Zinplava 25 mg/ml
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ZINPLAVA 25 mg/ml, concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke ml concentraat bevat 25 mg bezlotoxumab.
Een flacon van 40 ml bevat 1000 mg bezlotoxumab.
Bezlotoxumab is een humaan monoklonaal antilichaam geproduceerd in Chinese Hamster Ovarium
(CHO)-cellen door middel van recombinant-DNA-technologie. Het bindt aan
C. difficile-toxine
B.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke ml concentraat bevat 0,2 mmol natrium, wat gelijk is aan 4,57 mg natrium.
Dit komt overeen met 182,8 mg natrium per flacon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie.
Heldere tot matig opalescente, kleurloze tot lichtgele vloeistof.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
ZINPLAVA is geïndiceerd voor de preventie van een terugkerende infectie met
Clostridium difficile
(CDI) bij volwassenen met een hoog risico op terugkeer van CDI (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
ZINPLAVA moet worden toegediend tijdens een antibacteriële behandelkuur voor CDI (zie
rubrieken 4.4 en 5.1).
ZINPLAVA moet worden toegediend als een enkele intraveneuze (IV) infusie van 10 mg/kg (zie
hieronder en rubriek 6.6).
De ervaring met ZINPLAVA bij patiënten is beperkt tot een eenmalige CDI-episode en eenmalige
toediening (zie rubriek 4.4).
Speciale populaties
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten
≥
65 jaar (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een verminderde nierfunctie (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een verminderde leverfunctie (zie rubriek 5.2).
2
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ZINPLAVA bij patiënten jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Dien de verdunde oplossing voor infusie intraveneus gedurende 60 minuten toe met behulp van
een steriel, niet-pyrogeen in-line of toegevoegd filter van 0,2 tot 5 micron met een lage
eiwitbinding.
ZINPLAVA dient niet te worden toegediend via een intraveneuze ‘push’ of bolus.
De verdunde oplossing kan worden geïnfundeerd via een centrale lijn of perifere katheter.
ZINPLAVA mag niet gelijktijdig met andere geneesmiddelen via dezelfde infuuslijn worden
toegediend.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren, moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd te worden.
ZINPLAVA wordt niet gebruikt om CDI te behandelen en heeft geen effect op de huidige CDI-
episode. ZINPLAVA moet toegediend worden tijdens een antibacteriële behandelkuur voor CDI. Er
zijn geen gegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid van ZINPLAVA wanneer dit
gegeven wordt na de initiële 10 tot 14 dagen van antibacteriële behandeling van CDI.
ZINPLAVA dient niet te worden toegediend via een
intraveneuze ‘push’
of bolus.
Er is geen ervaring met herhaalde toediening van ZINPLAVA bij patiënten met CDI. In klinische
studies werd aan patiënten met CDI alleen een enkelvoudige dosis van ZINPLAVA toegediend (zie
rubriek 5.1).
Natrium
Dit middel bevat 182,8 mg natrium per flacon, overeenkomend met 9,1 % van de door de WHO
aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g voor een volwassene.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn geen formele interactieonderzoeken uitgevoerd met andere geneesmiddelen. Therapeutische
monoklonale antilichamen hebben doorgaans geen significant geneesmiddel-
geneesmiddelinteractiepotentieel aangezien zij geen direct effect hebben op cytochroom-P450-
enzymen en geen substraten van hepatische of renale transporters zijn.
Door bezlotoxumab gemedieerde geneesmiddel-geneesmiddelinteracties zijn niet te verwachten
aangezien het doelwit van bezlotoxumab een exogene toxine is.
Orale antibacteriële standaardbehandeling voor CDI werd gelijktijdig samen met ZINPLAVA
gegeven.
3
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn beperkte gegevens over het gebruik van bezlotoxumab bij zwangere vrouwen. De resultaten
van dieronderzoek duiden niet op reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3). ZINPLAVA mag niet worden
gebruikt tijdens de zwangerschap, tenzij de klinische toestand van de vrouw behandeling met
bezlotoxumab vereist.
Borstvoeding
Het is niet bekend of bezlotoxumab in de moedermelk wordt uitgescheiden. Omdat monoklonale
antilichamen in de moedermelk kunnen worden uitgescheiden, moet worden besloten of borstvoeding
moet worden gestaakt of dat behandeling met ZINPLAVA niet moet worden ingesteld, waarbij het
voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over de mogelijke effecten van bezlotoxumab op de
vruchtbaarheid. Er zijn geen vruchtbaarheidsstudies uitgevoerd bij dieren. Er was geen sprake van
binding van bezlotoxumab aan het reproductieve weefsel in weefselstudies naar kruisreactiviteit en
geen noemenswaardige effecten op de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen in
toxiciteitsstudies met herhaalde dosering bij muizen (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Bezlotoxumab heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Het veiligheidsprofiel van ZINPLAVA werd onderzocht in twee klinische fase 3-studies. De meest
voorkomende bijwerkingen na be
handeling met ZINPLAVA (gemeld bij ≥
4 % van de patiënten
binnen de eerste 4 weken na de infusie) waren misselijkheid, diarree, koorts en hoofdpijn. Deze
bijwerkingen werden met een vergelijkbare frequentie gemeld bij patiënten die behandeld waren met
placebo vergeleken met patiënten behandeld met ZINPLAVA.
Tabel met bijwerkingen
In tabel 1 worden per systeem/orgaanklasse de bijwerkingen weergegeven die werden gemeld binnen
4 weken na de infusie bij patiënten die met ZINPLAVA waren behandeld. De frequentie van
bijwerkingen is als volgt gedefinieerd: zee
r vaak (≥ 1/10); vaak (≥
1/100, <
1/10); soms (≥
1/1000,
< 1/100); zel
den (≥
1/10.000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt naar afnemende frequentie.
4
Tabel 1: Bijwerkingen met ZINPLAVA
Systeem/orgaanklasse volgens
MedDRA
Zenuwstelselaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Letsels, intoxicaties en
verrichtingscomplicaties
Frequentie
Vaak
Vaak
Vaak
Vaak
Bijwerking(en)
Hoofdpijn
Misselijkheid, diarree
Koorts
Infusiegerelateerde reacties
†
† Zie Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen hieronder.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Ernstige bijwerkingen
In klinische studies werden ernstige bijwerkingen die optraden binnen 12 weken na de infusie gemeld
bij 29 % van de met ZINPLAVA behandelde patiënten en bij 33 % van de patiënten die een placebo
hadden gekregen.
Infusiegerelateerde reacties
Over het geheel genomen kreeg 10 % van de proefpersonen in de ZINPLAVA-groep last van een of
meer voor infusie specifieke bijwerkingen op de dag van of de dag na de infusie vergeleken met 8 %
in de placebogroep. De infusiegerelateerde bijwerkingen die werden
gemeld bij ≥
0,5 % van de
proefpersonen die ZINPLAVA kregen met een hogere frequentie dan placebo waren
misselijkheid (3 %), vermoeidheid (1 %), koorts (1 %), duizeligheid (1 %), hoofdpijn (2 %),
dyspneu (1 %) en hypertensie (1 %). Van de patiënten die last kregen van een voor infusie specifieke
bijwerking, maakten de meesten melding van een reactie met een maximale intensiteit van licht (78 %)
of matig (20 %), en de meeste reacties verdwenen binnen 24 uur na aanvang.
Immuungerelateerde bijwerkingen
In een klinische fase 1-studie kregen gezonde proefpersonen twee opeenvolgende doses van 10 mg/kg
bezlotoxumab met een tussenpoos van 12 weken. De bijwerkingen na de tweede dosis verschilden niet
opvallend van de bijwerkingen waargenomen na de eerste dosis, en zijn consistent met de
bijwerkingen die werden waargenomen in de twee fase 3-onderzoeken (MODIFY I en MODIFY II,
zie rubriek 5.1) waarin alle patiënten een enkele dosis kregen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico‘s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is geen klinische ervaring met overdosering met ZINPLAVA. In klinische studies kregen gezonde
proefpersonen maximaal 20 mg/kg, wat over het algemeen goed werd verdragen. In geval van
overdosering dienen patiënten nauwlettend te worden gecontroleerd op tekenen of symptomen van
bijwerkingen en moet een passende symptomatische behandeling worden gestart.
