Apexxnar
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Apexxnar suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Pneumokokkenpolysacharidenconjugaatvaccin (20-valent, geadsorbeerd)
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén dosis (0,5 ml) bevat:
Pneumokokkenpolysacharide serotype 1
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 3
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 4
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 5
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 6A
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 6B
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 7F
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 8
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 9V
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 10A
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 11A
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 12F
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 14
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 15B
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 18C
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 19A
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 19F
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 22F
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 23F
1,2
Pneumokokkenpolysacharide serotype 33F
1,2
1
2
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
4,4 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
2,2 µg
Geconjugeerd aan het dragereiwit CRM
197
(ongeveer 51 µg per dosis)
Geadsorbeerd aan aluminiumfosfaat (0,125 mg aluminium per dosis)
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Suspensie voor injectie.
Het vaccin is een homogene witte suspensie.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Actieve immunisatie voor de preventie van invasieve ziekte en pneumonie veroorzaakt door
Streptococcus pneumoniae
bij personen van 18 jaar en ouder.
Zie rubriek 4.4 en 5.1 voor informatie over bescherming tegen specifieke pneumokokkenserotypen.
2
Apexxnar dient te worden gebruikt in overeenstemming met officiële aanbevelingen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Personen van 18 jaar en ouder
Apexxnar dient te worden toegediend als enkelvoudige dosis aan personen van 18 jaar en ouder.
De noodzaak van revaccinatie met een volgende dosis Apexxnar is niet vastgesteld.
Voor Apexxnar zijn er geen gegevens beschikbaar over opeenvolgende vaccinatie met andere
pneumokokkenvaccins of een boosterdosis. Als het gebruik van een 23-valent
pneumokokkenpolysacharidenvaccin (Pneumovax 23 [PPSV23]) zinvol wordt geacht, dient gebaseerd
op de klinische ervaring met Prevenar 13 (een pneumokokkenconjugaatvaccin dat bestaat uit
13 polysacharidenconjugaten die ook in Apexxnar zitten), eerst Apexxnar gegeven te worden (zie
rubriek 5.1).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Apexxnar bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Speciale populaties
Er zijn geen gegevens over Apexxnar bij speciale populaties.
Er is beperkte ervaring uit klinische onderzoeken met Prevenar 13 (een
pneumokokkenconjugaatvaccin dat bestaat uit 13 polysacharidenconjugaten die ook in Apexxnar
zitten) beschikbaar bij volwassenen met een hoger risico op een pneumokokkeninfectie, ofwel
immuungecompromitteerde personen of personen die een beenmergtransplantatie hebben ondergaan
(zie rubriek 4.4 en 5.1).
Gebaseerd op deze gegevens werd de volgende dosering aanbevolen voor Prevenar 13:
-
Aan personen met een hoger risico op een pneumokokkeninfectie (bijv. mensen met een
sikkelcelaandoening of een hiv-infectie), onder wie degenen die eerder zijn gevaccineerd
met 1 of meerdere doses PPSV23, werd aanbevolen om ten minste 1 dosis Prevenar 13
toegediend te krijgen.
-
Bij personen met een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) bestond het aanbevolen
immunisatieschema met Prevenar 13 uit 4 doses van elk 0,5 ml. De primaire serie bestond uit
3 doses, waarbij de eerste dosis 3 tot 6 maanden na de HSCT werd gegeven met een interval van
ten minste 1 maand tussen de doses. Een boosterdosis werd aanbevolen 6 maanden na de derde
dosis (zie rubriek 5.1).
Raadpleeg ook rubriek 4.4 en 5.1.
Wijze van toediening
Uitsluitend voor intramusculair gebruik.
Eén dosis (0,5 ml) Apexxnar dient intramusculair te worden toegediend, bij voorkeur in de deltaspier,
waarbij moet worden opgelet dat niet in of nabij zenuwen en bloedvaten wordt geïnjecteerd.
Voor instructies over het gebruik van het vaccin vóór toediening, zie rubriek 6.6.
3
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen of
voor het difterietoxoïd.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Apexxnar mag niet intravasculair worden toegediend.
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Overgevoeligheid
Zoals bij alle injecteerbare vaccins dienen passende medische behandeling en toezicht altijd direct
beschikbaar te zijn in geval van een zeldzame anafylactische reactie na toediening van het vaccin.
Gelijktijdige ziekte
De vaccinatie dient te worden uitgesteld bij personen die aan een acute, ernstige ziekte met koorts
lijden. De aanwezigheid van een milde infectie, zoals een verkoudheid, is echter geen reden om
vaccinatie uit te stellen.
Trombocytopenie en stollingsstoornissen
Het vaccin moet met voorzichtigheid worden toegediend aan personen met trombocytopenie of een
bloedingsstoornis, aangezien er na een intramusculaire toediening een bloeding kan optreden.
Het risico op een bloeding bij patiënten met stollingsstoornissen moet vóór intramusculaire toediening
van een vaccin zorgvuldig worden beoordeeld. Subcutane toediening dient te worden overwogen
indien het potentiële voordeel duidelijk opweegt tegen de risico’s.
Bescherming tegen pneumokokkenziekte
Apexxnar biedt alleen bescherming tegen serotypen van
Streptococcus pneumoniae
die in het vaccin
zijn opgenomen en biedt geen bescherming tegen andere micro-organismen die invasieve ziekten of
longontsteking veroorzaken. Zoals voor elk vaccin geldt, kan het zijn dat Apexxnar niet alle personen
die het vaccin krijgen beschermt tegen invasieve pneumokokkenziekte of pneumonie. Raadpleeg de
desbetreffende nationale organisatie voor de meest recente epidemiologische informatie in uw land.
Immuungecompromitteerde personen
Over Apexxnar zijn geen veiligheids- en immunogeniciteitsgegevens beschikbaar voor personen in
immuungecompromitteerde groepen. Vaccinatie dient op een individuele basis te worden overwogen.
Op basis van de ervaring met pneumokokkenvaccins kunnen sommige personen met een gewijzigde
immuuncompetentie een verminderde immuunrespons op Apexxnar hebben.
Personen met een verminderde immuunrespons, hetzij door het gebruik van immunosuppressiva, een
genetische afwijking, hiv-infectie of andere oorzaken, kunnen een verminderde antilichaamrespons
hebben op actieve immunisatie. De klinische relevantie hiervan is niet bekend.
4
Van een beperkt aantal personen met een hiv-infectie of een HSCT zijn veiligheids- en
immunogeniciteitsgegevens beschikbaar met Prevenar 13 (een pneumokokkenconjugaatvaccin dat
bestaat uit 13 polysacharidenconjugaten die ook in Apexxnar zitten) (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Bij volwassenen in alle onderzochte leeftijdsgroepen werd voldaan aan de formele criteria voor non-
inferioriteit, hoewel er met Apexxnar voor de meeste serotypen numeriek lagere geometrisch
gemiddelde titers werden waargenomen dan met Prevenar 13 (zie rubriek 5.1). De klinische relevantie
van deze waarneming voor immuungecompromitteerde personen is echter niet bekend.
Hulpstof
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Verschillende injecteerbare vaccins dienen altijd op verschillende vaccinatieplaatsen te worden
toegediend.
Apexxnar mag niet in dezelfde injectiespuit gemengd worden met andere vaccins/geneesmiddelen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van Apexxnar bij zwangere vrouwen.
De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit.
Toediening van Apexxnar tijdens de zwangerschap mag alleen worden overwogen wanneer de
mogelijke voordelen opwegen tegen de mogelijke risico’s voor de moeder en de foetus.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Apexxnar in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens over het effect van Apexxnar op de vruchtbaarheid bij de mens beschikbaar. De
resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft de
vruchtbaarheid bij de vrouw (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Apexxnar heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Sommige bijwerkingen die genoemd worden in rubriek 4.8 kunnen echter de
rijvaardigheid of het vermogen om machines te bedienen tijdelijk beïnvloeden.
5
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Deelnemers van 18 jaar en ouder
De veiligheid van Apexxnar werd beoordeeld bij 4.552 deelnemers van 18 jaar en ouder in zes
klinische onderzoeken (twee fase 1-, één fase 2- en drie fase 3-onderzoeken) en 2.496 deelnemers in
de controlegroepen.
In de fase 3-onderzoeken kregen 4.263 deelnemers Apexxnar. Onder hen waren 1.798 deelnemers van
18 tot en met 49 jaar, 334 deelnemers van 50 tot en met 59 jaar, en 2.131 deelnemers van 60 jaar of
ouder (1.138 waren 65 jaar of ouder). Van de deelnemers die in de fase 3-onderzoeken Apexxnar
kregen, waren er 3.639 naïef voor pneumokokkenvaccins, 253 hadden eerder Pneumovax 23 gekregen
(pneumokokkenpolysacharidenvaccin [23-valent]; PPSV23, ≥1 tot ≤5 jaar vóór opname in het
onderzoek), 246 hadden eerder alleen Prevenar 13 gekregen (≥6 maanden vóór opname in het
onderzoek), en 125 hadden eerder Prevenar 13 gevolgd door PPSV23 gekregen (de dosis PPSV23
≥1 jaar vóór opname in het onderzoek).
Deelnemers aan het fase 3-onderzoek B7471007 (hoofdonderzoek 1007) werden geëvalueerd in
verband met bijwerkingen gedurende 1 maand na vaccinatie, en ernstige bijwerkingen tot en met
6 maanden na vaccinatie. In dit onderzoek waren opgenomen: 447 deelnemers van 18 tot 49 jaar,
445 deelnemers van 50 tot 59 jaar, 1.985 deelnemers van 60 tot 64 jaar, 624 deelnemers van 65 tot
69 jaar, 319 deelnemers van 70 tot 79 jaar en 69 deelnemers van ≥80 jaar.
Bij deelnemers van 18 tot 49 jaar in onderzoeken 1007 en fase 3-onderzoek B7471008
(batchconsistentieonderzoek 1008) waren de meest gemelde bijwerkingen: pijn op de injectieplaats
(79,2%), spierpijn (62,9%), vermoeidheid (46,7%), hoofdpijn (36,7%) en gewrichtspijn (16,2%). Bij
deelnemers van 50 tot 59 jaar in onderzoek 1007 waren de meest gemelde bijwerkingen: pijn op de
injectieplaats (72,5%), spierpijn (49,8%), vermoeidheid (39,3%), hoofdpijn (32,3%) en gewrichtspijn
(15,4%). Bij deelnemers ≥60 jaar in onderzoek 1007 waren de meest gemelde bijwerkingen: pijn op de
injectieplaats (55,4%), spierpijn (39,1%), vermoeidheid (30,2%), hoofdpijn (21,5%) en gewrichtspijn
(12,6%). Deze waren gewoonlijk licht of matig van intensiteit en verdwenen binnen een paar dagen na
vaccinatie.
In fase 3-onderzoek B7471006 (onderzoek 1006) werd Apexxnar beoordeeld bij deelnemers ≥65 jaar
met verschillende voorafgaande pneumokokkenstatus (eerder PPSV23, eerder Prevenar 13 of eerder
Prevenar 13 gevolgd door PPSV23). In dit onderzoek waren de meest gemelde bijwerkingen voor
deelnemers vergelijkbaar in frequentie met die voor deelnemers ≥60 jaar in onderzoek 1007, met iets
hogere frequentie voor pijn op de injectieplaats (61,2%) bij deelnemers die eerder Prevenar 13 hadden
gekregen, en voor gewrichtspijn (16,8%) bij deelnemers die eerder Prevenar 13 gevolgd door PPSV23
hadden gekregen.
Tabel met bijwerkingen
Tabellen met bijwerkingen uit de fase 3-onderzoeken en postmarketingervaring worden hieronder
weergegeven.
6
Bijwerkingen uit klinische onderzoeken
Omdat Apexxnar dezelfde 13, voor het serotype specifieke, capsulaire polysacharidenconjugaten en
dezelfde vaccinhulpstoffen bevat als Prevenar 13, zijn de bijwerkingen die al voor Prevenar 13 zijn
vastgesteld overgenomen voor Apexxnar. Tabel 1 geeft de bijwerkingen weer die zijn gerapporteerd in
fase 3-onderzoeken naar Apexxnar, gebaseerd op de hoogste frequentie van bijwerkingen, lokale
reacties of systemische voorvallen na de vaccinatie in een Apexxnar-groep. In klinische onderzoeken
was het veiligheidsprofiel van Apexxnar vergelijkbaar met dat van Prevenar 13. Vergeleken met
Prevenar 13 werden er geen nieuwe bijwerkingen vastgesteld.
De bijwerkingen worden vermeld per systeem/orgaanklasse, in afnemende volgorde van frequentie en
ernst. De frequentie wordt als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥/10), vaak (≥1/100, <1/10), soms
(≥1/1.000, <1/100), zelden (≥1/10.000, <1/1.000), zeer zelden (<1/10.000) en niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1. Bijwerkingen uit klinische onderzoeken naar Apexxnar
Systeem/orgaanklasse
Zeer vaak
Vaak
Immuunsysteemaandoenin
gen
Soms
Frequentie
niet
bekend
Overgevoeligheidsrea
ctie, waaronder
gezichtsoedeem,
dyspneu,
bronchospasme
Verminderd
e eetlust
a
Hoofdpijn
Diarree
a
Misselijkheid
Braken
a
Huiduitslag
a
Angio-oedeem
Gewrichtspijn
Spierpijn
Pijn/gevoeligh
eid op de
vaccinatieplaat
s
Vermoeidheid
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Zenuwstelselaandoeninge
n
Maagdarmstelselaandoeni
ngen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen
en
toedieningsplaatsstoorniss
en
Induratie/zwelli
ng op de
vaccinatieplaat
s
a
Erytheem op de
vaccinatieplaat
s
a
Koorts
Pruritus op de
vaccinatieplaats
Lymfadenopathie
Urticaria op de
vaccinatieplaats
Koude rillingen
a
Beperking
van
armbewegin
g
a
a. Bijwerking gemeld in klinische onderzoeken met Prevenar 13 met de frequentie zeer vaak (≥1/10). Verminderde eetlust
en beperking van armbeweging werden niet gemeld in de fase 3-onderzoeken naar Apexxnar met volwassenen; daarom is
de frequentie niet bekend.
Bijwerkingen uit postmarketingervaring
In tabel 2 worden bijwerkingen vermeld die spontaan werden gemeld tijdens het postmarketing-
gebruik van Prevenar 13 en die ook kunnen voorkomen met Apexxnar. De
postmarketingveiligheidservaring met Prevenar 13 is relevant voor Apexxnar, omdat Apexxnar alle
componenten (polysacharidenconjugaten en hulpstoffen) van Prevenar 13 bevat. Deze voorvallen
werden vrijwillig gemeld vanuit een populatie van onbekende omvang. Daarom is het niet mogelijk
7
om de frequentie ervan op betrouwbare wijze te schatten of om voor alle voorvallen een oorzakelijk
verband met blootstelling aan het vaccin vast te stellen.
Tabel 2. Bijwerkingen uit postmarketingervaring met Prevenar 13
Systeem/orgaanklasse
Frequentie niet bekend
Immuunsysteemaandoeningen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Anafylactische/anafylactoïde reactie, waaronder
shock
Erythema multiforme
Dermatitis op de vaccinatieplaats
Voorvallen die spontaan werden gemeld tijdens postmarketingervaring met Prevenar 13; de frequenties konden daarom met
de beschikbare gegevens niet worden geschat en worden beschouwd als niet bekend.
