Rxulti 0,25 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 0,25 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 45,8 mg lactose (als monohydraat).
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 0,5 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 45,5 mg lactose (als monohydraat).
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 1 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 45,0 mg lactose (als monohydraat).
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 2 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 44,1 mg lactose (als monohydraat).
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 3 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 43,1 mg lactose (als monohydraat).
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 4 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 42,2 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
Lichtbruin, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 0.25
aan één zijde.
2
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
Lichtoranje, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 0.5
aan één zijde.
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
Lichtgeel, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 1 aan
één zijde.
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
Lichtgroen, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 2
aan één zijde.
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
Lichtpaars, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 3
aan één zijde.
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
Wit, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 4 aan één
zijde.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
RXULTI is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassen patiënten.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen aanvangsdosering van brexpiprazol is 1 mg eenmaal daags op dag 1 tot en met 4.
Het aanbevolen streefdosisbereik is 2 mg tot 4 mg eenmaal daags.
Op basis van de klinische respons van de patiënt en de verdraagbaarheid kan de dosis brexpiprazol
geleidelijk worden opgebouwd naar 2 mg eenmaal daags op dag 5 tot en met dag 7 en daarna tot 4 mg
op dag 8.
De maximale aanbevolen dagelijkse dosis is 4 mg.
Van andere antipsychotica overgaan op brexpiprazol
Bij het overgaan van andere antipsychotica op brexpiprazol dient geleidelijk kruislings op- en
afbouwen te worden overwogen, met taperen van de eerdere behandeling terwijl de behandeling met
brexpiprazol wordt ingesteld.
Van brexpiprazol overgaan op andere antipsychotica
Bij het overgaan van brexpiprazol op andere antipsychotica hoeven de betrokken geneesmiddelen niet
geleidelijk kruislings te worden op- en afgebouwd. Het nieuwe antipsychoticum dient in zijn laagste
dosis te worden ingesteld terwijl met brexpiprazol wordt gestopt. Er dient rekening mee te worden
gehouden dat de plasmaconcentratie van brexpiprazol geleidelijk zal afnemen en in 1 tot 2 weken
volledig uitgespoeld zal zijn.
Speciale populaties
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van brexpiprazol bij de behandeling van schizofrenie bij patiënten van
65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld (zie rubriek 4.4 en 5.2). Het is niet mogelijk om voor deze
populatie aanbevelingen te doen over een minimale effectieve/veilige dosis.
3
Nierinsufficiëntie
De maximale aanbevolen dosis bij patiënten met matige tot ernstige nierinsufficiëntie is verlaagd tot
3 mg eenmaal daags (zie rubriek 5.2).
Leverinsufficiëntie
De maximale aanbevolen dosis bij patiënten met matige tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh-
score
≥
7) is verlaagd tot 3 mg eenmaal daags (zie rubriek 5.2).
Langzame CYP2D6-metaboliseerders
Dosisaanpassingen tot de helft van de aanbevolen doses zijn nodig bij patiënten van wie bekend is dat
ze langzame CYP2D6-metaboliseerders zijn. Er zijn verdere dosisaanpassingen nodig tot een kwart
van de aanbevolen dosis voor bekende langzame CYP2D6-metaboliseerders die sterke of matige
CYP3A4-remmers gebruiken (zie rubriek 4.5 en 5.2).
Dosisaanpassingen als gevolg van interacties
Bij patiënten die gelijktijdig sterke CYP3A4-remmers/inductoren of sterke CYP2D6-remmers
gebruiken, dient de dosis aangepast te worden. Als er wordt gestopt met de CYP3A4-remmer/inductor
of CYP2D6-remmer, kan het zijn dat de dosis moet worden teruggebracht naar de originele dosis (zie
rubriek 4.5). In het geval van bijwerkingen ondanks aanpassingen van de dosis RXULTI, dient de
noodzaak van gelijktijdig gebruik van RXULTI en de CYP2D6-remmer of CYP3A4-remmer
herbeoordeeld te worden.
Tabel 1:
Aanpassingen van de dosis RXULTI bij patiënten die langzame CYP2D6-
metaboliseerders zijn en voor gelijktijdig gebruik met CYP-remmers
Factoren
Aangepaste dosis
Langzame CYP2D6-metaboliseerders
Bekende langzame CYP2D6-metaboliseerders
De helft van de aanbevolen dosis toedienen
Bekende langzame CYP2D6-metaboliseerders die
Een kwart van de aanbevolen dosis toedienen
sterke/matige CYP3A4-remmers gebruiken
Patiënten die CYP2D6-remmers en/of CYP3A4-remmers gebruiken
Sterke CYP2D6-remmers
De helft van de aanbevolen dosis toedienen
Sterke CYP3A4-remmers
De helft van de aanbevolen dosis toedienen
Sterke/matige CYP2D6-remmers met
Een kwart van de aanbevolen dosis toedienen
sterke/matige CYP3A4-remmers
Patiënten die sterke CYP3A4-inductoren gebruiken
Als brexpiprazol gelijktijdig met sterke CYP3A4-inductoren (bijv. rifampicine) wordt gebruikt bij een
patiënt met een stabiele dosis brexpiprazol, is het noodzakelijk om de dagelijkse dosis brexpiprazol
over een periode van 1 tot 2 weken stapsgewijs op te titreren tot tweemaal de aanbevolen dosis. Als op
basis van de klinische respons daarna verdere dosisaanpassingen vereist zijn, kan de dosis verhoogd
worden tot maximaal driemaal de aanbevolen dagelijkse dosis. De dagelijkse dosis mag niet hoger zijn
dan 12 mg wanneer brexpiprazol gelijktijdig met sterke CYP3A4-inductoren wordt gebruikt. Het
verdient de voorkeur om de dosis brexpiprazol te verdelen over 2 toedieningen per dag, omdat een
eenmaaldaagse dosering leidt tot fluctuaties met hoge pieken en dalen (zie rubriek 4.5).
CYP3A4-inductoren oefenen hun werking op een tijdsafhankelijke wijze uit. Het kan minstens
2 weken na het begin van de behandeling duren tot een maximaal effect wordt bereikt. Omgekeerd kan
het na het stoppen van de behandeling minstens 2 weken duren tot de CYP3A4-inductie afneemt.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van brexpiprazol bij kinderen en adolescenten onder de 18 jaar zijn
niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Oraal gebruik
4
De filmomhulde tabletten kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcide-ideatie en suïcidaal gedrag
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingswisselingen
en is in sommige gevallen gemeld op een vroeg moment na instelling op een antipsychotische
behandeling of overgang op een andere antipsychotische behandeling, waaronder behandeling met
brexpiprazol (zie rubriek 4.8). Hoogrisicopatiënten dienen bij antipsychotische behandeling
zorgvuldig in de gaten te worden gehouden.
Hart- en vaataandoeningen
Brexpiprazol is niet geëvalueerd bij patiënten met een voorgeschiedenis van
myocardinfarct/ischemische hartziekte of klinisch significante hart- en vaatziekte, aangezien zulke
patiënten werden uitgesloten van deelname aan klinische onderzoeken.
Brexpiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende hart- en
vaatziekte (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartziekte, hartfalen of
hartgeleidingsstoornissen), cerebrovasculaire ziekte, aandoeningen die patiënten predisponeren voor
hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensiva) of hypertensie (waaronder
versnelde of maligne).
QT-verlenging
Bij patiënten die met antipsychotica worden behandeld, kan zich QT-verlenging ontwikkelen. In
klinische onderzoeken zijn slechts enkele, niet-ernstige QT-verlengingen gemeld met brexpiprazol.
Voorzichtigheid is geboden wanneer brexpiprazol wordt voorgeschreven bij patiënten met bekende
hart- en vaatziekte, een familiale voorgeschiedenis van QT-verlenging, verstoorde
elektrolytenhuishouding of bij gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen waarvan wordt
vermoed dat ze het QT-interval verlengen (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Veneuze trombo-embolie
Er zijn bij antipsychotische geneesmiddelen gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) gemeld.
Omdat bij patiënten die met antipsychotica worden behandeld zich vaak verworven risicofactoren voor
VTE voordoen, dienen voorafgaand aan en tijdens de behandeling met brexpiprazol alle mogelijke
risicofactoren voor VTE te worden vastgesteld en dienen er preventieve maatregelen te worden
genomen.
Orthostatische hypotensie en syncope
Bijwerkingen gerelateerd aan orthostatische hypotensie kunnen onder meer duizeligheid,
lichthoofdigheid en tachycardie zijn. Over het algemeen zijn deze risico’s het hoogst aan het begin van
de behandeling met antipsychotica en tijdens dosisescalatie. Patiënten met een verhoogd risico van
deze bijwerkingen (bijv. ouderen) of met een verhoogd risico van het ontwikkelen van complicaties
van hypotensie, zijn onder meer personen met dehydratie, hypovolemie, behandeling met
antihypertensiva, voorgeschiedenis van hart- en vaatziekte (bijv. hartfalen, myocardinfarct, ischemie
5
of hartgeleidingsstoornissen), voorgeschiedenis van cerebrovasculaire ziekte, alsmede patiënten die
niet eerder met antipsychotica zijn behandeld. Bij zulke patiënten dient een lagere aanvangsdosis en
langzamere geleidelijke opbouw te worden overwogen en dienen de orthostatische vitale functies
gemonitord te worden (zie rubriek 4.2).
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS)
Bij behandeling met antipsychotica, waaronder brexpiprazol, is melding gemaakt van een mogelijk
fataal symptomencomplex, het zogenoemde neuroleptisch maligne syndroom (NMS) (zie rubriek 4.8).
De klinische verschijnselen van NMS zijn hyperpyrexie, spierstijfheid, veranderde mentale status en
aanwijzingen voor autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, transpireren
en hartritmestoornis). Verdere symptomen kunnen onder meer verhoogd creatinekinase,
myoglobinurie (rabdomyolyse) en acuut nierfalen zijn. Als er zich bij een patiënt klachten en
symptomen ontwikkelen die wijzen op NMS, of als de patiënt onverklaarde hoge koorts vertoont
zonder verdere klinische verschijnselen van NMS, dient er onmiddellijk met brexpiprazol te worden
gestopt.
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Extrapiramidale symptomen (waaronder acute dystonie) zijn bekende klasse-effecten van
antipsychotica. Brexpiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
bekende voorgeschiedenis van EPS.
Tardieve dyskinesie
Een syndroom met mogelijk irreversibele, onwillekeurige, dyskinetische bewegingen, kan ontstaan bij
patiënten die met antipsychotica worden behandeld. Hoewel de prevalentie van het syndroom het
hoogst lijkt te zijn bij ouderen, met name oudere vrouwen, is het onmogelijk om aan het begin van
antipsychoticumbehandeling afgaande op prevalentieschattingen te voorspellen welke patiënten het
syndroom waarschijnlijk zullen ontwikkelen. Als er bij een met brexpiprazol behandelde patiënt
klachten en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, moet worden overwogen om de dosis te
verlagen of met de behandeling te stoppen. Deze symptomen kunnen na stopzetting van de
behandeling tijdelijk verergeren of zelfs ontstaan.
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In placebogecontroleerde onderzoeken met enkele antipsychotica bij oudere patiënten met dementie
was er een hogere incidentie van cerebrovasculaire bijwerkingen (cerebrovasculaire accidenten en
transiënte ischemische aanvallen), waaronder overlijden, in vergelijking met proefpersonen die met
placebo werden behandeld.
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Brexpiprazol is niet onderzocht bij oudere patiënten met dementie en wordt niet aanbevolen voor de
behandeling van oudere patiënten met dementie, vanwege een verhoogd risico van totale mortaliteit.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en geassocieerd met ketoacidose of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die met atypische antipsychotica werden behandeld.
Risicofactoren die patiënten kunnen predisponeren tot ernstige complicaties, zijn onder meer obesitas
en familiale voorgeschiedenis van diabetes.
Patiënten die worden behandeld met welk antipsychoticum dan ook, waaronder brexpiprazol, dienen
gecontroleerd te worden op klachten en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakheid). De nuchtere plasmaglucosespiegel dient voor of vlak na het instellen van de
antipsychoticumbehandeling te worden gecontroleerd. Tijdens langdurige behandeling dient de
plasmaglucosespiegel regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole.
6
Gewichtstoename en dyslipidemie
Antipsychotica zoals brexpiprazol zijn in verband gebracht met metabole veranderingen, zoals
gewichtstoename en dyslipidemie (zie rubriek 4.8). Er is een verhoogde frequentie van
gewichtstoename waargenomen bij langere duur van de behandeling met brexpiprazol. Aan het begin
van de behandeling dient het lipidenprofiel te worden beoordeeld. Klinische monitoring van het
gewicht en lipidenprofiel wordt aanbevolen bij baseline en tijdens behandeling.
Epileptische aanvallen
Net als andere antipsychotica dient brexpiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten
met een voorgeschiedenis van epileptische aanvallen of aandoeningen die de aanvalsdrempel voor
epileptische aanvallen kunnen verlagen. Tijdens het gebruik van brexpiprazol zijn epileptische
aanvallen gemeld (zie rubriek 4.8).
Regeling van de lichaamstemperatuur
Verstoring van het vermogen van het lichaam om de lichaamskerntemperatuur te verlagen, is
toegeschreven aan antipsychotica. Passende zorg wordt aanbevolen bij het voorschrijven van
brexpiprazol bij patiënten die omstandigheden zullen ervaren die kunnen bijdragen aan een verhoging
van de lichaamskerntemperatuur, bijv. intensieve lichaamsbeweging, blootstelling aan extreme hitte,
het gebruik van gelijktijdige geneesmiddelen met anticholinergische werking, of dehydratie.
Dysfagie
Motiliteitsstoornis van de slokdarm en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van
antipsychotica. Brexpiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
verhoogd risico van aspiratiepneumonie.
Impulscontrolestoornissen
Impulscontrolestoornissen, waaronder gokstoornis, zijn gemeld bij patiënten die met brexpiprazol
werden behandeld. Patiënten kunnen tijdens het gebruik van brexpiprazol een verhoogde drang
ervaren, met name om te gokken, en het onvermogen om deze drang te beheersen. Andere gemelde
soorten drang zijn onder meer: compulsief seksueel gedrag, compulsief winkelen, eetbuien en ander
impulsief en compulsief gedrag. Patiënten met een voorgeschiedenis van impulscontrolestoornissen
kunnen een verhoogd risico lopen en dienen nauwgezet gemonitord te worden. Omdat patiënten dit
gedrag mogelijk niet als abnormaal opmerken, is het voor voorschrijvers belangrijk om patiënten of
hun verzorgers specifiek te vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen
impulscontrolestoornissen of ander compulsief gedrag tijdens de behandeling met brexpiprazol. Er
dient opgemerkt te worden dat impulscontrolesymptomen verband kunnen houden met de
onderliggende ziekte; in enkele gevallen werd echter gemeld dat de drang stopte wanneer de dosis
werd verlaagd of er met de medicatie werd gestopt. Compulsief gedrag dat niet herkend wordt, kan
leiden tot schade voor de patiënt en anderen. Overweeg de dosis te verlagen of met de medicatie te
stoppen als een patiënt dergelijke drang ontwikkelt tijdens het gebruik van brexpiprazol (zie
rubriek 4.8).
Leukopenie, neutropenie en agranulocytose
Leukopenie, neutropenie en agranulocytose (waaronder fatale gevallen) zijn gemeld tijdens
behandeling met antipsychotica. Mogelijke risicofactoren voor leukopenie/neutropenie zijn onder
meer pre-existent laag aantal witte bloedcellen (WBC) en voorgeschiedenis van geneesmiddel-
geïnduceerde leukopenie/neutropenie. Bij patiënten met een pre-existent laag aantal WBC of een
voorgeschiedenis van geneesmiddel-geïnduceerde leukopenie/neutropenie dient het volledig
bloedbeeld frequent te worden gecontroleerd tijdens de eerste paar maanden van therapie en dient
brexpiprazol te worden stopgezet bij het eerste teken van afname in WBC, bij afwezigheid van andere
7
veroorzakende factoren. Patiënten met neutropenie dienen zorgvuldig gemonitord te worden op koorts
of andere klachten of symptomen van infectie, en snel te worden behandeld als zulke klachten of
symptomen optreden. Bij patiënten met ernstige neutropenie (absolute
neutrofielentelling < 1.000/mm
3
) dient te worden gestopt met brexpiprazol en de WBC te worden
gevolgd tot herstel.
Prolactine
Brexpiprazol kan de prolactinespiegel verhogen. Verhogingen die samenhangen met behandeling met
brexpiprazol zijn over het algemeen licht en kunnen tijdens de toediening afnemen, maar in zeldzame
gevallen kan het effect tijdens toediening aanhouden (zie rubriek 4.8).
Lactose
RXULTI filmomhulde tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als
galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie, dienen dit
geneesmiddel niet te gebruiken.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Brexpiprazol wordt hoofdzakelijk door CYP3A4 en CYP2D6 gemetaboliseerd.
De mate waarin andere geneesmiddelen van invloed kunnen zijn op brexpiprazol
CYP3A4-remmers
Gelijktijdige toediening van ketoconazol (200 mg tweemaal daags gedurende 7 dagen), een krachtige
remmer van CYP3A4, met een enkelvoudige orale dosis van 2 mg brexpiprazol verhoogde de AUC
van brexpiprazol met 97 %, zonder verandering in de C
max
. Op basis van resultaten van
interactiestudies wordt dosisaanpassing tot de helft van de dosis brexpiprazol aanbevolen wanneer het
gelijktijdig wordt toegediend met sterke CYP3A4-remmers (itraconazol, ketoconazol, ritonavir en
claritromycine).
CYP3A4-inductoren
Gelijktijdige toediening van rifampicine (600 mg tweemaal daags gedurende 12 dagen), een krachtige
CYP3A4-inductor, met een enkelvoudige orale dosis van 4 mg brexpiprazol leidde tot een afname van
respectievelijk ongeveer 31 % en 73 % in de C
max
en AUC van brexpiprazol. Als brexpiprazol
gelijktijdig met sterke CYP3A4-inductoren (bijv. rifampicine) wordt gebruikt, wordt de totale
dagelijkse benodigde dosis brexpiprazol met ongeveer een factor drie verhoogd tot driemaal de
aanbevolen dagelijkse dosis (zie rubriek 4.2). Eenmaaldaagse dosering terwijl CYP3A4-inductoren
worden toegediend leidt tot fluctuaties met hoge pieken en dalen; daarom heeft tweemaal daagse
dosering de voorkeur.
CYP2D6-remmers
Gelijktijdige toediening van een enkelvoudige orale dosis van 2 mg brexpiprazol met kinidine
(324 mg/dag gedurende 7 dagen), een krachtige remmer van CYP2D6, verhoogde de AUC van
brexpiprazol met 94 % zonder verandering in C
max
. Op basis van resultaten van interactiestudies wordt
dosisaanpassing tot de helft van de dosis brexpiprazol aanbevolen wanneer het gelijktijdig wordt
toegediend met sterke CYP2D6-remmers (kinidine, paroxetine en fluoxetine).
Op basis van schattingen uit de farmacokinetische populatieanalyse hebben normale CYP2D6-
metaboliseerders die zowel CYP3A4- als CYP2D6-remmers krijgen of langzame CYP2D6-
metaboliseerders die sterke CYP3A4-remmers krijgen naar verwachting een 4-voudige tot 5-voudige
verhoging van de brexpiprazolconcentraties, en wordt dosisaanpassing tot een kwart van de dosis voor
deze personen aanbevolen (zie rubriek 4.2).