5
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: anti-infectiva voor systemisch gebruik, antibacteriële monoklonale
antilichamen. ATC-code: J06BC03
Werkingsmechanisme
Bezlotoxumab is een humaan monoklonaal antitoxine-antilichaam dat met hoge affiniteit bindt aan
C. difficile-toxine
B en de activiteit daarvan neutraliseert. Bezlotoxumab voorkomt de terugkeer van
CDI doordat het passieve immuniteit biedt tegen toxine die wordt geproduceerd door de uitgroei van
persistente of nieuw verworven
C. difficile-sporen.
Farmacodynamische effecten
Microbiologie
In vitro- en in vivo-activiteit
De toxine B-epitoop waaraan bezlotoxumab bindt, blijft bij alle bekende toxinesequenties behouden,
zij het niet identiek.
Klinische studies
De werkzaamheid van ZINPLAVA (bezlotoxumab) werd onderzocht in twee gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde, multicenter, fase 3-onderzoeken (MODIFY I en MODIFY II),
waarbij 810 patiënten werden gerandomiseerd naar bezlotoxumab en 803 patiënten naar placebo. Het
aantal patiënten dat de onderzoeken voltooide en werd opgenomen in de volledige analyseset (FAS)
was 781 in de ZINPLAVA-groep versus 773 in de placebogroep. Alle patiënten kregen gelijktijdig een
antibacteriële standaardbehandeling voor CDI. Randomisatie werd gestratificeerd voor het
antibacteriële middel en ziekenhuisstatus (intramuraal of ambulant) op het moment van opname in de
studie. Volwassen patiënten hadden een bevestigde diagnose voor CDI, die werd gedefinieerd als
diarree (driemaal of vaker dunne ontlasting zoals gedefinieerd in de Bristol Stoelgangschaal als
types 5 tot en met 7 binnen maximaal 24 uur) en een positief resultaat voor de test op toxigene
C. difficile
in een ontlastingsmonster dat niet meer dan 7 dagen voor opname in de studie werd
verzameld.
Patiënten kregen een 10- tot 14-daagse orale antibacteriële behandelkuur voor CDI (metronidazol,
vancomycine of fidaxomicine, gekozen door de onderzoeker). Patiënten die oraal vancomycine of
fidaxomicine kregen, hadden ook intraveneus metronidazol kunnen krijgen.
Een enkele infusie met ZINPLAVA of placebo werd vóór afronding van de antibacteriële behandeling
toegediend en patiënten werden gedurende 12 weken na de infusie gevolgd. De dag van de infusie met
ZINPLAVA of placebo varieerde van vóór de start van de antibacteriële behandeling tot aan dag 14
van de behandeling, met een mediaan op dag 3.
Bij aanvang waren de kenmerken van de 781 patiënten die ZINPLAVA kregen en 773 patiënten die
placebo kregen, over het algemeen vergelijkbaar tussen de behandelingsgroepen. De mediane leeftijd
was 65 jaar, 85 % was blank, 57 % was vrouw en 68 % betrof opgenomen patiënten. Een soortgelijke
verhouding patiënten ontving oraal metronidazol (48 %) of oraal vancomycine (48 %) en slechts 4 %
ontving fidaxomicine als antibacteriële behandeling voor CDI.
Het percentage CDI-terugkeer wordt weergegeven in tabel 2.
6
Tabel 2: Percentage CDI-terugkeer binnen 12 weken na infusie
(MODIFY I en MODIFY II, volledige analyseset*)
ZINPLAVA met
standaard
†
Percentage (n/N)
16,5 (129/781)
Placebo met
standaard
†
Percentage (n/N)
26,6 (206/773)
Gecorrigeerd verschil (95 %BI)
‡
-10,0 (-14,0, -6,0)
p-waarde
< 0,0001
n = aantal patiënten in de analysepopulatie dat voldeed aan de criteria voor het eindpunt
N = aantal patiënten in de analysepopulatie
*
Volledige analyseset = een subset van alle gerandomiseerde patiënten met uitsluitingen voor: (i) geen infusie van het
studiegeneesmiddel ontvangen, (ii) geen positief resultaat voor toxigene
C. difficile
voor de lokale ontlastingtest; (iii)
geen op basis van het protocol gedefinieerde standaardbehandeling ontvangen binnen 1 dag vanaf de infusie; (iv) GCP
non-compliance
†
Standaard = antibacteriële standaardbehandeling (metronidazol of vancomycine of fidaxomicine)
‡
Eenzijdige p-waarde gebaseerd op de methode van Miettinen en Nurminen gestratificeerd per protocol (MODIFY I en
MODIFY II), antibacteriële standaardbehandeling (metronidazol of vancomycine of fidaxomicine) en ziekenhuisstatus
(intramuraal of ambulant)
Tabel 3 geeft de resultaten weer van een prospectief geplande, gecombineerde analyse van de
percentages van CDI-terugkeer bij vooraf gespecificeerde subgroepen van patiënten met een hoog
risico op CDI-terugkeer verdeeld over de twee fase 3-onderzoeken. Over het algemeen was 51 %
≥
65 jaar, 29
% was ≥
75 jaar en 39 % kreeg een of meer systemische antibacteriële middelen tijdens
de follow-upperiode van 12 weken. Van het totaal had 28 % een of meer episoden van CDI binnen de
zes maanden voorafgaand aan de episode waarvoor ze een behandeling kregen (18 % van de patiënten
had er één, 7 % had er twee en slechts een klein aantal patiënten had 3 of meer voorafgaande
episoden). 21 % was immunogecompromitteerd en 16 % had klinisch ernstige CDI. Onder 62 %
(976/1554) van de patiënten die bij aanvang een positieve kweek voor
C. difficile
in het
ontlastingsmonster hadden, werd bij 22 % (217 van 976 patiënten) een hypervirulente stam (ribotype
027, 078 of 244) geïsoleerd, waarvan de meerderheid (87 %, 189 van 217 stammen), ribotype 027
was.
Deze patiënten presenteerden zich met risicofactoren die primair, maar niet uitsluitend, gepaard gaan
met een hoger risico op CDI-terugkeer. Werkzaamheidsresultaten duidden niet op een voordeel van
ZINPLAVA bij patiënten zonder een bekende risicofactor voor CDI.
Tabel 3: Percentage CDI-terugkeer per risicofactorsubgroep
(MODIFY I en MODIFY II, volledige analyseset*)
ZINPLAVA met Placebo met
standaard
†
standaard
†
Kenmerk bij aanvang van de
Percentage
Verschil (95 %BI)
‡
Percentage
studie
(n/m)
(n/m)
Leeftijd ≥
65 jaar
15,4 (60/390)
31,4 (127/405)
-16,0 (-21,7, -10,2)
25,0 (54/216)
41,1 (90/219)
-16,1 (-24,7, -7,3)
Geschiedenis van een of meer
episoden van CDI in de afgelopen
6 maanden
Immunogecompromitteerd
§
14,6 (26/178)
27,5 (42/153)
-12,8 (-21,7, -4,1)
Ernstige CDI
¶
10,7 (13/122)
22,4 (28/125)
-11,7 (-21,1, -2,5)
Geïnfecteerd met een
21,6 (22/102)
32,2 (37/115)
-10,6 (-22,1, 1,3)
#
hypervirulente stam
Geïnfecteerd met ribotype 027
23,6 (21/89)
34,0 (34/100)
-10,4 (-23,0, 2,6)
n = aantal patiënten binnen subgroep die voldeed aan de criteria voor het eindpunt
m = aantal patiënten binnen subgroep
*
Volledige analyseset = een subset van alle gerandomiseerde patiënten met uitsluitingen voor: (i) geen infusie van het
studiegeneesmiddel ontvangen; (ii) geen positief resultaat voor toxigene
C. difficile
voor de lokale ontlastingtest; (iii) geen
op basis van het protocol gedefinieerde standaardbehandeling ontvangen binnen 1 dag vanaf de infusie
†
Standaard = antibacteriële standaardbehandeling (metronidazol of vancomycine of fidaxomicine)
‡
Op basis van de methode van Miettinen en Nurminen zonder stratificatie
§
Op basis van medische aandoeningen of toegediende geneesmiddelen die kunnen leiden tot immunosuppressie
¶
Zar-
score ≥
2
#
Hypervirulente stam, waaronder ribotype 027, 078 of 244
7
In de studies waren de klinische genezingspercentages van de aanwezige CDI-episode vergelijkbaar
tussen de behandelingsgroepen.
