Inomax 400 ppm mol/mol
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax 400 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Stikstofmonoxide (NO) 400 ppm mol/mol.
Een gascilinder van 2 liter gevuld tot 155 bar (absoluut) levert 307 liter gas onder een druk van 1 bar
bij 15
o
C.
Een gascilinder van 10 liter gevuld tot 155 bar (absoluut) levert 1535 liter gas onder een druk van
1 bar bij 15
o
C.
Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Medicinaal gas, samengeperst
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
INOmax in combinatie met beademing en andere gepaste werkzame stoffen is geïndiceerd:
■
Voor de behandeling van pasgeborenen
uit een zwangerschap van ≥ 34
weken met
ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie die in verband is gebracht met klinische of
echocardiografische symptomen van pulmonale hypertensie om de oxygenatie te verbeteren en de
noodzaak om extracorporale membraanoxygenatie toe te passen te verminderen.
■
als onderdeel van de behandeling van peri- en postoperatieve pulmonale hypertensie bij
volwassenen en pasgeborenen, baby’s, peuters, kinderen en jongeren van 0 tot 17 jaar in
samenhang met hartchirurgie, met als doel het selectief verlagen van de pulmonale arteriële druk
en verbetering van de rechterventrikelfunctie en oxygenatie te bewerkstelligen.
Dosering en wijze van toediening
4.2
Persisterende pulmonale hypertensie bij de pasgeborene (PPHN)
Stikstofmonoxide dient te worden toegediend onder toezicht van een arts die ervaring heeft met
intensieve verpleging van pasgeborenen. Alleen neonatale afdelingen die voldoende zijn getraind in
het gebruik van een systeem voor levering van stikstofmonoxide, mogen stikstofmonoxide toedienen.
INOmax mag alleen worden geleverd op voorschrift van een neonatoloog.
INOmax moet worden gebruikt bij beademde pasgeborenen waarvan wordt verwacht dat ze langer dan
24 uur moeten worden beademd. INOmax mag alleen worden gebruikt, nadat de beademing is
geoptimaliseerd. Hiertoe behoort het optimaliseren van het ademvolume, de drukwaarden en de
longfunctie (surfactans, hogefrequentiebeademing en positieve eindexpiratoire druk).
Pulmonale hypertensie in verband met hartchirurgie
Het voorschrijven van stikstofmonoxide dient te geschieden onder supervisie van een arts met ervaring
op het gebied van cardiothoracale anesthesie en intensive care. Het voorschrijven dient te worden
beperkt tot cardiothoracale afdelingen waar men adequaat is opgeleid in het gebruik van een
toedieningssysteem voor stikstofmonoxide. INOmax mag uitsluitend worden toegediend op
voorschrift van een anesthesist of een intensivist.
2
Dosering
Persisterende pulmonale hypertensie bij de pasgeborene (PPHN)
De aanbevolen maximumdosis INOmax is 20 ppm en deze dosis mag niet worden overschreden. Bij
de kernstudies was de aanvangsdosis 20 ppm. Zo spoedig mogelijk en binnen 4-24 uur behandeling
moet de dosis worden gereduceerd tot 5 ppm, mits de arteriële oxygenatie bij deze lagere dosis
voldoende is. Inhalatietherapie met stikstofmonoxide moet bij 5 ppm worden voortgezet, totdat er een
zodanige verbetering in de oxygenatie van de pasgeborene is opgetreden dat de FiO
2
(fractie van
ingeademde zuurstof) < 0,60 is.
De behandeling kan maximaal 96 uur worden gegeven of totdat aan de onderliggende afname van de
zuurstofdesaturatie een einde is gekomen en de behandeling met INOmax bij de pasgeborene
afgebouwd kan worden. De duur van de behandeling kan variëren, maar is doorgaans minder dan
vier dagen. Zie rubriek 4.4, als de pasgeborene niet op geïnhaleerde stikstofmonoxide reageert.
Afbouwen
Pogingen om INOmax- af te bouwen moeten worden ondernomen als de beademingsbehoefte sterk is
verminderd of nadat de pasgeborene 96 uur is behandeld. Wanneer het besluit valt om de
inhalatietherapie met stikstofmonoxide te beëindigen, moet de dosis gedurende 30 minuten tot 1 uur
tot 1 ppm worden verminderd. Als er geen verandering in de oxygenatie optreedt tijdens de toediening
van INOmax in een gehalte van 1 ppm, moet de FiO
2
worden verhoogd met 10%, de toediening van
INOmax worden onderbroken en de pasgeborene zorgvuldig worden gecontroleerd op tekenen van
hypoxemie. Als de oxygenatie met meer dan 20% achteruitgaat, moet de toediening van INOmax op
5 ppm worden hervat en moet het staken van de toediening van INOmax pas na 12 tot 24 uur opnieuw
worden overwogen. Zuigelingen bij wie de behandeling met INOmax niet kan worden beëindigd na
4 dagen, moeten nauwkeurig worden onderzocht op andere aandoeningen.
Pulmonale hypertensie in verband met hartchirurgie
INOmax mag alleen worden gebruikt nadat conservatieve ondersteuning is geoptimaliseerd. In
klinische onderzoeken is INOmax peri-operatief gegeven in aanvulling op andere standaard
behandelregimes, met inbegrip van inotrope en vasoactieve geneesmiddelen. INOmax dient te worden
toegediend onder nauwgezette bewaking van hemodynamiek en oxygenatie.
Pasgeborenen, baby’s, peuters, kinderen en jongeren van 0 tot 17 jaar
De startdosis van geïnhaleerd stikstofmonoxide is 10 ppm (deeltjes per miljoen) geïnhaleerd gas. De
dosis kan worden opgehoogd tot 20 ppm als met de lagere dosis onvoldoende klinische effecten
worden bereikt. De laagste werkzame dosis dient te worden toegediend en de dosis dient te worden
verlaagd tot 5 ppm, mits de pulmonale arteriële druk en de systemische arteriële oxygenatie bij deze
lage dosis adequaat blijven.
Klinische gegevens die de voorgestelde dosis in de leeftijdsgroep van 12-17 jaar ondersteunen zijn
beperkt.
Volwassenen
De startdosis van geïnhaleerd stikstofmonoxide is 20 ppm (deeltjes per miljoen) geïnhaleerd gas. De
dosis kan worden opgehoogd tot 40 ppm als met de lagere dosis onvoldoende klinische effecten
worden bereikt. De laagste werkzame dosis dient te worden toegediend en de dosis dient te worden
verlaagd tot 5 ppm, mits de pulmonale arteriële druk en de systemische arteriële oxygenatie bij deze
lage dosis adequaat blijven.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide heeft snel effect: daling van de pulmonale arteriële druk en verbetering
van de oxygenatie worden binnen 5-20 minuten gezien. Bij onvoldoende respons mag de dosis na
minimaal 10 minuten worden getitreerd.
Wanneer na 30 minuten van behandeling geen gunstige fysiologische effecten zichtbaar zijn, moet
worden overwogen de behandeling te staken.
3
Om de pulmonale druk te verlagen kan de behandeling op elk moment in het peri-operatieve beloop
worden gestart. In klinische onderzoeken werd de behandeling vaak gestart voordat de hart-
longmachine werd afgekoppeld. Geïnhaleerd NO is peri-operatief gedurende perioden tot 7 dagen
gegeven, maar de gebruikelijke behandelduur is 24-48 uur.
Afbouwen
Met pogingen tot afbouwen van INOmax dient te worden gestart zodra de hemodynamiek
gestabiliseerd is in samenhang met ontwenning van de beademing en inotrope ondersteuning. Het
staken van behandeling met geïnhaleerd stikstofmonoxide dient stapsgewijs te worden uitgevoerd. De
dosis dient in stappen te worden verlaagd tot 1 ppm gedurende 30 minuten met nauwgezette observatie
van de systemische en de centrale druk, waarna de toediening wordt gestaakt.
Wanneer de patiënt op een lage dosis INO stabiel is, dient ten minste elke 12 uur een poging tot
afbouwen te worden ondernomen.
Te snel afbouwen van geïnhaleerd stikstofmonoxide gaat gepaard met het risico van re-bound stijging
van de pulmonale arteriële druk met daaropvolgend circulatoire instabiliteit.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van INOmax bij prematuren na minder dan 34 weken zwangerschap
zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar
er kan geen doseringadvies worden gedaan.
Wijze van toediening
Voor endotracheopulmonaal gebruik.
Stikstofmonoxide wordt door middel van beademing aan de patiënt toegediend na verdunning met een
mengsel van zuurstof en lucht door middel van een goedgekeurd (met CE-keurmerk) systeem voor de
toediening van stikstofmonoxide. Vóór aanvang van de behandeling dient te worden geverifieerd of de
apparatuur ingesteld is op de concentratie van het gas in de cilinder.
Het toedieningssysteem moet een constante concentratie van INOmax-medicinaal gas, samengeperst
afgeven ongeacht het beademingsapparaat. Bij een ‘continuous flow’-beademingsapparaat voor
pasgeborenen kan dit worden bereikt door een kleine stroom INOmax in de inspiratietak van het
beademingscircuit te infunderen. Bij beademing van pasgeborenen met een intermitterende stroom
kunnen in de concentratie van de stikstofmonoxide pieken optreden. Het systeem voor levering van
stikstofmonoxide moet van een zodanige kwaliteit zijn dat geen pieken optreden in de concentratie van
stikstofmonoxide.
De concentratie van de ingeademde INOmax moet continu worden gemeten in de inspiratietak van het
circuit, in de buurt van de patiënt. De concentratie van stikstofdioxide (NO
2
) en de FiO
2
moeten op
dezelfde plek worden gemeten door middel van geijkte, goedgekeurde (met CE-keurmerk)
meetapparatuur. Ten behoeve van de veiligheid van de patiënt moeten geschikte alarmen worden
ingesteld voor INOmax (± 2 ppm t.o.v. de voorgeschreven dosis), NO
2
(1 ppm) en FiO
2
(± 0,05). De
druk van de gascilinder met INOmax moet worden weergegeven, zodat deze tijdig kan worden
vervangen zonder dat de behandeling ongewild wordt onderbroken. Daarnaast moeten reserve
gascilinders beschikbaar zijn om tijdige vervanging mogelijk te maken, en voor tijdelijke behandeling
met INOmax bij handmatige beademing, bijvoorbeeld bij afzuigen, vervoer van de patiënt en bij
resuscitatie.
Er dienen een reservestroombron in de vorm van accu’s en een reservesysteem voor levering van
stikstofmonoxide beschikbaar zijn voor het geval dat het systeem defect raakt of de stroom uitvalt. De
stroomvoorziening van de meetapparatuur mag niet in verband staan met het functioneren van het
toedieningsapparaat.
Volgens de arbeidswetgeving in de meeste landen is de maximale blootstellingslimiet (gemiddelde
blootstelling) voor personeel aan stikstofmonoxide gelijk aan 25 ppm gedurende 8 uur (30 mg/m
3
) en
is de overeenkomstige limiet voor NO
2
2-3 ppm (4-6 mg/m
3
).
4
Training in toediening
Hier volgen de belangrijkste aspecten die bij het trainen van ziekenhuispersoneel moeten worden
behandeld.
Juiste opstelling en aansluitingen
-
Aansluitingen op de gascilinder en het beademingscircuit
Bediening
-
Controleprocedure vóór gebruik (een reeks stappen die moeten worden uitgevoerd vlak voordat
met de behandeling van een patiënt wordt begonnen, om te garanderen dat het systeem goed
functioneert en NO
2
uit het systeem is verwijderd)
-
Het apparaat instellen op de juiste toe te dienen concentratie van stikstofmonoxide
-
Het instellen van de boven- en ondergrenzen voor alarmsignalen bij de NO-, NO
2
- en O
2
-
monitors
-
Het gebruik van een reservesysteem voor handmatige toediening
-
Procedures voor het correct verwisselen van gascilinders en het zuiveringssysteem
-
Alarmsignalen voor foutopsporing
-
IJking van de NO-, NO
2
- en O
2
-monitors
-
Procedures voor maandelijkse controle op het functioneren van het systeem
Informatie ter bewaking van de methemoglobinewaarde (MetHb)
Van pasgeborenen en baby's is bekend dat de activiteit van methemoglobinereductase bij hen lager is
dan bij volwassenen. De methemoglobinewaarde moet binnen één uur na het starten van de INOmax-
behandeling worden gemeten door middel van een analysator die op betrouwbare wijze onderscheid
kan maken tussen foetaal hemoglobine en methemoglobine. Als de methemoglobinewaarde > 2,5% is,
moet de dosis INOmax worden verminderd en moet toediening van reductiemiddelen worden
overwogen, bijvoorbeeld methyleenblauw. Hoewel het ongebruikelijk is dat de
methemoglobinewaarde significant stijgt als de concentratie aan het begin laag was, is het toch
verstandig om de methemoglobinemeting om de een of twee dagen te herhalen.
Bij volwassenen die een hartoperatie ondergaan, dient binnen één uur na aanvang van de behandeling
met INOmax het methemoglobinegehalte te worden bepaald. Als de methemoglobinefractie tot een
niveau stijgt waarbij adequate zuurstoftoediening in gevaar kan komen dan dient de dosis INOmax te
worden verlaagd en kan toediening van reductiemiddelen, bijvoorbeeld methyleenblauw, worden
overwogen.
Informatie ter bewaking van de stikstofdioxideconcentratie (NO
2
)
Vlak voordat met de behandeling van een patiënt wordt begonnen, moet de juiste procedure worden
gevolgd om NO
2
uit het systeem te verwijderen. De NO
2
-concentratie moet zo laag mogelijk worden
gehouden en altijd < 0,5 ppm. Als de NO
2
> 0,5 ppm bedraagt, moet het toedieningssysteem op
defecten worden gecontroleerd, de NO
2
-analysator opnieuw worden geijkt en de INOmax en/of FiO
2
,
waar mogelijk, worden verminderd. Als er een onverwachte wijziging in de INOmax-concentratie
optreedt, moet het toedieningssysteem op defecten worden gecontroleerd en de analysator opnieuw
worden geijkt.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Pasgeborenen waarvan bekend is dat ze een rechts-links-hartshunt of een aanzienlijke links-rechts-
hartshunt hebben.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Inadequate respons
Als 4-6 uur na het begin van de behandeling met INOmax de klinische respons onvoldoende wordt
geacht, dient het volgende te worden overwogen.
5
Voor patiënten die in een ander ziekenhuis moeten worden opgenomen, moet de beschikbaarheid van
stikstofmonoxide tijdens het vervoer worden verzekerd om te voorkomen dat hun conditie
achteruitgaat bij plotselinge stopzetting van de toediening van INOmax. Redding, zoals met
extracorporale membraanoxygenatie (ECMO) waar dit beschikbaar is, moet worden overwogen, als
verdere verslechtering optreedt of de patiënt niet vooruitgaat, aan de hand van criteria die van de
plaatselijke omstandigheden afhangen.
Bijzondere patiëntenpopulaties
Tijdens klinische onderzoeken is geen werkzaamheid van NO-medicinaal gas, samengeperst
aangetoond bij patiënten met congenitale hernia diaphragmatica.
In het geval van een links-rechts-shunt zou behandeling met inhalatie van stikstofmonoxide
hartinsufficiëntie kunnen verergeren. Dit gebeurt als gevolg van door geïnhaleerde stikstofmonoxide
opgewekte, ongewenste pulmonale vasodilatatie, wat leidt tot een verdere toename van de reeds
bestaande pulmonale hyperperfusie, wat forward of backward failure kan veroorzaken. Het verdient
daarom aanbeveling vóór de toediening van stikstofmonoxide pulmonale arteriële katheterisatie of een
echocardiografisch onderzoek naar de centrale hemodynamiek uit te voeren. Geïnhaleerd
stikstofmonoxide dient voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een complexe hartafwijking,
waarbij hoge druk in de arteria pulmonalis belangrijk is om de circulatie in stand te houden.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide dient eveneens voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een
verstoorde linkerventrikelfunctie en een bij aanvang verhoogde pulmonale capillaire druk omdat deze
patiënten verhoogd risico op hartfalen (bijvoorbeeld longoedeem) lopen.
Staken van de behandeling
De INOmax-toediening mag niet plotseling worden gestopt, omdat dit kan leiden tot een verhoging
van de pulmonale arteriële druk en/of verslechtering van de bloedoxygenatie (PaO
2
). Verslechtering
van de oxygenatie en verhoging van de pulmonale arteriële druk kunnen ook optreden bij neonaten die
niet lijken te reageren op INOmax. Ontwenning van geïnhaleerde stikstofmonoxide dient voorzichtig
te gebeuren. Voor patiënten die naar een ander ziekenhuis worden vervoerd voor aanvullende
behandeling en bij wie NO-inhalatie dient te worden voortgezet, dienen regelingen te worden getroffen
om continue voorziening van NO-medicinaal gas, samengeperst tijdens het vervoer te garanderen. De
arts dient naast het bed toegang te hebben tot een reservesysteem voor de toediening van
stikstofmonoxide.
Vorming van methemoglobine
Een groot deel van de stikstofmonoxide voor inhalatie wordt systemisch geabsorbeerd. De
eindproducten van stikstofmonoxide die in de systemische circulatie terechtkomen, bestaan
voornamelijk uit methemoglobine en nitraat. De methemoglobineconcentratie in het bloed dient te
worden bewaakt (zie rubriek 4.2).
Vorming van NO
2
In gasmengsels die stikstofmonoxide en O
2
bevatten, wordt snel NO
2
gevormd. Stikstofmonoxide kan
op deze wijze ontsteking en beschadiging van de luchtwegen veroorzaken. De dosis stikstofmonoxide
moet worden verminderd als de concentratie van NO
2
boven 0,5 ppm uitstijgt.
Effecten op trombocyten
Uit diermodellen is gebleken dat stikstofmonoxide invloed kan hebben op de hemostase, wat leidt tot
een langere bloedingstijd. Gegevens bij volwassenen zijn tegenstrijdig en er heeft geen toename van
het aantal bloedingsproblemen plaatsgevonden bij gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken
(bijna) voldragen pasgeborenen lijdend aan ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie.
Regelmatige controle van hemostase en bepaling van de bloedingstijd wordt aanbevolen wanneer
INOmax langer dan 24 uur wordt toegediend aan patiënten die functionele of kwantitatieve
trombocytenafwijkingen hebben, die een lage stollingsfactor hebben of die anticoagulantia krijgen.
6
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn geen onderzoeken naar interacties uitgevoerd.
Een klinisch significante interactie met andere geneesmiddelen die bij de behandeling van
ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie worden gebruikt, kan op grond van de beschikbare gegevens
niet worden uitgesloten. Het risico bestaat dat NO-donorstoffen, inclusief natriumnitroprusside en
nitroglycerine, samen met INOmax een additief effect hebben op het ontstaan van
methemoglobinemie. INOmax is veilig toegediend samen met tolazoline, dopamine, dobutamine,
steroïden, oppervlakteactieve stoffen en hogefrequentiebeademing.
Gecombineerd gebruik met andere vaatverwijders (bijvoorbeeld sildenafil) is niet uitgebreid
bestudeerd. Beschikbare gegevens duiden op additieve effecten op de centrale circulatie, de pulmonale
arteriële druk en de rechterventrikelfunctie. Het combineren van geïnhaleerd stikstofmonoxide en
andere vaatverwijders die middels het cGMP- of het cAMP-systeem werken, dient voorzichtig te
geschieden.
Er bestaat een verhoogd risico van de vorming van methemoglobine, als gelijktijdig met
stikstofmonoxide geneesmiddelen worden toegediend waarvan bekend is dat daardoor de
methemoglobinegehalten kunnen toenemen (bijv. alkylnitraten en sulfonamides). Stoffen waarvan
bekend is dat ze hogere methemoglobinegehalten veroorzaken, moeten daarom tijdens behandeling
met geïnhaleerde stikstofmonoxide behoedzaam worden gebruikt. Prilocaïne kan, ongeacht of dit
oraal, parenteraal of lokaal wordt toegediend, methemoglobinemie veroorzaken. De nodige
voorzichtigheid dient in acht te worden genomen wanneer tegelijk met INOmax prilocaïnehoudende
geneesmiddelen worden toegediend.
In de aanwezigheid van zuurstof wordt stikstofmonoxide snel geoxideerd tot derivaten die toxisch zijn
voor het bronchusepitheel en de alveolair-capillaire membraan. Stikstofdioxide (NO
2
) is de
voornaamste stof die ontstaat en kan luchtwegontsteking en -beschadiging veroorzaken. Er zijn
eveneens gegevens uit dieronderzoek die duiden op een verhoogde gevoeligheid voor
luchtweginfecties na blootstelling aan lage NO
2
-spiegels. Tijdens behandeling met stikstofmonoxide
dient het NO
2
-gehalte lager dan 0,5 ppm te zijn in het NO- doseringsbereik beneden 20 ppm. Als op
welk moment dan ook het NO
2
-gehalte uitstijgt boven 1 ppm, moet de NO-dosis onmiddellijk worden
verlaagd. Zie rubriek 4.2 voor informatie over het bewaken van NO
2
.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van stikstofmonoxide bij zwangere vrouwen. Het
mogelijke risico voor mensen in onbekend.
Niet bekend is of stikstofmonoxide via de moedermelk wordt uitgescheiden.
INOmax wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding
Er is geen vruchtbaarheidsonderzoek uitgevoerd.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen
Niet van toepassing.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Abrupt staken van de toediening van geïnhaleerd stikstofmonoxide kan reboundreacties veroorzaken:
afname van de oxygenatie en stijging van de centrale druk en de daaropvolgend daling van de
systemische bloeddruk. Een reboundreactie is de vaakst voorkomende bijwerking van het klinisch
gebruik van INOmax. Rebound kan zowel vroeg als laat tijdens de behandeling worden gezien.
7
Bij één klinisch onderzoek (NINOS) kwamen de behandelingsgroepen overeen wat betreft de
incidentie en ernst van intracraniale bloedingen, graad IV bloedingen, periventriculaire leukomalacie,
herseninfarcten, convulsies waarvoor behandeling met anticonvulsiva nodig was, longbloedingen of
maag-darmbloedingen.
Tabel met bijwerkingen
De onderstaande tabel bevat de bijwerkingen die zijn gemeld bij het gebruik van INOmax tijdens het
CINRGI-onderzoek met 212 pasgeborenen of op basis van postmarketingervaring met pasgeborenen
(<1 maand oud). De weergegeven frequentiecategorieën
zijn als volgt: zeer vaak (≥
1/10), vaak
(≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥
1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000),
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Systeem/orgaanklas
se
Bloed- en
lymfestelselaandoeni
ngen
Hartaandoeningen
Zeer vaak
Trombocytopeni
e
a
-
Vaak
-
Soms
Methemoglobi
nemie
a
-
Zelden Zeer
Niet bekend
zelden
-
-
-
Bradycardie
b
(na plotseling
staken van de
behandeling)
-
-
-
-
Bloedvataandoening
en
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinumaandoe
ningen
Zenuwstelselaandoe
ningen
-
Hypotensie
a,b,
d
-
-
-
-
Atelectase
a
-
-
-
-
-
-
-
-
Hypoxie
b,d
Dyspneu
c
Onaangenaa
m gevoel op
de borst
c
Droge keel
c
Hoofdpijn
c
Duizeligheid
c
a: waargenomen tijdens het klinische onderzoek
b: waargenomen tijdens postmarketingervaring.
c: waargenomen tijdens postmarketingervaring, ervaren door medisch personeel na accidentele blootstelling.
d. Post Marketing Safety Surveillance (PMSS) gegevens, gerelateerd aan acuut staken van het geneesmiddel
en/of storingen van het toedieningssysteem. Bij plotseling afbreken van de behandeling met ingeademde
stikstofmonoxide zijn snelle rebound reacties zoals versterkte pulmonale vasoconstrictie en hypoxie beschreven,
waardoor cardiopulmonale collaps werd bespoedigd.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Behandeling met geïnhaleerd stikstofmonoxide kan een verhoogd methemoglobine veroorzaken.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Overdosering van INOmax zal zich manifesteren in de vorm van verhogingen van de gehalten van
methemoglobine en NO
2
. Een verhoogd NO
2
-gehalte kan acute longschade veroorzaken. Een
verhoogd methemoglobinemiegehalte verlaagt het zuurstofleveringsvermogen van de circulatie. Bij
klinische onderzoeken zijn NO
2
-gehalten > 3 ppm of methemoglobinegehalten > 7% behandeld door
de dosis INOmax te verlagen of de toediening van INOmax te staken.
8
Methemoglobinemie die niet verdwijnt na verlaging van het INOmax-gehalte of na stopzetting van de
toediening van INOmax, kan worden behandeld met intraveneuze vitamine C, intraveneus
methyleenblauw of bloedtransfusie, afhankelijk van de klinische situatie.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Andere producten voor beademingssystemen, ATC-code:
R07AX01.
Stikstofmonoxide is een verbinding die door veel lichaamscellen wordt geproduceerd. Het verslapt de
gladde vaatspieren door zich te verbinden met het haeme-deel van guanylaatcyclase in het cytosol,
guanylaatcyclase te activeren en de intracellulaire gehalten van cyclische guanosine-3,5-monofosfaat
te verhogen, wat resulteert in vasodilatatie. Wanneer stikstofmonoxide wordt geïnhaleerd, veroorzaakt
het selectieve pulmonale vasodilatatie.
INOmax schijnt de partiële druk van de arteriële zuurstof (PaO
2
) te verhogen door longvaten in de
longdelen waar meer gaswisseling plaatsvindt te dilateren, waardoor de pulmonale bloedstroom wordt
herverdeeld vanaf longdelen met een lage verhouding tussen gaswisseling en perfusie naar gebieden
met normale verhoudingen daartussen.
Persisterende pulmonale hypertensie van de pasgeborene (PPHN) treedt op als primair
ontwikkelingsdefect of als aandoening die secondair is aan andere ziekten zoals meconiumaspiratie,
pneumonie, sepsis, hyaliene-membraanziekte, congenitale hernia diaphragmatica (CDH) en pulmonale
hypoplasie. In deze situaties is de longvaatweerstand hoog, wat leidt tot hypoxemie secondair aan
rechts-links-shunting van bloed via de openstaande ductus arteriosus en foramen ovale. Bij
pasgeborenen met PPHN verbetert INOmax de oxygenatie (zoals blijkt uit sterke verhoging van de
PaO
2
).
De werkzaamheid van INOmax is onderzocht bij pasgeborenen van een voldragen zwangerschap en
pasgeborenen van een bijna voldragen zwangerschap met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie als
gevolg van allerlei oorzaken.
Tijdens het NINOS-onderzoek zijn 235 pasgeborenen met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie
gerandomiseerd om 100% O
2
toegediend te krijgen met (n = 114) of zonder (n = 121)
stikstofmonoxide, de meesten met een aanvangsdosis van 20 ppm, waarbij ontwenning met lagere
doses plaatsvond voorzover mogelijk, met een mediane blootstellingsduur van 40 uur. Het doel van dit
dubbelblind, gerandomiseerd, placebo-gecontroleerd onderzoek was te bepalen of geïnhaleerde
stikstofmonoxide het optreden van overlijden en/of de noodzaak om extracorporale
membraanoxygenatie toe te passen zou verminderen. Bij pasgeborenen die niet volledig reageerden op
20 ppm, werd gekeken hoe ze reageerden op 80 ppm stikstofmonoxide of controlegas. De
gecombineerde incidentie van overlijden en/of de noodzaak om extracorporale membraanoxygenatie
toe te passen (het prospectief gedefinieerde primaire eindpunt) liet een significant beter resultaat zien
bij de met stikstofmonoxide behandelde groep (46% tegenover 64%, p = 0.006). De gegevens wezen
er verder op dat de hogere dosis stikstofmonoxide geen extra baat opleverde. Bij de twee groepen
traden de beschreven bijwerkingen in soortgelijke frequenties van incidentie op. Bij
vervolgonderzoeken op een leeftijd van 18-24 maanden waren bij de twee groepen de bevindingen wat
betreft geestelijke, motorische, audiologische en neurologische aspecten soortgelijk.
Tijdens het CINRGI-onderzoek zijn 186 pasgeborenen van een voldragen zwangerschap en
pasgeborenen van een bijna voldragen zwangerschap met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie en
zonder longhypoplasie gerandomiseerd om hetzij INOmax (n = 97) hetzij stikstofgas (placebo; n = 89)
toegediend te krijgen met een aanvangsdosis van 20 ppm, waarbij ontwenning tot 5 ppm plaatsvond in
4 tot 24 uur, met een mediane blootstellingsduur van 44 uur. Het prospectief gedefinieerde primaire
eindpunt was de toepassing van extracorporale membraanoxygenatie. In de groep die INOmax kreeg
9
toegediend, hoefde bij significant minder pasgeborenen extracorporale membraanoxygenatie te
worden toegepast dan in de controlegroep (31% versus 57%, p < 0.001). Bij de met INOmax
behandelde groep was de oxygenatie significant verbeterd, gemeten aan de hand van PaO
2
, OI en de
alveolair-arteriële gradiënt (p < 0.001 voor alle parameters). Van de 97 met INOmax behandelde
patiënten, werd bij 2 (2%) de toediening van de onderzoeksmedicatie stopgezet vanwege een
methemoglobinegehalte > 4%. Bij de twee onderzochte groepen waren de frequentie en het aantal
bijwerkingen soortgelijk.
