Deferiprone lipomed 500 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Deferiprone Lipomed 500 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat 500 mg deferipron.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet.
Witte tot gebroken witte, ovalen filmomhulde tablet met een glanzend oppervlak. De tablet heeft een
breukgleuf. De tablet kan verdeeld worden in gelijke helften.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Monotherapie met Deferiprone Lipomed is geïndiceerd voor het behandelen van ijzerstapeling bij
patiënten met thalassemie major wanneer de huidige chelatietherapie gecontra-indiceerd wordt of
inadequaat is.
Deferiprone Lipomed in combinatie met een andere chelator (zie rubriek 4.4) is geïndiceerd voor het
behandelen van patiënten met thalassemie major wanneer monotherapie met een bepaalde ijzerchelator
niet effectief is of wanneer de preventie of behandeling van levensbedreigende gevolgen van
ijzerstapeling (hoofdzakelijk ijzerstapeling in het hart) snel of intensief ingrijpen rechtvaardigt (zie
rubriek 4.2).
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met deferipron moet worden gestart en onderhouden door een arts die ervaring heeft
met de behandeling van patiënten met thalassemie.
Dosering
Deferipron wordt gewoonlijk oraal gegeven als 25 mg/kg lichaamsgewicht, drie keer per dag voor een
totale dagelijkse dosis van 75 mg/kg lichaamsgewicht. De dosering per kilogram lichaamsgewicht
moet worden berekend tot op de halve tablet nauwkeurig. Zie onderstaande tabellen voor de
aanbevolen dosis voor lichaamsgewicht in stappen van 10 kg.
Gebruik om een dosering van circa 75 mg/kg/dag te verkrijgen het aantal tabletten dat in de volgende
tabellen voor het lichaamsgewicht van de patiënten wordt voorgesteld. Het lichaamsgewicht wordt in
stappen van 10 kg vermeld.
2
Dosistabel voor Deferiprone Lipomed 500 mg filmomhulde tabletten
Lichaamsgewicht Totale dagelijkse dosis
Dosis
(kg)
(mg)
(mg, driemaal daags)
20
1500
500
30
2250
750
40
3000
1000
50
3750
1250
60
4500
1500
70
5250
1750
80
6000
2000
90
6750
2250
Aantal tabletten
(driemaal daags)
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
Dagelijkse doses van in totaal meer dan 100 mg/kg lichaamsgewicht worden afgeraden wegens het
mogelijk verhoogde risico van bijwerkingen (zie rubrieken 4.4, 4.8 en 4.9).
Aanpassing van de dosis
Het effect van Deferiprone Lipomed op het verlagen van het ijzergehalte in het lichaam wordt
rechtstreeks beïnvloed door de dosis en de mate van ijzerstapeling. Na aanvang van de behandeling
met Deferiprone Lipomed verdient het aanbeveling de serumconcentratie ferritine of andere
indicatoren van de ijzerstapeling in het lichaam iedere twee tot drie maanden te controleren, zodat de
werkzaamheid van de chelatietherapie op lange termijn bij het onder controle houden van de
ijzerstapeling in het lichaam geëvalueerd kan worden. Aanpassing van de dosis moet worden
gebaseerd op de respons en therapeutische doelen van iedere patiënt (onderhoud of reductie van de
ijzerbelasting in het lichaam). Onderbreking van de behandeling met deferipron moet worden
overwogen als de ferritinewaarden in serum lager zijn dan 500
µg/l.
Aanpassing van dosis in combinatie met andere ijzerchelatoren
Bij patiënten voor wie monotherapie inadequaat is, kan in combinatie met deferoxamine de
standaarddosis van 75 mg/kg/dag Deferiprone Lipomed worden toegevoegd, maar de dosis mag niet
hoger zijn dan 100 mg/kg/dag.
In het geval van hartfalen geïnduceerd door ijzer moet 75-100 mg/kg/dag Deferiprone Lipomed aan de
behandeling met deferoxamine worden toegevoegd. De productinformatie van deferoxamine moet
worden geraadpleegd.
Gelijktijdig gebruik van ijzerchelatoren wordt niet aangeraden bij patiënten van wie de
ferritinewaarden in serum lager zijn dan 500 µg/l vanwege het risico op overtollige ontijzering.
Pediatrische patiënten
De beschikbare informatie over het gebruik van deferipron bij kinderen in de leeftijd van 6 tot 10 jaar
is beperkt. Geen informatie is beschikbaar over het gebruik van deferipron bij kinderen onder de
6 jaar.
Nierfunctiestoornis
De dosering hoeft niet aangepast te worden voor patiënten met een lichte, matige of ernstige
nierfunctiestoornis (zie rubriek 5.2). De veiligheid en farmacokinetiek van Deferiprone Lipomed voor
patiënten met terminaal nierfalen zijn niet bekend.
Leverfunctiestoornis
De dosering hoeft niet aangepast te worden voor patiënten met een lichte of matige
leverfunctiestoornis (zie rubriek 5.2). De veiligheid en farmacokinetiek van Deferiprone Lipomed voor
patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis zijn niet bekend.
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
3
4.3
•
•
•
•
•
•
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Herhaalde voorvallen van neutropenie in de anamnese.
Agranulocytose in de anamnese.
Zwangerschap (zie rubriek 4.6).
Borstvoeding (zie rubriek 4.6).
Wegens het onbekende mechanisme van door deferipron geïnduceerde neutropenie, mogen
patiënten geen geneesmiddelen nemen die neutropenie kunnen veroorzaken of geneesmiddelen
die tot agranulocytose kunnen leiden (zie rubriek 4.5).
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
4.4
Neutropenie/Agranulocytose
Aangetoond is dat deferipron neutropenie en agranulocytose veroorzaakt (zie rubriek 4.8
“Beschrijving van enkele bijwerkingen”). Het absolute aantal neutrofielen (ANC) van de patiënt
dient in het eerste behandeljaar wekelijks gecontroleerd te worden. Indien gedurende het eerste
behandeljaar de patiënt de behandeling met deferipron op geen enkel moment vanwege een
verlaging van het absolute aantal neutrofielen hoefde te onderbreken, dan mag het frequentie-
interval voor ANC-bepalingen verlengd worden overeenkomstig het bloedtransfusieschema van
de patiënt (om de 2-4 weken) na het eerste jaar van de behandeling met deferipron.
Of al dan niet na 12 maanden van behandeling met deferipron overgestapt wordt van wekelijkse ANC-
bepalingen naar de frequentie van het bloedtransfusieschema moet per patiënt bepaald worden.
Daarvoor moet naar oordeel van de arts de patiënt kunnen begrijpen dat tijdens de behandeling
risicobeperkende maatregelen gevolgd moeten worden (zie rubriek 4.4 hieronder).
In klinische onderzoeken is de wekelijkse bepaling van het aantal neutrofielen zeer effectief gebleken
bij het vaststellen van gevallen van neutropenie en agranulocytose. De agranulocytose en neutropenie
verdwenen over het algemeen als het gebruik van deferipron werd gestaakt, maar er zijn fatale
gevallen van agranulocytose gemeld. Als de patiënt tijdens het gebruik van deferipron een infectie
ontwikkelt, dient de behandeling met deferipron gestaakt te worden en moet direct een ANC-bepaling
worden uitgevoerd. Het aantal neutrofielen moet dan vaker worden gecontroleerd.
Patiënten wordt geadviseerd om hun arts onmiddellijk op de hoogte te stellen van symptomen
die wijzen op infectie (bijvoorbeeld koorts, keelpijn of griepachtige symptomen). Het gebruik
van deferipron moet onmiddellijk gestaakt worden als de patiënt een infectie heeft.
De voorgestelde behandeling van gevallen van neutropenie wordt hieronder aangegeven. Aanbevolen
wordt een dergelijk behandelprotocol gereed te hebben alvorens de patiënt op deferipron te zetten.
De behandeling met deferipron dient niet te worden gestart als de patiënt neutropenie heeft. Het risico
op agranulocytose en neutropenie is hoger als het ANC bij basislijn minder is dan 1,5x10
9
/l.
Bij neutropenie (ANC <1,5x10
9
/l en >0,5x10
9
/l):
Instrueer de patiënt het gebruik van deferipron en alle andere geneesmiddelen die tot neutropenie
kunnen leiden onmiddellijk te staken. Adviseer de patiënt contact met anderen te beperken om de kans
op infectie te verkleinen. Verricht onmiddellijk na de diagnose van neutropenie een volledig
bloedbeeld, met een leukocytentelling, gecorrigeerd op de aanwezigheid van kernhoudende
erytrocyten, een neutrofiele leukocytentelling, en een trombocytentelling, en herhaal dit dagelijks.
Aanbevolen wordt na herstel van neutropenie gedurende drie achtereenvolgende weken wekelijks
erytrocyten- en leukocytentellingen, neutrofiele leukocyten en trombocytentellingen te verrichten om
er zeker van te zijn dat de patiënt volledig herstelt. Bij aanwijzingen van infectie gelijktijdig met
neutropenie, dienen de geëigende kweken en diagnostische procedures te worden verricht en een
geschikte therapie te worden ingesteld.
4
Bij agranulocytose (ANC <0,5x10
9
/l):
Volg de bovenvermelde richtlijnen en dien de geëigende therapie toe, zoals granulocytenkolonie
stimulerende factor, beginnend op de dag dat de diagnose is gesteld; dien de therapie dagelijks toe
totdat de aandoening verdwijnt. Zorg voor beschermende afzondering en neem, indien klinisch
geïndiceerd, de patiënt op in het ziekenhuis.
Beperkte informatie is beschikbaar over herhaald toedienen van een testdosis. Daarom is in het geval
van neutropenie een testdosis niet aanbevolen. Bij agranulocytose is een testdosis gecontra-indiceerd.
Carcinogeniciteit/mutageniciteit
Gezien de resultaten voor genotoxiciteit kan een carcinogeen vermogen van deferipron niet worden
uitgesloten (zie rubriek 5.3).
Plasma Zn
2+
concentratie
Controle van de plasma Zn
2+
waarde en suppletie in geval van tekort verdienen aanbeveling.
HIV-positieve of andere immuungecompromitteerde patiënten
Er zijn geen gegevens bekend over het gebruik van deferipron bij HIV-positieve of andere
immuungecompromitteerde patiënten. Gezien het feit dat deferipron kan worden geassocieerd met
neutropenie en agranulocytose, mag de behandeling van immuungecompromitteerde patiënten pas
worden ingesteld als de mogelijke voordelen opwegen tegen de potentiële risico's.
Nier- of leverfunctiestoornissen en leverfibrose
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het gebruik van deferipron bij patiënten met terminaal
nierfalen of ernstige leverdisfunctie (zie rubriek 5.2). Men dient voorzichtig te zijn bij patiënten met
terminaal nierfalen of met een ernstige leverfunctiestoornis. Gedurende de behandeling met deferipron
moeten de lever- en nierfunctie bij deze patiëntenpopulaties worden gecontroleerd. Indien er een
blijvende toename in de alanine-aminotransferase (ALT) is, dient onderbreking van de behandeling
met deferipron te worden overwogen.
Bij thalassemiepatiënten bestaat er verband tussen leverfibrose en ijzerstapeling en/of hepatitis C.
Grote voorzichtigheid is geboden om zeker te zijn dat de ijzerchelatie bij patiënten met hepatitis C
optimaal is. Bij deze patiënten wordt zorgvuldige controle van de leverhistologie aanbevolen.
Verkleuring van de urine
Patiënten dienen te worden geïnformeerd dat hun urine een roodbruine verkleuring kan vertonen als
gevolg van de uitscheiding van het ijzer-deferiproncomplex.
Neurologische aandoeningen
Neurologische aandoeningen zijn waargenomen bij kinderen die gedurende enkele jaren behandeld
zijn met meer dan 2,5 keer de maximaal aanbevolen dosis, maar zijn tevens waargenomen met de
standaarddosis deferipron. Voorschrijvende artsen worden eraan herinnerd dat het gebruik van doses
van meer dan 100 mg/kg/dag wordt afgeraden. Het gebruik van deferipron moet worden gestaakt
indien neurologische aandoeningen worden waargenomen (zie rubriek 4.8 en 4.9).
