Lyxumia 10 µg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Elke dosis (0,2 ml) bevat 10 microgram (mcg) lixisenatide (50 mcg per ml).
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Elke dosis (0,2 ml) bevat 20 microgram (mcg) lixisenatide (100 mcg per ml).
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke dosis bevat 540 microgram metacresol.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie (injectie)
Heldere, kleurloze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Lyxumia is geïndiceerd voor de behandeling van volwassenen met diabetes mellitus type 2 om
glykemische controle te bereiken in combinatie met orale bloedglucoseverlagende geneesmiddelen
en/of basale insuline wanneer deze, samen met dieet en lichaamsbeweging, niet voldoende
glykemische controle geven (zie rubrieken 4.4 en 5.1 voor de beschikbare gegevens over de
verschillende combinaties).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Aanvangsdosis: de aanvangsdosis bedraagt 10 mcg lixisenatide eenmaal daags gedurende 14 dagen.
Onderhoudsdosis: op dag 15 wordt begonnen met een vaste onderhoudsdosis van 20 mcg lixisenatide
eenmaal daags.
Voor de aanvangsdosis is Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie beschikbaar.
Voor de onderhoudsdosis is Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie beschikbaar.
Wanneer Lyxumia toegevoegd wordt aan een bestaande behandeling met metformine, kan de huidige
dosis metformine onveranderd voortgezet worden.
Wanneer Lyxumia toegevoegd wordt aan een bestaande behandeling met een sulfonylureumderivaat
of met een basale insuline, kan een vermindering van de dosis sulfonylureumderivaat of basale
insuline overwogen worden om het risico op hypoglykemie te verlagen. Lyxumia dient niet te worden
gegeven in combinatie met een basale insuline en een sulfonylureumderivaat vanwege het verhoogde
risico op hypoglykemie (zie rubriek 4.4).
Het gebruik van Lyxumia vereist geen specifieke controle van de bloedglucoseconcentratie. Wanneer
Lyxumia echter gebruikt wordt in combinatie met een sulfonylureumderivaat of een basale insuline
2
kan controle of zelfcontrole van de bloedglucoseconcentratie nodig zijn om de dosering van het
sulfonylureumderivaat of de basale insuline aan te passen.
Speciale populaties
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd.
Patiënten met nierinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte of matige nierinsufficiëntie.
Er is geen therapeutische ervaring bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring lager
dan 30 ml/min) of met terminale nierziekte. Het gebruik van lixisenatide wordt daarom niet
aanbevolen bij deze patiënten (zie rubriek 5.2).
Patiënten met leverinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met leverinsufficiëntie (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van lixisenatide bij kinderen en adolescenten onder de 18 jaar zijn niet
vastgesteld (zie rubriek 5.1). Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Lyxumia moet subcutaan geïnjecteerd worden in de dij, buik of bovenarm. Lyxumia mag niet
intraveneus of intramusculair worden toegediend.
De injectie wordt eenmaal daags toegediend, binnen het uur voorafgaand aan een maaltijd. Het geniet
de voorkeur om, wanneer de meest geschikte maaltijd is gekozen, de prandiale injectie van Lyxumia
elke dag voor dezelfde maaltijd toe te dienen. Indien een dosis wordt gemist, moet deze geïnjecteerd
worden binnen het uur voorafgaand aan de volgende maaltijd.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Er is geen therapeutische ervaring met lixisenatide bij patiënten met diabetes mellitus type 1. Lyxumia
mag bij deze patiënten niet gebruikt worden. Lixisenatide mag niet gebruikt worden voor de
behandeling van diabetische ketoacidose.
Acute pancreatitis
Het gebruik van glucagon-like-peptide-1 (GLP-1)receptoragonisten is in verband gebracht met een
risico op het ontwikkelen van acute pancreatitis. Er werden met lixisenatide enkele gevallen van acute
pancreatitis gemeld alhoewel er geen oorzakelijk verband kon worden vastgesteld. Patiënten moeten
op de hoogte gebracht worden van de kenmerkende symptomen van acute pancreatitis: aanhoudende,
ernstige buikpijn. Indien pancreatitis vermoed wordt, moet de behandeling met lixisenatide gestaakt
worden. Wanneer acute pancreatitis bevestigd wordt, mag de behandeling met lixisenatide niet worden
hervat. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met pancreatitis in hun voorgeschiedenis.
Ernstige gastro-intestinale aandoeningen
Het gebruik van GLP-1-receptoragonisten kan gepaard gaan met gastro-intestinale bijwerkingen.
Lixisenatide is niet onderzocht bij patiënten met ernstige gastro-intestinale aandoeningen waaronder
ernstige gastroparese. Daarom wordt het gebruik van lixisenatide bij deze patiënten niet aanbevolen.
Nierinsufficiëntie
Er is geen therapeutische ervaring bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring lager
dan 30 ml/min) of met terminale nierziekte. Het gebruik ervan bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie of met terminale nierziekte wordt niet aanbevolen (zie rubrieken 4.2 en 5.2).
3
Hypoglykemie
Patiënten die Lyxumia samen met een sulfonylureumderivaat of samen met een basale insuline
krijgen, kunnen een verhoogd risico op hypoglykemie hebben. Een verlaging van de dosis
sulfonylureumderivaat of basale insuline kan overwogen worden om het risico op hypoglykemie te
verminderen (zie rubriek 4.2). Lixisenatide dient niet te worden gegeven in combinatie met een basale
insuline en een sulfonylureumderivaat vanwege het verhoogde risico op hypoglykemie.
Gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen
De vertraging van de maaglediging door lixisenatide kan de absorptiesnelheid van oraal toegediende
geneesmiddelen verminderen. Lixisenatide moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten
die orale geneesmiddelen gebruiken die een snelle gastro-intestinale absorptie vereisen, die een
nauwkeurige klinische controle vereisen of die een nauwe therapeutische breedte hebben. Specifieke
aanbevelingen over de inname van dergelijke geneesmiddelen staan beschreven in rubriek 4.5.
Niet-onderzochte populaties
Lixisenatide is niet onderzocht in combinatie met dipeptidylpeptidase-4 (DPP-4)-remmers.
Dehydratie
Patiënten die behandeld worden met lixisenatie moeten op de hoogte gebracht worden van het
mogelijke risico op dehydratie in verband met gastro-intestinale bijwerkingen. Zij moeten
voorzorgsmaatregelen nemen om vochtdepletie te voorkomen.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat metacresol, dat allergische reacties kan veroorzaken.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis. Dat wil zeggen dat het in
wezen 'natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Lixisenatide is een peptide en wordt niet gemetaboliseerd door cytochroom P450. Bij
in vitro-
onderzoek had lixisenatide geen invloed op de activiteit van cytochroom P450 iso-enzymen of op
geteste humane transporteiwitten.
De vertraging van de maaglediging door lixisenatide kan de absorptiesnelheid van oraal toegediende
geneesmiddelen verminderen. Patiënten die behandeld worden met geneesmiddelen die een nauwe
therapeutische breedte hebben of met geneesmiddelen die een nauwkeurige klinische controle
vereisen, moeten zorgvuldig worden gevolgd, vooral bij aanvang van de behandeling met lixisenatide.
Deze geneesmiddelen moeten op een gestandaardiseerde wijze in relatie tot lixisenatide worden
ingenomen. Wanneer dergelijke geneesmiddelen met voedsel moeten worden ingenomen, moet
patiënten geadviseerd worden om deze, zo mogelijk, in te nemen tijdens een maaltijd waarbij geen
lixisenatide wordt toegediend.
Bij orale geneesmiddelen die voor hun werkzaamheid vooral afhankelijk zijn van
drempelconcentraties, zoals antibiotica, moet patiënten aangeraden worden om die geneesmiddelen ten
minste 1 uur voor of 4 uur na de injectie met lixisenatide in te nemen.
Maagsapresistente preparaten die bestanddelen bevatten die gevoelig zijn voor degradatie in de maag
dienen 1 uur voor of 4 uur na de injectie met lixisenatide toegediend te worden.
Paracetamol
Paracetamol werd gebruikt als modelgeneesmiddel voor de beoordeling van het effect van lixisenatide
op de maaglediging. Na toediening van een enkelvoudige dosis paracetamol van 1000 mg waren de
AUC en de t
1/2
van paracetamol ongewijzigd, ongeacht het moment van toediening (voor of na de
injectie met lixisenatide). Wanneer de dosis paracetamol 1 of 4 uur na de injectie van 10 mcg
lixisenatide werd toegediend, nam de C
max
van paracetamol af met respectievelijk 29% en 31%, en
werd de mediane t
max
vertraagd met respectievelijk 2,0 en 1,75 uur. Een verdere vertraging van de t
max
en een vermindering van de C
max
van paracetamol zijn voorspeld voor de 20 mcg onderhoudsdosis.
Er werden geen effecten op de C
max
en t
max
van paracetamol waargenomen wanneer paracetamol 1 uur
voor de injectie met lixisenatide werd toegediend.
4
Op basis van deze resultaten is een dosisaanpassing van paracetamol niet nodig, maar wanneer een
snel intreden van de werking noodzakelijk is, moet er rekening worden gehouden met de vertraagde
t
max
die werd waargenomen wanneer paracetamol 1-4 uur na injectie met lixisenatide werd toegediend.
Orale anticonceptiva
Na toediening van een enkelvoudige dosis van een oraal anticonceptivum (0,03 mg
ethinylestradiol/0,15 mg levonorgestrel) 1 uur voor of 11 uur na toediening van 10 mcg lixisenatide,
waren de C
max
, AUC, t
1/2
en t
max
van ethinylestradiol en levonorgestrel ongewijzigd.
Toediening van het orale anticonceptivum 1 of 4 uur na lixisenatide had geen invloed op de AUC en
t
1/2
van ethinylestradiol en levonorgestrel, terwijl de C
max
van ethinylestradiol afnam met
respectievelijk 52% en 39%, en de C
max
van levonorgestrel afnam met respectievelijk 46% en 20%, en
de mediane t
max
vertraagd werd met 1 tot 3 uur.
De afname van de C
max
heeft een beperkte klinische relevantie en dosisaanpassing van orale
anticonceptiva is niet nodig.
Atorvastatine
Wanneer 20 mcg lixisenatide en 40 mg atorvastatine gedurende 6 dagen tegelijkertijd in de ochtend
toegediend werden had dat geen invloed op de blootstelling aan atorvastatine, terwijl de C
max
afnam
met 31% en de t
max
vertraagd werd met 3,25 uur.
Een dergelijke vertraging van de t
max
werd niet waargenomen wanneer atorvastatine in de avond werd
toegediend en lixisenatide in de ochtend, maar de AUC en C
max
van atorvastatine namen toe met
respectievelijk 27% en 66%.
Deze veranderingen zijn klinisch niet relevant en er is daarom geen dosisaanpassing van atorvastatine
nodig bij gelijktijdige toediening met lixisenatide.
Warfarine en andere cumarinederivaten
Na gelijktijdige toediening van 25 mg warfarine met een herhaalde dosis van 20 mcg lixisenatide
waren er geen effecten op de AUC of INR (International Normalised Ratio), terwijl de C
max
afnam met
19% en de t
max
vertraagd werd met 7 uur.
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassing van warfarine nodig bij gelijktijdige
toediening met lixisenatide. Bij patiënten die warfarine en/of cumarinederivaten krijgen, wordt
frequente controle van de INR echter aanbevolen bij aanvang of bij stoppen van de behandeling met
lixisenatide.
Digoxine
Na gelijktijdige toediening van 20 mcg lixisenatide en 0,25 mg digoxine bij steady state was de AUC
van digoxine onveranderd. De t
max
van digoxine werd met 1,5 uur vertraagd en de C
max
nam af met
26%.
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassing van digoxine nodig bij gelijktijdige toediening
met lixisenatide.
Ramipril
Na gelijktijdige toediening van 20 mcg lixisenatide en 5 mg ramipril gedurende 6 dagen nam de AUC
van ramipril toe met 21%, terwijl de C
max
afnam met 63%. De AUC en C
max
van de actieve metaboliet
(ramiprilaat) veranderden niet. De t
max
van ramipril en ramiprilaat werden vertraagd met ongeveer
2,5 uur.
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassing van ramipril nodig bij gelijktijdige toediening
met lixisenatide.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Lyxumia wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen
anticonceptie toepassen.
Zwangerschap
5
Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik van Lyxumia bij zwangere vrouwen. Uit
dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Het potentiële risico voor de mens is
niet bekend. Lyxumia dient niet te worden gebruikt tijdens de zwangerschap. In plaats daarvan wordt
het gebruik van insuline aangeraden. Indien een patiënte zwanger wil worden of zwanger wordt, dient
de behandeling met Lyxumia stopgezet te worden.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Lyxumia in de moedermelk wordt uitgescheiden. Lyxumia mag niet worden
gebruikt in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Vruchtbaarheid
Dieronderzoek wijst niet op directe schadelijke effecten voor de vruchtbaarheid.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Lixisenatide heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bij gebruik in combinatie met een sulfonylureumderivaat of een basale insuline
moet patiënten geadviseerd worden voorzorgsmaatregelen te nemen om hypoglykemie te voorkomen
tijdens het rijden en het bedienen van machines.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Ruim 2.600 patiënten hebben Lyxumia alleen of in combinatie met metformine, een
sulfonylureumderivaat (met of zonder metformine) of een basale insuline (met of zonder metformine,
of met of zonder een sulfonylureumderivaat) gekregen in 8 grote placebo- of actief-gecontroleerde
fase III-onderzoeken.
De meest gemelde bijwerkingen tijdens klinische onderzoeken waren misselijkheid, braken en diarree.
Deze reacties waren doorgaans licht van ernst en van voorbijgaande aard.
Daarnaast traden hypoglykemie (wanneer Lyxumia gebruikt werd in combinatie met een
sulfonylureumderivaat en/of een basale insuline) en hoofdpijn op.
Allergische reacties zijn gemeld bij 0,4% van de met Lyxumia behandelde patiënten.
Bijwerkingentabel
Tabel 1 vermeldt de bijwerkingen die tijdens de hele behandelingsperiode van placebo- en actief-
gecontroleerde fase III-onderzoeken zijn gemeld. De tabel vermeldt bijwerkingen die optraden met een
incidentie > 5% indien de frequentie hoger lag bij de met Lyxumia behandelde patiënten dan bij de
met alle comparators behandelde patiënten. De tabel vermeldt ook bijwerkingen die optraden met een
frequentie ≥
1% in de Lyxumiagroep indien de frequentie groter was dan tweemaal de frequentie in de
groep met alle comparators.
De frequenties van bijwerkingen zijn
als volgt gedefinieerd: zeer vaak: ≥ 1/10; vaak: ≥
1/100, < 1/10;
soms: ≥
1/1.000, <
1/100; zelden: ≥
1/10.000, < 1/1.000; zeer zelden: < 1/10.000.
Binnen iedere systeem/orgaanklasse zijn de bijwerkingen vermeld in afnemende volgorde van
frequentie.
Tabel 1: Bijwerkingen gemeld in placebo- en actief-gecontroleerde fase III-onderzoeken tijdens de
hele behandelingsperiode (inclusief de periode na de hoofdperiode van 24 weken behandeling in
onderzoeken met een totale behandelingsperiode van
≥
76 weken).
6
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Zeer vaak
Immuunsysteem-
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Frequentie van optreden
Vaak
Griep
Bovenste-
luchtweginfectie
Cystitis
Virale infectie
Hypoglykemie (in
combinatie met alleen
metformine)
Duizeligheid
Somnolentie
Dyspepsie
Soms
Zenuwstelsel-
aandoeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Huid- en onderhuid-
aandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Hypoglykemie (in
combinatie met een
sulfonylureumderivaat
en/of een basale
insuline)
Hoofdpijn
Nausea
Braken
Diarree
Anafylactische
reactie
Urticaria
Rugpijn
Pruritus op de
injectieplaats
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Hypoglykemie
Bij patiënten die Lyxumia als monotherapie namen, kwam symptomatische hypoglykemie voor bij
1,7% van de met lixisenatide behandelde patiënten en bij 1,6% van de patiënten die placebo kregen.
Wanneer Lyxumia gebruikt werd in combinatie met alleen metformine, trad symptomatische
hypoglykemie in de hele behandelingsperiode op bij 7,0% van de met lixisenatide behandelde
patiënten en bij 4,8% van de patiënten die placebo kregen.
Bij patiënten die Lyxumia namen in combinatie met een sulfonylureumderivaat en metformine, trad
symptomatische hypoglykemie op bij 22,0% van de met lixisenatide behandelde patiënten en bij
18,4% van de met placebo behandelde patiënten tijdens de hele behandelingsperiode (3,6% absoluut
verschil). Wanneer Lyxumia werd gegeven in combinatie met een basale insuline met of zonder
metformine, trad tijdens de hele behandelingsperiode symptomatische hypoglykemie op bij 42,1% van
de met lixisenatide behandelde patiënten en bij 38,9% van de patiënten die placebo kregen (3,2%
absoluut verschil).
Wanneer Lyxumia werd gegeven met alleen een sulfonylureumderivaat, trad symptomatische
hypoglykemie tijdens de hele behandelingsperiode op bij 22,7% van de met lixisenatide behandelde
patiënten tegenover 15,2% van de patiënten die placebo kregen (7,5% absoluut verschil). Wanneer
Lyxumia gegeven werd met een sulfonylureumderivaat en een basale insuline, trad symptomatische
hypoglykemie op bij 47,2% van de met lixisenatide behandelde patiënten in vergelijking met 21,6%
van de patiënten die placebo kregen (25,6% absoluut verschil).
Over het geheel genomen trad ernstige symptomatische hypoglykemie soms op (0,4% bij met
lixisenatide behandelde patiënten en 0,2% bij patiënten die placebo kregen) tijdens de hele
behandelingsperiode van de placebogecontroleerde fase III-onderzoeken.
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijkheid en braken waren de meest gemelde bijwerkingen tijdens de hoofdperiode van 24 weken
behandeling. De incidentie van misselijkheid lag hoger in de lixisenatidegroep (26,1%) in vergelijking
7
met de placebogroep (6,2%) en de incidentie van braken lag hoger in de lixisenatidegroep (10,5%) dan
in de placebogroep (1,8%). Deze bijwerkingen waren over het algemeen licht van ernst en van
voorbijgaande aard, en traden op in de eerste 3 weken na het starten van de behandeling. Tijdens de
daaropvolgende weken namen ze progressief af.
Reacties op de injectieplaats
Reacties op de injectieplaats werden tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling gemeld bij
3,9% van de patiënten die Lyxumia kregen en bij 1,4% van de patiënten die placebo kregen. Het
merendeel van deze reacties was licht van ernst en leidde meestal niet tot stopzetting van de
behandeling.
Immunogeniciteit
In overeenstemming met de potentieel immunogene eigenschappen van geneesmiddelen die eiwitten
of peptiden bevatten, kunnen patiënten na behandeling met Lyxumia antilichamen tegen lixisenatide
ontwikkelen. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling in placebogecontroleerde
onderzoeken had 69,8% van de met lixisenatide behandelde patiënten een positieve antilichaamstatus.
Het percentage patiënten dat antilichaampositief was, was aan het einde van de hele
behandelingsperiode van 76 weken vergelijkbaar. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken
behandeling had 32,2% van de patiënten met een positieve antilichaamstatus een
antilichaamconcentratie die boven de ondergrens voor kwantificatie lag, en aan het einde van de hele
behandelingsperiode van 76 weken had 44,7% van de patiënten een antilichaamconcentratie die boven
de ondergrens voor kwantificatie lag. Na het stoppen van de behandeling werden enkele
antilichaampositieve patiënten gevolgd voor wat betreft hun antilichaamstatus. Het percentage nam af
tot ongeveer 90% binnen 3 maanden en tot 30% binnen 6 maanden en daarna.
De verandering in HbA
1c
ten opzichte van de uitgangswaarde was vergelijkbaar ongeacht de
antilichaamstatus (positief of negatief).
Van de met lixisenatide behandelde patiënten bij wie het HbA
1c
was gemeten, had 79,3% ofwel een
negatieve antilichaamstatus ofwel een antilichaamconcentratie die onder de ondergrens voor
kwantificatie lag. De resterende 20,7% van de patiënten had een gekwantificeerde
antilichaamconcentratie. In de subgroep van patiënten (5,2%) met de hoogste antilichaamconcentraties
was de gemiddelde verbetering van het HbA
1c
op week 24 en week 76 klinisch relevant. Er was echter
variatie in de glykemische respons en 1,9% had geen verlaging in HbA
1c
.
De antilichaamstatus (positief of negatief) is geen voorspeller van de verlaging van het HbA
1c
voor
individuele patiënten.
Er was geen verschil in het totale veiligheidsprofiel tussen patiënten ongeacht hun antilichaamstatus,
met uitzondering van een toename van de incidentie van reacties op de injectieplaats (4,7% bij
antilichaampositieve patiënten in vergelijking met 2,5% bij antilichaamnegatieve patiënten gedurende
de gehele behandelperiode). Het merendeel van de reacties op de injectieplaats was licht van ernst,
ongeacht de antilichaamstatus.
Er was geen kruisreactiviteit met natief glucagon of endogeen GLP-1.
Allergische reacties
Allergische reacties mogelijk geassocieerd met lixisenatide (zoals anafylactische reacties, angio-
oedeem en urticaria) zijn tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling gemeld bij 0,4% van de
met lixisenatide behandelde patiënten, terwijl mogelijk geassocieerde allergische reacties optraden bij
minder dan 0,1% van de patiënten die placebo kregen. Anafylactische reacties werden gemeld bij
0,2% van de met lixisenatide behandelde patiënten tegenover geen in de placebogroep. De meeste van
deze gemelde allergische reacties waren mild van ernst. Een geval van anafylactoïde reactie werd
gemeld tijdens de klinische studies met lixisenatide.
Hartslag
In een studie met gezonde vrijwilligers werd een voorbijgaande verhoging van de hartslag gezien na
toediening van 20 mcg lixisenatide. Hartritmestoornissen met name tachycardie (0,8% versus < 0,1%)
en palpitaties (1,5% versus 0,8%), zijn gemeld bij met lixisenatide behandelde patiënten in
vergelijking met patiënten die placebo kregen.
8
Terugtrekking
De incidentie van stopzetten van de behandeling als gevolg van bijwerkingen was 7,4% voor Lyxumia
tegenover 3,2% in de placebogroep tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling. De meest
voorkomende bijwerkingen die leidden tot stopzetting van de behandeling in de lixisenatidegroep
waren misselijkheid (3,1%) en braken (1,2%).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Tijdens klinisch onderzoek werden doses tot 30 mcg lixisenatide tweemaal daags toegediend aan
patiënten met diabetes type 2 in een 13 weken durend onderzoek. Er werd een verhoogde incidentie
van gastro-intestinale aandoeningen waargenomen.
In het geval van een overdosis dient een gepaste ondersteunende behandeling ingesteld te worden op
basis van de klinische klachten en symptomen van de patiënt. De dosis lixisenatide dient verlaagd te
worden tot de voorgeschreven dosis.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen gebruikt bij diabetes, glucagon-achtig-peptide-1
(glucagon-like peptide-1, GLP-1) analogen, ATC code: A10BJ03.
Werkingsmechanisme
Lixisenatide is een selectieve GLP-1-receptoragonist. De GLP-1-receptor is het aangrijpingspunt voor
natief GLP-1, een endogeen incretinehormoon dat de glucose-afhankelijke insulinesecretie door de
bètacellen in de pancreas versterkt.
De werking van lixisenatide verloopt via een specifieke interactie met GLP-1-receptoren, die leidt tot
een toename van intracellulair cyclisch adenosinemonofosfaat (cAMP). Lixisenatide stimuleert de
insulinesecretie wanneer de bloedglucoseconcentratie toeneemt, maar niet bij normoglykemie,
waardoor het risico op hypoglykemie beperkt is. Tegelijkertijd wordt de glucagonsecretie onderdrukt.
In geval van hypoglykemie wordt het ontsnappingsmechanisme van glucagonsecretie niet belemmerd.
Lixisenatide vertraagt de maaglediging en vermindert daarmee de snelheid waarmee glucose uit de
maaltijd in de circulatie terecht komt.
Farmacodynamische effecten
Bij toediening eenmaal daags verbetert lixisenatide de glykemische controle door middel van de
onmiddellijke en aanhoudende effecten van verlaging van zowel de postprandiale als de nuchtere
glucoseconcentraties bij patiënten met diabetes type 2.
Dit effect op de postprandiale glucoseconcentratie werd bevestigd in een 4 weken durend onderzoek
waarin vergeleken werd met 1,8 mg liraglutide eenmaal daags in combinatie met metformine. De
afname ten opzichte van de uitgangswaarde van de AUC
0:30-4:30u
van plasmaglucose na een testmaaltijd
was -12,61 u*mmol/l (-227,25 u*mg/dl) in de lixisenatidegroep en -4,04 u*mmol/l (-72,83 u*mg/dl )
in de liraglutidegroep. Dit is ook bevestigd in een 8 weken durend onderzoek in vergelijking met
liraglutide, toegediend voor het ontbijt, in combinatie met insuline glargine met of zonder metformine.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De klinische werkzaamheid en veiligheid van Lyxumia werden beoordeeld in negen gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde klinische onderzoeken met 4.508 geïncludeerde patiënten met
9
diabetes type 2 (2.869 werden gerandomiseerd naar lixisenatide, waarvan 47,5% mannen en 52,5 %
vrouwen en 517 waren
≥
65 jaar).
De werkzaamheid van Lyxumia werd ook beoordeeld in twee gerandomiseerde, open-label, actief-
gecontroleerde onderzoeken (versus exenatide of versus insuline glulisine) en in een
maaltijdonderzoek (in totaal 1.067 patiënten gerandomiseerd naar lixisenatide).
De werkzaamheid en veiligheid van Lyxumia in patiënten ouder dan 70 jaar werd onderzocht in een
specifiek op dit onderwerp gericht placebogecontroleerd onderzoek (176 patiënten gerandomiseerd
naar lixisenatide, waarvan 62 patiënten
≥75
jaar).
Daarnaast includeerde een dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek naar cardiovasculaire
uitkomsten (ELIXA) 6.068 patiënten met diabetes type 2 met eerder acuut coronair syndroom (3.034
gerandomiseerd naar lixisenatide, waarvan 198 patiënten
≥75
jaar en 655 met matige
nierinsufficiëntie).
In de voltooide fase III-onderzoeken werd waargenomen dat ongeveer 90% van de patiënten op de
dagelijkse onderhoudsdosering van 20 mcg Lyxumia eenmaal daags konden blijven aan het einde van
de hoofdperiode van 24 weken behandeling.
•
Glykemische regulatie
Aanvullende combinatietherapie met orale antidiabetica
In vergelijking met placebo liet Lyxumia in combinatie met metformine, een sulfonylureumderivaat,
pioglitazon of een combinatie van deze middelen aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken
behandeling statistisch significante verlagingen van het HbA
1c
, van de nuchtere
plasmaglucoseconcentratie en van de 2 uur postprandiale glucoseconcentratie na een testmaaltijd zien
(tabel 2 en 3). De verlaging van het HbA
1c
was significant bij eenmaal daagse toediening, of het nu in
de ochtend of in de avond werd toegediend.
Dit effect op het HbA
1c
hield ook aan in lange-termijnonderzoeken tot 76 weken.
Aanvullende behandeling naast alleen metformine
Tabel 2: Placebogecontroleerde onderzoeken in combinatie met metformine (resultaten na 24 weken)
Lixisenatide
20 mcg
(N=160)
Gemiddeld HbA
1c
(%)
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten dat
een HbA
1c
< 7,0% bereikte
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
uitgangswaarde
Metformine als achtergrondbehandeling
Placebo
Lixisenatide 20 mcg
(N=159)
Ochtend
(N=255)
8,03
-0,42
24,1
87,86
-1,63
8,07
-0,87
43,0
90,14
-2,01
Avond
(N=255)
8,07
-0,75
40,6
89,01
-2,02
8,02
-0,38
22,0
90,40
-1,64
Placebo
(N=170)
7,99
-0,92
47,4
90,30
-2,63
10
In een actief-gecontroleerd onderzoek liet Lyxumia eenmaal daags aan het einde van de hoofdperiode
van 24 weken behandeling een afname van het HbA
1c
zien van -0,79% in vergelijking met -0,96% met
exenatide tweemaal daags met een gemiddeld behandelingsverschil van 0,17% (95% BI: 0,033,
0,297). Het percentage patiënten dat een HbA
1c
van minder dan 7% bereikte was vergelijkbaar tussen
de lixisenatidegroep (48,5%) en de exenatidegroep (49,8%).
De incidentie van misselijkheid was 24,5% in de lixisenatidegroep tegenover 35,1% in de
exenatidegroep (tweemaal daags). De incidentie van symptomatische hypoglykemie tijdens de
hoofdperiode van 24 weken behandeling was 2,5% in de lixisenatidegroep tegenover 7,9% in de
exenatidegroep.
In een 24 weken durende open-label studie was lixisenatide, toegediend voor de belangrijkste maaltijd
van de dag, niet inferieur aan lixisenatide toegediend voor het ontbijt voor wat betreft HbA
1C
-reductie
(gemiddelde LS-verandering ten opzichte van baseline: -0,65 versus -0,74). Gelijkaardige HbA
1C
-
dalingen, ongeacht welke de belangrijkste maaltijd was (ontbijt, lunch of avondmaal), werden
waargenomen. Bij het einde van de studie bereikte 43,6 % (belangrijkste maaltijdgroep) en 42,8 %
(ontbijtgroep) van de patiënten een HbA
1C
van minder dan 7 %. In de belangrijkste maaltijdgroep en in
de ontbijtgroep werd nausea gemeld in respectievelijk 14,7 % en 15,5 % van de patienten en
symptomatische hypoglykemie in 5,8 % en 2,2 % van de patienten.
Aanvullende behandeling naast een sulfonylureumderivaat alleen of in combinatie met metformine
Tabel 3: Placebogecontroleerd onderzoek in combinatie met een sulfonylureumderivaat (resultaten na
24 weken)
Sulfonylureumderivaat als achtergrondbehandeling
met of zonder metformine
Lixisenatide 20 mcg
(N=570)
8,28
-0,85
36,4
82,58
-1,76
Placebo
(N=286)
8,22
-0,10
13,5
84,52
-0,93
Gemiddeld HbA
1c
(%)
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten dat
een HbA
1c
< 7,0% bereikte
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
uitgangswaarde
Aanvullende behandeling naast pioglitazon alleen of in combinatie met metformine
In een klinisch onderzoek resulteerde de toevoeging van lixisenatide aan pioglitazon met of zonder
metformine bij patiënten die niet voldoende onder controle waren met pioglitazon, in een afname ten
opzichte van de uitgangswaarde van de HbA
1c
met 0,90% in vergelijking met een afname ten opzichte
van de uitgangswaarde met 0,34% in de placebogroep aan het einde van de hoofdperiode van
24 weken behandeling. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling had 52,3% van
de patiënten behandeld met lixisenatide een HbA
1c
van minder dan 7% tegenover 26,4% van de
patiënten in de placebogroep.
Gedurende de hoofdperiode van 24 weken behandeling werd in de lixisenatidegroep misselijkheid
gerapporteerd bij 23,5% in vergelijking met 10,6% in de placebogroep; symptomatische
hypoglykemie werd gemeld bij 3,4% van de patiënten behandeld met lixisenatide tegenover 1,2% in
de placebogroep.
Aanvullende combinatiebehandeling met een basale insuline
11
In vergelijking met placebo had Lyxumia, gegeven met alleen een basale insuline, of met een
combinatie van een basale insuline en metformine, of met een combinatie van een basale insuline en
een sulfonylureumderivaat, statistisch significante verlagingen van het HbA
1c
en de 2 uur
postprandiale glucoseconcentratie na een testmaaltijd tot gevolg.
Tabel 4: Placebogecontroleerde onderzoeken in combinatie met een basale insuline (resultaten na 24
weken)
Basale insuline als
achtergrondbehandeling
Alleen of in combinatie met
metformine
Lixisenatide
Placebo
20 mcg
(N=166)
(N=327)
8,38
-0,38
12,0
3,2
Basale insuline als
achtergrondbehandeling
Alleen of in combinatie met
een sulfonylureumderivaat*
Lixisenatide
Placebo
20 mcg
(N=157)
(N=154)
8,53
-0,77
35,6
2,94
8,53
0,11
5,2
3,01
Gemiddeld HbA
1c
(%)
Uitgangswaarde
8,39
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -0,74
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten
dat een HbA
1c
< 7,0%
28,3
bereikte
Gemiddelde duur van de
behandeling met basale
3,06
insuline bij start
behandeling (jaren)
Gemiddelde verandering in
basale insulinedosis (E)
53,62
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -5,62
uitgangswaarde
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
87,39
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -1,80
uitgangswaarde
* uitgevoerd in een Aziatische bevolkingsgroep
57,65
-1,93
24,87
-1,39
24,11
-0,11
89,11
-0,52
65,99
-0,38
65,60
0,06
Er werd een klinisch onderzoek uitgevoerd bij insuline-naïeve patiënten die onvoldoende onder
controle waren met orale antidiabetica. Deze studie bestond uit een 12 weken durende run-in periode
met introductie en titratie van insuline glargine, en uit een 24 weken durende behandelperiode waarin
patiënten of lixisenatide of placebo kregen in combinatie met insuline glargine en metformine, met of
zonder thiazolidinedionen. Insuline glargine werd continu getitreerd tijdens deze periode.
Tijdens de 12 weken durende run-in periode resulteerde toevoeging en titratie van insuline glargine in
een afname van het HbA
1c
met ongeveer 1%. De toevoeging van lixisenatide resulteerde in een
significant grotere afname van het HbA
1c
met 0,71% in de lixisenatidegroep in vergelijking met 0,40%
in de placebogroep. Aan het einde van de 24 weken durende behandelperiode bereikten 56,3% van de
met lixisenatide behandelde patiënten een HbA
1c
lager dan 7% tegenover 38,5% van de patiënten in de
placebogroep.
Gedurende de 24 weken durende behandelperiode meldden 22,4% van de met lixisenatide behandelde
patiënten ten minste één symptomatische hypoglykemie tegenover 13,5% van de patiënten in de
placebogroep. De incidentie van hypoglykemie was voornamelijk verhoogd in de lixisenatidegroep
gedurende de eerste 6 weken van behandeling; daarna was het vergelijkbaar met de placebogroep.
12
Patiënten met diabetes type 2 met basale insuline gecombineerd met 1-3 orale antidiabetica werden
geïncludeerd in een open-label gerandomiseerde studie voor insuline intensificatie. Na 12 weken van
optimale insuline glargine titratie met of zonder metformine, werden de onvoldoende gecontroleerde
patiënten gerandomiseerd voor de toevoeging van een enkelvoudige dosis van lixisenatide of een
enkele dosis (QD) van insuline glulisine (beide vóór de hoofdmaaltijd) of insuline glulisine drie keer
per dag (TID) gedurende 26 weken.
De verlaging van het HbA1c was vergelijkbaar tussen de groepen (tabel 5).
In tegenstelling tot beide insuline glulisine behandelingsregimes, verminderde lixisenatide het
lichaamsgewicht (tabel 5).
Het aantal symptomatische hypoglykemische voorvallen was lager met lixisenatide (36%) in
vergelijking met insuline glulisine QD en TID (47% en 52%).
Tabel 5: Actief gecontroleerde studie in combinatie met basale insuline met of zonder metformine
(resultaten na 26 weken) - (mITT) en veiligheidspopulatie.
Lixisenatide
Gemiddeld HbA
1c
(%)
Verandering in kleinste-kwadraten
t.o.v. uitgangswaarde
Verschil in kleinste-kwadraten-
gemiddeld (SE) van lixisenatide
versus 95% BI
Gemiddeld lichaamsgewicht
Verandering in kleinste-kwadraten
t.o.v. uitgangswaarde
Verschil in kleinste-kwadraten-
gemiddeld (SE) van lixisenatide
versus95% BI
*p<0,0001
N = 297
-0,63
Insuline glulisine
QD
N = 298
-0,58
-0,05 (0,059)
(-0,170 tot 0,064)
N = 297
-0,63
N = 298
+1,03
-1,66 (0,305)
(-2,257 tot -1,062)
Insuline glulisine
TID
N = 295
-0,84
0,21 (0,059)
(0,095 tot 0,328)
N = 295
+1,37
-1,99 (0,305)
(-2,593 tot -1,396)*
•
Nuchtere plasmaglucose
De afnames in nuchtere plasmaglucoseconcentratie die aan het einde van de hoofdperiode van
24 weken behandeling in placebogecontroleerde onderzoeken met behandeling met Lyxumia
verkregen waren, liepen uiteen van 0,42 mmol/l tot 1,19 mmol/l (7,6 tot 21,4 mg/dl) ten opzichte van
de uitgangswaarde.
•
Postprandiale glucose
Behandeling met Lyxumia resulteerde in afnames van de 2 uur postprandiale glucoseconcentratie na
een testmaaltijd die statistisch superieur waren aan die met placebo, ongeacht de
achtergrondbehandeling.
De reducties die aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling met Lyxumia behaald
waren, liepen in alle onderzoeken waarin de postprandiale glucoseconcentratie werd gemeten uiteen
van 4,51 tot 7,96 mmol/l (81,2 tot 143,3 mg/dl) ten opzichte van de uitgangswaarden. Bij 26,2% tot
46,8% van de patiënten lag de 2 uur postprandiale glucosewaarde onder de 7,8 mmol/l (140,4 mg/dl).
•
Lichaamsgewicht
In alle gecontroleerde onderzoeken resulteerde behandeling met Lyxumia in combinatie met
metformine en/of een sulfonylureumderivaat in een aanhoudende verandering in lichaamsgewicht ten
13
opzichte van de uitgangswaarde van tussen de -1,76 kg en -2,96 kg aan het einde van de hoofdperiode
van 24 weken behandeling.
Een verandering in lichaamsgewicht ten opzichte van de uitgangswaarde van tussen de -0,38 kg
en -1,80 kg werd ook waargenomen bij patiënten die lixisenatide met een vaste dosis basale insuline
alleen of in combinatie met metformine of een sulfonylureumderivaat kregen.
Bij patiënten die nieuw startten met insuline bleef het lichaamsgewicht nagenoeg onveranderd in de
lixisenatidegroep, terwijl een toename werd gezien in de placebogroep.
