Xeplion 50 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 25 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 50 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 75 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 150 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
25 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 39 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 25 mg paliperidon.
50 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 78 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 50 mg paliperidon.
75 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 117 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 75 mg paliperidon.
100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 156 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 100 mg paliperidon.
150 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 234 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 150 mg paliperidon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
De suspensie is wit tot gebroken wit. De suspensie is pH-neutraal (ongeveer 7,0).
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Xeplion is geïndiceerd voor de onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassen patiënten die
reeds gestabiliseerd zijn met paliperidon of risperidon.
In een selectieve groep patiënten met schizofrenie en een eerdere respons op oraal paliperidon of
risperidon kan Xeplion worden gebruikt zonder voorafgaande stabilisatie op een orale behandeling, als
de psychotische symptomen mild tot matig zijn en een langwerkende injecteerbare behandeling vereist
is.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen startdosis van Xeplion is 150 mg op behandeldag 1 en 100 mg één week later (dag 8),
beide toegediend in de deltaspier om snel therapeutische concentraties te bereiken (zie rubriek 5.2). De
derde dosis dient één maand na de tweede startdosis te worden toegediend. De aanbevolen
maandelijkse onderhoudsdosis is 75 mg; sommige patiënten kunnen baat hebben bij een hogere of
lagere dosis binnen het aanbevolen bereik van 25 tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid
en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt. Voor patiënten met overgewicht of voor obese
patiënten kunnen doses in het bovenste deel van het aanbevolen bereik nodig zijn (zie rubriek 5.2). Na
2
de tweede startdosis kunnen de maandelijkse onderhoudsdoses worden toegediend in de delta- of in de
bilspier.
De onderhoudsdosis kan maandelijks worden aangepast. Bij het aanpassen van de dosis moet rekening
worden gehouden met de verlengde afgifte van Xeplion (zie rubriek 5.2), aangezien het volledige
effect van onderhoudsdoses mogelijk pas na een paar maanden duidelijk wordt.
Overschakelen van oraal paliperidon met verlengde afgifte of oraal risperidon op Xeplion
Xeplion moet worden gestart zoals hierboven beschreven aan het begin van rubriek 4.2. Bij een
maandelijkse onderhoudsbehandeling met Xeplion kunnen patiënten die eerder stabiel waren op
verschillende doses paliperidon tabletten met verlengde afgifte, een gelijkwaardige
steady-stateblootstelling bereiken door middel van injectie. De onderhoudsdoses van Xeplion die
nodig zijn om een gelijkwaardige steady-stateblootstelling te bereiken, zijn als volgt:
Doses paliperidon tabletten met verlengde afgifte en doses Xeplion nodig om een
gelijkwaardige blootstelling aan paliperidon bij steady-state te bereiken
Eerdere dosis paliperidon
dosis Xeplion-injectie
tablet met verlengde afgifte
3 mg per dag
25-50 mg maandelijks
6 mg per dag
75 mg maandelijks
9 mg per dag
100 mg maandelijks
12 mg per dag
150 mg maandelijks
Het eerder gebruik van oraal paliperidon of oraal risperidon kan worden stopgezet op het moment dat
de behandeling met Xeplion wordt ingesteld. Sommige patiënten kunnen baat hebben bij geleidelijke
stopzetting. Enkele patiënten die van hogere orale doses paliperidon (bijv. 9-12 mg per dag)
overstappen op injecties met Xeplion in de bilspier, kunnen tijdens de eerste 6 maanden na het
overstappen een lagere plasmablootstelling hebben. Daarom kan als alternatief worden overwogen om
gedurende de eerste 6 maanden de injecties in de bovenarm te geven.
Overschakelen van langwerkende risperidoninjectie op Xeplion
Bij het overschakelen van patiënten van langwerkende risperidoninjectie moet de behandeling met
Xeplion ingesteld worden op het moment van de volgende, geplande injectie. Injecties met Xeplion
moeten vervolgens maandelijks worden toegediend. Het startschema van 1 week met de
intramusculaire injecties (op dag 1 en dag 8) zoals beschreven in rubriek 4.2 is niet nodig.
Patiënten die eerder gestabiliseerd waren op verschillende doses langwerkende risperidoninjectie
kunnen een gelijkwaardige blootstelling aan paliperidon bij steady-state bereiken tijdens de
onderhoudsbehandeling met maandelijkse doses Xeplion volgens het onderstaande schema:
Doses risperidon langwerkende injectie en doses Xeplion nodig om een gelijkwaardige
blootstelling aan paliperidon bij steady-state te bereiken
Eerdere dosis risperidon langwerkende injectie
dosis Xeplion-injectie
25 mg om de 2 weken
50 mg maandelijks
37,5 mg om de 2 weken
50 mg om de 2 weken
75 mg maandelijks
100 mg maandelijks
Het stoppen met antipsychotica moet gebeuren overeenkomstig bijbehorende productinformatie. Als
het gebruik van Xeplion wordt stopgezet, moet rekening worden gehouden met de verlengde afgifte.
De noodzaak van het voortzetten van het gebruik van geneesmiddelen voor reeds bestaande
extrapiramidale symptomen (EPS) moet periodiek worden geëvalueerd.
3
Gemiste doses
Vermijden van gemiste doses
Er wordt aanbevolen de tweede startdosis Xeplion één week na de eerste dosis toe te dienen. Om te
vermijden dat een toediening wordt gemist is het mogelijk de tweede dosis 4 dagen vóór of na het
tijdstip van één week later (dag 8) toe te dienen. Aanbevolen wordt de derde en volgende injecties
maandelijks na de startbehandeling toe te dienen. Om het missen van deze maandelijkse dosis te
vermijden, is het mogelijk om de injectie maximaal 7 dagen vóór of na het maandelijkse tijdstip toe te
dienen.
Als de beoogde datum voor de tweede Xeplion-injectie (dag 8 ± 4 dagen) wordt gemist, hangt het
aanbevolen nieuwe startschema af van de tijdsduur die is verstreken sinds de eerste injectie aan de
patiënt is toegediend.
Gemiste tweede startdosis (< 4 weken na eerste injectie)
Als er minder dan 4 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie, dient de tweede injectie van 100 mg
zo snel mogelijk in de deltaspier toegediend te worden. Een derde Xeplion-injectie van 75 mg, in de
deltaspier of in de bilspier, moet 5 weken na de eerste injectie worden toegediend (ongeacht het
moment van toediening van de tweede injectie). Daarna dient de normale, maandelijkse cyclus van
injecties in de delta- of bilspier van 25 mg tot 150 mg te worden gevolgd, afhankelijk van de
verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Gemiste tweede startdosis (4-7 weken na eerste injectie)
Als er 4 tot 7 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie Xeplion, wordt de toediening met twee
injecties van 100 mg als volgt hervat:
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier
2.
een week daarna een volgende injectie in de deltaspier
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Gemiste tweede startdosis (> 7 weken na eerste injectie)
Als er meer dan 7 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie Xeplion, moet de toediening worden
gestart zoals hierboven beschreven voor de eerste instelling van de behandeling met Xeplion.
Gemiste maandelijkse onderhoudsdosis (1 maand tot 6 weken)
Na de start bestaat de aanbevolen cyclus voor Xeplion uit maandelijkse injecties. Als er minder dan
6 weken zijn verstreken sinds de laatste injectie, dan moet de dosis waarop de patiënt gestabiliseerd
was zo snel mogelijk worden toegediend, gevolgd door maandelijkse injecties.
Gemiste maandelijkse onderhoudsdosis (> 6 weken tot 6 maanden)
Als er meer dan 6 weken zijn verstreken sinds de laatste injectie Xeplion, wordt het volgende
geadviseerd:
Voor patiënten die gestabiliseerd zijn op doses van 25 tot 100 mg
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier met dezelfde dosis als waarop de patiënt reeds
gestabiliseerd was
2.
een week later (dag 8) een volgende injectie in de deltaspier (dezelfde dosis)
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Voor patiënten die zijn gestabiliseerd op 150 mg
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier met een dosis van 100 mg
2.
een week later (dag 8) een volgende injectie in de deltaspier met een dosis van 100 mg
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
4
Gemiste maandelijkse onderhoudsdosis (> 6 maanden)
Als er meer dan 6 maanden zijn verstreken sinds de laatste injectie met Xeplion, moet de toediening
worden gestart zoals hierboven beschreven voor de eerste instelling van de behandeling met Xeplion.
Speciale populaties
Ouderen
De werkzaamheid en veiligheid bij ouderen > 65 jaar zijn niet vastgesteld.
In het algemeen is de aanbevolen dosering Xeplion voor oudere patiënten met een normale nierfunctie
dezelfde als voor jongere volwassen patiënten met een normale nierfunctie. Omdat oudere patiënten
echter een verminderde nierfunctie kunnen hebben, kan een dosisaanpassing noodzakelijk zijn (zie
Nierinsufficiëntie
hieronder voor de dosisaanbevelingen voor patiënten met nierinsufficiëntie).
Nierinsufficiëntie
Xeplion is niet systematisch onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 5.2). Voor
patiënten met milde nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≥ 50 tot < 80 ml/min) is de aanbevolen
startdosis Xeplion 100 mg op behandeldag 1 en 75 mg één week later, beide toegediend in de
deltaspier. De aanbevolen maandelijkse onderhoudsdosis is 50 mg met een bereik van 25 tot 100 mg,
afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de patiënt.
Xeplion wordt niet aanbevolen bij patiënten met matige of ernstige nierinsufficiëntie
(creatinineklaring < 50 ml/min) (zie rubriek 4.4).
Leverinsufficiëntie
Op basis van de ervaringen met oraal paliperidon is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met
milde of matige leverinsufficiëntie. Aangezien paliperidon niet is onderzocht bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie, is voorzichtigheid geboden voor deze patiënten (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Xeplion bij kinderen en jongeren < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Xeplion is uitsluitend bestemd voor intramusculair gebruik. Het mag niet op een andere wijze worden
toegediend. Het moet langzaam, diep in de delta- of bilspier, worden geïnjecteerd. Elke injectie moet
door een professionele zorgverlener worden toegediend. De toediening dient in één enkele injectie te
gebeuren. De dosis mag niet worden verdeeld over verschillende injecties.
De startdoses van dag 1 en dag 8 moeten beide worden toegediend in de deltaspier ten einde snel de
therapeutische concentratie te bereiken (zie rubriek 5.2). Na de tweede startdosis kunnen de
maandelijkse onderhoudsdoses worden toegediend in de delta- of in de bilspier. Overschakelen van de
bilspier naar de deltaspier (en vice versa) dient te worden overwogen als er pijn optreedt op de plaats
van de injectie of als het ongemak op de plaats van de injectie niet goed wordt verdragen (zie rubriek
4.8). Daarnaast wordt geadviseerd te wisselen tussen links en rechts (zie hieronder).
Voor instructies voor het gebruik en de toediening van Xeplion, zie de bijsluiter (informatie bestemd
voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg).
Toediening in de deltaspier
De aanbevolen naaldgrootte voor toediening van de start- en onderhoudsdoses Xeplion in de deltaspier
is afhankelijk van het gewicht van de patiënt. Voor patiënten
90 kg wordt de 1½ inch, 22 gauge
naald (38,1 mm x 0,72 mm) aanbevolen. Voor patiënten < 90 kg wordt de 1 inch, 23 gauge naald
(25,4 mm x 0,64 mm) aanbevolen. De injecties in de deltaspier moeten afwisselend in de linker- en
rechterdeltaspier worden toegediend.
5
Toediening in de bilspier
De aanbevolen naaldgrootte voor toediening van de onderhoudsdoses Xeplion in de bilspier is de 1½-
inch, 22 gauge naald (38,1 mm x 0,72 mm). Deze doses moeten worden toegediend in het bovenste
buitenste kwadrant van de bil. De injecties in de bilspier moeten afwisselend in de linker- en
rechterbilspier worden toegediend.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof, voor risperidon of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gebruik bij patiënten die in een acute geagiteerde of ernstig psychotische staat verkeren
Xeplion mag niet worden gebruikt om een acuut geagiteerde of ernstig psychotische staat te reguleren
als onmiddellijke symptoombeheersing noodzakelijk is.
QT-interval
Voorzichtigheid is geboden wanneer paliperidon wordt voorgeschreven aan patiënten met een bekende
cardiovasculaire ziekte of een familiale voorgeschiedenis van QT-verlenging en bij gelijktijdig
gebruik met andere geneesmiddelen waarvan wordt verondersteld dat ze het QT-interval verlengen.
Maligne neurolepticasyndroom
Optreden van het maligne neurolepticasyndroom (MNS), dat wordt gekenmerkt door hyperthermie,
spierstijfheid, instabiliteit van het autonome zenuwstelsel, veranderd bewustzijn en verhoogde serum-
creatinefosfokinasespiegels, is gemeld bij gebruik van paliperidon. Andere klinische tekenen kunnen
myoglobinurie (rabdomyolyse) en acuut nierfalen omvatten. Als een patiënt tekenen of symptomen
ontwikkelt die wijzen op MNS, moet het gebruik van paliperidon worden stopgezet.
Tardieve dyskinesie/extrapiramidale symptomen
Geneesmiddelen met dopaminereceptor-antagonistische eigenschappen worden geassocieerd met de
inductie van tardieve dyskinesie, dat wordt gekenmerkt door regelmatige, onwillekeurige bewegingen,
voornamelijk van de tong en/of het gezicht. Als zich tekenen of symptomen van tardieve dyskinesie
voordoen, dient men te overwegen het gebruik van alle antipsychotica, inclusief paliperidon, te staken.
Men dient voorzichtig te zijn bij patiënten die tegelijkertijd psychostimulantia (bijv. methylfenidaat)
en paliperidon krijgen, aangezien er extrapiramidale symptomen zouden kunnen optreden als de
dosering van één of van beide geneesmiddelen wordt aangepast. Geleidelijke stopzetting van de
behandeling met stimulantia wordt aanbevolen (zie rubriek 4.5).
Leukopenie, neutropenie en agranulocytose
Met Xeplion zijn gevallen van leukopenie, neutropenie en agranulocytose gemeld. Agranulocytose is
zeer zelden gemeld (< 1/10 000 patiënten) tijdens de post-marketing geneesmiddelenbewaking.
Patiënten met een voorgeschiedenis van een klinisch significant laag aantal witte bloedcellen (WBC)
of een geneesmiddelgeïnduceerde leukopenie/neutropenie dienen tijdens de eerste paar maanden van
de behandeling regelmatig gecontroleerd te worden en stoppen met Xeplion dient te worden
overwogen bij het eerste teken van een klinisch significante afname in WBC in afwezigheid van
andere oorzakelijke factoren. Patiënten met klinisch significante neutropenie dienen zorgvuldig te
worden gecontroleerd op koorts of andere symptomen of tekenen van infectie en dienen direct te
worden behandeld als dergelijke symptomen of tekenen zich voordoen. Patiënten met ernstige
neutropenie (absoluut aantal neutrofielen < 1 x 10
9
/l) moeten stoppen met Xeplion en hun aantal WBC
laten controleren tot herstel ervan.
6
Overgevoeligheidsreacties
Anafylactische reacties zijn tijdens postmarketingervaring zelden gemeld bij patiënten die eerder oraal
risperidon of oraal paliperidon verdroegen (zie rubrieken 4.1 en 4.8).
Als overgevoeligheidsreacties optreden, stop dan met de toediening van Xeplion; start algemeen
ondersteunende maatregelen zoals klinisch aangewezen en monitor de patiënt tot de klachten en
symptomen zijn verdwenen (zie rubrieken 4.3 en 4.8).
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, diabetes mellitus en verergering van reeds bestaande diabetes, inclusief diabetisch
coma en ketoacidose, zijn tijdens behandeling met paliperidon gemeld. Conform de gebruikte
richtlijnen voor antipsychotica, wordt gepaste klinische opvolging aanbevolen. Patiënten behandeld
met Xeplion dienen te worden gecontroleerd op symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie,
polyurie, polyfagie en zwakte) en patiënten met diabetes mellitus moeten regelmatig gecontroleerd
worden op verslechtering van de glucoseregulering.
Gewichtstoename
Bij het gebruik van Xeplion is aanzienlijke gewichtstoename gemeld. Het gewicht moet regelmatig
worden gecontroleerd.
Gebruik bij patiënten met prolactineafhankelijke tumoren
Onderzoek met weefselkweek suggereert dat celgroei in humane borsttumoren kan worden
gestimuleerd door prolactine. Hoewel klinische en epidemiologische studies tot op heden geen
duidelijk verband hebben aangetoond met de toediening van antipsychotica, is voorzichtigheid
geboden bij patiënten met een relevante medische voorgeschiedenis. Paliperidon moet met
voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met een bestaande tumor die mogelijk
prolactineafhankelijk is.
Orthostatische hypotensie
Door de alfablokkerende eigenschappen kan paliperidon orthostatische hypotensie induceren bij
sommige patiënten.
Uit gepoolde gegevens van drie placebogecontroleerde studies van zes weken en een vaste dosis orale
paliperidontabletten met verlengde afgifte (3, 6, 9 en 12 mg) werd orthostatische hypotensie gemeld
door 2,5% van de patiënten die met oraal paliperidon werden behandeld, in vergelijking met 0,8% bij
de patiënten die met placebo werden behandeld. Xeplion dient met voorzichtigheid te worden gebruikt
bij patiënten met een bekende cardiovasculaire ziekte (bijvoorbeeld hartfalen, myocardinfarct of
ischemie, geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire ziekte of predisponerende factoren voor
hypotensie (bijv. dehydratie en hypovolemie).
Epileptische aanvallen
Xeplion dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een voorgeschiedenis van
epileptische aanvallen of die andere aandoeningen hebben die de drempel voor epileptische aanvallen
kunnen verlagen.
Nierinsufficiëntie
De plasmaconcentraties van paliperidon zijn verhoogd bij patiënten met nierinsufficiëntie. Daarom
wordt een dosisaanpassing aanbevolen bij patiënten met een milde nierinsufficiëntie. Xeplion wordt
niet aanbevolen bij patiënten met matige of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 50 ml/min)
(zie rubrieken 4.2 en 5.2).
7
Leverinsufficiëntie
Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse
C). Indien paliperidon bij deze patiënten wordt gebruikt, is voorzichtigheid geboden.
Ouderen met dementie
Xeplion is niet onderzocht bij oudere patiënten met dementie. Xeplion dient met voorzichtigheid te
worden gebruikt bij oudere patiënten met dementie die risicofactoren vertonen voor een beroerte.
Er wordt verondersteld dat de ervaring met risperidon die hieronder wordt besproken eveneens van
toepassing is voor paliperidon.
Algehele mortaliteit
In een meta-analyse van 17 gecontroleerde klinische studies hadden oudere patiënten met dementie die
met andere atypische antipsychotica werden behandeld, waaronder risperidon, aripiprazol, olanzapine
en quetiapine, een verhoogd risico op overlijden in vergelijking met degenen die met placebo werden
behandeld. Bij de patiënten die met risperidon werden behandeld was de mortaliteit 4%, ten opzichte
van 3,1% bij placebo.
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In gerandomiseerde placebogecontroleerde klinische studies met sommige atypische antipsychotica
waaronder risperidon, aripiprazol en olanzapine bij patiënten met dementie, werd een ongeveer
drievoudig verhoogd risico op cerebrovasculaire bijwerkingen gezien. Het mechanisme dat leidt tot dit
verhoogde risico is niet bekend.
Ziekte van Parkinson en Lewy body-dementie
Artsen dienen de risico’s tegen de voordelen af te wegen als ze Xeplion voorschrijven aan patiënten
met de ziekte van Parkinson of met Lewy-body-dementie (LBD), aangezien er bij beide groepen
patiënten een verhoogd risico voor het maligne neurolepticasyndroom en een verhoogde gevoeligheid
voor antipsychotica kan bestaan. Deze verhoogde gevoeligheid kan zich, naast de extrapiramidale
symptomen, ook uiten als verwarring, verminderd bewustzijn of verlaagde waakzaamheid, of een
instabiele houding waarbij de patiënt veel valt.
Priapisme
Van antipsychotica met alfa-adrenerge blokkerende effecten (waaronder risperidon) is gemeld dat ze
priapisme kunnen induceren. Tijdens postmarketing-surveillance is ook met oraal paliperidon, dat de
actieve metaboliet van risperidon is, priapisme gemeld. Patiënten dienen geïnformeerd te worden dat
ze met spoed medische hulp moeten inroepen als priapisme niet binnen 4 uur over is.
Regulering van de lichaamstemperatuur
Bij antipsychotica wordt een verstoring gezien in het vermogen van het lichaam om de
lichaamstemperatuur te verlagen. De nodige voorzorg wordt aanbevolen als Xeplion wordt
voorgeschreven aan patiënten bij wie de lichaamstemperatuur onder bepaalde omstandigheden
verhoogd kan zijn, zoals bij zware fysieke inspanning, blootstelling aan extreem hoge temperaturen,
gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen met anticholinerge activiteit of dehydratie.
Veneuze trombo-embolie
Met het gebruik van antipsychotica zijn gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) gemeld.
Aangezien patiënten die met antipsychotica worden behandeld vaak verworven risicofactoren voor
VTE hebben, moeten alle mogelijke risicofactoren voor VTE voor en tijdens behandeling met Xeplion
worden geïdentificeerd en dienen preventieve maatregelen te worden genomen.
8
Anti-emetisch effect
In preklinische studies met paliperidon werd een anti-emetisch effect waargenomen. Wanneer dit
effect bij mensen optreedt, kan het de symptomen en signalen van overdosering met bepaalde
geneesmiddelen, of aandoeningen zoals darmobstructie, het syndroom van Reye en een hersentumor,
maskeren.
Toediening
Voorzichtigheid is geboden om een onbedoelde injectie van Xeplion in een bloedvat te vermijden.
Intraoperatief Floppy Iris-Syndroom
Tijdens cataractoperaties bij patiënten die werden behandeld met geneesmiddelen met een
anti-alfa-1a-adrenerg effect, zoals Xeplion, is het intraoperatief floppy iris-syndroom (IFIS)
waargenomen (zie rubriek 4.8).
IFIS kan het risico op oogcomplicaties tijdens en na de operatie verhogen. Huidig of eerder gebruik
van geneesmiddelen met een anti-alfa-1a-adrenerg effect dient voorafgaand aan de operatie aan de
oogchirurg bekend te worden gemaakt. Het mogelijke voordeel van het stoppen met
alfa-1-blokkerende therapie voorafgaand aan de cataractoperatie is niet vastgesteld en moet worden
afgewogen tegen het risico van het stoppen met de antipsychotische therapie.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Men dient voorzichtig te zijn bij het voorschrijven van Xeplion in combinatie met geneesmiddelen
waarvan bekend is dat ze het QT-interval kunnen verlengen, zoals klasse-IA-antiaritmica (bijv.
kinidine, disopyramide) en klasse-III-antiaritmica (bijv. amiodaron, sotalol), bepaalde antihistaminica,
enkele andere antipsychotica en bepaalde middelen tegen malaria (bijv. mefloquine). Deze lijst is
indicatief en niet volledig.
Mogelijke effecten van Xeplion op andere geneesmiddelen
Paliperidon veroorzaakt hoogstwaarschijnlijk geen klinisch belangrijke farmacokinetische interacties
met geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door cytochroom-P-450 iso-enzymen.
Aangezien paliperidon primair een effect heeft op het centrale zenuwstelsel (zie rubriek 4.8), dient
men voorzichtig te zijn om Xeplion te gebruiken in combinatie met andere centraal werkende
geneesmiddelen bijv. anxiolytica, de meeste antipsychotica, hypnotica, opioïden, enz. of alcohol.
Paliperidon kan het effect van levodopa en andere dopamine-agonisten tegenwerken. Als deze
combinatie noodzakelijk blijkt, in het bijzonder bij patiënten in een terminaal stadium van de ziekte
van Parkinson, dient van beide behandelingen de laagste effectieve dosis te worden voorgeschreven.
Aangezien paliperidon orthostatische hypotensie kan induceren (zie rubriek 4.4), kan een versterkt
effect optreden als Xeplion wordt toegediend in combinatie met andere geneesmiddelen met een
vergelijkbaar effect bijv. andere antipsychotica, tricyclische antidepressiva.
Voorzichtigheid is geboden wanneer paliperidon in combinatie gebruikt wordt met andere
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de drempel voor epileptische aanvallen kunnen verlagen
(zoals fenothiazines of butyrofenonen, tricyclische antidepressiva of SSRI’s, tramadol, mefloquine,
enz.)
9
Gelijktijdige toediening van orale paliperidontabletten met verlengde afgifte bij steady-state (12 mg
eenmaal daags) met valproaat seminatrium-tabletten met verlengde afgifte (500 mg tot 2 000 mg
eenmaal daags) had geen effect op de steady-state farmacokinetische eigenschappen van valproaat.
Er is geen onderzoek uitgevoerd naar de interactie tussen Xeplion en lithium, maar een
farmacokinetische interactie is onwaarschijnlijk.
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op Xeplion
Uit
in vitro-studies
blijkt dat CYP2D6 en CYP3A4 mogelijk minimaal betrokken kunnen zijn bij het
metabolisme van paliperidon, maar er zijn geen aanwijzingen (noch
in vitro,
noch
in vivo)
dat deze
iso-enzymen een belangrijke rol spelen bij de afbraak van paliperidon. Bij gelijktijdige toediening van
oraal paliperidon met paroxetine, een krachtige CYP2D6-remmer, werd geen klinisch significant
effect gezien op de farmacokinetiek van paliperidon.
De gelijktijdige toediening van oraal paliperidon met verlengde werking eenmaal daags met 200 mg
carbamazepine tweemaal daags veroorzaakte een daling van ongeveer 37% in de gemiddelde ‘steady-
state’ maximale plasmaconcentratie (C
max
) en AUC van paliperidon. Deze daling wordt in belangrijke
mate veroorzaakt door een toename van de renale klaring van paliperidon met 35% die waarschijnlijk
het gevolg is van inductie van het renale P-gp door carbamazepine. Een kleine afname van de
hoeveelheid onveranderd actief bestanddeel die via de urine wordt uitgescheiden, wijst erop dat er een
beperkt effect op het CYP-metabolisme of de biologische beschikbaarheid van paliperidon optreedt bij
gelijktijdige inname van carbamazepine. Grotere dalingen in de plasmaconcentraties van paliperidon
zouden zich kunnen voordoen bij hogere doseringen carbamazepine. Bij het opstarten van
carbamazepine dient de dosis van Xeplion opnieuw te worden geëvalueerd en zonodig te worden
verhoogd. Anderzijds dient bij het stopzetten van een behandeling met carbamazepine de dosis van
Xeplion eveneens opnieuw te worden geëvalueerd en zonodig te worden verlaagd.
Gelijktijdige toediening van een eenmalige dosis met een orale paliperidontablet 12 mg met verlengde
afgifte met valproaat seminatrium-tabletten met verlengde afgifte (twee tabletten van 500 mg eenmaal
daags) resulteerde in een toename van ongeveer 50% in C
max
en AUC van paliperidon, waarschijnlijk
als gevolg van een verhoogde orale absorptie. Aangezien er geen effect op de systemische klaring
werd gezien, wordt een klinisch significante interactie tussen valproaat seminatrium tabletten met
verlengde afgifte en Xeplion intramusculaire injectie niet verwacht. Deze interactie is niet met Xeplion
onderzocht.
Gelijktijdig gebruik van Xeplion met risperidon of met oraal paliperidon
Aangezien paliperidon de belangrijkste actieve metaboliet is van risperidon, is voorzichtigheid
geboden wanneer Xeplion samen met risperidon of met oraal paliperidon wordt toegediend gedurende
langere tijd. De veiligheidsgegevens met betrekking tot het gelijktijdig gebruik van Xeplion met
andere antipsychotica zijn beperkt.
Gelijktijdig gebruik van Xeplion met psychostimulantia
Gebruik van psychostimulantia (bijv. methylfenidaat) in combinatie met paliperidon kan leiden tot
extrapiramidale symptomen na een verandering in één of beide behandelingen (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik van paliperidon tijdens de zwangerschap.
Intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat en oraal toegediend paliperidon bleek niet teratogeen
in studies bij dieren, maar er werden andere vormen van reproductietoxiciteit waargenomen (zie
rubriek 5.3). Neonaten die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
10
paliperidon, lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder extrapiramidale symptomen en/of
onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur. Er zijn meldingen van agitatie,
hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of voedingsstoornis. Pasgeborenen moeten
daarom nauwlettend worden gecontroleerd. Xeplion dient niet tijdens de zwangerschap te worden
gebruikt, tenzij strikt noodzakelijk.
Borstvoeding
Wanneer een therapeutische dosis wordt toegediend aan een vrouw die borstvoeding geeft, wordt
paliperidon in die mate in de moedermelk uitgescheiden dat effecten op het kind waarschijnlijk zijn.
Xeplion dient niet te worden gebruikt door vrouwen die borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
In niet-klinische studies zijn geen relevante effecten waargenomen.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Paliperidon kan geringe of matige invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines
te bedienen als gevolg van mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, zoals
sedatie, somnolentie, syncope, wazig zien (zie rubriek 4.8). Daarom dienen patiënten het advies te
krijgen niet te rijden of geen machines te bedienen totdat bekend is hoe zij reageren op Xeplion.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De bijwerkingen die het meest frequent in klinische studies werden gemeld, zijn insomnia, hoofdpijn,
angst, bovenste luchtweginfectie, reacties op de injectieplaats, parkinsonisme, gewichtstoename,
acathisie, agitatie, sedatie/somnolentie, nausea, constipatie, duizeligheid, musculoskeletale pijn,
tachycardie, tremor, abdominale pijn, braken, diarree, vermoeidheid en dystonie. Van deze
bijwerkingen bleken acathisie en sedatie/somnolentie dosisgerelateerd te zijn.
Tabel met bijwerkingen
De volgende bijwerkingen werden alle gerapporteerd met paliperidon, waarbij de frequentiecategorie
wordt geschat op basis van klinisch onderzoek met paliperidonpalmitaat. De volgende termen en
frequenties worden gebruikt:
zeer vaak
(1/10);
vaak
(1/100 tot <1/10);
soms
(1/1 000 tot <1/100);
zelden
(1/10 000 tot <1/1 000);
zeer zelden
(<1/10 000); en
niet bekend
(kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald).
Systeem/
orgaanklasse
Zeer vaak
Infecties en
parasitaire
aandoeningen
Vaak
bovenste
luchtweginfectie,
urineweginfectie,
influenza
Bijwerking
Frequentie
Soms
pneumonie,
bronchitis,
luchtweginfectie,
sinusitis, cystitis,
oorinfectie, tonsillitis,
onychomycose,
cellulitis
witte bloedcellen
verlaagd,
trombocytopenie,
anemie
overgevoeligheid
Zelden
ooginfectie,
acarodermatitis,
subcutaan abces
Niet bekend
a
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Immuunsysteem-
aandoeningen
Endocriene
aandoeningen
neutropenie,
eosinofielentelling
verhoogd
agranulocytose
anafylactische
reactie
antidiuretisch
hormoonsecretie-
deficiëntie, glucose
hyperprolactinemie
b
11
Voedings- en
stofwisselingsstoor-
nissen
hyperglykemie,
gewicht verhoogd,
gewicht verlaagd,
verminderde eetlust
Psychische
stoornissen
insomnia
e
agitatie, depressie,
angst
diabetes mellitus ,
hyperinsulinemie,
gestimuleerde eetlust,
anorexie, bloed
triglyceriden
verhoogd, bloed
cholesterol verhoogd
slaapstoornis, manie,
verminderd libido,
zenuwachtigheid,
nachtmerrie
tardieve dyskinesie,
syncope,
psychomotorische
hyperactiviteit,
duizeligheid
houdingsafhankelijk,
aandachtsstoornis,
dysartrie, dysgeusie,
hypo-esthesie,
paresthesie
d
in urine
diabetische
ketoacidose,
hypoglykemie,
polydipsie
waterintoxicatie
Zenuwstelselaan-
doeningen
parkinsonisme
c
,
acathisie
c
,
sedatie/somnolentie,
dystonie
c
,
duizeligheid,
dyskinesie
c
, tremor,
hoofdpijn
Oogaandoeningen
gezichtsvermogen
wazig, conjunctivitis,
droog oog
katatonie, verwarde
toestand,
somnambulisme,
afgestompt affect,
anorgasmie
maligne
neuroleptica-
syndroom, cerebrale
ischemie, niet
reagerend op
prikkels,
bewustzijnsverlies,
verminderd
bewustzijn,
convulsie
e
,
evenwichtsstoornis,
coördinatie
afwijkend
e
glaucoom,
oogbewegings-
afwijking,
oogrollen, fotofobie,
traanproductie
verhoogd, oculaire
hyperemie
slaapgerelateerd
e eetstoornis
diabetisch
coma, titubatie
van het hoofd
floppy iris-
syndroom
(intraoperatief)
Evenwichtsorgaan-
en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
vertigo, tinnitus,
oorpijn
tachycardie
atrioventriculair blok,
geleidingsstoornis,
elektrocardiogram QT
verlengd, posturele
orthostatische
tachycardie-
syndroom,
bradycardie,
elektrocardiogram
abnormaal,
hartkloppingen
hypotensie,
orthostatische
hypotensie
dyspneu,
luchtwegcongestie,
piepen,
faryngolaryngeale
pijn, bloedneus
abdominaal ongemak,
gastro-enteritis,
dysfagie, droge mond,
flatulentie
gamma-
glutamyltransferase
verhoogd, leverenzym
verhoogd
urticaria, pruritus,
rash, alopecia,
eczeem, droge huid,
erytheem, acne
atriumfibrillatie,
sinusaritmie
Bloedvataandoenin
-gen
Ademhalingsstelsel
-, borstkas- en
mediastinumaan-
doeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
hypertensie
veneuze trombose,
overmatig blozen
slaapapneu-
syndroom,
longstuwing,
ratelgeluiden
pancreatitis,
gezwollen tong,
fecale incontinentie,
fecaloom,
cheilitis
longembolie,
ischemie
hyperventilatie,
aspiratie-
pneumonie,
dysfonie
intestinale
obstructie, ileus
hoest,
neuscongestie
abdominale pijn,
braken, nausea,
constipatie, diarree,
dyspepsie, tandpijn
transaminasen
verhoogd
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoe-
ningen
geelzucht
geneesmiddelen-
eruptie,
hyperkeratose,
hoofdroos
Stevens-
Johnson-
syndroom/toxisc
he epidermale
necrolyse,
12
Skeletspierstelsel-
en bindweefselaan-
doeningen
musculoskeletale
pijn, rugpijn,
artralgie
Nier- en
urinewegaan-
doeningen
Zwangerschap,
perinatale periode
en puerperium
Voortplantingsstels
el- en
borstaandoeningen
amenorroe,
galactorroe
bloed
creatinefosfokinase
verhoogd,
spierspasmen,
gewrichtsstijfheid,
spierzwakte, nekpijn
urine-incontinentie,
pollakisurie, dysurie
rabdomyolyse,
gewrichtszwelling
angio-oedeem,
huidverkleuring,
seborroïsche
dermatitis
houding
afwijkend
urineretentie
neonataal
onttrekkings-
syndroom (zie
rubriek 4.6)
erectiestoornissen,
ejaculatiestoornis,
menstruatiestoornis
e
,
gynaecomastie,
seksuele disfunctie,
pijn in de borsten
gezichtsoedeem,
oedeem
e
, lichaams-
temperatuur
verhoogd,
gangafwijking,
borstkaspijn,
ongemak op de borst,
malaise, induratie
gevoelige borsten,
bloedaandrang in de
borsten,
borstvergroting,
vaginale afscheiding
hypothermie, koude
rillingen, dorst,
geneesmiddel-
onttrekkings-
syndroom,
injectieplaatsabces,
injectieplaats-
cellulitis,
injectieplaatscyste,
injectieplaats-
hematoom
priapisme
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
pyrexie, asthenie,
vermoeidheid,
injectieplaatsreactie
lichaamstemper
atuur verlaagd,
injectieplaatsnec
rose,
injectieplaatsulc
us
Letsels, intoxicaties
en
verrichtingscompli
caties
a
vallen
b
c
d
e
De frequentie van deze bijwerkingen is gekwalificeerd als ’niet bekend’ omdat ze niet werden waargenomen in klinische
studies met paliperidonpalmitaat. Ze zijn afgeleid van ofwel spontane postmarketingmeldingen waarbij de frequentie niet kan
worden vastgesteld, ofwel van gegevens van klinische studies met en/of postmarketingmeldingen van risperidon (alle
formuleringen) of oraal paliperidon.
Zie ‘Hyperprolactinemie’ hieronder.
Zie ‘Extrapiramidale symptomen’ hieronder.
In placebogecontroleerde studies werd diabetes mellitus gemeld bij 0,32% van de met Xeplion behandelde personen,
tegenover 0,39% in de placebogroep. De totale incidentie uit alle klinische studies was 0,65% bij alle personen behandeld met
paliperidonpalmitaat.
Insomnia omvat:
initiële insomnia, doorslaapstoornis;
Convulsie omvat:
grand mal convulsie;
Oedeem omvat:
gegeneraliseerd oedeem, perifeer oedeem, putjesoedeem.
Menstruatiestoornis omvat:
verlate menstruatie, onregelmatige
menstruatie, oligomenorroe.
Bijwerkingen gezien bij formuleringen op basis van risperidon
Aangezien paliperidon de actieve metaboliet is van risperidon zijn de bijwerkingenprofielen van deze
stoffen (waaronder zowel de orale als de injectieformuleringen) relevant voor elkaar.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Anafylactische reactie
Bij patiënten die eerder oraal risperidon of oraal paliperidon konden verdragen, zijn er tijdens
postmarketingervaring zeldzame gevallen van anafylactische reactie gemeld na injectie met Xeplion
(zie rubriek 4.4).