Combinatietherapie met andere ijzerchelatoren
Het gebruik van combinatietherapie moet op individuele basis worden overwogen. De respons op de
therapie moet periodiek worden geëvalueerd en het optreden van bijwerkingen moet nauwgezet
worden gevolgd. Fatale gevallen en levensbedreigende situaties (veroorzaakt door agranulocytose) zijn
gerapporteerd meet deferipron in combinatie met deferoxamine. Combinatietherapie met
deferoxamine wordt niet aangeraden wanneer monotherapie met een van beide chelatoren adequaat is
of wanneer ferritinewaarden in serum lager zijn dan 500 µg/l. Er zijn beperkte data beschikbaar over
het gecombineerd gebruik van deferipron en deferasirox en voorzichtigheid is geboden wanneer het
gebruik van deze combinatietherapie wordt overwogen.
5
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet en is derhalve in wezen
‘natriumvrij’.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Wegens het onbekende mechanisme van door deferipron geïnduceerde neutropenie, mogen patiënten
geen geneesmiddelen nemen die neutropenie kunnen veroorzaken of geneesmiddelen die tot
agranulocytose kunnen leiden (zie rubriek 4.3).
Aangezien deferipron zich bindt aan metaalkationen, bestaat de mogelijkheid van interactie tussen
deferipron en geneesmiddelen met trivalente kationen zoals antaciden met aluminium. Daarom is
gelijktijdige toediening van antaciden die aluminium bevatten en deferipron niet aanbevolen.
De veiligheid van gelijktijdig gebruik van deferipron en vitamine C is niet officieel onderzocht.
Gezien de gemelde ongewenste interactie die kan vóórkomen tussen deferoxamine en vitamine C,
moet voorzichtigheid worden betracht bij gelijktijdige toediening van deferipron en vitamine C.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van deferipron bij zwangere vrouwen. Dierstudies
hebben reproductieve toxiciteit aangetoond (zie rubriek 5.3). Het potentiële gevaar voor mensen is
onbekend.
Wegens de clastogene en teratogene eigenschappen van het geneesmiddel, moet vrouwen in de
vruchtbare leeftijd worden geadviseerd een zwangerschap te voorkomen. Deze vrouwen moet worden
aangeraden anticonceptieve maatregelen te nemen en onmiddellijk te stoppen met het gebruik van
deferipron als ze zwanger raken of van plan zijn zwanger te worden (zie rubriek 4.3).
Borstvoeding
Het is niet bekend of deferipron wordt uitgescheiden in moedermelk. Er zijn geen prenatale en
postnatale reproductieonderzoeken verricht bij dieren. Deferipron mag niet worden gebruikt door
vrouwen die borstvoeding geven. Als een behandeling onvermijdbaar is, moet de borstvoeding worden
gestaakt (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
In dieronderzoek werden geen effecten op de vruchtbaarheid of vroege embryonale ontwikkeling
waargenomen (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Niet van toepassing.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen die tijdens de behandeling met deferipron in klinische
onderzoeken zijn gerapporteerd, zijn misselijkheid, braken, buikpijn en chromaturie; deze
bijwerkingen traden bij meer dan 10% van de patiënten op. De ernstigste bijwerking die in klinische
onderzoeken met deferipron is gemeld, is agranulocytosis, dat wordt gedefinieerd als een absolute
hoeveelheid neutrofielen van minder dan 0,5x10
9
/l; deze bijwerking trad bij ongeveer 1% van de
patiënten op. Minder ernstige neutropenie-episodes werden bij ongeveer 5% van de patiënten gemeld.
6
Tabel met bijwerkingen
Frequentie van bijwerkingen: Zeer vaak
(≥1/10), Vaak (≥1/100,
<1/10), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald).
SYSTEEM/ORGAANKLASSE
Bloed- en
lymfestelselaandoeningen
Immuunsysteemaandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
ZEER VAAK
(≥1/10)
VAAK (≥1/100,
<1/10)
Neutropenie
Agranulocytose
Verhoogde eetlust
Hoofdpijn
Diarree
FREQUENTIE NIET
BEKEND
Overgevoeligheidsreacties
Misselijkheid
Buikpijn
Braken
Huid- en onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Nier- en urinewegaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Onderzoeken
Uitslag, netelroos
Artralgie
Chromaturie
Vermoeidheid
Verhoogde
leverenzymen
Beschrijving van enkele bijwerkingen
De ernstigste bijwerking gemeld in klinisch onderzoek met deferipron is agranulocytose (neutrofiele
leukocytenconcentratie <0,5x10
9
/l), met een incidentie van 1,1% (0,6 gevallen per 100 patiënt-
behandelingsjaren) (zie rubriek 4.4). Uit gegevens van de gepoolde klinische onderzoeken bij
patiënten met systemische ijzerstapeling blijkt dat 63% van de voorvallen van agranulocytose zich
voordeed in de eerste zes maanden van de behandeling, 74% in het eerste jaar en 26% na het eerste
behandeljaar. De mediane tijd tot het eerste voorval van agranulocytose was 190 dagen (bereik van
22 dagen - 17,6 jaar) en de mediane duur was 10 dagen in klinische onderzoeken. Een fatale afloop
werd gezien in 8,3% van de gemelde voorvallen van agranulocytose bij klinische onderzoeken en na
het op de markt brengen.
De geconstateerde incidentie van de minder ernstige vorm van neutropenie (neutrofiele
leukocytenconcentraties <1,5x10
9
/l) is 4,9% (2,5 gevallen per 100 patiënt-behandelingsjaren). Dit
percentage dient te worden bekeken in het kader van de onderliggende hoge incidentie van
neutropenie bij thalassemiepatiënten, vooral bij patiënten met hypersplenie.
Episodes met diarree, meestal mild en van voorbijgaande aard, worden gemeld bij patiënten behandeld
met deferipron. Gastro-intestinale verschijnselen zijn frequenter in het begin van de behandeling en
verdwijnen bij de meeste patiënten binnen een paar weken zonder dat de behandeling wordt
onderbroken. Bij sommige patiënten kan het heilzaam zijn de dosis deferipron te verlagen en dan weer
terug te gaan naar de vorige dosis. Gevallen van artropathie, met matige pijn in een of meer
gewrichten, tot ernstige artritis met effusie en significante invalidering zijn ook gemeld bij patiënten
behandeld met deferipron. De gevallen van milde artropathie waren meestal van voorbijgaande aard.
Bij sommige patiënten die deferipron gebruiken, zijn verhoogde leverenzymwaarden gemeld. Bij de
meeste van deze patiënten was deze verhoging asymptomatisch en voorbijgaand, en keerde terug naar
baseline zonder dat de behandeling met deferipron werd gestaakt of de dosis verlaagd (zie rubriek 4.4).
Bij sommige patiënten werd er progressie van de fibrose, samenhangend met een verhoogde
ijzerstapeling of hepatitis C, waargenomen.
Lage zink plasmawaarden zijn in verband gebracht met deferipron bij een klein aantal patiënten. De
concentraties herstelden zich na orale zinksuppletie.
7
Neurologische aandoeningen (zoals cerebellaire symptomen, diplopie, laterale nystagmus,
psychomotorische vertraging, handbewegingen en axiale hypotonie) zijn bij kinderen waargenomen
die gedurende enkele jaren vrijwillig een dosis voorgeschreven hadden gekregen die meer dan
2,5 maal de maximaal aanbevolen dosis van 100 mg/kg/dag bedroeg. Episodes van hypotonie,
instabiliteit, niet kunnen lopen en hypertonie met onvermogen om ledematen te bewegen zijn gemeld
bij kinderen in postmarketingscenario's met standaarddoses deferipron. De neurologische
aandoeningen namen gestaag af nadat deferipron gestaakt werd (zie rubrieken 4.4 en 4.9).
Het veiligheidsprofiel van combinatietherapie (deferipron en deferoxamine), waargenomen in
klinische onderzoeken, postmarketingervaring of gepubliceerde literatuur, was consistent met het
kenmerkende profiel voor monotherapie.
Data uit de gepoolde veiligheidsdatabase van klinische onderzoeken (1343 patiëntblootstellingsjaren
aan monotherapie met deferipron en 244 patiëntblootstellingsjaren aan deferipron en deferoxamine)
tonen statistisch significante (p<0,05) verschillen in de incidentie van bijwerkingen op basis van
Systeem/orgaanklasse voor “Hartaandoeningen”, “Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen” en
“Nier- en urinewegaandoeningen”. De incidentie van “Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen” en “Nier- en urinewegaandoeningen” was lager bij combinatietherapie dan
bij monotherapie, terwijl de incidentie van “Hartaandoeningen” bij combinatietherapie hoger was dan
bij monotherapie. Het hogere percentage “Hartaandoeningen” dat gerapporteerd werd bij
combinatietherapie vergeleken met monotherapie was mogelijk te wijten aan de hogere incidentie van
patiënten met reeds bestaande hartaandoeningen die combinatietherapie kregen. Zorgvuldige
monitoring van cardiale voorvallen bij patiënten met combinatietherapie is noodzakelijk (zie
rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
De incidentie van waargenomen bijwerkingen bij 18 kinderen en 97 volwassenen die behandeld
werden met combinatietherapie was niet significant verschillend tussen de twee leeftijdsgroepen,
behalve voor de incidentie van artropathie (11,1 % bij kinderen vs. geen gevallen bij volwassenen,
p=0,02). Evaluatie van het percentage bijwerkingen per 100 patiëntblootstellingsjaren liet zien dat
alleen het percentage van diarree significant hoger was bij kinderen (11,1) dan bij volwassenen (2,0,
p=0,01).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er werden geen gevallen gemeld van acute overdosis. Er zijn echter neurologische aandoeningen
(zoals cerebellaire symptomen, dubbelzien, laterale nystagmus, psychomotorische vertraging,
handbewegingen en axiale hypotonie) bij kinderen waargenomen, die gedurende enkele jaren
vrijwillig een dosis voorgeschreven hadden gekregen die meer dan 2,5 maal de maximaal aanbevolen
dosis van 100 mg/kg/dag bedroeg. De neurologische aandoeningen verminderden geleidelijk nadat de
behandeling met deferipron werd stopgezet.
In het geval van een overdosis dient de patiënt onder nauwgezet klinisch toezicht te worden geplaatst.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: IJzerchelaatvormend middel, ATC code: V03AC02
8
Werkingsmechanisme
Het werkzame bestanddeel is deferipron (3-hydroxy-1,2-dimethylpyridine-4-on), een bidentaat ligand
dat ijzer in een molaire verhouding van 3:1 bindt.
Farmacodynamische effecten
Klinisch onderzoek heeft uitgewezen dat deferipron de ijzeruitscheiding bevordert en dat een dosis van
25 mg/kg driemaal daags zoals aangetoond door serumferritine ijzerstapeling kan voorkomen bij
thalassemiepatiënten die een transfusiebehandeling krijgen. Gegevens uit de gepubliceerde literatuur
over onderzoeken naar de ijzerbalans bij patiënten met thalassemie major tonen aan dat het gelijktijdig
gebruik van deferipron en deferoxamine (gelijktijdige toediening van beide chelatoren op dezelfde
dag, ofwel tegelijkertijd ofwel opeenvolgend, bijv. deferipron overdag en deferoxamine ’s nachts) een
grotere ijzeruitscheiding bevordert dan elk van deze geneesmiddelen apart. Gebruikte doses deferipron
in deze onderzoeken waren tussen 50 en 100 mg/kg/dag en doses deferoxamine tussen 40 en
60 mg/kg/dag. Chelatietherapie biedt echter niet beslist bescherming tegen orgaanbeschadiging
geïnduceerd door ijzer.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
In de onderzoeken LA16-0102, LA-01 en LA08-9701 werd de werkzaamheid van deferipron
vergeleken met die van deferoxamine voor het controleren van het serum ferritinegehalte van
thalassemiepatiënten die afhankelijk zijn van transfusies. Deferipron en deferoxamine waren
equivalent bij het bevorderen van een netto stabilisatie of reductie in de ijzerstapeling in het lichaam,
ondanks de continue transfusionele ijzertoediening aan deze patiënten (geen verschil in de
regressieanalyse tussen de twee behandelingsgroepen in het percentage patiënten met een negatieve
serumferritinetrend; p>0,05).
Om de myocardiale ijzerstapeling te kwantificeren, werd ook gebruik gemaakt van een MRI-methode
(magnetic resonance imaging), T2*. Door teveel ijzer kan concentratieafhankelijk MRI T2*-
signaalverlies optreden; dat wil zeggen dat myocardiaal ijzer de myocardiale MRI T2*-waarden
verlaagt. Myocardiale MRI T2*-waarden van minder dan 20 ms zijn een afspiegeling van
ijzerstapeling in het hart. Een toename in MRI T2* tijdens de behandeling betekent dat ijzer uit het
hart wordt verwijderd. Er is een positieve correlatie gerapporteerd tussen de MRI T2*-waarden en de
hartfunctie (zoals gemeten door de linker ventriculaire ejectiefractie (LVEF)).