De afname in lichaamsgewicht hield in lange-termijnonderzoeken tot 76 weken aan.
De afname in lichaamsgewicht staat los van het optreden van misselijkheid en braken.
•
Bètacelfunctie
Klinische onderzoeken met Lyxumia duiden op een verbeterde bètacelfunctie, zoals gemeten aan de
hand van de beoordeling met het homeostasemodel van de bètacelfunctie (homeostasis model
assessment for beta-cell function, HOMA-β).
Herstel van eerste fase insulinesecretie en een verbeterde tweedefase-insulinesecretie als respons op
een intraveneuze bolus glucose werden aangetoond bij patiënten met diabetes type 2 (n=20) na een
enkelvoudige dosis Lyxumia.
•
Cardiovasculaire evaluatie
In geen van de placebogecontroleerde fase III-onderzoeken werd een verhoging van de gemiddelde
hartslag gezien bij patiënten met diabetes type 2.
Afnames in de gemiddelde systolische en diastolische bloeddruk van respectievelijk maximaal
2,1 mmHg en 1,5 mmHg werden waargenomen in placebogecontroleerde fase III-onderzoeken.
Het ELIXA-onderzoek was een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd, multinationaal
onderzoek dat de cardiovasculaire (CV) resultaten beoordeelde tijdens behandeling met lixisenatide bij
patiënten met diabetes mellitus type 2 na een recent acuut coronair syndroom.
Er werden in totaal 6.068 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar ofwel placebo ofwel lixisenatide 20 mcg
(na een startdosis van 10 mcg in de eerste 2 weken).
Zesennegentig procent van de patiënten in beide behandelingsgroepen voltooiden het onderzoek
volgens het protocol en de vitale status werd aan het eind van het onderzoek bekend voor 99,0% en
98,6% van de patiënten in respectievelijk de lixisenatide- en placebogroep. De mediane
behandelingsduur was 22,4 maanden in de lixisenatide-groep en 23,3 maanden in de placebogroep en
de mediane duur van de follow-up van het onderzoek was respectievelijk 25,8 en 25,7 maanden. De
gemiddelde HbA1c (±SD) in de lixisenatide- en placebogroep was respectievelijk 7,72 (±1,32)% en
7,64 (±1,28)% bij baseline en 7,46 (±1,51)% en 7,61 (±1,48)% na 24 maanden.
De resultaten van de primaire en secundaire samengestelde werkzaamheidseindpunten, en de
resultaten van alle individuele componenten van de samengesteelde eindpunten zijn weergegeven in
afbeelding 1.
Afbeelding 1: Boomgrafiek: analyse van elk individueel cardiovasculair voorval – ITT-populatie
14
CV: cardiovasculair, MI: myocardinfarct, HF: ziekenhuisopname voor hartfalen, Revasc: coronaire
revascularisatie procedure, HR: incidentiedichtheidsratio (hazard ratio), BI: betrouwbaarheidsinterval.
Ouderen
Personen ≥70 jaar
De werkzaamheid en veiligheid van lixisenatide bij personen
≥70
jaar met type 2 diabetes werd
geëvalueerd in een dubbelblinde, placebogecontroleerde studie van 24 weken. Kwetsbare patiënten,
waaronder patiënten met risico op ondervoeding, patiënten met recente cardiovasculaire voorvallen en
patiënten met matige tot ernstige cognitieve stoornissen werden uitgesloten. In totaal werden 350
patiënten gerandomiseerd (in een 1:1 verhouding). In totaal was 37% van de patiënten
≥75
jaar oud (N
= 131) en had 31% een matige nierfunctiestoornis (N = 107). De patiënten kregen stabiele dosis
(doses) orale bloedglucoseverlagende geneesmiddelen (oral antidiabetic drugs, OAD) en/of basale
insuline als achtergrondbehandeling. Sulfonylureumderivaten of gliniden werden niet met basale
insuline als achtergrondbehandeling gebruikt.
Lixisenatide gaf significante verbeteringen in HbA1c (-0,64% verandering in vergelijking met
placebo; 95% BI: -0,810% tot -0,464%; p <0,0001) ten opzichte van een gemiddelde baseline HbA1c
van 8,0%.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Lyxumia in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met diabetes mellitus type 2 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
15
De absorptiesnelheid van lixisenatide na subcutane toediening aan patiënten met diabetes type 2 is
hoog en wordt niet beïnvloed door de toegediende dosis. Ongeacht de dosis en ongeacht of lixisenatide
toegediend wordt als enkelvoudige dosis of meervoudige doses is de mediane t
max
1 tot 3,5 uur bij
patiënten met diabetes type 2. Er zijn geen klinisch relevante verschillen in absorptiesnelheid wanneer
lixisenatide subcutaan toegediend wordt in de buik, dij of arm.
Distributie
Binding van lixisenatide aan menselijke eiwitten is matig (55%).
Het schijnbare verdelingsvolume van lixisenatide na subcutane toediening (Vz/F) is ongeveer 100 l.
Biotransformatie en eliminatie
Lixisenatide, een peptide, wordt geëlimineerd door glomerulaire filtratie, gevolgd door tubulaire
reabsorptie en daaropvolgende metabole afbraak, met kleinere peptiden en aminozuren als resultaat.
Deze worden opnieuw ingebracht in het eiwitmetabolisme.
Na toediening van meervoudige doses aan patiënten met diabetes type 2 bedroeg de gemiddelde
terminale halfwaardetijd ongeveer 3 uur en was de gemiddelde schijnbare klaring (Cl/F) ongeveer
35 l/uur.
Speciale populaties
Patiënten met nierinsufficiëntie
Bij proefpersonen met een lichte (creatinineklaring berekend met de Cockcroft-Gault-formule 60-90
ml/min), matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30-60 ml/min) en ernstige nierinsufficiëntie
(creatinineklaring 15-30 ml/min) was de AUC toegenomen met respectievelijk 46%, 51% en 87 %.
Patiënten met leverinsufficiëntie
Omdat lixisenatide voornamelijk door de nieren wordt geklaard, is er geen farmacokinetisch
onderzoek verricht bij patiënten met acute of chronische leverinsufficiëntie. Het wordt niet verwacht
dat leverdisfunctie van invloed zal zijn op de farmacokinetiek van lixisenatide.
Geslacht
Geslacht heeft geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide.
Ras
Etniciteit had geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide op basis van de
resultaten van farmacokinetisch onderzoek bij blanke, Japanse en Chinese proefpersonen.
Ouderen
Leeftijd heeft geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide.
In een farmacokinetisch onderzoek onder oudere proefpersonen zonder diabetes had toediening van
20 mcg lixisenatide een gemiddelde toename van de AUC van lixisenatide met 29% tot gevolg bij de
groep ouderen (11 proefpersonen van tussen de 65 en 74 jaar oud en 7 proefpersonen in de leeftijd van
75 jaar en ouder) in vergelijking met 18 proefpersonen in de leeftijd van 18 tot 45 jaar. Dit hield
waarschijnlijk verband met een verminderde nierfunctie in de oudere leeftijdsgroep.
Lichaamsgewicht
Lichaamsgewicht heeft geen klinisch relevant effect op de AUC van lixisenatide.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie en toxicologie.
In 2 jaar durende subcutane carcinogeniciteitsonderzoeken werden niet-lethale C-
celschildkliertumoren waargenomen bij ratten en muizen; er wordt verondersteld dat deze worden
veroorzaakt door een niet-genotoxisch GLP-1-receptorgemedieerd mechanisme waarvoor knaagdieren
bijzonder gevoelig zijn. Bij ratten werden C-celhyperplasie en adenomen waargenomen bij alle doses,
16
en een dosis waarbij geen bijwerkingen werden waargenomen (no observed adverse event level,
NOAEL) kon niet worden gedefinieerd. Bij muizen traden deze effecten op bij blootstellingsniveaus
die meer dan 9,3 keer hoger waren dan de blootstelling bij de mens bij de therapeutische dosis. Bij
muizen werden geen C-celcarcinomen waargenomen en bij ratten kwamen C-celcarcinomen voor bij
een blootstellingsniveau dat ongeveer 900 keer hoger was dan de blootstelling bij de mens bij de
therapeutische dosis. In een 2 jaar durend subcutaan carcinogeniciteitsonderzoek bij muizen werden
3 gevallen van adenocarcinoom in het endometrium waargenomen bij de groep die met de middelste
dosis werd behandeld met een statistisch significante toename, hetgeen overeenkomt met een
blootstellingsniveau van 97 keer hoger. Er werd geen behandelingsgerelateerd effect aangetoond.
Dieronderzoek wees niet op directe schadelijke effecten op de vruchtbaarheid bij mannelijke en
vrouwelijke ratten. Reversibele testiculaire en epididymale laesies werden waargenomen bij honden
die behandeld werden met lixisenatide. Bij gezonde mannen werd er geen gerelateerd effect op de
spermatogenese gezien. In embryofoetale ontwikkelingsstudies werden malformaties, groeivertraging,
vertraagde ossificatie en effecten op het skelet waargenomen bij ratten bij alle doses (5 keer hoger
blootstellingsniveau dan de blootstelling bij de mens) en bij konijnen bij hoge doses lixisenatide
(32 keer hoger blootstellingsniveau dan de blootstelling bij de mens). Bij beide species werd enige
maternale toxiciteit waargenomen bestaande uit een lage voedselconsumptie en een verlaagd
lichaamsgewicht. De neonatale groei bleef achter bij mannelijke ratten die blootgesteld waren aan
hoge doses lixisenatide tijdens het einde van de dracht en tijdens de lactatie, waarbij een lichte
verhoging van de mortaliteit onder jongen werd waargenomen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Glycerol 85%
Natriumacetaattrihydraat
Methionine
Metacresol
Zoutzuur (voor pH-aanpassing)
Natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing)
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
3 jaar
Na eerste gebruik:
14 dagen
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
Niet in de buurt van het vriesvak bewaren.
Na eerste gebruik
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
De pen zonder bevestigde naald bewaren. De dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Houdbaarheid
17
Patroon (type I glas) met een rubberen zuiger (bromobutyl), felscapsules (aluminium) met daarin
gelamineerde afsluitschijven (bromobutylrubber aan de binnenkant en polyisopreen aan de
buitenkant). Elke patroon is in een wegwerppen gemonteerd.
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Elke groene voorgevulde pen bevat 3 ml oplossing, voldoende voor 14 doses van 10 mcg.
Verpakking met 1 groene voorgevulde pen.
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Elke paarse voorgevulde pen bevat 3 ml oplossing, voldoende voor 14 doses van 20 mcg.
Verpakkingen met 1, 2 en 6 paarse voorgevulde pennen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Lyxumia mag niet gebruikt worden indien het bevroren is geweest.
Lyxumia kan gebruikt worden met wegwerpnaalden met een dikte van 29 G tot 32 G. Naalden worden
niet meegeleverd.
De patiënt dient geïnstrueerd te worden de naald na ieder gebruik weg te gooien overeenkomstig
lokale voorschriften en de pen te bewaren zonder dat daar een naald aan is bevestigd. Dit helpt
besmetting en mogelijke verstopping van de naald te voorkomen. De pen mag uitsluitend voor één
patiënt gebruikt worden.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F – 75008 Parijs
Frankrijk
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
EU/1/12/811/001 (1 voorgevulde pen)
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
EU/1/12/811/002 (1 voorgevulde pen)
EU/1/12/811/003 (2 voorgevulde pennen)
EU/1/12/811/004 (6 voorgevulde pennen)
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/ VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 01 februari 2013.
Datum van laatste hernieuwing: 18 september 2017.
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
18
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
19
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Startverpakking
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Elke dosis (0,2 ml) bevat 10 microgram (mcg) lixisenatide (50 mcg per ml).
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Elke dosis (0,2 ml) bevat 20 microgram (mcg) lixisenatide (100 mcg per ml).
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke dosis bevat 540 microgram metacresol.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie (injectie)
Heldere, kleurloze oplossing.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Lyxumia is geïndiceerd voor de behandeling van volwassenen met diabetes mellitus type 2 om
glykemische controle te bereiken in combinatie met orale bloedglucoseverlagende geneesmiddelen
en/of basale insuline wanneer deze, samen met dieet en lichaamsbeweging, niet voldoende
glykemische controle geven (zie rubrieken 4.4 en 5.1 voor de beschikbare gegevens over de
verschillende combinaties).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
Aanvangsdosis: de aanvangsdosis bedraagt 10 mcg lixixenatide eenmaal daags gedurende 14 dagen.
Onderhoudsdosis: op dag 15 wordt begonnen met een vaste onderhoudsdosis van 20 mcg lixisenatide
eenmaal daags.
Wanneer Lyxumia toegevoegd wordt aan een bestaande behandeling met metformine, kan de huidige
dosis metformine onveranderd voortgezet worden.
Wanneer Lyxumia toegevoegd wordt aan een bestaande behandeling met een sulfonylureumderivaat
of met een basale insuline, kan een vermindering van de dosis sulfonylureumderivaat of basale
insuline overwogen worden om het risico op hypoglykemie te verlagen. Lyxumia dient niet te worden
gegeven in combinatie met een basale insuline en een sulfonylureumderivaat vanwege het verhoogde
risico op hypoglykemie (zie rubriek 4.4).
20
Het gebruik van Lyxumia vereist geen specifieke controle van de bloedglucoseconcentratie. Wanneer
Lyxumia echter gebruikt wordt in combinatie met een sulfonylureumderivaat of een basale insuline
kan controle of zelfcontrole van de bloedglucoseconcentratie nodig zijn om de dosering van het
sulfonylureumderivaat of de basale insuline aan te passen.
Speciale populaties
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd.
Patiënten met nierinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte of matige nierinsufficiëntie.
Er is geen therapeutische ervaring bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring lager
dan 30 ml/min) of met terminale nierziekte. Het gebruik van lixisenatide wordt daarom niet
aanbevolen bij deze patiënten (zie rubriek 5.2).
Patiënten met leverinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met leverinsufficiëntie (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van lixisenatide bij kinderen en adolescenten onder de 18 jaar zijn niet
vastgesteld (zie rubriek 5.1). Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Lyxumia moet subcutaan geïnjecteerd worden in de dij, buik of bovenarm. Lyxumia mag niet
intraveneus of intramusculair worden toegediend.
De injectie wordt eenmaal daags toegediend, binnen het uur voorafgaand aan een maaltijd. Het geniet
de voorkeur om, wanneer de meest geschikte maaltijd is gekozen, de prandiale injectie van Lyxumia
elke dag voor dezelfde maaltijd toe te dienen. Indien een dosis Lyxumia wordt gemist, moet deze
geïnjecteerd worden binnen het uur voorafgaand aan de volgende maaltijd.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Er is geen therapeutische ervaring met lixisenatide bij patiënten met diabetes mellitus type 1. Lyxumia
mag bij deze patiënten niet gebruikt worden. Lixisenatide mag niet gebruikt worden voor de
behandeling van diabetische ketoacidose.
Acute pancreatitis
Het gebruik van glucagon-like-peptide-1 (GLP-1)receptoragonisten is in verband gebracht met een
risico op het ontwikkelen van acute pancreatitis. Er werden met lixisenatide enkele gevallen van acute
pancreatitis gemeld alhoewel er geen oorzakelijk verband kon worden vastgesteld. Patiënten moeten
op de hoogte gebracht worden van de kenmerkende symptomen van acute pancreatitis: aanhoudende,
ernstige buikpijn. Indien pancreatitis vermoed wordt, moet de behandeling met lixisenatide gestaakt
worden. Wanneer acute pancreatitis bevestigd wordt, mag de behandeling met lixisenatide niet worden
hervat. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met pancreatitis in hun voorgeschiedenis.
Ernstige gastro-intestinale aandoeningen
Het gebruik van GLP-1-receptoragonisten kan gepaard gaan met gastro-intestinale bijwerkingen.
Lixisenatide is niet onderzocht bij patiënten met ernstige gastro-intestinale aandoeningen waaronder
ernstige gastroparese. Daarom wordt het gebruik van lixisenatide bij deze patiënten niet aanbevolen.
Nierinsufficiëntie
21
Er is geen therapeutische ervaring bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring lager
dan 30 ml/min) of met terminale nierziekte. Het gebruik ervan bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie of met terminale nierziekte wordt niet aanbevolen (zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Hypoglykemie
Patiënten die Lyxumia samen met een sulfonylureumderivaat of samen met een basale insuline
krijgen, kunnen een verhoogd risico op hypoglykemie hebben. Een verlaging van de dosis
sulfonylureumderivaat of basale insuline kan overwogen worden om het risico op hypoglykemie te
verminderen (zie rubriek 4.2). Lixisenatide dient niet te worden gegeven in combinatie met een basale
insuline en een sulfonylureumderivaat vanwege het verhoogde risico op hypoglykemie.
Gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen
De vertraging van de maaglediging door lixisenatide kan de absorptiesnelheid van oraal toegediende
geneesmiddelen verminderen. Lixisenatide moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten
die orale geneesmiddelen gebruiken die een snelle gastro-intestinale absorptie vereisen, die een
nauwkeurige klinische controle vereisen of die een nauwe therapeutische breedte hebben. Specifieke
aanbevelingen over de inname van dergelijke geneesmiddelen staan beschreven in rubriek 4.5.
Niet-onderzochte populaties
Lixisenatide is niet onderzocht in combinatie met dipeptidylpeptidase-4 (DPP-4)-remmers.
Dehydratie
Patiënten die behandeld worden met lixisenatide moeten op de hoogte gebracht worden van het
mogelijke risico op dehydratie in verband met gastro-intestinale bijwerkingen. Zij moeten
voorzorgsmaatregelen nemen om vochtdepletie te voorkomen.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat metacresol, dat allergische reacties kan veroorzaken.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis. Dat wil zeggen dat het in
wezen 'natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Lixisenatide is een peptide en wordt niet gemetaboliseerd door cytochroom P450. Bij
in vitro-
onderzoek had lixisenatide geen invloed op de activiteit van cytochroom P450 iso-enzymen of op
geteste humane transporteiwitten.
De vertraging van de maaglediging door lixisenatide kan de absorptiesnelheid van oraal toegediende
geneesmiddelen verminderen. Patiënten die behandeld worden met geneesmiddelen die een nauwe
therapeutische breedte hebben of met geneesmiddelen die een nauwkeurige klinische controle
vereisen, moeten zorgvuldig worden gevolgd, vooral bij aanvang van de behandeling met lixisenatide.
Deze geneesmiddelen moeten op een gestandaardiseerde wijze in relatie tot lixisenatide worden
ingenomen. Wanneer dergelijke geneesmiddelen met voedsel moeten worden ingenomen, moet
patiënten geadviseerd worden om deze, zo mogelijk, in te nemen tijdens een maaltijd waarbij geen
lixisenatide wordt toegediend.
Bij orale geneesmiddelen die voor hun werkzaamheid vooral afhankelijk zijn van
drempelconcentraties, zoals antibiotica, moet patiënten aangeraden worden om die geneesmiddelen ten
minste 1 uur voor of 4 uur na de injectie met lixisenatide in te nemen.
Maagsapresistente preparaten die bestanddelen bevatten die gevoelig zijn voor degradatie in de maag
dienen 1 uur voor of 4 uur na de injectie met lixisenatide toegediend te worden.
22
Paracetamol
Paracetamol werd gebruikt als modelgeneesmiddel voor de beoordeling van het effect van lixisenatide
op de maaglediging. Na toediening van een enkelvoudige dosis paracetamol van 1000 mg waren de
AUC en de t
1/2
van paracetamol ongewijzigd, ongeacht het moment van toediening (voor of na de
injectie met lixisenatide). Wanneer de dosis paracetamol 1 of 4 uur na de injectie van 10 mcg
lixisenatide werd toegediend, nam de C
max
van paracetamol af met respectievelijk 29% en 31%, en
werd de mediane t
max
vertraagd met respectievelijk 2,0 en 1,75 uur. Een verdere vertraging van de t
max
en een vermindering van de C
max
van paracetamol zijn voorspeld voor de 20 mcg onderhoudsdosis.
Er werden geen effecten op de C
max
en t
max
van paracetamol waargenomen wanneer paracetamol 1 uur
voor de injectie met lixisenatide werd toegediend.
Op basis van deze resultaten is een dosisaanpassing van paracetamol niet nodig, maar wanneer een
snel intreden van de werking noodzakelijk is, moet er rekening worden gehouden met de vertraagde
t
max
die werd waargenomen wanneer paracetamol 1-4 uur na injectie met lixisenatide werd toegediend.
Orale anticonceptiva
Na toediening van een enkelvoudige dosis van een oraal anticonceptivum (0,03 mg
ethinylestradiol/0,15 mg levonorgestrel) 1 uur voor of 11 uur na toediening van 10 mcg lixisenatide,
waren de C
max
, AUC, t
1/2
en t
max
van ethinylestradiol en levonorgestrel ongewijzigd.
Toediening van het orale anticonceptivum 1 of 4 uur na lixisenatide had geen invloed op de AUC en
t
1/2
van ethinylestradiol en levonorgestrel, terwijl de C
max
van ethinylestradiol afnam met
respectievelijk 52% en 39%, en de C
max
van levonorgestrel afnam met respectievelijk 46% en 20%, en
de mediane t
max
vertraagd werd met 1 tot 3 uur.
De afname van de C
max
heeft een beperkte klinische relevantie en dosisaanpassing van orale
anticonceptiva is niet nodig.
Atorvastatine
Wanneer 20 mcg lixisenatide en 40 mg atorvastatine gedurende 6 dagen tegelijkertijd in de ochtend
toegediend werden had dat geen invloed op de blootstelling aan atorvastatine, terwijl de C
max
afnam
met 31% en de t
max
vertraagd werd met 3,25 uur.
Een dergelijke vertraging van de t
max
werd niet waargenomen wanneer atorvastatine in de avond werd
toegediend en lixisenatide in de ochtend, maar de AUC en C
max
van atorvastatine namen toe met
respectievelijk 27% en 66%.
Deze veranderingen zijn klinisch niet relevant en er is daarom geen dosisaanpassing van atorvastatine
nodig bij gelijktijdige toediening met lixisenatide.
Warfarine en andere cumarinederivaten
Na gelijktijdige toediening van 25 mg warfarine met een herhaalde dosis van 20 mcg lixisenatide
waren er geen effecten op de AUC of INR (International Normalised Ratio), terwijl de C
max
afnam met
19% en de t
max
vertraagd werd met 7 uur.
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassing van warfarine nodig bij gelijktijdige
toediening met lixisenatide. Bij patiënten die warfarine en/of cumarinederivaten krijgen, wordt
frequente controle van de INR echter aanbevolen bij aanvang of bij stoppen van de behandeling met
lixisenatide.
Digoxine
Na gelijktijdige toediening van 20 mcg lixisenatide en 0,25 mg digoxine bij steady state was de AUC
van digoxine onveranderd. De t
max
van digoxine werd met 1,5 uur vertraagd en de C
max
nam af met
26%.
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassing van digoxine nodig bij gelijktijdige toediening
met lixisenatide.
Ramipril
Na gelijktijdige toediening van 20 mcg lixisenatide en 5 mg ramipril gedurende 6 dagen nam de AUC
van ramipril toe met 21%, terwijl de C
max
afnam met 63%. De AUC en C
max
van de actieve metaboliet
(ramiprilaat) veranderden niet. De t
max
van ramipril en ramiprilaat werden vertraagd met ongeveer
2,5 uur.
23
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassing van ramipril nodig bij gelijktijdige toediening
met lixisenatide.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Lyxumia wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen
anticonceptie toepassen.
Zwangerschap
Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik van Lyxumia bij zwangere vrouwen. Uit
dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Het potentiële risico voor de mens is
niet bekend. Lyxumia dient niet te worden gebruikt tijdens de zwangerschap. In plaats daarvan wordt
het gebruik van insuline aangeraden. Indien een patiënte zwanger wil worden of zwanger wordt, dient
de behandeling met Lyxumia stopgezet te worden.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Lyxumia in de moedermelk wordt uitgescheiden. Lyxumia mag niet worden
gebruikt in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Vruchtbaarheid
Dieronderzoek wijst niet op directe schadelijke effecten voor de vruchtbaarheid.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Lixisenatide heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bij gebruik in combinatie met een sulfonylureumderivaat of een basale insuline
moet patiënten geadviseerd worden voorzorgsmaatregelen te nemen om hypoglykemie te voorkomen
tijdens het rijden en het bedienen van machines.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Ruim 2.600 patiënten hebben Lyxumia alleen of in combinatie met metformine, een
sulfonylureumderivaat (met of zonder metformine) of een basale insuline (met of zonder metformine,
of met of zonder een sulfonylureumderivaat) gekregen in 8 grote placebo- of actief-gecontroleerde
fase III-onderzoeken.
De meest gemelde bijwerkingen tijdens klinische onderzoeken waren misselijkheid, braken en diarree.
Deze reacties waren doorgaans licht van ernst en van voorbijgaande aard.
Daarnaast traden hypoglykemie (wanneer Lyxumia gebruikt werd in combinatie met een
sulfonylureumderivaat en/of een basale insuline) en hoofdpijn op.
Allergische reacties zijn gemeld bij 0,4% van de met Lyxumia behandelde patiënten.
Bijwerkingentabel
Tabel 1 vermeldt de bijwerkingen die tijdens de hele behandelingsperiode van placebo- en actief-
gecontroleerde fase III-onderzoeken zijn gemeld. De tabel vermeldt bijwerkingen die optraden met een
incidentie > 5% indien de frequentie hoger lag bij de met Lyxumia behandelde patiënten dan bij de
met alle comparators behandelde patiënten. De tabel vermeldt ook bijwerkingen die optraden met een
frequentie ≥
1% in de Lyxumiagroep indien de frequentie groter was dan tweemaal de frequentie in de
groep met alle comparators.
De frequenties van bijwerkingen zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak: ≥ 1/10; vaak: ≥
1/100, < 1/10;
soms: ≥
1/1.000, < 1/100;
zelden: ≥
1/10.000, < 1/1.000; zeer zelden: < 1/10.000.
Binnen iedere systeem/orgaanklasse zijn de bijwerkingen vermeld in afnemende volgorde van
frequentie.
24
Tabel 1: Bijwerkingen gemeld in placebo- en actief-gecontroleerde fase III-onderzoeken tijdens de
hele behandelingsperiode (inclusief de periode na de hoofdperiode van 24 weken behandeling in
onderzoeken met een totale behandelingsperiode van ≥
76 weken).
Systeem/orgaanklasse
Infecties en parasitaire
aandoeningen
Zeer vaak
Frequentie van optreden
Vaak
Griep
Bovenste-
luchtweginfectie
Cystitis
Virale infectie
Hypoglykemie (in
combinatie met alleen
metformine)
Duizeligheid
Somnolentie
Dyspepsie
Urticaria
Rugpijn
Pruritus op de
injectieplaats
Soms
Immuunsysteem-
aandoeningen
Voedings- en
stofwisselingsstoornissen
Zenuwstelselaandoeningen
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Huid- en
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaats-
stoornissen
Hypoglykemie (in
combinatie met een
sulfonylureumderivaat
en/of een basale
insuline)
Hoofdpijn
Nausea
Braken
Diarree
Anafylactische
reactie
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Hypoglykemie
Bij patiënten die Lyxumia als monotherapie namen, kwam symptomatische hypoglykemie voor bij
1,7% van de met lixisenatide behandelde patiënten en bij 1,6% van de patiënten die placebo kregen.
Wanneer Lyxumia gebruikt werd in combinatie met alleen metformine, trad symptomatische
hypoglykemie in de hele behandelingsperiode op bij 7,0% van de met lixisenatide behandelde
patiënten en bij 4,8% van de patiënten die placebo kregen.
Bij patiënten die Lyxumia namen in combinatie met een sulfonylureumderivaat en metformine, trad
symptomatische hypoglykemie op bij 22,0% van de met lixisenatide behandelde patiënten en bij
18,4% van de met placebo behandelde patiënten tijdens de hele behandelingsperiode (3,6% absoluut
verschil). Wanneer Lyxumia werd gegeven in combinatie met een basale insuline met of zonder
metformine, trad tijdens de hele behandelingsperiode symptomatische hypoglykemie op bij 42,1% van
de met lixisenatide behandelde patiënten en bij 38,9% van de patiënten die placebo kregen (3,2%
absoluut verschil).
Wanneer Lyxumia werd gegeven met alleen een sulfonylureumderivaat, trad symptomatische
hypoglykemie tijdens de hele behandelingsperiode op bij 22,7% van de met lixisenatide behandelde
patiënten tegenover 15,2% van de patiënten die placebo kregen (7,5% absoluut verschil). Wanneer
Lyxumia gegeven werd met een sulfonylureumderivaat en een basale insuline, trad symptomatische
hypoglykemie op bij 47,2% van de met lixisenatide behandelde patiënten in vergelijking met 21,6%
van de patiënten die placebo kregen (25,6% absoluut verschil).
Over het geheel genomen trad ernstige symptomatische hypoglykemie soms op (0,4% bij met
lixisenatide behandelde patiënten en 0,2% bij patiënten die placebo kregen) tijdens de hele
behandelingsperiode van de placebogecontroleerde fase III-onderzoeken.
25
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijkheid en braken waren de meest gemelde bijwerkingen tijdens de hoofdperiode van 24 weken
behandeling. De incidentie van misselijkheid lag hoger in de lixisenatidegroep (26,1%) in vergelijking
met de placebogroep (6,2%) en de incidentie van braken lag hoger in de lixisenatidegroep (10,5%) dan
in de placebogroep (1,8%). Deze bijwerkingen waren over het algemeen licht van ernst en van
voorbijgaande aard, en traden op in de eerste 3 weken na het starten van de behandeling. Tijdens de
daaropvolgende weken namen ze progressief af.
Reacties op de injectieplaats
Reacties op de injectieplaats werden tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling gemeld bij
3,9% van de patiënten die Lyxumia kregen en bij 1,4% van de patiënten die placebo kregen. Het
merendeel van deze reacties was licht van ernst en leidde meestal niet tot stopzetting van de
behandeling.
Immunogeniciteit
In overeenstemming met de potentieel immunogene eigenschappen van geneesmiddelen die eiwitten
of peptiden bevatten, kunnen patiënten na behandeling met Lyxumia antilichamen tegen lixisenatide
ontwikkelen. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling in placebogecontroleerde
onderzoeken had 69,8% van de met lixisenatide behandelde patiënten een positieve antilichaamstatus.
Het percentage patiënten dat antilichaampositief was, was aan het einde van de hele
behandelingsperiode van 76 weken vergelijkbaar. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken
behandeling had 32,2% van de patiënten met een positieve antilichaamstatus een
antilichaamconcentratie die boven de ondergrens voor kwantificatie lag, en aan het einde van de hele
behandelingsperiode van 76 weken had 44,7% van de patiënten een antilichaamconcentratie die boven
de ondergrens voor kwantificatie lag. Na het stoppen van de behandeling werden enkele
antilichaampositieve patiënten gevolgd voor wat betreft hun antilichaamstatus. Het percentage nam af
tot ongeveer 90% binnen 3 maanden en tot 30% binnen 6 maanden en daarna.
De verandering in HbA
1c
ten opzichte van de uitgangswaarde was vergelijkbaar ongeacht de
antilichaamstatus (positief of negatief).
Van de met lixisenatide behandelde patiënten bij wie het HbA
1c
was gemeten, had 79,3% ofwel een
negatieve antilichaamstatus ofwel een antilichaamconcentratie die onder de ondergrens voor
kwantificatie lag. De resterende 20,7% van de patiënten had een gekwantificeerde
antilichaamconcentratie. In de subgroep van patiënten (5,2%) met de hoogste antilichaamconcentraties
was de gemiddelde verbetering van het HbA
1c
op week 24 en week 76 klinisch relevant. Er was echter
variatie in de glykemische respons en 1,9% had geen verlaging in HbA
1c
.
De antilichaamstatus (positief of negatief) is geen voorspeller van de verlaging van het HbA
1c
voor
individuele patiënten.
Er was geen verschil in het totale veiligheidsprofiel tussen patiënten ongeacht hun antilichaamstatus,
met uitzondering van een toename van de incidentie van reacties op de injectieplaats (4,7% bij
antilichaampositieve patiënten in vergelijking met 2,5% bij antilichaamnegatieve patiënten gedurende
de gehele behandelperiode). Het merendeel van de reacties op de injectieplaats was licht van ernst,
ongeacht de antilichaamstatus.
Er was geen kruisreactiviteit met natief glucagon of endogeen GLP-1.
Allergische reacties
Allergische reacties mogelijk geassocieerd met lixisenatide (zoals anafylactische reacties, angio-
oedeem en urticaria) zijn tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling gemeld bij 0,4% van de
met lixisenatide behandelde patiënten, terwijl mogelijk geassocieerde allergische reacties optraden bij
minder dan 0,1% van de patiënten die placebo kregen. Anafylactische reacties werden gemeld bij
0,2% van de met lixisenatide behandelde patiënten tegenover geen in de placebogroep. De meeste van
deze gemelde allergische reacties waren mild van ernst. Een geval van anafylactoïde reactie werd
gemeld tijdens de klinische studies met lixisenatide.
Hartslag
26
In een studie met gezonde vrijwilligers werd een voorbijgaande verhoging van de hartslag gezien na
toediening van 20 mcg lixisenatide. Hartritmestoornissen met name tachycardie (0,8% versus < 0,1%)
en palpitaties (1,5% versus 0,8%), zijn gemeld bij met lixisenatide behandelde patiënten in
vergelijking met patiënten die placebo kregen.
Terugtrekking
De incidentie van stopzetten van de behandeling als gevolg van bijwerkingen was 7,4% voor Lyxumia
tegenover 3,2% in de placebogroep tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling. De meest
voorkomende bijwerkingen die leidden tot stopzetting van de behandeling in de lixisenatidegroep
waren misselijkheid (3,1%) en braken (1,2%).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Tijdens klinisch onderzoek werden doses tot 30 mcg lixisenatide tweemaal daags toegediend aan
patiënten met diabetes type 2 in een 13 weken durend onderzoek. Er werd een verhoogde incidentie
van gastro-intestinale aandoeningen waargenomen.
In het geval van een overdosis dient een gepaste ondersteunende behandeling ingesteld te worden op
basis van de klinische klachten en symptomen van de patiënt. De dosis lixisenatide dient verlaagd te
worden tot de voorgeschreven dosis.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen gebruikt bij diabetes, glucagon-achtig-peptide-1
(glucagon-like peptide-1, GLP-1) analogen, ATC code: A10BJ03.
Werkingsmechanisme
Lixisenatide is een selectieve GLP-1-receptoragonist. De GLP-1-receptor is het aangrijpingspunt voor
natief GLP-1, een endogeen incretinehormoon dat de glucose-afhankelijke insulinesecretie door de
bètacellen in de pancreas versterkt.
De werking van lixisenatide verloopt via een specifieke interactie met GLP-1-receptoren, die leidt tot
een toename van intracellulair cyclisch adenosinemonofosfaat (cAMP). Lixisenatide stimuleert de
insulinesecretie wanneer de bloedglucoseconcentratie toeneemt, maar niet bij normoglykemie,
waardoor het risico op hypoglykemie beperkt is. Tegelijkertijd wordt de glucagonsecretie onderdrukt.
In geval van hypoglykemie wordt het ontsnappingsmechanisme van glucagonsecretie niet belemmerd.
Lixisenatide vertraagt de maaglediging en vermindert daarmee de snelheid waarmee glucose uit de
maaltijd in de circulatie terecht komt.
Farmacodynamische effecten
Bij toediening eenmaal daags verbetert lixisenatide de glykemische controle door middel van de
onmiddellijke en aanhoudende effecten van verlaging van zowel de postprandiale als de nuchtere
glucoseconcentraties bij patiënten met diabetes type 2.
Dit effect op de postprandiale glucoseconcentratie werd bevestigd in een 4 weken durend onderzoek
waarin vergeleken werd met 1,8 mg liraglutide eenmaal daags in combinatie met metformine. De
afname ten opzichte van de uitgangswaarde van de AUC
0:30-4:30u
van plasmaglucose na een testmaaltijd
was -12,61 u*mmol/l (-227,25 u*mg/dl) in de lixisenatidegroep en -4,04 u*mmol/l (-72,83 u*mg/dl )
27
in de liraglutidegroep. Dit is ook bevestigd in een 8 weken durend onderzoek in vergelijking met
liraglutide, toegediend voor het ontbijt, in combinatie met insuline glargine met of zonder metformine.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De klinische werkzaamheid en veiligheid van Lyxumia werden beoordeeld in negen gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde klinische onderzoeken met 4.508 geïncludeerde patiënten met
diabetes type 2 (2.869 werden gerandomiseerd naar lixisenatide, waarvan 47,5% mannen en 52,5 %
vrouwen, en 517 personen waren
≥
65 jaar).
De werkzaamheid van Lyxumia werd ook beoordeeld in twee gerandomiseerde, open-label, actief-
gecontroleerde onderzoeken (versus exenatide of versus insulin glulisine) en in een maaltijdonderzoek
(in totaal 1.067 patiënten gerandomiseerd naar lixisenatide).
De werkzaamheid en veiligheid van Lyxumia in patiënten ouder dan 70 jaar werd onderzocht in een
specifiek op dit onderwerp gericht placebogecontroleerd onderzoek (176 patiënten gerandomiseerd
naar lixisenatide, waarvan 62 patiënten
≥75
jaar).
Daarnaast includeerde een dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek naar de cardiovasculaire
uitkomsten (ELIXA) 6.068 patiënten met diabetes type 2 met eerder acuut coronair syndroom (3.034
gerandomiseerd naar lixisenatide, waarvan 198 patiënten
≥75
jaar en 655 patiënten met matige
nierinsufficiëntie).
In de voltooide fase III-onderzoeken werd waargenomen dat ongeveer 90% van de patiënten op de
dagelijkse onderhoudsdosering van 20 mcg Lyxumia eenmaal daags kon blijven aan het einde van de
hoofdperiode van 24 weken behandeling.
•
Glykemische regulatie
Aanvullende combinatietherapie met orale antidiabetica
In vergelijking met placebo liet Lyxumia in combinatie met metformine, een sulfonylureumderivaat,
pioglitazon of een combinatie van deze middelen aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken
behandeling statistisch significante verlagingen van het HbA
1c
, van de nuchtere
plasmaglucoseconcentratie en van de 2 uur postprandiale glucoseconcentratie na een testmaaltijd zien
(tabel 2 en 3). De verlaging van het HbA
1c
was significant bij eenmaal daagse toediening, of het nu in
de ochtend of in de avond werd toegediend.