13
Reacties op de injectieplaats
De vaakst gemelde bijwerking in relatie tot de injectieplaats was pijn. De meerderheid van deze
reacties waren volgens de meldingen mild tot matig ernstig. De beoordeling door de patiënt van de
pijn op de injectieplaats, met behulp van een visuele analoge schaal, heeft de neiging na verloop van
tijd af te nemen in frequentie en intensiteit in alle fase 2- en fase 3-studies met Xeplion. Injecties in de
deltaspier werden als iets pijnlijker ervaren dan soortgelijke injecties in de bilspier. Andere reacties op
de injectieplaats waren meestal mild in intensiteit en omvatten verharding (vaak), pruritus (soms) en
noduli (zelden).
Extrapiramidale symptomen (EPS)
EPS omvatte een gepoolde analyse van de volgende termen: parkinsonisme (omvat speekselvloed,
musculoskeletale stijfheid, parkinsonisme, kwijlen, tandradrigiditeit, bradykinesie, hypokinesie,
maskergelaat, stramme spieren, akinesie, stijve nek, stijve spieren, parkinsonachtige gang en
abnormale glabellareflex, parkinsonachtige rusttremor), acathisie (omvat acathisie, rusteloosheid,
hyperkinesie en restless leg-syndroom), dyskinesie (dyskinesie, spiertrekkingen, choreoathetose,
athetose en myoclonus), dystonie (omvat dystonie, hypertonie, torticollis, onwillekeurige
spiersamentrekkingen, spiercontracturen, blefarospasme, oculogyratie, tongverlamming,
gezichtsspasme, laryngospasme, myotonie, opisthotonus, orofaryngeaal spasme, pleurothotonus,
tongspasme en trismus) en tremor. Er moet opgemerkt worden dat een breder spectrum aan
symptomen wordt vermeld die niet noodzakelijkerwijs extrapiramidaal van oorsprong zijn.
Gewichtstoename
In de 13 weken durende studie met de startdosering van 150 mg liet het deel van de patiënten met een
abnormale gewichtstoename van ≥ 7% een dosisgerelateerde tendens zien met een incidentie van 5%
in de placebogroep, tegenover een incidentie van respectievelijk 6%, 8% en 13% in de Xeplion 25 mg,
100 mg en 150 mg groepen.
Tijdens de 33 weken durende open-label transitie-/onderhoudsperiode van het langdurige
recidiefpreventie-onderzoek voldeed 12% van de met Xeplion behandelde patiënten aan dit criterium
(gewichtstoename van
7% van de dubbelblinde fase tot het eindpunt); de gemiddelde (SD)
gewichtsverandering ten opzichte van de open-label uitgangswaarde was +0,7 (4,79) kg.
Hyperprolactinemie
In klinische studies werd een mediane stijging in serumprolactine gezien bij patiënten van beide
geslachten die Xeplion toegediend kregen. Bijwerkingen die mogelijk duiden op een verhoogde
prolactinespiegel (zoals amenorroe, galactorroe, menstruatiestoornissen, gynaecomastie) werden
gemeld bij < 1% van alle patiënten.
Klasse-effecten
QT-verlenging, ventriculaire aritmieën (ventrikelfibrillatie, ventriculaire tachycardie), plotseling
onverklaarbaar overlijden, hartstilstand en torsade de pointes kunnen optreden met antipsychotica.
Gevallen van veneuze trombo-embolie, waaronder gevallen van longembolie en gevallen van diep-
veneuze trombose, zijn gemeld met antipsychotica (frequentie niet bekend).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
14
4.9
Overdosering
Symptomen
In het algemeen zijn de verwachte tekenen en symptomen bij overdosering een overdreven uiting van
de bekende effecten van paliperidon, d.w.z. sufheid en sedatie, tachycardie en hypotensie, QT-
verlenging en extrapiramidale symptomen. Torsade de pointes en ventrikelfibrillatie zijn gemeld bij
een patiënt na een overdosering met oraal paliperidon. Bij acute overdosering moet rekening worden
gehouden met de mogelijkheid dat er meerdere geneesmiddelen bij betrokken zijn.
Behandeling
Bij de keuze van de vereiste behandeling en het herstel dient men rekening te houden met de
verlengde afgifte van het geneesmiddel en de lange eliminatiehalfwaardetijd van paliperidon. Er
bestaat geen specifiek antidotum tegen paliperidon. Er dienen algemene ondersteunende maatregelen
te worden genomen. Zorg ervoor dat de luchtwegen vrij zijn en vrij blijven, en dat de betrokkene
voldoende zuurstof en beademing krijgt.
Onmiddellijk dient cardiovasculair onderzoek plaats te vinden bestaande uit een continue opvolging
van mogelijke aritmieën door middel van ECG. Voor de behandeling van hypotensie en circulatoire
collaps dienen geschikte maatregelen te worden genomen zoals intraveneuze toediening van vocht
en/of sympathicomimetica. Bij ernstige extrapiramidale symptomen dienen anticholinergica te worden
toegediend. De patiënt dient onder strikt medisch toezicht en opvolging te blijven tot hij hersteld is.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX13
Xeplion bevat een racemisch mengsel van (+)- en (-)-paliperidon.
Werkingsmechanisme
Paliperidon is een selectieve antagonist van monoamine effecten, met farmacologische eigenschappen
die verschillen van de klassieke neuroleptica. Paliperidon bindt sterk aan de serotonerge 5-HT2- en
dopaminerge D2-receptoren. Paliperidon blokkeert ook de alfa-1-adrenerge receptoren en in iets
mindere mate de H1-histaminerge en alfa-2-adrenerge receptoren. De farmacologische activiteit van
de (+)- en (-)-paliperidon-enantiomeren is kwalitatief en kwantitatief vergelijkbaar.
Paliperidon bindt niet aan cholinerge receptoren. Hoewel paliperidon een sterke D2-antagonist is, wat
voor zover bekend de positieve symptomen van schizofrenie verlicht, veroorzaakt het in mindere mate
katalepsie en vermindering van de motorische functies dan de klassieke neuroleptica. Het dominante,
centrale serotonine-antagonisme van paliperidon kan de neiging tot het veroorzaken van
extrapiramidale bijwerkingen verminderen.
Klinische werkzaamheid
Acute behandeling van schizofrenie
De werkzaamheid van Xeplion bij de acute behandeling van schizofrenie werd vastgesteld in vier
kortdurende (één van 9 weken en drie van 13 weken), dubbelblinde, gerandomiseerde,
placebogecontroleerde studies met vaste dosis van acuut recidiverende volwassen gehospitaliseerde
patiënten die voldeden aan de DSM-IV criteria voor schizofrenie. De vaste doses Xeplion in deze
studies werden toegediend op dag 1, 8 en 36 in de 9 weken durende studie en vervolgens op dag 64
van de 13 weken durende studies. Er was geen aanvullende suppletie met orale antipsychotica nodig
tijdens de acute behandeling van schizofrenie met Xeplion. Het primaire eindpunt voor werkzaamheid
was de afname van de totaalscore op de ‘Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS)’, zoals in de
15
onderstaande tabel wordt weergegeven. De PANSS is een gevalideerde, uit meerdere items bestaande
schaal met vijf factoren om positieve symptomen, negatieve symptomen, gedesorganiseerd denken,
ongecontroleerde vijandigheid/opwinding en angst/depressie te evalueren. Het functioneren werd
geëvalueerd met behulp van de Personal and Social Performance (PSP) schaal. De PSP is een
gevalideerd, door artsen te beoordelen instrument dat het persoonlijke en sociale functioneren in vier
domeinen meet: sociaal nuttige activiteiten (werk en studie), persoonlijke en sociale relaties,
zelfverzorging en storende en agressieve gedragingen.
In een 13 weken durende studie (n=636) waarbij drie vaste doses Xeplion (eerste injectie in de
deltaspier van 150 mg, gevolgd door 3 toedieningen in de bilspier of de deltaspier van 25 mg/4 weken,
100 mg/4 weken of 150 mg/4 weken) werden vergeleken met placebo, waren de drie doses Xeplion
superieur aan placebo voor wat betreft het verbeteren van de PANSS totaalscore. In deze studie
vertoonden zowel de 100 mg/4 weken- als de 150 mg /4 weken-, maar niet de 25 mg/4 weken-
behandelgroepen een statistische superioriteit ten opzichte van placebo voor wat betreft de PSP-score.
Deze resultaten ondersteunen de werkzaamheid gedurende de gehele behandelduur en verbetering van
de PANSS en werden al op dag 4 gezien met een significant verschil ten opzichte van placebo in de
25 mg en 150 mg Xeplion-groepen op dag 8.
De resultaten van de andere studies leverden statistisch significante resultaten op in het voordeel van
Xeplion, met uitzondering van de 50 mg-dosis in één studie (zie de tabel hieronder).
Totaalscores ‘ Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS)’ voor schizofrenie - Verandering van
uitgangswaarde tot eindpunt-LOCF voor de studies R092670-SCH-201, R092670-PSY-3003, R092670-
PSY-3004 en R092670-PSY-3007: Primary Efficacy Analysis Set
Placebo
25 mg
50 mg
100 mg
150 mg
R092670-PSY-3007*
n = 160
n = 155
--
n = 161
n = 160
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
86,8 (10,31) 86,9 (11,99)
86,2 (10,77)
88,4 (11,70)
Gemiddelde verandering
(SD)
-2,9 (19,26)
-8,0 (19,90)
-11,6 (17,63) -13,2 (18,48)
P-waarde (vs. placebo)
--
0,034
< 0,001
< 0,001
R092670-PSY-3003
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
Gemiddelde verandering
(SD)
P-waarde (vs. placebo)
R092670-PSY-3004
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
Gemiddelde verandering
(SD)
P-waarde (vs. placebo)
R092670-SCH-201
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
Gemiddelde verandering
(SD)
P-waarde (vs. placebo)
n = 132
92,4 (12,55)
-4,1 (21,01)
--
n = 125
90,7 (12,22)
-7,0 (20,07)
--
n=66
87,8 (13,90)
6,2 (18,25)
--
n = 129
90,7 (12,25)
-13,6 (21,45)
0,015
--
--
n = 93
89,9 (10,78)
-7,9 (18,71)
0,193
n = 128
91,2 (12,02)
-13,2 (20,14)
0,017
n=63
88,0 (12,39)
-5,2 (21,52)
0,001
n = 94
90,1 (11,66)
-11,0 (19,06)
0,019
n = 131
90,8 (11,70)
-16,1 (20,36)
< 0,001
n=68
85,2 (11,09)
-7,8 (19,40)
< 0,0001
--
n = 30
92,2 (11,72)
-5,5 (19,78)
--
--
*
In studie R092670-PSY-3007 werd aan alle patiënten in de Xeplion-behandelgroepen op dag 1 een startdosis van 150 mg
toegediend, gevolgd door de toegewezen dosis.
Opmerking: Een negatieve verandering in de score duidt op een verbetering.
16
Behoud van symptoombeheersing en uitstel van recidive van schizofrenie
De werkzaamheid van Xeplion in het behoud van de symptoomcontrole en het uitstellen van een
recidief van schizofrenie werd vastgesteld in een langetermijn dubbelblinde, placebogecontroleerde
studie met flexibele dosis met 849 niet-oudere volwassen patiënten die aan de DSM-IV criteria voor
schizofrenie voldeden. Deze studie omvatte een 33 weken durende open-label acute behandel- en
stabilisatiefase, een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase voor observatie van
een recidief en een 52 weken durende open-label verlengingsperiode. In deze studie werden doses
Xeplion van 25, 50, 75 en 100 mg maandelijks toegediend; de 75 mg-dosis was alleen in de 52-weken
open-label verlenging toegestaan. De patiënten ontvingen aanvankelijk flexibele doses (25-100 mg)
Xeplion gedurende een 9 weken durende overgangsperiode, gevolgd door een 24 weken durende
onderhoudsperiode, waarbij de patiënten een PANSS-score van ≤ 75 moesten hebben.
Dosisaanpassingen waren alleen toegestaan in de eerste 12 weken van de onderhoudsperiode. In totaal
werden 410 gestabiliseerde patiënten gerandomiseerd tot ofwel Xeplion (mediane duur 171 dagen
[bereik 1 dag tot 407 dagen]) ofwel placebo (mediane duur 105 dagen [bereik 8 dagen tot 441 dagen])
tot zij een recidief van schizofreniesymptomen ondervonden in de dubbelblinde fase van variabele
lengte. De studie werd vroegtijdig gestopt vanwege gebleken werkzaamheid, aangezien er een
significant langere tijd tot recidief (p < 0,0001, afbeelding 1) werd gezien bij patiënten die werden
behandeld met Xeplion, vergeleken met placebo (hazard ratio = 4,32; 95% BI: 2,4-7,7).
100
Estimated Percent of Subjects Without Relapse (1)
80
60
40
20
Placebo N=156 (3)
XEPLION N=156 (4)
Log-rank test, P-value<0.0001 (5)
0
20
40
60
80 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300
Days since Randomisation (2)
Afbeelding 1:
Kaplan-Meier plot van tijd tot recidief – Interimanalyse (Intent-to-Treat interim
analyseset)
(1) Geschat percentage van patiënten zonder recidief
(2) Dagen sinds randomisering
(3) Placebo N=156
(4) Xeplion N=156
(5) Log-rank test, P-waarde < 0,0001
17
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Xeplion in alle subgroepen van pediatrische patiënten
met schizofrenie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie en distributie
Paliperidonpalmitaat is de palmitaatester-prodrug van paliperidon. Vanwege zijn extreem lage
oplosbaarheid in water lost paliperidonpalmitaat langzaam op na intramusculaire injectie voordat het
wordt gehydrolyseerd tot paliperidon en wordt geabsorbeerd in de systemische circulatie. Na een
eenmalige intramusculaire dosis stijgt de plasmaconcentratie van paliperidon langzaam tot een
maximale plasmaconcentratie bij een mediane T
max
van 13 dagen. De afgifte van het werkzame
bestanddeel begint al op dag 1 en duurt minstens 4 maanden.
Na intramusculaire injectie van eenmalige doses (25-150 mg) in de deltaspier werd gemiddeld een
28% hogere C
max
gezien, vergeleken met injectie in de bilspier. De twee eerste intramusculaire
injecties van 150 mg op dag 1 en 100 mg op dag 8 in de deltaspier helpen de therapeutische
concentraties snel te bereiken. Het afgifteprofiel en doseringsschema van Xeplion resulteren in
langdurige therapeutische concentraties. De totale blootstelling van paliperidon na toediening van
Xeplion was dosisproportioneel over een dosisbereik van 25-150 mg en minder dan dosisproportioneel
voor C
max
bij doses van meer dan 50 mg. De gemiddelde steady-state piek-dalratio voor een Xeplion-
dosis van 100 mg bedroeg 1,8 na toediening in de bilspier en 2,2 na toediening in de deltaspier. De
mediane schijnbare halfwaardetijd van paliperidon na toediening van Xeplion over het dosisbereik van
25-150 mg varieerde van 25 tot 49 dagen.
De absolute biologische beschikbaarheid van paliperidonpalmitaat na toediening van Xeplion is 100%.
Na toediening van paliperidonpalmitaat gaan de (+) en (-) enantiomeren van paliperidon in elkaar
over, waarbij een AUC (+) tot (-) ratio van circa 1,6-1,8 wordt bereikt.
De plasma-eiwitbinding van racemisch paliperidon is 74%.
Biotransformatie en eliminatie
Eén week na orale inname van één enkele dosis van 1 mg
14
C-paliperidon met onmiddellijke afgifte
werd 59% van de dosis onveranderd in de urine uitgescheiden. Dit toont aan dat paliperidon geen
uitgebreide metabolisatie in de lever ondergaat. Van de toegediende radioactiviteit werd ongeveer
80% in de urine teruggevonden en 11% in de feces.
In vivo
zijn vier afbraakroutes gevonden:
dealkylering, hydroxylering, dehydrogenering, en benzisoxazol-splitsing. Geen van deze routes is
verantwoordelijk voor afbraak van meer dan 6,5% van de dosis. Hoewel
in vitro-studies
doen
vermoeden dat CYP2D6 en CYP3A4 een rol spelen bij de afbraak van paliperidon, is er geen bewijs
in
vivo
dat deze iso-enzymen een belangrijke rol spelen bij de afbraak van paliperidon.
Populatiefarmacokinetische analyses toonden na toediening van oraal paliperidon geen detecteerbare
verschillen aan in de klaring van paliperidon tussen snelle en trage metaboliseerders van CYP2D6-
substraten.
In vitro-studies
met microsomen uit de lever van de mens toonden aan dat paliperidon de
afbraak van geneesmiddelen, die via de iso-enzymen van cytochroom-P450 (waaronder CYP1A2,
CYP2A6, CYP2C8/9/10. CYP2D6, CYP2E1, CYP3A4, en CYP3A5) worden gemetaboliseerd, niet in
aanzienlijke mate remt.
In vitro-studies
hebben aangetoond dat paliperidon een substraat is van P-gp en een zwakke remmer
van P-gp in hoge concentraties. Er zijn geen
in vivo-gegevens
beschikbaar en de klinische relevantie is
niet bekend.
18
Langwerkende paliperidonpalmitaatinjectie versus oraal paliperidon met verlengde afgifte
Xeplion is ontwikkeld voor het afgeven van paliperidon over een periode van een maand, terwijl oraal
paliperidon met verlengde afgifte dagelijks wordt toegediend. Het startschema voor Xeplion
(150 mg/100 mg in de deltaspier op dag 1/dag 8) werd opgezet om snel steady-state
paliperidonconcentraties te bereiken bij aanvang van de behandeling zonder orale suppletie.
Over het algemeen lagen de totale plasmaconcentraties met Xeplion bij aanvang binnen het
blootstellingsbereik dat werd gezien met 6-12 mg oraal paliperidon met verlengde afgifte. Het gebruik
van het startschema voor Xeplion stelt patiënten in staat binnen dit blootstellingsbereik van 6-12 mg
oraal paliperidon met verlengde afgifte te blijven, ook op de dagen met de laagste bloedspiegels, kort
voor de toediening (dag 8 en dag 36). Vanwege het verschil in mediane farmacokinetische profielen
tussen de twee geneesmiddelen, moet bij het direct vergelijken van de farmacokinetische
eigenschappen de nodige voorzichtigheid worden betracht.
Leverinsufficiëntie
Paliperidon wordt niet in uitgebreide mate gemetaboliseerd in de lever. Hoewel Xeplion niet werd
onderzocht bij patiënten met leverinsufficiëntie, is een dosisaanpassing bij patiënten met milde of
matige leverinsufficiëntie niet nodig. In een studie met oraal paliperidon bij personen met matige
leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse B) waren de plasmaconcentraties van het vrije paliperidon
vergelijkbaar met die bij gezonde personen. Paliperidon is niet onderzocht bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie.
Nierinsufficiëntie
Het gebruik van een eenmalige orale tablet paliperidon 3 mg met verlengde afgifte werd onderzocht
bij personen met verschillende gradaties van nierfunctie. Eliminatie van paliperidon verminderde bij
afnemende geschatte creatinineklaring. De totale klaring van paliperidon bij personen met een
verminderde nierfunctie bleek gemiddeld met 32% afgenomen bij milde (CrCl = 50 tot < 80 ml/min),
64% bij matige (CrCl = 30 tot < 50 ml/min) en 71% bij ernstige (CrCl = 10 tot < 30 ml/min)
nierinsufficiëntie, hetgeen overeenkomt met een gemiddelde stijging in afgifte (AUC
inf
) van
respectievelijk een 1,5-, 2,6- en 4,8-voudig toegenomen blootstelling ten opzichte van gezonde
personen. Op basis van een beperkt aantal observaties met Xeplion bij personen met milde
nierinsufficiëntie en farmacokinetische simulaties wordt een lagere dosis aanbevolen (zie rubriek 4.2).
Ouderen
Een populatiefarmacokinetische analyse gaf geen aanwijzing voor leeftijdsgerelateerde verschillen in
farmacokinetiek.
Body Mass Index (BMI)/lichaamsgewicht
Farmacokinetische studies met paliperidonpalmitaat hebben een iets (10-20%) lagere
plasmaconcentratie van paliperidon laten zien bij patiënten die te zwaar zijn of bij obese patiënten in
vergelijking met patiënten met een normaal gewicht (zie rubriek 4.2).
Ras
Populatiefarmacokinetische analyse van gegevens afkomstig van studies met oraal paliperidon leverde
geen bewijs voor verschillen met betrekking tot het ras in de farmacokinetiek van paliperidon na
toediening van Xeplion.
Geslacht
Er werden geen klinisch relevante verschillen gezien tussen mannen en vrouwen.
19
Rookgedrag
Op basis van
in vitro-studies
met enzymen uit de menselijke lever blijkt paliperidon geen substraat
voor CYP1A2; roken zou daarom geen effect hebben op de farmacokinetiek van paliperidon. Het
effect van roken op de farmacokinetiek van paliperidon is niet onderzocht bij Xeplion. Een
populatiefarmacokinetische analyse op basis van gegevens met orale paliperidontabletten met
verlengde afgifte toonde bij rokers een iets lagere blootstelling aan paliperidon dan bij niet-rokers. Het
is niet waarschijnlijk dat dit verschil klinisch relevant is.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toxiciteitsstudies met herhaalde toediening van intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat (de
eenmaandelijkse formulering) en oraal toegediende paliperidon bij ratten en honden hebben
voornamelijk farmacologische effecten aangetoond, zoals sedatie en prolactinegemedieerde effecten
op de borstklieren en de genitaliën. Bij dieren die werden behandeld met paliperidonpalmitaat werd
een ontstekingsreactie gezien op de plaats van de intramusculaire injectie. Nu en dan trad
abcesvorming op.
In reproductiestudies bij de rat met oraal risperidon, dat bij de rat en de mens in sterke mate wordt
omgezet in paliperidon, werden bijwerkingen gezien op het geboortegewicht en de overleving van de
nakomelingen. Er werd geen embryotoxiciteit of misvorming gezien na intramusculaire toediening van
paliperidonpalmitaat aan zwangere ratten tot de hoogste dosis (160 mg/kg/dag), wat overeenkomt met
4,1 keer het blootstellingsniveau bij de mens met de maximaal aanbevolen dosis van 150 mg. Andere
dopamine-antagonisten hebben bij toediening aan zwangere dieren negatieve effecten veroorzaakt op
het leervermogen en de motorische ontwikkeling van de nakomelingen.
Paliperidonpalmitaat en paliperidon waren niet genotoxisch. Bij carcinogeniteitsonderzoek met oraal
risperidon bij ratten en muizen werd een toename gezien van hypofyse-adenomen (bij muizen),
endocriene pancreasadenomen (bij ratten) en adenomen van de borstklieren (bij beide soorten). De
carcinogene potentie van intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat werd beoordeeld bij ratten.
Er was een statistisch significante toename in borstklieradenocarcinomen bij vrouwelijke ratten met
10, 30 en 60 mg/kg/maand. Mannelijke ratten lieten een statistisch significante stijging zien in
borstklieradenomen en -carcinomen met 30 en 60 mg/kg/maand, wat 1,2 en 2,2 maal het
blootstellingsniveau is bij de maximaal aanbevolen dosis bij de mens van 150 mg. Deze tumoren
kunnen te maken hebben met een langdurig dopamine D2-antagonisme en hyperprolactinemie. De
relevantie van deze gegevens bij knaagdieren voor het risico bij de mens is niet bekend.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Polysorbaat 20
Polyethyleenglycol 4000
Citroenzuurmonohydraat
Anhydrisch dinatriumwaterstoffosfaat
Natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat
Natriumhydroxide (voor pH-regulering)
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
6.3
2 jaar
20
Houdbaarheid
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30 °C.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Voorgevulde spuit (cyclisch-olefine-copolymeer) met een zuigerstop, eindstop en dop
(broombutylrubber) met een 22G 1½-inch veiligheidsnaald (0,72 mm x 38,1 mm) en een 23G 1-inch
veiligheidsnaald (0,64 mm x 25,4 mm).
Verpakkingsgroottes:
1 verpakking bevat 1 voorgevulde spuit en 2 naalden.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/001 (25 mg)
EU/1/11/672/002 (50 mg)
EU/1/11/672/003 (75 mg)
EU/1/11/672/004 (100 mg)
EU/1/11/672/005 (150 mg)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 04 maart 2011
Datum van laatste verlenging: 16 december 2015
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
21
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 150 mg en Xeplion 100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke voorgevulde spuit bevat 234 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 150 mg paliperidon.
Elke voorgevulde spuit bevat 156 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 100 mg paliperidon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
De suspensie is wit tot gebroken wit. De suspensie is pH-neutraal (ongeveer 7,0).
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Xeplion is geïndiceerd voor de onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassen patiënten die
reeds gestabiliseerd zijn met paliperidon of risperidon.
In een selectieve groep patiënten met schizofrenie en een eerdere respons op oraal paliperidon of
risperidon kan Xeplion worden gebruikt zonder voorafgaande stabilisatie op een orale behandeling, als
de psychotische symptomen mild tot matig zijn en een langwerkende injecteerbare behandeling vereist
is.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen startdosis van Xeplion is 150 mg op behandeldag 1 en 100 mg één week later (dag 8),
beide toegediend in de deltaspier om snel therapeutische concentraties te bereiken (zie rubriek 5.2). De
derde dosis dient één maand na de tweede startdosis te worden toegediend. De aanbevolen
maandelijkse onderhoudsdosis is 75 mg; sommige patiënten kunnen baat hebben bij een hogere of
lagere dosis binnen het aanbevolen bereik van 25 tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid
en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt. Voor patiënten met overgewicht of voor obese
patiënten kunnen doses in het bovenste deel van het aanbevolen bereik nodig zijn (zie rubriek 5.2). Na
de tweede startdosis kunnen de maandelijkse onderhoudsdoses worden toegediend in de delta- of in de
bilspier.
De onderhoudsdosis kan maandelijks worden aangepast. Bij het aanpassen van de dosis moet rekening
worden gehouden met de verlengde afgifte van Xeplion (zie rubriek 5.2), aangezien het volledige
effect van onderhoudsdoses mogelijk pas na een paar maanden duidelijk wordt.
Overschakelen van oraal paliperidon met verlengde afgifte of oraal risperidon op Xeplion
Xeplion moet worden gestart zoals hierboven beschreven aan het begin van rubriek 4.2. Bij een
maandelijkse onderhoudsbehandeling met Xeplion kunnen patiënten die eerder stabiel waren op
verschillende doses paliperidon tabletten met verlengde afgifte, een gelijkwaardige
steady-stateblootstelling bereiken door middel van injectie. De onderhoudsdoses van Xeplion die
nodig zijn om een gelijkwaardige steady-stateblootstelling te bereiken, zijn als volgt:
Doses paliperidon tabletten met verlengde afgifte en doses Xeplion nodig om een
gelijkwaardige blootstelling aan paliperidon bij steady-state te bereiken
22
Eerdere dosis paliperidon
tablet met verlengde afgifte
3 mg per dag
6 mg per dag
9 mg per dag
12 mg per dag
dosis Xeplion-injectie
25-50 mg maandelijks
75 mg maandelijks
100 mg maandelijks
150 mg maandelijks
Het eerder gebruik van oraal paliperidon of oraal risperidon kan worden stopgezet op het moment dat
de behandeling met Xeplion wordt ingesteld. Sommige patiënten kunnen baat hebben bij geleidelijke
stopzetting. Enkele patiënten die van hogere orale doses paliperidon (bijv. 9-12 mg per dag)
overstappen op injecties met Xeplion in de bilspier, kunnen tijdens de eerste 6 maanden na het
overstappen een lagere plasmablootstelling hebben. Daarom kan als alternatief worden overwogen om
gedurende de eerste 6 maanden de injecties in de bovenarm te geven.
Overschakelen van langwerkende risperidoninjectie op Xeplion
Bij het overschakelen van patiënten van langwerkende risperidoninjectie moet de behandeling met
Xeplion ingesteld worden op het moment van de volgende, geplande injectie. Injecties met Xeplion
moeten vervolgens maandelijks worden toegediend. Het startschema van 1 week met de
intramusculaire injecties (op dag 1 en dag 8) zoals beschreven in rubriek 4.2 is niet nodig.
Patiënten die eerder gestabiliseerd waren op verschillende doses langwerkende risperidoninjectie
kunnen een gelijkwaardige blootstelling aan paliperidon bij steady-state bereiken tijdens de
onderhoudsbehandeling met maandelijkse doses Xeplion volgens het onderstaande schema:
Doses risperidon langwerkende injectie en doses Xeplion nodig om een gelijkwaardige
paliperidonblootstelling bij steady-state te bereiken
Eerdere dosis risperidon langwerkende injectie
dosis Xeplion-injectie
25 mg om de 2 weken
50 mg maandelijks
37,5 mg om de 2 weken
50 mg om de 2 weken
75 mg maandelijks
100 mg maandelijks
Het stoppen met antipsychotica moet gebeuren overeenkomstig bijbehorende productinformatie. Als
het gebruik van Xeplion wordt stopgezet, moet rekening worden gehouden met de verlengde afgifte.
De noodzaak van het voortzetten van het gebruik van geneesmiddelen voor reeds bestaande
extrapiramidale symptomen (EPS) moet periodiek worden geëvalueerd.
Gemiste doses
Vermijden van gemiste doses
Er wordt aanbevolen de tweede startdosis Xeplion één week na de eerste dosis toe te dienen. Om te
vermijden dat een toediening wordt gemist is het mogelijk de tweede dosis 4 dagen vóór of na het
tijdstip van één week later (dag 8) toe te dienen. Aanbevolen wordt de derde en volgende injecties
maandelijks na de startbehandeling toe te dienen. Om het missen van deze maandelijkse dosis te
vermijden, is het mogelijk om de injectie maximaal 7 dagen vóór of na het maandelijkse tijdstip toe te
dienen.
Als de beoogde datum voor de tweede Xeplion-injectie (dag 8 ± 4 dagen) wordt gemist, hangt het
aanbevolen nieuwe startschema af van de tijdsduur die is verstreken sinds de eerste injectie aan de
patiënt is toegediend.
Gemiste tweede startdosis (< 4 weken na eerste injectie)
Als er minder dan 4 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie, dient de tweede injectie van 100 mg
zo snel mogelijk in de deltaspier toegediend te worden. Een derde Xeplion-injectie van 75 mg, in de
deltaspier of in de bilspier, moet 5 weken na de eerste injectie worden toegediend (ongeacht het
moment van toediening van de tweede injectie). Daarna dient de normale, maandelijkse cyclus van
23
injecties in de delta- of bilspier van 25 mg tot 150 mg te worden gevolgd, afhankelijk van de
verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Gemiste tweede startdosis (4-7 weken na eerste injectie)
Als er 4 tot 7 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie Xeplion, wordt de toediening met twee
injecties van 100 mg als volgt hervat:
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier
2.
een week daarna een volgende injectie in de deltaspier
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Gemiste tweede startdosis (> 7 weken na eerste injectie)
Als er meer dan 7 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie Xeplion, moet de toediening worden
gestart zoals hierboven beschreven voor de eerste instelling van de behandeling met Xeplion.
Gemiste maandelijkse onderhoudsdosis (1 maand tot 6 weken)
Na de start bestaat de aanbevolen cyclus voor Xeplion uit maandelijkse injecties. Als er minder dan
6 weken zijn verstreken sinds de laatste injectie, dan moet de dosis waarop de patiënt gestabiliseerd
was zo snel mogelijk worden toegediend, gevolgd door maandelijkse injecties.
Gemiste maandelijkse onderhoudsdosis (> 6 weken tot 6 maanden)
Als er meer dan 6 weken zijn verstreken sinds de laatste injectie Xeplion, wordt het volgende
geadviseerd:
Voor patiënten die gestabiliseerd zijn op doses van 25 tot 100 mg
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier met dezelfde dosis als waarop de patiënt reeds
gestabiliseerd was
2.
een week later (dag 8) een volgende injectie in de deltaspier (dezelfde dosis)
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Voor patiënten die zijn gestabiliseerd op 150 mg
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier met een dosis van 100 mg
2.
een week later (dag 8) een volgende injectie in de deltaspier met een dosis van 100 mg
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Gemiste maandelijkse onderhoudsdosis (> 6 maanden)
Als er meer dan 6 maanden zijn verstreken sinds de laatste injectie met Xeplion, moet de toediening
worden gestart zoals hierboven beschreven voor de eerste instelling van de behandeling met Xeplion.
Speciale populaties
Ouderen
De werkzaamheid en veiligheid bij ouderen > 65 jaar zijn niet vastgesteld.
In het algemeen is de aanbevolen dosering Xeplion voor oudere patiënten met een normale nierfunctie
dezelfde als voor jongere volwassen patiënten met een normale nierfunctie. Omdat oudere patiënten
echter een verminderde nierfunctie kunnen hebben, kan een dosisaanpassing noodzakelijk zijn (zie
Nierinsufficiëntie
hieronder voor de dosisaanbevelingen voor patiënten met nierinsufficiëntie).
Nierinsufficiëntie
Xeplion is niet systematisch onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 5.2). Voor
patiënten met milde nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≥ 50 tot < 80 ml/min) is de aanbevolen
startdosis Xeplion 100 mg op behandeldag 1 en 75 mg één week later, beide toegediend in de
deltaspier. De aanbevolen maandelijkse onderhoudsdosis is 50 mg met een bereik van 25 tot 100 mg,
afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de patiënt.
24
Xeplion wordt niet aanbevolen bij patiënten met matige of ernstige nierinsufficiëntie
(creatinineklaring < 50 ml/min) (zie rubriek 4.4).
Leverinsufficiëntie
Op basis van de ervaringen met oraal paliperidon is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met
milde of matige leverinsufficiëntie. Aangezien paliperidon niet is onderzocht bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie, is voorzichtigheid geboden voor deze patiënten (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Xeplion bij kinderen en jongeren < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Xeplion is uitsluitend bestemd voor intramusculair gebruik. Het mag niet op een andere wijze worden
toegediend. Het moet langzaam, diep in de delta- of bilspier, worden geïnjecteerd. Elke injectie moet
door een professionele zorgverlener worden toegediend. De toediening dient in één enkele injectie te
gebeuren. De dosis mag niet worden verdeeld over verschillende injecties.
De startdoses van dag 1 en dag 8 moeten beide worden toegediend in de deltaspier ten einde snel de
therapeutische concentratie te bereiken (zie rubriek 5.2). Na de tweede startdosis kunnen de
maandelijkse onderhoudsdoses worden toegediend in de delta- of in de bilspier. Overschakelen van de
bilspier naar de deltaspier (en vice versa) dient te worden overwogen als er pijn optreedt op de plaats
van de injectie of als het ongemak op de plaats van de injectie niet goed wordt verdragen (zie rubriek
4.8). Daarnaast wordt geadviseerd te wisselen tussen links en rechts (zie hieronder).
Voor instructies voor het gebruik en de toediening van Xeplion, zie de bijsluiter (informatie bestemd
voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg).
Toediening in de deltaspier
De aanbevolen naaldgrootte voor toediening van de start- en onderhoudsdoses Xeplion in de deltaspier
is afhankelijk van het gewicht van de patiënt. Voor patiënten
90 kg wordt de 1½ inch, 22 gauge
naald (38,1 mm x 0,72 mm) aanbevolen. Voor patiënten < 90 kg wordt de 1 inch, 23 gauge naald
(25,4 mm x 0,64 mm) aanbevolen. De injecties in de deltaspier moeten afwisselend in de linker- en
rechterdeltaspier worden toegediend.
Toediening in de bilspier
De aanbevolen naaldgrootte voor toediening van de onderhoudsdoses Xeplion in de bilspier is de 1½-
inch, 22 gauge naald (38,1 mm x 0,72 mm). Deze doses moeten worden toegediend in het bovenste
buitenste kwadrant van de bil. De injecties in de bilspier moeten afwisselend in de linker- en
rechterbilspier worden toegediend.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof, voor risperidon of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gebruik bij patiënten die in een acute geagiteerde of ernstig psychotische staat verkeren
Xeplion mag niet worden gebruikt om een acuut geagiteerde of ernstig psychotische staat te reguleren
als onmiddellijke symptoombeheersing noodzakelijk is.
25
QT-interval
Voorzichtigheid is geboden wanneer paliperidon wordt voorgeschreven aan patiënten met een bekende
cardiovasculaire ziekte of een familiale voorgeschiedenis van QT-verlenging en bij gelijktijdig
gebruik met andere geneesmiddelen waarvan wordt verondersteld dat ze het QT-interval verlengen.
Maligne neurolepticasyndroom
Optreden van het maligne neurolepticasyndroom (MNS), dat wordt gekenmerkt door hyperthermie,
spierstijfheid, instabiliteit van het autonome zenuwstelsel, veranderd bewustzijn en verhoogde serum-
creatinefosfokinasespiegels, is gemeld bij gebruik van paliperidon. Andere klinische tekenen kunnen
myoglobinurie (rabdomyolyse) en acuut nierfalen omvatten. Als een patiënt tekenen of symptomen
ontwikkelt die wijzen op MNS, moet het gebruik van paliperidon worden stopgezet.
Tardieve dyskinesie/extrapiramidale symptomen
Geneesmiddelen met dopaminereceptor-antagonistische eigenschappen worden geassocieerd met de
inductie van tardieve dyskinesie, dat wordt gekenmerkt door regelmatige, onwillekeurige bewegingen,
voornamelijk van de tong en/of het gezicht. Als zich tekenen of symptomen van tardieve dyskinesie
voordoen, dient men te overwegen het gebruik van alle antipsychotica, inclusief paliperidon, te staken.
Men dient voorzichtig te zijn bij patiënten die tegelijkertijd psychostimulantia (bijv. methylfenidaat)
en paliperidon krijgen, aangezien er extrapiramidale symptomen zouden kunnen optreden als de
dosering van één of van beide geneesmiddelen wordt aangepast. Geleidelijke stopzetting van de
behandeling met stimulantia wordt aanbevolen (zie rubriek 4.5).
Leukopenie, neutropenie en agranulocytose
Bij Xeplion zijn gevallen van leukopenie, neutropenie en agranulocytose gemeld. Agranulocytose is
zeer zelden gemeld (< 1/10 000 patiënten) tijdens de post-marketing geneesmiddelenbewaking.