Immunogeniciteit
De immunogeniciteit van ZINPLAVA werd geëvalueerd met behulp van een
elektrochemiluminescentie-gehaltebepaling (ECL) in MODIFY I en MODIFY II.
Na de behandeling met ZINPLAVA in MODIFY I en MODIFY II had geen van de 710 evalueerbare
patiënten een positief testresultaat voor tijdens de behandeling optredende anti-bezlotoxumab-
antilichamen. Hoewel ZINPLAVA is bedoeld voor toediening als eenmalige dosis, werd de
immunogeniciteit van bezlotoxumab beoordeeld bij 29 gezonde proefpersonen na een tweede
toediening van 10 mg/kg 12 weken na de eerste dosis. Er werden na de tweede dosis geen
anti-bezlotoxumab-antilichamen gedetecteerd.
Er zijn geen gegevens over herhaalde toediening van bezlotoxumab bij patiënten met CDI.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoeken met ZINPLAVA in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten voor de preventie van een terugkerende infectie met
Clostridium difficile
(zie
rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Bezlotoxumab wordt toegediend via de i.v. route en is daarom direct en volledig biologisch
beschikbaar. Na een enkelvoudige intraveneuze dosis van 10 mg/kg bezlotoxumab waren de
gemiddelde AUC
(0-
∞)
en C
max
respectievelijk 53.000 microgram.h/ml en 185 microgram/ml bij
patiënten met CDI. Blootstelling van gezonde proefpersonen aan bezlotoxumab nam ongeveer
dosisproportioneel toe over het dosisbereik van 0,3-20 mg/kg.
Distributie
Bezlotoxumab heeft een beperkte extravasculaire distributie. Het gemiddelde distributievolume van
bezlotoxumab was 7,33 l (CV: 16 %).
Biotransformatie
Bezlotoxumab wordt afgebroken door eiwitafbraakprocessen; metabolisering draagt niet bij aan de
klaring.
Eliminatie
Bezlotoxumab wordt hoofdzakelijk door eiwitafbraak uit het lichaam verwijderd. De gemiddelde
klaring van bezlotoxumab was 0,317 l/dag (CV: 41 %) en de eliminatiehalfwaardetijd (t½) ongeveer
19 dagen (28 %).
Speciale populaties
De effecten van verschillende covarianten op de farmacokinetiek van bezlotoxumab werden
beoordeeld in een farmacokinetische populatie-analyse. De klaring van bezlotoxumab nam toe met
toenemend lichaamsgewicht; de daaruit resulterende verschillen in blootstelling worden afdoende
ondervangen door de toediening van een op gewicht gebaseerde dosis.
8
De volgende factoren hadden geen klinisch relevant effect op de blootstelling aan bezlotoxumab en er
is geen aanpassing van de dosering noodzakelijk: leeftijd (variërend van 18 tot 100 jaar), geslacht, ras,
etniciteit, nierfunctiestoornis, leverfunctiestoornis en de aanwezigheid van comorbiditeiten.
Nierfunctiestoornis
Het effect van een nierfunctiestoornis op de farmacokinetiek van bezlotoxumab werd geëvalueerd bij
patiënten met een lichte (eGFR 60 tot < 90 ml/min/1,73 m
2
), matige (eGFR 30 tot
< 60 ml/min/1,73 m
2
) of ernstige (eGFR 15 tot < 30 ml/min/1,73 m
2
) nierfunctiestoornis, of met
nierziekte (eGFR < 15 ml/min/1,73 m
2
) in het laatste stadium, vergeleken met patiënten met een
normale (eGFR
≥
90 ml/min/1,73 m
2
) nierfunctie. Er werden geen klinisch relevante verschillen in de
blootstelling aan bezlotoxumab gevonden tussen patiënten met een nierfunctiestoornis en patiënten
met een normale nierfunctie.
Leverfunctiestoornis
Het effect van een leverfunctiestoornis op de farmacokinetiek van bezlotoxumab werd geëvalueerd bij
patiënten met een leverfunctiestoornis (gedefinieerd als het hebben van twee of meer van het
volgende: [1] albumine ≤
3,1
g/dl, [2] ALAT ≥
2x
ULN, [3] totaal bilirubine ≥
1,3x ULN of [4] lichte,
matige of ernstige leverziekte zoals aangegeven in de Charlson-comorbiditeitsindex) in vergelijking
met patiënten met een normale leverfunctie. Er werden geen klinisch relevante verschillen in de
blootstelling aan bezlotoxumab gevonden tussen patiënten met een verminderde leverfunctie en
patiënten met een normale leverfunctie.
Ouderen
Het effect van leeftijd op de farmacokinetiek van bezlotoxumab werd geëvalueerd bij patiënten van 18
tot 100 jaar oud. Er werden geen klinisch relevante verschillen in de blootstelling van bezlotoxumab
gevonden tussen patiënten van 65 jaar en ouder en patiënten jonger dan 65 jaar.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering. Genotoxiciteit en
carcinogeen potentieel werden niet geëvalueerd.
Er werden met bezlotoxumab geen studies naar de voortplanting bij dieren of naar
ontwikkelingstoxiciteit uitgevoerd. Er waren geen noemenswaardige effecten bij de mannelijke en
vrouwelijke voortplantingsorganen bij muizen in studies op het gebied van toxiciteit bij herhaalde
dosering en er werd geen binding aan de reproductieve weefsels waargenomen in weefselstudies naar
kruisreactiviteit.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Citroenzuurmonohydraat (E330)
Di-ethyleentriaminepenta-azijnzuur
Polysorbaat 80 (E433)
Natriumchloride
Natriumcitraatdihydraat (E331)
Water voor injecties
Natriumhydroxide (E524) (voor aanpassing van de pH).
9
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet gemengd worden met
andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn in rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon: 3 jaar.
Oplossing voor infusie: de chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond gedurende
24 uur bij 2 °C
–
8 °C of 16 uur bij kamertemperatuur (bij of beneden 25 °C). Deze termijnen zijn
inclusief de opslag van de infusieoplossing in de infuuszak tot en met de infusietijd. Uit
microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk worden gebruikt. Als het product niet
onmiddellijk wordt gebruikt, is de gebruiker verantwoordelijk voor de in-use bewaartijden en
omstandigheden voorafgaand aan gebruik. Deze mogen niet langer zijn dan in totaal 24 uur bij 2 °C
–
8 °C of 16 uur bij kamertemperatuur (bij of beneden 25 °C).
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C
–
8 °C). Niet in de vriezer bewaren. Bewaar de flacon in de
oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Type I-glazen flacon met een inhoud van 40 ml oplossing, met een chloorbutylstop en een flip-off-
sluiting.
Elke verpakking bevat één flacon.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Bereiding van verdunde oplossing
Bereid de verdunde oplossing onmiddellijk na verwijdering van de flacon(s) uit de gekoelde
opslag, of bewaar de flacon(s) bij kamertemperatuur beschermd tegen licht gedurende maximaal
24 uur voorafgaand aan de bereiding van de verdunde oplossing.
Inspecteer de inhoud van de flacon op verkleuring en deeltjes voorafgaand aan de verdunning.
ZINPLAVA is een heldere tot matig opalescente, kleurloze tot lichtgele vloeistof. Gebruik de
flacon niet als de oplossing is verkleurd of zichtbare deeltjes bevat.
Schud de flacon niet.
Trek de benodigde hoeveelheid op uit de flacon(s) op basis van het gewicht van de patiënt (in
kg) en breng die hoeveelheid over in een infuuszak die ofwel 0,9 % natriumchloride voor
injectie of 5 % dextrose voor injectie bevat om een verdunde oplossing met een uiteindelijke
concentratie tussen 1 en 10 mg/ml te bereiden. Meng de verdunde oplossing door deze
voorzichtig om te keren.
Gooi flacon(s) en alle ongebruikte inhoud weg.
Als de verdunde oplossing gekoeld is bewaard, dient u de infuuszak vóór gebruik op
kamertemperatuur te laten komen.
Bewaar de verdunde oplossing niet in de vriezer.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
10
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1156/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 18 januari 2017
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
11
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
12
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
Lonza Biologics Inc.
101 International Drive
Portsmouth
New Hampshire
03801
Verenigde Staten
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
SP Labo N.V.