8
De mate waarin brexpiprazol van invloed kan zijn op andere geneesmiddelen
Op basis van resultaten van
in-vitro-onderzoek
is het onwaarschijnlijk dat brexpiprazol klinisch
belangrijke farmacokinetische interacties veroorzaakt met geneesmiddelen die door cytochroom-P450-
enzymen worden gemetaboliseerd. Brexpiprazol heeft geen invloed op de absorptie van
geneesmiddelen die substraten zijn van de transporteiwitten van borstkankerresistentie-eiwit (BCRP)
en van P-glycoproteïne (P-gp).
Als brexpiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze QT-
verlenging of een verstoorde elektrolytenhuishouding veroorzaken, is voorzichtigheid geboden.
Als brexpiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de
concentratie creatinekinase (CK) verhogen, dient het mogelijke additieve effect met door brexpiprazol
geïnduceerde CK-verhoging in aanmerking genomen te worden.
Farmacodynamische interacties
Er is op dit moment geen informatie over farmacodynamische interacties van brexpiprazol.
Voorzichtigheid is geboden bij het voorschrijven met andere geneesmiddelen. Aangezien de effecten
van brexpiprazol primair het centraal zenuwstelsel betreffen, is voorzichtigheid geboden wanneer
brexpiprazol wordt gebruikt in combinatie met alcohol of andere centraal werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van brexpiprazol bij zwangere
vrouwen. Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Brexpiprazol wordt niet
aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen
anticonceptie toepassen.
Neonaten die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan antipsychotica
(inclusief brexpiprazol) lopen het risico op bijwerkingen, waaronder extrapiramidale symptomen en/of
onthoudingsverschijnselen, die na de bevalling in ernst en duur kunnen variëren. Er is melding
gemaakt van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, somnolentie, ademnood en voedingsstoornis.
Deze pasgeborenen dienen daarom zorgvuldig te worden gemonitord.
Borstvoeding
Het is niet bekend of brexpiprazol/metabolieten in de moedermelk worden uitgescheiden. Uit
beschikbare farmacodynamische/toxicologische gegevens bij dieren blijkt dat
brexpiprazol/metabolieten in de melk van ratten wordt/worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3). Risico
voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding
moet worden gestaakt of dat behandeling met brexpiprazol moet worden gestaakt dan wel niet moet
worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van
behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van brexpiprazol op de vruchtbaarheid bij de mens is niet onderzocht. Uit dieronderzoek is
verminderde vruchtbaarheid bij vrouwelijke dieren gebleken (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Brexpiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines
te bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel zoals sedatie en duizeligheid, wat vaak
voorkomende bijwerkingen zijn (zie rubriek 4.8).
9
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De vaakst waargenomen bijwerkingen waren acathisie (5,6 %) en gewichtstoename (3,9 %).
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
De incidenties van de bijwerkingen van brexpiprazoltherapie staan in onderstaande tabel weergegeven.
De tabel is gebaseerd op bijwerkingen die gemeld werden in kortdurende placebogecontroleerde
klinische fase 2- en 3-onderzoeken met relevante therapeutische doses (2 mg tot 4 mg).
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak
(≥
1/10),
vaak
(≥
1/100, < 1/10), soms
(≥
1/1.000, < 1/100), zelden
(≥
1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Systeem/orgaanklasse Zeer vaak
Immuunsysteem-
aandoeningen
Vaak
Rash
Soms
Angio-oedeem
Urticaria
Zwelling
aangezicht
Niet bekend
Voedings- en
stofwisselings-
stoornissen
Psychische
stoornissen
Gewichtsstijging
Zelfmoord-
poging
Zelfmoord-
gedachte
Zenuwstelsel-
aandoeningen
Acathisie
Duizeligheid
Tremor
Sedatie
Parkinsonisme
Gokstoornis
Impulsief gedrag
Eetbuien
Compulsief
winkelen
Compulsief
seksueel gedrag
Insulten
Neuroleptisch
maligne
syndroom
(NMS)
Elektrocardio-
gram QT verlengd
Hartaandoeningen
Bloedvat-
aandoeningen
Veneuze
trombo-embolie
(inclusief
longembolie en
diepe veneuze
trombose)
Orthostatische
hypotensie
Hoesten
Ademhalingsstelsel-,
borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
10
Systeem/orgaanklasse Zeer vaak
Maagdarmstelsel-
aandoeningen
Vaak
Diarree
Nausea
Bovenbuikpijn
Rugpijn
Pijn in
extremiteit
Soms
Tandcariës
Flatulentie
Niet bekend
Skeletspierstelsel- en
bindweefsel-
aandoeningen
Zwangerschap,
perinatale periode en
puerperium
Myalgie
Rabdomyolyse
Geneesmiddel-
ontwennings-
verschijnselen-
syndroom,
neonataal (zie
rubriek 4.6)
Prolactine-
gehalte in bloed
verhoogd
1
Creatinefosfo-
kinasegehalte in
bloed verhoogd
Bloeddruk
verhoogd
Gehalte
triglyceriden in
bloed verhoogd
Leverenzymen
verhoogd
Onderzoeken
1
De indeling van verhoogd bloedprolactine is gebaseerd op PCR-criteria (PCR:
Potentially clinically
relevant,
mogelijk klinisch relevant) van > 1 × bovengrens van normaal (ULN).
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Acathisie was de vaakst gemelde EPS-gerelateerde bijwerking in de groep van brexpiprazol
2 mg/dag tot 4 mg/dag (5,6 %) in vergelijking met 4,5 % bij placebo, gevolgd door tremor (2,7 %) in
vergelijking met 1,2 % bij placebo.
De incidenties van andere EPS-gerelateerde bijwerkingen die gemeld zijn in kortdurende,
gecontroleerde onderzoeken zijn dyskinesie (0,4 %), extrapiramidale stoornis (1,8 %) en
parkinsonisme (0,4 %).
Acathisie
Uit onderzoeken met een vaste dosis is een dosis-responsrelatie voor acathisie gebleken bij patiënten
die werden behandeld met brexpiprazol, waarbij de frequentie toenam bij hogere doses. De incidentie
van acathisie bedroeg in de groepen met 1 mg/dag, 2 mg/dag en 4 mg/dag brexpiprazol respectievelijk
3,0 % 4,6 % en 6,5 %, vergeleken met 5,2 % van de proefpersonen in de placebogroep.
De incidentie van acathisie in de kortdurende, gecontroleerde onderzoeken (5,4 %) was vergelijkbaar
met de incidentie in de langdurige, open-label onderzoeken (5,7 %).
Suïcidaliteit
In kortdurende, gecontroleerde onderzoeken werden aan suïcidaliteit gerelateerde, tijdens de
behandeling optredende bijwerkingen (treatment
emergent adverse events
- TEAE’s) gemeld voor
8 proefpersonen (0,5 %, 2 ernstige voorvallen, 1 leidend tot stopzetting) in alle brexpiprazol-
behandelingsgroepen en 3 proefpersonen (0,4 %, geen ervan ernstig) in de placebogroep. In
langdurige, open-label onderzoeken werden aan suïcidaliteit gerelateerde TEAE’s gemeld bij
23 proefpersonen (1,6 %). In totaal deed zich in het klinische ontwikkelingsprogramma van
brexpiprazol voor schizofrenie één sterfgeval als gevolg van suïcide voor, maar dit hield naar oordeel
van de onderzoeker geen verband met het geneesmiddel. In de postmarketingsituatie zijn spontane
meldingen van voltooide suïcide en suïcidepoging gedaan.
11
QT-verlenging
In de kortdurende, gecontroleerde onderzoeken met brexpiprazol werden 3 TEAE’s gerelateerd aan
QT-verlenging gemeld in de 2 mg- tot 4 mg-groep (0,3 %) vergeleken met 3 TEAE’s (0,5 %) gemeld
voor proefpersonen die placebo kregen. De incidentie van TEAE’s in langdurige onderzoeken was
vergelijkbaar met die van de kortdurende onderzoeken.
De effecten van brexpiprazol in therapeutische (4 mg) en supratherapeutische (12 mg) doses op het
QT-interval werden geëvalueerd bij proefpersonen met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis in een
gerandomiseerd, dubbelblind, placebo- en positief gecontroleerd (moxifloxacine) onderzoek met
parallelle groepen. Subgroepanalyses uit dit onderzoek wezen erop dat de QT
c
-verlenging groter was
bij vrouwelijke proefpersonen dan bij mannen (zie rubriek 5.1).
Gewichtstoename
In kortdurende, gecontroleerde onderzoeken was het percentage proefpersonen met klinisch
significante gewichtstoename (toename
≥
7 % ten opzichte van baseline in lichaamsgewicht) in de
brexpiprazol 2 mg/dag- tot 4 mg/dag-groep 9,1 %, vergeleken met 3,8 % in de placebogroep.
In het langdurige open-label onderzoek was het percentage proefpersonen met klinisch significante
gewichtstoename (toename
≥
7 % in lichaamsgewicht) op enig bezoekmoment 20,7 %, en 0,4 % van
de proefpersonen stopte als gevolg van gewichtstoename. Bij proefpersonen met een gewichtstoename
ten opzichte van baseline van
≥
7 % nam het gewicht in de loop van de tijd toe, met een gemiddelde
gewichtstoename van maximaal 10,2 kg in week 52. De gemiddelde verandering in lichaamsgewicht
voor de gehele brexpiprazolgroep was in het langdurige open-label onderzoek 2,1 kg in week 52.
Prolactine
De incidentie van verhoogd bloedprolactine was 0,9 % in de 2 mg- tot 4 mg-brexpiprazolgroep, in
vergelijking met 0,5 % bij placebo in kortdurende, gecontroleerde onderzoeken. In kortdurende
onderzoeken werden bij vrouwen hogere frequenties van verhoogd prolactine (1,5 % tegenover
0,60 %) waargenomen dan bij mannen. Daarnaast waren de frequenties van
prolactinestijgingen > 1 × ULN in de 2 mg- tot 4 mg-brexpiprazolgroep 13,7 % bij vrouwen tegenover
6,4 % bij placebo en 11,1 % bij mannen tegenover 10,3 % in de placebogroep.
Neuroleptisch maligne syndroom
Bij behandeling met brexpiprazol is melding gemaakt van een mogelijk fataal symptomencomplex, het
zogenoemde neuroleptisch maligne syndroom (NMS) (zie rubriek 4.4).
Nausea
Voor nausea was de incidentie in de groep met 2 mg- tot 4 mg-brexpiprazol over het geheel genomen
2,3 % in de kortdurende, gecontroleerde onderzoeken, vergeleken met 2,0 % bij placebo; voor braken
waren deze incidenties 1,0 % in de met brexpiprazol behandelde groep vergeleken met 1,2 % in de
placebogroep.
In termen van verschillen tussen de geslachten werden bij vrouwen hogere frequenties van nausea
(4,8 %
versus
2,8 %) en van braken (4,6 %
versus
1,4 %) waargenomen dan bij mannen, bij de met
brexpiprazol behandelde proefpersonen in kortdurende onderzoeken. Bij proefpersonen die placebo
kregen was de frequentie voor nausea 2,8 % voor mannen
versus
3,2 % voor vrouwen, en voor braken
was de frequentie 3,0 % voor mannen
versus
2,6 % voor vrouwen (zie rubriek 5.2).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Maagspoeling en behandeling met een emeticum kan onmiddellijk na overdosering nuttig zijn. Bij
overdosering dient een elektrocardiogram te worden opgenomen en indien verlenging van het QT-
interval aanwezig is, dient hartbewaking te worden ingesteld.
12
In andere gevallen dient de behandeling van overdosering gericht te zijn op ondersteunende therapie,
luchtwegverzekering, zuurstoftoevoer en beademing en behandeling van symptomen. Totdat de patiënt
hersteld is, dient nauwgezet medisch toezicht en bewaking te worden voortgezet.
Oraal geactiveerde kool en sorbitol (50 g/240 ml), één uur na een orale dosis van 2 mg brexpiprazol
toegediend, verlaagde de C
max
en AUC van brexpiprazol met respectievelijk ongeveer 5 % tot 23 % en
31 % tot 39 %. Er is echter onvoldoende informatie beschikbaar over het therapeutisch potentieel van
geactiveerde kool bij het behandelen van een overdosering van brexpiprazol.
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij het behandelen van een overdosering
van brexpiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse nuttig is bij de behandeling van
overdosering, aangezien brexpiprazol sterk aan plasmaeiwitten is gebonden.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX16
Werkingsmechanisme
Brexpiprazol is een atypisch antipsychoticum. Vermoedelijk wordt de farmacologie van brexpiprazol
gemedieerd door een modulerende activiteit op de serotonine- en dopaminesystemen, die een partiële
agonistische activiteit op serotonerge 5-HT
1A
- en dopaminerge D
2
-receptoren combineert met
antagonistische activiteit op serotonerge 5-HT
2A
-receptoren, met vergelijkbaar hoge affiniteiten voor
al deze receptoren (Ki: 0,1 nM tot 0,5 nM). Brexpiprazol vertoont ook antagonistische activiteit op
noradrenerge
α
1B/2C
-receptoren met affiniteit in hetzelfde subnanomolaire Ki-bereik
(Ki: 0,2 nM tot 0,6 nM).
Farmacodynamische effecten
Invloeden van genetische variatie op de farmacodynamische respons op brexpiprazol zijn niet
onderzocht.
Effecten op het QT-interval
De effecten van brexpiprazol op het QT-interval werden geëvalueerd bij patiënten met schizofrenie of
schizoaffectieve stoornis. In de totale analyse verlengde brexpiprazol het QT
c
-interval niet in klinisch
relevante mate na therapeutische en supratherapeutische doses (4 mg/dag, n = 62, of 12 mg/dag,
n = 53) en er werd geen correlatie gezien tussen brexpiprazolconcentraties en QT
c
-verlenging.
Subgroepanalyses uit het grondige QT
c
-onderzoek wezen erop dat de QT
c
-verlenging groter was bij
vrouwelijke proefpersonen dan bij mannen. In de brexpiprazol 4 mg/dag-groep was de maximale, voor
placebo gecorrigeerde gemiddelde verandering ten opzichte van baseline in het QT
cI
-interval 5,2 ms
(90 %-BI: 1,5; 8,9) bij mannen (n = 48) en 15,0 ms (90 %-BI: 7,7; 22,3) bij vrouwen (n = 14) 6 uur na
toediening. In de brexpiprazol 12 mg/dag-groep was de maximale, voor placebo gecorrigeerde
gemiddelde verandering ten opzichte van baseline in het QT
cI
-interval 2,9 ms (90 %-BI: –1,2; 6,9) bij
mannen (n = 40) 12 uur na toediening en 10,4 ms (90 %-BI: 2,7; 18,2) bij vrouwen (n = 13) 24 uur na
toediening. Vanwege het kleinere aantal vrouwelijke dan mannelijke proefpersonen in het onderzoek
kunnen geen definitieve conclusies worden getrokken.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid en veiligheid van brexpiprazol bij de behandeling van volwassenen met
schizofrenie werden onderzocht in twee multinationale en één regionaal (Japan), 6 weken durende,
gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde klinische onderzoeken met vaste dosis
13
(onderzoeken 1 tot 3), een multinationaal, 6 weken durend, gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd klinisch onderzoek met actieve referentie (quetiapine) en flexibele dosis
(onderzoek 4), en één multinationaal, placebogecontroleerd, 52 weken durend onderhoudsonderzoek
(onderzoek 5). Aan de onderzoeken namen 2.690 patiënten in de leeftijd van 18 jaar tot 65 jaar deel.
In onderzoeken 1, 2 en 3 werd brexpiprazol geleidelijk opgebouwd zoals beschreven in rubriek 4.2:
1 mg gedurende 4 dagen, gevolgd door 2 mg op dagen 5 tot 7. Op dag 8 werd voor sommige
behandelingsgroepen de dosis verhoogd tot 4 mg.
Kortdurende onderzoeken
In de drie kortdurende onderzoeken met vaste dosis (onderzoeken 1, 2 en 3) werden de proefpersonen
gerandomiseerd naar brexpiprazol 2 mg eenmaal daags, 4 mg eenmaal daags of placebo.
In onderzoek 4 werden de werkzaamheid, veiligheid en verdraagbaarheid van brexpiprazol beoordeeld
in een flexibel dosisbereik van 2 mg/dag tot 4 mg/dag en 400 mg tot 800 mg quetiapine met verlengde
afgifte (XR) voor gevoeligheid van de assay. In kortdurende onderzoeken werd het primaire
werkzaamheidseindpunt gedefinieerd als de gemiddelde verandering vanaf baseline tot week 6 in
totale scores op de
Positive and Negative Syndrome Scale
(PANSS), een lijst met meerdere items
bestaande uit vijf factoren voor het evalueren van positieve symptomen, negatieve symptomen,
gedesorganiseerde gedachten, ongecontroleerde vijandigheid/opwinding en angst/depressie.
Het voornaamste secundaire eindpunt in onderzoeken 1, 2 en 4 was de
Clinical Global Impression of
Severity
(CGI-S) van schizofrenie, een beoordeling door de clinicus van de ernst van de ziekte op
7 punten. De CGI-S werd ook in onderzoeken 3 en 5 als secundair eindpunt beoordeeld.
De effecten van brexpiprazol werden ook geëvalueerd aan de hand van een aantal van tevoren
gespecificeerde secundaire eindpunten; de specifieke aspecten van symptomen van schizofrenie
(PANSS
Positive Subscale score,
PANSS
Negative Subscale score,
PANSS
Excited Component
[PEC] score, PANSS Marder-factoren positief, negatief, gedesorganiseerde gedachten,
ongecontroleerde vijandigheid/opwinding en angst/depressie), en analyses van respons (gedefinieerd
als 30 % verbetering in totale PANSS-score in vergelijking met baseline of een CGI-I-score van 1
[zeer veel verbeterd] of 2 [veel verbeterd]).
De werkzaamheid werd aangetoond in onderzoek 1 voor zowel brexpiprazol 2 mg/dag als 4 mg/dag,
en gerepliceerd in onderzoek 2 uitsluitend voor brexpiprazol 4 mg/dag en in onderzoek 3 uitsluitend
voor brexpiprazol 2 mg/dag.
In het flexibele-dosisonderzoek 4 hadden proefpersonen in week 6 in de brexpiprazol-
behandelingsgroep numeriek grotere verbeteringen op de totale PANSS-score dan de proefpersonen in
de placebogroep, hoewel het verschil in week 6 geen statistische significantie bereikte voor de
primaire werkzaamheidsanalyse (p = 0,0560; zie tabel 2). In hetzelfde onderzoek werd het actieve
referentiemiddel, quetiapine XR toegevoegd uitsluitend voor assaygevoeligheid, gescheiden van
placebo.
Tabel 2:
Primaire werkzaamheidsresultaten voor 6 weken durende onderzoeken naar
schizofrenie
Behandelingsgroep n
Onderzoek
Primaire werkzaamheidsmaat: PANSS
Gemiddelde
KK-gemiddelde KK-gemiddeld
p-
a, b
score bij
verandering vanaf
verschil
waarde
baseline (SD)
(95 %-BI)
baseline (SF)
95,85
(13,75)
94,70
(12,06)
−20,73
(1,55)
−19,65
(1,54)
−8,72
< 0,0001
(−13,1; −4,37)
−7,64
0,0006
(−12,0; −3,30)
1
Brexpiprazol
(2 mg/dag)*
Brexpiprazol
(4 mg/dag)*
180
178
14
Behandelingsgroep n
Onderzoek
Primaire werkzaamheidsmaat: PANSS
Gemiddelde
KK-gemiddelde KK-gemiddeld
p-
score bij
verandering vanaf
verschil
a, b
waarde
baseline (SD)
(95 %-BI)
baseline (SF)
95,69
(11,46)
96,30
(12,91)
94,99
(12,38)
94,63
(12,84)
96,55
(19,20)
96,39
(15,73)
97,19
(19,27)
97,82
(10,25)
98,38
(10,30)
−12,01
(1,60)
−16,61
(1,49)
−20,00
(1,48)
−13,53
(1,52)
−14,95
(2,00)
−11,49
(2,10)
−7,63
(2,11)
−19,99
(1,51)
−15,93
(1,49)
--
--
Placebo
2
Brexpiprazol
(2 mg/dag)
Brexpiprazol
(4 mg/dag)*
Placebo
3
Brexpiprazol
(2 mg/dag)*
Brexpiprazol
(4 mg/dag)
Placebo
4
Brexpiprazol
(2 mg/dag
tot 4 mg/dag)
Placebo
SD
SF
KK-gemiddeld
BI
*
a
b
178
179
181
180
113
109
113
150
159
−3,08
0,1448
(−7,23;
1,07)
−6,47
0,0022
(−10,6; −2,35)
--
--
−7,32
0,0124
(−13,04; −1,59)
−3,86
0,1959
(−9,71;
2,00)
--
−4,1
(−8,2;
0,1)
--
--
0,0560
--
standaarddeviatie
standaardfout
kleinste-kwadraten-gemiddeld
Betrouwbaarheidsinterval
Behandeling statistisch significant superieur ten opzichte van placebo
Verschil (brexpiprazol min placebo) in kleinste-kwadraten-gemiddelde verandering ten
opzichte van baseline, in week 6
Het KK-gemiddelde, 95 %-BI en de p-waarden voor individuele onderzoeken werden als
volgt afgeleid van een MMRM-analyse (Mixed
effect Model Repeat Measurement,
gemengd-effectmodel met herhaalde metingen): vaste effecten van locatie-, behandeling-
en behandeling-per-bezoek-interactie, met baseline- en baseline-per-bezoek-interacties als
covariaties. Er werd een niet-gestructureerde variantie-covariantiematrixstructuur gebruikt.
De primaire statistische analyse werd uitgevoerd met een MMRM-model met MAR-imputatie
(Missing
At Random,
bij toeval ontbrekende gegevens). Resultaten van een sensitiviteitsanalyse met
op placebo gebaseerde meervoudige imputatie (PMI) waren consistent met de primaire analyse.
Resultaten voor de (voornaamste) secundaire uitkomstparameter en aanvullende eindpunten
ondersteunden het primaire eindpunt.
In onderzoek 1 werd ook statistisch significant grotere verbetering op de CGI-S, de voornaamste
secundaire werkzaamheidsmaat, in week 6 aangetoond voor de dosisgroepen 2 mg/dag en 4 mg/dag in
vergelijking met placebo. Wegens de testhiërarchie kan de grotere verbetering die voor zowel
2 mg/dag als 4 mg/dag op de CGI-S werd aangetoond, alleen als ondersteunend voor onderzoeken 2, 3
en 4 worden beschouwd (zie tabel 3).
15
Tabel 3:
Voornaamste secundaire werkzaamheidsresultaten voor 6 weken durende
onderzoeken naar schizofrenie
Voornaamste secundaire werkzaamheidsmaat: CGI-S
Gemiddelde
KK-gemiddelde KK-gemiddeld p-
score bij
verandering vanaf
verschil
a
waarde
baseline (SD)
baseline (SF)
(95 %-BI)
4,90
(0,64)
4,81
(0,64)
4,84
(0,66)
4,96
(0,65)
4,85
(0,64)
4,87
(0,61)
4,80
(0,78)
4,71
(0,75)
4,73
(0,71)
4,96
(0,59)
4,94
(0,57)
−1,15
(0,08)
−1,20
(0,08)
−0,82
(0,09)
−0,99
(0,09)
−1,19
(0,08)
−0,81
(0,09)
−0,84
(0,11)
−0,64
(0,12)
−0,48
(0,12)
−1,21
(0,08)
−0,93
(0,08)
−0,33
0,0056
(−0,56; −0,10)
−0,38
0,0012
(−0,61; −0,15)
--
--
−0,19
0,1269
(−0,42;
0,05)
−0,38
0,0015
(−0,62; −0,15)
--
--
−0,35
0,0308
(−0,67; −0,03)
−0,16
0,3461
(−0,48;
0,17)
--
--
Onderzoek Behandelingsgroep n
1
Brexpiprazol
(2 mg/dag)*
Brexpiprazol
(4 mg/dag)*
Placebo
181
178
181
180
183
181
113
109
113
150
159
2
Brexpiprazol
(2 mg/dag)
Brexpiprazol
(4 mg/dag)*
Placebo
3
Brexpiprazol
(2 mg/dag)*
Brexpiprazol
(4 mg/dag)
Placebo
4
Brexpiprazol*
(2 mg/dag
tot 4 mg/dag)
b
Placebo
−0,27
0,0142
(−0,49; −0,06)
--
--
SD
SF
KK-gemiddeld
BI
*
a
b
standaarddeviatie
standaardfout
kleinste-kwadraten-gemiddeld
Betrouwbaarheidsinterval
Behandeling statistisch significant superieur ten opzichte van placebo
Verschil (brexpiprazol min placebo) in kleinste-kwadraten-gemiddelde verandering ten
opzichte van baseline, in week 6
Gemiddelde dosis 3,5 mg/dag
Onderzoek naar aanhouden van werkzaamheid
In onderzoek 5, een langdurig onderzoek opgezet voor het beoordelen van het aanhouden van het
effect van brexpiprazol door het beoordelen van de verlenging van de tijd tot dreigend recidief van
schizofrenie, werden patiënten met schizofrenie, die reageerden op behandeling met brexpiprazol
1 mg/dag tot 4 mg/dag, gestabiliseerd gedurende 12 weken tot 36 weken en daarna op dubbelblinde
wijze gerandomiseerd naar het voortzetten van de behandeling met de stabilisatiedosis brexpiprazol
(n = 96) of naar het ontvangen van placebo (n = 104) gedurende 52 weken of tot het optreden van
recidief.
In de primaire analyse van de tijd tot dreigend recidief vertoonden de met brexpiprazol behandelde
patiënten een significant langere tijd tot recidief vergeleken met patiënten die placebo kregen
(p < 0,0001). In week 52 verlaagde brexpiprazol (13,5 %) het risico van dreigend recidief met 71 %
vergeleken met placebo (38,5 %). Tijdens de stabilisatie verbeterde brexpiprazol de klinische
symptomen (zoals beoordeeld aan de hand van PANSS, CGI-S en CGI-I [analyse van covariantie -
ANCOVA -
Last Observation Carried Forward
(laatste gemeten waarde geteld als eindpunt) -
LOCF]) en het functioneren (zoals beoordeeld aan de hand van
Global Assessment of Functioning
(GAF) [ANCOVA LOCF]). Deze verbeteringen hielden aan gedurende de 52 weken durende
16
dubbelblinde onderhoudsfase bij met brexpiprazol behandelde patiënten, terwijl de naar placebo
gerandomiseerde patiënten een verslechtering vertoonden in PANSS-, CGI-S- en CGI-I-, en GAF-
scores [ANCOVA LOCF]). Met brexpiprazol werden de symptoombeheersing en het functioneren
beter aangehouden dan bij placebo.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van werkzaamheids- en veiligheidsonderzoek met brexpiprazol bij
pediatrische patiënten van 13 jaar tot jonger dan 18 jaar oud (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Brexpiprazol wordt na toediening van de tablet geabsorbeerd, waarbij piekplasmaconcentraties binnen
4,0 uur na toediening van een enkelvoudige dosis worden bereikt. De absolute orale biologische
beschikbaarheid van de tabletformulering is 95,1 %. De steady-state-concentraties van brexpiprazol
worden binnen 10 dagen tot 12 dagen van toediening bereikt. Toediening van een tablet van 4 mg
brexpiprazol met een vetrijke standaardmaaltijd had geen significante invloed op de C
max
of AUC van
brexpiprazol. Na enkelvoudige en meervoudige eenmaaldaagse toediening nam de blootstelling aan
brexpiprazol (C
max
en AUC) evenredig met de toegediende dosis toe. Op basis van
in-vivo-onderzoek
is brexpiprazol noch een substraat, noch een remmer van effluxtransporteiwitten zoals
multi drug
resistance
(MDR) 1 (P-gp) en BCRP.
Distributie
Het distributievolume van brexpiprazol na intraveneuze toediening is hoog (1,56 l/kg ± 0,418 l/kg),
wat duidt op extravasculaire distributie. Brexpiprazol is in plasma in hoge mate eiwitgebonden (meer
dan 99 %) aan serumalbumine en
α1-zuur
glycoproteïne, en de eiwitbinding ervan wordt niet
beïnvloed door nier- of leverinsufficiëntie. Op basis van resultaten van
in-vitro-onderzoek
wordt de
eiwitbinding van brexpiprazol niet beïnvloed door warfarine, diazepam en digitoxine.
Biotransformatie
Op basis
van in-vitro-onderzoek
naar metabolisme met behulp van recombinant humaan cytochroom-
P450-enzymsysteem bleek het metabolisme van brexpiprazol hoofdzakelijk gemedieerd te worden
door CYP3A4 en CYP2D6, leidend tot de vorming van oxidatieve metabolieten. Op basis van
in-vitro-
gegevens vertoonde brexpiprazol weinig of geen remming van andere CYP450-iso-enzymen.
In vivo
wordt het metabolisme van brexpiprazol hoofdzakelijk gemedieerd door CYP3A4 en CYP2D6,
leidend tot de vorming van oxidatieve metabolieten, met slechts één in plasma aanwezige metaboliet,
DM-3411, met meer dan 10 % plasmablootstelling.
Bij steady state maakt DM-3411 23,1 % tot 47,7 % van de blootstelling aan brexpiprazol (AUC) in
plasma uit. Het dient opgemerkt te worden dat preklinisch
in-vivo-onderzoek
heeft aangetoond dat
blootstellingen van de hersenen aan DM-3411 bij klinisch relevante plasmablootstellingen aan
brexpiprazol onder de detectielimiet vielen. Daarom wordt DM-3411 niet geacht bij te dragen aan de
therapeutische effecten van brexpiprazol.
Eliminatie
Na een enkelvoudige orale dosis van [
14
C]-gelabeld brexpiprazol werd ongeveer 24,6 % en 46 % van
de toegediende radioactiviteit aangetroffen in respectievelijk de urine en de feces. Minder dan 1 %
onveranderd brexpiprazol werd in de urine uitgescheiden en ongeveer 14 % van de orale dosis werd
onveranderd in de feces aangetroffen. De schijnbare orale klaring van brexpiprazol-tablet na
eenmaaldaagse toediening was 19,8 (± 11,4) ml/u/kg. Na meervoudige eenmaaldaagse toediening van
17
brexpiprazol is de terminale eliminatiehalfwaardetijd van brexpiprazol en de grootste metaboliet
ervan, DM-3411, respectievelijk 91,4 uur en 85,7 uur.
Lineariteit/non-lineariteit
De farmacokinetiek van brexpiprazol is dosisproportioneel en tijdsonafhankelijk na enkelvoudige
dosis (0,2 mg tot 8 mg) en meervoudige doses (0,5 mg tot 4 mg) bij eenmaaldaagse toediening.
Farmacokinetiek bij bijzondere patiëntengroepen
Leeftijd
Na toediening van een enkelvoudige dosis brexpiprazol (2 mg) vertoonden oudere proefpersonen
(ouder dan 65 jaar) een vergelijkbare systemische blootstelling aan brexpiprazol (C
max
en AUC) ten
opzichte van volwassen proefpersonen (18 jaar tot 45 jaar; zie rubriek 4.2 en 4.4).
Geslacht
Uit farmacokinetische populatieanalyse bleek het geslacht een statistisch significante covariatie. De
blootstelling (AUC) aan brexpiprazol bij vrouwen was naar schatting 25 % hoger dan bij mannen (zie
rubriek 4.8).
Etniciteit
Hoewel er geen specifiek farmacokinetisch onderzoek is gedaan, leverde farmacokinetische
populatieanalyse geen aanwijzingen voor klinisch significante etnisch gerelateerde verschillen in de
farmacokinetiek van brexpiprazol.
CYP2D6-genotype
Uit farmacokinetische populatieanalyse blijkt dat langzame CYP2D6-metaboliseerders een 47 %
hogere blootstelling aan brexpiprazol hebben dan normale metaboliseerders (zie rubriek 4.2).
Roken
Op basis van onderzoek met humane leverenzymen
in vitro
is brexpiprazol geen substraat voor
CYP1A2. Roken zou daarom geen effect moeten hebben op de farmacokinetiek van brexpiprazol.
Nierinsufficiëntie
Bij proefpersonen (n = 10) met ernstige nierinsufficiëntie (CL
cr
< 30 ml/min) was de AUC van oraal
brexpiprazol (enkelvoudige dosis van 3 mg) in vergelijking met overeenkomstige gezonde
proefpersonen met 68 % verhoogd, terwijl de C
max
onveranderd was. Voor patiënten met matige tot
ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring CL
cr
< 60 ml/minuut) is de maximale aanbevolen dosis
verlaagd tot 3 mg eenmaal daags (zie rubriek 4.2).
Leverinsufficiëntie
Bij proefpersonen (n = 22) met uiteenlopende maten van leverinsufficiëntie (Child-Pugh-klassen A, B
en C) was de AUC van oraal brexpiprazol (enkelvoudige dosis van 2 mg) in vergelijking met
overeenkomstige gezonde proefpersonen met 24 % verhoogd bij lichte leverinsufficiëntie, met 60 %
verhoogd bij matige leverinsufficiëntie en onveranderd bij ernstige leverinsufficiëntie. Voor patiënten
met matige tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh-klassen B en C) is de maximale aanbevolen
dosis verlaagd tot 3 mg eenmaal daags (zie rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van brexpiprazol bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn
niet vastgesteld (zie rubriek 4.2).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
De effecten die werden waargenomen bij onderzoek naar toxiciteit bij herhaalde dosering bij ratten en
apen hadden hoofdzakelijk betrekking op de buitensporige farmacologische activiteit van
brexpiprazol. Op basis van AUC
0-24 u
bij de maximale aanbevolen dosis bij mensen (maximum
18
recommended human dose
- MRHD) van 4 mg/kg konden geen veiligheidsmarges worden afgeleid bij
zowel vrouwelijke als mannelijke ratten en apen.
Cardiovasculaire toxiciteit
In onderzoek naar toxiciteit bij herhaalde dosering bij mannelijke en vrouwelijke apen en onderzoek
naar juveniele toxiciteit bij mannelijke en vrouwelijke honden verlaagde brexpiprazol de bloeddruk en
verlengde het QT-interval na orale toediening in veiligheidsfarmacologisch onderzoek bij reuen die bij
bewustzijn waren. Het effect van brexpiprazol op de bloeddrukverlaging wordt toegeschreven aan de
verwachte blokkade van
α1-adrenoreceptoren
in perifere bloedvaten.
Genotoxiciteit, carcinogeniteit
In zowel
in-vitro-
als
in-vivo-onderzoek
vertoonde brexpiprazol geen genotoxisch vermogen bij
klinisch relevante blootstellingen. Oraal toegediend brexpiprazol verhoogde niet de incidentie van
tumoren in een twee jaar durend carcinogeniteitsonderzoek bij zowel mannelijke als vrouwelijke ratten
en bij mannelijke muizen bij blootstellingen tot 4,4 keer en 3,1 keer zo hoog als de MRHD. Bij
vrouwelijke muizen werd een verhoogde incidentie van borstklieradenocarcinoom en adenosquameus
carcinoom, en pars-distalisadenoom van de hypofyse waargenomen bij vergelijkbare of zelfs lagere
klinisch relevante blootstellingen. Deze door prolactine gemedieerde endocriene tumoren werden ook
met andere antipsychotica bij knaagdieren waargenomen en de klinische relevantie ervan is niet
bekend.
Reproductietoxiciteit
Na orale toediening had brexpiprazol geen invloed op de vruchtbaarheid bij mannelijke ratten, maar
verlengde de diëstrus en verminderde de vruchtbaarheid bij vrouwelijke ratten bij vergelijkbare of
zelfs lagere blootstellingsniveaus dan klinisch bereikte blootstellingen bij de MRHD. Significant
verhoogd pre-implantatieverlies werd waargenomen bij 4,1 keer de klinische blootstelling bij de
MRHD. In embryofoetaal onderzoek naar ontwikkelingstoxiciteit was brexpiprazol niet teratogeen in
oraal behandelde ratten tot blootstellingsniveaus (op basis van gegevens bij niet-drachtige ratten) die
klinisch worden bereikt bij de MRHD. Bij konijnen werden wervelmisvormingen gezien bij
3 foetussen uit 2 worpen bij voor het moederdier toxische orale brexpiprazoldoses overeenkomend
met blootstelling aan ongeveer 16,5 keer de klinische blootstelling bij de MRHD.
Groeivertraging, vertraagde fysieke ontwikkeling en verminderde levensvatbaarheid van de
nakomelingen werden waargenomen bij maternaal toxische doses brexpiprazol in een pre-/postnataal
onderzoek naar ontwikkelingstoxiciteit met ratten die het middel oraal kregen toegediend.
Na orale toediening bij drachtige ratten werd overdracht van brexpiprazol op foetussen en de melk
aangetoond bij concentraties die over het algemeen vergelijkbaar waren met niveaus die in maternaal
bloed worden gezien.
Environmental Risk Assessment (ERA)
Brexpiprazol is zeer persistent en zeer bioaccumulerend, maar niet toxisch voor het milieu: mogelijke
verrijking van brexpiprazol in voedselketens op land kan een reden tot zorg zijn (zie rubriek 6.6).
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Lactose-monohydraat
Maiszetmeel
19
Microkristallijne cellulose
Hydroxypropylcellulose met lage substitutiegraad
Hydroxypropylcellulose
Magnesiumstearaat
Gezuiverd water
Tabletomhulling
Hypromellose
Talk
Titaandioxide
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, rood, zwart)
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, rood)
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel)
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, zwart)
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (rood, zwart)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
3 jaar
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Houdbaarheid
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
RXULTI 0,25 mg en 0,5 mg filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten in aluminium/PVC-blisterverpakkingen.
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
10, 28 of 56 filmomhulde tabletten in aluminium/PVC-blisterverpakkingen.
RXULTI 2 mg, 3 mg en 4 mg filmomhulde tabletten
28 of 56 filmomhulde tabletten in aluminium/PVC-blisterverpakkingen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Dit geneesmiddel kan een risico voor het milieu vormen (zie rubriek 5.3).
