidiasis
Vulvovaginale schimmelinfectie
Bloed en
Anemie
lymfestelselaandoeningen
Trombocytopenie
Voedings en
Hypokaliëmie
stofwisselingsstoornissen
Psychische stoornissen
Slapeloosheid
Angst
22
Hoofdpijn
Duizeligheid
Slaperigheid
Hartaandoeningen
Elektrocardiogram QT verlengd Atriumfibrillatie
Hartkloppingen
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
Orofaryngeale pijn
en mediastinumaandoeningen
Maag-darmstelselaandoeningen Diarree
Buikpijn
Misselijkheid
Pijn in de bovenbuik
Braken
Obstipatie
Dyspepsie
Epigastrisch ongemak
Gastritis
Erosieve gastritis
Lever- en galaandoeningen
Verhoogde concentratie alanine- Alkalinefosfatase verhoogd
aminotransferase*
Gamma-glutamyltransferase
Verhoogde concentratie
verhoogd
aspartaataminotransferase*
Nier en urinewegaandoeningen
Urineretentie
Algemene aandoeningen en
Pijn op de infusieplaats
Bloeduitstorting op de
toedieningsplaatsstoornissen
Flebitis op de infusieplaats
infusieplaats
Erytheem op de infusieplaats
Koud gevoel op de infusieplaats
Onderzoeken
Creatininefosfokinase verhoogd
*In fase 3-onderzoeken (samengevoegde gegevens voor intraveneuze en orale formuleringen) kwamen
na baseline alanine-aminotransferasewaarden voor van >3x en >5x ULN bij 5% en 2% van de
patiënten die Xenleta toegediend kregen ten opzichte van 5% en 1% van de patiënten die
moxifloxacine kregen. Aspartaataminotransferasewaarden na baseline van >3x en >5x ULN kwamen
voor bij 4% en 1% van de patiënten die Xenleta toegediend kregen ten opzichte van 2% en 1% van de
patiënten die moxifloxacine kregen. De patiënten bij wie dit het geval was, waren asymptomatisch met
omkeerbare klinische laboratoriumbevindingen die doorgaans in de eerste week van het gebruik van
Xenleta een piek bereikten. Geen Xenleta-patiënten met de criteria van de wet van Hy.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
De hoogste in klinische proeven toegediende enkelvoudige doses lefamuline waren 400 mg
intraveneus bij gezonde proefpersonen die niet werden geassocieerd met ernstige bijwerkingen. Het
QT-interval kan stijgen naarmate de blootstelling aan lefamuline stijgt. De behandeling van
overdosering met lefamuline moet bestaan uit observatie en algemene ondersteunende maatregelen.
Hemodialyse leidt niet tot een significante verwijdering van lefamuline uit de systemische circulatie.
5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antibacteriële middelen voor systemisch gebruik, pleuromutilinen,
ATC-code: J01XX12
Werkingsmechanisme
23
eiwitsynthese door interactie met de A- en P-bindingsplaatsen van het peptidyltransferasecentrum
(PTC) in het centrale deel van domein V van de 23S rRNA van de 50S ribosomale subeenheid,
waardoor de juiste positionering van het tRNA wordt verhinderd.
Resistentie
Resistentie tegen lefamuline bij normaal gesproken gevoelige soorten kan het gevolg zijn van
mechanismen zoals specifieke bescherming of modificatie van het ribosomale doel door ABC-F-
eiwitten zoals vga (A, B, E), Cfr methyltransferase, of door mutaties van ribosomale eiwitten L3 en L4
of in domein V van 23S rRNA.
Cfr leidt doorgaans tot kruisresistentie met oxazolidinonen, lincosamiden, fenicolen en groep A-
streptograminen. ABC-F-eiwitten kunnen leiden tot kruisresistentie met lincosamiden en groep A-
streptograminen.
Organismen die resistent zijn tegen andere antibacteriële middelen die behoren tot de pleuromutiline-
groep zijn doorgaans kruisresistent tegen lefamuline.
De activiteit van lefamuline wordt niet beïnvloed door mechanismen die leiden tot resistentie tegen
bèta-lactamen, macroliden, chinolonen, tetracyclinen, folaatrouteremmers, mupirocine en
glycopeptiden.
Inherente resistentie tegen lefamuline treedt op bij Enterobacterales (bijvoorbeeld Klebsiella
pneumoniae) en niet-fermenterende gramnegatieve aeroben (bijvoorbeeld Pseudomonas aeruginosa,
Acinetobacter baumannii).
Antibacteriële werking in combinatie met andere antibacteriële middelen
In-vitro-onderzoeken wezen niet op antagonisme tussen lefamuline en amikacine, azitromycine,
aztreonam, ceftriaxon, levofloxacine, linezolid, meropenem, penicilline, tigecycline,
trimethoprim/sulfamethoxazol en vancomycine.
Interpretatieve criteria voor gevoeligheidstests
De minimale remmende concentratiebreekpunten (MIC-breekpunten) zoals vastgesteld op basis van
het door het Europees Comité voor tests op antimicrobiële resistentie (EUCAST) aanbevolen
interpretatieve criteria zijn:
Organisme
Minimale remmende concentraties (mg/l)
Gevoelig (S)
Resistent (>R)
Streptococcus pneumoniae
0,5
0,5
Staphylococcus aureus
0,25
0,25
PK/PD-relatie
De antimicrobiële werking van lefamuline tegen S. pneumoniae en S. aureus correleerde het beste met
de verhouding van het oppervlakte onder de concentratie-tijdcurve van vrij geneesmiddel gedurende
24 uur ten opzichte van de minimale remmende concentratie (AUC/MIC-verhouding 24u).