In onderzoek LA16-0102 werd de werkzaamheid van deferipron vergeleken met die van deferoxamine
bij het verlagen van de ijzerstapeling in het hart en bij de verbetering van de hartfunctie (zoals
gemeten door LVEF) in thalassemiepatiënten die afhankelijk waren van transfusies. Eenenzestig (61)
patiënten met ijzerstapeling in het hart, die eerder werden behandeld met deferoxamine, werden
random toegewezen aan de groep die het gebruik van deferoxamine voortzette (gemiddelde dosis
43 mg/kg/dag; N=31) of aan de groep die werd overgeschakeld op deferipron (gemiddelde dosis
92 mg/kg/dag; N=29). Gedurende het 12-maanden durende onderzoek nam de ijzerstapeling in het hart
in de deferipron-groep meer af dan in de deferoxamine-groep. De cardiale T2* van patiënten die met
deferipron werden behandeld, verbeterde met meer dan 3 ms vergeleken met een verandering van
ongeveer 1 ms in patiënten die met deferoxamine werden behandeld. De LVEF vertoonde
tegelijkertijd een toename ten opzichte van basislijn van 3,07 ± 3,58 absolute eenheden (%) in de
deferipron-groep en van 0,32 ± 3,38 absolute eenheden (%) in de deferoxamine-groep (verschil tussen
de groepen; p=0,003).
9
In onderzoek LA12-9907 werden de overleving, incidentie van hartziekte en progressie van hartziekte
vergeleken in 129 patiënten met thalassemie major die ten minste 4 jaar werden behandeld met
deferipron (N=54) of deferoxamine (N=75). De cardiale eindpunten werden geëvalueerd met behulp
van een echocardiogram, elektrocardiogram, classificatie op basis van de New York Heart Association
en overlijden door hartziekte. Er was geen significant verschil in het percentage patiënten met
hartdisfunctie bij de eerste evaluatie (13% voor deferipron vs. 16% voor deferoxamine). Van de
patiënten die bij de eerste evaluatie hartdisfunctie hadden, vertoonde geen van de patiënten die met
deferipron werden behandeld een verslechtering in hun cardiale status vergeleken met vier (33%)
patiënten die met deferoxamine werden behandeld (p=0,245). Nieuw gediagnosticeerde hartdisfunctie
trad op bij 13 (20,6%) patiënten die met deferoxamine werden behandeld en bij 2 (4,3%) patiënten die
met deferipron werden behandeld en bij de eerste evaluatie geen hartziekte vertoonden (p=0,013).
Over het geheel genomen vertoonden minder patiënten die met deferipron werden behandeld een
verslechtering in hun hartdisfunctie van de eerste evaluatie tot de laatste evaluatie dan patiënten die
met deferoxamine werden behandeld (4% vs. 20%, p=0,007).
Gegevens van de gepubliceerde literatuur komen overeen met de resultaten van onderzoeken, hetgeen
aangeeft dat patiënten die met deferipron worden behandeld minder hartziekte en/of een toename in de
overleving hebben in vergelijking met patiënten die met deferoxamine worden behandeld.
In een gerandomiseerd, placebogecontroleerd, dubbelblind onderzoek is het effect geëvalueerd van
combinatietherapie met deferipron en deferoxamine bij patiënten met thalassemie major die voorheen
de standaardchelatie monotherapie met onderhuidse toediening van deferoxamine ontvingen en lichte
tot matige myocardiale ijzerstapeling hadden (myocardiale T2* van 8 tot 20 ms). Na randomiseren
kregen 32 patiënten deferoxamine (34,9 mg/kg/dag gedurende 5 dagen/week) en deferipron
(75 mg/kg/dag) en kregen 33 patiënten monotherapie met deferoxamine (43,4 mg/kg/dag gedurende
5 dagen/week). Na een jaar onderzoekstherapie vertoonden patiënten met gelijktijdige chelatietherapie
een significant grotere reductie in serumferritine (van 1574
μg/l
naar 598
μg/l
bij combinatietherapie
vs. 1379
μg/l
naar 1146
μg/l
bij monotherapie met deferoxamine, p<0.001), een significant grotere
reductie in myocardiale ijzerstapeling, beoordeeld op een toename in MRI T2* (van 11,7 ms naar
17,7 ms bij combinatietherapie vergeleken met 12,4 ms naar 15,7 ms bij monotherapie met
deferoxamine, p=0,02) en een significant grotere reductie in ijzerconcentratie in de lever, ook
beoordeeld op een toename in MRI T2* (van 4,9 ms naar 10,7 ms bij combinatietherapie vs. 4,2 ms
naar 5,0 ms bij monotherapie met deferoxamine, p<0,001).
Onderzoek LA37-1111 is uitgevoerd om het effect van enkele therapeutische (33 mg/kg) en
supratherapeutische (50 mg/kg) orale doses deferipron te evalueren op de duur van het QT-interval
van het hart bij gezonde proefpersonen. Het maximumverschil tussen de kleinste kwadratische
afwijking van de therapeutische dosis en de placebo was 3,01 ms (95% eenzijdige UCL: 5,01 ms) en
tussen de kleinste kwadratische afwijking van de supratherapeutische dosis en de placebo 5,23 ms
(95% eenzijdige UCL: 7,19 ms). Hieruit kan geconcludeerd worden dat deferipron geen signifante
verlenging van het QT-interval oplevert.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Deferipron wordt snel geabsorbeerd uit het bovenste gedeelte van het maagdarmkanaal. De
piekserumconcentratie wordt 45 tot 60 minuten na toediening van een enkele dosis bij nuchtere
patiënten bereikt. Deze concentratie wordt verlengd met 2 uur bij niet-nuchtere patiënten.
Na een dosis van 25 mg/kg zijn bij niet-nuchtere patiënten lagere piekserumconcentraties
waargenomen (85
µmol/l)
dan bij nuchtere patiënten (126
µmol/l),
hoewel er geen afname was van de
hoeveelheid geresorbeerde deferipron als het met voedsel werd toegediend.
Metabolisme
Deferipron wordt voornamelijk gemetaboliseerd tot een glucuronideconjugaat. Deze metaboliet mist
het ijzerbindend vermogen vanwege inactivering van de 3-hydroxygroep van deferipron.
Piekserumconcentraties van de glucuronide worden 2 tot 3 uur na toediening van deferipron bereikt.
10
Eliminatie
Bij mensen wordt deferipron voornamelijk via de nieren uitgescheiden; 75% tot 90% van de
ingenomen dosis wordt gedurende de eerste 24 uur in de urine teruggevonden in de vorm van vrij
deferipron, de glucuronidemetaboliet en het ijzer-deferiproncomplex. Eliminatie in variabele
hoeveelheden via de feces is gemeld. De eliminatiehalfwaardetijd bedraagt bij de meeste patiënten
2 tot 3 uur.
Nierfunctiestoornis
Er is een open-label, niet-gerandomiseerd klinisch onderzoek met parallelle groepen uitgevoerd om het
effect van een nierfunctiestoornis op de veiligheid, tolerantie en farmacokinetiek van een enkele
33 mg/kg orale dosis deferipron te bepalen. De deelnemers werden in vier groepen verdeeld,
gebaseerd op hun eGFR (estimated glomerular filtration rate of geschatte glomerulaire
filtratiesnelheid): gezonde vrijwilligers
(eGFR ≥
90 ml/min per 1,73m
2
), lichte nierfunctiestoornis
(eGFR 60-89 ml/min per 1,73m
2
), matige nierfunctiestoornis (eGFR 30-59 ml/min per 1,73m
2
) en
ernstige nierfunctiestoornis (eGFR 15-29 ml/min per 1,73m
2
). Systemische blootstelling aan
deferipron en de metaboliet ervan deferipron-3-O-glucuronide werd bepaald via de PK-parameters
C
max
en AUC.
Ongeacht de ernst van de nierfunctiestoornis werd het merendeel van de dosis deferipron in de eerste
24 uur als deferipron-3-O-glucuronide met de urine uitgescheiden. Er werd geen significant effect van
een nierfunctiestoornis op de systemische blootstelling aan deferipron vastgesteld. Systemische
blootstelling aan het inactieve 3-O-glucuronide werd hoger naarmate de eGFR lager was. Gebaseerd
op de resultaten van dit onderzoek hoeft de deferiprondosering niet aangepast te worden voor
patiënten met een nierfunctiestoornis. De veiligheid en farmacokinetiek van deferipron voor patiënten
met terminaal nierfalen zijn niet bekend.
Leverfunctiestoornis
Er werd een open-label, niet-gerandomiseerd klinisch onderzoek met parallelle groepen uitgevoerd om
het effect van een leverfunctiestoornis op de veiligheid, tolerantie en farmacokinetiek van een enkele
33 mg/kg orale dosis deferipron te bepalen. De deelnemers werden verdeeld over drie groepen
gebaseerd op hun child-pughscore: gezonde vrijwilligers, lichte leverfunctiestoornis (klasse A:
5-6 punten) en matige leverfunctiestoornis (klasse B: 7-9 punten). Systemische blootstelling aan
deferipron en de metaboliet ervan deferipron-3-O-glucuronide werd bepaald via de PK-parameters
C
max
en AUC. De AUC’s van deferipron waren gelijk voor alle behandelgroepen, maar C
max
was 20%
lager bij patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis vergeleken met gezonde vrijwilligers.
De AUC van deferipron-3-O-glucuronide was 10% lager en C
max
20% lager bij patiënten met een
lichte en matige leverfunctiestoornis, vergeleken met gezonde vrijwilligers. Er werd een ernstig
ongewenst voorval van acute lever- en nierschade genoteerd bij een deelnemer met een matige
leverfunctiestoornis. Gebaseerd op de resultaten van dit onderzoek is er geen aanpassing nodig in de
deferiprondosering voor patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis.
De invloed van een ernstige leverfunctiestoornis op de farmacokinetiek van deferipron en
deferipron-3-O-glucuronide is niet onderzocht. De veiligheid en farmacokinetiek van deferipron bij
patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis zijn niet bekend.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinisch onderzoek is verricht bij dieren waaronder muizen, ratten, konijnen, honden en apen.
De meest frequente bevindingen bij dieren met ijzerstapeling bij een dosering van 100 mg/kg/dag en
meer waren hematologische effecten zoals beenmergdepressie en verlaagde erytrocyten- en
leukocytentelling en/of trombocytentelling in perifeer bloed.
Atrofie van de thymus, het lymfeweefsel en de testis, en hypertrofie van de bijnieren zijn gemeld bij
doses van 100 mg/kg/dag of hoger bij dieren zonder ijzerstapeling.
11
Er is met deferipron geen carcinogeniciteitsonderzoek bij dieren gedaan. Het genotoxisch vermogen
van deferipron werd beoordeeld aan de hand van een aantal
in vitro
en
in vivo
tests. Deferipron
vertoonde geen directe mutagene eigenschappen, maar wel clastogene eigenschappen bij
in vitro
proeven en bij dieren.
Deferipron was teratogeen en embryotoxisch in vruchtbaarheidsonderzoek bij zwangere ratten en
konijnen zonder ijzerstapeling bij lage doseringen van 25 mg/kg/dag. Er werden geen effecten op de
vruchtbaarheid of de vroege embryonale ontwikkeling gerapporteerd bij mannelijke en vrouwelijke
ratten zonder ijzerstapeling die orale deferipron kregen in doses van maximaal 75 mg/kg tweemaal per
dag gedurende 28 dagen (mannetjes) of 2 weken (vrouwtjes) voorafgaande aan de paring tot
beëindiging (mannetjes) of tot en met vroege gestatie (vrouwtjes). Bij vrouwtjes leidde een effect op
oestrus tot een langere tijd tot een bevestiging van de paring bij alle geteste doses.
Er zijn geen prenatale en postnatale vruchtbaarheidsonderzoeken gedaan bij dieren.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Hypromellose
Croscarmellosenatrium
Silicium, colloïdaal watervrij
Microkristallijne cellulose
Magnesiumstearaat
Coating
Hypromellose
Macrogol 6000
Titaandioxide
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
5
jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25ºC.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Aluminium/pvc-pvdc blisterverpakking in doosjes van 100 filmomhulde tabletten
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
12
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
79576 Weil am Rhein
Duitsland
Tel. +49 7621 1693 472
Fax: +49 621 1693 474
E-mail: lipomed@lipomed.com
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1310/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 20 september 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
13
BIJLAGE II
A.
B.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
C.
