Nevirapine teva 200 mg

BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nevirapine Teva 200 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke tablet bevat 200 mg nevirapine (watervrij).
Hulpstof met bekend effect: elke tablet bevat 168 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
Tablet
Witte, ovale, biconvexe tabletten. Eén zijde bevat de inscriptie “N”, een breukstreep en “200”. De
andere zijde bevat een breukstreep. De breukstreep is alleen om het breken te vereenvoudigen zodat
het inslikken makkelijker gaat en niet voor de verdeling in gelijke doses.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
FARMACEUTISCHE VORM
Nevirapine Teva is geïndiceerd in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen voor de
behandeling van HIV-1 geïnfecteerde volwassenen en kinderen ongeacht de leeftijd (zie rubriek 4.4).
De meeste ervaring met nevirapine is opgedaan in combinatie met nucleoside reverse transcriptase
remmers (NRTI’s). De keuze van een vervolgbehandeling na nevirapine dient gebaseerd te worden op
klinische ervaring en resistentie-onderzoek (zie rubriek 5.1).
4.2
Dosering en wijze van toediening
Nevirapine Teva dient te worden voorgeschreven door artsen die ervaring hebben met de behandeling
van HIV-geïnfecteerde patiënten.
Dosering
Patiënten van 16 jaar en ouder
De aanbevolen dosering Nevirapine Teva is gedurende de eerste 14 dagen dagelijks één tablet van
200 mg (deze gewenningsperiode dient ingelast te worden omdat gebleken is dat er op deze wijze
minder vaak huiduitslag voorkomt), gevolgd door tweemaal daags één tablet van 200 mg, in
combinatie met ten minste twee antiretrovirale middelen.
Voor patiënten die moeite hebben met slikken, minder dan 50 kg wegen of van wie het
lichaamsoppervlak minder is dan 1,25 m
2
volgens de formule van Mosteller zijn er andere orale
formuleringen die nevirapine bevatten beschikbaar en moeten indien nodig worden gebruikt.
Indien binnen 8 uur na het geplande tijdstip van inname wordt opgemerkt dat een dosis niet is
ingenomen, dient de patiënt de gemiste dosis zo spoedig mogelijk in te nemen. Indien een dosis is
gemist en er meer dan 8 uur verstreken zijn, dient de patiënt de dosis over te slaan en de volgende
dosis op het gebruikelijke tijdstip in te nemen.
Overwegingen bij het doseren
2
Bij patiënten die tijdens de 14-daagse gewenningsperiode van 200 mg per dag huiduitslag
ontwikkelen, dient de dosis Nevirapine Teva pas te worden verhoogd wanneer de huiduitslag
verdwenen is. De geïsoleerde huiduitslag dient zorgvuldig in de gaten te worden gehouden (zie rubriek
4.4). De startdosering van eenmaal daags 200 mg mag echter nooit langer dan 28 dagen gegeven
worden, vanwege het risico op te lage blootstelling en resistentie. Na 28 dagen moet een alternatieve
behandeling worden gezocht.
Patiënten die langer dan 7 dagen hun dosis nevirapine niet innemen, dienen opnieuw te beginnen met
het aanbevolen doseringsschema inclusief de 14-daagse gewenningsperiode.
Er zijn bijwerkingen waarbij onderbreking van de Nevirapine Teva therapie is vereist (zie rubriek 4.4).
Speciale populaties
Oudere patiënten
Nevirapine is niet specifiek onderzocht bij patiënten ouder dan 65 jaar.
Verminderde nierfunctie
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis die dialyse ondergaan wordt aanbevolen om een extra dosis
van 200 mg nevirapine te geven na elke dialysebehandeling. Bij patiënten met CLcr
20 ml/min hoeft
de dosering niet aangepast te worden, zie rubriek 5.2.
Verminderde leverfunctie
Nevirapine dient niet gebruikt te worden door patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh
C, zie rubriek 4.3). Bij patiënten met milde tot matig-ernstige leverinsufficiëntie is geen
dosisaanpassing nodig (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
Nevirapine Teva 200 mg tabletten zijn, indien het hierboven beschreven doseringsschema wordt
gevolgd, geschikt voor grotere kinderen, met name adolescenten, jonger dan 16 jaar die meer dan
50 kg wegen of van wie het lichaamsoppervlak groter is dan 1,25 m
2
volgens de formule van
Mosteller.
Wijze van toediening
De tabletten dienen te worden ingenomen met vloeistof en niet te worden verpulverd of gekauwd.
Nevirapine Teva kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Het opnieuw toedienen aan patiënten bij wie de behandeling definitief gestaakt moest worden
vanwege ernstige rash, rash gepaard gaande met constitutionele symptomen,
overgevoeligheidsreacties, of klinische hepatitis door nevirapine gebruik.
Patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh C) of uitgangswaarden van ASAT of ALAT
hoger dan 5 maal de bovengrens van de normaalwaarden, totdat de normaalwaarden van ASAT/ALAT
zijn gestabiliseerd tot onder 5 maal de bovengrens van de normaalwaarden.
Het opnieuw toedienen aan patiënten bij wie de waarden van ASAT of ALAT hoger waren dan 5 maal
de bovengrens van de normaalwaarde tijdens voorgaande nevirapine behandeling, en waarbij opnieuw
leverfunctieafwijkingen optraden kort na herhaalde toediening van nevirapine (zie rubriek 4.4).
Gelijktijdige toediening van kruidenpreparaten die sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
bevatten,
vanwege de kans op verlaagde plasmaconcentraties en afname van het klinische effect van nevirapine
(zie rubriek 4.5).
3
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Nevirapine Teva dient alleen te worden gebruikt in combinatie met ten minste twee andere
antiretrovirale geneesmiddelen (zie rubriek 5.1).
Nevirapine Teva dient niet gebruikt te worden als enig actief antiretroviraal middel omdat
monotherapie met ieder antiretroviraal middel heeft laten zien dat dit resulteert in virale resistentie.
De eerste 18 weken van de behandeling met nevirapine is een kritische periode, die een
nauwkeurige controle van de patiënten vereist om het mogelijk optreden van ernstige en
levensbedreigende huidreacties (inclusief gevallen van Stevens-Johnson syndroom (SJS) of
toxische epidermale necrolyse (TEN)) en ernstige hepatitis/leverfalen uit te sluiten. Het grootste
risico op leveraandoeningen en huidreacties bestaat gedurende de eerste 6 weken van de
therapie. Het risico op leveraandoeningen blijft echter ook na deze periode bestaan en
regelmatige controles moeten blijven plaatsvinden. Vrouwelijk geslacht en hogere
uitgangswaarden van CD4 celaantallen bij aanvang van de behandeling met nevirapine
(>250 cellen/mm
3
bij volwassen vrouwen en >400 cellen/mm
3
bij volwassen mannen) worden in
verband gebracht met een verhoogd risico op leveraandoeningen met een detecteerbaar plasma
HIV-1
RNA, dat wil zeggen een concentratie van ≥50
kopieën/ml, bij start van de behandeling.
Omdat zowel in gecontroleerde als ongecontroleerde studies ernstige en levensbedreigende
hepatotoxiciteit met name werd gezien bij patiënten met een plasma HIV-1 viral load van
50 kopieën/ml of meer, dient de behandeling met nevirapine niet te worden gestart bij volwassen
vrouwen met een CD4 uitgangswaarde groter dan 250 cellen/mm
3
of volwassen mannen met een
uitgangswaarde groter dan 400 cellen/mm
3
die een detecteerbare viral load hebben, tenzij het
voordeel opweegt tegen het risico.
In sommige gevallen trad progressie van de leveraandoening op, ondanks het staken van de
therapie. Patiënten die klachten of symptomen van hepatitis, ernstige huidreactie of
overgevoeligheidsreacties ontwikkelen, dienen te stoppen met nevirapine en direct medisch
advies in te winnen. Nevirapine mag niet opnieuw worden opgestart na ernstige lever-, huid- of
overgevoeligheidsreacties (zie rubriek 4.3).
Men dient zich strikt aan het doseeradvies te houden, met name de 14-daagse
gewenningsperiode (zie rubriek 4.2).
Huidreacties
Er zijn ernstige, levensbedreigende waaronder fatale huidreacties opgetreden bij patiënten die
behandeld werden met nevirapine, hoofdzakelijk gedurende de eerste 6 weken van de therapie.
Hieronder waren gevallen van het Stevens-Johnson syndroom, toxische epidermale necrolyse en
overgevoeligheidsreacties gekenmerkt door huiduitslag, constitutionele verschijnselen en viscerale
betrokkenheid. Patiënten dienen gedurende de eerste 18 weken van de behandeling intensief te worden
gecontroleerd. Dit geldt ook als zich een geïsoleerde rash voordoet.
Behandeling met nevirapine moet definitief gestaakt worden bij patiënten die last hebben van ernstige
rash of een rash gepaard gaande met constitutionele symptomen (zoals koorts, blaarvorming, orale
laesies, conjunctivitis, oedeem in het gezicht, spier- of gewrichtspijn, of algehele malaise) inclusief
Stevens-Johnson syndroom of toxische epidermale necrolyse. Nevirapine dient ook definitief te
worden gestaakt bij patiënten die last hebben van overgevoeligheidsreacties (gekarakteriseerd door
rash met constitutionele symptomen, plus viscerale betrokkenheid, zoals hepatitis, eosinofilie,
granulocytopenie en renale dysfunctie) zie rubriek 4.4.
De toediening van Nevirapine Teva boven de aanbevolen dosering kan de frequentie en ernst van
huidreacties, zoals het Stevens-Johnson syndroom en toxische epidermale necrolyse, verhogen.
Bij patiënten die huid- en/of leverreacties geassocieerd met het gebruik van nevirapine ondervinden is
rhabdomyolyse waargenomen.
4
Gelijktijdig gebruik van prednison (40 mg/dag) gedurende de eerste 14 dagen van de
nevirapinebehandeling vermindert de incidentie van nevirapine-geassocieerde rash niet, en kan zelfs in
verband worden gebracht met een toename van de incidentie en ernst van de rash gedurende de eerste
6 weken van de nevirapinetherapie.
Enkele factoren die het risico op het ontwikkelen van ernstige huidreacties vergroten zijn
geïdentificeerd, waaronder het niet in acht nemen van de startdosering van 200 mg per dag gedurende
de gewenningsperiode en een grote vertraging tussen de aanvang van de eerste symptomen en het
raadplegen van de arts. Vrouwen blijken een hoger risico te hebben op het ontwikkelen van rash dan
mannen, ongeacht het volgen van een therapie met of zonder nevirapine.
Patiënten dienen op de hoogte te worden gebracht dat het belangrijkste toxische effect van nevirapine
rash is. Ze dienen te worden geadviseerd om direct hun arts op de hoogte te stellen van elke vorm van
rash en de tijd tussen de eerste symptomen en het bezoek aan de arts zo kort mogelijk te houden. De
meerderheid van de met nevirapine geassocieerde rashes treedt op in de eerste 6 weken van de
behandeling. Daarom dienen patiënten gedurende deze periode nauwkeurig te worden gecontroleerd
op het ontstaan van rash. Patiënten dienen op de hoogte te worden gebracht dat een verhoging van de
dosering niet mag plaatsvinden wanneer er sprake is van rash gedurende de gewenningsperiode van
twee weken, totdat de rash verdwenen is. De startdosering van eenmaal daags 200 mg mag echter
nooit langer dan 28 dagen gegeven worden, hierna moet een alternatieve behandeling worden gezocht
vanwege het mogelijk risico op het ontstaan van resistentie als gevolg van onderdosering.
Patiënten die last hebben van ernstige rash of rash gepaard gaande met constitutionele symptomen
zoals koorts, blaarvorming, orale laesies, conjunctivitis, oedeem in het gezicht, spier- of gewrichtspijn
of algehele malaise, dienen het gebruik van het geneesmiddel te staken en onmiddellijk medisch
advies in te winnen. Bij deze patiënten dient nevirapine niet opnieuw te worden gestart.
Als patiënten een vermoedelijk met nevirapine geassocieerde rash vertonen, dienen leverfuncties
bepaald te worden. Patiënten met gemiddelde tot ernstige verhoging (ASAT of ALAT hoger dan 5
maal de bovengrens van de normaalwaarden) dienen definitief te stoppen met nevirapine.
Als een overgevoeligheidsreactie optreedt, gekarakteriseerd door rash met constitutionele symptomen
zoals koorts, arthralgie, myalgie en lymfadenopathie, plus viscerale betrokkenheid, zoals hepatitis,
eosinofilie, granulocytopenie en renale dysfunctie, moet nevirapine definitief worden gestaakt en niet
opnieuw worden gestart (zie rubriek 4.3).
Hepatische reacties
Bij patiënten die worden behandeld met nevirapine is ernstige en levensbedreigende hepatotoxiciteit,
met inbegrip van fatale hepatische necrose voorgekomen. De eerste 18 weken van de behandeling is
een cruciale periode die nauwkeurige controle vereist. Het risico op hepatische reacties is het grootst
gedurende de eerste 6 weken van de therapie. Desondanks blijft na deze periode risico bestaan;
regelmatige controle dient gecontinueerd te worden gedurende de behandeling.
Bij patiënten die huid- en/of leverreacties geassocieerd met het gebruik van nevirapine ondervinden is
rhabdomyolyse waargenomen.
Verhoogde ASAT of ALAT spiegels groter dan 2,5 maal de bovengrens van de normaalwaarden en/of
bijkomende infectie met hepatitis B en/of C bij aanvang van de antiretrovirale therapie wordt
geassocieerd met een hoger risico op hepatische bijwerkingen gedurende antiretrovirale behandeling
in het algemeen, inclusief nevirapine-bevattende therapieën.
Vrouwelijk geslacht en hogere CD4 waarden bij aanvang van de nevirapine behandeling bij therapie-
naïeve patiënten worden in verband gebracht met een verhoogd risico op bijwerkingen aan de lever.
Vrouwen hebben een drievoudig hoger risico dan mannen op symptomatische, vaak rash-gerelateerde,
leveraandoeningen (5,8% vs. 2,2%), en zowel mannelijke als vrouwelijke therapie-naïeve patiënten
met detecteerbaar HIV-1 RNA in het plasma en hogere CD4 waarden bij aanvang van de
5
nevirapinetherapie hebben een groter risico op symptomatische leveraandoeningen met nevirapine. In
een retrospectieve analyse die voornamelijk betrekking had op patiënten met een plasma HIV-1 viral
load van 50 kopieën/ml of hoger, hadden vrouwen met CD4 waarden > 250 cellen/mm
3
een twaalf
keer zo hoog risico op symptomatische bijwerkingen aan de lever in vergelijking met vrouwen met
CD4 waarden <250 cellen/mm
3
(11,0% vs. 0,9%). Een verhoogd risico werd waargenomen bij mannen
met HIV-1 RNA in het plasma en CD4 waarden >400 cellen/mm3 (6,3% vs. 1,2% voor mannen met
CD4 waarden < 400 cellen/mm
3
). Dit verhoogde risico op toxiciteit gebaseerd op CD4
drempelwaarden is niet gevonden bij patiënten met een ondetecteerbare plasma viral load
(<50 kopieën/ml).
Patiënten dienen op de hoogte te worden gebracht dat hepatische reacties een belangrijk toxisch effect
van nevirapine is, dat een nauwkeurige controle vereist gedurende de eerste 18 weken. De patiënten
dienen erop gewezen te worden dat zij bij het optreden van symptomen die wijzen op hepatitis,
stoppen met nevirapine en direct medisch advies inwinnen, inclusief leverfunctietesten.
Leverfunctie controle
Klinisch-chemisch onderzoek, waaronder leverfunctietesten, dient uitgevoerd te worden voordat met
nevirapine gestart wordt en daarna op gezette tijden tijdens de behandeling.
Afwijkingen in de leverfunctietesten, waarvan sommige in de eerste weken van de behandeling, zijn
gemeld tijdens gebruik van nevirapine.
Asymptomatische verhogingen van leverenzymen zijn regelmatig beschreven en zijn niet
noodzakelijkerwijs een contra-indicatie voor het gebruik van nevirapine. Asymptomatische GGT
verhogingen zijn geen reden om de behandeling te stoppen.
Controle van de leverfunctie dient gedurende de eerste twee maanden van de behandeling elke twee
weken plaats te vinden. In de derde maand dient de controle van de leverfunctie éénmaal, en
vervolgens regelmatig plaats te vinden. Ook dient controle van de leverfunctie te worden uitgevoerd
wanneer de patiënt last heeft van symptomen die wijzen op hepatitis en/of overgevoeligheid.
Indien ASAT of ALAT groter is dan 2,5 maal de bovengrens van de normaalwaarde voor of tijdens de
behandeling, dient de leverfunctie frequenter gecontroleerd te worden tijdens regelmatig klinisch
bezoek. Nevirapine mag niet toegediend worden aan patiënten met een ASAT of ALAT voor aanvang
van de behandeling groter dan 5 maal de bovengrens; de normaalwaarden van ASAT/ALAT dienen
eerst te stabiliseren tot onder 5 maal de bovengrens (zie rubriek 4.3).
6
Artsen en patiënten moeten alert zijn op verschijnselen die kunnen wijzen op hepatitis, zoals anorexia,
misselijkheid, geelzucht, bilirubinurie, acholische ontlasting, hepatomegalie of een pijnlijke lever.
Patiënten dienen geïnstrueerd te worden direct medische hulp in te roepen als deze verschijnselen zich
voordoen.
Indien ASAT of ALAT stijgt tot > 5 keer de bovengrens van de normaalwaarde tijdens de
behandeling dient nevirapine direct te worden gestaakt. Wanneer ASAT en ALAT
genormaliseerd zijn en wanneer de patiënt geen klinische verschijnselen of symptomen heeft
vertoond van hepatitis, rash, constitutioneel eczeem of andere verschijnselen die wijzen op een
gestoorde orgaanfunctie, dan is het mogelijk nevirapine te herintroduceren, per geval
beoordeeld, met een startdosering van 200 mg per dag gedurende 14 dagen gevolgd door 400 mg
per dag. In deze gevallen is een meer frequente levercontrole vereist. Als de
leverfunctieafwijkingen terugkeren, dient nevirapine definitief te worden gestaakt.
Wanneer klinische hepatitis ontstaat, gekarakteriseerd door anorexia, misselijkheid, braken,
geelzucht EN laboratoriumresultaten (zoals matige of ernstige leverfunctietest-afwijkingen
(uitgezonderd GGT)), moet de behandeling met nevirapine definitief worden gestaakt.
Nevirapine mag niet opnieuw worden toegediend aan patiënten bij wie definitief staken van de
behandeling noodzakelijk was vanwege klinische hepatitis door nevirapine.
Leveraandoeningen
De veiligheid en werkzaamheid van nevirapine is niet vastgesteld bij patiënten met ernstige
onderliggende leveraandoeningen. Nevirapine is gecontra-indiceerd bij patiënten met ernstige
hepatische leverinsufficiëntie (Child-Pugh C, zie rubriek 4.3). Farmacokinetische gegevens wijzen
erop dat voorzichtigheid is geboden wanneer nevirapine wordt toegediend aan patiënten met matige
leverdysfunctie (Child-Pugh B). Patiënten met chronische hepatitis B of C die worden behandeld met
antiretrovirale therapie hebben een hoger risico op ernstige en mogelijk fatale bijwerkingen aan de
lever. Bij gelijktijdige antivirale therapie voor hepatitis B of C, zie ook de relevante productinformatie
voor deze geneesmiddelen.
Patiënten met een reeds bestaande leverfunctiestoornis waaronder chronische actieve hepatitis hebben
een verhoogde frequentie van leverfunctiestoornissen tijdens antiretrovirale combinatietherapie en
moeten volgens de gangbare praktijk worden gecontroleerd. Als de leveraandoening bij dergelijke
patiënten erger blijkt te worden, moet onderbreking of stopzetting van de behandeling worden
overwogen.
Overige waarschuwingen
Post-exposure-profylaxe: Ernstige hepatotoxiciteit, inclusief leverfalen waarvoor transplantatie was
vereist, is gemeld bij niet-HIV-geïnfecteerde personen die met nevirapine werden behandeld tijdens
post-exposure-profylaxe (PEP), een niet-geregistreerde toepassing. Het gebruik van nevirapine voor
PEP, en in het bijzonder de behandelingsduur, is niet onderzocht en wordt daarom sterk afgeraden.
Combinatietherapie met nevirapine geneest een HIV-1-infectie niet; patiënten kunnen last blijven
houden van de ziektesymptomen die in verband staan met een gevorderde HIV-1-infectie, waaronder
opportunistische infecties.
Hoewel bewezen is dat effectieve virale suppressie met antiretrovirale behandeling het risico van
seksuele overdracht substantieel vermindert, kan een nog aanwezig risico niet worden uitgesloten.
Voorzorgsmaatregelen om overdracht te voorkomen dienen te worden genomen in overeenstemming
met nationale richtlijnen.
Hormonale methoden voor geboortebeperking, uitgezonderd depo-medroxyprogesteron acetaat
(DMPA), mogen niet als het enige anticonceptiemiddel gebruikt worden door vrouwen die Nevirapine
Teva gebruiken, aangezien door nevirapine de plasmaconcentraties van deze geneesmiddelen kunnen
afnemen. Daarom, en om het risico van HIV-transmissie te reduceren, worden barrière-
7
voorbehoedsmiddelen (b.v. condooms) aangeraden. Wanneer postmenopauzale hormoonbehandeling
plaatsvindt tijdens het gebruik van nevirapine, dient het therapeutische effect hiervan gecontroleerd te
worden.
Gewicht en metabole parameters:
Een gewichtstoename en een stijging van de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen tijdens
antiretrovirale behandeling optreden. Zulke veranderingen kunnen gedeeltelijk samenhangen met het
onder controle brengen van de ziekte en de levensstijl. Voor lipiden is er in sommige gevallen bewijs
voor een effect van de behandeling, terwijl er voor gewichtstoename geen sterk bewijs is dat het aan
een specifieke behandeling gerelateerd is. Voor het controleren van de serumlipiden en bloedglucose
wordt verwezen naar de vastgestelde hiv-behandelrichtlijnen. Lipidestoornissen moeten worden
behandeld waar dat klinisch aangewezen is.
In klinische onderzoeken is het gebruik van nevirapine geassioceerd met een verhoging van HDL-
cholesterol en een algehele verbetering van de ratio tussen totaal en HDL-cholesterol. Echter, bij
gebrek aan specifieke onderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen niet bekend.
Daarnaast heeft nevirapine niet laten zien dat het glucosestoornissen veroorzaakt.
Osteonecrose: Hoewel men aanneemt dat bij de etiologie vele factoren een rol spelen (waaronder
gebruik van corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie, hoge Body Mass Index),
zijn gevallen van osteonecrose vooral gemeld bij patiënten met voortgeschreden HIV-infectie en/of
langdurige blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie (CART). Patiënten moet worden
aangeraden om een arts te raadplegen wanneer hun gewrichten pijnlijk zijn of stijf worden of wanneer
zij moeilijk kunnen bewegen.
Immuunreactiveringssyndroom: Bij met HIV geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de
antiretrovirale combinatietherapie (CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan
zich een ontstekingsreactie op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen
voordoen die tot ernstige klinische manifestaties of verergering van de symptomen kan leiden.
Dergelijke reacties zijn vooral in de eerste weken of maanden na het starten van CART gezien.
Relevante voorbeelden zijn cytomegalovirus retinitis, gegeneraliseerde en/of focale mycobacteriële
infecties en
Pneumocystis jirovecii
pneumonie. Alle symptomen van de ontsteking moeten worden
beoordeeld en zo nodig dient een behandeling te worden ingesteld. Van auto-immuunziekten (zoals de
ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) is ook gerapporteerd dat ze in een setting van
immuunreactivering kunnen optreden; de gerapporteerde tijd tot het begin van de ziekte is echter
variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden.
De beschikbare farmacokinetische gegevens duiden erop dat gelijktijdig gebruik van rifampicine en
nevirapine niet aan te bevelen is. Bovendien wordt gelijktijdig gebruik van de volgende middelen met
Nevirapine Teva niet aanbevolen: efavirenz, ketoconazol, delavirdine, etravirine, rilpivirine,
elvitegravir (in combinatie met cobicistat), atazanavir (in combinatie met ritonavir), boceprevir;
fosamprenavir (indien niet gelijktijdig toegediend met een lage dosis ritonavir) (zie rubriek 4.5).
Granulocytopenie wordt vaak in verband gebracht met zidovudine. Daarom hebben patiënten die
nevirapine en zidovudine gelijktijdig gebruiken een verhoogde kans op granulocytopenie. Dit geldt in
het bijzonder voor pediatrische patiënten en patiënten die hogere doseringen zidovudine krijgen, of
patiënten met een slechte beenmergreserve, vooral bij gevorderde hiv-infectie. Bij deze patiënten
moeten hematologische waarden nauwkeurig worden gecontroleerd.
Hulpstoffen
Lactose
Dit geneesmiddel bevat per maximale aanbevolen dagelijkse dosering 336 mg lactose. Patiënten met
zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-intolerantie, bijv. galactosemie, algehele
lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie, dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken.
8
Natrium
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Nevirapine induceert CYP3A en mogelijk CYP2B6, waarbij de maximale inductie 2 - 4 weken na
aanvang van de ‘multiple-dose’-therapie optreedt.
De plasmaspiegels van middelen die door CYP3A en/of CYP2B6 worden gemetaboliseerd kunnen
verlaagd zijn als ze samen met nevirapine worden gebruikt. De therapeutische effectiviteit van door
cytochroom P450 gemetaboliseerde geneesmiddelen dient dan ook nauwkeurig in de gaten te worden
gehouden wanneer deze samen met nevirapine worden gegeven.
De absorptie van nevirapine wordt niet beïnvloed door voedsel, antacida of geneesmiddelen die een
alkalische buffer bevatten.
De gegevens over interacties zijn weergegeven als gemiddelde met een 90% betrouwbaarheidsinterval
(90% CI), als deze data beschikbaar waren. NV =
niet vastgesteld, ↑
= toegenomen,
= afgenomen,
= geen effect.
Geneesmiddelen
Interactie
ingedeeld naar
therapeutisch gebied
ANTI-INFECTIE MIDDELLEN
Antiretrovirale middelen
NRTI’s
Didanosine 100-150
Didanosine AUC ↔ 1,08 (0,92-
mg tweemaal daags
1,27)
Didanosine Cmin NV
Didanosine Cmax ↔ 0,98 (0,79-
1,21)
Emtricitabine
Emtricitabine is geen remmer van
humane CYP 450 enzymen.
Abacavir
Lamivudine 150 mg
tweemaal daags
Abacavir remde de cytochroom
P450 isovormen in humane
levermicrosomen niet.
Geen veranderingen in schijnbare
klaring en verdelingsvolume van
lamivudine, hetgeen wijst op de
afwezigheid van een inducerend
effect van nevirapine op de klaring
van lamivudine.
Stavudine AUC ↔ 0,96 (0,89-1,03)
Stavudine Cmin NV
Stavudine Cmax ↔ 0,94 (0,86-1,03)
Nevirapine: vergeleken met
historische controlegegevens bleken
de spiegels onveranderd te zijn.