Bij patiënten die een hartoperatie ondergaan, wordt als gevolg van pulmonale vasoconstrictie vaak een
verhoging van de pulmonale arteriële druk gezien. Aangetoond is dat geïnhaleerd stikstofmonoxide de
pulmonale vasculaire weerstand selectief reduceert en de verhoogde pulmonale arteriële druk
reduceert. Hierdoor kan de ejectiefractie van het rechterventrikel toenemen. Deze effecten leiden op
hun beurt tot verbetering van de bloedcirculatie en oxygenatie in de pulmonale circulatie.
In het INOT27-onderzoek werden 795 preterme baby’s (zwangerschapsduur < 29 weken) met
hypoxisch respiratoir falen gerandomiseerd tot een dosis INOmax van 5 ppm (n = 395) of stikstof
(placebo, n = 400), beginnend binnen de eerste 24 levensuren en gedurende minimaal 7 dagen en
maximaal 21 dagen behandeld. De primaire uitkomst van de gecombineerde
werkzaamheidseindpunten van overlijden of BPD na een zwangerschapsduur van 36 weken verschilde
niet significant tussen de groepen, zelfs niet na correctie voor zwangerschapsduur als covariabele (p =
0,40) of geboortegewicht als covariabele (p = 0,41). Het totale voorkomen van intraventriculaire
hemorragie was 114 (28,9%) in de iNO-groep vergeleken met 91 (22,9%) in de controlegroep met
neonaten. Het totale aantal overlijdens in week 36 was in de iNO-groep iets hoger (53/395, 13,4 %)
dan in de controlegroep (42/397, 10,6 %). Uit het INOT25-onderzoek, waarin de effecten van iNO bij
hypoxische preterme neonaten werd bestudeerd, bleek geen verbetering bij levenden zonder BPD. In
dit onderzoek werd echter geen verschil in de incidentie van IVH of overlijden waargenomen. In het
BALLR1-onderzoek, waarin eveneens de effecten van iNO bij preterme neonaten werd geëvalueerd
maar waarin iNO na 7 dagen met een dosis van 20 ppm werd gestart, werd een significante toename
van levende neonaten zonder BPD na zwangerschapsweek 36 gevonden (121 [45%] versus
95 [35,4%], p < 0,028). In dit onderzoek werd niets gevonden dat op toename van bijwerkingen wees.
Stikstofmonoxide reageert chemisch met zuurstof tot stikstofdioxide.
Stikstofmonoxide heeft een ongepaard elektron, wat het molecuul reactief maakt. In biologisch
weefsel kan stikstofmonoxide samen met waterstofperoxide (O
2 -
) peroxynitriet vormen, een onstabiele
verbinding waardoor weefselschade kan optreden door verdere redoxreacties. Bovendien vertoont
stikstofmonoxide affiniteit voor metalloproteïnen en het kan ook reageren met SH-groepen in
eiwitvormende nitrosylverbindingen. De klinische significantie van de chemische reactiviteit van
stikstofmonoxide in weefsel is onbekend. Tijdens onderzoeken is gebleken dat stikstofmonoxide reeds
bij een concentratie van 1 ppm in de luchtwegen pulmonaire farmacodynamische effecten vertoont.
Het Europese Geneesmiddelen Bureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met INOmax in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met pulmonale hypertensie en andere pulmonale hartaandoeningen. (zie rubriek 4.2 voor
informatie over pediatrisch gebruik.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van stikstofmonoxide is bij volwassenen bestudeerd. Stikstofmonoxide wordt na
inhalatie systemisch geabsorbeerd. Het grootste deel ervan gaat door het bed van longcapillairen,
waarin het zich verbindt met hemoglobine dat voor 60-100% verzadigd is met zuurstof. Bij deze mate
van zuurstofverzadiging verbindt stikstofmonoxide zich voornamelijk met oxyhemoglobine tot
methemoglobine en nitraat. Bij een geringe mate van zuurstofverzadiging kan stikstofmonoxide zich
verbinden met deoxyhemoglobine, waarbij tijdelijk nitrosylhemoglobine ontstaat, dat na blootstelling
aan zuurstof wordt omgezet in stikstofoxiden en methemoglobine. Binnen het pulmonale systeem kan
stikstofmonoxide zich verbinden met zuurstof en water tot respectievelijk stikstofdioxide en nitriet, die
reageren met oxyhemoglobine waarbij methemoglobine en nitraat ontstaan. De in de systemische
10
circulatie terechtkomende eindproducten van stikstofmonoxide bestaan dus voornamelijk uit
methemoglobine en nitraat.
Bij pasgeborenen met ademhalingsinsufficiëntie is de aard van methemoglobine onderzocht als functie
van de tijd en het NO-gehalte waaraan het was blootgesteld. De methemoglobinegehalten namen
gedurende de eerste 8 uur van blootstelling aan stikstofmonoxide toe. De gemiddelde
methemoglobinegehalten bleven bij de placebogroep en bij de 5 ppm- en 20 ppm-INOmax-groepen
beneden 1%, maar bereikten ongeveer 5% bij de 80 ppm-INOMax-groep. Methemoglobinegehalten
> 7% werden alleen bereikt bij patiënten die 80 ppm INOMax ontvingen; deze vormden 35% van de
groep. De gemiddelde tijd waarin bij deze 13 patiënten de methemoglobinegehalten hun hoogste
niveau bereikten, was 10 ± 9 (SD) uur (mediaan, 8 uur), maar bij één patiënt kwam het
methemoglobinegehalte pas na 40 uur boven 7%.
Nitraat is geïdentificeerd als de voornaamste NO-metaboliet die in de urine wordt uitgescheiden; deze
maakt > 70% uit van de geïnhaleerde NO-dosis. Renale klaring van nitraat uit het plasma vindt plaats
met snelheden die ongeveer overeenkomen met de snelheid van de glomerulusfiltratie.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Tijdens niet-klinisch onderzoek werden effecten alleen waargenomen na blootstelling aan
hoeveelheden die geacht worden duidelijk hoger te zijn dan de maximale blootstelling aan mensen,
hetgeen aangeeft dat deze effecten weinig relevantie hebben voor klinisch gebruik.
Acute toxiciteit is gerelateerd aan anoxie door verhoogde methemoglobinespiegels.
Stikstofmonoxide is in sommige testsystemen genotoxisch. Bij ratten is bij inhalatieblootstelling tot de
aanbevolen dosis (20 ppm) gedurende 20 uur per dag gedurende maximaal 2 jaar geen bewijs voor een
carcinogeen effect gebleken. Grotere blootstelling is niet onderzocht.
Er zijn geen reproductietoxiciteitsstudies uitgevoerd.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Stikstof
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
In aanwezigheid van zuurstof vormt NO snel NO
2
(zie rubriek 4.5).
6.3
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders binnen in goed geventileerde ruimten of buiten in geventileerde schuren waar ze
afgeschermd zijn tegen regen en direct zonlicht.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
Opslag in de ziekenhuisapotheek
11
De gascilinders moeten worden bewaard in een luchtige, schone en afgesloten ruimte, uitsluitend
bestemd voor de opslag van medicinale gassen. In deze opslagruimte moet een afzonderlijke ruimte
worden gereserveerd voor de opslag van gascilinders met stikstofmonoxide.
Opslag op de geneeskundige afdeling
De gascilinder moet worden bewaard op een daartoe uitgeruste plaats met voorzieningen om de
gascilinder in de verticale stand te houden.
Vervoer van gascilinders
De gascilinders moeten worden vervoerd met geschikt materieel ter bescherming tegen schokken en
vallen.
Bij vervoer van patiënten onder behandeling met INOmax tussen of binnen ziekenhuizen, moet de
gascilinder zodanig worden vastgezet dat deze verticaal blijft staan, niet kan vallen en de
gastoelevering niet onverhoopt wordt gewijzigd. Let tevens speciaal op bevestiging van de
drukregelaar, zodat ongewilde defecten kunnen worden voorkomen.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Verpakkingsgrootten:
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Instructies voor het gebruik/hanteren van INOmax
Wanneer een INOmax-cilinder op het toedieningssysteem wordt aangesloten, moet altijd worden
vastgesteld of de concentratie in de cilinder dezelfde is als de concentratie waarvoor het systeem
geconfigureerd is.
Om alle mogelijke incidenten te voorkomen, moeten de volgende aanwijzingen in absolute zin worden
opgevolgd.
-
Materiaal moet voorafgaand aan gebruik op een goede staat worden gecontroleerd
-
de gascilinders moeten bij bewaring worden vastgezet, zodat zij niet onverhoopt kunnen vallen
-
de afsluiter moet volledig geopend zijn tijdens gebruik maar mag niet met kracht worden
geopend
-
een defecte afsluiter mag niet worden gebruikt of gerepareerd. Retourneer naar uw leverancier /
fabrikant.
-
een gascilinder waarvan de afsluiter niet is beschermd door een dop of huls, mag niet worden
gebruikt
-
gebruik een specifieke aansluiting met een schroefdraad van 30 mm en speciaal voor medisch
gebruik, die voldoet aan ISO 5145 en een drukregelaar heeft met een drukafgifte ten minste
gelijk aan 1.5 keer de werkdruk (155 bar) van de gascilinder
-
de drukregelaar moet voorafgaand aan elk gebruik worden gespoeld met een mengsel van
stikstof/stikstofmonoxide om te voorkomen dat NO
2
wordt ingeademd
12
-
de drukregelaar mag niet worden aangedraaid met een tang, omdat dit de pakking kan
verbrijzelen
Alle apparatuur, inclusief koppelingen, slangen en circuits, die wordt gebruikt voor de toediening van
stikstofmonoxide, moet zijn vervaardigd van materiaal dat compatibel is met het gas. Met het oog op
corrosie kan het toedieningssysteem in twee zones worden onderverdeeld: 1) van de
gascilinderafsluiter tot de bevochtiger (droog gas) en 2) van de bevochtiger naar de uitlaat (vochtig gas
dat NO
2
kan bevatten). Uit testen blijkt dat droge NO-mengsels compatibel zijn met de meeste
materialen. In aanwezigheid van stikstofdioxide en vocht ontstaat echter een agressieve atmosfeer.
Van metalen materialen kan alleen roestvrij staal worden aanbevolen. Polymeren waarvan bekend is
dat ze kunnen worden gebruikt in systemen voor toediening van stikstofmonoxide, zijn onder meer
polyethyleen (PE) en polypropyleen (PP). Butylrubber, polyamide en polyurethaan mogen niet worden
gebruikt. Polytrifluorchloorethyleen, hexafluorpropeen-vinylidencopolymeer en polytetrafluorethyleen
zijn uitgebreid gebruikt met zuivere stikstofmonoxide en andere corrosieve gassen. Ze werden als
zodanig inert beschouwd dat verder testen niet noodzakelijk was.
De installatie van een leidingsysteem voor stikstofmonoxide met een toevoerbatterij van gascilinders,
een vast netwerk en eindpunten is verboden.
In het algemeen is het niet nodig overmaat gas weg te vangen; er moet echter rekening worden
gehouden met de luchtkwaliteit op de werkplek en spoorconcentraties van NO of NO
2
/NOx mogen de
vastgestelde nationale limietwaarden voor beroepsmatige blootstelling niet overschrijden. Accidentele
blootstelling aan INOmax bij ziekenhuismedewerkers is in verband gebracht met ongewenste
voorvallen (zie rubriek 4.8).
Cilinders met een standaard ventielhandwiel kunnen niet worden gebruikt met het INOmax DSIR
toedieningssysteem.
Instructie voor afvoer van de gascilinder
Als de gascilinder leeg is, mag deze niet worden weggegooid. Lege gascilinders worden door de
leverancier opgehaald.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/001, EU/1/01/194/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 01/08/2001
Datum van laatste hernieuwing: 01/06/2006
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
MM/JJJJ
13
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
14
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax 800 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Stikstofmonoxide (NO) 800 ppm mol/mol.
Een gascilinder van 2 liter gevuld tot 155 bar (absoluut) levert 307 liter gas onder een druk van 1 bar
bij 15
o
C.
Een gascilinder van 10 liter gevuld tot 155 bar (absoluut) levert 1535 liter gas onder een druk van
1 bar bij 15
o
C.
Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Medicinaal gas, samengeperst
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
INOmax in combinatie met beademing en andere gepaste werkzame stoffen is geïndiceerd:
■
Voor de behandeling van pasgeborenen
uit een zwangerschap van ≥ 34
weken met
ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie die in verband is gebracht met klinische of
echocardiografische symptomen van pulmonale hypertensie om de oxygenatie te verbeteren en de
noodzaak om extracorporale membraanoxygenatie toe te passen te verminderen.
■
als onderdeel van de behandeling van peri- en postoperatieve pulmonale hypertensie bij
volwassenen en pasgeborenen, baby’s, peuters, kinderen en jongeren van 0 tot 17 jaar in
samenhang met hartchirurgie, met als doel het selectief verlagen van de pulmonale arteriële druk
en verbetering van de rechterventrikelfunctie en oxygenatie te bewerkstelligen.
Dosering en wijze van toediening
4.2
Persisterende pulmonale hypertensie bij de pasgeborene (PPHN)
Stikstofmonoxide dient te worden toegediend onder toezicht van een arts die ervaring heeft met
intensieve verpleging van pasgeborenen. Alleen neonatale afdelingen die voldoende zijn getraind in
het gebruik van een systeem voor levering van stikstofmonoxide, mogen stikstofmonoxide toedienen.
INOmax mag alleen worden geleverd op voorschrift van een neonatoloog.
INOmax moet worden gebruikt bij beademde pasgeborenen waarvan wordt verwacht dat ze langer dan
24 uur moeten worden beademd. INOmax mag alleen worden gebruikt, nadat de beademing is
geoptimaliseerd. Hiertoe behoort het optimaliseren van het ademvolume, de drukwaarden en de
longfunctie (surfactans, hogefrequentiebeademing en positieve eindexpiratoire druk).
Pulmonale hypertensie in verband met hartchirurgie
Het voorschrijven van stikstofmonoxide dient te geschieden onder supervisie van een arts met ervaring
op het gebied van cardiothoracale anesthesie en intensive care. Het voorschrijven dient te worden
beperkt tot cardiothoracale afdelingen waar men adequaat is opgeleid in het gebruik van een
toedieningssysteem voor stikstofmonoxide. INOmax mag uitsluitend worden toegediend op
voorschrift van een anesthesist of een intensivist.
15
Dosering
Persisterende pulmonale hypertensie bij de pasgeborene (PPHN)
De aanbevolen maximumdosis INOmax is 20 ppm en deze dosis mag niet worden overschreden. Bij
de kernstudies was de aanvangsdosis 20 ppm. Zo spoedig mogelijk en binnen 4-24 uur behandeling
moet de dosis worden gereduceerd tot 5 ppm, mits de arteriële oxygenatie bij deze lagere dosis
voldoende is. Inhalatietherapie met stikstofmonoxide moet bij 5 ppm worden voortgezet, totdat er een
zodanige verbetering in de oxygenatie van de pasgeborene is opgetreden dat de FiO
2
(fractie van
ingeademde zuurstof) < 0,60 is.
De behandeling kan maximaal 96 uur worden gegeven of totdat aan de onderliggende afname van de
zuurstofdesaturatie een einde is gekomen en de behandeling met INOmax bij de pasgeborene
afgebouwd kan worden. De duur van de behandeling kan variëren, maar is doorgaans minder dan
vier dagen. Zie rubriek 4.4, als de pasgeborene niet op geïnhaleerde stikstofmonoxide reageert.
Afbouwen
Pogingen om INOmax- af te bouwen moeten worden ondernomen als de beademingsbehoefte sterk is
verminderd of nadat de pasgeborene 96 uur is behandeld. Wanneer het besluit valt om de
inhalatietherapie met stikstofmonoxide te beëindigen, moet de dosis gedurende 30 minuten tot 1 uur
tot 1 ppm worden verminderd. Als er geen verandering in de oxygenatie optreedt tijdens de toediening
van INOmax in een gehalte van 1 ppm, moet de FiO
2
worden verhoogd met 10%, de toediening van
INOmax worden onderbroken en de pasgeborene zorgvuldig worden gecontroleerd op tekenen van
hypoxemie. Als de oxygenatie met meer dan 20% achteruitgaat, moet de toediening van INOmax op
5 ppm worden hervat en moet het staken van de toediening van INOmax pas na 12 tot 24 uur opnieuw
worden overwogen. Zuigelingen bij wie de behandeling met INOmax niet kan worden beëindigd na
4 dagen, moeten nauwkeurig worden onderzocht op andere aandoeningen.
Pulmonale hypertensie in verband met hartchirurgie
INOmax mag alleen worden gebruikt nadat conservatieve ondersteuning is geoptimaliseerd. In
klinische onderzoeken is INOmax peri-operatief gegeven in aanvulling op andere standaard
behandelregimes, met inbegrip van inotrope en vasoactieve geneesmiddelen. INOmax dient te worden
toegediend onder nauwgezette bewaking van hemodynamiek en oxygenatie.
Pasgeborenen, baby’s, peuters, kinderen en jongeren van 0 tot 17 jaar
De startdosis van geïnhaleerd stikstofmonoxide is 10 ppm (deeltjes per miljoen) geïnhaleerd gas. De
dosis kan worden opgehoogd tot 20 ppm als met de lagere dosis onvoldoende klinische effecten
worden bereikt. De laagste werkzame dosis dient te worden toegediend en de dosis dient te worden
verlaagd tot 5 ppm, mits de pulmonale arteriële druk en de systemische arteriële oxygenatie bij deze
lage dosis adequaat blijven.
Klinische gegevens die de voorgestelde dosis in de leeftijdsgroep van 12-17 jaar ondersteunen zijn
beperkt.
Volwassenen
De startdosis van geïnhaleerd stikstofmonoxide is 20 ppm (deeltjes per miljoen) geïnhaleerd gas. De
dosis kan worden opgehoogd tot 40 ppm als met de lagere dosis onvoldoende klinische effecten
worden bereikt. De laagste werkzame dosis dient te worden toegediend en de dosis dient te worden
verlaagd tot 5 ppm, mits de pulmonale arteriële druk en de systemische arteriële oxygenatie bij deze
lage dosis adequaat blijven.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide heeft snel effect: daling van de pulmonale arteriële druk en verbetering
van de oxygenatie worden binnen 5-20 minuten gezien. Bij onvoldoende respons mag de dosis na
minimaal 10 minuten worden getitreerd.
Wanneer na 30 minuten van behandeling geen gunstige fysiologische effecten zichtbaar zijn, moet
worden overwogen de behandeling te staken.
16
Om de pulmonale druk te verlagen kan de behandeling op elk moment in het peri-operatieve beloop
worden gestart. In klinische onderzoeken werd de behandeling vaak gestart voordat de hart-
longmachine werd afgekoppeld. Geïnhaleerd NO is peri-operatief gedurende perioden tot 7 dagen
gegeven, maar de gebruikelijke behandelduur is 24-48 uur.
Afbouwen
Met pogingen tot afbouwen van INOmax dient te worden gestart zodra de hemodynamiek
gestabiliseerd is in samenhang met ontwenning van de beademing en inotrope ondersteuning. Het
staken van behandeling met geïnhaleerd stikstofmonoxide dient stapsgewijs te worden uitgevoerd. De
dosis dient in stappen te worden verlaagd tot 1 ppm gedurende 30 minuten met nauwgezette observatie
van de systemische en de centrale druk, waarna de toediening wordt gestaakt.
Wanneer de patiënt op een lage dosis INO stabiel is, dient ten minste elke 12 uur een poging tot
afbouwen te worden ondernomen.
Te snel afbouwen van geïnhaleerd stikstofmonoxide gaat gepaard met het risico van re-bound stijging
van de pulmonale arteriële druk met daaropvolgend circulatoire instabiliteit.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van INOmax bij prematuren na minder dan 34 weken zwangerschap
zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar
er kan geen doseringadvies worden gedaan.
Wijze van toediening
Voor endotracheopulmonaal gebruik.
Stikstofmonoxide wordt door middel van beademing aan de patiënt toegediend na verdunning met een
mengsel van zuurstof en lucht door middel van een goedgekeurd (met CE-keurmerk) systeem voor de
toediening van stikstofmonoxide. Vóór aanvang van de behandeling dient te worden geverifieerd of de
apparatuur ingesteld is op de concentratie van het gas in de cilinder.
Het toedieningssysteem moet een constante concentratie van INOmax-medicinaal gas, samengeperst
afgeven ongeacht het beademingsapparaat. Bij een ‘continuous flow’-beademingsapparaat voor
pasgeborenen kan dit worden bereikt door een kleine stroom INOmax in de inspiratietak van het
beademingscircuit te infunderen. Bij beademing van pasgeborenen met een intermitterende stroom
kunnen in de concentratie van de stikstofmonoxide pieken optreden. Het systeem voor levering van
stikstofmonoxide moet van een zodanige kwaliteit zijn dat geen pieken optreden in de concentratie van
stikstofmonoxide.
De concentratie van de ingeademde INOmax moet continu worden gemeten in de inspiratietak van het
circuit, in de buurt van de patiënt. De concentratie van stikstofdioxide (NO
2
) en de FiO
2
moeten op
dezelfde plek worden gemeten door middel van geijkte, goedgekeurde (met CE-keurmerk)
meetapparatuur. Ten behoeve van de veiligheid van de patiënt moeten geschikte alarmen worden
ingesteld voor INOmax (± 2 ppm t.o.v. de voorgeschreven dosis), NO
2
(1 ppm) en FiO
2
(± 0,05). De
druk van de gascilinder met INOmax moet worden weergegeven, zodat deze tijdig kan worden
vervangen zonder dat de behandeling ongewild wordt onderbroken. Daarnaast moeten reserve
gascilinders beschikbaar zijn om tijdige vervanging mogelijk te maken, en voor tijdelijke behandeling
met INOmax bij handmatige beademing, bijvoorbeeld bij afzuigen, vervoer van de patiënt en bij
resuscitatie.
Er dienen een reservestroombron in de vorm van accu’s en een reservesysteem voor levering van
stikstofmonoxide beschikbaar zijn voor het geval dat het systeem defect raakt of de stroom uitvalt. De
stroomvoorziening van de meetapparatuur mag niet in verband staan met het functioneren van het
toedieningsapparaat.
Volgens de arbeidswetgeving in de meeste landen is de maximale blootstellingslimiet (gemiddelde
blootstelling) voor personeel aan stikstofmonoxide gelijk aan 25 ppm gedurende 8 uur (30 mg/m
3
) en
is de overeenkomstige limiet voor NO
2
2-3 ppm (4-6 mg/m
3
).
17
Training in toediening
Hier volgen de belangrijkste aspecten die bij het trainen van ziekenhuispersoneel moeten worden
behandeld.
Juiste opstelling en aansluitingen
-
Aansluitingen op de gascilinder en het beademingscircuit
Bediening
-
Controleprocedure vóór gebruik (een reeks stappen die moeten worden uitgevoerd vlak voordat
met de behandeling van een patiënt wordt begonnen, om te garanderen dat het systeem goed
functioneert en NO
2
uit het systeem is verwijderd)
-
Het apparaat instellen op de juiste toe te dienen concentratie van stikstofmonoxide
-
Het instellen van de boven- en ondergrenzen voor alarmsignalen bij de NO-, NO
2
- en O
2
-
monitors
-
Het gebruik van een reservesysteem voor handmatige toediening
-
Procedures voor het correct verwisselen van gascilinders en het zuiveringssysteem
-
Alarmsignalen voor foutopsporing
-
IJking van de NO-, NO
2
- en O
2
-monitors
-
Procedures voor maandelijkse controle op het functioneren van het systeem
Informatie ter bewaking van de methemoglobinewaarde (MetHb)
Van pasgeborenen en baby's is bekend dat de activiteit van methemoglobinereductase bij hen lager is
dan bij volwassenen. De methemoglobinewaarde moet binnen één uur na het starten van de INOmax-
behandeling worden gemeten door middel van een analysator die op betrouwbare wijze onderscheid
kan maken tussen foetaal hemoglobine en methemoglobine. Als de methemoglobinewaarde > 2,5% is,
moet de dosis INOmax worden verminderd en moet toediening van reductiemiddelen worden
overwogen, bijvoorbeeld methyleenblauw. Hoewel het ongebruikelijk is dat de
methemoglobinewaarde significant stijgt als de concentratie aan het begin laag was, is het toch
verstandig om de methemoglobinemeting om de een of twee dagen te herhalen.
Bij volwassenen die een hartoperatie ondergaan, dient binnen één uur na aanvang van de behandeling
met INOmax het methemoglobinegehalte te worden bepaald. Als de methemoglobinefractie tot een
niveau stijgt waarbij adequate zuurstoftoediening in gevaar kan komen dan dient de dosis INOmax te
worden verlaagd en kan toediening van reductiemiddelen, bijvoorbeeld methyleenblauw, worden
overwogen.
Informatie ter bewaking van de stikstofdioxideconcentratie (NO
2
)
Vlak voordat met de behandeling van een patiënt wordt begonnen, moet de juiste procedure worden
gevolgd om NO
2
uit het systeem te verwijderen. De NO
2
-concentratie moet zo laag mogelijk worden
gehouden en altijd < 0,5 ppm. Als de NO
2
> 0,5 ppm bedraagt, moet het toedieningssysteem op
defecten worden gecontroleerd, de NO
2
-analysator opnieuw worden geijkt en de INOmax en/of FiO
2
,
waar mogelijk, worden verminderd. Als er een onverwachte wijziging in de INOmax-concentratie
optreedt, moet het toedieningssysteem op defecten worden gecontroleerd en de analysator opnieuw
worden geijkt.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Pasgeborenen waarvan bekend is dat ze een rechts-links-hartshunt of een aanzienlijke links-rechts-
hartshunt hebben.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Inadequate respons
Als 4-6 uur na het begin van de behandeling met INOmax de klinische respons onvoldoende wordt
geacht, dient het volgende te worden overwogen.
18
Voor patiënten die in een ander ziekenhuis moeten worden opgenomen, moet de beschikbaarheid van
stikstofmonoxide tijdens het vervoer worden verzekerd om te voorkomen dat hun conditie
achteruitgaat bij plotselinge stopzetting van de toediening van INOmax. Redding, zoals met
extracorporale membraanoxygenatie (ECMO) waar dit beschikbaar is, moet worden overwogen, als
verdere verslechtering optreedt of de patiënt niet vooruitgaat, aan de hand van criteria die van de
plaatselijke omstandigheden afhangen.
Bijzondere patiëntenpopulaties
Tijdens klinische onderzoeken is geen werkzaamheid van NO-medicinaal gas, samengeperst
aangetoond bij patiënten met congenitale hernia diaphragmatica.
In het geval van een links-rechts-shunt zou behandeling met inhalatie van stikstofmonoxide
hartinsufficiëntie kunnen verergeren. Dit gebeurt als gevolg van door geïnhaleerde stikstofmonoxide
opgewekte, ongewenste pulmonale vasodilatatie, wat leidt tot een verdere toename van de reeds
bestaande pulmonale hyperperfusie, wat forward of backward failure kan veroorzaken. Het verdient
daarom aanbeveling vóór de toediening van stikstofmonoxide pulmonale arteriële katheterisatie of een
echocardiografisch onderzoek naar de centrale hemodynamiek uit te voeren. Geïnhaleerd
stikstofmonoxide dient voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een complexe hartafwijking,
waarbij hoge druk in de arteria pulmonalis belangrijk is om de circulatie in stand te houden.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide dient eveneens voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een
verstoorde linkerventrikelfunctie en een bij aanvang verhoogde pulmonale capillaire druk omdat deze
patiënten verhoogd risico op hartfalen (bijvoorbeeld longoedeem) lopen.
Staken van de behandeling
De INOmax-toediening mag niet plotseling worden gestopt, omdat dit kan leiden tot een verhoging
van de pulmonale arteriële druk en/of verslechtering van de bloedoxygenatie (PaO
2
). Verslechtering
van de oxygenatie en verhoging van de pulmonale arteriële druk kunnen ook optreden bij neonaten die
niet lijken te reageren op INOmax. Ontwenning van geïnhaleerde stikstofmonoxide dient voorzichtig
te gebeuren. Voor patiënten die naar een ander ziekenhuis worden vervoerd voor aanvullende
behandeling en bij wie NO-inhalatie dient te worden voortgezet, dienen regelingen te worden getroffen
om continue voorziening van NO-medicinaal gas, samengeperst tijdens het vervoer te garanderen. De
arts dient naast het bed toegang te hebben tot een reservesysteem voor de toediening van
stikstofmonoxide.
Vorming van methemoglobine
Een groot deel van de stikstofmonoxide voor inhalatie wordt systemisch geabsorbeerd. De
eindproducten van stikstofmonoxide die in de systemische circulatie terechtkomen, bestaan
voornamelijk uit methemoglobine en nitraat. De methemoglobineconcentratie in het bloed dient te
worden bewaakt (zie rubriek 4.2).
