Dexdor 100 µg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dexdor 100 microgram/ml concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke 1 ml concentraat bevat dexmedetomidinehydrochloride overeenkomend met 100 microgram
dexmedetomidine.
Elke ampul van 2 ml bevat 200 microgram dexmedetomidine.
Elke injectieflacon van 2 ml bevat 200 microgram dexmedetomidine.
Elke injectieflacon van 4 ml bevat 400 microgram dexmedetomidine.
Elke injectieflacon van 10 ml bevat 1 000 microgram dexmedetomidine.
De concentratie van de uiteindelijke oplossing na verdunning is hetzij 4 microgram/ml of
8 microgram/ml.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie (steriel concentraat).
Het concentraat is een heldere, kleurloze oplossing, pH 4,5-7,0.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Voor sedatie van volwassen IZ-patiënten (Intensieve Zorgpatiënten) bij wie het noodzakelijk is dat de
diepte van het sedatieniveau het nog mogelijk maakt de patiënt met een verbale prikkel te wekken
(overeenkomend met Richmond Agitation-Sedation Scale (RASS) 0 tot -3).
Voor sedatie van niet-geïntubeerde volwassen patiënten voor en/of tijdens diagnostische of
chirurgische procedures die sedatie vereisen, d.w.z. procedurele/bewuste sedatie.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Voor sedatie van volwassen IZ-patiënten (Intensieve Zorgpatiënten) bij wie het noodzakelijk is
dat de diepte van het sedatieniveau het nog mogelijk maakt de patiënt met een verbale prikkel
te wekken (overeenkomend met Richmond Agitation-Sedation Scale (RASS) 0 tot -3).
Uitsluitend voor gebruik in een ziekenhuis. Dexdor mag alleen door beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg worden toegediend die geschoold zijn in de behandeling van patiënten die intensieve
zorg nodig hebben.
Dosering
Patiënten die al geïntubeerd en gesedeerd zijn, kunnen op dexmedetomidine overschakelen met een
initiële infusiesnelheid van 0,7 microgram/kg/uur, wat daarna stapsgewijs kan worden aangepast
binnen het dosisbereik van 0,2 tot 1,4 microgram/kg/uur om het gewenste sedatieniveau te bereiken,
afhankelijk van de respons van de patiënt. Voor tengere patiënten moet een lagere startdosis worden
overwogen. Dexmedetomidine is zeer krachtig en de infusiesnelheid is per
uur
gegeven. Na een
2
aanpassing van de dosis, kan het tot één uur duren vooraleer een nieuw stabiel sedatieniveau wordt
bereikt.
Maximale dosis
De maximale dosis van 1,4 microgram/kg/uur mag niet worden overschreden. Patiënten die niet het
gewenste sedatieniveau bereiken met de maximale dosis dexmedetomidine moeten worden
overgeschakeld op een alternatief sedativum.
Het gebruik van een laaddosis Dexdor wordt bij IZ-sedatie niet aanbevolen en gaat gepaard met een
toename van de bijwerkingen. Propofol of midazolam kunnen zo nodig worden toegediend totdat de
klinische effecten van dexmedetomidine zijn vastgesteld.
Duur
Er is geen ervaring opgedaan met het gebruik van Dexdor gedurende langer dan 14 dagen. Het gebruik
van Dexdor gedurende een langere periode moet regelmatig opnieuw worden beoordeeld.
Voor sedatie van niet-geïntubeerde volwassen patiënten voor en/of tijdens diagnostische of
chirurgische procedures die sedatie vereisen, d.w.z. procedurele/bewuste sedatie.
Dexdor mag alleen toegediend worden door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die geschoold
zijn in de anesthesie van patiënten in de operatiekamer of tijdens diagnostische procedures. Wanneer
Dexdor wordt toegediend voor bewuste sedatie, moeten de patiënten continu gemonitord worden door
personen die niet betrokken zijn bij de uitvoering van de diagnostische of chirurgische procedure. De
patiënten moeten continu gemonitord worden voor vroegtijdige tekenen van hypotensie, hypertensie,
bradycardie, ademdepressie, luchtwegobstructie, apneu, dyspneu en/of zuurstofdesaturatie (zie
rubriek 4.8).
Zuurstofsuppletie moet onmiddellijk beschikbaar zijn en toegediend worden indien aangewezen. De
zuurstofsaturatie moet gecontroleerd worden door pulsoxymetrie.
Dexdor wordt toegediend als een laadinfusie gevolgd door een onderhoudsinfusie. Afhankelijk van de
procedure kunnen gelijktijdig lokale anesthetica of analgetica nodig zijn om het gewenste klinische
effect te bereiken. Het wordt aanbevolen om aanvullende analgetica of sedativa (bijv. opioïden,
midazolam of propofol) toe te dienen in geval van pijnlijke procedures of als diepe sedatie vereist is.
De farmacokinetische distributiehalfwaardetijd van Dexdor wordt geschat ongeveer 6 minuten te zijn.
Dit kan, samen met de effecten van andere toegediende medicatie, in overweging worden genomen
wanneer wordt vastgesteld wat de gepaste tijd is die nodig is voor de titratie om het gewenste
klinische effect van Dexdor te bereiken.
Initiatie van de procedurele sedatie:
-
Een laadinfuus van 1,0 microgram/kg toegediend gedurende 10 minuten. Voor minder
invasieve procedures zoals oftalmologische chirurgie, kan een laadinfuus van
0,5 microgram/kg toegediend gedurende 10 minuten geschikt zijn.
Behoud van de procedurele sedatie:
-
Het onderhoudsinfuus wordt gewoonlijk ingesteld op 0,6-0,7 microgram/kg/uur en
stapsgewijs aangepast om het gewenste klinische effect te verkrijgen binnen een dosisbereik
van 0,2 tot 1 microgram/kg/uur. De snelheid van het onderhoudsinfuus moet aangepast
worden om het gewenste niveau van sedatie te bereiken.
Speciale populaties
3
Ouderen
Bij oudere patiënten is gewoonlijk geen aanpassing van de dosis noodzakelijk (zie rubriek 5.2).
Ouderen blijken een verhoogd risico op hypotensie te vertonen (zie rubriek 4.4), maar de beperkte
gegevens die beschikbaar zijn van procedurele sedatie wijzen niet op een duidelijke
dosisafhankelijkheid.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing noodzakelijk.
Leverfunctiestoornis
Dexmedetomidine wordt door de lever gemetaboliseerd en bij patiënten met een leverfunctiestoornis
moet de benodigde voorzichtigheid worden betracht. Een lagere onderhoudsdosis kan worden
overwogen (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Dexdor bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar zijn niet
vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in de rubrieken 4.8, 5.1 en 5.2,
maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Wijze van toediening
Dexdor mag alleen als verdunde intraveneuze infusie en met behulp van een reguleerbaar
infuussysteem worden toegediend. Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel
voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Gevorderd AV-blok (graad 2 of 3) tenzij gepaced.
Ongecontroleerde hypotensie.
Acute cerebrovasculaire aandoeningen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Monitoring
Dexdor is bedoeld voor gebruik binnen een afdeling Intensieve Zorg, in de operatiekamer en tijdens
diagnostische procedures. Het gebruik in een andere omgeving wordt niet geadviseerd. Bij alle
patiënten moet tijdens infusie met Dexdor continue hartbewaking plaatsvinden. Bij niet-geïntubeerde
patiënten moet de ademhaling worden bewaakt vanwege het risico op ademdepressie en in sommige
gevallen apneu (zie rubriek 4.8).
De tijd tot herstel na het gebruik van dexmedetomidine bleek ongeveer één uur te zijn. In geval van
gebruik bij ambulante patiënten is strikte monitoring noodzakelijk gedurende minstens één uur (of
langer afhankelijk van de toestand van de patiënt) en het medisch toezicht moet voortgezet worden
gedurende minstens nog eens een uur om de veiligheid van de patiënt te verzekeren.
Algemene voorzorgen
4
Dexdor mag niet als bolusdosis mag worden toegediend en op de afdeling IZ is het ook niet
aanbevolen om een laaddosis te geven. Daarom moeten gebruikers voor acute controle van agitatie of
tijdens procedures, met name tijdens de eerste paar uur van de behandeling, onmiddellijk over andere
sedativa kunnen beschikken. Tijdens procedurele sedatie kan een kleine bolus van een ander
sedativum worden gebruikt als een snelle toename in sedatieniveau vereist is.
Bij sommige patiënten die Dexdor krijgen, is waargenomen dat ze na een prikkel wekbaar en alert
waren. Dit mag in afwezigheid van andere klinische aanwijzingen en symptomen niet worden
beschouwd als bewijs voor het ontbreken van werkzaamheid.
Dexmedetomidine veroorzaakt gewoonlijk geen diepe sedatie en patiënten kunnen makkelijk gewekt
worden. Dexmedetomidine is daarom niet geschikt voor patiënten die dit profiel van effecten niet
zullen verdragen, bijvoorbeeld patiënten waarbij een continue diepe sedatie vereist is.
Dexdor mag niet worden gebruikt als algemeen anesthetisch inductiemiddel bij intubatie of voor het
bieden van sedatie tijdens gebruik van spierontspanners.
De anticonvulsieve werking van sommige andere sedativa ontbreekt bij dexmedetomidine en dus zal
het de onderliggende epileptische activiteit niet onderdrukken.
Zorgvuldigheid moet worden betracht wanneer dexmedetomidine wordt gecombineerd met andere
stoffen met een sedatieve of cardiovasculaire werking omdat er additieve effecten kunnen optreden.
Dexdor wordt niet aanbevolen voor patiënt-gecontroleerde sedatie. Er zijn geen adequate gegevens
beschikbaar.
Wanneer Dexdor wordt gebruikt bij ambulante patiënten moeten deze patiënten gewoonlijk uit het
ziekenhuis worden ontslagen in de zorg van een geschikte derde partij. Patiënten moeten geadviseerd
worden om zich te onthouden van autorijden of andere gevaarlijke taken en waar mogelijk het gebruik
van andere middelen die kunnen leiden tot sedatie (bijv. benzodiazepines, opioïden, alcohol) te
vermijden gedurende een geschikte tijdsperiode. Deze tijdsperiode wordt gebaseerd op de
geobserveerde effecten van dexmedetomidine, de procedure, gelijktijdig toegediende medicatie en de
leeftijd en de toestand van de patiënt.
Voorzichtigheid is geboden wanneer dexmedetomidine wordt toegediend aan oudere patiënten.
Patiënten ouder dan 65 jaar kunnen gevoeliger zijn voor hypotensie wanneer dexmedetomidine,
laaddosis inbegrepen, wordt toegediend voor procedures. Dosisverlaging moet in overweging worden
genomen. Zie rubriek 4.2.
Mortaliteit bij ICU-patiënten van ≤ 65 jaar
In de pragmatisch gerandomiseerde, gecontroleerde SPICE III-studie met 3 904 kritiek zieke,
volwassen ICU-patiënten, werd dexmedetomidine als primair sedativum gebruikt en met gebruikelijke
zorg vergeleken. Globaal gezien was er geen verschil in de 90-dagen mortaliteit tussen de
dexmedetomidine-groep en de gebruikelijke zorggroep (mortaliteit 29,1% in beide groepen), maar
werd heterogeniteit van het effect van leeftijd op de mortaliteit waargenomen. Dexmedetomidine
werd geassocieerd met een verhoogde mortaliteit in de leeftijdsgroep van ≤ 65 jaar
(waarschijnlijkheidsratio 1,26; 95% betrouwbaarheidsinterval 1,02 tot 1,56) in vergelijking met
alternatieve sedativa. Hoewel het mechanisme onduidelijk is, was deze heterogeniteit van het effect
van leeftijd op de mortaliteit het meest prominent bij patiënten die om andere redenen dan
postoperatieve zorg waren opgenomen, en nam toe met stijgende APACHE II-scores en met
afnemende leeftijd. Deze bevindingen moeten worden afgewogen tegen het verwachte klinische
voordeel van dexmedetomidine in vergelijking met alternatieve sedativa bij jongere patiënten.
Cardiovasculaire effecten en voorzorgsmaatregelen
5
Door gebruik van dexmedetomidine dalen hartslag en bloeddruk via centrale sympatholyse, maar bij
hogere concentraties veroorzaakt het perifere vasoconstrictie die leidt tot hypertensie (zie rubriek 5.1).
Dexmedetomidine is daarom niet geschikt voor patiënten met een ernstige cardiovasculaire
instabiliteit.
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van dexmedetomidine aan patiënten met reeds bestaande
bradycardie. Er zijn slechts zeer beperkte gegevens beschikbaar over de effecten van Dexdor bij
patiënten met een hartslag van < 60 en bij dergelijke patiënten moet dan ook de benodigde
voorzichtigheid worden betracht. Bradycardia hoeft gewoonlijk niet te worden behandeld, maar heeft
waar nodig doorgaans gereageerd op anticholinergica of dosisreductie. Patiënten met een zeer goede
lichamelijke conditie en een langzame hartslag in rust kunnen bijzonder gevoelig zijn voor de
bradycardische effecten van alfa-2-receptoragonisten en er zijn gevallen van een tijdelijke
sinusstilstand gemeld. Er zijn ook gevallen van hartstilstand, vaak voorafgegaan door bradycardie of
atrioventriculair blok, gemeld (zie rubriek 4.8).
De hypotensieve effecten van dexmedetomidine kunnen van groter belang zijn bij patiënten met een
reeds bestaande hypotensie (met name wanneer deze niet reageert op vasopressoren), hypovolemie,
chronische hypotensie of verminderde functionele reserve zoals patiënten met een ernstige
ventriculaire disfunctie en ouderen, en in deze gevallen is extra zorg aangewezen (zie rubriek 4.3).
Voor hypotensie is gewoonlijk geen specifieke behandeling noodzakelijk, maar, indien nodig, moeten
de gebruikers klaar zijn voor interventie met dosisreductie, toediening van vocht en/of van
vasoconstrictoren.
Patiënten met een disfunctie van het perifere autonome zenuwstelsel (bv. als gevolg van
ruggenmergletsel) kunnen duidelijkere hemodynamische veranderingen doormaken na het starten met
dexmedetomidine en moeten dus met zorg worden behandeld.
Tijdelijke hypertensie is voornamelijk tijdens de laaddosis waargenomen in relatie met de perifere
vasoconstrictieve effecten van dexmedetomidine en een laaddosis wordt dan ook niet aanbevolen bij
IZ sedatie. Behandeling van hypertensie is over het algemeen niet noodzakelijk gebleken, maar het
verlagen van de continue infusiesnelheid kan raadzaam zijn.
Het optreden van lokale vasoconstrictie bij gebruik van een hogere concentratie kan bij patiënten met
een ischemische hartziekte of een ernstige cerebrovasculaire ziekte problematischer zijn, en deze
patiënten moeten dan ook zorgvuldig worden bewaakt. Bij een patiënt die aanwijzingen ontwikkelt
voor myocardinfarct of voor cerebrale ischemie moet dosisreductie of staken van de behandeling
worden overwogen.
Voorzichtigheid is geboden wanneer dexmedetomidine samen met spinale of epidurale anesthesie
wordt toegediend door een mogelijk toegenomen risico op hypotensie of bradycardie.
Patiënten met leverfunctiestoornissen
Voorzichtigheid is geboden bij ernstige leverfunctiestoornissen aangezien hoge doseringen het risico
kunnen verhogen op bijwerkingen, oversedatie of een langdurig effect als gevolg van een verminderde
klaring van dexmedetomidine.
Patiënten met neurologische aandoeningen
De opgedane ervaring met dexmedetomidine bij ernstige neurologische aandoeningen zoals
hoofdletsel en na neurochirurgie is beperkt en in deze gevallen moet het middel met de benodigde
voorzichtigheid worden gebruikt, met name wanneer diepe sedatie noodzakelijk is. Dexmedetomidine
kan de cerebrale bloedstroom en de intracraniale druk verminderen, en dit moet in overweging worden
genomen bij het selecteren van een therapie.
6
Overige
Alfa-2-agonisten zijn in zeldzame gevallen in verband gebracht met onthoudingsverschijnselen
wanneer na langdurig gebruik abrupt werd gestopt. Deze mogelijkheid moet worden overwogen als de
patiënt kort na het stoppen met dexmedetomidine agitatie en hypertensie ontwikkelt.
Dexmedetomidine kan hyperthermie induceren die resistent kan zijn voor traditionele
afkoelingsmethoden. De behandeling met dexmedetomidine moet worden gestaakt in geval van een
aanhoudende onverklaarde koorts en het gebruik ervan wordt niet aangeraden bij patiënten die
gevoelig zijn voor maligne hyperthermie.
Diabetes insipidus werd gerapporteerd in combinatie met behandeling met dexmedetomidine. Als
polyurie optreedt, wordt aanbevolen de behandeling met dexmedetomidine stop te zetten en de
bloednatriumspiegel en de urine-osmolaliteit te controleren.
Dexdor bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Gelijktijdige toediening van dexmedetomidine met anesthetica, sedativa, hypnotica en opioïden leidt
waarschijnlijk tot een versterking van de effecten, waaronder sedatieve, anesthetische en
cardiorespiratoire effecten. Met specifiek onderzoek zijn versterkte effecten bij gebruik van
isofluraan, propofol, alfentanil en midazolam bevestigd.
Er zijn geen farmacokinetische interacties aangetoond tussen dexmedetomidine en isofluraan,
propofol, alfentanil en midazolam. Als gevolg van mogelijke farmacodynamische interacties, wanneer
gelijktijdig toegediend met dexmedetomidine, kan echter een verlaging van de dosering van
dexmedetomidine of het gelijktijdig toegediende anestheticum, sedativum, hypnoticum of opioïd
vereist zijn.
Inhibitie van CYP-enzymen waaronder CYP2B6 door dexmedetomidine is onderzocht door middel
van incubaties met preparaten van menselijke levermicrosomen. Een in-vitrostudie suggereert dat er
potentieel in-vivo-interactie bestaat tussen dexmedetomidine en voornamelijk door CYP2B6
gemetaboliseerde substraten.
Inductie van dexmedetomidine werd
in vitro
waargenomen op CYP1A2, CYP2B6, CYP2C8, CYP2C9
en CYP3A4, en kan
in vivo
niet worden uitgesloten. De klinische significantie is onbekend.
De mogelijkheid van versterkte hypotensieve en bradycardische effecten moet worden overwogen bij
patiënten die andere geneesmiddelen krijgen die deze effecten veroorzaken, bijvoorbeeld
bètablokkers, hoewel de aanvullende effecten in een interactieonderzoek met esmolol bescheiden
waren.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van dexmedetomidine bij
zwangere vrouwen.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Dexdor mag niet tijdens de
zwangerschap worden gebruikt, tenzij de klinische toestand van de vrouw behandeling met
dexmedetomidine noodzakelijk maakt.
7
Borstvoeding
Dexmedetomidine wordt uitgescheiden in de moedermelk, maar de concentratie zal binnen 24 uur na
het stopzetten van de behandeling onder de detectielimiet liggen. Een risico voor zuigelingen kan niet
worden uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat
behandeling met dexmedetomidine moet worden gestaakt, waarbij het voordeel van borstvoeding voor
het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Tijdens het fertiliteitsonderzoek bij ratten had dexmedetomidine geen effect op de mannelijke of
vrouwelijke vruchtbaarheid. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de vruchtbaarheid bij de mens.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Patiënten moeten geadviseerd worden om niet te rijden of andere gevaarlijke taken uit te voeren
gedurende een geschikte tijdsperiode nadat ze Dexdor hebben ontvangen voor procedurele sedatie.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Sedatie van volwassen IZ-patiënten (Intensieve Zorgpatiënten):
De meest frequent gemelde bijwerkingen bij gebruik van dexmedetomidine in de IZ-omgeving zijn
hypotensie, hypertensie en bradycardie, die optreden bij respectievelijk ongeveer 25%, 15% en 13%
van de patiënten. Hypotensie en bradycardie waren ook de meest frequent voorkomende, aan het
gebruik van dexmedetomidine gerelateerde ernstige bijwerkingen die bij respectievelijk 1,7% en 0,9%