D.
14
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
79576 Weil am Rhein
DUITSLAND
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europese Geneesmiddelen Bureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
•
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder zorgt ervoor dat in iedere lidstaat waar Deferiprone Lipomed op de markt wordt
gebracht, alle patiënten/verzorgers die naar verwachting Deferiprone Lipomed innemen/voorschrijven
een herinneringskaart krijgen die zich in de buitenverpakking bevindt.
De herinneringskaart moet de volgende hoofdboodschappen bevatten (volledige tekst is opgenomen in
bijlage IIIA van de handelsvergunning):
•
grotere bewustwording bij de patiënt van het belang om tijdens de behandeling met
Deferiprone Lipomed regelmatig zijn/haar neutrofielengehalte te controleren;
15
•
•
grotere bewustwording bij de patiënt van de significantie van alle symptomen van infectie
tijdens de behandeling met Deferiprone Lipomed;
waarschuwing aan vrouwen in de vruchtbare leeftijd om zwangerschap te voorkomen omdat
deferipron de ongeboren baby ernstige schade kan toebrengen.
16
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
17
A. ETIKETTERING
18
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKINGMOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Deferiprone Lipome 500 mg filmomhulde tabletten
deferipron
2.
GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) BESTANDDE(E)L(EN)
Elke filmomhulde tablet bevat 500 mg deferipron.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
100 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
19
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
79576 Weil am Rhein
Duitsland
Tel. +49 7621 1693 472
Fax: +49 7621 1693 474
lipomed@lipomed.com
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/118/1310/001
13.
PARTIJNUMMER
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Deferiprone Lipomed 500 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
20
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP DE BLISTERVERPAKKING OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Deferiprone Lipomed 500 mg filmomhulde tabletten
deferipron
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Lipomed GmbH
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
PARTIJNUMMER
Partij
5.
OVERIGE
21
HERINNERINGSKAART VOOR PATIËNTEN EN HUN VERZORGERS
((voorzijde))
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen voor
patiënten die Deferiprone Lipomed innemen
((achterzijde))
Voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd
Neem geen Deferiprone Lipomed in als u
Voorschrijvende arts:
_____________________
zwanger bent of zwanger probeert te worden. Bij
gebruik tijdens de zwangerschap kan Deferiprone
Tel.:_____________________________________ Lipomed de ongeboren baby ernstige schade
toebrengen.
U moet zorgen voor doeltreffende anticonceptie
wanneer u Deferiprone Lipomed inneemt.
Raadpleeg uw arts over de voor u beste
anticonceptiemethode. Mocht u toch zwanger
worden tijdens de behandeling met Deferiprone
Lipomed, dan moet u onmiddellijk de
behandeling staken en uw arts inlichten. Gebruik
geen Deferiprone Lipomed indien u borstvoeding
geeft.
((binnenzijde 2))
Zorg ervoor
1. dat u uw bloed wekelijks laat controleren
tijdens uw eerste behandeljaar met deferipron.
Daarna zal uw arts u adviseren over de
frequentie ervan.
2. dat u onmiddellijk medische hulp inroept als u
verschijnselen van een infectie ontwikkelt, zoals
koorts, keelpijn of griepachtige verschijnselen.
Het aantal witte bloedcellen moet binnen 24 uur
gecontroleerd worden om te kijken of u mogelijk
agranulocytose heeft.
((binnenzijde 1))
Controle van het gehalte aan witte bloedcellen
tijdens de behandeling met Deferiprone
Lipomed
Er bestaat een gering risico dat u agranulocytose
ontwikkelt (zeer laag gehalte aan witte
bloedcellen) wanneer u Deferiprone Lipomed
gebruikt. Dit kan leiden tot een ernstige infectie.
Ook al krijgen slechts 1 tot 2 van de 100 patiënten
hiermee te maken, toch is het belangrijk dat u uw
bloed regelmatig laat controleren.
22
B. BIJSLUITER
23
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Deferiprone Lipomed 500 mg filmomhulde tabletten
deferipron
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken, want er staat belangrijke
informatie in voor u.
−
Bewaar deze bijsluiter. Misschien hebt u hem later weer nodig.
−
Hebt u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
−
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
−
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
−
In de doos bevindt zich een herinneringskaart voor patiënten/verzorgers. Vul deze kaart in. Lees
de kaart zorgvuldig en draag hem altijd bij u. Geef deze kaart aan uw arts als u verschijnselen
van een infectie krijgt, zoals koorts, keelpijn of griepachtige verschijnselen.
Inhoud van deze bijsluiter:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Deferiprone Lipomed en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Deferiprone Lipomed en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Deferiprone Lipomed bevat het werkzame bestanddeel deferipron. Deferiprone Lipomed is een
ijzerchelator, een geneesmiddel dat overtollig ijzer uit het lichaam verwijdert.
Deferiprone Lipomed is geïndiceerd voor het behandelen van ijzerstapeling veroorzaakt door
frequente bloedtransfusies bij patiënten met thalassemie major wanneer de huidige chelatietherapie
gecontra-indiceerd of inadequaat is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
−
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
−
U hebt een voorgeschiedenis van herhaalde episodes van neutropenie (laag aantal witte
bloedcellen (neutrofielen)).
−
U hebt een voorgeschiedenis van agranulocytose (erg laag aantal witte bloedcellen (neutrofielen)).
−
U gebruikt momenteel medicijnen waarvan bekend is dat ze neutropenie of agranulocytose
veroorzaken (zie de rubriek “Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?”).
−
U bent zwanger of geeft borstvoeding.
24
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
De ernstigste bijwerking die zich kan voordoen na gebruik van Deferiprone Lipomed is een erg laag
aantal witte bloedcellen (neutrofielen). Deze aandoening die ernstige neutropenie of agranulocytose
heet, is bij 1 tot 2 op de 100 mensen voorgekomen die deferipron in klinische onderzoeken hebben
gebruikt. Aangezien witte bloedcellen infecties helpen bestrijden, kan een laag aantal neutrofielen het
risico vergroten dat u een ernstige en mogelijk levensbedreigende infectie ontwikkelt. Om te
controleren of u neutropenie hebt, zal uw arts bij u regelmatig (wellicht wekelijks) bloed laten
afnemen tijdens uw behandeling met Deferiprone Lipomed. Dit gebeurt om het aantal witte
bloedcellen te controleren. Het is erg belangrijk dat u zich aan al deze afspraken houdt. Zie de
herinneringskaart voor patiënten/verzorgers die zich in de kartonnen verpakking bevindt. Als u
verschijnselen van een infectie krijgt, zoals koorts, keelpijn of griepachtige verschijnselen, roep dan
onmiddellijk medische hulp in. Het aantal witte bloedcellen moet binnen 24 uur gecontroleerd worden
om te kijken of u mogelijk agranulocytose heeft.
Als u HIV-positief bent of als uw nier- of leverfunctie ernstig is aangetast, dan kan uw arts u adviseren
om aanvullende testen te ondergaan.
Uw arts zal u ook vragen onderzoeken naar de ijzerstapeling in het lichaam te ondergaan. Ook kan hij
of zij u vragen een leverbiopsie te ondergaan.
Raadpleeg uw arts of apotheker voordat u Deferiprone Lipomed gaat gebruiken.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruik geen medicijnen waarvan bekend is dat ze neutropenie of agranulocytose veroorzaken (zie de
rubriek “Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?”). Gebruikt u naast Deferiprone Lipomed nog
andere geneesmiddelen, of hebt u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort
andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker. Dat geldt ook voor
geneesmiddelen waar u geen voorschrift voor nodig heeft.
Gebruik geen zuurremmende middelen op basis van aluminium terwijl u Deferiprone Lipomed
gebruikt.
Raadpleeg uw arts of apotheker voordat u vitamine C gebruikt in combinatie met Deferiprone
Lipomed.
Zwangerschap en borstvoeding
Gebruik dit geneesmiddel niet als u zwanger bent of als u probeert zwanger te worden. Dit
geneesmiddel kan uw baby ernstige schade toebrengen. U dient een betrouwbaar voorbehoedmiddel te
gebruiken als u Deferiprone Lipomed gebruikt. Vraag uw arts om advies over de beste methode voor
u. Als u zwanger wordt terwijl u Deferiprone Lipomed neemt, moet u het gebruik van het
geneesmiddel onmiddellijk staken en uw arts inlichten.
Gebruik geen Deferiprone Lipomed als u borstvoeding geeft. Zie de herinneringskaart voor
patiënten/verzorgers die zich in de kartonnen doos bevindt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Niet van toepassing.
Deferiprone Lipomed bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet en is derhalve in wezen
‘natriumvrij’.
25
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. De hoeveelheid Deferiprone
Lipomed die u moet innemen is afhankelijk van uw gewicht. De gebruikelijke dosering is 25 mg/kg,
driemaal daags, met een totale dagelijkse dosering van 75 mg/kg. De totale dagelijkse dosering mag
niet hoger zijn dan 100 mg/kg. Neem de eerste dosis ’s morgens in. Neem de tweede dosis ’s middags
in. Neem de derde dosis ’s avonds in. Deferiprone Lipomed mag met of zonder voedsel worden
ingenomen; u vindt het wellicht gemakkelijk te onthouden als u Deferiprone Lipomed met de maaltijd
neemt.
Hebt u te veel van dit middel ingenomen?
Er zijn geen meldingen van een acute overdosis met deferipron. Indien u ongewild meer dan de
voorgeschreven dosis zou innemen, dient u contact op te nemen met uw arts.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Deferiprone Lipomed is het effectiefst als u geen doses overslaat. Als u een dosis vergeet, neem deze
dan in zodra u het zich herinnert en neem de volgende dosis op de normale tijd in. Als u meer dan een
enkele dosis vergeet, neem dan geen dubbele dosis om een overgeslagen dosis in te halen. Ga gewoon
door met het gebruikelijke schema. U mag uw totale dagelijkse dosis niet wijzigen zonder eerst uw
arts te raadplegen.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De ernstigste bijwerking van Deferiprone Lipomed is een erg laag aantal witte bloedcellen
(neutrofielen). Deze aandoening, die ernstige neutropenie of agranulocytose wordt genoemd, heeft
zich bij 1 tot 2 op de 100 mensen voorgedaan die tijdens klinische onderzoeken deferipron hebben
genomen. Een laag aantal witte bloedcellen kan gepaard gaan met een ernstige en mogelijk
levensbedreigende infectie. U dient onmiddellijk contact op te nemen met uw arts als u symptomen
van een infectie hebt, zoals koorts, keelpijn of griepachtige symptomen.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen
(komen voor bij meer dan 1 op 10 gebruikers):
- buikpijn
- misselijkheid
- braken
- rode/bruine verkleuring van de urine
Als u misselijk bent of moet overgeven, kan het helpen om Deferiprone Lipomed met voedsel in te
nemen. Verkleuring van de urine komt zeer vaak voor en is niet schadelijk.
Vaak voorkomende bijwerkingen
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
- laag aantal witte bloedcellen (agranulocytose en neutropenie)
- hoofdpijn
- diarree
- verhoogde leverenzymen
- vermoeidheid
- toegenomen eetlust
Niet bekend (frequentie
kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
- allergische reacties waaronder huiduitslag of galbulten
26
Voorvallen van gewrichtspijn en zwelling varieerden van milde pijn in één of meer gewrichten tot
ernstige invaliditeit. In de meeste gevallen verdween de pijn gedurende de tijd dat de patiënten
deferipron gebruikten.
Bijwerkingen specifiek bij kinderen
Na het in het handel brengen van deferipron zijn er meldingen geweest van neurologische
aandoeningen (zoals tremoren, loopproblemen, dubbel zien, onvrijwillige spiersamentrekkingen,
problemen met bewegingscoördinatie) bij kinderen die gedurende enkele jaren vrijwillig een dosis
voorgeschreven hadden gekregen die meer dan 2 maal de maximaal aanbevolen dosis van
100 mg/kg/dag bedroeg. De kinderen herstelden van deze symptomen nadat inname van deferipron
gestaakt werd.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren beneden 25 ºC.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de blister na
EXP. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is deferipron. Elke 500 mg filmomhulde tablet bevat 500 mg
deferipron.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern: hypromellose, croscarmellosenatrium, watervrij colloïdaal silicium, microkristallijne
cellulose, magnesiumstearaat.
Coating: hypromellose, macrogol 6000, titaandioxide.
