Buvidal 16 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 8 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 16 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 24 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 32 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
8 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 8 mg buprenorfine
16 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 16 mg buprenorfine
24 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 24 mg buprenorfine
32 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 32 mg buprenorfine
Hulpstof(fen) met bekend effect
De sterktes 8 mg, 16 mg, 24 mg en 32 mg bevatten kleine hoeveelheden ethanol (alcohol), minder dan
100 mg per dosis.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte.
Geelachtige tot gele heldere vloeistof.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Behandeling van een verslaving aan opioïden, binnen het kader van medische, sociale en
psychologische behandeling. Behandeling is bedoeld voor gebruik bij volwassenen en jongeren in de
leeftijd van 16 jaar en ouder.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Toediening van Buvidal is voorbehouden aan beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Er dienen
gepaste voorzorgsmaatregelen genomen te worden bij het voorschrijven en verstrekken van
buprenorfine, zoals opvolgingsbezoeken van de patiënt met klinische bewaking volgens de behoefte
van de patiënt. Het product mee naar huis nemen of zelf toedienen door patiënten is niet toegestaan.
2
Voorzorgsmaatregelen die genomen moeten worden voor aanvang van de behandeling
Om versneld optreden van ontwenningsverschijnselen te voorkomen, dient behandeling met buvidal
gestart te worden wanneer er objectieve en duidelijke tekenen van lichte tot matige
ontwenningsverschijnselen zijn (zie rubriek 4.4). Er moet aandacht worden besteed aan het type
opioïde dat gebruikt werd (of deze opioïde lang- of kortwerkend is), tijd sinds het laatste
opioïdgebruik en wat de mate van verslaving is.
•
•
Voor patiënten die heroïne of kortwerkende opioïden gebruiken, dient de eerste dosis buvidal
niet te worden toegediend voordat er 6 uur is verstreken sinds de patiënt voor het laatst opioïden
gebruikte.
Voor patiënten die methadon krijgen, dient de dosis methadon verminderd te worden tot een
maximum van 30 mg/dag voordat gestart wordt met de behandeling met buvidal. Het mag niet
toegediend worden tot er minstens 24 uur is verstreken sinds de patiënt voor het laatst dosis
methadon kreeg. Buvidal kan ontwenningsverschijnselen triggeren bij patiënten die afhankelijk
zijn van methadon.
Dosering
Aanvang van behandeling bij patiënten die nog geen buprenorfine ontvangen
Patiënten die niet eerder zijn blootgesteld aan buprenorfine dienen een sublinguale dosis buprenorfine
van 4 mg te krijgen en een uur geobserveerd te worden voor de eerste toediening van wekelijkse
buvidal, om verdraagbaarheid van buprenorfine te bevestigen.
De aanbevolen startdosis buvidal is 16 mg met een of twee extra doses van 8 mg met een tussentijd
van minimaal 1 dag, naar een doeldosis van 24 mg of 32 mg gedurende de eerste week van de
behandeling. De aanbevolen dosis van de tweede week van de behandeling is de totale dosis die is
toegediend in de startweek.
Behandeling met maandelijkse Buvidal kan gestart worden na de start van de behandeling met
wekelijkse Buvidal, in overeenstemming met de dosisconversie in tabel 1 zodra patiënten stabiel zijn
op de wekelijkse behandeling (vier weken of meer, wanneer praktisch mogelijk).
Overschakelen van sublinguale buprenorfineproducten naar Buvidal
Patiënten die behandeld worden met sublinguale buprenorfine kunnen direct omgezet worden naar
wekelijkse of maandelijkse Buvidal, startend op de dag na de laatste dagelijkse sublinguale
behandelingsdosis buprenorfine, in overeenstemming met de doseringsaanbevelingen in tabel 1.
Tijdens de doseringsperiode na de overgang is nauwlettende monitoring van patiënten aan te bevelen.
Tabel 1.
Conventionele dagelijkse sublinguale behandelingsdoses buprenorfine en
aanbevolen overeenkomende doses wekelijkse en maandelijkse Buvidal
Dosis dagelijkse sublinguale
Dosis wekelijkse Buvidal
Dosis maandelijkse Buvidal
buprenorfine
2-6 mg
8 mg
8-10 mg
16 mg
64 mg
12-16 mg
24 mg
96 mg
18-24 mg
32 mg
128 mg
26-32 mg
160 mg
De patiënt kan direct worden overgeschakeld van sublinguale buprenorfine 26-32 mg naar
maandelijkse Buvidal 160 mg, met nauwlettende controle tijdens de toedieningsperiode na de
overschakeling.
De dosis buprenorfine in mg kan verschillen tussen sublinguale producten, wat bij elk apart product in
overweging genomen dient te worden. De farmacokinetische eigenschappen van Buvidal worden
beschreven in rubriek 5.2.
3
Onderhoudsbehandeling en dosisaanpassingen
Buvidal kan wekelijks of maandelijks toegediend worden. Doses kunnen verhoogd of verlaagd worden
en patiënten kunnen omgezet worden tussen wekelijkse en maandelijkse producten volgens de
behoeften van individuele patiënten en naar klinisch oordeel van de behandelend arts volgens de
aanbevelingen in tabel 1. Nadat ze zijn overgezet, hebben patiënten mogelijk nauwlettender
monitoring nodig. Beoordeling van langetermijnbehandeling is gebaseerd op gegevens van 48 weken.
Aanvullende dosering
Een maximale eenmalige aanvullende dosis van 8 mg Buvidal kan toegediend worden bij een
ongepland bezoek tussen regelmatige wekelijkse en maandelijkse doses, op basis van de tijdelijke
behoeften van individuele patiënten.
De maximale wekelijkse dosis voor patiënten die op een wekelijkse behandeling met Buvidal staan, is
32 mg met een aanvullende dosis van 8 mg. De maximale maandelijkse dosis voor patiënten die op
een maandelijkse behandeling met Buvidal staan, is 160 mg.
Gemiste doses
Om te voorkomen dat dosissen worden gemist, mag de wekelijkse dosis maximaal 2 dagen voor of na
het wekelijkse tijdstip toegediend worden, en de maandelijkse dosis mag tot 1 week voor of na het
maandelijkse tijdstip toegediend worden.
Als een dosis wordt overgeslagen, moet de volgende dosis zo snel mogelijk worden toegediend.
Beëindiging van de behandeling
Indien de behandeling met Buvidal wordt beëindigd, dienen de eigenschappen van verlengde afgifte
en ontwenningsverschijnselen die door de patiënt worden ervaren in overweging te worden genomen,
zie rubriek 4.4. Als de patiënt wordt overgezet van behandeling met sublinguale buprenorfine dient dit
één week na de laatste wekelijkse dosis of één maand na de maandelijkse dosis Buvidal gedaan te
worden volgens de aanbevelingen in tabel 1.
Speciale populaties
Ouderen
De werkzaamheid en veiligheid van buprenorfine bij mensen > 65 jaar zijn niet vastgesteld. Er kan
geen doseringsadvies worden gegeven.
Over het algemeen is de aanbevolen dosis voor oudere patiënten met een normale nierfunctie hetzelfde
als voor jongvolwassen patiënten met een normale nierfunctie. Omdat oudere patiënten echter een
verminderde nier-/leverfunctie kunnen hebben, zijn dosisaanpassingen mogelijk nodig (zie
Leverinsufficiëntie en Nierinsufficiëntie hieronder).
Leverinsufficiëntie
Buprenorfine moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met matige leverinsufficiëntie
(zie rubriek 5.2). Bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie is het gebruik van buprenorfine
gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Nierinsufficiëntie
Bij mensen met nierinsufficiëntie is een wijziging van de buprenorfine-dosis niet vereist. Bij het
doseren van patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt uiterste
voorzichtigheid aanbevolen (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van buprenorfine bij kinderen en jongeren tot 16 jaar zijn niet
vastgesteld (zie rubriek 4.4). Er zijn geen gegevens beschikbaar.
4
Wijze van toediening
Buvidal is alleen bedoeld voor subcutane toediening. Het dient langzaam en volledig geïnjecteerd te
worden in het subcutane weefsel van verschillende gebieden (billen, dij, buik of bovenarm), mits daar
voldoende subcutaan weefsel is. Elk gebied kan meerdere injectieplaatsen hebben. Injectieplaatsen
dienen geroteerd te worden zowel voor wekelijkse als voor maandelijkse injecties. Voordat men de
wekelijkse dosis opnieuw injecteert in een eerder gebruikte injectieplaats, moet men ten minste 8
weken wachten. Er bestaan geen klinische gegevens die het opnieuw injecteren van de maandelijkse
dosis op dezelfde plaats ondersteunen. Dit is hoogstwaarschijnlijk geen probleem voor de veiligheid.
De beslissing om opnieuw te injecteren op dezelfde plaats, moet ook gebaseerd zijn op het klinisch
oordeel van de behandelend arts. De toegediende dosis dient een enkele injectie te zijn en mag niet
worden opgedeeld. De dosis mag niet intravasculair (intraveneus), intramusculair of intradermaal (in
de huid) worden toegediend (zie rubriek 4.4). Zie rubriek 6.6 voor toedieningsinstructies.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen
Ernstige ademhalingsinsufficiëntie
Ernstige leverinsufficiëntie
Acuut alcoholisme of
delirium tremens
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Toediening
Er dient zorg te worden gedragen dat Buvidal niet onopzettelijk geïnjecteerd wordt. De dosis mag niet
intravasculair (intraveneus), intramusculair of intradermaal worden toegediend.
Intravasculair, zoals bij een intraveneuze injectie, zou een risico vormen op ernstig letsel doordat
Buvidal een vaste massa wordt wanneer het in contact komt met lichaamsvocht, wat mogelijk letsel
aan bloedvaten, occlusie of trombo-embolische voorvallen kan veroorzaken.
Om het risico op oneigenlijk gebruik, misbruik en handel zoveel mogelijk te beperken, dienen gepaste
voorzorgsmaatregelen genomen te worden bij het voorschrijven en verstrekken van buprenorfine.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dienen Buvidal direct aan de patiënt toe te dienen. Het
product mee naar huis nemen of zelf toedienen door patiënten is niet toegestaan. Elke poging om het
depot te verwijderen dient gedurende de hele behandeling gemonitord worden.
Eigenschappen van verlengde afgifte
De eigenschappen van verlengde afgifte van het product dienen bij de behandeling in overweging
genomen te worden, inclusief starten en beëindigen. Patiënten met gelijktijdig medicijngebruik en/of
comorbiditeiten dienen in het bijzonder gemonitord te worden op klachten en verschijnselen van
toxiciteit, overdosering of ontwenning veroorzaakt door verhoogde of verlaagde niveaus buprenorfine.
Zie voor farmacokinetische eigenschappen rubriek 5.2 en zie voor beëindiging van de behandeling
rubriek 4.2.
Ademhalingsdepressie
Een aantal sterfgevallen als gevolg van ademhalingsdepressie werd gemeld bij patiënten die behandeld
werden met buprenorfine, in het bijzonder wanneer dit gebruikt werd in combinatie met
benzodiazepinen (zie rubriek 4.5) of wanneer buprenorfine niet in overeenstemming met de
voorschrijfinformatie werd gebruikt. Ook zijn sterfgevallen gemeld die geassocieerd werden met een
gelijktijdige toediening van buprenorfine en andere ademhalingonderdrukkende middelen, zoals
alcohol, gabapentinoïden (zoals pregabaline en gabapentine) (zie rubriek 4.5) of andere opioïden.
Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van buprenorfine bij patiënten met
ademhalingsinsufficiëntie (bijvoorbeeld chronische obstructieve longziekte, astma, cor pulmonale,
5
verminderde ademhalingsreserve, hypoxie, hypercapnie, reeds bestaande ademhalingsdepressie of
kyfoscoliose).
Buprenorfine kan ernstige, mogelijk fatale ademhalingsdepressie veroorzaken bij kinderen en niet-
opioïdafhankelijke personen die het middel per ongeluk of opzettelijk gebruiken.
Depressie van het centrale zenuwstelsel
Buprenorfine kan slaperigheid veroorzaken, in het bijzonder indien het wordt gebruikt in combinatie
met alcohol of met middelen die het centrale zenuwstelsel onderdrukken, zoals benzodiazepines,
tranquillizers, sedativa, gabapentinoïden of hypnotica (zie rubriek 4.5 en 4.7).
Afhankelijkheid
Buprenorfine is een partiële agonist op de mu-opiaatreceptor en chronische toediening kan
opioïdverslaving veroorzaken.
Serotoninesyndroom
Gelijktijdige toediening van Buvidal en andere serotonerge middelen, zoals MAO-remmers, selectieve
serotonine-heropnameremmers (SSRI's), serotonine-norepinefrine-heropnameremmers (SNRI’s) of
tricyclische antidepressiva, kan leiden tot serotoninesyndroom, een potentieel levensbedreigende
aandoening (zie rubriek 4.5). Als een gelijktijdige behandeling met andere serotonerge middelen
klinisch gerechtvaardigd is, wordt geadviseerd de patiënt nauwlettend in de gaten te houden, met name
bij aanvang van de behandeling en bij dosisverhogingen.
Mogelijke symptomen van serotoninesyndroom zijn een veranderde geestelijke toestand, autonome
instabiliteit, neuromusculaire afwijkingen en/of gastro-intestinale symptomen. Bij vermoeden van
serotoninesyndroom moet dosisverlaging of stopzetting van de behandeling worden overwogen,
afhankelijk van de ernst van de symptomen.
Hepatitis en hepatische voorvallen
Het wordt aanbevolen voorafgaand aan het starten met de behandeling baseline leverfunctietests en
documentatie van de virale hepatitisstatus uit te voeren. Patiënten die positief zijn voor virale hepatitis,
gelijktijdig bepaalde andere geneesmiddelen gebruiken (zie rubriek 4.5) en/of die een bestaande
leverdisfunctie hebben, lopen een groter risico op leverbeschadiging. Het wordt aanbevolen een
regelmatige monitoring van de leverfunctie uit te voeren.
Gevallen van acute leverbeschadiging zijn gemeld bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden,
zowel in klinische onderzoeken als in postmarketingrapporten over bijwerkingen met geneesmiddelen
die buprenorfine bevatten. Het afwijkingenspectrum varieert van voorbijgaande asymptomatische
verhogingen van hepatische transaminasen tot casusrapporten van cytolytische hepatitis, leverfalen,
levernecrose, hepatorenaal syndroom, hepatische encefalopathie en overlijden. In veel gevallen
kunnen de aanwezigheid van reeds bestaande leverenzymafwijkingen, genetische ziekte, een infectie
met het hepatitis B- of hepatitis C-virus, alcoholmisbruik, anorexia, een gelijktijdig gebruik van andere
potentieel hepatotoxische geneesmiddelen of het blijven injecteren van drugs een oorzakelijke of
bevorderende rol hebben. Met deze onderliggende factoren moet rekening worden gehouden voordat
buprenorfine wordt voorgeschreven en gedurende de behandeling. Wanneer een hepatisch voorval
wordt vermoed, is een verdere biologische en etiologische evaluatie vereist. Afhankelijk van de
bevindingen kan er gestopt worden met Buvidal. Mogelijk is verdere monitoring nodig naast de
wekelijkse en maandelijkse behandelperiode. Als de behandeling wordt voortgezet, moet de
leverfunctie zorgvuldig worden gemonitord.
Versneld optreden van ontwenningsverschijnselen
Bij het starten van behandeling met buprenorfine is het belangrijk alert te zijn op het partiële
agonistprofiel van buprenorfine. Buprenorfineproducten hebben versneld ontwenningssymptomen
veroorzaakt bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden wanneer deze toegediend werden voordat
6
het effect van de agonist, veroorzaakt door recent gebruik of misbruik van opioïden, verdwenen was.
Om versneld optreden van ontwenningsverschijnselen te voorkomen, dient inductie plaats te vinden
wanneer objectieve klachten en verschijnselen van lichte tot matige ontwenning duidelijk aanwezig
zijn (zie rubriek 4.2).
Stopzetting van de behandeling kan resulteren in een ontwenningssyndroom dat een vertraagd begin
kan hebben.
Leverinsufficiëntie
Buprenorfine wordt uitgebreid gemetaboliseerd in de lever. Patiënten met matige leverinsufficiëntie
moeten worden gemonitord op klachten en verschijnselen van versnelde opioïdontwenning, -toxiciteit
of -overdosering veroorzaakt door verhoogde buprenorfinespiegels. Buprenorfine moet met
voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met matige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2 en 5.2).
De leverfunctie dient regelmatig gecontroleerd te worden tijdens de behandeling. Het gebruik van
buprenorfine is gecontra-indiceerd bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.3).
Nierinsufficiëntie
Bij patiënten met nierfalen hopen de metabolieten van buprenorfine zich op. Bij het doseren van
patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), wordt uiterste
voorzichtigheid aanbevolen, zie rubriek 4.2 en 5.2.
QT-verlenging
Voorzichtigheid moet in acht worden genomen bij het tegelijk toedienen van Buvidal met andere
geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, en bij patiënten met een voorgeschiedenis van lang
QT-syndroom of andere risicofactoren voor QT-verlenging.
Acute pijnbestrijding
Voor de bestrijding van acute pijn tijdens voortgezet gebruik van Buvidal kan een combinatie van
gebruik van opioïden met hoge affiniteit voor de mu-opioïdreceptor (bijv. fentanyl), niet-opioïde
analgetica en regionale anesthesie nodig zijn. Titratie van orale of intraveneuze kortwerkende opioïde
geneesmiddelen tegen pijn (morfine met onmiddellijke afgifte, oxycodon of fentanyl.) naar het
gewenste analgetische effect bij patiënten behandeld met Buvidal behoeft mogelijk hogere doses.
Patiënten dienen tijdens de behandeling gemonitord te worden.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De veiligheid en werkzaamheid van buprenorfine bij kinderen jonger dan 16 jaar zijn niet vastgesteld
(zie rubriek 4.2). Vanwege de beperkte gegevens over gebruik bij adolescenten (leeftijd 16 of 17)
moeten de patiënten in deze leeftijdsgroep gedurende de behandeling extra zorgvuldig worden
gemonitord.
Slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen
Opioïden kunnen slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken, waaronder centrale
slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie. Het gebruik van opioïden verhoogt het risico op
CSA op dosisafhankelijke wijze. Overweeg bij patiënten met CSA om de totale opioïdendosering te
verlagen.
Klasse-effecten
Opioïden kunnen orthostatische hypotensie veroorzaken.
Opioïden kunnen de cerebrospinale vloeistofdruk verhogen, wat toevallen kan veroorzaken. Daarom
dienen opioïden met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met hoofdletsel of een
7
intracraniale laesie, patiënten in andere omstandigheden waarin de druk van het hersenvocht
toegenomen kan zijn en patiënten met een voorgeschiedenis van stuipen.
Opioïden dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met hypotensie,
prostaathypertrofie of urethrastenose.
Opioïdgeïnduceerde miose, veranderingen in het bewustzijnsniveau en veranderingen in de perceptie
van pijn als symptoom van een aandoening kunnen de evaluatie van een patiënt verstoren of de
diagnose of het klinische verloop van een bijkomende aandoening verhullen.
Opioïden dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met myxoedeem,
hypothyreoïdie of adrenocorticale insufficiëntie (bijvoorbeeld de ziekte van Addison).
Het is aangetoond dat opioïden de druk in de ductus choledochus verhogen. Opioïden dienen daarom
met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een verstoring in de galafvoer.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties met Buvidal uitgevoerd.
Buprenorfine moet voorzichtigheid worden gebruikt wanneer het gelijktijdig wordt toegediend met:
•
benzodiazepinen: Deze combinatie kan dodelijk zijn vanwege centrale ademhalingsdepressie.
Daarom moeten de doseringen nauwlettend worden gemonitord en moet deze combinatie
worden vermeden in die gevallen waar de kans op een oneigenlijk gebruik bestaat. De patiënten
moeten ervoor worden gewaarschuwd dat het erg gevaarlijk is om zelf niet-voorgeschreven
benzodiazepinen toe te dienen wanneer dit product wordt gebruikt en dat zij alleen gelijktijdig
met dit product benzodiazepinen mogen gebruiken wanneer dit door de arts is opgedragen (zie
rubriek 4.4).
•
gabapentinoïden: Deze combinatie kan dodelijk zijn vanwege ademhalingsdepressie. Daarom
moeten de doseringen nauwlettend worden gemonitord en moet deze combinatie worden
vermeden in die gevallen waar de kans op een oneigenlijk gebruik bestaat. Patiënten dienen
gewaarschuwd te worden om dit product alleen gelijktijdig te gebruiken met gabapentinoïden
(zoals pregabaline en gabapentine) volgens de instructies van hun arts (zie rubriek 4.4).
•
alcoholische dranken of geneesmiddelen die alcohol bevatten, omdat alcohol het sedatieve
effect van buprenorfine versterkt (zie rubriek 4.7).
•
andere centraal dempende middelen: Andere afgeleiden van opioïden (bijv. methadon,
analgetica en hoestmiddelen), bepaalde antidepressiva, sedatieve H1-receptorantagonisten,
barbituraten, andere anxiolytica dan benzodiazepinen, antipsychotica, clonidine en verwante
stoffen. Deze combinaties vergroten de demping van het centrale zenuwstelsel. De verminderde
mate van alertheid kan ervoor zorgen dat het besturen van voertuigen en het gebruik van
machines gevaarlijk worden (zie rubriek 4.7).
•
opioïde analgetica: Het kan moeilijk zijn een adequate pijnstilling te bereiken wanneer een
volledige opioïdagonist wordt toegediend aan patiënten die buprenorfine krijgen. De kans
bestaat ook op het toedienen van een overdosis met een volledige agonist, met name bij
pogingen om de partieel agonistische effecten van buprenorfine tegen te gaan of wanneer het
plasmaniveau van buprenorfine afneemt (zie rubriek 4.4)
•
naltrexon en nalmefeen: Dit zijn opioïdantagonisten die de farmacologische effecten van
buprenorfine kunnen blokkeren. Voor patiënten die afhankelijk zijn van opioïden die momenteel
behandeld worden met buprenorfine kan naltrexon versneld optreden van verlengde en intense
opioïdontwenningsverschijnselen veroorzaken. Voor patiënten die momenteel een behandeling
krijgen met naltrexon, kunnen de bedoelde therapeutische effecten van toediening van
buprenorfine geblokkeerd worden door naltrexon.
•
Buprenorfine wordt primair door CYP3A4 gemetaboliseerd naar norbuprenorfine. De effecten
van blootstelling aan buprenorfine bij patiënten die behandeld worden met Buvidal zijn niet
onderzocht. Interactie met tegelijk toegediende inducers of remmers zijn vastgesteld in
onderzoeken met transmucosale en transdermale buprenorfine. Buprenorfine wordt ook
gemetaboliseerd naar buprenorfine-3β-glucuronide door UGT1A1.
8
•
•
CYP3A4-remmers kunnen het metabolisme van buprenorfine remmen, resulterend in de
verhoogde C
max
en AUC van buprenorfine en norbuprenorfine. Buvidal vermijdt first-pass
effecten en verwacht wordt dat CYP3A4-remmers (bijv. proteaseremmers zoals ritonavir,
nelfinavir of indinavir, of azoolderivaten zoals ketoconazol of itraconazol, of macrolide
antibiotica) minder effecten hebben op het metabolisme van buprenorfine wanneer deze
tegelijk worden toegediend met Buvidal dan wanneer deze tegelijk worden toegediend
met sublinguale buprenorfine. Bij het omschakelen van sublinguale buprenorfine naar
Buvidal moeten patiënten mogelijk gemonitord worden om ervoor te zorgen dat de
buprenorfineniveaus in het plasma voldoende zijn.
Patiënten die al Buvidal krijgen en die een behandeling met CYP3A4-remmers starten,
dienen wekelijks te worden behandeld met Buvidal en te worden gemonitord op klachten
en verschijnselen van overbehandeling. Omgekeerd geldt dat als een patiënt die tegelijk
behandeld wordt met Buvidal en een CYP3A4-remmer, stopt met de behandeling met de
CYP3A4-remmer, de patiënt gemonitord moet worden op symptomen van ontwenning.
•
CYP3A4-inducers kunnen het metabolisme van buprenorfine induceren, resulterend in
verlaagde niveaus van buprenorfine. Buvidal vermijdt first-pass effecten en verwacht
wordt dat CYP3A4-inducers (bijv. fenobarbital, carbamazepine, fenytoïne of rifampicine)
minder effecten hebben op het metabolisme van buprenorfine wanneer deze tegelijk
worden toegediend met Buvidal dan wanneer deze tegelijk worden toegediend met
sublinguale buprenorfine. Bij het omschakelen van sublinguale buprenorfine naar Buvidal
moeten patiënten mogelijk gemonitord worden om ervoor te zorgen dat de
buprenorfineniveaus in het plasma voldoende zijn. Patiënten die al Buvidal krijgen en die
een behandeling met CYP3A4-inducers starten, dienen wekelijks te worden behandeld
met Buvidal en te worden gemonitord op klachten en verschijnselen van ontwenning.
Omgekeerd geldt dat als een patiënt die tegelijk behandeld wordt met Buvidal en een
CYP3A4-inducer, stopt met de behandeling met de CYP3A4-inducer, de patiënt
gemonitord moet worden op symptomen van overbehandeling.
•
UGT1A1-remmers kunnen de systemische blootstelling aan buprenorfine beïnvloeden.
monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers): Mogelijke verergering van de effecten van
opioïden, op basis van ervaring met morfine.
serotonerge geneesmiddelen, zoals MAO-remmers, selectieve serotonine-heropnameremmers
(SSRI's), serotonine-norepinefrine-heropnameremmers (SNRI’s) of tricyclische antidepressiva,
aangezien het risico op serotoninesyndroom, een potentieel levensbedreigende aandoening,
wordt verhoogd (zie rubriek 4.4).
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
•
4.6
Zwangerschap
Er zijn geen of beperkte gegevens over het gebruik van buprenorfine bij zwangere vrouwen. De
resultaten van dieronderzoek duiden niet op reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3). Buprenorfine mag
alleen worden gebruikt tijdens de zwangerschap als de potentiële voordelen zwaarder wegen dan het
potentiële risico voor de foetus.
Tegen het einde van de zwangerschap kan buprenorfine een ademhalingsdepressie veroorzaken bij de
pasgeborene, zelfs na een korte periode van toediening. Een langdurige toediening gedurende de
laatste drie maanden van de zwangerschap kan neonataal abstinentiesyndroom veroorzaken
(bijvoorbeeld hypertonie, neonatale tremoren, neonatale agitatie, myoclonus of convulsies). Dit
syndroom openbaart zich doorgaans pas vanaf enkele uren tot enkele dagen na de geboorte.
Vanwege de lange halfwaardetijd van buprenorfine moet worden overwogen gedurende verscheidene
dagen na geboorte neonatale monitoring uit te voeren om het risico op ademhalingsdepressie of
neonataal abstinentiesyndroom te voorkomen.
9
Borstvoeding
Buprenorfine/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk en Buvidal dient met
voorzichtigheid gebruikt te worden in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen of beperkte gegevens over de effecten van buprenorfine op vruchtbaarheid bij de mens.
Er is geen effect van buprenorfine op vruchtbaarheid waargenomen bij dieren (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Buprenorfine heeft een geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen wanneer het wordt toegediend bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden.
Buprenorfine kan slaperigheid, duizeligheid of verstoord denken veroorzaken, in het bijzonder tijdens
de behandelingsinductie en dosisaanpassing. Indien het tegelijk met alcohol of centraal dempende
middelen wordt gebruikt, zal het waarschijnlijk een nog sterker effect hebben (zie rubriek 4.4. en 4.5).
De patiënt moet ervoor worden gewaarschuwd niet te rijden of gevaarlijke machines te bedienen
tijdens het gebruik van dit geneesmiddel, totdat bekend is hoe dit geneesmiddel van invloed is op de
patiënt. De behandelend arts moet een individuele aanbeveling geven.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gerapporteerde bijwerkingen van buprenorfine zijn hoofdpijn, misselijkheid, hyperhidrose,
slapeloosheid, abstinentiesyndroom en pijn.
Tabel met lijst van bijwerkingen
In tabel 2 staan bijwerkingen gerapporteerd voor buprenorfine, inclusief Buvidal. De volgende termen
en frequenties zijn toegepast: zeer vaak
(≥
1/10), vaak
(≥
1/100 tot < 1/10), soms
(≥
1/1000 tot
< 1/100) en frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 2.
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Zeer vaak
Vaak
Infectie
Influenza
Faryngitis
Rinitis
Lymfadenopathie
Soms
Cellulitis op de
injectieplaats
Niet bekend
Systeem/orgaanklas
se
Infecties en
parasitaire
aandoeningen
Bloed- en
lymfestelselaandoen
ingen
Immuunsysteemaan
doeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoorni
ssen
Psychische
stoornissen
Overgevoeligheid
Verminderde eetlust
Slapeloosheid
Angst
Agitatie
Depressie
Vijandigheid
Nervositeit
Abnormale gedachten
Paranoïdie
Medische
afhankelijkheid
10
Hallucinaties
Euforische
stemming
Tabel 2.
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Zeer vaak
Hoofdpijn
Vaak
Slaperigheid
Duizeligheid
Migraine
Paresthesie
Syncope
Onvrijwillig beven
(tremor)
Hypertonie
Spraakstoornissen
Traanklieraandoening
Mydriasis
Miose
Vertigo
Hartkloppingen
Vasodilatatie
Hypotensie
Hoesten
Dyspneu
Geeuwen
Astma
Bronchitis
Constipatie
Braken
Buikpijn
Winderigheid
Dyspepsie
Droge mond
Diarree
Spijsverteringsstoorni
s
Verhoogde alanine-
aminotransferase
Varhoogde
aspartaat-
aminotransferase
Verhoogde
leverenzymen
Huidvlekken
Soms
Niet bekend
Systeem/orgaanklas
se
Zenuwstelselaandoe
ningen
Oogaandoeningen
Evenwichtsorgaan-
en ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoening
en
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinumaandoe
ningen
Maagdarmstelselaa
ndoeningen
Misselijkheid
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeni
ngen
Skeletspierstelsel-
en
bindweefselaandoen
ingen
Huiduitslag
Pruritus
Urticaria
Artralgie
Rugpijn
Myalgie
Spierspasmen
Pijn in de nek
Botpijn
Erytheem
Nier- en
urinewegaandoenin
gen
Voortplantingsstelse
l- en
borstaandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaatssto
ornissen
Urineretentie
Dysmenorroe
Hyperhidrose
Abstinentiesynd
room
Pijn
Pijn op de
injectieplaats
Pruritus op de
injectieplaats
Erytheem op de
injectieplaats
11
Ontsteking van de
injectieplaats
Blauwe plek op de
injectieplaats
Netelroos op de
injectieplaats
Tabel 2.
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Zeer vaak
Vaak
Zwelling op de
injectieplaats
Reactie op de
injectieplaats
Verharding van de
injectieplaats
Knobbel op de
injectieplaats
Perifeer oedeem
Asthenie
Malaise
Pyrexie
Koude rillingen
Neonataal
onthoudingssyndroo
m
Pijn op de borst
Afwijkingen bij
leverfunctietests
Duizeligheid bij de
verrichting
Soms
Niet bekend
Systeem/orgaanklas
se
Onderzoeken
Letsels, intoxicaties
en
verrichtingscomplic
aties
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Reactie op de injectieplaats
Bij het dubbelblinde, fase 3 werkzaamheidsonderzoek werden injectieplaatsgerelateerde bijwerkingen
waargenomen bij 36 (16,9%) van de 213 patiënten (5% van de toegediende injecties) in de met
Buvidal behandelde groep. De meest voorkomende bijwerkingen waren pijn op de injectieplaats
(8,9%), pruritus op de injectieplaats (6,1%) en erytheem op de injectieplaats (4,7%). De reacties op de
injectieplaats waren allemaal van lichte of matige ernst en de meeste voorvallen waren van
voorbijgaande aard.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke
bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
bijlage V.