van de gerandomiseerde patiënten op de afdeling intensieve zorg optraden.
Procedurele/bewuste sedatie
De vaakst gemelde bijwerkingen bij gebruik van dexmedetomidine tijdens procedurele sedatie worden
hieronder vermeld (de protocollen van fase III-studies bevatten pre-gedefinieerde drempelwaarden
voor het rapporteren van veranderingen in bloeddruk, ademhalingsfrequentie en hartslag als
bijwerkingen).
- Hypotensie (55% in de dexmedetomidinegroep versus 30% in de placebogroep die rescue-
midazolam en fentanyl toegediend kregen)
- Ademdepressie (38% in de dexmedetomidinegroep versus 35% in de placebogroep die rescue-
midazolam en fentanyl toegediend kregen)
- Bradycardie (14% in de dexmedetomidinegroep versus 4% in de placebogroep die rescue-
midazolam en fentanyl toegediend kregen)
Tabellarische lijst van bijwerkingen
De hierna in tabel 1 vermelde bijwerkingen werden samengesteld uit gepoolde gegevens uit klinisch
onderzoek binnen de intensieve zorg.
Bijwerkingen worden gerangschikt in volgorde van frequentie, de meest frequente eerst, gebruik
makend van de volgende conventie: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10); soms (≥ 1/1 000,
< 1/100); zelden (≥ 1/10 000, < 1/1 000); zeer zelden (< 1/10 000); niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1.
Bijwerkingen
Endocriene aandoeningen
Niet bekend: Diabetes insipidus
8
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Vaak:
Hyperglykemie, hypoglykemie
Soms:
Metabole acidose, hypoalbuminemie
Psychische stoornissen
Vaak:
Agitatie
Soms:
Hallucinatie
Hartaandoeningen
Zeer vaak:
Bradycardie
1,2
Vaak:
Myocardiale ischemie/myocardinfarct, tachycardie
Soms:
Atrioventriculair blok
1
, lagere cardiale output, hartstilstand
1
Bloedvataandoeningen:
Zeer vaak:
Hypotensie
1,2
, hypertensie
1,2
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Zeer vaak:
Ademdepressie
2,3
Soms:
Dyspneu, apneu
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak:
Misselijkheid
2
, braken, droge mond
2
Soms:
Opgezette buik
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Vaak:
Onthoudingssyndroom, hyperthermie
Soms:
Geneesmiddel niet effectief, dorst
1
Zie rubriek over Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
2
Bijwerking die ook werd geobserveerd in procedurele sedatie studies
3
Incidentie ‘vaak’ in IZ sedatie studies
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Klinisch significante hypotensie of bradycardia moet worden behandeld op de wijze die in rubriek 4.4
wordt beschreven.
Bij relatief gezonde proefpersonen die niet op de intensieve zorg verblijven en die met
dexmedetomidine werden behandeld, heeft bradycardie soms geleid tot sinusarrest of sinuspauze. De
symptomen reageerden op het optillen van een been en op anticholinergica als atropine of
glycopyrrolaat. In geïsoleerde gevallen heeft bradycardie zich bij patiënten met reeds bestaande
bradycardie ontwikkeld tot perioden met asystolie. Er zijn ook gevallen van hartstilstand, vaak
voorafgegaan door bradycardie of atrioventriculair blok, gemeld.
Hypertensie is in verband gebracht met het gebruik van een laaddosis en deze reactie kan worden
verminderd door het vermijden van het gebruik van zo'n laaddosis of door het reduceren van de
infusiesnelheid of de omvang van de laaddosis.
Pediatrische patiënten
De behandeling werd gedurende maximaal 24 uur bij kinderen > 1 maand postnataal, voornamelijk
postoperatief, op de IZ-afdeling beoordeeld en vertoonde een gelijkaardig veiligheidsprofiel als bij
volwassenen. Gegevens over het gebruik bij pasgeborenen (28–44 weken zwangerschapsduur) zijn
schaars en beperkt tot onderhoudsdoses ≤ 0,2 mcg/kg/u. In de literatuur wordt een enkel geval van
hypothermische bradycardie bij een neonaat gemeld.
9
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Symptomen
Zowel in het klinisch onderzoek als in de postmarketinggegevens zijn verscheidene gevallen van een
overdosis dexmedetomidine gemeld. De gemelde hoogste infusiesnelheid van dexmedetomidine was
in deze gevallen maximaal 60 µg/kg/uur gedurende 36 minuten en 30 µg/kg/uur gedurende
15 minuten bij respectievelijk een 20 maanden oud kind en een volwassene. Tot de meest frequent
gemelde bijwerkingen in combinatie met een overdosis behoren onder meer bradycardie, hypotensie,
hypertensie, oversedatie, onderdrukte ademhaling en hartstilstand.
Behandeling
In gevallen van een overdosis met klinische symptomen moet de infusie met dexmedetomidine
worden verminderd of gestopt. De verwachte bijwerkingen zijn voornamelijk cardiovasculair van aard
en moeten worden behandeld zoals klinisch geïndiceerd is (zie rubriek 4.4). Bij een hoge concentratie
kan hypertensie prominenter aanwezig zijn dan hypotensie. In klinisch onderzoek trad bij gevallen
van sinusarrest spontane reversie of een reactie op behandeling met atropine en glycopyrrolaat op. In
geïsoleerde gevallen met een ernstige overdosis die tot een hartstilstand leidde, was reanimatie
noodzakelijk.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, andere hypnotica en sedativa, ATC-code: N05CM18
Dexmedetomidine is een selectieve alfa-2-receptoragonist met een breed bereik aan farmacologische
eigenschappen. Het heeft een sympatholytisch effect via een daling van het vrijkomen van
noradrenaline in sympathische zenuwuiteinden. De sedatieve effecten worden gemedieerd via een
verminderd vuren van de locus coeruleus, de overwegend noradrenerge nucleus, die zich in de
hersenstam bevindt. Dexmedetomidine heeft analgeticum- en anestheticum/analgeticumsparende
effecten. De cardiovasculaire effecten zijn dosisafhankelijk: bij een lagere infusiesnelheid domineren
de centrale effecten wat leidt tot een daling van de hartslagfrequentie en bloeddruk. Bij hogere doses
hebben de perifere vasoconstrictieve effecten de overhand, wat leidt tot een stijging van de
systemische vasculaire weerstand en bloeddruk, terwijl het bradycardische effect verder wordt
versterkt. Dexmedetomidine geeft relatief weinig ademdepressie bij toediening als monotherapie bij
gezonde personen.
Sedatie van volwassen IZ-patiënten (Intensieve Zorg)
In placebogecontroleerd onderzoek bij een postoperatieve intensieve-zorgpopulatie, eerder
geïntubeerd en gesedeerd met midazolam en propofol, verminderde Dexdor de behoefte aan zowel
rescuemedicatie (de sedativa midazolam of propofol) als opioïden tijdens sedatie aanzienlijk tot wel
24 uur. De meeste patiënten die dexmedetomidine gebruikten, hadden geen aanvullende sederende
behandeling nodig. Patiënten konden succesvol worden geëxtubeerd zonder dat infusie met Dexdor
moest worden gestaakt. Onderzoek buiten de afdeling intensieve zorg heeft bevestigd dat Dexdor
10
veilig kan worden toegediend aan patiënten zonder endotracheale intubatie mits adequate monitoring
plaatsvindt.
Binnen de afdeling intensieve zorg bij een medische populatie bij wie gedurende maximaal 14 dagen
overwegend een langdurige lichte tot matige sedatie noodzakelijk was (RASS 0 tot -3), was
dexmedetomidine gelijk aan midazolam (ratio 1,07; 95% BI 0,971; 1,176) en propofol (ratio 1,00;
95% BI 0,922; 1,075) voor wat betreft de tijd tot aan het beoogde sedatiebereik, het verminderde de
duur van mechanische beademing in vergelijking met midazolam en het verminderde de tijd tot aan
extubatie in vergelijking met midazolam en propofol. In vergelijking met zowel propofol als
midazolam werden patiënten makkelijker gewekt, waren ze coöperatiever en beter in staat om aan te
geven of ze wel of geen pijn hadden. Bij met dexmedetomidine behandelde patiënten kwam vaker
hypotensie en bradycardie voor, maar minder vaak tachycardie dan bij patiënten die midazolam
kregen; vergeleken met patiënten die met propofol werden behandeld, kwam tachycardie vaker voor,
maar hypotensie even vaak. Uit een onderzoek waarin dexmedetomidine werd vergeleken met
midazolam bleek dat delirium gemeten met behulp van de CAM-ICU-schaal afnam en uit een
onderzoek waarin dexmedetomidine werd vergeleken met propofol bleek dat bij gebruik van
dexmedetomidine deliriumgerelateerde bijwerkingen lager waren. Patiënten teruggetrokken vanwege
onvoldoende sedatie werden overgeschakeld op propofol of midazolam. Het risico van onvoldoende
sedatie was verhoogd bij patiënten die moeilijk te verdoven waren met standaardmiddelen
onmiddellijk voorafgaand aan de omschakeling.
Bewijzen van werkzaamheid bij pediatrische patiënten werden waargenomen in een
dosisgecontroleerde studie op de IZ-afdeling bij een grotendeels postoperatieve populatie van
1 maand tot ≤ 17 jaar. Bij ongeveer 50% van de patiënten die werden behandeld met
dexmedetomidine was toevoeging van midazolam als rescuemedicatie tijdens een gemiddelde
behandelingsperiode van 20,3 uur, en niet meer dan 24 uur, niet vereist. Gegevens over behandeling
van > 24 uur zijn niet beschikbaar. Gegevens over het gebruik bij pasgeborenen (28–44 weken
zwangerschapsduur) zijn bijzonder schaars en beperkt tot lage doses (≤ 0,2 mcg/kg/u) (zie
rubrieken 5.2 en 4.4). Met name pasgeborenen kunnen bij hyperthermie en in situaties van
hartslagafhankelijke cardiale output bijzonder gevoelig zijn voor de bradycardische effecten van
Dexdor.
In dubbelblinde gecontroleerde vergelijkende IZ-studies was de incidentie van cortisolonderdrukking
bij patiënten behandeld met dexmedetomidine (n = 778) 0,5% vergeleken met 0% bij patiënten
behandeld met ofwel midazolam (n = 338) ofwel propofol (n = 275). De bijwerking werd als mild
gerapporteerd in 1 geval en als matig in 3 gevallen.
Procedurele/bewuste sedatie
De veiligheid en werkzaamheid van dexmedetomidine voor de sedatie van niet-geïntubeerde patiënten
voor en/of tijdens chirurgische en diagnostische procedures werden geëvalueerd in twee
gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde, multicentrische klinische studies.
-
Studie 1 randomiseerde patiënten die electieve ingrepen/procedures ondergingen onder
gemonitorde anesthesie en lokale/regionale anesthesie om een laadinfuus van dexmedetomidine
van ofwel 1 µg/kg (n = 129) of 0,5 µg/kg (n = 134), of placebo (fysiologische zoutoplossing;
n = 63) te ontvangen gedurende 10 minuten en gevolgd door een onderhoudsinfusie die werd
ingesteld op 0,6 µg/kg/u. De onderhoudsinfusie van het studiegeneesmiddel kon getitreerd
worden van 0,2 µg/kg/u tot 1 µg/kg/u. Het percentage patiënten dat de gewenste sedatiescore
bereikte (Observer’s Assessment of Alertness/Sedation Scale ≤ 4) zonder de noodzaak voor
rescue-midazolam was 54% voor de patiënten die 1 µg/kg dexmedetomidine ontvingen en 40%
voor de patiënten die 0,5 µg/kg dexmedetomidine ontvingen tegenover 3% van de patiënten die
placebo ontvingen. Het risicoverschil in het aantal patiënten, die werden gerandomiseerd naar de
dexmedetomidine 1 µg/kg-groep en dexmedetomidine 0,5 µg/kg-groep, die geen rescue-
midazolam vereisten was respectievelijk 48% (95% BI: 37%-57%) en 40 (95% BI: 28%-48%),
vergeleken met placebo. De mediane (range) midazolam rescue-dosis was 1,5 (0,5-7,0) mg in de
11
-
dexmedetomidine 1,0 µg/kg-groep, 2,0 (0,5-8,0) mg in de dexmedetomidine 0,5 µg/kg-groep en
4,0 (0,5-14,0) mg in de placebogroep. Het verschil in de gemiddelden van de rescue-dosis
midazolam in de dexmedetomidine 1 µg/kg-groep en dexmedetomidine 0,5 µg/kg-groep
vergeleken met placebo was respectievelijk -3,1 mg (95% BI: -3,8 – -2,5) en -2,7 mg (95% BI: -
3,3 – -2,1), in het voordeel van dexmedetomidine. De mediane tijd tot het ontvangen van de
eerste rescue-dosis was 114 minuten in de dexmedetomidine 1,0 µg/kg-groep, 40 minuten in de
dexmedetomidine 0,5 µg/kg-groep en 20 minuten in de placebogroep.
Studie 2 randomiseerde patiënten die wakkere fiberoptische intubatie ondergingen onder topische
anesthesie om een laadinfuus van dexmedetomidine 1 µg/kg (n = 55) of placebo (fysiologische
zoutoplossing) (n = 50) te ontvangen gedurende 10 minuten, gevolgd door een constant
onderhoudsinfuus van 0,7 µg/kg/u. Om een score van ≥ 2 op de Ramsay Sedatieschaal te
behouden, hadden 53% van de patiënten die dexmedetomidine ontvingen geen rescue-midazolam
nodig tegenover 14% van de patiënten die placebo ontvingen. Het risicoverschil in het aantal
patiënten, die werden gerandomiseerd naar dexmedetomidine, die geen rescue-midazolam
vereisten was 43% (95% BI: 23%-57%) vergeleken met placebo. De gemiddelde midazolam
rescue-dosis was 1,1 mg in de dexmedetomidinegroep en 2,8 mg in de placebogroep. Het verschil
in gemiddelden van de rescue-dosis midazolam was -1,8 mg (95% BI: -2,7 – -0,86) in het
voordeel van dexmedetomidine.
Farmacokinetische eigenschappen
5.2
De farmacokinetiek van dexmedetomidine is beoordeeld na kortdurende intraveneuze toediening aan
gezonde vrijwilligers en langdurige infusie bij IZ-patiënten.
Distributie
Dexmedetomidine verdeelt zich volgens een tweecompartimentenmodel. Bij gezonde vrijwilligers
vertoont het een snelle distributiefase met een centrale schatting van de distributiehalfwaardetijd (t
1/2α
)
van ongeveer 6 minuten. De gemiddelde schatting van de terminale eliminatiehalfwaardetijd (t
1/2
) is
ongeveer 1,9 tot 2,5 uur (min. 1,35; max. 3,68 uur) en de gemiddelde schatting van de distributie van
het steady-state-volume (Vss) is ongeveer 1,16 tot 2,16 l/kg (90 tot 151 liter). De plasmaklaring (Cl)
heeft een geschatte waarde van ongeveer 0,46 tot 0,73 l/u/kg (35,7 tot 51,1 l/uur. Het gemiddelde
lichaamsgewicht dat samenhing met deze berekeningen van Vss en Cl was 69 kg. De
plasmafarmacokinetiek van dexmedetomidine is in de IZ-populatie na infusie > 24 uur gelijk. De
geschatte farmacokinetische parameters zijn: t
1/2
ongeveer 1,5 uur, Vss ongeveer 93 liter en Cl
ongeveer 43 l/uur. De farmacokinetiek van dexmedetomidine is lineair binnen het doseringsbereik van
0,2 tot 1,4 µg/kg/uur en het hoopt zich niet op bij behandelingen die tot wel 14 dagen duren.
Dexmedetomidine wordt voor 94% gebonden aan plasma-eiwitten. De plasma-eiwitbinding is
constant over een concentratiebereik van 0,85 tot 85 ng/ml. Dexmedetomidine bindt zich zowel aan
humaan serumalbumine als aan alfa-1-zuur glycoproteïne met serumalbumine als het belangrijkste
bindende eiwit van dexmedetomidine in plasma.
Biotransformatie en eliminatie
Dexmedetomidine wordt geëlimineerd door uitgebreide omzetting in de lever. Er zijn drie typen
initiële metabole reacties: directe N-glucuronidatie, directe N-methylatie en door cytochroom P450
gekatalyseerde oxidatie. De meest overvloedig circulerende dexmedetomidinemetabolieten zijn twee
isomerische N-glucuroniden. Metaboliet H-1, N-methyl 3-hydroxymethyl dexmedetomidine O-
glucuronide, is ook een belangrijk circulerend product van de biotransformatie van dexmedetomidine.
Cytochroom P-450 katalyseert de vorming van twee kleine circulerende metabolieten, 3-
hydroxymethyl dexmedetomidine geproduceerd door hydroxylatie bij de 3-methylgroep van
dexmedetomidine en H-3 geproduceerd door oxidatie in de imidazoolring. De beschikbare gegevens
duiden erop dat de vorming van de geoxideerde metabolieten wordt gemedieerd door verschillende
CYP-vormen (CYP2A6, CYP1A2, CYP2E1, CYP2D6 en CYP2C19). Deze metabolieten hebben een
verwaarloosbare farmacologische werking.
12
Na intraveneuze toediening van radioactief gelabeld dexmedetomidine was na negen dagen gemiddeld
95% radioactiviteit teruggevonden in de urine en 4% in de feces. De belangrijke urinemetabolieten
zijn de twee isomerische N-glucuroniden, die samen verantwoordelijk waren voor ongeveer 34% van
de dosis en N-methyl 3-hydroxymethyl dexmedetomidine O-glucuronide dat verantwoordelijk was
voor 14,51% van de dosis. De minder belangrijke metabolieten dexmedetomidine carboxylzuur, 3-
hydroxymethyl dexmedetomidine en de O-glucuronide ervan omvatten elk 1,11 tot 7,66% van de
dosis. Minder dan 1% van de onveranderde moederstof werd in de urine teruggevonden. Ongeveer
28% van de urinemetabolieten zijn niet-geïdentificeerde minder belangrijke metabolieten.
Speciale populaties
Er zijn geen belangrijke farmacokinetische verschillen waargenomen op basis van sekse of leeftijd.
De plasma-eiwitbinding van dexmedetomidine neemt af bij proefpersonen met een
leverfunctiestoornis ten opzichte van die bij gezonde proefpersonen. Het gemiddelde percentage
ongebonden dexmedetomidine in plasma varieerde van 8,5% bij gezonde proefpersoon tot 17,9% bij
proefpersonen met een ernstige leverfunctiestoornis. Proefpersonen met een verschillende mate van
de leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse A, B, of C) hadden een lagere leverklaring van
dexmedetomidine en een langere plasma-eliminatie t
1/2
. De gemiddelde waarden voor plasmaklaring
van ongebonden dexmedetomidine bij proefpersonen met een lichte, matige of ernstige
leverfunctiestoornis waren respectievelijk 59%, 51% en 32% van de waarden die bij normale gezonde
proefpersoon werden waargenomen. De gemiddelde t
1/2
voor de proefpersonen met lichte, matige of
ernstige leverfunctiestoornis was verlengd tot respectievelijk 3,9; 5,4 en 7,4 uur. Hoewel
dexmedetomidine wordt toegediend totdat effect optreedt, kan het noodzakelijk zijn om te overwegen
om de eerste/onderhoudsdosis te verlagen bij patiënten met een leverfunctiestoornis afhankelijk van
de mate van de stoornis en de respons.
De farmacokinetiek van dexmedetomidine bij proefpersonen met een ernstige nierfunctiestoornis
(creatinineklaring < 30 ml/min) is ten opzichte van die van gezonde proefpersonen niet veranderd.
Gegevens over het gebruik bij pasgeborenen (28-44 weken zwangerschapsduur) en kinderen tot
17 jaar zijn beperkt. De halfwaardetijd van dexmedetomidine bij kinderen (1 maand tot 17 jaar) lijkt
overeen te komen met die bij volwassenen, maar lijkt bij pasgeboren baby's (jonger dan 1 maand)
hoger. In de leeftijdsgroepen van 1 maand tot 6 jaar, bleek de voor lichaamsgewicht gecorrigeerde
plasmaklaring hoger, maar minder hoog bij oudere kinderen. De voor lichaamsgewicht gecorrigeerde
plasmaklaring bij pasgeboren baby's (jonger dan 1 maand) bleek lager (0,9 l/uur/kg) dan in de oudere
groepen als gevolg van onvolgroeidheid. De beschikbare gegevens zijn samengevat in de volgende
tabel:
Leeftijd
Jonger dan 1 maand
1 tot < 6 maanden
6 tot < 12 maanden
12 tot < 24 maanden
2 tot < 6 jaar
6 tot < 17 jaar
N
28
14
15
13
26
28
Gemiddelde (95% CI)
Cl (l/uur/kg)
t
1/2
(uur)
0,93
4,47
(0,76, 1,14)
(3,81, 5,25)
1,21
2,05
(0,99, 1,48)
(1,59, 2,65)
1,11
2,01
(0,94, 1,31)
(1,81, 2,22)
1,06
1,97
(0,87, 1,29)
(1,62, 2,39)
1,11
1,75
(1,00, 1,23)
(1,57, 1,96)
0,80
2,03
(0,69, 0,92)
(1,78, 2,31)
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
13
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij eenmalige en
herhaalde dosering en genotoxiciteit.
In het onderzoek naar de reproductietoxiciteit bleek dat dexmedetomidine geen effect had op de
mannelijke of vrouwelijke fertiliteit bij de rat, en dat er geen teratogene effecten werden
waargenomen bij ratten of konijnen. In het onderzoek bij konijnen liet intraveneuze toediening van de
maximale dosis, 96 µg/kg/dag, een blootstelling zien die overeenkomt met het klinische