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
20
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/001 (28 filmomhulde tabletten)
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/002 (28 filmomhulde tabletten)
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/003 (10 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1294/004 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1294/008 (56 filmomhulde tabletten)
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/005 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1294/009 (56 filmomhulde tabletten)
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/006 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1294/010 (56 filmomhulde tabletten)
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/007 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1294/011 (56 filmomhulde tabletten)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 26 juli 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/JJJJ}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
21
BIJLAGE II
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
22
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes
Z.I. les Bouillides
Sophia Antipolis
06560 Valbonne
Frankrijk
H. Lundbeck A/S
Ottiliavej 9
DK 2500 Valby
Denemarken
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende partij zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
•
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
•
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
•
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
•
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
23
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
24
A. ETIKETTERING
25
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 0,25 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
26
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/001
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 0,25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
27
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
28
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 0,5 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
29
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/002
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 0,5 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
30
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
31
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 1 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
10 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
32
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/003
EU/1/18/1294/004
EU/1/18/1294/008
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 1 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
33
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
34
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 2 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
35
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/005
EU/1/18/1294/009
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 2 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
36
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
37
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 3 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
38
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/006
EU/1/18/1294/010
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 3 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
39
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
40
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 4 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
41
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/007
EU/1/18/1294/011
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 4 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
42
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
43
B. BIJSLUITER
44
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is RXULTI en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is RXULTI en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
RXULTI bevat de werkzame stof brexpiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd.
Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met schizofrenie. Schizofrenie is een
aandoening die zich kenmerkt door verschijnselen zoals het zien, horen en voelen van dingen die er
niet zijn, achterdocht, onsamenhangend(e) spraak of gedrag en afstomping van het gevoel. Mensen
met deze aandoening kunnen zich ook somber, schuldig, angstig of gespannen voelen.
RXULTI kan helpen deze verschijnselen onder controle te houden en een terugval te voorkomen
tijdens de behandeling.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
•
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem onmiddellijk contact op met uw arts:
•
als u last heeft van een combinatie van koorts, zweten, snellere ademhaling, spierstijfheid en
45
•
•
•
•
sufheid of slaperigheid (dit kunnen tekenen zijn van het neuroleptisch maligne syndroom).
als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf te verwonden of zelfdoding te plegen. Gedachten
over en gedragingen in verband met zelfdoding doen zich vooral voor bij het begin van de
behandeling.
als uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om zich op bepaalde
manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of verleiding
niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen zijn
voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van
seksuele gedachten of gevoelens. Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
als u moeite met slikken heeft.
als u een verlaagd aantal witte bloedcellen in uw bloed heeft of heeft gehad en koorts of andere
tekenen van infectie krijgt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als andere geneesmiddelen in het
verleden het aantal witte bloedcellen in uw bloed hebben verlaagd. Uw arts zal regelmatig het
aantal witte bloedcellen in uw bloed meten om het risico te minimaliseren op aandoeningen die
leukopenie, neutropenie en agranulocytose heten. Het is belangrijk dat uw bloed regelmatig
gecontroleerd wordt, omdat dit dodelijk kan zijn. Uw arts zal de behandeling onmiddellijk
stoppen als het aantal witte bloedcellen in uw bloed te laag is.
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u RXULTI inneemt, of al tijdens de behandeling,
als u:
•
hartklachten heeft of heeft gehad of een beroerte heeft gehad, vooral als u weet dat u andere
risicofactoren voor beroerte heeft.
•
dementie heeft (problemen met het geheugen en andere geestelijke vermogens), vooral als u op
leeftijd bent.
•
last heeft van een onregelmatige hartslag of als dat in de familie voorkomt (inclusief een
zogenoemde verlengde QT-tijd, die op een ECG is te zien). Laat het uw arts weten als u andere
geneesmiddelen gebruikt waarvan bekend is dat ze de QT-tijd verlengen.
•
een verstoorde elektrolytenhuishouding heeft (problemen met de hoeveelheid zouten in uw
bloed).
•
lage of hoge bloeddruk heeft of heeft gehad.
•
bloedstolsels heeft gehad of als dat bij iemand in uw familie het geval is, omdat geneesmiddelen
voor schizofrenie in verband zijn gebracht met de vorming van bloedstolsels.
•
last heeft of heeft gehad van duizeligheid bij opstaan, vanwege een verlaging van uw bloeddruk,
waardoor u flauw zou kunnen vallen.
•
problemen heeft of heeft gehad met bewegingen, het zogeheten extrapiramidaal syndroom.
Hierbij kan het gaan om trekkende bewegingen, spasmen, rusteloosheid of langzame
bewegingen.
•
ooit last heeft gehad of last begint te krijgen van rusteloosheid en niet stil kunnen zitten. Deze
verschijnselen kunnen vroeg tijdens de behandeling optreden. Laat het uw arts weten als dit
gebeurt.
•
diabetes of risicofactoren voor diabetes heeft (bijvoorbeeld zwaarlijvigheid of iemand in uw
familie met diabetes). Uw arts moet uw bloedsuiker dan regelmatig controleren, omdat het
verhoogd kan zijn bij behandeling met dit middel. Verschijnselen van een hoog
bloedsuikergehalte zijn erge dorst, veel moeten plassen, verhoogde eetlust en zwaktegevoel.
•
eerder te maken heeft gehad met epileptische aanvallen (insulten) of epilepsie.
•
ooit voedsel, maagzuur of speeksel in uw longen heeft ingeademd, wat een ziekte veroorzaakte
die aspiratiepneumonie wordt genoemd.
•
verhoogde gehaltes van het hormoon prolactine, of een tumor in uw hypofyse heeft.
Gewichtstoename
Dit geneesmiddel kan een aanzienlijke gewichtstoename veroorzaken, wat ten koste kan gaan van uw
gezondheid. Uw arts zal uw gewicht en de vetten in uw bloed daarom regelmatig controleren.
Lichaamstemperatuur
Tijdens het gebruik van RXULTI moet u voorkomen dat u oververhit of uitgedroogd raakt. Doe niet
46
aan overmatige lichaamsbeweging en drink veel water.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Dit geneesmiddel mag niet worden gebruikt door kinderen en jongeren tot 18 jaar. De veiligheid en
werkzaamheid zijn niet bij deze patiënten beoordeeld.
Neemt u nog andere geneesmiddelen in?
Neemt u naast RXULTI nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
RXULTI kan de werking versterken van geneesmiddelen die worden gebruikt om de bloeddruk te
verlagen. Vertel het uw arts als u een geneesmiddel gebruikt om uw bloeddruk onder controle te
houden.
Bij het gebruik van RXULTI met andere geneesmiddelen moet uw arts uw dosis RXULTI of de dosis
van de andere geneesmiddelen misschien veranderen. Het is vooral belangrijk om het uw arts te
vertellen als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt:
•
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine),
•
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen (bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, sint-janskruid),
•
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol),
•
bepaalde geneesmiddelen om HIV-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir),
•
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva),
•
antibiotica voor de behandeling van bacteriële infecties (zoals claritromycine),
•
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (bijvoorbeeld
rifampicine),
•
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de QT-tijd verlengen (een belangrijke indicatie van
uw hartfunctie te zien in een elektrocardiogram [ECG]),
•
geneesmiddelen die de zoutconcentraties in uw lichaam veranderen (waardoor een verstoorde
elektrolytenhuishouding ontstaat),
•
geneesmiddelen die het gehalte verhogen van een enzym dat creatinekinase heet,
•
geneesmiddelen die op het centraal zenuwstelsel werken.
Waarop moet u letten met eten en alcohol?
RXULTI kan zowel met als zonder voedsel worden ingenomen. Alcohol moet worden vermeden
omdat alcohol invloed kan hebben op de werking van dit geneesmiddel.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Het wordt niet aanbevolen om dit middel in te nemen tijdens uw zwangerschap. Als u zwanger kunt
worden, moet u effectieve anticonceptie gebruiken terwijl u dit middel gebruikt. Baby’s van moeders
die dit geneesmiddel gebruiken tijdens de laatste drie maanden van hun zwangerschap kunnen de
volgende verschijnselen vertonen: beven, spierstijfheid en/of spierzwakte, slaperigheid, rusteloosheid,
ademhalingsproblemen en moeite met voeding. Als uw baby een van deze verschijnselen heeft, moet u
met uw arts contact opnemen.
Overleg met uw arts wat de beste manier is om uw baby te voeden als u dit middel gebruikt. Uw arts
zal rekening houden met het voordeel van de behandeling voor u en met het voordeel van
borstvoeding voor uw baby.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er is een kans dat dit geneesmiddel van invloed is op uw rijvaardigheid en uw vermogen om machines
te bedienen. Controleer voordat u gaat rijden of machines gaat bedienen dat u zich niet duizelig of
47
slaperig voelt. Ga niet rijden of gebruik geen gereedschap of machines voordat u zeker weet dat dit
geneesmiddel geen negatieve invloed heeft op u.
RXULTI bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
arts voordat u dit middel inneemt.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
U zult uw geneesmiddel doorgaans in de volgende toenemende doses moeten innemen:
•
gedurende de eerste 4 dagen één filmomhulde tablet van 1 mg per dag,
•
van dag 5 tot en met dag 7 twee filmomhulde tabletten van 1 mg per dag,
•
vanaf dag 8 één filmomhulde tablet met de door uw arts voorgeschreven sterkte per dag.
Uw arts kan echter een lagere of hogere dosis voorschrijven, tot een maximum van 4 mg eenmaal
daags.
Het maakt voor de werking van het middel niet uit of u uw geneesmiddel met of zonder voedsel
inneemt.
Als u voorafgaand aan de behandeling met RXULTI met een ander geneesmiddel voor schizofrenie
werd behandeld, bepaalt uw arts of er geleidelijk of onmiddellijk met het andere geneesmiddel wordt
gestopt en in hoeverre de dosis van RXULTI wordt aangepast. Uw arts zal u ook uitleggen wat u moet
doen als u van RXULTI overstapt op een ander geneesmiddel.
Patiënten met nierproblemen
Als u nierproblemen heeft, kan uw arts uw dosis van dit geneesmiddel aanpassen.
Patiënten met leverproblemen
Als u leverproblemen heeft, kan uw arts uw dosis van dit geneesmiddel aanpassen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u meer RXULTI heeft ingenomen dan uw voorgeschreven dosis, neem dan onmiddellijk contact
op met uw arts of ga direct naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Neem de geneesmiddelverpakking met
u mee zodat het duidelijk is wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u bent vergeten een dosis in te nemen, neem die dan in zodra u er weer aan denkt. Als het echter
bijna tijd is om de volgende dosis in te nemen, sla de vergeten dosis dan over en volg het normale
schema weer. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Als u twee of meer keren
een dosis bent vergeten, neem dan contact op met uw arts.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Als u dit geneesmiddel niet meer gebruikt, verdwijnen de effecten van het geneesmiddel. Verander uw
dagelijkse dosis van RXULTI niet of stop niet met dit geneesmiddel ook al zou u zich beter voelen,
tenzij uw arts u dat heeft gezegd. Uw verschijnselen kunnen dan namelijk weer terugkomen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
48
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Tijdens de behandeling kunt u last krijgen van deze ernstige bijwerkingen die dringende medische
hulp vereisen.
Vertel het uw arts
onmiddellijk
als u het volgende heeft:
•
gedachten of gevoelens om uzelf te verwonden of te doden of een poging tot zelfdoding (soms
voorkomende bijwerking,
komt voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers).
•
een combinatie van verschijnselen, met koorts, zweten, spierstijfheid en sufheid of slaperigheid.
Dat kunnen verschijnselen van het neuroleptisch maligne syndroom zijn (het is niet bekend
hoeveel mensen deze bijwerking krijgen).
•
onregelmatigheden in uw hartslag die het gevolg kunnen zijn van abnormale zenuwimpulsen in
het hart, afwijkingen bij hartonderzoek (ECG), QT-verlenging (het is niet bekend hoeveel
mensen deze bijwerking krijgen).
•
verschijnselen in verband met trombose (stolselvorming) in de vaten, meestal in een ader van de
benen (de verschijnselen zijn zwelling, pijn en roodheid van het betreffende been); het stolsel
kan met het bloed worden meegevoerd naar de longen, wat pijn op de borst en moeite met
ademhalen met zich mee kan brengen (soms
voorkomende bijwerking,
komt voor bij minder dan
1 op de 100 gebruikers).
Andere bijwerkingen
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
•
tijdens bloedonderzoek kan uw arts hogere gehaltes prolactine in uw bloed aantreffen.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
•
huiduitslag,
•
gewichtstoename,
•
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid en een onbedwingbare behoefte om
voortdurend te bewegen),
•
duizeligheid,
•
beven,
•
slaperigheid,
•
diarree,
•
misselijkheid,
•
pijn in de bovenbuik,
•
rugpijn,
•
pijn in armen, benen of beide,
•
tijdens bloedonderzoek kan uw arts hogere gehaltes creatinekinase (ook wel creatinefosfokinase
genoemd, een enzym dat belangrijk is voor de werking van spieren) in uw bloed aantreffen.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
•
allergische reactie (bijvoorbeeld opzwelling van mond, tong, gezicht en keel, jeuk, galbulten),
•
parkinsonisme, een medische aandoening met een groot aantal verschillende verschijnselen,
waaronder bewegingsarmoede (vermindering van spontane bewegingen) of traagheid in
bewegen, traagheid in denken, hortende en stotende bewegingen bij het buigen van de
ledematen (tandradfenomeen), lopen met schuifelende pasjes, beven, verminderde of geen
gezichtsuitdrukking, spierstijfheid, kwijlen,
•
duizeligheid bij het opstaan vanwege een verlaging van uw bloeddruk, waardoor u flauw zou
kunnen vallen,
•
hoesten,
•
tandbederf of gaatjes (tandcariës),
•
winderigheid,
•
spierpijn,
•
verhoogde bloeddruk,
49
•
•
tijdens bloedonderzoek kan uw arts hogere gehaltes triglyceriden in uw bloed aantreffen,
tijdens bloedonderzoek kan uw arts hogere gehaltes leverenzymen in uw bloed aantreffen.
Andere bijwerkingen (het is onbekend bij hoeveel mensen deze voorkomen, kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald):
•
epileptische aanval,
•
spierzwakte, gevoeligheid of pijn en met name als u zich tegelijkertijd onwel voelt, verhoging
of donkere urine heeft. Dit kan veroorzaakt worden door een abnormale afbraak van
spierweefsel die levensbedreigend kan zijn en tot nierklachten kan leiden (een aandoening die
rabdomyolyse heet),
•
onthoudingsverschijnselen bij pasgeboren baby’s als de moeder dit geneesmiddel tijdens de
zwangerschap heeft gebruikt,
•
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen,
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift,
-
niet te beheersen overmatig winkelen,
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen).
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de verschijnselen om te gaan of deze te verminderen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
blisterverpakking en de omdoos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
•
De werkzame stof in dit middel is brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 0,25 mg brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 0,5 mg brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 1 mg brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 2 mg brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 3 mg brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 4 mg brexpiprazol.
50
•
De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern:
Lactose-monohydraat, maiszetmeel, microkristallijne cellulose, hydroxypropylcellulose met
lage substitutiegraad, hydroxypropylcellulose, magnesiumstearaat, gezuiverd water.
Tabletomhulling:
Hypromellose, talk, titaandioxide.
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, rood, zwart)
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, rood)
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel)
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, zwart)
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (rood, zwart)
Hoe ziet RXULTI eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
Lichtbruin, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 0.25
aan één zijde.
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
Lichtoranje, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 0.5
aan één zijde.
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
Lichtgeel, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 1 aan
één zijde.
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
Lichtgroen, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 2
aan één zijde.
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
Lichtpaars, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 3
aan één zijde.
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
Wit, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 4 aan één
zijde.
RXULTI filmomhulde tabletten worden geleverd in aluminium/PVC-blisterverpakkingen met 10, 28
of 56 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
51
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
Fabrikant
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes, Z.I. Les Bouillides-Sophia Antipolis,
06560 Valbonne
Frankrijk
H. Lundbeck A/S
Ottiliavej 9
2500 Valby
Denemarken
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lundbeck S.A./N.V.
Tél/Tel: +32 2 535 79 79
Tél/Tel: +32 2 340 2828
България
Lundbeck Export A/S Representative Office
Tel: +359 2 962 4696
Česká republika
Lundbeck Česká republika s.r.o.
Tel: +420 225 275 600
Danmark
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +46 8 54528660
Deutschland
Otsuka Pharma GmbH
Tel: +49 69 1700860
Eesti
H. Lundbeck A/S
Tel: +45 36301311
Ελλάδα
Lundbeck Hellas S.A.
Τηλ:
+30 210 610 5036
España
Otsuka Pharmaceutical S.A.
Tel: +34 93 208 10 20
Lietuva
H. Lundbeck A/S
Tel: +45 36301311
Luxembourg/Luxemburg
Lundbeck S.A.
Tél: +32 2 535 79 79
Tél: +32 2 340 2828
Magyarország
Lundbeck Hungaria Kft.
Tel: +36 1 4369980
Malta
H. Lundbeck A/S
Tel: +45 36301311
Nederland
Lundbeck B.V.
Tel: +31 20 697 1901
Norge
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +46 8 54528660
Österreich
Lundbeck Austria GmbH
Tel: +43 1 253 621 6033
Polska
Lundbeck Poland Sp. z o. o.
Tel.: +48 22 626 93 00
52
France
Otsuka Pharmaceutical France SAS
Tél: +33 (0)1 47 08 00 00
Hrvatska
Lundbeck Croatia d.o.o.
Tel.: +385 1 644 82 63
Tel.: +385 1 3649 210
Ireland
Lundbeck (Ireland) Limited
Tel: +353 1 468 9800
Ísland
Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
Italia
Otsuka Pharmaceutical Italy S.r.l.
Tel: +39 02 00 63 27 10
Κύπρος
Lundbeck Hellas A.E
Τηλ.:
+357 22490305
Latvija
H. Lundbeck A/S
Tel: +45 36301311
Portugal
Lundbeck Portugal Lda
Tel: +351 21 00 45 900
România
Lundbeck Romania SRL
Tel: +40 21319 88 26
Slovenija
Lundbeck Pharma d.o.o.
Tel.: +386 2 229 4500
Slovenská republika
Lundbeck Slovensko s.r.o.
Tel: +421 2 5341 42 18
Suomi/Finland
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +46 8 54528660
Sverige
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +46 8 54528660
United Kingdom (Northern Ireland)
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
53
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 0,25 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 45,8 mg lactose (als monohydraat).
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 0,5 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 45,5 mg lactose (als monohydraat).
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 1 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 45,0 mg lactose (als monohydraat).
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 2 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 44,1 mg lactose (als monohydraat).
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 3 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 43,1 mg lactose (als monohydraat).
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 4 mg brexpiprazol.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat ongeveer 42,2 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
Lichtbruin, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 0.25
aan één zijde.
Lichtoranje, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 0.5
aan één zijde.
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
Lichtgeel, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 1 aan
één zijde.
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
Lichtgroen, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 2
aan één zijde.
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
Lichtpaars, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 3
aan één zijde.
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
Wit, rond, 6 mm in diameter, ondiep convex en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 4 aan één
zijde.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
RXULTI is geïndiceerd voor de behandeling van schizofrenie bij volwassen patiënten.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen aanvangsdosering van brexpiprazol is 1 mg eenmaal daags op dag 1 tot en met 4.
Het aanbevolen streefdosisbereik is 2 mg tot 4 mg eenmaal daags.
Op basis van de klinische respons van de patiënt en de verdraagbaarheid kan de dosis brexpiprazol
geleidelijk worden opgebouwd naar 2 mg eenmaal daags op dag 5 tot en met dag 7 en daarna tot 4 mg
op dag 8.
De maximale aanbevolen dagelijkse dosis is 4 mg.
Van andere antipsychotica overgaan op brexpiprazol
Bij het overgaan van andere antipsychotica op brexpiprazol dient geleidelijk kruislings op- en
afbouwen te worden overwogen, met taperen van de eerdere behandeling terwijl de behandeling met
brexpiprazol wordt ingesteld.