Patiënten met een voorgeschiedenis van een klinisch significant laag aantal witte bloedcellen (WBC)
of een geneesmiddelgeïnduceerde leukopenie/neutropenie dienen tijdens de eerste paar maanden van
de behandeling regelmatig gecontroleerd te worden en stoppen met Xeplion dient te worden
overwogen bij het eerste teken van een klinisch significante afname in WBC in afwezigheid van
andere oorzakelijke factoren. Patiënten met klinisch significante neutropenie dienen zorgvuldig te
worden gecontroleerd op koorts of andere symptomen of tekenen van infectie en dienen direct te
worden behandeld als dergelijke symptomen of tekenen zich voordoen. Patiënten met ernstige
neutropenie (absoluut aantal neutrofielen < 1 x 10
9
/l) moeten stoppen met Xeplion en hun aantal WBC
laten controleren tot herstel ervan.
Overgevoeligheidsreacties
Anafylactische reacties zijn tijdens postmarketingervaring zelden gemeld bij patiënten die eerder oraal
risperidon of oraal paliperidon verdroegen (zie rubrieken 4.1 en 4.8).
Als overgevoeligheidsreacties optreden, stop dan met de toediening van Xeplion; start algemeen
ondersteunende maatregelen zoals klinisch aangewezen en monitor de patiënt tot de klachten en
symptomen zijn verdwenen (zie rubrieken 4.3 en 4.8).
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, diabetes mellitus en verergering van reeds bestaande diabetes, inclusief diabetisch
coma en ketoacidose, zijn tijdens behandeling met paliperidon gemeld. Conform de gebruikte
richtlijnen voor antipsychotica, wordt gepaste klinische opvolging aanbevolen. Patiënten behandeld
met Xeplion dienen te worden gecontroleerd op symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie,
polyurie, polyfagie en zwakte) en patiënten met diabetes mellitus moeten regelmatig gecontroleerd
worden op verslechtering van de glucoseregulering.
26
Gewichtstoename
Bij het gebruik van Xeplion is aanzienlijke gewichtstoename gemeld. Het gewicht moet regelmatig
worden gecontroleerd.
Gebruik bij patiënten met prolactineafhankelijke tumoren
Onderzoek met weefselkweek suggereert dat celgroei in humane borsttumoren kan worden
gestimuleerd door prolactine. Hoewel klinische en epidemiologische studies tot op heden geen
duidelijk verband hebben aangetoond met de toediening van antipsychotica, is voorzichtigheid
geboden bij patiënten met een relevante medische voorgeschiedenis. Paliperidon moet met
voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met een bestaande tumor die mogelijk
prolactineafhankelijk is.
Orthostatische hypotensie
Door de alfablokkerende eigenschappen kan paliperidon orthostatische hypotensie induceren bij
sommige patiënten.
Uit gepoolde gegevens van drie placebogecontroleerde studies van zes weken en een vaste dosis orale
paliperidontabletten met verlengde afgifte (3, 6, 9 en 12 mg) werd orthostatische hypotensie gemeld
door 2,5% van de patiënten die met oraal paliperidon werden behandeld, in vergelijking met 0,8% bij
de patiënten die met placebo werden behandeld. Xeplion dient met voorzichtigheid te worden gebruikt
bij patiënten met een bekende cardiovasculaire ziekte (bijvoorbeeld hartfalen, myocardinfarct of
ischemie, geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire ziekte of predisponerende factoren voor
hypotensie (bijv. dehydratie en hypovolemie).
Epileptische aanvallen
Xeplion dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een voorgeschiedenis van
epileptische aanvallen of die andere aandoeningen hebben die de drempel voor epileptische aanvallen
kunnen verlagen.
Nierinsufficiëntie
De plasmaconcentraties van paliperidon zijn verhoogd bij patiënten met nierinsufficiëntie. Daarom
wordt een dosisaanpassing aanbevolen bij patiënten met een milde nierinsufficiëntie. Xeplion wordt
niet aanbevolen bij patiënten met matige of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 50 ml/min)
(zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Leverinsufficiëntie
Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse
C). Indien paliperidon bij deze patiënten wordt gebruikt, is voorzichtigheid geboden.
Ouderen met dementie
Xeplion is niet onderzocht bij oudere patiënten met dementie. Xeplion dient met voorzichtigheid te
worden gebruikt bij oudere patiënten met dementie die risicofactoren vertonen voor een beroerte.
Er wordt verondersteld dat de ervaring met risperidon die hieronder wordt besproken eveneens van
toepassing is voor paliperidon.
Algehele mortaliteit
In een meta-analyse van 17 gecontroleerde klinische studies hadden oudere patiënten met dementie die
met andere atypische antipsychotica werden behandeld, waaronder risperidon, aripiprazol, olanzapine
en quetiapine, een verhoogd risico op overlijden in vergelijking met degenen die met placebo werden
27
behandeld. Bij de patiënten die met risperidon werden behandeld was de mortaliteit 4%, ten opzichte
van 3,1% bij placebo.
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In gerandomiseerde placebogecontroleerde klinische studies met sommige atypische antipsychotica
waaronder risperidon, aripiprazol en olanzapine bij patiënten met dementie, werd een ongeveer
drievoudig verhoogd risico op cerebrovasculaire bijwerkingen gezien. Het mechanisme dat leidt tot dit
verhoogde risico is niet bekend.
Ziekte van Parkinson en Lewy body-dementie
Artsen dienen de risico’s tegen de voordelen af te wegen als ze Xeplion voorschrijven aan patiënten
met de ziekte van Parkinson of met Lewy-body-dementie (LBD), aangezien er bij beide groepen
patiënten een verhoogd risico voor het maligne neurolepticasyndroom en een verhoogde gevoeligheid
voor antipsychotica kan bestaan. Deze verhoogde gevoeligheid kan zich, naast de extrapiramidale
symptomen, ook uiten als verwarring, verminderd bewustzijn of verlaagde waakzaamheid, of een
instabiele houding waarbij de patiënt veel valt.
Priapisme
Van antipsychotica met alfa-adrenerge blokkerende effecten (waaronder risperidon) is gemeld dat ze
priapisme kunnen induceren. Tijdens postmarketing-surveillance is ook met oraal paliperidon, dat de
actieve metaboliet van risperidon is, priapisme gemeld. Patiënten dienen geïnformeerd te worden dat
ze met spoed medische hulp moeten inroepen als priapisme niet binnen 4 uur over is.
Regulering van de lichaamstemperatuur
Bij antipsychotica wordt een verstoring gezien in het vermogen van het lichaam om de
lichaamstemperatuur te verlagen. De nodige voorzorg wordt aanbevolen als Xeplion wordt
voorgeschreven aan patiënten bij wie de lichaamstemperatuur onder bepaalde omstandigheden
verhoogd kan zijn, zoals bij zware fysieke inspanning, blootstelling aan extreem hoge temperaturen,
gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen met anticholinerge activiteit of dehydratie.
Veneuze trombo-embolie
Met het gebruik van antipsychotica zijn gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) gemeld.
Aangezien patiënten die met antipsychotica worden behandeld vaak verworven risicofactoren voor
VTE hebben, moeten alle mogelijke risicofactoren voor VTE voor en tijdens behandeling met Xeplion
worden geïdentificeerd en dienen preventieve maatregelen te worden genomen.
Anti-emetisch effect
In preklinische studies met paliperidon werd een anti-emetisch effect waargenomen. Wanneer dit
effect bij mensen optreedt, kan het de symptomen en signalen van overdosering met bepaalde
geneesmiddelen, of aandoeningen zoals darmobstructie, het syndroom van Reye en een hersentumor,
maskeren.
Toediening
Voorzichtigheid is geboden om een onbedoelde injectie van Xeplion in een bloedvat te vermijden.
Intraoperatief Floppy Iris-Syndroom
Tijdens cataractoperaties bij patiënten die werden behandeld met geneesmiddelen met een
anti-alfa-1a-adrenerg effect, zoals Xeplion, is het intraoperatief floppy iris-syndroom (IFIS)
waargenomen (zie rubriek 4.8).
28
IFIS kan het risico op oogcomplicaties tijdens en na de operatie verhogen. Huidig of eerder gebruik
van geneesmiddelen met een anti-alfa-1a-adrenerg effect dient voorafgaand aan de operatie aan de
oogchirurg bekend te worden gemaakt. Het mogelijke voordeel van het stoppen met
alfa-1-blokkerende therapie voorafgaand aan de cataractoperatie is niet vastgesteld en moet worden
afgewogen tegen het risico van het stoppen met de antipsychotische therapie.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Men dient voorzichtig te zijn bij het voorschrijven van Xeplion in combinatie met geneesmiddelen
waarvan bekend is dat ze het QT-interval kunnen verlengen, zoals klasse-IA-antiaritmica (bijv.
kinidine, disopyramide) en klasse-III-antiaritmica (bijv. amiodaron, sotalol), bepaalde antihistaminica,
enkele andere antipsychotica en bepaalde middelen tegen malaria (bijv. mefloquine). Deze lijst is
indicatief en niet volledig.
Mogelijke effecten van Xeplion op andere geneesmiddelen
Paliperidon veroorzaakt hoogstwaarschijnlijk geen klinisch belangrijke farmacokinetische interacties
met geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door cytochroom-P-450 iso-enzymen.
Aangezien paliperidon primair een effect heeft op het centrale zenuwstelsel (zie rubriek 4.8), dient
men voorzichtig te zijn om Xeplion te gebruiken in combinatie met andere centraal werkende
geneesmiddelen bijv. anxiolytica, de meeste antipsychotica, hypnotica, opioïden, enz. of alcohol.
Paliperidon kan het effect van levodopa en andere dopamine-agonisten tegenwerken. Als deze
combinatie noodzakelijk blijkt, in het bijzonder bij patiënten in een terminaal stadium van de ziekte
van Parkinson, dient van beide behandelingen de laagste effectieve dosis te worden voorgeschreven.
Aangezien paliperidon orthostatische hypotensie kan induceren (zie rubriek 4.4), kan een versterkt
effect optreden als Xeplion wordt toegediend in combinatie met andere geneesmiddelen met een
vergelijkbaar effect bijv. andere antipsychotica, tricyclische antidepressiva.
Voorzichtigheid is geboden wanneer paliperidon in combinatie gebruikt wordt met andere
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de drempel voor epileptische aanvallen kunnen verlagen
(zoals fenothiazines of butyrofenonen, tricyclische antidepressiva of SSRI’s, tramadol, mefloquine,
enz.)
Gelijktijdige toediening van orale paliperidontabletten met verlengde afgifte bij steady-state (12 mg
eenmaal daags) met valproaat seminatrium-tabletten met verlengde afgifte (500 mg tot 2 000 mg
eenmaal daags) had geen effect op de steady-state farmacokinetische eigenschappen van valproaat.
Er is geen onderzoek uitgevoerd naar de interactie tussen Xeplion en lithium, maar een
farmacokinetische interactie is onwaarschijnlijk.
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op Xeplion
Uit
in vitro-studies
blijkt dat CYP2D6 en CYP3A4 mogelijk minimaal betrokken kunnen zijn bij het
metabolisme van paliperidon, maar er zijn geen aanwijzingen (noch
in vitro,
noch
in vivo)
dat deze
iso-enzymen een belangrijke rol spelen bij de afbraak van paliperidon. Bij gelijktijdige toediening van
oraal paliperidon met paroxetine, een krachtige CYP2D6-remmer, werd geen klinisch significant
effect gezien op de farmacokinetiek van paliperidon.
29
De gelijktijdige toediening van oraal paliperidon met verlengde werking eenmaal daags met 200 mg
carbamazepine tweemaal daags veroorzaakte een daling van ongeveer 37% in de gemiddelde ‘steady-
state’ maximale plasmaconcentratie (C
max
) en AUC van paliperidon. Deze daling wordt in belangrijke
mate veroorzaakt door een toename van de renale klaring van paliperidon met 35% die waarschijnlijk
het gevolg is van inductie van het renale P-gp door carbamazepine. Een kleine afname van de
hoeveelheid onveranderd actief bestanddeel die via de urine wordt uitgescheiden, wijst erop dat er een
beperkt effect op het CYP-metabolisme of de biologische beschikbaarheid van paliperidon optreedt bij
gelijktijdige inname van carbamazepine. Grotere dalingen in de plasmaconcentraties van paliperidon
zouden zich kunnen voordoen bij hogere doseringen carbamazepine. Bij het opstarten van
carbamazepine dient de dosis van Xeplion opnieuw te worden geëvalueerd en zonodig te worden
verhoogd. Anderzijds dient bij het stopzetten van een behandeling met carbamazepine de dosis van
Xeplion eveneens opnieuw te worden geëvalueerd en zonodig te worden verlaagd.
Gelijktijdige toediening van een eenmalige dosis met een orale paliperidontablet 12 mg met verlengde
afgifte met valproaat seminatrium-tabletten met verlengde afgifte (twee tabletten van 500 mg eenmaal
daags) resulteerde in een toename van ongeveer 50% in C
max
en AUC van paliperidon, waarschijnlijk
als gevolg van een verhoogde orale absorptie. Aangezien er geen effect op de systemische klaring
werd gezien, wordt een klinisch significante interactie tussen valproaat seminatrium tabletten met
verlengde afgifte en Xeplion intramusculaire injectie niet verwacht. Deze interactie is niet met Xeplion
onderzocht.
Gelijktijdig gebruik van Xeplion met risperidon of met oraal paliperidon
Aangezien paliperidon de belangrijkste actieve metaboliet is van risperidon, is voorzichtigheid
geboden wanneer Xeplion samen met risperidon of met oraal paliperidon wordt toegediend gedurende
langere tijd. De veiligheidsgegevens met betrekking tot het gelijktijdig gebruik van Xeplion met
andere antipsychotica zijn beperkt.
Gelijktijdig gebruik van Xeplion met psychostimulantia
Gebruik van psychostimulantia (bijv. methylfenidaat) in combinatie met paliperidon kan leiden tot
extrapiramidale symptomen na een verandering in één of beide behandelingen (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik van paliperidon tijdens de zwangerschap.
Intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat en oraal toegediend paliperidon bleek niet teratogeen
in studies bij dieren, maar er werden andere vormen van reproductietoxiciteit waargenomen (zie
rubriek 5.3). Neonaten die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
paliperidon, lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder extrapiramidale symptomen en/of
onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur. Er zijn meldingen van agitatie,
hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of voedingsstoornis. Pasgeborenen moeten
daarom nauwlettend worden gecontroleerd. Xeplion dient niet tijdens de zwangerschap te worden
gebruikt, tenzij strikt noodzakelijk.
Borstvoeding
Wanneer een therapeutische dosis wordt toegediend aan een vrouw die borstvoeding geeft, wordt
paliperidon in die mate in de moedermelk uitgescheiden dat effecten op het kind waarschijnlijk zijn.
Xeplion dient niet te worden gebruikt door vrouwen die borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
In niet-klinische studies zijn geen relevante effecten waargenomen.
30
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Paliperidon kan geringe of matige invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines
te bedienen als gevolg van mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, zoals
sedatie, somnolentie, syncope, wazig zien (zie rubriek 4.8). Daarom dienen patiënten het advies te
krijgen niet te rijden of geen machines te bedienen totdat bekend is hoe zij reageren op Xeplion.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De bijwerkingen die het meest frequent in klinische studies werden gemeld, zijn insomnia, hoofdpijn,
angst, bovenste luchtweginfectie, reacties op de injectieplaats, parkinsonisme, gewichtstoename,
acathisie, agitatie, sedatie/somnolentie, nausea, constipatie, duizeligheid, musculoskeletale pijn,
tachycardie, tremor, abdominale pijn, braken, diarree, vermoeidheid en dystonie. Van deze
bijwerkingen bleken acathisie en sedatie/somnolentie dosisgerelateerd te zijn.
Tabel met bijwerkingen
De volgende bijwerkingen werden alle gerapporteerd met paliperidon, waarbij de frequentiecategorie
wordt geschat op basis van klinisch onderzoek met paliperidonpalmitaat. De volgende termen en
frequenties worden gebruikt:
zeer vaak
(1/10);
vaak
(1/100 tot <1/10);
soms
(1/1 000 tot <1/100);
zelden
(1/10 000 tot <1/1 000);
zeer zelden
(<1/10 000); en
niet bekend
(kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald).
Systeem/
orgaanklasse
Zeer vaak
Infecties en
parasitaire
aandoeningen
Vaak
bovenste
luchtweginfectie,
urineweginfectie,
influenza
Bijwerking
Frequentie
Soms
pneumonie,
bronchitis,
luchtweginfectie,
sinusitis, cystitis,
oorinfectie, tonsillitis,
onychomycose,
cellulitis
witte bloedcellen
verlaagd,
trombocytopenie,
anemie
overgevoeligheid
Zelden
ooginfectie,
acarodermatitis,
subcutaan abces
Niet bekend
a
Bloed- en
lymfestelsel-
aandoeningen
Immuunsysteem-
aandoeningen
Endocriene
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoor-
nissen
neutropenie,
eosinofielentelling
verhoogd
agranulocytose
anafylactische
reactie
antidiuretisch
hormoonsecretie-
deficiëntie, glucose
in urine
diabetische
ketoacidose,
hypoglykemie,
polydipsie
hyperprolactinemie
b
hyperglykemie,
gewicht verhoogd,
gewicht verlaagd,
verminderde eetlust
Psychische
stoornissen
insomnia
e
agitatie, depressie,
angst
diabetes mellitus
d
,
hyperinsulinemie,
gestimuleerde eetlust,
anorexie, bloed
triglyceriden
verhoogd, bloed
cholesterol verhoogd
slaapstoornis, manie,
verminderd libido,
zenuwachtigheid,
nachtmerrie
tardieve dyskinesie,
syncope,
psychomotorische
hyperactiviteit,
duizeligheid
houdingsafhankelijk,
31
waterintoxicatie
Zenuwstelselaan-
doeningen
parkinsonisme
c
,
acathisie
c
,
sedatie/somnolentie,
dystonie
c
,
duizeligheid,
dyskinesie
c
, tremor,
katatonie, verwarde
toestand,
somnambulisme,
afgestompt affect,
anorgasmie
maligne
neuroleptica-
syndroom, cerebrale
ischemie, niet
reagerend op
prikkels,
slaapgerelateerd
e eetstoornis
diabetisch
coma, titubatie
van het hoofd
hoofdpijn
aandachtsstoornis,
dysartrie, dysgeusie,
hypo-esthesie,
paresthesie
Oogaandoeningen
gezichtsvermogen
wazig, conjunctivitis,
droog oog
bewustzijnsverlies,
verminderd
bewustzijn,
convulsie
e
,
evenwichtsstoornis,
coördinatie
afwijkend
e
glaucoom,
oogbewegings-
afwijking,
oogrollen, fotofobie,
traanproductie
verhoogd, oculaire
hyperemie
floppy iris-
syndroom
(intraoperatief)
Evenwichtsorgaan-
en
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
vertigo, tinnitus,
oorpijn
tachycardie
atrioventriculair blok,
geleidingsstoornis,
elektrocardiogram QT
verlengd, posturele
orthostatische
tachycardie-
syndroom,
bradycardie,
elektrocardiogram
abnormaal,
hartkloppingen
hypotensie,
orthostatische
hypotensie
dyspneu,
luchtwegcongestie,
piepen,
faryngolaryngeale
pijn, bloedneus
abdominaal ongemak,
gastro-enteritis,
dysfagie, droge mond,
flatulentie
gamma-
glutamyltransferase
verhoogd, leverenzym
verhoogd
urticaria, pruritus,
rash, alopecia,
eczeem, droge huid,
erytheem, acne
atriumfibrillatie,
sinusaritmie
Bloedvataandoenin
-gen
Ademhalingsstelsel
-, borstkas- en
mediastinumaan-
doeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
hypertensie
veneuze trombose,
overmatig blozen
slaapapneu-
syndroom,
longstuwing,
ratelgeluiden
pancreatitis,
gezwollen tong,
fecale incontinentie,
fecaloom,
cheilitis
longembolie,
ischemie
hyperventilatie,
aspiratie-
pneumonie,
dysfonie
intestinale
obstructie, ileus
hoest,
neuscongestie
abdominale pijn,
braken, nausea,
constipatie, diarree,
dyspepsie, tandpijn
transaminasen
verhoogd
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoe-
ningen
geelzucht
geneesmiddelen-
eruptie,
hyperkeratose,
hoofdroos
Skeletspierstelsel-
en bindweefselaan-
doeningen
musculoskeletale
pijn, rugpijn,
artralgie
Nier- en
urinewegaan-
doeningen
Zwangerschap,
perinatale periode
en puerperium
Voortplantingsstels
amenorroe,
32
bloed
creatinefosfokinase
verhoogd,
spierspasmen,
gewrichtsstijfheid,
spierzwakte, nekpijn
urine-incontinentie,
pollakisurie, dysurie
rabdomyolyse,
gewrichtszwelling
Stevens-
Johnson-
syndroom/toxisc
he epidermale
necrolyse,
angio-oedeem,
huidverkleuring,
seborroïsche
dermatitis
houding
afwijkend
urineretentie
neonataal
onttrekkings-
syndroom (zie
rubriek 4.6)
erectiestoornissen,
gevoelige borsten,
priapisme
el- en
borstaandoeningen
galactorroe
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
pyrexie, asthenie,
vermoeidheid,
injectieplaatsreactie
ejaculatiestoornis,
menstruatiestoornis
e
,
gynaecomastie,
seksuele disfunctie,
pijn in de borsten
gezichtsoedeem,
oedeem
e
, lichaams-
temperatuur
verhoogd,
gangafwijking,
borstkaspijn,
ongemak op de borst,
malaise, induratie
bloedaandrang in de
borsten,
borstvergroting,
vaginale afscheiding
hypothermie, koude
rillingen, dorst,
geneesmiddel-
onttrekkings-
syndroom,
injectieplaatsabces,
injectieplaats-
cellulitis,
injectieplaatscyste,
injectieplaats-
hematoom
lichaamstemper
atuur verlaagd,
injectieplaatsnec
rose,
injectieplaatsulc
us
Letsels, intoxicaties
en
verrichtingscompli
caties
a
vallen
b
c
d
e
De frequentie van deze bijwerkingen is gekwalificeerd als ’niet bekend’ omdat ze niet werden waargenomen in klinische
studies met paliperidonpalmitaat. Ze zijn afgeleid van ofwel spontane postmarketingmeldingen waarbij de frequentie niet kan
worden vastgesteld, ofwel van gegevens van klinische studies met en/of postmarketingmeldingen van risperidon (alle
formuleringen) of oraal paliperidon.
Zie ‘Hyperprolactinemie’ hieronder.
Zie ‘Extrapiramidale symptomen’ hieronder.
In placebogecontroleerde studies werd diabetes mellitus gemeld bij 0,32% van de met Xeplion behandelde personen,
tegenover 0,39% in de placebogroep. De totale incidentie uit alle klinische studies was 0,65% bij alle personen behandeld met
paliperidonpalmitaat.
Insomnia omvat:
initiële insomnia, doorslaapstoornis;
Convulsie omvat:
grand mal convulsie;
Oedeem omvat:
gegeneraliseerd oedeem, perifeer oedeem, putjesoedeem.
Menstruatiestoornis omvat:
verlate menstruatie, onregelmatige
menstruatie, oligomenorroe.
Bijwerkingen gezien bij formuleringen op basis van risperidon
Aangezien paliperidon de actieve metaboliet is van risperidon zijn de bijwerkingenprofielen van deze
stoffen (waaronder zowel de orale als de injectieformuleringen) relevant voor elkaar.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Anafylactische reactie
Bij patiënten die eerder oraal risperidon of oraal paliperidon konden verdragen, zijn er tijdens
postmarketingervaring zeldzame gevallen van anafylactische reactie gemeld na injectie met Xeplion
(zie rubriek 4.4).
Reacties op de injectieplaats
De vaakst gemelde bijwerking in relatie tot de injectieplaats was pijn. De meerderheid van deze
reacties waren volgens de meldingen mild tot matig ernstig. De beoordeling door de patiënt van de
pijn op de injectieplaats, met behulp van een visuele analoge schaal, heeft de neiging na verloop van
tijd af te nemen in frequentie en intensiteit in alle fase 2- en fase 3- studies met Xeplion. Injecties in de
deltaspier werden als iets pijnlijker ervaren dan soortgelijke injecties in de bilspier. Andere reacties op
de injectieplaats waren meestal mild in intensiteit en omvatten verharding (vaak), pruritus (soms) en
noduli (zelden).
Extrapiramidale symptomen (EPS)
EPS omvatte een gepoolde analyse van de volgende termen: parkinsonisme (omvat speekselvloed,
musculoskeletale stijfheid, parkinsonisme, kwijlen, tandradrigiditeit, bradykinesie, hypokinesie,
maskergelaat, stramme spieren, akinesie, stijve nek, stijve spieren, parkinsonachtige gang en
abnormale glabellareflex, parkinsonachtige rusttremor), acathisie (omvat acathisie, rusteloosheid,
hyperkinesie en restless leg-syndroom), dyskinesie (dyskinesie, spiertrekkingen, choreoathetose,
athetose en myoclonus), dystonie (omvat dystonie, hypertonie, torticollis, onwillekeurige
33
spiersamentrekkingen, spiercontracturen, blefarospasme, oculogyratie, tongverlamming,
gezichtsspasme, laryngospasme, myotonie, opisthotonus, orofaryngeaal spasme, pleurothotonus,
tongspasme en trismus) en tremor. Er moet opgemerkt worden dat een breder spectrum aan
symptomen wordt vermeld die niet noodzakelijkerwijs extrapiramidaal van oorsprong zijn.
Gewichtstoename
In de 13 weken durende studie met de startdosering van 150 mg liet het deel van de patiënten met een
abnormale gewichtstoename van ≥ 7% een dosisgerelateerde tendens zien met een incidentie van 5%
in de placebogroep, tegenover een incidentie van respectievelijk 6%, 8% en 13% in de Xeplion 25 mg,
100 mg en 150 mg groepen.
Tijdens de 33 weken durende open-label transitie-/onderhoudsperiode van het langdurige
recidiefpreventie-onderzoek voldeed 12% van de met Xeplion behandelde patiënten aan dit criterium
(gewichtstoename van
7% van de dubbelblinde fase tot het eindpunt); de gemiddelde (SD)
gewichtsverandering ten opzichte van de open-label uitgangswaarde was +0,7 (4,79) kg.
Hyperprolactinemie
In klinische studies werd een mediane stijging in serumprolactine gezien bij patiënten van beide
geslachten die Xeplion toegediend kregen. Bijwerkingen die mogelijk duiden op een verhoogde
prolactinespiegel (zoals amenorroe, galactorroe, menstruatiestoornissen, gynaecomastie) werden
gemeld bij < 1% van alle patiënten.
Klasse-effecten
QT-verlenging, ventriculaire aritmieën (ventrikelfibrillatie, ventriculaire tachycardie), plotseling
onverklaarbaar overlijden, hartstilstand en torsade de pointes kunnen optreden met antipsychotica.
Gevallen van veneuze trombo-embolie, waaronder gevallen van longembolie en gevallen van diep-
veneuze trombose, zijn gemeld met antipsychotica (frequentie niet bekend).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Symptomen
In het algemeen zijn de verwachte tekenen en symptomen bij overdosering een overdreven uiting van
de bekende effecten van paliperidon, d.w.z. sufheid en sedatie, tachycardie en hypotensie, QT-
verlenging en extrapiramidale symptomen. Torsade de pointes en ventrikelfibrillatie zijn gemeld bij
een patiënt na een overdosering met oraal paliperidon. Bij acute overdosering moet rekening worden
gehouden met de mogelijkheid dat er meerdere geneesmiddelen bij betrokken zijn.
Behandeling
Bij de keuze van de vereiste behandeling en het herstel dient men rekening te houden met de
verlengde afgifte van het geneesmiddel en de lange eliminatiehalfwaardetijd van paliperidon. Er
bestaat geen specifiek antidotum tegen paliperidon. Er dienen algemene ondersteunende maatregelen
te worden genomen. Zorg ervoor dat de luchtwegen vrij zijn en vrij blijven, en dat de betrokkene
voldoende zuurstof en beademing krijgt.
Onmiddellijk dient cardiovasculair onderzoek plaats te vinden bestaande uit een continue opvolging
van mogelijke aritmieën door middel van ECG. Voor de behandeling van hypotensie en circulatoire
34
collaps dienen geschikte maatregelen te worden genomen zoals intraveneuze toediening van vocht
en/of sympathicomimetica. Bij ernstige extrapiramidale symptomen dienen anticholinergica te worden
toegediend. De patiënt dient onder strikt medisch toezicht en opvolging te blijven tot hij hersteld is.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX13
Xeplion bevat een racemisch mengsel van (+)- en (-)-paliperidon.
Werkingsmechanisme
Paliperidon is een selectieve antagonist van monoamine effecten, met farmacologische eigenschappen
die verschillen van de klassieke neuroleptica. Paliperidon bindt sterk aan de serotonerge 5-HT2- en
dopaminerge D2-receptoren. Paliperidon blokkeert ook de alfa-1-adrenerge receptoren en in iets
mindere mate de H1-histaminerge en alfa-2-adrenerge receptoren. De farmacologische activiteit van
de (+)- en (-)-paliperidon-enantiomeren is kwalitatief en kwantitatief vergelijkbaar.
Paliperidon bindt niet aan cholinerge receptoren. Hoewel paliperidon een sterke D2-antagonist is, wat
voor zover bekend de positieve symptomen van schizofrenie verlicht, veroorzaakt het in mindere mate
katalepsie en vermindering van de motorische functies dan de klassieke neuroleptica. Het dominante,
centrale serotonine-antagonisme van paliperidon kan de neiging tot het veroorzaken van
extrapiramidale bijwerkingen verminderen.
Klinische werkzaamheid
Acute behandeling van schizofrenie
De werkzaamheid van Xeplion bij de acute behandeling van schizofrenie werd vastgesteld in vier
kortdurende (één van 9 weken en drie van 13 weken), dubbelblinde, gerandomiseerde,
placebogecontroleerde studies met vaste dosis van acuut recidiverende volwassen gehospitaliseerde
patiënten die voldeden aan de DSM-IV criteria voor schizofrenie. De vaste doses Xeplion in deze
studies werden toegediend op dag 1, 8 en 36 in de 9 weken durende studie en vervolgens op dag 64
van de 13 weken durende studies. Er was geen aanvullende suppletie met orale antipsychotica nodig
tijdens de acute behandeling van schizofrenie met Xeplion. Het primaire eindpunt voor werkzaamheid
was de afname van de totaalscore op de ‘Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS)’, zoals in de
onderstaande tabel wordt weergegeven. De PANSS is een gevalideerde, uit meerdere items bestaande
schaal met vijf factoren om positieve symptomen, negatieve symptomen, gedesorganiseerd denken,
ongecontroleerde vijandigheid/opwinding en angst/depressie te evalueren. Het functioneren werd
geëvalueerd met behulp van de Personal and Social Performance (PSP) schaal. De PSP is een
gevalideerd, door artsen te beoordelen instrument dat het persoonlijke en sociale functioneren in vier
domeinen meet: sociaal nuttige activiteiten (werk en studie), persoonlijke en sociale relaties,
zelfverzorging en storende en agressieve gedragingen.
In een 13 weken durende studie (n=636) waarbij drie vaste doses Xeplion (eerste injectie in de
deltaspier van 150 mg, gevolgd door 3 toedieningen in de bilspier of de deltaspier van 25 mg/4 weken,
100 mg/4 weken of 150 mg/4 weken) werden vergeleken met placebo, waren de drie doses Xeplion
superieur aan placebo voor wat betreft het verbeteren van de PANSS totaalscore. In deze studie
vertoonden zowel de 100 mg/4 weken- als de 150 mg /4 weken-, maar niet de 25 mg/4 weken-
behandelgroepen een statistische superioriteit ten opzichte van placebo voor wat betreft de PSP-score.
Deze resultaten ondersteunen de werkzaamheid gedurende de gehele behandelduur en verbetering van
de PANSS en werden al op dag 4 gezien met een significant verschil ten opzichte van placebo in de
25 mg en 150 mg Xeplion-groepen op dag 8.
De resultaten van de andere studies leverden statistisch significante resultaten op in het voordeel van
Xeplion, met uitzondering van de 50 mg-dosis in één studie (zie de tabel hieronder).
35
Totaalscores ‘ Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS)’ voor schizofrenie - Verandering van
uitgangswaarde tot eindpunt-LOCF voor de studies R092670-SCH-201, R092670-PSY-3003, R092670-
PSY-3004 en R092670-PSY-3007: Primary Efficacy Analysis Set
Placebo
25 mg
50 mg
100 mg
150 mg
R092670-PSY-3007*
n = 160
n = 155
--
n = 161
n = 160
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
86,8 (10,31) 86,9 (11,99)
86,2 (10,77)
88,4 (11,70)
Gemiddelde verandering
(SD)
-2,9 (19,26)
-8,0 (19,90)
-11,6 (17,63) -13,2 (18,48)
P-waarde (vs. placebo)
--
0,034
< 0,001
< 0,001
R092670-PSY-3003
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
Gemiddelde verandering
(SD)
P-waarde (vs. placebo)
R092670-PSY-3004
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
Gemiddelde verandering
(SD)
P-waarde (vs. placebo)
R092670-SCH-201
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
Gemiddelde verandering
(SD)
P-waarde (vs. placebo)
n = 132
92,4 (12,55)
-4,1 (21,01)
--
n = 125
90,7 (12,22)
-7,0 (20,07)
--
n=66
87,8 (13,90)
6,2 (18,25)
--
n = 129
90,7 (12,25)
-13,6 (21,45)
0,015
--
--
n = 93
89,9 (10,78)
-7,9 (18,71)
0,193
n = 128
91,2 (12,02)
-13,2 (20,14)
0,017
n=63
88,0 (12,39)
-5,2 (21,52)
0,001
n = 94
90,1 (11,66)
-11,0 (19,06)
0,019
n = 131
90,8 (11,70)
-16,1 (20,36)
< 0,001
n=68
85,2 (11,09)
-7,8 (19,40)
< 0,0001
--
n = 30
92,2 (11,72)
-5,5 (19,78)
--
--
*
In studie R092670-PSY-3007 werd aan alle patiënten in de Xeplion-behandelgroepen op dag 1 een startdosis van 150 mg
toegediend, gevolgd door de toegewezen dosis.
Opmerking: Een negatieve verandering in de score duidt op een verbetering.
Behoud van symptoombeheersing en uitstel van recidive van schizofrenie
De werkzaamheid van Xeplion in het behoud van de symptoomcontrole en het uitstellen van een
recidief van schizofrenie werd vastgesteld in een langetermijn dubbelblinde, placebogecontroleerde
studie met flexibele dosis met 849 niet-oudere volwassen patiënten die aan de DSM-IV criteria voor
schizofrenie voldeden. Deze studie omvatte een 33 weken durende open-label acute behandel- en
stabilisatiefase, een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase voor observatie van
een recidief en een 52 weken durende open-label verlengingsperiode. In deze studie werden doses
Xeplion van 25, 50, 75 en 100 mg maandelijks toegediend; de 75 mg-dosis was alleen in de 52-weken
open-label verlenging toegestaan. De patiënten ontvingen aanvankelijk flexibele doses (25-100 mg)
Xeplion gedurende een 9 weken durende overgangsperiode, gevolgd door een 24 weken durende
onderhoudsperiode, waarbij de patiënten een PANSS-score van ≤ 75 moesten hebben.
Dosisaanpassingen waren alleen toegestaan in de eerste 12 weken van de onderhoudsperiode. In totaal
werden 410 gestabiliseerde patiënten gerandomiseerd tot ofwel Xeplion (mediane duur 171 dagen
[bereik 1 dag tot 407 dagen]) ofwel placebo (mediane duur 105 dagen [bereik 8 dagen tot 441 dagen])
tot zij een recidief van schizofreniesymptomen ondervonden in de dubbelblinde fase van variabele
lengte. De studie werd vroegtijdig gestopt vanwege gebleken werkzaamheid, aangezien er een
significant langere tijd tot recidief (p < 0,0001, afbeelding 1) werd gezien bij patiënten die werden
behandeld met Xeplion, vergeleken met placebo (hazard ratio = 4,32; 95% BI: 2,4-7,7).
36
100
Estimated Percent of Subjects Without Relapse (1)
80
60
40
20
Placebo N=156 (3)
XEPLION N=156 (4)
Log-rank test, P-value<0.0001 (5)
0
20
40
60
80 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300
Days since Randomisation (2)
Afbeelding 1:
Kaplan-Meier plot van tijd tot recidief – Interimanalyse (Intent-to-Treat interim
analyseset)
(1) Geschat percentage van patiënten zonder recidief
(2) Dagen sinds randomisering
(3) Placebo N=156
(4) Xeplion N=156
(5) Log-rank test, P-waarde < 0,0001
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Xeplion in alle subgroepen van pediatrische patiënten
met schizofrenie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie en distributie
Paliperidonpalmitaat is de palmitaatester-prodrug van paliperidon. Vanwege zijn extreem lage
oplosbaarheid in water lost paliperidonpalmitaat langzaam op na intramusculaire injectie voordat het
wordt gehydrolyseerd tot paliperidon en wordt geabsorbeerd in de systemische circulatie. Na een
eenmalige intramusculaire dosis stijgt de plasmaconcentratie van paliperidon langzaam tot een
maximale plasmaconcentratie bij een mediane T
max
van 13 dagen. De afgifte van het werkzame
bestanddeel begint al op dag 1 en duurt minstens 4 maanden.
Na intramusculaire injectie van eenmalige doses (25-150 mg) in de deltaspier werd gemiddeld een
28% hogere C
max
gezien, vergeleken met injectie in de bilspier. De twee eerste intramusculaire
injecties van 150 mg op dag 1 en 100 mg op dag 8 in de deltaspier helpen de therapeutische
concentraties snel te bereiken. Het afgifteprofiel en doseringsschema van Xeplion resulteren in
langdurige therapeutische concentraties. De totale blootstelling van paliperidon na toediening van
37
Xeplion was dosisproportioneel over een dosisbereik van 25-150 mg en minder dan dosisproportioneel
voor C
max
bij doses van meer dan 50 mg. De gemiddelde steady-state piek-dalratio voor een Xeplion-
dosis van 100 mg bedroeg 1,8 na toediening in de bilspier en 2,2 na toediening in de deltaspier. De
mediane schijnbare halfwaardetijd van paliperidon na toediening van Xeplion over het dosisbereik van
25-150 mg varieerde van 25 tot 49 dagen.
