Veyvondi 1300 iu
BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden
verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van
bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon met poeder bevat nominaal 650 Internationale Eenheden (IE) vonicog alfa. Na
reconstitutie met 5 ml van het verstrekte oplosmiddel bevat VEYVONDI circa 130 IE/ml vonicog alfa.
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon met poeder bevat nominaal 1300 Internationale Eenheden (IE) vonicog alfa. Na
reconstitutie met 10 ml van het verstrekte oplosmiddel bevat VEYVONDI 130 IE/ml vonicog alfa.
De specifieke activiteit van VEYVONDI is ongeveer 110 IE vWF:RCo/mg eiwit.
De sterkte van von-Willebrand-factor (vWF) (IE) wordt bepaald aan de hand van de test voor
ristocetinecofactoractiviteit (vWF:RCo) uit de Europese Farmacopee. De ristocetinecofactoractiviteit
van recombinant menselijk von-Willebrand-factor werd bepaald met de Internationale Standaard voor
von-Willebrand-factorconcentraat (WGO).
Vonicog alfa is een gezuiverde recombinant menselijk von-Willebrand-factor (rVWF). Het middel
wordt vervaardigd met recombinant-DNA-techniek (rDNA) in de ovariumcellen van de Chinese
hamster zonder toevoeging van exogeen eiwit afkomstig van mensen of dieren tijdens de celkweek,
zuivering of voorbereiding.
Het product bevat slechts sporen van recombinant menselijk stollingsfactor VIII
(≤ 0,01 IE FVIII/IE vWF: RCo) zoals bepaald met de chromogene test voor factor VIII (FVIII) uit de
Europese Farmacopee.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke injectieflacon met 650 IE poeder bevat 5,2 mg natrium.
Elke injectieflacon met 1300 IE poeder bevat 10,4 mg natrium.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Het poeder is een wit tot gebroken wit, gelyofiliseerd poeder
Het oplosmiddel is een heldere en kleurloze oplossing.
2
4.
4.1
KLINISCHE GEGEVENS
Therapeutische indicaties
VEYVONDI is geïndiceerd voor volwassenen (18 jaar en ouder) met de ziekte van von Willebrand,
wanneer behandeling met desmopressine (DDAVP) alleen niet doeltreffend is of niet geïndiceerd is
voor de
-
behandeling van hemorragie en chirurgische bloeding
-
preventie van chirurgische bloeding.
VEYVONDI mag niet worden gebruikt bij de behandeling van hemofilie A.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling van de ziekte van von Willebrand dient plaats te vinden onder toezicht van een arts
die ervaring heeft met de behandeling van hemostatische stoornissen.
Dosering
De dosering en frequentie van toediening dienen individueel te worden vastgesteld aan de hand van
het klinisch oordeel en op basis van het gewicht van de patiënt, het type en de ernst van de
bloedingen/chirurgische ingreep en op basis van monitoring van passende klinische maatstaven en
laboratoriummaatstaven. Indien de dosis wordt bepaald op basis van lichaamsgewicht, kan aanpassing
voor patiënten met onder- of overgewicht nodig zijn.
In het algemeen verhoogt 1 IE/kg (vWF:RCo/VEYVONDI/vonicog alfa) de vWF:RCo in plasma met
0,02 IE/ml (2%).
Hemostase kan niet worden bereikt totdat de stollingsactiviteit van factor VIII (FVIII:C) ten minste
0,4 IE/ml is (≥ 40% van de normale activiteit). Afhankelijk van de FVIII:C-spiegels van de patiënt bij
baseline zal een enkelvoudige infusie van rVWF bij een meerderheid van de patiënten leiden tot een
stijging boven 40% in endogene activiteit van FVIII:C binnen 6 uur en resulteren in behoud van dit
niveau tot maximaal 72 uur na infusie. De dosis en duur van de behandeling zijn afhankelijk van de
klinische toestand van de patiënt, het type en de ernst van de bloeding en zowel de vWF:RCo als de
FVIII:C-spiegel. Indien de FVIII:C-plasmaspiegel bij baseline van de patiënt < 40% of niet bekend is
en in alle situaties waarin een snelle correctie van de hemostase dient te worden bereikt, zoals
behandeling van een acute hemorragie, ernstig letsel of spoedchirurgie, is het noodzakelijk om samen
met de eerste infusie van VEYVONDI een rFVIII-product toe te dienen om een hemostatische
FVIII:C-plasmaspiegel te bereiken.