Aanvullende informatie in speciale populaties in onderzoeken met Prevenar 13
Deelnemers ≥18 jaar met een hiv-infectie hebben frequenties van bijwerkingen die vergelijkbaar zijn
met die in tabel 1, behalve voor koorts (5% tot 18%) en braken (8% tot 12%), die zeer vaak
voorkwamen, en misselijkheid (<1% tot 3%) dat vaak voorkwam.
Deelnemers ≥18 jaar met een HSCT hebben frequenties van bijwerkingen die vergelijkbaar zijn met
die in tabel 1, behalve voor koorts (4% tot 15%), braken (6% tot 21%) en diarree (25% tot 36%), die
zeer vaak voorkwamen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Overdosering met Apexxnar is niet waarschijnlijk wegens de presentatie in een voorgevulde spuit.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: vaccins, pneumokokkenvaccins, ATC-code: J07AL02
Werkingsmechanisme
Apexxnar bevat 20 capsulaire polysachariden van pneumokokken, alle geconjugeerd aan een
CRM
197
-dragereiwit, dat de immuunrespons op de polysacharide van een T-cel-onafhankelijke respons
wijzigt in een T-cel-afhankelijke respons. De T-cel-afhankelijke respons leidt tot een betere
antilichaamrespons en generatie van B-geheugencellen, waardoor een anamnestische (booster-)
respons op nieuwe blootstelling aan de bacterie mogelijk wordt gemaakt.
Vaccinatie met Apexxnar induceert de productie van antilichamen in het serum en het immunologisch
geheugen voor de serotypen die het vaccin bevat. Bij volwassenen zijn de concentraties circulerende
antilichamen die bescherming geven tegen pneumokokkenziekte niet duidelijk vastgesteld.
Klinische werkzaamheid
Er zijn geen onderzoeken naar de werkzaamheid uitgevoerd met Apexxnar.
8
Immunogeniciteitsgegevens
Klinische onderzoeken naar Apexxnar bij volwassenen
Drie klinische fase 3-onderzoeken, B7471006, B7471007 en B7471008 (onderzoek 1006,
onderzoek 1007 en onderzoek 1008) werden uitgevoerd in de Verenigde Staten en Zweden om de
immunogeniciteit van Apexxnar te beoordelen in verschillende volwassen leeftijdsgroepen en bij
deelnemers die naïef waren voor een pneumokokkenvaccin of eerder waren gevaccineerd met
Prevenar 13, PPSV23, of beide.
In elk onderzoek werden deelnemers opgenomen die gezond waren of immuuncompetent met stabiele
onderliggende aandoeningen, waaronder chronische cardiovasculaire ziekte, chronische longziekte,
nieraandoeningen, diabetes mellitus, chronische leverziekte en medische risicoaandoeningen en
medisch risicogedrag (bijv. roken) waarvan bekend is dat ze het risico op ernstige
pneumokokkenpneumonie en
invasive pneumococcal disease
(IPD) verhogen. In het hoofdonderzoek
(onderzoek 1007) werden deze risicofactoren vastgesteld bij 34%, 32% en 26% van de deelnemers van
respectievelijk 60 jaar en ouder, 50 tot en met 59 jaar, en 18 tot en met 49 jaar. Een stabiele medische
aandoening was gedefinieerd als een medische aandoening waarvoor geen grote verandering in
behandeling in de voorafgaande 6 weken nodig was (d.w.z. verandering naar een nieuwe
behandelingscategorie als gevolg van verergerende ziekte) of waarvoor geen ziekenhuisopname voor
verergerende ziekte nodig was in de 12 weken vóór ontvangst van het onderzoeksvaccin.
In elk onderzoek werden de immuunresponsen die werden opgewekt door Apexxnar en de
controlepneumokokkenvaccins gemeten met behulp van een test op opsonofagocytaire activiteit (OPA,
opsonophagocytic activity).
OPA-testen meten functionele antilichamen tegen
S. pneumoniae.
Vergelijking van immuunresponsen van Apexxnar met Prevenar 13 en PPSV23
In een gerandomiseerd, actief gecontroleerd, dubbelblind, klinisch non-inferioriteitsonderzoek
(hoofdonderzoek 1007) naar Apexxnar in de Verenigde Staten en Zweden werden
pneumokokkenvaccin-naïeve deelnemers van 18 jaar en ouder opgenomen in 1 van de 3 cohorten,
gebaseerd op hun leeftijd op het moment van opname in het onderzoek (18 tot en met 49, 50 tot en
met 59, en ≥60 jaar) en gerandomiseerd naar toediening van Apexxnar of een controlevaccin.
Deelnemers van 60 jaar en ouder werden gerandomiseerd in een verhouding van 1:1 naar het krijgen
van Apexxnar (n=1.507), 1 maand later gevolgd door toediening van een placebo met een
fysiologische zoutoplossing of Prevenar 13 (n=1.490), met de toediening van PPSV23 1 maand later.
Deelnemers van 18 tot en met 49 jaar en 50 tot en met 59 jaar werden willekeurig toegewezen (in een
verhouding van 3:1); zij kregen een dosis Apexxnar (18 tot en met 49 jaar: n=335; 50 tot en met
59 jaar: n=334) of Prevenar 13 (18 tot en met 49 jaar: n=112; 50 tot en met 59 jaar: n=111).
Serotypespecifieke geometrisch gemiddelde OPA-titers (GMT’s,
geometric mean titres)
werden
gemeten vóór de eerste vaccinatie en 1 maand na elke vaccinatie. Aan non-inferioriteit van
immuunresponsen (OPA-GMT’s 1 maand na vaccinatie, met Apexxnar vergeleken met een
controlevaccin voor een serotype) werd voldaan indien de ondergrens van het 2-zijdige
95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de GMT-ratio (Apexxnar/Prevenar 13; Apexxnar/PPSV23)
voor dat serotype hoger was dan 0,5.
Bij deelnemers van 60 jaar en ouder waren de immuunresponsen op alle 13 overeenkomende
serotypen opgewekt door Apexxnar niet inferieur aan die opgewekt door Prevenar 13 1 maand na
vaccinatie. Over het algemeen werden met Apexxnar voor de overeenkomende serotypen numeriek
lagere geometrisch gemiddelde titers waargenomen dan met Prevenar 13 (tabel 3). De klinische
relevantie van deze bevinding is echter niet bekend.
De immuunresponsen die werden opgewekt door Apexxnar op 6/7 extra serotypen waren niet inferieur
aan die opgewekt door PPSV23 op dezelfde serotypen 1 maand na vaccinatie. De respons op
serotype 8 haalde het vooraf gespecificeerde statistische criterium voor non-inferioriteit niet (de
9
ondergrens van het 2-zijdige 95%-BI voor de GMT-ratio is 0,49 in plaats van >0,50) (tabel 3). De
klinische relevantie van deze waarneming is niet bekend. Ondersteunende analyses voor andere
eindpunten voor serotype 8 in de Apexxnar-groep lieten gunstige resultaten zien. Deze omvatten
een geometrisch gemiddelde stijgingsfactor (GMFR,
geometric mean fold rise)
van 22,1 van vóór de
vaccinatie tot 1 maand na de vaccinatie. 77,8% van de deelnemers bereikte een ≥4-voudige stijging in
OPA-titers van vóór de vaccinatie tot 1 maand na de vaccinatie, en 92,9% van de deelnemers bereikte
OPA-titers ≥ de ondergrens van kwantificatie (LLOQ,
lower limit of quantification)
1 maand na de
vaccinatie.
Tabel 3.
OPA-GMT’s 1 maand na vaccinatie bij deelnemers van 60 jaar en ouder die
Apexxnar toegediend kregen vergeleken met Prevenar 13 voor de
13 overeenkomende serotypen en met PPSV23 voor de 7 extra serotypen
(onderzoek 1007)
a,b,c,d
Prevenar 13
PPSV23
Apexxnar
(N=1.390-
(N=1201-
Vergelijking vaccin
(N=1.157-1.430)
1.419)
1319)
GMT-ratio
e
95%-BI
e
GMT
e
GMT
e
GMT
e
123
41
509
92
889
1.115
969
1.456
747
1.253
518
266
277
466
2.008
4.427
2.539
2.398
3.666
5.126
154
48
627
110
1.165
1.341
1.129
1.568
747
1.482
645
333
335
848
1.080
2.535
1.717
769
1.846
3.721
0,80
0,85
0,81
0,83
0,76
0,83
0,86
0,93
1,00
0,85
0,80
0,80
0,83
0,55
1,86
1,75
1,48
3,12
1,99
1,38
0,71; 0,90
0,78; 0,93
0,71; 0,93
0,74; 0,94
0,66; 0,88
0,73; 0,95
0,77; 0,96
0,82; 1,05
0,89; 1,13
0,74; 0,97
0,71; 0,90
0,70; 0,91
0,70; 0,97
0,49; 0,62
1,63; 2,12
1,52; 2,01
1,27; 1,72
2,62; 3,71
1,70; 2,32
1,21; 1,57
Serotype
1
3
4
5
6A
6B
7F
9V
14
18C
19A
19F
23F
Extra serotypen
8
10A
11A
12F
15B
22F
33F
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMT = geometrisch gemiddelde titer (geometric
mean titre);
LLOQ = ondergrens van kwantificatie (lower
limit of quantitation);
N = aantal deelnemers;
OPA = opsonofagocytaire activiteit (opsonophagocytic
activity);
PPSV23 = pneumokokkenpolysacharidenvaccin (23-valent).
a. Onderzoek 1007 werd uitgevoerd in de Verenigde Staten en Zweden.
b. Aan non-inferioriteit voor een serotype werd voldaan indien de ondergrens van het 2-zijdige 95%-BI
voor de GMT-ratio (ratio van Apexxnar/comparator) hoger was dan 0,5 (2-voudig criterium voor
non-inferioriteit).
c. Testresultaten onder de LLOQ werden bepaald op 0,5 × LLOQ in de analyse.
d. Evalueerbare immunogeniciteitspopulatie.
e. GMT’s en GMT-ratio’s en de bijbehorende 2-zijdige BI’s werden gebaseerd op analyse van log-
getransformeerde OPA-titers met behulp van een regressiemodel met vaccingroep, geslacht, rookstatus,
leeftijd bij vaccinatie in jaren en log-getransformeerde OPA-titers in de uitgangssituatie.
Immunogeniciteit bij deelnemers van 18 tot en met 59 jaar
In onderzoek 1007 werden deelnemers van 50 tot en met 59 jaar en deelnemers van 18 tot en met
49 jaar willekeurig toegewezen (in een verhouding van 3:1) naar 1 vaccinatie met Apexxnar of
10
Prevenar 13. Serotypespecifieke OPA-GMT’s werden gemeten vóór de vaccinatie en 1 maand na de
vaccinatie. Bij beide vaccins werden bij jongere deelnemers hogere immuunresponsen waargenomen
dan bij oudere deelnemers. Er werd een non-inferioriteitsanalyse van Apexxnar in de jongere
leeftijdsgroep versus Apexxnar bij deelnemers van 60 tot en met 64 jaar per serotype uitgevoerd om de
indicatie bij volwassenen van 18 tot en met 49 jaar en van 50 tot en met 59 jaar te ondersteunen. Aan
non-inferioriteit werd voldaan indien de ondergrens van het 2-zijdige 95%-BI voor de GMT-ratio
(Apexxnar bij deelnemers van 18 tot en met 49 jaar / 60 tot en met 64 jaar en bij deelnemers van 50 tot
en met 59 jaar / 60 tot en met 64 jaar) voor elk van de 20 serotypen >0,5 was. Apexxnar wekte
immuunresponsen op alle 20 vaccinserotypen op in de twee jongere leeftijdsgroepen die niet inferieur
waren aan de responsen bij deelnemers van 60 tot en met 64 jaar, 1 maand na de vaccinatie (tabel 4).
Hoewel niet gepland als een actieve controle voor de beoordeling van de immunogeniciteit in het
onderzoek, liet een beschrijvende post-hocanalyse bij deelnemers van 18 tot en met 59 jaar, 1 maand
na Apexxnar, voor de overeenkomende serotypen over het algemeen numeriek lagere geometrisch
gemiddelde OPA-titers zien dan met Prevenar 13. De klinische relevantie van deze bevinding is echter
niet bekend.
Zoals hierboven vermeld werden personen met risicofactoren in dit onderzoek opgenomen. In alle
onderzochte leeftijdsgroepen werd in het algemeen een numeriek lagere immuunrespons
waargenomen bij deelnemers met risicofactoren, in vergelijking met deelnemers zonder riscofactoren.
De klinische relevantie van deze waarneming is niet bekend.
Tabel 4.
Vergelijkingen van OPA-GMT’s 1 maand na Apexxnar bij deelnemers van 18 tot en
met 49 jaar of 50 tot en met 59 jaar met deelnemers van 60 tot en met 64 jaar
(onderzoek 1007)
a,b,c,d
18-49 jaar
vergeleken
50-59 jaar
18-49 jaar
60-64 jaar
met
50-59 jaar
60-64 jaar vergeleken met
(N=251-317) (N=765-941)
60-64 jaar
(N=266-320) (N=765-941)
60-64 jaar
e
GMT-ratio
GMT-ratio
e
GMT
e
GMT
e
(95%-BI)
e
GMT
e
GMT
e
(95%-BI)
e
Serotype
1,23
1,03
1
163
132
(1,01; 1,50)
136
132
(0,84; 1,26)
1,00
1,06
3
42
42
(0,87; 1,16)
43
41
(0,92; 1,22)
3,31
1,10
4
1.967
594
(2,65; 4,13)
633
578
(0,87; 1,38)
1,11
0,88
5
108
97
(0,91; 1,36)
85
97
(0,72; 1,07)
3,84
1,21
6A
3.931
1.023
(3,06; 4,83)
1.204
997
(0,95; 1,53)
3,41
1,25
6B
4.260
1.250
(2,73; 4,26)
1.503
1.199
(1,00; 1,56)
1,58
0,89
7F
1.873
1.187
(1,30; 1,91)
1.047
1.173
(0,74; 1,07)
3,50
1,02
9V
6.041
1.727
(2,83; 4,33)
1.726
1.688
(0,83; 1,26)
2,39
1,25
14
1.848
773
(1,93; 2,96)
926
742
(1,01; 1,54)
3,20
1,33
18C
4.460
1.395
(2,53; 4,04)
1.805
1.355
(1,06; 1,68)
2,31
1,03
19A
1.415
611
(1,91; 2,81)
618
600
(0,85; 1,25)
11
Tabel 4.
