Maviret 50 mg - 20 mg coat. gran. sachet
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 100 mg / 40 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat 100 mg glecaprevir en 40 mg pibrentasvir.
Hulpstof met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 7,48 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet).
Roze, langwerpige, biconvexe filmomhulde tablet met een afmeting van 18,8 mm x 10,0 mm, aan de
ene zijde gemarkeerd met "NXT".
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Maviret is geïndiceerd voor de behandeling van chronische infectie met het hepatitis C-virus (HCV)
bij volwassenen en kinderen vanaf 3 jaar (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Maviret moet worden gestart en gecontroleerd door een arts die ervaren is in de
behandeling van patiënten met HCV-infectie.
Dosering
Volwassenen en adolescenten vanaf 12 jaar of kinderen met een gewicht van minstens 45 kg
De aanbevolen dosering Maviret is 300 mg/120 mg (drie 100 mg/40 mg tabletten), oraal ingenomen,
tegelijk, eenmaal daags met voedsel (zie rubriek 5.2).
De aanbevolen behandelduur met Maviret voor met HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6 geïnfecteerde
patiënten met gecompenseerde leverziekte (met of zonder cirrose) staat in tabel 1 en tabel 2.
Tabel 1: Aanbevolen behandelduur met Maviret voor patiënten zonder voorafgaande HCV-
behandeling
Aanbevolen behandelduur
Geen cirrose
GT 1, 2, 3, 4, 5, 6
8 weken
Cirrose
8 weken
Genotype
2
Tabel 2: Aanbevolen behandelduur met Maviret voor patiënten waarbij eerdere behandeling
met pegIFN + ribavirine +/- sofosbuvir, of sofosbuvir + ribavirine heeft gefaald
Genotype
Aanbevolen behandelduur
Geen cirrose
GT 1, 2, 4-6
GT 3
8 weken
16 weken
Cirrose
12 weken
16 weken
Bij patiënten bij wie eerdere behandeling met een NS3/4A- en/of een NS5A-remmer heeft gefaald, zie
rubriek 4.4.
Gemiste dosis
Als er een dosis Maviret is overgeslagen, kan de voorgeschreven dosis binnen 18 uur na het
gebruikelijke tijdstip alsnog worden ingenomen. Als er meer dan 18 uur zijn verstreken sinds het
gebruikelijke tijdstip waarop Maviret wordt ingenomen, mag de overgeslagen dosis
niet
meer worden
ingenomen en moet de patiënt de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen. Patiënten
moeten de instructie krijgen geen dubbele dosis in te nemen.
Als de patiënt binnen 3 uur na inname braakt, moet nog een dosis Maviret worden ingenomen. Als de
patiënt meer dan 3 uur na inname braakt, is een extra dosis Maviret niet nodig.
Ouderen
Bij oudere patiënten is dosisaanpassing van Maviret niet noodzakelijk (zie rubrieken 5.1 en 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing van Maviret nodig voor patiënten met een nierfunctiestoornis, ongeacht de
mate daarvan, inclusief patiënten die dialyse krijgen (zie rubrieken 5.1 en 5.2).
Lever functiestoornis
Er is geen dosisaanpassing van Maviret nodig voor patiënten met een lichte leverfunctiestoornis
(Child-Pugh A). Maviret wordt niet aanbevolen bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis
(Child-Pugh B) en is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-
Pugh C) (zie rubrieken 4.3, 4.4 en 5.2).
Patiënten die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
Een behandelduur van 12 weken werd beoordeeld en is aanbevolen bij patiënten die een lever- of
niertransplantatie hebben ondergaan met of zonder cirrose (zie rubriek 5.1). Een behandelduur van 16
weken moet worden overwogen bij met genotype 3 geïnfecteerde patiënten die reeds eerder zijn
behandeld met pegIFN + ribavirine +/- sofosbuvir, of sofosbuvir + ribavirine.
Patiënten met een gelijktijdige infectie met hiv-1
Volg de doseringsaanbevelingen in tabel 1 en 2. Voor doseringsaanbevelingen met middelen tegen het
hiv virus, zie rubriek 4.5.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Maviret bij kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht minder
dan 12 kg zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Maviret omhuld granulaat is bedoeld voor kinderen van 3 tot 12 jaar met een gewicht van 12 tot 45 kg.
Raadpleeg de Samenvatting van de Productkenmerken van Maviret omhuld granulaat in sachets voor
dosering op basis van lichaamsgewicht. Omdat de preparaten verschillende farmacokinetische
profielen hebben, zijn de tabletten en het omhuld granulaat niet onderling uitwisselbaar. Daarom is een
volledige behandeling met hetzelfde preparaat vereist (zie rubriek 5.2).
Wijze van toediening
3
Voor oraal gebruik.
Patiënten moeten de instructie krijgen om tabletten in hun geheel door te slikken met voedsel en de
tabletten niet te kauwen, fijn te maken of te breken, omdat het de biologische beschikbaarheid van de
middelen kan veranderen (zie rubriek 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh C) (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 5.2).
Gelijktijdig gebruik met atazanavir bevattende middelen, atorvastatine, simvastatine,
dabigatranetexilaat, producten die ethinylestradiol bevatten, sterke P-gp- en CYP3A-inductoren (bijv.
rifampicine, carbamazepine, sint-janskruid (Hypericum
perforatum),
fenobarbital, fenytoïne en
primidon) (zie rubriek 4.5).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Hepatitis B-virusreactivatie
Gevallen van reactivatie van het hepatitis B-virus (HBV), waarvan enkele fataal, zijn gemeld
gedurende of na behandeling met direct werkende antivirale middelen. Voorafgaand aan de
behandeling dienen alle patiënten op HBV gescreend te worden. Patiënten met een HBV-HCV-co-
infectie lopen risico op HBV-reactivatie en dienen daarom gecontroleerd en behandeld te worden
volgens de huidige klinische richtlijnen.
Leverfunctiestoornis
Maviret wordt niet aanbevolen bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh B) en is
gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh C) (zie rubrieken
4.2, 4.3 en 5.2).
Patiënten bij wie eerdere behandeling met een NS3/4A- en/of een NS5A-remmer heeft gefaald.
In de studies MAGELLAN-1 en B16-439 werden met genotype 1 geïnfecteerde patiënten (en een zeer
beperkt aantal patiënten met genotype 4-infectie) bestudeerd bij wie eerdere behandeling heeft gefaald
op regimes die resistentie kunnen veroorzaken tegen glecaprevir/pibrentasvir (rubriek 5.1). Het risico
op falen was, zoals verwacht, het hoogst bij degenen die aan beide klassen waren blootgesteld. Een
resistentiealgoritme dat het risico op falen op grond van resistentie bij aanvang van de behandeling
kan voorspellen, is nog niet vastgesteld. Een accumulatie van resistentie tegen twee klassen was een
algemene bevinding bij patiënten bij wie herbehandeling met glecaprevir/pibrentasvir in
MAGELLAN-1 heeft gefaald. Er zijn geen herbehandelingsdata beschikbaar voor patiënten met
genotype 2-, 3-, 5- of 6-infectie. Maviret wordt niet aanbevolen voor de herbehandeling van patiënten
die eerder zijn blootgesteld aan NS3/4A- en/of NS5A-remmers.
Geneesmiddeleninteracties
Gelijktijdige toediening wordt niet aanbevolen met sommige geneesmiddelen, zoals weergegeven in
rubriek 4.5.
Gebruik bij diabetespatiënten
Na start van een HCV-behandeling met direct werkende antivirale middelen kan bij diabetici een
verbetering van de bloedsuikerregulatie optreden, wat mogelijk leidt tot symptomatische
hypoglykemie. De bloedsuikerspiegels van diabetespatiënten die beginnen met een behandeling met
4
direct werkende antivirale middelen moeten nauwlettend in de gaten worden gehouden, vooral tijdens
de eerste drie maanden, en indien nodig moet de diabetesmedicatie worden aangepast. Wanneer een
behandeling met direct werkende antivirale middelen wordt gestart, moet de arts die verantwoordelijk
is voor de diabeteszorg van de patiënt, worden geïnformeerd.
Lactose
Maviret bevat lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-intolerantie,
algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie dienen dit geneesmiddel niet te
gebruiken.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen "natriumvrij" is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Mogelijke effecten van Maviret op andere geneesmiddelen
Glecaprevir en pibrentasvir zijn remmers van P-glycoproteïne (P-gp), borstkankerresistentie-eiwit
(breast
cancer resistance protein;
BCRP) en organisch aniontransporterend polypeptide (OATP)
1B1/3. Gelijktijdige toediening met Maviret kan de plasmaconcentraties verhogen van
geneesmiddelen die substraten zijn van P-gp (bijvoorbeeld dabigatranetexilaat, digoxine), BCRP
(bijvoorbeeld rosuvastatine), of OATP1B1/3 (bijvoorbeeld atorvastatine, lovastatine, pravastatine,
rosuvastatine, simvastatine). Zie tabel 3 voor specifieke aanbevelingen over interacties met gevoelige
substraten van P-gp, BCRP en OATP1B1/3. Voor andere P-gp-, BCRP-, of OATP1B1/3-substraten
kan dosisaanpassing nodig zijn.
Glecaprevir en pibrentasvir zijn zwakke remmers van cytochroom-P450 (CYP) 3A en
uridineglucuronosyltransferase (UGT) 1A1
in vivo.
Klinisch significante toenames in blootstelling zijn
niet waargenomen voor gevoelige substraten van CYP3A (midazolam, felodipine) of UGT1A1
(raltegravir) wanneer deze met Maviret worden toegediend.
Zowel glecaprevir als pibrentasvir remt de galzoutexportpomp (BSEP)
in vitro.
Significante remming van CYP1A2, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6, UGT1A6, UGT1A9, UGT1A4,
UGT2B7, OCT1, OCT2, OAT1, OAT3, MATE1 of MATE2K wordt niet verwacht.
Patiënten behandeld met vitamine K-antagonisten
Het nauwgezet controleren van de International Normalised Ratio (INR)-waarden wordt aanbevolen,
omdat de leverfunctie kan veranderen tijdens de behandeling met Maviret.
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op Maviret
Gebruik met sterke P-gp-/CYP3A-inductoren
Geneesmiddelen die sterke P-gp-/CYP3A-inductoren zijn (bijv. rifampicine, carbamazepine, sint-
janskruid (Hypericum
perforatum),
fenobarbital, fenytoïne en primidon), kunnen de
plasmaconcentraties van glecaprevir of pibrentasvir significant verlagen en kunnen leiden tot een
verminderd therapeutisch effect van Maviret of verlies van virologische respons. Gelijktijdige
toediening van dit type geneesmiddelen met Maviret is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die matige P-gp-/CYP3A-inductoren zijn, kan de
plasmaconcentraties van glecaprevir en pibrentasvir verlagen (bijv. oxcarbazepine, eslicarbazepine,
lumacaftor, crizotinib). Gelijktijdige toediening van matige inductoren wordt niet aanbevolen (zie
rubriek 4.4).
5
Glecaprevir en pibrentasvir zijn substraten van de effluxtransporters P-gp- en/of BCRP. Glecaprevir is
ook een substraat van de hepatische opnametransporter OATP1B1/3. Gelijktijdige toediening van
Maviret met geneesmiddelen die P-gp en BCRP remmen (bijv. ciclosporine, cobicistat, dronedaron,
itraconazol, ketoconazol, ritonavir) kan de eliminatie van glecaprevir of pibrentasvir vertragen en
daardoor de plasmablootstelling van de antivirale middelen verhogen. Geneesmiddelen die
OATP1B1/3 remmen (bijv. elvitegravir, ciclosporine, darunavir, lopinavir), verhogen de systemische
concentraties van glecaprevir.
Vastgestelde en andere mogelijke geneesmiddeleninteracties
In tabel 3 staat het least squares mean ratio-effect (90%-betrouwbaarheidsinterval) op de concentratie
van Maviret en enkele veelvoorkomende gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. De richting van de
pijl geeft de richting aan van de verandering in blootstelling (C
max,
AUC en C
min
) aan glecaprevir,
pibrentasvir en het gelijktijdig toegediende geneesmiddel (↑
= toename (meer dan 25%),
↓
= afname
(meer dan 20%),
↔
= geen verandering
(gelijk aan of minder dan 20% afname of 25% toename)). Dit
is geen volledige lijst. Alle interactiestudies werden uitgevoerd bij volwassenen.
Tabel 3: Interacties tussen Maviret en andere geneesmiddelen
Geneesmiddel
per therapeutisch
Effect op
gebied/mogelijk
concentraties
C
max
interactie-
geneesmiddel
mechanisme
ANGIOTENSINE-II-RECEPTORBLOKKERS
Losartan
↑ losartan
2,51
50 mg
(2,00-3,15)
enkelvoudige
dosis
↑ losartan-
2,18
carboxylzuur
(1,88-2,53)
Valsartan
↑ valsartan
1,36
80 mg
(1,17-1,58)
enkelvoudige
dosis
(Remming van
OATP1B1/3)
ANTIARITMICA
Digoxine
0,5 mg
enkelvoudige
dosis
AUC
C
min
Klinische
opmerkingen
1,56
(1,28-
1,89)
↔
1,31
(1,16-
1,49)
--
--
--
Geen
dosisaanpassing
nodig.
Geen
dosisaanpassing
nodig.
↑ digoxine
1,72
(1,45-2,04)
1,48
(1,40-
1,57)
--
(Remming van
P-gp)
ANTICOAGULANTIA
Dabigatranetexilaa ↑ dabigatran
t
150 mg
enkelvoudige
dosis
(Remming van
P-gp)
ANTICONVULSIVA
Carbamazepine
↓ glecaprevir
Voorzichtigheid
en monitoring van
de therapeutische
concentratie van
digoxine worden
aanbevolen.
Gelijktijdig
gebruik is
gecontra-
indiceerd (zie
rubriek 4.3).
2,05
(1,72-2,44)
2,38
(2,11-
2,70)
--
0,33
6
0,34
--
200 mg tweemaal
daags
(Inductie van
P-gp/CYP3A)
Fenytoïne,
fenobarbital,
primidon
↓ pibrentasvir
(0,27-0,41)
0,50
(0,42-0,59)
(0,28-
0,40)
0,49
(0,43-
0,55)
--
Niet onderzocht.
Verwachting: ↓ glecaprevir en ↓ pibrentasvir
Gelijktijdige
toediening kan
leiden tot
verminderd
therapeutisch
effect van Maviret
en is gecontra-
indiceerd (zie
rubriek 4.3).
Gelijktijdig
gebruik is
gecontra-
indiceerd (zie
rubriek 4.3).
ANTIMYCOBACTERIËLE MIDDELEN
Rifampicine
↑ glecaprevir
6,52
600 mg
(5,06-8,41)
enkelvoudige
dosis
↔
↔
pibrentasvir
(Remming van
OATP1B1/3)
Rifampicine
↓ glecaprevir
0,14
600 mg eenmaal
(0,11-0,19)
a
daags
↓ pibrentasvir
0,17
(Inductie van
(0,14-0,20)
P-gp/BCRP/CYP3
A)
PRODUCTEN MET ETHINYLESTRADIOL
Ethinylestradiol
↑ EE
1,31
(EE)/norgestimaat
(1,24-1,38)
35 µg/250 µg
eenmaal daags
↑
↔
norelgestromi
n
↑ norgestrel
1,54
(1,34-1,76)
EE/levonorgestrel
20 µg/100 µg
eenmaal daags
↑ EE
↑ norgestrel
1,30
(1,18-1,44)
1,37
(1,23-1,52)
8,55
(7,01-
10,4)
↔
--
--
0,12
(0,09-
0,15)
0,13
(0,11-
0,15)
1,28
(1,23-
1,32)
1,44
(1,34-
1,54)
1,63
(1,50-
1,76)
1,40
(1,33-
1,48)
1,68
(1,57-
1,80)
--
--
1,38
(1,25-1,52)
1,45
(1,33-1,58)
1,75
(1,62-1,89)
1,56
(1,41-1,72)
1,77
(1,58-1,98)
Gelijktijdige
toediening van
Maviret met
producten met
ethinylestradiol is
gecontra-
indiceerd
vanwege het
risico op ALAT-
verhogingen (zie
rubriek 4.3).
Geen
dosisaanpassing
nodig bij
levonorgestrel,
norethindron of
norgestimaat als
anticonceptief
progestageen.
Gelijktijdige
toediening kan
leiden tot
verminderd
therapeutisch
effect van Maviret
en is gecontra-
indiceerd (zie
rubriek 4.3).
KRUIDENGENEESMIDDELEN
Sint-janskruid
Niet onderzocht.
(Hypericum
Verwachting: ↓ glecaprevir en ↓ pibrentasvir
perforatum)
(Inductie van
P-gp/CYP3A)
7
HIV-ANTIVIRALE MIDDELEN
Atazanavir +
↑ glecaprevir
ritonavir
300/100 mg
eenmaal daags
b
↑ pibrentasvir
≥4,06
(3,15-5,23)
≥1,29
(1,15-1,45)
≥6,53
(5,24-
8,14)
≥1,64
(1,48-
1,82)
≥14,3
(9,85-20,7)
≥2,29
(1,95-2,68)
Darunavir +
ritonavir
800/100 mg
eenmaal daags
Efavirenz/
emtricitabine/
tenofovir-
disoproxilfumaraa
t 600/200/300 mg
eenmaal daags
↑ glecaprevir
↔
pibrentasvir
↑ tenofovir
3,09
(2,26-4,20)
↔
↔
4,97
(3,62-
6,84)
↔
1,29
(1,23-
1,35)
8,24
(4,40-15,4)
1,66
(1,25, 2,21)
1,38
(1,31-1,46)
Gelijktijdige
toediening met
atazanavir is
gecontra-
indiceerd
vanwege het
risico op ALAT-
verhogingen (zie
rubriek 4.3).
Gelijktijdige
toediening met
darunavir wordt
niet aanbevolen.
Gelijktijdige
toediening met
efavirenz kan
leiden tot een
verminderd
therapeutisch
effect van Maviret
en wordt niet
aanbevolen. Er
worden geen
klinisch
significante
interacties met
tenofovirdisoprox
ilfumaraat
verwacht.
Elvitegravir/
cobicistat/
emtricitabine/
tenofovir-
alafenamide
(P-gp-, BCRP- en
OATP-remming
door cobicistat,
OATP-remming
door elvitegravir)
Lopinavir/ritonavi
r 400/100 mg
tweemaal daags
Het effect van efavirenz/emtricitabine/tenofovir-
disoproxilfumaraat op glecaprevir en pibrentasvir is niet
direct in deze studie gekwantificeerd, maar de
blootstelling aan glecaprevir en pibrentasvir was
aanzienlijk lager dan in historische controles.
↔ tenofovir
↔
↔
↔
↑ glecaprevir
2,50
3,05
4,58
(2,08-3,00)
(2,55-
(3,15-6,65)
3,64)
↑ pibrentasvir
↔
1,57
1,89
(1,39-
(1,63-2,19)
1,76)
Geen
dosisaanpassing
nodig.
↑ glecaprevir
↑ pibrentasvir
2,55
(1,84-3,52)
1,40
(1,17-1,67)
1,34
(0,89-1,98)
Raltegravir
400 mg tweemaal
daags
↑ raltegravir
4,38
(3,02-
6,36)
2,46
(2,07-
2,92)
1,47
(1,15-
1,87)
18,6
(10,4-33,5)
5,24
(4,18-6,58)
2,64
(1,42-4,91)
Gelijktijdige
toediening wordt
niet aanbevolen.
Geen
dosisaanpassing
nodig.
8
(Remming van
UGT1A1)
HCV-ANTIVIRALE MIDDELEN
Sofosbuvir
↑ sofosbuvir
400 mg
enkelvoudige
dosis
↑ GS-331007
(P-gp-/BCRP-
remming)
1,66
(1,23-2,22)
↔
2,25
(1,86-
2,72)
↔
↔
↔
8,28
(6,06-
11,3)
--
1,85
(1,67-2,04)
↔
↔
--
Geen
dosisaanpassing
nodig.
↔
↔
glecaprevir
↔
↔
pibrentasvir
HMG-CoA-REDUCTASEREMMERS
Atorvastatine
↑
22,0
10 mg eenmaal
atorvastatine
(16,4-29,5)
daags
(Remming van
OATP1B1/3,
P-gp, BCRP,
CYP3A)
Simvastatine
5 mg eenmaal
daags
(Remming van
OATP1B1/3,
P-gp, BCRP)
Lovastatine
10 mg eenmaal
daags
(Remming van
OATP1B1/3,
P-gp, BCRP)
Gelijktijdige
toediening met
atorvastatine en
simvastatine is
gecontra-
indiceerd (zie
rubriek 4.3).
↑
simvastatine
↑
simvastatine-
zuur
↑ lovastatine
↑
lovastatinezu
ur
1,99
(1,60-2,48)
10,7
(7,88-14,6)
↔
5,73
(4,65-7,07)
2,32
(1,93-
2,79)
4,48
(3,11-
6,46)
1,70
(1,40-
2,06)
4,10
(3,45-
4,87)
--
--
--
--
Pravastatine
10 mg eenmaal
daags
(Remming van
OATP1B1/3)
Rosuvastatine
5 mg eenmaal
daags
(Remming van
OATP1B1/3,
BCRP)
Fluvastatine,
pitavastatine
↑
pravastatine
2,23
(1,87-2,65)
2,30
(1,91-
2,76)
--
↑
rosuvastatine
5,62
(4,80-6,59)
2,15
(1,88-
2,46)
--
Gelijktijdige
toediening wordt
niet aanbevolen.
Bij gebruik mag
de dosis
lovastatine niet
hoger zijn dan
20 mg/dag en
moeten patiënten
worden
gecontroleerd.
Voorzichtigheid
wordt aanbevolen.
De dosis
pravastatine mag
niet hoger zijn
dan 20 mg per
dag en de dosis
rosuvastatine mag
niet hoger zijn
dan 5 mg per dag.
Niet onderzocht.
Verwachting: ↑ fluvastatine en ↑ pitavastatine
Interacties met
fluvastatine en
pitavastatine zijn
waarschijnlijk en
bij de combinatie
9
is voorzichtigheid
geboden. Een lage
dosis van de
statine wordt
aanbevolen bij de
start van de DAA-
behandeling.
IMMUNOSUPPRESSIVA
Ciclosporine
↑ glecaprevir
c
100 mg
enkelvoudige
dosis
↑ pibrentasvir
Ciclosporine
400 mg
enkelvoudige
dosis
↑ glecaprevir
↑ pibrentasvir
1,30
(0,95-1,78)
↔
4,51
(3,63-6,05)
↔
1,37
(1,13-
1,66)
↔
5,08
(4,11-
6,29)
1,93
(1,78-
2,09)
1,34
(1,12-1,60)
1,26
(1,15-1,37)
--
--
Maviret wordt
niet aanbevolen
voor toepassing
bij patiënten die
stabiele doses
ciclosporine
> 100 mg per dag
nodig hebben.
Indien de
combinatie
onvermijdbaar is,
kan het gebruik
met nauwlettende
klinische
monitoring
worden
overwogen als het
voordeel opweegt
tegen het risico.
De combinatie
van Maviret met
tacrolimus moet
met
voorzichtigheid
worden gebruikt.
Een toename van
blootstelling aan
tacrolimus wordt
verwacht. Een
therapeutic drug
monitoring wordt
daarom
aanbevolen met
een
dosisaanpassing
als gevolg.
Geen
dosisaanpassing
nodig.
Tacrolimus
1 mg
enkelvoudige
dosis
(CYP3A4- en
P-gp-remming)
↑ tacrolimus
↔
glecaprevir
↔
pibrentasvir
1,50
(1,24-1,82)
↔
↔
1,45
(1,24-
1,70)
↔
↔
--
↔
↔
PROTONPOMPREMMERS
Omeprazol
↓ glecaprevir
20 mg eenmaal
daags
↔
pibrentasvir
(Verhoogt maag-
pH-waarde)
Omeprazol
↓ glecaprevir
40 mg eenmaal
daags (1 uur voor
↔
ontbijt)
pibrentasvir
0,78
(0,60-1,00)
↔
0,71
(0,58-0,86)
↔
--
--
0,36
(0,21-0,59)
↔
0,49
(0,35-0,68)
↔
--
--
10
Omeprazol
↓ glecaprevir
0,54
40 mg eenmaal
(0,44-0,65)
daags (’s avonds
↔
↔
zonder voedsel)
pibrentasvir
VITAMINE K-ANTAGONISTEN
Vitamine K-
Niet onderzocht.
antagonisten
0,51
(0,45-0,59)
↔
--
--
Nauwgezet
controleren van
de INR wordt
aanbevolen bij
alle vitamine K-
antagonisten. Dit
in verband met
veranderingen in
de leverfunctie
die ontstaan
tijdens
behandeling met
Maviret.
DAA = direct werkend antiviraal middel
a. Effect van rifampicine op glecaprevir en pibrentasvir 24 uur na laatste dosis rifampicine.
b. Er is een effect van atazanavir en ritonavir op de eerste dosis glecaprevir en pibrentasvir gemeld.
c. Met HCV geïnfecteerde transplantatiepatiënten die per dag een mediane dosis van 100 mg
ciclosporine kregen, hadden tot een factor 2,4 verhoogde blootstellingen van glecaprevir ten opzichte
van degenen die geen ciclosporine kregen.
Additionele geneesmiddeleninteractiestudies werden uitgevoerd met de volgende geneesmiddelen en
deze toonden geen klinisch significante interacties tussen Maviret en: abacavir, amlodipine,
buprenorfine, cafeïne, dextromethorfan, dolutegravir, emtricitabine, felodipine, lamivudine,
lamotrigine, methadon, midazolam, naloxon, norethindron of andere anticonceptiva met alleen
progestine, rilpivirine, tenofoviralafenamide en tolbutamide.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens (minder dan 300 zwangerschapsuitkomsten) over
het gebruik van glecaprevir of pibrentasvir bij zwangere vrouwen.
De resultaten van onderzoek bij ratten/muizen met glecaprevir of pibrentasvir duiden niet op directe of
indirecte schadelijke effecten wat betreft reproductietoxiciteit. Maternale toxiciteit in samenhang met
embryofoetaal verlies is waargenomen bij konijnen met glecaprevir waardoor glecaprevir niet bij
klinische blootstellingen bij deze diersoort kon worden beoordeeld (zie rubriek 5.3).Uit voorzorg
wordt gebruik van Maviret tijdens de zwangerschap niet aanbevolen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of glecaprevir of pibrentasvir in de moedermelk wordt uitgescheiden. Uit
beschikbare farmacokinetische gegevens bij dieren blijkt dat glecaprevir en pibrentasvir in melk
worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3 voor bijzonderheden). Risico voor zuigelingen kan niet worden
uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met
Maviret moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van
borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten
worden genomen.
11
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het effect van glecaprevir en/of pibrentasvir op de
vruchtbaarheid bij mensen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op schadelijke effecten van
glecaprevir of pibrentasvir op de vruchtbaarheid bij blootstellingen die hoger zijn dan de blootstelling
bij mensen in de aanbevolen dosering (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Maviret heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In gepoolde fase 2- en fase 3-klinische studies of na het in behandeling brengen bij met Maviret
behandelde volwassen proefpersonen die waren geïnfecteerd met HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6,
waren de meest gemelde bijwerkingen (incidentie ≥ 10%) hoofdpijn en vermoeidheid. Minder dan
0,1% van de met Maviret behandelde proefpersonen had ernstige bijwerkingen (transiënte ischemische
aanval (TIA)). Het percentage van de met Maviret behandelde proefpersonen dat wegens bijwerkingen
permanent met de behandeling stopte was 0,1%.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen werden vastgesteld in fase 2- en fase 3-registratiestudies of na het in de
handel brengen, bij met HCV geïnfecteerde volwassenen met of zonder cirrose die gedurende 8, 12 of
16 weken werden behandeld met Maviret. De bijwerkingen worden hierna genoemd per
systeem/orgaanklasse en frequentie. De frequenties worden als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10),
vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, <1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), of zeer zelden
(< 1/10.000) of niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 4: Met Maviret vastgestelde bijwerkingen
Frequentie
Immuunsysteemaandoeningen
Soms
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Huid- en onderhuidaandoeningen
Niet bekend
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Vaak
Onderzoeken
Vaak
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Bijwerkingen bij proefpersonen met een ernstige nierfunctiestoornis onder wie patiënten die
gedialyseerd worden
De veiligheid van Maviret bij proefpersonen met een chronische nierziekte (inclusief proefpersonen
die gedialyseerd worden) en chronische HCV-infectie met genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6 met
gecompenseerde leverziekte (met of zonder cirrose) is bij EXPEDITION-4 (n=104) en EXPEDITION-
12
Bijwerkingen
angio-oedeem
hoofdpijn
diarree, misselijkheid
pruritus
vermoeidheid
asthenie
verhoging van het totale bilirubine
5 (n=101) beoordeeld bij volwassenen. De meest voorkomende bijwerkingen bij proefpersonen met
een ernstige nierfunctiestoornis waren pruritus (17%) en vermoeidheid (12%) in EXPEDITION-4 en
pruritus (14,9%) in EXPEDITION-5.
Bijwerkingen bij proefpersonen met lever- of niertransplantatie
De veiligheid van Maviret werd beoordeeld in 100 volwassen patiënten die eerder een lever- of
niertransplantatie hebben ondergaan en chronische HCV-infectie met genotypen 1, 2, 3, 4 of 6 zonder
cirrose hebben (MAGELLAN-2). Het algehele veiligheidsprofiel bij patiënten die een transplantatie
hebben ondergaan was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel waargenomen bij proefpersonen in fase
2- en 3-studies. Bijwerkingen waargenomen bij meer dan of gelijk aan 5% van de proefpersonen die
gedurende 12 weken Maviret toegediend kregen, waren hoofdpijn (17%), vermoeidheid (16%),
misselijkheid (8%) en pruritus (7%).
Veiligheid bij HCV/hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen
Het algehele veiligheidsprofiel bij met HCV/hiv-1 geco-infecteerde volwassen proefpersonen
(ENDURANCE-1 en EXPEDITION-2) was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel waargenomen bij
volwassen proefpersonen met alleen een HCV-infectie.
Pediatrische patiënten
Het veiligheidsprofiel van Maviret bij HCV-GT1-6 geïnfecteerde adolescenten is gebaseerd op
gegevens uit een fase 2/3-open-label studie bij 47 proefpersonen van 12 tot < 18 jaar die werden
behandeld met Maviret gedurende 8 tot 16 weken (DORA Deel 1). De waargenomen bijwerkingen
waren vergelijkbaar met de bijwerkingen die werden waargenomen in klinische studies met Maviret
bij volwassenen.
Verhoogde serumbilirubinewaarden
Verhogingen van het totale bilirubine tot minstens 2x de bovenste limiet van de normaalwaarde (BLN)
zijn waargenomen bij 1,3% van de proefpersonen in verband met door glecaprevir gemedieerde
remming van bilirubinetransporters en -metabolisme. De verhogingen van het bilirubine waren
asymptomatisch, voorbijgaand en traden meestal vroeg in de behandeling op. Verhogingen van het
bilirubine waren over het algemeen indirect en gingen niet met verhogingen van het ALAT gepaard.
Directe hyperbilirubinemie werd gemeld bij 0,3% van de proefpersonen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
De hoogste gedocumenteerde doses die aan gezonde vrijwilligers zijn toegediend, zijn 1200 mg
eenmaal daags gedurende 7 dagen voor glecaprevir en 600 mg eenmaal daags gedurende 10 dagen
voor pibrentasvir. Asymptomatische serum-ALAT-verhogingen (> 5x ULN) zijn bij 1 op de 70
gezonde proefpersonen waargenomen na meermalige doses glecaprevir (700 mg of 800 mg) eenmaal
daags gedurende ≥ 7 dagen. In geval van overdosering moet de patiënt worden gecontroleerd op
eventuele tekenen en symptomen van toxiciteit (zie rubriek 4.8). Passende symptomatische
behandeling moet onmiddellijk worden ingesteld. Glecaprevir en pibrentasvir worden niet in
belangrijke mate door hemodialyse verwijderd.
13
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antivirale middelen voor systemisch gebruik, direct werkende
antivirale middelen, ATC-code: J05AP57.
Werkingsmechanisme
Maviret is een vaste dosiscombinatie van twee pangenotypische, direct werkende antivirale middelen,
glecaprevir (NS3/4A-proteaseremmer) en pibrentasvir (NS5A-remmer), die op meerdere stappen in de
levenscyclus van het HCV-virus aangrijpen.
Glecaprevir
Glecaprevir is een pangenotypische remmer van het HCV NS3/4A-protease, dat noodzakelijk is voor
de proteolytische splitsing van het HCV-gecodeerde polyproteïne (in rijpe vormen van de eiwitten
NS3, NS4A, NS4B, NS5A en NS5B) en is essentieel voor de virale replicatie.
Pibrentasvir
Pibrentasvir is een pangenotypische remmer van HCV NS5A, dat essentieel is voor de virus-RNA-
replicatie en virionassemblage. Het werkingsmechanisme van pibrentasvir is gekarakteriseerd op basis
van antivirale activiteit in celkweken en drug resistance mapping studies.
Antivirale activiteit
De EC
50
-waarden van glecaprevir en pibrentasvir tegen replicons met volledige lengte of chimerische
replicons die coderen voor NS3 of NS5A van laboratoriumstammen staan in tabel 5.
14
Tabel 5. Activiteit van glecaprevir en pibrentasvir tegen repliconcellijnen met HCV-genotype 1-
6
HCV-subtype
1a
1b
2a
2b
3a
4a
5a
6a
N.B. = niet beschikbaar
Glecaprevir EC
50
, nM
0,85
0,94
2,2
4,6
1,9
2,8
N.B.
0,86
Pibrentasvir EC
50
, nM
0,0018
0,0043
0,0023
0,0019
0,0021
0,0019
0,0014
0,0028
De
in-vitro
-activiteit van
glecaprevir is ook in een biochemische bepaling onderzocht, met vergelijkbare
lage IC
50
-waarden bij verschillende genotypes.
EC
50
-waarden van glecaprevir en pibrentasvir tegen chimerische replicons die coderen voor NS3 of
NS5A uit klinische isolaten staan in tabel 6.
Tabel 6. Activiteit van glecaprevir en pibrentasvir tegen kortdurende replicons die NS3 of NS5A
uit klinische isolaten van HCV-genotype 1-6 bevatten
HCV-
subtype
1a
1b
2a
2b
3a
4a
4b
4d
5a
6a
Glecaprevir
Aantal klinische
Mediane EC
50
, nM
isolaten
(bereik)
0,08
11
(0,05 – 0,12)
0,29
9
(0,20 – 0,68)
1,6
4
(0,66 – 1,9)
2,2
4
(1,4 – 3,2)
2,3
2
(0,71 – 3,8)
0,41
6
(0,31 – 0,55)
N.B.
3
1
N.B.
N.B.
0,17
(0,13 – 0,25)
0,12
N.B.
N.B.
N.B.
Pibrentasvir
Aantal klinische
Mediane EC
50
, nM
isolaten
(bereik)
0,0009
11
(0,0006 – 0,0017)
0,0027
8
(0,0014 – 0,0035)
0,0009
6
(0,0005 – 0,0019)
0,0013
11
(0,0011 – 0,0019)
0,0007
14
(0,0005 – 0,0017)
0,0005
8
(0,0003 – 0,0013)
0,0012
3
(0,0005 – 0,0018)
0,0014
7
(0,0010 – 0,0018)
1
0,0011
0,0007
3
(0,0006 – 0,0010)
1
0,0008
1
0,0005
6e
N.B.
6p
N.B.
NB = niet beschikbaar
Resistentie
In celkweken
Aminozuursubstituties in NS3 of NS5A die in celkweken zijn geselecteerd of die belangrijk zijn voor
de remmerklasse zijn fenotypisch gekarakteriseerd in replicons.
15
Substituties die belangrijk zijn voor de HCV-proteaseremmerklasse op positie 36, 43, 54, 55, 56, 155,
166 of 170 in NS3 hadden geen invloed op de activiteit van glecaprevir. Substituties op
aminozuurpositie 168 in NS3 hadden geen invloed in genotype 2, terwijl sommige substituties op
positie 168 de gevoeligheid voor glecaprevir met maximaal factor 55 verminderden (genotype 1, 3, 4),
of de gevoeligheid verminderden met factor > 100 (genotype 6). Sommige substituties op positie 156
verminderden de gevoeligheid voor glecaprevir (genotype 1 tot 4) met factor > 100. Substituties op
aminozuurpositie 80 verminderden niet de gevoeligheid voor glecaprevir behalve Q80R in genotype
3a, die de gevoeligheid voor glecaprevir met een factor 21 verminderde.
Eenmalige substituties die belangrijk zijn voor de NS5A-remmerklasse op positie 24, 28, 30, 31, 58,
92 of 93 in NS5A in genotype 1 tot 6 hadden geen invloed op de activiteit van pibrentasvir. Specifiek
in genotype 3a had A30K of Y93H geen invloed op de activiteit van pibrentasvir. Sommige
combinaties van substituties in genotype 1a en 3a (waaronder A30K+Y93H in genotype 3a) gaven een
vermindering van de gevoeligheid voor pibrentasvir te zien. In genotype 3b replicon, verminderde de
aanwezigheid van natuurlijk voorkomende polymorfismen K30 en M31 in NS5A de gevoeligheid voor
pibrentasvir met een factor 24 in vergelijking met de activiteit van pibrentasvir bij genotype 3a
replicon.
In klinisch onderzoek
Studies bij niet eerder behandelde en eerder met peginterferon (pegIFN), ribavirine (RBV) en/of
sofosbuvir behandelde volwassen proefpersonen met of zonder cirrose
Tweeëntwintig van de ongeveer 2.300 proefpersonen die 8, 12 of 16 weken met Maviret waren
behandeld in klinische fase 2- en 3-registratiestudies hadden virologisch falen (2 met genotype 1-, 2
met genotype 2-, 18 met genotype 3-infectie).
Van de 2 met genotype 1 geïnfecteerde proefpersonen bij wie virologisch falen optrad, had er één
tijdens de behandeling optredende substituties A156V in NS3 en Q30R/L31M/H58D in NS5A, en had
er één Q30R/H58D (terwijl Y93N aanwezig was bij aanvang en na de behandeling) in NS5A.
Bij de 2 met genotype 2 geïnfecteerde proefpersonen werden er tijdens de behandeling geen
optredende substituties waargenomen in NS3 of NS5A (het M31-polymorfisme in NS5A was bij beide
proefpersonen bij aanvang en na de behandeling aanwezig).
Van de 18 met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen die 8, 12 of 16 weken met Maviret waren
behandeld en bij wie virologisch falen optrad, werden bij 11 proefpersonen tijdens de behandeling
optredende NS3-substituties Y56H/N, Q80K/R, A156G of Q168L/R waargenomen. A166S of Q168R
waren bij 5 proefpersonen bij aanvang en na de behandeling aanwezig. Tijdens de behandeling
optredende NS5A-substituties M28G, A30G/K, L31F, P58T of Y93H werden waargenomen bij
16 proefpersonen, en 13 proefpersonen hadden A30K (n=9) of Y93H (n=5) bij aanvang en na de
behandeling.
Studies bij volwassen proefpersonen met of zonder gecompenseerde cirrose die eerder met NS3/4A-
proteaseremmers en/of NS5A-remmers waren behandeld
Tien van 113 proefpersonen die in de MAGELLAN-1-studie gedurende 12 of 16 weken met Maviret
waren behandeld, kregen virologisch falen. Van de 10 met genotype 1 geïnfecteerde proefpersonen
met virologisch falen werden er bij 7 proefpersonen tijdens de behandeling optredende NS3-
substituties V36A/M, R155K/T, A156G/T/V of D168A/T waargenomen. Vijf van de 10 hadden
combinaties van V36M, Y56H, R155K/T of D168A/E in NS3 bij aanvang en na de behandeling. Alle
met genotype 1 geïnfecteerde proefpersonen met virologisch falen hadden één of meer NS5A-
substituties L/M28M/T/V, Q30E/G/H/K/L/R, L31M, P32-deletie, H58C/D of Y93H bij aanvang;
daarnaast werden bij 7 van de proefpersonen tijdens de behandeling optredende NS5A-substituties
M28A/G, P29Q/R, Q30K, H58D of Y93H waargenomen op het moment van falen.
16
Bij 13 van de 177 proefpersonen met een chronische HCV‑infectie met genotype 1 (bij alle gevallen
van virologisch falen was sprake van een genotype 1a‑infectie) die eerder waren behandeld met
NS5A‑remmers + SOF en in studie B16‑439 gedurende 12 weken (9 van de 13) of 16 weken (4 van de
13) werden behandeld met Maviret trad virologisch falen op. Onder de 13 gevallen van virologisch
falen werden bij 4 proefpersonen tijdens de behandeling optredende NS3‑substituties waargenomen op
het moment van falen: A156V (n=2) of R155W + A156G (n=2), 3 van deze 4 proefpersonen hadden
tevens Q80K bij aanvang en op het moment van falen. Bij 12 van de 13 gevallen van virologisch falen
werden één of meer NS5A‑polymorfismen gedetecteerd bij de kenmerkende aminozuurposities
(M28V/T, Q30E/H/N/R, L31M/V, H58D, E62D/Q of Y93H/N) bij aanvang, en bij 10 van de
13 gevallen werden aanvullende NS5A‑substituties (M28A/S/T (n=3), Q30N (n=1), L31M/V (n=2),
P32del (n=1), H58D (n=4), E62D (n=1)) ontwikkeld op het moment van het falen van de behandeling.
Effect van HCV-aminozuurpolymorfismen bij aanvang van de behandeling op het behandelresultaat
Een gepoolde analyse van niet eerder behandelde patiënten en eerder met gepegyleerd interferon,
ribavirine en/of sofosbuvir behandelde volwassen proefpersonen die Maviret ontvingen in klinische
fase 2- en 3-studies is verricht om het verband te onderzoeken tussen polymorfismen bij aanvang van
de behandeling en het behandelresultaat en om de substituties te beschrijven die bij virologisch falen
werden gezien. Polymorfismen bij aanvang zijn met next-generation sequencing beoordeeld ten
opzichte van een subtypespecifieke referentiesequentie op aminozuurpositie 155, 156 en 168 in NS3,
en 24, 28, 30, 31, 58, 92 en 93 in NS5A bij een detectielimiet van 15%. Polymorfismen bij aanvang in
NS3 zijn gedetecteerd in 1,1% (9/845), 0,8% (3/398), 1,6% (10/613), 1,2% (2/164), 41,9% (13/31) en
2,9% (1/34) van de met respectievelijk HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 en 6 geïnfecteerde proefpersonen.
Polymorfismen bij aanvang in NS5A zijn gedetecteerd in 26,8% (225/841), 79,8% (331/415), 22,1%
(136/615), 49,7% (80/161), 12,9% (4/31) en 54,1% (20/37) van de met respectievelijk HCV-genotype
1, 2, 3, 4, 5 en 6 geïnfecteerde proefpersonen.
Genotype 1, 2, 4, 5 en 6:
Polymorfismen bij aanvang in genotype 1, 2, 4, 5 en 6 hadden geen invloed
op het behandelresultaat.
Genotype 3:
Voor proefpersonen die het aanbevolen regime ontvingen (n=313), hadden
polymorfismen bij aanvang in NS5A (inclusief Y93H) of NS3 geen relevante invloed op het
behandelresultaat. Alle proefpersonen (15/15) met Y93H en 77% (17/22) met A30K in NS5A bij
aanvang bereikten SVR12. De algehele prevalentie van A30K en Y93H bij aanvang was 7,0%
respectievelijk 4,8%. Het vermogen om de invloed van polymorfismen bij aanvang in NS5A te
beoordelen was beperkt bij niet eerder behandelde proefpersonen met cirrose en bij eerder behandelde
patiënten vanwege een lage prevalentie van A30K (3,0%, 4/132) of Y93H (3,8%, 5/132).
Kruisresistentie
Uit
in-vitro-gegevens
blijkt dat de meeste resistentiegeassocieerde substituties in NS5A op
aminozuurpositie 24, 28, 30, 31, 58, 92 of 93 die tot resistentie tegen ombitasvir, daclatasvir,
ledipasvir, elbasvir, of velpatasvir leiden, gevoelig bleven voor pibrentasvir. Sommige combinaties
van NS5A-substituties op deze posities gaven vermindering van de gevoeligheid voor pibrentasvir te
zien. Glecaprevir was geheel actief tegen resistentiegeassocieerde substituties in NS5A, terwijl
pibrentasvir geheel actief was tegen resistentiegeassocieerde substituties in NS3. Zowel glecaprevir als
pibrentasvir was geheel actief tegen substituties geassocieerd met resistentie tegen NS5B-nucleotide
en niet-nucleotideremmers.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Tabel 7 vat de klinische studies samen die met Maviret zijn verricht bij met HCV-genotype 1, 2, 3, 4,
5 of 6 geïnfecteerde volwassen en adolescente proefpersonen.