Van brexpiprazol overgaan op andere antipsychotica
Bij het overgaan van brexpiprazol op andere antipsychotica hoeven de betrokken geneesmiddelen niet
geleidelijk kruislings te worden op- en afgebouwd. Het nieuwe antipsychoticum dient in zijn laagste
dosis te worden ingesteld terwijl met brexpiprazol wordt gestopt. Er dient rekening mee te worden
gehouden dat de plasmaconcentratie van brexpiprazol geleidelijk zal afnemen en in 1 tot 2 weken
volledig uitgespoeld zal zijn.
Speciale populaties
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van brexpiprazol bij de behandeling van schizofrenie bij patiënten van
65 jaar en ouder zijn niet vastgesteld (zie rubriek 4.4 en 5.2). Het is niet mogelijk om voor deze
populatie aanbevelingen te doen over een minimale effectieve/veilige dosis.
De maximale aanbevolen dosis bij patiënten met matige tot ernstige nierinsufficiëntie is verlaagd tot
3 mg eenmaal daags (zie rubriek 5.2).
Leverinsufficiëntie
De maximale aanbevolen dosis bij patiënten met matige tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh-
score 7) is verlaagd tot 3 mg eenmaal daags (zie rubriek 5.2).
Langzame CYP2D6-metaboliseerders
Dosisaanpassingen tot de helft van de aanbevolen doses zijn nodig bij patiënten van wie bekend is dat
ze langzame CYP2D6-metaboliseerders zijn. Er zijn verdere dosisaanpassingen nodig tot een kwart
van de aanbevolen dosis voor bekende langzame CYP2D6-metaboliseerders die sterke of matige
CYP3A4-remmers gebruiken (zie rubriek 4.5 en 5.2).
Dosisaanpassingen als gevolg van interacties
Bij patiënten die gelijktijdig sterke CYP3A4-remmers/inductoren of sterke CYP2D6-remmers
gebruiken, dient de dosis aangepast te worden. Als er wordt gestopt met de CYP3A4-remmer/inductor
of CYP2D6-remmer, kan het zijn dat de dosis moet worden teruggebracht naar de originele dosis (zie
rubriek 4.5). In het geval van bijwerkingen ondanks aanpassingen van de dosis RXULTI, dient de
noodzaak van gelijktijdig gebruik van RXULTI en de CYP2D6-remmer of CYP3A4-remmer
herbeoordeeld te worden.
Tabel 1: Aanpassingen van de dosis RXULTI bij patiënten die langzame CYP2D6-
metaboliseerders zijn en voor gelijktijdig gebruik met CYP-remmers
Factoren
Aangepaste dosis
Langzame CYP2D6-metaboliseerders
Bekende langzame CYP2D6-metaboliseerders
De helft van de aanbevolen dosis toedienen
Bekende langzame CYP2D6-metaboliseerders die
Een kwart van de aanbevolen dosis toedienen
sterke/matige CYP3A4-remmers gebruiken
Patiënten die CYP2D6-remmers en/of CYP3A4-remmers gebruiken
Sterke CYP2D6-remmers
De helft van de aanbevolen dosis toedienen
Sterke CYP3A4-remmers
De helft van de aanbevolen dosis toedienen
Sterke/matige CYP2D6-remmers met
Een kwart van de aanbevolen dosis toedienen
sterke/matige CYP3A4-remmers
Patiënten die sterke CYP3A4-inductoren gebruiken
Als brexpiprazol gelijktijdig met sterke CYP3A4-inductoren (bijv. rifampicine) wordt gebruikt bij een
patiënt met een stabiele dosis brexpiprazol, is het noodzakelijk om de dagelijkse dosis brexpiprazol
over een periode van 1 tot 2 weken stapsgewijs op te titreren tot tweemaal de aanbevolen dosis. Als op
basis van de klinische respons daarna verdere dosisaanpassingen vereist zijn, kan de dosis verhoogd
worden tot maximaal driemaal de aanbevolen dagelijkse dosis. De dagelijkse dosis mag niet hoger zijn
dan 12 mg wanneer brexpiprazol gelijktijdig met sterke CYP3A4-inductoren wordt gebruikt. Het
verdient de voorkeur om de dosis brexpiprazol te verdelen over 2 toedieningen per dag, omdat een
eenmaaldaagse dosering leidt tot fluctuaties met hoge pieken en dalen (zie rubriek 4.5).
CYP3A4-inductoren oefenen hun werking op een tijdsafhankelijke wijze uit. Het kan minstens
2 weken na het begin van de behandeling duren tot een maximaal effect wordt bereikt. Omgekeerd kan
het na het stoppen van de behandeling minstens 2 weken duren tot de CYP3A4-inductie afneemt.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van brexpiprazol bij kinderen en adolescenten onder de 18 jaar zijn
niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Oraal gebruik
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Gedurende de antipsychotische behandeling, kan het verscheidene dagen tot enige weken duren
voordat verbetering van de klinische toestand van de patiënt optreedt. Patiënten dienen tijdens deze
gehele periode nauwkeurig te worden gevolgd.
Suïcide-ideatie en suïcidaal gedrag
Het optreden van suïcidaal gedrag is inherent aan psychotische stoornissen en stemmingswisselingen
en is in sommige gevallen gemeld op een vroeg moment na instelling op een antipsychotische
behandeling of overgang op een andere antipsychotische behandeling, waaronder behandeling met
brexpiprazol (zie rubriek 4.8). Hoogrisicopatiënten dienen bij antipsychotische behandeling
zorgvuldig in de gaten te worden gehouden.
Hart- en vaataandoeningen
Brexpiprazol is niet geëvalueerd bij patiënten met een voorgeschiedenis van
myocardinfarct/ischemische hartziekte of klinisch significante hart- en vaatziekte, aangezien zulke
patiënten werden uitgesloten van deelname aan klinische onderzoeken.
Brexpiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met bekende hart- en
vaatziekte (voorgeschiedenis van myocardinfarct of ischemische hartziekte, hartfalen of
hartgeleidingsstoornissen), cerebrovasculaire ziekte, aandoeningen die patiënten predisponeren voor
hypotensie (dehydratie, hypovolemie en behandeling met antihypertensiva) of hypertensie (waaronder
versnelde of maligne).
QT-verlenging
Bij patiënten die met antipsychotica worden behandeld, kan zich QT-verlenging ontwikkelen. In
klinische onderzoeken zijn slechts enkele, niet-ernstige QT-verlengingen gemeld met brexpiprazol.
Voorzichtigheid is geboden wanneer brexpiprazol wordt voorgeschreven bij patiënten met bekende
hart- en vaatziekte, een familiale voorgeschiedenis van QT-verlenging, verstoorde
elektrolytenhuishouding of bij gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen waarvan wordt
vermoed dat ze het QT-interval verlengen (zie rubriek 4.8 en 5.1).
Veneuze trombo-embolie
Er zijn bij antipsychotische geneesmiddelen gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) gemeld.
Omdat bij patiënten die met antipsychotica worden behandeld zich vaak verworven risicofactoren voor
VTE voordoen, dienen voorafgaand aan en tijdens de behandeling met brexpiprazol alle mogelijke
risicofactoren voor VTE te worden vastgesteld en dienen er preventieve maatregelen te worden
genomen.
Orthostatische hypotensie en syncope
Bijwerkingen gerelateerd aan orthostatische hypotensie kunnen onder meer duizeligheid,
lichthoofdigheid en tachycardie zijn. Over het algemeen zijn deze risico's het hoogst aan het begin van
de behandeling met antipsychotica en tijdens dosisescalatie. Patiënten met een verhoogd risico van
deze bijwerkingen (bijv. ouderen) of met een verhoogd risico van het ontwikkelen van complicaties
van hypotensie, zijn onder meer personen met dehydratie, hypovolemie, behandeling met
antihypertensiva, voorgeschiedenis van hart- en vaatziekte (bijv. hartfalen, myocardinfarct, ischemie
niet eerder met antipsychotica zijn behandeld. Bij zulke patiënten dient een lagere aanvangsdosis en
langzamere geleidelijke opbouw te worden overwogen en dienen de orthostatische vitale functies
gemonitord te worden (zie rubriek 4.2).
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS)
Bij behandeling met antipsychotica, waaronder brexpiprazol, is melding gemaakt van een mogelijk
fataal symptomencomplex, het zogenoemde neuroleptisch maligne syndroom (NMS) (zie rubriek 4.8).
De klinische verschijnselen van NMS zijn hyperpyrexie, spierstijfheid, veranderde mentale status en
aanwijzingen voor autonome instabiliteit (onregelmatige pols of bloeddruk, tachycardie, transpireren
en hartritmestoornis). Verdere symptomen kunnen onder meer verhoogd creatinekinase,
myoglobinurie (rabdomyolyse) en acuut nierfalen zijn. Als er zich bij een patiënt klachten en
symptomen ontwikkelen die wijzen op NMS, of als de patiënt onverklaarde hoge koorts vertoont
zonder verdere klinische verschijnselen van NMS, dient er onmiddellijk met brexpiprazol te worden
gestopt.
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Extrapiramidale symptomen (waaronder acute dystonie) zijn bekende klasse-effecten van
antipsychotica. Brexpiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
bekende voorgeschiedenis van EPS.
Tardieve dyskinesie
Een syndroom met mogelijk irreversibele, onwillekeurige, dyskinetische bewegingen, kan ontstaan bij
patiënten die met antipsychotica worden behandeld. Hoewel de prevalentie van het syndroom het
hoogst lijkt te zijn bij ouderen, met name oudere vrouwen, is het onmogelijk om aan het begin van
antipsychoticumbehandeling afgaande op prevalentieschattingen te voorspellen welke patiënten het
syndroom waarschijnlijk zullen ontwikkelen. Als er bij een met brexpiprazol behandelde patiënt
klachten en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, moet worden overwogen om de dosis te
verlagen of met de behandeling te stoppen. Deze symptomen kunnen na stopzetting van de
behandeling tijdelijk verergeren of zelfs ontstaan.
Cerebrovasculaire bijwerkingen
In placebogecontroleerde onderzoeken met enkele antipsychotica bij oudere patiënten met dementie
was er een hogere incidentie van cerebrovasculaire bijwerkingen (cerebrovasculaire accidenten en
transiënte ischemische aanvallen), waaronder overlijden, in vergelijking met proefpersonen die met
placebo werden behandeld.
Oudere patiënten met aan dementie gerelateerde psychose
Brexpiprazol is niet onderzocht bij oudere patiënten met dementie en wordt niet aanbevolen voor de
behandeling van oudere patiënten met dementie, vanwege een verhoogd risico van totale mortaliteit.
Hyperglykemie en diabetes mellitus
Hyperglykemie, in sommige gevallen extreem en geassocieerd met ketoacidose of hyperosmolair
coma of overlijden, is gemeld bij patiënten die met atypische antipsychotica werden behandeld.
Risicofactoren die patiënten kunnen predisponeren tot ernstige complicaties, zijn onder meer obesitas
en familiale voorgeschiedenis van diabetes.
Patiënten die worden behandeld met welk antipsychoticum dan ook, waaronder brexpiprazol, dienen
gecontroleerd te worden op klachten en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie,
polyfagie en zwakheid). De nuchtere plasmaglucosespiegel dient voor of vlak na het instellen van de
antipsychoticumbehandeling te worden gecontroleerd. Tijdens langdurige behandeling dient de
plasmaglucosespiegel regelmatig te worden gecontroleerd op verslechtering van de glucosecontrole.
Antipsychotica zoals brexpiprazol zijn in verband gebracht met metabole veranderingen, zoals
gewichtstoename en dyslipidemie (zie rubriek 4.8). Er is een verhoogde frequentie van
gewichtstoename waargenomen bij langere duur van de behandeling met brexpiprazol. Aan het begin
van de behandeling dient het lipidenprofiel te worden beoordeeld. Klinische monitoring van het
gewicht en lipidenprofiel wordt aanbevolen bij baseline en tijdens behandeling.
Epileptische aanvallen
Net als andere antipsychotica dient brexpiprazol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten
met een voorgeschiedenis van epileptische aanvallen of aandoeningen die de aanvalsdrempel voor
epileptische aanvallen kunnen verlagen. Tijdens het gebruik van brexpiprazol zijn epileptische
aanvallen gemeld (zie rubriek 4.8).
Regeling van de lichaamstemperatuur
Verstoring van het vermogen van het lichaam om de lichaamskerntemperatuur te verlagen, is
toegeschreven aan antipsychotica. Passende zorg wordt aanbevolen bij het voorschrijven van
brexpiprazol bij patiënten die omstandigheden zullen ervaren die kunnen bijdragen aan een verhoging
van de lichaamskerntemperatuur, bijv. intensieve lichaamsbeweging, blootstelling aan extreme hitte,
het gebruik van gelijktijdige geneesmiddelen met anticholinergische werking, of dehydratie.
Dysfagie
Motiliteitsstoornis van de slokdarm en aspiratie zijn in verband gebracht met het gebruik van
antipsychotica. Brexpiprazol dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een
verhoogd risico van aspiratiepneumonie.
Impulscontrolestoornissen
Impulscontrolestoornissen, waaronder gokstoornis, zijn gemeld bij patiënten die met brexpiprazol
werden behandeld. Patiënten kunnen tijdens het gebruik van brexpiprazol een verhoogde drang
ervaren, met name om te gokken, en het onvermogen om deze drang te beheersen. Andere gemelde
soorten drang zijn onder meer: compulsief seksueel gedrag, compulsief winkelen, eetbuien en ander
impulsief en compulsief gedrag. Patiënten met een voorgeschiedenis van impulscontrolestoornissen
kunnen een verhoogd risico lopen en dienen nauwgezet gemonitord te worden. Omdat patiënten dit
gedrag mogelijk niet als abnormaal opmerken, is het voor voorschrijvers belangrijk om patiënten of
hun verzorgers specifiek te vragen naar de ontwikkeling van nieuwe of toegenomen
impulscontrolestoornissen of ander compulsief gedrag tijdens de behandeling met brexpiprazol. Er
dient opgemerkt te worden dat impulscontrolesymptomen verband kunnen houden met de
onderliggende ziekte; in enkele gevallen werd echter gemeld dat de drang stopte wanneer de dosis
werd verlaagd of er met de medicatie werd gestopt. Compulsief gedrag dat niet herkend wordt, kan
leiden tot schade voor de patiënt en anderen. Overweeg de dosis te verlagen of met de medicatie te
stoppen als een patiënt dergelijke drang ontwikkelt tijdens het gebruik van brexpiprazol (zie
rubriek 4.8).
Leukopenie, neutropenie en agranulocytose
Leukopenie, neutropenie en agranulocytose (waaronder fatale gevallen) zijn gemeld tijdens
behandeling met antipsychotica. Mogelijke risicofactoren voor leukopenie/neutropenie zijn onder
meer pre-existent laag aantal witte bloedcellen (WBC) en voorgeschiedenis van geneesmiddel-
geïnduceerde leukopenie/neutropenie. Bij patiënten met een pre-existent laag aantal WBC of een
voorgeschiedenis van geneesmiddel-geïnduceerde leukopenie/neutropenie dient het volledig
bloedbeeld frequent te worden gecontroleerd tijdens de eerste paar maanden van therapie en dient
brexpiprazol te worden stopgezet bij het eerste teken van afname in WBC, bij afwezigheid van andere
of andere klachten of symptomen van infectie, en snel te worden behandeld als zulke klachten of
symptomen optreden. Bij patiënten met ernstige neutropenie (absolute
neutrofielentelling < 1.000/mm3) dient te worden gestopt met brexpiprazol en de WBC te worden
gevolgd tot herstel.
Prolactine
Brexpiprazol kan de prolactinespiegel verhogen. Verhogingen die samenhangen met behandeling met
brexpiprazol zijn over het algemeen licht en kunnen tijdens de toediening afnemen, maar in zeldzame
gevallen kan het effect tijdens toediening aanhouden (zie rubriek 4.8).
Lactose
RXULTI filmomhulde tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als
galactose-intolerantie, algehele lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie, dienen dit
geneesmiddel niet te gebruiken.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Brexpiprazol wordt hoofdzakelijk door CYP3A4 en CYP2D6 gemetaboliseerd.
De mate waarin andere geneesmiddelen van invloed kunnen zijn op brexpiprazol
CYP3A4-remmers
Gelijktijdige toediening van ketoconazol (200 mg tweemaal daags gedurende 7 dagen), een krachtige
remmer van CYP3A4, met een enkelvoudige orale dosis van 2 mg brexpiprazol verhoogde de AUC
van brexpiprazol met 97 %, zonder verandering in de Cmax. Op basis van resultaten van
interactiestudies wordt dosisaanpassing tot de helft van de dosis brexpiprazol aanbevolen wanneer het
gelijktijdig wordt toegediend met sterke CYP3A4-remmers (itraconazol, ketoconazol, ritonavir en
claritromycine).
CYP3A4-inductoren
Gelijktijdige toediening van rifampicine (600 mg tweemaal daags gedurende 12 dagen), een krachtige
CYP3A4-inductor, met een enkelvoudige orale dosis van 4 mg brexpiprazol leidde tot een afname van
respectievelijk ongeveer 31 % en 73 % in de Cmax en AUC van brexpiprazol. Als brexpiprazol
gelijktijdig met sterke CYP3A4-inductoren (bijv. rifampicine) wordt gebruikt, wordt de totale
dagelijkse benodigde dosis brexpiprazol met ongeveer een factor drie verhoogd tot driemaal de
aanbevolen dagelijkse dosis (zie rubriek 4.2). Eenmaaldaagse dosering terwijl CYP3A4-inductoren
worden toegediend leidt tot fluctuaties met hoge pieken en dalen; daarom heeft tweemaal daagse
dosering de voorkeur.
CYP2D6-remmers
Gelijktijdige toediening van een enkelvoudige orale dosis van 2 mg brexpiprazol met kinidine
(324 mg/dag gedurende 7 dagen), een krachtige remmer van CYP2D6, verhoogde de AUC van
brexpiprazol met 94 % zonder verandering in Cmax. Op basis van resultaten van interactiestudies wordt
dosisaanpassing tot de helft van de dosis brexpiprazol aanbevolen wanneer het gelijktijdig wordt
toegediend met sterke CYP2D6-remmers (kinidine, paroxetine en fluoxetine).
Op basis van schattingen uit de farmacokinetische populatieanalyse hebben normale CYP2D6-
metaboliseerders die zowel CYP3A4- als CYP2D6-remmers krijgen of langzame CYP2D6-
metaboliseerders die sterke CYP3A4-remmers krijgen naar verwachting een 4-voudige tot 5-voudige
verhoging van de brexpiprazolconcentraties, en wordt dosisaanpassing tot een kwart van de dosis voor
deze personen aanbevolen (zie rubriek 4.2).
Op basis van resultaten van in-vitro-onderzoek is het onwaarschijnlijk dat brexpiprazol klinisch
belangrijke farmacokinetische interacties veroorzaakt met geneesmiddelen die door cytochroom-P450-
enzymen worden gemetaboliseerd. Brexpiprazol heeft geen invloed op de absorptie van
geneesmiddelen die substraten zijn van de transporteiwitten van borstkankerresistentie-eiwit (BCRP)
en van P-glycoproteïne (P-gp).
Als brexpiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze QT-
verlenging of een verstoorde elektrolytenhuishouding veroorzaken, is voorzichtigheid geboden.
Als brexpiprazol gelijktijdig wordt toegediend met geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de
concentratie creatinekinase (CK) verhogen, dient het mogelijke additieve effect met door brexpiprazol
geïnduceerde CK-verhoging in aanmerking genomen te worden.