Vergelijkingen van OPA-GMT’s 1 maand na Apexxnar bij deelnemers van 18 tot en
met 49 jaar of 50 tot en met 59 jaar met deelnemers van 60 tot en met 64 jaar
(onderzoek 1007)
a,b,c,d
18-49 jaar
vergeleken
50-59 jaar
18-49 jaar
60-64 jaar
met
50-59 jaar
60-64 jaar vergeleken met
(N=251-317) (N=765-941)
60-64 jaar
(N=266-320) (N=765-941)
60-64 jaar
e
GMT-ratio
GMT-ratio
e
GMT
e
GMT
e
(95%-BI)
e
GMT
e
GMT
e
(95%-BI)
e
2,17
0,99
19F
655
301
(1,76; 2,68)
287
290
(0,80; 1,22)
4,80
1,68
23F
1.559
325
(3,65; 6,32)
549
328
(1,27; 2,22)
Extra serotypen
1,71
0,97
8
867
508
(1,38; 2,12)
487
502
(0,78; 1,20)
1,62
1,03
10A
4.157
2.570
(1,31; 2,00)
2.520
2.437
(0,84; 1,28)
1,32
1,22
11A
7.169
5.420
(1,04; 1,68)
6.417
5.249
(0,96; 1,56)
1,91
1,11
12F
5.875
3.075
(1,51; 2,41)
3.445
3.105
(0,88; 1,39)
1,52
1,17
15B
4.601
3.019
(1,13; 2,05)
3.356
2.874
(0,88; 1,56)
1,69
0,90
22F
7.568
4.482
(1,30; 2,20)
3.808
4.228
(0,69; 1,17)
1,40
1,02
33F
7.977
5.693
(1,10; 1,79)
5.571
5.445
(0,81; 1,30)
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMT = geometrisch gemiddelde titer (geometric
mean titre);
LLOQ = ondergrens van kwantificatie (lower
limit of quantitation);
N = aantal deelnemers; OPA = opsonofagocytaire
activiteit (opsonophagocytic
activity);
PPSV23 = pneumokokkenpolysacharidenvaccin (23-valent).
a. Onderzoek 1007 werd uitgevoerd in de Verenigde Staten en Zweden.
b. Aan non-inferioriteit voor een serotype werd voldaan indien de ondergrens van het 2-zijdige 95%-BI voor de GMT-ratio
(ratio jongere leeftijdsgroep/leeftijdsgroep 60 tot en met 64 jaar) hoger was dan 0,5 (2-voudig criterium voor
non-inferioriteit).
c. Testresultaten onder de LLOQ werden bepaald op 0,5 × LLOQ in de analyse.
d. Evalueerbare immunogeniciteitspopulatie.
e. GMT’s, GMT-ratio’s en de bijbehorende 2-zijdige BI’s waren gebaseerd op analyse van log-getransformeerde OPA-titers
met behulp van een regressiemodel met leeftijdsgroep, geslacht, rookstatus en log-getransformeerde OPA-titers in de
uitgangssituatie. De vergelijkingen tussen deelnemers van 18 tot en met 49 jaar en deelnemers van 60 tot en met 64 jaar
en tussen deelnemers van 50 tot en met 59 jaar en deelnemers van 60 tot en met 64 jaar waren gebaseerd op afzonderlijke
regressiemodellen.
Immunogeniciteit van Apexxnar bij volwassenen die eerder zijn gevaccineerd met een
pneumokokkenvaccin
In een gerandomiseerd, open-label, klinisch fase 3-onderzoek (onderzoek 1006) werden
immuunresponsen op Apexxnar beschreven bij deelnemers van 65 jaar en ouder die eerder
gevaccineerd waren met PPSV23, met Prevenar 13, of met Prevenar 13 gevolgd door PPSV23. De
deelnemers die eerder gevaccineerd waren met Prevenar 13 (alleen Prevenar 13 of gevolgd door
PPSV23) werden in het onderzoek opgenomen in centra in de Verenigde Staten, terwijl deelnemers die
eerder gevaccineerd waren met alleen PPSV23 ook in het onderzoek werden opgenomen vanuit
Zweedse centra (35,5% in die categorie).
Apexxnar wekte immuunresponsen op alle 20 vaccinserotypen op bij deelnemers van 65 jaar en ouder
met eerdere pneumokokkenvaccinatie (tabel 5). Bij deelnemers in beide groepen die eerder PPSV23-
vaccinaties kregen, waren de immuunresponsen lager.
12
Tabel 5.
Pneumokokken-OPA-GMT’s vóór en 1 maand na Apexxnar bij deelnemers van
65 jaar en ouder met eerdere pneumokokkenvaccinatie (onderzoek 1006)
a,b,c,d
Eerder Prevenar 13 en
Alleen eerder PPSV23
Alleen eerder Prevenar 13
PPSV23
Vóór
Vóór
Vóór
vaccinatie
Na vaccinatie
vaccinatie Na vaccinatie
vaccinatie Na vaccinatie
(N=208-247) (N=216-246) (N=210-243) (N=201-243) (N=106-121)
(N=102-121)
GMT
GMT
GMT
GMT
GMT
GMT
e
e
e
e
e
(95%-BI)
(95%-BI)
(95%-BI)
(95%-BI)
(95%-BI)
(95%-BI)
e
Serotype
24
51
34
115
42
82
1
(20; 28)
(42; 62)
(28; 41)
(96; 138)
(32; 56)
(61; 110)
13
31
15
54
20
39
3
(11; 15)
(27; 36)
(13; 18)
(47; 63)
(17; 25)
(32; 48)
29
150
67
335
73
194
4
(23; 35)
(118; 190)
(53; 84)
(274; 410)
(53; 101)
(143; 262)
27
63
38
87
47
83
5
(24; 31)
(53; 75)
(32; 44)
(73; 104)
(37; 59)
(65; 108)
57
749
125
1.081
161
1.085
6A
(46; 70)
(577; 972)
(99; 158)
(880; 1.327)
(116; 224)
(797; 1.478)
107
727
174
1.159
259
1.033
6B
(86; 133)
(574; 922)
(138; 219)
(951; 1.414)
(191; 352)
(755; 1.415)
156
378
210
555
206
346
7F
(132; 184)
(316; 452)
(175; 251)
(467; 661)
(164; 258)
(277; 432)
203
550
339
1.085
352
723
9V
(171; 241)
(454; 667)
(282; 408)
(893; 1.318)
(270; 459)
(558; 938)
212
391
282
665
336
581
14
(166; 270)
(315; 486)
(224; 356)
(554; 798)
(238; 473)
(434; 777)
173
552
219
846
278
621
18C
(137; 218)
(445; 684)
(177; 272)
(693; 1.033)
(209; 369)
(470; 821)
82
239
124
365
182
341
19A
(66; 100)
(197; 288)
(100; 153)
(303; 440)
(141; 235)
(264; 439)
61
159
89
242
120
218
19F
(52; 71)
(131; 192)
(74; 107)
(199; 294)
(94; 154)
(168; 282)
23
152
48
450
66
293
23F
(18; 28)
(115; 199)
(37; 62)
(358; 566)
(46; 94)
(204; 420)
Extra serotypen
55
212
28
603
139
294
8
(45; 67)
(172; 261)
(24; 33)
(483; 753)
(99; 195)
(220; 392)
212
1.012
141
2.005
400
1.580
10A
(166; 269)
(807; 1.270)
(113; 177) (1.586; 2.536)
(281; 568) (1.176; 2.124)
510
1.473
269
1.908
550
1.567
11A
(396; 656)
(1.192; 1.820)
(211; 343) (1.541; 2.362)
(386; 785) (1.141; 2.151)
147
1.054
53
1.763
368
1.401
12F
(112; 193)
(822; 1.353)
(43; 65)
(1.372; 2.267)
(236; 573) (1.002; 1.960)
140
647
74
1.480
190
1.067
15B
(104; 189)
(491; 853)
(56; 98)
(1.093; 2.003)
(124; 291)
(721; 1.578)
167
1.773
60
4.157
286
2.718
22F
(122; 230)
(1.355; 2.320)
(45; 82)
(3.244; 5.326)
(180; 456) (1.978; 3.733)
1.129
2.026
606
3.175
1.353
2.183
33F
(936; 1.362) (1.684; 2.437)
(507; 723) (2.579; 3.908) (1.037; 1.765) (1.639; 2.908)
13
Tabel 5.
Pneumokokken-OPA-GMT’s vóór en 1 maand na Apexxnar bij deelnemers van
65 jaar en ouder met eerdere pneumokokkenvaccinatie (onderzoek 1006)
a,b,c,d
Eerder Prevenar 13 en
Alleen eerder PPSV23
Alleen eerder Prevenar 13
PPSV23
Vóór
Vóór
Vóór
vaccinatie
Na vaccinatie
vaccinatie Na vaccinatie
vaccinatie Na vaccinatie
(N=208-247) (N=216-246) (N=210-243) (N=201-243) (N=106-121)
(N=102-121)
GMT
GMT
GMT
GMT
GMT
GMT
e
e
e
e
e
(95%-BI)
(95%-BI)
(95%-BI)
(95%-BI)
(95%-BI)
(95%-BI)
e
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMT = geometrisch gemiddelde titer (geometric
mean titre);
LLOQ = ondergrens van kwantificatie (lower
limit of quantitation);
N = aantal deelnemers; OPA = opsonofagocytaire
activiteit (opsonophagocytic
activity);
PPSV23 = pneumokokkenpolysacharidenvaccin (23-valent).
a. Onderzoek 1006 werd uitgevoerd in de Verenigde Staten en Zweden.
b. Testresultaten onder de LLOQ werden bepaald op 0,5 × LLOQ in de analyse.
c. Evalueerbare immunogeniciteitspopulatie.
d. Open-label toediening van Apexxnar.
e. 2-zijdige BI’s gebaseerd op de Student t-verdeling.
Immuunresponsen in speciale populaties
Personen met de hieronder beschreven aandoeningen hebben een verhoogd risico op
pneumokokkenziekte.
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd met Apexxnar bij deelnemers met hiv of een
beenmergtransplantatie.
Er is beperkte ervaring beschikbaar uit klinische onderzoeken met Prevenar 13 (een
pneumokokkenconjugaatvaccin dat bestaat uit 13 polysacharidenconjugaten die ook in Apexxnar
zitten) bij volwassenen met een hiv-infectie en volwassenen die een beenmergtransplantatie hebben
ondergaan.
Gezonde deelnemers of deelnemers met stabiele, niet-immuuncompromitterende chronische medische
aandoeningen hadden in alle geanalyseerde leeftijdsgroepen met Apexxnar een lagere immuunrespons
dan met Prevenar 13, ondanks het feit dat werd voldaan aan de vooraf gedefinieerde marges voor non-
inferioriteit. De klinische relevantie van deze waarneming is niet bekend.
Hiv-infectie
Niet eerder met een pneumokokkenvaccin gevaccineerde volwassenen
In onderzoek 6115A1-3002 (B1851021) werden 152 deelnemers van 18 jaar en ouder met een hiv-
infectie (CD4 ≥200 cellen/µl, virusaantal <50.000 kopieën/ml, vrij van actief verworven
immunodeficiëntiesyndroom [aids]-gerelateerde ziekte) en niet eerder gevaccineerd met een
pneumokokkenvaccin opgenomen, en zij kregen 3 doses Prevenar 13. Vervolgens werd in navolging
van de algemene aanbevelingen een enkelvoudige dosis PPSV23 toegediend. De vaccins werden
toegediend met intervallen van 1 maand. Ongeveer 1 maand na elke dosis van het vaccin werden
bij 131 tot 137 evalueerbare deelnemers de immuunresponsen beoordeeld. Na de eerste dosis bracht
Prevenar 13 antilichaamconcentraties teweeg, gemeten aan de hand van de geometrisch gemiddelde
concentraties (GMC’s,
geometric mean concentrations)
voor immunoglobuline G (IgG) en
OPA-GMT’s, die statistisch significant hoger waren dan de concentraties vóór de vaccinatie. Na de
tweede en derde dosis Prevenar 13 waren de immuunresponsen vergelijkbaar met of hoger dan die na
de eerste dosis.
Eerder met PPSV23 gevaccineerde volwassenen
In onderzoek 6115A1-3017 (B1851028) werden de immuunresponsen beoordeeld bij 329 deelnemers
van 18 jaar en ouder met een hiv-infectie (aantal CD4+ T-cellen ≥200 cellen/µl en virusaantal
<50.000 kopieën/ml) die eerder waren gevaccineerd met PPSV23, toegediend ten minste 6 maanden
vóór opname in het onderzoek. De deelnemers kregen 3 doses Prevenar 13: bij opname in het
onderzoek, 6 maanden en 12 maanden na de eerste dosis Prevenar 13. Na de eerste vaccinatie bracht
14
Prevenar 13 antilichaamconcentraties teweeg, gemeten met GMC’s voor IgG en OPA-GMT’s, die
statistisch significant hoger waren dan de concentraties vóór de vaccinatie. Na de tweede en derde
dosis Prevenar 13 waren de immuunresponsen vergelijkbaar met of hoger dan die na de eerste dosis.
Deelnemers die eerder 2 of meer doses PPSV23 kregen, vertoonden een immuunrespons die
vergelijkbaar was met die van deelnemers die eerder een enkelvoudige dosis kregen.
Hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT)
In onderzoek 6115A1-3003 (B1851022) werden 190 deelnemers van 18 jaar en ouder met een
allogene HSCT opgenomen. Zij kregen 3 doses Prevenar 13 met een interval van ten minste 1 maand
tussen de doses. De eerste dosis werd 3 tot 6 maanden na de HSCT toegediend. Een vierde (booster-)
dosis Prevenar 13 werd 6 maanden na de derde dosis toegediend. In navolging van de algemene
aanbevelingen werd 1 maand na de vierde dosis Prevenar 13 een enkelvoudige dosis PPSV23
toegediend. Ongeveer 1 maand na de vaccinatie werden de immuunresponsen zoals gemeten met
IgG-GMC’s bij 130 tot 159 evalueerbare deelnemers beoordeeld. Prevenar 13 bracht na elke dosis
verhoogde antilichaamconcentraties teweeg. De immuunresponsen na de vierde dosis Prevenar 13
waren significant verhoogd voor alle serotypen, vergeleken met die na de derde dosis.
Uit dit onderzoek is gebleken dat 4 doses Prevenar 13 serum-IgG-concentraties teweegbrengen die
vergelijkbaar zijn met serum-IgG-concentraties die worden geïnduceerd door een enkelvoudige dosis
bij gezonde deelnemers van dezelfde leeftijdsgroep.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Apexxnar in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten voor de preventie van ziekte veroorzaakt door
Streptococcus pneumoniae
(zie
rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Niet van toepassing.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en reproductie- en
ontwikkelingstoxiciteit.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Natriumchloride
Barnsteenzuur
Polysorbaat 80
Water voor injecties
Voor adjuvans, zie rubriek 2.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit vaccin niet met andere geneesmiddelen
gemengd worden.
15
6.3
Houdbaarheid
24 maanden
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Voorgevulde spuiten moeten horizontaal in de koelkast worden
bewaard om de resuspenderingstijd zo kort mogelijk te houden.
Niet in de vriezer bewaren. Weggooien indien het vaccin bevroren is geweest.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het vaccin onmiddellijk te worden gebruikt zodra het uit de
koelkast is gehaald.
Stabiliteitsgegevens wijzen erop dat het vaccin stabiel is gedurende 96 uur wanneer het wordt bewaard
bij temperaturen van 8°C tot 25°C, of 72 uur wanneer het wordt bewaard bij temperaturen van 0°C tot
2°C. Aan het einde van deze perioden dient Apexxnar te worden gebruikt of afgevoerd. Deze
gegevens zijn bedoeld als leidraad voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in geval van
tijdelijke temperatuurafwijkingen.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
0,5 ml suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit (type I-glas) met een afsluitdopje (synthetisch
rubber van gemengd isopreen/bromobutyl) en een zuigerstop (chlorobutylrubber).
Verpakkingsgrootten van 1, 10 en multiverpakking van 50 (5 x 10) voorgevulde spuiten, met of zonder
naald.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Tijdens opslag kan een witte neerslag en een helder supernatant ontstaan in de voorgevulde spuit die
de suspensie bevat. Voorgevulde spuiten moeten horizontaal worden bewaard om de
resuspenderingstijd zo kort mogelijk te houden.