Aanbevelingen m.b.t. gelijktijdig
gebruik
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer Nevirapine Teva wordt
gebruikt in combinatie met
didanosine.
Nevirapine Teva en emtricitabine
kunnen gelijktijdig worden
toegediend zonder dosisaanpassing.
Nevirapine Teva en abacavir kunnen
gelijktijdig worden toegediend
zonder dosisaanpassing.
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer Nevirapine Teva wordt
gebruikt in combinatie met
lamivudine.
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer Nevirapine Teva wordt
gebruikt in combinatie met
stavudine.
Stavudine: 30/40 mg
tweemaal daags
9
Tenofovir 300 mg
eenmaal daags
Tenofovir-spiegels blijven
onveranderd als het samen wordt
toegediend met nevirapine.
Nevirapine plasmaspiegels
veranderen niet als nevirapine wordt
gebruikt in combinatie met
tenofovir.
Zidovudine AUC ↓ 0,72 (0,60-0,96)
Zidovudine Cmin NV
Zidovudine Cmax ↓ 0,70 (0,49-
1,04)
Nevirapine: zidovudine had geen
effect op de farmacokinetiek van
nevirapine.
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer Nevirapine Teva wordt
gebruikt in combinatie met tenofovir.
Zidovudine 100 -
200 mg driemaal daags
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer Nevirapine Teva wordt
gebruikt in combinatie met
zidovudine
Granulocytopenie wordt vaak in
verband gebracht met zidovudine.
Daarom hebben patiënten die
nevirapine en zidovudine gelijktijdig
gebruiken een verhoogde kans op
granulocytopenie. Dit geldt in het
bijzonder voor pediatrische patiënten
en patiënten die hogere doseringen
zidovudine krijgen, of patiënten met
een slechte beenmergreserve, vooral
bij gevorderde hiv-infectie. Bij deze
patiënten moeten hematologische
waarden nauwkeurig worden
gecontroleerd..
Deze combinatie wordt niet
aangeraden (zie rubriek 4.4) omdat
gelijktijdige toediening van efavirenz
en Nevirapine Teva tot extra
toxiciteit kan leiden. Bovendien leidt
deze combinatie niet tot verbetering
van de effectiviteit in vergelijking
met één van beide NNRTI’s alleen
(zie rubriek 5.1 voor resultaten van
de 2NN studie).
Gelijktijdige toediening van
Nevirapine Teva en NNRTI’s wordt
niet aanbevolen (zie rubriek 4.4)
Gelijktijdige toediening van
Nevirapine Teva en NNRTI’s wordt
niet aanbevolen (zie rubriek 4.4)
NNRTI’s
Efavirenz 600 mg
eenmaal daags
Efavirenz AUC ↓ 0,72 (0,66-0,86)
Efavirenz Cmin ↓ 0,68 (0,65-0,81)
Efavirenz Cmax ↓ 0,88 (0,77-1,01)
Delavirdine
Etravirine
Interactie is niet onderzocht
Gelijktijdig gebruik van etravirine
en nevirapine kan een significante
daling van de plasmaspiegel van
etravirine en verlies van de
therapeutische werkzaamheid van
etravirine veroorzaken
Interactie is niet onderzocht
Rilpivirine
PI’s
Gelijktijdige toediening van
Nevirapine Teva en NNRTI’s wordt
niet aanbevolen (zie rubriek 4.4)
10
Atazanavir/ritonavir
300/100 mg eenmaal
daags
400/100 mg eenmaal
daags
Atazanavir/r 300/100mg:
Atazanavir/r AUC ↓ 0,58 (0,48-
0,71)
Atazanavir/r Cmin ↓ 0,28
(0,20-
0,40)
Atazanavir/r Cmax ↓ 0,72 (0,60-
0,86)
Atazanavir/r 400/100mg
Atazanavir AUC ↓ 0,81 (0,65-1,02)
Atazanavir/r Cmin ↓ 0,41 (0,27-
0,60)
Atazanavir/r Cmax ↔ 1,02 (0,85–
1,24) (vergeleken met 300/100mg
zonder nevirapine)
Nevirapine AUC ↑ 1,25 (1,17-1,34)
Nevirapine Cmin ↑ 1,32 (1,22–1,43)
Nevirapine Cmax ↑ 1,17 (1,09-1,25)
Darunavir AUC ↑
1,24 (0,97-1,57)
Darunavir Cmin ↔ 1,02 (0,79-1,32)
Darunavir Cmax ↑ 1,40 (1,14-1,73)
Nevirapine
AUC ↑ 1,27 (1,12-1,44)
Nevirapine Cmin ↑ 1,47 (1,20-1,82)
Nevirapine Cmax ↑ 1,18 (1,02-1,37)
Amprenavir
AUC ↓ 0,67 (0,55-0,80)
Amprenavir Cmin ↓ 0,65 (0,49-
0,85)
Amprenavir Cmax ↓ 0,75 (0,63-
0,89)
Nevirapine AUC ↑ 1,29 (1,19-1,40)
Nevirapine Cmin ↑ 1,34 (1,21-1,49)
Nevirapine Cmax ↑ 1,25 (1,14-1,37)
Amprenavir AUC ↔ 0,89
(0,77-
1,03)
Amprenavir Cmin ↓ 0,81 (0,69-
0,96)
Amprenavir Cmax ↔ 0,97 (0,85-
1,10)
Nevirapine AUC ↑ 1,14 (1,05-1,24)
Nevirapine Cmin ↑ 1,22 (1,10-1,35)
Nevirapine Cmax ↑ 1,13 (1,03-1,24)
Volwassen patiënten:
Lopinavir AUC ↓ 0,73 (0,53-0,98)
Lopinavir Cmin ↓ 0,54 (0,28-0,74)
Lopinavir Cmax ↓ 0,81 (0,62-0,95)
Het wordt niet aanbevolen om
atazanavir/ritonavir en Nevirapine
Teva gecombineerd toe te dienen (zie
rubriek 4.4).
Darunavir/ritonavir
400/100 mg tweemaal
daags
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer Nevirapine Teva wordt
gebruikt in combinatie met
darunavir.
Fosamprenavir 1400
mg tweemaal daags
Het wordt niet aanbevolen om
fosamprenavir met Nevirapine Teva
te geven als fosamprenavir niet wordt
gecombineerd met ritonavir (zie
rubriek 4.4).
Fosamprenavir/
ritonavir 700/100 mg
tweemaal daags
Er is geen dosisaanpassing
nodig wanneer nevirapine
wordt gecombineerd met
fosamprenavir/ritonavir.
Lopinavir/ritonavir
(capsules) 400/100 mg
tweemaal daags
Bij combinatie met Nevirapine Teva
wordt een verhoging van de dosis
lopinavir/ritonavir aanbevolen tot
533/133 mg (4 capsules) tweemaal
daags of 500/125 mg (5 tabletten van
100/25 mg) tweemaal daags, in te
nemen met voedsel. Het is niet nodig
de dosis van Nevirapine Teva aan te
passen als het wordt gecombineerd
met lopinavir.
11
Lopinavir/ritonavir
(drank) 300/75 mg/m
2
tweemaal daags
Kinderen:
Lopinavir AUC ↓ 0,78 (0,56-1,09)
Lopinavir Cmin ↓ 0,45 (0,25-0,82)
Lopinavir Cmax ↓ 0,86 (0,64-1,16)
Ritonavir 600 mg
tweemaal daags
Ritonavir AUC↔ 0,92 (0,79-1,07)
Ritonavir Cmin ↔ 0,93 (0,76-1,14)
Ritonavir Cmax ↔ 0,93 (0,78-1,07)
Nevirapine: gelijktijdige toediening
van ritonavir leidt niet tot klinisch
relevante verandering in de
plasmaspiegel van nevirapine.
Beperkte gegevens over saquinavir
zachte gel capsules geboost met
ritonavir suggereren geen klinisch
relevante interactie tussen
saquinavir geboost met ritonavir en
nevirapine.
Er is geen specifieke interactiestudie
uitgevoerd. De beperkte beschikbare
gegevens uit een fase IIa onderzoek
bij HIV-geïnfecteerde patiënten
laten een klinisch niet-significante
afname van 20% van tipranavir
Cmin zien.
Gezien de metabole routes worden
er geen klinisch significante
farmacokinetische interacties
verwacht tussen enfuvirtide en
nevirapine.
Maraviroc AUC ↔ 1,01 (0,6
-1,55)
Maraviroc Cmin NV
Maraviroc
Cmax ↔ 1,54 (0,94-
2,52) vergeleken met historische
controlegegevens
Bij kinderen dient een verhoging van
de dosis lopinavir/ritonavir naar
300/75 mg/m
2
tweemaal daags met
voedsel te worden overwogen
wanneer lopinavir/ritonavir in
combinatie met Nevirapine Teva
wordt gebruikt. Dit geldt in het
bijzonder voor patiënten bij wie
afgenomen gevoeligheid voor
lopinavir/ritonavir wordt vermoed.
Er is geen dosisaanpassing
nodig wanneer Nevirapine Teva
wordt gebruikt in combinatie met
ritonavir.
Saquinavir/ritonavir
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer Nevirapine Teva wordt
gebruikt in combinatie met
saquinavir/ritonavir.
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer Nevirapine Teva wordt
gebruikt in combinatie met
tipranavir.
Tipranavir/ritonavir
500/200 mg tweemaal
daags
ENTREEREMMERS
Enfuvirtide
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer enfuvirtide wordt
gecombineerd met Nevirapine Teva.
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer maraviroc wordt
gecombineerd met Nevirapine Teva.
Maraviroc 300 mg
Eenmaal daags
Nevirapineconcentraties zijn niet
gemeten, maar er wordt geen effect
verwacht.
INTEGRASEREMMERS
Elvitegravir/
Interactie is niet onderzocht.
cobicistat
Cobicistat, een cytochroom P450 3A
remmer, remt leverenzymen
significant alsook andere metabole
routes. Gelijktijdige toediening van
cobicistat en Nevirapine Teva zal
daarom zeer waarschijnlijk de
plasmaspiegels veranderen.
12
Gelijktijdige toediening van
Nevirapine Teva met elvitegravir in
combinatie met cobicistat wordt niet
aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Raltegravir 400 mg
tweemaal daags
ANTIBIOTICA
Claritromycine 500 mg
tweemaal daags
Geen klinische gegevens
beschikbaar. Vanwege de metabole
route van raltegravir wordt geen
interactie verwacht.
Claritromycine AUC ↓ 0,69 (0,62-
0,76)
Claritromycine Cmin ↓ 0,44 (0,30-
0,64)
Claritromycine Cmax ↓ 0,77 (0,69-
0,86)
Metaboliet 14-OH claritromycine
AUC ↑ 1,42 (1,16-1,73)
Metaboliet 14-OH claritromycine
Cmin ↔ 0 (0,68-1,49)
Metaboliet 14-OH claritromycine
Cmax ↑ 1,47 (1,21-1,80)
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer raltegravir wordt
gecombineerd met Nevirapine Teva.
De claritromycine blootstelling was
significant afgenomen; de
blootstelling aan 14-OH metaboliet
was toegenomen. Omdat de actieve
claritromycine metaboliet een
verminderde werking heeft tegen
Mycobacterium aviumintracellulair
complex infectie,
kan de algehele
werking tegen het pathogeen
veranderd zijn. Er moet overwogen
worden om een alternatief voor
claritromycine, zoals azitromycine te
gebruiken. Aanbevolen wordt om
goed te letten op leverafwijkingen.
Nevirapine AUC ↑ 1,26
Nevirapine Cmin ↑ 1,28
Nevirapine Cmax ↑ 1,24
vergeleken met historische
controlegegevens.
Rifabutine 150 of 300
Rifabutine AUC ↑ 1,17 (0,98-1,40)
Er is geen significant effect op
mg eenmaal daags
Rifabutine Cmin ↔ 1,07 (0,84-1,37)
rifabutine en nevirapine gemiddelde
Rifabutine Cmax ↑
1,28 (1,09-1,51) PK-parameters waargenomen. Er is
geen dosisaanpassing nodig wanneer
Metaboliet 25-O-desacetylrifabutine rifabutine en Nevirapine Teva
AUC ↑ 1,24 (0,84-1,84)
gelijktijdig worden toegediend.
Metaboliet 25-O-desacetylrifabutine Echter, als gevolg van de hoge
Cmin ↑ 1,22 (0,86-1,74)
variabiliteit tussen patiënten kunnen
Metaboliet 25-O-desacetylrifabutine sommige patiënten grote toenames
Cmax ↑ 1,29 (0,98-1,68)
van rifabutineblootstelling ervaren en
kunnen ze een hoger risico lopen op
Vergeleken met historische
rifabutinetoxiciteit. Daarom dient
gegevens is een klinisch niet
men voorzichtig te zijn met
relevante toename in de schijnbare
gelijktijdige toediening.
klaring van nevirapine (met 9%)
gerapporteerd.
Rifampicine 600 mg
Rifampicine AUC ↔ 1,11 (0,96-
Combinatie van Nevirapine Teva en
eenmaal daags
1,28)
rifampicine wordt ontraden (zie
Rifampicine Cmin NV
rubriek 4.4). Bij patiënten die een
Rifampicine Cmax ↔ 1,06 (0,91-
Nevirapine Teva -bevattende HIV
1,22)
therapie krijgen en ook geïnfecteerd
zijn met tuberculose, kunnen artsen
Nevirapine AUC ↓ 0,42
het combineren met rifabutine als
Nevirapine Cmin ↓ 0,32
alternatief overwegen.
Nevirapine Cmax ↓ 0,50
vergeleken met historische
gegevens.
ANTISCHIMMELMIDDELEN
13
Fluconazol 200 mg
eenmaal daags
Fluconazol AUC ↔ 0,94 (0,88-
1,01)
Fluconazol Cmin ↔ 0,93 (0,86-
1,01)
Fluconazol Cmax ↔ 0,92 (0,85-
0,99)
Vanwege het risico op verhoogde
blootstelling aan Nevirapine Teva is
voorzichtigheid geboden als de
geneesmiddelen gelijktijdig worden
gegeven en moeten patiënten
nauwkeurig worden gecontroleerd.
Itraconazol 200 mg
eenmaal daags
Ketoconazol 400 mg
eenmaal daags
Nevirapine: blootstelling: ↑100%
vergeleken met historische gegevens
waarbij nevirapine alleen werd
toegediend.
Itraconazol AUC ↓ 0,39
Wanneer deze twee middelen
Itraconazol Cmin ↓ 0,13
gelijktijdig worden toegediend, dient
Itraconazol Cmax ↓ 0,62
een dosisverhoging voor itraconazol
te worden overwogen.
Nevirapine: er was geen significant
verschil in de farmacokinetische
parameters van nevirapine.
Ketoconazol AUC ↓ 0,28 (0,20-
Ketoconazol en Nevirapine Teva
0,40)
dienen niet gelijktijdig te worden
gegeven (zie rubriek 4.4).
Ketoconazol Cmin NV
Ketoconazol Cmax ↓ 0,56 (0,42-
0,73)
Nevirapine: plasmaspiegels: ↑1,15-
1,28 vergeleken met historische
controlegegevens.
ANTIVIRALE MIDDELEN TEGEN CHRONISCHE HEPATITIS B EN C
Adefovir
Resultaten van
in-vitro-onderzoek
Adefovir en Nevirapine Teva kunnen
toonden een zwak antagonistisch
gelijktijdig worden toegediend
effect van adefovir op nevirapine
zonder dosisaanpassing.
aan (zie rubriek 5.1); klinisch
onderzoek heeft deze resultaten niet
bevestigd en een verminderde
werkzaamheid wordt niet verwacht.
Adefovir beïnvloedde geen van de
gebruikelijke CYP-isoenzymen
waarvan bekend is dat ze betrokken
zijn bij het metabolisme van
geneesmiddelen in de mens. Het
wordt via de nieren uitgescheiden.
Er wordt geen klinisch relevante
geneesmiddeleninteractie verwacht.
14
Boceprevir
Entecavir
Interferonen
(gepegyleerde
interferonen alfa 2a en
alfa 2b)
Ribavirine
Boceprevir wordt deels
gemetaboliseerd door CYP3A4/5.
Gelijktijdige toediening van
boceprevir en geneesmiddelen die
CYP3A4/5 induceren of remmen
kunnen de blootstelling doen af- of
toenemen. Plasmadalspiegels van
boceprevir namen af bij gelijktijdige
toediening met een NNRTI met een
vergelijkbare metabole route als van
nevirapine. Het klinische resultaat
van de waargenomen afname van
boceprevir dalspiegels is niet direct
geëvalueerd.
Entecavir is geen substraat, inductor
of remmer van CYP450-
isoenzymen. Als gevolg van de
metabole route van entecavir wordt
geen klinisch relevante
geneesmiddeleninteractie verwacht.
Interferonen vertonen geen bekend
effect op CYP3A4 of CYP2B6. Er
wordt geen klinisch relevante
geneesmiddeleninteractie verwacht.
Resultaten van
in-vitro-onderzoek
toonden een zwak antagonistisch
effect van ribavirine op nevirapine
aan (zie rubriek 5.1); klinisch
onderzoek heeft deze resultaten niet
bevestigd en een verminderde
werkzaamheid wordt niet verwacht.
Ribavirine remde geen CYP-
isoenzymen. Tijdens
toxiciteitsstudies is geen bewijs
gezien dat ribavirine leverenzymen
induceert. Er wordt geen klinisch
relevante geneesmiddeleninteractie
verwacht.
Gelijktijdige toediening van
boceprevir en Nevirapine Teva wordt
niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Entecavir en Nevirapine Teva
kunnen gelijktijdig worden
toegediend zonder dosisaanpassing.
Interferonen en Nevirapine Teva
kunnen gelijktijdig worden
toegediend zonder dosisaanpassing.
Ribavirine en Nevirapine Teva
kunnen gelijktijdig worden
toegediend zonder dosisaanpassing.
15
Telaprevir
Telbivudine
ANTACIDA
Cimetidine
Telaprevir wordt in de lever
omgezet door CYP3A. Het is een P-
gp-substraat. Andere enzymen
kunnen betrokken zijn bij het
metabolisme. Gelijktijdige
toediening van telaprevir en
geneesmiddelen die CYP3A en/of
P-gp induceren, kunnen de
plasmaspiegel van telaprevir doen
afnemen. Er is geen onderzoek
verricht naar de interactie tussen
telaprevir en nevirapine. Echter,
interactiestudies van telaprevir en
NNRTI’s met vergelijkbare
metabole routes als van nevirapine
toonden verlaagde spiegels aan van
beide stoffen. Resultaten van
interactiestudies van telaprevir en
efavirenz geven aan dat
voorzichtigheid geboden is bij
gelijktijdige toediening van
telaprevir en CYP450-inductoren.
Telbivudine is geen substraat,
inductor of remmer van CYP450-
isoenzymen. Als gevolg van de
metabole route van telbivudine
wordt geen klinisch relevante
geneesmiddeleninteractie verwacht.
Cimetidine: er is geen significant
effect op de cimetidine
farmacokinetische parameters
waargenomen.
Nevirapine
Cmin ↑ 1,07
De interactie tussen nevirapine en
het antitromboticum warfarine is
complex: bij gelijktijdig gebruik kan
de stollingstijd zowel af- als
toenemen.
DMPA AUC ↔
DMPA Cmax ↔
DMPA Cmin ↔
Nevirapine AUC ↑ 1,20
Nevirapine Cmax
↑ 1,20
Voorzichtigheid is geboden bij
gelijktijdige toediening van telaprevir
en Nevirapine Teva.
Indien gekozen wordt voor
gelijktijdige toediening met
Nevirapine Teva, dient een
dosisaanpassing van telaprevir
overwogen te worden.
Telbivudine en Nevirapine Teva
kunnen gelijktijdig worden
toegediend zonder dosisaanpassing.
Er is geen dosisaanpassing nodig
wanneer cimetidine wordt
gecombineerd met Nevirapine Teva
ANTITROMBOTICA
Warfarine
Een nauwkeurige controle van de
stollingsparameters is nodig.
ANTICONCEPTIVA
Depot-
medroxyprogesteron
acetaat (DMPA) 150
mg elke 3 maanden
Gelijktijdig gebruik van nevirapine
veranderde de ovulatie-
onderdrukkende effecten van DMPA
niet. Er is geen dosisaanpassing
nodig wanneer DMPA en Nevirapine
Teva gelijktijdig worden toegediend.
16
Ethinylestradiol (EE)
0,035 mg
Norethindron (NET)
1,0 mg eenmaal daags
EE AUC ↓ 0,80 (0,67
- 0,97)
EE Cmin NV
EE Cmax ↔ 0,94 (0,79
- 1,12)
NET AUC ↓ 0,81 (0,70
- 0,93)
NET Cmin NV
NET Cmax
0,84 (0,73 - 0,97)
PIJNSTILLERS/OPIOÏDEN
Methadon Individuele
Methadon AUC ↓ 0,40 (0,31
- 0,51) Patiënten die een
patiëntdosering
Methadon Cmin NV
onderhoudsbehandeling krijgen met
Methadon Cmax ↓ 0,58
(0,50 - 0,67) methadon en met Nevirapine Teva
therapie beginnen, dienen te worden
gecontroleerd op
onthoudingsverschijnselen. Zo nodig
dient de methadondosis te worden
aangepast.
KRUIDENPREPARATEN
Sint-janskruid
De plasmaspiegels van nevirapine
Kruidenpreparaten die sintjanskruid
kunnen worden verlaagd door
bevatten dienen niet met Nevirapine
gelijktijdig gebruik van het
Teva te worden gecombineerd (zie
kruidenpreparaat sint-janskruid
rubriek 4.3). Als een patiënt al sint-
(Hypericum
perforatum).
Het sint-
janskruid gebruikt, dienen de
janskruid veroorzaakt inductie van
nevirapine- en indien mogelijk de
enzymen die betrokken zijn bij het
virale spiegels te worden
metabolisme van het geneesmiddel
gecontroleerd en dient het gebruik
en/of eiwitten die betrokken zijn bij van sint-janskruid te worden
het transport.
gestaakt. De nevirapinespiegels
kunnen stijgen bij staken van het
gebruik van sint-janskruid. De dosis
Nevirapine Teva moet mogelijk
worden aangepast. Het inducerende
effect kan nog ten minste 2 weken
aanhouden na staken van de
behandeling met sint-janskruid.
Overige informatie:
Nevirapinemetabolieten: studies in humane lever-microsomen toonden aan dat de vorming van
gehydroxyleerde nevirapine metabolieten niet beïnvloed werd door de aanwezigheid van dapson,
rifabutine, rifampicine en trimethoprim/sulfamethoxazol. Ketoconazol en erythromycine remden de
vorming van deze metabolieten significant.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Hormonale
geboortebeperkingsmethodes dienen
niet als enige methode van
anticonceptie te worden toegepast bij
vrouwen die Nevirapine Teva
gebruiken (zie rubriek 4.4).
Geschikte doses voor hormonale
anticonceptiva (oraal of andere
toedieningsvormen) anders dan
DMPA in combinatie met nevirapine
zijn niet vastgesteld met betrekking
tot veiligheid en werkzaamheid.
Vruchtbare vrouwen/Anticonceptie voor mannen en vrouwen
Vrouwen in de vruchtbare leeftijd dienen naast een oraal anticonceptivum aanvullende anticonceptie te
gebruiken, omdat nevirapine de plasmaconcentratie van orale anticonceptiva kan verlagen (zie
rubrieken 4.4 en 4.5).
Zwangerschap
De beschikbare gegevens over gebruik tijdens de zwangerschap geven geen aanwijzingen voor
foetale/neonatale toxiciteit of toxiciteit die leidt tot aangeboren afwijkingen. Tot op heden zijn geen
17
andere relevante epidemiologische gegevens beschikbaar. Er is geen waarneembare teratogeniciteit
gevonden tijdens reproductie-onderzoeken bij zwangere ratten en konijnen (zie rubriek 5.3). Er zijn
geen adequate en goed gecontroleerde onderzoeken bij zwangere vrouwen. Voorzichtigheid is
geboden wanneer nevirapine wordt voorgeschreven aan zwangere vrouwen (zie rubriek 4.4).
Aangezien hepatotoxiciteit vaker voorkomt bij vrouwen met een CD4 waarde boven 250 cellen/mm
3
en detecteerbaar HIV-1
RNA in het plasma (≥50
kopieën/ml), dient dit in overweging te worden
genomen bij de therapeutische beslissing (zie rubriek 4.4). Er is onvoldoende bewijs om aan te nemen
dat het ontbreken van een verhoogd toxiciteitsrisico bij voorbehandelde vrouwen die aan het begin van
de behandeling met nevirapine een niet-detecteerbare viral load (minder dan 50 kopieën/ml van HIV-1
in plasma) en een CD4 waarde van meer dan 250 cellen/mm
3
hadden ook van toepassing is op
zwangere vrouwen. Bij alle gerandomiseerde onderzoeken die zich hierop richtten, waren zwangere
vrouwen specifiek uitgesloten van deelname, en bij zowel cohortstudies als meta-analyses waren
zwangere vrouwen ondervertegenwoordigd.
Borstvoeding
Nevirapine passeert de placenta gemakkelijk en is teruggevonden in de moedermelk.
Aanbevolen wordt dat moeders met een HIV-infectie geen borstvoeding geven aan hun kinderen, om
het risico van postnatale transmissie van HIV te vermijden en dat moeders moeten stoppen met het
geven van borstvoeding wanneer zij nevirapine gebruiken.
Vruchtbaarheid
In reproductie-toxicologie-onderzoeken werden bij ratten aanwijzingen gevonden voor een verstoring
van de fertiliteit.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen specifiek onderzoek naar de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen.
Patiënten dient echter geadviseerd te worden dat zij bijwerkingen, zoals vermoeidheid, kunnen ervaren
tijdens de behandeling met Nevirapine Teva. Daarom dient voorzichtigheid te worden betracht bij het
besturen van een voertuig of het bedienen van machines. Als patiënten vermoeid zijn, dienen zij
mogelijk gevaarlijke handelingen, zoals het besturen van een voertuig of het bedienen van machines,
te vermijden.
4.8
Bijwerkingen
Overzicht van het veiligheidsprofiel
De meest frequent gemelde bijwerkingen gerelateerd aan de nevirapine behandeling in al het klinisch
geneesmiddelenonderzoek, waren rash, allergische reacties, hepatitis, afwijkende leverfunctietesten,
misselijkheid, braken, diarree, buikpijn, vermoeidheid, koorts, hoofdpijn en myalgie.
Postmarketing surveillance laat zien dat de meest ernstige bijwerkingen van nevirapine zijn: het
Stevens-Johnsonsyndroom/toxische epidermale necrolyse, ernstige hepatitis/leverfalen,
geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen, gekarakteriseerd door rash met
constitutionele symptomen zoals koorts, arthralgie, myalgie en lymfadenopathie, plus viscerale
betrokkenheid, zoals hepatitis, eosinofilie, granulocytopenie en renale dysfunctie. De eerste 18 weken
van de behandeling is een kritische periode waarin nauwkeurige controle is vereist (zie rubriek 4.4).
Overzicht van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen, die een causaal verband kunnen hebben met de toediening van nevirapine,
zijn gemeld. De geschatte frequenties zijn gebaseerd op gepoolde data van klinische studies en
betreffen bijwerkingen die nevirapine-gerelateerd worden beschouwd.
De frequentie is gebaseerd op de volgende indeling: zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100, <1/10); soms
(≥1/1000, <1/100); zelden (≥1/10.000, <1/1000); zeer zelden (<1/10.000).
Bloed en lymfestelselaandoeningen
18
Vaak
Soms
granulocytopenie
anemie
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak
overgevoeligheid (waaronder anafylactische reactie, angio-oedeem, urticaria)
Soms
anafylactische reactie
Zelden
geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
hoofdpijn
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
misselijkheid, braken, buikpijn, diarree
Lever- en galaandoeningen
Vaak
hepatitis (waaronder ernstige en levensbedreigende levertoxiciteit) (1,9%)
Soms
geelzucht
Zelden
snel optredende, heftige hepatitis (kan dodelijk zijn)
Huid of onderhuidaandoeninen
Zeer vaak uitslag (12,5%)
Soms
Stevens-Johnsonsyndroom/toxische epidermale necrolyse (kunnen dodelijk zijn) (0,2%),
angio-oedeem, urticaria
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Soms
artralgie, myalgie
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Vaak
pyrexie, vermoeidheid
Onderzoeken
Vaak
afwijkende leverfunctietesten (alanine-aminotransferase verhoogd; transaminasen
verhoogd; aspartaat-aminotransferase verhoogd; gamma-glutamyltransferase verhoogd;
leverenzymen verhoogd; hypertransaminasemie)
Soms
bloedfosfor verlaagd, bloeddruk verhoogd
Omschrijving van bepaalde bijwerkingen
In studie 1100.1090, waaruit het merendeel van de meldingen afkomstig is (n=28), hadden patiënten
die placebo kregen een hogere incidentie van gevallen van granulocytopenie (3,3%) dan patiënten die
nevirapine kregen (2,5%).
Anafylactische reactie is gemeld tijdens postmarketinggebruik en is niet waargenomen tijdens
gerandomiseerd gecontroleerd klinisch onderzoek. De frequentie-indeling werd geschat aan de hand
van een statistische berekening gebaseerd op het totaal aantal patiënten blootgesteld aan nevirapine
tijdens gerandomiseerd gecontroleerd klinisch onderzoek (n = 2718).
Verlaagde bloedfosfor en verhoogde bloeddruk zijn waargenomen tijdens klinisch onderzoek bij
gelijktijdig gebruik van tenofovir/emtricitabine.
Metabole parameters
Het gewicht en de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens antiretrovirale
behandeling (zie rubriek 4.4).
De volgende bijwerkingen zijn eveneens gemeld wanneer nevirapine in combinatie met andere
antiretrovirale middelen werd gebruikt: pancreatitis, perifere neuropathie en trombocytopenie. Deze
bijwerkingen worden over het algemeen in verband gebracht met de andere antiretrovirale middelen
en kunnen worden verwacht wanneer nevirapine wordt gebruikt in combinatie met andere middelen;
19
het is echter onwaarschijnlijk dat deze bijwerkingen zijn toe te schrijven aan de
nevirapinebehandeling. Er zijn enkele gevallen van lever-nierfalensyndroom gemeld.
Bij met HIV geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie
(CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op
asymptomatische of nog aanwezige opportunistische infecties voordoen. Auto-immuunziekten (zoals
de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) zijn ook gerapporteerd; de gerapporteerde tijd tot het
begin van de ziekte is echter variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van
de behandeling optreden (zie rubriek 4.4).
Er zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren,
voortgeschreden HIV-infectie of langdurige blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie
(CART). De frequentie hiervan is onbekend (zie rubriek 4.4).
Huid en subcutane weefsels
De meest voorkomende bijwerking van nevirapine is huiduitslag (rash). Aan nevirapine toe te
schrijven huiduitslag treedt op bij 12,5% van de patiënten behandeld met combinatietherapie in
gecontroleerde onderzoeken.
De rash bestaat gewoonlijk uit milde tot matig-ernstige, maculopapuleuze, erythemateuze huiduitslag,
met of zonder jeuk, op de romp, het gezicht en de armen en benen. Overgevoeligheid (anafylactische
reactie, angio-oedeem en urticaria) zijn gemeld. Rashes zijn geïsoleerd of treden op bij een
geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen, gekenmerkt door huiduitslag
gepaard gaande met constitutionele symptomen als koorts, arthralgie, myalgie en lymfadenopathie
plus viscerale betrokkenheid, zoals hepatitis, eosinofilie, granulocytopenie en renale dysfunctie.
Ernstige en levensbedreigende huidreacties bij patiënten die met nevirapine werden behandeld,
waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN) zijn
voorgekomen. Er zijn fatale gevallen van SJS, TEN en geneesmiddelenreactie met eosinofilie en
systemische symptomen, gemeld. Het merendeel van de ernstige vormen van rash trad op in de eerste
6 weken van de behandeling; enkele patiënten met ernstige rash moesten in het ziekenhuis opgenomen
worden waarvan één patiënt een chirurgische ingreep moest ondergaan (zie rubriek 4.4).
Lever en galblaas
De meest geziene afwijkingen in laboratoriumonderzoek is een verhoging in de leverfunctie-tests
(LFTs), met inbegrip van ALAT, ASAT, GGT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase.
Asymptomatische verhogingen van GGT spiegels komen het meest voor. Gevallen van geelzucht zijn
gemeld. Gevallen van hepatitis (ernstige en levensbedreigende hepatotoxiciteit, met inbegrip van
fatale hepatische necrose) zijn gemeld bij patiënten die werden behandeld met nevirapine. De beste
voorspeller voor ernstige bijwerkingen van de lever was verhoogde basale leverfunctiewaarden. De
eerste 18 weken van de behandeling is een kritische periode waarin nauwkeurige controle is vereist
(zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Klinisch onderzoek bij totaal 361 kinderen, van wie de meeste een combinatiebehandeling met
zidovudine of/en stavudine kregen, laten zien, dat de meest frequent gerapporteerde, aan nevirapine
gerelateerde bijwerkingen dezelfde zijn als waargenomen bij volwassenen. Granulocytopenie werd bij
kinderen vaker gezien. In een open-label klinische studie (ACTG 180) trad geneesmiddelgerelateerde
granulocytopenie op bij 5/37 (13,5%) van de patiënten. In ACTG 245, een dubbelblind
placebogecontroleerd onderzoek, was de frequentie van ernstige geneesmiddelgerelateerde
granulocytopenie 5/305 (1,6%). Op zichzelf staande gevallen van het Stevens-Johnson syndroom of
het Stevens-Johnson/toxische epidermale necrolyse transitie syndroom zijn bij deze populatie
gerapporteerd.
20
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is geen antidotum bekend tegen een overdosis nevirapine. Er zijn gevallen gerapporteerd van
overdoseringen van nevirapine met doseringen van 800 tot 6000 mg per dag gedurende 15 dagen.
Patiënten kregen last van oedeem, erythema nodosum, vermoeidheid, koorts, hoofdpijn, slapeloosheid,
misselijkheid, pulmonaire infiltraten, rash, duizeligheid, braken, stijging van transaminase-waarden en
gewichtsverlies. Al deze effecten verdwenen na staken van de behandeling met nevirapine.
Pediatrische patiënten
Er is een geval gemeld van ruime onbedoelde overdosering bij een pasgeborene. De binnengekregen
dosis bedroeg 40 keer de aanbevolen dosis van 2 mg/kg/dag. Er werd lichte geïsoleerde neutropenie en
hyperlactatemie waargenomen; binnen een week verdwenen deze vanzelf, zonder enige klinische
complicaties. Een jaar later verliep de ontwikkeling van het betreffende kind nog steeds normaal.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antivirale middelen voor systemisch gebruik (non nucleoside
reverse transcriptase remmers), ATC-code: J05AG01
Werkingsmechanisme
Nevirapine is een NNRTI van HIV-1. Nevirapine is een niet-competitieve remmer van HIV-1 reverse
transcriptase, maar het heeft geen remmend effect van biologische betekenis op HIV-2 reverse
transcriptase of op eukaryotische DNA-polymerases
α, β, γ, of δ.
Antivirale activiteit
in vitro
Nevirapine had een mediane EC50-waarde (50% remmingsconcentratie) van 63-nM tegen een panel
van groep M HIV-1-isolaten van clades A, B, C, D, F, G en H, en circulerende recombinante vormen
(CRF), CRF01_AE, CRF02_AG en CRF12_BF die zich repliceren in humane embryonale nier-293-
cellen. In een panel van 2923 klinische, voornamelijk subtype B HIV-1, isolaten was de gemiddelde
EC50-waarde 90 nM. Vergelijkbare EC50-waarden zijn gevonden wanneer de antivirale activiteit van
nevirapine wordt gemeten in mononucleaire cellen uit perifeer bloed, monocyt ontwikkelde
macrofagen of lymfoblastoïde cellijnen. Nevirapine had in een celcultuur geen antivirale activiteit
tegen isolaten van groep O HIV-1 of HIV-2.
Nevirapine in combinatie met efavirenz liet een sterke antagonistische anti-HIV-1 activiteit zien
in
vitro
(zie rubriek 4.5) en was additief tot antagonistisch in combinatie met de proteaseremmer
ritonavir of de fusieremmer enfuvirtide. Nevirapine liet een additieve tot synergistische anti-HIV-1
activiteit zien in combinatie met de proteaseremmers amprenavir, atazanavir, indinavir, lopinavir,
saquinavir en tipranavir, en de NRTI’s abacavir, didanosine, emtricitabine, lamivudine, stavudine,
tenofovir en zidovudine. De anti-HIV-1 activiteit van nevirapine werd
in vitro
geantagoneerd door het
anti-HBV geneesmiddel adefovir en door het anti-HCV geneesmiddel ribavirine.
21
Resistentie
HIV-1-isolaten met een verminderde (100-250-voudige) gevoeligheid voor nevirapine overleven in
celcultuur. Genotypische analyse toonde Y181C en/of V106A mutaties aan in het HIV-1 RT gen,
afhankelijk van de virusstam en de gebruikte cellijn. De tijdsduur voor het ontstaan van nevirapine
resistentie in een celcultuur was niet verschillend wanneer de selectie nevirapine bevatte in combinatie
met verschillende andere NNRTI's.
Genotypische analyse van isolaten van antiretrovirale therapie-naïeve patiënten, bij wie virologisch
falen optrad (n=71), die éénmaal daags nevirapine kregen (n=25) of tweemaal daags (n=46) in
combinatie met lamivudine en stavudine gedurende 48 weken, liet zien dat isolaten van respectievelijk
8/25 en 23/46 patiënten één of meer van de volgende NNRTI's resistentie-geassocieerde mutaties
bevatten: Y181C, K101E, G190A/S, K103N, V106A/m, V108I, Y188C/L, A98G, F227L en M230L.
Kruisresistentie
In vitro
is het snel ontstaan van HIV-stammen die kruisresistentie vertoonden ten opzichte van
NNRTI's waargenomen. Kruisresistentie tegen delavirdine en efavirenz wordt verwacht na virologisch
falen met nevirapine. Afhankelijk van de resultaten van de resistentietest, zou vervolgens een
etravirine bevattende kuur kunnen worden gebruikt. Kruisresistentie tussen nevirapine en HIV PI's,
HIV integrase remmers of HIV entreeremmers is onwaarschijnlijk omdat de enzymen, waartegen de
therapieën zijn gericht, verschillend zijn. Evenzo is de kans op kruisresistentie tussen nevirapine en
NRTI’s klein omdat de moleculen verschillende bindingsplaatsen hebben op de reverse transcriptase.
Klinische uitkomsten
Nevirapine is onderzocht bij zowel therapie-naïeve patiënten als bij eerder behandelde patiënten.
Studies bij therapie-naïeve patiënten
2NN studie
De ‘double non-nucleoside’ (2NN) studie was een gerandomiseerde, open-label, multicentrum,
prospectieve studie waarin de NNRTI’s nevirapine en efavirenz apart en in combinatie met elkaar
werden vergeleken.
1216 antiretrovirale therapie-naïeve patiënten met plasma HIV-1 RNA > 5000 kopieën/ml als
uitgangswaarde kregen éénmaal daags 400 mg nevirapine, tweemaal daags 200 mg nevirapine,
éénmaal daags 600 mg efavirenz of éénmaal daags 400 mg nevirapine en 800 mg efavirenz, plus
stavudine en lamivudine gedurende 48 weken.
Het primaire eindpunt, falende behandeling, was gedefinieerd als minder dan 1 log10 afname in
plasma HIV-1 RNA tijdens de eerste 12 weken, of twee opeenvolgende metingen van meer dan 50
kopieën/ml vanaf week 24, of ziekteprogressie.
De mediane leeftijd was 34 jaar en bijna 64% van de patiënten was van het mannelijke geslacht, het
mediane aantal CD4 cellen was respectievelijk 170 en 190 cellen per mm3 in de groep die tweemaal
daags nevirapine kreeg en de groepen die efavirenz kregen. Er waren geen significante verschillen qua
demografie en uitgangswaarden tussen de behandelgroepen.
De vooraf vastgelegde primaire vergelijking van de werkzaamheid was tussen de groep die tweemaal
daags met nevirapine werd behandeld en de groep die met efavirenz werd behandeld.
Tweemaal daags nevirapine en efavirenz verschilden niet significant (p = 0,091) qua werkzaamheid
bepaald door falende behandeling, of een onderdeel van de falende behandeling, waaronder
virologisch falen.
22
Gelijktijdig gebruik van nevirapine (400 mg) met efavirenz (800 mg) werd in verband gebracht met de
hoogste frequentie van klinische bijwerkingen en het hoogste aantal falende behandelingen (53,1%).
Omdat een regime van nevirapine plus efavirenz geen additionele werkzaamheid had en meer
bijwerkingen veroorzaakte dan beide geneesmiddelen afzonderlijk, wordt een dergelijk regime niet
aangeraden.
Twintig procent van de patiënten die tweemaal daags nevirapine kregen toegewezen en 18% van de
patiënten die efavirenz kregen toegewezen hadden tenminste één klasse 3 of 4 klinische bijwerking.
Klinische hepatitis kwam als klinische bijwerking voor bij 10 (2,6%) van de patiënten die tweemaal
daags nevirapine kregen en bij 2 (0,5%) van de patiënten die efavirenz kregen. Het percentage
patiënten met tenminste één klasse 3 of 4 laboratorium levertoxiciteit was 8,3% in de tweemaal daags
nevirapine groep en 4,5% in de efavirenz groep. Van de patiënten met klasse 3 of 4 laboratorium
levertoxiciteit, was het percentage met een hepatitis B of hepatitis C coïnfectie 6,7% en 20% in de
tweemaal daags nevirapine groep, 5,6% en 11,1% in de efavirenz groep.
2NN drie-jarige follow-up studie
Dit is een retrospectieve multicentre studie waarin de antivirale werkzaamheid over een periode van
3 jaar van nevirapine en efavirenz in combinatie met stavudine en lamivudine in 2NN patiënten van
week 49 tot week 144 werd vergeleken. Patiënten die deelnamen aan de 2NN studie en die actief
deelnamen aan de follow-up toen in week 48 de studie werd gesloten en die nog steeds werden
behandeld in de onderzoekskliniek, werden gevraagd deel te nemen aan deze studie. Primaire
eindpunten van de studie (percentage patiënten met falende behandeling) en secundaire eindpunten
van de studie alsmede backbone therapie waren hetzelfde als in de originele 2NN studie.
In deze studie werd een blijvende respons op nevirapine gedurende tenminste 3 jaar gedocumenteerd.
Equivalentie binnen een marge van 10% werd aangetoond tussen behandeling met tweemaal daags
200 mg nevirapine en efavirenz gelet op falende behandeling. Zowel het primaire (p = 0,92) als het
secundaire eindpunt vertoonden geen statistisch significante verschillen tussen efavirenz en tweemaal
daags 200 mg nevirapine.
Studies in eerder behandelde patiënten
NEFA studie
De NEFA studie was een gecontroleerde prospectieve gerandomiseerde studie waarin de
behandelmogelijkheden werden geëvalueerd voor patiënten die overgingen van een behandeling
gebaseerd op een proteaseremmer (PI) met een ondetecteerbare virale load, naar een regime met
nevirapine, efavirenz of abacavir.
In de studie werden willekeurig 460 volwassenen, die twee nucleoside reverse-transcriptase remmers
namen en tenminste één PI en van wie de plasma HIV-1-RNA-waarden minimaal de zes voorafgaande
maanden lager waren dan 200 c/ml, aangewezen om over te gaan van de PI naar nevirapine (155
patiënten), efavirenz (156 patiënten), of abacavir (149 patiënten).
Het primaire eindpunt van de studie was dood, progressie naar acquired immunodefficiency syndrome
(AIDS), of een verhoging van de HIV-1-RNA-waarden tot 200 kopieën of meer per milliliter.
Na 12 maanden waren de Kaplan-Meier schattingen van de waarschijnlijkheid dat het eindpunt werd
bereikt 10% in de nevirapine groep, 6% in de efavirenz groep en 13% in de abacavir groep (p = 0,10
volgens een intention-to-treat analyse).
De globale incidentie van bijwerkingen was significant lager (61 patiënten, of 41%) in de abacavir
groep dan in de nevirapine groep (83 patiënten, of 54%) of de efavirenz groep (89 patiënten, of 57%).
Significant minder patiënten stopten met het innemen van de medicatie in verband met bijwerkingen
in de abacavir groep (9 patiënten, of 6%) dan in de nevirapine groep (26 patiënten, of 17%) of in de
efavirenz groep (27 patiënten, of 17%).
23
Perinatale transmissie
Talrijke studies zijn verricht met nevirapine op het gebied van perinatale transmissie, waarvan
HIVNET 012 de belangrijkste is. Dit onderzoek toonde een significante afname in transmissie aan bij
een enkelvoudige dosis nevirapine (13,1 % (n = 310) bij de nevirapinegroep, tegen 25,1 % (n = 308)
bij de ultrakorte zidovudinegroep (p = 0,00063)). Monotherapie met nevirapine is in relatie gebracht
met de ontwikkeling van NNRTI-resistentie. Een enkelvoudige dosis nevirapine bij moeders of
zuigelingen kan leiden tot een verminderde werkzaamheid indien bij deze patiënten binnen 6 maanden
een hiv-behandelingsregime met nevirapine wordt ingesteld. Combinatie van andere antiretrovirale
middelen met een enkelvoudige dosis nevirapine verzwakt de ontwikkeling van nevirapineresistentie.
Indien andere antiretrovirale geneesmiddelen voorhanden zijn, dient het dosisregime van een
enkelvoudige dosis nevirapine gecombineerd te worden met aanvullende effectieve antiretrovirale
geneesmiddelen (zoals aanbevolen in internationaal erkende richtlijnen).
De klinische relevantie van deze gegevens in Europese populaties is niet vastgesteld. Verder kan,
wanneer nevirapine in een enkelvoudige dosis wordt gebruikt ter preventie van de verticale
transmissie van HIV-1-infecties, het risico van hepatotoxiciteit bij moeder en kind niet worden
uitgesloten.
Pediatrische patiënten
De 48 weken data van de Zuid-Afrikaanse studie BI 1100.1368 bevestigen dat de 4/7 mg/kg en
150 mg/m
2
nevirapinedoseringen goed verdragen worden en effectief zijn bij de behandeling van
antiretrovirale therapie-naïeve kinderen. In beide doseringsgroepen werd na 48 weken een duidelijke
verbetering in het CD4-celpercentage waargenomen. Ook waren beide doseringsschema’s effectief in
het verlagen van de viral load. In deze 48-weken-durende studie deden zich in geen van beide
doseringsgroepen onverwachte veiligheidsproblemen voor.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie: Nevirapine wordt gemakkelijk geabsorbeerd (> 90%) na orale toediening, zowel bij
gezonde vrijwilligers als bij volwassenen met een HIV-1-infectie. De absolute biologische
beschikbaarheid bij 12 gezonde volwassenen na toediening van één dosis bedroeg 93 ± 9%
(gemiddelde ± SD) voor een tablet van 50 mg en 91 ± 8% voor een orale oplossing. Maximale plasma-
nevirapineconcentraties van 2 ± 0,4
μg/ml (7,5 μM) werden 4 uur na een enkele dosis van 200
mg
bereikt. Na meerdere doses, blijken nevirapine piekconcentraties lineair toe te nemen in de dosisrange
van 200 tot 400 mg/dag. Literatuurgegevens van 20 HIV-geïnfecteerde patiënten duiden op steady-
state Cmax van 5,74
μg/ml (5.00-7,44)
en een Cmin van 3,73
μg/ml (3,20-5,08)
met een AUC van
109,0
h*μg/ml (96,0-143,5)
bij patiënten die 200 mg nevirapine tweemaal daags innemen. Overige
gepubliceerde data ondersteunen deze conclusies. Langere termijn effectiviteit blijkt het meest
waarschijnlijk bij patiënten van wie de nevirapine dalspiegels boven de 3,5
μg/ml liggen.
Distributie: Nevirapine is lipofiel en is bij fysiologische pH voornamelijk niet-geïoniseerd. Na
intraveneuze toediening bij gezonde volwassenen bedroeg het distributievolume (Vdss) van nevirapine
1,21 ± 0,09 l/kg, hetgeen wijst op een uitgebreide distributie van nevirapine in de mens. Nevirapine
passeert gemakkelijk de placenta en wordt gevonden in moedermelk. Nevirapine is voor ongeveer
60% gebonden aan plasma-eiwitten in de plasmaconcentratie-range van 1-10
μg/ml.
Nevirapineconcentraties in humaan cerebrospinaalvocht (n = 6) bedroegen 45% (± 5%) van de
concentraties in het plasma; deze ratio is ongeveer gelijk aan de fractie die niet gebonden is aan
plasma-eiwit.
Biotransformatie en eliminatie:
In vivo
onderzoeken bij mensen en
in vitro
onderzoeken met humane
levermicrosomen hebben aangetoond dat nevirapine uitgebreid gebiotransformeerd wordt via
cytochroom-P450 (oxidatief) metabolisme naar verscheidene gehydroxyleerde metabolieten.
In vitro
onderzoeken met menselijke levermicrosomen suggereren dat het oxidatieve metabolisme van
nevirapine hoofdzakelijk gemedieerd wordt door cytochroom-P450-iso-enzymen van de CYP3A-
familie, hoewel andere iso-enzymen een secundaire rol kunnen spelen. In een
massabalans/excretieonderzoek werd aan acht gezonde, mannelijke vrijwilligers die in de steady-state
24
waren gebracht met een dosis van tweemaal daags 200 mg nevirapine een enkele dosis van 50 mg
14C-nevirapine gegeven. Ongeveer 91,4 ± 10,5% van de radioactief gelabelde dosis werd
teruggevonden, waarbij de primaire excretieroute via de urine was (81,3 ± 11,1%), vergeleken met de
faeces (10,1 ± 1,5%). Meer dan 80% van de radioactiviteit in de urine bestond uit glucuronide-
conjugaten van gehydroxyleerde metabolieten. Dus cytochroom-P450-metabolisme, glucuronide-
conjugatie en excretie in de urine van de geglucuronideerde metabolieten vormt de belangrijkste route
van de biotransformatie en eliminatie van nevirapine bij mensen. Slechts een klein deel (< 5%) van de
radioactiviteit in de urine (< 3% van de totale dosis) bestond uit het oorspronkelijke product. Renale
excretie speelt dus een beperkte rol in de eliminatie van het oorspronkelijke product.
Nevirapine heeft een inducerende werking op hepatische cytochroom-P450 metabolische enzymen. De
farmacokinetiek van zelfinductie wordt gekenmerkt door een ongeveer 1,5- tot 2-voudige toename van
de schijnbare orale klaring van nevirapine wanneer de behandeling voortgezet wordt van één enkele
dosis naar twee tot vier weken lang toediening van 200-400 mg/dag. Zelfinductie resulteert ook in een
overeenkomstige afname in de halfwaardetijd van nevirapine in plasma van ongeveer 45 uur (enkele
dosis) tot ongeveer 25-30 uur na meervoudige dosering van 200-400 mg/dag.
Speciale groepen:
Renale dysfunctie:
De farmacokinetiek van een enkelvoudige dosis nevirapine is vergeleken bij 23
patiënten met ofwel milde (50
CLcr < 80 ml/min), matige (30
CLcr < 50 ml/min) of ernstige
renale dysfunctie (CLcr < 30 ml/min), nierfalen of end-stage renal disease (ESRD) waarbij dialyse is
vereist, en 8 patiënten met een normale nierfunctie (CLcr > 80 ml/min). Nierfalen (mild, matig en
ernstig) had geen significante verandering in de farmacokinetiek van nevirapine tot gevolg. Patiënten
met ESRD waarbij dialyse is vereist vertoonden echter een 43,5% afname in de AUC van nevirapine
binnen een behandelingsperiode van een week. Er trad ook accumulatie op van nevirapine
hydroxymetabolieten in plasma. De resultaten wijzen erop dat aanvullende nevirapine behandeling
met een extra dosering van 200 mg nevirapine na elke dialyse het effect van de dialyse op de
nevirapineklaring helpt tegen te gaan. Bij patiënten met een CLcr
20 ml/min is daarentegen geen
aanpassing van de nevirapine dosering noodzakelijk.
Leverdysfunctie:
Er is een onderzoek bij steady state uitgevoerd, waarin 46 patiënten met
milde (n=17: Ishak Score 1-2),
matige (n=20; Ishak Score 3-4),
of ernstige (n=9; Ishak Score 5-6, Child-Pugh A bij 8 patiënten, voor 1 Child-Pugh score niet van
toepassing) leverfibrose als een maat voor leverinsufficiëntie werden vergeleken.
De patiënten in het onderzoek kregen antiretrovirale therapie bestaande uit nevirapine 200 mg
tweemaal daags gedurende tenminste 6 weken voor de farmacokinetische bepalingen, met een
mediane duur van de therapie van 3,4 jaar. De meervoudige doses farmacokinetiek van nevirapine en
de vijf oxidatieve metabolieten werd niet gewijzigd.
Ongeveer 15% van deze patiënten met leverfibrose had echter nevirapine dalspiegels boven
9000 ng/ml (2 maal de gebruikelijke gemiddelde dalspiegel). Patiënten met leverinsufficiëntie dienen
nauwlettend te worden gevolgd met betrekking tot symptomen van geneesmiddel-geïnduceerde
toxiciteit.
In een onderzoek waarin de farmacokinetiek van een enkelvoudige dosis van 200 mg nevirapine bij
HIV-negatieve patiënten met milde en matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh A, n=6 ; Child-Pugh B,
n=4) is onderzocht, werd bij een Child-Pugh B patiënt met ascites een significante toename in de AUC
van nevirapine gezien Dit suggereert dat patiënten met een verslechterende leverfunctie en ascites
risico hebben op een ophoping van nevirapine in de systemische circulatie. Omdat nevirapine zijn
eigen metabolisme induceert bij meervoudige doses, kan het zijn dat dit enkelvoudige dosis onderzoek
niet de invloed reflecteert van leverinsufficiëntie op meervoudige doses farmacokinetiek (zie rubriek
4.4).
25
Geslacht en ouderen
In het multinationale 2NN-onderzoek werd een farmacokinetische substudie uitgevoerd bij 1077
patiënten, waarvan 391 van het vrouwelijke geslacht. Vrouwelijke patiënten hadden een 13,8% lagere
klaring van nevirapine dan de mannelijke patiënten. Dit verschil wordt klinisch niet-relevant
beschouwd. Het effect van het geslacht kan niet worden verklaard door de lichaamsgrootte, want noch
het lichaamsgewicht, noch de Body Mass Index (BMI) had effect op de nevirapine-klaring. De
farmacokinetiek van nevirapine in HIV-1 geïnfecteerde volwassenen lijkt niet te worden beïnvloed
door leeftijd (range van 19-68 jaar) of door ras (negroïde, hispanic of blank). Nevirapine is niet
specifiek onderzocht bij patiënten boven 65 jaar.
Pediatrische patiënten
Gegevens
over de farmacokinetiek van nevirapine zijn ontleend aan twee belangrijke bronnen: een 48
weken durende studie bij kinderen in Zuid-Afrika met 123 HIV-1 positieve, antiretrovirale therapie-
naïeve patiënten in de leeftijd van 3 maanden tot 16 jaar (BI 1100.1368); en een gecombineerde
analyse van 5 ‘Paediatric AIDS Clinical Trials Group’ (PACTG) onderzoeken met in totaal
495 patiënten in de leeftijd van 14 dagen tot 19 jaar.
Farmacokinetische gegevens van 33 patiënten (in leeftijd variërend van 0,77 tot 13,7 jaar) in de
intensief bemonsterde groep lieten zien dat de klaring van nevirapine toenam met toenemende leeftijd
overeenkomend met een toenemend lichaamsoppervlak. Een dosering van 150 mg/m2 nevirapine
tweemaal per dag (na een 14-daagse gewenningsperiode van 150 mg/m2 éénmaal per dag) liet een
geometrisch gemiddelde of gemiddelde dal-nevirapine concentratie tussen 4-6
μg/ml zien (de
streefwaarden voor volwassenen). Tevens waren de nevirapine dal-concentraties bij beide methoden
vergelijkbaar.
De gecombineerde analyse van ‘Paediatric AIDS Clinical Trials Group’ (PACTG) protocollen 245,
356, 366, 377 en 403 maakte evaluatie van pediatrische patiënten jonger dan 3 maanden mogelijk
(n=17). De waargenomen plasmaconcentraties van nevirapine lagen binnen het gebied zoals
waargenomen bij volwassenen en de rest van de pediatrische populatie, maar er was meer variatie
tussen de patiënten, vooral in de tweede levensmaand.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Uit de niet-klinische gegevens, gebaseerd op de conventionele onderzoeken op veiligheid,
farmacologie, herhaalde dosis-toxiciteit en genotoxiciteit komen geen speciale risico's naar voren voor
mensen anders dan degenen die zijn gezien in de klinische onderzoeken. In carcinogeniteitsstudies
induceert nevirapine levertumoren bij ratten en muizen. Deze bevindingen houden
hoogstwaarschijnlijk verband met het feit dat nevirapine een sterke leverenzyminductor is, en zijn niet
te wijten aan een genotoxisch effect.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Microkristallijne cellulose
Lactose (als monohydraat)
Povidon K25
Natriumzetmeelglycolaat (Type A)
Colloïdaal siliciumdioxide
Magnesiumstearaat
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
26
6.3
2 jaar
6.4
Houdbaarheid
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Startverpakking:
Witte opake PVC/PE/PVdC-aluminium blisterverpakkingen of OPA/Alu/PVC-aluminium
blisterverpakkingen. Dozen met 14 tabletten (kalenderverpakking).
Onderhoudsverpakkingen
Witte opake PVC/PE/PVdC-aluminium blisterverpakkingen of OPA/Alu/PVC-aluminium
blisterverpakkingen. Dozen met 60 of 120 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/598/001-006
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 30 november 2009
Datum van hernieuwing van de vergunning: 26 augustus 2014
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
21 februari 2013
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu
27
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
28
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
TEVA Pharmaceutical Works Private Limited Company
Pallagi út 13,
4042 Debrecen,
Hongarije
Pharmachemie B.V.
Swensweg 5,
2031 GA Haarlem
Nederland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel dienen de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende partij te zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (Zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen (PSUR’s)
De vergunninghouder dient voor dit geneesmiddel periodieke veiligheidsverslagen in, overeenkomstig
de vereisten zoals uiteengezet in de lijst van uniale referentiedata en indieningsfrequenties voor
periodieke veiligheidsverslagen (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107 quater, onder punt