17
Tabel 7: Klinische studies met Maviret bij met HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6 geïnfecteerde
proefpersonen
Genotype
Klinische studie
Samenvatting studieopzet
(GT)
TN en
PRS-TE
proefpersonen zonder cirrose
GT1
GT2
GT3
ENDURANCE-1
a
SURVEYOR-1
ENDURANCE-2
SURVEYOR-2
b
ENDURANCE-3
SURVEYOR-2
GT4, 5, 6
ENDURANCE-4
ENDURANCE-
5,6
SURVEYOR-1
SURVEYOR-2
c
VOYAGE-1
f
Maviret gedurende 8 weken (n=351) of 12 weken (n=352)
Maviret gedurende 8 weken (n=34)
Maviret (n=202) of Placebo (n=100) gedurende 12 weken
Maviret gedurende 8 weken (n=199) of 12 weken (n=25)
Maviret gedurende 8 weken (n=157) of 12 weken (n=233)
Sofosbuvir + daclatasvir gedurende 12 weken (n=115)
Maviret gedurende 8 weken (alleen TN, n=29) of 12 weken
(n=76) of 16 weken (alleen TE, n=22)
Maviret gedurende 12 weken (n=121)
Maviret gedurende 8 weken (n=75)
Maviret gedurende 12 weken (n=32)
Maviret gedurende 8 weken (n=58)
GT1-6
Maviret gedurende 8 weken (GT1, 2, 4, 5 en 6 en GT3 TN)
(n=356) of 16 weken (alleen GT3 TE) (n=6)
TN en PRS-TE proefpersonen met cirrose
GT1, 2, 4, 5,
Maviret gedurende 12 weken (n=146)
EXPEDITION-1
6
GT3
Maviret gedurende 12 weken (alleen TN, n=64) of 16 weken
SURVEYOR-2
d
(alleen TE, n=51)
ENDURANCE-
GT5, 6
Maviret gedurende 12 weken (n=9)
5,6
GT1-6
VOYAGE-2
f
Maviret gedurende 12 weken (GT1, 2, 4, 5 en 6 en GT3 TN)
(n=157) of 16 weken (alleen GT3 TE) (n=3)
GT1-6
EXPEDITION-8
Maviret gedurende 8 weken (n=343) (alleen TN)
Proefpersonen met CKD stadium 3b, 4 en 5 met of zonder cirrose
GT1-6
EXPEDITION-4
Maviret gedurende 12 weken (n=104)
Maviret gedurende 8 weken (n=84) of 12 weken (n=13) of 16
GT1-6
EXPEDITION-5
weken (n=4)
NS5A-remmer en/of eerder met PI behandelde proefpersonen met of zonder cirrose
GT1, 4
MAGELLAN-1
e
Maviret gedurende 12 weken (n=66) of 16 weken (n=47)
GT1
Maviret gedurende 12 weken (n=78) of 16 weken (n=78) of
B16‑439
Maviret + RBV gedurende 12 weken (n=21)
g
HCV/hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen met of zonder cirrose
GT1-6
EXPEDITION-2
Maviret gedurende 8 weken (n=137) of 12 weken (n=16)
Patiënten die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
GT1-6
MAGELLAN-2
Maviret gedurende 12 weken (n=100)
Adolescente proefpersonen (12 tot < 18 jaar)
GT1-6
DORA (Deel 1)
Maviret gedurende 8 weken (n=44) of 16 weken (=3)
TN=treatment-naïve (niet eerder behandeld), PRS-TE=treatment-experienced (eerder behandeld,
inclusief eerdere behandeling op basis van pegIFN (of IFN) en/of RBV en/of sofosbuvir), PI=protease
inhibitor (proteaseremmer), CKD=chronic kidney disease (chronische nierziekte)
a. Bij ENDURANCE-1 namen 33 proefpersonen deel die met hiv-1 waren geco-infecteerd. Bij DORA
namen 2 proefpersonen deel die met hiv-1 waren geco-infecteerd.
b. GT2 van SURVEYOR-2 Deel 1 en 2 - Maviret gedurende 8 weken (n=54) of 12 weken (n=25);
GT2 van SURVEYOR-2 Deel 4 - Maviret gedurende 8 weken (n=145).
c. GT3 zonder cirrose van SURVEYOR-2 Deel 1 en 2 – Maviret gedurende 8 weken (n=29) of 12
weken (n=54); GT3 zonder cirrose van SURVEYOR-2 Deel 3 - Maviret gedurende 12 weken (n=22)
of 16 weken (n=22).
18
d. GT3 met cirrose van SURVEYOR-2 Deel 2 – Maviret gedurende 12 weken (n=24) of 16 weken
(n=4); GT3 met cirrose van SURVEYOR-2 Deel 3 – Maviret gedurende 12 weken (n=40) of 16 weken
(n=47).
e. GT1, 4 van MAGELLAN-1 Deel 1 – Maviret gedurende 12 weken (n=22); GT1,4 van
MAGELLAN-1 Deel 2 – Maviret gedurende 12 weken (n=44) of 16 weken (n=47).
f. VOYAGE-1 en VOYAGE-2 waren regionale Aziatische studies
g. Maviret wordt niet aanbevolen voor de herbehandeling van patiënten die eerder zijn blootgesteld
aan NS3/4A- en/of NS5A‑remmers (zie rubriek 4.4).
Tijdens de klinische studies zijn serum-HCV RNA-waarden gemeten met de Roche COBAS
AmpliPrep/COBAS TaqMan HCV test (versie 2.0) met een onderste kwantificatiegrens (lower limit of
quantification, LLOQ) van 15 IU/ml (behalve in SURVEYOR-1 en SURVEYOR-2 waarbij de Roche
COBAS TaqMan real-time reverse transcriptase-PCR (RT-PCR) assay v2.0 werd gebruikt met een
LLOQ van 25 IU/ml). Aanhoudende virologische respons (SVR12), gedefinieerd als HCV RNA onder
de LLOQ bij 12 weken na stopzetting van behandeling, was het primaire eindpunt in alle studies om
de genezing van HCV vast te stellen.
Klinische studies bij niet eerder behandelde of eerder behandelde proefpersonen met of zonder cirrose
Van de 2.409 behandelde volwassen proefpersonen met gecompenseerde leverziekte (met of zonder
cirrose) die niet eerder waren behandeld of eerder waren behandeld met combinaties van
peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir, was de mediane leeftijd 53 jaar (bereik: 19 tot 88); 73,3%
was niet eerder behandeld, 26,7% was eerder behandeld met een combinatie op basis van hetzij
sofosbuvir, ribavirine en/of peginterferon; 40,3% had HCV-genotype 1; 19,8% had HCV-genotype 2;
27,8% had HCV-genotype 3; 8,1% had HCV-genotype 4; 3,4% had HCV-genotype 5-6; 13,1% was
≥ 65 jaar; 56,6% was man; 6,2% was negroïde; 12,3% had cirrose; 4,3% had een ernstige
nierfunctiestoornis of nierziekte in het eindstadium; 20,0% had een body mass index van minstens
30 kg per m
2
; 7,7% had hiv-1 co-infectie en de mediaan HCV RNA bij aanvang was 6,2 log
10
IU/ml.
Tabel 8: SVR12 bij niet eerder behandelde en eerder met peginterferon, ribavirine en/of
sofosbuvir behandelde
a
volwassen proefpersonen met genotype 1, 2, 4, 5 en 6-infectie die voor de
aanbevolen duur werden behandeld (gepoolde gegevens van ENDURANCE-1
b
, SURVEYOR-1, -
2, en EXPEDITION-1, 2
b
, -4 en 8)
Genotype 1
Genotype 2
Genotype 4
95,2%
(59/62)
0%
(0/62)
0%
(0/61)
4,8%
(3/62)
100%
(13/13)
100%
(8/8)
0%
(0/21)
0%
(0/20)
Genotype
5
100%
(2/2)
0%
(0/2)
0%
(0/2)
0%
(0/2)
100%
(1/1)
---
0%
(0/1)
0%
(0/1)
Genotype 6
92,3%
(12/13)
0%
(0/13)
0%
(0/13)
7,7%
(1/13)
100%
(9/9)
100%
(1/1)
0%
(0/10)
0%
(0/10)
SVR12 bij proefpersonen zonder cirrose
8 weken
99,2%
98,1%
(470/474)
(202/206)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0,2%
0%
(1/474)
(0/206)
c
Recidief
0%
1,0%
(0/471)
(2/204)
d
Overige
0,6%
1,0%
(3/474)
(2/206)
SVR12 bij proefpersonen met cirrose
8 weken
97,8%
100%
(226/231)
(26/26)
12 weken
96,8%
90,0%
(30/31)
(9/10)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0%
0%
(0/262)
(0/36)
c
Recidief
0,4%
0%
(1/256)
(0/35)
19
Overige
d
1,9%
(5/262)
2,8%
(1/36)
0%
(0/21)
0%
(0/1)
0%
(0/10)
VF = virologisch falen
a. Percentage eerder met PRS behandelde proefpersonen is 26%, 14%, 24%, 0%, en 13% voor
respectievelijk genotype 1, 2, 4, 5 en 6. Geen van de GT5-proefpersonen was TE-PRS en 3 GT6-
proefpersonen waren TE-PRS.
b. Inclusief een totaal van 154 proefpersonen geco-infecteerd met hiv-1 in ENDURANCE-1 en
EXPEDITION-2 die de aanbevolen duur ontvingen.
c. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA ≥ LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
d. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
Van de met genotype 1, 2, 4, 5 of 6-geïnfecteerde proefpersonen met nierziekte in het eindstadium in
EXPEDITION-4 bereikte 97,8% (91/93) SVR12 zonder virologisch falen.
Klinische studie bij proefpersonen met genotype 5 of 6-infectie
ENDURANCE-5,6 was een open-label studie bij 84 met HCV-genotype 5 (n=23) of HCV-genotype 6
geïnfecteerde (n=61) TN of TE-PRS volwassen proefpersonen. Proefpersonen zonder cirrose werden
gedurende 8 weken behandeld met Maviret en proefpersonen met gecompenseerde cirrose werden
gedurende 12 weken behandeld met Maviret. Van de 84 behandelde proefpersonen was de mediane
leeftijd 59 jaar (bereik 24 tot 79); 27% had HCV-genotype 5, 73% had HCV-genotype 6; 54% was
vrouw, 30% was Kaukasisch, 68% was Aziatisch; 90% was HCV TN; 11% had gecompenseerde
cirrose.
De algehele SVR12 was 97,6% (82/84). De SVR12 was 95,7% (22/23) bij proefpersonen met
genotype 5-infectie en 98,4% (60/61) bij proefpersonen met genotype 6-infectie. Bij één met genotype
5-geïnfecteerde TN proefpersoon zonder cirrose trad recidief op en bij één met genotype 6-
geïnfecteerde TN proefpersoon met gecompenseerde cirrose trad on-treatment virologisch falen op.
Proefpersonen met genotype 1, 2, 4, 5 of 6-infectie met cirrose die gedurende 8 weken Maviret
toegediend kregen.
De veiligheid en werkzaamheid van Maviret, toegediend gedurende 8 weken, bij GT 1, 2, 4, 5 of 6 niet
eerder behandelde volwassen proefpersonen met gecompenseerde cirrose, werd beoordeeld in een
eenarmig, open-label onderzoek (EXPEDITION-8).
Van de 280 behandelde proefpersonen was de mediane leeftijd 60 jaar (bereik: 34 tot 88); 81,8% had
HCV genotype 1, 10% had HCV genotype 2, 4,6% had HCV genotype 4, 0,4% had HCV genotype 5;
3,2% had HCV genotype 6; 60% was man; 9,6% was negroïde.
De algehele SVR12 was 98,2% (275/280). Er was geen virologisch falen.
Met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen
De werkzaamheid van Maviret bij proefpersonen die niet eerder waren behandeld of eerder waren
behandeld met combinaties van peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir met chronische hepatitis C-
infectie genotype 3 is aangetoond in de klinische studies ENDURANCE-3 (niet eerder behandelde
volwassenen zonder cirrose), EXPEDITION-8 (niet eerder behandelde volwassenen met cirrose) en
SURVEYOR-2 deel 3 (volwassenen met en zonder cirrose en/of eerder behandeld).
ENDURANCE-3 was een gedeeltelijk gerandomiseerde, open-label, met actieve stof gecontroleerde
studie bij niet eerder behandelde patiënten met genotype 3-infectie. Proefpersonen werden
gerandomiseerd (2:1) naar hetzij Maviret gedurende 12 weken of de combinatie van sofosbuvir en
daclatasvir gedurende 12 weken; daarna had de studie een derde arm (die niet gerandomiseerd was)
met Maviret gedurende 8 weken. EXPEDITION-8 was een open-label onderzoek met één
behandelingsarm bij niet eerder behandelde proefpersonen met gecompenseerde cirrose en genotype 1,
2, 3, 4, 5 of 6-infectie die Maviret ontvingen gedurende 8 weken. SURVEYOR-2 deel 3 was een open-
20
label onderzoek waarin de werkzaamheid van Maviret werd beoordeeld gedurende 16 weken bij eerder
behandelde proefpersonen met genotype 3-infectie zonder cirrose en met gecompenseerde cirrose. Bij
de eerder behandelde proefpersonen had bij 46% (42/91) een eerder regime op basis van sofosbuvir
gefaald.
Tabel 9: SVR12 bij niet eerder behandelde, met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen zonder
cirrose (ENDURANCE-3)
Maviret 12 weken
SOF+DCV 12 weken
N=233
N=115
95,3% (222/233)
96,5% (111/115)
Behandelingsverschil -1,2%;
95%-betrouwbaarheidsinterval (-5,6% tot 3,1%)
Behandelingsverschil -0,4%;
97,5%-betrouwbaarheidsinterval (-5,4% tot
4,6%)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0,6% (1/157)
0,4% (1/233)
0% (0/115)
a
Recidief
3,3% (5/150)
1,4% (3/222)
0,9% (1/114)
b
Overige
1,3% (2/157)
3,0% (7/233)
2,6% (3/115)
a. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA ≥ LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
b. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
In een gepoolde analyse van niet eerder behandelde volwassen patiënten zonder cirrose (inclusief fase
2- en 3-data) waarbij SVR12 was bepaald op basis van de aanwezigheid van A30K bij aanvang van de
behandeling, was een numeriek lagere SVR12 bereikt in patiënten met A30K die gedurende 8 weken
zijn behandeld in vergelijking met degenen die zijn behandeld gedurende 12 weken [78% (14/18) vs.
93% (13/14)].
Tabel 10: SVR12 bij met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen met of zonder cirrose
(SURVEYOR-2 deel 3 en EXPEDITION-8)
Niet eerder
Niet eerder behandeld
Eerder behandeld met
behandeld
met cirrose
of zonder cirrose
met cirrose
Maviret
Maviret
Maviret
8 weken
12 weken
16 weken
(N=63)
(N=40)
(N=69)
SVR
95,2% (60/63)
97,5% (39/40)
95,7% (66/69)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0% (0/63)
0% (0/40)
1,4% (1/69)
a
Recidief
1,6% (1/62)
0% (0/39)
2,9% (2/68)
b
Overige
3,2% (2/63)
2,5% (1/40)
0% (0/69)
SVR per cirrosestatus
Geen cirrose
N.B.
N.B.
95,5% (21/22)
Cirrose
95,2% (60/63)
97,5% (39/40)
95,7% (45/47)
a. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA ≥ LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
b. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
Van de met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen met nierziekte in het eindstadium in
EXPEDITION-4 bereikte 100% (11/11) SVR12.
SVR
Maviret 8 weken
N=157
94,9% (149/157)
21
Proefpersonen met genotype 3b infectie
Genotype 3b is een subtype dat voorkomt bij een relatief klein aantal patiënten met HCV-infectie in
China en een paar landen in Zuid- en Zuidoost-Azië, maar zelden daarbuiten. De studies VOYAGE-1
en VOYAGE-2 werden uitgevoerd in China, Singapore en Zuid-Korea bij volwassen proefpersonen
met HCV genotype 1-6 zonder cirrose (VOYAGE-1) of met gecompenseerde cirrose (VOYAGE-2)
die niet eerder waren behandeld (TN (= treatment naïve)) of die eerder waren behandeld met
combinaties van interferon, peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir (TE (= treatment experienced)-
PRS). Alle proefpersonen zonder cirrose of met gecompenseerde cirrose werden behandeld met
Maviret gedurende respectievelijk 8 of 12 weken, behalve proefpersonen met genotype 3 TE-PRS, die
gedurende 16 weken met Maviret werden behandeld. De algehele SVR12 was 97,2% (352/362) en
99,4% (159/160) in respectievelijk VOYAGE-1 en VOYAGE-2.
Onder de proefpersonen met genotype 3b zonder cirrose, werd een lagere SVR12 waargenomen van
58,3% (7/12) [62,5% (5/8) bij TN proefpersonen en 50% (2/4) bij TE-PRS proefpersonen] in
vergelijking met proefpersonen met genotype 3a zonder cirrose (92,9% (13/14)). Drie proefpersonen
met genotype 3b TN recidiveerden en twee proefpersonen met genotype 3b TE-PRS hadden on-
treatment virologisch falen. Onder de proefpersonen met gecompenseerde cirrose was de algehele
SRV12 87,5% (7/8) [85,7% (6/7) bij TN proefpersonen en 100% (1/1) bij TE-PRS proefpersonen)] bij
proefpersonen met genotype 3b-infectie en 100% (6/6) bij proefpersonen met genotype 3a-infectie.
Eén proefpersoon met genotype 3b TN recidiveerde.
Algehele SVR12 van klinische studies bij niet eerder behandelde of eerder behandelde volwassen
proefpersonen met of zonder cirrose
Bij proefpersonen die niet eerder waren behandeld (TN) of die eerder voor de aanbevolen duur waren
behandeld met combinaties van interferon, peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir(TE-PRS),
bereikte 97,5% (1.395/1.431) algehele SVR12, terwijl 0,2% (3/1.431) on-treatment virologisch falen
had en 0,9% (12/1.407) na behandeling recidiveerde.
Bij TN of TE-PRS proefpersonen met gecompenseerde cirrose die gedurende de aanbevolen duur
waren behandeld, bereikte 97,1% (431/444) SVR12 (waarvan 97,7% [335/343] van de TN
proefpersonen SVR12 bereikten), terwijl 0,2% (1/444) on-treatment virologisch falen had en 0,9%
(4/434) na behandeling recidiveerde.
Bij TN proefpersonen zonder cirrose die voor de aanbevolen duur van 8 weken waren behandeld,
bereikten 97,5% (749/768) SVR12, terwijl 0,1% (1/768) on-treatment virologisch falen had en 0,7%
(5/755) na behandeling reciveerde.
Bij TE-PRS proefpersonen zonder cirrose die gedurende de aanbevolen duur waren behandeld,
bereikte 98,2% (215/219) SVR12, terwijl 0,5% (1/219) on-treatment virologisch falen had en 1,4%
(3/218) na behandeling reciveerde.
De aanwezigheid van hiv-1 co-infectie heeft geen invloed op de werkzaamheid. De SVR12 in TN of
TE-PRS HCV/hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen die gedurende 8 of 12 weken zijn behandeld
(respectievelijk zonder cirrose en met gecompenseerde cirrose) was 98,2% (165/168) van
ENDURANCE-1 en EXPEDITION-2. Een proefpersoon had on-treatment virologisch falen (0,6%,
1/168) en niemand recidiveerde (0%, 0/166).
Klinische studie bij proefpersonen die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
MAGELLAN-2 was een één-armig, open-label onderzoek met 100 volwassen proefpersonen die
eerder een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan en chronische HCV-infectie met genotypen
1-6 zonder cirrose hebben en die gedurende 12 weken Maviret toegediend kregen. Aan dit onderzoek
namen proefpersonen deel die niet eerder zijn behandeld voor HCV of eerder zijn behandeld met
combinaties van (peg) interferon, ribavirin en/of sofosbuvir, met uitzondering van GT3-geïnfecteerde
proefpersonen die allen niet eerder behandeld waren.
22
Van de 100 behandelde proefpersonen was de mediane leeftijd 60 jaar (bereik: 39-78); 57% had HCV-
genotype 1, 13% had HCV-genotype 2, 24% had HCV-genotype 3, 4% had HCV-genotype 4, 2% had
HCV-genotype 6; 75% was man; 8% was negroïde; 66% was niet eerder behandeld voor HCV,
niemand had cirrose en 80% had bij aanvang een fibrose stadium F0 of F1; 80% van de proefpersonen
hadden een levertransplantatie en 20% hadden een niertransplantatie ondergaan. Gelijktijdige
toediening van immunosuppressiva was toegestaan voor ciclosporine ≤ 100 mg/dag, tacrolimus,
sirolimus, everolimus, azathioprine, mycofenolzuur, prednison en prednisolon.
De algehele SVR12 bij proefpersonen die een transplantatie hebben ondergaan was 98,0% (98/100).
Er was één recidief en geen on-treatment virologisch falen.
Klinische studie bij proefpersonen met een nierfunctiestoornis
EXPEDITION-5 was een open-label studie bij 101 volwassen proefpersonen met HCV-infectie
genotypen 1-6 zonder cirrose of met gecompenseerde cirrose en chronische nierziekte (CKD) stadium
3b, 4 of 5. De proefpersonen waren of niet eerder behandeld of eerder behandeld met combinaties van
(peg) interferon, ribavirine en/of sofosbuvir en ontvingen Maviret volgens goedgekeurde
behandelduur gedurende 8, 12 of 16 weken.
Van de 101 behandelde proefpersonen was de mediane leeftijd 58 jaar (bereik: 32-87); 53% had HCV-
genotype 1, 27% had HCV-genotype 2, 15% had HCV-genotype 3, 4% had genotype 4; 59% was
man; 73% was Kaukasisch; 80% was niet eerder behandeld voor HCV; 13% had cirrose en 65% had
bij aanvang een fibrose stadium F0 of F1; 7% was CKD stadium 3b, 17% was CKD stadium 4 en 76%
was CKD stadium 5 (allen ontvingen dialyse); 84% van de proefpersonen werden gedurende 8 weken
behandeld, 13 proefpersonen werden gedurende 12 weken behandeld en 4 proefpersonen werden
gedurende 16 weken behandeld.
De algehele SVR12 was 97% (98/101). Er was geen virologisch falen.
Duurzaamheid van aanhoudende virologische respons
In een langetermijn follow-uponderzoek (M13-576) behield 99,5% (374/376) van de volwassen
proefpersonen die SVR12 hadden bereikt in eerdere klinische onderzoeken met Maviret de SVR tot
aan hun laatste follow-upbezoek (mediane duur van: 35,5 maanden): 100%, 99,6% en 95,8% van de
proefpersonen die respectievelijk 8, 12 en 16 weken behandeling met Maviret hadden gekregen. Van
de 2 proefpersonen die de SVR niet aanhielden, ervoer er 1 een late terugval na 390 dagen na
behandeling met Maviret, en de andere proefpersoon herinfectie met een ander HCV-genotype.
Ouderen
Aan de klinische studies met Maviret namen 328 patiënten van 65 jaar en ouder deel (13,8% van het
totale aantal proefpersonen). De respons die in verschillende behandelingsgroepen is waargenomen
voor patiënten ≥ 65 jaar was vergelijkbaar met die voor patiënten < 65 jaar oud.
Pediatrische patiënten
DORA (Deel 1) was een open-label studie om de veiligheid en werkzaamheid te beoordelen bij
adolescenten van 12 tot 18 jaar die 300 mg/120 mg (drie 100 mg/40 mg filmomhulde tabletten)
Maviret ontvingen gedurende 8 of 16 weken. 47 proefpersonen namen deel aan DORA (Deel 1). De
mediane leeftijd was 14 jaar (bereik: 12 tot 17); 79% had HCV-genotype 1; 6% had HCV-genotype 2;
9% had HCV-genotype 3; 6% had HCV-genotype 4; 55% was vrouw; 11% was negroïde; 77% was
niet eerder behandeld voor HCV; 23% was eerder behandeld met interferon; 4% had een HIV co-
infectie; geen van de proefpersonen had cirrose; het gemiddelde gewicht was 59 kg (bereik: 32 tot
109).
De algehele SVR12 was 100% (47/47). Geen enkele proefpersoon kreeg virologisch falen.
Raadpleeg de Samenvatting van de Productkenmerken van Maviret granulaat voor de klinische
onderzoeksgegevens van DORA Deel 2 waarbij de veiligheid en werkzaamheid van Maviret granulaat
23
op basis van dosering op gewicht gedurende 8, 12 of 16 weken werd beoordeeld bij 80 kinderen van 3
tot 12 jaar.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetische eigenschappen van de bestanddelen van Maviret staan in tabel 11.
Tabel 11: Farmacokinetische eigenschappen van de bestanddelen van Maviret bij gezonde
volwassen proefpersonen
Glecaprevir
Absorptie
T
max
(u)
a
Effect van maaltijd (t.o.v. nuchter)
b
Distributie
% Gebonden aan menselijke plasma-
eiwitten
Bloed-plasmaratio
Biotransformatie
Biotransformatie
Eliminatie
Belangrijkste eliminatieroute
t
1/2
(u) bij steady state
% dosis in urine uitgescheiden
c
% dosis in feces uitgescheiden
c
Transport
Substraat van transporter
5,0
↑ 83-163%
97,5
0,57
secundair
Uitscheiding via gal
6-9
0,7
92,1
d
Pibrentasvir
5,0
↑ 40-53%
> 99,9
0,62
geen
Uitscheiding via gal
23 - 29
0
96,6
P-gp, BCRP en
P-gp en BCRP niet
OATP1B1/3
uitgesloten
a. Mediane T
max
na eenmalige dosis glecaprevir en pibrentasvir bij gezonde proefpersonen.
b. Gemiddelde systemische blootstelling met matig vetrijke tot zeer vetrijke maaltijden.
c. Toediening van eenmalige dosis [
14
C]glecaprevir of [
14
C]pibrentasvir in massabalansstudies.
d. Oxidatieve metabolieten of hun bijproducten vertegenwoordigden 26% van de radioactieve dosis. In
het plasma werden geen metabolieten van glecaprevir gevonden.
Na 3 dagen monotherapie met alleen glecaprevir 300 mg per dag (N=6) of alleen pibrentasvir 120 mg
per dag (N=8) was de geometrische gemiddelde AUC
24
in patiënten met chronische hepatitis C-
infectie zonder cirrose 13.600 ng·u/ml voor glecaprevir en 459 ng·u/ml voor pibrentasvir. Schatting
van de farmacokinetische parameters door middel van populatiefarmacokinetische modellen had een
inherente onzekerheid welke werd veroorzaakt door non-lineariteit van de dosis en kruisinteractie
tussen glecaprevir en pibrentasvir. Op basis van populatiefarmacokinetische modellen voor Maviret bij
chronische hepatitis C-patiënten was bij proefpersonen zonder cirrose (N=1804) voor glecaprevir en
pibrentasvir de steady-state-AUC
24
respectievelijk 4.800 en 1430 ng·u/ml, en bij proefpersonen met
cirrose (N=280) respectievelijk 10.500 en 1.530 ng·u/ml. Ten opzichte van gezonde vrijwilligers
(N=230) was de populatieschatting van de AUC
24, ss
vergelijkbaar (10% verschil) voor glecaprevir en
34% lager voor pibrentasvir in met HCV geïnfecteerde proefpersonen zonder cirrose.
Lineariteit/non-lineariteit
De AUC van glecaprevir nam meer dan dosisproportioneel toe (1.200 mg QD had een factor 516
hogere blootstelling dan 200 mg QD) wat verband kan hebben met de saturatie van de opname- en
effluxtransporters.
De AUC van pibrentasvir nam meer dan dosisproportioneel toe bij doses tot 120 mg (blootstelling was
met meer dan een factor 10 toegenomen bij 120 mg QD in vergelijking met 30 mg QD), maar
24
vertoonde bij doses ≥ 120 mg een lineaire farmacokinetiek. De non-lineaire blootstellingstoename bij
doses < 120 mg kan verband hebben met de saturatie van effluxtransporters.
De biologische beschikbaarheid van pibrentasvir bij gelijktijdige toediening met glecaprevir is een
factor 3 hoger dan van pibrentasvir alleen. Glecaprevir wordt in mindere mate beïnvloed door
gelijktijdige toediening met pibrentasvir.
Farmacokinetiek bij speciale populaties
Ras/etniciteit
Er is geen dosisaanpassing nodig voor Maviret op basis van ras of etniciteit.
Geslacht/gewicht
Er is geen dosisaanpassing nodig voor Maviret op basis van geslacht of lichaamsgewicht >45 kg.
Ouderen
Bij oudere patiënten is dosisaanpassing van Maviret niet noodzakelijk. Populatiefarmacokinetische
analyse bij met HCV geïnfecteerde proefpersonen liet zien dat binnen het geanalyseerde
leeftijdsbereik (12-88 jaar) leeftijd geen klinisch relevant effect had op de blootstelling aan glecaprevir
of pibrentasvir.
Pediatrische patiënten
Bij kinderen van 12 jaar en ouder of met een gewicht van minstens 45 kg is dosisaanpassing van
Maviret niet noodzakelijk. Blootstellingen aan glecaprevir en pibrentasvir in adolescenten van 12
tot 18 jaar waren vergelijkbaar met die aan volwassenen in fase 2/3-studies.
Maviret is beschikbaar als granulaat voor kinderen van 3 tot 12 jaar en met een gewicht van 12 tot
45 kg. De dosering wordt bepaald op basis van het lichaamsgewicht. Kinderen met een gewicht vanaf
45 kg moeten Maviret als tablet gebruiken. Omdat de preparaten verschillende farmacokinetische
profielen hebben, zijn de tabletten en het omhulde granulaat niet onderling uitwisselbaar.
De farmacokinetiek van glecaprevir en pibrentasvir is niet vastgesteld bij kinderen < 3 jaar of met een
gewicht minder dan 12 kg.
Nierfunctiestoornis
De AUC van glecaprevir en pibrentasvir nam ≤ 56% toe bij niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een lichte, matige, ernstige of eindstadium nierfunctiestoornis die niet werden
gedialyseerd in vergelijking met proefpersonen met een normale nierfunctie. De AUC’s van
glecaprevir en pibrentasvir waren bij van dialyse afhankelijke, niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met en zonder dialyse vergelijkbaar (≤ 18% verschil). Bij populatiefarmacokinetische
analyse van met HCV geïnfecteerde proefpersonen werd in vergelijking met proefpersonen met een
normale nierfunctie een AUC-verhoging van 86% voor glecaprevir en 54% voor pibrentasvir
waargenomen voor proefpersonen met nierziekte in het eindstadium, met of zonder dialyse. Grotere
toename kan worden verwacht wanneer ongebonden concentraties worden overwogen.
In zijn algemeenheid waren de veranderingen in blootstelling aan Maviret bij met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een nierfunctiestoornis met of zonder dialyse niet klinisch significant.
Leverfunctiestoornis
Bij de klinische dosis was de AUC van glecaprevir in vergelijking met niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een normale leverfunctie 33% hoger bij proefpersonen met Child-Pugh A, 100%
hoger bij proefpersonen met Child-Pugh B, en een factor 11 hoger bij proefpersonen met Child-Pugh
C. De AUC van pibrentasvir was bij proefpersonen met Child-Pugh A vergelijkbaar, bij proefpersonen
met Child-Pugh B 26% hoger en bij proefpersonen met Child-Pugh C 114% hoger. Grotere toename
kan worden verwacht wanneer ongebonden concentraties worden overwogen.
25
Populatiefarmacokinetische analyse liet zien dat na toediening van Maviret bij met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met gecompenseerde cirrose, de blootstelling aan glecaprevir ongeveer 2 maal
verhoogd was en de blootstelling aan pibrentasvir vergelijkbaar was met niet-cirrotische, met HCV
geïnfecteerde proefpersonen. Het mechanisme voor de verschillen in blootstelling aan glecaprevir in
chronische hepatitis C-patiënten met of zonder cirrose is niet bekend.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Glecaprevir en pibrentasvir waren niet genotoxisch in een reeks
in-vitro
of
in-vivo
uitgevoerde
onderzoeken, waaronder een bacteriële mutageniteitstest, een test op chromosomale afwijkingen in
humane lymfocyten uit perifeer bloed en
in-vivo
micronucleustests bij knaagdieren. Er zijn geen
carcinogeniteitsstudies met glecaprevir en pibrentasvir verricht.
Er is bij knaagdieren tot de hoogste onderzochte dosis geen effect op de paring, fertiliteit van
vrouwtjes- of mannetjesdieren, of de vroege embryonale ontwikkeling waargenomen. De systemische
blootstelling (AUC) aan glecaprevir en pibrentasvir was ongeveer 63 respectievelijk 102 maal hoger
dan de blootstelling bij mensen in de aanbevolen dosering.
Bij dierreproductieonderzoek werden geen ongunstige effecten op de ontwikkeling waargenomen als
de bestanddelen van Maviret afzonderlijk werden toegediend tijdens de organogenese bij blootstelling
tot 53 maal (ratten; glecaprevir) of 51 maal en 1,5 maal (muizen respectievelijk konijnen; pibrentasvir)
de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosis Maviret. Vanwege maternale toxiciteit (anorexia,
lager lichaamsgewicht en verminderde toename van het lichaamsgewicht) met enige embryofoetale
toxiciteit (toename van het postimplantatieverlies en aantal resorpties en vermindering van het
gemiddelde foetale lichaamsgewicht) kon glecaprevir bij konijnen niet worden beoordeeld bij
klinische blootstellingen. Er waren met beide stoffen geen effecten op de ontwikkeling bij knaagdieren
in peri-/postnatale ontwikkelingsstudies waarin de maternale systemische blootstelling (AUC) aan
glecaprevir en pibrentasvir ongeveer 47 respectievelijk 74 maal de blootstelling was bij mensen in de
aanbevolen dosering. Onveranderd glecaprevir was de overheersende component in de melk van
zogende ratten, zonder dat dit effect had op de gezoogde jongen. Pibrentasvir was de enige component
in de melk van zogende ratten, zonder dat dit effect had op de gezoogde jongen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Copovidon (Type K 28)
Vitamine E (tocoferol) polyethyleenglycolsuccinaat
Silicium, colloïdaal watervrij
Propyleenglycolmonocaprylaat (Type II)
Croscarmellose natrium
Natriumstearylfumaraat
Filmomhulling
Hypromellose 2910 (E464)
Lactosemonohydraat
Titaandioxide
Macrogol 3350
IJzeroxide rood (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
26
6.3
3 jaar.
6.4
Houdbaarheid
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
PVC/PE/PCTFE aluminiumfolie blisterverpakkingen.
Verpakking met 84 (4 kartonnen doosjes met 21 tabletten) filmomhulde tabletten.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1213/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 26 juli 2017
Datum van laatste verlenging: 22 maart 2022
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
27
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 50 mg/20 mg omhuld granulaat in sachet
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elk sachet bevat 50 mg glecaprevir en 20 mg pibrentasvir.
Hulpstoffen met bekend effect
Elk sachet met omhuld granulaat bevat 26 mg lactose (als monohydraat) en 4 mg propyleenglycol.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Omhuld granulaat
Roze en geel granulaat.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Maviret omhuld granulaat is geïndiceerd voor de behandeling van chronische infectie met het
hepatitis C-virus (HCV) bij kinderen vanaf 3 jaar (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Maviret moet worden gestart en gecontroleerd door een arts die ervaren is in de
behandeling van patiënten met een HCV-infectie.
Dosering
Kinderen van 3 jaar tot 12 jaar en een gewicht van 12 kg tot 45 kg
De aanbevolen behandelduur met Maviret voor met HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6 geïnfecteerde
patiënten met gecompenseerde leverziekte (met of zonder cirrose) staat in tabel 1 en tabel 2. Het aantal
sachets en de dosering op basis van lichaamsgewicht voor kinderen staan in tabel 3. De sachets
moeten tegelijk eenmaal daags worden ingenomen met voedsel.
Tabel 1: Aanbevolen behandelduur met Maviret voor patiënten zonder voorafgaande HCV-
behandeling
Aanbevolen behandelduur
Geen cirrose
GT 1, 2, 3, 4, 5, 6
8 weken
Cirrose
8 weken
Genotype
Tabel 2: Aanbevolen behandelduur met Maviret voor patiënten bij wie eerdere behandeling met
pegIFN + ribavirine +/- sofosbuvir, of sofosbuvir + ribavirine heeft gefaald
Genotype
Aanbevolen behandelduur
28
Geen cirrose
GT 1, 2, 4-6
GT 3
8 weken
16 weken
Cirrose
12 weken
16 weken
Bij patiënten bij wie eerdere behandeling met een NS3/4A- en/of een NS5A-remmer heeft gefaald, zie
rubriek 4.4.
Tabel 3: Aanbevolen dosering dosis voor kinderen van 3 tot 12 jaar
Gewicht van het kind
(kg)
≥12 tot < 20 kg
≥ 20 tot < 30 kg
≥ 30 tot < 45 kg
Aantal sachets eenmaal daags
(glecaprevir + pibrentasvir)
3 sachets (150 mg + 60 mg)
4 sachets (200 mg + 80 mg)
5 sachets (250 mg + 100 mg)
Bij kinderen die 45 kg of meer wegen, moet de volwassen dosering van Maviret tabletten worden
gebruikt. Raadpleeg de Samenvatting van de Productkenmerken van Maviret filmomhulde tabletten
voor doseringsinstructies.
Gemiste dosis
Als er een dosis Maviret is overgeslagen, kan de voorgeschreven dosis binnen 18 uur na het
gebruikelijke tijdstip alsnog worden ingenomen. Als er meer dan 18 uur zijn verstreken sinds het
gebruikelijke tijdstip waarop Maviret wordt ingenomen, mag de overgeslagen dosis
niet
meer worden
ingenomen en moet de patiënt de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen. Patiënten
moeten de instructie krijgen geen dubbele dosis in te nemen.
Als de patiënt binnen 3 uur na inname braakt, moet nog een dosis Maviret worden ingenomen. Als de
patiënt meer dan 3 uur na inname braakt, is een extra dosis Maviret niet nodig.
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing van Maviret nodig voor patiënten met een nierfunctiestoornis, ongeacht de
mate daarvan, inclusief patiënten die dialyse krijgen (zie rubrieken 5.1 en 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing van Maviret nodig voor patiënten met een lichte leverfunctiestoornis
(Child-Pugh A). Maviret wordt niet aanbevolen bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis
(Child-Pugh B) en is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-
Pugh C) (zie rubrieken 4.3, 4.4 en 5.2).
Patiënten die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
Een behandelduur van 12 weken werd beoordeeld en is aanbevolen bij patiënten die een lever- of
niertransplantatie hebben ondergaan met of zonder cirrose (zie rubriek 5.1). Een behandelduur van
16 weken moet worden overwogen bij met genotype 3 geïnfecteerde patiënten die reeds eerder zijn
behandeld met peg-IFN + ribavirine +/- sofosbuvir, of sofosbuvir + ribavirine.
Patiënten met een gelijktijdige infectie met hiv-1
Volg de doseringsaanbevelingen in tabel 1 en 2. Voor doseringsaanbevelingen met middelen tegen het
hiv-virus, zie rubriek 4.5.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Maviret bij kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht minder
dan 12 kg zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Kinderen die 45 kg of meer wegen,
dienen de tabletvorm te gebruiken. Omdat de preparaten verschillende farmacokinetische profielen
29
hebben, zijn de tabletten en het omhulde granulaat niet onderling uitwisselbaar. Daarom is een
volledige behandeling met hetzelfde preparaat vereist (zie rubriek5.2).
Wijze van toediening
Oraal gebruik
Patiënten moeten de instructie krijgen om de aanbevolen dosis Maviret eenmaal daags met voedsel
in te nemen.
Het granulaat voor de totale dagelijkse dosis (de gehele inhoud van het vereiste aantal sachets,
roze en geel granulaat) moet over een kleine hoeveelheid zacht voedsel, met laag watergehalte,
worden gestrooid die aan een lepel blijft plakken en doorgeslikt kan worden zonder te kauwen
(bijvoorbeeld pindakaas, hazelnootpasta, zachte kaas/roomkaas, dikke jam of Griekse yoghurt).
Vloeistoffen of voedsel die van een lepel afdruipen of afglijden, mogen niet worden gebruikt,
omdat het geneesmiddel dan snel kan oplossen en minder werkzaam wordt.
Het mengsel van voedsel en granulaat moet onmiddellijk worden doorgeslikt. Het granulaat mag
niet worden geplet of gekauwd.
Maviret granulaat mag niet worden toegediend via enterale voedingssondes.
Contra-indicaties
4.3
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh C) (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 5.2).
Gelijktijdig gebruik met atazanavir bevattende middelen, atorvastatine, simvastatine,
dabigatranetexilaat, producten die ethinylestradiol bevatten, sterke P-gp- en CYP3A-inductoren
(bijvoorbeeld rifampicine, carbamazepine, sint-janskruid (Hypericum
perforatum),
fenobarbital,
fenytoïne en primidon) (zie rubriek 4.5).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Hepatitis B-virusreactivatie
Gevallen van reactivatie van het hepatitis B-virus (HBV), waarvan enkele fataal, zijn gemeld
gedurende of na behandeling met direct werkende antivirale middelen. Voorafgaand aan de
behandeling dienen alle patiënten op HBV gescreend te worden. Patiënten met een HBV/HCV-
co-infectie lopen risico op HBV-reactivatie en dienen daarom gecontroleerd en behandeld te worden
volgens de huidige klinische richtlijnen.
Leverfunctiestoornis
Maviret wordt niet aanbevolen bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh B) en is
gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh C) (zie
rubrieken 4.2, 4.3 en 5.2).
Patiënten bij wie eerdere behandeling met een NS3/4A- en/of een NS5A-remmer heeft gefaald
In de studies MAGELLAN-1 en B16-439 werden met genotype 1 geïnfecteerde patiënten (en een zeer
beperkt aantal patiënten met genotype 4-infectie) bestudeerd bij wie eerdere behandeling heeft gefaald
op regimes die resistentie kunnen veroorzaken tegen glecaprevir/pibrentasvir (rubriek 5.1). Het risico
op falen was, zoals verwacht, het hoogst bij degenen die aan beide klassen waren blootgesteld. Een
resistentiealgoritme dat het risico op falen op grond van resistentie bij aanvang van de behandeling
kan voorspellen, is nog niet vastgesteld. Een accumulatie van resistentie tegen twee klassen was een
algemene bevinding bij patiënten bij wie herbehandeling met glecaprevir/pibrentasvir in
MAGELLAN-1 heeft gefaald. Er zijn geen herbehandelingsdata beschikbaar voor patiënten met
30
genotype 2-, 3-, 5- of 6-infectie. Maviret wordt niet aanbevolen voor de herbehandeling van patiënten
die eerder zijn blootgesteld aan NS3/4A- en/of NS5A-remmers.
Geneesmiddeleninteracties
Gelijktijdige toediening wordt niet aanbevolen met sommige geneesmiddelen, zoals weergegeven in
rubriek 4.5.
Gebruik bij diabetespatiënten
Na start van een HCV-behandeling met direct werkende antivirale middelen kan bij diabetici een
verbetering van de bloedsuikerregulatie optreden, wat mogelijk leidt tot symptomatische
hypoglykemie. De bloedsuikerspiegels van diabetespatiënten die beginnen met een behandeling met
direct werkende antivirale middelen, moeten nauwlettend in de gaten worden gehouden, vooral tijdens
de eerste drie maanden, en indien nodig moet de diabetesmedicatie worden aangepast. Wanneer een
behandeling met direct werkende antivirale middelen wordt gestart, moet de arts die verantwoordelijk
is voor de diabeteszorg van de patiënt, worden geïnformeerd.
Lactose
Maviret granulaat bevat lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-
intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie mogen dit geneesmiddel niet
te gebruiken.
Propyleenglycol
Dit geneesmiddel bevat 4 mg propyleenglycol in elk sachet.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per sachet, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Mogelijke effecten van Maviret op andere geneesmiddelen
Glecaprevir en pibrentasvir zijn remmers van P-glycoproteïne (P-gp), borstkankerresistentie-eiwit
(breast cancer resistance protein; BCRP) en organisch aniontransporterend polypeptide (OATP)
1B1/3. Gelijktijdige toediening met Maviret kan de plasmaconcentraties verhogen van
geneesmiddelen die substraten zijn van P-gp (bijvoorbeeld dabigatranetexilaat, digoxine), BCRP
(bijvoorbeeld rosuvastatine) of OATP1B1/3 (bijvoorbeeld atorvastatine, lovastatine, pravastatine,
rosuvastatine, simvastatine). Zie tabel 4 voor specifieke aanbevelingen over interacties met gevoelige
substraten van P-gp, BCRP en OATP1B1/3. Voor andere P-gp-, BCRP-, of OATP1B1/3-substraten
kan dosisaanpassing nodig zijn.
Glecaprevir en pibrentasvir zijn zwakke remmers van cytochroom-P450 (CYP) 3A en
uridineglucuronosyltransferase (UGT) 1A1
in vivo.
Klinisch significante toenames in blootstelling zijn
niet waargenomen voor gevoelige substraten van CYP3A (midazolam, felodipine) of UGT1A1
(raltegravir) wanneer deze met Maviret worden toegediend.
Zowel glecaprevir als pibrentasvir remt de galzoutexportpomp (BSEP)
in vitro.
Significante remming van CYP1A2, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6, UGT1A6, UGT1A9, UGT1A4,
UGT2B7, OCT1, OCT2, OAT1, OAT3, MATE1 of MATE2K wordt niet verwacht.
31
Patiënten behandeld met vitamine K-antagonisten
Het nauwgezet controleren van de International Normalised Ratio (INR)-waarden wordt aanbevolen,
omdat de leverfunctie kan veranderen tijdens de behandeling met Maviret.
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op Maviret
Gebruik met sterke P-gp-/CYP3A-inductoren
Geneesmiddelen die sterke P-gp-/CYP3A-inductoren zijn (bijv. rifampicine, carbamazepine, sint-
janskruid (Hypericum
perforatum),
fenobarbital, fenytoïne en primidon), kunnen de
plasmaconcentraties van glecaprevir of pibrentasvir significant verlagen en kunnen leiden tot een
verminderd therapeutisch effect van Maviret of verlies van virologische respons. Gelijktijdige
toediening van dit type geneesmiddelen met Maviret is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die matige P-gp-/CYP3A-inductoren zijn, kan de
plasmaconcentraties van glecaprevir en pibrentasvir verlagen (bijv. oxcarbazepine, eslicarbazepine,
lumacaftor, crizotinib). Gelijktijdige toediening van matige inductoren wordt niet aanbevolen (zie
rubriek 4.4).
Glecaprevir en pibrentasvir zijn substraten van de effluxtransporters P-gp en/of BCRP. Glecaprevir is
ook een substraat van de hepatische opnametransporter OATP1B1/3. Gelijktijdige toediening van
Maviret met geneesmiddelen die P-gp en BCRP remmen (bijv. ciclosporine, cobicistat, dronedaron,
itraconazol, ketoconazol, ritonavir) kan de eliminatie van glecaprevir of pibrentasvir vertragen en
daardoor de plasmablootstelling van de antivirale middelen verhogen. Geneesmiddelen die
OATP1B1/3 remmen (bijv. elvitegravir, ciclosporine, darunavir, lopinavir), verhogen de systemische
concentraties van glecaprevir.
Vastgestelde en andere mogelijke geneesmiddeleninteracties
In tabel 4 staat het least squares mean ratio-effect (90%-betrouwbaarheidsinterval) op de concentratie
van Maviret en enkele veelvoorkomende gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. De richting van de
pijl geeft de richting aan van de verandering in blootstelling (C
max
, AUC en C
min
) aan glecaprevir,
pibrentasvir en het gelijktijdig toegediende geneesmiddel (↑
= toename (meer dan 25%),
↓
= afname
(meer dan 20%)),
↔
= geen verandering
(gelijk aan of minder dan 20% afname of 25% toename). Dit
is geen volledige lijst. Alle interactiestudies werden uitgevoerd bij volwassenen.
Tabel 4: Interacties tussen Maviret en andere geneesmiddelen
Geneesmiddel per
Effect op
therapeutisch
concentratie
gebied/mogelijk
s
C
max
interactie-
geneesmidde
mechanisme
l
ANGIOTENSINE-II-RECEPTORBLOKKERS
Losartan
↑ losartan
2,51
50 mg
(2,00; 3,15)
enkelvoudige dosis ↑ losartan-
2,18
carboxylzuu (1,88; 2,53)
r
Valsartan
↑ valsartan
1,36
80 mg
(1,17; 1,58)
enkelvoudige dosis
(Remming van
OATP1B1/3)
AUC
C
min
Klinische
opmerkingen
1,56
(1,28; 1,89)
↔
1,31
(1,16; 1,49)
--
--
--
Geen
dosisaanpassing
nodig.
Geen
dosisaanpassing
nodig.
32
ANTIARITMICA
Digoxine
0,5 mg
enkelvoudige dosis
↑ digoxine
1,72
(1,45; 2,04)
1,48
(1,40; 1,57)
--
(Remming van P-
gp)
ANTICOAGULANTIA
Dabigatranetexilaat ↑ dabigatran
150 mg
enkelvoudige dosis
Voorzichtigheid en
monitoring van de
therapeutische
concentratie van
digoxine worden
aanbevolen.