Industriepark 30 - Zone A
2220 Heist-op-den-Berg
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande
verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking
of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
13
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
14
A. ETIKETTERING
15
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ZINPLAVA 25 mg/ml, concentraat voor oplossing voor infusie
bezlotoxumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke 40 ml flacon bevat 1000 mg bezlotoxumab.
Elke ml bevat 25 mg bezlotoxumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: citroenzuurmonohydraat, di-ethyleentriaminepenta-azijnzuur, polysorbaat 80,
natriumchloride, natriumcitraatdihydraat, water voor injecties, natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
1 flacon
1000 mg/40 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na verdunning
Flacon met een enkele dosis
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
Bewaar de flacon in de kartonnen
buitenverpakking ter bescherming tegen licht.
16
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1156/001
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk opgenomen.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
17
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
FLACONETIKET
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ZINPLAVA 25 mg/ml, concentraat voor oplossing voor infusie
bezlotoxumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat 1000 mg bezlotoxumab.
Elke ml bevat 25 mg bezlotoxumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: citroenzuurmonohydraat, di-ethyleentriaminepenta-azijnzuur, polysorbaat 80,
natriumchloride, natriumcitraatdihydraat, water voor injecties, natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
1 flacon
1000 mg/40 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Zie bijsluiter.
Intraveneus gebruik na verdunning
Flacon met een enkele dosis
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
18
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren.
Bewaar de flacon in de kartonnen
buitenverpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
MSD
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1156/001
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
19
B. BIJSLUITER
20
Bijsluiter: Informatie voor de patiënt
ZINPLAVA 25 mg/ml, concentraat voor oplossing voor infusie
bezlotoxumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt toegediend want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ZINPLAVA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe krijgt u dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ZINPLAVA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ZINPLAVA bevat de werkzame stof bezlotoxumab.
ZINPLAVA is een geneesmiddel dat samen met een antibioticum wordt gegeven om een terugkerende
infectie met
Clostridium difficile
(CDI) te voorkomen bij patiënten van 18 jaar of ouder met een hoog
risico op terugkeer van CDI.
Hoe ZINPLAVA werkt
Wanneer mensen CDI krijgen, krijgen ze meestal een antibioticumkuur tegen de infectie, maar
CDI komt vaak binnen weken of maanden terug.
De bacteriën die verantwoordelijk zijn voor CDI produceren een giftige stof waardoor uw dikke
darm ontstoken en beschadigd kan raken. Dit kan buikpijn en ernstige diarree veroorzaken.
ZINPLAVA werkt door te binden aan de giftige stof en deze te blokkeren. Daarmee wordt
voorkomen dat de verschijnselen van CDI terugkomen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel toegediend krijgt.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
ZINPLAVA is geen behandeling voor CDI. ZINPLAVA heeft geen effect op de CDI die u momenteel
heeft.
ZINPLAVA wordt gegeven met de antibioticakuur die u gebruikt voor CDI.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
ZINPLAVA mag niet worden gebruikt bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
21
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast ZINPLAVA nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts.
We weten niet of ZINPLAVA schadelijk is voor uw baby als u het middel gebruikt terwijl u
zwanger bent.
Als u borstvoeding geeft of van plan bent om borstvoeding te geven, neem dan eerst contact op
met uw arts.
We weten niet of ZINPLAVA in de moedermelk terechtkomt en wordt doorgegeven aan uw
baby.
U en uw arts moeten samen beslissen of u ZINPLAVA kunt gebruiken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
ZINPLAVA heeft geen of erg weinig effect op de rijvaardigheid en het gebruik van machines.
ZINPLAVA bevat natrium
Dit middel bevat 182,8 mg natrium (een belangrijk bestanddeel van keukenzout/tafelzout) per flacon.
Dit komt overeen met 9,1 % van de aanbevolen maximale dagelijkse hoeveelheid natrium in de
voeding voor een volwassene.
3.
Hoe krijgt u dit middel toegediend?
U krijgt ZINPLAVA als een druppelinfuus in een ader.
U krijgt één dosis ZINPLAVA en het zal ongeveer 1 uur duren om die dosis toe te dienen. Uw
dosis zal worden berekend op basis van uw lichaamsgewicht.
U moet uw antibioticum tegen CDI blijven gebruiken zoals voorgeschreven door uw arts.
Als u een afspraak voor de toediening van ZINPLAVA mist
Neem meteen contact op met uw arts of zorgverlener om een nieuwe afspraak te maken.
Het is heel belangrijk dat u de toediening van dit geneesmiddel niet mist.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld in klinische studies:
Vaak
(kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
diarree
duizeligheid
onpasselijk gevoel (misselijkheid)
koorts
hoofdpijn
hoge bloeddruk
kortademigheid
vermoeidheid
Vertel het uw arts of zorgverlener als u last krijgt van een van de bovenstaande bijwerkingen.
22
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
etiket op de flacon na ‘EXP’. Daar staat een maand en een jaar.
De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast bij 2 °C tot 8 °C. Niet in de vriezer bewaren. Bewaar de flacon in de
oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
De verdunde oplossing van ZINPLAVA kan maximaal 16 uur bij kamertemperatuur of maximaal
24 uur in de koelkast bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard. Laat de infuuszak, indien gekoeld, vóór
gebruik op kamertemperatuur komen.
Bewaar ongebruikte gedeelten van de infusievloeistof niet voor hergebruik. Al het ongebruikte
geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is bezlotoxumab. Elke ml concentraat bevat 25 mg
bezlotoxumab.
-
De andere stoffen in dit middel zijn citroenzuurmonohydraat (E330), di-ethyleentriaminepenta-
azijnzuur, polysorbaat 80 (E433), natriumchloride, natriumcitraatdihydraat (E331), water voor
injecties en natriumhydroxide (E524) (voor aanpassing van de pH).
Hoe ziet ZINPLAVA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Het concentraat voor oplossing voor infusie is een heldere tot matig melkachtige, kleurloze tot
lichtgele vloeistof.
Het is beschikbaar in een kartonnen doos met één glazen injectieflacon.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Fabrikant
SP Labo NV
Industriepark 30
B-2220 Heist-op-den-Berg
België
23
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel. + 370 5 278 02 47
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: +36 1 888 5300
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel.: 0800 9999000
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: +47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 40 21 529 29 00
msdromania@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Тел.: +359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česk
á republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: +45 4482 4000
dkmail@merck.com
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel.: +372 6144 200
msdeesti@merck.com
E
λλάδα
MSD
Α.Φ.Β.Ε.Ε.
Τηλ: +30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
24
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila d.o.o.
Tel: + 386 1 5204 201
msd_slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tel: +46 77 5700488
medicinskinfo@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Italia
MSD Italia S.r.l.
Tel: +39 06 361911
medicalinformation.it@merck.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ.: 800 00 673 (+357 22866700)
cyprus_info@merck.com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: +371 67364224
msd_lv@merck.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {maand JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Bereiding van verdunde oplossing
Bereid de verdunde oplossing onmiddellijk na verwijdering van de flacon(s) uit de gekoelde
opslag, of bewaar de flacon(s) bij kamertemperatuur beschermd tegen licht gedurende maximaal
24 uur voorafgaand aan de bereiding van de verdunde oplossing.
Inspecteer de inhoud van de flacon op verkleuring en deeltjes voorafgaand aan de verdunning.
ZINPLAVA is een heldere tot matig opalescente, kleurloze tot lichtgele vloeistof. Gebruik de
flacon niet als de oplossing is verkleurd of zichtbare deeltjes bevat.
Schud de flacon niet.
Trek de benodigde hoeveelheid op uit de flacon(s) op basis van het gewicht van de patiënt (in
kg) en breng die hoeveelheid over in een infuuszak die ofwel 0,9 % natriumchloride voor
injectie of 5 % dextrose voor injectie bevat om een verdunde oplossing met een uiteindelijke
concentratie tussen 1 en 10 mg/ml te bereiden. Meng de verdunde oplossing door deze
voorzichtig om te keren.
Gooi flacon(s) en alle ongebruikte inhoud weg.
Als de verdunde oplossing gekoeld is bewaard, dient u de infuuszak vóór gebruik op
kamertemperatuur te laten komen.
Bewaar de verdunde oplossing niet in de vriezer.
25
Wijze van toediening
Dien de verdunde oplossing voor infusie intraveneus gedurende 60 minuten toe met behulp van
een steriel, niet-pyrogeen in-line of toegevoegd filter van 0,2 tot 5 micron met een lage
eiwitbinding. ZINPLAVA dient niet te worden toegediend via een intraveneu
ze ‘push’ of bolus.