4.9
Overdosering
Symptomen
Een ademhalingsdepressie als gevolg van CZS-depressie is het voornaamste symptoom waarvoor een
interventie vereist is in het geval van overdosering van buprenorfine, omdat dit kan leiden tot een
ademhalingsstilstand en overlijden. Tot de eerste symptomen van overdosering kunnen ook overmatig
zweten, slaperigheid, amblyopie, miose, hypotensie, misselijkheid, braken en/of spraakstoornissen
behoren.
Behandeling
Algemene ondersteunende maatregelen moeten worden ingesteld, inclusief een
zorgvuldige monitoring van de respiratoire en de cardiale status van de patiënt. Een symptomatische
behandeling van de ademhalingsdepressie na standaard intensivecaremaatregelen moeten worden
12
ingesteld. Een doorgankelijke luchtweg en geassisteerde of gecontroleerde ventilatie moeten verzekerd
zijn. De patiënt moet worden overgebracht naar een omgeving waarin volledige reanimatiefaciliteiten
aanwezig zijn. Als de patiënt braakt, moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen om inademing te
voorkomen. Het gebruik van een opioïdantagonist (d.w.z. naloxon) wordt aanbevolen, ondanks het
geringe effect dat dit kan hebben bij het omkeren van de ademhalingssymptomen van buprenorfine in
vergelijking met de effecten ervan op volledige-agonisten-opioïden.
Er moet rekening worden gehouden met de lange werkingsduur van buprenorfine en de verlengde
afgifte van Buvidal bij het bepalen van de duur van de behandeling die nodig is voor het omkeren van
de effecten van een overdosis (zie rubriek 4.4). Naloxon kan sneller worden geklaard dan
buprenorfine, waardoor eerder beheerste symptomen van een buprenorfine-overdosering kunnen
terugkomen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Overige middelen werkzaam op het zenuwstelsel, middelen bij
opioïdverslaving, ATC-code: N07BC01
Werkingsmechanisme
Buprenorfine is een opioïde partiële agonist/antagonist die zich bindt aan de
μ
(mu) en
κ
(kappa)
opioïdreceptoren in de hersenen. De werkzaamheid in de opioïde onderhoudsbehandeling wordt
toegeschreven aan de langzaam omkeerbare eigenschappen met de
μ-opioïdereceptoren
die, gedurende
een langere periode, de behoefte aan illegale opioïden van patiënten die afhankelijk zijn van opioïden,
kunnen minimaliseren.
Opioïdagonist-plafondeffecten zijn bij mensen die afhankelijk zijn van opioïden waargenomen tijdens
klinische, farmacologische studies.
Klinische werkzaamheid
De werkzaamheid en veiligheid van Buvidal bij de behandeling van afhankelijkheid van opioïden
werden vastgesteld in een gerandomiseerd, dubbelblind, dubbelplacebo, actief gecontroleerd fase 3-
kernonderzoek met flexibele doses bij patiënten met matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden.
In dit onderzoek werden 428 patiënten gerandomiseerd naar een van twee behandelingsgroepen.
Patiënten in de Buvidalgroep (n = 213) kregen wekelijkse injecties (16 mg tot 32 mg) gedurende de
eerste 12 weken, gevolgd door maandelijkse injecties (64 mg tot 160 mg) gedurende de laatste 12
weken, plus dagelijkse doses sublinguale placebotabletten gedurende de volledige
behandelingsperiode. Patiënten in de sublinguale buprenorfine-/naloxongroep (n = 215) kregen
wekelijkse placebo-injecties gedurende de eerste 12 weken en maandelijkse placebo-injecties
gedurende de laatste 12 weken, plus dagelijkse sublinguale buprenorfine-/naloxontabletten gedurende
de gehele behandelingsperiode (8 mg tot 24 mg gedurende de eerste 12 weken en 8 mg tot 32 mg
gedurende de laatste 12 weken). Gedurende de 12 weken met maandelijkse injecties, konden de
patiënten in beide groepen één aanvullende wekelijkse dosis van 8 mg Buvidal per maand krijgen,
indien nodig. Patiënten kwamen naar 12 wekelijkse bezoeken gedurende de eerste 12 weken en 6
bezoeken gedurende de laatste 12 weken (3 geplande maandelijkse bezoeken en 3 willekeurige
urinetoxicologiebezoeken). Bij elk bezoek werden werkzaamheids- en veiligheidsuitkomsten
beoordeeld.
Van de 428 gerandomiseerde patiënten voltooide 69,0% (147/213) van de patiënten in de groep
behandeld met Buvidal en 72,6% (156/215) van de patiënten in de groep behandeld met sublinguale
buprenorfine/naloxon de behandeling van 24 weken.
Het onderzoek voldeed aan het primaire eindpunt van non-inferioriteit in gemiddeld percentage van
urinemonsters negatief voor illegale opioïden gedurende behandelingsweken 1 tot 24 voor de
Buvidalgroep vergeleken met de sublinguale buprenorfine-/naloxongroep (tabel 3).
13
Er werd voldaan aan superioriteit van Buvidal ten opzichte van sublinguale buprenorfine/naloxon
(vooraf gespecificeerde testvolgorde) voor het secundaire eindpunt cumulatieve distributiefunctie
(CDF) voor percentage van urinemonsters negatief voor opioïden gedurende behandelingsweken 4 tot
24 (tabel 3).
Tabel 3.
Werkzaamheidsvariabelen in een gerandomiseerd, dubbelblind, dubbelplacebo,
actief gecontroleerd, fase 3-kernonderzoek met flexibele doses bij patiënten met
matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden
SL
BPN/NX
215
6,7
-0,1 - 13,6
<0,001
Behandelingsverschil P-
(%)
a
(95% BI)
waarde
Werkzaamheidsvariabele Statistiek Buvidal
N
213
Percentage urinemonsters
LS
negatief voor illegale
gemiddeld 35,1 (2,48) 28,4 (2,47)
opioïden
(%) (SE)
95% BI
30,3 – 40,0 23,5 - 33,3
CDF van percentage van
N
213
215
urinemonsters negatief
voor illegale opioïden
Mediaan 26,7
6,7
-
0,008
b
gedurende weken 4-24
CDF = cumulatieve distributiefunctie, BI = betrouwbaarheidsinterval, LS = kleinstekwadratenmethode
(least squares); SE = standaard fout (standard error), SL BPN/NX = sublinguale buprenorfine/naloxon
a
Verschil = Buvidal - SL BPN/NX.
b
De p-waarde was voor superioriteit
Er werd een langlopend, open-label, fase 3-veiligheidsonderzoek uitgevoerd met flexibele wekelijkse
en maandelijkse doseringen Buvidal gedurende 48 weken. In het onderzoek werden in totaal 227
patiënten ingeschreven met matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden, van wie 190 patiënten
waren overgezet van sublinguale buprenorfine (met of zonder naloxon) en 37 patiënten niet eerder
behandeld waren met buprenorfine. Gedurende de behandelingsperiode van 48 weken konden
patiënten wisselen tussen wekelijkse en maandelijkse injecties met Buvidal en tussen doseringen (8
mg tot 32 mg Buvidal per week en 64 mg tot 160 mg Buvidal per maand) naar het klinisch oordeel van
de arts.
Voor patiënten die waren overgezet van sublinguale buprenorfine was het percentage patiënten met
urinemonsters negatief voor illegale opioïden 78,8% bij de baseline en 84,0% aan het einde van de
behandelingsperiode van 48 weken. Voor patiënten die niet eerder werden behandeld, was het
percentage patiënten met urinemonsters negatief voor illegale opioïden 0,0% bij de baseline en 63,0%
aan het einde van de behandelingsperiode van 48 weken. In totaal voltooiden 156 patiënten (68,7%) de
behandelingsperiode van 48 weken.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Wekelijks Buvidal
Absorptie
Na injectie stijgt de plasmaconcentratie van buprenorfine met een mediane tijd tot maximale
plasmaconcentratie (t
max
) van ongeveer 24 uur. Buvidal heeft volledige absolute biologische
beschikbaarheid. Steady-state blootstelling wordt bereikt bij de vierde wekelijkse dosis.
Dosisevenredige verhogingen in blootstelling worden waargenomen bij het dosisinterval 8 mg tot 32
mg.
14
Distributie
Het gemiddelde schijnbare distributievolume voor buprenorfine is ongeveer 1900 l. Buprenorfine is
ongeveer 96% eiwitgebonden, primair aan alfa- en bètaglobuline.
Biotransformatie en eliminatie
Buprenorfine wordt oxidatief gemetaboliseerd door 14-N-dealkylering naar N-desalkyl-buprenorfine
(ook bekend als norbuprenorfine) via cytochroom P450 CYP3A4 en door glucuroconjungatie van de
oudermolecuul en de gedealkyleerde metaboliet. Norbuprenorfine is een
μ-opioïde
agonist met een
zwakke intrinsieke activiteit.
Subcutane toediening van Buvidal resulteert in significant lagere plasmaconcentraties van de
norbuprenorfinemetaboliet vergeleken met toediening van sublinguale buprenorfine, vanwege
vermijding van het first-passmetabolisme.
Eliminatie van buprenorfine uit Buvidal is beperkt door de afgiftesnelheid met een terminale
halfwaardetijd variërend van 3 tot 5 dagen.
Buprenorfine wordt primair uitgescheiden via de feces door middel van galexcretie van de
glucurogeconjugeerde metabolieten (70%) en de rest wordt via de urine uitgescheiden. De totale
klaring van buprenorfine is ongeveer 68 l/u.
Speciale populaties
Ouderen
Er zijn geen farmacokinetische gegevens over gebruik bij ouderen (> 65 jaar) beschikbaar.
Nierinsufficiëntie
Eliminatie via de nieren speelt een relatief kleine rol (≈30%) in de totale klaring van buprenorfine. Op
basis van de nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig, maar voorzichtigheid wordt aanbevolen bij het
doseren van patiënten met een ernstige nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.2 en 4.4).
Leverinsufficiëntie
Tabel 4 vat de resultaten van een klinisch onderzoek samen waarin de blootstelling na toediening van
een 2,0/0,5 mg sublinguale tablet buprenorfine/naloxon tablet aan gezonde proefpersonen en aan
proefpersonen met verschillende maten van leverinsufficiëntie.
Effect op leverinsufficiëntie (verandering ten opzichte van gezonde
proefpersonen) op farmacokinetische parameters van buprenorfine na
sublinguale toediening van buprenorfine/naloxon (2,0/0,5 mg) aan gezonde
proefpersonen, en aan proefpersonen met variërende maten van
leverinsufficiëntie
Farmacokinetische lichte
matige leverinsufficiëntie ernstige
parameters
leverinsufficiëntie
(Child-Pugh-klasse B)
leverinsufficiëntie
(Child-Pugh-klasse
(n=8)
(Child-Pugh-klasse C)
A)
(n=8)
(n=9)
Buprenorfine
C
max
1,2-voudige toename
1,1-voudige toename
1,7-voudige toename
AUC
laatste
Vergelijkbaar met
1,6-voudige toename
2,8-voudige toename
controle
In totaal steeg de buprenorfineblootstelling in plasma ongeveer 3-voudig bij proefpersonen met
ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2, 4.3 en 4.4).
Tabel 4.
15
Pediatrische patiënten
Er zijn geen farmacokinetische gegevens uit de pediatrie (patiënten jonger dan 18 jaar) beschikbaar.
Gegevens over gesimuleerde blootstelling aan buprenorfine bij adolescenten van 16 jaar tonen een
lagere C
max
en AUC aan dan de waarden waargenomen bij volwassenen bij wekelijkse en
maandelijkse toediening van Buvidal.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Acute toxiciteit van buprenorfine werd vastgesteld bij muizen en ratten na orale en parenterale
(intraveneuze, intraperitoneale) toediening. Ongewenste effecten werden gebaseerd op de bekende
farmacologische activiteit van buprenorfine.
Buprenorfine toonde lage weefsel- en biochemische toxiciteiten toen beagles een maand subcutaan
gedoseerd werden, resusapen oraal gedurende een maand en ratten en bavianen intramusculair
gedurende zes maanden.
Uit teratologie- en reproductietoxiciteitsonderzoeken bij ratten en konijnen via intramusculaire
toediening bleek dat buprenorfine niet embryotoxisch of teratogeen is en geen duidelijke effecten heeft
op de mogelijkheid om te zogen. Bij ratten waren er geen negatieve effecten op de vruchtbaarheid of
algemene reproductieve functies.
Chronische toxiciteitsonderzoeken bij ratten en honden naar het vehikel dat gebruikt wordt voor
Buvidal toonden geen speciale gevaren voor mensen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Buvidal 8 mg, 16 mg, 24 mg, 32 mg
Fosfatidylcholine uit soja
Glyceroldioleaat
Ethanol watervrij
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
6.3
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Een voorgevulde spuit van 1 ml (glas, type I) met plunjerstop (met fluoropolymeer bekleed
bromobutylrubber) met naald (½ inch, 23 gauge, 12 mm) en naaldbescherming (styreen
butadieenrubber). De voorgevulde spuit wordt gemonteerd in een veiligheidsapparaat ter voorkoming
van prikken na de injectie. De naaldbescherming van de veiligheidsspuit kan rubberlatex bevatten, wat
allergische reacties kan veroorzaken bij mensen met een latexallergie.
Verpakkingsgrootten
16
Verpakking bevat 1 voorgevulde spuit met stop, naald, naaldbescherming, veiligheidsapparaat en 1
plunjerstaafje.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Belangrijke informatie
•
•
•
•
•
Het middel dient te worden toegediend in subcutaan weefsel.
Intravasculaire, intramusculaire en intradermale toediening moet voorkomen worden.
Mag niet gebruikt worden als de veiligheidsnaald gebroken is of de verpakking beschadigd is.
De naaldbescherming van de spuit kan rubberlatex bevatten, wat allergische reacties kan
veroorzaken bij mensen met een latexallergie.
Behandel de veiligheidsspuit voorzichtig om een prikaccident te voorkomen. De
veiligheidsspuit bevat een veiligheidsapparaat ter beveiliging van de naald dat activeert na de
injectie. Haal het dopje niet van de veiligheidsspuit totdat u klaar bent om te injecteren. Probeer
het dopje nooit terug op de naald te doen nadat dit eraf is gehaald.
Gooi de gebruikte veiligheidsnaald direct na gebruik weg. Gebruik de veiligheidsspuit niet
opnieuw.
•
Vóór toediening
Onderdelen van de veiligheidsspuit:
Afbeelding Veiligheidsspuit: Vóór gebruik
a) Naaldbescherming, b)
1:
Spuitbeschermingslichaam, c) Vleugels
spuitbescherming, d) Plunjer,
e) Plunjerkop
Veiligheidsspuit: Na gebruik
(Met geactiveerd
naaldbeschermingsmechanisme)
Houd er rekening mee dat het kleinste injectievolume amper zichtbaar is in het zichtvenster
omdat de veer van het veiligheidsapparaat een deel van de glazen cilinder vlak bij de naald
“bedekt”.
Toediening (zie ook rubriek 4.2)
-
-
Haal de spuit uit het kartonnen doosje: pak de spuit op bij het spuitbeschermingslichaam.
Terwijl u de spuit vasthoudt bij de naaldbescherming, steekt u het plunjerstaafje in de
plunjerstop door het plunjerstaafje voorzichtig met de klok mee te draaien totdat deze vast zit
(zie afbeelding 2).
17
Afbeelding 2: Voor
-
Na
Inspecteer de veiligheidsspuit grondig:
-
Gebruik de veiligheidsspuit niet nadat de uiterste houdbaarheidsdatum die op het
kartonnen doosje of op het etiket van de spuit staat, is verstreken.
-
Er kan een kleine luchtbel zichtbaar zijn. Dit is normaal.
-
De vloeistof moet helder zijn. Gebruik de veiligheidsspuit niet als er zichtbare deeltjes in
de vloeistof zitten of wanneer deze troebel is.
Kies de injectieplaats. Injecties dienen te worden geroteerd tussen plekken in de billen, dij, buik
of bovenarm (zie afbeelding 3) met een minimum van 8 weken voordat een eerder gebruikte
injectieplaats opnieuw geïnjecteerd wordt. Injecties in de taille of in het gebied van 5 cm
rondom de navel dienen voorkomen te worden.
-
Afbeelding 3:
-
Doe handschoenen aan en reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje (dit wordt niet
meegeleverd in de verpakking) in een cirkelende beweging. Raak het schoongemaakte gebied
niet weer aan vóór het injecteren.
Terwijl u de veiligheidsspuit vasthoudt aan het spuitbeveiligingslichaam zoals getoond (zie
afbeelding 4), trekt u de naaldbescherming er recht vanaf. Gooi de naaldbescherming direct weg
(probeer het dopje nooit terug op de naald te doen). Er kan een druppel vloeibaar zichtbaar zijn
aan het uiteinde van de naald. Dit is normaal.
-
18
Afbeelding 4:
-
-
Knijp de huid op de injectieplaats tussen duim en vinger zoals getoond (zie afbeelding 5).
Houd de veiligheidsspuit vast zoals getoond en breng de naald in onder een hoek van ongeveer
90° (zie afbeelding 5). Druk de naald volledig naar binnen.
Afbeelding 5:
-
Terwijl u de spuit vasthoudt zoals getoond (zie afbeelding 6), drukt u de plunjer langzaam naar
beneden totdat de plunjer vergrendelt tussen de vleugels van de spuitbeveiliging en alle
oplossing is geïnjecteerd.
Afbeelding 6:
-
Trek de naald voorzichtig uit de huid. Het wordt aanbevolen de om de plunjer volledig ingedrukt
te houden terwijl de naald voorzichtig, recht uit de injectieplaats wordt getrokken (zie afbeelding
7).
19
Afbeelding 7:
-
Zodra de naald volledig uit de huid is verwijderd, haalt u langzaam uw duim van de plunjer
zodat de naaldbescherming automatisch over de ontblote naald schuift (zie afbeelding 8). Er kan
een klein beetje bloed zichtbaar zijn op de injectieplaats. Indien nodig kan dit met een watje of
gaasje weggeveegd worden.
Afbeelding 8:
De spuit weggooien
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
Telefoonnummer: +800 2577 2577
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Buvidal met verlengde afgifte oplossing voor injectie (wekelijks)
EU/1/18/1336/001 [8 mg buprenorfine/0,16 ml]
EU/1/18/1336/002 [16 mg buprenorfine/0,32 ml]
EU/1/18/1336/003 [24 mg buprenorfine/0,48 ml]
EU/1/18/1336/004 [32 mg buprenorfine/0,64 ml]
20
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning:
20 november 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
21
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 64 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 96 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 128 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 160 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
64 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 64 mg buprenorfine
96 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 96 mg buprenorfine
128 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 128 mg buprenorfine
160 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 160 mg buprenorfine
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte.
Geelachtige tot gele heldere vloeistof.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Behandeling van een verslaving aan opioïden, binnen het kader van medische, sociale en
psychologische behandeling. Behandeling is bedoeld voor gebruik bij volwassenen en jongeren in de
leeftijd van 16 jaar en ouder.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Toediening van Buvidal is voorbehouden aan beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Er dienen
gepaste voorzorgsmaatregelen genomen te worden bij het voorschrijven en verstrekken van
buprenorfine, zoals opvolgingsbezoeken van de patiënt met klinische bewaking volgens de behoefte
van de patiënt. Het product mee naar huis nemen of zelf toedienen door patiënten is niet toegestaan.
Voorzorgsmaatregelen die genomen moeten worden voor aanvang van de behandeling
Om versneld optreden van ontwenningsverschijnselen te voorkomen, dient behandeling met Buvidal
gestart te worden wanneer er objectieve en duidelijke tekenen van lichte tot matige
ontwenningsverschijnselen zijn (zie rubriek 4.4). Er moet aandacht worden besteed aan het type
opioïde dat gebruikt werd (of deze opioïde lang- of kortwerkend is), tijd sinds het laatste
opioïdgebruik en wat de mate van verslaving is.
•
Voor patiënten die heroïne of kortwerkende opioïden gebruiken, dient de eerste dosis Buvidal
niet te worden toegediend voordat er 6 uur is verstreken sinds de patiënt voor het laatst opioïden
gebruikte.
22
•
Voor patiënten die methadon krijgen, dient de dosis methadon verminderd te worden tot een
maximum van 30 mg/dag voordat gestart wordt met de behandeling met Buvidal. Het mag niet
toegediend worden tot er minstens 24 uur is verstreken sinds de patiënt voor het laatst dosis
methadon kreeg. Buvidal kan ontwenningsverschijnselen triggeren bij patiënten die afhankelijk
zijn van methadon.
Dosering
Aanvang van behandeling bij patiënten die nog geen buprenorfine ontvangen
Patiënten die niet eerder zijn blootgesteld aan buprenorfine dienen een sublinguale dosis buprenorfine
van 4 mg te krijgen en een uur geobserveerd te worden voor de eerste toediening van wekelijkse
Buvidal, om verdraagbaarheid van buprenorfine te bevestigen.
De aanbevolen startdosis Buvidal is 16 mg met een of twee extra doses van 8 mg met een tussentijd
van minimaal 1 dag, naar een doeldosis van 24 mg of 32 mg gedurende de eerste week van de
behandeling. De aanbevolen dosis van de tweede week van de behandeling is de totale dosis die is
toegediend in de startweek.
Behandeling met maandelijkse Buvidal kan gestart worden na de start van de behandeling met
wekelijkse Buvidal, in overeenstemming met de dosisconversie in tabel 1 zodra patiënten stabiel zijn
op de wekelijkse behandeling (vier weken of meer, wanneer praktisch mogelijk).
Overschakelen van sublinguale buprenorfineproducten naar Buvidal
Patiënten die behandeld worden met sublinguale buprenorfine kunnen direct omgezet worden naar
wekelijkse of maandelijkse Buvidal, startend op de dag na de laatste dagelijkse sublinguale
behandelingsdosis buprenorfine, in overeenstemming met de doseringsaanbevelingen in tabel 1.
Tijdens de doseringsperiode na de overgang is nauwlettende monitoring van patiënten aan te bevelen.
Tabel 1.
Conventionele dagelijkse sublinguale behandelingsdoses buprenorfine en
aanbevolen overeenkomende doses wekelijkse en maandelijkse Buvidal
Dosis dagelijkse sublinguale
Dosis wekelijkse Buvidal
Dosis maandelijkse Buvidal
buprenorfine*
2-6 mg
8 mg
8-10 mg
16 mg
64 mg
12-16 mg
24 mg
96 mg
18-24 mg
32 mg
128 mg
26-32 mg
160 mg
De patiënt kan direct worden overgeschakeld van sublinguale buprenorfine 26-32 mg naar
maandelijkse Buvidal 160 mg, met nauwlettende controle tijdens de toedieningsperiode na de
overschakeling.
De dosis buprenorfine in mg kan verschillen tussen sublinguale producten, wat bij elk apart product in
overweging genomen dient te worden. De farmacokinetische eigenschappen van Buvidal worden
beschreven in rubriek 5.2.
Onderhoudsbehandeling en dosisaanpassingen
Buvidal kan wekelijks of maandelijks toegediend worden. Doses kunnen verhoogd of verlaagd worden
en patiënten kunnen omgezet worden tussen wekelijkse en maandelijkse producten volgens de
behoeften van individuele patiënten en naar klinisch oordeel van de behandelend arts volgens de
aanbevelingen in tabel 1. Nadat ze zijn overgezet, hebben patiënten mogelijk nauwlettender
monitoring nodig. Beoordeling van langetermijnbehandeling is gebaseerd op gegevens van 48 weken.
Aanvullende dosering
Een maximale eenmalige aanvullende dosis van 8 mg Buvidal kan toegediend worden bij een
ongepland bezoek tussen regelmatige wekelijkse en maandelijkse doses, op basis van de tijdelijke
behoeften van individuele patiënten.
23
De maximale wekelijkse dosis voor patiënten die op een wekelijkse behandeling met Buvidal staan, is
32 mg met een aanvullende dosis van 8 mg. De maximale maandelijkse dosis voor patiënten die op
een maandelijkse behandeling met Buvidal staan, is 160 mg.
Gemiste doses
Om te voorkomen dat dosissen worden gemist, mag de wekelijkse dosis maximaal 2 dagen voor of na
het wekelijkse tijdstip toegediend worden, en de maandelijkse dosis mag tot 1 week voor of na het
maandelijkse tijdstip toegediend worden.
Als een dosis wordt overgeslagen, moet de volgende dosis zo snel mogelijk worden toegediend.
Beëindiging van de behandeling
Indien de behandeling met Buvidal wordt beëindigd, dienen de eigenschappen van verlengde afgifte
en ontwenningsverschijnselen die door de patiënt worden ervaren in overweging te worden genomen,
zie rubriek 4.4. Als de patiënt wordt overgezet van behandeling met sublinguale buprenorfine dient dit
één week na de laatste wekelijkse dosis of één maand na de maandelijkse dosis Buvidal gedaan te
worden volgens de aanbevelingen in tabel 1.
Speciale populaties
Ouderen
De werkzaamheid en veiligheid van buprenorfine bij mensen > 65 jaar zijn niet vastgesteld. Er kan
geen doseringsadvies worden gegeven.
Over het algemeen is de aanbevolen dosis voor oudere patiënten met een normale nierfunctie hetzelfde
als voor jongvolwassen patiënten met een normale nierfunctie. Omdat oudere patiënten echter een
verminderde nier-/leverfunctie kunnen hebben, zijn dosisaanpassingen mogelijk nodig (zie
Leverinsufficiëntie en Nierinsufficiëntie hieronder).
Leverinsufficiëntie
Buprenorfine moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met matige leverinsufficiëntie
(zie rubriek 5.2). Bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie is het gebruik van buprenorfine
gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Nierinsufficiëntie
Bij mensen met nierinsufficiëntie is een wijziging van de buprenorfine-dosis niet vereist. Bij het
doseren van patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt uiterste
voorzichtigheid aanbevolen (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van buprenorfine bij kinderen en jongeren tot 16 jaar zijn niet
vastgesteld (zie rubriek 4.4). Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Buvidal is alleen bedoeld voor subcutane toediening. Het dient langzaam en volledig geïnjecteerd te
worden in het subcutane weefsel van verschillende gebieden (billen, dij, buik of bovenarm), mits daar
voldoende subcutaan weefsel is. Elk gebied kan meerdere injectieplaatsen hebben. Injectieplaatsen
dienen geroteerd te worden zowel voor wekelijkse als voor maandelijkse injecties. Voordat men de
wekelijkse dosis opnieuw injecteert in een eerder gebruikte injectieplaats, moet men ten minste 8
weken wachten. Er bestaan geen klinische gegevens die het opnieuw injecteren van de maandelijkse
dosis op dezelfde plaats ondersteunen. Dit is hoogstwaarschijnlijk geen probleem voor de veiligheid.
De beslissing om opnieuw te injecteren op dezelfde plaats, moet ook gebaseerd zijn op het klinisch
oordeel van de behandelend arts. De toegediende dosis dient een enkele injectie te zijn en mag niet
worden opgedeeld. De dosis mag niet intravasculair (intraveneus), intramusculair of intradermaal (in
de huid) worden toegediend (zie rubriek 4.4). Zie rubriek 6.6 voor toedieningsinstructies.
24
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen
Ernstige ademhalingsinsufficiëntie
Ernstige leverinsufficiëntie
Acuut alcoholisme of
delirium tremens
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Toediening
Er dient zorg te worden gedragen dat Buvidal niet onopzettelijk geïnjecteerd wordt. De dosis mag niet
intravasculair (intraveneus), intramusculair of intradermaal worden toegediend.
Intravasculair, zoals bij een intraveneuze injectie, zou een risico vormen op ernstig letsel doordat
Buvidal een vaste massa wordt wanneer het in contact komt met lichaamsvocht, wat mogelijk letsel
aan bloedvaten, occlusie of trombo-embolische voorvallen kan veroorzaken.
Om het risico op oneigenlijk gebruik, misbruik en handel zoveel mogelijk te beperken, dienen gepaste
voorzorgsmaatregelen genomen te worden bij het voorschrijven en verstrekken van buprenorfine.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dienen Buvidal direct aan de patiënt toe te dienen. Het
product mee naar huis nemen of zelf toedienen door patiënten is niet toegestaan. Elke poging om het
depot te verwijderen dient gedurende de hele behandeling gemonitord worden.
Eigenschappen van verlengde afgifte
De eigenschappen van verlengde afgifte van het product dienen bij de behandeling in overweging
genomen te worden, inclusief starten en beëindigen. Patiënten met gelijktijdig medicijngebruik en/of
comorbiditeiten dienen in het bijzonder gemonitord te worden op klachten en verschijnselen van
toxiciteit, overdosering of ontwenning veroorzaakt door verhoogde of verlaagde niveaus buprenorfine.
Zie voor farmacokinetische eigenschappen rubriek 5.2 en zie voor beëindiging van de behandeling
rubriek 4.2.
Ademhalingsdepressie
Een aantal sterfgevallen als gevolg van ademhalingsdepressie werd gemeld bij patiënten die behandeld
werden met buprenorfine, in het bijzonder wanneer dit gebruikt werd in combinatie met
benzodiazepinen (zie rubriek 4.5) of wanneer buprenorfine niet in overeenstemming met de
voorschrijfinformatie werd gebruikt. Ook zijn sterfgevallen gemeld die geassocieerd werden met een
gelijktijdige toediening van buprenorfine en andere ademhalingonderdrukkende middelen, zoals
alcohol, gabapentinoïden (zoals pregabaline en gabapentine) (zie rubriek 4.5) of andere opioïden.
Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van buprenorfine bij patiënten met
ademhalingsinsufficiëntie (bijvoorbeeld chronische obstructieve longziekte, astma, cor pulmonale,
verminderde ademhalingsreserve, hypoxie, hypercapnie, reeds bestaande ademhalingsdepressie of
kyfoscoliose).
Buprenorfine kan ernstige, mogelijk fatale ademhalingsdepressie veroorzaken bij kinderen en niet-
opioïdafhankelijke personen die het middel per ongeluk of opzettelijk gebruiken.
Depressie van het centrale zenuwstelsel
Buprenorfine kan slaperigheid veroorzaken, in het bijzonder indien het wordt gebruikt in combinatie
met alcohol of met middelen die het centrale zenuwstelsel onderdrukken zoals benzodiazepines,
tranquillizers, sedativa, gabapentinoïden of hypnotica (zie rubriek 4.5 en 4.7).
25
Afhankelijkheid
Buprenorfine is een partiële agonist op de mu-opiaatreceptor en chronische toediening kan
opioïdverslaving veroorzaken.
Serotoninesyndroom
Gelijktijdige toediening van Buvidal en andere serotonerge middelen, zoals MAO-remmers, selectieve
serotonine-heropnameremmers (SSRI's), serotonine-norepinefrine-heropnameremmers (SNRI’s) of
tricyclische antidepressiva, kan leiden tot serotoninesyndroom, een potentieel levensbedreigende
aandoening (zie rubriek 4.5). Als een gelijktijdige behandeling met andere serotonerge middelen
klinisch gerechtvaardigd is, wordt geadviseerd de patiënt nauwlettend in de gaten te houden, met name
bij aanvang van de behandeling en bij dosisverhogingen.
Mogelijke symptomen van serotoninesyndroom zijn een veranderde geestelijke toestand, autonome
instabiliteit, neuromusculaire afwijkingen en/of gastro-intestinale symptomen. Bij vermoeden van
serotoninesyndroom moet dosisverlaging of stopzetting van de behandeling worden overwogen,
afhankelijk van de ernst van de symptomen.
Hepatitis en hepatische voorvallen
Het wordt aanbevolen voorafgaand aan het starten met de behandeling baseline leverfunctietests en
documentatie van de virale hepatitisstatus uit te voeren. Patiënten die positief zijn voor virale hepatitis,
gelijktijdig bepaalde andere geneesmiddelen gebruiken (zie rubriek 4.5) en/of die een bestaande
leverdisfunctie hebben, lopen een groter risico op leverbeschadiging. Het wordt aanbevolen een
regelmatige monitoring van de leverfunctie uit te voeren.
Gevallen van acute leverbeschadiging zijn gemeld bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden,
zowel in klinische onderzoeken als in postmarketingrapporten over bijwerkingen met geneesmiddelen
die buprenorfine bevatten. Het afwijkingenspectrum varieert van voorbijgaande asymptomatische
verhogingen van hepatische transaminasen tot casusrapporten van cytolytische hepatitis, leverfalen,
levernecrose, hepatorenaal syndroom, hepatische encefalopathie en overlijden. In veel gevallen
kunnen de aanwezigheid van reeds bestaande leverenzymafwijkingen, genetische ziekte, een infectie
met het hepatitis B- of hepatitis C-virus, alcoholmisbruik, anorexia, een gelijktijdig gebruik van andere
potentieel hepatotoxische geneesmiddelen of het blijven injecteren van drugs een oorzakelijke of
bevorderende rol hebben. Met deze onderliggende factoren moet rekening worden gehouden voordat
buprenorfine wordt voorgeschreven en gedurende de behandeling. Wanneer een hepatisch voorval
wordt vermoed, is een verdere biologische en etiologische evaluatie vereist. Afhankelijk van de
bevindingen kan er gestopt worden met Buvidal. Mogelijk is verdere monitoring nodig naast de
wekelijkse en maandelijkse behandelperiode. Als de behandeling wordt voortgezet, moet de
leverfunctie zorgvuldig worden gemonitord.
Versneld optreden van ontwenningsverschijnselen
Bij het starten van behandeling met buprenorfine is het belangrijk alert te zijn op het partiële
agonistprofiel van buprenorfine. Buprenorfineproducten hebben versneld ontwenningssymptomen
veroorzaakt bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden wanneer deze toegediend werden voordat
het effect van de agonist, veroorzaakt door recent gebruik of misbruik van opioïden, verdwenen was.
Om versneld optreden van ontwenningsverschijnselen te voorkomen, dient inductie plaats te vinden
wanneer objectieve klachten en verschijnselen van lichte tot matige ontwenning duidelijk aanwezig
zijn (zie rubriek 4.2).
Stopzetting van de behandeling kan resulteren in een ontwenningssyndroom dat een vertraagd begin
kan hebben.
Leverinsufficiëntie
Buprenorfine wordt uitgebreid gemetaboliseerd in de lever. Patiënten met matige leverinsufficiëntie
moeten worden gemonitord op klachten en verschijnselen van versnelde opioïdontwenning, -toxiciteit
of -overdosering veroorzaakt door verhoogde buprenorfinespiegels. Buprenorfine moet met
26
voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met matige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2 en 5.2).
De leverfunctie dient regelmatig gecontroleerd te worden tijdens de behandeling. Het gebruik van
buprenorfine is gecontra-indiceerd bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.3).
Nierinsufficiëntie
Bij patiënten met nierfalen hopen de metabolieten van buprenorfine zich op. Bij het doseren van
patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), wordt uiterste
voorzichtigheid aanbevolen, zie rubriek 4.2 en 5.2.
QT-verlenging
Voorzichtigheid moet in acht worden genomen bij het tegelijk toedienen van Buvidal met andere
geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, en bij patiënten met een voorgeschiedenis van lang
QT-syndroom of andere risicofactoren voor QT-verlenging.
Acute pijnbestrijding
Voor de bestrijding van acute pijn tijdens voortgezet gebruik van Buvidal, kan een combinatie van
gebruik van opioïden met hoge affiniteit voor de mu-opioïdreceptor (bijv. fentanyl), niet-opioïde
analgetica en regionale anesthesie nodig zijn. Titratie van orale of intraveneuze kortwerkende opioïde
geneesmiddelen tegen pijn (morfine met onmiddellijke afgifte, oxycodon of fentanyl.) naar het
gewenste analgetische effect bij patiënten behandeld met Buvidal behoeft mogelijk hogere doses.
Patiënten dienen tijdens de behandeling gemonitord te worden.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De veiligheid en werkzaamheid van buprenorfine bij kinderen jonger dan 16 jaar zijn niet vastgesteld
(zie rubriek 4.2). Vanwege de beperkte gegevens over gebruik bij adolescenten (leeftijd 16 of 17)
moeten de patiënten in deze leeftijdsgroep gedurende de behandeling extra zorgvuldig worden
gemonitord.
Slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen
Opioïden kunnen slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken, waaronder centrale
slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie. Het gebruik van opioïden verhoogt het risico op
CSA op dosisafhankelijke wijze. Overweeg bij patiënten met CSA om de totale opioïdendosering te
verlagen.
Klasse-effecten
Opioïden kunnen orthostatische hypotensie veroorzaken.
Opioïden kunnen de cerebrospinale vloeistofdruk verhogen, wat toevallen kan veroorzaken. Daarom
dienen opioïden met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met hoofdletsel of een
intracraniale laesie, patiënten in andere omstandigheden waarin de druk van het hersenvocht
toegenomen kan zijn en patiënten met een voorgeschiedenis van stuipen.
Opioïden dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met hypotensie,
prostaathypertrofie of urethrastenose.
Opioïdgeïnduceerde miose, veranderingen in het bewustzijnsniveau en veranderingen in de perceptie
van pijn als symptoom van een aandoening kunnen de evaluatie van een patiënt verstoren of de
diagnose of het klinische verloop van een bijkomende aandoening verhullen.
Opioïden dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met myxoedeem,
hypothyreoïdie of adrenocorticale insufficiëntie (bijvoorbeeld de ziekte van Addison).
27
Het is aangetoond dat opioïden de druk in de ductus choledochus verhogen. Opioïden dienen daarom
met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een verstoring in de galafvoer.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties met Buvidal uitgevoerd.
Buprenorfine moet voorzichtigheid worden gebruikt wanneer het gelijktijdig wordt toegediend met:
•
benzodiazepinen: Deze combinatie kan dodelijk zijn vanwege de centrale ademhalingsdepressie.
Daarom moeten de doseringen nauwlettend worden gemonitord en moet deze combinatie
worden vermeden in die gevallen waar de kans op een oneigenlijk gebruik bestaat. De patiënten
moeten ervoor worden gewaarschuwd dat het erg gevaarlijk is om zelf niet-voorgeschreven
benzodiazepinen toe te dienen wanneer dit product wordt gebruikt en dat zij alleen gelijktijdig
met dit product benzodiazepinen mogen gebruiken wanneer dit door de arts is opgedragen (zie
rubriek 4.4).
•
gabapentinoïden: Deze combinatie kan dodelijk zijn vanwege ademhalingsdepressie. Daarom
moeten de doseringen nauwlettend worden gemonitord en moet deze combinatie worden
vermeden in die gevallen waar de kans op een oneigenlijk gebruik bestaat. Patiënten dienen
gewaarschuwd te worden om dit product alleen gelijktijdig te gebruiken met gabapentinoïden
(zoals pregabaline en gabapentine) volgens de instructies van hun arts (zie rubriek 4.4).
•
alcoholische dranken of geneesmiddelen die alcohol bevatten, omdat alcohol het sedatieve
effect van buprenorfine versterkt (zie rubriek 4.7).
•
andere centraal dempende middelen: Andere afgeleiden van opioïden (bijv. methadon,
analgetica en hoestmiddelen), bepaalde antidepressiva, sedatieve H1-receptorantagonisten,
barbituraten, andere anxiolytica dan benzodiazepinen, antipsychotica, clonidine en verwante
stoffen. Deze combinaties vergroten de demping van het centrale zenuwstelsel. De verminderde
mate van alertheid kan ervoor zorgen dat het besturen van voertuigen en het gebruik van
machines gevaarlijk worden (zie rubriek 4.7).
•
opioïde analgetica: Het kan moeilijk zijn een adequate pijnstilling te bereiken wanneer een
volledige opioïdagonist wordt toegediend aan patiënten die buprenorfine krijgen. De kans
bestaat ook op het toedienen van een overdosis met een volledige agonist, met name bij
pogingen om de partieel agonistische effecten van buprenorfine tegen te gaan of wanneer het
plasmaniveau van buprenorfine afneemt (zie rubriek 4.4)
•
naltrexon en nalmefeen: Dit zijn opioïdantagonisten die de farmacologische effecten van
buprenorfine kunnen blokkeren. Voor patiënten die afhankelijk zijn van opioïden die momenteel
behandeld worden met buprenorfine kan naltrexon versneld optreden van verlengde en intense
opioïdontwenningsverschijnselen veroorzaken. Voor patiënten die momenteel een behandeling
krijgen met naltrexon, kunnen de bedoelde therapeutische effecten van toediening van
buprenorfine geblokkeerd worden door naltrexon.
•
Buprenorfine wordt primair door CYP3A4 gemetaboliseerd naar norbuprenorfine. De effecten
van blootstelling aan buprenorfine bij patiënten die behandeld worden met Buvidal zijn niet
onderzocht. Interactie met tegelijk toegediende inducers of remmers zijn vastgesteld in
onderzoeken met transmucosale en transdermale buprenorfine. Buprenorfine wordt ook
gemetaboliseerd naar buprenorfine-3β-glucuronide door UGT1A1.
•
CYP3A4-remmers kunnen het metabolisme van buprenorfine remmen, resulterend in de
verhoogde C
max
en AUC van buprenorfine en norbuprenorfine. Buvidal vermijdt first-pass
effecten en verwacht wordt dat CYP3A4-remmers (bijv. proteaseremmers zoals ritonavir,
nelfinavir of indinavir, of azoolderivaten zoals ketoconazol of itraconazol of macrolide
antibiotica) minder effecten hebben op het metabolisme van buprenorfine wanneer deze
tegelijk worden toegediend met Buvidal dan wanneer deze tegelijk worden toegediend
met sublinguale buprenorfine. Bij het omschakelen van sublinguale buprenorfine naar
Buvidal moeten patiënten mogelijk gemonitord worden om ervoor te zorgen dat de
buprenorfineniveaus in het plasma voldoende zijn.
Patiënten die al Buvidal krijgen en die een behandeling met CYP3A4-remmers starten,
dienen wekelijks behandeld te worden met Buvidal en te worden gemonitord op klachten
en verschijnselen van overbehandeling. Omgekeerd geldt dat als een patiënt die tegelijk
28
•
•
behandeld wordt met Buvidal en een CYP3A4-remmer, stopt met de behandeling met de
CYP3A4-remmer, de patiënt gemonitord moet worden op symptomen van ontwenning.
•
CYP3A4-inducers kunnen het metabolisme van buprenorfine induceren, resulterend in
verlaagde niveaus van buprenorfine. Buvidal vermijdt first-pass effecten en verwacht
wordt dat CYP3A4 inducers (bijv. fenobarbital, carbamazepine, fenytoïne of rifampicine)
minder effecten hebben op het metabolisme van buprenorfine wanneer deze tegelijk
worden toegediend met Buvidal dan vergeleken met wanneer deze tegelijk worden
toegediend met sublinguale buprenorfine. Bij het omschakelen van sublinguale
buprenorfine naar Buvidal moeten patiënten mogelijk gemonitord worden om ervoor te
zorgen dat de buprenorfineniveaus in het plasma voldoende zijn. Patiënten die al Buvidal
krijgen en die een behandeling met CYP3A4-inducers starten, dienen wekelijks te worden
behandeld met Buvidal en te worden gemonitord op klachten en verschijnselen van
ontwenning. Omgekeerd geldt dat als een patiënt die tegelijk behandeld wordt met
Buvidal en een CYP3A4-inducer, stopt met de behandeling met de CYP3A4-inducer, de
patiënt gemonitord moet worden op symptomen van overbehandeling.
•
UGT1A1-remmers kunnen de systemische blootstelling van buprenorfine beïnvloeden.
monoamine-oxidaseremmers (MAO-remmers): Mogelijke verergering van de effecten van
opioïden, op basis van ervaring met morfine.
serotonerge geneesmiddelen, zoals MAO-remmers, selectieve serotonine-heropnameremmers
(SSRI's), serotonine-norepinefrine-heropnameremmers (SNRI’s) of tricyclische antidepressiva,
aangezien het risico op serotoninesyndroom, een potentieel levensbedreigende aandoening,
wordt verhoogd (zie rubriek 4.4).
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
4.6
Zwangerschap
Er zijn geen of beperkte gegevens over het gebruik van buprenorfine bij zwangere vrouwen. De
resultaten van dieronderzoek duiden niet op reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3). Buprenorfine mag
alleen worden gebruikt tijdens de zwangerschap als de potentiële voordelen zwaarder wegen dan het
potentiële risico voor de foetus.
Tegen het einde van de zwangerschap kan buprenorfine een ademhalingsdepressie veroorzaken bij de
pasgeborene, zelfs na een korte periode van toediening. Een langdurige toediening gedurende de
laatste drie maanden van de zwangerschap kan neonataal abstinentiesyndroom veroorzaken
(bijvoorbeeld hypertonie, neonatale tremoren, neonatale agitatie, myoclonus of convulsies). Dit
syndroom openbaart zich doorgaans pas vanaf enkele uren tot enkele dagen na de geboorte.
Vanwege de lange halfwaardetijd van buprenorfine moet worden overwogen gedurende verscheidene
dagen na geboorte neonatale monitoring uit te voeren om het risico op ademhalingsdepressie of
neonataal abstinentiesyndroom te voorkomen.
Borstvoeding
Buprenorfine/ metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk en Buvidal dient met
voorzichtigheid gebruikt te worden in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen of beperkte gegevens over de effecten van buprenorfine op vruchtbaarheid bij de mens.
Er is geen effect van buprenorfine op vruchtbaarheid waargenomen bij dieren (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Buprenorfine heeft een geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen wanneer het wordt toegediend bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden.
Buprenorfine kan slaperigheid, duizeligheid of verstoord denken veroorzaken, in het bijzonder tijdens
29
de behandelingsinductie en dosisaanpassing. Indien het tegelijk met alcohol of centraal dempende
middelen wordt gebruikt, zal het waarschijnlijk een nog sterker effect hebben (zie rubriek 4.4. en 4.5).
De patiënten moeten ervoor worden gewaarschuwd dat het gebruik van buprenorfine het vermogen of
gevaarlijke machines te bedienen, kan aantasten.
De patiënt moet ervoor worden gewaarschuwd niet te rijden of gevaarlijke machines te bedienen
tijdens het gebruik van dit geneesmiddel, totdat bekend is hoe dit geneesmiddel van invloed is op de
patiënt. De behandelend arts moet een individuele aanbeveling geven.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gerapporteerde bijwerkingen van buprenorfine zijn hoofdpijn, misselijkheid, hyperhidrose,
slapeloosheid, abstinentiesyndroom en pijn.
Tabel met lijst van bijwerkingen
In tabel 2 staan bijwerkingen gerapporteerd voor buprenorfine, inclusief Buvidal. De volgende termen
en frequenties zijn toegepast: zeer vaak
(≥
1/10), vaak
(≥
1/100 tot < 1/10), soms
(≥
1/1000 tot
< 1/100) en frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 2.
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Zeer vaak
Vaak
Infectie
Influenza
Faryngitis
Rinitis
Lymfadenopathie
Soms
Cellulitis op de
injectieplaats
Niet bekend
Systeem/orgaanklas
se
Infecties en
parasitaire
aandoeningen
Bloed- en
lymfestelselaandoen
ingen
Immuunsysteemaan
doeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoorni
ssen
Psychische
stoornissen
Overgevoeligheid
Verminderde eetlust
Slapeloosheid
Zenuwstelselaandoe
ningen
Hoofdpijn
Oogaandoeningen
Angst
Agitatie
Depressie
Vijandigheid
Nervositeit
Abnormale gedachten
Paranoïdie
Medische
afhankelijkheid
Slaperigheid
Duizeligheid
Migraine
Paresthesie
Slaperigheid
Syncope
Onvrijwillig beven
(tremor)
Hypertonie
Spraakstoornissen
Traanklieraandoening
Mydriasis
Miose
Hallucinaties
Euforische
stemming
30
Tabel 2.
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Zeer vaak
Vaak
Soms
Vertigo
Hartkloppingen
Vasodilatatie
Hypotensie
Hoesten
Dyspneu
Geeuwen
Astma
Bronchitis
Constipatie
Braken
Buikpijn
Winderigheid
Dyspepsie
Droge mond
Diarree
Spijsverteringsstoorni
s
Verhoogde
alanine-
aminotransferase
Varhoogde
aspartaat-
aminotransferase
Verhoogde
leverenzymen
Huidvlekken
Niet bekend
Systeem/orgaanklas
se
Evenwichtsorgaan-
en ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Bloedvataandoening
en
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinumaandoe
ningen
Maagdarmstelselaa
ndoeningen
Misselijkheid
Lever- en
galaandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeni
ngen
Skeletspierstelsel-
en
bindweefselaandoen
ingen
Huiduitslag
Pruritus
Urticaria
Artralgie
Rugpijn
Myalgie
Spierspasmen
Pijn in de nek
Botpijn
Erytheem
Nier- en
urinewegaandoenin
gen
Voortplantingsstelse
l- en
borstaandoeningen
Algemene
aandoeningen en
toedieningsplaatssto
ornissen
Urineretentie
Dysmenorroe
Hyperhidrose
Abstinentiesynd
room
Pijn
Pijn op de
injectieplaats
Pruritus op de
injectieplaats
Erytheem op de
injectieplaats
Zwelling op de
injectieplaats
Reactie op de
injectieplaats
Verharding van de
injectieplaats
Knobbel op de
injectieplaats
Perifeer oedeem
Asthenie
Malaise
31
Ontsteking van de
injectieplaats
Blauwe plek op
de injectieplaats
Netelroos op de
injectieplaats
Tabel 2.
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Zeer vaak
Vaak
Pyrexie
Koude rillingen
Neonataal
onthoudingssyndroo
m
Pijn op de borst
Afwijkingen bij
leverfunctietests
Duizeligheid bij
de verrichting
Soms
Niet bekend
Systeem/orgaanklas
se
Onderzoeken
Letsels, intoxicaties
en
verrichtingscomplic
aties
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Reactie op de injectieplaats
Bij het dubbelblinde, fase 3 werkzaamheidsonderzoek, werden injectieplaatsgerelateerde bijwerkingen
waargenomen bij 36 (16,9%) van de 213 patiënten (5% van de toegediende injecties) in de met
Buvidal behandelde groep. De meest voorkomende bijwerkingen waren pijn op de injectieplaats
(8,9%), pruritus op de injectieplaats (6,1%) en erytheem op de injectieplaats (4,7%). De reacties op de
injectieplaats waren allemaal van lichte of matige ernst en de meeste voorvallen waren van
voorbijgaande aard.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Symptomen
Een ademhalingsdepressie als gevolg van CZS-depressie is het voornaamste symptoom waarvoor een
interventie vereist is in het geval van overdosering van buprenorfine, omdat dit kan leiden tot een
ademhalingsstilstand en overlijden. Tot de eerste symptomen van overdosering kunnen ook overmatig
zweten, slaperigheid, amblyopie, miose, hypotensie, misselijkheid, braken en/of spraakstoornissen
behoren.
Behandeling
Algemene ondersteunende maatregelen moeten worden ingesteld, inclusief een
zorgvuldige monitoring van de respiratoire en de cardiale status van de patiënt. Een symptomatische
behandeling van de ademhalingsdepressie na standaard intensive-care-maatregelen moeten worden
ingesteld. Een doorgankelijke luchtweg en geassisteerde of gecontroleerde ventilatie moeten verzekerd
zijn. De patiënt moet worden overgebracht naar een omgeving waarin volledige reanimatiefaciliteiten
aanwezig zijn. Als de patiënt braakt, moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen om inademing te
voorkomen. Het gebruik van een opioïdantagonist (d.w.z. naloxon) wordt aanbevolen, ondanks het
geringe effect dat dit kan hebben bij het omkeren van de ademhalingssymptomen van buprenorfine in
vergelijking met de effecten ervan op volledige-agonisten-opioïden.
Er moet rekening worden gehouden met de lange werkingsduur van buprenorfine en de verlengde
afgifte van Buvidal bij het bepalen van de duur van de behandeling die nodig is voor het omkeren van
de effecten van een overdosis (zie rubriek 4.4). Naloxon kan sneller worden geklaard dan
32
buprenorfine, waardoor eerder beheerste symptomen van een buprenorfine-overdosering kunnen
terugkomen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Overige middelen werkzaam op het zenuwstelsel, middelen bij
opioïdverslaving, ATC-code: N07BC01
Werkingsmechanisme
Buprenorfine is een opioïde partiële agonist/antagonist die zich bindt aan de
μ
(mu) en
κ
(kappa)
opioïdreceptoren in de hersenen. De werkzaamheid in de opioïde onderhoudsbehandeling wordt
toegeschreven aan de langzaam omkeerbare eigenschappen met de
μ-opioïdereceptoren
die, gedurende
een langere periode, de behoefte aan illegale opioïden van patiënten die afhankelijk zijn van opioïden,
kunnen minimaliseren.
Opioïdagonist-plafondeffecten zijn bij mensen die afhankelijk zijn van opioïden waargenomen tijdens
klinische, farmacologische studies.
Klinische werkzaamheid
De werkzaamheid en veiligheid van Buvidal bij de behandeling van afhankelijkheid van opioïden
werden vastgesteld in eengerandomiseerd, dubbelblind, dubbelplacebo, actief gecontroleerd, fase 3-
kernonderzoek met flexibele doses bij patiënten met matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden.
In dit onderzoek werden 428 patiënten gerandomiseerd naar een van twee behandelingsgroepen.
Patiënten in de Buvidalgroep (n = 213) kregen wekelijkse injecties (16 mg tot 32 mg) gedurende de
eerste 12 weken, gevolgd door maandelijkse injecties (64 mg tot 160 mg) gedurende de laatste 12
weken, plus dagelijkse doses sublinguale placebotabletten gedurende de volledige
behandelingsperiode. Patiënten in de sublinguale buprenorfine-/naloxongroep (n = 215) kregen
wekelijkse placebo-injecties gedurende de eerste 12 weken en maandelijkse placebo-injecties
gedurende de laatste 12 weken, plus dagelijkse sublinguale buprenorfine-/naloxontabletten gedurende
de gehele behandelingsperiode (8 mg tot 24 mg gedurende de eerste 12 weken en 8 mg tot 32 mg
gedurende de laatste 12 weken). Gedurende de 12 weken met maandelijkse injecties, konden de
patiënten in beide groepen één aanvullende wekelijkse dosis van 8 mg Buvidal per maand krijgen,
indien nodig. Patiënten kwamen naar 12 wekelijkse bezoeken gedurende de eerste 12 weken en 6
bezoeken gedurende de laatste 12 weken (3 geplande maandelijkse bezoeken en 3 willekeurige
urinetoxicologiebezoeken). Bij elk bezoek werden werkzaamheids- en veiligheidsuitkomsten
beoordeeld.
Van de 428 gerandomiseerde patiënten voltooide 69,0% (147/213) van de patiënten in de groep
behandeld met Buvidal en 72,6% (156/215) van de patiënten in de groep behandeld met sublinguale
buprenorfine/naloxon de behandeling van 24 weken.
Het onderzoek voldeed aan het primaire eindpunt van non-inferioriteit in gemiddeld percentage van
urinemonsters negatief voor illegale opioïden gedurende behandelingsweken 1 tot 24 voor de
Buvidalgroep vergeleken met de sublinguale buprenorfine-/naloxongroep (tabel 3).
Er werd voldaan aan superioriteit van Buvidal ten opzichte van sublinguale buprenorfine/naloxon
(vooraf gespecificeerde testvolgorde) voor het secundaire eindpunt cumulatieve distributiefunctie
(CDF) voor percentage van urinemonsters negatief voor opioïden gedurende behandelingsweken 4 tot
24 (tabel 3).
33
Tabel 3.
Werkzaamheidsvariabelen in een gerandomiseerd, dubbelblind, dubbelplacebo,
actief gecontroleerd, fase 3-kernonderzoek met flexibele doses bij patiënten met
matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden
SL
BPN/NX
Behandelingsverschil P-
(%)
a
(95 % BI)
waarde
Werkzaamheidsvariabele Statistiek Buvidal
N
213
215
Percentage urinemonsters
LS
negatief voor illegale
gemiddeld 35,1 (2,48) 28,4 (2,47)
opioïden
(%) (SE)
95% BI
30,3 – 40,0 23,5 - 33,3
6,7
-0,1 - 13,6
<0,001
CDF van percentage van
N
213
215
urinemonsters negatief
voor illegale opioïden
Mediaan 26,7
6,7
-
0,008
b
gedurende weken 4-24
CDF = cumulatieve distributiefunctie, BI = betrouwbaarheidsinterval, LS = kleinstekwadratenmethode
(least squares); SE = standaard fout (standard error), SL BPN/NX = sublinguale buprenorfine/naloxon
a
Verschil = Buvidal - SL BPN/NX.
b
De p-waarde was voor superioriteit
Er werd een langlopend, open-label, fase 3-veiligheidsonderzoek uitgevoerd met flexibele wekelijkse
en maandelijkse doseringen Buvidal gedurende 48 weken. In het onderzoek werden in totaal 227
patiënten ingeschreven met matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden, van wie 190 patiënten
waren overgezet van sublinguale buprenorfine (met of zonder naloxon) en 37 patiënten niet eerder
behandeld waren met buprenorfine. Gedurende de behandelingsperiode van 48 weken, konden
patiënten wisselen tussen wekelijkse en maandelijkse injecties met Buvidal en tussen doseringen (8
mg tot 32 mg Buvidal per week en 64 mg tot 160 mg Buvidal per maand) naar het klinisch oordeel van
de arts.
Voor patiënten die waren overgezet van sublinguale buprenorfine was het percentage patiënten met
urinemonsters negatief voor illegale opioïden 78,8% bij de baseline en 84,0% aan het einde van de
behandelingsperiode van 48 weken. Voor patiënten die niet eerder werden behandeld, was het
percentage patiënten met urinemonsters negatief voor illegale opioïden 0,0% bij de baseline en 63,0%
aan het einde van de behandelingsperiode van 48 weken. In totaal voltooiden 156 patiënten (68,7%) de
behandelingsperiode van 48 weken.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Maandelijks Buvidal
Absorptie
Na injectie stijgt de plasmaconcentratie van buprenorfine toe met een mediane tijd tot maximale
plasmaconcentratie (t
max)
van 6-10 uur. Buvidal heeft volledige absolute biologische beschikbaarheid.
Steady-state blootstelling wordt bereikt bij de vierde maandelijkse dosis.
Dosisevenredige verhogingen in algehele blootstelling worden waargenomen bij het dosisinterval 64
mg tot 160 mg.
Distributie
Het gemiddelde schijnbare distributievolume voor buprenorfine is ongeveer 1900 l. Buprenorfine is
ongeveer 96% eiwitgebonden, primair aan alfa- en bètaglobuline.
34
Biotransformatie en eliminatie
Buprenorfine wordt oxidatief gemetaboliseerd door 14-N-dealkylering naar N-desalkyl-buprenorfine
(ook bekend als norbuprenorfine) via cytochroom P450 CYP3A4 en door glucuroconjungatie van de
oudermolecuul en de gedealkyleerde metaboliet. Norbuprenorfine is een
μ-opioïde
agonist met een
zwakke intrinsieke activiteit.
Subcutane toediening van Buvidal resulteert in significant lagere plasmaconcentraties van de
norbuprenorfinemetaboliet vergeleken met toediening van sublinguale buprenorfine, vanwege
vermijding van het first-passmetabolisme.
Eliminatie van buprenorfine uit Buvidal is beperkt door de afgiftesnelheid met een terminale
halfwaardetijd variërend van 19 tot 25 dagen.
Buprenorfine wordt primair uitgescheiden via de feces door middel van galexcretie van de
glucurogeconjugeerde metabolieten (70%) en de rest wordt via de urine uitgescheiden. De totale
klaring van buprenorfine is ongeveer 68 l/u.
Speciale populaties
Ouderen
Er zijn geen farmacokinetische gegevens over gebruik bij ouderen (> 65 jaar) beschikbaar.
Nierinsufficiëntie
Eliminatie via de nieren speelt een relatief kleine rol (≈30%) in de totale klaring van buprenorfine. Op
basis van de nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig, maar voorzichtigheid wordt aanbevolen bij het
doseren van patiënten met een ernstige nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.2 en 4.4).
Leverinsufficiëntie
Tabel 4 vat de resultaten van een klinisch onderzoek samen waarin de blootstelling na toediening van
een 2,0/0,5 mg sublinguale tablet buprenorfine/naloxon tablet aan gezonde proefpersonen en in
proefpersonen met verschillende maten van leverinsufficiëntie.
Effect op leverinsufficiëntie (verandering ten opzichte van gezonde
proefpersonen) op farmacokinetische parameters van buprenorfine na
sublinguale toediening van buprenorfine/naloxon (2,0/0,5 mg) aan gezonde
proefpersonen, en aan proefpersonen met variërende maten van
leverinsufficiëntie
Farmacokinetische lichte
matige leverinsufficiëntie ernstige
parameters
leverinsufficiëntie
(Child-Pughklasse B)
leverinsufficiëntie
(Child-Pugh-klasse
(n=8)
(Child-Pugh-klasse C)
A)
(n=8)
(n=9)
Buprenorfine
C
max
1,2-voudige toename
1,1-voudige toename
1,7-voudige toename
AUC
laatste
Vergelijkbaar met
1,6-voudige toename
2,8-voudige toename
controle
In totaal steeg de buprenorfineblootstelling in plasma ongeveer 3-voudig bij proefpersonen met
ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2, 4.3 en 4.4).
Pediatrische patiënten
Er zijn geen farmacokinetische gegevens uit de pediatrie (patiënten jonger dan 18 jaar) beschikbaar.
Gegevens over gesimuleerde blootstelling aan buprenorfine bij adolescenten van 16 jaar tonen een
lagere C
max
en AUC aan dan de waarden waargenomen bij volwassenen bij wekelijkse en
maandelijkse toediening van Buvidal.
35
Tabel 4.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Acute toxiciteit van buprenorfine werd vastgesteld bij muizen en ratten na orale en parenterale
(intraveneuze, intraperitoneale) toediening. Ongewenste effecten werden gebaseerd op de bekende
farmacologische activiteit van buprenorfine.
Buprenorfine toonde lage weefsel- en biochemische toxiciteiten toen beagles een maand subcutaan
gedoseerd werden, resusapen oraal gedurende een maand en ratten en bavianen intramusculair
gedurende zes maanden.
Uit teratologie- en reproductietoxiciteitsonderzoeken bij ratten en konijnen via intramusculaire
toediening bleek dat buprenorfine niet embryotoxisch of teratogeen is en geen duidelijke effecten heeft
op de mogelijkheid om te zogen. Bij ratten waren er geen negatieve effecten op de vruchtbaarheid of
algemene reproductieve functies.
Chronische toxiciteitsonderzoeken bij ratten en honden naar het vehikel dat gebruikt wordt voor
Buvidal toonden geen speciale gevaren voor mensen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Buvidal 64 mg, 96 mg, 128 mg, 160 mg
Fosfatidylcholine uit soja
Glyceroldioleaat
N-Methylpyrrolidon
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
6.3
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Een 1 ml voorgevulde spuit (glas, type 1) met plunjerstop (met fluoropolymeer bekleed
bromobutylrubber) met naald (½-inch, 23 gauge, 12 mm) en naaldbescherming (styreen
butadieenrubber). De voorgevulde spuit wordt gemonteerd in een veiligheidsapparaat ter voorkoming
van prikaccidenten post-injectie. De naaldbescherming van de veiligheidsspuit kan rubberlatex
bevatten wat allergische reacties kan veroorzaken bij mensen met een latexallergie.
Verpakkingsgroottes:
Verpakking bevat 1 voorgevulde spuit met stop, naald, naaldbescherming, veiligheidsapparaat en 1
plunjerstaafje.
36
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Belangrijke informatie
•
•
•
•
•
Het middel dient te worden toegediend in subcutaan weefsel.
Intravasculaire, intramusculaire en intradermale toediening moet voorkomen worden.
Mag niet gebruikt worden als de veiligheidsnaald gebroken is of de verpakking beschadigd is.
De naaldbescherming van de spuit kan rubberlatex bevatten, wat allergische reacties kan
veroorzaken bij mensen met een latexallergie.
Behandel de veiligheidsspuit voorzichtig om een prikaccident te voorkomen. De
veiligheidsspuit bevat een veiligheidsapparaat ter beveiliging van de naald dat activeert na de
injectie. Haal het dopje niet van de veiligheidsspuit totdat u klaar bent om te injecteren. Probeer
het dopje nooit terug op de naald te doen nadat dit eraf is gehaald.
Gooi de gebruikte veiligheidsnaald direct na gebruik weg. Gebruik de veiligheidsspuit niet
opnieuw.
•
Vóór toediening
Onderdelen van de veiligheidsspuit:
Afbeelding Veiligheidsspuit: Vóór gebruik
1:
a) Naaldbescherming, b)
Spuitbeschermingslichaam, c)
Vleugels spuitbescherming, d)
Plunjer,
e) Plunjerkop
Veiligheidsspuit: Na gebruik
(Met geactiveerd
naaldbeschermingsmechanisme)
Houd er rekening mee dat het kleinste injectievolume amper zichtbaar is in het zichtvenster
omdat de veer van het veiligheidsapparaat een deel van de glazen cilinder vlak bij de naald
“bedekt”.
Toediening (zie ook rubriek 4.2)
-
-
Haal de spuit uit het kartonnen doosje: pak de spuit op bij het spuitbeschermingslichaam.
Terwijl u de spuit vasthoudt bij de naaldbescherming, steekt u het plunjerstaafje in de
plunjerstop door het plunjerstaafje voorzichtig met de klok mee te draaien totdat deze vast zit
(zie afbeelding 2).
37
Afbeelding 2: Voor
-
Na
Inspecteer de veiligheidsspuit grondig:
-
Gebruik de veiligheidsspuit niet nadat de uiterste houdbaarheidsdatum die op het
kartonnen doosje of op het etiket van de spuit staat, is verstreken.
-
Er kan een kleine luchtbel zichtbaar zijn. Dit is normaal.
-
De vloeistof moet helder zijn. Gebruik de veiligheidsspuit niet als er zichtbare deeltjes in
de vloeistof zitten of wanneer deze troebel is.
Kies de injectieplaats. Injecties dienen te worden geroteerd tussen plekken in de billen, dij, buik
of bovenarm (zie afbeelding 3) met een minimum van 8 weken voordat een eerder gebruikte
injectieplaats opnieuw geïnjecteerd wordt. Injecties in de taille of in het gebied van 5 cm
rondom de navel dienen voorkomen te worden.
-
Afbeelding 3:
-
Doe handschoenen aan en reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje (dit wordt niet
meegeleverd in de verpakking) in een cirkelende beweging. Raak het schoongemaakte gebied
niet weer aan vóór het injecteren.
Terwijl u de veiligheidsspuit vasthoudt aan het spuitbeveiligingslichaam zoals getoond (zie
afbeelding 4), trekt u de naaldbescherming er recht vanaf. Gooi de naaldbescherming direct weg
(probeer het dopje nooit terug op de naald te doen). Er kan een druppel vloeibaar zichtbaar zijn
aan het uiteinde van de naald. Dit is normaal.
-
38
Afbeelding 4:
-
-
Knijp de huid op de injectieplaats tussen duim en vinger zoals getoond (zie afbeelding 5).
Houd de veiligheidsspuit vast zoals getoond en breng de naald in onder een hoek van ongeveer
90° (zie afbeelding 5). Druk de naald volledig naar binnen.
Afbeelding 5:
-
Terwijl u de spuit vasthoudt zoals getoond (zie afbeelding 6), drukt u de plunjer langzaam naar
beneden totdat de plunjer vergrendelt tussen de vleugels van de spuitbeveiliging en alle
oplossing is geïnjecteerd.
Afbeelding 6:
-
Trek de naald voorzichtig uit de huid. Het wordt aanbevolen de om de plunjer volledig
ingedrukt te houden terwijl de naald voorzichtig, recht uit de injectieplaats wordt getrokken (zie
afbeelding 7).
39
Afbeelding 7:
-
Zodra de naald volledig uit de huid is verwijderd, haalt u langzaam uw duim van de plunjer
zodat de naaldbescherming automatisch over de ontblote naald schuift (zie afbeelding 8). Er kan
een klein beetje bloed zichtbaar zijn op de injectieplaats. Indien nodig kan dit met een watje of
gaasje weggeveegd worden.
Afbeelding 8:
De spuit weggooien
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
Telefoonnummer: +800 2577 2577
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Buvidal met verlengde afgifte oplossing voor injectie (maandelijks)
EU/1/18/1336/005 [64 mg buprenorfine/0,18 ml]
EU/1/18/1336/006 [96 mg buprenorfine/0,27 ml]
EU/1/18/1336/007 [128 mg buprenorfine/0,36 ml]
EU/1/18/1336/009 [160 mg buprenorfine/0,45 ml]
40
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning:
20 november 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
41
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
42
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Rechon Life Science AB
Soldattorpsvägen 5
Limhamn
21613
Zweden
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan bijzonder en beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting
van de productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
43
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
44
A. ETIKETTERING
45
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 8 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Één voorgevulde spuit bevat 8 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, ethanol watervrij
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Eenmaal per week
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
46
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/001
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
47
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 8 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
8 mg / 0,16 ml
6.
OVERIGE
48
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 16 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Één voorgevulde spuit bevat 16 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, ethanol watervrij
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per week
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
49
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/002
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
50
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 16 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
16 mg / 0,32 ml
6.
OVERIGE
51
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 24 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Één voorgevulde spuit bevat 24 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, ethanol watervrij
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per week
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
52
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/003
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
53
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 24 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
24 mg / 0,48 ml
6.
OVERIGE
54
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 32 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 32 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, ethanol watervrij
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per week
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
55
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/004
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
56
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 32 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
32 mg / 0,64 ml
6.
OVERIGE
57
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 64 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 64 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, N-methylpyrrolidon
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per maand
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
58
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/005
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
59
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 64 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
64 mg / 0,18 ml
6.
OVERIGE
60
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 96 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 96 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, N-methylpyrrolidon
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per maand
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
61
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/006
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
62
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 96 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
96 mg / 0,27 ml
6.
OVERIGE
63
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 128 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 128 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, N-methylpyrrolidon
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per maand
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
64
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/007
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
65
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 128 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
128 mg / 0,36 ml
6.
OVERIGE
66
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 160 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 160 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, N-methylpyrrolidon
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per maand
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
67
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/009
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
68
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 160 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
160 mg / 0,45 ml
6.
OVERIGE
69
B. BIJSLUITER
70
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Buvidal 8 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 16 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 24 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 32 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 64 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 96 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 128 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 160 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Buvidal en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe wordt dit middel toegediend?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Buvidal en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Buvidal bevat het actieve middel buprenorfine, dat een soort opioïde geneesmiddel is. Het wordt
gebruikt om afhankelijkheid van opioïden te behandelen bij patiënten die ook geneeskundige, sociale
en psychosociale ondersteuning krijgen.
Dit middel is bedoeld voor gebruik bij volwassenen en jongeren in de leeftijd van 16 jaar en ouder.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
-
-
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U heeft ernstige ademhalingsproblemen.
U heeft ernstige leverproblemen.
U bent bedwelmd door alcoholgebruik of u heeft last van trillen, zweten, angstgevoelens,
verwardheid of hallucinaties als gevolg van alcoholgebruik.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt, indien u:
-
astma of andere ademhalingsproblemen heeft
-
een leverziekte heeft, zoals hepatitis
-
een ernstige nierfunctiestoornis heeft
-
bepaalde hartritmeaandoeningen heeft (lang QT-syndroom of verlengd QT-interval)
-
lage bloeddruk heeft
71
-
-
-
-
-
-
recentelijk hoofdletsel of een hersenstoornis heeft gehad
een urinewegaandoening heeft (bij mannen in het bijzonder wanneer deze gerelateerd is aan een
vergrote prostaat)
schildklierproblemen heeft
een bijnierschorsaandoening heeft (bijvoorbeeld de ziekte van Addison)
galblaasproblemen heeft
last hebt van depressie of andere aandoeningen die met antidepressiva worden behandeld.
Het gebruik van deze geneesmiddelen samen met Buvidal kan leiden tot serotoninesyndroom,
een potentieel levensbedreigende aandoening (zie “Neemt u nog andere geneesmiddelen in?”).
Belangrijke zaken om u van bewust te zijn
-
Ademhalingsproblemen:
Sommige mensen zijn overleden aan een zeer langzame of
oppervlakkige ademhaling veroorzaakt door gebruik van buprenorfine met andere centraal
dempende middelen (stoffen die bepaalde hersenactiviteit vertragen), zoals benzodiazepines,
alcohol of andere opioïden.
-
Slaperigheid:
Dit geneesmiddel kan slaperigheid veroorzaken, in het bijzonder wanneer het
gebruikt wordt met alcohol of andere centraal dempende middelen (stoffen die bepaalde
hersenactiviteit vertragen), zoals benzodiazepines, andere geneesmiddelen die angst
verminderen of slaperigheid veroorzaken, pregabaline of gabapentine.
-
Afhankelijkheid:
Dit geneesmiddel kan afhankelijkheid veroorzaken.
-
Leverbeschadiging:
Leverbeschadiging kan optreden met buprenorfine, in het bijzonder
wanneer het wordt misbruikt. Leverschade kan ook het gevolg zijn van een virale infectie
(chronische hepatitis C), alcoholmisbruik, anorexia (eetstoornis) of het gebruik van andere
medicijnen die uw lever kunnen beschadigen. Uw arts kan u vragen om regelmatig uw bloed te
laten testen om uw lever te controleren. Licht uw arts in als u leverproblemen heeft voordat u de
behandeling met dit middel start.
-
Onthoudingsverschijnselen:
Dit geneesmiddel kan onthoudingsverschijnselen veroorzaken als
u het minder dan 6 uur na een dosis van een kortwerkende opioïde (bijvoorbeeld morfine,
heroïne) toegediend krijgt of minder dan 24 uur na een dosis van een langwerkende opioïde,
zoals methadon.
-
Bloeddruk:
Dit geneesmiddel kan ervoor zorgen dat uw bloeddruk plotseling daalt, waardoor u
duizelig kunt worden als u te vlug opstaat vanuit een zittende of liggende houding.
-
Diagnose van niet-gerelateerde medische aandoeningen:
Dit geneesmiddel kan pijn
maskeren en het moeilijk maken om bepaalde ziekten te diagnosticeren. Vergeet niet om uw arts
te laten weten dat u behandeld wordt met dit geneesmiddel.
-
Slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen:
Buvidal kan slaapgerelateerde
ademhalingsstoornissen veroorzaken, zoals slaapapneu (pauze van de ademhaling tijdens de
slaap) en slaapgerelateerde hypoxemie (laag zuurstofgehalte in het bloed). De klachten kunnen
zijn: pauze van de ademhaling tijdens de slaap, ’s nachts wakker worden als gevolg van
kortademigheid, moeite om in slaap te blijven of overmatige slaperigheid gedurende de dag.
Neem contact op met uw arts als u of iemand anders deze klachten opmerkt. Uw arts kan
overwegen uw dosis te verlagen.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Dit middel is niet voor gebruik bij kinderen jonger dan 16 jaar. U wordt nauwlettend gemonitord door
uw arts als u een adolescent bent (16-17 jaar oud).
Neemt u nog andere geneesmiddelen in?
Neemt u naast Buvidal nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts.
Sommige medicijnen kunnen de bijwerkingen van dit middel verhogen en zeer ernstige
reacties teweegbrengen.
72
Het is vooral belangrijk het uw arts te vertellen wanneer u de volgende geneesmiddelen gebruikt:
-
benzodiazepines
(gebruikt voor de behandeling van angst of slaapstoornissen). Te veel
benzodiazepines gebruiken samen met dit middel kan de dood tot gevolg hebben doordat beide
geneesmiddelen een zeer langzame en oppervlakkige ademhaling kunnen veroorzaken
(ademhalingsdepressie). Als u een benzodiazepine nodig heeft, zal uw arts u de juiste dosis
voorschrijven.
-
gabapentinoïden (gabapentine of pregabaline)
(gebruikt voor de behandeling van epilepsie of
neuropathische pijn). Te veel van een gabapentinoïde gebruiken kan de dood tot gevolg hebben
doordat beide geneesmiddelen een zeer langzame en oppervlakkige ademhaling kunnen
veroorzaken (ademhalingsdepressie). U moet de dosis gebruiken die uw arts u heeft
voorgeschreven.
-
alcohol of geneesmiddelen die alcohol bevatten.
Alcohol kan het kalmerende effect van dit
geneesmiddel versterken.
-
andere geneesmiddelen die worden gebruikt om in slaap te vallen
en die worden gebruikt
om ziekten te behandelen zoals angst, slapeloosheid, stuiptrekkingen (toevallen) en pijn. Deze
geneesmiddelen kunnen, wanneer ze samen met dit middel worden gebruikt, bepaalde
hersenactiviteiten vertragen en alertheid en uw rijvaardigheid en vermogen om machines te
bedienen verminderen.
Voorbeelden van geneesmiddelen die u slaperig of minder alert maken zijn onder andere:
•
andere opioïden, zoals methadon, bepaalde pijnstillers en hoestmedicijnen. Deze
geneesmiddelen kunnen ook het risico vergroten op een overdosis opioïden
•
antidepressiva (gebruikt om depressie te behandelen)
•
versuffende antihistaminica (gebruikt om allergische reacties te behandelen)
•
barbituraten (gebruikt om slaap of kalmering te veroorzaken)
•
bepaalde anxiolytica (gebruikt om angststoornissen te behandelen)
•
antipsychotica (gebruikt om psychische stoornissen te behandelen, zoals schizofrenie)
•
clonidine (gebruikt om hoge bloeddruk te behandelen)
-
opioïde pijnstillers.
Deze geneesmiddelen werken mogelijk niet naar behoren wanneer ze
samen met dit middel worden gebruikt en ze kunnen het risico op overdosering vergroten.
-
naltrexon en nalmefeen
(gebruikt om verslavingsstoornissen te behandelen), omdat ze de juiste
werking van dit middel kunnen stoppen. U dient deze niet op hetzelfde moment te gebruiken als
dit geneesmiddel.
-
bepaalde antiretrovirale middelen
(gebruikt om een hiv-infectie te behandelen), zoals
ritonavir, nelfinavir, indinavir, omdat deze de effecten van dit medicijn kunnen versterken.
-
bepaalde antimycotica
(gebruikt om schimmelinfecties te behandelen), zoals ketoconazol,
itraconazol, kunnen de effecten van dit medicijn kunnen vergroten.
-
macrolide antibiotica
(gebruikt om bacteriële infecties te behandelen), zoals claritromycine en
erytromycine, omdat deze de effecten van dit medicijn kunnen vergroten.
-
bepaalde anti-epileptica
(gebruikt om epilepsie te behandelen), zoals fenobarbital,
carbamazepine en fenytoïne, omdat deze het effect van dit middel kunnen verminderen.
-
rifampicine
(gebruikt om tuberculose te behandelen). Rifampicine kan het effect van dit middel
verminderen.
-
monoamineoxidaseremmers
(voor de behandeling van depressie), zoals fenelzine,
isocarboxazide, iproniazide en tranylcypromine, omdat ze de effecten van dit medicijn kunnen
versterken.
-
antidepressiva
zoals moclobemide, tranylcypromine, citalopram, escitalopram, fluoxetine,
fluvoxamine, paroxetine, sertraline, duloxetine, venlafaxine, amitriptyline, doxepine en
trimipramine. Deze geneesmiddelen kunnen een interactie hebben met Buvidal en er kunnen
symptomen optreden als onwillekeurige, ritmische contracties van spieren, waaronder de
spieren die de oogbewegingen sturen, agitatie, hallucinaties, coma, overmatig zweten, tremor,
overdreven reflexen, verhoogde spierspanning, lichaamstemperatuur hoger dan 38 °C. Neem
contact op met uw arts wanneer u dergelijke symptomen heeft.
Waarop moet u letten met alcohol?
Alcoholgebruik met dit geneesmiddel kan slaperigheid vergroten en kan het risico op
ademhalingsproblemen vergroten.
73
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat dit geneesmiddel bij u wordt toegediend. De risico's van het gebruik
van dit middel bij zwangere vrouwen zijn niet bekend. Uw arts zal u helpen beslissen of u verder moet
gaan met het gebruik van het geneesmiddel tijdens uw zwangerschap.
Dit geneesmiddel gebruiken tijdens gevorderde zwangerschap, kan ontwenningsverschijnselen
veroorzaken bij uw pasgeborene, waaronder ademhalingsproblemen. Dit kan gebeuren vanaf
verschillende uren tot verschillende dagen na de geboorte.
Spreek met uw arts voordat u dit middel gebruikt tijdens het geven van borstvoeding, omdat dit
geneesmiddel wordt uitgescheiden in de moedermelk.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Dit middel kan u slaperig en duizelig maken. Dit is waarschijnlijker aan het begin van de behandeling
en wanneer uw dosis wordt aangepast. Deze effecten kunnen erger zijn als u alcohol drinkt of andere
kalmerende geneesmiddelen gebruikt. Bestuur geen voertuig, gebruik geen gereedschap of machines
en voer geen gevaarlijke handelingen uit voordat u weet op welke wijze dit geneesmiddel effect heeft
op u.
Buvidal bevat alcohol
Buvidal 8 mg, 16 mg, 24 mg en 32 mg bevatten 95,7 mg alcohol (ethanol) per ml (10% w/w). De
hoeveelheid in 1 dosis van dit medicijn komt overeen met minder dan 2 ml bier of 1 ml wijn.
U zult niks merken van de kleine hoeveelheid alcohol in dit medicijn.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dit middel mag enkel door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg toegediend worden.
Buvidal 8 mg, 16 mg, 24 mg en 32 mg worden wekelijks toegediend. Buvidal 64 mg, 96 mg, 128 mg
en 160 mg worden maandelijks toegediend.
Uw arts zal de voor u meest geschikte dosis bepalen. Tijdens uw behandeling kan de arts uw dosis
aanpassen, afhankelijk van hoe goed het geneesmiddel werkt.
Starten met de behandeling
De eerste dosis van dit middel wordt aan u toegediend wanneer u duidelijke tekenen van ontwenning
vertoont.
Als u afhankelijk bent van kortwerkende opioïden (bijvoorbeeld morfine of heroïne), wordt de eerste
dosis van dit middel toegediend wanneer ten minste 6 uur zijn verstreken nadat u voor het laatst een
opioïde heeft gebruikt.
Als u afhankelijk bent van langwerkende opioïden (bijvoorbeeld methadon), wordt uw dosis methadon
teruggebracht naar minder dan 30 mg per dag voordat begonnen wordt met dit middel. De eerste dosis
van dit geneesmiddel wordt toegediend wanneer minstens 24 uur zijn verstreken nadat u voor het laatst
methadon heeft gebruikt.
Als u niet al sublinguale (onder de tong) buprenorfine (dezelfde werkzame stof als in dit middel)
krijgt, is de aanbevolen startdosis 16 mg, met één of twee extra doses van 8 mg met een tussentijd van
minimaal 1 dag gedurende de eerste week van de behandeling. Dit betekent een doeldosis van 24 mg
of 32 mg gedurende de eerste week van de behandeling.
Als u niet eerder buprenorfine heeft gekregen, krijgt u een dosis van 4 mg sublinguale buprenorfine en
wordt u een uur geobserveerd voordat u de eerste dosis van dit middel krijgt.
74
Buvidal voor maandelijkse behandeling kan worden gebruikt indien geschikt voor u, nadat u stabiel
bent met dit middel bij wekelijkse behandeling (vier weken behandeling of langer, wanneer praktisch
mogelijk).
Als u al sublinguale buprenorfine krijgt, kunt u met dit middel beginnen op de dag na uw laatste
behandeling. Uw arts zal u de juiste startdosis voorschrijven, afhankelijk van de dosis sublinguale
buprenorfine die u nu gebruikt.
Doorgaande behandeling en dosisaanpassing
Tijdens doorgaande behandeling met dit middel kan uw arts uw dosis verlagen of verhogen aan de
hand van uw behoefte. U kunt overgezet worden van wekelijkse naar maandelijkse behandeling en van
maandelijkse naar wekelijkse behandeling. Uw arts zal u de correcte dosis voorschrijven.
Tijdens doorgaande behandeling kunt u één aanvullende dosis van 8 mg krijgen tussen uw wekelijkse
of maandelijkse behandelingen door als uw arts van mening is dat dit voor u gepast is.
De maximale wekelijkse dosis als u op een wekelijkse behandeling met dit middel staat, is 32 mg met
een aanvullende dosis van 8 mg. De maximale maandelijkse dosis als u op een maandelijkse
behandeling met dit middel staat, is 160 mg.
Toedieningsweg
Dit middel wordt toegediend als een enkele injectie onder de huid (subcutaan) in een van de volgende
toegestane injectiegebieden: billen, dij, buik of bovenarm. U kunt verschillende injecties krijgen in
hetzelfde injectiegebied, maar de exacte injectieplaatsen zullen voor elke wekelijkse en maandelijkse
injectie anders zijn voor een minimale periode van 8 weken.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u meer buprenorfine heeft gekregen dan de bedoeling is, moet u onmiddellijk contact opnemen
met uw arts omdat dit een zeer langzame en oppervlakkig ademhaling kan veroorzaken, wat de dood
tot gevolg kan hebben.
Als u te veel buprenorfine gebruikt, moet u onmiddellijk medische hulp zoeken omdat overdosering
levensbedreigende ademhalingsproblemen kan veroorzaken. Verschijnselen van overdosering zijn
onder andere langzamer en zwakker ademhalen dan normaal, zich slaperiger voelen dan normaal,
verkleinde pupillen. Als u zich flauw begint te voelen, omdat dit een teken van een lage bloeddruk kan
zijn, kunnen misselijkheid, braken en/of onduidelijke spraak optreden.
Als u een dosis Buvidal overslaat
Het is zeer belangrijk om naar uw afspraken te komen voor de toediening van dit middel. Als u een
afspraak mist, vraag uw arts dan wanneer uw volgende dosis ingepland kan worden.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop niet met de behandeling zonder dit te bespreken met de arts die u behandelt. Stoppen met de
behandeling kan ontwenningsverschijnselen veroorzaken.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
75
Neem onmiddellijk contact op met uw arts of roep spoedeisende medische hulp
in als u ernstige
bijwerkingen krijgt, zoals:
-
plotseling piepende ademhaling, ademhalingsproblemen, opzwellen van oogleden, gezicht, tong,
lippen, keel of handen; uitslag of jeuk, in het bijzonder wanneer dit over het hele lichaam is. Dit
kunnen verschijnselen zijn van een levensbedreigende allergische reactie.
-
als u langzamer of zwakker dan normaal adem begint te halen (ademhalingsdepressie).
-
als u zich flauw begint te voelen, omdat dit een teken kan zijn van een lage bloeddruk.
Vertel het ook direct aan uw arts als u bijwerkingen krijgt zoals:
-
ernstige vermoeidheid, geen eetlust hebben of wanneer uw huid of ogen een gele kleur krijgen.
Dit kunnen verschijnselen van leverbeschadiging zijn.
Andere bijwerkingen:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
-
Slapeloosheid (onvermogen om in slaap te vallen)
-
Hoofdpijn
-
Misselijkheid
-
Zweten, onthoudingssyndroom, pijn
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
-
Infectie, griep, keelpijn en pijn bij het slikken, loopneus
-
Opgezwollen klieren (lymfeklieren)
-
Overgevoeligheid
-
Verminderde eetlust
-
Angst, opgewondenheid, depressie, vijandigheid, nervositeit, abnormale gedachten, ziekelijke
argwaan en achterdocht (paranoïdie)
-
Slaperigheid, duizeligheid, migraine, brandende of tintelende handen en voeten, flauwvallen,
beven, meer spierspanning, spraakstoornissen
-
Waterige ogen, abnormaal groter of kleiner worden van de pupillen (het zwarte gedeelte van het
oog)
-
Hartkloppingen
-
Lage bloeddruk
-
Hoesten, kortademigheid, gapen, astma, bronchitis
-
Verstopping, braken (overgeven), buikpijn, flatulentie (winden), spijsverteringsklachten, droge
mond, diarree
-
Huiduitslag, jeuk, netelroos
-
Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn, spierspasmen, nekpijn, botpijn
-
Pijnlijke menstruatie
-
Reacties op de injectieplaats, bijvoorbeeld pijn, jeuk, rode huid, zwelling en verharding van de
huid, opzwellen van de enkels, voeten of vingers, zwakte, zich ziek voelen, koorts, koude
rillingen, neonataal abstinentiesyndroom (onthoudingsverschijnselen bij de pasgeborene), pijn
op de borst
-
Abnormale levertestresultaten
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
-
Infectie van de huid op de injectieplaats
-
Een duizelig of draaiend gevoel (vertigo)
Niet bekend (frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
-
Waanvoorstellingen (hallucinaties), geluk en opgewondenheid voelen (euforie)
-
Abnormale roodheid van de huid
-
Pijnlijk of moeilijk urineren
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
76
nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Dit middel mag enkel door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden toegediend. Het
product mee naar huis nemen of zelf toedienen door patiënten is niet toegestaan.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en op
het etiket van de spuit na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u zichtbare deeltjes ziet of wanneer het troebel is.
Dit middel is voor eenmalig gebruik. Elke gebruikte spuit moet worden weggegooid.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is buprenorfine.
-
De andere stoffen in dit middel zijn fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, ethanol watervrij
(alleen in wekelijkse formulering) en N-methylpyrrolidon (alleen in maandelijkse formulering).
De volgende spuiten zijn beschikbaar:
Wekelijkse injectie:
8 mg: Voorgevulde spuit die 8 mg buprenorfine bevat in 0,16 ml oplossing
16 mg: Voorgevulde spuit die 16 mg buprenorfine bevat in 0,32 ml oplossing
24 mg: Voorgevulde spuit die 24 mg buprenorfine bevat in 0,48 ml oplossing
32 mg: Voorgevulde spuit die 32 mg buprenorfine bevat in 0,64 ml oplossing
Maandelijkse injectie:
64 mg: Voorgevulde spuit die 64 mg buprenorfine bevat in 0,18 ml oplossing
96 mg: Voorgevulde spuit die 96 mg buprenorfine bevat in 0,27 ml oplossing
128 mg: Voorgevulde spuit die 128 mg buprenorfine bevat in 0,36 ml oplossing
160 mg: Voorgevulde spuit die 160 mg buprenorfine bevat in 0,45 ml oplossing
Hoe ziet Buvidal eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Buvidal is een oplossing voor injectie met verlengde afgifte. Elke voorgevulde spuit bevat een
geelachtige tot gele heldere vloeistof.
De volgende verpakkingsgrootten zijn beschikbaar:
Voorgevulde spuiten die 8 mg, 16 mg, 24 mg, 32 mg, 64 mg, 96 mg, 128 mg en 160 mg oplossing
voor injectie bevatten.
77
Elke verpakking bevat 1 voorgevulde spuit met stop, naald, naaldbescherming, veiligheidsapparaat en
1 plunjerstaafje.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
Tel: +800 2577 2577
Fabrikant
Rechon Life Science AB
Soldattorpsvägen 5
216 13 Limhamn
Zweden
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
{MM/JJJJ}.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Gebruiksaanwijzing voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Inhoud:
1.
2.
3.
4.
Belangrijke informatie
Vóór toediening
Toediening
De spuit weggooien
1.
-
-
-
Belangrijke informatie
Injectie dient in subcutaan weefsel te worden toegediend. Niet gebruiken als de veiligheidsnaald
gebroken is of de verpakking beschadigd is.
De naaldbeschermingen van de veiligheidsspuit kan rubberlatex bevatten wat allergische
reacties kan veroorzaken bij mensen met een latexallergie.
Behandel de veiligheidsspuit voorzichtig om een prikaccident te voorkomen. De
veiligheidsspuit bevat een veiligheidsapparaat ter beveiliging van de naald dat activeert na de
injectie. De naaldbescherming helpt bij het voorkomen van prikaccidenten.
Haal het dopje niet van de veiligheidsspuit totdat u klaar bent om te injecteren. Probeer het
dopje nooit terug op de naald te doen nadat deze eraf is gehaald.
Gooi de gebruikte veiligheidsnaald direct na gebruik weg. Gebruik de veiligheidsspuit niet
opnieuw.
-
-
78
2.
Vóór toediening
Onderdelen van de veiligheidsspuit
Afbeelding Veiligheidsspuit: Vóór gebruik
1:
a) Naaldbescherming
b) Spuitbeschermingslichaam
c) Vleugels spuitbescherming
d) Plunjer,
e) Plunjerkop
Veiligheidsspuit: Na gebruik
(Met geactiveerd
naaldbeschermingsmechanisme)
Houd er rekening mee dat het kleinste injectievolume amper zichtbaar is in het zichtvenster
omdat de veer van het veiligheidsapparaat een deel van de glazen cilinder vlak bij de naald
“bedekt”.
3.
-
-
Toediening
Haal de spuit uit het kartonnen doosje: pak de spuit op bij het spuitbeschermingslichaam.
Terwijl u de spuit vasthoudt bij de naaldbescherming, steekt u het plunjerstaafje in de
plunjerstop door het plunjerstaafje voorzichtig met de klok mee te draaien totdat deze vast zit
(zie afbeelding 2).
Afbeelding 2
-
Voor
Na
-
Inspecteer de veiligheidsspuit grondig:
•
Gebruik de veiligheidsspuit niet nadat de uiterste houdbaarheidsdatum die op het
kartonnen doosje of op het etiket van de spuit staat, is verstreken.
•
Er kan een kleine luchtbel zichtbaar zijn. Dit is normaal.
•
De vloeistof moet helder zijn. Gebruik de veiligheidsspuit niet als er deeltjes in de
vloeistof zitten of wanneer deze troebel is.
Kies de injectieplaats. Injecties dienen te worden geroteerd tussen plekken in de billen, dij, buik
of bovenarm (zie afbeelding 3) met een minimum van 8 weken voordat een eerder gebruikte
injectieplaats opnieuw geïnjecteerd wordt. Injecties in de taille of in het gebied van 5 cm
rondom de navel dienen voorkomen te worden.
79
Afbeelding 3
-
Doe handschoenen aan en reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje (dit wordt niet
meegeleverd in de verpakking) in een cirkelende beweging. Raak het schoongemaakte gebied
niet weer aan vóór het injecteren.
Terwijl u de veiligheidsspuit vasthoudt aan het spuitbeveiligingslichaam zoals getoond (zie
afbeelding 4), trekt u de naaldbescherming er recht vanaf. Gooi de naaldbescherming direct weg
(probeer het dopje nooit terug op de naald te doen). Er kan een druppel vloeibaar zichtbaar zijn
aan het uiteinde van de naald. Dit is normaal.
-
Afbeelding 4
-
-
Knijp de huid op de injectieplaats tussen duim en vinger zoals getoond (zie afbeelding 5).