Vorming van NO
2
In gasmengsels die stikstofmonoxide en O
2
bevatten, wordt snel NO
2
gevormd. Stikstofmonoxide kan
op deze wijze ontsteking en beschadiging van de luchtwegen veroorzaken. De dosis stikstofmonoxide
moet worden verminderd als de concentratie van NO
2
boven 0,5 ppm uitstijgt.
Effecten op trombocyten
Uit diermodellen is gebleken dat stikstofmonoxide invloed kan hebben op de hemostase, wat leidt tot
een langere bloedingstijd. Gegevens bij volwassenen zijn tegenstrijdig en er heeft geen toename van
het aantal bloedingsproblemen plaatsgevonden bij gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken
(bijna) voldragen pasgeborenen lijdend aan ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie.
Regelmatige controle van hemostase en bepaling van de bloedingstijd wordt aanbevolen wanneer
INOmax langer dan 24 uur wordt toegediend aan patiënten die functionele of kwantitatieve
trombocytenafwijkingen hebben, die een lage stollingsfactor hebben of die anticoagulantia krijgen.
19
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn geen onderzoeken naar interacties uitgevoerd.
Een klinisch significante interactie met andere geneesmiddelen die bij de behandeling van
ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie worden gebruikt, kan op grond van de beschikbare gegevens
niet worden uitgesloten. Het risico bestaat dat NO-donorstoffen, inclusief natriumnitroprusside en
nitroglycerine, samen met INOmax een additief effect hebben op het ontstaan van
methemoglobinemie. INOmax is veilig toegediend samen met tolazoline, dopamine, dobutamine,
steroïden, oppervlakteactieve stoffen en hogefrequentiebeademing.
Gecombineerd gebruik met andere vaatverwijders (bijvoorbeeld sildenafil) is niet uitgebreid
bestudeerd. Beschikbare gegevens duiden op additieve effecten op de centrale circulatie, de pulmonale
arteriële druk en de rechterventrikelfunctie. Het combineren van geïnhaleerd stikstofmonoxide en
andere vaatverwijders die middels het cGMP- of het cAMP-systeem werken, dient voorzichtig te
geschieden.
Er bestaat een verhoogd risico van de vorming van methemoglobine, als gelijktijdig met
stikstofmonoxide geneesmiddelen worden toegediend waarvan bekend is dat daardoor de
methemoglobinegehalten kunnen toenemen (bijv. alkylnitraten en sulfonamides). Stoffen waarvan
bekend is dat ze hogere methemoglobinegehalten veroorzaken, moeten daarom tijdens behandeling
met geïnhaleerde stikstofmonoxide behoedzaam worden gebruikt. Prilocaïne kan, ongeacht of dit
oraal, parenteraal of lokaal wordt toegediend, methemoglobinemie veroorzaken. De nodige
voorzichtigheid dient in acht te worden genomen wanneer tegelijk met INOmax prilocaïnehoudende
geneesmiddelen worden toegediend.
In de aanwezigheid van zuurstof wordt stikstofmonoxide snel geoxideerd tot derivaten die toxisch zijn
voor het bronchusepitheel en de alveolair-capillaire membraan. Stikstofdioxide (NO
2
) is de
voornaamste stof die ontstaat en kan luchtwegontsteking en -beschadiging veroorzaken. Er zijn
eveneens gegevens uit dieronderzoek die duiden op een verhoogde gevoeligheid voor
luchtweginfecties na blootstelling aan lage NO
2
-spiegels. Tijdens behandeling met stikstofmonoxide
dient het NO
2
-gehalte lager dan 0,5 ppm te zijn in het NO- doseringsbereik beneden 20 ppm. Als op
welk moment dan ook het NO
2
-gehalte uitstijgt boven 1 ppm, moet de NO-dosis onmiddellijk worden
verlaagd. Zie rubriek 4.2 voor informatie over het bewaken van NO
2
.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van stikstofmonoxide bij zwangere vrouwen. Het
mogelijke risico voor mensen in onbekend.
Niet bekend is of stikstofmonoxide via de moedermelk wordt uitgescheiden.
INOmax wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding
Er is geen vruchtbaarheidsonderzoek uitgevoerd.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen
Niet van toepassing.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Abrupt staken van de toediening van geïnhaleerd stikstofmonoxide kan reboundreacties veroorzaken:
afname van de oxygenatie en stijging van de centrale druk en de daaropvolgend daling van de
systemische bloeddruk. Een reboundreactie is de vaakst voorkomende bijwerking van het klinisch
gebruik van INOmax. Rebound kan zowel vroeg als laat tijdens de behandeling worden gezien.
20
Bij één klinisch onderzoek (NINOS) kwamen de behandelingsgroepen overeen wat betreft de
incidentie en ernst van intracraniale bloedingen, graad IV bloedingen, periventriculaire leukomalacie,
herseninfarcten, convulsies waarvoor behandeling met anticonvulsiva nodig was, longbloedingen of
maag-darmbloedingen.
Tabel met bijwerkingen
De onderstaande tabel bevat de bijwerkingen die zijn gemeld bij het gebruik van INOmax tijdens het
CINRGI-onderzoek met 212 pasgeborenen of op basis van postmarketingervaring bij pasgeborenen
(<1 maand). De weergegeven frequentiecategorieën
zijn als volgt: zeer vaak (≥
1/10),
vaak (≥
1/100, <
1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥
1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend
(kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Systeem/orgaankla
sse
Bloed- en
lymfestelselaandoe
ningen
Hartaandoeningen
Zeer vaak
Trombocytopeni
e
a
-
Vaak
-
Soms
Methemoglobi
nemie
a
-
Zelden Zeer
Niet bekend
zelden
-
-
-
Bradycardie
b
(na plotseling
staken van de
behandeling)
-
-
-
Bloedvataandoenin
gen
Ademhalingsstelsel
-, borstkas- en
mediastinumaando
eningen
Zenuwstelselaando
eningen
-
-
Hypotensie
a,b,
d
-
-
-
-
-
-
-
Hypoxie
b,d
Dyspneu
c
Onaangenaam
gevoel op de
borst
c
Droge keel
c
Hoofdpijn
c
Duizeligheid
c
Atelectase
a
-
-
-
-
-
a: waargenomen tijdens het klinische onderzoek
b: waargenomen tijdens postmarketingervaring
c: waargenomen tijdens postmarketingervaring, ervaren door medisch personeel na accidentele blootstelling
d. Post Marketing Safety Surveillance (PMSS) gegevens, gerelateerd aan acuut staken van het geneesmiddel
en/of storingen van het toedieningssysteem. Bij plotseling afbreken van de behandeling met ingeademde
stikstofmonoxide zijn snelle rebound reacties zoals versterkte pulmonale vasoconstrictie en hypoxie beschreven,
waardoor cardiopulmonale collaps werd bespoedigd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Behandeling met geïnhaleerd stikstofmonoxide kan een verhoogd methemoglobine veroorzaken.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Overdosering van INOmax zal zich manifesteren in de vorm van verhogingen van de gehalten van
methemoglobine en NO
2
. Een verhoogd NO
2
-gehalte kan acute longschade veroorzaken. Een
verhoogd methemoglobinemiegehalte verlaagt het zuurstofleveringsvermogen van de circulatie. Bij
klinische onderzoeken zijn NO
2
-gehalten > 3 ppm of methemoglobinegehalten > 7% behandeld door
de dosis INOmax te verlagen of de toediening van INOmax te staken.
21
Methemoglobinemie die niet verdwijnt na verlaging van het INOmax-gehalte of na stopzetting van de
toediening van INOmax, kan worden behandeld met intraveneuze vitamine C, intraveneus
methyleenblauw of bloedtransfusie, afhankelijk van de klinische situatie.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Andere producten voor beademingssystemen, ATC-code:
R07AX01.
Stikstofmonoxide is een verbinding die door veel lichaamscellen wordt geproduceerd. Het verslapt de
gladde vaatspieren door zich te verbinden met het haeme-deel van guanylaatcyclase in het cytosol,
guanylaatcyclase te activeren en de intracellulaire gehalten van cyclische guanosine-3,5-monofosfaat
te verhogen, wat resulteert in vasodilatatie. Wanneer stikstofmonoxide wordt geïnhaleerd, veroorzaakt
het selectieve pulmonale vasodilatatie.
INOmax schijnt de partiële druk van de arteriële zuurstof (PaO
2
) te verhogen door longvaten in de
longdelen waar meer gaswisseling plaatsvindt te dilateren, waardoor de pulmonale bloedstroom wordt
herverdeeld vanaf longdelen met een lage verhouding tussen gaswisseling en perfusie naar gebieden
met normale verhoudingen daartussen.
Persisterende pulmonale hypertensie van de pasgeborene (PPHN) treedt op als primair
ontwikkelingsdefect of als aandoening die secondair is aan andere ziekten zoals meconiumaspiratie,
pneumonie, sepsis, hyaliene-membraanziekte, congenitale hernia diaphragmatica (CDH) en pulmonale
hypoplasie. In deze situaties is de longvaatweerstand hoog, wat leidt tot hypoxemie secondair aan
rechts-links-shunting van bloed via de openstaande ductus arteriosus en foramen ovale. Bij
pasgeborenen met PPHN verbetert INOmax de oxygenatie (zoals blijkt uit sterke verhoging van de
PaO
2
).
De werkzaamheid van INOmax is onderzocht bij pasgeborenen van een voldragen zwangerschap en
pasgeborenen van een bijna voldragen zwangerschap met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie als
gevolg van allerlei oorzaken.
Tijdens het NINOS-onderzoek zijn 235 pasgeborenen met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie
gerandomiseerd om 100% O
2
toegediend te krijgen met (n = 114) of zonder (n = 121)
stikstofmonoxide, de meesten met een aanvangsdosis van 20 ppm, waarbij ontwenning met lagere
doses plaatsvond voorzover mogelijk, met een mediane blootstellingsduur van 40 uur. Het doel van dit
dubbelblind, gerandomiseerd, placebo-gecontroleerd onderzoek was te bepalen of geïnhaleerde
stikstofmonoxide het optreden van overlijden en/of de noodzaak om extracorporale
membraanoxygenatie toe te passen zou verminderen. Bij pasgeborenen die niet volledig reageerden op
20 ppm, werd gekeken hoe ze reageerden op 80 ppm stikstofmonoxide of controlegas. De
gecombineerde incidentie van overlijden en/of de noodzaak om extracorporale membraanoxygenatie
toe te passen (het prospectief gedefinieerde primaire eindpunt) liet een significant beter resultaat zien
bij de met stikstofmonoxide behandelde groep (46% tegenover 64%, p = 0.006). De gegevens wezen
er verder op dat de hogere dosis stikstofmonoxide geen extra baat opleverde. Bij de twee groepen
traden de beschreven bijwerkingen in soortgelijke frequenties van incidentie op. Bij
vervolgonderzoeken op een leeftijd van 18-24 maanden waren bij de twee groepen de bevindingen wat
betreft geestelijke, motorische, audiologische en neurologische aspecten soortgelijk.
Tijdens het CINRGI-onderzoek zijn 186 pasgeborenen van een voldragen zwangerschap en
pasgeborenen van een bijna voldragen zwangerschap met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie en
zonder longhypoplasie gerandomiseerd om hetzij INOmax (n = 97) hetzij stikstofgas (placebo; n = 89)
toegediend te krijgen met een aanvangsdosis van 20 ppm, waarbij ontwenning tot 5 ppm plaatsvond in
4 tot 24 uur, met een mediane blootstellingsduur van 44 uur. Het prospectief gedefinieerde primaire
eindpunt was de toepassing van extracorporale membraanoxygenatie. In de groep die INOmax kreeg
toegediend, hoefde bij significant minder pasgeborenen extracorporale membraanoxygenatie te
22
worden toegepast dan in de controlegroep (31% versus 57%, p < 0.001). Bij de met INOmax
behandelde groep was de oxygenatie significant verbeterd, gemeten aan de hand van PaO
2
, OI en de
alveolair-arteriële gradiënt (p < 0.001 voor alle parameters). Van de 97 met INOmax behandelde
patiënten, werd bij 2 (2%) de toediening van de onderzoeksmedicatie stopgezet vanwege een
methemoglobinegehalte > 4%. Bij de twee onderzochte groepen waren de frequentie en het aantal
bijwerkingen soortgelijk.
Bij patiënten die een hartoperatie ondergaan, wordt als gevolg van pulmonale vasoconstrictie vaak een
verhoging van de pulmonale arteriële druk gezien. Aangetoond is dat geïnhaleerd stikstofmonoxide de
pulmonale vasculaire weerstand selectief reduceert en de verhoogde pulmonale arteriële druk
reduceert. Hierdoor kan de ejectiefractie van het rechter ventrikel toenemen. Deze effecten leiden op
hun beurt tot verbetering van de bloedcirculatie en oxygenatie in de pulmonale circulatie.
In het INOT27-onderzoek werden 795 preterme baby’s (zwangerschapsduur < 29 weken) met
hypoxisch respiratoir falen gerandomiseerd tot een dosis INOmax van 5 ppm (n = 395) of stikstof
(placebo, n = 400), beginnend binnen de eerste 24 levensuren en gedurende minimaal 7 dagen en
maximaal 21 dagen behandeld. De primaire uitkomst van de gecombineerde
werkzaamheidseindpunten van overlijden of BPD na een zwangerschapsduur van 36 weken verschilde
niet significant tussen de groepen, zelfs niet na correctie voor zwangerschapsduur als covariabele (p =
0,40) of geboortegewicht als covariabele (p = 0,41). Het totale voorkomen van intraventriculaire
hemorragie was 114 (28,9%) in de iNO-groep vergeleken met 91 (22,9%) in de controlegroep met
neonaten. Het totale aantal overlijdens in week 36 was in de iNO-groep iets hoger (53/395, 13,4 %)
dan in de controlegroep (42/397, 10,6 %). Uit het INOT25-onderzoek, waarin de effecten van iNO bij
hypoxische preterme neonaten werd bestudeerd, bleek geen verbetering bij levenden zonder BPD. In
dit onderzoek werd echter geen verschil in de incidentie van IVH of overlijden waargenomen. In het
BALLR1-onderzoek, waarin eveneens de effecten van iNO bij preterme neonaten werd geëvalueerd
maar waarin iNO na 7 dagen met een dosis van 20 ppm werd gestart, werd een significante toename
van levende neonaten zonder BPD na zwangerschapsweek 36 gevonden (121 [45%] versus
95 [35,4%], p < 0,028). In dit onderzoek werd niets gevonden dat op toename van bijwerkingen wees.
Stikstofmonoxide reageert chemisch met zuurstof tot stikstofdioxide.
Stikstofmonoxide heeft een ongepaard elektron, wat het molecuul reactief maakt. In biologisch
weefsel kan stikstofmonoxide samen met waterstofperoxide (O
2 -
) peroxynitriet vormen, een onstabiele
verbinding waardoor weefselschade kan optreden door verdere redoxreacties. Bovendien vertoont
stikstofmonoxide affiniteit voor metalloproteïnen en het kan ook reageren met SH-groepen in
eiwitvormende nitrosylverbindingen. De klinische significantie van de chemische reactiviteit van
stikstofmonoxide in weefsel is onbekend. Tijdens onderzoeken is gebleken dat stikstofmonoxide reeds
bij een concentratie van 1 ppm in de luchtwegen pulmonaire farmacodynamische effecten vertoont.
Het Europese Geneesmiddelen Bureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met INOmax in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met pulmonale hypertensie en andere pulmonale hartaandoeningen. (zie rubriek 4.2 voor
informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van stikstofmonoxide is bij volwassenen bestudeerd. Stikstofmonoxide wordt na
inhalatie systemisch geabsorbeerd. Het grootste deel ervan gaat door het bed van longcapillairen,
waarin het zich verbindt met hemoglobine dat voor 60-100% verzadigd is met zuurstof. Bij deze mate
van zuurstofverzadiging verbindt stikstofmonoxide zich voornamelijk met oxyhemoglobine tot
methemoglobine en nitraat. Bij een geringe mate van zuurstofverzadiging kan stikstofmonoxide zich
verbinden met deoxyhemoglobine, waarbij tijdelijk nitrosylhemoglobine ontstaat, dat na blootstelling
aan zuurstof wordt omgezet in stikstofoxiden en methemoglobine. Binnen het pulmonale systeem kan
stikstofmonoxide zich verbinden met zuurstof en water tot respectievelijk stikstofdioxide en nitriet, die
reageren met oxyhemoglobine waarbij methemoglobine en nitraat ontstaan. De in de systemische
23
circulatie terechtkomende eindproducten van stikstofmonoxide bestaan dus voornamelijk uit
methemoglobine en nitraat.
Bij pasgeborenen met ademhalingsinsufficiëntie is de aard van methemoglobine onderzocht als functie
van de tijd en het NO-gehalte waaraan het was blootgesteld. De methemoglobinegehalten namen
gedurende de eerste 8 uur van blootstelling aan stikstofmonoxide toe. De gemiddelde
methemoglobinegehalten bleven bij de placebogroep en bij de 5 ppm- en 20 ppm-INOmax-groepen
beneden 1%, maar bereikten ongeveer 5% bij de 80 ppm-INOMax-groep. Methemoglobinegehalten
> 7% werden alleen bereikt bij patiënten die 80 ppm INOMax ontvingen; deze vormden 35% van de
groep. De gemiddelde tijd waarin bij deze 13 patiënten de methemoglobinegehalten hun hoogste
niveau bereikten, was 10 ± 9 (SD) uur (mediaan, 8 uur), maar bij één patiënt kwam het
methemoglobinegehalte pas na 40 uur boven 7%.
Nitraat is geïdentificeerd als de voornaamste NO-metaboliet die in de urine wordt uitgescheiden; deze
maakt > 70% uit van de geïnhaleerde NO-dosis. Renale klaring van nitraat uit het plasma vindt plaats
met snelheden die ongeveer overeenkomen met de snelheid van de glomerulusfiltratie.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Tijdens niet-klinisch onderzoek werden effecten alleen waargenomen na blootstelling aan
hoeveelheden die geacht worden duidelijk hoger te zijn dan de maximale blootstelling aan mensen,
hetgeen aangeeft dat deze effecten weinig relevantie hebben voor klinisch gebruik.
Acute toxiciteit is gerelateerd aan anoxie door verhoogde methemoglobinespiegels.
Stikstofmonoxide is in sommige testsystemen genotoxisch. Bij ratten is bij inhalatieblootstelling tot de
aanbevolen dosis (20 ppm) gedurende 20 uur per dag gedurende maximaal 2 jaar geen bewijs voor een
carcinogeen effect gebleken. Grotere blootstelling is niet onderzocht.
Er zijn geen reproductietoxiciteitsstudies uitgevoerd.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Stikstof
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
In aanwezigheid van zuurstof vormt NO snel NO
2
(zie rubriek 4.5).
6.3
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders binnen in goed geventileerde ruimten of buiten in geventileerde schuren waar ze
afgeschermd zijn tegen regen en direct zonlicht.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
Opslag in de ziekenhuisapotheek
24
De gascilinders moeten worden bewaard in een luchtige, schone en afgesloten ruimte, uitsluitend
bestemd voor de opslag van medicinale gassen. In deze opslagruimte moet een afzonderlijke ruimte
worden gereserveerd voor de opslag van gascilinders met stikstofmonoxide.
Opslag op de geneeskundige afdeling
De gascilinder moet worden bewaard op een daartoe uitgeruste plaats met voorzieningen om de
gascilinder in de verticale stand te houden.
Vervoer van gascilinders
De gascilinders moeten worden vervoerd met geschikt materieel ter bescherming tegen schokken en
vallen.
Bij vervoer van patiënten onder behandeling met INOmax tussen of binnen ziekenhuizen, moet de
gascilinder zodanig worden vastgezet dat deze verticaal blijft staan, niet kan vallen en de
gastoelevering niet onverhoopt wordt gewijzigd. Let tevens speciaal op bevestiging van de
drukregelaar, zodat ongewilde defecten kunnen worden voorkomen.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Verpakkingsgrootten:
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Instructies voor het gebruik/hanteren van INOmax
Wanneer een INOmax-cilinder op het toedieningssysteem wordt aangesloten, moet altijd worden
vastgesteld of de concentratie in de cilinder dezelfde is als de concentratie waarvoor het systeem
geconfigureerd is.
Om alle mogelijke incidenten te voorkomen, moeten de volgende aanwijzingen in absolute zin worden
opgevolgd.
-
Materiaal moet voorafgaand aan gebruik op een goede staat worden gecontroleerd
-
de gascilinders moeten bij bewaring worden vastgezet, zodat zij niet onverhoopt kunnen vallen
-
de afsluiter moet volledig geopend zijn tijdens gebruik maar mag niet met kracht worden
geopend
-
een defecte afsluiter mag niet worden gebruikt of gerepareerd. Retourneer naar uw leverancier /
fabrikant
-
een gascilinder waarvan de afsluiter niet is beschermd door een dop of huls, mag niet worden
gebruikt
-
gebruik een specifieke aansluiting met een schroefdraad van 30 mm en speciaal voor medisch
gebruik, die voldoet aan ISO 5145 en een drukregelaar heeft met een drukafgifte ten minste
gelijk aan 1.5 keer de werkdruk (155 bar) van de gascilinder
-
de drukregelaar moet voorafgaand aan elk gebruik worden gespoeld met een mengsel van
stikstof/stikstofmonoxide om te voorkomen dat NO
2
wordt ingeademd
25
-
de drukregelaar mag niet worden aangedraaid met een tang, omdat dit de pakking kan
verbrijzelen
Alle apparatuur, inclusief koppelingen, slangen en circuits, die wordt gebruikt voor de toediening van
stikstofmonoxide, moet zijn vervaardigd van materiaal dat compatibel is met het gas. Met het oog op
corrosie kan het toedieningssysteem in twee zones worden onderverdeeld: 1) van de
gascilinderafsluiter tot de bevochtiger (droog gas) en 2) van de bevochtiger naar de uitlaat (vochtig gas
dat NO
2
kan bevatten). Uit testen blijkt dat droge NO-mengsels compatibel zijn met de meeste
materialen. In aanwezigheid van stikstofdioxide en vocht ontstaat echter een agressieve atmosfeer.
Van metalen materialen kan alleen roestvrij staal worden aanbevolen. Polymeren waarvan bekend is
dat ze kunnen worden gebruikt in systemen voor toediening van stikstofmonoxide, zijn onder meer
polyethyleen (PE) en polypropyleen (PP). Butylrubber, polyamide en polyurethaan mogen niet worden
gebruikt. Polytrifluorchloorethyleen, hexafluorpropeen-vinylidencopolymeer en polytetrafluorethyleen
zijn uitgebreid gebruikt met zuivere stikstofmonoxide en andere corrosieve gassen. Ze werden als
zodanig inert beschouwd dat verder testen niet noodzakelijk was.
De installatie van een leidingsysteem voor stikstofmonoxide met een toevoerbatterij van gascilinders,
een vast netwerk en eindpunten is verboden.
In het algemeen is het niet nodig overmaat gas weg te vangen; er moet echter rekening worden
gehouden met de luchtkwaliteit op de werkplek en spoorconcentraties van NO of NO
2
/NOx mogen de
vastgestelde nationale limietwaarden voor beroepsmatige blootstelling niet overschrijden. Accidentele
blootstelling aan INOmax bij ziekenhuismedewerkers is in verband gebracht met ongewenste
voorvallen (zie rubriek 4.8).
Cilinders met een standaard ventielhandwiel kunnen niet worden gebruikt met het INOmax DSIR
toedieningssysteem.
Instructie voor afvoer van de gascilinder
Als de gascilinder leeg is, mag deze niet worden weggegooid. Lege gascilinders worden door de
leverancier opgehaald.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/003, EU/1/01/194/004
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 01/08/2001
Datum van laatste hernieuwing: 01/06/2006
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
MM/JJJJ
26
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
27
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
28
A.
FABRIKANT(EN) verantwoordelijk voor vrijgifte
Linde France
Zone Industrielle de Limay-Porcheville
3 avenue Ozanne
78440 Porcheville
Frankrijk
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
•
Periodieke veiligheidsverslagen (PSUR’s)
De vergunninghouder dient voor dit geneesmiddel periodieke veiligheidsverslagen in, overeenkomstig
de vereisten zoals uiteengezet in de lijst van uniale referentiedata en indieningsfrequenties voor
periodieke veiligheidsverslagen (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107 quater, onder punt
7 van Richtlijn 2001/83/EG. Deze lijst is gepubliceerd op het Europese webportaal voor
geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP - risicobeheerplan)
De vergunninghouder voert de noodzakelijke onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-updates.
Een RMP-update wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
Mocht het tijdstip van indiening van een periodiek veiligheidsverslag en indiening van de RMP-update
samenvallen, dan kunnen beide gelijktijdig worden ingediend.
Extra risicobeperkende maatregelen
Voorafgaand aan introductie van de nieuwe indicatie van het product in elke lidstaat dient de houder
van de vergunning voor het in de handel brengen overeenstemming te bereiken met de nationale
bevoegde autoriteit over de inhoud en de uitvoering van het voorlichtingsmateriaal.
De vergunninghouder dient ervoor te zorgen dat bij de introductie van de nieuwe indicatie het
voorlichtingspakket wordt verstrekt aan alle gezondheidszorgverleners van wie te verwachten is dat ze
29
INOmax gebruiken en/of voorschrijven als onderdeel van de behandeling van peri- of postoperatieve
pulmonale hypertensie bij volwassen en kinderen in combinatie met hartchirurgie.
Het voorlichtingspakket dient het volgende te bevatten:
De Samenvatting van de productkenmerken en de Bijsluiter met informatie voor de patiënt
betreffende INOmax
Het voorlichtingsmateriaal voor gezondheidszorgverleners
Het voorlichtingsmateriaal moet informatie over de volgende essentiële elementen omvatten:
Het risico van reboundeffect en de te nemen voorzorgsmaatregelen bij het beëindigen van de
behandeling
Het risico van abrupt staken van de behandeling met INOmax bij een kritieke storing van het
toedieningssysteem en hoe dit te voorkomen
De bewaking van de methemoglobinespiegel
De bewaking van NO
2
-vorming
Het mogelijke risico van bloedings- en hemostasestoornissen
De mogelijke risico's van gebruik in combinatie met andere vaatverwijders die op het cGMP- of
het cAMP-systeem inwerken
30
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
31
A. ETIKETTERING
32
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
Gascilinder van 2 liter
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax 400 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide.
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
400 ppm mol/mol stikstofmonoxide (NO).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens stikstof.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Medicinaal gas, samengeperst
Een gascilinder van 2 liter gevuld bij 155 bar (absoluut) levert 307 liter gas onder een druk van 1 bar
bij 15°C.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Endotracheopulmonair gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Zorg dat de ouder of voogd de indicaties en waarschuwingen in de bijsluiter heeft gelezen en zich
daarvan bewust is vóór de toediening van het middel aan zijn/haar zuigeling.
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
33
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders in goed geventileerde ruimten.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Gooi gebruikte gascilinders niet weg. Alle gascilinders moeten worden teruggebracht naar de
leverancier voor verwijdering.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/002
13.
Lot
BATCHNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
34
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
35
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
Gascilinder van 10 liter
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax 400 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide.
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
400 ppm mol/mol stikstofmonoxide (NO).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens stikstof.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Medicinaal gas, samengeperst
Een gascilinder van 10 liter gevuld bij 155 bar (absoluut) levert 1535 liter gas onder een druk van
1 bar bij 15°C.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Endotracheopulmonair gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Zorg dat de ouder of voogd de indicaties en waarschuwingen in de bijsluiter heeft gelezen en zich
daarvan bewust is vóór de toediening van het middel aan zijn/haar zuigeling.
36
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders in goed geventileerde ruimten.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Gooi gebruikte gascilinders niet weg. Alle gascilinders moeten worden teruggebracht naar de
leverancier voor verwijdering.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/001
13.
Lot
BATCHNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
37
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
38
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
Gascilinder van 2 liter
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax 800 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide.
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
800 ppm mol/mol stikstofmonoxide (NO).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens stikstof.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Medicinaal gas, samengeperst
Een gascilinder van 2 liter gevuld bij 155 bar (absoluut) levert 307 liter gas onder een druk van 1 bar
bij 15°C.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Endotracheopulmonair gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Zorg dat de ouder of voogd de indicaties en waarschuwingen in de bijsluiter heeft gelezen en zich
daarvan bewust is vóór de toediening van het middel aan zijn/haar zuigeling.
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
39
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders in goed geventileerde ruimten.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Gooi gebruikte gascilinders niet weg. Alle gascilinders moeten worden teruggebracht naar de
leverancier voor verwijdering.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/003
13.
Lot
BATCHNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
40
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
41
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
Gascilinder van 10 liter
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax 800 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide.
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
800 ppm mol/mol stikstofmonoxide (NO).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens stikstof.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Medicinaal gas, samengeperst
Een gascilinder van 10 liter gevuld bij 155 bar (absoluut) levert 1535 liter gas onder een druk van
1 bar bij 15°C.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Endotracheopulmonair gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Zorg dat de ouder of voogd de indicaties en waarschuwingen in de bijsluiter heeft gelezen en zich
daarvan bewust is vóór de toediening van het middel aan zijn/haar zuigeling.