De absolute biologische beschikbaarheid van paliperidonpalmitaat na toediening van Xeplion is 100%.
Na toediening van paliperidonpalmitaat gaan de (+) en (-) enantiomeren van paliperidon in elkaar
over, waarbij een AUC (+) tot (-) ratio van circa 1,6-1,8 wordt bereikt.
De plasma-eiwitbinding van racemisch paliperidon is 74%.
Biotransformatie en eliminatie
Eén week na orale inname van één enkele dosis van 1 mg
14
C-paliperidon met onmiddellijke afgifte
werd 59% van de dosis onveranderd in de urine uitgescheiden. Dit toont aan dat paliperidon geen
uitgebreide metabolisatie in de lever ondergaat. Van de toegediende radioactiviteit werd ongeveer
80% in de urine teruggevonden en 11% in de feces.
In vivo
zijn vier afbraakroutes gevonden:
dealkylering, hydroxylering, dehydrogenering, en benzisoxazol-splitsing. Geen van deze routes is
verantwoordelijk voor afbraak van meer dan 6,5% van de dosis. Hoewel
in vitro-studies
doen
vermoeden dat CYP2D6 en CYP3A4 een rol spelen bij de afbraak van paliperidon, is er geen bewijs
in
vivo
dat deze iso-enzymen een belangrijke rol spelen bij de afbraak van paliperidon.
Populatiefarmacokinetische analyses toonden na toediening van oraal paliperidon geen detecteerbare
verschillen aan in de klaring van paliperidon tussen snelle en trage metaboliseerders van CYP2D6-
substraten.
In vitro-studies
met microsomen uit de lever van de mens toonden aan dat paliperidon de
afbraak van geneesmiddelen, die via de iso-enzymen van cytochroom-P450 (waaronder CYP1A2,
CYP2A6, CYP2C8/9/10. CYP2D6, CYP2E1, CYP3A4, en CYP3A5) worden gemetaboliseerd, niet in
aanzienlijke mate remt.
In vitro-studies
hebben aangetoond dat paliperidon een substraat is van P-gp en een zwakke remmer
van P-gp in hoge concentraties. Er zijn geen
in vivo-gegevens
beschikbaar en de klinische relevantie is
niet bekend.
Langwerkende paliperidonpalmitaatinjectie versus oraal paliperidon met verlengde afgifte
Xeplion is ontwikkeld voor het afgeven van paliperidon over een periode van een maand, terwijl oraal
paliperidon met verlengde afgifte dagelijks wordt toegediend. Het startschema voor Xeplion
(150 mg/100 mg in de deltaspier op dag 1/dag 8) werd opgezet om snel steady-state
paliperidonconcentraties te bereiken bij aanvang van de behandeling zonder orale suppletie.
Over het algemeen lagen de totale plasmaconcentraties met Xeplion bij aanvang binnen het
blootstellingsbereik dat werd gezien met 6-12 mg oraal paliperidon met verlengde afgifte. Het gebruik
van het startschema voor Xeplion stelt patiënten in staat binnen dit blootstellingsbereik van 6-12 mg
oraal paliperidon met verlengde afgifte te blijven, ook op de dagen met de laagste bloedspiegels, kort
voor de toediening (dag 8 en dag 36). Vanwege het verschil in mediane farmacokinetische profielen
tussen de twee geneesmiddelen, moet bij het direct vergelijken van de farmacokinetische
eigenschappen de nodige voorzichtigheid worden betracht.
Leverinsufficiëntie
Paliperidon wordt niet in uitgebreide mate gemetaboliseerd in de lever. Hoewel Xeplion niet werd
onderzocht bij patiënten met leverinsufficiëntie, is een dosisaanpassing bij patiënten met milde of
matige leverinsufficiëntie niet nodig. In een studie met oraal paliperidon bij personen met matige
leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse B) waren de plasmaconcentraties van het vrije paliperidon
vergelijkbaar met die bij gezonde personen. Paliperidon is niet onderzocht bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie.
38
Nierinsufficiëntie
Het gebruik van een eenmalige orale tablet paliperidon 3 mg met verlengde afgifte werd onderzocht
bij personen met verschillende gradaties van nierfunctie. Eliminatie van paliperidon verminderde bij
afnemende geschatte creatinineklaring. De totale klaring van paliperidon bij personen met een
verminderde nierfunctie bleek gemiddeld met 32% afgenomen bij milde (CrCl = 50 tot < 80 ml/min),
64% bij matige (CrCl = 30 tot < 50 ml/min) en 71% bij ernstige (CrCl = 10 tot < 30 ml/min)
nierinsufficiëntie, hetgeen overeenkomt met een gemiddelde stijging in afgifte (AUC
inf
) van
respectievelijk een 1,5-, 2,6- en 4,8-voudig toegenomen blootstelling ten opzichte van gezonde
personen. Op basis van een beperkt aantal observaties met Xeplion bij personen met milde
nierinsufficiëntie en farmacokinetische simulaties wordt een lagere dosis aanbevolen (zie rubriek 4.2).
Ouderen
Een populatiefarmacokinetische analyse gaf geen aanwijzing voor leeftijdsgerelateerde verschillen in
farmacokinetiek.
Body Mass Index (BMI)/lichaamsgewicht
Farmacokinetische studies met paliperidonpalmitaat hebben een iets (10-20%) lagere
plasmaconcentratie van paliperidon laten zien bij patiënten die te zwaar zijn of bij obese patiënten in
vergelijking met patiënten met een normaal gewicht (zie rubriek 4.2).
Ras
Populatiefarmacokinetische analyse van gegevens afkomstig van studies met oraal paliperidon leverde
geen bewijs voor verschillen met betrekking tot het ras in de farmacokinetiek van paliperidon na
toediening van Xeplion.
Geslacht
Er werden geen klinisch relevante verschillen gezien tussen mannen en vrouwen.
Rookgedrag
Op basis van
in vitro-studies
met enzymen uit de menselijke lever blijkt paliperidon geen substraat
voor CYP1A2; roken zou daarom geen effect hebben op de farmacokinetiek van paliperidon. Het
effect van roken op de farmacokinetiek van paliperidon is niet onderzocht bij Xeplion. Een
populatiefarmacokinetische analyse op basis van gegevens met orale paliperidontabletten met
verlengde afgifte toonde bij rokers een iets lagere blootstelling aan paliperidon dan bij niet-rokers. Het
is niet waarschijnlijk dat dit verschil klinisch relevant is.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toxiciteitsstudies met herhaalde toediening van intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat (de
eenmaandelijkse formulering) en oraal toegediende paliperidon bij ratten en honden hebben
voornamelijk farmacologische effecten aangetoond, zoals sedatie en prolactinegemedieerde effecten
op de borstklieren en de genitaliën. Bij dieren die werden behandeld met paliperidonpalmitaat werd
een ontstekingsreactie gezien op de plaats van de intramusculaire injectie. Nu en dan trad
abcesvorming op.
In reproductiestudies bij de rat met oraal risperidon, dat bij de rat en de mens in sterke mate wordt
omgezet in paliperidon, werden bijwerkingen gezien op het geboortegewicht en de overleving van de
nakomelingen. Er werd geen embryotoxiciteit of misvorming gezien na intramusculaire toediening van
paliperidonpalmitaat aan zwangere ratten tot de hoogste dosis (160 mg/kg/dag), wat overeenkomt met
4,1 keer het blootstellingsniveau bij de mens met de maximaal aanbevolen dosis van 150 mg. Andere
39
dopamine-antagonisten hebben bij toediening aan zwangere dieren negatieve effecten veroorzaakt op
het leervermogen en de motorische ontwikkeling van de nakomelingen.
Paliperidonpalmitaat en paliperidon waren niet genotoxisch. Bij carcinogeniteitsonderzoek met oraal
risperidon bij ratten en muizen werd een toename gezien van hypofyse-adenomen (bij muizen),
endocriene pancreasadenomen (bij ratten) en adenomen van de borstklieren (bij beide soorten). De
carcinogene potentie van intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat werd beoordeeld bij ratten.
Er was een statistisch significante toename in borstklieradenocarcinomen bij vrouwelijke ratten met
10, 30 en 60 mg/kg/maand. Mannelijke ratten lieten een statistisch significante stijging zien in
borstklieradenomen en -carcinomen met 30 en 60 mg/kg/maand, wat 1,2 en 2,2 maal het
blootstellingsniveau is bij de maximaal aanbevolen dosis bij de mens van 150 mg. Deze tumoren
kunnen te maken hebben met een langdurig dopamine D2-antagonisme en hyperprolactinemie. De
relevantie van deze gegevens bij knaagdieren voor het risico bij de mens is niet bekend.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Polysorbaat 20
Polyethyleenglycol 4000
Citroenzuurmonohydraat
Anhydrisch dinatriumwaterstoffosfaat
Natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat
Natriumhydroxide (voor pH-regulering)
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
6.3
2 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren beneden 30 °C.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Voorgevulde spuit (cyclisch-olefine-copolymeer) met een zuigerstop, eindstop en dop
(broombutylrubber) met een 22G 1½-inch veiligheidsnaald (0,72 mm x 38,1 mm) en een 23G 1-inch
veiligheidsnaald (0,64 mm x 25,4 mm).
Verpakkingsgroottes:
1 verpakking bevat 1 voorgevulde spuit en 2 naalden.
Startbehandelingsverpakking:
Elke verpakking bevat 1 verpakking van Xeplion 150 mg en 1 verpakking van Xeplion 100 mg.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
40
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/006
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 04 maart 2011
Datum van laatste verlenging: 16 december 2015
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
41
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
42
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentie data (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
43
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
44
A. ETIKETTERING
45
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 25 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 25 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
o
C.
46
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/001
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
47
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Xeplion 25 mg injectievloeistof
paliperidon
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
25 mg
6.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
48
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 50 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 50 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
o
C.
49
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/002
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
50
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Xeplion 50 mg injectievloeistof
paliperidon
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
50 mg
6.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
51
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 75 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 75 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
o
C.
52
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/003
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 75 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
53
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Xeplion 75 mg injectievloeistof
paliperidon
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
75 mg
6.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
54
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 100 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
o
C.
55
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/004
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
56
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Xeplion 100 mg injectievloeistof
paliperidon
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
100 mg
6.
OVERIGE
57
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 150 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 150 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
o
C.
58
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/005
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 150 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
59
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Xeplion 150 mg injectievloeistof
paliperidon
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
150 mg
6.
OVERIGE
60
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
STARTBEHANDELINGSVERPAKKING
ETIKET OP BUITENVERPAKKING (MET BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 150 mg
Xeplion 100 mg
suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Xeplion 150 mg: Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 150 mg
paliperidon.
Xeplion 100 mg: Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 100 mg
paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Startbehandelingsverpakking
Elke verpakking bevat 2 voorgevulde spuiten:
1 voorgevulde spuit met 150 mg paliperidon en 2 naalden
1 voorgevulde spuit met 100 mg paliperidon en 2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
61
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
o
C.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/006
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 150 mg
xeplion 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
62
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
63
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS (150 mg VOORGEVULDE SPUIT, COMPONENT VAN
STARTBEHANDELINGSVERPAKKING – ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 150 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 150 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Dag 1
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
64
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
o
C.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/006
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 150 mg
65
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN DOOS (100 mg VOORGEVULDE SPUIT, COMPONENT VAN
STARTBEHANDELINGSVERPAKKING – ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 100 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Dag 8
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
66
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30
o
C.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/006
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 100 mg
67
B. BIJSLUITER
68
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Xeplion 25 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 50 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 75 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 150 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Xeplion en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Xeplion en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Xeplion bevat de werkzame stof paliperidon, die behoort tot de klasse van antipsychotica en wordt
gebruikt als onderhoudsbehandeling voor de symptomen van schizofrenie bij volwassen patiënten die
reeds gestabiliseerd zijn met paliperidon of risperidon.
Als is gebleken dat u in het verleden reageerde op paliperidon of risperidon en milde tot matige
symptomen heeft, kan uw dokter een behandeling met Xeplion starten zonder dat u daarvoor
gestabiliseerd hoeft te worden met paliperidon of risperidon.
Schizofrenie is een aandoening met ‘positieve’ en ‘negatieve’ symptomen. Positief betekent een
overmaat aan symptomen die normaal niet aanwezig zijn. Een persoon met schizofrenie kan
bijvoorbeeld stemmen horen of dingen zien die er niet zijn (hallucinaties genoemd), dingen geloven
die niet waar zijn (waanideeën genoemd) of ongewoon achterdochtig zijn naar anderen. Negatief
betekent het ontbreken van gedragingen of gevoelens die normaal wel aanwezig zijn. Iemand met
schizofrenie kan bijvoorbeeld teruggetrokken zijn en emotioneel niet reageren of kan moeite hebben
met duidelijk en logisch spreken. Mensen met deze ziekte kunnen zich ook depressief, angstig,
schuldig of gespannen voelen.
Xeplion kan de symptomen van uw ziekte helpen verlichten en verhinderen dat uw symptomen
terugkeren.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U bent allergisch voor een ander antipsychotisch geneesmiddel dat de stof risperidon bevat.
69
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt. Dit
geneesmiddel is niet onderzocht bij oudere patiënten met dementie. Oudere patiënten met dementie die
met andere vergelijkbare geneesmiddelen worden behandeld, kunnen echter een verhoogd risico
hebben op een beroerte of op overlijden. (zie onder 4, Mogelijke bijwerkingen).
Alle geneesmiddelen hebben bijwerkingen en enkele van de bijwerkingen van dit geneesmiddel
kunnen de symptomen van andere medische aandoeningen verergeren. Daarom is het belangrijk met
uw arts te praten over de onderstaande aandoeningen die mogelijk kunnen verergeren tijdens de
behandeling met dit geneesmiddel:
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
als u de ziekte van Parkinson heeft
als bij u ooit eerder een aandoening is vastgesteld met symptomen als een verhoogde
temperatuur en stijve spieren (ook bekend als maligne neurolepticasyndroom)
als u ooit eerder last had van ongewone bewegingen van de tong of het gezicht (tardieve
dyskinesie)
als u weet dat u in het verleden weinig witte bloedcellen heeft gehad (wat al of niet veroorzaakt
kan zijn geweest door andere geneesmiddelen)
als u suikerziekte heeft (diabetes mellitus) of een verhoogd risico daarop
als u borstkanker heeft gehad of een tumor in de hypofyse in de hersenen
als u een hartziekte heeft of een behandeling daarvoor krijgt, waardoor bij u de kans groter is op
een lage bloeddruk
als u een lage bloeddruk heeft wanneer u plotseling gaat staan of rechtop gaat zitten
als u epilepsie heeft
als u nierproblemen heeft
als u leverproblemen heeft
als u een aanhoudende en/of pijnlijke erectie heeft
als u problemen heeft om de normale lichaamstemperatuur onder controle te houden of last
heeft van te hoge lichaamstemperatuur
als u een abnormaal hoog gehalte van het hormoon prolactine in uw bloed heeft of als u een
tumor heeft die mogelijk afhankelijk is van prolactine
als u of iemand anders in uw familie wel eens trombose (bloedpropjes) heeft gehad, omdat het
gebruik van antipsychotica in verband wordt gebracht met het ontstaan van trombose.
Als u een van deze aandoeningen heeft, overleg dan met uw arts. Het kan zijn dat deze uw dosis wil
aanpassen of u enige tijd wil opvolgen.
Aangezien bij patiënten die dit geneesmiddel gebruikten in zeer zeldzame gevallen gevaarlijk lage
aantallen zijn gezien van een bepaald type witte bloedcellen, die nodig zijn om infecties in uw bloed te
bestrijden, kan het zijn dat uw arts bij u het aantal witte bloedcellen zal controleren.
Zelfs als u eerder wel goed tegen oraal paliperidon of risperidon kon, kan er in zeldzame gevallen een
allergische reactie optreden nadat u injecties met Xeplion heeft gekregen. Zoek direct medische hulp
als u last krijgt van huiduitslag, zwelling van uw keel, jeuk, of problemen met ademen, want dit
kunnen tekenen zijn van een ernstige allergische reactie.
Dit geneesmiddel kan ervoor zorgen dat uw lichaamsgewicht toeneemt. Aanzienlijke gewichtstoename
kan schade toebrengen aan uw gezondheid. Uw arts dient u regelmatig te wegen.
Aangezien bij patiënten die dit geneesmiddel gebruikten diabetes mellitus of verergering van reeds
bestaande diabetes mellitus is gezien, moet uw arts u controleren op tekenen van te veel suiker in uw
bloed. Bij patiënten met reeds bestaande diabetes mellitus moet de bloedsuikerspiegel regelmatig
gecontroleerd worden.
Aangezien dit geneesmiddel de drang tot braken kan verminderen, bestaat er een kans dat de normale
reactie van het lichaam op inslikken van giftige stoffen of andere medische aandoeningen wordt
gemaskeerd.
70
Tijdens een operatie aan het oog vanwege vertroebeling van de lens (staar of cataract), kan het zijn dat
de pupil (het zwart gekleurde cirkeltje in het midden van uw oog) niet groot genoeg wordt. Ook kan de
iris (het gekleurde deel van het oog) tijdens de operatie slap worden en dat kan tot schade aan het oog
leiden. Als er bij u een oogoperatie gepland wordt, zorg dan dat u aan uw oogarts vertelt dat u dit
geneesmiddel gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Dit geneesmiddel is niet geschikt voor personen jonger dan 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Xeplion nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Bij het gebruik van dit geneesmiddel samen met carbamazepine (een geneesmiddel tegen epilepsie en
om de gemoedstoestand te stabiliseren) kan het zijn dat uw dosis van dit geneesmiddel aangepast moet
worden.
Aangezien dit geneesmiddel voornamelijk in de hersenen werkzaam is, kunnen door invloed van
andere geneesmiddelen die in de hersenen werken, zoals andere psychiatrische geneesmiddelen,
opioïden, antihistaminica en slaapmiddelen, de bijwerkingen zoals slaperigheid of andere effecten op
de hersenen erger worden.
Aangezien dit geneesmiddel de bloeddruk kan verlagen, moet men voorzichtig zijn als dit
geneesmiddel wordt gebruikt in combinatie met andere geneesmiddelen die de bloeddruk verlagen.
Dit geneesmiddel kan het effect van geneesmiddelen tegen de ziekte van Parkinson en tegen ‘rusteloze
benen’ verminderen (bijv. levodopa).
Dit geneesmiddel kan afwijkingen op het elektrocardiogram (ECG) veroorzaken die zich manifesteren
als een lange tijdsduur waarmee een elektrische impuls door een bepaald deel van het hart gaat ('QT-
verlenging'). Andere geneesmiddelen met dit effect zijn middelen voor de behandeling van
hartritmestoornissen, voor de behandeling van infecties en andere antipsychotica.
Als u gevoelig bent voor het ontwikkelen van epileptische aanvallen, kan dit geneesmiddel de kans dat
u deze krijgt, vergroten. Andere geneesmiddelen met dit effect zijn bepaalde middelen voor de
behandeling van depressie, voor de behandeling van infecties en andere antipsychotica.
Xeplion dient voorzichtig te worden gebruikt met geneesmiddelen die de activiteit van het centrale
zenuwstelsel versterken (psychostimulantia, zoals methylfenidaat).
Xeplion en alcohol
Alchohol dient vermeden te worden.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Gebruik dit geneesmiddel
niet als u zwanger bent, tenzij u dit met uw arts heeft afgesproken. De volgende symptomen kunnen
optreden bij pasgeboren baby's van moeders die paliperidon in het laatste trimester (laatste drie
maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of zwakke spieren, slaperigheid,
opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw baby last krijgt van een van
deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Dit geneesmiddel kan via de moedermelk aan de baby overgedragen worden en kan schadelijk zijn
voor de baby. Daarom mag u geen borstvoeding geven tijdens het gebruik van dit geneesmiddel.
71
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Tijdens behandeling met dit geneesmiddel kunnen duizeligheid, extreme vermoeidheid en problemen
met het zien optreden (zie rubriek 4). Houd hier rekening mee in situaties waarin volledige
waakzaamheid nodig is, bijvoorbeeld bij het autorijden of het bedienen van machines.
Xeplion bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
'natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dit geneesmiddel wordt door uw arts of andere zorgverlener toegediend. Uw arts vertelt u wanneer u
uw volgende injectie moet krijgen. Het is belangrijk dat u uw geplande injectie niet overslaat. Als u de
afspraak met uw arts niet kunt nakomen, moet u hem of haar direct bellen zodat zo snel mogelijk een
andere afspraak kan worden gemaakt.
U krijgt de eerste injectie (150 mg) en de tweede injectie (100 mg) van dit geneesmiddel in de
bovenarm, met een tussentijd van ongeveer één week. Daarna krijgt u iedere maand een injectie
(variërend tussen 25 mg en 150 mg) in ofwel de bovenarm ofwel de bil.
Als uw arts u omschakelt van risperidon langwerkende injectie naar dit geneesmiddel dan krijgt u de
eerste injectie van dit geneesmiddel (variërend tussen 25 mg en 150 mg) in ofwel de bovenarm ofwel
de bil op de datum waarop uw volgende injectie was gepland. Daarna krijgt u iedere maand een
injectie (variërend tussen 25 mg en 150 mg) in ofwel de bovenarm ofwel de bil.
Afhankelijk van uw symptomen kan uw arts de hoeveelheid van het geneesmiddel dat u krijgt met één
dosisniveau verhogen of verlagen op het moment dat uw maandelijkse injectie is gepland.
Patiënten met nierproblemen
Uw arts kan uw dosis van dit geneesmiddel aanpassen op basis van uw nierfunctie. Als u lichte
nierproblemen heeft, kan uw arts u een lagere dosis geven. Als u matige tot ernstige nierproblemen
heeft, mag u dit geneesmiddel niet gebruiken.
Ouderen
Uw arts kan uw dosis van dit geneesmiddel verlagen als uw nieren minder goed werken.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Dit geneesmiddel wordt onder medisch toezicht toegediend; het is daarom onwaarschijnlijk dat u
teveel zou krijgen.
Bij patiënten die teveel paliperidon toegediend hebben gekregen, kunnen de volgende symptomen
voorkomen:
slaperigheid of verminderd bewustzijn (sedatie), snelle hartslag, lage bloeddruk, een afwijkend
elektrocardiogram (registratie van de elektrische geleiding van het hart) of langzame of abnormale
bewegingen van het gezicht, het lichaam, de armen of de benen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u geen injecties meer krijgt, zult u geen effect van het geneesmiddel meer ondervinden. Stop nooit
met dit geneesmiddel, tenzij uw arts u dit heeft aangeraden, aangezien de symptomen kunnen
terugkeren.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
72
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u het volgende opmerkt:
vorming van bloedstolsels (bloedklonters) in de aderen, vooral in de benen (symptomen zijn
onder andere zwelling, pijn en roodheid van het been), die via de bloedvaten in de longen
terecht kunnen komen, wat pijn op de borst en ademhalingsmoeilijkheden veroorzaakt.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u een of meer van deze symptomen opmerkt.
u heeft dementie en merkt dat uw geestelijke toestand plotseling verandert of dat u plotseling
last krijgt van zwakte of een verdoofd gevoel van uw gezicht, armen of benen, in het bijzonder
aan één kant, of als u onduidelijk gaat praten, zelfs al is het heel kort. Dit kunnen tekenen van
een beroerte zijn.
u krijgt last van koorts, stijve spieren, zweten of een verminderd bewustzijn (een stoornis die
‘maligne neurolepticasyndroom’ wordt genoemd). Het kan zijn dat u onmiddellijk moet worden
behandeld door een arts.
u bent een man en heeft een langdurige of pijnlijke erectie. Dit heet priapisme. Het kan zijn dat
u onmiddellijk moet worden behandeld door een arts.
u krijgt last van onwillekeurige ritmische bewegingen van de tong, de mond of het gezicht. Het
kan zijn dat u moet stoppen met paliperidon.
u krijgt last van een ernstige allergische reactie, die u herkent aan koorts, zwelling van de mond,
het gezicht, de lip(pen) of de tong, benauwdheid, jeuk, huiduitslag en soms daling van de
bloeddruk (die tot een ernstige allergische reactie -een anafylactische reactie- kan leiden). Ook
als u voorheen oraal risperidon of oraal paliperidon goed heeft verdragen, kunnen er na injecties
met paliperidon toch in zeldzame gevallen allergische reacties optreden.
als u een oogoperatie moet ondergaan, zeg dan tegen de oogarts dat u dit geneesmiddel gebruikt.
Tijdens een operatie aan het oog vanwege vertroebeling van de lens (staar of cataract) kan de
iris (het gekleurde deel van het oog) slap worden tijdens de operatie (het zogeheten ’floppy iris-
syndroom’), en dat kan leiden tot schade aan het oog.
u weet dat u een gevaarlijke vermindering van het type witte bloedcellen heeft die helpen u te
beschermen tegen infecties in uw bloed.
De volgende bijwerkingen kunnen optreden:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen: kunnen meer dan 1 op de 10 personen treffen
moeilijk in slaap vallen of doorslapen.
Vaak voorkomende bijwerkingen: kunnen maximaal 1 op de 10 personen treffen
symptomen van gewone verkoudheid, urineweginfectie, grieperig gevoel
Xeplion kan de hoeveelheid van een hormoon met de naam prolactine verhogen, wat kan
worden aangetoond met een bloedonderzoek (dit kan wel of niet symptomen veroorzaken). Als
er symptomen van een hoog prolactinegehalte optreden, kan dit bij mannen gaan om: zwelling
van de borsten, moeilijk een erectie kunnen krijgen of houden of andere seksuele stoornissen.
Bij vrouwen kan het gaan om: vervelend gevoel in de borsten, lekken van melk uit de borsten,
overgeslagen menstruaties of andere problemen met uw cyclus.
hoge hoeveelheid suiker in het bloed, gewichtstoename, gewichtsverlies, verminderde eetlust
prikkelbaarheid, depressie, angst
parkinsonisme. Deze aandoening kan omvatten: langzame of verslechterde beweging, gevoel
van stijve of gespannen spieren (waardoor uw bewegingen schokkerig worden) en soms zelfs
een gevoel dat een beweging even ‘bevriest’ en dan opnieuw begint. Andere tekenen van
parkinsonisme zijn: langzaam, schuifelend lopen, trillen als u verder niet beweegt, versterkte
speekselvloed en/of kwijlen en verlies van gelaatsuitdrukking.
rusteloosheid, gevoel van slaperigheid of verminderde waakzaamheid
dystonie: dit is een aandoening waarbij de spieren langzaam of aanhoudend onwillekeurig
samentrekken. Hoewel het in elk lichaamsdeel kan optreden (en kan leiden tot een abnormale
73
houding), treft dystonie vaak de spieren van het gezicht, met abnormale bewegingen van de
ogen, de mond, de tong of de kaak.
duizeligheid
dyskinesie: dit is een aandoening met onwillekeurige spierbewegingen en deze kan herhaalde,
spastische, kronkelende of trekkende bewegingen inhouden
trillen (schudden)
hoofdpijn
snelle hartslag
hoge bloeddruk
hoest, verstopte neus
pijn in de buik, braken, misselijkheid, verstopping, diarree, stoornis in de spijsvertering,
tandpijn
verhoogde levertransaminasen in uw bloed
botpijn of spierpijn, rugpijn, gewrichtspijn
uitblijven van menstruatie
lekken van melk uit de borsten
koorts, zwakte, vermoeidheid
een reactie op de injectieplaats waaronder jeuk, pijn of zwelling.
Soms voorkomende bijwerkingen: kunnen maximaal 1 op de 100 personen treffen
longontsteking, infectie van de borst (bronchitis), luchtweginfectie, infectie van de neus- en
bijholtes, blaasinfectie, oorinfectie, schimmelinfectie van de nagels, ontstoken amandelen,
huidinfectie
verlaagd aantal witte bloedcellen, vermindering van het type witte bloedcellen die helpen u te
beschermen tegen infectie, afname van bloedplaatjes (bloedcellen die bloedingen helpen te
stoppen), bloedarmoede
allergische reactie
diabetes of het verergeren van diabetes, toename van insuline in uw bloed (een hormoon dat de
hoeveelheid suiker in uw bloed reguleert)
verhoogde eetlust
verlies van eetlust leidend tot ondervoeding en laag lichaamsgewicht
hoge hoeveelheid triglyceriden (een vet) in het bloed, verhoogd cholesterol in uw bloed
slaapstoornis, opgetogen stemming (manie), verminderde seksuele drift, zenuwachtigheid,
nachtmerries
tardieve dyskinesie (trekkerige of schokkerige, niet te beheersen bewegingen in uw gezicht,
tong of andere lichaamsdelen). Zeg het onmiddellijk tegen uw arts als u onwillekeurige
ritmische bewegingen van uw tong, mond en gezicht ervaart. Het kan dan nodig zijn te stoppen
met dit geneesmiddel.
flauwvallen, een rusteloze drang om lichaamsdelen te bewegen, duizeligheid bij het rechtop
staan, aandachtsstoornis, spraakproblemen, smaakverlies of abnormale smaak, verminderd
gevoel van de huid voor pijn en aanraking, een tintelend, prikkelend of verdoofd gevoel van de
huid
wazig zien, ooginfectie of bindvliesontsteking, droog oog
draaierig gevoel (vertigo), oorsuizen, oorpijn
een onderbreking van de elektrische geleiding tussen het bovenste en onderste deel van het hart,
abnormale elektrische geleiding van het hart, verlenging van het QT-interval van uw hart, snelle
hartslag bij het rechtop staan, vertraagde hartslag, abnormale elektrische registratie van het hart
(elektrocardiogram of ECG), een fladderend of bonzend gevoel in uw borst (hartkloppingen)
lage bloeddruk, lage bloeddruk bij het rechtop staan (daardoor kunnen sommige mensen die dit
geneesmiddel gebruiken zich licht in het hoofd of duizelig voelen, of kunnen ze flauwvallen als
ze plotseling rechtop gaan staan of zitten)
kortademigheid, verstopping van de luchtwegen, piepen, keelpijn, neusbloedingen
ongemak in de buik, maag- of darminfectie, moeite met slikken, droge mond
overmatige darmgassen of winderigheid
74
verhoogd GGT (een leverenzym met de naam gamma-glutamyltransferase) in uw bloed,
verhoogde leverenzymen in uw bloed
galbulten (of netelroos), jeuk, huiduitslag, haarverlies, eczeem, droge huid, rode huid, puistjes
verhoogd CPK (creatinefosfokinase) in uw bloed: een enzym dat soms vrijkomt bij spierafbraak
spierkrampen, stijve gewrichten, spierzwakte, nekpijn
incontinentie (niet kunnen ophouden) van urine, vaak moeten plassen, pijn bij het plassen
erectiestoornis, stoornis met de zaadlozing, overgeslagen menstruaties of andere problemen met
uw cyclus (bij vrouwen), ontwikkeling van borsten bij mannen, seksuele stoornis, pijn in de
borsten
gezwollen gezicht, mond, ogen of lippen, gezwollen lichaam, armen of benen
verhoogde lichaamstemperatuur
een verandering in uw manier van lopen
pijn op de borst, vervelend gevoel op de borst, zich niet lekker voelen
verharding van de huid
vallen.
Zelden voorkomende bijwerkingen: kunnen maximaal 1 op de 1 000 personen treffen
ooginfectie
ontsteking van de huid door mijten, abces onder de huid
toename van eosinofielen (een type witte bloedcel) in uw bloed
ontoereikende uitscheiding van een hormoon dat de hoeveelheid urine reguleert
suiker in de urine
levensbedreigende complicaties (gevolgen) van niet onder controle gebrachte diabetes
lage hoeveelheid suiker in het bloed
overmatig water drinken
niet bewegen of reageren terwijl u wakker bent (katatonie)
verwardheid
slaapwandelen
gebrek aan emotie
geen orgasme kunnen krijgen
maligne neurolepticasyndroom (verwardheid, verminderd of verlies van bewustzijn, hoge koorts
en ernstige spierstijfheid), problemen met de bloedvaten in de hersenen, waaronder plotseling
verlies van bloedtoevoer naar de hersenen (beroerte of miniberoerte), niet reageren op prikkels,
bewustzijnsverlies, laag bewustzijnsniveau, stuipen (epileptische aanvallen), evenwichtsstoornis
abnormale coördinatie
glaucoom (verhoogde druk in de oogbol)
problemen met het bewegen van uw ogen, oogrollen, overgevoeligheid van de ogen voor licht,
verhoogde traanvorming, rode ogen
boezemfibrillatie (een abnormaal hartritme), onregelmatige hartslag
bloedklonters (propjes) in de aderen, vooral in de benen (symptomen zijn onder andere
zwelling, pijn en roodheid van het been). Raadpleeg onmiddellijk een arts als u een of meer van
deze symptomen opmerkt
overmatig blozen
moeilijk ademen tijdens de slaap (slaapapneu)
verstopte longen
krakend geluid in de longen
ontsteking van de alvleesklier, gezwollen tong, ontlasting niet kunnen ophouden, zeer harde
ontlasting
gesprongen lippen
huiduitslag die te maken heeft met het geneesmiddel, verdikking van de huid, hoofdroos
afbraak van spiervezels en pijn in de spieren (rabdomyolyse)
gezwollen gewrichten
niet kunnen plassen
75
vervelend gevoel in de borsten, vergroting van uw borstklieren, vergrote borsten, vaginale
afscheiding
zeer lage lichaamstemperatuur, koude rillingen, zich dorstig voelen
symptomen door het stoppen met het geneesmiddel
opeenhoping van etter veroorzaakt door een infectie op de plaats van de injectie, diepe infectie
in de huid, een cyste op de plaats van de injectie, blauwe plek op de plaats van de injectie.
Niet bekend: de frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
gevaarlijke vermindering van het type witte bloedcellen die helpen u te beschermen tegen
infecties in uw bloed
ernstige allergische reactie die wordt gekenmerkt door koorts, gezwollen mond, gezicht, lip of
tong, kortademigheid, jeuk, huiduitslag en soms een daling van de bloeddruk
gevaarlijk overmatig water drinken
slaapgerelateerde eetstoornis
coma door niet onder controle gebrachte diabetes
schudden van het hoofd
bloedklonters (propjes) in de longen, wat pijn op de borst en ademhalingsmoeilijkheden
veroorzaakt. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u een of meer van deze symptomen opmerkt.
minder zuurstof in delen van uw lichaam (door verminderde bloedstroom)
snel en oppervlakkig ademen, longontsteking veroorzaakt door het inademen van voedsel,
stemstoornis
een verstopping in de darmen, te weinig beweging van de darmspieren wat verstopping
veroorzaakt
geel worden van de huid en de ogen (geelzucht)
ernstige of levensbedreigende huiduitslag met blaren en afschilferende huid. De uitslag kan
beginnen in en rond de mond, neus, ogen en geslachtsorganen. Daarna kan de uitslag
verspreiden naar andere plaatsen op het lichaam (Stevens-Johnson-syndroom of toxische
epidermale necrolyse)
ernstige allergische reactie met zwelling waarbij ook de keel betrokken kan zijn wat kan leiden
tot moeite met ademen
verkleurde huid, schilferachtige jeukende (hoofd)huid
abnormale houding
pasgeboren baby’s van moeders die Xeplion hebben gebruikt tijdens hun zwangerschap kunnen
te maken krijgen met bijwerkingen van het geneesmiddel en/of ontwenningsverschijnselen,
zoals prikkelbaarheid, vertraagde of aanhoudende samentrekkingen van spieren, beven,
slaperigheid en problemen met de ademhaling of voeding
priapisme (een langdurige erectie van de penis waarvoor een operatie nodig kan zijn)
een afname in lichaamstemperatuur
dode huidcellen op de injectieplaats en een zweer op de injectieplaats
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos. Daar
staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 30 °C.
76
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is paliperidon.
Elke Xeplion 25 mg voorgevulde spuit bevat 39 mg paliperidonpalmitaat.
Elke Xeplion 50 mg voorgevulde spuit bevat 78 mg paliperidonpalmitaat.
Elke Xeplion 75 mg voorgevulde spuit bevat 117 mg paliperidonpalmitaat.
Elke Xeplion 100 mg voorgevulde spuit bevat 156 mg paliperidonpalmitaat.
Elke Xeplion 150 mg voorgevulde spuit bevat 234 mg paliperidonpalmitaat.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Polysorbaat 20
Polyethyleenglycol 4 000
Citroenzuurmonohydraat
Watervrij dinatriumwaterstoffosfaat
Natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat
Natriumhydroxide (voor pH-aanpassing)
Water voor injecties
Hoe ziet Xeplion eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Xeplion is een witte tot gebroken witte suspensie voor injectie met verlengde afgifte in een
voorgevulde spuit.
Elke verpakking bevat 1 voorgevulde spuit en 2 naalden.
Startbehandelingsverpakking:
Elke verpakking bevat 1 doos met Xeplion 150 mg en 1 doos met Xeplion 100 mg.
Het kan zijn dat niet al deze verpakkingsgrootten op de markt worden gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Authorisation Holder.
België/Belgique/Belgien
Janssen-Cilag NV
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
Lietuva
UAB “JOHNSON & JOHNSON”
Tel: +370 5 278 68 88
77
България
”Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.:+359 2 489 94 00
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel:+420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 45 94 82 82
Deutschland
Janssen-Cilag GmbH
Tel: +49 2137-955-955
Eesti
UAB “JOHNSON & JOHNSON” Eesti filiaal
Tel.: +372 617 7410
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Janssen-Cilag, S.A.
Tel: +34 91 722 81 00
France
Janssen-Cilag
Tel: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Ísland
Janssen-Cilag AB
C/o Vistor hf
Sími: +354 535 7000
Italia
Janssen-Cilag SpA
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ
Tηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB “JOHNSON & JOHNSON” filiāle Latvijā
Tel: +371 6789 3561
Luxembourg/Luxemburg
Janssen-Cilag NV
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.:+36 1 884 2858
Malta
AM MANGION LTD.