blootstellingsbereik. Bij de rat veroorzaakte subcutane toediening van de maximale dosis, 200
µg/kg/dag, een stijging van het embryofoetale overlijdenspercentage en verminderde het foetale
lichaamsgewicht. Deze effecten werden in verband gebracht met een duidelijke maternale toxiciteit.
Het lagere foetale lichaamsgewicht werd bij een dosis van 18 µg/kg/dag ook opgemerkt in het
onderzoek naar fertiliteit bij ratten en ging bij een dosis van 54 µg/kg/dag gepaard met een vertraagde
ossificatie. De waargenomen blootstellingsniveaus bij de rat liggen lager dan het klinische
blootstellingsbereik.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Natriumchloride
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn
in rubriek 6.6.
Compatibiliteitsonderzoek heeft de potentie voor adsorptie van dexmedetomidine voor sommige typen
natuurlijke rubber aangetoond. Hoewel dexmedetomidine wordt toegediend tot er voldoende effect is
bereikt, is het raadzaam om componenten te gebruiken met pakkingen van synthetische of van een
coating voorziene natuurlijke rubber.
6.3
3 jaar
Na verdunning
De chemische en fysische stabiliteit bij gebruik is bij 25 ºC gedurende 24 uur aangetoond.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product echter direct worden gebruikt. Indien de oplossing
niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijd en de bewaarcondities voorafgaand aan gebruik
de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Gewoonlijk is dit niet langer dan 24 uur bij een
bewaartemperatuur van 2 tot 8 °C, tenzij verdunning in gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden heeft plaatsgevonden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur. De ampullen
of injectieflacons in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
14
2 ml glazen ampullen, type I
2, 5 of 10 ml glazen injectieflacons, type I (met een vulvolume van 2, 4 en 10 ml), grijze
broombutylrubber sluiting met een coating van fluorpolymeer.
Verpakkingsgrootten
5 ampullen van 2 ml
25 ampullen van 2 ml
5 injectieflacons van 2 ml
4 injectieflacons van 4 ml
4 injectieflacons van 10 ml
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Ampullen en injectieflacons zijn uitsluitend bedoeld voor eenmalig gebruik.
Bereiding van de oplossing
Dexdor kan worden opgelost in glucose 50 mg/ml (5%), Ringers, mannitol of natriumchloride
9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie voor het bereiken van de vereiste concentratie van hetzij
4 microgram/ml of 8 microgram/ml voorafgaand aan toediening. Zie hieronder in tabelvorm de
benodigde volumes voor het bereiden van de infusie.
Indien de gewenste concentratie 4 microgram/ml is:
Volume Dexdor
100 microgram/ml
concentraat voor oplossing
voor infusie
2 ml
4 ml
10 ml
20 ml
Volume oplosmiddel
48 ml
96 ml
240 ml
480 ml
Totaal volume infusie
50 ml
100 ml
250 ml
500 ml
Indien de gewenste concentratie 8 microgram/ml is:
Volume Dexdor
100 microgram/ml
concentraat voor oplossing
voor infusie
4 ml
8 ml
20 ml
40 ml
Volume oplosmiddel
46 ml
92 ml
230 ml
460 ml
Totaal volume infusie
50 ml
100 ml
250 ml
500 ml
De oplossing moet voorzichtig worden geschud om goed te worden vermengd.
Dexdor moet voorafgaand aan toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden geïnspecteerd.
15
Van Dexdor is aangetoond dat het compatibel is bij toediening met de volgende intraveneuze
vloeistoffen en geneesmiddelen:
Ringer-lactaatoplossing, 5% glucoseoplossing, natriumchlorideoplossing voor injectie 9 mg/ml
(0,9%), mannitol 200 mg/ml (20%), thiopentalnatrium, etomidaat, vecuroniumbromide,
pancuroniumbromide, succinylcholine, atracuriumdibesilaat, mivacuriumchloride,
rocuroniumbromide, glycopyrrolaat bromide, fenylefrine HCl, atropinesulfaat, dopamine,
noradrenaline, dobutamine, midazolam, morfinesulfaat, fentanylcitraat en een plasmasubstituut.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Orion Corporation
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/718/001-002, EU/1/11/718/004, EU/1/11/718/006-007
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 16 september 2011
Datum van laatste verlenging: 26 mei 2016
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
(http://www.ema.europa.eu).
16
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
17
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Orion Corporation
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-updates.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
18
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
19
A. ETIKETTERING
20
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dexdor 100 microgram/ml concentraat voor oplossing voor infusie
dexmedetomidine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een ml concentraat bevat dexmedetomidinehydrochloride overeenkomend met 100 microgram
dexmedetomidine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook natriumchloride, water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
5 ampullen van 2 ml
25 ampullen van 2 ml
5 injectieflacons van 2 ml
4 injectieflacons van 4 ml
4 injectieflacons van 10 ml
200 microgram/2 ml
400 microgram/4 ml
1000 microgram/10 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik
Dexdor moet onmiddellijk na verdunning worden gebruikt.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
21
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
De ampullen/injectieflacons in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Orion Corporation
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/718/001
EU/1/11/718/002
EU/1/11/718/004
EU/1/11/718/006
EU/1/11/718/007
13.
Partij
BATCHNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
22
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC {nummer}
SN {nummer}
NN {nummer}
23
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
AMPULLEN OF INJECTIEFLACONS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Dexdor 100 microgram/ml steriel concentraat
dexmedetomidine
IV
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
BATCHNUMMER
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
200 mcg/2 ml
400 mcg/4 ml
1000 mcg/10 ml
6.
OVERIGE
24
B. BIJSLUITER
25
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Dexdor 100 microgram/ml concentraat voor oplossing voor infusie
Dexmedetomidine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter:
1.
Wat is Dexdor en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Dexdor en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Dexdor bevat een werkzame stof met de naam dexmedetomidine, die tot een groep geneesmiddelen
behoort die sedativa worden genoemd. Het wordt gebruikt voor sedatie (in een toestand van kalmte,
slaperigheid of slaap brengen) van volwassen patiënten op een afdeling Intensieve Zorg in een
ziekenhuis of voor bewuste sedatie tijdens diverse diagnostische of operatieve ingrepen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag dit middel niet aan u worden toegediend?
- U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6
- U heeft een hartritmestoornis (hartblok graad 2 of 3)
- U heeft een zeer lage bloeddruk die niet reageert op een behandeling
- U heeft recentelijk een beroerte gehad of een andere ernstige aandoening die de bloedtoevoer
naar de hersenen beïnvloedt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Voordat dit geneesmiddel aan u wordt toegediend, moet u het aan uw arts of verpleegkundige
vertellen als een van de volgende punten op u van toepassing is omdat bij het gebruik van Dexdor de
benodigde voorzichtigheid moet worden betracht:
-
-
-
-
-
-
-
als u een abnormaal langzame hartslag heeft (als gevolg van een ziekte of als gevolg van een
bijzonder goede lichamelijke conditie) aangezien dit het risico op hartstilstand kan verhogen.
als u een lage bloeddruk heeft
als u een laag bloedvolume heeft, bijvoorbeeld na een bloeding
als u bepaalde hartaandoeningen heeft
als u ouder bent dan 65 jaar
als u een neurologische aandoening heeft (bijvoorbeeld hoofd- of ruggenmergletsel of een
beroerte)
als u ernstige leverproblemen heeft
26
-
als u ooit ernstige koorts heeft gekregen na het gebruik van sommige geneesmiddelen, met
name anesthetica (verdovingsmiddelen).
Dit geneesmiddel kan ervoor zorgen dat u veel meer moet plassen en meer dorst krijgt. Neem contact
op met een arts wanneer deze bijwerkingen optreden. Zie rubriek 4 voor meer informatie.
Een verhoogd risico op sterfte werd vastgesteld bij patiënten van 65 jaar of jonger bij gebruik van dit
middel. Vooral bij patiënten die op de afdeling intensieve zorg zijn opgenomen voor andere redenen
dan na een operatie of die op de afdeling intensieve zorg worden opgenomen met een ernstigere
aandoening en met een jongere leeftijd. De arts zal beslissen of dit middel nog steeds geschikt is voor
u. De arts zal de voordelen en risico’s van dit middel voor u afwegen en vergelijken met een
behandeling met andere medicijnen die u rustig maken (sedativa).
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Dexdor nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts of verpleegkundige.
De volgende geneesmiddelen kunnen het effect van Dexdor versterken:
-
geneesmiddelen die u helpen te slapen of die zorgen voor een verminderd bewustzijn (bv.
midazolam, propofol)
-
sterke pijnstillers (bv. opioïden zoals morfine, codeïne)
-
anesthetica (bv. sevofluraan, isofluraan).
Als u geneesmiddelen gebruikt die uw bloeddruk en hartslag verlagen, dan kan gelijktijdige
toediening van Dexdor dit effect versterken. Dexdor mag niet worden gebruikt in combinatie met
geneesmiddelen die tijdelijke verlamming veroorzaken.
Zwangerschap en borstvoeding
Dexdor mag niet tijdens de zwangerschap of tijdens het geven van borstvoeding worden gebruikt,
tenzij strikt noodzakelijk.
Vraag uw arts om advies alvorens dit geneesmiddel toegediend te krijgen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Dexdor heeft een grote invloed op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te gebruiken.
Nadat u Dexdor heeft gekregen, mag u geen voertuig besturen, machines gebruiken of in gevaarlijke
omstandigheden werken totdat de effecten volledig verdwenen zijn. Vraag aan uw arts wanneer u deze
activiteiten weer kunt hervatten en wanneer u weer mag werken.
Hulpstoffen
Dexdor bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel
27
Afdeling intensieve zorg
Dexdor wordt door een arts of verpleegkundige op de afdeling intensieve zorg van een ziekenhuis aan
u toegediend.
Procedurele sedatie/bewuste sedatie
Dexdor wordt door een arts of verpleegkundige aan u toegediend voor en/of tijdens diagnostische of
operatieve ingrepen die sedatie vereisen, dat wil zeggen procedurele/bewuste sedatie.
Uw arts besluit wat voor u een geschikte dosis is. De hoeveelheid Dexdor is afhankelijk van uw
leeftijd, omvang, algemene gezondheidstoestand, de mate van bewustzijnsverlaging die nodig is en
hoe u op het geneesmiddel reageert. Uw arts kan uw dosis indien nodig aanpassen en tijdens de
behandeling worden uw hart en bloeddruk bewaakt.
Dexdor wordt verdund en het wordt via een infuus in een ader aan u toegediend.
Na sedatie/ontwaken
-
-
-
De arts zal u gedurende enkele uren na sedatie in het oog houden om zeker te zijn dat u zich
goed voelt.
U moet door iemand begeleid worden bij uw terugkeer naar huis.
Slaappillen, kalmerende middelen of sterke pijnstillers kunnen worden afgeraden gedurende
enige tijd nadat u Dexdor heeft gekregen. Neem contact op met uw arts over het gebruik van
deze middelen en over het gebruik van alcohol.
Heeft u te veel van dit middel toegediend gekregen?
Als aan u te veel Dexdor is toegediend, dan kan uw bloeddruk stijgen of dalen, kan uw hartslag
vertragen, kunt u trager ademhalen en kunt u zich slaperiger voelen. Uw arts weet aan de hand van uw
toestand hoe hij u moet behandelen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Zeer vaak (komen
voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
-
trage hartslag
-
een lage of hoge bloeddruk
-
verandering in het ademhalingspatroon of stoppen met ademen.
Vaak (komen
voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
-
pijn op de borst of hartaanval
-
snelle hartslag
-
een lage of hoge bloedsuikerspiegel
-
misselijkheid, braken of een droge mond
-
rusteloosheid
-
koorts
-
verschijnselen na het stoppen met het geneesmiddel.
Soms (komen
voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
-
verminderde hartfunctie, hartstilstand
-
maagzwelling
28
-
-
-
-
-
-
dorst
een aandoening waarbij er te veel zuur in het lichaam is
lage albuminewaarde in bloed
kortademigheid
hallucinaties
het geneesmiddel is niet effectief genoeg.
Niet bekend
(kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
-
veel meer moeten plassen en meer dorst hebben – klachten die kunnen komen door een
hormonale stoornis die diabetes insipidus wordt genoemd. Neem contact op met een arts als
deze klachten optreden.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
en de doos na EXP.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur. De ampullen
of injectieflacons in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
-
De werkzame stof in dit middel is dexmedetomidine. Een ml concentraat bevat
dexmedetomidinehydrochloride overeenkomend met 100 microgram dexmedetomidine.
De andere stoffen in dit middel zijn natriumchloride en water voor injecties.
Elke ampul van 2 ml bevat 200 microgram dexmedetomidine (in de vorm van hydrochloride).
Elke injectieflacon van 2 ml bevat 200 microgram dexmedetomidine (in de vorm van hydrochloride).
Elke injectieflacon van 4 ml bevat 400 microgram dexmedetomidine (in de vorm van hydrochloride).
Elke injectieflacon van 10 ml bevat 1000 microgram dexmedetomidine (in de vorm van
hydrochloride).
De concentratie van de uiteindelijke oplossing na verdunning is hetzij 4 microgram/ml of
8 microgram/ml.
Hoe ziet Dexdor eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Concentraat voor oplossing voor infusie (steriel concentraat).
Het concentraat is een heldere, kleurloze oplossing.
Verpakkingen
Glazen ampullen van 2 ml
Glazen injectieflacons van 2, 5 of 10 ml
29
Verpakkingsgrootten
5 ampullen van 2 ml
25 ampullen van 2 ml
5 injectieflacons van 2 ml
4 injectieflacons van 4 ml
4 injectieflacons van 10 ml
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Orion Corporation
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
Fabrikant
Orion Corporation
Orion Pharma
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Orion Pharma BVBA/SPRL
Tél/Tel: +32 (0)15 64 10 20
Nederland
Orion Pharma BVBA/SPRL
Tel: +32 (0)15 64 10 20
Česká republika
Orion Pharma s.r.o.
Tel: +420 234 703 305
Deutschland
Österreich
Orion Pharma GmbH
Tel: + 49 40 899 6890
Ελλάδα
Orion Pharma Hellas M.E.Π.E
Τηλ: + 30 210 980 3355
France
Orion Pharma
Tél: +33 (0) 1 85 18 00 00
Ísland
Vistor hf.
Simi: +354 535 7000
Danmark
Orion Pharma A/S
Tlf: +45 8614 00 00
Eesti
Orion Pharma Eesti Oü
Tel: +372 6 644 550
España
Orion Pharma S.L.
Tel: + 34 91 599 86 01
Ireland
Orion Pharma (Ireland) Ltd.
Tel: + 353 1 428 7777
Italia
Orion Pharma S.r.l.
Tel: + 39 02 67876111
Latvija
Orion Corporation
Orion Pharma pārstāvniecība
Tel: +371 20028332
30
Κύπρος
Lifepharma (ZAM) Ltd
Τηλ.: +357 22056300
Lietuva
UAB Orion Pharma
Tel: +370 5 276 9499
Norge
Orion Pharma AS
Tlf: + 47 4000 4210
Portugal
Orionfin Unipessoal Lda
Tel: + 351 21 154 68 20
България
Orion Pharma Poland Sp. z.o.o.
Тел.: + 48 22 8 333 177
Malta
Orion Corporation
Tel: + 358 10 4261
Slovenská republika
Orion Pharma s.r.o.
Tel: +420 234 703 305
Magyarország
Orion Pharma Kft.
Tel.: +36 1 239 9095
Polska
Orion Pharma Poland Sp. z.o.o.
Tel.: + 48 22 8 333 177
Slovenija
Orion Pharma d.o.o.
Tel: +386 (0) 1 600 8015
Suomi/Finland
Orion Corporation
Puh/Tel: + 358 10 4261
Hrvatska
PHOENIX Farmacija d.o.o.
Tel: +385 1 6370450
România
Orion Corporation
Tel: + 358 10 4261
United Kingdom (Northern Ireland)
Orion Pharma (Ireland) Ltd.
Tel: +353 1 428 7777
Sverige
Orion Pharma AB
Tel: + 46 8 623 6440
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
(http://www.ema.europa.eu).
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Dexdor 100 microgram/ml concentraat voor oplossing voor infusie
Wijze van toediening
Dexdor mag alleen door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden toegediend die geschoold
zijn in de behandeling van patiënten die intensieve zorg nodig hebben of in de anesthesie van
patiënten in de operatiekamer. Het mag alleen als verdunde intraveneuze infusie worden toegediend
met behulp van een regelbaar infuussysteem.
Bereiding van de oplossing
31
Dexdor kan worden opgelost in glucose, 50 mg/ml (5%) Ringers, mannitol of natriumchloride
9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie voor het bereiken van de vereiste concentratie van hetzij
4 microgram/ml of 8 microgram/ml voorafgaand aan toediening. Zie hieronder in tabelvorm de
benodigde volumes voor het bereiden van de infusie.
Indien de gewenste concentratie 4 microgram/ml is:
Volume Dexdor
100 microgram/ml
concentraat voor
oplossing voor infusie
2 ml
4 ml
10 ml
20 ml
Volume oplosmiddel
48 ml
96 ml
240 ml
480 ml
Totaal volume infusie
50 ml
100 ml
250 ml
500 ml
Indien de gewenste concentratie 8 microgram/ml is:
Volume Dexdor
100 microgram/ml
concentraat voor oplossing
voor infusie
4 ml
8 ml
20 ml
40 ml
Volume oplosmiddel
46 ml
92 ml
230 ml
460 ml
Totaal volume infusie
50 ml
100 ml
250 ml
500 ml
De oplossing dient voorzichtig geschud te worden om goed te vermengen.
Dexdor moet voorafgaand aan toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden geïnspecteerd.
Van Dexdor is aangetoond dat het compatibel is bij toediening met de volgende intraveneuze
vloeistoffen en geneesmiddelen:
Ringer-lactaatoplossing, 5% glucoseoplossing, natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor
injectie, mannitol 200 mg/ml (20%), thiopentalnatrium, etomidaat, vecuroniumbromide,
pancuroniumbromide, succinylcholine, atracuriumdibesilaat, mivacuriumchloride,
rocuroniumbromide, glycopyrrolaat bromide, fenylefrine HCl, atropinesulfaat, dopamine,
noradrenaline, dobutamine, midazolam, morfinesulfaat, fentanylcitraat en een plasmasubstituut.
Compatibiliteitsonderzoek heeft de potentie voor adsorptie van dexmedetomidine voor sommige typen
natuurlijke rubber aangetoond. Hoewel dexmedetomidine wordt toegediend tot er voldoende effect is
bereikt, is het raadzaam om componenten te gebruiken met pakkingen van synthetische of van een
coating voorziene natuurlijke rubber.
Houdbaarheid
De chemische en fysische stabiliteit bij gebruik is bij 25 ºC gedurende 24 uur aangetoond.
32
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product echter direct worden gebruikt. Indien de oplossing
niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijd en de bewaarcondities voorafgaand aan gebruik
de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Gewoonlijk is dit niet langer dan 24 uur bij een
bewaartemperatuur van 2 tot 8 °C, tenzij verdunning in gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden heeft plaatsgevonden.
33