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
42
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders in goed geventileerde ruimten.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Gooi gebruikte gascilinders niet weg. Alle gascilinders moeten worden teruggebracht naar de
leverancier voor verwijdering.
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/004
13.
Lot
BATCHNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
43
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
44
B. BIJSLUITER
45
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
INOmax 400 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is INOmax en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is INOmax en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
INOmax bevat stikstofmonoxide, een gas dat wordt gebruikt voor de behandeling van
-
Pasgeboren baby's met onvoldoende functionerende longen gepaard gaande met een hoge
bloeddruk in de longen, een aandoening die bekend staat als hypoxische
ademhalingsinsufficiëntie. Wanneer dit gasmengsel wordt ingeademd, kan het de bloedstroom
door de longen verbeteren. Dit kan bijdragen aan het verhogen van de hoeveelheid zuurstof die het
bloed van uw baby bereikt.
-
Pasgeboren baby’s, baby’s, kinderen en tieners van 0 tot 17 jaar, en volwassenen met hoge
bloeddruk in de longen, in verband met een hartoperatie. Dit gasmengsel kan de hartfunctie en de
bloedstroom door de longen verbeteren, wat kan helpen de hoeveelheid zuurstof te verhogen die
het bloed bereikt.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U (als patiënt) bent of uw kind (als patiënt) is allergisch voor één van de stoffen in dit
geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
U is verteld dat u (als patiënt) of uw kind (als patiënt) een abnormale bloedstroom in het hart
heeft.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Geïnhaleerd stikstofmonoxide is niet altijd werkzaam, waardoor voor u of uw baby andere
behandelingen kunnen worden overwogen.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide kan van invloed zijn op het vermogen van bloed om zuurstof te
vervoeren. Dit wordt met bloedmonsters gecontroleerd en de dosis geïnhaleerd stikstofmonoxide moet
zo nodig worden verlaagd.
Stikstofmonoxide kan reageren met zuurstof. Daarbij ontstaat stikstofdioxide dat de luchtwegen kan
irriteren. De arts van u of uw kind controleert op stikstofdioxide en als het gehalte stijgt, wordt de
behandeling met INOmax dienovereenkomstig aangepast (verlaagd).
46
Geïnhaleerd stikstofmonoxide kan enig effect op de bloedplaatjes (spelen een rol bij het stollen van het
bloed) van u of uw kind hebben, en er moet worden gelet op verschijnselen van bloedingen en/of
bloeduitstortingen. Als u verschijnselen bemerkt die op een bloeding kunnen wijzen dan moet u
onmiddellijk uw arts inlichten.
Er is geen effect van geïnhaleerd stikstofmonoxide gedocumenteerd bij pasgeboren baby’s met een
misvorming waarbij het middenrif niet volledig aangelegd is, de zogenaamde ‘congenitale hernia
diaphragmatica’.
Bij pasgeboren baby’s met bijzondere hartafwijkingen, door artsen ‘congenitale hartafwijkingen’
genoemd, kan geïnhaleerd stikstofmonoxide verslechtering van de bloedsomloop veroorzaken.
Kinderen
INOmax mag niet worden gebruikt bij baby’s die voor de 34e zwangerschapsweek zijn geboren.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
De arts beslist wanneer u of uw kind met INOmax en met andere geneesmiddelen moet worden
behandeld, en zal hier tijdens de behandeling zorgvuldig toezicht op houden.
Gebruikt u (als patiënt) of uw kind (als patiënt) naast INOmax nog andere geneesmiddelen, of heeft u
of uw kind dat kort geleden gedaan? Vertel dat dan uw arts. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waar
u geen voorschrift voor nodig heeft.
Sommige geneesmiddelen kunnen het vermogen van het bloed om zuurstof te transporteren
beïnvloeden. Dit zijn onder meer prilocaïne (een middel voor plaatselijke verdoving dat gebruikt wordt
voor pijnverlichting bij kleine pijnlijke ingrepen, bijvoorbeeld hechten, en kleine chirurgische of
diagnostische procedures) of glyceryltrinitraat (voor behandeling van pijn op de borst). Uw arts zorgt
ervoor dat gecontroleerd wordt of het bloed genoeg zuurstof kan vervoeren wanneer u deze
geneesmiddelen gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
INOmax wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding. Bent u zwanger,
denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw
arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Niet van toepassing
INOmax bevat stikstof
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw arts beslist wat de juiste dosis INOmax is en dient INOmax toe aan de longen van u of uw kind via
een systeem dat is ontworpen voor het toedienen van dit gas. Dit toedieningssysteem zorgt ervoor dat
de juiste hoeveelheid stikstofmonoxide wordt toegediend door INOmax direct voordat u het krijgt te
verdunnen met een mengsel van zuurstof en lucht.
Voor de veiligheid van u of uw kind zijn de systemen voor toediening van INOmax uitgerust met
apparaten die constant meten hoeveel stikstofmonoxide, zuurstof en stikstofdioxide (een gas dat
ontstaat wanneer stikstofmonoxide en zuurstof worden gemengd) aan de longen worden toegediend.
Uw arts beslist hoe lang u of uw kind met INOmax moet worden behandeld.
47
INOmax wordt toegediend in doses van 10 tot 20 ppm (deeltjes per miljoen) (de maximale dosis bij
kinderen is 20 ppm, bij volwassenen 40 ppm) van het gas dat u of uw kind inhaleert. De laagste
werkzame dosis wordt opgezocht. Pasgeboren baby’s met longfalen in verband met hoge bloeddruk in
de longen moeten gewoonlijk ongeveer 4 dagen worden behandeld. Bij kinderen en volwassen met
hoge bloeddruk in de longen in verband met een hartoperatie wordt INOmax gewoonlijk 24 tot 48 uur
gegeven. Behandeling met INOmax kan echter langer duren.
Heeft u of heeft uw kind te veel van dit middel gebruikt?
Te veel geïnhaleerd stikstofmonoxide kan van invloed zijn op het vermogen van het bloed om zuurstof
te vervoeren. Dit wordt met bloedmonsters gecontroleerd en zo nodig wordt de dosis INOmax
verlaagd. Daarnaast kan worden overwogen geneesmiddelen (bijvoorbeeld vitamine C of
methyleenblauw), of in laatste instantie een bloedtransfusie, te geven ter verbetering van het vermogen
om zuurstof te transporteren.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
De behandeling met INOmax mag niet abrupt worden gestopt. Bekend is dat, als de behandeling met
INOmax plotseling wordt gestaakt zonder dat de dosis eerst wordt verlaagd, lage bloeddruk of als
weerslag verhoogde bloeddruk in de longen kan ontstaan.
Aan het eind van de behandeling wordt de hoeveelheid INOmax die aan u of uw baby wordt gegeven
langzaam door de arts verlaagd, zodat de bloedsomloop in de longen gelegenheid krijgt om zich aan te
passen aan zuurstof en lucht zonder INOmax. Daardoor kan het een dag of twee duren voordat u of uw
baby geen INOmax meer krijgt.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken. De arts onderzoekt u of uw kind nauwkeurig op alle bijwerkingen.
Bijwerkingen die zeer vaak (bij
meer dan 1 op de 10 gebruikers)
in verband met behandeling met
INOmax worden gezien, zijn:
een laag aantal bloedplaatjes.
Bijwerkingen die vaak (bij
meer dan 1 op de 100 gebruikers)
in verband met behandeling met
INOmax worden gezien, zijn:
lage bloeddruk, luchtloze of ingeklapte longen.
Bijwerkingen die soms (bij
minder dan 1 op de 100 maar meer dan 1 op de 1000 personen)
worden
gezien, zijn:
toename van de hoeveelheid methemoglobine, waardoor het vermogen om zuurstof te vervoeren
afneemt.
Bijwerkingen die kunnen optreden maar waarvan niet bekend is hoe vaak dat gebeurt (de
frequentie
kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald),
zijn:
bradycardie (lage hartslagfrequentie) of te weinig zuurstof in het bloed
(zuurstofdesaturatie/hypoxemie) als weerslag na het plotseling staken van de behandeling;
hoofdpijn, duizeligheid, droge keel of kortademigheid na blootstelling aan omgevingslucht waar
per ongeluk stikstofmonoxide in terecht gekomen is (bijvoorbeeld door lekkage uit apparatuur
of de cilinder).
U moet direct het personeel inlichten als u hoofdpijn krijgt terwijl u in de buurt van uw kind bent dat
INOmax krijgt.
48
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van
dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Behandeling met INOmax mag uitsluitend worden uitgevoerd en afgehandeld door
ziekenhuispersoneel.
INOmax-cilinders moeten vastgezet worden bewaard om te voorkomen dat ze vallen mogelijk
letsel veroorzaken.
INOmax mag uitsluitend worden gebruikt en toegediend door personeel dat speciaal opgeleid is
in gebruik en hantering van INOmax.
Alle voorschriften over de omgang met gascilinders onder druk moeten worden opgevolgd.
De specialisten van het ziekenhuis houden toezicht op de opslag ervan. Gascilinders moeten worden
opgeslagen in goed-geventileerde ruimten of in geventileerde schuren waar ze worden beschermd
tegen regen en direct zonlicht.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen,
warmte- of ontbrandingsbronnen en vocht.
Opslag in de ziekenhuisapotheek
De gascilinders moeten worden bewaard in een luchtige, schone en afgesloten ruimte, uitsluitend
bestemd voor de opslag van medicinale gassen. In deze opslagruimte moet een afzonderlijke ruimte
worden gereserveerd voor de opslag van gascilinders met stikstofmonoxide.
Opslag op de geneeskundige afdeling
De gascilinder moet worden bewaard op een daartoe uitgeruste plaats met voorzieningen om de
cilinder in de verticale stand te houden.
Als de gascilinder leeg is, mag deze niet worden weggegooid. Lege gascilinders worden door de
leverancier opgehaald
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is stikstofmonoxide 400 ppm mol/mol.
Een gascilinder van 2 liter gevuld bij 155 bar absoluut levert 307 liter gas onder 1 bar druk bij 15°C.
Een gascilinder van 10 liter gevuld bij 155 bar absoluut levert 1535 liter gas onder 1 bar druk bij 15°C.
De andere stof in dit middel is stikstof.
49
Hoe ziet INOmax eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Medicinaal gas, samengeperst.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
INOmax is verkrijgbaar in aluminium gascilinders van 2 liter en 10 liter.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
Fabrikant
Linde France
Z.I. Limay-Porcheville
3 avenue Ozanne
78440 Porcheville
Frankrijk
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Linde Gas Belgium N.V.
Westvaartdijk 85
1850 Grimbergen
Tél/Tel.: +32 70 233 826
info.healthcare.be@linde.com
България
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Sweden
Tel: +46 8 7311000
Lietuva
Linde Gas UAB
Didlaukio g. 69
08300, Vilnius
Tel.: +370 2787787
administracija@lt.linde.com
Luxembourg/Luxemburg
Linde Gas Belgium N.V.
Westvaartdijk 85
1850 Grimbergen
Tél/Tel.: +32 70 233 826
info.healthcare.be@linde.com
50
Česká republika
Linde Gas a.s.
U Technoplynu 1324
198 00 Praha 9
Tel: +420 800 121 121
info.cz@linde.com
Danmark
Linde Gas A/S
Lautruphøj 2-6
2730 Ballerup
Tlf: + 45 70 104 103
healthcare.dk@linde.com
Deutschland
Linde GmbH
Dr.-Carl-von-Linde-Straße 6-14
82049 Pullach
Tel: +49 89 7446 0
medgas@linde.com
Eesti
AS Linde Gas
Valukoja 8
11415 Tallinn
Tel: +372 650 4500
linde.ee@linde.com
Ελλάδα
ΛΙΝΤΕ ΕΛΛΑΣ ΜΟΝ ΕΠΕ
Θέση Τρύπιο Λιθάρι
19600 Μά½δρα Αττικής
Τηλ:
+30 211-1045500-510
healthcare.gr@linde.com
Magyarország
Linde Gáz Magyarország Zrt.
Illatos út 11/A.
1097 Budapest
Tel.: +36 30 349 2237
tunde.bencze@linde.com
Malta
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Sweden
Tel: +46 8 7311000
Nederland
Linde Gas Therapeutics Benelux B.V.
De Keten 7
5651 GJ Eindhoven
Tel: +31 40 282 58 25
info.healthcare.nl@linde.com
Norge
Linde Gas AS
Postboks 13 Nydalen
0409 Oslo
Tlf. +47 81559095
healthcare.no@linde.com
Österreich
Linde Healthcare
Linde Gas GmbH
Modecenterstr.17/ Objekt 1/3.OG
1110 Wien
Tel: +43(0)50.4273-2200
healthcare.at@linde.com
Polska
Linde Gaz Polska Sp. z o.o.
ul. prof.
Michała Życzkowskiego 17
31-864 Krakow
Tel.: 0 801 142 748 / +48 (12) 643 92 00
dzialania.niepozadane@pl.linde-gas.com
Portugal
Linde Portugal, Lda.
Av. Infante D. Henrique Lotes 21-24
1800-217 Lisboa
Tel: + 351 218 310 420
linde.portugal@ linde.com
España
Linde Gas España, S.A.U.
Camino de Liria, s/n
46530 Puzol (Valencia)
Tel: +34 900 941 857 / +34 902 426 462
lindehealthcare.spain@linde.com
France
Linde France - Activité médicale - Linde
Healthcare
3 avenue Ozanne
Z.I. Limay-Porcheville
78440 Porcheville
Tél:+33 810 421 000
infotherapies@linde.com
Hrvatska
GTG plin d.o.o.
Kalinovac 2/a
47000 Karlovac
Tel. +385 47 609 200
51
România
Linde Gaz România SRL
str. Avram Imbroane nr. 9
Timisoara 300136 - RO
Tel: +40 256 300 700
info.hr@gtg-plin.com
Ireland
INO Therapeutics UK
185 Carver Drive
Kent Science Park
Sittingbourne
Kent ME9 8NP
Tel: +44 1795 411552
ukcsc@inotherapy.co.uk
Ísland
Linde Gas ehf
Breiðhöfða 11
110 Reykjavik
Sími: + 354 577 3030
healthcare.is@linde.com
Italia
LINDE MEDICALE S.r.L
Via Guido Rossa 3
20010 Arluno (MI)
Tel : +39 02 903731 / 800 600 633
Κύπρος
Linde Hadjikyriakos Gas Ltd
Λεωφόρος Λεμεσού 260, 2029 Στρόβολος
Λευκωσία, Κύπρος.
Τηλ.
+357-22482330
info@cy.linde-gas.com
Latvija
Linde Gas SIA,
Katrīnas iela 5
Rīga, 1045
Tel: +371 80005005
ksc.lv@linde.com
healthcare.ro@linde.com
Slovenija
GTG plin d.o.o.
Bukovžlak 65/b
3000 CELJE
Tel: + 386 (0)3 42 60 746
prodaja@gtg-plin.com
Slovenská republika
Linde Gas s.r.o.
Tuhovská 3
831 06 Bratislava
Tel: +421 2 49 10 25 16
healthcare.sk@linde.com
Suomi/Finland
Oy Linde Gas Ab
Itsehallintokuja 6
02600 Espoo
Puh/Tel: + 358 10 2421
hctilaus@fi.linde.com
Sverige
Linde Gas AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Tel: + 46 8 7311800
healthcare.se@linde.com
United Kingdom
INO Therapeutics UK
185 Carver Drive
Kent Science Park
Sittingbourne
Kent ME9 8NP
Tel: +44 1795 411552
ukcsc@inotherapy.co.uk
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
52
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
INOmax 800 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking
die niet in de bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is INOmax en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is INOmax en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
INOmax bevat stikstofmonoxide, een gas dat wordt gebruikt voor de behandeling van
-
Pasgeboren baby's met onvoldoende functionerende longen gepaard gaande met een hoge
bloeddruk in de longen, een aandoening die bekend staat als hypoxische
ademhalingsinsufficiëntie. Wanneer dit gasmengsel wordt ingeademd, kan het de bloedstroom
door de longen verbeteren. Dit kan bijdragen aan het verhogen van de hoeveelheid zuurstof die het
bloed van uw baby bereikt.
-
Pasgeboren baby’s, baby’s, kinderen en tieners van 0 tot 17 jaar, en volwassenen met hoge
bloeddruk in de longen, in verband met een hartoperatie. Dit gasmengsel kan de hartfunctie en de
bloedstroom door de longen verbeteren, wat kan helpen de hoeveelheid zuurstof te verhogen die
het bloed bereikt.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U (als patiënt) bent of uw kind (als patiënt) is allergisch voor één van de stoffen die in dit
geneesmiddel zitten. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
U is verteld dat u (als patiënt) of uw kind (als patiënt) een abnormale bloedstroom in het hart
heeft.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Geïnhaleerd stikstofmonoxide is niet altijd werkzaam, waardoor voor u of uw baby andere
behandelingen kunnen worden overwogen.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide kan van invloed zijn op het vermogen van bloed om zuurstof te
vervoeren. Dit wordt met bloedmonsters gecontroleerd en de dosis geïnhaleerd stikstofmonoxide moet
zo nodig worden verlaagd.
Stikstofmonoxide kan reageren met zuurstof. Daarbij ontstaat stikstofdioxide dat de luchtwegen kan
irriteren. De arts van u of uw kind controleert op stikstofdioxide en als het gehalte stijgt, wordt de
behandeling met INOmax dienovereenkomstig aangepast (verlaagd).
53
Geïnhaleerd stikstofmonoxide kan enig effect op de bloedplaatjes (spelen een rol bij het stollen van het
bloed) van u of uw kind hebben, en er moet worden gelet op verschijnselen van bloedingen en/of
bloeduitstortingen. Als u verschijnselen bemerkt die op een bloeding kunnen wijzen dan moet u
onmiddellijk uw arts inlichten.
Er is geen effect van geïnhaleerd stikstofmonoxide gedocumenteerd bij pasgeboren baby’s met een
misvorming waarbij het middenrif niet volledig aangelegd is, de zogenaamde ‘congenitale hernia
diaphragmatica’.
Bij pasgeboren baby’s met bijzondere hartafwijkingen, door artsen ‘congenitale hartafwijkingen’
genoemd, kan geïnhaleerd stikstofmonoxide verslechtering van de bloedsomloop veroorzaken.
Kinderen
INOmax mag niet worden gebruikt bij baby’s die voor de 34e zwangerschapsweek zijn geboren.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
De arts beslist wanneer u of uw kind met INOmax en met andere geneesmiddelen moet worden
behandeld, en zal hier tijdens de behandeling zorgvuldig toezicht op houden.
Gebruikt u (als patiënt) of uw kind (als patiënt) naast INOmax nog andere geneesmiddelen, of heeft u
of uw kind dat kort geleden gedaan? Vertel dat dan uw arts. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waar
u geen voorschrift voor nodig heeft.
Sommige geneesmiddelen kunnen het vermogen van het bloed om zuurstof te transporteren
beïnvloeden. Dit zijn onder meer prilocaïne (een middel voor plaatselijke verdoving dat gebruikt wordt
voor pijnverlichting bij kleine pijnlijke ingrepen, bijvoorbeeld hechten, en kleine chirurgische of
diagnostische procedures) of glyceryltrinitraat (voor behandeling van pijn op de borst). Uw arts zorgt
ervoor dat gecontroleerd wordt of het bloed genoeg zuurstof kan vervoeren wanneer u deze
geneesmiddelen gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
INOmax wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding. Bent u zwanger,
denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw
arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Niet van toepassing
INOmax bevat stikstof
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw arts beslist wat de juiste dosis INOmax is en dient INOmax toe aan de longen van u of uw kind via
een systeem dat is ontworpen voor het toedienen van dit gas. Dit toedieningssysteem zorgt ervoor dat
de juiste hoeveelheid stikstofmonoxide wordt toegediend door INOmax direct voordat u het krijgt te
verdunnen met een mengsel van zuurstof en lucht.
Voor de veiligheid van u of uw kind zijn de systemen voor toediening van INOmax uitgerust met
apparaten die constant meten hoeveel stikstofmonoxide, zuurstof en stikstofdioxide (een gas dat
ontstaat wanneer stikstofmonoxide en zuurstof worden gemengd) aan de longen worden toegediend.
Uw arts beslist hoe lang u of uw kind met INOmax moet worden behandeld.
54
INOmax wordt toegediend in doses van 10 tot 20 ppm (deeltjes per miljoen) (de maximale dosis bij
kinderen is 20 ppm, bij volwassenen 40 ppm) van het gas dat u of uw kind inhaleert. De laagste
werkzame dosis wordt opgezocht. Pasgeboren baby’s met longfalen in verband met hoge bloeddruk in
de longen moeten gewoonlijk ongeveer 4 dagen worden behandeld. Bij kinderen en volwassen met
hoge bloeddruk in de longen in verband met een hartoperatie wordt INOmax gewoonlijk 24 tot 48 uur
gegeven. Behandeling met INOmax kan echter langer duren.
Heeft u of heeft uw kind te veel van dit middel gebruikt?
Te veel geïnhaleerd stikstofmonoxide kan van invloed zijn op het vermogen van het bloed om zuurstof
te vervoeren. Dit wordt met bloedmonsters gecontroleerd en zo nodig wordt de dosis INOmax
verlaagd. Daarnaast kan worden overwogen geneesmiddelen (bijvoorbeeld vitamine C of
methyleenblauw), of in laatste instantie een bloedtransfusie, te geven ter verbetering van het vermogen
om zuurstof te transporteren.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
De behandeling met INOmax mag niet abrupt worden gestopt. Bekend is dat, als de behandeling met
INOmax plotseling wordt gestaakt zonder dat de dosis eerst wordt verlaagd, lage bloeddruk of als
weerslag verhoogde bloeddruk in de longen kan ontstaan.
Aan het eind van de behandeling wordt de hoeveelheid INOmax die aan u of uw baby wordt gegeven
langzaam door de arts verlaagd, zodat de bloedsomloop in de longen gelegenheid krijgt om zich aan te
passen aan zuurstof en lucht zonder INOmax. Daardoor kan het een dag of twee duren voordat u of uw
baby geen INOmax meer krijgt.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken. De arts onderzoekt u of uw kind nauwkeurig op alle bijwerkingen.
Bijwerkingen die zeer vaak (bij
meer dan 1 op de 10 gebruikers)
in verband met behandeling met
INOmax worden gezien, zijn:
een laag aantal bloedplaatjes.
Bijwerkingen die vaak (bij
meer dan 1 op de 100 gebruikers)
in verband met behandeling met
INOmax worden gezien, zijn:
lage bloeddruk, luchtloze of ingeklapte longen.
Bijwerkingen die soms (bij
minder dan 1 op de 100 gebruikers en meer dan 1 op de 1000 gebruikers)
worden gezien, zijn:
toename van de hoeveelheid methemoglobine, waardoor het vermogen om zuurstof te vervoeren
afneemt.
Bijwerkingen die kunnen optreden maar waarvan niet bekend is hoe vaak dat gebeurt (de
frequentie
kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald),
zijn:
bradycardie (lage hartslagfrequentie) of te weinig zuurstof in het bloed
(zuurstofdesaturatie/hypoxemie) als weerslag na het plotseling staken van de behandeling;
hoofdpijn, duizeligheid, droge keel of kortademigheid na blootstelling aan omgevingslucht waar
per ongeluk stikstofmonoxide in terecht gekomen is (bijvoorbeeld door lekkage uit apparatuur
of de cilinder).
U moet direct het personeel inlichten als u hoofdpijn krijgt terwijl u in de buurt van uw kind bent dat
INOmax krijgt.
55
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan, U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van
dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Behandeling met INOmax mag uitsluitend worden uitgevoerd en afgehandeld door
ziekenhuispersoneel.
INOmax-cilinders moeten vastgezet worden bewaard om te voorkomen dat ze vallen mogelijk
letsel veroorzaken.
INOmax mag uitsluitend worden gebruikt en toegediend door personeel dat speciaal opgeleid is
in gebruik en hantering van INOmax.
Alle voorschriften over de omgang met gascilinders onder druk moeten worden opgevolgd.
De specialisten van het ziekenhuis houden toezicht op de opslag ervan. Gascilinders moeten worden
opgeslagen in goed-geventileerde ruimten of in geventileerde schuren waar ze worden beschermd
tegen regen en direct zonlicht.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen,
warmte- of ontbrandingsbronnen en vocht.
Opslag in de ziekenhuisapotheek
De gascilinders moeten worden bewaard in een luchtige, schone en afgesloten ruimte, uitsluitend
bestemd voor de opslag van medicinale gassen. In deze opslagruimte moet een afzonderlijke ruimte
worden gereserveerd voor de opslag van gascilinders met stikstofmonoxide.
Opslag op de geneeskundige afdeling
De gascilinder moet worden bewaard op een daartoe uitgeruste plaats met voorzieningen om de
cilinder in de verticale stand te houden.
Als de gascilinder leeg is, mag deze niet worden weggegooid. Lege gascilinders worden door de
leverancier opgehaald
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is stikstofmonoxide 800 ppm mol/mol.
Een gascilinder van 2 liter gevuld bij 155 bar absoluut levert 307 liter gas onder 1 bar druk bij 15°C.
Een gascilinder van 10 liter gevuld bij 155 bar absoluut levert 1535 liter gas onder 1 bar druk bij 15°C.
De andere stof in dit middel is stikstof.
56
Hoe ziet INOmax eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Medicinaal gas, samengeperst.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
INOmax is verkrijgbaar in aluminium gascilinders van 2 liter en 10 liter.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
Fabrikant
Linde France
Z.I. Limay-Porcheville
3 avenue Ozanne
78440 Porcheville
Frankrijk
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Linde Gas Belgium N.V.
Westvaartdijk 85
1850 Grimbergen
Tél/Tel.: +32 70 233 826
info.healthcare.be@linde.com
България
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Sweden
Tel: +46 8 7311000
Lietuva
Linde Gas UAB
Didlaukio g. 69
08300, Vilnius
Tel.: +370 2787787
administracija@lt.linde.com
Luxembourg/Luxemburg
Linde Gas Belgium N.V.
Westvaartdijk 85
1850 Grimbergen
Tél/Tel.: +32 70 233 826
info.healthcare.be@linde.com
57
Česká republika
Linde Gas a.s.
U Technoplynu 1324
198 00 Praha 9
Tel: +420 800 121 121
info.cz@linde.com
Danmark
Linde Gas A/S
Lautruphøj 2-6
2730 Ballerup
Tlf: + 45 70 104 103
healthcare.dk@linde.com
Deutschland
Linde GmbH
Dr.-Carl-von-Linde-Straße 6-14
82049 Pullach
Tel: +49 89 7446 0
medgas@linde.com
Eesti
AS Linde Gas
Valukoja 8
11415 Tallinn
Tel: +372 650 4500
linde.ee@linde.com
Ελλάδα
ΛΙΝΤΕ ΕΛΛΑΣ ΜΟΝ ΕΠΕ
Θέση Τρύπιο Λιθάρι
19600 Μά½δρα Αττικής
Τηλ:
+30 211-1045500-510
healthcare.gr@linde.com
Magyarország
Linde Gáz Magyarország Zrt.
Illatos út 11/A.
1097 Budapest
Tel.: +36 30 349 2237
tunde.bencze@linde.com
Malta
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Sweden
Tel: +46 8 7311000
Nederland
Linde Gas Therapeutics Benelux B.V.
De Keten 7
5651 GJ Eindhoven
Tel: +31 40 282 58 25
info.healthcare.nl@linde.com
Norge
Linde Gas AS
Postboks 13 Nydalen
0409 Oslo
Tlf. +47 81559095
healthcare.no@linde.com
Österreich
Linde Healthcare
Linde Gas GmbH
Modecenterstr.17/ Objekt 1/3.OG
1110 Wien
Tel: +43(0)50.4273-2200
healthcare.at@linde.com
Polska
Linde Gaz Polska Sp. z o.o.
ul. prof.
Michała Życzkowskiego 17
31-864 Krakow
Tel.: 0 801 142 748 / +48 (12) 643 92 00
dzialania.niepozadane@pl.linde-gas.com
Portugal
Linde Portugal, Lda.
Av. Infante D. Henrique Lotes 21-24
1800-217 Lisboa
Tel: + 351 218 310 420
linde.portugal@ linde.com
España
Linde Gas España, S.A.U.
Camino de Liria, s/n
46530 Puzol (Valencia)
Tel: +34 900 941 857 / +34 902 426 462
lindehealthcare.spain@linde.com
France
Linde France - Activité médicale - Linde
Healthcare
3 avenue Ozanne
Z.I. Limay-Porcheville
78440 Porcheville
Tél:+33 810 421 000
infotherapies@linde.com
Hrvatska
GTG plin d.o.o.
Kalinovac 2/a
47000 Karlovac
Tel. +385 47 609 200
58
România
Linde Gaz România SRL
str. Avram Imbroane nr. 9
Timisoara 300136 - RO
Tel: +40 256 300 700
info.hr@gtg-plin.com
Ireland
INO Therapeutics UK
185 Carver Drive
Kent Science Park
Sittingbourne
Kent ME9 8NP
Tel: +44 1795 411552
ukcsc@inotherapy.co.uk
Ísland
Linde Gas ehf
Breiðhöfða 11
110 Reykjavik
Sími: + 354 577 3030
healthcare.is@linde.com
Italia
LINDE MEDICALE S.r.L
Via Guido Rossa 3
20010 Arluno (MI)
Tel : +39 02 903731 / 800 600 633
Κύπρος
Linde Hadjikyriakos Gas Ltd
Λεωφόρος Λεμεσού 260, 2029 Στρόβολος
Λευκωσία, Κύπρος.