Hoe ziet Deferiprone Lipomed eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Deferiprone Lipomed 500 mg filmomhulde tabletten zijn witte tot gebroken witte, ovalen tabletten met
een glanzend oppervlak. De tabletten zijn voorzien van een breukgleuf en kunnen in tweeën worden
gebroken. Deferiprone Lipomed is verpakt in blisters. Elk pak bevat 100 filmomhulde tabletten.
27
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
79576 Weil am Rhein
Duitsland
Tel. +49 7621 1693 472
Fax: +49 7621 1693 474
E-mail:
lipomed@lipomed.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
28
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Deferiprone Lipomed 500 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat 500 mg deferipron.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet.
Witte tot gebroken witte, ovalen filmomhulde tablet met een glanzend oppervlak. De tablet heeft een
breukgleuf. De tablet kan verdeeld worden in gelijke helften.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Monotherapie met Deferiprone Lipomed is geïndiceerd voor het behandelen van ijzerstapeling bij
patiënten met thalassemie major wanneer de huidige chelatietherapie gecontra-indiceerd wordt of
inadequaat is.
Deferiprone Lipomed in combinatie met een andere chelator (zie rubriek 4.4) is geïndiceerd voor het
behandelen van patiënten met thalassemie major wanneer monotherapie met een bepaalde ijzerchelator
niet effectief is of wanneer de preventie of behandeling van levensbedreigende gevolgen van
ijzerstapeling (hoofdzakelijk ijzerstapeling in het hart) snel of intensief ingrijpen rechtvaardigt (zie
rubriek 4.2).
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling met deferipron moet worden gestart en onderhouden door een arts die ervaring heeft
met de behandeling van patiënten met thalassemie.
Dosering
Deferipron wordt gewoonlijk oraal gegeven als 25 mg/kg lichaamsgewicht, drie keer per dag voor een
totale dagelijkse dosis van 75 mg/kg lichaamsgewicht. De dosering per kilogram lichaamsgewicht
moet worden berekend tot op de halve tablet nauwkeurig. Zie onderstaande tabellen voor de
aanbevolen dosis voor lichaamsgewicht in stappen van 10 kg.
Gebruik om een dosering van circa 75 mg/kg/dag te verkrijgen het aantal tabletten dat in de volgende
tabellen voor het lichaamsgewicht van de patiënten wordt voorgesteld. Het lichaamsgewicht wordt in
stappen van 10 kg vermeld.
Lichaamsgewicht Totale dagelijkse dosis
Dosis
Aantal tabletten
(kg)
(mg)
(mg, driemaal daags)
(driemaal daags)
20
1500
500
1,0
30
2250
750
1,5
40
3000
1000
2,0
50
3750
1250
2,5
60
4500
1500
3,0
70
5250
1750
3,5
80
6000
2000
4,0
90
6750
2250
4,5
Dagelijkse doses van in totaal meer dan 100 mg/kg lichaamsgewicht worden afgeraden wegens het
mogelijk verhoogde risico van bijwerkingen (zie rubrieken 4.4, 4.8 en 4.9).
Aanpassing van de dosis
Het effect van Deferiprone Lipomed op het verlagen van het ijzergehalte in het lichaam wordt
rechtstreeks beïnvloed door de dosis en de mate van ijzerstapeling. Na aanvang van de behandeling
met Deferiprone Lipomed verdient het aanbeveling de serumconcentratie ferritine of andere
indicatoren van de ijzerstapeling in het lichaam iedere twee tot drie maanden te controleren, zodat de
werkzaamheid van de chelatietherapie op lange termijn bij het onder controle houden van de
ijzerstapeling in het lichaam geëvalueerd kan worden. Aanpassing van de dosis moet worden
gebaseerd op de respons en therapeutische doelen van iedere patiënt (onderhoud of reductie van de
ijzerbelasting in het lichaam). Onderbreking van de behandeling met deferipron moet worden
overwogen als de ferritinewaarden in serum lager zijn dan 500 µg/l.
Aanpassing van dosis in combinatie met andere ijzerchelatoren
Bij patiënten voor wie monotherapie inadequaat is, kan in combinatie met deferoxamine de
standaarddosis van 75 mg/kg/dag Deferiprone Lipomed worden toegevoegd, maar de dosis mag niet
hoger zijn dan 100 mg/kg/dag.
In het geval van hartfalen geïnduceerd door ijzer moet 75-100 mg/kg/dag Deferiprone Lipomed aan de
behandeling met deferoxamine worden toegevoegd. De productinformatie van deferoxamine moet
worden geraadpleegd.
Gelijktijdig gebruik van ijzerchelatoren wordt niet aangeraden bij patiënten van wie de
ferritinewaarden in serum lager zijn dan 500 µg/l vanwege het risico op overtollige ontijzering.
Pediatrische patiënten
De beschikbare informatie over het gebruik van deferipron bij kinderen in de leeftijd van 6 tot 10 jaar
is beperkt. Geen informatie is beschikbaar over het gebruik van deferipron bij kinderen onder de
6 jaar.
Nierfunctiestoornis
De dosering hoeft niet aangepast te worden voor patiënten met een lichte, matige of ernstige
nierfunctiestoornis (zie rubriek 5.2). De veiligheid en farmacokinetiek van Deferiprone Lipomed voor
patiënten met terminaal nierfalen zijn niet bekend.
Leverfunctiestoornis
De dosering hoeft niet aangepast te worden voor patiënten met een lichte of matige
leverfunctiestoornis (zie rubriek 5.2). De veiligheid en farmacokinetiek van Deferiprone Lipomed voor
patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis zijn niet bekend.
Wijze van toediening
Voor oraal gebruik.
· Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
· Herhaalde voorvallen van neutropenie in de anamnese.
· Agranulocytose in de anamnese.
· Zwangerschap (zie rubriek 4.6).
· Borstvoeding (zie rubriek 4.6).
· Wegens het onbekende mechanisme van door deferipron geïnduceerde neutropenie, mogen
patiënten geen geneesmiddelen nemen die neutropenie kunnen veroorzaken of geneesmiddelen
die tot agranulocytose kunnen leiden (zie rubriek 4.5).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Neutropenie/Agranulocytose
Aangetoond is dat deferipron neutropenie en agranulocytose veroorzaakt (zie rubriek 4.8
'Beschrijving van enkele bijwerkingen'). Het absolute aantal neutrofielen (ANC) van de patiënt
dient in het eerste behandeljaar wekelijks gecontroleerd te worden.
Indien gedurende het eerste
behandeljaar de patiënt de behandeling met deferipron op geen enkel moment vanwege een
verlaging van het absolute aantal neutrofielen hoefde te onderbreken, dan mag het frequentie-
interval voor ANC-bepalingen verlengd worden overeenkomstig het bloedtransfusieschema van
de patiënt (om de 2-4 weken) na het eerste jaar van de behandeling met deferipron.
Of al dan niet na 12 maanden van behandeling met deferipron overgestapt wordt van wekelijkse ANC-
bepalingen naar de frequentie van het bloedtransfusieschema moet per patiënt bepaald worden.
Daarvoor moet naar oordeel van de arts de patiënt kunnen begrijpen dat tijdens de behandeling
risicobeperkende maatregelen gevolgd moeten worden (zie rubriek 4.4 hieronder).
In klinische onderzoeken is de wekelijkse bepaling van het aantal neutrofielen zeer effectief gebleken
bij het vaststellen van gevallen van neutropenie en agranulocytose. De agranulocytose en neutropenie
verdwenen over het algemeen als het gebruik van deferipron werd gestaakt, maar er zijn fatale
gevallen van agranulocytose gemeld. Als de patiënt tijdens het gebruik van deferipron een infectie
ontwikkelt, dient de behandeling met deferipron gestaakt te worden en moet direct een ANC-bepaling
worden uitgevoerd. Het aantal neutrofielen moet dan vaker worden gecontroleerd.
Patiënten wordt geadviseerd om hun arts onmiddel ijk op de hoogte te stellen van symptomen
die wijzen op infectie (bijvoorbeeld koorts, keelpijn of griepachtige symptomen). Het gebruik
van deferipron moet onmiddellijk gestaakt worden als de patiënt een infectie heeft.
De voorgestelde behandeling van gevallen van neutropenie wordt hieronder aangegeven. Aanbevolen
wordt een dergelijk behandelprotocol gereed te hebben alvorens de patiënt op deferipron te zetten.
De behandeling met deferipron dient niet te worden gestart als de patiënt neutropenie heeft. Het risico
op agranulocytose en neutropenie is hoger als het ANC bij basislijn minder is dan 1,5x109/l.
Bij neutropenie (ANC <1,5x109/l en >0,5x109/l):
Instrueer de patiënt het gebruik van deferipron en alle andere geneesmiddelen die tot neutropenie
kunnen leiden onmiddellijk te staken. Adviseer de patiënt contact met anderen te beperken om de kans
op infectie te verkleinen. Verricht onmiddellijk na de diagnose van neutropenie een volledig
bloedbeeld, met een leukocytentelling, gecorrigeerd op de aanwezigheid van kernhoudende
erytrocyten, een neutrofiele leukocytentelling, en een trombocytentelling, en herhaal dit dagelijks.
Aanbevolen wordt na herstel van neutropenie gedurende drie achtereenvolgende weken wekelijks
erytrocyten- en leukocytentellingen, neutrofiele leukocyten en trombocytentellingen te verrichten om
er zeker van te zijn dat de patiënt volledig herstelt. Bij aanwijzingen van infectie gelijktijdig met
neutropenie, dienen de geëigende kweken en diagnostische procedures te worden verricht en een
geschikte therapie te worden ingesteld.
Volg de bovenvermelde richtlijnen en dien de geëigende therapie toe, zoals granulocytenkolonie
stimulerende factor, beginnend op de dag dat de diagnose is gesteld; dien de therapie dagelijks toe
totdat de aandoening verdwijnt. Zorg voor beschermende afzondering en neem, indien klinisch
geïndiceerd, de patiënt op in het ziekenhuis.
Beperkte informatie is beschikbaar over herhaald toedienen van een testdosis. Daarom is in het geval
van neutropenie een testdosis niet aanbevolen. Bij agranulocytose is een testdosis gecontra-indiceerd.
Carcinogeniciteit/mutageniciteit
Gezien de resultaten voor genotoxiciteit kan een carcinogeen vermogen van deferipron niet worden
uitgesloten (zie rubriek 5.3).
Plasma Zn2+ concentratie
Controle van de plasma Zn2+ waarde en suppletie in geval van tekort verdienen aanbeveling.
HIV-positieve of andere immuungecompromitteerde patiënten
Er zijn geen gegevens bekend over het gebruik van deferipron bij HIV-positieve of andere
immuungecompromitteerde patiënten. Gezien het feit dat deferipron kan worden geassocieerd met
neutropenie en agranulocytose, mag de behandeling van immuungecompromitteerde patiënten pas
worden ingesteld als de mogelijke voordelen opwegen tegen de potentiële risico's.
Nier- of leverfunctiestoornissen en leverfibrose
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het gebruik van deferipron bij patiënten met terminaal
nierfalen of ernstige leverdisfunctie (zie rubriek 5.2). Men dient voorzichtig te zijn bij patiënten met
terminaal nierfalen of met een ernstige leverfunctiestoornis. Gedurende de behandeling met deferipron
moeten de lever- en nierfunctie bij deze patiëntenpopulaties worden gecontroleerd. Indien er een
blijvende toename in de alanine-aminotransferase (ALT) is, dient onderbreking van de behandeling
met deferipron te worden overwogen.
Bij thalassemiepatiënten bestaat er verband tussen leverfibrose en ijzerstapeling en/of hepatitis C.
Grote voorzichtigheid is geboden om zeker te zijn dat de ijzerchelatie bij patiënten met hepatitis C
optimaal is. Bij deze patiënten wordt zorgvuldige controle van de leverhistologie aanbevolen.
Verkleuring van de urine
Patiënten dienen te worden geïnformeerd dat hun urine een roodbruine verkleuring kan vertonen als
gevolg van de uitscheiding van het ijzer-deferiproncomplex.
Neurologische aandoeningen
Neurologische aandoeningen zijn waargenomen bij kinderen die gedurende enkele jaren behandeld
zijn met meer dan 2,5 keer de maximaal aanbevolen dosis, maar zijn tevens waargenomen met de
standaarddosis deferipron. Voorschrijvende artsen worden eraan herinnerd dat het gebruik van doses
van meer dan 100 mg/kg/dag wordt afgeraden. Het gebruik van deferipron moet worden gestaakt
indien neurologische aandoeningen worden waargenomen (zie rubriek 4.8 en 4.9).