Tel: +356 2397 6000
Nederland
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +31 76 711 1111
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: +47 24 12 65 00
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 237 60 00
Portugal
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tel: +351 214 368 600
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +386 1 401 18 00
Slovenská republika
Johnson & Johnson s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +44 1 494 567 444
78
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
79
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en
moet worden gelezen door de arts of beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg samen met de
volledige voorschrijfinformatie (Samenvatting van de productkenmerken).
Deze suspensie voor injectie is uitsluitend bestemd voor eenmalig gebruik. Deze moet vóór toediening
visueel worden geïnspecteerd op vreemde deeltjes. Ze mag niet worden gebruikt als de spuit visueel
niet vrij is van vreemde deeltjes.
De verpakking bevat een voorgevulde spuit en 2 veiligheidsnaalden (een 1½-inch 22 gauge naald
[38,1 mm x 0,72 mm] en een 1-inch 23 gauge naald [25,4 mm x 0,64 mm]) voor intramusculaire
injectie. Xeplion is ook verkrijgbaar als startbehandelingsverpakking met twee voorgevulde spuiten
(150 mg + 100 mg) en 2 extra veiligheidsnaalden.
(A) 22 G x 1
1/2
” (Grijze conus)
(B) 23 G x 1” (Blauwe conus)
(C) Voorgevulde spuit
(D) Conus
(E) Dop
1.
Schud de spuit krachtig gedurende minimaal 10 seconden om een homogene suspensie te
verkrijgen.
80
2.
Kies de juiste naald.
De eerste startdosis Xeplion (150 mg) moet worden toegediend op dag 1 in de DELTASPIER met de
naald voor injectie in de DELTASPIER. Eén week later (dag 8) moet de tweede startdosis Xeplion
(100 mg) ook in de DELTASPIER worden toegediend met de naald voor injectie in de DELTASPIER.
Als de patiënt omgeschakeld wordt van risperidon langwerkende injectie naar Xeplion, kan de eerste
injectie Xeplion (variërend tussen 25 mg en 150 mg) toegediend worden in ofwel de DELTA- ofwel
de BILSPIER, met de daarvoor bestemde injectienaald op het moment waarop de volgende injectie is
ingepland.
Vervolgens kunnen de maandelijkse onderhoudsinjecties toegediend worden in ofwel de DELTA-
ofwel de BILSPIER, met de juiste injectienaald.
Voor injectie in de DELTASPIER en als de patiënt < 90 kg weegt, gebruik de 1-inch,
23
gauge naald
(25,4 mm x 0,64 mm) (naald met
blauwgekleurde
conus); als de patiënt
90 kg weegt, gebruik de
1½-inch,
22
gauge naald (38,1 mm x 0,72 mm) (naald met
grijsgekleurde
conus).
Voor injectie in de BILSPIER, gebruik de 1½-inch,
22
gauge naald (38,1 mm x 0,72 mm) (naald met
grijsgekleurde
conus).
3.
Houd de spuit rechtop en verwijder met een draaiende beweging de rubber dop.
4.
Trek het blisterzakje van de veiligheidsnaald voor de helft open. Neem de beschermhuls van de
naald met behulp van de plastic verpakking vast. Bevestig de veiligheidsnaald met behulp van
een simpele beweging met de wijzers van de klok mee op het Luer-verbindingspunt van de
spuit.
81
5.
Trek de beschermhuls met een rechte beweging van de naald af. Draai niet aan de beschermhuls
want hierdoor kan de naald losraken van de spuit.
6.
Houd de spuit met de bevestigde naald rechtop om de lucht eruit te verwijderen. Verwijder de
lucht uit de spuit door de zuiger voorzichtig in te drukken.
7.
8.
Injecteer de gehele inhoud intramusculair langzaam en diep in de gekozen delta- of bilspier van
de patiënt.
Niet intravasculair of subcutaan toedienen.
Nadat de injectie is voltooid, gebruikt u de duim of vinger van één hand (8a, 8b) of een vlak
oppervlak (8c) om het naaldbeschermingsmechanisme te activeren. Het mechanisme is volledig
geactiveerd zodra een 'klik' is gehoord. Gooi de spuit met naald op passende wijze weg.
8a
82
8b
8c
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
83
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 25 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 50 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 75 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 150 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
25 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 39 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 25 mg paliperidon.
50 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 78 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 50 mg paliperidon.
75 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 117 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 75 mg paliperidon.
100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 156 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 100 mg paliperidon.
150 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 234 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 150 mg paliperidon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
De suspensie is wit tot gebroken wit. De suspensie is pH-neutraal (ongeveer 7,0).
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Xeplion is geïndiceerd voor de onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassen patiënten die
reeds gestabiliseerd zijn met paliperidon of risperidon.
In een selectieve groep patiënten met schizofrenie en een eerdere respons op oraal paliperidon of
risperidon kan Xeplion worden gebruikt zonder voorafgaande stabilisatie op een orale behandeling, als
de psychotische symptomen mild tot matig zijn en een langwerkende injecteerbare behandeling vereist
is.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen startdosis van Xeplion is 150 mg op behandeldag 1 en 100 mg één week later (dag 8),
beide toegediend in de deltaspier om snel therapeutische concentraties te bereiken (zie rubriek 5.2). De
derde dosis dient één maand na de tweede startdosis te worden toegediend. De aanbevolen
maandelijkse onderhoudsdosis is 75 mg; sommige patiënten kunnen baat hebben bij een hogere of
lagere dosis binnen het aanbevolen bereik van 25 tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid
en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt. Voor patiënten met overgewicht of voor obese
patiënten kunnen doses in het bovenste deel van het aanbevolen bereik nodig zijn (zie rubriek 5.2). Na
De onderhoudsdosis kan maandelijks worden aangepast. Bij het aanpassen van de dosis moet rekening
worden gehouden met de verlengde afgifte van Xeplion (zie rubriek 5.2), aangezien het volledige
effect van onderhoudsdoses mogelijk pas na een paar maanden duidelijk wordt.
Overschakelen van oraal paliperidon met verlengde afgifte of oraal risperidon op Xeplion
Xeplion moet worden gestart zoals hierboven beschreven aan het begin van rubriek 4.2. Bij een
maandelijkse onderhoudsbehandeling met Xeplion kunnen patiënten die eerder stabiel waren op
verschillende doses paliperidon tabletten met verlengde afgifte, een gelijkwaardige
steady-stateblootstelling bereiken door middel van injectie. De onderhoudsdoses van Xeplion die
nodig zijn om een gelijkwaardige steady-stateblootstelling te bereiken, zijn als volgt:
Doses paliperidon tabletten met verlengde afgifte en doses Xeplion nodig om een
gelijkwaardige blootstelling aan paliperidon bij steady-state te bereiken
Eerdere dosis paliperidon
dosis Xeplion-injectie
tablet met verlengde afgifte
3 mg per dag
25-50 mg maandelijks
6 mg per dag
75 mg maandelijks
9 mg per dag
100 mg maandelijks
12 mg per dag
150 mg maandelijks
Het eerder gebruik van oraal paliperidon of oraal risperidon kan worden stopgezet op het moment dat
de behandeling met Xeplion wordt ingesteld. Sommige patiënten kunnen baat hebben bij geleidelijke
stopzetting. Enkele patiënten die van hogere orale doses paliperidon (bijv. 9-12 mg per dag)
overstappen op injecties met Xeplion in de bilspier, kunnen tijdens de eerste 6 maanden na het
overstappen een lagere plasmablootstelling hebben. Daarom kan als alternatief worden overwogen om
gedurende de eerste 6 maanden de injecties in de bovenarm te geven.
Overschakelen van langwerkende risperidoninjectie op Xeplion
Bij het overschakelen van patiënten van langwerkende risperidoninjectie moet de behandeling met
Xeplion ingesteld worden op het moment van de volgende, geplande injectie. Injecties met Xeplion
moeten vervolgens maandelijks worden toegediend. Het startschema van 1 week met de
intramusculaire injecties (op dag 1 en dag 8) zoals beschreven in rubriek 4.2 is niet nodig.
Patiënten die eerder gestabiliseerd waren op verschillende doses langwerkende risperidoninjectie
kunnen een gelijkwaardige blootstelling aan paliperidon bij steady-state bereiken tijdens de
onderhoudsbehandeling met maandelijkse doses Xeplion volgens het onderstaande schema:
Doses risperidon langwerkende injectie en doses Xeplion nodig om een gelijkwaardige
blootstelling aan paliperidon bij steady-state te bereiken
Eerdere dosis risperidon langwerkende injectie
dosis Xeplion-injectie
25 mg om de 2 weken
50 mg maandelijks
37,5 mg om de 2 weken
75 mg maandelijks
50 mg om de 2 weken
100 mg maandelijks
Het stoppen met antipsychotica moet gebeuren overeenkomstig bijbehorende productinformatie. Als
het gebruik van Xeplion wordt stopgezet, moet rekening worden gehouden met de verlengde afgifte.
De noodzaak van het voortzetten van het gebruik van geneesmiddelen voor reeds bestaande
extrapiramidale symptomen (EPS) moet periodiek worden geëvalueerd.
Vermijden van gemiste doses
Er wordt aanbevolen de tweede startdosis Xeplion één week na de eerste dosis toe te dienen. Om te
vermijden dat een toediening wordt gemist is het mogelijk de tweede dosis 4 dagen vóór of na het
tijdstip van één week later (dag 8) toe te dienen. Aanbevolen wordt de derde en volgende injecties
maandelijks na de startbehandeling toe te dienen. Om het missen van deze maandelijkse dosis te
vermijden, is het mogelijk om de injectie maximaal 7 dagen vóór of na het maandelijkse tijdstip toe te
dienen.
Als de beoogde datum voor de tweede Xeplion-injectie (dag 8 ± 4 dagen) wordt gemist, hangt het
aanbevolen nieuwe startschema af van de tijdsduur die is verstreken sinds de eerste injectie aan de
patiënt is toegediend.
Gemiste tweede startdosis (< 4 weken na eerste injectie)
Als er minder dan 4 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie, dient de tweede injectie van 100 mg
zo snel mogelijk in de deltaspier toegediend te worden. Een derde Xeplion-injectie van 75 mg, in de
deltaspier of in de bilspier, moet 5 weken na de eerste injectie worden toegediend (ongeacht het
moment van toediening van de tweede injectie). Daarna dient de normale, maandelijkse cyclus van
injecties in de delta- of bilspier van 25 mg tot 150 mg te worden gevolgd, afhankelijk van de
verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Gemiste tweede startdosis (4-7 weken na eerste injectie)
Als er 4 tot 7 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie Xeplion, wordt de toediening met twee
injecties van 100 mg als volgt hervat:
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier
2.
een week daarna een volgende injectie in de deltaspier
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Gemiste tweede startdosis (> 7 weken na eerste injectie)
Als er meer dan 7 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie Xeplion, moet de toediening worden
gestart zoals hierboven beschreven voor de eerste instelling van de behandeling met Xeplion.
Gemiste maandelijkse onderhoudsdosis (1 maand tot 6 weken)
Na de start bestaat de aanbevolen cyclus voor Xeplion uit maandelijkse injecties. Als er minder dan
6 weken zijn verstreken sinds de laatste injectie, dan moet de dosis waarop de patiënt gestabiliseerd
was zo snel mogelijk worden toegediend, gevolgd door maandelijkse injecties.
Gemiste maandelijkse onderhoudsdosis (> 6 weken tot 6 maanden)
Als er meer dan 6 weken zijn verstreken sinds de laatste injectie Xeplion, wordt het volgende
geadviseerd:
Voor patiënten die gestabiliseerd zijn op doses van 25 tot 100 mg
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier met dezelfde dosis als waarop de patiënt reeds
gestabiliseerd was
2.
een week later (dag 8) een volgende injectie in de deltaspier (dezelfde dosis)
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Voor patiënten die zijn gestabiliseerd op 150 mg
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier met een dosis van 100 mg
2.
een week later (dag 8) een volgende injectie in de deltaspier met een dosis van 100 mg
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Speciale populaties
Ouderen
De werkzaamheid en veiligheid bij ouderen > 65 jaar zijn niet vastgesteld.
In het algemeen is de aanbevolen dosering Xeplion voor oudere patiënten met een normale nierfunctie
dezelfde als voor jongere volwassen patiënten met een normale nierfunctie. Omdat oudere patiënten
echter een verminderde nierfunctie kunnen hebben, kan een dosisaanpassing noodzakelijk zijn (zie
Nierinsufficiëntie hieronder voor de dosisaanbevelingen voor patiënten met nierinsufficiëntie).
Nierinsufficiëntie
Xeplion is niet systematisch onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 5.2). Voor
patiënten met milde nierinsufficiëntie (creatinineklaring 50 tot < 80 ml/min) is de aanbevolen
startdosis Xeplion 100 mg op behandeldag 1 en 75 mg één week later, beide toegediend in de
deltaspier. De aanbevolen maandelijkse onderhoudsdosis is 50 mg met een bereik van 25 tot 100 mg,
afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de patiënt.
Xeplion wordt niet aanbevolen bij patiënten met matige of ernstige nierinsufficiëntie
(creatinineklaring < 50 ml/min) (zie rubriek 4.4).
Leverinsufficiëntie
Op basis van de ervaringen met oraal paliperidon is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met
milde of matige leverinsufficiëntie. Aangezien paliperidon niet is onderzocht bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie, is voorzichtigheid geboden voor deze patiënten (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Xeplion bij kinderen en jongeren < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Xeplion is uitsluitend bestemd voor intramusculair gebruik. Het mag niet op een andere wijze worden
toegediend. Het moet langzaam, diep in de delta- of bilspier, worden geïnjecteerd. Elke injectie moet
door een professionele zorgverlener worden toegediend. De toediening dient in één enkele injectie te
gebeuren. De dosis mag niet worden verdeeld over verschillende injecties.
De startdoses van dag 1 en dag 8 moeten beide worden toegediend in de deltaspier ten einde snel de
therapeutische concentratie te bereiken (zie rubriek 5.2). Na de tweede startdosis kunnen de
maandelijkse onderhoudsdoses worden toegediend in de delta- of in de bilspier. Overschakelen van de
bilspier naar de deltaspier (en vice versa) dient te worden overwogen als er pijn optreedt op de plaats
van de injectie of als het ongemak op de plaats van de injectie niet goed wordt verdragen (zie rubriek
4.8). Daarnaast wordt geadviseerd te wisselen tussen links en rechts (zie hieronder).
Voor instructies voor het gebruik en de toediening van Xeplion, zie de bijsluiter (informatie bestemd
voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg).
Toediening in de deltaspier
De aanbevolen naaldgrootte voor toediening van de start- en onderhoudsdoses Xeplion in de deltaspier
is afhankelijk van het gewicht van de patiënt. Voor patiënten 90 kg wordt de 1½ inch, 22 gauge
naald (38,1 mm x 0,72 mm) aanbevolen. Voor patiënten < 90 kg wordt de 1 inch, 23 gauge naald
(25,4 mm x 0,64 mm) aanbevolen. De injecties in de deltaspier moeten afwisselend in de linker- en
rechterdeltaspier worden toegediend.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof, voor risperidon of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gebruik bij patiënten die in een acute geagiteerde of ernstig psychotische staat verkeren
Xeplion mag niet worden gebruikt om een acuut geagiteerde of ernstig psychotische staat te reguleren
als onmiddellijke symptoombeheersing noodzakelijk is.
QT-interval
Voorzichtigheid is geboden wanneer paliperidon wordt voorgeschreven aan patiënten met een bekende
cardiovasculaire ziekte of een familiale voorgeschiedenis van QT-verlenging en bij gelijktijdig
gebruik met andere geneesmiddelen waarvan wordt verondersteld dat ze het QT-interval verlengen.
Maligne neurolepticasyndroom
Optreden van het maligne neurolepticasyndroom (MNS), dat wordt gekenmerkt door hyperthermie,
spierstijfheid, instabiliteit van het autonome zenuwstelsel, veranderd bewustzijn en verhoogde serum-
creatinefosfokinasespiegels, is gemeld bij gebruik van paliperidon. Andere klinische tekenen kunnen
myoglobinurie (rabdomyolyse) en acuut nierfalen omvatten. Als een patiënt tekenen of symptomen
ontwikkelt die wijzen op MNS, moet het gebruik van paliperidon worden stopgezet.
Tardieve dyskinesie/extrapiramidale symptomen
Geneesmiddelen met dopaminereceptor-antagonistische eigenschappen worden geassocieerd met de
inductie van tardieve dyskinesie, dat wordt gekenmerkt door regelmatige, onwillekeurige bewegingen,
voornamelijk van de tong en/of het gezicht. Als zich tekenen of symptomen van tardieve dyskinesie
voordoen, dient men te overwegen het gebruik van alle antipsychotica, inclusief paliperidon, te staken.
Men dient voorzichtig te zijn bij patiënten die tegelijkertijd psychostimulantia (bijv. methylfenidaat)
en paliperidon krijgen, aangezien er extrapiramidale symptomen zouden kunnen optreden als de
dosering van één of van beide geneesmiddelen wordt aangepast. Geleidelijke stopzetting van de
behandeling met stimulantia wordt aanbevolen (zie rubriek 4.5).
Leukopenie, neutropenie en agranulocytose
Met Xeplion zijn gevallen van leukopenie, neutropenie en agranulocytose gemeld. Agranulocytose is
zeer zelden gemeld (< 1/10 000 patiënten) tijdens de post-marketing geneesmiddelenbewaking.
Patiënten met een voorgeschiedenis van een klinisch significant laag aantal witte bloedcellen (WBC)
of een geneesmiddelgeïnduceerde leukopenie/neutropenie dienen tijdens de eerste paar maanden van
de behandeling regelmatig gecontroleerd te worden en stoppen met Xeplion dient te worden
overwogen bij het eerste teken van een klinisch significante afname in WBC in afwezigheid van
andere oorzakelijke factoren. Patiënten met klinisch significante neutropenie dienen zorgvuldig te
worden gecontroleerd op koorts of andere symptomen of tekenen van infectie en dienen direct te
worden behandeld als dergelijke symptomen of tekenen zich voordoen. Patiënten met ernstige
neutropenie (absoluut aantal neutrofielen < 1 x 109/l) moeten stoppen met Xeplion en hun aantal WBC
laten controleren tot herstel ervan.
Anafylactische reacties zijn tijdens postmarketingervaring zelden gemeld bij patiënten die eerder oraal
risperidon of oraal paliperidon verdroegen (zie rubrieken 4.1 en 4.8).
Als overgevoeligheidsreacties optreden, stop dan met de toediening van Xeplion; start algemeen
ondersteunende maatregelen zoals klinisch aangewezen en monitor de patiënt tot de klachten en
symptomen zijn verdwenen (zie rubrieken 4.3 en 4.8).
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, diabetes mellitus en verergering van reeds bestaande diabetes, inclusief diabetisch
coma en ketoacidose, zijn tijdens behandeling met paliperidon gemeld. Conform de gebruikte
richtlijnen voor antipsychotica, wordt gepaste klinische opvolging aanbevolen. Patiënten behandeld
met Xeplion dienen te worden gecontroleerd op symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie,
polyurie, polyfagie en zwakte) en patiënten met diabetes mellitus moeten regelmatig gecontroleerd
worden op verslechtering van de glucoseregulering.
Gewichtstoename
Bij het gebruik van Xeplion is aanzienlijke gewichtstoename gemeld. Het gewicht moet regelmatig
worden gecontroleerd.
Gebruik bij patiënten met prolactineafhankelijke tumoren
Onderzoek met weefselkweek suggereert dat celgroei in humane borsttumoren kan worden
gestimuleerd door prolactine. Hoewel klinische en epidemiologische studies tot op heden geen
duidelijk verband hebben aangetoond met de toediening van antipsychotica, is voorzichtigheid
geboden bij patiënten met een relevante medische voorgeschiedenis. Paliperidon moet met
voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met een bestaande tumor die mogelijk
prolactineafhankelijk is.
Orthostatische hypotensie
Door de alfablokkerende eigenschappen kan paliperidon orthostatische hypotensie induceren bij
sommige patiënten.
Uit gepoolde gegevens van drie placebogecontroleerde studies van zes weken en een vaste dosis orale
paliperidontabletten met verlengde afgifte (3, 6, 9 en 12 mg) werd orthostatische hypotensie gemeld
door 2,5% van de patiënten die met oraal paliperidon werden behandeld, in vergelijking met 0,8% bij
de patiënten die met placebo werden behandeld. Xeplion dient met voorzichtigheid te worden gebruikt
bij patiënten met een bekende cardiovasculaire ziekte (bijvoorbeeld hartfalen, myocardinfarct of
ischemie, geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire ziekte of predisponerende factoren voor
hypotensie (bijv. dehydratie en hypovolemie).
Epileptische aanvallen
Xeplion dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een voorgeschiedenis van
epileptische aanvallen of die andere aandoeningen hebben die de drempel voor epileptische aanvallen
kunnen verlagen.
Nierinsufficiëntie
De plasmaconcentraties van paliperidon zijn verhoogd bij patiënten met nierinsufficiëntie. Daarom
wordt een dosisaanpassing aanbevolen bij patiënten met een milde nierinsufficiëntie. Xeplion wordt
niet aanbevolen bij patiënten met matige of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 50 ml/min)
(zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse
C). Indien paliperidon bij deze patiënten wordt gebruikt, is voorzichtigheid geboden.
Ouderen met dementie
Xeplion is niet onderzocht bij oudere patiënten met dementie. Xeplion dient met voorzichtigheid te
worden gebruikt bij oudere patiënten met dementie die risicofactoren vertonen voor een beroerte.
Er wordt verondersteld dat de ervaring met risperidon die hieronder wordt besproken eveneens van
toepassing is voor paliperidon.
Algehele mortaliteit
In een meta-analyse van 17 gecontroleerde klinische studies hadden oudere patiënten met dementie die
met andere atypische antipsychotica werden behandeld, waaronder risperidon, aripiprazol, olanzapine
en quetiapine, een verhoogd risico op overlijden in vergelijking met degenen die met placebo werden
behandeld. Bij de patiënten die met risperidon werden behandeld was de mortaliteit 4%, ten opzichte
van 3,1% bij placebo.
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In gerandomiseerde placebogecontroleerde klinische studies met sommige atypische antipsychotica
waaronder risperidon, aripiprazol en olanzapine bij patiënten met dementie, werd een ongeveer
drievoudig verhoogd risico op cerebrovasculaire bijwerkingen gezien. Het mechanisme dat leidt tot dit
verhoogde risico is niet bekend.
Ziekte van Parkinson en Lewy body-dementie
Artsen dienen de risico's tegen de voordelen af te wegen als ze Xeplion voorschrijven aan patiënten
met de ziekte van Parkinson of met Lewy-body-dementie (LBD), aangezien er bij beide groepen
patiënten een verhoogd risico voor het maligne neurolepticasyndroom en een verhoogde gevoeligheid
voor antipsychotica kan bestaan. Deze verhoogde gevoeligheid kan zich, naast de extrapiramidale
symptomen, ook uiten als verwarring, verminderd bewustzijn of verlaagde waakzaamheid, of een
instabiele houding waarbij de patiënt veel valt.
Priapisme
Van antipsychotica met alfa-adrenerge blokkerende effecten (waaronder risperidon) is gemeld dat ze
priapisme kunnen induceren. Tijdens postmarketing-surveillance is ook met oraal paliperidon, dat de
actieve metaboliet van risperidon is, priapisme gemeld. Patiënten dienen geïnformeerd te worden dat
ze met spoed medische hulp moeten inroepen als priapisme niet binnen 4 uur over is.
Regulering van de lichaamstemperatuur
Bij antipsychotica wordt een verstoring gezien in het vermogen van het lichaam om de
lichaamstemperatuur te verlagen. De nodige voorzorg wordt aanbevolen als Xeplion wordt
voorgeschreven aan patiënten bij wie de lichaamstemperatuur onder bepaalde omstandigheden
verhoogd kan zijn, zoals bij zware fysieke inspanning, blootstelling aan extreem hoge temperaturen,
gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen met anticholinerge activiteit of dehydratie.
Veneuze trombo-embolie
Met het gebruik van antipsychotica zijn gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) gemeld.
Aangezien patiënten die met antipsychotica worden behandeld vaak verworven risicofactoren voor
VTE hebben, moeten alle mogelijke risicofactoren voor VTE voor en tijdens behandeling met Xeplion
worden geïdentificeerd en dienen preventieve maatregelen te worden genomen.
In preklinische studies met paliperidon werd een anti-emetisch effect waargenomen. Wanneer dit
effect bij mensen optreedt, kan het de symptomen en signalen van overdosering met bepaalde
geneesmiddelen, of aandoeningen zoals darmobstructie, het syndroom van Reye en een hersentumor,
maskeren.
Toediening
Voorzichtigheid is geboden om een onbedoelde injectie van Xeplion in een bloedvat te vermijden.
Intraoperatief Floppy Iris-Syndroom
Tijdens cataractoperaties bij patiënten die werden behandeld met geneesmiddelen met een
anti-alfa-1a-adrenerg effect, zoals Xeplion, is het intraoperatief floppy iris-syndroom (IFIS)
waargenomen (zie rubriek 4.8).
IFIS kan het risico op oogcomplicaties tijdens en na de operatie verhogen. Huidig of eerder gebruik
van geneesmiddelen met een anti-alfa-1a-adrenerg effect dient voorafgaand aan de operatie aan de
oogchirurg bekend te worden gemaakt. Het mogelijke voordeel van het stoppen met
alfa-1-blokkerende therapie voorafgaand aan de cataractoperatie is niet vastgesteld en moet worden
afgewogen tegen het risico van het stoppen met de antipsychotische therapie.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Men dient voorzichtig te zijn bij het voorschrijven van Xeplion in combinatie met geneesmiddelen
waarvan bekend is dat ze het QT-interval kunnen verlengen, zoals klasse-IA-antiaritmica (bijv.
kinidine, disopyramide) en klasse-III-antiaritmica (bijv. amiodaron, sotalol), bepaalde antihistaminica,
enkele andere antipsychotica en bepaalde middelen tegen malaria (bijv. mefloquine). Deze lijst is
indicatief en niet volledig.
Mogelijke effecten van Xeplion op andere geneesmiddelen
Paliperidon veroorzaakt hoogstwaarschijnlijk geen klinisch belangrijke farmacokinetische interacties
met geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door cytochroom-P-450 iso-enzymen.
Aangezien paliperidon primair een effect heeft op het centrale zenuwstelsel (zie rubriek 4.8), dient
men voorzichtig te zijn om Xeplion te gebruiken in combinatie met andere centraal werkende
geneesmiddelen bijv. anxiolytica, de meeste antipsychotica, hypnotica, opioïden, enz. of alcohol.
Paliperidon kan het effect van levodopa en andere dopamine-agonisten tegenwerken. Als deze
combinatie noodzakelijk blijkt, in het bijzonder bij patiënten in een terminaal stadium van de ziekte
van Parkinson, dient van beide behandelingen de laagste effectieve dosis te worden voorgeschreven.
Aangezien paliperidon orthostatische hypotensie kan induceren (zie rubriek 4.4), kan een versterkt
effect optreden als Xeplion wordt toegediend in combinatie met andere geneesmiddelen met een
vergelijkbaar effect bijv. andere antipsychotica, tricyclische antidepressiva.
Voorzichtigheid is geboden wanneer paliperidon in combinatie gebruikt wordt met andere
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de drempel voor epileptische aanvallen kunnen verlagen
(zoals fenothiazines of butyrofenonen, tricyclische antidepressiva of SSRI's, tramadol, mefloquine,
enz.)
Er is geen onderzoek uitgevoerd naar de interactie tussen Xeplion en lithium, maar een
farmacokinetische interactie is onwaarschijnlijk.
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op Xeplion
Uit in vitro-studies blijkt dat CYP2D6 en CYP3A4 mogelijk minimaal betrokken kunnen zijn bij het
metabolisme van paliperidon, maar er zijn geen aanwijzingen (noch in vitro, noch in vivo) dat deze
iso-enzymen een belangrijke rol spelen bij de afbraak van paliperidon. Bij gelijktijdige toediening van
oraal paliperidon met paroxetine, een krachtige CYP2D6-remmer, werd geen klinisch significant
effect gezien op de farmacokinetiek van paliperidon.
De gelijktijdige toediening van oraal paliperidon met verlengde werking eenmaal daags met 200 mg
carbamazepine tweemaal daags veroorzaakte een daling van ongeveer 37% in de gemiddelde `steady-
state' maximale plasmaconcentratie (Cmax) en AUC van paliperidon. Deze daling wordt in belangrijke
mate veroorzaakt door een toename van de renale klaring van paliperidon met 35% die waarschijnlijk
het gevolg is van inductie van het renale P-gp door carbamazepine. Een kleine afname van de
hoeveelheid onveranderd actief bestanddeel die via de urine wordt uitgescheiden, wijst erop dat er een
beperkt effect op het CYP-metabolisme of de biologische beschikbaarheid van paliperidon optreedt bij
gelijktijdige inname van carbamazepine. Grotere dalingen in de plasmaconcentraties van paliperidon
zouden zich kunnen voordoen bij hogere doseringen carbamazepine. Bij het opstarten van
carbamazepine dient de dosis van Xeplion opnieuw te worden geëvalueerd en zonodig te worden
verhoogd. Anderzijds dient bij het stopzetten van een behandeling met carbamazepine de dosis van
Xeplion eveneens opnieuw te worden geëvalueerd en zonodig te worden verlaagd.
Gelijktijdige toediening van een eenmalige dosis met een orale paliperidontablet 12 mg met verlengde
afgifte met valproaat seminatrium-tabletten met verlengde afgifte (twee tabletten van 500 mg eenmaal
daags) resulteerde in een toename van ongeveer 50% in Cmax en AUC van paliperidon, waarschijnlijk
als gevolg van een verhoogde orale absorptie. Aangezien er geen effect op de systemische klaring
werd gezien, wordt een klinisch significante interactie tussen valproaat seminatrium tabletten met
verlengde afgifte en Xeplion intramusculaire injectie niet verwacht. Deze interactie is niet met Xeplion
onderzocht.
Gelijktijdig gebruik van Xeplion met risperidon of met oraal paliperidon
Aangezien paliperidon de belangrijkste actieve metaboliet is van risperidon, is voorzichtigheid
geboden wanneer Xeplion samen met risperidon of met oraal paliperidon wordt toegediend gedurende
langere tijd. De veiligheidsgegevens met betrekking tot het gelijktijdig gebruik van Xeplion met
andere antipsychotica zijn beperkt.
Gelijktijdig gebruik van Xeplion met psychostimulantia
Gebruik van psychostimulantia (bijv. methylfenidaat) in combinatie met paliperidon kan leiden tot
extrapiramidale symptomen na een verandering in één of beide behandelingen (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik van paliperidon tijdens de zwangerschap.
Intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat en oraal toegediend paliperidon bleek niet teratogeen
in studies bij dieren, maar er werden andere vormen van reproductietoxiciteit waargenomen (zie
rubriek 5.3). Neonaten die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
Borstvoeding
Wanneer een therapeutische dosis wordt toegediend aan een vrouw die borstvoeding geeft, wordt
paliperidon in die mate in de moedermelk uitgescheiden dat effecten op het kind waarschijnlijk zijn.
Xeplion dient niet te worden gebruikt door vrouwen die borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
In niet-klinische studies zijn geen relevante effecten waargenomen.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Paliperidon kan geringe of matige invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines
te bedienen als gevolg van mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, zoals
sedatie, somnolentie, syncope, wazig zien (zie rubriek 4.8). Daarom dienen patiënten het advies te
krijgen niet te rijden of geen machines te bedienen totdat bekend is hoe zij reageren op Xeplion.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De bijwerkingen die het meest frequent in klinische studies werden gemeld, zijn insomnia, hoofdpijn,
angst, bovenste luchtweginfectie, reacties op de injectieplaats, parkinsonisme, gewichtstoename,
acathisie, agitatie, sedatie/somnolentie, nausea, constipatie, duizeligheid, musculoskeletale pijn,
tachycardie, tremor, abdominale pijn, braken, diarree, vermoeidheid en dystonie. Van deze
bijwerkingen bleken acathisie en sedatie/somnolentie dosisgerelateerd te zijn.
Tabel met bijwerkingen
De volgende bijwerkingen werden alle gerapporteerd met paliperidon, waarbij de frequentiecategorie
wordt geschat op basis van klinisch onderzoek met paliperidonpalmitaat. De volgende termen en
frequenties worden gebruikt: zeer vaak (1/10); vaak (1/100 tot <1/10); soms (1/1 000 tot <1/100);
zelden (1/10 000 tot <1/1 000); zeer zelden (<1/10 000); en niet bekend (kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald).
Systeem/
Bijwerking
orgaanklasse
Frequentie
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekenda
Infecties en
bovenste
pneumonie,
ooginfectie,
parasitaire
luchtweginfectie,
bronchitis,
acarodermatitis,
aandoeningen
urineweginfectie,
luchtweginfectie,
subcutaan abces
influenza
sinusitis, cystitis,
oorinfectie, tonsillitis,
onychomycose,
cellulitis
Bloed- en
witte bloedcellen
neutropenie,
agranulocytose
lymfestelsel-
verlaagd,
eosinofielentelling
aandoeningen
trombocytopenie,
verhoogd
anemie
Immuunsysteem-
overgevoeligheid
anafylactische
aandoeningen
reactie
Endocriene
hyperprolactinemieb
antidiuretisch
aandoeningen
hormoonsecretie-
deficiëntie, glucose
Voedings- en
hyperglykemie,
diabetes mellitusd,
diabetische
waterintoxicatie
stofwisselingsstoor-
gewicht verhoogd,
hyperinsulinemie,
ketoacidose,
nissen
gewicht verlaagd,
gestimuleerde eetlust,
hypoglykemie,
verminderde eetlust
anorexie, bloed
polydipsie
triglyceriden
verhoogd, bloed
cholesterol verhoogd
Psychische
insomniae
agitatie, depressie,
slaapstoornis, manie,
katatonie, verwarde
slaapgerelateerd
stoornissen
angst
verminderd libido,
toestand,
e eetstoornis
zenuwachtigheid,
somnambulisme,
nachtmerrie
afgestompt affect,
anorgasmie
Zenuwstelselaan-
parkinsonismec,
tardieve dyskinesie,
maligne
diabetisch
doeningen
acathisiec,
syncope,
neuroleptica-
coma, titubatie
sedatie/somnolentie, psychomotorische
syndroom, cerebrale van het hoofd
dystoniec,
hyperactiviteit,
ischemie, niet
duizeligheid,
duizeligheid
reagerend op
dyskinesiec, tremor,
houdingsafhankelijk,
prikkels,
hoofdpijn
aandachtsstoornis,
bewustzijnsverlies,
dysartrie, dysgeusie,
verminderd
hypo-esthesie,
bewustzijn,
paresthesie
convulsiee,
evenwichtsstoornis,
coördinatie
afwijkende
Oogaandoeningen
gezichtsvermogen
glaucoom,
floppy iris-
wazig, conjunctivitis,
oogbewegings-
syndroom
droog oog
afwijking,
(intraoperatief)
oogrollen, fotofobie,
traanproductie
verhoogd, oculaire
hyperemie
Evenwichtsorgaan-
vertigo, tinnitus,
en
oorpijn
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
tachycardie
atrioventriculair blok,
atriumfibrillatie,
geleidingsstoornis,
sinusaritmie
elektrocardiogram QT
verlengd, posturele
orthostatische
tachycardie-
syndroom,
bradycardie,
elektrocardiogram
abnormaal,
hartkloppingen
Bloedvataandoenin
hypertensie
hypotensie,
veneuze trombose,
longembolie,
-gen
orthostatische
overmatig blozen
ischemie
hypotensie
Ademhalingsstelsel
hoest,
dyspneu,
slaapapneu-
hyperventilatie,
-, borstkas- en
neuscongestie
luchtwegcongestie,
syndroom,
aspiratie-
mediastinumaan-
piepen,
longstuwing,
pneumonie,
doeningen
faryngolaryngeale
ratelgeluiden
dysfonie
pijn, bloedneus
Maagdarmstelsel-
abdominale pijn,
abdominaal ongemak,
pancreatitis,
intestinale
aandoeningen
braken, nausea,
gastro-enteritis,
gezwollen tong,
obstructie, ileus
constipatie, diarree,
dysfagie, droge mond, fecale incontinentie,
dyspepsie, tandpijn
flatulentie
fecaloom,
cheilitis
Lever- en
transaminasen
gamma-
geelzucht
galaandoeningen
verhoogd
glutamyltransferase
verhoogd, leverenzym
verhoogd
Huid- en
urticaria, pruritus,
geneesmiddelen-
Stevens-
onderhuidaandoe-
rash, alopecia,
eruptie,
Johnson-
ningen
eczeem, droge huid,
hyperkeratose,
syndroom/toxisc
erytheem, acne
hoofdroos
he epidermale
necrolyse,
Skeletspierstelsel-
musculoskeletale
bloed
rabdomyolyse,
houding
en bindweefselaan-
pijn, rugpijn,
creatinefosfokinase
gewrichtszwelling
afwijkend
doeningen
artralgie
verhoogd,
spierspasmen,
gewrichtsstijfheid,
spierzwakte, nekpijn
Nier- en
urine-incontinentie,
urineretentie
urinewegaan-
pollakisurie, dysurie
doeningen
Zwangerschap,
neonataal
perinatale periode
onttrekkings-
en puerperium
syndroom (zie
rubriek 4.6)
Voortplantingsstels
amenorroe,
erectiestoornissen,
gevoelige borsten,
priapisme
el- en
galactorroe
ejaculatiestoornis,
bloedaandrang in de
borstaandoeningen
menstruatiestoornise,
borsten,
gynaecomastie,
borstvergroting,
seksuele disfunctie,
vaginale afscheiding
pijn in de borsten
Algemene
pyrexie, asthenie,
gezichtsoedeem,
hypothermie, koude
lichaamstemper
aandoeningen en
vermoeidheid,
oedeeme, lichaams-
rillingen, dorst,
atuur verlaagd,
toedieningsplaats-
injectieplaatsreactie
temperatuur
geneesmiddel-
injectieplaatsnec
stoornissen
verhoogd,
onttrekkings-
rose,
gangafwijking,
syndroom,
injectieplaatsulc
borstkaspijn,
injectieplaatsabces,
us
ongemak op de borst,
injectieplaats-
malaise, induratie
cellulitis,
injectieplaatscyste,
injectieplaats-
hematoom
Letsels, intoxicaties
vallen
en
verrichtingscompli
caties
a
De frequentie van deze bijwerkingen is gekwalificeerd als 'niet bekend' omdat ze niet werden waargenomen in klinische
studies met paliperidonpalmitaat. Ze zijn afgeleid van ofwel spontane postmarketingmeldingen waarbij de frequentie niet kan
worden vastgesteld, ofwel van gegevens van klinische studies met en/of postmarketingmeldingen van risperidon (alle
formuleringen) of oraal paliperidon.
b
Zie `Hyperprolactinemie' hieronder.
c
Zie `Extrapiramidale symptomen' hieronder.
d
In placebogecontroleerde studies werd diabetes mellitus gemeld bij 0,32% van de met Xeplion behandelde personen,
tegenover 0,39% in de placebogroep. De totale incidentie uit alle klinische studies was 0,65% bij alle personen behandeld met
paliperidonpalmitaat.
e
Insomnia omvat: initiële insomnia, doorslaapstoornis;
Convulsie omvat: grand mal convulsie;
Oedeem omvat:
gegeneraliseerd oedeem, perifeer oedeem, putjesoedeem.