Houd de veiligheidsspuit vast zoals getoond en breng de naald in onder een hoek van ongeveer
90° (zie afbeelding 5). Druk de naald volledig naar binnen.
90
Afbeelding 5
-
Terwijl u de spuit vasthoudt zoals getoond (zie afbeelding 6), drukt u de plunjer langzaam naar
beneden totdat de plunjer vergrendelt tussen de vleugels van de spuitbeveiliging en alle
oplossing is geïnjecteerd.
80
Afbeelding 6
-
Trek de naald voorzichtig uit de huid. Het wordt aanbevolen de om de plunjer volledig
ingedrukt te houden terwijl de naald voorzichtig, recht uit de injectieplaats wordt getrokken (zie
afbeelding 7).
Afbeelding 7
-
Zodra de naald volledig uit de huid is verwijderd, haalt u langzaam uw duim van de plunjer
zodat de naaldbescherming automatisch over de ontblote naald schuift (zie afbeelding 8). Er kan
een klein beetje bloed zichtbaar zijn op de injectieplaats. Indien nodig kan dit met een watje of
gaasje weggeveegd worden.
81
Afbeelding 8
4.
De spuit weggooien
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
82
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 8 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 16 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 24 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 32 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
8 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 8 mg buprenorfine
16 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 16 mg buprenorfine
24 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 24 mg buprenorfine
32 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 32 mg buprenorfine
Hulpstof(fen) met bekend effect
De sterktes 8 mg, 16 mg, 24 mg en 32 mg bevatten kleine hoeveelheden ethanol (alcohol), minder dan
100 mg per dosis.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte.
Geelachtige tot gele heldere vloeistof.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Behandeling van een verslaving aan opioïden, binnen het kader van medische, sociale en
psychologische behandeling. Behandeling is bedoeld voor gebruik bij volwassenen en jongeren in de
leeftijd van 16 jaar en ouder.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Toediening van Buvidal is voorbehouden aan beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Er dienen
gepaste voorzorgsmaatregelen genomen te worden bij het voorschrijven en verstrekken van
buprenorfine, zoals opvolgingsbezoeken van de patiënt met klinische bewaking volgens de behoefte
van de patiënt. Het product mee naar huis nemen of zelf toedienen door patiënten is niet toegestaan.
Om versneld optreden van ontwenningsverschijnselen te voorkomen, dient behandeling met buvidal
gestart te worden wanneer er objectieve en duidelijke tekenen van lichte tot matige
ontwenningsverschijnselen zijn (zie rubriek 4.4). Er moet aandacht worden besteed aan het type
opioïde dat gebruikt werd (of deze opioïde lang- of kortwerkend is), tijd sinds het laatste
opioïdgebruik en wat de mate van verslaving is.
·
Voor patiënten die heroïne of kortwerkende opioïden gebruiken, dient de eerste dosis buvidal
niet te worden toegediend voordat er 6 uur is verstreken sinds de patiënt voor het laatst opioïden
gebruikte.
·
Voor patiënten die methadon krijgen, dient de dosis methadon verminderd te worden tot een
maximum van 30 mg/dag voordat gestart wordt met de behandeling met buvidal. Het mag niet
toegediend worden tot er minstens 24 uur is verstreken sinds de patiënt voor het laatst dosis
methadon kreeg. Buvidal kan ontwenningsverschijnselen triggeren bij patiënten die afhankelijk
zijn van methadon.
Dosering
Aanvang van behandeling bij patiënten die nog geen buprenorfine ontvangen
Patiënten die niet eerder zijn blootgesteld aan buprenorfine dienen een sublinguale dosis buprenorfine
van 4 mg te krijgen en een uur geobserveerd te worden voor de eerste toediening van wekelijkse
buvidal, om verdraagbaarheid van buprenorfine te bevestigen.
De aanbevolen startdosis buvidal is 16 mg met een of twee extra doses van 8 mg met een tussentijd
van minimaal 1 dag, naar een doeldosis van 24 mg of 32 mg gedurende de eerste week van de
behandeling. De aanbevolen dosis van de tweede week van de behandeling is de totale dosis die is
toegediend in de startweek.
Behandeling met maandelijkse Buvidal kan gestart worden na de start van de behandeling met
wekelijkse Buvidal, in overeenstemming met de dosisconversie in tabel 1 zodra patiënten stabiel zijn
op de wekelijkse behandeling (vier weken of meer, wanneer praktisch mogelijk).
Overschakelen van sublinguale buprenorfineproducten naar Buvidal
Patiënten die behandeld worden met sublinguale buprenorfine kunnen direct omgezet worden naar
wekelijkse of maandelijkse Buvidal, startend op de dag na de laatste dagelijkse sublinguale
behandelingsdosis buprenorfine, in overeenstemming met de doseringsaanbevelingen in tabel 1.
Tijdens de doseringsperiode na de overgang is nauwlettende monitoring van patiënten aan te bevelen.
Tabel 1.
Conventionele dagelijkse sublinguale behandelingsdoses buprenorfine en
aanbevolen overeenkomende doses wekelijkse en maandelijkse Buvidal
Dosis dagelijkse sublinguale
Dosis wekelijkse Buvidal
Dosis maandelijkse Buvidal
buprenorfine
2-6 mg
8 mg
8-10 mg
16 mg
64 mg
12-16 mg
24 mg
96 mg
18-24 mg
32 mg
128 mg
26-32 mg
160 mg
De patiënt kan direct worden overgeschakeld van sublinguale buprenorfine 26-32 mg naar
maandelijkse Buvidal 160 mg, met nauwlettende controle tijdens de toedieningsperiode na de
overschakeling.
De dosis buprenorfine in mg kan verschillen tussen sublinguale producten, wat bij elk apart product in
overweging genomen dient te worden. De farmacokinetische eigenschappen van Buvidal worden
beschreven in rubriek 5.2.
Buvidal kan wekelijks of maandelijks toegediend worden. Doses kunnen verhoogd of verlaagd worden
en patiënten kunnen omgezet worden tussen wekelijkse en maandelijkse producten volgens de
behoeften van individuele patiënten en naar klinisch oordeel van de behandelend arts volgens de
aanbevelingen in tabel 1. Nadat ze zijn overgezet, hebben patiënten mogelijk nauwlettender
monitoring nodig. Beoordeling van langetermijnbehandeling is gebaseerd op gegevens van 48 weken.
Aanvullende dosering
Een maximale eenmalige aanvullende dosis van 8 mg Buvidal kan toegediend worden bij een
ongepland bezoek tussen regelmatige wekelijkse en maandelijkse doses, op basis van de tijdelijke
behoeften van individuele patiënten.
De maximale wekelijkse dosis voor patiënten die op een wekelijkse behandeling met Buvidal staan, is
32 mg met een aanvullende dosis van 8 mg. De maximale maandelijkse dosis voor patiënten die op
een maandelijkse behandeling met Buvidal staan, is 160 mg.
Gemiste doses
Om te voorkomen dat dosissen worden gemist, mag de wekelijkse dosis maximaal 2 dagen voor of na
het wekelijkse tijdstip toegediend worden, en de maandelijkse dosis mag tot 1 week voor of na het
maandelijkse tijdstip toegediend worden.
Als een dosis wordt overgeslagen, moet de volgende dosis zo snel mogelijk worden toegediend.
Beëindiging van de behandeling
Indien de behandeling met Buvidal wordt beëindigd, dienen de eigenschappen van verlengde afgifte
en ontwenningsverschijnselen die door de patiënt worden ervaren in overweging te worden genomen,
zie rubriek 4.4. Als de patiënt wordt overgezet van behandeling met sublinguale buprenorfine dient dit
één week na de laatste wekelijkse dosis of één maand na de maandelijkse dosis Buvidal gedaan te
worden volgens de aanbevelingen in tabel 1.
Speciale populaties
Ouderen
De werkzaamheid en veiligheid van buprenorfine bij mensen > 65 jaar zijn niet vastgesteld. Er kan
geen doseringsadvies worden gegeven.
Over het algemeen is de aanbevolen dosis voor oudere patiënten met een normale nierfunctie hetzelfde
als voor jongvolwassen patiënten met een normale nierfunctie. Omdat oudere patiënten echter een
verminderde nier-/leverfunctie kunnen hebben, zijn dosisaanpassingen mogelijk nodig (zie
Leverinsufficiëntie en Nierinsufficiëntie hieronder).
Leverinsufficiëntie
Buprenorfine moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met matige leverinsufficiëntie
(zie rubriek 5.2). Bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie is het gebruik van buprenorfine
gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Nierinsufficiëntie
Bij mensen met nierinsufficiëntie is een wijziging van de buprenorfine-dosis niet vereist. Bij het
doseren van patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt uiterste
voorzichtigheid aanbevolen (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van buprenorfine bij kinderen en jongeren tot 16 jaar zijn niet
vastgesteld (zie rubriek 4.4). Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Buvidal is alleen bedoeld voor subcutane toediening. Het dient langzaam en volledig geïnjecteerd te
worden in het subcutane weefsel van verschillende gebieden (billen, dij, buik of bovenarm), mits daar
voldoende subcutaan weefsel is. Elk gebied kan meerdere injectieplaatsen hebben. Injectieplaatsen
dienen geroteerd te worden zowel voor wekelijkse als voor maandelijkse injecties. Voordat men de
wekelijkse dosis opnieuw injecteert in een eerder gebruikte injectieplaats, moet men ten minste 8
weken wachten. Er bestaan geen klinische gegevens die het opnieuw injecteren van de maandelijkse
dosis op dezelfde plaats ondersteunen. Dit is hoogstwaarschijnlijk geen probleem voor de veiligheid.
De beslissing om opnieuw te injecteren op dezelfde plaats, moet ook gebaseerd zijn op het klinisch
oordeel van de behandelend arts. De toegediende dosis dient een enkele injectie te zijn en mag niet
worden opgedeeld. De dosis mag niet intravasculair (intraveneus), intramusculair of intradermaal (in
de huid) worden toegediend (zie rubriek 4.4). Zie rubriek 6.6 voor toedieningsinstructies.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen
Ernstige ademhalingsinsufficiëntie
Ernstige leverinsufficiëntie
Acuut alcoholisme of delirium tremens
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Toediening
Er dient zorg te worden gedragen dat Buvidal niet onopzettelijk geïnjecteerd wordt. De dosis mag niet
intravasculair (intraveneus), intramusculair of intradermaal worden toegediend.
Intravasculair, zoals bij een intraveneuze injectie, zou een risico vormen op ernstig letsel doordat
Buvidal een vaste massa wordt wanneer het in contact komt met lichaamsvocht, wat mogelijk letsel
aan bloedvaten, occlusie of trombo-embolische voorvallen kan veroorzaken.
Om het risico op oneigenlijk gebruik, misbruik en handel zoveel mogelijk te beperken, dienen gepaste
voorzorgsmaatregelen genomen te worden bij het voorschrijven en verstrekken van buprenorfine.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dienen Buvidal direct aan de patiënt toe te dienen. Het
product mee naar huis nemen of zelf toedienen door patiënten is niet toegestaan. Elke poging om het
depot te verwijderen dient gedurende de hele behandeling gemonitord worden.
Eigenschappen van verlengde afgifte
De eigenschappen van verlengde afgifte van het product dienen bij de behandeling in overweging
genomen te worden, inclusief starten en beëindigen. Patiënten met gelijktijdig medicijngebruik en/of
comorbiditeiten dienen in het bijzonder gemonitord te worden op klachten en verschijnselen van
toxiciteit, overdosering of ontwenning veroorzaakt door verhoogde of verlaagde niveaus buprenorfine.
Zie voor farmacokinetische eigenschappen rubriek 5.2 en zie voor beëindiging van de behandeling
rubriek 4.2.
Ademhalingsdepressie
Een aantal sterfgevallen als gevolg van ademhalingsdepressie werd gemeld bij patiënten die behandeld
werden met buprenorfine, in het bijzonder wanneer dit gebruikt werd in combinatie met
benzodiazepinen (zie rubriek 4.5) of wanneer buprenorfine niet in overeenstemming met de
voorschrijfinformatie werd gebruikt. Ook zijn sterfgevallen gemeld die geassocieerd werden met een
gelijktijdige toediening van buprenorfine en andere ademhalingonderdrukkende middelen, zoals
alcohol, gabapentinoïden (zoals pregabaline en gabapentine) (zie rubriek 4.5) of andere opioïden.
Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van buprenorfine bij patiënten met
ademhalingsinsufficiëntie (bijvoorbeeld chronische obstructieve longziekte, astma, cor pulmonale,
kyfoscoliose).
Buprenorfine kan ernstige, mogelijk fatale ademhalingsdepressie veroorzaken bij kinderen en niet-
opioïdafhankelijke personen die het middel per ongeluk of opzettelijk gebruiken.
Depressie van het centrale zenuwstelsel
Buprenorfine kan slaperigheid veroorzaken, in het bijzonder indien het wordt gebruikt in combinatie
met alcohol of met middelen die het centrale zenuwstelsel onderdrukken, zoals benzodiazepines,
tranquillizers, sedativa, gabapentinoïden of hypnotica (zie rubriek 4.5 en 4.7).
Afhankelijkheid
Buprenorfine is een partiële agonist op de mu-opiaatreceptor en chronische toediening kan
opioïdverslaving veroorzaken.
Serotoninesyndroom
Gelijktijdige toediening van Buvidal en andere serotonerge middelen, zoals MAO-remmers, selectieve
serotonine-heropnameremmers (SSRI's), serotonine-norepinefrine-heropnameremmers (SNRI's) of
tricyclische antidepressiva, kan leiden tot serotoninesyndroom, een potentieel levensbedreigende
aandoening (zie rubriek 4.5). Als een gelijktijdige behandeling met andere serotonerge middelen
klinisch gerechtvaardigd is, wordt geadviseerd de patiënt nauwlettend in de gaten te houden, met name
bij aanvang van de behandeling en bij dosisverhogingen.
Mogelijke symptomen van serotoninesyndroom zijn een veranderde geestelijke toestand, autonome
instabiliteit, neuromusculaire afwijkingen en/of gastro-intestinale symptomen. Bij vermoeden van
serotoninesyndroom moet dosisverlaging of stopzetting van de behandeling worden overwogen,
afhankelijk van de ernst van de symptomen.
Hepatitis en hepatische voorvallen
Het wordt aanbevolen voorafgaand aan het starten met de behandeling baseline leverfunctietests en
documentatie van de virale hepatitisstatus uit te voeren. Patiënten die positief zijn voor virale hepatitis,
gelijktijdig bepaalde andere geneesmiddelen gebruiken (zie rubriek 4.5) en/of die een bestaande
leverdisfunctie hebben, lopen een groter risico op leverbeschadiging. Het wordt aanbevolen een
regelmatige monitoring van de leverfunctie uit te voeren.
Gevallen van acute leverbeschadiging zijn gemeld bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden,
zowel in klinische onderzoeken als in postmarketingrapporten over bijwerkingen met geneesmiddelen
die buprenorfine bevatten. Het afwijkingenspectrum varieert van voorbijgaande asymptomatische
verhogingen van hepatische transaminasen tot casusrapporten van cytolytische hepatitis, leverfalen,
levernecrose, hepatorenaal syndroom, hepatische encefalopathie en overlijden. In veel gevallen
kunnen de aanwezigheid van reeds bestaande leverenzymafwijkingen, genetische ziekte, een infectie
met het hepatitis B- of hepatitis C-virus, alcoholmisbruik, anorexia, een gelijktijdig gebruik van andere
potentieel hepatotoxische geneesmiddelen of het blijven injecteren van drugs een oorzakelijke of
bevorderende rol hebben. Met deze onderliggende factoren moet rekening worden gehouden voordat
buprenorfine wordt voorgeschreven en gedurende de behandeling. Wanneer een hepatisch voorval
wordt vermoed, is een verdere biologische en etiologische evaluatie vereist. Afhankelijk van de
bevindingen kan er gestopt worden met Buvidal. Mogelijk is verdere monitoring nodig naast de
wekelijkse en maandelijkse behandelperiode. Als de behandeling wordt voortgezet, moet de
leverfunctie zorgvuldig worden gemonitord.
Versneld optreden van ontwenningsverschijnselen
Bij het starten van behandeling met buprenorfine is het belangrijk alert te zijn op het partiële
agonistprofiel van buprenorfine. Buprenorfineproducten hebben versneld ontwenningssymptomen
veroorzaakt bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden wanneer deze toegediend werden voordat
Om versneld optreden van ontwenningsverschijnselen te voorkomen, dient inductie plaats te vinden
wanneer objectieve klachten en verschijnselen van lichte tot matige ontwenning duidelijk aanwezig
zijn (zie rubriek 4.2).
Stopzetting van de behandeling kan resulteren in een ontwenningssyndroom dat een vertraagd begin
kan hebben.
Leverinsufficiëntie
Buprenorfine wordt uitgebreid gemetaboliseerd in de lever. Patiënten met matige leverinsufficiëntie
moeten worden gemonitord op klachten en verschijnselen van versnelde opioïdontwenning, -toxiciteit
of -overdosering veroorzaakt door verhoogde buprenorfinespiegels. Buprenorfine moet met
voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met matige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2 en 5.2).
De leverfunctie dient regelmatig gecontroleerd te worden tijdens de behandeling. Het gebruik van
buprenorfine is gecontra-indiceerd bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.3).
Nierinsufficiëntie
Bij patiënten met nierfalen hopen de metabolieten van buprenorfine zich op. Bij het doseren van
patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), wordt uiterste
voorzichtigheid aanbevolen, zie rubriek 4.2 en 5.2.
QT-verlenging
Voorzichtigheid moet in acht worden genomen bij het tegelijk toedienen van Buvidal met andere
geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, en bij patiënten met een voorgeschiedenis van lang
QT-syndroom of andere risicofactoren voor QT-verlenging.
Acute pijnbestrijding
Voor de bestrijding van acute pijn tijdens voortgezet gebruik van Buvidal kan een combinatie van
gebruik van opioïden met hoge affiniteit voor de mu-opioïdreceptor (bijv. fentanyl), niet-opioïde
analgetica en regionale anesthesie nodig zijn. Titratie van orale of intraveneuze kortwerkende opioïde
geneesmiddelen tegen pijn (morfine met onmiddellijke afgifte, oxycodon of fentanyl.) naar het
gewenste analgetische effect bij patiënten behandeld met Buvidal behoeft mogelijk hogere doses.
Patiënten dienen tijdens de behandeling gemonitord te worden.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De veiligheid en werkzaamheid van buprenorfine bij kinderen jonger dan 16 jaar zijn niet vastgesteld
(zie rubriek 4.2). Vanwege de beperkte gegevens over gebruik bij adolescenten (leeftijd 16 of 17)
moeten de patiënten in deze leeftijdsgroep gedurende de behandeling extra zorgvuldig worden
gemonitord.
Slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen
Opioïden kunnen slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken, waaronder centrale
slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie. Het gebruik van opioïden verhoogt het risico op
CSA op dosisafhankelijke wijze. Overweeg bij patiënten met CSA om de totale opioïdendosering te
verlagen.
Klasse-effecten
Opioïden kunnen orthostatische hypotensie veroorzaken.
Opioïden kunnen de cerebrospinale vloeistofdruk verhogen, wat toevallen kan veroorzaken. Daarom
dienen opioïden met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met hoofdletsel of een
toegenomen kan zijn en patiënten met een voorgeschiedenis van stuipen.
Opioïden dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met hypotensie,
prostaathypertrofie of urethrastenose.
Opioïdgeïnduceerde miose, veranderingen in het bewustzijnsniveau en veranderingen in de perceptie
van pijn als symptoom van een aandoening kunnen de evaluatie van een patiënt verstoren of de
diagnose of het klinische verloop van een bijkomende aandoening verhullen.
Opioïden dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met myxoedeem,
hypothyreoïdie of adrenocorticale insufficiëntie (bijvoorbeeld de ziekte van Addison).
Het is aangetoond dat opioïden de druk in de ductus choledochus verhogen. Opioïden dienen daarom
met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een verstoring in de galafvoer.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties met Buvidal uitgevoerd.
Buprenorfine moet voorzichtigheid worden gebruikt wanneer het gelijktijdig wordt toegediend met:
·
benzodiazepinen: Deze combinatie kan dodelijk zijn vanwege centrale ademhalingsdepressie.
Daarom moeten de doseringen nauwlettend worden gemonitord en moet deze combinatie
worden vermeden in die gevallen waar de kans op een oneigenlijk gebruik bestaat. De patiënten
moeten ervoor worden gewaarschuwd dat het erg gevaarlijk is om zelf niet-voorgeschreven
benzodiazepinen toe te dienen wanneer dit product wordt gebruikt en dat zij alleen gelijktijdig
met dit product benzodiazepinen mogen gebruiken wanneer dit door de arts is opgedragen (zie
rubriek 4.4).
·
gabapentinoïden: Deze combinatie kan dodelijk zijn vanwege ademhalingsdepressie. Daarom
moeten de doseringen nauwlettend worden gemonitord en moet deze combinatie worden
vermeden in die gevallen waar de kans op een oneigenlijk gebruik bestaat. Patiënten dienen
gewaarschuwd te worden om dit product alleen gelijktijdig te gebruiken met gabapentinoïden
(zoals pregabaline en gabapentine) volgens de instructies van hun arts (zie rubriek 4.4).
·
alcoholische dranken of geneesmiddelen die alcohol bevatten, omdat alcohol het sedatieve
effect van buprenorfine versterkt (zie rubriek 4.7).
·
andere centraal dempende middelen: Andere afgeleiden van opioïden (bijv. methadon,
analgetica en hoestmiddelen), bepaalde antidepressiva, sedatieve H1-receptorantagonisten,
barbituraten, andere anxiolytica dan benzodiazepinen, antipsychotica, clonidine en verwante
stoffen. Deze combinaties vergroten de demping van het centrale zenuwstelsel. De verminderde
mate van alertheid kan ervoor zorgen dat het besturen van voertuigen en het gebruik van
machines gevaarlijk worden (zie rubriek 4.7).
·
opioïde analgetica: Het kan moeilijk zijn een adequate pijnstilling te bereiken wanneer een
volledige opioïdagonist wordt toegediend aan patiënten die buprenorfine krijgen. De kans
bestaat ook op het toedienen van een overdosis met een volledige agonist, met name bij
pogingen om de partieel agonistische effecten van buprenorfine tegen te gaan of wanneer het
plasmaniveau van buprenorfine afneemt (zie rubriek 4.4)
·
naltrexon en nalmefeen: Dit zijn opioïdantagonisten die de farmacologische effecten van
buprenorfine kunnen blokkeren. Voor patiënten die afhankelijk zijn van opioïden die momenteel
behandeld worden met buprenorfine kan naltrexon versneld optreden van verlengde en intense
opioïdontwenningsverschijnselen veroorzaken. Voor patiënten die momenteel een behandeling
krijgen met naltrexon, kunnen de bedoelde therapeutische effecten van toediening van
buprenorfine geblokkeerd worden door naltrexon.
·
Buprenorfine wordt primair door CYP3A4 gemetaboliseerd naar norbuprenorfine. De effecten
van blootstelling aan buprenorfine bij patiënten die behandeld worden met Buvidal zijn niet
onderzocht. Interactie met tegelijk toegediende inducers of remmers zijn vastgesteld in
onderzoeken met transmucosale en transdermale buprenorfine. Buprenorfine wordt ook
gemetaboliseerd naar buprenorfine-3-glucuronide door UGT1A1.
CYP3A4-remmers kunnen het metabolisme van buprenorfine remmen, resulterend in de
verhoogde Cmax en AUC van buprenorfine en norbuprenorfine. Buvidal vermijdt first-pass
effecten en verwacht wordt dat CYP3A4-remmers (bijv. proteaseremmers zoals ritonavir,
nelfinavir of indinavir, of azoolderivaten zoals ketoconazol of itraconazol, of macrolide
antibiotica) minder effecten hebben op het metabolisme van buprenorfine wanneer deze
tegelijk worden toegediend met Buvidal dan wanneer deze tegelijk worden toegediend
met sublinguale buprenorfine. Bij het omschakelen van sublinguale buprenorfine naar
Buvidal moeten patiënten mogelijk gemonitord worden om ervoor te zorgen dat de
buprenorfineniveaus in het plasma voldoende zijn.
Patiënten die al Buvidal krijgen en die een behandeling met CYP3A4-remmers starten,
dienen wekelijks te worden behandeld met Buvidal en te worden gemonitord op klachten
en verschijnselen van overbehandeling. Omgekeerd geldt dat als een patiënt die tegelijk
behandeld wordt met Buvidal en een CYP3A4-remmer, stopt met de behandeling met de
CYP3A4-remmer, de patiënt gemonitord moet worden op symptomen van ontwenning.
·
CYP3A4-inducers kunnen het metabolisme van buprenorfine induceren, resulterend in
verlaagde niveaus van buprenorfine. Buvidal vermijdt first-pass effecten en verwacht
wordt dat CYP3A4-inducers (bijv. fenobarbital, carbamazepine, fenytoïne of rifampicine)
minder effecten hebben op het metabolisme van buprenorfine wanneer deze tegelijk
worden toegediend met Buvidal dan wanneer deze tegelijk worden toegediend met
sublinguale buprenorfine. Bij het omschakelen van sublinguale buprenorfine naar Buvidal
moeten patiënten mogelijk gemonitord worden om ervoor te zorgen dat de
buprenorfineniveaus in het plasma voldoende zijn. Patiënten die al Buvidal krijgen en die
een behandeling met CYP3A4-inducers starten, dienen wekelijks te worden behandeld
met Buvidal en te worden gemonitord op klachten en verschijnselen van ontwenning.
Omgekeerd geldt dat als een patiënt die tegelijk behandeld wordt met Buvidal en een
CYP3A4-inducer, stopt met de behandeling met de CYP3A4-inducer, de patiënt
gemonitord moet worden op symptomen van overbehandeling.
·
UGT1A1-remmers kunnen de systemische blootstelling aan buprenorfine beïnvloeden.
·
monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers): Mogelijke verergering van de effecten van
opioïden, op basis van ervaring met morfine.
·
serotonerge geneesmiddelen, zoals MAO-remmers, selectieve serotonine-heropnameremmers
(SSRI's), serotonine-norepinefrine-heropnameremmers (SNRI's) of tricyclische antidepressiva,
aangezien het risico op serotoninesyndroom, een potentieel levensbedreigende aandoening,
wordt verhoogd (zie rubriek 4.4).
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of beperkte gegevens over het gebruik van buprenorfine bij zwangere vrouwen. De
resultaten van dieronderzoek duiden niet op reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3). Buprenorfine mag
alleen worden gebruikt tijdens de zwangerschap als de potentiële voordelen zwaarder wegen dan het
potentiële risico voor de foetus.
Tegen het einde van de zwangerschap kan buprenorfine een ademhalingsdepressie veroorzaken bij de
pasgeborene, zelfs na een korte periode van toediening. Een langdurige toediening gedurende de
laatste drie maanden van de zwangerschap kan neonataal abstinentiesyndroom veroorzaken
(bijvoorbeeld hypertonie, neonatale tremoren, neonatale agitatie, myoclonus of convulsies). Dit
syndroom openbaart zich doorgaans pas vanaf enkele uren tot enkele dagen na de geboorte.
Vanwege de lange halfwaardetijd van buprenorfine moet worden overwogen gedurende verscheidene
dagen na geboorte neonatale monitoring uit te voeren om het risico op ademhalingsdepressie of
neonataal abstinentiesyndroom te voorkomen.
Buprenorfine/metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk en Buvidal dient met
voorzichtigheid gebruikt te worden in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen of beperkte gegevens over de effecten van buprenorfine op vruchtbaarheid bij de mens.
Er is geen effect van buprenorfine op vruchtbaarheid waargenomen bij dieren (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Buprenorfine heeft een geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen wanneer het wordt toegediend bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden.
Buprenorfine kan slaperigheid, duizeligheid of verstoord denken veroorzaken, in het bijzonder tijdens
de behandelingsinductie en dosisaanpassing. Indien het tegelijk met alcohol of centraal dempende
middelen wordt gebruikt, zal het waarschijnlijk een nog sterker effect hebben (zie rubriek 4.4. en 4.5).
De patiënt moet ervoor worden gewaarschuwd niet te rijden of gevaarlijke machines te bedienen
tijdens het gebruik van dit geneesmiddel, totdat bekend is hoe dit geneesmiddel van invloed is op de
patiënt. De behandelend arts moet een individuele aanbeveling geven.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gerapporteerde bijwerkingen van buprenorfine zijn hoofdpijn, misselijkheid, hyperhidrose,
slapeloosheid, abstinentiesyndroom en pijn.
Tabel met lijst van bijwerkingen
In tabel 2 staan bijwerkingen gerapporteerd voor buprenorfine, inclusief Buvidal. De volgende termen
en frequenties zijn toegepast: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100 tot < 1/10), soms ( 1/1000 tot
< 1/100) en frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 2.
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Systeem/orgaanklas Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
se
Infecties en
Infectie
Cellulitis op de
parasitaire
Influenza
injectieplaats
aandoeningen
Faryngitis
Rinitis
Bloed- en
Lymfadenopathie
lymfestelselaandoen
ingen
Immuunsysteemaan
Overgevoeligheid
doeningen
Voedings- en
Verminderde eetlust
stofwisselingsstoorni
ssen
Psychische
Slapeloosheid
Angst
Hallucinaties
stoornissen
Agitatie
Euforische
Depressie
stemming
Vijandigheid
Nervositeit
Abnormale gedachten
Paranoïdie
Medische
afhankelijkheid
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Systeem/orgaanklas Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
se
Zenuwstelselaandoe Hoofdpijn
Slaperigheid
ningen
Duizeligheid
Migraine
Paresthesie
Syncope
Onvrijwillig beven
(tremor)
Hypertonie
Spraakstoornissen
Oogaandoeningen
Traanklieraandoening
Mydriasis
M
iose
Evenwichtsorgaan-
Vertigo
en ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Hartkloppingen
Bloedvataandoening
Vasodilatatie
en
Hypotensie
Ademhalingsstelsel-,
Hoesten
borstkas- en
Dyspneu
mediastinumaandoe
Geeuwen
ningen
Astma
Bronchitis
Maagdarmstelselaa
Misselijkheid
Constipatie
ndoeningen
Braken
Buikpijn
Winderigheid
Dyspepsie
Droge mond
Diarree
Spijsverteringsstoorni
s
Lever- en
Verhoogde alanine-
galaandoeningen
aminotransferase
Varhoogde
aspartaat-
aminotransferase
Verhoogde
leverenzymen
Huid- en
Huiduitslag
Huidvlekken
Erytheem
onderhuidaandoeni
Pruritus
ngen
Urticaria
Skeletspierstelsel-
Artralgie
en
Rugpijn
bindweefselaandoen
Myalgie
ingen
Spierspasmen
Pijn in de nek
Botpijn
Nier- en
Urineretentie
urinewegaandoenin
gen
Voortplantingsstelse
Dysmenorroe
l- en
borstaandoeningen
Algemene
Hyperhidrose
Pijn op de
Ontsteking van de
aandoeningen en
Abstinentiesynd injectieplaats
injectieplaats
toedieningsplaatssto room
Pruritus op de
Blauwe plek op de
ornissen
Pijn
injectieplaats
injectieplaats
Erytheem op de
Netelroos op de
injectieplaats
injectieplaats
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Systeem/orgaanklas Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
se
Zwelling op de
injectieplaats
Reactie op de
injectieplaats
Verharding van de
injectieplaats
Knobbel op de
injectieplaats
Perifeer oedeem
Asthenie
Malaise
Pyrexie
Koude rillingen
Neonataal
onthoudingssyndroo
m
Pijn op de borst
Onderzoeken
Afwijkingen bij
le
verfunctietests
Letsels, intoxicaties
Duizeligheid bij de
en
verrichting
verrichtingscomplic
aties
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Reactie op de injectieplaats
Bij het dubbelblinde, fase 3 werkzaamheidsonderzoek werden injectieplaatsgerelateerde bijwerkingen
waargenomen bij 36 (16,9%) van de 213 patiënten (5% van de toegediende injecties) in de met
Buvidal behandelde groep. De meest voorkomende bijwerkingen waren pijn op de injectieplaats
(8,9%), pruritus op de injectieplaats (6,1%) en erytheem op de injectieplaats (4,7%). De reacties op de
injectieplaats waren allemaal van lichte of matige ernst en de meeste voorvallen waren van
voorbijgaande aard.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke
bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in bijlage V.