De verdunde oplossing kan worden geïnfundeerd via een centrale lijn of perifere katheter.
ZINPLAVA mag niet gelijktijdig met andere geneesmiddelen via dezelfde infuuslijn worden
toegediend.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
26
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ZINPLAVA 25 mg/ml, concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke ml concentraat bevat 25 mg bezlotoxumab.
Een flacon van 40 ml bevat 1000 mg bezlotoxumab.
Bezlotoxumab is een humaan monoklonaal antilichaam geproduceerd in Chinese Hamster Ovarium
(CHO)-cellen door middel van recombinant-DNA-technologie. Het bindt aan C. difficile-toxine B.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke ml concentraat bevat 0,2 mmol natrium, wat gelijk is aan 4,57 mg natrium.
Dit komt overeen met 182,8 mg natrium per flacon.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie.
Heldere tot matig opalescente, kleurloze tot lichtgele vloeistof.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
ZINPLAVA is geïndiceerd voor de preventie van een terugkerende infectie met Clostridium difficile
(CDI) bij volwassenen met een hoog risico op terugkeer van CDI (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 5.1).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
ZINPLAVA moet worden toegediend tijdens een antibacteriële behandelkuur voor CDI (zie
rubrieken 4.4 en 5.1).
ZINPLAVA moet worden toegediend als een enkele intraveneuze (IV) infusie van 10 mg/kg (zie
hieronder en rubriek 6.6).
De ervaring met ZINPLAVA bij patiënten is beperkt tot een eenmalige CDI-episode en eenmalige
toediening (zie rubriek 4.4).
Speciale populaties
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten 65 jaar (zie rubriek 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een verminderde nierfunctie (zie rubriek 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een verminderde leverfunctie (zie rubriek 5.2).
Wijze van toediening
Dien de verdunde oplossing voor infusie intraveneus gedurende 60 minuten toe met behulp van
een steriel, niet-pyrogeen in-line of toegevoegd filter van 0,2 tot 5 micron met een lage
eiwitbinding. ZINPLAVA dient niet te worden toegediend via een intraveneuze `push' of bolus.
De verdunde oplossing kan worden geïnfundeerd via een centrale lijn of perifere katheter.
ZINPLAVA mag niet gelijktijdig met andere geneesmiddelen via dezelfde infuuslijn worden
toegediend.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstof(fen).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren, moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd te worden.
ZINPLAVA wordt niet gebruikt om CDI te behandelen en heeft geen effect op de huidige CDI-
episode. ZINPLAVA moet toegediend worden tijdens een antibacteriële behandelkuur voor CDI. Er
zijn geen gegevens beschikbaar met betrekking tot de werkzaamheid van ZINPLAVA wanneer dit
gegeven wordt na de initiële 10 tot 14 dagen van antibacteriële behandeling van CDI.
ZINPLAVA dient niet te worden toegediend via een intraveneuze `push' of bolus.
Er is geen ervaring met herhaalde toediening van ZINPLAVA bij patiënten met CDI. In klinische
studies werd aan patiënten met CDI alleen een enkelvoudige dosis van ZINPLAVA toegediend (zie
rubriek 5.1).
Natrium
Dit middel bevat 182,8 mg natrium per flacon, overeenkomend met 9,1 % van de door de WHO
aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g voor een volwassene.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn geen formele interactieonderzoeken uitgevoerd met andere geneesmiddelen. Therapeutische
monoklonale antilichamen hebben doorgaans geen significant geneesmiddel-
geneesmiddelinteractiepotentieel aangezien zij geen direct effect hebben op cytochroom-P450-
enzymen en geen substraten van hepatische of renale transporters zijn.
Door bezlotoxumab gemedieerde geneesmiddel-geneesmiddelinteracties zijn niet te verwachten
aangezien het doelwit van bezlotoxumab een exogene toxine is.
Orale antibacteriële standaardbehandeling voor CDI werd gelijktijdig samen met ZINPLAVA
gegeven.
Zwangerschap
Er zijn beperkte gegevens over het gebruik van bezlotoxumab bij zwangere vrouwen. De resultaten
van dieronderzoek duiden niet op reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3). ZINPLAVA mag niet worden
gebruikt tijdens de zwangerschap, tenzij de klinische toestand van de vrouw behandeling met
bezlotoxumab vereist.
Borstvoeding
Het is niet bekend of bezlotoxumab in de moedermelk wordt uitgescheiden. Omdat monoklonale
antilichamen in de moedermelk kunnen worden uitgescheiden, moet worden besloten of borstvoeding
moet worden gestaakt of dat behandeling met ZINPLAVA niet moet worden ingesteld, waarbij het
voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over de mogelijke effecten van bezlotoxumab op de
vruchtbaarheid. Er zijn geen vruchtbaarheidsstudies uitgevoerd bij dieren. Er was geen sprake van
binding van bezlotoxumab aan het reproductieve weefsel in weefselstudies naar kruisreactiviteit en
geen noemenswaardige effecten op de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen in
toxiciteitsstudies met herhaalde dosering bij muizen (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Bezlotoxumab heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Het veiligheidsprofiel van ZINPLAVA werd onderzocht in twee klinische fase 3-studies. De meest
voorkomende bijwerkingen na behandeling met ZINPLAVA (gemeld bij 4 % van de patiënten
binnen de eerste 4 weken na de infusie) waren misselijkheid, diarree, koorts en hoofdpijn. Deze
bijwerkingen werden met een vergelijkbare frequentie gemeld bij patiënten die behandeld waren met
placebo vergeleken met patiënten behandeld met ZINPLAVA.
Tabel met bijwerkingen
In tabel 1 worden per systeem/orgaanklasse de bijwerkingen weergegeven die werden gemeld binnen
4 weken na de infusie bij patiënten die met ZINPLAVA waren behandeld. De frequentie van
bijwerkingen is als volgt gedefinieerd: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, < 1/10); soms ( 1/1000,
< 1/100); zelden ( 1/10.000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt naar afnemende frequentie.
Systeem/orgaanklasse volgens
Frequentie
Bijwerking(en)
MedDRA
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Hoofdpijn
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Misselijkheid, diarree
Algemene aandoeningen en
Vaak
Koorts
toedieningsplaatsstoornissen
Letsels, intoxicaties en
Vaak
Infusiegerelateerde reacties
verrichtingscomplicaties
Zie Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen hieronder.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Ernstige bijwerkingen
In klinische studies werden ernstige bijwerkingen die optraden binnen 12 weken na de infusie gemeld
bij 29 % van de met ZINPLAVA behandelde patiënten en bij 33 % van de patiënten die een placebo
hadden gekregen.
Infusiegerelateerde reacties
Over het geheel genomen kreeg 10 % van de proefpersonen in de ZINPLAVA-groep last van een of
meer voor infusie specifieke bijwerkingen op de dag van of de dag na de infusie vergeleken met 8 %
in de placebogroep. De infusiegerelateerde bijwerkingen die werden gemeld bij 0,5 % van de
proefpersonen die ZINPLAVA kregen met een hogere frequentie dan placebo waren
misselijkheid (3 %), vermoeidheid (1 %), koorts (1 %), duizeligheid (1 %), hoofdpijn (2 %),
dyspneu (1 %) en hypertensie (1 %). Van de patiënten die last kregen van een voor infusie specifieke
bijwerking, maakten de meesten melding van een reactie met een maximale intensiteit van licht (78 %)
of matig (20 %), en de meeste reacties verdwenen binnen 24 uur na aanvang.
Immuungerelateerde bijwerkingen
In een klinische fase 1-studie kregen gezonde proefpersonen twee opeenvolgende doses van 10 mg/kg
bezlotoxumab met een tussenpoos van 12 weken. De bijwerkingen na de tweede dosis verschilden niet
opvallend van de bijwerkingen waargenomen na de eerste dosis, en zijn consistent met de
bijwerkingen die werden waargenomen in de twee fase 3-onderzoeken (MODIFY I en MODIFY II,
zie rubriek 5.1) waarin alle patiënten een enkele dosis kregen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico`s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Er is geen klinische ervaring met overdosering met ZINPLAVA. In klinische studies kregen gezonde
proefpersonen maximaal 20 mg/kg, wat over het algemeen goed werd verdragen. In geval van
overdosering dienen patiënten nauwlettend te worden gecontroleerd op tekenen of symptomen van
bijwerkingen en moet een passende symptomatische behandeling worden gestart.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: anti-infectiva voor systemisch gebruik, antibacteriële monoklonale
antilichamen. ATC-code: J06BC03
Werkingsmechanisme
Bezlotoxumab is een humaan monoklonaal antitoxine-antilichaam dat met hoge affiniteit bindt aan
C. difficile-toxine B en de activiteit daarvan neutraliseert. Bezlotoxumab voorkomt de terugkeer van
CDI doordat het passieve immuniteit biedt tegen toxine die wordt geproduceerd door de uitgroei van
persistente of nieuw verworven C. difficile-sporen.