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dexdor 100 microgram/ml concentraat voor oplossing voor infusie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke 1 ml concentraat bevat dexmedetomidinehydrochloride overeenkomend met 100 microgram
dexmedetomidine.
Elke ampul van 2 ml bevat 200 microgram dexmedetomidine.
Elke injectieflacon van 2 ml bevat 200 microgram dexmedetomidine.
Elke injectieflacon van 4 ml bevat 400 microgram dexmedetomidine.
Elke injectieflacon van 10 ml bevat 1 000 microgram dexmedetomidine.
De concentratie van de uiteindelijke oplossing na verdunning is hetzij 4 microgram/ml of
8 microgram/ml.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie (steriel concentraat).
Het concentraat is een heldere, kleurloze oplossing, pH 4,5-7,0.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Voor sedatie van volwassen IZ-patiënten (Intensieve Zorgpatiënten) bij wie het noodzakelijk is dat de
diepte van het sedatieniveau het nog mogelijk maakt de patiënt met een verbale prikkel te wekken
(overeenkomend met Richmond Agitation-Sedation Scale (RASS) 0 tot -3).
Voor sedatie van niet-geïntubeerde volwassen patiënten voor en/of tijdens diagnostische of
chirurgische procedures die sedatie vereisen, d.w.z. procedurele/bewuste sedatie.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Voor sedatie van volwassen IZ-patiënten (Intensieve Zorgpatiënten) bij wie het noodzakelijk is
dat de diepte van het sedatieniveau het nog mogelijk maakt de patiënt met een verbale prikkel
te wekken (overeenkomend met Richmond Agitation-Sedation Scale (RASS) 0 tot -3).