4.9 Overdosering
Symptomen
Een ademhalingsdepressie als gevolg van CZS-depressie is het voornaamste symptoom waarvoor een
interventie vereist is in het geval van overdosering van buprenorfine, omdat dit kan leiden tot een
ademhalingsstilstand en overlijden. Tot de eerste symptomen van overdosering kunnen ook overmatig
zweten, slaperigheid, amblyopie, miose, hypotensie, misselijkheid, braken en/of spraakstoornissen
behoren.
Behandeling
Algemene ondersteunende maatregelen moeten worden ingesteld, inclusief een
zorgvuldige monitoring van de respiratoire en de cardiale status van de patiënt. Een symptomatische
behandeling van de ademhalingsdepressie na standaard intensivecaremaatregelen moeten worden
zijn. De patiënt moet worden overgebracht naar een omgeving waarin volledige reanimatiefaciliteiten
aanwezig zijn. Als de patiënt braakt, moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen om inademing te
voorkomen. Het gebruik van een opioïdantagonist (d.w.z. naloxon) wordt aanbevolen, ondanks het
geringe effect dat dit kan hebben bij het omkeren van de ademhalingssymptomen van buprenorfine in
vergelijking met de effecten ervan op volledige-agonisten-opioïden.
Er moet rekening worden gehouden met de lange werkingsduur van buprenorfine en de verlengde
afgifte van Buvidal bij het bepalen van de duur van de behandeling die nodig is voor het omkeren van
de effecten van een overdosis (zie rubriek 4.4). Naloxon kan sneller worden geklaard dan
buprenorfine, waardoor eerder beheerste symptomen van een buprenorfine-overdosering kunnen
terugkomen.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Overige middelen werkzaam op het zenuwstelsel, middelen bij
opioïdverslaving, ATC-code: N07BC01
Werkingsmechanisme
Buprenorfine is een opioïde partiële agonist/antagonist die zich bindt aan de (mu) en (kappa)
opioïdreceptoren in de hersenen. De werkzaamheid in de opioïde onderhoudsbehandeling wordt
toegeschreven aan de langzaam omkeerbare eigenschappen met de -opioïdereceptoren die, gedurende
een langere periode, de behoefte aan illegale opioïden van patiënten die afhankelijk zijn van opioïden,
kunnen minimaliseren.
Opioïdagonist-plafondeffecten zijn bij mensen die afhankelijk zijn van opioïden waargenomen tijdens
klinische, farmacologische studies.
Klinische werkzaamheid
De werkzaamheid en veiligheid van Buvidal bij de behandeling van afhankelijkheid van opioïden
werden vastgesteld in een gerandomiseerd, dubbelblind, dubbelplacebo, actief gecontroleerd fase 3-
kernonderzoek met flexibele doses bij patiënten met matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden.
In dit onderzoek werden 428 patiënten gerandomiseerd naar een van twee behandelingsgroepen.
Patiënten in de Buvidalgroep (n = 213) kregen wekelijkse injecties (16 mg tot 32 mg) gedurende de
eerste 12 weken, gevolgd door maandelijkse injecties (64 mg tot 160 mg) gedurende de laatste 12
weken, plus dagelijkse doses sublinguale placebotabletten gedurende de volledige
behandelingsperiode. Patiënten in de sublinguale buprenorfine-/naloxongroep (n = 215) kregen
wekelijkse placebo-injecties gedurende de eerste 12 weken en maandelijkse placebo-injecties
gedurende de laatste 12 weken, plus dagelijkse sublinguale buprenorfine-/naloxontabletten gedurende
de gehele behandelingsperiode (8 mg tot 24 mg gedurende de eerste 12 weken en 8 mg tot 32 mg
gedurende de laatste 12 weken). Gedurende de 12 weken met maandelijkse injecties, konden de
patiënten in beide groepen één aanvullende wekelijkse dosis van 8 mg Buvidal per maand krijgen,
indien nodig. Patiënten kwamen naar 12 wekelijkse bezoeken gedurende de eerste 12 weken en 6
bezoeken gedurende de laatste 12 weken (3 geplande maandelijkse bezoeken en 3 willekeurige
urinetoxicologiebezoeken). Bij elk bezoek werden werkzaamheids- en veiligheidsuitkomsten
beoordeeld.
Van de 428 gerandomiseerde patiënten voltooide 69,0% (147/213) van de patiënten in de groep
behandeld met Buvidal en 72,6% (156/215) van de patiënten in de groep behandeld met sublinguale
buprenorfine/naloxon de behandeling van 24 weken.
Het onderzoek voldeed aan het primaire eindpunt van non-inferioriteit in gemiddeld percentage van
urinemonsters negatief voor illegale opioïden gedurende behandelingsweken 1 tot 24 voor de
Buvidalgroep vergeleken met de sublinguale buprenorfine-/naloxongroep (tabel 3).
(vooraf gespecificeerde testvolgorde) voor het secundaire eindpunt cumulatieve distributiefunctie
(CDF) voor percentage van urinemonsters negatief voor opioïden gedurende behandelingsweken 4 tot
24 (tabel 3).
Tabel 3.
Werkzaamheidsvariabelen in een gerandomiseerd, dubbelblind, dubbelplacebo,
actief gecontroleerd, fase 3-kernonderzoek met flexibele doses bij patiënten met
matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden
Werkzaamheidsvariabele
Statistiek Buvidal
SL
Behandelingsverschil P-
BPN/NX
(%)a (95% BI)
waarde
N
213
215
Percentage urinemonsters LS
negatief voor illegale
gemiddeld 35,1 (2,48) 28,4 (2,47) 6,7
<0,001
opioïden
(%) (SE)
95% BI
30,3 40,0 23,5 - 33,3 -0,1 - 13,6
CDF van percentage van N
213
215
urinemonsters negatief
voor illegale opioïden
Mediaan 26,7
6,7
-
0,008b
gedurende weken 4-24
CDF = cumulatieve distributiefunctie, BI = betrouwbaarheidsinterval, LS = kleinstekwadratenmethode
(least squares); SE = standaard fout (standard error), SL BPN/NX = sublinguale buprenorfine/naloxon
a Verschil = Buvidal - SL BPN/NX.
b De p-waarde was voor superioriteit
Er werd een langlopend, open-label, fase 3-veiligheidsonderzoek uitgevoerd met flexibele wekelijkse
en maandelijkse doseringen Buvidal gedurende 48 weken. In het onderzoek werden in totaal 227
patiënten ingeschreven met matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden, van wie 190 patiënten
waren overgezet van sublinguale buprenorfine (met of zonder naloxon) en 37 patiënten niet eerder
behandeld waren met buprenorfine. Gedurende de behandelingsperiode van 48 weken konden
patiënten wisselen tussen wekelijkse en maandelijkse injecties met Buvidal en tussen doseringen (8
mg tot 32 mg Buvidal per week en 64 mg tot 160 mg Buvidal per maand) naar het klinisch oordeel van
de arts.
Voor patiënten die waren overgezet van sublinguale buprenorfine was het percentage patiënten met
urinemonsters negatief voor illegale opioïden 78,8% bij de baseline en 84,0% aan het einde van de
behandelingsperiode van 48 weken. Voor patiënten die niet eerder werden behandeld, was het
percentage patiënten met urinemonsters negatief voor illegale opioïden 0,0% bij de baseline en 63,0%
aan het einde van de behandelingsperiode van 48 weken. In totaal voltooiden 156 patiënten (68,7%) de
behandelingsperiode van 48 weken.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Wekelijks Buvidal
Absorptie
Na injectie stijgt de plasmaconcentratie van buprenorfine met een mediane tijd tot maximale
plasmaconcentratie (tmax) van ongeveer 24 uur. Buvidal heeft volledige absolute biologische
beschikbaarheid. Steady-state blootstelling wordt bereikt bij de vierde wekelijkse dosis.
Dosisevenredige verhogingen in blootstelling worden waargenomen bij het dosisinterval 8 mg tot 32
mg.
Het gemiddelde schijnbare distributievolume voor buprenorfine is ongeveer 1900 l. Buprenorfine is
ongeveer 96% eiwitgebonden, primair aan alfa- en bètaglobuline.
Biotransformatie en eliminatie
Buprenorfine wordt oxidatief gemetaboliseerd door 14-N-dealkylering naar N-desalkyl-buprenorfine
(ook bekend als norbuprenorfine) via cytochroom P450 CYP3A4 en door glucuroconjungatie van de
oudermolecuul en de gedealkyleerde metaboliet. Norbuprenorfine is een -opioïde agonist met een
zwakke intrinsieke activiteit.
Subcutane toediening van Buvidal resulteert in significant lagere plasmaconcentraties van de
norbuprenorfinemetaboliet vergeleken met toediening van sublinguale buprenorfine, vanwege
vermijding van het first-passmetabolisme.
Eliminatie van buprenorfine uit Buvidal is beperkt door de afgiftesnelheid met een terminale
halfwaardetijd variërend van 3 tot 5 dagen.
Buprenorfine wordt primair uitgescheiden via de feces door middel van galexcretie van de
glucurogeconjugeerde metabolieten (70%) en de rest wordt via de urine uitgescheiden. De totale
klaring van buprenorfine is ongeveer 68 l/u.
Speciale populaties
Ouderen
Er zijn geen farmacokinetische gegevens over gebruik bij ouderen (> 65 jaar) beschikbaar.
Nierinsufficiëntie
Eliminatie via de nieren speelt een relatief kleine rol (30%) in de totale klaring van buprenorfine. Op
basis van de nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig, maar voorzichtigheid wordt aanbevolen bij het
doseren van patiënten met een ernstige nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.2 en 4.4).
Leverinsufficiëntie
Tabel 4 vat de resultaten van een klinisch onderzoek samen waarin de blootstelling na toediening van
een 2,0/0,5 mg sublinguale tablet buprenorfine/naloxon tablet aan gezonde proefpersonen en aan
proefpersonen met verschillende maten van leverinsufficiëntie.
Tabel 4.
Effect op leverinsufficiëntie (verandering ten opzichte van gezonde
proefpersonen) op farmacokinetische parameters van buprenorfine na
sublinguale toediening van buprenorfine/naloxon (2,0/0,5 mg) aan gezonde
proefpersonen, en aan proefpersonen met variërende maten van
leverinsufficiëntie
Farmacokinetische lichte
matige leverinsufficiëntie
ernstige
parameters
leverinsufficiëntie
(Child-Pugh-klasse B)
leverinsufficiëntie
(Child-Pugh-klasse
(n=8)
(Child-Pugh-klasse C)
A)
(n=8)
(n=9)
Buprenorfine
Cmax
1,2-voudige toename
1,1-voudige toename
1,7-voudige toename
AUClaatste
Vergelijkbaar met
1,6-voudige toename
2,8-voudige toename
controle
In totaal steeg de buprenorfineblootstelling in plasma ongeveer 3-voudig bij proefpersonen met
ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2, 4.3 en 4.4).
Er zijn geen farmacokinetische gegevens uit de pediatrie (patiënten jonger dan 18 jaar) beschikbaar.
Gegevens over gesimuleerde blootstelling aan buprenorfine bij adolescenten van 16 jaar tonen een
lagere Cmax en AUC aan dan de waarden waargenomen bij volwassenen bij wekelijkse en
maandelijkse toediening van Buvidal.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Acute toxiciteit van buprenorfine werd vastgesteld bij muizen en ratten na orale en parenterale
(intraveneuze, intraperitoneale) toediening. Ongewenste effecten werden gebaseerd op de bekende
farmacologische activiteit van buprenorfine.
Buprenorfine toonde lage weefsel- en biochemische toxiciteiten toen beagles een maand subcutaan
gedoseerd werden, resusapen oraal gedurende een maand en ratten en bavianen intramusculair
gedurende zes maanden.
Uit teratologie- en reproductietoxiciteitsonderzoeken bij ratten en konijnen via intramusculaire
toediening bleek dat buprenorfine niet embryotoxisch of teratogeen is en geen duidelijke effecten heeft
op de mogelijkheid om te zogen. Bij ratten waren er geen negatieve effecten op de vruchtbaarheid of
algemene reproductieve functies.
Chronische toxiciteitsonderzoeken bij ratten en honden naar het vehikel dat gebruikt wordt voor
Buvidal toonden geen speciale gevaren voor mensen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Buvidal 8 mg, 16 mg, 24 mg, 32 mg
Fosfatidylcholine uit soja
Glyceroldioleaat
Ethanol watervrij
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Een voorgevulde spuit van 1 ml (glas, type I) met plunjerstop (met fluoropolymeer bekleed
bromobutylrubber) met naald (½ inch, 23 gauge, 12 mm) en naaldbescherming (styreen
butadieenrubber). De voorgevulde spuit wordt gemonteerd in een veiligheidsapparaat ter voorkoming
van prikken na de injectie. De naaldbescherming van de veiligheidsspuit kan rubberlatex bevatten, wat
allergische reacties kan veroorzaken bij mensen met een latexallergie.
Verpakkingsgrootten
plunjerstaafje.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Belangrijke informatie
·
Het middel dient te worden toegediend in subcutaan weefsel.
·
Intravasculaire, intramusculaire en intradermale toediening moet voorkomen worden.
·
Mag niet gebruikt worden als de veiligheidsnaald gebroken is of de verpakking beschadigd is.
·
De naaldbescherming van de spuit kan rubberlatex bevatten, wat allergische reacties kan
veroorzaken bij mensen met een latexallergie.
·
Behandel de veiligheidsspuit voorzichtig om een prikaccident te voorkomen. De
veiligheidsspuit bevat een veiligheidsapparaat ter beveiliging van de naald dat activeert na de
injectie. Haal het dopje niet van de veiligheidsspuit totdat u klaar bent om te injecteren. Probeer
het dopje nooit terug op de naald te doen nadat dit eraf is gehaald.
·
Gooi de gebruikte veiligheidsnaald direct na gebruik weg. Gebruik de veiligheidsspuit niet
opnieuw.
Vóór toediening
Onderdelen van de veiligheidsspuit:
Afbeelding Veiligheidsspuit: Vóór gebruik
Veiligheidsspuit: Na gebruik
1:
a) Naaldbescherming, b)
(Met geactiveerd
Spuitbeschermingslichaam, c) Vleugels
naaldbeschermingsmechanisme)
spuitbescherming, d) Plunjer,
e) Plunjerkop
Houd er rekening mee dat het kleinste injectievolume amper zichtbaar is in het zichtvenster
omdat de veer van het veiligheidsapparaat een deel van de glazen cilinder vlak bij de naald
'bedekt'.
Toediening (zie ook rubriek 4.2)
-
Haal de spuit uit het kartonnen doosje: pak de spuit op bij het spuitbeschermingslichaam.
-
Terwijl u de spuit vasthoudt bij de naaldbescherming, steekt u het plunjerstaafje in de
plunjerstop door het plunjerstaafje voorzichtig met de klok mee te draaien totdat deze vast zit
(zie afbeelding 2).
Afbeelding 2: Voor
Na
-
Inspecteer de veiligheidsspuit grondig:
-
Gebruik de veiligheidsspuit niet nadat de uiterste houdbaarheidsdatum die op het
kartonnen doosje of op het etiket van de spuit staat, is verstreken.
-
Er kan een kleine luchtbel zichtbaar zijn. Dit is normaal.
-
De vloeistof moet helder zijn. Gebruik de veiligheidsspuit niet als er zichtbare deeltjes in
de vloeistof zitten of wanneer deze troebel is.
-
Kies de injectieplaats. Injecties dienen te worden geroteerd tussen plekken in de billen, dij, buik
of bovenarm (zie afbeelding 3) met een minimum van 8 weken voordat een eerder gebruikte
injectieplaats opnieuw geïnjecteerd wordt. Injecties in de taille of in het gebied van 5 cm
rondom de navel dienen voorkomen te worden.
Afbeelding 3:
-
Doe handschoenen aan en reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje (dit wordt niet
meegeleverd in de verpakking) in een cirkelende beweging. Raak het schoongemaakte gebied
niet weer aan vóór het injecteren.
-
Terwijl u de veiligheidsspuit vasthoudt aan het spuitbeveiligingslichaam zoals getoond (zie
afbeelding 4), trekt u de naaldbescherming er recht vanaf. Gooi de naaldbescherming direct weg
(probeer het dopje nooit terug op de naald te doen). Er kan een druppel vloeibaar zichtbaar zijn
aan het uiteinde van de naald. Dit is normaal.
Afbeelding 4:
-
Knijp de huid op de injectieplaats tussen duim en vinger zoals getoond (zie afbeelding 5).
-
Houd de veiligheidsspuit vast zoals getoond en breng de naald in onder een hoek van ongeveer
90° (zie afbeelding 5). Druk de naald volledig naar binnen.
Afbeelding 5:
-
Terwijl u de spuit vasthoudt zoals getoond (zie afbeelding 6), drukt u de plunjer langzaam naar
beneden totdat de plunjer vergrendelt tussen de vleugels van de spuitbeveiliging en alle
oplossing is geïnjecteerd.
Afbeelding 6:
-
Trek de naald voorzichtig uit de huid. Het wordt aanbevolen de om de plunjer volledig ingedrukt
te houden terwijl de naald voorzichtig, recht uit de injectieplaats wordt getrokken (zie afbeelding
7).
Afbeelding 7:
-
Zodra de naald volledig uit de huid is verwijderd, haalt u langzaam uw duim van de plunjer
zodat de naaldbescherming automatisch over de ontblote naald schuift (zie afbeelding 8). Er kan
een klein beetje bloed zichtbaar zijn op de injectieplaats. Indien nodig kan dit met een watje of
gaasje weggeveegd worden.
Afbeelding 8:
De spuit weggooien
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
Telefoonnummer: +800 2577 2577
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Buvidal met verlengde afgifte oplossing voor injectie (wekelijks)
EU/1/18/1336/001 [8 mg buprenorfine/0,16 ml]
EU/1/18/1336/002 [16 mg buprenorfine/0,32 ml]
EU/1/18/1336/003 [24 mg buprenorfine/0,48 ml]
EU/1/18/1336/004 [32 mg buprenorfine/0,64 ml]
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning:
20 november 2018
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 64 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 96 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 128 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 160 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
64 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 64 mg buprenorfine
96 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 96 mg buprenorfine
128 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 128 mg buprenorfine
160 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Elke voorgevulde spuit bevat 160 mg buprenorfine
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte.
Geelachtige tot gele heldere vloeistof.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Behandeling van een verslaving aan opioïden, binnen het kader van medische, sociale en
psychologische behandeling. Behandeling is bedoeld voor gebruik bij volwassenen en jongeren in de
leeftijd van 16 jaar en ouder.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Toediening van Buvidal is voorbehouden aan beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Er dienen
gepaste voorzorgsmaatregelen genomen te worden bij het voorschrijven en verstrekken van
buprenorfine, zoals opvolgingsbezoeken van de patiënt met klinische bewaking volgens de behoefte
van de patiënt. Het product mee naar huis nemen of zelf toedienen door patiënten is niet toegestaan.
Voorzorgsmaatregelen die genomen moeten worden voor aanvang van de behandeling
Om versneld optreden van ontwenningsverschijnselen te voorkomen, dient behandeling met Buvidal
gestart te worden wanneer er objectieve en duidelijke tekenen van lichte tot matige
ontwenningsverschijnselen zijn (zie rubriek 4.4). Er moet aandacht worden besteed aan het type
opioïde dat gebruikt werd (of deze opioïde lang- of kortwerkend is), tijd sinds het laatste
opioïdgebruik en wat de mate van verslaving is.
·
Voor patiënten die heroïne of kortwerkende opioïden gebruiken, dient de eerste dosis Buvidal
niet te worden toegediend voordat er 6 uur is verstreken sinds de patiënt voor het laatst opioïden
gebruikte.
Voor patiënten die methadon krijgen, dient de dosis methadon verminderd te worden tot een
maximum van 30 mg/dag voordat gestart wordt met de behandeling met Buvidal. Het mag niet
toegediend worden tot er minstens 24 uur is verstreken sinds de patiënt voor het laatst dosis
methadon kreeg. Buvidal kan ontwenningsverschijnselen triggeren bij patiënten die afhankelijk
zijn van methadon.
Dosering
Aanvang van behandeling bij patiënten die nog geen buprenorfine ontvangen
Patiënten die niet eerder zijn blootgesteld aan buprenorfine dienen een sublinguale dosis buprenorfine
van 4 mg te krijgen en een uur geobserveerd te worden voor de eerste toediening van wekelijkse
Buvidal, om verdraagbaarheid van buprenorfine te bevestigen.
De aanbevolen startdosis Buvidal is 16 mg met een of twee extra doses van 8 mg met een tussentijd
van minimaal 1 dag, naar een doeldosis van 24 mg of 32 mg gedurende de eerste week van de
behandeling. De aanbevolen dosis van de tweede week van de behandeling is de totale dosis die is
toegediend in de startweek.
Behandeling met maandelijkse Buvidal kan gestart worden na de start van de behandeling met
wekelijkse Buvidal, in overeenstemming met de dosisconversie in tabel 1 zodra patiënten stabiel zijn
op de wekelijkse behandeling (vier weken of meer, wanneer praktisch mogelijk).
Overschakelen van sublinguale buprenorfineproducten naar Buvidal
Patiënten die behandeld worden met sublinguale buprenorfine kunnen direct omgezet worden naar
wekelijkse of maandelijkse Buvidal, startend op de dag na de laatste dagelijkse sublinguale
behandelingsdosis buprenorfine, in overeenstemming met de doseringsaanbevelingen in tabel 1.
Tijdens de doseringsperiode na de overgang is nauwlettende monitoring van patiënten aan te bevelen.
Tabel 1.
Conventionele dagelijkse sublinguale behandelingsdoses buprenorfine en
aanbevolen overeenkomende doses wekelijkse en maandelijkse Buvidal
Dosis dagelijkse sublinguale
Dosis wekelijkse Buvidal
Dosis maandelijkse Buvidal
buprenorfine*
2-6 mg
8 mg
8-10 mg
16 mg
64 mg
12-16 mg
24 mg
96 mg
18-24 mg
32 mg
128 mg
26-32 mg
160 mg
De patiënt kan direct worden overgeschakeld van sublinguale buprenorfine 26-32 mg naar
maandelijkse Buvidal 160 mg, met nauwlettende controle tijdens de toedieningsperiode na de
overschakeling.
De dosis buprenorfine in mg kan verschillen tussen sublinguale producten, wat bij elk apart product in
overweging genomen dient te worden. De farmacokinetische eigenschappen van Buvidal worden
beschreven in rubriek 5.2.
Onderhoudsbehandeling en dosisaanpassingen
Buvidal kan wekelijks of maandelijks toegediend worden. Doses kunnen verhoogd of verlaagd worden
en patiënten kunnen omgezet worden tussen wekelijkse en maandelijkse producten volgens de
behoeften van individuele patiënten en naar klinisch oordeel van de behandelend arts volgens de
aanbevelingen in tabel 1. Nadat ze zijn overgezet, hebben patiënten mogelijk nauwlettender
monitoring nodig. Beoordeling van langetermijnbehandeling is gebaseerd op gegevens van 48 weken.
Aanvullende dosering
Een maximale eenmalige aanvullende dosis van 8 mg Buvidal kan toegediend worden bij een
ongepland bezoek tussen regelmatige wekelijkse en maandelijkse doses, op basis van de tijdelijke
behoeften van individuele patiënten.
32 mg met een aanvullende dosis van 8 mg. De maximale maandelijkse dosis voor patiënten die op
een maandelijkse behandeling met Buvidal staan, is 160 mg.
Gemiste doses
Om te voorkomen dat dosissen worden gemist, mag de wekelijkse dosis maximaal 2 dagen voor of na
het wekelijkse tijdstip toegediend worden, en de maandelijkse dosis mag tot 1 week voor of na het
maandelijkse tijdstip toegediend worden.
Als een dosis wordt overgeslagen, moet de volgende dosis zo snel mogelijk worden toegediend.
Beëindiging van de behandeling
Indien de behandeling met Buvidal wordt beëindigd, dienen de eigenschappen van verlengde afgifte
en ontwenningsverschijnselen die door de patiënt worden ervaren in overweging te worden genomen,
zie rubriek 4.4. Als de patiënt wordt overgezet van behandeling met sublinguale buprenorfine dient dit
één week na de laatste wekelijkse dosis of één maand na de maandelijkse dosis Buvidal gedaan te
worden volgens de aanbevelingen in tabel 1.
Speciale populaties
Ouderen
De werkzaamheid en veiligheid van buprenorfine bij mensen > 65 jaar zijn niet vastgesteld. Er kan
geen doseringsadvies worden gegeven.
Over het algemeen is de aanbevolen dosis voor oudere patiënten met een normale nierfunctie hetzelfde
als voor jongvolwassen patiënten met een normale nierfunctie. Omdat oudere patiënten echter een
verminderde nier-/leverfunctie kunnen hebben, zijn dosisaanpassingen mogelijk nodig (zie
Leverinsufficiëntie en Nierinsufficiëntie hieronder).
Leverinsufficiëntie
Buprenorfine moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met matige leverinsufficiëntie
(zie rubriek 5.2). Bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie is het gebruik van buprenorfine
gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Nierinsufficiëntie
Bij mensen met nierinsufficiëntie is een wijziging van de buprenorfine-dosis niet vereist. Bij het
doseren van patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt uiterste
voorzichtigheid aanbevolen (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van buprenorfine bij kinderen en jongeren tot 16 jaar zijn niet
vastgesteld (zie rubriek 4.4). Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Buvidal is alleen bedoeld voor subcutane toediening. Het dient langzaam en volledig geïnjecteerd te
worden in het subcutane weefsel van verschillende gebieden (billen, dij, buik of bovenarm), mits daar
voldoende subcutaan weefsel is. Elk gebied kan meerdere injectieplaatsen hebben. Injectieplaatsen
dienen geroteerd te worden zowel voor wekelijkse als voor maandelijkse injecties. Voordat men de
wekelijkse dosis opnieuw injecteert in een eerder gebruikte injectieplaats, moet men ten minste 8
weken wachten. Er bestaan geen klinische gegevens die het opnieuw injecteren van de maandelijkse
dosis op dezelfde plaats ondersteunen. Dit is hoogstwaarschijnlijk geen probleem voor de veiligheid.
De beslissing om opnieuw te injecteren op dezelfde plaats, moet ook gebaseerd zijn op het klinisch
oordeel van de behandelend arts. De toegediende dosis dient een enkele injectie te zijn en mag niet
worden opgedeeld. De dosis mag niet intravasculair (intraveneus), intramusculair of intradermaal (in
de huid) worden toegediend (zie rubriek 4.4). Zie rubriek 6.6 voor toedieningsinstructies.
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen
Ernstige ademhalingsinsufficiëntie
Ernstige leverinsufficiëntie
Acuut alcoholisme of delirium tremens
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Toediening
Er dient zorg te worden gedragen dat Buvidal niet onopzettelijk geïnjecteerd wordt. De dosis mag niet
intravasculair (intraveneus), intramusculair of intradermaal worden toegediend.
Intravasculair, zoals bij een intraveneuze injectie, zou een risico vormen op ernstig letsel doordat
Buvidal een vaste massa wordt wanneer het in contact komt met lichaamsvocht, wat mogelijk letsel
aan bloedvaten, occlusie of trombo-embolische voorvallen kan veroorzaken.
Om het risico op oneigenlijk gebruik, misbruik en handel zoveel mogelijk te beperken, dienen gepaste
voorzorgsmaatregelen genomen te worden bij het voorschrijven en verstrekken van buprenorfine.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dienen Buvidal direct aan de patiënt toe te dienen. Het
product mee naar huis nemen of zelf toedienen door patiënten is niet toegestaan. Elke poging om het
depot te verwijderen dient gedurende de hele behandeling gemonitord worden.
Eigenschappen van verlengde afgifte
De eigenschappen van verlengde afgifte van het product dienen bij de behandeling in overweging
genomen te worden, inclusief starten en beëindigen. Patiënten met gelijktijdig medicijngebruik en/of
comorbiditeiten dienen in het bijzonder gemonitord te worden op klachten en verschijnselen van
toxiciteit, overdosering of ontwenning veroorzaakt door verhoogde of verlaagde niveaus buprenorfine.
Zie voor farmacokinetische eigenschappen rubriek 5.2 en zie voor beëindiging van de behandeling
rubriek 4.2.
Ademhalingsdepressie
Een aantal sterfgevallen als gevolg van ademhalingsdepressie werd gemeld bij patiënten die behandeld
werden met buprenorfine, in het bijzonder wanneer dit gebruikt werd in combinatie met
benzodiazepinen (zie rubriek 4.5) of wanneer buprenorfine niet in overeenstemming met de
voorschrijfinformatie werd gebruikt. Ook zijn sterfgevallen gemeld die geassocieerd werden met een
gelijktijdige toediening van buprenorfine en andere ademhalingonderdrukkende middelen, zoals
alcohol, gabapentinoïden (zoals pregabaline en gabapentine) (zie rubriek 4.5) of andere opioïden.
Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van buprenorfine bij patiënten met
ademhalingsinsufficiëntie (bijvoorbeeld chronische obstructieve longziekte, astma, cor pulmonale,
verminderde ademhalingsreserve, hypoxie, hypercapnie, reeds bestaande ademhalingsdepressie of
kyfoscoliose).
Buprenorfine kan ernstige, mogelijk fatale ademhalingsdepressie veroorzaken bij kinderen en niet-
opioïdafhankelijke personen die het middel per ongeluk of opzettelijk gebruiken.
Depressie van het centrale zenuwstelsel
Buprenorfine kan slaperigheid veroorzaken, in het bijzonder indien het wordt gebruikt in combinatie
met alcohol of met middelen die het centrale zenuwstelsel onderdrukken zoals benzodiazepines,
tranquillizers, sedativa, gabapentinoïden of hypnotica (zie rubriek 4.5 en 4.7).
Buprenorfine is een partiële agonist op de mu-opiaatreceptor en chronische toediening kan
opioïdverslaving veroorzaken.
Serotoninesyndroom
Gelijktijdige toediening van Buvidal en andere serotonerge middelen, zoals MAO-remmers, selectieve
serotonine-heropnameremmers (SSRI's), serotonine-norepinefrine-heropnameremmers (SNRI's) of
tricyclische antidepressiva, kan leiden tot serotoninesyndroom, een potentieel levensbedreigende
aandoening (zie rubriek 4.5). Als een gelijktijdige behandeling met andere serotonerge middelen
klinisch gerechtvaardigd is, wordt geadviseerd de patiënt nauwlettend in de gaten te houden, met name
bij aanvang van de behandeling en bij dosisverhogingen.
Mogelijke symptomen van serotoninesyndroom zijn een veranderde geestelijke toestand, autonome
instabiliteit, neuromusculaire afwijkingen en/of gastro-intestinale symptomen. Bij vermoeden van
serotoninesyndroom moet dosisverlaging of stopzetting van de behandeling worden overwogen,
afhankelijk van de ernst van de symptomen.