Menstruatiestoornis omvat: verlate menstruatie, onregelmatige
menstruatie, oligomenorroe.
Bijwerkingen gezien bij formuleringen op basis van risperidon
Aangezien paliperidon de actieve metaboliet is van risperidon zijn de bijwerkingenprofielen van deze
stoffen (waaronder zowel de orale als de injectieformuleringen) relevant voor elkaar.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Anafylactische reactie
Bij patiënten die eerder oraal risperidon of oraal paliperidon konden verdragen, zijn er tijdens
postmarketingervaring zeldzame gevallen van anafylactische reactie gemeld na injectie met Xeplion
(zie rubriek 4.4).
Extrapiramidale symptomen (EPS)
EPS omvatte een gepoolde analyse van de volgende termen: parkinsonisme (omvat speekselvloed,
musculoskeletale stijfheid, parkinsonisme, kwijlen, tandradrigiditeit, bradykinesie, hypokinesie,
maskergelaat, stramme spieren, akinesie, stijve nek, stijve spieren, parkinsonachtige gang en
abnormale glabellareflex, parkinsonachtige rusttremor), acathisie (omvat acathisie, rusteloosheid,
hyperkinesie en restless leg-syndroom), dyskinesie (dyskinesie, spiertrekkingen, choreoathetose,
athetose en myoclonus), dystonie (omvat dystonie, hypertonie, torticollis, onwillekeurige
spiersamentrekkingen, spiercontracturen, blefarospasme, oculogyratie, tongverlamming,
gezichtsspasme, laryngospasme, myotonie, opisthotonus, orofaryngeaal spasme, pleurothotonus,
tongspasme en trismus) en tremor. Er moet opgemerkt worden dat een breder spectrum aan
symptomen wordt vermeld die niet noodzakelijkerwijs extrapiramidaal van oorsprong zijn.
Gewichtstoename
In de 13 weken durende studie met de startdosering van 150 mg liet het deel van de patiënten met een
abnormale gewichtstoename van 7% een dosisgerelateerde tendens zien met een incidentie van 5%
in de placebogroep, tegenover een incidentie van respectievelijk 6%, 8% en 13% in de Xeplion 25 mg,
100 mg en 150 mg groepen.
Tijdens de 33 weken durende open-label transitie-/onderhoudsperiode van het langdurige
recidiefpreventie-onderzoek voldeed 12% van de met Xeplion behandelde patiënten aan dit criterium
(gewichtstoename van 7% van de dubbelblinde fase tot het eindpunt); de gemiddelde (SD)
gewichtsverandering ten opzichte van de open-label uitgangswaarde was +0,7 (4,79) kg.
Hyperprolactinemie
In klinische studies werd een mediane stijging in serumprolactine gezien bij patiënten van beide
geslachten die Xeplion toegediend kregen. Bijwerkingen die mogelijk duiden op een verhoogde
prolactinespiegel (zoals amenorroe, galactorroe, menstruatiestoornissen, gynaecomastie) werden
gemeld bij < 1% van alle patiënten.
Klasse-effecten
QT-verlenging, ventriculaire aritmieën (ventrikelfibrillatie, ventriculaire tachycardie), plotseling
onverklaarbaar overlijden, hartstilstand en torsade de pointes kunnen optreden met antipsychotica.
Gevallen van veneuze trombo-embolie, waaronder gevallen van longembolie en gevallen van diep-
veneuze trombose, zijn gemeld met antipsychotica (frequentie niet bekend).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
Overdosering
Symptomen
In het algemeen zijn de verwachte tekenen en symptomen bij overdosering een overdreven uiting van
de bekende effecten van paliperidon, d.w.z. sufheid en sedatie, tachycardie en hypotensie, QT-
verlenging en extrapiramidale symptomen. Torsade de pointes en ventrikelfibrillatie zijn gemeld bij
een patiënt na een overdosering met oraal paliperidon. Bij acute overdosering moet rekening worden
gehouden met de mogelijkheid dat er meerdere geneesmiddelen bij betrokken zijn.
Behandeling
Bij de keuze van de vereiste behandeling en het herstel dient men rekening te houden met de
verlengde afgifte van het geneesmiddel en de lange eliminatiehalfwaardetijd van paliperidon. Er
bestaat geen specifiek antidotum tegen paliperidon. Er dienen algemene ondersteunende maatregelen
te worden genomen. Zorg ervoor dat de luchtwegen vrij zijn en vrij blijven, en dat de betrokkene
voldoende zuurstof en beademing krijgt.
Onmiddellijk dient cardiovasculair onderzoek plaats te vinden bestaande uit een continue opvolging
van mogelijke aritmieën door middel van ECG. Voor de behandeling van hypotensie en circulatoire
collaps dienen geschikte maatregelen te worden genomen zoals intraveneuze toediening van vocht
en/of sympathicomimetica. Bij ernstige extrapiramidale symptomen dienen anticholinergica te worden
toegediend. De patiënt dient onder strikt medisch toezicht en opvolging te blijven tot hij hersteld is.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX13
Xeplion bevat een racemisch mengsel van (+)- en (-)-paliperidon.
Werkingsmechanisme
Paliperidon is een selectieve antagonist van monoamine effecten, met farmacologische eigenschappen
die verschillen van de klassieke neuroleptica. Paliperidon bindt sterk aan de serotonerge 5-HT2- en
dopaminerge D2-receptoren. Paliperidon blokkeert ook de alfa-1-adrenerge receptoren en in iets
mindere mate de H1-histaminerge en alfa-2-adrenerge receptoren. De farmacologische activiteit van
de (+)- en (-)-paliperidon-enantiomeren is kwalitatief en kwantitatief vergelijkbaar.
Paliperidon bindt niet aan cholinerge receptoren. Hoewel paliperidon een sterke D2-antagonist is, wat
voor zover bekend de positieve symptomen van schizofrenie verlicht, veroorzaakt het in mindere mate
katalepsie en vermindering van de motorische functies dan de klassieke neuroleptica. Het dominante,
centrale serotonine-antagonisme van paliperidon kan de neiging tot het veroorzaken van
extrapiramidale bijwerkingen verminderen.
Klinische werkzaamheid
Acute behandeling van schizofrenie
De werkzaamheid van Xeplion bij de acute behandeling van schizofrenie werd vastgesteld in vier
kortdurende (één van 9 weken en drie van 13 weken), dubbelblinde, gerandomiseerde,
placebogecontroleerde studies met vaste dosis van acuut recidiverende volwassen gehospitaliseerde
patiënten die voldeden aan de DSM-IV criteria voor schizofrenie. De vaste doses Xeplion in deze
studies werden toegediend op dag 1, 8 en 36 in de 9 weken durende studie en vervolgens op dag 64
van de 13 weken durende studies. Er was geen aanvullende suppletie met orale antipsychotica nodig
tijdens de acute behandeling van schizofrenie met Xeplion. Het primaire eindpunt voor werkzaamheid
was de afname van de totaalscore op de `Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS)', zoals in de
In een 13 weken durende studie (n=636) waarbij drie vaste doses Xeplion (eerste injectie in de
deltaspier van 150 mg, gevolgd door 3 toedieningen in de bilspier of de deltaspier van 25 mg/4 weken,
100 mg/4 weken of 150 mg/4 weken) werden vergeleken met placebo, waren de drie doses Xeplion
superieur aan placebo voor wat betreft het verbeteren van de PANSS totaalscore. In deze studie
vertoonden zowel de 100 mg/4 weken- als de 150 mg /4 weken-, maar niet de 25 mg/4 weken-
behandelgroepen een statistische superioriteit ten opzichte van placebo voor wat betreft de PSP-score.
Deze resultaten ondersteunen de werkzaamheid gedurende de gehele behandelduur en verbetering van
de PANSS en werden al op dag 4 gezien met een significant verschil ten opzichte van placebo in de
25 mg en 150 mg Xeplion-groepen op dag 8.
De resultaten van de andere studies leverden statistisch significante resultaten op in het voordeel van
Xeplion, met uitzondering van de 50 mg-dosis in één studie (zie de tabel hieronder).
Totaalscores ` Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS)' voor schizofrenie - Verandering van
uitgangswaarde tot eindpunt-LOCF voor de studies R092670-SCH-201, R092670-PSY-3003, R092670-
PSY-3004 en R092670-PSY-3007: Primary Efficacy Analysis Set
Placebo
25 mg
50 mg
100 mg
150 mg
R092670-PSY-3007*
n = 160
n = 155
--
n = 161
n = 160
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
86,8 (10,31)
86,9 (11,99)
86,2 (10,77)
88,4 (11,70)
Gemiddelde verandering
(SD)
-2,9 (19,26)
-8,0 (19,90)
-11,6 (17,63)
-13,2 (18,48)
P-waarde (vs. placebo)
--
0,034
< 0,001
< 0,001
R092670-PSY-3003
n = 132
--
n = 93
n = 94
n = 30
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
92,4 (12,55)
89,9 (10,78)
90,1 (11,66)
92,2 (11,72)
Gemiddelde verandering
(SD)
-4,1 (21,01)
-7,9 (18,71)
-11,0 (19,06)
-5,5 (19,78)
P-waarde (vs. placebo)
--
0,193
0,019
--
R092670-PSY-3004
n = 125
n = 129
n = 128
n = 131
--
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
90,7 (12,22)
90,7 (12,25)
91,2 (12,02)
90,8 (11,70)
Gemiddelde verandering
(SD)
-7,0 (20,07)
-13,6 (21,45)
-13,2 (20,14)
-16,1 (20,36)
P-waarde (vs. placebo)
--
0,015
0,017
< 0,001
R092670-SCH-201
n=66
--
n=63
n=68
--
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
87,8 (13,90)
88,0 (12,39)
85,2 (11,09)
Gemiddelde verandering
(SD)
6,2 (18,25)
-5,2 (21,52)
-7,8 (19,40)
P-waarde (vs. placebo)
--
0,001
< 0,0001
* In studie R092670-PSY-3007 werd aan alle patiënten in de Xeplion-behandelgroepen op dag 1 een startdosis van 150 mg
toegediend, gevolgd door de toegewezen dosis.
Opmerking: Een negatieve verandering in de score duidt op een verbetering.
100
e
l
a
p
s
e
(
1
)
80
i
t
h
o
u
t
R
60
40
20
a
t
e
d
P
e
r
c
e
n
t
o
f
S
u
b
j
e
c
t
s
W
Placebo N=156 (3)
Log-rank test, P-value<0.0001 (5)
XEPLION N=156 (4)
s
t
i
m
E
0
20
40
60
80 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300
Days since Randomisation (2)
Afbeelding 1: Kaplan-Meier plot van tijd tot recidief Interimanalyse (Intent-to-Treat interim
analyseset)
(1) Geschat percentage van patiënten zonder recidief
(2) Dagen sinds randomisering
(3) Placebo N=156
(4) Xeplion N=156
(5) Log-rank test, P-waarde < 0,0001
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Xeplion in alle subgroepen van pediatrische patiënten
met schizofrenie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie en distributie
Paliperidonpalmitaat is de palmitaatester-prodrug van paliperidon. Vanwege zijn extreem lage
oplosbaarheid in water lost paliperidonpalmitaat langzaam op na intramusculaire injectie voordat het
wordt gehydrolyseerd tot paliperidon en wordt geabsorbeerd in de systemische circulatie. Na een
eenmalige intramusculaire dosis stijgt de plasmaconcentratie van paliperidon langzaam tot een
maximale plasmaconcentratie bij een mediane Tmax van 13 dagen. De afgifte van het werkzame
bestanddeel begint al op dag 1 en duurt minstens 4 maanden.
Na intramusculaire injectie van eenmalige doses (25-150 mg) in de deltaspier werd gemiddeld een
28% hogere Cmax gezien, vergeleken met injectie in de bilspier. De twee eerste intramusculaire
injecties van 150 mg op dag 1 en 100 mg op dag 8 in de deltaspier helpen de therapeutische
concentraties snel te bereiken. Het afgifteprofiel en doseringsschema van Xeplion resulteren in
langdurige therapeutische concentraties. De totale blootstelling van paliperidon na toediening van
Xeplion was dosisproportioneel over een dosisbereik van 25-150 mg en minder dan dosisproportioneel
voor Cmax bij doses van meer dan 50 mg. De gemiddelde steady-state piek-dalratio voor een Xeplion-
dosis van 100 mg bedroeg 1,8 na toediening in de bilspier en 2,2 na toediening in de deltaspier. De
mediane schijnbare halfwaardetijd van paliperidon na toediening van Xeplion over het dosisbereik van
25-150 mg varieerde van 25 tot 49 dagen.
De absolute biologische beschikbaarheid van paliperidonpalmitaat na toediening van Xeplion is 100%.
Na toediening van paliperidonpalmitaat gaan de (+) en (-) enantiomeren van paliperidon in elkaar
over, waarbij een AUC (+) tot (-) ratio van circa 1,6-1,8 wordt bereikt.
De plasma-eiwitbinding van racemisch paliperidon is 74%.
Biotransformatie en eliminatie
Eén week na orale inname van één enkele dosis van 1 mg 14C-paliperidon met onmiddellijke afgifte
werd 59% van de dosis onveranderd in de urine uitgescheiden. Dit toont aan dat paliperidon geen
uitgebreide metabolisatie in de lever ondergaat. Van de toegediende radioactiviteit werd ongeveer
80% in de urine teruggevonden en 11% in de feces. In vivo zijn vier afbraakroutes gevonden:
dealkylering, hydroxylering, dehydrogenering, en benzisoxazol-splitsing. Geen van deze routes is
verantwoordelijk voor afbraak van meer dan 6,5% van de dosis. Hoewel in vitro-studies doen
vermoeden dat CYP2D6 en CYP3A4 een rol spelen bij de afbraak van paliperidon, is er geen bewijs in
vivo dat deze iso-enzymen een belangrijke rol spelen bij de afbraak van paliperidon.
Populatiefarmacokinetische analyses toonden na toediening van oraal paliperidon geen detecteerbare
verschillen aan in de klaring van paliperidon tussen snelle en trage metaboliseerders van CYP2D6-
substraten. In vitro-studies met microsomen uit de lever van de mens toonden aan dat paliperidon de
afbraak van geneesmiddelen, die via de iso-enzymen van cytochroom-P450 (waaronder CYP1A2,
CYP2A6, CYP2C8/9/10. CYP2D6, CYP2E1, CYP3A4, en CYP3A5) worden gemetaboliseerd, niet in
aanzienlijke mate remt.
In vitro-studies hebben aangetoond dat paliperidon een substraat is van P-gp en een zwakke remmer
van P-gp in hoge concentraties. Er zijn geen in vivo-gegevens beschikbaar en de klinische relevantie is
niet bekend.
Xeplion is ontwikkeld voor het afgeven van paliperidon over een periode van een maand, terwijl oraal
paliperidon met verlengde afgifte dagelijks wordt toegediend. Het startschema voor Xeplion
(150 mg/100 mg in de deltaspier op dag 1/dag 8) werd opgezet om snel steady-state
paliperidonconcentraties te bereiken bij aanvang van de behandeling zonder orale suppletie.
Over het algemeen lagen de totale plasmaconcentraties met Xeplion bij aanvang binnen het
blootstellingsbereik dat werd gezien met 6-12 mg oraal paliperidon met verlengde afgifte. Het gebruik
van het startschema voor Xeplion stelt patiënten in staat binnen dit blootstellingsbereik van 6-12 mg
oraal paliperidon met verlengde afgifte te blijven, ook op de dagen met de laagste bloedspiegels, kort
voor de toediening (dag 8 en dag 36). Vanwege het verschil in mediane farmacokinetische profielen
tussen de twee geneesmiddelen, moet bij het direct vergelijken van de farmacokinetische
eigenschappen de nodige voorzichtigheid worden betracht.
Leverinsufficiëntie
Paliperidon wordt niet in uitgebreide mate gemetaboliseerd in de lever. Hoewel Xeplion niet werd
onderzocht bij patiënten met leverinsufficiëntie, is een dosisaanpassing bij patiënten met milde of
matige leverinsufficiëntie niet nodig. In een studie met oraal paliperidon bij personen met matige
leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse B) waren de plasmaconcentraties van het vrije paliperidon
vergelijkbaar met die bij gezonde personen. Paliperidon is niet onderzocht bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie.
Nierinsufficiëntie
Het gebruik van een eenmalige orale tablet paliperidon 3 mg met verlengde afgifte werd onderzocht
bij personen met verschillende gradaties van nierfunctie. Eliminatie van paliperidon verminderde bij
afnemende geschatte creatinineklaring. De totale klaring van paliperidon bij personen met een
verminderde nierfunctie bleek gemiddeld met 32% afgenomen bij milde (CrCl = 50 tot < 80 ml/min),
64% bij matige (CrCl = 30 tot < 50 ml/min) en 71% bij ernstige (CrCl = 10 tot < 30 ml/min)
nierinsufficiëntie, hetgeen overeenkomt met een gemiddelde stijging in afgifte (AUCinf) van
respectievelijk een 1,5-, 2,6- en 4,8-voudig toegenomen blootstelling ten opzichte van gezonde
personen. Op basis van een beperkt aantal observaties met Xeplion bij personen met milde
nierinsufficiëntie en farmacokinetische simulaties wordt een lagere dosis aanbevolen (zie rubriek 4.2).
Ouderen
Een populatiefarmacokinetische analyse gaf geen aanwijzing voor leeftijdsgerelateerde verschillen in
farmacokinetiek.
Body Mass Index (BMI)/lichaamsgewicht
Farmacokinetische studies met paliperidonpalmitaat hebben een iets (10-20%) lagere
plasmaconcentratie van paliperidon laten zien bij patiënten die te zwaar zijn of bij obese patiënten in
vergelijking met patiënten met een normaal gewicht (zie rubriek 4.2).
Ras
Populatiefarmacokinetische analyse van gegevens afkomstig van studies met oraal paliperidon leverde
geen bewijs voor verschillen met betrekking tot het ras in de farmacokinetiek van paliperidon na
toediening van Xeplion.
Geslacht
Er werden geen klinisch relevante verschillen gezien tussen mannen en vrouwen.
Op basis van in vitro-studies met enzymen uit de menselijke lever blijkt paliperidon geen substraat
voor CYP1A2; roken zou daarom geen effect hebben op de farmacokinetiek van paliperidon. Het
effect van roken op de farmacokinetiek van paliperidon is niet onderzocht bij Xeplion. Een
populatiefarmacokinetische analyse op basis van gegevens met orale paliperidontabletten met
verlengde afgifte toonde bij rokers een iets lagere blootstelling aan paliperidon dan bij niet-rokers. Het
is niet waarschijnlijk dat dit verschil klinisch relevant is.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toxiciteitsstudies met herhaalde toediening van intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat (de
eenmaandelijkse formulering) en oraal toegediende paliperidon bij ratten en honden hebben
voornamelijk farmacologische effecten aangetoond, zoals sedatie en prolactinegemedieerde effecten
op de borstklieren en de genitaliën. Bij dieren die werden behandeld met paliperidonpalmitaat werd
een ontstekingsreactie gezien op de plaats van de intramusculaire injectie. Nu en dan trad
abcesvorming op.
In reproductiestudies bij de rat met oraal risperidon, dat bij de rat en de mens in sterke mate wordt
omgezet in paliperidon, werden bijwerkingen gezien op het geboortegewicht en de overleving van de
nakomelingen. Er werd geen embryotoxiciteit of misvorming gezien na intramusculaire toediening van
paliperidonpalmitaat aan zwangere ratten tot de hoogste dosis (160 mg/kg/dag), wat overeenkomt met
4,1 keer het blootstellingsniveau bij de mens met de maximaal aanbevolen dosis van 150 mg. Andere
dopamine-antagonisten hebben bij toediening aan zwangere dieren negatieve effecten veroorzaakt op
het leervermogen en de motorische ontwikkeling van de nakomelingen.
Paliperidonpalmitaat en paliperidon waren niet genotoxisch. Bij carcinogeniteitsonderzoek met oraal
risperidon bij ratten en muizen werd een toename gezien van hypofyse-adenomen (bij muizen),
endocriene pancreasadenomen (bij ratten) en adenomen van de borstklieren (bij beide soorten). De
carcinogene potentie van intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat werd beoordeeld bij ratten.
Er was een statistisch significante toename in borstklieradenocarcinomen bij vrouwelijke ratten met
10, 30 en 60 mg/kg/maand. Mannelijke ratten lieten een statistisch significante stijging zien in
borstklieradenomen en -carcinomen met 30 en 60 mg/kg/maand, wat 1,2 en 2,2 maal het
blootstellingsniveau is bij de maximaal aanbevolen dosis bij de mens van 150 mg. Deze tumoren
kunnen te maken hebben met een langdurig dopamine D2-antagonisme en hyperprolactinemie. De
relevantie van deze gegevens bij knaagdieren voor het risico bij de mens is niet bekend.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Polysorbaat 20
Polyethyleenglycol 4000
Citroenzuurmonohydraat
Anhydrisch dinatriumwaterstoffosfaat
Natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat
Natriumhydroxide (voor pH-regulering)
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
6.3
Houdbaarheid
2 jaar
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30 °C.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Voorgevulde spuit (cyclisch-olefine-copolymeer) met een zuigerstop, eindstop en dop
(broombutylrubber) met een 22G 1½-inch veiligheidsnaald (0,72 mm x 38,1 mm) en een 23G 1-inch
veiligheidsnaald (0,64 mm x 25,4 mm).
Verpakkingsgroottes:
1 verpakking bevat 1 voorgevulde spuit en 2 naalden.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/001 (25 mg)
EU/1/11/672/002 (50 mg)
EU/1/11/672/003 (75 mg)
EU/1/11/672/004 (100 mg)
EU/1/11/672/005 (150 mg)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 04 maart 2011
Datum van laatste verlenging: 16 december 2015
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 150 mg en Xeplion 100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke voorgevulde spuit bevat 234 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 150 mg paliperidon.
Elke voorgevulde spuit bevat 156 mg paliperidonpalmitaat, equivalent aan 100 mg paliperidon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte.
De suspensie is wit tot gebroken wit. De suspensie is pH-neutraal (ongeveer 7,0).
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Xeplion is geïndiceerd voor de onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassen patiënten die
reeds gestabiliseerd zijn met paliperidon of risperidon.
In een selectieve groep patiënten met schizofrenie en een eerdere respons op oraal paliperidon of
risperidon kan Xeplion worden gebruikt zonder voorafgaande stabilisatie op een orale behandeling, als
de psychotische symptomen mild tot matig zijn en een langwerkende injecteerbare behandeling vereist
is.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen startdosis van Xeplion is 150 mg op behandeldag 1 en 100 mg één week later (dag 8),
beide toegediend in de deltaspier om snel therapeutische concentraties te bereiken (zie rubriek 5.2). De
derde dosis dient één maand na de tweede startdosis te worden toegediend. De aanbevolen
maandelijkse onderhoudsdosis is 75 mg; sommige patiënten kunnen baat hebben bij een hogere of
lagere dosis binnen het aanbevolen bereik van 25 tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid
en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt. Voor patiënten met overgewicht of voor obese
patiënten kunnen doses in het bovenste deel van het aanbevolen bereik nodig zijn (zie rubriek 5.2). Na
de tweede startdosis kunnen de maandelijkse onderhoudsdoses worden toegediend in de delta- of in de
bilspier.
De onderhoudsdosis kan maandelijks worden aangepast. Bij het aanpassen van de dosis moet rekening
worden gehouden met de verlengde afgifte van Xeplion (zie rubriek 5.2), aangezien het volledige
effect van onderhoudsdoses mogelijk pas na een paar maanden duidelijk wordt.
Overschakelen van oraal paliperidon met verlengde afgifte of oraal risperidon op Xeplion
Xeplion moet worden gestart zoals hierboven beschreven aan het begin van rubriek 4.2. Bij een
maandelijkse onderhoudsbehandeling met Xeplion kunnen patiënten die eerder stabiel waren op
verschillende doses paliperidon tabletten met verlengde afgifte, een gelijkwaardige
steady-stateblootstelling bereiken door middel van injectie. De onderhoudsdoses van Xeplion die
nodig zijn om een gelijkwaardige steady-stateblootstelling te bereiken, zijn als volgt:
Doses paliperidon tabletten met verlengde afgifte en doses Xeplion nodig om een
gelijkwaardige blootstelling aan paliperidon bij steady-state te bereiken
dosis Xeplion-injectie
tablet met verlengde afgifte
3 mg per dag
25-50 mg maandelijks
6 mg per dag
75 mg maandelijks
9 mg per dag
100 mg maandelijks
12 mg per dag
150 mg maandelijks
Het eerder gebruik van oraal paliperidon of oraal risperidon kan worden stopgezet op het moment dat
de behandeling met Xeplion wordt ingesteld. Sommige patiënten kunnen baat hebben bij geleidelijke
stopzetting. Enkele patiënten die van hogere orale doses paliperidon (bijv. 9-12 mg per dag)
overstappen op injecties met Xeplion in de bilspier, kunnen tijdens de eerste 6 maanden na het
overstappen een lagere plasmablootstelling hebben. Daarom kan als alternatief worden overwogen om
gedurende de eerste 6 maanden de injecties in de bovenarm te geven.
Overschakelen van langwerkende risperidoninjectie op Xeplion
Bij het overschakelen van patiënten van langwerkende risperidoninjectie moet de behandeling met
Xeplion ingesteld worden op het moment van de volgende, geplande injectie. Injecties met Xeplion
moeten vervolgens maandelijks worden toegediend. Het startschema van 1 week met de
intramusculaire injecties (op dag 1 en dag 8) zoals beschreven in rubriek 4.2 is niet nodig.
Patiënten die eerder gestabiliseerd waren op verschillende doses langwerkende risperidoninjectie
kunnen een gelijkwaardige blootstelling aan paliperidon bij steady-state bereiken tijdens de
onderhoudsbehandeling met maandelijkse doses Xeplion volgens het onderstaande schema:
Doses risperidon langwerkende injectie en doses Xeplion nodig om een gelijkwaardige
paliperidonblootstelling bij steady-state te bereiken
Eerdere dosis risperidon langwerkende injectie
dosis Xeplion-injectie
25 mg om de 2 weken
50 mg maandelijks
37,5 mg om de 2 weken
75 mg maandelijks
50 mg om de 2 weken
100 mg maandelijks
Het stoppen met antipsychotica moet gebeuren overeenkomstig bijbehorende productinformatie. Als
het gebruik van Xeplion wordt stopgezet, moet rekening worden gehouden met de verlengde afgifte.
De noodzaak van het voortzetten van het gebruik van geneesmiddelen voor reeds bestaande
extrapiramidale symptomen (EPS) moet periodiek worden geëvalueerd.
Gemiste doses
Vermijden van gemiste doses
Er wordt aanbevolen de tweede startdosis Xeplion één week na de eerste dosis toe te dienen. Om te
vermijden dat een toediening wordt gemist is het mogelijk de tweede dosis 4 dagen vóór of na het
tijdstip van één week later (dag 8) toe te dienen. Aanbevolen wordt de derde en volgende injecties
maandelijks na de startbehandeling toe te dienen. Om het missen van deze maandelijkse dosis te
vermijden, is het mogelijk om de injectie maximaal 7 dagen vóór of na het maandelijkse tijdstip toe te
dienen.
Als de beoogde datum voor de tweede Xeplion-injectie (dag 8 ± 4 dagen) wordt gemist, hangt het
aanbevolen nieuwe startschema af van de tijdsduur die is verstreken sinds de eerste injectie aan de
patiënt is toegediend.
Gemiste tweede startdosis (< 4 weken na eerste injectie)
Als er minder dan 4 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie, dient de tweede injectie van 100 mg
zo snel mogelijk in de deltaspier toegediend te worden. Een derde Xeplion-injectie van 75 mg, in de
deltaspier of in de bilspier, moet 5 weken na de eerste injectie worden toegediend (ongeacht het
moment van toediening van de tweede injectie). Daarna dient de normale, maandelijkse cyclus van
Gemiste tweede startdosis (4-7 weken na eerste injectie)
Als er 4 tot 7 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie Xeplion, wordt de toediening met twee
injecties van 100 mg als volgt hervat:
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier
2.
een week daarna een volgende injectie in de deltaspier
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Gemiste tweede startdosis (> 7 weken na eerste injectie)
Als er meer dan 7 weken zijn verstreken sinds de eerste injectie Xeplion, moet de toediening worden
gestart zoals hierboven beschreven voor de eerste instelling van de behandeling met Xeplion.
Gemiste maandelijkse onderhoudsdosis (1 maand tot 6 weken)
Na de start bestaat de aanbevolen cyclus voor Xeplion uit maandelijkse injecties. Als er minder dan
6 weken zijn verstreken sinds de laatste injectie, dan moet de dosis waarop de patiënt gestabiliseerd
was zo snel mogelijk worden toegediend, gevolgd door maandelijkse injecties.
Gemiste maandelijkse onderhoudsdosis (> 6 weken tot 6 maanden)
Als er meer dan 6 weken zijn verstreken sinds de laatste injectie Xeplion, wordt het volgende
geadviseerd:
Voor patiënten die gestabiliseerd zijn op doses van 25 tot 100 mg
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier met dezelfde dosis als waarop de patiënt reeds
gestabiliseerd was
2.
een week later (dag 8) een volgende injectie in de deltaspier (dezelfde dosis)
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Voor patiënten die zijn gestabiliseerd op 150 mg
1.
zo snel mogelijk een injectie in de deltaspier met een dosis van 100 mg
2.
een week later (dag 8) een volgende injectie in de deltaspier met een dosis van 100 mg
3.
hervatting van de normale, maandelijkse cyclus van injecties in de delta- of bilspier van 25 mg
tot 150 mg, afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Gemiste maandelijkse onderhoudsdosis (> 6 maanden)
Als er meer dan 6 maanden zijn verstreken sinds de laatste injectie met Xeplion, moet de toediening
worden gestart zoals hierboven beschreven voor de eerste instelling van de behandeling met Xeplion.
Speciale populaties
Ouderen
De werkzaamheid en veiligheid bij ouderen > 65 jaar zijn niet vastgesteld.
In het algemeen is de aanbevolen dosering Xeplion voor oudere patiënten met een normale nierfunctie
dezelfde als voor jongere volwassen patiënten met een normale nierfunctie. Omdat oudere patiënten
echter een verminderde nierfunctie kunnen hebben, kan een dosisaanpassing noodzakelijk zijn (zie
Nierinsufficiëntie hieronder voor de dosisaanbevelingen voor patiënten met nierinsufficiëntie).
Nierinsufficiëntie
Xeplion is niet systematisch onderzocht bij patiënten met nierinsufficiëntie (zie rubriek 5.2). Voor
patiënten met milde nierinsufficiëntie (creatinineklaring 50 tot < 80 ml/min) is de aanbevolen
startdosis Xeplion 100 mg op behandeldag 1 en 75 mg één week later, beide toegediend in de
deltaspier. De aanbevolen maandelijkse onderhoudsdosis is 50 mg met een bereik van 25 tot 100 mg,
afhankelijk van de verdraagbaarheid en/of werkzaamheid bij de patiënt.
Leverinsufficiëntie
Op basis van de ervaringen met oraal paliperidon is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met
milde of matige leverinsufficiëntie. Aangezien paliperidon niet is onderzocht bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie, is voorzichtigheid geboden voor deze patiënten (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Xeplion bij kinderen en jongeren < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Xeplion is uitsluitend bestemd voor intramusculair gebruik. Het mag niet op een andere wijze worden
toegediend. Het moet langzaam, diep in de delta- of bilspier, worden geïnjecteerd. Elke injectie moet
door een professionele zorgverlener worden toegediend. De toediening dient in één enkele injectie te
gebeuren. De dosis mag niet worden verdeeld over verschillende injecties.
De startdoses van dag 1 en dag 8 moeten beide worden toegediend in de deltaspier ten einde snel de
therapeutische concentratie te bereiken (zie rubriek 5.2). Na de tweede startdosis kunnen de
maandelijkse onderhoudsdoses worden toegediend in de delta- of in de bilspier. Overschakelen van de
bilspier naar de deltaspier (en vice versa) dient te worden overwogen als er pijn optreedt op de plaats
van de injectie of als het ongemak op de plaats van de injectie niet goed wordt verdragen (zie rubriek
4.8). Daarnaast wordt geadviseerd te wisselen tussen links en rechts (zie hieronder).
Voor instructies voor het gebruik en de toediening van Xeplion, zie de bijsluiter (informatie bestemd
voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg).
Toediening in de deltaspier
De aanbevolen naaldgrootte voor toediening van de start- en onderhoudsdoses Xeplion in de deltaspier
is afhankelijk van het gewicht van de patiënt. Voor patiënten 90 kg wordt de 1½ inch, 22 gauge
naald (38,1 mm x 0,72 mm) aanbevolen. Voor patiënten < 90 kg wordt de 1 inch, 23 gauge naald
(25,4 mm x 0,64 mm) aanbevolen. De injecties in de deltaspier moeten afwisselend in de linker- en
rechterdeltaspier worden toegediend.
Toediening in de bilspier
De aanbevolen naaldgrootte voor toediening van de onderhoudsdoses Xeplion in de bilspier is de 1½-
inch, 22 gauge naald (38,1 mm x 0,72 mm). Deze doses moeten worden toegediend in het bovenste
buitenste kwadrant van de bil. De injecties in de bilspier moeten afwisselend in de linker- en
rechterbilspier worden toegediend.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof, voor risperidon of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gebruik bij patiënten die in een acute geagiteerde of ernstig psychotische staat verkeren
Xeplion mag niet worden gebruikt om een acuut geagiteerde of ernstig psychotische staat te reguleren
als onmiddellijke symptoombeheersing noodzakelijk is.
Voorzichtigheid is geboden wanneer paliperidon wordt voorgeschreven aan patiënten met een bekende
cardiovasculaire ziekte of een familiale voorgeschiedenis van QT-verlenging en bij gelijktijdig
gebruik met andere geneesmiddelen waarvan wordt verondersteld dat ze het QT-interval verlengen.
Maligne neurolepticasyndroom
Optreden van het maligne neurolepticasyndroom (MNS), dat wordt gekenmerkt door hyperthermie,
spierstijfheid, instabiliteit van het autonome zenuwstelsel, veranderd bewustzijn en verhoogde serum-
creatinefosfokinasespiegels, is gemeld bij gebruik van paliperidon. Andere klinische tekenen kunnen
myoglobinurie (rabdomyolyse) en acuut nierfalen omvatten. Als een patiënt tekenen of symptomen
ontwikkelt die wijzen op MNS, moet het gebruik van paliperidon worden stopgezet.
Tardieve dyskinesie/extrapiramidale symptomen
Geneesmiddelen met dopaminereceptor-antagonistische eigenschappen worden geassocieerd met de
inductie van tardieve dyskinesie, dat wordt gekenmerkt door regelmatige, onwillekeurige bewegingen,
voornamelijk van de tong en/of het gezicht. Als zich tekenen of symptomen van tardieve dyskinesie
voordoen, dient men te overwegen het gebruik van alle antipsychotica, inclusief paliperidon, te staken.
Men dient voorzichtig te zijn bij patiënten die tegelijkertijd psychostimulantia (bijv. methylfenidaat)
en paliperidon krijgen, aangezien er extrapiramidale symptomen zouden kunnen optreden als de
dosering van één of van beide geneesmiddelen wordt aangepast. Geleidelijke stopzetting van de
behandeling met stimulantia wordt aanbevolen (zie rubriek 4.5).
Leukopenie, neutropenie en agranulocytose
Bij Xeplion zijn gevallen van leukopenie, neutropenie en agranulocytose gemeld. Agranulocytose is
zeer zelden gemeld (< 1/10 000 patiënten) tijdens de post-marketing geneesmiddelenbewaking.
Patiënten met een voorgeschiedenis van een klinisch significant laag aantal witte bloedcellen (WBC)
of een geneesmiddelgeïnduceerde leukopenie/neutropenie dienen tijdens de eerste paar maanden van
de behandeling regelmatig gecontroleerd te worden en stoppen met Xeplion dient te worden
overwogen bij het eerste teken van een klinisch significante afname in WBC in afwezigheid van
andere oorzakelijke factoren. Patiënten met klinisch significante neutropenie dienen zorgvuldig te
worden gecontroleerd op koorts of andere symptomen of tekenen van infectie en dienen direct te
worden behandeld als dergelijke symptomen of tekenen zich voordoen. Patiënten met ernstige
neutropenie (absoluut aantal neutrofielen < 1 x 109/l) moeten stoppen met Xeplion en hun aantal WBC
laten controleren tot herstel ervan.