Uitsluitend voor gebruik in een ziekenhuis. Dexdor mag alleen door beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg worden toegediend die geschoold zijn in de behandeling van patiënten die intensieve
zorg nodig hebben.
Dosering
Patiënten die al geïntubeerd en gesedeerd zijn, kunnen op dexmedetomidine overschakelen met een
initiële infusiesnelheid van 0,7 microgram/kg/uur, wat daarna stapsgewijs kan worden aangepast
binnen het dosisbereik van 0,2 tot 1,4 microgram/kg/uur om het gewenste sedatieniveau te bereiken,
afhankelijk van de respons van de patiënt. Voor tengere patiënten moet een lagere startdosis worden
overwogen. Dexmedetomidine is zeer krachtig en de infusiesnelheid is per
uur gegeven. Na een
Maximale dosis
De maximale dosis van 1,4 microgram/kg/uur mag niet worden overschreden. Patiënten die niet het
gewenste sedatieniveau bereiken met de maximale dosis dexmedetomidine moeten worden
overgeschakeld op een alternatief sedativum.
Het gebruik van een laaddosis Dexdor wordt bij IZ-sedatie niet aanbevolen en gaat gepaard met een
toename van de bijwerkingen. Propofol of midazolam kunnen zo nodig worden toegediend totdat de
klinische effecten van dexmedetomidine zijn vastgesteld.
Duur
Er is geen ervaring opgedaan met het gebruik van Dexdor gedurende langer dan 14 dagen. Het gebruik
van Dexdor gedurende een langere periode moet regelmatig opnieuw worden beoordeeld.
Voor sedatie van niet-geïntubeerde volwassen patiënten voor en/of tijdens diagnostische of
chirurgische procedures die sedatie vereisen, d.w.z. procedurele/bewuste sedatie.