Voorbereiding voor toediening
Stap 1. Resuspendering van het vaccin
Houd de voorgevulde spuit horizontaal tussen duim en
wijsvinger en schud krachtig totdat de inhoud van de spuit een
homogene witte suspensie is. Gebruik het vaccin niet als het
niet geresuspendeerd kan worden.
16
Stap 2. Visuele inspectie
Controleer het vaccin vóór toediening visueel op grote vaste
deeltjes en verkleuring. Niet gebruiken als er grote vaste
deeltjes of verkleuring aanwezig zijn. Als het vaccin er niet
uitziet als een homogene witte suspensie, herhaal dan stap 1 en
stap 2.
Stap 3. Verwijder de dop van de spuit
Verwijder de afsluitdop van de Luer-lockadapter door de dop
langzaam tegen de wijzers van de klok in te draaien terwijl u de
Luer-lockadapter vasthoudt.
NB: Let erop dat de uitgetrokken zuigerstaaf niet wordt
ingedrukt terwijl de dop van de spuit wordt verwijderd.
Stap 4. Bevestig een steriele naald
Bevestig een naald die geschikt is voor intramusculaire toediening op de voorgevulde spuit door de
Luer-lockadapter vast te houden en de naald met de klok mee te draaien.
Al het ongebruikte vaccin of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1612/001
EU/1/21/1612/002
EU/1/21/1612/003
EU/1/21/1612/004
EU/1/21/1612/005
EU/1/21/1612/006
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: {DD maand JJJJ}
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
17
BIJLAGE II
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
18
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof
Wyeth BioPharma Division of Wyeth Pharmaceuticals LLC
One Burtt Road
Andover, MA 01810
VS
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Grange Castle Business Park
Clondalkin
Dublin 22
Ierland
Wyeth Pharmaceutical Division of Wyeth Holdings LLC
4300 Oak Park
Sanford, NC 27330
VS
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
Officiële vrijgifte van de batch
In overeenstemming met artikel 114 van Richtlijn 2001/83/EG, zal de officiële vrijgifte van de batch
worden uitgevoerd door een rijkslaboratorium of een specifiek daartoe aangewezen laboratorium.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
19
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
1. Om de langetermijnwerkzaamheid van Apexxnar voor actieve immunisatie ter
preventie van pneumonie veroorzaakt door
Streptococcus pneumoniae
verder te
onderzoeken, dient de vergunninghouder het volgende Amerikaanse onderzoek uit
te voeren en daarvan de resultaten in te dienen: onderzoek B7471015, een fase 4-
onderzoek met een testnegatief ontwerp om de werkzaamheid te beoordelen van
Apexxnar tegen radiologisch bevestigde, buiten het ziekenhuis opgelopen
vaccintype pneumonie bij volwassenen ≥ 65 jaar oud.
2. Om de langetermijnwerkzaamheid van Apexxnar voor actieve immunisatie ter
preventie van pneumonie veroorzaakt door
Streptococcus pneumoniae
verder te
onderzoeken, dient de vergunninghouder het volgende onderzoek uit te voeren en
daarvan de resultaten in te dienen: een observationeel,
real-world
fase 4-onderzoek
naar de werkzaamheid van Apexxnar tegen buiten het ziekenhuis opgelopen
vaccintype pneumonie in Europa volgens een overeengekomen protocol.
3. Om de langetermijnwerkzaamheid van Apexxnar voor actieve immunisatie ter
preventie van pneumonie veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae verder te
onderzoeken, dient de vergunninghouder het volgende onderzoek uit te voeren en
daarvan de resultaten in te dienen: een observationeel,
real-world
fase 4-onderzoek
naar de werkzaamheid van Apexxnar tegen vaccintype invasieve
pneumokokkenziekte in Europa volgens een overeengekomen protocol.
Uiterste
datum
CSR uiterlijk
indienen op
31/12/ 2027
CSR uiterlijk
indienen op
31/12/2030
CSR uiterlijk
indienen op
31/12/2030
CSR: Klinisch onderzoeksrapport (Clinical
Study Report)
20
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
21
A. ETIKETTERING
22
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
Verpakking van 1 of 10 voorgevulde spuiten, met of zonder naald – INCLUSIEF BLUE BOX
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Apexxnar suspensie voor injectie
pneumokokkenpolysacharidenconjugaatvaccin (20-valent, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat 2,2 µg polysacharide voor de serotypen 1, 3, 4, 5, 6A, 7F, 8, 9V, 10A, 11A, 12F,
14, 15B, 18C, 19A, 19F, 22F, 23F, 33F en 4,4 µg voor serotype 6B, geconjugeerd aan het dragereiwit
CRM
197
, geadsorbeerd aan aluminiumfosfaat.
1 dosis (0,5 ml) bevat 0,125 mg aluminium.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, barnsteenzuur, polysorbaat 80 en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie
1 voorgevulde spuit met enkelvoudige dosis (0,5 ml) met aparte naald
1 voorgevulde spuit met enkelvoudige dosis (0,5 ml) zonder naald
10 voorgevulde spuiten met enkelvoudige dosis (0,5 ml) met aparte naalden
10 voorgevulde spuiten met enkelvoudige dosis (0,5 ml) zonder naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor intramusculair gebruik.
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
23
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Horizontaal bewaren aanbevolen.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1612/002 – verpakking van 1 stuk met aparte naald
EU/1/21/1612/001 – verpakking van 1 stuk zonder naald
EU/1/21/1612/004 – verpakking van 10 stuks met aparte naalden
EU/1/21/1612/003 – verpakking van 10 stuks zonder naalden
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
24
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
25
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
10-stuks verpakking – voor multiverpakking van 50 (5 x 10) voorgevulde spuiten, met of zonder
naald – ZONDER BLUE BOX
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Apexxnar suspensie voor injectie
pneumokokkenpolysacharidenconjugaatvaccin (20-valent, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat 2,2 µg polysacharide voor de serotypen 1, 3, 4, 5, 6A, 7F, 8, 9V, 10A, 11A, 12F,
14, 15B, 18C, 19A, 19F, 22F, 23F, 33F en 4,4 µg voor serotype 6B, geconjugeerd aan het dragereiwit
CRM
197
, geadsorbeerd aan aluminiumfosfaat. 1 dosis (0,5 ml) bevat 0,125 mg aluminium.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, barnsteenzuur, polysorbaat 80 en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie
10 voorgevulde spuiten met aparte naalden, die elk 1 enkelvoudige dosis (0,5 ml) bevatten. Een
onderdeel van een multiverpakking mag niet apart worden verkocht.
10 voorgevulde spuiten zonder naalden, die elk 1 enkelvoudige dosis (0,5 ml) bevatten. Een onderdeel
van een multiverpakking mag niet apart worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor intramusculair gebruik.
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
26
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Horizontaal bewaren aanbevolen.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1612/006 – verpakking van 50 stuks (5 x 10) met aparte naalden
EU/1/21/1612/005 – verpakking van 50 stuks (5 x 10) zonder naalden
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
27
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
28
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
Voorgevulde spuiten
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Apexxnar suspensie voor injectie
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Goed schudden voor gebruik.
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 dosis (0,5 ml)
6.
OVERIGE
29
B. BIJSLUITER
30
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Apexxnar suspensie voor injectie
pneumokokkenpolysacharidenconjugaatvaccin (20-valent, geadsorbeerd)
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit vaccin ontvangt want er staat belangrijke informatie in
voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit vaccin niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Apexxnar en waarvoor wordt dit vaccin gebruikt?
Wanneer mag u dit vaccin niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe wordt dit vaccin toegediend?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit vaccin?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Apexxnar en waarvoor wordt dit vaccin gebruikt?
Apexxnar is een pneumokokkenvaccin dat wordt gegeven aan:
Personen van 18 jaar en ouder
ter voorkoming van ziekten zoals longontsteking (pneumonie),
bloedvergiftiging (sepsis) of bacteriën in het bloed (bacteriëmie) en hersenvliesontsteking
(meningitis), veroorzaakt door 20 typen van de bacterie
Streptococcus pneumoniae.
Apexxnar biedt bescherming tegen 20 typen van de
Streptococcus pneumoniae-bacterie.
Het vaccin werkt door het lichaam te helpen zijn eigen antistoffen aan te maken, die u tegen deze
ziekten beschermen.
2.
Wanneer mag u dit vaccin niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit vaccin niet toegediend krijgen?
•
U bent allergisch (overgevoelig) voor een van de stoffen in dit vaccin of voor een ander vaccin dat
difterietoxoïd bevat. De stoffen in dit vaccin kunt u vinden in rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit vaccin?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat de vaccinatie plaatsvindt als u:
nu of in het verleden medische klachten heeft of heeft gehad na een dosis Apexxnar, zoals een
allergische reactie of problemen met ademhalen,
een ernstige ziekte of hoge koorts heeft. Lichte koorts of een infectie van de bovenste luchtwegen
(bijvoorbeeld een verkoudheid) is op zich geen reden om de vaccinatie uit te stellen,
31
bloedingsproblemen heeft of snel blauwe plekken krijgt,
een verzwakt immuunsysteem heeft (zoals door een hiv-infectie). Het kan zijn dat u niet volledig
profijt van Apexxnar zal hebben.
Zoals met alle vaccins zal Apexxnar niet alle personen beschermen die worden gevaccineerd.
Gebruikt/krijgt u nog andere geneesmiddelen/vaccins?
Gebruikt u naast Apexxnar nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Krijgt u naast Apexxnar nog andere vaccins toegediend, heeft u die kort geleden toegediend gekregen
of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere vaccins toegediend gaat krijgen? Vertel dat dan uw
arts, apotheker of verpleegkundige.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit vaccin toegediend krijgt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Apexxnar heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Sommige bijwerkingen die genoemd worden in rubriek 4 ‘Mogelijke
bijwerkingen’ kunnen echter de rijvaardigheid of het vermogen om machines te bedienen tijdelijk
beïnvloeden.
Apexxnar bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe wordt dit vaccin toegediend?
De arts of verpleegkundige zal de aanbevolen dosis (0,5 ml) van het vaccin in uw arm injecteren.
U zult 1 injectie krijgen.
Vertel het uw arts, apotheker of verpleegkundige als u eerder een pneumokokkenvaccin heeft
gekregen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit vaccin? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
32
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook dit vaccin bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen
Neem direct contact op met uw arts als u verschijnselen van de volgende ernstige bijwerkingen
opmerkt (zie ook rubriek 2):
Zwelling van het gezicht, de lippen, mond, tong of keel (oedeem), moeite met ademen
(dyspneu), piepende ademhaling (bronchospasme). Dit kunnen tekenen zijn van een ernstige
allergische reactie, zoals een anafylactische reactie en zelfs een shock.
Andere bijwerkingen
Zeer vaak:
komen voor bij meer dan 1 op de 10 doses van het vaccin
Hoofdpijn.
Gewrichtspijn en spierpijn.
Pijn/gevoeligheid op de injectieplaats en vermoeidheid.
Vaak:
komen voor bij minder dan 1 op de 10 doses van het vaccin
Zwelling op de injectieplaats, roodheid op de injectieplaats en koorts.
Soms:
komen voor bij minder dan 1 op de 100 doses van het vaccin
Diarree, misselijkheid en braken.
Huiduitslag en zwelling van het gezicht, de lippen, mond, tong of keel, waardoor het slikken of
ademhalen moeilijk kan gaan (angio-oedeem).
Jeuk op de injectieplaats, gezwollen klieren in de hals, oksel of lies (lymfadenopathie), uitslag op
de injectieplaats met roze bulten en erge jeuk (urticaria), en koude rillingen.
De volgende bijwerkingen werden gezien met Prevenar 13 en kunnen ook worden gezien met
Apexxnar:
Een huiduitslag die jeukende rode vlekken veroorzaakt (erythema multiforme).
Irritatie op de injectieplaats.
Verminderde eetlust.
Beperking van de armbeweging.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit vaccin.
33
5.
Hoe bewaart u dit vaccin?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit vaccin niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het etiket
na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Apexxnar moet zo snel mogelijk worden gebruikt, nadat het uit de koelkast is gehaald.
Niet in de vriezer bewaren. Weggooien indien het vaccin bevroren is geweest.
Stabiliteitsgegevens wijzen erop dat het vaccin stabiel is gedurende 96 uur wanneer het wordt bewaard
bij temperaturen van 8°C tot 25°C, of 72 uur wanneer het wordt bewaard bij temperaturen van 0°C tot
2°C. Aan het einde van deze perioden dient Apexxnar te worden gebruikt of weggegooid. Deze
gegevens zijn bedoeld als leidraad voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in geval van
tijdelijke temperatuurafwijkingen.
Voorgevulde spuiten moeten horizontaal in de koelkast worden bewaard om de resuspenderingstijd zo
kort mogelijk te houden.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn polysachariden-CRM
197
-conjugaten bestaande uit:
2,2 microgram polysacharide voor serotypen 1, 3, 4, 5, 6A, 7F, 8, 9V, 10A, 11A, 12F, 14, 15B,
18C, 19A, 19F, 22F, 23F en 33F
4,4 microgram polysacharide voor serotype 6B
Eén dosis (0,5 ml) bevat ongeveer 51 microgram dragereiwit CRM
197
, geadsorbeerd aan
aluminiumfosfaat (0,125 mg aluminium).
De andere stoffen in dit middel zijn natriumchloride, barnsteenzuur, polysorbaat 80 en water voor
injecties.
Hoe ziet Apexxnar eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Het vaccin is een witte suspensie voor injectie, geleverd in een voorgevulde spuit met één dosis
(0,5 ml). Het wordt geleverd in verpakkingsgrootten van 1 en 10 stuks, met of zonder naalden, en een
multiverpakking met 5 verpakkingen van 10 voorgevulde spuiten, met of zonder naalden. Niet alle
genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
34
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de
handel brengen:
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte:
Pfizer Manufacturing Belgium N.V.
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer NV/SA
Tél/Tel: + 32 (0)2 554 62 11
България
Пфайзер Люксембург САРЛ, Кло½
България
Teл: +359 2 970 4333
Česká republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel: +420 283 004 111
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: + 45 44 20 11 00
Deutschland
PFIZER PHARMA GmbH
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
Pfizer Ελλάς A.E.
Τηλ.: +30 210 6785800
España
Pfizer, S.L.
Télf: +34 91 490 99 00
France
Pfizer
Tél +33 (0)1 58 07 34 40
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Tel. + 370 5 251 4000
Magyarország
Pfizer Kft
Tel: + 36 1 488 37 00
Malta
Vivian Corporation Ltd.
Tel: + 356 21344610
Nederland
Pfizer bv
Tel: +31 (0)800 63 34 636
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 52 61 00
Österreich
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 335 61 00
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +351 21 423 5500
România
Pfizer Romania S.R.L
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
35
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: + 385 1 3908 777
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s področja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel.: +386 (0)1 52 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL, organizačná zložka
Tel: + 421 2 3355 5500
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040
Sverige
Pfizer AB
Tel: +46 (0)8 550 520 00
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filiāle Latvijā
Tel.: + 371 670 35 775
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: + 44 (0) 1304 616161
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: +1800 633 363 (toll free)
Tel: +44 (0)1304 616161
Ísland
Icepharma hf.
Sími: + 354 540 8000
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Kύπρος
Pfizer Ελλάς Α.Ε. (Cyprus Branch)
Tηλ: +357 22817690
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in <{MM/JJJJ}>.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit vaccin is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Tijdens opslag kan een witte neerslag en helder supernatant ontstaan. Dit is geen teken van bederf.