Τηλ.
+357-22482330
info@cy.linde-gas.com
Latvija
Linde Gas SIA,
Katrīnas iela 5
Rīga, 1045
Tel: +371 80005005
ksc.lv@linde.com
healthcare.ro@linde.com
Slovenija
GTG plin d.o.o.
Bukovžlak 65/b
3000 CELJE
Tel: + 386 (0)3 42 60 746
prodaja@gtg-plin.com
Slovenská republika
Linde Gas s.r.o.
Tuhovská 3
831 06 Bratislava
Tel: +421 2 49 10 25 16
healthcare.sk@linde.com
Suomi/Finland
Oy Linde Gas Ab
Itsehallintokuja 6
02600 Espoo
Puh/Tel: + 358 10 2421
hctilaus@fi.linde.com
Sverige
Linde Gas AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Tel: + 46 8 7311800
healthcare.se@linde.com
United Kingdom
INO Therapeutics UK
185 Carver Drive
Kent Science Park
Sittingbourne
Kent ME9 8NP
Tel: +44 1795 411552
ukcsc@inotherapy.co.uk
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
59
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax 400 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Stikstofmonoxide (NO) 400 ppm mol/mol.
Een gascilinder van 2 liter gevuld tot 155 bar (absoluut) levert 307 liter gas onder een druk van 1 bar
bij 15oC.
Een gascilinder van 10 liter gevuld tot 155 bar (absoluut) levert 1535 liter gas onder een druk van
1 bar bij 15oC.
Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Medicinaal gas, samengeperst
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
INOmax in combinatie met beademing en andere gepaste werkzame stoffen is geïndiceerd:
Voor de behandeling van pasgeborenen uit een zwangerschap van 34 weken met
ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie die in verband is gebracht met klinische of
echocardiografische symptomen van pulmonale hypertensie om de oxygenatie te verbeteren en de
noodzaak om extracorporale membraanoxygenatie toe te passen te verminderen.
als onderdeel van de behandeling van peri- en postoperatieve pulmonale hypertensie bij
volwassenen en pasgeborenen, baby's, peuters, kinderen en jongeren van 0 tot 17 jaar in
samenhang met hartchirurgie, met als doel het selectief verlagen van de pulmonale arteriële druk
en verbetering van de rechterventrikelfunctie en oxygenatie te bewerkstelligen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Persisterende pulmonale hypertensie bij de pasgeborene (PPHN)
Stikstofmonoxide dient te worden toegediend onder toezicht van een arts die ervaring heeft met
intensieve verpleging van pasgeborenen. Alleen neonatale afdelingen die voldoende zijn getraind in
het gebruik van een systeem voor levering van stikstofmonoxide, mogen stikstofmonoxide toedienen.
INOmax mag alleen worden geleverd op voorschrift van een neonatoloog.
INOmax moet worden gebruikt bij beademde pasgeborenen waarvan wordt verwacht dat ze langer dan
24 uur moeten worden beademd. INOmax mag alleen worden gebruikt, nadat de beademing is
geoptimaliseerd. Hiertoe behoort het optimaliseren van het ademvolume, de drukwaarden en de
longfunctie (surfactans, hogefrequentiebeademing en positieve eindexpiratoire druk).
Pulmonale hypertensie in verband met hartchirurgie
Het voorschrijven van stikstofmonoxide dient te geschieden onder supervisie van een arts met ervaring
op het gebied van cardiothoracale anesthesie en intensive care. Het voorschrijven dient te worden
beperkt tot cardiothoracale afdelingen waar men adequaat is opgeleid in het gebruik van een
toedieningssysteem voor stikstofmonoxide. INOmax mag uitsluitend worden toegediend op
voorschrift van een anesthesist of een intensivist.
Persisterende pulmonale hypertensie bij de pasgeborene (PPHN)
De aanbevolen maximumdosis INOmax is 20 ppm en deze dosis mag niet worden overschreden. Bij
de kernstudies was de aanvangsdosis 20 ppm. Zo spoedig mogelijk en binnen 4-24 uur behandeling
moet de dosis worden gereduceerd tot 5 ppm, mits de arteriële oxygenatie bij deze lagere dosis
voldoende is. Inhalatietherapie met stikstofmonoxide moet bij 5 ppm worden voortgezet, totdat er een
zodanige verbetering in de oxygenatie van de pasgeborene is opgetreden dat de FiO2 (fractie van
ingeademde zuurstof) < 0,60 is.
De behandeling kan maximaal 96 uur worden gegeven of totdat aan de onderliggende afname van de
zuurstofdesaturatie een einde is gekomen en de behandeling met INOmax bij de pasgeborene
afgebouwd kan worden. De duur van de behandeling kan variëren, maar is doorgaans minder dan
vier dagen. Zie rubriek 4.4, als de pasgeborene niet op geïnhaleerde stikstofmonoxide reageert.
Afbouwen
Pogingen om INOmax- af te bouwen moeten worden ondernomen als de beademingsbehoefte sterk is
verminderd of nadat de pasgeborene 96 uur is behandeld. Wanneer het besluit valt om de
inhalatietherapie met stikstofmonoxide te beëindigen, moet de dosis gedurende 30 minuten tot 1 uur
tot 1 ppm worden verminderd. Als er geen verandering in de oxygenatie optreedt tijdens de toediening
van INOmax in een gehalte van 1 ppm, moet de FiO2 worden verhoogd met 10%, de toediening van
INOmax worden onderbroken en de pasgeborene zorgvuldig worden gecontroleerd op tekenen van
hypoxemie. Als de oxygenatie met meer dan 20% achteruitgaat, moet de toediening van INOmax op
5 ppm worden hervat en moet het staken van de toediening van INOmax pas na 12 tot 24 uur opnieuw
worden overwogen. Zuigelingen bij wie de behandeling met INOmax niet kan worden beëindigd na
4 dagen, moeten nauwkeurig worden onderzocht op andere aandoeningen.
Pulmonale hypertensie in verband met hartchirurgie
INOmax mag alleen worden gebruikt nadat conservatieve ondersteuning is geoptimaliseerd. In
klinische onderzoeken is INOmax peri-operatief gegeven in aanvulling op andere standaard
behandelregimes, met inbegrip van inotrope en vasoactieve geneesmiddelen. INOmax dient te worden
toegediend onder nauwgezette bewaking van hemodynamiek en oxygenatie.
Pasgeborenen, baby's, peuters, kinderen en jongeren van 0 tot 17 jaar
De startdosis van geïnhaleerd stikstofmonoxide is 10 ppm (deeltjes per miljoen) geïnhaleerd gas. De
dosis kan worden opgehoogd tot 20 ppm als met de lagere dosis onvoldoende klinische effecten
worden bereikt. De laagste werkzame dosis dient te worden toegediend en de dosis dient te worden
verlaagd tot 5 ppm, mits de pulmonale arteriële druk en de systemische arteriële oxygenatie bij deze
lage dosis adequaat blijven.
Klinische gegevens die de voorgestelde dosis in de leeftijdsgroep van 12-17 jaar ondersteunen zijn
beperkt.
Volwassenen
De startdosis van geïnhaleerd stikstofmonoxide is 20 ppm (deeltjes per miljoen) geïnhaleerd gas. De
dosis kan worden opgehoogd tot 40 ppm als met de lagere dosis onvoldoende klinische effecten
worden bereikt. De laagste werkzame dosis dient te worden toegediend en de dosis dient te worden
verlaagd tot 5 ppm, mits de pulmonale arteriële druk en de systemische arteriële oxygenatie bij deze
lage dosis adequaat blijven.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide heeft snel effect: daling van de pulmonale arteriële druk en verbetering
van de oxygenatie worden binnen 5-20 minuten gezien. Bij onvoldoende respons mag de dosis na
minimaal 10 minuten worden getitreerd.
Wanneer na 30 minuten van behandeling geen gunstige fysiologische effecten zichtbaar zijn, moet
worden overwogen de behandeling te staken.
worden gestart. In klinische onderzoeken werd de behandeling vaak gestart voordat de hart-
longmachine werd afgekoppeld. Geïnhaleerd NO is peri-operatief gedurende perioden tot 7 dagen
gegeven, maar de gebruikelijke behandelduur is 24-48 uur.
Afbouwen
Met pogingen tot afbouwen van INOmax dient te worden gestart zodra de hemodynamiek
gestabiliseerd is in samenhang met ontwenning van de beademing en inotrope ondersteuning. Het
staken van behandeling met geïnhaleerd stikstofmonoxide dient stapsgewijs te worden uitgevoerd. De
dosis dient in stappen te worden verlaagd tot 1 ppm gedurende 30 minuten met nauwgezette observatie
van de systemische en de centrale druk, waarna de toediening wordt gestaakt.
Wanneer de patiënt op een lage dosis INO stabiel is, dient ten minste elke 12 uur een poging tot
afbouwen te worden ondernomen.
Te snel afbouwen van geïnhaleerd stikstofmonoxide gaat gepaard met het risico van re-bound stijging
van de pulmonale arteriële druk met daaropvolgend circulatoire instabiliteit.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van INOmax bij prematuren na minder dan 34 weken zwangerschap
zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar
er kan geen doseringadvies worden gedaan.
Wijze van toediening
Voor endotracheopulmonaal gebruik.
Stikstofmonoxide wordt door middel van beademing aan de patiënt toegediend na verdunning met een
mengsel van zuurstof en lucht door middel van een goedgekeurd (met CE-keurmerk) systeem voor de
toediening van stikstofmonoxide. Vóór aanvang van de behandeling dient te worden geverifieerd of de
apparatuur ingesteld is op de concentratie van het gas in de cilinder.
Het toedieningssysteem moet een constante concentratie van INOmax-medicinaal gas, samengeperst
afgeven ongeacht het beademingsapparaat. Bij een `continuous flow'-beademingsapparaat voor
pasgeborenen kan dit worden bereikt door een kleine stroom INOmax in de inspiratietak van het
beademingscircuit te infunderen. Bij beademing van pasgeborenen met een intermitterende stroom
kunnen in de concentratie van de stikstofmonoxide pieken optreden. Het systeem voor levering van
stikstofmonoxide moet van een zodanige kwaliteit zijn dat geen pieken optreden in de concentratie van
stikstofmonoxide.
De concentratie van de ingeademde INOmax moet continu worden gemeten in de inspiratietak van het
circuit, in de buurt van de patiënt. De concentratie van stikstofdioxide (NO2) en de FiO2 moeten op
dezelfde plek worden gemeten door middel van geijkte, goedgekeurde (met CE-keurmerk)
meetapparatuur. Ten behoeve van de veiligheid van de patiënt moeten geschikte alarmen worden
ingesteld voor INOmax (± 2 ppm t.o.v. de voorgeschreven dosis), NO2 (1 ppm) en FiO2 (± 0,05). De
druk van de gascilinder met INOmax moet worden weergegeven, zodat deze tijdig kan worden
vervangen zonder dat de behandeling ongewild wordt onderbroken. Daarnaast moeten reserve
gascilinders beschikbaar zijn om tijdige vervanging mogelijk te maken, en voor tijdelijke behandeling
met INOmax bij handmatige beademing, bijvoorbeeld bij afzuigen, vervoer van de patiënt en bij
resuscitatie.
Er dienen een reservestroombron in de vorm van accu's en een reservesysteem voor levering van
stikstofmonoxide beschikbaar zijn voor het geval dat het systeem defect raakt of de stroom uitvalt. De
stroomvoorziening van de meetapparatuur mag niet in verband staan met het functioneren van het
toedieningsapparaat.
Volgens de arbeidswetgeving in de meeste landen is de maximale blootstellingslimiet (gemiddelde
blootstelling) voor personeel aan stikstofmonoxide gelijk aan 25 ppm gedurende 8 uur (30 mg/m3) en
is de overeenkomstige limiet voor NO2 2-3 ppm (4-6 mg/m3).
Hier volgen de belangrijkste aspecten die bij het trainen van ziekenhuispersoneel moeten worden
behandeld.
Juiste opstelling en aansluitingen
-
Aansluitingen op de gascilinder en het beademingscircuit
Bediening
-
Controleprocedure vóór gebruik (een reeks stappen die moeten worden uitgevoerd vlak voordat
met de behandeling van een patiënt wordt begonnen, om te garanderen dat het systeem goed
functioneert en NO2 uit het systeem is verwijderd)
-
Het apparaat instellen op de juiste toe te dienen concentratie van stikstofmonoxide
-
Het instellen van de boven- en ondergrenzen voor alarmsignalen bij de NO-, NO2- en O2-
monitors
-
Het gebruik van een reservesysteem voor handmatige toediening
-
Procedures voor het correct verwisselen van gascilinders en het zuiveringssysteem
-
Alarmsignalen voor foutopsporing
-
IJking van de NO-, NO2- en O2-monitors
-
Procedures voor maandelijkse controle op het functioneren van het systeem
Informatie ter bewaking van de methemoglobinewaarde (MetHb)
Van pasgeborenen en baby's is bekend dat de activiteit van methemoglobinereductase bij hen lager is
dan bij volwassenen. De methemoglobinewaarde moet binnen één uur na het starten van de INOmax-
behandeling worden gemeten door middel van een analysator die op betrouwbare wijze onderscheid
kan maken tussen foetaal hemoglobine en methemoglobine. Als de methemoglobinewaarde > 2,5% is,
moet de dosis INOmax worden verminderd en moet toediening van reductiemiddelen worden
overwogen, bijvoorbeeld methyleenblauw. Hoewel het ongebruikelijk is dat de
methemoglobinewaarde significant stijgt als de concentratie aan het begin laag was, is het toch
verstandig om de methemoglobinemeting om de een of twee dagen te herhalen.
Bij volwassenen die een hartoperatie ondergaan, dient binnen één uur na aanvang van de behandeling
met INOmax het methemoglobinegehalte te worden bepaald. Als de methemoglobinefractie tot een
niveau stijgt waarbij adequate zuurstoftoediening in gevaar kan komen dan dient de dosis INOmax te
worden verlaagd en kan toediening van reductiemiddelen, bijvoorbeeld methyleenblauw, worden
overwogen.
Informatie ter bewaking van de stikstofdioxideconcentratie (NO2)
Vlak voordat met de behandeling van een patiënt wordt begonnen, moet de juiste procedure worden
gevolgd om NO2 uit het systeem te verwijderen. De NO2-concentratie moet zo laag mogelijk worden
gehouden en altijd < 0,5 ppm. Als de NO2 > 0,5 ppm bedraagt, moet het toedieningssysteem op
defecten worden gecontroleerd, de NO2-analysator opnieuw worden geijkt en de INOmax en/of FiO2,
waar mogelijk, worden verminderd. Als er een onverwachte wijziging in de INOmax-concentratie
optreedt, moet het toedieningssysteem op defecten worden gecontroleerd en de analysator opnieuw
worden geijkt.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Pasgeborenen waarvan bekend is dat ze een rechts-links-hartshunt of een aanzienlijke links-rechts-
hartshunt hebben.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Inadequate respons
Als 4-6 uur na het begin van de behandeling met INOmax de klinische respons onvoldoende wordt
geacht, dient het volgende te worden overwogen.
stikstofmonoxide tijdens het vervoer worden verzekerd om te voorkomen dat hun conditie
achteruitgaat bij plotselinge stopzetting van de toediening van INOmax. Redding, zoals met
extracorporale membraanoxygenatie (ECMO) waar dit beschikbaar is, moet worden overwogen, als
verdere verslechtering optreedt of de patiënt niet vooruitgaat, aan de hand van criteria die van de
plaatselijke omstandigheden afhangen.
Bijzondere patiëntenpopulaties
Tijdens klinische onderzoeken is geen werkzaamheid van NO-medicinaal gas, samengeperst
aangetoond bij patiënten met congenitale hernia diaphragmatica.
In het geval van een links-rechts-shunt zou behandeling met inhalatie van stikstofmonoxide
hartinsufficiëntie kunnen verergeren. Dit gebeurt als gevolg van door geïnhaleerde stikstofmonoxide
opgewekte, ongewenste pulmonale vasodilatatie, wat leidt tot een verdere toename van de reeds
bestaande pulmonale hyperperfusie, wat forward of backward failure kan veroorzaken. Het verdient
daarom aanbeveling vóór de toediening van stikstofmonoxide pulmonale arteriële katheterisatie of een
echocardiografisch onderzoek naar de centrale hemodynamiek uit te voeren. Geïnhaleerd
stikstofmonoxide dient voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een complexe hartafwijking,
waarbij hoge druk in de arteria pulmonalis belangrijk is om de circulatie in stand te houden.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide dient eveneens voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een
verstoorde linkerventrikelfunctie en een bij aanvang verhoogde pulmonale capillaire druk omdat deze
patiënten verhoogd risico op hartfalen (bijvoorbeeld longoedeem) lopen.
Staken van de behandeling
De INOmax-toediening mag niet plotseling worden gestopt, omdat dit kan leiden tot een verhoging
van de pulmonale arteriële druk en/of verslechtering van de bloedoxygenatie (PaO2). Verslechtering
van de oxygenatie en verhoging van de pulmonale arteriële druk kunnen ook optreden bij neonaten die
niet lijken te reageren op INOmax. Ontwenning van geïnhaleerde stikstofmonoxide dient voorzichtig
te gebeuren. Voor patiënten die naar een ander ziekenhuis worden vervoerd voor aanvullende
behandeling en bij wie NO-inhalatie dient te worden voortgezet, dienen regelingen te worden getroffen
om continue voorziening van NO-medicinaal gas, samengeperst tijdens het vervoer te garanderen. De
arts dient naast het bed toegang te hebben tot een reservesysteem voor de toediening van
stikstofmonoxide.
Vorming van methemoglobine
Een groot deel van de stikstofmonoxide voor inhalatie wordt systemisch geabsorbeerd. De
eindproducten van stikstofmonoxide die in de systemische circulatie terechtkomen, bestaan
voornamelijk uit methemoglobine en nitraat. De methemoglobineconcentratie in het bloed dient te
worden bewaakt (zie rubriek 4.2).
Vorming van NO2
In gasmengsels die stikstofmonoxide en O2 bevatten, wordt snel NO2 gevormd. Stikstofmonoxide kan
op deze wijze ontsteking en beschadiging van de luchtwegen veroorzaken. De dosis stikstofmonoxide
moet worden verminderd als de concentratie van NO2 boven 0,5 ppm uitstijgt.
Effecten op trombocyten
Uit diermodellen is gebleken dat stikstofmonoxide invloed kan hebben op de hemostase, wat leidt tot
een langere bloedingstijd. Gegevens bij volwassenen zijn tegenstrijdig en er heeft geen toename van
het aantal bloedingsproblemen plaatsgevonden bij gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken
(bijna) voldragen pasgeborenen lijdend aan ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie.
Regelmatige controle van hemostase en bepaling van de bloedingstijd wordt aanbevolen wanneer
INOmax langer dan 24 uur wordt toegediend aan patiënten die functionele of kwantitatieve
trombocytenafwijkingen hebben, die een lage stollingsfactor hebben of die anticoagulantia krijgen.
Er zijn geen onderzoeken naar interacties uitgevoerd.
Een klinisch significante interactie met andere geneesmiddelen die bij de behandeling van
ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie worden gebruikt, kan op grond van de beschikbare gegevens
niet worden uitgesloten. Het risico bestaat dat NO-donorstoffen, inclusief natriumnitroprusside en
nitroglycerine, samen met INOmax een additief effect hebben op het ontstaan van
methemoglobinemie. INOmax is veilig toegediend samen met tolazoline, dopamine, dobutamine,
steroïden, oppervlakteactieve stoffen en hogefrequentiebeademing.
Gecombineerd gebruik met andere vaatverwijders (bijvoorbeeld sildenafil) is niet uitgebreid
bestudeerd. Beschikbare gegevens duiden op additieve effecten op de centrale circulatie, de pulmonale
arteriële druk en de rechterventrikelfunctie. Het combineren van geïnhaleerd stikstofmonoxide en
andere vaatverwijders die middels het cGMP- of het cAMP-systeem werken, dient voorzichtig te
geschieden.
Er bestaat een verhoogd risico van de vorming van methemoglobine, als gelijktijdig met
stikstofmonoxide geneesmiddelen worden toegediend waarvan bekend is dat daardoor de
methemoglobinegehalten kunnen toenemen (bijv. alkylnitraten en sulfonamides). Stoffen waarvan
bekend is dat ze hogere methemoglobinegehalten veroorzaken, moeten daarom tijdens behandeling
met geïnhaleerde stikstofmonoxide behoedzaam worden gebruikt. Prilocaïne kan, ongeacht of dit
oraal, parenteraal of lokaal wordt toegediend, methemoglobinemie veroorzaken. De nodige
voorzichtigheid dient in acht te worden genomen wanneer tegelijk met INOmax prilocaïnehoudende
geneesmiddelen worden toegediend.
In de aanwezigheid van zuurstof wordt stikstofmonoxide snel geoxideerd tot derivaten die toxisch zijn
voor het bronchusepitheel en de alveolair-capillaire membraan. Stikstofdioxide (NO2) is de
voornaamste stof die ontstaat en kan luchtwegontsteking en -beschadiging veroorzaken. Er zijn
eveneens gegevens uit dieronderzoek die duiden op een verhoogde gevoeligheid voor
luchtweginfecties na blootstelling aan lage NO2-spiegels. Tijdens behandeling met stikstofmonoxide
dient het NO2-gehalte lager dan 0,5 ppm te zijn in het NO- doseringsbereik beneden 20 ppm. Als op
welk moment dan ook het NO2-gehalte uitstijgt boven 1 ppm, moet de NO-dosis onmiddellijk worden
verlaagd. Zie rubriek 4.2 voor informatie over het bewaken van NO2.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van stikstofmonoxide bij zwangere vrouwen. Het
mogelijke risico voor mensen in onbekend.
Niet bekend is of stikstofmonoxide via de moedermelk wordt uitgescheiden.
INOmax wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding
Er is geen vruchtbaarheidsonderzoek uitgevoerd.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen
Niet van toepassing.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Abrupt staken van de toediening van geïnhaleerd stikstofmonoxide kan reboundreacties veroorzaken:
afname van de oxygenatie en stijging van de centrale druk en de daaropvolgend daling van de
systemische bloeddruk. Een reboundreactie is de vaakst voorkomende bijwerking van het klinisch
gebruik van INOmax. Rebound kan zowel vroeg als laat tijdens de behandeling worden gezien.
incidentie en ernst van intracraniale bloedingen, graad IV bloedingen, periventriculaire leukomalacie,
herseninfarcten, convulsies waarvoor behandeling met anticonvulsiva nodig was, longbloedingen of
maag-darmbloedingen.
Tabel met bijwerkingen
De onderstaande tabel bevat de bijwerkingen die zijn gemeld bij het gebruik van INOmax tijdens het
CINRGI-onderzoek met 212 pasgeborenen of op basis van postmarketingervaring met pasgeborenen
(<1 maand oud). De weergegeven frequentiecategorieën zijn als volgt: zeer vaak ( 1/10), vaak
( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000),
niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Systeem/orgaanklas Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden Zeer
Niet bekend
se
zelden
Bloed- en
Trombocytopeni -
Methemoglobi -
-
-
lymfestelselaandoeni ea
nemiea
ngen
Hartaandoeningen
-
-
-
-
-
Bradycardieb
(na plotseling
staken van de
behandeling)
Bloedvataandoening -
Hypotensiea,b, -
-
-
-
en
d
Ademhalingsstelsel-, -
Atelectasea
-
-
-
Hypoxieb,d
borstkas- en
Dyspneuc
mediastinumaandoe
Onaangenaa
ningen
m gevoel op
de borstc
Droge keelc
Zenuwstelselaandoe -
-
-
-
-
Hoofdpijnc
ningen
Duizeligheidc
a: waargenomen tijdens het klinische onderzoek
b: waargenomen tijdens postmarketingervaring.
c: waargenomen tijdens postmarketingervaring, ervaren door medisch personeel na accidentele blootstelling.
d. Post Marketing Safety Surveillance (PMSS) gegevens, gerelateerd aan acuut staken van het geneesmiddel
en/of storingen van het toedieningssysteem. Bij plotseling afbreken van de behandeling met ingeademde
stikstofmonoxide zijn snelle rebound reacties zoals versterkte pulmonale vasoconstrictie en hypoxie beschreven,
waardoor cardiopulmonale collaps werd bespoedigd.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Behandeling met geïnhaleerd stikstofmonoxide kan een verhoogd methemoglobine veroorzaken.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Overdosering van INOmax zal zich manifesteren in de vorm van verhogingen van de gehalten van
methemoglobine en NO2. Een verhoogd NO2-gehalte kan acute longschade veroorzaken. Een
verhoogd methemoglobinemiegehalte verlaagt het zuurstofleveringsvermogen van de circulatie. Bij
klinische onderzoeken zijn NO2-gehalten > 3 ppm of methemoglobinegehalten > 7% behandeld door
de dosis INOmax te verlagen of de toediening van INOmax te staken.
toediening van INOmax, kan worden behandeld met intraveneuze vitamine C, intraveneus
methyleenblauw of bloedtransfusie, afhankelijk van de klinische situatie.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Andere producten voor beademingssystemen, ATC-code:
R07AX01.
Stikstofmonoxide is een verbinding die door veel lichaamscellen wordt geproduceerd. Het verslapt de
gladde vaatspieren door zich te verbinden met het haeme-deel van guanylaatcyclase in het cytosol,
guanylaatcyclase te activeren en de intracellulaire gehalten van cyclische guanosine-3,5-monofosfaat
te verhogen, wat resulteert in vasodilatatie. Wanneer stikstofmonoxide wordt geïnhaleerd, veroorzaakt
het selectieve pulmonale vasodilatatie.
INOmax schijnt de partiële druk van de arteriële zuurstof (PaO2) te verhogen door longvaten in de
longdelen waar meer gaswisseling plaatsvindt te dilateren, waardoor de pulmonale bloedstroom wordt
herverdeeld vanaf longdelen met een lage verhouding tussen gaswisseling en perfusie naar gebieden
met normale verhoudingen daartussen.
Persisterende pulmonale hypertensie van de pasgeborene (PPHN) treedt op als primair
ontwikkelingsdefect of als aandoening die secondair is aan andere ziekten zoals meconiumaspiratie,
pneumonie, sepsis, hyaliene-membraanziekte, congenitale hernia diaphragmatica (CDH) en pulmonale
hypoplasie. In deze situaties is de longvaatweerstand hoog, wat leidt tot hypoxemie secondair aan
rechts-links-shunting van bloed via de openstaande ductus arteriosus en foramen ovale. Bij
pasgeborenen met PPHN verbetert INOmax de oxygenatie (zoals blijkt uit sterke verhoging van de
PaO2).
De werkzaamheid van INOmax is onderzocht bij pasgeborenen van een voldragen zwangerschap en
pasgeborenen van een bijna voldragen zwangerschap met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie als
gevolg van allerlei oorzaken.
Tijdens het NINOS-onderzoek zijn 235 pasgeborenen met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie
gerandomiseerd om 100% O2 toegediend te krijgen met (n = 114) of zonder (n = 121)
stikstofmonoxide, de meesten met een aanvangsdosis van 20 ppm, waarbij ontwenning met lagere
doses plaatsvond voorzover mogelijk, met een mediane blootstellingsduur van 40 uur. Het doel van dit
dubbelblind, gerandomiseerd, placebo-gecontroleerd onderzoek was te bepalen of geïnhaleerde
stikstofmonoxide het optreden van overlijden en/of de noodzaak om extracorporale
membraanoxygenatie toe te passen zou verminderen. Bij pasgeborenen die niet volledig reageerden op
20 ppm, werd gekeken hoe ze reageerden op 80 ppm stikstofmonoxide of controlegas. De
gecombineerde incidentie van overlijden en/of de noodzaak om extracorporale membraanoxygenatie
toe te passen (het prospectief gedefinieerde primaire eindpunt) liet een significant beter resultaat zien
bij de met stikstofmonoxide behandelde groep (46% tegenover 64%, p = 0.006). De gegevens wezen
er verder op dat de hogere dosis stikstofmonoxide geen extra baat opleverde. Bij de twee groepen
traden de beschreven bijwerkingen in soortgelijke frequenties van incidentie op. Bij
vervolgonderzoeken op een leeftijd van 18-24 maanden waren bij de twee groepen de bevindingen wat
betreft geestelijke, motorische, audiologische en neurologische aspecten soortgelijk.