Dexdor mag alleen toegediend worden door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die geschoold
zijn in de anesthesie van patiënten in de operatiekamer of tijdens diagnostische procedures. Wanneer
Dexdor wordt toegediend voor bewuste sedatie, moeten de patiënten continu gemonitord worden door
personen die niet betrokken zijn bij de uitvoering van de diagnostische of chirurgische procedure. De
patiënten moeten continu gemonitord worden voor vroegtijdige tekenen van hypotensie, hypertensie,
bradycardie, ademdepressie, luchtwegobstructie, apneu, dyspneu en/of zuurstofdesaturatie (zie
rubriek 4.8).
Zuurstofsuppletie moet onmiddellijk beschikbaar zijn en toegediend worden indien aangewezen. De
zuurstofsaturatie moet gecontroleerd worden door pulsoxymetrie.
Dexdor wordt toegediend als een laadinfusie gevolgd door een onderhoudsinfusie. Afhankelijk van de
procedure kunnen gelijktijdig lokale anesthetica of analgetica nodig zijn om het gewenste klinische
effect te bereiken. Het wordt aanbevolen om aanvullende analgetica of sedativa (bijv. opioïden,
midazolam of propofol) toe te dienen in geval van pijnlijke procedures of als diepe sedatie vereist is.
De farmacokinetische distributiehalfwaardetijd van Dexdor wordt geschat ongeveer 6 minuten te zijn.
Dit kan, samen met de effecten van andere toegediende medicatie, in overweging worden genomen
wanneer wordt vastgesteld wat de gepaste tijd is die nodig is voor de titratie om het gewenste
klinische effect van Dexdor te bereiken.
Initiatie van de procedurele sedatie:
- Een laadinfuus van 1,0 microgram/kg toegediend gedurende 10 minuten. Voor minder
invasieve procedures zoals oftalmologische chirurgie, kan een laadinfuus van
0,5 microgram/kg toegediend gedurende 10 minuten geschikt zijn.
Behoud van de procedurele sedatie:
- Het onderhoudsinfuus wordt gewoonlijk ingesteld op 0,6-0,7 microgram/kg/uur en
stapsgewijs aangepast om het gewenste klinische effect te verkrijgen binnen een dosisbereik
van 0,2 tot 1 microgram/kg/uur. De snelheid van het onderhoudsinfuus moet aangepast
worden om het gewenste niveau van sedatie te bereiken.
Speciale populaties
Bij oudere patiënten is gewoonlijk geen aanpassing van de dosis noodzakelijk (zie rubriek 5.2).
Ouderen blijken een verhoogd risico op hypotensie te vertonen (zie rubriek 4.4), maar de beperkte
gegevens die beschikbaar zijn van procedurele sedatie wijzen niet op een duidelijke
dosisafhankelijkheid.
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing noodzakelijk.
Leverfunctiestoornis
Dexmedetomidine wordt door de lever gemetaboliseerd en bij patiënten met een leverfunctiestoornis
moet de benodigde voorzichtigheid worden betracht. Een lagere onderhoudsdosis kan worden
overwogen (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Dexdor bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar zijn niet
vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in de rubrieken 4.8, 5.1 en 5.2,
maar er kan geen doseringsadvies worden gedaan.
Wijze van toediening
Dexdor mag alleen als verdunde intraveneuze infusie en met behulp van een reguleerbaar
infuussysteem worden toegediend. Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel
voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Gevorderd AV-blok (graad 2 of 3) tenzij gepaced.
Ongecontroleerde hypotensie.
Acute cerebrovasculaire aandoeningen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Monitoring
Dexdor is bedoeld voor gebruik binnen een afdeling Intensieve Zorg, in de operatiekamer en tijdens
diagnostische procedures. Het gebruik in een andere omgeving wordt niet geadviseerd. Bij alle
patiënten moet tijdens infusie met Dexdor continue hartbewaking plaatsvinden. Bij niet-geïntubeerde
patiënten moet de ademhaling worden bewaakt vanwege het risico op ademdepressie en in sommige
gevallen apneu (zie rubriek 4.8).
De tijd tot herstel na het gebruik van dexmedetomidine bleek ongeveer één uur te zijn. In geval van
gebruik bij ambulante patiënten is strikte monitoring noodzakelijk gedurende minstens één uur (of
langer afhankelijk van de toestand van de patiënt) en het medisch toezicht moet voortgezet worden
gedurende minstens nog eens een uur om de veiligheid van de patiënt te verzekeren.
Algemene voorzorgen
Bij sommige patiënten die Dexdor krijgen, is waargenomen dat ze na een prikkel wekbaar en alert
waren. Dit mag in afwezigheid van andere klinische aanwijzingen en symptomen niet worden
beschouwd als bewijs voor het ontbreken van werkzaamheid.
Dexmedetomidine veroorzaakt gewoonlijk geen diepe sedatie en patiënten kunnen makkelijk gewekt
worden. Dexmedetomidine is daarom niet geschikt voor patiënten die dit profiel van effecten niet
zullen verdragen, bijvoorbeeld patiënten waarbij een continue diepe sedatie vereist is.
Dexdor mag niet worden gebruikt als algemeen anesthetisch inductiemiddel bij intubatie of voor het
bieden van sedatie tijdens gebruik van spierontspanners.
De anticonvulsieve werking van sommige andere sedativa ontbreekt bij dexmedetomidine en dus zal
het de onderliggende epileptische activiteit niet onderdrukken.
Zorgvuldigheid moet worden betracht wanneer dexmedetomidine wordt gecombineerd met andere
stoffen met een sedatieve of cardiovasculaire werking omdat er additieve effecten kunnen optreden.
Dexdor wordt niet aanbevolen voor patiënt-gecontroleerde sedatie. Er zijn geen adequate gegevens
beschikbaar.
Wanneer Dexdor wordt gebruikt bij ambulante patiënten moeten deze patiënten gewoonlijk uit het
ziekenhuis worden ontslagen in de zorg van een geschikte derde partij. Patiënten moeten geadviseerd
worden om zich te onthouden van autorijden of andere gevaarlijke taken en waar mogelijk het gebruik
van andere middelen die kunnen leiden tot sedatie (bijv. benzodiazepines, opioïden, alcohol) te
vermijden gedurende een geschikte tijdsperiode. Deze tijdsperiode wordt gebaseerd op de
geobserveerde effecten van dexmedetomidine, de procedure, gelijktijdig toegediende medicatie en de
leeftijd en de toestand van de patiënt.
Voorzichtigheid is geboden wanneer dexmedetomidine wordt toegediend aan oudere patiënten.
Patiënten ouder dan 65 jaar kunnen gevoeliger zijn voor hypotensie wanneer dexmedetomidine,
laaddosis inbegrepen, wordt toegediend voor procedures. Dosisverlaging moet in overweging worden
genomen. Zie rubriek 4.2.
Mortaliteit bij ICU-patiënten van 65 jaar
In de pragmatisch gerandomiseerde, gecontroleerde SPICE III-studie met 3 904 kritiek zieke,
volwassen ICU-patiënten, werd dexmedetomidine als primair sedativum gebruikt en met gebruikelijke
zorg vergeleken. Globaal gezien was er geen verschil in de 90-dagen mortaliteit tussen de
dexmedetomidine-groep en de gebruikelijke zorggroep (mortaliteit 29,1% in beide groepen), maar
werd heterogeniteit van het effect van leeftijd op de mortaliteit waargenomen. Dexmedetomidine
werd geassocieerd met een verhoogde mortaliteit in de leeftijdsgroep van 65 jaar
(waarschijnlijkheidsratio 1,26; 95% betrouwbaarheidsinterval 1,02 tot 1,56) in vergelijking met
alternatieve sedativa. Hoewel het mechanisme onduidelijk is, was deze heterogeniteit van het effect
van leeftijd op de mortaliteit het meest prominent bij patiënten die om andere redenen dan
postoperatieve zorg waren opgenomen, en nam toe met stijgende APACHE II-scores en met
afnemende leeftijd. Deze bevindingen moeten worden afgewogen tegen het verwachte klinische
voordeel van dexmedetomidine in vergelijking met alternatieve sedativa bij jongere patiënten.
Cardiovasculaire effecten en voorzorgsmaatregelen
Voorzichtigheid is geboden bij het toedienen van dexmedetomidine aan patiënten met reeds bestaande
bradycardie. Er zijn slechts zeer beperkte gegevens beschikbaar over de effecten van Dexdor bij
patiënten met een hartslag van < 60 en bij dergelijke patiënten moet dan ook de benodigde
voorzichtigheid worden betracht. Bradycardia hoeft gewoonlijk niet te worden behandeld, maar heeft
waar nodig doorgaans gereageerd op anticholinergica of dosisreductie. Patiënten met een zeer goede
lichamelijke conditie en een langzame hartslag in rust kunnen bijzonder gevoelig zijn voor de
bradycardische effecten van alfa-2-receptoragonisten en er zijn gevallen van een tijdelijke
sinusstilstand gemeld. Er zijn ook gevallen van hartstilstand, vaak voorafgegaan door bradycardie of
atrioventriculair blok, gemeld (zie rubriek 4.8).
De hypotensieve effecten van dexmedetomidine kunnen van groter belang zijn bij patiënten met een
reeds bestaande hypotensie (met name wanneer deze niet reageert op vasopressoren), hypovolemie,
chronische hypotensie of verminderde functionele reserve zoals patiënten met een ernstige
ventriculaire disfunctie en ouderen, en in deze gevallen is extra zorg aangewezen (zie rubriek 4.3).
Voor hypotensie is gewoonlijk geen specifieke behandeling noodzakelijk, maar, indien nodig, moeten
de gebruikers klaar zijn voor interventie met dosisreductie, toediening van vocht en/of van
vasoconstrictoren.
Patiënten met een disfunctie van het perifere autonome zenuwstelsel (bv. als gevolg van
ruggenmergletsel) kunnen duidelijkere hemodynamische veranderingen doormaken na het starten met
dexmedetomidine en moeten dus met zorg worden behandeld.
Tijdelijke hypertensie is voornamelijk tijdens de laaddosis waargenomen in relatie met de perifere
vasoconstrictieve effecten van dexmedetomidine en een laaddosis wordt dan ook niet aanbevolen bij
IZ sedatie. Behandeling van hypertensie is over het algemeen niet noodzakelijk gebleken, maar het
verlagen van de continue infusiesnelheid kan raadzaam zijn.
Het optreden van lokale vasoconstrictie bij gebruik van een hogere concentratie kan bij patiënten met
een ischemische hartziekte of een ernstige cerebrovasculaire ziekte problematischer zijn, en deze
patiënten moeten dan ook zorgvuldig worden bewaakt. Bij een patiënt die aanwijzingen ontwikkelt
voor myocardinfarct of voor cerebrale ischemie moet dosisreductie of staken van de behandeling
worden overwogen.
Voorzichtigheid is geboden wanneer dexmedetomidine samen met spinale of epidurale anesthesie
wordt toegediend door een mogelijk toegenomen risico op hypotensie of bradycardie.
Patiënten met leverfunctiestoornissen
Voorzichtigheid is geboden bij ernstige leverfunctiestoornissen aangezien hoge doseringen het risico
kunnen verhogen op bijwerkingen, oversedatie of een langdurig effect als gevolg van een verminderde
klaring van dexmedetomidine.
Patiënten met neurologische aandoeningen
De opgedane ervaring met dexmedetomidine bij ernstige neurologische aandoeningen zoals
hoofdletsel en na neurochirurgie is beperkt en in deze gevallen moet het middel met de benodigde
voorzichtigheid worden gebruikt, met name wanneer diepe sedatie noodzakelijk is. Dexmedetomidine
kan de cerebrale bloedstroom en de intracraniale druk verminderen, en dit moet in overweging worden
genomen bij het selecteren van een therapie.
Alfa-2-agonisten zijn in zeldzame gevallen in verband gebracht met onthoudingsverschijnselen
wanneer na langdurig gebruik abrupt werd gestopt. Deze mogelijkheid moet worden overwogen als de
patiënt kort na het stoppen met dexmedetomidine agitatie en hypertensie ontwikkelt.
Dexmedetomidine kan hyperthermie induceren die resistent kan zijn voor traditionele
afkoelingsmethoden. De behandeling met dexmedetomidine moet worden gestaakt in geval van een
aanhoudende onverklaarde koorts en het gebruik ervan wordt niet aangeraden bij patiënten die
gevoelig zijn voor maligne hyperthermie.
Diabetes insipidus werd gerapporteerd in combinatie met behandeling met dexmedetomidine. Als
polyurie optreedt, wordt aanbevolen de behandeling met dexmedetomidine stop te zetten en de
bloednatriumspiegel en de urine-osmolaliteit te controleren.
Dexdor bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Onderzoek naar interacties is alleen bij volwassenen uitgevoerd.
Gelijktijdige toediening van dexmedetomidine met anesthetica, sedativa, hypnotica en opioïden leidt
waarschijnlijk tot een versterking van de effecten, waaronder sedatieve, anesthetische en
cardiorespiratoire effecten. Met specifiek onderzoek zijn versterkte effecten bij gebruik van
isofluraan, propofol, alfentanil en midazolam bevestigd.
Er zijn geen farmacokinetische interacties aangetoond tussen dexmedetomidine en isofluraan,
propofol, alfentanil en midazolam. Als gevolg van mogelijke farmacodynamische interacties, wanneer
gelijktijdig toegediend met dexmedetomidine, kan echter een verlaging van de dosering van
dexmedetomidine of het gelijktijdig toegediende anestheticum, sedativum, hypnoticum of opioïd
vereist zijn.
Inhibitie van CYP-enzymen waaronder CYP2B6 door dexmedetomidine is onderzocht door middel
van incubaties met preparaten van menselijke levermicrosomen. Een in-vitrostudie suggereert dat er
potentieel in-vivo-interactie bestaat tussen dexmedetomidine en voornamelijk door CYP2B6
gemetaboliseerde substraten.
Inductie van dexmedetomidine werd in vitro waargenomen op CYP1A2, CYP2B6, CYP2C8, CYP2C9
en CYP3A4, en kan in vivo niet worden uitgesloten. De klinische significantie is onbekend.
De mogelijkheid van versterkte hypotensieve en bradycardische effecten moet worden overwogen bij
patiënten die andere geneesmiddelen krijgen die deze effecten veroorzaken, bijvoorbeeld
bètablokkers, hoewel de aanvullende effecten in een interactieonderzoek met esmolol bescheiden
waren.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van dexmedetomidine bij
zwangere vrouwen.
Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Dexdor mag niet tijdens de
zwangerschap worden gebruikt, tenzij de klinische toestand van de vrouw behandeling met
dexmedetomidine noodzakelijk maakt.
Dexmedetomidine wordt uitgescheiden in de moedermelk, maar de concentratie zal binnen 24 uur na
het stopzetten van de behandeling onder de detectielimiet liggen. Een risico voor zuigelingen kan niet
worden uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat
behandeling met dexmedetomidine moet worden gestaakt, waarbij het voordeel van borstvoeding voor
het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Tijdens het fertiliteitsonderzoek bij ratten had dexmedetomidine geen effect op de mannelijke of
vrouwelijke vruchtbaarheid. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de vruchtbaarheid bij de mens.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Patiënten moeten geadviseerd worden om niet te rijden of andere gevaarlijke taken uit te voeren
gedurende een geschikte tijdsperiode nadat ze Dexdor hebben ontvangen voor procedurele sedatie.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Sedatie van volwassen IZ-patiënten (Intensieve Zorgpatiënten):
De meest frequent gemelde bijwerkingen bij gebruik van dexmedetomidine in de IZ-omgeving zijn
hypotensie, hypertensie en bradycardie, die optreden bij respectievelijk ongeveer 25%, 15% en 13%
van de patiënten. Hypotensie en bradycardie waren ook de meest frequent voorkomende, aan het
gebruik van dexmedetomidine gerelateerde ernstige bijwerkingen die bij respectievelijk 1,7% en 0,9%
van de gerandomiseerde patiënten op de afdeling intensieve zorg optraden.
Procedurele/bewuste sedatie
De vaakst gemelde bijwerkingen bij gebruik van dexmedetomidine tijdens procedurele sedatie worden
hieronder vermeld (de protocollen van fase III-studies bevatten pre-gedefinieerde drempelwaarden
voor het rapporteren van veranderingen in bloeddruk, ademhalingsfrequentie en hartslag als
bijwerkingen).
- Hypotensie (55% in de dexmedetomidinegroep versus 30% in de placebogroep die rescue-
midazolam en fentanyl toegediend kregen)
- Ademdepressie (38% in de dexmedetomidinegroep versus 35% in de placebogroep die rescue-
midazolam en fentanyl toegediend kregen)
- Bradycardie (14% in de dexmedetomidinegroep versus 4% in de placebogroep die rescue-
midazolam en fentanyl toegediend kregen)
Tabellarische lijst van bijwerkingen
De hierna in tabel 1 vermelde bijwerkingen werden samengesteld uit gepoolde gegevens uit klinisch
onderzoek binnen de intensieve zorg.
Bijwerkingen worden gerangschikt in volgorde van frequentie, de meest frequente eerst, gebruik
makend van de volgende conventie: zeer vaak ( 1/10); vaak ( 1/100, < 1/10); soms ( 1/1 000,
< 1/100); zelden ( 1/10 000, < 1/1 000); zeer zelden (< 1/10 000); niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1. Bijwerkingen

