Benefix 1500 iu

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
BeneFIX 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
BeneFIX 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 250 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 50 IE nonacog alfa.
BeneFIX 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 500 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 100 IE nonacog alfa.
BeneFIX 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 1000 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 200 IE nonacog alfa.
BeneFIX 1500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 1500 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 300 IE nonacog alfa.
BeneFIX 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 2000 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 400 IE nonacog alfa.
BeneFIX 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 3000 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 600 IE nonacog alfa.
De sterkte (IE) wordt bepaald met behulp van het eenfasige stollingsonderzoek beschreven in de
Europese Farmacopee. De specifieke activiteit van BeneFIX bedraagt niet minder dan 200 IE/mg
eiwit.
BeneFIX bevat recombinante coagulatiefactor IX (INN = nonacog alfa). Nonacog alfa is een
gezuiverd eiwit dat 415 aminozuren in één enkele keten heeft. Het heeft een primaire
aminozuursequentie die vergelijkbaar is met de Ala148 allelische vorm van de van plasma afgeleide
factor IX en sommige posttranslationele veranderingen van de recombinantmolecuul zijn verschillend
van die van de van plasma afgeleide molecuul. Recombinante coagulatiefactor IX is een glycoproteïne
dat wordt afgescheiden door genetisch gemodificeerde zoogdiercellen afkomstig van een
Chinesehamsterovarium (CHO)-cellijn.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
2
3.
FARMACEUTISCHE VORM
BeneFIX 250 IE, 500 IE, 1000 IE, 1500 IE, 2000 IE, 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing
voor injectie
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Wit/bijna wit poeder en helder en kleurloos oplosmiddel.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Behandeling van en profylaxe tegen bloedingen bij patiënten met hemofilie B (aangeboren factor IX-
deficiëntie).
BeneFIX kan voor alle leeftijdsgroepen worden gebruikt.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te gebeuren onder toezicht van een arts die ervaring heeft met de behandeling
van hemofilie.
Controle van de behandeling
Gedurende het verloop van de behandeling wordt aanbevolen om de factor IX-waarden te bepalen om
als leidraad te dienen voor de toe te dienen dosis en de herhalingsfrequentie van de infusies. De
respons op factor IX kan van patiënt tot patiënt verschillen, wat te zien is aan verschillende
halfwaardetijden en recuperatieniveau’s. Doses die zijn gebaseerd op lichaamsgewicht, dienen
mogelijk te worden aangepast bij patiënten met ondergewicht of overgewicht. Vooral bij zware
chirurgische ingrepen is het noodzakelijk de substitutietherapie zorgvuldig te controleren en te volgen
door middel van een bloedstollingsonderzoek (factor IX-activiteit in het plasma).
Voor het bepalen van de factor IX-activiteit in bloedmonsters van patiënten kunnen bij het gebruik van
een op tromboplastinetijd (aPTT) gebaseerde eenfasig
in vitro-stollingsonderzoek
de resultaten voor
de factor IX-activiteit in het plasma significant worden beïnvloed door zowel het type aPTT-reagens
als de in het onderzoek gebruikte referentiestandaard. Dit is met name van belang bij het veranderen
van laboratorium en/of in het onderzoek gebruikte reagentia.
Dosering
Dosis en duur van de substitutietherapie zijn afhankelijk van de ernst van de factor IX-deficiëntie, van
de locatie en de omvang van de bloedingen, en van de klinische toestand van de patiënt.
Het aantal toegediende factor IX-eenheden wordt uitgedrukt in Internationale Eenheden (IE), wat in
overeenstemming is met de huidige WHO-standaard voor factor IX-producten. De factor IX-activiteit
in plasma wordt uitgedrukt in procenten (ten opzichte van normaal humaan plasma) of in
Internationale Eenheden (ten opzichte van een internationale standaard voor factor IX in plasma).
Eén Internationale Eenheid (IE) factor IX-activiteit komt overeen met de hoeveelheid factor IX in één
ml normaal humaan plasma.
On-demand behandeling
De berekening van de vereiste dosis BeneFIX kan worden gebaseerd op de verwachting dat één
eenheid factor IX-activiteit per kg lichaamsgewicht bij patiënten van 12 jaar of ouder het
circulatieniveau van factor IX met een gemiddelde van 0,8 IE/dl doet stijgen (spreiding van 0,4 tot
1,4 IE/dl) (nadere informatie in rubriek 5.2).
3
De vereiste dosis wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:
Vereiste aantal IE
factor IX
=
lichaamsgewicht
(in kg)
x
gewenste stijging van
factor IX (%) of (IE/dl)
x
reciproke van
waargenomen
recovery
Voorbeeld: voor een recovery van 0,8 IE/dl luidt de formule:
Vereiste aantal IE
factor IX
=
lichaamsgewicht
(in kg)
x
gewenste stijging van
factor IX (%) of (IE/dl)
x
1,3 IE/kg
De toe te dienen hoeveelheid en de frequentie van toediening dienen steeds per patiënt te worden
bepaald in relatie tot de klinische effectiviteit.
In geval van volgende bloedingen mag de factor IX-activiteit niet dalen tot onder de gegeven niveaus
van de plasma-activiteit (uitgedrukt in % ten opzichte van de normale waarde of in IE/dl) in de
overeenkomstige periode. De volgende tabel kan dienen als leidraad voor de dosering bij bloedingen
en tijdens een chirurgische ingreep:
Ernst van de bloeding / Aard
van de chirurgische ingreep
Bloeding
Beginnende hemartrose,
spierbloeding of bloeding in de
mondholte
Meer uitgebreide hemartrose,
spierbloeding of hematoom
Levensbedreigende bloedingen
Chirurgische ingreep
Kleine ingrepen:
met inbegrip van tandextracties
Zware ingrepen
30-60
80-100
(pre- en
postoperatief)
Om de 24 uur, ten minste 1 dag, tot genezing
van de wond bereikt is.
Herhaal de infusie om de 8-24 uur tot
adequate genezing van de wond. Vervolgens
behandelen gedurende nog ten minste 7
dagen om de factor IX-activiteit tussen 30%
en 60% (IE/dl) te houden.
20-40
Herhaal de infusie om de 24 uur, ten minste
1 dag, tot de bloeding stopt (de pijn weg is)
of tot genezing van de wond is bereikt.
Herhaal de infusie om de 24 uur gedurende
3-4 dagen of langer tot de pijn en het acute
functieverlies verdwenen zijn.
Herhaal de infusie om de 8 tot 24 uur tot het
levensgevaar geweken is.
Vereiste factor
IX-activiteit (%)
of (IE/dl)
Frequentie van toediening (uren) /
Therapieduur (dagen)
30-60
60-100
Profylaxe
BeneFIX kan worden toegediend voor langetermijnprofylaxe tegen bloedingen bij patiënten met
hemofilie B. In een klinische studie naar secundaire routineprofylaxe bedroeg de gemiddelde dosis
voor eerder behandelde patiënten (PTP’s) 40 IE/kg (spreiding van 13 tot 78 IE/kg) met intervallen van
3 tot 4 dagen.
In sommige gevallen, met name bij jongere patiënten, kunnen kortere doseringsintervallen of hogere
doses noodzakelijk zijn.
Pediatrische patiënten
Er is beperkte documentatie over on-demand behandeling en chirurgie bij pediatrische patiënten
jonger dan 6 jaar die met BeneFIX zijn behandeld.
4
De gemiddelde dosering ( standaarddeviatie) voor profylaxe was 63,7 ( 19,1) IE/kg met intervallen
van 3 tot 7 dagen. Bij jongere patiënten kunnen kortere doseringsintervallen of hogere doses
noodzakelijk zijn. Het verbruik van FIX voor routineprofylaxe bij 22 beoordeelbare patiënten was
4607 ( 1849) IE/kg per jaar en 378 ( 152) IE/kg per maand.
Nauwkeurige controle van de factor IX-plasma-activiteit moet worden uitgevoerd zoals klinisch
geïndiceerd en een berekening van de farmacokinetische parameters, zoals recovery en halfwaardetijd,
moet worden uitgevoerd. Dit om de doses juist te kunnen aanpassen.
Oudere patiënten
In klinische onderzoeken met BeneFIX zijn niet genoeg patiënten van 65 jaar en ouder opgenomen om
te kunnen bepalen of zij anders reageren dan jongere patiënten. De dosering dient voor een oudere
patiënt, net als voor elke patiënt die BeneFIX krijgt, individueel te worden vastgesteld.
Wijze van toediening
BeneFIX wordt toegediend als intraveneuze infusie na reconstitutie van het gevriesdroogde poeder
voor oplossing voor injectie met 0,234% natriumchlorideoplossing (zie rubriek 6.6).
BeneFIX moet worden toegediend met een lage infusiesnelheid. In de meeste gevallen is een
infusiesnelheid van maximaal 4 ml per minuut aangehouden. De toedieningssnelheid dient te worden
bepaald aan de hand van het comfortniveau van de patiënt.
Indien er een vermoedelijke overgevoeligheidsreactie optreedt waarvan wordt gedacht dat deze
gerelateerd is aan de toediening van BeneFIX, dient de infusiesnelheid te worden verlaagd of dient de
infusie te worden stopgezet (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
Agglutinatie van rode bloedcellen in de infuusslang/spuit
Er zijn meldingen geweest van agglutinatie van rode bloedcellen in de infuusslang/spuit bij toediening
van BeneFIX. Er zijn in relatie tot deze meldingen geen bijwerkingen gemeld. Om de mogelijkheid
van agglutinatie te minimaliseren, is het belangrijk om de hoeveelheid bloed die de infuusslang in
gaat, te beperken. Er dient geen bloed in de injectiespuit te komen. Indien agglutinatie van rode
bloedcellen in de infuusslang/spuit waargenomen wordt, gooit u alle gebruikte materiaal (infuusslang,
spuit en BeneFIX-oplossing) weg en hervat u de toediening met een nieuwe verpakking.
Continue infusie
Toediening door middel van continue infusie is niet goedgekeurd en wordt niet aanbevolen (zie ook
rubrieken 4.4 en 6.6).
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Bekende allergische reactie op hamstereiwitten.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren dienen de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd te worden.
Patiënten kunnen één van de verwijderbare etiketten van de injectieflacon in hun dagboek plakken om
het batchnummer daarin vast te leggen of om eventuele bijwerkingen te melden.
5
Overgevoeligheid
Allergie-achtige overgevoeligheidsreacties kunnen worden waargenomen met BeneFIX. Het product
bevat sporen van hamstereiwitten. Mogelijk levensbedreigende anafylactische/anafylactoïde reacties
zijn opgetreden bij gebruik van factor IX-producten, waaronder BeneFIX. Indien er symptomen van
overgevoeligheid optreden, dient patiënten te worden geadviseerd om onmiddellijk te stoppen met het
gebruik van het geneesmiddel en contact op te nemen met hun arts. Patiënten moeten worden
geïnformeerd over de vroege tekenen van overgevoeligheidsreacties, zoals ademhalingsproblemen,
kortademigheid, zwelling, galbulten (netelroos), gegeneraliseerde urticaria, jeuk, gevoel van
beklemming op de borst, bronchospasme, laryngospasme, piepende ademhaling, hypotensie, wazig
zien en anafylaxie.
In sommige gevallen hebben deze reacties zich ontwikkeld tot ernstige anafylaxie. In geval van shock
moeten de huidige medische richtlijnen voor de behandeling van shock worden gevolgd. In geval van
ernstige allergische reacties moeten alternatieve hemostatische maatregelen worden overwogen.
Remmers
Remmers worden soms aangetroffen bij eerder behandelde patiënten (Previously
Treated Patients,
PTP’s) die werden behandeld met producten die factor IX bevatten. Aangezien één PTP die is
behandeld met BeneFIX een klinisch relevante remmer met een lage respons heeft ontwikkeld
gedurende klinische studies en aangezien de ervaring met de antigeniciteit van recombinante factor IX
nog steeds beperkt is, moeten patiënten die met BeneFIX worden behandeld nauwkeurig worden
gevolgd om de ontwikkeling van factor IX-remmers na te gaan die moeten worden getitreerd in
Bethesda-eenheden door gebruik te maken van de daarvoor bestemde biologische testen.
Er zijn meldingen in de wetenschappelijke literatuur die een verband aantonen tussen het voorkomen
van een factor IX-remmer en allergische reacties. Patiënten die allergische reacties ondervinden
moeten dan ook worden gecontroleerd op de aanwezigheid van een remmer. Er moet worden
opgemerkt dat patiënten met factor IX-remmers een verhoogd risico kunnen lopen op anafylaxie bij
daaropvolgende hernieuwde toediening van factor IX. De preliminaire informatie suggereert dat er een
relatie kan bestaan tussen de aanwezigheid van aanzienlijke deletiemutaties in een factor IX-gen van
een patiënt en een verhoogd risico op de vorming van een remmer en het optreden van acute
overgevoeligheidsreacties. Patiënten van wie bekend is dat zij aanzienlijke deletiemutaties van het
factor IX-gen hebben dienen nauwlettend geobserveerd te worden op verschijnselen en symptomen
van acute overgevoeligheidsreacties, met name tijdens de vroege fases van eerste blootstelling aan het
product.
Als gevolg van het risico op allergische reacties met factor IX-concentraten moeten de initiële
toedieningen van factor IX, volgens het oordeel van de behandelende arts, worden uitgevoerd onder
medisch toezicht daar waar de juiste medische behandeling voor allergische reacties kan worden
gegeven.