Voorgevulde spuiten moeten horizontaal worden bewaard om de resuspenderingstijd zo kort mogelijk
te houden.
Voorbereiding voor toediening
Stap 1. Resuspendering van het vaccin
Houd de voorgevulde spuit horizontaal tussen duim en
wijsvinger en schud krachtig totdat de inhoud van de spuit een
homogene witte suspensie is. Gebruik het vaccin niet als het
niet geresuspendeerd kan worden.
36
Stap 2. Visuele inspectie
Controleer het vaccin vóór toediening visueel op grote vaste
deeltjes en verkleuring. Niet gebruiken als er grote vaste
deeltjes of verkleuring aanwezig zijn. Als het vaccin er niet
uitziet als een homogene witte suspensie, herhaal dan stap 1 en
stap 2.
Stap 3. Verwijder de dop van de spuit
Verwijder de afsluitdop van de Luer-lockadapter door de dop
langzaam tegen de wijzers van de klok in te draaien terwijl u de
Luer-lockadapter vasthoudt.
NB: Let erop dat de uitgetrokken zuigerstaaf niet wordt
ingedrukt terwijl de dop van de spuit wordt verwijderd.
Stap 4. Bevestig een steriele naald
Bevestig een naald die geschikt is voor intramusculaire toediening op de voorgevulde spuit door de
Luer-lockadapter vast te houden en de naald met de klok mee te draaien.
Dien de volledige dosis toe.
Apexxnar is uitsluitend bedoeld voor intramusculair gebruik.
Apexxnar mag niet in dezelfde injectiespuit worden gemengd met andere vaccins.
Al het ongebruikte vaccin of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
37
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Apexxnar suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Pneumokokkenpolysacharidenconjugaatvaccin (20-valent, geadsorbeerd)
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén dosis (0,5 ml) bevat:
Pneumokokkenpolysacharide serotype 11,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 31,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 41,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 51,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 6A1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 6B1,2
4,4 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 7F1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 81,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 9V1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 10A1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 11A1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 12F1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 141,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 15B1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 18C1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 19A1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 19F1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 22F1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 23F1,2
2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 33F1,2
2,2 µg
1Geconjugeerd aan het dragereiwit CRM197 (ongeveer 51 µg per dosis)
2Geadsorbeerd aan aluminiumfosfaat (0,125 mg aluminium per dosis)
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Suspensie voor injectie.
Het vaccin is een homogene witte suspensie.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Actieve immunisatie voor de preventie van invasieve ziekte en pneumonie veroorzaakt door
Streptococcus pneumoniae bij personen van 18 jaar en ouder.
Zie rubriek 4.4 en 5.1 voor informatie over bescherming tegen specifieke pneumokokkenserotypen.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Personen van 18 jaar en ouder
Apexxnar dient te worden toegediend als enkelvoudige dosis aan personen van 18 jaar en ouder.
De noodzaak van revaccinatie met een volgende dosis Apexxnar is niet vastgesteld.
Voor Apexxnar zijn er geen gegevens beschikbaar over opeenvolgende vaccinatie met andere
pneumokokkenvaccins of een boosterdosis. Als het gebruik van een 23-valent
pneumokokkenpolysacharidenvaccin (Pneumovax 23 [PPSV23]) zinvol wordt geacht, dient gebaseerd
op de klinische ervaring met Prevenar 13 (een pneumokokkenconjugaatvaccin dat bestaat uit
13 polysacharidenconjugaten die ook in Apexxnar zitten), eerst Apexxnar gegeven te worden (zie
rubriek 5.1).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Apexxnar bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn niet
vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Speciale populaties
Er zijn geen gegevens over Apexxnar bij speciale populaties.
Er is beperkte ervaring uit klinische onderzoeken met Prevenar 13 (een
pneumokokkenconjugaatvaccin dat bestaat uit 13 polysacharidenconjugaten die ook in Apexxnar
zitten) beschikbaar bij volwassenen met een hoger risico op een pneumokokkeninfectie, ofwel
immuungecompromitteerde personen of personen die een beenmergtransplantatie hebben ondergaan
(zie rubriek 4.4 en 5.1).
Gebaseerd op deze gegevens werd de volgende dosering aanbevolen voor Prevenar 13:
-
Aan personen met een hoger risico op een pneumokokkeninfectie (bijv. mensen met een
sikkelcelaandoening of een hiv-infectie), onder wie degenen die eerder zijn gevaccineerd
met 1 of meerdere doses PPSV23, werd aanbevolen om ten minste 1 dosis Prevenar 13
toegediend te krijgen.
- Bij personen met een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) bestond het aanbevolen
immunisatieschema met Prevenar 13 uit 4 doses van elk 0,5 ml. De primaire serie bestond uit
3 doses, waarbij de eerste dosis 3 tot 6 maanden na de HSCT werd gegeven met een interval van
ten minste 1 maand tussen de doses. Een boosterdosis werd aanbevolen 6 maanden na de derde
dosis (zie rubriek 5.1).
Raadpleeg ook rubriek 4.4 en 5.1.
Wijze van toediening
Uitsluitend voor intramusculair gebruik.
Eén dosis (0,5 ml) Apexxnar dient intramusculair te worden toegediend, bij voorkeur in de deltaspier,
waarbij moet worden opgelet dat niet in of nabij zenuwen en bloedvaten wordt geïnjecteerd.
Voor instructies over het gebruik van het vaccin vóór toediening, zie rubriek 6.6.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen of
voor het difterietoxoïd.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Apexxnar mag niet intravasculair worden toegediend.
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Overgevoeligheid
Zoals bij alle injecteerbare vaccins dienen passende medische behandeling en toezicht altijd direct
beschikbaar te zijn in geval van een zeldzame anafylactische reactie na toediening van het vaccin.
Gelijktijdige ziekte
De vaccinatie dient te worden uitgesteld bij personen die aan een acute, ernstige ziekte met koorts
lijden. De aanwezigheid van een milde infectie, zoals een verkoudheid, is echter geen reden om
vaccinatie uit te stellen.
Trombocytopenie en stollingsstoornissen
Het vaccin moet met voorzichtigheid worden toegediend aan personen met trombocytopenie of een
bloedingsstoornis, aangezien er na een intramusculaire toediening een bloeding kan optreden.
Het risico op een bloeding bij patiënten met stollingsstoornissen moet vóór intramusculaire toediening
van een vaccin zorgvuldig worden beoordeeld. Subcutane toediening dient te worden overwogen
indien het potentiële voordeel duidelijk opweegt tegen de risico's.
Bescherming tegen pneumokokkenziekte
Apexxnar biedt alleen bescherming tegen serotypen van Streptococcus pneumoniae die in het vaccin
zijn opgenomen en biedt geen bescherming tegen andere micro-organismen die invasieve ziekten of
longontsteking veroorzaken. Zoals voor elk vaccin geldt, kan het zijn dat Apexxnar niet alle personen
die het vaccin krijgen beschermt tegen invasieve pneumokokkenziekte of pneumonie. Raadpleeg de
desbetreffende nationale organisatie voor de meest recente epidemiologische informatie in uw land.
Immuungecompromitteerde personen
Over Apexxnar zijn geen veiligheids- en immunogeniciteitsgegevens beschikbaar voor personen in
immuungecompromitteerde groepen. Vaccinatie dient op een individuele basis te worden overwogen.
Op basis van de ervaring met pneumokokkenvaccins kunnen sommige personen met een gewijzigde
immuuncompetentie een verminderde immuunrespons op Apexxnar hebben.
Personen met een verminderde immuunrespons, hetzij door het gebruik van immunosuppressiva, een
genetische afwijking, hiv-infectie of andere oorzaken, kunnen een verminderde antilichaamrespons
hebben op actieve immunisatie. De klinische relevantie hiervan is niet bekend.
Bij volwassenen in alle onderzochte leeftijdsgroepen werd voldaan aan de formele criteria voor non-
inferioriteit, hoewel er met Apexxnar voor de meeste serotypen numeriek lagere geometrisch
gemiddelde titers werden waargenomen dan met Prevenar 13 (zie rubriek 5.1). De klinische relevantie
van deze waarneming voor immuungecompromitteerde personen is echter niet bekend.
Hulpstof
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Verschillende injecteerbare vaccins dienen altijd op verschillende vaccinatieplaatsen te worden
toegediend.
Apexxnar mag niet in dezelfde injectiespuit gemengd worden met andere vaccins/geneesmiddelen.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van Apexxnar bij zwangere vrouwen.
De resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft
reproductietoxiciteit.
Toediening van Apexxnar tijdens de zwangerschap mag alleen worden overwogen wanneer de
mogelijke voordelen opwegen tegen de mogelijke risico's voor de moeder en de foetus.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Apexxnar in de moedermelk wordt uitgescheiden.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens over het effect van Apexxnar op de vruchtbaarheid bij de mens beschikbaar. De
resultaten van dieronderzoek duiden niet op directe of indirecte schadelijke effecten wat betreft de
vruchtbaarheid bij de vrouw (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Apexxnar heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Sommige bijwerkingen die genoemd worden in rubriek 4.8 kunnen echter de
rijvaardigheid of het vermogen om machines te bedienen tijdelijk beïnvloeden.
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Deelnemers van 18 jaar en ouder
De veiligheid van Apexxnar werd beoordeeld bij 4.552 deelnemers van 18 jaar en ouder in zes
klinische onderzoeken (twee fase 1-, één fase 2- en drie fase 3-onderzoeken) en 2.496 deelnemers in
de controlegroepen.
In de fase 3-onderzoeken kregen 4.263 deelnemers Apexxnar. Onder hen waren 1.798 deelnemers van
18 tot en met 49 jaar, 334 deelnemers van 50 tot en met 59 jaar, en 2.131 deelnemers van 60 jaar of
ouder (1.138 waren 65 jaar of ouder). Van de deelnemers die in de fase 3-onderzoeken Apexxnar
kregen, waren er 3.639 naïef voor pneumokokkenvaccins, 253 hadden eerder Pneumovax 23 gekregen
(pneumokokkenpolysacharidenvaccin [23-valent]; PPSV23, 1 tot 5 jaar vóór opname in het
onderzoek), 246 hadden eerder alleen Prevenar 13 gekregen (6 maanden vóór opname in het
onderzoek), en 125 hadden eerder Prevenar 13 gevolgd door PPSV23 gekregen (de dosis PPSV23
1 jaar vóór opname in het onderzoek).
Deelnemers aan het fase 3-onderzoek B7471007 (hoofdonderzoek 1007) werden geëvalueerd in
verband met bijwerkingen gedurende 1 maand na vaccinatie, en ernstige bijwerkingen tot en met
6 maanden na vaccinatie. In dit onderzoek waren opgenomen: 447 deelnemers van 18 tot 49 jaar,
445 deelnemers van 50 tot 59 jaar, 1.985 deelnemers van 60 tot 64 jaar, 624 deelnemers van 65 tot
69 jaar, 319 deelnemers van 70 tot 79 jaar en 69 deelnemers van 80 jaar.
Bij deelnemers van 18 tot 49 jaar in onderzoeken 1007 en fase 3-onderzoek B7471008
(batchconsistentieonderzoek 1008) waren de meest gemelde bijwerkingen: pijn op de injectieplaats
(79,2%), spierpijn (62,9%), vermoeidheid (46,7%), hoofdpijn (36,7%) en gewrichtspijn (16,2%). Bij
deelnemers van 50 tot 59 jaar in onderzoek 1007 waren de meest gemelde bijwerkingen: pijn op de
injectieplaats (72,5%), spierpijn (49,8%), vermoeidheid (39,3%), hoofdpijn (32,3%) en gewrichtspijn
(15,4%). Bij deelnemers 60 jaar in onderzoek 1007 waren de meest gemelde bijwerkingen: pijn op de
injectieplaats (55,4%), spierpijn (39,1%), vermoeidheid (30,2%), hoofdpijn (21,5%) en gewrichtspijn
(12,6%). Deze waren gewoonlijk licht of matig van intensiteit en verdwenen binnen een paar dagen na
vaccinatie.
In fase 3-onderzoek B7471006 (onderzoek 1006) werd Apexxnar beoordeeld bij deelnemers 65 jaar
met verschillende voorafgaande pneumokokkenstatus (eerder PPSV23, eerder Prevenar 13 of eerder
Prevenar 13 gevolgd door PPSV23). In dit onderzoek waren de meest gemelde bijwerkingen voor
deelnemers vergelijkbaar in frequentie met die voor deelnemers 60 jaar in onderzoek 1007, met iets
hogere frequentie voor pijn op de injectieplaats (61,2%) bij deelnemers die eerder Prevenar 13 hadden
gekregen, en voor gewrichtspijn (16,8%) bij deelnemers die eerder Prevenar 13 gevolgd door PPSV23
hadden gekregen.
Tabel met bijwerkingen
Tabellen met bijwerkingen uit de fase 3-onderzoeken en postmarketingervaring worden hieronder
weergegeven.
Omdat Apexxnar dezelfde 13, voor het serotype specifieke, capsulaire polysacharidenconjugaten en
dezelfde vaccinhulpstoffen bevat als Prevenar 13, zijn de bijwerkingen die al voor Prevenar 13 zijn
vastgesteld overgenomen voor Apexxnar. Tabel 1 geeft de bijwerkingen weer die zijn gerapporteerd in
fase 3-onderzoeken naar Apexxnar, gebaseerd op de hoogste frequentie van bijwerkingen, lokale
reacties of systemische voorvallen na de vaccinatie in een Apexxnar-groep. In klinische onderzoeken
was het veiligheidsprofiel van Apexxnar vergelijkbaar met dat van Prevenar 13. Vergeleken met
Prevenar 13 werden er geen nieuwe bijwerkingen vastgesteld.
De bijwerkingen worden vermeld per systeem/orgaanklasse, in afnemende volgorde van frequentie en
ernst. De frequentie wordt als volgt gedefinieerd: zeer vaak (/10), vaak (1/100, <1/10), soms
(1/1.000, <1/100), zelden (1/10.000, <1/1.000), zeer zelden (<1/10.000) en niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1.
Bijwerkingen uit klinische onderzoeken naar Apexxnar
Systeem/orgaanklasse
Zeer vaak
Vaak
Soms
Frequentie
niet
bekend
Immuunsysteemaandoenin
Overgevoeligheidsrea
gen
ctie, waaronder
gezichtsoedeem,
dyspneu,
bronchospasme
Voedings- en
Verminderd
stofwisselingsstoornissen
e eetlusta
Zenuwstelselaandoeninge
Hoofdpijn
n
Maagdarmstelselaandoeni
Diarreea
ngen
Misselijkheid
Brakena
Huid- en
Huiduitslaga
onderhuidaandoeningen
Angio-oedeem
Skeletspierstelsel- en
Gewrichtspijn
bindweefselaandoeningen Spierpijn
Algemene aandoeningen
Pijn/gevoeligh
Induratie/zwelli Pruritus op de
Beperking
en
eid op de
ng op de
vaccinatieplaats
van
toedieningsplaatsstoorniss
vaccinatieplaat vaccinatieplaat
Lymfadenopathie
armbewegin
en
s
sa
Urticaria op de
ga
Vermoeidheid
Erytheem op de vaccinatieplaats
vaccinatieplaat
Koude rillingena
sa
Koorts
a. Bijwerking gemeld in klinische onderzoeken met Prevenar 13 met de frequentie zeer vaak (1/10). Verminderde eetlust
en beperking van armbeweging werden niet gemeld in de fase 3-onderzoeken naar Apexxnar met volwassenen; daarom is
de frequentie niet bekend.
Bijwerkingen uit postmarketingervaring
In tabel 2 worden bijwerkingen vermeld die spontaan werden gemeld tijdens het postmarketing-
gebruik van Prevenar 13 en die ook kunnen voorkomen met Apexxnar. De
postmarketingveiligheidservaring met Prevenar 13 is relevant voor Apexxnar, omdat Apexxnar alle
componenten (polysacharidenconjugaten en hulpstoffen) van Prevenar 13 bevat. Deze voorvallen
werden vrijwillig gemeld vanuit een populatie van onbekende omvang. Daarom is het niet mogelijk
Tabel 2.
Bijwerkingen uit postmarketingervaring met Prevenar 13
Systeem/orgaanklasse
Frequentie niet bekend
Immuunsysteemaandoeningen
Anafylactische/anafylactoïde reactie, waaronder
shock
Huid- en onderhuidaandoeningen
Erythema multiforme
Algemene aandoeningen en
Dermatitis op de vaccinatieplaats
toedieningsplaatsstoornissen
Voorvallen die spontaan werden gemeld tijdens postmarketingervaring met Prevenar 13; de frequenties konden daarom met
de beschikbare gegevens niet worden geschat en worden beschouwd als niet bekend.
Aanvullende informatie in speciale populaties in onderzoeken met Prevenar 13
Deelnemers 18 jaar met een hiv-infectie hebben frequenties van bijwerkingen die vergelijkbaar zijn
met die in tabel 1, behalve voor koorts (5% tot 18%) en braken (8% tot 12%), die zeer vaak
voorkwamen, en misselijkheid (<1% tot 3%) dat vaak voorkwam.
Deelnemers 18 jaar met een HSCT hebben frequenties van bijwerkingen die vergelijkbaar zijn met
die in tabel 1, behalve voor koorts (4% tot 15%), braken (6% tot 21%) en diarree (25% tot 36%), die
zeer vaak voorkwamen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Overdosering met Apexxnar is niet waarschijnlijk wegens de presentatie in een voorgevulde spuit.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: vaccins, pneumokokkenvaccins, ATC-code: J07AL02
Werkingsmechanisme
Apexxnar bevat 20 capsulaire polysachariden van pneumokokken, alle geconjugeerd aan een
CRM197-dragereiwit, dat de immuunrespons op de polysacharide van een T-cel-onafhankelijke respons
wijzigt in een T-cel-afhankelijke respons. De T-cel-afhankelijke respons leidt tot een betere
antilichaamrespons en generatie van B-geheugencellen, waardoor een anamnestische (booster-)
respons op nieuwe blootstelling aan de bacterie mogelijk wordt gemaakt.
Vaccinatie met Apexxnar induceert de productie van antilichamen in het serum en het immunologisch
geheugen voor de serotypen die het vaccin bevat. Bij volwassenen zijn de concentraties circulerende
antilichamen die bescherming geven tegen pneumokokkenziekte niet duidelijk vastgesteld.
Klinische werkzaamheid
Er zijn geen onderzoeken naar de werkzaamheid uitgevoerd met Apexxnar.
Klinische onderzoeken naar Apexxnar bij volwassenen
Drie klinische fase 3-onderzoeken, B7471006, B7471007 en B7471008 (onderzoek 1006,
onderzoek 1007 en onderzoek 1008) werden uitgevoerd in de Verenigde Staten en Zweden om de
immunogeniciteit van Apexxnar te beoordelen in verschillende volwassen leeftijdsgroepen en bij
deelnemers die naïef waren voor een pneumokokkenvaccin of eerder waren gevaccineerd met
Prevenar 13, PPSV23, of beide.
In elk onderzoek werden deelnemers opgenomen die gezond waren of immuuncompetent met stabiele
onderliggende aandoeningen, waaronder chronische cardiovasculaire ziekte, chronische longziekte,
nieraandoeningen, diabetes mellitus, chronische leverziekte en medische risicoaandoeningen en
medisch risicogedrag (bijv. roken) waarvan bekend is dat ze het risico op ernstige
pneumokokkenpneumonie en invasive pneumococcal disease (IPD) verhogen. In het hoofdonderzoek
(onderzoek 1007) werden deze risicofactoren vastgesteld bij 34%, 32% en 26% van de deelnemers van
respectievelijk 60 jaar en ouder, 50 tot en met 59 jaar, en 18 tot en met 49 jaar. Een stabiele medische
aandoening was gedefinieerd als een medische aandoening waarvoor geen grote verandering in
behandeling in de voorafgaande 6 weken nodig was (d.w.z. verandering naar een nieuwe
behandelingscategorie als gevolg van verergerende ziekte) of waarvoor geen ziekenhuisopname voor
verergerende ziekte nodig was in de 12 weken vóór ontvangst van het onderzoeksvaccin.
In elk onderzoek werden de immuunresponsen die werden opgewekt door Apexxnar en de
controlepneumokokkenvaccins gemeten met behulp van een test op opsonofagocytaire activiteit (OPA,
opsonophagocytic activity). OPA-testen meten functionele antilichamen tegen S. pneumoniae.
Vergelijking van immuunresponsen van Apexxnar met Prevenar 13 en PPSV23
In een gerandomiseerd, actief gecontroleerd, dubbelblind, klinisch non-inferioriteitsonderzoek
(hoofdonderzoek 1007) naar Apexxnar in de Verenigde Staten en Zweden werden
pneumokokkenvaccin-naïeve deelnemers van 18 jaar en ouder opgenomen in 1 van de 3 cohorten,
gebaseerd op hun leeftijd op het moment van opname in het onderzoek (18 tot en met 49, 50 tot en
met 59, en 60 jaar) en gerandomiseerd naar toediening van Apexxnar of een controlevaccin.
Deelnemers van 60 jaar en ouder werden gerandomiseerd in een verhouding van 1:1 naar het krijgen
van Apexxnar (n=1.507), 1 maand later gevolgd door toediening van een placebo met een
fysiologische zoutoplossing of Prevenar 13 (n=1.490), met de toediening van PPSV23 1 maand later.
Deelnemers van 18 tot en met 49 jaar en 50 tot en met 59 jaar werden willekeurig toegewezen (in een
verhouding van 3:1); zij kregen een dosis Apexxnar (18 tot en met 49 jaar: n=335; 50 tot en met
59 jaar: n=334) of Prevenar 13 (18 tot en met 49 jaar: n=112; 50 tot en met 59 jaar: n=111).
Serotypespecifieke geometrisch gemiddelde OPA-titers (GMT's, geometric mean titres) werden
gemeten vóór de eerste vaccinatie en 1 maand na elke vaccinatie. Aan non-inferioriteit van
immuunresponsen (OPA-GMT's 1 maand na vaccinatie, met Apexxnar vergeleken met een
controlevaccin voor een serotype) werd voldaan indien de ondergrens van het 2-zijdige
95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) voor de GMT-ratio (Apexxnar/Prevenar 13; Apexxnar/PPSV23)
voor dat serotype hoger was dan 0,5.
Bij deelnemers van 60 jaar en ouder waren de immuunresponsen op alle 13 overeenkomende
serotypen opgewekt door Apexxnar niet inferieur aan die opgewekt door Prevenar 13 1 maand na
vaccinatie. Over het algemeen werden met Apexxnar voor de overeenkomende serotypen numeriek
lagere geometrisch gemiddelde titers waargenomen dan met Prevenar 13 (tabel 3). De klinische
relevantie van deze bevinding is echter niet bekend.
De immuunresponsen die werden opgewekt door Apexxnar op 6/7 extra serotypen waren niet inferieur
aan die opgewekt door PPSV23 op dezelfde serotypen 1 maand na vaccinatie. De respons op
serotype 8 haalde het vooraf gespecificeerde statistische criterium voor non-inferioriteit niet (de
Tabel 3.
OPA-GMT's 1 maand na vaccinatie bij deelnemers van 60 jaar en ouder die
Apexxnar toegediend kregen vergeleken met Prevenar 13 voor de
13 overeenkomende serotypen en met PPSV23 voor de 7 extra serotypen
(onderzoek 1007)a,b,c,d
Prevenar 13
PPSV23
Apexxnar
(N=1.390-
(N=1201-
Vergelijking vaccin
(N=1.157-1.430)
1.419)
1319)
GMT-ratioe
95%-BIe
GMTe
GMTe
GMTe
Serotype
1
123
154
0,80
0,71; 0,90
3
41
48
0,85
0,78; 0,93
4
509
627
0,81
0,71; 0,93
5
92
110
0,83
0,74; 0,94
6A
889
1.165
0,76
0,66; 0,88
6B
1.115
1.341
0,83
0,73; 0,95
7F
969
1.129
0,86
0,77; 0,96
9V
1.456
1.568
0,93
0,82; 1,05
14
747
747
1,00
0,89; 1,13
18C
1.253
1.482
0,85
0,74; 0,97
19A
518
645
0,80
0,71; 0,90
19F
266
333
0,80
0,70; 0,91
23F
277
335
0,83
0,70; 0,97
Extra serotypen
8
466
848
0,55
0,49; 0,62
10A
2.008
1.080
1,86
1,63; 2,12
11A
4.427
2.535
1,75
1,52; 2,01
12F
2.539
1.717
1,48
1,27; 1,72
15B
2.398
769
3,12
2,62; 3,71
22F
3.666
1.846
1,99
1,70; 2,32
33F
5.126
3.721
1,38
1,21; 1,57
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMT = geometrisch gemiddelde titer (geometric mean titre);
LLOQ = ondergrens van kwantificatie (lower limit of quantitation); N = aantal deelnemers;
OPA = opsonofagocytaire activiteit (opsonophagocytic activity);
PPSV23 = pneumokokkenpolysacharidenvaccin (23-valent).
a. Onderzoek 1007 werd uitgevoerd in de Verenigde Staten en Zweden.
b. Aan non-inferioriteit voor een serotype werd voldaan indien de ondergrens van het 2-zijdige 95%-BI
voor de GMT-ratio (ratio van Apexxnar/comparator) hoger was dan 0,5 (2-voudig criterium voor
non-inferioriteit).
c. Testresultaten onder de LLOQ werden bepaald op 0,5 × LLOQ in de analyse.
d. Evalueerbare immunogeniciteitspopulatie.
e. GMT's en GMT-ratio's en de bijbehorende 2-zijdige BI's werden gebaseerd op analyse van log-
getransformeerde OPA-titers met behulp van een regressiemodel met vaccingroep, geslacht, rookstatus,
leeftijd bij vaccinatie in jaren en log-getransformeerde OPA-titers in de uitgangssituatie.
Immunogeniciteit bij deelnemers van 18 tot en met 59 jaar
In onderzoek 1007 werden deelnemers van 50 tot en met 59 jaar en deelnemers van 18 tot en met
49 jaar willekeurig toegewezen (in een verhouding van 3:1) naar 1 vaccinatie met Apexxnar of
Hoewel niet gepland als een actieve controle voor de beoordeling van de immunogeniciteit in het
onderzoek, liet een beschrijvende post-hocanalyse bij deelnemers van 18 tot en met 59 jaar, 1 maand
na Apexxnar, voor de overeenkomende serotypen over het algemeen numeriek lagere geometrisch
gemiddelde OPA-titers zien dan met Prevenar 13. De klinische relevantie van deze bevinding is echter
niet bekend.
Zoals hierboven vermeld werden personen met risicofactoren in dit onderzoek opgenomen. In alle
onderzochte leeftijdsgroepen werd in het algemeen een numeriek lagere immuunrespons
waargenomen bij deelnemers met risicofactoren, in vergelijking met deelnemers zonder riscofactoren.
De klinische relevantie van deze waarneming is niet bekend.
Tabel 4.
Vergelijkingen van OPA-GMT's 1 maand na Apexxnar bij deelnemers van 18 tot en
met 49 jaar of 50 tot en met 59 jaar met deelnemers van 60 tot en met 64 jaar
(onderzoek 1007)a,b,c,d
18-49 jaar
vergeleken
50-59 jaar
18-49 jaar
60-64 jaar
met
50-59 jaar
60-64 jaar vergeleken met
(N=251-317)
(N=765-941)
60-64 jaar
(N=266-320) (N=765-941)
60-64 jaar
GMT-ratioe
GMT-ratioe
GMTe
GMTe
(95%-BI)e
GMTe
GMTe
(95%-BI)e
Serotype
1,23
1,03
1
163
132
(1,01; 1,50)
136
132
(0,84; 1,26)
1,00
1,06
3
42
42
(0,87; 1,16)
43
41
(0,92; 1,22)
3,31
1,10
4
1.967
594
(2,65; 4,13)
633
578
(0,87; 1,38)
1,11
0,88
5
108
97
(0,91; 1,36)
85
97
(0,72; 1,07)
3,84
1,21
6A
3.931
1.023
(3,06; 4,83)
1.204
997
(0,95; 1,53)
3,41
1,25
6B
4.260
1.250
(2,73; 4,26)
1.503
1.199
(1,00; 1,56)
1,58
0,89
7F
1.873
1.187
(1,30; 1,91)
1.047
1.173
(0,74; 1,07)
3,50
1,02
9V
6.041
1.727
(2,83; 4,33)
1.726
1.688
(0,83; 1,26)
2,39
1,25
14
1.848
773
(1,93; 2,96)
926
742
(1,01; 1,54)
3,20
1,33
18C
4.460
1.395
(2,53; 4,04)
1.805
1.355
(1,06; 1,68)
2,31
1,03
19A
1.415
611
(1,91; 2,81)
618
600
(0,85; 1,25)
Vergelijkingen van OPA-GMT's 1 maand na Apexxnar bij deelnemers van 18 tot en
met 49 jaar of 50 tot en met 59 jaar met deelnemers van 60 tot en met 64 jaar
(onderzoek 1007)a,b,c,d
18-49 jaar
vergeleken
50-59 jaar
18-49 jaar
60-64 jaar
met
50-59 jaar
60-64 jaar vergeleken met
(N=251-317)
(N=765-941)
60-64 jaar
(N=266-320) (N=765-941)
60-64 jaar
GMT-ratioe
GMT-ratioe
GMTe
GMTe
(95%-BI)e
GMTe
GMTe
(95%-BI)e
2,17
0,99
19F
655
301
(1,76; 2,68)
287
290
(0,80; 1,22)
4,80
1,68
23F
1.559
325
(3,65; 6,32)
549
328
(1,27; 2,22)
Extra serotypen
1,71
0,97
8
867
508
(1,38; 2,12)
487
502
(0,78; 1,20)
1,62
1,03
10A
4.157
2.570
(1,31; 2,00)
2.520
2.437
(0,84; 1,28)
1,32
1,22
11A
7.169
5.420
(1,04; 1,68)
6.417
5.249
(0,96; 1,56)
1,91
1,11
12F
5.875
3.075
(1,51; 2,41)
3.445
3.105
(0,88; 1,39)
1,52
1,17
15B
4.601
3.019
(1,13; 2,05)
3.356
2.874
(0,88; 1,56)
1,69
0,90
22F
7.568
4.482
(1,30; 2,20)
3.808
4.228
(0,69; 1,17)
1,40
1,02
33F
7.977
5.693
(1,10; 1,79)
5.571
5.445
(0,81; 1,30)
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMT = geometrisch gemiddelde titer (geometric mean titre);
LLOQ = ondergrens van kwantificatie (lower limit of quantitation); N = aantal deelnemers; OPA = opsonofagocytaire
activiteit (opsonophagocytic activity); PPSV23 = pneumokokkenpolysacharidenvaccin (23-valent).
a. Onderzoek 1007 werd uitgevoerd in de Verenigde Staten en Zweden.
b. Aan non-inferioriteit voor een serotype werd voldaan indien de ondergrens van het 2-zijdige 95%-BI voor de GMT-ratio
(ratio jongere leeftijdsgroep/leeftijdsgroep 60 tot en met 64 jaar) hoger was dan 0,5 (2-voudig criterium voor
non-inferioriteit).
c. Testresultaten onder de LLOQ werden bepaald op 0,5 × LLOQ in de analyse.
d. Evalueerbare immunogeniciteitspopulatie.
e. GMT's, GMT-ratio's en de bijbehorende 2-zijdige BI's waren gebaseerd op analyse van log-getransformeerde OPA-titers
met behulp van een regressiemodel met leeftijdsgroep, geslacht, rookstatus en log-getransformeerde OPA-titers in de
uitgangssituatie. De vergelijkingen tussen deelnemers van 18 tot en met 49 jaar en deelnemers van 60 tot en met 64 jaar
en tussen deelnemers van 50 tot en met 59 jaar en deelnemers van 60 tot en met 64 jaar waren gebaseerd op afzonderlijke
regressiemodellen.
Immunogeniciteit van Apexxnar bij volwassenen die eerder zijn gevaccineerd met een
pneumokokkenvaccin
In een gerandomiseerd, open-label, klinisch fase 3-onderzoek (onderzoek 1006) werden
immuunresponsen op Apexxnar beschreven bij deelnemers van 65 jaar en ouder die eerder
gevaccineerd waren met PPSV23, met Prevenar 13, of met Prevenar 13 gevolgd door PPSV23. De
deelnemers die eerder gevaccineerd waren met Prevenar 13 (alleen Prevenar 13 of gevolgd door
PPSV23) werden in het onderzoek opgenomen in centra in de Verenigde Staten, terwijl deelnemers die
eerder gevaccineerd waren met alleen PPSV23 ook in het onderzoek werden opgenomen vanuit
Zweedse centra (35,5% in die categorie).
Apexxnar wekte immuunresponsen op alle 20 vaccinserotypen op bij deelnemers van 65 jaar en ouder
met eerdere pneumokokkenvaccinatie (tabel 5). Bij deelnemers in beide groepen die eerder PPSV23-
vaccinaties kregen, waren de immuunresponsen lager.
Pneumokokken-OPA-GMT's vóór en 1 maand na Apexxnar bij deelnemers van
65 jaar en ouder met eerdere pneumokokkenvaccinatie (onderzoek 1006)a,b,c,d
Eerder Prevenar 13 en
Alleen eerder PPSV23
Alleen eerder Prevenar 13
PPSV23
Vóór
Vóór
Vóór
vaccinatie
Na vaccinatie
vaccinatie
Na vaccinatie
vaccinatie
Na vaccinatie
(N=208-247)
(N=216-246)
(N=210-243) (N=201-243) (N=106-121)
(N=102-121)
GMT
GMT
GMT
GMT
GMT
GMT
(95%-BI)e
(95%-BI)e
(95%-BI)e
(95%-BI)e
(95%-BI)e
(95%-BI)e
Serotype
24
51
34
115
42
82
1
(20; 28)
(42; 62)
(28; 41)
(96; 138)
(32; 56)
(61; 110)
13
31
15
54
20
39
3
(11; 15)
(27; 36)
(13; 18)
(47; 63)
(17; 25)
(32; 48)
29
150
67
335
73
194
4
(23; 35)
(118; 190)
(53; 84)
(274; 410)
(53; 101)
(143; 262)
27
63
38
87
47
83
5
(24; 31)
(53; 75)
(32; 44)
(73; 104)
(37; 59)
(65; 108)
57
749
125
1.081
161
1.085
6A
(46; 70)
(577; 972)
(99; 158)
(880; 1.327)
(116; 224)
(797; 1.478)
107
727
174
1.159
259
1.033
6B
(86; 133)
(574; 922)
(138; 219)
(951; 1.414)
(191; 352)
(755; 1.415)
156
378
210
555
206
346
7F
(132; 184)
(316; 452)
(175; 251)
(467; 661)
(164; 258)
(277; 432)
203
550
339
1.085
352
723
9V
(171; 241)
(454; 667)
(282; 408)
(893; 1.318)
(270; 459)
(558; 938)
212
391
282
665
336
581
14
(166; 270)
(315; 486)
(224; 356)
(554; 798)
(238; 473)
(434; 777)
173
552
219
846
278
621
18C
(137; 218)
(445; 684)
(177; 272)
(693; 1.033)
(209; 369)
(470; 821)
82
239
124
365
182
341
19A
(66; 100)
(197; 288)
(100; 153)
(303; 440)
(141; 235)
(264; 439)
61
159
89
242
120
218
19F
(52; 71)
(131; 192)
(74; 107)
(199; 294)
(94; 154)
(168; 282)
23
152
48
450
66
293
23F
(18; 28)
(115; 199)
(37; 62)
(358; 566)
(46; 94)
(204; 420)
Extra serotypen
55
212
28
603
139
294
8
(45; 67)
(172; 261)
(24; 33)
(483; 753)
(99; 195)
(220; 392)
212
1.012
141
2.005
400
1.580
10A
(166; 269)
(807; 1.270)
(113; 177)
(1.586; 2.536)
(281; 568)
(1.176; 2.124)
510
1.473
269
1.908
550
1.567
11A
(396; 656)
(1.192; 1.820)
(211; 343)
(1.541; 2.362)
(386; 785)
(1.141; 2.151)
147
1.054
53
1.763
368
1.401
12F
(112; 193)
(822; 1.353)
(43; 65)
(1.372; 2.267)
(236; 573)
(1.002; 1.960)
140
647
74
1.480
190
1.067
15B
(104; 189)
(491; 853)
(56; 98)
(1.093; 2.003)
(124; 291)
(721; 1.578)
167
1.773
60
4.157
286
2.718
22F
(122; 230)
(1.355; 2.320)
(45; 82)
(3.244; 5.326)
(180; 456)
(1.978; 3.733)
1.129
2.026
606
3.175
1.353
2.183
33F
(936; 1.362)
(1.684; 2.437)
(507; 723)
(2.579; 3.908) (1.037; 1.765) (1.639; 2.908)
Pneumokokken-OPA-GMT's vóór en 1 maand na Apexxnar bij deelnemers van
65 jaar en ouder met eerdere pneumokokkenvaccinatie (onderzoek 1006)a,b,c,d
Eerder Prevenar 13 en
Alleen eerder PPSV23
Alleen eerder Prevenar 13
PPSV23
Vóór
Vóór
Vóór
vaccinatie
Na vaccinatie
vaccinatie
Na vaccinatie
vaccinatie
Na vaccinatie
(N=208-247)
(N=216-246)
(N=210-243) (N=201-243) (N=106-121)
(N=102-121)
GMT
GMT
GMT
GMT
GMT
GMT
(95%-BI)e
(95%-BI)e
(95%-BI)e
(95%-BI)e
(95%-BI)e
(95%-BI)e
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; GMT = geometrisch gemiddelde titer (geometric mean titre);
LLOQ = ondergrens van kwantificatie (lower limit of quantitation); N = aantal deelnemers; OPA = opsonofagocytaire
activiteit (opsonophagocytic activity); PPSV23 = pneumokokkenpolysacharidenvaccin (23-valent).
a. Onderzoek 1006 werd uitgevoerd in de Verenigde Staten en Zweden.
b. Testresultaten onder de LLOQ werden bepaald op 0,5 × LLOQ in de analyse.
c. Evalueerbare immunogeniciteitspopulatie.
d. Open-label toediening van Apexxnar.
e. 2-zijdige BI's gebaseerd op de Student t-verdeling.
Immuunresponsen in speciale populaties
Personen met de hieronder beschreven aandoeningen hebben een verhoogd risico op
pneumokokkenziekte.
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd met Apexxnar bij deelnemers met hiv of een
beenmergtransplantatie.
Er is beperkte ervaring beschikbaar uit klinische onderzoeken met Prevenar 13 (een
pneumokokkenconjugaatvaccin dat bestaat uit 13 polysacharidenconjugaten die ook in Apexxnar
zitten) bij volwassenen met een hiv-infectie en volwassenen die een beenmergtransplantatie hebben
ondergaan.
Gezonde deelnemers of deelnemers met stabiele, niet-immuuncompromitterende chronische medische
aandoeningen hadden in alle geanalyseerde leeftijdsgroepen met Apexxnar een lagere immuunrespons
dan met Prevenar 13, ondanks het feit dat werd voldaan aan de vooraf gedefinieerde marges voor non-
inferioriteit. De klinische relevantie van deze waarneming is niet bekend.
Hiv-infectie
Niet eerder met een pneumokokkenvaccin gevaccineerde volwassenen
In onderzoek 6115A1-3002 (B1851021) werden 152 deelnemers van 18 jaar en ouder met een hiv-
infectie (CD4 200 cellen/µl, virusaantal <50.000 kopieën/ml, vrij van actief verworven
immunodeficiëntiesyndroom [aids]-gerelateerde ziekte) en niet eerder gevaccineerd met een
pneumokokkenvaccin opgenomen, en zij kregen 3 doses Prevenar 13. Vervolgens werd in navolging
van de algemene aanbevelingen een enkelvoudige dosis PPSV23 toegediend. De vaccins werden
toegediend met intervallen van 1 maand. Ongeveer 1 maand na elke dosis van het vaccin werden
bij 131 tot 137 evalueerbare deelnemers de immuunresponsen beoordeeld. Na de eerste dosis bracht
Prevenar 13 antilichaamconcentraties teweeg, gemeten aan de hand van de geometrisch gemiddelde
concentraties (GMC's, geometric mean concentrations) voor immunoglobuline G (IgG) en
OPA-GMT's, die statistisch significant hoger waren dan de concentraties vóór de vaccinatie. Na de
tweede en derde dosis Prevenar 13 waren de immuunresponsen vergelijkbaar met of hoger dan die na
de eerste dosis.
Eerder met PPSV23 gevaccineerde volwassenen
In onderzoek 6115A1-3017 (B1851028) werden de immuunresponsen beoordeeld bij 329 deelnemers
van 18 jaar en ouder met een hiv-infectie (aantal CD4+ T-cellen 200 cellen/µl en virusaantal
<50.000 kopieën/ml) die eerder waren gevaccineerd met PPSV23, toegediend ten minste 6 maanden
vóór opname in het onderzoek. De deelnemers kregen 3 doses Prevenar 13: bij opname in het
onderzoek, 6 maanden en 12 maanden na de eerste dosis Prevenar 13. Na de eerste vaccinatie bracht
Hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT)
In onderzoek 6115A1-3003 (B1851022) werden 190 deelnemers van 18 jaar en ouder met een
allogene HSCT opgenomen. Zij kregen 3 doses Prevenar 13 met een interval van ten minste 1 maand
tussen de doses. De eerste dosis werd 3 tot 6 maanden na de HSCT toegediend. Een vierde (booster-)
dosis Prevenar 13 werd 6 maanden na de derde dosis toegediend. In navolging van de algemene
aanbevelingen werd 1 maand na de vierde dosis Prevenar 13 een enkelvoudige dosis PPSV23
toegediend. Ongeveer 1 maand na de vaccinatie werden de immuunresponsen zoals gemeten met
IgG-GMC's bij 130 tot 159 evalueerbare deelnemers beoordeeld. Prevenar 13 bracht na elke dosis
verhoogde antilichaamconcentraties teweeg. De immuunresponsen na de vierde dosis Prevenar 13
waren significant verhoogd voor alle serotypen, vergeleken met die na de derde dosis.
Uit dit onderzoek is gebleken dat 4 doses Prevenar 13 serum-IgG-concentraties teweegbrengen die
vergelijkbaar zijn met serum-IgG-concentraties die worden geïnduceerd door een enkelvoudige dosis
bij gezonde deelnemers van dezelfde leeftijdsgroep.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Apexxnar in een of meerdere subgroepen van
pediatrische patiënten voor de preventie van ziekte veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae (zie
rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Niet van toepassing.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering en reproductie- en
ontwikkelingstoxiciteit.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Natriumchloride
Barnsteenzuur
Polysorbaat 80
Water voor injecties
Voor adjuvans, zie rubriek 2.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit vaccin niet met andere geneesmiddelen
gemengd worden.
Houdbaarheid
24 maanden
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C8°C). Voorgevulde spuitenmoeten horizontaal in de koelkast worden
bewaard om de resuspenderingstijd zo kort mogelijk te houden.
Niet in de vriezer bewaren. Weggooien indien het vaccin bevroren is geweest.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het vaccin onmiddellijk te worden gebruikt zodra het uit de
koelkast is gehaald.
Stabiliteitsgegevens wijzen erop dat het vaccin stabiel is gedurende 96 uur wanneer het wordt bewaard
bij temperaturen van 8°C tot 25°C, of 72 uur wanneer het wordt bewaard bij temperaturen van 0°C tot
2°C. Aan het einde van deze perioden dient Apexxnar te worden gebruikt of afgevoerd. Deze
gegevens zijn bedoeld als leidraad voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in geval van
tijdelijke temperatuurafwijkingen.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
0,5 ml suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit (type I-glas) met een afsluitdopje (synthetisch
rubber van gemengd isopreen/bromobutyl) en een zuigerstop (chlorobutylrubber).
Verpakkingsgrootten van 1, 10 en multiverpakking van 50 (5 x 10) voorgevulde spuiten, met of zonder
naald.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Tijdens opslag kan een witte neerslag en een helder supernatant ontstaan in de voorgevulde spuit die
de suspensie bevat. Voorgevulde spuiten moeten horizontaal worden bewaard om de
resuspenderingstijd zo kort mogelijk te houden.
Voorbereiding voor toediening
Stap 1. Resuspendering van het vaccin
Houd de voorgevulde spuit horizontaal tussen duim en
wijsvinger en schud krachtig totdat de inhoud van de spuit een
homogene witte suspensie is. Gebruik het vaccin niet als het
niet geresuspendeerd kan worden.
Stap 3. Verwijder de dop van de spuit
Verwijder de afsluitdop van de Luer-lockadapter door de dop
langzaam tegen de wijzers van de klok in te draaien terwijl u de
Luer-lockadapter vasthoudt.
NB: Let erop dat de uitgetrokken zuigerstaaf niet wordt
ingedrukt terwijl de dop van de spuit wordt verwijderd.
Stap 4. Bevestig een steriele naald
Bevestig een naald die geschikt is voor intramusculaire toediening op de voorgevulde spuit door de
Luer-lockadapter vast te houden en de naald met de klok mee te draaien.