Dit effect op het HbA
1c
hield ook aan in lange-termijnonderzoeken tot 76 weken.
Aanvullende behandeling naast alleen metformine
Tabel 2: Placebogecontroleerde onderzoeken in combinatie met metformine (resultaten na 24 weken)
28
Lixisenatide
20 mcg
(N=160)
Gemiddeld HbA
1c
(%)
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten dat
een HbA
1c
< 7,0% bereikte
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
uitgangswaarde
Metformine als achtergrondbehandeling
Placebo
Lixisenatide 20 mcg
(N=159)
Ochtend
(N=255)
8,03
-0,42
24,1
87,86
-1,63
8,07
-0,87
43,0
90,14
-2,01
Avond
(N=255)
8,07
-0,75
40,6
89,01
-2,02
Placebo
(N=170)
7,99
-0,92
47,4
90,30
-2,63
8,02
-0,38
22,0
90,40
-1,64
In een actief-gecontroleerd onderzoek liet Lyxumia eenmaal daags aan het einde van de hoofdperiode
van 24 weken behandeling een afname van het HbA
1c
zien van -0,79% in vergelijking met -0,96% met
exenatide tweemaal daags met een gemiddeld behandelingsverschil van 0,17% (95% BI: 0,033,
0,297). Het percentage patiënten dat een HbA
1c
van minder dan 7% bereikte was vergelijkbaar tussen
de lixisenatidegroep (48,5%) en de exenatidegroep (49,8%).
De incidentie van misselijkheid was 24,5% in de lixisenatidegroep tegenover 35,1% in de
exenatidegroep (tweemaal daags). De incidentie van symptomatische hypoglykemie tijdens de
hoofdperiode van 24 weken behandeling was 2,5 % in de lixisenatidegroep tegenover 7,9 % in de
exenatidegroep.
In een 24 weken durende open-label studie was lixisenatide, toegediend voor de belangrijkste maaltijd
van de dag, niet inferieur aan lixisenatide toegediend voor het ontbijt voor wat betreft HbA
1C
-reductie
(gemiddelde LS-verandering ten opzichte van baseline: -0,65 versus -0,74). Gelijkaardige HbA
1C
-
dalingen, ongeacht welke de belangrijkste maaltijd was (ontbijt, lunch of avondmaal), werden
waargenomen. Bij het einde van de studie bereikte 43,6 % (belangrijkste maaltijdgroep) en 42,8 %
(ontbijtgroep) van de patiënten een HbA
1C
van minder dan 7 %. In de belangrijkste maaltijdgroep en in
de ontbijtgroep werd nausea gemeld in respectievelijk 14,7 % en 15,5 % van de patiënten en
symptomatische hypoglykemie in 5,8 % en 2,2 % van de patiënten.
Aanvullende behandeling naast een sulfonylureumderivaat alleen of in combinatie met metformine
Tabel 3: Placebogecontroleerd onderzoek in combinatie met een sulfonylureumderivaat (resultaten na
24 weken)
29
Sulfonylureumderivaat als achtergrondbehandeling
met of zonder metformine
Lixisenatide 20 mcg
(N=570)
8,28
-0,85
36,4
82,58
-1,76
Placebo
(N=286)
8,22
-0,10
13,5
84,52
-0,93
Gemiddeld HbA
1c
(%)
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten dat
een HbA
1c
< 7,0% bereikte
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
uitgangswaarde
Aanvullende behandeling naast pioglitazon alleen of in combinatie met metformine
In een klinisch onderzoek resulteerde de toevoeging van lixisenatide aan pioglitazon met of zonder
metformine bij patiënten die niet voldoende onder controle waren met pioglitazon, in een afname ten
opzichte van de uitgangswaarde van de HbA
1c
met 0,90% in vergelijking met een afname ten opzichte
van de uitgangswaarde met 0,34% in de placebogroep aan het einde van de hoofdperiode van
24 weken behandeling. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling had 52,3% van
de patiënten behandeld met lixisenatide een HbA
1c
van minder dan 7% tegenover 26,4% van de
patiënten in de placebogroep.
Gedurende de hoofdperiode van 24 weken behandeling werd in de lixisenatidegroep misselijkheid
gerapporteerd bij 23,5% in vergelijking met 10,6% in de placebogroep; symptomatische
hypoglykemie werd gemeld bij 3,4% van de patiënten behandeld met lixisenatide tegenover 1,2% in
de placebogroep.
Aanvullende combinatiebehandeling met een basale insuline
In vergelijking met placebo had Lyxumia, gegeven met alleen een basale insuline, of met een
combinatie van een basale insuline en metformine, of met een combinatie van een basale insuline en
een sulfonylureumderivaat, statistisch significante verlagingen van het HbA
1c
en de 2 uur
postprandiale glucoseconcentratie na een testmaaltijd tot gevolg.
30
Tabel 4: Placebogecontroleerde onderzoeken in combinatie met een basale insuline (resultaten na
24 weken)
Basale insuline als
achtergrondbehandeling
Alleen of in combinatie met
metformine
Lixisenatide
Placebo
20 mcg
(N=166)
(N=327)
8,38
-0,38
12,0
3,2
Basale insuline als
achtergrondbehandeling
Alleen of in combinatie met
een sulfonylureumderivaat*
Lixisenatide
Placebo
20 mcg
(N=157)
(N=154)
8,53
-0,77
35,6
2,94
8,53
0,11
5,2
3,01
Gemiddeld HbA
1c
(%)
Uitgangswaarde
8,39
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -0,74
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten
dat een HbA
1c
< 7,0%
28,3
bereikte
Gemiddelde duur van de
behandeling met basale
3,06
insuline bij start
behandeling (jaren)
Gemiddelde verandering in
basale insulinedosis (E)
53,62
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -5,62
uitgangswaarde
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
87,39
Uitgangswaarde
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -1,80
uitgangswaarde
* uitgevoerd in een Aziatische bevolkingsgroep
57,65
-1,93
24,87
-1,39
24,11
-0,11
89,11
-0,52
65,99
-0,38
65,60
0,06
Er werd een klinisch onderzoek uitgevoerd bij insuline-naïeve patiënten die onvoldoende onder
controle waren met orale antidiabetica. Deze studie bestond uit een 12 weken durende run-in periode
met introductie en titratie van insuline glargine, en uit een 24 weken durende behandelperiode waarin
patiënten of lixisenatide of placebo kregen in combinatie met insuline glargine en metformine, met of
zonder thiazolidinedionen. Insuline glargine werd continu getitreerd tijdens deze periode.
Tijdens de 12 weken durende run-in periode resulteerde toevoeging en titratie van insuline glargine in
een afname van het HbA
1c
met ongeveer 1%. De toevoeging van lixisenatide resulteerde in een
significant grotere afname van het HbA
1c
met 0,71% in de lixisenatidegroep in vergelijking met 0,40%
in de placebogroep. Aan het einde van de 24 weken durende behandelperiode bereikten 56,3% van de
met lixisenatide behandelde patiënten een HbA
1c
lager dan 7% tegenover 38,5% van de patiënten in de
placebogroep.
Gedurende de 24 weken durende behandelperiode meldden 22,4% van de met lixisenatide behandelde
patiënten ten minste één symptomatische hypoglykemie tegenover 13,5% van de patiënten in de
placebogroep. De incidentie van hypoglykemie was voornamelijk verhoogd in de lixisenatidegroep
gedurende de eerste 6 weken van behandeling; daarna was het vergelijkbaar met de placebogroep.
Patiënten met diabetes type 2 met basale insuline gecombineerd met 1-3 orale antidiabetica werden
geïncludeerd in een open-label gerandomiseerde studie voor insuline intensificatie. Na 12 weken van
optimale insuline glargine titratie met of zonder metformine, werden de onvoldoende gecontroleerde
patiënten gerandomiseerd voor de toevoeging van een enkelvoudige dosis van lixisenatide of een
31
enkele dosis (QD) van insuline glulisine (beide vóór de hoofdmaaltijd) of insuline glulisine drie keer
per dag (TID) gedurende 26 weken.
De verlaging van het HbA1c was vergelijkbaar tussen de groepen (tabel 5).
In tegenstelling tot beide insuline glulisine behandelingsregimes, verminderde lixisenatide het
lichaamsgewicht (tabel 5).
Het aantal symptomatische hypoglykemische voorvallen was lager met lixisenatide (36%) in
vergelijking met insuline glulisine QD en TID (47% en 52%).
Tabel 5: Actief gecontroleerde studie in combinatie met basale insuline met of zonder metformin
(resultaten na 26 weken) - (mITT) en veiligheidspopulatie.
Lixisenatide
Gemiddeld HbA
1c
(%)
Verandering in kleinste-kwadraten
t.o.v. uitgangswaarde
Verschil in kleinste-kwadraten-
gemiddeld (SE) van lixisenatide
versus 95% BI
Gemiddeld lichaamsgewicht
Verandering in kleinste-kwadraten
t.o.v. uitgangswaarde
Verschil in kleinste-kwadraten-
gemiddeld (SE) van lixisenatide
versus95% BI
*p<0,0001
N = 297
-0,63
Insuline glulisine
QD
N = 298
-0,58
-0,05 (0,059)
(-0,170 tot 0,064)
N = 297
-0,63
N = 298
+1,03
-1,66 (0,305)
(-2,257 tot -1,062)
Insuline glulisine
TID
N = 295
-0,84
0,21 (0,059)
(0,095 tot 0,328)
N = 295
+1,37
-1,99 (0,305)
(-2,593 tot -1,396)*
•
Nuchtere plasmaglucose
De afnames in nuchtere plasmaglucoseconcentratie die aan het einde van de hoofdperiode van
24 weken behandeling in placebogecontroleerde onderzoeken met behandeling met Lyxumia
verkregen waren, liepen uiteen van 0,42 mmol/l tot 1,19 mmol/l (7,6 tot 21,4 mg/dl) ten opzichte van
de uitgangswaarde.
•
Postprandiale glucose
Behandeling met Lyxumia resulteerde in afnames van de 2 uur postprandiale glucoseconcentratie na
een testmaaltijd die statistisch superieur waren aan die met placebo, ongeacht de
achtergrondbehandeling.
De reducties die aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling met Lyxumia behaald
waren, liepen in alle onderzoeken waarin de postprandiale glucoseconcentratie werd gemeten uiteen
van 4,51 tot 7,96 mmol/l (81,2 tot 143,3 mg/dl) ten opzichte van de uitgangswaarden. Bij 26,2% tot
46,8% van de patiënten lag de 2 uur postprandiale glucosewaarde onder de 7,8 mmol/l (140,4 mg/dl).
•
Lichaamsgewicht
In alle gecontroleerde onderzoeken resulteerde behandeling met Lyxumia in combinatie met
metformine en/of een sulfonylureumderivaat in een aanhoudende verandering in lichaamsgewicht ten
opzichte van de uitgangswaarde van tussen de -1,76 kg en -2,96 kg aan het einde van de hoofdperiode
van 24 weken behandeling.
Een verandering in lichaamsgewicht ten opzichte van de uitgangswaarde van tussen de -0,38 kg
en -1,80 kg werd ook waargenomen bij patiënten die lixisenatide met een vaste dosis basale insuline
alleen of in combinatie met metformine of een sulfonylureumderivaat kregen.
Bij patiënten die nieuw startten met insuline bleef het lichaamsgewicht nagenoeg onveranderd in de
lixisenatidegroep, terwijl een toename werd gezien in de placebogroep.
32
De afname in lichaamsgewicht hield in lange-termijnonderzoeken tot 76 weken aan.
De afname in lichaamsgewicht staat los van het optreden van misselijkheid en braken.
•
Bètacelfunctie
Klinische onderzoeken met Lyxumia duiden op een verbeterde bètacelfunctie, zoals gemeten aan de
hand van de beoordeling met het homeostasemodel van de bètacelfunctie (homeostasis model
assessment for beta-cell function, HOMA-β).
Herstel van eerste fase insulinesecretie en een verbeterde tweede fase insulinesecretie als respons op
een intraveneuze bolus glucose werden aangetoond bij patiënten met diabetes type 2 (n=20) na een
enkelvoudige dosis Lyxumia.
•
Cardiovasculaire evaluatie
In geen van de placebogecontroleerde fase III-onderzoeken werd een verhoging van de gemiddelde
hartslag gezien bij patiënten met diabetes type 2.
Afnames in de gemiddelde systolische en diastolische bloeddruk van respectievelijk maximaal
2,1 mmHg en 1,5 mmHg werden waargenomen in placebogecontroleerde fase III-onderzoeken.
Het ELIXA-onderzoek was een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd, multinationaal
onderzoek dat de cardiovasculaire (CV) resultaten beoordeelde tijdens behandeling met lixisenatide bij
patiënten met diabetes mellitus type 2 na een recent acuut coronair syndroom.
Er werden in totaal 6.068 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar ofwel placebo ofwel lixisenatide 20 mcg
(na een startdosis van 10 mcg in de eerste 2 weken).
Zesennegentig procent van de patiënten in beide behandelingsgroepen voltooiden het onderzoek
volgens het protocol en de vitale status werd aan het eind van het onderzoek bekend voor 99,0% en
98,6% van de patiënten in respectievelijk de lixisenatide- en placebogroep. De mediane
behandelingsduur was 22,4 maanden in de lixisenatide-groep en 23,3 maanden in de placebogroep en
de medianeduur van het follow-up onderzoek was respectievelijk 25,8 en 25,7 maanden. De
gemiddelde HbA1c (±SD) in de lixisenatide- en placebogroep was respectievelijk 7,72 (±1,32)% en
7,64 (±1,28)% bij de baseline en 7,46 (±1,51)% en 7,61 (±1,48)% na 24 maanden.
De resultaten van het primair en secundair samengestelde werkzaamheidseindpunten, en de resultaten
van alle individuele componenten van de samengesteelde eindpunten zijn weergegeven in afbeelding
1.
Afbeelding 2: Boomgrafiek: analyse van elk individueel cardiovasculair voorval – ITT-populatie
33
CV: cardiovasculair, MI: myocardinfarct, HF: ziekenhuisopname voor hartfalen, Revasc: coronaire
revascularisatie procedure, HR: incidentiedichtheidsratio (hazard ratio), BI: betrouwbaarheidsinterval.
OuderenPersonen
≥70 jaar
De werkzaamheid en veiligheid van lixisenatide toegediend voor het ontbijt bij personen >70 jaar met
type 2 diabetes, werd geëvalueerd in een dubbelblinde, placebogecontroleerde studie van 24 weken.
Kwetsbare patiënten, waaronder patiënten met risico op ondervoeding en patiënten met matige tot
ernstige cognitieve stoornissen werden uitgesloten. In totaal werden 350 patiënten gerandomiseerd (in
een 1:1 verhouding). 37% van de patiënten waren >75 jaar oud (N = 131) en 31% had een matige
nierfunctiestoornis (N = 107). De patiënten kregen stabiele dosis(sen) orale bloedglucoseverlagende
geneesmiddelen (oral antidiabetic drugs, OAD) en/of basale insuline als achtergrondbehandeling.
Sulfonylureumderivaten of gliniden werden niet met basale insuline als achtergrondbehandeling
gebruikt.
Lixisenatide gaf significante verbeteringen in HbA1c (-0,64% verandering in vergelijking met
placebo; 95% BI: -0,810% tot -0,464%; p <0,0001) ten opzichte van een gemiddelde baseline HbA1c
van 8,0%.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Lyxumia in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met diabetes mellitus type 2 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
34
Absorptie
De absorptiesnelheid van lixisenatide na subcutane toediening aan patiënten met diabetes type 2 is
hoog en wordt niet beïnvloed door de toegediende dosis. Ongeacht de dosis en ongeacht of lixisenatide
toegediend wordt als enkelvoudige dosis of meervoudige doses is de mediane t
max
1 tot 3,5 uur bij
patiënten met diabetes type 2. Er zijn geen klinisch relevante verschillen in absorptiesnelheid wanneer
lixisenatide subcutaan toegediend wordt in de buik, dij of arm.
Distributie
Binding van lixisenatide aan menselijke eiwitten is matig (55%).
Het schijnbare verdelingsvolume van lixisenatide na subcutane toediening (Vz/F) is ongeveer 100 l.
Biotransformatie en eliminatie
Lixisenatide, een peptide, wordt geëlimineerd door glomerulaire filtratie, gevolgd door tubulaire
reabsorptie en daaropvolgende metabole afbraak, met kleinere peptiden en aminozuren als resultaat.
Deze worden opnieuw ingebracht in het eiwitmetabolisme.
Na toediening van meervoudige doses aan patiënten met diabetes type 2 bedroeg de gemiddelde
terminale halfwaardetijd ongeveer 3 uur en was de gemiddelde schijnbare klaring (Cl/F) ongeveer
35 l/uur.
Speciale populaties
Patiënten met nierinsufficiëntie
Bij proefpersonen met een lichte nierinsufficiëntie (creatinineklaring berekend met de Cockcroft-
Gault-formule 60-90 ml/min), met matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30-60 ml/min) en bij
proefpersonen met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 15-30 ml/min) was de AUC
toegenomen met 46%, 51% en 87 %, respectievelijk.
Patiënten met leverinsufficiëntie
Omdat lixisenatide voornamelijk door de nieren wordt geklaard, is er geen farmacokinetisch
onderzoek verricht bij patiënten met acute of chronische leverinsufficiëntie. Het wordt niet verwacht
dat leverdisfunctie van invloed zal zijn op de farmacokinetiek van lixisenatide.
Geslacht
Geslacht heeft geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide.
Ras
Etniciteit had geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide op basis van de
resultaten van farmacokinetisch onderzoek bij blanke, Japanse en Chinese proefpersonen.
Ouderen
Leeftijd heeft geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide.
In een farmacokinetisch onderzoek onder oudere proefpersonen zonder diabetes had toediening van
20 mcg lixisenatide een gemiddelde toename van de AUC van lixisenatide met 29% tot gevolg bij de
groep ouderen (11 proefpersonen van tussen de 65 en 74 jaar oud en 7 proefpersonen in de leeftijd van
75 jaar en ouder) in vergelijking met 18 proefpersonen in de leeftijd van 18 tot 45 jaar. Dit hield
waarschijnlijk verband met een verminderde nierfunctie in de oudere leeftijdsgroep.
Lichaamsgewicht
Lichaamsgewicht heeft geen klinisch relevant effect op de AUC van lixisenatide.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie en toxicologie.
In 2 jaar durende subcutane carcinogeniciteitsonderzoeken werden niet-lethale C-
celschildkliertumoren waargenomen bij ratten en muizen; er wordt verondersteld dat deze worden
35
veroorzaakt door een niet-genotoxisch GLP-1-receptorgemedieerd mechanisme waarvoor knaagdieren
bijzonder gevoelig zijn. Bij ratten werden C-celhyperplasie en adenomen waargenomen bij alle doses,
en een dosis waarbij geen bijwerkingen werden waargenomen (no observed adverse event level,
NOAEL) kon niet worden gedefinieerd. Bij muizen traden deze effecten op bij blootstellingsniveaus
die meer dan 9,3 keer hoger waren dan de blootstelling bij de mens bij de therapeutische dosis. Bij
muizen werden geen C-celcarcinomen waargenomen en bij ratten kwamen C-celcarcinomen voor bij
een blootstellingsniveau dat ongeveer 900 keer hoger was dan de blootstelling bij de mens bij de
therapeutische dosis. In een 2 jaar durend subcutaan carcinogeniciteitsonderzoek bij muizen werden
3 gevallen van adenocarcinoom in het endometrium waargenomen bij de groep die met de middelste
dosis werd behandeld met een statistisch significante toename, hetgeen overeenkomt met een
blootstellingsniveau van 97 keer hoger. Er werd geen behandelingsgerelateerd effect aangetoond.
Dieronderzoek wees niet op directe schadelijke effecten op de vruchtbaarheid bij mannelijke en
vrouwelijke ratten. Reversibele testiculaire en epididymale laesies werden waargenomen bij honden
die behandeld werden met lixisenatide. Bij gezonde mannen werd er geen gerelateerd effect op de
spermatogenese gezien. In embryofoetale ontwikkelingsstudies werden malformaties, groeivertraging,
vertraagde ossificatie en effecten op het skelet waargenomen bij ratten bij alle doses (5 keer hoger
blootstellingsniveau dan de blootstelling bij de mens) en bij konijnen bij hoge doses lixisenatide
(32 keer hoger blootstellingsniveau dan de blootstelling bij de mens). Bij beide species werd enige
maternale toxiciteit waargenomen bestaande uit een lage voedselconsumptie en een verlaagd
lichaamsgewicht. De neonatale groei bleef achter bij mannelijke ratten die blootgesteld waren aan
hoge doses lixisenatide tijdens het einde van de dracht en tijdens de lactatie, waarbij een lichte
verhoging van de mortaliteit onder jongen werd waargenomen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Glycerol 85%
Natriumacetaattrihydraat
Methionine
Metacresol
Zoutzuur (voor pH-aanpassing)
Natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing)
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3
3 jaar
Na eerste gebruik:
14 dagen
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
Niet in de buurt van het vriesvak bewaren.
Na eerste gebruik
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
De pen zonder bevestigde naald bewaren. De dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
36
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Startverpakking
Patroon (type I glas) met een rubberen zuiger (bromobutyl), felscapsules (aluminium) met daarin
gelamineerde afsluitschijven (bromobutylrubber aan de binnenkant en polyisopreen aan de
buitenkant). Elke patroon is in een wegwerppen gemonteerd.
Verpakking met 1 groene voorgevulde 10 microgram oplossing voor injectie Lyxumia-pen en 1 paarse
voorgevulde 20 microgram oplossing voor injectie Lyxumia-pen.
Elke groene voorgevulde pen bevat 3 ml oplossing, voldoende voor 14 doses van 10 mcg.
Elke paarse voorgevulde pen bevat 3 ml oplossing, voldoende voor 14 doses van 20 mcg.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Lyxumia mag niet gebruikt worden indien het bevroren is geweest.
Lyxumia kan gebruikt worden met wegwerpnaalden met een dikte van 29 G tot 32 G. Naalden worden
niet meegeleverd.
De patiënt dient geïnstrueerd te worden de naald na ieder gebruik weg te gooien overeenkomstig
lokale voorschriften en de pen te bewaren zonder dat daar een naald aan is bevestigd. Dit helpt
besmetting en mogelijke verstopping van de naald te voorkomen. De pen mag uitsluitend voor één
patiënt gebruikt worden.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F – 75008 Parijs
Frankrijk
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/12/811/005 (1 voorgevulde pen + 1 voorgevulde pen)
9.
DATUM VAN EERSTE VERGUNNINGVERLENING/ VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 01 februari 2013.
Datum van laatste hernieuwing: 18 september 2017.
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
37
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF
EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
38
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof verantwoordelijk voor vrijgifte
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Brüningstrasse 50, Industriepark Höchst
65926 Frankfurt am Main
Duitsland
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Brüningstrasse 50, Industriepark Höchst
65926 Frankfurt am Main
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
•
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentie data (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
•
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-updates.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
39
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
40
A. ETIKETTERING
41
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS (STARTVERPAKKING)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lixisenatide
2.
GEHALTE AAN WERZA(A)M(E) BESTANDDE(E)L(EN)
Elke dosis (0,2 ml) bevat 10 microgram lixisenatide (50 microgram per ml).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: glycerol 85%, natriumacetaattrihydraat, methionine, metacresol (zie bijsluiter voor meer
informatie), zoutzuur en natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing), water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1 voorgevulde pen van 3 ml (14 dosissen)
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
De pen 14 dagen na het eerste gebruik weggooien.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor eerste gebruik
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Niet in de buurt van het vriesvak bewaren.
42
Na eerste gebruik
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
De dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
De pen zonder bevestigde naald bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F – 75008 Parijs
Frankrijk
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/12/811/001 - 1 pen
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Lyxumia 10
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
43
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS (ONDERHOUDSVERPAKKING)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Lixisenatide
2.
GEHALTE AAN WERZA(A)M(E) BESTANDDE(E)L(EN)
Elke dosis (0,2 ml) bevat 20 microgram lixisenatide (100 microgram per ml).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: glycerol 85%, natriumacetaattrihydraat, methionine, metacresol (zie bijsluiter voor meer
informatie), zoutzuur en natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing), water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1 voorgevulde pen van 3 ml (14 dosissen)
2 voorgevulde pennen van 3 ml (2x14 dosissen)
6 voorgevulde pennen van 3 ml (6x14 dosissen)
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
De pen 14 dagen na het eerste gebruik weggooien.
44
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor eerste gebruik
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Niet in de buurt van het vriesvak bewaren.
Na eerste gebruik
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
De dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
De pen zonder bevestigde naald bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F – 75008 Parijs
Frankrijk
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/12/811/002 - 1 pen
EU/1/12/811/003 - 2 pennen
EU/1/12/811/004 - 6 pennen
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Lyxumia 20
17.UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
45
PC:
SN:
NN:
46
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS (STARTVERPAKKING VOOR 28 DAGEN)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Lixisenatide
2.
GEHALTE AAN WERZA(A)M(E) BESTANDDE(E)L(EN)
Elke dosis (0,2 ml) bevat 10 of 20 microgram lixisenatide.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: glycerol 85%, natriumacetaattrihydraat, methionine, metacresol (zie bijsluiter voor meer
informatie), zoutzuur en natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing), water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
Startverpakking
Elke verpakking met 2 voorgevulde pennen voor een behandeling van 4 weken bevat:
1 voorgevulde pen van 3 ml voor 14 dosissen van 10 microgram
1 voorgevulde pen van 3 ml voor 14 dosissen van 20 microgram
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
Gedrukt aan de binnenzijde:
Lees voordat u uw Lyxumia-pen gaat gebruiken zorgvuldig de gebruiksaanwijzing.
U moet uw behandeling starten met de groene pen van Lyxumia 10 microgram.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
47
EXP
De pen 14 dagen na het eerste gebruik weggooien.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor eerste gebruik
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Niet in de buurt van het vriesvak bewaren.
Na eerste gebruik
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
De dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
De pen zonder bevestigde naald bewaren.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
11.
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F – 75008 Parijs
Frankrijk
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/12/811/005 - 2 pennen
13.
Lot
14.
15.
16.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
PARTIJNUMMER
Lyxumia
10
20
17.UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
48
18.UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
49
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
Lyxumia 10 mcg injectie
Lixisenatide
Subcutaan gebruik
2.
3.
EXP
4.
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
3 ml (14 dosissen)
6.
OVERIGE
50
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
Lyxumia 20 mcg injectie
Lixisenatide
Subcutaan gebruik
2.
3.
EXP
4.
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
WIJZE VAN TOEDIENING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
3 ml (14 dosissen)
6.
OVERIGE
51
B. BIJSLUITER
52
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
lixisenatide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
- Bewaar deze bijsluiter. Misschien hebt u hem later weer nodig.
- Hebt u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Lyxumia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u Lyxumia niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u Lyxumia?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u Lyxumia?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Lyxumia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Lyxumia bevat de werkzame stof lixisenatide.
Het is een injecteerbaar geneesmiddel dat gebruikt wordt om uw lichaam te helpen uw
bloedglucosespiegel te reguleren op momenten dat deze te hoog is. Het wordt gebruikt bij
volwassenen met diabetes type 2.
Lyxumia wordt gebruikt samen met andere geneesmiddelen tegen diabetes als deze niet voldoende
zijn om uw bloedglucosespiegel onder controle te houden. Dit kunnen onder andere zijn:
•
geneesmiddelen tegen diabetes (antidiabetica) die via de mond moeten worden ingenomen (zoals
metformine, pioglitazon, sulfonylureumderivaten), en/of
•
een basale insuline, een soort insuline dat de hele dag blijft werken.
2.
Wanneer mag u Lyxumia niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent allergisch voor een van de stoffen die in dit geneesmiddel zitten. Deze stoffen kunt u
vinden onder rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt als:
-
u diabetes type 1 hebt of een aandoening genaamd ‘diabetische ketoacidose’ (dit is een
complicatie van diabetes die optreedt als het lichaam geen glucose kan afbreken omdat er niet
genoeg insuline is), omdat dit geneesmiddel niet geschikt is voor u
u een ontsteking van de alvleesklier heeft of heeft gehad (pancreatitis)
u ernstige maag- of darmproblemen hebt zoals ‘gastroparese’ (een aandoening van de
maagspieren waardoor uw maag zich minder snel ledigt)
-
-
53
-
-
u een ernstige nierziekte hebt of als u dialyseert, omdat het gebruik van dit geneesmiddel in deze
gevallen niet wordt aanbevolen
u ook een sulfonylureumderivaat of een basale insuline gebruikt. U kunt dan een lage
bloedglucosespiegel (hypoglykemie) krijgen. Het kan zijn dat uw arts eerst uw
bloedglucosespiegel wil controleren en daarna beslist om uw dosis basale insuline of
sulfonylureumderivaat te verlagen. Lyxumia dient niet gebruikt te worden samen met een
combinatie van zowel een basale insuline als een sulfonylureumderivaat
u andere geneesmiddelen gebruikt, omdat er andere geneesmiddelen zijn zoals antibiotica of
maagsapresistente tabletten of capsules die niet te lang in uw maag mogen blijven (zie ook het
kopje Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?)
u last krijgt van vochtverlies/uitdroging, bijvoorbeeld in het geval van braken, misselijkheid en
diarree. Het is belangrijk dat u uitdroging voorkomt door voldoende te drinken, vooral bij het
starten van de behandeling met Lyxumia
u hartproblemen hebt die kortademigheid of zwelling van de enkels kunnen veroorzaken, omdat
er weinig ervaring is bij deze patiëntengroep.
-
-
-
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Er is geen ervaring met Lyxumia bij kinderen en jongeren onder de 18 jaar. Daarom wordt het gebruik
van Lyxumia niet aanbevolen bij deze leeftijdsgroep.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Lyxumia nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts, apotheker of verpleegkundige.
Lyxumia kan de werking beïnvloeden van enkele geneesmiddelen die u inslikt. Het kan zijn, dat u
sommige geneesmiddelen, zoals antibiotica of maagsapresistente tabletten of capsules die niet te lang
in uw maag mogen blijven, ten minste één uur voor of vier uur na uw injectie met Lyxumia moet
innemen.
Zwangerschap en borstvoeding
Lyxumia mag niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap. Het is niet bekend of Lyxumia schadelijk
kan zijn voor uw ongeboren kind.
Lyxumia mag niet gebruikt worden als u borstvoeding geeft. Het is niet bekend of Lyxumia overgaat
in de moedermelk.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, bent u van plan zwanger te worden of geeft u borstvoeding?
Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Als u Lyxumia samen met een sulfonylureumderivaat of een basale insuline gebruikt, kunt u een lage
bloedglucosespiegel krijgen (hypoglykemie). Hierdoor kan uw concentratievermogen afnemen en kunt
u zich duizelig of slaperig voelen. Als dit gebeurt, mag u niet rijden of gereedschap of machines
gebruiken.
Lyxumia bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis. Dat wil zeggen dat het in
wezen 'natriumvrij' is.
Lyxumia bevat metacresol
Dit geneesmiddel bevat metacresol, dat allergische reacties kan veroorzaken.
3.
Hoe gebruikt u Lyxumia?
54
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts, apotheker of verpleegkundige u dat heeft
verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.
Hoeveel moet u injecteren?
•
De startdosis is 10 microgram eenmaal per dag gedurende de eerste 14 dagen - gebruik hiervoor
de
groene
pen.
•
Daarna is de dosis 20 microgram eenmaal per dag - gebruik hiervoor de
paarse
pen.
Wanneer moet u injecteren?
Injecteer Lyxumia in het uur voorafgaand aan een maaltijd. Wanneer u de voor u meest geschikte
maaltijd voor uw injectie heeft gekozen, injecteer Lyxumia dan bij voorkeur elke dag voor diezelfde
maaltijd.
Waar moet u injecteren?
Injecteer Lyxumia in de huid (subcutaan) van uw buik (abdomen), bovenbeen (dij) of bovenarm.
Leren hoe u de voorgevulde pennen moet gebruiken
Voordat u de pen voor het eerst gebruikt, zal uw arts of verpleegkundige u laten zien hoe u Lyxumia
moet injecteren.
•
•
Lees altijd de gebruiksaanwijzing die in de doos zit.
Gebruik de pen altijd zoals beschreven wordt in deze gebruiksaanwijzing.
Andere belangrijke informatie over het gebruik van de voorgevulde pennen
In de gebruiksaanwijzing staat meer informatie over hoe u de pennen moet gebruiken. De
belangrijkste punten zijn:
•
Gebruik voor elke injectie altijd een nieuwe naald. Na elk gebruik dient u de naald weg te gooien
in een geschikte naaldcontainer volgens lokale voorschriften. Overleg met uw arts,
verpleegkundige of apotheker over hoe scherpe instrumenten weggegooid moeten worden.
•
Gebruik alleen naalden die geschikt zijn voor gebruik met de Lyxumia-pen (zie de
gebruiksaanwijzing).
•
U moet uw Lyxumia-pen activeren voordat u deze voor het eerst gebruikt.
Daarmee verzekert
u dat de pen goed werkt en dat de dosis voor uw eerste injectie juist is.
•
Als u denkt dat uw Lyxumia-pen beschadigd zou kunnen zijn, gebruik hem dan niet. Neem een
nieuwe pen. Probeer de pen niet te repareren.
Hebt u te veel van dit middel gebruikt?
Als u te veel Lyxumia hebt gebruikt, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts. Te veel Lyxumia
kan ervoor zorgen dat u misselijk wordt of moet braken.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een dosis Lyxumia mist, kunt u die injecteren in het uur voorafgaand aan uw volgende maaltijd.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten injectie in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop niet met het gebruik van Lyxumia zonder met uw arts te overleggen. Als u stopt met het gebruik
van Lyxumia kan uw bloedglucosespiegel stijgen.
Hebt u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
55
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Sommige ernstige allergische reacties (zoals anafylaxie) zijn soms gemeld bij patiënten die Lyxumia
kregen. U moet onmiddellijk medische hulp zoeken als u klachten krijgt zoals een opgezwollen
gezicht, tong of keel waardoor u moeite krijgt met ademhalen.
Stop het gebruik van Lyxumia en neem onmiddellijk contact op met een arts indien u één van de
volgende ernstige bijwerkingen ondervindt:
•
Ernstige en aanhoudende buikpijn (in de maagstreek) die kan uitstralen naar uw rug met
misselijkheid en braken, aangezien dit een aanwijzing kan zijn van een ontstoken alvleesklier
(pancreatitis).
De meest voorkomende bijwerkingen die gemeld zijn met Lyxumia die kunnen voorkomen bij meer
dan 1 op de 10 gebruikers (frequentie: zeer vaak), waren misselijkheid en braken. Deze bijwerkingen
waren meestal mild van aard en gaan normaal gesproken na verloop van tijd weer over.
Andere bijwerkingen zijn:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
•
Diarree
•
Hoofdpijn
•
Lage bloedglucosespiegel (hypoglykemie of ‘hypo’) vooral wanneer u Lyxumia samen met een
insuline of een sulfonylureumderivaat gebruikt
De waarschuwingstekenen van een lage bloedglucosespiegel kunnen onder andere zijn: koud zweet,
koude bleke huid, hoofdpijn, sufheid, zwakheid, duizeligheid, verwardheid of prikkelbaarheid, honger,
snelle hartslag en schrikachtigheid. Uw arts zal u vertellen wat u moet doen als u een lage
bloedglucosespiegel krijgt.
De kans dat dit gebeurt is groter als u ook een sulfonylureumderivaat of een basale insuline gebruikt.
Het kan zijn dat uw arts de dosis van deze medicijnen verlaagt voordat u Lyxumia gaat gebruiken.
Vaak voorkomende bijwerkingen: komen voor bij 1 op de 10 gebruikers
•
Griep (influenza)
•
Verkoudheid (infectie van de bovenste luchtwegen)
•
Duizeligheid
•
Indigestie (dyspepsie)
•
Rugpijn
•
Blaasontsteking (cystitis)
•
Virusinfectie
•
Lage bloedglucosespiegel (wanneer Lyxumia wordt gebruikt met metformine)
•
Slaperigheid (somnolentie)
•
Reacties ter hoogte van de injectieplaats (zoals jeuk)
Soms voorkomende bijwerkingen: komen voor bij 1 op de 100 gebruikers
•
Galbulten (urticaria)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u Lyxumia?
56
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
van de pen en op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor eerste gebruik
Bewaren in de koelkast (2°C - 8℃). Niet in de vriezer bewaren. Niet in de buurt van het vriesvak
bewaren.
Nadat u de pen in gebruik heeft genomen
De pen kan 14 dagen lang gebruikt worden wanneer de pen bewaard wordt beneden 30°C. Niet in de
vriezer bewaren. Bewaar de pen zonder naald eraan vast. Wanneer u de pen niet gebruikt, moet u de
dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is lixisenatide.
- Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie: Elke dosis bevat 10 microgram lixisenatide
(50 microgram per ml).
- Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie: Elke dosis bevat 20 microgram lixisenatide
(100 microgram per ml).
- De andere stoffen in dit middel zijn glycerol 85%, natriumacetaattrihydraat, methionine,
metacresol, zoutzuur (voor pH-aanpassing), natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing) en
water voor injecties.
Hoe ziet Lyxumia eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Lyxumia is een heldere en kleurloze oplossing voor injectie (injectie) in een glazen patroon die in een
voorgevulde pen gemonteerd zit.
Elke groene pen van Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie bevat 3 ml oplossing, voldoende
voor 14 dosissen van 10 microgram. Verpakkingsgrootte: 1 voorgevulde pen.
Elke paarse pen van Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie bevat 3 ml oplossing, voldoende
voor 14 dosissen van 20 microgram. Verpakkingsgrootten: 1, 2 of 6 voorgevulde pennen. Mogelijk
zijn niet alle genoemde verpakkingsgrootten beschikbaar in uw land.
Er is ook een startverpakking beschikbaar voor gebruik tijdens de eerste 28 dagen van de behandeling.
De startverpakking bevat één groene pen van Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie en één
paarse pen van Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F – 75008 Parijs
Frankrijk
Fabrikant
Sanofi Aventis Deutschland GmbH
Industriepark Höchst - 65926 Frankfurt am Main
Duitsland
57
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Sanofi Belgium
Tél/Tel: +32 (0)2 710 54 00
България
Swixx Biopharma EOOD
Тел.:
+359 (0)2 4942 480
Česká republika
sanofi-aventis, s.r.o.