7 van Richtlijn 2001/83/EG. Deze lijst is gepubliceerd op het Europese webportaal voor
geneesmiddelen
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP- risicobeheerplan)
Niet van toepassing
29
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
30
A. ETIKETTERING
31
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nevirapine Teva 200 mg tabletten
nevirapine
2.
GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) BESTANDDE(E)L(EN)
Elke tablet bevat 200 mg nevirapine (watervrij)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose: zie bijsluiter voor meer informatie
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 tabletten
60 tabletten
120 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
8.
EXP
9.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
32
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/598/001
EU/1/09/598/002
EU/1/09/598/003
EU/1/09/598/004
EU/1/09/598/005
EU/1/09/598/006
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
Geneesmiddel op medisch voorschrift
15.
16.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
INFORMATIE IN BRAILLE
Nevirapine Teva 200 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC:
SN:
NN:
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
33
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nevirapine Teva 200 mg tabletten
nevirapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Teva B.V.
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
34
GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD:
BLISTERVERPAKKING (KALENDERVERPAKKING)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nevirapine Teva 200 mg tabletten
nevirapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Teva B.V.
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag
35
B. BIJSLUITER
36
Bijsluiter:
informatie voor de patiënt
Nevirapine Teva 200 mg tabletten
nevirapine
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Nevirapine Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Nevirapine Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Nevirapine Teva behoort tot een groep van geneesmiddelen die hiv-remmers worden genoemd en
wordt gebruikt bij de behandeling van een humaan immunodeficiëntievirus (hiv-1-) infectie.
De werkzame stof in dit geneesmiddel is nevirapine. Nevirapine behoort tot een klasse van
hivremmers die non-nucleoside reverse transcriptase remmers (NNRTI’s) worden genoemd. Reverse
transcriptase is een enzym dat HIV nodig heeft om zich te vermeerderen. Nevirapine verhindert dat
reverse transcriptase zijn werking kan uitvoeren. Hierdoor helpt Nevirapine Teva de HIV-1-infectie te
onderdrukken.
Nevirapine Teva is bedoeld voor de behandeling van met hiv-1 geïnfecteerde volwassenen, jongeren
en kinderen van elke leeftijd. U moet Nevirapine Teva in combinatie met andere HIV-remmers
gebruiken. Uw arts zal aangeven welke geneesmiddelen voor u het beste zijn.
Als Nevirapine Teva aan uw kind is voorgeschreven, dan heeft alle informatie in deze bijsluiter
betrekking op uw kind (lees ‘uw kind’ in plaats van ‘u’).
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
als u allergisch bent voor nevirapine of voor één van de andere bestanddelen van Nevirapine
Teva. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
als u Nevirapine Teva eerder heeft gebruikt en toen moest stoppen met de behandeling omdat u
last had van:
-
ernstige huiduitslag
-
huiduitslag met andere verschijnselen zoals:
-
koorts
-
blaarvorming
-
pijn in de mond
-
oogontsteking
-
zwelling van het gezicht
-
zwellingen
37
-
-
.-
-
kortademigheid
-
spierpijn of gewrichtspijn
-
algemeen gevoel van ziek zijn
-
buikpijn
-
overgevoeligheidsreacties (allergische reacties)
- ontsteking van de lever (hepatitis)
als u lijdt aan een ernstige leverziekte
als u in het verleden moest stoppen met het gebruik van Nevirapine Teva omdat de werking van
de lever veranderde
als u een geneesmiddel gebruikt dat het kruidenpreparaat sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
bevat., Dit kruidenpreparaat kan de werking van Nevirapine Teva tegengaan.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt
Tijdens de eerste 18 weken van de behandeling met Nevirapine Teva is het zeer belangrijk dat u
en uw arts goed letten op verschijnselen van leverschade of huiduitslag. Deze reacties kunnen
ernstig en zelfs levensbedreigend worden. U heeft het grootste risico op deze reacties tijdens de
eerste 6 weken van de behandeling.
Als u ernstige huiduitslag krijgt of als er overgevoeligheid (allergische reacties) optreedt DAN
DIENT U TE STOPPEN MET HET GEBRUIK VAN NEVIRAPINE TEVA EN MOET U
DIRECT CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS, omdat deze reacties mogelijk
levensbedreigend kunnen zijn en tot de dood kunnen leiden.
Overgevoeligheid uit zich in de vorm van huiduitslag samen met andere bijwerkingen zoals:
-
koorts
-
blaarvorming
-
pijn in de mond
-
oogontsteking
-
zwelling in het gezicht
-
zwellingen
-
kortademigheid
-
spierpijn of gewrichtspijn
-
algemeen gevoel van ziek zijn
-
buikpijn
Als u alleen milde huiduitslag heeft zonder de andere bijwerkingen, informeer dan toch
onmiddellijk uw arts, hij zal u adviseren of u moet stoppen met het innemen van Nevirapine
Teva.
Als u symptomen ervaart, die kunnen duiden op leverschade, zoals:
-
verlies van eetlust
-
misselijkheid
-
overgeven
-
gele huid (geelzucht)
-
buikpijn
dan dient u onmiddellijk te stoppen met het gebruik van Nevirapine Teva en moet u
onmiddellijk contact opnemen met uw arts.
Als er ernstige lever- huid- of overgevoeligheidsreacties ontstaan gedurende het gebruik van
Nevirapine Teva, NEEM Nevirapine Teva DAN NIET IN voordat u dit heeft besproken met uw
arts. U dient de dosis van Nevirapine Teva, zoals voorgeschreven door uw arts, nauwkeurig te
volgen, Dit is vooral belangrijk gedurende de eerste 14 dagen van de behandeling (zie voor meer
informatie
Hoe gebruikt u dit middel?).
De volgende patiënten hebben een verhoogd risico voor het ontwikkelen van leverproblemen:
-
vrouwen
-
patiënten geïnfecteerd met hepatitis B of C
38
-
-
-
patiënten met afwijkende leverfunctiewaarden
niet eerder behandelde patiënten met hogere CD4-waarden bij de start van de Nevirapine Teva
behandeling (vrouwen meer dan 250 cellen/mm³, mannen meer dan 400 cellen/mm³)
voorbehandelde patiënten met een aantoonbare HIV-1 virale load in het plasma en hogere CD4
waarden bij de start van de nevirapine behandeling (vrouwen meer dan 250 cellen/mm³,
mannen meer dan 400 cellen/mm³).
Bij sommige patiënten een gevorderde HIV-infectie (AIDS) die al eens opportunistische infecties (op
AIDS duidende aandoening) hebben gehad, kunnen zich kort na het starten van een anti-HIV-therapie,
tekenen en symptomen voordoen van een ontsteking door voorgaande infecties.
Vermoedelijk zijn deze symptomen het gevolg van verbetering van de immuunrespons (natuurlijke
afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder
duidelijke symptomen, al waren. Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.
Naast opportunistische infecties, kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die ontstaat
wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u bent gestart met het
innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-infectie. Auto-immuunziekten kunnen
vele maanden na het starten van de behandeling optreden. Als u merkt dat u symptomen van een
infectie krijgt of andere symptomen zoals spierzwakte, zwakte die begint in de handen en voeten en
zich naar boven verplaatst in de richting van de romp van het lichaam, hartkloppingen, beven of
hyperactiviteit, neem dan voor de vereiste behandeling onmiddellijk contact op met uw arts.
Bij patiënten die antiretrovirale combinatietherapie krijgen, kan herverdeling van het lichaamsvet
optreden. Als u veranderingen in uw lichaamsvet opmerkt, neem dan contact op met uw arts (zie
rubriek 4
‘Mogelijke bijwerkingen’).
Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie krijgen, kunnen een botaandoening krijgen
die osteonecrose wordt genoemd (afsterven van botweefsel veroorzaakt door verminderde
bloedtoevoer naar het bot). Enkele risicofactoren die de kans op ontwikkeling van deze aandoening
vergroten zijn de duur van de antiretrovirale combinatietherapie, gebruik van corticosteroïden,
alcoholgebruik, een ernstig verzwakt afweersysteem en een hoge Body Mass Index (overgewicht).
Tekenen van osteonecrose zijn stijfheid en pijn in de gewrichten (in het bijzonder in de heupen, knieën
en schouders) en moeilijk kunnen bewegen. Wanneer u een van deze verschijnselen opmerkt, licht dan
uw arts in.
Vertel het uw arts als u gelijktijdig nevirapine en zidovudine gebruikt. Uw arts kan dan eventueel uw
witte bloedcellen controleren
Neem geen Nevirapine Teva na een blootstelling aan HIV, tenzij u gediagnostiseerd bent met hiv en
uw arts u gezegd heeft dat u Nevirapine Teva moet gebruiken. Nevirapine Teva geneest de HIV-
infectie niet. Het is dus nog steeds mogelijk dat u infecties en andere aandoeningen ontwikkelt. Het is
daarom belangrijk dat u onder controle blijft van uw arts. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit
geneesmiddel gebruikt, ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie.
Spreek met uw arts over de voorzorgsmaatregelen die nodig zijn om het besmetten van andere mensen
te voorkomen.
Prednison mag niet worden gebruikt voor de behandeling van aan Nevirapine Teva gerelateerde
uitslag.
Als u orale anticonceptiva (bv. ‘de pil’) of andere hormonale methodes gebruikt om niet zwanger te
worden tijdens de behandeling met Nevirapine Teva, moet u hiernaast ook anticonceptie
barrièremiddelen (bv. condooms) gebruiken om zwangerschap en verdere HIV-overdracht te
voorkomen. Vraag uw arts om advies voordat u dit geneesmiddel inneemt als u een postmenopauzale
hormoontherapie krijgt.
Als u rifampicine inneemt of krijgt voorgeschreven voor de behandeling van tuberculose, informeer
dan uw arts voordat u dit geneesmiddel inneemt met Nevirapine Teva.
39
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Nevirapine Teva tabletten zijn geschikt voor:
-
kinderen van 16 jaar en ouder
-
kinderen onder de 16 jaar die:
-
50 kg of meer wegen
-
of een lichaamsoppervlak van meer dan 1,25 m
2
hebben.
Voor kinderen jonger dan 16 jaar die minder dan 50 kg wegen of van wie het lichaamsoppervlak
minder is dan 1,25 m
2
zijn er andere orale formuleringen beschikbaar die nevirapine bevatten. Deze
moeten indien nodig gebruikt worden.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Nevirapine Teva nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat
dan uw arts. U moet uw arts op de hoogte stellen van alle andere geneesmiddelen die u gebruikt
voordat u begint met Nevirapine Teva. Uw arts kan indien nodig in de gaten houden of uw andere
geneesmiddelen nog steeds het gewenste effect hebben en de dosering aanpassen. Lees nauwkeurig de
bijsluiters van alle andere HIV-remmers die u gebruikt in combinatie met Nevirapine Teva.
Het is vooral van belang dat u uw arts inlicht als u één of meer van de volgende geneesmiddelen
gebruikt of kort geleden heeft gebruikt:
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
sint-janskruid (Hypericum
perforatum,
medicatie bij de behandeling van depressie)
rifampicine (medicatie bij de behandeling van tuberculose)
rifabutine (medicatie bij de behandeling van tuberculose)
macroliden, bijv. clarithromycine (medicatie om bacteriële infecties te behandelen)
fluconazol (medicatie tegen schimmelinfecties)
ketoconazol (medicatie tegen schimmelinfecties)
itraconazol (medicatie tegen schimmelinfecties)
methadon (medicatie gebruikt voor de behandeling van opiaatverslaafden)
warfarine (een antistollingsmiddel – bloedverdunner)
hormonale anticonceptiva („de pil“)
atazanavir (een ander geneesmiddel om een HIV-infectie te behandelen)
lopinavir/ritonavir (een ander geneesmiddel om een HIV-infectie te behandelen)
fosamprenavir (een ander geneesmiddel om een HIV-infectie te behandelen)
efavirenz (een ander geneesmiddel om een HIV-infectie te behandelen)
etravirine (een ander geneesmiddel om een hiv-infectie te behandelen)
rilpivirine (een ander geneesmiddel om een hiv-infectie te behandelen)
delavirdine (een ander geneesmiddel om een hiv-infectie te behandelen)
zidovudine (een ander geneesmiddel om een HIV-infectie te behandelen)
boceprevir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C)
telaprevir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C)
elvitegravir/cobicistat (een ander geneesmiddel om een hiv-infectie te behandelen).
Uw arts zal het effect van Nevirapine Teva en van deze geneesmiddelen nauwkeurig in de gaten
houden, wanneer u deze tegelijkertijd gebruikt.
Als u nierdialyse krijgt, kan uw arts overwegen om de dosis van Nevirapine Teva aan te passen omdat
Nevirapine Teva gedeeltelijk uit het bloed verwijderd wordt door de dialyse.
Inname van Nevirapine Teva met voedsel en drank
Nevirapine Teva kan zonder bezwaar met voedsel of drank worden ingenomen.
Zwangerschap en borstvoeding
40
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Vraag uw
arts of apotheker om advies voordat u dit geneesmiddel inneemt.
Tijdens de behandeling met Nevirapine Teva moet u stoppen met het geven van borstvoeding. Over
het algemeen wordt geadviseerd om geen borstvoeding te geven wanneer u met HIV geïnfecteerd bent
omdat het mogelijk is dat uw baby geïnfecteerd wordt met HIV via uw moedermelk.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
U kunt zich vermoeid voelen tijdens het gebruik van Nevirapine Teva. Wees voorzichtig wanneer u
deelneemt aan het verkeer, gereedschap gebruikt of machines bedient. Als u zich vermoeid voelt, moet
u mogelijk gevaarlijke taken vermijden, zoals een voertuig besturen, gereedschap gebruiken of
machines bedienen.
Nevirapine Teva bevat lactose en natrium
Dit middel bevat lactose (melksuiker). Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet
verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit middel inneemt.
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
U moet Nevirapine Teva niet als enig geneesmiddel gebruiken. U moet Nevirapine Teva met
tenminste twee andere hiv-remmers gebruiken. Uw arts zal voor u de meest geschikte geneesmiddelen
kiezen.
Volg bij het gebruik van dit geneesmiddel nauwgezet het advies van uw arts. Raadpleeg bij twijfel uw
arts of apotheker.
Dosering:
De dosering is éénmaal daags 1 tablet van 200 mg gedurende de eerste 14 dagen van de behandeling
(gewenningsperiode). Na 14 dagen is de aanbevolen dosering tweemaal daags 1 tablet van 200 mg.
Het is zeer belangrijk dat u gedurende de eerste 14 dagen (de gewenningsperiode) één tablet per dag
gebruikt. Als u gedurende deze periode huiduitslag krijgt, verhoog de dosis dan niet maar neem
contact op met uw arts.
De 14 daagse ‘gewenningsperiode’ verlaagt de kans op het ontstaan van huiduitslag.
Omdat Nevirapine Teva altijd gecombineerd moet worden met andere HIV-remmers, moet u de
gebruiksaanwijzing van die andere geneesmiddelen nauwkeurig opvolgen. Deze staan beschreven in
de bijsluiters van deze geneesmiddelen.
U moet doorgaan met het innemen van Nevirapine Teva tabletten volgens instructie van uw arts.
Zoals hierboven is uitgelegd onder
'Wees extra voorzichtig met Nevirapine Teva',
zal uw arts uw
leverfunctie controleren en het ontstaan van ongewenste bijwerkingen zoals huidreacties (huiduitslag,
rash) in de gaten houden. Afhankelijk van de testresultaten kan uw arts besluiten uw behandeling met
Nevirapine Teva tabletten te onderbreken of te stoppen. De arts kan eventueel besluiten uw
behandeling opnieuw te starten met een lagere dosis.
Neem de tabletten alleen via de mond in. Kauw niet op de tabletten. U kunt Nevirapine Teva tabletten
met of zonder voedsel innemen.
41
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Neem niet meer Nevirapine Teva in dan is voorgeschreven door uw arts en dan is beschreven in deze
bijsluiter. Op dit moment is er weinig bekend over de effecten van een overdosering Nevirapine Teva.
Wanneer u teveel Nevirapine Teva tabletten heeft ingenomen, raadpleeg dan uw arts.
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Probeer geen enkele dosis over te slaan. Als u binnen 8 uur na het geplande tijdstip van inname merkt
dat u een dosis vergeten bent, dan neemt u deze dosis alsnog zo snel mogelijk in. Als u meer dan 8 uur
te laat bent, slaat u de dosis over en neemt u de volgende dosis op het normale tijdstip in.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u alle doses op het juiste tijdstip inneemt:
-
wordt de werkzaamheid van de combinatie van de antiretrovirale geneesmiddelen enorm
verhoogd
-
wordt de kans dat het hiv-virus waarmee u geïnfecteerd bent resistent wordt voor antiretrovirale
middelen verkleind.
Het is van groot belang dat u Nevirapine Teva altijd op de juiste manier, zoals hierboven beschreven,
blijft innemen. U mag alleen stoppen met de behandeling na overleg met uw arts..
Wanneer u langer dan 7 dagen bent gestopt met het innemen van Nevirapine Teva, moet u opnieuw
beginnen met de 14-daagse gewenningsperiode (zoals hierboven beschreven) voordat u de tweemaal
daagse dosering mag hervatten.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Tijdens de hiv-behandeling kan er een toename in gewicht en een stijging van de serumlipiden- en
bloedglucosewaarden optreden. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel van uw gezondheid
en door uw levensstijl. In het geval van een stijging van de serumlipidenwaarden kan het soms worden
veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts zal u op deze veranderingen testen.
Zoals is vermeld onder de rubriek
'Wees extra voorzichtig met Nevirapine Teva ',
zijn ernstige en
levensbedreigende huidreacties en ernstige leverbeschadiging de belangrijkste bijwerkingen van
Nevirapine Teva. De reacties komen hoofdzakelijk gedurende de eerste 18 weken van
behandeling met Nevirapine Teva voor. Daarom is dit een belangrijke periode, die een
nauwkeurige controle door uw arts vereist.
Als u ooit enige vorm van huiduitslag ziet, informeert u dan onmiddellijk uw arts.
Wanneer huiduitslag optreedt, is deze meestal mild of matig. Echter, bij sommige patiënten kan deze
huiduitslag, die verschijnt in de vorm van huidblaasjes, ernstig of levensbedreigend zijn (Stevens-
Johnson syndroom en toxisch epidermale necrolyse) en er zijn gevallen met dodelijke afloop
gerapporteerd. De meeste gevallen van zowel ernstige huiduitslag als milde of matige huiduitslag
treden op in de eerste zes weken van de behandeling.
Als bij u huiduitslag optreedt en u voelt zich ook ziek, dan moet u onmiddellijk uw arts informeren.
42
Overgevoeligheidsreacties (allergische reacties) kunnen voorkomen. Zulke reacties kunnen zich
voordoen in de vorm van anafylaxie (een ernstige vorm van een allergische reactie ) met
verschijnselen zoals
- huiduitslag
- zwelling van het gezicht
- moeilijk ademhalen (bronchiale spasmen)
- anafylactische shock
Overgevoeligheidsreacties kunnen ook optreden, zoals huiduitslag met andere bijwerkingen, zoals
- koorts
- blaarvorming op uw huid
- pijn in de mond
- oogontsteking
- zwelling van het gezicht
- algemene zwellingen
- kortademigheid
- spier- of gewrichtspijn
- een afname van het aantal witte bloedcellen (granulocytopenie)
- een algemeen gevoel van ziek zijn
- ernstige lever- of nierproblemen (lever- of nierfalen).
Licht uw arts onmiddellijk in als u last heeft van huiduitslag en een van de andere bijverschijnselen
van een overgevoeligheidsreactie (allergische reactie). Zulke reacties kunnen levensbedreigend zijn.
Afwijkingen in de leverfunctie zijn waargenomen bij het gebruik van Nevirapine Teva, inclusief
enkele gevallen van leverontsteking (hepatitis), die plotseling kan optreden en heftig kan zijn
(fulminante hepatitis) en leverfalen, beide kunnen een dodelijke afloop hebben.
Licht uw arts in als u last heeft één van de volgende klinische verschijnselen die kunnen duiden op
leverbeschadiging:
- verminderde eetlust
- misselijkheid
- braken
- een gele huid (geelzucht)
- buikpijn.
De bijwerkingen die hieronder worden beschreven zijn ondervonden door patiënten die nevirapine
hebben gebruikt.
Zeer vaak (kan optreden bij meer dan 1 op de 10 patiënten):
- huiduitslag
Vaak (kan optreden bij minder dan 1 op de 100 patiënten):
- vermindering van het aantal witte bloedcellen (granulocytopenie)
- allergische reacties (overgevoeligheidsreacties)
- hoofdpijn
- misselijkheid
- overgeven
- buikpijn
- dunne ontlasting (diarree)
- ontsteking van de lever (hepatitis)
- vermoeidheid
- koorts
- afwijkende uitslag van leverfunctietesten
43
Soms (kan optreden bij minder dan 1 op de 100 patiënten):
- allergische reactie gekarakteriseerd door huiduitslag, zwelling van het gezicht,
ademhalingsmoeilijkheden (bronchiaal spasme) of anafylactische shock
- vermindering van het aantal rode bloedcellen (anemie)
- gele huid (geelzucht)
- ernstige en levensbedreigende huiduitslag (Stevens-Johnson-syndroom/toxische epidermale
necrolyse)
- netelroos (urticaria)
- vochtblaasjes onder de huid (angio-oedeem)
- gewrichtspijn (artralgie)
- spierpijn (myalgie)
- verlaagd fosforgehalte in het bloed
- verhoogde bloeddruk
Zelden (kan optreden bij minder dan 1 op de 1000 patiënten):
- plotseling en heftige ontsteking van de lever (fulminante hepatitis)
- geneesmiddellenreactie met effect op de rest van het lichaam (geneesmiddelenreactie met meer
dan normaal voorkomen van een bepaald type witte bloedcel (eosinofilie) en effecten op de rest
van het lichaam)
De volgende bijwerkingen zijn ook gemeld bij het gebruik van Nevirapine Teva in combinatie met
andere antiretrovirale middelen:
- een afname van het aantal rode bloedcellen of bloedplaatjes
- alvleesklierontsteking
- een verminderde of abnormale gevoeligheid van de huid.
Deze verschijnselen worden doorgaans in verband gebracht met andere antiretrovirale middelen en
kunnen worden verwacht wanneer Nevirapine Teva in combinatie met andere middelen wordt
gebruikt; het is echter onwaarschijnlijk dat deze bijwerkingen worden veroorzaakt door de
behandeling met Nevirapine Teva.
Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Een afname in het aantal witte bloedcellen (granulocytopenie) kan optreden, dit komt vaker voor bij
kinderen. Een afname in het aantal rode bloedcellen (anemie), die gerelateerd kan zijn aan de
behandeling met nevirapine, komt ook vaker voor bij kinderen. Net zoals bij huiduitslag dient u uw
arts te informeren over alle bijwerkingen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de vervaldatum die staat vermeld op de doos en de
blisterverpakking na EXP. De vervaldatum verwijst naar de laatste dag van die maand.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
44
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
- Het werkzame bestanddeel is nevirapine. Elke tablet bevat 200 mg nevirapine (als nevirapine
anhydraat).
- De andere bestanddelen zijn microkristallijne cellulose, lactose (als monohydraat), povidon K25,
natriumzetmeelglycolaat (Type A), colloïdaal siliciumdioxide en magnesiumstearaat.
Hoe ziet Nevirapine Teva eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Witte, ovale, dubbelbolle tabletten. Eén zijde bevat de inscriptie “N”, een breukstreep en “200”. De
andere zijde bevat een breukstreep. De breukstreep is alleen om het breken te vereenvoudigen zodat
het inslikken makkelijker gaat en niet voor de verdeling in gelijke doses.
Nevirapine Teva wordt geleverd in blisterverpakking, met 14 (kalenderverpakking), 60 of 120
tabletten per verpakking. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
Fabrikant
TEVA Pharmaceutical Works Private Limited Company
Pallagi út 13,
4042 Debrecen,
Hongarije
Pharmachemie B.V.
Swensweg 5,
2031 GA Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
Tél/Tel: +32 38207373
България
Тева Фарма ЕАД
Teл: +359 24899585
Česká republika
Teva Pharmaceuticals CR, s.r.o.
Tel: +420 251007111
Danmark
Teva Denmark A/S
Tlf: +45 44985511
Lietuva
UAB Teva Baltics
Tel: +370 52660203
Luxembourg/Luxemburg
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
Belgique/Belgien
Tél/Tel: +32 38207373
Magyarország
Teva Gyógyszergyár Zrt.
Tel: +36 12886400
Malta
Teva Pharmaceuticals Ireland
L-Irlanda
Tel: +44 2075407117
45
Deutschland
TEVA GmbH
Tel: +49 73140208
Eesti
UAB Teva Baltics Eesti filiaal
Tel: +372 6610801
Ελλάδα
Specifar A.B.E.E.
Τηλ: +30
2118805000
España
Teva Pharma, S.L.U.
Tel: +34 913873280
France
Teva Santé
Tél: +33 155917800
Hrvatska
Pliva Hrvatska d.o.o.
Tel: +385 13720000
Ireland
Teva Pharmaceuticals Ireland
Tel: +44 2075407117
Ísland
Teva Pharma Iceland ehf.
Sími: +354 5503300
Italia
Teva Italia S.r.l.
Tel: +39 028917981
Κύπρος
Specifar A.B.E.E.
Ελλάδα
Τηλ: +30
2118805000
Latvija
UAB Teva Baltics
filiāle Latvijā
Tel: +371 67323666
Nederland
Teva Nederland B.V.
Tel: +31 8000228400
Norge
Teva Norway AS
Tlf: +47 66775590
Österreich
ratiopharm Arzneimittel Vertriebs-GmbH
Tel: +43 1970070
Polska
Teva Pharmaceuticals Polska Sp. z o.o.
Tel: +48 223459300
Portugal
Teva Pharma - Produtos Farmacêuticos,
Lda.
Tel: +351 214767550
România
Teva Pharmaceuticals S.R.L.
Tel: +40 212306524
Slovenija
Pliva Ljubljana d.o.o.
Tel: +386 15890390
Slovenská republika
TEVA Pharmaceuticals Slovakia s.r.o.
Tel: +421 257267911
Suomi/Finland
Teva Finland Oy
Puh/Tel: +358 201805900
Sverige
Teva Sweden AB
Tel: +46 42121100
United Kingdom (Northern Ireland)
Teva Pharmaceuticals Ireland
Ireland
Tel: +44 2075407117
Deze bijsluiter is voor de laatste keer goedgekeurd in maand JJJJ.
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europese
Geneesmiddelen Bureau
http://www.ema.europa.eu
46

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nevirapine Teva 200 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke tablet bevat 200 mg nevirapine (watervrij).
Hulpstof met bekend effect: elke tablet bevat 168 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Tablet
Witte, ovale, biconvexe tabletten. Eén zijde bevat de inscriptie 'N', een breukstreep en '200'. De
andere zijde bevat een breukstreep. De breukstreep is alleen om het breken te vereenvoudigen zodat
het inslikken makkelijker gaat en niet voor de verdeling in gelijke doses.
4.
KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties
Nevirapine Teva is geïndiceerd in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen voor de
behandeling van HIV-1 geïnfecteerde volwassenen en kinderen ongeacht de leeftijd (zie rubriek 4.4).
De meeste ervaring met nevirapine is opgedaan in combinatie met nucleoside reverse transcriptase
remmers (NRTI's). De keuze van een vervolgbehandeling na nevirapine dient gebaseerd te worden op
klinische ervaring en resistentie-onderzoek (zie rubriek 5.1).

4.2 Dosering en wijze van toediening
Nevirapine Teva dient te worden voorgeschreven door artsen die ervaring hebben met de behandeling
van HIV-geïnfecteerde patiënten.
Dosering
Patiënten van 16 jaar en ouder
De aanbevolen dosering Nevirapine Teva is gedurende de eerste 14 dagen dagelijks één tablet van
200 mg (deze gewenningsperiode dient ingelast te worden omdat gebleken is dat er op deze wijze
minder vaak huiduitslag voorkomt), gevolgd door tweemaal daags één tablet van 200 mg, in
combinatie met ten minste twee antiretrovirale middelen.
Voor patiënten die moeite hebben met slikken, minder dan 50 kg wegen of van wie het
lichaamsoppervlak minder is dan 1,25 m2 volgens de formule van Mosteller zijn er andere orale
formuleringen die nevirapine bevatten beschikbaar en moeten indien nodig worden gebruikt.
Indien binnen 8 uur na het geplande tijdstip van inname wordt opgemerkt dat een dosis niet is
ingenomen, dient de patiënt de gemiste dosis zo spoedig mogelijk in te nemen. Indien een dosis is
gemist en er meer dan 8 uur verstreken zijn, dient de patiënt de dosis over te slaan en de volgende
dosis op het gebruikelijke tijdstip in te nemen.
Overwegingen bij het doseren
ontwikkelen, dient de dosis Nevirapine Teva pas te worden verhoogd wanneer de huiduitslag
verdwenen is. De geïsoleerde huiduitslag dient zorgvuldig in de gaten te worden gehouden (zie rubriek
4.4). De startdosering van eenmaal daags 200 mg mag echter nooit langer dan 28 dagen gegeven
worden, vanwege het risico op te lage blootstelling en resistentie. Na 28 dagen moet een alternatieve
behandeling worden gezocht.
Patiënten die langer dan 7 dagen hun dosis nevirapine niet innemen, dienen opnieuw te beginnen met
het aanbevolen doseringsschema inclusief de 14-daagse gewenningsperiode.
Er zijn bijwerkingen waarbij onderbreking van de Nevirapine Teva therapie is vereist (zie rubriek 4.4).
Speciale populaties
Oudere patiënten

Nevirapine is niet specifiek onderzocht bij patiënten ouder dan 65 jaar.
Verminderde nierfunctie
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis die dialyse ondergaan wordt aanbevolen om een extra dosis
van 200 mg nevirapine te geven na elke dialysebehandeling. Bij patiënten met CLcr 20 ml/min hoeft
de dosering niet aangepast te worden, zie rubriek 5.2.
Verminderde leverfunctie
Nevirapine dient niet gebruikt te worden door patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh
C, zie rubriek 4.3). Bij patiënten met milde tot matig-ernstige leverinsufficiëntie is geen
dosisaanpassing nodig (zie rubrieken 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
Nevirapine Teva 200 mg tabletten zijn, indien het hierboven beschreven doseringsschema wordt
gevolgd, geschikt voor grotere kinderen, met name adolescenten, jonger dan 16 jaar die meer dan
50 kg wegen of van wie het lichaamsoppervlak groter is dan 1,25 m2 volgens de formule van
Mosteller.
Wijze van toediening
De tabletten dienen te worden ingenomen met vloeistof en niet te worden verpulverd of gekauwd.
Nevirapine Teva kan met of zonder voedsel worden ingenomen.

4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen.
Het opnieuw toedienen aan patiënten bij wie de behandeling definitief gestaakt moest worden
vanwege ernstige rash, rash gepaard gaande met constitutionele symptomen,
overgevoeligheidsreacties, of klinische hepatitis door nevirapine gebruik.
Patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh C) of uitgangswaarden van ASAT of ALAT
hoger dan 5 maal de bovengrens van de normaalwaarden, totdat de normaalwaarden van ASAT/ALAT
zijn gestabiliseerd tot onder 5 maal de bovengrens van de normaalwaarden.
Het opnieuw toedienen aan patiënten bij wie de waarden van ASAT of ALAT hoger waren dan 5 maal
de bovengrens van de normaalwaarde tijdens voorgaande nevirapine behandeling, en waarbij opnieuw
leverfunctieafwijkingen optraden kort na herhaalde toediening van nevirapine (zie rubriek 4.4).
Gelijktijdige toediening van kruidenpreparaten die sint-janskruid (Hypericum perforatum) bevatten,
vanwege de kans op verlaagde plasmaconcentraties en afname van het klinische effect van nevirapine
(zie rubriek 4.5).
Nevirapine Teva dient alleen te worden gebruikt in combinatie met ten minste twee andere
antiretrovirale geneesmiddelen (zie rubriek 5.1).
Nevirapine Teva dient niet gebruikt te worden als enig actief antiretroviraal middel omdat
monotherapie met ieder antiretroviraal middel heeft laten zien dat dit resulteert in virale resistentie.

De eerste 18 weken van de behandeling met nevirapine is een kritische periode, die een
nauwkeurige controle van de patiënten vereist om het mogelijk optreden van ernstige en
levensbedreigende huidreacties (inclusief gevallen van Stevens-Johnson syndroom (SJS) of
toxische epidermale necrolyse (TEN)) en ernstige hepatitis/leverfalen uit te sluiten. Het grootste
risico op leveraandoeningen en huidreacties bestaat gedurende de eerste 6 weken van de
therapie. Het risico op leveraandoeningen blijft echter ook na deze periode bestaan en
regelmatige controles moeten blijven plaatsvinden. Vrouwelijk geslacht en hogere
uitgangswaarden van CD4 celaantallen bij aanvang van de behandeling met nevirapine
(>250 cellen/mm3 bij volwassen vrouwen en >400 cellen/mm3 bij volwassen mannen) worden in
verband gebracht met een verhoogd risico op leveraandoeningen met een detecteerbaar plasma
HIV-1 RNA, dat wil zeggen een concentratie van 50 kopieën/ml, bij start van de behandeling.
Omdat zowel in gecontroleerde als ongecontroleerde studies ernstige en levensbedreigende
hepatotoxiciteit met name werd gezien bij patiënten met een plasma HIV-1 viral load van
50 kopieën/ml of meer, dient de behandeling met nevirapine niet te worden gestart bij volwassen
vrouwen met een CD4 uitgangswaarde groter dan 250 cellen/mm3 of volwassen mannen met een
uitgangswaarde groter dan 400 cellen/mm3 die een detecteerbare viral load hebben, tenzij het
voordeel opweegt tegen het risico.
In sommige gevallen trad progressie van de leveraandoening op, ondanks het staken van de
therapie. Patiënten die klachten of symptomen van hepatitis, ernstige huidreactie of
overgevoeligheidsreacties ontwikkelen, dienen te stoppen met nevirapine en direct medisch
advies in te winnen. Nevirapine mag niet opnieuw worden opgestart na ernstige lever-, huid- of
overgevoeligheidsreacties (zie rubriek 4.3).

Men dient zich strikt aan het doseeradvies te houden, met name de 14-daagse

gewenningsperiode (zie rubriek 4.2).

Huidreacties
Er zijn ernstige, levensbedreigende waaronder fatale huidreacties opgetreden bij patiënten die
behandeld werden met nevirapine, hoofdzakelijk gedurende de eerste 6 weken van de therapie.
Hieronder waren gevallen van het Stevens-Johnson syndroom, toxische epidermale necrolyse en
overgevoeligheidsreacties gekenmerkt door huiduitslag, constitutionele verschijnselen en viscerale
betrokkenheid. Patiënten dienen gedurende de eerste 18 weken van de behandeling intensief te worden
gecontroleerd. Dit geldt ook als zich een geïsoleerde rash voordoet.
Behandeling met nevirapine moet definitief gestaakt worden bij patiënten die last hebben van ernstige
rash of een rash gepaard gaande met constitutionele symptomen (zoals koorts, blaarvorming, orale
laesies, conjunctivitis, oedeem in het gezicht, spier- of gewrichtspijn, of algehele malaise) inclusief
Stevens-Johnson syndroom of toxische epidermale necrolyse. Nevirapine dient ook definitief te
worden gestaakt bij patiënten die last hebben van overgevoeligheidsreacties (gekarakteriseerd door
rash met constitutionele symptomen, plus viscerale betrokkenheid, zoals hepatitis, eosinofilie,
granulocytopenie en renale dysfunctie) zie rubriek 4.4.
De toediening van Nevirapine Teva boven de aanbevolen dosering kan de frequentie en ernst van
huidreacties, zoals het Stevens-Johnson syndroom en toxische epidermale necrolyse, verhogen.
Bij patiënten die huid- en/of leverreacties geassocieerd met het gebruik van nevirapine ondervinden is
rhabdomyolyse waargenomen.
nevirapinebehandeling vermindert de incidentie van nevirapine-geassocieerde rash niet, en kan zelfs in
verband worden gebracht met een toename van de incidentie en ernst van de rash gedurende de eerste
6 weken van de nevirapinetherapie.
Enkele factoren die het risico op het ontwikkelen van ernstige huidreacties vergroten zijn
geïdentificeerd, waaronder het niet in acht nemen van de startdosering van 200 mg per dag gedurende
de gewenningsperiode en een grote vertraging tussen de aanvang van de eerste symptomen en het
raadplegen van de arts. Vrouwen blijken een hoger risico te hebben op het ontwikkelen van rash dan
mannen, ongeacht het volgen van een therapie met of zonder nevirapine.
Patiënten dienen op de hoogte te worden gebracht dat het belangrijkste toxische effect van nevirapine
rash is. Ze dienen te worden geadviseerd om direct hun arts op de hoogte te stellen van elke vorm van
rash en de tijd tussen de eerste symptomen en het bezoek aan de arts zo kort mogelijk te houden. De
meerderheid van de met nevirapine geassocieerde rashes treedt op in de eerste 6 weken van de
behandeling. Daarom dienen patiënten gedurende deze periode nauwkeurig te worden gecontroleerd
op het ontstaan van rash. Patiënten dienen op de hoogte te worden gebracht dat een verhoging van de
dosering niet mag plaatsvinden wanneer er sprake is van rash gedurende de gewenningsperiode van
twee weken, totdat de rash verdwenen is. De startdosering van eenmaal daags 200 mg mag echter
nooit langer dan 28 dagen gegeven worden, hierna moet een alternatieve behandeling worden gezocht
vanwege het mogelijk risico op het ontstaan van resistentie als gevolg van onderdosering.
Patiënten die last hebben van ernstige rash of rash gepaard gaande met constitutionele symptomen
zoals koorts, blaarvorming, orale laesies, conjunctivitis, oedeem in het gezicht, spier- of gewrichtspijn
of algehele malaise, dienen het gebruik van het geneesmiddel te staken en onmiddellijk medisch
advies in te winnen. Bij deze patiënten dient nevirapine niet opnieuw te worden gestart.
Als patiënten een vermoedelijk met nevirapine geassocieerde rash vertonen, dienen leverfuncties
bepaald te worden. Patiënten met gemiddelde tot ernstige verhoging (ASAT of ALAT hoger dan 5
maal de bovengrens van de normaalwaarden) dienen definitief te stoppen met nevirapine.
Als een overgevoeligheidsreactie optreedt, gekarakteriseerd door rash met constitutionele symptomen
zoals koorts, arthralgie, myalgie en lymfadenopathie, plus viscerale betrokkenheid, zoals hepatitis,
eosinofilie, granulocytopenie en renale dysfunctie, moet nevirapine definitief worden gestaakt en niet
opnieuw worden gestart (zie rubriek 4.3).
Hepatische reacties
Bij patiënten die worden behandeld met nevirapine is ernstige en levensbedreigende hepatotoxiciteit,
met inbegrip van fatale hepatische necrose voorgekomen. De eerste 18 weken van de behandeling is
een cruciale periode die nauwkeurige controle vereist. Het risico op hepatische reacties is het grootst
gedurende de eerste 6 weken van de therapie. Desondanks blijft na deze periode risico bestaan;
regelmatige controle dient gecontinueerd te worden gedurende de behandeling.
Bij patiënten die huid- en/of leverreacties geassocieerd met het gebruik van nevirapine ondervinden is
rhabdomyolyse waargenomen.
Verhoogde ASAT of ALAT spiegels groter dan 2,5 maal de bovengrens van de normaalwaarden en/of
bijkomende infectie met hepatitis B en/of C bij aanvang van de antiretrovirale therapie wordt
geassocieerd met een hoger risico op hepatische bijwerkingen gedurende antiretrovirale behandeling
in het algemeen, inclusief nevirapine-bevattende therapieën.
Vrouwelijk geslacht en hogere CD4 waarden bij aanvang van de nevirapine behandeling bij therapie-
naïeve patiënten worden in verband gebracht met een verhoogd risico op bijwerkingen aan de lever.
Vrouwen hebben een drievoudig hoger risico dan mannen op symptomatische, vaak rash-gerelateerde,
leveraandoeningen (5,8% vs. 2,2%), en zowel mannelijke als vrouwelijke therapie-naïeve patiënten
met detecteerbaar HIV-1 RNA in het plasma en hogere CD4 waarden bij aanvang van de
een retrospectieve analyse die voornamelijk betrekking had op patiënten met een plasma HIV-1 viral
load van 50 kopieën/ml of hoger, hadden vrouwen met CD4 waarden > 250 cellen/mm3 een twaalf
keer zo hoog risico op symptomatische bijwerkingen aan de lever in vergelijking met vrouwen met
CD4 waarden <250 cellen/mm3 (11,0% vs. 0,9%). Een verhoogd risico werd waargenomen bij mannen
met HIV-1 RNA in het plasma en CD4 waarden >400 cellen/mm3 (6,3% vs. 1,2% voor mannen met
CD4 waarden < 400 cellen/mm3). Dit verhoogde risico op toxiciteit gebaseerd op CD4
drempelwaarden is niet gevonden bij patiënten met een ondetecteerbare plasma viral load
(<50 kopieën/ml).
Patiënten dienen op de hoogte te worden gebracht dat hepatische reacties een belangrijk toxisch effect
van nevirapine is, dat een nauwkeurige controle vereist gedurende de eerste 18 weken. De patiënten
dienen erop gewezen te worden dat zij bij het optreden van symptomen die wijzen op hepatitis,
stoppen met nevirapine en direct medisch advies inwinnen, inclusief leverfunctietesten.
Leverfunctie controle
Klinisch-chemisch onderzoek, waaronder leverfunctietesten, dient uitgevoerd te worden voordat met
nevirapine gestart wordt en daarna op gezette tijden tijdens de behandeling.
Afwijkingen in de leverfunctietesten, waarvan sommige in de eerste weken van de behandeling, zijn
gemeld tijdens gebruik van nevirapine.
Asymptomatische verhogingen van leverenzymen zijn regelmatig beschreven en zijn niet
noodzakelijkerwijs een contra-indicatie voor het gebruik van nevirapine. Asymptomatische GGT
verhogingen zijn geen reden om de behandeling te stoppen.
Controle van de leverfunctie dient gedurende de eerste twee maanden van de behandeling elke twee
weken plaats te vinden. In de derde maand dient de controle van de leverfunctie éénmaal, en
vervolgens regelmatig plaats te vinden. Ook dient controle van de leverfunctie te worden uitgevoerd
wanneer de patiënt last heeft van symptomen die wijzen op hepatitis en/of overgevoeligheid.
Indien ASAT of ALAT groter is dan 2,5 maal de bovengrens van de normaalwaarde voor of tijdens de
behandeling, dient de leverfunctie frequenter gecontroleerd te worden tijdens regelmatig klinisch
bezoek. Nevirapine mag niet toegediend worden aan patiënten met een ASAT of ALAT voor aanvang
van de behandeling groter dan 5 maal de bovengrens; de normaalwaarden van ASAT/ALAT dienen
eerst te stabiliseren tot onder 5 maal de bovengrens (zie rubriek 4.3).

misselijkheid, geelzucht, bilirubinurie, acholische ontlasting, hepatomegalie of een pijnlijke lever.
Patiënten dienen geïnstrueerd te worden direct medische hulp in te roepen als deze verschijnselen zich
voordoen.

Indien ASAT of ALAT stijgt tot > 5 keer de bovengrens van de normaalwaarde tijdens de
behandeling dient nevirapine direct te worden gestaakt. Wanneer ASAT en ALAT
genormaliseerd zijn en wanneer de patiënt geen klinische verschijnselen of symptomen heeft
vertoond van hepatitis, rash, constitutioneel eczeem of andere verschijnselen die wijzen op een
gestoorde orgaanfunctie, dan is het mogelijk nevirapine te herintroduceren, per geval
beoordeeld, met een startdosering van 200 mg per dag gedurende 14 dagen gevolgd door 400 mg
per dag. In deze gevallen is een meer frequente levercontrole vereist. Als de
leverfunctieafwijkingen terugkeren, dient nevirapine definitief te worden gestaakt.

Wanneer klinische hepatitis ontstaat, gekarakteriseerd door anorexia, misselijkheid, braken,

geelzucht EN laboratoriumresultaten (zoals matige of ernstige leverfunctietest-afwijkingen
(uitgezonderd GGT)), moet de behandeling met nevirapine definitief worden gestaakt.
Nevirapine mag niet opnieuw worden toegediend aan patiënten bij wie definitief staken van de
behandeling noodzakelijk was vanwege klinische hepatitis door nevirapine.

Leveraandoeningen
De veiligheid en werkzaamheid van nevirapine is niet vastgesteld bij patiënten met ernstige
onderliggende leveraandoeningen. Nevirapine is gecontra-indiceerd bij patiënten met ernstige
hepatische leverinsufficiëntie (Child-Pugh C, zie rubriek 4.3). Farmacokinetische gegevens wijzen
erop dat voorzichtigheid is geboden wanneer nevirapine wordt toegediend aan patiënten met matige
leverdysfunctie (Child-Pugh B). Patiënten met chronische hepatitis B of C die worden behandeld met
antiretrovirale therapie hebben een hoger risico op ernstige en mogelijk fatale bijwerkingen aan de
lever. Bij gelijktijdige antivirale therapie voor hepatitis B of C, zie ook de relevante productinformatie
voor deze geneesmiddelen.
Patiënten met een reeds bestaande leverfunctiestoornis waaronder chronische actieve hepatitis hebben
een verhoogde frequentie van leverfunctiestoornissen tijdens antiretrovirale combinatietherapie en
moeten volgens de gangbare praktijk worden gecontroleerd. Als de leveraandoening bij dergelijke
patiënten erger blijkt te worden, moet onderbreking of stopzetting van de behandeling worden
overwogen.
Overige waarschuwingen
Post-exposure-profylaxe: Ernstige hepatotoxiciteit, inclusief leverfalen waarvoor transplantatie was
vereist, is gemeld bij niet-HIV-geïnfecteerde personen die met nevirapine werden behandeld tijdens
post-exposure-profylaxe (PEP), een niet-geregistreerde toepassing. Het gebruik van nevirapine voor
PEP, en in het bijzonder de behandelingsduur, is niet onderzocht en wordt daarom sterk afgeraden.
Combinatietherapie met nevirapine geneest een HIV-1-infectie niet; patiënten kunnen last blijven
houden van de ziektesymptomen die in verband staan met een gevorderde HIV-1-infectie, waaronder
opportunistische infecties.
Hoewel bewezen is dat effectieve virale suppressie met antiretrovirale behandeling het risico van
seksuele overdracht substantieel vermindert, kan een nog aanwezig risico niet worden uitgesloten.
Voorzorgsmaatregelen om overdracht te voorkomen dienen te worden genomen in overeenstemming
met nationale richtlijnen.
Hormonale methoden voor geboortebeperking, uitgezonderd depo-medroxyprogesteron acetaat
(DMPA), mogen niet als het enige anticonceptiemiddel gebruikt worden door vrouwen die Nevirapine
Teva gebruiken, aangezien door nevirapine de plasmaconcentraties van deze geneesmiddelen kunnen
afnemen. Daarom, en om het risico van HIV-transmissie te reduceren, worden barrière-
plaatsvindt tijdens het gebruik van nevirapine, dient het therapeutische effect hiervan gecontroleerd te
worden.
Gewicht en metabole parameters:
Een gewichtstoename en een stijging van de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen tijdens
antiretrovirale behandeling optreden. Zulke veranderingen kunnen gedeeltelijk samenhangen met het
onder controle brengen van de ziekte en de levensstijl. Voor lipiden is er in sommige gevallen bewijs
voor een effect van de behandeling, terwijl er voor gewichtstoename geen sterk bewijs is dat het aan
een specifieke behandeling gerelateerd is. Voor het controleren van de serumlipiden en bloedglucose
wordt verwezen naar de vastgestelde hiv-behandelrichtlijnen. Lipidestoornissen moeten worden
behandeld waar dat klinisch aangewezen is.
In klinische onderzoeken is het gebruik van nevirapine geassioceerd met een verhoging van HDL-
cholesterol en een algehele verbetering van de ratio tussen totaal en HDL-cholesterol. Echter, bij
gebrek aan specifieke onderzoeken is de klinische relevantie van deze bevindingen niet bekend.
Daarnaast heeft nevirapine niet laten zien dat het glucosestoornissen veroorzaakt.
Osteonecrose: Hoewel men aanneemt dat bij de etiologie vele factoren een rol spelen (waaronder
gebruik van corticosteroïden, alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie, hoge Body Mass Index),
zijn gevallen van osteonecrose vooral gemeld bij patiënten met voortgeschreden HIV-infectie en/of
langdurige blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie (CART). Patiënten moet worden
aangeraden om een arts te raadplegen wanneer hun gewrichten pijnlijk zijn of stijf worden of wanneer
zij moeilijk kunnen bewegen.
Immuunreactiveringssyndroom: Bij met HIV geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de
antiretrovirale combinatietherapie (CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan
zich een ontstekingsreactie op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen
voordoen die tot ernstige klinische manifestaties of verergering van de symptomen kan leiden.
Dergelijke reacties zijn vooral in de eerste weken of maanden na het starten van CART gezien.
Relevante voorbeelden zijn cytomegalovirus retinitis, gegeneraliseerde en/of focale mycobacteriële
infecties en Pneumocystis jirovecii pneumonie. Alle symptomen van de ontsteking moeten worden
beoordeeld en zo nodig dient een behandeling te worden ingesteld. Van auto-immuunziekten (zoals de
ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) is ook gerapporteerd dat ze in een setting van
immuunreactivering kunnen optreden; de gerapporteerde tijd tot het begin van de ziekte is echter
variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van de behandeling optreden.
De beschikbare farmacokinetische gegevens duiden erop dat gelijktijdig gebruik van rifampicine en
nevirapine niet aan te bevelen is. Bovendien wordt gelijktijdig gebruik van de volgende middelen met
Nevirapine Teva niet aanbevolen: efavirenz, ketoconazol, delavirdine, etravirine, rilpivirine,
elvitegravir (in combinatie met cobicistat), atazanavir (in combinatie met ritonavir), boceprevir;
fosamprenavir (indien niet gelijktijdig toegediend met een lage dosis ritonavir) (zie rubriek 4.5).
Granulocytopenie wordt vaak in verband gebracht met zidovudine. Daarom hebben patiënten die
nevirapine en zidovudine gelijktijdig gebruiken een verhoogde kans op granulocytopenie. Dit geldt in
het bijzonder voor pediatrische patiënten en patiënten die hogere doseringen zidovudine krijgen, of
patiënten met een slechte beenmergreserve, vooral bij gevorderde hiv-infectie. Bij deze patiënten
moeten hematologische waarden nauwkeurig worden gecontroleerd.
Hulpstoffen
Lactose
Dit geneesmiddel bevat per maximale aanbevolen dagelijkse dosering 336 mg lactose. Patiënten met
zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-intolerantie, bijv. galactosemie, algehele
lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie, dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken.
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is.

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Nevirapine induceert CYP3A en mogelijk CYP2B6, waarbij de maximale inductie 2 - 4 weken na
aanvang van de `multiple-dose'-therapie optreedt.
De plasmaspiegels van middelen die door CYP3A en/of CYP2B6 worden gemetaboliseerd kunnen
verlaagd zijn als ze samen met nevirapine worden gebruikt. De therapeutische effectiviteit van door
cytochroom P450 gemetaboliseerde geneesmiddelen dient dan ook nauwkeurig in de gaten te worden
gehouden wanneer deze samen met nevirapine worden gegeven.
De absorptie van nevirapine wordt niet beïnvloed door voedsel, antacida of geneesmiddelen die een
alkalische buffer bevatten.
De gegevens over interacties zijn weergegeven als gemiddelde met een 90% betrouwbaarheidsinterval
(90% CI), als deze data beschikbaar waren. NV = niet vastgesteld, = toegenomen, = afgenomen,
= geen effect.
Geneesmiddelen
Interactie
Aanbevelingen m.b.t. gelijktijdig
ingedeeld naar
gebruik
therapeutisch gebied
ANTI-INFECTIE MIDDELLEN

Antiretrovirale middelen

NRTI's

Didanosine 100-150
Didanosine AUC 1,08 (0,92-
Er is geen dosisaanpassing nodig
mg tweemaal daags
1,27)
wanneer Nevirapine Teva wordt
Didanosine Cmin NV
gebruikt in combinatie met
Didanosine Cmax 0,98 (0,79-
didanosine.
1,21)
Emtricitabine
Emtricitabine is geen remmer van
Nevirapine Teva en emtricitabine
humane CYP 450 enzymen.
kunnen gelijktijdig worden
toegediend zonder dosisaanpassing.
Abacavir
Abacavir remde de cytochroom
Nevirapine Teva en abacavir kunnen
P450 isovormen in humane
gelijktijdig worden toegediend
levermicrosomen niet.
zonder dosisaanpassing.
Lamivudine 150 mg
Geen veranderingen in schijnbare
Er is geen dosisaanpassing nodig
tweemaal daags
klaring en verdelingsvolume van
wanneer Nevirapine Teva wordt
lamivudine, hetgeen wijst op de
gebruikt in combinatie met
afwezigheid van een inducerend
lamivudine.
effect van nevirapine op de klaring
van lamivudine.
Stavudine: 30/40 mg
Stavudine AUC 0,96 (0,89-1,03) Er is geen dosisaanpassing nodig
tweemaal daags
Stavudine Cmin NV
wanneer Nevirapine Teva wordt
Stavudine Cmax 0,94 (0,86-1,03) gebruikt in combinatie met
stavudine.
Nevirapine: vergeleken met
historische controlegegevens bleken
de spiegels onveranderd te zijn.
Tenofovir-spiegels blijven
Er is geen dosisaanpassing nodig
eenmaal daags
onveranderd als het samen wordt
wanneer Nevirapine Teva wordt
toegediend met nevirapine.
gebruikt in combinatie met tenofovir.
Nevirapine plasmaspiegels
veranderen niet als nevirapine wordt
gebruikt in combinatie met
tenofovir.
Zidovudine 100 -
Zidovudine AUC 0,72 (0,60-0,96) Er is geen dosisaanpassing nodig
200 mg driemaal daags Zidovudine Cmin NV
wanneer Nevirapine Teva wordt
Zidovudine Cmax 0,70 (0,49-
gebruikt in combinatie met
1,04)
zidovudine

Nevirapine: zidovudine had geen
Granulocytopenie wordt vaak in
effect op de farmacokinetiek van
verband gebracht met zidovudine.
nevirapine.
Daarom hebben patiënten die
nevirapine en zidovudine gelijktijdig
gebruiken een verhoogde kans op
granulocytopenie. Dit geldt in het
bijzonder voor pediatrische patiënten
en patiënten die hogere doseringen
zidovudine krijgen, of patiënten met
een slechte beenmergreserve, vooral
bij gevorderde hiv-infectie. Bij deze
patiënten moeten hematologische
waarden nauwkeurig worden
gecontroleerd..

NNRTI's


Efavirenz 600 mg
Efavirenz AUC 0,72 (0,66-0,86)
Deze combinatie wordt niet
eenmaal daags
Efavirenz Cmin 0,68 (0,65-0,81)
aangeraden (zie rubriek 4.4) omdat
Efavirenz Cmax 0,88 (0,77-1,01)
gelijktijdige toediening van efavirenz
en Nevirapine Teva tot extra
toxiciteit kan leiden. Bovendien leidt
deze combinatie niet tot verbetering
van de effectiviteit in vergelijking
met één van beide NNRTI's alleen
(zie rubriek 5.1 voor resultaten van
de 2NN studie).
Delavirdine
Interactie is niet onderzocht
Gelijktijdige toediening van
Nevirapine Teva en NNRTI's wordt
niet aanbevolen (zie rubriek 4.4)
Etravirine
Gelijktijdig gebruik van etravirine
Gelijktijdige toediening van
en nevirapine kan een significante
Nevirapine Teva en NNRTI's wordt
daling van de plasmaspiegel van
niet aanbevolen (zie rubriek 4.4)
etravirine en verlies van de
therapeutische werkzaamheid van
etravirine veroorzaken
Rilpivirine
Interactie is niet onderzocht
Gelijktijdige toediening van
Nevirapine Teva en NNRTI's wordt
niet aanbevolen (zie rubriek 4.4)

PI's


10
Atazanavir/r 300/100mg:
Het wordt niet aanbevolen om
300/100 mg eenmaal
Atazanavir/r AUC 0,58 (0,48-
atazanavir/ritonavir en Nevirapine
daags
0,71)
Teva gecombineerd toe te dienen (zie
400/100 mg eenmaal
Atazanavir/r Cmin 0,28 (0,20-
rubriek 4.4).
daags
0,40)
Atazanavir/r Cmax 0,72 (0,60-
0,86)
Atazanavir/r 400/100mg
Atazanavir AUC 0,81 (0,65-1,02)
Atazanavir/r Cmin 0,41 (0,27-
0,60)
Atazanavir/r Cmax 1,02 (0,85­
1,24) (vergeleken met 300/100mg
zonder nevirapine)
Nevirapine AUC 1,25 (1,17-1,34)
Nevirapine Cmin 1,32 (1,22­1,43)
Nevirapine Cmax 1,17 (1,09-1,25)
Darunavir/ritonavir
Darunavir AUC 1,24 (0,97-1,57)
Er is geen dosisaanpassing nodig
400/100 mg tweemaal
Darunavir Cmin 1,02 (0,79-1,32) wanneer Nevirapine Teva wordt
daags
Darunavir Cmax 1,40 (1,14-1,73) gebruikt in combinatie met
darunavir.
Nevirapine AUC 1,27 (1,12-1,44)
Nevirapine Cmin 1,47 (1,20-1,82)
Nevirapine Cmax 1,18 (1,02-1,37)
Fosamprenavir 1400
Amprenavir AUC 0,67 (0,55-0,80) Het wordt niet aanbevolen om
mg tweemaal daags
Amprenavir Cmin 0,65 (0,49-
fosamprenavir met Nevirapine Teva
0,85)
te geven als fosamprenavir niet wordt
Amprenavir Cmax 0,75 (0,63-
gecombineerd met ritonavir (zie
0,89)
rubriek 4.4).
Nevirapine AUC 1,29 (1,19-1,40)
Nevirapine Cmin 1,34 (1,21-1,49)
Nevirapine Cmax 1,25 (1,14-1,37)
Fosamprenavir/
Amprenavir AUC 0,89 (0,77-
Er is geen dosisaanpassing
ritonavir 700/100 mg
1,03)
nodig wanneer nevirapine
tweemaal daags
Amprenavir Cmin 0,81 (0,69-
wordt gecombineerd met
0,96)
fosamprenavir/ritonavir.
Amprenavir Cmax 0,97 (0,85-
1,10)
Nevirapine AUC 1,14 (1,05-1,24)
Nevirapine Cmin 1,22 (1,10-1,35)
Nevirapine Cmax 1,13 (1,03-1,24)
Lopinavir/ritonavir
Volwassen patiënten:
Bij combinatie met Nevirapine Teva
(capsules) 400/100 mg Lopinavir AUC 0,73 (0,53-0,98)
wordt een verhoging van de dosis
tweemaal daags
Lopinavir Cmin 0,54 (0,28-0,74)
lopinavir/ritonavir aanbevolen tot
Lopinavir Cmax 0,81 (0,62-0,95)
533/133 mg (4 capsules) tweemaal
daags of 500/125 mg (5 tabletten van
100/25 mg) tweemaal daags, in te
nemen met voedsel. Het is niet nodig
de dosis van Nevirapine Teva aan te
passen als het wordt gecombineerd
met lopinavir.
11
Kinderen:
Bij kinderen dient een verhoging van
(drank) 300/75 mg/m2
Lopinavir AUC 0,78 (0,56-1,09)
de dosis lopinavir/ritonavir naar
tweemaal daags
Lopinavir Cmin 0,45 (0,25-0,82)
300/75 mg/m2 tweemaal daags met
Lopinavir Cmax 0,86 (0,64-1,16)
voedsel te worden overwogen
wanneer lopinavir/ritonavir in
combinatie met Nevirapine Teva
wordt gebruikt. Dit geldt in het
bijzonder voor patiënten bij wie
afgenomen gevoeligheid voor
lopinavir/ritonavir wordt vermoed.
Ritonavir 600 mg
Ritonavir AUC 0,92 (0,79-1,07)
Er is geen dosisaanpassing
tweemaal daags
Ritonavir Cmin 0,93 (0,76-1,14) nodig wanneer Nevirapine Teva
Ritonavir Cmax 0,93 (0,78-1,07) wordt gebruikt in combinatie met
ritonavir.
Nevirapine: gelijktijdige toediening
van ritonavir leidt niet tot klinisch
relevante verandering in de
plasmaspiegel van nevirapine.
Saquinavir/ritonavir
Beperkte gegevens over saquinavir
Er is geen dosisaanpassing nodig
zachte gel capsules geboost met
wanneer Nevirapine Teva wordt
ritonavir suggereren geen klinisch
gebruikt in combinatie met
relevante interactie tussen
saquinavir/ritonavir.
saquinavir geboost met ritonavir en
nevirapine.
Tipranavir/ritonavir
Er is geen specifieke interactiestudie Er is geen dosisaanpassing nodig
500/200 mg tweemaal
uitgevoerd. De beperkte beschikbare wanneer Nevirapine Teva wordt
daags
gegevens uit een fase IIa onderzoek gebruikt in combinatie met
bij HIV-geïnfecteerde patiënten
tipranavir.
laten een klinisch niet-significante
afname van 20% van tipranavir
Cmin zien.
ENTREEREMMERS
Enfuvirtide
Gezien de metabole routes worden
Er is geen dosisaanpassing nodig
er geen klinisch significante
wanneer enfuvirtide wordt
farmacokinetische interacties
gecombineerd met Nevirapine Teva.
verwacht tussen enfuvirtide en
nevirapine.
Maraviroc 300 mg
Maraviroc AUC 1,01 (0,6 -1,55) Er is geen dosisaanpassing nodig
Eenmaal daags
Maraviroc Cmin NV
wanneer maraviroc wordt
Maraviroc Cmax 1,54 (0,94-
gecombineerd met Nevirapine Teva.
2,52) vergeleken met historische
controlegegevens
Nevirapineconcentraties zijn niet
gemeten, maar er wordt geen effect
verwacht.
INTEGRASEREMMERS
Elvitegravir/
Interactie is niet onderzocht.
Gelijktijdige toediening van
cobicistat
Cobicistat, een cytochroom P450 3A Nevirapine Teva met elvitegravir in
remmer, remt leverenzymen
combinatie met cobicistat wordt niet
significant alsook andere metabole
aanbevolen (zie rubriek 4.4).
routes. Gelijktijdige toediening van
cobicistat en Nevirapine Teva zal
daarom zeer waarschijnlijk de
plasmaspiegels veranderen.
12
Geen klinische gegevens
Er is geen dosisaanpassing nodig
tweemaal daags
beschikbaar. Vanwege de metabole wanneer raltegravir wordt
route van raltegravir wordt geen
gecombineerd met Nevirapine Teva.
interactie verwacht.
ANTIBIOTICA

Claritromycine 500 mg Claritromycine AUC 0,69 (0,62-
De claritromycine blootstelling was
tweemaal daags
0,76)
significant afgenomen; de
Claritromycine Cmin 0,44 (0,30-
blootstelling aan 14-OH metaboliet
0,64)
was toegenomen. Omdat de actieve
Claritromycine Cmax 0,77 (0,69-
claritromycine metaboliet een
0,86)
verminderde werking heeft tegen
Mycobacterium aviumintracellulair
Metaboliet 14-OH claritromycine
complex infectie, kan de algehele
AUC 1,42 (1,16-1,73)
werking tegen het pathogeen
Metaboliet 14-OH claritromycine
veranderd zijn. Er moet overwogen
Cmin 0 (0,68-1,49)
worden om een alternatief voor
Metaboliet 14-OH claritromycine
claritromycine, zoals azitromycine te
Cmax 1,47 (1,21-1,80)
gebruiken. Aanbevolen wordt om
goed te letten op leverafwijkingen.
Nevirapine AUC 1,26
Nevirapine Cmin 1,28
Nevirapine Cmax 1,24
vergeleken met historische
controlegegevens.
Rifabutine 150 of 300 Rifabutine AUC 1,17 (0,98-1,40)
Er is geen significant effect op
mg eenmaal daags
Rifabutine Cmin 1,07 (0,84-1,37) rifabutine en nevirapine gemiddelde
Rifabutine Cmax 1,28 (1,09-1,51) PK-parameters waargenomen. Er is
geen dosisaanpassing nodig wanneer
Metaboliet 25-O-desacetylrifabutine rifabutine en Nevirapine Teva
AUC 1,24 (0,84-1,84)
gelijktijdig worden toegediend.
Metaboliet 25-O-desacetylrifabutine Echter, als gevolg van de hoge
Cmin 1,22 (0,86-1,74)
variabiliteit tussen patiënten kunnen
Metaboliet 25-O-desacetylrifabutine sommige patiënten grote toenames
Cmax 1,29 (0,98-1,68)
van rifabutineblootstelling ervaren en
kunnen ze een hoger risico lopen op
Vergeleken met historische
rifabutinetoxiciteit. Daarom dient
gegevens is een klinisch niet
men voorzichtig te zijn met
relevante toename in de schijnbare
gelijktijdige toediening.
klaring van nevirapine (met 9%)
gerapporteerd.
Rifampicine 600 mg
Rifampicine AUC 1,11 (0,96-
Combinatie van Nevirapine Teva en
eenmaal daags
1,28)
rifampicine wordt ontraden (zie
Rifampicine Cmin NV
rubriek 4.4). Bij patiënten die een
Rifampicine Cmax 1,06 (0,91-
Nevirapine Teva -bevattende HIV
1,22)
therapie krijgen en ook geïnfecteerd
zijn met tuberculose, kunnen artsen
Nevirapine AUC 0,42
het combineren met rifabutine als
Nevirapine Cmin 0,32
alternatief overwegen.
Nevirapine Cmax 0,50
vergeleken met historische
gegevens.
ANTISCHIMMELMIDDELEN
13
Fluconazol AUC 0,94 (0,88-
Vanwege het risico op verhoogde
eenmaal daags
1,01)
blootstelling aan Nevirapine Teva is
Fluconazol Cmin 0,93 (0,86-
voorzichtigheid geboden als de
1,01)
geneesmiddelen gelijktijdig worden
Fluconazol Cmax 0,92 (0,85-
gegeven en moeten patiënten
0,99)
nauwkeurig worden gecontroleerd.
Nevirapine: blootstelling: 100%
vergeleken met historische gegevens
waarbij nevirapine alleen werd
toegediend.
Itraconazol 200 mg
Itraconazol AUC 0,39
Wanneer deze twee middelen
eenmaal daags
Itraconazol Cmin 0,13
gelijktijdig worden toegediend, dient
Itraconazol Cmax 0,62
een dosisverhoging voor itraconazol
te worden overwogen.
Nevirapine: er was geen significant
verschil in de farmacokinetische
parameters van nevirapine.
Ketoconazol 400 mg
Ketoconazol AUC 0,28 (0,20-
Ketoconazol en Nevirapine Teva
eenmaal daags
0,40)
dienen niet gelijktijdig te worden
Ketoconazol Cmin NV
gegeven (zie rubriek 4.4).
Ketoconazol Cmax 0,56 (0,42-
0,73)
Nevirapine: plasmaspiegels: 1,15-
1,28 vergeleken met historische
controlegegevens.
ANTIVIRALE MIDDELEN TEGEN CHRONISCHE HEPATITIS B EN C
Adefovir
Resultaten van in-vitro-onderzoek
Adefovir en Nevirapine Teva kunnen
toonden een zwak antagonistisch
gelijktijdig worden toegediend
effect van adefovir op nevirapine
zonder dosisaanpassing.
aan (zie rubriek 5.1); klinisch
onderzoek heeft deze resultaten niet
bevestigd en een verminderde
werkzaamheid wordt niet verwacht.
Adefovir beïnvloedde geen van de
gebruikelijke CYP-isoenzymen
waarvan bekend is dat ze betrokken
zijn bij het metabolisme van
geneesmiddelen in de mens. Het
wordt via de nieren uitgescheiden.
Er wordt geen klinisch relevante
geneesmiddeleninteractie verwacht.
14
Boceprevir wordt deels
Gelijktijdige toediening van
gemetaboliseerd door CYP3A4/5.
boceprevir en Nevirapine Teva wordt
Gelijktijdige toediening van
niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
boceprevir en geneesmiddelen die
CYP3A4/5 induceren of remmen
kunnen de blootstelling doen af- of
toenemen. Plasmadalspiegels van
boceprevir namen af bij gelijktijdige
toediening met een NNRTI met een
vergelijkbare metabole route als van
nevirapine. Het klinische resultaat
van de waargenomen afname van
boceprevir dalspiegels is niet direct
geëvalueerd.
Entecavir
Entecavir is geen substraat, inductor Entecavir en Nevirapine Teva
of remmer van CYP450-
kunnen gelijktijdig worden
isoenzymen. Als gevolg van de
toegediend zonder dosisaanpassing.
metabole route van entecavir wordt
geen klinisch relevante
geneesmiddeleninteractie verwacht.
Interferonen
Interferonen vertonen geen bekend
Interferonen en Nevirapine Teva
(gepegyleerde
effect op CYP3A4 of CYP2B6. Er
kunnen gelijktijdig worden
interferonen alfa 2a en wordt geen klinisch relevante
toegediend zonder dosisaanpassing.
alfa 2b)
geneesmiddeleninteractie verwacht.
Ribavirine
Resultaten van in-vitro-onderzoek
Ribavirine en Nevirapine Teva
toonden een zwak antagonistisch
kunnen gelijktijdig worden
effect van ribavirine op nevirapine
toegediend zonder dosisaanpassing.
aan (zie rubriek 5.1); klinisch
onderzoek heeft deze resultaten niet
bevestigd en een verminderde
werkzaamheid wordt niet verwacht.
Ribavirine remde geen CYP-
isoenzymen. Tijdens
toxiciteitsstudies is geen bewijs
gezien dat ribavirine leverenzymen
induceert. Er wordt geen klinisch
relevante geneesmiddeleninteractie
verwacht.
15
Telaprevir wordt in de lever
Voorzichtigheid is geboden bij
omgezet door CYP3A. Het is een P- gelijktijdige toediening van telaprevir
gp-substraat. Andere enzymen
en Nevirapine Teva.
kunnen betrokken zijn bij het
Indien gekozen wordt voor
metabolisme. Gelijktijdige
gelijktijdige toediening met
toediening van telaprevir en
Nevirapine Teva, dient een
geneesmiddelen die CYP3A en/of
dosisaanpassing van telaprevir
P-gp induceren, kunnen de
overwogen te worden.
plasmaspiegel van telaprevir doen
afnemen. Er is geen onderzoek
verricht naar de interactie tussen
telaprevir en nevirapine. Echter,
interactiestudies van telaprevir en
NNRTI's met vergelijkbare
metabole routes als van nevirapine
toonden verlaagde spiegels aan van
beide stoffen. Resultaten van
interactiestudies van telaprevir en
efavirenz geven aan dat
voorzichtigheid geboden is bij
gelijktijdige toediening van
telaprevir en CYP450-inductoren.
Telbivudine
Telbivudine is geen substraat,
Telbivudine en Nevirapine Teva
inductor of remmer van CYP450-
kunnen gelijktijdig worden
isoenzymen. Als gevolg van de
toegediend zonder dosisaanpassing.
metabole route van telbivudine
wordt geen klinisch relevante
geneesmiddeleninteractie verwacht.
ANTACIDA
Cimetidine
Cimetidine: er is geen significant
Er is geen dosisaanpassing nodig
effect op de cimetidine
wanneer cimetidine wordt
farmacokinetische parameters
gecombineerd met Nevirapine Teva
waargenomen.
Nevirapine Cmin 1,07
ANTITROMBOTICA
Warfarine
De interactie tussen nevirapine en
Een nauwkeurige controle van de
het antitromboticum warfarine is
stollingsparameters is nodig.
complex: bij gelijktijdig gebruik kan
de stollingstijd zowel af- als
toenemen.
ANTICONCEPTIVA
Depot-
DMPA AUC
Gelijktijdig gebruik van nevirapine
medroxyprogesteron
DMPA Cmax
veranderde de ovulatie-
acetaat (DMPA) 150
DMPA Cmin
onderdrukkende effecten van DMPA
mg elke 3 maanden
niet. Er is geen dosisaanpassing
Nevirapine AUC 1,20
nodig wanneer DMPA en Nevirapine
Nevirapine Cmax 1,20
Teva gelijktijdig worden toegediend.
16
EE AUC 0,80 (0,67 - 0,97)
Hormonale
0,035 mg
EE Cmin NV
geboortebeperkingsmethodes dienen
EE Cmax 0,94 (0,79 - 1,12)
niet als enige methode van

anticonceptie te worden toegepast bij
Norethindron (NET)
NET AUC 0,81 (0,70 - 0,93)
vrouwen die Nevirapine Teva
1,0 mg eenmaal daags
NET Cmin NV
gebruiken (zie rubriek 4.4).
NET Cmax 0,84 (0,73 - 0,97)
Geschikte doses voor hormonale
anticonceptiva (oraal of andere
toedieningsvormen) anders dan
DMPA in combinatie met nevirapine
zijn niet vastgesteld met betrekking
tot veiligheid en werkzaamheid.
PIJNSTILLERS/OPIOÏDEN
Methadon Individuele
Methadon AUC 0,40 (0,31 - 0,51) Patiënten die een
patiëntdosering
Methadon Cmin NV
onderhoudsbehandeling krijgen met
Methadon Cmax 0,58 (0,50 - 0,67) methadon en met Nevirapine Teva
therapie beginnen, dienen te worden
gecontroleerd op
onthoudingsverschijnselen. Zo nodig
dient de methadondosis te worden
aangepast.
KRUIDENPREPARATEN
Sint-janskruid
De plasmaspiegels van nevirapine
Kruidenpreparaten die sintjanskruid
kunnen worden verlaagd door
bevatten dienen niet met Nevirapine
gelijktijdig gebruik van het
Teva te worden gecombineerd (zie
kruidenpreparaat sint-janskruid
rubriek 4.3). Als een patiënt al sint-
(Hypericum perforatum). Het sint-
janskruid gebruikt, dienen de
janskruid veroorzaakt inductie van
nevirapine- en indien mogelijk de
enzymen die betrokken zijn bij het
virale spiegels te worden
metabolisme van het geneesmiddel
gecontroleerd en dient het gebruik
en/of eiwitten die betrokken zijn bij van sint-janskruid te worden
het transport.
gestaakt. De nevirapinespiegels
kunnen stijgen bij staken van het
gebruik van sint-janskruid. De dosis
Nevirapine Teva moet mogelijk
worden aangepast. Het inducerende
effect kan nog ten minste 2 weken
aanhouden na staken van de
behandeling met sint-janskruid.
Overige informatie:

Nevirapinemetabolieten: studies in humane lever-microsomen toonden aan dat de vorming van
gehydroxyleerde nevirapine metabolieten niet beïnvloed werd door de aanwezigheid van dapson,
rifabutine, rifampicine en trimethoprim/sulfamethoxazol. Ketoconazol en erythromycine remden de
vorming van deze metabolieten significant.

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vruchtbare vrouwen/Anticonceptie voor mannen en vrouwen
Vrouwen in de vruchtbare leeftijd dienen naast een oraal anticonceptivum aanvullende anticonceptie te
gebruiken, omdat nevirapine de plasmaconcentratie van orale anticonceptiva kan verlagen (zie
rubrieken 4.4 en 4.5).
Zwangerschap
De beschikbare gegevens over gebruik tijdens de zwangerschap geven geen aanwijzingen voor
foetale/neonatale toxiciteit of toxiciteit die leidt tot aangeboren afwijkingen. Tot op heden zijn geen
17
gevonden tijdens reproductie-onderzoeken bij zwangere ratten en konijnen (zie rubriek 5.3). Er zijn
geen adequate en goed gecontroleerde onderzoeken bij zwangere vrouwen. Voorzichtigheid is
geboden wanneer nevirapine wordt voorgeschreven aan zwangere vrouwen (zie rubriek 4.4).
Aangezien hepatotoxiciteit vaker voorkomt bij vrouwen met een CD4 waarde boven 250 cellen/mm3
en detecteerbaar HIV-1 RNA in het plasma (50 kopieën/ml), dient dit in overweging te worden
genomen bij de therapeutische beslissing (zie rubriek 4.4). Er is onvoldoende bewijs om aan te nemen
dat het ontbreken van een verhoogd toxiciteitsrisico bij voorbehandelde vrouwen die aan het begin van
de behandeling met nevirapine een niet-detecteerbare viral load (minder dan 50 kopieën/ml van HIV-1
in plasma) en een CD4 waarde van meer dan 250 cellen/mm3 hadden ook van toepassing is op
zwangere vrouwen. Bij alle gerandomiseerde onderzoeken die zich hierop richtten, waren zwangere
vrouwen specifiek uitgesloten van deelname, en bij zowel cohortstudies als meta-analyses waren
zwangere vrouwen ondervertegenwoordigd.
Borstvoeding
Nevirapine passeert de placenta gemakkelijk en is teruggevonden in de moedermelk.
Aanbevolen wordt dat moeders met een HIV-infectie geen borstvoeding geven aan hun kinderen, om
het risico van postnatale transmissie van HIV te vermijden en dat moeders moeten stoppen met het
geven van borstvoeding wanneer zij nevirapine gebruiken.
Vruchtbaarheid
In reproductie-toxicologie-onderzoeken werden bij ratten aanwijzingen gevonden voor een verstoring
van de fertiliteit.

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen specifiek onderzoek naar de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen.
Patiënten dient echter geadviseerd te worden dat zij bijwerkingen, zoals vermoeidheid, kunnen ervaren
tijdens de behandeling met Nevirapine Teva. Daarom dient voorzichtigheid te worden betracht bij het
besturen van een voertuig of het bedienen van machines. Als patiënten vermoeid zijn, dienen zij
mogelijk gevaarlijke handelingen, zoals het besturen van een voertuig of het bedienen van machines,
te vermijden.

4.8 Bijwerkingen

Overzicht van het veiligheidsprofiel
De meest frequent gemelde bijwerkingen gerelateerd aan de nevirapine behandeling in al het klinisch
geneesmiddelenonderzoek, waren rash, allergische reacties, hepatitis, afwijkende leverfunctietesten,
misselijkheid, braken, diarree, buikpijn, vermoeidheid, koorts, hoofdpijn en myalgie.
Postmarketing surveillance laat zien dat de meest ernstige bijwerkingen van nevirapine zijn: het
Stevens-Johnsonsyndroom/toxische epidermale necrolyse, ernstige hepatitis/leverfalen,
geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen, gekarakteriseerd door rash met
constitutionele symptomen zoals koorts, arthralgie, myalgie en lymfadenopathie, plus viscerale
betrokkenheid, zoals hepatitis, eosinofilie, granulocytopenie en renale dysfunctie. De eerste 18 weken
van de behandeling is een kritische periode waarin nauwkeurige controle is vereist (zie rubriek 4.4).

Overzicht van bijwerkingen in tabelvorm
De volgende bijwerkingen, die een causaal verband kunnen hebben met de toediening van nevirapine,
zijn gemeld. De geschatte frequenties zijn gebaseerd op gepoolde data van klinische studies en
betreffen bijwerkingen die nevirapine-gerelateerd worden beschouwd.
De frequentie is gebaseerd op de volgende indeling: zeer vaak (1/10); vaak (1/100, <1/10); soms
(1/1000, <1/100); zelden (1/10.000, <1/1000); zeer zelden (<1/10.000).

Bloed en lymfestelselaandoeningen
18
granulocytopenie
Soms
anemie

Immuunsysteemaandoeningen
Vaak
overgevoeligheid (waaronder anafylactische reactie, angio-oedeem, urticaria)
Soms
anafylactische reactie
Zelden
geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen

Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
hoofdpijn

Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak
misselijkheid, braken, buikpijn, diarree

Lever- en galaandoeningen
Vaak
hepatitis (waaronder ernstige en levensbedreigende levertoxiciteit) (1,9%)
Soms
geelzucht
Zelden
snel optredende, heftige hepatitis (kan dodelijk zijn)

Huid of onderhuidaandoeninen
Zeer vaak uitslag (12,5%)
Soms
Stevens-Johnsonsyndroom/toxische epidermale necrolyse (kunnen dodelijk zijn) (0,2%),
angio-oedeem, urticaria

Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Soms
artralgie, myalgie

Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Vaak
pyrexie, vermoeidheid

Onderzoeken
Vaak
afwijkende leverfunctietesten (alanine-aminotransferase verhoogd; transaminasen
verhoogd; aspartaat-aminotransferase verhoogd; gamma-glutamyltransferase verhoogd;
leverenzymen verhoogd; hypertransaminasemie)
Soms
bloedfosfor verlaagd, bloeddruk verhoogd

Omschrijving van bepaalde bijwerkingen
In studie 1100.1090, waaruit het merendeel van de meldingen afkomstig is (n=28), hadden patiënten
die placebo kregen een hogere incidentie van gevallen van granulocytopenie (3,3%) dan patiënten die
nevirapine kregen (2,5%).
Anafylactische reactie is gemeld tijdens postmarketinggebruik en is niet waargenomen tijdens
gerandomiseerd gecontroleerd klinisch onderzoek. De frequentie-indeling werd geschat aan de hand
van een statistische berekening gebaseerd op het totaal aantal patiënten blootgesteld aan nevirapine
tijdens gerandomiseerd gecontroleerd klinisch onderzoek (n = 2718).
Verlaagde bloedfosfor en verhoogde bloeddruk zijn waargenomen tijdens klinisch onderzoek bij
gelijktijdig gebruik van tenofovir/emtricitabine.
Metabole parameters
Het gewicht en de serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens antiretrovirale
behandeling (zie rubriek 4.4).
De volgende bijwerkingen zijn eveneens gemeld wanneer nevirapine in combinatie met andere
antiretrovirale middelen werd gebruikt: pancreatitis, perifere neuropathie en trombocytopenie. Deze
bijwerkingen worden over het algemeen in verband gebracht met de andere antiretrovirale middelen
en kunnen worden verwacht wanneer nevirapine wordt gebruikt in combinatie met andere middelen;
19
nevirapinebehandeling. Er zijn enkele gevallen van lever-nierfalensyndroom gemeld.
Bij met HIV geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie
(CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op
asymptomatische of nog aanwezige opportunistische infecties voordoen. Auto-immuunziekten (zoals
de ziekte van Graves en auto-immuunhepatitis) zijn ook gerapporteerd; de gerapporteerde tijd tot het
begin van de ziekte is echter variabeler en deze bijwerkingen kunnen vele maanden na het starten van
de behandeling optreden (zie rubriek 4.4).
Er zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren,
voortgeschreden HIV-infectie of langdurige blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie
(CART). De frequentie hiervan is onbekend (zie rubriek 4.4).

Huid en subcutane weefsels

De meest voorkomende bijwerking van nevirapine is huiduitslag (rash). Aan nevirapine toe te
schrijven huiduitslag treedt op bij 12,5% van de patiënten behandeld met combinatietherapie in
gecontroleerde onderzoeken.
De rash bestaat gewoonlijk uit milde tot matig-ernstige, maculopapuleuze, erythemateuze huiduitslag,
met of zonder jeuk, op de romp, het gezicht en de armen en benen. Overgevoeligheid (anafylactische
reactie, angio-oedeem en urticaria) zijn gemeld. Rashes zijn geïsoleerd of treden op bij een
geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen, gekenmerkt door huiduitslag
gepaard gaande met constitutionele symptomen als koorts, arthralgie, myalgie en lymfadenopathie
plus viscerale betrokkenheid, zoals hepatitis, eosinofilie, granulocytopenie en renale dysfunctie.
Ernstige en levensbedreigende huidreacties bij patiënten die met nevirapine werden behandeld,
waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN) zijn
voorgekomen. Er zijn fatale gevallen van SJS, TEN en geneesmiddelenreactie met eosinofilie en
systemische symptomen, gemeld. Het merendeel van de ernstige vormen van rash trad op in de eerste
6 weken van de behandeling; enkele patiënten met ernstige rash moesten in het ziekenhuis opgenomen
worden waarvan één patiënt een chirurgische ingreep moest ondergaan (zie rubriek 4.4).

Lever en galblaas

De meest geziene afwijkingen in laboratoriumonderzoek is een verhoging in de leverfunctie-tests
(LFTs), met inbegrip van ALAT, ASAT, GGT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase.
Asymptomatische verhogingen van GGT spiegels komen het meest voor. Gevallen van geelzucht zijn
gemeld. Gevallen van hepatitis (ernstige en levensbedreigende hepatotoxiciteit, met inbegrip van
fatale hepatische necrose) zijn gemeld bij patiënten die werden behandeld met nevirapine. De beste
voorspeller voor ernstige bijwerkingen van de lever was verhoogde basale leverfunctiewaarden. De
eerste 18 weken van de behandeling is een kritische periode waarin nauwkeurige controle is vereist
(zie rubriek 4.4).

Pediatrische patiënten

Klinisch onderzoek bij totaal 361 kinderen, van wie de meeste een combinatiebehandeling met
zidovudine of/en stavudine kregen, laten zien, dat de meest frequent gerapporteerde, aan nevirapine
gerelateerde bijwerkingen dezelfde zijn als waargenomen bij volwassenen. Granulocytopenie werd bij
kinderen vaker gezien. In een open-label klinische studie (ACTG 180) trad geneesmiddelgerelateerde
granulocytopenie op bij 5/37 (13,5%) van de patiënten. In ACTG 245, een dubbelblind
placebogecontroleerd onderzoek, was de frequentie van ernstige geneesmiddelgerelateerde
granulocytopenie 5/305 (1,6%). Op zichzelf staande gevallen van het Stevens-Johnson syndroom of
het Stevens-Johnson/toxische epidermale necrolyse transitie syndroom zijn bij deze populatie
gerapporteerd.
20
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.

4.9 Overdosering
Er is geen antidotum bekend tegen een overdosis nevirapine. Er zijn gevallen gerapporteerd van
overdoseringen van nevirapine met doseringen van 800 tot 6000 mg per dag gedurende 15 dagen.
Patiënten kregen last van oedeem, erythema nodosum, vermoeidheid, koorts, hoofdpijn, slapeloosheid,
misselijkheid, pulmonaire infiltraten, rash, duizeligheid, braken, stijging van transaminase-waarden en
gewichtsverlies. Al deze effecten verdwenen na staken van de behandeling met nevirapine.
Pediatrische patiënten

Er is een geval gemeld van ruime onbedoelde overdosering bij een pasgeborene. De binnengekregen
dosis bedroeg 40 keer de aanbevolen dosis van 2 mg/kg/dag. Er werd lichte geïsoleerde neutropenie en
hyperlactatemie waargenomen; binnen een week verdwenen deze vanzelf, zonder enige klinische
complicaties. Een jaar later verliep de ontwikkeling van het betreffende kind nog steeds normaal.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antivirale middelen voor systemisch gebruik (non nucleoside
reverse transcriptase remmers), ATC-code: J05AG01
Werkingsmechanisme
Nevirapine is een NNRTI van HIV-1. Nevirapine is een niet-competitieve remmer van HIV-1 reverse
transcriptase, maar het heeft geen remmend effect van biologische betekenis op HIV-2 reverse
transcriptase of op eukaryotische DNA-polymerases , , , of .
Antivirale activiteit in vitro

Nevirapine had een mediane EC50-waarde (50% remmingsconcentratie) van 63-nM tegen een panel
van groep M HIV-1-isolaten van clades A, B, C, D, F, G en H, en circulerende recombinante vormen
(CRF), CRF01_AE, CRF02_AG en CRF12_BF die zich repliceren in humane embryonale nier-293-
cellen. In een panel van 2923 klinische, voornamelijk subtype B HIV-1, isolaten was de gemiddelde
EC50-waarde 90 nM. Vergelijkbare EC50-waarden zijn gevonden wanneer de antivirale activiteit van
nevirapine wordt gemeten in mononucleaire cellen uit perifeer bloed, monocyt ontwikkelde
macrofagen of lymfoblastoïde cellijnen. Nevirapine had in een celcultuur geen antivirale activiteit
tegen isolaten van groep O HIV-1 of HIV-2.
Nevirapine in combinatie met efavirenz liet een sterke antagonistische anti-HIV-1 activiteit zien in
vitro (zie rubriek 4.5) en was additief tot antagonistisch in combinatie met de proteaseremmer
ritonavir of de fusieremmer enfuvirtide. Nevirapine liet een additieve tot synergistische anti-HIV-1
activiteit zien in combinatie met de proteaseremmers amprenavir, atazanavir, indinavir, lopinavir,
saquinavir en tipranavir, en de NRTI's abacavir, didanosine, emtricitabine, lamivudine, stavudine,
tenofovir en zidovudine. De anti-HIV-1 activiteit van nevirapine werd in vitro geantagoneerd door het
anti-HBV geneesmiddel adefovir en door het anti-HCV geneesmiddel ribavirine.
21
HIV-1-isolaten met een verminderde (100-250-voudige) gevoeligheid voor nevirapine overleven in
celcultuur. Genotypische analyse toonde Y181C en/of V106A mutaties aan in het HIV-1 RT gen,
afhankelijk van de virusstam en de gebruikte cellijn. De tijdsduur voor het ontstaan van nevirapine
resistentie in een celcultuur was niet verschillend wanneer de selectie nevirapine bevatte in combinatie
met verschillende andere NNRTI's.
Genotypische analyse van isolaten van antiretrovirale therapie-naïeve patiënten, bij wie virologisch
falen optrad (n=71), die éénmaal daags nevirapine kregen (n=25) of tweemaal daags (n=46) in
combinatie met lamivudine en stavudine gedurende 48 weken, liet zien dat isolaten van respectievelijk
8/25 en 23/46 patiënten één of meer van de volgende NNRTI's resistentie-geassocieerde mutaties
bevatten: Y181C, K101E, G190A/S, K103N, V106A/m, V108I, Y188C/L, A98G, F227L en M230L.
Kruisresistentie
In vitro is het snel ontstaan van HIV-stammen die kruisresistentie vertoonden ten opzichte van
NNRTI's waargenomen. Kruisresistentie tegen delavirdine en efavirenz wordt verwacht na virologisch
falen met nevirapine. Afhankelijk van de resultaten van de resistentietest, zou vervolgens een
etravirine bevattende kuur kunnen worden gebruikt. Kruisresistentie tussen nevirapine en HIV PI's,
HIV integrase remmers of HIV entreeremmers is onwaarschijnlijk omdat de enzymen, waartegen de
therapieën zijn gericht, verschillend zijn. Evenzo is de kans op kruisresistentie tussen nevirapine en
NRTI's klein omdat de moleculen verschillende bindingsplaatsen hebben op de reverse transcriptase.
Klinische uitkomsten
Nevirapine is onderzocht bij zowel therapie-naïeve patiënten als bij eerder behandelde patiënten.
Studies bij therapie-naïeve patiënten
2NN studie

De `double non-nucleoside' (2NN) studie was een gerandomiseerde, open-label, multicentrum,
prospectieve studie waarin de NNRTI's nevirapine en efavirenz apart en in combinatie met elkaar
werden vergeleken.
1216 antiretrovirale therapie-naïeve patiënten met plasma HIV-1 RNA > 5000 kopieën/ml als
uitgangswaarde kregen éénmaal daags 400 mg nevirapine, tweemaal daags 200 mg nevirapine,
éénmaal daags 600 mg efavirenz of éénmaal daags 400 mg nevirapine en 800 mg efavirenz, plus
stavudine en lamivudine gedurende 48 weken.
Het primaire eindpunt, falende behandeling, was gedefinieerd als minder dan 1 log10 afname in
plasma HIV-1 RNA tijdens de eerste 12 weken, of twee opeenvolgende metingen van meer dan 50
kopieën/ml vanaf week 24, of ziekteprogressie.
De mediane leeftijd was 34 jaar en bijna 64% van de patiënten was van het mannelijke geslacht, het
mediane aantal CD4 cellen was respectievelijk 170 en 190 cellen per mm3 in de groep die tweemaal
daags nevirapine kreeg en de groepen die efavirenz kregen. Er waren geen significante verschillen qua
demografie en uitgangswaarden tussen de behandelgroepen.
De vooraf vastgelegde primaire vergelijking van de werkzaamheid was tussen de groep die tweemaal
daags met nevirapine werd behandeld en de groep die met efavirenz werd behandeld.
Tweemaal daags nevirapine en efavirenz verschilden niet significant (p = 0,091) qua werkzaamheid
bepaald door falende behandeling, of een onderdeel van de falende behandeling, waaronder
virologisch falen.
22
hoogste frequentie van klinische bijwerkingen en het hoogste aantal falende behandelingen (53,1%).
Omdat een regime van nevirapine plus efavirenz geen additionele werkzaamheid had en meer
bijwerkingen veroorzaakte dan beide geneesmiddelen afzonderlijk, wordt een dergelijk regime niet
aangeraden.
Twintig procent van de patiënten die tweemaal daags nevirapine kregen toegewezen en 18% van de
patiënten die efavirenz kregen toegewezen hadden tenminste één klasse 3 of 4 klinische bijwerking.
Klinische hepatitis kwam als klinische bijwerking voor bij 10 (2,6%) van de patiënten die tweemaal
daags nevirapine kregen en bij 2 (0,5%) van de patiënten die efavirenz kregen. Het percentage
patiënten met tenminste één klasse 3 of 4 laboratorium levertoxiciteit was 8,3% in de tweemaal daags
nevirapine groep en 4,5% in de efavirenz groep. Van de patiënten met klasse 3 of 4 laboratorium
levertoxiciteit, was het percentage met een hepatitis B of hepatitis C coïnfectie 6,7% en 20% in de
tweemaal daags nevirapine groep, 5,6% en 11,1% in de efavirenz groep.
2NN drie-jarige follow-up studie
Dit is een retrospectieve multicentre studie waarin de antivirale werkzaamheid over een periode van
3 jaar van nevirapine en efavirenz in combinatie met stavudine en lamivudine in 2NN patiënten van
week 49 tot week 144 werd vergeleken. Patiënten die deelnamen aan de 2NN studie en die actief
deelnamen aan de follow-up toen in week 48 de studie werd gesloten en die nog steeds werden
behandeld in de onderzoekskliniek, werden gevraagd deel te nemen aan deze studie. Primaire
eindpunten van de studie (percentage patiënten met falende behandeling) en secundaire eindpunten
van de studie alsmede backbone therapie waren hetzelfde als in de originele 2NN studie.
In deze studie werd een blijvende respons op nevirapine gedurende tenminste 3 jaar gedocumenteerd.
Equivalentie binnen een marge van 10% werd aangetoond tussen behandeling met tweemaal daags
200 mg nevirapine en efavirenz gelet op falende behandeling. Zowel het primaire (p = 0,92) als het
secundaire eindpunt vertoonden geen statistisch significante verschillen tussen efavirenz en tweemaal
daags 200 mg nevirapine.
Studies in eerder behandelde patiënten
NEFA studie

De NEFA studie was een gecontroleerde prospectieve gerandomiseerde studie waarin de
behandelmogelijkheden werden geëvalueerd voor patiënten die overgingen van een behandeling
gebaseerd op een proteaseremmer (PI) met een ondetecteerbare virale load, naar een regime met
nevirapine, efavirenz of abacavir.
In de studie werden willekeurig 460 volwassenen, die twee nucleoside reverse-transcriptase remmers
namen en tenminste één PI en van wie de plasma HIV-1-RNA-waarden minimaal de zes voorafgaande
maanden lager waren dan 200 c/ml, aangewezen om over te gaan van de PI naar nevirapine (155
patiënten), efavirenz (156 patiënten), of abacavir (149 patiënten).
Het primaire eindpunt van de studie was dood, progressie naar acquired immunodefficiency syndrome
(AIDS), of een verhoging van de HIV-1-RNA-waarden tot 200 kopieën of meer per milliliter.
Na 12 maanden waren de Kaplan-Meier schattingen van de waarschijnlijkheid dat het eindpunt werd
bereikt 10% in de nevirapine groep, 6% in de efavirenz groep en 13% in de abacavir groep (p = 0,10
volgens een intention-to-treat analyse).
De globale incidentie van bijwerkingen was significant lager (61 patiënten, of 41%) in de abacavir
groep dan in de nevirapine groep (83 patiënten, of 54%) of de efavirenz groep (89 patiënten, of 57%).
Significant minder patiënten stopten met het innemen van de medicatie in verband met bijwerkingen
in de abacavir groep (9 patiënten, of 6%) dan in de nevirapine groep (26 patiënten, of 17%) of in de
efavirenz groep (27 patiënten, of 17%).
23
Talrijke studies zijn verricht met nevirapine op het gebied van perinatale transmissie, waarvan
HIVNET 012 de belangrijkste is. Dit onderzoek toonde een significante afname in transmissie aan bij
een enkelvoudige dosis nevirapine (13,1 % (n = 310) bij de nevirapinegroep, tegen 25,1 % (n = 308)
bij de ultrakorte zidovudinegroep (p = 0,00063)). Monotherapie met nevirapine is in relatie gebracht
met de ontwikkeling van NNRTI-resistentie. Een enkelvoudige dosis nevirapine bij moeders of
zuigelingen kan leiden tot een verminderde werkzaamheid indien bij deze patiënten binnen 6 maanden
een hiv-behandelingsregime met nevirapine wordt ingesteld. Combinatie van andere antiretrovirale
middelen met een enkelvoudige dosis nevirapine verzwakt de ontwikkeling van nevirapineresistentie.
Indien andere antiretrovirale geneesmiddelen voorhanden zijn, dient het dosisregime van een
enkelvoudige dosis nevirapine gecombineerd te worden met aanvullende effectieve antiretrovirale
geneesmiddelen (zoals aanbevolen in internationaal erkende richtlijnen).
De klinische relevantie van deze gegevens in Europese populaties is niet vastgesteld. Verder kan,
wanneer nevirapine in een enkelvoudige dosis wordt gebruikt ter preventie van de verticale
transmissie van HIV-1-infecties, het risico van hepatotoxiciteit bij moeder en kind niet worden
uitgesloten.

Pediatrische patiënten
De 48 weken data van de Zuid-Afrikaanse studie BI 1100.1368 bevestigen dat de 4/7 mg/kg en
150 mg/m2 nevirapinedoseringen goed verdragen worden en effectief zijn bij de behandeling van
antiretrovirale therapie-naïeve kinderen. In beide doseringsgroepen werd na 48 weken een duidelijke
verbetering in het CD4-celpercentage waargenomen. Ook waren beide doseringsschema's effectief in
het verlagen van de viral load. In deze 48-weken-durende studie deden zich in geen van beide
doseringsgroepen onverwachte veiligheidsproblemen voor.

5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie: Nevirapine wordt gemakkelijk geabsorbeerd (> 90%) na orale toediening, zowel bij
gezonde vrijwilligers als bij volwassenen met een HIV-1-infectie. De absolute biologische
beschikbaarheid bij 12 gezonde volwassenen na toediening van één dosis bedroeg 93 ± 9%
(gemiddelde ± SD) voor een tablet van 50 mg en 91 ± 8% voor een orale oplossing. Maximale plasma-
nevirapineconcentraties van 2 ± 0,4 g/ml (7,5 M) werden 4 uur na een enkele dosis van 200 mg
bereikt. Na meerdere doses, blijken nevirapine piekconcentraties lineair toe te nemen in de dosisrange
van 200 tot 400 mg/dag. Literatuurgegevens van 20 HIV-geïnfecteerde patiënten duiden op steady-
state Cmax van 5,74 g/ml (5.00-7,44) en een Cmin van 3,73 g/ml (3,20-5,08) met een AUC van
109,0 h*g/ml (96,0-143,5) bij patiënten die 200 mg nevirapine tweemaal daags innemen. Overige
gepubliceerde data ondersteunen deze conclusies. Langere termijn effectiviteit blijkt het meest
waarschijnlijk bij patiënten van wie de nevirapine dalspiegels boven de 3,5 g/ml liggen.
Distributie: Nevirapine is lipofiel en is bij fysiologische pH voornamelijk niet-geïoniseerd. Na
intraveneuze toediening bij gezonde volwassenen bedroeg het distributievolume (Vdss) van nevirapine
1,21 ± 0,09 l/kg, hetgeen wijst op een uitgebreide distributie van nevirapine in de mens. Nevirapine
passeert gemakkelijk de placenta en wordt gevonden in moedermelk. Nevirapine is voor ongeveer
60% gebonden aan plasma-eiwitten in de plasmaconcentratie-range van 1-10 g/ml.
Nevirapineconcentraties in humaan cerebrospinaalvocht (n = 6) bedroegen 45% (± 5%) van de
concentraties in het plasma; deze ratio is ongeveer gelijk aan de fractie die niet gebonden is aan
plasma-eiwit.
Biotransformatie en eliminatie: In vivo onderzoeken bij mensen en in vitro onderzoeken met humane
levermicrosomen hebben aangetoond dat nevirapine uitgebreid gebiotransformeerd wordt via
cytochroom-P450 (oxidatief) metabolisme naar verscheidene gehydroxyleerde metabolieten. In vitro
onderzoeken met menselijke levermicrosomen suggereren dat het oxidatieve metabolisme van
nevirapine hoofdzakelijk gemedieerd wordt door cytochroom-P450-iso-enzymen van de CYP3A-
familie, hoewel andere iso-enzymen een secundaire rol kunnen spelen. In een
massabalans/excretieonderzoek werd aan acht gezonde, mannelijke vrijwilligers die in de steady-state
24
14C-nevirapine gegeven. Ongeveer 91,4 ± 10,5% van de radioactief gelabelde dosis werd
teruggevonden, waarbij de primaire excretieroute via de urine was (81,3 ± 11,1%), vergeleken met de
faeces (10,1 ± 1,5%). Meer dan 80% van de radioactiviteit in de urine bestond uit glucuronide-
conjugaten van gehydroxyleerde metabolieten. Dus cytochroom-P450-metabolisme, glucuronide-
conjugatie en excretie in de urine van de geglucuronideerde metabolieten vormt de belangrijkste route
van de biotransformatie en eliminatie van nevirapine bij mensen. Slechts een klein deel (< 5%) van de
radioactiviteit in de urine (< 3% van de totale dosis) bestond uit het oorspronkelijke product. Renale
excretie speelt dus een beperkte rol in de eliminatie van het oorspronkelijke product.
Nevirapine heeft een inducerende werking op hepatische cytochroom-P450 metabolische enzymen. De
farmacokinetiek van zelfinductie wordt gekenmerkt door een ongeveer 1,5- tot 2-voudige toename van
de schijnbare orale klaring van nevirapine wanneer de behandeling voortgezet wordt van één enkele
dosis naar twee tot vier weken lang toediening van 200-400 mg/dag. Zelfinductie resulteert ook in een
overeenkomstige afname in de halfwaardetijd van nevirapine in plasma van ongeveer 45 uur (enkele
dosis) tot ongeveer 25-30 uur na meervoudige dosering van 200-400 mg/dag.
Speciale groepen:
Renale dysfunctie: De farmacokinetiek van een enkelvoudige dosis nevirapine is vergeleken bij 23
patiënten met ofwel milde (50 CLcr < 80 ml/min), matige (30 CLcr < 50 ml/min) of ernstige
renale dysfunctie (CLcr < 30 ml/min), nierfalen of end-stage renal disease (ESRD) waarbij dialyse is
vereist, en 8 patiënten met een normale nierfunctie (CLcr > 80 ml/min). Nierfalen (mild, matig en
ernstig) had geen significante verandering in de farmacokinetiek van nevirapine tot gevolg. Patiënten
met ESRD waarbij dialyse is vereist vertoonden echter een 43,5% afname in de AUC van nevirapine
binnen een behandelingsperiode van een week. Er trad ook accumulatie op van nevirapine
hydroxymetabolieten in plasma. De resultaten wijzen erop dat aanvullende nevirapine behandeling
met een extra dosering van 200 mg nevirapine na elke dialyse het effect van de dialyse op de
nevirapineklaring helpt tegen te gaan. Bij patiënten met een CLcr 20 ml/min is daarentegen geen
aanpassing van de nevirapine dosering noodzakelijk.
Leverdysfunctie: Er is een onderzoek bij steady state uitgevoerd, waarin 46 patiënten met
milde (n=17: Ishak Score 1-2),
matige (n=20; Ishak Score 3-4),
of ernstige (n=9; Ishak Score 5-6, Child-Pugh A bij 8 patiënten, voor 1 Child-Pugh score niet van
toepassing) leverfibrose als een maat voor leverinsufficiëntie werden vergeleken.
De patiënten in het onderzoek kregen antiretrovirale therapie bestaande uit nevirapine 200 mg
tweemaal daags gedurende tenminste 6 weken voor de farmacokinetische bepalingen, met een
mediane duur van de therapie van 3,4 jaar. De meervoudige doses farmacokinetiek van nevirapine en
de vijf oxidatieve metabolieten werd niet gewijzigd.
Ongeveer 15% van deze patiënten met leverfibrose had echter nevirapine dalspiegels boven
9000 ng/ml (2 maal de gebruikelijke gemiddelde dalspiegel). Patiënten met leverinsufficiëntie dienen
nauwlettend te worden gevolgd met betrekking tot symptomen van geneesmiddel-geïnduceerde
toxiciteit.
In een onderzoek waarin de farmacokinetiek van een enkelvoudige dosis van 200 mg nevirapine bij
HIV-negatieve patiënten met milde en matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh A, n=6 ; Child-Pugh B,
n=4) is onderzocht, werd bij een Child-Pugh B patiënt met ascites een significante toename in de AUC
van nevirapine gezien Dit suggereert dat patiënten met een verslechterende leverfunctie en ascites
risico hebben op een ophoping van nevirapine in de systemische circulatie. Omdat nevirapine zijn
eigen metabolisme induceert bij meervoudige doses, kan het zijn dat dit enkelvoudige dosis onderzoek
niet de invloed reflecteert van leverinsufficiëntie op meervoudige doses farmacokinetiek (zie rubriek
4.4).
25
In het multinationale 2NN-onderzoek werd een farmacokinetische substudie uitgevoerd bij 1077
patiënten, waarvan 391 van het vrouwelijke geslacht. Vrouwelijke patiënten hadden een 13,8% lagere
klaring van nevirapine dan de mannelijke patiënten. Dit verschil wordt klinisch niet-relevant
beschouwd. Het effect van het geslacht kan niet worden verklaard door de lichaamsgrootte, want noch
het lichaamsgewicht, noch de Body Mass Index (BMI) had effect op de nevirapine-klaring. De
farmacokinetiek van nevirapine in HIV-1 geïnfecteerde volwassenen lijkt niet te worden beïnvloed
door leeftijd (range van 19-68 jaar) of door ras (negroïde, hispanic of blank). Nevirapine is niet
specifiek onderzocht bij patiënten boven 65 jaar.

Pediatrische patiënten
Gegevens over de farmacokinetiek van nevirapine zijn ontleend aan twee belangrijke bronnen: een 48
weken durende studie bij kinderen in Zuid-Afrika met 123 HIV-1 positieve, antiretrovirale therapie-
naïeve patiënten in de leeftijd van 3 maanden tot 16 jaar (BI 1100.1368); en een gecombineerde
analyse van 5 `Paediatric AIDS Clinical Trials Group' (PACTG) onderzoeken met in totaal
495 patiënten in de leeftijd van 14 dagen tot 19 jaar.
Farmacokinetische gegevens van 33 patiënten (in leeftijd variërend van 0,77 tot 13,7 jaar) in de
intensief bemonsterde groep lieten zien dat de klaring van nevirapine toenam met toenemende leeftijd
overeenkomend met een toenemend lichaamsoppervlak. Een dosering van 150 mg/m2 nevirapine
tweemaal per dag (na een 14-daagse gewenningsperiode van 150 mg/m2 éénmaal per dag) liet een
geometrisch gemiddelde of gemiddelde dal-nevirapine concentratie tussen 4-6 g/ml zien (de
streefwaarden voor volwassenen). Tevens waren de nevirapine dal-concentraties bij beide methoden
vergelijkbaar.
De gecombineerde analyse van `Paediatric AIDS Clinical Trials Group' (PACTG) protocollen 245,
356, 366, 377 en 403 maakte evaluatie van pediatrische patiënten jonger dan 3 maanden mogelijk
(n=17). De waargenomen plasmaconcentraties van nevirapine lagen binnen het gebied zoals
waargenomen bij volwassenen en de rest van de pediatrische populatie, maar er was meer variatie
tussen de patiënten, vooral in de tweede levensmaand.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Uit de niet-klinische gegevens, gebaseerd op de conventionele onderzoeken op veiligheid,
farmacologie, herhaalde dosis-toxiciteit en genotoxiciteit komen geen speciale risico's naar voren voor
mensen anders dan degenen die zijn gezien in de klinische onderzoeken. In carcinogeniteitsstudies
induceert nevirapine levertumoren bij ratten en muizen. Deze bevindingen houden
hoogstwaarschijnlijk verband met het feit dat nevirapine een sterke leverenzyminductor is, en zijn niet
te wijten aan een genotoxisch effect.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
Microkristallijne cellulose
Lactose (als monohydraat)
Povidon K25
Natriumzetmeelglycolaat (Type A)
Colloïdaal siliciumdioxide
Magnesiumstearaat

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
26
2 jaar

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Startverpakking:
Witte opake PVC/PE/PVdC-aluminium blisterverpakkingen of OPA/Alu/PVC-aluminium
blisterverpakkingen. Dozen met 14 tabletten (kalenderverpakking).
Onderhoudsverpakkingen
Witte opake PVC/PE/PVdC-aluminium blisterverpakkingen of OPA/Alu/PVC-aluminium
blisterverpakkingen. Dozen met 60 of 120 tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/598/001-006
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 30 november 2009
Datum van hernieuwing van de vergunning: 26 augustus 2014
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST


21 februari 2013
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu

27
BIJLAGE II

A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE

B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK

C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

D.

VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

28
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
TEVA Pharmaceutical Works Private Limited Company
Pallagi út 13,
4042 Debrecen,
Hongarije
Pharmachemie B.V.
Swensweg 5,
2031 GA Haarlem
Nederland
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel dienen de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende partij te zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (Zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).