Overgevoeligheidsreacties
Anafylactische reacties zijn tijdens postmarketingervaring zelden gemeld bij patiënten die eerder oraal
risperidon of oraal paliperidon verdroegen (zie rubrieken 4.1 en 4.8).
Als overgevoeligheidsreacties optreden, stop dan met de toediening van Xeplion; start algemeen
ondersteunende maatregelen zoals klinisch aangewezen en monitor de patiënt tot de klachten en
symptomen zijn verdwenen (zie rubrieken 4.3 en 4.8).
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, diabetes mellitus en verergering van reeds bestaande diabetes, inclusief diabetisch
coma en ketoacidose, zijn tijdens behandeling met paliperidon gemeld. Conform de gebruikte
richtlijnen voor antipsychotica, wordt gepaste klinische opvolging aanbevolen. Patiënten behandeld
met Xeplion dienen te worden gecontroleerd op symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie,
polyurie, polyfagie en zwakte) en patiënten met diabetes mellitus moeten regelmatig gecontroleerd
worden op verslechtering van de glucoseregulering.
Bij het gebruik van Xeplion is aanzienlijke gewichtstoename gemeld. Het gewicht moet regelmatig
worden gecontroleerd.
Gebruik bij patiënten met prolactineafhankelijke tumoren
Onderzoek met weefselkweek suggereert dat celgroei in humane borsttumoren kan worden
gestimuleerd door prolactine. Hoewel klinische en epidemiologische studies tot op heden geen
duidelijk verband hebben aangetoond met de toediening van antipsychotica, is voorzichtigheid
geboden bij patiënten met een relevante medische voorgeschiedenis. Paliperidon moet met
voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met een bestaande tumor die mogelijk
prolactineafhankelijk is.
Orthostatische hypotensie
Door de alfablokkerende eigenschappen kan paliperidon orthostatische hypotensie induceren bij
sommige patiënten.
Uit gepoolde gegevens van drie placebogecontroleerde studies van zes weken en een vaste dosis orale
paliperidontabletten met verlengde afgifte (3, 6, 9 en 12 mg) werd orthostatische hypotensie gemeld
door 2,5% van de patiënten die met oraal paliperidon werden behandeld, in vergelijking met 0,8% bij
de patiënten die met placebo werden behandeld. Xeplion dient met voorzichtigheid te worden gebruikt
bij patiënten met een bekende cardiovasculaire ziekte (bijvoorbeeld hartfalen, myocardinfarct of
ischemie, geleidingsstoornissen), cerebrovasculaire ziekte of predisponerende factoren voor
hypotensie (bijv. dehydratie en hypovolemie).
Epileptische aanvallen
Xeplion dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een voorgeschiedenis van
epileptische aanvallen of die andere aandoeningen hebben die de drempel voor epileptische aanvallen
kunnen verlagen.
Nierinsufficiëntie
De plasmaconcentraties van paliperidon zijn verhoogd bij patiënten met nierinsufficiëntie. Daarom
wordt een dosisaanpassing aanbevolen bij patiënten met een milde nierinsufficiëntie. Xeplion wordt
niet aanbevolen bij patiënten met matige of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 50 ml/min)
(zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Leverinsufficiëntie
Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse
C). Indien paliperidon bij deze patiënten wordt gebruikt, is voorzichtigheid geboden.
Ouderen met dementie
Xeplion is niet onderzocht bij oudere patiënten met dementie. Xeplion dient met voorzichtigheid te
worden gebruikt bij oudere patiënten met dementie die risicofactoren vertonen voor een beroerte.
Er wordt verondersteld dat de ervaring met risperidon die hieronder wordt besproken eveneens van
toepassing is voor paliperidon.
Algehele mortaliteit
In een meta-analyse van 17 gecontroleerde klinische studies hadden oudere patiënten met dementie die
met andere atypische antipsychotica werden behandeld, waaronder risperidon, aripiprazol, olanzapine
en quetiapine, een verhoogd risico op overlijden in vergelijking met degenen die met placebo werden
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In gerandomiseerde placebogecontroleerde klinische studies met sommige atypische antipsychotica
waaronder risperidon, aripiprazol en olanzapine bij patiënten met dementie, werd een ongeveer
drievoudig verhoogd risico op cerebrovasculaire bijwerkingen gezien. Het mechanisme dat leidt tot dit
verhoogde risico is niet bekend.
Ziekte van Parkinson en Lewy body-dementie
Artsen dienen de risico's tegen de voordelen af te wegen als ze Xeplion voorschrijven aan patiënten
met de ziekte van Parkinson of met Lewy-body-dementie (LBD), aangezien er bij beide groepen
patiënten een verhoogd risico voor het maligne neurolepticasyndroom en een verhoogde gevoeligheid
voor antipsychotica kan bestaan. Deze verhoogde gevoeligheid kan zich, naast de extrapiramidale
symptomen, ook uiten als verwarring, verminderd bewustzijn of verlaagde waakzaamheid, of een
instabiele houding waarbij de patiënt veel valt.
Priapisme
Van antipsychotica met alfa-adrenerge blokkerende effecten (waaronder risperidon) is gemeld dat ze
priapisme kunnen induceren. Tijdens postmarketing-surveillance is ook met oraal paliperidon, dat de
actieve metaboliet van risperidon is, priapisme gemeld. Patiënten dienen geïnformeerd te worden dat
ze met spoed medische hulp moeten inroepen als priapisme niet binnen 4 uur over is.
Regulering van de lichaamstemperatuur
Bij antipsychotica wordt een verstoring gezien in het vermogen van het lichaam om de
lichaamstemperatuur te verlagen. De nodige voorzorg wordt aanbevolen als Xeplion wordt
voorgeschreven aan patiënten bij wie de lichaamstemperatuur onder bepaalde omstandigheden
verhoogd kan zijn, zoals bij zware fysieke inspanning, blootstelling aan extreem hoge temperaturen,
gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen met anticholinerge activiteit of dehydratie.
Veneuze trombo-embolie
Met het gebruik van antipsychotica zijn gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) gemeld.
Aangezien patiënten die met antipsychotica worden behandeld vaak verworven risicofactoren voor
VTE hebben, moeten alle mogelijke risicofactoren voor VTE voor en tijdens behandeling met Xeplion
worden geïdentificeerd en dienen preventieve maatregelen te worden genomen.
Anti-emetisch effect
In preklinische studies met paliperidon werd een anti-emetisch effect waargenomen. Wanneer dit
effect bij mensen optreedt, kan het de symptomen en signalen van overdosering met bepaalde
geneesmiddelen, of aandoeningen zoals darmobstructie, het syndroom van Reye en een hersentumor,
maskeren.
Toediening
Voorzichtigheid is geboden om een onbedoelde injectie van Xeplion in een bloedvat te vermijden.
Intraoperatief Floppy Iris-Syndroom
Tijdens cataractoperaties bij patiënten die werden behandeld met geneesmiddelen met een
anti-alfa-1a-adrenerg effect, zoals Xeplion, is het intraoperatief floppy iris-syndroom (IFIS)
waargenomen (zie rubriek 4.8).
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Men dient voorzichtig te zijn bij het voorschrijven van Xeplion in combinatie met geneesmiddelen
waarvan bekend is dat ze het QT-interval kunnen verlengen, zoals klasse-IA-antiaritmica (bijv.
kinidine, disopyramide) en klasse-III-antiaritmica (bijv. amiodaron, sotalol), bepaalde antihistaminica,
enkele andere antipsychotica en bepaalde middelen tegen malaria (bijv. mefloquine). Deze lijst is
indicatief en niet volledig.
Mogelijke effecten van Xeplion op andere geneesmiddelen
Paliperidon veroorzaakt hoogstwaarschijnlijk geen klinisch belangrijke farmacokinetische interacties
met geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door cytochroom-P-450 iso-enzymen.
Aangezien paliperidon primair een effect heeft op het centrale zenuwstelsel (zie rubriek 4.8), dient
men voorzichtig te zijn om Xeplion te gebruiken in combinatie met andere centraal werkende
geneesmiddelen bijv. anxiolytica, de meeste antipsychotica, hypnotica, opioïden, enz. of alcohol.
Paliperidon kan het effect van levodopa en andere dopamine-agonisten tegenwerken. Als deze
combinatie noodzakelijk blijkt, in het bijzonder bij patiënten in een terminaal stadium van de ziekte
van Parkinson, dient van beide behandelingen de laagste effectieve dosis te worden voorgeschreven.
Aangezien paliperidon orthostatische hypotensie kan induceren (zie rubriek 4.4), kan een versterkt
effect optreden als Xeplion wordt toegediend in combinatie met andere geneesmiddelen met een
vergelijkbaar effect bijv. andere antipsychotica, tricyclische antidepressiva.
Voorzichtigheid is geboden wanneer paliperidon in combinatie gebruikt wordt met andere
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de drempel voor epileptische aanvallen kunnen verlagen
(zoals fenothiazines of butyrofenonen, tricyclische antidepressiva of SSRI's, tramadol, mefloquine,
enz.)
Gelijktijdige toediening van orale paliperidontabletten met verlengde afgifte bij steady-state (12 mg
eenmaal daags) met valproaat seminatrium-tabletten met verlengde afgifte (500 mg tot 2 000 mg
eenmaal daags) had geen effect op de steady-state farmacokinetische eigenschappen van valproaat.
Er is geen onderzoek uitgevoerd naar de interactie tussen Xeplion en lithium, maar een
farmacokinetische interactie is onwaarschijnlijk.
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op Xeplion
Uit in vitro-studies blijkt dat CYP2D6 en CYP3A4 mogelijk minimaal betrokken kunnen zijn bij het
metabolisme van paliperidon, maar er zijn geen aanwijzingen (noch in vitro, noch in vivo) dat deze
iso-enzymen een belangrijke rol spelen bij de afbraak van paliperidon. Bij gelijktijdige toediening van
oraal paliperidon met paroxetine, een krachtige CYP2D6-remmer, werd geen klinisch significant
effect gezien op de farmacokinetiek van paliperidon.
Gelijktijdige toediening van een eenmalige dosis met een orale paliperidontablet 12 mg met verlengde
afgifte met valproaat seminatrium-tabletten met verlengde afgifte (twee tabletten van 500 mg eenmaal
daags) resulteerde in een toename van ongeveer 50% in Cmax en AUC van paliperidon, waarschijnlijk
als gevolg van een verhoogde orale absorptie. Aangezien er geen effect op de systemische klaring
werd gezien, wordt een klinisch significante interactie tussen valproaat seminatrium tabletten met
verlengde afgifte en Xeplion intramusculaire injectie niet verwacht. Deze interactie is niet met Xeplion
onderzocht.
Gelijktijdig gebruik van Xeplion met risperidon of met oraal paliperidon
Aangezien paliperidon de belangrijkste actieve metaboliet is van risperidon, is voorzichtigheid
geboden wanneer Xeplion samen met risperidon of met oraal paliperidon wordt toegediend gedurende
langere tijd. De veiligheidsgegevens met betrekking tot het gelijktijdig gebruik van Xeplion met
andere antipsychotica zijn beperkt.
Gelijktijdig gebruik van Xeplion met psychostimulantia
Gebruik van psychostimulantia (bijv. methylfenidaat) in combinatie met paliperidon kan leiden tot
extrapiramidale symptomen na een verandering in één of beide behandelingen (zie rubriek 4.4).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik van paliperidon tijdens de zwangerschap.
Intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat en oraal toegediend paliperidon bleek niet teratogeen
in studies bij dieren, maar er werden andere vormen van reproductietoxiciteit waargenomen (zie
rubriek 5.3). Neonaten die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan
paliperidon, lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder extrapiramidale symptomen en/of
onttrekkingsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur. Er zijn meldingen van agitatie,
hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of voedingsstoornis. Pasgeborenen moeten
daarom nauwlettend worden gecontroleerd. Xeplion dient niet tijdens de zwangerschap te worden
gebruikt, tenzij strikt noodzakelijk.
Borstvoeding
Wanneer een therapeutische dosis wordt toegediend aan een vrouw die borstvoeding geeft, wordt
paliperidon in die mate in de moedermelk uitgescheiden dat effecten op het kind waarschijnlijk zijn.
Xeplion dient niet te worden gebruikt door vrouwen die borstvoeding geven.
Vruchtbaarheid
In niet-klinische studies zijn geen relevante effecten waargenomen.
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Paliperidon kan geringe of matige invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines
te bedienen als gevolg van mogelijke effecten op het zenuwstelsel en het gezichtsvermogen, zoals
sedatie, somnolentie, syncope, wazig zien (zie rubriek 4.8). Daarom dienen patiënten het advies te
krijgen niet te rijden of geen machines te bedienen totdat bekend is hoe zij reageren op Xeplion.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De bijwerkingen die het meest frequent in klinische studies werden gemeld, zijn insomnia, hoofdpijn,
angst, bovenste luchtweginfectie, reacties op de injectieplaats, parkinsonisme, gewichtstoename,
acathisie, agitatie, sedatie/somnolentie, nausea, constipatie, duizeligheid, musculoskeletale pijn,
tachycardie, tremor, abdominale pijn, braken, diarree, vermoeidheid en dystonie. Van deze
bijwerkingen bleken acathisie en sedatie/somnolentie dosisgerelateerd te zijn.
Tabel met bijwerkingen
De volgende bijwerkingen werden alle gerapporteerd met paliperidon, waarbij de frequentiecategorie
wordt geschat op basis van klinisch onderzoek met paliperidonpalmitaat. De volgende termen en
frequenties worden gebruikt: zeer vaak (1/10); vaak (1/100 tot <1/10); soms (1/1 000 tot <1/100);
zelden (1/10 000 tot <1/1 000); zeer zelden (<1/10 000); en niet bekend (kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald).
Systeem/
Bijwerking
orgaanklasse
Frequentie
Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekenda
Infecties en
bovenste
pneumonie,
ooginfectie,
parasitaire
luchtweginfectie,
bronchitis,
acarodermatitis,
aandoeningen
urineweginfectie,
luchtweginfectie,
subcutaan abces
influenza
sinusitis, cystitis,
oorinfectie, tonsillitis,
onychomycose,
cellulitis
Bloed- en
witte bloedcellen
neutropenie,
agranulocytose
lymfestelsel-
verlaagd,
eosinofielentelling
aandoeningen
trombocytopenie,
verhoogd
anemie
Immuunsysteem-
overgevoeligheid
anafylactische
aandoeningen
reactie
Endocriene
hyperprolactinemieb
antidiuretisch
aandoeningen
hormoonsecretie-
deficiëntie, glucose
in urine
Voedings- en
hyperglykemie,
diabetes mellitusd,
diabetische
waterintoxicatie
stofwisselingsstoor-
gewicht verhoogd,
hyperinsulinemie,
ketoacidose,
nissen
gewicht verlaagd,
gestimuleerde eetlust,
hypoglykemie,
verminderde eetlust
anorexie, bloed
polydipsie
triglyceriden
verhoogd, bloed
cholesterol verhoogd
Psychische
insomniae
agitatie, depressie,
slaapstoornis, manie,
katatonie, verwarde
slaapgerelateerd
stoornissen
angst
verminderd libido,
toestand,
e eetstoornis
zenuwachtigheid,
somnambulisme,
nachtmerrie
afgestompt affect,
anorgasmie
Zenuwstelselaan-
parkinsonismec,
tardieve dyskinesie,
maligne
diabetisch
doeningen
acathisiec,
syncope,
neuroleptica-
coma, titubatie
sedatie/somnolentie, psychomotorische
syndroom, cerebrale van het hoofd
dystoniec,
hyperactiviteit,
ischemie, niet
duizeligheid,
duizeligheid
reagerend op
dyskinesiec, tremor,
houdingsafhankelijk,
prikkels,
aandachtsstoornis,
bewustzijnsverlies,
dysartrie, dysgeusie,
verminderd
hypo-esthesie,
bewustzijn,
paresthesie
convulsiee,
evenwichtsstoornis,
coördinatie
afwijkende
Oogaandoeningen
gezichtsvermogen
glaucoom,
floppy iris-
wazig, conjunctivitis,
oogbewegings-
syndroom
droog oog
afwijking,
(intraoperatief)
oogrollen, fotofobie,
traanproductie
verhoogd, oculaire
hyperemie
Evenwichtsorgaan-
vertigo, tinnitus,
en
oorpijn
ooraandoeningen
Hartaandoeningen
tachycardie
atrioventriculair blok,
atriumfibrillatie,
geleidingsstoornis,
sinusaritmie
elektrocardiogram QT
verlengd, posturele
orthostatische
tachycardie-
syndroom,
bradycardie,
elektrocardiogram
abnormaal,
hartkloppingen
Bloedvataandoenin
hypertensie
hypotensie,
veneuze trombose,
longembolie,
-gen
orthostatische
overmatig blozen
ischemie
hypotensie
Ademhalingsstelsel
hoest,
dyspneu,
slaapapneu-
hyperventilatie,
-, borstkas- en
neuscongestie
luchtwegcongestie,
syndroom,
aspiratie-
mediastinumaan-
piepen,
longstuwing,
pneumonie,
doeningen
faryngolaryngeale
ratelgeluiden
dysfonie
pijn, bloedneus
Maagdarmstelsel-
abdominale pijn,
abdominaal ongemak,
pancreatitis,
intestinale
aandoeningen
braken, nausea,
gastro-enteritis,
gezwollen tong,
obstructie, ileus
constipatie, diarree,
dysfagie, droge mond, fecale incontinentie,
dyspepsie, tandpijn
flatulentie
fecaloom,
cheilitis
Lever- en
transaminasen
gamma-
geelzucht
galaandoeningen
verhoogd
glutamyltransferase
verhoogd, leverenzym
verhoogd
Huid- en
urticaria, pruritus,
geneesmiddelen-
Stevens-
onderhuidaandoe-
rash, alopecia,
eruptie,
Johnson-
ningen
eczeem, droge huid,
hyperkeratose,
syndroom/toxisc
erytheem, acne
hoofdroos
he epidermale
necrolyse,
angio-oedeem,
huidverkleuring,
seborroïsche
dermatitis
Skeletspierstelsel-
musculoskeletale
bloed
rabdomyolyse,
houding
en bindweefselaan-
pijn, rugpijn,
creatinefosfokinase
gewrichtszwelling
afwijkend
doeningen
artralgie
verhoogd,
spierspasmen,
gewrichtsstijfheid,
spierzwakte, nekpijn
Nier- en
urine-incontinentie,
urineretentie
urinewegaan-
pollakisurie, dysurie
doeningen
Zwangerschap,
neonataal
perinatale periode
onttrekkings-
en puerperium
syndroom (zie
rubriek 4.6)
Voortplantingsstels
amenorroe,
erectiestoornissen,
gevoelige borsten,
priapisme
galactorroe
ejaculatiestoornis,
bloedaandrang in de
borstaandoeningen
menstruatiestoornise,
borsten,
gynaecomastie,
borstvergroting,
seksuele disfunctie,
vaginale afscheiding
pijn in de borsten
Algemene
pyrexie, asthenie,
gezichtsoedeem,
hypothermie, koude
lichaamstemper
aandoeningen en
vermoeidheid,
oedeeme, lichaams-
rillingen, dorst,
atuur verlaagd,
toedieningsplaats-
injectieplaatsreactie
temperatuur
geneesmiddel-
injectieplaatsnec
stoornissen
verhoogd,
onttrekkings-
rose,
gangafwijking,
syndroom,
injectieplaatsulc
borstkaspijn,
injectieplaatsabces,
us
ongemak op de borst,
injectieplaats-
malaise, induratie
cellulitis,
injectieplaatscyste,
injectieplaats-
hematoom
Letsels, intoxicaties
vallen
en
verrichtingscompli
caties
a
De frequentie van deze bijwerkingen is gekwalificeerd als 'niet bekend' omdat ze niet werden waargenomen in klinische
studies met paliperidonpalmitaat. Ze zijn afgeleid van ofwel spontane postmarketingmeldingen waarbij de frequentie niet kan
worden vastgesteld, ofwel van gegevens van klinische studies met en/of postmarketingmeldingen van risperidon (alle
formuleringen) of oraal paliperidon.
b
Zie `Hyperprolactinemie' hieronder.
c
Zie `Extrapiramidale symptomen' hieronder.
d
In placebogecontroleerde studies werd diabetes mellitus gemeld bij 0,32% van de met Xeplion behandelde personen,
tegenover 0,39% in de placebogroep. De totale incidentie uit alle klinische studies was 0,65% bij alle personen behandeld met
paliperidonpalmitaat.
e
Insomnia omvat: initiële insomnia, doorslaapstoornis;
Convulsie omvat: grand mal convulsie;
Oedeem omvat:
gegeneraliseerd oedeem, perifeer oedeem, putjesoedeem.
Menstruatiestoornis omvat: verlate menstruatie, onregelmatige
menstruatie, oligomenorroe.
Bijwerkingen gezien bij formuleringen op basis van risperidon
Aangezien paliperidon de actieve metaboliet is van risperidon zijn de bijwerkingenprofielen van deze
stoffen (waaronder zowel de orale als de injectieformuleringen) relevant voor elkaar.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Anafylactische reactie
Bij patiënten die eerder oraal risperidon of oraal paliperidon konden verdragen, zijn er tijdens
postmarketingervaring zeldzame gevallen van anafylactische reactie gemeld na injectie met Xeplion
(zie rubriek 4.4).
Reacties op de injectieplaats
De vaakst gemelde bijwerking in relatie tot de injectieplaats was pijn. De meerderheid van deze
reacties waren volgens de meldingen mild tot matig ernstig. De beoordeling door de patiënt van de
pijn op de injectieplaats, met behulp van een visuele analoge schaal, heeft de neiging na verloop van
tijd af te nemen in frequentie en intensiteit in alle fase 2- en fase 3- studies met Xeplion. Injecties in de
deltaspier werden als iets pijnlijker ervaren dan soortgelijke injecties in de bilspier. Andere reacties op
de injectieplaats waren meestal mild in intensiteit en omvatten verharding (vaak), pruritus (soms) en
noduli (zelden).
Extrapiramidale symptomen (EPS)
EPS omvatte een gepoolde analyse van de volgende termen: parkinsonisme (omvat speekselvloed,
musculoskeletale stijfheid, parkinsonisme, kwijlen, tandradrigiditeit, bradykinesie, hypokinesie,
maskergelaat, stramme spieren, akinesie, stijve nek, stijve spieren, parkinsonachtige gang en
abnormale glabellareflex, parkinsonachtige rusttremor), acathisie (omvat acathisie, rusteloosheid,
hyperkinesie en restless leg-syndroom), dyskinesie (dyskinesie, spiertrekkingen, choreoathetose,
athetose en myoclonus), dystonie (omvat dystonie, hypertonie, torticollis, onwillekeurige
Gewichtstoename
In de 13 weken durende studie met de startdosering van 150 mg liet het deel van de patiënten met een
abnormale gewichtstoename van 7% een dosisgerelateerde tendens zien met een incidentie van 5%
in de placebogroep, tegenover een incidentie van respectievelijk 6%, 8% en 13% in de Xeplion 25 mg,
100 mg en 150 mg groepen.
Tijdens de 33 weken durende open-label transitie-/onderhoudsperiode van het langdurige
recidiefpreventie-onderzoek voldeed 12% van de met Xeplion behandelde patiënten aan dit criterium
(gewichtstoename van 7% van de dubbelblinde fase tot het eindpunt); de gemiddelde (SD)
gewichtsverandering ten opzichte van de open-label uitgangswaarde was +0,7 (4,79) kg.
Hyperprolactinemie
In klinische studies werd een mediane stijging in serumprolactine gezien bij patiënten van beide
geslachten die Xeplion toegediend kregen. Bijwerkingen die mogelijk duiden op een verhoogde
prolactinespiegel (zoals amenorroe, galactorroe, menstruatiestoornissen, gynaecomastie) werden
gemeld bij < 1% van alle patiënten.
Klasse-effecten
QT-verlenging, ventriculaire aritmieën (ventrikelfibrillatie, ventriculaire tachycardie), plotseling
onverklaarbaar overlijden, hartstilstand en torsade de pointes kunnen optreden met antipsychotica.
Gevallen van veneuze trombo-embolie, waaronder gevallen van longembolie en gevallen van diep-
veneuze trombose, zijn gemeld met antipsychotica (frequentie niet bekend).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Symptomen
In het algemeen zijn de verwachte tekenen en symptomen bij overdosering een overdreven uiting van
de bekende effecten van paliperidon, d.w.z. sufheid en sedatie, tachycardie en hypotensie, QT-
verlenging en extrapiramidale symptomen. Torsade de pointes en ventrikelfibrillatie zijn gemeld bij
een patiënt na een overdosering met oraal paliperidon. Bij acute overdosering moet rekening worden
gehouden met de mogelijkheid dat er meerdere geneesmiddelen bij betrokken zijn.
Behandeling
Bij de keuze van de vereiste behandeling en het herstel dient men rekening te houden met de
verlengde afgifte van het geneesmiddel en de lange eliminatiehalfwaardetijd van paliperidon. Er
bestaat geen specifiek antidotum tegen paliperidon. Er dienen algemene ondersteunende maatregelen
te worden genomen. Zorg ervoor dat de luchtwegen vrij zijn en vrij blijven, en dat de betrokkene
voldoende zuurstof en beademing krijgt.
Onmiddellijk dient cardiovasculair onderzoek plaats te vinden bestaande uit een continue opvolging
van mogelijke aritmieën door middel van ECG. Voor de behandeling van hypotensie en circulatoire
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX13
Xeplion bevat een racemisch mengsel van (+)- en (-)-paliperidon.
Werkingsmechanisme
Paliperidon is een selectieve antagonist van monoamine effecten, met farmacologische eigenschappen
die verschillen van de klassieke neuroleptica. Paliperidon bindt sterk aan de serotonerge 5-HT2- en
dopaminerge D2-receptoren. Paliperidon blokkeert ook de alfa-1-adrenerge receptoren en in iets
mindere mate de H1-histaminerge en alfa-2-adrenerge receptoren. De farmacologische activiteit van
de (+)- en (-)-paliperidon-enantiomeren is kwalitatief en kwantitatief vergelijkbaar.
Paliperidon bindt niet aan cholinerge receptoren. Hoewel paliperidon een sterke D2-antagonist is, wat
voor zover bekend de positieve symptomen van schizofrenie verlicht, veroorzaakt het in mindere mate
katalepsie en vermindering van de motorische functies dan de klassieke neuroleptica. Het dominante,
centrale serotonine-antagonisme van paliperidon kan de neiging tot het veroorzaken van
extrapiramidale bijwerkingen verminderen.
Klinische werkzaamheid
Acute behandeling van schizofrenie
De werkzaamheid van Xeplion bij de acute behandeling van schizofrenie werd vastgesteld in vier
kortdurende (één van 9 weken en drie van 13 weken), dubbelblinde, gerandomiseerde,
placebogecontroleerde studies met vaste dosis van acuut recidiverende volwassen gehospitaliseerde
patiënten die voldeden aan de DSM-IV criteria voor schizofrenie. De vaste doses Xeplion in deze
studies werden toegediend op dag 1, 8 en 36 in de 9 weken durende studie en vervolgens op dag 64
van de 13 weken durende studies. Er was geen aanvullende suppletie met orale antipsychotica nodig
tijdens de acute behandeling van schizofrenie met Xeplion. Het primaire eindpunt voor werkzaamheid
was de afname van de totaalscore op de `Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS)', zoals in de
onderstaande tabel wordt weergegeven. De PANSS is een gevalideerde, uit meerdere items bestaande
schaal met vijf factoren om positieve symptomen, negatieve symptomen, gedesorganiseerd denken,
ongecontroleerde vijandigheid/opwinding en angst/depressie te evalueren. Het functioneren werd
geëvalueerd met behulp van de Personal and Social Performance (PSP) schaal. De PSP is een
gevalideerd, door artsen te beoordelen instrument dat het persoonlijke en sociale functioneren in vier
domeinen meet: sociaal nuttige activiteiten (werk en studie), persoonlijke en sociale relaties,
zelfverzorging en storende en agressieve gedragingen.
In een 13 weken durende studie (n=636) waarbij drie vaste doses Xeplion (eerste injectie in de
deltaspier van 150 mg, gevolgd door 3 toedieningen in de bilspier of de deltaspier van 25 mg/4 weken,
100 mg/4 weken of 150 mg/4 weken) werden vergeleken met placebo, waren de drie doses Xeplion
superieur aan placebo voor wat betreft het verbeteren van de PANSS totaalscore. In deze studie
vertoonden zowel de 100 mg/4 weken- als de 150 mg /4 weken-, maar niet de 25 mg/4 weken-
behandelgroepen een statistische superioriteit ten opzichte van placebo voor wat betreft de PSP-score.
Deze resultaten ondersteunen de werkzaamheid gedurende de gehele behandelduur en verbetering van
de PANSS en werden al op dag 4 gezien met een significant verschil ten opzichte van placebo in de
25 mg en 150 mg Xeplion-groepen op dag 8.
De resultaten van de andere studies leverden statistisch significante resultaten op in het voordeel van
Xeplion, met uitzondering van de 50 mg-dosis in één studie (zie de tabel hieronder).
uitgangswaarde tot eindpunt-LOCF voor de studies R092670-SCH-201, R092670-PSY-3003, R092670-
PSY-3004 en R092670-PSY-3007: Primary Efficacy Analysis Set
Placebo
25 mg
50 mg
100 mg
150 mg
R092670-PSY-3007*
n = 160
n = 155
--
n = 161
n = 160
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
86,8 (10,31)
86,9 (11,99)
86,2 (10,77)
88,4 (11,70)
Gemiddelde verandering
(SD)
-2,9 (19,26)
-8,0 (19,90)
-11,6 (17,63)
-13,2 (18,48)
P-waarde (vs. placebo)
--
0,034
< 0,001
< 0,001
R092670-PSY-3003
n = 132
--
n = 93
n = 94
n = 30
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
92,4 (12,55)
89,9 (10,78)
90,1 (11,66)
92,2 (11,72)
Gemiddelde verandering
(SD)
-4,1 (21,01)
-7,9 (18,71)
-11,0 (19,06)
-5,5 (19,78)
P-waarde (vs. placebo)
--
0,193
0,019
--
R092670-PSY-3004
n = 125
n = 129
n = 128
n = 131
--
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
90,7 (12,22)
90,7 (12,25)
91,2 (12,02)
90,8 (11,70)
Gemiddelde verandering
(SD)
-7,0 (20,07)
-13,6 (21,45)
-13,2 (20,14)
-16,1 (20,36)
P-waarde (vs. placebo)
--
0,015
0,017
< 0,001
R092670-SCH-201
n=66
--
n=63
n=68
--
Gemiddeld bij
uitgangswaarde (SD)
87,8 (13,90)
88,0 (12,39)
85,2 (11,09)
Gemiddelde verandering
(SD)
6,2 (18,25)
-5,2 (21,52)
-7,8 (19,40)
P-waarde (vs. placebo)
--
0,001
< 0,0001
* In studie R092670-PSY-3007 werd aan alle patiënten in de Xeplion-behandelgroepen op dag 1 een startdosis van 150 mg
toegediend, gevolgd door de toegewezen dosis.
Opmerking: Een negatieve verandering in de score duidt op een verbetering.
Behoud van symptoombeheersing en uitstel van recidive van schizofrenie
De werkzaamheid van Xeplion in het behoud van de symptoomcontrole en het uitstellen van een
recidief van schizofrenie werd vastgesteld in een langetermijn dubbelblinde, placebogecontroleerde
studie met flexibele dosis met 849 niet-oudere volwassen patiënten die aan de DSM-IV criteria voor
schizofrenie voldeden. Deze studie omvatte een 33 weken durende open-label acute behandel- en
stabilisatiefase, een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase voor observatie van
een recidief en een 52 weken durende open-label verlengingsperiode. In deze studie werden doses
Xeplion van 25, 50, 75 en 100 mg maandelijks toegediend; de 75 mg-dosis was alleen in de 52-weken
open-label verlenging toegestaan. De patiënten ontvingen aanvankelijk flexibele doses (25-100 mg)
Xeplion gedurende een 9 weken durende overgangsperiode, gevolgd door een 24 weken durende
onderhoudsperiode, waarbij de patiënten een PANSS-score van 75 moesten hebben.
Dosisaanpassingen waren alleen toegestaan in de eerste 12 weken van de onderhoudsperiode. In totaal
werden 410 gestabiliseerde patiënten gerandomiseerd tot ofwel Xeplion (mediane duur 171 dagen
[bereik 1 dag tot 407 dagen]) ofwel placebo (mediane duur 105 dagen [bereik 8 dagen tot 441 dagen])
tot zij een recidief van schizofreniesymptomen ondervonden in de dubbelblinde fase van variabele
lengte. De studie werd vroegtijdig gestopt vanwege gebleken werkzaamheid, aangezien er een
significant langere tijd tot recidief (p < 0,0001, afbeelding 1) werd gezien bij patiënten die werden
behandeld met Xeplion, vergeleken met placebo (hazard ratio = 4,32; 95% BI: 2,4-7,7).
e
l
a
p
s
e
(
1
)
80
i
t
h
o
u
t
R
60
40
20
a
t
e
d
P
e
r
c
e
n
t
o
f
S
u
b
j
e
c
t
s
W
Placebo N=156 (3)
Log-rank test, P-value<0.0001 (5)
XEPLION N=156 (4)
s
t
i
m
E
0
20
40
60
80 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300
Days since Randomisation (2)
Afbeelding 1: Kaplan-Meier plot van tijd tot recidief Interimanalyse (Intent-to-Treat interim
analyseset)
(1) Geschat percentage van patiënten zonder recidief
(2) Dagen sinds randomisering
(3) Placebo N=156
(4) Xeplion N=156
(5) Log-rank test, P-waarde < 0,0001
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Xeplion in alle subgroepen van pediatrische patiënten
met schizofrenie (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie en distributie
Paliperidonpalmitaat is de palmitaatester-prodrug van paliperidon. Vanwege zijn extreem lage
oplosbaarheid in water lost paliperidonpalmitaat langzaam op na intramusculaire injectie voordat het
wordt gehydrolyseerd tot paliperidon en wordt geabsorbeerd in de systemische circulatie. Na een
eenmalige intramusculaire dosis stijgt de plasmaconcentratie van paliperidon langzaam tot een
maximale plasmaconcentratie bij een mediane Tmax van 13 dagen. De afgifte van het werkzame
bestanddeel begint al op dag 1 en duurt minstens 4 maanden.
Na intramusculaire injectie van eenmalige doses (25-150 mg) in de deltaspier werd gemiddeld een
28% hogere Cmax gezien, vergeleken met injectie in de bilspier. De twee eerste intramusculaire
injecties van 150 mg op dag 1 en 100 mg op dag 8 in de deltaspier helpen de therapeutische
concentraties snel te bereiken. Het afgifteprofiel en doseringsschema van Xeplion resulteren in
langdurige therapeutische concentraties. De totale blootstelling van paliperidon na toediening van
De absolute biologische beschikbaarheid van paliperidonpalmitaat na toediening van Xeplion is 100%.
Na toediening van paliperidonpalmitaat gaan de (+) en (-) enantiomeren van paliperidon in elkaar
over, waarbij een AUC (+) tot (-) ratio van circa 1,6-1,8 wordt bereikt.
De plasma-eiwitbinding van racemisch paliperidon is 74%.
Biotransformatie en eliminatie
Eén week na orale inname van één enkele dosis van 1 mg 14C-paliperidon met onmiddellijke afgifte
werd 59% van de dosis onveranderd in de urine uitgescheiden. Dit toont aan dat paliperidon geen
uitgebreide metabolisatie in de lever ondergaat. Van de toegediende radioactiviteit werd ongeveer
80% in de urine teruggevonden en 11% in de feces. In vivo zijn vier afbraakroutes gevonden:
dealkylering, hydroxylering, dehydrogenering, en benzisoxazol-splitsing. Geen van deze routes is
verantwoordelijk voor afbraak van meer dan 6,5% van de dosis. Hoewel in vitro-studies doen
vermoeden dat CYP2D6 en CYP3A4 een rol spelen bij de afbraak van paliperidon, is er geen bewijs in
vivo dat deze iso-enzymen een belangrijke rol spelen bij de afbraak van paliperidon.
Populatiefarmacokinetische analyses toonden na toediening van oraal paliperidon geen detecteerbare
verschillen aan in de klaring van paliperidon tussen snelle en trage metaboliseerders van CYP2D6-
substraten. In vitro-studies met microsomen uit de lever van de mens toonden aan dat paliperidon de
afbraak van geneesmiddelen, die via de iso-enzymen van cytochroom-P450 (waaronder CYP1A2,
CYP2A6, CYP2C8/9/10. CYP2D6, CYP2E1, CYP3A4, en CYP3A5) worden gemetaboliseerd, niet in
aanzienlijke mate remt.
In vitro-studies hebben aangetoond dat paliperidon een substraat is van P-gp en een zwakke remmer
van P-gp in hoge concentraties. Er zijn geen in vivo-gegevens beschikbaar en de klinische relevantie is
niet bekend.
Langwerkende paliperidonpalmitaatinjectie versus oraal paliperidon met verlengde afgifte
Xeplion is ontwikkeld voor het afgeven van paliperidon over een periode van een maand, terwijl oraal
paliperidon met verlengde afgifte dagelijks wordt toegediend. Het startschema voor Xeplion
(150 mg/100 mg in de deltaspier op dag 1/dag 8) werd opgezet om snel steady-state
paliperidonconcentraties te bereiken bij aanvang van de behandeling zonder orale suppletie.
Over het algemeen lagen de totale plasmaconcentraties met Xeplion bij aanvang binnen het
blootstellingsbereik dat werd gezien met 6-12 mg oraal paliperidon met verlengde afgifte. Het gebruik
van het startschema voor Xeplion stelt patiënten in staat binnen dit blootstellingsbereik van 6-12 mg
oraal paliperidon met verlengde afgifte te blijven, ook op de dagen met de laagste bloedspiegels, kort
voor de toediening (dag 8 en dag 36). Vanwege het verschil in mediane farmacokinetische profielen
tussen de twee geneesmiddelen, moet bij het direct vergelijken van de farmacokinetische
eigenschappen de nodige voorzichtigheid worden betracht.