Tel: +420 233 086 111
Danmark
Sanofi A/S
Tlf: +45 45 16 70 00
Deutschland
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Tel.: 0800 52 52 010
Tel. aus dem Ausland: +49 69 305 21 131
Eesti
Swixx Biopharma OÜ
Tel: +372 640 10 30
Ελλάδα
sanofi-aventis AEBE
Τηλ:
+30 210 900 16 00
España
sanofi-aventis, S.A
Tel: +34 93 485 94 00
France
sanofi-aventis France
Tél: 0 800 222 555
Appel depuis l’étranger : +33 1 57 63 23 23
Hrvatska
Swixx Biopharma d.o.o.
Tel: +385 1 2078 500
Ireland
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel: +353 (0) 1 403 56 00
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Lietuva
Swixx Biopharma UAB
Tel: +370 5 236 91 40
Luxembourg/Luxemburg
Sanofi Belgium
Tél/Tel: +32 (0)2 710 54 00 (Belgique/Belgien)
Magyarország
SANOFI-AVENTIS Zrt.
Tel.: +36 1 505 0050
Malta
Sanofi S.r.l.
Tel: +39 02 39394275
Nederland
Genzyme Europe B.V.
Tel: +31 20 245 4000
Norge
sanofi-aventis Norge AS
Tlf: +47 67 10 71 00
Österreich
sanofi-aventis GmbH
Tel: +43 1 80 185 – 0
Polska
sanofi-aventis Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 280 00 00
Portugal
Sanofi - Produtos Farmacêuticos, Lda.
Tel: +351 21 35 89 400
România
Sanofi Romania SRL
Tel: +40 (0) 21 317 31 36
Slovenija
Swixx Biopharma d.o.o.
Tel: +386 1 235 51 00
Slovenská republika
Swixx Biopharma s.r.o.
Tel: +421 2 208 33 600
58
Italia
Sanofi S.r.l.
Tel: 800 13 12 12 (domande di tipo tecnico)
800 536 389 (altre domande
Κύπρος
C.A. Papaellinas Ltd.
Τηλ:
+357 22 741741
Latvija
Swixx Biopharma SIA
Tel: +371 6 616 47 50
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Suomi/Finland
Sanofi Oy
Puh/Tel: +358 (0) 201 200 300
Sverige
Sanof AB
Tel: +46 (0)8 634 50 00
United Kingdom (Northern Ireland)
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel: +44 (0) 800 035 2525
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
59
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lixisenatide
GEBRUIKSAANWIJZING
Elke voorgevulde pen bevat 14 dosissen. Elke dosis bevat
10 microgram in 0,2 ml.
Rubriek 1 – BELANGRIJKE INFORMATIE
Lees deze instructies zorgvuldig door voordat u uw Lyxumia-pen gaat gebruiken.
Bewaar deze instructies zodat u ze in de toekomst nog eens kunt raadplegen.
Informatie over de Lyxumia-pen
Lyxumia wordt geleverd als een voorgevulde pen voor injectie.
•
Injecteer slechts één dosis per dag.
•
Elke Lyxumia-pen bevat 14 vooraf ingestelde dosissen. De dosissen hoeven niet afgemeten te
worden.
•
Praat met uw arts, apotheker of verpleegkundige over hoe u op de juiste manier moet injecteren
voordat u de pen gaat gebruiken.
•
Als u niet zelf alle instructies kunt opvolgen of niet in staat bent om de pen te gebruiken
(bijvoorbeeld omdat u slechtziend bent), gebruik de pen dan alleen als u daarbij geholpen wordt.
Over uw Lyxumia-pen
Rubberen
afsluiting
Activatievenster
Injectieknop
Dop
Patroon
Dosisschaal
verdeling
Pijlvenster
Zwarte zuiger
De zuiger zal na iedere injectie langs de dosisschaalverdeling
verschuiven. In het bovenstaande voorbeeld laat het
dosisaantal zien dat er nog 13 injecties over zijn.
•
Deze pen is bedoeld voor gebruik door één persoon. Deel hem niet met iemand anders.
60
•
•
Controleer altijd het etiket om er zeker van te zijn dat u de juiste Lyxumia-pen heeft. Controleer
ook of de uiterste houdbaarheidsdatum nog niet is verstreken. Het verkeerde geneesmiddel
gebruiken kan schadelijk zijn voor uw gezondheid.
Probeer de vloeistof niet met een injectiespuit uit de patroon te halen.
Over uw naald
(apart geleverd)
Buitenste
naalddopje
Binnenste
naalddopje
Naald
Beschermende
zegel
•
•
•
Gebruik alleen naalden die goedgekeurd zijn voor gebruik met Lyxumia. Gebruik voor uw
Lyxumia-pen wegwerpnaalden met een dikte van 29G tot 32G. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige welke naalddikte- en lengte het meest geschikt zijn voor u.
Als iemand anders de injectie geeft, moet deze persoon goed opletten dat hij niet per ongeluk
iemand verwondt met de naald. Hierdoor kunnen mogelijk infecties overgedragen worden.
Gebruik voor elke injectie altijd een nieuwe naald. Dit helpt besmetting van Lyxumia en
mogelijke verstopping van de naald te voorkomen.
Rubriek 2 – UW PEN VOORBEREIDEN VOOR GEBRUIK
•
Activeer de pen op dezelfde dag als uw eerste injectie
Activeer eerst uw nieuwe pen
•
Voordat u een dosis injecteert:
voorafgaand aan de injectie moet u eerst overtollige vloeistof uit
uw nieuwe pen verwijderen. Dit doet u één keer. Dit heet het ‘activatieproces’. In de stappen 1 tot
en met 5 hieronder wordt uitgelegd hoe dit moet.
•
De activatie is nodig om ervoor te zorgen dat de pen goed werkt en dat de dosis voor uw eerste
injectie juist is.
•
Herhaal het activatieproces niet,
omdat u dan geen 14 dosissen meer uit uw Lyxumia-pen kunt
halen.
De plaatjes hieronder laten zien hoe het activatievenster op de injectieknop van uw pen verandert na
activatie.
Nieuwe pen
(oranje venster)
Pen die klaar is voor injectie
(wit venster)
De pen is geactiveerd en klaar om te injecteren. Na activatie blijft het venster wit.
Hoe activeert u uw nieuwe Lyxumia-pen?
61
Stap 1 Trek de dop van de pen en controleer de pen
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder en
kleurloos zijn zonder deeltjes. Als dat niet het geval is,
moet u de pen niet gebruiken. Neem dan contact op met
uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Controleer of het
activatievenster
oranje is.
Stap 2 Bevestig een naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik altijd een
nieuwe naald
voor activatie.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
Bewaren
Weggooien
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap 3 Trek de injectieknop uit
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
62
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap 4 Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om overtollige vloeistof te verwijderen
Richt de naald in een geschikt opvangmiddel (bijvoorbeeld een kartonnen bekertje of een doekje) om
de vloeistof op te vangen zodat u het daarna weg kunt gooien.
Druk de injectieknop helemaal in.
U kunt een ‘klik’ horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5 om ook de laatste druppels te verwijderen.
Klik
sec.
Als er geen vloeistof uitkomt, kijk dan in de rubriek ‘Vragen en antwoorden’.
Controleer of het activatievenster nu wit is.
Stap 5 De pen is nu geactiveerd.
Activeer deze pen niet nog een keer.
U hoeft de naald
niet
te vervangen tussen de activatie en uw eerste injectie.
Ga voor uw eerste injectie direct door naar rubriek 3 - Stap C.
Zie ommezijde
Rubriek 3 - DAGELIJKS GEBRUIK VAN DE PEN
Voer de instructies in deze rubriek alleen uit als het activatievenster wit is.
Injecteer elke dag slechts één dosis.
63
Stap A. Trek de dop van de pen en controleer de pen
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder, kleurloos en vrij van deeltjes zijn. Als dat niet zo is,
gebruik de pen dan niet. Kijk in de rubriek ‘Vragen en antwoorden’ als u luchtbellen ziet.
Controleer het aantal dosissen dat nog in de pen zit. Dit kunt u zien aan de plek waar de zwarte zuiger
op de dosisschaalverdeling staat.
Controleer of het activatievenster wit is. Als het oranje is, ga dan naar rubriek 2.
Controleer het etiket op uw pen om er zeker van te zijn dat u het juiste geneesmiddel heeft.
Stap B. Bevestig een nieuwe naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik voor elke injectie altijd een
nieuwe naald.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
Bewaren
Weggooien
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap C. Trek de injectieknop uit
64
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap D. Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om de dosis te injecteren
klik
sec.
Pak een huidplooi vast en breng de naald in (zie de rubriek ‘Injectieplaatsen’ voor informatie over
waar u moet injecteren).
Druk de injectieknop helemaal in.
U kunt een ‘klik’ horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5
om de volledige dosis te krijgen.
Uw dosis is nu toegediend. Trek de naald uit uw huid.
Stap E. Verwijder de naald na elke injectie en gooi de naald weg
Leg het buitenste naalddopje op een plat oppervlak. Steek de naald in het buitenste naalddopje.
Doe het buitenste naalddopje weer op de naald.
Knijp in het buitenste naalddopje om de naald vast te houden en draai de naald los van de pen.
65
Vraag uw apotheker hoe u de naald die u niet meer gebruikt moet weggooien.
Doe de dop weer op de pen.
Stap F. Herhaal alle stappen in rubriek 3 voor elke injectie.
Gooi de pen 14 dagen na activatie weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Activatie- en weggooitabel
Noteer in de tabel de datum waarop u uw pen heeft geactiveerd en de datum waarop u de pen 14 dagen
later weg moet gooien.
Pen
1
Bewaren
Algemene informatie
•
Bewaar uw Lyxumia-pennen op een veilige plaats, buiten het zicht en bereik van kinderen.
•
Bescherm uw Lyxumia-pennen tegen stof en vuil.
•
Doe de dop na ieder gebruik weer op de pen ter bescherming tegen licht.
•
Gebruik Lyxumia niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket en
op de doos. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor activatie van de pen:
•
Bewaar uw ongebruikte Lyxumia-pennen in de koelkast (2°C – 8°C).
•
Bewaar Lyxumia-pennen niet in de vriezer en gebruik Lyxumia niet meer als het bevroren is
geweest.
•
Laat uw pen voor gebruik op kamertemperatuur komen.
Na activatie van de pen:
•
Nadat u uw Lyxumia-pen heeft geactiveerd, moet u de pen bewaren beneden 30°C. Bewaar
Lyxumia na activatie niet in de vriezer.
•
Bewaar uw Lyxumia-pen zonder dat er een naald aan bevestigd is. Een bevestigde naald kan
besmetting en mogelijk inlaat van lucht veroorzaken, wat de nauwkeurigheid van de dosis kan
beïnvloeden.
•
Nadat uw Lyxumia-pen is geactiveerd, kunt u deze maximaal 14 dagen gebruiken. Gooi een
gebruikte Lyxumia-pen na 14 dagen weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Weggooien
•
Doe de dop weer op de pen voordat u uw Lyxumia-pen weggooit.
66
Datum
activatie
Datum
weggooien
•
Gooi uw Lyxumia-pen weg; vraag uw apotheker hoe u geneesmiddelen die u niet meer gebruikt
moet weggooien.
Onderhoud
•
•
•
•
Ga voorzichtig om met uw Lyxumia-pen.
U kunt de buitenkant van uw Lyxumia-pen reinigen met behulp van een vochtige doek.
Dompel uw Lyxumia-pen niet onder, was de pen niet en doe er geen vloeistoffen op (smeren). Dit
kan de pen beschadigen.
Als u denkt dat uw Lyxumia-pen beschadigd zou kunnen zijn, gebruik hem dan niet. Probeer de
pen niet te repareren.
Injectieplaatsen
Voorkant
Achterkant
Lyxumia moet onder de huid geïnjecteerd worden en kan in alle gebieden geïnjecteerd worden die
hierboven blauw zijn gemarkeerd. Dat zijn de dij, buik of bovenarm. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige hoe u op de juiste manier injecteert.
Vragen en antwoorden
Wat moet ik doen als ik de Lyxumia-pen vergeet te activeren of mezelf injecteer voor activatie?
Als u zich heeft geïnjecteerd voor activatie van de pen, corrigeer dit dan niet door uzelf een tweede
injectie te geven. Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voor advies over het
controleren van uw bloedglucosespiegel.
Wat moet ik doen als er luchtbellen in de patroon zitten?
Het is normaal dat er kleine luchtbelletjes in de patroon zitten, dit is niet schadelijk voor u. Uw dosis
zal juist zijn en u kunt de instructies gewoon blijven volgen. Neem contact op met uw arts, apotheker
of verpleegkundige als u hulp nodig heeft.
Wat moet ik doen als er geen vloeistof uit de pen komt tijdens de activatie?
Het kan zijn dat de naald verstopt is of niet juist op de pen is gedraaid. Verwijder de naald van de pen,
bevestig een nieuwe naald, en herhaal alleen stappen 4 en 5. Als er nog altijd geen vloeistof naar
buiten komt, kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn. Gebruik deze Lyxumia-verpakking niet. Neem
contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voor ondersteuning.
Wat moet ik doen als het volledig indrukken van de injectieknop moeilijk gaat?
Het kan zijn dat de naald verstopt is of niet juist op de pen is gedraaid. Trek de naald uit uw huid en
verwijder de naald van de pen. Bevestig een nieuwe naald en herhaal alleen stappen D en E. Als het
nog altijd moeilijk is om de injectieknop in te drukken dan kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn.
Gebruik deze Lyxumia-verpakking niet. Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige
voor ondersteuning.
67
Als u vragen heeft over Lyxumia of over diabetes, neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige, of bel het lokale nummer van sanofi-aventis dat te vinden is in de ‘Bijsluiter:
informatie voor de gebruiker’ van Lyxumia (afzonderlijk bijgesloten in de doos).
68
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Lixisenatide
GEBRUIKSAANWIJZING
Elke voorgevulde pen bevat 14 dosissen. Elke dosis bevat
20 microgram in 0,2 ml.
Rubriek 1 – BELANGRIJKE INFORMATIE
Lees deze instructies zorgvuldig door voordat u uw Lyxumia-pen gaat gebruiken.
Bewaar deze instructies zodat u ze in de toekomst nog eens kunt raadplegen.
Informatie over de Lyxumia-pen
Lyxumia wordt geleverd als een voorgevulde pen voor injectie.
•
Injecteer slechts één dosis per dag.
•
Elke Lyxumia-pen bevat 14 vooraf ingestelde dosissen. De dosissen hoeven niet afgemeten te
worden.
•
Praat met uw arts, apotheker of verpleegkundige over hoe u op de juiste manier moet injecteren
voordat u de pen gaat gebruiken.
•
Als u niet zelf alle instructies kunt opvolgen of niet in staat bent om de pen te gebruiken
(bijvoorbeeld omdat u slechtziend bent), gebruik de pen dan alleen als u daarbij geholpen wordt.
Over uw Lyxumia-pen
Rubberen
afsluiting
Activatievenster
Injectieknop
Dop
Patroon
Dosisschaal
verdeling
Pijlvenster
Zwarte zuiger
De zuiger zal na iedere injectie langs de dosisschaalverdeling
verschuiven. In het bovenstaande voorbeeld laat het
dosisaantal zien dat er nog 13 injecties over zijn.
•
•
•
Deze pen is bedoeld voor gebruik door één persoon. Deel hem niet met iemand anders.
Controleer altijd het etiket om er zeker van te zijn dat u de juiste Lyxumia-pen heeft. Controleer
ook of de uiterste houdbaarheidsdatum nog niet is verstreken. Het verkeerde geneesmiddel
gebruiken kan schadelijk zijn voor uw gezondheid.
Probeer de vloeistof niet met een injectiespuit uit de patroon te halen.
69
Over uw naald
(apart geleverd)
Buitenste
naalddopje
Binnenste
naalddopje
Naald
Beschermende
zegel
•
•
•
Gebruik alleen naalden die goedgekeurd zijn voor gebruik met Lyxumia. Gebruik voor uw
Lyxumia-pen wegwerpnaalden met een dikte van 29G tot 32G. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige welke naalddikte en -lengte het meest geschikt zijn voor u.
Als iemand anders de injectie geeft, moet deze persoon goed opletten dat hij/zij niet per ongeluk
iemand verwondt met de naald. Hierdoor kunnen mogelijk infecties overgedragen worden.
Gebruik voor elke injectie altijd een nieuwe naald. Dit helpt besmetting van Lyxumia en
mogelijke verstopping van de naald te voorkomen.
Rubriek 2 – UW PEN VOORBEREIDEN VOOR GEBRUIK
•
Activeer de pen op dezelfde dag als uw eerste injectie.
Activeer eerst uw nieuwe pen
•
Voordat u een dosis injecteert:
voorafgaand aan de injectie moet u eerst overtollige vloeistof uit
uw nieuwe pen verwijderen. Dit doet u één keer. Dit heet het ‘activatieproces’. In de stappen 1 tot
en met 5 hieronder wordt uitgelegd hoe dit moet.
•
De activatie is nodig om ervoor te zorgen dat de pen goed werkt en dat de dosis voor uw eerste
injectie juist is.
•
Herhaal het activatieproces niet,
omdat u dan geen 14 dosissen meer uit uw Lyxumia-pen kunt
halen.
De plaatjes hieronder laten zien hoe het activatievenster op de injectieknop van uw pen verandert na
activatie.
Nieuwe pen
(oranje venster)
Pen die klaar is voor injectie
(wit venster)
De pen is geactiveerd en klaar om te injecteren. Na activatie blijft het venster wit.
Hoe activeert u uw nieuwe Lyxumia-pen?
Stap 1 Trek de dop van de pen en controleer de pen
70
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder en
kleurloos zijn zonder deeltjes. Als dat niet het geval is,
moet u de pen niet gebruiken. Neem dan contact op met
uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Controleer of het
activatievenster oranje is.
Stap 2 Bevestig een naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik altijd een
nieuwe naald
voor activatie.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
Bewaren
Weggooien
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap 3 Trek de injectieknop uit
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
71
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap 4 Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om overtollige vloeistof te verwijderen
Richt de naald in een geschikt opvangmiddel (bijvoorbeeld een kartonnen bekertje of een doekje) om
de vloeistof op te vangen zodat u het daarna weg kunt gooien.
Druk de injectieknop helemaal in.
U kunt een ‘klik’ horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5 om ook de laatste druppels te verwijderen.
Klik
sec.
Als er geen vloeistof uitkomt, kijk dan in de rubriek ‘Vragen en antwoorden’.
Controleer of het activatievenster nu wit is.
Stap 5 De pen is nu geactiveerd.
Activeer deze pen niet nog een keer.
U hoeft de naald
niet
te vervangen tussen de activatie en uw eerste injectie.
Ga voor uw eerste injectie direct door naar rubriek 3 – Stap C.
Zie ommezijde
Rubriek 3 - DAGELIJKS GEBRUIK VAN DE PEN
Voer de instructies in deze rubriek alleen uit als het activatievenster wit is.
72
Injecteer elke dag slechts één dosis.
Stap A. Trek de dop van de pen en controleer de pen
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder, kleurloos en vrij van deeltjes zijn. Als dat niet zo is,
gebruik de pen dan niet. Kijk in de rubriek ‘Vragen en antwoorden’ als u luchtbellen ziet.
Controleer het aantal dosissen dat nog in de pen zit. Dit kunt u zien aan de plek waar de zwarte zuiger
op de dosisschaalverdeling staat.
Controleer of het activatievenster wit is. Als het oranje is, ga dan naar rubriek 2.
Controleer het etiket op uw pen om er zeker van te zijn dat u het juiste geneesmiddel heeft.
Stap B. Bevestig een nieuwe naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik voor elke injectie altijd een
nieuwe naald.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
Bewaren
Weggooie
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap C. Trek de injectieknop uit
73
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap D. Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om de dosis te injecteren
klik
sec.
Pak een huidplooi vast en breng de naald in (zie de rubriek ‘Injectieplaatsen’ voor informatie over
waar u moet injecteren).
Druk de injectieknop helemaal in.
U kunt een ‘klik’ horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5
om de volledige dosis te krijgen.
Uw dosis is nu toegediend. Trek de naald uit uw huid.
Stap E. Verwijder de naald na elke injectie en gooi de naald weg
Leg het buitenste naalddopje op een plat oppervlak. Steek de naald in het buitenste naalddopje.
Doe het buitenste naalddopje weer op de naald.
74
Knijp in het buitenste naalddopje om de naald vast te houden en draai de naald los van de pen.
Vraag uw apotheker hoe u de naald die u niet meer gebruikt moet
weggooien.
Doe de dop weer op de pen.
Stap F. Herhaal alle stappen in rubriek 3 voor elke injectie.
Gooi de pen 14 dagen na activatie weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Activatie- en weggooitabel
Noteer in de tabel de datum waarop u uw pen heeft geactiveerd en de datum waarop u de pen 14 dagen
later weg moet gooien.
Pen
1
2
3
4
5
6
Bewaren
Algemene informatie
•
Bewaar uw Lyxumia-pennen op een veilige plaats, buiten het zicht en bereik van kinderen.
•
Bescherm uw Lyxumia-pennen tegen stof en vuil.
•
Doe de dop na ieder gebruik weer op de pen ter bescherming tegen licht.
•
Gebruik Lyxumia niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket en
op de doos. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor activatie van de pen:
•
Bewaar uw ongebruikte Lyxumia-pennen in de koelkast (2°C – 8°C).
•
Bewaar Lyxumia-pennen niet in de vriezer en gebruik Lyxumia niet meer als het bevroren is
geweest.
•
Laat uw pen voor gebruik op kamertemperatuur komen.
Na activatie van de pen:
•
Nadat u uw Lyxumia-pen heeft geactiveerd, moet u de pen bewaren beneden 30°C. Bewaar
Lyxumia na activatie niet in de vriezer.
•
Bewaar uw Lyxumia-pen zonder dat er een naald aan bevestigd is. Een bevestigde naald kan
besmetting en mogelijk inlaat van lucht veroorzaken, wat de nauwkeurigheid van de dosis kan
beïnvloeden.
75
Datum
activatie
Datum
weggooien
•
Nadat uw Lyxumia-pen is geactiveerd, kunt u deze maximaal 14 dagen gebruiken. Gooi een
gebruikte Lyxumia-pen na 14 dagen weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Weggooien
•
•
Doe de dop weer op de pen voordat u uw Lyxumia-pen weggooit.
Gooi uw Lyxumia-pen weg; vraag uw apotheker hoe u geneesmiddelen die u niet meer gebruikt
moet weggooien.
Onderhoud
•
•
•
•
Ga voorzichtig om met uw Lyxumia-pen.
U kunt de buitenkant van uw Lyxumia-pen reinigen met behulp van een vochtige doek.
Dompel uw Lyxumia-pen niet onder, was de pen niet en doe er geen vloeistoffen op (smeren). Dit
kan de pen beschadigen.
Als u denkt dat uw Lyxumia-pen beschadigd zou kunnen zijn, gebruik hem dan niet. Probeer de
pen niet te repareren.
Injectieplaatsen
Voorkant
Achterkant
Lyxumia moet onder de huid geïnjecteerd worden en kan in alle gebieden geïnjecteerd worden die
hierboven blauw zijn gemarkeerd. Dat zijn de dij, buik of bovenarm. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige hoe u op de juiste manier injecteert.
Vragen en antwoorden
Wat moet ik doen als ik de Lyxumia-pen vergeet te activeren of mezelf injecteer voor activatie?
Als u zich heeft geïnjecteerd voor activatie van de pen, corrigeer dit dan niet door uzelf een tweede
injectie te geven. Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voor advies over het
controleren van uw bloedglucosespiegel.
Wat moet ik doen als er luchtbellen in de patroon zitten?
Het is normaal dat er kleine luchtbelletjes in de patroon zitten, dit is niet schadelijk voor u. Uw dosis
zal juist zijn en u kunt de instructies gewoon blijven volgen. Neem contact op met uw arts, apotheker
of verpleegkundige als u hulp nodig heeft.
Wat moet ik doen als er geen vloeistof uit de pen komt tijdens de activatie?
Het kan zijn dat de naald verstopt is of niet juist op de pen is gedraaid. Verwijder de naald van de pen,
bevestig een nieuwe naald, en herhaal alleen stappen 4 en 5. Als er nog altijd geen vloeistof naar
buiten komt, kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn. Gebruik deze Lyxumia-verpakking niet. Neem
contact op met uw arts, apotheker of diabetesverpleegkundige voor ondersteuning.
Wat moet ik doen als het volledig indrukken van de injectieknop moeilijk gaat?
76
Het kan zijn dat de naald verstopt is of niet juist op de pen is gedraaid. Trek de naald uit uw huid en
verwijder de naald van de pen. Bevestig een nieuwe naald en herhaal alleen stappen D en E. Als het
nog altijd moeilijk is om de injectieknop in te drukken dan kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn.
Gebruik deze Lyxumia-verpakking niet. Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige
voor ondersteuning.
Als u vragen heeft over Lyxumia of over diabetes, neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige of bel het lokale nummer van sanofi-aventis dat te vinden is in de ‘Bijsluiter:
informatie voor de gebruiker’ van Lyxumia (afzonderlijk bijgesloten in de doos).
77
Lyxumia
Lixisenatide
GEBRUIKSAANWIJZING
Startverpakking – bevat twee voorgevulde pennen met elk
14
dosissen.
Eén groene
10 microgram-pen
(Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie); elke dosis bevat
10 microgram in 0,2 ml.
Eén paarse
20 microgram-pen
(Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie) elke dosis bevat
20 microgram in 0,2 ml.
Rubriek 1 – BELANGRIJKE INFORMATIE
Lees deze instructies zorgvuldig door voordat u uw Lyxumia-pennen gaat gebruiken.
Bewaar deze instructies zodat u ze in de toekomst nog eens kunt raadplegen.
Informatie over de Lyxumia-pen
•
•
•
•
Injecteer slechts één dosis per dag.
Elke Lyxumia-pen bevat 14 vooraf ingestelde dosissen. De dosissen hoeven niet afgemeten te
worden.
Praat met uw arts, apotheker of verpleegkundige over hoe u op de juiste manier moet injecteren
voordat u de pen gaat gebruiken.
Als u niet zelf alle instructies kunt opvolgen of niet in staat bent om de pen te gebruiken
(bijvoorbeeld omdat u slechtziend bent), gebruik de pen dan alleen als u daarbij geholpen wordt.
Over uw startverpakking
De Lyxumia startverpakking bevat twee verschillend gekleurde pennen. Elke pen bevat Lyxumia in
een andere sterkte. Beide pennen worden op dezelfde manier gebruikt.
•
De groene pen bevat 14 vooraf ingestelde dosissen. Elke dosis bevat 10 microgram Lyxumia.
•
De paarse pen bevat 14 vooraf ingestelde dosissen. Elke dosis bevat 20 microgram Lyxumia.
U moet uw behandeling beginnen met de groene pen voor 10 microgram Lyxumia. Gebruik eerst alle
14 dosissen in deze pen. Ga daarna verder met de paarse pen voor 20 microgram Lyxumia.
Over uw Lyxumia-pennen
Groene pen voor 10 microgram Lyxumia
Rubberen
afsluiting
Activatievenster
Injectieknop
Dop
Patroon
Dosisschaal
verdeling
Pijlvenster
Paarse pen voor 20 microgram Lyxumia
78
Zwarte zuiger
De zuiger zal na iedere injectie langs de dosisschaalverdeling
verschuiven. In het bovenstaande voorbeeld laat het dosisaantal zien
dat er nog 13 injecties over zijn.
•
•
•
Deze pennen zijn bedoeld voor gebruik door één persoon. Deel ze niet met iemand anders.
Controleer altijd het etiket om er zeker van te zijn dat u de juiste Lyxumia-pen heeft. Controleer
ook of de uiterste houdbaarheidsdatum nog niet is verstreken. Het verkeerde geneesmiddel
gebruiken kan schadelijk zijn voor uw gezondheid.
Probeer de vloeistof niet met een injectiespuit uit de patroon te halen.
Over uw naald
(apart geleverd)
Buitenste
naalddopje
Binnenste
naalddopje
Naald
Beschermende
zegel
•
•
•
Gebruik alleen naalden die goedgekeurd zijn voor gebruik met Lyxumia. Gebruik voor uw
Lyxumia-pen wegwerpnaalden met een dikte van 29G tot 32G. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige welke naalddikte en -lengte het meest geschikt zijn voor u.
Als iemand anders de injectie geeft, moet deze persoon goed opletten dat hij/zij niet per ongeluk
iemand verwondt met de naald. Hierdoor kunnen mogelijk infecties overgedragen worden.
Gebruik voor elke injectie altijd een nieuwe naald. Dit helpt besmetting van Lyxumia en
mogelijke verstopping van de naald te voorkomen.
Rubriek 2 – UW PEN VOORBEREIDEN VOOR GEBRUIK
Start met de groene pen voor 10 microgram Lyxumia.
•
Activeer de paarse pen voor 20 microgram Lyxumia niet voordat u de groene pen helemaal
heeft opgebruikt.
•
Activeer de pen op dezelfde dag als uw eerste injectie.
Activeer eerst uw nieuwe pen
•
Voordat u een dosis injecteert:
voorafgaand aan de injectie moet u eerst overtollige vloeistof uit
uw nieuwe pen verwijderen. Dit doet u één keer. Dit heet het ‘activatieproces’. In de stappen 1 tot
en met 5 hieronder wordt uitgelegd hoe dit moet.
79
•
•
De activatie is nodig om ervoor te zorgen dat de pen goed werkt en dat de dosis voor uw eerste
injectie juist is.
Herhaal het activatieproces niet,
omdat u dan geen 14 dosissen meer uit uw Lyxumia-pen kunt
halen.
De plaatjes hieronder laten zien hoe het activatievenster op de injectieknop van uw pen verandert na
activatie.
Nieuwe pen
(oranje venster)
Pen die klaar is voor injectie
(wit venster)
De pen is geactiveerd en klaar om te injecteren. Na activatie blijft het venster wit.
Hoe activeert u uw nieuwe Lyxumia-pen?
Stap 1 Trek de dop van de pen en controleer de pen
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder en
kleurloos zijn zonder deeltjes. Als dat niet het geval is,
moet u de pen niet gebruiken. Neem dan contact op met
uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Controleer of het
activatievenster
oranje is.
Stap 2 Bevestig een naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik altijd een
nieuwe naald
voor activatie.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
80
Bewaren
Weggooie
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap 3 Trek de injectieknop uit
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap 4 Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om overtollige vloeistof te verwijderen
Richt de naald in een geschikt opvangmiddel (bijvoorbeeld een kartonnen bekertje of een doekje) om
de vloeistof op te vangen zodat u het daarna weg kunt gooien.
Druk de injectieknop helemaal in.
U kunt een ‘klik’ horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5 om ook de laatste druppels te verwijderen.
81
Klik
sec.
Als er geen vloeistof uitkomt, kijk dan in de rubriek ‘Vragen en antwoorden’.
Controleer of het activatievenster nu wit is.
Stap 5 De pen is nu geactiveerd.
Activeer deze pen niet nog een keer.
U hoeft de naald
niet
te vervangen tussen de activatie en uw eerste injectie.
Ga voor uw eerste injectie direct door naar rubriek 3 – Stap C.
Zie ommezijde
Rubriek 3 - DAGELIJKS GEBRUIK VAN DE PEN
Voer de instructies in deze rubriek alleen uit als het activatievenster wit is.
Injecteer elke dag slechts één dosis.
Stap A. Trek de dop van de pen en controleer de pen
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder, kleurloos en vrij van deeltjes zijn. Als dat niet zo is,
gebruik deze startverpakking dan niet. Kijk in de rubriek ‘Vragen en antwoorden’ als u luchtbellen
ziet.
Controleer het aantal dosissen dat nog in de pen zit. Dit kunt u zien aan de plek waar de zwarte zuiger
op de dosisschaalverdeling staat.
82
Controleer of het activatievenster wit is. Als het oranje is, ga dan naar rubriek 2.
Controleer het etiket op uw pen om er zeker van te zijn dat u het juiste geneesmiddel heeft.
Stap B. Bevestig een nieuwe naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik voor elke injectie altijd een
nieuwe naald.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
Bewaren
Weggooien
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap C. Trek de injectieknop uit
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap D. Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om de dosis te injecteren
klik
83
sec.
Pak een huidplooi vast en breng de naald in (zie de rubriek ‘Injectieplaatsen’ voor informatie over
waar u moet injecteren).
Druk de injectieknop helemaal in.
U kunt een ‘klik’ horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5
om de volledige dosis te krijgen.
Uw dosis is nu toegediend. Trek de naald uit uw huid.
Stap E. Verwijder de naald na elke injectie en gooi de naald weg
Leg het buitenste naalddopje op een plat oppervlak. Steek de naald in het buitenste naalddopje.
Doe het buitenste naalddopje weer op de naald.
Knijp in het buitenste naalddopje om de naald vast te houden en draai de naald los van de pen.
Vraag uw apotheker hoe u de naald die u niet meer gebruikt moet weggooien.
Doe de dop weer op de pen.
Stap F. Herhaal alle stappen in rubriek 3 voor elke injectie.
Gooi de pen 14 dagen na activatie weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Nadat u de groene pen weg heeft gegooid, gaat u verder naar rubriek 4 om te beginnen met het gebruik
van de paarse pen.
Rubriek 4 – OVERSTAPPEN OP DE PAARSE PEN
84
Opgebruikte groene 10 microgram-pen
De groene pen voor 10 microgram Lyxumia is leeg wanneer de zwarte zuiger op ‘0’ staat op de
dosisschaalverdeling en de injectieknop niet meer helemaal uitgetrokken kan worden.
Wanneer de groene pen voor 10 microgram Lyxumia leeg is, moet u uw behandeling voortzetten door
uw volgende injectie te nemenmet de paarse 20 microgram Lyxumia-pen, wanneer het tijd is. Deze
pen wordt op precies dezelfde manier gebruikt als de groene pen.
Gebruik van de paarse 20 microgram-pen
Activatie van de paarse 20 microgram-pen
De paarse pen voor 20 microgram Lyxumia moet ook geactiveerd worden voor gebruik. Volg alle
stappen in rubriek 2.
Gebruik van de paarse 20 microgram-pen
Om een dosis te injecteren met de paarse pen voor 20 microgram Lyxumia, volgt u alle stappen in
rubriek 3. Herhaal rubriek 3 voor uw dagelijkse injecties totdat uw pen leeg is.
Activatie- en weggooitabel
Noteer in de tabel de datum waarop u uw pen heeft geactiveerd en de datum waarop u de pen 14 dagen
later weg moet gooien.
Pen
10 microgram
20 microgram
Bewaren
Algemene informatie
•
Bewaar uw Lyxumia-pennen op een veilige plaats, buiten het zicht en bereik van kinderen.
•
Bescherm uw Lyxumia-pennen tegen stof en vuil.
•
Doe de dop na ieder gebruik weer op de pen ter bescherming tegen licht.
•
Gebruik Lyxumia niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket en
op de doos. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor activatie van de pen:
85
Datum activatie
___ / ___ / ___
___ / ___ / ___
Datum weggooien
___ / ___ / ___
___ / ___ / ___
•
•
•
Bewaar uw ongebruikte Lyxumia-pennen in de koelkast (2°C – 8°C).
Bewaar Lyxumia-pennen niet in de vriezer en gebruik Lyxumia niet meer als het bevroren is
geweest.
Laat uw pen voor gebruik op kamertemperatuur komen.
Na activatie van de pen:
•
Nadat u uw Lyxumia-pen heeft geactiveerd, moet u de pen bewaren beneden 30°C. Bewaar
Lyxumia na activatie niet in de vriezer.
•
Bewaar uw Lyxumia-pen zonder dat er een naald aan bevestigd is. Een bevestigde naald kan
besmetting en mogelijk inlaat van lucht veroorzaken, wat de nauwkeurigheid van de dosis kan
beïnvloeden.
•
Nadat uw Lyxumia-pen is geactiveerd, kunt u deze maximaal 14 dagen gebruiken. Gooi een
gebruikte Lyxumia-pen na 14 dagen weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Weggooien
•
•
Doe de dop weer op de pen voordat u uw Lyxumia-pen weggooit.
Gooi uw Lyxumia-pen weg; vraag uw apotheker hoe u geneesmiddelen die u niet meer gebruikt
moet weggooien.
Onderhoud
•
•
•
•
Ga voorzichtig om met uw Lyxumia-pen.
U kunt de buitenkant van uw Lyxumia-pen reinigen met behulp van een vochtige doek.
Dompel uw Lyxumia-pen niet onder, was de pen niet en doe er geen vloeistoffen op (smeren). Dit
kan de pen beschadigen.
Als u denkt dat uw Lyxumia-pen beschadigd zou kunnen zijn, gebruik hem dan niet. Neem een
nieuwe pen. Probeer de pen niet te repareren.
Injectieplaatsen
Voorkant
Achterkant
Lyxumia moet onder de huid geïnjecteerd worden en kan in alle gebieden geïnjecteerd worden die
hierboven blauw zijn gemarkeerd. Dat zijn de dij, buik of bovenarm. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige hoe u op de juiste manier injecteert.
Vragen en antwoorden
Wat moet ik doen als ik de Lyxumia-pen vergeet te activeren of mezelf injecteer voor activatie?
Als u zich heeft geïnjecteerd voor activatie van de pen, corrigeer dit dan niet door uzelf een tweede
injectie te geven. Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voor advies over het
controleren van uw bloedglucosespiegel.
86
Wat moet ik doen als er luchtbellen in de patroon zitten?
Het is normaal dat er kleine luchtbelletjes in de patroon zitten, dit is niet schadelijk voor u. Uw dosis
zal juist zijn en u kunt de instructies gewoon blijven volgen. Neem contact op met uw arts, apotheker
of verpleegkundige als u hulp nodig heeft.
Wat moet ik doen als er geen vloeistof uit de pen komt tijdens de activatie?
Het kan zijn dat de naald verstopt is of niet juist op de pen is gedraaid. Verwijder de naald van de pen,
bevestig een nieuwe naald, en herhaal alleen stappen 4 en 5. Als er nog altijd geen vloeistof naar
buiten komt, kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn. Gebruik deze Lyxumia-startverpakking niet. Neem
contact op met uw arts, apotheker of diabetesverpleegkundige voor ondersteuning.