Farmacodynamische effecten
Microbiologie
In vitro- en in vivo-activiteit
De toxine B-epitoop waaraan bezlotoxumab bindt, blijft bij alle bekende toxinesequenties behouden,
zij het niet identiek.
Klinische studies
De werkzaamheid van ZINPLAVA (bezlotoxumab) werd onderzocht in twee gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde, multicenter, fase 3-onderzoeken (MODIFY I en MODIFY II),
waarbij 810 patiënten werden gerandomiseerd naar bezlotoxumab en 803 patiënten naar placebo. Het
aantal patiënten dat de onderzoeken voltooide en werd opgenomen in de volledige analyseset (FAS)
was 781 in de ZINPLAVA-groep versus 773 in de placebogroep. Alle patiënten kregen gelijktijdig een
antibacteriële standaardbehandeling voor CDI. Randomisatie werd gestratificeerd voor het
antibacteriële middel en ziekenhuisstatus (intramuraal of ambulant) op het moment van opname in de
studie. Volwassen patiënten hadden een bevestigde diagnose voor CDI, die werd gedefinieerd als
diarree (driemaal of vaker dunne ontlasting zoals gedefinieerd in de Bristol Stoelgangschaal als
types 5 tot en met 7 binnen maximaal 24 uur) en een positief resultaat voor de test op toxigene
C. difficile in een ontlastingsmonster dat niet meer dan 7 dagen voor opname in de studie werd
verzameld.
Patiënten kregen een 10- tot 14-daagse orale antibacteriële behandelkuur voor CDI (metronidazol,
vancomycine of fidaxomicine, gekozen door de onderzoeker). Patiënten die oraal vancomycine of
fidaxomicine kregen, hadden ook intraveneus metronidazol kunnen krijgen.
Een enkele infusie met ZINPLAVA of placebo werd vóór afronding van de antibacteriële behandeling
toegediend en patiënten werden gedurende 12 weken na de infusie gevolgd. De dag van de infusie met
ZINPLAVA of placebo varieerde van vóór de start van de antibacteriële behandeling tot aan dag 14
van de behandeling, met een mediaan op dag 3.
Bij aanvang waren de kenmerken van de 781 patiënten die ZINPLAVA kregen en 773 patiënten die
placebo kregen, over het algemeen vergelijkbaar tussen de behandelingsgroepen. De mediane leeftijd
was 65 jaar, 85 % was blank, 57 % was vrouw en 68 % betrof opgenomen patiënten. Een soortgelijke
verhouding patiënten ontving oraal metronidazol (48 %) of oraal vancomycine (48 %) en slechts 4 %
ontving fidaxomicine als antibacteriële behandeling voor CDI.
Het percentage CDI-terugkeer wordt weergegeven in tabel 2.
(MODIFY I en MODIFY II, volledige analyseset*)
ZINPLAVA met
Placebo met
standaard
standaard
Percentage (n/N)
Percentage (n/N)
Gecorrigeerd verschil (95 %BI)
p-waarde
16,5 (129/781)
26,6 (206/773)
-10,0 (-14,0, -6,0)
< 0,0001
n = aantal patiënten in de analysepopulatie dat voldeed aan de criteria voor het eindpunt
N = aantal patiënten in de analysepopulatie
* Volledige analyseset = een subset van alle gerandomiseerde patiënten met uitsluitingen voor: (i) geen infusie van het
studiegeneesmiddel ontvangen, (ii) geen positief resultaat voor toxigene C. difficile voor de lokale ontlastingtest; (iii)
geen op basis van het protocol gedefinieerde standaardbehandeling ontvangen binnen 1 dag vanaf de infusie; (iv) GCP
non-compliance
Standaard = antibacteriële standaardbehandeling (metronidazol of vancomycine of fidaxomicine)
Eenzijdige p-waarde gebaseerd op de methode van Miettinen en Nurminen gestratificeerd per protocol (MODIFY I en
MODIFY II), antibacteriële standaardbehandeling (metronidazol of vancomycine of fidaxomicine) en ziekenhuisstatus
(intramuraal of ambulant)
Tabel 3 geeft de resultaten weer van een prospectief geplande, gecombineerde analyse van de
percentages van CDI-terugkeer bij vooraf gespecificeerde subgroepen van patiënten met een hoog
risico op CDI-terugkeer verdeeld over de twee fase 3-onderzoeken. Over het algemeen was 51 %
65 jaar, 29 % was 75 jaar en 39 % kreeg een of meer systemische antibacteriële middelen tijdens
de follow-upperiode van 12 weken. Van het totaal had 28 % een of meer episoden van CDI binnen de
zes maanden voorafgaand aan de episode waarvoor ze een behandeling kregen (18 % van de patiënten
had er één, 7 % had er twee en slechts een klein aantal patiënten had 3 of meer voorafgaande
episoden). 21 % was immunogecompromitteerd en 16 % had klinisch ernstige CDI. Onder 62 %
(976/1554) van de patiënten die bij aanvang een positieve kweek voor C. difficile in het
ontlastingsmonster hadden, werd bij 22 % (217 van 976 patiënten) een hypervirulente stam (ribotype
027, 078 of 244) geïsoleerd, waarvan de meerderheid (87 %, 189 van 217 stammen), ribotype 027
was.
Deze patiënten presenteerden zich met risicofactoren die primair, maar niet uitsluitend, gepaard gaan
met een hoger risico op CDI-terugkeer. Werkzaamheidsresultaten duidden niet op een voordeel van
ZINPLAVA bij patiënten zonder een bekende risicofactor voor CDI.
Tabel 3: Percentage CDI-terugkeer per risicofactorsubgroep
(MODIFY I en MODIFY II, volledige analyseset*)
ZINPLAVA met Placebo met
standaard
standaard
Kenmerk bij aanvang van de
Percentage
Percentage
Verschil (95 %BI)
studie
(n/m)
(n/m)
Leeftijd 65 jaar
15,4 (60/390)
31,4 (127/405)
-16,0 (-21,7, -10,2)
Geschiedenis van een of meer
25,0 (54/216)
41,1 (90/219)
-16,1 (-24,7, -7,3)
episoden van CDI in de afgelopen
6 maanden
Immunogecompromitteerd§
14,6 (26/178)
27,5 (42/153)
-12,8 (-21,7, -4,1)
Ernstige CDI¶
10,7 (13/122)
22,4 (28/125)
-11,7 (-21,1, -2,5)
Geïnfecteerd met een
21,6 (22/102)
32,2 (37/115)
-10,6 (-22,1, 1,3)
hypervirulente stam#
Geïnfecteerd met ribotype 027
23,6 (21/89)
34,0 (34/100)
-10,4 (-23,0, 2,6)
n = aantal patiënten binnen subgroep die voldeed aan de criteria voor het eindpunt
m = aantal patiënten binnen subgroep
*
Volledige analyseset = een subset van alle gerandomiseerde patiënten met uitsluitingen voor: (i) geen infusie van het
studiegeneesmiddel ontvangen; (ii) geen positief resultaat voor toxigene C. difficile voor de lokale ontlastingtest; (iii) geen
op basis van het protocol gedefinieerde standaardbehandeling ontvangen binnen 1 dag vanaf de infusie
Standaard = antibacteriële standaardbehandeling (metronidazol of vancomycine of fidaxomicine)
Op basis van de methode van Miettinen en Nurminen zonder stratificatie
§ Op basis van medische aandoeningen of toegediende geneesmiddelen die kunnen leiden tot immunosuppressie
¶ Zar-score 2
# Hypervirulente stam, waaronder ribotype 027, 078 of 244
Immunogeniciteit
De immunogeniciteit van ZINPLAVA werd geëvalueerd met behulp van een
elektrochemiluminescentie-gehaltebepaling (ECL) in MODIFY I en MODIFY II.
Na de behandeling met ZINPLAVA in MODIFY I en MODIFY II had geen van de 710 evalueerbare
patiënten een positief testresultaat voor tijdens de behandeling optredende anti-bezlotoxumab-
antilichamen. Hoewel ZINPLAVA is bedoeld voor toediening als eenmalige dosis, werd de
immunogeniciteit van bezlotoxumab beoordeeld bij 29 gezonde proefpersonen na een tweede
toediening van 10 mg/kg 12 weken na de eerste dosis. Er werden na de tweede dosis geen
anti-bezlotoxumab-antilichamen gedetecteerd.
Er zijn geen gegevens over herhaalde toediening van bezlotoxumab bij patiënten met CDI.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoeken met ZINPLAVA in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten voor de preventie van een terugkerende infectie met Clostridium difficile (zie
rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Bezlotoxumab wordt toegediend via de i.v. route en is daarom direct en volledig biologisch
beschikbaar. Na een enkelvoudige intraveneuze dosis van 10 mg/kg bezlotoxumab waren de
gemiddelde AUC(0-) en Cmax respectievelijk 53.000 microgram.h/ml en 185 microgram/ml bij
patiënten met CDI. Blootstelling van gezonde proefpersonen aan bezlotoxumab nam ongeveer
dosisproportioneel toe over het dosisbereik van 0,3-20 mg/kg.
Distributie
Bezlotoxumab heeft een beperkte extravasculaire distributie. Het gemiddelde distributievolume van
bezlotoxumab was 7,33 l (CV: 16 %).
Biotransformatie
Bezlotoxumab wordt afgebroken door eiwitafbraakprocessen; metabolisering draagt niet bij aan de
klaring.
Eliminatie
Bezlotoxumab wordt hoofdzakelijk door eiwitafbraak uit het lichaam verwijderd. De gemiddelde
klaring van bezlotoxumab was 0,317 l/dag (CV: 41 %) en de eliminatiehalfwaardetijd (t½) ongeveer
19 dagen (28 %).
Speciale populaties
De effecten van verschillende covarianten op de farmacokinetiek van bezlotoxumab werden
beoordeeld in een farmacokinetische populatie-analyse. De klaring van bezlotoxumab nam toe met
toenemend lichaamsgewicht; de daaruit resulterende verschillen in blootstelling worden afdoende
ondervangen door de toediening van een op gewicht gebaseerde dosis.
Nierfunctiestoornis
Het effect van een nierfunctiestoornis op de farmacokinetiek van bezlotoxumab werd geëvalueerd bij
patiënten met een lichte (eGFR 60 tot < 90 ml/min/1,73 m2), matige (eGFR 30 tot
< 60 ml/min/1,73 m2) of ernstige (eGFR 15 tot < 30 ml/min/1,73 m2) nierfunctiestoornis, of met
nierziekte (eGFR < 15 ml/min/1,73 m2) in het laatste stadium, vergeleken met patiënten met een
normale (eGFR 90 ml/min/1,73 m2) nierfunctie. Er werden geen klinisch relevante verschillen in de
blootstelling aan bezlotoxumab gevonden tussen patiënten met een nierfunctiestoornis en patiënten
met een normale nierfunctie.
Leverfunctiestoornis
Het effect van een leverfunctiestoornis op de farmacokinetiek van bezlotoxumab werd geëvalueerd bij
patiënten met een leverfunctiestoornis (gedefinieerd als het hebben van twee of meer van het
volgende: [1] albumine 3,1 g/dl, [2] ALAT 2x ULN, [3] totaal bilirubine 1,3x ULN of [4] lichte,
matige of ernstige leverziekte zoals aangegeven in de Charlson-comorbiditeitsindex) in vergelijking
met patiënten met een normale leverfunctie. Er werden geen klinisch relevante verschillen in de
blootstelling aan bezlotoxumab gevonden tussen patiënten met een verminderde leverfunctie en
patiënten met een normale leverfunctie.
Ouderen
Het effect van leeftijd op de farmacokinetiek van bezlotoxumab werd geëvalueerd bij patiënten van 18
tot 100 jaar oud. Er werden geen klinisch relevante verschillen in de blootstelling van bezlotoxumab
gevonden tussen patiënten van 65 jaar en ouder en patiënten jonger dan 65 jaar.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering. Genotoxiciteit en
carcinogeen potentieel werden niet geëvalueerd.
Er werden met bezlotoxumab geen studies naar de voortplanting bij dieren of naar
ontwikkelingstoxiciteit uitgevoerd. Er waren geen noemenswaardige effecten bij de mannelijke en
vrouwelijke voortplantingsorganen bij muizen in studies op het gebied van toxiciteit bij herhaalde
dosering en er werd geen binding aan de reproductieve weefsels waargenomen in weefselstudies naar
kruisreactiviteit.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Citroenzuurmonohydraat (E330)
Di-ethyleentriaminepenta-azijnzuur
Polysorbaat 80 (E433)
Natriumchloride
Natriumcitraatdihydraat (E331)
Water voor injecties
Natriumhydroxide (E524) (voor aanpassing van de pH).
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet gemengd worden met
andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn in rubriek 6.6.
6.3 Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon: 3 jaar.
Oplossing voor infusie: de chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond gedurende
24 uur bij 2 °C8 °C of 16 uur bij kamertemperatuur (bij of beneden 25 °C). Deze termijnen zijn
inclusief de opslag van de infusieoplossing in de infuuszak tot en met de infusietijd. Uit
microbiologisch oogpunt moet het product onmiddellijk worden gebruikt. Als het product niet
onmiddellijk wordt gebruikt, is de gebruiker verantwoordelijk voor de in-use bewaartijden en
omstandigheden voorafgaand aan gebruik. Deze mogen niet langer zijn dan in totaal 24 uur bij 2 °C
8 °C of 16 uur bij kamertemperatuur (bij of beneden 25 °C).
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2 °C 8 °C). Niet in de vriezer bewaren. Bewaar de flacon in de
oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Type I-glazen flacon met een inhoud van 40 ml oplossing, met een chloorbutylstop en een flip-off-
sluiting.
Elke verpakking bevat één flacon.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Bereiding van verdunde oplossing
Bereid de verdunde oplossing onmiddellijk na verwijdering van de flacon(s) uit de gekoelde
opslag, of bewaar de flacon(s) bij kamertemperatuur beschermd tegen licht gedurende maximaal
24 uur voorafgaand aan de bereiding van de verdunde oplossing.
Inspecteer de inhoud van de flacon op verkleuring en deeltjes voorafgaand aan de verdunning.
ZINPLAVA is een heldere tot matig opalescente, kleurloze tot lichtgele vloeistof. Gebruik de
flacon niet als de oplossing is verkleurd of zichtbare deeltjes bevat.
Schud de flacon niet.
Trek de benodigde hoeveelheid op uit de flacon(s) op basis van het gewicht van de patiënt (in
kg) en breng die hoeveelheid over in een infuuszak die ofwel 0,9 % natriumchloride voor
injectie of 5 % dextrose voor injectie bevat om een verdunde oplossing met een uiteindelijke
concentratie tussen 1 en 10 mg/ml te bereiden. Meng de verdunde oplossing door deze
voorzichtig om te keren.
Gooi flacon(s) en alle ongebruikte inhoud weg.
Als de verdunde oplossing gekoeld is bewaard, dient u de infuuszak vóór gebruik op
kamertemperatuur te laten komen.
Bewaar de verdunde oplossing niet in de vriezer.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1156/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 18 januari 2017
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT(EN) VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) van de biologisch werkzame stof(fen)
Lonza Biologics Inc.
101 International Drive
Portsmouth
New Hampshire
03801
Verenigde Staten
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
SP Labo N.V.
Industriepark 30 - Zone A
2220 Heist-op-den-Berg
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
KARTONNEN BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ZINPLAVA 25 mg/ml, concentraat voor oplossing voor infusie
bezlotoxumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke 40 ml flacon bevat 1000 mg bezlotoxumab.