Gelijktijdig gebruik
is gecontra-indiceerd
(zie rubriek 4.3).
2,05
(1,72; 2,44)
2,38
(2,11; 2,70)
--
(Remming van P-
gp)
ANTICONVULSIVA
Carbamazepine
↓ glecaprevi
0,33
0,34
200 mg tweemaal
r
(0,27; 0,41) (0,28; 0,40)
daags
↓ pibrentasv
0,50
0,49
ir
(0,42; 0,59) (0,43; 0,55)
(Inductie van
P-gp/CYP3A)
Fenytoïne,
Niet onderzocht.
fenobarbital,
Verwachting: ↓ glecaprevir en ↓ pibrentasvir
primidon
ANTIMYCOBACTERIËLE MIDDELEN
Rifampicine
↑ glecaprevi
6,52
600 mg
r
(5,06; 8,41)
enkelvoudige dosis ↔ pibrentas
↔
vir
(Remming van
OATP1B1/3)
Rifampicine
↓ glecaprevi
0,14
600 mg eenmaal
r
(0,11; 0,19)
a
daags
↓ pibrentasv
0,17
ir
(0,14; 0,20)
(Inductie van P-
gp/BCRP/CYP3A)
PRODUCTEN MET ETHINYLESTRADIOL
Ethinylestradiol
↑ EE
1,31
(EE)/norgestimaat
(1,24; 1,38)
35 µg/250 µg
↑ norelgestr
↔
eenmaal daags
omine
↑ norgestrel
1,54
(1,34; 1,76)
EE/levonorgestrel
↑ EE
1,30
(1,18; 1,44)
20 µg/100 µg
↑ norgestrel
1,37
eenmaal daags
(1,23; 1,52)
8,55
(7,01; 10,4)
↔
--
--
Gelijktijdige
toediening kan
leiden tot
verminderd
therapeutisch effect
van Maviret en is
gecontra-indiceerd
(zie rubriek 4.3).
--
--
Gelijktijdig gebruik
is gecontra-indiceerd
(zie rubriek 4.3).
0,12
(0,09; 0,15)
0,13
(0,11; 0,15)
--
--
1,28
(1,23; 1,32)
1,44
(1,34; 1,54)
1,63
(1,50; 1,76)
1,40
(1,33; 1,48)
1,68
(1,57; 1,80)
1,38
(1,25; 1,52)
1,45
(1,33; 1,58)
1,75
(1,62; 1,89)
1,56
(1,41; 1,72)
1,77
(1,58; 1,98)
Gelijktijdige
toediening van
Maviret met
producten met
ethinylestradiol is
gecontra-indiceerd
vanwege het risico
op ALAT-
verhogingen (zie
rubriek 4.3).
Geen
dosisaanpassing
nodig bij
levonorgestrel,
norethindron of
norgestimaat als
anticonceptief
progestageen.
33
KRUIDENGENEESMIDDELEN
Sint-janskruid
Niet onderzocht.
(Hypericum
Verwachting: ↓ glecaprevir en ↓ pibrentasvir
perforatum)
(Inductie van
P-gp/CYP3A)
HIV-ANTIVIRALE MIDDELEN
Atazanavir +
↑ glecaprevi
ritonavir
r
300/100 mg
↑ pibrentasv
b
eenmaal daags
ir
Gelijktijdige
toediening kan
leiden tot
verminderd
therapeutisch effect
van Maviret en is
gecontra-indiceerd
(zie rubriek 4.3).
≥ 14,3
(9,85; 20,7)
≥ 2,29
(1,95; 2,68)
Gelijktijdige
toediening met
atazanavir is
gecontra-indiceerd
vanwege het risico
op ALAT-
verhogingen (zie
rubriek 4.3).
Gelijktijdige
toediening met
darunavir wordt niet
aanbevolen.
Gelijktijdige
toediening met
efavirenz kan leiden
tot een verminderd
therapeutisch effect
van Maviret en
wordt niet
aanbevolen. Er
worden geen
klinisch significante
interacties met
tenofovirdisoproxilf
umaraat verwacht.
Geen
dosisaanpassing
nodig.
≥ 4,06
(3,15; 5,23)
≥ 1,29
(1,15; 1,45)
≥ 6,53
(5,24; 8,14)
≥ 1,64
(1,48; 1,82)
Darunavir +
ritonavir
800/100 mg
eenmaal daags
Efavirenz/emtricita
bine/tenofovirdisop
roxilfumaraat
600/200/300 mg
eenmaal daags
↑ glecaprevi
r
↔ pibrentas
vir
↑ tenofovir
3,09
(2,26; 4,20)
↔
↔
4,97
(3,62; 6,84)
↔
1,29
(1,23; 1,35)
8,24
(4,40; 15,4)
1,66
(1,25; 2,21)
1,38
(1,31; 1,46)
Het effect van
efavirenz/emtricitabine/tenofovirdisoproxilfumaraat op
glecaprevir en pibrentasvir is niet direct in deze studie
gekwantificeerd, maar de blootstelling aan glecaprevir en
pibrentasvir was aanzienlijk lager dan in historische
controles.
Elvitegravir/cobicis
tat/emtricitabine/
tenofovir-
alafenamide
(P-gp-, BCRP- en
OATP-remming
door cobicistat,
OATP-remming
door elvitegravir)
Lopinavir/ritonavir
400/100 mg
tweemaal daags
Raltegravir
400 mg tweemaal
daags
↔ tenofovir
↑ glecaprevi
r
↑ pibrentasv
ir
↔
2,50
(2,08; 3,00)
↔
↔
3,05
(2,55; 3,64)
1,57
(1,39; 1,76)
↔
4,58
(3,15; 6,65)
1,89
(1,63; 2,19)
↑ glecaprevi
r
↑ pibrentasv
ir
↑ raltegravir
2,55
(1,84; 3,52)
1,40
(1,17; 1,67)
1,34
(0,89; 1,98)
4,38
(3,02; 6,36)
2,46
(2,07; 2,92)
1,47
(1,15; 1,87)
18,6
(10,4; 33,5)
5,24
(4,18; 6,58)
2,64
(1,42; 4,91)
Gelijktijdige
toediening wordt
niet aanbevolen.
Geen
dosisaanpassing
nodig.
(Remming van
UGT1A1)
HCV-ANTIVIRALE MIDDELEN
Sofosbuvir
↑ sofosbuvir
1,66
34
2,25
--
400 mg
enkelvoudige dosis
↑ GS-
331007
(P-gp-/BCRP-
↔ glecaprev
↔
remming)
ir
↔ pibrentas
↔
vir
HMG-CoA-REDUCTASEREMMERS
Atorvastatine
↑ atorvastati
22,0
10 mg eenmaal
ne
(16,4; 29,5)
daags
(Remming van
OATP1B1/3, P-gp,
BCRP, CYP3A)
Simvastatine
5 mg eenmaal
daags
(Remming van
OATP1B1/3, P-gp,
BCRP)
Lovastatine
10 mg eenmaal
daags
(Remming van
OATP1B1/3, P-gp,
BCRP)
(1,23; 2,22)
↔
(1,86; 2,72)
↔
↔
↔
8,28
(6,06; 11,3)
1,85
(1,67; 2,04)
↔
↔
--
Geen
dosisaanpassing
nodig.
Gelijktijdige
toediening met
atorvastatine en
simvastatine is
gecontra-indiceerd
(zie rubriek 4.3).
↑ simvastati
ne
↑ simvastati
nezuur
1,99
(1,60; 2,48)
10,7
(7,88; 14,6)
2,32
(1,93; 2,79)
4,48
(3,11; 6,46)
--
--
↑ lovastatine
↑ lovastatine
zuur
↔
5,73
(4,65; 7,07)
1,70
(1,40; 2,06)
4,10
(3,45; 4,87)
--
--
Pravastatine
10 mg eenmaal
daags
(Remming van
OATP1B1/3)
Rosuvastatine
5 mg eenmaal
daags
(Remming van
OATP1B1/3,
BCRP)
Fluvastatine,
pitavastatine
↑ pravastatin
e
2,23
(1,87; 2,65)
2,30
(1,91; 2,76)
--
↑ rosuvastati
ne
5,62
(4,80; 6,59)
2,15
(1,88; 2,46)
--
Gelijktijdige
toediening wordt
niet aanbevolen. Bij
gebruik mag de
dosis lovastatine niet
hoger zijn dan
20 mg/dag en
moeten patiënten
worden
gecontroleerd.
Voorzichtigheid
wordt aanbevolen.
De dosis
pravastatine mag
niet hoger zijn dan
20 mg per dag en de
dosis rosuvastatine
mag niet hoger zijn
dan 5 mg per dag.
Niet onderzocht.
Verwachting: ↑ fluvastatine en ↑ pitavastatine
Interacties met
fluvastatine en
pitavastatine zijn
waarschijnlijk en bij
de combinatie is
voorzichtigheid
geboden. Een lage
dosis van de statine
wordt aanbevolen
bij de start van de
DAA-behandeling.
IMMUNOSUPPRESSIVA
35
Ciclosporine
100 mg
enkelvoudige dosis
Ciclosporine
400 mg
enkelvoudige dosis
↑ glecaprevi
r
c
↑ pibrentasv
ir
↑ glecaprevi
r
↑ pibrentasv
ir
1,30
(0,95; 1,78)
↔
4,51
(3,63; 6,05)
↔
1,37
(1,13; 1,66)
↔
5,08
(4,11; 6,29)
1,93
(1,78; 2,09)
1,34
(1,12; 1,60)
1,26
(1,15; 1,37)
--
--
Tacrolimus
1 mg enkelvoudige
dosis
(CYP3A4- en P-gp-
remming)
↑ tacrolimus
↔
glecaprev
ir
↔
pibrentas
vir
1,50
(1,24; 1,82)
↔
↔
1,45
(1,24; 1,70)
↔
↔
--
↔
↔
Maviret wordt niet
aanbevolen voor
toepassing bij
patiënten die
stabiele doses
ciclosporine > 100
mg per dag nodig
hebben.
Indien de
combinatie
onvermijdbaar is,
kan het gebruik met
nauwlettende
klinische monitoring
worden overwogen
als het voordeel
opweegt tegen het
risico.
De combinatie van
Maviret met
tacrolimus moet met
voorzichtigheid
worden gebruikt.
Een toename van
blootstelling aan
tacrolimus wordt
verwacht. Een
therapeutic drug
monitoring wordt
daarom aanbevolen
met een
dosisaanpassing als
gevolg.
Geen
dosisaanpassing
nodig.
PROTONPOMPREMMERS
↓ glecaprevi
Omeprazol
20 mg eenmaal r
daags
↔ pibrentas
(Verhoogt maag-
vir
pH-waarde)
Omeprazol
↓ glecaprevi
40 mg eenmaal
r
daags (1 uur voor
ontbijt)
↔ pibrentas
vir
↓ glecaprevi
Omeprazol
r
40 mg eenmaal
daags (’s avonds
zonder voedsel)
↔ pibrentas
vir
0,78
(0,60;
1,00)
↔
0,36
(0,21;
0,59)
↔
0,54
(0,44;
0,65)
↔
0,71
(0,58; 0,86)
↔
0,49
(0,35; 0,68)
↔
0,51
(0,45; 0,59)
↔
--
--
--
--
--
--
36
VITAMINE K-ANTAGONISTEN
Vitamine K-
Niet onderzocht.
antagonisten
Nauwgezet
controleren van de
INR wordt
aanbevolen bij alle
vitamine K-
antagonisten. Dit in
verband met
veranderingen in de
leverfunctie die
ontstaan tijdens
behandeling met
Maviret.
DAA = direct werkend antiviraal middel
a. Effect van rifampicine op glecaprevir en pibrentasvir 24 uur na laatste dosis rifampicine.
b. Er is een effect van atazanavir en ritonavir op de eerste dosis glecaprevir en pibrentasvir gemeld.
c. Met HCV geïnfecteerde transplantatiepatiënten die per dag een mediane dosis van 100 mg
ciclosporine kregen, hadden tot een factor 2,4 verhoogde blootstellingen van glecaprevir ten opzichte
van degenen die geen ciclosporine kregen.
Additionele geneesmiddeleninteractiestudies werden uitgevoerd met de volgende geneesmiddelen en
deze toonden geen klinisch significante interacties tussen Maviret en: abacavir, amlodipine,
buprenorfine, cafeïne, dextromethorfan, dolutegravir, emtricitabine, felodipine, lamivudine,
lamotrigine, methadon, midazolam, naloxon, norethindron of andere anticonceptiva met alleen
progestine, rilpivirine, tenofoviralafenamide en tolbutamide.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens (minder dan 300 zwangerschapsuitkomsten) over
het gebruik van glecaprevir of pibrentasvir bij zwangere vrouwen.
De resultaten van onderzoek bij ratten/muizen met glecaprevir of pibrentasvir duiden niet op directe of
indirecte schadelijke effecten wat betreft reproductietoxiciteit. Maternale toxiciteit in samenhang met
embryofoetaal verlies is waargenomen bij konijnen met glecaprevir, waardoor glecaprevir niet bij
klinische blootstellingen bij deze diersoort kon worden beoordeeld (zie rubriek 5.3). Uit voorzorg
wordt gebruik van Maviret tijdens de zwangerschap niet aanbevolen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of glecaprevir of pibrentasvir in de moedermelk wordt uitgescheiden. Uit
beschikbare farmacokinetische gegevens bij dieren blijkt dat glecaprevir en pibrentasvir in melk
worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3 voor bijzonderheden). Risico voor zuigelingen kan niet worden
uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met
Maviret moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van
borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten
worden genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het effect van glecaprevir en/of pibrentasvir op de
vruchtbaarheid bij mensen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op schadelijke effecten van
glecaprevir of pibrentasvir op de vruchtbaarheid bij blootstellingen die hoger zijn dan de blootstelling
bij mensen in de aanbevolen dosering (zie rubriek 5.3).
37
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Maviret heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In gepoolde klinische fase 2- en fase 3-studies bij met Maviret behandelde volwassen proefpersonen
die waren geïnfecteerd met HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6, waren de meest gemelde bijwerkingen
(incidentie ≥ 10%) hoofdpijn en vermoeidheid. Minder dan 0,1% van de met Maviret behandelde
proefpersonen had ernstige bijwerkingen (transiënte ischemisch aanval (TIA)). Het percentage van de
met Maviret behandelde proefpersonen dat wegens bijwerkingen permanent met de behandeling
stopte, was 0,1%.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen werden vastgesteld in fase 2- en fase 3-registratiestudies of na het in de
handel brengen, bij met HCV geïnfecteerde volwassenen met of zonder cirrose die gedurende 8, 12 of
16 weken werden behandeld met Maviret. De bijwerkingen worden hierna genoemd per
systeem/orgaanklasse en frequentie. De frequenties worden als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10),
vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, <1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) of niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 5: Bij Maviret vastgestelde bijwerkingen
Frequentie
Immuunsysteemaandoeningen
Soms
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
Huid- en onderhuidaandoeningen
Niet bekend
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Vaak
Onderzoeken
Vaak
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Bijwerkingen bij proefpersonen met een ernstige nierfunctiestoornis onder wie patiënten die
gedialyseerd worden
De veiligheid van Maviret bij proefpersonen met een chronische nierziekte (inclusief proefpersonen
die gedialyseerd worden) en chronische HCV-infectie met genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6 met
gecompenseerde leverziekte (met of zonder cirrose) is bij EXPEDITION-4 (n=104) en
EXPEDITION-5 (n=101) beoordeeld bij volwassenen. De meest voorkomende bijwerkingen bij
proefpersonen met een ernstige nierfunctiestoornis waren pruritus (17%) en vermoeidheid (12%) in
EXPEDITION-4 en pruritus (14,9%) in EXPEDITION-5.
Bijwerkingen bij proefpersonen met een lever- of niertransplantatie
De veiligheid van Maviret werd beoordeeld bij 100 volwassen patiënten die eerder een lever- of
niertransplantatie hebben ondergaan en een chronische HCV-infectie met genotypen 1, 2, 3, 4 of 6
38
Bijwerkingen
angio-oedeem
hoofdpijn
diarree, misselijkheid
pruritus
vermoeidheid
asthenie
verhoging van het totale bilirubine
zonder cirrose hebben (MAGELLAN-2). Het algehele veiligheidsprofiel bij patiënten die een
transplantatie hebben ondergaan was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel waargenomen bij
proefpersonen in fase 2- en 3-studies. Bijwerkingen waargenomen bij meer dan of gelijk aan 5% van
de proefpersonen die gedurende 12 weken Maviret toegediend kregen, waren hoofdpijn (17%),
vermoeidheid (16%), misselijkheid (8%) en pruritus (7%).
Veiligheid bij met HCV/hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen
Het algehele veiligheidsprofiel bij met HCV/hiv-1 geco-infecteerde volwassen proefpersonen
(ENDURANCE-1 en EXPEDITION-2) was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel dat werd
waargenomen bij volwassen proefpersonen met alleen een HCV-infectie.
Pediatrische patiënten
Het veiligheidsprofiel van Maviret bij HCV-GT1-6 geïnfecteerde adolescenten is gebaseerd op
gegevens uit een fase 2/3 open-label studie bij 47 proefpersonen van 12 tot < 18 jaar die werden
behandeld met Maviret tabletten gedurende 8 tot 16 weken (DORA deel 1). De waargenomen
bijwerkingen waren vergelijkbaar met de bijwerkingen die werden waargenomen in klinische studies
met Maviret bij volwassenen.
Het veiligheidsprofiel van Maviret bij HCV-GT1-6 geïnfecteerde kinderen van 3 tot 12 jaar is
gebaseerd op gegevens uit een open-label fase 2/3-studies bij 80 proefpersonen van 3 tot < 12 jaar die
werden behandeld met een op het gewicht gebaseerde hoeveelheid Maviret omhuld granulaat
gedurende 8, 12 of 16 weken (DORA deel 2). Het patroon van de waargenomen bijwerkingen was
vergelijkbaar met de bijwerkingen die werden waargenomen in klinische studies met Maviret
filmomhulde tabletten bij adolescenten en volwassenen. Diarree, misselijkheid en braken kwamen iets
vaker voor bij pediatrische proefpersonen in vergelijking met adolescenten (bijwerkingen:
respectievelijk 3,8% versus 0%, 3,8% versus 0%, en 7,5% versus 2,1%).
Verhoogde serumbilirubinewaarden
Verhogingen van het totale bilirubine tot minstens 2x de bovenste limiet van de normaalwaarde (BLN)
zijn waargenomen bij 1,3% van de proefpersonen in verband met door glecaprevir gemedieerde
remming van bilirubinetransporters en -metabolisme. De verhogingen van het bilirubine waren
asymptomatisch, voorbijgaand en traden meestal vroeg in de behandeling op. Verhogingen van het
bilirubine waren over het algemeen indirect en gingen niet met verhogingen van het ALAT gepaard.
Directe hyperbilirubinemie werd gemeld bij 0,3% van de proefpersonen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
De hoogste gedocumenteerde doses die aan gezonde vrijwilligers zijn toegediend, zijn 1200 mg
eenmaal daags gedurende 7 dagen voor glecaprevir en 600 mg eenmaal daags gedurende 10 dagen
voor pibrentasvir. Asymptomatische serum-ALAT-verhogingen (> 5x ULN) zijn bij 1 op de
70 gezonde proefpersonen waargenomen na meermalige doses glecaprevir (700 mg of 800 mg)
eenmaal daags gedurende ≥ 7 dagen. In geval van overdosering moet de patiënt worden gecontroleerd
op eventuele tekenen en symptomen van toxiciteit (zie rubriek 4.8). Passende symptomatische
behandeling moet onmiddellijk worden ingesteld. Glecaprevir en pibrentasvir worden niet in
belangrijke mate door hemodialyse verwijderd.
39
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antivirale middelen voor systemisch gebruik, direct werkende
antivirale middelen, ATC-code: J05AP57
Werkingsmechanisme
Maviret is een vaste dosiscombinatie van twee pangenotypische, direct werkende antivirale middelen,
glecaprevir (NS3/4A-proteaseremmer) en pibrentasvir (NS5A-remmer), die op meerdere stappen in de
levenscyclus van het HCV-virus aangrijpen.
Glecaprevir
Glecaprevir is een pangenotypische remmer van het HCV NS3/4A-protease, dat noodzakelijk is voor
de proteolytische splitsing van het HCV-gecodeerde polyproteïne (in rijpe vormen van de eiwitten
NS3, NS4A, NS4B, NS5A en NS5B) en is essentieel voor de virale replicatie.
Pibrentasvir
Pibrentasvir is een pangenotypische remmer van HCV NS5A, dat essentieel is voor de virus-RNA-
replicatie en virionassemblage. Het werkingsmechanisme van pibrentasvir is gekarakteriseerd op basis
van antivirale activiteit in celkweken en drug resistance mapping studies.
Antivirale activiteit
De EC
50
-waarden van glecaprevir en pibrentasvir tegen replicons met volledige lengte of chimerische
replicons die coderen voor NS3 of NS5A uit laboratoriumstammen, staan in tabel 6.
Tabel 6. Activiteit van glecaprevir en pibrentasvir tegen repliconcellijnen met HCV-
genotype 1-6
HCV-subtype
1a
1b
2a
2b
3a
4a
5a
6a
N.B. = niet beschikbaar
Glecaprevir EC
50
, nM
0,85
0,94
2,2
4,6
1,9
2,8
N.B.
0,86
Pibrentasvir EC
50
, nM
0,0018
0,0043
0,0023
0,0019
0,0021
0,0019
0,0014
0,0028
De
in-vitro-activiteit
van glecaprevir is ook in een biochemische bepaling onderzocht, met
vergelijkbare lage IC
50
-waarden bij verschillende genotypen.
EC
50
-waarden van glecaprevir en pibrentasvir tegen chimerische replicons die coderen voor NS3 of
NS5A uit klinische isolaten, staan in tabel 7.
Tabel 7. Activiteit van glecaprevir en pibrentasvir tegen kortdurende replicons die NS3 of NS5A
uit klinische isolaten van HCV-genotype 1-6 bevatten
HCV-
subtype
Glecaprevir
Aantal klinische
Mediane EC
50
, nM
isolaten
(bereik)
Pibrentasvir
Aantal klinische
Mediane EC
50
, nM
isolaten
(bereik)
40
1a
1b
2a
2b
3a
4a
4b
4d
5a
6a
11
9
4
4
2
6
N.B.
3
1
N.B.
0,08
(0,05 - 0,12)
0,29
(0,20 - 0,68)
1,6
(0,66 - 1,9)
2,2
(1,4 - 3,2)
2,3
(0,71 - 3,8)
0,41
(0,31 - 0,55)
N.B.
0,17
(0,13 - 0,25)
0,12
N.B.
N.B.
N.B.
11
8
6
11
14
8
3
7
1
3
1
1
6e
N.B.
6p
N.B.
N.B. = niet beschikbaar
Resistentie
0,0009
(0,0006 - 0,0017)
0,0027
(0,0014 - 0,0035)
0,0009
(0,0005 - 0,0019)
0,0013
(0,0011 - 0,0019)
0,0007
(0,0005 - 0,0017)
0,0005
(0,0003 - 0,0013)
0,0012
(0,0005 - 0,0018)
0,0014
(0,0010 - 0,0018)
0,0011
0,0007
(0,0006 - 0,0010)
0,0008
0,0005
In celkweken
Aminozuursubstituties in NS3 of NS5A die in celkweken zijn geselecteerd of die belangrijk zijn voor
de remmerklasse zijn fenotypisch gekarakteriseerd in replicons.
Substituties die belangrijk zijn voor de HCV-proteaseremmerklasse op positie 36, 43, 54, 55, 56, 155,
166 of 170 in NS3, hadden geen invloed op de activiteit van glecaprevir. Substituties op
aminozuurpositie 168 in NS3 hadden geen invloed in genotype 2, terwijl sommige substituties op
positie 168 de gevoeligheid voor glecaprevir met maximaal factor 55 verminderden (genotype 1, 3, 4),
of de gevoeligheid verminderden met een factor > 100 (genotype 6). Sommige substituties op
positie 156 verminderden de gevoeligheid voor glecaprevir (genotype 1 tot 4) met een factor > 100.
Substituties op aminozuurpositie 80 verminderden niet de gevoeligheid voor glecaprevir behalve
Q80R in genotype 3a, die de gevoeligheid voor glecaprevir met een factor 21 verminderde.
Eenmalige substituties die belangrijk zijn voor de NS5A-remmerklasse op positie 24, 28, 30, 31, 58,
92 of 93 in NS5A in genotype 1 tot 6, hadden geen invloed op de activiteit van pibrentasvir. Specifiek
in genotype 3a had A30K of Y93H geen invloed op de activiteit van pibrentasvir. Sommige
combinaties van substituties in genotype 1a en 3a (waaronder A30K+Y93H in genotype 3a) gaven een
vermindering van de gevoeligheid voor pibrentasvir te zien. In genotype 3b-replicon verminderde de
aanwezigheid van natuurlijk voorkomende polymorfismen K30 en M31 in NS5A de gevoeligheid voor
pibrentasvir met een factor 24 in vergelijking met de activiteit van pibrentasvir bij het genotype 3a-
replicon.
In klinisch onderzoek
Studies bij niet eerder behandelde en eerder met peginterferon (pegIFN), ribavirine (RBV) en/of
sofosbuvir behandelde volwassen proefpersonen met of zonder cirrose
Tweeëntwintig van de ongeveer 2.300 volwassen proefpersonen die 8, 12 of 16 weken met Maviret
waren behandeld in klinische fase 2- en fase 3-registratiestudies hadden virologisch falen (2 met
genotype 1-, 2 met genotype 2-, 18 met genotype 3-infectie).
41
Van de 2 met genotype 1 geïnfecteerde proefpersonen bij wie virologisch falen optrad, had er één
tijdens de behandeling optredende substituties A156V in NS3 en Q30R/L31M/H58D in NS5A, en had
er één Q30R/H58D (terwijl Y93N aanwezig was bij aanvang en na de behandeling) in NS5A.
Bij de 2 met genotype 2 geïnfecteerde proefpersonen werden er tijdens de behandeling geen
optredende substituties waargenomen in NS3 of NS5A (het M31-polymorfisme in NS5A was bij beide
proefpersonen bij aanvang en na de behandeling aanwezig).
Van de 18 met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen die 8, 12 of 16 weken met Maviret waren
behandeld en bij wie virologisch falen optrad, werden bij 11 proefpersonen tijdens de behandeling
optredende NS3-substituties Y56H/N, Q80K/R, A156G of Q168L/R waargenomen. A166S of Q168R
waren bij 5 proefpersonen bij aanvang en na de behandeling aanwezig. Tijdens de behandeling
optredende NS5A-substituties M28G, A30G/K, L31F, P58T of Y93H werden waargenomen bij
16 proefpersonen, en 13 proefpersonen hadden A30K (n=9) of Y93H (n=5) bij aanvang en na de
behandeling.
Studies bij volwassen proefpersonen met of zonder gecompenseerde cirrose die eerder met NS3/4A-
proteaseremmers en/of NS5A-remmers waren behandeld
Tien van 113 proefpersonen die in de MAGELLAN-1-studie gedurende 12 of 16 weken met Maviret
waren behandeld, kregen virologisch falen. Van de 10 met genotype 1 geïnfecteerde proefpersonen
met virologisch falen werden er bij 7 proefpersonen tijdens de behandeling optredende NS3-
substituties V36A/M, R155K/T, A156G/T/V of D168A/T waargenomen. Vijf van de 10 hadden
combinaties van V36M, Y56H, R155K/T of D168A/E in NS3 bij aanvang en na de behandeling. Alle
met genotype 1 geïnfecteerde proefpersonen met virologisch falen hadden één of meer NS5A-
substituties L/M28M/T/V, Q30E/G/H/K/L/R, L31M, P32-deletie, H58C/D of Y93H bij aanvang;
daarnaast werden bij 7 van de proefpersonen tijdens de behandeling optredende NS5A-substituties
M28A/G, P29Q/R, Q30K, H58D of Y93H waargenomen op het moment van falen.
Bij 13 van de 177 proefpersonen met een chronische HCV-infectie met genotype 1 (bij alle gevallen
van virologisch falen was sprake van een genotype 1a-infectie) die eerder waren behandeld met
NS5Aremmers + SOF en in studie B16-439 gedurende 12 weken (9 van de 13) of 16 weken (4 van de
13) werden behandeld met Maviret, trad virologisch falen op. Onder de 13 gevallen van virologisch
falen werden bij 4 proefpersonen tijdens de behandeling optredende NS3-substituties waargenomen op
het moment van falen: A156V (n=2) of R155W + A156G (n=2), 3 van deze 4 proefpersonen hadden
tevens Q80K bij aanvang en op het moment van falen. Bij 12 van de 13 gevallen van virologisch falen
werden één of meer NS5A-polymorfismen gedetecteerd bij de kenmerkende aminozuurposities
(M28V/T, Q30E/H/N/R, L31M/V, H58D, E62D/Q of Y93H/N) bij aanvang, en bij 10 van de
13 gevallen werden aanvullende NS5A-substituties (M28A/S/T (n=3), Q30N (n=1), L31M/V (n=2),
P32del (n=1), H58D (n=4), E62D (n=1)) ontwikkeld op het moment van het falen van de behandeling.
Effect van HCV-aminozuurpolymorfismen bij aanvang van de behandeling op het behandelresultaat
Een gepoolde analyse van niet eerder behandelde patiënten en eerder met gepegyleerd interferon,
ribavirine en/of sofosbuvir behandelde volwassen proefpersonen die Maviret ontvingen in klinische
fase 2- en 3-studies is verricht om het verband te onderzoeken tussen polymorfismen bij aanvang van
de behandeling en het behandelresultaat en om de substituties te beschrijven die bij virologisch falen
werden gezien. Polymorfismen bij aanvang zijn met next-generation sequencing beoordeeld ten
opzichte van een subtypespecifieke referentiesequentie op aminozuurpositie 155, 156 en 168 in NS3,
en 24, 28, 30, 31, 58, 92 en 93 in NS5A bij een detectielimiet van 15%. Polymorfismen bij aanvang in
NS3 zijn gedetecteerd in 1,1% (9/845), 0,8% (3/398), 1,6% (10/613), 1,2% (2/164), 41,9% (13/31) en
2,9% (1/34) van de met respectievelijk HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 en 6 geïnfecteerde proefpersonen.
Polymorfismen bij aanvang in NS5A zijn gedetecteerd in 26,8% (225/841), 79,8% (331/415), 22,1%
(136/615), 49,7% (80/161), 12,9% (4/31) en 54,1% (20/37) van de met respectievelijk HCV-
genotype 1, 2, 3, 4, 5 en 6 geïnfecteerde proefpersonen.
42
Genotype 1, 2, 4, 5 en 6:
Polymorfismen bij aanvang in genotype 1, 2, 4, 5 en 6 hadden geen invloed
op het behandelresultaat.
Genotype 3:
Voor proefpersonen die het aanbevolen regime ontvingen (n=313), hadden
polymorfismen bij aanvang in NS5A (inclusief Y93H) of NS3 geen relevante invloed op het
behandelresultaat. Alle proefpersonen (15/15) met Y93H en 77% (17/22) met A30K in NS5A bij
aanvang bereikten SVR12. De algehele prevalentie van A30K en Y93H bij aanvang was 7,0%
respectievelijk 4,8%. Het vermogen om de invloed van polymorfismen bij aanvang in NS5A te
beoordelen, was beperkt bij niet eerder behandelde proefpersonen met cirrose en bij eerder behandelde
patiënten vanwege een lage prevalentie van A30K (3,0%, 4/132) of Y93H (3,8%, 5/132).
Kruisresistentie
Uit
in-vitro-gegevens
blijkt dat de meeste resistentiegeassocieerde substituties in NS5A op
aminozuurpositie 24, 28, 30, 31, 58, 92 of 93 die tot resistentie tegen ombitasvir, daclatasvir,
ledipasvir, elbasvir of velpatasvir leiden, gevoelig bleven voor pibrentasvir. Sommige combinaties van
NS5A-substituties op deze posities gaven vermindering van de gevoeligheid voor pibrentasvir te zien.
Glecaprevir was geheel actief tegen resistentiegeassocieerde substituties in NS5A, terwijl pibrentasvir
geheel actief was tegen resistentiegeassocieerde substituties in NS3. Zowel glecaprevir als pibrentasvir
was geheel actief tegen substituties geassocieerd met resistentie tegen NS5B-nucleotide en niet-
nucleotideremmers.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Tabel 8 vat de klinische studies samen die met Maviret zijn verricht bij met HCV-genotype 1, 2, 3, 4,
5 of 6 geïnfecteerde proefpersonen.
Tabel 8: Klinische studies met Maviret bij met HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6 geïnfecteerde
proefpersonen
Genotype
Klinische studie
Samenvatting studieopzet
(GT)
TN en PRS-TE proefpersonen zonder cirrose
GT1
GT2
GT3
ENDURANCE-1
a
SURVEYOR-1
ENDURANCE-2
SURVEYOR-2
b
ENDURANCE-3
SURVEYOR-2
GT4, 5, 6
ENDURANCE-4
ENDURANCE-
5,6
SURVEYOR-1
SURVEYOR-2
c
Maviret gedurende 8 weken (n=351) of 12 weken (n=352)
Maviret gedurende 8 weken (n=34)
Maviret (n=202) of een placebo (n=100) gedurende 12 weken
Maviret gedurende 8 weken (n=199) of 12 weken (n=25)
Maviret gedurende 8 weken (n=157) of 12 weken (n=233)
Sofosbuvir + daclatasvir gedurende 12 weken (n=115)
Maviret gedurende 8 weken (alleen TN, n=29) of 12 weken
(n=76) of 16 weken (alleen TE, n=22)
Maviret gedurende 12 weken (n=121)
Maviret gedurende 8 weken (n=75)
Maviret gedurende 12 weken (n=32)
Maviret gedurende 8 weken (n=58)
Maviret gedurende 8 weken (GT1, 2, 4, 5 en 6 en GT3 TN)
GT1-6
VOYAGE-1
f
(n=356) of 16 weken (alleen GT3 TE) (n=6)
TN en PRS-TE proefpersonen met cirrose
GT1, 2, 4, 5,
Maviret gedurende 12 weken (n=146)
EXPEDITION-1
6
GT3
Maviret gedurende 12 weken (alleen TN, n=64) of 16 weken
SURVEYOR-2
d
(alleen TE, n=51)
43
GT5, 6
GT1-6
ENDURANCE-
5,6
VOYAGE-2
f
Maviret gedurende 12 weken (n=9)
Maviret gedurende 12 weken (GT1, 2, 4, 5 en 6 en GT3 TN)
(n=157) of 16 weken (alleen GT3 TE) (n=3)
GT1-6
EXPEDITION-8
Maviret gedurende 8 weken (n=343) (alleen TN)
Proefpersonen met CKD stadium 3b, 4 en 5 met of zonder cirrose
GT1-6
EXPEDITION-4
Maviret gedurende 12 weken (n=104)
Maviret gedurende 8 weken (n=84) of 12 weken (n=13) of
GT1-6
EXPEDITION-5
16 weken (n=4)
NS5A-remmer en/of eerder met PI behandelde proefpersonen met of zonder cirrose
GT1, 4
MAGELLAN-1
e
Maviret gedurende 12 weken (n=66) of 16 weken (n=47)
GT1
Maviret gedurende 12 weken (n=78) of 16 weken (n=78) of
B16-439
Maviret + RBV gedurende 12 weken (n=21)
g
HCV/hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen met of zonder cirrose
GT1-6
EXPEDITION-2
Maviret gedurende 8 weken (n=137) of 12 weken (n=16)
Patiënten die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
GT1-6
MAGELLAN-2
Maviret gedurende 12 weken (n=100)
Adolescente proefpersonen (12 tot < 18 jaar)
GT1-6
DORA (deel 1)
a
Maviret gedurende 8 weken (n=44) of 16 weken (n=3)
Kinderen (3 tot < 12 jaar)
Maviret gedurende 8 weken (n=78), 12 weken (n=1) of
GT1-6
DORA (deel 2)
a
16 weken (n=1)
TN = treatment naïve (niet eerder behandeld), PRS-TE = treatment-experienced (eerder behandeld,
inclusief eerdere behandeling op basis van pegIFN (of IFN) en/of RBV en/of sofosbuvir), PI =
protease inhibitor (proteaseremmer), CKD = chronic kidney disease (chronische nierziekte)
a. Bij ENDURANCE-1 namen 33 proefpersonen deel die met hiv-1 waren geco-infecteerd. Bij DORA
namen 3 proefpersonen deel die met hiv-1waren geco-infecteerd.
b. GT2 van SURVEYOR-2 deel 1 en 2 - Maviret gedurende 8 weken (n=54) of 12 weken (n=25); GT2
van SURVEYOR-2 deel 4 - Maviret gedurende 8 weken (n=145).
c. GT3 zonder cirrose van SURVEYOR-2 deel 1 en 2 - Maviret gedurende 8 weken (n=29) of
12 weken (n=54); GT3 zonder cirrose van SURVEYOR-2 deel 3 - Maviret gedurende 12 weken
(n=22) of 16 weken (n=22).
d. GT3 met cirrose van SURVEYOR-2 deel 2 - Maviret gedurende 12 weken (n=24) of 16 weken
(n=4); GT3 met cirrose van SURVEYOR-2 deel 3 - Maviret gedurende 12 weken (n=40) of 16 weken
(n=47).
e. GT1, 4 van MAGELLAN-1 deel 1 - Maviret gedurende 12 weken (n=22); GT1,4 van
MAGELLAN-1 deel 2 – Maviret gedurende 12 weken (n=44) of 16 weken (n=47).
f. VOYAGE-1 en VOYAGE-2 waren regionale Aziatische studies.
g. Maviret wordt niet aanbevolen voor de herbehandeling van patiënten die eerder zijn blootgesteld
aan NS3/4A- en/of NS5A-remmers (zie rubriek 4.4).
Tijdens de klinische studies zijn serum HCV RNA-waarden gemeten met de Roche COBAS
AmpliPrep/COBAS TaqMan HCV-test (versie 2.0) met een onderste kwantificatiegrens (lower limit
of quantification, LLOQ) van 15 IU/ml (behalve in SURVEYOR-1 en SURVEYOR-2 waarbij de
Roche COBAS TaqMan realtime reverse transcriptase-PCR (RT-PCR) assay v2.0 werd gebruikt met
een LLOQ van 25 IU/ml). Een aanhoudende virologische respons (SVR12), gedefinieerd als HCV
RNA onder de LLOQ bij 12 weken na stopzetting van de behandeling, was het primaire eindpunt in
alle studies om de genezing van HCV vast te stellen.
Klinische studies bij niet eerder behandelde of eerder behandelde proefpersonen met of zonder cirrose
Van de 2.409 behandelde volwassen proefpersonen met gecompenseerde leverziekte (met of zonder
cirrose) die niet eerder waren behandeld of eerder waren behandeld met combinaties van
peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir, was de mediane leeftijd 53 jaar (bereik: 19 tot 88); 73,3%
was niet eerder behandeld, 26,7% was eerder behandeld met een combinatie op basis van hetzij
sofosbuvir, ribavirine en/of peginterferon; 40,3% had HCV-genotype 1; 19,8% had HCV-genotype 2;
27,8% had HCV-genotype 3; 8,1% had HCV-genotype 4; 3,4% had HCV-genotype 5-6; 13,1% was
44
≥ 65 jaar; 56,6% was man; 6,2% was negroïde; 12,3% had cirrose; 4,3% had een ernstige
nierfunctiestoornis of nierziekte in het eindstadium; 20,0% had een body mass index van minstens
30 kg per m
2
; 7,7% had hiv-1 co-infectie en de mediaan HCV RNA bij aanvang was 6,2 log
10
IU/ml.
Tabel 9: SVR12 bij niet eerder behandelde en eerder met peginterferon, ribavirine en/of
sofosbuvir behandelde
a
volwassen proefpersonen met genotype 1, 2, 4, 5 en 6-infectie die voor de
aanbevolen duur werden behandeld (gepoolde gegevens van ENDURANCE-1b, SURVEYOR-1,
-2, en EXPEDITION-1, -2
b
, -4 en -8)
Genotype 1
Genotype 2
Genotype 4
Genotype
5
Genotype 6
SVR12 bij proefpersonen zonder cirrose
8 weken
99,2%
98,1%
95,2%
100%
92,3%
(470/474)
(202/206)
(59/62)
(2/2)
(12/13)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment
0,2%
0%
0%
0%
0%
VF
(1/474)
(0/206)
(0/62)
(0/2)
(0/13)
Recidief
c
0%
1,0%
0%
0%
0%
(0/471)
(2/204)
(0/61)
(0/2)
(0/13)
d
Overige
0,6%
1,0%
4,8%
0%
7,7%
(3/474)
(2/206)
(3/62)
(0/2)
(1/13)
SVR12 bij proefpersonen met cirrose
8 weken
97,8%
100%
100%
100%
100%
(226/231)
(26/26)
(13/13)
(1/1)
(9/9)
12 weken
96,8%
90,0%
100%
100%
---
(30/31)
(9/10)
(8/8)
(1/1)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment
0%
0%
0%
0%
0%
VF
(0/262)
(0/36)
(0/21)
(0/1)
(0/10)
c
Recidief
0,4%
0%
0%
0%
0%
(1/256)
(0/35)
(0/20)
(0/1)
(0/10)
d
Overige
1,9% (5/262)
2,8%
0%
0%
0%
(1/36)
(0/21)
(0/1)
(0/10)
VF = virologisch falen
a. Percentage eerder met PRS behandelde proefpersonen is 26%, 14%, 24%, 0%, en 13% voor
respectievelijk genotype 1, 2, 4, 5 en 6. Geen van de GT5-proefpersonen was TE-PRS en 3 GT6-
proefpersonen waren TE-PRS.
b. Inclusief een totaal van 154 proefpersonen geco-infecteerd met hiv-1 in ENDURANCE-1 en
EXPEDITION-2 die de aanbevolen duur ontvingen.
c. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA ≥ LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
d. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
Van de met genotype 1, 2, 4, 5 of 6 geïnfecteerde proefpersonen met nierziekte in het eindstadium in
EXPEDITION-4 bereikte 97,8% (91/93) SVR12 zonder virologisch falen.
Klinische studie bij proefpersonen met genotype 5- of 6-infectie
ENDURANCE-5,6 was een open-label studie bij 84 met HCV-genotype 5 (n=23) of HCV-genotype 6
geïnfecteerde (n=61) TN of TE-PRS volwassen proefpersonen. Proefpersonen zonder cirrose werden
gedurende 8 weken behandeld met Maviret en proefpersonen met gecompenseerde cirrose werden
gedurende 12 weken behandeld met Maviret. Van de 84 behandelde proefpersonen was de mediane
leeftijd 59 jaar (bereik 24 tot 79); 27% had HCV-genotype 5, 73% had HCV-genotype 6; 54% was
vrouw, 30% was Kaukasisch, 68% was Aziatisch; 90% was HCV TN; 11% had gecompenseerde
cirrose.
45
De algehele SVR12 was 97,6% (82/84). De SVR12 was 95,7% (22/23) bij proefpersonen met
genotype 5-infectie en 98,4% (60/61) bij proefpersonen met genotype 6-infectie. Bij één met
genotype 5 geïnfecteerde TN proefpersoon zonder cirrose trad recidief op en bij één met genotype 6
geïnfecteerde TN proefpersoon met gecompenseerde cirrose trad on-treatment virologisch falen op.
Proefpersonen met genotype 1, 2, 4, 5 of 6-infectie met cirrose die gedurende 8 weken Maviret
toegediend kregen
De veiligheid en werkzaamheid van Maviret, toegediend gedurende 8 weken, bij GT 1, 2, 4, 5, of 6
niet eerder behandelde volwassen proefpersonen met gecompenseerde cirrose, werd beoordeeld in een
eenarmig, open-label onderzoek (EXPEDITION-8).
Van de 280 behandelde proefpersonen was de mediane leeftijd 60 jaar (bereik: 34 tot 88); 81,8% had
HCV-genotype 1, 10% had HCV-genotype 2, 4,6% had HCV-genotype 4, 0,4% had HCV-genotype 5;
3,2% had HCV-genotype 6; 60% was man; 9,6% was negroïde.
De algehele SVR12 was 98,2% (275/280). Er was geen virologisch falen.
Met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen
De werkzaamheid van Maviret bij proefpersonen die niet eerder waren behandeld of eerder waren
behandeld met combinaties van peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir met chronische hepatitis C-
infectie genotype 3 is aangetoond in de klinische studies ENDURANCE-3 (niet eerder behandelde
volwassenen zonder cirrose), EXPEDITION-8 (niet eerder behandelde volwassenen met cirrose) en
SURVEYOR-2 deel 3 (volwassenen met en zonder cirrose en/of eerder behandeld).
ENDURANCE-3 was een gedeeltelijk gerandomiseerde, open-label, met actieve stof gecontroleerde
studie bij niet eerder behandelde patiënten met een genotype 3-infectie. Proefpersonen werden
gerandomiseerd (2:1) naar hetzij Maviret gedurende 12 weken of de combinatie van sofosbuvir en
daclatasvir gedurende 12 weken; daarna had de studie een derde arm (die niet gerandomiseerd was)
met Maviret gedurende 8 weken. EXPEDITION-8 was een open-label onderzoek met één
behandelingsarm bij niet eerder behandelde proefpersonen met gecompenseerde cirrose en genotype 1,
2, 3, 4, 5 of 6-infectie die Maviret ontvingen gedurende 8 weken. SURVEYOR-2 deel 3 was een open-
label onderzoek waarin de werkzaamheid van Maviret werd beoordeeld gedurende 16 weken bij eerder
behandelde proefpersonen met genotype 3-infectie zonder cirrose en met gecompenseerde cirrose. Bij
de eerder behandelde proefpersonen had bij 46% (42/91) een eerder regime op basis van sofosbuvir
gefaald.
Tabel 10: SVR12 bij niet eerder behandelde, met genotype 3 geïnfecteerde volwassen
proefpersonen zonder cirrose (ENDURANCE-3)
Maviret 12 weken
SOF+DCV 12 weken
N=233
N=115
95,3% (222/233)
96,5% (111/115)
Behandelingsverschil -1,2%;
95%-betrouwbaarheidsinterval (-5,6% tot 3,1%)
Behandelingsverschil -0,4%;
97,5%-betrouwbaarheidsinterval (-5,4% tot
4,6%)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0,6% (1/157)
0,4% (1/233)
0% (0/115)
a
Recidief
3,3% (5/150)
1,4% (3/222)
0,9% (1/114)
b
Overige
1,3% (2/157)
3,0% (7/233)
2,6% (3/115)
a. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA ≥ LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
b. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
SVR
Maviret 8 weken
N=157
94,9% (149/157)
46
In een gepoolde analyse van niet eerder behandelde volwassen patiënten zonder cirrose (inclusief
fase 2- en 3-data) waarbij SVR12 was bepaald op basis van de aanwezigheid van A30K bij aanvang
van de behandeling, was een numeriek lagere SVR12 bereikt in patiënten met A30K die gedurende
8 weken zijn behandeld in vergelijking met degenen die zijn behandeld gedurende 12 weken [78%
(14/18) vs. 93% (13/14)].