C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE

VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN

·
Periodieke veiligheidsverslagen (PSUR's)

De vergunninghouder dient voor dit geneesmiddel periodieke veiligheidsverslagen in, overeenkomstig
de vereisten zoals uiteengezet in de lijst van uniale referentiedata en indieningsfrequenties voor
periodieke veiligheidsverslagen (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107 quater, onder punt
7 van Richtlijn 2001/83/EG. Deze lijst is gepubliceerd op het Europese webportaal voor
geneesmiddelen

D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL

·
Risk Management Plan (RMP- risicobeheerplan)
Niet van toepassing

29
BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER



30

A. ETIKETTERING

31

DOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nevirapine Teva 200 mg tabletten
nevirapine
2.
GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) BESTANDDE(E)L(EN)
Elke tablet bevat 200 mg nevirapine (watervrij)
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose: zie bijsluiter voor meer informatie
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 tabletten
60 tabletten
120 tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
32
HANDEL BRENGEN
Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/598/001
EU/1/09/598/002
EU/1/09/598/003
EU/1/09/598/004
EU/1/09/598/005
EU/1/09/598/006
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Geneesmiddel op medisch voorschrift
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
Nevirapine Teva 200 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC:
SN:
NN:
33
WORDEN VERMELD

BLISTERVERPAKKING

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nevirapine Teva 200 mg tabletten
nevirapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Teva B.V.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER

Lot


5.
OVERIGE

34
WORDEN VERMELD:

BLISTERVERPAKKING (KALENDERVERPAKKING)

1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Nevirapine Teva 200 mg tabletten
nevirapine
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Teva B.V.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER

Lot


5.
OVERIGE
Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag


35

B. BIJSLUITER
36

Nevirapine Teva 200 mg tabletten
nevirapine

Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke

informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Nevirapine Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Nevirapine Teva en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Nevirapine Teva behoort tot een groep van geneesmiddelen die hiv-remmers worden genoemd en
wordt gebruikt bij de behandeling van een humaan immunodeficiëntievirus (hiv-1-) infectie.
De werkzame stof in dit geneesmiddel is nevirapine. Nevirapine behoort tot een klasse van
hivremmers die non-nucleoside reverse transcriptase remmers (NNRTI's) worden genoemd. Reverse
transcriptase is een enzym dat HIV nodig heeft om zich te vermeerderen. Nevirapine verhindert dat
reverse transcriptase zijn werking kan uitvoeren. Hierdoor helpt Nevirapine Teva de HIV-1-infectie te
onderdrukken.
Nevirapine Teva is bedoeld voor de behandeling van met hiv-1 geïnfecteerde volwassenen, jongeren
en kinderen van elke leeftijd. U moet Nevirapine Teva in combinatie met andere HIV-remmers
gebruiken. Uw arts zal aangeven welke geneesmiddelen voor u het beste zijn.

Als Nevirapine Teva aan uw kind is voorgeschreven, dan heeft alle informatie in deze bijsluiter
betrekking op uw kind (lees `uw kind' in plaats van `u').
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
als u allergisch bent voor nevirapine of voor één van de andere bestanddelen van Nevirapine
Teva. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
-
als u Nevirapine Teva eerder heeft gebruikt en toen moest stoppen met de behandeling omdat u
last had van:
-
ernstige huiduitslag
-
huiduitslag met andere verschijnselen zoals:
-
koorts
-
blaarvorming
-
pijn in de mond
-
oogontsteking
-
zwelling van het gezicht
-
zwellingen
37
kortademigheid
-
spierpijn of gewrichtspijn
-
algemeen gevoel van ziek zijn
-
buikpijn
-
overgevoeligheidsreacties (allergische reacties)
- ontsteking van de lever (hepatitis)
-
als u lijdt aan een ernstige leverziekte
-
als u in het verleden moest stoppen met het gebruik van Nevirapine Teva omdat de werking van
de lever veranderde
.-
als u een geneesmiddel gebruikt dat het kruidenpreparaat sint-janskruid (Hypericum
perforatum) bevat., Dit kruidenpreparaat kan de werking van Nevirapine Teva tegengaan.

Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?

Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt

Tijdens de eerste 18 weken van de behandeling met Nevirapine Teva is het zeer belangrijk dat u
en uw arts goed letten op verschijnselen van leverschade of huiduitslag. Deze reacties kunnen
ernstig en zelfs levensbedreigend worden. U heeft het grootste risico op deze reacties tijdens de
eerste 6 weken van de behandeling.

Als u ernstige huiduitslag krijgt of als er overgevoeligheid (allergische reacties) optreedt DAN
DIENT U TE STOPPEN MET HET GEBRUIK VAN NEVIRAPINE TEVA EN MOET U
DIRECT CONTACT OPNEMEN MET UW ARTS, omdat deze reacties mogelijk
levensbedreigend kunnen zijn en tot de dood kunnen leiden.
Overgevoeligheid uit zich in de vorm van huiduitslag samen met andere bijwerkingen zoals:
-
koorts
-
blaarvorming
-
pijn in de mond
-
oogontsteking
-
zwelling in het gezicht
-
zwellingen
-
kortademigheid
-
spierpijn of gewrichtspijn
-
algemeen gevoel van ziek zijn
-
buikpijn
Als u alleen milde huiduitslag heeft zonder de andere bijwerkingen, informeer dan toch
onmiddellijk uw arts, hij zal u adviseren of u moet stoppen met het innemen van Nevirapine
Teva.

Als u symptomen ervaart, die kunnen duiden op leverschade, zoals:

-
verlies van eetlust
-
misselijkheid
-
overgeven
-
gele huid (geelzucht)
-
buikpijn
dan dient u onmiddellijk te stoppen met het gebruik van Nevirapine Teva en moet u
onmiddellijk contact opnemen met uw arts.

Als er ernstige lever- huid- of overgevoeligheidsreacties ontstaan gedurende het gebruik van

Nevirapine Teva, NEEM Nevirapine Teva DAN NIET IN voordat u dit heeft besproken met uw
arts. U dient de dosis van Nevirapine Teva, zoals voorgeschreven door uw arts, nauwkeurig te
volgen, Dit is vooral belangrijk gedurende de eerste 14 dagen van de behandeling (zie voor meer
informatie Hoe gebruikt u dit middel?).

De volgende patiënten hebben een verhoogd risico voor het ontwikkelen van leverproblemen:
-
vrouwen
-
patiënten geïnfecteerd met hepatitis B of C
38
patiënten met afwijkende leverfunctiewaarden
- niet eerder behandelde patiënten met hogere CD4-waarden bij de start van de Nevirapine Teva
behandeling (vrouwen meer dan 250 cellen/mm³, mannen meer dan 400 cellen/mm³)
- voorbehandelde patiënten met een aantoonbare HIV-1 virale load in het plasma en hogere CD4
waarden bij de start van de nevirapine behandeling (vrouwen meer dan 250 cellen/mm³,
mannen meer dan 400 cellen/mm³).
Bij sommige patiënten een gevorderde HIV-infectie (AIDS) die al eens opportunistische infecties (op
AIDS duidende aandoening) hebben gehad, kunnen zich kort na het starten van een anti-HIV-therapie,
tekenen en symptomen voordoen van een ontsteking door voorgaande infecties.
Vermoedelijk zijn deze symptomen het gevolg van verbetering van de immuunrespons (natuurlijke
afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder
duidelijke symptomen, al waren. Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.
Naast opportunistische infecties, kunnen ook auto-immuunziekten (een aandoening die ontstaat
wanneer het immuunsysteem gezond lichaamsweefsel aanvalt) optreden nadat u bent gestart met het
innemen van geneesmiddelen voor de behandeling van uw hiv-infectie. Auto-immuunziekten kunnen
vele maanden na het starten van de behandeling optreden. Als u merkt dat u symptomen van een
infectie krijgt of andere symptomen zoals spierzwakte, zwakte die begint in de handen en voeten en
zich naar boven verplaatst in de richting van de romp van het lichaam, hartkloppingen, beven of
hyperactiviteit, neem dan voor de vereiste behandeling onmiddellijk contact op met uw arts.
Bij patiënten die antiretrovirale combinatietherapie krijgen, kan herverdeling van het lichaamsvet
optreden. Als u veranderingen in uw lichaamsvet opmerkt, neem dan contact op met uw arts (zie
rubriek 4 `Mogelijke bijwerkingen').
Sommige patiënten die antiretrovirale combinatietherapie krijgen, kunnen een botaandoening krijgen
die osteonecrose wordt genoemd (afsterven van botweefsel veroorzaakt door verminderde
bloedtoevoer naar het bot). Enkele risicofactoren die de kans op ontwikkeling van deze aandoening
vergroten zijn de duur van de antiretrovirale combinatietherapie, gebruik van corticosteroïden,
alcoholgebruik, een ernstig verzwakt afweersysteem en een hoge Body Mass Index (overgewicht).
Tekenen van osteonecrose zijn stijfheid en pijn in de gewrichten (in het bijzonder in de heupen, knieën
en schouders) en moeilijk kunnen bewegen. Wanneer u een van deze verschijnselen opmerkt, licht dan
uw arts in.
Vertel het uw arts als u gelijktijdig nevirapine en zidovudine gebruikt. Uw arts kan dan eventueel uw
witte bloedcellen controleren
Neem geen Nevirapine Teva na een blootstelling aan HIV, tenzij u gediagnostiseerd bent met hiv en
uw arts u gezegd heeft dat u Nevirapine Teva moet gebruiken. Nevirapine Teva geneest de HIV-
infectie niet. Het is dus nog steeds mogelijk dat u infecties en andere aandoeningen ontwikkelt. Het is
daarom belangrijk dat u onder controle blijft van uw arts. U kunt nog steeds hiv doorgeven als u dit
geneesmiddel gebruikt, ofschoon het risico wordt verlaagd door effectieve antiretrovirale therapie.
Spreek met uw arts over de voorzorgsmaatregelen die nodig zijn om het besmetten van andere mensen
te voorkomen.
Prednison mag niet worden gebruikt voor de behandeling van aan Nevirapine Teva gerelateerde
uitslag.
Als u orale anticonceptiva (bv. `de pil') of andere hormonale methodes gebruikt om niet zwanger te
worden tijdens de behandeling met Nevirapine Teva, moet u hiernaast ook anticonceptie
barrièremiddelen (bv. condooms) gebruiken om zwangerschap en verdere HIV-overdracht te
voorkomen. Vraag uw arts om advies voordat u dit geneesmiddel inneemt als u een postmenopauzale
hormoontherapie krijgt.

Als u rifampicine inneemt of krijgt voorgeschreven voor de behandeling van tuberculose, informeer
dan uw arts voordat u dit geneesmiddel inneemt met Nevirapine Teva.
39
Nevirapine Teva tabletten zijn geschikt voor:
-
kinderen van 16 jaar en ouder
-
kinderen onder de 16 jaar die:
-
50 kg of meer wegen
-
of een lichaamsoppervlak van meer dan 1,25 m2 hebben.
Voor kinderen jonger dan 16 jaar die minder dan 50 kg wegen of van wie het lichaamsoppervlak
minder is dan 1,25 m2 zijn er andere orale formuleringen beschikbaar die nevirapine bevatten. Deze
moeten indien nodig gebruikt worden.

Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Nevirapine Teva nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of
bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat
dan uw arts. U moet uw arts op de hoogte stellen van alle andere geneesmiddelen die u gebruikt
voordat u begint met Nevirapine Teva. Uw arts kan indien nodig in de gaten houden of uw andere
geneesmiddelen nog steeds het gewenste effect hebben en de dosering aanpassen. Lees nauwkeurig de
bijsluiters van alle andere HIV-remmers die u gebruikt in combinatie met Nevirapine Teva.
Het is vooral van belang dat u uw arts inlicht als u één of meer van de volgende geneesmiddelen
gebruikt of kort geleden heeft gebruikt:
- sint-janskruid (Hypericum perforatum, medicatie bij de behandeling van depressie)
- rifampicine (medicatie bij de behandeling van tuberculose)
- rifabutine (medicatie bij de behandeling van tuberculose)
- macroliden, bijv. clarithromycine (medicatie om bacteriële infecties te behandelen)
- fluconazol (medicatie tegen schimmelinfecties)
- ketoconazol (medicatie tegen schimmelinfecties)
- itraconazol (medicatie tegen schimmelinfecties)
- methadon (medicatie gebruikt voor de behandeling van opiaatverslaafden)
- warfarine (een antistollingsmiddel ­ bloedverdunner)
- hormonale anticonceptiva (,,de pil')
- atazanavir (een ander geneesmiddel om een HIV-infectie te behandelen)
- lopinavir/ritonavir (een ander geneesmiddel om een HIV-infectie te behandelen)
- fosamprenavir (een ander geneesmiddel om een HIV-infectie te behandelen)
- efavirenz (een ander geneesmiddel om een HIV-infectie te behandelen)
- etravirine (een ander geneesmiddel om een hiv-infectie te behandelen)
- rilpivirine (een ander geneesmiddel om een hiv-infectie te behandelen)
- delavirdine (een ander geneesmiddel om een hiv-infectie te behandelen)
- zidovudine (een ander geneesmiddel om een HIV-infectie te behandelen)
- boceprevir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C)
- telaprevir (een geneesmiddel voor de behandeling van hepatitis C)
- elvitegravir/cobicistat (een ander geneesmiddel om een hiv-infectie te behandelen).
Uw arts zal het effect van Nevirapine Teva en van deze geneesmiddelen nauwkeurig in de gaten
houden, wanneer u deze tegelijkertijd gebruikt.
Als u nierdialyse krijgt, kan uw arts overwegen om de dosis van Nevirapine Teva aan te passen omdat
Nevirapine Teva gedeeltelijk uit het bloed verwijderd wordt door de dialyse.

Inname van Nevirapine Teva met voedsel en drank
Nevirapine Teva kan zonder bezwaar met voedsel of drank worden ingenomen.

Zwangerschap en borstvoeding
40
arts of apotheker om advies voordat u dit geneesmiddel inneemt.
Tijdens de behandeling met Nevirapine Teva moet u stoppen met het geven van borstvoeding. Over
het algemeen wordt geadviseerd om geen borstvoeding te geven wanneer u met HIV geïnfecteerd bent
omdat het mogelijk is dat uw baby geïnfecteerd wordt met HIV via uw moedermelk.

Rijvaardigheid en het gebruik van machines
U kunt zich vermoeid voelen tijdens het gebruik van Nevirapine Teva. Wees voorzichtig wanneer u
deelneemt aan het verkeer, gereedschap gebruikt of machines bedient. Als u zich vermoeid voelt, moet
u mogelijk gevaarlijke taken vermijden, zoals een voertuig besturen, gereedschap gebruiken of
machines bedienen.

Nevirapine Teva bevat lactose en natrium
Dit middel bevat lactose (melksuiker). Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers
niet
verdraagt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit middel inneemt.
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
U moet Nevirapine Teva niet als enig geneesmiddel gebruiken. U moet Nevirapine Teva met
tenminste twee andere hiv-remmers gebruiken. Uw arts zal voor u de meest geschikte geneesmiddelen
kiezen.
Volg bij het gebruik van dit geneesmiddel nauwgezet het advies van uw arts. Raadpleeg bij twijfel uw
arts of apotheker.
Dosering:
De dosering is éénmaal daags 1 tablet van 200 mg gedurende de eerste 14 dagen van de behandeling
(gewenningsperiode). Na 14 dagen is de aanbevolen dosering tweemaal daags 1 tablet van 200 mg.
Het is zeer belangrijk dat u gedurende de eerste 14 dagen (de gewenningsperiode) één tablet per dag
gebruikt. Als u gedurende deze periode huiduitslag krijgt, verhoog de dosis dan niet maar neem
contact op met uw arts.
De 14 daagse `gewenningsperiode' verlaagt de kans op het ontstaan van huiduitslag.
Omdat Nevirapine Teva altijd gecombineerd moet worden met andere HIV-remmers, moet u de
gebruiksaanwijzing van die andere geneesmiddelen nauwkeurig opvolgen. Deze staan beschreven in
de bijsluiters van deze geneesmiddelen.
U moet doorgaan met het innemen van Nevirapine Teva tabletten volgens instructie van uw arts.
Zoals hierboven is uitgelegd onder 'Wees extra voorzichtig met Nevirapine Teva', zal uw arts uw
leverfunctie controleren en het ontstaan van ongewenste bijwerkingen zoals huidreacties (huiduitslag,
rash) in de gaten houden. Afhankelijk van de testresultaten kan uw arts besluiten uw behandeling met
Nevirapine Teva tabletten te onderbreken of te stoppen. De arts kan eventueel besluiten uw
behandeling opnieuw te starten met een lagere dosis.
Neem de tabletten alleen via de mond in. Kauw niet op de tabletten. U kunt Nevirapine Teva tabletten
met of zonder voedsel innemen.
41
Neem niet meer Nevirapine Teva in dan is voorgeschreven door uw arts en dan is beschreven in deze
bijsluiter. Op dit moment is er weinig bekend over de effecten van een overdosering Nevirapine Teva.
Wanneer u teveel Nevirapine Teva tabletten heeft ingenomen, raadpleeg dan uw arts.

Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
Probeer geen enkele dosis over te slaan. Als u binnen 8 uur na het geplande tijdstip van inname merkt
dat u een dosis vergeten bent, dan neemt u deze dosis alsnog zo snel mogelijk in. Als u meer dan 8 uur
te laat bent, slaat u de dosis over en neemt u de volgende dosis op het normale tijdstip in.

Als u stopt met het gebruik van dit middel
Als u alle doses op het juiste tijdstip inneemt:
-
wordt de werkzaamheid van de combinatie van de antiretrovirale geneesmiddelen enorm
verhoogd
-
wordt de kans dat het hiv-virus waarmee u geïnfecteerd bent resistent wordt voor antiretrovirale
middelen verkleind.
Het is van groot belang dat u Nevirapine Teva altijd op de juiste manier, zoals hierboven beschreven,
blijft innemen. U mag alleen stoppen met de behandeling na overleg met uw arts..
Wanneer u langer dan 7 dagen bent gestopt met het innemen van Nevirapine Teva, moet u opnieuw
beginnen met de 14-daagse gewenningsperiode (zoals hierboven beschreven) voordat u de tweemaal
daagse dosering mag hervatten.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.


4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Tijdens de hiv-behandeling kan er een toename in gewicht en een stijging van de serumlipiden- en
bloedglucosewaarden optreden. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een herstel van uw gezondheid
en door uw levensstijl. In het geval van een stijging van de serumlipidenwaarden kan het soms worden
veroorzaakt door de hiv-middelen zelf. Uw arts zal u op deze veranderingen testen.

Zoals is vermeld onder de rubriek 'Wees extra voorzichtig met Nevirapine Teva ', zijn ernstige en
levensbedreigende huidreacties en ernstige leverbeschadiging de belangrijkste bijwerkingen van
Nevirapine Teva. De reacties komen hoofdzakelijk gedurende de eerste 18 weken van
behandeling met Nevirapine Teva voor. Daarom is dit een belangrijke periode, die een
nauwkeurige controle door uw arts vereist.
Als u ooit enige vorm van huiduitslag ziet, informeert u dan onmiddellijk uw arts.
Wanneer huiduitslag optreedt, is deze meestal mild of matig. Echter, bij sommige patiënten kan deze
huiduitslag, die verschijnt in de vorm van huidblaasjes, ernstig of levensbedreigend zijn (Stevens-
Johnson syndroom en toxisch epidermale necrolyse) en er zijn gevallen met dodelijke afloop
gerapporteerd. De meeste gevallen van zowel ernstige huiduitslag als milde of matige huiduitslag
treden op in de eerste zes weken van de behandeling.
Als bij u huiduitslag optreedt en u voelt zich ook ziek, dan moet u onmiddellijk uw arts informeren.
42
voordoen in de vorm van anafylaxie (een ernstige vorm van een allergische reactie ) met
verschijnselen zoals
- huiduitslag
- zwelling van het gezicht
- moeilijk ademhalen (bronchiale spasmen)
- anafylactische shock
Overgevoeligheidsreacties kunnen ook optreden, zoals huiduitslag met andere bijwerkingen, zoals
- koorts
- blaarvorming op uw huid
- pijn in de mond
- oogontsteking
- zwelling van het gezicht
- algemene zwellingen
- kortademigheid
- spier- of gewrichtspijn
- een afname van het aantal witte bloedcellen (granulocytopenie)
- een algemeen gevoel van ziek zijn
- ernstige lever- of nierproblemen (lever- of nierfalen).
Licht uw arts onmiddellijk in als u last heeft van huiduitslag en een van de andere bijverschijnselen
van een overgevoeligheidsreactie (allergische reactie). Zulke reacties kunnen levensbedreigend zijn.
Afwijkingen in de leverfunctie zijn waargenomen bij het gebruik van Nevirapine Teva, inclusief
enkele gevallen van leverontsteking (hepatitis), die plotseling kan optreden en heftig kan zijn
(fulminante hepatitis) en leverfalen, beide kunnen een dodelijke afloop hebben.
Licht uw arts in als u last heeft één van de volgende klinische verschijnselen die kunnen duiden op
leverbeschadiging:
- verminderde eetlust
- misselijkheid
- braken
- een gele huid (geelzucht)
- buikpijn.
De bijwerkingen die hieronder worden beschreven zijn ondervonden door patiënten die nevirapine
hebben gebruikt.
Zeer vaak (kan optreden bij meer dan 1 op de 10 patiënten):
- huiduitslag
Vaak (kan optreden bij minder dan 1 op de 100 patiënten):
- vermindering van het aantal witte bloedcellen (granulocytopenie)
- allergische reacties (overgevoeligheidsreacties)
- hoofdpijn
- misselijkheid
- overgeven
- buikpijn
- dunne ontlasting (diarree)
- ontsteking van de lever (hepatitis)
- vermoeidheid
- koorts
- afwijkende uitslag van leverfunctietesten
43
- allergische reactie gekarakteriseerd door huiduitslag, zwelling van het gezicht,
ademhalingsmoeilijkheden (bronchiaal spasme) of anafylactische shock
- vermindering van het aantal rode bloedcellen (anemie)
- gele huid (geelzucht)
- ernstige en levensbedreigende huiduitslag (Stevens-Johnson-syndroom/toxische epidermale
necrolyse)
- netelroos (urticaria)
- vochtblaasjes onder de huid (angio-oedeem)
- gewrichtspijn (artralgie)
- spierpijn (myalgie)
- verlaagd fosforgehalte in het bloed
- verhoogde bloeddruk
Zelden (kan optreden bij minder dan 1 op de 1000 patiënten):
- plotseling en heftige ontsteking van de lever (fulminante hepatitis)
- geneesmiddellenreactie met effect op de rest van het lichaam (geneesmiddelenreactie met meer
dan normaal voorkomen van een bepaald type witte bloedcel (eosinofilie) en effecten op de rest
van het lichaam)
De volgende bijwerkingen zijn ook gemeld bij het gebruik van Nevirapine Teva in combinatie met
andere antiretrovirale middelen:
- een afname van het aantal rode bloedcellen of bloedplaatjes
- alvleesklierontsteking
- een verminderde of abnormale gevoeligheid van de huid.
Deze verschijnselen worden doorgaans in verband gebracht met andere antiretrovirale middelen en
kunnen worden verwacht wanneer Nevirapine Teva in combinatie met andere middelen wordt
gebruikt; het is echter onwaarschijnlijk dat deze bijwerkingen worden veroorzaakt door de
behandeling met Nevirapine Teva.


Extra bijwerkingen die bij kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen voorkomen
Een afname in het aantal witte bloedcellen (granulocytopenie) kan optreden, dit komt vaker voor bij
kinderen. Een afname in het aantal rode bloedcellen (anemie), die gerelateerd kan zijn aan de
behandeling met nevirapine, komt ook vaker voor bij kinderen. Net zoals bij huiduitslag dient u uw
arts te informeren over alle bijwerkingen.

Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de vervaldatum die staat vermeld op de doos en de
blisterverpakking na EXP. De vervaldatum verwijst naar de laatste dag van die maand.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een
verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
44
Inhoud van de verpakking en overige informatie

Welke stoffen zitten er in dit middel?
- Het werkzame bestanddeel is nevirapine. Elke tablet bevat 200 mg nevirapine (als nevirapine
anhydraat).
- De andere bestanddelen zijn microkristallijne cellulose, lactose (als monohydraat), povidon K25,
natriumzetmeelglycolaat (Type A), colloïdaal siliciumdioxide en magnesiumstearaat.

Hoe ziet Nevirapine Teva eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Witte, ovale, dubbelbolle tabletten. Eén zijde bevat de inscriptie 'N', een breukstreep en '200'. De
andere zijde bevat een breukstreep. De breukstreep is alleen om het breken te vereenvoudigen zodat
het inslikken makkelijker gaat en niet voor de verdeling in gelijke doses.
Nevirapine Teva wordt geleverd in blisterverpakking, met 14 (kalenderverpakking), 60 of 120
tabletten per verpakking. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant

Teva B.V.
Swensweg 5
2031 GA Haarlem
Nederland

Fabrikant

TEVA Pharmaceutical Works Private Limited Company
Pallagi út 13,
4042 Debrecen,
Hongarije
Pharmachemie B.V.
Swensweg 5,
2031 GA Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale
vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
UAB Teva Baltics
Tél/Tel: +32 38207373
Tel: +370 52660203


Luxembourg/Luxemburg
Teva Pharma Belgium N.V./S.A./AG
Te: +359 24899585
Belgique/Belgien
Tél/Tel: +32 38207373

Ceská republika
Magyarország
Teva Pharmaceuticals CR, s.r.o.
Teva Gyógyszergyár Zrt.
Tel: +420 251007111
Tel: +36 12886400

Danmark
Malta
Teva Denmark A/S
Teva Pharmaceuticals Ireland
Tlf: +45 44985511
L-Irlanda
Tel: +44 2075407117
45
Nederland
TEVA GmbH
Teva Nederland B.V.
Tel: +49 73140208
Tel: +31 8000228400

Eesti
Norge
UAB Teva Baltics Eesti filiaal
Teva Norway AS
Tel: +372 6610801
Tlf: +47 66775590


Österreich
Specifar A.B.E.E.
ratiopharm Arzneimittel Vertriebs-GmbH
: +30 2118805000
Tel: +43 1970070

España
Polska
Teva Pharma, S.L.U.
Teva Pharmaceuticals Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 913873280
Tel: +48 223459300
France
Portugal
Teva Santé
Teva Pharma - Produtos Farmacêuticos,
Tél: +33 155917800
Lda.
Tel: +351 214767550

Hrvatska
România
Pliva Hrvatska d.o.o.
Teva Pharmaceuticals S.R.L.
Tel: +385 13720000
Tel: +40 212306524

Ireland

Slovenija
Teva Pharmaceuticals Ireland
Pliva Ljubljana d.o.o.
Tel: +44 2075407117
Tel: +386 15890390

Ísland

Slovenská republika
Teva Pharma Iceland ehf.
TEVA Pharmaceuticals Slovakia s.r.o.
Sími: +354 5503300
Tel: +421 257267911

Italia
Suomi/Finland
Teva Italia S.r.l.
Teva Finland Oy
Tel: +39 028917981
Puh/Tel: +358 201805900


Sverige
Specifar A.B.E.E.
Teva Sweden AB
Tel: +46 42121100
: +30 2118805000

Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB Teva Baltics filile Latvij
Teva Pharmaceuticals Ireland
Tel: +371 67323666
Ireland
Tel: +44 2075407117

Deze bijsluiter is voor de laatste keer goedgekeurd in maand JJJJ.

Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europese
Geneesmiddelen Bureau http://www.ema.europa.eu
46

Heb je dit medicijn gebruikt? Nevirapine Teva 200 mg te vormen.

Je ervaring helpt anderen een beeld over het gebruik van Nevirapine Teva 200 mg te vormen.

Deel als eerste jouw ervaring over Nevirapine Teva 200 mg

Opgepast

  • Gebruik geen geneesmiddelen zonder het advies van je geneesheer
  • Vertrouw enkel de bijsluiter die meegeleverd werd met je geneesmiddel
  • Gebruik geen geneesmiddelen waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is
  • Bijsluiters zijn aangeleverd door het FAGG
  • FAGG