Tijdens het CINRGI-onderzoek zijn 186 pasgeborenen van een voldragen zwangerschap en
pasgeborenen van een bijna voldragen zwangerschap met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie en
zonder longhypoplasie gerandomiseerd om hetzij INOmax (n = 97) hetzij stikstofgas (placebo; n = 89)
toegediend te krijgen met een aanvangsdosis van 20 ppm, waarbij ontwenning tot 5 ppm plaatsvond in
4 tot 24 uur, met een mediane blootstellingsduur van 44 uur. Het prospectief gedefinieerde primaire
eindpunt was de toepassing van extracorporale membraanoxygenatie. In de groep die INOmax kreeg
worden toegepast dan in de controlegroep (31% versus 57%, p < 0.001). Bij de met INOmax
behandelde groep was de oxygenatie significant verbeterd, gemeten aan de hand van PaO2, OI en de
alveolair-arteriële gradiënt (p < 0.001 voor alle parameters). Van de 97 met INOmax behandelde
patiënten, werd bij 2 (2%) de toediening van de onderzoeksmedicatie stopgezet vanwege een
methemoglobinegehalte > 4%. Bij de twee onderzochte groepen waren de frequentie en het aantal
bijwerkingen soortgelijk.
Bij patiënten die een hartoperatie ondergaan, wordt als gevolg van pulmonale vasoconstrictie vaak een
verhoging van de pulmonale arteriële druk gezien. Aangetoond is dat geïnhaleerd stikstofmonoxide de
pulmonale vasculaire weerstand selectief reduceert en de verhoogde pulmonale arteriële druk
reduceert. Hierdoor kan de ejectiefractie van het rechterventrikel toenemen. Deze effecten leiden op
hun beurt tot verbetering van de bloedcirculatie en oxygenatie in de pulmonale circulatie.
In het INOT27-onderzoek werden 795 preterme baby's (zwangerschapsduur < 29 weken) met
hypoxisch respiratoir falen gerandomiseerd tot een dosis INOmax van 5 ppm (n = 395) of stikstof
(placebo, n = 400), beginnend binnen de eerste 24 levensuren en gedurende minimaal 7 dagen en
maximaal 21 dagen behandeld. De primaire uitkomst van de gecombineerde
werkzaamheidseindpunten van overlijden of BPD na een zwangerschapsduur van 36 weken verschilde
niet significant tussen de groepen, zelfs niet na correctie voor zwangerschapsduur als covariabele (p =
0,40) of geboortegewicht als covariabele (p = 0,41). Het totale voorkomen van intraventriculaire
hemorragie was 114 (28,9%) in de iNO-groep vergeleken met 91 (22,9%) in de controlegroep met
neonaten. Het totale aantal overlijdens in week 36 was in de iNO-groep iets hoger (53/395, 13,4 %)
dan in de controlegroep (42/397, 10,6 %). Uit het INOT25-onderzoek, waarin de effecten van iNO bij
hypoxische preterme neonaten werd bestudeerd, bleek geen verbetering bij levenden zonder BPD. In
dit onderzoek werd echter geen verschil in de incidentie van IVH of overlijden waargenomen. In het
BALLR1-onderzoek, waarin eveneens de effecten van iNO bij preterme neonaten werd geëvalueerd
maar waarin iNO na 7 dagen met een dosis van 20 ppm werd gestart, werd een significante toename
van levende neonaten zonder BPD na zwangerschapsweek 36 gevonden (121 [45%] versus
95 [35,4%], p < 0,028). In dit onderzoek werd niets gevonden dat op toename van bijwerkingen wees.
Stikstofmonoxide reageert chemisch met zuurstof tot stikstofdioxide.
Stikstofmonoxide heeft een ongepaard elektron, wat het molecuul reactief maakt. In biologisch
weefsel kan stikstofmonoxide samen met waterstofperoxide (O -2) peroxynitriet vormen, een onstabiele
verbinding waardoor weefselschade kan optreden door verdere redoxreacties. Bovendien vertoont
stikstofmonoxide affiniteit voor metalloproteïnen en het kan ook reageren met SH-groepen in
eiwitvormende nitrosylverbindingen. De klinische significantie van de chemische reactiviteit van
stikstofmonoxide in weefsel is onbekend. Tijdens onderzoeken is gebleken dat stikstofmonoxide reeds
bij een concentratie van 1 ppm in de luchtwegen pulmonaire farmacodynamische effecten vertoont.
Het Europese Geneesmiddelen Bureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met INOmax in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met pulmonale hypertensie en andere pulmonale hartaandoeningen. (zie rubriek 4.2 voor
informatie over pediatrisch gebruik.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van stikstofmonoxide is bij volwassenen bestudeerd. Stikstofmonoxide wordt na
inhalatie systemisch geabsorbeerd. Het grootste deel ervan gaat door het bed van longcapillairen,
waarin het zich verbindt met hemoglobine dat voor 60-100% verzadigd is met zuurstof. Bij deze mate
van zuurstofverzadiging verbindt stikstofmonoxide zich voornamelijk met oxyhemoglobine tot
methemoglobine en nitraat. Bij een geringe mate van zuurstofverzadiging kan stikstofmonoxide zich
verbinden met deoxyhemoglobine, waarbij tijdelijk nitrosylhemoglobine ontstaat, dat na blootstelling
aan zuurstof wordt omgezet in stikstofoxiden en methemoglobine. Binnen het pulmonale systeem kan
stikstofmonoxide zich verbinden met zuurstof en water tot respectievelijk stikstofdioxide en nitriet, die
reageren met oxyhemoglobine waarbij methemoglobine en nitraat ontstaan. De in de systemische
methemoglobine en nitraat.
Bij pasgeborenen met ademhalingsinsufficiëntie is de aard van methemoglobine onderzocht als functie
van de tijd en het NO-gehalte waaraan het was blootgesteld. De methemoglobinegehalten namen
gedurende de eerste 8 uur van blootstelling aan stikstofmonoxide toe. De gemiddelde
methemoglobinegehalten bleven bij de placebogroep en bij de 5 ppm- en 20 ppm-INOmax-groepen
beneden 1%, maar bereikten ongeveer 5% bij de 80 ppm-INOMax-groep. Methemoglobinegehalten
> 7% werden alleen bereikt bij patiënten die 80 ppm INOMax ontvingen; deze vormden 35% van de
groep. De gemiddelde tijd waarin bij deze 13 patiënten de methemoglobinegehalten hun hoogste
niveau bereikten, was 10 ± 9 (SD) uur (mediaan, 8 uur), maar bij één patiënt kwam het
methemoglobinegehalte pas na 40 uur boven 7%.
Nitraat is geïdentificeerd als de voornaamste NO-metaboliet die in de urine wordt uitgescheiden; deze
maakt > 70% uit van de geïnhaleerde NO-dosis. Renale klaring van nitraat uit het plasma vindt plaats
met snelheden die ongeveer overeenkomen met de snelheid van de glomerulusfiltratie.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Tijdens niet-klinisch onderzoek werden effecten alleen waargenomen na blootstelling aan
hoeveelheden die geacht worden duidelijk hoger te zijn dan de maximale blootstelling aan mensen,
hetgeen aangeeft dat deze effecten weinig relevantie hebben voor klinisch gebruik.
Acute toxiciteit is gerelateerd aan anoxie door verhoogde methemoglobinespiegels.
Stikstofmonoxide is in sommige testsystemen genotoxisch. Bij ratten is bij inhalatieblootstelling tot de
aanbevolen dosis (20 ppm) gedurende 20 uur per dag gedurende maximaal 2 jaar geen bewijs voor een
carcinogeen effect gebleken. Grotere blootstelling is niet onderzocht.
Er zijn geen reproductietoxiciteitsstudies uitgevoerd.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Stikstof
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
In aanwezigheid van zuurstof vormt NO snel NO2 (zie rubriek 4.5).
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders binnen in goed geventileerde ruimten of buiten in geventileerde schuren waar ze
afgeschermd zijn tegen regen en direct zonlicht.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
Opslag in de ziekenhuisapotheek
bestemd voor de opslag van medicinale gassen. In deze opslagruimte moet een afzonderlijke ruimte
worden gereserveerd voor de opslag van gascilinders met stikstofmonoxide.
Opslag op de geneeskundige afdeling
De gascilinder moet worden bewaard op een daartoe uitgeruste plaats met voorzieningen om de
gascilinder in de verticale stand te houden.
Vervoer van gascilinders
De gascilinders moeten worden vervoerd met geschikt materieel ter bescherming tegen schokken en
vallen.
Bij vervoer van patiënten onder behandeling met INOmax tussen of binnen ziekenhuizen, moet de
gascilinder zodanig worden vastgezet dat deze verticaal blijft staan, niet kan vallen en de
gastoelevering niet onverhoopt wordt gewijzigd. Let tevens speciaal op bevestiging van de
drukregelaar, zodat ongewilde defecten kunnen worden voorkomen.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Verpakkingsgrootten:
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Instructies voor het gebruik/hanteren van INOmax
Wanneer een INOmax-cilinder op het toedieningssysteem wordt aangesloten, moet altijd worden
vastgesteld of de concentratie in de cilinder dezelfde is als de concentratie waarvoor het systeem
geconfigureerd is.
Om alle mogelijke incidenten te voorkomen, moeten de volgende aanwijzingen in absolute zin worden
opgevolgd.
-
Materiaal moet voorafgaand aan gebruik op een goede staat worden gecontroleerd
-
de gascilinders moeten bij bewaring worden vastgezet, zodat zij niet onverhoopt kunnen vallen
-
de afsluiter moet volledig geopend zijn tijdens gebruik maar mag niet met kracht worden
geopend
-
een defecte afsluiter mag niet worden gebruikt of gerepareerd. Retourneer naar uw leverancier /
fabrikant.
-
een gascilinder waarvan de afsluiter niet is beschermd door een dop of huls, mag niet worden
gebruikt
-
gebruik een specifieke aansluiting met een schroefdraad van 30 mm en speciaal voor medisch
gebruik, die voldoet aan ISO 5145 en een drukregelaar heeft met een drukafgifte ten minste
gelijk aan 1.5 keer de werkdruk (155 bar) van de gascilinder
-
de drukregelaar moet voorafgaand aan elk gebruik worden gespoeld met een mengsel van
stikstof/stikstofmonoxide om te voorkomen dat NO2 wordt ingeademd
de drukregelaar mag niet worden aangedraaid met een tang, omdat dit de pakking kan
verbrijzelen
Alle apparatuur, inclusief koppelingen, slangen en circuits, die wordt gebruikt voor de toediening van
stikstofmonoxide, moet zijn vervaardigd van materiaal dat compatibel is met het gas. Met het oog op
corrosie kan het toedieningssysteem in twee zones worden onderverdeeld: 1) van de
gascilinderafsluiter tot de bevochtiger (droog gas) en 2) van de bevochtiger naar de uitlaat (vochtig gas
dat NO2 kan bevatten). Uit testen blijkt dat droge NO-mengsels compatibel zijn met de meeste
materialen. In aanwezigheid van stikstofdioxide en vocht ontstaat echter een agressieve atmosfeer.
Van metalen materialen kan alleen roestvrij staal worden aanbevolen. Polymeren waarvan bekend is
dat ze kunnen worden gebruikt in systemen voor toediening van stikstofmonoxide, zijn onder meer
polyethyleen (PE) en polypropyleen (PP). Butylrubber, polyamide en polyurethaan mogen niet worden
gebruikt. Polytrifluorchloorethyleen, hexafluorpropeen-vinylidencopolymeer en polytetrafluorethyleen
zijn uitgebreid gebruikt met zuivere stikstofmonoxide en andere corrosieve gassen. Ze werden als
zodanig inert beschouwd dat verder testen niet noodzakelijk was.
De installatie van een leidingsysteem voor stikstofmonoxide met een toevoerbatterij van gascilinders,
een vast netwerk en eindpunten is verboden.
In het algemeen is het niet nodig overmaat gas weg te vangen; er moet echter rekening worden
gehouden met de luchtkwaliteit op de werkplek en spoorconcentraties van NO of NO2/NOx mogen de
vastgestelde nationale limietwaarden voor beroepsmatige blootstelling niet overschrijden. Accidentele
blootstelling aan INOmax bij ziekenhuismedewerkers is in verband gebracht met ongewenste
voorvallen (zie rubriek 4.8).
Cilinders met een standaard ventielhandwiel kunnen niet worden gebruikt met het INOmax DSIR
toedieningssysteem.
Instructie voor afvoer van de gascilinder
Als de gascilinder leeg is, mag deze niet worden weggegooid. Lege gascilinders worden door de
leverancier opgehaald.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/001, EU/1/01/194/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 01/08/2001
Datum van laatste hernieuwing:
01/06/2006
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
MM/JJJJ
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax 800 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Stikstofmonoxide (NO) 800 ppm mol/mol.
Een gascilinder van 2 liter gevuld tot 155 bar (absoluut) levert 307 liter gas onder een druk van 1 bar
bij 15oC.
Een gascilinder van 10 liter gevuld tot 155 bar (absoluut) levert 1535 liter gas onder een druk van
1 bar bij 15oC.
Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Medicinaal gas, samengeperst
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
INOmax in combinatie met beademing en andere gepaste werkzame stoffen is geïndiceerd:
Voor de behandeling van pasgeborenen uit een zwangerschap van 34 weken met
ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie die in verband is gebracht met klinische of
echocardiografische symptomen van pulmonale hypertensie om de oxygenatie te verbeteren en de
noodzaak om extracorporale membraanoxygenatie toe te passen te verminderen.
als onderdeel van de behandeling van peri- en postoperatieve pulmonale hypertensie bij
volwassenen en pasgeborenen, baby's, peuters, kinderen en jongeren van 0 tot 17 jaar in
samenhang met hartchirurgie, met als doel het selectief verlagen van de pulmonale arteriële druk
en verbetering van de rechterventrikelfunctie en oxygenatie te bewerkstelligen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Persisterende pulmonale hypertensie bij de pasgeborene (PPHN)
Stikstofmonoxide dient te worden toegediend onder toezicht van een arts die ervaring heeft met
intensieve verpleging van pasgeborenen. Alleen neonatale afdelingen die voldoende zijn getraind in
het gebruik van een systeem voor levering van stikstofmonoxide, mogen stikstofmonoxide toedienen.
INOmax mag alleen worden geleverd op voorschrift van een neonatoloog.
INOmax moet worden gebruikt bij beademde pasgeborenen waarvan wordt verwacht dat ze langer dan
24 uur moeten worden beademd. INOmax mag alleen worden gebruikt, nadat de beademing is
geoptimaliseerd. Hiertoe behoort het optimaliseren van het ademvolume, de drukwaarden en de
longfunctie (surfactans, hogefrequentiebeademing en positieve eindexpiratoire druk).
Pulmonale hypertensie in verband met hartchirurgie
Het voorschrijven van stikstofmonoxide dient te geschieden onder supervisie van een arts met ervaring
op het gebied van cardiothoracale anesthesie en intensive care. Het voorschrijven dient te worden
beperkt tot cardiothoracale afdelingen waar men adequaat is opgeleid in het gebruik van een
toedieningssysteem voor stikstofmonoxide. INOmax mag uitsluitend worden toegediend op
voorschrift van een anesthesist of een intensivist.
Persisterende pulmonale hypertensie bij de pasgeborene (PPHN)
De aanbevolen maximumdosis INOmax is 20 ppm en deze dosis mag niet worden overschreden. Bij
de kernstudies was de aanvangsdosis 20 ppm. Zo spoedig mogelijk en binnen 4-24 uur behandeling
moet de dosis worden gereduceerd tot 5 ppm, mits de arteriële oxygenatie bij deze lagere dosis
voldoende is. Inhalatietherapie met stikstofmonoxide moet bij 5 ppm worden voortgezet, totdat er een
zodanige verbetering in de oxygenatie van de pasgeborene is opgetreden dat de FiO2 (fractie van
ingeademde zuurstof) < 0,60 is.
De behandeling kan maximaal 96 uur worden gegeven of totdat aan de onderliggende afname van de
zuurstofdesaturatie een einde is gekomen en de behandeling met INOmax bij de pasgeborene
afgebouwd kan worden. De duur van de behandeling kan variëren, maar is doorgaans minder dan
vier dagen. Zie rubriek 4.4, als de pasgeborene niet op geïnhaleerde stikstofmonoxide reageert.
Afbouwen
Pogingen om INOmax- af te bouwen moeten worden ondernomen als de beademingsbehoefte sterk is
verminderd of nadat de pasgeborene 96 uur is behandeld. Wanneer het besluit valt om de
inhalatietherapie met stikstofmonoxide te beëindigen, moet de dosis gedurende 30 minuten tot 1 uur
tot 1 ppm worden verminderd. Als er geen verandering in de oxygenatie optreedt tijdens de toediening
van INOmax in een gehalte van 1 ppm, moet de FiO2 worden verhoogd met 10%, de toediening van
INOmax worden onderbroken en de pasgeborene zorgvuldig worden gecontroleerd op tekenen van
hypoxemie. Als de oxygenatie met meer dan 20% achteruitgaat, moet de toediening van INOmax op
5 ppm worden hervat en moet het staken van de toediening van INOmax pas na 12 tot 24 uur opnieuw
worden overwogen. Zuigelingen bij wie de behandeling met INOmax niet kan worden beëindigd na
4 dagen, moeten nauwkeurig worden onderzocht op andere aandoeningen.
Pulmonale hypertensie in verband met hartchirurgie
INOmax mag alleen worden gebruikt nadat conservatieve ondersteuning is geoptimaliseerd. In
klinische onderzoeken is INOmax peri-operatief gegeven in aanvulling op andere standaard
behandelregimes, met inbegrip van inotrope en vasoactieve geneesmiddelen. INOmax dient te worden
toegediend onder nauwgezette bewaking van hemodynamiek en oxygenatie.
Pasgeborenen, baby's, peuters, kinderen en jongeren van 0 tot 17 jaar
De startdosis van geïnhaleerd stikstofmonoxide is 10 ppm (deeltjes per miljoen) geïnhaleerd gas. De
dosis kan worden opgehoogd tot 20 ppm als met de lagere dosis onvoldoende klinische effecten
worden bereikt. De laagste werkzame dosis dient te worden toegediend en de dosis dient te worden
verlaagd tot 5 ppm, mits de pulmonale arteriële druk en de systemische arteriële oxygenatie bij deze
lage dosis adequaat blijven.
Klinische gegevens die de voorgestelde dosis in de leeftijdsgroep van 12-17 jaar ondersteunen zijn
beperkt.
Volwassenen
De startdosis van geïnhaleerd stikstofmonoxide is 20 ppm (deeltjes per miljoen) geïnhaleerd gas. De
dosis kan worden opgehoogd tot 40 ppm als met de lagere dosis onvoldoende klinische effecten
worden bereikt. De laagste werkzame dosis dient te worden toegediend en de dosis dient te worden
verlaagd tot 5 ppm, mits de pulmonale arteriële druk en de systemische arteriële oxygenatie bij deze
lage dosis adequaat blijven.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide heeft snel effect: daling van de pulmonale arteriële druk en verbetering
van de oxygenatie worden binnen 5-20 minuten gezien. Bij onvoldoende respons mag de dosis na
minimaal 10 minuten worden getitreerd.
Wanneer na 30 minuten van behandeling geen gunstige fysiologische effecten zichtbaar zijn, moet
worden overwogen de behandeling te staken.
worden gestart. In klinische onderzoeken werd de behandeling vaak gestart voordat de hart-
longmachine werd afgekoppeld. Geïnhaleerd NO is peri-operatief gedurende perioden tot 7 dagen
gegeven, maar de gebruikelijke behandelduur is 24-48 uur.
Afbouwen
Met pogingen tot afbouwen van INOmax dient te worden gestart zodra de hemodynamiek
gestabiliseerd is in samenhang met ontwenning van de beademing en inotrope ondersteuning. Het
staken van behandeling met geïnhaleerd stikstofmonoxide dient stapsgewijs te worden uitgevoerd. De
dosis dient in stappen te worden verlaagd tot 1 ppm gedurende 30 minuten met nauwgezette observatie
van de systemische en de centrale druk, waarna de toediening wordt gestaakt.
Wanneer de patiënt op een lage dosis INO stabiel is, dient ten minste elke 12 uur een poging tot
afbouwen te worden ondernomen.
Te snel afbouwen van geïnhaleerd stikstofmonoxide gaat gepaard met het risico van re-bound stijging
van de pulmonale arteriële druk met daaropvolgend circulatoire instabiliteit.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van INOmax bij prematuren na minder dan 34 weken zwangerschap
zijn nog niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 5.1, maar
er kan geen doseringadvies worden gedaan.
Wijze van toediening
Voor endotracheopulmonaal gebruik.
Stikstofmonoxide wordt door middel van beademing aan de patiënt toegediend na verdunning met een
mengsel van zuurstof en lucht door middel van een goedgekeurd (met CE-keurmerk) systeem voor de
toediening van stikstofmonoxide. Vóór aanvang van de behandeling dient te worden geverifieerd of de
apparatuur ingesteld is op de concentratie van het gas in de cilinder.
Het toedieningssysteem moet een constante concentratie van INOmax-medicinaal gas, samengeperst
afgeven ongeacht het beademingsapparaat. Bij een `continuous flow'-beademingsapparaat voor
pasgeborenen kan dit worden bereikt door een kleine stroom INOmax in de inspiratietak van het
beademingscircuit te infunderen. Bij beademing van pasgeborenen met een intermitterende stroom
kunnen in de concentratie van de stikstofmonoxide pieken optreden. Het systeem voor levering van
stikstofmonoxide moet van een zodanige kwaliteit zijn dat geen pieken optreden in de concentratie van
stikstofmonoxide.
De concentratie van de ingeademde INOmax moet continu worden gemeten in de inspiratietak van het
circuit, in de buurt van de patiënt. De concentratie van stikstofdioxide (NO2) en de FiO2 moeten op
dezelfde plek worden gemeten door middel van geijkte, goedgekeurde (met CE-keurmerk)
meetapparatuur. Ten behoeve van de veiligheid van de patiënt moeten geschikte alarmen worden
ingesteld voor INOmax (± 2 ppm t.o.v. de voorgeschreven dosis), NO2 (1 ppm) en FiO2 (± 0,05). De
druk van de gascilinder met INOmax moet worden weergegeven, zodat deze tijdig kan worden
vervangen zonder dat de behandeling ongewild wordt onderbroken. Daarnaast moeten reserve
gascilinders beschikbaar zijn om tijdige vervanging mogelijk te maken, en voor tijdelijke behandeling
met INOmax bij handmatige beademing, bijvoorbeeld bij afzuigen, vervoer van de patiënt en bij
resuscitatie.
Er dienen een reservestroombron in de vorm van accu's en een reservesysteem voor levering van
stikstofmonoxide beschikbaar zijn voor het geval dat het systeem defect raakt of de stroom uitvalt. De
stroomvoorziening van de meetapparatuur mag niet in verband staan met het functioneren van het
toedieningsapparaat.
Volgens de arbeidswetgeving in de meeste landen is de maximale blootstellingslimiet (gemiddelde
blootstelling) voor personeel aan stikstofmonoxide gelijk aan 25 ppm gedurende 8 uur (30 mg/m3) en
is de overeenkomstige limiet voor NO2 2-3 ppm (4-6 mg/m3).
Hier volgen de belangrijkste aspecten die bij het trainen van ziekenhuispersoneel moeten worden
behandeld.
Juiste opstelling en aansluitingen
-
Aansluitingen op de gascilinder en het beademingscircuit
Bediening
-
Controleprocedure vóór gebruik (een reeks stappen die moeten worden uitgevoerd vlak voordat
met de behandeling van een patiënt wordt begonnen, om te garanderen dat het systeem goed
functioneert en NO2 uit het systeem is verwijderd)
-
Het apparaat instellen op de juiste toe te dienen concentratie van stikstofmonoxide
-
Het instellen van de boven- en ondergrenzen voor alarmsignalen bij de NO-, NO2- en O2-
monitors
-
Het gebruik van een reservesysteem voor handmatige toediening
-
Procedures voor het correct verwisselen van gascilinders en het zuiveringssysteem
-
Alarmsignalen voor foutopsporing
-
IJking van de NO-, NO2- en O2-monitors
-
Procedures voor maandelijkse controle op het functioneren van het systeem
Informatie ter bewaking van de methemoglobinewaarde (MetHb)
Van pasgeborenen en baby's is bekend dat de activiteit van methemoglobinereductase bij hen lager is
dan bij volwassenen. De methemoglobinewaarde moet binnen één uur na het starten van de INOmax-
behandeling worden gemeten door middel van een analysator die op betrouwbare wijze onderscheid
kan maken tussen foetaal hemoglobine en methemoglobine. Als de methemoglobinewaarde > 2,5% is,
moet de dosis INOmax worden verminderd en moet toediening van reductiemiddelen worden
overwogen, bijvoorbeeld methyleenblauw. Hoewel het ongebruikelijk is dat de
methemoglobinewaarde significant stijgt als de concentratie aan het begin laag was, is het toch
verstandig om de methemoglobinemeting om de een of twee dagen te herhalen.
Bij volwassenen die een hartoperatie ondergaan, dient binnen één uur na aanvang van de behandeling
met INOmax het methemoglobinegehalte te worden bepaald. Als de methemoglobinefractie tot een
niveau stijgt waarbij adequate zuurstoftoediening in gevaar kan komen dan dient de dosis INOmax te
worden verlaagd en kan toediening van reductiemiddelen, bijvoorbeeld methyleenblauw, worden
overwogen.
Informatie ter bewaking van de stikstofdioxideconcentratie (NO2)
Vlak voordat met de behandeling van een patiënt wordt begonnen, moet de juiste procedure worden
gevolgd om NO2 uit het systeem te verwijderen. De NO2-concentratie moet zo laag mogelijk worden
gehouden en altijd < 0,5 ppm. Als de NO2 > 0,5 ppm bedraagt, moet het toedieningssysteem op
defecten worden gecontroleerd, de NO2-analysator opnieuw worden geijkt en de INOmax en/of FiO2,
waar mogelijk, worden verminderd. Als er een onverwachte wijziging in de INOmax-concentratie
optreedt, moet het toedieningssysteem op defecten worden gecontroleerd en de analysator opnieuw
worden geijkt.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Pasgeborenen waarvan bekend is dat ze een rechts-links-hartshunt of een aanzienlijke links-rechts-
hartshunt hebben.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Inadequate respons
Als 4-6 uur na het begin van de behandeling met INOmax de klinische respons onvoldoende wordt
geacht, dient het volgende te worden overwogen.
stikstofmonoxide tijdens het vervoer worden verzekerd om te voorkomen dat hun conditie
achteruitgaat bij plotselinge stopzetting van de toediening van INOmax. Redding, zoals met
extracorporale membraanoxygenatie (ECMO) waar dit beschikbaar is, moet worden overwogen, als
verdere verslechtering optreedt of de patiënt niet vooruitgaat, aan de hand van criteria die van de
plaatselijke omstandigheden afhangen.
Bijzondere patiëntenpopulaties
Tijdens klinische onderzoeken is geen werkzaamheid van NO-medicinaal gas, samengeperst
aangetoond bij patiënten met congenitale hernia diaphragmatica.
In het geval van een links-rechts-shunt zou behandeling met inhalatie van stikstofmonoxide
hartinsufficiëntie kunnen verergeren. Dit gebeurt als gevolg van door geïnhaleerde stikstofmonoxide
opgewekte, ongewenste pulmonale vasodilatatie, wat leidt tot een verdere toename van de reeds
bestaande pulmonale hyperperfusie, wat forward of backward failure kan veroorzaken. Het verdient
daarom aanbeveling vóór de toediening van stikstofmonoxide pulmonale arteriële katheterisatie of een
echocardiografisch onderzoek naar de centrale hemodynamiek uit te voeren. Geïnhaleerd
stikstofmonoxide dient voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een complexe hartafwijking,
waarbij hoge druk in de arteria pulmonalis belangrijk is om de circulatie in stand te houden.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide dient eveneens voorzichtig te worden gebruikt bij patiënten met een
verstoorde linkerventrikelfunctie en een bij aanvang verhoogde pulmonale capillaire druk omdat deze
patiënten verhoogd risico op hartfalen (bijvoorbeeld longoedeem) lopen.
Staken van de behandeling
De INOmax-toediening mag niet plotseling worden gestopt, omdat dit kan leiden tot een verhoging
van de pulmonale arteriële druk en/of verslechtering van de bloedoxygenatie (PaO2). Verslechtering
van de oxygenatie en verhoging van de pulmonale arteriële druk kunnen ook optreden bij neonaten die
niet lijken te reageren op INOmax. Ontwenning van geïnhaleerde stikstofmonoxide dient voorzichtig
te gebeuren. Voor patiënten die naar een ander ziekenhuis worden vervoerd voor aanvullende
behandeling en bij wie NO-inhalatie dient te worden voortgezet, dienen regelingen te worden getroffen
om continue voorziening van NO-medicinaal gas, samengeperst tijdens het vervoer te garanderen. De
arts dient naast het bed toegang te hebben tot een reservesysteem voor de toediening van
stikstofmonoxide.
Vorming van methemoglobine
Een groot deel van de stikstofmonoxide voor inhalatie wordt systemisch geabsorbeerd. De
eindproducten van stikstofmonoxide die in de systemische circulatie terechtkomen, bestaan
voornamelijk uit methemoglobine en nitraat. De methemoglobineconcentratie in het bloed dient te
worden bewaakt (zie rubriek 4.2).
Vorming van NO2
In gasmengsels die stikstofmonoxide en O2 bevatten, wordt snel NO2 gevormd. Stikstofmonoxide kan
op deze wijze ontsteking en beschadiging van de luchtwegen veroorzaken. De dosis stikstofmonoxide
moet worden verminderd als de concentratie van NO2 boven 0,5 ppm uitstijgt.