Wat moet ik doen als het volledig indrukken van de injectieknop moeilijk gaat?
Het kan zijn dat de naald verstopt is of niet juist op de pen is gedraaid. Trek de naald uit uw huid en
verwijder de naald van de pen. Bevestig een nieuwe naald en herhaal alleen stappen D en E. Als het
nog altijd moeilijk is om de injectieknop in te drukken dan kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn.
Gebruik deze Lyxumia-startverpakking niet. Neem contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige voor ondersteuning.
Als u vragen heeft over Lyxumia of over diabetes, neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige of bel het lokale nummer van sanofi-aventis dat te vinden is in de ‘Bijsluiter:
informatie voor de gebruiker’ van Lyxumia (afzonderlijk bijgesloten in de doos).
87
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Elke dosis (0,2 ml) bevat 10 microgram (mcg) lixisenatide (50 mcg per ml).
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Elke dosis (0,2 ml) bevat 20 microgram (mcg) lixisenatide (100 mcg per ml).
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke dosis bevat 540 microgram metacresol.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie (injectie)
Heldere, kleurloze oplossing.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Lyxumia is geïndiceerd voor de behandeling van volwassenen met diabetes mellitus type 2 om
glykemische controle te bereiken in combinatie met orale bloedglucoseverlagende geneesmiddelen
en/of basale insuline wanneer deze, samen met dieet en lichaamsbeweging, niet voldoende
glykemische controle geven (zie rubrieken 4.4 en 5.1 voor de beschikbare gegevens over de
verschillende combinaties).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Aanvangsdosis: de aanvangsdosis bedraagt 10 mcg lixisenatide eenmaal daags gedurende 14 dagen.
Onderhoudsdosis: op dag 15 wordt begonnen met een vaste onderhoudsdosis van 20 mcg lixisenatide
eenmaal daags.
Voor de aanvangsdosis is Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie beschikbaar.
Voor de onderhoudsdosis is Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie beschikbaar.
Wanneer Lyxumia toegevoegd wordt aan een bestaande behandeling met metformine, kan de huidige
dosis metformine onveranderd voortgezet worden.
Wanneer Lyxumia toegevoegd wordt aan een bestaande behandeling met een sulfonylureumderivaat
of met een basale insuline, kan een vermindering van de dosis sulfonylureumderivaat of basale
insuline overwogen worden om het risico op hypoglykemie te verlagen. Lyxumia dient niet te worden
gegeven in combinatie met een basale insuline en een sulfonylureumderivaat vanwege het verhoogde
risico op hypoglykemie (zie rubriek 4.4).
Het gebruik van Lyxumia vereist geen specifieke controle van de bloedglucoseconcentratie. Wanneer
Lyxumia echter gebruikt wordt in combinatie met een sulfonylureumderivaat of een basale insuline
sulfonylureumderivaat of de basale insuline aan te passen.
Speciale populaties
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd.
Patiënten met nierinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte of matige nierinsufficiëntie.
Er is geen therapeutische ervaring bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring lager
dan 30 ml/min) of met terminale nierziekte. Het gebruik van lixisenatide wordt daarom niet
aanbevolen bij deze patiënten (zie rubriek 5.2).
Patiënten met leverinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met leverinsufficiëntie (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van lixisenatide bij kinderen en adolescenten onder de 18 jaar zijn niet
vastgesteld (zie rubriek 5.1). Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Lyxumia moet subcutaan geïnjecteerd worden in de dij, buik of bovenarm. Lyxumia mag niet
intraveneus of intramusculair worden toegediend.
De injectie wordt eenmaal daags toegediend, binnen het uur voorafgaand aan een maaltijd. Het geniet
de voorkeur om, wanneer de meest geschikte maaltijd is gekozen, de prandiale injectie van Lyxumia
elke dag voor dezelfde maaltijd toe te dienen. Indien een dosis wordt gemist, moet deze geïnjecteerd
worden binnen het uur voorafgaand aan de volgende maaltijd.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Er is geen therapeutische ervaring met lixisenatide bij patiënten met diabetes mellitus type 1. Lyxumia
mag bij deze patiënten niet gebruikt worden. Lixisenatide mag niet gebruikt worden voor de
behandeling van diabetische ketoacidose.
Acute pancreatitis
Het gebruik van glucagon-like-peptide-1 (GLP-1)receptoragonisten is in verband gebracht met een
risico op het ontwikkelen van acute pancreatitis. Er werden met lixisenatide enkele gevallen van acute
pancreatitis gemeld alhoewel er geen oorzakelijk verband kon worden vastgesteld. Patiënten moeten
op de hoogte gebracht worden van de kenmerkende symptomen van acute pancreatitis: aanhoudende,
ernstige buikpijn. Indien pancreatitis vermoed wordt, moet de behandeling met lixisenatide gestaakt
worden. Wanneer acute pancreatitis bevestigd wordt, mag de behandeling met lixisenatide niet worden
hervat. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met pancreatitis in hun voorgeschiedenis.
Ernstige gastro-intestinale aandoeningen
Het gebruik van GLP-1-receptoragonisten kan gepaard gaan met gastro-intestinale bijwerkingen.
Lixisenatide is niet onderzocht bij patiënten met ernstige gastro-intestinale aandoeningen waaronder
ernstige gastroparese. Daarom wordt het gebruik van lixisenatide bij deze patiënten niet aanbevolen.
Nierinsufficiëntie
Er is geen therapeutische ervaring bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring lager
dan 30 ml/min) of met terminale nierziekte. Het gebruik ervan bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie of met terminale nierziekte wordt niet aanbevolen (zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Patiënten die Lyxumia samen met een sulfonylureumderivaat of samen met een basale insuline
krijgen, kunnen een verhoogd risico op hypoglykemie hebben. Een verlaging van de dosis
sulfonylureumderivaat of basale insuline kan overwogen worden om het risico op hypoglykemie te
verminderen (zie rubriek 4.2). Lixisenatide dient niet te worden gegeven in combinatie met een basale
insuline en een sulfonylureumderivaat vanwege het verhoogde risico op hypoglykemie.
Gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen
De vertraging van de maaglediging door lixisenatide kan de absorptiesnelheid van oraal toegediende
geneesmiddelen verminderen. Lixisenatide moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten
die orale geneesmiddelen gebruiken die een snelle gastro-intestinale absorptie vereisen, die een
nauwkeurige klinische controle vereisen of die een nauwe therapeutische breedte hebben. Specifieke
aanbevelingen over de inname van dergelijke geneesmiddelen staan beschreven in rubriek 4.5.
Niet-onderzochte populaties
Lixisenatide is niet onderzocht in combinatie met dipeptidylpeptidase-4 (DPP-4)-remmers.
Dehydratie
Patiënten die behandeld worden met lixisenatie moeten op de hoogte gebracht worden van het
mogelijke risico op dehydratie in verband met gastro-intestinale bijwerkingen. Zij moeten
voorzorgsmaatregelen nemen om vochtdepletie te voorkomen.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat metacresol, dat allergische reacties kan veroorzaken.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis. Dat wil zeggen dat het in
wezen 'natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Lixisenatide is een peptide en wordt niet gemetaboliseerd door cytochroom P450. Bij in vitro-
onderzoek had lixisenatide geen invloed op de activiteit van cytochroom P450 iso-enzymen of op
geteste humane transporteiwitten.
De vertraging van de maaglediging door lixisenatide kan de absorptiesnelheid van oraal toegediende
geneesmiddelen verminderen. Patiënten die behandeld worden met geneesmiddelen die een nauwe
therapeutische breedte hebben of met geneesmiddelen die een nauwkeurige klinische controle
vereisen, moeten zorgvuldig worden gevolgd, vooral bij aanvang van de behandeling met lixisenatide.
Deze geneesmiddelen moeten op een gestandaardiseerde wijze in relatie tot lixisenatide worden
ingenomen. Wanneer dergelijke geneesmiddelen met voedsel moeten worden ingenomen, moet
patiënten geadviseerd worden om deze, zo mogelijk, in te nemen tijdens een maaltijd waarbij geen
lixisenatide wordt toegediend.
Bij orale geneesmiddelen die voor hun werkzaamheid vooral afhankelijk zijn van
drempelconcentraties, zoals antibiotica, moet patiënten aangeraden worden om die geneesmiddelen ten
minste 1 uur voor of 4 uur na de injectie met lixisenatide in te nemen.
Maagsapresistente preparaten die bestanddelen bevatten die gevoelig zijn voor degradatie in de maag
dienen 1 uur voor of 4 uur na de injectie met lixisenatide toegediend te worden.
Paracetamol
Paracetamol werd gebruikt als modelgeneesmiddel voor de beoordeling van het effect van lixisenatide
op de maaglediging. Na toediening van een enkelvoudige dosis paracetamol van 1000 mg waren de
AUC en de t1/2 van paracetamol ongewijzigd, ongeacht het moment van toediening (voor of na de
injectie met lixisenatide). Wanneer de dosis paracetamol 1 of 4 uur na de injectie van 10 mcg
lixisenatide werd toegediend, nam de Cmax van paracetamol af met respectievelijk 29% en 31%, en
werd de mediane tmax vertraagd met respectievelijk 2,0 en 1,75 uur. Een verdere vertraging van de tmax
en een vermindering van de Cmax van paracetamol zijn voorspeld voor de 20 mcg onderhoudsdosis.
Er werden geen effecten op de Cmax en tmax van paracetamol waargenomen wanneer paracetamol 1 uur
voor de injectie met lixisenatide werd toegediend.
snel intreden van de werking noodzakelijk is, moet er rekening worden gehouden met de vertraagde
tmax die werd waargenomen wanneer paracetamol 1-4 uur na injectie met lixisenatide werd toegediend.
Orale anticonceptiva
Na toediening van een enkelvoudige dosis van een oraal anticonceptivum (0,03 mg
ethinylestradiol/0,15 mg levonorgestrel) 1 uur voor of 11 uur na toediening van 10 mcg lixisenatide,
waren de Cmax, AUC, t1/2 en tmax van ethinylestradiol en levonorgestrel ongewijzigd.
Toediening van het orale anticonceptivum 1 of 4 uur na lixisenatide had geen invloed op de AUC en
t1/2 van ethinylestradiol en levonorgestrel, terwijl de Cmax van ethinylestradiol afnam met
respectievelijk 52% en 39%, en de Cmax van levonorgestrel afnam met respectievelijk 46% en 20%, en
de mediane tmax vertraagd werd met 1 tot 3 uur.
De afname van de Cmax heeft een beperkte klinische relevantie en dosisaanpassing van orale
anticonceptiva is niet nodig.
Atorvastatine
Wanneer 20 mcg lixisenatide en 40 mg atorvastatine gedurende 6 dagen tegelijkertijd in de ochtend
toegediend werden had dat geen invloed op de blootstelling aan atorvastatine, terwijl de Cmax afnam
met 31% en de tmax vertraagd werd met 3,25 uur.
Een dergelijke vertraging van de tmax werd niet waargenomen wanneer atorvastatine in de avond werd
toegediend en lixisenatide in de ochtend, maar de AUC en Cmax van atorvastatine namen toe met
respectievelijk 27% en 66%.
Deze veranderingen zijn klinisch niet relevant en er is daarom geen dosisaanpassing van atorvastatine
nodig bij gelijktijdige toediening met lixisenatide.
Warfarine en andere cumarinederivaten
Na gelijktijdige toediening van 25 mg warfarine met een herhaalde dosis van 20 mcg lixisenatide
waren er geen effecten op de AUC of INR (International Normalised Ratio), terwijl de Cmax afnam met
19% en de tmax vertraagd werd met 7 uur.
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassing van warfarine nodig bij gelijktijdige
toediening met lixisenatide. Bij patiënten die warfarine en/of cumarinederivaten krijgen, wordt
frequente controle van de INR echter aanbevolen bij aanvang of bij stoppen van de behandeling met
lixisenatide.
Digoxine
Na gelijktijdige toediening van 20 mcg lixisenatide en 0,25 mg digoxine bij steady state was de AUC
van digoxine onveranderd. De tmax van digoxine werd met 1,5 uur vertraagd en de Cmax nam af met
26%.
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassing van digoxine nodig bij gelijktijdige toediening
met lixisenatide.
Ramipril
Na gelijktijdige toediening van 20 mcg lixisenatide en 5 mg ramipril gedurende 6 dagen nam de AUC
van ramipril toe met 21%, terwijl de Cmax afnam met 63%. De AUC en Cmax van de actieve metaboliet
(ramiprilaat) veranderden niet. De tmax van ramipril en ramiprilaat werden vertraagd met ongeveer
2,5 uur.
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassing van ramipril nodig bij gelijktijdige toediening
met lixisenatide.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Lyxumia wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen
anticonceptie toepassen.
Zwangerschap
dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Het potentiële risico voor de mens is
niet bekend. Lyxumia dient niet te worden gebruikt tijdens de zwangerschap. In plaats daarvan wordt
het gebruik van insuline aangeraden. Indien een patiënte zwanger wil worden of zwanger wordt, dient
de behandeling met Lyxumia stopgezet te worden.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Lyxumia in de moedermelk wordt uitgescheiden. Lyxumia mag niet worden
gebruikt in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Vruchtbaarheid
Dieronderzoek wijst niet op directe schadelijke effecten voor de vruchtbaarheid.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Lixisenatide heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bij gebruik in combinatie met een sulfonylureumderivaat of een basale insuline
moet patiënten geadviseerd worden voorzorgsmaatregelen te nemen om hypoglykemie te voorkomen
tijdens het rijden en het bedienen van machines.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Ruim 2.600 patiënten hebben Lyxumia alleen of in combinatie met metformine, een
sulfonylureumderivaat (met of zonder metformine) of een basale insuline (met of zonder metformine,
of met of zonder een sulfonylureumderivaat) gekregen in 8 grote placebo- of actief-gecontroleerde
fase III-onderzoeken.
De meest gemelde bijwerkingen tijdens klinische onderzoeken waren misselijkheid, braken en diarree.
Deze reacties waren doorgaans licht van ernst en van voorbijgaande aard.
Daarnaast traden hypoglykemie (wanneer Lyxumia gebruikt werd in combinatie met een
sulfonylureumderivaat en/of een basale insuline) en hoofdpijn op.
Allergische reacties zijn gemeld bij 0,4% van de met Lyxumia behandelde patiënten.
Bijwerkingentabel
Tabel 1 vermeldt de bijwerkingen die tijdens de hele behandelingsperiode van placebo- en actief-
gecontroleerde fase III-onderzoeken zijn gemeld. De tabel vermeldt bijwerkingen die optraden met een
incidentie > 5% indien de frequentie hoger lag bij de met Lyxumia behandelde patiënten dan bij de
met alle comparators behandelde patiënten. De tabel vermeldt ook bijwerkingen die optraden met een
frequentie 1% in de Lyxumiagroep indien de frequentie groter was dan tweemaal de frequentie in de
groep met alle comparators.
De frequenties van bijwerkingen zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak: 1/10; vaak: 1/100, < 1/10;
soms: 1/1.000, < 1/100; zelden: 1/10.000, < 1/1.000; zeer zelden: < 1/10.000.
Binnen iedere systeem/orgaanklasse zijn de bijwerkingen vermeld in afnemende volgorde van
frequentie.
Tabel 1: Bijwerkingen gemeld in placebo- en actief-gecontroleerde fase III-onderzoeken tijdens de
hele behandelingsperiode (inclusief de periode na de hoofdperiode van 24 weken behandeling in
onderzoeken met een totale behandelingsperiode van 76 weken).
Frequentie van optreden
Zeer vaak
Vaak
Soms
Infecties en parasitaire
Griep
aandoeningen
Bovenste-
luchtweginfectie
Cystitis
Virale infectie
Immuunsysteem-
Anafylactische
aandoeningen
reactie
Voedings- en
Hypoglykemie (in
Hypoglykemie (in
stofwisselingsstoornissen
combinatie met een
combinatie met alleen
sulfonylureumderivaat metformine)
en/of een basale
insuline)
Zenuwstelsel-
Hoofdpijn
Duizeligheid
aandoeningen
Somnolentie
Maagdarmstelsel-
Nausea
Dyspepsie
aandoeningen
Braken
Diarree
Huid- en onderhuid-
Urticaria
aandoeningen
Skeletspierstelsel- en
Rugpijn
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
Pruritus op de
toedieningsplaats-
injectieplaats
stoornissen
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Hypoglykemie
Bij patiënten die Lyxumia als monotherapie namen, kwam symptomatische hypoglykemie voor bij
1,7% van de met lixisenatide behandelde patiënten en bij 1,6% van de patiënten die placebo kregen.
Wanneer Lyxumia gebruikt werd in combinatie met alleen metformine, trad symptomatische
hypoglykemie in de hele behandelingsperiode op bij 7,0% van de met lixisenatide behandelde
patiënten en bij 4,8% van de patiënten die placebo kregen.
Bij patiënten die Lyxumia namen in combinatie met een sulfonylureumderivaat en metformine, trad
symptomatische hypoglykemie op bij 22,0% van de met lixisenatide behandelde patiënten en bij
18,4% van de met placebo behandelde patiënten tijdens de hele behandelingsperiode (3,6% absoluut
verschil). Wanneer Lyxumia werd gegeven in combinatie met een basale insuline met of zonder
metformine, trad tijdens de hele behandelingsperiode symptomatische hypoglykemie op bij 42,1% van
de met lixisenatide behandelde patiënten en bij 38,9% van de patiënten die placebo kregen (3,2%
absoluut verschil).
Wanneer Lyxumia werd gegeven met alleen een sulfonylureumderivaat, trad symptomatische
hypoglykemie tijdens de hele behandelingsperiode op bij 22,7% van de met lixisenatide behandelde
patiënten tegenover 15,2% van de patiënten die placebo kregen (7,5% absoluut verschil). Wanneer
Lyxumia gegeven werd met een sulfonylureumderivaat en een basale insuline, trad symptomatische
hypoglykemie op bij 47,2% van de met lixisenatide behandelde patiënten in vergelijking met 21,6%
van de patiënten die placebo kregen (25,6% absoluut verschil).
Over het geheel genomen trad ernstige symptomatische hypoglykemie soms op (0,4% bij met
lixisenatide behandelde patiënten en 0,2% bij patiënten die placebo kregen) tijdens de hele
behandelingsperiode van de placebogecontroleerde fase III-onderzoeken.
Maagdarmstelselaandoeningen
Misselijkheid en braken waren de meest gemelde bijwerkingen tijdens de hoofdperiode van 24 weken
behandeling. De incidentie van misselijkheid lag hoger in de lixisenatidegroep (26,1%) in vergelijking
in de placebogroep (1,8%). Deze bijwerkingen waren over het algemeen licht van ernst en van
voorbijgaande aard, en traden op in de eerste 3 weken na het starten van de behandeling. Tijdens de
daaropvolgende weken namen ze progressief af.
Reacties op de injectieplaats
Reacties op de injectieplaats werden tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling gemeld bij
3,9% van de patiënten die Lyxumia kregen en bij 1,4% van de patiënten die placebo kregen. Het
merendeel van deze reacties was licht van ernst en leidde meestal niet tot stopzetting van de
behandeling.
Immunogeniciteit
In overeenstemming met de potentieel immunogene eigenschappen van geneesmiddelen die eiwitten
of peptiden bevatten, kunnen patiënten na behandeling met Lyxumia antilichamen tegen lixisenatide
ontwikkelen. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling in placebogecontroleerde
onderzoeken had 69,8% van de met lixisenatide behandelde patiënten een positieve antilichaamstatus.
Het percentage patiënten dat antilichaampositief was, was aan het einde van de hele
behandelingsperiode van 76 weken vergelijkbaar. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken
behandeling had 32,2% van de patiënten met een positieve antilichaamstatus een
antilichaamconcentratie die boven de ondergrens voor kwantificatie lag, en aan het einde van de hele
behandelingsperiode van 76 weken had 44,7% van de patiënten een antilichaamconcentratie die boven
de ondergrens voor kwantificatie lag. Na het stoppen van de behandeling werden enkele
antilichaampositieve patiënten gevolgd voor wat betreft hun antilichaamstatus. Het percentage nam af
tot ongeveer 90% binnen 3 maanden en tot 30% binnen 6 maanden en daarna.
De verandering in HbA1c ten opzichte van de uitgangswaarde was vergelijkbaar ongeacht de
antilichaamstatus (positief of negatief).
Van de met lixisenatide behandelde patiënten bij wie het HbA1c was gemeten, had 79,3% ofwel een
negatieve antilichaamstatus ofwel een antilichaamconcentratie die onder de ondergrens voor
kwantificatie lag. De resterende 20,7% van de patiënten had een gekwantificeerde
antilichaamconcentratie. In de subgroep van patiënten (5,2%) met de hoogste antilichaamconcentraties
was de gemiddelde verbetering van het HbA1c op week 24 en week 76 klinisch relevant. Er was echter
variatie in de glykemische respons en 1,9% had geen verlaging in HbA1c.
De antilichaamstatus (positief of negatief) is geen voorspeller van de verlaging van het HbA1c voor
individuele patiënten.
Er was geen verschil in het totale veiligheidsprofiel tussen patiënten ongeacht hun antilichaamstatus,
met uitzondering van een toename van de incidentie van reacties op de injectieplaats (4,7% bij
antilichaampositieve patiënten in vergelijking met 2,5% bij antilichaamnegatieve patiënten gedurende
de gehele behandelperiode). Het merendeel van de reacties op de injectieplaats was licht van ernst,
ongeacht de antilichaamstatus.
Er was geen kruisreactiviteit met natief glucagon of endogeen GLP-1.
Allergische reacties
Allergische reacties mogelijk geassocieerd met lixisenatide (zoals anafylactische reacties, angio-
oedeem en urticaria) zijn tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling gemeld bij 0,4% van de
met lixisenatide behandelde patiënten, terwijl mogelijk geassocieerde allergische reacties optraden bij
minder dan 0,1% van de patiënten die placebo kregen. Anafylactische reacties werden gemeld bij
0,2% van de met lixisenatide behandelde patiënten tegenover geen in de placebogroep. De meeste van
deze gemelde allergische reacties waren mild van ernst. Een geval van anafylactoïde reactie werd
gemeld tijdens de klinische studies met lixisenatide.
Hartslag
In een studie met gezonde vrijwilligers werd een voorbijgaande verhoging van de hartslag gezien na
toediening van 20 mcg lixisenatide. Hartritmestoornissen met name tachycardie (0,8% versus < 0,1%)
en palpitaties (1,5% versus 0,8%), zijn gemeld bij met lixisenatide behandelde patiënten in
vergelijking met patiënten die placebo kregen.
De incidentie van stopzetten van de behandeling als gevolg van bijwerkingen was 7,4% voor Lyxumia
tegenover 3,2% in de placebogroep tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling. De meest
voorkomende bijwerkingen die leidden tot stopzetting van de behandeling in de lixisenatidegroep
waren misselijkheid (3,1%) en braken (1,2%).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Tijdens klinisch onderzoek werden doses tot 30 mcg lixisenatide tweemaal daags toegediend aan
patiënten met diabetes type 2 in een 13 weken durend onderzoek. Er werd een verhoogde incidentie
van gastro-intestinale aandoeningen waargenomen.
In het geval van een overdosis dient een gepaste ondersteunende behandeling ingesteld te worden op
basis van de klinische klachten en symptomen van de patiënt. De dosis lixisenatide dient verlaagd te
worden tot de voorgeschreven dosis.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen gebruikt bij diabetes, glucagon-achtig-peptide-1
(glucagon-like peptide-1, GLP-1) analogen, ATC code: A10BJ03.
Werkingsmechanisme
Lixisenatide is een selectieve GLP-1-receptoragonist. De GLP-1-receptor is het aangrijpingspunt voor
natief GLP-1, een endogeen incretinehormoon dat de glucose-afhankelijke insulinesecretie door de
bètacellen in de pancreas versterkt.
De werking van lixisenatide verloopt via een specifieke interactie met GLP-1-receptoren, die leidt tot
een toename van intracellulair cyclisch adenosinemonofosfaat (cAMP). Lixisenatide stimuleert de
insulinesecretie wanneer de bloedglucoseconcentratie toeneemt, maar niet bij normoglykemie,
waardoor het risico op hypoglykemie beperkt is. Tegelijkertijd wordt de glucagonsecretie onderdrukt.
In geval van hypoglykemie wordt het ontsnappingsmechanisme van glucagonsecretie niet belemmerd.
Lixisenatide vertraagt de maaglediging en vermindert daarmee de snelheid waarmee glucose uit de
maaltijd in de circulatie terecht komt.
Farmacodynamische effecten
Bij toediening eenmaal daags verbetert lixisenatide de glykemische controle door middel van de
onmiddellijke en aanhoudende effecten van verlaging van zowel de postprandiale als de nuchtere
glucoseconcentraties bij patiënten met diabetes type 2.
Dit effect op de postprandiale glucoseconcentratie werd bevestigd in een 4 weken durend onderzoek
waarin vergeleken werd met 1,8 mg liraglutide eenmaal daags in combinatie met metformine. De
afname ten opzichte van de uitgangswaarde van de AUC0:30-4:30u van plasmaglucose na een testmaaltijd
was -12,61 u*mmol/l (-227,25 u*mg/dl) in de lixisenatidegroep en -4,04 u*mmol/l (-72,83 u*mg/dl )
in de liraglutidegroep. Dit is ook bevestigd in een 8 weken durend onderzoek in vergelijking met
liraglutide, toegediend voor het ontbijt, in combinatie met insuline glargine met of zonder metformine.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De klinische werkzaamheid en veiligheid van Lyxumia werden beoordeeld in negen gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde klinische onderzoeken met 4.508 geïncludeerde patiënten met
vrouwen en 517 waren 65 jaar).
De werkzaamheid van Lyxumia werd ook beoordeeld in twee gerandomiseerde, open-label, actief-
gecontroleerde onderzoeken (versus exenatide of versus insuline glulisine) en in een
maaltijdonderzoek (in totaal 1.067 patiënten gerandomiseerd naar lixisenatide).
De werkzaamheid en veiligheid van Lyxumia in patiënten ouder dan 70 jaar werd onderzocht in een
specifiek op dit onderwerp gericht placebogecontroleerd onderzoek (176 patiënten gerandomiseerd
naar lixisenatide, waarvan 62 patiënten 75 jaar).
Daarnaast includeerde een dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek naar cardiovasculaire
uitkomsten (ELIXA) 6.068 patiënten met diabetes type 2 met eerder acuut coronair syndroom (3.034
gerandomiseerd naar lixisenatide, waarvan 198 patiënten 75 jaar en 655 met matige
nierinsufficiëntie).
In de voltooide fase III-onderzoeken werd waargenomen dat ongeveer 90% van de patiënten op de
dagelijkse onderhoudsdosering van 20 mcg Lyxumia eenmaal daags konden blijven aan het einde van
de hoofdperiode van 24 weken behandeling.
· Glykemische regulatie
Aanvullende combinatietherapie met orale antidiabetica
In vergelijking met placebo liet Lyxumia in combinatie met metformine, een sulfonylureumderivaat,
pioglitazon of een combinatie van deze middelen aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken
behandeling statistisch significante verlagingen van het HbA1c, van de nuchtere
plasmaglucoseconcentratie en van de 2 uur postprandiale glucoseconcentratie na een testmaaltijd zien
(tabel 2 en 3). De verlaging van het HbA1c was significant bij eenmaal daagse toediening, of het nu in
de ochtend of in de avond werd toegediend.
Dit effect op het HbA1c hield ook aan in lange-termijnonderzoeken tot 76 weken.
Aanvullende behandeling naast alleen metformine
Tabel 2: Placebogecontroleerde onderzoeken in combinatie met metformine (resultaten na 24 weken)
Metformine als achtergrondbehandeling
Lixisenatide
Placebo
Lixisenatide 20 mcg
Placebo
20 mcg
(N=159)
(N=170)
(N=160)
Ochtend
Avond
(N=255)
(N=255)
Gemiddeld HbA1c (%)
Uitgangswaarde
7,99
8,03
8,07
8,07
8,02
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
-0,92
-0,42
-0,87
-0,75
-0,38
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten dat
een HbA1c < 7,0% bereikte
47,4
24,1
43,0
40,6
22,0
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
Uitgangswaarde
90,30
87,86
90,14
89,01
90,40
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
-2,63
-1,63
-2,01
-2,02
-1,64
uitgangswaarde
van 24 weken behandeling een afname van het HbA1c zien van -0,79% in vergelijking met -0,96% met
exenatide tweemaal daags met een gemiddeld behandelingsverschil van 0,17% (95% BI: 0,033,
0,297). Het percentage patiënten dat een HbA1c van minder dan 7% bereikte was vergelijkbaar tussen
de lixisenatidegroep (48,5%) en de exenatidegroep (49,8%).
De incidentie van misselijkheid was 24,5% in de lixisenatidegroep tegenover 35,1% in de
exenatidegroep (tweemaal daags). De incidentie van symptomatische hypoglykemie tijdens de
hoofdperiode van 24 weken behandeling was 2,5% in de lixisenatidegroep tegenover 7,9% in de
exenatidegroep.
In een 24 weken durende open-label studie was lixisenatide, toegediend voor de belangrijkste maaltijd
van de dag, niet inferieur aan lixisenatide toegediend voor het ontbijt voor wat betreft HbA1C-reductie
(gemiddelde LS-verandering ten opzichte van baseline: -0,65 versus -0,74). Gelijkaardige HbA1C-
dalingen, ongeacht welke de belangrijkste maaltijd was (ontbijt, lunch of avondmaal), werden
waargenomen. Bij het einde van de studie bereikte 43,6 % (belangrijkste maaltijdgroep) en 42,8 %
(ontbijtgroep) van de patiënten een HbA1C van minder dan 7 %. In de belangrijkste maaltijdgroep en in
de ontbijtgroep werd nausea gemeld in respectievelijk 14,7 % en 15,5 % van de patienten en
symptomatische hypoglykemie in 5,8 % en 2,2 % van de patienten.
Aanvullende behandeling naast een sulfonylureumderivaat alleen of in combinatie met metformine
Tabel 3: Placebogecontroleerd onderzoek in combinatie met een sulfonylureumderivaat (resultaten na
24 weken)
Sulfonylureumderivaat als achtergrondbehandeling
met of zonder metformine
Lixisenatide 20 mcg
Placebo
(N=570)
(N=286)
Gemiddeld HbA1c (%)
Uitgangswaarde
8,28
8,22
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
-0,85
-0,10
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten dat
een HbA1c < 7,0% bereikte
36,4
13,5
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
Uitgangswaarde
82,58
84,52
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
-1,76
-0,93
uitgangswaarde
Aanvullende behandeling naast pioglitazon alleen of in combinatie met metformine
In een klinisch onderzoek resulteerde de toevoeging van lixisenatide aan pioglitazon met of zonder
metformine bij patiënten die niet voldoende onder controle waren met pioglitazon, in een afname ten
opzichte van de uitgangswaarde van de HbA1c met 0,90% in vergelijking met een afname ten opzichte
van de uitgangswaarde met 0,34% in de placebogroep aan het einde van de hoofdperiode van
24 weken behandeling. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling had 52,3% van
de patiënten behandeld met lixisenatide een HbA1c van minder dan 7% tegenover 26,4% van de
patiënten in de placebogroep.
Gedurende de hoofdperiode van 24 weken behandeling werd in de lixisenatidegroep misselijkheid
gerapporteerd bij 23,5% in vergelijking met 10,6% in de placebogroep; symptomatische
hypoglykemie werd gemeld bij 3,4% van de patiënten behandeld met lixisenatide tegenover 1,2% in
de placebogroep.
Aanvullende combinatiebehandeling met een basale insuline
combinatie van een basale insuline en metformine, of met een combinatie van een basale insuline en
een sulfonylureumderivaat, statistisch significante verlagingen van het HbA1c en de 2 uur
postprandiale glucoseconcentratie na een testmaaltijd tot gevolg.
Tabel 4: Placebogecontroleerde onderzoeken in combinatie met een basale insuline (resultaten na 24
weken)
Basale insuline als
Basale insuline als
achtergrondbehandeling
achtergrondbehandeling
Alleen of in combinatie met
Alleen of in combinatie met
metformine
een sulfonylureumderivaat*
Lixisenatide
Placebo
Lixisenatide
Placebo
20 mcg
(N=166)
20 mcg
(N=157)
(N=327)
(N=154)
Gemiddeld HbA1c (%)
Uitgangswaarde
8,39
8,38
8,53
8,53
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -0,74
-0,38
-0,77
0,11
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten
dat een HbA1c < 7,0%
28,3
12,0
35,6
5,2
bereikte
Gemiddelde duur van de
behandeling met basale
3,06
3,2
2,94
3,01
insuline bij start
behandeling (jaren)
Gemiddelde verandering in
basale insulinedosis (E)
Uitgangswaarde
53,62
57,65
24,87
24,11
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -5,62
-1,93
-1,39
-0,11
uitgangswaarde
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
Uitgangswaarde
87,39
89,11
65,99
65,60
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -1,80
-0,52
-0,38
0,06
uitgangswaarde
* uitgevoerd in een Aziatische bevolkingsgroep
Er werd een klinisch onderzoek uitgevoerd bij insuline-naïeve patiënten die onvoldoende onder
controle waren met orale antidiabetica. Deze studie bestond uit een 12 weken durende run-in periode
met introductie en titratie van insuline glargine, en uit een 24 weken durende behandelperiode waarin
patiënten of lixisenatide of placebo kregen in combinatie met insuline glargine en metformine, met of
zonder thiazolidinedionen. Insuline glargine werd continu getitreerd tijdens deze periode.
Tijdens de 12 weken durende run-in periode resulteerde toevoeging en titratie van insuline glargine in
een afname van het HbA1c met ongeveer 1%. De toevoeging van lixisenatide resulteerde in een
significant grotere afname van het HbA1c met 0,71% in de lixisenatidegroep in vergelijking met 0,40%
in de placebogroep. Aan het einde van de 24 weken durende behandelperiode bereikten 56,3% van de
met lixisenatide behandelde patiënten een HbA1c lager dan 7% tegenover 38,5% van de patiënten in de
placebogroep.
Gedurende de 24 weken durende behandelperiode meldden 22,4% van de met lixisenatide behandelde
patiënten ten minste één symptomatische hypoglykemie tegenover 13,5% van de patiënten in de
placebogroep. De incidentie van hypoglykemie was voornamelijk verhoogd in de lixisenatidegroep
gedurende de eerste 6 weken van behandeling; daarna was het vergelijkbaar met de placebogroep.
geïncludeerd in een open-label gerandomiseerde studie voor insuline intensificatie. Na 12 weken van
optimale insuline glargine titratie met of zonder metformine, werden de onvoldoende gecontroleerde
patiënten gerandomiseerd voor de toevoeging van een enkelvoudige dosis van lixisenatide of een
enkele dosis (QD) van insuline glulisine (beide vóór de hoofdmaaltijd) of insuline glulisine drie keer
per dag (TID) gedurende 26 weken.
De verlaging van het HbA1c was vergelijkbaar tussen de groepen (tabel 5).
In tegenstelling tot beide insuline glulisine behandelingsregimes, verminderde lixisenatide het
lichaamsgewicht (tabel 5).
Het aantal symptomatische hypoglykemische voorvallen was lager met lixisenatide (36%) in
vergelijking met insuline glulisine QD en TID (47% en 52%).
Tabel 5: Actief gecontroleerde studie in combinatie met basale insuline met of zonder metformine
(resultaten na 26 weken) - (mITT) en veiligheidspopulatie.
Lixisenatide
Insuline glulisine
Insuline glulisine
QD
TID
Gemiddeld HbA1c (%)
N = 297
N = 298
N = 295
Verandering in kleinste-kwadraten -0,63
-0,58
-0,84
t.o.v. uitgangswaarde
Verschil in kleinste-kwadraten-
-0,05 (0,059)
0,21 (0,059)
gemiddeld (SE) van lixisenatide
(-0,170 tot 0,064)
(0,095 tot 0,328)
versus 95% BI
Gemiddeld lichaamsgewicht
N = 297
N = 298
N = 295
Verandering in kleinste-kwadraten -0,63
+1,03
+1,37
t.o.v. uitgangswaarde
Verschil in kleinste-kwadraten-
-1,66 (0,305)
-1,99 (0,305)
gemiddeld (SE) van lixisenatide
(-2,257 tot -1,062)
(-2,593 tot -1,396)*
versus95% BI
*p<0,0001
· Nuchtere plasmaglucose
De afnames in nuchtere plasmaglucoseconcentratie die aan het einde van de hoofdperiode van
24 weken behandeling in placebogecontroleerde onderzoeken met behandeling met Lyxumia
verkregen waren, liepen uiteen van 0,42 mmol/l tot 1,19 mmol/l (7,6 tot 21,4 mg/dl) ten opzichte van
de uitgangswaarde.
· Postprandiale glucose
Behandeling met Lyxumia resulteerde in afnames van de 2 uur postprandiale glucoseconcentratie na
een testmaaltijd die statistisch superieur waren aan die met placebo, ongeacht de
achtergrondbehandeling.
De reducties die aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling met Lyxumia behaald
waren, liepen in alle onderzoeken waarin de postprandiale glucoseconcentratie werd gemeten uiteen
van 4,51 tot 7,96 mmol/l (81,2 tot 143,3 mg/dl) ten opzichte van de uitgangswaarden. Bij 26,2% tot
46,8% van de patiënten lag de 2 uur postprandiale glucosewaarde onder de 7,8 mmol/l (140,4 mg/dl).
· Lichaamsgewicht
In alle gecontroleerde onderzoeken resulteerde behandeling met Lyxumia in combinatie met
metformine en/of een sulfonylureumderivaat in een aanhoudende verandering in lichaamsgewicht ten
van 24 weken behandeling.
Een verandering in lichaamsgewicht ten opzichte van de uitgangswaarde van tussen de -0,38 kg
en -1,80 kg werd ook waargenomen bij patiënten die lixisenatide met een vaste dosis basale insuline
alleen of in combinatie met metformine of een sulfonylureumderivaat kregen.
Bij patiënten die nieuw startten met insuline bleef het lichaamsgewicht nagenoeg onveranderd in de
lixisenatidegroep, terwijl een toename werd gezien in de placebogroep.
De afname in lichaamsgewicht hield in lange-termijnonderzoeken tot 76 weken aan.