Klinische werkzaamheid tegen specifieke pathogenen
In klinische onderzoeken is de werkzaamheid aangetoond tegen de pathogenen die in vitro gevoelig
zijn voor lefamuline die bij elke indicatie vermeld worden:
Buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie
24
- Streptococcus pneumoniae
- Staphylococcus aureus
· Gramnegatieve bacteriën:
- Haemophilus influenzae
- Legionella pneumophila
· Andere bacteriën:
- Mycoplasma pneumoniae
- Chlamydophila pneumoniae
De klinische werkzaamheid tegen de volgende pathogenen die relevant zijn voor de goedgekeurde
indicaties is niet vastgesteld hoewel in-vitro-onderzoeken erop wijzen dat ze gevoelig zijn voor
lefamuline bij het ontbreken van verworven resistentiemechanismen:
· Gramnegatieve bacteriën:
- Haemophilus parainfluenzae
- Moraxella catarrhalis
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Xenleta in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten met buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (zie rubriek 4.2 voor
informatie over pediatrisch gebruik).
Informatie voor klinische onderzoeken
In een subgroepanalyse achteraf van twee fase 3-onderzoeken bij patiënten met buiten het ziekenhuis
opgelopen pneumonie, waren de klinische genezingspercentages bij een bezoek na de behandeling bij
patiënten met een positieve sputumkweek, positieve bloedkweek of een positieve urineantigeentest
voor S. pneumoniae, lager bij patiënten die met lefamuline werden behandeld dan bij patiënten die met
moxifloxacine werden behandeld. Wanneer de behandeling werd gestart via intraveneuze toediening
waren de genezingspercentages 28/36 [77,8%; (95% betrouwbaarheidsintervallen (BI's) 60,8%-
89,9%)] voor lefamuline vs. 26/31 [83,9%; (95% BI 66,3%-94,6%)] voor moxifloxacine. Wanneer de
behandeling werd gestart via orale toediening waren de genezingspercentages respectievelijk 19/25
(76%; 95% BI 55,9%-90,6%) vs. 30/32 (93,8%; 95% BI 79,2%-99,2%).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Niet van toepassing.
Distributie
Lefamuline is matig tot sterk gebonden aan plasma-eiwitten (alfa-1-zuur-glycoproteïne > humaan
serumalbumine) binnen een bereik van 88-97% bij een concentratie van 1 µg/ml, 83-94% bij 3 µg/ml
en 73-86% bij 10 µg/ml (afhankelijk van de test), wat wijst op verzadigbare, niet-lineaire binding. Het
steady-state distributievolume (Vss) is ongeveer 2,5 l/kg. Snelle weefseldistributie van lefamuline in
de huid en weke delen werd aangetoond door middel van microdialyse, en in de epitheel aflijnende
vloeistof (ELF) door middel van bronchoalveolaire lavage.
Biotransformatie
In plasma wordt tussen 24 en 42% van de lefamuline voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A-fase I-
reacties, die vooral leiden tot gehydroxileerde metabolieten zonder antibacteriële eigenschappen, met
25
plasma die verantwoordelijk is voor >10% (13,6% tot 17,3%) van het totale geneesmiddelgerelateerde
materiaal na orale toediening terwijl na intraveneuze toediening geen enkele metaboliet de 10% (6,7%)
overschreed.
Eliminatie
Eliminatie was multifasisch en de terminale t1/2 lag tussen 9 en 10uur na enkelvoudige orale of
intraveneuze toediening. Over het geheel genomen werd lefamuline voornamelijk via de non-renale
route geëlimineerd. Tussen 9,6% en 14,1% van een intraveneuze dosis lefamuline werd onveranderd
in de urine uitgescheiden. De totale lichaamsklaring en de renale klaring na intraveneuze infusie van
150 mg waren respectievelijk ongeveer 20 l/u en 1,6 l/u.
Bijzondere populaties
Er werden geen klinisch significante verschillen in de farmacokinetiek van lefamuline waargenomen
op basis van geslacht, ras of gewicht.
Ouderen
Bij patiënten met CAP was sprake van een trend van toenemende blootstelling aan lefamuline met het
ouder worden, met een stijging van ~50% in AUC0-24 bij steady-state bij patiënten van 85 jaar en ouder
ten opzichte van patiënten jonger dan 65 jaar.
Nierfunctiestoornis
Er werd een onderzoek uitgevoerd om de farmacokinetiek van lefamuline na intraveneuze toediening
van 150 mg bij 8 proefpersonen met ernstige nierfunctiestoornis te vergelijken met die bij 7 gematchte
gezonde controlepersonen. Acht andere personen die hemodialyse nodig hadden, kregen op een
dialysedag (onmiddellijk vóór dialyse) en op een niet-dialysedag intraveneus 150 mg lefamuline
toegediend. De AUC, Cmax en CL van lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan bij
proefpersonen met ernstige nierfunctiestoornis waren vergelijkbaar met die van gematchte gezonde
proefpersonen en proefpersonen die hemodialyse nodig hebben, zowel tijdens als voor/na dialyse.
Lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan waren niet dialyseerbaar. Nierfunctiestoornis heeft
geen effect op de eliminatie van lefamuline.
Leverfunctiestoornis
Er werd een onderzoek uitgevoerd om de farmacokinetiek van lefamuline na intraveneuze toediening
van 150 mg bij 8 proefpersonen met matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse B), 8
proefpersonen met ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse C) en 11 gematchte gezonde
controlepersonen te vergelijken. Er werden geen klinische betekenisvolle veranderingen in de totale
AUC, Cmax en CL van lefamuline en de belangrijkste metaboliet ervan waargenomen bij proefpersonen
met matige of ernstige leverfunctiestoornis ten opzichte van gematchte gezonde controlepersonen.
Leverfunctiestoornis heeft geen significant effect op de eliminatie van lefamuline. De plasma-
eiwitbinding daalde bij een toegenomen leverfunctiestoornis.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en genotoxiciteit.
Bij ratten werden geen effecten op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid waargenomen die
geacht werden gerelateerd te zijn aan lefamuline. Lefamuline/metabolieten wordt/worden
uitgescheiden in de melk van zogende ratten. De maximale concentraties radioactiviteit in plasma en
melk waren respectievelijk 3,29 en 10,7 µg equivalent/g, na een enkelvoudige dosis van 30 mg/kg
radioactief gelabelde lefamuline. Lefamuline/metabolieten passeerde(n) de placenta bij drachtige
ratten. In elk van de groepen met een middelhoge en hoge dosis werd in slechts 1 van de 3 nesten van
behandelde moederdieren op dag 4 na de worp in het plasma van speenratten blootstelling aan
26
jongen.
Bij dieren zijn bij soortgelijke blootstellingsniveaus als de klinische blootstellingsniveaus
bijwerkingen waargenomen. Het betreft de volgende bijwerkingen die relevant zouden kunnen zijn
voor klinische doeleinden:
In het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij ratten bij gebruik van lefamuline tijdens de
organogenese (GD 6-17) was er sprake van 1, 0, 2 en 1 misvormde foetussen in respectievelijk de
controlegroep, de groep met een lage dosis, de groep met een middelhoge dosis en die met een hoge
dosis. Tot de bevindingen behoorden misvormingen (gespleten gehemelte, korte onderkaak, wervel-
en ribmisvormingen en een cyste in het nekgebied ) bij de middelhoge en hoge doses, maar het
verband met de behandeling wordt twijfelachtig geacht. Verminderde of geen ossificatie in een aantal
skeletelementen in alle behandelde groepen wijst mogelijk op een met de behandeling samenhangende
vertraagde ontwikkeling bij alle beoordeelde doses.
In het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij konijnen bij gebruik van lefamuline tijdens
de organogenese (GD 6-18) beperkte het lage aantal levende intra-uteriene foetussen in de behandelde
groepen de interpretatie van het onderzoek. Aanvullende bevindingen in de groep met een hoge dosis
waren daling van het foetale gewicht en verminderde of geen ossificatie van skeletelementen, wat
mogelijk wijst op een vertraagde ontwikkeling.
In een onderzoek naar de prenatale en postnatale ontwikkeling bij ratten daalde de levende geboorte-
index van jongen in de groep met een hoge dosis (87,4%). Door het ontbreken van gerelateerde
bevindingen bij hetzelfde dosisniveau in het onderzoek naar de embryo-foetale ontwikkeling bij ratten
werd doodgeboorte beschouwd als een effect van de laatste fase van de dracht of de worp.
Het bewijs van dosisafhankelijke regeneratieve anemie bij beide diersoorten was potentieel
hemolytisch bij concentraties die tien keer zo hoog zijn als de concentratie van de infusieoplossing die
klinisch zal worden gebruikt. Dit effect bleek niet uit een in-vitro-beoordeling van de
bloedcompatibiliteit met menselijk bloed bij een concentratie van 0,6 mg/ml.
6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Concentraat
Natriumchloride
Water voor injecties
Oplosmiddel
Citroenzuur
Natriumcitraat
Natriumchloride
Water voor injecties
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3 Houdbaarheid
4 jaar.
27
De chemische en fysische stabiliteit van de verdunde oplossing tijdens het gebruik is aangetoond voor
de duur van 24 uur bij kamertemperatuur en voor 48 uur bij 2 °C tot 8 °C. Vanuit microbiologisch
oogpunt moet het product onmiddellijk worden gebruikt. Indien het middel niet onmiddellijk wordt
gebruikt, vallen de bewaartijden na opening en de bewaarcondities vóór gebruik onder de
verantwoordelijkheid van de bereider; deze zijn normaal gesproken niet langer dan 24 uur bij 2 °C tot
8 °C, tenzij de verdunning is uitgevoerd onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Concentraat
Bewaren in de koelkast (2 °C tot 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
Oplosmiddel
Bewaren beneden 25 °C. Niet in de vriezer bewaren.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Eén verpakking bevat:
Type I-glas, afgedicht met een stop (chloorbutylrubber) en verzegeld met een flip-off-dop, 2 flacons
met 15 ml concentraat.
Infuuszakken van polypropyleen (PP), 2 zakken met 250 ml oplosmiddel.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Algemene voorzorgsmaatregelen
Elke flacon en infuuszak is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Voor de bereiding en toediening van de oplossing moeten standaard aseptische technieken worden
gebruikt.
Instructies voor verdunning en infusie
Xenleta-concentraat moet worden gemengd in de zak met oplosmiddel die 250 ml oplossing bestaande
uit 10 mM met citraat gebufferde zoutoplossing bevat, en moet via infusie worden toegediend.
1. Trek op aseptische wijze 15 ml Xenleta op uit de flacon met concentraat.
2. Breng het concentraat over naar de zak met oplosmiddel die 250 ml oplossing van 10 mM met
citraat gebufferd 0,9% natriumchloride voor injectie bevat.
3. Gooi de ongebruikte inhoud van de flacon met concentraat weg. De flacon met concentraat en
de zak met oplosmiddel zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik.
4. De verdunde oplossing moet helder en kleurloos zijn. Parenterale geneesmiddelen dienen vóór
toediening visueel op deeltjes en verkleuring te worden geïnspecteerd, voor zover de
oplossing en de verpakking dit toelaten.
5. Dien toe via intraveneuze infusie gedurende een periode van 60 minuten door middel van
rechtstreekse infusie of via een reeds aanwezige Y-set voor infusie. Vermijd snelle
intraveneuze infusie en bolusinfusie.
6. Dien alleen toe via intraveneuze infusie.
De compatibiliteit van gereconstitueerd Xenleta met intraveneuze geneesmiddelen, additieven of
stoffen anders dan 10mM met citraat gebufferd 0,9% natriumchloride voor intraveneuze infusie en
28
intraveneuze lijn wordt gebruikt om naast Xenleta andere geneesmiddelen toe te dienen, moet de lijn
vóór en na elke toediening van Xenleta worden gespoeld met 0,9% natriumchloride voor intraveneuze
infusie.
Verwijdering
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes
Ballsbridge
Dublin 4
D04 C7H2
Ierland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
9. DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 27 juli 2020
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu
29
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN EN BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
30
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes,
Ballsbridge
Dublin 4
D04 C7H2
Ierland
B. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMPaanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
31
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
32
A. ETIKETTERING
33
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 600 mg filmomhulde tabletten
lefamuline
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 600 mg lefamuline.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
10 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes, Ballsbridge
Dublin 4, D04 C7H2
Ierland
34
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/002
13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Xenleta
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
35
WORDEN VERMELD
BLISTERFOLIE
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 600 mg filmomhulde tabletten
lefamuline
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Nabriva Therapeutics
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Partij
5.
OVERIGE
36
KIT BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 150 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
lefamuline
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon met concentraat bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 150 mg lefamuline
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Concentraat:
Natriumchloride
Water voor injecties
Zak met oplosmiddel:
Natriumchloride
Natriumcitraat
Citroenzuur
Water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
2 flacons met lefamuline-concentraat
2 zakken met oplosmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na verdunning.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
37
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes, Ballsbridge
Dublin 4, D04 C7H2
Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
38
DOOS MET FLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 150 mg concentraat voor oplossing voor infusie
lefamuline
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 150 mg lefamuline.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride
Water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
2 flacons
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na verdunning
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
39
HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Ballsbridge
D04 C7H2, Dublin, Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
40
Doos met IV oplosmiddel voor verdunning
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Oplosmiddel voor Xenleta
Oplosmiddel voor oplossing voor infusie
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, natriumcitraat en citroenzuur in water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplosmiddel voor oplossing voor infusie
2 zakken 250 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik.
Eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25 °C.
Niet in de vriezer bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
41
The Sweepstakes, Ballsbridge
Dublin 4, D04 C7H2
Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
42
FLACON MET CONCENTRAAT (15 ml)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xenleta 150 mg concentraat voor oplossing voor infusie
lefamuline
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat lefamuline-acetaat, overeenkomend met 150 mg lefamuline
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat natriumchloride en water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Steriel concentraat
15 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik na verdunning
Eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
43
Alexandra House, Ballsbridge
D04 C7H2, Dublin, Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
44
Etiket voor infuuszak met oplosmiddel
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Oplosmiddel voor Xenleta
IV
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Elke zak bevat: natriumchloride, natriumcitraat en citroenzuur in water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplosmiddel voor oplossing voor infusie
250 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor intraveneus gebruik.
Eenmalig gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25 °C.
Niet in de vriezer bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
45
D04 C7H2, Dublin, Ierland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1457/001
13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
46
B. BIJSLUITER
47
Xenleta 600 mg filmomhulde tabletten
lefamuline
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Xenleta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe neemt u dit middel in?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1. Wat is Xenleta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Xenleta is een antibioticum dat de werkzame stof lefamuline bevat. Het behoort tot een groep van
geneesmiddelen die `pleuromutilinen' worden genoemd.
Lefamuline werkt door het doden van bepaalde bacteriën die infecties veroorzaken.
Xenleta wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met bacteriële infecties in de longen,
ook wel longontsteking of pneumonie genoemd, wanneer andere behandelingen voor longontsteking
niet geschikt worden geacht.
2. Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent
allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U bent
allergisch voor andere geneesmiddelen die behoren tot de pleuromutiline-groep.
- U
neemt bepaalde geneesmiddelen in die een wisselwerking kunnen hebben met Xenleta. De
reden hiervoor is dat sommige geneesmiddelen de werking van Xenleta kunnen verhinderen of
kunnen leiden tot bijwerkingen als ze in combinatie met Xenleta worden toegediend. Zie
Gebruikt
u nog andere geneesmiddelen? voor voorbeelden.