Effecten op trombocyten
Uit diermodellen is gebleken dat stikstofmonoxide invloed kan hebben op de hemostase, wat leidt tot
een langere bloedingstijd. Gegevens bij volwassenen zijn tegenstrijdig en er heeft geen toename van
het aantal bloedingsproblemen plaatsgevonden bij gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeken
(bijna) voldragen pasgeborenen lijdend aan ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie.
Regelmatige controle van hemostase en bepaling van de bloedingstijd wordt aanbevolen wanneer
INOmax langer dan 24 uur wordt toegediend aan patiënten die functionele of kwantitatieve
trombocytenafwijkingen hebben, die een lage stollingsfactor hebben of die anticoagulantia krijgen.
Er zijn geen onderzoeken naar interacties uitgevoerd.
Een klinisch significante interactie met andere geneesmiddelen die bij de behandeling van
ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie worden gebruikt, kan op grond van de beschikbare gegevens
niet worden uitgesloten. Het risico bestaat dat NO-donorstoffen, inclusief natriumnitroprusside en
nitroglycerine, samen met INOmax een additief effect hebben op het ontstaan van
methemoglobinemie. INOmax is veilig toegediend samen met tolazoline, dopamine, dobutamine,
steroïden, oppervlakteactieve stoffen en hogefrequentiebeademing.
Gecombineerd gebruik met andere vaatverwijders (bijvoorbeeld sildenafil) is niet uitgebreid
bestudeerd. Beschikbare gegevens duiden op additieve effecten op de centrale circulatie, de pulmonale
arteriële druk en de rechterventrikelfunctie. Het combineren van geïnhaleerd stikstofmonoxide en
andere vaatverwijders die middels het cGMP- of het cAMP-systeem werken, dient voorzichtig te
geschieden.
Er bestaat een verhoogd risico van de vorming van methemoglobine, als gelijktijdig met
stikstofmonoxide geneesmiddelen worden toegediend waarvan bekend is dat daardoor de
methemoglobinegehalten kunnen toenemen (bijv. alkylnitraten en sulfonamides). Stoffen waarvan
bekend is dat ze hogere methemoglobinegehalten veroorzaken, moeten daarom tijdens behandeling
met geïnhaleerde stikstofmonoxide behoedzaam worden gebruikt. Prilocaïne kan, ongeacht of dit
oraal, parenteraal of lokaal wordt toegediend, methemoglobinemie veroorzaken. De nodige
voorzichtigheid dient in acht te worden genomen wanneer tegelijk met INOmax prilocaïnehoudende
geneesmiddelen worden toegediend.
In de aanwezigheid van zuurstof wordt stikstofmonoxide snel geoxideerd tot derivaten die toxisch zijn
voor het bronchusepitheel en de alveolair-capillaire membraan. Stikstofdioxide (NO2) is de
voornaamste stof die ontstaat en kan luchtwegontsteking en -beschadiging veroorzaken. Er zijn
eveneens gegevens uit dieronderzoek die duiden op een verhoogde gevoeligheid voor
luchtweginfecties na blootstelling aan lage NO2-spiegels. Tijdens behandeling met stikstofmonoxide
dient het NO2-gehalte lager dan 0,5 ppm te zijn in het NO- doseringsbereik beneden 20 ppm. Als op
welk moment dan ook het NO2-gehalte uitstijgt boven 1 ppm, moet de NO-dosis onmiddellijk worden
verlaagd. Zie rubriek 4.2 voor informatie over het bewaken van NO2.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van stikstofmonoxide bij zwangere vrouwen. Het
mogelijke risico voor mensen in onbekend.
Niet bekend is of stikstofmonoxide via de moedermelk wordt uitgescheiden.
INOmax wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding
Er is geen vruchtbaarheidsonderzoek uitgevoerd.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen
Niet van toepassing.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Abrupt staken van de toediening van geïnhaleerd stikstofmonoxide kan reboundreacties veroorzaken:
afname van de oxygenatie en stijging van de centrale druk en de daaropvolgend daling van de
systemische bloeddruk. Een reboundreactie is de vaakst voorkomende bijwerking van het klinisch
gebruik van INOmax. Rebound kan zowel vroeg als laat tijdens de behandeling worden gezien.
incidentie en ernst van intracraniale bloedingen, graad IV bloedingen, periventriculaire leukomalacie,
herseninfarcten, convulsies waarvoor behandeling met anticonvulsiva nodig was, longbloedingen of
maag-darmbloedingen.
Tabel met bijwerkingen
De onderstaande tabel bevat de bijwerkingen die zijn gemeld bij het gebruik van INOmax tijdens het
CINRGI-onderzoek met 212 pasgeborenen of op basis van postmarketingervaring bij pasgeborenen
(<1 maand). De weergegeven frequentiecategorieën zijn als volgt: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, <
1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend
(kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Systeem/orgaankla Zeer vaak
Vaak
Soms
Zelden Zeer
Niet bekend
sse
zelden
Bloed- en
Trombocytopeni -
Methemoglobi -
-
-
lymfestelselaandoe ea
nemiea
ningen
Hartaandoeningen -
-
-
-
-
Bradycardieb
(na plotseling
staken van de
behandeling)
Bloedvataandoenin -
Hypotensiea,b, -
-
-
-
gen
d
Ademhalingsstelsel -
Atelectasea
-
-
-
Hypoxieb,d
-, borstkas- en
Dyspneuc
mediastinumaando
Onaangenaam
eningen
gevoel op de
borstc
Droge keelc
Zenuwstelselaando -
-
-
-
-
Hoofdpijnc
eningen
Duizeligheidc
a: waargenomen tijdens het klinische onderzoek
b: waargenomen tijdens postmarketingervaring
c: waargenomen tijdens postmarketingervaring, ervaren door medisch personeel na accidentele blootstelling
d. Post Marketing Safety Surveillance (PMSS) gegevens, gerelateerd aan acuut staken van het geneesmiddel
en/of storingen van het toedieningssysteem. Bij plotseling afbreken van de behandeling met ingeademde
stikstofmonoxide zijn snelle rebound reacties zoals versterkte pulmonale vasoconstrictie en hypoxie beschreven,
waardoor cardiopulmonale collaps werd bespoedigd
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Behandeling met geïnhaleerd stikstofmonoxide kan een verhoogd methemoglobine veroorzaken.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Overdosering van INOmax zal zich manifesteren in de vorm van verhogingen van de gehalten van
methemoglobine en NO2. Een verhoogd NO2-gehalte kan acute longschade veroorzaken. Een
verhoogd methemoglobinemiegehalte verlaagt het zuurstofleveringsvermogen van de circulatie. Bij
klinische onderzoeken zijn NO2-gehalten > 3 ppm of methemoglobinegehalten > 7% behandeld door
de dosis INOmax te verlagen of de toediening van INOmax te staken.
toediening van INOmax, kan worden behandeld met intraveneuze vitamine C, intraveneus
methyleenblauw of bloedtransfusie, afhankelijk van de klinische situatie.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Andere producten voor beademingssystemen, ATC-code:
R07AX01.
Stikstofmonoxide is een verbinding die door veel lichaamscellen wordt geproduceerd. Het verslapt de
gladde vaatspieren door zich te verbinden met het haeme-deel van guanylaatcyclase in het cytosol,
guanylaatcyclase te activeren en de intracellulaire gehalten van cyclische guanosine-3,5-monofosfaat
te verhogen, wat resulteert in vasodilatatie. Wanneer stikstofmonoxide wordt geïnhaleerd, veroorzaakt
het selectieve pulmonale vasodilatatie.
INOmax schijnt de partiële druk van de arteriële zuurstof (PaO2) te verhogen door longvaten in de
longdelen waar meer gaswisseling plaatsvindt te dilateren, waardoor de pulmonale bloedstroom wordt
herverdeeld vanaf longdelen met een lage verhouding tussen gaswisseling en perfusie naar gebieden
met normale verhoudingen daartussen.
Persisterende pulmonale hypertensie van de pasgeborene (PPHN) treedt op als primair
ontwikkelingsdefect of als aandoening die secondair is aan andere ziekten zoals meconiumaspiratie,
pneumonie, sepsis, hyaliene-membraanziekte, congenitale hernia diaphragmatica (CDH) en pulmonale
hypoplasie. In deze situaties is de longvaatweerstand hoog, wat leidt tot hypoxemie secondair aan
rechts-links-shunting van bloed via de openstaande ductus arteriosus en foramen ovale. Bij
pasgeborenen met PPHN verbetert INOmax de oxygenatie (zoals blijkt uit sterke verhoging van de
PaO2).
De werkzaamheid van INOmax is onderzocht bij pasgeborenen van een voldragen zwangerschap en
pasgeborenen van een bijna voldragen zwangerschap met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie als
gevolg van allerlei oorzaken.
Tijdens het NINOS-onderzoek zijn 235 pasgeborenen met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie
gerandomiseerd om 100% O2 toegediend te krijgen met (n = 114) of zonder (n = 121)
stikstofmonoxide, de meesten met een aanvangsdosis van 20 ppm, waarbij ontwenning met lagere
doses plaatsvond voorzover mogelijk, met een mediane blootstellingsduur van 40 uur. Het doel van dit
dubbelblind, gerandomiseerd, placebo-gecontroleerd onderzoek was te bepalen of geïnhaleerde
stikstofmonoxide het optreden van overlijden en/of de noodzaak om extracorporale
membraanoxygenatie toe te passen zou verminderen. Bij pasgeborenen die niet volledig reageerden op
20 ppm, werd gekeken hoe ze reageerden op 80 ppm stikstofmonoxide of controlegas. De
gecombineerde incidentie van overlijden en/of de noodzaak om extracorporale membraanoxygenatie
toe te passen (het prospectief gedefinieerde primaire eindpunt) liet een significant beter resultaat zien
bij de met stikstofmonoxide behandelde groep (46% tegenover 64%, p = 0.006). De gegevens wezen
er verder op dat de hogere dosis stikstofmonoxide geen extra baat opleverde. Bij de twee groepen
traden de beschreven bijwerkingen in soortgelijke frequenties van incidentie op. Bij
vervolgonderzoeken op een leeftijd van 18-24 maanden waren bij de twee groepen de bevindingen wat
betreft geestelijke, motorische, audiologische en neurologische aspecten soortgelijk.
Tijdens het CINRGI-onderzoek zijn 186 pasgeborenen van een voldragen zwangerschap en
pasgeborenen van een bijna voldragen zwangerschap met ademhalingsinsufficiëntie met hypoxie en
zonder longhypoplasie gerandomiseerd om hetzij INOmax (n = 97) hetzij stikstofgas (placebo; n = 89)
toegediend te krijgen met een aanvangsdosis van 20 ppm, waarbij ontwenning tot 5 ppm plaatsvond in
4 tot 24 uur, met een mediane blootstellingsduur van 44 uur. Het prospectief gedefinieerde primaire
eindpunt was de toepassing van extracorporale membraanoxygenatie. In de groep die INOmax kreeg
toegediend, hoefde bij significant minder pasgeborenen extracorporale membraanoxygenatie te
behandelde groep was de oxygenatie significant verbeterd, gemeten aan de hand van PaO2, OI en de
alveolair-arteriële gradiënt (p < 0.001 voor alle parameters). Van de 97 met INOmax behandelde
patiënten, werd bij 2 (2%) de toediening van de onderzoeksmedicatie stopgezet vanwege een
methemoglobinegehalte > 4%. Bij de twee onderzochte groepen waren de frequentie en het aantal
bijwerkingen soortgelijk.
Bij patiënten die een hartoperatie ondergaan, wordt als gevolg van pulmonale vasoconstrictie vaak een
verhoging van de pulmonale arteriële druk gezien. Aangetoond is dat geïnhaleerd stikstofmonoxide de
pulmonale vasculaire weerstand selectief reduceert en de verhoogde pulmonale arteriële druk
reduceert. Hierdoor kan de ejectiefractie van het rechter ventrikel toenemen. Deze effecten leiden op
hun beurt tot verbetering van de bloedcirculatie en oxygenatie in de pulmonale circulatie.
In het INOT27-onderzoek werden 795 preterme baby's (zwangerschapsduur < 29 weken) met
hypoxisch respiratoir falen gerandomiseerd tot een dosis INOmax van 5 ppm (n = 395) of stikstof
(placebo, n = 400), beginnend binnen de eerste 24 levensuren en gedurende minimaal 7 dagen en
maximaal 21 dagen behandeld. De primaire uitkomst van de gecombineerde
werkzaamheidseindpunten van overlijden of BPD na een zwangerschapsduur van 36 weken verschilde
niet significant tussen de groepen, zelfs niet na correctie voor zwangerschapsduur als covariabele (p =
0,40) of geboortegewicht als covariabele (p = 0,41). Het totale voorkomen van intraventriculaire
hemorragie was 114 (28,9%) in de iNO-groep vergeleken met 91 (22,9%) in de controlegroep met
neonaten. Het totale aantal overlijdens in week 36 was in de iNO-groep iets hoger (53/395, 13,4 %)
dan in de controlegroep (42/397, 10,6 %). Uit het INOT25-onderzoek, waarin de effecten van iNO bij
hypoxische preterme neonaten werd bestudeerd, bleek geen verbetering bij levenden zonder BPD. In
dit onderzoek werd echter geen verschil in de incidentie van IVH of overlijden waargenomen. In het
BALLR1-onderzoek, waarin eveneens de effecten van iNO bij preterme neonaten werd geëvalueerd
maar waarin iNO na 7 dagen met een dosis van 20 ppm werd gestart, werd een significante toename
van levende neonaten zonder BPD na zwangerschapsweek 36 gevonden (121 [45%] versus
95 [35,4%], p < 0,028). In dit onderzoek werd niets gevonden dat op toename van bijwerkingen wees.
Stikstofmonoxide reageert chemisch met zuurstof tot stikstofdioxide.
Stikstofmonoxide heeft een ongepaard elektron, wat het molecuul reactief maakt. In biologisch
weefsel kan stikstofmonoxide samen met waterstofperoxide (O -2) peroxynitriet vormen, een onstabiele
verbinding waardoor weefselschade kan optreden door verdere redoxreacties. Bovendien vertoont
stikstofmonoxide affiniteit voor metalloproteïnen en het kan ook reageren met SH-groepen in
eiwitvormende nitrosylverbindingen. De klinische significantie van de chemische reactiviteit van
stikstofmonoxide in weefsel is onbekend. Tijdens onderzoeken is gebleken dat stikstofmonoxide reeds
bij een concentratie van 1 ppm in de luchtwegen pulmonaire farmacodynamische effecten vertoont.
Het Europese Geneesmiddelen Bureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met INOmax in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met pulmonale hypertensie en andere pulmonale hartaandoeningen. (zie rubriek 4.2 voor
informatie over pediatrisch gebruik).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek van stikstofmonoxide is bij volwassenen bestudeerd. Stikstofmonoxide wordt na
inhalatie systemisch geabsorbeerd. Het grootste deel ervan gaat door het bed van longcapillairen,
waarin het zich verbindt met hemoglobine dat voor 60-100% verzadigd is met zuurstof. Bij deze mate
van zuurstofverzadiging verbindt stikstofmonoxide zich voornamelijk met oxyhemoglobine tot
methemoglobine en nitraat. Bij een geringe mate van zuurstofverzadiging kan stikstofmonoxide zich
verbinden met deoxyhemoglobine, waarbij tijdelijk nitrosylhemoglobine ontstaat, dat na blootstelling
aan zuurstof wordt omgezet in stikstofoxiden en methemoglobine. Binnen het pulmonale systeem kan
stikstofmonoxide zich verbinden met zuurstof en water tot respectievelijk stikstofdioxide en nitriet, die
reageren met oxyhemoglobine waarbij methemoglobine en nitraat ontstaan. De in de systemische
methemoglobine en nitraat.
Bij pasgeborenen met ademhalingsinsufficiëntie is de aard van methemoglobine onderzocht als functie
van de tijd en het NO-gehalte waaraan het was blootgesteld. De methemoglobinegehalten namen
gedurende de eerste 8 uur van blootstelling aan stikstofmonoxide toe. De gemiddelde
methemoglobinegehalten bleven bij de placebogroep en bij de 5 ppm- en 20 ppm-INOmax-groepen
beneden 1%, maar bereikten ongeveer 5% bij de 80 ppm-INOMax-groep. Methemoglobinegehalten
> 7% werden alleen bereikt bij patiënten die 80 ppm INOMax ontvingen; deze vormden 35% van de
groep. De gemiddelde tijd waarin bij deze 13 patiënten de methemoglobinegehalten hun hoogste
niveau bereikten, was 10 ± 9 (SD) uur (mediaan, 8 uur), maar bij één patiënt kwam het
methemoglobinegehalte pas na 40 uur boven 7%.
Nitraat is geïdentificeerd als de voornaamste NO-metaboliet die in de urine wordt uitgescheiden; deze
maakt > 70% uit van de geïnhaleerde NO-dosis. Renale klaring van nitraat uit het plasma vindt plaats
met snelheden die ongeveer overeenkomen met de snelheid van de glomerulusfiltratie.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Tijdens niet-klinisch onderzoek werden effecten alleen waargenomen na blootstelling aan
hoeveelheden die geacht worden duidelijk hoger te zijn dan de maximale blootstelling aan mensen,
hetgeen aangeeft dat deze effecten weinig relevantie hebben voor klinisch gebruik.
Acute toxiciteit is gerelateerd aan anoxie door verhoogde methemoglobinespiegels.
Stikstofmonoxide is in sommige testsystemen genotoxisch. Bij ratten is bij inhalatieblootstelling tot de
aanbevolen dosis (20 ppm) gedurende 20 uur per dag gedurende maximaal 2 jaar geen bewijs voor een
carcinogeen effect gebleken. Grotere blootstelling is niet onderzocht.
Er zijn geen reproductietoxiciteitsstudies uitgevoerd.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Stikstof
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
In aanwezigheid van zuurstof vormt NO snel NO2 (zie rubriek 4.5).
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders binnen in goed geventileerde ruimten of buiten in geventileerde schuren waar ze
afgeschermd zijn tegen regen en direct zonlicht.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
Opslag in de ziekenhuisapotheek
bestemd voor de opslag van medicinale gassen. In deze opslagruimte moet een afzonderlijke ruimte
worden gereserveerd voor de opslag van gascilinders met stikstofmonoxide.
Opslag op de geneeskundige afdeling
De gascilinder moet worden bewaard op een daartoe uitgeruste plaats met voorzieningen om de
gascilinder in de verticale stand te houden.
Vervoer van gascilinders
De gascilinders moeten worden vervoerd met geschikt materieel ter bescherming tegen schokken en
vallen.
Bij vervoer van patiënten onder behandeling met INOmax tussen of binnen ziekenhuizen, moet de
gascilinder zodanig worden vastgezet dat deze verticaal blijft staan, niet kan vallen en de
gastoelevering niet onverhoopt wordt gewijzigd. Let tevens speciaal op bevestiging van de
drukregelaar, zodat ongewilde defecten kunnen worden voorkomen.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Verpakkingsgrootten:
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met aquamarijne bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Instructies voor het gebruik/hanteren van INOmax
Wanneer een INOmax-cilinder op het toedieningssysteem wordt aangesloten, moet altijd worden
vastgesteld of de concentratie in de cilinder dezelfde is als de concentratie waarvoor het systeem
geconfigureerd is.
Om alle mogelijke incidenten te voorkomen, moeten de volgende aanwijzingen in absolute zin worden
opgevolgd.
-
Materiaal moet voorafgaand aan gebruik op een goede staat worden gecontroleerd
-
de gascilinders moeten bij bewaring worden vastgezet, zodat zij niet onverhoopt kunnen vallen
-
de afsluiter moet volledig geopend zijn tijdens gebruik maar mag niet met kracht worden
geopend
-
een defecte afsluiter mag niet worden gebruikt of gerepareerd. Retourneer naar uw leverancier /
fabrikant
-
een gascilinder waarvan de afsluiter niet is beschermd door een dop of huls, mag niet worden
gebruikt
-
gebruik een specifieke aansluiting met een schroefdraad van 30 mm en speciaal voor medisch
gebruik, die voldoet aan ISO 5145 en een drukregelaar heeft met een drukafgifte ten minste
gelijk aan 1.5 keer de werkdruk (155 bar) van de gascilinder
-
de drukregelaar moet voorafgaand aan elk gebruik worden gespoeld met een mengsel van
stikstof/stikstofmonoxide om te voorkomen dat NO2 wordt ingeademd
de drukregelaar mag niet worden aangedraaid met een tang, omdat dit de pakking kan
verbrijzelen
Alle apparatuur, inclusief koppelingen, slangen en circuits, die wordt gebruikt voor de toediening van
stikstofmonoxide, moet zijn vervaardigd van materiaal dat compatibel is met het gas. Met het oog op
corrosie kan het toedieningssysteem in twee zones worden onderverdeeld: 1) van de
gascilinderafsluiter tot de bevochtiger (droog gas) en 2) van de bevochtiger naar de uitlaat (vochtig gas
dat NO2 kan bevatten). Uit testen blijkt dat droge NO-mengsels compatibel zijn met de meeste
materialen. In aanwezigheid van stikstofdioxide en vocht ontstaat echter een agressieve atmosfeer.
Van metalen materialen kan alleen roestvrij staal worden aanbevolen. Polymeren waarvan bekend is
dat ze kunnen worden gebruikt in systemen voor toediening van stikstofmonoxide, zijn onder meer
polyethyleen (PE) en polypropyleen (PP). Butylrubber, polyamide en polyurethaan mogen niet worden
gebruikt. Polytrifluorchloorethyleen, hexafluorpropeen-vinylidencopolymeer en polytetrafluorethyleen
zijn uitgebreid gebruikt met zuivere stikstofmonoxide en andere corrosieve gassen. Ze werden als
zodanig inert beschouwd dat verder testen niet noodzakelijk was.
De installatie van een leidingsysteem voor stikstofmonoxide met een toevoerbatterij van gascilinders,
een vast netwerk en eindpunten is verboden.
In het algemeen is het niet nodig overmaat gas weg te vangen; er moet echter rekening worden
gehouden met de luchtkwaliteit op de werkplek en spoorconcentraties van NO of NO2/NOx mogen de
vastgestelde nationale limietwaarden voor beroepsmatige blootstelling niet overschrijden. Accidentele
blootstelling aan INOmax bij ziekenhuismedewerkers is in verband gebracht met ongewenste
voorvallen (zie rubriek 4.8).
Cilinders met een standaard ventielhandwiel kunnen niet worden gebruikt met het INOmax DSIR
toedieningssysteem.
Instructie voor afvoer van de gascilinder
Als de gascilinder leeg is, mag deze niet worden weggegooid. Lege gascilinders worden door de
leverancier opgehaald.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/003, EU/1/01/194/004
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 01/08/2001
Datum van laatste hernieuwing:
01/06/2006
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
MM/JJJJ
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
BIJLAGE II
A. FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Zone Industrielle de Limay-Porcheville
3 avenue Ozanne
78440 Porcheville
Frankrijk
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen (PSUR's)
De vergunninghouder dient voor dit geneesmiddel periodieke veiligheidsverslagen in, overeenkomstig
de vereisten zoals uiteengezet in de lijst van uniale referentiedata en indieningsfrequenties voor
periodieke veiligheidsverslagen (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107 quater, onder punt
7 van Richtlijn 2001/83/EG. Deze lijst is gepubliceerd op het Europese webportaal voor
geneesmiddelen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP - risicobeheerplan)
De vergunninghouder voert de noodzakelijke onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-updates.
Een RMP-update wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
Mocht het tijdstip van indiening van een periodiek veiligheidsverslag en indiening van de RMP-update
samenvallen, dan kunnen beide gelijktijdig worden ingediend.
Extra risicobeperkende maatregelen
Voorafgaand aan introductie van de nieuwe indicatie van het product in elke lidstaat dient de houder
van de vergunning voor het in de handel brengen overeenstemming te bereiken met de nationale
bevoegde autoriteit over de inhoud en de uitvoering van het voorlichtingsmateriaal.
De vergunninghouder dient ervoor te zorgen dat bij de introductie van de nieuwe indicatie het
voorlichtingspakket wordt verstrekt aan alle gezondheidszorgverleners van wie te verwachten is dat ze
pulmonale hypertensie bij volwassen en kinderen in combinatie met hartchirurgie.
Het voorlichtingspakket dient het volgende te bevatten:
De Samenvatting van de productkenmerken en de Bijsluiter met informatie voor de patiënt
betreffende INOmax
Het voorlichtingsmateriaal voor gezondheidszorgverleners
Het voorlichtingsmateriaal moet informatie over de volgende essentiële elementen omvatten:
Het risico van reboundeffect en de te nemen voorzorgsmaatregelen bij het beëindigen van de
behandeling
Het risico van abrupt staken van de behandeling met INOmax bij een kritieke storing van het
toedieningssysteem en hoe dit te voorkomen
De bewaking van de methemoglobinespiegel
De bewaking van NO2-vorming
Het mogelijke risico van bloedings- en hemostasestoornissen
De mogelijke risico's van gebruik in combinatie met andere vaatverwijders die op het cGMP- of
het cAMP-systeem inwerken
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
Gascilinder van 2 liter
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax
400 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide.
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
400 ppm mol/mol stikstofmonoxide (NO).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens stikstof.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Medicinaal gas, samengeperst
Een gascilinder van 2 liter gevuld bij 155 bar (absoluut) levert 307 liter gas onder een druk van 1 bar
bij 15°C.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Endotracheopulmonair gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Zorg dat de ouder of voogd de indicaties en waarschuwingen in de bijsluiter heeft gelezen en zich
daarvan bewust is vóór de toediening van het middel aan zijn/haar zuigeling.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders in goed geventileerde ruimten.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Gooi gebruikte gascilinders niet weg. Alle gascilinders moeten worden teruggebracht naar de
leverancier voor verwijdering.
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/002
13. BATCHNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Gascilinder van 10 liter
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax
400 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide.
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
400 ppm mol/mol stikstofmonoxide (NO).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens stikstof.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Medicinaal gas, samengeperst
Een gascilinder van 10 liter gevuld bij 155 bar (absoluut) levert 1535 liter gas onder een druk van
1 bar bij 15°C.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Endotracheopulmonair gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Zorg dat de ouder of voogd de indicaties en waarschuwingen in de bijsluiter heeft gelezen en zich
daarvan bewust is vóór de toediening van het middel aan zijn/haar zuigeling.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders in goed geventileerde ruimten.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Gooi gebruikte gascilinders niet weg. Alle gascilinders moeten worden teruggebracht naar de
leverancier voor verwijdering.
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/001
13. BATCHNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
Niet van toepassing.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
Gascilinder van 2 liter
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax
800 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide.
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
800 ppm mol/mol stikstofmonoxide (NO).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens stikstof.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Medicinaal gas, samengeperst
Een gascilinder van 2 liter gevuld bij 155 bar (absoluut) levert 307 liter gas onder een druk van 1 bar
bij 15°C.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Endotracheopulmonair gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Zorg dat de ouder of voogd de indicaties en waarschuwingen in de bijsluiter heeft gelezen en zich
daarvan bewust is vóór de toediening van het middel aan zijn/haar zuigeling.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders in goed geventileerde ruimten.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Gooi gebruikte gascilinders niet weg. Alle gascilinders moeten worden teruggebracht naar de
leverancier voor verwijdering.
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/003
13. BATCHNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Gascilinder van 10 liter
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
INOmax
800 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide.
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF
800 ppm mol/mol stikstofmonoxide (NO).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat tevens stikstof.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Medicinaal gas, samengeperst
Een gascilinder van 10 liter gevuld bij 155 bar (absoluut) levert 1535 liter gas onder een druk van
1 bar bij 15°C.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Endotracheopulmonair gebruik.
Voor gebruik de bijsluiter lezen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Zorg dat de ouder of voogd de indicaties en waarschuwingen in de bijsluiter heeft gelezen en zich
daarvan bewust is vóór de toediening van het middel aan zijn/haar zuigeling.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Alle voorschriften aangaande het hanteren van drukvaten moeten in acht worden genomen.
Bewaar gascilinders in goed geventileerde ruimten.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen, warmte- of
ontbrandingsbronnen en vocht.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Gooi gebruikte gascilinders niet weg. Alle gascilinders moeten worden teruggebracht naar de
leverancier voor verwijdering.
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/01/194/004
13. BATCHNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
B. BIJSLUITER
INOmax 400 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is INOmax en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is INOmax en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
INOmax bevat stikstofmonoxide, een gas dat wordt gebruikt voor de behandeling van
- Pasgeboren baby's met onvoldoende functionerende longen gepaard gaande met een hoge
bloeddruk in de longen, een aandoening die bekend staat als hypoxische
ademhalingsinsufficiëntie. Wanneer dit gasmengsel wordt ingeademd, kan het de bloedstroom
door de longen verbeteren. Dit kan bijdragen aan het verhogen van de hoeveelheid zuurstof die het
bloed van uw baby bereikt.