Al het ongebruikte vaccin of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1612/001
EU/1/21/1612/002
EU/1/21/1612/003
EU/1/21/1612/004
EU/1/21/1612/005
EU/1/21/1612/006
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: {DD maand JJJJ}
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME
STOF(FEN) EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK
VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANTEN VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF(FEN) EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten van de biologisch werkzame stof
Wyeth BioPharma Division of Wyeth Pharmaceuticals LLC
One Burtt Road
Andover, MA 01810
VS
Pfizer Ireland Pharmaceuticals
Grange Castle Business Park
Clondalkin
Dublin 22
Ierland
Wyeth Pharmaceutical Division of Wyeth Holdings LLC
4300 Oak Park
Sanford, NC 27330
VS
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Pfizer Manufacturing Belgium NV
Rijksweg 12
2870 Puurs
België
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
Officiële vrijgifte van de batch
In overeenstemming met artikel 114 van Richtlijn 2001/83/EG, zal de officiële vrijgifte van de batch
worden uitgevoerd door een rijkslaboratorium of een specifiek daartoe aangewezen laboratorium.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Verplichting tot het nemen van maatregelen na toekenning van de handelsvergunning
De vergunninghouder moet binnen het vastgestelde tijdschema de volgende verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Uiterste
datum
1. Om de langetermijnwerkzaamheid van Apexxnar voor actieve immunisatie ter
CSR uiterlijk
preventie van pneumonie veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae verder te
indienen op
onderzoeken, dient de vergunninghouder het volgende Amerikaanse onderzoek uit
31/12/ 2027
te voeren en daarvan de resultaten in te dienen: onderzoek B7471015, een fase 4-
onderzoek met een testnegatief ontwerp om de werkzaamheid te beoordelen van
Apexxnar tegen radiologisch bevestigde, buiten het ziekenhuis opgelopen
vaccintype pneumonie bij volwassenen 65 jaar oud.
2. Om de langetermijnwerkzaamheid van Apexxnar voor actieve immunisatie ter
CSR uiterlijk
preventie van pneumonie veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae verder te
indienen op
onderzoeken, dient de vergunninghouder het volgende onderzoek uit te voeren en
31/12/2030
daarvan de resultaten in te dienen: een observationeel, real-world fase 4-onderzoek
naar de werkzaamheid van Apexxnar tegen buiten het ziekenhuis opgelopen
vaccintype pneumonie in Europa volgens een overeengekomen protocol.
3. Om de langetermijnwerkzaamheid van Apexxnar voor actieve immunisatie ter
CSR uiterlijk
preventie van pneumonie veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae verder te
indienen op
onderzoeken, dient de vergunninghouder het volgende onderzoek uit te voeren en
31/12/2030
daarvan de resultaten in te dienen: een observationeel, real-world fase 4-onderzoek
naar de werkzaamheid van Apexxnar tegen vaccintype invasieve
pneumokokkenziekte in Europa volgens een overeengekomen protocol.
CSR: Klinisch onderzoeksrapport (Clinical Study Report)
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
BUITENVERPAKKING
Verpakking van 1 of 10 voorgevulde spuiten, met of zonder naald INCLUSIEF BLUE BOX
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Apexxnar suspensie voor injectie
pneumokokkenpolysacharidenconjugaatvaccin (20-valent, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat 2,2 µg polysacharide voor de serotypen 1, 3, 4, 5, 6A, 7F, 8, 9V, 10A, 11A, 12F,
14, 15B, 18C, 19A, 19F, 22F, 23F, 33F en 4,4 µg voor serotype 6B, geconjugeerd aan het dragereiwit
CRM197, geadsorbeerd aan aluminiumfosfaat.
1 dosis (0,5 ml) bevat 0,125 mg aluminium.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, barnsteenzuur, polysorbaat 80 en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie
1 voorgevulde spuit met enkelvoudige dosis (0,5 ml) met aparte naald
1 voorgevulde spuit met enkelvoudige dosis (0,5 ml) zonder naald
10 voorgevulde spuiten met enkelvoudige dosis (0,5 ml) met aparte naalden
10 voorgevulde spuiten met enkelvoudige dosis (0,5 ml) zonder naalden
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor intramusculair gebruik.
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Horizontaal bewaren aanbevolen.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1612/002 verpakking van 1 stuk met aparte naald
EU/1/21/1612/001 verpakking van 1 stuk zonder naald
EU/1/21/1612/004 verpakking van 10 stuks met aparte naalden
EU/1/21/1612/003 verpakking van 10 stuks zonder naalden
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BUITENVERPAKKING
10-stuks verpakking voor multiverpakking van 50 (5 x 10) voorgevulde spuiten, met of zonder
naald ZONDER BLUE BOX
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Apexxnar suspensie voor injectie
pneumokokkenpolysacharidenconjugaatvaccin (20-valent, geadsorbeerd)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 dosis (0,5 ml) bevat 2,2 µg polysacharide voor de serotypen 1, 3, 4, 5, 6A, 7F, 8, 9V, 10A, 11A, 12F,
14, 15B, 18C, 19A, 19F, 22F, 23F, 33F en 4,4 µg voor serotype 6B, geconjugeerd aan het dragereiwit
CRM197, geadsorbeerd aan aluminiumfosfaat. 1 dosis (0,5 ml) bevat 0,125 mg aluminium.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Natriumchloride, barnsteenzuur, polysorbaat 80 en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Suspensie voor injectie
10 voorgevulde spuiten met aparte naalden, die elk 1 enkelvoudige dosis (0,5 ml) bevatten. Een
onderdeel van een multiverpakking mag niet apart worden verkocht.
10 voorgevulde spuiten zonder naalden, die elk 1 enkelvoudige dosis (0,5 ml) bevatten. Een onderdeel
van een multiverpakking mag niet apart worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Uitsluitend voor intramusculair gebruik.
Goed schudden voor gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Horizontaal bewaren aanbevolen.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1612/006 verpakking van 50 stuks (5 x 10) met aparte naalden
EU/1/21/1612/005 verpakking van 50 stuks (5 x 10) zonder naalden
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
Voorgevulde spuiten
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Apexxnar suspensie voor injectie
IM
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Goed schudden voor gebruik.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
1 dosis (0,5 ml)
6.
OVERIGE
Apexxnar suspensie voor injectie
pneumokokkenpolysacharidenconjugaatvaccin (20-valent, geadsorbeerd)
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit vaccin ontvangt want er staat belangrijke informatie in
voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Geef dit vaccin niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Apexxnar en waarvoor wordt dit vaccin gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit vaccin niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit vaccin toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit vaccin?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Apexxnar en waarvoor wordt dit vaccin gebruikt?
Apexxnar is een pneumokokkenvaccin dat wordt gegeven aan:
Personen van 18 jaar en ouder ter voorkoming van ziekten zoals longontsteking (pneumonie),
bloedvergiftiging (sepsis) of bacteriën in het bloed (bacteriëmie) en hersenvliesontsteking
(meningitis), veroorzaakt door 20 typen van de bacterie Streptococcus pneumoniae.
Apexxnar biedt bescherming tegen 20 typen van de Streptococcus pneumoniae-bacterie.
Het vaccin werkt door het lichaam te helpen zijn eigen antistoffen aan te maken, die u tegen deze
ziekten beschermen.
2.
Wanneer mag u dit vaccin niet toegediend krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit vaccin niet toegediend krijgen?
· U bent allergisch (overgevoelig) voor een van de stoffen in dit vaccin of voor een ander vaccin dat
difterietoxoïd bevat. De stoffen in dit vaccin kunt u vinden in rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit vaccin?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat de vaccinatie plaatsvindt als u:
nu of in het verleden medische klachten heeft of heeft gehad na een dosis Apexxnar, zoals een
allergische reactie of problemen met ademhalen,
een ernstige ziekte of hoge koorts heeft. Lichte koorts of een infectie van de bovenste luchtwegen
(bijvoorbeeld een verkoudheid) is op zich geen reden om de vaccinatie uit te stellen,
een verzwakt immuunsysteem heeft (zoals door een hiv-infectie). Het kan zijn dat u niet volledig
profijt van Apexxnar zal hebben.
Zoals met alle vaccins zal Apexxnar niet alle personen beschermen die worden gevaccineerd.
Gebruikt/krijgt u nog andere geneesmiddelen/vaccins?
Gebruikt u naast Apexxnar nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Krijgt u naast Apexxnar nog andere vaccins toegediend, heeft u die kort geleden toegediend gekregen
of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere vaccins toegediend gaat krijgen? Vertel dat dan uw
arts, apotheker of verpleegkundige.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit vaccin toegediend krijgt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Apexxnar heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Sommige bijwerkingen die genoemd worden in rubriek 4 `Mogelijke
bijwerkingen' kunnen echter de rijvaardigheid of het vermogen om machines te bedienen tijdelijk
beïnvloeden.
Apexxnar bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe wordt dit vaccin toegediend?
De arts of verpleegkundige zal de aanbevolen dosis (0,5 ml) van het vaccin in uw arm injecteren.
U zult 1 injectie krijgen.
Vertel het uw arts, apotheker of verpleegkundige als u eerder een pneumokokkenvaccin heeft
gekregen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit vaccin? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk vaccin kan ook dit vaccin bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen
Neem direct contact op met uw arts als u verschijnselen van de volgende ernstige bijwerkingen
opmerkt (zie ook rubriek 2):
Zwelling van het gezicht, de lippen, mond, tong of keel (oedeem), moeite met ademen
(dyspneu), piepende ademhaling (bronchospasme). Dit kunnen tekenen zijn van een ernstige
allergische reactie, zoals een anafylactische reactie en zelfs een shock.
Andere bijwerkingen
Zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 doses van het vaccin
Hoofdpijn.
Gewrichtspijn en spierpijn.
Pijn/gevoeligheid op de injectieplaats en vermoeidheid.
Vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 doses van het vaccin
Zwelling op de injectieplaats, roodheid op de injectieplaats en koorts.
Soms: komen voor bij minder dan 1 op de 100 doses van het vaccin
Diarree, misselijkheid en braken.
Huiduitslag en zwelling van het gezicht, de lippen, mond, tong of keel, waardoor het slikken of
ademhalen moeilijk kan gaan (angio-oedeem).
Jeuk op de injectieplaats, gezwollen klieren in de hals, oksel of lies (lymfadenopathie), uitslag op
de injectieplaats met roze bulten en erge jeuk (urticaria), en koude rillingen.
De volgende bijwerkingen werden gezien met Prevenar 13 en kunnen ook worden gezien met
Apexxnar:
Een huiduitslag die jeukende rode vlekken veroorzaakt (erythema multiforme).
Irritatie op de injectieplaats.
Verminderde eetlust.
Beperking van de armbeweging.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit vaccin.
Hoe bewaart u dit vaccin?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit vaccin niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het etiket
na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C 8°C).
Apexxnar moet zo snel mogelijk worden gebruikt, nadat het uit de koelkast is gehaald.
Niet in de vriezer bewaren. Weggooien indien het vaccin bevroren is geweest.
Stabiliteitsgegevens wijzen erop dat het vaccin stabiel is gedurende 96 uur wanneer het wordt bewaard
bij temperaturen van 8°C tot 25°C, of 72 uur wanneer het wordt bewaard bij temperaturen van 0°C tot
2°C. Aan het einde van deze perioden dient Apexxnar te worden gebruikt of weggegooid. Deze
gegevens zijn bedoeld als leidraad voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in geval van
tijdelijke temperatuurafwijkingen.
Voorgevulde spuiten moeten horizontaal in de koelkast worden bewaard om de resuspenderingstijd zo
kort mogelijk te houden.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn polysachariden-CRM197-conjugaten bestaande uit:
2,2 microgram polysacharide voor serotypen 1, 3, 4, 5, 6A, 7F, 8, 9V, 10A, 11A, 12F, 14, 15B,
18C, 19A, 19F, 22F, 23F en 33F
4,4 microgram polysacharide voor serotype 6B
Eén dosis (0,5 ml) bevat ongeveer 51 microgram dragereiwit CRM197, geadsorbeerd aan
aluminiumfosfaat (0,125 mg aluminium).
De andere stoffen in dit middel zijn natriumchloride, barnsteenzuur, polysorbaat 80 en water voor
injecties.
Hoe ziet Apexxnar eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Het vaccin is een witte suspensie voor injectie, geleverd in een voorgevulde spuit met één dosis
(0,5 ml). Het wordt geleverd in verpakkingsgrootten van 1 en 10 stuks, met of zonder naalden, en een
multiverpakking met 5 verpakkingen van 10 voorgevulde spuiten, met of zonder naalden. Niet alle
genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de
Fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte:
handel brengen:
Pfizer Manufacturing Belgium N.V.
Pfizer Europe MA EEIG
Rijksweg 12
Boulevard de la Plaine 17
2870 Puurs
1050 Brussel
België
België
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Pfizer NV/SA
Tel. + 370 5 251 4000
Tél/Tel: + 32 (0)2 554 62 11
Magyarország
,
Pfizer Kft
Tel: + 36 1 488 37 00
Te: +359 2 970 4333
Ceská republika
Malta
Pfizer, spol. s r.o.
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +420 283 004 111
Tel: + 356 21344610
Danmark
Nederland
Pfizer ApS
Pfizer bv
Tlf: + 45 44 20 11 00
Tel: +31 (0)800 63 34 636
Deutschland
Norge
PFIZER PHARMA GmbH
Pfizer AS
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Tlf: +47 67 52 61 00
Eesti
Österreich
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H
Tel: +372 666 7500
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer A.E.
Pfizer Polska Sp. z o.o.
.: +30 210 6785800
Tel.: +48 22 335 61 00
España
Portugal
Pfizer, S.L.
Laboratórios Pfizer, Lda.
Télf: +34 91 490 99 00
Tel: +351 21 423 5500
France
România
Pfizer
Pfizer Romania S.R.L
Tél +33 (0)1 58 07 34 40
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: + 385 1 3908 777
Pfizer, podruznica za svetovanje s podrocja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel.: +386 (0)1 52 11 400
Ireland
Slovenská republika
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL, organizacná zlozka
Tel: +1800 633 363 (toll free)
Tel: + 421 2 3355 5500
Tel: +44 (0)1304 616161
Ísland
Suomi/Finland
Icepharma hf.
Pfizer Oy
Sími: + 354 540 8000
Puh/Tel: +358 (0)9 430 040
Italia
Sverige
Pfizer S.r.l.
Pfizer AB
Tel: +39 06 33 18 21
Tel: +46 (0)8 550 520 00
K
Latvija
Pfizer .. (Cyprus Branch)
Pfizer Luxembourg SARL filile Latvij
T: +357 22817690
Tel.: + 371 670 35 775
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: + 44 (0) 1304 616161
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in <{MM/JJJJ}>.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit vaccin is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Tijdens opslag kan een witte neerslag en helder supernatant ontstaan. Dit is geen teken van bederf.
Voorgevulde spuiten moeten horizontaal worden bewaard om de resuspenderingstijd zo kort mogelijk
te houden.
Voorbereiding voor toediening
Stap 1. Resuspendering van het vaccin
Houd de voorgevulde spuit horizontaal tussen duim en
wijsvinger en schud krachtig totdat de inhoud van de spuit een
homogene witte suspensie is. Gebruik het vaccin niet als het
niet geresuspendeerd kan worden.
Stap 3. Verwijder de dop van de spuit
Verwijder de afsluitdop van de Luer-lockadapter door de dop
langzaam tegen de wijzers van de klok in te draaien terwijl u de
Luer-lockadapter vasthoudt.
NB: Let erop dat de uitgetrokken zuigerstaaf niet wordt
ingedrukt terwijl de dop van de spuit wordt verwijderd.
Stap 4. Bevestig een steriele naald
Bevestig een naald die geschikt is voor intramusculaire toediening op de voorgevulde spuit door de
Luer-lockadapter vast te houden en de naald met de klok mee te draaien.
Dien de volledige dosis toe.
Apexxnar is uitsluitend bedoeld voor intramusculair gebruik.
Apexxnar mag niet in dezelfde injectiespuit worden gemengd met andere vaccins.
Al het ongebruikte vaccin of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.