Talzenna 0,25 mg
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 0,25 mg harde capsules
Talzenna 1 mg harde capsules
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Talzenna 0,25 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 0,25 mg talazoparib.
Talzenna 1 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 1 mg talazoparib.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Harde capsule (capsule).
Talzenna 0,25 mg harde capsules
Ondoorzichtige harde capsule van ongeveer 14,30 mm x 5,32 mm met een ivoorkleurige dop (bedrukt
met 'Pfizer' in het zwart) en een witte romp (bedrukt met 'TLZ 0.25' in het zwart).
Talzenna 1 mg harde capsules
Ondoorzichtige harde capsule van ongeveer 14,30 mm x 5,32 mm met een lichtrode dop (bedrukt met
'Pfizer' in het zwart) en een witte romp (bedrukt met 'TLZ 1' in het zwart).
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
Talzenna is geïndiceerd als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met
BRCA1/2-kiembaanmutaties die HER2-negatieve lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker
hebben. Patiënten dienen eerder te zijn behandeld met een antracycline en/of een taxaan in de
(neo)adjuvante, lokaal gevorderde of gemetastaseerde setting, tenzij patiënten niet geschikt werden
bevonden voor deze behandelingen (zie rubriek 5.1). Patiënten met hormoonreceptor (HR)-positieve
borstkanker dienen te zijn behandeld met een eerdere hormoontherapie of dienen ongeschikt te zijn
bevonden voor hormoontherapie.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Talzenna dient te worden opgestart en begeleid door een arts die ervaring heeft
met het gebruik van geneesmiddelen tegen kanker.
2
Patiënten dienen te worden geselecteerd voor de behandeling van borstkanker met Talzenna op basis
van de aanwezigheid van schadelijke of vermoedelijk schadelijke kiembaan-BRCA-mutaties die door
een ervaren laboratorium met behulp van een gevalideerde testmethode zijn vastgesteld.
Indien van toepassing dienen patiënten met BRCA-mutaties genetisch advies te krijgen conform de
lokale regelgeving.
Dosering
De aanbevolen dosering is eenmaal daags 1 mg talazoparib. Patiënten dienen te worden behandeld
totdat er ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Gemiste dosis
Als de patiënt heeft gebraakt of een dosis heeft overgeslagen, dient geen extra dosis te worden
ingenomen. De volgende voorgeschreven dosis dient op het gebruikelijke tijdstip te worden ingenomen.
Dosisaanpassingen
Om bijwerkingen onder controle te houden, dient onderbreking van de behandeling of dosisverlaging
te worden overwogen op basis van de ernst en de klinische presentatie (zie tabel 2). Aanbevolen
dosisverlagingen worden weergegeven in tabel 1.
Tabel 1.
Dosisaanpassingen vanwege toxiciteiten
Dosisniveau
Aanbevolen startdosering
Eenmaal daags 1 mg (één capsule van 1 mg)
Eerste dosisverlaging
Eenmaal daags 0,75 mg (drie capsules van 0,25 mg)
Tweede dosisverlaging
Eenmaal daags 0,5 mg (twee capsules van 0,25 mg)
Derde dosisverlaging
Eenmaal daags 0,25 mg (één capsule van 0,25 mg)
Er dient vóór de start van de behandeling met Talzenna een volledig bloedbeeld te worden verkregen,
waarna het bloed maandelijks en op klinische indicatie dient te worden gecontroleerd (zie tabel 2 en
rubriek 4.4).
Tabel 2.
Dosisaanpassing en -aanpak
Geen Talzenna geven tot de
niveaus zich hebben hersteld
tot
Hemoglobine <8 g/dl
≥9 g/dl
Bloedplaatjestelling <50.000/μl
≥75.000/μl
Neutrofielentelling <1.000/μl
≥1.500/µl
Niet-hematologische bijwerking
graad 1
van graad 3 of graad 4
Talzenna hervatten
Hervat Talzenna met de
volgende, lagere dosis
Overweeg Talzenna met de
volgende, lagere dosis te
hervatten of staak de
behandeling
Gelijktijdige behandeling met remmers van P-glycoproteïne (P-gp)
Sterke remmers van P-gp kunnen leiden tot een verhoogde blootstelling aan talazoparib. Gelijktijdig
gebruik van sterke P-gp-remmers tijdens de behandeling met talazoparib dient vermeden te worden.
Gelijktijdige toediening dient alleen na zorgvuldige evaluatie van de potentiële baten en risico's te
worden overwogen. Als gelijktijdige toediening met een sterke P-gp-remmer onvermijdelijk is, dient
de dosis Talzenna te worden verlaagd tot de volgende, lagere dosis. Wanneer de toediening van de
sterke P-gp remmer wordt gestaakt, dient de dosis Talzenna te worden verhoogd (na
3-5 halfwaardetijden van de P-gp-remmer) tot de dosis die vóór het instellen van de sterke P-gp-
remmer werd gebruikt (zie rubriek 4.5).
3
Speciale patiëntengroepen
Verminderde leverfunctie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine
≤ 1 × ULN [upper
limit of normal,
bovengrens van normaal] en ASAT [aspartaataminotransaminase]
> ULN, of totaal bilirubine > 1,0 tot 1,5 × ULN en elke ASAT-waarde), een matig verminderde
leverfunctie (totaal bilirubine > 1,5 tot 3,0 x ULN en elke ASAT-waarde) of ernstig verminderde
leverfunctie (totaal bilirubine > 3,0 x ULN en elke ASAT-waarde) (zie rubriek 5.2).
Verminderde nierfunctie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een licht verminderde nierfunctie (60 ml/min
≤ creatinineklaring [CrCl] < 90 ml/min). Voor patiënten met een matig verminderde nierfunctie
(30 ml/min ≤ CrCl < 60 ml/min) is de aanbevolen startdosering Talzenna eenmaal daags 0,75 mg.
Voor patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie (15 ml/min ≤ CrCl < 30 ml/min) is de
aanbevolen startdosering Talzenna eenmaal daags 0,5 mg. Talzenna is niet onderzocht bij patiënten
met een CrCl < 15 ml/min of bij hemodialysepatiënten (zie rubriek 5.2).
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig bij oudere patiënten (in de leeftijd van ≥ 65 jaar) (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Talzenna bij kinderen en jongeren tot 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Talzenna is voor oraal gebruik. Om contact met de inhoud van de capsule te voorkomen, dienen de
capsules in hun geheel te worden doorgeslikt en mogen ze niet worden geopend of opgelost. Ze
kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen (zie rubriek 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Borstvoeding (zie rubriek 4.6).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Myelosuppressie
Myelosuppressie, bestaande uit anemie, leukopenie/neutropenie en/of trombocytopenie, is gemeld bij
met talazoparib behandelde patiënten (zie rubriek 4.8). Talazoparib dient niet te worden gestart tot
patiënten zijn hersteld van door een eerdere behandeling veroorzaakte hematologische toxiciteiten
(≤ graad 1).
Er dienen voorzorgsmaatregelen te worden genomen voor de routinematige controle van
hematologische parameters en de stelselmatige controle op verschijnselen en symptomen van anemie,
leukopenie/neutropenie en/of trombocytopenie bij patiënten die talazoparib krijgen. Als dergelijke
voorvallen optreden, worden dosisaanpassingen (een dosisverlaging of -onderbreking) aanbevolen (zie
rubriek 4.2). Indien passend kan ondersteunende zorg met of zonder transfusies van bloed en/of
bloedplaatjes en/of toediening van koloniestimulerende factoren worden gebruikt.
Myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie
Myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie (MDS/AML) is gemeld bij patiënten die poly-
(adenosinedifosfaat-ribose-) polymeraseremmers (PARP-remmers) kregen, waaronder talazoparib. In
totaal is MDS/AML gemeld bij <1% van de patiënten met solide tumoren die in klinische onderzoeken
4
werden behandeld met talazoparib. Mogelijke factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van
MDS/AML zijn onder andere eerdere platinumbevattende chemotherapie, andere DNA-aantastende
stoffen of radiotherapie. Er dient een volledig bloedbeeld te worden verkregen bij baseline en daarna
dient maandelijks gecontroleerd te worden op verschijnselen van hematologische toxiciteit tijdens de
behandeling. Als wordt bevestigd dat er sprake is van MDS/AML dient de behandeling met
talazoparib te worden gestaakt.
Anticonceptie bij vrouwen die zwanger kunnen worden
Talazoparib was clastogeen in een
in-vitro-test
op chromosoomafwijkingen in humane lymfocyten in
perifeer bloed en in een
in-vivo-micronucleustest
op beenmerg bij ratten, maar was niet mutageen op
de Ames-test (zie rubriek 5.3); het kan derhalve schade aan de foetus veroorzaken als het wordt
toegediend aan zwangere vrouwen. Zwangere vrouwen dienen te worden voorgelicht over de
mogelijke risico's voor de foetus (zie rubriek 4.6). Vrouwen die zwanger kunnen worden, dienen
tijdens de behandeling met Talzenna niet zwanger te worden en dienen bij aanvang van de
behandeling niet zwanger te zijn. Er dient voorafgaand aan de behandeling een zwangerschapstest te
worden gedaan bij alle vrouwen die zwanger kunnen worden.
Vrouwelijke patiënten dienen tijdens de behandeling met Talzenna en gedurende ten minste
7 maanden na afronding van de behandeling een uiterst effectieve anticonceptiemethode te gebruiken.
Omdat hormonale anticonceptie niet wordt aanbevolen bij patiënten met borstkanker dienen twee niet-
hormonale en aanvullende anticonceptiemethoden te worden gebruikt (zie rubriek 4.6).
Mannelijke patiënten met vrouwelijke partners die zwanger kunnen worden of zwanger zijn, dient
geadviseerd te worden om (zelfs na een vasectomie) effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens de
behandeling met Talzenna en gedurende ten minste 4 maanden na de laatste dosis.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Talazoparib is een substraat voor geneesmiddeltransporteiwitten P-gp en borstkankerresistentie-eiwit
(BCRP,
Breast Cancer Resistance Protein)
en wordt hoofdzakelijk in ongewijzigde vorm via renale
klaring uitgescheiden.
Geneesmiddelen die de plasmaconcentraties van talazoparib kunnen beïnvloeden
P-gp-remmers
Gegevens uit een geneesmiddeleninteractieonderzoek bij patiënten met gevorderde solide tumoren
wezen uit dat gelijktijdige toediening van meerdere dagelijkse doses van een P-gp-remmer, tweemaal
daags itraconazol 100 mg, en een enkelvoudige dosis van 0,5 mg talazoparib ertoe leidde dat de totale
blootstelling aan talazoparib (AUC
inf
) en de piekconcentratie van talazoparib (C
max
) met respectievelijk
ongeveer 56% en 40% toenamen in vergelijking met wanneer alleen een enkelvoudige dosis van
0,5 mg talazoparib werd toegediend. Uit de farmacokinetische (PK) populatieanalyse bleek ook dat
gelijktijdig gebruik van sterke P-gp-remmers de blootstelling aan talazoparib met 45% deed toenemen
in vergelijking met de toediening van alleen talazoparib.
Gelijktijdig gebruik van sterke P-gp-remmers (met inbegrip van, maar niet beperkt tot amiodaron,
carvedilol, claritromycine, cobicistat, darunavir, dronedaron, erytromycine, indinavir, itraconazol,
ketoconazol, lapatinib, lopinavir, propafenon, kinidine, ranolazine, ritonavir, saquinavir, telaprevir,
tipranavir en verapamil) dient te worden vermeden. Als gelijktijdige toediening met een sterke P-gp-
remmer onvermijdelijk is, dient de Talzenna-dosis te worden verlaagd (zie rubriek 4.2).
P-gp-inductoren
Gegevens uit een geneesmiddeleninteractieonderzoek bij patiënten met gevorderde solide tumoren
wezen uit dat gelijktijdige toediening van een enkelvoudige dosis van 1 mg talazoparib en meerdere
dagelijkse doses van een P-gp-inductor, rifampicine 600 mg, waarbij de rifampicine 30 minuten vóór
talazoparib werd toegediend op de dag van de talazoparib-toediening, ertoe leidde dat de C
max
van
talazoparib met ongeveer 37% toenam, terwijl de AUC
inf
niet veranderde in vergelijking met wanneer
5
alleen een enkelvoudige dosis van 1 mg talazoparib werd toegediend. Dit is waarschijnlijk het
uiteindelijke effect van zowel P-gp-inductie als remming door rifampine onder de geteste condities in
het geneesmiddeleninteractieonderzoek. Wanneer talazoparib gelijktijdig wordt toegediend met
rifampicine zijn er geen dosisaanpassingen nodig. Het effect van andere P-gp-inductoren op talazoparib
is echter niet onderzocht. Andere P-gp-inductoren (met inbegrip van, maar niet beperkt tot
carbamazepine, fenytoïne en sint-janskruid) kunnen de blootstelling aan talazoparib verlagen.
BCRP-remmers
Het effect van BCRP-remmers op de farmacokinetiek van talazoparib is niet
in vivo
onderzocht.
Gelijktijdige toediening van talazoparib en BCRP-remmers kan de blootstelling aan talazoparib
verhogen. Gelijktijdig gebruik van sterke BCRP-remmers (met inbegrip van, maar niet beperkt tot
curcumine en ciclosporine) dient te worden vermeden. Als gelijktijdige toediening van sterke BCRP-
remmers onvermijdelijk is, dienen patiënten gecontroleerd te worden op mogelijk toegenomen
bijwerkingen.
Effect van zuurremmende middelen
Uit een farmacokinetische populatieanalyse bleek dat gelijktijdige toediening van zuurremmende
middelen, waaronder protonpompremmers en histamine 2-receptorantagonisten (H
2
RA) of andere
zuurremmende middelen, geen significante invloed had op de absorptie van talazoparib.
Systemische hormonale anticonceptie
Geneesmiddeleninteractieonderzoek tussen talazoparib en orale anticonceptiva is niet uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie bij mannen en vrouwen
Vrouwen die zwanger kunnen worden, dienen tijdens de behandeling met Talzenna niet zwanger te
worden en dienen bij aanvang van de behandeling niet zwanger te zijn. Er dient voorafgaand aan de
behandeling een zwangerschapstest te worden gedaan bij alle vrouwen die zwanger kunnen worden
(zie rubriek 4.4).
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten vóór aanvang van de behandeling met talazoparib,
tijdens de behandeling en gedurende 7 maanden na afronding van de behandeling met talazoparib
uiterst effectieve anticonceptiemethoden gebruiken (zie rubriek 4.4). Omdat hormonale anticonceptie
niet wordt aanbevolen bij patiënten met borstkanker dienen twee niet-hormonale en aanvullende
anticonceptiemethoden te worden gebruikt. Mannelijke patiënten met vrouwelijke partners die
zwanger kunnen worden of zwanger zijn, dient geadviseerd te worden om (zelfs na een vasectomie)
effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens de behandeling met Talzenna en gedurende ten minste
4 maanden na de laatste dosis (zie rubriek 4.4).
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van Talzenna bij zwangere vrouwen. Uit dieronderzoek is
embryofoetale toxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Talzenna kan schadelijk zijn voor de foetus
wanneer het wordt toegediend aan zwangere vrouwen. Talzenna wordt niet aanbevolen voor gebruik
tijdens de zwangerschap of bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen anticonceptie toepassen
(zie rubriek 4.4).
Borstvoeding
Het is niet bekend of talazoparib in de moedermelk wordt uitgescheiden. Een risico voor met
moedermelk gevoede kinderen kan niet worden uitgesloten en daarom wordt borstvoeding niet
aanbevolen tijdens de behandeling met Talzenna en gedurende ten minste 1 maand na de laatste dosis.
6
Vruchtbaarheid
Er is geen informatie over de vruchtbaarheid bij patiënten. Niet-klinische bevindingen in de testes
(deels reversibel) en de eierstokken (reversibel) duiden erop dat Talzenna de vruchtbaarheid van
mannen met reproductiepotentieel kan aantasten (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Talzenna kan een geringe invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Vermoeidheid/asthenie en duizeligheid kunnen optreden na toediening van talazoparib.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Het algehele veiligheidsprofiel van Talzenna is gebaseerd op gepoolde gegevens van 494 patiënten die
in klinische onderzoeken dagelijks 1 mg talazoparib kregen vanwege solide tumoren, waaronder
286 patiënten uit een gerandomiseerd fase 3-onderzoek met in de kiembaan BRCA-gemuteerde
(gBRCAm), HER2-negatieve lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker en 83 patiënten uit
een niet-gerandomiseerd fase 2-onderzoek bij patiënten met in de kiembaan BRCA-gemuteerde, lokaal
gevorderde of gemetastaseerde borstkanker.
De meest voorkomende (≥ 25%) bijwerkingen bij patiënten die in deze klinische onderzoeken
talazoparib kregen, waren vermoeidheid (57,1%), anemie (49,6%), misselijkheid (44,3%), neutropenie
(30,2%), trombocytopenie (29,6%) en hoofdpijn (26,5%). De meest voorkomende (≥ 10%)
bijwerkingen van talazoparib van graad ≥ 3 waren anemie (35,2%), neutropenie (17,4%) en
trombocytopenie (16,8%).
Bij 62,3% van de patiënten die Talzenna kregen, werd de dosis vanwege bijwerkingen aangepast
(dosisverlaging of dosisonderbreking). De meest voorkomende bijwerkingen die tot dosisaanpassingen
leidden, waren anemie (33,0%), neutropenie (15,8%) en trombocytopenie (13,4%).
Bij 3,6% van de patiënten die Talzenna kregen, werd de behandeling definitief gestaakt vanwege een
bijwerking. De mediane duur van de blootstelling was 5,4 maanden (bereik 0,03-61,1).
Tabel met bijwerkingen
In tabel 3 staan de bijwerkingen gebaseerd op de gepoolde gegevensset per systeem/orgaanklasse en
frequentiecategorie samengevat. De frequentiecategorieën zijn gedefinieerd als: zeer vaak (≥1/10) en
vaak (≥1/100, <1/10). Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen weergegeven in volgorde
van afnemende ernst.
7
Tabel 3. Bijwerkingen gebaseerd op gepoolde gegevensset van 5 onderzoeken (N = 494)
Systeem/orgaanklasse
Alle graden
*
Graad 3
Graad 4
Frequentie
n (%)
n (%)
n (%)
Voorkeursterm
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Zeer vaak
Trombocytopenie
a
146 (29,6)
63 (12,8)
20 (4,0)
b
Anemie
245 (49,6)
172 (34,8)
2 (0,4)
c
Neutropenie
149 (30,2)
77 (15,6)
9 (1,8)
d
Leukopenie
77 (15,6)
24 (4,9)
1 (0,2)
Vaak
Lymfopenie
e
30 (6,1)
13 (2,6)
0 (0,0)
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak
Verminderde eetlust
100 (20,2)
2 (0,4)
0 (0,0)
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Duizeligheid
69 (14,0)
1 (0,2)
n.v.t.
Hoofdpijn
131 (26,5)
5 (1,0)
n.v.t.
Vaak
Dysgeusie
42 (8,5)
0 (0,0)
0 (0,0)
Maag-darmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Braken
110 (22,3)
7 (1,4)
0 (0,0)
Diarree
112 (22,7)
3 (0,6)
0 (0,0)
Misselijkheid
219 (44,3)
4 (0,8)
n.v.t.
Abdominale pijn
f
105 (21,3)
8 (1,6)
n.v.t.
Vaak
Stomatitis
32 (6,5)
0 (0,0)
0 (0,0)
Dyspepsie
41 (8,3)
0 (0,0)
n.v.t.
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer vaak
Alopecia
g
110 (22,3)
n.v.t.
n.v.t.
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Vermoeidheid
h
282 (57,1)
17 (3,4)
1 (0,2)
Afkortingen: n = aantal patiënten; n.v.t .= niet van toepassing.
*
Er waren geen bijwerkingen van graad 5.
a.
Met inbegrip van de voorkeurstermen trombocytopenie en bloedplaatjestelling verlaagd.
b.
Met inbegrip van de voorkeurstermen anemie, hematocriet verlaagd en hemoglobine verlaagd.
c.
Met inbegrip van de voorkeurstermen neutropenie en neutrofielentelling verlaagd.
d.
Met inbegrip van de voorkeurstermen leukopenie en wittebloedceltelling verlaagd.
e.
Met inbegrip van de voorkeurstermen lymfocytentelling verlaagd en lymfopenie.
f.
Met inbegrip van de voorkeurstermen abdominale pijn, bovenbuikpijn, abdominaal ongemak en pijn laag in
de onderbuik.
g.
Voor talazoparib was sprake van graad 1 bij 21% en van graad 2 bij 2%.
h.
Met inbegrip van de voorkeurstermen vermoeidheid en asthenie.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Myelosuppressie
De myelosuppressiegerelateerde bijwerkingen anemie, neutropenie en trombocytopenie werden zeer
vaak gemeld bij patiënten die werden behandeld met talazoparib 1 mg/dag. De volgende
myelosuppressiegerelateerde bijwerkingen van graad 3 en graad 4 werden gemeld: anemie bij 34,8%
en 0,4%, neutropenie bij 15,6% en 1,8% en trombocytopenie bij 12,8% en 4,0%. Er werden geen
sterfgevallen gemeld als gevolg van myelosuppressiegerelateerde bijwerkingen.
8
Myelosuppressiegerelateerde bijwerkingen die gepaard gingen met dosisaanpassingen werden gemeld
bij tot ongeveer 30% van de patiënten in de populatie die talazoparib 1 mg/dag kreeg en
myelosuppressieve bijwerkingen die gepaard gingen met het definitief staken van de behandeling met
het onderzoeksgeneesmiddel werden gemeld bij minder dan 1% van de patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is beperkte ervaring met overdosering met talazoparib. Er werden geen bijwerkingen gemeld bij één
patiënt die zelf op dag 1 per ongeluk dertig capsules talazoparib van 1 mg innam en onmiddellijk werd
behandeld met maagspoeling. Symptomen van overdosering zijn niet vastgesteld. Wanneer er sprake is
van een overdosis dient de behandeling met talazoparib te worden gestaakt en dienen artsen
maagspoeling te overwegen, algemene ondersteunende maatregelen te nemen en symptomatisch te
behandelen.
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: andere antineoplastische middelen, ATC-code: L01XK04
Werkingsmechanisme
Talazoparib is een remmer van de PARP-enzymen PARP1 en PARP2. PARP-enzymen zijn betrokken
bij de signaleringsroutes van de DNA-schaderespons in cellen, zoals DNA-reparatie, gentranscriptie
en celdood. PARP-remmers (PARPi) oefenen cytotoxische effecten uit op kankercellen door middel
van 2 mechanismen: remming van de katalytische activiteit van PARP en vangen van PARP, waarbij
het PARP-eiwit dat is gebonden aan een PARPi zich niet gemakkelijk kan dissociëren van een DNA-
laesie, waardoor DNA-reparatie, -replicatie en -transcriptie worden verhinderd, resulterend in apoptose
en/of celdood. Behandeling van kankercellijnen die defecten in de DNA-reparatiegenen vertonen met
alleen talazoparib leidt tot verhoogde niveaus van γH2AX, een marker van dubbelstrengs DNA-
breuken, en resulteert in verminderde celproliferatie en verhoogde apoptose. De anti-tumoractiviteit
van talazoparib werd ook waargenomen in een van een patiënt afkomstig (PDX,
patient-derived
xenograft)
BRCA-mutant borstkanker-xenograftmodel waarin de patiënt eerder was behandeld met
een platinumbevattende therapie. In dit PDX-model nam de tumorgroei na behandeling met
talazoparib af en namen het γH2AX-niveau en de apoptose in de tumoren toe.
Cardiale elektrofysiologie
Het effect van talazoparib op repolarisatie van het hart werd geëvalueerd met op tijd gematchte
elektrocardiogrammen (ECG's) waarbij het verband werd beoordeeld tussen de verandering van het
QT-interval, gecorrigeerd voor hartfrequentie (QTc), ten opzichte van baseline en de corresponderende
talazoparibconcentraties in plasma bij 37 patiënten met gevorderde solide tumoren. Talazoparib had
bij de maximale klinisch aanbevolen dosering van eenmaal daags 1 mg geen klinisch relevant effect op
de QTc-verlenging.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Gerandomiseerd fase 3-onderzoek EMBRACA
EMBRACA was een open-label, gerandomiseerd, multicentrisch onderzoek met 2 parallelle groepen
waarin Talzenna werd vergeleken met chemotherapie (capecitabine, eribuline, gemcitabine,
9
vinorelbine) bij patiënten met in de kiembaan BRCA-gemuteerde, HER2-negatieve, lokaal gevorderde
of gemetastaseerde borstkanker die niet meer dan drie eerdere cytotoxische
chemotherapiebehandelingen hadden gekregen voor hun gemetastaseerde of lokaal gevorderde ziekte.
Patiënten moesten zijn behandeld met een antracycline en/of een taxaan (tenzij dit gecontra-indiceerd
was) in de neoadjuvante, adjuvante en/of gemetastaseerde setting. Patiënten die eerder een
platinumbevattende behandeling hadden gekregen voor gevorderde ziekte mochten geen bewijs van
ziekteprogressie hebben tijdens de platinumbehandeling. Eerdere behandeling met een PARP-remmer
was niet toegestaan.
Van de 431 patiënten die waren gerandomiseerd in het EMBRACA-onderzoek werd van 408 (95%)
patiënten met behulp van een klinische-onderzoeksassay centraal bevestigd dat ze een schadelijke of
vermoedelijk schadelijke gBRCAm hadden; van deze groep werd dit bij 354 (82%) patiënten
bevestigd met behulp van BRACAnalysis CDx
®
. De BRCA-mutatiestatus
(borstkankergevoeligheidsgen 1- [BRCA1-] positief of borstkankergevoeligheidsgen 2- [BRCA2-]
positief) was in beide behandelgroepen vergelijkbaar.
In totaal werden 431 patiënten in een verhouding van 2:1 gerandomiseerd naar behandeling met
Talzenna 1 mg capsules eenmaal daags of chemotherapie met standaarddoses tot progressie of
onaanvaardbare toxiciteit. Van de 431 patiënten die in EMBRACA werden gerandomiseerd, werden er
287 naar de Talzenna-groep en 144 naar de chemotherapiegroep gerandomiseerd. De randomisatie was
gestratificeerd op grond van eerder gebruik van chemotherapie voor gemetastaseerde ziekte (0 versus
1, 2 of 3), triple-negatieve ziektestatus (triple-negatieve borstkanker [TNBC,
triple-negative breast
cancer]
versus non-TNBC) en een voorgeschiedenis van metastasen in het centraal zenuwstelsel (ja
versus nee).
De demografische, baseline- en ziektekenmerken van patiënten waren in de
onderzoeksbehandelgroepen over het algemeen vergelijkbaar (zie tabel 4).
Tabel 4.
Demografische, baseline- en ziektekenmerken - EMBRACA-onderzoek
Talazoparib
Chemotherapie
(N = 287)
(N = 144)
Mediane leeftijd (j [bereik])
45,0 (27,0; 84,0)
50,0 (24,0; 88,0)
Leeftijdscategorie (j), n (%)
< 50
182 (63,4%)
67 (46,5%)
50 tot < 65
78 (27,2%)
67 (46,5%)
≥ 65
27 (9,4%)
10 (6,9%)
Geslacht, n (%)
Vrouw
283 (98,6%)
141 (97,9%)
Man
4 (1,4%)
3 (2,1%)
Etnische herkomst, n (%)
Aziatisch
31 (10,8%)
16 (11,1%)
Zwart of Afro-Amerikaans
12 (4,2%)
1 (0,7%)
Kaukasisch
192 (66,9%)
108 (75,0%)
Overige
5 (1,7%)
1 (0,7%)
Niet vermeld
47 (16,4%)
18 (12,5%)
ECOG performance status, n (%)
0
153 (53,3%)
84 (58,3%)
1
127 (44,3%)
57 (39,6%)
2
6 (2,1%)
2 (1,4%)
Ontbrekend
1 (0,3%)
1 (0,7%)
Hormoonreceptorstatus, n (%)
HER2-positief
0 (0,0%)
0 (0,0%)
Triple-negatief
130 (45,3%)
60 (41,7%)
Hormoonreceptor-positief (ER-positief of PgR-
157 (54,7%)
84 (58,3%)
positief)
10
Demografische, baseline- en ziektekenmerken - EMBRACA-onderzoek
Talazoparib
Chemotherapie
(N = 287)
(N = 144)
BRCA-status op grond van beoordeling van centraal of
287 (100,0%)
144 (100,0%)
lokaal laboratorium, n (%)
BRCA1-mutatiepositief
133 (46,3%)
63 (43,8%)
BRCA2-mutatiepositief
154 (53,7%)
81 (56,3%)
Tijd van de eerste diagnose van borstkanker tot de diagnose van gevorderde borstkanker (jaar)
n
286
144
Mediaan
1,9
2,7
Minimum, maximum
0, 22
0, 24
Categorieën voor tijd van de eerste diagnose van borstkanker tot de diagnose van gevorderde
borstkanker
< 12 maanden
108 (37,6%)
42 (29,2%)
≥ 12 maanden
178 (62,0%)
102 (70,8%)
Aantal eerdere cytotoxische therapieën voor lokaal gevorderde of gemetastaseerde ziekte
Gemiddeld (st. afw.)
0,9 (1,01)
0,9 (0,89)
Mediaan
1
1
Minimum, maximum
0, 4
0, 3
Aantal patiënten dat eerdere cytotoxische therapieën voor lokaal gevorderde of gemetastaseerde
ziekte had gekregen, n (%)
0
111 (38,7%)
54 (37,5%)
1
107 (37,3%)
54 (37,5%)
2
57 (19,9%)
28 (19,4%)
3
11 (3,8%)
8 (5,6%)
≥4
1 (0,3%)
0 (0,0%)
Aantal patiënten dat werd behandeld na eerdere behandelingen, n (%)
Taxaan
262 (91,3%)
130 (90,3%)
Antracycline
243 (84,7%)
115 (79,9%)
Platinum
46 (16,0%)
30 (20,8%)
Afkortingen: BRCA = borstkankergevoeligheidsgen (breast
cancer susceptibility gene);
ER =
oestrogeenreceptor (estrogen
receptor);
HER2 = humane epidermale groeifactorreceptor 2; N = aantal patiënten;
n=aantal patiënten in bepaalde categorie; PgR = progesteronreceptor.
Tabel 4.
Het primaire werkzaamheidseindpunt was progressievrije overleving (PFS,
progression-free survival),
beoordeeld door een geblindeerde, onafhankelijke, centrale beoordeling (BICR,
blinded independent
central review)
gebruikmakend van RECIST (Response
Evaluation Criteria in Solid Tumors)
versie 1.1. De secundaire doelstellingen waren objectief responspercentage (ORR,
objective response
rate),
totale overleving (OS,
overall survival),
veiligheid en farmacokinetiek.
Het onderzoek toonde een statistisch significante verbetering van de PFS, het primaire
werkzaamheidseindpunt, aan voor Talzenna in vergelijking met chemotherapie. Er was geen statistisch
significant effect op de OS tijdens de eindanalyse van de OS. De werkzaamheidsgegevens voor
EMBRACA staan samengevat in tabel 5. De Kaplan-Meier-curves voor PFS en OS staan weergegeven
in respectievelijk afbeelding 1 en afbeelding 3.
11
Samenvatting van de werkzaamheidsresultaten – EMBRACA-onderzoek
*
Talazoparib
Chemotherapie
PFS volgens BICR
N = 287
N = 144
Voorvallen, aantal (%)
186 (65%)
83 (58%)
Mediaan (95%-BI), maanden
8,6 (7,2; 9,3)
5,6 (4,2; 6,7)
a
Hazard ratio (95%-BI)
0,54 (0,41; 0,71)
b
2-zijdige p-waarde
p < 0,0001
c
OS (eindanalyse)
N = 287
N = 144
Voorvallen, aantal (%)
216 (75,3%)
108 (75%)
Mediaan (95%-BI), maanden
19,3 (16,6; 22,5)
19,5 (17,4; 22,4)
a
Hazard ratio (95%-BI)
0,85 (0,67; 1,07)
c
2-zijdige p-waarde
b
p=0,1693
d,e
Objectieve respons volgens onderzoeker
N = 219
N = 114
ORR, % (95%-BI)
62,6 (55,8; 69,0)
27,2 (19,3; 36,3)
Oddsratio (95%-BI)
4,99 (2,93; 8,83)
f
2-zijdige p-waarde
p < 0,0001
d
Duur van respons volgens onderzoeker
N = 137
N = 31
Mediaan (IQR), maanden
5,4 (2,8; 11,2)
3,1 (2,4; 6,7)
Tabel 5.
Afkortingen: BICR = geblindeerde, onafhankelijke, centrale beoordeling; BI = betrouwbaarheidsinterval;
CMH = Cochran-Mantel-Haenszel test; CR = complete respons; IQR = interkwartielafstand (interquartile
range);
ITT = intent-to-treat; ORR = objectief responspercentage; OS = totale overleving; PARP = poly-
(adenosinedifosfaat-ribose-) polymerase; PFS = progressievrije overleving (progression-free
survival);
PR =
partiële respons; RECIST 1.1 =
Response Evaluation Criteria in Solid Tumors
versie 1.1.
*
PFS, ORR en duur van respons zijn gebaseerd op de data-cut-offdatum van 15 september 2017 en een
mediane follow-up voor PFS van 13,0 maanden (95%-BI: 11,1; 18,4) in de talazoparib-groep en
7,2 maanden (95%-BI: 4,6; 11,1) in de chemotherapiegroep. OS is gebaseerd op de data-cut-offdatum van
30 september 2019 en een mediane follow-up van 44,9 maanden (95%-BI: 37,9; 47,0) in de talazoparib-
groep en 36,8 maanden (95%-BI: 34,3; 43,0) in de chemotherapiegroep.
a.
De hazard ratio was gebaseerd op een gestratificeerd Cox-regressiemodel met behandeling als de enige
covariaat (stratificatiefactoren: aantal eerdere cytotoxische chemotherapiebehandelingen, triple-negatieve
status, voorgeschiedenis van metastasen in centraal zenuwstelsel) en viel in vergelijking met algehele
chemotherapie met <1 gunstiger uit voor talazoparib.
b.
Gestratificeerde log-ranktoets.
c.
Tijdens de eindanalyse van de OS kreeg 46,3% versus 41,7% van de patiënten die gerandomiseerd werden
naar respectievelijk de talazoparib- en chemotherapiegroep vervolgens een platinumbehandeling, en 4,5%
versus 32,6% vervolgens een PARP-remmer.
d.
Uitgevoerd in ITT met meetbare ziektepopulatie met een objectieve respons. Het complete
responspercentage was 5,5% voor talazoparib in vergelijking met 0% voor de chemotherapiegroep.
e.
Overeenkomstig RECIST 1.1 was bevestiging van CR/PR niet vereist.
f.
Gestratificeerde CMH-test.
12
Afbeelding 1. Kaplan-Meier-curves van PFS – EMBRACA-onderzoek
Progressievrije overleving waarschijnlijkheid (%)
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
0
3
229
68
Talazoparib
Mediaan PFS = 8.6 maanden
95%-BI (7,2; 9,3)
Chemotherapie
Mediaan PFS = 5.6 maanden
95%-BI (4,2;6,7)
Hazard Ratio = 0.54
95%-BI (0,41; 0,71)
p < 0,0001
6
148
34
9
91
22
12
55
9
15
42
8
Aantal patiënten met risico
Talazoparib
287
Chemotherapie
144
Tijd (maanden)
29
4
23
2
16
2
18
21
24
27
12
1
30
5
33
3
36
1
39
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; PFS = progressievrije overleving.
Er werd een serie PFS-analyses op vooraf gespecificeerde subgroepen uitgevoerd, gebaseerd op
prognostische factoren en kenmerken bij baseline, om de interne consistentie van het behandeleffect te
onderzoeken. In lijn met de algehele resultaten werd in alle afzonderlijke subgroepen van patiënten
een afname van het risico op ziekteprogressie of overlijden ten gunste van de talazoparib-groep
waargenomen (afbeelding 2).
Afbeelding 2. Forest-plot van PFS-analyses voor de belangrijkste subgroepen – EMBRACA-
onderzoek
ITT en subgroup
Alle gerandomiseerde patiënten (ITT)
Hormoonreceptorstatus
TNBC gebaseerd op meest recente biopsie
HR+ gebaseerd op meest recente biopsie
Voorgeschiedenis van CZS-metastase
Ja
Nee
Eerdere platinumbehandeling
Ja
Nee
Eerdere therapieën met cytotox. chemo voor aBC
0
1
≥2
Aantal patiënten
n (%)
431 (100)
190 (44,1)
241 (55,9)
63 (14,6)
368 (85,4)
76 (17,6)
355 (82,4)
165 (38,3)
161 (37,4)
105 (24,4)
Hazard ratio (95%-Bl)
0,54 (0,41; 0,71)
0,60 (0,41; 0,87)
0,47 (0,32; 0,71)
0,32 (0,15; 0,67)
0,58 (0,43; 0,78)
0,76 (0,40; 1,45)
0,52 (0,39; 0,71)
0,57 (0,34; 0,95)
0,51 (0,33; 0,80)
0,56 (0,34; 0,95)
0,25
0,50
0,75
1,00
1,25
1,50
Ten gunste van Talazoparib
Ten gunste van PCT
Afkortingen: aBC = gevorderde borstkanker (advanced
breast cancer);
BI = betrouwbaarheidsinterval; CZS =
centraal zenuwstelsel; HR+ = hormoonreceptor-positief; ITT = intent-to-treat; PCT = behandelkeuze van de arts
(physician’s
choice treatment)
(chemotherapie); PFS = progressievrije overleving; TNBC = triple-negatieve
borstkanker (triple-negative
breast cancer)
13
Afbeelding 3. Kaplan-Meier-curves van totale overleving – EMBRACA-onderzoek
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; OS = totale overleving.
De p-waarde van de primaire analyse was gebaseerd op een gestratificeerde log-ranktoets.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met talazoparib in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met de indicatie borstkanker (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De blootstelling aan talazoparib nam na dagelijkse toediening van meerdere doses in het algemeen
proportioneel toe met de dosis binnen het bereik van 0,025 mg tot 2 mg. Na herhaalde dagelijkse
dosering van 1 mg talazoparib aan patiënten lagen de geometrisch gemiddelde (% variatiecoëfficiënt
[VC%]) oppervlakte onder de plasmaconcentratie-tijd-curve (AUC) en de maximaal waargenomen
plasmaconcentratie (C
max
) van talazoparib bij steady-state binnen het bereik van respectievelijk
126 (107) ng•u/ml tot 208 (37) ng•u/ml en 11 (90) ng/ml tot 19 (27) ng/ml. Na herhaalde dagelijkse
dosering bereikten de plasmaconcentraties van talazoparib de steady-state binnen 2 tot 3 weken. De
mediane accumulatieratio van talazoparib na herhaalde orale toediening van eenmaal daags 1 mg lag
binnen het bereik van 2,3 tot 5,2. Talazoparib is een substraat van P-gp- en BCRP-transporteiwitten.
Absorptie
Na orale toediening van talazoparib was de mediane tijd tot C
max
(T
max
) doorgaans 1 tot 2 uur na
toediening. Er zijn geen onderzoeken naar de absolute biobeschikbaarheid uitgevoerd bij mensen. Op
basis van gegevens inzake de uitscheiding via de urine bedraagt de absolute biobeschikbaarheid echter
ten minste 41% met een geabsorbeerde fractie van ten minste 69% (zie Eliminatie). Er wordt niet
verwacht dat zuurremmende middelen een significant effect hebben op de blootstelling aan
talazoparib, aangezien de oplosbaarheid van talazoparib voldoende is bij alle pH's tussen 1 en 6,8.
Achtentwintig procent (28%) van de patiënten in het hoofdonderzoek gebruikte zuurremmende
middelen, hoofdzakelijk protonpompremmers.
Het effect van voedsel
De inname van voedsel verlaagde de snelheid, maar niet de mate van de absorptie van talazoparib. Na
een enkelvoudige orale dosis talazoparib met vetrijk, calorierijk voedsel (ongeveer 827 calorieën, 57%
vet) nam de gemiddelde C
max
van talazoparib met ongeveer 46% af en werd de mediane T
max
vertraagd
van 1 naar 4 uur, terwijl de AUC
inf
niet werd beïnvloed. Gebaseerd op deze resultaten kan Talzenna
met of zonder voedsel worden ingenomen (zie rubriek 4.2).
14
Distributie
Het populatiegemiddelde schijnbare distributievolume (V
ss
/F) van talazoparib was 420 l.
In vitro
wordt
talazoparib voor ongeveer 74% gebonden aan plasma-eiwitten zonder concentratieafhankelijkheid
binnen het concentratiebereik van 0,01 µmol/l tot 1 µmol/l. Een verminderde nier- of leverfunctie lijkt
geen invloed te hebben op de eiwitbinding van talazoparib, aangezien er geen duidelijke trend was in
de gemiddelde fractie talazoparib van ongebonden geneesmiddel (f
u
) in menselijk plasma
in vivo
bij
een verslechterende nierfunctie of leverfunctie.
Biotransformatie
Talazoparib wordt bij mensen in zeer geringe mate gemetaboliseerd in de lever. Na orale toediening
van een enkelvoudige dosis van 1 mg [
14
C]-talazoparib aan mensen werden geen belangrijke
circulerende metabolieten in het plasma teruggevonden en talazoparib was de enige circulerende, van
het geneesmiddel afgeleide eenheid die werd teruggevonden. Er werden geen metabolieten die
afzonderlijk meer dan 10% van de toegediende dosis vertegenwoordigden in de urine of feces
aangetroffen.
In vitro
was talazoparib in klinisch relevante concentraties geen remmer van cytochroom (CYP)1A2,
CYP2B6, CYP2C8, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6 of CYP3A4/5 of inductor van CYP1A2, CYP2B6
of CYP3A4.
In vitro
remde talazoparib in klinisch relevante concentraties geen van de belangrijke
membraantransporteiwitten in de darmen, lever of nieren (P-gp, BCRP, organische-
anionentransporterend polypeptide [OATP]1B1, OATP1B3, organische-kationentransporteiwit
[OCT]1, OCT2, organische-anionentransporteiwit [OAT]1, OAT3, galzoutuitscheidingspomp [BSEP,
bile salt export pump],
multidrug- en toxine-extrusietransporteiwitten [MATE]1 en MATE2-K).
In vitro
remde talazoparib in klinisch relevante concentraties geen van de belangrijke uridinedifosfaat-
glucuronosyltransferase- (UGT-) isovormen (1A1, 1A4, 1A6, 1A9, 2B7 en 2B15).
Eliminatie
Renale eliminatie van onveranderd geneesmiddel (passieve filtratie en actieve secretie) is de
belangrijkste eliminatieroute van talazoparib. P-gp is waarschijnlijk betrokken bij de actieve renale
secretie van talazoparib. De gemiddelde (± standaardafwijking) terminale plasmahalfwaardetijd van
talazoparib was 90 (± 58) uur en de populatiegemiddelde (interpatiëntvariabiliteit) schijnbare orale
klaring (Cl/F) was 6,5 (31%) l/u bij kankerpatiënten. Bij 6 vrouwelijke patiënten die een enkelvoudige
orale dosis [
14
C]-talazoparib kregen, werd respectievelijk een gemiddelde van 69%
(± 8,6%) en 20% (± 5,5%) van de totale toegediende radioactieve dosis in de urine en de feces
aangetroffen. De uitscheiding van onveranderd talazoparib in de urine was de belangrijkste
eliminatieroute die 55% van de toegediende dosis vertegenwoordigde, terwijl het onveranderd
talazoparib dat in de feces werd teruggevonden 14% vertegenwoordigde.
Leeftijd, geslacht en lichaamsgewicht
Een farmacokinetische populatieanalyse werd uitgevoerd met gegevens van 490 patiënten met kanker
ter beoordeling van het effect van leeftijd (variërend van 18 tot 88 jaar), geslacht (53 mannen en
437 vrouwen) en lichaamsgewicht (variërend van 35,7 kg tot 162 kg) op de farmacokinetiek van
talazoparib. Uit de resultaten bleek dat leeftijd, geslacht en lichaamsgewicht geen klinisch relevant
effect hadden op de farmacokinetiek van talazoparib.
Etnische herkomst
Uit een farmacokinetische populatieanalyse waarin 490 patiënten waren opgenomen, van wie
41 Aziatische patiënten en 449 niet-Aziatische patiënten (361 Kaukasisch, 16 negroïde, 9 overig en 63
15
niet vermeld), bleek de Cl/F van talazoparib hoger bij Aziatische patiënten dan bij niet-Aziatische
patiënten, leidend tot een 19% lagere blootstelling (AUC) bij Aziatische patiënten.
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van talazoparib is niet geëvalueerd bij patiënten jonger dan 18 jaar.
Verminderde nierfunctie
Gegevens uit een PK-onderzoek bij patiënten met gevorderde kanker met verschillende mate van
verminderde nierfunctie hebben aangegeven dat de totale blootstelling aan talazoparib (AUC
0-24
), na
meerdere doses talazoparib eenmaal daags, bij patiënten met een matig (eGFR 30 – < 60 ml/min) en
ernstig (eGFR < 30 ml/min) verminderde nierfunctie met respectievelijk 92% en 169% toenam in
vergelijking met patiënten met een normale nierfunctie (eGFR ≥ 90 ml/min). De C
max
van talazoparib
nam toe met respectievelijk 90% en 107% bij patiënten met een matig en ernstig verminderde
nierfunctie in vergelijking met patiënten met een normale nierfunctie. De blootstelling aan talazoparib
was vergelijkbaar bij patiënten met een licht verminderde nierfunctie (eGFR 60 – < 90 ml/min) en bij
patiënten met een normale nierfunctie. Uit een farmacokinetische populatieanalyse waarin
490 patiënten waren opgenomen, van wie 132 patiënten met een licht verminderde nierfunctie
(60 ml/min ≤ CrCl < 90 ml/min), 33 patiënten met een matig verminderde nierfunctie
(30 ml/min ≤ CrCl < 60 ml/min) en 1 patiënt met een ernstig verminderde nierfunctie (CrCl <
30 ml/min), bleek de Cl/F van talazoparib bovendien met respectievelijk 14% en 37% verlaagd bij
patiënten met een licht en matig verminderde nierfunctie, overeenkomend met een toename van
respectievelijk 17% en 59% in AUC in vergelijking met patiënten met een normale nierfunctie (CrCl ≥
90 ml/min). De farmacokinetiek van talazoparib is niet onderzocht bij hemodialysepatiënten (zie
rubriek 4.2).
Verminderde leverfunctie
Uit een farmacokinetische populatieanalyse van 490 patiënten, van wie 118 patiënten met een licht
verminderde leverfunctie (totaal bilirubine ≤ 1,0 x ULN en ASAT > ULN, of totaal bilirubine > 1,0 tot
1,5 × ULN en elke ASAT-waarde), bleek dat een licht verminderde leverfunctie geen effect had op de
farmacokinetiek van talazoparib. De farmacokinetiek van talazoparib bij patiënten met een normale
leverfunctie, licht verminderde leverfunctie, matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 1,5 tot
3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) of ernstig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 3,0 × ULN
en elke ASAT-waarde) werd onderzocht in een farmacokinetisch onderzoek. Een farmacokinetische
populatieanalyse met gegevens van dit farmacokinetisch onderzoek gaf aan dat een licht, matig of
ernstig verminderde leverfunctie geen significant effect had op de farmacokinetiek van talazoparib (zie
rubriek 4.2).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Carcinogeniciteit
Er zijn geen onderzoeken naar carcinogeniciteit uitgevoerd met talazoparib.
Genotoxiciteit
Talazoparib was niet mutageen in een bacteriële reverse mutatie- (Ames-) test. Talazoparib was
clastogeen in een
in-vitro-test
op chromosoomafwijkingen in humane lymfocyten in perifeer bloed en
in een
in-vivo-micronucleustest
op beenmerg bij ratten bij blootstellingen die gelijk waren aan de
klinisch relevante doses. Deze clastogeniciteit komt overeen met de genoominstabiliteit die voortvloeit
uit de primaire farmacologie van talazoparib, wat duidt op mogelijke genotoxiciteit bij de mens.
Toxiciteit bij herhaalde dosering
In onderzoeken op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering bij ratten en honden bestonden de
16
belangrijkste bevindingen bij subtherapeutische blootstellingen uit hypocellulair beenmerg met
dosisafhankelijke afname van het aantal hematopoëtische cellen, depletie van lymfoïd weefsel in
meerdere organen en atrofie en/of degeneratieve veranderingen in testes, epididymis en zaadbuisjes.
Aanvullende bevindingen bij hogere blootstellingen omvatten een dosisafhankelijke toename van
apoptose/necrose in het maag-darmkanaal, de lever en het ovarium. De meeste histopathologische
bevindingen waren doorgaans reversibel van aard hoewel de bevindingen met betrekking tot de testes
4 weken na stopzetting van de toediening deels reversibel waren. Deze toxiciteitsbevindingen komen
overeen met de farmacologie en het weefseldistributiepatroon van talazoparib.
Ontwikkelingstoxicologie
In een embryofoetaal ontwikkelingsonderzoek bij ratten leidde talazoparib tot embryofoetale dood,
foetale misvorming (onderontwikkelde oogbol [microftalmie], kleine ogen, gespleten sternebrae,
vergroeide cervicale wervelboog) en structurele variatie in botten bij een maternale systemische
AUC
24
-blootstelling van ongeveer het 0,09-voudige van de relevante humane blootstelling bij de
aanbevolen dosering.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Capsule-inhoud
Gesilicifieerde microkristallijne cellulose (sMCC,
silicified microcrystalline cellulose)
(microkristallijne cellulose en siliciumdioxide)
Omhulsel 0,25 mg capsule
Hypromellose (HPMC)
Geel ijzeroxide (E172)
Titaandioxide (E171)
Omhulsel 1 mg capsule
Hypromellose (HPMC)
Rood ijzeroxide (E172)
Geel ijzeroxide (E172)
Titaandioxide (E171)
Drukinkt
Schellak (E904)
Propyleenglycol (E1520)
Ammoniumhydroxide (E527)
Zwart ijzeroxide (E172)
Kaliumhydroxide (E525)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
4 jaar.
Houdbaarheid
17
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Talzenna 0,25 mg harde capsules
Hogedichtheidpolyethyleen (HDPE) fles en polypropyleen (PP) sluiting met warmte-
inductieafdichting. Verpakkingsgrootte: dozen met 30 capsules in een HDPE fles.
Polyvinylchloride/polyvinylideenchloride (PVC/PVdC) geperforeerde eenheidsblisterverpakking met
aftrekbaar aluminiumfolie. Verpakkingsgrootten: dozen met 30 x 1 capsules of 60 x 1 capsules of 90 x
1 capsules in eenheidsblisterverpakkingen.
Talzenna 1 mg harde capsules
Hogedichtheidpolyethyleen (HDPE) fles en polypropyleen (PP) sluiting met warmte-
inductieafdichting. Verpakkingsgrootte: dozen met 30 capsules in een HDPE fles.
Polyvinylchloride/polyvinylideenchloride (PVC/PVdC) geperforeerde eenheidsblisterverpakking met
aftrekbaar aluminiumfolie. Verpakkingsgrootte: dozen met 30 x 1 capsules in
eenheidsblisterverpakkingen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Talzenna 0,25 mg harde capsules
EU/1/19/1377/001
EU/1/19/1377/002
EU/1/19/1377/003
EU/1/19/1377/004
Talzenna 1 mg harde capsules
EU/1/19/1377/005
EU/1/19/1377/006
18
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 20 juni 2019
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
19
BIJLAGE II
A.
B.
C.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
D.
20
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Excella GmbH & Co. KG
Nürnberger Str. 12
90537 Feucht
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
21
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
22
A. ETIKETTERING
23
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 0,25 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 0,25 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken. De capsules niet openen, fijnmaken of kauwen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
24
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/001 (30 harde capsules)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Talzenna 0,25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
25
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 0,25 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 0,25 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
26
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/001 (30 harde capsules)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
27
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 0,25 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 0,25 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 × 1 capsules
60 × 1 capsules
90 × 1 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken. De capsules niet openen, fijnmaken of kauwen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
28
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/002 (30 harde capsules)
EU/1/19/1377/003 (60 harde capsules)
EU/1/19/1377/004 (90 harde capsules)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Talzenna 0,25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
29
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 0,25 mg capsules
talazoparib
2.
Pfizer
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
30
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 1 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 1 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken. De capsules niet openen, fijnmaken of kauwen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
31
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/005 (30 harde capsules)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Talzenna 1 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
32
GEGEVENS DIE OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
ETIKET FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 1 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 1 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
33
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/005 (30 harde capsules)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
34
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
DOOS BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 1 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 1 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 × 1 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken. De capsules niet openen, fijnmaken of kauwen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP
9.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
35
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/006 (30 harde capsules)
13.
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
PARTIJNUMMER
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Talzenna 1 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
36
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP BLISTERVERPAKKINGEN OF STRIPS MOETEN
WORDEN VERMELD
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 1 mg capsules
talazoparib
2.
Pfizer
3.
EXP
4.
Lot
5.
OVERIGE
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
37
B. BIJSLUITER
38
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
Talzenna 0,25 mg harde capsules
Talzenna 1 mg harde capsules
talazoparib
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
-
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
-
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
-
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is Talzenna en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe neemt u dit middel in?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is Talzenna en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Wat is Talzenna en hoe werkt het?
Talzenna bevat de werkzame stof talazoparib. Het is een type geneesmiddel tegen kanker dat een
'PARP (poly-ADP-ribosepolymerase)-remmer' wordt genoemd.
Patiënten met veranderingen (mutaties) in bepaalde genen die BRCA worden genoemd, lopen het
risico om bepaalde vormen van kanker te krijgen. Talzenna werkt door PARP te blokkeren; PARP is
een enzym dat beschadigd DNA in bepaalde kankercellen herstelt. Door het blokkeren van PARP
kunnen de kankercellen zich niet meer herstellen en gaan dood.
Waarvoor wordt Talzenna gebruikt?
Talzenna wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met een vorm van borstkanker die
HER2-negatieve borstkanker wordt genoemd en die een afwijkend overgeërfd BRCA-gen hebben.
Talzenna wordt gebruikt wanneer de kanker zich buiten de oorspronkelijke tumor of naar andere delen
van het lichaam heeft verspreid.
Uw gezondheidszorgbeoefenaar zal een test uitvoeren om er zeker van te zijn dat Talzenna een
geschikte behandeling voor u is.
Heeft u nog vragen over de werking van Talzenna of over de reden waarom dit geneesmiddel aan u is
voorgeschreven, neem dan contact op met uw arts.
39
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet innemen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
-
U geeft borstvoeding.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel inneemt en tijdens
uw behandeling als u last krijgt van verschijnselen of symptomen die in deze rubriek staan beschreven.
Een laag aantal bloedcellen
Talzenna verlaagt het aantal bloedcellen, zoals het aantal rode bloedcellen (bloedarmoede of anemie),
het aantal witte bloedcellen (neutropenie) of het aantal bloedplaatjes (trombocytopenie). De
verschijnselen en symptomen waar u op moet letten zijn:
-
Anemie:
kortademig zijn, zeer moe zijn, een bleke huid of een snelle hartslag – deze
symptomen kunnen erop wijzen dat u te weinig rode bloedcellen in uw bloed heeft.
-
Neutropenie:
infectie, koude rillingen hebben of beven of koorts – deze symptomen kunnen
erop wijzen dat u te weinig witte bloedcellen in uw bloed heeft.
-
Trombocytopenie:
blauwe plekken krijgen of langer bloeden dan gebruikelijk als u zichzelf
verwondt – deze symptomen kunnen erop wijzen dat u te weinig bloedplaatjes in uw bloed
heeft.
Uw bloed wordt tijdens de behandeling met Talzenna regelmatig onderzocht om uw bloedcellen (witte
bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes) te controleren.
Ernstige problemen met het beenmerg
In zeldzame gevallen kan een laag aantal bloedcellen een teken zijn van ernstiger problemen met het
beenmerg zoals myelodysplastisch syndroom (MDS) of acute myeloïde leukemie (AML). Uw arts wil
mogelijk uw beenmerg testen om te kijken of er sprake is van deze problemen.
Anticonceptie bij mannen en vrouwen
Vrouwen die zwanger kunnen worden en mannen met vrouwelijke partners die zwanger zijn of
zwanger kunnen worden moeten effectieve voorbehoedsmiddelen (anticonceptie) gebruiken.
Zie hiervoor de rubriek 'Anticonceptie bij mannen en vrouwen' hieronder.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Talzenna mag niet worden gebruikt bij kinderen of jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Talzenna nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts,
apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt
krijgen en kruidengeneesmiddelen. Dit is omdat Talzenna invloed kan hebben op de manier waarop
sommige andere geneesmiddelen werken. Ook kunnen sommige geneesmiddelen invloed hebben op de
manier waarop Talzenna werkt.
Met name de volgende middelen kunnen de kans op bijwerkingen van Talzenna vergroten:
-
Amiodaron, carvedilol, dronedaron, propafenon, kinidine, ranolazine en verapamil – meestal
gebruikt voor de behandeling van hartproblemen.
-
De antibiotica claritromycine en erytromycine – gebruikt voor de behandeling van bacteriële
infecties.
-
Itraconazol en ketoconazol–- gebruikt voor de behandeling van schimmelinfecties.
-
Cobicistat, darunavir, indinavir, lopinavir, ritonavir, saquinavir, telaprevir en tipranavir –
gebruikt voor de behandeling van hiv-infecties/aids.
-
Ciclosporine – gebruikt na orgaantransplantaties om afstoting te voorkomen.
-
Lapatinib – gebruikt voor de behandeling van patiënten met bepaalde vormen van borstkanker.
40
-
Curcumine (bijvoorbeeld uit geelwortel) in bepaalde geneesmiddelen (zie ook de rubriek
‘Waarop moet u letten met eten en drinken’ hieronder).
De volgende geneesmiddelen kunnen de werking van Talzenna verminderen:
-
Carbamazepine en fenytoïne – anti-epileptica gebruikt voor de behandeling van insulten of
epileptische aanvallen.
-
Sint-janskruid (Hypericum
perforatum)
– een kruidenmiddel voor de behandeling van lichte
depressie en angst.
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Gebruik geen curcumine in voedingssupplementen zolang u Talzenna inneemt, omdat curcumine
ervoor kan zorgen dat de bijwerkingen van Talzenna toenemen. Curcumine is aanwezig in geelwortel
en u moet geen grote hoeveelheden geelwortel gebruiken, maar kruiden in voedsel veroorzaken
waarschijnlijk geen problemen.
Zwangerschap
Talzenna kan schade toebrengen aan de ongeboren baby. Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt
u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u
dit geneesmiddel gebruikt. Uw arts zal een zwangerschapstest uitvoeren voordat met de behandeling
met Talzenna wordt begonnen.
-
-
-
U mag Talzenna niet gebruiken als u zwanger bent.
U mag niet zwanger worden zolang u Talzenna inneemt.
Bespreek de mogelijkheden van voorbehoedsmiddelen met uw arts als er een kans bestaat dat u
of uw partner zwanger zou kunnen worden.
Anticonceptie bij mannen en vrouwen
Vrouwen
die zwanger kunnen worden moeten tijdens de behandeling met Talzenna en gedurende ten
minste 7 maanden na de laatste dosis Talzenna effectieve voorbehoedsmiddelen (anticonceptie)
gebruiken. Omdat het gebruik van een hormonaal voorbehoedsmiddel niet wordt aanbevolen als u
borstkanker heeft, moet u twee niet-hormonale voorbehoedsmiddelen gebruiken. Praat met uw
medische zorgverlener over voorbehoedsmiddelen die geschikt voor u kunnen zijn.
Mannen
met vrouwelijke partners die zwanger zijn of zwanger kunnen worden, moeten tijdens de
behandeling met Talzenna en gedurende ten minste 4 maanden na de laatste dosis effectieve
voorbehoedsmiddelen (anticonceptie) gebruiken (zelfs na een sterilisatie).
Borstvoeding
U mag geen borstvoeding geven zolang u Talzenna inneemt en ten minste 1 maand na de laatste dosis.
Het is niet bekend of Talzenna in de moedermelk terechtkomt.
Vruchtbaarheid
Talazoparib kan de vruchtbaarheid bij mannen verminderen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Talzenna kan een kleine invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Als u zich duizelig, zwak of moe voelt (dit zijn zeer vaak voorkomende bijwerkingen van
Talzenna), moet u geen voertuigen besturen of machines gebruiken.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel moet u innemen?
De aanbevolen dosering is eenmaal daags één capsule van 1 mg via de mond.
41
Als u bepaalde bijwerkingen krijgt tijdens het gebruik van Talzenna (zie rubriek 4), dan kan uw arts
uw dosis verlagen of de behandeling tijdelijk of blijvend stopzetten. De dosis kan worden verlaagd
naar 0,75 mg eenmaal daags (drie capsules van 0,25 mg) of naar 0,5 mg eenmaal daags (twee capsules
van 0,25 mg) of naar 0,25 mg eenmaal daags (één capsule van 0,25 mg).
Slik de capsule in zijn geheel door met een glas water. Kauw niet op de capsules en maak ze niet fijn.
U kunt Talzenna met voedsel of tussen de maaltijden innemen. Open de capsules niet. Contact met de
inhoud van de capsule moet worden vermeden.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u meer Talzenna heeft ingenomen dan uw normale dosis, moet u onmiddellijk contact opnemen
met uw arts of het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Een spoedeisende behandeling kan noodzakelijk zijn.
Neem de doos en deze bijsluiter mee, zodat de arts weet wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u een dosis heeft gemist of als u heeft overgegeven, neem dan uw volgende dosis volgens het
schema in. Neem geen dubbele dosis om de vergeten of uitgebraakte capsules in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van Talzenna, behalve wanneer uw arts zegt dat u moet stoppen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u een van de volgende symptomen opmerkt aangezien deze
een teken kunnen zijn van een ernstige bloedaandoening:
Zeer vaak:
(komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
Kortademigheid, ernstige vermoeidheid, een bleke huid of een snelle hartslag – deze
symptomen kunnen erop wijzen dat u te weinig rode bloedcellen in uw bloed heeft (anemie).
-
Infectie, koude rillingen of beven, of koorts of het warm hebben – deze symptomen kunnen erop
wijzen dat u een tekort aan witte bloedlichaampjes heeft met daardoor verhoogde gevoeligheid
voor infecties (neutropenie).
-
Blauwe plekken krijgen of langer bloeden dan anders als u zichzelf verwondt – deze symptomen
kunnen erop wijzen dat u een tekort aan bloedplaatjes heeft met als verschijnselen blauwe
plekken en verhoogde kans op bloedingen (trombocytopenie).
Neem contact op met uw arts als u last krijgt van andere bijwerkingen. Deze kunnen bestaan uit:
Zeer vaak:
(komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
Lage aantallen witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes
-
Verminderde eetlust
-
Duizeligheid
-
Hoofdpijn
-
Misselijkheid (nausea)
-
Overgeven (braken)
-
Diarree
-
Buikpijn
-
Haaruitval
42
Vaak
(komt voor bij minder dan 1 op de 10 gebruikers):
-
Smaakstoornis (dysgeusie)
-
Verstoorde spijsvertering (indigestie)
-
Ontsteking in de mond
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
fles of blisterverpakking na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de verpakking beschadigd is of tekenen vertoont dat ermee geknoeid
is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is talazoparib. Talzenna harde capsules worden in verschillende
sterktes geleverd.
-
Talzenna 0,25 mg harde capsules: elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met
0,25 mg talazoparib.
-
Talzenna 1 mg harde capsules: elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 1 mg
talazoparib.
De andere stoffen in dit middel zijn:
-
Inhoud van de capsule: gesilicifieerde microkristallijne cellulose (sMCC) (microkristallijne
cellulose en siliciumdioxide).
-
Omhulsel 0,25 mg capsule: hypromellose (HPMC), geel ijzeroxide (E172) en titaandioxide
(E171).
-
Omhulsel 1 mg capsule: hypromellose (HPMC), geel ijzeroxide (E172), titaandioxide (E171) en
rood ijzeroxide (E172).
Drukinkt: schellak (E904), propyleenglycol (E1520), ammoniumhydroxide (E527), zwart ijzeroxide
(E172) en kaliumhydroxide (E525).
Hoe ziet Talzenna eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Talzenna 0,25 mg wordt geleverd als ondoorzichtige harde capsule van ongeveer 14,30 mm x 5,32 mm
met een ivoorkleurige dop (bedrukt met 'Pfizer' in het zwart) en een witte romp (bedrukt met
'TLZ 0.25' in het zwart).
43
Talzenna 1 mg wordt geleverd als ondoorzichtige harde capsule van ongeveer 14,30 mm x 5,32 mm
met een lichtrode dop (bedrukt met 'Pfizer' in het zwart) en een witte romp (bedrukt met 'TLZ 1' in het
zwart).
Talzenna 0,25 mg is verkrijgbaar in geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen van 30 of 60 of
90 harde capsules en in plastic flessen met 30 harde capsules.
Talzenna 1 mg is verkrijgbaar in geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen van 30 harde capsules en
in plastic flessen met 30 harde capsules.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Excella GmbH & Co. KG
Nürnberger Strasse 12
90537 Feucht
Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer NV/SA
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
България
Пфайзер Люксембург САРЛ, Кло½ България
Тел.: +359 2 970 4333
Česká republika
Pfizer, spol. s r.o.
Tel: +420 283 004 111
Danmark
Pfizer ApS
Tlf: +45 44 20 11 00
Deutschland
PFIZER PHARMA GmbH
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Eesti
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Tel: +372 666 7500
Ελλάδα
Pfizer Ελλάς A.E.
Τηλ: +30 210 6785 800
Lietuva
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Tel: +370 52 51 4000
Magyarország
Pfizer Kft.
Tel.: +36-1-488-37-00
Malta
Vivian Corporation Ltd
Tel: +356 21344610
Nederland
Pfizer bv
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Norge
Pfizer AS
Tlf: +47 67 52 61 00
Österreich
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer Polska Sp. z o.o.
Tel.:+48 22 335 61 00
44
España
Pfizer, S.L.
Tel: +34 91 490 99 00
France
Pfizer
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Hrvatska
Pfizer Croatia d.o.o.
Tel: +385 1 3908 777
Portugal
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +351 21 423 5500
România
Pfizer Romania S.R.L.
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Slovenija
Pfizer Luxembourg SARL
Pfizer, podružnica za svetovanje s področja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: + 386 (0)1 52 11 400
Slovenská republika
Pfizer Luxembourg SARL, organizačná zložka
Tel: +421 2 3355 5500
Suomi/Finland
Pfizer Oy
Puh/Tel: +358 (0)9 43 00 40
Sverige
Pfizer AB
Tel: +46 (0)8 550 520 00
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer Limited
Tel: +44 (0) 1304 616161
Ireland
Pfizer Healthcare Ireland
Tel: 1800 633 363 (toll free)
+44 (0)1304 616161
Ísland
Icepharma hf.
Sími: +354 540 8000
Italia
Pfizer S.r.l.
Tel: +39 06 33 18 21
Kύπρος
Pfizer Ελλάς Α.Ε. (Cyprus Branch)
Τηλ: +357 22 817690
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filiāle Latvijā
Tel: +371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau:
http://www.ema.europa.eu.
45
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht
alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 0,25 mg harde capsules
Talzenna 1 mg harde capsules
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Talzenna 0,25 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 0,25 mg talazoparib.
Talzenna 1 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 1 mg talazoparib.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Harde capsule (capsule).
Talzenna 0,25 mg harde capsules
Ondoorzichtige harde capsule van ongeveer 14,30 mm x 5,32 mm met een ivoorkleurige dop (bedrukt
met 'Pfizer' in het zwart) en een witte romp (bedrukt met 'TLZ 0.25' in het zwart).
Talzenna 1 mg harde capsules
Ondoorzichtige harde capsule van ongeveer 14,30 mm x 5,32 mm met een lichtrode dop (bedrukt met
'Pfizer' in het zwart) en een witte romp (bedrukt met 'TLZ 1' in het zwart).
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Talzenna is geïndiceerd als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met
BRCA1/2-kiembaanmutaties die HER2-negatieve lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker
hebben. Patiënten dienen eerder te zijn behandeld met een antracycline en/of een taxaan in de
(neo)adjuvante, lokaal gevorderde of gemetastaseerde setting, tenzij patiënten niet geschikt werden
bevonden voor deze behandelingen (zie rubriek 5.1). Patiënten met hormoonreceptor (HR)-positieve
borstkanker dienen te zijn behandeld met een eerdere hormoontherapie of dienen ongeschikt te zijn
bevonden voor hormoontherapie.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Talzenna dient te worden opgestart en begeleid door een arts die ervaring heeft
met het gebruik van geneesmiddelen tegen kanker.
Indien van toepassing dienen patiënten met BRCA-mutaties genetisch advies te krijgen conform de
lokale regelgeving.
Dosering
De aanbevolen dosering is eenmaal daags 1 mg talazoparib. Patiënten dienen te worden behandeld
totdat er ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Gemiste dosis
Als de patiënt heeft gebraakt of een dosis heeft overgeslagen, dient geen extra dosis te worden
ingenomen. De volgende voorgeschreven dosis dient op het gebruikelijke tijdstip te worden ingenomen.
Dosisaanpassingen
Om bijwerkingen onder controle te houden, dient onderbreking van de behandeling of dosisverlaging
te worden overwogen op basis van de ernst en de klinische presentatie (zie tabel 2). Aanbevolen
dosisverlagingen worden weergegeven in tabel 1.
Tabel 1.
Dosisaanpassingen vanwege toxiciteiten
Dosisniveau
Aanbevolen startdosering
Eenmaal daags 1 mg (één capsule van 1 mg)
Eerste dosisverlaging
Eenmaal daags 0,75 mg (drie capsules van 0,25 mg)
Tweede dosisverlaging
Eenmaal daags 0,5 mg (twee capsules van 0,25 mg)
Derde dosisverlaging
Eenmaal daags 0,25 mg (één capsule van 0,25 mg)
Er dient vóór de start van de behandeling met Talzenna een volledig bloedbeeld te worden verkregen,
waarna het bloed maandelijks en op klinische indicatie dient te worden gecontroleerd (zie tabel 2 en
rubriek 4.4).
Tabel 2.
Dosisaanpassing en -aanpak
Geen Talzenna geven tot de
Talzenna hervatten
niveaus zich hebben hersteld
tot
Hemoglobine <8 g/dl
9 g/dl
Hervat Talzenna met de
Bloedplaatjestelling <50.000/l
75.000/l
volgende, lagere dosis
Neutrofielentelling <1.000/l
1.500/µl
Niet-hematologische bijwerking
graad 1
Overweeg Talzenna met de
van graad 3 of graad 4
volgende, lagere dosis te
hervatten of staak de
behandeling
Gelijktijdige behandeling met remmers van P-glycoproteïne (P-gp)
Sterke remmers van P-gp kunnen leiden tot een verhoogde blootstelling aan talazoparib. Gelijktijdig
gebruik van sterke P-gp-remmers tijdens de behandeling met talazoparib dient vermeden te worden.
Gelijktijdige toediening dient alleen na zorgvuldige evaluatie van de potentiële baten en risico's te
worden overwogen. Als gelijktijdige toediening met een sterke P-gp-remmer onvermijdelijk is, dient
de dosis Talzenna te worden verlaagd tot de volgende, lagere dosis. Wanneer de toediening van de
sterke P-gp remmer wordt gestaakt, dient de dosis Talzenna te worden verhoogd (na
3-5 halfwaardetijden van de P-gp-remmer) tot de dosis die vóór het instellen van de sterke P-gp-
remmer werd gebruikt (zie rubriek 4.5).
Verminderde leverfunctie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine
1 × ULN [upper limit of normal, bovengrens van normaal] en ASAT [aspartaataminotransaminase]
> ULN, of totaal bilirubine > 1,0 tot 1,5 × ULN en elke ASAT-waarde), een matig verminderde
leverfunctie (totaal bilirubine > 1,5 tot 3,0 x ULN en elke ASAT-waarde) of ernstig verminderde
leverfunctie (totaal bilirubine > 3,0 x ULN en elke ASAT-waarde) (zie rubriek 5.2).
Verminderde nierfunctie
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een licht verminderde nierfunctie (60 ml/min
creatinineklaring [CrCl] < 90 ml/min). Voor patiënten met een matig verminderde nierfunctie
(30 ml/min CrCl < 60 ml/min) is de aanbevolen startdosering Talzenna eenmaal daags 0,75 mg.
Voor patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie (15 ml/min CrCl < 30 ml/min) is de
aanbevolen startdosering Talzenna eenmaal daags 0,5 mg. Talzenna is niet onderzocht bij patiënten
met een CrCl < 15 ml/min of bij hemodialysepatiënten (zie rubriek 5.2).
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig bij oudere patiënten (in de leeftijd van 65 jaar) (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Talzenna bij kinderen en jongeren tot 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Talzenna is voor oraal gebruik. Om contact met de inhoud van de capsule te voorkomen, dienen de
capsules in hun geheel te worden doorgeslikt en mogen ze niet worden geopend of opgelost. Ze
kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen (zie rubriek 5.2).
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Borstvoeding (zie rubriek 4.6).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Myelosuppressie
Myelosuppressie, bestaande uit anemie, leukopenie/neutropenie en/of trombocytopenie, is gemeld bij
met talazoparib behandelde patiënten (zie rubriek 4.8). Talazoparib dient niet te worden gestart tot
patiënten zijn hersteld van door een eerdere behandeling veroorzaakte hematologische toxiciteiten
( graad 1).
Er dienen voorzorgsmaatregelen te worden genomen voor de routinematige controle van
hematologische parameters en de stelselmatige controle op verschijnselen en symptomen van anemie,
leukopenie/neutropenie en/of trombocytopenie bij patiënten die talazoparib krijgen. Als dergelijke
voorvallen optreden, worden dosisaanpassingen (een dosisverlaging of -onderbreking) aanbevolen (zie
rubriek 4.2). Indien passend kan ondersteunende zorg met of zonder transfusies van bloed en/of
bloedplaatjes en/of toediening van koloniestimulerende factoren worden gebruikt.
Myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie
Myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie (MDS/AML) is gemeld bij patiënten die poly-
(adenosinedifosfaat-ribose-) polymeraseremmers (PARP-remmers) kregen, waaronder talazoparib. In
totaal is MDS/AML gemeld bij <1% van de patiënten met solide tumoren die in klinische onderzoeken
Anticonceptie bij vrouwen die zwanger kunnen worden
Talazoparib was clastogeen in een in-vitro-test op chromosoomafwijkingen in humane lymfocyten in
perifeer bloed en in een in-vivo-micronucleustest op beenmerg bij ratten, maar was niet mutageen op
de Ames-test (zie rubriek 5.3); het kan derhalve schade aan de foetus veroorzaken als het wordt
toegediend aan zwangere vrouwen. Zwangere vrouwen dienen te worden voorgelicht over de
mogelijke risico's voor de foetus (zie rubriek 4.6). Vrouwen die zwanger kunnen worden, dienen
tijdens de behandeling met Talzenna niet zwanger te worden en dienen bij aanvang van de
behandeling niet zwanger te zijn. Er dient voorafgaand aan de behandeling een zwangerschapstest te
worden gedaan bij alle vrouwen die zwanger kunnen worden.
Vrouwelijke patiënten dienen tijdens de behandeling met Talzenna en gedurende ten minste
7 maanden na afronding van de behandeling een uiterst effectieve anticonceptiemethode te gebruiken.
Omdat hormonale anticonceptie niet wordt aanbevolen bij patiënten met borstkanker dienen twee niet-
hormonale en aanvullende anticonceptiemethoden te worden gebruikt (zie rubriek 4.6).
Mannelijke patiënten met vrouwelijke partners die zwanger kunnen worden of zwanger zijn, dient
geadviseerd te worden om (zelfs na een vasectomie) effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens de
behandeling met Talzenna en gedurende ten minste 4 maanden na de laatste dosis.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Talazoparib is een substraat voor geneesmiddeltransporteiwitten P-gp en borstkankerresistentie-eiwit
(BCRP, Breast Cancer Resistance Protein) en wordt hoofdzakelijk in ongewijzigde vorm via renale
klaring uitgescheiden.
Geneesmiddelen die de plasmaconcentraties van talazoparib kunnen beïnvloeden
P-gp-remmers
Gegevens uit een geneesmiddeleninteractieonderzoek bij patiënten met gevorderde solide tumoren
wezen uit dat gelijktijdige toediening van meerdere dagelijkse doses van een P-gp-remmer, tweemaal
daags itraconazol 100 mg, en een enkelvoudige dosis van 0,5 mg talazoparib ertoe leidde dat de totale
blootstelling aan talazoparib (AUCinf) en de piekconcentratie van talazoparib (Cmax) met respectievelijk
ongeveer 56% en 40% toenamen in vergelijking met wanneer alleen een enkelvoudige dosis van
0,5 mg talazoparib werd toegediend. Uit de farmacokinetische (PK) populatieanalyse bleek ook dat
gelijktijdig gebruik van sterke P-gp-remmers de blootstelling aan talazoparib met 45% deed toenemen
in vergelijking met de toediening van alleen talazoparib.
Gelijktijdig gebruik van sterke P-gp-remmers (met inbegrip van, maar niet beperkt tot amiodaron,
carvedilol, claritromycine, cobicistat, darunavir, dronedaron, erytromycine, indinavir, itraconazol,
ketoconazol, lapatinib, lopinavir, propafenon, kinidine, ranolazine, ritonavir, saquinavir, telaprevir,
tipranavir en verapamil) dient te worden vermeden. Als gelijktijdige toediening met een sterke P-gp-
remmer onvermijdelijk is, dient de Talzenna-dosis te worden verlaagd (zie rubriek 4.2).
P-gp-inductoren
Gegevens uit een geneesmiddeleninteractieonderzoek bij patiënten met gevorderde solide tumoren
wezen uit dat gelijktijdige toediening van een enkelvoudige dosis van 1 mg talazoparib en meerdere
dagelijkse doses van een P-gp-inductor, rifampicine 600 mg, waarbij de rifampicine 30 minuten vóór
talazoparib werd toegediend op de dag van de talazoparib-toediening, ertoe leidde dat de Cmax van
talazoparib met ongeveer 37% toenam, terwijl de AUCinf niet veranderde in vergelijking met wanneer
BCRP-remmers
Het effect van BCRP-remmers op de farmacokinetiek van talazoparib is niet in vivo onderzocht.
Gelijktijdige toediening van talazoparib en BCRP-remmers kan de blootstelling aan talazoparib
verhogen. Gelijktijdig gebruik van sterke BCRP-remmers (met inbegrip van, maar niet beperkt tot
curcumine en ciclosporine) dient te worden vermeden. Als gelijktijdige toediening van sterke BCRP-
remmers onvermijdelijk is, dienen patiënten gecontroleerd te worden op mogelijk toegenomen
bijwerkingen.
Effect van zuurremmende middelen
Uit een farmacokinetische populatieanalyse bleek dat gelijktijdige toediening van zuurremmende
middelen, waaronder protonpompremmers en histamine 2-receptorantagonisten (H2RA) of andere
zuurremmende middelen, geen significante invloed had op de absorptie van talazoparib.
Systemische hormonale anticonceptie
Geneesmiddeleninteractieonderzoek tussen talazoparib en orale anticonceptiva is niet uitgevoerd.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Vrouwen die zwanger kunnen worden/anticonceptie bij mannen en vrouwen
Vrouwen die zwanger kunnen worden, dienen tijdens de behandeling met Talzenna niet zwanger te
worden en dienen bij aanvang van de behandeling niet zwanger te zijn. Er dient voorafgaand aan de
behandeling een zwangerschapstest te worden gedaan bij alle vrouwen die zwanger kunnen worden
(zie rubriek 4.4).
Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten vóór aanvang van de behandeling met talazoparib,
tijdens de behandeling en gedurende 7 maanden na afronding van de behandeling met talazoparib
uiterst effectieve anticonceptiemethoden gebruiken (zie rubriek 4.4). Omdat hormonale anticonceptie
niet wordt aanbevolen bij patiënten met borstkanker dienen twee niet-hormonale en aanvullende
anticonceptiemethoden te worden gebruikt. Mannelijke patiënten met vrouwelijke partners die
zwanger kunnen worden of zwanger zijn, dient geadviseerd te worden om (zelfs na een vasectomie)
effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens de behandeling met Talzenna en gedurende ten minste
4 maanden na de laatste dosis (zie rubriek 4.4).
Zwangerschap
Er zijn geen gegevens over het gebruik van Talzenna bij zwangere vrouwen. Uit dieronderzoek is
embryofoetale toxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Talzenna kan schadelijk zijn voor de foetus
wanneer het wordt toegediend aan zwangere vrouwen. Talzenna wordt niet aanbevolen voor gebruik
tijdens de zwangerschap of bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen anticonceptie toepassen
(zie rubriek 4.4).
Borstvoeding
Het is niet bekend of talazoparib in de moedermelk wordt uitgescheiden. Een risico voor met
moedermelk gevoede kinderen kan niet worden uitgesloten en daarom wordt borstvoeding niet
aanbevolen tijdens de behandeling met Talzenna en gedurende ten minste 1 maand na de laatste dosis.
Er is geen informatie over de vruchtbaarheid bij patiënten. Niet-klinische bevindingen in de testes
(deels reversibel) en de eierstokken (reversibel) duiden erop dat Talzenna de vruchtbaarheid van
mannen met reproductiepotentieel kan aantasten (zie rubriek 5.3).
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Talzenna kan een geringe invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Vermoeidheid/asthenie en duizeligheid kunnen optreden na toediening van talazoparib.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Het algehele veiligheidsprofiel van Talzenna is gebaseerd op gepoolde gegevens van 494 patiënten die
in klinische onderzoeken dagelijks 1 mg talazoparib kregen vanwege solide tumoren, waaronder
286 patiënten uit een gerandomiseerd fase 3-onderzoek met in de kiembaan BRCA-gemuteerde
(gBRCAm), HER2-negatieve lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker en 83 patiënten uit
een niet-gerandomiseerd fase 2-onderzoek bij patiënten met in de kiembaan BRCA-gemuteerde, lokaal
gevorderde of gemetastaseerde borstkanker.
De meest voorkomende ( 25%) bijwerkingen bij patiënten die in deze klinische onderzoeken
talazoparib kregen, waren vermoeidheid (57,1%), anemie (49,6%), misselijkheid (44,3%), neutropenie
(30,2%), trombocytopenie (29,6%) en hoofdpijn (26,5%). De meest voorkomende ( 10%)
bijwerkingen van talazoparib van graad 3 waren anemie (35,2%), neutropenie (17,4%) en
trombocytopenie (16,8%).
Bij 62,3% van de patiënten die Talzenna kregen, werd de dosis vanwege bijwerkingen aangepast
(dosisverlaging of dosisonderbreking). De meest voorkomende bijwerkingen die tot dosisaanpassingen
leidden, waren anemie (33,0%), neutropenie (15,8%) en trombocytopenie (13,4%).
Bij 3,6% van de patiënten die Talzenna kregen, werd de behandeling definitief gestaakt vanwege een
bijwerking. De mediane duur van de blootstelling was 5,4 maanden (bereik 0,03-61,1).
Tabel met bijwerkingen
In tabel 3 staan de bijwerkingen gebaseerd op de gepoolde gegevensset per systeem/orgaanklasse en
frequentiecategorie samengevat. De frequentiecategorieën zijn gedefinieerd als: zeer vaak (1/10) en
vaak (1/100, <1/10). Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen weergegeven in volgorde
van afnemende ernst.
Bijwerkingen gebaseerd op gepoolde gegevensset van 5 onderzoeken (N = 494)
Systeem/orgaanklasse
Alle graden*
Graad 3
Graad 4
Frequentie
n (%)
n (%)
n (%)
Voorkeursterm
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Zeer vaak
Trombocytopeniea
146 (29,6)
63 (12,8)
20 (4,0)
Anemieb
245 (49,6)
172 (34,8)
2 (0,4)
Neutropeniec
149 (30,2)
77 (15,6)
9 (1,8)
Leukopenied
77 (15,6)
24 (4,9)
1 (0,2)
Vaak
Lymfopeniee
30 (6,1)
13 (2,6)
0 (0,0)
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Zeer vaak
Verminderde eetlust
100 (20,2)
2 (0,4)
0 (0,0)
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak
Duizeligheid
69 (14,0)
1 (0,2)
n.v.t.
Hoofdpijn
131 (26,5)
5 (1,0)
n.v.t.
Vaak
Dysgeusie
42 (8,5)
0 (0,0)
0 (0,0)
Maag-darmstelselaandoeningen
Zeer vaak
Braken
110 (22,3)
7 (1,4)
0 (0,0)
Diarree
112 (22,7)
3 (0,6)
0 (0,0)
Misselijkheid
219 (44,3)
4 (0,8)
n.v.t.
Abdominale pijnf
105 (21,3)
8 (1,6)
n.v.t.
Vaak
Stomatitis
32 (6,5)
0 (0,0)
0 (0,0)
Dyspepsie
41 (8,3)
0 (0,0)
n.v.t.
Huid- en onderhuidaandoeningen
Zeer vaak
Alopeciag
110 (22,3)
n.v.t.
n.v.t.
Algemene aandoeningen en
toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak
Vermoeidheidh
282 (57,1)
17 (3,4)
1 (0,2)
Afkortingen: n = aantal patiënten; n.v.t .= niet van toepassing.
*
Er waren geen bijwerkingen van graad 5.
a.
Met inbegrip van de voorkeurstermen trombocytopenie en bloedplaatjestelling verlaagd.
b.
Met inbegrip van de voorkeurstermen anemie, hematocriet verlaagd en hemoglobine verlaagd.
c.
Met inbegrip van de voorkeurstermen neutropenie en neutrofielentelling verlaagd.
d.
Met inbegrip van de voorkeurstermen leukopenie en wittebloedceltelling verlaagd.
e.
Met inbegrip van de voorkeurstermen lymfocytentelling verlaagd en lymfopenie.
f.
Met inbegrip van de voorkeurstermen abdominale pijn, bovenbuikpijn, abdominaal ongemak en pijn laag in
de onderbuik.
g.
Voor talazoparib was sprake van graad 1 bij 21% en van graad 2 bij 2%.
h.
Met inbegrip van de voorkeurstermen vermoeidheid en asthenie.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Myelosuppressie
De myelosuppressiegerelateerde bijwerkingen anemie, neutropenie en trombocytopenie werden zeer
vaak gemeld bij patiënten die werden behandeld met talazoparib 1 mg/dag. De volgende
myelosuppressiegerelateerde bijwerkingen van graad 3 en graad 4 werden gemeld: anemie bij 34,8%
en 0,4%, neutropenie bij 15,6% en 1,8% en trombocytopenie bij 12,8% en 4,0%. Er werden geen
sterfgevallen gemeld als gevolg van myelosuppressiegerelateerde bijwerkingen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er is beperkte ervaring met overdosering met talazoparib. Er werden geen bijwerkingen gemeld bij één
patiënt die zelf op dag 1 per ongeluk dertig capsules talazoparib van 1 mg innam en onmiddellijk werd
behandeld met maagspoeling. Symptomen van overdosering zijn niet vastgesteld. Wanneer er sprake is
van een overdosis dient de behandeling met talazoparib te worden gestaakt en dienen artsen
maagspoeling te overwegen, algemene ondersteunende maatregelen te nemen en symptomatisch te
behandelen.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: andere antineoplastische middelen, ATC-code: L01XK04
Werkingsmechanisme
Talazoparib is een remmer van de PARP-enzymen PARP1 en PARP2. PARP-enzymen zijn betrokken
bij de signaleringsroutes van de DNA-schaderespons in cellen, zoals DNA-reparatie, gentranscriptie
en celdood. PARP-remmers (PARPi) oefenen cytotoxische effecten uit op kankercellen door middel
van 2 mechanismen: remming van de katalytische activiteit van PARP en vangen van PARP, waarbij
het PARP-eiwit dat is gebonden aan een PARPi zich niet gemakkelijk kan dissociëren van een DNA-
laesie, waardoor DNA-reparatie, -replicatie en -transcriptie worden verhinderd, resulterend in apoptose
en/of celdood. Behandeling van kankercellijnen die defecten in de DNA-reparatiegenen vertonen met
alleen talazoparib leidt tot verhoogde niveaus van H2AX, een marker van dubbelstrengs DNA-
breuken, en resulteert in verminderde celproliferatie en verhoogde apoptose. De anti-tumoractiviteit
van talazoparib werd ook waargenomen in een van een patiënt afkomstig (PDX, patient-derived
xenograft) BRCA-mutant borstkanker-xenograftmodel waarin de patiënt eerder was behandeld met
een platinumbevattende therapie. In dit PDX-model nam de tumorgroei na behandeling met
talazoparib af en namen het H2AX-niveau en de apoptose in de tumoren toe.
Cardiale elektrofysiologie
Het effect van talazoparib op repolarisatie van het hart werd geëvalueerd met op tijd gematchte
elektrocardiogrammen (ECG's) waarbij het verband werd beoordeeld tussen de verandering van het
QT-interval, gecorrigeerd voor hartfrequentie (QTc), ten opzichte van baseline en de corresponderende
talazoparibconcentraties in plasma bij 37 patiënten met gevorderde solide tumoren. Talazoparib had
bij de maximale klinisch aanbevolen dosering van eenmaal daags 1 mg geen klinisch relevant effect op
de QTc-verlenging.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
Gerandomiseerd fase 3-onderzoek EMBRACA
EMBRACA was een open-label, gerandomiseerd, multicentrisch onderzoek met 2 parallelle groepen
waarin Talzenna werd vergeleken met chemotherapie (capecitabine, eribuline, gemcitabine,
Van de 431 patiënten die waren gerandomiseerd in het EMBRACA-onderzoek werd van 408 (95%)
patiënten met behulp van een klinische-onderzoeksassay centraal bevestigd dat ze een schadelijke of
vermoedelijk schadelijke gBRCAm hadden; van deze groep werd dit bij 354 (82%) patiënten
bevestigd met behulp van BRACAnalysis CDx®. De BRCA-mutatiestatus
(borstkankergevoeligheidsgen 1- [BRCA1-] positief of borstkankergevoeligheidsgen 2- [BRCA2-]
positief) was in beide behandelgroepen vergelijkbaar.
In totaal werden 431 patiënten in een verhouding van 2:1 gerandomiseerd naar behandeling met
Talzenna 1 mg capsules eenmaal daags of chemotherapie met standaarddoses tot progressie of
onaanvaardbare toxiciteit. Van de 431 patiënten die in EMBRACA werden gerandomiseerd, werden er
287 naar de Talzenna-groep en 144 naar de chemotherapiegroep gerandomiseerd. De randomisatie was
gestratificeerd op grond van eerder gebruik van chemotherapie voor gemetastaseerde ziekte (0 versus
1, 2 of 3), triple-negatieve ziektestatus (triple-negatieve borstkanker [TNBC, triple-negative breast
cancer] versus non-TNBC) en een voorgeschiedenis van metastasen in het centraal zenuwstelsel (ja
versus nee).
De demografische, baseline- en ziektekenmerken van patiënten waren in de
onderzoeksbehandelgroepen over het algemeen vergelijkbaar (zie tabel 4).
Tabel 4.
Demografische, baseline- en ziektekenmerken - EMBRACA-onderzoek
Talazoparib
Chemotherapie
(N = 287)
(N = 144)
Mediane leeftijd (j [bereik])
45,0 (27,0; 84,0)
50,0 (24,0; 88,0)
Leeftijdscategorie (j), n (%)
< 50
182 (63,4%)
67 (46,5%)
50 tot < 65
78 (27,2%)
67 (46,5%)
65
27 (9,4%)
10 (6,9%)
Geslacht, n (%)
Vrouw
283 (98,6%)
141 (97,9%)
Man
4 (1,4%)
3 (2,1%)
Etnische herkomst, n (%)
Aziatisch
31 (10,8%)
16 (11,1%)
Zwart of Afro-Amerikaans
12 (4,2%)
1 (0,7%)
Kaukasisch
192 (66,9%)
108 (75,0%)
Overige
5 (1,7%)
1 (0,7%)
Niet vermeld
47 (16,4%)
18 (12,5%)
ECOG performance status, n (%)
0
153 (53,3%)
84 (58,3%)
1
127 (44,3%)
57 (39,6%)
2
6 (2,1%)
2 (1,4%)
Ontbrekend
1 (0,3%)
1 (0,7%)
Hormoonreceptorstatus, n (%)
HER2-positief
0 (0,0%)
0 (0,0%)
Triple-negatief
130 (45,3%)
60 (41,7%)
Hormoonreceptor-positief (ER-positief of PgR-
157 (54,7%)
84 (58,3%)
positief)
Demografische, baseline- en ziektekenmerken - EMBRACA-onderzoek
Talazoparib
Chemotherapie
(N = 287)
(N = 144)
BRCA-status op grond van beoordeling van centraal of
287 (100,0%)
144 (100,0%)
lokaal laboratorium, n (%)
BRCA1-mutatiepositief
133 (46,3%)
63 (43,8%)
BRCA2-mutatiepositief
154 (53,7%)
81 (56,3%)
Tijd van de eerste diagnose van borstkanker tot de diagnose van gevorderde borstkanker (jaar)
n
286
144
Mediaan
1,9
2,7
Minimum, maximum
0, 22
0, 24
Categorieën voor tijd van de eerste diagnose van borstkanker tot de diagnose van gevorderde
borstkanker
< 12 maanden
108 (37,6%)
42 (29,2%)
12 maanden
178 (62,0%)
102 (70,8%)
Aantal eerdere cytotoxische therapieën voor lokaal gevorderde of gemetastaseerde ziekte
Gemiddeld (st. afw.)
0,9 (1,01)
0,9 (0,89)
Mediaan
1
1
Minimum, maximum
0, 4
0, 3
Aantal patiënten dat eerdere cytotoxische therapieën voor lokaal gevorderde of gemetastaseerde
ziekte had gekregen, n (%)
0
111 (38,7%)
54 (37,5%)
1
107 (37,3%)
54 (37,5%)
2
57 (19,9%)
28 (19,4%)
3
11 (3,8%)
8 (5,6%)
4
1 (0,3%)
0 (0,0%)
Aantal patiënten dat werd behandeld na eerdere behandelingen, n (%)
Taxaan
262 (91,3%)
130 (90,3%)
Antracycline
243 (84,7%)
115 (79,9%)
Platinum
46 (16,0%)
30 (20,8%)
Afkortingen: BRCA = borstkankergevoeligheidsgen (breast cancer susceptibility gene); ER =
oestrogeenreceptor (estrogen receptor); HER2 = humane epidermale groeifactorreceptor 2; N = aantal patiënten;
n=aantal patiënten in bepaalde categorie; PgR = progesteronreceptor.
Het primaire werkzaamheidseindpunt was progressievrije overleving (PFS, progression-free survival),
beoordeeld door een geblindeerde, onafhankelijke, centrale beoordeling (BICR, blinded independent
central review) gebruikmakend van RECIST (Response Evaluation Criteria in Solid Tumors)
versie 1.1. De secundaire doelstellingen waren objectief responspercentage (ORR, objective response
rate), totale overleving (OS, overall survival), veiligheid en farmacokinetiek.
Het onderzoek toonde een statistisch significante verbetering van de PFS, het primaire
werkzaamheidseindpunt, aan voor Talzenna in vergelijking met chemotherapie. Er was geen statistisch
significant effect op de OS tijdens de eindanalyse van de OS. De werkzaamheidsgegevens voor
EMBRACA staan samengevat in tabel 5. De Kaplan-Meier-curves voor PFS en OS staan weergegeven
in respectievelijk afbeelding 1 en afbeelding 3.
Samenvatting van de werkzaamheidsresultaten EMBRACA-onderzoek*
Talazoparib
Chemotherapie
PFS volgens BICR
N = 287
N = 144
Voorvallen, aantal (%)
186 (65%)
83 (58%)
Mediaan (95%-BI), maanden
8,6 (7,2; 9,3)
5,6 (4,2; 6,7)
Hazard ratioa (95%-BI)
0,54 (0,41; 0,71)
2-zijdige p-waardeb
p < 0,0001
OS (eindanalyse)c
N = 287
N = 144
Voorvallen, aantal (%)
216 (75,3%)
108 (75%)
Mediaan (95%-BI), maanden
19,3 (16,6; 22,5)
19,5 (17,4; 22,4)
Hazard ratioa (95%-BI)
0,85 (0,67; 1,07)c
2-zijdige p-waardeb
p=0,1693
Objectieve respons volgens onderzoekerd,e
N = 219
N = 114
ORR, % (95%-BI)
62,6 (55,8; 69,0)
27,2 (19,3; 36,3)
Oddsratio (95%-BI)
4,99 (2,93; 8,83)
2-zijdige p-waardef
p < 0,0001
Duur van respons volgens onderzoekerd
N = 137
N = 31
Mediaan (IQR), maanden
5,4 (2,8; 11,2)
3,1 (2,4; 6,7)
Afkortingen: BICR = geblindeerde, onafhankelijke, centrale beoordeling; BI = betrouwbaarheidsinterval;
CMH = Cochran-Mantel-Haenszel test; CR = complete respons; IQR = interkwartielafstand (interquartile
range); ITT = intent-to-treat; ORR = objectief responspercentage; OS = totale overleving; PARP = poly-
(adenosinedifosfaat-ribose-) polymerase; PFS = progressievrije overleving (progression-free survival); PR =
partiële respons; RECIST 1.1 = Response Evaluation Criteria in Solid Tumors versie 1.1.
*
PFS, ORR en duur van respons zijn gebaseerd op de data-cut-offdatum van 15 september 2017 en een
mediane follow-up voor PFS van 13,0 maanden (95%-BI: 11,1; 18,4) in de talazoparib-groep en
7,2 maanden (95%-BI: 4,6; 11,1) in de chemotherapiegroep. OS is gebaseerd op de data-cut-offdatum van
30 september 2019 en een mediane follow-up van 44,9 maanden (95%-BI: 37,9; 47,0) in de talazoparib-
groep en 36,8 maanden (95%-BI: 34,3; 43,0) in de chemotherapiegroep.
a.
De hazard ratio was gebaseerd op een gestratificeerd Cox-regressiemodel met behandeling als de enige
covariaat (stratificatiefactoren: aantal eerdere cytotoxische chemotherapiebehandelingen, triple-negatieve
status, voorgeschiedenis van metastasen in centraal zenuwstelsel) en viel in vergelijking met algehele
chemotherapie met <1 gunstiger uit voor talazoparib.
b.
Gestratificeerde log-ranktoets.
c.
Tijdens de eindanalyse van de OS kreeg 46,3% versus 41,7% van de patiënten die gerandomiseerd werden
naar respectievelijk de talazoparib- en chemotherapiegroep vervolgens een platinumbehandeling, en 4,5%
versus 32,6% vervolgens een PARP-remmer.
d.
Uitgevoerd in ITT met meetbare ziektepopulatie met een objectieve respons. Het complete
responspercentage was 5,5% voor talazoparib in vergelijking met 0% voor de chemotherapiegroep.
e.
Overeenkomstig RECIST 1.1 was bevestiging van CR/PR niet vereist.
f.
Gestratificeerde CMH-test.
)
(
%
100
Talazoparib
Mediaan PFS = 8.6 maanden
e
i
d
90
95%-BI (7,2; 9,3)
Chemotherapie
80
Mediaan PFS = 5.6 maanden
95%-BI (4,2;6,7)
70
Hazard Ratio = 0.54
a
r
s
c
h
i
j
n
l
i
j
k
h
a
w
60
95%-BI (0,41; 0,71)
p < 0,0001
g
50
v
i
n
r
l
e
40
o
v
e
30
20
s
s
i
e
v
r
i
j
e
10
r
e
g
r
o
0
P
0
3
6
9
12
15
18
21
24
27
30
33
36
39
Tijd (maanden)
Aantal patiënten met risico
Talazoparib
287
229
148
91
55
42
29
23
16
12
5
3
1
Chemotherapie 144
68
34
22
9
8
4
2
2
1
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; PFS = progressievrije overleving.
Er werd een serie PFS-analyses op vooraf gespecificeerde subgroepen uitgevoerd, gebaseerd op
prognostische factoren en kenmerken bij baseline, om de interne consistentie van het behandeleffect te
onderzoeken. In lijn met de algehele resultaten werd in alle afzonderlijke subgroepen van patiënten
een afname van het risico op ziekteprogressie of overlijden ten gunste van de talazoparib-groep
waargenomen (afbeelding 2).
Afbeelding 2. Forest-plot van PFS-analyses voor de belangrijkste subgroepen EMBRACA-
onderzoek
ITT en subgroup
Aantal patiënten Hazard ratio (95%-Bl)
n (%)
Alle gerandomiseerde patiënten (ITT)
431 (100)
0,54 (0,41; 0,71)
Hormoonreceptorstatus
TNBC gebaseerd op meest recente biopsie
190 (44,1)
0,60 (0,41; 0,87)
HR+ gebaseerd op meest recente biopsie
241 (55,9)
0,47 (0,32; 0,71)
Voorgeschiedenis van CZS-metastase
Ja
63 (14,6)
0,32 (0,15; 0,67)
Nee
368 (85,4)
0,58 (0,43; 0,78)
Eerdere platinumbehandeling
Ja
76 (17,6)
0,76 (0,40; 1,45)
Nee
355 (82,4)
0,52 (0,39; 0,71)
Eerdere therapieën met cytotox. chemo voor aBC
0
165 (38,3)
0,57 (0,34; 0,95)
1
161 (37,4)
0,51 (0,33; 0,80)
2
105 (24,4)
0,56 (0,34; 0,95)
0,25 0,50 0,75 1,00 1,25 1,50
Ten gunste van Talazoparib Ten gunste van PCT
Afkortingen: aBC = gevorderde borstkanker (advanced breast cancer); BI = betrouwbaarheidsinterval; CZS =
centraal zenuwstelsel; HR+ = hormoonreceptor-positief; ITT = intent-to-treat; PCT = behandelkeuze van de arts
(physician's choice treatment) (chemotherapie); PFS = progressievrije overleving; TNBC = triple-negatieve
borstkanker (triple-negative breast cancer)
Afkortingen: BI = betrouwbaarheidsinterval; OS = totale overleving.
De p-waarde van de primaire analyse was gebaseerd op een gestratificeerde log-ranktoets.
Pediatrische patiënten
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten af te zien van de verplichting voor de fabrikant
om de resultaten in te dienen van onderzoek met talazoparib in alle subgroepen van pediatrische
patiënten met de indicatie borstkanker (zie rubriek 4.2 voor informatie over pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De blootstelling aan talazoparib nam na dagelijkse toediening van meerdere doses in het algemeen
proportioneel toe met de dosis binnen het bereik van 0,025 mg tot 2 mg. Na herhaalde dagelijkse
dosering van 1 mg talazoparib aan patiënten lagen de geometrisch gemiddelde (% variatiecoëfficiënt
[VC%]) oppervlakte onder de plasmaconcentratie-tijd-curve (AUC) en de maximaal waargenomen
plasmaconcentratie (Cmax) van talazoparib bij steady-state binnen het bereik van respectievelijk
126 (107) ng·u/ml tot 208 (37) ng·u/ml en 11 (90) ng/ml tot 19 (27) ng/ml. Na herhaalde dagelijkse
dosering bereikten de plasmaconcentraties van talazoparib de steady-state binnen 2 tot 3 weken. De
mediane accumulatieratio van talazoparib na herhaalde orale toediening van eenmaal daags 1 mg lag
binnen het bereik van 2,3 tot 5,2. Talazoparib is een substraat van P-gp- en BCRP-transporteiwitten.
Absorptie
Na orale toediening van talazoparib was de mediane tijd tot Cmax (Tmax) doorgaans 1 tot 2 uur na
toediening. Er zijn geen onderzoeken naar de absolute biobeschikbaarheid uitgevoerd bij mensen. Op
basis van gegevens inzake de uitscheiding via de urine bedraagt de absolute biobeschikbaarheid echter
ten minste 41% met een geabsorbeerde fractie van ten minste 69% (zie Eliminatie). Er wordt niet
verwacht dat zuurremmende middelen een significant effect hebben op de blootstelling aan
talazoparib, aangezien de oplosbaarheid van talazoparib voldoende is bij alle pH's tussen 1 en 6,8.
Achtentwintig procent (28%) van de patiënten in het hoofdonderzoek gebruikte zuurremmende
middelen, hoofdzakelijk protonpompremmers.
Het effect van voedsel
De inname van voedsel verlaagde de snelheid, maar niet de mate van de absorptie van talazoparib. Na
een enkelvoudige orale dosis talazoparib met vetrijk, calorierijk voedsel (ongeveer 827 calorieën, 57%
vet) nam de gemiddelde Cmax van talazoparib met ongeveer 46% af en werd de mediane Tmax vertraagd
van 1 naar 4 uur, terwijl de AUCinf niet werd beïnvloed. Gebaseerd op deze resultaten kan Talzenna
met of zonder voedsel worden ingenomen (zie rubriek 4.2).
Het populatiegemiddelde schijnbare distributievolume (Vss/F) van talazoparib was 420 l. In vitro wordt
talazoparib voor ongeveer 74% gebonden aan plasma-eiwitten zonder concentratieafhankelijkheid
binnen het concentratiebereik van 0,01 µmol/l tot 1 µmol/l. Een verminderde nier- of leverfunctie lijkt
geen invloed te hebben op de eiwitbinding van talazoparib, aangezien er geen duidelijke trend was in
de gemiddelde fractie talazoparib van ongebonden geneesmiddel (fu) in menselijk plasma in vivo bij
een verslechterende nierfunctie of leverfunctie.
Biotransformatie
Talazoparib wordt bij mensen in zeer geringe mate gemetaboliseerd in de lever. Na orale toediening
van een enkelvoudige dosis van 1 mg [14C]-talazoparib aan mensen werden geen belangrijke
circulerende metabolieten in het plasma teruggevonden en talazoparib was de enige circulerende, van
het geneesmiddel afgeleide eenheid die werd teruggevonden. Er werden geen metabolieten die
afzonderlijk meer dan 10% van de toegediende dosis vertegenwoordigden in de urine of feces
aangetroffen.
In vitro was talazoparib in klinisch relevante concentraties geen remmer van cytochroom (CYP)1A2,
CYP2B6, CYP2C8, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6 of CYP3A4/5 of inductor van CYP1A2, CYP2B6
of CYP3A4.
In vitro remde talazoparib in klinisch relevante concentraties geen van de belangrijke
membraantransporteiwitten in de darmen, lever of nieren (P-gp, BCRP, organische-
anionentransporterend polypeptide [OATP]1B1, OATP1B3, organische-kationentransporteiwit
[OCT]1, OCT2, organische-anionentransporteiwit [OAT]1, OAT3, galzoutuitscheidingspomp [BSEP,
bile salt export pump], multidrug- en toxine-extrusietransporteiwitten [MATE]1 en MATE2-K).
In vitro remde talazoparib in klinisch relevante concentraties geen van de belangrijke uridinedifosfaat-
glucuronosyltransferase- (UGT-) isovormen (1A1, 1A4, 1A6, 1A9, 2B7 en 2B15).
Eliminatie
Renale eliminatie van onveranderd geneesmiddel (passieve filtratie en actieve secretie) is de
belangrijkste eliminatieroute van talazoparib. P-gp is waarschijnlijk betrokken bij de actieve renale
secretie van talazoparib. De gemiddelde (± standaardafwijking) terminale plasmahalfwaardetijd van
talazoparib was 90 (± 58) uur en de populatiegemiddelde (interpatiëntvariabiliteit) schijnbare orale
klaring (Cl/F) was 6,5 (31%) l/u bij kankerpatiënten. Bij 6 vrouwelijke patiënten die een enkelvoudige
orale dosis [14C]-talazoparib kregen, werd respectievelijk een gemiddelde van 69%
(± 8,6%) en 20% (± 5,5%) van de totale toegediende radioactieve dosis in de urine en de feces
aangetroffen. De uitscheiding van onveranderd talazoparib in de urine was de belangrijkste
eliminatieroute die 55% van de toegediende dosis vertegenwoordigde, terwijl het onveranderd
talazoparib dat in de feces werd teruggevonden 14% vertegenwoordigde.
Leeftijd, geslacht en lichaamsgewicht
Een farmacokinetische populatieanalyse werd uitgevoerd met gegevens van 490 patiënten met kanker
ter beoordeling van het effect van leeftijd (variërend van 18 tot 88 jaar), geslacht (53 mannen en
437 vrouwen) en lichaamsgewicht (variërend van 35,7 kg tot 162 kg) op de farmacokinetiek van
talazoparib. Uit de resultaten bleek dat leeftijd, geslacht en lichaamsgewicht geen klinisch relevant
effect hadden op de farmacokinetiek van talazoparib.
Etnische herkomst
Uit een farmacokinetische populatieanalyse waarin 490 patiënten waren opgenomen, van wie
41 Aziatische patiënten en 449 niet-Aziatische patiënten (361 Kaukasisch, 16 negroïde, 9 overig en 63
Pediatrische patiënten
De farmacokinetiek van talazoparib is niet geëvalueerd bij patiënten jonger dan 18 jaar.
Verminderde nierfunctie
Gegevens uit een PK-onderzoek bij patiënten met gevorderde kanker met verschillende mate van
verminderde nierfunctie hebben aangegeven dat de totale blootstelling aan talazoparib (AUC0-24), na
meerdere doses talazoparib eenmaal daags, bij patiënten met een matig (eGFR 30 < 60 ml/min) en
ernstig (eGFR < 30 ml/min) verminderde nierfunctie met respectievelijk 92% en 169% toenam in
vergelijking met patiënten met een normale nierfunctie (eGFR 90 ml/min). De Cmax van talazoparib
nam toe met respectievelijk 90% en 107% bij patiënten met een matig en ernstig verminderde
nierfunctie in vergelijking met patiënten met een normale nierfunctie. De blootstelling aan talazoparib
was vergelijkbaar bij patiënten met een licht verminderde nierfunctie (eGFR 60 < 90 ml/min) en bij
patiënten met een normale nierfunctie. Uit een farmacokinetische populatieanalyse waarin
490 patiënten waren opgenomen, van wie 132 patiënten met een licht verminderde nierfunctie
(60 ml/min CrCl < 90 ml/min), 33 patiënten met een matig verminderde nierfunctie
(30 ml/min CrCl < 60 ml/min) en 1 patiënt met een ernstig verminderde nierfunctie (CrCl <
30 ml/min), bleek de Cl/F van talazoparib bovendien met respectievelijk 14% en 37% verlaagd bij
patiënten met een licht en matig verminderde nierfunctie, overeenkomend met een toename van
respectievelijk 17% en 59% in AUC in vergelijking met patiënten met een normale nierfunctie (CrCl
90 ml/min). De farmacokinetiek van talazoparib is niet onderzocht bij hemodialysepatiënten (zie
rubriek 4.2).
Verminderde leverfunctie
Uit een farmacokinetische populatieanalyse van 490 patiënten, van wie 118 patiënten met een licht
verminderde leverfunctie (totaal bilirubine 1,0 x ULN en ASAT > ULN, of totaal bilirubine > 1,0 tot
1,5 × ULN en elke ASAT-waarde), bleek dat een licht verminderde leverfunctie geen effect had op de
farmacokinetiek van talazoparib. De farmacokinetiek van talazoparib bij patiënten met een normale
leverfunctie, licht verminderde leverfunctie, matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 1,5 tot
3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) of ernstig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 3,0 × ULN
en elke ASAT-waarde) werd onderzocht in een farmacokinetisch onderzoek. Een farmacokinetische
populatieanalyse met gegevens van dit farmacokinetisch onderzoek gaf aan dat een licht, matig of
ernstig verminderde leverfunctie geen significant effect had op de farmacokinetiek van talazoparib (zie
rubriek 4.2).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Carcinogeniciteit
Er zijn geen onderzoeken naar carcinogeniciteit uitgevoerd met talazoparib.
Genotoxiciteit
Talazoparib was niet mutageen in een bacteriële reverse mutatie- (Ames-) test. Talazoparib was
clastogeen in een in-vitro-test op chromosoomafwijkingen in humane lymfocyten in perifeer bloed en
in een in-vivo-micronucleustest op beenmerg bij ratten bij blootstellingen die gelijk waren aan de
klinisch relevante doses. Deze clastogeniciteit komt overeen met de genoominstabiliteit die voortvloeit
uit de primaire farmacologie van talazoparib, wat duidt op mogelijke genotoxiciteit bij de mens.
Toxiciteit bij herhaalde dosering
In onderzoeken op het gebied van toxiciteit bij herhaalde dosering bij ratten en honden bestonden de
Ontwikkelingstoxicologie
In een embryofoetaal ontwikkelingsonderzoek bij ratten leidde talazoparib tot embryofoetale dood,
foetale misvorming (onderontwikkelde oogbol [microftalmie], kleine ogen, gespleten sternebrae,
vergroeide cervicale wervelboog) en structurele variatie in botten bij een maternale systemische
AUC24-blootstelling van ongeveer het 0,09-voudige van de relevante humane blootstelling bij de
aanbevolen dosering.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Capsule-inhoud
Gesilicifieerde microkristallijne cellulose (sMCC, silicified microcrystalline cellulose)
(microkristallijne cellulose en siliciumdioxide)
Omhulsel 0,25 mg capsule
Hypromellose (HPMC)
Geel ijzeroxide (E172)
Titaandioxide (E171)
Omhulsel 1 mg capsule
Hypromellose (HPMC)
Rood ijzeroxide (E172)
Geel ijzeroxide (E172)
Titaandioxide (E171)
Drukinkt
Schellak (E904)
Propyleenglycol (E1520)
Ammoniumhydroxide (E527)
Zwart ijzeroxide (E172)
Kaliumhydroxide (E525)
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid
4 jaar.
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Talzenna 0,25 mg harde capsules
Hogedichtheidpolyethyleen (HDPE) fles en polypropyleen (PP) sluiting met warmte-
inductieafdichting. Verpakkingsgrootte: dozen met 30 capsules in een HDPE fles.
Polyvinylchloride/polyvinylideenchloride (PVC/PVdC) geperforeerde eenheidsblisterverpakking met
aftrekbaar aluminiumfolie. Verpakkingsgrootten: dozen met 30 x 1 capsules of 60 x 1 capsules of 90 x
1 capsules in eenheidsblisterverpakkingen.
Talzenna 1 mg harde capsules
Hogedichtheidpolyethyleen (HDPE) fles en polypropyleen (PP) sluiting met warmte-
inductieafdichting. Verpakkingsgrootte: dozen met 30 capsules in een HDPE fles.
Polyvinylchloride/polyvinylideenchloride (PVC/PVdC) geperforeerde eenheidsblisterverpakking met
aftrekbaar aluminiumfolie. Verpakkingsgrootte: dozen met 30 x 1 capsules in
eenheidsblisterverpakkingen.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Talzenna 0,25 mg harde capsules
EU/1/19/1377/001
EU/1/19/1377/002
EU/1/19/1377/003
EU/1/19/1377/004
Talzenna 1 mg harde capsules
EU/1/19/1377/005
EU/1/19/1377/006
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 20 juni 2019
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN
VAN LEVERING EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE
HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING MOETEN
WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET
BETREKKING TOT EEN VEILIG EN DOELTREFFEND
GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Excella GmbH & Co. KG
Nürnberger Str. 12
90537 Feucht
Duitsland
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst
met Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7
van Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hierop volgende aanpassingen gepubliceerd op het
Europese webportaal voor geneesmiddelen.
De vergunninghouder zal het eerste periodieke veiligheidsverslag voor dit geneesmiddel binnen
6 maanden na toekenning van de vergunning indienen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in
module 1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen
RMP-aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
DOOS FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 0,25 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 0,25 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken. De capsules niet openen, fijnmaken of kauwen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/001 (30 harde capsules)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Talzenna 0,25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 0,25 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 0,25 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/001 (30 harde capsules)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
DOOS BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 0,25 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 0,25 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 × 1 capsules
60 × 1 capsules
90 × 1 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken. De capsules niet openen, fijnmaken of kauwen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/002 (30 harde capsules)
EU/1/19/1377/003 (60 harde capsules)
EU/1/19/1377/004 (90 harde capsules)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Talzenna 0,25 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 0,25 mg capsules
talazoparib
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Pfizer
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
DOOS FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 1 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 1 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken. De capsules niet openen, fijnmaken of kauwen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/005 (30 harde capsules)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Talzenna 1 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET FLES
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 1 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 1 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/005 (30 harde capsules)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
DOOS BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 1 mg harde capsules
talazoparib
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 1 mg talazoparib.
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Harde capsule
30 × 1 capsules
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Oraal gebruik.
Heel doorslikken. De capsules niet openen, fijnmaken of kauwen.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/19/1377/006 (30 harde capsules)
13.
PARTIJNUMMER
Lot
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
Talzenna 1 mg
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BLISTERVERPAKKING
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Talzenna 1 mg capsules
talazoparib
2.
NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN
Pfizer
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP
4.
PARTIJNUMMER
Lot
5.
OVERIGE
Talzenna 0,25 mg harde capsules
Talzenna 1 mg harde capsules
talazoparib
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat innemen want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is Talzenna en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
2.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe neemt u dit middel in?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is Talzenna en waarvoor wordt dit middel ingenomen?
Wat is Talzenna en hoe werkt het?
Talzenna bevat de werkzame stof talazoparib. Het is een type geneesmiddel tegen kanker dat een
'PARP (poly-ADP-ribosepolymerase)-remmer' wordt genoemd.
Patiënten met veranderingen (mutaties) in bepaalde genen die BRCA worden genoemd, lopen het
risico om bepaalde vormen van kanker te krijgen. Talzenna werkt door PARP te blokkeren; PARP is
een enzym dat beschadigd DNA in bepaalde kankercellen herstelt. Door het blokkeren van PARP
kunnen de kankercellen zich niet meer herstellen en gaan dood.
Waarvoor wordt Talzenna gebruikt?
Talzenna wordt gebruikt voor de behandeling van volwassenen met een vorm van borstkanker die
HER2-negatieve borstkanker wordt genoemd en die een afwijkend overgeërfd BRCA-gen hebben.
Talzenna wordt gebruikt wanneer de kanker zich buiten de oorspronkelijke tumor of naar andere delen
van het lichaam heeft verspreid.
Uw gezondheidszorgbeoefenaar zal een test uitvoeren om er zeker van te zijn dat Talzenna een
geschikte behandeling voor u is.
Heeft u nog vragen over de werking van Talzenna of over de reden waarom dit geneesmiddel aan u is
voorgeschreven, neem dan contact op met uw arts.
Wanneer mag u dit middel niet innemen of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet innemen?
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U geeft borstvoeding.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel inneemt en tijdens
uw behandeling als u last krijgt van verschijnselen of symptomen die in deze rubriek staan beschreven.
Een laag aantal bloedcellen
Talzenna verlaagt het aantal bloedcellen, zoals het aantal rode bloedcellen (bloedarmoede of anemie),
het aantal witte bloedcellen (neutropenie) of het aantal bloedplaatjes (trombocytopenie). De
verschijnselen en symptomen waar u op moet letten zijn:
-
Anemie: kortademig zijn, zeer moe zijn, een bleke huid of een snelle hartslag deze
symptomen kunnen erop wijzen dat u te weinig rode bloedcellen in uw bloed heeft.
-
Neutropenie: infectie, koude rillingen hebben of beven of koorts deze symptomen kunnen
erop wijzen dat u te weinig witte bloedcellen in uw bloed heeft.
-
Trombocytopenie: blauwe plekken krijgen of langer bloeden dan gebruikelijk als u zichzelf
verwondt deze symptomen kunnen erop wijzen dat u te weinig bloedplaatjes in uw bloed
heeft.
Uw bloed wordt tijdens de behandeling met Talzenna regelmatig onderzocht om uw bloedcellen (witte
bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes) te controleren.
Ernstige problemen met het beenmerg
In zeldzame gevallen kan een laag aantal bloedcellen een teken zijn van ernstiger problemen met het
beenmerg zoals myelodysplastisch syndroom (MDS) of acute myeloïde leukemie (AML). Uw arts wil
mogelijk uw beenmerg testen om te kijken of er sprake is van deze problemen.
Anticonceptie bij mannen en vrouwen
Vrouwen die zwanger kunnen worden en mannen met vrouwelijke partners die zwanger zijn of
zwanger kunnen worden moeten effectieve voorbehoedsmiddelen (anticonceptie) gebruiken.
Zie hiervoor de rubriek 'Anticonceptie bij mannen en vrouwen' hieronder.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Talzenna mag niet worden gebruikt bij kinderen of jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast Talzenna nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts,
apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt
krijgen en kruidengeneesmiddelen. Dit is omdat Talzenna invloed kan hebben op de manier waarop
sommige andere geneesmiddelen werken. Ook kunnen sommige geneesmiddelen invloed hebben op de
manier waarop Talzenna werkt.
Met name de volgende middelen kunnen de kans op bijwerkingen van Talzenna vergroten:
-
Amiodaron, carvedilol, dronedaron, propafenon, kinidine, ranolazine en verapamil meestal
gebruikt voor de behandeling van hartproblemen.
- De antibiotica claritromycine en erytromycine gebruikt voor de behandeling van bacteriële
infecties.
- Itraconazol en ketoconazol- gebruikt voor de behandeling van schimmelinfecties.
- Cobicistat, darunavir, indinavir, lopinavir, ritonavir, saquinavir, telaprevir en tipranavir
gebruikt voor de behandeling van hiv-infecties/aids.
- Ciclosporine gebruikt na orgaantransplantaties om afstoting te voorkomen.
- Lapatinib gebruikt voor de behandeling van patiënten met bepaalde vormen van borstkanker.
Curcumine (bijvoorbeeld uit geelwortel) in bepaalde geneesmiddelen (zie ook de rubriek
`Waarop moet u letten met eten en drinken' hieronder).
De volgende geneesmiddelen kunnen de werking van Talzenna verminderen:
-
Carbamazepine en fenytoïne anti-epileptica gebruikt voor de behandeling van insulten of
epileptische aanvallen.
- Sint-janskruid (Hypericum perforatum) een kruidenmiddel voor de behandeling van lichte
depressie en angst.
Waarop moet u letten met eten en drinken?
Gebruik geen curcumine in voedingssupplementen zolang u Talzenna inneemt, omdat curcumine
ervoor kan zorgen dat de bijwerkingen van Talzenna toenemen. Curcumine is aanwezig in geelwortel
en u moet geen grote hoeveelheden geelwortel gebruiken, maar kruiden in voedsel veroorzaken
waarschijnlijk geen problemen.
Zwangerschap
Talzenna kan schade toebrengen aan de ongeboren baby. Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt
u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u
dit geneesmiddel gebruikt. Uw arts zal een zwangerschapstest uitvoeren voordat met de behandeling
met Talzenna wordt begonnen.
- U mag Talzenna niet gebruiken als u zwanger bent.
- U mag niet zwanger worden zolang u Talzenna inneemt.
- Bespreek de mogelijkheden van voorbehoedsmiddelen met uw arts als er een kans bestaat dat u
of uw partner zwanger zou kunnen worden.
Anticonceptie bij mannen en vrouwen
Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten tijdens de behandeling met Talzenna en gedurende ten
minste 7 maanden na de laatste dosis Talzenna effectieve voorbehoedsmiddelen (anticonceptie)
gebruiken. Omdat het gebruik van een hormonaal voorbehoedsmiddel niet wordt aanbevolen als u
borstkanker heeft, moet u twee niet-hormonale voorbehoedsmiddelen gebruiken. Praat met uw
medische zorgverlener over voorbehoedsmiddelen die geschikt voor u kunnen zijn.
Mannen met vrouwelijke partners die zwanger zijn of zwanger kunnen worden, moeten tijdens de
behandeling met Talzenna en gedurende ten minste 4 maanden na de laatste dosis effectieve
voorbehoedsmiddelen (anticonceptie) gebruiken (zelfs na een sterilisatie).
Borstvoeding
U mag geen borstvoeding geven zolang u Talzenna inneemt en ten minste 1 maand na de laatste dosis.
Het is niet bekend of Talzenna in de moedermelk terechtkomt.
Vruchtbaarheid
Talazoparib kan de vruchtbaarheid bij mannen verminderen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Talzenna kan een kleine invloed hebben op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te
bedienen. Als u zich duizelig, zwak of moe voelt (dit zijn zeer vaak voorkomende bijwerkingen van
Talzenna), moet u geen voertuigen besturen of machines gebruiken.
3.
Hoe neemt u dit middel in?
Neem dit geneesmiddel altijd in precies zoals uw arts of apotheker u dat heeft verteld. Twijfelt u over
het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Hoeveel moet u innemen?
De aanbevolen dosering is eenmaal daags één capsule van 1 mg via de mond.
Slik de capsule in zijn geheel door met een glas water. Kauw niet op de capsules en maak ze niet fijn.
U kunt Talzenna met voedsel of tussen de maaltijden innemen. Open de capsules niet. Contact met de
inhoud van de capsule moet worden vermeden.
Heeft u te veel van dit middel ingenomen?
Als u meer Talzenna heeft ingenomen dan uw normale dosis, moet u onmiddellijk contact opnemen
met uw arts of het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Een spoedeisende behandeling kan noodzakelijk zijn.
Neem de doos en deze bijsluiter mee, zodat de arts weet wat u heeft ingenomen.
Bent u vergeten dit middel in te nemen?
Als u een dosis heeft gemist of als u heeft overgegeven, neem dan uw volgende dosis volgens het
schema in. Neem geen dubbele dosis om de vergeten of uitgebraakte capsules in te halen.
Als u stopt met het innemen van dit middel
Stop niet met het innemen van Talzenna, behalve wanneer uw arts zegt dat u moet stoppen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts,
apotheker of verpleegkundige.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee
te maken.
Vertel het uw arts onmiddellijk als u een van de volgende symptomen opmerkt aangezien deze
een teken kunnen zijn van een ernstige bloedaandoening:
Zeer vaak: (komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
Kortademigheid, ernstige vermoeidheid, een bleke huid of een snelle hartslag deze
symptomen kunnen erop wijzen dat u te weinig rode bloedcellen in uw bloed heeft (anemie).
- Infectie, koude rillingen of beven, of koorts of het warm hebben deze symptomen kunnen erop
wijzen dat u een tekort aan witte bloedlichaampjes heeft met daardoor verhoogde gevoeligheid
voor infecties (neutropenie).
- Blauwe plekken krijgen of langer bloeden dan anders als u zichzelf verwondt deze symptomen
kunnen erop wijzen dat u een tekort aan bloedplaatjes heeft met als verschijnselen blauwe
plekken en verhoogde kans op bloedingen (trombocytopenie).
Neem contact op met uw arts als u last krijgt van andere bijwerkingen. Deze kunnen bestaan uit:
Zeer vaak: (komt voor bij meer dan 1 op de 10 gebruikers)
-
Lage aantallen witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes
- Verminderde eetlust
- Duizeligheid
- Hoofdpijn
- Misselijkheid (nausea)
- Overgeven (braken)
- Diarree
- Buikpijn
- Haaruitval
Smaakstoornis (dysgeusie)
- Verstoorde spijsvertering (indigestie)
- Ontsteking in de mond
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit
geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook
rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen
te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op de doos en de
fles of blisterverpakking na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de
uiterste houdbaarheidsdatum.
Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities.
Gebruik dit geneesmiddel niet als de verpakking beschadigd is of tekenen vertoont dat ermee geknoeid
is.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw
apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de
juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu
terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
-
De werkzame stof in dit middel is talazoparib. Talzenna harde capsules worden in verschillende
sterktes geleverd.
- Talzenna 0,25 mg harde capsules: elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met
0,25 mg talazoparib.
- Talzenna 1 mg harde capsules: elke capsule bevat talazoparibtosylaat overeenkomend met 1 mg
talazoparib.
De andere stoffen in dit middel zijn:
-
Inhoud van de capsule: gesilicifieerde microkristallijne cellulose (sMCC) (microkristallijne
cellulose en siliciumdioxide).
- Omhulsel 0,25 mg capsule: hypromellose (HPMC), geel ijzeroxide (E172) en titaandioxide
(E171).
- Omhulsel 1 mg capsule: hypromellose (HPMC), geel ijzeroxide (E172), titaandioxide (E171) en
rood ijzeroxide (E172).
Drukinkt: schellak (E904), propyleenglycol (E1520), ammoniumhydroxide (E527), zwart ijzeroxide
(E172) en kaliumhydroxide (E525).
Hoe ziet Talzenna eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
Talzenna 0,25 mg wordt geleverd als ondoorzichtige harde capsule van ongeveer 14,30 mm x 5,32 mm
met een ivoorkleurige dop (bedrukt met 'Pfizer' in het zwart) en een witte romp (bedrukt met
'TLZ 0.25' in het zwart).
Talzenna 0,25 mg is verkrijgbaar in geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen van 30 of 60 of
90 harde capsules en in plastic flessen met 30 harde capsules.
Talzenna 1 mg is verkrijgbaar in geperforeerde eenheidsblisterverpakkingen van 30 harde capsules en
in plastic flessen met 30 harde capsules.
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
Fabrikant
Excella GmbH & Co. KG
Nürnberger Strasse 12
90537 Feucht
Duitsland
Neem voor alle informatie over dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de
houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
België/Belgique/Belgien
Lietuva
Luxembourg/Luxemburg
Pfizer Luxembourg SARL filialas Lietuvoje
Pfizer NV/SA
Tel: +370 52 51 4000
Tél/Tel: +32 (0)2 554 62 11
Magyarország
,
Pfizer Kft.
.: +359 2 970 4333
Tel.: +36-1-488-37-00
Ceská republika
Malta
Pfizer, spol. s r.o.
Vivian Corporation Ltd
Tel: +420 283 004 111
Tel: +356 21344610
Danmark
Nederland
Pfizer ApS
Pfizer bv
Tlf: +45 44 20 11 00
Tel: +31 (0)10 406 43 01
Deutschland
Norge
PFIZER PHARMA GmbH
Pfizer AS
Tel: +49 (0)30 550055-51000
Tlf: +47 67 52 61 00
Eesti
Österreich
Pfizer Luxembourg SARL Eesti filiaal
Pfizer Corporation Austria Ges.m.b.H.
Tel: +372 666 7500
Tel: +43 (0)1 521 15-0
Polska
Pfizer A.E.
Pfizer Polska Sp. z o.o.
: +30 210 6785 800
Tel.:+48 22 335 61 00
Portugal
Pfizer, S.L.
Laboratórios Pfizer, Lda.
Tel: +34 91 490 99 00
Tel: +351 21 423 5500
France
România
Pfizer
Pfizer Romania S.R.L.
Tél: +33 (0)1 58 07 34 40
Tel: +40 (0) 21 207 28 00
Hrvatska
Slovenija
Pfizer Croatia d.o.o.
Pfizer Luxembourg SARL
Tel: +385 1 3908 777
Pfizer, podruznica za svetovanje s podrocja
farmacevtske dejavnosti, Ljubljana
Tel: + 386 (0)1 52 11 400
Ireland
Slovenská republika
Pfizer Healthcare Ireland
Pfizer Luxembourg SARL, organizacná zlozka
Tel: 1800 633 363 (toll free)
Tel: +421 2 3355 5500
+44 (0)1304 616161
Ísland
Suomi/Finland
Icepharma hf.
Pfizer Oy
Sími: +354 540 8000
Puh/Tel: +358 (0)9 43 00 40
Italia
Sverige
Pfizer S.r.l.
Pfizer AB
Tel: +39 06 33 18 21
Tel: +46 (0)8 550 520 00
K
United Kingdom (Northern Ireland)
Pfizer .. (Cyprus Branch)
Pfizer Limited
: +357 22 817690
Tel: +44 (0) 1304 616161
Latvija
Pfizer Luxembourg SARL filile Latvij
Tel: +371 670 35 775
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in MM/JJJJ.
Andere informatiebronnen
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.