Farmacodynamische interacties
Er is op dit moment geen informatie over farmacodynamische interacties van brexpiprazol.
Voorzichtigheid is geboden bij het voorschrijven met andere geneesmiddelen. Aangezien de effecten
van brexpiprazol primair het centraal zenuwstelsel betreffen, is voorzichtigheid geboden wanneer
brexpiprazol wordt gebruikt in combinatie met alcohol of andere centraal werkende geneesmiddelen
met overlappende bijwerkingen zoals sedatie (zie rubriek 4.8).
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van brexpiprazol bij zwangere
vrouwen. Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Brexpiprazol wordt niet
aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen
anticonceptie toepassen.
Neonaten die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan antipsychotica
(inclusief brexpiprazol) lopen het risico op bijwerkingen, waaronder extrapiramidale symptomen en/of
onthoudingsverschijnselen, die na de bevalling in ernst en duur kunnen variëren. Er is melding
gemaakt van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, somnolentie, ademnood en voedingsstoornis.
Deze pasgeborenen dienen daarom zorgvuldig te worden gemonitord.
Borstvoeding
Het is niet bekend of brexpiprazol/metabolieten in de moedermelk worden uitgescheiden. Uit
beschikbare farmacodynamische/toxicologische gegevens bij dieren blijkt dat
brexpiprazol/metabolieten in de melk van ratten wordt/worden uitgescheiden (zie rubriek 5.3). Risico
voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Er moet worden besloten of borstvoeding
moet worden gestaakt of dat behandeling met brexpiprazol moet worden gestaakt dan wel niet moet
worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van
behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen.
Vruchtbaarheid
Het effect van brexpiprazol op de vruchtbaarheid bij de mens is niet onderzocht. Uit dieronderzoek is
verminderde vruchtbaarheid bij vrouwelijke dieren gebleken (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Brexpiprazol heeft geringe tot matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines
te bedienen, vanwege mogelijke effecten op het zenuwstelsel zoals sedatie en duizeligheid, wat vaak
voorkomende bijwerkingen zijn (zie rubriek 4.8).
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De vaakst waargenomen bijwerkingen waren acathisie (5,6 %) en gewichtstoename (3,9 %).
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
De incidenties van de bijwerkingen van brexpiprazoltherapie staan in onderstaande tabel weergegeven.
De tabel is gebaseerd op bijwerkingen die gemeld werden in kortdurende placebogecontroleerde
klinische fase 2- en 3-onderzoeken met relevante therapeutische doses (2 mg tot 4 mg).
Alle bijwerkingen worden weergegeven per systeem/orgaanklasse en frequentie: zeer vaak ( 1/10),
vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden
(< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke
frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Systeem/orgaanklasse Zeer vaak
Vaak
Soms
Niet bekend
Immuunsysteem-
Rash
Angio-oedeem
aandoeningen
Urticaria
Zwelling
aangezicht
Voedings- en
Gewichtsstijging
stofwisselings-
stoornissen
Psychische
Zelfmoord-
Gokstoornis
stoornissen
poging
Impulsief gedrag
Zelfmoord-
Eetbuien
gedachte
Compulsief
winkelen
Compulsief
seksueel gedrag
Zenuwstelsel-
Acathisie
Parkinsonisme
Insulten
aandoeningen
Duizeligheid
Neuroleptisch
Tremor
maligne
Sedatie
syndroom
(NMS)
Hartaandoeningen
Elektrocardio-
gram QT verlengd
Bloedvat-
Veneuze
aandoeningen
trombo-embolie
(inclusief
longembolie en
diepe veneuze
trombose)
Orthostatische
hypotensie
Ademhalingsstelsel-,
Hoesten
borstkas- en
mediastinum-
aandoeningen
Vaak
Soms
Niet bekend
Maagdarmstelsel-
Diarree
Tandcariës
aandoeningen
Nausea
Flatulentie
Bovenbuikpijn
Skeletspierstelsel- en
Rugpijn
Myalgie
Rabdomyolyse
bindweefsel-
Pijn in
aandoeningen
extremiteit
Zwangerschap,
Geneesmiddel-
perinatale periode en
ontwennings-
puerperium
verschijnselen-
syndroom,
neonataal (zie
rubriek 4.6)
Onderzoeken
Prolactine-
Creatinefosfo-
Bloeddruk
gehalte in bloed kinasegehalte in verhoogd
verhoogd1
bloed verhoogd
Gehalte
triglyceriden in
bloed verhoogd
Leverenzymen
verhoogd
1
De indeling van verhoogd bloedprolactine is gebaseerd op PCR-criteria (PCR: Potentially clinically
relevant, mogelijk klinisch relevant) van > 1 × bovengrens van normaal (ULN).
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Extrapiramidale symptomen (EPS)
Acathisie was de vaakst gemelde EPS-gerelateerde bijwerking in de groep van brexpiprazol
2 mg/dag tot 4 mg/dag (5,6 %) in vergelijking met 4,5 % bij placebo, gevolgd door tremor (2,7 %) in
vergelijking met 1,2 % bij placebo.
De incidenties van andere EPS-gerelateerde bijwerkingen die gemeld zijn in kortdurende,
gecontroleerde onderzoeken zijn dyskinesie (0,4 %), extrapiramidale stoornis (1,8 %) en
parkinsonisme (0,4 %).
Acathisie
Uit onderzoeken met een vaste dosis is een dosis-responsrelatie voor acathisie gebleken bij patiënten
die werden behandeld met brexpiprazol, waarbij de frequentie toenam bij hogere doses. De incidentie
van acathisie bedroeg in de groepen met 1 mg/dag, 2 mg/dag en 4 mg/dag brexpiprazol respectievelijk
3,0 % 4,6 % en 6,5 %, vergeleken met 5,2 % van de proefpersonen in de placebogroep.
De incidentie van acathisie in de kortdurende, gecontroleerde onderzoeken (5,4 %) was vergelijkbaar
met de incidentie in de langdurige, open-label onderzoeken (5,7 %).
Suïcidaliteit
In kortdurende, gecontroleerde onderzoeken werden aan suïcidaliteit gerelateerde, tijdens de
behandeling optredende bijwerkingen (treatment emergent adverse events - TEAE's) gemeld voor
8 proefpersonen (0,5 %, 2 ernstige voorvallen, 1 leidend tot stopzetting) in alle brexpiprazol-
behandelingsgroepen en 3 proefpersonen (0,4 %, geen ervan ernstig) in de placebogroep. In
langdurige, open-label onderzoeken werden aan suïcidaliteit gerelateerde TEAE's gemeld bij
23 proefpersonen (1,6 %). In totaal deed zich in het klinische ontwikkelingsprogramma van
brexpiprazol voor schizofrenie één sterfgeval als gevolg van suïcide voor, maar dit hield naar oordeel
van de onderzoeker geen verband met het geneesmiddel. In de postmarketingsituatie zijn spontane
meldingen van voltooide suïcide en suïcidepoging gedaan.
In de kortdurende, gecontroleerde onderzoeken met brexpiprazol werden 3 TEAE's gerelateerd aan
QT-verlenging gemeld in de 2 mg- tot 4 mg-groep (0,3 %) vergeleken met 3 TEAE's (0,5 %) gemeld
voor proefpersonen die placebo kregen. De incidentie van TEAE's in langdurige onderzoeken was
vergelijkbaar met die van de kortdurende onderzoeken.
De effecten van brexpiprazol in therapeutische (4 mg) en supratherapeutische (12 mg) doses op het
QT-interval werden geëvalueerd bij proefpersonen met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis in een
gerandomiseerd, dubbelblind, placebo- en positief gecontroleerd (moxifloxacine) onderzoek met
parallelle groepen. Subgroepanalyses uit dit onderzoek wezen erop dat de QTc-verlenging groter was
bij vrouwelijke proefpersonen dan bij mannen (zie rubriek 5.1).
Gewichtstoename
In kortdurende, gecontroleerde onderzoeken was het percentage proefpersonen met klinisch
significante gewichtstoename (toename 7 % ten opzichte van baseline in lichaamsgewicht) in de
brexpiprazol 2 mg/dag- tot 4 mg/dag-groep 9,1 %, vergeleken met 3,8 % in de placebogroep.
In het langdurige open-label onderzoek was het percentage proefpersonen met klinisch significante
gewichtstoename (toename 7 % in lichaamsgewicht) op enig bezoekmoment 20,7 %, en 0,4 % van
de proefpersonen stopte als gevolg van gewichtstoename. Bij proefpersonen met een gewichtstoename
ten opzichte van baseline van 7 % nam het gewicht in de loop van de tijd toe, met een gemiddelde
gewichtstoename van maximaal 10,2 kg in week 52. De gemiddelde verandering in lichaamsgewicht
voor de gehele brexpiprazolgroep was in het langdurige open-label onderzoek 2,1 kg in week 52.
Prolactine
De incidentie van verhoogd bloedprolactine was 0,9 % in de 2 mg- tot 4 mg-brexpiprazolgroep, in
vergelijking met 0,5 % bij placebo in kortdurende, gecontroleerde onderzoeken. In kortdurende
onderzoeken werden bij vrouwen hogere frequenties van verhoogd prolactine (1,5 % tegenover
0,60 %) waargenomen dan bij mannen. Daarnaast waren de frequenties van
prolactinestijgingen > 1 × ULN in de 2 mg- tot 4 mg-brexpiprazolgroep 13,7 % bij vrouwen tegenover
6,4 % bij placebo en 11,1 % bij mannen tegenover 10,3 % in de placebogroep.
Neuroleptisch maligne syndroom
Bij behandeling met brexpiprazol is melding gemaakt van een mogelijk fataal symptomencomplex, het
zogenoemde neuroleptisch maligne syndroom (NMS) (zie rubriek 4.4).
Nausea
Voor nausea was de incidentie in de groep met 2 mg- tot 4 mg-brexpiprazol over het geheel genomen
2,3 % in de kortdurende, gecontroleerde onderzoeken, vergeleken met 2,0 % bij placebo; voor braken
waren deze incidenties 1,0 % in de met brexpiprazol behandelde groep vergeleken met 1,2 % in de
placebogroep.
In termen van verschillen tussen de geslachten werden bij vrouwen hogere frequenties van nausea
(4,8 % versus 2,8 %) en van braken (4,6 % versus 1,4 %) waargenomen dan bij mannen, bij de met
brexpiprazol behandelde proefpersonen in kortdurende onderzoeken. Bij proefpersonen die placebo
kregen was de frequentie voor nausea 2,8 % voor mannen versus 3,2 % voor vrouwen, en voor braken
was de frequentie 3,0 % voor mannen versus 2,6 % voor vrouwen (zie rubriek 5.2).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9 Overdosering
Maagspoeling en behandeling met een emeticum kan onmiddellijk na overdosering nuttig zijn. Bij
overdosering dient een elektrocardiogram te worden opgenomen en indien verlenging van het QT-
interval aanwezig is, dient hartbewaking te worden ingesteld.
luchtwegverzekering, zuurstoftoevoer en beademing en behandeling van symptomen. Totdat de patiënt
hersteld is, dient nauwgezet medisch toezicht en bewaking te worden voortgezet.
Oraal geactiveerde kool en sorbitol (50 g/240 ml), één uur na een orale dosis van 2 mg brexpiprazol
toegediend, verlaagde de Cmax en AUC van brexpiprazol met respectievelijk ongeveer 5 % tot 23 % en
31 % tot 39 %. Er is echter onvoldoende informatie beschikbaar over het therapeutisch potentieel van
geactiveerde kool bij het behandelen van een overdosering van brexpiprazol.
Hoewel er geen informatie is over het effect van hemodialyse bij het behandelen van een overdosering
van brexpiprazol, is het onwaarschijnlijk dat hemodialyse nuttig is bij de behandeling van
overdosering, aangezien brexpiprazol sterk aan plasmaeiwitten is gebonden.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Psycholeptica, overige antipsychotica, ATC-code: N05AX16
Werkingsmechanisme
Brexpiprazol is een atypisch antipsychoticum. Vermoedelijk wordt de farmacologie van brexpiprazol
gemedieerd door een modulerende activiteit op de serotonine- en dopaminesystemen, die een partiële
agonistische activiteit op serotonerge 5-HT1A- en dopaminerge D2-receptoren combineert met
antagonistische activiteit op serotonerge 5-HT2A-receptoren, met vergelijkbaar hoge affiniteiten voor
al deze receptoren (Ki: 0,1 nM tot 0,5 nM). Brexpiprazol vertoont ook antagonistische activiteit op
noradrenerge 1B/2C-receptoren met affiniteit in hetzelfde subnanomolaire Ki-bereik
(Ki: 0,2 nM tot 0,6 nM).
Farmacodynamische effecten
Invloeden van genetische variatie op de farmacodynamische respons op brexpiprazol zijn niet
onderzocht.
Effecten op het QT-interval
De effecten van brexpiprazol op het QT-interval werden geëvalueerd bij patiënten met schizofrenie of
schizoaffectieve stoornis. In de totale analyse verlengde brexpiprazol het QTc-interval niet in klinisch
relevante mate na therapeutische en supratherapeutische doses (4 mg/dag, n = 62, of 12 mg/dag,
n = 53) en er werd geen correlatie gezien tussen brexpiprazolconcentraties en QTc-verlenging.
Subgroepanalyses uit het grondige QTc-onderzoek wezen erop dat de QTc-verlenging groter was bij
vrouwelijke proefpersonen dan bij mannen. In de brexpiprazol 4 mg/dag-groep was de maximale, voor
placebo gecorrigeerde gemiddelde verandering ten opzichte van baseline in het QTcI-interval 5,2 ms
(90 %-BI: 1,5; 8,9) bij mannen (n = 48) en 15,0 ms (90 %-BI: 7,7; 22,3) bij vrouwen (n = 14) 6 uur na
toediening. In de brexpiprazol 12 mg/dag-groep was de maximale, voor placebo gecorrigeerde
gemiddelde verandering ten opzichte van baseline in het QTcI-interval 2,9 ms (90 %-BI: 1,2; 6,9) bij
mannen (n = 40) 12 uur na toediening en 10,4 ms (90 %-BI: 2,7; 18,2) bij vrouwen (n = 13) 24 uur na
toediening. Vanwege het kleinere aantal vrouwelijke dan mannelijke proefpersonen in het onderzoek
kunnen geen definitieve conclusies worden getrokken.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De werkzaamheid en veiligheid van brexpiprazol bij de behandeling van volwassenen met
schizofrenie werden onderzocht in twee multinationale en één regionaal (Japan), 6 weken durende,
gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde klinische onderzoeken met vaste dosis
placebogecontroleerd klinisch onderzoek met actieve referentie (quetiapine) en flexibele dosis
(onderzoek 4), en één multinationaal, placebogecontroleerd, 52 weken durend onderhoudsonderzoek
(onderzoek 5). Aan de onderzoeken namen 2.690 patiënten in de leeftijd van 18 jaar tot 65 jaar deel.
In onderzoeken 1, 2 en 3 werd brexpiprazol geleidelijk opgebouwd zoals beschreven in rubriek 4.2:
1 mg gedurende 4 dagen, gevolgd door 2 mg op dagen 5 tot 7. Op dag 8 werd voor sommige
behandelingsgroepen de dosis verhoogd tot 4 mg.
Kortdurende onderzoeken
In de drie kortdurende onderzoeken met vaste dosis (onderzoeken 1, 2 en 3) werden de proefpersonen
gerandomiseerd naar brexpiprazol 2 mg eenmaal daags, 4 mg eenmaal daags of placebo.
In onderzoek 4 werden de werkzaamheid, veiligheid en verdraagbaarheid van brexpiprazol beoordeeld
in een flexibel dosisbereik van 2 mg/dag tot 4 mg/dag en 400 mg tot 800 mg quetiapine met verlengde
afgifte (XR) voor gevoeligheid van de assay. In kortdurende onderzoeken werd het primaire
werkzaamheidseindpunt gedefinieerd als de gemiddelde verandering vanaf baseline tot week 6 in
totale scores op de Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS), een lijst met meerdere items
bestaande uit vijf factoren voor het evalueren van positieve symptomen, negatieve symptomen,
gedesorganiseerde gedachten, ongecontroleerde vijandigheid/opwinding en angst/depressie.
Het voornaamste secundaire eindpunt in onderzoeken 1, 2 en 4 was de Clinical Global Impression of
Severity (CGI-S) van schizofrenie, een beoordeling door de clinicus van de ernst van de ziekte op
7 punten. De CGI-S werd ook in onderzoeken 3 en 5 als secundair eindpunt beoordeeld.
De effecten van brexpiprazol werden ook geëvalueerd aan de hand van een aantal van tevoren
gespecificeerde secundaire eindpunten; de specifieke aspecten van symptomen van schizofrenie
(PANSS Positive Subscale score, PANSS Negative Subscale score, PANSS Excited Component
[PEC] score, PANSS Marder-factoren positief, negatief, gedesorganiseerde gedachten,
ongecontroleerde vijandigheid/opwinding en angst/depressie), en analyses van respons (gedefinieerd
als 30 % verbetering in totale PANSS-score in vergelijking met baseline of een CGI-I-score van 1
[zeer veel verbeterd] of 2 [veel verbeterd]).
De werkzaamheid werd aangetoond in onderzoek 1 voor zowel brexpiprazol 2 mg/dag als 4 mg/dag,
en gerepliceerd in onderzoek 2 uitsluitend voor brexpiprazol 4 mg/dag en in onderzoek 3 uitsluitend
voor brexpiprazol 2 mg/dag.
In het flexibele-dosisonderzoek 4 hadden proefpersonen in week 6 in de brexpiprazol-
behandelingsgroep numeriek grotere verbeteringen op de totale PANSS-score dan de proefpersonen in
de placebogroep, hoewel het verschil in week 6 geen statistische significantie bereikte voor de
primaire werkzaamheidsanalyse (p = 0,0560; zie tabel 2). In hetzelfde onderzoek werd het actieve
referentiemiddel, quetiapine XR toegevoegd uitsluitend voor assaygevoeligheid, gescheiden van
placebo.
Tabel 2:
Primaire
werkzaamheidsresultaten voor 6 weken durende onderzoeken naar
schizofrenie
Behandelingsgroep
n
Primaire werkzaamheidsmaat: PANSS
Gemiddelde
KK-gemiddelde KK-gemiddeld
p-
Onderzoek
score bij
verandering vanaf verschila, b waarde
baseline (SD)
baseline (SF)
(95 %-BI)
1
Brexpiprazol
-20,73
-8,72
(2 mg/dag)*
180
95,85
(13,75)
(1,55)
(-13,1; -4,37) < 0,0001
Brexpiprazol
-19,65
-7,64
(4 mg/dag)*
178
94,70
(12,06)
(1,54)
(-12,0; -3,30) 0,0006
Primaire werkzaamheidsmaat: PANSS
Gemiddelde
KK-gemiddelde KK-gemiddeld
p-
Onderzoek
score bij
verandering vanaf verschila, b waarde
baseline (SD)
baseline (SF)
(95 %-BI)
Placebo
178
95,69
-12,01
(11,46)
(1,60)
--
--
2
Brexpiprazol
-16,61
-3,08
(2 mg/dag)
179
96,30
(12,91)
(1,49)
(-7,23; 1,07) 0,1448
Brexpiprazol
-20,00
-6,47
(4 mg/dag)*
181
94,99
(12,38)
(1,48)
(-10,6; -2,35) 0,0022
Placebo
180
94,63
-13,53
(12,84)
(1,52)
--
--
3
Brexpiprazol
-14,95
-7,32
(2 mg/dag)*
113
96,55
(19,20)
(2,00)
(-13,04; -1,59) 0,0124
Brexpiprazol
-11,49
-3,86
(4 mg/dag)
109
96,39
(15,73)
(2,10)
(-9,71; 2,00) 0,1959
Placebo
113
97,19
-7,63
(19,27)
(2,11)
--
--
Brexpiprazol
97,82
-19,99
4
(2 mg/dag
150
(10,25)
(1,51)
-4,1
tot 4 mg/dag)
(-8,2; 0,1)
0,0560
Placebo
159
98,38
-15,93
(10,30)
(1,49)
--
--
SD
standaarddeviatie
SF
standaardfout
KK-gemiddeld
kleinste-kwadraten-gemiddeld
BI
Betrouwbaarheidsinterval
*
Behandeling statistisch significant superieur ten opzichte van placebo
a
Verschil (brexpiprazol min placebo) in kleinste-kwadraten-gemiddelde verandering ten
opzichte van baseline, in week 6
b
Het KK-gemiddelde, 95 %-BI en de p-waarden voor individuele onderzoeken werden als
volgt afgeleid van een MMRM-analyse (Mixed effect Model Repeat Measurement,
gemengd-effectmodel met herhaalde metingen): vaste effecten van locatie-, behandeling-
en behandeling-per-bezoek-interactie, met baseline- en baseline-per-bezoek-interacties als
covariaties. Er werd een niet-gestructureerde variantie-covariantiematrixstructuur gebruikt.