Elke ml bevat 25 mg bezlotoxumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: citroenzuurmonohydraat, di-ethyleentriaminepenta-azijnzuur, polysorbaat 80,
natriumchloride, natriumcitraatdihydraat, water voor injecties, natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
1 flacon
1000 mg/40 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik na verdunning
Flacon met een enkele dosis
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Bewaar de flacon in de kartonnen
buitenverpakking ter bescherming tegen licht.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1156/001
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk opgenomen.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
ZINPLAVA 25 mg/ml, concentraat voor oplossing voor infusie
bezlotoxumab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke flacon bevat 1000 mg bezlotoxumab.
Elke ml bevat 25 mg bezlotoxumab.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: citroenzuurmonohydraat, di-ethyleentriaminepenta-azijnzuur, polysorbaat 80,
natriumchloride, natriumcitraatdihydraat, water voor injecties, natriumhydroxide.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
1 flacon
1000 mg/40 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Zie bijsluiter.
Intraveneus gebruik na verdunning
Flacon met een enkele dosis
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Bewaar de flacon in de kartonnen
buitenverpakking ter bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
MSD
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/16/1156/001
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
ZINPLAVA 25 mg/ml, concentraat voor oplossing voor infusie
bezlotoxumab
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt toegediend want er staat
belangrijke informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is ZINPLAVA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe krijgt u dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is ZINPLAVA en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
ZINPLAVA bevat de werkzame stof bezlotoxumab.
ZINPLAVA is een geneesmiddel dat samen met een antibioticum wordt gegeven om een terugkerende
infectie met Clostridium difficile (CDI) te voorkomen bij patiënten van 18 jaar of ouder met een hoog
risico op terugkeer van CDI.
Hoe ZINPLAVA werkt
Wanneer mensen CDI krijgen, krijgen ze meestal een antibioticumkuur tegen de infectie, maar
CDI komt vaak binnen weken of maanden terug.
De bacteriën die verantwoordelijk zijn voor CDI produceren een giftige stof waardoor uw dikke
darm ontstoken en beschadigd kan raken. Dit kan buikpijn en ernstige diarree veroorzaken.
ZINPLAVA werkt door te binden aan de giftige stof en deze te blokkeren. Daarmee wordt
voorkomen dat de verschijnselen van CDI terugkomen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee
zijn?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel toegediend krijgt.
Wanneer mag u dit middel niet toegediend krijgen?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
ZINPLAVA is geen behandeling voor CDI. ZINPLAVA heeft geen effect op de CDI die u momenteel
heeft.
ZINPLAVA wordt gegeven met de antibioticakuur die u gebruikt voor CDI.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
ZINPLAVA mag niet worden gebruikt bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts.
We weten niet of ZINPLAVA schadelijk is voor uw baby als u het middel gebruikt terwijl u
zwanger bent.
Als u borstvoeding geeft of van plan bent om borstvoeding te geven, neem dan eerst contact op
met uw arts.
We weten niet of ZINPLAVA in de moedermelk terechtkomt en wordt doorgegeven aan uw
baby.
U en uw arts moeten samen beslissen of u ZINPLAVA kunt gebruiken.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
ZINPLAVA heeft geen of erg weinig effect op de rijvaardigheid en het gebruik van machines.
ZINPLAVA bevat natrium
Dit middel bevat 182,8 mg natrium (een belangrijk bestanddeel van keukenzout/tafelzout) per flacon.
Dit komt overeen met 9,1 % van de aanbevolen maximale dagelijkse hoeveelheid natrium in de
voeding voor een volwassene.
3.
Hoe krijgt u dit middel toegediend?
U krijgt ZINPLAVA als een druppelinfuus in een ader.
U krijgt één dosis ZINPLAVA en het zal ongeveer 1 uur duren om die dosis toe te dienen. Uw
dosis zal worden berekend op basis van uw lichaamsgewicht.
U moet uw antibioticum tegen CDI blijven gebruiken zoals voorgeschreven door uw arts.
Als u een afspraak voor de toediening van ZINPLAVA mist
Neem meteen contact op met uw arts of zorgverlener om een nieuwe afspraak te maken.
Het is heel belangrijk dat u de toediening van dit geneesmiddel niet mist.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De volgende bijwerkingen zijn gemeld in klinische studies:
Vaak (kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 10 gebruikers)
diarree
duizeligheid
onpasselijk gevoel (misselijkheid)
koorts
hoofdpijn
hoge bloeddruk
kortademigheid
vermoeidheid
Vertel het uw arts of zorgverlener als u last krijgt van een van de bovenstaande bijwerkingen.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
etiket op de flacon na `EXP'. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast bij 2 °C tot 8 °C. Niet in de vriezer bewaren. Bewaar de flacon in de
oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
De verdunde oplossing van ZINPLAVA kan maximaal 16 uur bij kamertemperatuur of maximaal
24 uur in de koelkast bij 2 °C tot 8 °C worden bewaard. Laat de infuuszak, indien gekoeld, vóór
gebruik op kamertemperatuur komen.
Bewaar ongebruikte gedeelten van de infusievloeistof niet voor hergebruik. Al het ongebruikte
geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is bezlotoxumab. Elke ml concentraat bevat 25 mg
bezlotoxumab.
-
De andere stoffen in dit middel zijn citroenzuurmonohydraat (E330), di-ethyleentriaminepenta-
azijnzuur, polysorbaat 80 (E433), natriumchloride, natriumcitraatdihydraat (E331), water voor
injecties en natriumhydroxide (E524) (voor aanpassing van de pH).
Hoe ziet ZINPLAVA eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Het concentraat voor oplossing voor infusie is een heldere tot matig melkachtige, kleurloze tot
lichtgele vloeistof.
Het is beschikbaar in een kartonnen doos met één glazen injectieflacon.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Fabrikant
SP Labo NV
Industriepark 30
B-2220 Heist-op-den-Berg
België
België/Belgique/Belgien
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel. + 370 5 278 02 47
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
.: +359 2 819 3737
Tél/Tel: +32(0)27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel: +420 233 010 111
Tel.: +36 1 888 5300
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: +45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000
e-mail@msd.de
(+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel.: +372 6144 200
Tlf: +47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no
E
Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: +30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel: +48 22 549 51 00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: +351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: + 40 21 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila d.o.o.
Limited
Tel: + 386 1 5204 201
Tel: +353 (0)1 2998700
msd_slovenia@merck.com
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s. r. o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Italia
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 361911
Puh/Tel: +358 (0)9 804 650
medicalinformation.it@merck.com
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
.: 800 00 673 (+357 22866700)
Tel: +46 77 5700488
cyprus_info@merck.com
medicinskinfo@merck.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Tel: +371 67364224
Limited
msd_lv@merck.com
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {maand JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Bereiding van verdunde oplossing
Bereid de verdunde oplossing onmiddellijk na verwijdering van de flacon(s) uit de gekoelde
opslag, of bewaar de flacon(s) bij kamertemperatuur beschermd tegen licht gedurende maximaal
24 uur voorafgaand aan de bereiding van de verdunde oplossing.
Inspecteer de inhoud van de flacon op verkleuring en deeltjes voorafgaand aan de verdunning.
ZINPLAVA is een heldere tot matig opalescente, kleurloze tot lichtgele vloeistof. Gebruik de
flacon niet als de oplossing is verkleurd of zichtbare deeltjes bevat.
Schud de flacon niet.
Trek de benodigde hoeveelheid op uit de flacon(s) op basis van het gewicht van de patiënt (in
kg) en breng die hoeveelheid over in een infuuszak die ofwel 0,9 % natriumchloride voor
injectie of 5 % dextrose voor injectie bevat om een verdunde oplossing met een uiteindelijke
concentratie tussen 1 en 10 mg/ml te bereiden. Meng de verdunde oplossing door deze
voorzichtig om te keren.
Gooi flacon(s) en alle ongebruikte inhoud weg.
Als de verdunde oplossing gekoeld is bewaard, dient u de infuuszak vóór gebruik op
kamertemperatuur te laten komen.
Bewaar de verdunde oplossing niet in de vriezer.
Dien de verdunde oplossing voor infusie intraveneus gedurende 60 minuten toe met behulp van
een steriel, niet-pyrogeen in-line of toegevoegd filter van 0,2 tot 5 micron met een lage
eiwitbinding. ZINPLAVA dient niet te worden toegediend via een intraveneuze `push' of bolus.
De verdunde oplossing kan worden geïnfundeerd via een centrale lijn of perifere katheter.
ZINPLAVA mag niet gelijktijdig met andere geneesmiddelen via dezelfde infuuslijn worden
toegediend.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.