Tabel 11: SVR12 bij met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen met of zonder cirrose
(SURVEYOR-2 deel 3 en EXPEDITION-8)
Niet eerder
Niet eerder
Eerder behandeld met
behandeld
behandeld
of zonder cirrose
met cirrose
met cirrose
Maviret
Maviret
Maviret
8 weken
12 weken
16 weken
(N=63)
(N=40)
(N=69)
SVR
95,2% (60/63)
97,5% (39/40)
95,7% (66/69)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0% (0/63)
0% (0/40)
1,4% (1/69)
a
Recidief
1,6% (1/62)
0% (0/39)
2,9% (2/68)
b
Overige
3,2% (2/63)
2,5% (1/40)
0% (0/69)
SVR per cirrosestatus
Geen cirrose
N.B.
N.B.
95,5% (21/22)
Cirrose
95,2% (60/63)
97,5% (39/40)
95,7% (45/47)
a. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA ≥ LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
b. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
Van de met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen met nierziekte in het eindstadium in
EXPEDITION-4 bereikte 100% (11/11) SVR12.
Proefpersonen met een genotype 3b-infectie
Genotype 3b is een subtype dat voorkomt bij een relatief klein aantal patiënten met een HCV-infectie
in China en een paar landen in Zuid- en Zuidoost-Azië, maar zelden daarbuiten. De studies
VOYAGE-1 en VOYAGE-2 werden uitgevoerd in China, Singapore en Zuid-Korea bij volwassen
proefpersonen met HCV-genotype 1-6 zonder cirrose (VOYAGE-1) of met gecompenseerde cirrose
(VOYAGE-2) die niet eerder waren behandeld (TN (= treatment naïve) of die eerder waren behandeld
met combinaties van interferon, peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir (TE (= treatment
experienced)-PRS). Alle proefpersonen zonder cirrose of met gecompenseerde cirrose werden
behandeld met Maviret gedurende respectievelijk 8 of 12 weken, behalve proefpersonen met
genotype 3 TE-PRS, die gedurende 16 weken met Maviret werden behandeld. De algehele SVR12 was
97,2% (352/362) en 99,4% (159/160) in respectievelijk VOYAGE-1 en VOYAGE-2.
Onder de proefpersonen met genotype 3b zonder cirrose werd een lagere SVR12 waargenomen van
58,3% (7/12) [62,5% (5/8) bij TN proefpersonen en 50% (2/4) bij TE-PRS proefpersonen] in
vergelijking met proefpersonen met genotype 3a zonder cirrose (92,9% (13/14)). Drie proefpersonen
met genotype 3b TN recidiveerden en twee proefpersonen met genotype 3b TE-PRS hadden on-
treatment virologisch falen. Onder de proefpersonen met gecompenseerde cirrose was de algehele
SRV12 87,5% (7/8) [85,7% (6/7) bij TN proefpersonen en 100% (1/1) bij TE-PRS proefpersonen)] bij
proefpersonen met genotype 3b-infectie en 100% (6/6) bij proefpersonen met genotype 3a-infectie.
Eén proefpersoon met genotype 3b TN recidiveerde.
Algehele SVR12 van klinische studies bij niet eerder behandelde of eerder behandelde volwassen
proefpersonen met of zonder cirrose
Bij proefpersonen die niet eerder waren behandeld (TN) of die eerder voor de aanbevolen duur waren
behandeld met combinaties van interferon, peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir (TE-PRS),
47
bereikte 97,5% (1 395/1 431) algehele SVR12, terwijl 0,2% (3/1 431) on-treatment virologisch falen
had en 0,9% (12/1 407) na behandeling recidiveerde.
Bij TN of TE-PRS proefpersonen met gecompenseerde cirrose die gedurende de aanbevolen duur
waren behandeld, bereikte 97,1% (431/444) SVR12 (waarvan 97,7% [335/343] van de TN
proefpersonen SVR12 bereikte), terwijl 0,2% (1/444) on-treatment virologisch falen had en 0,9%
(4/434) na behandeling recidiveerde.
Bij TN proefpersonen zonder cirrose die voor de aanbevolen duur van 8 weken waren behandeld,
bereikte 97,5% (749/768) SVR12, terwijl 0,1% (1/768) on-treatment virologisch falen had en 0,7%
(5/755) na behandeling recidiveerde.
Bij TE-PRS proefpersonen zonder cirrose die gedurende de aanbevolen duur waren behandeld,
bereikte 98,2% (215/219) SVR12, terwijl 0,5% (1/219) on-treatment virologisch falen had en 1,4%
(3/218) na behandeling recidiveerde.
De aanwezigheid van hiv-1 co-infectie heeft geen invloed op de werkzaamheid. De SVR12 in bij TN
of TE-PRS HCV-hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen die gedurende 8 of 12 weken zijn behandeld
(respectievelijk zonder cirrose en met gecompenseerde cirrose) was 98,2% (165/168) van
ENDURANCE-1 en EXPEDITION-2. Een proefpersoon had on-treatment virologisch falen (0,6%,
1/168) en niemand recidiveerde (0%, 0/166).
Klinische studie bij proefpersonen die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
MAGELLAN-2 was een eenarmig, open-label onderzoek met 100 volwassen proefpersonen die eerder
een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan en chronische HCV-infectie met genotypen 1-6
zonder cirrose hebben en die gedurende 12 weken Maviret toegediend kregen. Aan dit onderzoek
namen proefpersonen deel die niet eerder zijn behandeld voor HCV of eerder zijn behandeld met
combinaties van (peg)interferon, ribavirine en/of sofosbuvir, met uitzondering van GT3-geïnfecteerde
proefpersonen die allen niet eerder behandeld waren.
Van de 100 behandelde proefpersonen was de mediane leeftijd 60 jaar (bereik: 39-78); 57% had HCV-
genotype 1, 13% had HCV-genotype 2, 24% had HCV-genotype 3, 4% had HCV-genotype 4, 2% had
HCV-genotype 6; 75% was man; 8% was negroïde; 66% was niet eerder behandeld voor HCV,
niemand had cirrose en 80% had bij aanvang een fibrosestadium F0 of F1; 80% van de proefpersonen
hadden een levertransplantatie en 20% hadden een niertransplantatie ondergaan. Gelijktijdige
toediening van immunosuppressiva was toegestaan voor ciclosporine ≤ 100 mg/dag, tacrolimus,
sirolimus, everolimus, azathioprine, mycofenolzuur, prednison en prednisolon.
De algehele SVR12 bij proefpersonen die een transplantatie hebben ondergaan was 98,0% (98/100).
Er was één recidief en geen on-treatment virologisch falen.
Klinische studie bij proefpersonen met een nierfunctiestoornis
EXPEDITION-5 was een open-label studie bij 101 volwassen proefpersonen met een HCV-infectie
genotype 1-6 zonder cirrose of met gecompenseerde cirrose en chronische nierziekte (CKD)
stadium 3b, 4 of 5. De proefpersonen waren of niet eerder behandeld of eerder behandeld met
combinaties van (peg)interferon, ribavirine en/of sofosbuvir, en ontvingen Maviret volgens een
goedgekeurde behandelduur gedurende 8, 12 of 16 weken.
Van de 101 behandelde proefpersonen was de mediane leeftijd 58 jaar (bereik: 32-87); 53% had HCV-
genotype 1, 27% had HCV-genotype 2, 15% had HCV-genotype 3, 4% had genotype 4; 59% was
man; 73% was Kaukasisch; 80% was niet eerder behandeld voor HCV; 13% had cirrose en 65% had
bij aanvang een fibrose stadium F0 of F1; 7% was CKD stadium 3b, 17% was CKD stadium 4 en 76%
was CKD stadium 5 (allen ontvingen dialyse); 84 proefpersonen werden gedurende 8 weken
behandeld, 13 proefpersonen werden gedurende 12 weken behandeld en 4 proefpersonen werden
gedurende 16 weken behandeld.
48
De algehele SVR12 was 97% (98/101). Er was geen virologisch falen.
Duurzaamheid van aanhoudende virologische respons
In een langetermijnfollow-uponderzoek (M13-576) behield 99,5% (374/376) van de volwassen
proefpersonen die SVR12 hadden bereikt in eerdere klinische onderzoeken met Maviret de SVR tot
aan hun laatste follow-upbezoek (mediane duur van follow-up: 35,5 maanden): 100%, 99,6% en
95,8% van de proefpersonen die respectievelijk 8, 12 en 16 weken behandeling met Maviret hadden
gekregen. Van de 2 proefpersonen bij wie de SVR niet aanhield, had er 1 een late terugval na
390 dagen na behandeling met Maviret, en de andere proefpersoon herinfectie met een ander HCV-
genotype.
Ouderen
Aan de klinische studies met Maviret namen 328 patiënten van 65 jaar en ouder deel (13,8% van het
totale aantal proefpersonen). De respons die in verschillende behandelingsgroepen werd waargenomen
voor patiënten ≥ 65 jaar was vergelijkbaar met die voor patiënten < 65 jaar oud.
Pediatrische patiënten
De werkzaamheid, veiligheid en farmacokinetiek van Maviret bij kinderen van 3 tot 18 jaar werden
aangetoond in een open-label studie die bestond uit twee delen: DORA deel 1 en deel 2.
In DORA deel 1 werden de veiligheid en werkzaamheid beoordeeld van Maviret 300 mg/120 mg (drie
filmomhulde tabletten van 100 mg/40 mg) gedurende 8 of 16 weken bij 47 adolescenten van 12 tot
18 jaar. De mediane leeftijd was 14 jaar (bereik: 12 tot 17); 79% had HCV-genotype 1; 6% had HCV-
genotype 2; 9% had HCV-genotype 3; 6% had HCV-genotype 4; 55% was vrouw; 11% was negroïde;
77% was niet eerder behandeld voor HCV; 23% was eerder behandeld met interferon; 4% had een co-
infectie met hiv; geen van de proefpersonen had cirrose; het gemiddelde gewicht was 59 kg (bereik: 32
tot 109).
In DORA deel 1 was de algehele SVR12 100% (47/47). Geen enkele proefpersoon kreeg virologisch
falen.
In DORA deel 2 werden de veiligheid en werkzaamheid beoordeeld van een op gewicht gebaseerde
dosering van Maviret granulaat gedurende 8, 12 of 16 weken bij 80 kinderen van 3 tot 12 jaar.
Achttien proefpersonen kregen de lagere startdosis en 62 proefpersonen kregen de uiteindelijk
aanbevolen dosis. De mediane leeftijd was 7 jaar (bereik: 3 tot 11); 73% had HCV-genotype 1; 3%
had HCV-genotype 2; 23% had HCV-genotype 3; 3% had HCV-genotype 4; 55% was vrouw; 6% was
negroïde; 97,5% was niet eerder behandeld voor HCV; 2,5% was eerder behandeld met interferon; 1%
had een co-infectie met hiv; geen van de proefpersonen had cirrose; het gemiddelde gewicht was 26 kg
(bereik: 13 tot 44).
In DORA deel 2 was de algehele SVR12 voor de proefpersonen die de uiteindelijke aanbevolen dosis
ontvingen 98,4% (61/62). Geen enkele proefpersoon die de uiteindelijke aanbevolen dosis ontving
kreeg virologisch falen. Eén kind van 9 jaar met een HCV GT3b-infectie die de lagere startdosis
ontving, kreeg virologisch falen. Het kind had K30R en V31M bij aanvang en tijdens de behandeling
optredende Y93H bij een recidief in NS5A; substituties bij aanvang of tijdens de behandeling werden
niet waargenomen in NS3.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetische eigenschappen van de bestanddelen van Maviret staan in tabel 12.
49
Tabel 12: Farmacokinetische eigenschappen van de bestanddelen van Maviret bij gezonde
proefpersonen
Glecaprevir
Absorptie
T
max
(u)
a
van tabletten
T
max
(u)
a
van granulaat
Effect van maaltijd (t.o.v. nuchter)
b
bij
tabletten (volwassenen)
Effect van maaltijd (t.o.v. nuchter)
b
bij
granulaat
Distributie
% gebonden aan menselijke plasma-
eiwitten
Bloed-plasmaratio
Biotransformatie
Biotransformatie
Eliminatie
Belangrijkste eliminatieroute
t
1/2
(u) bij steady-state
% dosis in urine uitgescheiden
c
% dosis in feces uitgescheiden
c
Transport
Substraat van transporter
5,0
3,0 - 4,0
↑ 83-163%
↑ 131-168%
Pibrentasvir
5,0
3,0 - 5,0
↑ 40-53%
↑ 56-115%
97,5
0,57
secundair
Uitscheiding via
gal
6-9
0,7
92,1
d
> 99,9
0,62
geen
Uitscheiding via gal
23 - 29
0
96,6
P-gp, BCRP en
P-gp en BCRP niet
OATP1B1/3
uitgesloten
a. Mediane T
max
na eenmalige dosis glecaprevir en pibrentasvir bij gezonde proefpersonen.
b. Gemiddelde systemische blootstelling met matig vetrijke tot zeer vetrijke maaltijden.
c. Toediening van eenmalige dosis [
14
C]glecaprevir of [
14
C]pibrentasvir in massabalansstudies.
d. Oxidatieve metabolieten of hun bijproducten vertegenwoordigden 26% van de radioactieve dosis. In
het plasma werden geen metabolieten van glecaprevir gevonden.
Na 3 dagen monotherapie met alleen glecaprevir 300 mg per dag (N=6) of alleen pibrentasvir 120 mg
per dag (N=8) was de geometrische gemiddelde AUC
24
bij patiënten met een chronische hepatitis C-
infectie zonder cirrose 13.600 ng•u/ml voor glecaprevir en 459 ng•u/ml voor pibrentasvir. Schatting
van de farmacokinetische parameters door middel van populatiefarmacokinetische modellen had een
inherente onzekerheid welke werd veroorzaakt door non-lineariteit van de dosis en een kruisinteractie
tussen glecaprevir en pibrentasvir. Op basis van populatiefarmacokinetische modellen voor Maviret bij
chronische hepatitis C-patiënten was bij proefpersonen zonder cirrose (N=1.804) voor glecaprevir en
pibrentasvir de steady-state-AUC
24
respectievelijk 4.800 en 1.430 ng•u/ml, en bij proefpersonen met
cirrose (N=280) respectievelijk 10.500 en 1530 ng•u/ml. Ten opzichte van gezonde vrijwilligers
(N=230) was de populatieschatting van de AUC
24, ss
vergelijkbaar (10% verschil) voor glecaprevir en
34% lager voor pibrentasvir in met HCV geïnfecteerde proefpersonen zonder cirrose.
Lineariteit/non-lineariteit
De AUC van glecaprevir nam meer dan dosisproportioneel toe (1.200 mg QD had een factor 516
hogere blootstelling dan 200 mg QD), wat verband kan hebben met de saturatie van de opname- en
effluxtransporters.
De AUC van pibrentasvir nam meer dan dosisproportioneel toe bij doses tot 120 mg (de blootstelling
was met meer dan een factor 10 toegenomen bij 120 mg QD in vergelijking met 30 mg QD), maar
vertoonde bij doses ≥ 120 mg een lineaire farmacokinetiek. De non-lineaire blootstellingstoename bij
doses < 120 mg kan verband hebben met de saturatie van effluxtransporters.
50
De biologische beschikbaarheid van pibrentasvir bij gelijktijdige toediening met glecaprevir is een
factor 3 hoger dan van pibrentasvir alleen. Glecaprevir wordt in mindere mate beïnvloed door
gelijktijdige toediening met pibrentasvir.
Farmacokinetiek bij speciale populaties
Ras/etniciteit
Er is geen dosisaanpassing nodig voor Maviret op basis van ras of etniciteit.
Geslacht
Er is geen dosisaanpassing nodig voor Maviret op basis van geslacht.
Ouderen
Bij oudere patiënten is dosisaanpassing van Maviret niet noodzakelijk. Een
populatiefarmacokinetische analyse bij met HCV geïnfecteerde proefpersonen liet zien dat binnen het
geanalyseerde leeftijdsbereik (12-88 jaar) leeftijd geen klinisch relevant effect had op de blootstelling
aan glecaprevir of pibrentasvir.
Pediatrische patiënten
Bij de aanbevolen doses op basis van het lichaamsgewicht van de patiënt viel de blootstelling aan
glecaprevir en pibrentasvir bij kinderen van 3 tot < 12 jaar binnen het effectieve blootstellingsbereik
van volwassen in fase 2/3-onderzoeken. Maviret is beschikbaar als tablet voor kinderen van 12 tot
18 jaar of met een gewicht van meer dan 45 kg. Het granulaat werd niet bestudeerd bij kinderen ouder
dan 12 jaar. De tabletten en het granulaat zijn niet onderling uitwisselbaar. De farmacokinetiek van
glecaprevir en pibrentasvir is niet vastgesteld bij kinderen < 3 jaar of met een gewicht minder dan
12 kg.
Nierfunctiestoornis
De AUC van glecaprevir en pibrentasvir nam ≤ 56% toe bij niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een lichte, matige, ernstige of eindstadium nierfunctiestoornis die niet werden
gedialyseerd, in vergelijking met proefpersonen met een normale nierfunctie. De AUC’s van
glecaprevir en pibrentasvir waren bij van dialyse afhankelijke, niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met en zonder dialyse vergelijkbaar (≤ 18% verschil). Bij populatiefarmacokinetische
analyse van met HCV geïnfecteerde proefpersonen werd in vergelijking met proefpersonen met een
normale nierfunctie een AUC-verhoging van 86% voor glecaprevir en 54% voor pibrentasvir
waargenomen voor proefpersonen met nierziekte in het eindstadium, met of zonder dialyse. Grotere
toename kan worden verwacht wanneer ongebonden concentraties worden overwogen.
In zijn algemeenheid waren de veranderingen in blootstelling aan Maviret bij met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een nierfunctiestoornis met of zonder dialyse niet klinisch significant.
Leverfunctiestoornis
Bij de klinische dosis was de AUC van glecaprevir in vergelijking met niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een normale leverfunctie 33% hoger bij proefpersonen met Child-Pugh A, 100%
hoger bij proefpersonen met Child-Pugh B en een factor 11 hoger bij proefpersonen met Child-
Pugh C. De AUC van pibrentasvir was bij proefpersonen met Child-Pugh A vergelijkbaar, bij
proefpersonen met Child-Pugh B 26% hoger en bij proefpersonen met Child-Pugh C 114% hoger.
Grotere toename kan worden verwacht wanneer ongebonden concentraties worden overwogen.
Populatiefarmacokinetische analyse liet zien dat na toediening van Maviret bij met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met gecompenseerde cirrose de blootstelling aan glecaprevir ongeveer 2 maal verhoogd
was en de blootstelling aan pibrentasvir vergelijkbaar was met niet-cirrotische, met HCV
geïnfecteerde proefpersonen. Het mechanisme voor de verschillen in blootstelling aan glecaprevir bij
chronische hepatitis C-patiënten met of zonder cirrose is niet bekend.
51
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Glecaprevir en pibrentasvir waren niet genotoxisch in een reeks
in vitro
of
in vivo
uitgevoerde
onderzoeken, waaronder een bacteriële mutageniteitstest, een test op chromosomale afwijkingen in
humane lymfocyten uit perifeer bloed en micronucleustests bij knaagdieren
in vivo.
Er zijn geen
carcinogeniteitsstudies met glecaprevir en pibrentasvir verricht.
Er is bij knaagdieren tot de hoogste onderzochte dosis geen effect op de paring, fertiliteit van
vrouwtjes- of mannetjesdieren, of de vroege embryonale ontwikkeling waargenomen. De systemische
blootstelling (AUC) aan glecaprevir en pibrentasvir was ongeveer 63 respectievelijk 102 maal hoger
dan de blootstelling bij mensen in de aanbevolen dosering.
Bij dierreproductieonderzoek werden geen ongunstige effecten op de ontwikkeling waargenomen als
de bestanddelen van Maviret afzonderlijk werden toegediend tijdens de organogenese bij blootstelling
tot 53 maal (ratten; glecaprevir) of 51 maal en 1,5 maal (muizen respectievelijk konijnen; pibrentasvir)
de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosis Maviret. Vanwege maternale toxiciteit (anorexia,
lager lichaamsgewicht en verminderde toename van het lichaamsgewicht) met enige embryofoetale
toxiciteit (toename van het postimplantatieverlies en aantal resorpties en vermindering van het
gemiddelde foetale lichaamsgewicht) kon glecaprevir bij konijnen niet worden beoordeeld bij
klinische blootstellingen. Er waren met beide stoffen geen effecten op de ontwikkeling bij knaagdieren
in peri-/postnatale ontwikkelingsstudies waarin de maternale systemische blootstelling (AUC) aan
glecaprevir en pibrentasvir ongeveer 47 respectievelijk 74 maal de blootstelling was bij mensen in de
aanbevolen dosering. Onveranderd glecaprevir was de overheersende component in de melk van
zogende ratten, zonder dat dit effect had op de gezoogde jongen. Pibrentasvir was de enige component
in de melk van zogende ratten, zonder dat dit effect had op de gezoogde jongen.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Granulaat kern
Copovidon
Tocofersolan
Propyleenglycolmonocaprylaat
Colloïdaal siliciumdioxide
Natriumcroscarmellose (alleen in het glecaprevirgranulaat)
Natriumstearylfumaraat
Granulaat coating
Hypromellose (E464)
Lactosemonohydraat
Titaniumdioxide
Macrogol
IJzeroxide rood (E172)
IJzeroxide geel (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
2 jaar
Houdbaarheid
52
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Maviret omhuld granulaat wordt geleverd in sachets van polyethyleentereftalaat
(PET)/aluminium/polyethyleenfolie in dozen. Elke doos bevat 28 sachets.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1213/003
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 26 juli 2017
Datum van laatste verlenging: 22 maart 2022
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
53
BIJLAGE II
A.
B.
C.
D.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
54
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte van enkel de filmomhulde tabletten
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
DUITSLAND
of
AbbVie Logistics B.V
Zuiderzeelaan 53
8017 JV Zwolle
NEDERLAND
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte van het omhuld granulaat in
sachet
AbbVie S.r.l.
S.R. 148 Pontina km 52 SNC
04011 Campoverde di Aprilia (LT)
Italië
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
55
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
56
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
57
A. ETIKETTERING
58
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 100 mg/40 mg filmomhulde tabletten
glecaprevir/pibrentasvir
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOFFEN
Elke filmomhulde tablet bevat 100 mg glecaprevir en 40 mg pibrentasvir.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
filmomhulde tabletten
84 (4 x 21) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
59
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1213/001
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
maviret 100 mg/40 mg
17.
UNIEK INDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
60
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BINNENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 100 mg/40 mg filmomhulde tabletten
glecaprevir/pibrentasvir
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOFFEN
Elke filmomhulde tablet bevat 100 mg glecaprevir en 40 mg pibrentasvir.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
filmomhulde tabletten
21 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik
Neem alle 3 de tabletten van 1 blister eenmaal daags met voedsel in
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
61
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1213/001
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
maviret 100 mg/40 mg
17.
UNIEK INDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
62
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 100 mg/40 mg tabletten
glecaprevir/pibrentasvir
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
AbbVie (als logo)
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
63
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 50 mg/20 mg omhuld granulaat in sachet
glecaprevir/pibrentasvir
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOFFEN
Elk sachet bevat 50 mg glecaprevir en 20 mg pibrentasvir.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose en propyleenglycol Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
omhuld granulaat
28 sachets
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
64
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1213/003
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
maviret 50 mg/20 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK – VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
65
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
SACHET
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Maviret 50 mg/20 mg omhuld granulaat in sachet
glecaprevir/pibrentasvir
Voor oraal gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
AbbVie (als logo)
66
B. BIJSLUITER
67
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Maviret 100 mg/40 mg filmomhulde tabletten
glecaprevir/pibrentasvir
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet
in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Maviret en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
2. Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe neemt u dit middel in?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Maviret en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Maviret is een antiviraal geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van een langdurige
(‘chronische’) infectie met het hepatitis C-virus bij volwassenen en kinderen vanaf 3 jaar. Het hepatitis
C-virus is een virus dat een infectie van de lever veroorzaakt. Maviret bevat de werkzame stoffen
glecaprevir en pibrentasvir.
Dit middel werkt door te voorkomen dat het hepatitis C-virus zich vermenigvuldigt en nieuwe cellen
infecteert. Daardoor kan de infectie uit het lichaam worden verdreven.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
u bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek
6.
u heeft behalve hepatitis C nog andere ernstige leveraandoeningen.
u gebruikt de volgende geneesmiddelen:
atazanavir (voor hiv-infectie)
atorvastatine of simvastatine (om het cholesterol in het bloed te verlagen)
carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, primidon (wordt gewoonlijk gebruikt voor de
behandeling van epilepsie)
dabigatranetexilaat (om bloedstolsels te voorkomen)
middelen met ethinylestradiol (zoals anticonceptiegeneesmiddelen, waaronder
vaginale ringen, transdermale pleisters en tabletten)
rifampicine (voor infecties)
sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
(kruidengeneesmiddel voor lichte depressie).
Als een van de bovenstaande situaties op u van toepassing is, neem dit middel dan niet in. Als u het
niet zeker weet, neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt.
68
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Als een van de volgende situaties op u van toepassing is, overleg dan met uw arts; het kan zijn dat uw
arts u nauwkeuriger wil controleren:
andere leverproblemen dan hepatitis C
huidige of eerdere infectie met het hepatitis B-virus
diabetes. Na start van de behandeling met dit middel moeten uw bloedsuikerspiegels nauwkeurig
worden gecontroleerd en/of uw diabetesbehandeling worden aangepast. Sommige diabetespatiënten
hadden na start van de behandeling met geneesmiddelen zoals dit middel een verlaagd
suikergehalte in het bloed (hypoglykemie).
Bloedonderzoek
Uw arts zal uw bloed onderzoeken voor, tijdens en na uw behandeling met dit middel. Dit gebeurt
omdat uw arts dan kan:
vaststellen of u Maviret moet gebruiken en hoe lang
bevestigen dat uw behandeling heeft gewerkt en dat u geen hepatitis C-virus meer heeft.
Kinderen
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht van minder dan 12 kg.
Het gebruik van dit middel bij kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht van minder dan 12 kg is
nog niet onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Maviret nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt als u een van de
geneesmiddelen in de onderstaande tabel gebruikt. De arts zal de dosering van deze geneesmiddelen
mogelijk moeten aanpassen.
Geneesmiddelen die u moet melden aan uw arts voordat u dit middel gaat gebruiken
Geneesmiddel
Doel van het geneesmiddel
ciclosporine, tacrolimus
onderdrukken van het immuunsysteem
darunavir, efavirenz, lopinavir, ritonavir
behandeling van hiv-infectie
digoxine
behandeling van hartproblemen
fluvastatine, lovastatine, pitavastatine, pravastatine, verlagen van het cholesterolgehalte
rosuvastatine
warfarine en andere soortgelijke geneesmiddelen*
voorkomen van bloedstolsels
*Het kan nodig zijn dat uw arts de frequentie van uw bloedonderzoek verhoogt om te controleren hoe
goed uw bloed stolt.
Als één van de bovenstaande situaties op u van toepassing is (of u het niet zeker weet), neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt.
Zwangerschap en anticonceptie
De gevolgen van Maviret gedurende de zwangerschap zijn niet bekend. Bent u zwanger, denkt u
zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts voordat u dit
geneesmiddel gebruikt, want het wordt niet aanbevolen om Maviret tijdens de zwangerschap te
gebruiken. Anticonceptiemiddelen die ethinylestradiol bevatten, mogen niet samen met Maviret
worden gebruikt.
Borstvoeding
Als u borstvoeding geeft, overleg dan met uw arts voordat u Maviret gebruikt. Het is niet bekend of de
twee geneesmiddelen in de moedermelk komen.
69
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Maviret zou geen invloed moeten hebben op uw rijvaardigheid of uw vermogen gereedschap of
machines te gebruiken.
Maviret bevat lactose
Als uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit middel inneemt.
Maviret bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) in elke tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen "natriumvrij" is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts zal u vertellen hoe lang u
dit middel moet blijven gebruiken. Maviret tabletten zijn bedoeld voor volwassenen, kinderen van
12 jaar en ouder, of kinderen die 45 kg of meer wegen. Maviret omhuld granulaat is bedoeld voor
kinderen van 3 tot 12 jaar en een gewicht van 12 tot 45 kg.
Aanbevolen dosering
De aanbevolen dosering voor volwassenen, kinderen van 12 jaar of ouder, of kinderen met een
gewicht van minstens 45 kg is drie tabletten Maviret 100 mg/40 mg die eenmaal per dag samen
moeten worden ingenomen. Drie tabletten in één blister is de dagelijkse dosis.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem de tabletten in met voedsel.
Slik de tabletten in hun geheel door.
Kauw niet op de tabletten, maak de tabletten niet fijn en breek de tabletten niet door omdat het de
hoeveelheid Maviret in uw bloed kan beïnvloeden.
Als u na het innemen van dit middel braakt (moet overgeven), kan dat van invloed zijn op de
hoeveelheid van dit middel in uw bloed. Daardoor werkt dit middel mogelijk minder goed.
Als u
minder dan 3 uur
na het innemen van dit middel moet braken, neem dan nog een dosis.
Als u
langer dan 3 uur
na het innemen van dit middel moet braken, hoeft u tot uw volgende
geplande dosis niet nog een dosis in te nemen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u per ongeluk meer dan de aanbevolen dosis heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact
opnemen met uw arts of naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gaan. Houd de verpakking van het
geneesmiddel bij de hand, zodat u de arts kan laten zien wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Het is belangrijk dat u geen dosis van dit geneesmiddel overslaat.
Als u een dosis heeft overgeslagen, ga dan na hoeveel tijd er is verstreken sinds u uw laatste dosis van
dit middel had moeten innemen:
Als u dit opmerkt
binnen 18 uur
na het moment dat u dit middel meestal inneemt, neem de dosis
dan alsnog zo snel mogelijk in. Neem de volgende dosis dan op het gebruikelijke tijdstip in.
Als u dit opmerkt
18 uur of langer
na het moment dat u dit middel meestal inneemt, wacht dan
en neem de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip in. Neem geen dubbele dosis om een
vergeten dosis in te halen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
70
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Neem contact op met uw arts of apotheker als u last krijgt van één van de volgende
bijwerkingen:
Zeer vaak:
komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
gevoel van ernstige vermoeidheid
hoofdpijn
Vaak:
komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
misselijkheid
diarree
gevoel van zwakte of gebrek aan energie (asthenie)
verhoging van een laboratoriumwaarde voor de leverfunctie (bilirubine)
Soms:
komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
zwelling van gezicht, lippen, tong, keel, buik, armen of benen
Niet bekend:
kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
jeuk
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
Aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
blister na ‘EXP’. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn glecaprevir en pibrentasvir. Elke tablet bevat 100 mg
glecaprevir en 40 mg pibrentasvir.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern: copovidon (Type K 28), vitamine E polyethyleenglycolsuccinaat, watervrij
colloïdaal silicium, propyleenglycolmonocaprylaat (type II), croscarmellose natrium,
natriumstearylfumaraat.
71
Filmomhulling tablet: hypromellose (E464), lactosemonohydraat, titaandioxide, macrogol
3350, ijzeroxide rood (E172).
Maviret bevat lactose en natrium. Zie rubriek 2.
Hoe ziet Maviret eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Maviret tabletten zijn roze, langwerpige, aan beide zijden bolle (biconvexe), filmomhulde tabletten
(tabletten) met een afmeting van 18,8 mm x 10,0 mm, aan één zijde gemarkeerd met "NXT".
Maviret tabletten zijn verpakt in folieblisters met elk 3 tabletten. Maviret is beschikbaar in een
verpakking van 84 tabletten met 4 doosjes die elk 21 filmomhulde tabletten bevatten.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse,
67061 Ludwigshafen
Duitsland
Fabrikant
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
of
AbbVie Logistics B.V
Zuiderzeelaan 53
8017 JV Zwolle
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
AbbVie SA
Tél/Tel: +32 10 477811
България
АбВи ЕООД
Тел.: +359 2 90 30 430
Česká republika
AbbVie s.r.o.
Tel: +420 233 098 111
Danmark
AbbVie A/S
Tlf: +45 72 30-20-28
Deutschland
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Tel: 00800 222843 33 (gebührenfrei)
Tel: +49 (0) 611 / 1720-0
Lietuva
AbbVie UAB
Tel: +370 5 205 3023
Luxembourg/Luxemburg
AbbVie SA
Belgique/Belgien
Tél/Tel: +32 10 477811
Magyarország
AbbVie Kft.
Tel.: +36 1 455 8600
Malta
V.J.Salomone Pharma Limited
Tel: +356 22983201
Nederland
AbbVie B.V.
Tel: +31 (0)88 322 2843
72
Eesti
AbbVie OÜ
Tel: +372 623 1011
Ελλάδα
AbbVie ΦΑΡΜΑΚΕΥΤΙΚΗ Α.Ε.
Τηλ: +30 214 4165 555
España
AbbVie Spain, S.L.U.
Tel: +34 91 384 09 10
France
AbbVie
Tél: +33 (0)1 45 60 13 00
Hrvatska
AbbVie d.o.o.
Tel: +385 (0)1 5625 501
Ireland
AbbVie Limited
Tel: +353 0 1 4287900
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
AbbVie S.r.l.
Tel: +39 06 928921
Κύπρος
Lifepharma (Z.A.M.) Ltd
Τηλ: +357 22 34 74 40
Latvija
AbbVie SIA
Tel: +371 67605000
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Norge
AbbVie AS
Tlf: +47 67 81 80 00
Österreich
AbbVie GmbH
Tel: +43 1 20589-0
Polska
AbbVie Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 372 78 00
Portugal
AbbVie, Lda.
Tel: +351 0 21 1908400
România
AbbVie S.R.L.
Tel: +40 21 529 30 35
Slovenija
AbbVie Biofarmacevtska družba d.o.o.
Tel: +386 (1)32 08 060
Slovenská republika
AbbVie s.r.o.
Tel: +421 2 5050 0777
Suomi/Finland
AbbVie Oy
Puh/Tel: +358 (0)10 2411 200
Sverige
AbbVie AB
Tel: +46 (0)8 684 44 600
United Kingdom (Northern Ireland)
AbbVie Deutschland GmbH & Co. K
Tel: +44 (0)1628 561090
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
Neem voor het aanvragen of beluisteren van deze bijsluiter <in braille>, <met grote letters> of
<als geluidsband> contact op met de lokale vertegenwoordiger van de houder van de vergunning
voor het in de handel brengen.
73
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
Maviret 50 mg/20 mg omhuld granulaat in sachet
glecaprevir/pibrentasvir
Lees goed de hele bijsluiter voordat uw kind dit geneesmiddel gaat innemen want er staat
belangrijke informatie in voor uw kind.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de arts of apotheker van uw kind.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan uw kind voorgeschreven. Het
kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als uw kind.
Krijgt uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt uw kind een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met de arts of apotheker van uw
kind.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Maviret en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
2. Wanneer mag uw kind dit middel niet innemen of moet uw kind er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe neemt uw kind dit middel in?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
7. Instructies voor gebruik
1.
Wat is Maviret en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Maviret is een antiviraal geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van een langdurige
(‘chronische’) infectie met het hepatitis C-virus bij kinderen vanaf 3 jaar. Het hepatitis C-virus is een
virus dat een infectie van de lever veroorzaakt. Maviret bevat de werkzame stoffen glecaprevir en
pibrentasvir.
Dit middel werkt door te voorkomen dat het hepatitis C-virus zich vermenigvuldigt en nieuwe cellen
infecteert. Daardoor kan de infectie uit het lichaam worden verdreven.
2.
Wanneer mag uw kind dit middel niet innemen of moet uw kind er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag uw kind dit middel niet gebruiken?
Uw kind is allergisch voor glecaprevir, pibrentasvir of voor een van de andere stoffen in dit
geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Uw kind heeft behalve hepatitis C nog andere ernstige leveraandoeningen.
Uw kind gebruikt de volgende geneesmiddelen:
atazanavir (voor een hiv-infectie)
atorvastatine of simvastatine (om het cholesterol in het bloed te verlagen)
carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, primidon (wordt gewoonlijk gebruikt voor de
behandeling van epilepsie)
dabigatranetexilaat (om bloedstolsels te voorkomen)
middelen met ethinylestradiol (zoals anticonceptiegeneesmiddelen, waaronder
vaginale ringen, transdermale pleisters en tabletten)
rifampicine (voor infecties)
sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
(kruidengeneesmiddel voor lichte depressie).
74
Als een van de bovenstaande situaties op uw kind van toepassing is, geef dit middel dan niet aan uw
kind. Als u het niet zeker weet, neem dan contact op met de arts of apotheker van uw kind voordat u
dit middel aan uw kind geeft.
Wanneer moet uw kind extra voorzichtig zijn met dit middel?
Als een van de volgende situaties op uw kind van toepassing is, overleg dan met de arts van uw kind;
het kan zijn dat de arts uw kind nauwkeuriger wil controleren:
andere leverproblemen dan hepatitis C
een huidige of eerdere infectie met het hepatitis B-virus
diabetes. Na start van de behandeling met dit middel moet de bloedsuikerspiegel van uw kind
nauwkeurig worden gecontroleerd en/of de diabetesbehandeling van uw kind worden aangepast.
Sommige diabetespatiënten hadden na start van de behandeling met geneesmiddelen zoals dit
middel een verlaagd suikergehalte in het bloed (hypoglykemie).
Bloedonderzoek
De arts zal het bloed van uw kind onderzoeken voor, tijdens en na de behandeling met dit middel. Dit
gebeurt omdat de arts dan kan:
vaststellen of uw kind dit middel moet gebruiken en hoe lang;
bevestigen dat de behandeling heeft gewerkt en dat uw kind geen hepatitis C-virus meer heeft.
Kinderen jonger dan 3 jaar
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht minder dan 12 kg. Het
gebruik van dit middel bij kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht minder dan 12 kg is nog niet
onderzocht.
Gebruikt uw kind nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt uw kind naast Maviret nog andere geneesmiddelen, heeft uw kind dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat uw kind binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan
de arts of apotheker van uw kind.
Neem contact op met de arts of apotheker van uw kind voordat uw kind dit middel gaat innemen als
uw kind een van de geneesmiddelen in de onderstaande tabel gebruikt. De arts zal de dosering van
deze geneesmiddelen mogelijk moeten aanpassen.
Geneesmiddelen die u moet melden aan uw arts voordat uw kind dit middel gaat
gebruiken
Geneesmiddel
Doel van het geneesmiddel
ciclosporine, tacrolimus
onderdrukken van het immuunsysteem
darunavir, efavirenz, lopinavir, ritonavir
behandeling van een hiv-infectie
digoxine
behandeling van hartproblemen
fluvastatine, lovastatine, pitavastatine, pravastatine, verlagen van het cholesterolgehalte
rosuvastatine
warfarine en andere soortgelijke geneesmiddelen*
voorkomen van bloedstolsels
*Het kan nodig zijn dat de arts van uw kind de frequentie van zijn/haar bloedonderzoek verhoogt om
te controleren hoe goed het bloed van uw kind stolt.
Als een van de bovenstaande situaties op uw kind van toepassing is (of u het niet zeker weet), neem
dan contact op met de arts of apotheker van uw kind voordat uw kind dit middel inneemt.
75
Maviret bevat lactose
Als de arts van uw kind u heeft meegedeeld dat uw kind bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan
contact op met de arts van uw kind voordat uw kind dit middel inneemt.
Maviret bevat propyleenglycol
Dit geneesmiddel bevat 4 mg propyleenglycol per sachet.
Maviret bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per sachet, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe neemt uw kind dit middel in?
Geef dit geneesmiddel altijd precies aan uw kind zoals de arts of apotheker van uw kind u dat heeft
verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met de arts of apotheker van uw kind.
Maviret omhuld granulaat is bedoeld voor kinderen van 3 tot 12 jaar en een gewicht van 12 tot 45 kg.
Maviret tabletten zijn bedoeld voor volwassenen, kinderen van 12 jaar en ouder, of kinderen die 45 kg
of meer wegen.
De arts van uw kind zal u vertellen hoe lang uw kind dit middel moet blijven gebruiken.
Aanbevolen dosering
De aanbevolen dosering voor kinderen van 3 tot 12 jaar oud wordt gebaseerd op hun lichaamsgewicht,
zoals weergegeven in de tabel hieronder.
Gewicht van het kind (kg)
Aantal sachets eenmaal daags
12 tot 20 kg
3 sachets
20 tot 30 kg
4 sachets
30 tot 45 kg
5 sachets
Weegt uw kind 45 kg of meer? Overleg dan met de arts van uw kind over het geven van Maviret
tabletten.
Hoe neemt uw kind dit middel in?
Geef dit middel eenmaal per dag net voor of na een tussendoortje of maaltijd.
Meng alle korrels in het sachet met een kleine hoeveelheid aanbevolen voedsel en laat dit
doorslikken De granules mogen niet geplet of gekauwd worden (zie de 'Instructies voor gebruik'
voor een lijst met aanbevolen voedsel).
Geef Maviret granulaat niet via een voedingssonde.
Als uw kind na het innemen van dit middel braakt (moet overgeven), kan dat van invloed zijn op de
hoeveelheid van dit middel in zijn/haar bloed. Daardoor werkt dit middel mogelijk minder goed.
Als uw kind
minder dan 3 uur
na het innemen van dit middel moet braken, geef uw kind dan nog
een dosis.
Als uw kind
langer dan 3 uur
na het innemen van dit middel moet braken, hoeft u tot zijn/haar
volgende geplande dosis niet nog een dosis te geven.
Heeft uw kind te veel van dit middel ingenomen?
Als uw kind per ongeluk meer dan de aanbevolen dosis heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact
opnemen met de arts van uw kind of naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gaan. Houd de verpakking
van het geneesmiddel bij de hand, zodat u de arts kan laten zien wat uw kind heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel aan uw kind te geven?
Het is belangrijk dat uw kind geen dosis van dit geneesmiddel overslaat.
76
Als uw kind een dosis heeft overgeslagen, ga dan na hoeveel tijd er is verstreken sinds hij/zij de laatste
dosis dit middel had moeten innemen:
Als u dit opmerkt
binnen 18 uur
na het moment dat uw kind dit middel meestal inneemt, geef de
dosis dan alsnog zo snel mogelijk aan uw kind. Geef de volgende dosis dan op het gebruikelijke
tijdstip.
Als u dit opmerkt
18 uur of langer
na het moment dat uw kind dit middel meestal inneemt,
wacht dan en geef de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip. Geef geen dubbele dosis om
een vergeten dosis in te halen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met de arts of
apotheker van uw kind.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Neem contact op met de arts of apotheker van uw kind als uw kind last krijgt van één van de
volgende bijwerkingen:
Zeer vaak:
komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
gevoel van ernstige vermoeidheid
hoofdpijn
Vaak:
komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
misselijkheid
diarree
gevoel van zwakte of gebrek aan energie (asthenie)
verhoging van een laboratoriumwaarde voor de leverfunctie (bilirubine)
Soms:
komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
zwelling van gezicht, lippen, tong, keel, buik, armen of benen
Niet bekend:
kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
jeuk
Het melden van bijwerkingen
Krijgt uw kind last van bijwerkingen, neem dan contact op met de arts of apotheker van uw kind. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
sachet na ‘EXP’. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
77
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn glecaprevir en pibrentasvir. Elk sachet bevat 50 mg
glecaprevir en 20 mg pibrentasvir.
De andere stoffen in dit middel zijn: Copovidon, tocofersolan, propyleenglycolmonocaprylaat,
colloïdaal siliciumdioxide, natriumcroscarmellose (alleen in het glecaprevirgranulaat),
natriumstearylfumaraat, hypromellose (E464), lactosemonohydraat, titaandioxide, macrogol,
ijzeroxide rood (E172), ijzeroxide geel (E172).
Maviret bevat lactose, propyleenglycol en natrium. Zie rubriek 2.
Hoe ziet Maviret eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Maviret omhuld granulaat wordt geleverd in sachets van polyester/aluminium/polyethyleenfolie in
dozen. Elke doos bevat 28 sachets. Elk sachet bevat roze en gele korrels.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
Fabrikant
AbbVie S.r.l.
S.R. 148 Pontina, km 52 SNC
04011 Campoverde di Aprilia (LT)
Italië
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
AbbVie SA
Tél/Tel: +32 10 477811
България
АбВи ЕООД
Тел.: +359 2 90 30 430
Česká republika
AbbVie s.r.o.
Tel: +420 233 098 111
Danmark
AbbVie A/S
Tlf: +45 72 30-20-28
Deutschland
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Tel: 00800 222843 33 (gebührenfrei)
Tel: +49 (0) 611 / 1720-0
78
Lietuva
AbbVie UAB
Tel: +370 5 205 3023
Luxembourg/Luxemburg
AbbVie SA
Belgique/Belgien
Tél/Tel: +32 10 477811
Magyarország
AbbVie Kft.
Tel.: +36 1 455 8600
Malta
V.J.Salomone Pharma Limited
Tel: +356 22983201
Nederland
AbbVie B.V.
Tel: +31 (0)88 322 2843
Eesti
AbbVie OÜ
Tel: +372 623 1011
Ελλάδα
AbbVie ΦΑΡΜΑΚΕΥΤΙΚΗ Α.Ε.
Τηλ: +30 214 4165 555
España
AbbVie Spain, S.L.U.
Tel: +34 91 384 09 10
France
AbbVie
Tél: +33 (0)1 45 60 13 00
Hrvatska
AbbVie d.o.o.
Tel: +385 (0)1 5625 501
Ireland
AbbVie Limited
Tel: +353 0 1 4287900
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
AbbVie S.r.l.
Tel: +39 06 928921
Κύπρος
Lifepharma (Z.A.M.) Ltd
Τηλ: +357 22 34 74 40
Latvija
AbbVie SIA
Tel: +371 67605000
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Norge
AbbVie AS
Tlf: +47 67 81 80 00
Österreich
AbbVie GmbH
Tel: +43 1 20589-0
Polska
AbbVie Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 372 78 00
Portugal
AbbVie, Lda.
Tel: +351 0 21 1908400
România
AbbVie S.R.L.
Tel: +40 21 529 30 35
Slovenija
AbbVie Biofarmacevtska družba d.o.o.
Tel: +386 (1)32 08 060
Slovenská republika
AbbVie s.r.o.
Tel: +421 2 5050 0777
Suomi/Finland
AbbVie Oy
Puh/Tel: +358 (0)10 2411 200
Sverige
AbbVie AB
Tel: +46 (0)8 684 44 600
United Kingdom (Northern Ireland)
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Tel: +44 (0)1628 561090
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
Neem voor het aanvragen of beluisteren van deze bijsluiter <in braille>, <met grote letters> of
<als geluidsbestand> contact op met de lokale vertegenwoordiger van de houder van de
vergunning voor het in de handel brengen.