- Pasgeboren baby's, baby's, kinderen en tieners van 0 tot 17 jaar, en volwassenen met hoge
bloeddruk in de longen, in verband met een hartoperatie. Dit gasmengsel kan de hartfunctie en de
bloedstroom door de longen verbeteren, wat kan helpen de hoeveelheid zuurstof te verhogen die
het bloed bereikt.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U (als patiënt) bent of uw kind (als patiënt) is allergisch voor één van de stoffen in dit
geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
U is verteld dat u (als patiënt) of uw kind (als patiënt) een abnormale bloedstroom in het hart
heeft.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Geïnhaleerd stikstofmonoxide is niet altijd werkzaam, waardoor voor u of uw baby andere
behandelingen kunnen worden overwogen.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide kan van invloed zijn op het vermogen van bloed om zuurstof te
vervoeren. Dit wordt met bloedmonsters gecontroleerd en de dosis geïnhaleerd stikstofmonoxide moet
zo nodig worden verlaagd.
Stikstofmonoxide kan reageren met zuurstof. Daarbij ontstaat stikstofdioxide dat de luchtwegen kan
irriteren. De arts van u of uw kind controleert op stikstofdioxide en als het gehalte stijgt, wordt de
behandeling met INOmax dienovereenkomstig aangepast (verlaagd).
bloed) van u of uw kind hebben, en er moet worden gelet op verschijnselen van bloedingen en/of
bloeduitstortingen. Als u verschijnselen bemerkt die op een bloeding kunnen wijzen dan moet u
onmiddellijk uw arts inlichten.
Er is geen effect van geïnhaleerd stikstofmonoxide gedocumenteerd bij pasgeboren baby's met een
misvorming waarbij het middenrif niet volledig aangelegd is, de zogenaamde `congenitale hernia
diaphragmatica'.
Bij pasgeboren baby's met bijzondere hartafwijkingen, door artsen `congenitale hartafwijkingen'
genoemd, kan geïnhaleerd stikstofmonoxide verslechtering van de bloedsomloop veroorzaken.
Kinderen
INOmax mag niet worden gebruikt bij baby's die voor de 34e zwangerschapsweek zijn geboren.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
De arts beslist wanneer u of uw kind met INOmax en met andere geneesmiddelen moet worden
behandeld, en zal hier tijdens de behandeling zorgvuldig toezicht op houden.
Gebruikt u (als patiënt) of uw kind (als patiënt) naast INOmax nog andere geneesmiddelen, of heeft u
of uw kind dat kort geleden gedaan? Vertel dat dan uw arts. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waar
u geen voorschrift voor nodig heeft.
Sommige geneesmiddelen kunnen het vermogen van het bloed om zuurstof te transporteren
beïnvloeden. Dit zijn onder meer prilocaïne (een middel voor plaatselijke verdoving dat gebruikt wordt
voor pijnverlichting bij kleine pijnlijke ingrepen, bijvoorbeeld hechten, en kleine chirurgische of
diagnostische procedures) of glyceryltrinitraat (voor behandeling van pijn op de borst). Uw arts zorgt
ervoor dat gecontroleerd wordt of het bloed genoeg zuurstof kan vervoeren wanneer u deze
geneesmiddelen gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
INOmax wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding. Bent u zwanger,
denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw
arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Niet van toepassing
INOmax bevat stikstof
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw arts beslist wat de juiste dosis INOmax is en dient INOmax toe aan de longen van u of uw kind via
een systeem dat is ontworpen voor het toedienen van dit gas. Dit toedieningssysteem zorgt ervoor dat
de juiste hoeveelheid stikstofmonoxide wordt toegediend door INOmax direct voordat u het krijgt te
verdunnen met een mengsel van zuurstof en lucht.
Voor de veiligheid van u of uw kind zijn de systemen voor toediening van INOmax uitgerust met
apparaten die constant meten hoeveel stikstofmonoxide, zuurstof en stikstofdioxide (een gas dat
ontstaat wanneer stikstofmonoxide en zuurstof worden gemengd) aan de longen worden toegediend.
Uw arts beslist hoe lang u of uw kind met INOmax moet worden behandeld.
kinderen is 20 ppm, bij volwassenen 40 ppm) van het gas dat u of uw kind inhaleert. De laagste
werkzame dosis wordt opgezocht. Pasgeboren baby's met longfalen in verband met hoge bloeddruk in
de longen moeten gewoonlijk ongeveer 4 dagen worden behandeld. Bij kinderen en volwassen met
hoge bloeddruk in de longen in verband met een hartoperatie wordt INOmax gewoonlijk 24 tot 48 uur
gegeven. Behandeling met INOmax kan echter langer duren.
Heeft u of heeft uw kind te veel van dit middel gebruikt?
Te veel geïnhaleerd stikstofmonoxide kan van invloed zijn op het vermogen van het bloed om zuurstof
te vervoeren. Dit wordt met bloedmonsters gecontroleerd en zo nodig wordt de dosis INOmax
verlaagd. Daarnaast kan worden overwogen geneesmiddelen (bijvoorbeeld vitamine C of
methyleenblauw), of in laatste instantie een bloedtransfusie, te geven ter verbetering van het vermogen
om zuurstof te transporteren.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
De behandeling met INOmax mag niet abrupt worden gestopt. Bekend is dat, als de behandeling met
INOmax plotseling wordt gestaakt zonder dat de dosis eerst wordt verlaagd, lage bloeddruk of als
weerslag verhoogde bloeddruk in de longen kan ontstaan.
Aan het eind van de behandeling wordt de hoeveelheid INOmax die aan u of uw baby wordt gegeven
langzaam door de arts verlaagd, zodat de bloedsomloop in de longen gelegenheid krijgt om zich aan te
passen aan zuurstof en lucht zonder INOmax. Daardoor kan het een dag of twee duren voordat u of uw
baby geen INOmax meer krijgt.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken. De arts onderzoekt u of uw kind nauwkeurig op alle bijwerkingen.
Bijwerkingen die zeer vaak (bij meer dan 1 op de 10 gebruikers) in verband met behandeling met
INOmax worden gezien, zijn:
een laag aantal bloedplaatjes.
Bijwerkingen die vaak (bij meer dan 1 op de 100 gebruikers) in verband met behandeling met
INOmax worden gezien, zijn:
lage bloeddruk, luchtloze of ingeklapte longen.
Bijwerkingen die soms (bij minder dan 1 op de 100 maar meer dan 1 op de 1000 personen) worden
gezien, zijn:
toename van de hoeveelheid methemoglobine, waardoor het vermogen om zuurstof te vervoeren
afneemt.
Bijwerkingen die kunnen optreden maar waarvan niet bekend is hoe vaak dat gebeurt (de frequentie
kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald), zijn:
bradycardie (lage hartslagfrequentie) of te weinig zuurstof in het bloed
(zuurstofdesaturatie/hypoxemie) als weerslag na het plotseling staken van de behandeling;
hoofdpijn, duizeligheid, droge keel of kortademigheid na blootstelling aan omgevingslucht waar
per ongeluk stikstofmonoxide in terecht gekomen is (bijvoorbeeld door lekkage uit apparatuur
of de cilinder).
U moet direct het personeel inlichten als u hoofdpijn krijgt terwijl u in de buurt van uw kind bent dat
INOmax krijgt.
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van
dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Behandeling met INOmax mag uitsluitend worden uitgevoerd en afgehandeld door
ziekenhuispersoneel.
INOmax-cilinders moeten vastgezet worden bewaard om te voorkomen dat ze vallen mogelijk
letsel veroorzaken.
INOmax mag uitsluitend worden gebruikt en toegediend door personeel dat speciaal opgeleid is
in gebruik en hantering van INOmax.
Alle voorschriften over de omgang met gascilinders onder druk moeten worden opgevolgd.
De specialisten van het ziekenhuis houden toezicht op de opslag ervan. Gascilinders moeten worden
opgeslagen in goed-geventileerde ruimten of in geventileerde schuren waar ze worden beschermd
tegen regen en direct zonlicht.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen,
warmte- of ontbrandingsbronnen en vocht.
Opslag in de ziekenhuisapotheek
De gascilinders moeten worden bewaard in een luchtige, schone en afgesloten ruimte, uitsluitend
bestemd voor de opslag van medicinale gassen. In deze opslagruimte moet een afzonderlijke ruimte
worden gereserveerd voor de opslag van gascilinders met stikstofmonoxide.
Opslag op de geneeskundige afdeling
De gascilinder moet worden bewaard op een daartoe uitgeruste plaats met voorzieningen om de
cilinder in de verticale stand te houden.
Als de gascilinder leeg is, mag deze niet worden weggegooid. Lege gascilinders worden door de
leverancier opgehaald
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is stikstofmonoxide 400 ppm mol/mol.
Een gascilinder van 2 liter gevuld bij 155 bar absoluut levert 307 liter gas onder 1 bar druk bij 15°C.
Een gascilinder van 10 liter gevuld bij 155 bar absoluut levert 1535 liter gas onder 1 bar druk bij 15°C.
De andere stof in dit middel is stikstof.
Medicinaal gas, samengeperst.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
INOmax is verkrijgbaar in aluminium gascilinders van 2 liter en 10 liter.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
Fabrikant
Linde France
Z.I. Limay-Porcheville
3 avenue Ozanne
78440 Porcheville
Frankrijk
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Linde Gas Belgium N.V.
Linde Gas UAB
Westvaartdijk 85
Didlaukio g. 69
1850 Grimbergen
08300, Vilnius
Tél/Tel.: +32 70 233 826
Tel.: +370 2787787
info.healthcare.be@linde.com
administracija@lt.linde.com
Luxembourg/Luxemburg
Linde Healthcare AB
Linde Gas Belgium N.V.
Rättarvägen 3
Westvaartdijk 85
169 68 Solna
1850 Grimbergen
Sweden
Tél/Tel.: +32 70 233 826
Tel: +46 8 7311000
info.healthcare.be@linde.com
Magyarország
Linde Gas a.s.
Linde Gáz Magyarország Zrt.
U Technoplynu 1324
Illatos út 11/A.
198 00 Praha 9
1097 Budapest
Tel: +420 800 121 121
Tel.: +36 30 349 2237
info.cz@linde.com
tunde.bencze@linde.com
Danmark
Malta
Linde Gas A/S
Linde Healthcare AB
Lautruphøj 2-6
Rättarvägen 3
2730 Ballerup
169 68 Solna
Tlf: + 45 70 104 103
Sweden
healthcare.dk@linde.com
Tel: +46 8 7311000
Deutschland
Nederland
Linde GmbH
Linde Gas Therapeutics Benelux B.V.
Dr.-Carl-von-Linde-Straße 6-14
De Keten 7
82049 Pullach
5651 GJ Eindhoven
Tel: +49 89 7446 0
Tel: +31 40 282 58 25
medgas@linde.com
info.healthcare.nl@linde.com
Eesti
Norge
AS Linde Gas
Linde Gas AS
Valukoja 8
Postboks 13 Nydalen
11415 Tallinn
0409 Oslo
Tel: +372 650 4500
Tlf. +47 81559095
linde.ee@linde.com
healthcare.no@linde.com
Österreich
Linde Healthcare
Linde Gas GmbH
19600
Modecenterstr.17/ Objekt 1/3.OG
: +30 211-1045500-510
1110 Wien
healthcare.gr@linde.com
Tel: +43(0)50.4273-2200
healthcare.at@linde.com
España
Polska
Linde Gas España, S.A.U.
Linde Gaz Polska Sp. z o.o.
Camino de Liria, s/n
ul. prof. Michala yczkowskiego 17
46530 Puzol (Valencia)
31-864 Krakow
Tel: +34 900 941 857 / +34 902 426 462
Tel.: 0 801 142 748 / +48 (12) 643 92 00
lindehealthcare.spain@linde.com
dzialania.niepozadane@pl.linde-gas.com
France
Portugal
Linde France - Activité médicale - Linde
Linde Portugal, Lda.
Healthcare
Av. Infante D. Henrique Lotes 21-24
3 avenue Ozanne
1800-217 Lisboa
Z.I. Limay-Porcheville
Tel: + 351 218 310 420
78440 Porcheville
linde.portugal@ linde.com
Tél:+33 810 421 000
infotherapies@linde.com
Hrvatska
România
GTG plin d.o.o.
Linde Gaz România SRL
Kalinovac 2/a
str. Avram Imbroane nr. 9
47000 Karlovac
Timisoara 300136 - RO
Tel. +385 47 609 200
Tel: +40 256 300 700
healthcare.ro@linde.com
Ireland
Slovenija
INO Therapeutics UK
GTG plin d.o.o.
185 Carver Drive
Bukovzlak 65/b
Kent Science Park
3000 CELJE
Sittingbourne
Tel: + 386 (0)3 42 60 746
Kent ME9 8NP
prodaja@gtg-plin.com
Tel: +44 1795 411552
ukcsc@inotherapy.co.uk
Ísland
Slovenská republika
Linde Gas ehf
Linde Gas s.r.o.
Breiðhöfða 11
Tuhovská 3
110 Reykjavik
831 06 Bratislava
Sími: + 354 577 3030
Tel: +421 2 49 10 25 16
healthcare.is@linde.com
healthcare.sk@linde.com
Italia
Suomi/Finland
LINDE MEDICALE S.r.L
Oy Linde Gas Ab
Via Guido Rossa 3
Itsehallintokuja 6
20010 Arluno (MI)
02600 Espoo
Tel : +39 02 903731 / 800 600 633
Puh/Tel: + 358 10 2421
hctilaus@fi.linde.com
Sverige
Linde Hadjikyriakos Gas Ltd
Linde Gas AB
260, 2029
Rättarvägen 3
, .
169 68 Solna
. +357-22482330
Tel: + 46 8 7311800
info@cy.linde-gas.com
healthcare.se@linde.com
Latvija
United Kingdom
Linde Gas SIA,
INO Therapeutics UK
Katrnas iela 5
185 Carver Drive
Rga, 1045
Kent Science Park
Tel: +371 80005005
Sittingbourne
ksc.lv@linde.com
Kent ME9 8NP
Tel: +44 1795 411552
ukcsc@inotherapy.co.uk
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
INOmax 800 ppm mol/mol medicinaal gas, samengeperst
Stikstofmonoxide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
-
Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking
die niet in de bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is INOmax en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is INOmax en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
INOmax bevat stikstofmonoxide, een gas dat wordt gebruikt voor de behandeling van
- Pasgeboren baby's met onvoldoende functionerende longen gepaard gaande met een hoge
bloeddruk in de longen, een aandoening die bekend staat als hypoxische
ademhalingsinsufficiëntie. Wanneer dit gasmengsel wordt ingeademd, kan het de bloedstroom
door de longen verbeteren. Dit kan bijdragen aan het verhogen van de hoeveelheid zuurstof die het
bloed van uw baby bereikt.
- Pasgeboren baby's, baby's, kinderen en tieners van 0 tot 17 jaar, en volwassenen met hoge
bloeddruk in de longen, in verband met een hartoperatie. Dit gasmengsel kan de hartfunctie en de
bloedstroom door de longen verbeteren, wat kan helpen de hoeveelheid zuurstof te verhogen die
het bloed bereikt.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
U (als patiënt) bent of uw kind (als patiënt) is allergisch voor één van de stoffen die in dit
geneesmiddel zitten. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
U is verteld dat u (als patiënt) of uw kind (als patiënt) een abnormale bloedstroom in het hart
heeft.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Geïnhaleerd stikstofmonoxide is niet altijd werkzaam, waardoor voor u of uw baby andere
behandelingen kunnen worden overwogen.
Geïnhaleerd stikstofmonoxide kan van invloed zijn op het vermogen van bloed om zuurstof te
vervoeren. Dit wordt met bloedmonsters gecontroleerd en de dosis geïnhaleerd stikstofmonoxide moet
zo nodig worden verlaagd.
Stikstofmonoxide kan reageren met zuurstof. Daarbij ontstaat stikstofdioxide dat de luchtwegen kan
irriteren. De arts van u of uw kind controleert op stikstofdioxide en als het gehalte stijgt, wordt de
behandeling met INOmax dienovereenkomstig aangepast (verlaagd).
bloed) van u of uw kind hebben, en er moet worden gelet op verschijnselen van bloedingen en/of
bloeduitstortingen. Als u verschijnselen bemerkt die op een bloeding kunnen wijzen dan moet u
onmiddellijk uw arts inlichten.
Er is geen effect van geïnhaleerd stikstofmonoxide gedocumenteerd bij pasgeboren baby's met een
misvorming waarbij het middenrif niet volledig aangelegd is, de zogenaamde `congenitale hernia
diaphragmatica'.
Bij pasgeboren baby's met bijzondere hartafwijkingen, door artsen `congenitale hartafwijkingen'
genoemd, kan geïnhaleerd stikstofmonoxide verslechtering van de bloedsomloop veroorzaken.
Kinderen
INOmax mag niet worden gebruikt bij baby's die voor de 34e zwangerschapsweek zijn geboren.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
De arts beslist wanneer u of uw kind met INOmax en met andere geneesmiddelen moet worden
behandeld, en zal hier tijdens de behandeling zorgvuldig toezicht op houden.
Gebruikt u (als patiënt) of uw kind (als patiënt) naast INOmax nog andere geneesmiddelen, of heeft u
of uw kind dat kort geleden gedaan? Vertel dat dan uw arts. Dat geldt ook voor geneesmiddelen waar
u geen voorschrift voor nodig heeft.
Sommige geneesmiddelen kunnen het vermogen van het bloed om zuurstof te transporteren
beïnvloeden. Dit zijn onder meer prilocaïne (een middel voor plaatselijke verdoving dat gebruikt wordt
voor pijnverlichting bij kleine pijnlijke ingrepen, bijvoorbeeld hechten, en kleine chirurgische of
diagnostische procedures) of glyceryltrinitraat (voor behandeling van pijn op de borst). Uw arts zorgt
ervoor dat gecontroleerd wordt of het bloed genoeg zuurstof kan vervoeren wanneer u deze
geneesmiddelen gebruikt.
Zwangerschap en borstvoeding
INOmax wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding. Bent u zwanger,
denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw
arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u geneesmiddelen gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Niet van toepassing
INOmax bevat stikstof
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw arts beslist wat de juiste dosis INOmax is en dient INOmax toe aan de longen van u of uw kind via
een systeem dat is ontworpen voor het toedienen van dit gas. Dit toedieningssysteem zorgt ervoor dat
de juiste hoeveelheid stikstofmonoxide wordt toegediend door INOmax direct voordat u het krijgt te
verdunnen met een mengsel van zuurstof en lucht.
Voor de veiligheid van u of uw kind zijn de systemen voor toediening van INOmax uitgerust met
apparaten die constant meten hoeveel stikstofmonoxide, zuurstof en stikstofdioxide (een gas dat
ontstaat wanneer stikstofmonoxide en zuurstof worden gemengd) aan de longen worden toegediend.
Uw arts beslist hoe lang u of uw kind met INOmax moet worden behandeld.
kinderen is 20 ppm, bij volwassenen 40 ppm) van het gas dat u of uw kind inhaleert. De laagste
werkzame dosis wordt opgezocht. Pasgeboren baby's met longfalen in verband met hoge bloeddruk in
de longen moeten gewoonlijk ongeveer 4 dagen worden behandeld. Bij kinderen en volwassen met
hoge bloeddruk in de longen in verband met een hartoperatie wordt INOmax gewoonlijk 24 tot 48 uur
gegeven. Behandeling met INOmax kan echter langer duren.
Heeft u of heeft uw kind te veel van dit middel gebruikt?
Te veel geïnhaleerd stikstofmonoxide kan van invloed zijn op het vermogen van het bloed om zuurstof
te vervoeren. Dit wordt met bloedmonsters gecontroleerd en zo nodig wordt de dosis INOmax
verlaagd. Daarnaast kan worden overwogen geneesmiddelen (bijvoorbeeld vitamine C of
methyleenblauw), of in laatste instantie een bloedtransfusie, te geven ter verbetering van het vermogen
om zuurstof te transporteren.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
De behandeling met INOmax mag niet abrupt worden gestopt. Bekend is dat, als de behandeling met
INOmax plotseling wordt gestaakt zonder dat de dosis eerst wordt verlaagd, lage bloeddruk of als
weerslag verhoogde bloeddruk in de longen kan ontstaan.
Aan het eind van de behandeling wordt de hoeveelheid INOmax die aan u of uw baby wordt gegeven
langzaam door de arts verlaagd, zodat de bloedsomloop in de longen gelegenheid krijgt om zich aan te
passen aan zuurstof en lucht zonder INOmax. Daardoor kan het een dag of twee duren voordat u of uw
baby geen INOmax meer krijgt.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken. De arts onderzoekt u of uw kind nauwkeurig op alle bijwerkingen.
Bijwerkingen die zeer vaak (bij meer dan 1 op de 10 gebruikers) in verband met behandeling met
INOmax worden gezien, zijn:
een laag aantal bloedplaatjes.
Bijwerkingen die vaak (bij meer dan 1 op de 100 gebruikers) in verband met behandeling met
INOmax worden gezien, zijn:
lage bloeddruk, luchtloze of ingeklapte longen.
Bijwerkingen die soms (bij minder dan 1 op de 100 gebruikers en meer dan 1 op de 1000 gebruikers)
worden gezien, zijn:
toename van de hoeveelheid methemoglobine, waardoor het vermogen om zuurstof te vervoeren
afneemt.
Bijwerkingen die kunnen optreden maar waarvan niet bekend is hoe vaak dat gebeurt (de frequentie
kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald), zijn:
bradycardie (lage hartslagfrequentie) of te weinig zuurstof in het bloed
(zuurstofdesaturatie/hypoxemie) als weerslag na het plotseling staken van de behandeling;
hoofdpijn, duizeligheid, droge keel of kortademigheid na blootstelling aan omgevingslucht waar
per ongeluk stikstofmonoxide in terecht gekomen is (bijvoorbeeld door lekkage uit apparatuur
of de cilinder).
U moet direct het personeel inlichten als u hoofdpijn krijgt terwijl u in de buurt van uw kind bent dat
INOmax krijgt.
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan, U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van
dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Behandeling met INOmax mag uitsluitend worden uitgevoerd en afgehandeld door
ziekenhuispersoneel.
INOmax-cilinders moeten vastgezet worden bewaard om te voorkomen dat ze vallen mogelijk
letsel veroorzaken.
INOmax mag uitsluitend worden gebruikt en toegediend door personeel dat speciaal opgeleid is
in gebruik en hantering van INOmax.
Alle voorschriften over de omgang met gascilinders onder druk moeten worden opgevolgd.
De specialisten van het ziekenhuis houden toezicht op de opslag ervan. Gascilinders moeten worden
opgeslagen in goed-geventileerde ruimten of in geventileerde schuren waar ze worden beschermd
tegen regen en direct zonlicht.
Bescherm de gascilinders tegen schokken, vallen, oxiderende en ontvlambare materialen,
warmte- of ontbrandingsbronnen en vocht.
Opslag in de ziekenhuisapotheek
De gascilinders moeten worden bewaard in een luchtige, schone en afgesloten ruimte, uitsluitend
bestemd voor de opslag van medicinale gassen. In deze opslagruimte moet een afzonderlijke ruimte
worden gereserveerd voor de opslag van gascilinders met stikstofmonoxide.
Opslag op de geneeskundige afdeling
De gascilinder moet worden bewaard op een daartoe uitgeruste plaats met voorzieningen om de
cilinder in de verticale stand te houden.
Als de gascilinder leeg is, mag deze niet worden weggegooid. Lege gascilinders worden door de
leverancier opgehaald
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is stikstofmonoxide 800 ppm mol/mol.
Een gascilinder van 2 liter gevuld bij 155 bar absoluut levert 307 liter gas onder 1 bar druk bij 15°C.
Een gascilinder van 10 liter gevuld bij 155 bar absoluut levert 1535 liter gas onder 1 bar druk bij 15°C.
De andere stof in dit middel is stikstof.
Medicinaal gas, samengeperst.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 2 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een standaard ventielhandwiel.
Een aluminium gascilinder van 10 liter (herkenbaar aan de witte kleur, met zeegroene bovenkant)
gevuld onder een druk van 155 bar, voorzien van een roestvrijstalen, positieve restdrukklep met
specifieke uitgangskoppeling en een INOmeter met een standaard ventielhandwiel.
INOmax is verkrijgbaar in aluminium gascilinders van 2 liter en 10 liter.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Linde Healthcare AB
Rättarvägen 3
169 68 Solna
Zweden
Fabrikant
Linde France
Z.I. Limay-Porcheville
3 avenue Ozanne
78440 Porcheville
Frankrijk
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Linde Gas Belgium N.V.
Linde Gas UAB
Westvaartdijk 85
Didlaukio g. 69
1850 Grimbergen
08300, Vilnius
Tél/Tel.: +32 70 233 826
Tel.: +370 2787787
info.healthcare.be@linde.com
administracija@lt.linde.com
Luxembourg/Luxemburg
Linde Healthcare AB
Linde Gas Belgium N.V.
Rättarvägen 3
Westvaartdijk 85
169 68 Solna
1850 Grimbergen
Sweden
Tél/Tel.: +32 70 233 826
Tel: +46 8 7311000
info.healthcare.be@linde.com
Magyarország
Linde Gas a.s.
Linde Gáz Magyarország Zrt.
U Technoplynu 1324
Illatos út 11/A.
198 00 Praha 9
1097 Budapest
Tel: +420 800 121 121
Tel.: +36 30 349 2237
info.cz@linde.com
tunde.bencze@linde.com
Danmark
Malta
Linde Gas A/S
Linde Healthcare AB
Lautruphøj 2-6
Rättarvägen 3
2730 Ballerup
169 68 Solna
Tlf: + 45 70 104 103
Sweden
healthcare.dk@linde.com
Tel: +46 8 7311000
Deutschland
Nederland
Linde GmbH
Linde Gas Therapeutics Benelux B.V.
Dr.-Carl-von-Linde-Straße 6-14
De Keten 7
82049 Pullach
5651 GJ Eindhoven
Tel: +49 89 7446 0
Tel: +31 40 282 58 25
medgas@linde.com
info.healthcare.nl@linde.com
Eesti
Norge
AS Linde Gas
Linde Gas AS
Valukoja 8
Postboks 13 Nydalen
11415 Tallinn
0409 Oslo
Tel: +372 650 4500
Tlf. +47 81559095
linde.ee@linde.com
healthcare.no@linde.com
Österreich
Linde Healthcare
Linde Gas GmbH
19600
Modecenterstr.17/ Objekt 1/3.OG
: +30 211-1045500-510
1110 Wien
healthcare.gr@linde.com
Tel: +43(0)50.4273-2200
healthcare.at@linde.com
España
Polska
Linde Gas España, S.A.U.
Linde Gaz Polska Sp. z o.o.
Camino de Liria, s/n
ul. prof. Michala yczkowskiego 17
46530 Puzol (Valencia)
31-864 Krakow
Tel: +34 900 941 857 / +34 902 426 462
Tel.: 0 801 142 748 / +48 (12) 643 92 00
lindehealthcare.spain@linde.com
dzialania.niepozadane@pl.linde-gas.com
France
Portugal
Linde France - Activité médicale - Linde
Linde Portugal, Lda.
Healthcare
Av. Infante D. Henrique Lotes 21-24
3 avenue Ozanne
1800-217 Lisboa
Z.I. Limay-Porcheville
Tel: + 351 218 310 420
78440 Porcheville
linde.portugal@ linde.com
Tél:+33 810 421 000
infotherapies@linde.com
Hrvatska
România
GTG plin d.o.o.
Linde Gaz România SRL
Kalinovac 2/a
str. Avram Imbroane nr. 9
47000 Karlovac
Timisoara 300136 - RO
Tel. +385 47 609 200
Tel: +40 256 300 700
healthcare.ro@linde.com
Ireland
Slovenija
INO Therapeutics UK
GTG plin d.o.o.
185 Carver Drive
Bukovzlak 65/b
Kent Science Park
3000 CELJE
Sittingbourne
Tel: + 386 (0)3 42 60 746
Kent ME9 8NP
prodaja@gtg-plin.com
Tel: +44 1795 411552
ukcsc@inotherapy.co.uk
Ísland
Slovenská republika
Linde Gas ehf
Linde Gas s.r.o.
Breiðhöfða 11
Tuhovská 3
110 Reykjavik
831 06 Bratislava
Sími: + 354 577 3030
Tel: +421 2 49 10 25 16
healthcare.is@linde.com
healthcare.sk@linde.com
Italia
Suomi/Finland
LINDE MEDICALE S.r.L
Oy Linde Gas Ab
Via Guido Rossa 3
Itsehallintokuja 6
20010 Arluno (MI)
02600 Espoo
Tel : +39 02 903731 / 800 600 633
Puh/Tel: + 358 10 2421
hctilaus@fi.linde.com
Sverige
Linde Hadjikyriakos Gas Ltd
Linde Gas AB
260, 2029
Rättarvägen 3
, .
169 68 Solna
. +357-22482330
Tel: + 46 8 7311800
info@cy.linde-gas.com
healthcare.se@linde.com
Latvija
United Kingdom
Linde Gas SIA,
INO Therapeutics UK
Katrnas iela 5
185 Carver Drive
Rga, 1045
Kent Science Park
Tel: +371 80005005
Sittingbourne
ksc.lv@linde.com
Kent ME9 8NP
Tel: +44 1795 411552
ukcsc@inotherapy.co.uk
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).