Hepatitis en hepatische voorvallen
Het wordt aanbevolen voorafgaand aan het starten met de behandeling baseline leverfunctietests en
documentatie van de virale hepatitisstatus uit te voeren. Patiënten die positief zijn voor virale hepatitis,
gelijktijdig bepaalde andere geneesmiddelen gebruiken (zie rubriek 4.5) en/of die een bestaande
leverdisfunctie hebben, lopen een groter risico op leverbeschadiging. Het wordt aanbevolen een
regelmatige monitoring van de leverfunctie uit te voeren.
Gevallen van acute leverbeschadiging zijn gemeld bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden,
zowel in klinische onderzoeken als in postmarketingrapporten over bijwerkingen met geneesmiddelen
die buprenorfine bevatten. Het afwijkingenspectrum varieert van voorbijgaande asymptomatische
verhogingen van hepatische transaminasen tot casusrapporten van cytolytische hepatitis, leverfalen,
levernecrose, hepatorenaal syndroom, hepatische encefalopathie en overlijden. In veel gevallen
kunnen de aanwezigheid van reeds bestaande leverenzymafwijkingen, genetische ziekte, een infectie
met het hepatitis B- of hepatitis C-virus, alcoholmisbruik, anorexia, een gelijktijdig gebruik van andere
potentieel hepatotoxische geneesmiddelen of het blijven injecteren van drugs een oorzakelijke of
bevorderende rol hebben. Met deze onderliggende factoren moet rekening worden gehouden voordat
buprenorfine wordt voorgeschreven en gedurende de behandeling. Wanneer een hepatisch voorval
wordt vermoed, is een verdere biologische en etiologische evaluatie vereist. Afhankelijk van de
bevindingen kan er gestopt worden met Buvidal. Mogelijk is verdere monitoring nodig naast de
wekelijkse en maandelijkse behandelperiode. Als de behandeling wordt voortgezet, moet de
leverfunctie zorgvuldig worden gemonitord.
Versneld optreden van ontwenningsverschijnselen
Bij het starten van behandeling met buprenorfine is het belangrijk alert te zijn op het partiële
agonistprofiel van buprenorfine. Buprenorfineproducten hebben versneld ontwenningssymptomen
veroorzaakt bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden wanneer deze toegediend werden voordat
het effect van de agonist, veroorzaakt door recent gebruik of misbruik van opioïden, verdwenen was.
Om versneld optreden van ontwenningsverschijnselen te voorkomen, dient inductie plaats te vinden
wanneer objectieve klachten en verschijnselen van lichte tot matige ontwenning duidelijk aanwezig
zijn (zie rubriek 4.2).
Stopzetting van de behandeling kan resulteren in een ontwenningssyndroom dat een vertraagd begin
kan hebben.
Leverinsufficiëntie
Buprenorfine wordt uitgebreid gemetaboliseerd in de lever. Patiënten met matige leverinsufficiëntie
moeten worden gemonitord op klachten en verschijnselen van versnelde opioïdontwenning, -toxiciteit
of -overdosering veroorzaakt door verhoogde buprenorfinespiegels. Buprenorfine moet met
De leverfunctie dient regelmatig gecontroleerd te worden tijdens de behandeling. Het gebruik van
buprenorfine is gecontra-indiceerd bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.3).
Nierinsufficiëntie
Bij patiënten met nierfalen hopen de metabolieten van buprenorfine zich op. Bij het doseren van
patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), wordt uiterste
voorzichtigheid aanbevolen, zie rubriek 4.2 en 5.2.
QT-verlenging
Voorzichtigheid moet in acht worden genomen bij het tegelijk toedienen van Buvidal met andere
geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, en bij patiënten met een voorgeschiedenis van lang
QT-syndroom of andere risicofactoren voor QT-verlenging.
Acute pijnbestrijding
Voor de bestrijding van acute pijn tijdens voortgezet gebruik van Buvidal, kan een combinatie van
gebruik van opioïden met hoge affiniteit voor de mu-opioïdreceptor (bijv. fentanyl), niet-opioïde
analgetica en regionale anesthesie nodig zijn. Titratie van orale of intraveneuze kortwerkende opioïde
geneesmiddelen tegen pijn (morfine met onmiddellijke afgifte, oxycodon of fentanyl.) naar het
gewenste analgetische effect bij patiënten behandeld met Buvidal behoeft mogelijk hogere doses.
Patiënten dienen tijdens de behandeling gemonitord te worden.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
De veiligheid en werkzaamheid van buprenorfine bij kinderen jonger dan 16 jaar zijn niet vastgesteld
(zie rubriek 4.2). Vanwege de beperkte gegevens over gebruik bij adolescenten (leeftijd 16 of 17)
moeten de patiënten in deze leeftijdsgroep gedurende de behandeling extra zorgvuldig worden
gemonitord.
Slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen
Opioïden kunnen slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken, waaronder centrale
slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie. Het gebruik van opioïden verhoogt het risico op
CSA op dosisafhankelijke wijze. Overweeg bij patiënten met CSA om de totale opioïdendosering te
verlagen.
Klasse-effecten
Opioïden kunnen orthostatische hypotensie veroorzaken.
Opioïden kunnen de cerebrospinale vloeistofdruk verhogen, wat toevallen kan veroorzaken. Daarom
dienen opioïden met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met hoofdletsel of een
intracraniale laesie, patiënten in andere omstandigheden waarin de druk van het hersenvocht
toegenomen kan zijn en patiënten met een voorgeschiedenis van stuipen.
Opioïden dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met hypotensie,
prostaathypertrofie of urethrastenose.
Opioïdgeïnduceerde miose, veranderingen in het bewustzijnsniveau en veranderingen in de perceptie
van pijn als symptoom van een aandoening kunnen de evaluatie van een patiënt verstoren of de
diagnose of het klinische verloop van een bijkomende aandoening verhullen.
Opioïden dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met myxoedeem,
hypothyreoïdie of adrenocorticale insufficiëntie (bijvoorbeeld de ziekte van Addison).
met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een verstoring in de galafvoer.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar interacties met Buvidal uitgevoerd.
Buprenorfine moet voorzichtigheid worden gebruikt wanneer het gelijktijdig wordt toegediend met:
·
benzodiazepinen: Deze combinatie kan dodelijk zijn vanwege de centrale ademhalingsdepressie.
Daarom moeten de doseringen nauwlettend worden gemonitord en moet deze combinatie
worden vermeden in die gevallen waar de kans op een oneigenlijk gebruik bestaat. De patiënten
moeten ervoor worden gewaarschuwd dat het erg gevaarlijk is om zelf niet-voorgeschreven
benzodiazepinen toe te dienen wanneer dit product wordt gebruikt en dat zij alleen gelijktijdig
met dit product benzodiazepinen mogen gebruiken wanneer dit door de arts is opgedragen (zie
rubriek 4.4).
·
gabapentinoïden: Deze combinatie kan dodelijk zijn vanwege ademhalingsdepressie. Daarom
moeten de doseringen nauwlettend worden gemonitord en moet deze combinatie worden
vermeden in die gevallen waar de kans op een oneigenlijk gebruik bestaat. Patiënten dienen
gewaarschuwd te worden om dit product alleen gelijktijdig te gebruiken met gabapentinoïden
(zoals pregabaline en gabapentine) volgens de instructies van hun arts (zie rubriek 4.4).
·
alcoholische dranken of geneesmiddelen die alcohol bevatten, omdat alcohol het sedatieve
effect van buprenorfine versterkt (zie rubriek 4.7).
·
andere centraal dempende middelen: Andere afgeleiden van opioïden (bijv. methadon,
analgetica en hoestmiddelen), bepaalde antidepressiva, sedatieve H1-receptorantagonisten,
barbituraten, andere anxiolytica dan benzodiazepinen, antipsychotica, clonidine en verwante
stoffen. Deze combinaties vergroten de demping van het centrale zenuwstelsel. De verminderde
mate van alertheid kan ervoor zorgen dat het besturen van voertuigen en het gebruik van
machines gevaarlijk worden (zie rubriek 4.7).
·
opioïde analgetica: Het kan moeilijk zijn een adequate pijnstilling te bereiken wanneer een
volledige opioïdagonist wordt toegediend aan patiënten die buprenorfine krijgen. De kans
bestaat ook op het toedienen van een overdosis met een volledige agonist, met name bij
pogingen om de partieel agonistische effecten van buprenorfine tegen te gaan of wanneer het
plasmaniveau van buprenorfine afneemt (zie rubriek 4.4)
·
naltrexon en nalmefeen: Dit zijn opioïdantagonisten die de farmacologische effecten van
buprenorfine kunnen blokkeren. Voor patiënten die afhankelijk zijn van opioïden die momenteel
behandeld worden met buprenorfine kan naltrexon versneld optreden van verlengde en intense
opioïdontwenningsverschijnselen veroorzaken. Voor patiënten die momenteel een behandeling
krijgen met naltrexon, kunnen de bedoelde therapeutische effecten van toediening van
buprenorfine geblokkeerd worden door naltrexon.
·
Buprenorfine wordt primair door CYP3A4 gemetaboliseerd naar norbuprenorfine. De effecten
van blootstelling aan buprenorfine bij patiënten die behandeld worden met Buvidal zijn niet
onderzocht. Interactie met tegelijk toegediende inducers of remmers zijn vastgesteld in
onderzoeken met transmucosale en transdermale buprenorfine. Buprenorfine wordt ook
gemetaboliseerd naar buprenorfine-3-glucuronide door UGT1A1.
·
CYP3A4-remmers kunnen het metabolisme van buprenorfine remmen, resulterend in de
verhoogde Cmax en AUC van buprenorfine en norbuprenorfine. Buvidal vermijdt first-pass
effecten en verwacht wordt dat CYP3A4-remmers (bijv. proteaseremmers zoals ritonavir,
nelfinavir of indinavir, of azoolderivaten zoals ketoconazol of itraconazol of macrolide
antibiotica) minder effecten hebben op het metabolisme van buprenorfine wanneer deze
tegelijk worden toegediend met Buvidal dan wanneer deze tegelijk worden toegediend
met sublinguale buprenorfine. Bij het omschakelen van sublinguale buprenorfine naar
Buvidal moeten patiënten mogelijk gemonitord worden om ervoor te zorgen dat de
buprenorfineniveaus in het plasma voldoende zijn.
Patiënten die al Buvidal krijgen en die een behandeling met CYP3A4-remmers starten,
dienen wekelijks behandeld te worden met Buvidal en te worden gemonitord op klachten
en verschijnselen van overbehandeling. Omgekeerd geldt dat als een patiënt die tegelijk
CYP3A4-remmer, de patiënt gemonitord moet worden op symptomen van ontwenning.
·
CYP3A4-inducers kunnen het metabolisme van buprenorfine induceren, resulterend in
verlaagde niveaus van buprenorfine. Buvidal vermijdt first-pass effecten en verwacht
wordt dat CYP3A4 inducers (bijv. fenobarbital, carbamazepine, fenytoïne of rifampicine)
minder effecten hebben op het metabolisme van buprenorfine wanneer deze tegelijk
worden toegediend met Buvidal dan vergeleken met wanneer deze tegelijk worden
toegediend met sublinguale buprenorfine. Bij het omschakelen van sublinguale
buprenorfine naar Buvidal moeten patiënten mogelijk gemonitord worden om ervoor te
zorgen dat de buprenorfineniveaus in het plasma voldoende zijn. Patiënten die al Buvidal
krijgen en die een behandeling met CYP3A4-inducers starten, dienen wekelijks te worden
behandeld met Buvidal en te worden gemonitord op klachten en verschijnselen van
ontwenning. Omgekeerd geldt dat als een patiënt die tegelijk behandeld wordt met
Buvidal en een CYP3A4-inducer, stopt met de behandeling met de CYP3A4-inducer, de
patiënt gemonitord moet worden op symptomen van overbehandeling.
·
UGT1A1-remmers kunnen de systemische blootstelling van buprenorfine beïnvloeden.
·
monoamine-oxidaseremmers (MAO-remmers): Mogelijke verergering van de effecten van
opioïden, op basis van ervaring met morfine.
·
serotonerge geneesmiddelen, zoals MAO-remmers, selectieve serotonine-heropnameremmers
(SSRI's), serotonine-norepinefrine-heropnameremmers (SNRI's) of tricyclische antidepressiva,
aangezien het risico op serotoninesyndroom, een potentieel levensbedreigende aandoening,
wordt verhoogd (zie rubriek 4.4).
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of beperkte gegevens over het gebruik van buprenorfine bij zwangere vrouwen. De
resultaten van dieronderzoek duiden niet op reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3). Buprenorfine mag
alleen worden gebruikt tijdens de zwangerschap als de potentiële voordelen zwaarder wegen dan het
potentiële risico voor de foetus.
Tegen het einde van de zwangerschap kan buprenorfine een ademhalingsdepressie veroorzaken bij de
pasgeborene, zelfs na een korte periode van toediening. Een langdurige toediening gedurende de
laatste drie maanden van de zwangerschap kan neonataal abstinentiesyndroom veroorzaken
(bijvoorbeeld hypertonie, neonatale tremoren, neonatale agitatie, myoclonus of convulsies). Dit
syndroom openbaart zich doorgaans pas vanaf enkele uren tot enkele dagen na de geboorte.
Vanwege de lange halfwaardetijd van buprenorfine moet worden overwogen gedurende verscheidene
dagen na geboorte neonatale monitoring uit te voeren om het risico op ademhalingsdepressie of
neonataal abstinentiesyndroom te voorkomen.
Borstvoeding
Buprenorfine/ metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk en Buvidal dient met
voorzichtigheid gebruikt te worden in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen of beperkte gegevens over de effecten van buprenorfine op vruchtbaarheid bij de mens.
Er is geen effect van buprenorfine op vruchtbaarheid waargenomen bij dieren (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Buprenorfine heeft een geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen wanneer het wordt toegediend bij patiënten die afhankelijk zijn van opioïden.
Buprenorfine kan slaperigheid, duizeligheid of verstoord denken veroorzaken, in het bijzonder tijdens
middelen wordt gebruikt, zal het waarschijnlijk een nog sterker effect hebben (zie rubriek 4.4. en 4.5).
De patiënten moeten ervoor worden gewaarschuwd dat het gebruik van buprenorfine het vermogen of
gevaarlijke machines te bedienen, kan aantasten.
De patiënt moet ervoor worden gewaarschuwd niet te rijden of gevaarlijke machines te bedienen
tijdens het gebruik van dit geneesmiddel, totdat bekend is hoe dit geneesmiddel van invloed is op de
patiënt. De behandelend arts moet een individuele aanbeveling geven.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gerapporteerde bijwerkingen van buprenorfine zijn hoofdpijn, misselijkheid, hyperhidrose,
slapeloosheid, abstinentiesyndroom en pijn.
Tabel met lijst van bijwerkingen
In tabel 2 staan bijwerkingen gerapporteerd voor buprenorfine, inclusief Buvidal. De volgende termen
en frequenties zijn toegepast: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100 tot < 1/10), soms ( 1/1000 tot
< 1/100) en frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 2.
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Systeem/orgaanklas Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
se
Infecties en
Infectie
Cellulitis op de
parasitaire
Influenza
injectieplaats
aandoeningen
Faryngitis
Rinitis
Bloed- en
Lymfadenopathie
lymfestelselaandoen
ingen
Immuunsysteemaan
Overgevoeligheid
doeningen
Voedings- en
Verminderde eetlust
stofwisselingsstoorni
ssen
Psychische
Slapeloosheid
Angst
Hallucinaties
stoornissen
Agitatie
Euforische
Depressie
stemming
Vijandigheid
Nervositeit
Abnormale gedachten
Paranoïdie
Medische
afhankelijkheid
Zenuwstelselaandoe Hoofdpijn
Slaperigheid
ningen
Duizeligheid
Migraine
Paresthesie
Slaperigheid
Syncope
Onvrijwillig beven
(tremor)
Hypertonie
Spraakstoornissen
Oogaandoeningen
Traanklieraandoening
Mydriasis
Miose
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Systeem/orgaanklas Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
se
Evenwichtsorgaan-
Vertigo
en ooraandoeningen
Hartaandoeningen
Hartkloppingen
Bloedvataandoening
Vasodilatatie
en
Hypotensie
Ademhalingsstelsel-,
Hoesten
borstkas- en
Dyspneu
mediastinumaandoe
Geeuwen
ningen
Astma
Bronchitis
Maagdarmstelselaa
Misselijkheid
Constipatie
ndoeningen
Braken
Buikpijn
Winderigheid
Dyspepsie
Droge mond
Diarree
Spijsverteringsstoorni
s
Lever- en
Verhoogde
galaandoeningen
alanine-
aminotransferase
Varhoogde
aspartaat-
aminotransferase
Verhoogde
leverenzymen
Huid- en
Huiduitslag
Huidvlekken
Erytheem
onderhuidaandoeni
Pruritus
ngen
Urticaria
Skeletspierstelsel-
Artralgie
en
Rugpijn
bindweefselaandoen
Myalgie
ingen
Spierspasmen
Pijn in de nek
Botpijn
Nier- en
Urineretentie
urinewegaandoenin
gen
Voortplantingsstelse
Dysmenorroe
l- en
borstaandoeningen
Algemene
Hyperhidrose
Pijn op de
Ontsteking van de
aandoeningen en
Abstinentiesynd injectieplaats
injectieplaats
toedieningsplaatssto room
Pruritus op de
Blauwe plek op
ornissen
Pijn
injectieplaats
de injectieplaats
Erytheem op de
Netelroos op de
injectieplaats
injectieplaats
Zwelling op de
injectieplaats
Reactie op de
injectieplaats
Verharding van de
injectieplaats
Knobbel op de
injectieplaats
Perifeer oedeem
Asthenie
Malaise
Bijwerkingen weergegeven per lichaamssysteem
Systeem/orgaanklas Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
se
Pyrexie
Koude rillingen
Neonataal
onthoudingssyndroo
m
Pijn op de borst
Onderzoeken
Afwijkingen bij
le
verfunctietests
Letsels, intoxicaties
Duizeligheid bij
en
de verrichting
verrichtingscomplic
aties
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Reactie op de injectieplaats
Bij het dubbelblinde, fase 3 werkzaamheidsonderzoek, werden injectieplaatsgerelateerde bijwerkingen
waargenomen bij 36 (16,9%) van de 213 patiënten (5% van de toegediende injecties) in de met
Buvidal behandelde groep. De meest voorkomende bijwerkingen waren pijn op de injectieplaats
(8,9%), pruritus op de injectieplaats (6,1%) en erytheem op de injectieplaats (4,7%). De reacties op de
injectieplaats waren allemaal van lichte of matige ernst en de meeste voorvallen waren van
voorbijgaande aard.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Symptomen
Een ademhalingsdepressie als gevolg van CZS-depressie is het voornaamste symptoom waarvoor een
interventie vereist is in het geval van overdosering van buprenorfine, omdat dit kan leiden tot een
ademhalingsstilstand en overlijden. Tot de eerste symptomen van overdosering kunnen ook overmatig
zweten, slaperigheid, amblyopie, miose, hypotensie, misselijkheid, braken en/of spraakstoornissen
behoren.
Behandeling
Algemene ondersteunende maatregelen moeten worden ingesteld, inclusief een
zorgvuldige monitoring van de respiratoire en de cardiale status van de patiënt. Een symptomatische
behandeling van de ademhalingsdepressie na standaard intensive-care-maatregelen moeten worden
ingesteld. Een doorgankelijke luchtweg en geassisteerde of gecontroleerde ventilatie moeten verzekerd
zijn. De patiënt moet worden overgebracht naar een omgeving waarin volledige reanimatiefaciliteiten
aanwezig zijn. Als de patiënt braakt, moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen om inademing te
voorkomen. Het gebruik van een opioïdantagonist (d.w.z. naloxon) wordt aanbevolen, ondanks het
geringe effect dat dit kan hebben bij het omkeren van de ademhalingssymptomen van buprenorfine in
vergelijking met de effecten ervan op volledige-agonisten-opioïden.
Er moet rekening worden gehouden met de lange werkingsduur van buprenorfine en de verlengde
afgifte van Buvidal bij het bepalen van de duur van de behandeling die nodig is voor het omkeren van
de effecten van een overdosis (zie rubriek 4.4). Naloxon kan sneller worden geklaard dan
terugkomen.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Overige middelen werkzaam op het zenuwstelsel, middelen bij
opioïdverslaving, ATC-code: N07BC01
Werkingsmechanisme
Buprenorfine is een opioïde partiële agonist/antagonist die zich bindt aan de (mu) en (kappa)
opioïdreceptoren in de hersenen. De werkzaamheid in de opioïde onderhoudsbehandeling wordt
toegeschreven aan de langzaam omkeerbare eigenschappen met de -opioïdereceptoren die, gedurende
een langere periode, de behoefte aan illegale opioïden van patiënten die afhankelijk zijn van opioïden,
kunnen minimaliseren.
Opioïdagonist-plafondeffecten zijn bij mensen die afhankelijk zijn van opioïden waargenomen tijdens
klinische, farmacologische studies.
Klinische werkzaamheid
De werkzaamheid en veiligheid van Buvidal bij de behandeling van afhankelijkheid van opioïden
werden vastgesteld in eengerandomiseerd, dubbelblind, dubbelplacebo, actief gecontroleerd, fase 3-
kernonderzoek met flexibele doses bij patiënten met matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden.
In dit onderzoek werden 428 patiënten gerandomiseerd naar een van twee behandelingsgroepen.
Patiënten in de Buvidalgroep (n = 213) kregen wekelijkse injecties (16 mg tot 32 mg) gedurende de
eerste 12 weken, gevolgd door maandelijkse injecties (64 mg tot 160 mg) gedurende de laatste 12
weken, plus dagelijkse doses sublinguale placebotabletten gedurende de volledige
behandelingsperiode. Patiënten in de sublinguale buprenorfine-/naloxongroep (n = 215) kregen
wekelijkse placebo-injecties gedurende de eerste 12 weken en maandelijkse placebo-injecties
gedurende de laatste 12 weken, plus dagelijkse sublinguale buprenorfine-/naloxontabletten gedurende
de gehele behandelingsperiode (8 mg tot 24 mg gedurende de eerste 12 weken en 8 mg tot 32 mg
gedurende de laatste 12 weken). Gedurende de 12 weken met maandelijkse injecties, konden de
patiënten in beide groepen één aanvullende wekelijkse dosis van 8 mg Buvidal per maand krijgen,
indien nodig. Patiënten kwamen naar 12 wekelijkse bezoeken gedurende de eerste 12 weken en 6
bezoeken gedurende de laatste 12 weken (3 geplande maandelijkse bezoeken en 3 willekeurige
urinetoxicologiebezoeken). Bij elk bezoek werden werkzaamheids- en veiligheidsuitkomsten
beoordeeld.
Van de 428 gerandomiseerde patiënten voltooide 69,0% (147/213) van de patiënten in de groep
behandeld met Buvidal en 72,6% (156/215) van de patiënten in de groep behandeld met sublinguale
buprenorfine/naloxon de behandeling van 24 weken.
Het onderzoek voldeed aan het primaire eindpunt van non-inferioriteit in gemiddeld percentage van
urinemonsters negatief voor illegale opioïden gedurende behandelingsweken 1 tot 24 voor de
Buvidalgroep vergeleken met de sublinguale buprenorfine-/naloxongroep (tabel 3).
Er werd voldaan aan superioriteit van Buvidal ten opzichte van sublinguale buprenorfine/naloxon
(vooraf gespecificeerde testvolgorde) voor het secundaire eindpunt cumulatieve distributiefunctie
(CDF) voor percentage van urinemonsters negatief voor opioïden gedurende behandelingsweken 4 tot
24 (tabel 3).
Werkzaamheidsvariabelen in een gerandomiseerd, dubbelblind, dubbelplacebo,
actief gecontroleerd, fase 3-kernonderzoek met flexibele doses bij patiënten met
matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden
Werkzaamheidsvariabele
Statistiek Buvidal
SL
Behandelingsverschil P-
BPN/NX
(%)a (95 % BI)
waarde
N
213
215
Percentage urinemonsters LS
negatief voor illegale
gemiddeld 35,1 (2,48) 28,4 (2,47) 6,7
<0,001
opioïden
(%) (SE)
95% BI
30,3 40,0 23,5 - 33,3 -0,1 - 13,6
CDF van percentage van N
213
215
urinemonsters negatief
voor illegale opioïden
Mediaan 26,7
6,7
-
0,008b
gedurende weken 4-24
CDF = cumulatieve distributiefunctie, BI = betrouwbaarheidsinterval, LS = kleinstekwadratenmethode
(least squares); SE = standaard fout (standard error), SL BPN/NX = sublinguale buprenorfine/naloxon
a Verschil = Buvidal - SL BPN/NX.
b De p-waarde was voor superioriteit
Er werd een langlopend, open-label, fase 3-veiligheidsonderzoek uitgevoerd met flexibele wekelijkse
en maandelijkse doseringen Buvidal gedurende 48 weken. In het onderzoek werden in totaal 227
patiënten ingeschreven met matige tot ernstige afhankelijkheid van opioïden, van wie 190 patiënten
waren overgezet van sublinguale buprenorfine (met of zonder naloxon) en 37 patiënten niet eerder
behandeld waren met buprenorfine. Gedurende de behandelingsperiode van 48 weken, konden
patiënten wisselen tussen wekelijkse en maandelijkse injecties met Buvidal en tussen doseringen (8
mg tot 32 mg Buvidal per week en 64 mg tot 160 mg Buvidal per maand) naar het klinisch oordeel van
de arts.
Voor patiënten die waren overgezet van sublinguale buprenorfine was het percentage patiënten met
urinemonsters negatief voor illegale opioïden 78,8% bij de baseline en 84,0% aan het einde van de
behandelingsperiode van 48 weken. Voor patiënten die niet eerder werden behandeld, was het
percentage patiënten met urinemonsters negatief voor illegale opioïden 0,0% bij de baseline en 63,0%
aan het einde van de behandelingsperiode van 48 weken. In totaal voltooiden 156 patiënten (68,7%) de
behandelingsperiode van 48 weken.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Maandelijks Buvidal
Absorptie
Na injectie stijgt de plasmaconcentratie van buprenorfine toe met een mediane tijd tot maximale
plasmaconcentratie (tmax) van 6-10 uur. Buvidal heeft volledige absolute biologische beschikbaarheid.
Steady-state blootstelling wordt bereikt bij de vierde maandelijkse dosis.
Dosisevenredige verhogingen in algehele blootstelling worden waargenomen bij het dosisinterval 64
mg tot 160 mg.
Distributie
Het gemiddelde schijnbare distributievolume voor buprenorfine is ongeveer 1900 l. Buprenorfine is
ongeveer 96% eiwitgebonden, primair aan alfa- en bètaglobuline.
Buprenorfine wordt oxidatief gemetaboliseerd door 14-N-dealkylering naar N-desalkyl-buprenorfine
(ook bekend als norbuprenorfine) via cytochroom P450 CYP3A4 en door glucuroconjungatie van de
oudermolecuul en de gedealkyleerde metaboliet. Norbuprenorfine is een -opioïde agonist met een
zwakke intrinsieke activiteit.
Subcutane toediening van Buvidal resulteert in significant lagere plasmaconcentraties van de
norbuprenorfinemetaboliet vergeleken met toediening van sublinguale buprenorfine, vanwege
vermijding van het first-passmetabolisme.
Eliminatie van buprenorfine uit Buvidal is beperkt door de afgiftesnelheid met een terminale
halfwaardetijd variërend van 19 tot 25 dagen.
Buprenorfine wordt primair uitgescheiden via de feces door middel van galexcretie van de
glucurogeconjugeerde metabolieten (70%) en de rest wordt via de urine uitgescheiden. De totale
klaring van buprenorfine is ongeveer 68 l/u.
Speciale populaties
Ouderen
Er zijn geen farmacokinetische gegevens over gebruik bij ouderen (> 65 jaar) beschikbaar.
Nierinsufficiëntie
Eliminatie via de nieren speelt een relatief kleine rol (30%) in de totale klaring van buprenorfine. Op
basis van de nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig, maar voorzichtigheid wordt aanbevolen bij het
doseren van patiënten met een ernstige nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.2 en 4.4).
Leverinsufficiëntie
Tabel 4 vat de resultaten van een klinisch onderzoek samen waarin de blootstelling na toediening van
een 2,0/0,5 mg sublinguale tablet buprenorfine/naloxon tablet aan gezonde proefpersonen en in
proefpersonen met verschillende maten van leverinsufficiëntie.
Tabel 4.
Effect op leverinsufficiëntie (verandering ten opzichte van gezonde
proefpersonen) op farmacokinetische parameters van buprenorfine na
sublinguale toediening van buprenorfine/naloxon (2,0/0,5 mg) aan gezonde
proefpersonen, en aan proefpersonen met variërende maten van
leverinsufficiëntie
Farmacokinetische lichte
matige leverinsufficiëntie
ernstige
parameters
leverinsufficiëntie
(Child-Pughklasse B)
leverinsufficiëntie
(Child-Pugh-klasse
(n=8)
(Child-Pugh-klasse C)
A)
(n=8)
(n=9)
Buprenorfine
Cmax
1,2-voudige toename
1,1-voudige toename
1,7-voudige toename
AUClaatste
Vergelijkbaar met
1,6-voudige toename
2,8-voudige toename
controle
In totaal steeg de buprenorfineblootstelling in plasma ongeveer 3-voudig bij proefpersonen met
ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2, 4.3 en 4.4).
Pediatrische patiënten
Er zijn geen farmacokinetische gegevens uit de pediatrie (patiënten jonger dan 18 jaar) beschikbaar.
Gegevens over gesimuleerde blootstelling aan buprenorfine bij adolescenten van 16 jaar tonen een
lagere Cmax en AUC aan dan de waarden waargenomen bij volwassenen bij wekelijkse en
maandelijkse toediening van Buvidal.
Acute toxiciteit van buprenorfine werd vastgesteld bij muizen en ratten na orale en parenterale
(intraveneuze, intraperitoneale) toediening. Ongewenste effecten werden gebaseerd op de bekende
farmacologische activiteit van buprenorfine.
Buprenorfine toonde lage weefsel- en biochemische toxiciteiten toen beagles een maand subcutaan
gedoseerd werden, resusapen oraal gedurende een maand en ratten en bavianen intramusculair
gedurende zes maanden.
Uit teratologie- en reproductietoxiciteitsonderzoeken bij ratten en konijnen via intramusculaire
toediening bleek dat buprenorfine niet embryotoxisch of teratogeen is en geen duidelijke effecten heeft
op de mogelijkheid om te zogen. Bij ratten waren er geen negatieve effecten op de vruchtbaarheid of
algemene reproductieve functies.
Chronische toxiciteitsonderzoeken bij ratten en honden naar het vehikel dat gebruikt wordt voor
Buvidal toonden geen speciale gevaren voor mensen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Buvidal 64 mg, 96 mg, 128 mg, 160 mg
Fosfatidylcholine uit soja
Glyceroldioleaat
N-Methylpyrrolidon
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Een 1 ml voorgevulde spuit (glas, type 1) met plunjerstop (met fluoropolymeer bekleed
bromobutylrubber) met naald (½-inch, 23 gauge, 12 mm) en naaldbescherming (styreen
butadieenrubber). De voorgevulde spuit wordt gemonteerd in een veiligheidsapparaat ter voorkoming
van prikaccidenten post-injectie. De naaldbescherming van de veiligheidsspuit kan rubberlatex
bevatten wat allergische reacties kan veroorzaken bij mensen met een latexallergie.
Verpakkingsgroottes:
Verpakking bevat 1 voorgevulde spuit met stop, naald, naaldbescherming, veiligheidsapparaat en 1
plunjerstaafje.
Belangrijke informatie
·
Het middel dient te worden toegediend in subcutaan weefsel.
·
Intravasculaire, intramusculaire en intradermale toediening moet voorkomen worden.
·
Mag niet gebruikt worden als de veiligheidsnaald gebroken is of de verpakking beschadigd is.
·
De naaldbescherming van de spuit kan rubberlatex bevatten, wat allergische reacties kan
veroorzaken bij mensen met een latexallergie.
·
Behandel de veiligheidsspuit voorzichtig om een prikaccident te voorkomen. De
veiligheidsspuit bevat een veiligheidsapparaat ter beveiliging van de naald dat activeert na de
injectie. Haal het dopje niet van de veiligheidsspuit totdat u klaar bent om te injecteren. Probeer
het dopje nooit terug op de naald te doen nadat dit eraf is gehaald.
·
Gooi de gebruikte veiligheidsnaald direct na gebruik weg. Gebruik de veiligheidsspuit niet
opnieuw.
Vóór toediening
Onderdelen van de veiligheidsspuit:
Afbeelding Veiligheidsspuit: Vóór gebruik
Veiligheidsspuit: Na gebruik
1:
a) Naaldbescherming, b)
(Met geactiveerd
Spuitbeschermingslichaam, c)
naaldbeschermingsmechanisme)
Vleugels spuitbescherming, d)
Plunjer,
e) Plunjerkop
Houd er rekening mee dat het kleinste injectievolume amper zichtbaar is in het zichtvenster
omdat de veer van het veiligheidsapparaat een deel van de glazen cilinder vlak bij de naald
'bedekt'.
Toediening (zie ook rubriek 4.2)
-
Haal de spuit uit het kartonnen doosje: pak de spuit op bij het spuitbeschermingslichaam.
-
Terwijl u de spuit vasthoudt bij de naaldbescherming, steekt u het plunjerstaafje in de
plunjerstop door het plunjerstaafje voorzichtig met de klok mee te draaien totdat deze vast zit
(zie afbeelding 2).
Afbeelding 2: Voor
Na
-
Inspecteer de veiligheidsspuit grondig:
-
Gebruik de veiligheidsspuit niet nadat de uiterste houdbaarheidsdatum die op het
kartonnen doosje of op het etiket van de spuit staat, is verstreken.
-
Er kan een kleine luchtbel zichtbaar zijn. Dit is normaal.
-
De vloeistof moet helder zijn. Gebruik de veiligheidsspuit niet als er zichtbare deeltjes in
de vloeistof zitten of wanneer deze troebel is.
-
Kies de injectieplaats. Injecties dienen te worden geroteerd tussen plekken in de billen, dij, buik
of bovenarm (zie afbeelding 3) met een minimum van 8 weken voordat een eerder gebruikte
injectieplaats opnieuw geïnjecteerd wordt. Injecties in de taille of in het gebied van 5 cm
rondom de navel dienen voorkomen te worden.
Afbeelding 3:
-
Doe handschoenen aan en reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje (dit wordt niet
meegeleverd in de verpakking) in een cirkelende beweging. Raak het schoongemaakte gebied
niet weer aan vóór het injecteren.
-
Terwijl u de veiligheidsspuit vasthoudt aan het spuitbeveiligingslichaam zoals getoond (zie
afbeelding 4), trekt u de naaldbescherming er recht vanaf. Gooi de naaldbescherming direct weg
(probeer het dopje nooit terug op de naald te doen). Er kan een druppel vloeibaar zichtbaar zijn
aan het uiteinde van de naald. Dit is normaal.
Afbeelding 4:
-
Knijp de huid op de injectieplaats tussen duim en vinger zoals getoond (zie afbeelding 5).
-
Houd de veiligheidsspuit vast zoals getoond en breng de naald in onder een hoek van ongeveer
90° (zie afbeelding 5). Druk de naald volledig naar binnen.
Afbeelding 5:
-
Terwijl u de spuit vasthoudt zoals getoond (zie afbeelding 6), drukt u de plunjer langzaam naar
beneden totdat de plunjer vergrendelt tussen de vleugels van de spuitbeveiliging en alle
oplossing is geïnjecteerd.
Afbeelding 6:
-
Trek de naald voorzichtig uit de huid. Het wordt aanbevolen de om de plunjer volledig
ingedrukt te houden terwijl de naald voorzichtig, recht uit de injectieplaats wordt getrokken (zie
afbeelding 7).
Afbeelding 7:
-
Zodra de naald volledig uit de huid is verwijderd, haalt u langzaam uw duim van de plunjer
zodat de naaldbescherming automatisch over de ontblote naald schuift (zie afbeelding 8). Er kan
een klein beetje bloed zichtbaar zijn op de injectieplaats. Indien nodig kan dit met een watje of
gaasje weggeveegd worden.
Afbeelding 8:
De spuit weggooien
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
Telefoonnummer: +800 2577 2577
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Buvidal met verlengde afgifte oplossing voor injectie (maandelijks)
EU/1/18/1336/005 [64 mg buprenorfine/0,18 ml]
EU/1/18/1336/006 [96 mg buprenorfine/0,27 ml]
EU/1/18/1336/007 [128 mg buprenorfine/0,36 ml]
EU/1/18/1336/009 [160 mg buprenorfine/0,45 ml]
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning:
20 november 2018
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
BIJLAGE II
A. FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Rechon Life Science AB
Soldattorpsvägen 5
Limhamn
21613
Zweden
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan bijzonder en beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting
van de productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
·
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
·
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 8 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Één voorgevulde spuit bevat 8 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, ethanol watervrij
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Eenmaal per week
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/001
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 8 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
8 mg / 0,16 ml
6.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 16 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Één voorgevulde spuit bevat 16 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, ethanol watervrij
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per week
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/002
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 16 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
16 mg / 0,32 ml
6.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 24 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Één voorgevulde spuit bevat 24 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, ethanol watervrij
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per week
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/003
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 24 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
24 mg / 0,48 ml
6.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 32 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 32 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, ethanol watervrij
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per week
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/004
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 32 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
32 mg / 0,64 ml
6.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 64 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 64 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, N-methylpyrrolidon
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per maand
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/005
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 64 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
64 mg / 0,18 ml
6.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 96 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 96 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, N-methylpyrrolidon
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per maand
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/006
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 96 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
96 mg / 0,27 ml
6.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 128 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 128 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, N-methylpyrrolidon
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per maand
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/007
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 128 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
128 mg / 0,36 ml
6.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING
Voorgevulde spuit
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Buvidal 160 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén voorgevulde spuit bevat 160 mg buprenorfine
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, N-methylpyrrolidon
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie met verlengde afgifte
1 voorgevulde spuit met veiligheidsapparaat en 1 plunjerstaafje
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter
Subcutaan gebruik
Uitsluitend voor eenmalig gebruik
Eenmaal per maand
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1336/009
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
VOORGEVULDE SPUIT
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Buvidal 160 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
SC
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
160 mg / 0,45 ml
6.
OVERIGE
B. BIJSLUITER
Buvidal 8 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 16 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 24 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 32 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 64 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 96 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 128 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
Buvidal 160 mg oplossing voor injectie met verlengde afgifte
buprenorfine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Buvidal en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel toegediend?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Buvidal en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Buvidal bevat het actieve middel buprenorfine, dat een soort opioïde geneesmiddel is. Het wordt
gebruikt om afhankelijkheid van opioïden te behandelen bij patiënten die ook geneeskundige, sociale
en psychosociale ondersteuning krijgen.
Dit middel is bedoeld voor gebruik bij volwassenen en jongeren in de leeftijd van 16 jaar en ouder.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U heeft ernstige ademhalingsproblemen.
-
U heeft ernstige leverproblemen.
-
U bent bedwelmd door alcoholgebruik of u heeft last van trillen, zweten, angstgevoelens,
verwardheid of hallucinaties als gevolg van alcoholgebruik.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt, indien u:
-
astma of andere ademhalingsproblemen heeft
-
een leverziekte heeft, zoals hepatitis
-
een ernstige nierfunctiestoornis heeft
-
bepaalde hartritmeaandoeningen heeft (lang QT-syndroom of verlengd QT-interval)
-
lage bloeddruk heeft
recentelijk hoofdletsel of een hersenstoornis heeft gehad
-
een urinewegaandoening heeft (bij mannen in het bijzonder wanneer deze gerelateerd is aan een
vergrote prostaat)
-
schildklierproblemen heeft
-
een bijnierschorsaandoening heeft (bijvoorbeeld de ziekte van Addison)
-
galblaasproblemen heeft
-
last hebt van depressie of andere aandoeningen die met antidepressiva worden behandeld.
Het gebruik van deze geneesmiddelen samen met Buvidal kan leiden tot serotoninesyndroom,
een potentieel levensbedreigende aandoening (zie 'Neemt u nog andere geneesmiddelen in?').
Belangrijke zaken om u van bewust te zijn
-
Ademhalingsproblemen: Sommige mensen zijn overleden aan een zeer langzame of
oppervlakkige ademhaling veroorzaakt door gebruik van buprenorfine met andere centraal
dempende middelen (stoffen die bepaalde hersenactiviteit vertragen), zoals benzodiazepines,
alcohol of andere opioïden.
-
Slaperigheid: Dit geneesmiddel kan slaperigheid veroorzaken, in het bijzonder wanneer het
gebruikt wordt met alcohol of andere centraal dempende middelen (stoffen die bepaalde
hersenactiviteit vertragen), zoals benzodiazepines, andere geneesmiddelen die angst
verminderen of slaperigheid veroorzaken, pregabaline of gabapentine.
-
Afhankelijkheid: Dit geneesmiddel kan afhankelijkheid veroorzaken.
-
Leverbeschadiging: Leverbeschadiging kan optreden met buprenorfine, in het bijzonder
wanneer het wordt misbruikt. Leverschade kan ook het gevolg zijn van een virale infectie
(chronische hepatitis C), alcoholmisbruik, anorexia (eetstoornis) of het gebruik van andere
medicijnen die uw lever kunnen beschadigen. Uw arts kan u vragen om regelmatig uw bloed te
laten testen om uw lever te controleren. Licht uw arts in als u leverproblemen heeft voordat u de
behandeling met dit middel start.
-
Onthoudingsverschijnselen: Dit geneesmiddel kan onthoudingsverschijnselen veroorzaken als
u het minder dan 6 uur na een dosis van een kortwerkende opioïde (bijvoorbeeld morfine,
heroïne) toegediend krijgt of minder dan 24 uur na een dosis van een langwerkende opioïde,
zoals methadon.
-
Bloeddruk: Dit geneesmiddel kan ervoor zorgen dat uw bloeddruk plotseling daalt, waardoor u
duizelig kunt worden als u te vlug opstaat vanuit een zittende of liggende houding.
-
Diagnose van niet-gerelateerde medische aandoeningen: Dit geneesmiddel kan pijn
maskeren en het moeilijk maken om bepaalde ziekten te diagnosticeren. Vergeet niet om uw arts
te laten weten dat u behandeld wordt met dit geneesmiddel.
-
Slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen: Buvidal kan slaapgerelateerde
ademhalingsstoornissen veroorzaken, zoals slaapapneu (pauze van de ademhaling tijdens de
slaap) en slaapgerelateerde hypoxemie (laag zuurstofgehalte in het bloed). De klachten kunnen
zijn: pauze van de ademhaling tijdens de slaap, 's nachts wakker worden als gevolg van
kortademigheid, moeite om in slaap te blijven of overmatige slaperigheid gedurende de dag.
Neem contact op met uw arts als u of iemand anders deze klachten opmerkt. Uw arts kan
overwegen uw dosis te verlagen.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Dit middel is niet voor gebruik bij kinderen jonger dan 16 jaar. U wordt nauwlettend gemonitord door
uw arts als u een adolescent bent (16-17 jaar oud).
Neemt u nog andere geneesmiddelen in?
Neemt u naast Buvidal nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts.
Sommige medicijnen kunnen de bijwerkingen van dit middel verhogen en zeer ernstige
reacties teweegbrengen.
-
benzodiazepines (gebruikt voor de behandeling van angst of slaapstoornissen). Te veel
benzodiazepines gebruiken samen met dit middel kan de dood tot gevolg hebben doordat beide
geneesmiddelen een zeer langzame en oppervlakkige ademhaling kunnen veroorzaken
(ademhalingsdepressie). Als u een benzodiazepine nodig heeft, zal uw arts u de juiste dosis
voorschrijven.
-
gabapentinoïden
(gabapentine of pregabaline) (gebruikt voor de behandeling van epilepsie of
neuropathische pijn). Te veel van een gabapentinoïde gebruiken kan de dood tot gevolg hebben
doordat beide geneesmiddelen een zeer langzame en oppervlakkige ademhaling kunnen
veroorzaken (ademhalingsdepressie). U moet de dosis gebruiken die uw arts u heeft
voorgeschreven.
-
alcohol of geneesmiddelen die alcohol bevatten. Alcohol kan het kalmerende effect van dit
geneesmiddel versterken.
-
andere geneesmiddelen die worden gebruikt om in slaap te vallen en die worden gebruikt
om ziekten te behandelen zoals angst, slapeloosheid, stuiptrekkingen (toevallen) en pijn. Deze
geneesmiddelen kunnen, wanneer ze samen met dit middel worden gebruikt, bepaalde
hersenactiviteiten vertragen en alertheid en uw rijvaardigheid en vermogen om machines te
bedienen verminderen.
Voorbeelden van geneesmiddelen die u slaperig of minder alert maken zijn onder andere:
·
andere opioïden, zoals methadon, bepaalde pijnstillers en hoestmedicijnen. Deze
geneesmiddelen kunnen ook het risico vergroten op een overdosis opioïden
·
antidepressiva (gebruikt om depressie te behandelen)
·
versuffende antihistaminica (gebruikt om allergische reacties te behandelen)
·
barbituraten (gebruikt om slaap of kalmering te veroorzaken)
·
bepaalde anxiolytica (gebruikt om angststoornissen te behandelen)
·
antipsychotica (gebruikt om psychische stoornissen te behandelen, zoals schizofrenie)
·
clonidine (gebruikt om hoge bloeddruk te behandelen)
-
opioïde pijnstillers. Deze geneesmiddelen werken mogelijk niet naar behoren wanneer ze
samen met dit middel worden gebruikt en ze kunnen het risico op overdosering vergroten.
-
naltrexon en nalmefeen (gebruikt om verslavingsstoornissen te behandelen), omdat ze de juiste
werking van dit middel kunnen stoppen. U dient deze niet op hetzelfde moment te gebruiken als
dit geneesmiddel.
-
bepaalde antiretrovirale middelen (gebruikt om een hiv-infectie te behandelen), zoals
ritonavir, nelfinavir, indinavir, omdat deze de effecten van dit medicijn kunnen versterken.
-
bepaalde antimycotica (gebruikt om schimmelinfecties te behandelen), zoals ketoconazol,
itraconazol, kunnen de effecten van dit medicijn kunnen vergroten.
-
macrolide antibiotica (gebruikt om bacteriële infecties te behandelen), zoals claritromycine en
erytromycine, omdat deze de effecten van dit medicijn kunnen vergroten.
-
bepaalde anti-epileptica (gebruikt om epilepsie te behandelen), zoals fenobarbital,
carbamazepine en fenytoïne, omdat deze het effect van dit middel kunnen verminderen.
-
rifampicine (gebruikt om tuberculose te behandelen). Rifampicine kan het effect van dit middel
verminderen.
-
monoamineoxidaseremmers (voor de behandeling van depressie), zoals fenelzine,
isocarboxazide, iproniazide en tranylcypromine, omdat ze de effecten van dit medicijn kunnen
versterken.
-
antidepressiva zoals moclobemide, tranylcypromine, citalopram, escitalopram, fluoxetine,
fluvoxamine, paroxetine, sertraline, duloxetine, venlafaxine, amitriptyline, doxepine en
trimipramine. Deze geneesmiddelen kunnen een interactie hebben met Buvidal en er kunnen
symptomen optreden als onwillekeurige, ritmische contracties van spieren, waaronder de
spieren die de oogbewegingen sturen, agitatie, hallucinaties, coma, overmatig zweten, tremor,
overdreven reflexen, verhoogde spierspanning, lichaamstemperatuur hoger dan 38 °C. Neem
contact op met uw arts wanneer u dergelijke symptomen heeft.
Waarop moet u letten met alcohol?
Alcoholgebruik met dit geneesmiddel kan slaperigheid vergroten en kan het risico op
ademhalingsproblemen vergroten.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat dit geneesmiddel bij u wordt toegediend. De risico's van het gebruik
van dit middel bij zwangere vrouwen zijn niet bekend. Uw arts zal u helpen beslissen of u verder moet
gaan met het gebruik van het geneesmiddel tijdens uw zwangerschap.
Dit geneesmiddel gebruiken tijdens gevorderde zwangerschap, kan ontwenningsverschijnselen
veroorzaken bij uw pasgeborene, waaronder ademhalingsproblemen. Dit kan gebeuren vanaf
verschillende uren tot verschillende dagen na de geboorte.
Spreek met uw arts voordat u dit middel gebruikt tijdens het geven van borstvoeding, omdat dit
geneesmiddel wordt uitgescheiden in de moedermelk.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Dit middel kan u slaperig en duizelig maken. Dit is waarschijnlijker aan het begin van de behandeling
en wanneer uw dosis wordt aangepast. Deze effecten kunnen erger zijn als u alcohol drinkt of andere
kalmerende geneesmiddelen gebruikt. Bestuur geen voertuig, gebruik geen gereedschap of machines
en voer geen gevaarlijke handelingen uit voordat u weet op welke wijze dit geneesmiddel effect heeft
op u.
Buvidal bevat alcohol
Buvidal 8 mg, 16 mg, 24 mg en 32 mg bevatten 95,7 mg alcohol (ethanol) per ml (10% w/w). De
hoeveelheid in 1 dosis van dit medicijn komt overeen met minder dan 2 ml bier of 1 ml wijn.
U zult niks merken van de kleine hoeveelheid alcohol in dit medicijn.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Dit middel mag enkel door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg toegediend worden.
Buvidal 8 mg, 16 mg, 24 mg en 32 mg worden wekelijks toegediend. Buvidal 64 mg, 96 mg, 128 mg
en 160 mg worden maandelijks toegediend.
Uw arts zal de voor u meest geschikte dosis bepalen. Tijdens uw behandeling kan de arts uw dosis
aanpassen, afhankelijk van hoe goed het geneesmiddel werkt.
Starten met de behandeling
De eerste dosis van dit middel wordt aan u toegediend wanneer u duidelijke tekenen van ontwenning
vertoont.
Als u afhankelijk bent van kortwerkende opioïden (bijvoorbeeld morfine of heroïne), wordt de eerste
dosis van dit middel toegediend wanneer ten minste 6 uur zijn verstreken nadat u voor het laatst een
opioïde heeft gebruikt.
Als u afhankelijk bent van langwerkende opioïden (bijvoorbeeld methadon), wordt uw dosis methadon
teruggebracht naar minder dan 30 mg per dag voordat begonnen wordt met dit middel. De eerste dosis
van dit geneesmiddel wordt toegediend wanneer minstens 24 uur zijn verstreken nadat u voor het laatst
methadon heeft gebruikt.
Als u niet al sublinguale (onder de tong) buprenorfine (dezelfde werkzame stof als in dit middel)
krijgt, is de aanbevolen startdosis 16 mg, met één of twee extra doses van 8 mg met een tussentijd van
minimaal 1 dag gedurende de eerste week van de behandeling. Dit betekent een doeldosis van 24 mg
of 32 mg gedurende de eerste week van de behandeling.
Als u niet eerder buprenorfine heeft gekregen, krijgt u een dosis van 4 mg sublinguale buprenorfine en
wordt u een uur geobserveerd voordat u de eerste dosis van dit middel krijgt.
bent met dit middel bij wekelijkse behandeling (vier weken behandeling of langer, wanneer praktisch
mogelijk).
Als u al sublinguale buprenorfine krijgt, kunt u met dit middel beginnen op de dag na uw laatste
behandeling. Uw arts zal u de juiste startdosis voorschrijven, afhankelijk van de dosis sublinguale
buprenorfine die u nu gebruikt.
Doorgaande behandeling en dosisaanpassing
Tijdens doorgaande behandeling met dit middel kan uw arts uw dosis verlagen of verhogen aan de
hand van uw behoefte. U kunt overgezet worden van wekelijkse naar maandelijkse behandeling en van
maandelijkse naar wekelijkse behandeling. Uw arts zal u de correcte dosis voorschrijven.
Tijdens doorgaande behandeling kunt u één aanvullende dosis van 8 mg krijgen tussen uw wekelijkse
of maandelijkse behandelingen door als uw arts van mening is dat dit voor u gepast is.
De maximale wekelijkse dosis als u op een wekelijkse behandeling met dit middel staat, is 32 mg met
een aanvullende dosis van 8 mg. De maximale maandelijkse dosis als u op een maandelijkse
behandeling met dit middel staat, is 160 mg.
Toedieningsweg
Dit middel wordt toegediend als een enkele injectie onder de huid (subcutaan) in een van de volgende
toegestane injectiegebieden: billen, dij, buik of bovenarm. U kunt verschillende injecties krijgen in
hetzelfde injectiegebied, maar de exacte injectieplaatsen zullen voor elke wekelijkse en maandelijkse
injectie anders zijn voor een minimale periode van 8 weken.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Als u meer buprenorfine heeft gekregen dan de bedoeling is, moet u onmiddellijk contact opnemen
met uw arts omdat dit een zeer langzame en oppervlakkig ademhaling kan veroorzaken, wat de dood
tot gevolg kan hebben.
Als u te veel buprenorfine gebruikt, moet u onmiddellijk medische hulp zoeken omdat overdosering
levensbedreigende ademhalingsproblemen kan veroorzaken. Verschijnselen van overdosering zijn
onder andere langzamer en zwakker ademhalen dan normaal, zich slaperiger voelen dan normaal,
verkleinde pupillen. Als u zich flauw begint te voelen, omdat dit een teken van een lage bloeddruk kan
zijn, kunnen misselijkheid, braken en/of onduidelijke spraak optreden.
Als u een dosis Buvidal overslaat
Het is zeer belangrijk om naar uw afspraken te komen voor de toediening van dit middel. Als u een
afspraak mist, vraag uw arts dan wanneer uw volgende dosis ingepland kan worden.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop niet met de behandeling zonder dit te bespreken met de arts die u behandelt. Stoppen met de
behandeling kan ontwenningsverschijnselen veroorzaken.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
bijwerkingen krijgt, zoals:
-
plotseling piepende ademhaling, ademhalingsproblemen, opzwellen van oogleden, gezicht, tong,
lippen, keel of handen; uitslag of jeuk, in het bijzonder wanneer dit over het hele lichaam is. Dit
kunnen verschijnselen zijn van een levensbedreigende allergische reactie.
-
als u langzamer of zwakker dan normaal adem begint te halen (ademhalingsdepressie).
-
als u zich flauw begint te voelen, omdat dit een teken kan zijn van een lage bloeddruk.
Vertel het ook direct aan uw arts als u bijwerkingen krijgt zoals:
-
ernstige vermoeidheid, geen eetlust hebben of wanneer uw huid of ogen een gele kleur krijgen.
Dit kunnen verschijnselen van leverbeschadiging zijn.
Andere bijwerkingen:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
-
Slapeloosheid (onvermogen om in slaap te vallen)
-
Hoofdpijn
-
Misselijkheid
-
Zweten, onthoudingssyndroom, pijn
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
-
Infectie, griep, keelpijn en pijn bij het slikken, loopneus
-
Opgezwollen klieren (lymfeklieren)
-
Overgevoeligheid
-
Verminderde eetlust
-
Angst, opgewondenheid, depressie, vijandigheid, nervositeit, abnormale gedachten, ziekelijke
argwaan en achterdocht (paranoïdie)
-
Slaperigheid, duizeligheid, migraine, brandende of tintelende handen en voeten, flauwvallen,
beven, meer spierspanning, spraakstoornissen
-
Waterige ogen, abnormaal groter of kleiner worden van de pupillen (het zwarte gedeelte van het
oog)
-
Hartkloppingen
-
Lage bloeddruk
-
Hoesten, kortademigheid, gapen, astma, bronchitis
-
Verstopping, braken (overgeven), buikpijn, flatulentie (winden), spijsverteringsklachten, droge
mond, diarree
-
Huiduitslag, jeuk, netelroos
-
Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn, spierspasmen, nekpijn, botpijn
-
Pijnlijke menstruatie
-
Reacties op de injectieplaats, bijvoorbeeld pijn, jeuk, rode huid, zwelling en verharding van de
huid, opzwellen van de enkels, voeten of vingers, zwakte, zich ziek voelen, koorts, koude
rillingen, neonataal abstinentiesyndroom (onthoudingsverschijnselen bij de pasgeborene), pijn
op de borst
-
Abnormale levertestresultaten
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
-
Infectie van de huid op de injectieplaats
-
Een duizelig of draaiend gevoel (vertigo)
Niet bekend (frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
-
Waanvoorstellingen (hallucinaties), geluk en opgewondenheid voelen (euforie)
-
Abnormale roodheid van de huid
-
Pijnlijk of moeilijk urineren
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Dit middel mag enkel door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden toegediend. Het
product mee naar huis nemen of zelf toedienen door patiënten is niet toegestaan.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en op
het etiket van de spuit na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Niet in de koelkast of de vriezer bewaren.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u zichtbare deeltjes ziet of wanneer het troebel is.
Dit middel is voor eenmalig gebruik. Elke gebruikte spuit moet worden weggegooid.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is buprenorfine.
-
De andere stoffen in dit middel zijn fosfatidylcholine uit soja, glyceroldioleaat, ethanol watervrij
(alleen in wekelijkse formulering) en N-methylpyrrolidon (alleen in maandelijkse formulering).
De volgende spuiten zijn beschikbaar:
Wekelijkse injectie:
8 mg: Voorgevulde spuit die 8 mg buprenorfine bevat in 0,16 ml oplossing
16 mg: Voorgevulde spuit die 16 mg buprenorfine bevat in 0,32 ml oplossing
24 mg: Voorgevulde spuit die 24 mg buprenorfine bevat in 0,48 ml oplossing
32 mg: Voorgevulde spuit die 32 mg buprenorfine bevat in 0,64 ml oplossing
Maandelijkse injectie:
64 mg: Voorgevulde spuit die 64 mg buprenorfine bevat in 0,18 ml oplossing
96 mg: Voorgevulde spuit die 96 mg buprenorfine bevat in 0,27 ml oplossing
128 mg: Voorgevulde spuit die 128 mg buprenorfine bevat in 0,36 ml oplossing
160 mg: Voorgevulde spuit die 160 mg buprenorfine bevat in 0,45 ml oplossing
Hoe ziet Buvidal eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Buvidal is een oplossing voor injectie met verlengde afgifte. Elke voorgevulde spuit bevat een
geelachtige tot gele heldere vloeistof.
De volgende verpakkingsgrootten zijn beschikbaar:
Voorgevulde spuiten die 8 mg, 16 mg, 24 mg, 32 mg, 64 mg, 96 mg, 128 mg en 160 mg oplossing
voor injectie bevatten.
1 plunjerstaafje.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Camurus AB
Ideon Science Park
SE-223 70 Lund, Zweden
Tel: +800 2577 2577
Fabrikant
Rechon Life Science AB
Soldattorpsvägen 5
216 13 Limhamn
Zweden
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {
MM/JJJJ}.
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Gebruiksaanwijzing voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Inhoud:
1.
Belangrijke informatie
2.
Vóór toediening
3.
Toediening
4.
De spuit weggooien
1. Belangrijke informatie
-
Injectie dient in subcutaan weefsel te worden toegediend. Niet gebruiken als de veiligheidsnaald
gebroken is of de verpakking beschadigd is.
-
De naaldbeschermingen van de veiligheidsspuit kan rubberlatex bevatten wat allergische
reacties kan veroorzaken bij mensen met een latexallergie.
-
Behandel de veiligheidsspuit voorzichtig om een prikaccident te voorkomen. De
veiligheidsspuit bevat een veiligheidsapparaat ter beveiliging van de naald dat activeert na de
injectie. De naaldbescherming helpt bij het voorkomen van prikaccidenten.
-
Haal het dopje niet van de veiligheidsspuit totdat u klaar bent om te injecteren. Probeer het
dopje nooit terug op de naald te doen nadat deze eraf is gehaald.
-
Gooi de gebruikte veiligheidsnaald direct na gebruik weg. Gebruik de veiligheidsspuit niet
opnieuw.
Vóór toediening
Onderdelen van de veiligheidsspuit
Afbeelding Veiligheidsspuit: Vóór gebruik
Veiligheidsspuit: Na gebruik
1:
a) Naaldbescherming
(Met geactiveerd
b) Spuitbeschermingslichaam
naaldbeschermingsmechanisme)
c) Vleugels spuitbescherming
d) Plunjer,
e) Plunjerkop
Houd er rekening mee dat het kleinste injectievolume amper zichtbaar is in het zichtvenster
omdat de veer van het veiligheidsapparaat een deel van de glazen cilinder vlak bij de naald
'bedekt'.
3.
Toediening
-
Haal de spuit uit het kartonnen doosje: pak de spuit op bij het spuitbeschermingslichaam.
-
Terwijl u de spuit vasthoudt bij de naaldbescherming, steekt u het plunjerstaafje in de
plunjerstop door het plunjerstaafje voorzichtig met de klok mee te draaien totdat deze vast zit
(zie afbeelding 2).
Afbeelding 2 Voor
Na
-
Inspecteer de veiligheidsspuit grondig:
·
Gebruik de veiligheidsspuit niet nadat de uiterste houdbaarheidsdatum die op het
kartonnen doosje of op het etiket van de spuit staat, is verstreken.
·
Er kan een kleine luchtbel zichtbaar zijn. Dit is normaal.
·
De vloeistof moet helder zijn. Gebruik de veiligheidsspuit niet als er deeltjes in de
vloeistof zitten of wanneer deze troebel is.
-
Kies de injectieplaats. Injecties dienen te worden geroteerd tussen plekken in de billen, dij, buik
of bovenarm (zie afbeelding 3) met een minimum van 8 weken voordat een eerder gebruikte
injectieplaats opnieuw geïnjecteerd wordt. Injecties in de taille of in het gebied van 5 cm
rondom de navel dienen voorkomen te worden.
Afbeelding 3
-
Doe handschoenen aan en reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje (dit wordt niet
meegeleverd in de verpakking) in een cirkelende beweging. Raak het schoongemaakte gebied
niet weer aan vóór het injecteren.
-
Terwijl u de veiligheidsspuit vasthoudt aan het spuitbeveiligingslichaam zoals getoond (zie
afbeelding 4), trekt u de naaldbescherming er recht vanaf. Gooi de naaldbescherming direct weg
(probeer het dopje nooit terug op de naald te doen). Er kan een druppel vloeibaar zichtbaar zijn
aan het uiteinde van de naald. Dit is normaal.
Afbeelding 4
-
Knijp de huid op de injectieplaats tussen duim en vinger zoals getoond (zie afbeelding 5).
-
Houd de veiligheidsspuit vast zoals getoond en breng de naald in onder een hoek van ongeveer
90° (zie afbeelding 5). Druk de naald volledig naar binnen.
90
Afbeelding 5
-
Terwijl u de spuit vasthoudt zoals getoond (zie afbeelding 6), drukt u de plunjer langzaam naar
beneden totdat de plunjer vergrendelt tussen de vleugels van de spuitbeveiliging en alle
oplossing is geïnjecteerd.
Afbeelding 6
-
Trek de naald voorzichtig uit de huid. Het wordt aanbevolen de om de plunjer volledig
ingedrukt te houden terwijl de naald voorzichtig, recht uit de injectieplaats wordt getrokken (zie
afbeelding 7).
Afbeelding 7
-
Zodra de naald volledig uit de huid is verwijderd, haalt u langzaam uw duim van de plunjer
zodat de naaldbescherming automatisch over de ontblote naald schuift (zie afbeelding 8). Er kan
een klein beetje bloed zichtbaar zijn op de injectieplaats. Indien nodig kan dit met een watje of
gaasje weggeveegd worden.
4.
De spuit weggooien
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.