De primaire statistische analyse werd uitgevoerd met een MMRM-model met MAR-imputatie
(Missing At Random, bij toeval ontbrekende gegevens). Resultaten van een sensitiviteitsanalyse met
op placebo gebaseerde meervoudige imputatie (PMI) waren consistent met de primaire analyse.
Resultaten voor de (voornaamste) secundaire uitkomstparameter en aanvullende eindpunten
ondersteunden het primaire eindpunt.
In onderzoek 1 werd ook statistisch significant grotere verbetering op de CGI-S, de voornaamste
secundaire werkzaamheidsmaat, in week 6 aangetoond voor de dosisgroepen 2 mg/dag en 4 mg/dag in
vergelijking met placebo. Wegens de testhiërarchie kan de grotere verbetering die voor zowel
2 mg/dag als 4 mg/dag op de CGI-S werd aangetoond, alleen als ondersteunend voor onderzoeken 2, 3
en 4 worden beschouwd (zie tabel 3).
onderzoeken naar schizofrenie
Onderzoek
Behandelingsgroep
n
Voornaamste secundaire werkzaamheidsmaat: CGI-
S
Gemiddelde
KK-gemiddelde KK-gemiddeld p-
score bij
verandering vanaf
verschila
waarde
baseline (SD)
baseline (SF)
(95 %-BI)
1
Brexpiprazol
-1,15
-0,33
(2 mg/dag)*
181
4,90
(0,64)
(0,08)
(-0,56; -0,10) 0,0056
Brexpiprazol
-1,20
-0,38
(4 mg/dag)*
178
4,81
(0,64)
(0,08)
(-0,61; -0,15) 0,0012
Placebo
181
4,84
-0,82
(0,66)
(0,09)
--
--
2
Brexpiprazol
-0,99
-0,19
(2 mg/dag)
180
4,96
(0,65)
(0,09)
(-0,42; 0,05) 0,1269
Brexpiprazol
-1,19
-0,38
(4 mg/dag)*
183
4,85
(0,64)
(0,08)
(-0,62; -0,15) 0,0015
Placebo
181
4,87
-0,81
(0,61)
(0,09)
--
--
3
Brexpiprazol
-0,84
-0,35
(2 mg/dag)*
113
4,80
(0,78)
(0,11)
(-0,67; -0,03) 0,0308
Brexpiprazol
-0,64
-0,16
(4 mg/dag)
109
4,71
(0,75)
(0,12)
(-0,48; 0,17) 0,3461
Placebo
113
4,73
-0,48
(0,71)
(0,12)
--
--
Brexpiprazol*
4,96
-1,21
4
(2 mg/dag
150
(0,59)
(0,08)
-0,27
tot 4 mg/dag)b
(-0,49; -0,06) 0,0142
Placebo
159
4,94
-0,93
(0,57)
(0,08)
--
--
SD
standaarddeviatie
SF
standaardfout
KK-gemiddeld
kleinste-kwadraten-gemiddeld
BI
Betrouwbaarheidsinterval
*
Behandeling statistisch significant superieur ten opzichte van placebo
a
Verschil (brexpiprazol min placebo) in kleinste-kwadraten-gemiddelde verandering ten
opzichte van baseline, in week 6
b
Gemiddelde dosis 3,5 mg/dag
Onderzoek naar aanhouden van werkzaamheid
In onderzoek 5, een langdurig onderzoek opgezet voor het beoordelen van het aanhouden van het
effect van brexpiprazol door het beoordelen van de verlenging van de tijd tot dreigend recidief van
schizofrenie, werden patiënten met schizofrenie, die reageerden op behandeling met brexpiprazol
1 mg/dag tot 4 mg/dag, gestabiliseerd gedurende 12 weken tot 36 weken en daarna op dubbelblinde
wijze gerandomiseerd naar het voortzetten van de behandeling met de stabilisatiedosis brexpiprazol
(n = 96) of naar het ontvangen van placebo (n = 104) gedurende 52 weken of tot het optreden van
recidief.
In de primaire analyse van de tijd tot dreigend recidief vertoonden de met brexpiprazol behandelde
patiënten een significant langere tijd tot recidief vergeleken met patiënten die placebo kregen
(p < 0,0001). In week 52 verlaagde brexpiprazol (13,5 %) het risico van dreigend recidief met 71 %
vergeleken met placebo (38,5 %). Tijdens de stabilisatie verbeterde brexpiprazol de klinische
symptomen (zoals beoordeeld aan de hand van PANSS, CGI-S en CGI-I [analyse van covariantie -
ANCOVA - Last Observation Carried Forward (laatste gemeten waarde geteld als eindpunt) -
LOCF]) en het functioneren (zoals beoordeeld aan de hand van Global Assessment of Functioning
(GAF) [ANCOVA LOCF]). Deze verbeteringen hielden aan gedurende de 52 weken durende
gerandomiseerde patiënten een verslechtering vertoonden in PANSS-, CGI-S- en CGI-I-, en GAF-
scores [ANCOVA LOCF]). Met brexpiprazol werden de symptoombeheersing en het functioneren
beter aangehouden dan bij placebo.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten tot uitstel van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van werkzaamheids- en veiligheidsonderzoek met brexpiprazol bij
pediatrische patiënten van 13 jaar tot jonger dan 18 jaar oud (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie
Brexpiprazol wordt na toediening van de tablet geabsorbeerd, waarbij piekplasmaconcentraties binnen
4,0 uur na toediening van een enkelvoudige dosis worden bereikt. De absolute orale biologische
beschikbaarheid van de tabletformulering is 95,1 %. De steady-state-concentraties van brexpiprazol
worden binnen 10 dagen tot 12 dagen van toediening bereikt. Toediening van een tablet van 4 mg
brexpiprazol met een vetrijke standaardmaaltijd had geen significante invloed op de Cmax of AUC van
brexpiprazol. Na enkelvoudige en meervoudige eenmaaldaagse toediening nam de blootstelling aan
brexpiprazol (Cmax en AUC) evenredig met de toegediende dosis toe. Op basis van in-vivo-onderzoek
is brexpiprazol noch een substraat, noch een remmer van effluxtransporteiwitten zoals multi drug
resistance (MDR) 1 (P-gp) en BCRP.
Distributie
Het distributievolume van brexpiprazol na intraveneuze toediening is hoog (1,56 l/kg ± 0,418 l/kg),
wat duidt op extravasculaire distributie. Brexpiprazol is in plasma in hoge mate eiwitgebonden (meer
dan 99 %) aan serumalbumine en 1-zuur glycoproteïne, en de eiwitbinding ervan wordt niet
beïnvloed door nier- of leverinsufficiëntie. Op basis van resultaten van in-vitro-onderzoek wordt de
eiwitbinding van brexpiprazol niet beïnvloed door warfarine, diazepam en digitoxine.
Biotransformatie
Op basis van in-vitro-onderzoek naar metabolisme met behulp van recombinant humaan cytochroom-
P450-enzymsysteem bleek het metabolisme van brexpiprazol hoofdzakelijk gemedieerd te worden
door CYP3A4 en CYP2D6, leidend tot de vorming van oxidatieve metabolieten. Op basis van in-vitro-
gegevens vertoonde brexpiprazol weinig of geen remming van andere CYP450-iso-enzymen. In vivo
wordt het metabolisme van brexpiprazol hoofdzakelijk gemedieerd door CYP3A4 en CYP2D6,
leidend tot de vorming van oxidatieve metabolieten, met slechts één in plasma aanwezige metaboliet,
DM-3411, met meer dan 10 % plasmablootstelling.
Bij steady state maakt DM-3411 23,1 % tot 47,7 % van de blootstelling aan brexpiprazol (AUC) in
plasma uit. Het dient opgemerkt te worden dat preklinisch in-vivo-onderzoek heeft aangetoond dat
blootstellingen van de hersenen aan DM-3411 bij klinisch relevante plasmablootstellingen aan
brexpiprazol onder de detectielimiet vielen. Daarom wordt DM-3411 niet geacht bij te dragen aan de
therapeutische effecten van brexpiprazol.
Eliminatie
Na een enkelvoudige orale dosis van [14C]-gelabeld brexpiprazol werd ongeveer 24,6 % en 46 % van
de toegediende radioactiviteit aangetroffen in respectievelijk de urine en de feces. Minder dan 1 %
onveranderd brexpiprazol werd in de urine uitgescheiden en ongeveer 14 % van de orale dosis werd
onveranderd in de feces aangetroffen. De schijnbare orale klaring van brexpiprazol-tablet na
eenmaaldaagse toediening was 19,8 (± 11,4) ml/u/kg. Na meervoudige eenmaaldaagse toediening van
ervan, DM-3411, respectievelijk 91,4 uur en 85,7 uur.
Lineariteit/non-lineariteit
De farmacokinetiek van brexpiprazol is dosisproportioneel en tijdsonafhankelijk na enkelvoudige
dosis (0,2 mg tot 8 mg) en meervoudige doses (0,5 mg tot 4 mg) bij eenmaaldaagse toediening.
Farmacokinetiek bij bijzondere patiëntengroepen
Leeftijd
Na toediening van een enkelvoudige dosis brexpiprazol (2 mg) vertoonden oudere proefpersonen
(ouder dan 65 jaar) een vergelijkbare systemische blootstelling aan brexpiprazol (Cmax en AUC) ten
opzichte van volwassen proefpersonen (18 jaar tot 45 jaar; zie rubriek 4.2 en 4.4).
Geslacht
Uit farmacokinetische populatieanalyse bleek het geslacht een statistisch significante covariatie. De
blootstelling (AUC) aan brexpiprazol bij vrouwen was naar schatting 25 % hoger dan bij mannen (zie
rubriek 4.8).
Etniciteit
Hoewel er geen specifiek farmacokinetisch onderzoek is gedaan, leverde farmacokinetische
populatieanalyse geen aanwijzingen voor klinisch significante etnisch gerelateerde verschillen in de
farmacokinetiek van brexpiprazol.
CYP2D6-genotype
Uit farmacokinetische populatieanalyse blijkt dat langzame CYP2D6-metaboliseerders een 47 %
hogere blootstelling aan brexpiprazol hebben dan normale metaboliseerders (zie rubriek 4.2).
Roken
Op basis van onderzoek met humane leverenzymen in vitro is brexpiprazol geen substraat voor
CYP1A2. Roken zou daarom geen effect moeten hebben op de farmacokinetiek van brexpiprazol.
Nierinsufficiëntie
Bij proefpersonen (n = 10) met ernstige nierinsufficiëntie (CLcr < 30 ml/min) was de AUC van oraal
brexpiprazol (enkelvoudige dosis van 3 mg) in vergelijking met overeenkomstige gezonde
proefpersonen met 68 % verhoogd, terwijl de Cmax onveranderd was. Voor patiënten met matige tot
ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring CLcr < 60 ml/minuut) is de maximale aanbevolen dosis
verlaagd tot 3 mg eenmaal daags (zie rubriek 4.2).
Leverinsufficiëntie
Bij proefpersonen (n = 22) met uiteenlopende maten van leverinsufficiëntie (Child-Pugh-klassen A, B
en C) was de AUC van oraal brexpiprazol (enkelvoudige dosis van 2 mg) in vergelijking met
overeenkomstige gezonde proefpersonen met 24 % verhoogd bij lichte leverinsufficiëntie, met 60 %
verhoogd bij matige leverinsufficiëntie en onveranderd bij ernstige leverinsufficiëntie. Voor patiënten
met matige tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh-klassen B en C) is de maximale aanbevolen
dosis verlaagd tot 3 mg eenmaal daags (zie rubriek 4.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van brexpiprazol bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn
niet vastgesteld (zie rubriek 4.2).
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
De effecten die werden waargenomen bij onderzoek naar toxiciteit bij herhaalde dosering bij ratten en
apen hadden hoofdzakelijk betrekking op de buitensporige farmacologische activiteit van
brexpiprazol. Op basis van AUC0-24 u bij de maximale aanbevolen dosis bij mensen (maximum
zowel vrouwelijke als mannelijke ratten en apen.
Cardiovasculaire toxiciteit
In onderzoek naar toxiciteit bij herhaalde dosering bij mannelijke en vrouwelijke apen en onderzoek
naar juveniele toxiciteit bij mannelijke en vrouwelijke honden verlaagde brexpiprazol de bloeddruk en
verlengde het QT-interval na orale toediening in veiligheidsfarmacologisch onderzoek bij reuen die bij
bewustzijn waren. Het effect van brexpiprazol op de bloeddrukverlaging wordt toegeschreven aan de
verwachte blokkade van 1-adrenoreceptoren in perifere bloedvaten.
Genotoxiciteit, carcinogeniteit
In zowel in-vitro- als in-vivo-onderzoek vertoonde brexpiprazol geen genotoxisch vermogen bij
klinisch relevante blootstellingen. Oraal toegediend brexpiprazol verhoogde niet de incidentie van
tumoren in een twee jaar durend carcinogeniteitsonderzoek bij zowel mannelijke als vrouwelijke ratten
en bij mannelijke muizen bij blootstellingen tot 4,4 keer en 3,1 keer zo hoog als de MRHD. Bij
vrouwelijke muizen werd een verhoogde incidentie van borstklieradenocarcinoom en adenosquameus
carcinoom, en pars-distalisadenoom van de hypofyse waargenomen bij vergelijkbare of zelfs lagere
klinisch relevante blootstellingen. Deze door prolactine gemedieerde endocriene tumoren werden ook
met andere antipsychotica bij knaagdieren waargenomen en de klinische relevantie ervan is niet
bekend.
Reproductietoxiciteit
Na orale toediening had brexpiprazol geen invloed op de vruchtbaarheid bij mannelijke ratten, maar
verlengde de diëstrus en verminderde de vruchtbaarheid bij vrouwelijke ratten bij vergelijkbare of
zelfs lagere blootstellingsniveaus dan klinisch bereikte blootstellingen bij de MRHD. Significant
verhoogd pre-implantatieverlies werd waargenomen bij 4,1 keer de klinische blootstelling bij de
MRHD. In embryofoetaal onderzoek naar ontwikkelingstoxiciteit was brexpiprazol niet teratogeen in
oraal behandelde ratten tot blootstellingsniveaus (op basis van gegevens bij niet-drachtige ratten) die
klinisch worden bereikt bij de MRHD. Bij konijnen werden wervelmisvormingen gezien bij
3 foetussen uit 2 worpen bij voor het moederdier toxische orale brexpiprazoldoses overeenkomend
met blootstelling aan ongeveer 16,5 keer de klinische blootstelling bij de MRHD.
Groeivertraging, vertraagde fysieke ontwikkeling en verminderde levensvatbaarheid van de
nakomelingen werden waargenomen bij maternaal toxische doses brexpiprazol in een pre-/postnataal
onderzoek naar ontwikkelingstoxiciteit met ratten die het middel oraal kregen toegediend.
Na orale toediening bij drachtige ratten werd overdracht van brexpiprazol op foetussen en de melk
aangetoond bij concentraties die over het algemeen vergelijkbaar waren met niveaus die in maternaal
bloed worden gezien.
Environmental Risk Assessment (ERA)
Brexpiprazol is zeer persistent en zeer bioaccumulerend, maar niet toxisch voor het milieu: mogelijke
verrijking van brexpiprazol in voedselketens op land kan een reden tot zorg zijn (zie rubriek 6.6).
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Lactose-monohydraat
Maiszetmeel
Hydroxypropylcellulose met lage substitutiegraad
Hydroxypropylcellulose
Magnesiumstearaat
Gezuiverd water
Tabletomhulling
Hypromellose
Talk
Titaandioxide
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, rood, zwart)
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, rood)
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel)
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, zwart)
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (rood, zwart)
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
RXULTI 0,25 mg en 0,5 mg filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten in aluminium/PVC-blisterverpakkingen.
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
10, 28 of 56 filmomhulde tabletten in aluminium/PVC-blisterverpakkingen.
RXULTI 2 mg, 3 mg en 4 mg filmomhulde tabletten
28 of 56 filmomhulde tabletten in aluminium/PVC-blisterverpakkingen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Dit geneesmiddel kan een risico voor het milieu vormen (zie rubriek 5.3).
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/001 (28 filmomhulde tabletten)
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/002 (28 filmomhulde tabletten)
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/003 (10 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1294/004 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1294/008 (56 filmomhulde tabletten)
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/005 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1294/009 (56 filmomhulde tabletten)
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/006 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1294/010 (56 filmomhulde tabletten)
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1294/007 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1294/011 (56 filmomhulde tabletten)
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 26 juli 2018
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
{MM/JJJJ}
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
BIJLAGE II
A.
FABRIKANTEN VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Naam en adres van de fabrikanten verantwoordelijk voor vrijgifte
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes
Z.I. les Bouillides
Sophia Antipolis
06560 Valbonne
Frankrijk
H. Lundbeck A/S
Ottiliavej 9
DK 2500 Valby
Denemarken
In de gedrukte bijsluiter van het geneesmiddel moeten de naam en het adres van de fabrikant die
verantwoordelijk is voor vrijgifte van de desbetreffende partij zijn opgenomen.
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C. ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
·
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
·
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
·
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
·
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
A. ETIKETTERING
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 0,25 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/001
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 0,25 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 0,5 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/002
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 0,5 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 1 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
10 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/003
EU/1/18/1294/004
EU/1/18/1294/008
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 1 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 2 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/005
EU/1/18/1294/009
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 2 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 3 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/006
EU/1/18/1294/010
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 3 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke filmomhulde tablet bevat 4 mg brexpiprazol.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Bevat lactose.
Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Filmomhulde tablet
28 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1294/007
EU/1/18/1294/011
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
RXULTI 4 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Otsuka
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
B. BIJSLUITER
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
brexpiprazol
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is RXULTI en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is RXULTI en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
RXULTI bevat de werkzame stof brexpiprazol en behoort tot een groep geneesmiddelen die
antipsychotica worden genoemd.
Het wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met schizofrenie. Schizofrenie is een
aandoening die zich kenmerkt door verschijnselen zoals het zien, horen en voelen van dingen die er
niet zijn, achterdocht, onsamenhangend(e) spraak of gedrag en afstomping van het gevoel. Mensen
met deze aandoening kunnen zich ook somber, schuldig, angstig of gespannen voelen.