- U
neemt geneesmiddelen in die veranderingen in de elektrische activiteit van het hart kunnen
veroorzaken, zoals waargenomen op een ECG (zie
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
hieronder). De reden hiervoor is dat lefamuline kan leiden tot een aandoening die verlengd QT-
interval wordt genoemd. Dit is een abnormale elektrische activiteit die van invloed is op het
hartritme.
- U heeft een
verstoorde zoutbalans in het bloed (met name laag kaliumgehalte in het bloed).
- U heeft of had een
onregelmatig hartritme of een afwijkende ECG-bevinding die QT-
verlenging wordt genoemd.
48
- Uw
hart werkt niet goed genoeg (hartfalen).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel inneemt,
- als u
nierfalen heeft en dialyse nodig heeft;
- als u lijdt aan cirrose (
ernstige leverziekte)
Is een van deze punten op u van toepassing, of twijfelt u hierover? Neem dan contact op met uw arts
voordat u Xenleta inneemt.
Als u tijdens of na het innemen van Xenleta-tabletten ernstige diarree krijgt, neem dan contact op
met uw arts omdat u dan misschien moet stoppen met dit geneesmiddel of misschien een ander
geneesmiddel moet innemen om de diarree te behandelen. Antibiotica kunnen leiden tot een
overmatige groei van bepaalde bacteriën in uw darmen die de darmen kunnen beschadigen en ernstige
diarree kunnen veroorzaken.
Als u een gele huid (geelzucht) krijgt of het oogwit geel wordt (icterus sclera), neem dan contact
op met uw arts omdat u misschien moet stoppen met Xenleta of andere geneesmiddelen.
Andere infecties
Er is een kleine kans dat u tijdens of na de behandeling met Xenleta een andere infectie krijgt die door
een andere bacterie wordt veroorzaakt. Uw arts zal u nauwlettend controleren op nieuwe infecties en u
zo nodig een andere behandeling geven.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Xenleta wordt
niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Neemt u naast Xenleta nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts of
apotheker. De onderstaande lijsten bevatten alleen enkele voorbeelden van geneesmiddelen die moeten
worden vermeden wanneer lefamuline wordt ingenomen of waarvoor voorzichtigheid is geboden. Uw
arts zal beslissen of lefamuline geschikt is voor u.
U mag de volgende geneesmiddelen niet samen met lefamuline innemen:
- carbamazepine, fenytoïne, primidon (voor epilepsie);
- efavirenz, ritonavir (voor hiv)
- sint-janskruid, een kruidenmiddel (voor de behandeling van depressie en neerslachtigheid)
- bosentan, diltiazem, amiodaron, sotalol, kinidine, procaïnamide (voor een pijnlijk en drukkend
gevoel op de borst, verhoogde bloeddruk of hartritmestoornissen)
- rifampicine, claritromycine, erytromycine (voor bacteriële infecties)
- fluconazol, itraconazol, posaconazol, voriconazol (voor schimmelinfecties)
- ketoconazol (voor de ziekte van Cushing)
- repaglinide (voor diabetes)
- nefazodon, amitriptyline of pimozide (voor depressie of andere psychische aandoeningen)
Uw arts moet de dosis van sommige geneesmiddelen misschien aanpassen zolang u lefamuline
gebruikt. Die geneesmiddelen zijn onder meer:
* alprazolam, midazolam, triazolam of andere geneesmiddelen die benzodiazepinen worden
genoemd (voor angst)
* alfentanil (een opioïde voor pijn)
* vardenafil (voor erectiestoornissen)
* ibrutinib (voor bepaalde soorten kanker)
* lovastatine, rosuvastatine of simvastatine (om het cholesterolgehalte te verlagen)
* metformine (voor diabetes)
49
* ethinylestradiol (gebruikt in anticonceptiepillen)
* verapamil (voor verhoogde bloeddruk)
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Xenleta moet op een lege maag worden ingenomen, ten minste één uur vóór of twee uur na de
maaltijd. Dit is omdat eten en drinken de werking van geneesmiddelen kan beïnvloeden.
U mag tijdens de behandeling met Xenleta geen grapefruit eten of grapefruitsap drinken, aangezien dit
kan leiden tot een wisselwerking met Xenleta en een toename van bijwerkingen.
Zwangerschap en borstvoeding
Gebruik Xenleta niet als u zwanger bent of borstvoeding geeft. Bent u zwanger, denkt u zwanger te
zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker
voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Xenleta heeft geen invloed op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
Xenleta bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, wat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3. Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
De aanbevolen dosering is één tablet Xenleta 600 mg om de 12 uur gedurende 5 dagen. De tabletten
moeten in hun geheel met water worden doorgeslikt.
Xenleta-tabletten kunnen ook worden ingenomen na aanvang van de behandeling met Xenleta-infusie
via een indruppeling (een infuus) in een ader. Het aantal dagen dat u daarna Xenleta-tabletten moet
innemen, is afhankelijk van het aantal dagen dat u bent behandeld via indruppeling.