Combinatietherapie met andere ijzerchelatoren
Het gebruik van combinatietherapie moet op individuele basis worden overwogen. De respons op de
therapie moet periodiek worden geëvalueerd en het optreden van bijwerkingen moet nauwgezet
worden gevolgd. Fatale gevallen en levensbedreigende situaties (veroorzaakt door agranulocytose) zijn
gerapporteerd meet deferipron in combinatie met deferoxamine. Combinatietherapie met
deferoxamine wordt niet aangeraden wanneer monotherapie met een van beide chelatoren adequaat is
of wanneer ferritinewaarden in serum lager zijn dan 500 µg/l. Er zijn beperkte data beschikbaar over
het gecombineerd gebruik van deferipron en deferasirox en voorzichtigheid is geboden wanneer het
gebruik van deze combinatietherapie wordt overwogen.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet en is derhalve in wezen
`natriumvrij'.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Wegens het onbekende mechanisme van door deferipron geïnduceerde neutropenie, mogen patiënten
geen geneesmiddelen nemen die neutropenie kunnen veroorzaken of geneesmiddelen die tot
agranulocytose kunnen leiden (zie rubriek 4.3).
Aangezien deferipron zich bindt aan metaalkationen, bestaat de mogelijkheid van interactie tussen
deferipron en geneesmiddelen met trivalente kationen zoals antaciden met aluminium. Daarom is
gelijktijdige toediening van antaciden die aluminium bevatten en deferipron niet aanbevolen.
De veiligheid van gelijktijdig gebruik van deferipron en vitamine C is niet officieel onderzocht.
Gezien de gemelde ongewenste interactie die kan vóórkomen tussen deferoxamine en vitamine C,
moet voorzichtigheid worden betracht bij gelijktijdige toediening van deferipron en vitamine C.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van deferipron bij zwangere vrouwen. Dierstudies
hebben reproductieve toxiciteit aangetoond (zie rubriek 5.3). Het potentiële gevaar voor mensen is
onbekend.
Wegens de clastogene en teratogene eigenschappen van het geneesmiddel, moet vrouwen in de
vruchtbare leeftijd worden geadviseerd een zwangerschap te voorkomen. Deze vrouwen moet worden
aangeraden anticonceptieve maatregelen te nemen en onmiddellijk te stoppen met het gebruik van
deferipron als ze zwanger raken of van plan zijn zwanger te worden (zie rubriek 4.3).
Borstvoeding
Het is niet bekend of deferipron wordt uitgescheiden in moedermelk. Er zijn geen prenatale en
postnatale reproductieonderzoeken verricht bij dieren. Deferipron mag niet worden gebruikt door
vrouwen die borstvoeding geven. Als een behandeling onvermijdbaar is, moet de borstvoeding worden
gestaakt (zie rubriek 4.3).
Vruchtbaarheid
In dieronderzoek werden geen effecten op de vruchtbaarheid of vroege embryonale ontwikkeling
waargenomen (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Niet van toepassing.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest voorkomende bijwerkingen die tijdens de behandeling met deferipron in klinische
onderzoeken zijn gerapporteerd, zijn misselijkheid, braken, buikpijn en chromaturie; deze
bijwerkingen traden bij meer dan 10% van de patiënten op. De ernstigste bijwerking die in klinische
onderzoeken met deferipron is gemeld, is agranulocytosis, dat wordt gedefinieerd als een absolute
hoeveelheid neutrofielen van minder dan 0,5x109/l; deze bijwerking trad bij ongeveer 1% van de
patiënten op. Minder ernstige neutropenie-episodes werden bij ongeveer 5% van de patiënten gemeld.
Frequentie van bijwerkingen: Zeer vaak (1/10), Vaak (1/100, <1/10), niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald).
SYSTEEM/ORGAANKLASSE ZEER VAAK
VAAK (1/100,
FREQUENTIE NIET
(1/10)
<1/10)
BEKEND
Bloed- en
Neutropenie
lymfestelselaandoeningen
Agranulocytose
Immuunsysteemaandoeningen
Overgevoeligheidsreacties
Voedings- en
Verhoogde eetlust
stofwisselingsstoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Hoofdpijn
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijkheid
Diarree
Buikpijn
Braken
Huid- en onderhuidaandoeningen
Uitslag, netelroos
Skeletspierstelsel- en
Artralgie
bindweefselaandoeningen
Nier- en urinewegaandoeningen
Chromaturie
Algemene aandoeningen en
Vermoeidheid
toedieningsplaatsstoornissen
Onderzoeken
Verhoogde
leverenzymen
Beschrijving van enkele bijwerkingen
De ernstigste bijwerking gemeld in klinisch onderzoek met deferipron is agranulocytose (neutrofiele
leukocytenconcentratie <0,5x109/l), met een incidentie van 1,1% (0,6 gevallen per 100 patiënt-
behandelingsjaren) (zie rubriek 4.4). Uit gegevens van de gepoolde klinische onderzoeken bij
patiënten met systemische ijzerstapeling blijkt dat 63% van de voorvallen van agranulocytose zich
voordeed in de eerste zes maanden van de behandeling, 74% in het eerste jaar en 26% na het eerste
behandeljaar. De mediane tijd tot het eerste voorval van agranulocytose was 190 dagen (bereik van
22 dagen - 17,6 jaar) en de mediane duur was 10 dagen in klinische onderzoeken. Een fatale afloop
werd gezien in 8,3% van de gemelde voorvallen van agranulocytose bij klinische onderzoeken en na
het op de markt brengen.
De geconstateerde incidentie van de minder ernstige vorm van neutropenie (neutrofiele
leukocytenconcentraties <1,5x109/l) is 4,9% (2,5 gevallen per 100 patiënt-behandelingsjaren). Dit
percentage dient te worden bekeken in het kader van de onderliggende hoge incidentie van
neutropenie bij thalassemiepatiënten, vooral bij patiënten met hypersplenie.
Episodes met diarree, meestal mild en van voorbijgaande aard, worden gemeld bij patiënten behandeld
met deferipron. Gastro-intestinale verschijnselen zijn frequenter in het begin van de behandeling en
verdwijnen bij de meeste patiënten binnen een paar weken zonder dat de behandeling wordt
onderbroken. Bij sommige patiënten kan het heilzaam zijn de dosis deferipron te verlagen en dan weer
terug te gaan naar de vorige dosis. Gevallen van artropathie, met matige pijn in een of meer
gewrichten, tot ernstige artritis met effusie en significante invalidering zijn ook gemeld bij patiënten
behandeld met deferipron. De gevallen van milde artropathie waren meestal van voorbijgaande aard.
Bij sommige patiënten die deferipron gebruiken, zijn verhoogde leverenzymwaarden gemeld. Bij de
meeste van deze patiënten was deze verhoging asymptomatisch en voorbijgaand, en keerde terug naar
baseline zonder dat de behandeling met deferipron werd gestaakt of de dosis verlaagd (zie rubriek 4.4).
Bij sommige patiënten werd er progressie van de fibrose, samenhangend met een verhoogde
ijzerstapeling of hepatitis C, waargenomen.
Lage zink plasmawaarden zijn in verband gebracht met deferipron bij een klein aantal patiënten. De
concentraties herstelden zich na orale zinksuppletie.
psychomotorische vertraging, handbewegingen en axiale hypotonie) zijn bij kinderen waargenomen
die gedurende enkele jaren vrijwillig een dosis voorgeschreven hadden gekregen die meer dan
2,5 maal de maximaal aanbevolen dosis van 100 mg/kg/dag bedroeg. Episodes van hypotonie,
instabiliteit, niet kunnen lopen en hypertonie met onvermogen om ledematen te bewegen zijn gemeld
bij kinderen in postmarketingscenario's met standaarddoses deferipron. De neurologische
aandoeningen namen gestaag af nadat deferipron gestaakt werd (zie rubrieken 4.4 en 4.9).
Het veiligheidsprofiel van combinatietherapie (deferipron en deferoxamine), waargenomen in
klinische onderzoeken, postmarketingervaring of gepubliceerde literatuur, was consistent met het
kenmerkende profiel voor monotherapie.
Data uit de gepoolde veiligheidsdatabase van klinische onderzoeken (1343 patiëntblootstellingsjaren
aan monotherapie met deferipron en 244 patiëntblootstellingsjaren aan deferipron en deferoxamine)
tonen statistisch significante (p<0,05) verschillen in de incidentie van bijwerkingen op basis van
Systeem/orgaanklasse voor 'Hartaandoeningen', 'Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen' en
'Nier- en urinewegaandoeningen'. De incidentie van 'Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen' en 'Nier- en urinewegaandoeningen' was lager bij combinatietherapie dan
bij monotherapie, terwijl de incidentie van 'Hartaandoeningen' bij combinatietherapie hoger was dan
bij monotherapie. Het hogere percentage 'Hartaandoeningen' dat gerapporteerd werd bij
combinatietherapie vergeleken met monotherapie was mogelijk te wijten aan de hogere incidentie van
patiënten met reeds bestaande hartaandoeningen die combinatietherapie kregen. Zorgvuldige
monitoring van cardiale voorvallen bij patiënten met combinatietherapie is noodzakelijk (zie
rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
De incidentie van waargenomen bijwerkingen bij 18 kinderen en 97 volwassenen die behandeld
werden met combinatietherapie was niet significant verschillend tussen de twee leeftijdsgroepen,
behalve voor de incidentie van artropathie (11,1 % bij kinderen vs. geen gevallen bij volwassenen,
p=0,02). Evaluatie van het percentage bijwerkingen per 100 patiëntblootstellingsjaren liet zien dat
alleen het percentage van diarree significant hoger was bij kinderen (11,1) dan bij volwassenen (2,0,
p=0,01).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Er werden geen gevallen gemeld van acute overdosis. Er zijn echter neurologische aandoeningen
(zoals cerebellaire symptomen, dubbelzien, laterale nystagmus, psychomotorische vertraging,
handbewegingen en axiale hypotonie) bij kinderen waargenomen, die gedurende enkele jaren
vrijwillig een dosis voorgeschreven hadden gekregen die meer dan 2,5 maal de maximaal aanbevolen
dosis van 100 mg/kg/dag bedroeg. De neurologische aandoeningen verminderden geleidelijk nadat de
behandeling met deferipron werd stopgezet.
In het geval van een overdosis dient de patiënt onder nauwgezet klinisch toezicht te worden geplaatst.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie:
IJzerchelaatvormend middel, ATC code:
V03AC02
Het werkzame bestanddeel is deferipron (3-hydroxy-1,2-dimethylpyridine-4-on), een bidentaat ligand
dat ijzer in een molaire verhouding van 3:1 bindt.
Farmacodynamische effecten
Klinisch onderzoek heeft uitgewezen dat deferipron de ijzeruitscheiding bevordert en dat een dosis van
25 mg/kg driemaal daags zoals aangetoond door serumferritine ijzerstapeling kan voorkomen bij
thalassemiepatiënten die een transfusiebehandeling krijgen. Gegevens uit de gepubliceerde literatuur
over onderzoeken naar de ijzerbalans bij patiënten met thalassemie major tonen aan dat het gelijktijdig
gebruik van deferipron en deferoxamine (gelijktijdige toediening van beide chelatoren op dezelfde
dag, ofwel tegelijkertijd ofwel opeenvolgend, bijv. deferipron overdag en deferoxamine 's nachts) een
grotere ijzeruitscheiding bevordert dan elk van deze geneesmiddelen apart. Gebruikte doses deferipron
in deze onderzoeken waren tussen 50 en 100 mg/kg/dag en doses deferoxamine tussen 40 en
60 mg/kg/dag. Chelatietherapie biedt echter niet beslist bescherming tegen orgaanbeschadiging
geïnduceerd door ijzer.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
In de onderzoeken LA16-0102, LA-01 en LA08-9701 werd de werkzaamheid van deferipron
vergeleken met die van deferoxamine voor het controleren van het serum ferritinegehalte van
thalassemiepatiënten die afhankelijk zijn van transfusies. Deferipron en deferoxamine waren
equivalent bij het bevorderen van een netto stabilisatie of reductie in de ijzerstapeling in het lichaam,
ondanks de continue transfusionele ijzertoediening aan deze patiënten (geen verschil in de
regressieanalyse tussen de twee behandelingsgroepen in het percentage patiënten met een negatieve
serumferritinetrend; p>0,05).