7. Instructies voor gebruik
Lees rubriek 7 volledig door voordat u Maviret granulaat in sachets gaat gebruiken.
79
Stap 1. Geef uw kind het aantal sachets dat de arts van uw kind heeft voorgeschreven
Gewicht van het kind (kg)
Van 12 tot 20 kg
Van 20 tot 30 kg
Van 30 tot 45 kg
Aantal sachets eenmaal daags
3 sachets
4 sachets
5 sachets
Hoeveelheid voedsel
(ongeveer)
Ongeveer 1-2 theelepels (5-
10 ml) van het aanbevolen
voedsel dat bij stap 2 staat
Weegt uw kind 45 kg of meer? Overleg dan met de arts van uw kind over het geven van Maviret
tabletten.
Geef niet meer dan 5 sachets.
Stap 2. Kies geschikt voedsel om te mengen met Maviret granulaat
Geschikt voedsel moet aan de lepel blijven plakken. Het moet zacht zijn, weinig
water bevatten en kunnen worden doorgeslikt zonder kauwen.
Voorbeelden van aanbevolen voedsel:
Griekse yoghurt
Roomkaas/zachte kaas
Pindakaas
Hazelnootpasta
Dikke jam
Ander voedsel dat aan de lepel blijft plakken
Let op: naast het voedsel dat wordt gebruikt om de korrels mee te mengen, moet
Maviret ook op hetzelfde moment als een maaltijd of tussendoortje worden
ingenomen, of direct erna. Het voedsel dat wordt gebruikt om de korrels mee te
mengen, vervangt niet de maaltijd of snack die samen met Maviret moet
worden genomen.
Gebruik geen
voedsel dat van een lepel afdruipt, omdat het geneesmiddel dan
snel kan oplossen, bitter kan smaken en minder werkzaam wordt.
Gebruik
geen
voedsel waar uw kind allergisch voor is.
Voorbeelden van voedsel dat
niet
mag worden gebruikt:
✘
Vloeistoffen of waterig voedsel
✘
Appelmoes
✘
Voedsel of vloeistof dat verwarmd of bevroren is
✘
Brood of ander voedsel waarop moet worden gekauwd
✘
Andere yoghurt dan Griekse yoghurt
✘
Babyvoeding
✘
Voedsel dat van de lepel afdruipt
Neem voor meer informatie over geschikt voedsel contact op met de arts of
apotheker van uw kind.
Stap 3. Verzamel materialen
Leg de volgende artikelen klaar op een schoon oppervlak:
Doos met sachets
Zacht voedsel
Schaaltje om in te mengen
Theelepel
Schaar
80
Stap 4. Meet de hoeveelheid voedsel af
Doe een kleine hoeveelheid (1-2 theelepels of 5-10 ml) zacht voedsel in een
schaaltje.
De korrels in de sachets zijn heel klein. Als u het voedsel eerst in het
schaaltje doet blijven de korrels beter in het schaaltje liggen.
Stap 5. Maak het sachet klaar voor gebruik
Zoek de bovenkant van het sachet op. Deze bevindt zich aan de kant van de
stippellijn.
Houd het sachet rechtop en tik tegen de bovenkant van het sachet. Blijf
tikken tot alle korrels naar de bodem zijn gevallen.
Voel goed aan de bovenkant van het sachet of alle korrels naar de bodem zijn
gevallen.
Stap 6. Knip de bovenkant van het sachet af
Knijp het sachet in het midden dicht, boven de korrels in het sachet.
Knip met een schaar de bovenkant in zijn geheel van het sachet af.
Wees voorzichtig: de korrels zijn klein en kunnen er gemakkelijk uitvallen.
Stap 7. Giet het sachet leeg
Controleer of het sachet helemaal open is.
Strooi voorzichtig alle korrels (roze en geel) uit het sachet in het schaaltje
met voedsel.
Tik tegen het zakje om alle korrels eruit te krijgen.
Herhaal dit met elk zakje voor de dagelijkse dosis voor uw kind.
Stap 8. Controleer het sachet
Kijk in het sachet om te controleren of er geen korrels in achter zijn gebleven.
Laat
geen
korrels achter, omdat het geneesmiddel niet goed zal werken als de
dosis niet volledig wordt genomen.
Stap 9. Meng
Gebruik de theelepel om de korrels voorzichtig door het voedsel te roeren.
Plet de korrels
niet.
Als de korrels worden geplet, smaken ze bitter.
Bewaar het mengsel
niet,
maar geef het direct aan uw kind.
Als het mengsel niet binnen 5 minuten wordt gegeven, zal dit bitter smaken.
Als het mengsel niet binnen 15 minuten wordt gegeven, is het geneesmiddel
mogelijk minder werkzaam. Gooi het mengsel dan weg en begin opnieuw.
81
Stap 10. Geef het geneesmiddel
Schep een kleine hoeveelheid van het mengsel op de theelepel.
Zorg dat uw kind het mengsel doorslikt zonder te kauwen.
Herhaal dit tot uw kind het hele mengsel op heeft.
Als er korrels zijn overgebleven, voeg dan meer voedsel toe en meng de
korrels met het voedsel. Ga vervolgens verder met het geven van de dosis.
Zorg dat uw kind de hele dosis van het geneesmiddel inneemt.
⚠
Als uw kind een dosis overslaat, kijk dan in rubriek 3 ‘Hoe neemt uw kind
dit middel in?’ voor meer informatie.
Stap 11. Controleer de dosis voor de volgende dag
Controleer of er genoeg sachets zijn voor de volgende dosis Maviret van uw
kind.
Voor het vervangen van sachets of een herhaling van het voorschrift kunt u
contact opnemen met de arts of apotheker van uw kind.
82
BIJLAGE IV
WETENSCHAPPELIJKE CONCLUSIES EN REDENEN VOOR DE WIJZIGING VAN DE
VOORWAARDEN VAN DE VERGUNNING(EN) VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
83
Wetenschappelijke conclusies
Rekening houdend met het beoordelingsrapport van het Risicobeoordelingscomité voor
geneesmiddelenbewaking (PRAC) over het niet-interventioneel opgelegde PASS
eindonderzoeksrapport voor het (de) bovengenoemde geneesmiddel(en) heeft het Comité voor
geneesmiddelen voor menselijk gebruik (CHMP) de volgende wetenschappelijke conclusies
getrokken:
De observationele studie en de systematische evaluatie/meta-analyse hebben geen verhoogd risico op
heroptreden van hepatocellulair carcinoom aangetoond bij patiënten die met direct werkende antivirale
middelen worden behandeld. De toezegging in het kader van de DAA-PASS-studie wordt geacht te
zijn nagekomen en de respectievelijke producten moeten van de lijst van geneesmiddelen onder
aanvullende monitoring worden verwijderd.
Gezien de beschikbare gegevens in het eindverslag van de PASS-studie was de PRAC dan ook van
oordeel dat de productinformatie moest worden gewijzigd.
Het CHMP stemt in met de door het PRAC getrokken wetenschappelijke conclusies.
Redenen voor de wijziging van de voorwaarden verbonden aan de vergunning(en) voor het in de
handel brengen
Op basis van de wetenschappelijke conclusies voor bovengenoemd(e) geneesmiddel(en) is het CHMP
van mening dat de baten-risicoverhouding van dit(e) geneesmiddelen(en) ongewijzigd blijft op
voorwaarde dat de voorgestelde wijzigingen in de productinformatie worden aangebracht.
Het CHMP beveelt aan de voorwaarden van de vergunning(en) voor het in de handel brengen te
wijzigen.
84
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 100 mg / 40 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat 100 mg glecaprevir en 40 mg pibrentasvir.
Hulpstof met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 7,48 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet).
Roze, langwerpige, biconvexe filmomhulde tablet met een afmeting van 18,8 mm x 10,0 mm, aan de
ene zijde gemarkeerd met "NXT".
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Maviret is geïndiceerd voor de behandeling van chronische infectie met het hepatitis C-virus (HCV)
bij volwassenen en kinderen vanaf 3 jaar (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 5.1).
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Maviret moet worden gestart en gecontroleerd door een arts die ervaren is in de
behandeling van patiënten met HCV-infectie.
Dosering
Volwassenen en adolescenten vanaf 12 jaar of kinderen met een gewicht van minstens 45 kg
De aanbevolen dosering Maviret is 300 mg/120 mg (drie 100 mg/40 mg tabletten), oraal ingenomen,
tegelijk, eenmaal daags met voedsel (zie rubriek 5.2).
De aanbevolen behandelduur met Maviret voor met HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6 geïnfecteerde
patiënten met gecompenseerde leverziekte (met of zonder cirrose) staat in tabel 1 en tabel 2.
Tabel 1: Aanbevolen behandelduur met Maviret voor patiënten zonder voorafgaande HCV-
behandeling
Aanbevolen behandelduur
Genotype
Geen cirrose
Cirrose
GT 1, 2, 3, 4, 5, 6
8 weken
8 weken
Genotype
Aanbevolen behandelduur
Geen cirrose
Cirrose
GT 1, 2, 4-6
8 weken
12 weken
GT 3
16 weken
16 weken
Bij patiënten bij wie eerdere behandeling met een NS3/4A- en/of een NS5A-remmer heeft gefaald, zie
rubriek 4.4.
Gemiste dosis
Als er een dosis Maviret is overgeslagen, kan de voorgeschreven dosis binnen 18 uur na het
gebruikelijke tijdstip alsnog worden ingenomen. Als er meer dan 18 uur zijn verstreken sinds het
gebruikelijke tijdstip waarop Maviret wordt ingenomen, mag de overgeslagen dosis
niet meer worden
ingenomen en moet de patiënt de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen. Patiënten
moeten de instructie krijgen geen dubbele dosis in te nemen.
Als de patiënt binnen 3 uur na inname braakt, moet nog een dosis Maviret worden ingenomen. Als de
patiënt meer dan 3 uur na inname braakt, is een extra dosis Maviret niet nodig.
Ouderen
Bij oudere patiënten is dosisaanpassing van Maviret niet noodzakelijk (zie rubrieken 5.1 en 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing van Maviret nodig voor patiënten met een nierfunctiestoornis, ongeacht de
mate daarvan, inclusief patiënten die dialyse krijgen (zie rubrieken 5.1 en 5.2).
Lever functiestoornis
Er is geen dosisaanpassing van Maviret nodig voor patiënten met een lichte leverfunctiestoornis
(Child-Pugh A). Maviret wordt niet aanbevolen bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis
(Child-Pugh B) en is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-
Pugh C) (zie rubrieken 4.3, 4.4 en 5.2).
Patiënten die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
Een behandelduur van 12 weken werd beoordeeld en is aanbevolen bij patiënten die een lever- of
niertransplantatie hebben ondergaan met of zonder cirrose (zie rubriek 5.1). Een behandelduur van 16
weken moet worden overwogen bij met genotype 3 geïnfecteerde patiënten die reeds eerder zijn
behandeld met pegIFN + ribavirine +/- sofosbuvir, of sofosbuvir + ribavirine.
Patiënten met een gelijktijdige infectie met hiv-1
Volg de doseringsaanbevelingen in tabel 1 en 2. Voor doseringsaanbevelingen met middelen tegen het
hiv virus, zie rubriek 4.5.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Maviret bij kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht minder
dan 12 kg zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Maviret omhuld granulaat is bedoeld voor kinderen van 3 tot 12 jaar met een gewicht van 12 tot 45 kg.
Raadpleeg de Samenvatting van de Productkenmerken van Maviret omhuld granulaat in sachets voor
dosering op basis van lichaamsgewicht. Omdat de preparaten verschillende farmacokinetische
profielen hebben, zijn de tabletten en het omhuld granulaat niet onderling uitwisselbaar. Daarom is een
volledige behandeling met hetzelfde preparaat vereist (zie rubriek 5.2).
Wijze van toediening
Patiënten moeten de instructie krijgen om tabletten in hun geheel door te slikken met voedsel en de
tabletten niet te kauwen, fijn te maken of te breken, omdat het de biologische beschikbaarheid van de
middelen kan veranderen (zie rubriek 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh C) (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 5.2).
Gelijktijdig gebruik met atazanavir bevattende middelen, atorvastatine, simvastatine,
dabigatranetexilaat, producten die ethinylestradiol bevatten, sterke P-gp- en CYP3A-inductoren (bijv.
rifampicine, carbamazepine, sint-janskruid (Hypericum perforatum), fenobarbital, fenytoïne en
primidon) (zie rubriek 4.5).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Hepatitis B-virusreactivatie
Gevallen van reactivatie van het hepatitis B-virus (HBV), waarvan enkele fataal, zijn gemeld
gedurende of na behandeling met direct werkende antivirale middelen. Voorafgaand aan de
behandeling dienen alle patiënten op HBV gescreend te worden. Patiënten met een HBV-HCV-co-
infectie lopen risico op HBV-reactivatie en dienen daarom gecontroleerd en behandeld te worden
volgens de huidige klinische richtlijnen.
Leverfunctiestoornis
Maviret wordt niet aanbevolen bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh B) en is
gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh C) (zie rubrieken
4.2, 4.3 en 5.2).
Patiënten bij wie eerdere behandeling met een NS3/4A- en/of een NS5A-remmer heeft gefaald.
In de studies MAGELLAN-1 en B16-439 werden met genotype 1 geïnfecteerde patiënten (en een zeer
beperkt aantal patiënten met genotype 4-infectie) bestudeerd bij wie eerdere behandeling heeft gefaald
op regimes die resistentie kunnen veroorzaken tegen glecaprevir/pibrentasvir (rubriek 5.1). Het risico
op falen was, zoals verwacht, het hoogst bij degenen die aan beide klassen waren blootgesteld. Een
resistentiealgoritme dat het risico op falen op grond van resistentie bij aanvang van de behandeling
kan voorspellen, is nog niet vastgesteld. Een accumulatie van resistentie tegen twee klassen was een
algemene bevinding bij patiënten bij wie herbehandeling met glecaprevir/pibrentasvir in
MAGELLAN-1 heeft gefaald. Er zijn geen herbehandelingsdata beschikbaar voor patiënten met
genotype 2-, 3-, 5- of 6-infectie. Maviret wordt niet aanbevolen voor de herbehandeling van patiënten
die eerder zijn blootgesteld aan NS3/4A- en/of NS5A-remmers.
Geneesmiddeleninteracties
Gelijktijdige toediening wordt niet aanbevolen met sommige geneesmiddelen, zoals weergegeven in
rubriek 4.5.
Gebruik bij diabetespatiënten
Na start van een HCV-behandeling met direct werkende antivirale middelen kan bij diabetici een
verbetering van de bloedsuikerregulatie optreden, wat mogelijk leidt tot symptomatische
hypoglykemie. De bloedsuikerspiegels van diabetespatiënten die beginnen met een behandeling met
Lactose
Maviret bevat lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-intolerantie,
algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie dienen dit geneesmiddel niet te
gebruiken.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen "natriumvrij" is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Mogelijke effecten van Maviret op andere geneesmiddelen
Glecaprevir en pibrentasvir zijn remmers van P-glycoproteïne (P-gp), borstkankerresistentie-eiwit
(breast cancer resistance protein; BCRP) en organisch aniontransporterend polypeptide (OATP)
1B1/3. Gelijktijdige toediening met Maviret kan de plasmaconcentraties verhogen van
geneesmiddelen die substraten zijn van P-gp (bijvoorbeeld dabigatranetexilaat, digoxine), BCRP
(bijvoorbeeld rosuvastatine), of OATP1B1/3 (bijvoorbeeld atorvastatine, lovastatine, pravastatine,
rosuvastatine, simvastatine). Zie tabel 3 voor specifieke aanbevelingen over interacties met gevoelige
substraten van P-gp, BCRP en OATP1B1/3. Voor andere P-gp-, BCRP-, of OATP1B1/3-substraten
kan dosisaanpassing nodig zijn.
Glecaprevir en pibrentasvir zijn zwakke remmers van cytochroom-P450 (CYP) 3A en
uridineglucuronosyltransferase (UGT) 1A1 in vivo. Klinisch significante toenames in blootstelling zijn
niet waargenomen voor gevoelige substraten van CYP3A (midazolam, felodipine) of UGT1A1
(raltegravir) wanneer deze met Maviret worden toegediend.
Zowel glecaprevir als pibrentasvir remt de galzoutexportpomp (BSEP) in vitro.
Significante remming van CYP1A2, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6, UGT1A6, UGT1A9, UGT1A4,
UGT2B7, OCT1, OCT2, OAT1, OAT3, MATE1 of MATE2K wordt niet verwacht.
Patiënten behandeld met vitamine K-antagonisten
Het nauwgezet controleren van de International Normalised Ratio (INR)-waarden wordt aanbevolen,
omdat de leverfunctie kan veranderen tijdens de behandeling met Maviret.
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op Maviret
Gebruik met sterke P-gp-/CYP3A-inductoren
Geneesmiddelen die sterke P-gp-/CYP3A-inductoren zijn (bijv. rifampicine, carbamazepine, sint-
janskruid (Hypericum perforatum), fenobarbital, fenytoïne en primidon), kunnen de
plasmaconcentraties van glecaprevir of pibrentasvir significant verlagen en kunnen leiden tot een
verminderd therapeutisch effect van Maviret of verlies van virologische respons. Gelijktijdige
toediening van dit type geneesmiddelen met Maviret is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die matige P-gp-/CYP3A-inductoren zijn, kan de
plasmaconcentraties van glecaprevir en pibrentasvir verlagen (bijv. oxcarbazepine, eslicarbazepine,
lumacaftor, crizotinib). Gelijktijdige toediening van matige inductoren wordt niet aanbevolen (zie
rubriek 4.4).
Vastgestelde en andere mogelijke geneesmiddeleninteracties
In tabel 3 staat het least squares mean ratio-effect (90%-betrouwbaarheidsinterval) op de concentratie
van Maviret en enkele veelvoorkomende gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. De richting van de
pijl geeft de richting aan van de verandering in blootstelling (Cmax, AUC en Cmin) aan glecaprevir,
pibrentasvir en het gelijktijdig toegediende geneesmiddel ( = toename (meer dan 25%), = afname
(meer dan 20%), = geen verandering (gelijk aan of minder dan 20% afname of 25% toename)). Dit
is geen volledige lijst. Alle interactiestudies werden uitgevoerd bij volwassenen.
Tabel 3: Interacties tussen Maviret en andere geneesmiddelen
Geneesmiddel
per therapeutisch
Effect op
Klinische
gebied/mogelijk
concentraties
Cmax
AUC
Cmin
opmerkingen
interactie-
geneesmiddel
mechanisme
ANGIOTENSINE-II-RECEPTORBLOKKERS
Losartan
losartan
2,51
1,56
--
Geen
50 mg
(2,00-3,15)
(1,28-
dosisaanpassing
enkelvoudige
1,89)
nodig.
dosis
losartan-
2,18
--
carboxylzuur
(1,88-2,53)
Valsartan
valsartan
1,36
1,31
--
Geen
80 mg
(1,17-1,58)
(1,16-
dosisaanpassing
enkelvoudige
1,49)
nodig.
dosis
(Remming van
OATP1B1/3)
ANTIARITMICA
Digoxine
digoxine
1,72
1,48
--
Voorzichtigheid
0,5 mg
(1,45-2,04)
(1,40-
en monitoring van
enkelvoudige
1,57)
de therapeutische
dosis
concentratie van
digoxine worden
(Remming van
aanbevolen.
P-gp)
ANTICOAGULANTIA
Dabigatranetexilaa dabigatran
2,05
2,38
--
Gelijktijdig
t
(1,72-2,44)
(2,11-
gebruik is
150 mg
2,70)
gecontra-
enkelvoudige
indiceerd (zie
dosis
rubriek 4.3).
(Remming van
P-gp)
ANTICONVULSIVA
Carbamazepine
glecaprevir
0,33
0,34
--
(0,27-0,41)
(0,28-
Gelijktijdige
daags
0,40)
toediening kan
pibrentasvir
0,50
0,49
--
leiden tot
(Inductie van
(0,42-0,59)
(0,43-
verminderd
P-gp/CYP3A)
0,55)
therapeutisch
Fenytoïne,
Niet onderzocht.
effect van Maviret
fenobarbital,
Verwachting: glecaprevir en pibrentasvir
en is gecontra-
primidon
indiceerd (zie
rubriek 4.3).
ANTIMYCOBACTERIËLE MIDDELEN
Rifampicine
glecaprevir
6,52
8,55
Gelijktijdig
600 mg
(5,06-8,41)
(7,01-
--
gebruik is
enkelvoudige
10,4)
gecontra-
dosis
--
indiceerd (zie
pibrentasvir
rubriek 4.3).
(Remming van
OATP1B1/3)
Rifampicine
glecaprevir
0,14
0,12
--
600 mg eenmaal
(0,11-0,19)
(0,09-
daagsa
0,15)
pibrentasvir
0,17
0,13
--
(Inductie van
(0,14-0,20)
(0,11-
P-gp/BCRP/CYP3
0,15)
A)
PRODUCTEN MET ETHINYLESTRADIOL
Ethinylestradiol
EE
1,31
1,28
1,38
Gelijktijdige
(EE)/norgestimaat
(1,24-1,38)
(1,23-
(1,25-1,52)
toediening van
35 µg/250 µg
1,32)
Maviret met
eenmaal daags
1,44
1,45
producten met
norelgestromi
(1,34-
(1,33-1,58)
ethinylestradiol is
n
1,54)
gecontra-
norgestrel
1,54
1,63
1,75
indiceerd
(1,34-1,76)
(1,50-
(1,62-1,89)
vanwege het
1,76)
risico op ALAT-
EE/levonorgestrel
EE
1,30
1,40
1,56
verhogingen (zie
(1,18-1,44)
(1,33-
(1,41-1,72)
rubriek 4.3).
20 µg/100 µg
1,48)
Geen
eenmaal daags
norgestrel
1,37
1,68
1,77
dosisaanpassing
(1,23-1,52)
(1,57-
(1,58-1,98)
nodig bij
1,80)
levonorgestrel,
norethindron of
norgestimaat als
anticonceptief
progestageen.
KRUIDENGENEESMIDDELEN
Sint-janskruid
Niet onderzocht.
Gelijktijdige
(Hypericum
Verwachting: glecaprevir en pibrentasvir
toediening kan
perforatum)
leiden tot
verminderd
(Inductie van
therapeutisch
P-gp/CYP3A)
effect van Maviret
en is gecontra-
indiceerd (zie
rubriek 4.3).
glecaprevir
4,06
6,53
14,3
Gelijktijdige
ritonavir
(3,15-5,23)
(5,24-
(9,85-20,7)
toediening met
300/100 mg
8,14)
atazanavir is
eenmaal daagsb
pibrentasvir
1,29
1,64
2,29
gecontra-
(1,15-1,45)
(1,48-
(1,95-2,68)
indiceerd
1,82)
vanwege het
risico op ALAT-
verhogingen (zie
rubriek 4.3).
Darunavir +
glecaprevir
3,09
4,97
8,24
Gelijktijdige
ritonavir
(2,26-4,20)
(3,62-
(4,40-15,4)
toediening met
800/100 mg
6,84)
darunavir wordt
eenmaal daags
1,66
niet aanbevolen.
pibrentasvir
(1,25, 2,21)
Efavirenz/
tenofovir
1,29
1,38
Gelijktijdige
emtricitabine/
(1,23-
(1,31-1,46)
toediening met
tenofovir-
1,35)
efavirenz kan
disoproxilfumaraa
leiden tot een
t 600/200/300 mg
verminderd
eenmaal daags
therapeutisch
effect van Maviret
en wordt niet
aanbevolen. Er
worden geen
klinisch
significante
interacties met
tenofovirdisoprox
ilfumaraat
verwacht.
Het effect van efavirenz/emtricitabine/tenofovir-
disoproxilfumaraat op glecaprevir en pibrentasvir is niet
direct in deze studie gekwantificeerd, maar de
blootstelling aan glecaprevir en pibrentasvir was
aanzienlijk lager dan in historische controles.
Elvitegravir/
tenofovir
Geen
cobicistat/
glecaprevir
2,50
3,05
4,58
dosisaanpassing
emtricitabine/
(2,08-3,00)
(2,55-
(3,15-6,65)
nodig.
tenofovir-
3,64)
alafenamide
pibrentasvir
1,57
1,89
(1,39-
(1,63-2,19)
(P-gp-, BCRP- en
1,76)
OATP-remming
door cobicistat,
OATP-remming
door elvitegravir)
Lopinavir/ritonavi
glecaprevir
2,55
4,38
Gelijktijdige
18,6
r 400/100 mg
(1,84-3,52)
(3,02-
toediening wordt
(10,4-33,5)
tweemaal daags
6,36)
niet aanbevolen.
pibrentasvir
1,40
2,46
5,24
(1,17-1,67)
(2,07-
(4,18-6,58)
2,92)
Raltegravir
raltegravir
1,34
1,47
2,64
Geen
400 mg tweemaal
(0,89-1,98)
(1,15-
(1,42-4,91)
dosisaanpassing
daags
1,87)
nodig.
sofosbuvir
1,66
2,25
--
Geen
400 mg
(1,23-2,22)
(1,86-
dosisaanpassing
enkelvoudige
2,72)
nodig.
dosis
GS-331007
1,85
(1,67-2,04)
(P-gp-/BCRP-
remming)
glecaprevir
pibrentasvir
HMG-CoA-REDUCTASEREMMERS
Atorvastatine
22,0
8,28
--
Gelijktijdige
10 mg eenmaal
atorvastatine
(16,4-29,5)
(6,06-
toediening met
daags
11,3)
atorvastatine en
simvastatine is
(Remming van
gecontra-
OATP1B1/3,
indiceerd (zie
P-gp, BCRP,
rubriek 4.3).
CYP3A)
Simvastatine
1,99
2,32
--
5 mg eenmaal
simvastatine
(1,60-2,48)
(1,93-
daags
2,79)
10,7
4,48
--
(Remming van
simvastatine-
(7,88-14,6)
(3,11-
OATP1B1/3,
zuur
6,46)
P-gp, BCRP)
Lovastatine
lovastatine
1,70
--
Gelijktijdige
10 mg eenmaal
(1,40-
toediening wordt
daags
2,06)
niet aanbevolen.
5,73
4,10
--
Bij gebruik mag
(Remming van
lovastatinezu
(4,65-7,07)
(3,45-
de dosis
OATP1B1/3,
ur
4,87)
lovastatine niet
P-gp, BCRP)
hoger zijn dan
20 mg/dag en
moeten patiënten
worden
gecontroleerd.
Pravastatine
2,23
2,30
--
Voorzichtigheid
10 mg eenmaal
pravastatine
(1,87-2,65)
(1,91-
wordt aanbevolen.
daags
2,76)
De dosis
pravastatine mag
(Remming van
niet hoger zijn
OATP1B1/3)
dan 20 mg per
Rosuvastatine
5,62
2,15
--
dag en de dosis
5 mg eenmaal
rosuvastatine
(4,80-6,59)
(1,88-
rosuvastatine mag
daags
2,46)
niet hoger zijn
dan 5 mg per dag.
(Remming van
OATP1B1/3,
BCRP)
Fluvastatine,
Niet onderzocht.
Interacties met
pitavastatine
Verwachting: fluvastatine en pitavastatine
fluvastatine en
pitavastatine zijn
waarschijnlijk en
bij de combinatie
IMMUNOSUPPRESSIVA
Ciclosporine
glecaprevirc
1,30
1,37
1,34
Maviret wordt
100 mg
(0,95-1,78)
(1,13-
(1,12-1,60)
niet aanbevolen
enkelvoudige
1,66)
voor toepassing
dosis
pibrentasvir
1,26
bij patiënten die
(1,15-1,37)
stabiele doses
ciclosporine
Ciclosporine
glecaprevir
4,51
5,08
--
> 100 mg per dag
400 mg
(3,63-6,05)
(4,11-
nodig hebben.
enkelvoudige
6,29)
Indien de
dosis
pibrentasvir
1,93
--
combinatie
(1,78-
onvermijdbaar is,
2,09)
kan het gebruik
met nauwlettende
klinische
monitoring
worden
overwogen als het
voordeel opweegt
tegen het risico.
Tacrolimus
tacrolimus
1,50
1,45
--
De combinatie
1 mg
(1,24-1,82)
(1,24-
van Maviret met
enkelvoudige
1,70)
tacrolimus moet
dosis
met
glecaprevir
voorzichtigheid
(CYP3A4- en
worden gebruikt.
P-gp-remming)
Een toename van
pibrentasvir
blootstelling aan
tacrolimus wordt
verwacht. Een
therapeutic drug
monitoring wordt
daarom
aanbevolen met
een
dosisaanpassing
als gevolg.
PROTONPOMPREMMERS
Omeprazol
glecaprevir
0,78
0,71
--
Geen
20 mg eenmaal
(0,60-1,00)
(0,58-0,86)
dosisaanpassing
daags
--
nodig.
pibrentasvir
(Verhoogt maag-
pH-waarde)
Omeprazol
glecaprevir
0,36
0,49
--
40 mg eenmaal
(0,21-0,59)
(0,35-0,68)
daags (1 uur voor
ontbijt)
--
pibrentasvir
glecaprevir
0,54
0,51
--
40 mg eenmaal
(0,44-0,65)
(0,45-0,59)
daags ('s avonds
--
zonder voedsel)
pibrentasvir
VITAMINE K-ANTAGONISTEN
Vitamine K-
Niet onderzocht.
Nauwgezet
antagonisten
controleren van
de INR wordt
aanbevolen bij
alle vitamine K-
antagonisten. Dit
in verband met
veranderingen in
de leverfunctie
die ontstaan
tijdens
behandeling met
Maviret.
DAA = direct werkend antiviraal middel
a. Effect van rifampicine op glecaprevir en pibrentasvir 24 uur na laatste dosis rifampicine.
b. Er is een effect van atazanavir en ritonavir op de eerste dosis glecaprevir en pibrentasvir gemeld.
c. Met HCV geïnfecteerde transplantatiepatiënten die per dag een mediane dosis van 100 mg
ciclosporine kregen, hadden tot een factor 2,4 verhoogde blootstellingen van glecaprevir ten opzichte
van degenen die geen ciclosporine kregen.
Additionele geneesmiddeleninteractiestudies werden uitgevoerd met de volgende geneesmiddelen en
deze toonden geen klinisch significante interacties tussen Maviret en: abacavir, amlodipine,
buprenorfine, cafeïne, dextromethorfan, dolutegravir, emtricitabine, felodipine, lamivudine,
lamotrigine, methadon, midazolam, naloxon, norethindron of andere anticonceptiva met alleen
progestine, rilpivirine, tenofoviralafenamide en tolbutamide.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens (minder dan 300 zwangerschapsuitkomsten) over
het gebruik van glecaprevir of pibrentasvir bij zwangere vrouwen.
De resultaten van onderzoek bij ratten/muizen met glecaprevir of pibrentasvir duiden niet op directe of
indirecte schadelijke effecten wat betreft reproductietoxiciteit. Maternale toxiciteit in samenhang met
embryofoetaal verlies is waargenomen bij konijnen met glecaprevir waardoor glecaprevir niet bij
klinische blootstellingen bij deze diersoort kon worden beoordeeld (zie rubriek 5.3).Uit voorzorg
wordt gebruik van Maviret tijdens de zwangerschap niet aanbevolen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of glecaprevir of pibrentasvir in de moedermelk wordt uitgescheiden. Uit
beschikbare farmacokinetische gegevens bij dieren blijkt dat glecaprevir en pibrentasvir in melk
worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3 voor bijzonderheden). Risico voor zuigelingen kan niet worden
uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met
Maviret moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van
borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten
worden genomen.
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het effect van glecaprevir en/of pibrentasvir op de
vruchtbaarheid bij mensen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op schadelijke effecten van
glecaprevir of pibrentasvir op de vruchtbaarheid bij blootstellingen die hoger zijn dan de blootstelling
bij mensen in de aanbevolen dosering (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Maviret heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In gepoolde fase 2- en fase 3-klinische studies of na het in behandeling brengen bij met Maviret
behandelde volwassen proefpersonen die waren geïnfecteerd met HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6,
waren de meest gemelde bijwerkingen (incidentie 10%) hoofdpijn en vermoeidheid. Minder dan
0,1% van de met Maviret behandelde proefpersonen had ernstige bijwerkingen (transiënte ischemische
aanval (TIA)). Het percentage van de met Maviret behandelde proefpersonen dat wegens bijwerkingen
permanent met de behandeling stopte was 0,1%.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen werden vastgesteld in fase 2- en fase 3-registratiestudies of na het in de
handel brengen, bij met HCV geïnfecteerde volwassenen met of zonder cirrose die gedurende 8, 12 of
16 weken werden behandeld met Maviret. De bijwerkingen worden hierna genoemd per
systeem/orgaanklasse en frequentie. De frequenties worden als volgt gedefinieerd: zeer vaak ( 1/10),
vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, <1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), of zeer zelden
(< 1/10.000) of niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 4: Met Maviret vastgestelde bijwerkingen
Frequentie
Bijwerkingen
Immuunsysteemaandoeningen
Soms
angio-oedeem
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
hoofdpijn
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
diarree, misselijkheid
Huid- en onderhuidaandoeningen
Niet bekend
pruritus
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
vermoeidheid
Vaak
asthenie
Onderzoeken
Vaak
verhoging van het totale bilirubine
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Bijwerkingen bij proefpersonen met een ernstige nierfunctiestoornis onder wie patiënten die
gedialyseerd worden
De veiligheid van Maviret bij proefpersonen met een chronische nierziekte (inclusief proefpersonen
die gedialyseerd worden) en chronische HCV-infectie met genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6 met
gecompenseerde leverziekte (met of zonder cirrose) is bij EXPEDITION-4 (n=104) en EXPEDITION-
Bijwerkingen bij proefpersonen met lever- of niertransplantatie
De veiligheid van Maviret werd beoordeeld in 100 volwassen patiënten die eerder een lever- of
niertransplantatie hebben ondergaan en chronische HCV-infectie met genotypen 1, 2, 3, 4 of 6 zonder
cirrose hebben (MAGELLAN-2). Het algehele veiligheidsprofiel bij patiënten die een transplantatie
hebben ondergaan was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel waargenomen bij proefpersonen in fase
2- en 3-studies. Bijwerkingen waargenomen bij meer dan of gelijk aan 5% van de proefpersonen die
gedurende 12 weken Maviret toegediend kregen, waren hoofdpijn (17%), vermoeidheid (16%),
misselijkheid (8%) en pruritus (7%).
Veiligheid bij HCV/hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen
Het algehele veiligheidsprofiel bij met HCV/hiv-1 geco-infecteerde volwassen proefpersonen
(ENDURANCE-1 en EXPEDITION-2) was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel waargenomen bij
volwassen proefpersonen met alleen een HCV-infectie.
Pediatrische patiënten
Het veiligheidsprofiel van Maviret bij HCV-GT1-6 geïnfecteerde adolescenten is gebaseerd op
gegevens uit een fase 2/3-open-label studie bij 47 proefpersonen van 12 tot < 18 jaar die werden
behandeld met Maviret gedurende 8 tot 16 weken (DORA Deel 1). De waargenomen bijwerkingen
waren vergelijkbaar met de bijwerkingen die werden waargenomen in klinische studies met Maviret
bij volwassenen.
Verhoogde serumbilirubinewaarden
Verhogingen van het totale bilirubine tot minstens 2x de bovenste limiet van de normaalwaarde (BLN)
zijn waargenomen bij 1,3% van de proefpersonen in verband met door glecaprevir gemedieerde
remming van bilirubinetransporters en -metabolisme. De verhogingen van het bilirubine waren
asymptomatisch, voorbijgaand en traden meestal vroeg in de behandeling op. Verhogingen van het
bilirubine waren over het algemeen indirect en gingen niet met verhogingen van het ALAT gepaard.
Directe hyperbilirubinemie werd gemeld bij 0,3% van de proefpersonen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
De hoogste gedocumenteerde doses die aan gezonde vrijwilligers zijn toegediend, zijn 1200 mg
eenmaal daags gedurende 7 dagen voor glecaprevir en 600 mg eenmaal daags gedurende 10 dagen
voor pibrentasvir. Asymptomatische serum-ALAT-verhogingen (> 5x ULN) zijn bij 1 op de 70
gezonde proefpersonen waargenomen na meermalige doses glecaprevir (700 mg of 800 mg) eenmaal
daags gedurende 7 dagen. In geval van overdosering moet de patiënt worden gecontroleerd op
eventuele tekenen en symptomen van toxiciteit (zie rubriek 4.8). Passende symptomatische
behandeling moet onmiddellijk worden ingesteld. Glecaprevir en pibrentasvir worden niet in
belangrijke mate door hemodialyse verwijderd.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antivirale middelen voor systemisch gebruik, direct werkende
antivirale middelen, ATC-code: J05AP57.
Werkingsmechanisme
Maviret is een vaste dosiscombinatie van twee pangenotypische, direct werkende antivirale middelen,
glecaprevir (NS3/4A-proteaseremmer) en pibrentasvir (NS5A-remmer), die op meerdere stappen in de
levenscyclus van het HCV-virus aangrijpen.
Glecaprevir
Glecaprevir is een pangenotypische remmer van het HCV NS3/4A-protease, dat noodzakelijk is voor
de proteolytische splitsing van het HCV-gecodeerde polyproteïne (in rijpe vormen van de eiwitten
NS3, NS4A, NS4B, NS5A en NS5B) en is essentieel voor de virale replicatie.
Pibrentasvir
Pibrentasvir is een pangenotypische remmer van HCV NS5A, dat essentieel is voor de virus-RNA-
replicatie en virionassemblage. Het werkingsmechanisme van pibrentasvir is gekarakteriseerd op basis
van antivirale activiteit in celkweken en drug resistance mapping studies.
Antivirale activiteit
De EC50-waarden van glecaprevir en pibrentasvir tegen replicons met volledige lengte of chimerische
replicons die coderen voor NS3 of NS5A van laboratoriumstammen staan in tabel 5.
HCV-subtype
Glecaprevir EC50, nM
Pibrentasvir EC50, nM
1a
0,85
0,0018
1b
0,94
0,0043
2a
2,2
0,0023
2b
4,6
0,0019
3a
1,9
0,0021
4a
2,8
0,0019
5a
N.B.
0,0014
6a
0,86
0,0028
N.B. = niet beschikbaar
De in-vitro-activiteit van glecaprevir is ook in een biochemische bepaling onderzocht, met vergelijkbare
lage IC50-waarden bij verschillende genotypes.
EC50-waarden van glecaprevir en pibrentasvir tegen chimerische replicons die coderen voor NS3 of
NS5A uit klinische isolaten staan in tabel 6.
Tabel 6. Activiteit van glecaprevir en pibrentasvir tegen kortdurende replicons die NS3 of NS5A
uit klinische isolaten van HCV-genotype 1-6 bevatten
Glecaprevir
Pibrentasvir
HCV-
Aantal klinische
Mediane EC
Aantal klinische
Mediane EC
subtype
50, nM
50, nM
isolaten
(bereik)
isolaten
(bereik)
0,08
0,0009
1a
11
11
(0,05 0,12)
(0,0006 0,0017)
0,29
0,0027
1b
9
8
(0,20 0,68)
(0,0014 0,0035)
1,6
0,0009
2a
4
6
(0,66 1,9)
(0,0005 0,0019)
2,2
0,0013
2b
4
11
(1,4 3,2)
(0,0011 0,0019)
2,3
0,0007
3a
2
14
(0,71 3,8)
(0,0005 0,0017)
0,41
0,0005
4a
6
8
(0,31 0,55)
(0,0003 0,0013)
0,0012
4b
N.B.
N.B.
3
(0,0005 0,0018)
0,17
0,0014
4d
3
7
(0,13 0,25)
(0,0010 0,0018)
5a
1
0,12
1
0,0011
0,0007
6a
N.B.
N.B.
3
(0,0006 0,0010)
6e
N.B.
N.B.
1
0,0008
6p
N.B.
N.B.
1
0,0005
NB = niet beschikbaar
Resistentie
In celkweken
Aminozuursubstituties in NS3 of NS5A die in celkweken zijn geselecteerd of die belangrijk zijn voor
de remmerklasse zijn fenotypisch gekarakteriseerd in replicons.
Eenmalige substituties die belangrijk zijn voor de NS5A-remmerklasse op positie 24, 28, 30, 31, 58,
92 of 93 in NS5A in genotype 1 tot 6 hadden geen invloed op de activiteit van pibrentasvir. Specifiek
in genotype 3a had A30K of Y93H geen invloed op de activiteit van pibrentasvir. Sommige
combinaties van substituties in genotype 1a en 3a (waaronder A30K+Y93H in genotype 3a) gaven een
vermindering van de gevoeligheid voor pibrentasvir te zien. In genotype 3b replicon, verminderde de
aanwezigheid van natuurlijk voorkomende polymorfismen K30 en M31 in NS5A de gevoeligheid voor
pibrentasvir met een factor 24 in vergelijking met de activiteit van pibrentasvir bij genotype 3a
replicon.
In klinisch onderzoek
Studies bij niet eerder behandelde en eerder met peginterferon (pegIFN), ribavirine (RBV) en/of
sofosbuvir behandelde volwassen proefpersonen met of zonder cirrose
Tweeëntwintig van de ongeveer 2.300 proefpersonen die 8, 12 of 16 weken met Maviret waren
behandeld in klinische fase 2- en 3-registratiestudies hadden virologisch falen (2 met genotype 1-, 2
met genotype 2-, 18 met genotype 3-infectie).
Van de 2 met genotype 1 geïnfecteerde proefpersonen bij wie virologisch falen optrad, had er één
tijdens de behandeling optredende substituties A156V in NS3 en Q30R/L31M/H58D in NS5A, en had
er één Q30R/H58D (terwijl Y93N aanwezig was bij aanvang en na de behandeling) in NS5A.
Bij de 2 met genotype 2 geïnfecteerde proefpersonen werden er tijdens de behandeling geen
optredende substituties waargenomen in NS3 of NS5A (het M31-polymorfisme in NS5A was bij beide
proefpersonen bij aanvang en na de behandeling aanwezig).
Van de 18 met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen die 8, 12 of 16 weken met Maviret waren
behandeld en bij wie virologisch falen optrad, werden bij 11 proefpersonen tijdens de behandeling
optredende NS3-substituties Y56H/N, Q80K/R, A156G of Q168L/R waargenomen. A166S of Q168R
waren bij 5 proefpersonen bij aanvang en na de behandeling aanwezig. Tijdens de behandeling
optredende NS5A-substituties M28G, A30G/K, L31F, P58T of Y93H werden waargenomen bij
16 proefpersonen, en 13 proefpersonen hadden A30K (n=9) of Y93H (n=5) bij aanvang en na de
behandeling.
Studies bij volwassen proefpersonen met of zonder gecompenseerde cirrose die eerder met NS3/4A-
proteaseremmers en/of NS5A-remmers waren behandeld
Tien van 113 proefpersonen die in de MAGELLAN-1-studie gedurende 12 of 16 weken met Maviret
waren behandeld, kregen virologisch falen. Van de 10 met genotype 1 geïnfecteerde proefpersonen
met virologisch falen werden er bij 7 proefpersonen tijdens de behandeling optredende NS3-
substituties V36A/M, R155K/T, A156G/T/V of D168A/T waargenomen. Vijf van de 10 hadden
combinaties van V36M, Y56H, R155K/T of D168A/E in NS3 bij aanvang en na de behandeling. Alle
met genotype 1 geïnfecteerde proefpersonen met virologisch falen hadden één of meer NS5A-
substituties L/M28M/T/V, Q30E/G/H/K/L/R, L31M, P32-deletie, H58C/D of Y93H bij aanvang;
daarnaast werden bij 7 van de proefpersonen tijdens de behandeling optredende NS5A-substituties
M28A/G, P29Q/R, Q30K, H58D of Y93H waargenomen op het moment van falen.
Effect van HCV-aminozuurpolymorfismen bij aanvang van de behandeling op het behandelresultaat
Een gepoolde analyse van niet eerder behandelde patiënten en eerder met gepegyleerd interferon,
ribavirine en/of sofosbuvir behandelde volwassen proefpersonen die Maviret ontvingen in klinische
fase 2- en 3-studies is verricht om het verband te onderzoeken tussen polymorfismen bij aanvang van
de behandeling en het behandelresultaat en om de substituties te beschrijven die bij virologisch falen
werden gezien. Polymorfismen bij aanvang zijn met next-generation sequencing beoordeeld ten
opzichte van een subtypespecifieke referentiesequentie op aminozuurpositie 155, 156 en 168 in NS3,
en 24, 28, 30, 31, 58, 92 en 93 in NS5A bij een detectielimiet van 15%. Polymorfismen bij aanvang in
NS3 zijn gedetecteerd in 1,1% (9/845), 0,8% (3/398), 1,6% (10/613), 1,2% (2/164), 41,9% (13/31) en
2,9% (1/34) van de met respectievelijk HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 en 6 geïnfecteerde proefpersonen.
Polymorfismen bij aanvang in NS5A zijn gedetecteerd in 26,8% (225/841), 79,8% (331/415), 22,1%
(136/615), 49,7% (80/161), 12,9% (4/31) en 54,1% (20/37) van de met respectievelijk HCV-genotype
1, 2, 3, 4, 5 en 6 geïnfecteerde proefpersonen.
Genotype 1, 2, 4, 5 en 6: Polymorfismen bij aanvang in genotype 1, 2, 4, 5 en 6 hadden geen invloed
op het behandelresultaat.
Genotype 3: Voor proefpersonen die het aanbevolen regime ontvingen (n=313), hadden
polymorfismen bij aanvang in NS5A (inclusief Y93H) of NS3 geen relevante invloed op het
behandelresultaat. Alle proefpersonen (15/15) met Y93H en 77% (17/22) met A30K in NS5A bij
aanvang bereikten SVR12. De algehele prevalentie van A30K en Y93H bij aanvang was 7,0%
respectievelijk 4,8%. Het vermogen om de invloed van polymorfismen bij aanvang in NS5A te
beoordelen was beperkt bij niet eerder behandelde proefpersonen met cirrose en bij eerder behandelde
patiënten vanwege een lage prevalentie van A30K (3,0%, 4/132) of Y93H (3,8%, 5/132).
Kruisresistentie
Uit in-vitro-gegevens blijkt dat de meeste resistentiegeassocieerde substituties in NS5A op
aminozuurpositie 24, 28, 30, 31, 58, 92 of 93 die tot resistentie tegen ombitasvir, daclatasvir,
ledipasvir, elbasvir, of velpatasvir leiden, gevoelig bleven voor pibrentasvir. Sommige combinaties
van NS5A-substituties op deze posities gaven vermindering van de gevoeligheid voor pibrentasvir te
zien. Glecaprevir was geheel actief tegen resistentiegeassocieerde substituties in NS5A, terwijl
pibrentasvir geheel actief was tegen resistentiegeassocieerde substituties in NS3. Zowel glecaprevir als
pibrentasvir was geheel actief tegen substituties geassocieerd met resistentie tegen NS5B-nucleotide
en niet-nucleotideremmers.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Tabel 7 vat de klinische studies samen die met Maviret zijn verricht bij met HCV-genotype 1, 2, 3, 4,
5 of 6 geïnfecteerde volwassen en adolescente proefpersonen.