Uw arts zal u vertellen hoe lang u Xenleta moet innemen. Het is belangrijk dat u de kuur afmaakt.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Neem contact op met uw arts of apotheker als u per ongeluk te veel tabletten heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. U moet met de volgende geplande dosis
verdergaan met uw kuur.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Gebruik de volledige door uw arts voorgeschreven tablettenkuur, ook als u zich beter begint te voelen
voordat alle tabletten op zijn. Als u te snel stopt met het innemen van de tabletten, kan de infectie
terugkeren of kan uw toestand verergeren.
Sommige bacteriën kunnen achterblijven en resistent worden tegen antibiotica als u de kuur niet
afmaakt of als u uw tabletten niet op het juiste moment inneemt. Dit kan ertoe leiden dat de infectie
terugkeert of dat het antibioticum niet werkt als de infectie terugkeert.
Als u een bijwerking krijgt waarover u zich zorgen maakt, raadpleeg dan onmiddellijk een arts voordat
u de volgende dosis inneemt.
50
apotheker of verpleegkundige.
4. Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
* laag kaliumgehalte in uw bloed (hypokaliëmie), wat kan leiden tot spierzwakte, trillende
spieren of een afwijkend hartritme
* slapeloosheid (insomnie)
* hoofdpijn
* verandering van het hartritme (waargenomen op een ECG, waarmee de elektrische activiteit
van het hart word gemeten)
* diarree
* misselijkheid of braken
* stijging van een speciaal leverenzym in het bloed (transaminasen)
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
* ontsteking van de darmen die diarree veroorzaakt (colitis) door een infectie met de bacterie
Clostridioides difficile (voorheen aangeduid als Clostridium difficile)
* schimmelinfectie (gistinfectie) van de keel en mond (spruw of candida-infectie)
* schimmelinfectie (gistinfectie) van de vagina en vulva (spruw of candida-infectie)
* daling van het aantal rode bloedcellen (anemie), wat kan leiden tot een bleke huid en zwakte
of kortademigheid.
* daling van het aantal bloedplaatjes (bloedcellen die het bloed helpen stollen) met als gevolg
een groter risico op bloedingen of blauwe plekken
* angst
* duizeligheid
* een vermoeid of slaperig gevoel
* onregelmatige hartslag of onregelmatig hartritme of hartkloppingen
* pijn achter in de neus en keel
* maagpijn, buikpijn of pijn rond de maag
* obstipatie (verstopping)
* indigestie (probleem met de spijsvertering), brandend maagzuur of ontsteking van de
maagwand (gastritis)
* stijging van een leverenzym in het bloed (gamma-glutamyltransferase en alkalische fosfatase)
* stijging van een spierenzym in het bloed (creatininefosfokinase)
* moeite met plassen of het volledig legen van de blaas (urineretentie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5. Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
blisterverpakking. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel gelden geen speciale bewaarcondities.
51
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
*
De werkzame stof in dit middel is lefamuline. Elke tablet bevat lefamuline-acetaat,
overeenkomend met 600 mg lefamuline.
*
De andere stoffen in dit middel zijn colloïdaal siliciumdioxide (E551), croscarmellosenatrium
(E468), magnesiumstearaat (E572), mannitol (E421), microkristallijne cellulose (E460),
povidon K30, talk (E553b).
*
Filmomhulling: zwart ijzeroxide (E172), indigokarmijnlak (E132), macrogol, poly(vinylalcohol)
(E1203), propyleenglycol, schellak (E904), talk, titaandioxide (E171).
Hoe ziet Xenleta eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Xenleta 600 mg filmomhulde tabletten zijn blauwe, ovale, filmomhulde tabletten met op één zijde in
het zwart het opschrift 'LEF 600'.
Xenleta filmomhulde tabletten worden geleverd in blisterverpakkingen met 10 tabletten.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes,
Ballsbridge
Dublin 4
D04 C7H2
Ierland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
52
Xenleta 150 mg concentraat en oplosmiddel voor oplossing voor infusie
lefamuline
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel toegediend krijgt want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Zie rubriek 4.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Xenleta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe krijgt u dit middel toegediend?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1. Wat is Xenleta en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Xenleta is een antibioticum dat de werkzame stof lefamuline bevat. Het behoort tot een groep van
geneesmiddelen die `pleuromutilinen' worden genoemd.
Lefamuline werkt door het doden van bepaalde bacteriën die infecties veroorzaken.
Xenleta wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met bacteriële infecties in de longen,
ook aangeduid als pneumonie, wanneer andere behandelingen voor pneumonie niet geschikt worden
geacht.
2. Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
- U bent
allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U bent
allergisch voor andere geneesmiddelen die behoren tot de pleuromutiline-groep.
- U
neemt bepaalde geneesmiddelen in die een interactie kunnen hebben met Xenleta. De reden
hiervoor is dat sommige geneesmiddelen de werking van Xenleta kunnen belemmeren of kunnen
leiden tot bijwerkingen als ze in combinatie met Xenleta worden toegediend. Zie
Gebruikt u nog
andere geneesmiddelen? voor voorbeelden.
- U
neemt geneesmiddelen in die veranderingen in de elektrische activiteit van het hart kunnen
veroorzaken, zoals waargenomen op een ECG (zie
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
hieronder). De reden hiervoor is dat lefamuline kan leiden tot een aandoening aangeduid als
verlengd QT-interval, dat wil zeggen een abnormale elektrische activiteit die van invloed is op het
hartritme.
- U heeft een
verstoorde zoutbalans in het bloed (met name laag kaliumgehalte in het bloed).