Endocriene aandoeningen
Niet bekend:
Diabetes insipidus
Hyperglykemie, hypoglykemie
Soms:
Metabole acidose, hypoalbuminemie

Psychische stoornissen
Vaak:
Agitatie
Soms:
Hallucinatie

Hartaandoeningen
Zeer vaak:
Bradycardie1,2
Vaak:
Myocardiale ischemie/myocardinfarct, tachycardie
Soms:
Atrioventriculair blok1, lagere cardiale output, hartstilstand1

Bloedvataandoeningen:
Zeer vaak:
Hypotensie1,2, hypertensie1,2

Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Zeer vaak:
Ademdepressie2,3
Soms:
Dyspneu, apneu

Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak:
Misselijkheid2, braken, droge mond2
Soms:
Opgezette buik

Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Vaak:
Onthoudingssyndroom, hyperthermie
Soms:
Geneesmiddel niet effectief, dorst
1 Zie rubriek over Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
2 Bijwerking die ook werd geobserveerd in procedurele sedatie studies
3 Incidentie `vaak' in IZ sedatie studies
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Klinisch significante hypotensie of bradycardia moet worden behandeld op de wijze die in rubriek 4.4
wordt beschreven.
Bij relatief gezonde proefpersonen die niet op de intensieve zorg verblijven en die met
dexmedetomidine werden behandeld, heeft bradycardie soms geleid tot sinusarrest of sinuspauze. De
symptomen reageerden op het optillen van een been en op anticholinergica als atropine of
glycopyrrolaat. In geïsoleerde gevallen heeft bradycardie zich bij patiënten met reeds bestaande
bradycardie ontwikkeld tot perioden met asystolie. Er zijn ook gevallen van hartstilstand, vaak
voorafgegaan door bradycardie of atrioventriculair blok, gemeld.
Hypertensie is in verband gebracht met het gebruik van een laaddosis en deze reactie kan worden
verminderd door het vermijden van het gebruik van zo'n laaddosis of door het reduceren van de
infusiesnelheid of de omvang van de laaddosis.
Pediatrische patiënten
De behandeling werd gedurende maximaal 24 uur bij kinderen > 1 maand postnataal, voornamelijk
postoperatief, op de IZ-afdeling beoordeeld en vertoonde een gelijkaardig veiligheidsprofiel als bij
volwassenen. Gegevens over het gebruik bij pasgeborenen (28­44 weken zwangerschapsduur) zijn
schaars en beperkt tot onderhoudsdoses 0,2 mcg/kg/u. In de literatuur wordt een enkel geval van
hypothermische bradycardie bij een neonaat gemeld.
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Symptomen
Zowel in het klinisch onderzoek als in de postmarketinggegevens zijn verscheidene gevallen van een
overdosis dexmedetomidine gemeld. De gemelde hoogste infusiesnelheid van dexmedetomidine was
in deze gevallen maximaal 60 µg/kg/uur gedurende 36 minuten en 30 µg/kg/uur gedurende
15 minuten bij respectievelijk een 20 maanden oud kind en een volwassene. Tot de meest frequent
gemelde bijwerkingen in combinatie met een overdosis behoren onder meer bradycardie, hypotensie,
hypertensie, oversedatie, onderdrukte ademhaling en hartstilstand.
Behandeling
In gevallen van een overdosis met klinische symptomen moet de infusie met dexmedetomidine
worden verminderd of gestopt. De verwachte bijwerkingen zijn voornamelijk cardiovasculair van aard
en moeten worden behandeld zoals klinisch geïndiceerd is (zie rubriek 4.4). Bij een hoge concentratie
kan hypertensie prominenter aanwezig zijn dan hypotensie. In klinisch onderzoek trad bij gevallen
van sinusarrest spontane reversie of een reactie op behandeling met atropine en glycopyrrolaat op. In
geïsoleerde gevallen met een ernstige overdosis die tot een hartstilstand leidde, was reanimatie
noodzakelijk.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: psycholeptica, andere hypnotica en sedativa, ATC-code: N05CM18
Dexmedetomidine is een selectieve alfa-2-receptoragonist met een breed bereik aan farmacologische
eigenschappen. Het heeft een sympatholytisch effect via een daling van het vrijkomen van
noradrenaline in sympathische zenuwuiteinden. De sedatieve effecten worden gemedieerd via een
verminderd vuren van de locus coeruleus, de overwegend noradrenerge nucleus, die zich in de
hersenstam bevindt. Dexmedetomidine heeft analgeticum- en anestheticum/analgeticumsparende
effecten. De cardiovasculaire effecten zijn dosisafhankelijk: bij een lagere infusiesnelheid domineren
de centrale effecten wat leidt tot een daling van de hartslagfrequentie en bloeddruk. Bij hogere doses
hebben de perifere vasoconstrictieve effecten de overhand, wat leidt tot een stijging van de
systemische vasculaire weerstand en bloeddruk, terwijl het bradycardische effect verder wordt
versterkt. Dexmedetomidine geeft relatief weinig ademdepressie bij toediening als monotherapie bij
gezonde personen.
Sedatie van volwassen IZ-patiënten (Intensieve Zorg)
In placebogecontroleerd onderzoek bij een postoperatieve intensieve-zorgpopulatie, eerder
geïntubeerd en gesedeerd met midazolam en propofol, verminderde Dexdor de behoefte aan zowel
rescuemedicatie (de sedativa midazolam of propofol) als opioïden tijdens sedatie aanzienlijk tot wel
24 uur. De meeste patiënten die dexmedetomidine gebruikten, hadden geen aanvullende sederende
behandeling nodig. Patiënten konden succesvol worden geëxtubeerd zonder dat infusie met Dexdor
moest worden gestaakt. Onderzoek buiten de afdeling intensieve zorg heeft bevestigd dat Dexdor
Binnen de afdeling intensieve zorg bij een medische populatie bij wie gedurende maximaal 14 dagen
overwegend een langdurige lichte tot matige sedatie noodzakelijk was (RASS 0 tot -3), was
dexmedetomidine gelijk aan midazolam (ratio 1,07; 95% BI 0,971; 1,176) en propofol (ratio 1,00;
95% BI 0,922; 1,075) voor wat betreft de tijd tot aan het beoogde sedatiebereik, het verminderde de
duur van mechanische beademing in vergelijking met midazolam en het verminderde de tijd tot aan
extubatie in vergelijking met midazolam en propofol. In vergelijking met zowel propofol als
midazolam werden patiënten makkelijker gewekt, waren ze coöperatiever en beter in staat om aan te
geven of ze wel of geen pijn hadden. Bij met dexmedetomidine behandelde patiënten kwam vaker
hypotensie en bradycardie voor, maar minder vaak tachycardie dan bij patiënten die midazolam
kregen; vergeleken met patiënten die met propofol werden behandeld, kwam tachycardie vaker voor,
maar hypotensie even vaak. Uit een onderzoek waarin dexmedetomidine werd vergeleken met
midazolam bleek dat delirium gemeten met behulp van de CAM-ICU-schaal afnam en uit een
onderzoek waarin dexmedetomidine werd vergeleken met propofol bleek dat bij gebruik van
dexmedetomidine deliriumgerelateerde bijwerkingen lager waren. Patiënten teruggetrokken vanwege
onvoldoende sedatie werden overgeschakeld op propofol of midazolam. Het risico van onvoldoende
sedatie was verhoogd bij patiënten die moeilijk te verdoven waren met standaardmiddelen
onmiddellijk voorafgaand aan de omschakeling.
Bewijzen van werkzaamheid bij pediatrische patiënten werden waargenomen in een
dosisgecontroleerde studie op de IZ-afdeling bij een grotendeels postoperatieve populatie van
1 maand tot 17 jaar. Bij ongeveer 50% van de patiënten die werden behandeld met
dexmedetomidine was toevoeging van midazolam als rescuemedicatie tijdens een gemiddelde
behandelingsperiode van 20,3 uur, en niet meer dan 24 uur, niet vereist. Gegevens over behandeling
van > 24 uur zijn niet beschikbaar. Gegevens over het gebruik bij pasgeborenen (28­44 weken
zwangerschapsduur) zijn bijzonder schaars en beperkt tot lage doses ( 0,2 mcg/kg/u) (zie
rubrieken 5.2 en 4.4). Met name pasgeborenen kunnen bij hyperthermie en in situaties van
hartslagafhankelijke cardiale output bijzonder gevoelig zijn voor de bradycardische effecten van
Dexdor.
In dubbelblinde gecontroleerde vergelijkende IZ-studies was de incidentie van cortisolonderdrukking
bij patiënten behandeld met dexmedetomidine (n = 778) 0,5% vergeleken met 0% bij patiënten
behandeld met ofwel midazolam (n = 338) ofwel propofol (n = 275). De bijwerking werd als mild
gerapporteerd in 1 geval en als matig in 3 gevallen.
Procedurele/bewuste sedatie
De veiligheid en werkzaamheid van dexmedetomidine voor de sedatie van niet-geïntubeerde patiënten
voor en/of tijdens chirurgische en diagnostische procedures werden geëvalueerd in twee
gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde, multicentrische klinische studies.
- Studie 1 randomiseerde patiënten die electieve ingrepen/procedures ondergingen onder
gemonitorde anesthesie en lokale/regionale anesthesie om een laadinfuus van dexmedetomidine
van ofwel 1 µg/kg (n = 129) of 0,5 µg/kg (n = 134), of placebo (fysiologische zoutoplossing;
n = 63) te ontvangen gedurende 10 minuten en gevolgd door een onderhoudsinfusie die werd
ingesteld op 0,6 µg/kg/u. De onderhoudsinfusie van het studiegeneesmiddel kon getitreerd
worden van 0,2 µg/kg/u tot 1 µg/kg/u. Het percentage patiënten dat de gewenste sedatiescore
bereikte (Observer's Assessment of Alertness/Sedation Scale 4) zonder de noodzaak voor
rescue-midazolam was 54% voor de patiënten die 1 µg/kg dexmedetomidine ontvingen en 40%
voor de patiënten die 0,5 µg/kg dexmedetomidine ontvingen tegenover 3% van de patiënten die
placebo ontvingen. Het risicoverschil in het aantal patiënten, die werden gerandomiseerd naar de
dexmedetomidine 1 µg/kg-groep en dexmedetomidine 0,5 µg/kg-groep, die geen rescue-
midazolam vereisten was respectievelijk 48% (95% BI: 37%-57%) en 40 (95% BI: 28%-48%),
vergeleken met placebo. De mediane (range) midazolam rescue-dosis was 1,5 (0,5-7,0) mg in de
- Studie 2 randomiseerde patiënten die wakkere fiberoptische intubatie ondergingen onder topische
anesthesie om een laadinfuus van dexmedetomidine 1 µg/kg (n = 55) of placebo (fysiologische
zoutoplossing) (n = 50) te ontvangen gedurende 10 minuten, gevolgd door een constant
onderhoudsinfuus van 0,7 µg/kg/u. Om een score van 2 op de Ramsay Sedatieschaal te
behouden, hadden 53% van de patiënten die dexmedetomidine ontvingen geen rescue-midazolam
nodig tegenover 14% van de patiënten die placebo ontvingen. Het risicoverschil in het aantal
patiënten, die werden gerandomiseerd naar dexmedetomidine, die geen rescue-midazolam
vereisten was 43% (95% BI: 23%-57%) vergeleken met placebo. De gemiddelde midazolam
rescue-dosis was 1,1 mg in de dexmedetomidinegroep en 2,8 mg in de placebogroep. Het verschil
in gemiddelden van de rescue-dosis midazolam was -1,8 mg (95% BI: -2,7 ­ -0,86) in het
voordeel van dexmedetomidine.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van dexmedetomidine is beoordeeld na kortdurende intraveneuze toediening aan
gezonde vrijwilligers en langdurige infusie bij IZ-patiënten.
Distributie
Dexmedetomidine verdeelt zich volgens een tweecompartimentenmodel. Bij gezonde vrijwilligers
vertoont het een snelle distributiefase met een centrale schatting van de distributiehalfwaardetijd (t1/2)
van ongeveer 6 minuten. De gemiddelde schatting van de terminale eliminatiehalfwaardetijd (t1/2) is
ongeveer 1,9 tot 2,5 uur (min. 1,35; max. 3,68 uur) en de gemiddelde schatting van de distributie van
het steady-state-volume (Vss) is ongeveer 1,16 tot 2,16 l/kg (90 tot 151 liter). De plasmaklaring (Cl)
heeft een geschatte waarde van ongeveer 0,46 tot 0,73 l/u/kg (35,7 tot 51,1 l/uur. Het gemiddelde
lichaamsgewicht dat samenhing met deze berekeningen van Vss en Cl was 69 kg. De
plasmafarmacokinetiek van dexmedetomidine is in de IZ-populatie na infusie > 24 uur gelijk. De
geschatte farmacokinetische parameters zijn: t1/2 ongeveer 1,5 uur, Vss ongeveer 93 liter en Cl
ongeveer 43 l/uur. De farmacokinetiek van dexmedetomidine is lineair binnen het doseringsbereik van
0,2 tot 1,4 µg/kg/uur en het hoopt zich niet op bij behandelingen die tot wel 14 dagen duren.
Dexmedetomidine wordt voor 94% gebonden aan plasma-eiwitten. De plasma-eiwitbinding is
constant over een concentratiebereik van 0,85 tot 85 ng/ml. Dexmedetomidine bindt zich zowel aan
humaan serumalbumine als aan alfa-1-zuur glycoproteïne met serumalbumine als het belangrijkste
bindende eiwit van dexmedetomidine in plasma.
Biotransformatie en eliminatie
Dexmedetomidine wordt geëlimineerd door uitgebreide omzetting in de lever. Er zijn drie typen
initiële metabole reacties: directe N-glucuronidatie, directe N-methylatie en door cytochroom P450
gekatalyseerde oxidatie. De meest overvloedig circulerende dexmedetomidinemetabolieten zijn twee
isomerische N-glucuroniden. Metaboliet H-1, N-methyl 3-hydroxymethyl dexmedetomidine O-
glucuronide, is ook een belangrijk circulerend product van de biotransformatie van dexmedetomidine.
Cytochroom P-450 katalyseert de vorming van twee kleine circulerende metabolieten, 3-
hydroxymethyl dexmedetomidine geproduceerd door hydroxylatie bij de 3-methylgroep van
dexmedetomidine en H-3 geproduceerd door oxidatie in de imidazoolring. De beschikbare gegevens
duiden erop dat de vorming van de geoxideerde metabolieten wordt gemedieerd door verschillende
CYP-vormen (CYP2A6, CYP1A2, CYP2E1, CYP2D6 en CYP2C19). Deze metabolieten hebben een
verwaarloosbare farmacologische werking.
Speciale populaties
Er zijn geen belangrijke farmacokinetische verschillen waargenomen op basis van sekse of leeftijd.
De plasma-eiwitbinding van dexmedetomidine neemt af bij proefpersonen met een
leverfunctiestoornis ten opzichte van die bij gezonde proefpersonen. Het gemiddelde percentage
ongebonden dexmedetomidine in plasma varieerde van 8,5% bij gezonde proefpersoon tot 17,9% bij
proefpersonen met een ernstige leverfunctiestoornis. Proefpersonen met een verschillende mate van
de leverfunctiestoornis (Child-Pugh-klasse A, B, of C) hadden een lagere leverklaring van
dexmedetomidine en een langere plasma-eliminatie t1/2. De gemiddelde waarden voor plasmaklaring
van ongebonden dexmedetomidine bij proefpersonen met een lichte, matige of ernstige
leverfunctiestoornis waren respectievelijk 59%, 51% en 32% van de waarden die bij normale gezonde
proefpersoon werden waargenomen. De gemiddelde t1/2 voor de proefpersonen met lichte, matige of
ernstige leverfunctiestoornis was verlengd tot respectievelijk 3,9; 5,4 en 7,4 uur. Hoewel
dexmedetomidine wordt toegediend totdat effect optreedt, kan het noodzakelijk zijn om te overwegen
om de eerste/onderhoudsdosis te verlagen bij patiënten met een leverfunctiestoornis afhankelijk van
de mate van de stoornis en de respons.
De farmacokinetiek van dexmedetomidine bij proefpersonen met een ernstige nierfunctiestoornis
(creatinineklaring < 30 ml/min) is ten opzichte van die van gezonde proefpersonen niet veranderd.
Gegevens over het gebruik bij pasgeborenen (28-44 weken zwangerschapsduur) en kinderen tot
17 jaar zijn beperkt. De halfwaardetijd van dexmedetomidine bij kinderen (1 maand tot 17 jaar) lijkt
overeen te komen met die bij volwassenen, maar lijkt bij pasgeboren baby's (jonger dan 1 maand)
hoger. In de leeftijdsgroepen van 1 maand tot 6 jaar, bleek de voor lichaamsgewicht gecorrigeerde
plasmaklaring hoger, maar minder hoog bij oudere kinderen. De voor lichaamsgewicht gecorrigeerde
plasmaklaring bij pasgeboren baby's (jonger dan 1 maand) bleek lager (0,9 l/uur/kg) dan in de oudere
groepen als gevolg van onvolgroeidheid. De beschikbare gegevens zijn samengevat in de volgende
tabel:
Gemiddelde (95% CI)
Leeftijd
N
Cl (l/uur/kg)
t1/2 (uur)
0,93
4,47
Jonger dan 1 maand
28
(0,76, 1,14)
(3,81, 5,25)
1,21
2,05
1 tot < 6 maanden
14
(0,99, 1,48)
(1,59, 2,65)
1,11
2,01
6 tot < 12 maanden
15
(0,94, 1,31)
(1,81, 2,22)
1,06
1,97
12 tot < 24 maanden
13
(0,87, 1,29)
(1,62, 2,39)
1,11
1,75
2 tot < 6 jaar
26
(1,00, 1,23)
(1,57, 1,96)
0,80
2,03
6 tot < 17 jaar
28
(0,69, 0,92)
(1,78, 2,31)
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In het onderzoek naar de reproductietoxiciteit bleek dat dexmedetomidine geen effect had op de
mannelijke of vrouwelijke fertiliteit bij de rat, en dat er geen teratogene effecten werden
waargenomen bij ratten of konijnen. In het onderzoek bij konijnen liet intraveneuze toediening van de
maximale dosis, 96 µg/kg/dag, een blootstelling zien die overeenkomt met het klinische
blootstellingsbereik. Bij de rat veroorzaakte subcutane toediening van de maximale dosis, 200
µg/kg/dag, een stijging van het embryofoetale overlijdenspercentage en verminderde het foetale
lichaamsgewicht. Deze effecten werden in verband gebracht met een duidelijke maternale toxiciteit.
Het lagere foetale lichaamsgewicht werd bij een dosis van 18 µg/kg/dag ook opgemerkt in het
onderzoek naar fertiliteit bij ratten en ging bij een dosis van 54 µg/kg/dag gepaard met een vertraagde
ossificatie. De waargenomen blootstellingsniveaus bij de rat liggen lager dan het klinische
blootstellingsbereik.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Natriumchloride
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die welke vermeld zijn
in rubriek 6.6.
Compatibiliteitsonderzoek heeft de potentie voor adsorptie van dexmedetomidine voor sommige typen
natuurlijke rubber aangetoond. Hoewel dexmedetomidine wordt toegediend tot er voldoende effect is
bereikt, is het raadzaam om componenten te gebruiken met pakkingen van synthetische of van een
coating voorziene natuurlijke rubber.
6.3
Houdbaarheid
3 jaar
Na verdunning
De chemische en fysische stabiliteit bij gebruik is bij 25 ºC gedurende 24 uur aangetoond.
Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product echter direct worden gebruikt. Indien de oplossing
niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de bewaartijd en de bewaarcondities voorafgaand aan gebruik
de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Gewoonlijk is dit niet langer dan 24 uur bij een
bewaartemperatuur van 2 tot 8 °C, tenzij verdunning in gecontroleerde en gevalideerde aseptische
omstandigheden heeft plaatsgevonden.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur. De ampullen
of injectieflacons in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Verpakkingsgrootten
5 ampullen van 2 ml
25 ampullen van 2 ml
5 injectieflacons van 2 ml
4 injectieflacons van 4 ml
4 injectieflacons van 10 ml
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Ampullen en injectieflacons zijn uitsluitend bedoeld voor eenmalig gebruik.
Bereiding van de oplossing
Dexdor kan worden opgelost in glucose 50 mg/ml (5%), Ringers, mannitol of natriumchloride
9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie voor het bereiken van de vereiste concentratie van hetzij
4 microgram/ml of 8 microgram/ml voorafgaand aan toediening. Zie hieronder in tabelvorm de
benodigde volumes voor het bereiden van de infusie.
Indien de gewenste concentratie 4 microgram/ml is:
Volume Dexdor
100 microgram/ml
Volume oplosmiddel
Totaal volume infusie
concentraat voor oplossing
voor infusie
2 ml
48 ml
50 ml
4 ml
96 ml
100 ml
10 ml
240 ml
250 ml
20 ml
480 ml
500 ml
Indien de gewenste concentratie 8 microgram/ml is:
Volume Dexdor
100 microgram/ml
Volume oplosmiddel
Totaal volume infusie
concentraat voor oplossing
voor infusie
4 ml
46 ml
50 ml
8 ml
92 ml
100 ml
20 ml
230 ml
250 ml
40 ml
460 ml
500 ml
De oplossing moet voorzichtig worden geschud om goed te worden vermengd.
Dexdor moet voorafgaand aan toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden geïnspecteerd.
Ringer-lactaatoplossing, 5% glucoseoplossing, natriumchlorideoplossing voor injectie 9 mg/ml
(0,9%), mannitol 200 mg/ml (20%), thiopentalnatrium, etomidaat, vecuroniumbromide,
pancuroniumbromide, succinylcholine, atracuriumdibesilaat, mivacuriumchloride,
rocuroniumbromide, glycopyrrolaat bromide, fenylefrine HCl, atropinesulfaat, dopamine,
noradrenaline, dobutamine, midazolam, morfinesulfaat, fentanylcitraat en een plasmasubstituut.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Orion Corporation
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/718/001-002, EU/1/11/718/004, EU/1/11/718/006-007
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING

Datum van eerste verlening van de vergunning: 16 september 2011
Datum van laatste verlenging: 26 mei 2016
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Orion Corporation
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK

Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN


Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL


Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-updates.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dexdor 100 microgram/ml concentraat voor oplossing voor infusie
dexmedetomidine
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Een ml concentraat bevat dexmedetomidinehydrochloride overeenkomend met 100 microgram
dexmedetomidine.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat ook natriumchloride, water voor injecties
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
5 ampullen van 2 ml
25 ampullen van 2 ml
5 injectieflacons van 2 ml
4 injectieflacons van 4 ml
4 injectieflacons van 10 ml
200 microgram/2 ml
400 microgram/4 ml
1000 microgram/10 ml
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Intraveneus gebruik
Dexdor moet onmiddellijk na verdunning worden gebruikt.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
De ampullen/injectieflacons in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN
(INDIEN VAN TOEPASSING)

11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Orion Corporation
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/718/001
EU/1/11/718/002
EU/1/11/718/004
EU/1/11/718/006
EU/1/11/718/007
13.
BATCHNUMMER
Partij
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC {nummer}
SN {nummer}
NN {nummer}
AMPULLEN OF INJECTIEFLACONS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Dexdor 100 microgram/ml steriel concentraat
dexmedetomidine
IV
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
BATCHNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
200 mcg/2 ml
400 mcg/4 ml
1000 mcg/10 ml
6.
OVERIGE
Dexdor 100 microgram/ml concentraat voor oplossing voor infusie
Dexmedetomidine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter:
1.
Wat is Dexdor en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Dexdor en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Dexdor bevat een werkzame stof met de naam dexmedetomidine, die tot een groep geneesmiddelen
behoort die sedativa worden genoemd. Het wordt gebruikt voor sedatie (in een toestand van kalmte,
slaperigheid of slaap brengen) van volwassen patiënten op een afdeling Intensieve Zorg in een
ziekenhuis of voor bewuste sedatie tijdens diverse diagnostische of operatieve ingrepen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag dit middel niet aan u worden toegediend?
- U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6
- U heeft een hartritmestoornis (hartblok graad 2 of 3)
- U heeft een zeer lage bloeddruk die niet reageert op een behandeling
- U heeft recentelijk een beroerte gehad of een andere ernstige aandoening die de bloedtoevoer
naar de hersenen beïnvloedt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Voordat dit geneesmiddel aan u wordt toegediend, moet u het aan uw arts of verpleegkundige
vertellen als een van de volgende punten op u van toepassing is omdat bij het gebruik van Dexdor de
benodigde voorzichtigheid moet worden betracht:
- als u een abnormaal langzame hartslag heeft (als gevolg van een ziekte of als gevolg van een
bijzonder goede lichamelijke conditie) aangezien dit het risico op hartstilstand kan verhogen.
- als u een lage bloeddruk heeft
- als u een laag bloedvolume heeft, bijvoorbeeld na een bloeding
- als u bepaalde hartaandoeningen heeft
- als u ouder bent dan 65 jaar
- als u een neurologische aandoening heeft (bijvoorbeeld hoofd- of ruggenmergletsel of een
beroerte)
- als u ernstige leverproblemen heeft
als u ooit ernstige koorts heeft gekregen na het gebruik van sommige geneesmiddelen, met
name anesthetica (verdovingsmiddelen).
Dit geneesmiddel kan ervoor zorgen dat u veel meer moet plassen en meer dorst krijgt. Neem contact
op met een arts wanneer deze bijwerkingen optreden. Zie rubriek 4 voor meer informatie.
Een verhoogd risico op sterfte werd vastgesteld bij patiënten van 65 jaar of jonger bij gebruik van dit
middel. Vooral bij patiënten die op de afdeling intensieve zorg zijn opgenomen voor andere redenen
dan na een operatie of die op de afdeling intensieve zorg worden opgenomen met een ernstigere
aandoening en met een jongere leeftijd. De arts zal beslissen of dit middel nog steeds geschikt is voor
u. De arts zal de voordelen en risico's van dit middel voor u afwegen en vergelijken met een
behandeling met andere medicijnen die u rustig maken (sedativa).
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Dexdor nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts of verpleegkundige.
De volgende geneesmiddelen kunnen het effect van Dexdor versterken:
-
geneesmiddelen die u helpen te slapen of die zorgen voor een verminderd bewustzijn (bv.
midazolam, propofol)
- sterke pijnstillers (bv. opioïden zoals morfine, codeïne)
- anesthetica (bv. sevofluraan, isofluraan).
Als u geneesmiddelen gebruikt die uw bloeddruk en hartslag verlagen, dan kan gelijktijdige
toediening van Dexdor dit effect versterken. Dexdor mag niet worden gebruikt in combinatie met
geneesmiddelen die tijdelijke verlamming veroorzaken.
Zwangerschap en borstvoeding
Dexdor mag niet tijdens de zwangerschap of tijdens het geven van borstvoeding worden gebruikt,
tenzij strikt noodzakelijk.
Vraag uw arts om advies alvorens dit geneesmiddel toegediend te krijgen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Dexdor heeft een grote invloed op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te gebruiken.
Nadat u Dexdor heeft gekregen, mag u geen voertuig besturen, machines gebruiken of in gevaarlijke
omstandigheden werken totdat de effecten volledig verdwenen zijn. Vraag aan uw arts wanneer u deze
activiteiten weer kunt hervatten en wanneer u weer mag werken.
Hulpstoffen
Dexdor bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per ml, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel
Procedurele sedatie/bewuste sedatie
Dexdor wordt door een arts of verpleegkundige aan u toegediend voor en/of tijdens diagnostische of
operatieve ingrepen die sedatie vereisen, dat wil zeggen procedurele/bewuste sedatie.
Uw arts besluit wat voor u een geschikte dosis is. De hoeveelheid Dexdor is afhankelijk van uw
leeftijd, omvang, algemene gezondheidstoestand, de mate van bewustzijnsverlaging die nodig is en
hoe u op het geneesmiddel reageert. Uw arts kan uw dosis indien nodig aanpassen en tijdens de
behandeling worden uw hart en bloeddruk bewaakt.
Dexdor wordt verdund en het wordt via een infuus in een ader aan u toegediend.
Na sedatie/ontwaken
- De arts zal u gedurende enkele uren na sedatie in het oog houden om zeker te zijn dat u zich
goed voelt.
- U moet door iemand begeleid worden bij uw terugkeer naar huis.
- Slaappillen, kalmerende middelen of sterke pijnstillers kunnen worden afgeraden gedurende
enige tijd nadat u Dexdor heeft gekregen. Neem contact op met uw arts over het gebruik van
deze middelen en over het gebruik van alcohol.
Heeft u te veel van dit middel toegediend gekregen?
Als aan u te veel Dexdor is toegediend, dan kan uw bloeddruk stijgen of dalen, kan uw hartslag
vertragen, kunt u trager ademhalen en kunt u zich slaperiger voelen. Uw arts weet aan de hand van uw
toestand hoe hij u moet behandelen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
-
trage hartslag
- een lage of hoge bloeddruk
- verandering in het ademhalingspatroon of stoppen met ademen.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
-
pijn op de borst of hartaanval
- snelle hartslag
- een lage of hoge bloedsuikerspiegel
- misselijkheid, braken of een droge mond
- rusteloosheid
- koorts
- verschijnselen na het stoppen met het geneesmiddel.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
-
verminderde hartfunctie, hartstilstand
- maagzwelling
dorst
- een aandoening waarbij er te veel zuur in het lichaam is
- lage albuminewaarde in bloed
- kortademigheid
- hallucinaties
- het geneesmiddel is niet effectief genoeg.
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):
-
veel meer moeten plassen en meer dorst hebben ­ klachten die kunnen komen door een
hormonale stoornis die diabetes insipidus wordt genoemd. Neem contact op met een arts als
deze klachten optreden.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
en de doos na EXP.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities wat betreft de temperatuur. De ampullen
of injectieflacons in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
- De werkzame stof in dit middel is dexmedetomidine. Een ml concentraat bevat
dexmedetomidinehydrochloride overeenkomend met 100 microgram dexmedetomidine.
- De andere stoffen in dit middel zijn natriumchloride en water voor injecties.
Elke ampul van 2 ml bevat 200 microgram dexmedetomidine (in de vorm van hydrochloride).
Elke injectieflacon van 2 ml bevat 200 microgram dexmedetomidine (in de vorm van hydrochloride).
Elke injectieflacon van 4 ml bevat 400 microgram dexmedetomidine (in de vorm van hydrochloride).
Elke injectieflacon van 10 ml bevat 1000 microgram dexmedetomidine (in de vorm van
hydrochloride).
De concentratie van de uiteindelijke oplossing na verdunning is hetzij 4 microgram/ml of
8 microgram/ml.
Hoe ziet Dexdor eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Concentraat voor oplossing voor infusie (steriel concentraat).
Het concentraat is een heldere, kleurloze oplossing.
Verpakkingen
Glazen ampullen van 2 ml
Glazen injectieflacons van 2, 5 of 10 ml
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Orion Corporation
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
Fabrikant
Orion Corporation
Orion Pharma
Orionintie 1
FI-02200 Espoo
Finland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Orion Pharma BVBA/SPRL
Tél/Tel: +32 (0)15 64 10 20
Nederland
Danmark
Orion Pharma BVBA/SPRL
Orion Pharma A/S
Tel: +32 (0)15 64 10 20
Tlf: +45 8614 00 00
Ceská republika
Eesti
Orion Pharma s.r.o.
Orion Pharma Eesti Oü
Tel: +420 234 703 305
Tel: +372 6 644 550
Deutschland
España
Österreich
Orion Pharma S.L.
Orion Pharma GmbH
Tel: + 34 91 599 86 01
Tel: + 49 40 899 6890

Ireland
Orion Pharma Hellas M.E..E
Orion Pharma (Ireland) Ltd.
: + 30 210 980 3355
Tel: + 353 1 428 7777
France
Italia
Orion Pharma
Orion Pharma S.r.l.
Tél: +33 (0) 1 85 18 00 00
Tel: + 39 02 67876111
Ísland
Latvija
Vistor hf.
Orion Corporation
Simi: +354 535 7000
Orion Pharma prstvniecba
Tel: +371 20028332
Magyarország
Lifepharma (ZAM) Ltd
Orion Pharma Kft.
.: +357 22056300
Tel.: +36 1 239 9095
Lietuva
Polska
UAB Orion Pharma
Orion Pharma Poland Sp. z.o.o.
Tel: +370 5 276 9499
Tel.: + 48 22 8 333 177
Norge
Slovenija
Orion Pharma AS
Orion Pharma d.o.o.
Tlf: + 47 4000 4210
Tel: +386 (0) 1 600 8015
Portugal
Suomi/Finland
Orionfin Unipessoal Lda
Orion Corporation
Tel: + 351 21 154 68 20
Puh/Tel: + 358 10 4261

Hrvatska
Orion Pharma Poland Sp. z.o.o.
PHOENIX Farmacija d.o.o.
.: + 48 22 8 333 177
Tel: +385 1 6370450
Malta
România
Orion Corporation
Orion Corporation
Tel: + 358 10 4261
Tel: + 358 10 4261
Slovenská republika
United Kingdom (Northern Ireland)
Orion Pharma s.r.o.
Orion Pharma (Ireland) Ltd.
Tel: +420 234 703 305
Tel: +353 1 428 7777
Sverige
Orion Pharma AB
Tel: + 46 8 623 6440
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Dexdor 100 microgram/ml concentraat voor oplossing voor infusie
Wijze van toediening
Dexdor mag alleen door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden toegediend die geschoold
zijn in de behandeling van patiënten die intensieve zorg nodig hebben of in de anesthesie van
patiënten in de operatiekamer. Het mag alleen als verdunde intraveneuze infusie worden toegediend
met behulp van een regelbaar infuussysteem.
Bereiding van de oplossing
Indien de gewenste concentratie 4 microgram/ml is:
Volume Dexdor
100 microgram/ml
Volume oplosmiddel
Totaal volume infusie
concentraat voor
oplossing voor infusie
2 ml
48 ml
50 ml
4 ml
96 ml
100 ml
10 ml
240 ml
250 ml
20 ml
480 ml
500 ml
Indien de gewenste concentratie 8 microgram/ml is:
Volume Dexdor
100 microgram/ml
Volume oplosmiddel
Totaal volume infusie
concentraat voor oplossing
voor infusie
4 ml
46 ml
50 ml
8 ml
92 ml
100 ml
20 ml
230 ml
250 ml
40 ml
460 ml
500 ml
De oplossing dient voorzichtig geschud te worden om goed te vermengen.
Dexdor moet voorafgaand aan toediening visueel op deeltjes en verkleuring worden geïnspecteerd.
Van Dexdor is aangetoond dat het compatibel is bij toediening met de volgende intraveneuze
vloeistoffen en geneesmiddelen:
Ringer-lactaatoplossing, 5% glucoseoplossing, natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor
injectie, mannitol 200 mg/ml (20%), thiopentalnatrium, etomidaat, vecuroniumbromide,
pancuroniumbromide, succinylcholine, atracuriumdibesilaat, mivacuriumchloride,
rocuroniumbromide, glycopyrrolaat bromide, fenylefrine HCl, atropinesulfaat, dopamine,
noradrenaline, dobutamine, midazolam, morfinesulfaat, fentanylcitraat en een plasmasubstituut.
Compatibiliteitsonderzoek heeft de potentie voor adsorptie van dexmedetomidine voor sommige typen
natuurlijke rubber aangetoond. Hoewel dexmedetomidine wordt toegediend tot er voldoende effect is
bereikt, is het raadzaam om componenten te gebruiken met pakkingen van synthetische of van een
coating voorziene natuurlijke rubber.
Houdbaarheid
De chemische en fysische stabiliteit bij gebruik is bij 25 ºC gedurende 24 uur aangetoond.

Heb je dit medicijn gebruikt? Dexdor 100 µg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Dexdor 100 µg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Dexdor 100 µg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG