Segluromet 7,5 mg - 850 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden
verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van
bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
mg/850 mg filmomhulde tabletten
mg/1000 mg filmomhulde tabletten
mg/850 mg filmomhulde tabletten
mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Segluromet 2,5
Segluromet 2,5
Segluromet 7,5
Segluromet 7,5
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride.
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride.
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride.
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet).
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Beige, ovale, filmomhulde tablet van 18 x 10
mm met aan één kant ‘2.5/850’
andere kant glad.
gestanst en aan de
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Roze, ovale, filmomhulde tablet van 19,1 x 10,6
mm met aan één kant ‘2.5/1000’
andere kant glad.
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Donkerbruine, ovale, filmomhulde tablet van 18 x 10
de andere kant glad.
gesta
nst en aan de
mm met aan één kant ‘7.5/850’ gestanst en aan
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Rode, ovale, filmomhulde tablet van 19,1 x 10,6
mm met aan één kant ‘7.5/1000’
andere kant glad.
gestanst en aan de
2
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Segluromet is geïndiceerd bij volwassenen voor de behandeling van type 2-diabetes mellitus als
aanvulling op een dieet en lichaamsbeweging:
•
bij patiënten die onvoldoende onder controle zijn met alleen hun maximaal verdraagbare dosis
metformine;
in combinatie met andere geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes bij patiënten die
onvoldoende onder controle zijn met metformine en deze geneesmiddelen;
bij patiënten die al worden behandeld met de combinatie van ertugliflozine en metformine als
afzonderlijke tabletten.
•
•
Voor onderzoeksresultaten ten aanzien van combinaties van therapieën, effecten op
bloedglucoseregulatie, cardiovasculaire voorvallen en de onderzochte populaties, zie rubrieken 4.4,
4.5 en 5.1.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering is tweemaal daags één tablet. De dosering dient individueel te worden
aangepast op basis van het huidige behandelschema van de patiënt, de effectiviteit en
verdraagbaarheid, gebruikmakend van de aanbevolen dagelijkse dosis van 5 mg of 15 mg
ertugliflozine, zonder de maximale aanbevolen dagelijkse dosis metformine te overschrijden.
Bij patiënten met volumedepletie wordt aanbevolen deze toestand te corrigeren voordat met
Segluromet wordt begonnen (zie rubriek 4.4).
Als er een dosis wordt vergeten, dient die te worden ingenomen zodra de patiënt eraan denkt.
Patiënten mogen geen twee doses Segluromet tegelijkertijd innemen.
V
olwassenen met een normale nierf
unctie (glomerulaire f
iltratiesnelheid [GFR] ≥
90 ml/min)
Voor patiënten die onvoldoende onder controle zijn met metformine (ofwel alleen ofwel in combinatie
met andere geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes)
De aanbevolen startdosering van Segluromet is tweemaal daags 2,5 mg ertugliflozine (dagelijkse dosis
van 5 mg) waarbij de dosis van metformine hetzelfde is als de dosis die al wordt ingenomen. Bij
patiënten die een totale dagelijkse dosis van 5 mg ertugliflozine verdragen, kan de dosis worden
verhoogd naar een totale dagelijkse dosis van 15 mg ertugliflozine indien aanvullende
bloedglucoseregulatie nodig is.
Voor patiënten die overschakelen van afzonderlijke tabletten ertugliflozine en metformine
Patiënten die overschakelen van afzonderlijke tabletten ertugliflozine (totale dagelijkse dosis van 5 mg
of 15 mg) en metformine naar Segluromet dienen dezelfde dagelijkse dosis ertugliflozine en
metformine te krijgen als die al wordt ingenomen of de therapeutisch gezien dichtstbij gelegen
geschikte dosis metformine.
Wanneer Segluromet wordt gebruikt in combinatie met insuline of een insulinesecretagoog kan een
lagere dosis insuline of insulinesecretagoog nodig zijn om het risico op hypoglykemie te verlagen (zie
rubrieken 4.4, 4.5 en 4.8).
3
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
Vóór aanvang van behandeling met geneesmiddelen die metformine bevatten, dient een beoordeling
van de GFR plaats te vinden, en daarna ten minste jaarlijks. Bij patiënten met een verhoogd risico op
verdere progressie van de nierfunctiestoornis en bij ouderen dient de nierfunctie vaker te worden
beoordeeld, bijvoorbeeld om de 3-6 maanden.
Starten met dit geneesmiddel wordt niet aanbevolen bij patiënten met een GFR van minder dan
45 ml/min (zie rubriek 4.4).
Bij patiënten met een matige nierfunctiestoornis verlaagt ertuglifozine de bloedglucosespiegel minder
goed en waarschijnlijk helemaal niet bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis. Als
aanvullende bloedglucoseregulatie nodig is, moet aanvulling met andere antihyperglykemische
middelen worden overwogen (zie rubriek 4.4).
De maximale dagelijkse dosis metformine dient bij voorkeur te worden verdeeld over 2-3 doses per
dag. Factoren die het risico op lactaatacidose kunnen verhogen (zie rubriek 4.4), dienen te worden
beoordeeld voordat overwogen wordt te starten met metformine bij patiënten met een GFR
< 60 ml/min.
Indien er geen geschikte sterkte van Segluromet beschikbaar is, dienen afzonderlijke componenten te
worden gebruikt in plaats van de vaste-dosiscombinatie.
GFR ml/min
60-89
Metformine
Maximale dagelijkse dosis is
3000 mg.
Bij een afnemende nierfunctie kan
dosisverlaging worden overwogen.
Ertugliflozine
Maximale dagelijkse dosis is
15 mg.
Start met 5 mg.
Titreer zo nodig omhoog tot
15 mg voor
bloedglucoseregulatie.
Maximale dagelijkse dosis is
15 mg.
Start met 5 mg.
Titreer zo nodig omhoog tot
15 mg voor
bloedglucoseregulatie.
Starten wordt niet aanbevolen.
45-59
Maximale dagelijkse dosis is
2000 mg.
De startdosis is hoogstens de helft
van de maximale dosis.
30-44
Maximale dagelijkse dosis is
1000 mg.
De startdosis is hoogstens de helft
van de maximale dosis.
< 30
Metformine is gecontra-indiceerd.
Niet aanbevolen.
Leverfunctiestoornis
Segluromet is gecontra-indiceerd bij patiënten met een leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.3 en 4.4).
Ouderen
(≥
65 jaar)
Oudere patiënten hebben een grotere kans op een verminderde nierfunctie. Omdat na het starten met
ertugliflozine afwijkingen in de nierfunctie kunnen optreden, en omdat van metformine bekend is dat
het in aanzienlijke mate via de nieren wordt uitgescheiden, dient Segluromet bij ouderen met
voorzichtigheid te worden gebruikt. Regelmatige beoordeling van de nierfunctie is noodzakelijk om
aan metformine gerelateerde lactaatacidose te helpen voorkomen, vooral bij oudere patiënten (zie
4
rubriek 4.4). Er moet rekening worden gehouden met de nierfunctie en het risico op volumedepletie
(zie rubrieken 4.4 en 4.8).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Segluromet bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Segluromet dient tweemaal daags oraal te worden ingenomen bij de maaltijd om gastro-intestinale
bijwerkingen die geassocieerd worden met metformine te verminderen. In geval van slikproblemen
kan de tablet worden gebroken of fijngemalen omdat het een toedieningsvorm met directe afgifte is.
4.3
-
-
-
-
-
Contra-indicaties
overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen
alle types acute metabole acidose (zoals lactaatacidose, diabetische ketoacidose [DKA])
diabetisch precoma
ernstig nierfalen (GFR minder dan 30 ml/min), eindstadium nierfalen (ESRD) of patiënten die
worden gedialyseerd (zie rubriek 4.4)
een acute toestand die in potentie de nierfunctie kan veranderen, zoals:
-
dehydratie
-
ernstige infectie
-
shock
acute of chronische ziekte die weefselhypoxie kan veroorzaken, zoals:
-
hartfalen of respiratoir falen
-
recent myocardinfarct
-
shock
leverfunctiestoornis
acute alcoholintoxicatie, alcoholisme.
-
-
-
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Algemeen
Segluromet dient niet te worden gebruikt bij patiënten met type 1-diabetes mellitus.
Lactaatacidose
Lactaatacidose, een zeer zeldzame maar ernstige metabole complicatie, treedt het vaakst op bij een
acute achteruitgang van de nierfunctie of cardiorespiratoire ziekte of sepsis. Bij een acute
achteruitgang van de nierfunctie treedt accumulatie van metformine op en neemt het risico op
lactaatacidose toe.
In geval van dehydratie (ernstig braken, diarree, koorts of verminderde vochtinname) dient metformine
tijdelijk te worden stopgezet en wordt aanbevolen contact op te nemen met een zorgprofessional.
Geneesmiddelen die de nierfunctie acuut kunnen verminderen (zoals antihypertensiva, diuretica en
niet-
steroïde ontstekingsremmers [NSAID’s]) dienen
met voorzichtigheid te worden gestart bij
patiënten die met metformine worden behandeld. Overige risicofactoren voor lactaatacidose zijn
overmatige alcoholconsumptie, leverinsufficiëntie, onvoldoende gereguleerde diabetes, ketose,
langdurig vasten en aandoeningen die gepaard gaan met hypoxie, evenals gelijktijdig gebruik van
geneesmiddelen die lactaatacidose kunnen veroorzaken (zie rubrieken 4.3 en 4.5).
Patiënten en/of verzorgers dienen te worden geïnformeerd over het risico op lactaatacidose.
Lactaatacidose wordt gekenmerkt door acidotische dyspneu, buikpijn, spierkrampen, asthenie en
hypothermie gevolgd door coma. In het geval van vermoede symptomen dient de patiënt te stoppen
met de inname van metformine en onmiddellijk medische hulp in te roepen. Diagnostische
5
laboratoriumbevindingen zijn een verlaagde pH van het bloed (< 7,35), verhoogde
plasmalactaatwaarden (> 5 mmol/l) en een verhoogde
anion gap
en lactaat/pyruvaat-verhouding.
Toediening van jodiumhoudende contrastmiddelen
Intravasculaire toediening van jodiumhoudende contrastmiddelen kan leiden tot door contrast
geïnduceerde nefropathie, met accumulatie van metformine en een verhoogd risico op lactaatacidose
tot gevolg. Segluromet moet worden stopgezet vóór of op het moment van de beeldvormende
procedure en mag pas ten minste 48 uur daarna worden hervat, op voorwaarde dat de nierfunctie
opnieuw is beoordeeld en stabiel blijkt te zijn (zie rubrieken 4.2 en 4.5).
Nierfunctiestoornis
De werkzaamheid van ertugliflozine voor bloedglucoseregulatie is afhankelijk van de nierfunctie, en
de glykemische werkzaamheid is verminderd bij patiënten die een matige nierfunctiestoornis hebben
en waarschijnlijk afwezig bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (zie rubriek 4.2).
Segluromet mag niet worden gestart bij patiënten met een GFR lager dan 45 ml/min. Segluromet moet
worden stopgezet wanneer de GFR aanhoudend minder dan 45 ml/min is.
De GFR dient te worden beoordeeld voordat de behandeling wordt opgestart en regelmatig daarna (zie
rubriek 4.2). Frequentere controle van de nierfunctie wordt aanbevolen bij patiënten met een GFR
lager dan 60 ml/min. Metformine is gecontra-indiceerd bij patiënten met een GFR < 30 ml/min en
dient tijdelijk te worden stopgezet bij aanwezigheid van aandoeningen die de nierfunctie wijzigen (zie
rubriek 4.3).
Operaties
Segluromet dient te worden stopgezet op het moment van een operatie onder algehele, spinale of
epidurale anesthesie. De behandeling mag niet eerder opnieuw worden gestart dan 48 uur na een
operatie of hervatting van orale voeding en op voorwaarde dat de nierfunctie herbeoordeeld is en
stabiel blijkt te zijn.
Hypotensie/volumedepletie
Ertugliflozine veroorzaakt een osmotische diurese, wat kan leiden tot intravasculaire
volumecontractie. Daarom kan na het starten met Segluromet symptomatische hypotensie optreden
(zie rubriek 4.8), in het bijzonder bij patiënten met een nierfunctiestoornis (eGFR minder dan
60 ml/min/1,73 m
2
of een creatinineklaring (CrCL) van minder dan 60 ml/min), oudere patiënten
(≥
65 jaar), patiënten die diuretica gebruiken of patiënten met een voorgeschiedenis van hypotensie die
een bloeddrukverlagende behandeling krijgen. Alvorens met Segluromet te beginnen, dient de
volumestatus te worden beoordeeld en indien nodig te worden gecorrigeerd. Controleer na het starten
van de behandeling regelmatig op tekenen en symptomen.
Als gevolg van het werkingsmechanisme van ertugliflozine, veroorzaakt het een osmotische diurese,
verhoogt het de serumcreatinine en verlaagt het de eGFR. De verhoging van serumcreatinine en daling
in eGFR waren groter bij patiënten met een matige nierfunctiestoornis (zie rubriek 4.8).
In geval van aandoeningen die kunnen leiden tot vochtverlies (bijvoorbeeld gastro-intestinale ziekte),
wordt voor patiënten die ertugliflozine krijgen een zorgvuldige controle van de volumestatus
(bijvoorbeeld lichamelijk onderzoek, metingen van de bloeddruk, laboratoriumtesten waaronder
hematocriet) en elektrolyten aanbevolen. Tijdelijke onderbreking van de behandeling met Segluromet
dient te worden overwogen totdat het vochtverlies is gecorrigeerd.
Diabetische ketoacidose
Zeldzame gevallen van DKA, waaronder levensbedreigende en fatale gevallen, zijn gemeld in
klinische onderzoeken en postmarketing bij patiënten die werden behandeld met natrium-
glucosecotransporter-2 (SGLT2) -remmers, waaronder ertugliflozine. In een aantal gevallen was de
presentatie van de aandoening atypisch met slechts matig verhoogde bloedglucosewaarden, lager dan
14 mmol/l (250 mg/dl). Het is niet bekend of DKA vaker optreedt bij hogere doses ertugliflozine.
6
Er moet rekening gehouden worden met het risico op diabetische ketoacidose in het geval van niet-
specifieke symptomen zoals misselijkheid, braken, anorexie, buikpijn, overmatige dorst, moeilijk
ademen, verwardheid, ongebruikelijke vermoeidheid of slaperigheid. Patiënten dienen onmiddellijk te
worden onderzocht op ketoacidose als deze symptomen optreden, ongeacht de bloedglucosespiegel.
Bij patiënten bij wie DKA wordt vermoed of gediagnosticeerd, dient de behandeling met Segluromet
onmiddellijk te worden gestaakt.
De behandeling dient te worden onderbroken bij patiënten die worden opgenomen in het ziekenhuis
voor grote chirurgische ingrepen of voor ernstige acute medische aandoeningen. Monitoring van
ketonen wordt aanbevolen bij deze patiënten. Het meten van ketonenwaarden in het bloed heeft de
voorkeur boven meten in de urine. Behandeling met Segluromet kan opnieuw worden gestart wanneer
de ketonenwaarden normaal zijn en de toestand van de patiënt is gestabiliseerd.
Vóór aanvang van de behandeling met Segluromet dient rekening te worden gehouden met factoren in
de anamnese van de patiënt die predisponeren voor ketoacidose.
Patiënten die mogelijk een hoger risico op DKA hebben, zijn patiënten met een lage
bèta-celfunctiereserve (bijvoorbeeld patiënten met type 2-diabetes met een lage C-peptide of latente
auto-immune diabetes bij volwassenen (LADA,
latent autoimmune diabetes in adults)
of patiënten
met een voorgeschiedenis van pancreatitis), patiënten met aandoeningen die leiden tot een beperkte
inname van voedsel of ernstige dehydratie, patiënten bij wie de doses insuline zijn verlaagd en
patiënten met een verhoogde insulinebehoefte vanwege een acute medische ziekte, operatie of
alcoholmisbruik. SGLT2-remmers moeten bij deze patiënten met voorzichtigheid worden gebruikt.
Opnieuw starten van een behandeling met een SGLT2-remmer bij patiënten met eerdere DKA tijdens
een behandeling met een SGLT2-remmer wordt niet aanbevolen, tenzij een andere duidelijke
precipiterende factor wordt vastgesteld en verholpen.
De veiligheid en werkzaamheid van Segluromet bij patiënten met type 1-diabetes zijn niet vastgesteld
en Segluromet mag niet worden gebruikt voor de behandeling van patiënten met type 1-diabetes.
Beperkte gegevens uit klinische onderzoeken wijzen erop dat DKA vaak optreedt wanneer patiënten
met type 1-diabetes worden behandeld met SGLT2-remmers.
Amputaties van de onderste ledematen
VERTIS CV (eValuation
of ERTugliflozin effIcacy and Safety, CardioVascular),
een
langetermijnonderzoek naar cardiovasculaire uitkomsten, is een onderzoek bij patiënten met type 2-
diabetes mellitus en vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire ziekte, bij wie niet-traumatische
amputaties van de onderste ledematen (voornamelijk van de teen) werden gemeld met een incidentie
van 2,0 % (0,57 proefpersonen met een voorval per 100 patiëntjaren), 2,1 % (0,60 proefpersonen met
een voorval per 100 patiëntjaren) en 1,6 % (0,47 proefpersonen met een voorval per 100 patiëntjaren)
voor respectievelijk de ertugliflozine 5 mg-groep, de ertugliflozine 15 mg-groep en de placebogroep.
Het aantal gevallen van amputatie van de onderste ledematen bedroeg 0,75 en 0,96 versus
0,74 voorvallen per 100 patiëntjaren voor respectievelijk de ertugliflozine 5 mg-groep en
ertugliflozine 15 mg-groep versus de placebogroep. In klinische langetermijnonderzoeken naar
type 2-diabetes mellitus met SGLT2-remmers is een stijging in het aantal gevallen van amputatie van
de onderste ledematen (voornamelijk van de teen) waargenomen. Het is niet bekend of dit een klasse-
effect is. Het is belangrijk patiënten met diabetes voor te lichten over regelmatige preventieve
voetverzorging.
Hypoglykemie bij gelijktijdig gebruik van insuline en insulinesecretagogen
Ertugliflozine kan het risico op hypoglykemie verhogen wanneer het wordt gebruikt in combinatie met
insuline en/of een insulinesecretagoog, waarvan bekend is dat ze hypoglykemie veroorzaken (zie
rubriek 4.8). Daarom kan een lagere dosis insuline of insulinesecretagoog nodig zijn om het risico op
hypoglykemie tot een minimum te beperken wanneer het wordt gebruikt in combinatie met
Segluromet (zie rubrieken 4.2 en 4.5).
7
Genitale mycotische infecties
Ertugliflozine verhoogt het risico op genitale mycotische infecties. In onderzoeken met SGLT2-
remmers hadden patiënten met een voorgeschiedenis van genitale mycotische infecties en onbesneden
mannen meer kans op ontwikkeling van genitale mycotische infecties (zie rubriek 4.8). Patiënten
dienen op gepaste wijze te worden gecontroleerd en behandeld.
Urineweginfecties
Uitscheiding van glucose via de urine kan in verband worden gebracht met een verhoogd risico op
urineweginfecties (zie rubriek 4.8). Tijdelijke onderbreking van de behandeling met ertugliflozine
dient te worden overwogen bij het behandelen van pyelonefritis of urosepsis.
Necrotiserende fasciitis van het perineum (fournier-gangreen)
Na het in de handel brengen zijn er gevallen van necrotiserende fasciitis van het perineum (ook bekend
als fournier-gangreen) gemeld bij vrouwelijke en mannelijke patiënten die SGLT2-remmers innemen.
Dit is een zeldzaam maar ernstig en potentieel levensbedreigend voorval dat met spoed een
chirurgische ingreep en antibiotische behandeling vereist.
Patiënten moet worden geadviseerd een arts te raadplegen als ze last hebben van een combinatie van
de symptomen pijn, gevoeligheid, erytheem, of zwelling in het genitale of perineale gebied, met koorts
of malaise. Wees ervan bewust dat urogenitale infectie of perineaal abces aan necrotiserende fasciitis
vooraf kan gaan. Als fournier-gangreen vermoed wordt, dient de toediening van Segluromet te worden
stopgezet en onmiddellijk een behandeling (waaronder antibiotica en chirurgisch debridement) te
worden ingesteld.
Ouderen
Oudere patiënten kunnen een verhoogd risico op volumedepletie en een nierfunctiestoornis hebben.
Patiënten van 65 jaar en ouder die werden behandeld met ertugliflozine hadden een hogere incidentie
van bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie dan jongere patiënten. Het risico op aan metformine
gerelateerde lactaatacidose neemt toe met de leeftijd van de patiënt, omdat oudere patiënten een
grotere kans hebben om een lever-, nier- of hartfunctiestoornis te hebben dan jongere patiënten. In
VERTIS CV, een langetermijnonderzoek naar cardiovasculaire uitkomsten, waren de veiligheid en
werkzaamheid bij patiënten van 65 jaar en ouder vergelijkbaar met die bij patiënten jonger dan 65 (zie
rubrieken 4.2 en 4.8). Beoordeel de nierfunctie bij oudere patiënten vaker.
Hartfalen
Er is geen ervaring in klinische onderzoeken met ertugliflozine in New York Heart Association
(NYHA) klasse IV.
Laboratoriumuitslagen urine
Als gevolg van het werkingsmechanisme van ertugliflozine zullen patiënten die Segluromet gebruiken
positief testen op glucose in hun urine. Om de bloedglucoseregulatie te controleren, dienen andere
methoden te worden gebruikt.
Interferentie met 1,5-anhydroglucitol (1,5-AG) -gehaltebepaling
Controle van de bloedglucoseregulatie met de 1,5-AG-gehaltebepaling wordt niet aanbevolen,
aangezien metingen van 1,5-AG onbetrouwbaar zijn voor de beoordeling van de bloedglucoseregulatie
bij patiënten die geneesmiddelen gebruiken die een SGLT2-remmer bevatten. Om de
bloedglucoseregulatie te controleren dienen er andere methoden te worden gebruikt.
Natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
8
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn geen onderzoeken naar farmacokinetische geneesmiddelinteracties met Segluromet uitgevoerd;
er zijn echter wel dergelijke onderzoeken uitgevoerd met ertugliflozine en metformine, de
afzonderlijke werkzame bestanddelen van Segluromet.
Ertugliflozine
Farmacodynamische interacties
Diuretica
Ertugliflozine kan het diuretische effect van diuretica versterken en kan het risico op dehydratie en
hypotensie verhogen (zie rubriek 4.4).
Insuline en insulinesecretagogen
Insuline en insulinesecretagogen, zoals sulfonylureumderivaten, veroorzaken hypoglykemie.
Ertugliflozine kan het risico op hypoglykemie verhogen wanneer het wordt gebruikt in combinatie met
insuline en/of een insulinesecretagoog. Daarom kan een lagere dosis insuline of insulinesecretagoog
nodig zijn om het risico op hypoglykemie te verminderen wanneer het wordt gebruikt in combinatie
met Segluromet (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 4.8).
Farmacokinetische interacties
Effecten van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van ertugliflozine
Metabolisme door UGT1A9 en UGT2B7 is het voornaamste klaringsmechanisme van ertugliflozine.
Onderzoeken naar interacties opgezet met een enkelvoudige dosis die werden uitgevoerd bij gezonde
proefpersonen, duiden erop dat de farmacokinetiek van ertugliflozine niet wordt gewijzigd door
sitagliptine, metformine, glimepiride of simvastatine.
Toediening van meerdere doses rifampicine (een UGT- en CYP-inductor) vermindert de AUC en C
max
van ertugliflozine met respectievelijk 39 % en 15 %. Deze vermindering in blootstelling wordt niet als
klinisch relevant beschouwd en daarom wordt geen dosisaanpassing aanbevolen. Een klinisch relevant
effect met andere inductoren (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital) wordt niet
verwacht.
De invloed van UGT-remmers op de farmacokinetiek van ertugliflozine is niet klinisch onderzocht,
maar een mogelijke toename van blootstelling aan ertugliflozine door UGT-remming wordt niet als
klinisch relevant beschouwd.
Effecten van ertugliflozine op de farmacokinetiek van andere geneesmiddelen
Onderzoeken naar interacties die werden uitgevoerd bij gezonde vrijwilligers wijzen erop dat
ertugliflozine geen klinisch relevant effect had op de farmacokinetiek van sitagliptine, metformine en
glimepiride.
Gelijktijdige toediening van simvastatine met ertugliflozine resulteerde in een toename in de AUC en
C
max
van simvastatine van respectievelijk 24 % en 19 %, en in een toename van de AUC en de C
max
van simvastatinezuur van respectievelijk 30 % en 16 %. Het mechanisme voor de kleine verhogingen
van simvastatine en simvastatinezuur is niet bekend en wordt niet tot stand gebracht door middel van
OATP-remming door ertugliflozine. Deze toenames worden niet als klinisch van belang beschouwd.
Metformine
Gelijktijdig gebruik niet aanbevolen.
Alcohol
Alcoholintoxicatie gaat gepaard met een verhoogd risico op lactaatacidose, vooral in het geval van
vasten, ondervoeding of een leverfunctiestoornis.
9
Jodiumhoudende contrastmiddelen
Segluromet moet worden stopgezet vóór of op het moment van de beeldvormende procedure en mag
pas ten minste 48 uur daarna worden hervat, op voorwaarde dat de nierfunctie opnieuw is beoordeeld
en stabiel blijkt te zijn (zie rubrieken 4.2 en 4.4).
Combinaties die bijzondere voorzorgsmaatregelen vereisen
Sommige geneesmiddelen kunnen een negatief effect op de nierfunctie hebben, wat het risico op
lactaatacidose kan verhogen, bijvoorbeeld
NSAID’s, waaronder selectieve cyclo
-oxygenase (COX) II-
remmers, angiotensine-converterend-enzym (ACE) -remmers, angiotensine II-receptorantagonisten en
diuretica, in het bijzonder lisdiuretica. Bij het starten of gebruik van dergelijke producten in
combinatie met metformine is nauwlettende controle van de nierfunctie noodzakelijk.
Organische kationtransporters (OCT)
Metformine is een substraat van de transporters OCT1 en OCT2.
Gelijktijdige toediening van metformine met
remmers van OCT1 (zoals verapamil) kan de werkzaamheid van metformine verlagen;
inductoren van OCT1 (zoals rifampicine) kan de gastro-intestinale absorptie en de
werkzaamheid van metformine verhogen;
remmers van OCT2 (zoals cimetidine, dolutegravir, ranolazine, trimethoprim, vandetanib,
isavuconazol) kan de uitscheiding via de nieren van metformine verlagen en daardoor de
concentraties van metformine in het plasma verhogen;
remmers van zowel OCT1 als OCT2 (zoals crizotinib, olaparib) kan de werkzaamheid en
uitscheiding via de nieren van metformine veranderen.
Daarom is voorzichtigheid geboden, vooral bij patiënten met een nierfunctiestoornis, wanneer deze
geneesmiddelen tegelijkertijd worden toegediend met metformine, omdat de plasmaconcentratie van
metformine hoger kan worden. Indien nodig kan aanpassing van de dosis van metformine overwogen
worden, aangezien OCT-remmers/-inductoren de werkzaamheid van metformine kunnen veranderen.
Glucocorticoïden (toegediend via systemische en lokale toedieningswegen), bèta 2-agonisten en
diuretica hebben een intrinsieke bloedglucoseverhogende werking. De patiënt moet worden
geïnformeerd en de bloedglucosespiegel moet vaker gecontroleerd worden, vooral in het begin van de
behandeling met dergelijke geneesmiddelen. Indien nodig dient de dosis van het
bloedglucoseverlagende geneesmiddel tijdens de behandeling met het andere geneesmiddel en bij
stopzetting ervan te worden aangepast.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van Segluromet bij zwangere vrouwen.
Een beperkte hoeveelheid gegevens suggereert dat het gebruik van metformine bij zwangere vrouwen
niet gepaard gaat met een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen. De resultaten van
dieronderzoek met metformine duiden niet op schadelijke effecten wat betreft de zwangerschap,
embryonale of foetale ontwikkeling, partus of postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3).
Er zijn beperkte gegevens over het gebruik van ertugliflozine bij zwangere vrouwen. Gebaseerd op
resultaten van dieronderzoek kan ertugliflozine invloed hebben op de ontwikkeling en rijping van de
nieren (zie rubriek 5.3). Segluromet mag daarom niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap.
Borstvoeding
Er is geen informatie over de aanwezigheid van ertugliflozine in moedermelk, de effecten op het kind
dat borstvoeding krijgt of de effecten op de melkproductie. Metformine is aanwezig in de moedermelk
van mensen. Ertugliflozine en metformine zijn aanwezig in de melk van zogende ratten. Ertugliflozine
heeft geleid tot effecten op nakomelingen van zogende ratten.
10
Farmacologisch gemedieerde effecten werden waargenomen bij jonge ratten die met ertugliflozine
werden behandeld (zie rubriek 5.3). Aangezien de rijping van nieren bij de mens
in utero
plaatsvindt
en gedurende de eerste 2 levensjaren waarin mogelijk blootstelling door borstvoeding plaatsvindt, kan
een risico voor pasgeborenen/zuigelingen niet worden uitgesloten. Segluromet mag niet worden
gebruikt in de periode dat borstvoeding wordt gegeven.
Vruchtbaarheid
Het effect van Segluromet op de vruchtbaarheid bij de mens is niet onderzocht. In dieronderzoek zijn
geen effecten van ertugliflozine of metformine op de vruchtbaarheid waargenomen (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Segluromet heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Patiënten dienen te worden gewaarschuwd voor het risico op hypoglykemie
wanneer Segluromet wordt gebruikt in combinatie met insuline of een insulinesecretagoog en voor het
verhoogde risico op bijwerkingen die te maken hebben met volumedepletie, zoals
houdingsafhankelijke duizeligheid (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 4.8).
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Ertugliflozine en metformine
De veiligheid van gelijktijdig toegediende ertugliflozine en metformine is geëvalueerd bij
1083 patiënten met type 2-diabetes mellitus die gedurende 26 weken werden behandeld in een
samenvoeging van twee placebogecontroleerde onderzoeken: als ertugliflozine add-on-behandeling bij
metformine en als ertugliflozine add-on-behandeling bij sitagliptine en metformine (zie rubriek 5.1).
De incidentie en het type van de bijwerkingen in deze twee onderzoeken waren vergelijkbaar met de
bijwerkingen die met ertugliflozine werden gezien. Er werden geen aanvullende bijwerkingen
vastgesteld in de samenvoeging van deze twee placebogecontroleerde onderzoeken met metformine in
vergelijking met de drie placebogecontroleerde onderzoeken met ertugliflozine (zie hieronder).
Ertugliflozine
De veiligheid en verdraagbaarheid van ertugliflozine werden beoordeeld in 7 placebo- of actieve-
comparatorgecontroleerde onderzoeken met in totaal 3409 patiënten met type 2-diabetes mellitus die
behandeld werden met 5 mg of 15 mg ertugliflozine. Daarnaast werden de veiligheid en
verdraagbaarheid van ertugliflozine bij patiënten met type 2-diabetes en vastgestelde
atherosclerotische cardiovasculaire ziekte beoordeeld in VERTIS CV (zie rubriek 5.1) met in totaal
5493 patiënten die behandeld werden met 5 mg of 15 mg ertugliflozine en met een gemiddelde
blootstellingsduur van 2,9 jaar.
Samenvoeging van placebogecontroleerde onderzoeken
De primaire beoordeling van de veiligheid werd uitgevoerd in een samenvoeging van drie 26 weken
durende, placebogecontroleerde onderzoeken. Ertugliflozine werd in één onderzoek gebruikt als
monotherapie en in twee onderzoeken als add-on-behandeling (zie rubriek 5.1). Deze gegevens geven
de blootstelling van 1029 patiënten aan ertugliflozine weer, met een gemiddelde blootstellingsduur
van ongeveer 25 weken. Patiënten kregen eenmaal daags ertugliflozine 5 mg (N=519), ertugliflozine
15 mg (N=510) of placebo (N=515).
De meest gerapporteerde bijwerkingen in het onderzoeksprogramma waren vulvovaginale mycotische
infectie en andere genitale mycotische infecties bij vrouwen. Ernstige diabetische ketoacidose trad
zelden op. Zie ‘Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen’ voor de frequenties en zie rubriek
4.4.
Tabel met bijwerkingen
De hieronder vermelde bijwerkingen zijn gerangschikt volgens frequentie en systeem/orgaanklasse
(SOK). De frequentiecategorieën zijn gedefinieerd volgens de volgende conventie: zeer vaak (≥
1/10),
11
vaak (≥
1/100, <
1/10), soms (≥
1/1000, <
1/100), zelden (≥
1/10.000, < 1/1000), zeer zelden
(< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1: Bijwerkingen afkomstig van placebo- en actieve-comperatorgecontroleerde klinische
onderzoeken en post-marketingervaring
Systeem/orgaanklasse
Frequentie
Infecties en parasitaire aandoeningen
Zeer vaak
Vulvovaginale mycotische infectie en andere genitale
mycotische infecties bij vrouwen*
,†, 1
Urineweginfecties
†,1
Balanitiscandida en andere genitale mycotische infecties bij
mannen*
,†, 1
Necrotiserende fasciitis van het perineum (fournier-
gangreen)*
Hypoglykemie*
,†,1
Bijwerking
Vaak
Niet bekend
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Vaak
Zelden
Zeer zelden
Diabetische ketoacidose*
,†, 1
Lactaatacidose*
,2
, vitamine B
12
-deficiëntie
‡,2
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Bloedvataandoeningen
Vaak
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Lever- en galaandoeningen
Zeer zelden
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer zelden
Smaakstoornis
2
Volumedepletie*
,†,1
Maagdarmstelselsymptomen
§,2
Abnormale leverfunctietest
2
, hepatitis
2
Erytheem
2
, pruritus
2
, urticaria
2
Nier- en urinewegaandoeningen
Vaak
Soms
Toename in de hoeveelheid urine en frequenter urineren
¶,1
Dysurie
1
, bloedcreatinine verhoogd/glomerulaire
filtratiesnelheid verlaagd
†,1
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Vaak
Vulvovaginale pruritus
1
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Vaak
Dorst
#,1
Onderzoeken
Vaak
1
2
Serumlipiden veranderd
Þ,1
, hemoglobine verhoogd
ß,1
, BUN
verhoogd
à,1
*
†
‡
§
¶
#
Bijwerking met ertugliflozine.
Bijwerking met metformine.
Zie rubriek 4.4.
Zie onderstaande subrubrieken voor aanvullende informatie.
Langdurige behandeling met metformine is in verband gebracht met een afname van vitamine B
12
-opname, wat zeer
zelden kan leiden tot een klinisch significant vitamine B
12
-tekort (bijvoorbeeld megaloblastaire anemie).
Maagdarmsymptomen zoals misselijkheid, braken, diarree, buikpijn en verlies van eetlust komen het meest voor aan het
begin van de behandeling en verdwijnen in de meeste gevallen vanzelf.
Omvat: pollakisurie, sterke aandrang tot mictie, polyurie, urine-output verhoogd en nachtelijke mictie.
Omvat: dorst en polydipsie.
12
Þ
ß
à
De gemiddelde procentuele veranderingen ten opzichte van de uitgangswaarde voor ertugliflozine 5 mg en 15 mg versus
placebo waren respectievelijk voor LDL-C 5,8 % en 8,4 % versus 3,2 %, en voor totaal cholesterol 2,8 % en 5,7 % versus
1,1 %; echter, voor HDL-C 6,2 % en 7,6 % versus 1,9 %. De mediane procentuele veranderingen ten opzichte van de
uitgangswaarde voor ertugliflozine 5 mg en 15 mg versus placebo waren respectievelijk triglyceriden -3,9 % en -1,7 %
versus 4,5 %.
Het aantal personen met ten minste 1 verhoging in hemoglobine > 1,24 mmol/l (2,0 g/dl) was hoger in de ertugliflozine
5 mg en 15 mg groepen (respectievelijk 4,7 % en 4,1 %) vergeleken met de placebogroep (0,6 %).
Het aantal personen met op enig moment een verhoging van BUN-
waarden van ≥
50 % en de waarde > ULN, was
numeriek hoger in de ertugliflozine 5 mg groep en hoger in de 15 mg groep (respectievelijk 7,9 % en 9,8 %) vergeleken
met de placebogroep (5,1 %).
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volumedepletie (ertugliflozine)
Ertugliflozine veroorzaakt een osmotische diurese, wat kan leiden tot intravasculaire volumecontractie
en bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie. In de samenvoeging van placebogecontroleerde
onderzoeken was de incidentie van bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie (dehydratie,
houdingsafhankelijke duizeligheid, presyncope, syncope, hypotensie en orthostatische hypotensie)
laag (< 2 %) en niet opmerkelijk verschillend in de ertugliflozine- en placebogroepen. In de
subgroepanalyses in de bredere samenvoeging van fase 3-onderzoeken hadden proefpersonen met een
eGFR < 60 ml/min/1,73 m
2
, proefpersonen ≥
65 jaar en proefpersonen die diuretica gebruikten een
hogere incidentie van volumedepletie in de ertugliflozinegroepen dan in de vergelijkingsgroep (zie
rubrieken 4.2 en 4.4). Bij proefpersonen met een eGFR < 60 ml/min/1,73 m
2
bedroeg de incidentie
5,1 %, 2,6 % en 0,5 % voor ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg en de vergelijkingsgroep, en
voor proefpersonen met een eGFR van 45 tot < 60 ml/min/1,73 m
2
bedroeg de incidentie
respectievelijk 6,4 %, 3,7 % en 0 %.
Hypoglykemie (ertugliflozine)
In de samenvoeging van placebogecontroleerde onderzoeken was de frequentie van gedocumenteerde
hypoglykemie verhoogd bij ertugliflozine 5 mg en 15 mg (5,0 % en 4,5 %) vergeleken met placebo
(2,9 %). In deze populatie bedroeg de incidentie van ernstige hypoglykemie in elke groep 0,4 %.
Wanneer ertugliflozine gebruikt werd als monotherapie was de incidentie van hypoglykemische
voorvallen in de ertugliflozine-groepen 2,6 % in beide groepen en 0,7 % in de placebogroep. Wanneer
het werd gebruikt als add-on met metformine, was de incidentie van hypoglykemische voorvallen
7,2 % in de ertugliflozine 5 mg groep, 7,8 % in de ertugliflozine 15 mg groep en 4,3 % in de
placebogroep.
Wanneer ertugliflozine werd toegevoegd aan metformine en vergeleken met een sulfonylureum was de
incidentie van hypoglykemie hoger voor het sulfonylureumderivaat (27 %) dan voor ertugliflozine
(voor ertugliflozine 5 mg en 15 mg respectievelijk 5,6 % en 8,2 %).
In de deelonderzoeken van VERTIS CV, waarbij ertugliflozine aan insuline werd toegevoegd met of
zonder metformine, was de incidentie van gedocumenteerde hypoglykemie 39,4 %, 38,9 % en 37,5 %
voor respectievelijk de ertugliflozine 5 mg-groep, de ertugliflozine 15 mg-groep en de placebogroep.
Wanneer ertugliflozine werd toegevoegd aan een sulfonylureum, was de incidentie van hypoglykemie
7,3 %, 9,3 % en 4,2 % voor respectievelijk de ertugliflozine 5 mg-groep, de ertugliflozine 15 mg-
groep en de placebogroep. Wanneer ertugliflozine werd toegevoegd aan metformine en een
sulfonylureum, was de incidentie van hypoglykemie 20,0 %, 26,5 % en 14,5 % voor respectievelijk de
ertugliflozine 5 mg-groep, de ertugliflozine 15 mg-groep en de placebogroep.
Bij patiënten met een matige nierfunctiestoornis die insulines, sulfonylureumderivaten of meglitinides
als achtergrondmedicatie gebruikten, was gedocumenteerde hypoglykemie voor ertugliflozine 5 mg,
ertugliflozine 15 mg en placebo respectievelijk 36 %, 27 % en 36 % (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 4.5).
Diabetische ketoacidose (ertugliflozine)
In VERTIS CV werd ketoacidose vastgesteld bij 19 (0,3 %) patiënten die met ertugliflozine behandeld
werden en bij 2 (0,1 %) patiënten die placebo kregen. In 7 andere klinische fase 3-onderzoeken in het
ertugliflozine-ontwikkelingsprogramma werd ketoacidose vastgesteld bij 3 (0,1 %) patiënten die met
13
ertugliflozine werden behandeld en bij 0,0 % van de patiënten die met de comparator werden
behandeld (zie rubriek 4.4).
Bloedcreatinine verhoogd/glomerulaire filtratiesnelheid verlaagd en niergerelateerde voorvallen
(ertugliflozine)
Aanvankelijke stijgingen in de gemiddelde creatinine en dalingen in de gemiddelde eGFR bij
patiënten die werden behandeld met ertugliflozine waren over het algemeen van voorbijgaande aard
tijdens continue behandeling. Patiënten met een bij aanvang matige nierfunctiestoornis hadden grotere
gemiddelde veranderingen die niet terugkeerden naar de uitgangswaarden in week 26; deze
veranderingen waren reversibel na stopzetting van de behandeling.
In VERTIS CV ging behandeling met ertugliflozine gepaard met een initiële daling in de gemiddelde
eGFR (in week 6: -2,7, -3,8 en -0,4 ml/min/1,73 m
2
in de groepen die respectievelijk ertugliflozine
5 mg, ertugliflozine 15 mg en placebo kregen), gevolgd door een terugkeer naar de uitgangswaarden.
Tot week 260 ging voortgezette behandeling met ertugliflozine gepaard met een langzamere daling in
eGFR vergeleken met placebo.
In VERTIS CV bedroeg de incidentie van niergerelateerde bijwerkingen (zoals acuut nierletsel,
nierfunctiestoornis, acuut pre-nierfalen) in de totale populatie 4,2 %, 4,3 % en 4,7 % bij patiënten die
respectievelijk ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg en placebo kregen. Deze incidentie bedroeg
9,7%, 10,0 % en 10,2 % bij patiënten met een eGFR vanaf 30 tot minder dan 60 ml/min/1,73 m
2
die
respectievelijk ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg en placebo kregen.
Genitale mycotische infecties (ertugliflozine)
In de samenvoeging van drie placebogecontroleerde klinische onderzoeken traden genitale mycotische
infecties bij vrouwen (bijvoorbeeld genitale candidiasis, genitale schimmelinfectie, vaginale infectie,
vulvitis, vulvovaginale candidiasis, vulvovaginale mycotische infectie, vulvovaginitis) op bij
respectievelijk 9,1 %, 12 % en 3,0 % van de vrouwen die werden behandeld met ertugliflozine 5 mg,
ertugliflozine 15 mg en placebo. Bij vrouwen kwam stopzetting vanwege genitale mycotische infecties
voor bij respectievelijk 0,6 % en 0 % van de patiënten die werden behandeld met ertugliflozine en
placebo (zie rubriek 4.4).
In dezelfde samenvoeging traden genitale mycotische infecties bij mannen (bijvoorbeeld
balanitiscandida, balanopostitis, genitale infectie, genitale schimmelinfectie) op bij respectievelijk
3,7 %, 4,2 % en 0,4 % van de mannen die werden behandeld met ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine
15 mg en placebo. Genitale mycotische infecties bij mannen traden vaker op bij onbesneden mannen.
Bij mannen kwamen stopzettingen vanwege genitale mycotische infecties voor bij respectievelijk
0,2 % en 0 % van de patiënten die werden behandeld met ertugliflozine en placebo. In zeldzame
gevallen werd phimosis gemeld en soms werd circumcisie uitgevoerd (zie rubriek 4.4).
Urineweginfecties (ertugliflozine)
In VERTIS CV kwamen urineweginfecties voor bij 12,2 %, 12,0 % en 10,2 % van de patiënten die
werden behandeld met respectievelijk ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg en placebo. De
incidentie van ernstige urineweginfecties bedroeg 0,9 %, 0,4 % en 0,8 % bij behandeling met
respectievelijk ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg en placebo.
In 7 andere klinische fase 3-onderzoeken in het ertugliflozine-ontwikkelingsprogramma bedroeg de
incidentie van urineweginfecties 4,0 % en 4,1 % voor de groepen behandeld met ertugliflozine 5 mg
en 15 mg en 3,9 % voor de placebogroepen. De meeste gevallen waren licht of matig en er werden
geen ernstig gevallen gemeld.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico‘s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
14
4.9
Overdosering
Pas in geval van een overdosering van Segluromet de gebruikelijke ondersteunende maatregelen toe
(bijvoorbeeld verwijderen van niet-opgenomen materiaal uit het maag-darmkanaal, klinische
monitoring en instellen van een ondersteunende behandeling) zoals vereist door de klinische toestand
van de patiënt.
Ertugliflozine
Ertugliflozine vertoonde geen toxiciteit bij gezonde proefpersonen bij enkelvoudige orale doses van
maximaal 300 mg en meervoudige doses van maximaal 100 mg per dag gedurende 2 weken. Er
werden geen mogelijke acute symptomen en tekenen van overdosering vastgesteld. Verwijdering van
ertugliflozine door middel van hemodialyse is niet onderzocht.
Metformine
Overdosering met metforminehydrochloride heeft zich voorgedaan, met inbegrip van inname van
hoeveelheden van meer dan 50 g. Hypoglykemie werd gemeld in ongeveer 10 % van de gevallen,
maar er is geen oorzakelijk verband met metforminehydrochloride vastgesteld. Lactaatacidose is
gemeld in ongeveer 32 % van de gevallen van overdosering met metformine (zie rubriek 4.4).
Lactaatacidose is een medisch spoedgeval en moet worden behandeld in een ziekenhuis. Metformine
is dialyseerbaar met een klaring van maximaal 170 ml/min onder goede hemodynamische
omstandigheden. Daarom kan hemodialyse nuttig zijn voor verwijdering van geaccumuleerd
geneesmiddel bij patiënten bij wie een overdosering met metformine wordt vermoed.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen gebruikt voor diabetes, combinaties van orale
bloedglucoseverlagende geneesmiddelen, ATC-code: A10BD23.
Werkingsmechanisme
Segluromet is een combinatie van twee bloedglucoseverlagende middelen met aanvullende
werkingsmechanismen ter verbetering van de bloedglucoseregulatie bij patiënten met type 2-diabetes:
ertugliflozine, een SGLT2-remmer, en metforminehydrochloride, dat behoort tot de biguanidengroep.
Ertugliflozine
SGLT2 is de belangrijkste transporter die verantwoordelijk is voor de heropname van glucose uit het
glomerulaire filtraat terug in de bloedsomloop. Ertugliflozine is een krachtige, selectieve en
reversibele remmer van SGLT2. Door SGLT2 te remmen, vermindert ertugliflozine de renale
herabsorptie van gefilterde glucose en verlaagt de renale drempel voor glucose, en daardoor neemt de
uitscheiding van glucose via de urine toe.
Metformine
Metformine is een bloedglucoseverlagend middel dat de glucosetolerantie verbetert bij patiënten met
type 2-diabetes, waardoor zowel de basale als de postprandiale plasmaglucose wordt verlaagd. De
farmacologische werkingsmechanismen ervan verschillen van andere klassen van orale
bloedglucoseverlagende middelen. Metformine vermindert de glucoseproductie in de lever, vermindert
de absorptie van glucose in de darmen en verbetert de insulinegevoeligheid door verbetering van de
perifere glucoseopname en het glucosegebruik. In tegenstelling tot sulfonylureumderivaten
veroorzaakt metformine geen hypoglykemie bij patiënten met type 2-diabetes of normale
proefpersonen, behalve in speciale omstandigheden (zie rubriek 4.5) en veroorzaakt het geen
hyperinsulinemie. Bij behandeling met metformine blijft de insulineafscheiding onveranderd, terwijl
de nuchtere insulinespiegels en de plasma-insulinerespons over de hele dag in feite kunnen afnemen.
15
Farmacodynamische effecten
Ertugliflozine
Uitscheiding van glucose via de urine en urinevolume
Bij gezonde proefpersonen en bij patiënten met type 2-diabetes mellitus werden na toediening van
enkelvoudige en meervoudige doses ertugliflozine dosisafhankelijke stijgingen in de hoeveelheid van
in de urine uitgescheiden glucose waargenomen. Dosis-responsmodellering geeft aan dat ertugliflozine
5 mg en 15 mg leiden tot een bijna maximale uitscheiding van glucose in de urine (UGE, urinary
glucose excretion) bij patiënten met type 2-diabetes mellitus, wat respectievelijk 87 % en 96 % van de
maximale remming oplevert.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Verbetering van de bloedglucoseregulatie en vermindering van de cardiovasculaire morbiditeit en
mortaliteit zijn integrale onderdelen van de behandeling van type 2-diabetes mellitus.
Bloedglucoseregulatie
De glykemische werkzaamheid en veiligheid van ertugliflozine in combinatie met metformine zijn
onderzocht in 4 multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebo- en met een actieve comparator
gecontroleerde klinische fase 3-onderzoeken met 3643 patiënten met type 2-diabetes. In de vier
onderzoeken varieerde de rassenverdeling van 66,2 % tot 80,3 % blank, 10,6 % tot 20,3 % Aziatisch,
1,9 % tot 10,3 % zwart en 4,5 % tot 7,4 % overige. De populatie bestond voor 15,6 % tot 34,5 % uit
Latijns-Amerikaanse patiënten. De gemiddelde leeftijd van de patiënten in deze vier onderzoeken
varieerde van 55,1 tot 59,1 jaar (spreiding: 21 jaar tot 86 jaar); 15,6 % tot 29,9 % van de patiënten was
≥
65 jaar en 0,6 % tot 3,8
% was ≥
75 jaar.
Ertugliflozine als add-on-combinatiebehandeling met metformine
In totaal namen 621 patiënten met type 2-diabetes die onvoldoende onder controle waren met
metformine als monotherapie (≥
1500 mg/dag) deel aan een gerandomiseerd, dubbelblind, multicenter,
26 weken durend, placebogecontroleerd onderzoek ter evaluatie van de werkzaamheid en veiligheid
van ertugliflozine in combinatie met metformine. De patiënten werden gerandomiseerd naar
ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg of placebo, eenmaal daags toegediend als aanvulling op
voortzetting van een achtergrondbehandeling met metformine (zie tabel 2).
16
Tabel 2: Resultaten in week 26 van een placebogecontroleerd onderzoek naar ertugliflozine
gebruikt in combinatie met metformine*
Ertugliflozine 5 mg
HbA1c (%)
Uitgangswaarde (gemiddelde)
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
(LS-gemiddelde
†
)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde
†
, 95 %-BI)
Ertugliflozine 15 mg
N = 205
8,1
-0,9
-0,9
‡
(-1,1, -0,7)
82 (40,0)
§
Placebo
N = 209
8,2
-0,0
N = 207
8,1
-0,7
-0,7
‡
(-0,9, -0,5)
73 (35,3)
§
Patiënten [N (%)] met HbA1c < 7 %
Lichaamsgewicht (kg)
Uitgangswaarde (gemiddelde)
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
(LS-gemiddelde
†
)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde
†
, 95 %-BI)
33 (15,8)
N = 207
84,9
-3,0
-1,7
‡
(-2,2, -1,1)
N = 205
85,3
-2,9
-1,6
‡
(-2,2, -1,0)
N = 209
84,5
-1,3
†
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, eerdere bloedglucoseverlagende medicatie, de uitgangswaarde van
de eGFR, menopauzestatus-randomisatiestratum en de interactie van tijd naar behandeling.
p
0,001 vergeleken met placebo.
p < 0,001 vergeleken met placebo (gebaseerd op gecorrigeerde
odds
–
ratio-vergelijkingen
van een logistisch
regressiemodel met multipele imputatie voor ontbrekende gegevenswaarden).
‡
§
Factorieel onderzoek met ertugliflozine en sitagliptine als add-on-combinatiebehandeling met
metformine
In totaal namen 1233 patiënten met type 2-diabetes deel aan een gerandomiseerd, dubbelblind,
multicenter, 26 weken durend, actief gecontroleerd onderzoek ter evaluatie van de werkzaamheid en
veiligheid van ertugliflozine 5 mg of 15 mg in combinatie met sitagliptine 100 mg vergeleken met de
afzonderlijke bestanddelen. Patiënten met type 2-diabetes die onvoldoende onder controle waren met
metformine als monotherapie (≥
1500 mg/dag) werden gerandomiseerd naar een van de vijf actieve
behandelingsarmen: ertugliflozine 5 mg of 15 mg, sitagliptine 100 mg, of sitagliptine 100 mg in
combinatie met 5 mg of 15 mg ertugliflozine eenmaal daags toegediend als aanvulling op voortzetting
van een achtergrondbehandeling met metformine (zie tabel 3).
17
Tabel 3: Resultaten in week 26 van een factorieel onderzoek met ertugliflozine en sitagliptine als
add-on-combinatiebehandeling met metformine vergeleken met de afzonderlijke bestanddelen
als monotherapie*
Ertugliflozi
ne 5 mg
HbA1c (%)
Uitgangswaarde
(gemiddelde)
Verandering ten opzichte
van de uitgangswaarde
Verschil met
Sitagliptine
Ertugliflozine 5 mg
Ertugliflozine 15 mg
(LS-gemiddelde
†
, 95 %-
BI)
Ertugliflozi
ne 15 mg
N = 248
8,6
-1,1
Sitagliptine
100 mg
N = 247
8,5
-1,1
Ertugliflozine
5 mg + Sitagliptine
100 mg
N = 243
8,6
-1,5
-0,4
‡
(-0,6, -0,3)
-0,5
‡
(-0,6, -0,3)
Ertugliflozine
15 mg +
Sitagliptine 100 mg
N = 244
8,6
-1,5
-0,5
‡
(-0,6, -0,3)
-0,4
‡
(-0,6, -0,3)
N = 250
8,6
-1,0
Patiënten [N (%)] met
HbA1c < 7 %
Lichaamsgewicht (kg)
Uitgangswaarde
(gemiddelde)
Verandering ten opzichte
van de uitgangswaarde
(LS-gemiddelde
†
)
Verschil met sitagliptine
(LS-gemiddelde
†
, 95 %-
BI)
†
66 (26,4)
79 (31,9)
81 (32,8)
127 (52,3)
§
120 (49,2)
§
N = 250
88,6
-2,7
N = 248
88,0
-3,7
N = 247
89,8
-0,7
N = 243
89,5
-2,5
N = 244
87,5
-2,9
-1,8
‡
(-2,5, -1,2)
-2,3
‡
(-2,9, -1,6)
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, uitgangswaarde van de eGFR en de interactie van tijd naar
behandeling.
‡
p < 0,001 vergeleken met de controlegroep.
§
p < 0,001 vergeleken met de overeenkomende dosis van ertugliflozine of sitagliptine (gebaseerd op gecorrigeerde
odds-ratio-vergelijkingen
van een logistisch regressiemodel met multipele imputatie voor ontbrekende gegevenswaarden).
Ertugliflozine als add-on-combinatiebehandeling met metformine en sitagliptine
In totaal namen 463 patiënten met type 2-diabetes die onvoldoende onder controle waren met
metformine (≥
1500 mg/dag) en sitagliptine 100 mg eenmaal daags deel aan een gerandomiseerd,
dubbelblind, multicenter, 26 weken durend, placebogecontroleerd onderzoek ter evaluatie van de
werkzaamheid en veiligheid van ertugliflozine. De patiënten werden gerandomiseerd naar
ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg of placebo, eenmaal daags toegediend als aanvulling op
voortzetting van een achtergrondbehandeling met metformine en sitagliptine (zie tabel 4).
18
Tabel 4: Resultaten in week 26 van een add-on-onderzoek naar ertugliflozine in combinatie met
metformine en sitagliptine*
Ertugliflozine
5 mg
Ertugliflozine
15 mg
Placebo
HbA1c (%)
Uitgangswaarde (gemiddelde)
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde (LS-
gemiddelde
†
)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde
†
, 95 %-BI)
N = 156
8,1
-0,8
-0,7
‡
(-0,9, -0,5)
50 (32,1)
§
N = 153
8,0
-0,9
-0,8
‡
(-0,9, -0,6)
61 (39,9)
§
N = 153
8,0
-0,1
Patiënten [N (%)] met HbA1c < 7 %
Lichaamsgewicht (kg)
Uitgangswaarde (gemiddelde)
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde (LS-
gemiddelde
†
)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde
†
, 95 %-BI)
†
26 (17,0)
N = 156
87,6
-3,3
-2,0
‡
(-2,6, -1,4)
N = 153
86,6
-3,0
-1,7
‡
(-2,3, -1,1)
N = 153
86,5
-1,3
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, eerdere bloedglucoseverlagende medicatie, uitgangswaarde van de
eGFR en de interactie van tijd naar behandeling.
p
0,001 vergeleken met placebo.
p < 0,001 vergeleken met placebo (gebaseerd op gecorrigeerde
odds
–
ratio-vergelijkingen
van een logistisch
regressiemodel met multipele imputatie voor ontbrekende gegevenswaarden).
‡
§
Actief gecontroleerd onderzoek naar ertugliflozine versus glimepiride als add-on-
combinatiebehandeling met metformine
In totaal namen 1326 patiënten met type 2-diabetes die onvoldoende onder controle waren met
metformine als monotherapie deel aan een gerandomiseerd, dubbelblind, multicenter, 52 weken
durend, met actieve comparator gecontroleerd onderzoek ter evaluatie van de werkzaamheid en
veiligheid van ertugliflozine in combinatie met metformine. Deze patiënten, die metformine als
monotherapie (≥
1500 mg/dag) kregen, werden gerandomiseerd naar ertugliflozine 5 mg,
ertugliflozine 15 mg of glimepiride eenmaal daags toegediend als aanvulling op voortzetting van een
achtergrondbehandeling met metformine. Glimepiride werd gestart met 1 mg/dag en omhoog
getitreerd naar een maximale dosis van 6 of 8 mg/dag (afhankelijk van de maximale goedgekeurde
dosis in elk land) of een maximale verdraagbare dosis of omlaag getitreerd om hypoglykemie te
vermijden of te behandelen. De gemiddelde dagelijkse dosis van glimepiride was 3,0 mg (zie tabel 5).
19
Tabel 5: Resultaten in week 52 van een actief gecontroleerd onderzoek ter vergelijking van
ertugliflozine met glimepiride als add-on-behandeling bij patiënten die onvoldoende onder
controle zijn met metformine*
Ertugliflozine 5 mg
HbA1c (%)
Uitgangswaarde (gemiddelde)
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
(LS-gemiddelde
†
)
Verschil met glimepiride (LS-gemiddelde
†
, 95 %-
BI)
Ertugliflozine 15 mg
N = 440
7,8
-0,6
0,1
‡
(-0,0, 0,2)
167 (38,0)
Glimepiride
N = 437
7,8
-0,7
N = 448
7,8
-0,6
0,2 (0,1, 0,3)
154 (34,4)
Patiënten [N (%)] met HbA1c < 7 %
Lichaamsgewicht (kg)
Uitgangswaarde (gemiddelde)
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
(LS-gemiddelde
†
)
Verschil met glimepiride (LS-gemiddelde
†
, 95 %-
BI)
†
190 (43,5)
N = 448
87,9
-3,0
-3,9 (-4,4, -3,4)
N = 440
85,6
-3,4
-4,3
§
(-4,8, -3,8)
N = 437
86,8
0,9
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, eerdere bloedglucoseverlagende medicatie, uitgangswaarde van de
eGFR en de interactie van tijd naar behandeling.
‡
Niet-inferioriteit wordt aangetoond als de bovengrens van het tweezijdige 95 %-betrouwbaarheidsinterval (BI) voor het
gemiddelde verschil lager dan 0,3 % is.
§
p < 0,001 vergeleken met glimepiride.
Ertugliflozine als add-on-combinatiebehandeling met insuline (met of zonder metformine)
In een 18 weken durend gerandomiseerd, dubbelblind, multicenter, placebogecontroleerd, glykemisch
deelonderzoek van VERTIS CV werden in totaal 1065 patiënten met type 2-diabetes mellitus en
vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire ziekte met onvoldoende bloedglucoseregulatie
(HbA1c tussen 7 % en 10,5 %) met een
achtergrondtherapie van insuline ≥
20 eenheden/dag (59 %
van de patiënten kreeg ook metformine ≥
1500 mg/dag) gerandomiseerd naar ertugliflozine 5 mg,
ertugliflozine 15 mg of placebo eenmaal daags (zie tabel 6).
Tabel 6: Resultaten in week 18 van een add-on-onderzoek naar ertugliflozine in combinatie met
insuline (met of zonder metformine) bij patiënten met type 2-diabetes mellitus*
Ertugliflozine
5 mg
Ertugliflozine
15 mg
Placebo
HbA1c (%)
Uitgangswaarde (gemiddelde)
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
(LS-gemiddelde )
†
N = 348
8,4
-0,8
N = 370
8,4
-0,8
N = 347
8,4
-0,2
Verschil met placebo (LS-gemiddelde
†
, 95 %-BI)
-0,6
‡
(-0,7, -0,4)
72 (20,7)
§
-0,6
‡
(-0,8, -0,5)
78 (21,1)
§
Patiënten [N (%)] met HbA1c < 7 %
Lichaamsgewicht (kg)
Uitgangswaarde (gemiddelde)
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
(LS-gemiddelde
†
)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde
†
, 95 %-BI)
†
37 (10,7)
N = 348
93,8
-1,9
N = 370
92,1
-2,1
N = 347
93,3
-0,2
-1,6
‡
(-2,1, -1,1)
-1,9
‡
(-2,4, -1,4)
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, insulinestratum, uitgangswaarde van de-eGFR en de interactie van
20
‡
§
tijd naar behandeling.
p < 0,001 vergeleken met placebo.
p < 0,001 vergeleken met placebo (gebaseerd op gecorrigeerde
odds
–
ratio-vergelijkingen
van een logistisch
regressiemodel met multipele imputatie voor ontbrekende gegevenswaarden).
Ertugliflozine als add-on-combinatiebehandeling met metformine en een sulfonylureum
In een 18 weken durend gerandomiseerd, dubbelblind, multicenter, placebogecontroleerd, glykemisch
deelonderzoek van VERTIS CV werden in totaal 330 patiënten met type 2-diabetes mellitus en
vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire ziekte met onvoldoende bloedglucoseregulatie
(HbA1c tussen 7 % en 10,5 %) met een achtergrondtherapie van
metformine ≥
1500 mg/dag en een
sulfonylureum gerandomiseerd naar ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg of placebo eenmaal
daags (zie tabel 7).
Tabel 7: Resultaten in week 18 van een add-on-onderzoek naar ertugliflozine in combinatie met
metformine en een sulfonylureum bij patiënten met type 2-diabetes mellitus*
Ertugliflozine 5 mg
Ertugliflozine
15 mg
Placebo
HbA1c (%)
Uitgangswaarde (gemiddelde)
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
(LS-gemiddelde
†
)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde
†
, 95 %-BI)
N = 100
8,4
-0,9
N = 113
8,3
-1,0
N = 117
8,3
-0,2
-0,7
‡
(-0,9, -0,4)
37 (37,0)
§
-0,8
‡
(-1,0, -0,5)
37 (32,7)
§
Patiënten [N (%)] met HbA1c < 7 %
Lichaamsgewicht (kg)
Uitgangswaarde (gemiddelde)
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
(LS-gemiddelde
†
)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde
†
, 95 %-BI)
†
15 (12,8)
N = 100
92,1
-2,0
N = 113
92,9
-2,4
N = 117
90,5
-0,5
-1,6
‡
(-2,3, -0,8)
-1,9
‡
(-2,6, -1,2)
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, uitgangswaarde van de eGFR en de interactie van tijd naar
behandeling.
‡
p < 0,001 vergeleken met placebo.
§
p < 0,001 vergeleken met placebo (gebaseerd op gecorrigeerde
odds
–
ratio-vergelijkingen
van een logistisch
regressiemodel met multipele imputatie voor ontbrekende gegevenswaarden).
Nuchtere plasmaglucose
In drie placebogecontroleerde onderzoeken resulteerde ertugliflozine in statistisch significante
dalingen in de FPG. Voor ertugliflozine 5 mg en 15 mg bedroegen de voor placebo gecorrigeerde
dalingen in FPG respectievelijk 1,92 en 2,44 mmol/l als monotherapie, 1,48 en 2,12 mmol/l als add-on
bij metformine en 1,40 en 1,74 mmol/l als add-on bij metformine en sitagliptine.
De combinatie van ertugliflozine en sitagliptine bij een bestaande behandeling met metformine
resulteerde in significant grotere dalingen in de FPG vergeleken met sitagliptine of ertugliflozine
alleen. De combinatie van ertugliflozine 5 of 15 mg en sitagliptine resulteerde in incrementele
dalingen in de FPG van respectievelijk 0,46 en 0,65 mmol/l vergeleken met ertugliflozine alleen of
1,02 en 1,28 mmol/l vergeleken met sitagliptine alleen.
W
erkzaamheid bij patiënten met HbA1c ≥
9 % bij aanvang
In het onderzoek naar ertugliflozine in combinatie met metformine bij patiënten met een HbA1c bij
aanvang van7,0-10,5 % bedroegen de voor placebo gecorrigeerde dalingen in HbA1c voor de
subgroep patiënten in het onderzoek met een HbA1c bij aanvang van ≥
9 % met ertugliflozine 5 mg en
15 mg respectievelijk 1,31 % en 1,43 %.
21
In het onderzoek bij patiënten die onvoldoende onder controle waren met metformine en met een
HbA1c bij aanvang van 7,5-11,0
%, in de subgroep patiënten met een HbA1c bij aanvang van ≥
10 %
resulteerde de combinatie van ertugliflozine 5 mg of 15 mg met sitagliptine in dalingen in HbA1c van
respectievelijk 2,35 % en 2,66 %, vergeleken met 2,10 %, 1,30 % en 1,82 % voor respectievelijk
ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg en sitagliptine alleen.
Bloeddruk
Als add-on met metformine resulteerden ertugliflozine 5 mg en 15 mg in statistisch significante voor
placebo gecorrigeerde dalingen in SBP van respectievelijk 3,7 mmHg en 4,5 mmHg. Als add-on met
metformine en sitagliptine resulteerden ertugliflozine 5 mg en 15 mg in statistisch significante voor
placebo gecorrigeerde dalingen in SBP van respectievelijk 2,9 mmHg en 3,9 mmHg.
In een 52 weken durend, actief gecontroleerd onderzoek versus glimepiride bedroegen dalingen ten
opzichte van de uitgangswaarde in SBP respectievelijk 2,2 mmHg en 3,8 mmHg voor ertugliflozine
5 mg en 15 mg, terwijl proefpersonen die behandeld werden met glimepiride een stijging in SBP
hadden van 1,0 mmHg ten opzichte van de uitgangswaarde.
Subgroepanalyse
Bij patiënten met type 2-diabetes die werden behandeld met ertugliflozine in combinatie met
metformine, werden klinisch relevante dalingen in HbA1c waargenomen in subgroepen onderverdeeld
naar leeftijd, geslacht, ras, etniciteit, geografische regio, BMI- en HbA1c-uitgangswaarden en duur
van type 2-diabetes mellitus.
Cardiovasculaire uitkomsten
Het effect van ertugliflozine op cardiovasculair risico bij volwassen patiënten met type 2-diabetes
mellitus en vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire ziekte werd geëvalueerd in het
VERTIS CV-onderzoek, een multicenter, multinationaal, gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd,
event-driven
(voorvalgestuurd) onderzoek. In het onderzoek werd het risico op
een ernstig ongewenst cardiovasculair voorval (major
adverse cardiovascular event,
MACE)
vergeleken tussen ertugliflozine en placebo wanneer deze werden toegevoegd aan en gelijktijdig
gebruikt met standaardbehandelingen voor diabetes en atherosclerotische cardiovasculaire ziekte.
Een totaal van 8246 patiënten werd gerandomiseerd (placebo N=2747, ertugliflozine 5 mg N=2752,
ertugliflozine 15 mg N=2747) en gedurende een mediane periode van 3 jaar gevolgd. De gemiddelde
leeftijd was 64 jaar en ongeveer 70 % was man.
Alle patiënten in het onderzoek hadden onvoldoende gereguleerde type 2-diabetes mellitus bij aanvang
(HbA1c hoger dan of gelijk aan 7 %). De gemiddelde duur van type 2-diabetes mellitus was 13 jaar,
de gemiddelde HbA1c bij aanvang was 8,2 % en de gemiddelde eGFR was 76 ml/min/1,73 m
2
. Bij
aanvang werden de patiënten behandeld met een (32 %) of meer (67 %) antidiabetica, waaronder
metformine (76 %), insuline (47 %), sulfonylureumderivaten (41 %), DPP-4-remmers (11 %) en GLP-
1-receptoragonisten (3 %).
Bijna alle patiënten (99 %) hadden vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire ziekte bij aanvang.
Ongeveer 24 % van de patiënten had een voorgeschiedenis van hartfalen. Het primaire eindpunt in
VERTIS CV was de tijd tot het eerste optreden van MACE (cardiovasculair overlijden, niet-fataal
myocardinfarct (MI) of niet-fatale beroerte
).
Ertugliflozine toonde niet-inferioriteit versus placebo aan voor MACE (zie tabel 8). De resultaten voor
de afzonderlijke doses van 5 mg en 15 mg kwamen overeen met de resultaten voor de groepen met
gecombineerde doses.
Bij patiënten behandeld met ertugliflozine lag het percentage ziekenhuisopnames voor hartfalen lager
dan bij patiënten behandeld met placebo (zie tabel 8 en figuur 1).
22
Tabel 8: Analyse van MACE, MACE-componenten en ziekenhuisopname voor hartfalen
afkomstig uit het VERTIS CV-onderzoek*
Placebo (N = 2747)
Eindpunt
†
N (%)
Incidentie
(per 100
patiëntjaren)
MACE (CV-overlijden, niet-
fataal MI of niet-fatale
beroerte)
Niet-fataal MI
148 (5,4)
1,6
310 (5,6)
1,7
1,04
(0,86, 1,27)
327 (11,9)
4,0
653 (11,9)
Ertugliflozine (N = 5499)
N (%)
Incidentie
(per 100
patiëntjaren)
3,9
Hazardratio vs.
placebo
(BI)
‡
0,97
(0,85, 1,11)
Niet-fatale beroerte
78 (2,8)
0,8
157 (2,9)
0,8
1,00
(0,76, 1,32)
CV-overlijden
184 (6,7)
1,9
341 (6,2)
1,8
0,92
(0,77, 1,11)
Ziekenhuisopname voor
hartfalen
#
99 (3,6)
1,1
139 (2,5)
0,7
0,70
(0,54, 0,90)
N=Aantal patiënten, BI=Betrouwbaarheidsinterval, CV=Cardiovasculair, MI=Myocardinfarct.
* Intent-to-treat-analyseset.
†
MACE werd geëvalueerd bij proefpersonen die ten minste één dosis onderzoeksmedicatie innamen.Voor proefpersonen die
vóór het einde van het onderzoek met de onderzoeksmedicatie stopten, werden voorvallen die meer dan 365 dagen na de
laatste dosis onderzoeksmedicatie plaatsvonden, gecensureerd. Andere eindpunten werden geëvalueerd met gebruikmaking
van alle gerandomiseerde proefpersonen en voorvallen die op enig moment na de eerste dosis onderzoeksmedicatie tot de
datum van het laatste contact plaatsvonden. Het totale aantal eerste voorvallen werd geanalyseerd voor elk eindpunt.
‡
Voor MACE is een BI van 95,6 % gepresenteerd, voor andere eindpunten is een BI van 95 % gepresenteerd.
#
Niet geëvalueerd voor statistische significantie aangezien het geen deel uitmaakte van de vooraf gespecificeerde sequentiële
testprocedure.
Figuur 1: Tijd tot het eerste optreden van ziekenhuisopname voor hartfalen
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Segluromet in alle subgroepen van pediatrische
23
patiënten bij de behandeling van type 2-diabetes (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch
gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Segluromet
Van Segluromet is aangetoond dat het bio-equivalent is aan gelijktijdige toediening van
overeenkomende doses ertugliflozine en metformine tabletten.
Ertugliflozine
Algemene inleiding
De farmacokinetiek van ertugliflozine is bij gezonde proefpersonen en patiënten met type 2-diabetes
vergelijkbaar. De gemiddelde AUC en C
max
in het plasma bij
steady-state
bedroegen respectievelijk
398
ng∙u/ml en 81
ng/ml bij behandeling met eenmaal daags 5 mg ertugliflozine en respectievelijk
1193
ng∙u/ml en 268
ng/ml bij behandeling met eenmaal daags 15 mg ertugliflozine. De
steady-state
wordt 4 tot 6 dagen na eenmaaldaagse toediening van ertugliflozine bereikt. Ertugliflozine vertoont
geen tijdsafhankelijke farmacokinetiek en accumuleert in plasma tot 10-40 % na meervoudige
toediening.
Absorptie
Na orale toediening van een enkelvoudige dosis van 5 mg en 15 mg ertugliflozine werden de
piekplasmaconcentraties (mediane T
max
) van ertugliflozine in nuchtere toestand 1 uur na de dosis
bereikt. De C
max
en AUC van ertugliflozine in het plasma stijgen op dosisproportionele wijze na
enkelvoudige doses van 0,5 mg tot 300 mg en na meervoudige doses van 1 mg tot 100 mg. De
absolute orale biologische beschikbaarheid van ertugliflozine na toediening van een dosis van 15 mg is
ongeveer 100 %.
Toediening van ertugliflozine met een vetrijke en calorierijke maaltijd verlaagt de C
max
van
ertugliflozine met 29 % en verlengt de T
max
met 1 uur, maar verandert de AUC niet vergeleken met de
nuchtere toestand. Het waargenomen effect van voedsel op de farmacokinetiek van ertugliflozine
wordt niet als klinisch relevant beschouwd en ertugliflozine kan worden toegediend met of zonder
voedsel. In klinische fase 3-onderzoeken werd ertugliflozine toegediend zonder rekening te houden
met maaltijden.
De effecten van een vetrijke maaltijd op de farmacokinetiek van ertugliflozine en metformine bij
toediening als Segluromet tabletten zijn vergelijkbaar met de effecten die zijn gemeld voor de
afzonderlijke tabletten. Voedsel had geen noemenswaardig effect op de AUC
inf
van ertugliflozine of
metformine, maar verminderde de gemiddelde C
max
van ertugliflozine met ongeveer 41 % en de C
max
van metformine met ongeveer 29 % vergeleken met de nuchtere toestand.
Ertugliflozine is een substraat van P-glycoproteïne (P-
gp)
(BCRP)-transporters.
en ‘breast cancer resistance protein’
Distributie
Het gemiddelde distributievolume bij
steady-state
van ertugliflozine na een intraveneuze dosis
bedraagt 86 l. De plasma-eiwitbinding van ertugliflozine bedraagt 93,6 % en is onafhankelijk van de
plasmaconcentraties van ertugliflozine. De plasma-eiwitbinding wordt niet noemenswaardig veranderd
bij patiënten met een nier- of leverfunctiestoornis. De verhouding bloed/plasmaconcentratie van
ertugliflozine is 0,66.
Ertugliflozine is
in vitro
geen substraat van organische aniontransporters (OAT1, OAT3), organische
kationtransporters (OCT1, OCT2) of organische aniontransporterende polypeptiden (OATP1B1,
OATP1B3).
Biotransformatie
Metabolisme is het voornaamste klaringsmechanisme voor ertugliflozine. De belangrijkste metabole
route voor ertugliflozine is UGT1A9- en UGT2B7-gemedieerde O-glucuronidering tot twee
24
glucuroniden die farmacologisch inactief zijn bij klinisch relevante concentraties. CYP-gemedieerd
(oxidatief) metabolisme van ertugliflozine is minimaal (12 %).
Eliminatie
De gemiddelde systemische plasmaklaring na een intraveneuze dosis van 100 µg bedroeg 11 l/u. De
gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd bij patiënten met type 2-diabetes en een normale nierfunctie werd
geschat op 17 uur, gebaseerd op de populatiefarmacokinetische analyse. Na toediening van een orale
[
14
C]-ertugliflozineoplossing aan gezonde proefpersonen werd ongeveer 41 % en 50 % van de aan het
geneesmiddel gerelateerde radioactiviteit uitgescheiden in respectievelijk de feces en de urine. Slechts
1,5 % van de toegediende dosis werd uitgescheiden als onveranderde ertugliflozine in de urine en
34 % als onveranderde ertugliflozine in de feces, wat waarschijnlijk het gevolg is van uitscheiding via
de gal van glucuronidemetabolieten en vervolgens hydrolyse naar de moederverbinding.
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
In een klinisch farmacologisch fase 1-onderzoek bij patiënten met type 2-diabetes en een lichte,
matige of ernstige nierfunctiestoornis (zoals bepaald aan de hand van de eGFR) waren de gemiddelde
toenames in de AUC van ertugliflozine na toediening van een enkelvoudige dosis van 15 mg
ertugliflozine ≤
1,7-voudig, vergeleken met proefpersonen met een normale nierfunctie. Deze
toenames in de AUC van ertugliflozine worden niet als klinisch relevant beschouwd. Er waren geen
klinisch betekenisvolle verschillen in de C
max
-waarden van ertugliflozine tussen de groepen met een
verschillende nierfunctie. De uitscheiding van glucose in 24-uurs urine nam af naarmate de
nierfunctiestoornis ernstiger was (zie rubriek 4.4). De plasma-eiwitbinding van ertugliflozine werd
niet beïnvloed bij patiënten met een nierfunctiestoornis.
Leverfunctiestoornis
Een matige leverfunctiestoornis (gebaseerd op de Child-Pugh-classificatie) leidde niet tot een toename
van de blootstelling aan ertugliflozine. De AUC van ertugliflozine nam af met ongeveer 13 % en de
C
max
nam af met ongeveer 21 % vergeleken met proefpersonen met een normale leverfunctie. Deze
afname in de blootstelling aan ertugliflozine wordt niet als klinisch betekenisvol beschouwd. Er is
geen klinische ervaring bij patiënten met een Child-Pugh klasse C (ernstige) leverfunctiestoornis. De
plasma-eiwitbinding van ertugliflozine werd niet beïnvloed bij patiënten met een matige
leverfunctiestoornis.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen onderzoeken met ertugliflozine bij pediatrische patiënten uitgevoerd.
Effecten van leeftijd, lichaamsgewicht, geslacht en ras
Gebaseerd op een populatiefarmacokinetische analyse hebben leeftijd, lichaamsgewicht, geslacht en
ras geen klinisch betekenisvol effect op de farmacokinetiek van ertugliflozine.
Geneesmiddelinteracties
In vitro
beoordeling van ertugliflozine
In
in-vitro-onderzoeken
remden of inactiveerden ertugliflozine en ertugliflozineglucuroniden de
CYP’s 1A2, 2C9, 2C19, 2C8, 2B6, 2D6 of 3A4 niet, en induceerden ze de CYP’s 1A2, 2B6 of 3A4
niet. Ertugliflozine en ertugliflozineglucuroniden remden
in vitro
de activiteit van de UGT’s 1A6, 1A9
of 2B7 niet. Ertugliflozine was
een zwakke remmer van de UGT’s 1A1 en 1A4
in vitro
bij hogere
concentraties die niet klinisch relevant zijn. Ertugliflozineglucuroniden hadden geen effect op deze
isovormen. In het algemeen is het onwaarschijnlijk dat ertugliflozine de farmacokinetiek beïnvloedt
van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen die door deze enzymen worden geëlimineerd.
Ertugliflozine of ertugliflozineglucuroniden hebben bij klinisch relevante concentraties
in vitro
geen
noemenswaardig remmend effect op P-gp, OCT2-, OAT1- of OAT3-transporters of transporterende
polypeptiden OATP1B1 en OATP1B3. In het algemeen is het onwaarschijnlijk dat ertugliflozine de
25
farmacokinetiek beïnvloedt van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen die substraten van deze
transporters zijn.
Metformine
Absorptie
De absolute biologische beschikbaarheid van een metforminehydrochloride 500 mg tablet toegediend
in nuchtere toestand is ongeveer 50-60 %. Onderzoeken met enkelvoudige orale doses van
metforminehydrochloride tabletten van 500 mg tot 1500 mg, en 850 mg tot 2550 mg, geven aan dat er
geen sprake is van dosisproportionaliteit met oplopende doses, wat het gevolg is van verminderde
absorptie in plaats van een verandering in de uitscheiding. Bij gebruikelijke klinische doses en
doseringsschema’s van metforminehydrochloride tabletten worden
steady-state
plasmaconcentraties
van metformine bereikt binnen 24-48 uur en zijn ze over het algemeen < 1 µg/ml. Gedurende
gecontroleerde klinische onderzoeken met metformine waren de maximale plasmaspiegels van
metformine niet hoger dan 5 µg/ml, zelfs niet bij maximumdoses.
Voedsel veroorzaakt een vermindering en een lichte vertraging van de absorptie van metformine, zoals
aangetoond met een ongeveer 40 % lagere gemiddelde piekplasmaconcentratie (C
max
), een 25 %
kleinere oppervlakte onder de plasmaconcentratie-tijdcurve (AUC) en een verlenging van 35 minuten
tot de piekplasmaconcentratie (T
max
) na toediening van één 850 mg tablet metformine met voedsel,
vergeleken met dezelfde tabletsterkte nuchter toegediend. De klinische relevantie van deze afnames is
onbekend.
Distributie
Het schijnbare distributievolume (V/F) van metformine na enkelvoudige orale doses
metforminehydrochloride tabletten 850 mg is gemiddeld 654 ± 358 l. Metformine wordt in
verwaarloosbare mate aan plasma-eiwitten gebonden. Metformine verdeelt zich in erytrocyten.
Biotransformatie
Metformine wordt onveranderd uitgescheiden in de urine. Bij de mens zijn geen metabolieten
geïdentificeerd.
Eliminatie
De renale klaring is ongeveer 3,5 keer hoger dan de creatinineklaring, wat erop wijst dat tubulaire
secretie de belangrijkste route voor de uitscheiding van metformine is. Na orale toediening wordt
ongeveer 90 % van het opgenomen geneesmiddel binnen de eerste 24 uur via de renale route
uitgescheiden, met een plasma-eliminatiehalfwaardetijd van ongeveer 6,2 uur.
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een verminderde nierfunctie zijn de plasma- en bloedhalfwaardetijd van metformine
verlengd en is de renale klaring evenredig afgenomen met de afname van de eGFR (zie rubrieken 4.3
en 4.4).
Leverfunctiestoornis
Er zijn geen farmacokinetische onderzoeken met metformine uitgevoerd bij patiënten met
leverinsufficiëntie.
Effecten van leeftijd, lichaamsgewicht, geslacht en ras
Beperkte gegevens van gecontroleerde farmacokinetische onderzoeken naar metformine bij gezonde
oudere proefpersonen duiden erop dat de totale plasmaklaring van metformine verlaagd is, de
halfwaardetijd verlengd en de C
max
verhoogd, vergeleken met gezonde jonge proefpersonen. Aan de
hand van deze gegevens lijkt het erop dat de verandering in de farmacokinetiek van metformine bij het
ouder worden voornamelijk het gevolg is van een verandering in de nierfunctie.
26
Bij analyse naar geslacht waren er geen significante verschillen in de farmacokinetische parameters
van metformine tussen normale proefpersonen en patiënten met type 2-diabetes. Evenzo was het
bloedglucoseverlagende effect van metformine in gecontroleerde klinische onderzoeken bij patiënten
met type 2-diabetes bij mannen en vrouwen vergelijkbaar.
Er zijn geen onderzoeken naar de farmacokinetische parameters van metformine naar ras uitgevoerd.
In gecontroleerde klinische onderzoeken naar metformine bij patiënten met type 2-diabetes was het
bloedglucoseverlagende effect bij blanke (n=249), zwarte (n=51) en Latijns-Amerikaanse personen
(n=24) vergelijkbaar.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, acute toxiciteit, toxiciteit bij
herhaalde dosering, genotoxiciteit en carcinogeen potentieel.
Algehele toxiciteit
Ertugliflozine
Onderzoeken naar toxiciteit bij herhaalde orale dosering werden uitgevoerd bij muizen, ratten en
honden gedurende respectievelijk maximaal 13, 26 en 39 weken. Tekenen van toxiciteit die als nadelig
werden beschouwd, werden over het algemeen waargenomen bij blootstellingen hoger dan of gelijk
aan 77 keer de ongebonden blootstelling (AUC) bij de mens bij een maximale aanbevolen dosis voor
mensen (MRHD,
maximum recommended human dose)
van 15 mg/dag. De meeste toxiciteit kwam
overeen met farmacologie gerelateerd aan glucoseverlies via de urine en omvatte afgenomen
lichaamsgewicht en lichaamsvet, een verhoogde voedselconsumptie, diarree, dehydratie, verlaagd
serumglucose en stijgingen in andere serumparameters die een toegenomen eiwitmetabolisme
weergeven, gluconeogenese en stoornissen in de elektrolytbalans, en urineveranderingen zoals
polyurie, glucosurie en calciurie. Microscopische veranderingen die verband houden met glucosurie
en/of calciurie die alleen werden waargenomen bij knaagdieren omvatten dilatatie van niertubuli,
hypertrofie van de zona glomerulosa van de bijnieren (ratten) en toegenomen trabeculair bot (ratten).
Met uitzondering van emesis, waren er geen nadelige bevindingen met betrekking tot toxiciteit bij
honden bij 379 keer de ongebonden blootstelling (AUC) bij de mens bij de MRHD van 15 mg/dag.
Carcinogenese
Ertugliflozine
In het 2 jaar durende carcinogeniciteitsonderzoek bij muizen werd ertugliflozine toegediend via een
orale sonde in doses van 5, 15 en 40 mg/kg/dag. Er waren geen aan ertugliflozine gerelateerde
neoplastische bevindingen bij doses tot maximaal 40 mg/kg/dag (ongeveer 41 keer de ongebonden
blootstelling bij de mens bij de MRHD van 15 mg/dag gebaseerd op de AUC). In het 2 jaar durende
carcinogeniciteitsonderzoek bij ratten werd ertugliflozine toegediend via een orale sonde in doses van
1,5, 5 en 15 mg/kg/dag. Aan ertugliflozine gerelateerde neoplastische bevindingen omvatten een
verhoogde incidentie van benigne adrenaal medullair feochromocytoom bij mannetjesratten bij
15 mg/kg/dag. Deze bevinding werd toegeschreven aan malabsorptie van koolhydraten, die leidt tot
een veranderde calciumhemostase en werd niet als relevant voor het risico bij de mens beschouwd.
Het no-observed-effect level (NOEL, niveau waarop geen effect wordt waargenomen) voor neoplasie
was 5 mg/kg/dag (ongeveer 16 keer de ongebonden blootstelling bij de mens bij de MRHD van
15 mg/dag).
Metformine
Langetermijnonderzoeken naar carcinogeniciteit zijn uitgevoerd bij ratten (toedieningsduur van
104 weken) en muizen (toedieningsduur van 91 weken) bij doses tot en met respectievelijk
900 mg/kg/dag en 1500 mg/kg/dag. Deze doses zijn beide ongeveer 4 keer de maximale aanbevolen
dagelijkse dosis bij de mens van 2000 mg, gebaseerd op vergelijkingen van het lichaamsoppervlak.
Zowel bij mannetjes- als vrouwtjesmuizen werden geen aanwijzingen voor carcinogeniciteit met
metformine gevonden. Evenzo werd er geen tumorvormend potentieel waargenomen met metformine
27
bij mannetjesratten. Er was echter wel een verhoogde incidentie van benigne stromale uteruspoliepen
bij vrouwtjesratten die werden behandeld met 900 mg/kg/dag.
Mutagenese
Ertugliflozine
Ertugliflozine was niet mutageen of clastogeen met of zonder metabole activatie bij de microbiële
terugmutatietest,
in vitro
cytogenetische (humane lymfocyten) test en de
in vivo
micronucleustest bij
ratten.
Metformine
Er waren geen aanwijzingen voor mutageen potentieel van metformine bij de volgende
in vitro
testen:
Ames-test (S.
typhimurium),
genmutatietest (lymfoomcellen van muizen) of test op
chromosoomafwijkingen (humane lymfocyten). De resultaten bij de
in vivo
micronucleustest bij de
muis waren ook negatief.
Reproductietoxicologie
Ertugliflozine
In het onderzoek naar vruchtbaarheid en embryonale ontwikkeling bij de rat kregen mannetjes- en
vrouwtjesratten 5, 25 en 250 mg/kg/dag ertugliflozine toegediend. Er werden geen effecten op de
vruchtbaarheid waargenomen bij 250 mg/kg/dag (ongeveer 386 keer de ongebonden blootstelling bij
de mens bij de MRHD van 15 mg/dag, gebaseerd op vergelijkingen van de AUC). Ertugliflozine had
geen nadelige invloed op de ontwikkelingsuitkomsten bij ratten en konijnen bij maternale
blootstellingen die respectievelijk 239 en 1069 keer de blootstelling bij de mens waren bij de
maximale klinische dosis van 15 mg/dag, gebaseerd op de AUC. Bij een maternaal toxische dosis bij
ratten (250 mg/kg/dag) werden een lagere foetale levensvatbaarheid en een hogere incidentie van
viscerale misvorming waargenomen bij een maternale blootstelling die 510 keer de maximale
klinische dosis van 15 mg/dag bedroeg.
In het onderzoek naar pre- en postnatale ontwikkeling werden een verminderde postnatale groei en
ontwikkeling waargenomen bij ratten die ertugliflozine kregen toegediend vanaf dag 6 van de dracht
tot en met lactatiedag
21 bij ≥
100 mg/kg/dag (naar schatting 239 keer de blootstelling bij de mens bij
de maximale klinische dosis van 15 mg/dag, gebaseerd op de AUC). De seksuele rijping was bij beide
geslachten vertraagd bij 250 mg/kg/dag (naar schatting 620 keer de MRHD bij 15 mg/dag, gebaseerd
op de AUC).
Wanneer ertugliflozine werd toegediend aan jonge ratten vanaf postnatale dag (PND) 21 tot PND 90,
een periode van nierontwikkeling overeenkomend met het late tweede en derde trimester van de
zwangerschap bij de mens, werden een toegenomen gewicht van de nieren, dilatatie van het
nierbekken en de niertubuli en mineralisatie van de niertubuli gezien bij een blootstelling van 13 keer
de maximale klinische dosis van 15 mg/dag, gebaseerd op de AUC. Effecten op het bot (kortere
femurlengte, toegenomen trabeculair bot in het femur) en effecten van vertraagde puberteit werden
waargenomen bij een blootstelling van 817 keer de MRHD van 15 mg/dag, gebaseerd op de AUC. De
effecten op de nieren en het bot waren niet volledig reversibel na de herstelperiode van 1 maand.
Metformine
De vruchtbaarheid van mannetjes- of vrouwtjesratten werd niet beïnvloed door metformine bij
toediening in doses tot 600 mg/kg/dag, wat ongeveer 3 keer de maximale aanbevolen dagelijkse dosis
bij de mens is, gebaseerd op vergelijkingen van het lichaamsoppervlak. Metformine had geen nadelige
invloed op de ontwikkelingsuitkomstmaten bij toediening aan ratten en konijnen in doses van
maximaal 600 mg/kg/dag. Dit is een blootstelling van ongeveer 2 en 6 keer de blootstelling van de
maximale aanbevolen dosis bij de mens van 2000 mg, gebaseerd op vergelijkingen van het
lichaamsoppervlak voor respectievelijk ratten en konijnen. Bepaling van foetale concentraties liet een
gedeeltelijke placentabarrière voor metformine zien.
28
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Povidon K29-32 (E1201)
Microkristallijne cellulose (E460)
Crospovidon (E1202)
Natriumlaurylsulfaat (E487)
Magnesiumstearaat (E470b)
Filmomhulling
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten en Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Hypromellose (E464)
Hydroxypropylcellulose (E463)
Titaandioxide (E171)
Rood ijzeroxide (E172)
Geel ijzeroxide (E172)
Zwart ijzeroxide (E172)
Carnaubawas (E903)
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten en Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde
tabletten
Hypromellose (E464)
Hydroxypropylcellulose (E463)
Titaandioxide (E171)
Rood ijzeroxide (E172)
Carnaubawas (E903)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
2 jaar
Houdbaarheid
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Alu/PVC/PA/Alu blisterverpakkingen.
Verpakkingen van 14, 28, 56, 60, 168 en 180 filmomhulde tabletten in ongeperforeerde
blisterverpakkingen en grootverpakkingen met 196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten in
ongeperforeerde blisterverpakkingen.
Verpakkingen van 30x1 filmomhulde tabletten in geperforeerde eenheidsafleveringsverpakkingen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
29
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1265/001
EU/1/18/1265/002
EU/1/18/1265/003
EU/1/18/1265/004
EU/1/18/1265/005
EU/1/18/1265/006
EU/1/18/1265/007
EU/1/18/1265/029
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1265/008
EU/1/18/1265/009
EU/1/18/1265/010
EU/1/18/1265/011
EU/1/18/1265/012
EU/1/18/1265/013
EU/1/18/1265/014
EU/1/18/1265/030
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1265/015
EU/1/18/1265/016
EU/1/18/1265/017
EU/1/18/1265/018
EU/1/18/1265/019
EU/1/18/1265/020
EU/1/18/1265/021
EU/1/18/1265/031
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1265/022
EU/1/18/1265/023
EU/1/18/1265/024
EU/1/18/1265/025
EU/1/18/1265/026
EU/1/18/1265/027
EU/1/18/1265/028
EU/1/18/1265/032
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 23 maart 2018
30
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
31
BIJLAGE II
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
B.
C.
D.
32
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
33
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
34
A. ETIKETTERING
35
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 2,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30x1 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
168 filmomhulde tabletten
180 filmomhulde tabletten
Grootverpakking: 196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
36
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/001 (14 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/002 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/003 (30x1 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/004 (56 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/005 (60 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/006 (168 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/007 (180 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/029 (196 (4 x 49) filmomhulde tabletten)
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 2,5 mg/850 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
37
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TUSSENVERPAKKING ZONDER BLUE BOX
–
GROOTVERPAKKINGEN
–
SEGLUROMET 2,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
49 filmomhulde tabletten. Onderdeel van een grootverpakking, kan niet los worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
38
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/029
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 2,5 mg/850 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
39
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 2,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/850 mg tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
MSD
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
40
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 2,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30x1 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
168 filmomhulde tabletten
180 filmomhulde tabletten
Grootverpakking: 196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
41
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/008 (14 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/009 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/010 (30x1 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/011 (56 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/012 (60 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/013 (168 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/014 (180 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/030 (196 (4 x 49) filmomhulde tabletten)
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 2,5 mg/1000 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
42
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TUSSENVERPAKKING ZONDER BLUE BOX
–
GROOTVERPAKKINGEN
–
SEGLUROMET 2,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
49 filmomhulde tabletten. Onderdeel van een grootverpakking, kan niet los worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
43
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/030
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 2,5 mg/1000 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
44
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 2,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/1000 mg tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
MSD
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
45
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 7,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30x1 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
168 filmomhulde tabletten
180 filmomhulde tabletten
Grootverpakking: 196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
46
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/015 (14 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/016 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/017 (30x1 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/018 (56 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/019 (60 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/020 (168 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/021 (180 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/031 (196 (4 x 49) filmomhulde tabletten)
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 7,5 mg/850 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
47
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TUSSENVERPAKKING ZONDER BLUE BOX
–
GROOTVERPAKKINGEN
–
SEGLUROMET 7,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
49 filmomhulde tabletten. Onderdeel van een grootverpakking, kan niet los worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
48
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/031
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 7,5 mg/850 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
49
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 7,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/850 mg tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
MSD
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
50
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 7,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30x1 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
168 filmomhulde tabletten
180 filmomhulde tabletten
Grootverpakking: 196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
51
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/022 (14 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/023 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/024 (30x1 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/025 (56 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/026 (60 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/027 (168 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/028 (180 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/032 (196 (4 x 49) filmomhulde tabletten)
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 7,5 mg/1000 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
52
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
TUSSENVERPAKKING ZONDER BLUE BOX
–
GROOTVERPAKKINGEN
–
SEGLUROMET 7,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
49 filmomhulde tabletten. Onderdeel van een grootverpakking, kan niet los worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
53
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/032
13.
Lot
PARTIJNUMMER
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 7,5 mg/1000 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
54
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 7,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/1000 mg tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
MSD
3.
EXP
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot
PARTIJNUMMER
5.
OVERIGE
55
B. BIJSLUITER
56
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wat is Segluromet en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Segluromet en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Segluromet?
Segluromet bevat twee werkzame stoffen: ertugliflozine en metformine.
Ertugliflozine behoort tot de groep geneesmiddelen die natrium-glucose-
cotransporter-2 (SGLT2)-remmers worden genoemd.
Metformine behoort tot de groep geneesmiddelen die biguaniden worden genoemd.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Segluromet verlaagt de bloedsuikerspiegel bij volwassen patiënten (van 18 jaar en ouder) met
type 2-diabetes. Het kan ook helpen hartfalen te voorkomen.
Segluromet kan worden gebruikt in plaats van de afzonderlijke tabletten met ertugliflozine en
metformine.
Segluromet kan alleen worden gebruikt of met bepaalde andere geneesmiddelen die de
bloedsuiker verlagen.
U moet uw voedings- en lichaamsbewegingsplan blijven volgen terwijl u Segluromet gebruikt.
Hoe werkt Segluromet?
Ertugliflozine werkt door het SGLT2-eiwit in uw nieren te blokkeren. Hierdoor wordt de suiker
uit uw bloed in uw urine uitgescheiden.
Metformine werkt door de suiker (glucose) -productie in de lever te remmen.
Wat is type 2-diabetes?
Type 2-diabetes is een aandoening waarbij uw lichaam niet genoeg insuline aanmaakt of de insuline
die uw lichaam aanmaakt werkt niet zo goed als zou moeten. Uw lichaam kan ook te veel suiker
57
aanmaken. Als dit gebeurt, hoopt suiker (glucose) zich op in het bloed. Dit kan leiden tot ernstige
medische problemen, zoals hartziektes, nierziektes, blindheid en een slechte bloedsomloop.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Als u een ernstig verminderde nierfunctie heeft of dialyse nodig heeft.
Als u diabetes heeft die niet onder controle is, met bijvoorbeeld ernstige hyperglykemie (hoge
bloedsuikerspiegel), misselijkheid, braken, diarree, snel gewichtsverlies, lactaatacidose (zie
‘Risico
op lactaatac
idose’ hieronder) of ketoacidose. Ketoacidose is een aandoening waarbij
stoffen met de naam ketonlichamen zich in het bloed ophopen waardoor een diabetisch precoma
kan ontstaan. Verschijnselen hiervan kunnen zijn maagpijn, snel en diep ademen, slaperigheid
of uw adem kan een ongewone fruitgeur krijgen.
Als u een ernstige infectie heeft of uitgedroogd bent.
Als u onlangs een hartaanval heeft gehad of als u ernstige problemen met de bloedsomloop
heeft, zoals een ‘shock’ of ademhalingsproblemen.
Als u leverproblemen heeft.
Als u overmatig veel alcohol drinkt (regelmatig of alleen van tijd tot tijd).
Gebruik Segluromet niet als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is. Als u twijfelt,
neem dan contact op met uw arts voordat u Segluromet gebruikt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat en terwijl u dit middel gebruikt,
als u:
nierproblemen heeft.
schimmelinfecties van de vagina of penis heeft of heeft gehad.
type 1-diabetes heeft. Segluromet mag niet worden gebruikt om deze aandoening te behandelen.
andere geneesmiddelen voor diabetes gebruikt; u heeft meer kans om een lage
bloedsuikerspiegel te krijgen met bepaalde geneesmiddelen.
misschien een risico op uitdroging heeft (bijvoorbeeld als u geneesmiddelen gebruikt die ervoor
zorgen dat u beter kunt plassen [diuretica, plasmiddelen] of de bloeddruk verlagen of als u
65 jaar of ouder bent). Vraag naar manieren om uitdroging te voorkomen.
last heeft van snel gewichtsverlies, misselijkheid of braken, maagpijn, overmatige dorst, snel en
diep ademen, verwardheid, ongewone slaperigheid of vermoeidheid, een zoete geur van uw
adem, een zoete smaak of metaalsmaak in uw mond of een afwijkende geur van uw urine of
zweet. Neem dan onmiddellijk contact op met een arts of het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Deze
verschijnselen kunnen een teken van ‘diabetische ketoacidose’ zijn, een probleem dat u bij
diabetes kunt krijgen door een verhoogde hoeveelheid ‘ketonlichamen’ in uw urine of bloed. Dit
kan worden gezien in testen. Het risico op ontstaan van diabetische ketoacidose kan verhoogd
zijn bij langdurig vasten, overmatig alcoholgebruik, uitdroging, plotselinge verlagingen in de
dosis insuline, of een grotere behoefte aan insuline als gevolg van een grote operatie of ernstige
ziekte.
Het is belangrijk dat u regelmatig uw voeten controleert. Houd u ook aan alle andere adviezen over de
verzorging van uw voeten die u van uw zorgverlener krijgt.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts als u last krijgt van een combinatie van de symptomen pijn,
gevoeligheid, roodheid, of zwelling van de geslachtsorganen of het gebied tussen de geslachtsdelen en
de anus, met koorts of een algemeen gevoel van zich niet lekker voelen. Deze symptomen kunnen
wijzen op een zeldzame maar ernstige of zelfs levensbedreigende infectie, die necrotiserende fasciitis
van het perineum of fournier-gangreen genoemd wordt, dat het weefsel onder de huid beschadigt.
Fournier-gangreen moet onmiddellijk worden behandeld.
58
Wanneer dit geneesmiddel wordt gebruikt in combinatie met insuline of geneesmiddelen die de
insulineafgifte van de alvleesklier verhogen, kan er een lage bloedsuikerspiegel (hypoglykemie)
ontstaan. Uw arts kan de dosis van uw insuline of andere geneesmiddelen verlagen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
Risico op lactaatacidose
Segluromet kan een zeer zeldzame, maar zeer ernstige bijwerking met de naam lactaatacidose
veroorzaken, in het bijzonder als uw nieren niet goed werken. Het risico op ontstaan van
lactaatacidose is ook verhoogd bij diabetes die niet onder controle is, ernstige infecties, langdurig
vasten of alcoholconsumptie, uitdroging (zie voor meer informatie hieronder), leverproblemen en
medische aandoeningen waarbij een gedeelte van het lichaam minder zuurstof krijgt (zoals een acute
ernstige hartziekte).
Als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan contact op met uw arts voor
verdere instructies.
Stop kortdurend met het gebruik van Segluromet als u een aandoening heeft waardoor
uitdroging kan ontstaan
(aanzienlijk verlies van lichaamsvocht) zoals hevig braken, diarree, koorts,
blootstelling aan warmte of als u minder vocht drinkt dan normaal. Neem contact op met uw arts voor
verdere instructies.
Stop met het gebruiken van Segluromet en neem onmiddellijk contact op met een arts of het
dichtstbijzijnde ziekenhuis als u verschijnselen van lactaatacidose krijgt
, omdat deze aandoening
tot coma kan leiden.
Verschijnselen van lactaatacidose zijn onder meer:
braken
maagpijn (buikpijn)
spierkrampen
een algemeen gevoel van zich niet lekker voelen met ernstige vermoeidheid
moeite met ademen
verlaagde lichaamstemperatuur en hartslag
Lactaatacidose is een medisch spoedgeval en moet worden behandeld in een ziekenhuis.
Als u een grote operatie moet ondergaan, moet u stoppen met het gebruik van Segluromet tijdens en
enige tijd na de ingreep. Uw arts zal beslissen wanneer u moet stoppen en wanneer u opnieuw mag
beginnen met uw behandeling met Segluromet.
Tijdens de behandeling met Segluromet zal uw arts uw nierfunctie ten minste eenmaal per jaar
controleren of vaker als u ouder bent en/of als u een verslechterende nierfunctie heeft.
Urineglucose
Door de manier waarop Segluromet werkt, zal uw urine positief op suiker (glucose) testen als u dit
geneesmiddel gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Kinderen en jongeren tot 18 jaar mogen dit geneesmiddel niet gebruiken. Het is niet bekend of dit
geneesmiddel veilig en effectief is als het wordt gebruikt bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Segluromet nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
59
Het is mogelijk dat u vaker bloedglucose- en nierfunctietesten nodig heeft, of het is mogelijk dat uw
arts de dosis Segluromet moet aanpassen. Vertel het in het bijzonder aan uw arts:
als u geneesmiddelen gebruikt die ervoor zorgen dat u beter kunt plassen (diuretica,
plasmiddelen);
als u andere geneesmiddelen gebruikt die de hoeveelheid suiker in uw bloed verlagen, zoals
insuline of geneesmiddelen die de insulineafgifte van de alvleesklier verhogen;
als u geneesmiddelen gebruikt voor de behandeling van pijn en ontsteking (NSAID’s en
COX-2-remmers zoals ibuprofen en celecoxib);
als u bepaalde geneesmiddelen gebruikt voor de behandeling van een hoge bloeddruk (ACE-
remmers en angiotensine II-receptorantagonisten).
Als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is (of als u twijfelt), vertel dat dan aan uw
arts.
Als u een injectie met een contrastmiddel dat jodium bevat moet krijgen, bijvoorbeeld voor een
röntgenfoto of een scan, moet u stoppen met het gebruiken van Segluromet vóór of op het moment van
de injectie. Uw arts zal beslissen wanneer u moet stoppen en wanneer u opnieuw mag beginnen met
uw behandeling met Segluromet.
Waar moet u op letten met alcohol?
Vermijd overmatige alcoholconsumptie als u Segluromet gebruikt, aangezien dit het risico op
lactaatacidose kan verhogen (zie rubriek ‘Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?’).
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Het is niet bekend of Segluromet een schadelijk effect op uw ongeboren baby kan hebben. Als u
zwanger bent, bespreek dan met uw arts wat de beste manier is om uw bloedsuikerspiegel onder
controle te houden terwijl u zwanger bent. Gebruik Segluromet niet als u zwanger bent.
Het is niet bekend of Segluromet in de moedermelk terechtkomt. Bespreek met uw arts wat de beste
manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel gebruikt. Gebruik Segluromet niet als u
borstvoeding geeft.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Dit geneesmiddel heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen. Inname van dit geneesmiddel in combinatie met insuline of geneesmiddelen
die de insulineafgifte van de alvleesklier verhogen, kan ertoe leiden dat de bloedsuikerspiegel te laag
wordt (hypoglykemie). Dit kan verschijnselen veroorzaken zoals beven, zweten en een verandering in
het gezichtsvermogen, en kan uw rijvaardigheid en vermogen om machines te bedienen beïnvloeden.
Bestuur geen voertuig en gebruik geen gereedschap of machines als u zich duizelig voelt terwijl u
Segluromet gebruikt.
Segluromet bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
‘natriumvrij’ is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel mag u gebruiken?
De aanbevolen dosering van Segluromet is tweemaal daags één tablet.
60
De dosis Segluromet die u zult gebruiken, is afhankelijk van uw toestand en de hoeveelheid
ertugliflozine en metformine die u nodig heeft om uw bloedsuikerspiegel onder controle te
houden.
Uw arts zal u de juiste dosis voorschrijven. Verander uw dosis niet, tenzij uw arts u dat heeft
verteld.
Inname van dit geneesmiddel
Slik de tablet door. Als u moeite heeft om de tablet door te slikken, mag de tablet worden
gebroken of fijngemalen.
Neem tweemaal daags één tablet in. Probeer de tablet elke dag op hetzelfde tijdstip in te nemen,
dit helpt u te onthouden om hem in te nemen.
Het is het beste om uw tablet bij de maaltijd in te nemen. Dit verlaagt de kans dat u
maagklachten krijgt.
U moet uw voedings- en lichaamsbewegingsplan blijven volgen terwijl u Segluromet gebruikt.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel Segluromet heeft ingenomen, neem dan onmiddellijk contact op met een arts of
apotheker.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u een dosis bent vergeten, neem deze dan in zodra u eraan denkt. Als het echter al bijna tijd is voor
uw volgende dosis, slaat u de gemiste dosis over en gaat u verder met uw gebruikelijke schema.
Neem geen dubbele dosis (twee doses tegelijk) om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop niet met het gebruik van dit geneesmiddel zonder met uw arts te overleggen. Als u stopt met dit
geneesmiddel, kan uw bloedsuikerspiegel stijgen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Neem onmiddellijk contact op met een arts of het dichtstbijzijnde ziekenhuis als u een van de
volgende ernstige bijwerkingen heeft:
Lactaatacidose (zeer zelden, kan voorkomen bij minder dan 1 op de 10.000 gebruikers)
Segluromet kan een zeer zeldzame, maar zeer ernstige bijwerking die lactaatacidose genoemd wordt
veroorzaken (zie rubriek ‘Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?’). Als dit gebeurt,
moet u stoppen met het gebruik van Segluromet en onmiddellijk contact opnemen met een arts of het
dichtstbijzijnde ziekenhuis, omdat lactaatacidose tot coma kan leiden.
Diabetische ketoacidose (zelden, kan voorkomen bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers)
De verschijnselen van diabetische ketoacidose (zie ook de rubriek ‘Wanneer moet u extra voorzichtig
zijn met dit middel?’) zijn:
verhoogde hoeveelheid ‘ketonlichamen’ in uw urine of bloed
snel gewichtsverlies
misselijkheid of braken
maagpijn
overmatige dorst
snel en diep ademhalen
61
verwardheid
ongewone slaperigheid of vermoeidheid
een zoete geur van uw adem, een zoete smaak of metaalsmaak in uw mond of een afwijkende
geur van uw urine of zweet
Dit kan optreden ongeacht uw bloedsuikerspiegel. Uw arts kan beslissen om uw behandeling met
Segluromet tijdelijk of definitief stop te zetten.
Necrotiserende fasciitis van het perineum of fournier-gangreen (niet bekend, kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Een ernstige infectie van weke delen van de geslachtsorganen of het gebied tussen de geslachtsdelen
en de anus (zie rubriek
‘
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
’
voor symptomen).
Als u last krijgt van een van de hierboven vermelde bijwerkingen, neem dan onmiddellijk contact op
met een arts of het dichtstbijzijnde ziekenhuis.
Neem zo snel mogelijk contact op met uw arts als u last krijgt van de volgende bijwerkingen:
Urineweginfectie (zeer vaak, kan voorkomen bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
Bij een urineweginfectie kunt u last krijgen van:
brandend gevoel bij het plassen
troebele urine
pijn in uw bekken of in uw rug (als uw nieren ontstoken zijn)
Het komt bijna nooit voor, maar krijgt u koorts of ziet u bloed in uw urine? Vertel dit dan meteen aan
uw arts.
Uitdroging (te veel vocht uit uw lichaam verliezen; vaak, kan voorkomen bij minder dan 1 op de
10 gebruikers)
Bij uitdroging kunt u last krijgen van:
droge mond
duizeligheid, licht gevoel in het hoofd, gevoel van zwakte, vooral als u opstaat
flauwvallen
U kunt meer kans hebben om uitgedroogd te raken als u:
nierproblemen heeft
geneesmiddelen gebruikt die ervoor zorgen dat u beter kunt plassen (diuretica, plasmiddelen) of
de bloeddruk verlagen
65 jaar of ouder bent
Lage bloedsuiker (hypoglykemie; vaak)
Uw arts zal u vertellen hoe u een lage bloedsuikerspiegel moet behandelen en wat u moet doen als u
een van de onderstaande verschijnselen of tekenen heeft. Het is mogelijk dat uw arts de dosis van uw
insuline of uw andere geneesmiddel voor diabetes verlaagt.
Tekenen en verschijnselen van een lage bloedsuikerspiegel kunnen zijn:
hoofdpijn
sufheid
prikkelbaarheid
honger
duizeligheid
verwardheid
zweten
zich zenuwachtig voelen
zwakheid
snelle hartslag
Als u last krijgt van een van de bovenstaande bijwerkingen, neem dan zo snel mogelijk contact op met
uw arts.
62
Andere bijwerkingen kunnen zijn:
Zeer vaak
vaginale schimmelinfectie (candidiase)
Vaak
misselijkheid
braken
diarree
maagpijn
verlies van eetlust
schimmelinfecties van de penis
veranderingen in urineren, waaronder dringende behoefte om vaker te urineren, in grotere
hoeveelheden, of ’s nachts
dorst
vaginale jeuk
verandering in smaak
bloedtesten kunnen andere uitslagen geven in de hoeveelheid ureum in uw bloed
bloedtesten kunnen andere uitslagen geven in de hoeveelheid totale en slechte cholesterol (LDL
genoemd, een soort vet in uw bloed)
bloedtesten kunnen andere uitslagen geven in de hoeveelheid rode bloedcellen in uw bloed
(hemoglobine genoemd)
Soms (kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
bloedtesten kunnen andere uitslagen geven met betrekking tot de nierfunctie (zoals ‘creatinine’)
verlaagde gehaltes vitamine B
12
. Dit kan anemie (bloedarmoede, laag aantal rode bloedcellen)
veroorzaken.
verstoringen in leverfunctietesten
hepatitis (een leverprobleem)
netelroos (galbulten)
roodheid van de huid
jeuk
Zeer zelden
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
doordrukstrip en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat de verpakking beschadigd is of tekenen van geknoei
vertoont.
63
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de wc en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert, worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn ertugliflozine en metformine.
o
Elke Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als
ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg metforminehydrochloride.
o
Elke Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als
ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg metforminehydrochloride.
o
Elke Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als
ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg metforminehydrochloride.
o
Elke Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als
ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg metforminehydrochloride.
De andere stoffen in dit middel zijn:
o
Tabletkern: povidon (K29-32) (E1201), microkristallijne cellulose (E460), crospovidon
(E1202), natriumlaurylsulfaat (E487), magnesiumstearaat (E470b).
Filmomhulling:
Segluromet 2,5 mg/850 mg tabletten en Segluromet 7,5 mg/850 mg tabletten:
o
hypromellose (E464), hydroxypropylcellulose (E463), titaandioxide (E171), rood
ijzeroxide (E172), geel ijzeroxide (E172), zwart ijzeroxide (E172), carnaubawas (E903).
o
Segluromet 2,5 mg/1000 mg tabletten en Segluromet 7,5 mg/1000 mg tabletten:
hypromellose (E464), hydroxypropylcellulose (E463), titaandioxide (E171), rood
ijzeroxide (E172), carnaubawas (E903).
Hoe ziet Segluromet eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn beige, ovale, filmomhulde
tabletten van 18 x 10 mm met aan éé
n kant de ‘2.5/850’
gestanst en aan de andere kant glad.
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn roze, ovale, filmomhulde
tabletten van 19,1 x 10,6 mm met a
an één kant ‘2.5/1000’
gestanst en aan de andere kant glad.
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn donkerbruine, ovale,
filmomhulde tabletten van 18 x 10 mm met
aan één kant ‘7.5/850’
gestanst en aan de andere
kant glad.
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn rode, ovale, filmomhulde
tabletten van 19,1 x 10,6 mm met a
an één kant ‘7.5/1000’
gestanst en aan de andere kant glad.
Segluromet is verkrijgbaar in Alu/PVC/PA/Alu doordrukstrips. De verpakkingsgrootten zijn 14, 28,
56, 60, 168 en 180 filmomhulde tabletten in ongeperforeerde doordrukstrips, een grootverpakking met
196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten in ongeperforeerde doordrukstrips en
30x1 filmomhulde tabletten in geperforeerde eenheidsafleveringsverpakkingen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
64
België/Belgique/Belgien
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Lietuva
UAB Merck Sharp & Dohme
Tel: + 370 5 2780247
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Tél/Tel: +32(0)27766211
dpoc_belux@merck.com
Magyarország
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel.: + 36 1 888-5300
hungary_msd@merck.com
Malta
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
malta_info@merck.com
Nederland
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel.: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
medicalinfo.nl@merck.com
Norge
MSD (Norge) AS
Tlf: + 47 32 20 73 00
msdnorge@msd.no
Österreich
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0) 1 26 044
msd-medizin@merck.com
Polska
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel.: +48 22 549 51 00
msdpolska@merck.com
Portugal
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tel: + 351 21 4465700
inform_pt@merck.com
România
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: +40 21 529 29 00
msdromania@merck.com
България
Мерк Шарп и Доум България ЕООД
Teл.: +
359 2 819 3737
info-msdbg@merck.com
Česká republika
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
Tel: +420 233 010 111
dpoc_czechslovak@merck.com
Danmark
MSD Danmark ApS
Tlf: +45 4482 4000
dkmail@merck.com
Deutschland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
e-mail@msd.de
Eesti
Merck Sharp & Dohme OÜ
Tel: + 372 6144 200
msdeesti@merck.com
Ελλάδα
MSD
Α.Φ.Β.Ε.Ε.
Τηλ: +
30 210 98 97 300
dpoc_greece@merck.com
España
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
Tel: +34 91 321 06 00
msd_info@merck.com
France
MSD France
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Hrvatska
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Tel: + 385 1 6611 333
croatia_info@merck.com
65
Ireland
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Limited
Tel: +353 (0)1 2998700
medinfo_ireland@merck.com
Ísland
Vistor hf.
Sími: + 354 535 7000
Slovenija
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
d.o.o.
Tel: + 386 1 5204201
msd_slovenia@merck.com
Slovenská republika
Merck Sharp & Dohme, s.r.o.
Tel: + 421 (2) 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Suomi/Finland
MSD Finland Oy
Puh/Tel: + 358 (0)9 804650
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
Tfn: + 46 (0)77 570 04 88
medicinskinfo@merck.com
Italia
MSD Italia S.r.l.
Tel: +39 06 361911
medicalinformation.it@merck.com
Κύπρος
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Τηλ: 800 00 673
+357 22866700
cyprus
_
info@merck
.
com
Latvija
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Tel: + 371 67 364224
msd_lv@merck.com
United Kingdom (Northern Ireland)
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human
Health) Limited
Tel: + 353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in
{
MM/JJJJ
}
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
66
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden
verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van
bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride.
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride.
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride.
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet).
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Beige, ovale, filmomhulde tablet van 18 x 10 mm met aan één kant `2.5/850' gestanst en aan de
andere kant glad.
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Roze, ovale, filmomhulde tablet van 19,1 x 10,6 mm met aan één kant `2.5/1000' gestanst en aan de
andere kant glad.
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Donkerbruine, ovale, filmomhulde tablet van 18 x 10 mm met aan één kant `7.5/850' gestanst en aan
de andere kant glad.
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Rode, ovale, filmomhulde tablet van 19,1 x 10,6 mm met aan één kant `7.5/1000' gestanst en aan de
andere kant glad.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Segluromet is geïndiceerd bij volwassenen voor de behandeling van type 2-diabetes mellitus als
aanvulling op een dieet en lichaamsbeweging:
·
bij patiënten die onvoldoende onder controle zijn met alleen hun maximaal verdraagbare dosis
metformine;
·
in combinatie met andere geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes bij patiënten die
onvoldoende onder controle zijn met metformine en deze geneesmiddelen;
·
bij patiënten die al worden behandeld met de combinatie van ertugliflozine en metformine als
afzonderlijke tabletten.
Voor onderzoeksresultaten ten aanzien van combinaties van therapieën, effecten op
bloedglucoseregulatie, cardiovasculaire voorvallen en de onderzochte populaties, zie rubrieken 4.4,
4.5 en 5.1.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
De aanbevolen dosering is tweemaal daags één tablet. De dosering dient individueel te worden
aangepast op basis van het huidige behandelschema van de patiënt, de effectiviteit en
verdraagbaarheid, gebruikmakend van de aanbevolen dagelijkse dosis van 5 mg of 15 mg
ertugliflozine, zonder de maximale aanbevolen dagelijkse dosis metformine te overschrijden.
Bij patiënten met volumedepletie wordt aanbevolen deze toestand te corrigeren voordat met
Segluromet wordt begonnen (zie rubriek 4.4).
Als er een dosis wordt vergeten, dient die te worden ingenomen zodra de patiënt eraan denkt.
Patiënten mogen geen twee doses Segluromet tegelijkertijd innemen.
Volwassenen met een normale nierfunctie (glomerulaire filtratiesnelheid [GFR] 90 ml/min)
Voor patiënten die onvoldoende onder controle zijn met metformine (ofwel alleen ofwel in combinatie
met andere geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes)
De aanbevolen startdosering van Segluromet is tweemaal daags 2,5 mg ertugliflozine (dagelijkse dosis
van 5 mg) waarbij de dosis van metformine hetzelfde is als de dosis die al wordt ingenomen. Bij
patiënten die een totale dagelijkse dosis van 5 mg ertugliflozine verdragen, kan de dosis worden
verhoogd naar een totale dagelijkse dosis van 15 mg ertugliflozine indien aanvullende
bloedglucoseregulatie nodig is.
Voor patiënten die overschakelen van afzonderlijke tabletten ertugliflozine en metformine
Patiënten die overschakelen van afzonderlijke tabletten ertugliflozine (totale dagelijkse dosis van 5 mg
of 15 mg) en metformine naar Segluromet dienen dezelfde dagelijkse dosis ertugliflozine en
metformine te krijgen als die al wordt ingenomen of de therapeutisch gezien dichtstbij gelegen
geschikte dosis metformine.
Wanneer Segluromet wordt gebruikt in combinatie met insuline of een insulinesecretagoog kan een
lagere dosis insuline of insulinesecretagoog nodig zijn om het risico op hypoglykemie te verlagen (zie
rubrieken 4.4, 4.5 en 4.8).
Nierfunctiestoornis
Vóór aanvang van behandeling met geneesmiddelen die metformine bevatten, dient een beoordeling
van de GFR plaats te vinden, en daarna ten minste jaarlijks. Bij patiënten met een verhoogd risico op
verdere progressie van de nierfunctiestoornis en bij ouderen dient de nierfunctie vaker te worden
beoordeeld, bijvoorbeeld om de 3-6 maanden.
Starten met dit geneesmiddel wordt niet aanbevolen bij patiënten met een GFR van minder dan
45 ml/min (zie rubriek 4.4).
Bij patiënten met een matige nierfunctiestoornis verlaagt ertuglifozine de bloedglucosespiegel minder
goed en waarschijnlijk helemaal niet bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis. Als
aanvullende bloedglucoseregulatie nodig is, moet aanvulling met andere antihyperglykemische
middelen worden overwogen (zie rubriek 4.4).
De maximale dagelijkse dosis metformine dient bij voorkeur te worden verdeeld over 2-3 doses per
dag. Factoren die het risico op lactaatacidose kunnen verhogen (zie rubriek 4.4), dienen te worden
beoordeeld voordat overwogen wordt te starten met metformine bij patiënten met een GFR
< 60 ml/min.
Indien er geen geschikte sterkte van Segluromet beschikbaar is, dienen afzonderlijke componenten te
worden gebruikt in plaats van de vaste-dosiscombinatie.
GFR ml/min
Metformine
Ertugliflozine
60-89
Maximale dagelijkse dosis is
Maximale dagelijkse dosis is
3000 mg.
15 mg.
Bij een afnemende nierfunctie kan
Start met 5 mg.
dosisverlaging worden overwogen.
Titreer zo nodig omhoog tot
15 mg voor
bloedglucoseregulatie.
45-59
Maximale dagelijkse dosis is
Maximale dagelijkse dosis is
2000 mg.
15 mg.
De startdosis is hoogstens de helft
Start met 5 mg.
van de maximale dosis.
Titreer zo nodig omhoog tot
15 mg voor
bloedglucoseregulatie.
30-44
Maximale dagelijkse dosis is
Starten wordt niet aanbevolen.
1000 mg.
De startdosis is hoogstens de helft
van de maximale dosis.
< 30
Metformine is gecontra-indiceerd.
Niet aanbevolen.
Leverfunctiestoornis
Segluromet is gecontra-indiceerd bij patiënten met een leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.3 en 4.4).
Ouderen ( 65 jaar)
Oudere patiënten hebben een grotere kans op een verminderde nierfunctie. Omdat na het starten met
ertugliflozine afwijkingen in de nierfunctie kunnen optreden, en omdat van metformine bekend is dat
het in aanzienlijke mate via de nieren wordt uitgescheiden, dient Segluromet bij ouderen met
voorzichtigheid te worden gebruikt. Regelmatige beoordeling van de nierfunctie is noodzakelijk om
aan metformine gerelateerde lactaatacidose te helpen voorkomen, vooral bij oudere patiënten (zie
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Segluromet bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Segluromet dient tweemaal daags oraal te worden ingenomen bij de maaltijd om gastro-intestinale
bijwerkingen die geassocieerd worden met metformine te verminderen. In geval van slikproblemen
kan de tablet worden gebroken of fijngemalen omdat het een toedieningsvorm met directe afgifte is.
4.3 Contra-indicaties
-
overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde
hulpstoffen
-
alle types acute metabole acidose (zoals lactaatacidose, diabetische ketoacidose [DKA])
-
diabetisch precoma
-
ernstig nierfalen (GFR minder dan 30 ml/min), eindstadium nierfalen (ESRD) of patiënten die
worden gedialyseerd (zie rubriek 4.4)
-
een acute toestand die in potentie de nierfunctie kan veranderen, zoals:
-
dehydratie
-
ernstige infectie
-
shock
-
acute of chronische ziekte die weefselhypoxie kan veroorzaken, zoals:
-
hartfalen of respiratoir falen
-
recent myocardinfarct
-
shock
-
leverfunctiestoornis
-
acute alcoholintoxicatie, alcoholisme.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Algemeen
Segluromet dient niet te worden gebruikt bij patiënten met type 1-diabetes mellitus.
Lactaatacidose
Lactaatacidose, een zeer zeldzame maar ernstige metabole complicatie, treedt het vaakst op bij een
acute achteruitgang van de nierfunctie of cardiorespiratoire ziekte of sepsis. Bij een acute
achteruitgang van de nierfunctie treedt accumulatie van metformine op en neemt het risico op
lactaatacidose toe.
In geval van dehydratie (ernstig braken, diarree, koorts of verminderde vochtinname) dient metformine
tijdelijk te worden stopgezet en wordt aanbevolen contact op te nemen met een zorgprofessional.
Geneesmiddelen die de nierfunctie acuut kunnen verminderen (zoals antihypertensiva, diuretica en
niet-steroïde ontstekingsremmers [NSAID's]) dienen met voorzichtigheid te worden gestart bij
patiënten die met metformine worden behandeld. Overige risicofactoren voor lactaatacidose zijn
overmatige alcoholconsumptie, leverinsufficiëntie, onvoldoende gereguleerde diabetes, ketose,
langdurig vasten en aandoeningen die gepaard gaan met hypoxie, evenals gelijktijdig gebruik van
geneesmiddelen die lactaatacidose kunnen veroorzaken (zie rubrieken 4.3 en 4.5).
Patiënten en/of verzorgers dienen te worden geïnformeerd over het risico op lactaatacidose.
Lactaatacidose wordt gekenmerkt door acidotische dyspneu, buikpijn, spierkrampen, asthenie en
hypothermie gevolgd door coma. In het geval van vermoede symptomen dient de patiënt te stoppen
met de inname van metformine en onmiddellijk medische hulp in te roepen. Diagnostische
Toediening van jodiumhoudende contrastmiddelen
Intravasculaire toediening van jodiumhoudende contrastmiddelen kan leiden tot door contrast
geïnduceerde nefropathie, met accumulatie van metformine en een verhoogd risico op lactaatacidose
tot gevolg. Segluromet moet worden stopgezet vóór of op het moment van de beeldvormende
procedure en mag pas ten minste 48 uur daarna worden hervat, op voorwaarde dat de nierfunctie
opnieuw is beoordeeld en stabiel blijkt te zijn (zie rubrieken 4.2 en 4.5).
Nierfunctiestoornis
De werkzaamheid van ertugliflozine voor bloedglucoseregulatie is afhankelijk van de nierfunctie, en
de glykemische werkzaamheid is verminderd bij patiënten die een matige nierfunctiestoornis hebben
en waarschijnlijk afwezig bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (zie rubriek 4.2).
Segluromet mag niet worden gestart bij patiënten met een GFR lager dan 45 ml/min. Segluromet moet
worden stopgezet wanneer de GFR aanhoudend minder dan 45 ml/min is.
De GFR dient te worden beoordeeld voordat de behandeling wordt opgestart en regelmatig daarna (zie
rubriek 4.2). Frequentere controle van de nierfunctie wordt aanbevolen bij patiënten met een GFR
lager dan 60 ml/min. Metformine is gecontra-indiceerd bij patiënten met een GFR < 30 ml/min en
dient tijdelijk te worden stopgezet bij aanwezigheid van aandoeningen die de nierfunctie wijzigen (zie
rubriek 4.3).
Operaties
Segluromet dient te worden stopgezet op het moment van een operatie onder algehele, spinale of
epidurale anesthesie. De behandeling mag niet eerder opnieuw worden gestart dan 48 uur na een
operatie of hervatting van orale voeding en op voorwaarde dat de nierfunctie herbeoordeeld is en
stabiel blijkt te zijn.
Hypotensie/volumedepletie
Ertugliflozine veroorzaakt een osmotische diurese, wat kan leiden tot intravasculaire
volumecontractie. Daarom kan na het starten met Segluromet symptomatische hypotensie optreden
(zie rubriek 4.8), in het bijzonder bij patiënten met een nierfunctiestoornis (eGFR minder dan
60 ml/min/1,73 m2 of een creatinineklaring (CrCL) van minder dan 60 ml/min), oudere patiënten
( 65 jaar), patiënten die diuretica gebruiken of patiënten met een voorgeschiedenis van hypotensie die
een bloeddrukverlagende behandeling krijgen. Alvorens met Segluromet te beginnen, dient de
volumestatus te worden beoordeeld en indien nodig te worden gecorrigeerd. Controleer na het starten
van de behandeling regelmatig op tekenen en symptomen.
Als gevolg van het werkingsmechanisme van ertugliflozine, veroorzaakt het een osmotische diurese,
verhoogt het de serumcreatinine en verlaagt het de eGFR. De verhoging van serumcreatinine en daling
in eGFR waren groter bij patiënten met een matige nierfunctiestoornis (zie rubriek 4.8).
In geval van aandoeningen die kunnen leiden tot vochtverlies (bijvoorbeeld gastro-intestinale ziekte),
wordt voor patiënten die ertugliflozine krijgen een zorgvuldige controle van de volumestatus
(bijvoorbeeld lichamelijk onderzoek, metingen van de bloeddruk, laboratoriumtesten waaronder
hematocriet) en elektrolyten aanbevolen. Tijdelijke onderbreking van de behandeling met Segluromet
dient te worden overwogen totdat het vochtverlies is gecorrigeerd.
Diabetische ketoacidose
Zeldzame gevallen van DKA, waaronder levensbedreigende en fatale gevallen, zijn gemeld in
klinische onderzoeken en postmarketing bij patiënten die werden behandeld met natrium-
glucosecotransporter-2 (SGLT2) -remmers, waaronder ertugliflozine. In een aantal gevallen was de
presentatie van de aandoening atypisch met slechts matig verhoogde bloedglucosewaarden, lager dan
14 mmol/l (250 mg/dl). Het is niet bekend of DKA vaker optreedt bij hogere doses ertugliflozine.
Bij patiënten bij wie DKA wordt vermoed of gediagnosticeerd, dient de behandeling met Segluromet
onmiddellijk te worden gestaakt.
De behandeling dient te worden onderbroken bij patiënten die worden opgenomen in het ziekenhuis
voor grote chirurgische ingrepen of voor ernstige acute medische aandoeningen. Monitoring van
ketonen wordt aanbevolen bij deze patiënten. Het meten van ketonenwaarden in het bloed heeft de
voorkeur boven meten in de urine. Behandeling met Segluromet kan opnieuw worden gestart wanneer
de ketonenwaarden normaal zijn en de toestand van de patiënt is gestabiliseerd.
Vóór aanvang van de behandeling met Segluromet dient rekening te worden gehouden met factoren in
de anamnese van de patiënt die predisponeren voor ketoacidose.
Patiënten die mogelijk een hoger risico op DKA hebben, zijn patiënten met een lage
bèta-celfunctiereserve (bijvoorbeeld patiënten met type 2-diabetes met een lage C-peptide of latente
auto-immune diabetes bij volwassenen (LADA, latent autoimmune diabetes in adults) of patiënten
met een voorgeschiedenis van pancreatitis), patiënten met aandoeningen die leiden tot een beperkte
inname van voedsel of ernstige dehydratie, patiënten bij wie de doses insuline zijn verlaagd en
patiënten met een verhoogde insulinebehoefte vanwege een acute medische ziekte, operatie of
alcoholmisbruik. SGLT2-remmers moeten bij deze patiënten met voorzichtigheid worden gebruikt.
Opnieuw starten van een behandeling met een SGLT2-remmer bij patiënten met eerdere DKA tijdens
een behandeling met een SGLT2-remmer wordt niet aanbevolen, tenzij een andere duidelijke
precipiterende factor wordt vastgesteld en verholpen.
De veiligheid en werkzaamheid van Segluromet bij patiënten met type 1-diabetes zijn niet vastgesteld
en Segluromet mag niet worden gebruikt voor de behandeling van patiënten met type 1-diabetes.
Beperkte gegevens uit klinische onderzoeken wijzen erop dat DKA vaak optreedt wanneer patiënten
met type 1-diabetes worden behandeld met SGLT2-remmers.
Amputaties van de onderste ledematen
VERTIS CV (eValuation of ERTugliflozin effIcacy and Safety, CardioVascular), een
langetermijnonderzoek naar cardiovasculaire uitkomsten, is een onderzoek bij patiënten met type 2-
diabetes mellitus en vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire ziekte, bij wie niet-traumatische
amputaties van de onderste ledematen (voornamelijk van de teen) werden gemeld met een incidentie
van 2,0 % (0,57 proefpersonen met een voorval per 100 patiëntjaren), 2,1 % (0,60 proefpersonen met
een voorval per 100 patiëntjaren) en 1,6 % (0,47 proefpersonen met een voorval per 100 patiëntjaren)
voor respectievelijk de ertugliflozine 5 mg-groep, de ertugliflozine 15 mg-groep en de placebogroep.
Het aantal gevallen van amputatie van de onderste ledematen bedroeg 0,75 en 0,96 versus
0,74 voorvallen per 100 patiëntjaren voor respectievelijk de ertugliflozine 5 mg-groep en
ertugliflozine 15 mg-groep versus de placebogroep. In klinische langetermijnonderzoeken naar
type 2-diabetes mellitus met SGLT2-remmers is een stijging in het aantal gevallen van amputatie van
de onderste ledematen (voornamelijk van de teen) waargenomen. Het is niet bekend of dit een klasse-
effect is. Het is belangrijk patiënten met diabetes voor te lichten over regelmatige preventieve
voetverzorging.
Hypoglykemie bij gelijktijdig gebruik van insuline en insulinesecretagogen
Ertugliflozine kan het risico op hypoglykemie verhogen wanneer het wordt gebruikt in combinatie met
insuline en/of een insulinesecretagoog, waarvan bekend is dat ze hypoglykemie veroorzaken (zie
rubriek 4.8). Daarom kan een lagere dosis insuline of insulinesecretagoog nodig zijn om het risico op
hypoglykemie tot een minimum te beperken wanneer het wordt gebruikt in combinatie met
Segluromet (zie rubrieken 4.2 en 4.5).
Urineweginfecties
Uitscheiding van glucose via de urine kan in verband worden gebracht met een verhoogd risico op
urineweginfecties (zie rubriek 4.8). Tijdelijke onderbreking van de behandeling met ertugliflozine
dient te worden overwogen bij het behandelen van pyelonefritis of urosepsis.
Necrotiserende fasciitis van het perineum (fournier-gangreen)
Na het in de handel brengen zijn er gevallen van necrotiserende fasciitis van het perineum (ook bekend
als fournier-gangreen) gemeld bij vrouwelijke en mannelijke patiënten die SGLT2-remmers innemen.
Dit is een zeldzaam maar ernstig en potentieel levensbedreigend voorval dat met spoed een
chirurgische ingreep en antibiotische behandeling vereist.
Patiënten moet worden geadviseerd een arts te raadplegen als ze last hebben van een combinatie van
de symptomen pijn, gevoeligheid, erytheem, of zwelling in het genitale of perineale gebied, met koorts
of malaise. Wees ervan bewust dat urogenitale infectie of perineaal abces aan necrotiserende fasciitis
vooraf kan gaan. Als fournier-gangreen vermoed wordt, dient de toediening van Segluromet te worden
stopgezet en onmiddellijk een behandeling (waaronder antibiotica en chirurgisch debridement) te
worden ingesteld.
Ouderen
Oudere patiënten kunnen een verhoogd risico op volumedepletie en een nierfunctiestoornis hebben.
Patiënten van 65 jaar en ouder die werden behandeld met ertugliflozine hadden een hogere incidentie
van bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie dan jongere patiënten. Het risico op aan metformine
gerelateerde lactaatacidose neemt toe met de leeftijd van de patiënt, omdat oudere patiënten een
grotere kans hebben om een lever-, nier- of hartfunctiestoornis te hebben dan jongere patiënten. In
VERTIS CV, een langetermijnonderzoek naar cardiovasculaire uitkomsten, waren de veiligheid en
werkzaamheid bij patiënten van 65 jaar en ouder vergelijkbaar met die bij patiënten jonger dan 65 (zie
rubrieken 4.2 en 4.8). Beoordeel de nierfunctie bij oudere patiënten vaker.
Hartfalen
Er is geen ervaring in klinische onderzoeken met ertugliflozine in New York Heart Association
(NYHA) klasse IV.
Laboratoriumuitslagen urine
Als gevolg van het werkingsmechanisme van ertugliflozine zullen patiënten die Segluromet gebruiken
positief testen op glucose in hun urine. Om de bloedglucoseregulatie te controleren, dienen andere
methoden te worden gebruikt.
Interferentie met 1,5-anhydroglucitol (1,5-AG) -gehaltebepaling
Controle van de bloedglucoseregulatie met de 1,5-AG-gehaltebepaling wordt niet aanbevolen,
aangezien metingen van 1,5-AG onbetrouwbaar zijn voor de beoordeling van de bloedglucoseregulatie
bij patiënten die geneesmiddelen gebruiken die een SGLT2-remmer bevatten. Om de
bloedglucoseregulatie te controleren dienen er andere methoden te worden gebruikt.
Natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
Er zijn geen onderzoeken naar farmacokinetische geneesmiddelinteracties met Segluromet uitgevoerd;
er zijn echter wel dergelijke onderzoeken uitgevoerd met ertugliflozine en metformine, de
afzonderlijke werkzame bestanddelen van Segluromet.
Ertugliflozine
Farmacodynamische interacties
Diuretica
Ertugliflozine kan het diuretische effect van diuretica versterken en kan het risico op dehydratie en
hypotensie verhogen (zie rubriek 4.4).
Insuline en insulinesecretagogen
Insuline en insulinesecretagogen, zoals sulfonylureumderivaten, veroorzaken hypoglykemie.
Ertugliflozine kan het risico op hypoglykemie verhogen wanneer het wordt gebruikt in combinatie met
insuline en/of een insulinesecretagoog. Daarom kan een lagere dosis insuline of insulinesecretagoog
nodig zijn om het risico op hypoglykemie te verminderen wanneer het wordt gebruikt in combinatie
met Segluromet (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 4.8).
Farmacokinetische interacties
Effecten van andere geneesmiddelen op de farmacokinetiek van ertugliflozine
Metabolisme door UGT1A9 en UGT2B7 is het voornaamste klaringsmechanisme van ertugliflozine.
Onderzoeken naar interacties opgezet met een enkelvoudige dosis die werden uitgevoerd bij gezonde
proefpersonen, duiden erop dat de farmacokinetiek van ertugliflozine niet wordt gewijzigd door
sitagliptine, metformine, glimepiride of simvastatine.
Toediening van meerdere doses rifampicine (een UGT- en CYP-inductor) vermindert de AUC en Cmax
van ertugliflozine met respectievelijk 39 % en 15 %. Deze vermindering in blootstelling wordt niet als
klinisch relevant beschouwd en daarom wordt geen dosisaanpassing aanbevolen. Een klinisch relevant
effect met andere inductoren (bijvoorbeeld carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital) wordt niet
verwacht.
De invloed van UGT-remmers op de farmacokinetiek van ertugliflozine is niet klinisch onderzocht,
maar een mogelijke toename van blootstelling aan ertugliflozine door UGT-remming wordt niet als
klinisch relevant beschouwd.
Effecten van ertugliflozine op de farmacokinetiek van andere geneesmiddelen
Onderzoeken naar interacties die werden uitgevoerd bij gezonde vrijwilligers wijzen erop dat
ertugliflozine geen klinisch relevant effect had op de farmacokinetiek van sitagliptine, metformine en
glimepiride.
Gelijktijdige toediening van simvastatine met ertugliflozine resulteerde in een toename in de AUC en
Cmax van simvastatine van respectievelijk 24 % en 19 %, en in een toename van de AUC en de Cmax
van simvastatinezuur van respectievelijk 30 % en 16 %. Het mechanisme voor de kleine verhogingen
van simvastatine en simvastatinezuur is niet bekend en wordt niet tot stand gebracht door middel van
OATP-remming door ertugliflozine. Deze toenames worden niet als klinisch van belang beschouwd.
Metformine
Gelijktijdig gebruik niet aanbevolen.
Alcohol
Alcoholintoxicatie gaat gepaard met een verhoogd risico op lactaatacidose, vooral in het geval van
vasten, ondervoeding of een leverfunctiestoornis.
Combinaties die bijzondere voorzorgsmaatregelen vereisen
Sommige geneesmiddelen kunnen een negatief effect op de nierfunctie hebben, wat het risico op
lactaatacidose kan verhogen, bijvoorbeeld NSAID's, waaronder selectieve cyclo-oxygenase (COX) II-
remmers, angiotensine-converterend-enzym (ACE) -remmers, angiotensine II-receptorantagonisten en
diuretica, in het bijzonder lisdiuretica. Bij het starten of gebruik van dergelijke producten in
combinatie met metformine is nauwlettende controle van de nierfunctie noodzakelijk.
Organische kationtransporters (OCT)
Metformine is een substraat van de transporters OCT1 en OCT2.
Gelijktijdige toediening van metformine met
remmers van OCT1 (zoals verapamil) kan de werkzaamheid van metformine verlagen;
inductoren van OCT1 (zoals rifampicine) kan de gastro-intestinale absorptie en de
werkzaamheid van metformine verhogen;
remmers van OCT2 (zoals cimetidine, dolutegravir, ranolazine, trimethoprim, vandetanib,
isavuconazol) kan de uitscheiding via de nieren van metformine verlagen en daardoor de
concentraties van metformine in het plasma verhogen;
remmers van zowel OCT1 als OCT2 (zoals crizotinib, olaparib) kan de werkzaamheid en
uitscheiding via de nieren van metformine veranderen.
Daarom is voorzichtigheid geboden, vooral bij patiënten met een nierfunctiestoornis, wanneer deze
geneesmiddelen tegelijkertijd worden toegediend met metformine, omdat de plasmaconcentratie van
metformine hoger kan worden. Indien nodig kan aanpassing van de dosis van metformine overwogen
worden, aangezien OCT-remmers/-inductoren de werkzaamheid van metformine kunnen veranderen.
Glucocorticoïden (toegediend via systemische en lokale toedieningswegen), bèta 2-agonisten en
diuretica hebben een intrinsieke bloedglucoseverhogende werking. De patiënt moet worden
geïnformeerd en de bloedglucosespiegel moet vaker gecontroleerd worden, vooral in het begin van de
behandeling met dergelijke geneesmiddelen. Indien nodig dient de dosis van het
bloedglucoseverlagende geneesmiddel tijdens de behandeling met het andere geneesmiddel en bij
stopzetting ervan te worden aangepast.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van Segluromet bij zwangere vrouwen.
Een beperkte hoeveelheid gegevens suggereert dat het gebruik van metformine bij zwangere vrouwen
niet gepaard gaat met een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen. De resultaten van
dieronderzoek met metformine duiden niet op schadelijke effecten wat betreft de zwangerschap,
embryonale of foetale ontwikkeling, partus of postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3).
Er zijn beperkte gegevens over het gebruik van ertugliflozine bij zwangere vrouwen. Gebaseerd op
resultaten van dieronderzoek kan ertugliflozine invloed hebben op de ontwikkeling en rijping van de
nieren (zie rubriek 5.3). Segluromet mag daarom niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap.
Borstvoeding
Er is geen informatie over de aanwezigheid van ertugliflozine in moedermelk, de effecten op het kind
dat borstvoeding krijgt of de effecten op de melkproductie. Metformine is aanwezig in de moedermelk
van mensen. Ertugliflozine en metformine zijn aanwezig in de melk van zogende ratten. Ertugliflozine
heeft geleid tot effecten op nakomelingen van zogende ratten.
Vruchtbaarheid
Het effect van Segluromet op de vruchtbaarheid bij de mens is niet onderzocht. In dieronderzoek zijn
geen effecten van ertugliflozine of metformine op de vruchtbaarheid waargenomen (zie rubriek 5.3).
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Segluromet heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen. Patiënten dienen te worden gewaarschuwd voor het risico op hypoglykemie
wanneer Segluromet wordt gebruikt in combinatie met insuline of een insulinesecretagoog en voor het
verhoogde risico op bijwerkingen die te maken hebben met volumedepletie, zoals
houdingsafhankelijke duizeligheid (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 4.8).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Ertugliflozine en metformine
De veiligheid van gelijktijdig toegediende ertugliflozine en metformine is geëvalueerd bij
1083 patiënten met type 2-diabetes mellitus die gedurende 26 weken werden behandeld in een
samenvoeging van twee placebogecontroleerde onderzoeken: als ertugliflozine add-on-behandeling bij
metformine en als ertugliflozine add-on-behandeling bij sitagliptine en metformine (zie rubriek 5.1).
De incidentie en het type van de bijwerkingen in deze twee onderzoeken waren vergelijkbaar met de
bijwerkingen die met ertugliflozine werden gezien. Er werden geen aanvullende bijwerkingen
vastgesteld in de samenvoeging van deze twee placebogecontroleerde onderzoeken met metformine in
vergelijking met de drie placebogecontroleerde onderzoeken met ertugliflozine (zie hieronder).
Ertugliflozine
De veiligheid en verdraagbaarheid van ertugliflozine werden beoordeeld in 7 placebo- of actieve-
comparatorgecontroleerde onderzoeken met in totaal 3409 patiënten met type 2-diabetes mellitus die
behandeld werden met 5 mg of 15 mg ertugliflozine. Daarnaast werden de veiligheid en
verdraagbaarheid van ertugliflozine bij patiënten met type 2-diabetes en vastgestelde
atherosclerotische cardiovasculaire ziekte beoordeeld in VERTIS CV (zie rubriek 5.1) met in totaal
5493 patiënten die behandeld werden met 5 mg of 15 mg ertugliflozine en met een gemiddelde
blootstellingsduur van 2,9 jaar.
Samenvoeging van placebogecontroleerde onderzoeken
De primaire beoordeling van de veiligheid werd uitgevoerd in een samenvoeging van drie 26 weken
durende, placebogecontroleerde onderzoeken. Ertugliflozine werd in één onderzoek gebruikt als
monotherapie en in twee onderzoeken als add-on-behandeling (zie rubriek 5.1). Deze gegevens geven
de blootstelling van 1029 patiënten aan ertugliflozine weer, met een gemiddelde blootstellingsduur
van ongeveer 25 weken. Patiënten kregen eenmaal daags ertugliflozine 5 mg (N=519), ertugliflozine
15 mg (N=510) of placebo (N=515).
De meest gerapporteerde bijwerkingen in het onderzoeksprogramma waren vulvovaginale mycotische
infectie en andere genitale mycotische infecties bij vrouwen. Ernstige diabetische ketoacidose trad
zelden op. Zie `Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen' voor de frequenties en zie rubriek 4.4.
Tabel met bijwerkingen
De hieronder vermelde bijwerkingen zijn gerangschikt volgens frequentie en systeem/orgaanklasse
(SOK). De frequentiecategorieën zijn gedefinieerd volgens de volgende conventie: zeer vaak ( 1/10),
Tabel 1: Bijwerkingen afkomstig van placebo- en actieve-comperatorgecontroleerde klinische
onderzoeken en post-marketingervaring
Systeem/orgaanklasse
Bijwerking
Frequentie
Infecties en parasitaire aandoeningen
Zeer vaak
Vulvovaginale mycotische infectie en andere genitale
mycotische infecties bij vrouwen*,, 1
Urineweginfecties,1
Vaak
Balanitiscandida en andere genitale mycotische infecties bij
mannen*,, 1
Niet bekend
Necrotiserende fasciitis van het perineum (fournier-
gangreen)*
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Vaak
Hypoglykemie*,,1
Zelden
Diabetische ketoacidose*,, 1
Zeer zelden
Lactaatacidose*,2, vitamine B 12-deficiëntie ,2
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak
Smaakstoornis2
Bloedvataandoeningen
Vaak
Volumedepletie*,,1
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Maagdarmstelselsymptomen§,2
Lever- en galaandoeningen
Zeer zelden
Abnormale leverfunctietest2, hepatitis2
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer zelden
Erytheem2, pruritus2, urticaria2
Nier- en urinewegaandoeningen
Vaak
Toename in de hoeveelheid urine en frequenter urineren¶,1
Soms
Dysurie1, bloedcreatinine verhoogd/glomerulaire
filtratiesnelheid verlaagd,1
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Vaak
Vulvovaginale pruritus1
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Vaak
Dorst#,1
Onderzoeken
Vaak
Serumlipiden veranderdÞ,1, hemoglobine verhoogdß,1, BUN
verhoogdà,1
1 Bijwerking met ertugliflozine.
2 Bijwerking met metformine.
* Zie rubriek 4.4.
Zie onderstaande subrubrieken voor aanvullende informatie.
Langdurige behandeling met metformine is in verband gebracht met een afname van vitamine B12-opname, wat zeer
zelden kan leiden tot een klinisch significant vitamine B12-tekort (bijvoorbeeld megaloblastaire anemie).
§ Maagdarmsymptomen zoals misselijkheid, braken, diarree, buikpijn en verlies van eetlust komen het meest voor aan het
begin van de behandeling en verdwijnen in de meeste gevallen vanzelf.
¶ Omvat: pollakisurie, sterke aandrang tot mictie, polyurie, urine-output verhoogd en nachtelijke mictie.
# Omvat: dorst en polydipsie.
placebo waren respectievelijk voor LDL-C 5,8 % en 8,4 % versus 3,2 %, en voor totaal cholesterol 2,8 % en 5,7 % versus
1,1 %; echter, voor HDL-C 6,2 % en 7,6 % versus 1,9 %. De mediane procentuele veranderingen ten opzichte van de
uitgangswaarde voor ertugliflozine 5 mg en 15 mg versus placebo waren respectievelijk triglyceriden -3,9 % en -1,7 %
versus 4,5 %.
ß Het aantal personen met ten minste 1 verhoging in hemoglobine > 1,24 mmol/l (2,0 g/dl) was hoger in de ertugliflozine
5 mg en 15 mg groepen (respectievelijk 4,7 % en 4,1 %) vergeleken met de placebogroep (0,6 %).
à Het aantal personen met op enig moment een verhoging van BUN-waarden van 50 % en de waarde > ULN, was
numeriek hoger in de ertugliflozine 5 mg groep en hoger in de 15 mg groep (respectievelijk 7,9 % en 9,8 %) vergeleken
met de placebogroep (5,1 %).
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Volumedepletie (ertugliflozine)
Ertugliflozine veroorzaakt een osmotische diurese, wat kan leiden tot intravasculaire volumecontractie
en bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie. In de samenvoeging van placebogecontroleerde
onderzoeken was de incidentie van bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie (dehydratie,
houdingsafhankelijke duizeligheid, presyncope, syncope, hypotensie en orthostatische hypotensie)
laag (< 2 %) en niet opmerkelijk verschillend in de ertugliflozine- en placebogroepen. In de
subgroepanalyses in de bredere samenvoeging van fase 3-onderzoeken hadden proefpersonen met een
eGFR < 60 ml/min/1,73 m2, proefpersonen 65 jaar en proefpersonen die diuretica gebruikten een
hogere incidentie van volumedepletie in de ertugliflozinegroepen dan in de vergelijkingsgroep (zie
rubrieken 4.2 en 4.4). Bij proefpersonen met een eGFR < 60 ml/min/1,73 m2 bedroeg de incidentie
5,1 %, 2,6 % en 0,5 % voor ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg en de vergelijkingsgroep, en
voor proefpersonen met een eGFR van 45 tot < 60 ml/min/1,73 m2 bedroeg de incidentie
respectievelijk 6,4 %, 3,7 % en 0 %.
Hypoglykemie (ertugliflozine)
In de samenvoeging van placebogecontroleerde onderzoeken was de frequentie van gedocumenteerde
hypoglykemie verhoogd bij ertugliflozine 5 mg en 15 mg (5,0 % en 4,5 %) vergeleken met placebo
(2,9 %). In deze populatie bedroeg de incidentie van ernstige hypoglykemie in elke groep 0,4 %.
Wanneer ertugliflozine gebruikt werd als monotherapie was de incidentie van hypoglykemische
voorvallen in de ertugliflozine-groepen 2,6 % in beide groepen en 0,7 % in de placebogroep. Wanneer
het werd gebruikt als add-on met metformine, was de incidentie van hypoglykemische voorvallen
7,2 % in de ertugliflozine 5 mg groep, 7,8 % in de ertugliflozine 15 mg groep en 4,3 % in de
placebogroep.
Wanneer ertugliflozine werd toegevoegd aan metformine en vergeleken met een sulfonylureum was de
incidentie van hypoglykemie hoger voor het sulfonylureumderivaat (27 %) dan voor ertugliflozine
(voor ertugliflozine 5 mg en 15 mg respectievelijk 5,6 % en 8,2 %).
In de deelonderzoeken van VERTIS CV, waarbij ertugliflozine aan insuline werd toegevoegd met of
zonder metformine, was de incidentie van gedocumenteerde hypoglykemie 39,4 %, 38,9 % en 37,5 %
voor respectievelijk de ertugliflozine 5 mg-groep, de ertugliflozine 15 mg-groep en de placebogroep.
Wanneer ertugliflozine werd toegevoegd aan een sulfonylureum, was de incidentie van hypoglykemie
7,3 %, 9,3 % en 4,2 % voor respectievelijk de ertugliflozine 5 mg-groep, de ertugliflozine 15 mg-
groep en de placebogroep. Wanneer ertugliflozine werd toegevoegd aan metformine en een
sulfonylureum, was de incidentie van hypoglykemie 20,0 %, 26,5 % en 14,5 % voor respectievelijk de
ertugliflozine 5 mg-groep, de ertugliflozine 15 mg-groep en de placebogroep.
Bij patiënten met een matige nierfunctiestoornis die insulines, sulfonylureumderivaten of meglitinides
als achtergrondmedicatie gebruikten, was gedocumenteerde hypoglykemie voor ertugliflozine 5 mg,
ertugliflozine 15 mg en placebo respectievelijk 36 %, 27 % en 36 % (zie rubrieken 4.2, 4.4 en 4.5).
Diabetische ketoacidose (ertugliflozine)
In VERTIS CV werd ketoacidose vastgesteld bij 19 (0,3 %) patiënten die met ertugliflozine behandeld
werden en bij 2 (0,1 %) patiënten die placebo kregen. In 7 andere klinische fase 3-onderzoeken in het
ertugliflozine-ontwikkelingsprogramma werd ketoacidose vastgesteld bij 3 (0,1 %) patiënten die met
Bloedcreatinine verhoogd/glomerulaire filtratiesnelheid verlaagd en niergerelateerde voorvallen
(ertugliflozine)
Aanvankelijke stijgingen in de gemiddelde creatinine en dalingen in de gemiddelde eGFR bij
patiënten die werden behandeld met ertugliflozine waren over het algemeen van voorbijgaande aard
tijdens continue behandeling. Patiënten met een bij aanvang matige nierfunctiestoornis hadden grotere
gemiddelde veranderingen die niet terugkeerden naar de uitgangswaarden in week 26; deze
veranderingen waren reversibel na stopzetting van de behandeling.
In VERTIS CV ging behandeling met ertugliflozine gepaard met een initiële daling in de gemiddelde
eGFR (in week 6: -2,7, -3,8 en -0,4 ml/min/1,73 m2 in de groepen die respectievelijk ertugliflozine
5 mg, ertugliflozine 15 mg en placebo kregen), gevolgd door een terugkeer naar de uitgangswaarden.
Tot week 260 ging voortgezette behandeling met ertugliflozine gepaard met een langzamere daling in
eGFR vergeleken met placebo.
In VERTIS CV bedroeg de incidentie van niergerelateerde bijwerkingen (zoals acuut nierletsel,
nierfunctiestoornis, acuut pre-nierfalen) in de totale populatie 4,2 %, 4,3 % en 4,7 % bij patiënten die
respectievelijk ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg en placebo kregen. Deze incidentie bedroeg
9,7%, 10,0 % en 10,2 % bij patiënten met een eGFR vanaf 30 tot minder dan 60 ml/min/1,73 m2 die
respectievelijk ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg en placebo kregen.
Genitale mycotische infecties (ertugliflozine)
In de samenvoeging van drie placebogecontroleerde klinische onderzoeken traden genitale mycotische
infecties bij vrouwen (bijvoorbeeld genitale candidiasis, genitale schimmelinfectie, vaginale infectie,
vulvitis, vulvovaginale candidiasis, vulvovaginale mycotische infectie, vulvovaginitis) op bij
respectievelijk 9,1 %, 12 % en 3,0 % van de vrouwen die werden behandeld met ertugliflozine 5 mg,
ertugliflozine 15 mg en placebo. Bij vrouwen kwam stopzetting vanwege genitale mycotische infecties
voor bij respectievelijk 0,6 % en 0 % van de patiënten die werden behandeld met ertugliflozine en
placebo (zie rubriek 4.4).
In dezelfde samenvoeging traden genitale mycotische infecties bij mannen (bijvoorbeeld
balanitiscandida, balanopostitis, genitale infectie, genitale schimmelinfectie) op bij respectievelijk
3,7 %, 4,2 % en 0,4 % van de mannen die werden behandeld met ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine
15 mg en placebo. Genitale mycotische infecties bij mannen traden vaker op bij onbesneden mannen.
Bij mannen kwamen stopzettingen vanwege genitale mycotische infecties voor bij respectievelijk
0,2 % en 0 % van de patiënten die werden behandeld met ertugliflozine en placebo. In zeldzame
gevallen werd phimosis gemeld en soms werd circumcisie uitgevoerd (zie rubriek 4.4).
Urineweginfecties (ertugliflozine)
In VERTIS CV kwamen urineweginfecties voor bij 12,2 %, 12,0 % en 10,2 % van de patiënten die
werden behandeld met respectievelijk ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg en placebo. De
incidentie van ernstige urineweginfecties bedroeg 0,9 %, 0,4 % en 0,8 % bij behandeling met
respectievelijk ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg en placebo.
In 7 andere klinische fase 3-onderzoeken in het ertugliflozine-ontwikkelingsprogramma bedroeg de
incidentie van urineweginfecties 4,0 % en 4,1 % voor de groepen behandeld met ertugliflozine 5 mg
en 15 mg en 3,9 % voor de placebogroepen. De meeste gevallen waren licht of matig en er werden
geen ernstig gevallen gemeld.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico`s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
Pas in geval van een overdosering van Segluromet de gebruikelijke ondersteunende maatregelen toe
(bijvoorbeeld verwijderen van niet-opgenomen materiaal uit het maag-darmkanaal, klinische
monitoring en instellen van een ondersteunende behandeling) zoals vereist door de klinische toestand
van de patiënt.
Ertugliflozine
Ertugliflozine vertoonde geen toxiciteit bij gezonde proefpersonen bij enkelvoudige orale doses van
maximaal 300 mg en meervoudige doses van maximaal 100 mg per dag gedurende 2 weken. Er
werden geen mogelijke acute symptomen en tekenen van overdosering vastgesteld. Verwijdering van
ertugliflozine door middel van hemodialyse is niet onderzocht.
Metformine
Overdosering met metforminehydrochloride heeft zich voorgedaan, met inbegrip van inname van
hoeveelheden van meer dan 50 g. Hypoglykemie werd gemeld in ongeveer 10 % van de gevallen,
maar er is geen oorzakelijk verband met metforminehydrochloride vastgesteld. Lactaatacidose is
gemeld in ongeveer 32 % van de gevallen van overdosering met metformine (zie rubriek 4.4).
Lactaatacidose is een medisch spoedgeval en moet worden behandeld in een ziekenhuis. Metformine
is dialyseerbaar met een klaring van maximaal 170 ml/min onder goede hemodynamische
omstandigheden. Daarom kan hemodialyse nuttig zijn voor verwijdering van geaccumuleerd
geneesmiddel bij patiënten bij wie een overdosering met metformine wordt vermoed.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Geneesmiddelen gebruikt voor diabetes, combinaties van orale
bloedglucoseverlagende geneesmiddelen, ATC-code: A10BD23.
Werkingsmechanisme
Segluromet is een combinatie van twee bloedglucoseverlagende middelen met aanvullende
werkingsmechanismen ter verbetering van de bloedglucoseregulatie bij patiënten met type 2-diabetes:
ertugliflozine, een SGLT2-remmer, en metforminehydrochloride, dat behoort tot de biguanidengroep.
Ertugliflozine
SGLT2 is de belangrijkste transporter die verantwoordelijk is voor de heropname van glucose uit het
glomerulaire filtraat terug in de bloedsomloop. Ertugliflozine is een krachtige, selectieve en
reversibele remmer van SGLT2. Door SGLT2 te remmen, vermindert ertugliflozine de renale
herabsorptie van gefilterde glucose en verlaagt de renale drempel voor glucose, en daardoor neemt de
uitscheiding van glucose via de urine toe.
Metformine
Metformine is een bloedglucoseverlagend middel dat de glucosetolerantie verbetert bij patiënten met
type 2-diabetes, waardoor zowel de basale als de postprandiale plasmaglucose wordt verlaagd. De
farmacologische werkingsmechanismen ervan verschillen van andere klassen van orale
bloedglucoseverlagende middelen. Metformine vermindert de glucoseproductie in de lever, vermindert
de absorptie van glucose in de darmen en verbetert de insulinegevoeligheid door verbetering van de
perifere glucoseopname en het glucosegebruik. In tegenstelling tot sulfonylureumderivaten
veroorzaakt metformine geen hypoglykemie bij patiënten met type 2-diabetes of normale
proefpersonen, behalve in speciale omstandigheden (zie rubriek 4.5) en veroorzaakt het geen
hyperinsulinemie. Bij behandeling met metformine blijft de insulineafscheiding onveranderd, terwijl
de nuchtere insulinespiegels en de plasma-insulinerespons over de hele dag in feite kunnen afnemen.
Ertugliflozine
Uitscheiding van glucose via de urine en urinevolume
Bij gezonde proefpersonen en bij patiënten met type 2-diabetes mellitus werden na toediening van
enkelvoudige en meervoudige doses ertugliflozine dosisafhankelijke stijgingen in de hoeveelheid van
in de urine uitgescheiden glucose waargenomen. Dosis-responsmodellering geeft aan dat ertugliflozine
5 mg en 15 mg leiden tot een bijna maximale uitscheiding van glucose in de urine (UGE, urinary
glucose excretion) bij patiënten met type 2-diabetes mellitus, wat respectievelijk 87 % en 96 % van de
maximale remming oplevert.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Verbetering van de bloedglucoseregulatie en vermindering van de cardiovasculaire morbiditeit en
mortaliteit zijn integrale onderdelen van de behandeling van type 2-diabetes mellitus.
Bloedglucoseregulatie
De glykemische werkzaamheid en veiligheid van ertugliflozine in combinatie met metformine zijn
onderzocht in 4 multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebo- en met een actieve comparator
gecontroleerde klinische fase 3-onderzoeken met 3643 patiënten met type 2-diabetes. In de vier
onderzoeken varieerde de rassenverdeling van 66,2 % tot 80,3 % blank, 10,6 % tot 20,3 % Aziatisch,
1,9 % tot 10,3 % zwart en 4,5 % tot 7,4 % overige. De populatie bestond voor 15,6 % tot 34,5 % uit
Latijns-Amerikaanse patiënten. De gemiddelde leeftijd van de patiënten in deze vier onderzoeken
varieerde van 55,1 tot 59,1 jaar (spreiding: 21 jaar tot 86 jaar); 15,6 % tot 29,9 % van de patiënten was
65 jaar en 0,6 % tot 3,8 % was 75 jaar.
Ertugliflozine als add-on-combinatiebehandeling met metformine
In totaal namen 621 patiënten met type 2-diabetes die onvoldoende onder controle waren met
metformine als monotherapie ( 1500 mg/dag) deel aan een gerandomiseerd, dubbelblind, multicenter,
26 weken durend, placebogecontroleerd onderzoek ter evaluatie van de werkzaamheid en veiligheid
van ertugliflozine in combinatie met metformine. De patiënten werden gerandomiseerd naar
ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg of placebo, eenmaal daags toegediend als aanvulling op
voortzetting van een achtergrondbehandeling met metformine (zie tabel 2).
Ertugliflozine 5 mg Ertugliflozine 15 mg
Placebo
HbA1c (%)
N = 207
N = 205
N = 209
Uitgangswaarde (gemiddelde)
8,1
8,1
8,2
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
-0,7
-0,9
-0,0
(LS-gemiddelde)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde, 95 %-BI)
-0,7 (-0,9, -0,5)
-0,9 (-1,1, -0,7)
Patiënten [N (%)] met HbA1c < 7 %
73 (35,3)§
82 (40,0)§
33 (15,8)
Lichaamsgewicht (kg)
N = 207
N = 205
N = 209
Uitgangswaarde (gemiddelde)
84,9
85,3
84,5
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
-3,0
-2,9
-1,3
(LS-gemiddelde)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde, 95 %-BI)
-1,7 (-2,2, -1,1)
-1,6 (-2,2, -1,0)
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, eerdere bloedglucoseverlagende medicatie, de uitgangswaarde van
de eGFR, menopauzestatus-randomisatiestratum en de interactie van tijd naar behandeling.
p 0,001 vergeleken met placebo.
§ p < 0,001 vergeleken met placebo (gebaseerd op gecorrigeerde oddsratio-vergelijkingen van een logistisch
regressiemodel met multipele imputatie voor ontbrekende gegevenswaarden).
Factorieel onderzoek met ertugliflozine en sitagliptine als add-on-combinatiebehandeling met
metformine
In totaal namen 1233 patiënten met type 2-diabetes deel aan een gerandomiseerd, dubbelblind,
multicenter, 26 weken durend, actief gecontroleerd onderzoek ter evaluatie van de werkzaamheid en
veiligheid van ertugliflozine 5 mg of 15 mg in combinatie met sitagliptine 100 mg vergeleken met de
afzonderlijke bestanddelen. Patiënten met type 2-diabetes die onvoldoende onder controle waren met
metformine als monotherapie ( 1500 mg/dag) werden gerandomiseerd naar een van de vijf actieve
behandelingsarmen: ertugliflozine 5 mg of 15 mg, sitagliptine 100 mg, of sitagliptine 100 mg in
combinatie met 5 mg of 15 mg ertugliflozine eenmaal daags toegediend als aanvulling op voortzetting
van een achtergrondbehandeling met metformine (zie tabel 3).
Ertugliflozi
Ertugliflozi
Sitagliptine
Ertugliflozine
Ertugliflozine
ne 5 mg
ne 15 mg
100 mg
5 mg + Sitagliptine
15 mg +
100 mg
Sitagliptine 100 mg
HbA1c (%)
N = 250
N = 248
N = 247
N = 243
N = 244
Uitgangswaarde
8,6
8,6
8,5
8,6
8,6
(gemiddelde)
Verandering ten opzichte
-1,0
-1,1
-1,1
-1,5
-1,5
van de uitgangswaarde
Verschil met
Sitagliptine
-0,4 (-0,6, -0,3)
-0,5 (-0,6, -0,3)
Ertugliflozine 5 mg
-0,5 (-0,6, -0,3)
Ertugliflozine 15 mg
-0,4 (-0,6, -0,3)
(LS-gemiddelde, 95 %-
BI)
Patiënten [N (%)] met
HbA1c < 7 %
66 (26,4)
79 (31,9)
81 (32,8)
127 (52,3)§
120 (49,2)§
Lichaamsgewicht (kg)
N = 250
N = 248
N = 247
N = 243
N = 244
Uitgangswaarde
88,6
88,0
89,8
89,5
87,5
(gemiddelde)
Verandering ten opzichte
-2,7
-3,7
-0,7
-2,5
-2,9
van de uitgangswaarde
(LS-gemiddelde)
Verschil met sitagliptine
-1,8 (-2,5, -1,2)
-2,3 (-2,9, -1,6)
(LS-gemiddelde, 95 %-
BI)
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, uitgangswaarde van de eGFR en de interactie van tijd naar
behandeling.
p < 0,001 vergeleken met de controlegroep.
§ p < 0,001 vergeleken met de overeenkomende dosis van ertugliflozine of sitagliptine (gebaseerd op gecorrigeerde
odds-ratio-vergelijkingen van een logistisch regressiemodel met multipele imputatie voor ontbrekende gegevenswaarden).
Ertugliflozine als add-on-combinatiebehandeling met metformine en sitagliptine
In totaal namen 463 patiënten met type 2-diabetes die onvoldoende onder controle waren met
metformine ( 1500 mg/dag) en sitagliptine 100 mg eenmaal daags deel aan een gerandomiseerd,
dubbelblind, multicenter, 26 weken durend, placebogecontroleerd onderzoek ter evaluatie van de
werkzaamheid en veiligheid van ertugliflozine. De patiënten werden gerandomiseerd naar
ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg of placebo, eenmaal daags toegediend als aanvulling op
voortzetting van een achtergrondbehandeling met metformine en sitagliptine (zie tabel 4).
Ertugliflozine
Ertugliflozine
Placebo
5 mg
15 mg
HbA1c (%)
N = 156
N = 153
N = 153
Uitgangswaarde (gemiddelde)
8,1
8,0
8,0
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde (LS-
-0,8
-0,9
-0,1
gemiddelde)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde, 95 %-BI)
-0,7 (-0,9, -0,5)
-0,8 (-0,9, -0,6)
Patiënten [N (%)] met HbA1c < 7 %
50 (32,1)§
61 (39,9)§
26 (17,0)
Lichaamsgewicht (kg)
N = 156
N = 153
N = 153
Uitgangswaarde (gemiddelde)
87,6
86,6
86,5
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde (LS-
-3,3
-3,0
-1,3
gemiddelde)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde, 95 %-BI)
-2,0 (-2,6, -1,4)
-1,7 (-2,3, -1,1)
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, eerdere bloedglucoseverlagende medicatie, uitgangswaarde van de
eGFR en de interactie van tijd naar behandeling.
p 0,001 vergeleken met placebo.
§ p < 0,001 vergeleken met placebo (gebaseerd op gecorrigeerde oddsratio-vergelijkingen van een logistisch
regressiemodel met multipele imputatie voor ontbrekende gegevenswaarden).
Actief gecontroleerd onderzoek naar ertugliflozine versus glimepiride als add-on-
combinatiebehandeling met metformine
In totaal namen 1326 patiënten met type 2-diabetes die onvoldoende onder controle waren met
metformine als monotherapie deel aan een gerandomiseerd, dubbelblind, multicenter, 52 weken
durend, met actieve comparator gecontroleerd onderzoek ter evaluatie van de werkzaamheid en
veiligheid van ertugliflozine in combinatie met metformine. Deze patiënten, die metformine als
monotherapie ( 1500 mg/dag) kregen, werden gerandomiseerd naar ertugliflozine 5 mg,
ertugliflozine 15 mg of glimepiride eenmaal daags toegediend als aanvulling op voortzetting van een
achtergrondbehandeling met metformine. Glimepiride werd gestart met 1 mg/dag en omhoog
getitreerd naar een maximale dosis van 6 of 8 mg/dag (afhankelijk van de maximale goedgekeurde
dosis in elk land) of een maximale verdraagbare dosis of omlaag getitreerd om hypoglykemie te
vermijden of te behandelen. De gemiddelde dagelijkse dosis van glimepiride was 3,0 mg (zie tabel 5).
Ertugliflozine 5 mg Ertugliflozine 15 mg
Glimepiride
HbA1c (%)
N = 448
N = 440
N = 437
Uitgangswaarde (gemiddelde)
7,8
7,8
7,8
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
-0,6
-0,6
-0,7
(LS-gemiddelde)
Verschil met glimepiride (LS-gemiddelde, 95 %-
0,2 (0,1, 0,3)
0,1 (-0,0, 0,2)
BI)
Patiënten [N (%)] met HbA1c < 7 %
154 (34,4)
167 (38,0)
190 (43,5)
Lichaamsgewicht (kg)
N = 448
N = 440
N = 437
Uitgangswaarde (gemiddelde)
87,9
85,6
86,8
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
-3,0
-3,4
0,9
(LS-gemiddelde)
Verschil met glimepiride (LS-gemiddelde, 95 %-
-3,9 (-4,4, -3,4)
-4,3§ (-4,8, -3,8)
BI)
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, eerdere bloedglucoseverlagende medicatie, uitgangswaarde van de
eGFR en de interactie van tijd naar behandeling.
Niet-inferioriteit wordt aangetoond als de bovengrens van het tweezijdige 95 %-betrouwbaarheidsinterval (BI) voor het
gemiddelde verschil lager dan 0,3 % is.
§ p < 0,001 vergeleken met glimepiride.
Ertugliflozine als add-on-combinatiebehandeling met insuline (met of zonder metformine)
In een 18 weken durend gerandomiseerd, dubbelblind, multicenter, placebogecontroleerd, glykemisch
deelonderzoek van VERTIS CV werden in totaal 1065 patiënten met type 2-diabetes mellitus en
vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire ziekte met onvoldoende bloedglucoseregulatie
(HbA1c tussen 7 % en 10,5 %) met een achtergrondtherapie van insuline 20 eenheden/dag (59 %
van de patiënten kreeg ook metformine 1500 mg/dag) gerandomiseerd naar ertugliflozine 5 mg,
ertugliflozine 15 mg of placebo eenmaal daags (zie tabel 6).
Tabel 6: Resultaten in week 18 van een add-on-onderzoek naar ertugliflozine in combinatie met
insuline (met of zonder metformine) bij patiënten met type 2-diabetes mellitus*
Ertugliflozine
Ertugliflozine
Placebo
5 mg
15 mg
HbA1c (%)
N = 348
N = 370
N = 347
Uitgangswaarde (gemiddelde)
8,4
8,4
8,4
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
-0,8
-0,8
-0,2
(LS-gemiddelde)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde, 95 %-BI)
-0,6 (-0,7, -0,4)
-0,6 (-0,8, -0,5)
§
§
Patiënten [N (%)] met HbA1c < 7 %
72 (20,7)
78 (21,1)
37 (10,7)
Lichaamsgewicht (kg)
N = 348
N = 370
N = 347
Uitgangswaarde (gemiddelde)
93,8
92,1
93,3
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
-1,9
-2,1
-0,2
(LS-gemiddelde)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde, 95 %-BI)
-1,6 (-2,1, -1,1)
-1,9 (-2,4, -1,4)
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, insulinestratum, uitgangswaarde van de-eGFR en de interactie van
p < 0,001 vergeleken met placebo.
§ p < 0,001 vergeleken met placebo (gebaseerd op gecorrigeerde oddsratio-vergelijkingen van een logistisch
regressiemodel met multipele imputatie voor ontbrekende gegevenswaarden).
Ertugliflozine als add-on-combinatiebehandeling met metformine en een sulfonylureum
In een 18 weken durend gerandomiseerd, dubbelblind, multicenter, placebogecontroleerd, glykemisch
deelonderzoek van VERTIS CV werden in totaal 330 patiënten met type 2-diabetes mellitus en
vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire ziekte met onvoldoende bloedglucoseregulatie
(HbA1c tussen 7 % en 10,5 %) met een achtergrondtherapie van metformine 1500 mg/dag en een
sulfonylureum gerandomiseerd naar ertugliflozine 5 mg, ertugliflozine 15 mg of placebo eenmaal
daags (zie tabel 7).
Tabel 7: Resultaten in week 18 van een add-on-onderzoek naar ertugliflozine in combinatie met
metformine en een sulfonylureum bij patiënten met type 2-diabetes mellitus*
Ertugliflozine 5 mg
Ertugliflozine
Placebo
15 mg
HbA1c (%)
N = 100
N = 113
N = 117
Uitgangswaarde (gemiddelde)
8,4
8,3
8,3
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
-0,9
-1,0
-0,2
(LS-gemiddelde)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde, 95 %-BI)
-0,7 (-0,9, -0,4)
-0,8 (-1,0, -0,5)
§
§
Patiënten [N (%)] met HbA1c < 7 %
37 (37,0)
37 (32,7)
15 (12,8)
Lichaamsgewicht (kg)
N = 100
N = 113
N = 117
Uitgangswaarde (gemiddelde)
92,1
92,9
90,5
Verandering ten opzichte van de uitgangswaarde
-2,0
-2,4
-0,5
(LS-gemiddelde)
Verschil met placebo (LS-gemiddelde, 95 %-BI)
-1,6 (-2,3, -0,8)
-1,9 (-2,6, -1,2)
* N omvat alle gerandomiseerde, behandelde patiënten die ten minste één meting van de uitkomstvariabele hadden.
Kleinstekwadratengemiddelden gecorrigeerd voor tijd, uitgangswaarde van de eGFR en de interactie van tijd naar
behandeling.
p < 0,001 vergeleken met placebo.
§ p < 0,001 vergeleken met placebo (gebaseerd op gecorrigeerde oddsratio-vergelijkingen van een logistisch
regressiemodel met multipele imputatie voor ontbrekende gegevenswaarden).
Nuchtere plasmaglucose
In drie placebogecontroleerde onderzoeken resulteerde ertugliflozine in statistisch significante
dalingen in de FPG. Voor ertugliflozine 5 mg en 15 mg bedroegen de voor placebo gecorrigeerde
dalingen in FPG respectievelijk 1,92 en 2,44 mmol/l als monotherapie, 1,48 en 2,12 mmol/l als add-on
bij metformine en 1,40 en 1,74 mmol/l als add-on bij metformine en sitagliptine.
De combinatie van ertugliflozine en sitagliptine bij een bestaande behandeling met metformine
resulteerde in significant grotere dalingen in de FPG vergeleken met sitagliptine of ertugliflozine
alleen. De combinatie van ertugliflozine 5 of 15 mg en sitagliptine resulteerde in incrementele
dalingen in de FPG van respectievelijk 0,46 en 0,65 mmol/l vergeleken met ertugliflozine alleen of
1,02 en 1,28 mmol/l vergeleken met sitagliptine alleen.
Werkzaamheid bij patiënten met HbA1c 9 % bij aanvang
In het onderzoek naar ertugliflozine in combinatie met metformine bij patiënten met een HbA1c bij
aanvang van7,0-10,5 % bedroegen de voor placebo gecorrigeerde dalingen in HbA1c voor de
subgroep patiënten in het onderzoek met een HbA1c bij aanvang van 9 % met ertugliflozine 5 mg en
15 mg respectievelijk 1,31 % en 1,43 %.
Bloeddruk
Als add-on met metformine resulteerden ertugliflozine 5 mg en 15 mg in statistisch significante voor
placebo gecorrigeerde dalingen in SBP van respectievelijk 3,7 mmHg en 4,5 mmHg. Als add-on met
metformine en sitagliptine resulteerden ertugliflozine 5 mg en 15 mg in statistisch significante voor
placebo gecorrigeerde dalingen in SBP van respectievelijk 2,9 mmHg en 3,9 mmHg.
In een 52 weken durend, actief gecontroleerd onderzoek versus glimepiride bedroegen dalingen ten
opzichte van de uitgangswaarde in SBP respectievelijk 2,2 mmHg en 3,8 mmHg voor ertugliflozine
5 mg en 15 mg, terwijl proefpersonen die behandeld werden met glimepiride een stijging in SBP
hadden van 1,0 mmHg ten opzichte van de uitgangswaarde.
Subgroepanalyse
Bij patiënten met type 2-diabetes die werden behandeld met ertugliflozine in combinatie met
metformine, werden klinisch relevante dalingen in HbA1c waargenomen in subgroepen onderverdeeld
naar leeftijd, geslacht, ras, etniciteit, geografische regio, BMI- en HbA1c-uitgangswaarden en duur
van type 2-diabetes mellitus.
Cardiovasculaire uitkomsten
Het effect van ertugliflozine op cardiovasculair risico bij volwassen patiënten met type 2-diabetes
mellitus en vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire ziekte werd geëvalueerd in het
VERTIS CV-onderzoek, een multicenter, multinationaal, gerandomiseerd, dubbelblind,
placebogecontroleerd, event-driven (voorvalgestuurd) onderzoek. In het onderzoek werd het risico op
een ernstig ongewenst cardiovasculair voorval (major adverse cardiovascular event, MACE)
vergeleken tussen ertugliflozine en placebo wanneer deze werden toegevoegd aan en gelijktijdig
gebruikt met standaardbehandelingen voor diabetes en atherosclerotische cardiovasculaire ziekte.
Een totaal van 8246 patiënten werd gerandomiseerd (placebo N=2747, ertugliflozine 5 mg N=2752,
ertugliflozine 15 mg N=2747) en gedurende een mediane periode van 3 jaar gevolgd. De gemiddelde
leeftijd was 64 jaar en ongeveer 70 % was man.
Alle patiënten in het onderzoek hadden onvoldoende gereguleerde type 2-diabetes mellitus bij aanvang
(HbA1c hoger dan of gelijk aan 7 %). De gemiddelde duur van type 2-diabetes mellitus was 13 jaar,
de gemiddelde HbA1c bij aanvang was 8,2 % en de gemiddelde eGFR was 76 ml/min/1,73 m2. Bij
aanvang werden de patiënten behandeld met een (32 %) of meer (67 %) antidiabetica, waaronder
metformine (76 %), insuline (47 %), sulfonylureumderivaten (41 %), DPP-4-remmers (11 %) en GLP-
1-receptoragonisten (3 %).
Bijna alle patiënten (99 %) hadden vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire ziekte bij aanvang.
Ongeveer 24 % van de patiënten had een voorgeschiedenis van hartfalen. Het primaire eindpunt in
VERTIS CV was de tijd tot het eerste optreden van MACE (cardiovasculair overlijden, niet-fataal
myocardinfarct (MI) of niet-fatale beroerte).
Ertugliflozine toonde niet-inferioriteit versus placebo aan voor MACE (zie tabel 8). De resultaten voor
de afzonderlijke doses van 5 mg en 15 mg kwamen overeen met de resultaten voor de groepen met
gecombineerde doses.
Bij patiënten behandeld met ertugliflozine lag het percentage ziekenhuisopnames voor hartfalen lager
dan bij patiënten behandeld met placebo (zie tabel 8 en figuur 1).
Placebo (N = 2747)
Ertugliflozine (N = 5499)
Eindpunt
N (%)
Incidentie
N (%)
Incidentie
Hazardratio vs.
(per 100
(per 100
placebo
patiëntjaren)
patiëntjaren)
(BI)
MACE (CV-overlijden, niet-
327 (11,9)
4,0
653 (11,9)
3,9
0,97
fataal MI of niet-fatale
(0,85, 1,11)
beroerte)
Niet-fataal MI
148 (5,4)
1,6
310 (5,6)
1,7
1,04
(0,86, 1,27)
Niet-fatale beroerte
78 (2,8)
0,8
157 (2,9)
0,8
1,00
(0,76, 1,32)
CV-overlijden
184 (6,7)
1,9
341 (6,2)
1,8
0,92
(0,77, 1,11)
Ziekenhuisopname voor
99 (3,6)
1,1
139 (2,5)
0,7
0,70
hartfalen#
(0,54, 0,90)
N=Aantal patiënten, BI=Betrouwbaarheidsinterval, CV=Cardiovasculair, MI=Myocardinfarct.
* Intent-to-treat-analyseset.
MACE werd geëvalueerd bij proefpersonen die ten minste één dosis onderzoeksmedicatie innamen.Voor proefpersonen die
vóór het einde van het onderzoek met de onderzoeksmedicatie stopten, werden voorvallen die meer dan 365 dagen na de
laatste dosis onderzoeksmedicatie plaatsvonden, gecensureerd. Andere eindpunten werden geëvalueerd met gebruikmaking
van alle gerandomiseerde proefpersonen en voorvallen die op enig moment na de eerste dosis onderzoeksmedicatie tot de
datum van het laatste contact plaatsvonden. Het totale aantal eerste voorvallen werd geanalyseerd voor elk eindpunt.
Voor MACE is een BI van 95,6 % gepresenteerd, voor andere eindpunten is een BI van 95 % gepresenteerd.
# Niet geëvalueerd voor statistische significantie aangezien het geen deel uitmaakte van de vooraf gespecificeerde sequentiële
testprocedure.
Figuur 1: Tijd tot het eerste optreden van ziekenhuisopname voor hartfalen
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met Segluromet in alle subgroepen van pediatrische
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
Segluromet
Van Segluromet is aangetoond dat het bio-equivalent is aan gelijktijdige toediening van
overeenkomende doses ertugliflozine en metformine tabletten.
Ertugliflozine
Algemene inleiding
De farmacokinetiek van ertugliflozine is bij gezonde proefpersonen en patiënten met type 2-diabetes
vergelijkbaar. De gemiddelde AUC en Cmax in het plasma bij steady-state bedroegen respectievelijk
398 ngu/ml en 81 ng/ml bij behandeling met eenmaal daags 5 mg ertugliflozine en respectievelijk
1193 ngu/ml en 268 ng/ml bij behandeling met eenmaal daags 15 mg ertugliflozine. De steady-state
wordt 4 tot 6 dagen na eenmaaldaagse toediening van ertugliflozine bereikt. Ertugliflozine vertoont
geen tijdsafhankelijke farmacokinetiek en accumuleert in plasma tot 10-40 % na meervoudige
toediening.
Absorptie
Na orale toediening van een enkelvoudige dosis van 5 mg en 15 mg ertugliflozine werden de
piekplasmaconcentraties (mediane Tmax) van ertugliflozine in nuchtere toestand 1 uur na de dosis
bereikt. De Cmax en AUC van ertugliflozine in het plasma stijgen op dosisproportionele wijze na
enkelvoudige doses van 0,5 mg tot 300 mg en na meervoudige doses van 1 mg tot 100 mg. De
absolute orale biologische beschikbaarheid van ertugliflozine na toediening van een dosis van 15 mg is
ongeveer 100 %.
Toediening van ertugliflozine met een vetrijke en calorierijke maaltijd verlaagt de Cmax van
ertugliflozine met 29 % en verlengt de Tmax met 1 uur, maar verandert de AUC niet vergeleken met de
nuchtere toestand. Het waargenomen effect van voedsel op de farmacokinetiek van ertugliflozine
wordt niet als klinisch relevant beschouwd en ertugliflozine kan worden toegediend met of zonder
voedsel. In klinische fase 3-onderzoeken werd ertugliflozine toegediend zonder rekening te houden
met maaltijden.
De effecten van een vetrijke maaltijd op de farmacokinetiek van ertugliflozine en metformine bij
toediening als Segluromet tabletten zijn vergelijkbaar met de effecten die zijn gemeld voor de
afzonderlijke tabletten. Voedsel had geen noemenswaardig effect op de AUCinf van ertugliflozine of
metformine, maar verminderde de gemiddelde Cmax van ertugliflozine met ongeveer 41 % en de Cmax
van metformine met ongeveer 29 % vergeleken met de nuchtere toestand.
Ertugliflozine is een substraat van P-glycoproteïne (P-gp) en `breast cancer resistance protein'
(BCRP)-transporters.
Distributie
Het gemiddelde distributievolume bij steady-state van ertugliflozine na een intraveneuze dosis
bedraagt 86 l. De plasma-eiwitbinding van ertugliflozine bedraagt 93,6 % en is onafhankelijk van de
plasmaconcentraties van ertugliflozine. De plasma-eiwitbinding wordt niet noemenswaardig veranderd
bij patiënten met een nier- of leverfunctiestoornis. De verhouding bloed/plasmaconcentratie van
ertugliflozine is 0,66.
Ertugliflozine is in vitro geen substraat van organische aniontransporters (OAT1, OAT3), organische
kationtransporters (OCT1, OCT2) of organische aniontransporterende polypeptiden (OATP1B1,
OATP1B3).
Biotransformatie
Metabolisme is het voornaamste klaringsmechanisme voor ertugliflozine. De belangrijkste metabole
route voor ertugliflozine is UGT1A9- en UGT2B7-gemedieerde O-glucuronidering tot twee
Eliminatie
De gemiddelde systemische plasmaklaring na een intraveneuze dosis van 100 µg bedroeg 11 l/u. De
gemiddelde eliminatiehalfwaardetijd bij patiënten met type 2-diabetes en een normale nierfunctie werd
geschat op 17 uur, gebaseerd op de populatiefarmacokinetische analyse. Na toediening van een orale
[14C]-ertugliflozineoplossing aan gezonde proefpersonen werd ongeveer 41 % en 50 % van de aan het
geneesmiddel gerelateerde radioactiviteit uitgescheiden in respectievelijk de feces en de urine. Slechts
1,5 % van de toegediende dosis werd uitgescheiden als onveranderde ertugliflozine in de urine en
34 % als onveranderde ertugliflozine in de feces, wat waarschijnlijk het gevolg is van uitscheiding via
de gal van glucuronidemetabolieten en vervolgens hydrolyse naar de moederverbinding.
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
In een klinisch farmacologisch fase 1-onderzoek bij patiënten met type 2-diabetes en een lichte,
matige of ernstige nierfunctiestoornis (zoals bepaald aan de hand van de eGFR) waren de gemiddelde
toenames in de AUC van ertugliflozine na toediening van een enkelvoudige dosis van 15 mg
ertugliflozine 1,7-voudig, vergeleken met proefpersonen met een normale nierfunctie. Deze
toenames in de AUC van ertugliflozine worden niet als klinisch relevant beschouwd. Er waren geen
klinisch betekenisvolle verschillen in de Cmax-waarden van ertugliflozine tussen de groepen met een
verschillende nierfunctie. De uitscheiding van glucose in 24-uurs urine nam af naarmate de
nierfunctiestoornis ernstiger was (zie rubriek 4.4). De plasma-eiwitbinding van ertugliflozine werd
niet beïnvloed bij patiënten met een nierfunctiestoornis.
Leverfunctiestoornis
Een matige leverfunctiestoornis (gebaseerd op de Child-Pugh-classificatie) leidde niet tot een toename
van de blootstelling aan ertugliflozine. De AUC van ertugliflozine nam af met ongeveer 13 % en de
Cmax nam af met ongeveer 21 % vergeleken met proefpersonen met een normale leverfunctie. Deze
afname in de blootstelling aan ertugliflozine wordt niet als klinisch betekenisvol beschouwd. Er is
geen klinische ervaring bij patiënten met een Child-Pugh klasse C (ernstige) leverfunctiestoornis. De
plasma-eiwitbinding van ertugliflozine werd niet beïnvloed bij patiënten met een matige
leverfunctiestoornis.
Pediatrische patiënten
Er zijn geen onderzoeken met ertugliflozine bij pediatrische patiënten uitgevoerd.
Effecten van leeftijd, lichaamsgewicht, geslacht en ras
Gebaseerd op een populatiefarmacokinetische analyse hebben leeftijd, lichaamsgewicht, geslacht en
ras geen klinisch betekenisvol effect op de farmacokinetiek van ertugliflozine.
Geneesmiddelinteracties
In vitro beoordeling van ertugliflozine
In in-vitro-onderzoeken remden of inactiveerden ertugliflozine en ertugliflozineglucuroniden de
CYP's 1A2, 2C9, 2C19, 2C8, 2B6, 2D6 of 3A4 niet, en induceerden ze de CYP's 1A2, 2B6 of 3A4
niet. Ertugliflozine en ertugliflozineglucuroniden remden in vitro de activiteit van de UGT's 1A6, 1A9
of 2B7 niet. Ertugliflozine was een zwakke remmer van de UGT's 1A1 en 1A4 in vitro bij hogere
concentraties die niet klinisch relevant zijn. Ertugliflozineglucuroniden hadden geen effect op deze
isovormen. In het algemeen is het onwaarschijnlijk dat ertugliflozine de farmacokinetiek beïnvloedt
van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen die door deze enzymen worden geëlimineerd.
Ertugliflozine of ertugliflozineglucuroniden hebben bij klinisch relevante concentraties in vitro geen
noemenswaardig remmend effect op P-gp, OCT2-, OAT1- of OAT3-transporters of transporterende
polypeptiden OATP1B1 en OATP1B3. In het algemeen is het onwaarschijnlijk dat ertugliflozine de
Metformine
Absorptie
De absolute biologische beschikbaarheid van een metforminehydrochloride 500 mg tablet toegediend
in nuchtere toestand is ongeveer 50-60 %. Onderzoeken met enkelvoudige orale doses van
metforminehydrochloride tabletten van 500 mg tot 1500 mg, en 850 mg tot 2550 mg, geven aan dat er
geen sprake is van dosisproportionaliteit met oplopende doses, wat het gevolg is van verminderde
absorptie in plaats van een verandering in de uitscheiding. Bij gebruikelijke klinische doses en
doseringsschema's van metforminehydrochloride tabletten worden steady-state plasmaconcentraties
van metformine bereikt binnen 24-48 uur en zijn ze over het algemeen < 1 µg/ml. Gedurende
gecontroleerde klinische onderzoeken met metformine waren de maximale plasmaspiegels van
metformine niet hoger dan 5 µg/ml, zelfs niet bij maximumdoses.
Voedsel veroorzaakt een vermindering en een lichte vertraging van de absorptie van metformine, zoals
aangetoond met een ongeveer 40 % lagere gemiddelde piekplasmaconcentratie (Cmax), een 25 %
kleinere oppervlakte onder de plasmaconcentratie-tijdcurve (AUC) en een verlenging van 35 minuten
tot de piekplasmaconcentratie (Tmax) na toediening van één 850 mg tablet metformine met voedsel,
vergeleken met dezelfde tabletsterkte nuchter toegediend. De klinische relevantie van deze afnames is
onbekend.
Distributie
Het schijnbare distributievolume (V/F) van metformine na enkelvoudige orale doses
metforminehydrochloride tabletten 850 mg is gemiddeld 654 ± 358 l. Metformine wordt in
verwaarloosbare mate aan plasma-eiwitten gebonden. Metformine verdeelt zich in erytrocyten.
Biotransformatie
Metformine wordt onveranderd uitgescheiden in de urine. Bij de mens zijn geen metabolieten
geïdentificeerd.
Eliminatie
De renale klaring is ongeveer 3,5 keer hoger dan de creatinineklaring, wat erop wijst dat tubulaire
secretie de belangrijkste route voor de uitscheiding van metformine is. Na orale toediening wordt
ongeveer 90 % van het opgenomen geneesmiddel binnen de eerste 24 uur via de renale route
uitgescheiden, met een plasma-eliminatiehalfwaardetijd van ongeveer 6,2 uur.
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een verminderde nierfunctie zijn de plasma- en bloedhalfwaardetijd van metformine
verlengd en is de renale klaring evenredig afgenomen met de afname van de eGFR (zie rubrieken 4.3
en 4.4).
Leverfunctiestoornis
Er zijn geen farmacokinetische onderzoeken met metformine uitgevoerd bij patiënten met
leverinsufficiëntie.
Effecten van leeftijd, lichaamsgewicht, geslacht en ras
Beperkte gegevens van gecontroleerde farmacokinetische onderzoeken naar metformine bij gezonde
oudere proefpersonen duiden erop dat de totale plasmaklaring van metformine verlaagd is, de
halfwaardetijd verlengd en de Cmax verhoogd, vergeleken met gezonde jonge proefpersonen. Aan de
hand van deze gegevens lijkt het erop dat de verandering in de farmacokinetiek van metformine bij het
ouder worden voornamelijk het gevolg is van een verandering in de nierfunctie.
Er zijn geen onderzoeken naar de farmacokinetische parameters van metformine naar ras uitgevoerd.
In gecontroleerde klinische onderzoeken naar metformine bij patiënten met type 2-diabetes was het
bloedglucoseverlagende effect bij blanke (n=249), zwarte (n=51) en Latijns-Amerikaanse personen
(n=24) vergelijkbaar.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, acute toxiciteit, toxiciteit bij
herhaalde dosering, genotoxiciteit en carcinogeen potentieel.
Algehele toxiciteit
Ertugliflozine
Onderzoeken naar toxiciteit bij herhaalde orale dosering werden uitgevoerd bij muizen, ratten en
honden gedurende respectievelijk maximaal 13, 26 en 39 weken. Tekenen van toxiciteit die als nadelig
werden beschouwd, werden over het algemeen waargenomen bij blootstellingen hoger dan of gelijk
aan 77 keer de ongebonden blootstelling (AUC) bij de mens bij een maximale aanbevolen dosis voor
mensen (MRHD, maximum recommended human dose) van 15 mg/dag. De meeste toxiciteit kwam
overeen met farmacologie gerelateerd aan glucoseverlies via de urine en omvatte afgenomen
lichaamsgewicht en lichaamsvet, een verhoogde voedselconsumptie, diarree, dehydratie, verlaagd
serumglucose en stijgingen in andere serumparameters die een toegenomen eiwitmetabolisme
weergeven, gluconeogenese en stoornissen in de elektrolytbalans, en urineveranderingen zoals
polyurie, glucosurie en calciurie. Microscopische veranderingen die verband houden met glucosurie
en/of calciurie die alleen werden waargenomen bij knaagdieren omvatten dilatatie van niertubuli,
hypertrofie van de zona glomerulosa van de bijnieren (ratten) en toegenomen trabeculair bot (ratten).
Met uitzondering van emesis, waren er geen nadelige bevindingen met betrekking tot toxiciteit bij
honden bij 379 keer de ongebonden blootstelling (AUC) bij de mens bij de MRHD van 15 mg/dag.
Carcinogenese
Ertugliflozine
In het 2 jaar durende carcinogeniciteitsonderzoek bij muizen werd ertugliflozine toegediend via een
orale sonde in doses van 5, 15 en 40 mg/kg/dag. Er waren geen aan ertugliflozine gerelateerde
neoplastische bevindingen bij doses tot maximaal 40 mg/kg/dag (ongeveer 41 keer de ongebonden
blootstelling bij de mens bij de MRHD van 15 mg/dag gebaseerd op de AUC). In het 2 jaar durende
carcinogeniciteitsonderzoek bij ratten werd ertugliflozine toegediend via een orale sonde in doses van
1,5, 5 en 15 mg/kg/dag. Aan ertugliflozine gerelateerde neoplastische bevindingen omvatten een
verhoogde incidentie van benigne adrenaal medullair feochromocytoom bij mannetjesratten bij
15 mg/kg/dag. Deze bevinding werd toegeschreven aan malabsorptie van koolhydraten, die leidt tot
een veranderde calciumhemostase en werd niet als relevant voor het risico bij de mens beschouwd.
Het no-observed-effect level (NOEL, niveau waarop geen effect wordt waargenomen) voor neoplasie
was 5 mg/kg/dag (ongeveer 16 keer de ongebonden blootstelling bij de mens bij de MRHD van
15 mg/dag).
Metformine
Langetermijnonderzoeken naar carcinogeniciteit zijn uitgevoerd bij ratten (toedieningsduur van
104 weken) en muizen (toedieningsduur van 91 weken) bij doses tot en met respectievelijk
900 mg/kg/dag en 1500 mg/kg/dag. Deze doses zijn beide ongeveer 4 keer de maximale aanbevolen
dagelijkse dosis bij de mens van 2000 mg, gebaseerd op vergelijkingen van het lichaamsoppervlak.
Zowel bij mannetjes- als vrouwtjesmuizen werden geen aanwijzingen voor carcinogeniciteit met
metformine gevonden. Evenzo werd er geen tumorvormend potentieel waargenomen met metformine
Mutagenese
Ertugliflozine
Ertugliflozine was niet mutageen of clastogeen met of zonder metabole activatie bij de microbiële
terugmutatietest, in vitro cytogenetische (humane lymfocyten) test en de in vivo micronucleustest bij
ratten.
Metformine
Er waren geen aanwijzingen voor mutageen potentieel van metformine bij de volgende in vitro testen:
Ames-test (S. typhimurium), genmutatietest (lymfoomcellen van muizen) of test op
chromosoomafwijkingen (humane lymfocyten). De resultaten bij de in vivo micronucleustest bij de
muis waren ook negatief.
Reproductietoxicologie
Ertugliflozine
In het onderzoek naar vruchtbaarheid en embryonale ontwikkeling bij de rat kregen mannetjes- en
vrouwtjesratten 5, 25 en 250 mg/kg/dag ertugliflozine toegediend. Er werden geen effecten op de
vruchtbaarheid waargenomen bij 250 mg/kg/dag (ongeveer 386 keer de ongebonden blootstelling bij
de mens bij de MRHD van 15 mg/dag, gebaseerd op vergelijkingen van de AUC). Ertugliflozine had
geen nadelige invloed op de ontwikkelingsuitkomsten bij ratten en konijnen bij maternale
blootstellingen die respectievelijk 239 en 1069 keer de blootstelling bij de mens waren bij de
maximale klinische dosis van 15 mg/dag, gebaseerd op de AUC. Bij een maternaal toxische dosis bij
ratten (250 mg/kg/dag) werden een lagere foetale levensvatbaarheid en een hogere incidentie van
viscerale misvorming waargenomen bij een maternale blootstelling die 510 keer de maximale
klinische dosis van 15 mg/dag bedroeg.
In het onderzoek naar pre- en postnatale ontwikkeling werden een verminderde postnatale groei en
ontwikkeling waargenomen bij ratten die ertugliflozine kregen toegediend vanaf dag 6 van de dracht
tot en met lactatiedag 21 bij 100 mg/kg/dag (naar schatting 239 keer de blootstelling bij de mens bij
de maximale klinische dosis van 15 mg/dag, gebaseerd op de AUC). De seksuele rijping was bij beide
geslachten vertraagd bij 250 mg/kg/dag (naar schatting 620 keer de MRHD bij 15 mg/dag, gebaseerd
op de AUC).
Wanneer ertugliflozine werd toegediend aan jonge ratten vanaf postnatale dag (PND) 21 tot PND 90,
een periode van nierontwikkeling overeenkomend met het late tweede en derde trimester van de
zwangerschap bij de mens, werden een toegenomen gewicht van de nieren, dilatatie van het
nierbekken en de niertubuli en mineralisatie van de niertubuli gezien bij een blootstelling van 13 keer
de maximale klinische dosis van 15 mg/dag, gebaseerd op de AUC. Effecten op het bot (kortere
femurlengte, toegenomen trabeculair bot in het femur) en effecten van vertraagde puberteit werden
waargenomen bij een blootstelling van 817 keer de MRHD van 15 mg/dag, gebaseerd op de AUC. De
effecten op de nieren en het bot waren niet volledig reversibel na de herstelperiode van 1 maand.
Metformine
De vruchtbaarheid van mannetjes- of vrouwtjesratten werd niet beïnvloed door metformine bij
toediening in doses tot 600 mg/kg/dag, wat ongeveer 3 keer de maximale aanbevolen dagelijkse dosis
bij de mens is, gebaseerd op vergelijkingen van het lichaamsoppervlak. Metformine had geen nadelige
invloed op de ontwikkelingsuitkomstmaten bij toediening aan ratten en konijnen in doses van
maximaal 600 mg/kg/dag. Dit is een blootstelling van ongeveer 2 en 6 keer de blootstelling van de
maximale aanbevolen dosis bij de mens van 2000 mg, gebaseerd op vergelijkingen van het
lichaamsoppervlak voor respectievelijk ratten en konijnen. Bepaling van foetale concentraties liet een
gedeeltelijke placentabarrière voor metformine zien.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen
Tabletkern
Povidon K29-32 (E1201)
Microkristallijne cellulose (E460)
Crospovidon (E1202)
Natriumlaurylsulfaat (E487)
Magnesiumstearaat (E470b)
Filmomhulling
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten en Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Hypromellose (E464)
Hydroxypropylcellulose (E463)
Titaandioxide (E171)
Rood ijzeroxide (E172)
Geel ijzeroxide (E172)
Zwart ijzeroxide (E172)
Carnaubawas (E903)
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten en Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde
tabletten
Hypromellose (E464)
Hydroxypropylcellulose (E463)
Titaandioxide (E171)
Rood ijzeroxide (E172)
Carnaubawas (E903)
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
2 jaar
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Alu/PVC/PA/Alu blisterverpakkingen.
Verpakkingen van 14, 28, 56, 60, 168 en 180 filmomhulde tabletten in ongeperforeerde
blisterverpakkingen en grootverpakkingen met 196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten in
ongeperforeerde blisterverpakkingen.
Verpakkingen van 30x1 filmomhulde tabletten in geperforeerde eenheidsafleveringsverpakkingen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1265/001
EU/1/18/1265/002
EU/1/18/1265/003
EU/1/18/1265/004
EU/1/18/1265/005
EU/1/18/1265/006
EU/1/18/1265/007
EU/1/18/1265/029
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1265/008
EU/1/18/1265/009
EU/1/18/1265/010
EU/1/18/1265/011
EU/1/18/1265/012
EU/1/18/1265/013
EU/1/18/1265/014
EU/1/18/1265/030
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1265/015
EU/1/18/1265/016
EU/1/18/1265/017
EU/1/18/1265/018
EU/1/18/1265/019
EU/1/18/1265/020
EU/1/18/1265/021
EU/1/18/1265/031
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
EU/1/18/1265/022
EU/1/18/1265/023
EU/1/18/1265/024
EU/1/18/1265/025
EU/1/18/1265/026
EU/1/18/1265/027
EU/1/18/1265/028
EU/1/18/1265/032
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 23 maart 2018
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR
VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT(EN) VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant(en) verantwoordelijk voor vrijgifte
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel.
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D. VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
BUITENVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 2,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30x1 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
168 filmomhulde tabletten
180 filmomhulde tabletten
Grootverpakking: 196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/001 (14 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/002 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/003 (30x1 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/004 (56 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/005 (60 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/006 (168 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/007 (180 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/029 (196 (4 x 49) filmomhulde tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 2,5 mg/850 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
TUSSENVERPAKKING ZONDER BLUE BOX GROOTVERPAKKINGEN
SEGLUROMET 2,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
49 filmomhulde tabletten. Onderdeel van een grootverpakking, kan niet los worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/029
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 2,5 mg/850 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
BLISTERVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 2,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/850 mg tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
MSD
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 2,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30x1 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
168 filmomhulde tabletten
180 filmomhulde tabletten
Grootverpakking: 196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/008 (14 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/009 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/010 (30x1 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/011 (56 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/012 (60 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/013 (168 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/014 (180 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/030 (196 (4 x 49) filmomhulde tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 2,5 mg/1000 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
TUSSENVERPAKKING ZONDER BLUE BOX GROOTVERPAKKINGEN
SEGLUROMET 2,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
49 filmomhulde tabletten. Onderdeel van een grootverpakking, kan niet los worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/030
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 2,5 mg/1000 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
BLISTERVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 2,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 2,5 mg/1000 mg tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
MSD
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 7,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30x1 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
168 filmomhulde tabletten
180 filmomhulde tabletten
Grootverpakking: 196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/015 (14 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/016 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/017 (30x1 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/018 (56 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/019 (60 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/020 (168 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/021 (180 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/031 (196 (4 x 49) filmomhulde tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 7,5 mg/850 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
TUSSENVERPAKKING ZONDER BLUE BOX GROOTVERPAKKINGEN
SEGLUROMET 7,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg
metforminehydrochloride
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
49 filmomhulde tabletten. Onderdeel van een grootverpakking, kan niet los worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/031
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 7,5 mg/850 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
BLISTERVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 7,5 mg/850 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/850 mg tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
MSD
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
BUITENVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 7,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
14 filmomhulde tabletten
28 filmomhulde tabletten
30x1 filmomhulde tabletten
56 filmomhulde tabletten
60 filmomhulde tabletten
168 filmomhulde tabletten
180 filmomhulde tabletten
Grootverpakking: 196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/022 (14 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/023 (28 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/024 (30x1 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/025 (56 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/026 (60 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/027 (168 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/028 (180 filmomhulde tabletten)
EU/1/18/1265/032 (196 (4 x 49) filmomhulde tabletten)
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 7,5 mg/1000 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
TUSSENVERPAKKING ZONDER BLUE BOX GROOTVERPAKKINGEN
SEGLUROMET 7,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg
metforminehydrochloride
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
49 filmomhulde tabletten. Onderdeel van een grootverpakking, kan niet los worden verkocht.
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
HANDEL BRENGEN
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1265/032
13. PARTIJNUMMER
Lot
14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16. INFORMATIE IN BRAILLE
segluromet 7,5 mg/1000 mg
17. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
Niet van toepassing.
18. UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
Niet van toepassing.
BLISTERVERPAKKING VOOR SEGLUROMET 7,5 mg/1000 mg
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Segluromet 7,5 mg/1000 mg tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
MSD
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten
ertugliflozine/metforminehydrochloride
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1. Wat is Segluromet en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3. Hoe gebruikt u dit middel?
4. Mogelijke bijwerkingen
5. Hoe bewaart u dit middel?
6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Segluromet en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wat is Segluromet?
Segluromet bevat twee werkzame stoffen: ertugliflozine en metformine.
Ertugliflozine behoort tot de groep geneesmiddelen die natrium-glucose-
cotransporter-2 (SGLT2)-remmers worden genoemd.
Metformine behoort tot de groep geneesmiddelen die biguaniden worden genoemd.
Waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Segluromet verlaagt de bloedsuikerspiegel bij volwassen patiënten (van 18 jaar en ouder) met
type 2-diabetes. Het kan ook helpen hartfalen te voorkomen.
Segluromet kan worden gebruikt in plaats van de afzonderlijke tabletten met ertugliflozine en
metformine.
Segluromet kan alleen worden gebruikt of met bepaalde andere geneesmiddelen die de
bloedsuiker verlagen.
U moet uw voedings- en lichaamsbewegingsplan blijven volgen terwijl u Segluromet gebruikt.
Hoe werkt Segluromet?
Ertugliflozine werkt door het SGLT2-eiwit in uw nieren te blokkeren. Hierdoor wordt de suiker
uit uw bloed in uw urine uitgescheiden.
Metformine werkt door de suiker (glucose) -productie in de lever te remmen.
Wat is type 2-diabetes?
Type 2-diabetes is een aandoening waarbij uw lichaam niet genoeg insuline aanmaakt of de insuline
die uw lichaam aanmaakt werkt niet zo goed als zou moeten. Uw lichaam kan ook te veel suiker
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
Als u een ernstig verminderde nierfunctie heeft of dialyse nodig heeft.
Als u diabetes heeft die niet onder controle is, met bijvoorbeeld ernstige hyperglykemie (hoge
bloedsuikerspiegel), misselijkheid, braken, diarree, snel gewichtsverlies, lactaatacidose (zie
`Risico op lactaatacidose' hieronder) of ketoacidose. Ketoacidose is een aandoening waarbij
stoffen met de naam ketonlichamen zich in het bloed ophopen waardoor een diabetisch precoma
kan ontstaan. Verschijnselen hiervan kunnen zijn maagpijn, snel en diep ademen, slaperigheid
of uw adem kan een ongewone fruitgeur krijgen.
Als u een ernstige infectie heeft of uitgedroogd bent.
Als u onlangs een hartaanval heeft gehad of als u ernstige problemen met de bloedsomloop
heeft, zoals een `shock' of ademhalingsproblemen.
Als u leverproblemen heeft.
Als u overmatig veel alcohol drinkt (regelmatig of alleen van tijd tot tijd).
Gebruik Segluromet niet als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is. Als u twijfelt,
neem dan contact op met uw arts voordat u Segluromet gebruikt.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat en terwijl u dit middel gebruikt,
als u:
nierproblemen heeft.
schimmelinfecties van de vagina of penis heeft of heeft gehad.
type 1-diabetes heeft. Segluromet mag niet worden gebruikt om deze aandoening te behandelen.
andere geneesmiddelen voor diabetes gebruikt; u heeft meer kans om een lage
bloedsuikerspiegel te krijgen met bepaalde geneesmiddelen.
misschien een risico op uitdroging heeft (bijvoorbeeld als u geneesmiddelen gebruikt die ervoor
zorgen dat u beter kunt plassen [diuretica, plasmiddelen] of de bloeddruk verlagen of als u
65 jaar of ouder bent). Vraag naar manieren om uitdroging te voorkomen.
last heeft van snel gewichtsverlies, misselijkheid of braken, maagpijn, overmatige dorst, snel en
diep ademen, verwardheid, ongewone slaperigheid of vermoeidheid, een zoete geur van uw
adem, een zoete smaak of metaalsmaak in uw mond of een afwijkende geur van uw urine of
zweet. Neem dan onmiddellijk contact op met een arts of het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Deze
verschijnselen kunnen een teken van `diabetische ketoacidose' zijn, een probleem dat u bij
diabetes kunt krijgen door een verhoogde hoeveelheid `ketonlichamen' in uw urine of bloed. Dit
kan worden gezien in testen. Het risico op ontstaan van diabetische ketoacidose kan verhoogd
zijn bij langdurig vasten, overmatig alcoholgebruik, uitdroging, plotselinge verlagingen in de
dosis insuline, of een grotere behoefte aan insuline als gevolg van een grote operatie of ernstige
ziekte.
Het is belangrijk dat u regelmatig uw voeten controleert. Houd u ook aan alle andere adviezen over de
verzorging van uw voeten die u van uw zorgverlener krijgt.
Neem onmiddellijk contact op met uw arts als u last krijgt van een combinatie van de symptomen pijn,
gevoeligheid, roodheid, of zwelling van de geslachtsorganen of het gebied tussen de geslachtsdelen en
de anus, met koorts of een algemeen gevoel van zich niet lekker voelen. Deze symptomen kunnen
wijzen op een zeldzame maar ernstige of zelfs levensbedreigende infectie, die necrotiserende fasciitis
van het perineum of fournier-gangreen genoemd wordt, dat het weefsel onder de huid beschadigt.
Fournier-gangreen moet onmiddellijk worden behandeld.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
Risico op lactaatacidose
Segluromet kan een zeer zeldzame, maar zeer ernstige bijwerking met de naam lactaatacidose
veroorzaken, in het bijzonder als uw nieren niet goed werken. Het risico op ontstaan van
lactaatacidose is ook verhoogd bij diabetes die niet onder controle is, ernstige infecties, langdurig
vasten of alcoholconsumptie, uitdroging (zie voor meer informatie hieronder), leverproblemen en
medische aandoeningen waarbij een gedeelte van het lichaam minder zuurstof krijgt (zoals een acute
ernstige hartziekte).
Als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is, neem dan contact op met uw arts voor
verdere instructies.
Stop kortdurend met het gebruik van Segluromet als u een aandoening heeft waardoor
uitdroging kan ontstaan (aanzienlijk verlies van lichaamsvocht) zoals hevig braken, diarree, koorts,
blootstelling aan warmte of als u minder vocht drinkt dan normaal. Neem contact op met uw arts voor
verdere instructies.
Stop met het gebruiken van Segluromet en neem onmiddellijk contact op met een arts of het
dichtstbijzijnde ziekenhuis als u verschijnselen van lactaatacidose krijgt, omdat deze aandoening
tot coma kan leiden.
Verschijnselen van lactaatacidose zijn onder meer:
braken
maagpijn (buikpijn)
spierkrampen
een algemeen gevoel van zich niet lekker voelen met ernstige vermoeidheid
moeite met ademen
verlaagde lichaamstemperatuur en hartslag
Lactaatacidose is een medisch spoedgeval en moet worden behandeld in een ziekenhuis.
Als u een grote operatie moet ondergaan, moet u stoppen met het gebruik van Segluromet tijdens en
enige tijd na de ingreep. Uw arts zal beslissen wanneer u moet stoppen en wanneer u opnieuw mag
beginnen met uw behandeling met Segluromet.
Tijdens de behandeling met Segluromet zal uw arts uw nierfunctie ten minste eenmaal per jaar
controleren of vaker als u ouder bent en/of als u een verslechterende nierfunctie heeft.
Urineglucose
Door de manier waarop Segluromet werkt, zal uw urine positief op suiker (glucose) testen als u dit
geneesmiddel gebruikt.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Kinderen en jongeren tot 18 jaar mogen dit geneesmiddel niet gebruiken. Het is niet bekend of dit
geneesmiddel veilig en effectief is als het wordt gebruikt bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Segluromet nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of
apotheker.
als u geneesmiddelen gebruikt die ervoor zorgen dat u beter kunt plassen (diuretica,
plasmiddelen);
als u andere geneesmiddelen gebruikt die de hoeveelheid suiker in uw bloed verlagen, zoals
insuline of geneesmiddelen die de insulineafgifte van de alvleesklier verhogen;
als u geneesmiddelen gebruikt voor de behandeling van pijn en ontsteking (NSAID's en
COX-2-remmers zoals ibuprofen en celecoxib);
als u bepaalde geneesmiddelen gebruikt voor de behandeling van een hoge bloeddruk (ACE-
remmers en angiotensine II-receptorantagonisten).
Als een van de bovenstaande punten op u van toepassing is (of als u twijfelt), vertel dat dan aan uw
arts.
Als u een injectie met een contrastmiddel dat jodium bevat moet krijgen, bijvoorbeeld voor een
röntgenfoto of een scan, moet u stoppen met het gebruiken van Segluromet vóór of op het moment van
de injectie. Uw arts zal beslissen wanneer u moet stoppen en wanneer u opnieuw mag beginnen met
uw behandeling met Segluromet.
Waar moet u op letten met alcohol?
Vermijd overmatige alcoholconsumptie als u Segluromet gebruikt, aangezien dit het risico op
lactaatacidose kan verhogen (zie rubriek `Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?').
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Het is niet bekend of Segluromet een schadelijk effect op uw ongeboren baby kan hebben. Als u
zwanger bent, bespreek dan met uw arts wat de beste manier is om uw bloedsuikerspiegel onder
controle te houden terwijl u zwanger bent. Gebruik Segluromet niet als u zwanger bent.
Het is niet bekend of Segluromet in de moedermelk terechtkomt. Bespreek met uw arts wat de beste
manier is om uw baby te voeden als u dit geneesmiddel gebruikt. Gebruik Segluromet niet als u
borstvoeding geeft.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Dit geneesmiddel heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen. Inname van dit geneesmiddel in combinatie met insuline of geneesmiddelen
die de insulineafgifte van de alvleesklier verhogen, kan ertoe leiden dat de bloedsuikerspiegel te laag
wordt (hypoglykemie). Dit kan verschijnselen veroorzaken zoals beven, zweten en een verandering in
het gezichtsvermogen, en kan uw rijvaardigheid en vermogen om machines te bedienen beïnvloeden.
Bestuur geen voertuig en gebruik geen gereedschap of machines als u zich duizelig voelt terwijl u
Segluromet gebruikt.
Segluromet bevat natrium
Dit middel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, dat wil zeggen dat het in wezen
`natriumvrij' is.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel mag u gebruiken?
De aanbevolen dosering van Segluromet is tweemaal daags één tablet.
De dosis Segluromet die u zult gebruiken, is afhankelijk van uw toestand en de hoeveelheid
ertugliflozine en metformine die u nodig heeft om uw bloedsuikerspiegel onder controle te
houden.
Uw arts zal u de juiste dosis voorschrijven. Verander uw dosis niet, tenzij uw arts u dat heeft
verteld.
Inname van dit geneesmiddel
Slik de tablet door. Als u moeite heeft om de tablet door te slikken, mag de tablet worden
gebroken of fijngemalen.
Neem tweemaal daags één tablet in. Probeer de tablet elke dag op hetzelfde tijdstip in te nemen,
dit helpt u te onthouden om hem in te nemen.
Het is het beste om uw tablet bij de maaltijd in te nemen. Dit verlaagt de kans dat u
maagklachten krijgt.
U moet uw voedings- en lichaamsbewegingsplan blijven volgen terwijl u Segluromet gebruikt.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u te veel Segluromet heeft ingenomen, neem dan onmiddellijk contact op met een arts of
apotheker.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u een dosis bent vergeten, neem deze dan in zodra u eraan denkt. Als het echter al bijna tijd is voor
uw volgende dosis, slaat u de gemiste dosis over en gaat u verder met uw gebruikelijke schema.
Neem geen dubbele dosis (twee doses tegelijk) om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop niet met het gebruik van dit geneesmiddel zonder met uw arts te overleggen. Als u stopt met dit
geneesmiddel, kan uw bloedsuikerspiegel stijgen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Neem onmiddellijk contact op met een arts of het dichtstbijzijnde ziekenhuis als u een van de
volgende ernstige bijwerkingen heeft:
Lactaatacidose (zeer zelden, kan voorkomen bij minder dan 1 op de 10.000 gebruikers)
Segluromet kan een zeer zeldzame, maar zeer ernstige bijwerking die lactaatacidose genoemd wordt
veroorzaken (zie rubriek `Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?'). Als dit gebeurt,
moet u stoppen met het gebruik van Segluromet en onmiddellijk contact opnemen met een arts of het
dichtstbijzijnde ziekenhuis, omdat lactaatacidose tot coma kan leiden.
Diabetische ketoacidose (zelden, kan voorkomen bij minder dan 1 op de 1000 gebruikers)
De verschijnselen van diabetische ketoacidose (zie ook de rubriek `Wanneer moet u extra voorzichtig
zijn met dit middel?') zijn:
verhoogde hoeveelheid `ketonlichamen' in uw urine of bloed
snel gewichtsverlies
misselijkheid of braken
maagpijn
overmatige dorst
snel en diep ademhalen
verwardheid
ongewone slaperigheid of vermoeidheid
een zoete geur van uw adem, een zoete smaak of metaalsmaak in uw mond of een afwijkende
geur van uw urine of zweet
Dit kan optreden ongeacht uw bloedsuikerspiegel. Uw arts kan beslissen om uw behandeling met
Segluromet tijdelijk of definitief stop te zetten.
Necrotiserende fasciitis van het perineum of fournier-gangreen (niet bekend, kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Een ernstige infectie van weke delen van de geslachtsorganen of het gebied tussen de geslachtsdelen
en de anus (zie rubriek `Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?' voor symptomen).
Als u last krijgt van een van de hierboven vermelde bijwerkingen, neem dan onmiddellijk contact op
met een arts of het dichtstbijzijnde ziekenhuis.
Neem zo snel mogelijk contact op met uw arts als u last krijgt van de volgende bijwerkingen:
Urineweginfectie (zeer vaak, kan voorkomen bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
Bij een urineweginfectie kunt u last krijgen van:
brandend gevoel bij het plassen
troebele urine
pijn in uw bekken of in uw rug (als uw nieren ontstoken zijn)
Het komt bijna nooit voor, maar krijgt u koorts of ziet u bloed in uw urine? Vertel dit dan meteen aan
uw arts.
Uitdroging (te veel vocht uit uw lichaam verliezen; vaak, kan voorkomen bij minder dan 1 op de
10 gebruikers)
Bij uitdroging kunt u last krijgen van:
droge mond
duizeligheid, licht gevoel in het hoofd, gevoel van zwakte, vooral als u opstaat
flauwvallen
U kunt meer kans hebben om uitgedroogd te raken als u:
nierproblemen heeft
geneesmiddelen gebruikt die ervoor zorgen dat u beter kunt plassen (diuretica, plasmiddelen) of
de bloeddruk verlagen
65 jaar of ouder bent
Lage bloedsuiker (hypoglykemie; vaak)
Uw arts zal u vertellen hoe u een lage bloedsuikerspiegel moet behandelen en wat u moet doen als u
een van de onderstaande verschijnselen of tekenen heeft. Het is mogelijk dat uw arts de dosis van uw
insuline of uw andere geneesmiddel voor diabetes verlaagt.
Tekenen en verschijnselen van een lage bloedsuikerspiegel kunnen zijn:
hoofdpijn
sufheid
prikkelbaarheid
honger
duizeligheid
verwardheid
zweten
zich zenuwachtig voelen
zwakheid
snelle hartslag
Als u last krijgt van een van de bovenstaande bijwerkingen, neem dan zo snel mogelijk contact op met
uw arts.
Zeer vaak
vaginale schimmelinfectie (candidiase)
misselijkheid
braken
diarree
maagpijn
verlies van eetlust
Vaak
schimmelinfecties van de penis
veranderingen in urineren, waaronder dringende behoefte om vaker te urineren, in grotere
hoeveelheden, of 's nachts
dorst
vaginale jeuk
verandering in smaak
bloedtesten kunnen andere uitslagen geven in de hoeveelheid ureum in uw bloed
bloedtesten kunnen andere uitslagen geven in de hoeveelheid totale en slechte cholesterol (LDL
genoemd, een soort vet in uw bloed)
bloedtesten kunnen andere uitslagen geven in de hoeveelheid rode bloedcellen in uw bloed
(hemoglobine genoemd)
Soms (kunnen voorkomen bij minder dan 1 op de 100 gebruikers)
bloedtesten kunnen andere uitslagen geven met betrekking tot de nierfunctie (zoals `creatinine')
Zeer zelden
verlaagde gehaltes vitamine B12. Dit kan anemie (bloedarmoede, laag aantal rode bloedcellen)
veroorzaken.
verstoringen in leverfunctietesten
hepatitis (een leverprobleem)
netelroos (galbulten)
roodheid van de huid
jeuk
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de
doordrukstrip en de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is
de uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat de verpakking beschadigd is of tekenen van geknoei
vertoont.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stoffen in dit middel zijn ertugliflozine en metformine.
o
Elke Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als
ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg metforminehydrochloride.
o
Elke Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tablet bevat 2,5 mg ertugliflozine (als
ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg metforminehydrochloride.
o
Elke Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als
ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 850 mg metforminehydrochloride.
o
Elke Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tablet bevat 7,5 mg ertugliflozine (als
ertugliflozine L-pyroglutaminezuur) en 1000 mg metforminehydrochloride.
De andere stoffen in dit middel zijn:
o
Tabletkern: povidon (K29-32) (E1201), microkristallijne cellulose (E460), crospovidon
(E1202), natriumlaurylsulfaat (E487), magnesiumstearaat (E470b).
Filmomhulling:
o
Segluromet 2,5 mg/850 mg tabletten en Segluromet 7,5 mg/850 mg tabletten:
hypromellose (E464), hydroxypropylcellulose (E463), titaandioxide (E171), rood
ijzeroxide (E172), geel ijzeroxide (E172), zwart ijzeroxide (E172), carnaubawas (E903).
o
Segluromet 2,5 mg/1000 mg tabletten en Segluromet 7,5 mg/1000 mg tabletten:
hypromellose (E464), hydroxypropylcellulose (E463), titaandioxide (E171), rood
ijzeroxide (E172), carnaubawas (E903).
Hoe ziet Segluromet eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Segluromet 2,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn beige, ovale, filmomhulde
tabletten van 18 x 10 mm met aan één kant de `2.5/850' gestanst en aan de andere kant glad.
Segluromet 2,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn roze, ovale, filmomhulde
tabletten van 19,1 x 10,6 mm met aan één kant `2.5/1000' gestanst en aan de andere kant glad.
Segluromet 7,5 mg/850 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn donkerbruine, ovale,
filmomhulde tabletten van 18 x 10 mm met aan één kant `7.5/850' gestanst en aan de andere
kant glad.
Segluromet 7,5 mg/1000 mg filmomhulde tabletten (tabletten) zijn rode, ovale, filmomhulde
tabletten van 19,1 x 10,6 mm met aan één kant `7.5/1000' gestanst en aan de andere kant glad.
Segluromet is verkrijgbaar in Alu/PVC/PA/Alu doordrukstrips. De verpakkingsgrootten zijn 14, 28,
56, 60, 168 en 180 filmomhulde tabletten in ongeperforeerde doordrukstrips, een grootverpakking met
196 (4 verpakkingen van 49) filmomhulde tabletten in ongeperforeerde doordrukstrips en
30x1 filmomhulde tabletten in geperforeerde eenheidsafleveringsverpakkingen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant
Merck Sharp & Dohme B.V.
Waarderweg 39
2031 BN Haarlem
Nederland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
Lietuva
MSD Belgium
UAB Merck Sharp & Dohme
Tél/Tel: +32(0)27766211
Tel: + 370 5 2780247
dpoc_belux@merck.com
msd_lietuva@merck.com
Luxembourg/Luxemburg
MSD Belgium
Te.: + 359 2 819 3737
Tél/Tel: +32(0)27766211
info-msdbg@merck.com
dpoc_belux@merck.com
Ceská republika
Magyarország
Merck Sharp & Dohme s.r.o.
MSD Pharma Hungary Kft.
Tel: +420 233 010 111
Tel.: + 36 1 888-5300
dpoc_czechslovak@merck.com
hungary_msd@merck.com
Danmark
Malta
MSD Danmark ApS
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Tlf: +45 4482 4000
Tel: 8007 4433 (+356 99917558)
dkmail@merck.com
malta_info@merck.com
Deutschland
Nederland
MSD Sharp & Dohme GmbH
Merck Sharp & Dohme B.V.
Tel: 0800 673 673 673 (+49 (0) 89 4561 0)
Tel.: 0800 9999000 (+31 23 5153153)
e-mail@msd.de
medicalinfo.nl@merck.com
Eesti
Norge
Merck Sharp & Dohme OÜ
MSD (Norge) AS
Tel: + 372 6144 200
Tlf: + 47 32 20 73 00
msdeesti@merck.com
msdnorge@msd.no
Österreich
MSD .....
Merck Sharp & Dohme Ges.m.b.H.
: + 30 210 98 97 300
Tel: +43 (0) 1 26 044
dpoc_greece@merck.com
msd-medizin@merck.com
España
Polska
Merck Sharp & Dohme de España, S.A.
MSD Polska Sp. z o.o.
Tel: +34 91 321 06 00
Tel.: +48 22 549 51 00
msd_info@merck.com
msdpolska@merck.com
France
Portugal
MSD France
Merck Sharp & Dohme, Lda
Tél: + 33 (0) 1 80 46 40 40
Tel: + 351 21 4465700
inform_pt@merck.com
Hrvatska
România
Merck Sharp & Dohme d.o.o.
Merck Sharp & Dohme Romania S.R.L.
Tel: + 385 1 6611 333
Tel: +40 21 529 29 00
croatia_info@merck.com
msdromania@merck.com
Slovenija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human Health)
Merck Sharp & Dohme, inovativna zdravila
Limited
d.o.o.
Tel: +353 (0)1 2998700
Tel: + 386 1 5204201
medinfo_ireland@merck.com
msd_slovenia@merck.com
Ísland
Slovenská republika
Vistor hf.
Merck Sharp & Dohme, s.r.o.
Sími: + 354 535 7000
Tel: + 421 (2) 58282010
dpoc_czechslovak@merck.com
Italia
Suomi/Finland
MSD Italia S.r.l.
MSD Finland Oy
Tel: +39 06 361911
Puh/Tel: + 358 (0)9 804650
medicalinformation.it@merck.com
info@msd.fi
Sverige
Merck Sharp & Dohme Cyprus Limited
Merck Sharp & Dohme (Sweden) AB
: 800 00 673
Tfn: + 46 (0)77 570 04 88
+357 22866700
medicinskinfo@merck.com
cyprus
_info@merck
.com
Latvija
United Kingdom (Northern Ireland)
SIA Merck Sharp & Dohme Latvija
Merck Sharp & Dohme Ireland (Human
Tel: + 371 67 364224
Health) Limited
msd_lv@merck.com
Tel: + 353 (0)1 2998700
medinfoNI@msd.com
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {
MM/JJJJ}
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.