Trombose
Hoewel BeneFIX alleen factor IX bevat, moet het risico op trombose en diffuse intravasale stolling
(DIS) worden onderkend. Aangezien het gebruik van concentraten van factor IX-complexen historisch
werd geassocieerd met de ontwikkeling van trombo-embolische complicaties, kan het gebruik van
producten die factor IX bevatten mogelijk gevaarlijk zijn bij patiënten die tekenen vertonen van
fibrinolyse en bij patiënten met diffuse intravasale stolling (DIS). Gezien het potentiële risico op
trombotische complicaties, moet klinische controle op vroege tekenen van trombotische coagulopathie
en verbruikscoagulopathie met de daarvoor bestemde biologische testen worden ingesteld bij de
toediening van dit product aan patiënten met een leveraandoening, postoperatieve patiënten,
pasgeborenen of patiënten die risico lopen op trombotische voorvallen of DIS. In elk van deze
situaties moet het voordeel van een behandeling met BeneFIX worden afgewogen tegen het risico op
deze complicaties.
De veiligheid en werkzaamheid van BeneFIX toegediend door middel van continue infusie zijn niet
vastgesteld (zie ook rubrieken 4.2 en 4.8). Er zijn postmarketingmeldingen geweest van trombotische
voorvallen, inclusief levensbedreigend vena cava superior (VCS)-syndroom bij zieke neonaten in
6
kritieke toestand, terwijl zij continue infusie met BeneFIX kregen via een centraal veneuze katheter
(zie ook rubriek 4.8).
Cardiovasculaire voorvallen
Bij patiënten met reeds bestaande cardiovasculaire risicofactoren kan substitutietherapie met FIX het
cardiovasculaire risico verhogen.
Nefrotisch syndroom
Het optreden van een nefrotisch syndroom werd gemeld na een poging tot inductie van
immunotolerantie bij hemofilie B-patiënten met factor IX-remmers en een voorgeschiedenis van
allergische reacties. De veiligheid en de werkzaamheid van BeneFIX om immunotolerantie te
induceren, werden niet vastgesteld.
Speciale populaties
Er zijn onvoldoende gegevens bekend uit klinische onderzoeken met BeneFIX over de behandeling
van patiënten die niet eerder behandeld werden (Previously
Untreated Patients,
PUP’s).
Natriumgehalte
Na reconstitutie bevat BeneFIX 0,2 mmol natrium (4,6 mg) per injectieflacon, dat wil zeggen dat het
in wezen ‘natriumvrij’ is. Afhankelijk van het lichaamsgewicht van de patiënt en de dosering van
BeneFIX kunnen patiënten meerdere injectieflacons toegediend krijgen. Hiermee dient rekening
gehouden te worden als de patiënt een natriumarm dieet volgt.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn geen interacties van producten met humane coagulatiefactor IX (rDNA) met andere
geneesmiddelen gemeld.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er is geen reproductieonderzoek bij dieren met factor IX uitgevoerd. Op basis van het zeldzame
optreden van hemofilie B bij vrouwen bestaat er geen ervaring met het gebruik van factor IX tijdens
de zwangerschap en de periode van borstvoeding. Daarom mag factor IX uitsluitend worden
toegediend tijdens de zwangerschap en de periode van borstvoeding indien hiervoor een duidelijke
indicatie bestaat.
Het effect van BeneFIX op de vruchtbaarheid is niet vastgesteld.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
BeneFIX heeft geen invloed op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Overgevoeligheid of allergische reacties (waaronder mogelijk angio-oedeem, brandend gevoel en
stekend gevoel op de infusieplaats, rillingen, overmatig blozen, gegeneraliseerde urticaria, hoofdpijn,
galbulten (netelroos), hypotensie, lethargie, misselijkheid, rusteloosheid, tachycardie, beklemd gevoel
op de borst, tintelingen, braken, piepende ademhaling) zijn waargenomen en kunnen zich in sommige
gevallen ontwikkelen tot ernstige anafylaxie (waaronder shock). In sommige gevallen hebben deze
reacties zich ontwikkeld tot ernstige anafylaxie en kwamen deze voor qua tijdstip in nauwe
samenhang met de ontwikkeling van factor IX-remmers (zie ook rubriek 4.4). Nefrotisch syndroom is
gemeld na een poging tot inductie van immunotolerantie bij hemofilie B-patiënten met factor IX-
remmers en een voorgeschiedenis van allergische reacties.
Zeer zelden is ontwikkeling van antilichamen tegen hamstereiwitten met daaraan gerelateerde
overgevoeligheidsreacties waargenomen.
7
Patiënten met hemofilie B kunnen neutraliserende antilichamen (remmers) ontwikkelen tegen factor
IX. Indien dergelijke remmers zich ontwikkelen, zal de toestand zich manifesteren als een
onvoldoende klinische reactie. In dergelijke gevallen wordt aanbevolen contact op te nemen met een
gespecialiseerd centrum voor hemofilie.
Er is een potentieel risico op trombo-embolische episoden na toediening van factor IX-producten, zie
rubriek 4.4.
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
In de tabel hieronder wordt de indeling volgens de MedDRA-systeem/orgaanclassificatie
(systeem/orgaanklasse en voorkeursterm) gevolgd. De frequenties zijn vastgesteld volgens de
volgende conventie: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10); soms (≥ 1/1.000, < 1/100), niet bekend
(kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). In de tabel staan bijwerkingen die zijn
gemeld in de klinische onderzoeken met eerder behandelde patiënten en die zijn vastgesteld gedurende
gebruik na het op de markt brengen. De frequenties zijn gebaseerd op bijwerkingen welke, ongeacht
de causaliteit, tijdens gepoolde klinische onderzoeken met 224 personen optraden.
Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Systeem/orgaanklasse
Zeer vaak
≥ 1/10
Vaak
≥ 1/100,
< 1/10
Soms
≥ 1/1.000,
< 1/100
Frequentie
niet bekend
(kan met de
beschikbare
gegevens niet
worden
bepaald)
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen
Zenuwstelselaandoeningen
Oogaandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoeningen
Hoofdpijn
d
Cellulitis op
infusieplaats
a
Factor IX-
remmers
b
Overgevoeligheid
c
Duizeligheid;
Dysgeusie
Somnolentie;
Tremor
Gezichtsstoornisse
n
e
Tachycardie
f
Hypotensie
h
Anafylactische
reactie*
Flebitis; overmatig
blozen
g
Vena cava
superior-
syndroom
i,
* ;
diepe veneuze
trombose*;
trombose*;
tromboflebitis*
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
en mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Nier- en
urinewegaandoeningen
Hoesten
j
Braken;
misselijkheid
Uitslag
k
; urticaria
Nierinfarct
l
8
Systeem/orgaanklasse
Zeer vaak
≥ 1/10
Vaak
≥ 1/100,
< 1/10
Soms
≥ 1/1.000,
< 1/100
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Pyrexie
Onaangenaam
gevoel op de
borst
o
; reactie op
de infusieplaats
n
;
pijn op de
infusieplaats
m
Frequentie
niet bekend
(kan met de
beschikbare
gegevens niet
worden
bepaald)
Onvoldoende
therapeutische
respons*
Onderzoeken
Onvoldoende
factor IX
recuperatie
p,
*
* Bijwerking vastgesteld na het op de markt brengen
a
waaronder cellulitis
b
voorbijgaande vorming van remmers met lage titer
c
waaronder geneesmiddelenovergevoeligheid, angio-oedeem, bronchospasme, piepende ademhaling, dyspneu en
laryngospasme
d
waaronder migraine, sinushoofdpijn
e
waaronder flikkerscotoom en wazig zien
f
waaronder verhoogde hartfrequentie, sinustachycardie
g
waaronder opvliegers, het heet hebben, warme huid
h
waaronder verlaagde bloeddruk
i
vena cava superior (VCS)-syndroom bij zieke pasgeborenen in kritieke toestand, terwijl zij continue infusie met
BeneFIX kregen via een centraal veneuze katheter
j
waaronder productieve hoest
k
waaronder vlekkerige uitslag, papulaire uitslag, maculo-papulaire uitslag
l
ontwikkeld bij een patiënt positief voor antilichamen tegen hepatitis C 12 dagen na toediening van een dosis
BeneFIX vanwege een bloedingsepisode.
m
waaronder pijn op de injectieplaats, ongemak op de infusieplaats
n
waaronder pruritus op infusieplaats, erytheem op infusieplaats
o
waaronder pijn op de borst en een beklemd gevoel op de borst
p
Dit is een letterlijke term. Er is geen voorkeursterm volgens MedDRA 17.1 teruggevonden.
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Overgevoeligheid/allergische reacties
Indien er een vermoedelijke overgevoeligheidsreactie optreedt waarvan wordt gedacht dat deze
gerelateerd is aan de toediening van BeneFIX, zie rubrieken 4.2 en 4.4.
Ontwikkeling van remmers
Een klinisch relevante remmer met een lage respons werd ontdekt bij 1 van de 65 BeneFIX-patiënten
(waaronder 9 patiënten die alleen aan de chirurgische studie deelnamen) die eerder uit plasma
verkregen producten hadden ontvangen. Deze patiënt kon verder worden behandeld met BeneFIX
zonder anamnestische verhoging van remmers of anafylaxie (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Allergische reacties kunnen bij kinderen vaker optreden dan bij volwassenen.
Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar die informatie geven over de incidentie van remmers bij
PUP’s (zie ook rubriek 5.1).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
9
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er zijn geen symptomen van overdosering gerapporteerd met producten met recombinante
coagulatiefactor IX.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antihaemorrhagica, bloedcoagulatiefactor IX; ATC-code:
B02BD04
Werkingsmechanisme
BeneFIX bevat recombinante coagulatiefactor IX, (nonacog alfa). Recombinante coagulatiefactor IX
is een glycoproteïne bestaande uit één enkele keten met een geschatte moleculaire massa van 55.000
Dalton. Het behoort tot de familie van de serineproteasen van vitamine K-afhankelijke
coagulatiefactoren. Recombinante coagulatiefactor IX is een eiwitgeneesmiddel op basis van
recombinant DNA dat structurele en functionele eigenschappen bezit die vergelijkbaar zijn met de
endogene factor IX. Factor IX wordt geactiveerd door het factor VII/weefselfactorcomplex in de
extrinsieke route alsook door factor XIa in de intrinsieke coagulatieroute. De geactiveerde factor IX,
in combinatie met de geactiveerde factor VIII, activeert factor X. Dit resulteert uiteindelijk in de
conversie van protrombine in trombine. Trombine zet daarna fibrinogeen om in fibrine waardoor een
stolsel kan worden gevormd. De factor IX-activiteit is afwezig of erg gereduceerd bij patiënten met
hemofilie B en een substitutietherapie kan noodzakelijk zijn.
Farmacodynamische effecten
Hemofilie B is een erfelijke, geslachtsgebonden stoornis van de bloedstolling als gevolg van verlaagde
factor IX-niveaus en leidt tot hevige bloedingen in gewrichten, spieren en inwendige organen, hetzij
spontaan, hetzij als gevolg van accidentele of operatieve trauma’s. Door substitutietherapie worden de
plasmaniveaus van factor IX verhoogd, waardoor de factor IX-deficiëntie en de bloedingsneiging
tijdelijk worden gecorrigeerd.
Pediatrische patiënten
De werkzaamheidsanalyse in studie 3090A1-301-WW was gebaseerd op 22 beoordeelbare patiënten
op een profylactisch regime onder wie 4 on-demand patiënten die kortstondig overstapten op
profylaxe. Twee patiënten ondergingen chirurgische procedures (circumcisie en plaatsing van een
port-a-katheter). Veiligheidsanalyse van 25 beoordeelbare patiënten gaf een veiligheidsprofiel weer
zoals verwacht. De enige gedocumenteerde ernstige bijwerking die gerelateerd was aan BeneFIX werd
gemeld bij de enige geïncludeerde PUP bij wie sprake was van overgevoeligheid en ontwikkeling van
remmers.
In twee open-labelonderzoeken bleek 100 IE/kg BeneFIX eens per week veilig te zijn toegediend. De
halfwaardetijd van het product (zie rubriek 5.2) en de beperkte farmacokinetische onderzoeksgegevens
voor het wekelijkse regime staan echter niet toe om dit regime in het algemeen aan te bevelen voor
langdurige profylaxe bij patiënten met ernstige hemofilie B.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Uit een gerandomiseerd farmacokinetisch cross-overonderzoek is gebleken dat BeneFIX,
gereconstitueerd met een 0,234% natriumchlorideoplossing, farmacokinetisch equivalent is, bij een
dosis van 75 IE/kg, aan het eerder op de markt gebrachte BeneFIX (gereconstitueerd met steriel water)
bij 24 eerder behandelde patiënten (≥ 12 jaar). Bovendien zijn bij 23 van de betreffende patiënten de
farmacokinetische parameters opnieuw opgevolgd na herhaaldelijke toediening van BeneFIX
10
gedurende zes maanden. Deze bleken ongewijzigd te zijn in vergelijking met de waarden die bij de
initiële evaluatie werden verkregen. Een samenvatting van de farmacokinetische gegevens is
weergegeven in tabel 1.
Tabel 1. Schattingen van de farmacokinetische parameters voor BeneFIX (75 IE/kg) bij aanvang
en op maand 6 bij eerder behandelde patiënten met hemofilie B
Aanvang n = 24
Maand 6 n = 23
Parameter
Gemiddelde ± SD
Gemiddelde ± SD
C
max
(IE/dl)
54,5 ± 15,0
57,3 ± 13,2
AUC
(IE∙u/dl)
940 ± 237
923 ± 205
t
1/2
(u)
22,4 ± 5,3
23,8 ± 6,5
Cl (ml/u/kg)
8,47 ± 2,12
8,54 ± 2,04
Recovery
0,73 ± 0,20
0,76 ± 0,18
(IE/dl per IE/kg)
Afkortingen: AUC
= oppervlakte onder de plasmaconcentratie-tijdscurve van het nulpunt tot oneindig; C
max
=
piekconcentratie; t
1/2
= plasma-eliminatiehalfwaardetijd; Cl = klaring; SD = standaarddeviatie.
Er is een farmacokinetisch populatiemodel ontwikkeld op basis van gegevens verzameld bij 73
patiënten in de leeftijd van 7 maanden tot 60 jaar. De geschatte parameters bij gebruik van het
uiteindelijke 2-compartimentenmodel worden weergegeven in tabel 2. Bij zuigelingen en kinderen
was sprake van een hogere klaring, een groter distributievolume, een kortere halfwaardetijd en een
lagere recovery dan bij adolescenten en volwassenen. De terminale fase is niet eenduidig
bestudeerd,vanwege het ontbreken van gegevens na 24 uur bij pediatrische proefpersonen < 6 jaar
oud.
Tabel 2. Gemiddelde
SD farmacokinetische parameters op basis van individuele Bayes-
schattingen uit populatiefarmacokinetische analyse
Zuigelingen Kinderen
Kinderen Adolescenten Volwassenen
Leeftijdsgroep (jaar)
<2
2 tot < 6
6 tot < 12
12 tot < 18
18 tot 60
Aantal proefpersonen
7
16
1
19
30
Klaring (ml/u/kg)
13,1 ± 2,9
15,5
9,2 ± 2,3
8,0 ± 0,6
13,1
2,1
Vss (ml/kg)
257 ± 25
303
234 ± 49
225 ± 59
252
35
Eliminatiehalfwaardetijd
16,7 ± 1,9
16,3
21,5 ± 5,0
23,9 ± 4,5
15,6
1,2
(u)
Recovery (IE/dl per
0,60 ±
0,47
0,69 ± 0,16
0,74 ± 0,20
0,61
0,10
IE/kg)
0,08
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van genotoxiciteit.
Er werden geen onderzoeken verricht naar carcinogeniteit, aantasting van de vruchtbaarheid en
ontwikkeling van de foetus.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Poeder
Sucrose
Glycine
L-histidine
Polysorbaat 80
11
Oplosmiddel
Natriumchlorideoplossing
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden. Uitsluitend de bijgeleverde infusieset mag worden gebruikt. Het is
mogelijk dat de behandeling mislukt als gevolg van de adsorptie van humane coagulatiefactor IX aan
de binnenzijde van bepaald infusiemateriaal.
6.3
2 jaar
Het gereconstitueerde product bevat geen conserveringsmiddel en dient onmiddellijk gebruikt te
worden, maar niet later dan 3 uur na reconstitutie. Chemische en fysische ‘in-use’ stabiliteit is
aangetoond voor 3 uur bij temperaturen tot 25°C.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
BeneFIX 250 IE, 500 IE, 1000 IE, 1500 IE, 2000 IE, 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing
voor injectie
BeneFIX 250 IE, 500 IE, 1000 IE, 1500 IE, 2000 IE, 3000 IE poeder in een 10 ml-injectieflacon (type
I-glas) met een stop (chloorbutyl) en een flip-off zegel (aluminium) en 5 ml helder, kleurloos
oplosmiddel in een voorgevulde injectiespuit (type 1-glas) met een zuiger (broombutyl), een dopje
(broombutyl) en een steriele flaconadapter voor reconstitutie, een steriele infusieset, twee
alcoholdoekjes, een pleister en een gaasje.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
BeneFIX wordt door middel van een intraveneuze infusie toegediend na reconstitutie van het
gevriesdroogde poeder voor injectie met het bijgeleverde oplosmiddel (0,234%
natriumchlorideoplossing) in de voorgevulde injectiespuit (zie ook rubriek 3 van de bijsluiter voor
reconstitutie-instructies).
Na reconstitutie bevat BeneFIX polysorbaat-80, waarvan bekend is dat het de mate van
di-(2-ethylhexyl)ftalaat- (DEHP)-extractie uit polyvinylchloride doet toenemen. Bij de bereiding en
toediening van BeneFIX moet u daar rekening mee houden. Het is daarom belangrijk dat u de
aanwijzingen in rubriek 4.2 nauwgezet navolgt.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Aangezien het gebruik van BeneFix per continue infusie niet is onderzocht, dient BeneFix niet met
infusie-oplossingen gemengd te worden of per druppelinfuus te worden toegediend.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/97/047/004
EU/1/97/047/005
EU/1/97/047/006
EU/1/97/047/009
EU/1/97/047/007
EU/1/97/047/008
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING / VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 27 augustus 1997
Datum van laatste verlenging: 20 juli 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
13
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
D.
14
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Wyeth BioPharma
Division of Wyeth Pharmaceuticals LLC
One Burtt Road
Andover MA 01810
Verenigde Staten
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Wyeth Farma S.A
Autovia del Norte. A-1, Km. 23. Desvio Algete, Km. 1, 28700 San Sebastian de los Reyes, Madrid
Spanje
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
15
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
16
A. ETIKETTERING
17
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
BeneFIX 250 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 500 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1000 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1500 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 2000 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 3000 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 injectieflacon: 250 IE nonacog alfa (ongeveer 50 IE/ml na reconstitutie).
1 injectieflacon: 500 IE nonacog alfa (ongeveer 100 IE/ml na reconstitutie).
1 injectieflacon: 1000 IE nonacog alfa (ongeveer 200 IE/ml na reconstitutie).
1 injectieflacon: 1500 IE nonacog alfa (ongeveer 300 IE/ml na reconstitutie).
1 injectieflacon: 2000 IE nonacog alfa (ongeveer 400 IE/ml na reconstitutie).
1 injectieflacon: 3000 IE nonacog alfa (ongeveer 600 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Sucrose, glycine, L-histidine, natriumchloride en polysorbaat 80.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 injectieflacon met 250 IE nonacog alfa
1 injectieflacon met 500 IE nonacog alfa
1 injectieflacon met 1000 IE nonacog alfa
1 injectieflacon met 1500 IE nonacog alfa
1 injectieflacon met 2000 IE nonacog alfa
1 injectieflacon met 3000 IE nonacog alfa
1 voorgevulde injectiespuit met 5 ml oplosmiddel
1 steriele flaconadapter voor reconstitutie
18
1 steriele infusieset
2 alcoholdoekjes
1 pleister
1 gaasje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor intraveneus gebruik, enkel voor eenmalige toediening.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Gebruik voor reconstitutie alleen de voorgevulde injectiespuit met oplosmiddel uit de verpakking.
8.
EXP:
Onmiddellijk gebruiken of binnen 3 uur na reconstitutie.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/97/047/004
EU/1/97/047/005
EU/1/97/047/006
EU/1/97/047/009
19
EU/1/97/047/007
EU/1/97/047/008
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
BeneFIX 250
BeneFIX 500
BeneFIX 1000
BeneFIX 1500
BeneFIX 2000
BeneFIX 3000
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
20
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
FLACONETIKET
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
BeneFIX 250 IE poeder voor oplossing voor injectie
BeneFIX 500 IE poeder voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1000 IE poeder voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1500 IE poeder voor oplossing voor injectie
BeneFIX 2000 IE poeder voor oplossing voor injectie
BeneFIX 3000 IE poeder voor oplossing voor injectie
Nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX)
Intraveneus gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Voor eenmalige injectie.
3.
EXP
4.
Lot:
Zie voorkant etiket (Lot, Exp.)
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
250 IE
500 IE
1000 IE
1500 IE
2000 IE
3000 IE
21
6.
OVERIGE
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
Gebruik voor reconstitutie alleen de voorgevulde injectiespuit uit de verpakking.
22
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET SPUIT MET OPLOSMIDDEL
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor BeneFIX
Voor intraveneus gebruik.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Gebruik de volledige inhoud.
3.
EXP:
4.
Lot
Pfizer Europe MA EEIG
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bevat 5 ml 0,234% natriumchlorideoplossing voor injectie
6.
OVERIGE
23
B. BIJSLUITER
24
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
BeneFIX 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX)
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is BeneFIX en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is BeneFIX en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
BeneFIX is een injecteerbaar stollings- (coagulatie-)factor-IX-product dat wordt geproduceerd door
recombinant DNA-technologie. De werkzame stof in BeneFIX is nonacog alfa. Mensen die geboren
worden met hemofilie B (Christmas-ziekte) hebben te weinig factor IX om bloedingen te kunnen
stoppen. BeneFIX vervangt factor IX bij hemofilie-B-patiënten zodat hun bloed kan stollen.
BeneFIX wordt gebruikt ter behandeling en preventie van bloedingen bij patiënten met hemofilie B
(aangeboren factor-IX-deficiëntie) in alle leeftijdsgroepen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U bent allergisch voor hamstereiwitten.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
Raadpleeg onmiddellijk uw arts indien de bloeding niet stopt zoals verwacht.
Allergische reacties kunnen worden waargenomen. Het product kan sporen van hamstereiwitten
bevatten (zie “Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?”). Mogelijk levensbedreigende
25
anafylactische reacties (ernstige allergische reacties) zijn opgetreden bij gebruik van factor-IX-
producten, waaronder BeneFIX. Vroege tekenen van allergische reacties omvatten
ademhalingsproblemen, kortademigheid, zwelling, galbulten (netelroos), jeuk, galbulten
(netelroos) over het hele lichaam, gevoel van beklemming op de borst, piepende ademhaling,
een te lage bloeddruk, wazig zien en anafylaxie (ernstige overgevoeligheidsreactie die moeilijk
slikken en/of ademen, een rood gezwollen gezicht en/of handen kan veroorzaken).
Indien er zich allergische of anafylactische reacties voordoen,
moet de toediening van
BeneFIX onmiddellijk worden stopgezet, en moet onmiddellijk een arts of de spoedeisende
hulp worden geraadpleegd, of onmiddellijk andere spoedeisende medische hulp worden
gezocht.
In geval van ernstige allergische reacties moet het instellen van een andere
behandeling worden overwogen.
Antilichamen die de stollingsactiviteit neutraliseren (remmers) worden soms waargenomen bij
patiënten die eerder behandeld zijn met producten die factor IX bevatten. Net als bij alle andere
producten die factor IX bevatten, moet u daarom echter tijdens de behandeling met BeneFIX
nauwlettend worden gecontroleerd op de ontwikkeling van factor-IX-remmers.
Er zijn meldingen in de wetenschappelijke literatuur die een verband aantonen tussen het
optreden van een factor-IX-remmer en allergische reacties. Indien u allergische reacties
ondervindt, zoals hierboven beschreven, dient u te worden gecontroleerd op de aanwezigheid
van een remmer. Er moet worden opgemerkt dat patiënten met een factor-IX-remmer een
verhoogd risico kunnen lopen op anafylaxie bij nieuwe toediening van factor IX.
De productie van factor IX in het lichaam wordt geregeld door het factor-IX-gen. Bij patiënten
die specifieke mutaties (verandering in het genetisch materiaal) van hun factor-IX-gen hebben,
zoals een aanzienlijke deletie (verlies van een stukje van een chromosoom), kan het
waarschijnlijker zijn dat zij een remmer tegen factor IX ontwikkelen en/of allergische reacties
ervaren. Daarom, wanneer bekend is dat u een dergelijke mutatie heeft, zal uw arts u mogelijk
nauwlettend observeren op tekenen van een allergische reactie, met name wanneer u voor het
eerst begint met het toedienen van BeneFIX.
Als gevolg van het risico op allergische reacties met factor-IX moet uw eerste toediening van
BeneFIX worden uitgevoerd onder medisch toezicht daar waar de juiste medische behandeling
voor allergische reacties kan worden geboden.
Zelfs bij afwezigheid van een factor-IX-remmer kunnen hogere doses van BeneFIX nodig zijn
dan de doses die nodig zijn voor andere van plasma afgeleide factor-IX-producten die u
mogelijk eerder gebruikt heeft. Er moet dan ook een nauwkeurige controle van de factor-IX-
plasma-activiteit (dat het vermogen van uw bloed meet om stolsels te vormen) worden
uitgevoerd om de doses juist te kunnen aanpassen. Indien de bloeding niet onder controle kan
worden gebracht met de aanbevolen dosis, moet u uw arts raadplegen.
Indien u lijdt aan een lever- of hartaandoening of indien u recent een operatie heeft ondergaan,
bestaat er een verhoogd risico op complicaties bij de bloedstolling.
Na toediening van hoge doses van plasma afgeleide stollingsfactor IX aan hemofilie B-patiënten
met factor IX-remmers en een voorgeschiedenis van allergische reacties, is het optreden van een
aandoening van de nieren gemeld (nefrotisch syndroom).
Er zijn niet genoeg gegevens bekend uit klinische onderzoeken over de behandeling van
patiënten die niet eerder behandeld werden met BeneFIX (patiënten die nog nooit een infusie
met stollingsfactor IX hebben gekregen).
Het wordt aanbevolen dat u, telkens wanneer u BeneFIX gebruikt, de naam en het partijnummer
van het product noteert. U kunt één van de verwijderbare etiketten van de injectieflacon
26
gebruiken om het partijnummer in uw dagboek te noteren of om eventuele bijwerkingen te
melden.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast BeneFIX nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Dan mag u
BeneFIX alleen gebruiken op specifieke instructie van uw arts. Men weet niet of BeneFIX schade kan
toebrengen aan het ongeboren kind wanneer het aan zwangere vrouwen wordt toegediend. Uw arts kan
u aanraden om de behandeling met BeneFIX stop te zetten als u borstvoeding geeft of zwanger wordt.
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
BeneFIX heeft geen invloed op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
BeneFIX bevat natrium
Na reconstitutie bevat BeneFIX 0,2 mmol natrium (4,6 mg) per injectieflacon, dat wil zeggen dat het
in wezen ‘natriumvrij’ is. Afhankelijk van uw lichaamsgewicht en de dosis BeneFIX kunt u echter
meerdere injectieflacons toegediend krijgen. Hiermee dient rekening gehouden te worden als u een
natriumarm dieet volgt.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw arts zal beslissen welke dosis BeneFIX u zal krijgen. Deze dosis en de duur van de behandeling
zullen afhangen van uw individuele behoefte aan factor-IX-vervangingsbehandeling en van hoe snel
uw lichaam factor IX verbruikt, wat regelmatig moet worden gecontroleerd. U zult mogelijk een
verschil opmerken in de dosis die u ontvangt wanneer u overschakelt van een van plasma afgeleid
factor-IX-product op BeneFIX.
Uw arts kan beslissen om de dosis BeneFIX die u krijgt toegediend gedurende de behandeling te
veranderen.
Reconstitutie en toediening:
De hierna vermelde aanwijzingen gelden als richtlijn voor de reconstitutie en de toediening van
BeneFIX. Patiënten moeten de specifieke aanwijzingen voor venapunctie volgen zoals aangegeven
door hun arts.
BeneFIX wordt toegediend door middel van intraveneuze (IV) infusie na reconstitutie van het poeder
voor injectie met het bijgeleverde oplosmiddel (een natriumchloride (zout) oplossing) in de
voorgevulde injectiespuit.
Was altijd uw handen vóór u de volgende procedures uitvoert. Tijdens de reconstitutieprocedure moet
een aseptische techniek (dit betekent schoon en ziektekiemvrij) worden gebruikt.
27
Reconstitutie:
BeneFIX zal worden toegediend door middel van intraveneuze (IV) infusie na reconstitutie met een
steriel oplosmiddel voor injectie.
1.
2.
Laat de flacon met gevriesdroogd BeneFIX en de voorgevulde injectiespuit met oplosmiddel op
kamertemperatuur komen.
Verwijder het plastic flip-off dopje van de BeneFIX flacon zodat het midden van de rubberen
stop zichtbaar wordt.
3.
Veeg de bovenkant van de flacon schoon met het bijgeleverde alcoholdoekje, of gebruik een
andere antiseptische vloeistof en laat het drogen. Na het reinigen de rubberen stop niet meer met
uw hand aanraken en geen ander oppervlak laten raken.
Trek de bovenkant van de heldere plastic verpakking van de flaconadapter af. Haal de adapter
niet uit de verpakking.
Plaats de flacon op een vlak oppervlak. Plaats de flaconadapter, terwijl deze nog in de
verpakking zit, over de flacon. Duw de verpakking stevig naar beneden totdat de adapter op z’n
plaats klikt op de bovenkant van de flacon en de punt van de adapter door de flaconstop heen
steekt.
4.
5.
6.
Haal de verpakking van de adapter af en gooi de verpakking weg.
7.
Bevestig de zuiger op de injectiespuit met oplosmiddel door stevig aan te duwen en draaien.
28
8.
Verwijder het beschermende plastic dopje van de tip van de injectiespuit met oplosmiddel door
het dopje langs de perforatie te breken. Dit doet u door het dopje naar boven en beneden te
buigen totdat de perforatie wordt gebroken. Raak de binnenkant van het dopje of de tip van de
injectiespuit niet aan. Het kan nodig zijn om het dopje weer terug te plaatsen (als de
gereconstitueerde BeneFIX-oplossing niet onmiddellijk gebruikt wordt), zet het dopje daarom
aan de kant door het ondersteboven neer te zetten.
9.
Plaats de flacon op een vlak oppervlak. Bevestig de injectiespuit met oplosmiddel op de
flaconadapter door de tip van de injectiespuit in de adapteropening te steken en de injectiespuit
hard te duwen en met de klok mee te draaien totdat de verbinding stevig vastzit.
10.
Duw de zuiger langzaam naar beneden om al het oplosmiddel in de BeneFIX flacon te
injecteren.
11.
Draai de flacon, terwijl de spuit nog steeds aan de adapter vastzit, voorzichtig rond totdat het
poeder opgelost is.
12.
De uiteindelijke oplossing dient voor toediening op het oog geïnspecteerd te worden op fijne
deeltjes. De oplossing moet helder en kleurloos zijn.
Let op: Als u meer dan één flacon met BeneFIX per infusie gebruikt, dient elke flacon volgens
bovenstaande instructies gereconstitueerd te worden. De injectiespuit dient te worden
verwijderd, terwijl de adapter op z’n plaats blijft, en een afzonderlijke grote ‘luer-lock’ spuit
(een hulpmiddel dat de spuit met de flacon verbindt) kan gebruikt worden om de
gereconstitueerde inhoud van elke flacon op te trekken.
29
13.
Draai de flacon ondersteboven terwijl u zich ervan verzekert dat de zuiger nog steeds geheel
ingedrukt is. Trek dan langzaam alle oplossing terug in de injectiespuit.
14.
Maak de injectiespuit los van de flaconadapter door voorzichtig te trekken en de spuit tegen de
klok in te draaien. Gooi de flacon met de adapter er nog aan weg.
Let op: Als de oplossing niet onmiddellijk gebruikt wordt, dient het dopje voorzichtig op de
injectiepuit teruggeplaatst te worden. Raak de tip van de injectiespuit of de binnenkant van het
dopje niet aan.
BeneFIX moet onmiddellijk of binnen de 3 uur na reconstitutie worden toegediend. De
gereconstitueerde oplossing kan vóór de toediening bij kamertemperatuur worden bewaard.
Toediening (intraveneuze injectie):
BeneFIX moet worden toegediend door gebruik te maken van de bijgeleverde voorgevulde
injectiespuit met oplosmiddel of een enkele steriele plastic ‘luer-lock’ wegwerpspuit. Bovendien moet
de oplossing uit de flacon worden teruggetrokken door gebruik te maken van de flaconadapter.
BeneFIX dient intraveneus geïnjecteerd te worden gedurende enkele minuten. Uw arts kan uw
aanbevolen infusiesnelheid veranderen om de infusie comfortabeler te maken.
Er zijn meldingen geweest van samenklontering (agglutinatie) van rode bloedcellen in de
infuusslang/spuit tijdens de toediening van BeneFIX. Er zijn in relatie tot deze meldingen geen
bijwerkingen gemeld. Om de mogelijkheid van agglutinatie te minimaliseren, is het belangrijk om de
hoeveelheid bloed die de infuusslang in gaat, te beperken. Er dient geen bloed in de injectiespuit te
komen. Indien samenklontering van rode bloedcellen in de infuusslang/spuit waargenomen wordt,
gooit u alle gebruikte materiaal (infuusslang, spuit en BeneFIX-oplossing) weg en hervat u de
toediening met een nieuwe verpakking.
Aangezien het gebruik van BeneFIX in een continu infuus (druppel) niet is onderzocht, mag BeneFIX
niet worden gemengd met infusieoplossingen of worden toegediend in een continu infuus.
Gelieve alle niet-gebruikte oplossingen, lege injectieflacons en gebruikte naalden en spuiten weg te
gooien in een container die bestemd is voor het wegwerpen van afval dat andere personen zou kunnen
verwonden indien het niet op de geschikte manier wordt behandeld.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Gelieve onmiddellijk uw arts op de hoogte te stellen indien u meer BeneFIX injecteert dan uw arts u
had aanbevolen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop niet met het gebruik van BeneFIX zonder uw arts te raadplegen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
30
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Overgevoeligheid/allergische reacties
Allergie-achtige overgevoeligheidsreacties kunnen worden waargenomen met BeneFIX, waaronder
het opzwellen van het gezicht of de keel, brandend en stekend gevoel op de infusieplaats, rillingen,
overmatig blozen, jeuk, hoofdpijn, galbulten (netelroos), lage bloeddruk, slaapzucht (lethargie),
misselijkheid, rusteloosheid, snelle hartslag, gevoel van beklemming op de borstkas, tintelingen,
braken, piepende ademhaling. In sommige gevallen hebben deze reacties zich ontwikkeld tot ernstige
anafylaxie. Allergische reacties kunnen voorkomen in samenhang met de ontwikkeling van factor-IX-
remmers (zie ook “Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?”).
Deze reacties zijn mogelijk levensbedreigend. Indien er zich allergische/anafylactische reacties
voordoen,
moet u de toediening van BeneFIX onmiddellijk stopzetten en moet u onmiddellijk uw
arts raadplegen of dringende medische hulp zoeken.
De vereiste behandeling hangt af van de aard
en de ernst van de bijwerkingen (zie ook “Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?”).
Ontwikkeling van remmers
Patiënten met hemofilie B kunnen neutraliserende antilichamen (remmers) tegen factor IX
ontwikkelen. Als u dergelijke remmers ontwikkelt, kan een teken daarvan zijn dat de hoeveelheid
BeneFIX die normaal nodig is om een bloeding te stoppen hoger wordt, of dat u na behandeling met
BeneFIX blijft bloeden. In dergelijke gevallen wordt het aanbevolen contact op te nemen met een
gespecialiseerd centrum voor hemofilie. Uw arts zal u mogelijk willen controleren op de ontwikkeling
van remmers (zie ook “Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?”).
Het optreden van een nierstoornis werd gemeld na de toediening van hoge doses van plasma afgeleide
factor IX voor het opwekken van immunotolerantie bij hemofilie-B-patiënten met factor-IX-remmers
en een voorgeschiedenis van allergische reacties (zie ook “Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met
dit middel?”).
Trombotische voorvallen
BeneFIX kan het risico op trombose (abnormale bloedstolsels) in uw lichaam vergroten als u
risicofactoren heeft voor het ontwikkelen van bloedstolsels, inclusief een aanwezig zijnde veneuze
katheter. Er zijn meldingen geweest van ernstige bloedstolselvorming, inclusief levensbedreigende
bloedstolsels bij zieke babies in kritieke toestand terwijl zij BeneFIX als continue infusie kregen via
een centraal veneuze katheter. Gevallen van perifere tromboflebitis (pijn en roodheid van de aderen)
en diepe veneuze trombose (bloedstolsels in de ledematen) zijn ook gemeld; in de meeste van deze
gevallen werd BeneFIX toegediend via een continu infuus, wat geen goedgekeurde wijze van
toediening is.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 patiënten)
Hoofdpijn
Hoesten
Koorts
Vaak voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 10 patiënten)
Overgevoeligheid/allergische reacties
Duizeligheid, veranderde smaak
Flebitis (pijn en roodheid van de aderen), overmatig blozen
31
Braken, misselijkheid
Huiduitslag, galbulten (netelroos)
Ongemak op de borst (waaronder pijn op de borst)
Reacties op de infusieplaats (waaronder jeuk en roodheid op de infusieplaats), pijn en ongemak
op de infusieplaats
Soms voorkomende bijwerkingen
(kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 100 patiënten)
Ontwikkeling van neutraliserende antilichamen (remmers)
Cellulitis op de infusieplaats (pijn en roodheid van de huid)
Slaperigheid, beven
Gezichtsstoornissen (waaronder wazig zien, het verschijnen van vlekken/lichtflitsen)
Snelle hartslag, lage bloeddruk
Nierinfarct (onderbreking van de bloedtoevoer naar de nier)
Bijwerkingen met onbekende frequentie
(frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden
bepaald)
Anafylactische reactie
Trombotische voorvallen (abnormale bloedstolsels)
Gebrek aan respons op de behandeling (het niet kunnen stoppen of voorkomen van
bloedingsepisodes)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
etiket van de flacon. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
BeneFIX moet bewaard worden beneden 30°C en moet worden gebruikt vóór de houdbaarheidsdatum
die op het etiket staat vermeld.
Niet in de vriezer bewaren om beschadiging aan de voorgevulde injectiespuit te voorkomen.
De gereconstitueerde oplossing onmiddellijk gebruiken, of binnen 3 uur na reconstitutie.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat de oplossing niet helder of kleurloos is.
Voor reconstitutie alleen de voorgevulde injectiespuit uit de verpakking gebruiken. Voor toediening
kunnen andere steriele wegwerpinjectiespuiten worden gebruikt.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
32
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Elke flacon
met BeneFIX bevat nominaal 250, 500, 1000, 1500, 2000 of 3000 IE nonacog alfa.
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, glycine, L-histidine, polysorbaat 80. Een
oplosmiddel (0,234% natriumchlorideoplossing) wordt ook meegeleverd voor reconstitutie.
Na reconstitutie met het meegeleverde oplosmiddel (0,234% natriumchlorideoplossing), bevat
elke flacon 50, 100, 200, 300, 400 of 600 IE/ml (zie tabel 1).
Tabel 1. Sterkte van BeneFIX per ml bereide oplossing
Hoeveelheid BeneFIX per
injectieflacon
250 IE
500 IE
1000 IE
1500 IE
2000 IE
3000 IE
Hoeveelheid BeneFIX per
1 ml bereide oplossing voor
injectie
50 IE
100 IE
200 IE
300 IE
400 IE
600 IE
Hoe ziet BeneFIX eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
BeneFIX wordt geleverd als een poeder voor injectie in een glazen flacon en een oplosmiddel in een
voorgevulde injectiespuit.
De verpakking bevat:
één flacon met BeneFIX 250, 500, 1000, 1500, 2000 of 3000 IE poeder
één voorgevulde injectiespuit met oplosmiddel, 5 ml steriele 0,234% natriumchlorideoplossing
voor injectie voor reconstitutie, met één zuiger
één steriele flaconadapter voor reconstitutie
één steriele infusieset
twee alcoholdoekjes
één pleister
één gaasje
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Wyeth Farma S.A
Autovia del Norte. A-1, Km. 23. Desvio Algete, Km. 1, 28700 San Sebastian de los Reyes, Madrid
Spanje
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
33
België /Belgique / Belgien
Pfizer S.A./N.V.
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
България
Пфайзер Люксембург САРЛ, Кло½
България
Тел.: +359 2 970 4333
Česká Republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel: +420 283 004 111
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: +45 44 20 11 00
Deutschland
Pfizer Pharma GmbH
Tel: +49 (0)30 550055 51000
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
PFIZER ΕΛΛΑΣ Α.Ε.
Τηλ: +30 210 678 5800
España
Pfizer S.L.
Tel: +34 91 490 99 00
France
Pfizer
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: + 385 1 3908 777
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: 1800 633 363 (toll free)
+44 (0)1304 616161
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL filialas
Lietuvoje
Tel. +3705 2514000
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer S.A.
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
Magyarország
Pfizer Kft.
Tel.: + 36 1 488 37 00
Malta
Vivian Corporation Ltd.
Tel: +35621 344610
Nederland
Pfizer bv
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 52 61 00
Österreich
Pfizer Corporation Austria
Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.,
Tel.: +48 22 335 61 00
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +351 21 423 5500
România
Pfizer România S.R.L.
Tel: +40 21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s
področja farmacevtske dejavnosti,
Ljubljana
Tel: + 386 (0) 1 52 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL,
organizačná zložka
Tel: +421-2-3355 5500
Ísland
Icepharma hf.
Sími: + 354 540 8000
34
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Κύπρος
PFIZER ΕΛΛΑΣ Α.Ε. (CYPRUS
BRANCH)
Τηλ: +357 22 817690
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filiāle Latvijā
Tel: +371 670 35 775
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 43 00 40
Sverige
Pfizer AB
Tel: + 46 (0)8 550 520 00
United Kingdom
Pfizer Limited
Tel: +44 (0)1304 616161
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu. Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.
35

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
BeneFIX 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
BeneFIX 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 250 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 50 IE nonacog alfa.
BeneFIX 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 500 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 100 IE nonacog alfa.
BeneFIX 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 1000 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 200 IE nonacog alfa.
BeneFIX 1500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 1500 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 300 IE nonacog alfa.
BeneFIX 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 2000 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 400 IE nonacog alfa.
BeneFIX 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon bevat nominaal 3000 IE nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Na
reconstitutie met de bijgeleverde 5 ml (0,234%) natriumchlorideoplossing voor injectie, bevat elke ml
oplossing ongeveer 600 IE nonacog alfa.
De sterkte (IE) wordt bepaald met behulp van het eenfasige stollingsonderzoek beschreven in de
Europese Farmacopee. De specifieke activiteit van BeneFIX bedraagt niet minder dan 200 IE/mg
eiwit.
BeneFIX bevat recombinante coagulatiefactor IX (INN = nonacog alfa). Nonacog alfa is een
gezuiverd eiwit dat 415 aminozuren in één enkele keten heeft. Het heeft een primaire
aminozuursequentie die vergelijkbaar is met de Ala148 allelische vorm van de van plasma afgeleide
factor IX en sommige posttranslationele veranderingen van de recombinantmolecuul zijn verschillend
van die van de van plasma afgeleide molecuul. Recombinante coagulatiefactor IX is een glycoproteïne
dat wordt afgescheiden door genetisch gemodificeerde zoogdiercellen afkomstig van een
Chinesehamsterovarium (CHO)-cellijn.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
FARMACEUTISCHE VORM
BeneFIX 250 IE, 500 IE, 1000 IE, 1500 IE, 2000 IE, 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing
voor injectie
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Wit/bijna wit poeder en helder en kleurloos oplosmiddel.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Behandeling van en profylaxe tegen bloedingen bij patiënten met hemofilie B (aangeboren factor IX-
deficiëntie).
BeneFIX kan voor alle leeftijdsgroepen worden gebruikt.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te gebeuren onder toezicht van een arts die ervaring heeft met de behandeling
van hemofilie.
Controle van de behandeling
Gedurende het verloop van de behandeling wordt aanbevolen om de factor IX-waarden te bepalen om
als leidraad te dienen voor de toe te dienen dosis en de herhalingsfrequentie van de infusies. De
respons op factor IX kan van patiënt tot patiënt verschillen, wat te zien is aan verschillende
halfwaardetijden en recuperatieniveau's. Doses die zijn gebaseerd op lichaamsgewicht, dienen
mogelijk te worden aangepast bij patiënten met ondergewicht of overgewicht. Vooral bij zware
chirurgische ingrepen is het noodzakelijk de substitutietherapie zorgvuldig te controleren en te volgen
door middel van een bloedstollingsonderzoek (factor IX-activiteit in het plasma).
Voor het bepalen van de factor IX-activiteit in bloedmonsters van patiënten kunnen bij het gebruik van
een op tromboplastinetijd (aPTT) gebaseerde eenfasig in vitro-stollingsonderzoek de resultaten voor
de factor IX-activiteit in het plasma significant worden beïnvloed door zowel het type aPTT-reagens
als de in het onderzoek gebruikte referentiestandaard. Dit is met name van belang bij het veranderen
van laboratorium en/of in het onderzoek gebruikte reagentia.
Dosering
Dosis en duur van de substitutietherapie zijn afhankelijk van de ernst van de factor IX-deficiëntie, van
de locatie en de omvang van de bloedingen, en van de klinische toestand van de patiënt.
Het aantal toegediende factor IX-eenheden wordt uitgedrukt in Internationale Eenheden (IE), wat in
overeenstemming is met de huidige WHO-standaard voor factor IX-producten. De factor IX-activiteit
in plasma wordt uitgedrukt in procenten (ten opzichte van normaal humaan plasma) of in
Internationale Eenheden (ten opzichte van een internationale standaard voor factor IX in plasma).
Eén Internationale Eenheid (IE) factor IX-activiteit komt overeen met de hoeveelheid factor IX in één
ml normaal humaan plasma.
On-demand behandeling
De berekening van de vereiste dosis BeneFIX kan worden gebaseerd op de verwachting dat één
eenheid factor IX-activiteit per kg lichaamsgewicht bij patiënten van 12 jaar of ouder het
circulatieniveau van factor IX met een gemiddelde van 0,8 IE/dl doet stijgen (spreiding van 0,4 tot
1,4 IE/dl) (nadere informatie in rubriek 5.2).
Vereiste aantal IE =
lichaamsgewicht
x
gewenste stijging van
x
reciproke van
factor IX
(in kg)
factor IX (%) of (IE/dl)
waargenomen
recovery
Voorbeeld: voor een recovery van 0,8 IE/dl luidt de formule:
Vereiste aantal IE =
lichaamsgewicht
x
gewenste stijging van
x
1,3 IE/kg
factor IX
(in kg)
factor IX (%) of (IE/dl)
De toe te dienen hoeveelheid en de frequentie van toediening dienen steeds per patiënt te worden
bepaald in relatie tot de klinische effectiviteit.
In geval van volgende bloedingen mag de factor IX-activiteit niet dalen tot onder de gegeven niveaus
van de plasma-activiteit (uitgedrukt in % ten opzichte van de normale waarde of in IE/dl) in de
overeenkomstige periode. De volgende tabel kan dienen als leidraad voor de dosering bij bloedingen
en tijdens een chirurgische ingreep:
Ernst van de bloeding / Aard
Vereiste factor
Frequentie van toediening (uren) /
van de chirurgische ingreep
IX-activiteit (%)
Therapieduur (dagen)
of (IE/dl)
Bloeding
Beginnende hemartrose,
20-40
Herhaal de infusie om de 24 uur, ten minste
spierbloeding of bloeding in de
1 dag, tot de bloeding stopt (de pijn weg is)
mondholte
of tot genezing van de wond is bereikt.
Meer uitgebreide hemartrose,
30-60
Herhaal de infusie om de 24 uur gedurende
spierbloeding of hematoom
3-4 dagen of langer tot de pijn en het acute
functieverlies verdwenen zijn.
Levensbedreigende bloedingen
60-100
Herhaal de infusie om de 8 tot 24 uur tot het
levensgevaar geweken is.
Chirurgische ingreep
Kleine ingrepen:
30-60
Om de 24 uur, ten minste 1 dag, tot genezing
met inbegrip van tandextracties
van de wond bereikt is.
Zware ingrepen
80-100
Herhaal de infusie om de 8-24 uur tot
(pre- en
adequate genezing van de wond. Vervolgens
postoperatief)
behandelen gedurende nog ten minste 7
dagen om de factor IX-activiteit tussen 30%
en 60% (IE/dl) te houden.
Profylaxe
BeneFIX kan worden toegediend voor langetermijnprofylaxe tegen bloedingen bij patiënten met
hemofilie B. In een klinische studie naar secundaire routineprofylaxe bedroeg de gemiddelde dosis
voor eerder behandelde patiënten (PTP's) 40 IE/kg (spreiding van 13 tot 78 IE/kg) met intervallen van
3 tot 4 dagen.
In sommige gevallen, met name bij jongere patiënten, kunnen kortere doseringsintervallen of hogere
doses noodzakelijk zijn.
Pediatrische patiënten
Er is beperkte documentatie over on-demand behandeling en chirurgie bij pediatrische patiënten
jonger dan 6 jaar die met BeneFIX zijn behandeld.
Nauwkeurige controle van de factor IX-plasma-activiteit moet worden uitgevoerd zoals klinisch
geïndiceerd en een berekening van de farmacokinetische parameters, zoals recovery en halfwaardetijd,
moet worden uitgevoerd. Dit om de doses juist te kunnen aanpassen.
Oudere patiënten
In klinische onderzoeken met BeneFIX zijn niet genoeg patiënten van 65 jaar en ouder opgenomen om
te kunnen bepalen of zij anders reageren dan jongere patiënten. De dosering dient voor een oudere
patiënt, net als voor elke patiënt die BeneFIX krijgt, individueel te worden vastgesteld.
Wijze van toediening
BeneFIX wordt toegediend als intraveneuze infusie na reconstitutie van het gevriesdroogde poeder
voor oplossing voor injectie met 0,234% natriumchlorideoplossing (zie rubriek 6.6).
BeneFIX moet worden toegediend met een lage infusiesnelheid. In de meeste gevallen is een
infusiesnelheid van maximaal 4 ml per minuut aangehouden. De toedieningssnelheid dient te worden
bepaald aan de hand van het comfortniveau van de patiënt.
Indien er een vermoedelijke overgevoeligheidsreactie optreedt waarvan wordt gedacht dat deze
gerelateerd is aan de toediening van BeneFIX, dient de infusiesnelheid te worden verlaagd of dient de
infusie te worden stopgezet (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
Agglutinatie van rode bloedcellen in de infuusslang/spuit
Er zijn meldingen geweest van agglutinatie van rode bloedcellen in de infuusslang/spuit bij toediening
van BeneFIX. Er zijn in relatie tot deze meldingen geen bijwerkingen gemeld. Om de mogelijkheid
van agglutinatie te minimaliseren, is het belangrijk om de hoeveelheid bloed die de infuusslang in
gaat, te beperken. Er dient geen bloed in de injectiespuit te komen. Indien agglutinatie van rode
bloedcellen in de infuusslang/spuit waargenomen wordt, gooit u alle gebruikte materiaal (infuusslang,
spuit en BeneFIX-oplossing) weg en hervat u de toediening met een nieuwe verpakking.
Continue infusie
Toediening door middel van continue infusie is niet goedgekeurd en wordt niet aanbevolen (zie ook
rubrieken 4.4 en 6.6).
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Bekende allergische reactie op hamstereiwitten.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren dienen de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd te worden.
Patiënten kunnen één van de verwijderbare etiketten van de injectieflacon in hun dagboek plakken om
het batchnummer daarin vast te leggen of om eventuele bijwerkingen te melden.
In sommige gevallen hebben deze reacties zich ontwikkeld tot ernstige anafylaxie. In geval van shock
moeten de huidige medische richtlijnen voor de behandeling van shock worden gevolgd. In geval van
ernstige allergische reacties moeten alternatieve hemostatische maatregelen worden overwogen.
Remmers
Remmers worden soms aangetroffen bij eerder behandelde patiënten (Previously Treated Patients,
PTP's) die werden behandeld met producten die factor IX bevatten. Aangezien één PTP die is
behandeld met BeneFIX een klinisch relevante remmer met een lage respons heeft ontwikkeld
gedurende klinische studies en aangezien de ervaring met de antigeniciteit van recombinante factor IX
nog steeds beperkt is, moeten patiënten die met BeneFIX worden behandeld nauwkeurig worden
gevolgd om de ontwikkeling van factor IX-remmers na te gaan die moeten worden getitreerd in
Bethesda-eenheden door gebruik te maken van de daarvoor bestemde biologische testen.
Er zijn meldingen in de wetenschappelijke literatuur die een verband aantonen tussen het voorkomen
van een factor IX-remmer en allergische reacties. Patiënten die allergische reacties ondervinden
moeten dan ook worden gecontroleerd op de aanwezigheid van een remmer. Er moet worden
opgemerkt dat patiënten met factor IX-remmers een verhoogd risico kunnen lopen op anafylaxie bij
daaropvolgende hernieuwde toediening van factor IX. De preliminaire informatie suggereert dat er een
relatie kan bestaan tussen de aanwezigheid van aanzienlijke deletiemutaties in een factor IX-gen van
een patiënt en een verhoogd risico op de vorming van een remmer en het optreden van acute
overgevoeligheidsreacties. Patiënten van wie bekend is dat zij aanzienlijke deletiemutaties van het
factor IX-gen hebben dienen nauwlettend geobserveerd te worden op verschijnselen en symptomen
van acute overgevoeligheidsreacties, met name tijdens de vroege fases van eerste blootstelling aan het
product.
Als gevolg van het risico op allergische reacties met factor IX-concentraten moeten de initiële
toedieningen van factor IX, volgens het oordeel van de behandelende arts, worden uitgevoerd onder
medisch toezicht daar waar de juiste medische behandeling voor allergische reacties kan worden
gegeven.
Trombose
Hoewel BeneFIX alleen factor IX bevat, moet het risico op trombose en diffuse intravasale stolling
(DIS) worden onderkend. Aangezien het gebruik van concentraten van factor IX-complexen historisch
werd geassocieerd met de ontwikkeling van trombo-embolische complicaties, kan het gebruik van
producten die factor IX bevatten mogelijk gevaarlijk zijn bij patiënten die tekenen vertonen van
fibrinolyse en bij patiënten met diffuse intravasale stolling (DIS). Gezien het potentiële risico op
trombotische complicaties, moet klinische controle op vroege tekenen van trombotische coagulopathie
en verbruikscoagulopathie met de daarvoor bestemde biologische testen worden ingesteld bij de
toediening van dit product aan patiënten met een leveraandoening, postoperatieve patiënten,
pasgeborenen of patiënten die risico lopen op trombotische voorvallen of DIS. In elk van deze
situaties moet het voordeel van een behandeling met BeneFIX worden afgewogen tegen het risico op
deze complicaties.
De veiligheid en werkzaamheid van BeneFIX toegediend door middel van continue infusie zijn niet
vastgesteld (zie ook rubrieken 4.2 en 4.8). Er zijn postmarketingmeldingen geweest van trombotische
voorvallen, inclusief levensbedreigend vena cava superior (VCS)-syndroom bij zieke neonaten in
Cardiovasculaire voorvallen
Bij patiënten met reeds bestaande cardiovasculaire risicofactoren kan substitutietherapie met FIX het
cardiovasculaire risico verhogen.
Nefrotisch syndroom
Het optreden van een nefrotisch syndroom werd gemeld na een poging tot inductie van
immunotolerantie bij hemofilie B-patiënten met factor IX-remmers en een voorgeschiedenis van
allergische reacties. De veiligheid en de werkzaamheid van BeneFIX om immunotolerantie te
induceren, werden niet vastgesteld.
Speciale populaties
Er zijn onvoldoende gegevens bekend uit klinische onderzoeken met BeneFIX over de behandeling
van patiënten die niet eerder behandeld werden (Previously Untreated Patients, PUP's).
Natriumgehalte
Na reconstitutie bevat BeneFIX 0,2 mmol natrium (4,6 mg) per injectieflacon, dat wil zeggen dat het
in wezen `natriumvrij' is. Afhankelijk van het lichaamsgewicht van de patiënt en de dosering van
BeneFIX kunnen patiënten meerdere injectieflacons toegediend krijgen. Hiermee dient rekening
gehouden te worden als de patiënt een natriumarm dieet volgt.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn geen interacties van producten met humane coagulatiefactor IX (rDNA) met andere
geneesmiddelen gemeld.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er is geen reproductieonderzoek bij dieren met factor IX uitgevoerd. Op basis van het zeldzame
optreden van hemofilie B bij vrouwen bestaat er geen ervaring met het gebruik van factor IX tijdens
de zwangerschap en de periode van borstvoeding. Daarom mag factor IX uitsluitend worden
toegediend tijdens de zwangerschap en de periode van borstvoeding indien hiervoor een duidelijke
indicatie bestaat.
Het effect van BeneFIX op de vruchtbaarheid is niet vastgesteld.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
BeneFIX heeft geen invloed op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Overgevoeligheid of allergische reacties (waaronder mogelijk angio-oedeem, brandend gevoel en
stekend gevoel op de infusieplaats, rillingen, overmatig blozen, gegeneraliseerde urticaria, hoofdpijn,
galbulten (netelroos), hypotensie, lethargie, misselijkheid, rusteloosheid, tachycardie, beklemd gevoel
op de borst, tintelingen, braken, piepende ademhaling) zijn waargenomen en kunnen zich in sommige
gevallen ontwikkelen tot ernstige anafylaxie (waaronder shock). In sommige gevallen hebben deze
reacties zich ontwikkeld tot ernstige anafylaxie en kwamen deze voor qua tijdstip in nauwe
samenhang met de ontwikkeling van factor IX-remmers (zie ook rubriek 4.4). Nefrotisch syndroom is
gemeld na een poging tot inductie van immunotolerantie bij hemofilie B-patiënten met factor IX-
remmers en een voorgeschiedenis van allergische reacties.
Zeer zelden is ontwikkeling van antilichamen tegen hamstereiwitten met daaraan gerelateerde
overgevoeligheidsreacties waargenomen.
Er is een potentieel risico op trombo-embolische episoden na toediening van factor IX-producten, zie
rubriek 4.4.
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
In de tabel hieronder wordt de indeling volgens de MedDRA-systeem/orgaanclassificatie
(systeem/orgaanklasse en voorkeursterm) gevolgd. De frequenties zijn vastgesteld volgens de
volgende conventie: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, < 1/10); soms ( 1/1.000, < 1/100), niet bekend
(kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). In de tabel staan bijwerkingen die zijn
gemeld in de klinische onderzoeken met eerder behandelde patiënten en die zijn vastgesteld gedurende
gebruik na het op de markt brengen. De frequenties zijn gebaseerd op bijwerkingen welke, ongeacht
de causaliteit, tijdens gepoolde klinische onderzoeken met 224 personen optraden.
Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Systeem/orgaanklasse
Zeer vaak
Vaak
Soms
Frequentie
1/10
1/100,
1/1.000,
niet bekend
< 1/10
< 1/100
(kan met de
beschikbare
gegevens niet
worden
bepaald)
Infecties en parasitaire
Cellulitis op
aandoeningen
infusieplaatsa
Bloed- en
Factor IX-
lymfestelselaandoeningen
remmersb
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheidc
Anafylactische
reactie*
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijnd
Duizeligheid;
Somnolentie;
Dysgeusie
Tremor
Oogaandoeningen
Gezichtsstoornisse
ne
Hartaandoeningen
Tachycardief
Bloedvataandoeningen
Flebitis; overmatig Hypotensieh
Vena cava
blozeng
superior-
syndroomi,* ;
diepe veneuze
trombose*;
trombose*;
tromboflebitis*
Ademhalingsstelsel-, borstkas-
Hoestenj
en mediastinumaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Braken;
misselijkheid
Huid- en
Uitslagk; urticaria
onderhuidaandoeningen
Nier- en
Nierinfarctl
urinewegaandoeningen
Zeer vaak
Vaak
Soms
Frequentie
1/10
1/100,
1/1.000,
niet bekend
< 1/10
< 1/100
(kan met de
beschikbare
gegevens niet
worden
bepaald)
Algemene aandoeningen en
Pyrexie
Onaangenaam
Onvoldoende
toedieningsplaatsstoornissen
gevoel op de
therapeutische
borsto; reactie op
respons*
de infusieplaatsn;
pijn op de
infusieplaatsm
Onderzoeken
Onvoldoende
factor IX
recuperatie p, *
* Bijwerking vastgesteld na het op de markt brengen
a waaronder cellulitis
b voorbijgaande vorming van remmers met lage titer
c waaronder geneesmiddelenovergevoeligheid, angio-oedeem, bronchospasme, piepende ademhaling, dyspneu en
laryngospasme
d waaronder migraine, sinushoofdpijn
e waaronder flikkerscotoom en wazig zien
f waaronder verhoogde hartfrequentie, sinustachycardie
g waaronder opvliegers, het heet hebben, warme huid
h waaronder verlaagde bloeddruk
i
vena cava superior (VCS)-syndroom bij zieke pasgeborenen in kritieke toestand, terwijl zij continue infusie met
BeneFIX kregen via een centraal veneuze katheter
j
waaronder productieve hoest
k waaronder vlekkerige uitslag, papulaire uitslag, maculo-papulaire uitslag
l
ontwikkeld bij een patiënt positief voor antilichamen tegen hepatitis C 12 dagen na toediening van een dosis
BeneFIX vanwege een bloedingsepisode.
m waaronder pijn op de injectieplaats, ongemak op de infusieplaats
n waaronder pruritus op infusieplaats, erytheem op infusieplaats
o waaronder pijn op de borst en een beklemd gevoel op de borst
p Dit is een letterlijke term. Er is geen voorkeursterm volgens MedDRA 17.1 teruggevonden.
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Overgevoeligheid/allergische reacties
Indien er een vermoedelijke overgevoeligheidsreactie optreedt waarvan wordt gedacht dat deze
gerelateerd is aan de toediening van BeneFIX, zie rubrieken 4.2 en 4.4.
Ontwikkeling van remmers
Een klinisch relevante remmer met een lage respons werd ontdekt bij 1 van de 65 BeneFIX-patiënten
(waaronder 9 patiënten die alleen aan de chirurgische studie deelnamen) die eerder uit plasma
verkregen producten hadden ontvangen. Deze patiënt kon verder worden behandeld met BeneFIX
zonder anamnestische verhoging van remmers of anafylaxie (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Allergische reacties kunnen bij kinderen vaker optreden dan bij volwassenen.
Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar die informatie geven over de incidentie van remmers bij
PUP's (zie ook rubriek 5.1).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
4.9
Overdosering
Er zijn geen symptomen van overdosering gerapporteerd met producten met recombinante
coagulatiefactor IX.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Antihaemorrhagica, bloedcoagulatiefactor IX; ATC-code:
B02BD04
Werkingsmechanisme
BeneFIX bevat recombinante coagulatiefactor IX, (nonacog alfa). Recombinante coagulatiefactor IX
is een glycoproteïne bestaande uit één enkele keten met een geschatte moleculaire massa van 55.000
Dalton. Het behoort tot de familie van de serineproteasen van vitamine K-afhankelijke
coagulatiefactoren. Recombinante coagulatiefactor IX is een eiwitgeneesmiddel op basis van
recombinant DNA dat structurele en functionele eigenschappen bezit die vergelijkbaar zijn met de
endogene factor IX. Factor IX wordt geactiveerd door het factor VII/weefselfactorcomplex in de
extrinsieke route alsook door factor XIa in de intrinsieke coagulatieroute. De geactiveerde factor IX,
in combinatie met de geactiveerde factor VIII, activeert factor X. Dit resulteert uiteindelijk in de
conversie van protrombine in trombine. Trombine zet daarna fibrinogeen om in fibrine waardoor een
stolsel kan worden gevormd. De factor IX-activiteit is afwezig of erg gereduceerd bij patiënten met
hemofilie B en een substitutietherapie kan noodzakelijk zijn.
Farmacodynamische effecten
Hemofilie B is een erfelijke, geslachtsgebonden stoornis van de bloedstolling als gevolg van verlaagde
factor IX-niveaus en leidt tot hevige bloedingen in gewrichten, spieren en inwendige organen, hetzij
spontaan, hetzij als gevolg van accidentele of operatieve trauma's. Door substitutietherapie worden de
plasmaniveaus van factor IX verhoogd, waardoor de factor IX-deficiëntie en de bloedingsneiging
tijdelijk worden gecorrigeerd.
Pediatrische patiënten
De werkzaamheidsanalyse in studie 3090A1-301-WW was gebaseerd op 22 beoordeelbare patiënten
op een profylactisch regime onder wie 4 on-demand patiënten die kortstondig overstapten op
profylaxe. Twee patiënten ondergingen chirurgische procedures (circumcisie en plaatsing van een
port-a-katheter). Veiligheidsanalyse van 25 beoordeelbare patiënten gaf een veiligheidsprofiel weer
zoals verwacht. De enige gedocumenteerde ernstige bijwerking die gerelateerd was aan BeneFIX werd
gemeld bij de enige geïncludeerde PUP bij wie sprake was van overgevoeligheid en ontwikkeling van
remmers.
In twee open-labelonderzoeken bleek 100 IE/kg BeneFIX eens per week veilig te zijn toegediend. De
halfwaardetijd van het product (zie rubriek 5.2) en de beperkte farmacokinetische onderzoeksgegevens
voor het wekelijkse regime staan echter niet toe om dit regime in het algemeen aan te bevelen voor
langdurige profylaxe bij patiënten met ernstige hemofilie B.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Uit een gerandomiseerd farmacokinetisch cross-overonderzoek is gebleken dat BeneFIX,
gereconstitueerd met een 0,234% natriumchlorideoplossing, farmacokinetisch equivalent is, bij een
dosis van 75 IE/kg, aan het eerder op de markt gebrachte BeneFIX (gereconstitueerd met steriel water)
bij 24 eerder behandelde patiënten ( 12 jaar). Bovendien zijn bij 23 van de betreffende patiënten de
farmacokinetische parameters opnieuw opgevolgd na herhaaldelijke toediening van BeneFIX
Tabel 1. Schattingen van de farmacokinetische parameters voor BeneFIX (75 IE/kg) bij aanvang
en op maand 6 bij eerder behandelde patiënten met hemofilie B
Aanvang n = 24
Maand 6 n = 23
Parameter
Gemiddelde ± SD
Gemiddelde ± SD
Cmax (IE/dl)
54,5 ± 15,0
57,3 ± 13,2
AUC (IEu/dl)
940 ± 237
923 ± 205
t1/2 (u)
22,4 ± 5,3
23,8 ± 6,5
Cl (ml/u/kg)
8,47 ± 2,12
8,54 ± 2,04
Recovery
0,73 ± 0,20
0,76 ± 0,18
(IE/dl per IE/kg)
Afkortingen: AUC = oppervlakte onder de plasmaconcentratie-tijdscurve van het nulpunt tot oneindig; Cmax =
piekconcentratie; t1/2 = plasma-eliminatiehalfwaardetijd; Cl = klaring; SD = standaarddeviatie.
Er is een farmacokinetisch populatiemodel ontwikkeld op basis van gegevens verzameld bij 73
patiënten in de leeftijd van 7 maanden tot 60 jaar. De geschatte parameters bij gebruik van het
uiteindelijke 2-compartimentenmodel worden weergegeven in tabel 2. Bij zuigelingen en kinderen
was sprake van een hogere klaring, een groter distributievolume, een kortere halfwaardetijd en een
lagere recovery dan bij adolescenten en volwassenen. De terminale fase is niet eenduidig
bestudeerd,vanwege het ontbreken van gegevens na 24 uur bij pediatrische proefpersonen < 6 jaar
oud.
Tabel 2. Gemiddelde
SD farmacokinetische parameters op basis van individuele Bayes-
schattingen uit populatiefarmacokinetische analyse
Zuigelingen
Kinderen
Kinderen
Adolescenten Volwassenen
Leeftijdsgroep (jaar)
<2
2 tot < 6
6 tot < 12
12 tot < 18
18 tot 60
Aantal proefpersonen
7
16
1
19
30
Klaring (ml/u/kg)
13,1 2,1
13,1 ± 2,9
15,5
9,2 ± 2,3
8,0 ± 0,6
Vss (ml/kg)
252 35
257 ± 25
303
234 ± 49
225 ± 59
Eliminatiehalfwaardetijd
(u)
15,6 1,2
16,7 ± 1,9
16,3
21,5 ± 5,0
23,9 ± 4,5
Recovery (IE/dl per
0,60 ±
0,47
0,69 ± 0,16
0,74 ± 0,20
IE/kg)
0,61 0,10
0,08
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van genotoxiciteit.
Er werden geen onderzoeken verricht naar carcinogeniteit, aantasting van de vruchtbaarheid en
ontwikkeling van de foetus.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Poeder
Sucrose
Glycine
L-histidine
Polysorbaat 80
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden. Uitsluitend de bijgeleverde infusieset mag worden gebruikt. Het is
mogelijk dat de behandeling mislukt als gevolg van de adsorptie van humane coagulatiefactor IX aan
de binnenzijde van bepaald infusiemateriaal.
6.3
Houdbaarheid
2 jaar
Het gereconstitueerde product bevat geen conserveringsmiddel en dient onmiddellijk gebruikt te
worden, maar niet later dan 3 uur na reconstitutie. Chemische en fysische `in-use' stabiliteit is
aangetoond voor 3 uur bij temperaturen tot 25°C.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
BeneFIX 250 IE, 500 IE, 1000 IE, 1500 IE, 2000 IE, 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing
voor injectie
BeneFIX 250 IE, 500 IE, 1000 IE, 1500 IE, 2000 IE, 3000 IE poeder in een 10 ml-injectieflacon (type
I-glas) met een stop (chloorbutyl) en een flip-off zegel (aluminium) en 5 ml helder, kleurloos
oplosmiddel in een voorgevulde injectiespuit (type 1-glas) met een zuiger (broombutyl), een dopje
(broombutyl) en een steriele flaconadapter voor reconstitutie, een steriele infusieset, twee
alcoholdoekjes, een pleister en een gaasje.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
BeneFIX wordt door middel van een intraveneuze infusie toegediend na reconstitutie van het
gevriesdroogde poeder voor injectie met het bijgeleverde oplosmiddel (0,234%
natriumchlorideoplossing) in de voorgevulde injectiespuit (zie ook rubriek 3 van de bijsluiter voor
reconstitutie-instructies).
Na reconstitutie bevat BeneFIX polysorbaat-80, waarvan bekend is dat het de mate van
di-(2-ethylhexyl)ftalaat- (DEHP)-extractie uit polyvinylchloride doet toenemen. Bij de bereiding en
toediening van BeneFIX moet u daar rekening mee houden. Het is daarom belangrijk dat u de
aanwijzingen in rubriek 4.2 nauwgezet navolgt.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
Aangezien het gebruik van BeneFix per continue infusie niet is onderzocht, dient BeneFix niet met
infusie-oplossingen gemengd te worden of per druppelinfuus te worden toegediend.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/97/047/004
EU/1/97/047/005
EU/1/97/047/006
EU/1/97/047/009
EU/1/97/047/007
EU/1/97/047/008
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING / VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 27 augustus 1997
Datum van laatste verlenging: 20 juli 2012
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL

FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Wyeth BioPharma
Division of Wyeth Pharmaceuticals LLC
One Burtt Road
Andover MA 01810
Verenigde Staten
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Wyeth Farma S.A
Autovia del Norte. A-1, Km. 23. Desvio Algete, Km. 1, 28700 San Sebastian de los Reyes, Madrid
Spanje
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
BeneFIX 250 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 500 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1000 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1500 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 2000 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 3000 IE, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
1 injectieflacon: 250 IE nonacog alfa (ongeveer 50 IE/ml na reconstitutie).
1 injectieflacon: 500 IE nonacog alfa (ongeveer 100 IE/ml na reconstitutie).
1 injectieflacon: 1000 IE nonacog alfa (ongeveer 200 IE/ml na reconstitutie).
1 injectieflacon: 1500 IE nonacog alfa (ongeveer 300 IE/ml na reconstitutie).
1 injectieflacon: 2000 IE nonacog alfa (ongeveer 400 IE/ml na reconstitutie).
1 injectieflacon: 3000 IE nonacog alfa (ongeveer 600 IE/ml na reconstitutie).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Sucrose, glycine, L-histidine, natriumchloride en polysorbaat 80.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
1 injectieflacon met 250 IE nonacog alfa
1 injectieflacon met 500 IE nonacog alfa
1 injectieflacon met 1000 IE nonacog alfa
1 injectieflacon met 1500 IE nonacog alfa
1 injectieflacon met 2000 IE nonacog alfa
1 injectieflacon met 3000 IE nonacog alfa
1 voorgevulde injectiespuit met 5 ml oplosmiddel
1 steriele flaconadapter voor reconstitutie
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor intraveneus gebruik, enkel voor eenmalige toediening.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Gebruik voor reconstitutie alleen de voorgevulde injectiespuit met oplosmiddel uit de verpakking.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
Onmiddellijk gebruiken of binnen 3 uur na reconstitutie.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN

Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/97/047/004
EU/1/97/047/005
EU/1/97/047/006
EU/1/97/047/009
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
BeneFIX 250
BeneFIX 500
BeneFIX 1000
BeneFIX 1500
BeneFIX 2000
BeneFIX 3000
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
FLACONETIKET
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
BeneFIX 250 IE poeder voor oplossing voor injectie
BeneFIX 500 IE poeder voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1000 IE poeder voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1500 IE poeder voor oplossing voor injectie
BeneFIX 2000 IE poeder voor oplossing voor injectie
BeneFIX 3000 IE poeder voor oplossing voor injectie
Nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX)
Intraveneus gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Voor eenmalige injectie.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot:
Zie voorkant etiket (Lot, Exp.)
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
250 IE
500 IE
1000 IE
1500 IE
2000 IE
3000 IE
OVERIGE
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
Gebruik voor reconstitutie alleen de voorgevulde injectiespuit uit de verpakking.
ETIKET SPUIT MET OPLOSMIDDEL
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor BeneFIX
Voor intraveneus gebruik.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Gebruik de volledige inhoud.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
4.
PARTIJNUMMER
Lot
Pfizer Europe MA EEIG
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
Bevat 5 ml 0,234% natriumchlorideoplossing voor injectie
6.
OVERIGE
BeneFIX 250 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie

BeneFIX 1000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 1500 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 2000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
BeneFIX 3000 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie

nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX)
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.

- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is BeneFIX en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is BeneFIX en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
BeneFIX is een injecteerbaar stollings- (coagulatie-)factor-IX-product dat wordt geproduceerd door
recombinant DNA-technologie. De werkzame stof in BeneFIX is nonacog alfa. Mensen die geboren
worden met hemofilie B (Christmas-ziekte) hebben te weinig factor IX om bloedingen te kunnen
stoppen. BeneFIX vervangt factor IX bij hemofilie-B-patiënten zodat hun bloed kan stollen.
BeneFIX wordt gebruikt ter behandeling en preventie van bloedingen bij patiënten met hemofilie B
(aangeboren factor-IX-deficiëntie) in alle leeftijdsgroepen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U bent allergisch voor hamstereiwitten.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt.
Raadpleeg onmiddellijk uw arts indien de bloeding niet stopt zoals verwacht.
Allergische reacties kunnen worden waargenomen. Het product kan sporen van hamstereiwitten
bevatten (zie 'Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?'). Mogelijk levensbedreigende
Indien er zich allergische of anafylactische reacties voordoen,
moet de toediening van
BeneFIX onmiddellijk worden stopgezet, en moet onmiddellijk een arts of de spoedeisende
hulp worden geraadpleegd, of onmiddellijk andere spoedeisende medische hulp worden
gezocht.
In geval van ernstige allergische reacties moet het instellen van een andere
behandeling worden overwogen.
Antilichamen die de stollingsactiviteit neutraliseren (remmers) worden soms waargenomen bij
patiënten die eerder behandeld zijn met producten die factor IX bevatten. Net als bij alle andere
producten die factor IX bevatten, moet u daarom echter tijdens de behandeling met BeneFIX
nauwlettend worden gecontroleerd op de ontwikkeling van factor-IX-remmers.
Er zijn meldingen in de wetenschappelijke literatuur die een verband aantonen tussen het
optreden van een factor-IX-remmer en allergische reacties. Indien u allergische reacties
ondervindt, zoals hierboven beschreven, dient u te worden gecontroleerd op de aanwezigheid
van een remmer. Er moet worden opgemerkt dat patiënten met een factor-IX-remmer een
verhoogd risico kunnen lopen op anafylaxie bij nieuwe toediening van factor IX.
De productie van factor IX in het lichaam wordt geregeld door het factor-IX-gen. Bij patiënten
die specifieke mutaties (verandering in het genetisch materiaal) van hun factor-IX-gen hebben,
zoals een aanzienlijke deletie (verlies van een stukje van een chromosoom), kan het
waarschijnlijker zijn dat zij een remmer tegen factor IX ontwikkelen en/of allergische reacties
ervaren. Daarom, wanneer bekend is dat u een dergelijke mutatie heeft, zal uw arts u mogelijk
nauwlettend observeren op tekenen van een allergische reactie, met name wanneer u voor het
eerst begint met het toedienen van BeneFIX.
Als gevolg van het risico op allergische reacties met factor-IX moet uw eerste toediening van
BeneFIX worden uitgevoerd onder medisch toezicht daar waar de juiste medische behandeling
voor allergische reacties kan worden geboden.
Zelfs bij afwezigheid van een factor-IX-remmer kunnen hogere doses van BeneFIX nodig zijn
dan de doses die nodig zijn voor andere van plasma afgeleide factor-IX-producten die u
mogelijk eerder gebruikt heeft. Er moet dan ook een nauwkeurige controle van de factor-IX-
plasma-activiteit (dat het vermogen van uw bloed meet om stolsels te vormen) worden
uitgevoerd om de doses juist te kunnen aanpassen. Indien de bloeding niet onder controle kan
worden gebracht met de aanbevolen dosis, moet u uw arts raadplegen.
Indien u lijdt aan een lever- of hartaandoening of indien u recent een operatie heeft ondergaan,
bestaat er een verhoogd risico op complicaties bij de bloedstolling.
Na toediening van hoge doses van plasma afgeleide stollingsfactor IX aan hemofilie B-patiënten
met factor IX-remmers en een voorgeschiedenis van allergische reacties, is het optreden van een
aandoening van de nieren gemeld (nefrotisch syndroom).
Er zijn niet genoeg gegevens bekend uit klinische onderzoeken over de behandeling van
patiënten die niet eerder behandeld werden met BeneFIX (patiënten die nog nooit een infusie
met stollingsfactor IX hebben gekregen).
Het wordt aanbevolen dat u, telkens wanneer u BeneFIX gebruikt, de naam en het partijnummer
van het product noteert. U kunt één van de verwijderbare etiketten van de injectieflacon
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast BeneFIX nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Dan mag u
BeneFIX alleen gebruiken op specifieke instructie van uw arts. Men weet niet of BeneFIX schade kan
toebrengen aan het ongeboren kind wanneer het aan zwangere vrouwen wordt toegediend. Uw arts kan
u aanraden om de behandeling met BeneFIX stop te zetten als u borstvoeding geeft of zwanger wordt.
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
BeneFIX heeft geen invloed op de rijvaardigheid of op het vermogen om machines te bedienen.
BeneFIX bevat natrium
Na reconstitutie bevat BeneFIX 0,2 mmol natrium (4,6 mg) per injectieflacon, dat wil zeggen dat het
in wezen `natriumvrij' is. Afhankelijk van uw lichaamsgewicht en de dosis BeneFIX kunt u echter
meerdere injectieflacons toegediend krijgen. Hiermee dient rekening gehouden te worden als u een
natriumarm dieet volgt.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Uw arts zal beslissen welke dosis BeneFIX u zal krijgen. Deze dosis en de duur van de behandeling
zullen afhangen van uw individuele behoefte aan factor-IX-vervangingsbehandeling en van hoe snel
uw lichaam factor IX verbruikt, wat regelmatig moet worden gecontroleerd. U zult mogelijk een
verschil opmerken in de dosis die u ontvangt wanneer u overschakelt van een van plasma afgeleid
factor-IX-product op BeneFIX.
Uw arts kan beslissen om de dosis BeneFIX die u krijgt toegediend gedurende de behandeling te
veranderen.
Reconstitutie en toediening:
De hierna vermelde aanwijzingen gelden als richtlijn voor de reconstitutie en de toediening van
BeneFIX. Patiënten moeten de specifieke aanwijzingen voor venapunctie volgen zoals aangegeven
door hun arts.
BeneFIX wordt toegediend door middel van intraveneuze (IV) infusie na reconstitutie van het poeder
voor injectie met het bijgeleverde oplosmiddel (een natriumchloride (zout) oplossing) in de
voorgevulde injectiespuit.
Was altijd uw handen vóór u de volgende procedures uitvoert. Tijdens de reconstitutieprocedure moet
een aseptische techniek (dit betekent schoon en ziektekiemvrij) worden gebruikt.
BeneFIX zal worden toegediend door middel van intraveneuze (IV) infusie na reconstitutie met een
steriel oplosmiddel voor injectie.
1.
Laat de flacon met gevriesdroogd BeneFIX en de voorgevulde injectiespuit met oplosmiddel op
kamertemperatuur komen.
2.
Verwijder het plastic flip-off dopje van de BeneFIX flacon zodat het midden van de rubberen
stop zichtbaar wordt.
3.
Veeg de bovenkant van de flacon schoon met het bijgeleverde alcoholdoekje, of gebruik een
andere antiseptische vloeistof en laat het drogen. Na het reinigen de rubberen stop niet meer met
uw hand aanraken en geen ander oppervlak laten raken.
4.
Trek de bovenkant van de heldere plastic verpakking van de flaconadapter af. Haal de adapter
niet uit de verpakking.
5.
Plaats de flacon op een vlak oppervlak. Plaats de flaconadapter, terwijl deze nog in de
verpakking zit, over de flacon. Duw de verpakking stevig naar beneden totdat de adapter op z'n
plaats klikt op de bovenkant van de flacon en de punt van de adapter door de flaconstop heen
steekt.
6.
Haal de verpakking van de adapter af en gooi de verpakking weg.
7.
Bevestig de zuiger op de injectiespuit met oplosmiddel door stevig aan te duwen en draaien.
Verwijder het beschermende plastic dopje van de tip van de injectiespuit met oplosmiddel door
het dopje langs de perforatie te breken. Dit doet u door het dopje naar boven en beneden te
buigen totdat de perforatie wordt gebroken. Raak de binnenkant van het dopje of de tip van de
injectiespuit niet aan. Het kan nodig zijn om het dopje weer terug te plaatsen (als de
gereconstitueerde BeneFIX-oplossing niet onmiddellijk gebruikt wordt), zet het dopje daarom
aan de kant door het ondersteboven neer te zetten.
9.
Plaats de flacon op een vlak oppervlak. Bevestig de injectiespuit met oplosmiddel op de
flaconadapter door de tip van de injectiespuit in de adapteropening te steken en de injectiespuit
hard te duwen en met de klok mee te draaien totdat de verbinding stevig vastzit.
10.
Duw de zuiger langzaam naar beneden om al het oplosmiddel in de BeneFIX flacon te
injecteren.
11.
Draai de flacon, terwijl de spuit nog steeds aan de adapter vastzit, voorzichtig rond totdat het
poeder opgelost is.
12.
De uiteindelijke oplossing dient voor toediening op het oog geïnspecteerd te worden op fijne
deeltjes. De oplossing moet helder en kleurloos zijn.
Let op: Als u meer dan één flacon met BeneFIX per infusie gebruikt, dient elke flacon volgens
bovenstaande instructies gereconstitueerd te worden. De injectiespuit dient te worden
verwijderd, terwijl de adapter op z'n plaats blijft, en een afzonderlijke grote `luer-lock' spuit
(een hulpmiddel dat de spuit met de flacon verbindt) kan gebruikt worden om de
gereconstitueerde inhoud van elke flacon op te trekken.
Draai de flacon ondersteboven terwijl u zich ervan verzekert dat de zuiger nog steeds geheel
ingedrukt is. Trek dan langzaam alle oplossing terug in de injectiespuit.
14.
Maak de injectiespuit los van de flaconadapter door voorzichtig te trekken en de spuit tegen de
klok in te draaien. Gooi de flacon met de adapter er nog aan weg.
Let op: Als de oplossing niet onmiddellijk gebruikt wordt, dient het dopje voorzichtig op de
injectiepuit teruggeplaatst te worden. Raak de tip van de injectiespuit of de binnenkant van het
dopje niet aan.
BeneFIX moet onmiddellijk of binnen de 3 uur na reconstitutie worden toegediend. De
gereconstitueerde oplossing kan vóór de toediening bij kamertemperatuur worden bewaard.
Toediening (intraveneuze injectie):
BeneFIX moet worden toegediend door gebruik te maken van de bijgeleverde voorgevulde
injectiespuit met oplosmiddel of een enkele steriele plastic `luer-lock' wegwerpspuit. Bovendien moet
de oplossing uit de flacon worden teruggetrokken door gebruik te maken van de flaconadapter.
BeneFIX dient intraveneus geïnjecteerd te worden gedurende enkele minuten. Uw arts kan uw
aanbevolen infusiesnelheid veranderen om de infusie comfortabeler te maken.
Er zijn meldingen geweest van samenklontering (agglutinatie) van rode bloedcellen in de
infuusslang/spuit tijdens de toediening van BeneFIX. Er zijn in relatie tot deze meldingen geen
bijwerkingen gemeld. Om de mogelijkheid van agglutinatie te minimaliseren, is het belangrijk om de
hoeveelheid bloed die de infuusslang in gaat, te beperken. Er dient geen bloed in de injectiespuit te
komen. Indien samenklontering van rode bloedcellen in de infuusslang/spuit waargenomen wordt,
gooit u alle gebruikte materiaal (infuusslang, spuit en BeneFIX-oplossing) weg en hervat u de
toediening met een nieuwe verpakking.
Aangezien het gebruik van BeneFIX in een continu infuus (druppel) niet is onderzocht, mag BeneFIX
niet worden gemengd met infusieoplossingen of worden toegediend in een continu infuus.
Gelieve alle niet-gebruikte oplossingen, lege injectieflacons en gebruikte naalden en spuiten weg te
gooien in een container die bestemd is voor het wegwerpen van afval dat andere personen zou kunnen
verwonden indien het niet op de geschikte manier wordt behandeld.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Gelieve onmiddellijk uw arts op de hoogte te stellen indien u meer BeneFIX injecteert dan uw arts u
had aanbevolen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop niet met het gebruik van BeneFIX zonder uw arts te raadplegen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Overgevoeligheid/allergische reacties
Allergie-achtige overgevoeligheidsreacties kunnen worden waargenomen met BeneFIX, waaronder
het opzwellen van het gezicht of de keel, brandend en stekend gevoel op de infusieplaats, rillingen,
overmatig blozen, jeuk, hoofdpijn, galbulten (netelroos), lage bloeddruk, slaapzucht (lethargie),
misselijkheid, rusteloosheid, snelle hartslag, gevoel van beklemming op de borstkas, tintelingen,
braken, piepende ademhaling. In sommige gevallen hebben deze reacties zich ontwikkeld tot ernstige
anafylaxie. Allergische reacties kunnen voorkomen in samenhang met de ontwikkeling van factor-IX-
remmers (zie ook 'Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?').
Deze reacties zijn mogelijk levensbedreigend. Indien er zich allergische/anafylactische reacties
voordoen,
moet u de toediening van BeneFIX onmiddellijk stopzetten en moet u onmiddellijk uw
arts raadplegen of dringende medische hulp zoeken.
De vereiste behandeling hangt af van de aard
en de ernst van de bijwerkingen (zie ook 'Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?').
Ontwikkeling van remmers
Patiënten met hemofilie B kunnen neutraliserende antilichamen (remmers) tegen factor IX
ontwikkelen. Als u dergelijke remmers ontwikkelt, kan een teken daarvan zijn dat de hoeveelheid
BeneFIX die normaal nodig is om een bloeding te stoppen hoger wordt, of dat u na behandeling met
BeneFIX blijft bloeden. In dergelijke gevallen wordt het aanbevolen contact op te nemen met een
gespecialiseerd centrum voor hemofilie. Uw arts zal u mogelijk willen controleren op de ontwikkeling
van remmers (zie ook 'Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?').
Het optreden van een nierstoornis werd gemeld na de toediening van hoge doses van plasma afgeleide
factor IX voor het opwekken van immunotolerantie bij hemofilie-B-patiënten met factor-IX-remmers
en een voorgeschiedenis van allergische reacties (zie ook 'Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met
dit middel?').
Trombotische voorvallen
BeneFIX kan het risico op trombose (abnormale bloedstolsels) in uw lichaam vergroten als u
risicofactoren heeft voor het ontwikkelen van bloedstolsels, inclusief een aanwezig zijnde veneuze
katheter. Er zijn meldingen geweest van ernstige bloedstolselvorming, inclusief levensbedreigende
bloedstolsels bij zieke babies in kritieke toestand terwijl zij BeneFIX als continue infusie kregen via
een centraal veneuze katheter. Gevallen van perifere tromboflebitis (pijn en roodheid van de aderen)
en diepe veneuze trombose (bloedstolsels in de ledematen) zijn ook gemeld; in de meeste van deze
gevallen werd BeneFIX toegediend via een continu infuus, wat geen goedgekeurde wijze van
toediening is.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij meer dan 1 op de 10 patiënten)
Hoofdpijn
Hoesten
Koorts
Vaak voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 10 patiënten)
Overgevoeligheid/allergische reacties
Duizeligheid, veranderde smaak
Flebitis (pijn en roodheid van de aderen), overmatig blozen
Braken, misselijkheid
Huiduitslag, galbulten (netelroos)
Ongemak op de borst (waaronder pijn op de borst)
Reacties op de infusieplaats (waaronder jeuk en roodheid op de infusieplaats), pijn en ongemak
op de infusieplaats
Soms voorkomende bijwerkingen (kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 100 patiënten)
Ontwikkeling van neutraliserende antilichamen (remmers)
Cellulitis op de infusieplaats (pijn en roodheid van de huid)
Slaperigheid, beven
Gezichtsstoornissen (waaronder wazig zien, het verschijnen van vlekken/lichtflitsen)
Snelle hartslag, lage bloeddruk
Nierinfarct (onderbreking van de bloedtoevoer naar de nier)
Bijwerkingen met onbekende frequentie (frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden
bepaald)
Anafylactische reactie
Trombotische voorvallen (abnormale bloedstolsels)
Gebrek aan respons op de behandeling (het niet kunnen stoppen of voorkomen van
bloedingsepisodes)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
etiket van de flacon. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
BeneFIX moet bewaard worden beneden 30°C en moet worden gebruikt vóór de houdbaarheidsdatum
die op het etiket staat vermeld.
Niet in de vriezer bewaren om beschadiging aan de voorgevulde injectiespuit te voorkomen.
De gereconstitueerde oplossing onmiddellijk gebruiken, of binnen 3 uur na reconstitutie.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat de oplossing niet helder of kleurloos is.
Voor reconstitutie alleen de voorgevulde injectiespuit uit de verpakking gebruiken. Voor toediening
kunnen andere steriele wegwerpinjectiespuiten worden gebruikt.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is nonacog alfa (recombinante coagulatiefactor IX). Elke flacon
met BeneFIX bevat nominaal 250, 500, 1000, 1500, 2000 of 3000 IE nonacog alfa.
De andere stoffen in dit middel zijn sucrose, glycine, L-histidine, polysorbaat 80. Een
oplosmiddel (0,234% natriumchlorideoplossing) wordt ook meegeleverd voor reconstitutie.
Na reconstitutie met het meegeleverde oplosmiddel (0,234% natriumchlorideoplossing), bevat
elke flacon 50, 100, 200, 300, 400 of 600 IE/ml (zie tabel 1).
Tabel 1. Sterkte van BeneFIX per ml bereide oplossing
Hoeveelheid BeneFIX per
Hoeveelheid BeneFIX per
injectieflacon
1 ml bereide oplossing voor
injectie
250 IE
50 IE
500 IE
100 IE
1000 IE
200 IE
1500 IE
300 IE
2000 IE
400 IE
3000 IE
600 IE
Hoe ziet BeneFIX eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
BeneFIX wordt geleverd als een poeder voor injectie in een glazen flacon en een oplosmiddel in een
voorgevulde injectiespuit.
De verpakking bevat:
één flacon met BeneFIX 250, 500, 1000, 1500, 2000 of 3000 IE poeder
één voorgevulde injectiespuit met oplosmiddel, 5 ml steriele 0,234% natriumchlorideoplossing
voor injectie voor reconstitutie, met één zuiger
één steriele flaconadapter voor reconstitutie
één steriele infusieset
twee alcoholdoekjes
één pleister
één gaasje
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Wyeth Farma S.A
Autovia del Norte. A-1, Km. 23. Desvio Algete, Km. 1, 28700 San Sebastian de los Reyes, Madrid
Spanje
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Lietuva
Pfizer S.A./N.V.
Pfizer Luxembourg SARL filialas
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
Lietuvoje
Tel. +3705 2514000

Luxembourg/Luxemburg
,
Pfizer S.A.
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
.: +359 2 970 4333
Ceská Republika
Magyarország
Pfizer, spol. s r.o.
Pfizer Kft.
Tel: +420 283 004 111
Tel.: + 36 1 488 37 00
Danmark
Malta
Pfizer ApS
Vivian Corporation Ltd.
Tlf: +45 44 20 11 00
Tel: +35621 344610
Deutschland
Nederland
Pfizer Pharma GmbH
Pfizer bv
Tel: +49 (0)30 550055 51000
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Eesti
Norge
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer AS
Tel: +372 666 7500
Tlf: +47 67 52 61 00

Österreich
PFIZER ..
Pfizer Corporation Austria
: +30 210 678 5800
Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0)1 521 15-0
España
Polska
Pfizer S.L.
Pfizer Polska Sp. z o.o.,
Tel: +34 91 490 99 00
Tel.: +48 22 335 61 00
France
Portugal
Pfizer
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Tel: +351 21 423 5500
Hrvatska
România
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer România S.R.L.
Tel: + 385 1 3908 777
Tel: +40 21 207 28 00
Ireland
Slovenija
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: 1800 633 363 (toll free)
Pfizer, podruznica za svetovanje s
+44 (0)1304 616161
podrocja farmacevtske dejavnosti,
Ljubljana
Tel: + 386 (0) 1 52 11 400
Ísland
Slovenská republika
Icepharma hf.
Pfizer Luxembourg SARL,
Sími: + 354 540 8000
organizacná zlozka
Tel: +421-2-3355 5500
Suomi/Finland
Pfizer S.r.l.
Pfizer Oy
Tel: +39 06 33 18 21
Puh/Tel: +358 (0)9 43 00 40

Sverige
PFIZER .. (CYPRUS
Pfizer AB
BRANCH)
Tel: + 46 (0)8 550 520 00
: +357 22 817690
Latvija
United Kingdom
Pfizer Luxembourg SARL filile Latvij
Pfizer Limited
Tel: +371 670 35 775
Tel: +44 (0)1304 616161
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu. Hier vindt u ook verwijzingen naar andere
websites over zeldzame ziektes en hun behandelingen.

Heb je dit medicijn gebruikt? BeneFIX 1500 IU te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van BeneFIX 1500 IU te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over BeneFIX 1500 IU

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG