Rybrevant 350 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rybrevant 350 mg concentraat voor oplossing voor infusie.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén ml concentraat voor oplossing voor infusie bevat 50 mg amivantamab.
Eén injectieflacon van 7 ml bevat 350 mg amivantamab.
Amivantamab is een op volledig humaan immunoglobuline G1 (IgG1) gebaseerd bispecifiek
antilichaam dat is gericht tegen de epidermale-groeifactor (EGF)-receptoren en tegen de
mesenchymale‑epitheliale transitie (MET)-receptoren, geproduceerd door een zoogdiercellijn
(ovariumcellen van de Chinese hamster, CHO) met behulp van recombinant-DNA-techniek.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie.
De oplossing is kleurloos tot lichtgeel, met een pH van 5,7 en een osmolaliteit van ongeveer
310 mOsm/kg.
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Rybrevant is als monotherapie geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met
gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met activerende insertiemutaties in het exon 20-
gen van de epidermale-groeifactorreceptor (EGFR), na falen van op platina gebaseerde therapie.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met Rybrevant moet worden ingesteld door en onder toezicht staan van een arts met
ervaring in het gebruik van geneesmiddelen tegen kanker.
Rybrevant moet worden toegediend door een medisch zorgverlener met toegang tot gepaste medische
ondersteuning voor het behandelen van infusiegerelateerde reacties (IRR’s), als deze optreden.
Voordat behandeling met Rybrevant wordt ingesteld, moet de positieve EGFR-
exon20-insertiemutatiestatus worden vastgesteld aan de hand van een gevalideerde testmethode (zie
rubriek 5.1).
Dosering
Premedicatie moet worden toegediend om het risico op IRR’s bij Rybrevant te verkleinen (zie
‘Dosisaanpassingen’ en ‘Aanbevolen gelijktijdige geneesmiddelen’ hieronder).
De aanbevolen dosis Rybrevant is weergegeven in tabel 1 en het doseringsschema in tabel 2 (zie bij
‘Infusiesnelheden’ hieronder).
2
Tabel 1:
Aanbevolen dosis Rybrevant
Lichaamsgewicht van de patiënt
(bij aanvang
*
)
Aanbevolen dosis
Minder dan 80 kg
1.050 mg
80 kg of meer
1.400 mg
*
Dosisaanpassingen niet vereist bij latere veranderingen van lichaamsgewicht
Aantal injectieflacons
3
4
Tabel 2:
Doseringsschema voor Rybrevant
Weken
Schema
Week 1 t/m 4
Elke week (totaal 4 doses)
Week 5 en verder
Elke 2 weken, te beginnen in week 5
Behandelduur
Het wordt aanbevolen om patiënten met Rybrevant te behandelen tot progressie van de ziekte of tot
onaanvaardbare toxiciteit.
Gemiste dosis
Als een geplande dosis wordt gemist, moet de dosis zo spoedig mogelijk worden toegediend en moet
het doseringsschema dienovereenkomstig worden aangepast, zodat het behandelinterval hetzelfde
blijft.
Dosisaanpassingen
Toediening moet worden onderbroken bij bijwerkingen van graad 3 of graad 4, totdat de bijwerking
afneemt tot ≤ graad 1 of het aanvangsniveau. Duurt een onderbreking 7 dagen of minder, hervat de
behandeling dan met de huidige dosis. Duurt een onderbreking langer dan 7 dagen, dan wordt
aanbevolen de behandeling te hervatten met een verlaagde dosis, zoals is weergegeven in tabel 3. Zie
ook specifieke dosisaanpassingen voor specifieke bijwerkingen onder tabel 3.
Tabel 3:
Aanbevolen dosisaanpassingen vanwege bijwerkingen
Lichaamsgewicht
Initiële
(bij aanvang)
dosis
1
e
dosisaanpassing 2
e
dosisaanpassing
Minder dan 80 kg
1.050 mg
700 mg
350 mg
80 kg of meer
1.400 mg
1.050 mg
700 mg
3
e
dosisaanpassing
Stop met
Rybrevant
Infusiegerelateerde reacties
Onderbreek de infusie bij het eerste teken van IRR’s. Op klinische indicatie moeten aanvullende
ondersteunende geneesmiddelen (bijv. aanvullende glucocorticoïden, antihistaminica, antipyretica en
anti-emetica) worden toegediend (zie rubriek 4.4).
Graad 1-3 (licht-ernstig): hervat het infuus na herstel van de symptomen op 50% van de eerdere
snelheid. Als er geen extra symptomen zijn, kan de snelheid worden opgevoerd volgens de
aanbevolen infusiesnelheid (zie tabel 5). Bij de volgende dosistoediening moeten gelijktijdige
geneesmiddelen worden toegediend (zie tabel 4).
Terugkerend graad 3 of graad 4 (levensbedreigend): stop definitief met Rybrevant.
Huid- en nagelreacties
Als de patiënt een graad 2-reactie van huid of nagel ontwikkelt, moet ondersteunende zorg worden
ingesteld. Als er na 2 weken geen verbetering optreedt, moet dosisverlaging worden overwogen (zie
tabel 3). Als de patiënt een graad 3-reactie van huid of nagel ontwikkelt, moet ondersteunende zorg
worden ingesteld en moet onderbreking van Rybrevant worden overwogen totdat de bijwerking
verbetert. Na verbetering van de huid- of nagelreactie tot ≤ graad 2, moet Rybrevant in een verlaagde
dosis worden hervat. Als de patiënt een graad 4-reactie van huid ontwikkelt (waaronder toxische
epidermale necrolyse [TEN]), stop dan definitief met Rybrevant (zie rubriek 4.4).
Interstitiële longziekte
Als de patiënt interstitiële longziekte (ILD) of op ILD lijkende bijwerkingen (bijv. pneumonitis)
ontwikkelt, stop dan definitief met Rybrevant (zie rubriek 4.4).
3
Aanbevolen gelijktijdige geneesmiddelen
Voor de infusie (week 1, dag 1 en 2) moeten antihistaminica, antipyretica en glucocorticoïden worden
toegediend om het risico op IRR’s te verkleinen (zie tabel 4). Voor volgende dosistoedieningen is het
nodig om antihistaminica en antipyretica toe te dienen. Anti-emetica moeten zo nodig worden
toegediend.
Tabel 4:
Doseringsschema van premedicatie
Wijze van
toediening
intraveneus
oraal
intraveneus
oraal
intraveneus
Aanbevolen
toedieningsvenster vóór
toediening van
Rybrevant
15 tot 30 minuten
30 tot 60 minuten
15 tot 30 minuten
30 tot 60 minuten
45 tot 60 minuten
Premedicatie
Antihistaminicum
*
Antipyreticum
*
Glucocorticoïd
‡
*
‡
Dosis
Difenhydramine (25 tot
50 mg) of gelijkwaardig
Paracetamol (650 tot
1.000 mg)
Dexamethason (10 mg)
of methylprednisolon
(40 mg) of gelijkwaardig
Vereist bij alle toedieningen.
Vereist bij de eerste toediening (week 1, dag 1 en 2); optioneel bij latere toedieningen.
Bijzondere populaties
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van amivantamab bij pediatrische patiënten bij de behandeling van
niet-kleincellige longkanker.
Ouderen
Er zijn geen dosisaanpassingen nodig (zie rubriek 4.8, rubriek 5.1 en rubriek 5.2).
Nierinsufficiëntie
Er zijn geen formele studies met amivantamab uitgevoerd bij patiënten met nierinsufficiëntie. Op basis
van populatie-farmacokinetische (PK-) analyses is er geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met
lichte of matige nierinsufficiëntie. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie, aangezien amivantamab bij deze patiëntenpopulatie niet is onderzocht (zie
rubriek 5.2). Als de behandeling wordt opgestart, moeten patiënten worden gecontroleerd op
bijwerkingen, met dosisaanpassingen volgens de aanbevelingen hierboven.
Leverinsufficiëntie
Er zijn geen formele studies met amivantamab uitgevoerd bij patiënten met leverinsufficiëntie. Op
basis van populatie-PK-analyses is er geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met lichte
leverinsufficiëntie. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met matige of ernstige leverinsufficiëntie,
aangezien amivantamab bij deze patiëntenpopulatie niet is onderzocht (zie rubriek 5.2). Als de
behandeling wordt opgestart, moeten patiënten worden gecontroleerd op bijwerkingen, met
dosisaanpassingen volgens de aanbevelingen hierboven.
Wijze van toediening
Rybrevant is voor intraveneus gebruik. Het wordt toegediend als intraveneuze infusie na verdunning
met een steriele 5%-glucoseoplossing of natriumchlorideoplossing voor injectie van 9 mg/ml (0,9%).
Rybrevant moet worden toegediend met een inlinefilter.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
Infusiesnelheden
Na verdunning moet het infuus intraveneus worden toegediend met een snelheid zoals weergegeven in
tabel 5 hieronder. Vanwege de frequentie van IRR’s bij de eerste toediening moet amivantamab in
4
week 1 en week 2 worden geïnfundeerd via een perifere ader; in de weken daarna, als het risico op een
IRR lager is, kan het infuus worden toegediend via een centrale lijn (zie rubriek 6.6). Het wordt
aanbevolen om de eerste dosis zo kort mogelijk voor de toediening klaar te maken om de kans zo
groot mogelijk te maken dat het volledige infuus wordt toegediend in geval van een IRR.
Infusiesnelheden voor de toediening van Rybrevant
Dosis 1.050 mg
Week
Dosis
Initiële
Vervolg-
(in een infuuszak
infusiesnelheid
infusiesnelheid
‡
van 250 ml)
Week 1 (dosis via gesplitste
infusie)
Week 1
dag 1
350 mg
50 ml/uur
75 ml/uur
Week 1
dag 2
700 mg
50 ml/uur
75 ml/uur
Week 2
1.050 mg
85 ml/uur
*
Volgende weken
1.050 mg
125 ml/uur
Dosis 1.400 mg
Week
Dosis
Initiële
Vervolg-
(in een infuuszak
infusiesnelheid
infusiesnelheid
‡
van 250 ml)
Week 1 (dosis via gesplitste
infusie)
Week 1
dag 1
350 mg
50 ml/uur
75 ml/uur
Week 1
dag 2
1.050 mg
35 ml/uur
50 ml/uur
Week 2
1.400 mg
65 ml/uur
Week 3
1.400 mg
85 ml/uur
*
Volgende weken
1.400 mg
125 ml/uur
*
‡
Tabel 5:
Na week 5 krijgen de patiënten de toedieningen elke 2 weken.
Verhoog bij afwezigheid van IRR’s na 2 uur de initiële infusiesnelheid tot de vervolg-infusiesnelheid.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infusiegerelateerde reacties
Bij patiënten die werden behandeld met amivantamab kwamen infusiegerelateerde reacties vaak voor
(zie rubriek 4.8).
Vóór de eerste infusie (week 1) moeten antihistaminica, antipyretica en glucocorticoïden worden
toegediend om het risico op IRR’s te verkleinen. Bij volgende dosistoedieningen moeten
antihistaminica en antipyretica worden toegediend. Het eerste infuus moet in week 1 in gesplitste
doses worden toegediend op dag 1 en dag 2.
Patiënten moeten worden behandeld in een setting met de juiste medische ondersteuning om IRR’s te
behandelen. Infusies moeten bij het eerste teken van IRR’s van om het even welke ernst worden
onderbroken en na de infusie moeten geneesmiddelen op klinische indicatie worden toegediend. Na
verdwijnen van de symptomen moet het infuus worden hervat op 50% van de eerdere snelheid. Bij
terugkerende IRR’s van graad 3 of graad 4 moet Rybrevant definitief worden gestopt (zie rubriek 4.2).
5
Interstitiële longziekte
Interstitiële longziekte (ILD) of ILD-achtige bijwerkingen (bijv. pneumonitis) zijn gemeld bij
patiënten die werden behandeld met amivantamab (zie rubriek 4.8). Patiënten moeten worden
gecontroleerd op symptomen die wijzen op ILD/pneumonitis (bijv. dyspneu, hoesten, koorts). Als zich
symptomen ontwikkelen, moet de behandeling met Rybrevant worden onderbroken in afwachting van
onderzoek van deze symptomen. Vermoedelijke ILD moet worden beoordeeld en zo nodig moet
gepaste behandeling worden ingesteld. Bij patiënten met bevestigde ILD moet Rybrevant definitief
worden stopgezet (zie rubriek 4.2).
Huid- en nagelreacties
Rash (waaronder acneïforme dermatitis), pruritus en droge huid kwamen voor bij patiënten die werden
behandeld met amivantamab (zie rubriek 4.8). Patiënten moeten instructie krijgen om blootstelling aan
zon te beperken tijdens de behandeling met Rybrevant en gedurende 2 maanden na de behandeling.
Beschermende kleding en gebruik van een breedspectrum-uv A-/uv B-zonbescherming worden
geadviseerd. Voor droge huidzones wordt een verzachtende crème zonder alcohol aanbevolen. Als
zich huidreacties ontwikkelen, moeten er topische corticosteroïden en topische en/of orale antibiotica
worden toegediend. Bij graad 3-voorvallen of slecht verdragen graad 2-voorvallen moeten tevens
systemische antibiotica en orale steroïden worden toegediend. Patiënten die zich presenteren met
ernstige rash die er atypisch uitziet of een atypische verdeling heeft, of die niet verbetert binnen
2 weken, moeten onmiddellijk naar een dermatoloog worden verwezen. De dosis van Rybrevant moet
worden verlaagd, of toediening moet onderbroken of definitief stopgezet worden, afhankelijk van de
ernst (zie rubriek 4.2).
Toxische epidermale necrolyse (TEN) is gemeld. Behandeling met dit geneesmiddel moet worden
stopgezet als TEN wordt bevestigd.
Oogaandoeningen
Oogaandoeningen, waaronder keratitis, traden op bij patiënten die werden behandeld met
amivantamab (zie rubriek 4.8). Patiënten die zich presenteren met verergerende symptomen aan de
ogen, moeten onmiddellijk naar een oogarts worden verwezen en moeten stoppen met het gebruik van
contactlenzen totdat de symptomen zijn beoordeeld. Voor dosisaanpassingen voor graad 3- of graad 4-
oogaandoeningen, zie rubriek 4.2.
Natriumgehalte
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen ‘natriumvrij’ is. Dit geneesmiddel kan worden verdund in natriumchlorideoplossing voor
infusie van 9 mg/ml (0,9%). Hiermee dient men rekening te houden bij patiënten op een gecontroleerd
natriumdieet (zie rubriek 6.6).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar geneesmiddelinteracties uitgevoerd. Voor amivantamab is het – als
monoklonaal IgG1-antilichaam – onwaarschijnlijk dat uitscheiding via de nieren en door
leverenzymen gemedieerde metabolisatie van intact amivantamab belangrijke eliminatieroutes zijn. Er
wordt bijgevolg niet verwacht dat variaties in de enzymen die geneesmiddelen metaboliseren, van
invloed zouden zijn op de eliminatie van amivantamab. Als gevolg van de hoge affiniteit met een
unieke epitoop op EGFR en MET, wordt niet verwacht dat amivantamab geneesmiddel-
metaboliserende enzymen modificeert.
Vaccins
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over de werkzaamheid en veiligheid van vaccinaties bij
patiënten die amivantamab gebruiken. Vermijd het gebruik van levende of levende verzwakte vaccins
wanneer patiënten amivantamab gebruiken.
6
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/Anticonceptie
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de
behandeling met amivantamab en gedurende 3 maanden na beëindiging daarvan.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens beschikbaar uit onderzoek bij mensen om het risico van gebruik van
amivantamab tijdens de zwangerschap te beoordelen. Er werden geen reproductiestudies bij dieren
uitgevoerd die gegevens kunnen leveren over een geneesmiddelgerelateerd risico. Toediening van
EGFR- en MET-remmende moleculen aan zwangere dieren resulteerde in een verhoogde incidentie
van vertraging in de embryo-foetale ontwikkeling, embryoletaliteit en abortus. Op basis van zijn
werkingsmechanisme en bevindingen in diermodellen zou amivantamab dus schade bij de foetus
kunnen veroorzaken als het wordt toegediend aan een zwangere vrouw. Amivantamab mag niet
worden gegeven tijdens de zwangerschap, tenzij men van oordeel is dat het voordeel van behandeling
voor de vrouw opweegt tegen mogelijke risico’s voor de foetus. Indien de patiënt tijdens de
behandeling met dit geneesmiddel zwanger wordt, moet zij op de hoogte worden gebracht van het
mogelijke risico voor de foetus (zie rubriek 5.3).
Borstvoeding
Het is niet bekend of amivantamab bij de mens in de moedermelk wordt uitgescheiden. Bij de mens is
bekend dat IgG’s tijdens de eerste dagen na de geboorte worden uitgescheiden in de moedermelk, en
snel daarna afnemen tot lage concentraties. Risico voor een kind dat borstvoeding krijgt, kan tijdens
deze korte periode net na de geboorte niet worden uitgesloten, hoewel het aannemelijk is dat IgG’s
worden afgebroken in het maag-darmkanaal van het kind dat borstvoeding krijgt en niet worden
geabsorbeerd. Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met
amivantamab moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van
borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten
worden genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens over het effect van amivantamab op de vruchtbaarheid bij de mens. Effecten op
de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid zijn niet geëvalueerd in dieronderzoek.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Rybrevant kan matige invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Zie rubriek 4.8 (bijv. duizeligheid, vermoeidheid, gezichtsvermogen afgenomen). Als
patiënten aan de behandeling gerelateerde symptomen ervaren, waaronder bijwerkingen die hun zicht
of concentratie- en reactievermogen beïnvloeden, wordt aanbevolen dat ze geen voertuig besturen of
machines bedienen tot het effect afneemt.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest frequent waargenomen bijwerkingen van alle graden waren: rash (76%), infusiegerelateerde
reacties (67%), nageltoxiciteit (47%), hypoalbuminemie (31%), oedeem (26%), vermoeidheid (26%),
stomatitis (24%), nausea (23%) en constipatie (23%). Ernstige bijwerkingen waren onder andere: ILD
(1,3%), IRR (1,1%) en rash (1,1%). 3% van de patiënten stopte met Rybrevant vanwege bijwerkingen.
De bijwerkingen die het vaakst leidden tot stoppen met de behandeling waren: IRR (1,1%), ILD
(0,5%) en nageltoxiciteit (0,5%).
Tabel met bijwerkingen
Tabel 6 geeft een samenvatting van de bijwerkingen die optraden bij patiënten die amivantamab
kregen toegediend.
7
De gegevens zijn een weergave van de blootstelling aan amivantamab van 380 patiënten met lokaal
gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom na falen van op platina gebaseerde
chemotherapie. Patiënten kregen amivantamab 1.050 mg (voor patiënten < 80 kg) of 1.400 mg (voor
patiënten ≥ 80 kg). De mediane blootstelling aan amivantamab was 4,1 maanden (bereik: 0,0 tot
39,7 maanden).
Bijwerkingen waargenomen tijdens klinische studies staan hieronder geordend naar
frequentiecategorie. De frequentiecategorieën zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10); vaak
(≥ 1/100 tot < 1/10); soms (≥ 1/1.000 tot < 1/100); zelden (≥ 1/10.000 tot < 1/1.000); zeer zelden
(< 1/10.000); en niet bekend (frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Binnen elke frequentiegroep zijn de bijwerkingen weergegeven in volgorde van afnemende ernst.
Tabel 6:
Bijwerkingen bij patiënten die amivantamab kregen toegediend
Systeem/orgaanklasse
Frequentie-
Alle graden
Bijwerking
categorie
(%)
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Hypoalbuminemie
a
(zie rubriek 5.1)
Zeer vaak
31
Verminderde eetlust
16
Hypocalciëmie
10
Zenuwstelselaandoeningen
Duizeligheid
Zeer vaak
13
Oogaandoeningen
Gezichtsvermogen afgenomen
Vaak
3
Groei van de oogharen
d
1
e
Overige oogaandoeningen
6
Keratitis
Soms
0,5
Uveïtis
0,3
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Interstitiële longziekte
f
Vaak
3
Maagdarmstelselaandoeningen
Diarree
Zeer vaak
11
g
Stomatitis
24
Nausea
23
Constipatie
23
Braken
12
h
Buikpijn
Vaak
9
Lever- en galaandoeningen
Alanine-aminotransferase verhoogd
Zeer vaak
15
Aspartaat-aminotransferase verhoogd
13
Bloed alkalische fosfatase verhoogd
12
Huid- en onderhuidaandoeningen
Rash
i
Zeer vaak
76
j
Nageltoxiciteit
47
k
Droge huid
19
Pruritus
18
Toxische epidermale necrolyse
Soms
0,3
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Myalgie
Zeer vaak
11
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Oedeem
l
Zeer vaak
26
m
Vermoeidheid
26
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties
Infusiegerelateerde reactie
Zeer vaak
67
Graad 3-4
(%)
2
*
0,5
*
0,3
*
0,3
*
0
0
0
0
0
0,5
*
2
*
0,5
*
0,5
*
0
0,5
*
0,8
*
2
1
0,5
*
3
*
2
*
0
0
0,3
*
0,3
*
0,8
*
0,8
*
2
8
*
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
l
m
Enkel graad 3-voorvallen
Hypoalbuminemie: bloedalbumine verlaagd, hypoalbuminemie
Duizeligheid: duizeligheid, duizeligheid bij inspanning, vertigo
Gezichtsvermogen afgenomen: gezichtsvermogen wazig, scherpzien gereduceerd, gezichtsvermogen afgenomen
Groei van de oogharen: groei van de oogharen, trichomegalie
Overige oogaandoeningen: blefaritis, conjunctivahyperemie, hoornvliesirritatie, droog oog, episcleritis,
oogaandoening, oogpruritus, niet-infectieuze conjunctivitis, oculaire hyperemie
Interstitiële longziekte: interstitiële longziekte, pneumonitis
Stomatitis: aften, cheilitis, glossitis, lipulceratie, mondulceratie, slijmvliesontsteking, stomatitis
Buikpijn: abdominaal ongemak, buikpijn, pijn laag in de onderbuik, bovenbuikpijn, epigastrisch ongemak, gastro-
intestinale pijn
Rash: acne, dermatitis, acneïforme dermatitis, erytheem, erythema multiforme, folliculitis, impetigo, palmoplantair
erytrodysesthesiesyndroom, perineale rash, periorale dermatitis, pustula, rash, rash erythemateus, rash vlekkerig, rash
maculo-papulair, rash papulair, rash pruritus, pustuleuze rash, rash vesiculair, huidexfoliatie, huidlaesie
Nageltoxiciteit: ingroeiende nagel, nagelbedinfectie, nagelriemspleet, nagelafwijking, nagelgroeven, onychoclasis,
onycholyse, paronychia
Droge huid: droge huid, eczeem, asteatotisch eczeem, huidkloven, xeroderma
Oedeem: oogoedeem, ooglidoedeem, gezichtsoedeem, gegeneraliseerd oedeem, gelokaliseerd oedeem, oedeem,
oedeem perifeer, periorbitaal oedeem, periorbitale zwelling, perifere zwelling, zwelling van het aangezicht
Vermoeidheid: asthenie, vermoeidheid
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infusiegerelateerde reacties
Infusiegerelateerde reacties traden op bij 67% van de met amivantamab behandelde patiënten. 98%
van de IRR’s waren graad 1- of 2-reacties. 99% van de IRR’s traden op bij de eerste infusie, met een
mediane tijd tot ontstaan van de reactie van 60 minuten en de meerderheid optredend binnen 2 uur na
het starten van de infusie. De meest voorkomende klachten en verschijnselen zijn onder andere koude
rillingen, dyspneu, nausea, overmatig blozen, borstongemak en braken (zie rubriek 4.4).
Interstitiële longziekte
Interstitiële longziekte of ILD-achtige bijwerkingen zijn zowel gemeld bij het gebruik van
amivantamab als met andere EGFR-remmers. Interstitiële longziekte of pneumonitis werd gemeld bij
2,6% van de patiënten. Patiënten met een medische voorgeschiedenis van ILD, geneesmiddel-
geïnduceerde ILD, bestralingspneumonitis waarvoor behandeling met een steroïd nodig was, of enig
bewijs van klinisch actieve ILD werden van de klinische studie uitgesloten (zie rubriek 4.4).
Huid- en nagelreacties
Rash (waaronder acneïforme dermatitis), pruritus en droge huid kwamen voor bij 76% van de met
amivantamab behandelde patiënten. De meeste gevallen waren van graad 1 of 2, terwijl voorvallen van
graad 3-rash optraden bij 3% van de patiënten. Rash die leidde tot het stoppen met amivantamab
kwam voor bij 0,3% van de patiënten. Rash ontwikkelde zich doorgaans binnen de eerste
4 behandelweken, met een mediane tijd tot ontstaan van 14 dagen. Paronychia kwam voor bij met
amivantamab behandelde patiënten. De meeste gevallen waren van graad 1 of 2, terwijl voorvallen van
graad 3-paronychia optraden bij 1,8% van de patiënten (zie rubriek 4.4).
Oogaandoeningen
Oogaandoeningen, waaronder keratitis (0,5%), kwamen voor bij 9% van de met amivantamab
behandelde patiënten. Andere gemelde bijwerkingen zijn onder andere groei van de oogharen,
gezichtsvermogen afgenomen en overige oogaandoeningen. Alle voorvallen waren van graad 1 of 2
(zie rubriek 4.4).
Andere speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er zijn beperkte klinische gegevens over amivantamab bij patiënten van 75 jaar of ouder (zie
rubriek 5.1). Er werden over het algemeen geen verschillen in veiligheid gezien tussen patiënten die
≥ 65 jaar waren en patiënten < 65 jaar.
9
Immunogeniciteit
Net als bij alle therapeutische eiwitten is er de mogelijkheid van het optreden van immunogeniciteit. In
een klinische studie bij patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC behandeld met
amivantamab, hadden 3 (0,9%) van de 347 evalueerbare patiënten een positieve uitslag van de test op
antilichamen tegen amivantamab. Er was geen bewijs van een veranderde farmacokinetiek,
werkzaamheid of veiligheidsprofiel als gevolg van antilichamen tegen amivantamab.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is geen maximale verdraagbare dosis vastgesteld in een klinische studie waarin patiënten tot
maximaal 1.750 mg intraveneus kregen toegediend. Er is geen specifiek antidotum bekend voor
overdosering met amivantamab. In het geval van een overdosering moet de behandeling met
Rybrevant worden stopgezet, moet de patiënt worden gecontroleerd op klachten of verschijnselen van
bijwerkingen en moeten onmiddellijk gepaste algemene ondersteunende maatregelen worden ingesteld
totdat de klinische toxiciteit is afgenomen of verdwenen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Monoklonale antilichamen en
antilichaam-geneesmiddel-conjugaten, ATC-code: L01FX18.
Werkingsmechanisme
Amivantamab is een op volledig humaan IgG1 gebaseerd bispecifiek antilichaam, laag in fucose,
tegen EGFR-MET, met een immuuncel-aansturende activiteit die is gericht tegen tumoren met
activerende EGFR-exon20-insertiemutaties. Amivantamab bindt aan de extracellulaire domeinen van
EGFR en MET.
Amivantamab verstoort de signaalfuncties van EGFR en MET door het blokkeren van de
ligandbinding en het bevorderen van de afbraak van EGFR en MET, waardoor groei en progressie van
de tumor worden voorkomen. De aanwezigheid van EGFR en MET op de oppervlakte van
tumorcellen maakt het ook mogelijk dat deze cellen doelwit worden voor afbraak door immuun-
effectorcellen, zoals ‘natural killer’-cellen en macrofagen, respectievelijk door middel van het
mechanisme van antilichaam-afhankelijke cytotoxiciteit (ADCC) en dat van trogocytose.
Farmacodynamische effecten
Albumine
Amivantamab verlaagde de albumineconcentratie in serum, een farmacodynamisch effect van MET-
remming, vooral gedurende de eerste 8 weken (zie rubriek 4.8); vervolgens stabiliseerde de
albumineconcentratie zich gedurende de rest van de behandeling met amivantamab.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
CHRYSALIS is een multicentrische open-label-studie met meerdere cohorten, uitgevoerd om de
veiligheid en werkzaamheid van Rybrevant vast te stellen bij patiënten met lokaal gevorderd of
gemetastaseerd NSCLC. De werkzaamheid werd geëvalueerd bij 114 patiënten met lokaal gevorderd
of gemetastaseerd NSCLC die EGFR-exon20-insertiemutaties hadden, bij wie de ziekte progressie
vertoonde tijdens of na chemotherapie gebaseerd op platina, en die een mediane
follow-up-tijd
hadden
10
van 12,5 maanden. Tumorweefsel (93%) en/of plasmamonsters (10%) van alle patiënten werden
lokaal getest om een EGFR-exon20-insertiemutatiestatus vast te stellen met behulp van
next
generation sequencing
(NGS) bij 46% van de patiënten, en/of een polymerasekettingreactie
(polymerase
chain reaction,
PCR) bij 41% van de patiënten; bij 4% werd de methode niet gemeld.
Patiënten met onbehandelde hersenmetastasen of een geschiedenis van ILD die behandeld moest
worden met langwerkende steroïden of andere immunosuppressieve medicatie in de afgelopen 2 jaar,
mochten niet deelnemen aan de studie. Rybrevant werd intraveneus toegediend in een dosis van
1.050 mg voor patiënten van < 80 kg of 1.400 mg voor patiënten van ≥ 80 kg, eenmaal per week
gedurende 4 weken, vervolgens elke 2 weken, te beginnen in week 5, totdat er verlies optrad van
klinisch voordeel of tot onaanvaardbare toxiciteit. Het primaire eindpunt voor werkzaamheid was het
door de onderzoeker beoordeelde algehele responspercentage (overall
response rate,
ORR),
gedefinieerd als bevestigde complete respons (CR) of partiële respons (PR), gebaseerd op
RECIST v1.1. Bovendien werd het primaire eindpunt beoordeeld door een geblindeerde
onafhankelijke centrale beoordelingscommissie (blinded
independent central review,
BICR). Een van
de secundaire eindpunten voor werkzaamheid was responsduur (duration
of response,
DOR).
De mediane leeftijd was 62 jaar (bereik: 36–84), waarbij 41% van de patiënten ≥ 65 jaar was; 61%
was vrouw; en 52% was Aziatisch en 37% was blank. Het mediane aantal eerdere therapieën was 2
(bereik: 1 tot 7 therapieën). Op
baseline
had 29% een
Eastern Cooperative Oncology Group
(ECOG)-
performancestatus van 0 en 70% had een ECOG-performancestatus van 1; 57% had nooit gerookt;
100% had stadium IV-kanker; en 25% had eerdere behandeling gekregen voor hersenmetastasen.
Inserties in exon 20 werden waargenomen bij 8 verschillende varianten; de meest voorkomende
varianten waren A767 (22%), S768 (16%), D770 (12%) en N771 (11%).
De resultaten voor de werkzaamheid staan samengevat in tabel 7.
Tabel 7:
Werkzaamheidsresultaten in CHRYSALIS
Beoordeling door de
onderzoeker
(N = 114)
37% (28%; 46%)
0%
37%
12,5 (6,5; 16,1)
64%
Algehele responspercentage
a, b
(95%-BI)
Complete respons
Partiële respons
Responsduur (DOR)
Mediaan
c
(95%-BI), maanden
Patiënten met DOR ≥ 6 maanden
BI = Betrouwbaarheidsinterval
a
Bevestigde respons
b
De resultaten van ORR en DOR bij beoordeling door de onderzoeker waren consistent met de resultaten die waren
gemeld bij beoordeling door de BICR; bij beoordeling door de BICR was de ORR 43% (34%; 53%), met een CR-
percentage van 3% en een PR-percentage van 40%, de mediane DOR bij beoordeling door de BICR was 10,8
maanden (95%-BI: 6,9; 15,0) en het percentage patiënten met een DOR ≥ 6 maanden was bij beoordeling door de
BICR 55%.
c
Op basis van Kaplan-Meier-schatting.
Bij bestudeerde mutatiesubtypes werd antitumoractiviteit waargenomen.
Ouderen
Er werd in het algemeen geen verschil in doeltreffendheid waargenomen tussen patiënten ≥ 65 jaar en
patiënten < 65 jaar.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Rybrevant in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met niet-kleincellige longkanker (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
11
Voorwaardelijke toelating
Dit geneesmiddel is geregistreerd in het kader van een zogeheten ‘voorwaardelijke toelating’. Dit
betekent dat aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht. Het Europees
Geneesmiddelenbureau zal nieuwe informatie over dit geneesmiddel op zijn minst eenmaal per jaar
beoordelen en zo nodig deze SPC aanpassen.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Het oppervlak onder de concentratie-tijdcurve (AUC
1 week
) van amivantamab neemt proportioneel toe
over een dosisbereik van 350 tot 1.750 mg.
Na toediening van Rybrevant in de aanbevolen dosis en volgens het aanbevolen schema was de
gemiddelde AUC
1 week
in serum na de vijfde dosis, na de wekelijkse toediening, met ongeveer een
factor 2,9 verhoogd in vergelijking met na de eerste dosis.
De
steady state
van amivantamab werd bij 1.050 mg ongeveer na 2 maanden in de tweewekelijkse
toedieningsperiode bereikt (bij de negende infusie), en de gemiddelde AUC
1week
in serum was
ongeveer 2,4 keer hoger bij
steady state
in vergelijking met de eerste dosis.
Distributie
Het geometrische gemiddelde (CV%) totale verdelingsvolume van amivantamab na toediening van de
aanbevolen dosis Rybrevant, geschat op basis van populatiefarmacokinetische parameters, was 5,37
(21%) liter.
Eliminatie
De klaring van amivantamab is hoger bij lagere doses (< 350 mg) maar lineair met het klinische
dosisbereik. Na toediening van de aanbevolen dosis Rybrevant als monotherapie werd de
geometrische gemiddelde (CV%) lineaire klaring geschat op 225 (25%) ml/dag, gebaseerd op
populatiefarmacokinetische modellering. De geometrische gemiddelde (CV%) terminale
halfwaardetijd geassocieerd met de lineaire klaring, afgeleid op basis van populatiefarmacokinetische
parameterschattingen, was 15,7 (26%) dagen.
Bijzondere populaties
Ouderen
Er werden geen klinisch betekenisvolle verschillen waargenomen in de farmacokinetiek van
amivantamab op basis van leeftijd (32-87 jaar).
Nierinsufficiëntie
Er werden geen klinisch betekenisvolle effecten waargenomen op de farmacokinetiek van
amivantamab bij patiënten met lichte (60 ≤ creatinineklaring [CrCl] < 90 ml/min) en matige
(29 ≤ CrCl < 60 ml/min) nierinsufficiëntie. Het effect van ernstige nierinsufficiëntie
(15 ≤ CrCl < 29 ml/min) op de farmacokinetiek van amivantamab is onbekend.
Leverinsufficiëntie
Het is onwaarschijnlijk dat veranderingen in de leverfunctie enig effect hebben op de eliminatie van
amivantamab, aangezien op IgG1 gebaseerde moleculen zoals amivantamab niet via de lever worden
gemetaboliseerd.
Er werden geen klinisch betekenisvolle verschillen waargenomen in de farmacokinetiek van
amivantamab bij patiënten met lichte leverinsufficiëntie ([totaalbilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN] of
[ULN < totaalbilirubine ≤ 1,5 x ULN]). Het effect van matige (totaalbilirubine 1,5 tot 3 maal ULN) en
ernstige (totaalbilirubine > 3 maal ULN) leverinsufficiëntie op de farmacokinetiek van amivantamab is
onbekend.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van Rybrevant is niet bij pediatrische patiënten onderzocht.
12
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering.
Carcinogeniteit en mutageniteit
Er is geen dieronderzoek uitgevoerd om het carcinogeen potentieel van amivantamab te bepalen.
Standaard genotoxiciteits- en carcinogeniciteitsstudies zijn in het algemeen niet van toepassing op
biologische geneesmiddelen, aangezien grote eiwitten niet de cellen in kunnen diffunderen en geen
interactie kunnen aangaan met DNA of chromosomaal materiaal.
Reproductietoxicologie
Er is geen dieronderzoek uitgevoerd om de effecten op de reproductie en foetale ontwikkeling te
evalueren, maar op basis van het werkingsmechanisme kan amivantamab schade aan de foetus of
afwijkingen in de ontwikkeling veroorzaken. Zoals gemeld in de literatuur kan vermindering,
eliminatie of verstoring van embryo-foetale of maternale EGFR-signalering implantatie verhinderen,
verlies van embryo of foetus veroorzaken tijdens diverse stadia van de zwangerschap (via effecten op
de ontwikkeling van de placenta), ontwikkelingsafwijkingen veroorzaken in meerdere organen of
vroegtijdig overlijden veroorzaken bij foetussen die levend ter wereld kwamen. Op dezelfde wijze was
knock-out
van MET of de eraan bindende hepatocytengroeifactor (HGF) embryoletaal als gevolg van
ernstige defecten in de ontwikkeling van de placenta, en foetussen vertoonden defecten in
spierontwikkeling in meerdere organen. Het is bekend dat humaan IgG1 de placenta passeert. Daarom
kan amivantamab van de moeder naar de ontwikkelende foetus worden doorgegeven.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Ethyleendiaminetetra-azijnzuur (EDTA)
L-histidine
L-histidine-hydrochloridemonohydraat
L-methionine
Polysorbaat 80 (E433)
Sucrose
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
Niet‑geopende injectieflacon
24 maanden
Na verdunning
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond gedurende 10 uur bij 15°C tot 25°C bij
kamerlicht. Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product meteen gebruikt worden, tenzij de
verdunningsmethode het risico van microbiële contaminatie uitsluit. Als het niet meteen gebruikt
wordt, zijn de bewaartijden en omstandigheden tijdens gebruik de verantwoordelijkheid van de
gebruiker.
13
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
7 ml concentraat in een type-1-glazen injectieflacon met elastomeerstop, aluminium afsluiting en een
flip-offdop, met daarin 350 mg amivantamab. Verpakking met 1 injectieflacon.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Maak de oplossing voor infusie als volgt klaar en ga daarbij aseptisch te werk:
Bereiding
Bepaal de benodigde dosis (ofwel 1.050 mg voor patiënten < 80 kg ofwel 1.400 mg voor
patiënten ≥ 80 kg) en het aantal injectieflacons Rybrevant dat nodig is op basis van het gewicht
van de patiënt bij aanvang van de behandeling (zie rubriek 4.2). Elke injectieflacon bevat
350 mg amivantamab.
Controleer of de Rybrevant‑oplossing kleurloos tot lichtgeel is. Gebruik het product niet indien
verkleuring of zichtbare deeltjes aanwezig zijn.
Trek uit de infuuszak van 250 ml een volume op van ofwel 5%-glucoseoplossing ofwel
natriumchlorideoplossing voor injectie van 9 mg/ml (0,9%) dat gelijk is aan het benodigde
volume van de Rybrevant-oplossing dat moet worden toegevoegd en spuit het opgetrokken
volume dan weg (gooi voor elke injectieflacon 7 ml verdunningsmiddel uit de infuuszak weg).
Infuuszakken moeten zijn gemaakt van polyvinylchloride (PVC), polypropyleen (PP),
polyethyleen (PE) of polyolefinemengsel (PP+PE).
Trek uit elke benodigde injectieflacon 7 ml Rybrevant op en voeg dit vervolgens toe aan de
infuuszak. Elke injectieflacon bevat 0,5 ml extra om te zorgen dat er voldoende volume uit
geëxtraheerd kan worden. Het uiteindelijke volume in de infuuszak moet 250 ml zijn. Gooi
ongebruikte restanten uit de injectieflacon weg.
Meng de oplossing door de zak voorzichtig om te keren. Niet schudden.
Doe een visuele inspectie op vaste deeltjes en verkleuring alvorens toe te dienen. Gebruik het
product niet indien verkleuring of zichtbare deeltjes aanwezig zijn.
Toediening
Dien de verdunde oplossing toe via intraveneuze infusie met een infuusset voorzien van een
debietregelaar en van een steriele, niet-pyrogene inlinefilter met lage eiwitbinding (poriegrootte
0,22 of 0,20 micrometer) van polyethersulfon (PES). Toedieningssets moeten zijn gemaakt van
polyurethaan (PU), polybutadieen (PBD), PVC, PP of PE.
Infundeer Rybrevant niet tegelijk met andere middelen in dezelfde intraveneuze lijn.
De verdunde oplossing moet worden toegediend binnen 10 uur (inclusief infusietijd) bij
kamertemperatuur (15°C tot 25°C) en bij kamerlicht.
Vanwege de frequentie van IRR’s bij de eerste toediening moet amivantamab in week 1 en
week 2 worden geïnfundeerd via een perifere ader; in de weken daarna, als het risico op een
IRR lager is, kan het infuus worden toegediend via een centrale lijn. Zie de infusiesnelheden in
rubriek 4.2.
Verwijdering
Dit geneesmiddel is uitsluitend voor eenmalig gebruik en al het ongebruikte product dat niet binnen
10 uur wordt toegediend moet worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
14
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1594/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
15
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING
VAN EEN VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN
VOLDAAN
D.
E.
16
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Janssen Sciences Ireland UC
Barnahely
Ringaskiddy, Co. Cork
Ierland
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan bijzonder en beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting
van de productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van
het beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging
van de bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke
mijlpaal (voor geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een
minimum) is bereikt.
17
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14-a van Verordening
(EG) nr. 726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende
verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Om de werkzaamheid en veiligheid van amivantamab verder te bevestigen voor de
behandeling van volwassen patiënten met gevorderd NSCLC met activerende
insertiemutaties in het EGFR-exon20-gen, moet de houder van de
handelsvergunning de resultaten indienen van studie 61186372NSC3001, een
gerandomiseerde,
open-label
fase III-studie die een combinatietherapie van
amivantamab en carboplatine-pemetrexed vergelijkt met carboplatine-pemetrexed,
bij patiënten met gevorderd of gemetastaseerd NSCLC met activerende
insertiemutaties in het EGFR-exon20-gen in de eerstelijnssetting.
Uiterste
datum
31/03/2023
18
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
19
A. ETIKETTERING
20
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
KARTONNEN OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rybrevant 350 mg concentraat voor oplossing voor infusie
amivantamab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon van 7 ml bevat 350 mg amivantamab (50 mg/ml).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: ethyleendiaminetetra-azijnzuur (EDTA), L-histidine, L-histidine-
hydrochloridemonohydraat, L-methionine, polysorbaat 80, sucrose en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor intraveneus gebruik na verdunning.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Niet schudden.
8.
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
21
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1594/001
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
22
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP DE PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN
MOETEN WORDEN VERMELD
INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Rybrevant 350 mg steriel concentraat
amivantamab
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP
4.
Lot
5.
7 ml
6.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
PARTIJNUMMER
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
23
B. BIJSLUITER
24
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Rybrevant, 350 mg, concentraat voor oplossing voor infusie
amivantamab
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Rybrevant en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Rybrevant en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Rybrevant?
Rybrevant is een medicijn tegen kanker. Er zit de werkzame stof ‘amivantamab’ in. Dat is een
antilichaam (een type eiwit). Het eiwit is zó gemaakt dat het bepaalde doelwitten in het lichaam
herkent en zich eraan vasthecht.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Rybrevant wordt gebruikt bij volwassenen met een bepaald soort longkanker die ‘niet-kleincellige
longkanker’ heet. Het middel wordt gebruikt als de kanker al naar andere delen van het lichaam is
verspreid en als er in de kanker bepaalde veranderingen zijn. Die veranderingen zitten in een gen (een
stukje erfelijk materiaal) met de naam ‘EGFR’. Er zijn in dat gen andere stukjes bijgekomen; die heten
exon 20-insertiemutaties.
Hoe werkt dit middel?
De werkzame stof in Rybrevant, amivantamab, heeft als doelwitten twee eiwitten die op kankercellen
zitten:
EGFR; dat staat voor ‘epidermale-groeifactor-receptor’;
MET; dat staat voor ‘mesenchymale‑epitheliale transitiefactor’.
Dit medicijn werkt door zich vast te hechten aan deze eiwitten. Dit kan ervoor zorgen dat uw
longkanker langzamer groeit of stopt met groeien. Het kan uw tumor ook kleiner maken.
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet krijgen?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Gebruik dit medicijn niet als het bovenstaande op u van toepassing is. Twijfelt u? Praat dan eerst met
uw arts of verpleegkundige voordat u dit medicijn krijgt.
25
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts of verpleegkundige voordat u dit middel krijgt:
als u een longontsteking heeft gehad met de naam ‘interstitiële longziekte’ of ‘pneumonitis’.
Vertel het uw arts of verpleegkundige meteen als u een van de volgende bijwerkingen krijgt
terwijl u dit medicijn gebruikt (in rubriek 4 vindt u meer informatie).
Op het moment dat u dit medicijn in uw ader krijgt: meld élke bijwerking meteen.
Daarna:
Als u plotseling moeilijk kunt ademhalen, moet hoesten of koorts krijgt. Dit kan wijzen op een
longontsteking.
Problemen met uw huid. U kunt zelf zorgen dat u minder huidproblemen krijgt: blijf uit de zon,
draag beschermende kleren en smeer u in met een zonnebrandmiddel. Smeer uw huid en nagels
ook regelmatig in met een vochtinbrengende crème of lotion, zolang u dit medicijn krijgt. Ga
hiermee door tot 2 maanden na uw laatste behandeling.
Problemen met uw ogen. Kunt u slechter zien? Of doen uw ogen pijn? Vertel dat dan meteen
aan uw arts of verpleegkundige. Draagt u contactlenzen? Stop daar dan mee als u last krijgt van
uw ogen en neem direct contact op met uw arts.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Kinderen of jongeren onder de 18 jaar mogen dit medicijn niet krijgen. Dat is omdat niet bekend is of
het middel bij deze leeftijdsgroep veilig is en helpt.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Rybrevant nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan aan uw arts of
verpleegkundige.
Anticonceptie
Kunt u zwanger worden? Dan moet u beslist zorgen voor goede anticonceptie
(voorbehoedsmiddelen zoals de pil of een spiraaltje). U moet dat gebruiken zolang u wordt
behandeld met Rybrevant. Is de behandeling gestopt? Ga dan nog 3 maanden door met de
anticonceptie.
Zwangerschap
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met
uw arts of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel krijgt.
Het kan zijn dat dit middel slecht is voor uw ongeboren baby. Wordt u zwanger terwijl u wordt
behandeld met dit medicijn? Zeg dat dan meteen tegen uw arts of verpleegkundige. U besluit
samen met uw arts of het voordeel van het medicijn groter is dan het risico voor uw ongeboren
baby.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Rybrevant in de moedermelk komt. Neem contact op met uw arts voordat u dit
middel krijgt. U en uw arts zullen beslissen of het voordeel van borstvoeding groter is dan het risico
voor uw baby.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Voelt u zich na de behandeling met Rybrevant moe of duizelig? Of zijn uw ogen geïrriteerd of ziet u
slechter? Bestuur dan geen voertuig en bedien geen machines.
Rybrevant bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is. Maar het kan zijn dat Rybrevant wordt gemengd met een vloeistof waar natrium in zit.
Dit gebeurt voordat het aan u wordt gegeven. Zeg het tegen uw arts als u zoutarm moet eten.
26
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
Hoeveel wordt er gegeven?
Uw arts rekent de juiste dosis Rybrevant voor u uit. Dat hangt af van hoeveel u weegt op het moment
dat u met de behandeling begint.
De aanbevolen dosering is:
1.050 mg als u minder weegt dan 80 kg;
1.400 mg als u 80 kg of meer weegt.
Hoe wordt het geneesmiddel gegeven?
Een arts of verpleegkundige zal dit middel bij u toedienen. Het wordt druppelsgewijs toegediend in
een ader. Dat heet een ‘intraveneuze infusie’. De infusie duurt een aantal uur.
Dit middel wordt zo gegeven:
de eerste 4 weken: 1x per week;
daarna: 1x per 2 weken. Dit begint in week 5. De behandeling gaat door zolang deze u blijft
helpen.
In de eerste week geeft uw arts u het medicijn verdeeld over 2 dagen.
Medicijnen die worden gegeven tijdens de behandeling met dit middel
Voorafgaand aan elke infusie met dit middel krijgt u medicijnen om de kans op reacties op het infuus
te verlagen. Dat kunnen deze medicijnen zijn:
medicijnen tegen een allergische reactie (antihistaminica);
medicijnen tegen ontsteking (corticosteroïden);
medicijnen tegen koorts (zoals paracetamol).
U kunt ook extra medicijnen krijgen, afhankelijk van welke klachten u heeft.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Dit middel wordt toegediend door uw arts of verpleegkundige. Het is onwaarschijnlijk dat u teveel van
dit middel krijgt toegediend (een overdosering). Als dit toch gebeurt, controleert uw arts of u
bijwerkingen heeft.
Bent u uw afspraak voor toediening van Rybrevant vergeten?
Het is erg belangrijk dat u naar alle afspraken gaat. Heeft u een afspraak overgeslagen? Maak dan zo
snel mogelijk een nieuwe afspraak.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen
Zeg het meteen tegen uw arts of verpleegkundige als u een van de volgende ernstige bijwerkingen
opmerkt:
Zeer vaak
(komen voor bij meer dan 1 op de 10 patiënten):
Klachten door een reactie op het infuus terwijl u het medicijn krijgt – zoals:
o
koude rillingen;
o
kortademig zijn;
o
misselijk zijn;
27
o
erg veel blozen;
o
ongemakkelijk gevoel op de borst;
o
overgeven.
Dit kan vooral tijdens de eerste toediening gebeuren. Uw arts kan u hiervoor andere medicijnen
geven. Of het kan nodig zijn om het infuus langzamer te laten druppelen of om ermee
te stoppen.
Huidproblemen – zoals:
o
huiduitslag (waaronder puistjes);
o
infectie van de huid rond de nagels;
o
een droge huid;
o
jeuk;
o
pijn;
o
roodheid.
Zeg het tegen uw arts als uw huidproblemen of nagelproblemen erger worden.
Vaak
(komen voor bij minder dan 1 op de 10 patiënten):
Oogproblemen – zoals:
o
droge ogen;
o
een gezwollen ooglid;
o
jeuk aan de ogen;
o
problemen met zien;
o
langer worden van de wimpers.
Tekenen van longontsteking – zoals:
o
plotseling moeilijk ademhalen;
o
hoesten;
o
koorts.
Dit kan uw longen blijvend beschadigen. Dat heet ‘interstitiële longziekte’. Als u deze
bijwerking krijgt, wil uw arts misschien dat u met dit middel stopt.
Soms
(komen voor bij minder dan 1 op de 100 patiënten):
ontsteking van het hoornvlies (de voorste laag van het oog);
ontsteking van het binnenste van het oog, waardoor u slechter kunt zien;
levensbedreigende huiduitslag met blaren en afschilferende huid over een groot deel van het
lichaam. Dit heet ‘toxische epidermale necrolyse’.
Andere bijwerkingen
Zeg het meteen tegen uw arts of verpleegkundige als u een van de volgende bijwerkingen opmerkt:
Zeer vaak
(komen voor bij meer dan 1 op de 10 patiënten):
weinig van het eiwit ‘albumine‘ in het bloed;
zwelling door ophoping van vocht in het lichaam;
zich erg moe voelen;
zweertjes in de mond;
verstopping of diarree;
minder eetlust;
veel van het leverenzym ‘alanine-aminotransferase’ in het bloed, wat kan wijzen op problemen
met uw lever;
veel van het leverenzym ‘aspartaat-aminotransferase’ in het bloed, wat kan wijzen op
problemen met uw lever;
zich duizelig voelen;
verhoogde hoeveelheid van het enzym ‘alkalische fosfatase’ in het bloed;
spierpijn;
weinig calcium (kalk) in het bloed.
Vaak
(komt voor bij minder dan 1 op de 10 patiënten):
buikpijn.
28
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Dit geldt ook
voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks
melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden,
kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Rybrevant wordt bewaard in het ziekenhuis.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
flacon na ‘EXP’. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond gedurende 10 uur bij 15°C tot 25°C bij
kamerlicht. Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product meteen gebruikt worden, tenzij de
verdunningsmethode het risico van microbiële contaminatie uitsluit. Als het niet meteen gebruikt
wordt, zijn de bewaartijden en omstandigheden tijdens gebruik de verantwoordelijkheid van de
gebruiker.
Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Spoel geneesmiddelen mogen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Uw
zorgverlener zal geneesmiddelen weggooien die niet meer worden gebruikt. Deze maatregelen helpen
het milieu te beschermen.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is amivantamab. In één milliliter concentraat voor oplossing
voor infusie zit 50 milligram amivantamab. In één injectieflacon met 7 milliliter concentraat zit
350 milligram amivantamab.
De andere stoffen in dit middel zijn: ethyleendiaminetetra-azijnzuur (EDTA), L-histidine, L-
histidine-hydrochloridemonohydraat, L-methionine, polysorbaat 80, sucrose en water voor
injecties (zie rubriek 2).
Hoe ziet Rybrevant eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Rybrevant is een concentraat voor oplossing voor infusie. Het is een kleurloze tot lichtgele vloeistof.
Dit middel is beschikbaar in een kartonnen doos met 1 glazen injectieflacon met 7 ml concentraat.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
29
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Janssen-Cilag NV
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
България
„Джо½съ½ & Джо½съ½ България” ЕООД
Тел.: +359 2 489 94 00
jjsafety@its.jnj.com
Česká republika
Janssen-Cilag s.r.o.
Tel: +420 227 012 227
Danmark
Janssen-Cilag A/S
Tlf: +45 4594 8282
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Janssen-Cilag GmbH
Tel: +49 2137 955 955
jancil@its.jnj.com
Eesti
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Tel: +372 617 7410
ee@its.jnj.com
Ελλάδα
Janssen-Cilag Φαρμακευτική Α.Ε.Β.Ε.
Tηλ: +30 210 80 90 000
España
Janssen-Cilag, S.A.
Tel: +34 91 722 81 00
contacto@its.jnj.com
France
Janssen-Cilag
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Tel: +385 1 6610 700
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Lietuva
UAB “JOHNSON & JOHNSON”
Tel: +370 5 278 68 88
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
Janssen-Cilag NV
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
janssen@jacbe.jnj.com
Magyarország
Janssen-Cilag Kft.
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Malta
AM MANGION LTD
Tel: +356 2397 6000
Nederland
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +31 76 711 1111
janssen@jacnl.jnj.com
Norge
Janssen-Cilag AS
Tlf: +47 24 12 65 00
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag Pharma GmbH
Tel: +43 1 610 300
Polska
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 237 60 00
Portugal
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tel: +351 214 368 600
România
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +40 21 207 1800
30
Ireland
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +353 1 800 709 122
Ísland
Janssen-Cilag AB
c/o Vistor hf.
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Janssen-Cilag SpA
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
janssenita@its.jnj.com
Κύπρος
Βαρ½άβας Χατζηπα½αγής Λτδ
Τηλ: +357 22 207 700
Latvija
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filiāle Latvijā
Tel: +371 678 93561
lv@its.jnj.com
Slovenija
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Slovenská republika
Johnson & Johnson, s.r.o.
Tel: +421 232 408 400
Suomi/Finland
Janssen-Cilag Oy
Puh/Tel: +358 207 531 300
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +44 1 494 567 444
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in.
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden
aangepast.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
31
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Dit geneesmiddel mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen, behalve de hieronder
genoemde middelen.
Maak de oplossing voor infusie als volgt klaar en ga daarbij aseptisch te werk:
Bereiding
Bepaal de benodigde dosis (ofwel 1.050 mg ofwel 1.400 mg) en het aantal injectieflacons
Rybrevant dat nodig is op basis van het gewicht van de patiënt bij aanvang van de behandeling.
Elke injectieflacon bevat 350 mg amivantamab.
Controleer of de Rybrevant‑oplossing kleurloos tot lichtgeel is. Gebruik het product niet indien
verkleuring of zichtbare deeltjes aanwezig zijn.
Trek uit de infuuszak van 250 ml een volume op van ofwel 5% glucoseoplossing ofwel
natriumchlorideoplossing voor injectie van 9 mg/ml (0,9%) dat gelijk is aan het benodigde
volume van de Rybrevant-oplossing dat moet worden toegevoegd en spuit het opgetrokken
volume dan weg (gooi voor elke injectieflacon 7 ml verdunningsmiddel uit de infuuszak weg).
Infuuszakken moeten zijn gemaakt van polyvinylchloride (PVC), polypropyleen (PP),
polyethyleen (PE) of polyolefinemengsel (PP+PE).
Trek uit elke benodigde injectieflacon 7 ml Rybrevant op en voeg dit vervolgens toe aan de
infuuszak. Elke injectieflacon bevat 0,5 ml extra om te zorgen dat er voldoende volume uit
geëxtraheerd kan worden. Het uiteindelijke volume in de infuuszak moet 250 ml zijn. Gooi
ongebruikte restanten uit de injectieflacon weg.
Meng de oplossing door de zak voorzichtig om te keren. Niet schudden.
Doe een visuele inspectie op vaste deeltjes en verkleuring alvorens toe te dienen. Gebruik het
product niet indien verkleuring of zichtbare deeltjes aanwezig zijn.
Toediening
Dien de verdunde oplossing toe via intraveneuze infusie met een infuusset voorzien van een
debietregelaar en van een steriele, niet-pyrogene inlinefilter met lage eiwitbinding (poriegrootte
0,22 of 0,20 micrometer) van polyethersulfon (PES). Toedieningssets moeten zijn gemaakt van
polyurethaan (PU), polybutadieen (PBD), PVC, PP of PE.