RXULTI kan helpen deze verschijnselen onder controle te houden en een terugval te voorkomen
tijdens de behandeling.
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
·
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem onmiddellijk contact op met uw arts:
·
als u last heeft van een combinatie van koorts, zweten, snellere ademhaling, spierstijfheid en
·
als u gedachten of gevoelens heeft om uzelf te verwonden of zelfdoding te plegen. Gedachten
over en gedragingen in verband met zelfdoding doen zich vooral voor bij het begin van de
behandeling.
·
als uw familie/verzorger merkt dat u behoeftes of verlangens ontwikkelt om zich op bepaalde
manieren te gedragen die ongebruikelijk voor u zijn en als u de impuls, prikkel of verleiding
niet kunt weerstaan om bepaalde activiteiten uit te oefenen die schadelijk zouden kunnen zijn
voor uzelf of voor anderen. Dit zijn zogeheten stoornissen in de impulsbeheersing en kunnen
bestaan uit gedrag zoals verslavend gokken, overmatig eten of uitgeven van geld, een abnormaal
verhoogde seksuele drang of hierdoor volledig in beslag worden genomen met toename van
seksuele gedachten of gevoelens. Uw arts moet uw dosis mogelijk aanpassen of stopzetten.
·
als u moeite met slikken heeft.
·
als u een verlaagd aantal witte bloedcellen in uw bloed heeft of heeft gehad en koorts of andere
tekenen van infectie krijgt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als andere geneesmiddelen in het
verleden het aantal witte bloedcellen in uw bloed hebben verlaagd. Uw arts zal regelmatig het
aantal witte bloedcellen in uw bloed meten om het risico te minimaliseren op aandoeningen die
leukopenie, neutropenie en agranulocytose heten. Het is belangrijk dat uw bloed regelmatig
gecontroleerd wordt, omdat dit dodelijk kan zijn. Uw arts zal de behandeling onmiddellijk
stoppen als het aantal witte bloedcellen in uw bloed te laag is.
Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u RXULTI inneemt, of al tijdens de behandeling,
als u:
·
hartklachten heeft of heeft gehad of een beroerte heeft gehad, vooral als u weet dat u andere
risicofactoren voor beroerte heeft.
·
dementie heeft (problemen met het geheugen en andere geestelijke vermogens), vooral als u op
leeftijd bent.
·
last heeft van een onregelmatige hartslag of als dat in de familie voorkomt (inclusief een
zogenoemde verlengde QT-tijd, die op een ECG is te zien). Laat het uw arts weten als u andere
geneesmiddelen gebruikt waarvan bekend is dat ze de QT-tijd verlengen.
·
een verstoorde elektrolytenhuishouding heeft (problemen met de hoeveelheid zouten in uw
bloed).
·
lage of hoge bloeddruk heeft of heeft gehad.
·
bloedstolsels heeft gehad of als dat bij iemand in uw familie het geval is, omdat geneesmiddelen
voor schizofrenie in verband zijn gebracht met de vorming van bloedstolsels.
·
last heeft of heeft gehad van duizeligheid bij opstaan, vanwege een verlaging van uw bloeddruk,
waardoor u flauw zou kunnen vallen.
·
problemen heeft of heeft gehad met bewegingen, het zogeheten extrapiramidaal syndroom.
Hierbij kan het gaan om trekkende bewegingen, spasmen, rusteloosheid of langzame
bewegingen.
·
ooit last heeft gehad of last begint te krijgen van rusteloosheid en niet stil kunnen zitten. Deze
verschijnselen kunnen vroeg tijdens de behandeling optreden. Laat het uw arts weten als dit
gebeurt.
·
diabetes of risicofactoren voor diabetes heeft (bijvoorbeeld zwaarlijvigheid of iemand in uw
familie met diabetes). Uw arts moet uw bloedsuiker dan regelmatig controleren, omdat het
verhoogd kan zijn bij behandeling met dit middel. Verschijnselen van een hoog
bloedsuikergehalte zijn erge dorst, veel moeten plassen, verhoogde eetlust en zwaktegevoel.
·
eerder te maken heeft gehad met epileptische aanvallen (insulten) of epilepsie.
·
ooit voedsel, maagzuur of speeksel in uw longen heeft ingeademd, wat een ziekte veroorzaakte
die aspiratiepneumonie wordt genoemd.
·
verhoogde gehaltes van het hormoon prolactine, of een tumor in uw hypofyse heeft.
Gewichtstoename
Dit geneesmiddel kan een aanzienlijke gewichtstoename veroorzaken, wat ten koste kan gaan van uw
gezondheid. Uw arts zal uw gewicht en de vetten in uw bloed daarom regelmatig controleren.
Lichaamstemperatuur
Tijdens het gebruik van RXULTI moet u voorkomen dat u oververhit of uitgedroogd raakt. Doe niet
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Dit geneesmiddel mag niet worden gebruikt door kinderen en jongeren tot 18 jaar. De veiligheid en
werkzaamheid zijn niet bij deze patiënten beoordeeld.
Neemt u nog andere geneesmiddelen in?
Neemt u naast RXULTI nog andere geneesmiddelen in, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
RXULTI kan de werking versterken van geneesmiddelen die worden gebruikt om de bloeddruk te
verlagen. Vertel het uw arts als u een geneesmiddel gebruikt om uw bloeddruk onder controle te
houden.
Bij het gebruik van RXULTI met andere geneesmiddelen moet uw arts uw dosis RXULTI of de dosis
van de andere geneesmiddelen misschien veranderen. Het is vooral belangrijk om het uw arts te
vertellen als u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt:
·
geneesmiddelen die het hartritme corrigeren (bijvoorbeeld kinidine),
·
antidepressiva of kruidengeneesmiddelen die worden gebruikt om depressie en angst te
behandelen (bijvoorbeeld fluoxetine, paroxetine, sint-janskruid),
·
geneesmiddelen tegen schimmelinfecties (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol),
·
bepaalde geneesmiddelen om HIV-infecties te behandelen (bijvoorbeeld efavirenz, nevirapine,
en proteaseremmers zoals indinavir, ritonavir),
·
middelen tegen epilepsie (anticonvulsiva),
·
antibiotica voor de behandeling van bacteriële infecties (zoals claritromycine),
·
bepaalde antibiotica die worden gebruikt om tuberculose te behandelen (bijvoorbeeld
rifampicine),
·
geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de QT-tijd verlengen (een belangrijke indicatie van
uw hartfunctie te zien in een elektrocardiogram [ECG]),
·
geneesmiddelen die de zoutconcentraties in uw lichaam veranderen (waardoor een verstoorde
elektrolytenhuishouding ontstaat),
·
geneesmiddelen die het gehalte verhogen van een enzym dat creatinekinase heet,
·
geneesmiddelen die op het centraal zenuwstelsel werken.
Waarop moet u letten met eten en alcohol?
RXULTI kan zowel met als zonder voedsel worden ingenomen. Alcohol moet worden vermeden
omdat alcohol invloed kan hebben op de werking van dit geneesmiddel.
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Het wordt niet aanbevolen om dit middel in te nemen tijdens uw zwangerschap. Als u zwanger kunt
worden, moet u effectieve anticonceptie gebruiken terwijl u dit middel gebruikt. Baby's van moeders
die dit geneesmiddel gebruiken tijdens de laatste drie maanden van hun zwangerschap kunnen de
volgende verschijnselen vertonen: beven, spierstijfheid en/of spierzwakte, slaperigheid, rusteloosheid,
ademhalingsproblemen en moeite met voeding. Als uw baby een van deze verschijnselen heeft, moet u
met uw arts contact opnemen.
Overleg met uw arts wat de beste manier is om uw baby te voeden als u dit middel gebruikt. Uw arts
zal rekening houden met het voordeel van de behandeling voor u en met het voordeel van
borstvoeding voor uw baby.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Er is een kans dat dit geneesmiddel van invloed is op uw rijvaardigheid en uw vermogen om machines
te bedienen. Controleer voordat u gaat rijden of machines gaat bedienen dat u zich niet duizelig of
geneesmiddel geen negatieve invloed heeft op u.
RXULTI bevat lactose
Indien uw arts u heeft meegedeeld dat u bepaalde suikers niet verdraagt, neem dan contact op met uw
arts voordat u dit middel inneemt.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
U zult uw geneesmiddel doorgaans in de volgende toenemende doses moeten innemen:
·
gedurende de eerste 4 dagen één filmomhulde tablet van 1 mg per dag,
·
van dag 5 tot en met dag 7 twee filmomhulde tabletten van 1 mg per dag,
·
vanaf dag 8 één filmomhulde tablet met de door uw arts voorgeschreven sterkte per dag.
Uw arts kan echter een lagere of hogere dosis voorschrijven, tot een maximum van 4 mg eenmaal
daags.
Het maakt voor de werking van het middel niet uit of u uw geneesmiddel met of zonder voedsel
inneemt.
Als u voorafgaand aan de behandeling met RXULTI met een ander geneesmiddel voor schizofrenie
werd behandeld, bepaalt uw arts of er geleidelijk of onmiddellijk met het andere geneesmiddel wordt
gestopt en in hoeverre de dosis van RXULTI wordt aangepast. Uw arts zal u ook uitleggen wat u moet
doen als u van RXULTI overstapt op een ander geneesmiddel.
Patiënten met nierproblemen
Als u nierproblemen heeft, kan uw arts uw dosis van dit geneesmiddel aanpassen.
Patiënten met leverproblemen
Als u leverproblemen heeft, kan uw arts uw dosis van dit geneesmiddel aanpassen.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u meer RXULTI heeft ingenomen dan uw voorgeschreven dosis, neem dan onmiddellijk contact
op met uw arts of ga direct naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Neem de geneesmiddelverpakking met
u mee zodat het duidelijk is wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u bent vergeten een dosis in te nemen, neem die dan in zodra u er weer aan denkt. Als het echter
bijna tijd is om de volgende dosis in te nemen, sla de vergeten dosis dan over en volg het normale
schema weer. Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Als u twee of meer keren
een dosis bent vergeten, neem dan contact op met uw arts.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Als u dit geneesmiddel niet meer gebruikt, verdwijnen de effecten van het geneesmiddel. Verander uw
dagelijkse dosis van RXULTI niet of stop niet met dit geneesmiddel ook al zou u zich beter voelen,
tenzij uw arts u dat heeft gezegd. Uw verschijnselen kunnen dan namelijk weer terugkomen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Tijdens de behandeling kunt u last krijgen van deze ernstige bijwerkingen die dringende medische
hulp vereisen.
Vertel het uw arts
onmiddellijk als u het volgende heeft:
·
gedachten of gevoelens om uzelf te verwonden of te doden of een poging tot zelfdoding (soms
voorkomende bijwerking, komt voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers).
·
een combinatie van verschijnselen, met koorts, zweten, spierstijfheid en sufheid of slaperigheid.
Dat kunnen verschijnselen van het neuroleptisch maligne syndroom zijn (het is niet bekend
hoeveel mensen deze bijwerking krijgen).
·
onregelmatigheden in uw hartslag die het gevolg kunnen zijn van abnormale zenuwimpulsen in
het hart, afwijkingen bij hartonderzoek (ECG), QT-verlenging (het is niet bekend hoeveel
mensen deze bijwerking krijgen).
·
verschijnselen in verband met trombose (stolselvorming) in de vaten, meestal in een ader van de
benen (de verschijnselen zijn zwelling, pijn en roodheid van het betreffende been); het stolsel
kan met het bloed worden meegevoerd naar de longen, wat pijn op de borst en moeite met
ademhalen met zich mee kan brengen (soms voorkomende bijwerking, komt voor bij minder dan
1 op de 100 gebruikers).
Andere bijwerkingen
Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers):
·
tijdens bloedonderzoek kan uw arts hogere gehaltes prolactine in uw bloed aantreffen.
Vaak voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
·
huiduitslag,
·
gewichtstoename,
·
acathisie (een ongemakkelijk gevoel van rusteloosheid en een onbedwingbare behoefte om
voortdurend te bewegen),
·
duizeligheid,
·
beven,
·
slaperigheid,
·
diarree,
·
misselijkheid,
·
pijn in de bovenbuik,
·
rugpijn,
·
pijn in armen, benen of beide,
·
tijdens bloedonderzoek kan uw arts hogere gehaltes creatinekinase (ook wel creatinefosfokinase
genoemd, een enzym dat belangrijk is voor de werking van spieren) in uw bloed aantreffen.
Soms voorkomende bijwerkingen (komen voor bij minder dan 1 op de 100 gebruikers):
·
allergische reactie (bijvoorbeeld opzwelling van mond, tong, gezicht en keel, jeuk, galbulten),
·
parkinsonisme, een medische aandoening met een groot aantal verschillende verschijnselen,
waaronder bewegingsarmoede (vermindering van spontane bewegingen) of traagheid in
bewegen, traagheid in denken, hortende en stotende bewegingen bij het buigen van de
ledematen (tandradfenomeen), lopen met schuifelende pasjes, beven, verminderde of geen
gezichtsuitdrukking, spierstijfheid, kwijlen,
·
duizeligheid bij het opstaan vanwege een verlaging van uw bloeddruk, waardoor u flauw zou
kunnen vallen,
·
hoesten,
·
tandbederf of gaatjes (tandcariës),
·
winderigheid,
·
spierpijn,
·
verhoogde bloeddruk,
tijdens bloedonderzoek kan uw arts hogere gehaltes triglyceriden in uw bloed aantreffen,
·
tijdens bloedonderzoek kan uw arts hogere gehaltes leverenzymen in uw bloed aantreffen.
Andere bijwerkingen (het is onbekend bij hoeveel mensen deze voorkomen, kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald):
·
epileptische aanval,
·
spierzwakte, gevoeligheid of pijn en met name als u zich tegelijkertijd onwel voelt, verhoging
of donkere urine heeft. Dit kan veroorzaakt worden door een abnormale afbraak van
spierweefsel die levensbedreigend kan zijn en tot nierklachten kan leiden (een aandoening die
rabdomyolyse heet),
·
onthoudingsverschijnselen bij pasgeboren baby's als de moeder dit geneesmiddel tijdens de
zwangerschap heeft gebruikt,
·
onvermogen om de impuls, prikkel of verleiding te weerstaan om een daad uit te voeren die
schadelijk kan zijn voor u of anderen, wat kan inhouden:
-
sterke impuls om overmatig te gokken, ondanks ernstige persoonlijke of familiaire
gevolgen,
-
veranderde of verhoogde seksuele interesse en gedrag dat van grote zorg is voor u of voor
anderen, bijvoorbeeld een verhoogde seksuele drift,
-
niet te beheersen overmatig winkelen,
-
eetbuien (het eten van grote hoeveelheden voedsel in korte tijd), of dwangmatig eten (het
eten van meer voedsel dan normaal en meer dan nodig is om uw honger te stillen).
Vertel het uw arts als u een van deze gedragswijzen doormaakt; hij/zij zal manieren bespreken
om met de verschijnselen om te gaan of deze te verminderen.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden
via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u
ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
blisterverpakking en de omdoos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die
maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
·
De werkzame stof in dit middel is brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 0,25 mg brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 0,5 mg brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 1 mg brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 2 mg brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 3 mg brexpiprazol.
Elke filmomhulde tablet bevat 4 mg brexpiprazol.
De andere stoffen in dit middel zijn:
Tabletkern:
Lactose-monohydraat, maiszetmeel, microkristallijne cellulose, hydroxypropylcellulose met
lage substitutiegraad, hydroxypropylcellulose, magnesiumstearaat, gezuiverd water.
Tabletomhulling:
Hypromellose, talk, titaandioxide.
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, rood, zwart)
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, rood)
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel)
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (geel, zwart)
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
IJzeroxide E172 (rood, zwart)
Hoe ziet RXULTI eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
RXULTI 0,25 mg filmomhulde tabletten
Lichtbruin, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 0.25
aan één zijde.
RXULTI 0,5 mg filmomhulde tabletten
Lichtoranje, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 0.5
aan één zijde.
RXULTI 1 mg filmomhulde tabletten
Lichtgeel, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 1 aan
één zijde.
RXULTI 2 mg filmomhulde tabletten
Lichtgroen, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 2
aan één zijde.
RXULTI 3 mg filmomhulde tabletten
Lichtpaars, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 3
aan één zijde.
RXULTI 4 mg filmomhulde tabletten
Wit, rond, 6 mm in diameter, ondiep bolrond en met schuine rand, gegraveerd met BRX en 4 aan één
zijde.
RXULTI filmomhulde tabletten worden geleverd in aluminium/PVC-blisterverpakkingen met 10, 28
of 56 filmomhulde tabletten.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Herikerbergweg 292
1101 CT, Amsterdam
Nederland
Fabrikant
Elaiapharm
2881 Route des Crêtes, Z.I. Les Bouillides-Sophia Antipolis,
06560 Valbonne
Frankrijk
H. Lundbeck A/S
Ottiliavej 9
2500 Valby
Denemarken
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Lundbeck S.A./N.V.
H. Lundbeck A/S
Tél/Tel: +32 2 535 79 79
Tel: +45 36301311
Tél/Tel: +32 2 340 2828
Luxembourg/Luxemburg
Lundbeck Export A/S Representative Office
Lundbeck S.A.
Tel: +359 2 962 4696
Tél: +32 2 535 79 79
Tél: +32 2 340 2828
Ceská republika
Magyarország
Lundbeck Ceská republika s.r.o.
Lundbeck Hungaria Kft.
Tel: +420 225 275 600
Tel: +36 1 4369980
Danmark
Malta
Otsuka Pharma Scandinavia AB
H. Lundbeck A/S
Tel: +46 8 54528660
Tel: +45 36301311
Deutschland
Nederland
Otsuka Pharma GmbH
Lundbeck B.V.
Tel: +49 69 1700860
Tel: +31 20 697 1901
Eesti
Norge
H. Lundbeck A/S
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +45 36301311
Tel: +46 8 54528660
Österreich
Lundbeck Hellas S.A.
Lundbeck Austria GmbH
: +30 210 610 5036
Tel: +43 1 253 621 6033
España
Polska
Otsuka Pharmaceutical S.A.
Lundbeck Poland Sp. z o. o.
Tel: +34 93 208 10 20
Tel.: +48 22 626 93 00
Portugal
Otsuka Pharmaceutical France SAS
Lundbeck Portugal Lda
Tél: +33 (0)1 47 08 00 00
Tel: +351 21 00 45 900
Hrvatska
România
Lundbeck Croatia d.o.o.
Lundbeck Romania SRL
Tel.: +385 1 644 82 63
Tel: +40 21319 88 26
Tel.: +385 1 3649 210
Ireland
Slovenija
Lundbeck (Ireland) Limited
Lundbeck Pharma d.o.o.
Tel: +353 1 468 9800
Tel.: +386 2 229 4500
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Lundbeck Slovensko s.r.o.
Sími: +354 535 7000
Tel: +421 2 5341 42 18
Italia
Suomi/Finland
Otsuka Pharmaceutical Italy S.r.l.
Otsuka Pharma Scandinavia AB
Tel: +39 02 00 63 27 10
Tel: +46 8 54528660
Sverige
Lundbeck Hellas A.E
Otsuka Pharma Scandinavia AB
.: +357 22490305
Tel: +46 8 54528660
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
H. Lundbeck A/S
Otsuka Pharmaceutical Netherlands B.V.
Tel: +45 36301311
Tel: +31 (0) 20 85 46 555
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.