De afname in lichaamsgewicht staat los van het optreden van misselijkheid en braken.
· Bètacelfunctie
Klinische onderzoeken met Lyxumia duiden op een verbeterde bètacelfunctie, zoals gemeten aan de
hand van de beoordeling met het homeostasemodel van de bètacelfunctie (homeostasis model
assessment for beta-cell function, HOMA-).
Herstel van eerste fase insulinesecretie en een verbeterde tweedefase-insulinesecretie als respons op
een intraveneuze bolus glucose werden aangetoond bij patiënten met diabetes type 2 (n=20) na een
enkelvoudige dosis Lyxumia.
· Cardiovasculaire evaluatie
In geen van de placebogecontroleerde fase III-onderzoeken werd een verhoging van de gemiddelde
hartslag gezien bij patiënten met diabetes type 2.
Afnames in de gemiddelde systolische en diastolische bloeddruk van respectievelijk maximaal
2,1 mmHg en 1,5 mmHg werden waargenomen in placebogecontroleerde fase III-onderzoeken.
Het ELIXA-onderzoek was een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd, multinationaal
onderzoek dat de cardiovasculaire (CV) resultaten beoordeelde tijdens behandeling met lixisenatide bij
patiënten met diabetes mellitus type 2 na een recent acuut coronair syndroom.
Er werden in totaal 6.068 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar ofwel placebo ofwel lixisenatide 20 mcg
(na een startdosis van 10 mcg in de eerste 2 weken).
Zesennegentig procent van de patiënten in beide behandelingsgroepen voltooiden het onderzoek
volgens het protocol en de vitale status werd aan het eind van het onderzoek bekend voor 99,0% en
98,6% van de patiënten in respectievelijk de lixisenatide- en placebogroep. De mediane
behandelingsduur was 22,4 maanden in de lixisenatide-groep en 23,3 maanden in de placebogroep en
de mediane duur van de follow-up van het onderzoek was respectievelijk 25,8 en 25,7 maanden. De
gemiddelde HbA1c (±SD) in de lixisenatide- en placebogroep was respectievelijk 7,72 (±1,32)% en
7,64 (±1,28)% bij baseline en 7,46 (±1,51)% en 7,61 (±1,48)% na 24 maanden.
De resultaten van de primaire en secundaire samengestelde werkzaamheidseindpunten, en de
resultaten van alle individuele componenten van de samengesteelde eindpunten zijn weergegeven in
afbeelding 1.
Afbeelding 1: Boomgrafiek: analyse van elk individueel cardiovasculair voorval ITT-populatie
CV: cardiovasculair, MI: myocardinfarct, HF: ziekenhuisopname voor hartfalen, Revasc: coronaire
revascularisatie procedure, HR: incidentiedichtheidsratio (hazard ratio), BI: betrouwbaarheidsinterval.
Ouderen
Personen 70 jaar
De werkzaamheid en veiligheid van lixisenatide bij personen 70 jaar met type 2 diabetes werd
geëvalueerd in een dubbelblinde, placebogecontroleerde studie van 24 weken. Kwetsbare patiënten,
waaronder patiënten met risico op ondervoeding, patiënten met recente cardiovasculaire voorvallen en
patiënten met matige tot ernstige cognitieve stoornissen werden uitgesloten. In totaal werden 350
patiënten gerandomiseerd (in een 1:1 verhouding). In totaal was 37% van de patiënten 75 jaar oud (N
= 131) en had 31% een matige nierfunctiestoornis (N = 107). De patiënten kregen stabiele dosis
(doses) orale bloedglucoseverlagende geneesmiddelen (oral antidiabetic drugs, OAD) en/of basale
insuline als achtergrondbehandeling. Sulfonylureumderivaten of gliniden werden niet met basale
insuline als achtergrondbehandeling gebruikt.
Lixisenatide gaf significante verbeteringen in HbA1c (-0,64% verandering in vergelijking met
placebo; 95% BI: -0,810% tot -0,464% ; p <0,0001) ten opzichte van een gemiddelde baseline HbA1c
van 8,0%.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Lyxumia in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met diabetes mellitus type 2 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
hoog en wordt niet beïnvloed door de toegediende dosis.
Ongeacht de dosis en ongeacht of lixisenatide
toegediend wordt als enkelvoudige dosis of meervoudige doses is de mediane tmax 1 tot 3,5 uur bij
patiënten met diabetes type 2. Er zijn geen klinisch relevante verschillen in absorptiesnelheid wanneer
lixisenatide subcutaan toegediend wordt in de buik, dij of arm.
Distributie
Binding van lixisenatide aan menselijke eiwitten is matig (55%).
Het schijnbare verdelingsvolume van lixisenatide na subcutane toediening (Vz/F) is ongeveer 100 l.
Biotransformatie en eliminatie
Lixisenatide, een peptide, wordt geëlimineerd door glomerulaire filtratie, gevolgd door tubulaire
reabsorptie en daaropvolgende metabole afbraak, met kleinere peptiden en aminozuren als resultaat.
Deze worden opnieuw ingebracht in het eiwitmetabolisme.
Na toediening van meervoudige doses aan patiënten met diabetes type 2 bedroeg de gemiddelde
terminale halfwaardetijd ongeveer 3 uur en was de gemiddelde schijnbare klaring (Cl/F) ongeveer
35 l/uur.
Speciale populaties
Patiënten met nierinsufficiëntie
Bij proefpersonen met een lichte (creatinineklaring berekend met de Cockcroft-Gault-formule 60-90
ml/min), matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30-60 ml/min) en ernstige nierinsufficiëntie
(creatinineklaring 15-30 ml/min) was de AUC toegenomen met respectievelijk 46%, 51% en 87 %.
Patiënten met leverinsufficiëntie
Omdat lixisenatide voornamelijk door de nieren wordt geklaard, is er geen farmacokinetisch
onderzoek verricht bij patiënten met acute of chronische leverinsufficiëntie.
Het wordt niet verwacht
dat leverdisfunctie van invloed zal zijn op de farmacokinetiek van lixisenatide.
Geslacht
Geslacht heeft geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide.
Ras
Etniciteit had geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide op basis van de
resultaten van farmacokinetisch onderzoek bij blanke, Japanse en Chinese proefpersonen.
Ouderen
Leeftijd heeft geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide.
In een farmacokinetisch onderzoek onder oudere proefpersonen zonder diabetes had toediening van
20 mcg lixisenatide een gemiddelde toename van de AUC van lixisenatide met 29% tot gevolg bij de
groep ouderen (11 proefpersonen van tussen de 65 en 74 jaar oud en 7 proefpersonen in de leeftijd van
75 jaar en ouder) in vergelijking met 18 proefpersonen in de leeftijd van 18 tot 45 jaar. Dit hield
waarschijnlijk verband met een verminderde nierfunctie in de oudere leeftijdsgroep.
Lichaamsgewicht
Lichaamsgewicht heeft geen klinisch relevant effect op de AUC van lixisenatide.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie en toxicologie.
In 2 jaar durende subcutane carcinogeniciteitsonderzoeken werden niet-lethale C-
celschildkliertumoren waargenomen bij ratten en muizen; er wordt verondersteld dat deze worden
veroorzaakt door een niet-genotoxisch GLP-1-receptorgemedieerd mechanisme waarvoor knaagdieren
bijzonder gevoelig zijn. Bij ratten werden C-celhyperplasie en adenomen waargenomen bij alle doses,
NOAEL) kon niet worden gedefinieerd. Bij muizen traden deze effecten op bij blootstellingsniveaus
die meer dan 9,3 keer hoger waren dan de blootstelling bij de mens bij de therapeutische dosis. Bij
muizen werden geen C-celcarcinomen waargenomen en bij ratten kwamen C-celcarcinomen voor bij
een blootstellingsniveau dat ongeveer 900 keer hoger was dan de blootstelling bij de mens bij de
therapeutische dosis. In een 2 jaar durend subcutaan carcinogeniciteitsonderzoek bij muizen werden
3 gevallen van adenocarcinoom in het endometrium waargenomen bij de groep die met de middelste
dosis werd behandeld met een statistisch significante toename, hetgeen overeenkomt met een
blootstellingsniveau van 97 keer hoger. Er werd geen behandelingsgerelateerd effect aangetoond.
Dieronderzoek wees niet op directe schadelijke effecten op de vruchtbaarheid bij mannelijke en
vrouwelijke ratten. Reversibele testiculaire en epididymale laesies werden waargenomen bij honden
die behandeld werden met lixisenatide. Bij gezonde mannen werd er geen gerelateerd effect op de
spermatogenese gezien. In embryofoetale ontwikkelingsstudies werden malformaties, groeivertraging,
vertraagde ossificatie en effecten op het skelet waargenomen bij ratten bij alle doses (5 keer hoger
blootstellingsniveau dan de blootstelling bij de mens) en bij konijnen bij hoge doses lixisenatide
(32 keer hoger blootstellingsniveau dan de blootstelling bij de mens). Bij beide species werd enige
maternale toxiciteit waargenomen bestaande uit een lage voedselconsumptie en een verlaagd
lichaamsgewicht. De neonatale groei bleef achter bij mannelijke ratten die blootgesteld waren aan
hoge doses lixisenatide tijdens het einde van de dracht en tijdens de lactatie, waarbij een lichte
verhoging van de mortaliteit onder jongen werd waargenomen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Glycerol 85%
Natriumacetaattrihydraat
Methionine
Metacresol
Zoutzuur (voor pH-aanpassing)
Natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing)
Water voor injecties
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
Na eerste gebruik: 14 dagen
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
Niet in de buurt van het vriesvak bewaren.
Na eerste gebruik
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
De pen zonder bevestigde naald bewaren. De dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
gelamineerde afsluitschijven (bromobutylrubber aan de binnenkant en polyisopreen aan de
buitenkant). Elke patroon is in een wegwerppen gemonteerd.
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Elke groene voorgevulde pen bevat 3 ml oplossing, voldoende voor 14 doses van 10 mcg.
Verpakking met 1 groene voorgevulde pen.
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Elke paarse voorgevulde pen bevat 3 ml oplossing, voldoende voor 14 doses van 20 mcg.
Verpakkingen met 1, 2 en 6 paarse voorgevulde pennen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Lyxumia mag niet gebruikt worden indien het bevroren is geweest.
Lyxumia kan gebruikt worden met wegwerpnaalden met een dikte van 29 G tot 32 G. Naalden worden
niet meegeleverd.
De patiënt dient geïnstrueerd te worden de naald na ieder gebruik weg te gooien overeenkomstig
lokale voorschriften en de pen te bewaren zonder dat daar een naald aan is bevestigd. Dit helpt
besmetting en mogelijke verstopping van de naald te voorkomen. De pen mag uitsluitend voor één
patiënt gebruikt worden.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F 75008 Parijs
Frankrijk
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
EU/1/12/811/001 (1 voorgevulde pen)
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
EU/1/12/811/002 (1 voorgevulde pen)
EU/1/12/811/003 (2 voorgevulde pennen)
EU/1/12/811/004 (6 voorgevulde pennen)
9.
DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/ VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 01 februari 2013.
Datum van laatste hernieuwing: 18 september 2017.
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Startverpakking
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Elke dosis (0,2 ml) bevat 10 microgram (mcg) lixisenatide (50 mcg per ml).
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Elke dosis (0,2 ml) bevat 20 microgram (mcg) lixisenatide (100 mcg per ml).
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke dosis bevat 540 microgram metacresol.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie (injectie)
Heldere, kleurloze oplossing.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Lyxumia is geïndiceerd voor de behandeling van volwassenen met diabetes mellitus type 2 om
glykemische controle te bereiken in combinatie met orale bloedglucoseverlagende geneesmiddelen
en/of basale insuline wanneer deze, samen met dieet en lichaamsbeweging, niet voldoende
glykemische controle geven (zie rubrieken 4.4 en 5.1 voor de beschikbare gegevens over de
verschillende combinaties).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Aanvangsdosis: de aanvangsdosis bedraagt 10 mcg lixixenatide eenmaal daags gedurende 14 dagen.
Onderhoudsdosis: op dag 15 wordt begonnen met een vaste onderhoudsdosis van 20 mcg lixisenatide
eenmaal daags.
Wanneer Lyxumia toegevoegd wordt aan een bestaande behandeling met metformine, kan de huidige
dosis metformine onveranderd voortgezet worden.
Wanneer Lyxumia toegevoegd wordt aan een bestaande behandeling met een sulfonylureumderivaat
of met een basale insuline, kan een vermindering van de dosis sulfonylureumderivaat of basale
insuline overwogen worden om het risico op hypoglykemie te verlagen. Lyxumia dient niet te worden
gegeven in combinatie met een basale insuline en een sulfonylureumderivaat vanwege het verhoogde
risico op hypoglykemie (zie rubriek 4.4).
Lyxumia echter gebruikt wordt in combinatie met een sulfonylureumderivaat of een basale insuline
kan controle of zelfcontrole van de bloedglucoseconcentratie nodig zijn om de dosering van het
sulfonylureumderivaat of de basale insuline aan te passen.
Speciale populaties
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd.
Patiënten met nierinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met lichte of matige nierinsufficiëntie.
Er is geen therapeutische ervaring bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring lager
dan 30 ml/min) of met terminale nierziekte. Het gebruik van lixisenatide wordt daarom niet
aanbevolen bij deze patiënten (zie rubriek 5.2).
Patiënten met leverinsufficiëntie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met leverinsufficiëntie (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van lixisenatide bij kinderen en adolescenten onder de 18 jaar zijn niet
vastgesteld (zie rubriek 5.1). Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Lyxumia moet subcutaan geïnjecteerd worden in de dij, buik of bovenarm. Lyxumia mag niet
intraveneus of intramusculair worden toegediend.
De injectie wordt eenmaal daags toegediend, binnen het uur voorafgaand aan een maaltijd. Het geniet
de voorkeur om, wanneer de meest geschikte maaltijd is gekozen, de prandiale injectie van Lyxumia
elke dag voor dezelfde maaltijd toe te dienen. Indien een dosis Lyxumia wordt gemist, moet deze
geïnjecteerd worden binnen het uur voorafgaand aan de volgende maaltijd.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Er is geen therapeutische ervaring met lixisenatide bij patiënten met diabetes mellitus type 1. Lyxumia
mag bij deze patiënten niet gebruikt worden. Lixisenatide mag niet gebruikt worden voor de
behandeling van diabetische ketoacidose.
Acute pancreatitis
Het gebruik van glucagon-like-peptide-1 (GLP-1)receptoragonisten is in verband gebracht met een
risico op het ontwikkelen van acute pancreatitis. Er werden met lixisenatide enkele gevallen van acute
pancreatitis gemeld alhoewel er geen oorzakelijk verband kon worden vastgesteld. Patiënten moeten
op de hoogte gebracht worden van de kenmerkende symptomen van acute pancreatitis: aanhoudende,
ernstige buikpijn. Indien pancreatitis vermoed wordt, moet de behandeling met lixisenatide gestaakt
worden. Wanneer acute pancreatitis bevestigd wordt, mag de behandeling met lixisenatide niet worden
hervat. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met pancreatitis in hun voorgeschiedenis.
Ernstige gastro-intestinale aandoeningen
Het gebruik van GLP-1-receptoragonisten kan gepaard gaan met gastro-intestinale bijwerkingen.
Lixisenatide is niet onderzocht bij patiënten met ernstige gastro-intestinale aandoeningen waaronder
ernstige gastroparese. Daarom wordt het gebruik van lixisenatide bij deze patiënten niet aanbevolen.
Nierinsufficiëntie
dan 30 ml/min) of met terminale nierziekte. Het gebruik ervan bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie of met terminale nierziekte wordt niet aanbevolen (zie rubrieken 4.2 en 5.2).
Hypoglykemie
Patiënten die Lyxumia samen met een sulfonylureumderivaat of samen met een basale insuline
krijgen, kunnen een verhoogd risico op hypoglykemie hebben. Een verlaging van de dosis
sulfonylureumderivaat of basale insuline kan overwogen worden om het risico op hypoglykemie te
verminderen (zie rubriek 4.2). Lixisenatide dient niet te worden gegeven in combinatie met een basale
insuline en een sulfonylureumderivaat vanwege het verhoogde risico op hypoglykemie.
Gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen
De vertraging van de maaglediging door lixisenatide kan de absorptiesnelheid van oraal toegediende
geneesmiddelen verminderen. Lixisenatide moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten
die orale geneesmiddelen gebruiken die een snelle gastro-intestinale absorptie vereisen, die een
nauwkeurige klinische controle vereisen of die een nauwe therapeutische breedte hebben. Specifieke
aanbevelingen over de inname van dergelijke geneesmiddelen staan beschreven in rubriek 4.5.
Niet-onderzochte populaties
Lixisenatide is niet onderzocht in combinatie met dipeptidylpeptidase-4 (DPP-4)-remmers.
Dehydratie
Patiënten die behandeld worden met lixisenatide moeten op de hoogte gebracht worden van het
mogelijke risico op dehydratie in verband met gastro-intestinale bijwerkingen. Zij moeten
voorzorgsmaatregelen nemen om vochtdepletie te voorkomen.
Hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat metacresol, dat allergische reacties kan veroorzaken.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis. Dat wil zeggen dat het in
wezen 'natriumvrij' is.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Lixisenatide is een peptide en wordt niet gemetaboliseerd door cytochroom P450. Bij in vitro-
onderzoek had lixisenatide geen invloed op de activiteit van cytochroom P450 iso-enzymen of op
geteste humane transporteiwitten.
De vertraging van de maaglediging door lixisenatide kan de absorptiesnelheid van oraal toegediende
geneesmiddelen verminderen. Patiënten die behandeld worden met geneesmiddelen die een nauwe
therapeutische breedte hebben of met geneesmiddelen die een nauwkeurige klinische controle
vereisen, moeten zorgvuldig worden gevolgd, vooral bij aanvang van de behandeling met lixisenatide.
Deze geneesmiddelen moeten op een gestandaardiseerde wijze in relatie tot lixisenatide worden
ingenomen. Wanneer dergelijke geneesmiddelen met voedsel moeten worden ingenomen, moet
patiënten geadviseerd worden om deze, zo mogelijk, in te nemen tijdens een maaltijd waarbij geen
lixisenatide wordt toegediend.
Bij orale geneesmiddelen die voor hun werkzaamheid vooral afhankelijk zijn van
drempelconcentraties, zoals antibiotica, moet patiënten aangeraden worden om die geneesmiddelen ten
minste 1 uur voor of 4 uur na de injectie met lixisenatide in te nemen.
Maagsapresistente preparaten die bestanddelen bevatten die gevoelig zijn voor degradatie in de maag
dienen 1 uur voor of 4 uur na de injectie met lixisenatide toegediend te worden.
Paracetamol werd gebruikt als modelgeneesmiddel voor de beoordeling van het effect van lixisenatide
op de maaglediging. Na toediening van een enkelvoudige dosis paracetamol van 1000 mg waren de
AUC en de t1/2 van paracetamol ongewijzigd, ongeacht het moment van toediening (voor of na de
injectie met lixisenatide). Wanneer de dosis paracetamol 1 of 4 uur na de injectie van 10 mcg
lixisenatide werd toegediend, nam de Cmax van paracetamol af met respectievelijk 29% en 31%, en
werd de mediane tmax vertraagd met respectievelijk 2,0 en 1,75 uur. Een verdere vertraging van de tmax
en een vermindering van de Cmax van paracetamol zijn voorspeld voor de 20 mcg onderhoudsdosis.
Er werden geen effecten op de Cmax en tmax van paracetamol waargenomen wanneer paracetamol 1 uur
voor de injectie met lixisenatide werd toegediend.
Op basis van deze resultaten is een dosisaanpassing van paracetamol niet nodig, maar wanneer een
snel intreden van de werking noodzakelijk is, moet er rekening worden gehouden met de vertraagde
tmax die werd waargenomen wanneer paracetamol 1-4 uur na injectie met lixisenatide werd toegediend.
Orale anticonceptiva
Na toediening van een enkelvoudige dosis van een oraal anticonceptivum (0,03 mg
ethinylestradiol/0,15 mg levonorgestrel) 1 uur voor of 11 uur na toediening van 10 mcg lixisenatide,
waren de Cmax, AUC, t1/2 en tmax van ethinylestradiol en levonorgestrel ongewijzigd.
Toediening van het orale anticonceptivum 1 of 4 uur na lixisenatide had geen invloed op de AUC en
t1/2 van ethinylestradiol en levonorgestrel, terwijl de Cmax van ethinylestradiol afnam met
respectievelijk 52% en 39%, en de Cmax van levonorgestrel afnam met respectievelijk 46% en 20%, en
de mediane tmax vertraagd werd met 1 tot 3 uur.
De afname van de Cmax heeft een beperkte klinische relevantie en dosisaanpassing van orale
anticonceptiva is niet nodig.
Atorvastatine
Wanneer 20 mcg lixisenatide en 40 mg atorvastatine gedurende 6 dagen tegelijkertijd in de ochtend
toegediend werden had dat geen invloed op de blootstelling aan atorvastatine, terwijl de Cmax afnam
met 31% en de tmax vertraagd werd met 3,25 uur.
Een dergelijke vertraging van de tmax werd niet waargenomen wanneer atorvastatine in de avond werd
toegediend en lixisenatide in de ochtend, maar de AUC en Cmax van atorvastatine namen toe met
respectievelijk 27% en 66%.
Deze veranderingen zijn klinisch niet relevant en er is daarom geen dosisaanpassing van atorvastatine
nodig bij gelijktijdige toediening met lixisenatide.
Warfarine en andere cumarinederivaten
Na gelijktijdige toediening van 25 mg warfarine met een herhaalde dosis van 20 mcg lixisenatide
waren er geen effecten op de AUC of INR (International Normalised Ratio), terwijl de Cmax afnam met
19% en de tmax vertraagd werd met 7 uur.
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassing van warfarine nodig bij gelijktijdige
toediening met lixisenatide. Bij patiënten die warfarine en/of cumarinederivaten krijgen, wordt
frequente controle van de INR echter aanbevolen bij aanvang of bij stoppen van de behandeling met
lixisenatide.
Digoxine
Na gelijktijdige toediening van 20 mcg lixisenatide en 0,25 mg digoxine bij steady state was de AUC
van digoxine onveranderd. De tmax van digoxine werd met 1,5 uur vertraagd en de Cmax nam af met
26%.
Op basis van deze resultaten is er geen dosisaanpassing van digoxine nodig bij gelijktijdige toediening
met lixisenatide.
Ramipril
Na gelijktijdige toediening van 20 mcg lixisenatide en 5 mg ramipril gedurende 6 dagen nam de AUC
van ramipril toe met 21%, terwijl de Cmax afnam met 63%. De AUC en Cmax van de actieve metaboliet
(ramiprilaat) veranderden niet. De tmax van ramipril en ramiprilaat werden vertraagd met ongeveer
2,5 uur.
met lixisenatide.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden
Lyxumia wordt niet aanbevolen voor gebruik bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen
anticonceptie toepassen.
Zwangerschap
Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik van Lyxumia bij zwangere vrouwen. Uit
dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Het potentiële risico voor de mens is
niet bekend. Lyxumia dient niet te worden gebruikt tijdens de zwangerschap. In plaats daarvan wordt
het gebruik van insuline aangeraden. Indien een patiënte zwanger wil worden of zwanger wordt, dient
de behandeling met Lyxumia stopgezet te worden.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Lyxumia in de moedermelk wordt uitgescheiden. Lyxumia mag niet worden
gebruikt in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Vruchtbaarheid
Dieronderzoek wijst niet op directe schadelijke effecten voor de vruchtbaarheid.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Lixisenatide heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Bij gebruik in combinatie met een sulfonylureumderivaat of een basale insuline
moet patiënten geadviseerd worden voorzorgsmaatregelen te nemen om hypoglykemie te voorkomen
tijdens het rijden en het bedienen van machines.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Ruim 2.600 patiënten hebben Lyxumia alleen of in combinatie met metformine, een
sulfonylureumderivaat (met of zonder metformine) of een basale insuline (met of zonder metformine,
of met of zonder een sulfonylureumderivaat) gekregen in 8 grote placebo- of actief-gecontroleerde
fase III-onderzoeken.
De meest gemelde bijwerkingen tijdens klinische onderzoeken waren misselijkheid, braken en diarree.
Deze reacties waren doorgaans licht van ernst en van voorbijgaande aard.
Daarnaast traden hypoglykemie (wanneer Lyxumia gebruikt werd in combinatie met een
sulfonylureumderivaat en/of een basale insuline) en hoofdpijn op.
Allergische reacties zijn gemeld bij 0,4% van de met Lyxumia behandelde patiënten.
Bijwerkingentabel
Tabel 1 vermeldt de bijwerkingen die tijdens de hele behandelingsperiode van placebo- en actief-
gecontroleerde fase III-onderzoeken zijn gemeld. De tabel vermeldt bijwerkingen die optraden met een
incidentie > 5% indien de frequentie hoger lag bij de met Lyxumia behandelde patiënten dan bij de
met alle comparators behandelde patiënten. De tabel vermeldt ook bijwerkingen die optraden met een
frequentie 1% in de Lyxumiagroep indien de frequentie groter was dan tweemaal de frequentie in de
groep met alle comparators.
De frequenties van bijwerkingen zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak: 1/10; vaak: 1/100, < 1/10;
soms: 1/1.000, < 1/100; zelden: 1/10.000, < 1/1.000; zeer zelden: < 1/10.000.
Binnen iedere systeem/orgaanklasse zijn de bijwerkingen vermeld in afnemende volgorde van
frequentie.
hele behandelingsperiode (inclusief de periode na de hoofdperiode van 24 weken behandeling in
onderzoeken met een totale behandelingsperiode van 76 weken).
Systeem/orgaanklasse
Frequentie van optreden
Zeer vaak
Vaak
Soms
Infecties en parasitaire
Griep
aandoeningen
Bovenste-
luchtweginfectie
Cystitis
Virale infectie
Immuunsysteem-
Anafylactische
aandoeningen
reactie
Voedings- en
Hypoglykemie (in
Hypoglykemie (in
stofwisselingsstoornissen
combinatie met een
combinatie met alleen
sulfonylureumderivaat metformine)
en/of een basale
insuline)
Zenuwstelselaandoeningen Hoofdpijn
Duizeligheid
Somnolentie
Maagdarmstelsel-
Nausea
Dyspepsie
aandoeningen
Braken
Diarree
Huid- en
Urticaria
onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en
Rugpijn
bindweefselaandoeningen
Algemene aandoeningen en
Pruritus op de
toedieningsplaats-
injectieplaats
stoornissen
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Hypoglykemie
Bij patiënten die Lyxumia als monotherapie namen, kwam symptomatische hypoglykemie voor bij
1,7% van de met lixisenatide behandelde patiënten en bij 1,6% van de patiënten die placebo kregen.
Wanneer Lyxumia gebruikt werd in combinatie met alleen metformine, trad symptomatische
hypoglykemie in de hele behandelingsperiode op bij 7,0% van de met lixisenatide behandelde
patiënten en bij 4,8% van de patiënten die placebo kregen.
Bij patiënten die Lyxumia namen in combinatie met een sulfonylureumderivaat en metformine, trad
symptomatische hypoglykemie op bij 22,0% van de met lixisenatide behandelde patiënten en bij
18,4% van de met placebo behandelde patiënten tijdens de hele behandelingsperiode (3,6% absoluut
verschil). Wanneer Lyxumia werd gegeven in combinatie met een basale insuline met of zonder
metformine, trad tijdens de hele behandelingsperiode symptomatische hypoglykemie op bij 42,1% van
de met lixisenatide behandelde patiënten en bij 38,9% van de patiënten die placebo kregen (3,2%
absoluut verschil).
Wanneer Lyxumia werd gegeven met alleen een sulfonylureumderivaat, trad symptomatische
hypoglykemie tijdens de hele behandelingsperiode op bij 22,7% van de met lixisenatide behandelde
patiënten tegenover 15,2% van de patiënten die placebo kregen (7,5% absoluut verschil). Wanneer
Lyxumia gegeven werd met een sulfonylureumderivaat en een basale insuline, trad symptomatische
hypoglykemie op bij 47,2% van de met lixisenatide behandelde patiënten in vergelijking met 21,6%
van de patiënten die placebo kregen (25,6% absoluut verschil).
Over het geheel genomen trad ernstige symptomatische hypoglykemie soms op (0,4% bij met
lixisenatide behandelde patiënten en 0,2% bij patiënten die placebo kregen) tijdens de hele
behandelingsperiode van de placebogecontroleerde fase III-onderzoeken.
Misselijkheid en braken waren de meest gemelde bijwerkingen tijdens de hoofdperiode van 24 weken
behandeling. De incidentie van misselijkheid lag hoger in de lixisenatidegroep (26,1%) in vergelijking
met de placebogroep (6,2%) en de incidentie van braken lag hoger in de lixisenatidegroep (10,5%) dan
in de placebogroep (1,8%). Deze bijwerkingen waren over het algemeen licht van ernst en van
voorbijgaande aard, en traden op in de eerste 3 weken na het starten van de behandeling. Tijdens de
daaropvolgende weken namen ze progressief af.
Reacties op de injectieplaats
Reacties op de injectieplaats werden tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling gemeld bij
3,9% van de patiënten die Lyxumia kregen en bij 1,4% van de patiënten die placebo kregen. Het
merendeel van deze reacties was licht van ernst en leidde meestal niet tot stopzetting van de
behandeling.
Immunogeniciteit
In overeenstemming met de potentieel immunogene eigenschappen van geneesmiddelen die eiwitten
of peptiden bevatten, kunnen patiënten na behandeling met Lyxumia antilichamen tegen lixisenatide
ontwikkelen. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling in placebogecontroleerde
onderzoeken had 69,8% van de met lixisenatide behandelde patiënten een positieve antilichaamstatus.
Het percentage patiënten dat antilichaampositief was, was aan het einde van de hele
behandelingsperiode van 76 weken vergelijkbaar. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken
behandeling had 32,2% van de patiënten met een positieve antilichaamstatus een
antilichaamconcentratie die boven de ondergrens voor kwantificatie lag, en aan het einde van de hele
behandelingsperiode van 76 weken had 44,7% van de patiënten een antilichaamconcentratie die boven
de ondergrens voor kwantificatie lag. Na het stoppen van de behandeling werden enkele
antilichaampositieve patiënten gevolgd voor wat betreft hun antilichaamstatus. Het percentage nam af
tot ongeveer 90% binnen 3 maanden en tot 30% binnen 6 maanden en daarna.
De verandering in HbA1c ten opzichte van de uitgangswaarde was vergelijkbaar ongeacht de
antilichaamstatus (positief of negatief).
Van de met lixisenatide behandelde patiënten bij wie het HbA1c was gemeten, had 79,3% ofwel een
negatieve antilichaamstatus ofwel een antilichaamconcentratie die onder de ondergrens voor
kwantificatie lag. De resterende 20,7% van de patiënten had een gekwantificeerde
antilichaamconcentratie. In de subgroep van patiënten (5,2%) met de hoogste antilichaamconcentraties
was de gemiddelde verbetering van het HbA1c op week 24 en week 76 klinisch relevant. Er was echter
variatie in de glykemische respons en 1,9% had geen verlaging in HbA1c.
De antilichaamstatus (positief of negatief) is geen voorspeller van de verlaging van het HbA1c voor
individuele patiënten.
Er was geen verschil in het totale veiligheidsprofiel tussen patiënten ongeacht hun antilichaamstatus,
met uitzondering van een toename van de incidentie van reacties op de injectieplaats (4,7% bij
antilichaampositieve patiënten in vergelijking met 2,5% bij antilichaamnegatieve patiënten gedurende
de gehele behandelperiode). Het merendeel van de reacties op de injectieplaats was licht van ernst,
ongeacht de antilichaamstatus.
Er was geen kruisreactiviteit met natief glucagon of endogeen GLP-1.
Allergische reacties
Allergische reacties mogelijk geassocieerd met lixisenatide (zoals anafylactische reacties, angio-
oedeem en urticaria) zijn tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling gemeld bij 0,4% van de
met lixisenatide behandelde patiënten, terwijl mogelijk geassocieerde allergische reacties optraden bij
minder dan 0,1% van de patiënten die placebo kregen. Anafylactische reacties werden gemeld bij
0,2% van de met lixisenatide behandelde patiënten tegenover geen in de placebogroep. De meeste van
deze gemelde allergische reacties waren mild van ernst. Een geval van anafylactoïde reactie werd
gemeld tijdens de klinische studies met lixisenatide.
Hartslag
toediening van 20 mcg lixisenatide. Hartritmestoornissen met name tachycardie (0,8% versus < 0,1%)
en palpitaties (1,5% versus 0,8%), zijn gemeld bij met lixisenatide behandelde patiënten in
vergelijking met patiënten die placebo kregen.
Terugtrekking
De incidentie van stopzetten van de behandeling als gevolg van bijwerkingen was 7,4% voor Lyxumia
tegenover 3,2% in de placebogroep tijdens de hoofdperiode van 24 weken behandeling. De meest
voorkomende bijwerkingen die leidden tot stopzetting van de behandeling in de lixisenatidegroep
waren misselijkheid (3,1%) en braken (1,2%).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Tijdens klinisch onderzoek werden doses tot 30 mcg lixisenatide tweemaal daags toegediend aan
patiënten met diabetes type 2 in een 13 weken durend onderzoek. Er werd een verhoogde incidentie
van gastro-intestinale aandoeningen waargenomen.
In het geval van een overdosis dient een gepaste ondersteunende behandeling ingesteld te worden op
basis van de klinische klachten en symptomen van de patiënt. De dosis lixisenatide dient verlaagd te
worden tot de voorgeschreven dosis.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen gebruikt bij diabetes, glucagon-achtig-peptide-1
(glucagon-like peptide-1, GLP-1) analogen, ATC code: A10BJ03.
Werkingsmechanisme
Lixisenatide is een selectieve GLP-1-receptoragonist. De GLP-1-receptor is het aangrijpingspunt voor
natief GLP-1, een endogeen incretinehormoon dat de glucose-afhankelijke insulinesecretie door de
bètacellen in de pancreas versterkt.
De werking van lixisenatide verloopt via een specifieke interactie met GLP-1-receptoren, die leidt tot
een toename van intracellulair cyclisch adenosinemonofosfaat (cAMP). Lixisenatide stimuleert de
insulinesecretie wanneer de bloedglucoseconcentratie toeneemt, maar niet bij normoglykemie,
waardoor het risico op hypoglykemie beperkt is. Tegelijkertijd wordt de glucagonsecretie onderdrukt.
In geval van hypoglykemie wordt het ontsnappingsmechanisme van glucagonsecretie niet belemmerd.
Lixisenatide vertraagt de maaglediging en vermindert daarmee de snelheid waarmee glucose uit de
maaltijd in de circulatie terecht komt.
Farmacodynamische effecten
Bij toediening eenmaal daags verbetert lixisenatide de glykemische controle door middel van de
onmiddellijke en aanhoudende effecten van verlaging van zowel de postprandiale als de nuchtere
glucoseconcentraties bij patiënten met diabetes type 2.
Dit effect op de postprandiale glucoseconcentratie werd bevestigd in een 4 weken durend onderzoek
waarin vergeleken werd met 1,8 mg liraglutide eenmaal daags in combinatie met metformine. De
afname ten opzichte van de uitgangswaarde van de AUC0:30-4:30u van plasmaglucose na een testmaaltijd
was -12,61 u*mmol/l (-227,25 u*mg/dl) in de lixisenatidegroep en -4,04 u*mmol/l (-72,83 u*mg/dl )
liraglutide, toegediend voor het ontbijt, in combinatie met insuline glargine met of zonder metformine.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De klinische werkzaamheid en veiligheid van Lyxumia werden beoordeeld in negen gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde klinische onderzoeken met 4.508 geïncludeerde patiënten met
diabetes type 2 (2.869 werden gerandomiseerd naar lixisenatide, waarvan 47,5% mannen en 52,5 %
vrouwen, en 517 personen waren 65 jaar).
De werkzaamheid van Lyxumia werd ook beoordeeld in twee gerandomiseerde, open-label, actief-
gecontroleerde onderzoeken (versus exenatide of versus insulin glulisine) en in een maaltijdonderzoek
(in totaal 1.067 patiënten gerandomiseerd naar lixisenatide).
De werkzaamheid en veiligheid van Lyxumia in patiënten ouder dan 70 jaar werd onderzocht in een
specifiek op dit onderwerp gericht placebogecontroleerd onderzoek (176 patiënten gerandomiseerd
naar lixisenatide, waarvan 62 patiënten 75 jaar).
Daarnaast includeerde een dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek naar de cardiovasculaire
uitkomsten (ELIXA) 6.068 patiënten met diabetes type 2 met eerder acuut coronair syndroom (3.034
gerandomiseerd naar lixisenatide, waarvan 198 patiënten 75 jaar en 655 patiënten met matige
nierinsufficiëntie).
In de voltooide fase III-onderzoeken werd waargenomen dat ongeveer 90% van de patiënten op de
dagelijkse onderhoudsdosering van 20 mcg Lyxumia eenmaal daags kon blijven aan het einde van de
hoofdperiode van 24 weken behandeling.
· Glykemische regulatie
Aanvullende combinatietherapie met orale antidiabetica
In vergelijking met placebo liet Lyxumia in combinatie met metformine, een sulfonylureumderivaat,
pioglitazon of een combinatie van deze middelen aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken
behandeling statistisch significante verlagingen van het HbA1c, van de nuchtere
plasmaglucoseconcentratie en van de 2 uur postprandiale glucoseconcentratie na een testmaaltijd zien
(tabel 2 en 3). De verlaging van het HbA1c was significant bij eenmaal daagse toediening, of het nu in
de ochtend of in de avond werd toegediend.
Dit effect op het HbA1c hield ook aan in lange-termijnonderzoeken tot 76 weken.