Om de myocardiale ijzerstapeling te kwantificeren, werd ook gebruik gemaakt van een MRI-methode
(magnetic resonance imaging), T2*. Door teveel ijzer kan concentratieafhankelijk MRI T2*-
signaalverlies optreden; dat wil zeggen dat myocardiaal ijzer de myocardiale MRI T2*-waarden
verlaagt. Myocardiale MRI T2*-waarden van minder dan 20 ms zijn een afspiegeling van
ijzerstapeling in het hart. Een toename in MRI T2* tijdens de behandeling betekent dat ijzer uit het
hart wordt verwijderd. Er is een positieve correlatie gerapporteerd tussen de MRI T2*-waarden en de
hartfunctie (zoals gemeten door de linker ventriculaire ejectiefractie (LVEF)).
In onderzoek LA16-0102 werd de werkzaamheid van deferipron vergeleken met die van deferoxamine
bij het verlagen van de ijzerstapeling in het hart en bij de verbetering van de hartfunctie (zoals
gemeten door LVEF) in thalassemiepatiënten die afhankelijk waren van transfusies. Eenenzestig (61)
patiënten met ijzerstapeling in het hart, die eerder werden behandeld met deferoxamine, werden
random toegewezen aan de groep die het gebruik van deferoxamine voortzette (gemiddelde dosis
43 mg/kg/dag; N=31) of aan de groep die werd overgeschakeld op deferipron (gemiddelde dosis
92 mg/kg/dag; N=29). Gedurende het 12-maanden durende onderzoek nam de ijzerstapeling in het hart
in de deferipron-groep meer af dan in de deferoxamine-groep. De cardiale T2* van patiënten die met
deferipron werden behandeld, verbeterde met meer dan 3 ms vergeleken met een verandering van
ongeveer 1 ms in patiënten die met deferoxamine werden behandeld. De LVEF vertoonde
tegelijkertijd een toename ten opzichte van basislijn van 3,07 ± 3,58 absolute eenheden (%) in de
deferipron-groep en van 0,32 ± 3,38 absolute eenheden (%) in de deferoxamine-groep (verschil tussen
de groepen; p=0,003).
vergeleken in 129 patiënten met thalassemie major die ten minste 4 jaar werden behandeld met
deferipron (N=54) of deferoxamine (N=75). De cardiale eindpunten werden geëvalueerd met behulp
van een echocardiogram, elektrocardiogram, classificatie op basis van de New York Heart Association
en overlijden door hartziekte. Er was geen significant verschil in het percentage patiënten met
hartdisfunctie bij de eerste evaluatie (13% voor deferipron vs. 16% voor deferoxamine). Van de
patiënten die bij de eerste evaluatie hartdisfunctie hadden, vertoonde geen van de patiënten die met
deferipron werden behandeld een verslechtering in hun cardiale status vergeleken met vier (33%)
patiënten die met deferoxamine werden behandeld (p=0,245). Nieuw gediagnosticeerde hartdisfunctie
trad op bij 13 (20,6%) patiënten die met deferoxamine werden behandeld en bij 2 (4,3%) patiënten die
met deferipron werden behandeld en bij de eerste evaluatie geen hartziekte vertoonden (p=0,013).
Over het geheel genomen vertoonden minder patiënten die met deferipron werden behandeld een
verslechtering in hun hartdisfunctie van de eerste evaluatie tot de laatste evaluatie dan patiënten die
met deferoxamine werden behandeld (4% vs. 20%, p=0,007).
Gegevens van de gepubliceerde literatuur komen overeen met de resultaten van onderzoeken, hetgeen
aangeeft dat patiënten die met deferipron worden behandeld minder hartziekte en/of een toename in de
overleving hebben in vergelijking met patiënten die met deferoxamine worden behandeld.
In een gerandomiseerd, placebogecontroleerd, dubbelblind onderzoek is het effect geëvalueerd van
combinatietherapie met deferipron en deferoxamine bij patiënten met thalassemie major die voorheen
de standaardchelatie monotherapie met onderhuidse toediening van deferoxamine ontvingen en lichte
tot matige myocardiale ijzerstapeling hadden (myocardiale T2* van 8 tot 20 ms). Na randomiseren
kregen 32 patiënten deferoxamine (34,9 mg/kg/dag gedurende 5 dagen/week) en deferipron
(75 mg/kg/dag) en kregen 33 patiënten monotherapie met deferoxamine (43,4 mg/kg/dag gedurende
5 dagen/week). Na een jaar onderzoekstherapie vertoonden patiënten met gelijktijdige chelatietherapie
een significant grotere reductie in serumferritine (van 1574 g/l naar 598 g/l bij combinatietherapie
vs. 1379 g/l naar 1146 g/l bij monotherapie met deferoxamine, p<0.001), een significant grotere
reductie in myocardiale ijzerstapeling, beoordeeld op een toename in MRI T2* (van 11,7 ms naar
17,7 ms bij combinatietherapie vergeleken met 12,4 ms naar 15,7 ms bij monotherapie met
deferoxamine, p=0,02) en een significant grotere reductie in ijzerconcentratie in de lever, ook
beoordeeld op een toename in MRI T2* (van 4,9 ms naar 10,7 ms bij combinatietherapie vs. 4,2 ms
naar 5,0 ms bij monotherapie met deferoxamine, p<0,001).
Onderzoek LA37-1111 is uitgevoerd om het effect van enkele therapeutische (33 mg/kg) en
supratherapeutische (50 mg/kg) orale doses deferipron te evalueren op de duur van het QT-interval
van het hart bij gezonde proefpersonen. Het maximumverschil tussen de kleinste kwadratische
afwijking van de therapeutische dosis en de placebo was 3,01 ms (95% eenzijdige UCL: 5,01 ms) en
tussen de kleinste kwadratische afwijking van de supratherapeutische dosis en de placebo 5,23 ms
(95% eenzijdige UCL: 7,19 ms). Hieruit kan geconcludeerd worden dat deferipron geen signifante
verlenging van het QT-interval oplevert.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Deferipron wordt snel geabsorbeerd uit het bovenste gedeelte van het maagdarmkanaal. De
piekserumconcentratie wordt 45 tot 60 minuten na toediening van een enkele dosis bij nuchtere
patiënten bereikt. Deze concentratie wordt verlengd met 2 uur bij niet-nuchtere patiënten.
Na een dosis van 25 mg/kg zijn bij niet-nuchtere patiënten lagere piekserumconcentraties
waargenomen (85 µmol/l) dan bij nuchtere patiënten (126 µmol/l), hoewel er geen afname was van de
hoeveelheid geresorbeerde deferipron als het met voedsel werd toegediend.
Metabolisme
Deferipron wordt voornamelijk gemetaboliseerd tot een glucuronideconjugaat. Deze metaboliet mist
het ijzerbindend vermogen vanwege inactivering van de 3-hydroxygroep van deferipron.
Piekserumconcentraties van de glucuronide worden 2 tot 3 uur na toediening van deferipron bereikt.
Bij mensen wordt deferipron voornamelijk via de nieren uitgescheiden; 75% tot 90% van de
ingenomen dosis wordt gedurende de eerste 24 uur in de urine teruggevonden in de vorm van vrij
deferipron, de glucuronidemetaboliet en het ijzer-deferiproncomplex. Eliminatie in variabele
hoeveelheden via de feces is gemeld. De eliminatiehalfwaardetijd bedraagt bij de meeste patiënten
2 tot 3 uur.
Nierfunctiestoornis
Er is een open-label, niet-gerandomiseerd klinisch onderzoek met parallelle groepen uitgevoerd om het
effect van een nierfunctiestoornis op de veiligheid, tolerantie en farmacokinetiek van een enkele
33 mg/kg orale dosis deferipron te bepalen. De deelnemers werden in vier groepen verdeeld,
gebaseerd op hun eGFR (estimated glomerular filtration rate of geschatte glomerulaire
filtratiesnelheid): gezonde vrijwilligers (eGFR 90 ml/min per 1,73m2), lichte nierfunctiestoornis
(eGFR 60-89 ml/min per 1,73m2), matige nierfunctiestoornis (eGFR 30-59 ml/min per 1,73m2) en
ernstige nierfunctiestoornis (eGFR 15-29 ml/min per 1,73m2). Systemische blootstelling aan
deferipron en de metaboliet ervan deferipron-3-O-glucuronide werd bepaald via de PK-parameters
Cmax en AUC.
Ongeacht de ernst van de nierfunctiestoornis werd het merendeel van de dosis deferipron in de eerste
24 uur als deferipron-3-O-glucuronide met de urine uitgescheiden. Er werd geen significant effect van
een nierfunctiestoornis op de systemische blootstelling aan deferipron vastgesteld. Systemische
blootstelling aan het inactieve 3-O-glucuronide werd hoger naarmate de eGFR lager was. Gebaseerd
op de resultaten van dit onderzoek hoeft de deferiprondosering niet aangepast te worden voor
patiënten met een nierfunctiestoornis. De veiligheid en farmacokinetiek van deferipron voor patiënten
met terminaal nierfalen zijn niet bekend.
Leverfunctiestoornis
Er werd een open-label, niet-gerandomiseerd klinisch onderzoek met parallelle groepen uitgevoerd om
het effect van een leverfunctiestoornis op de veiligheid, tolerantie en farmacokinetiek van een enkele
33 mg/kg orale dosis deferipron te bepalen. De deelnemers werden verdeeld over drie groepen
gebaseerd op hun child-pughscore: gezonde vrijwilligers, lichte leverfunctiestoornis (klasse A:
5-6 punten) en matige leverfunctiestoornis (klasse B: 7-9 punten). Systemische blootstelling aan
deferipron en de metaboliet ervan deferipron-3-O-glucuronide werd bepaald via de PK-parameters
Cmax en AUC. De AUC's van deferipron waren gelijk voor alle behandelgroepen, maar Cmax was 20%
lager bij patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis vergeleken met gezonde vrijwilligers.
De AUC van deferipron-3-O-glucuronide was 10% lager en Cmax 20% lager bij patiënten met een
lichte en matige leverfunctiestoornis, vergeleken met gezonde vrijwilligers. Er werd een ernstig
ongewenst voorval van acute lever- en nierschade genoteerd bij een deelnemer met een matige
leverfunctiestoornis. Gebaseerd op de resultaten van dit onderzoek is er geen aanpassing nodig in de
deferiprondosering voor patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis.
De invloed van een ernstige leverfunctiestoornis op de farmacokinetiek van deferipron en
deferipron-3-O-glucuronide is niet onderzocht. De veiligheid en farmacokinetiek van deferipron bij
patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis zijn niet bekend.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinisch onderzoek is verricht bij dieren waaronder muizen, ratten, konijnen, honden en apen.
De meest frequente bevindingen bij dieren met ijzerstapeling bij een dosering van 100 mg/kg/dag en
meer waren hematologische effecten zoals beenmergdepressie en verlaagde erytrocyten- en
leukocytentelling en/of trombocytentelling in perifeer bloed.
Atrofie van de thymus, het lymfeweefsel en de testis, en hypertrofie van de bijnieren zijn gemeld bij
doses van 100 mg/kg/dag of hoger bij dieren zonder ijzerstapeling.
van deferipron werd beoordeeld aan de hand van een aantal in vitro en in vivo tests. Deferipron
vertoonde geen directe mutagene eigenschappen, maar wel clastogene eigenschappen bij in vitro
proeven en bij dieren.
Deferipron was teratogeen en embryotoxisch in vruchtbaarheidsonderzoek bij zwangere ratten en
konijnen zonder ijzerstapeling bij lage doseringen van 25 mg/kg/dag. Er werden geen effecten op de
vruchtbaarheid of de vroege embryonale ontwikkeling gerapporteerd bij mannelijke en vrouwelijke
ratten zonder ijzerstapeling die orale deferipron kregen in doses van maximaal 75 mg/kg tweemaal per
dag gedurende 28 dagen (mannetjes) of 2 weken (vrouwtjes) voorafgaande aan de paring tot
beëindiging (mannetjes) of tot en met vroege gestatie (vrouwtjes). Bij vrouwtjes leidde een effect op
oestrus tot een langere tijd tot een bevestiging van de paring bij alle geteste doses.
Er zijn geen prenatale en postnatale vruchtbaarheidsonderzoeken gedaan bij dieren.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Hypromellose
Croscarmellosenatrium
Silicium, colloïdaal watervrij
Microkristallijne cellulose
Magnesiumstearaat
Coating
Hypromellose
Macrogol 6000
Titaandioxide
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
5 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 25ºC.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Aluminium/pvc-pvdc blisterverpakking in doosjes van 100 filmomhulde tabletten
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
79576 Weil am Rhein
Duitsland
Tel. +49 7621 1693 472
Fax: +49 621 1693 474
E-mail: lipomed@lipomed.com
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1310/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 20 september 2018
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
BIJLAGE II
A. FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
79576 Weil am Rhein
DUITSLAND
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
· op verzoek van het Europese Geneesmiddelen Bureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
·
Extra risicobeperkende maatregelen
De vergunninghouder zorgt ervoor dat in iedere lidstaat waar Deferiprone Lipomed op de markt wordt
gebracht, alle patiënten/verzorgers die naar verwachting Deferiprone Lipomed innemen/voorschrijven
een herinneringskaart krijgen die zich in de buitenverpakking bevindt.