Leverinsufficiëntie
Paliperidon wordt niet in uitgebreide mate gemetaboliseerd in de lever. Hoewel Xeplion niet werd
onderzocht bij patiënten met leverinsufficiëntie, is een dosisaanpassing bij patiënten met milde of
matige leverinsufficiëntie niet nodig. In een studie met oraal paliperidon bij personen met matige
leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse B) waren de plasmaconcentraties van het vrije paliperidon
vergelijkbaar met die bij gezonde personen. Paliperidon is niet onderzocht bij patiënten met ernstige
leverinsufficiëntie.
Het gebruik van een eenmalige orale tablet paliperidon 3 mg met verlengde afgifte werd onderzocht
bij personen met verschillende gradaties van nierfunctie. Eliminatie van paliperidon verminderde bij
afnemende geschatte creatinineklaring. De totale klaring van paliperidon bij personen met een
verminderde nierfunctie bleek gemiddeld met 32% afgenomen bij milde (CrCl = 50 tot < 80 ml/min),
64% bij matige (CrCl = 30 tot < 50 ml/min) en 71% bij ernstige (CrCl = 10 tot < 30 ml/min)
nierinsufficiëntie, hetgeen overeenkomt met een gemiddelde stijging in afgifte (AUCinf) van
respectievelijk een 1,5-, 2,6- en 4,8-voudig toegenomen blootstelling ten opzichte van gezonde
personen. Op basis van een beperkt aantal observaties met Xeplion bij personen met milde
nierinsufficiëntie en farmacokinetische simulaties wordt een lagere dosis aanbevolen (zie rubriek 4.2).
Ouderen
Een populatiefarmacokinetische analyse gaf geen aanwijzing voor leeftijdsgerelateerde verschillen in
farmacokinetiek.
Body Mass Index (BMI)/lichaamsgewicht
Farmacokinetische studies met paliperidonpalmitaat hebben een iets (10-20%) lagere
plasmaconcentratie van paliperidon laten zien bij patiënten die te zwaar zijn of bij obese patiënten in
vergelijking met patiënten met een normaal gewicht (zie rubriek 4.2).
Ras
Populatiefarmacokinetische analyse van gegevens afkomstig van studies met oraal paliperidon leverde
geen bewijs voor verschillen met betrekking tot het ras in de farmacokinetiek van paliperidon na
toediening van Xeplion.
Geslacht
Er werden geen klinisch relevante verschillen gezien tussen mannen en vrouwen.
Rookgedrag
Op basis van in vitro-studies met enzymen uit de menselijke lever blijkt paliperidon geen substraat
voor CYP1A2; roken zou daarom geen effect hebben op de farmacokinetiek van paliperidon. Het
effect van roken op de farmacokinetiek van paliperidon is niet onderzocht bij Xeplion. Een
populatiefarmacokinetische analyse op basis van gegevens met orale paliperidontabletten met
verlengde afgifte toonde bij rokers een iets lagere blootstelling aan paliperidon dan bij niet-rokers. Het
is niet waarschijnlijk dat dit verschil klinisch relevant is.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Toxiciteitsstudies met herhaalde toediening van intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat (de
eenmaandelijkse formulering) en oraal toegediende paliperidon bij ratten en honden hebben
voornamelijk farmacologische effecten aangetoond, zoals sedatie en prolactinegemedieerde effecten
op de borstklieren en de genitaliën. Bij dieren die werden behandeld met paliperidonpalmitaat werd
een ontstekingsreactie gezien op de plaats van de intramusculaire injectie. Nu en dan trad
abcesvorming op.
In reproductiestudies bij de rat met oraal risperidon, dat bij de rat en de mens in sterke mate wordt
omgezet in paliperidon, werden bijwerkingen gezien op het geboortegewicht en de overleving van de
nakomelingen. Er werd geen embryotoxiciteit of misvorming gezien na intramusculaire toediening van
paliperidonpalmitaat aan zwangere ratten tot de hoogste dosis (160 mg/kg/dag), wat overeenkomt met
4,1 keer het blootstellingsniveau bij de mens met de maximaal aanbevolen dosis van 150 mg. Andere
Paliperidonpalmitaat en paliperidon waren niet genotoxisch. Bij carcinogeniteitsonderzoek met oraal
risperidon bij ratten en muizen werd een toename gezien van hypofyse-adenomen (bij muizen),
endocriene pancreasadenomen (bij ratten) en adenomen van de borstklieren (bij beide soorten). De
carcinogene potentie van intramusculair geïnjecteerd paliperidonpalmitaat werd beoordeeld bij ratten.
Er was een statistisch significante toename in borstklieradenocarcinomen bij vrouwelijke ratten met
10, 30 en 60 mg/kg/maand. Mannelijke ratten lieten een statistisch significante stijging zien in
borstklieradenomen en -carcinomen met 30 en 60 mg/kg/maand, wat 1,2 en 2,2 maal het
blootstellingsniveau is bij de maximaal aanbevolen dosis bij de mens van 150 mg. Deze tumoren
kunnen te maken hebben met een langdurig dopamine D2-antagonisme en hyperprolactinemie. De
relevantie van deze gegevens bij knaagdieren voor het risico bij de mens is niet bekend.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Polysorbaat 20
Polyethyleenglycol 4000
Citroenzuurmonohydraat
Anhydrisch dinatriumwaterstoffosfaat
Natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat
Natriumhydroxide (voor pH-regulering)
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
6.3
Houdbaarheid
2 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30 °C.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Voorgevulde spuit (cyclisch-olefine-copolymeer) met een zuigerstop, eindstop en dop
(broombutylrubber) met een 22G 1½-inch veiligheidsnaald (0,72 mm x 38,1 mm) en een 23G 1-inch
veiligheidsnaald (0,64 mm x 25,4 mm).
Verpakkingsgroottes:
1 verpakking bevat 1 voorgevulde spuit en 2 naalden.
Startbehandelingsverpakking:
Elke verpakking bevat 1 verpakking van Xeplion 150 mg en 1 verpakking van Xeplion 100 mg.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/006
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 04 maart 2011
Datum van laatste verlenging: 16 december 2015
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentie data (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 25 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 25 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30oC.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/001
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Xeplion 25 mg injectievloeistof
paliperidon
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
25 mg
6.
OVERIGE
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 50 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 50 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30oC.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/002
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 50 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Xeplion 50 mg injectievloeistof
paliperidon
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
50 mg
6.
OVERIGE
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 75 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 75 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30oC.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/003
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 75 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Xeplion 75 mg injectievloeistof
paliperidon
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
75 mg
6.
OVERIGE
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 100 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30oC.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/004
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Xeplion 100 mg injectievloeistof
paliperidon
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
100 mg
6.
OVERIGE
KARTONNEN DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 150 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 150 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30oC.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/005
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 150 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Xeplion 150 mg injectievloeistof
paliperidon
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
150 mg
6.
OVERIGE
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 150 mg
Xeplion 100 mg
suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Xeplion 150 mg: Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 150 mg
paliperidon.
Xeplion 100 mg: Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 100 mg
paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Startbehandelingsverpakking
Elke verpakking bevat 2 voorgevulde spuiten:
1 voorgevulde spuit met 150 mg paliperidon en 2 naalden
1 voorgevulde spuit met 100 mg paliperidon en 2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30oC.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/006
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 150 mg
xeplion 100 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
KARTONNEN DOOS (150 mg VOORGEVULDE SPUIT, COMPONENT VAN
STARTBEHANDELINGSVERPAKKING ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 150 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 150 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Dag 1
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30oC.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/006
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 150 mg
KARTONNEN DOOS (100 mg VOORGEVULDE SPUIT, COMPONENT VAN
STARTBEHANDELINGSVERPAKKING ZONDER BLUE BOX)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xeplion 100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke voorgevulde spuit bevat paliperidonpalmitaat, equivalent aan 100 mg paliperidon.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: polysorbaat 20, polyethyleenglycol 4000, citroenzuurmonohydraat, anhydrisch
dinatriumwaterstoffosfaat, natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat, natriumhydroxide, water voor
injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Dag 8
1 voorgevulde spuit
2 naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intramusculair gebruik.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30oC.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/672/006
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
xeplion 100 mg
Xeplion 25 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 50 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 75 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 100 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
Xeplion 150 mg suspensie voor injectie met verlengde afgifte
paliperidon
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Xeplion en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Xeplion en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Xeplion bevat de werkzame stof paliperidon, die behoort tot de klasse van antipsychotica en wordt
gebruikt als onderhoudsbehandeling voor de symptomen van schizofrenie bij volwassen patiënten die
reeds gestabiliseerd zijn met paliperidon of risperidon.
Als is gebleken dat u in het verleden reageerde op paliperidon of risperidon en milde tot matige
symptomen heeft, kan uw dokter een behandeling met Xeplion starten zonder dat u daarvoor
gestabiliseerd hoeft te worden met paliperidon of risperidon.
Schizofrenie is een aandoening met `positieve' en `negatieve' symptomen. Positief betekent een
overmaat aan symptomen die normaal niet aanwezig zijn. Een persoon met schizofrenie kan
bijvoorbeeld stemmen horen of dingen zien die er niet zijn (hallucinaties genoemd), dingen geloven
die niet waar zijn (waanideeën genoemd) of ongewoon achterdochtig zijn naar anderen. Negatief
betekent het ontbreken van gedragingen of gevoelens die normaal wel aanwezig zijn. Iemand met
schizofrenie kan bijvoorbeeld teruggetrokken zijn en emotioneel niet reageren of kan moeite hebben
met duidelijk en logisch spreken. Mensen met deze ziekte kunnen zich ook depressief, angstig,
schuldig of gespannen voelen.
Xeplion kan de symptomen van uw ziekte helpen verlichten en verhinderen dat uw symptomen
terugkeren.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U bent allergisch voor een ander antipsychotisch geneesmiddel dat de stof risperidon bevat.
Alle geneesmiddelen hebben bijwerkingen en enkele van de bijwerkingen van dit geneesmiddel
kunnen de symptomen van andere medische aandoeningen verergeren. Daarom is het belangrijk met
uw arts te praten over de onderstaande aandoeningen die mogelijk kunnen verergeren tijdens de
behandeling met dit geneesmiddel:
- als u de ziekte van Parkinson heeft
- als bij u ooit eerder een aandoening is vastgesteld met symptomen als een verhoogde
temperatuur en stijve spieren (ook bekend als maligne neurolepticasyndroom)
- als u ooit eerder last had van ongewone bewegingen van de tong of het gezicht (tardieve
dyskinesie)
- als u weet dat u in het verleden weinig witte bloedcellen heeft gehad (wat al of niet veroorzaakt
kan zijn geweest door andere geneesmiddelen)
- als u suikerziekte heeft (diabetes mellitus) of een verhoogd risico daarop
- als u borstkanker heeft gehad of een tumor in de hypofyse in de hersenen
- als u een hartziekte heeft of een behandeling daarvoor krijgt, waardoor bij u de kans groter is op
een lage bloeddruk
- als u een lage bloeddruk heeft wanneer u plotseling gaat staan of rechtop gaat zitten
- als u epilepsie heeft
- als u nierproblemen heeft
- als u leverproblemen heeft
- als u een aanhoudende en/of pijnlijke erectie heeft
- als u problemen heeft om de normale lichaamstemperatuur onder controle te houden of last
heeft van te hoge lichaamstemperatuur
- als u een abnormaal hoog gehalte van het hormoon prolactine in uw bloed heeft of als u een
tumor heeft die mogelijk afhankelijk is van prolactine
- als u of iemand anders in uw familie wel eens trombose (bloedpropjes) heeft gehad, omdat het
gebruik van antipsychotica in verband wordt gebracht met het ontstaan van trombose.
Als u een van deze aandoeningen heeft, overleg dan met uw arts. Het kan zijn dat deze uw dosis wil
aanpassen of u enige tijd wil opvolgen.
Aangezien bij patiënten die dit geneesmiddel gebruikten in zeer zeldzame gevallen gevaarlijk lage
aantallen zijn gezien van een bepaald type witte bloedcellen, die nodig zijn om infecties in uw bloed te
bestrijden, kan het zijn dat uw arts bij u het aantal witte bloedcellen zal controleren.
Zelfs als u eerder wel goed tegen oraal paliperidon of risperidon kon, kan er in zeldzame gevallen een
allergische reactie optreden nadat u injecties met Xeplion heeft gekregen. Zoek direct medische hulp
als u last krijgt van huiduitslag, zwelling van uw keel, jeuk, of problemen met ademen, want dit
kunnen tekenen zijn van een ernstige allergische reactie.
Dit geneesmiddel kan ervoor zorgen dat uw lichaamsgewicht toeneemt. Aanzienlijke gewichtstoename
kan schade toebrengen aan uw gezondheid. Uw arts dient u regelmatig te wegen.
Aangezien bij patiënten die dit geneesmiddel gebruikten diabetes mellitus of verergering van reeds
bestaande diabetes mellitus is gezien, moet uw arts u controleren op tekenen van te veel suiker in uw
bloed. Bij patiënten met reeds bestaande diabetes mellitus moet de bloedsuikerspiegel regelmatig
gecontroleerd worden.
Aangezien dit geneesmiddel de drang tot braken kan verminderen, bestaat er een kans dat de normale
reactie van het lichaam op inslikken van giftige stoffen of andere medische aandoeningen wordt
gemaskeerd.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Dit geneesmiddel is niet geschikt voor personen jonger dan 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Xeplion nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Bij het gebruik van dit geneesmiddel samen met carbamazepine (een geneesmiddel tegen epilepsie en
om de gemoedstoestand te stabiliseren) kan het zijn dat uw dosis van dit geneesmiddel aangepast moet
worden.
Aangezien dit geneesmiddel voornamelijk in de hersenen werkzaam is, kunnen door invloed van
andere geneesmiddelen die in de hersenen werken, zoals andere psychiatrische geneesmiddelen,
opioïden, antihistaminica en slaapmiddelen, de bijwerkingen zoals slaperigheid of andere effecten op
de hersenen erger worden.
Aangezien dit geneesmiddel de bloeddruk kan verlagen, moet men voorzichtig zijn als dit
geneesmiddel wordt gebruikt in combinatie met andere geneesmiddelen die de bloeddruk verlagen.
Dit geneesmiddel kan het effect van geneesmiddelen tegen de ziekte van Parkinson en tegen `rusteloze
benen' verminderen (bijv. levodopa).
Dit geneesmiddel kan afwijkingen op het elektrocardiogram (ECG) veroorzaken die zich manifesteren
als een lange tijdsduur waarmee een elektrische impuls door een bepaald deel van het hart gaat ('QT-
verlenging'). Andere geneesmiddelen met dit effect zijn middelen voor de behandeling van
hartritmestoornissen, voor de behandeling van infecties en andere antipsychotica.
Als u gevoelig bent voor het ontwikkelen van epileptische aanvallen, kan dit geneesmiddel de kans dat
u deze krijgt, vergroten. Andere geneesmiddelen met dit effect zijn bepaalde middelen voor de
behandeling van depressie, voor de behandeling van infecties en andere antipsychotica.
Xeplion dient voorzichtig te worden gebruikt met geneesmiddelen die de activiteit van het centrale
zenuwstelsel versterken (psychostimulantia, zoals methylfenidaat).
Xeplion en alcohol
Alchohol dient vermeden te worden.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Gebruik dit geneesmiddel
niet als u zwanger bent, tenzij u dit met uw arts heeft afgesproken. De volgende symptomen kunnen
optreden bij pasgeboren baby's van moeders die paliperidon in het laatste trimester (laatste drie
maanden van hun zwangerschap) hebben gebruikt: trillen, stijve en/of zwakke spieren, slaperigheid,
opwinding, ademhalingsproblemen en problemen met voeden. Als uw baby last krijgt van een van
deze symptomen, neem dan contact op met uw arts.
Dit geneesmiddel kan via de moedermelk aan de baby overgedragen worden en kan schadelijk zijn
voor de baby. Daarom mag u geen borstvoeding geven tijdens het gebruik van dit geneesmiddel.
Xeplion bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
'natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dit geneesmiddel wordt door uw arts of andere zorgverlener toegediend. Uw arts vertelt u wanneer u
uw volgende injectie moet krijgen. Het is belangrijk dat u uw geplande injectie niet overslaat. Als u de
afspraak met uw arts niet kunt nakomen, moet u hem of haar direct bellen zodat zo snel mogelijk een
andere afspraak kan worden gemaakt.
U krijgt de eerste injectie (150 mg) en de tweede injectie (100 mg) van dit geneesmiddel in de
bovenarm, met een tussentijd van ongeveer één week. Daarna krijgt u iedere maand een injectie
(variërend tussen 25 mg en 150 mg) in ofwel de bovenarm ofwel de bil.
Als uw arts u omschakelt van risperidon langwerkende injectie naar dit geneesmiddel dan krijgt u de
eerste injectie van dit geneesmiddel (variërend tussen 25 mg en 150 mg) in ofwel de bovenarm ofwel
de bil op de datum waarop uw volgende injectie was gepland. Daarna krijgt u iedere maand een
injectie (variërend tussen 25 mg en 150 mg) in ofwel de bovenarm ofwel de bil.
Afhankelijk van uw symptomen kan uw arts de hoeveelheid van het geneesmiddel dat u krijgt met één
dosisniveau verhogen of verlagen op het moment dat uw maandelijkse injectie is gepland.
Patiënten met nierproblemen
Uw arts kan uw dosis van dit geneesmiddel aanpassen op basis van uw nierfunctie. Als u lichte
nierproblemen heeft, kan uw arts u een lagere dosis geven. Als u matige tot ernstige nierproblemen
heeft, mag u dit geneesmiddel niet gebruiken.
Ouderen
Uw arts kan uw dosis van dit geneesmiddel verlagen als uw nieren minder goed werken.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Dit geneesmiddel wordt onder medisch toezicht toegediend; het is daarom onwaarschijnlijk dat u
teveel zou krijgen.
Bij patiënten die teveel paliperidon toegediend hebben gekregen, kunnen de volgende symptomen
voorkomen:
slaperigheid of verminderd bewustzijn (sedatie), snelle hartslag, lage bloeddruk, een afwijkend
elektrocardiogram (registratie van de elektrische geleiding van het hart) of langzame of abnormale
bewegingen van het gezicht, het lichaam, de armen of de benen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u geen injecties meer krijgt, zult u geen effect van het geneesmiddel meer ondervinden. Stop nooit
met dit geneesmiddel, tenzij uw arts u dit heeft aangeraden, aangezien de symptomen kunnen
terugkeren.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u het volgende opmerkt:
vorming van bloedstolsels (bloedklonters) in de aderen, vooral in de benen (symptomen zijn
onder andere zwelling, pijn en roodheid van het been), die via de bloedvaten in de longen
terecht kunnen komen, wat pijn op de borst en ademhalingsmoeilijkheden veroorzaakt.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u een of meer van deze symptomen opmerkt.
u heeft dementie en merkt dat uw geestelijke toestand plotseling verandert of dat u plotseling
last krijgt van zwakte of een verdoofd gevoel van uw gezicht, armen of benen, in het bijzonder
aan één kant, of als u onduidelijk gaat praten, zelfs al is het heel kort. Dit kunnen tekenen van
een beroerte zijn.
u krijgt last van koorts, stijve spieren, zweten of een verminderd bewustzijn (een stoornis die
`maligne neurolepticasyndroom' wordt genoemd). Het kan zijn dat u onmiddellijk moet worden
behandeld door een arts.
u bent een man en heeft een langdurige of pijnlijke erectie. Dit heet priapisme. Het kan zijn dat
u onmiddellijk moet worden behandeld door een arts.
u krijgt last van onwillekeurige ritmische bewegingen van de tong, de mond of het gezicht. Het
kan zijn dat u moet stoppen met paliperidon.
u krijgt last van een ernstige allergische reactie, die u herkent aan koorts, zwelling van de mond,
het gezicht, de lip(pen) of de tong, benauwdheid, jeuk, huiduitslag en soms daling van de
bloeddruk (die tot een ernstige allergische reactie -een anafylactische reactie- kan leiden). Ook
als u voorheen oraal risperidon of oraal paliperidon goed heeft verdragen, kunnen er na injecties
met paliperidon toch in zeldzame gevallen allergische reacties optreden.
als u een oogoperatie moet ondergaan, zeg dan tegen de oogarts dat u dit geneesmiddel gebruikt.
Tijdens een operatie aan het oog vanwege vertroebeling van de lens (staar of cataract) kan de
iris (het gekleurde deel van het oog) slap worden tijdens de operatie (het zogeheten 'floppy iris-
syndroom'), en dat kan leiden tot schade aan het oog.
u weet dat u een gevaarlijke vermindering van het type witte bloedcellen heeft die helpen u te
beschermen tegen infecties in uw bloed.
De volgende bijwerkingen kunnen optreden:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen: kunnen meer dan 1 op de 10 personen treffen
moeilijk in slaap vallen of doorslapen.
Vaak voorkomende bijwerkingen: kunnen maximaal 1 op de 10 personen treffen
symptomen van gewone verkoudheid, urineweginfectie, grieperig gevoel
Xeplion kan de hoeveelheid van een hormoon met de naam prolactine verhogen, wat kan
worden aangetoond met een bloedonderzoek (dit kan wel of niet symptomen veroorzaken). Als
er symptomen van een hoog prolactinegehalte optreden, kan dit bij mannen gaan om: zwelling
van de borsten, moeilijk een erectie kunnen krijgen of houden of andere seksuele stoornissen.
Bij vrouwen kan het gaan om: vervelend gevoel in de borsten, lekken van melk uit de borsten,
overgeslagen menstruaties of andere problemen met uw cyclus.
hoge hoeveelheid suiker in het bloed, gewichtstoename, gewichtsverlies, verminderde eetlust
prikkelbaarheid, depressie, angst
parkinsonisme. Deze aandoening kan omvatten: langzame of verslechterde beweging, gevoel
van stijve of gespannen spieren (waardoor uw bewegingen schokkerig worden) en soms zelfs
een gevoel dat een beweging even `bevriest' en dan opnieuw begint. Andere tekenen van
parkinsonisme zijn: langzaam, schuifelend lopen, trillen als u verder niet beweegt, versterkte
speekselvloed en/of kwijlen en verlies van gelaatsuitdrukking.
rusteloosheid, gevoel van slaperigheid of verminderde waakzaamheid
dystonie: dit is een aandoening waarbij de spieren langzaam of aanhoudend onwillekeurig
samentrekken. Hoewel het in elk lichaamsdeel kan optreden (en kan leiden tot een abnormale
duizeligheid
dyskinesie: dit is een aandoening met onwillekeurige spierbewegingen en deze kan herhaalde,
spastische, kronkelende of trekkende bewegingen inhouden
trillen (schudden)
hoofdpijn
snelle hartslag
hoge bloeddruk
hoest, verstopte neus
pijn in de buik, braken, misselijkheid, verstopping, diarree, stoornis in de spijsvertering,
tandpijn
verhoogde levertransaminasen in uw bloed
botpijn of spierpijn, rugpijn, gewrichtspijn
uitblijven van menstruatie
lekken van melk uit de borsten
koorts, zwakte, vermoeidheid
een reactie op de injectieplaats waaronder jeuk, pijn of zwelling.
Soms voorkomende bijwerkingen: kunnen maximaal 1 op de 100 personen treffen
longontsteking, infectie van de borst (bronchitis), luchtweginfectie, infectie van de neus- en
bijholtes, blaasinfectie, oorinfectie, schimmelinfectie van de nagels, ontstoken amandelen,
huidinfectie
verlaagd aantal witte bloedcellen, vermindering van het type witte bloedcellen die helpen u te
beschermen tegen infectie, afname van bloedplaatjes (bloedcellen die bloedingen helpen te
stoppen), bloedarmoede
allergische reactie
diabetes of het verergeren van diabetes, toename van insuline in uw bloed (een hormoon dat de
hoeveelheid suiker in uw bloed reguleert)
verhoogde eetlust
verlies van eetlust leidend tot ondervoeding en laag lichaamsgewicht
hoge hoeveelheid triglyceriden (een vet) in het bloed, verhoogd cholesterol in uw bloed
slaapstoornis, opgetogen stemming (manie), verminderde seksuele drift, zenuwachtigheid,
nachtmerries
tardieve dyskinesie (trekkerige of schokkerige, niet te beheersen bewegingen in uw gezicht,
tong of andere lichaamsdelen). Zeg het onmiddellijk tegen uw arts als u onwillekeurige
ritmische bewegingen van uw tong, mond en gezicht ervaart. Het kan dan nodig zijn te stoppen
met dit geneesmiddel.
flauwvallen, een rusteloze drang om lichaamsdelen te bewegen, duizeligheid bij het rechtop
staan, aandachtsstoornis, spraakproblemen, smaakverlies of abnormale smaak, verminderd
gevoel van de huid voor pijn en aanraking, een tintelend, prikkelend of verdoofd gevoel van de
huid
wazig zien, ooginfectie of bindvliesontsteking, droog oog
draaierig gevoel (vertigo), oorsuizen, oorpijn
een onderbreking van de elektrische geleiding tussen het bovenste en onderste deel van het hart,
abnormale elektrische geleiding van het hart, verlenging van het QT-interval van uw hart, snelle
hartslag bij het rechtop staan, vertraagde hartslag, abnormale elektrische registratie van het hart
(elektrocardiogram of ECG), een fladderend of bonzend gevoel in uw borst (hartkloppingen)
lage bloeddruk, lage bloeddruk bij het rechtop staan (daardoor kunnen sommige mensen die dit
geneesmiddel gebruiken zich licht in het hoofd of duizelig voelen, of kunnen ze flauwvallen als
ze plotseling rechtop gaan staan of zitten)
kortademigheid, verstopping van de luchtwegen, piepen, keelpijn, neusbloedingen
ongemak in de buik, maag- of darminfectie, moeite met slikken, droge mond
overmatige darmgassen of winderigheid
verhoogd GGT (een leverenzym met de naam gamma-glutamyltransferase) in uw bloed,
verhoogde leverenzymen in uw bloed
galbulten (of netelroos), jeuk, huiduitslag, haarverlies, eczeem, droge huid, rode huid, puistjes
verhoogd CPK (creatinefosfokinase) in uw bloed: een enzym dat soms vrijkomt bij spierafbraak
spierkrampen, stijve gewrichten, spierzwakte, nekpijn
incontinentie (niet kunnen ophouden) van urine, vaak moeten plassen, pijn bij het plassen
erectiestoornis, stoornis met de zaadlozing, overgeslagen menstruaties of andere problemen met
uw cyclus (bij vrouwen), ontwikkeling van borsten bij mannen, seksuele stoornis, pijn in de
borsten
gezwollen gezicht, mond, ogen of lippen, gezwollen lichaam, armen of benen
verhoogde lichaamstemperatuur
een verandering in uw manier van lopen
pijn op de borst, vervelend gevoel op de borst, zich niet lekker voelen
verharding van de huid
vallen.
Zelden voorkomende bijwerkingen: kunnen maximaal 1 op de 1 000 personen treffen
ooginfectie
ontsteking van de huid door mijten, abces onder de huid
toename van eosinofielen (een type witte bloedcel) in uw bloed
ontoereikende uitscheiding van een hormoon dat de hoeveelheid urine reguleert
suiker in de urine
levensbedreigende complicaties (gevolgen) van niet onder controle gebrachte diabetes
lage hoeveelheid suiker in het bloed
overmatig water drinken
niet bewegen of reageren terwijl u wakker bent (katatonie)
verwardheid
slaapwandelen
gebrek aan emotie
geen orgasme kunnen krijgen
maligne neurolepticasyndroom (verwardheid, verminderd of verlies van bewustzijn, hoge koorts
en ernstige spierstijfheid), problemen met de bloedvaten in de hersenen, waaronder plotseling
verlies van bloedtoevoer naar de hersenen (beroerte of miniberoerte), niet reageren op prikkels,
bewustzijnsverlies, laag bewustzijnsniveau, stuipen (epileptische aanvallen), evenwichtsstoornis
abnormale coördinatie
glaucoom (verhoogde druk in de oogbol)
problemen met het bewegen van uw ogen, oogrollen, overgevoeligheid van de ogen voor licht,
verhoogde traanvorming, rode ogen
boezemfibrillatie (een abnormaal hartritme), onregelmatige hartslag
bloedklonters (propjes) in de aderen, vooral in de benen (symptomen zijn onder andere
zwelling, pijn en roodheid van het been). Raadpleeg onmiddellijk een arts als u een of meer van
deze symptomen opmerkt
overmatig blozen
moeilijk ademen tijdens de slaap (slaapapneu)
verstopte longen
krakend geluid in de longen
ontsteking van de alvleesklier, gezwollen tong, ontlasting niet kunnen ophouden, zeer harde
ontlasting
gesprongen lippen
huiduitslag die te maken heeft met het geneesmiddel, verdikking van de huid, hoofdroos
afbraak van spiervezels en pijn in de spieren (rabdomyolyse)
gezwollen gewrichten
niet kunnen plassen
vervelend gevoel in de borsten, vergroting van uw borstklieren, vergrote borsten, vaginale
afscheiding
zeer lage lichaamstemperatuur, koude rillingen, zich dorstig voelen
symptomen door het stoppen met het geneesmiddel
opeenhoping van etter veroorzaakt door een infectie op de plaats van de injectie, diepe infectie
in de huid, een cyste op de plaats van de injectie, blauwe plek op de plaats van de injectie.
Niet bekend: de frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
gevaarlijke vermindering van het type witte bloedcellen die helpen u te beschermen tegen
infecties in uw bloed
ernstige allergische reactie die wordt gekenmerkt door koorts, gezwollen mond, gezicht, lip of
tong, kortademigheid, jeuk, huiduitslag en soms een daling van de bloeddruk
gevaarlijk overmatig water drinken
slaapgerelateerde eetstoornis
coma door niet onder controle gebrachte diabetes
schudden van het hoofd
bloedklonters (propjes) in de longen, wat pijn op de borst en ademhalingsmoeilijkheden
veroorzaakt. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u een of meer van deze symptomen opmerkt.
minder zuurstof in delen van uw lichaam (door verminderde bloedstroom)
snel en oppervlakkig ademen, longontsteking veroorzaakt door het inademen van voedsel,
stemstoornis
een verstopping in de darmen, te weinig beweging van de darmspieren wat verstopping
veroorzaakt
geel worden van de huid en de ogen (geelzucht)
ernstige of levensbedreigende huiduitslag met blaren en afschilferende huid. De uitslag kan
beginnen in en rond de mond, neus, ogen en geslachtsorganen. Daarna kan de uitslag
verspreiden naar andere plaatsen op het lichaam (Stevens-Johnson-syndroom of toxische
epidermale necrolyse)
ernstige allergische reactie met zwelling waarbij ook de keel betrokken kan zijn wat kan leiden
tot moeite met ademen
verkleurde huid, schilferachtige jeukende (hoofd)huid
abnormale houding
pasgeboren baby's van moeders die Xeplion hebben gebruikt tijdens hun zwangerschap kunnen
te maken krijgen met bijwerkingen van het geneesmiddel en/of ontwenningsverschijnselen,
zoals prikkelbaarheid, vertraagde of aanhoudende samentrekkingen van spieren, beven,
slaperigheid en problemen met de ademhaling of voeding
priapisme (een langdurige erectie van de penis waarvoor een operatie nodig kan zijn)
een afname in lichaamstemperatuur
dode huidcellen op de injectieplaats en een zweer op de injectieplaats
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos. Daar
staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 30 °C.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is paliperidon.
Elke Xeplion 25 mg voorgevulde spuit bevat 39 mg paliperidonpalmitaat.
Elke Xeplion 50 mg voorgevulde spuit bevat 78 mg paliperidonpalmitaat.
Elke Xeplion 75 mg voorgevulde spuit bevat 117 mg paliperidonpalmitaat.
Elke Xeplion 100 mg voorgevulde spuit bevat 156 mg paliperidonpalmitaat.
Elke Xeplion 150 mg voorgevulde spuit bevat 234 mg paliperidonpalmitaat.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Polysorbaat 20
Polyethyleenglycol 4 000
Citroenzuurmonohydraat
Watervrij dinatriumwaterstoffosfaat
Natriumdiwaterstoffosfaat monohydraat
Natriumhydroxide (voor pH-aanpassing)
Water voor injecties
Hoe ziet Xeplion eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Xeplion is een witte tot gebroken witte suspensie voor injectie met verlengde afgifte in een
voorgevulde spuit.
Elke verpakking bevat 1 voorgevulde spuit en 2 naalden.
Startbehandelingsverpakking:
Elke verpakking bevat 1 doos met Xeplion 150 mg en 1 doos met Xeplion 100 mg.
Het kan zijn dat niet al deze verpakkingsgrootten op de markt worden gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Pharmaceutica NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Authorisation Holder.
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Janssen-Cilag NV
UAB 'JOHNSON & JOHNSON'
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
Tel: +370 5 278 68 88
Luxembourg/Luxemburg
' & '
Janssen-Cilag NV
.:+359 2 489 94 00
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
Ceská republika
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel:+420 227 012 227
Tel.:+36 1 884 2858
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD.
Tlf: +45 45 94 82 82
Tel: +356 2397 6000
Deutschland
Nederland
Janssen-Cilag GmbH
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +49 2137-955-955
Tel: +31 76 711 1111
Eesti
Norge
UAB 'JOHNSON & JOHNSON' Eesti filiaal
Janssen-Cilag AS
Tel.: +372 617 7410
Tlf: +47 24 12 65 00
Österreich
Janssen-Cilag ...
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Janssen-Cilag, S.A.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 722 81 00
Tel.: +48 22 237 60 00
France
Portugal
Janssen-Cilag
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tel: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
Tel: +351 214 368 600
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
Ireland
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel: +386 1 401 18 00
Ísland
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson s.r.o.
C/o Vistor hf
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
Italia
Suomi/Finland
Janssen-Cilag SpA
Janssen-Cilag Oy
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
Puh/Tel: +358 207 531 300
Sverige
Janssen-Cilag AB
T: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB 'JOHNSON & JOHNSON' filile Latvij
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +371 6789 3561
Tel: +44 1 494 567 444
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en
moet worden gelezen door de arts of beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg samen met de
volledige voorschrijfinformatie (Samenvatting van de productkenmerken).
Deze suspensie voor injectie is uitsluitend bestemd voor eenmalig gebruik. Deze moet vóór toediening
visueel worden geïnspecteerd op vreemde deeltjes. Ze mag niet worden gebruikt als de spuit visueel
niet vrij is van vreemde deeltjes.
De verpakking bevat een voorgevulde spuit en 2 veiligheidsnaalden (een 1½-inch 22 gauge naald
[38,1 mm x 0,72 mm] en een 1-inch 23 gauge naald [25,4 mm x 0,64 mm]) voor intramusculaire
injectie. Xeplion is ook verkrijgbaar als startbehandelingsverpakking met twee voorgevulde spuiten
(150 mg + 100 mg) en 2 extra veiligheidsnaalden.
(A) 22 G x 11/2' (Grijze conus)
(B) 23 G x 1' (Blauwe conus)
(C) Voorgevulde spuit
(D) Conus
(E) Dop
1.
Schud de spuit krachtig gedurende minimaal 10 seconden om een homogene suspensie te
verkrijgen.
2.
Kies de juiste naald.
De eerste startdosis Xeplion (150 mg) moet worden toegediend op dag 1 in de DELTASPIER met de
naald voor injectie in de DELTASPIER. Eén week later (dag 8) moet de tweede startdosis Xeplion
(100 mg) ook in de DELTASPIER worden toegediend met de naald voor injectie in de DELTASPIER.
Als de patiënt omgeschakeld wordt van risperidon langwerkende injectie naar Xeplion, kan de eerste
injectie Xeplion (variërend tussen 25 mg en 150 mg) toegediend worden in ofwel de DELTA- ofwel
de BILSPIER, met de daarvoor bestemde injectienaald op het moment waarop de volgende injectie is
ingepland.
Vervolgens kunnen de maandelijkse onderhoudsinjecties toegediend worden in ofwel de DELTA-
ofwel de BILSPIER, met de juiste injectienaald.
Voor injectie in de DELTASPIER en als de patiënt < 90 kg weegt, gebruik de 1-inch,
23 gauge naald
(25,4 mm x 0,64 mm) (naald met
blauwgekleurde conus); als de patiënt 90 kg weegt, gebruik de
1½-inch,
22 gauge naald (38,1 mm x 0,72 mm) (naald met
grijsgekleurde conus).
Voor injectie in de BILSPIER, gebruik de 1½-inch,
22 gauge naald (38,1 mm x 0,72 mm) (naald met
grijsgekleurde conus).
3.
Houd de spuit rechtop en verwijder met een draaiende beweging de rubber dop.
4.
Trek het blisterzakje van de veiligheidsnaald voor de helft open. Neem de beschermhuls van de
naald met behulp van de plastic verpakking vast. Bevestig de veiligheidsnaald met behulp van
een simpele beweging met de wijzers van de klok mee op het Luer-verbindingspunt van de
spuit.
5.
Trek de beschermhuls met een rechte beweging van de naald af. Draai niet aan de beschermhuls
want hierdoor kan de naald losraken van de spuit.
6.
Houd de spuit met de bevestigde naald rechtop om de lucht eruit te verwijderen. Verwijder de
lucht uit de spuit door de zuiger voorzichtig in te drukken.
7.
Injecteer de gehele inhoud intramusculair langzaam en diep in de gekozen delta- of bilspier van
de patiënt.
Niet intravasculair of subcutaan toedienen.
8.
Nadat de injectie is voltooid, gebruikt u de duim of vinger van één hand (8a, 8b) of een vlak
oppervlak (8c) om het naaldbeschermingsmechanisme te activeren. Het mechanisme is volledig
geactiveerd zodra een 'klik' is gehoord. Gooi de spuit met naald op passende wijze weg.
8a
8b
8c
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.