Aanvullende behandeling naast alleen metformine
Tabel 2: Placebogecontroleerde onderzoeken in combinatie met metformine (resultaten na 24 weken)
Metformine als achtergrondbehandeling
Lixisenatide
Placebo
Lixisenatide 20 mcg
Placebo
20 mcg
(N=159)
(N=170)
(N=160)
Ochtend
Avond
(N=255)
(N=255)
Gemiddeld HbA1c (%)
Uitgangswaarde
7,99
8,03
8,07
8,07
8,02
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
-0,92
-0,42
-0,87
-0,75
-0,38
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten dat
een HbA1c < 7,0% bereikte
47,4
24,1
43,0
40,6
22,0
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
Uitgangswaarde
90,30
87,86
90,14
89,01
90,40
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
-2,63
-1,63
-2,01
-2,02
-1,64
uitgangswaarde
In een actief-gecontroleerd onderzoek liet Lyxumia eenmaal daags aan het einde van de hoofdperiode
van 24 weken behandeling een afname van het HbA1c zien van -0,79% in vergelijking met -0,96% met
exenatide tweemaal daags met een gemiddeld behandelingsverschil van 0,17% (95% BI: 0,033,
0,297). Het percentage patiënten dat een HbA1c van minder dan 7% bereikte was vergelijkbaar tussen
de lixisenatidegroep (48,5%) en de exenatidegroep (49,8%).
De incidentie van misselijkheid was 24,5% in de lixisenatidegroep tegenover 35,1% in de
exenatidegroep (tweemaal daags). De incidentie van symptomatische hypoglykemie tijdens de
hoofdperiode van 24 weken behandeling was 2,5 % in de lixisenatidegroep tegenover 7,9 % in de
exenatidegroep.
In een 24 weken durende open-label studie was lixisenatide, toegediend voor de belangrijkste maaltijd
van de dag, niet inferieur aan lixisenatide toegediend voor het ontbijt voor wat betreft HbA1C-reductie
(gemiddelde LS-verandering ten opzichte van baseline: -0,65 versus -0,74). Gelijkaardige HbA1C-
dalingen, ongeacht welke de belangrijkste maaltijd was (ontbijt, lunch of avondmaal), werden
waargenomen. Bij het einde van de studie bereikte 43,6 % (belangrijkste maaltijdgroep) en 42,8 %
(ontbijtgroep) van de patiënten een HbA1C van minder dan 7 %. In de belangrijkste maaltijdgroep en in
de ontbijtgroep werd nausea gemeld in respectievelijk 14,7 % en 15,5 % van de patiënten en
symptomatische hypoglykemie in 5,8 % en 2,2 % van de patiënten.
Aanvullende behandeling naast een sulfonylureumderivaat alleen of in combinatie met metformine
Tabel 3: Placebogecontroleerd onderzoek in combinatie met een sulfonylureumderivaat (resultaten na
24 weken)
Sulfonylureumderivaat als achtergrondbehandeling
met of zonder metformine
Lixisenatide 20 mcg
Placebo
(N=570)
(N=286)
Gemiddeld HbA1c (%)
Uitgangswaarde
8,28
8,22
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
-0,85
-0,10
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten dat
een HbA1c < 7,0% bereikte
36,4
13,5
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
Uitgangswaarde
82,58
84,52
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov.
-1,76
-0,93
uitgangswaarde
Aanvullende behandeling naast pioglitazon alleen of in combinatie met metformine
In een klinisch onderzoek resulteerde de toevoeging van lixisenatide aan pioglitazon met of zonder
metformine bij patiënten die niet voldoende onder controle waren met pioglitazon, in een afname ten
opzichte van de uitgangswaarde van de HbA1c met 0,90% in vergelijking met een afname ten opzichte
van de uitgangswaarde met 0,34% in de placebogroep aan het einde van de hoofdperiode van
24 weken behandeling. Aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling had 52,3% van
de patiënten behandeld met lixisenatide een HbA1c van minder dan 7% tegenover 26,4% van de
patiënten in de placebogroep.
Gedurende de hoofdperiode van 24 weken behandeling werd in de lixisenatidegroep misselijkheid
gerapporteerd bij 23,5% in vergelijking met 10,6% in de placebogroep; symptomatische
hypoglykemie werd gemeld bij 3,4% van de patiënten behandeld met lixisenatide tegenover 1,2% in
de placebogroep.
Aanvullende combinatiebehandeling met een basale insuline
In vergelijking met placebo had Lyxumia, gegeven met alleen een basale insuline, of met een
combinatie van een basale insuline en metformine, of met een combinatie van een basale insuline en
een sulfonylureumderivaat, statistisch significante verlagingen van het HbA1c en de 2 uur
postprandiale glucoseconcentratie na een testmaaltijd tot gevolg.
24 weken)
Basale insuline als
Basale insuline als
achtergrondbehandeling
achtergrondbehandeling
Alleen of in combinatie met
Alleen of in combinatie met
metformine
een sulfonylureumderivaat*
Lixisenatide
Placebo
Lixisenatide
Placebo
20 mcg
(N=166)
20 mcg
(N=157)
(N=327)
(N=154)
Gemiddeld HbA1c (%)
Uitgangswaarde
8,39
8,38
8,53
8,53
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -0,74
-0,38
-0,77
0,11
uitgangswaarde
Percentage (%) patiënten
dat een HbA1c < 7,0%
28,3
12,0
35,6
5,2
bereikte
Gemiddelde duur van de
behandeling met basale
3,06
3,2
2,94
3,01
insuline bij start
behandeling (jaren)
Gemiddelde verandering in
basale insulinedosis (E)
Uitgangswaarde
53,62
57,65
24,87
24,11
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -5,62
-1,93
-1,39
-0,11
uitgangswaarde
Gemiddeld lichaamsgewicht
(kg)
Uitgangswaarde
87,39
89,11
65,99
65,60
Verandering in kleinste-
kwadraten-gemiddelde t.ov. -1,80
-0,52
-0,38
0,06
uitgangswaarde
* uitgevoerd in een Aziatische bevolkingsgroep
Er werd een klinisch onderzoek uitgevoerd bij insuline-naïeve patiënten die onvoldoende onder
controle waren met orale antidiabetica. Deze studie bestond uit een 12 weken durende run-in periode
met introductie en titratie van insuline glargine, en uit een 24 weken durende behandelperiode waarin
patiënten of lixisenatide of placebo kregen in combinatie met insuline glargine en metformine, met of
zonder thiazolidinedionen. Insuline glargine werd continu getitreerd tijdens deze periode.
Tijdens de 12 weken durende run-in periode resulteerde toevoeging en titratie van insuline glargine in
een afname van het HbA1c met ongeveer 1%. De toevoeging van lixisenatide resulteerde in een
significant grotere afname van het HbA1c met 0,71% in de lixisenatidegroep in vergelijking met 0,40%
in de placebogroep. Aan het einde van de 24 weken durende behandelperiode bereikten 56,3% van de
met lixisenatide behandelde patiënten een HbA1c lager dan 7% tegenover 38,5% van de patiënten in de
placebogroep.
Gedurende de 24 weken durende behandelperiode meldden 22,4% van de met lixisenatide behandelde
patiënten ten minste één symptomatische hypoglykemie tegenover 13,5% van de patiënten in de
placebogroep. De incidentie van hypoglykemie was voornamelijk verhoogd in de lixisenatidegroep
gedurende de eerste 6 weken van behandeling; daarna was het vergelijkbaar met de placebogroep.
Patiënten met diabetes type 2 met basale insuline gecombineerd met 1-3 orale antidiabetica werden
geïncludeerd in een open-label gerandomiseerde studie voor insuline intensificatie. Na 12 weken van
optimale insuline glargine titratie met of zonder metformine, werden de onvoldoende gecontroleerde
patiënten gerandomiseerd voor de toevoeging van een enkelvoudige dosis van lixisenatide of een
per dag (TID) gedurende 26 weken.
De verlaging van het HbA1c was vergelijkbaar tussen de groepen (tabel 5).
In tegenstelling tot beide insuline glulisine behandelingsregimes, verminderde lixisenatide het
lichaamsgewicht (tabel 5).
Het aantal symptomatische hypoglykemische voorvallen was lager met lixisenatide (36%) in
vergelijking met insuline glulisine QD en TID (47% en 52%).
Tabel 5: Actief gecontroleerde studie in combinatie met basale insuline met of zonder metformin
(resultaten na 26 weken) - (mITT) en veiligheidspopulatie.
Lixisenatide
Insuline glulisine
Insuline glulisine
QD
TID
Gemiddeld HbA1c (%)
N = 297
N = 298
N = 295
Verandering in kleinste-kwadraten -0,63
-0,58
-0,84
t.o.v. uitgangswaarde
Verschil in kleinste-kwadraten-
-0,05 (0,059)
0,21 (0,059)
gemiddeld (SE) van lixisenatide
(-0,170 tot 0,064)
(0,095 tot 0,328)
versus 95% BI
Gemiddeld lichaamsgewicht
N = 297
N = 298
N = 295
Verandering in kleinste-kwadraten -0,63
+1,03
+1,37
t.o.v. uitgangswaarde
Verschil in kleinste-kwadraten-
-1,66 (0,305)
-1,99 (0,305)
gemiddeld (SE) van lixisenatide
(-2,257 tot -1,062)
(-2,593 tot -1,396)*
versus95% BI
*p<0,0001
· Nuchtere plasmaglucose
De afnames in nuchtere plasmaglucoseconcentratie die aan het einde van de hoofdperiode van
24 weken behandeling in placebogecontroleerde onderzoeken met behandeling met Lyxumia
verkregen waren, liepen uiteen van 0,42 mmol/l tot 1,19 mmol/l (7,6 tot 21,4 mg/dl) ten opzichte van
de uitgangswaarde.
· Postprandiale glucose
Behandeling met Lyxumia resulteerde in afnames van de 2 uur postprandiale glucoseconcentratie na
een testmaaltijd die statistisch superieur waren aan die met placebo, ongeacht de
achtergrondbehandeling.
De reducties die aan het einde van de hoofdperiode van 24 weken behandeling met Lyxumia behaald
waren, liepen in alle onderzoeken waarin de postprandiale glucoseconcentratie werd gemeten uiteen
van 4,51 tot 7,96 mmol/l (81,2 tot 143,3 mg/dl) ten opzichte van de uitgangswaarden. Bij 26,2% tot
46,8% van de patiënten lag de 2 uur postprandiale glucosewaarde onder de 7,8 mmol/l (140,4 mg/dl).
· Lichaamsgewicht
In alle gecontroleerde onderzoeken resulteerde behandeling met Lyxumia in combinatie met
metformine en/of een sulfonylureumderivaat in een aanhoudende verandering in lichaamsgewicht ten
opzichte van de uitgangswaarde van tussen de -1,76 kg en -2,96 kg aan het einde van de hoofdperiode
van 24 weken behandeling.
Een verandering in lichaamsgewicht ten opzichte van de uitgangswaarde van tussen de -0,38 kg
en -1,80 kg werd ook waargenomen bij patiënten die lixisenatide met een vaste dosis basale insuline
alleen of in combinatie met metformine of een sulfonylureumderivaat kregen.
Bij patiënten die nieuw startten met insuline bleef het lichaamsgewicht nagenoeg onveranderd in de
lixisenatidegroep, terwijl een toename werd gezien in de placebogroep.
De afname in lichaamsgewicht staat los van het optreden van misselijkheid en braken.
· Bètacelfunctie
Klinische onderzoeken met Lyxumia duiden op een verbeterde bètacelfunctie, zoals gemeten aan de
hand van de beoordeling met het homeostasemodel van de bètacelfunctie (homeostasis model
assessment for beta-cell function, HOMA-).
Herstel van eerste fase insulinesecretie en een verbeterde tweede fase insulinesecretie als respons op
een intraveneuze bolus glucose werden aangetoond bij patiënten met diabetes type 2 (n=20) na een
enkelvoudige dosis Lyxumia.
· Cardiovasculaire evaluatie
In geen van de placebogecontroleerde fase III-onderzoeken werd een verhoging van de gemiddelde
hartslag gezien bij patiënten met diabetes type 2.
Afnames in de gemiddelde systolische en diastolische bloeddruk van respectievelijk maximaal
2,1 mmHg en 1,5 mmHg werden waargenomen in placebogecontroleerde fase III-onderzoeken.
Het ELIXA-onderzoek was een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd, multinationaal
onderzoek dat de cardiovasculaire (CV) resultaten beoordeelde tijdens behandeling met lixisenatide bij
patiënten met diabetes mellitus type 2 na een recent acuut coronair syndroom.
Er werden in totaal 6.068 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar ofwel placebo ofwel lixisenatide 20 mcg
(na een startdosis van 10 mcg in de eerste 2 weken).
Zesennegentig procent van de patiënten in beide behandelingsgroepen voltooiden het onderzoek
volgens het protocol en de vitale status werd aan het eind van het onderzoek bekend voor 99,0% en
98,6% van de patiënten in respectievelijk de lixisenatide- en placebogroep. De mediane
behandelingsduur was 22,4 maanden in de lixisenatide-groep en 23,3 maanden in de placebogroep en
de medianeduur van het follow-up onderzoek was respectievelijk 25,8 en 25,7 maanden. De
gemiddelde HbA1c (±SD) in de lixisenatide- en placebogroep was respectievelijk 7,72 (±1,32)% en
7,64 (±1,28)% bij de baseline en 7,46 (±1,51)% en 7,61 (±1,48)% na 24 maanden.
De resultaten van het primair en secundair samengestelde werkzaamheidseindpunten, en de resultaten
van alle individuele componenten van de samengesteelde eindpunten zijn weergegeven in afbeelding
1.
Afbeelding 2: Boomgrafiek: analyse van elk individueel cardiovasculair voorval ITT-populatie
CV: cardiovasculair, MI: myocardinfarct, HF: ziekenhuisopname voor hartfalen, Revasc: coronaire
revascularisatie procedure, HR: incidentiedichtheidsratio (hazard ratio), BI: betrouwbaarheidsinterval.
OuderenPersonen 70 jaar
De werkzaamheid en veiligheid van lixisenatide toegediend voor het ontbijt bij personen >70 jaar met
type 2 diabetes, werd geëvalueerd in een dubbelblinde, placebogecontroleerde studie van 24 weken.
Kwetsbare patiënten, waaronder patiënten met risico op ondervoeding en patiënten met matige tot
ernstige cognitieve stoornissen werden uitgesloten. In totaal werden 350 patiënten gerandomiseerd (in
een 1:1 verhouding). 37% van de patiënten waren >75 jaar oud (N = 131) en 31% had een matige
nierfunctiestoornis (N = 107). De patiënten kregen stabiele dosis(sen) orale bloedglucoseverlagende
geneesmiddelen (oral antidiabetic drugs, OAD) en/of basale insuline als achtergrondbehandeling.
Sulfonylureumderivaten of gliniden werden niet met basale insuline als achtergrondbehandeling
gebruikt.
Lixisenatide gaf significante verbeteringen in HbA1c (-0,64% verandering in vergelijking met
placebo; 95% BI: -0,810% tot -0,464%; p <0,0001) ten opzichte van een gemiddelde baseline HbA1c
van 8,0%.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Lyxumia in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met diabetes mellitus type 2 (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
De absorptiesnelheid van lixisenatide na subcutane toediening aan patiënten met diabetes type 2 is
hoog en wordt niet beïnvloed door de toegediende dosis.
Ongeacht de dosis en ongeacht of lixisenatide
toegediend wordt als enkelvoudige dosis of meervoudige doses is de mediane tmax 1 tot 3,5 uur bij
patiënten met diabetes type 2. Er zijn geen klinisch relevante verschillen in absorptiesnelheid wanneer
lixisenatide subcutaan toegediend wordt in de buik, dij of arm.
Distributie
Binding van lixisenatide aan menselijke eiwitten is matig (55%).
Het schijnbare verdelingsvolume van lixisenatide na subcutane toediening (Vz/F) is ongeveer 100 l.
Biotransformatie en eliminatie
Lixisenatide, een peptide, wordt geëlimineerd door glomerulaire filtratie, gevolgd door tubulaire
reabsorptie en daaropvolgende metabole afbraak, met kleinere peptiden en aminozuren als resultaat.
Deze worden opnieuw ingebracht in het eiwitmetabolisme.
Na toediening van meervoudige doses aan patiënten met diabetes type 2 bedroeg de gemiddelde
terminale halfwaardetijd ongeveer 3 uur en was de gemiddelde schijnbare klaring (Cl/F) ongeveer
35 l/uur.
Speciale populaties
Patiënten met nierinsufficiëntie
Bij proefpersonen met een lichte nierinsufficiëntie (creatinineklaring berekend met de Cockcroft-
Gault-formule 60-90 ml/min), met matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30-60 ml/min) en bij
proefpersonen met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 15-30 ml/min) was de AUC
toegenomen met 46%, 51% en 87 %, respectievelijk.
Patiënten met leverinsufficiëntie
Omdat lixisenatide voornamelijk door de nieren wordt geklaard, is er geen farmacokinetisch
onderzoek verricht bij patiënten met acute of chronische leverinsufficiëntie.
Het wordt niet verwacht
dat leverdisfunctie van invloed zal zijn op de farmacokinetiek van lixisenatide.
Geslacht
Geslacht heeft geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide.
Ras
Etniciteit had geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide op basis van de
resultaten van farmacokinetisch onderzoek bij blanke, Japanse en Chinese proefpersonen.
Ouderen
Leeftijd heeft geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van lixisenatide.
In een farmacokinetisch onderzoek onder oudere proefpersonen zonder diabetes had toediening van
20 mcg lixisenatide een gemiddelde toename van de AUC van lixisenatide met 29% tot gevolg bij de
groep ouderen (11 proefpersonen van tussen de 65 en 74 jaar oud en 7 proefpersonen in de leeftijd van
75 jaar en ouder) in vergelijking met 18 proefpersonen in de leeftijd van 18 tot 45 jaar. Dit hield
waarschijnlijk verband met een verminderde nierfunctie in de oudere leeftijdsgroep.
Lichaamsgewicht
Lichaamsgewicht heeft geen klinisch relevant effect op de AUC van lixisenatide.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie en toxicologie.
In 2 jaar durende subcutane carcinogeniciteitsonderzoeken werden niet-lethale C-
celschildkliertumoren waargenomen bij ratten en muizen; er wordt verondersteld dat deze worden
bijzonder gevoelig zijn. Bij ratten werden C-celhyperplasie en adenomen waargenomen bij alle doses,
en een dosis waarbij geen bijwerkingen werden waargenomen (no observed adverse event level,
NOAEL) kon niet worden gedefinieerd. Bij muizen traden deze effecten op bij blootstellingsniveaus
die meer dan 9,3 keer hoger waren dan de blootstelling bij de mens bij de therapeutische dosis. Bij
muizen werden geen C-celcarcinomen waargenomen en bij ratten kwamen C-celcarcinomen voor bij
een blootstellingsniveau dat ongeveer 900 keer hoger was dan de blootstelling bij de mens bij de
therapeutische dosis. In een 2 jaar durend subcutaan carcinogeniciteitsonderzoek bij muizen werden
3 gevallen van adenocarcinoom in het endometrium waargenomen bij de groep die met de middelste
dosis werd behandeld met een statistisch significante toename, hetgeen overeenkomt met een
blootstellingsniveau van 97 keer hoger. Er werd geen behandelingsgerelateerd effect aangetoond.
Dieronderzoek wees niet op directe schadelijke effecten op de vruchtbaarheid bij mannelijke en
vrouwelijke ratten. Reversibele testiculaire en epididymale laesies werden waargenomen bij honden
die behandeld werden met lixisenatide. Bij gezonde mannen werd er geen gerelateerd effect op de
spermatogenese gezien. In embryofoetale ontwikkelingsstudies werden malformaties, groeivertraging,
vertraagde ossificatie en effecten op het skelet waargenomen bij ratten bij alle doses (5 keer hoger
blootstellingsniveau dan de blootstelling bij de mens) en bij konijnen bij hoge doses lixisenatide
(32 keer hoger blootstellingsniveau dan de blootstelling bij de mens). Bij beide species werd enige
maternale toxiciteit waargenomen bestaande uit een lage voedselconsumptie en een verlaagd
lichaamsgewicht. De neonatale groei bleef achter bij mannelijke ratten die blootgesteld waren aan
hoge doses lixisenatide tijdens het einde van de dracht en tijdens de lactatie, waarbij een lichte
verhoging van de mortaliteit onder jongen werd waargenomen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Glycerol 85%
Natriumacetaattrihydraat
Methionine
Metacresol
Zoutzuur (voor pH-aanpassing)
Natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing)
Water voor injecties
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Bij gebrek aan onderzoek naar onverenigbaarheden, mag dit geneesmiddel niet met andere
geneesmiddelen gemengd worden.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
Na eerste gebruik: 14 dagen
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
Niet in de buurt van het vriesvak bewaren.
Na eerste gebruik
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
De pen zonder bevestigde naald bewaren. De dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
Startverpakking
Patroon (type I glas) met een rubberen zuiger (bromobutyl), felscapsules (aluminium) met daarin
gelamineerde afsluitschijven (bromobutylrubber aan de binnenkant en polyisopreen aan de
buitenkant). Elke patroon is in een wegwerppen gemonteerd.
Verpakking met 1 groene voorgevulde 10 microgram oplossing voor injectie Lyxumia-pen en 1 paarse
voorgevulde 20 microgram oplossing voor injectie Lyxumia-pen.
Elke groene voorgevulde pen bevat 3 ml oplossing, voldoende voor 14 doses van 10 mcg.
Elke paarse voorgevulde pen bevat 3 ml oplossing, voldoende voor 14 doses van 20 mcg.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Lyxumia mag niet gebruikt worden indien het bevroren is geweest.
Lyxumia kan gebruikt worden met wegwerpnaalden met een dikte van 29 G tot 32 G. Naalden worden
niet meegeleverd.
De patiënt dient geïnstrueerd te worden de naald na ieder gebruik weg te gooien overeenkomstig
lokale voorschriften en de pen te bewaren zonder dat daar een naald aan is bevestigd. Dit helpt
besmetting en mogelijke verstopping van de naald te voorkomen. De pen mag uitsluitend voor één
patiënt gebruikt worden.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F 75008 Parijs
Frankrijk
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/12/811/005 (1 voorgevulde pen + 1 voorgevulde pen)
9.
DATUM VAN EERSTE VERGUNNINGVERLENING/ VERLENGING VAN DE
VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 01 februari 2013.
Datum van laatste hernieuwing: 18 september 2017.
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF
EN FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof verantwoordelijk voor vrijgifte
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Brüningstrasse 50, Industriepark Höchst
65926 Frankfurt am Main
Duitsland
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Brüningstrasse 50, Industriepark Höchst
65926 Frankfurt am Main
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentie data (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-updates.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
· op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
· steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
OMDOOS (STARTVERPAKKING)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lixisenatide
2.
GEHALTE AAN WERZA(A)M(E) BESTANDDE(E)L(EN)
Elke dosis (0,2 ml) bevat 10 microgram lixisenatide (50 microgram per ml).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: glycerol 85%, natriumacetaattrihydraat, methionine, metacresol (zie bijsluiter voor meer
informatie), zoutzuur en natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing), water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1 voorgevulde pen van 3 ml (14 dosissen)
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
De pen 14 dagen na het eerste gebruik weggooien.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor eerste gebruik
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Niet in de buurt van het vriesvak bewaren.
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
De dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
De pen zonder bevestigde naald bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F 75008 Parijs
Frankrijk
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/12/811/001 - 1 pen
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Lyxumia 10
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
OMDOOS (ONDERHOUDSVERPAKKING)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Lixisenatide
2.
GEHALTE AAN WERZA(A)M(E) BESTANDDE(E)L(EN)
Elke dosis (0,2 ml) bevat 20 microgram lixisenatide (100 microgram per ml).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: glycerol 85%, natriumacetaattrihydraat, methionine, metacresol (zie bijsluiter voor meer
informatie), zoutzuur en natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing), water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
1 voorgevulde pen van 3 ml (14 dosissen)
2 voorgevulde pennen van 3 ml (2x14 dosissen)
6 voorgevulde pennen van 3 ml (6x14 dosissen)
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
De pen 14 dagen na het eerste gebruik weggooien.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor eerste gebruik
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Niet in de buurt van het vriesvak bewaren.
Na eerste gebruik
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
De dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
De pen zonder bevestigde naald bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F 75008 Parijs
Frankrijk
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/12/811/002 - 1 pen
EU/1/12/811/003 - 2 pennen
EU/1/12/811/004 - 6 pennen
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Lyxumia 20
17.UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
SN:
NN:
OMDOOS (STARTVERPAKKING VOOR 28 DAGEN)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Lixisenatide
2.
GEHALTE AAN WERZA(A)M(E) BESTANDDE(E)L(EN)
Elke dosis (0,2 ml) bevat 10 of 20 microgram lixisenatide.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: glycerol 85%, natriumacetaattrihydraat, methionine, metacresol (zie bijsluiter voor meer
informatie), zoutzuur en natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing), water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Oplossing voor injectie
Startverpakking
Elke verpakking met 2 voorgevulde pennen voor een behandeling van 4 weken bevat:
1 voorgevulde pen van 3 ml voor 14 dosissen van 10 microgram
1 voorgevulde pen van 3 ml voor 14 dosissen van 20 microgram
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik
Gedrukt aan de binnenzijde:
Lees voordat u uw Lyxumia-pen gaat gebruiken zorgvuldig de gebruiksaanwijzing.
U moet uw behandeling starten met de groene pen van Lyxumia 10 microgram.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
De pen 14 dagen na het eerste gebruik weggooien.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Voor eerste gebruik
Bewaren in de koelkast. Niet in de vriezer bewaren. Niet in de buurt van het vriesvak bewaren.
Na eerste gebruik
Bewaren beneden 30°C. Niet in de vriezer bewaren.
De dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
De pen zonder bevestigde naald bewaren.
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F 75008 Parijs
Frankrijk
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/12/811/005 - 2 pennen
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Lyxumia
10
20
17.UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
PC:
SN:
NN:
WORDEN VERMELD
ETIKET PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
Lyxumia 10 mcg injectie
Lixisenatide
Subcutaan gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
3 ml (14 dosissen)
6.
OVERIGE
WORDEN VERMELD
ETIKET PEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)
Lyxumia 20 mcg injectie
Lixisenatide
Subcutaan gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
3 ml (14 dosissen)
6.
OVERIGE
B. BIJSLUITER
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
lixisenatide
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
- Bewaar deze bijsluiter. Misschien hebt u hem later weer nodig.
- Hebt u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Lyxumia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u Lyxumia niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u Lyxumia?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u Lyxumia?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1. Wat is Lyxumia en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Lyxumia bevat de werkzame stof lixisenatide.
Het is een injecteerbaar geneesmiddel dat gebruikt wordt om uw lichaam te helpen uw
bloedglucosespiegel te reguleren op momenten dat deze te hoog is. Het wordt gebruikt bij
volwassenen met diabetes type 2.
Lyxumia wordt gebruikt samen met andere geneesmiddelen tegen diabetes als deze niet voldoende
zijn om uw bloedglucosespiegel onder controle te houden. Dit kunnen onder andere zijn:
· geneesmiddelen tegen diabetes (antidiabetica) die via de mond moeten worden ingenomen (zoals
metformine, pioglitazon, sulfonylureumderivaten), en/of
· een basale insuline, een soort insuline dat de hele dag blijft werken.
2. Wanneer mag u Lyxumia niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent allergisch voor een van de stoffen die in dit geneesmiddel zitten. Deze stoffen kunt u
vinden onder rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt als:
- u diabetes type 1 hebt of een aandoening genaamd `diabetische ketoacidose' (dit is een
complicatie van diabetes die optreedt als het lichaam geen glucose kan afbreken omdat er niet
genoeg insuline is), omdat dit geneesmiddel niet geschikt is voor u
- u een ontsteking van de alvleesklier heeft of heeft gehad (pancreatitis)
- u ernstige maag- of darmproblemen hebt zoals `gastroparese' (een aandoening van de
maagspieren waardoor uw maag zich minder snel ledigt)
gevallen niet wordt aanbevolen
- u ook een sulfonylureumderivaat of een basale insuline gebruikt. U kunt dan een lage
bloedglucosespiegel (hypoglykemie) krijgen. Het kan zijn dat uw arts eerst uw
bloedglucosespiegel wil controleren en daarna beslist om uw dosis basale insuline of
sulfonylureumderivaat te verlagen. Lyxumia dient niet gebruikt te worden samen met een
combinatie van zowel een basale insuline als een sulfonylureumderivaat
- u andere geneesmiddelen gebruikt, omdat er andere geneesmiddelen zijn zoals antibiotica of
maagsapresistente tabletten of capsules die niet te lang in uw maag mogen blijven (zie ook het
kopje Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?)
- u last krijgt van vochtverlies/uitdroging, bijvoorbeeld in het geval van braken, misselijkheid en
diarree. Het is belangrijk dat u uitdroging voorkomt door voldoende te drinken, vooral bij het
starten van de behandeling met Lyxumia
- u hartproblemen hebt die kortademigheid of zwelling van de enkels kunnen veroorzaken, omdat
er weinig ervaring is bij deze patiëntengroep.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Er is geen ervaring met Lyxumia bij kinderen en jongeren onder de 18 jaar. Daarom wordt het gebruik
van Lyxumia niet aanbevolen bij deze leeftijdsgroep.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Lyxumia nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw
arts, apotheker of verpleegkundige.
Lyxumia kan de werking beïnvloeden van enkele geneesmiddelen die u inslikt. Het kan zijn, dat u
sommige geneesmiddelen, zoals antibiotica of maagsapresistente tabletten of capsules die niet te lang
in uw maag mogen blijven, ten minste één uur voor of vier uur na uw injectie met Lyxumia moet
innemen.
Zwangerschap en borstvoeding
Lyxumia mag niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap. Het is niet bekend of Lyxumia schadelijk
kan zijn voor uw ongeboren kind.
Lyxumia mag niet gebruikt worden als u borstvoeding geeft. Het is niet bekend of Lyxumia overgaat
in de moedermelk.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, bent u van plan zwanger te worden of geeft u borstvoeding?
Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Als u Lyxumia samen met een sulfonylureumderivaat of een basale insuline gebruikt, kunt u een lage
bloedglucosespiegel krijgen (hypoglykemie). Hierdoor kan uw concentratievermogen afnemen en kunt
u zich duizelig of slaperig voelen. Als dit gebeurt, mag u niet rijden of gereedschap of machines
gebruiken.
Lyxumia bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis. Dat wil zeggen dat het in
wezen 'natriumvrij' is.
Lyxumia bevat metacresol
Dit geneesmiddel bevat metacresol, dat allergische reacties kan veroorzaken.
3. Hoe gebruikt u Lyxumia?
verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige.
Hoeveel moet u injecteren?
· De startdosis is 10 microgram eenmaal per dag gedurende de eerste 14 dagen - gebruik hiervoor
de
groene pen.
· Daarna is de dosis 20 microgram eenmaal per dag - gebruik hiervoor de
paarse pen.
Wanneer moet u injecteren?
Injecteer Lyxumia in het uur voorafgaand aan een maaltijd. Wanneer u de voor u meest geschikte
maaltijd voor uw injectie heeft gekozen, injecteer Lyxumia dan bij voorkeur elke dag voor diezelfde
maaltijd.
Waar moet u injecteren?
Injecteer Lyxumia in de huid (subcutaan) van uw buik (abdomen), bovenbeen (dij) of bovenarm.
Leren hoe u de voorgevulde pennen moet gebruiken
Voordat u de pen voor het eerst gebruikt, zal uw arts of verpleegkundige u laten zien hoe u Lyxumia
moet injecteren.
·
Lees altijd de gebruiksaanwijzing die in de doos zit.
·
Gebruik de pen altijd zoals beschreven wordt in deze gebruiksaanwijzing.
Andere belangrijke informatie over het gebruik van de voorgevulde pennen
In de gebruiksaanwijzing staat meer informatie over hoe u de pennen moet gebruiken. De
belangrijkste punten zijn:
· Gebruik voor elke injectie altijd een nieuwe naald. Na elk gebruik dient u de naald weg te gooien
in een geschikte naaldcontainer volgens lokale voorschriften. Overleg met uw arts,
verpleegkundige of apotheker over hoe scherpe instrumenten weggegooid moeten worden.
· Gebruik alleen naalden die geschikt zijn voor gebruik met de Lyxumia-pen (zie de
gebruiksaanwijzing).
·
U moet uw Lyxumia-pen activeren voordat u deze voor het eerst gebruikt. Daarmee verzekert
u dat de pen goed werkt en dat de dosis voor uw eerste injectie juist is.
· Als u denkt dat uw Lyxumia-pen beschadigd zou kunnen zijn, gebruik hem dan niet. Neem een
nieuwe pen. Probeer de pen niet te repareren.
Hebt u te veel van dit middel gebruikt?
Als u te veel Lyxumia hebt gebruikt, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts. Te veel Lyxumia
kan ervoor zorgen dat u misselijk wordt of moet braken.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Als u een dosis Lyxumia mist, kunt u die injecteren in het uur voorafgaand aan uw volgende maaltijd.
Neem geen dubbele dosis om een vergeten injectie in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop niet met het gebruik van Lyxumia zonder met uw arts te overleggen. Als u stopt met het gebruik
van Lyxumia kan uw bloedglucosespiegel stijgen.
Hebt u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Sommige ernstige allergische reacties (zoals anafylaxie) zijn soms gemeld bij patiënten die Lyxumia
kregen. U moet onmiddellijk medische hulp zoeken als u klachten krijgt zoals een opgezwollen
gezicht, tong of keel waardoor u moeite krijgt met ademhalen.
Stop het gebruik van Lyxumia en neem onmiddellijk contact op met een arts indien u één van de
volgende ernstige bijwerkingen ondervindt:
· Ernstige en aanhoudende buikpijn (in de maagstreek) die kan uitstralen naar uw rug met
misselijkheid en braken, aangezien dit een aanwijzing kan zijn van een ontstoken alvleesklier
(pancreatitis).
De meest voorkomende bijwerkingen die gemeld zijn met Lyxumia die kunnen voorkomen bij meer
dan 1 op de 10 gebruikers (frequentie: zeer vaak), waren misselijkheid en braken. Deze bijwerkingen
waren meestal mild van aard en gaan normaal gesproken na verloop van tijd weer over.
Andere bijwerkingen zijn:
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
· Diarree
· Hoofdpijn
· Lage bloedglucosespiegel (hypoglykemie of `hypo') vooral wanneer u Lyxumia samen met een
insuline of een sulfonylureumderivaat gebruikt
De waarschuwingstekenen van een lage bloedglucosespiegel kunnen onder andere zijn: koud zweet,
koude bleke huid, hoofdpijn, sufheid, zwakheid, duizeligheid, verwardheid of prikkelbaarheid, honger,
snelle hartslag en schrikachtigheid. Uw arts zal u vertellen wat u moet doen als u een lage
bloedglucosespiegel krijgt.
De kans dat dit gebeurt is groter als u ook een sulfonylureumderivaat of een basale insuline gebruikt.
Het kan zijn dat uw arts de dosis van deze medicijnen verlaagt voordat u Lyxumia gaat gebruiken.
Vaak voorkomende bijwerkingen: komen voor bij 1 op de 10 gebruikers
· Griep (influenza)
· Verkoudheid (infectie van de bovenste luchtwegen)
· Duizeligheid
· Indigestie (dyspepsie)
· Rugpijn
· Blaasontsteking (cystitis)
· Virusinfectie
· Lage bloedglucosespiegel (wanneer Lyxumia wordt gebruikt met metformine)
· Slaperigheid (somnolentie)
· Reacties ter hoogte van de injectieplaats (zoals jeuk)
Soms voorkomende bijwerkingen: komen voor bij 1 op de 100 gebruikers
· Galbulten (urticaria)
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5. Hoe bewaart u Lyxumia?
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket
van de pen en op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor eerste gebruik
Bewaren in de koelkast (2°C - 8). Niet in de vriezer bewaren. Niet in de buurt van het vriesvak
bewaren.
Nadat u de pen in gebruik heeft genomen
De pen kan 14 dagen lang gebruikt worden wanneer de pen bewaard wordt beneden 30°C. Niet in de
vriezer bewaren. Bewaar de pen zonder naald eraan vast. Wanneer u de pen niet gebruikt, moet u de
dop op de pen houden ter bescherming tegen licht.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is lixisenatide.
- Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie: Elke dosis bevat 10 microgram lixisenatide
(50 microgram per ml).
- Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie: Elke dosis bevat 20 microgram lixisenatide
(100 microgram per ml).
- De andere stoffen in dit middel zijn glycerol 85%, natriumacetaattrihydraat, methionine,
metacresol, zoutzuur (voor pH-aanpassing), natriumhydroxideoplossing (voor pH-aanpassing) en
water voor injecties.
Hoe ziet Lyxumia eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Lyxumia is een heldere en kleurloze oplossing voor injectie (injectie) in een glazen patroon die in een
voorgevulde pen gemonteerd zit.
Elke groene pen van Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie bevat 3 ml oplossing, voldoende
voor 14 dosissen van 10 microgram. Verpakkingsgrootte: 1 voorgevulde pen.
Elke paarse pen van Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie bevat 3 ml oplossing, voldoende
voor 14 dosissen van 20 microgram. Verpakkingsgrootten: 1, 2 of 6 voorgevulde pennen. Mogelijk
zijn niet alle genoemde verpakkingsgrootten beschikbaar in uw land.
Er is ook een startverpakking beschikbaar voor gebruik tijdens de eerste 28 dagen van de behandeling.
De startverpakking bevat één groene pen van Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie en één
paarse pen van Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
sanofi-aventis groupe
54, rue La Boétie
F 75008 Parijs
Frankrijk
Fabrikant
Sanofi Aventis Deutschland GmbH
Industriepark Höchst - 65926 Frankfurt am Main
Duitsland
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Sanofi Belgium
Swixx Biopharma UAB
Tél/Tel: +32 (0)2 710 54 00
Tel: +370 5 236 91 40
Luxembourg/Luxemburg
Swixx Biopharma EOOD
Sanofi Belgium
.: +359 (0)2 4942 480
Tél/Tel: +32 (0)2 710 54 00 (Belgique/Belgien)
Ceská republika
Magyarország
sanofi-aventis, s.r.o.
SANOFI-AVENTIS Zrt.
Tel: +420 233 086 111
Tel.: +36 1 505 0050
Danmark
Malta
Sanofi A/S
Sanofi S.r.l.
Tlf: +45 45 16 70 00
Tel: +39 02 39394275
Deutschland
Nederland
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
Genzyme Europe B.V.
Tel.: 0800 52 52 010
Tel: +31 20 245 4000
Tel. aus dem Ausland: +49 69 305 21 131
Eesti
Norge
Swixx Biopharma OÜ
sanofi-aventis Norge AS
Tel: +372 640 10 30
Tlf: +47 67 10 71 00
Österreich
sanofi-aventis AEBE
sanofi-aventis GmbH
: +30 210 900 16 00
Tel: +43 1 80 185 0
España
Polska
sanofi-aventis, S.A
sanofi-aventis Sp. z o.o.