Genotype
Klinische studie
Samenvatting studieopzet
(GT)
TN en PRS-
TE proefpersonen zonder cirrose
GT1
ENDURANCE-1a
Maviret gedurende 8 weken (n=351) of 12 weken (n=352)
SURVEYOR-1
Maviret gedurende 8 weken (n=34)
GT2
ENDURANCE-2
Maviret (n=202) of Placebo (n=100) gedurende 12 weken
SURVEYOR-2b
Maviret gedurende 8 weken (n=199) of 12 weken (n=25)
GT3
Maviret gedurende 8 weken (n=157) of 12 weken (n=233)
ENDURANCE-3
Sofosbuvir + daclatasvir gedurende 12 weken (n=115)
Maviret gedurende 8 weken (alleen TN, n=29) of 12 weken
SURVEYOR-2
(n=76) of 16 weken (alleen TE, n=22)
GT4, 5, 6
ENDURANCE-4
Maviret gedurende 12 weken (n=121)
ENDURANCE-
Maviret gedurende 8 weken (n=75)
5,6
SURVEYOR-1
Maviret gedurende 12 weken (n=32)
SURVEYOR-2c
Maviret gedurende 8 weken (n=58)
GT1-6
VOYAGE-1f
Maviret gedurende 8 weken (GT1, 2, 4, 5 en 6 en GT3 TN)
(n=356) of 16 weken (alleen GT3 TE) (n=6)
TN en PRS-TE proefpersonen met cirrose
GT1, 2, 4, 5,
Maviret gedurende 12 weken (n=146)
EXPEDITION-1
6
GT3
SURVEYOR-2d
Maviret gedurende 12 weken (alleen TN, n=64) of 16 weken
(alleen TE, n=51)
ENDURANCE-
GT5, 6
Maviret gedurende 12 weken (n=9)
5,6
GT1-6
VOYAGE-2f
Maviret gedurende 12 weken (GT1, 2, 4, 5 en 6 en GT3 TN)
(n=157) of 16 weken (alleen GT3 TE) (n=3)
GT1-6
EXPEDITION-8
Maviret gedurende 8 weken (n=343) (alleen TN)
Proefpersonen met CKD stadium 3b, 4 en 5 met of zonder cirrose
GT1-6
EXPEDITION-4
Maviret gedurende 12 weken (n=104)
Maviret gedurende 8 weken (n=84) of 12 weken (n=13) of 16
GT1-6
EXPEDITION-5
weken (n=4)
NS5A-remmer en/of eerder met PI behandelde proefpersonen met of zonder cirrose
GT1, 4
MAGELLAN-1e
Maviret gedurende 12 weken (n=66) of 16 weken (n=47)
GT1
Maviret gedurende 12 weken (n=78) of 16 weken (n=78) of
B16439
Maviret + RBV gedurende 12 weken (n=21)g
HCV/hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen met of zonder cirrose
GT1-6
EXPEDITION-2
Maviret gedurende 8 weken (n=137) of 12 weken (n=16)
Patiënten die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
GT1-6
MAGELLAN-2
Maviret gedurende 12 weken (n=100)
Adolescente proefpersonen (12 tot < 18 jaar)
GT1-6
DORA (Deel 1)
Maviret gedurende 8 weken (n=44) of 16 weken (=3)
TN=treatment-naïve (niet eerder behandeld), PRS-TE=treatment-experienced (eerder behandeld,
inclusief eerdere behandeling op basis van pegIFN (of IFN) en/of RBV en/of sofosbuvir), PI=protease
inhibitor (proteaseremmer), CKD=chronic kidney disease (chronische nierziekte)
a. Bij ENDURANCE-1 namen 33 proefpersonen deel die met hiv-1 waren geco-infecteerd. Bij DORA
namen 2 proefpersonen deel die met hiv-1 waren geco-infecteerd.
b. GT2 van SURVEYOR-2 Deel 1 en 2 - Maviret gedurende 8 weken (n=54) of 12 weken (n=25);
GT2 van SURVEYOR-2 Deel 4 - Maviret gedurende 8 weken (n=145).
c. GT3 zonder cirrose van SURVEYOR-2 Deel 1 en 2 Maviret gedurende 8 weken (n=29) of 12
weken (n=54); GT3 zonder cirrose van SURVEYOR-2 Deel 3 - Maviret gedurende 12 weken (n=22)
of 16 weken (n=22).
Tijdens de klinische studies zijn serum-HCV RNA-waarden gemeten met de Roche COBAS
AmpliPrep/COBAS TaqMan HCV test (versie 2.0) met een onderste kwantificatiegrens (lower limit of
quantification, LLOQ) van 15 IU/ml (behalve in SURVEYOR-1 en SURVEYOR-2 waarbij de Roche
COBAS TaqMan real-time reverse transcriptase-PCR (RT-PCR) assay v2.0 werd gebruikt met een
LLOQ van 25 IU/ml). Aanhoudende virologische respons (SVR12), gedefinieerd als HCV RNA onder
de LLOQ bij 12 weken na stopzetting van behandeling, was het primaire eindpunt in alle studies om
de genezing van HCV vast te stellen.
Klinische studies bij niet eerder behandelde of eerder behandelde proefpersonen met of zonder cirrose
Van de 2.409 behandelde volwassen proefpersonen met gecompenseerde leverziekte (met of zonder
cirrose) die niet eerder waren behandeld of eerder waren behandeld met combinaties van
peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir, was de mediane leeftijd 53 jaar (bereik: 19 tot 88); 73,3%
was niet eerder behandeld, 26,7% was eerder behandeld met een combinatie op basis van hetzij
sofosbuvir, ribavirine en/of peginterferon; 40,3% had HCV-genotype 1; 19,8% had HCV-genotype 2;
27,8% had HCV-genotype 3; 8,1% had HCV-genotype 4; 3,4% had HCV-genotype 5-6; 13,1% was
65 jaar; 56,6% was man; 6,2% was negroïde; 12,3% had cirrose; 4,3% had een ernstige
nierfunctiestoornis of nierziekte in het eindstadium; 20,0% had een body mass index van minstens
30 kg per m2; 7,7% had hiv-1 co-infectie en de mediaan HCV RNA bij aanvang was 6,2 log10 IU/ml.
Tabel 8: SVR12 bij niet eerder behandelde en eerder met peginterferon, ribavirine en/of
sofosbuvir behandeldea volwassen proefpersonen met genotype 1, 2, 4, 5 en 6-infectie die voor de
aanbevolen duur werden behandeld (gepoolde gegevens van ENDURANCE-1b, SURVEYOR-1, -
2, en EXPEDITION-1, 2b, -4 en 8)
Genotype 1
Genotype 2
Genotype 4
Genotype
Genotype 6
5
SVR12 bij proefpersonen zonder cirrose
8 weken
99,2%
98,1%
95,2%
100%
92,3%
(470/474)
(202/206)
(59/62)
(2/2)
(12/13)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0,2%
0%
0%
0%
0%
(1/474)
(0/206)
(0/62)
(0/2)
(0/13)
Recidiefc
0%
1,0%
0%
0%
0%
(0/471)
(2/204)
(0/61)
(0/2)
(0/13)
Overiged
0,6%
1,0%
4,8%
0%
7,7%
(3/474)
(2/206)
(3/62)
(0/2)
(1/13)
SVR12 bij proefpersonen met cirrose
8 weken
97,8%
100%
100%
100%
100%
(226/231)
(26/26)
(13/13)
(1/1)
(9/9)
12 weken
96,8%
90,0%
100%
---
100%
(30/31)
(9/10)
(8/8)
(1/1)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0%
0%
0%
0%
0%
(0/262)
(0/36)
(0/21)
(0/1)
(0/10)
Recidiefc
0,4%
0%
0%
0%
0%
(1/256)
(0/35)
(0/20)
(0/1)
(0/10)
1,9%
2,8%
0%
0%
0%
(5/262)
(1/36)
(0/21)
(0/1)
(0/10)
VF = virologisch falen
a. Percentage eerder met PRS behandelde proefpersonen is 26%, 14%, 24%, 0%, en 13% voor
respectievelijk genotype 1, 2, 4, 5 en 6. Geen van de GT5-proefpersonen was TE-PRS en 3 GT6-
proefpersonen waren TE-PRS.
b. Inclusief een totaal van 154 proefpersonen geco-infecteerd met hiv-1 in ENDURANCE-1 en
EXPEDITION-2 die de aanbevolen duur ontvingen.
c. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
d. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
Van de met genotype 1, 2, 4, 5 of 6-geïnfecteerde proefpersonen met nierziekte in het eindstadium in
EXPEDITION-4 bereikte 97,8% (91/93) SVR12 zonder virologisch falen.
Klinische studie bij proefpersonen met genotype 5 of 6-infectie
ENDURANCE-5,6 was een open-label studie bij 84 met HCV-genotype 5 (n=23) of HCV-genotype 6
geïnfecteerde (n=61) TN of TE-PRS volwassen proefpersonen. Proefpersonen zonder cirrose werden
gedurende 8 weken behandeld met Maviret en proefpersonen met gecompenseerde cirrose werden
gedurende 12 weken behandeld met Maviret. Van de 84 behandelde proefpersonen was de mediane
leeftijd 59 jaar (bereik 24 tot 79); 27% had HCV-genotype 5, 73% had HCV-genotype 6; 54% was
vrouw, 30% was Kaukasisch, 68% was Aziatisch; 90% was HCV TN; 11% had gecompenseerde
cirrose.
De algehele SVR12 was 97,6% (82/84). De SVR12 was 95,7% (22/23) bij proefpersonen met
genotype 5-infectie en 98,4% (60/61) bij proefpersonen met genotype 6-infectie. Bij één met genotype
5-geïnfecteerde TN proefpersoon zonder cirrose trad recidief op en bij één met genotype 6-
geïnfecteerde TN proefpersoon met gecompenseerde cirrose trad on-treatment virologisch falen op.
Proefpersonen met genotype 1, 2, 4, 5 of 6-infectie met cirrose die gedurende 8 weken Maviret
toegediend kregen.
De veiligheid en werkzaamheid van Maviret, toegediend gedurende 8 weken, bij GT 1, 2, 4, 5 of 6 niet
eerder behandelde volwassen proefpersonen met gecompenseerde cirrose, werd beoordeeld in een
eenarmig, open-label onderzoek (EXPEDITION-8).
Van de 280 behandelde proefpersonen was de mediane leeftijd 60 jaar (bereik: 34 tot 88); 81,8% had
HCV genotype 1, 10% had HCV genotype 2, 4,6% had HCV genotype 4, 0,4% had HCV genotype 5;
3,2% had HCV genotype 6; 60% was man; 9,6% was negroïde.
De algehele SVR12 was 98,2% (275/280). Er was geen virologisch falen.
Met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen
De werkzaamheid van Maviret bij proefpersonen die niet eerder waren behandeld of eerder waren
behandeld met combinaties van peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir met chronische hepatitis C-
infectie genotype 3 is aangetoond in de klinische studies ENDURANCE-3 (niet eerder behandelde
volwassenen zonder cirrose), EXPEDITION-8 (niet eerder behandelde volwassenen met cirrose) en
SURVEYOR-2 deel 3 (volwassenen met en zonder cirrose en/of eerder behandeld).
ENDURANCE-3 was een gedeeltelijk gerandomiseerde, open-label, met actieve stof gecontroleerde
studie bij niet eerder behandelde patiënten met genotype 3-infectie. Proefpersonen werden
gerandomiseerd (2:1) naar hetzij Maviret gedurende 12 weken of de combinatie van sofosbuvir en
daclatasvir gedurende 12 weken; daarna had de studie een derde arm (die niet gerandomiseerd was)
met Maviret gedurende 8 weken. EXPEDITION-8 was een open-label onderzoek met één
behandelingsarm bij niet eerder behandelde proefpersonen met gecompenseerde cirrose en genotype 1,
2, 3, 4, 5 of 6-infectie die Maviret ontvingen gedurende 8 weken. SURVEYOR-2 deel 3 was een open-
Tabel 9: SVR12 bij niet eerder behandelde, met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen zonder
cirrose (ENDURANCE-3)
SVR
Maviret 8 weken
Maviret 12 weken
SOF+DCV 12 weken
N=157
N=233
N=115
94,9% (149/157)
95,3% (222/233)
96,5% (111/115)
Behandelingsverschil -1,2%;
95%-betrouwbaarheidsinterval (-5,6% tot 3,1%)
Behandelingsverschil -0,4%;
97,5%-betrouwbaarheidsinterval (-5,4% tot
4,6%)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0,6% (1/157)
0,4% (1/233)
0% (0/115)
Recidiefa
3,3% (5/150)
1,4% (3/222)
0,9% (1/114)
Overigeb
1,3% (2/157)
3,0% (7/233)
2,6% (3/115)
a. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
b. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
In een gepoolde analyse van niet eerder behandelde volwassen patiënten zonder cirrose (inclusief fase
2- en 3-data) waarbij SVR12 was bepaald op basis van de aanwezigheid van A30K bij aanvang van de
behandeling, was een numeriek lagere SVR12 bereikt in patiënten met A30K die gedurende 8 weken
zijn behandeld in vergelijking met degenen die zijn behandeld gedurende 12 weken [78% (14/18) vs.
93% (13/14)].
Tabel 10: SVR12 bij met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen met of zonder cirrose
(SURVEYOR-2 deel 3 en EXPEDITION-8)
Niet eerder
Niet eerder behandeld
Eerder behandeld met
behandeld
met cirrose
of zonder cirrose
met cirrose
Maviret
Maviret
Maviret
8 weken
12 weken
16 weken
(N=63)
(N=40)
(N=69)
SVR
95,2% (60/63)
97,5% (39/40)
95,7% (66/69)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0% (0/63)
0% (0/40)
1,4% (1/69)
Recidiefa
1,6% (1/62)
0% (0/39)
2,9% (2/68)
Overigeb
3,2% (2/63)
2,5% (1/40)
0% (0/69)
SVR per cirrosestatus
Geen cirrose
N.B.
N.B.
95,5% (21/22)
Cirrose
95,2% (60/63)
97,5% (39/40)
95,7% (45/47)
a. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
b. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
Van de met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen met nierziekte in het eindstadium in
EXPEDITION-4 bereikte 100% (11/11) SVR12.
Onder de proefpersonen met genotype 3b zonder cirrose, werd een lagere SVR12 waargenomen van
58,3% (7/12) [62,5% (5/8) bij TN proefpersonen en 50% (2/4) bij TE-PRS proefpersonen] in
vergelijking met proefpersonen met genotype 3a zonder cirrose (92,9% (13/14)). Drie proefpersonen
met genotype 3b TN recidiveerden en twee proefpersonen met genotype 3b TE-PRS hadden on-
treatment virologisch falen. Onder de proefpersonen met gecompenseerde cirrose was de algehele
SRV12 87,5% (7/8) [85,7% (6/7) bij TN proefpersonen en 100% (1/1) bij TE-PRS proefpersonen)] bij
proefpersonen met genotype 3b-infectie en 100% (6/6) bij proefpersonen met genotype 3a-infectie.
Eén proefpersoon met genotype 3b TN recidiveerde.
Algehele SVR12 van klinische studies bij niet eerder behandelde of eerder behandelde volwassen
proefpersonen met of zonder cirrose
Bij proefpersonen die niet eerder waren behandeld (TN) of die eerder voor de aanbevolen duur waren
behandeld met combinaties van interferon, peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir(TE-PRS),
bereikte 97,5% (1.395/1.431) algehele SVR12, terwijl 0,2% (3/1.431) on-treatment virologisch falen
had en 0,9% (12/1.407) na behandeling recidiveerde.
Bij TN of TE-PRS proefpersonen met gecompenseerde cirrose die gedurende de aanbevolen duur
waren behandeld, bereikte 97,1% (431/444) SVR12 (waarvan 97,7% [335/343] van de TN
proefpersonen SVR12 bereikten), terwijl 0,2% (1/444) on-treatment virologisch falen had en 0,9%
(4/434) na behandeling recidiveerde.
Bij TN proefpersonen zonder cirrose die voor de aanbevolen duur van 8 weken waren behandeld,
bereikten 97,5% (749/768) SVR12, terwijl 0,1% (1/768) on-treatment virologisch falen had en 0,7%
(5/755) na behandeling reciveerde.
Bij TE-PRS proefpersonen zonder cirrose die gedurende de aanbevolen duur waren behandeld,
bereikte 98,2% (215/219) SVR12, terwijl 0,5% (1/219) on-treatment virologisch falen had en 1,4%
(3/218) na behandeling reciveerde.
De aanwezigheid van hiv-1 co-infectie heeft geen invloed op de werkzaamheid. De SVR12 in TN of
TE-PRS HCV/hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen die gedurende 8 of 12 weken zijn behandeld
(respectievelijk zonder cirrose en met gecompenseerde cirrose) was 98,2% (165/168) van
ENDURANCE-1 en EXPEDITION-2. Een proefpersoon had on-treatment virologisch falen (0,6%,
1/168) en niemand recidiveerde (0%, 0/166).
Klinische studie bij proefpersonen die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
MAGELLAN-2 was een één-armig, open-label onderzoek met 100 volwassen proefpersonen die
eerder een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan en chronische HCV-infectie met genotypen
1-6 zonder cirrose hebben en die gedurende 12 weken Maviret toegediend kregen. Aan dit onderzoek
namen proefpersonen deel die niet eerder zijn behandeld voor HCV of eerder zijn behandeld met
combinaties van (peg) interferon, ribavirin en/of sofosbuvir, met uitzondering van GT3-geïnfecteerde
proefpersonen die allen niet eerder behandeld waren.
De algehele SVR12 bij proefpersonen die een transplantatie hebben ondergaan was 98,0% (98/100).
Er was één recidief en geen on-treatment virologisch falen.
Klinische studie bij proefpersonen met een nierfunctiestoornis
EXPEDITION-5 was een open-label studie bij 101 volwassen proefpersonen met HCV-infectie
genotypen 1-6 zonder cirrose of met gecompenseerde cirrose en chronische nierziekte (CKD) stadium
3b, 4 of 5. De proefpersonen waren of niet eerder behandeld of eerder behandeld met combinaties van
(peg) interferon, ribavirine en/of sofosbuvir en ontvingen Maviret volgens goedgekeurde
behandelduur gedurende 8, 12 of 16 weken.
Van de 101 behandelde proefpersonen was de mediane leeftijd 58 jaar (bereik: 32-87); 53% had HCV-
genotype 1, 27% had HCV-genotype 2, 15% had HCV-genotype 3, 4% had genotype 4; 59% was
man; 73% was Kaukasisch; 80% was niet eerder behandeld voor HCV; 13% had cirrose en 65% had
bij aanvang een fibrose stadium F0 of F1; 7% was CKD stadium 3b, 17% was CKD stadium 4 en 76%
was CKD stadium 5 (allen ontvingen dialyse); 84% van de proefpersonen werden gedurende 8 weken
behandeld, 13 proefpersonen werden gedurende 12 weken behandeld en 4 proefpersonen werden
gedurende 16 weken behandeld.
De algehele SVR12 was 97% (98/101). Er was geen virologisch falen.
Duurzaamheid van aanhoudende virologische respons
In een langetermijn follow-uponderzoek (M13-576) behield 99,5% (374/376) van de volwassen
proefpersonen die SVR12 hadden bereikt in eerdere klinische onderzoeken met Maviret de SVR tot
aan hun laatste follow-upbezoek (mediane duur van: 35,5 maanden): 100%, 99,6% en 95,8% van de
proefpersonen die respectievelijk 8, 12 en 16 weken behandeling met Maviret hadden gekregen. Van
de 2 proefpersonen die de SVR niet aanhielden, ervoer er 1 een late terugval na 390 dagen na
behandeling met Maviret, en de andere proefpersoon herinfectie met een ander HCV-genotype.
Ouderen
Aan de klinische studies met Maviret namen 328 patiënten van 65 jaar en ouder deel (13,8% van het
totale aantal proefpersonen). De respons die in verschillende behandelingsgroepen is waargenomen
voor patiënten 65 jaar was vergelijkbaar met die voor patiënten < 65 jaar oud.
Pediatrische patiënten
DORA (Deel 1) was een open-label studie om de veiligheid en werkzaamheid te beoordelen bij
adolescenten van 12 tot 18 jaar die 300 mg/120 mg (drie 100 mg/40 mg filmomhulde tabletten)
Maviret ontvingen gedurende 8 of 16 weken. 47 proefpersonen namen deel aan DORA (Deel 1). De
mediane leeftijd was 14 jaar (bereik: 12 tot 17); 79% had HCV-genotype 1; 6% had HCV-genotype 2;
9% had HCV-genotype 3; 6% had HCV-genotype 4; 55% was vrouw; 11% was negroïde; 77% was
niet eerder behandeld voor HCV; 23% was eerder behandeld met interferon; 4% had een HIV co-
infectie; geen van de proefpersonen had cirrose; het gemiddelde gewicht was 59 kg (bereik: 32 tot
109).
De algehele SVR12 was 100% (47/47). Geen enkele proefpersoon kreeg virologisch falen.
Raadpleeg de Samenvatting van de Productkenmerken van Maviret granulaat voor de klinische
onderzoeksgegevens van DORA Deel 2 waarbij de veiligheid en werkzaamheid van Maviret granulaat
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetische eigenschappen van de bestanddelen van Maviret staan in tabel 11.
Tabel 11: Farmacokinetische eigenschappen van de bestanddelen van Maviret bij gezonde
volwassen proefpersonen
Glecaprevir
Pibrentasvir
Absorptie
Tmax (u)a
5,0
5,0
Effect van maaltijd (t.o.v. nuchter)b
83-163%
40-53%
Distributie
% Gebonden aan menselijke plasma-
97,5
> 99,9
eiwitten
Bloed-plasmaratio
0,57
0,62
Biotransformatie
Biotransformatie
secundair
geen
Eliminatie
Belangrijkste eliminatieroute
Uitscheiding via gal
Uitscheiding via gal
t1/2 (u) bij steady state
6 - 9
23 - 29
% dosis in urine uitgescheidenc
0,7
0
% dosis in feces uitgescheidenc
92,1d
96,6
Transport
Substraat van transporter
P-gp, BCRP en
P-gp en BCRP niet
OATP1B1/3
uitgesloten
a. Mediane Tmax na eenmalige dosis glecaprevir en pibrentasvir bij gezonde proefpersonen.
b. Gemiddelde systemische blootstelling met matig vetrijke tot zeer vetrijke maaltijden.
c. Toediening van eenmalige dosis [14C]glecaprevir of [14C]pibrentasvir in massabalansstudies.
d. Oxidatieve metabolieten of hun bijproducten vertegenwoordigden 26% van de radioactieve dosis. In
het plasma werden geen metabolieten van glecaprevir gevonden.
Na 3 dagen monotherapie met alleen glecaprevir 300 mg per dag (N=6) of alleen pibrentasvir 120 mg
per dag (N=8) was de geometrische gemiddelde AUC24 in patiënten met chronische hepatitis C-
infectie zonder cirrose 13.600 ng·u/ml voor glecaprevir en 459 ng·u/ml voor pibrentasvir. Schatting
van de farmacokinetische parameters door middel van populatiefarmacokinetische modellen had een
inherente onzekerheid welke werd veroorzaakt door non-lineariteit van de dosis en kruisinteractie
tussen glecaprevir en pibrentasvir. Op basis van populatiefarmacokinetische modellen voor Maviret bij
chronische hepatitis C-patiënten was bij proefpersonen zonder cirrose (N=1804) voor glecaprevir en
pibrentasvir de steady-state-AUC24 respectievelijk 4.800 en 1430 ng·u/ml, en bij proefpersonen met
cirrose (N=280) respectievelijk 10.500 en 1.530 ng·u/ml. Ten opzichte van gezonde vrijwilligers
(N=230) was de populatieschatting van de AUC24, ss vergelijkbaar (10% verschil) voor glecaprevir en
34% lager voor pibrentasvir in met HCV geïnfecteerde proefpersonen zonder cirrose.
Lineariteit/non-lineariteit
De AUC van glecaprevir nam meer dan dosisproportioneel toe (1.200 mg QD had een factor 516
hogere blootstelling dan 200 mg QD) wat verband kan hebben met de saturatie van de opname- en
effluxtransporters.
De AUC van pibrentasvir nam meer dan dosisproportioneel toe bij doses tot 120 mg (blootstelling was
met meer dan een factor 10 toegenomen bij 120 mg QD in vergelijking met 30 mg QD), maar
De biologische beschikbaarheid van pibrentasvir bij gelijktijdige toediening met glecaprevir is een
factor 3 hoger dan van pibrentasvir alleen. Glecaprevir wordt in mindere mate beïnvloed door
gelijktijdige toediening met pibrentasvir.
Farmacokinetiek bij speciale populaties
Ras/etniciteit
Er is geen dosisaanpassing nodig voor Maviret op basis van ras of etniciteit.
Geslacht/gewicht
Er is geen dosisaanpassing nodig voor Maviret op basis van geslacht of lichaamsgewicht >45 kg.
Ouderen
Bij oudere patiënten is dosisaanpassing van Maviret niet noodzakelijk. Populatiefarmacokinetische
analyse bij met HCV geïnfecteerde proefpersonen liet zien dat binnen het geanalyseerde
leeftijdsbereik (12-88 jaar) leeftijd geen klinisch relevant effect had op de blootstelling aan glecaprevir
of pibrentasvir.
Pediatrische patiënten
Bij kinderen van 12 jaar en ouder of met een gewicht van minstens 45 kg is dosisaanpassing van
Maviret niet noodzakelijk. Blootstellingen aan glecaprevir en pibrentasvir in adolescenten van 12
tot 18 jaar waren vergelijkbaar met die aan volwassenen in fase 2/3-studies.
Maviret is beschikbaar als granulaat voor kinderen van 3 tot 12 jaar en met een gewicht van 12 tot
45 kg. De dosering wordt bepaald op basis van het lichaamsgewicht. Kinderen met een gewicht vanaf
45 kg moeten Maviret als tablet gebruiken. Omdat de preparaten verschillende farmacokinetische
profielen hebben, zijn de tabletten en het omhulde granulaat niet onderling uitwisselbaar.
De farmacokinetiek van glecaprevir en pibrentasvir is niet vastgesteld bij kinderen < 3 jaar of met een
gewicht minder dan 12 kg.
Nierfunctiestoornis
De AUC van glecaprevir en pibrentasvir nam 56% toe bij niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een lichte, matige, ernstige of eindstadium nierfunctiestoornis die niet werden
gedialyseerd in vergelijking met proefpersonen met een normale nierfunctie. De AUC's van
glecaprevir en pibrentasvir waren bij van dialyse afhankelijke, niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met en zonder dialyse vergelijkbaar ( 18% verschil). Bij populatiefarmacokinetische
analyse van met HCV geïnfecteerde proefpersonen werd in vergelijking met proefpersonen met een
normale nierfunctie een AUC-verhoging van 86% voor glecaprevir en 54% voor pibrentasvir
waargenomen voor proefpersonen met nierziekte in het eindstadium, met of zonder dialyse. Grotere
toename kan worden verwacht wanneer ongebonden concentraties worden overwogen.
In zijn algemeenheid waren de veranderingen in blootstelling aan Maviret bij met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een nierfunctiestoornis met of zonder dialyse niet klinisch significant.
Leverfunctiestoornis
Bij de klinische dosis was de AUC van glecaprevir in vergelijking met niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een normale leverfunctie 33% hoger bij proefpersonen met Child-Pugh A, 100%
hoger bij proefpersonen met Child-Pugh B, en een factor 11 hoger bij proefpersonen met Child-Pugh
C. De AUC van pibrentasvir was bij proefpersonen met Child-Pugh A vergelijkbaar, bij proefpersonen
met Child-Pugh B 26% hoger en bij proefpersonen met Child-Pugh C 114% hoger. Grotere toename
kan worden verwacht wanneer ongebonden concentraties worden overwogen.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Glecaprevir en pibrentasvir waren niet genotoxisch in een reeks in-vitro of in-vivo uitgevoerde
onderzoeken, waaronder een bacteriële mutageniteitstest, een test op chromosomale afwijkingen in
humane lymfocyten uit perifeer bloed en in-vivo micronucleustests bij knaagdieren. Er zijn geen
carcinogeniteitsstudies met glecaprevir en pibrentasvir verricht.
Er is bij knaagdieren tot de hoogste onderzochte dosis geen effect op de paring, fertiliteit van
vrouwtjes- of mannetjesdieren, of de vroege embryonale ontwikkeling waargenomen. De systemische
blootstelling (AUC) aan glecaprevir en pibrentasvir was ongeveer 63 respectievelijk 102 maal hoger
dan de blootstelling bij mensen in de aanbevolen dosering.
Bij dierreproductieonderzoek werden geen ongunstige effecten op de ontwikkeling waargenomen als
de bestanddelen van Maviret afzonderlijk werden toegediend tijdens de organogenese bij blootstelling
tot 53 maal (ratten; glecaprevir) of 51 maal en 1,5 maal (muizen respectievelijk konijnen; pibrentasvir)
de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosis Maviret. Vanwege maternale toxiciteit (anorexia,
lager lichaamsgewicht en verminderde toename van het lichaamsgewicht) met enige embryofoetale
toxiciteit (toename van het postimplantatieverlies en aantal resorpties en vermindering van het
gemiddelde foetale lichaamsgewicht) kon glecaprevir bij konijnen niet worden beoordeeld bij
klinische blootstellingen. Er waren met beide stoffen geen effecten op de ontwikkeling bij knaagdieren
in peri-/postnatale ontwikkelingsstudies waarin de maternale systemische blootstelling (AUC) aan
glecaprevir en pibrentasvir ongeveer 47 respectievelijk 74 maal de blootstelling was bij mensen in de
aanbevolen dosering. Onveranderd glecaprevir was de overheersende component in de melk van
zogende ratten, zonder dat dit effect had op de gezoogde jongen. Pibrentasvir was de enige component
in de melk van zogende ratten, zonder dat dit effect had op de gezoogde jongen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Copovidon (Type K 28)
Vitamine E (tocoferol) polyethyleenglycolsuccinaat
Silicium, colloïdaal watervrij
Propyleenglycolmonocaprylaat (Type II)
Croscarmellose natrium
Natriumstearylfumaraat
Filmomhulling
Hypromellose 2910 (E464)
Lactosemonohydraat
Titaandioxide
Macrogol 3350
IJzeroxide rood (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
Houdbaarheid
3 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
PVC/PE/PCTFE aluminiumfolie blisterverpakkingen.
Verpakking met 84 (4 kartonnen doosjes met 21 tabletten) filmomhulde tabletten.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1213/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 26 juli 2017
Datum van laatste verlenging: 22 maart 2022
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 50 mg/20 mg omhuld granulaat in sachet
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elk sachet bevat 50 mg glecaprevir en 20 mg pibrentasvir.
Hulpstoffen met bekend effect
Elk sachet met omhuld granulaat bevat 26 mg lactose (als monohydraat) en 4 mg propyleenglycol.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Omhuld granulaat
Roze en geel granulaat.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Maviret omhuld granulaat is geïndiceerd voor de behandeling van chronische infectie met het
hepatitis C-virus (HCV) bij kinderen vanaf 3 jaar (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Maviret moet worden gestart en gecontroleerd door een arts die ervaren is in de
behandeling van patiënten met een HCV-infectie.
Dosering
Kinderen van 3 jaar tot 12 jaar en een gewicht van 12 kg tot 45 kg
De aanbevolen behandelduur met Maviret voor met HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6 geïnfecteerde
patiënten met gecompenseerde leverziekte (met of zonder cirrose) staat in tabel 1 en tabel 2. Het aantal
sachets en de dosering op basis van lichaamsgewicht voor kinderen staan in tabel 3. De sachets
moeten tegelijk eenmaal daags worden ingenomen met voedsel.
Tabel 1: Aanbevolen behandelduur met Maviret voor patiënten zonder voorafgaande HCV-
behandeling
Aanbevolen behandelduur
Genotype
Geen cirrose
Cirrose
GT 1, 2, 3, 4, 5, 6
8 weken
8 weken
Tabel 2: Aanbevolen behandelduur met Maviret voor patiënten bij wie eerdere behandeling met
pegIFN + ribavirine +/- sofosbuvir, of sofosbuvir + ribavirine heeft gefaald
Genotype
Aanbevolen behandelduur
Cirrose
GT 1, 2, 4-6
8 weken
12 weken
GT 3
16 weken
16 weken
Bij patiënten bij wie eerdere behandeling met een NS3/4A- en/of een NS5A-remmer heeft gefaald, zie
rubriek 4.4.
Tabel 3: Aanbevolen dosering dosis voor kinderen van 3 tot 12 jaar
Gewicht van het kind
Aantal sachets eenmaal daags
(kg)
(glecaprevir + pibrentasvir)
12 tot < 20 kg
3 sachets (150 mg + 60 mg)
20 tot < 30 kg
4 sachets (200 mg + 80 mg)
30 tot < 45 kg
5 sachets (250 mg + 100 mg)
Bij kinderen die 45 kg of meer wegen, moet de volwassen dosering van Maviret tabletten worden
gebruikt. Raadpleeg de Samenvatting van de Productkenmerken van Maviret filmomhulde tabletten
voor doseringsinstructies.
Gemiste dosis
Als er een dosis Maviret is overgeslagen, kan de voorgeschreven dosis binnen 18 uur na het
gebruikelijke tijdstip alsnog worden ingenomen. Als er meer dan 18 uur zijn verstreken sinds het
gebruikelijke tijdstip waarop Maviret wordt ingenomen, mag de overgeslagen dosis
niet meer worden
ingenomen en moet de patiënt de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen. Patiënten
moeten de instructie krijgen geen dubbele dosis in te nemen.
Als de patiënt binnen 3 uur na inname braakt, moet nog een dosis Maviret worden ingenomen. Als de
patiënt meer dan 3 uur na inname braakt, is een extra dosis Maviret niet nodig.
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing van Maviret nodig voor patiënten met een nierfunctiestoornis, ongeacht de
mate daarvan, inclusief patiënten die dialyse krijgen (zie rubrieken 5.1 en 5.2).
Leverfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing van Maviret nodig voor patiënten met een lichte leverfunctiestoornis
(Child-Pugh A). Maviret wordt niet aanbevolen bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis
(Child-Pugh B) en is gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-
Pugh C) (zie rubrieken 4.3, 4.4 en 5.2).
Patiënten die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
Een behandelduur van 12 weken werd beoordeeld en is aanbevolen bij patiënten die een lever- of
niertransplantatie hebben ondergaan met of zonder cirrose (zie rubriek 5.1). Een behandelduur van
16 weken moet worden overwogen bij met genotype 3 geïnfecteerde patiënten die reeds eerder zijn
behandeld met peg-IFN + ribavirine +/- sofosbuvir, of sofosbuvir + ribavirine.
Patiënten met een gelijktijdige infectie met hiv-1
Volg de doseringsaanbevelingen in tabel 1 en 2. Voor doseringsaanbevelingen met middelen tegen het
hiv-virus, zie rubriek 4.5.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Maviret bij kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht minder
dan 12 kg zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Kinderen die 45 kg of meer wegen,
dienen de tabletvorm te gebruiken. Omdat de preparaten verschillende farmacokinetische profielen
Wijze van toediening
Oraal gebruik
Patiënten moeten de instructie krijgen om de aanbevolen dosis Maviret eenmaal daags met voedsel
in te nemen.
Het granulaat voor de totale dagelijkse dosis (de gehele inhoud van het vereiste aantal sachets,
roze en geel granulaat) moet over een kleine hoeveelheid zacht voedsel, met laag watergehalte,
worden gestrooid die aan een lepel blijft plakken en doorgeslikt kan worden zonder te kauwen
(bijvoorbeeld pindakaas, hazelnootpasta, zachte kaas/roomkaas, dikke jam of Griekse yoghurt).
Vloeistoffen of voedsel die van een lepel afdruipen of afglijden, mogen niet worden gebruikt,
omdat het geneesmiddel dan snel kan oplossen en minder werkzaam wordt.
Het mengsel van voedsel en granulaat moet onmiddellijk worden doorgeslikt. Het granulaat mag
niet worden geplet of gekauwd.
Maviret granulaat mag niet worden toegediend via enterale voedingssondes.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh C) (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 5.2).
Gelijktijdig gebruik met atazanavir bevattende middelen, atorvastatine, simvastatine,
dabigatranetexilaat, producten die ethinylestradiol bevatten, sterke P-gp- en CYP3A-inductoren
(bijvoorbeeld rifampicine, carbamazepine, sint-janskruid (Hypericum perforatum), fenobarbital,
fenytoïne en primidon) (zie rubriek 4.5).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Hepatitis B-virusreactivatie
Gevallen van reactivatie van het hepatitis B-virus (HBV), waarvan enkele fataal, zijn gemeld
gedurende of na behandeling met direct werkende antivirale middelen. Voorafgaand aan de
behandeling dienen alle patiënten op HBV gescreend te worden. Patiënten met een HBV/HCV-
co-infectie lopen risico op HBV-reactivatie en dienen daarom gecontroleerd en behandeld te worden
volgens de huidige klinische richtlijnen.
Leverfunctiestoornis
Maviret wordt niet aanbevolen bij patiënten met een matige leverfunctiestoornis (Child-Pugh B) en is
gecontra-indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pugh C) (zie
rubrieken 4.2, 4.3 en 5.2).
Patiënten bij wie eerdere behandeling met een NS3/4A- en/of een NS5A-remmer heeft gefaald
In de studies MAGELLAN-1 en B16-439 werden met genotype 1 geïnfecteerde patiënten (en een zeer
beperkt aantal patiënten met genotype 4-infectie) bestudeerd bij wie eerdere behandeling heeft gefaald
op regimes die resistentie kunnen veroorzaken tegen glecaprevir/pibrentasvir (rubriek 5.1). Het risico
op falen was, zoals verwacht, het hoogst bij degenen die aan beide klassen waren blootgesteld. Een
resistentiealgoritme dat het risico op falen op grond van resistentie bij aanvang van de behandeling
kan voorspellen, is nog niet vastgesteld. Een accumulatie van resistentie tegen twee klassen was een
algemene bevinding bij patiënten bij wie herbehandeling met glecaprevir/pibrentasvir in
MAGELLAN-1 heeft gefaald. Er zijn geen herbehandelingsdata beschikbaar voor patiënten met
Geneesmiddeleninteracties
Gelijktijdige toediening wordt niet aanbevolen met sommige geneesmiddelen, zoals weergegeven in
rubriek 4.5.
Gebruik bij diabetespatiënten
Na start van een HCV-behandeling met direct werkende antivirale middelen kan bij diabetici een
verbetering van de bloedsuikerregulatie optreden, wat mogelijk leidt tot symptomatische
hypoglykemie. De bloedsuikerspiegels van diabetespatiënten die beginnen met een behandeling met
direct werkende antivirale middelen, moeten nauwlettend in de gaten worden gehouden, vooral tijdens
de eerste drie maanden, en indien nodig moet de diabetesmedicatie worden aangepast. Wanneer een
behandeling met direct werkende antivirale middelen wordt gestart, moet de arts die verantwoordelijk
is voor de diabeteszorg van de patiënt, worden geïnformeerd.
Lactose
Maviret granulaat bevat lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-
intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactose malabsorptie mogen dit geneesmiddel niet
te gebruiken.
Propyleenglycol
Dit geneesmiddel bevat 4 mg propyleenglycol in elk sachet.
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per sachet, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Mogelijke effecten van Maviret op andere geneesmiddelen
Glecaprevir en pibrentasvir zijn remmers van P-glycoproteïne (P-gp), borstkankerresistentie-eiwit
(breast cancer resistance protein; BCRP) en organisch aniontransporterend polypeptide (OATP)
1B1/3. Gelijktijdige toediening met Maviret kan de plasmaconcentraties verhogen van
geneesmiddelen die substraten zijn van P-gp (bijvoorbeeld dabigatranetexilaat, digoxine), BCRP
(bijvoorbeeld rosuvastatine) of OATP1B1/3 (bijvoorbeeld atorvastatine, lovastatine, pravastatine,
rosuvastatine, simvastatine). Zie tabel 4 voor specifieke aanbevelingen over interacties met gevoelige
substraten van P-gp, BCRP en OATP1B1/3. Voor andere P-gp-, BCRP-, of OATP1B1/3-substraten
kan dosisaanpassing nodig zijn.
Glecaprevir en pibrentasvir zijn zwakke remmers van cytochroom-P450 (CYP) 3A en
uridineglucuronosyltransferase (UGT) 1A1 in vivo. Klinisch significante toenames in blootstelling zijn
niet waargenomen voor gevoelige substraten van CYP3A (midazolam, felodipine) of UGT1A1
(raltegravir) wanneer deze met Maviret worden toegediend.
Zowel glecaprevir als pibrentasvir remt de galzoutexportpomp (BSEP) in vitro.
Significante remming van CYP1A2, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6, UGT1A6, UGT1A9, UGT1A4,
UGT2B7, OCT1, OCT2, OAT1, OAT3, MATE1 of MATE2K wordt niet verwacht.
Het nauwgezet controleren van de International Normalised Ratio (INR)-waarden wordt aanbevolen,
omdat de leverfunctie kan veranderen tijdens de behandeling met Maviret.
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op Maviret
Gebruik met sterke P-gp-/CYP3A-inductoren
Geneesmiddelen die sterke P-gp-/CYP3A-inductoren zijn (bijv. rifampicine, carbamazepine, sint-
janskruid (Hypericum perforatum), fenobarbital, fenytoïne en primidon), kunnen de
plasmaconcentraties van glecaprevir of pibrentasvir significant verlagen en kunnen leiden tot een
verminderd therapeutisch effect van Maviret of verlies van virologische respons. Gelijktijdige
toediening van dit type geneesmiddelen met Maviret is gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3).
Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die matige P-gp-/CYP3A-inductoren zijn, kan de
plasmaconcentraties van glecaprevir en pibrentasvir verlagen (bijv. oxcarbazepine, eslicarbazepine,
lumacaftor, crizotinib). Gelijktijdige toediening van matige inductoren wordt niet aanbevolen (zie
rubriek 4.4).
Glecaprevir en pibrentasvir zijn substraten van de effluxtransporters P-gp en/of BCRP. Glecaprevir is
ook een substraat van de hepatische opnametransporter OATP1B1/3. Gelijktijdige toediening van
Maviret met geneesmiddelen die P-gp en BCRP remmen (bijv. ciclosporine, cobicistat, dronedaron,
itraconazol, ketoconazol, ritonavir) kan de eliminatie van glecaprevir of pibrentasvir vertragen en
daardoor de plasmablootstelling van de antivirale middelen verhogen. Geneesmiddelen die
OATP1B1/3 remmen (bijv. elvitegravir, ciclosporine, darunavir, lopinavir), verhogen de systemische
concentraties van glecaprevir.
Vastgestelde en andere mogelijke geneesmiddeleninteracties
In tabel 4 staat het least squares mean ratio-effect (90%-betrouwbaarheidsinterval) op de concentratie
van Maviret en enkele veelvoorkomende gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. De richting van de
pijl geeft de richting aan van de verandering in blootstelling (Cmax, AUC en Cmin) aan glecaprevir,
pibrentasvir en het gelijktijdig toegediende geneesmiddel ( = toename (meer dan 25%), = afname
(meer dan 20%)), = geen verandering (gelijk aan of minder dan 20% afname of 25% toename). Dit
is geen volledige lijst. Alle interactiestudies werden uitgevoerd bij volwassenen.
Tabel 4: Interacties tussen Maviret en andere geneesmiddelen
Geneesmiddel per
Effect op
therapeutisch
concentratie
Klinische
gebied/mogelijk
s
Cmax
AUC
Cmin
opmerkingen
interactie-
geneesmidde
mechanisme
l
ANGIOTENSINE-II-RECEPTORBLOKKERS
Losartan
losartan
2,51
1,56
--
Geen
50 mg
(2,00; 3,15)
(1,28; 1,89)
dosisaanpassing
enkelvoudige dosis
losartan-
2,18
--
nodig.
carboxylzuu
(1,88; 2,53)
r
Valsartan
valsartan
1,36
1,31
--
Geen
80 mg
(1,17; 1,58)
(1,16; 1,49)
dosisaanpassing
enkelvoudige dosis
nodig.
(Remming van
OATP1B1/3)
digoxine
1,72
1,48
--
Voorzichtigheid en
0,5 mg
(1,45; 2,04)
(1,40; 1,57)
monitoring van de
enkelvoudige dosis
therapeutische
concentratie van
(Remming van P-
digoxine worden
gp)
aanbevolen.
ANTICOAGULANTIA
Dabigatranetexilaat dabigatran
2,05
2,38
--
Gelijktijdig gebruik
150 mg
(1,72; 2,44)
(2,11; 2,70)
is gecontra-indiceerd
enkelvoudige dosis
(zie rubriek 4.3).
(Remming van P-
gp)
ANTICONVULSIVA
Carbamazepine
glecaprevi
0,33
0,34
--
Gelijktijdige
200 mg tweemaal
r
(0,27; 0,41)
(0,28; 0,40)
toediening kan
daags
pibrentasv
0,50
0,49
--
leiden tot
ir
(0,42; 0,59)
(0,43; 0,55)
verminderd
(Inductie van
therapeutisch effect
P-gp/CYP3A)
van Maviret en is
Fenytoïne,
Niet onderzocht.
gecontra-indiceerd
fenobarbital,
Verwachting: glecaprevir en pibrentasvir
(zie rubriek 4.3).
primidon
ANTIMYCOBACTERIËLE MIDDELEN
Rifampicine
glecaprevi
6,52
8,55
Gelijktijdig gebruik
600 mg
r
(5,06; 8,41)
(7,01; 10,4)
--
is gecontra-indiceerd
enkelvoudige dosis
pibrentas
--
(zie rubriek 4.3).
vir
(Remming van
OATP1B1/3)
Rifampicine
glecaprevi
0,14
0,12
--
600 mg eenmaal
r
(0,11; 0,19)
(0,09; 0,15)
daagsa
pibrentasv
0,17
0,13
--
ir
(0,14; 0,20)
(0,11; 0,15)
(Inductie van P-
gp/BCRP/CYP3A)
PRODUCTEN MET ETHINYLESTRADIOL
Ethinylestradiol
EE
1,31
1,28
1,38
Gelijktijdige
(EE)/norgestimaat
(1,24; 1,38)
(1,23; 1,32)
(1,25; 1,52)
toediening van
35 µg/250 µg
norelgestr
1,44
1,45
Maviret met
eenmaal daags
omine
(1,34; 1,54)
(1,33; 1,58)
producten met
norgestrel
1,54
1,63
1,75
ethinylestradiol is
(1,34; 1,76)
(1,50; 1,76)
(1,62; 1,89)
gecontra-indiceerd
EE/levonorgestrel
EE
1,30
1,40
1,56
vanwege het risico
(1,18; 1,44)
(1,33; 1,48)
(1,41; 1,72)
op ALAT-
20 µg/100 µg
norgestrel
1,37
1,68
1,77
verhogingen (zie
eenmaal daags
(1,23; 1,52)
(1,57; 1,80)
(1,58; 1,98)
rubriek 4.3).