- U heeft of had een
onregelmatig hartritme of een afwijkende ECG-bevinding aangeduid als
QT-verlenging
53
- Uw
hart werkt niet goed genoeg (hartfalen).
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel krijgt toegediend:
- als u
nierfalen heeft en dialyse nodig heeft;
- als u lijdt aan cirrose (
ernstige leverziekte)
Is een van deze punten op u van toepassing, of twijfelt u hierover? Neem dan contact op met uw arts
voordat Xenleta aan u wordt toegediend.
Als u tijdens of na de toediening van Xenleta ernstige diarree krijgt, neem dan onmiddellijk
contact op met uw arts omdat het nodig kan zijn om uw behandeling te onderbreken. Antibiotica
kunnen leiden tot een overmatige groei van bepaalde bacteriën in uw darmen die de darmen kunnen
beschadigen en ernstige diarree kunnen veroorzaken.
Als u een gele huid (geelzucht) krijgt of het oogwit geel wordt (icterus sclera), neem dan contact
op met uw arts omdat u het gebruik van Xenleta of andere geneesmiddelen mogelijk moet staken.
Andere infecties
Er is een kleine kans dat u tijdens of na de behandeling met Xenleta een andere infectie krijgt die door
een andere bacterie wordt veroorzaakt. Uw arts zal u nauwlettend controleren op nieuwe infecties en u
zo nodig een andere behandeling geven.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Xenleta wordt
niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Neemt u naast Xenleta nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kortgeleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts. De
onderstaande lijsten bevatten alleen enkele voorbeelden van geneesmiddelen die moeten worden
vermeden wanneer lefamuline wordt ingenomen of waarvoor voorzichtigheid is geboden. Uw arts zal
beslissen of lefamuline geschikt is voor u.
U mag de volgende geneesmiddelen niet samen met lefamuline innemen:
- carbamazepine, fenytoïne, primidon (voor epilepsie);
- efavirenz (voor hiv)
- sint-janskruid, een kruidenmiddel (voor de behandeling van depressie en neerslachtigheid)
- bosentan, diltiazem, amiodaron, sotalol, kinidine, procaïnamide (voor angina, verhoogde
bloeddruk of hartritmestoornissen)
- rifampicine, claritromycine, erytromycine (voor bacteriële infecties)
- fluconazol, itraconazol, posaconazol, voriconazol (voor schimmelinfecties)
- ketoconazol (voor de ziekte van Cushing)
- repaglinide (voor diabetes)
- nefazodon, amitriptyline of pimozide (voor depressie of andere psychische aandoeningen)
Uw arts moet de dosis van sommige geneesmiddelen mogelijk aanpassen terwijl u lefamuline
gebruikt. Die geneesmiddelen zijn onder meer:
* lovastatine, rosuvastatine of simvastatine (om het cholesterolgehalte te verlagen)
* metformine (voor diabetes)
* ethinylestradiol (gebruikt in anticonceptiepillen)
Zwangerschap en borstvoeding
Xenleta mag niet aan u worden toegediend als u zwanger bent of borstvoeding geeft. Bent u zwanger,
denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw
arts of apotheker voordat dit geneesmiddel aan u wordt toegediend.
54
Xenleta heeft geen invloed op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
Xenleta bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat 1055 mg natrium (hoofdbestanddeel van keukenzout) in elke doseereenheid.
Dit komt overeen met 53% van de aanbevolen maximale dagelijkse inname van natrium via de
voeding voor een volwassene.
3. Hoe krijgt u dit middel toegediend?
Xenleta wordt u toegediend
door een arts of verpleegkundige.
De aanbevolen dosering volwassenen is 150 mg om de 12 uur. U krijgt het middel toegediend via
indruppeling (infuus) rechtstreeks in een ader (intraveneus) gedurende een periode van één uur.
Een behandeling duurt gewoonlijk 7 dagen, of langer als uw arts dat adviseert.
Na aanvang van de behandeling met Xenleta via indruppeling kan uw arts besluiten over te schakelen
op Xenleta-tabletten om de behandeling te voltooien. De totale behandelduur (indruppeling en
tabletten) bedraagt niet meer dan zeven dagen.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Xenleta wordt u in het ziekenhuis toegediend door een arts of verpleegkundige. Het is dan ook
onwaarschijnlijk dat u te veel krijgt toegediend. Vertel het uw arts of verpleegkundige als u bang bent
dat u mogelijk te veel Xenleta heeft gekregen.
Heeft u een dosis Xenleta overgeslagen?
Xenleta wordt u in het ziekenhuis toegediend door een arts of verpleegkundige. Het is dan ook
onwaarschijnlijk dat u een dosis overslaat. Vertel het uw arts of verpleegkundige als u bang bent dat u
een dosis heeft overgeslagen.
4. Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vaak (kan bij maximaal 1 op de 10 personen voorkomen)
- laag kaliumgehalte in uw bloed (hypokaliëmie), wat kan leiden tot spierzwakte, trillende spieren of
een afwijkend hartritme
- slapeloosheid (insomnie)
- hoofdpijn
- diarree
- misselijkheid of braken
- stijging van een speciaal leverenzym in het bloed (transaminasen)
- roodheid of zwelling of pijn op de injectieplaats
- verandering van het hartritme (waargenomen op een ECG, waarmee de elektrische activiteit van
het hart word gemeten)
Soms (kan bij maximaal 1 op de 100 personen voorkomen)
- ontsteking van de darmen die diarree veroorzaakt (colitis) als gevolg van een infectie met een type
bacteriën genaamd Clostridioides difficile (voorheen aangeduid als Clostridium difficile)
- schimmelinfectie (gistinfectie) van de keel en mond (spruw of candida-infectie)
- schimmelinfectie (gistinfectie) van de vagina en vulva (spruw of candida-infectie)
- daling van het aantal rode bloedcellen (anemie), wat kan leiden tot een bleke huid en zwakte of
kortademigheid
- daling van het aantal bloedplaatjes (bloedcellen die het bloed helpen stollen) met als gevolg een
groter risico op bloedingen of blauwe plekken
55
- duizeligheid
- een vermoeid of slaperig gevoel
- onregelmatige hartslag of onregelmatig hartritme of hartkloppingen
- pijn achter in de neus en keel
- maagpijn, buikpijn of pijn rond de maag
- obstipatie
- indigestie, brandend maagzuur of ontsteking van de maagwand (gastritis)
- stijging van een leverenzym in het bloed (gamma-glutamyltransferase en alkalische fosfatase)
- stijging van een spierenzym in het bloed (creatininefosfokinase)
- moeite met plassen of het volledig legen van de blaas (urineretentie)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5. Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket van
de flacon en de buitenverpakking. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Concentraat: bewaren in de koelkast (2 °C tot 8 °C). Niet in de vriezer bewaren.
Oplosmiddel: bewaren beneden 25 °C. Niet in de vriezer bewaren.
Na verdunning:
De stabiliteit van de verdunde oplossing is aangetoond voor de duur van 24 uur bij kamertemperatuur
en voor 48 uur bij 2 °C tot 8 °C. Onmiddellijk na verdunning gebruiken. Indien het middel niet
onmiddellijk wordt gebruikt, vallen de bewaartijden na opening en de bewaarcondities vóór gebruik
onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker; deze zijn normaal gesproken niet langer dan 24 uur
bij 2 °C tot 8 °C, tenzij de verdunning is uitgevoerd onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden.
De verdunde oplossing moet helder en kleurloos zijn en mag niet worden gebruikt als de oplossing
deeltjes bevat of troebel is.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
- De werkzame stof in dit middel is lefamuline. Elke flacon bevat lefamuline-acetaat,
overeenkomend met 150 mg lefamuline.
- De andere stoffen in dit middel zijn citroenzuur (E330), natriumcitraatdihydraat (E331),
natriumchloride en water voor injectie.
Hoe ziet Xenleta eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Xenleta is een concentraat voor oplossing voor infusie.
Het concentraat is een heldere, kleurloze oplossing in een glazen flacon, afgedicht met een rubber stop
en verzegeld met een afneembare dop.
Het oplosmiddel is een heldere kleurloze oplossing in een polypropyleen infusiezak.
56
oplosmiddel.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Nabriva Therapeutics Ireland DAC
Alexandra House, Office 225/227
The Sweepstakes,
Ballsbridge
Dublin 4
D04 C7H2
Republiek Ierland
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
<
>
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Instructies voor verdunning vóór toediening
Parenterale (intraveneuze) geneesmiddelen dienen vóór toediening visueel op deeltjes en verkleuring
te worden geïnspecteerd. Alleen oplossingen die helder, kleurloos en vrij van zichtbare deeltjes zijn,
mogen worden verdund.
Hoe Xenleta te bereiden voor toediening?
Algemene voorzorgsmaatregelen
Elke flacon en infuuszak is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Voor de bereiding en toediening van de oplossing moeten standaard aseptische technieken worden
gebruikt.
Instructies voor verdunning en infusie
Het Xenleta-concentraat moet worden gemengd in de zak met oplosmiddel die 250 ml oplossing
bestaande uit 10 mM met citraat gebufferde zoutoplossing bevat, en moet via infusie worden
toegediend.
1. Trek op aseptische wijze 15 ml Xenleta op uit de flacon met concentraat.
2. Breng het concentraat over naar de zak met oplosmiddel die 250 ml oplossing van 10 mM met
citraat gebufferd 0,9% natriumchloride bevat.
3. Gooi de ongebruikte inhoud van de flacon met concentraat weg. De flacon met concentraat en
de zak met oplosmiddel zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik.
4. De verdunde oplossing moet helder en kleurloos zijn. Parenterale geneesmiddelen dienen vóór
toediening visueel op deeltjes en verkleuring te worden geïnspecteerd, voor zover de
oplossing en de verpakking dit toelaten.
5. Dien toe via intraveneuze infusie gedurende een periode van 60 minuten door middel van
rechtstreekse infusie of via een reeds aanwezige Y-set voor infusie. Vermijd snelle
intraveneuze infusie en bolusinfusie.
57
De compatibiliteit van gereconstitueerd Xenleta met intraveneuze geneesmiddelen, additieven of
stoffen anders dan 10mM met citraat gebufferd 0,9% natriumchloride voor intraveneuze infusie of
0,9% natriumchloride voor intraveneuze infusie is niet vastgesteld. Als een gemeenschappelijke
intraveneuze lijn wordt gebruikt om naast Xenleta andere geneesmiddelen toe te dienen, moet de lijn
vóór en na elke toediening van Xenleta worden gespoeld met 0,9% natriumchloride voor intraveneuze
infusie.
Verwijdering
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
58