Tel: +34 93 485 94 00
Tel.: +48 22 280 00 00
France
Portugal
sanofi-aventis France
Sanofi - Produtos Farmacêuticos, Lda.
Tél: 0 800 222 555
Tel: +351 21 35 89 400
Appel depuis l'étranger : +33 1 57 63 23 23
Hrvatska
România
Swixx Biopharma d.o.o.
Sanofi Romania SRL
Tel: +385 1 2078 500
Tel: +40 (0) 21 317 31 36
Ireland
Slovenija
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Swixx Biopharma d.o.o.
Tel: +353 (0) 1 403 56 00
Tel: +386 1 235 51 00
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Swixx Biopharma s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 208 33 600
Suomi/Finland
Sanofi S.r.l.
Sanofi Oy
Tel: 800 13 12 12 (domande di tipo tecnico)
Puh/Tel: +358 (0) 201 200 300
800 536 389 (altre domande
Sverige
C.A. Papaellinas Ltd.
Sanof AB
: +357 22 741741
Tel: +46 (0)8 634 50 00
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
Swixx Biopharma SIA
sanofi-aventis Ireland Ltd. T/A SANOFI
Tel: +371 6 616 47 50
Tel: +44 (0) 800 035 2525
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie
Lixisenatide
GEBRUIKSAANWIJZING
Elke voorgevulde pen bevat 14 dosissen. Elke dosis bevat
10 microgram in
0,2 ml.
Rubriek 1 BELANGRIJKE INFORMATIE
Lees deze instructies zorgvuldig door voordat u uw Lyxumia-pen gaat gebruiken.
Bewaar deze instructies zodat u ze in de toekomst nog eens kunt raadplegen.
Informatie over de Lyxumia-pen
Lyxumia wordt geleverd als een voorgevulde pen voor injectie.
·
Injecteer slechts één dosis per dag.
· Elke Lyxumia-pen bevat 14 vooraf ingestelde dosissen. De dosissen hoeven niet afgemeten te
worden.
· Praat met uw arts, apotheker of verpleegkundige over hoe u op de juiste manier moet injecteren
voordat u de pen gaat gebruiken.
· Als u niet zelf alle instructies kunt opvolgen of niet in staat bent om de pen te gebruiken
(bijvoorbeeld omdat u slechtziend bent), gebruik de pen dan alleen als u daarbij geholpen wordt.
Over uw Lyxumia-pen
Rubberen
Activatievenster
Injectieknop
afsluiting
Dop
Patroon
Dosisschaal
Pijlvenster
verdeling
Zwarte zuiger
De zuiger zal na iedere injectie langs de dosisschaalverdeling
verschuiven. In het bovenstaande voorbeeld laat het
dosisaantal zien dat er nog 13 injecties over zijn.
· Deze pen is bedoeld voor gebruik door één persoon. Deel hem niet met iemand anders.
· Controleer altijd het etiket om er zeker van te zijn dat u de juiste Lyxumia-pen heeft. Controleer
ook of de uiterste houdbaarheidsdatum nog niet is verstreken. Het verkeerde geneesmiddel
gebruiken kan schadelijk zijn voor uw gezondheid.
· Probeer de vloeistof niet met een injectiespuit uit de patroon te halen.
Over uw naald (apart geleverd)
Buitenste
Binnenste
Naald
Beschermende
naalddopje
naalddopje
zegel
· Gebruik alleen naalden die goedgekeurd zijn voor gebruik met Lyxumia. Gebruik voor uw
Lyxumia-pen wegwerpnaalden met een dikte van 29G tot 32G. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige welke naalddikte- en lengte het meest geschikt zijn voor u.
· Als iemand anders de injectie geeft, moet deze persoon goed opletten dat hij niet per ongeluk
iemand verwondt met de naald. Hierdoor kunnen mogelijk infecties overgedragen worden.
· Gebruik voor elke injectie altijd een nieuwe naald. Dit helpt besmetting van Lyxumia en
mogelijke verstopping van de naald te voorkomen.
Rubriek 2 UW PEN VOORBEREIDEN VOOR GEBRUIK
·
Activeer de pen op dezelfde dag als uw eerste injectie
Activeer eerst uw nieuwe pen
·
Voordat u een dosis injecteert: voorafgaand aan de injectie moet u eerst overtollige vloeistof uit
uw nieuwe pen verwijderen. Dit doet u één keer. Dit heet het `activatieproces'. In de stappen 1 tot
en met 5 hieronder wordt uitgelegd hoe dit moet.
· De activatie is nodig om ervoor te zorgen dat de pen goed werkt en dat de dosis voor uw eerste
injectie juist is.
·
Herhaal
het activatieproces
niet, omdat u dan geen 14 dosissen meer uit uw Lyxumia-pen kunt
halen.
De plaatjes hieronder laten zien hoe het activatievenster op de injectieknop van uw pen verandert na
activatie.
Nieuwe pen
Pen die klaar is voor injectie
(oranje venster)
(wit venster)
De pen is geactiveerd en klaar om te injecteren. Na activatie blijft het venster wit.
Hoe activeert u uw nieuwe Lyxumia-pen?
Stap
1 Trek de dop van de pen en controleer de pen
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder en
Controleer of het
kleurloos zijn zonder deeltjes. Als dat niet het geval is,
activatievenster
moet u de pen niet gebruiken. Neem dan contact op met
oranje is.
uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Stap 2 Bevestig een naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik altijd een
nieuwe naald voor activatie.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
Bewaren
Weggooien
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap
3 Trek de injectieknop uit
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap
4 Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om overtollige vloeistof te verwijderen
Richt de naald in een geschikt opvangmiddel (bijvoorbeeld een kartonnen bekertje of een doekje) om
de vloeistof op te vangen zodat u het daarna weg kunt gooien.
Druk de injectieknop helemaal in. U kunt een `klik' horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5 om ook de laatste druppels te verwijderen.
Klik
sec.
Als er geen vloeistof uitkomt, kijk dan in de rubriek `Vragen en antwoorden'.
Controleer of het activatievenster nu wit is.
Stap
5 De pen is nu geactiveerd.
Activeer deze pen niet nog een keer.
U hoeft de naald
niet te vervangen tussen de activatie en uw eerste injectie.
Ga voor uw eerste injectie direct door naar rubriek 3 - Stap C.
Zie ommezijde
Rubriek 3 - DAGELIJKS GEBRUIK VAN DE PEN
Voer de instructies in deze rubriek alleen uit als het activatievenster wit is.
Injecteer elke dag slechts één dosis.
Stap
A. Trek de dop van de pen en controleer de pen
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder, kleurloos en vrij van deeltjes zijn. Als dat niet zo is,
gebruik de pen dan niet. Kijk in de rubriek `Vragen en antwoorden' als u luchtbellen ziet.
Controleer het aantal dosissen dat nog in de pen zit. Dit kunt u zien aan de plek waar de zwarte zuiger
op de dosisschaalverdeling staat.
Controleer of het activatievenster wit is. Als het oranje is, ga dan naar rubriek 2.
Controleer het etiket op uw pen om er zeker van te zijn dat u het juiste geneesmiddel heeft.
Stap
B. Bevestig een nieuwe naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik voor elke injectie altijd een
nieuwe naald.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
Bewaren
Weggooien
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap
C. Trek de injectieknop uit
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap
D. Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om de dosis te injecteren
klik
sec.
Pak een huidplooi vast en breng de naald in (zie de rubriek `Injectieplaatsen' voor informatie over
waar u moet injecteren).
Druk de injectieknop helemaal in. U kunt een `klik' horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5 om de volledige dosis te krijgen.
Uw dosis is nu toegediend. Trek de naald uit uw huid.
Stap
E. Verwijder de naald na elke injectie en gooi de naald weg
Leg het buitenste naalddopje op een plat oppervlak. Steek de naald in het buitenste naalddopje.
Doe het buitenste naalddopje weer op de naald.
Knijp in het buitenste naalddopje om de naald vast te houden en draai de naald los van de pen.
Vraag uw apotheker hoe u de naald die u niet meer gebruikt moet weggooien.
Doe de dop weer op de pen.
Stap
F. Herhaal alle stappen in rubriek 3 voor elke injectie.
Gooi de pen 14 dagen na activatie weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Activatie- en weggooitabel
Noteer in de tabel de datum waarop u uw pen heeft geactiveerd en de datum waarop u de pen 14 dagen
later weg moet gooien.
Pen
Datum
Datum
activatie
weggooien
1
Bewaren
Algemene informatie
· Bewaar uw Lyxumia-pennen op een veilige plaats, buiten het zicht en bereik van kinderen.
· Bescherm uw Lyxumia-pennen tegen stof en vuil.
· Doe de dop na ieder gebruik weer op de pen ter bescherming tegen licht.
· Gebruik Lyxumia niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket en
op de doos. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor activatie van de pen:
· Bewaar uw ongebruikte Lyxumia-pennen in de koelkast (2°C 8°C).
· Bewaar Lyxumia-pennen niet in de vriezer en gebruik Lyxumia niet meer als het bevroren is
geweest.
· Laat uw pen voor gebruik op kamertemperatuur komen.
Na activatie van de pen:
· Nadat u uw Lyxumia-pen heeft geactiveerd, moet u de pen bewaren beneden 30°C. Bewaar
Lyxumia na activatie niet in de vriezer.
· Bewaar uw Lyxumia-pen zonder dat er een naald aan bevestigd is. Een bevestigde naald kan
besmetting en mogelijk inlaat van lucht veroorzaken, wat de nauwkeurigheid van de dosis kan
beïnvloeden.
· Nadat uw Lyxumia-pen is geactiveerd, kunt u deze maximaal 14 dagen gebruiken. Gooi een
gebruikte Lyxumia-pen na 14 dagen weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Weggooien
· Doe de dop weer op de pen voordat u uw Lyxumia-pen weggooit.
· Gooi uw Lyxumia-pen weg; vraag uw apotheker hoe u geneesmiddelen die u niet meer gebruikt
moet weggooien.
Onderhoud
· Ga voorzichtig om met uw Lyxumia-pen.
· U kunt de buitenkant van uw Lyxumia-pen reinigen met behulp van een vochtige doek.
· Dompel uw Lyxumia-pen niet onder, was de pen niet en doe er geen vloeistoffen op (smeren). Dit
kan de pen beschadigen.
· Als u denkt dat uw Lyxumia-pen beschadigd zou kunnen zijn, gebruik hem dan niet. Probeer de
pen niet te repareren.
Injectieplaatsen
Voorkant
Achterkant
Lyxumia moet onder de huid geïnjecteerd worden en kan in alle gebieden geïnjecteerd worden die
hierboven blauw zijn gemarkeerd. Dat zijn de dij, buik of bovenarm. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige hoe u op de juiste manier injecteert.
Vragen en antwoorden
Wat moet ik doen als ik de Lyxumia-pen vergeet te activeren of mezelf injecteer voor activatie?
Als u zich heeft geïnjecteerd voor activatie van de pen, corrigeer dit dan niet door uzelf een tweede
injectie te geven. Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voor advies over het
controleren van uw bloedglucosespiegel.
Wat moet ik doen als er luchtbellen in de patroon zitten?
Het is normaal dat er kleine luchtbelletjes in de patroon zitten, dit is niet schadelijk voor u. Uw dosis
zal juist zijn en u kunt de instructies gewoon blijven volgen. Neem contact op met uw arts, apotheker
of verpleegkundige als u hulp nodig heeft.
Wat moet ik doen als er geen vloeistof uit de pen komt tijdens de activatie?
Het kan zijn dat de naald verstopt is of niet juist op de pen is gedraaid. Verwijder de naald van de pen,
bevestig een nieuwe naald, en herhaal alleen stappen 4 en 5. Als er nog altijd geen vloeistof naar
buiten komt, kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn. Gebruik deze Lyxumia-verpakking niet. Neem
contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voor ondersteuning.
Wat moet ik doen als het volledig indrukken van de injectieknop moeilijk gaat?
Het kan zijn dat de naald verstopt is of niet juist op de pen is gedraaid. Trek de naald uit uw huid en
verwijder de naald van de pen. Bevestig een nieuwe naald en herhaal alleen stappen D en E. Als het
nog altijd moeilijk is om de injectieknop in te drukken dan kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn.
Gebruik deze Lyxumia-verpakking niet. Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige
voor ondersteuning.
verpleegkundige, of bel het lokale nummer van sanofi-aventis dat te vinden is in de `Bijsluiter:
informatie voor de gebruiker' van Lyxumia (afzonderlijk bijgesloten in de doos).
Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie
Lixisenatide
GEBRUIKSAANWIJZING
Elke voorgevulde pen bevat 14 dosissen. Elke dosis bevat
20 microgram in 0,2 ml.
Rubriek 1 BELANGRIJKE INFORMATIE
Lees deze instructies zorgvuldig door voordat u uw Lyxumia-pen gaat gebruiken.
Bewaar deze instructies zodat u ze in de toekomst nog eens kunt raadplegen.
Informatie over de Lyxumia-pen
Lyxumia wordt geleverd als een voorgevulde pen voor injectie.
·
Injecteer slechts één dosis per dag.
· Elke Lyxumia-pen bevat 14 vooraf ingestelde dosissen. De dosissen hoeven niet afgemeten te
worden.
· Praat met uw arts, apotheker of verpleegkundige over hoe u op de juiste manier moet injecteren
voordat u de pen gaat gebruiken.
· Als u niet zelf alle instructies kunt opvolgen of niet in staat bent om de pen te gebruiken
(bijvoorbeeld omdat u slechtziend bent), gebruik de pen dan alleen als u daarbij geholpen wordt.
Over uw Lyxumia-pen
Activatievenster
Injectieknop
Rubberen
afsluiting
Dop
Dosisschaal
Pijlvenster
Patroon
verdeling
Zwarte zuiger
De zuiger zal na iedere injectie langs de dosisschaalverdeling
verschuiven. In het bovenstaande voorbeeld laat het
dosisaantal zien dat er nog 13 injecties over zijn.
· Deze pen is bedoeld voor gebruik door één persoon. Deel hem niet met iemand anders.
· Controleer altijd het etiket om er zeker van te zijn dat u de juiste Lyxumia-pen heeft. Controleer
ook of de uiterste houdbaarheidsdatum nog niet is verstreken. Het verkeerde geneesmiddel
gebruiken kan schadelijk zijn voor uw gezondheid.
· Probeer de vloeistof niet met een injectiespuit uit de patroon te halen.
Over uw naald (apart geleverd)
Buitenste
Binnenste
Naald
Beschermende
naalddopje
naalddopje
zegel
· Gebruik alleen naalden die goedgekeurd zijn voor gebruik met Lyxumia. Gebruik voor uw
Lyxumia-pen wegwerpnaalden met een dikte van 29G tot 32G. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige welke naalddikte en -lengte het meest geschikt zijn voor u.
· Als iemand anders de injectie geeft, moet deze persoon goed opletten dat hij/zij niet per ongeluk
iemand verwondt met de naald. Hierdoor kunnen mogelijk infecties overgedragen worden.
· Gebruik voor elke injectie altijd een nieuwe naald. Dit helpt besmetting van Lyxumia en
mogelijke verstopping van de naald te voorkomen.
Rubriek 2 UW PEN VOORBEREIDEN VOOR GEBRUIK
·
Activeer de pen op dezelfde dag als uw eerste injectie.
Activeer eerst uw nieuwe pen
·
Voordat u een dosis injecteert: voorafgaand aan de injectie moet u eerst overtollige vloeistof uit
uw nieuwe pen verwijderen. Dit doet u één keer. Dit heet het `activatieproces'. In de stappen 1 tot
en met 5 hieronder wordt uitgelegd hoe dit moet.
· De activatie is nodig om ervoor te zorgen dat de pen goed werkt en dat de dosis voor uw eerste
injectie juist is.
·
Herhaal het activatieproces niet, omdat u dan geen 14 dosissen meer uit uw Lyxumia-pen kunt
halen.
De plaatjes hieronder laten zien hoe het activatievenster op de injectieknop van uw pen verandert na
activatie.
Nieuwe pen
Pen die klaar is voor injectie
(oranje venster)
(wit venster)
De pen is geactiveerd en klaar om te injecteren. Na activatie blijft het venster wit.
Hoe activeert u uw nieuwe Lyxumia-pen?
Stap
1 Trek de dop van de pen en controleer de pen
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder en
Controleer of het
kleurloos zijn zonder deeltjes. Als dat niet het geval is,
activatievenster oranje is.
moet u de pen niet gebruiken. Neem dan contact op met
uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Stap
2 Bevestig een naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik altijd een
nieuwe naald voor activatie.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
Bewaren
Weggooien
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap
3 Trek de injectieknop uit
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap
4 Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om overtollige vloeistof te verwijderen
Richt de naald in een geschikt opvangmiddel (bijvoorbeeld een kartonnen bekertje of een doekje) om
de vloeistof op te vangen zodat u het daarna weg kunt gooien.
Druk de injectieknop helemaal in. U kunt een `klik' horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5 om ook de laatste druppels te verwijderen.
Klik
sec.
Als er geen vloeistof uitkomt, kijk dan in de rubriek `Vragen en antwoorden'.
Controleer of het activatievenster nu wit is.
Stap
5 De pen is nu geactiveerd.
Activeer deze pen niet nog een keer.
U hoeft de naald
niet te vervangen tussen de activatie en uw eerste injectie.
Ga voor uw eerste injectie direct door naar rubriek 3 Stap C.
Zie ommezijde
Rubriek 3 - DAGELIJKS GEBRUIK VAN DE PEN
Voer de instructies in deze rubriek alleen uit als het activatievenster wit is.
Injecteer elke dag slechts één dosis.
Stap
A. Trek de dop van de pen en controleer de pen
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder, kleurloos en vrij van deeltjes zijn. Als dat niet zo is,
gebruik de pen dan niet. Kijk in de rubriek `Vragen en antwoorden' als u luchtbellen ziet.
Controleer het aantal dosissen dat nog in de pen zit. Dit kunt u zien aan de plek waar de zwarte zuiger
op de dosisschaalverdeling staat.
Controleer of het activatievenster wit is. Als het oranje is, ga dan naar rubriek 2.
Controleer het etiket op uw pen om er zeker van te zijn dat u het juiste geneesmiddel heeft.
Stap
B. Bevestig een nieuwe naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik voor elke injectie altijd een
nieuwe naald.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
Bewaren
Weggooie
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap C. Trek de injectieknop uit
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap D. Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om de dosis te injecteren
klik
sec.
Pak een huidplooi vast en breng de naald in (zie de rubriek `Injectieplaatsen' voor informatie over
waar u moet injecteren).
Druk de injectieknop helemaal in. U kunt een `klik' horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5 om de volledige dosis te krijgen.
Uw dosis is nu toegediend. Trek de naald uit uw huid.
Stap
E. Verwijder de naald na elke injectie en gooi de naald weg
Leg het buitenste naalddopje op een plat oppervlak. Steek de naald in het buitenste naalddopje.
Doe het buitenste naalddopje weer op de naald.
Knijp in het buitenste naalddopje om de naald vast te houden en draai de naald los van de pen.
Vraag uw apotheker hoe u de naald die u niet meer gebruikt moet
weggooien.
Doe de dop weer op de pen.
Stap
F. Herhaal alle stappen in rubriek 3 voor elke injectie.
Gooi de pen 14 dagen na activatie weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Activatie- en weggooitabel
Noteer in de tabel de datum waarop u uw pen heeft geactiveerd en de datum waarop u de pen 14 dagen
later weg moet gooien.
Pen
Datum
Datum
activatie
weggooien
1
2
3
4
5
6
Bewaren
Algemene informatie
· Bewaar uw Lyxumia-pennen op een veilige plaats, buiten het zicht en bereik van kinderen.
· Bescherm uw Lyxumia-pennen tegen stof en vuil.
· Doe de dop na ieder gebruik weer op de pen ter bescherming tegen licht.
· Gebruik Lyxumia niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket en
op de doos. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor activatie van de pen:
· Bewaar uw ongebruikte Lyxumia-pennen in de koelkast (2°C 8°C).
· Bewaar Lyxumia-pennen niet in de vriezer en gebruik Lyxumia niet meer als het bevroren is
geweest.
· Laat uw pen voor gebruik op kamertemperatuur komen.
Na activatie van de pen:
· Nadat u uw Lyxumia-pen heeft geactiveerd, moet u de pen bewaren beneden 30°C. Bewaar
Lyxumia na activatie niet in de vriezer.
· Bewaar uw Lyxumia-pen zonder dat er een naald aan bevestigd is. Een bevestigde naald kan
besmetting en mogelijk inlaat van lucht veroorzaken, wat de nauwkeurigheid van de dosis kan
beïnvloeden.
· Nadat uw Lyxumia-pen is geactiveerd, kunt u deze maximaal 14 dagen gebruiken. Gooi een
gebruikte Lyxumia-pen na 14 dagen weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Weggooien
· Doe de dop weer op de pen voordat u uw Lyxumia-pen weggooit.
· Gooi uw Lyxumia-pen weg; vraag uw apotheker hoe u geneesmiddelen die u niet meer gebruikt
moet weggooien.
Onderhoud
· Ga voorzichtig om met uw Lyxumia-pen.
· U kunt de buitenkant van uw Lyxumia-pen reinigen met behulp van een vochtige doek.
· Dompel uw Lyxumia-pen niet onder, was de pen niet en doe er geen vloeistoffen op (smeren). Dit
kan de pen beschadigen.
· Als u denkt dat uw Lyxumia-pen beschadigd zou kunnen zijn, gebruik hem dan niet. Probeer de
pen niet te repareren.
Injectieplaatsen
Voorkant
Achterkant
Lyxumia moet onder de huid geïnjecteerd worden en kan in alle gebieden geïnjecteerd worden die
hierboven blauw zijn gemarkeerd. Dat zijn de dij, buik of bovenarm. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige hoe u op de juiste manier injecteert.
Vragen en antwoorden
Wat moet ik doen als ik de Lyxumia-pen vergeet te activeren of mezelf injecteer voor activatie?
Als u zich heeft geïnjecteerd voor activatie van de pen, corrigeer dit dan niet door uzelf een tweede
injectie te geven. Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voor advies over het
controleren van uw bloedglucosespiegel.
Wat moet ik doen als er luchtbellen in de patroon zitten?
Het is normaal dat er kleine luchtbelletjes in de patroon zitten, dit is niet schadelijk voor u. Uw dosis
zal juist zijn en u kunt de instructies gewoon blijven volgen. Neem contact op met uw arts, apotheker
of verpleegkundige als u hulp nodig heeft.
Wat moet ik doen als er geen vloeistof uit de pen komt tijdens de activatie?
Het kan zijn dat de naald verstopt is of niet juist op de pen is gedraaid. Verwijder de naald van de pen,
bevestig een nieuwe naald, en herhaal alleen stappen 4 en 5. Als er nog altijd geen vloeistof naar
buiten komt, kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn. Gebruik deze Lyxumia-verpakking niet. Neem
contact op met uw arts, apotheker of diabetesverpleegkundige voor ondersteuning.
Wat moet ik doen als het volledig indrukken van de injectieknop moeilijk gaat?
verwijder de naald van de pen. Bevestig een nieuwe naald en herhaal alleen stappen D en E. Als het
nog altijd moeilijk is om de injectieknop in te drukken dan kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn.
Gebruik deze Lyxumia-verpakking niet. Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige
voor ondersteuning.
Als u vragen heeft over Lyxumia of over diabetes, neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige of bel het lokale nummer van sanofi-aventis dat te vinden is in de `Bijsluiter:
informatie voor de gebruiker' van Lyxumia (afzonderlijk bijgesloten in de doos).
Lyxumia
Lixisenatide
GEBRUIKSAANWIJZING
Startverpakking bevat twee voorgevulde pennen met elk
14 dosissen.
Eén groene
10 microgram-pen (Lyxumia 10 microgram oplossing voor injectie); elke dosis bevat
10 microgram
in
0,2 ml.
Eén
paarse
20 microgram-pen (Lyxumia 20 microgram oplossing voor injectie) elke dosis bevat
20 microgram in 0,2 ml.
Rubriek 1 BELANGRIJKE INFORMATIE
Lees deze instructies zorgvuldig door voordat u uw Lyxumia-pennen gaat gebruiken.
Bewaar deze instructies zodat u ze in de toekomst nog eens kunt raadplegen.
Informatie over de Lyxumia-pen
·
Injecteer slechts één dosis per dag.
· Elke Lyxumia-pen bevat 14 vooraf ingestelde dosissen. De dosissen hoeven niet afgemeten te
worden.
· Praat met uw arts, apotheker of verpleegkundige over hoe u op de juiste manier moet injecteren
voordat u de pen gaat gebruiken.
· Als u niet zelf alle instructies kunt opvolgen of niet in staat bent om de pen te gebruiken
(bijvoorbeeld omdat u slechtziend bent), gebruik de pen dan alleen als u daarbij geholpen wordt.
Over uw startverpakking
De Lyxumia startverpakking bevat twee verschillend gekleurde pennen. Elke pen bevat Lyxumia in
een andere sterkte. Beide pennen worden op dezelfde manier gebruikt.
· De groene pen bevat 14 vooraf ingestelde dosissen. Elke dosis bevat 10 microgram Lyxumia.
· De paarse pen bevat 14 vooraf ingestelde dosissen. Elke dosis bevat 20 microgram Lyxumia.
U moet uw behandeling beginnen met de groene pen voor 10 microgram Lyxumia. Gebruik eerst alle
14 dosissen in deze pen. Ga daarna verder met de paarse pen voor 20 microgram Lyxumia.
Over uw Lyxumia-pennen
Groene pen voor 10 microgram Lyxumia
Rubberen
Activatievenster
Injectieknop
afsluiting
Dop
Patroon
Dosisschaal
Pijlvenster
verdeling
Paarse pen voor 20 microgram Lyxumia
Zwarte zuiger
De zuiger zal na iedere injectie langs de dosisschaalverdeling
verschuiven. In het bovenstaande voorbeeld laat het dosisaantal zien
dat er nog 13 injecties over zijn.
· Deze pennen zijn bedoeld voor gebruik door één persoon. Deel ze niet met iemand anders.
· Controleer altijd het etiket om er zeker van te zijn dat u de juiste Lyxumia-pen heeft. Controleer
ook of de uiterste houdbaarheidsdatum nog niet is verstreken. Het verkeerde geneesmiddel
gebruiken kan schadelijk zijn voor uw gezondheid.
· Probeer de vloeistof niet met een injectiespuit uit de patroon te halen.
Over uw naald (apart geleverd)
Buitenste
Binnenste
Naald
Beschermende
naalddopje
naalddopje
zegel
· Gebruik alleen naalden die goedgekeurd zijn voor gebruik met Lyxumia. Gebruik voor uw
Lyxumia-pen wegwerpnaalden met een dikte van 29G tot 32G. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige welke naalddikte en -lengte het meest geschikt zijn voor u.
· Als iemand anders de injectie geeft, moet deze persoon goed opletten dat hij/zij niet per ongeluk
iemand verwondt met de naald. Hierdoor kunnen mogelijk infecties overgedragen worden.
· Gebruik voor elke injectie altijd een nieuwe naald. Dit helpt besmetting van Lyxumia en
mogelijke verstopping van de naald te voorkomen.
Rubriek 2 UW PEN VOORBEREIDEN VOOR GEBRUIK
Start met de groene pen voor 10 microgram Lyxumia.
·
Activeer de paarse pen voor 20 microgram Lyxumia niet voordat u de groene pen helemaal
heeft opgebruikt.
·
Activeer de pen op dezelfde dag als uw eerste injectie.
Activeer eerst uw nieuwe pen
·
Voordat u een dosis injecteert: voorafgaand aan de injectie moet u eerst overtollige vloeistof uit
uw nieuwe pen verwijderen. Dit doet u één keer. Dit heet het `activatieproces'. In de stappen 1 tot
en met 5 hieronder wordt uitgelegd hoe dit moet.
· De activatie is nodig om ervoor te zorgen dat de pen goed werkt en dat de dosis voor uw eerste
injectie juist is.
·
Herhaal het activatieproces
niet, omdat u dan geen 14 dosissen meer uit uw Lyxumia-pen kunt
halen.
De plaatjes hieronder laten zien hoe het activatievenster op de injectieknop van uw pen verandert na
activatie.
Nieuwe pen
Pen die klaar is voor injectie
(oranje venster)
(wit venster)
De pen is geactiveerd en klaar om te injecteren. Na activatie blijft het venster wit.
Hoe activeert u uw nieuwe Lyxumia-pen?
Stap
1 Trek de dop van de pen en controleer de pen
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder en
Controleer of het
kleurloos zijn zonder deeltjes. Als dat niet het geval is,
activatievenster
moet u de pen niet gebruiken. Neem dan contact op met
oranje is.
uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Stap
2 Bevestig een naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik altijd een
nieuwe naald voor activatie.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
Bewaren
Weggooie
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap
3 Trek de injectieknop uit
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap
4 Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om overtollige vloeistof te verwijderen
Richt de naald in een geschikt opvangmiddel (bijvoorbeeld een kartonnen bekertje of een doekje) om
de vloeistof op te vangen zodat u het daarna weg kunt gooien.
Druk de injectieknop helemaal in. U kunt een `klik' horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5 om ook de laatste druppels te verwijderen.
Klik
sec.
Als er geen vloeistof uitkomt, kijk dan in de rubriek `Vragen en antwoorden'.
Controleer of het activatievenster nu wit is.
Stap
5 De pen is nu geactiveerd.
Activeer deze pen niet nog een keer.
U hoeft de naald
niet te vervangen tussen de activatie en uw eerste injectie.
Ga voor uw eerste injectie direct door naar rubriek 3 Stap C.
Zie ommezijde
Rubriek 3 - DAGELIJKS GEBRUIK VAN DE PEN
Voer de instructies in deze rubriek alleen uit als het activatievenster wit is.
Injecteer elke dag slechts één dosis.
Stap A. Trek de dop van de pen en controleer de pen
Controleer de vloeistof. De vloeistof moet helder, kleurloos en vrij van deeltjes zijn. Als dat niet zo is,
gebruik deze startverpakking dan niet. Kijk in de rubriek `Vragen en antwoorden' als u luchtbellen
ziet.
Controleer het aantal dosissen dat nog in de pen zit. Dit kunt u zien aan de plek waar de zwarte zuiger
op de dosisschaalverdeling staat.
Controleer of het activatievenster wit is. Als het oranje is, ga dan naar rubriek 2.
Controleer het etiket op uw pen om er zeker van te zijn dat u het juiste geneesmiddel heeft.
Stap
B. Bevestig een nieuwe naald en verwijder de naalddopjes
Gebruik voor elke injectie altijd een
nieuwe naald.
Verwijder de beschermende zegel van het buitenste naalddopje.
Houd de naald in het verlengde van de pen. Houd de naald recht terwijl u de naald op de pen
vastdraait.
Bewaren
Weggooien
Pas op dat u zichzelf niet verwondt wanneer de naald niet meer afgedekt is.
Trek het binnenste en buitenste naalddopje van de naald. Bewaar het buitenste naalddopje; dit heeft u
later weer nodig om de naald te verwijderen.
Stap
C. Trek de injectieknop uit
Trek stevig aan de injectieknop totdat deze stopt.
De pijl wijst nu in de richting van de naald.
Stap
D. Druk op de injectieknop en houd deze ingedrukt om de dosis te injecteren
klik
sec.
Pak een huidplooi vast en breng de naald in (zie de rubriek `Injectieplaatsen' voor informatie over
waar u moet injecteren).
Druk de injectieknop helemaal in. U kunt een `klik' horen of voelen.
Houd de injectieknop ingedrukt en tel langzaam tot 5 om de volledige dosis te krijgen.
Uw dosis is nu toegediend. Trek de naald uit uw huid.
Stap
E. Verwijder de naald na elke injectie en gooi de naald weg
Leg het buitenste naalddopje op een plat oppervlak. Steek de naald in het buitenste naalddopje.
Doe het buitenste naalddopje weer op de naald.
Knijp in het buitenste naalddopje om de naald vast te houden en draai de naald los van de pen.
Vraag uw apotheker hoe u de naald die u niet meer gebruikt moet weggooien.
Doe de dop weer op de pen.
Stap
F. Herhaal alle stappen in rubriek 3 voor elke injectie.
Gooi de pen 14 dagen na activatie weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Nadat u de groene pen weg heeft gegooid, gaat u verder naar rubriek 4 om te beginnen met het gebruik
van de paarse pen.
Rubriek 4 OVERSTAPPEN OP DE PAARSE PEN
Opgebruikte groene 10 microgram-pen
De groene pen voor 10 microgram Lyxumia is leeg wanneer de zwarte zuiger op `0' staat op de
dosisschaalverdeling en de injectieknop niet meer helemaal uitgetrokken kan worden.
Wanneer de groene pen voor 10 microgram Lyxumia leeg is, moet u uw behandeling voortzetten door
uw volgende injectie te nemenmet de paarse 20 microgram Lyxumia-pen, wanneer het tijd is. Deze
pen wordt op precies dezelfde manier gebruikt als de groene pen.
Gebruik van de paarse 20 microgram-pen
Activatie van de paarse 20 microgram-pen
De paarse pen voor 20 microgram Lyxumia moet ook geactiveerd worden voor gebruik. Volg alle
stappen in rubriek 2.
Gebruik van de paarse 20 microgram-pen
Om een dosis te injecteren met de paarse pen voor 20 microgram Lyxumia, volgt u alle stappen in
rubriek 3. Herhaal rubriek 3 voor uw dagelijkse injecties totdat uw pen leeg is.
Activatie- en weggooitabel
Noteer in de tabel de datum waarop u uw pen heeft geactiveerd en de datum waarop u de pen 14 dagen
later weg moet gooien.
Pen
Datum activatie
Datum weggooien
10 microgram ___ / ___ / ___
___ / ___ / ___
20 microgram ___ / ___ / ___
___ / ___ / ___
Bewaren
Algemene informatie
· Bewaar uw Lyxumia-pennen op een veilige plaats, buiten het zicht en bereik van kinderen.
· Bescherm uw Lyxumia-pennen tegen stof en vuil.
· Doe de dop na ieder gebruik weer op de pen ter bescherming tegen licht.
· Gebruik Lyxumia niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket en
op de doos. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor activatie van de pen:
· Bewaar uw ongebruikte Lyxumia-pennen in de koelkast (2°C 8°C).
· Bewaar Lyxumia-pennen niet in de vriezer en gebruik Lyxumia niet meer als het bevroren is
geweest.
· Laat uw pen voor gebruik op kamertemperatuur komen.
Na activatie van de pen:
· Nadat u uw Lyxumia-pen heeft geactiveerd, moet u de pen bewaren beneden 30°C. Bewaar
Lyxumia na activatie niet in de vriezer.
· Bewaar uw Lyxumia-pen zonder dat er een naald aan bevestigd is. Een bevestigde naald kan
besmetting en mogelijk inlaat van lucht veroorzaken, wat de nauwkeurigheid van de dosis kan
beïnvloeden.
· Nadat uw Lyxumia-pen is geactiveerd, kunt u deze maximaal 14 dagen gebruiken. Gooi een
gebruikte Lyxumia-pen na 14 dagen weg. Doe dit ook zelfs als er nog wat geneesmiddel in de pen
zit.
Weggooien
· Doe de dop weer op de pen voordat u uw Lyxumia-pen weggooit.
· Gooi uw Lyxumia-pen weg; vraag uw apotheker hoe u geneesmiddelen die u niet meer gebruikt
moet weggooien.
Onderhoud
· Ga voorzichtig om met uw Lyxumia-pen.
· U kunt de buitenkant van uw Lyxumia-pen reinigen met behulp van een vochtige doek.
· Dompel uw Lyxumia-pen niet onder, was de pen niet en doe er geen vloeistoffen op (smeren). Dit
kan de pen beschadigen.
· Als u denkt dat uw Lyxumia-pen beschadigd zou kunnen zijn, gebruik hem dan niet. Neem een
nieuwe pen. Probeer de pen niet te repareren.
Injectieplaatsen
Voorkant
Achterkant
Lyxumia moet onder de huid geïnjecteerd worden en kan in alle gebieden geïnjecteerd worden die
hierboven blauw zijn gemarkeerd. Dat zijn de dij, buik of bovenarm. Vraag uw arts, apotheker of
verpleegkundige
hoe u op de juiste manier injecteert.
Vragen en antwoorden
Wat moet ik doen als ik de Lyxumia-pen vergeet te activeren of mezelf injecteer voor activatie?
Als u zich heeft geïnjecteerd voor activatie van de pen, corrigeer dit dan niet door uzelf een tweede
injectie te geven. Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voor advies over het
controleren van uw bloedglucosespiegel.
Het is normaal dat er kleine luchtbelletjes in de patroon zitten, dit is niet schadelijk voor u. Uw dosis
zal juist zijn en u kunt de instructies gewoon blijven volgen. Neem contact op met uw arts, apotheker
of verpleegkundige als u hulp nodig heeft.
Wat moet ik doen als er geen vloeistof uit de pen komt tijdens de activatie?
Het kan zijn dat de naald verstopt is of niet juist op de pen is gedraaid. Verwijder de naald van de pen,
bevestig een nieuwe naald, en herhaal alleen stappen 4 en 5. Als er nog altijd geen vloeistof naar
buiten komt, kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn. Gebruik deze Lyxumia-startverpakking niet. Neem
contact op met uw arts, apotheker of diabetesverpleegkundige voor ondersteuning.
Wat moet ik doen als het volledig indrukken van de injectieknop moeilijk gaat?
Het kan zijn dat de naald verstopt is of niet juist op de pen is gedraaid. Trek de naald uit uw huid en
verwijder de naald van de pen. Bevestig een nieuwe naald en herhaal alleen stappen D en E. Als het
nog altijd moeilijk is om de injectieknop in te drukken dan kan de Lyxumia-pen beschadigd zijn.
Gebruik deze Lyxumia-startverpakking niet. Neem contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige voor ondersteuning.
Als u vragen heeft over Lyxumia of over diabetes, neem dan contact op met uw arts, apotheker of
verpleegkundige of bel het lokale nummer van sanofi-aventis dat te vinden is in de `Bijsluiter:
informatie voor de gebruiker' van Lyxumia (afzonderlijk bijgesloten in de doos).