Infundeer Rybrevant niet tegelijk met andere middelen in dezelfde intraveneuze lijn.
De verdunde oplossing moet worden toegediend binnen 10 uur (inclusief infusietijd) bij
kamertemperatuur (15°C tot 25°C) en bij kamerlicht.
Vanwege de frequentie van IRR’s bij de eerste toediening moet amivantamab in week 1 en
week 2 worden geïnfundeerd via een perifere ader; in de weken daarna, als het risico op een
IRR lager is, kan het infuus worden toegediend via een centrale lijn.
Verwijdering
Dit geneesmiddel is uitsluitend voor eenmalig gebruik en al het ongebruikte product dat niet binnen
10 uur wordt toegediend, moet worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
32
BIJLAGE IV
CONCLUSIES VAN HET EUROPEES GENEESMIDDELENBUREAU MET BETREKKING
TOT VERLENEN VAN DE VOORWAARDELIJKE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
33
Conclusies van het Europees Geneesmiddelenbureau met betrekking tot:
Voorwaardelijke vergunning voor het in de handel brengen
Na bestudering van de aanvraag voor de handelsvergunning is het CHMP van mening dat de
baten/risicobalans gunstig is en dat een vergunning voor het voorwaardelijk in de handel brengen kan
worden verleend, zoals toegelicht in het Europees openbaar beoordelingsrapport.
34
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rybrevant 350 mg concentraat voor oplossing voor infusie.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén ml concentraat voor oplossing voor infusie bevat 50 mg amivantamab.
Eén injectieflacon van 7 ml bevat 350 mg amivantamab.
Amivantamab is een op volledig humaan immunoglobuline G1 (IgG1) gebaseerd bispecifiek
antilichaam dat is gericht tegen de epidermale-groeifactor (EGF)-receptoren en tegen de
mesenchymaleepitheliale transitie (MET)-receptoren, geproduceerd door een zoogdiercellijn
(ovariumcellen van de Chinese hamster, CHO) met behulp van recombinant-DNA-techniek.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie.
De oplossing is kleurloos tot lichtgeel, met een pH van 5,7 en een osmolaliteit van ongeveer
310 mOsm/kg.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Rybrevant is als monotherapie geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met
gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met activerende insertiemutaties in het exon 20-
gen van de epidermale-groeifactorreceptor (EGFR), na falen van op platina gebaseerde therapie.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling met Rybrevant moet worden ingesteld door en onder toezicht staan van een arts met
ervaring in het gebruik van geneesmiddelen tegen kanker.
Rybrevant moet worden toegediend door een medisch zorgverlener met toegang tot gepaste medische
ondersteuning voor het behandelen van infusiegerelateerde reacties (IRR's), als deze optreden.
Voordat behandeling met Rybrevant wordt ingesteld, moet de positieve EGFR-
exon20-insertiemutatiestatus worden vastgesteld aan de hand van een gevalideerde testmethode (zie
rubriek 5.1).
Dosering
Premedicatie moet worden toegediend om het risico op IRR's bij Rybrevant te verkleinen (zie
`Dosisaanpassingen' en `Aanbevolen gelijktijdige geneesmiddelen' hieronder).
De aanbevolen dosis Rybrevant is weergegeven in tabel 1 en het doseringsschema in tabel 2 (zie bij
`Infusiesnelheden' hieronder).
Aanbevolen dosis Rybrevant
Lichaamsgewicht van de patiënt
(bij aanvang*)
Aanbevolen dosis
Aantal injectieflacons
Minder dan 80 kg
1.050 mg
3
80 kg of meer
1.400 mg
4
* Dosisaanpassingen niet vereist bij latere veranderingen van lichaamsgewicht
Tabel 2:
Doseringsschema voor Rybrevant
Weken
Schema
Week 1 t/m 4
Elke week (totaal 4 doses)
Week 5 en verder
Elke 2 weken, te beginnen in week 5
Behandelduur
Het wordt aanbevolen om patiënten met Rybrevant te behandelen tot progressie van de ziekte of tot
onaanvaardbare toxiciteit.
Gemiste dosis
Als een geplande dosis wordt gemist, moet de dosis zo spoedig mogelijk worden toegediend en moet
het doseringsschema dienovereenkomstig worden aangepast, zodat het behandelinterval hetzelfde
blijft.
Dosisaanpassingen
Toediening moet worden onderbroken bij bijwerkingen van graad 3 of graad 4, totdat de bijwerking
afneemt tot graad 1 of het aanvangsniveau. Duurt een onderbreking 7 dagen of minder, hervat de
behandeling dan met de huidige dosis. Duurt een onderbreking langer dan 7 dagen, dan wordt
aanbevolen de behandeling te hervatten met een verlaagde dosis, zoals is weergegeven in tabel 3. Zie
ook specifieke dosisaanpassingen voor specifieke bijwerkingen onder tabel 3.
Tabel 3:
Aanbevolen dosisaanpassingen vanwege bijwerkingen
Lichaamsgewicht
Initiële
(bij aanvang)
dosis
1e dosisaanpassing 2e dosisaanpassing 3e dosisaanpassing
Minder dan 80 kg
1.050 mg
700 mg
350 mg
Stop met
80 kg of meer
1.400 mg
1.050 mg
700 mg
Rybrevant
Infusiegerelateerde reacties
Onderbreek de infusie bij het eerste teken van IRR's. Op klinische indicatie moeten aanvullende
ondersteunende geneesmiddelen (bijv. aanvullende glucocorticoïden, antihistaminica, antipyretica en
anti-emetica) worden toegediend (zie rubriek 4.4).
Graad 1-3 (licht-ernstig): hervat het infuus na herstel van de symptomen op 50% van de eerdere
snelheid. Als er geen extra symptomen zijn, kan de snelheid worden opgevoerd volgens de
aanbevolen infusiesnelheid (zie tabel 5). Bij de volgende dosistoediening moeten gelijktijdige
geneesmiddelen worden toegediend (zie tabel 4).
Terugkerend graad 3 of graad 4 (levensbedreigend): stop definitief met Rybrevant.
Huid- en nagelreacties
Als de patiënt een graad 2-reactie van huid of nagel ontwikkelt, moet ondersteunende zorg worden
ingesteld. Als er na 2 weken geen verbetering optreedt, moet dosisverlaging worden overwogen (zie
tabel 3). Als de patiënt een graad 3-reactie van huid of nagel ontwikkelt, moet ondersteunende zorg
worden ingesteld en moet onderbreking van Rybrevant worden overwogen totdat de bijwerking
verbetert. Na verbetering van de huid- of nagelreactie tot graad 2, moet Rybrevant in een verlaagde
dosis worden hervat. Als de patiënt een graad 4-reactie van huid ontwikkelt (waaronder toxische
epidermale necrolyse [TEN]), stop dan definitief met Rybrevant (zie rubriek 4.4).
Interstitiële longziekte
Als de patiënt interstitiële longziekte (ILD) of op ILD lijkende bijwerkingen (bijv. pneumonitis)
ontwikkelt, stop dan definitief met Rybrevant (zie rubriek 4.4).
Tabel 4:
Doseringsschema van premedicatie
Aanbevolen
toedieningsvenster vóór
Wijze van
toediening van
Premedicatie
Dosis
toediening
Rybrevant
intraveneus
15 tot 30 minuten
Antihistaminicum*
Difenhydramine (25 tot
50 mg) of gelijkwaardig
oraal
30 tot 60 minuten
intraveneus
15 tot 30 minuten
Antipyreticum*
Paracetamol (650 tot
1.000 mg)
oraal
30 tot 60 minuten
Dexamethason (10 mg)
Glucocorticoïd
of methylprednisolon
intraveneus
45 tot 60 minuten
(40 mg) of gelijkwaardig
* Vereist bij alle toedieningen.
Vereist bij de eerste toediening (week 1, dag 1 en 2); optioneel bij latere toedieningen.
Bijzondere populaties
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van amivantamab bij pediatrische patiënten bij de behandeling van
niet-kleincellige longkanker.
Ouderen
Er zijn geen dosisaanpassingen nodig (zie rubriek 4.8, rubriek 5.1 en rubriek 5.2).
Nierinsufficiëntie
Er zijn geen formele studies met amivantamab uitgevoerd bij patiënten met nierinsufficiëntie. Op basis
van populatie-farmacokinetische (PK-) analyses is er geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met
lichte of matige nierinsufficiëntie. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met ernstige
nierinsufficiëntie, aangezien amivantamab bij deze patiëntenpopulatie niet is onderzocht (zie
rubriek 5.2). Als de behandeling wordt opgestart, moeten patiënten worden gecontroleerd op
bijwerkingen, met dosisaanpassingen volgens de aanbevelingen hierboven.
Leverinsufficiëntie
Er zijn geen formele studies met amivantamab uitgevoerd bij patiënten met leverinsufficiëntie. Op
basis van populatie-PK-analyses is er geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met lichte
leverinsufficiëntie. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met matige of ernstige leverinsufficiëntie,
aangezien amivantamab bij deze patiëntenpopulatie niet is onderzocht (zie rubriek 5.2). Als de
behandeling wordt opgestart, moeten patiënten worden gecontroleerd op bijwerkingen, met
dosisaanpassingen volgens de aanbevelingen hierboven.
Wijze van toediening
Rybrevant is voor intraveneus gebruik. Het wordt toegediend als intraveneuze infusie na verdunning
met een steriele 5%-glucoseoplossing of natriumchlorideoplossing voor injectie van 9 mg/ml (0,9%).
Rybrevant moet worden toegediend met een inlinefilter.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
Infusiesnelheden
Na verdunning moet het infuus intraveneus worden toegediend met een snelheid zoals weergegeven in
tabel 5 hieronder. Vanwege de frequentie van IRR's bij de eerste toediening moet amivantamab in
Tabel 5:
Infusiesnelheden voor de toediening van Rybrevant
Dosis 1.050 mg
Week
Dosis
Initiële
Vervolg-
(in een infuuszak
infusiesnelheid
infusiesnelheid
van 250 ml)
Week 1 (dosis via gesplitste
infusie)
Week 1 dag 1
350 mg
50 ml/uur
75 ml/uur
Week 1 dag 2
700 mg
50 ml/uur
75 ml/uur
Week 2
1.050 mg
85 ml/uur
Volgende weken*
1.050 mg
125 ml/uur
Dosis 1.400 mg
Week
Dosis
Initiële
Vervolg-
(in een infuuszak
infusiesnelheid
infusiesnelheid
van 250 ml)
Week 1 (dosis via gesplitste
infusie)
Week 1 dag 1
350 mg
50 ml/uur
75 ml/uur
Week 1 dag 2
1.050 mg
35 ml/uur
50 ml/uur
Week 2
1.400 mg
65 ml/uur
Week 3
1.400 mg
85 ml/uur
Volgende weken*
1.400 mg
125 ml/uur
*
Na week 5 krijgen de patiënten de toedieningen elke 2 weken.
Verhoog bij afwezigheid van IRR's na 2 uur de initiële infusiesnelheid tot de vervolg-infusiesnelheid.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Infusiegerelateerde reacties
Bij patiënten die werden behandeld met amivantamab kwamen infusiegerelateerde reacties vaak voor
(zie rubriek 4.8).
Vóór de eerste infusie (week 1) moeten antihistaminica, antipyretica en glucocorticoïden worden
toegediend om het risico op IRR's te verkleinen. Bij volgende dosistoedieningen moeten
antihistaminica en antipyretica worden toegediend. Het eerste infuus moet in week 1 in gesplitste
doses worden toegediend op dag 1 en dag 2.
Patiënten moeten worden behandeld in een setting met de juiste medische ondersteuning om IRR's te
behandelen. Infusies moeten bij het eerste teken van IRR's van om het even welke ernst worden
onderbroken en na de infusie moeten geneesmiddelen op klinische indicatie worden toegediend. Na
verdwijnen van de symptomen moet het infuus worden hervat op 50% van de eerdere snelheid. Bij
terugkerende IRR's van graad 3 of graad 4 moet Rybrevant definitief worden gestopt (zie rubriek 4.2).
Huid- en nagelreacties
Rash (waaronder acneïforme dermatitis), pruritus en droge huid kwamen voor bij patiënten die werden
behandeld met amivantamab (zie rubriek 4.8). Patiënten moeten instructie krijgen om blootstelling aan
zon te beperken tijdens de behandeling met Rybrevant en gedurende 2 maanden na de behandeling.
Beschermende kleding en gebruik van een breedspectrum-uv A-/uv B-zonbescherming worden
geadviseerd. Voor droge huidzones wordt een verzachtende crème zonder alcohol aanbevolen. Als
zich huidreacties ontwikkelen, moeten er topische corticosteroïden en topische en/of orale antibiotica
worden toegediend. Bij graad 3-voorvallen of slecht verdragen graad 2-voorvallen moeten tevens
systemische antibiotica en orale steroïden worden toegediend. Patiënten die zich presenteren met
ernstige rash die er atypisch uitziet of een atypische verdeling heeft, of die niet verbetert binnen
2 weken, moeten onmiddellijk naar een dermatoloog worden verwezen. De dosis van Rybrevant moet
worden verlaagd, of toediening moet onderbroken of definitief stopgezet worden, afhankelijk van de
ernst (zie rubriek 4.2).
Toxische epidermale necrolyse (TEN) is gemeld. Behandeling met dit geneesmiddel moet worden
stopgezet als TEN wordt bevestigd.
Oogaandoeningen
Oogaandoeningen, waaronder keratitis, traden op bij patiënten die werden behandeld met
amivantamab (zie rubriek 4.8). Patiënten die zich presenteren met verergerende symptomen aan de
ogen, moeten onmiddellijk naar een oogarts worden verwezen en moeten stoppen met het gebruik van
contactlenzen totdat de symptomen zijn beoordeeld. Voor dosisaanpassingen voor graad 3- of graad 4-
oogaandoeningen, zie rubriek 4.2.
Natriumgehalte
Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol (23 mg) natrium per dosis, dat wil zeggen dat het in
wezen `natriumvrij' is. Dit geneesmiddel kan worden verdund in natriumchlorideoplossing voor
infusie van 9 mg/ml (0,9%). Hiermee dient men rekening te houden bij patiënten op een gecontroleerd
natriumdieet (zie rubriek 6.6).
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen onderzoek naar geneesmiddelinteracties uitgevoerd. Voor amivantamab is het als
monoklonaal IgG1-antilichaam onwaarschijnlijk dat uitscheiding via de nieren en door
leverenzymen gemedieerde metabolisatie van intact amivantamab belangrijke eliminatieroutes zijn. Er
wordt bijgevolg niet verwacht dat variaties in de enzymen die geneesmiddelen metaboliseren, van
invloed zouden zijn op de eliminatie van amivantamab. Als gevolg van de hoge affiniteit met een
unieke epitoop op EGFR en MET, wordt niet verwacht dat amivantamab geneesmiddel-
metaboliserende enzymen modificeert.
Vaccins
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over de werkzaamheid en veiligheid van vaccinaties bij
patiënten die amivantamab gebruiken. Vermijd het gebruik van levende of levende verzwakte vaccins
wanneer patiënten amivantamab gebruiken.
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/Anticonceptie
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de
behandeling met amivantamab en gedurende 3 maanden na beëindiging daarvan.
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens beschikbaar uit onderzoek bij mensen om het risico van gebruik van
amivantamab tijdens de zwangerschap te beoordelen. Er werden geen reproductiestudies bij dieren
uitgevoerd die gegevens kunnen leveren over een geneesmiddelgerelateerd risico. Toediening van
EGFR- en MET-remmende moleculen aan zwangere dieren resulteerde in een verhoogde incidentie
van vertraging in de embryo-foetale ontwikkeling, embryoletaliteit en abortus. Op basis van zijn
werkingsmechanisme en bevindingen in diermodellen zou amivantamab dus schade bij de foetus
kunnen veroorzaken als het wordt toegediend aan een zwangere vrouw. Amivantamab mag niet
worden gegeven tijdens de zwangerschap, tenzij men van oordeel is dat het voordeel van behandeling
voor de vrouw opweegt tegen mogelijke risico's voor de foetus. Indien de patiënt tijdens de
behandeling met dit geneesmiddel zwanger wordt, moet zij op de hoogte worden gebracht van het
mogelijke risico voor de foetus (zie rubriek 5.3).
Borstvoeding
Het is niet bekend of amivantamab bij de mens in de moedermelk wordt uitgescheiden. Bij de mens is
bekend dat IgG's tijdens de eerste dagen na de geboorte worden uitgescheiden in de moedermelk, en
snel daarna afnemen tot lage concentraties. Risico voor een kind dat borstvoeding krijgt, kan tijdens
deze korte periode net na de geboorte niet worden uitgesloten, hoewel het aannemelijk is dat IgG's
worden afgebroken in het maag-darmkanaal van het kind dat borstvoeding krijgt en niet worden
geabsorbeerd. Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met
amivantamab moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van
borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten
worden genomen.
Vruchtbaarheid
Er zijn geen gegevens over het effect van amivantamab op de vruchtbaarheid bij de mens. Effecten op
de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid zijn niet geëvalueerd in dieronderzoek.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Rybrevant kan matige invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Zie rubriek 4.8 (bijv. duizeligheid, vermoeidheid, gezichtsvermogen afgenomen). Als
patiënten aan de behandeling gerelateerde symptomen ervaren, waaronder bijwerkingen die hun zicht
of concentratie- en reactievermogen beïnvloeden, wordt aanbevolen dat ze geen voertuig besturen of
machines bedienen tot het effect afneemt.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest frequent waargenomen bijwerkingen van alle graden waren: rash (76%), infusiegerelateerde
reacties (67%), nageltoxiciteit (47%), hypoalbuminemie (31%), oedeem (26%), vermoeidheid (26%),
stomatitis (24%), nausea (23%) en constipatie (23%). Ernstige bijwerkingen waren onder andere: ILD
(1,3%), IRR (1,1%) en rash (1,1%). 3% van de patiënten stopte met Rybrevant vanwege bijwerkingen.
De bijwerkingen die het vaakst leidden tot stoppen met de behandeling waren: IRR (1,1%), ILD
(0,5%) en nageltoxiciteit (0,5%).
Tabel met bijwerkingen
Tabel 6 geeft een samenvatting van de bijwerkingen die optraden bij patiënten die amivantamab
kregen toegediend.
Bijwerkingen waargenomen tijdens klinische studies staan hieronder geordend naar
frequentiecategorie. De frequentiecategorieën zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak ( 1/10); vaak
( 1/100 tot < 1/10); soms ( 1/1.000 tot < 1/100); zelden ( 1/10.000 tot < 1/1.000); zeer zelden
(< 1/10.000); en niet bekend (frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Binnen elke frequentiegroep zijn de bijwerkingen weergegeven in volgorde van afnemende ernst.
Tabel 6:
Bijwerkingen bij patiënten die amivantamab kregen toegediend
Systeem/orgaanklasse
Frequentie-
Alle graden
Graad 3-4
Bijwerking
categorie
(%)
(%)
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Hypoalbuminemiea (zie rubriek 5.1)
Zeer vaak
31
2*
Verminderde eetlust
16
0,5*
Hypocalciëmie
10
0,3*
Zenuwstelselaandoeningen
Duizeligheid
Zeer vaak
13
0,3*
Oogaandoeningen
Gezichtsvermogen afgenomen
Vaak
3
0
Groei van de oogharend
1
0
Overige oogaandoeningene
6
0
Keratitis
Soms
0,5
0
Uveïtis
0,3
0
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Interstitiële longziektef
Vaak
3
0,5*
Maagdarmstelselaandoeningen
Diarree
Zeer vaak
11
2*
Stomatitisg
24
0,5*
Nausea
23
0,5*
Constipatie
23
0
Braken
12
0,5*
Buikpijnh
Vaak
9
0,8*
Lever- en galaandoeningen
Alanine-aminotransferase verhoogd
Zeer vaak
15
2
Aspartaat-aminotransferase verhoogd
13
1
Bloed alkalische fosfatase verhoogd
12
0,5*
Huid- en onderhuidaandoeningen
Rashi
Zeer vaak
76
3*
Nageltoxiciteitj
47
2*
Droge huidk
19
0
Pruritus
18
0
Toxische epidermale necrolyse
Soms
0,3
0,3*
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Myalgie
Zeer vaak
11
0,3*
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Oedeeml
Zeer vaak
26
0,8*
Vermoeidheidm
26
0,8*
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties
Infusiegerelateerde reactie
Zeer vaak
67
2
Hypoalbuminemie: bloedalbumine verlaagd, hypoalbuminemie
b
Duizeligheid: duizeligheid, duizeligheid bij inspanning, vertigo
c
Gezichtsvermogen afgenomen: gezichtsvermogen wazig, scherpzien gereduceerd, gezichtsvermogen afgenomen
d
Groei van de oogharen: groei van de oogharen, trichomegalie
e
Overige oogaandoeningen: blefaritis, conjunctivahyperemie, hoornvliesirritatie, droog oog, episcleritis,
oogaandoening, oogpruritus, niet-infectieuze conjunctivitis, oculaire hyperemie
f
Interstitiële longziekte: interstitiële longziekte, pneumonitis
g
Stomatitis: aften, cheilitis, glossitis, lipulceratie, mondulceratie, slijmvliesontsteking, stomatitis
h
Buikpijn: abdominaal ongemak, buikpijn, pijn laag in de onderbuik, bovenbuikpijn, epigastrisch ongemak, gastro-
intestinale pijn
i
Rash: acne, dermatitis, acneïforme dermatitis, erytheem, erythema multiforme, folliculitis, impetigo, palmoplantair
erytrodysesthesiesyndroom, perineale rash, periorale dermatitis, pustula, rash, rash erythemateus, rash vlekkerig, rash
maculo-papulair, rash papulair, rash pruritus, pustuleuze rash, rash vesiculair, huidexfoliatie, huidlaesie
j
Nageltoxiciteit: ingroeiende nagel, nagelbedinfectie, nagelriemspleet, nagelafwijking, nagelgroeven, onychoclasis,
onycholyse, paronychia
k
Droge huid: droge huid, eczeem, asteatotisch eczeem, huidkloven, xeroderma
l
Oedeem: oogoedeem, ooglidoedeem, gezichtsoedeem, gegeneraliseerd oedeem, gelokaliseerd oedeem, oedeem,
oedeem perifeer, periorbitaal oedeem, periorbitale zwelling, perifere zwelling, zwelling van het aangezicht
m
Vermoeidheid: asthenie, vermoeidheid
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infusiegerelateerde reacties
Infusiegerelateerde reacties traden op bij 67% van de met amivantamab behandelde patiënten. 98%
van de IRR's waren graad 1- of 2-reacties. 99% van de IRR's traden op bij de eerste infusie, met een
mediane tijd tot ontstaan van de reactie van 60 minuten en de meerderheid optredend binnen 2 uur na
het starten van de infusie. De meest voorkomende klachten en verschijnselen zijn onder andere koude
rillingen, dyspneu, nausea, overmatig blozen, borstongemak en braken (zie rubriek 4.4).
Interstitiële longziekte
Interstitiële longziekte of ILD-achtige bijwerkingen zijn zowel gemeld bij het gebruik van
amivantamab als met andere EGFR-remmers. Interstitiële longziekte of pneumonitis werd gemeld bij
2,6% van de patiënten. Patiënten met een medische voorgeschiedenis van ILD, geneesmiddel-
geïnduceerde ILD, bestralingspneumonitis waarvoor behandeling met een steroïd nodig was, of enig
bewijs van klinisch actieve ILD werden van de klinische studie uitgesloten (zie rubriek 4.4).
Huid- en nagelreacties
Rash (waaronder acneïforme dermatitis), pruritus en droge huid kwamen voor bij 76% van de met
amivantamab behandelde patiënten. De meeste gevallen waren van graad 1 of 2, terwijl voorvallen van
graad 3-rash optraden bij 3% van de patiënten. Rash die leidde tot het stoppen met amivantamab
kwam voor bij 0,3% van de patiënten. Rash ontwikkelde zich doorgaans binnen de eerste
4 behandelweken, met een mediane tijd tot ontstaan van 14 dagen. Paronychia kwam voor bij met
amivantamab behandelde patiënten. De meeste gevallen waren van graad 1 of 2, terwijl voorvallen van
graad 3-paronychia optraden bij 1,8% van de patiënten (zie rubriek 4.4).
Oogaandoeningen
Oogaandoeningen, waaronder keratitis (0,5%), kwamen voor bij 9% van de met amivantamab
behandelde patiënten. Andere gemelde bijwerkingen zijn onder andere groei van de oogharen,
gezichtsvermogen afgenomen en overige oogaandoeningen. Alle voorvallen waren van graad 1 of 2
(zie rubriek 4.4).
Andere speciale patiëntengroepen
Ouderen
Er zijn beperkte klinische gegevens over amivantamab bij patiënten van 75 jaar of ouder (zie
rubriek 5.1). Er werden over het algemeen geen verschillen in veiligheid gezien tussen patiënten die
65 jaar waren en patiënten < 65 jaar.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is geen maximale verdraagbare dosis vastgesteld in een klinische studie waarin patiënten tot
maximaal 1.750 mg intraveneus kregen toegediend. Er is geen specifiek antidotum bekend voor
overdosering met amivantamab. In het geval van een overdosering moet de behandeling met
Rybrevant worden stopgezet, moet de patiënt worden gecontroleerd op klachten of verschijnselen van
bijwerkingen en moeten onmiddellijk gepaste algemene ondersteunende maatregelen worden ingesteld
totdat de klinische toxiciteit is afgenomen of verdwenen.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Monoklonale antilichamen en
antilichaam-geneesmiddel-conjugaten, ATC-code: L01FX18.
Werkingsmechanisme
Amivantamab is een op volledig humaan IgG1 gebaseerd bispecifiek antilichaam, laag in fucose,
tegen EGFR-MET, met een immuuncel-aansturende activiteit die is gericht tegen tumoren met
activerende EGFR-exon20-insertiemutaties. Amivantamab bindt aan de extracellulaire domeinen van
EGFR en MET.
Amivantamab verstoort de signaalfuncties van EGFR en MET door het blokkeren van de
ligandbinding en het bevorderen van de afbraak van EGFR en MET, waardoor groei en progressie van
de tumor worden voorkomen. De aanwezigheid van EGFR en MET op de oppervlakte van
tumorcellen maakt het ook mogelijk dat deze cellen doelwit worden voor afbraak door immuun-
effectorcellen, zoals `natural killer'-cellen en macrofagen, respectievelijk door middel van het
mechanisme van antilichaam-afhankelijke cytotoxiciteit (ADCC) en dat van trogocytose.
Farmacodynamische effecten
Albumine
Amivantamab verlaagde de albumineconcentratie in serum, een farmacodynamisch effect van MET-
remming, vooral gedurende de eerste 8 weken (zie rubriek 4.8); vervolgens stabiliseerde de
albumineconcentratie zich gedurende de rest van de behandeling met amivantamab.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
CHRYSALIS is een multicentrische open-label-studie met meerdere cohorten, uitgevoerd om de
veiligheid en werkzaamheid van Rybrevant vast te stellen bij patiënten met lokaal gevorderd of
gemetastaseerd NSCLC. De werkzaamheid werd geëvalueerd bij 114 patiënten met lokaal gevorderd
of gemetastaseerd NSCLC die EGFR-exon20-insertiemutaties hadden, bij wie de ziekte progressie
vertoonde tijdens of na chemotherapie gebaseerd op platina, en die een mediane follow-up-tijd hadden
De mediane leeftijd was 62 jaar (bereik: 3684), waarbij 41% van de patiënten 65 jaar was; 61%
was vrouw; en 52% was Aziatisch en 37% was blank. Het mediane aantal eerdere therapieën was 2
(bereik: 1 tot 7 therapieën). Op baseline had 29% een Eastern Cooperative Oncology Group (ECOG)-
performancestatus van 0 en 70% had een ECOG-performancestatus van 1; 57% had nooit gerookt;
100% had stadium IV-kanker; en 25% had eerdere behandeling gekregen voor hersenmetastasen.
Inserties in exon 20 werden waargenomen bij 8 verschillende varianten; de meest voorkomende
varianten waren A767 (22%), S768 (16%), D770 (12%) en N771 (11%).
De resultaten voor de werkzaamheid staan samengevat in tabel 7.
Tabel 7:
Werkzaamheidsresultaten in CHRYSALIS
Beoordeling door de
onderzoeker
(N = 114)
Algehele responspercentagea, b (95%-BI)
37% (28%; 46%)
Complete respons
0%
Partiële respons
37%
Responsduur (DOR)
Mediaanc (95%-BI), maanden
12,5 (6,5; 16,1)
Patiënten met DOR 6 maanden
64%
BI = Betrouwbaarheidsinterval
a
Bevestigde respons
b
De resultaten van ORR en DOR bij beoordeling door de onderzoeker waren consistent met de resultaten die waren
gemeld bij beoordeling door de BICR; bij beoordeling door de BICR was de ORR 43% (34%; 53%), met een CR-
percentage van 3% en een PR-percentage van 40%, de mediane DOR bij beoordeling door de BICR was 10,8
maanden (95%-BI: 6,9; 15,0) en het percentage patiënten met een DOR 6 maanden was bij beoordeling door de
BICR 55%.
c
Op basis van Kaplan-Meier-schatting.
Bij bestudeerde mutatiesubtypes werd antitumoractiviteit waargenomen.
Ouderen
Er werd in het algemeen geen verschil in doeltreffendheid waargenomen tussen patiënten 65 jaar en
patiënten < 65 jaar.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Rybrevant in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met niet-kleincellige longkanker (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Het oppervlak onder de concentratie-tijdcurve (AUC1 week) van amivantamab neemt proportioneel toe
over een dosisbereik van 350 tot 1.750 mg.
Na toediening van Rybrevant in de aanbevolen dosis en volgens het aanbevolen schema was de
gemiddelde AUC1 week in serum na de vijfde dosis, na de wekelijkse toediening, met ongeveer een
factor 2,9 verhoogd in vergelijking met na de eerste dosis.
De steady state van amivantamab werd bij 1.050 mg ongeveer na 2 maanden in de tweewekelijkse
toedieningsperiode bereikt (bij de negende infusie), en de gemiddelde AUC1week in serum was
ongeveer 2,4 keer hoger bij steady state in vergelijking met de eerste dosis.
Distributie
Het geometrische gemiddelde (CV%) totale verdelingsvolume van amivantamab na toediening van de
aanbevolen dosis Rybrevant, geschat op basis van populatiefarmacokinetische parameters, was 5,37
(21%) liter.
Eliminatie
De klaring van amivantamab is hoger bij lagere doses (< 350 mg) maar lineair met het klinische
dosisbereik. Na toediening van de aanbevolen dosis Rybrevant als monotherapie werd de
geometrische gemiddelde (CV%) lineaire klaring geschat op 225 (25%) ml/dag, gebaseerd op
populatiefarmacokinetische modellering. De geometrische gemiddelde (CV%) terminale
halfwaardetijd geassocieerd met de lineaire klaring, afgeleid op basis van populatiefarmacokinetische
parameterschattingen, was 15,7 (26%) dagen.
Bijzondere populaties
Ouderen
Er werden geen klinisch betekenisvolle verschillen waargenomen in de farmacokinetiek van
amivantamab op basis van leeftijd (32-87 jaar).
Nierinsufficiëntie
Er werden geen klinisch betekenisvolle effecten waargenomen op de farmacokinetiek van
amivantamab bij patiënten met lichte (60 creatinineklaring [CrCl] < 90 ml/min) en matige
(29 CrCl < 60 ml/min) nierinsufficiëntie. Het effect van ernstige nierinsufficiëntie
(15 CrCl < 29 ml/min) op de farmacokinetiek van amivantamab is onbekend.
Leverinsufficiëntie
Het is onwaarschijnlijk dat veranderingen in de leverfunctie enig effect hebben op de eliminatie van
amivantamab, aangezien op IgG1 gebaseerde moleculen zoals amivantamab niet via de lever worden
gemetaboliseerd.
Er werden geen klinisch betekenisvolle verschillen waargenomen in de farmacokinetiek van
amivantamab bij patiënten met lichte leverinsufficiëntie ([totaalbilirubine ULN en ASAT > ULN] of
[ULN < totaalbilirubine 1,5 x ULN]). Het effect van matige (totaalbilirubine 1,5 tot 3 maal ULN) en
ernstige (totaalbilirubine > 3 maal ULN) leverinsufficiëntie op de farmacokinetiek van amivantamab is
onbekend.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van Rybrevant is niet bij pediatrische patiënten onderzocht.
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering.
Carcinogeniteit en mutageniteit
Er is geen dieronderzoek uitgevoerd om het carcinogeen potentieel van amivantamab te bepalen.
Standaard genotoxiciteits- en carcinogeniciteitsstudies zijn in het algemeen niet van toepassing op
biologische geneesmiddelen, aangezien grote eiwitten niet de cellen in kunnen diffunderen en geen
interactie kunnen aangaan met DNA of chromosomaal materiaal.
Reproductietoxicologie
Er is geen dieronderzoek uitgevoerd om de effecten op de reproductie en foetale ontwikkeling te
evalueren, maar op basis van het werkingsmechanisme kan amivantamab schade aan de foetus of
afwijkingen in de ontwikkeling veroorzaken. Zoals gemeld in de literatuur kan vermindering,
eliminatie of verstoring van embryo-foetale of maternale EGFR-signalering implantatie verhinderen,
verlies van embryo of foetus veroorzaken tijdens diverse stadia van de zwangerschap (via effecten op
de ontwikkeling van de placenta), ontwikkelingsafwijkingen veroorzaken in meerdere organen of
vroegtijdig overlijden veroorzaken bij foetussen die levend ter wereld kwamen. Op dezelfde wijze was
knock-out van MET of de eraan bindende hepatocytengroeifactor (HGF) embryoletaal als gevolg van
ernstige defecten in de ontwikkeling van de placenta, en foetussen vertoonden defecten in
spierontwikkeling in meerdere organen. Het is bekend dat humaan IgG1 de placenta passeert. Daarom
kan amivantamab van de moeder naar de ontwikkelende foetus worden doorgegeven.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Ethyleendiaminetetra-azijnzuur (EDTA)
L-histidine
L-histidine-hydrochloridemonohydraat
L-methionine
Polysorbaat 80 (E433)
Sucrose
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
Nietgeopende injectieflacon
24 maanden
Na verdunning
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond gedurende 10 uur bij 15°C tot 25°C bij
kamerlicht. Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product meteen gebruikt worden, tenzij de
verdunningsmethode het risico van microbiële contaminatie uitsluit. Als het niet meteen gebruikt
wordt, zijn de bewaartijden en omstandigheden tijdens gebruik de verantwoordelijkheid van de
gebruiker.
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren in de koelkast (2°C 8°C).
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na verdunning, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
7 ml concentraat in een type-1-glazen injectieflacon met elastomeerstop, aluminium afsluiting en een
flip-offdop, met daarin 350 mg amivantamab. Verpakking met 1 injectieflacon.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Maak de oplossing voor infusie als volgt klaar en ga daarbij aseptisch te werk:
Bereiding
Bepaal de benodigde dosis (ofwel 1.050 mg voor patiënten < 80 kg ofwel 1.400 mg voor
patiënten 80 kg) en het aantal injectieflacons Rybrevant dat nodig is op basis van het gewicht
van de patiënt bij aanvang van de behandeling (zie rubriek 4.2). Elke injectieflacon bevat
350 mg amivantamab.
Controleer of de Rybrevantoplossing kleurloos tot lichtgeel is. Gebruik het product niet indien
verkleuring of zichtbare deeltjes aanwezig zijn.
Trek uit de infuuszak van 250 ml een volume op van ofwel 5%-glucoseoplossing ofwel
natriumchlorideoplossing voor injectie van 9 mg/ml (0,9%) dat gelijk is aan het benodigde
volume van de Rybrevant-oplossing dat moet worden toegevoegd en spuit het opgetrokken
volume dan weg (gooi voor elke injectieflacon 7 ml verdunningsmiddel uit de infuuszak weg).
Infuuszakken moeten zijn gemaakt van polyvinylchloride (PVC), polypropyleen (PP),
polyethyleen (PE) of polyolefinemengsel (PP+PE).
Trek uit elke benodigde injectieflacon 7 ml Rybrevant op en voeg dit vervolgens toe aan de
infuuszak. Elke injectieflacon bevat 0,5 ml extra om te zorgen dat er voldoende volume uit
geëxtraheerd kan worden. Het uiteindelijke volume in de infuuszak moet 250 ml zijn. Gooi
ongebruikte restanten uit de injectieflacon weg.
Meng de oplossing door de zak voorzichtig om te keren. Niet schudden.
Doe een visuele inspectie op vaste deeltjes en verkleuring alvorens toe te dienen. Gebruik het
product niet indien verkleuring of zichtbare deeltjes aanwezig zijn.
Toediening
Dien de verdunde oplossing toe via intraveneuze infusie met een infuusset voorzien van een
debietregelaar en van een steriele, niet-pyrogene inlinefilter met lage eiwitbinding (poriegrootte
0,22 of 0,20 micrometer) van polyethersulfon (PES). Toedieningssets moeten zijn gemaakt van
polyurethaan (PU), polybutadieen (PBD), PVC, PP of PE.
Infundeer Rybrevant niet tegelijk met andere middelen in dezelfde intraveneuze lijn.
De verdunde oplossing moet worden toegediend binnen 10 uur (inclusief infusietijd) bij
kamertemperatuur (15°C tot 25°C) en bij kamerlicht.
Vanwege de frequentie van IRR's bij de eerste toediening moet amivantamab in week 1 en
week 2 worden geïnfundeerd via een perifere ader; in de weken daarna, als het risico op een
IRR lager is, kan het infuus worden toegediend via een centrale lijn. Zie de infusiesnelheden in
rubriek 4.2.
Verwijdering
Dit geneesmiddel is uitsluitend voor eenmalig gebruik en al het ongebruikte product dat niet binnen
10 uur wordt toegediend moet worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1594/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER
VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN
NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT
EEN VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET
GENEESMIDDEL
E.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING
VAN EEN VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN
VOLDAAN
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Janssen Sciences Ireland UC
Barnahely
Ringaskiddy, Co. Cork
Ierland
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan bijzonder en beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting
van de productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van
het beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging
van de bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke
mijlpaal (voor geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een
minimum) is bereikt.
SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN WAARAAN NA TOEKENNING VAN EEN
VOORWAARDELIJKE VERGUNNING MOET WORDEN VOLDAAN
Dit is een voorwaardelijke vergunning en overeenkomstig artikel 14-a van Verordening
(EG) nr. 726/2004 moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema de volgende
verplichtingen nakomen:
Beschrijving
Uiterste
datum
Om de werkzaamheid en veiligheid van amivantamab verder te bevestigen voor de 31/03/2023
behandeling van volwassen patiënten met gevorderd NSCLC met activerende
insertiemutaties in het EGFR-exon20-gen, moet de houder van de
handelsvergunning de resultaten indienen van studie 61186372NSC3001, een
gerandomiseerde, open-label fase III-studie die een combinatietherapie van
amivantamab en carboplatine-pemetrexed vergelijkt met carboplatine-pemetrexed,
bij patiënten met gevorderd of gemetastaseerd NSCLC met activerende
insertiemutaties in het EGFR-exon20-gen in de eerstelijnssetting.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
KARTONNEN OMDOOS
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rybrevant 350 mg concentraat voor oplossing voor infusie
amivantamab
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Eén injectieflacon van 7 ml bevat 350 mg amivantamab (50 mg/ml).
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: ethyleendiaminetetra-azijnzuur (EDTA), L-histidine, L-histidine-
hydrochloridemonohydraat, L-methionine, polysorbaat 80, sucrose en water voor injecties.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Concentraat voor oplossing voor infusie
1 injectieflacon
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Voor intraveneus gebruik na verdunning.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
Niet schudden.
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
Bewaren in de koelkast.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1594/001
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Rechtvaardiging voor uitzondering van braille is aanvaardbaar.
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
INJECTIEFLACON
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG
Rybrevant 350 mg steriel concentraat
amivantamab
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
7 ml
6.
OVERIGE
Rybrevant, 350 mg, concentraat voor oplossing voor infusie
amivantamab
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel krijgt want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Rybrevant en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe wordt dit middel gegeven?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Rybrevant en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Rybrevant?
Rybrevant is een medicijn tegen kanker. Er zit de werkzame stof `amivantamab' in. Dat is een
antilichaam (een type eiwit). Het eiwit is zó gemaakt dat het bepaalde doelwitten in het lichaam
herkent en zich eraan vasthecht.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Rybrevant wordt gebruikt bij volwassenen met een bepaald soort longkanker die `niet-kleincellige
longkanker' heet. Het middel wordt gebruikt als de kanker al naar andere delen van het lichaam is
verspreid en als er in de kanker bepaalde veranderingen zijn. Die veranderingen zitten in een gen (een
stukje erfelijk materiaal) met de naam `EGFR'. Er zijn in dat gen andere stukjes bijgekomen; die heten
exon 20-insertiemutaties.
Hoe werkt dit middel?
De werkzame stof in Rybrevant, amivantamab, heeft als doelwitten twee eiwitten die op kankercellen
zitten:
EGFR; dat staat voor `epidermale-groeifactor-receptor';
MET; dat staat voor `mesenchymaleepitheliale transitiefactor'.
Dit medicijn werkt door zich vast te hechten aan deze eiwitten. Dit kan ervoor zorgen dat uw
longkanker langzamer groeit of stopt met groeien. Het kan uw tumor ook kleiner maken.
2.
Wanneer mag u dit middel niet krijgen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet krijgen?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Gebruik dit medicijn niet als het bovenstaande op u van toepassing is. Twijfelt u? Praat dan eerst met
uw arts of verpleegkundige voordat u dit medicijn krijgt.
als u een longontsteking heeft gehad met de naam `interstitiële longziekte' of `pneumonitis'.
Vertel het uw arts of verpleegkundige meteen als u een van de volgende bijwerkingen krijgt
terwijl u dit medicijn gebruikt (in rubriek 4 vindt u meer informatie).
Op het moment dat u dit medicijn in uw ader krijgt: meld élke bijwerking meteen.
Daarna:
Als u plotseling moeilijk kunt ademhalen, moet hoesten of koorts krijgt. Dit kan wijzen op een
longontsteking.
Problemen met uw huid. U kunt zelf zorgen dat u minder huidproblemen krijgt: blijf uit de zon,
draag beschermende kleren en smeer u in met een zonnebrandmiddel. Smeer uw huid en nagels
ook regelmatig in met een vochtinbrengende crème of lotion, zolang u dit medicijn krijgt. Ga
hiermee door tot 2 maanden na uw laatste behandeling.
Problemen met uw ogen. Kunt u slechter zien? Of doen uw ogen pijn? Vertel dat dan meteen
aan uw arts of verpleegkundige. Draagt u contactlenzen? Stop daar dan mee als u last krijgt van
uw ogen en neem direct contact op met uw arts.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Kinderen of jongeren onder de 18 jaar mogen dit medicijn niet krijgen. Dat is omdat niet bekend is of
het middel bij deze leeftijdsgroep veilig is en helpt.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Rybrevant nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan aan uw arts of
verpleegkundige.
Anticonceptie
Kunt u zwanger worden? Dan moet u beslist zorgen voor goede anticonceptie
(voorbehoedsmiddelen zoals de pil of een spiraaltje). U moet dat gebruiken zolang u wordt
behandeld met Rybrevant. Is de behandeling gestopt? Ga dan nog 3 maanden door met de
anticonceptie.
Zwangerschap
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn of wilt u zwanger worden? Neem dan contact op met
uw arts of verpleegkundige voordat u dit geneesmiddel krijgt.
Het kan zijn dat dit middel slecht is voor uw ongeboren baby. Wordt u zwanger terwijl u wordt
behandeld met dit medicijn? Zeg dat dan meteen tegen uw arts of verpleegkundige. U besluit
samen met uw arts of het voordeel van het medicijn groter is dan het risico voor uw ongeboren
baby.
Borstvoeding
Het is niet bekend of Rybrevant in de moedermelk komt. Neem contact op met uw arts voordat u dit
middel krijgt. U en uw arts zullen beslissen of het voordeel van borstvoeding groter is dan het risico
voor uw baby.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Voelt u zich na de behandeling met Rybrevant moe of duizelig? Of zijn uw ogen geïrriteerd of ziet u
slechter? Bestuur dan geen voertuig en bedien geen machines.
Rybrevant bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is. Maar het kan zijn dat Rybrevant wordt gemengd met een vloeistof waar natrium in zit.
Dit gebeurt voordat het aan u wordt gegeven. Zeg het tegen uw arts als u zoutarm moet eten.
Hoe wordt dit middel gegeven?
Hoeveel wordt er gegeven?
Uw arts rekent de juiste dosis Rybrevant voor u uit. Dat hangt af van hoeveel u weegt op het moment
dat u met de behandeling begint.
De aanbevolen dosering is:
1.050 mg als u minder weegt dan 80 kg;
1.400 mg als u 80 kg of meer weegt.
Hoe wordt het geneesmiddel gegeven?
Een arts of verpleegkundige zal dit middel bij u toedienen. Het wordt druppelsgewijs toegediend in
een ader. Dat heet een `intraveneuze infusie'. De infusie duurt een aantal uur.
Dit middel wordt zo gegeven:
de eerste 4 weken: 1x per week;
daarna: 1x per 2 weken. Dit begint in week 5. De behandeling gaat door zolang deze u blijft
helpen.
In de eerste week geeft uw arts u het medicijn verdeeld over 2 dagen.
Medicijnen die worden gegeven tijdens de behandeling met dit middel
Voorafgaand aan elke infusie met dit middel krijgt u medicijnen om de kans op reacties op het infuus
te verlagen. Dat kunnen deze medicijnen zijn:
medicijnen tegen een allergische reactie (antihistaminica);
medicijnen tegen ontsteking (corticosteroïden);
medicijnen tegen koorts (zoals paracetamol).
U kunt ook extra medicijnen krijgen, afhankelijk van welke klachten u heeft.
Heeft u te veel van dit middel gekregen?
Dit middel wordt toegediend door uw arts of verpleegkundige. Het is onwaarschijnlijk dat u teveel van
dit middel krijgt toegediend (een overdosering). Als dit toch gebeurt, controleert uw arts of u
bijwerkingen heeft.
Bent u uw afspraak voor toediening van Rybrevant vergeten?
Het is erg belangrijk dat u naar alle afspraken gaat. Heeft u een afspraak overgeslagen? Maak dan zo
snel mogelijk een nieuwe afspraak.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
Ernstige bijwerkingen
Zeg het meteen tegen uw arts of verpleegkundige als u een van de volgende ernstige bijwerkingen
opmerkt:
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 patiënten):
Klachten door een reactie op het infuus terwijl u het medicijn krijgt zoals:
o
koude rillingen;
o
kortademig zijn;
o
misselijk zijn;
erg veel blozen;
o
ongemakkelijk gevoel op de borst;
o
overgeven.
Dit kan vooral tijdens de eerste toediening gebeuren. Uw arts kan u hiervoor andere medicijnen
geven. Of het kan nodig zijn om het infuus langzamer te laten druppelen of om ermee
te stoppen.
Huidproblemen zoals:
o
huiduitslag (waaronder puistjes);
o
infectie van de huid rond de nagels;
o
een droge huid;
o
jeuk;
o
pijn;
o
roodheid.
Zeg het tegen uw arts als uw huidproblemen of nagelproblemen erger worden.
Vaak (komen voor bij minder dan 1 op de 10 patiënten):
Oogproblemen zoals:
o
droge ogen;
o
een gezwollen ooglid;
o
jeuk aan de ogen;
o
problemen met zien;
o
langer worden van de wimpers.
Tekenen van longontsteking zoals:
o
plotseling moeilijk ademhalen;
o
hoesten;
o
koorts.
Dit kan uw longen blijvend beschadigen. Dat heet `interstitiële longziekte'. Als u deze
bijwerking krijgt, wil uw arts misschien dat u met dit middel stopt.
Soms (komen voor bij minder dan 1 op de 100 patiënten):
ontsteking van het hoornvlies (de voorste laag van het oog);
ontsteking van het binnenste van het oog, waardoor u slechter kunt zien;
levensbedreigende huiduitslag met blaren en afschilferende huid over een groot deel van het
lichaam. Dit heet `toxische epidermale necrolyse'.
Andere bijwerkingen
Zeg het meteen tegen uw arts of verpleegkundige als u een van de volgende bijwerkingen opmerkt:
Zeer vaak (komen voor bij meer dan 1 op de 10 patiënten):
weinig van het eiwit `albumine` in het bloed;
zwelling door ophoping van vocht in het lichaam;
zich erg moe voelen;
zweertjes in de mond;
verstopping of diarree;
minder eetlust;
veel van het leverenzym `alanine-aminotransferase' in het bloed, wat kan wijzen op problemen
met uw lever;
veel van het leverenzym `aspartaat-aminotransferase' in het bloed, wat kan wijzen op
problemen met uw lever;
zich duizelig voelen;
verhoogde hoeveelheid van het enzym `alkalische fosfatase' in het bloed;
spierpijn;
weinig calcium (kalk) in het bloed.
Vaak (komt voor bij minder dan 1 op de 10 patiënten):
buikpijn.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Rybrevant wordt bewaard in het ziekenhuis.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
flacon na `EXP'. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond gedurende 10 uur bij 15°C tot 25°C bij
kamerlicht. Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product meteen gebruikt worden, tenzij de
verdunningsmethode het risico van microbiële contaminatie uitsluit. Als het niet meteen gebruikt
wordt, zijn de bewaartijden en omstandigheden tijdens gebruik de verantwoordelijkheid van de
gebruiker.
Bewaren in de koelkast (2°C 8°C). Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Spoel geneesmiddelen mogen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Uw
zorgverlener zal geneesmiddelen weggooien die niet meer worden gebruikt. Deze maatregelen helpen
het milieu te beschermen.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof in dit middel is amivantamab. In één milliliter concentraat voor oplossing
voor infusie zit 50 milligram amivantamab. In één injectieflacon met 7 milliliter concentraat zit
350 milligram amivantamab.
De andere stoffen in dit middel zijn: ethyleendiaminetetra-azijnzuur (EDTA), L-histidine, L-
histidine-hydrochloridemonohydraat, L-methionine, polysorbaat 80, sucrose en water voor
injecties (zie rubriek 2).
Hoe ziet Rybrevant eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Rybrevant is een concentraat voor oplossing voor infusie. Het is een kleurloze tot lichtgele vloeistof.
Dit middel is beschikbaar in een kartonnen doos met 1 glazen injectieflacon met 7 ml concentraat.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
Fabrikant
Janssen Biologics B.V.
Einsteinweg 101
2333 CB Leiden
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Janssen-Cilag NV
UAB 'JOHNSON & JOHNSON'
Tel/Tél: +32 14 64 94 11
Tel: +370 5 278 68 88
janssen@jacbe.jnj.com
lt@its.jnj.com
Luxembourg/Luxemburg
,, & '
Janssen-Cilag NV
.: +359 2 489 94 00
Tél/Tel: +32 14 64 94 11
jjsafety@its.jnj.com
janssen@jacbe.jnj.com
Ceská republika
Magyarország
Janssen-Cilag s.r.o.
Janssen-Cilag Kft.
Tel: +420 227 012 227
Tel.: +36 1 884 2858
janssenhu@its.jnj.com
Danmark
Malta
Janssen-Cilag A/S
AM MANGION LTD
Tlf: +45 4594 8282
Tel: +356 2397 6000
jacdk@its.jnj.com
Deutschland
Nederland
Janssen-Cilag GmbH
Janssen-Cilag B.V.
Tel: +49 2137 955 955
Tel: +31 76 711 1111
jancil@its.jnj.com
janssen@jacnl.jnj.com
Eesti
Norge
UAB "JOHNSON & JOHNSON" Eesti filiaal
Janssen-Cilag AS
Tel: +372 617 7410
Tlf: +47 24 12 65 00
ee@its.jnj.com
jacno@its.jnj.com
Österreich
Janssen-Cilag ....
Janssen-Cilag Pharma GmbH
T: +30 210 80 90 000
Tel: +43 1 610 300
España
Polska
Janssen-Cilag, S.A.
Janssen-Cilag Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 722 81 00
Tel.: +48 22 237 60 00
contacto@its.jnj.com
France
Portugal
Janssen-Cilag
Janssen-Cilag Farmacêutica, Lda.
Tél: 0 800 25 50 75 / +33 1 55 00 40 03
Tel: +351 214 368 600
medisource@its.jnj.com
Hrvatska
România
Johnson & Johnson S.E. d.o.o.
Johnson & Johnson România SRL
Tel: +385 1 6610 700
Tel: +40 21 207 1800
jjsafety@JNJCR.JNJ.com
Slovenija
Janssen Sciences Ireland UC
Johnson & Johnson d.o.o.
Tel: +353 1 800 709 122
Tel: +386 1 401 18 00
Janssen_safety_slo@its.jnj.com
Ísland
Slovenská republika
Janssen-Cilag AB
Johnson & Johnson, s.r.o.
c/o Vistor hf.
Tel: +421 232 408 400
Sími: +354 535 7000
janssen@vistor.is
Italia
Suomi/Finland
Janssen-Cilag SpA
Janssen-Cilag Oy
Tel: 800.688.777 / +39 02 2510 1
Puh/Tel: +358 207 531 300
janssenita@its.jnj.com
jacfi@its.jnj.com
Sverige
Janssen-Cilag AB
: +357 22 207 700
Tfn: +46 8 626 50 00
jacse@its.jnj.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
UAB "JOHNSON & JOHNSON" filile Latvij
Janssen Sciences Ireland UC
Tel: +371 678 93561
Tel: +44 1 494 567 444
lv@its.jnj.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in.
Dit geneesmiddel is voorwaardelijk toegelaten. Dit betekent dat er in de toekomst meer definitieve
gegevens worden verwacht over dit geneesmiddel. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar
nieuwe informatie over het geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden
aangepast.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
Dit geneesmiddel mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen, behalve de hieronder
genoemde middelen.
Maak de oplossing voor infusie als volgt klaar en ga daarbij aseptisch te werk:
Bereiding
Bepaal de benodigde dosis (ofwel 1.050 mg ofwel 1.400 mg) en het aantal injectieflacons
Rybrevant dat nodig is op basis van het gewicht van de patiënt bij aanvang van de behandeling.
Elke injectieflacon bevat 350 mg amivantamab.
Controleer of de Rybrevantoplossing kleurloos tot lichtgeel is. Gebruik het product niet indien
verkleuring of zichtbare deeltjes aanwezig zijn.
Trek uit de infuuszak van 250 ml een volume op van ofwel 5% glucoseoplossing ofwel
natriumchlorideoplossing voor injectie van 9 mg/ml (0,9%) dat gelijk is aan het benodigde
volume van de Rybrevant-oplossing dat moet worden toegevoegd en spuit het opgetrokken
volume dan weg (gooi voor elke injectieflacon 7 ml verdunningsmiddel uit de infuuszak weg).
Infuuszakken moeten zijn gemaakt van polyvinylchloride (PVC), polypropyleen (PP),
polyethyleen (PE) of polyolefinemengsel (PP+PE).
Trek uit elke benodigde injectieflacon 7 ml Rybrevant op en voeg dit vervolgens toe aan de
infuuszak. Elke injectieflacon bevat 0,5 ml extra om te zorgen dat er voldoende volume uit
geëxtraheerd kan worden. Het uiteindelijke volume in de infuuszak moet 250 ml zijn. Gooi
ongebruikte restanten uit de injectieflacon weg.
Meng de oplossing door de zak voorzichtig om te keren. Niet schudden.
Doe een visuele inspectie op vaste deeltjes en verkleuring alvorens toe te dienen. Gebruik het
product niet indien verkleuring of zichtbare deeltjes aanwezig zijn.
Toediening
Dien de verdunde oplossing toe via intraveneuze infusie met een infuusset voorzien van een
debietregelaar en van een steriele, niet-pyrogene inlinefilter met lage eiwitbinding (poriegrootte
0,22 of 0,20 micrometer) van polyethersulfon (PES). Toedieningssets moeten zijn gemaakt van
polyurethaan (PU), polybutadieen (PBD), PVC, PP of PE.
Infundeer Rybrevant niet tegelijk met andere middelen in dezelfde intraveneuze lijn.
De verdunde oplossing moet worden toegediend binnen 10 uur (inclusief infusietijd) bij
kamertemperatuur (15°C tot 25°C) en bij kamerlicht.
Vanwege de frequentie van IRR's bij de eerste toediening moet amivantamab in week 1 en
week 2 worden geïnfundeerd via een perifere ader; in de weken daarna, als het risico op een
IRR lager is, kan het infuus worden toegediend via een centrale lijn.
Verwijdering
Dit geneesmiddel is uitsluitend voor eenmalig gebruik en al het ongebruikte product dat niet binnen
10 uur wordt toegediend, moet worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
CONCLUSIES VAN HET EUROPEES GENEESMIDDELENBUREAU MET BETREKKING
TOT VERLENEN VAN DE VOORWAARDELIJKE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Voorwaardelijke vergunning voor het in de handel brengen
Na bestudering van de aanvraag voor de handelsvergunning is het CHMP van mening dat de
baten/risicobalans gunstig is en dat een vergunning voor het voorwaardelijk in de handel brengen kan
worden verleend, zoals toegelicht in het Europees openbaar beoordelingsrapport.