De herinneringskaart moet de volgende hoofdboodschappen bevatten (volledige tekst is opgenomen in
bijlage IIIA van de handelsvergunning):
· grotere bewustwording bij de patiënt van het belang om tijdens de behandeling met
Deferiprone Lipomed regelmatig zijn/haar neutrofielengehalte te controleren;
tijdens de behandeling met Deferiprone Lipomed;
· waarschuwing aan vrouwen in de vruchtbare leeftijd om zwangerschap te voorkomen omdat
deferipron de ongeboren baby ernstige schade kan toebrengen.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKINGMOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Deferiprone Lipome 500 mg filmomhulde tabletten
deferipron
2.
GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) BESTANDDE(E)L(EN)
Elke filmomhulde tablet bevat 500 mg deferipron.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
100 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren beneden 25°C.
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
79576 Weil am Rhein
Duitsland
Tel. +49 7621 1693 472
Fax: +49 7621 1693 474
lipomed@lipomed.com
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/118/1310/001
13. PARTIJNUMMER
Partij
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Deferiprone Lipomed 500 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP DE BLISTERVERPAKKING OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Deferiprone Lipomed 500 mg filmomhulde tabletten
deferipron
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Lipomed GmbH
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Partij
5.
OVERIGE
HERINNERINGSKAART VOOR PATIËNTEN EN HUN VERZORGERS
((voorzijde))
((achterzijde))
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen voor
Voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd
patiënten die Deferiprone Lipomed innemen
Neem geen Deferiprone Lipomed in als u
Voorschrijvende arts:_____________________ zwanger bent of zwanger probeert te worden. Bij
gebruik tijdens de zwangerschap kan Deferiprone
Tel.:_____________________________________ Lipomed de ongeboren baby ernstige schade
toebrengen.
U moet zorgen voor doeltreffende anticonceptie
wanneer u Deferiprone Lipomed inneemt.
Raadpleeg uw arts over de voor u beste
anticonceptiemethode. Mocht u toch zwanger
worden tijdens de behandeling met Deferiprone
Lipomed, dan moet u onmiddellijk de
behandeling staken en uw arts inlichten. Gebruik
geen Deferiprone Lipomed indien u borstvoeding
geeft.
((binnenzijde 1))
((binnenzijde 2))
Controle van het gehalte aan witte bloedcellen
Zorg ervoor
tijdens de behandeling met Deferiprone
Lipomed
1. dat u uw bloed wekelijks laat controleren
tijdens uw eerste behandeljaar met deferipron.
Er bestaat een gering risico dat u agranulocytose
Daarna zal uw arts u adviseren over de
ontwikkelt (zeer laag gehalte aan witte
frequentie ervan.
bloedcellen) wanneer u Deferiprone Lipomed
gebruikt. Dit kan leiden tot een ernstige infectie.
2. dat u onmiddellijk medische hulp inroept als u
Ook al krijgen slechts 1 tot 2 van de 100 patiënten verschijnselen van een infectie ontwikkelt, zoals
hiermee te maken, toch is het belangrijk dat u uw
koorts, keelpijn of griepachtige verschijnselen.
bloed regelmatig laat controleren.
Het aantal witte bloedcellen moet binnen 24 uur
gecontroleerd worden om te kijken of u mogelijk
agranulocytose heeft.
B. BIJSLUITER
Deferiprone Lipomed 500 mg filmomhulde tabletten
deferipron
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken, want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien hebt u hem later weer nodig.
-
Hebt u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
In de doos bevindt zich een herinneringskaart voor patiënten/verzorgers. Vul deze kaart in. Lees
de kaart zorgvuldig en draag hem altijd bij u. Geef deze kaart aan uw arts als u verschijnselen
van een infectie krijgt, zoals koorts, keelpijn of griepachtige verschijnselen.
Inhoud van deze bijsluiter:
1.
Wat is Deferiprone Lipomed en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Deferiprone Lipomed en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Deferiprone Lipomed bevat het werkzame bestanddeel deferipron. Deferiprone Lipomed is een
ijzerchelator, een geneesmiddel dat overtollig ijzer uit het lichaam verwijdert.
Deferiprone Lipomed is geïndiceerd voor het behandelen van ijzerstapeling veroorzaakt door
frequente bloedtransfusies bij patiënten met thalassemie major wanneer de huidige chelatietherapie
gecontra-indiceerd of inadequaat is.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U hebt een voorgeschiedenis van herhaalde episodes van neutropenie (laag aantal witte
bloedcellen (neutrofielen)).
- U hebt een voorgeschiedenis van agranulocytose (erg laag aantal witte bloedcellen (neutrofielen)).
- U gebruikt momenteel medicijnen waarvan bekend is dat ze neutropenie of agranulocytose
veroorzaken (zie de rubriek 'Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?').
- U bent zwanger of geeft borstvoeding.
De ernstigste bijwerking die zich kan voordoen na gebruik van Deferiprone Lipomed is een erg laag
aantal witte bloedcellen (neutrofielen). Deze aandoening die ernstige neutropenie of agranulocytose
heet, is bij 1 tot 2 op de 100 mensen voorgekomen die deferipron in klinische onderzoeken hebben
gebruikt. Aangezien witte bloedcellen infecties helpen bestrijden, kan een laag aantal neutrofielen het
risico vergroten dat u een ernstige en mogelijk levensbedreigende infectie ontwikkelt. Om te
controleren of u neutropenie hebt, zal uw arts bij u regelmatig (wellicht wekelijks) bloed laten
afnemen tijdens uw behandeling met Deferiprone Lipomed. Dit gebeurt om het aantal witte
bloedcellen te controleren. Het is erg belangrijk dat u zich aan al deze afspraken houdt. Zie de
herinneringskaart voor patiënten/verzorgers die zich in de kartonnen verpakking bevindt. Als u
verschijnselen van een infectie krijgt, zoals koorts, keelpijn of griepachtige verschijnselen, roep dan
onmiddellijk medische hulp in. Het aantal witte bloedcellen moet binnen 24 uur gecontroleerd worden
om te kijken of u mogelijk agranulocytose heeft.
Als u HIV-positief bent of als uw nier- of leverfunctie ernstig is aangetast, dan kan uw arts u adviseren
om aanvullende testen te ondergaan.
Uw arts zal u ook vragen onderzoeken naar de ijzerstapeling in het lichaam te ondergaan. Ook kan hij
of zij u vragen een leverbiopsie te ondergaan.
Raadpleeg uw arts of apotheker voordat u Deferiprone Lipomed gaat gebruiken.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruik geen medicijnen waarvan bekend is dat ze neutropenie of agranulocytose veroorzaken (zie de
rubriek 'Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?'). Gebruikt u naast Deferiprone Lipomed nog
andere geneesmiddelen, of hebt u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort
andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker. Dat geldt ook voor
geneesmiddelen waar u geen voorschrift voor nodig heeft.
Gebruik geen zuurremmende middelen op basis van aluminium terwijl u Deferiprone Lipomed
gebruikt.
Raadpleeg uw arts of apotheker voordat u vitamine C gebruikt in combinatie met Deferiprone
Lipomed.
Zwangerschap en borstvoeding
Gebruik dit geneesmiddel niet als u zwanger bent of als u probeert zwanger te worden. Dit
geneesmiddel kan uw baby ernstige schade toebrengen. U dient een betrouwbaar voorbehoedmiddel te
gebruiken als u Deferiprone Lipomed gebruikt. Vraag uw arts om advies over de beste methode voor
u. Als u zwanger wordt terwijl u Deferiprone Lipomed neemt, moet u het gebruik van het
geneesmiddel onmiddellijk staken en uw arts inlichten.
Gebruik geen Deferiprone Lipomed als u borstvoeding geeft. Zie de herinneringskaart voor
patiënten/verzorgers die zich in de kartonnen doos bevindt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Niet van toepassing.
Deferiprone Lipomed bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet en is derhalve in wezen
`natriumvrij'.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. De hoeveelheid Deferiprone
Lipomed die u moet innemen is afhankelijk van uw gewicht. De gebruikelijke dosering is 25 mg/kg,
driemaal daags, met een totale dagelijkse dosering van 75 mg/kg. De totale dagelijkse dosering mag
niet hoger zijn dan 100 mg/kg. Neem de eerste dosis 's morgens in. Neem de tweede dosis 's middags
in. Neem de derde dosis 's avonds in. Deferiprone Lipomed mag met of zonder voedsel worden
ingenomen; u vindt het wellicht gemakkelijk te onthouden als u Deferiprone Lipomed met de maaltijd
neemt.
Hebt u te veel van dit middel ingenomen?
Er zijn geen meldingen van een acute overdosis met deferipron. Indien u ongewild meer dan de
voorgeschreven dosis zou innemen, dient u contact op te nemen met uw arts.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Deferiprone Lipomed is het effectiefst als u geen doses overslaat. Als u een dosis vergeet, neem deze
dan in zodra u het zich herinnert en neem de volgende dosis op de normale tijd in. Als u meer dan een
enkele dosis vergeet, neem dan geen dubbele dosis om een overgeslagen dosis in te halen. Ga gewoon
door met het gebruikelijke schema. U mag uw totale dagelijkse dosis niet wijzigen zonder eerst uw
arts te raadplegen.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
De ernstigste bijwerking van Deferiprone Lipomed is een erg laag aantal witte bloedcellen
(neutrofielen). Deze aandoening, die ernstige neutropenie of agranulocytose wordt genoemd, heeft
zich bij 1 tot 2 op de 100 mensen voorgedaan die tijdens klinische onderzoeken deferipron hebben
genomen. Een laag aantal witte bloedcellen kan gepaard gaan met een ernstige en mogelijk
levensbedreigende infectie. U dient onmiddellijk contact op te nemen met uw arts als u symptomen
van een infectie hebt, zoals koorts, keelpijn of griepachtige symptomen.
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op 10 gebruikers):
- buikpijn
- misselijkheid
- braken
- rode/bruine verkleuring van de urine
Als u misselijk bent of moet overgeven, kan het helpen om Deferiprone Lipomed met voedsel in te
nemen. Verkleuring van de urine komt zeer vaak voor en is niet schadelijk.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
- laag aantal witte bloedcellen (agranulocytose en neutropenie)
- hoofdpijn
- diarree
- verhoogde leverenzymen
- vermoeidheid
- toegenomen eetlust
Niet bekend (frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
- allergische reacties waaronder huiduitslag of galbulten
ernstige invaliditeit. In de meeste gevallen verdween de pijn gedurende de tijd dat de patiënten
deferipron gebruikten.
Bijwerkingen specifiek bij kinderen
Na het in het handel brengen van deferipron zijn er meldingen geweest van neurologische
aandoeningen (zoals tremoren, loopproblemen, dubbel zien, onvrijwillige spiersamentrekkingen,
problemen met bewegingscoördinatie) bij kinderen die gedurende enkele jaren vrijwillig een dosis
voorgeschreven hadden gekregen die meer dan 2 maal de maximaal aanbevolen dosis van
100 mg/kg/dag bedroeg. De kinderen herstelden van deze symptomen nadat inname van deferipron
gestaakt werd.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren beneden 25 ºC.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de blister na
EXP. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is deferipron. Elke 500 mg filmomhulde tablet bevat 500 mg
deferipron.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern: hypromellose, croscarmellosenatrium, watervrij colloïdaal silicium, microkristallijne
cellulose, magnesiumstearaat.
Coating: hypromellose, macrogol 6000, titaandioxide.
Hoe ziet Deferiprone Lipomed eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Deferiprone Lipomed 500 mg filmomhulde tabletten zijn witte tot gebroken witte, ovalen tabletten met
een glanzend oppervlak. De tabletten zijn voorzien van een breukgleuf en kunnen in tweeën worden
gebroken. Deferiprone Lipomed is verpakt in blisters. Elk pak bevat 100 filmomhulde tabletten.
Lipomed GmbH
Hegenheimer Strasse 2
79576 Weil am Rhein
Duitsland
Tel. +49 7621 1693 472
Fax: +49 7621 1693 474
E-mail: lipomed@lipomed.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).