Geen
dosisaanpassing
nodig bij
levonorgestrel,
norethindron of
norgestimaat als
anticonceptief
progestageen.
Niet onderzocht.
Gelijktijdige
(Hypericum
Verwachting: glecaprevir en pibrentasvir
toediening kan
perforatum)
leiden tot
verminderd
(Inductie van
therapeutisch effect
P-gp/CYP3A)
van Maviret en is
gecontra-indiceerd
(zie rubriek 4.3).
HIV-ANTIVIRALE MIDDELEN
Atazanavir +
glecaprevi
4,06
6,53
14,3
Gelijktijdige
ritonavir
r
(3,15; 5,23)
(5,24; 8,14)
(9,85; 20,7)
toediening met
300/100 mg
pibrentasv
1,29
1,64
2,29
atazanavir is
eenmaal daagsb
ir
(1,15; 1,45)
(1,48; 1,82)
(1,95; 2,68)
gecontra-indiceerd
vanwege het risico
op ALAT-
verhogingen (zie
rubriek 4.3).
Darunavir +
glecaprevi
3,09
4,97
8,24
Gelijktijdige
ritonavir
r
(2,26; 4,20)
(3,62; 6,84)
(4,40; 15,4)
toediening met
800/100 mg
pibrentas
1,66
darunavir wordt niet
eenmaal daags
vir
(1,25; 2,21)
aanbevolen.
Efavirenz/emtricita
tenofovir
1,29
1,38
Gelijktijdige
bine/tenofovirdisop
(1,23; 1,35)
(1,31; 1,46)
toediening met
roxilfumaraat
Het effect van
efavirenz kan leiden
600/200/300 mg
efavirenz/emtricitabine/tenofovirdisoproxilfumaraat op
tot een verminderd
eenmaal daags
glecaprevir en pibrentasvir is niet direct in deze studie
therapeutisch effect
gekwantificeerd, maar de blootstelling aan glecaprevir en
van Maviret en
pibrentasvir was aanzienlijk lager dan in historische
wordt niet
controles.
aanbevolen. Er
worden geen
klinisch significante
interacties met
tenofovirdisoproxilf
umaraat verwacht.
Elvitegravir/cobicis
tenofovir
Geen
tat/emtricitabine/
glecaprevi
2,50
3,05
4,58
dosisaanpassing
tenofovir-
r
(2,08; 3,00)
(2,55; 3,64)
(3,15; 6,65)
nodig.
alafenamide
pibrentasv
1,57
1,89
ir
(1,39; 1,76)
(1,63; 2,19)
(P-gp-, BCRP- en
OATP-remming
door cobicistat,
OATP-remming
door elvitegravir)
Lopinavir/ritonavir glecaprevi
2,55
4,38
18,6
Gelijktijdige
400/100 mg
r
(1,84; 3,52)
(3,02; 6,36)
(10,4; 33,5)
toediening wordt
tweemaal daags
pibrentasv
1,40
2,46
5,24
niet aanbevolen.
ir
(1,17; 1,67)
(2,07; 2,92)
(4,18; 6,58)
Raltegravir
raltegravir
1,34
1,47
2,64
Geen
400 mg tweemaal
(0,89; 1,98)
(1,15; 1,87)
(1,42; 4,91)
dosisaanpassing
daags
nodig.
(Remming van
UGT1A1)
HCV-ANTIVIRALE MIDDELEN
Sofosbuvir
sofosbuvir
1,66
2,25
--
(1,23; 2,22)
(1,86; 2,72)
Geen
enkelvoudige dosis
GS-
1,85
dosisaanpassing
331007
(1,67; 2,04)
nodig.
(P-gp-/BCRP-
glecaprev
remming)
ir
pibrentas
vir
HMG-CoA-REDUCTASEREMMERS
Atorvastatine
atorvastati
22,0
8,28
--
Gelijktijdige
10 mg eenmaal
ne
(16,4; 29,5)
(6,06; 11,3)
toediening met
daags
atorvastatine en
simvastatine is
(Remming van
gecontra-indiceerd
OATP1B1/3, P-gp,
(zie rubriek 4.3).
BCRP, CYP3A)
Simvastatine
simvastati
1,99
2,32
--
5 mg eenmaal
ne
(1,60; 2,48)
(1,93; 2,79)
daags
simvastati
10,7
4,48
--
nezuur
(7,88; 14,6)
(3,11; 6,46)
(Remming van
OATP1B1/3, P-gp,
BCRP)
Lovastatine
lovastatine
1,70
--
Gelijktijdige
10 mg eenmaal
(1,40; 2,06)
toediening wordt
daags
lovastatine
5,73
4,10
--
niet aanbevolen. Bij
zuur
(4,65; 7,07)
(3,45; 4,87)
gebruik mag de
(Remming van
dosis lovastatine niet
OATP1B1/3, P-gp,
hoger zijn dan
BCRP)
20 mg/dag en
moeten patiënten
worden
gecontroleerd.
Pravastatine
pravastatin
2,23
2,30
--
Voorzichtigheid
10 mg eenmaal
e
(1,87; 2,65)
(1,91; 2,76)
wordt aanbevolen.
daags
De dosis
pravastatine mag
(Remming van
niet hoger zijn dan
OATP1B1/3)
20 mg per dag en de
Rosuvastatine
rosuvastati
5,62
2,15
--
dosis rosuvastatine
5 mg eenmaal
ne
(4,80; 6,59)
(1,88; 2,46)
mag niet hoger zijn
daags
dan 5 mg per dag.
(Remming van
OATP1B1/3,
BCRP)
Fluvastatine,
Niet onderzocht.
Interacties met
pitavastatine
Verwachting: fluvastatine en pitavastatine
fluvastatine en
pitavastatine zijn
waarschijnlijk en bij
de combinatie is
voorzichtigheid
geboden. Een lage
dosis van de statine
wordt aanbevolen
bij de start van de
DAA-behandeling.
IMMUNOSUPPRESSIVA
glecaprevi
1,30
1,37
1,34
Maviret wordt niet
100 mg
rc
(0,95; 1,78)
(1,13; 1,66)
(1,12; 1,60)
aanbevolen voor
enkelvoudige dosis
pibrentasv
1,26
toepassing bij
ir
(1,15; 1,37)
patiënten die
Ciclosporine
glecaprevi
4,51
5,08
--
stabiele doses
400 mg
r
(3,63; 6,05)
(4,11; 6,29)
ciclosporine > 100
enkelvoudige dosis
pibrentasv
1,93
--
mg per dag nodig
ir
(1,78; 2,09)
hebben.
Indien de
combinatie
onvermijdbaar is,
kan het gebruik met
nauwlettende
klinische monitoring
worden overwogen
als het voordeel
opweegt tegen het
risico.
Tacrolimus
tacrolimus
1,50
1,45
--
De combinatie van
1 mg enkelvoudige
(1,24; 1,82)
(1,24; 1,70)
Maviret met
dosis
glecaprev
tacrolimus moet met
ir
voorzichtigheid
(CYP3A4- en P-gp-
pibrentas
worden gebruikt.
remming)
vir
Een toename van
blootstelling aan
tacrolimus wordt
verwacht. Een
therapeutic drug
monitoring wordt
daarom aanbevolen
met een
dosisaanpassing als
gevolg.
PROTONPOMPREMMERS
Omeprazol
glecaprevi
0,78
0,71
--
Geen
20 mg eenmaal r
(0,60;
(0,58; 0,86)
dosisaanpassing
daags
1,00)
nodig.
pibrentas
--
(Verhoogt maag-
vir
pH-waarde)
Omeprazol
glecaprevi
0,36
0,49
--
40 mg eenmaal
r
(0,21;
(0,35; 0,68)
daags (1 uur voor
0,59)
ontbijt)
pibrentas
--
vir
Omeprazol
glecaprevi
0,54
0,51
--
40 mg eenmaal
r
(0,44;
(0,45; 0,59)
daags ('s avonds
0,65)
zonder voedsel)
pibrentas
--
vir
Niet onderzocht.
Nauwgezet
antagonisten
controleren van de
INR wordt
aanbevolen bij alle
vitamine K-
antagonisten. Dit in
verband met
veranderingen in de
leverfunctie die
ontstaan tijdens
behandeling met
Maviret.
DAA = direct werkend antiviraal middel
a. Effect van rifampicine op glecaprevir en pibrentasvir 24 uur na laatste dosis rifampicine.
b. Er is een effect van atazanavir en ritonavir op de eerste dosis glecaprevir en pibrentasvir gemeld.
c. Met HCV geïnfecteerde transplantatiepatiënten die per dag een mediane dosis van 100 mg
ciclosporine kregen, hadden tot een factor 2,4 verhoogde blootstellingen van glecaprevir ten opzichte
van degenen die geen ciclosporine kregen.
Additionele geneesmiddeleninteractiestudies werden uitgevoerd met de volgende geneesmiddelen en
deze toonden geen klinisch significante interacties tussen Maviret en: abacavir, amlodipine,
buprenorfine, cafeïne, dextromethorfan, dolutegravir, emtricitabine, felodipine, lamivudine,
lamotrigine, methadon, midazolam, naloxon, norethindron of andere anticonceptiva met alleen
progestine, rilpivirine, tenofoviralafenamide en tolbutamide.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens (minder dan 300 zwangerschapsuitkomsten) over
het gebruik van glecaprevir of pibrentasvir bij zwangere vrouwen.
De resultaten van onderzoek bij ratten/muizen met glecaprevir of pibrentasvir duiden niet op directe of
indirecte schadelijke effecten wat betreft reproductietoxiciteit. Maternale toxiciteit in samenhang met
embryofoetaal verlies is waargenomen bij konijnen met glecaprevir, waardoor glecaprevir niet bij
klinische blootstellingen bij deze diersoort kon worden beoordeeld (zie rubriek 5.3). Uit voorzorg
wordt gebruik van Maviret tijdens de zwangerschap niet aanbevolen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of glecaprevir of pibrentasvir in de moedermelk wordt uitgescheiden. Uit
beschikbare farmacokinetische gegevens bij dieren blijkt dat glecaprevir en pibrentasvir in melk
worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3 voor bijzonderheden). Risico voor zuigelingen kan niet worden
uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met
Maviret moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van
borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten
worden genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het effect van glecaprevir en/of pibrentasvir op de
vruchtbaarheid bij mensen. De resultaten van dieronderzoek duiden niet op schadelijke effecten van
glecaprevir of pibrentasvir op de vruchtbaarheid bij blootstellingen die hoger zijn dan de blootstelling
bij mensen in de aanbevolen dosering (zie rubriek 5.3).
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Maviret heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In gepoolde klinische fase 2- en fase 3-studies bij met Maviret behandelde volwassen proefpersonen
die waren geïnfecteerd met HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6, waren de meest gemelde bijwerkingen
(incidentie 10%) hoofdpijn en vermoeidheid. Minder dan 0,1% van de met Maviret behandelde
proefpersonen had ernstige bijwerkingen (transiënte ischemisch aanval (TIA)). Het percentage van de
met Maviret behandelde proefpersonen dat wegens bijwerkingen permanent met de behandeling
stopte, was 0,1%.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen werden vastgesteld in fase 2- en fase 3-registratiestudies of na het in de
handel brengen, bij met HCV geïnfecteerde volwassenen met of zonder cirrose die gedurende 8, 12 of
16 weken werden behandeld met Maviret. De bijwerkingen worden hierna genoemd per
systeem/orgaanklasse en frequentie. De frequenties worden als volgt gedefinieerd: zeer vaak ( 1/10),
vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, <1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) of niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 5: Bij Maviret vastgestelde bijwerkingen
Frequentie
Bijwerkingen
Immuunsysteemaandoeningen
Soms
angio-oedeem
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
hoofdpijn
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
diarree, misselijkheid
Huid- en onderhuidaandoeningen
Niet bekend
pruritus
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
vermoeidheid
Vaak
asthenie
Onderzoeken
Vaak
verhoging van het totale bilirubine
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Bijwerkingen bij proefpersonen met een ernstige nierfunctiestoornis onder wie patiënten die
gedialyseerd worden
De veiligheid van Maviret bij proefpersonen met een chronische nierziekte (inclusief proefpersonen
die gedialyseerd worden) en chronische HCV-infectie met genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6 met
gecompenseerde leverziekte (met of zonder cirrose) is bij EXPEDITION-4 (n=104) en
EXPEDITION-5 (n=101) beoordeeld bij volwassenen. De meest voorkomende bijwerkingen bij
proefpersonen met een ernstige nierfunctiestoornis waren pruritus (17%) en vermoeidheid (12%) in
EXPEDITION-4 en pruritus (14,9%) in EXPEDITION-5.
Bijwerkingen bij proefpersonen met een lever- of niertransplantatie
De veiligheid van Maviret werd beoordeeld bij 100 volwassen patiënten die eerder een lever- of
niertransplantatie hebben ondergaan en een chronische HCV-infectie met genotypen 1, 2, 3, 4 of 6
Veiligheid bij met HCV/hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen
Het algehele veiligheidsprofiel bij met HCV/hiv-1 geco-infecteerde volwassen proefpersonen
(ENDURANCE-1 en EXPEDITION-2) was vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel dat werd
waargenomen bij volwassen proefpersonen met alleen een HCV-infectie.
Pediatrische patiënten
Het veiligheidsprofiel van Maviret bij HCV-GT1-6 geïnfecteerde adolescenten is gebaseerd op
gegevens uit een fase 2/3 open-label studie bij 47 proefpersonen van 12 tot < 18 jaar die werden
behandeld met Maviret tabletten gedurende 8 tot 16 weken (DORA deel 1). De waargenomen
bijwerkingen waren vergelijkbaar met de bijwerkingen die werden waargenomen in klinische studies
met Maviret bij volwassenen.
Het veiligheidsprofiel van Maviret bij HCV-GT1-6 geïnfecteerde kinderen van 3 tot 12 jaar is
gebaseerd op gegevens uit een open-label fase 2/3-studies bij 80 proefpersonen van 3 tot < 12 jaar die
werden behandeld met een op het gewicht gebaseerde hoeveelheid Maviret omhuld granulaat
gedurende 8, 12 of 16 weken (DORA deel 2). Het patroon van de waargenomen bijwerkingen was
vergelijkbaar met de bijwerkingen die werden waargenomen in klinische studies met Maviret
filmomhulde tabletten bij adolescenten en volwassenen. Diarree, misselijkheid en braken kwamen iets
vaker voor bij pediatrische proefpersonen in vergelijking met adolescenten (bijwerkingen:
respectievelijk 3,8% versus 0%, 3,8% versus 0%, en 7,5% versus 2,1%).
Verhoogde serumbilirubinewaarden
Verhogingen van het totale bilirubine tot minstens 2x de bovenste limiet van de normaalwaarde (BLN)
zijn waargenomen bij 1,3% van de proefpersonen in verband met door glecaprevir gemedieerde
remming van bilirubinetransporters en -metabolisme. De verhogingen van het bilirubine waren
asymptomatisch, voorbijgaand en traden meestal vroeg in de behandeling op. Verhogingen van het
bilirubine waren over het algemeen indirect en gingen niet met verhogingen van het ALAT gepaard.
Directe hyperbilirubinemie werd gemeld bij 0,3% van de proefpersonen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
De hoogste gedocumenteerde doses die aan gezonde vrijwilligers zijn toegediend, zijn 1200 mg
eenmaal daags gedurende 7 dagen voor glecaprevir en 600 mg eenmaal daags gedurende 10 dagen
voor pibrentasvir. Asymptomatische serum-ALAT-verhogingen (> 5x ULN) zijn bij 1 op de
70 gezonde proefpersonen waargenomen na meermalige doses glecaprevir (700 mg of 800 mg)
eenmaal daags gedurende 7 dagen. In geval van overdosering moet de patiënt worden gecontroleerd
op eventuele tekenen en symptomen van toxiciteit (zie rubriek 4.8). Passende symptomatische
behandeling moet onmiddellijk worden ingesteld. Glecaprevir en pibrentasvir worden niet in
belangrijke mate door hemodialyse verwijderd.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antivirale middelen voor systemisch gebruik, direct werkende
antivirale middelen, ATC-code: J05AP57
Werkingsmechanisme
Maviret is een vaste dosiscombinatie van twee pangenotypische, direct werkende antivirale middelen,
glecaprevir (NS3/4A-proteaseremmer) en pibrentasvir (NS5A-remmer), die op meerdere stappen in de
levenscyclus van het HCV-virus aangrijpen.
Glecaprevir
Glecaprevir is een pangenotypische remmer van het HCV NS3/4A-protease, dat noodzakelijk is voor
de proteolytische splitsing van het HCV-gecodeerde polyproteïne (in rijpe vormen van de eiwitten
NS3, NS4A, NS4B, NS5A en NS5B) en is essentieel voor de virale replicatie.
Pibrentasvir
Pibrentasvir is een pangenotypische remmer van HCV NS5A, dat essentieel is voor de virus-RNA-
replicatie en virionassemblage. Het werkingsmechanisme van pibrentasvir is gekarakteriseerd op basis
van antivirale activiteit in celkweken en drug resistance mapping studies.
Antivirale activiteit
De EC50-waarden van glecaprevir en pibrentasvir tegen replicons met volledige lengte of chimerische
replicons die coderen voor NS3 of NS5A uit laboratoriumstammen, staan in tabel 6.
Tabel 6. Activiteit van glecaprevir en pibrentasvir tegen repliconcellijnen met HCV-
genotype 1-6
HCV-subtype
Glecaprevir EC50, nM
Pibrentasvir EC50, nM
1a
0,85
0,0018
1b
0,94
0,0043
2a
2,2
0,0023
2b
4,6
0,0019
3a
1,9
0,0021
4a
2,8
0,0019
5a
N.B.
0,0014
6a
0,86
0,0028
N.B. = niet beschikbaar
De in-vitro-activiteit van glecaprevir is ook in een biochemische bepaling onderzocht, met
vergelijkbare lage IC50-waarden bij verschillende genotypen.
EC50-waarden van glecaprevir en pibrentasvir tegen chimerische replicons die coderen voor NS3 of
NS5A uit klinische isolaten, staan in tabel 7.
Tabel 7. Activiteit van glecaprevir en pibrentasvir tegen kortdurende replicons die NS3 of NS5A
uit klinische isolaten van HCV-genotype 1-6 bevatten
Glecaprevir
Pibrentasvir
HCV-
Aantal klinische
Mediane EC
Aantal klinische
Mediane EC
subtype
50, nM
50, nM
isolaten
(bereik)
isolaten
(bereik)
0,0009
1a
11
11
(0,05 - 0,12)
(0,0006 - 0,0017)
0,29
0,0027
1b
9
8
(0,20 - 0,68)
(0,0014 - 0,0035)
1,6
0,0009
2a
4
6
(0,66 - 1,9)
(0,0005 - 0,0019)
2,2
0,0013
2b
4
11
(1,4 - 3,2)
(0,0011 - 0,0019)
2,3
0,0007
3a
2
14
(0,71 - 3,8)
(0,0005 - 0,0017)
0,41
0,0005
4a
6
8
(0,31 - 0,55)
(0,0003 - 0,0013)
0,0012
4b
N.B.
N.B.
3
(0,0005 - 0,0018)
0,17
0,0014
4d
3
7
(0,13 - 0,25)
(0,0010 - 0,0018)
5a
1
0,12
1
0,0011
0,0007
6a
N.B.
N.B.
3
(0,0006 - 0,0010)
6e
N.B.
N.B.
1
0,0008
6p
N.B.
N.B.
1
0,0005
N.B. = niet beschikbaar
Resistentie
In celkweken
Aminozuursubstituties in NS3 of NS5A die in celkweken zijn geselecteerd of die belangrijk zijn voor
de remmerklasse zijn fenotypisch gekarakteriseerd in replicons.
Substituties die belangrijk zijn voor de HCV-proteaseremmerklasse op positie 36, 43, 54, 55, 56, 155,
166 of 170 in NS3, hadden geen invloed op de activiteit van glecaprevir. Substituties op
aminozuurpositie 168 in NS3 hadden geen invloed in genotype 2, terwijl sommige substituties op
positie 168 de gevoeligheid voor glecaprevir met maximaal factor 55 verminderden (genotype 1, 3, 4),
of de gevoeligheid verminderden met een factor > 100 (genotype 6). Sommige substituties op
positie 156 verminderden de gevoeligheid voor glecaprevir (genotype 1 tot 4) met een factor > 100.
Substituties op aminozuurpositie 80 verminderden niet de gevoeligheid voor glecaprevir behalve
Q80R in genotype 3a, die de gevoeligheid voor glecaprevir met een factor 21 verminderde.
Eenmalige substituties die belangrijk zijn voor de NS5A-remmerklasse op positie 24, 28, 30, 31, 58,
92 of 93 in NS5A in genotype 1 tot 6, hadden geen invloed op de activiteit van pibrentasvir. Specifiek
in genotype 3a had A30K of Y93H geen invloed op de activiteit van pibrentasvir. Sommige
combinaties van substituties in genotype 1a en 3a (waaronder A30K+Y93H in genotype 3a) gaven een
vermindering van de gevoeligheid voor pibrentasvir te zien. In genotype 3b-replicon verminderde de
aanwezigheid van natuurlijk voorkomende polymorfismen K30 en M31 in NS5A de gevoeligheid voor
pibrentasvir met een factor 24 in vergelijking met de activiteit van pibrentasvir bij het genotype 3a-
replicon.
In klinisch onderzoek
Studies bij niet eerder behandelde en eerder met peginterferon (pegIFN), ribavirine (RBV) en/of
sofosbuvir behandelde volwassen proefpersonen met of zonder cirrose
Tweeëntwintig van de ongeveer 2.300 volwassen proefpersonen die 8, 12 of 16 weken met Maviret
waren behandeld in klinische fase 2- en fase 3-registratiestudies hadden virologisch falen (2 met
genotype 1-, 2 met genotype 2-, 18 met genotype 3-infectie).
Bij de 2 met genotype 2 geïnfecteerde proefpersonen werden er tijdens de behandeling geen
optredende substituties waargenomen in NS3 of NS5A (het M31-polymorfisme in NS5A was bij beide
proefpersonen bij aanvang en na de behandeling aanwezig).
Van de 18 met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen die 8, 12 of 16 weken met Maviret waren
behandeld en bij wie virologisch falen optrad, werden bij 11 proefpersonen tijdens de behandeling
optredende NS3-substituties Y56H/N, Q80K/R, A156G of Q168L/R waargenomen. A166S of Q168R
waren bij 5 proefpersonen bij aanvang en na de behandeling aanwezig. Tijdens de behandeling
optredende NS5A-substituties M28G, A30G/K, L31F, P58T of Y93H werden waargenomen bij
16 proefpersonen, en 13 proefpersonen hadden A30K (n=9) of Y93H (n=5) bij aanvang en na de
behandeling.
Studies bij volwassen proefpersonen met of zonder gecompenseerde cirrose die eerder met NS3/4A-
proteaseremmers en/of NS5A-remmers waren behandeld
Tien van 113 proefpersonen die in de MAGELLAN-1-studie gedurende 12 of 16 weken met Maviret
waren behandeld, kregen virologisch falen. Van de 10 met genotype 1 geïnfecteerde proefpersonen
met virologisch falen werden er bij 7 proefpersonen tijdens de behandeling optredende NS3-
substituties V36A/M, R155K/T, A156G/T/V of D168A/T waargenomen. Vijf van de 10 hadden
combinaties van V36M, Y56H, R155K/T of D168A/E in NS3 bij aanvang en na de behandeling. Alle
met genotype 1 geïnfecteerde proefpersonen met virologisch falen hadden één of meer NS5A-
substituties L/M28M/T/V, Q30E/G/H/K/L/R, L31M, P32-deletie, H58C/D of Y93H bij aanvang;
daarnaast werden bij 7 van de proefpersonen tijdens de behandeling optredende NS5A-substituties
M28A/G, P29Q/R, Q30K, H58D of Y93H waargenomen op het moment van falen.
Bij 13 van de 177 proefpersonen met een chronische HCV-infectie met genotype 1 (bij alle gevallen
van virologisch falen was sprake van een genotype 1a-infectie) die eerder waren behandeld met
NS5Aremmers + SOF en in studie B16-439 gedurende 12 weken (9 van de 13) of 16 weken (4 van de
13) werden behandeld met Maviret, trad virologisch falen op. Onder de 13 gevallen van virologisch
falen werden bij 4 proefpersonen tijdens de behandeling optredende NS3-substituties waargenomen op
het moment van falen: A156V (n=2) of R155W + A156G (n=2), 3 van deze 4 proefpersonen hadden
tevens Q80K bij aanvang en op het moment van falen. Bij 12 van de 13 gevallen van virologisch falen
werden één of meer NS5A-polymorfismen gedetecteerd bij de kenmerkende aminozuurposities
(M28V/T, Q30E/H/N/R, L31M/V, H58D, E62D/Q of Y93H/N) bij aanvang, en bij 10 van de
13 gevallen werden aanvullende NS5A-substituties (M28A/S/T (n=3), Q30N (n=1), L31M/V (n=2),
P32del (n=1), H58D (n=4), E62D (n=1)) ontwikkeld op het moment van het falen van de behandeling.
Effect van HCV-aminozuurpolymorfismen bij aanvang van de behandeling op het behandelresultaat
Een gepoolde analyse van niet eerder behandelde patiënten en eerder met gepegyleerd interferon,
ribavirine en/of sofosbuvir behandelde volwassen proefpersonen die Maviret ontvingen in klinische
fase 2- en 3-studies is verricht om het verband te onderzoeken tussen polymorfismen bij aanvang van
de behandeling en het behandelresultaat en om de substituties te beschrijven die bij virologisch falen
werden gezien. Polymorfismen bij aanvang zijn met next-generation sequencing beoordeeld ten
opzichte van een subtypespecifieke referentiesequentie op aminozuurpositie 155, 156 en 168 in NS3,
en 24, 28, 30, 31, 58, 92 en 93 in NS5A bij een detectielimiet van 15%. Polymorfismen bij aanvang in
NS3 zijn gedetecteerd in 1,1% (9/845), 0,8% (3/398), 1,6% (10/613), 1,2% (2/164), 41,9% (13/31) en
2,9% (1/34) van de met respectievelijk HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 en 6 geïnfecteerde proefpersonen.
Polymorfismen bij aanvang in NS5A zijn gedetecteerd in 26,8% (225/841), 79,8% (331/415), 22,1%
(136/615), 49,7% (80/161), 12,9% (4/31) en 54,1% (20/37) van de met respectievelijk HCV-
genotype 1, 2, 3, 4, 5 en 6 geïnfecteerde proefpersonen.
Genotype 3: Voor proefpersonen die het aanbevolen regime ontvingen (n=313), hadden
polymorfismen bij aanvang in NS5A (inclusief Y93H) of NS3 geen relevante invloed op het
behandelresultaat. Alle proefpersonen (15/15) met Y93H en 77% (17/22) met A30K in NS5A bij
aanvang bereikten SVR12. De algehele prevalentie van A30K en Y93H bij aanvang was 7,0%
respectievelijk 4,8%. Het vermogen om de invloed van polymorfismen bij aanvang in NS5A te
beoordelen, was beperkt bij niet eerder behandelde proefpersonen met cirrose en bij eerder behandelde
patiënten vanwege een lage prevalentie van A30K (3,0%, 4/132) of Y93H (3,8%, 5/132).
Kruisresistentie
Uit in-vitro-gegevens blijkt dat de meeste resistentiegeassocieerde substituties in NS5A op
aminozuurpositie 24, 28, 30, 31, 58, 92 of 93 die tot resistentie tegen ombitasvir, daclatasvir,
ledipasvir, elbasvir of velpatasvir leiden, gevoelig bleven voor pibrentasvir. Sommige combinaties van
NS5A-substituties op deze posities gaven vermindering van de gevoeligheid voor pibrentasvir te zien.
Glecaprevir was geheel actief tegen resistentiegeassocieerde substituties in NS5A, terwijl pibrentasvir
geheel actief was tegen resistentiegeassocieerde substituties in NS3. Zowel glecaprevir als pibrentasvir
was geheel actief tegen substituties geassocieerd met resistentie tegen NS5B-nucleotide en niet-
nucleotideremmers.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Tabel 8 vat de klinische studies samen die met Maviret zijn verricht bij met HCV-genotype 1, 2, 3, 4,
5 of 6 geïnfecteerde proefpersonen.
Tabel 8: Klinische studies met Maviret bij met HCV-genotype 1, 2, 3, 4, 5 of 6 geïnfecteerde
proefpersonen
Genotype
Klinische studie
Samenvatting studieopzet
(GT)
TN en PRS-TE proefpersonen zonder cirrose
GT1
ENDURANCE-1a
Maviret gedurende 8 weken (n=351) of 12 weken (n=352)
SURVEYOR-1
Maviret gedurende 8 weken (n=34)
GT2
ENDURANCE-2
Maviret (n=202) of een placebo (n=100) gedurende 12 weken
SURVEYOR-2b
Maviret gedurende 8 weken (n=199) of 12 weken (n=25)
GT3
Maviret gedurende 8 weken (n=157) of 12 weken (n=233)
ENDURANCE-3
Sofosbuvir + daclatasvir gedurende 12 weken (n=115)
Maviret gedurende 8 weken (alleen TN, n=29) of 12 weken
SURVEYOR-2
(n=76) of 16 weken (alleen TE, n=22)
GT4, 5, 6
ENDURANCE-4
Maviret gedurende 12 weken (n=121)
ENDURANCE-
Maviret gedurende 8 weken (n=75)
5,6
SURVEYOR-1
Maviret gedurende 12 weken (n=32)
SURVEYOR-2c
Maviret gedurende 8 weken (n=58)
GT1-6
VOYAGE-1f
Maviret gedurende 8 weken (GT1, 2, 4, 5 en 6 en GT3 TN)
(n=356) of 16 weken (alleen GT3 TE) (n=6)
TN en PRS-TE proefpersonen met cirrose
GT1, 2, 4, 5,
Maviret gedurende 12 weken (n=146)
EXPEDITION-1
6
GT3
SURVEYOR-2d
Maviret gedurende 12 weken (alleen TN, n=64) of 16 weken
(alleen TE, n=51)
GT5, 6
Maviret gedurende 12 weken (n=9)
5,6
GT1-6
VOYAGE-2f
Maviret gedurende 12 weken (GT1, 2, 4, 5 en 6 en GT3 TN)
(n=157) of 16 weken (alleen GT3 TE) (n=3)
GT1-6
EXPEDITION-8
Maviret gedurende 8 weken (n=343) (alleen TN)
Proefpersonen met CKD stadium 3b, 4 en 5 met of zonder cirrose
GT1-6
EXPEDITION-4
Maviret gedurende 12 weken (n=104)
Maviret gedurende 8 weken (n=84) of 12 weken (n=13) of
GT1-6
EXPEDITION-5
16 weken (n=4)
NS5A-remmer en/of eerder met PI behandelde proefpersonen met of zonder cirrose
GT1, 4
MAGELLAN-1e
Maviret gedurende 12 weken (n=66) of 16 weken (n=47)
GT1
Maviret gedurende 12 weken (n=78) of 16 weken (n=78) of
B16-439
Maviret + RBV gedurende 12 weken (n=21)g
HCV/hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen met of zonder cirrose
GT1-6
EXPEDITION-2
Maviret gedurende 8 weken (n=137) of 12 weken (n=16)
Patiënten die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
GT1-6
MAGELLAN-2
Maviret gedurende 12 weken (n=100)
Adolescente proefpersonen (12 tot < 18 jaar)
GT1-6
DORA (deel 1)a
Maviret gedurende 8 weken (n=44) of 16 weken (n=3)
Kinderen (3 tot < 12 jaar)
GT1-6
DORA (deel 2)a
Maviret gedurende 8 weken (n=78), 12 weken (n=1) of
16 weken (n=1)
TN = treatment naïve (niet eerder behandeld), PRS-TE = treatment-experienced (eerder behandeld,
inclusief eerdere behandeling op basis van pegIFN (of IFN) en/of RBV en/of sofosbuvir), PI =
protease inhibitor (proteaseremmer), CKD = chronic kidney disease (chronische nierziekte)
a. Bij ENDURANCE-1 namen 33 proefpersonen deel die met hiv-1 waren geco-infecteerd. Bij DORA
namen 3 proefpersonen deel die met hiv-1waren geco-infecteerd.
b. GT2 van SURVEYOR-2 deel 1 en 2 - Maviret gedurende 8 weken (n=54) of 12 weken (n=25); GT2
van SURVEYOR-2 deel 4 - Maviret gedurende 8 weken (n=145).
c. GT3 zonder cirrose van SURVEYOR-2 deel 1 en 2 - Maviret gedurende 8 weken (n=29) of
12 weken (n=54); GT3 zonder cirrose van SURVEYOR-2 deel 3 - Maviret gedurende 12 weken
(n=22) of 16 weken (n=22).
d. GT3 met cirrose van SURVEYOR-2 deel 2 - Maviret gedurende 12 weken (n=24) of 16 weken
(n=4); GT3 met cirrose van SURVEYOR-2 deel 3 - Maviret gedurende 12 weken (n=40) of 16 weken
(n=47).
e. GT1, 4 van MAGELLAN-1 deel 1 - Maviret gedurende 12 weken (n=22); GT1,4 van
MAGELLAN-1 deel 2 Maviret gedurende 12 weken (n=44) of 16 weken (n=47).
f. VOYAGE-1 en VOYAGE-2 waren regionale Aziatische studies.
g. Maviret wordt niet aanbevolen voor de herbehandeling van patiënten die eerder zijn blootgesteld
aan NS3/4A- en/of NS5A-remmers (zie rubriek 4.4).
Tijdens de klinische studies zijn serum HCV RNA-waarden gemeten met de Roche COBAS
AmpliPrep/COBAS TaqMan HCV-test (versie 2.0) met een onderste kwantificatiegrens (lower limit
of quantification, LLOQ) van 15 IU/ml (behalve in SURVEYOR-1 en SURVEYOR-2 waarbij de
Roche COBAS TaqMan realtime reverse transcriptase-PCR (RT-PCR) assay v2.0 werd gebruikt met
een LLOQ van 25 IU/ml). Een aanhoudende virologische respons (SVR12), gedefinieerd als HCV
RNA onder de LLOQ bij 12 weken na stopzetting van de behandeling, was het primaire eindpunt in
alle studies om de genezing van HCV vast te stellen.
Klinische studies bij niet eerder behandelde of eerder behandelde proefpersonen met of zonder cirrose
Van de 2.409 behandelde volwassen proefpersonen met gecompenseerde leverziekte (met of zonder
cirrose) die niet eerder waren behandeld of eerder waren behandeld met combinaties van
peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir, was de mediane leeftijd 53 jaar (bereik: 19 tot 88); 73,3%
was niet eerder behandeld, 26,7% was eerder behandeld met een combinatie op basis van hetzij
sofosbuvir, ribavirine en/of peginterferon; 40,3% had HCV-genotype 1; 19,8% had HCV-genotype 2;
27,8% had HCV-genotype 3; 8,1% had HCV-genotype 4; 3,4% had HCV-genotype 5-6; 13,1% was
Tabel 9: SVR12 bij niet eerder behandelde en eerder met peginterferon, ribavirine en/of
sofosbuvir behandeldea volwassen proefpersonen met genotype 1, 2, 4, 5 en 6-infectie die voor de
aanbevolen duur werden behandeld (gepoolde gegevens van ENDURANCE-1b, SURVEYOR-1,
-2, en EXPEDITION-1, -2b, -4 en -8)
Genotype 1
Genotype 2
Genotype 4
Genotype
Genotype 6
5
SVR12 bij proefpersonen zonder cirrose
8 weken
99,2%
98,1%
95,2%
100%
92,3%
(470/474)
(202/206)
(59/62)
(2/2)
(12/13)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment
0,2%
0%
0%
0%
0%
VF
(1/474)
(0/206)
(0/62)
(0/2)
(0/13)
Recidiefc
0%
1,0%
0%
0%
0%
(0/471)
(2/204)
(0/61)
(0/2)
(0/13)
Overiged
0,6%
1,0%
4,8%
0%
7,7%
(3/474)
(2/206)
(3/62)
(0/2)
(1/13)
SVR12 bij proefpersonen met cirrose
8 weken
97,8%
100%
100%
100%
100%
(226/231)
(26/26)
(13/13)
(1/1)
(9/9)
12 weken
96,8%
90,0%
100%
100%
(30/31)
(9/10)
(8/8)
---
(1/1)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment
0%
0%
0%
0%
0%
VF
(0/262)
(0/36)
(0/21)
(0/1)
(0/10)
Recidiefc
0,4%
0%
0%
0%
0%
(1/256)
(0/35)
(0/20)
(0/1)
(0/10)
Overiged
1,9% (5/262)
2,8%
0%
0%
0%
(1/36)
(0/21)
(0/1)
(0/10)
VF = virologisch falen
a. Percentage eerder met PRS behandelde proefpersonen is 26%, 14%, 24%, 0%, en 13% voor
respectievelijk genotype 1, 2, 4, 5 en 6. Geen van de GT5-proefpersonen was TE-PRS en 3 GT6-
proefpersonen waren TE-PRS.
b. Inclusief een totaal van 154 proefpersonen geco-infecteerd met hiv-1 in ENDURANCE-1 en
EXPEDITION-2 die de aanbevolen duur ontvingen.
c. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
d. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
Van de met genotype 1, 2, 4, 5 of 6 geïnfecteerde proefpersonen met nierziekte in het eindstadium in
EXPEDITION-4 bereikte 97,8% (91/93) SVR12 zonder virologisch falen.
Klinische studie bij proefpersonen met genotype 5- of 6-infectie
ENDURANCE-5,6 was een open-label studie bij 84 met HCV-genotype 5 (n=23) of HCV-genotype 6
geïnfecteerde (n=61) TN of TE-PRS volwassen proefpersonen. Proefpersonen zonder cirrose werden
gedurende 8 weken behandeld met Maviret en proefpersonen met gecompenseerde cirrose werden
gedurende 12 weken behandeld met Maviret. Van de 84 behandelde proefpersonen was de mediane
leeftijd 59 jaar (bereik 24 tot 79); 27% had HCV-genotype 5, 73% had HCV-genotype 6; 54% was
vrouw, 30% was Kaukasisch, 68% was Aziatisch; 90% was HCV TN; 11% had gecompenseerde
cirrose.
Proefpersonen met genotype 1, 2, 4, 5 of 6-infectie met cirrose die gedurende 8 weken Maviret
toegediend kregen
De veiligheid en werkzaamheid van Maviret, toegediend gedurende 8 weken, bij GT 1, 2, 4, 5, of 6
niet eerder behandelde volwassen proefpersonen met gecompenseerde cirrose, werd beoordeeld in een
eenarmig, open-label onderzoek (EXPEDITION-8).
Van de 280 behandelde proefpersonen was de mediane leeftijd 60 jaar (bereik: 34 tot 88); 81,8% had
HCV-genotype 1, 10% had HCV-genotype 2, 4,6% had HCV-genotype 4, 0,4% had HCV-genotype 5;
3,2% had HCV-genotype 6; 60% was man; 9,6% was negroïde.
De algehele SVR12 was 98,2% (275/280). Er was geen virologisch falen.
Met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen
De werkzaamheid van Maviret bij proefpersonen die niet eerder waren behandeld of eerder waren
behandeld met combinaties van peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir met chronische hepatitis C-
infectie genotype 3 is aangetoond in de klinische studies ENDURANCE-3 (niet eerder behandelde
volwassenen zonder cirrose), EXPEDITION-8 (niet eerder behandelde volwassenen met cirrose) en
SURVEYOR-2 deel 3 (volwassenen met en zonder cirrose en/of eerder behandeld).
ENDURANCE-3 was een gedeeltelijk gerandomiseerde, open-label, met actieve stof gecontroleerde
studie bij niet eerder behandelde patiënten met een genotype 3-infectie. Proefpersonen werden
gerandomiseerd (2:1) naar hetzij Maviret gedurende 12 weken of de combinatie van sofosbuvir en
daclatasvir gedurende 12 weken; daarna had de studie een derde arm (die niet gerandomiseerd was)
met Maviret gedurende 8 weken. EXPEDITION-8 was een open-label onderzoek met één
behandelingsarm bij niet eerder behandelde proefpersonen met gecompenseerde cirrose en genotype 1,
2, 3, 4, 5 of 6-infectie die Maviret ontvingen gedurende 8 weken. SURVEYOR-2 deel 3 was een open-
label onderzoek waarin de werkzaamheid van Maviret werd beoordeeld gedurende 16 weken bij eerder
behandelde proefpersonen met genotype 3-infectie zonder cirrose en met gecompenseerde cirrose. Bij
de eerder behandelde proefpersonen had bij 46% (42/91) een eerder regime op basis van sofosbuvir
gefaald.
Tabel 10: SVR12 bij niet eerder behandelde, met genotype 3 geïnfecteerde volwassen
proefpersonen zonder cirrose (ENDURANCE-3)
SVR
Maviret 8 weken
Maviret 12 weken
SOF+DCV 12 weken
N=157
N=233
N=115
94,9% (149/157)
95,3% (222/233)
96,5% (111/115)
Behandelingsverschil -1,2%;
95%-betrouwbaarheidsinterval (-5,6% tot 3,1%)
Behandelingsverschil -0,4%;
97,5%-betrouwbaarheidsinterval (-5,4% tot
4,6%)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0,6% (1/157)
0,4% (1/233)
0% (0/115)
Recidiefa
3,3% (5/150)
1,4% (3/222)
0,9% (1/114)
Overigeb
1,3% (2/157)
3,0% (7/233)
2,6% (3/115)
a. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
b. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
Tabel 11: SVR12 bij met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen met of zonder cirrose
(SURVEYOR-2 deel 3 en EXPEDITION-8)
Niet eerder
Niet eerder
Eerder behandeld met
behandeld
behandeld
of zonder cirrose
met cirrose
met cirrose
Maviret
Maviret
Maviret
8 weken
12 weken
16 weken
(N=63)
(N=40)
(N=69)
SVR
95,2% (60/63)
97,5% (39/40)
95,7% (66/69)
Resultaat voor proefpersonen zonder SVR12
On-treatment VF
0% (0/63)
0% (0/40)
1,4% (1/69)
Recidiefa
1,6% (1/62)
0% (0/39)
2,9% (2/68)
Overigeb
3,2% (2/63)
2,5% (1/40)
0% (0/69)
SVR per cirrosestatus
Geen cirrose
N.B.
N.B.
95,5% (21/22)
Cirrose
95,2% (60/63)
97,5% (39/40)
95,7% (45/47)
a. Recidief wordt gedefinieerd als HCV RNA LLOQ na respons aan het einde van de behandeling
onder hen die de behandeling hadden voltooid.
b. Inclusief proefpersonen die moesten stoppen wegens een bijwerking, lost to follow-up, of
proefpersoon die zich had teruggetrokken.
Van de met genotype 3 geïnfecteerde proefpersonen met nierziekte in het eindstadium in
EXPEDITION-4 bereikte 100% (11/11) SVR12.
Proefpersonen met een genotype 3b-infectie
Genotype 3b is een subtype dat voorkomt bij een relatief klein aantal patiënten met een HCV-infectie
in China en een paar landen in Zuid- en Zuidoost-Azië, maar zelden daarbuiten. De studies
VOYAGE-1 en VOYAGE-2 werden uitgevoerd in China, Singapore en Zuid-Korea bij volwassen
proefpersonen met HCV-genotype 1-6 zonder cirrose (VOYAGE-1) of met gecompenseerde cirrose
(VOYAGE-2) die niet eerder waren behandeld (TN (= treatment naïve) of die eerder waren behandeld
met combinaties van interferon, peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir (TE (= treatment
experienced)-PRS). Alle proefpersonen zonder cirrose of met gecompenseerde cirrose werden
behandeld met Maviret gedurende respectievelijk 8 of 12 weken, behalve proefpersonen met
genotype 3 TE-PRS, die gedurende 16 weken met Maviret werden behandeld. De algehele SVR12 was
97,2% (352/362) en 99,4% (159/160) in respectievelijk VOYAGE-1 en VOYAGE-2.
Onder de proefpersonen met genotype 3b zonder cirrose werd een lagere SVR12 waargenomen van
58,3% (7/12) [62,5% (5/8) bij TN proefpersonen en 50% (2/4) bij TE-PRS proefpersonen] in
vergelijking met proefpersonen met genotype 3a zonder cirrose (92,9% (13/14)). Drie proefpersonen
met genotype 3b TN recidiveerden en twee proefpersonen met genotype 3b TE-PRS hadden on-
treatment virologisch falen. Onder de proefpersonen met gecompenseerde cirrose was de algehele
SRV12 87,5% (7/8) [85,7% (6/7) bij TN proefpersonen en 100% (1/1) bij TE-PRS proefpersonen)] bij
proefpersonen met genotype 3b-infectie en 100% (6/6) bij proefpersonen met genotype 3a-infectie.
Eén proefpersoon met genotype 3b TN recidiveerde.
Algehele SVR12 van klinische studies bij niet eerder behandelde of eerder behandelde volwassen
proefpersonen met of zonder cirrose
Bij proefpersonen die niet eerder waren behandeld (TN) of die eerder voor de aanbevolen duur waren
behandeld met combinaties van interferon, peginterferon, ribavirine en/of sofosbuvir (TE-PRS),
Bij TN of TE-PRS proefpersonen met gecompenseerde cirrose die gedurende de aanbevolen duur
waren behandeld, bereikte 97,1% (431/444) SVR12 (waarvan 97,7% [335/343] van de TN
proefpersonen SVR12 bereikte), terwijl 0,2% (1/444) on-treatment virologisch falen had en 0,9%
(4/434) na behandeling recidiveerde.
Bij TN proefpersonen zonder cirrose die voor de aanbevolen duur van 8 weken waren behandeld,
bereikte 97,5% (749/768) SVR12, terwijl 0,1% (1/768) on-treatment virologisch falen had en 0,7%
(5/755) na behandeling recidiveerde.
Bij TE-PRS proefpersonen zonder cirrose die gedurende de aanbevolen duur waren behandeld,
bereikte 98,2% (215/219) SVR12, terwijl 0,5% (1/219) on-treatment virologisch falen had en 1,4%
(3/218) na behandeling recidiveerde.
De aanwezigheid van hiv-1 co-infectie heeft geen invloed op de werkzaamheid. De SVR12 in bij TN
of TE-PRS HCV-hiv-1 geco-infecteerde proefpersonen die gedurende 8 of 12 weken zijn behandeld
(respectievelijk zonder cirrose en met gecompenseerde cirrose) was 98,2% (165/168) van
ENDURANCE-1 en EXPEDITION-2. Een proefpersoon had on-treatment virologisch falen (0,6%,
1/168) en niemand recidiveerde (0%, 0/166).
Klinische studie bij proefpersonen die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan
MAGELLAN-2 was een eenarmig, open-label onderzoek met 100 volwassen proefpersonen die eerder
een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan en chronische HCV-infectie met genotypen 1-6
zonder cirrose hebben en die gedurende 12 weken Maviret toegediend kregen. Aan dit onderzoek
namen proefpersonen deel die niet eerder zijn behandeld voor HCV of eerder zijn behandeld met
combinaties van (peg)interferon, ribavirine en/of sofosbuvir, met uitzondering van GT3-geïnfecteerde
proefpersonen die allen niet eerder behandeld waren.
Van de 100 behandelde proefpersonen was de mediane leeftijd 60 jaar (bereik: 39-78); 57% had HCV-
genotype 1, 13% had HCV-genotype 2, 24% had HCV-genotype 3, 4% had HCV-genotype 4, 2% had
HCV-genotype 6; 75% was man; 8% was negroïde; 66% was niet eerder behandeld voor HCV,
niemand had cirrose en 80% had bij aanvang een fibrosestadium F0 of F1; 80% van de proefpersonen
hadden een levertransplantatie en 20% hadden een niertransplantatie ondergaan. Gelijktijdige
toediening van immunosuppressiva was toegestaan voor ciclosporine 100 mg/dag, tacrolimus,
sirolimus, everolimus, azathioprine, mycofenolzuur, prednison en prednisolon.
De algehele SVR12 bij proefpersonen die een transplantatie hebben ondergaan was 98,0% (98/100).
Er was één recidief en geen on-treatment virologisch falen.
Klinische studie bij proefpersonen met een nierfunctiestoornis
EXPEDITION-5 was een open-label studie bij 101 volwassen proefpersonen met een HCV-infectie
genotype 1-6 zonder cirrose of met gecompenseerde cirrose en chronische nierziekte (CKD)
stadium 3b, 4 of 5. De proefpersonen waren of niet eerder behandeld of eerder behandeld met
combinaties van (peg)interferon, ribavirine en/of sofosbuvir, en ontvingen Maviret volgens een
goedgekeurde behandelduur gedurende 8, 12 of 16 weken.
Van de 101 behandelde proefpersonen was de mediane leeftijd 58 jaar (bereik: 32-87); 53% had HCV-
genotype 1, 27% had HCV-genotype 2, 15% had HCV-genotype 3, 4% had genotype 4; 59% was
man; 73% was Kaukasisch; 80% was niet eerder behandeld voor HCV; 13% had cirrose en 65% had
bij aanvang een fibrose stadium F0 of F1; 7% was CKD stadium 3b, 17% was CKD stadium 4 en 76%
was CKD stadium 5 (allen ontvingen dialyse); 84 proefpersonen werden gedurende 8 weken
behandeld, 13 proefpersonen werden gedurende 12 weken behandeld en 4 proefpersonen werden
gedurende 16 weken behandeld.
Duurzaamheid van aanhoudende virologische respons
In een langetermijnfollow-uponderzoek (M13-576) behield 99,5% (374/376) van de volwassen
proefpersonen die SVR12 hadden bereikt in eerdere klinische onderzoeken met Maviret de SVR tot
aan hun laatste follow-upbezoek (mediane duur van follow-up: 35,5 maanden): 100%, 99,6% en
95,8% van de proefpersonen die respectievelijk 8, 12 en 16 weken behandeling met Maviret hadden
gekregen. Van de 2 proefpersonen bij wie de SVR niet aanhield, had er 1 een late terugval na
390 dagen na behandeling met Maviret, en de andere proefpersoon herinfectie met een ander HCV-
genotype.
Ouderen
Aan de klinische studies met Maviret namen 328 patiënten van 65 jaar en ouder deel (13,8% van het
totale aantal proefpersonen). De respons die in verschillende behandelingsgroepen werd waargenomen
voor patiënten 65 jaar was vergelijkbaar met die voor patiënten < 65 jaar oud.
Pediatrische patiënten
De werkzaamheid, veiligheid en farmacokinetiek van Maviret bij kinderen van 3 tot 18 jaar werden
aangetoond in een open-label studie die bestond uit twee delen: DORA deel 1 en deel 2.
In DORA deel 1 werden de veiligheid en werkzaamheid beoordeeld van Maviret 300 mg/120 mg (drie
filmomhulde tabletten van 100 mg/40 mg) gedurende 8 of 16 weken bij 47 adolescenten van 12 tot
18 jaar. De mediane leeftijd was 14 jaar (bereik: 12 tot 17); 79% had HCV-genotype 1; 6% had HCV-
genotype 2; 9% had HCV-genotype 3; 6% had HCV-genotype 4; 55% was vrouw; 11% was negroïde;
77% was niet eerder behandeld voor HCV; 23% was eerder behandeld met interferon; 4% had een co-
infectie met hiv; geen van de proefpersonen had cirrose; het gemiddelde gewicht was 59 kg (bereik: 32
tot 109).
In DORA deel 1 was de algehele SVR12 100% (47/47). Geen enkele proefpersoon kreeg virologisch
falen.
In DORA deel 2 werden de veiligheid en werkzaamheid beoordeeld van een op gewicht gebaseerde
dosering van Maviret granulaat gedurende 8, 12 of 16 weken bij 80 kinderen van 3 tot 12 jaar.
Achttien proefpersonen kregen de lagere startdosis en 62 proefpersonen kregen de uiteindelijk
aanbevolen dosis. De mediane leeftijd was 7 jaar (bereik: 3 tot 11); 73% had HCV-genotype 1; 3%
had HCV-genotype 2; 23% had HCV-genotype 3; 3% had HCV-genotype 4; 55% was vrouw; 6% was
negroïde; 97,5% was niet eerder behandeld voor HCV; 2,5% was eerder behandeld met interferon; 1%
had een co-infectie met hiv; geen van de proefpersonen had cirrose; het gemiddelde gewicht was 26 kg
(bereik: 13 tot 44).
In DORA deel 2 was de algehele SVR12 voor de proefpersonen die de uiteindelijke aanbevolen dosis
ontvingen 98,4% (61/62). Geen enkele proefpersoon die de uiteindelijke aanbevolen dosis ontving
kreeg virologisch falen. Eén kind van 9 jaar met een HCV GT3b-infectie die de lagere startdosis
ontving, kreeg virologisch falen. Het kind had K30R en V31M bij aanvang en tijdens de behandeling
optredende Y93H bij een recidief in NS5A; substituties bij aanvang of tijdens de behandeling werden
niet waargenomen in NS3.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetische eigenschappen van de bestanddelen van Maviret staan in tabel 12.
Glecaprevir
Pibrentasvir
Absorptie
Tmax (u)a van tabletten
5,0
5,0
Tmax (u)a van granulaat
3,0 - 4,0
3,0 - 5,0
Effect van maaltijd (t.o.v. nuchter)b bij
83-163%
40-53%
tabletten (volwassenen)
Effect van maaltijd (t.o.v. nuchter)b bij
131-168%
56-115%
granulaat
Distributie
% gebonden aan menselijke plasma-
97,5
> 99,9
eiwitten
Bloed-plasmaratio
0,57
0,62
Biotransformatie
Biotransformatie
secundair
geen
Eliminatie
Belangrijkste eliminatieroute
Uitscheiding via
Uitscheiding via gal
gal
t1/2 (u) bij steady-state
6 - 9
23 - 29
% dosis in urine uitgescheidenc
0,7
0
% dosis in feces uitgescheidenc
92,1d
96,6
Transport
Substraat van transporter
P-gp, BCRP en
P-gp en BCRP niet
OATP1B1/3
uitgesloten
a. Mediane Tmax na eenmalige dosis glecaprevir en pibrentasvir bij gezonde proefpersonen.
b. Gemiddelde systemische blootstelling met matig vetrijke tot zeer vetrijke maaltijden.
c. Toediening van eenmalige dosis [14C]glecaprevir of [14C]pibrentasvir in massabalansstudies.
d. Oxidatieve metabolieten of hun bijproducten vertegenwoordigden 26% van de radioactieve dosis. In
het plasma werden geen metabolieten van glecaprevir gevonden.
Na 3 dagen monotherapie met alleen glecaprevir 300 mg per dag (N=6) of alleen pibrentasvir 120 mg
per dag (N=8) was de geometrische gemiddelde AUC24 bij patiënten met een chronische hepatitis C-
infectie zonder cirrose 13.600 ng·u/ml voor glecaprevir en 459 ng·u/ml voor pibrentasvir. Schatting
van de farmacokinetische parameters door middel van populatiefarmacokinetische modellen had een
inherente onzekerheid welke werd veroorzaakt door non-lineariteit van de dosis en een kruisinteractie
tussen glecaprevir en pibrentasvir. Op basis van populatiefarmacokinetische modellen voor Maviret bij
chronische hepatitis C-patiënten was bij proefpersonen zonder cirrose (N=1.804) voor glecaprevir en
pibrentasvir de steady-state-AUC24 respectievelijk 4.800 en 1.430 ng·u/ml, en bij proefpersonen met
cirrose (N=280) respectievelijk 10.500 en 1530 ng·u/ml. Ten opzichte van gezonde vrijwilligers
(N=230) was de populatieschatting van de AUC24, ss vergelijkbaar (10% verschil) voor glecaprevir en
34% lager voor pibrentasvir in met HCV geïnfecteerde proefpersonen zonder cirrose.
Lineariteit/non-lineariteit
De AUC van glecaprevir nam meer dan dosisproportioneel toe (1.200 mg QD had een factor 516
hogere blootstelling dan 200 mg QD), wat verband kan hebben met de saturatie van de opname- en
effluxtransporters.
De AUC van pibrentasvir nam meer dan dosisproportioneel toe bij doses tot 120 mg (de blootstelling
was met meer dan een factor 10 toegenomen bij 120 mg QD in vergelijking met 30 mg QD), maar
vertoonde bij doses 120 mg een lineaire farmacokinetiek. De non-lineaire blootstellingstoename bij
doses < 120 mg kan verband hebben met de saturatie van effluxtransporters.
Farmacokinetiek bij speciale populaties
Ras/etniciteit
Er is geen dosisaanpassing nodig voor Maviret op basis van ras of etniciteit.
Geslacht
Er is geen dosisaanpassing nodig voor Maviret op basis van geslacht.
Ouderen
Bij oudere patiënten is dosisaanpassing van Maviret niet noodzakelijk. Een
populatiefarmacokinetische analyse bij met HCV geïnfecteerde proefpersonen liet zien dat binnen het
geanalyseerde leeftijdsbereik (12-88 jaar) leeftijd geen klinisch relevant effect had op de blootstelling
aan glecaprevir of pibrentasvir.
Pediatrische patiënten
Bij de aanbevolen doses op basis van het lichaamsgewicht van de patiënt viel de blootstelling aan
glecaprevir en pibrentasvir bij kinderen van 3 tot < 12 jaar binnen het effectieve blootstellingsbereik
van volwassen in fase 2/3-onderzoeken. Maviret is beschikbaar als tablet voor kinderen van 12 tot
18 jaar of met een gewicht van meer dan 45 kg. Het granulaat werd niet bestudeerd bij kinderen ouder
dan 12 jaar. De tabletten en het granulaat zijn niet onderling uitwisselbaar. De farmacokinetiek van
glecaprevir en pibrentasvir is niet vastgesteld bij kinderen < 3 jaar of met een gewicht minder dan
12 kg.
Nierfunctiestoornis
De AUC van glecaprevir en pibrentasvir nam 56% toe bij niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een lichte, matige, ernstige of eindstadium nierfunctiestoornis die niet werden
gedialyseerd, in vergelijking met proefpersonen met een normale nierfunctie. De AUC's van
glecaprevir en pibrentasvir waren bij van dialyse afhankelijke, niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met en zonder dialyse vergelijkbaar ( 18% verschil). Bij populatiefarmacokinetische
analyse van met HCV geïnfecteerde proefpersonen werd in vergelijking met proefpersonen met een
normale nierfunctie een AUC-verhoging van 86% voor glecaprevir en 54% voor pibrentasvir
waargenomen voor proefpersonen met nierziekte in het eindstadium, met of zonder dialyse. Grotere
toename kan worden verwacht wanneer ongebonden concentraties worden overwogen.
In zijn algemeenheid waren de veranderingen in blootstelling aan Maviret bij met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een nierfunctiestoornis met of zonder dialyse niet klinisch significant.
Leverfunctiestoornis
Bij de klinische dosis was de AUC van glecaprevir in vergelijking met niet met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met een normale leverfunctie 33% hoger bij proefpersonen met Child-Pugh A, 100%
hoger bij proefpersonen met Child-Pugh B en een factor 11 hoger bij proefpersonen met Child-
Pugh C. De AUC van pibrentasvir was bij proefpersonen met Child-Pugh A vergelijkbaar, bij
proefpersonen met Child-Pugh B 26% hoger en bij proefpersonen met Child-Pugh C 114% hoger.
Grotere toename kan worden verwacht wanneer ongebonden concentraties worden overwogen.
Populatiefarmacokinetische analyse liet zien dat na toediening van Maviret bij met HCV geïnfecteerde
proefpersonen met gecompenseerde cirrose de blootstelling aan glecaprevir ongeveer 2 maal verhoogd
was en de blootstelling aan pibrentasvir vergelijkbaar was met niet-cirrotische, met HCV
geïnfecteerde proefpersonen. Het mechanisme voor de verschillen in blootstelling aan glecaprevir bij
chronische hepatitis C-patiënten met of zonder cirrose is niet bekend.
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Glecaprevir en pibrentasvir waren niet genotoxisch in een reeks in vitro of in vivo uitgevoerde
onderzoeken, waaronder een bacteriële mutageniteitstest, een test op chromosomale afwijkingen in
humane lymfocyten uit perifeer bloed en micronucleustests bij knaagdieren in vivo. Er zijn geen
carcinogeniteitsstudies met glecaprevir en pibrentasvir verricht.
Er is bij knaagdieren tot de hoogste onderzochte dosis geen effect op de paring, fertiliteit van
vrouwtjes- of mannetjesdieren, of de vroege embryonale ontwikkeling waargenomen. De systemische
blootstelling (AUC) aan glecaprevir en pibrentasvir was ongeveer 63 respectievelijk 102 maal hoger
dan de blootstelling bij mensen in de aanbevolen dosering.
Bij dierreproductieonderzoek werden geen ongunstige effecten op de ontwikkeling waargenomen als
de bestanddelen van Maviret afzonderlijk werden toegediend tijdens de organogenese bij blootstelling
tot 53 maal (ratten; glecaprevir) of 51 maal en 1,5 maal (muizen respectievelijk konijnen; pibrentasvir)
de blootstelling bij mensen bij de aanbevolen dosis Maviret. Vanwege maternale toxiciteit (anorexia,
lager lichaamsgewicht en verminderde toename van het lichaamsgewicht) met enige embryofoetale
toxiciteit (toename van het postimplantatieverlies en aantal resorpties en vermindering van het
gemiddelde foetale lichaamsgewicht) kon glecaprevir bij konijnen niet worden beoordeeld bij
klinische blootstellingen. Er waren met beide stoffen geen effecten op de ontwikkeling bij knaagdieren
in peri-/postnatale ontwikkelingsstudies waarin de maternale systemische blootstelling (AUC) aan
glecaprevir en pibrentasvir ongeveer 47 respectievelijk 74 maal de blootstelling was bij mensen in de
aanbevolen dosering. Onveranderd glecaprevir was de overheersende component in de melk van
zogende ratten, zonder dat dit effect had op de gezoogde jongen. Pibrentasvir was de enige component
in de melk van zogende ratten, zonder dat dit effect had op de gezoogde jongen.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Granulaat kern
Copovidon
Tocofersolan
Propyleenglycolmonocaprylaat
Colloïdaal siliciumdioxide
Natriumcroscarmellose (alleen in het glecaprevirgranulaat)
Natriumstearylfumaraat
Granulaat coating
Hypromellose (E464)
Lactosemonohydraat
Titaniumdioxide
Macrogol
IJzeroxide rood (E172)
IJzeroxide geel (E172)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
2 jaar
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Maviret omhuld granulaat wordt geleverd in sachets van polyethyleentereftalaat
(PET)/aluminium/polyethyleenfolie in dozen. Elke doos bevat 28 sachets.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1213/003
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 26 juli 2017
Datum van laatste verlenging: 22 maart 2022
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte van enkel de filmomhulde tabletten
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
DUITSLAND
of
AbbVie Logistics B.V
Zuiderzeelaan 53
8017 JV Zwolle
NEDERLAND
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende batch zijn opgenomen.
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte van het omhuld granulaat in
sachet
AbbVie S.r.l.
S.R. 148 Pontina km 52 SNC
04011 Campoverde di Aprilia (LT)
Italië
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
BUITENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 100 mg/40 mg filmomhulde tabletten
glecaprevir/pibrentasvir
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOFFEN
Elke filmomhulde tablet bevat 100 mg glecaprevir en 40 mg pibrentasvir.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
filmomhulde tabletten
84 (4 x 21) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1213/001
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
maviret 100 mg/40 mg
17.
UNIEK INDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BINNENVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 100 mg/40 mg filmomhulde tabletten
glecaprevir/pibrentasvir
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOFFEN
Elke filmomhulde tablet bevat 100 mg glecaprevir en 40 mg pibrentasvir.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
filmomhulde tabletten
21 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik
Neem alle 3 de tabletten van 1 blister eenmaal daags met voedsel in
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1213/001
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
maviret 100 mg/40 mg
17.
UNIEK INDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
BLISTER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 100 mg/40 mg tabletten
glecaprevir/pibrentasvir
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
AbbVie (als logo)
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Maviret 50 mg/20 mg omhuld granulaat in sachet
glecaprevir/pibrentasvir
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOFFEN
Elk sachet bevat 50 mg glecaprevir en 20 mg pibrentasvir.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose en propyleenglycol Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
omhuld granulaat
28 sachets
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Voor oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1213/003
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
maviret 50 mg/20 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
SACHET
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Maviret 50 mg/20 mg omhuld granulaat in sachet
glecaprevir/pibrentasvir
Voor oraal gebruik
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
AbbVie (als logo)
Maviret 100 mg/40 mg filmomhulde tabletten
glecaprevir/pibrentasvir
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet
in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Maviret en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
2. Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe neemt u dit middel in?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Maviret en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Maviret is een antiviraal geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van een langdurige
(`chronische') infectie met het hepatitis C-virus bij volwassenen en kinderen vanaf 3 jaar. Het hepatitis
C-virus is een virus dat een infectie van de lever veroorzaakt. Maviret bevat de werkzame stoffen
glecaprevir en pibrentasvir.
Dit middel werkt door te voorkomen dat het hepatitis C-virus zich vermenigvuldigt en nieuwe cellen
infecteert. Daardoor kan de infectie uit het lichaam worden verdreven.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
u bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek
6.
u heeft behalve hepatitis C nog andere ernstige leveraandoeningen.
u gebruikt de volgende geneesmiddelen:
atazanavir (voor hiv-infectie)
atorvastatine of simvastatine (om het cholesterol in het bloed te verlagen)
carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, primidon (wordt gewoonlijk gebruikt voor de
behandeling van epilepsie)
dabigatranetexilaat (om bloedstolsels te voorkomen)
middelen met ethinylestradiol (zoals anticonceptiegeneesmiddelen, waaronder
vaginale ringen, transdermale pleisters en tabletten)
rifampicine (voor infecties)
sint-janskruid (Hypericum perforatum) (kruidengeneesmiddel voor lichte depressie).
Als een van de bovenstaande situaties op u van toepassing is, neem dit middel dan niet in. Als u het
niet zeker weet, neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt.
andere leverproblemen dan hepatitis C
huidige of eerdere infectie met het hepatitis B-virus
diabetes. Na start van de behandeling met dit middel moeten uw bloedsuikerspiegels nauwkeurig
worden gecontroleerd en/of uw diabetesbehandeling worden aangepast. Sommige diabetespatiënten
hadden na start van de behandeling met geneesmiddelen zoals dit middel een verlaagd
suikergehalte in het bloed (hypoglykemie).
Bloedonderzoek
Uw arts zal uw bloed onderzoeken voor, tijdens en na uw behandeling met dit middel. Dit gebeurt
omdat uw arts dan kan:
vaststellen of u Maviret moet gebruiken en hoe lang
bevestigen dat uw behandeling heeft gewerkt en dat u geen hepatitis C-virus meer heeft.
Kinderen
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht van minder dan 12 kg.
Het gebruik van dit middel bij kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht van minder dan 12 kg is
nog niet onderzocht.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Maviret nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt als u een van de
geneesmiddelen in de onderstaande tabel gebruikt. De arts zal de dosering van deze geneesmiddelen
mogelijk moeten aanpassen.
Geneesmiddelen die u moet melden aan uw arts voordat u dit middel gaat gebruiken
Geneesmiddel
Doel van het geneesmiddel
ciclosporine, tacrolimus
onderdrukken van het immuunsysteem
darunavir, efavirenz, lopinavir, ritonavir
behandeling van hiv-infectie
digoxine
behandeling van hartproblemen
fluvastatine, lovastatine, pitavastatine, pravastatine, verlagen van het cholesterolgehalte
rosuvastatine
warfarine en andere soortgelijke geneesmiddelen*
voorkomen van bloedstolsels
*Het kan nodig zijn dat uw arts de frequentie van uw bloedonderzoek verhoogt om te controleren hoe
goed uw bloed stolt.
Als één van de bovenstaande situaties op u van toepassing is (of u het niet zeker weet), neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel inneemt.
Zwangerschap en anticonceptie
De gevolgen van Maviret gedurende de zwangerschap zijn niet bekend. Bent u zwanger, denkt u
zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met uw arts voordat u dit
geneesmiddel gebruikt, want het wordt niet aanbevolen om Maviret tijdens de zwangerschap te
gebruiken. Anticonceptiemiddelen die ethinylestradiol bevatten, mogen niet samen met Maviret
worden gebruikt.
Borstvoeding
Als u borstvoeding geeft, overleg dan met uw arts voordat u Maviret gebruikt. Het is niet bekend of de
twee geneesmiddelen in de moedermelk komen.
Maviret bevat lactose
Als uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw arts
voordat u dit middel inneemt.
Maviret bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) in elke tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen "natriumvrij" is.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Uw arts zal u vertellen hoe lang u
dit middel moet blijven gebruiken. Maviret tabletten zijn bedoeld voor volwassenen, kinderen van
12 jaar en ouder, of kinderen die 45 kg of meer wegen. Maviret omhuld granulaat is bedoeld voor
kinderen van 3 tot 12 jaar en een gewicht van 12 tot 45 kg.
Aanbevolen dosering
De aanbevolen dosering voor volwassenen, kinderen van 12 jaar of ouder, of kinderen met een
gewicht van minstens 45 kg is drie tabletten Maviret 100 mg/40 mg die eenmaal per dag samen
moeten worden ingenomen. Drie tabletten in één blister is de dagelijkse dosis.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem de tabletten in met voedsel.
Slik de tabletten in hun geheel door.
Kauw niet op de tabletten, maak de tabletten niet fijn en breek de tabletten niet door omdat het de
hoeveelheid Maviret in uw bloed kan beïnvloeden.
Als u na het innemen van dit middel braakt (moet overgeven), kan dat van invloed zijn op de
hoeveelheid van dit middel in uw bloed. Daardoor werkt dit middel mogelijk minder goed.
Als u
minder dan 3 uur na het innemen van dit middel moet braken, neem dan nog een dosis.
Als u
langer dan 3 uur na het innemen van dit middel moet braken, hoeft u tot uw volgende
geplande dosis niet nog een dosis in te nemen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u per ongeluk meer dan de aanbevolen dosis heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact
opnemen met uw arts of naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gaan. Houd de verpakking van het
geneesmiddel bij de hand, zodat u de arts kan laten zien wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Het is belangrijk dat u geen dosis van dit geneesmiddel overslaat.
Als u een dosis heeft overgeslagen, ga dan na hoeveel tijd er is verstreken sinds u uw laatste dosis van
dit middel had moeten innemen:
Als u dit opmerkt
binnen 18 uur na het moment dat u dit middel meestal inneemt, neem de dosis
dan alsnog zo snel mogelijk in. Neem de volgende dosis dan op het gebruikelijke tijdstip in.
Als u dit opmerkt
18 uur of langer na het moment dat u dit middel meestal inneemt, wacht dan
en neem de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip in. Neem geen dubbele dosis om een
vergeten dosis in te halen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Neem contact op met uw arts of apotheker als u last krijgt van één van de volgende
bijwerkingen:
Zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
gevoel van ernstige vermoeidheid
hoofdpijn
Vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
misselijkheid
diarree
gevoel van zwakte of gebrek aan energie (asthenie)
verhoging van een laboratoriumwaarde voor de leverfunctie (bilirubine)
Soms: komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
zwelling van gezicht, lippen, tong, keel, buik, armen of benen
Niet bekend: kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
jeuk
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in Aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
blister na `EXP'. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn glecaprevir en pibrentasvir. Elke tablet bevat 100 mg
glecaprevir en 40 mg pibrentasvir.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern: copovidon (Type K 28), vitamine E polyethyleenglycolsuccinaat, watervrij
colloïdaal silicium, propyleenglycolmonocaprylaat (type II), croscarmellose natrium,
natriumstearylfumaraat.
3350, ijzeroxide rood (E172).
Maviret bevat lactose en natrium. Zie rubriek 2
.
Hoe ziet Maviret eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Maviret tabletten zijn roze, langwerpige, aan beide zijden bolle (biconvexe), filmomhulde tabletten
(tabletten) met een afmeting van 18,8 mm x 10,0 mm, aan één zijde gemarkeerd met "NXT".
Maviret tabletten zijn verpakt in folieblisters met elk 3 tabletten. Maviret is beschikbaar in een
verpakking van 84 tabletten met 4 doosjes die elk 21 filmomhulde tabletten bevatten.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse,
67061 Ludwigshafen
Duitsland
Fabrikant
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
of
AbbVie Logistics B.V
Zuiderzeelaan 53
8017 JV Zwolle
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
AbbVie SA
AbbVie UAB
Tél/Tel: +32 10 477811
Tel: +370 5 205 3023
Luxembourg/Luxemburg
AbbVie SA
.: +359 2 90 30 430
Belgique/Belgien
Tél/Tel: +32 10 477811
Ceská republika
Magyarország
AbbVie s.r.o.
AbbVie Kft.
Tel: +420 233 098 111
Tel.: +36 1 455 8600
Danmark
Malta
AbbVie A/S
V.J.Salomone Pharma Limited
Tlf: +45 72 30-20-28
Tel: +356 22983201
Deutschland
Nederland
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
AbbVie B.V.
Tel: 00800 222843 33 (gebührenfrei)
Tel: +31 (0)88 322 2843
Tel: +49 (0) 611 / 1720-0
Norge
AbbVie OÜ
AbbVie AS
Tel: +372 623 1011
Tlf: +47 67 81 80 00
Österreich
AbbVie ..
AbbVie GmbH
: +30 214 4165 555
Tel: +43 1 20589-0
España
Polska
AbbVie Spain, S.L.U.
AbbVie Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 384 09 10
Tel.: +48 22 372 78 00
France
Portugal
AbbVie
AbbVie, Lda.
Tél: +33 (0)1 45 60 13 00
Tel: +351 0 21 1908400
Hrvatska
România
AbbVie d.o.o.
AbbVie S.R.L.
Tel: +385 (0)1 5625 501
Tel: +40 21 529 30 35
Ireland
Slovenija
AbbVie Limited
AbbVie Biofarmacevtska druzba d.o.o.
Tel: +353 0 1 4287900
Tel: +386 (1)32 08 060
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
AbbVie s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 5050 0777
Italia
Suomi/Finland
AbbVie S.r.l.
AbbVie Oy
Tel: +39 06 928921
Puh/Tel: +358 (0)10 2411 200
Sverige
Lifepharma (Z.A.M.) Ltd
AbbVie AB
: +357 22 34 74 40
Tel: +46 (0)8 684 44 600
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
AbbVie SIA
AbbVie Deutschland GmbH & Co. K
Tel: +371 67605000
Tel: +44 (0)1628 561090
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Neem voor het aanvragen of beluisteren van deze bijsluiter <in braille>, <met grote letters> of
<als geluidsband> contact op met de lokale vertegenwoordiger van de houder van de vergunning
voor het in de handel brengen.
Maviret 50 mg/20 mg omhuld granulaat in sachet
glecaprevir/pibrentasvir
Lees goed de hele bijsluiter voordat uw kind dit geneesmiddel gaat innemen want er staat
belangrijke informatie in voor uw kind.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met de arts of apotheker van uw kind.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan uw kind voorgeschreven. Het
kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als uw kind.
Krijgt uw kind last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt uw kind een
bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met de arts of apotheker van uw
kind.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Maviret en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
2. Wanneer mag uw kind dit middel niet innemen of moet uw kind er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe neemt uw kind dit middel in?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
7. Instructies voor gebruik
1.
Wat is Maviret en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Maviret is een antiviraal geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van een langdurige
(`chronische') infectie met het hepatitis C-virus bij kinderen vanaf 3 jaar. Het hepatitis C-virus is een
virus dat een infectie van de lever veroorzaakt. Maviret bevat de werkzame stoffen glecaprevir en
pibrentasvir.
Dit middel werkt door te voorkomen dat het hepatitis C-virus zich vermenigvuldigt en nieuwe cellen
infecteert. Daardoor kan de infectie uit het lichaam worden verdreven.
2.
Wanneer mag uw kind dit middel niet innemen of moet uw kind er extra voorzichtig mee
zijn?
Wanneer mag uw kind dit middel niet gebruiken?
Uw kind is allergisch voor glecaprevir, pibrentasvir of voor een van de andere stoffen in dit
geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Uw kind heeft behalve hepatitis C nog andere ernstige leveraandoeningen.
Uw kind gebruikt de volgende geneesmiddelen:
atazanavir (voor een hiv-infectie)
atorvastatine of simvastatine (om het cholesterol in het bloed te verlagen)
carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, primidon (wordt gewoonlijk gebruikt voor de
behandeling van epilepsie)
dabigatranetexilaat (om bloedstolsels te voorkomen)
middelen met ethinylestradiol (zoals anticonceptiegeneesmiddelen, waaronder
vaginale ringen, transdermale pleisters en tabletten)
rifampicine (voor infecties)
sint-janskruid (Hypericum perforatum) (kruidengeneesmiddel voor lichte depressie).
Wanneer moet uw kind extra voorzichtig zijn met dit middel?
Als een van de volgende situaties op uw kind van toepassing is, overleg dan met de arts van uw kind;
het kan zijn dat de arts uw kind nauwkeuriger wil controleren:
andere leverproblemen dan hepatitis C
een huidige of eerdere infectie met het hepatitis B-virus
diabetes. Na start van de behandeling met dit middel moet de bloedsuikerspiegel van uw kind
nauwkeurig worden gecontroleerd en/of de diabetesbehandeling van uw kind worden aangepast.
Sommige diabetespatiënten hadden na start van de behandeling met geneesmiddelen zoals dit
middel een verlaagd suikergehalte in het bloed (hypoglykemie).
Bloedonderzoek
De arts zal het bloed van uw kind onderzoeken voor, tijdens en na de behandeling met dit middel. Dit
gebeurt omdat de arts dan kan:
vaststellen of uw kind dit middel moet gebruiken en hoe lang;
bevestigen dat de behandeling heeft gewerkt en dat uw kind geen hepatitis C-virus meer heeft.
Kinderen jonger dan 3 jaar
Geef dit geneesmiddel niet aan kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht minder dan 12 kg. Het
gebruik van dit middel bij kinderen jonger dan 3 jaar of met een gewicht minder dan 12 kg is nog niet
onderzocht.
Gebruikt uw kind nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt uw kind naast Maviret nog andere geneesmiddelen, heeft uw kind dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat uw kind binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan
de arts of apotheker van uw kind.
Neem contact op met de arts of apotheker van uw kind voordat uw kind dit middel gaat innemen als
uw kind een van de geneesmiddelen in de onderstaande tabel gebruikt. De arts zal de dosering van
deze geneesmiddelen mogelijk moeten aanpassen.
Geneesmiddelen die u moet melden aan uw arts voordat uw kind dit middel gaat
gebruiken
Geneesmiddel
Doel van het geneesmiddel
ciclosporine, tacrolimus
onderdrukken van het immuunsysteem
darunavir, efavirenz, lopinavir, ritonavir
behandeling van een hiv-infectie
digoxine
behandeling van hartproblemen
fluvastatine, lovastatine, pitavastatine, pravastatine, verlagen van het cholesterolgehalte
rosuvastatine
warfarine en andere soortgelijke geneesmiddelen*
voorkomen van bloedstolsels
*Het kan nodig zijn dat de arts van uw kind de frequentie van zijn/haar bloedonderzoek verhoogt om
te controleren hoe goed het bloed van uw kind stolt.
Als een van de bovenstaande situaties op uw kind van toepassing is (of u het niet zeker weet), neem
dan contact op met de arts of apotheker van uw kind voordat uw kind dit middel inneemt.
Maviret bevat propyleenglycol
Dit geneesmiddel bevat 4 mg propyleenglycol per sachet.
Maviret bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per sachet, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.
3.
Hoe neemt uw kind dit middel in?
Geef dit geneesmiddel altijd precies aan uw kind zoals de arts of apotheker van uw kind u dat heeft
verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met de arts of apotheker van uw kind.
Maviret omhuld granulaat is bedoeld voor kinderen van 3 tot 12 jaar en een gewicht van 12 tot 45 kg.
Maviret tabletten zijn bedoeld voor volwassenen, kinderen van 12 jaar en ouder, of kinderen die 45 kg
of meer wegen.
De arts van uw kind zal u vertellen hoe lang uw kind dit middel moet blijven gebruiken.
Aanbevolen dosering
De aanbevolen dosering voor kinderen van 3 tot 12 jaar oud wordt gebaseerd op hun lichaamsgewicht,
zoals weergegeven in de tabel hieronder.
Gewicht van het kind (kg)
Aantal sachets eenmaal daags
12 tot 20 kg
3 sachets
20 tot 30 kg
4 sachets
30 tot 45 kg
5 sachets
Weegt uw kind 45 kg of meer? Overleg dan met de arts van uw kind over het geven van Maviret
tabletten.
Hoe neemt uw kind dit middel in?
Geef dit middel eenmaal per dag net voor of na een tussendoortje of maaltijd.
Meng alle korrels in het sachet met een kleine hoeveelheid aanbevolen voedsel en laat dit
doorslikken De granules mogen niet geplet of gekauwd worden (zie de 'Instructies voor gebruik'
voor een lijst met aanbevolen voedsel).
Geef Maviret granulaat niet via een voedingssonde.
Als uw kind na het innemen van dit middel braakt (moet overgeven), kan dat van invloed zijn op de
hoeveelheid van dit middel in zijn/haar bloed. Daardoor werkt dit middel mogelijk minder goed.
Als uw kind
minder dan 3 uur na het innemen van dit middel moet braken, geef uw kind dan nog
een dosis.
Als uw kind
langer dan 3 uur na het innemen van dit middel moet braken, hoeft u tot zijn/haar
volgende geplande dosis niet nog een dosis te geven.
Heeft uw kind te veel van dit middel ingenomen?
Als uw kind per ongeluk meer dan de aanbevolen dosis heeft ingenomen, moet u onmiddellijk contact
opnemen met de arts van uw kind of naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gaan. Houd de verpakking
van het geneesmiddel bij de hand, zodat u de arts kan laten zien wat uw kind heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel aan uw kind te geven?
Het is belangrijk dat uw kind geen dosis van dit geneesmiddel overslaat.
Als u dit opmerkt
binnen 18 uur na het moment dat uw kind dit middel meestal inneemt, geef de
dosis dan alsnog zo snel mogelijk aan uw kind. Geef de volgende dosis dan op het gebruikelijke
tijdstip.
Als u dit opmerkt
18 uur of langer na het moment dat uw kind dit middel meestal inneemt,
wacht dan en geef de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip. Geef geen dubbele dosis om
een vergeten dosis in te halen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met de arts of
apotheker van uw kind.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Neem contact op met de arts of apotheker van uw kind als uw kind last krijgt van één van de
volgende bijwerkingen:
Zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers
gevoel van ernstige vermoeidheid
hoofdpijn
Vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers
misselijkheid
diarree
gevoel van zwakte of gebrek aan energie (asthenie)
verhoging van een laboratoriumwaarde voor de leverfunctie (bilirubine)
Soms: komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers
zwelling van gezicht, lippen, tong, keel, buik, armen of benen
Niet bekend: kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
jeuk
Het melden van bijwerkingen
Krijgt uw kind last van bijwerkingen, neem dan contact op met de arts of apotheker van uw kind. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en het
sachet na `EXP'. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn glecaprevir en pibrentasvir. Elk sachet bevat 50 mg
glecaprevir en 20 mg pibrentasvir.
De andere stoffen in dit middel zijn: Copovidon, tocofersolan, propyleenglycolmonocaprylaat,
colloïdaal siliciumdioxide, natriumcroscarmellose (alleen in het glecaprevirgranulaat),
natriumstearylfumaraat, hypromellose (E464), lactosemonohydraat, titaandioxide, macrogol,
ijzeroxide rood (E172), ijzeroxide geel (E172).
Maviret bevat lactose, propyleenglycol en natrium. Zie rubriek 2.
Hoe ziet Maviret eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Maviret omhuld granulaat wordt geleverd in sachets van polyester/aluminium/polyethyleenfolie in
dozen. Elke doos bevat 28 sachets. Elk sachet bevat roze en gele korrels.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Knollstrasse
67061 Ludwigshafen
Duitsland
Fabrikant
AbbVie S.r.l.
S.R. 148 Pontina, km 52 SNC
04011 Campoverde di Aprilia (LT)
Italië
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
AbbVie SA
AbbVie UAB
Tél/Tel: +32 10 477811
Tel: +370 5 205 3023
Luxembourg/Luxemburg
AbbVie SA
.: +359 2 90 30 430
Belgique/Belgien
Tél/Tel: +32 10 477811
Ceská republika
Magyarország
AbbVie s.r.o.
AbbVie Kft.
Tel: +420 233 098 111
Tel.: +36 1 455 8600
Danmark
Malta
AbbVie A/S
V.J.Salomone Pharma Limited
Tlf: +45 72 30-20-28
Tel: +356 22983201
Deutschland
Nederland
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
AbbVie B.V.
Tel: 00800 222843 33 (gebührenfrei)
Tel: +31 (0)88 322 2843
Tel: +49 (0) 611 / 1720-0
Norge
AbbVie OÜ
AbbVie AS
Tel: +372 623 1011
Tlf: +47 67 81 80 00
Österreich
AbbVie ..
AbbVie GmbH
: +30 214 4165 555
Tel: +43 1 20589-0
España
Polska
AbbVie Spain, S.L.U.
AbbVie Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 384 09 10
Tel.: +48 22 372 78 00
France
Portugal
AbbVie
AbbVie, Lda.
Tél: +33 (0)1 45 60 13 00
Tel: +351 0 21 1908400
Hrvatska
România
AbbVie d.o.o.
AbbVie S.R.L.
Tel: +385 (0)1 5625 501
Tel: +40 21 529 30 35
Ireland
Slovenija
AbbVie Limited
AbbVie Biofarmacevtska druzba d.o.o.
Tel: +353 0 1 4287900
Tel: +386 (1)32 08 060
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
AbbVie s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 5050 0777
Italia
Suomi/Finland
AbbVie S.r.l.
AbbVie Oy
Tel: +39 06 928921
Puh/Tel: +358 (0)10 2411 200
Sverige
Lifepharma (Z.A.M.) Ltd
AbbVie AB
: +357 22 34 74 40
Tel: +46 (0)8 684 44 600
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
AbbVie SIA
AbbVie Deutschland GmbH & Co. KG
Tel: +371 67605000
Tel: +44 (0)1628 561090
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Neem voor het aanvragen of beluisteren van deze bijsluiter <in braille>, <met grote letters> of
<als geluidsbestand> contact op met de lokale vertegenwoordiger van de houder van de
vergunning voor het in de handel brengen.
7. Instructies voor gebruik
Lees rubriek 7 volledig door voordat u Maviret granulaat in sachets gaat gebruiken.
Gewicht van het kind (kg)
Aantal sachets eenmaal daags
Hoeveelheid voedsel
(ongeveer)
Van 12 tot 20 kg
3 sachets
Ongeveer 1-2 theelepels (5-
Van 20 tot 30 kg
4 sachets
10 ml) van het aanbevolen
Van 30 tot 45 kg
5 sachets
voedsel dat bij stap 2 staat
Weegt uw kind 45 kg of meer? Overleg dan met de arts van uw kind over het geven van Maviret
tabletten.
Geef niet meer dan 5 sachets.
Stap 2. Kies geschikt voedsel om te mengen met Maviret granulaat
Geschikt voedsel moet aan de lepel blijven plakken. Het moet zacht zijn, weinig
water bevatten en kunnen worden doorgeslikt zonder kauwen.
Voorbeelden van aanbevolen voedsel:
Griekse yoghurt
Roomkaas/zachte kaas
Pindakaas
Hazelnootpasta
Dikke jam
Ander voedsel dat aan de lepel blijft plakken
Let op: naast het voedsel dat wordt gebruikt om de korrels mee te mengen, moet
Maviret ook op hetzelfde moment als een maaltijd of tussendoortje worden
ingenomen, of direct erna. Het voedsel dat wordt gebruikt om de korrels mee te
mengen, vervangt niet de maaltijd of snack die samen met Maviret moet
worden genomen.
Gebruik geen voedsel dat van een lepel afdruipt, omdat het geneesmiddel dan
snel kan oplossen, bitter kan smaken en minder werkzaam wordt.
Gebruik
geen voedsel waar uw kind allergisch voor is.
Voorbeelden van voedsel dat
niet mag worden gebruikt:
Vloeistoffen of waterig voedsel
Appelmoes
Voedsel of vloeistof dat verwarmd of bevroren is
Brood of ander voedsel waarop moet worden gekauwd
Andere yoghurt dan Griekse yoghurt
Babyvoeding
Voedsel dat van de lepel afdruipt
Neem voor meer informatie over geschikt voedsel contact op met de arts of
apotheker van uw kind.
Stap 3. Verzamel materialen
Leg de volgende artikelen klaar op een schoon oppervlak:
Doos met sachets
Zacht voedsel
Schaaltje om in te mengen
Theelepel
Schaar
Stap 4. Meet de hoeveelheid voedsel af
Doe een kleine hoeveelheid (1-2 theelepels of 5-10 ml) zacht voedsel in een
schaaltje.
De korrels in de sachets zijn heel klein. Als u het voedsel eerst in het
schaaltje doet blijven de korrels beter in het schaaltje liggen.
Stap 5. Maak het sachet klaar voor gebruik
Zoek de bovenkant van het sachet op. Deze bevindt zich aan de kant van de
stippellijn.
Houd het sachet rechtop en tik tegen de bovenkant van het sachet. Blijf
tikken tot alle korrels naar de bodem zijn gevallen.
Voel goed aan de bovenkant van het sachet of alle korrels naar de bodem zijn
gevallen.
Stap 6. Knip de bovenkant van het sachet af
Knijp het sachet in het midden dicht, boven de korrels in het sachet.
Knip met een schaar de bovenkant in zijn geheel van het sachet af.
Wees voorzichtig: de korrels zijn klein en kunnen er gemakkelijk uitvallen.
Stap 7. Giet het sachet leeg
Controleer of het sachet helemaal open is.
Strooi voorzichtig alle korrels (roze en geel) uit het sachet in het schaaltje
met voedsel.
Tik tegen het zakje om alle korrels eruit te krijgen.
Herhaal dit met elk zakje voor de dagelijkse dosis voor uw kind.
Stap 8. Controleer het sachet
Kijk in het sachet om te controleren of er geen korrels in achter zijn gebleven.
Laat
geen korrels achter, omdat het geneesmiddel niet goed zal werken als de
dosis niet volledig wordt genomen.
Stap 9. Meng
Gebruik de theelepel om de korrels voorzichtig door het voedsel te roeren.
Plet de korrels
niet. Als de korrels worden geplet, smaken ze bitter.
Bewaar het mengsel
niet, maar geef het direct aan uw kind.
Als het mengsel niet binnen 5 minuten wordt gegeven, zal dit bitter smaken.
Als het mengsel niet binnen 15 minuten wordt gegeven, is het geneesmiddel
mogelijk minder werkzaam. Gooi het mengsel dan weg en begin opnieuw.
Schep een kleine hoeveelheid van het mengsel op de theelepel.
Zorg dat uw kind het mengsel doorslikt zonder te kauwen.
Herhaal dit tot uw kind het hele mengsel op heeft.
Als er korrels zijn overgebleven, voeg dan meer voedsel toe en meng de
korrels met het voedsel. Ga vervolgens verder met het geven van de dosis.
Zorg dat uw kind de hele dosis van het geneesmiddel inneemt.
Als uw kind een dosis overslaat, kijk dan in rubriek 3 `Hoe neemt uw kind
dit middel in?' voor meer informatie.
Stap 11. Controleer de dosis voor de volgende dag
Controleer of er genoeg sachets zijn voor de volgende dosis Maviret van uw
kind.
Voor het vervangen van sachets of een herhaling van het voorschrift kunt u
contact opnemen met de arts of apotheker van uw kind.
WETENSCHAPPELIJKE CONCLUSIES EN REDENEN VOOR DE WIJZIGING VAN DE
VOORWAARDEN VAN DE VERGUNNING(EN) VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Rekening houdend met het beoordelingsrapport van het Risicobeoordelingscomité voor
geneesmiddelenbewaking (PRAC) over het niet-interventioneel opgelegde PASS
eindonderzoeksrapport voor het (de) bovengenoemde geneesmiddel(en) heeft het Comité voor
geneesmiddelen voor menselijk gebruik (CHMP) de volgende wetenschappelijke conclusies
getrokken:
De observationele studie en de systematische evaluatie/meta-analyse hebben geen verhoogd risico op
heroptreden van hepatocellulair carcinoom aangetoond bij patiënten die met direct werkende antivirale
middelen worden behandeld. De toezegging in het kader van de DAA-PASS-studie wordt geacht te
zijn nagekomen en de respectievelijke producten moeten van de lijst van geneesmiddelen onder
aanvullende monitoring worden verwijderd.
Gezien de beschikbare gegevens in het eindverslag van de PASS-studie was de PRAC dan ook van
oordeel dat de productinformatie moest worden gewijzigd.
Het CHMP stemt in met de door het PRAC getrokken wetenschappelijke conclusies.
Redenen voor de wijziging van de voorwaarden verbonden aan de vergunning(en) voor het in de
handel brengen
Op basis van de wetenschappelijke conclusies voor bovengenoemd(e) geneesmiddel(en) is het CHMP
van mening dat de baten-risicoverhouding van dit(e) geneesmiddelen(en) ongewijzigd blijft op
voorwaarde dat de voorgestelde wijzigingen in de productinformatie worden aangebracht.
Het CHMP beveelt aan de voorwaarden van de vergunning(en) voor het in de handel brengen te
wijzigen.