Indien een onmiddellijke verhoging van de FVIII:C-spiegel echter niet noodzakelijk is of indien de
FVIII:C-spiegel bij baseline voldoende hoog is om voor hemostase te zorgen, dan kan de arts besluiten
de gelijktijdige toediening van rFVIII bij de eerste infusie van VEYVONDI achterwege te laten.
In het geval van ernstige bloedingen of grote operaties waarvoor herhaalde, frequente infusies
noodzakelijk zijn, wordt monitoring van de FVIII:C-spiegels aanbevolen met het oog op de beslissing
of rFVIII noodzakelijk is voor volgende infusies om een te grote verhoging van de FVIII:C-spiegel te
voorkomen.
Behandeling van bloedingen (behandeling op aanvraag)
Begin van de behandeling
De eerste dosis VEYVONDI dient 40 tot 80 IE/kg lichaamsgewicht te zijn. Als vervangingswaarden
dienen vWF:RCo > 0,6 IE/ml (60%) en FVIII:C > 0,4 IE/ml (40%) te worden bereikt. De
doseringsrichtlijnen voor de behandeling van lichte en ernstige hemorragieën worden weergegeven in
Tabel 1.
3
VEYVONDI dient te worden toegediend in combinatie met rFVIII indien de FVIII:C-spiegels < 40%
of niet bekend zijn, om bloedingen te stelpen. De dosis rFVIII dient te worden berekend aan de hand
van het verschil tussen de FVIII:C-plasmaspiegel bij baseline van de patiënt en de gewenste
piekspiegel van FVIII:C om te komen tot een geschikte FVIII:C-plasmaspiegel, gebaseerd op het bij
benadering gemiddelde herstel van 0,02 (IE/ml)/(IE/kg). De volledige dosis VEYVONDI dient te
worden toegediend, binnen 10 minuten gevolgd door rFVIII.
Dosis berekenen:
Dosis VEYVONDI [IE] = dosis [IE/kg] x gewicht [kg]
Volgende infusies:
Om de 8 tot 24 uur, of zo lang als klinisch nodig, dient een volgende dosis VEYVONDI van 40 IE tot
60 IE/kg te worden toegediend volgens de doseringsbereiken in Tabel 1. Bij ernstige bloedingen
dienen dalspiegels van vWF:RCo groter dan 50% in stand te worden gehouden zo lang als dit
noodzakelijk wordt geacht.
Op basis van ervaringen in klinische onderzoeken zullen na vervanging van vWF de endogene FVIII-
spiegels normaal of vrijwel normaal blijven zolang wordt doorgegaan met de toediening van
VEYVONDI.
Tabel 1
De doseringsaanbevelingen voor de behandeling van lichte en ernstige hemorragieën
Hemorragie
Licht
(bijv. een bloedneus,
bloeding in de mondholte,
menorragie)
Ernstig
b
(bijv. ernstige of refractaire
bloedneus, menorragie,
maag-darmstelselbloeding,
letsel van het centrale
zenuwstelsel, hemartrose of
traumatische bloeding)
a
Aanvangsdosis
a
(IE vWF:RCo/kg lichaamsgewicht)
Volgende dosis
40 tot 50 IE/kg
40 tot 50 IE/kg om de 8 tot
24 uur of zo lang als klinisch
nodig geacht)
50 tot 80 IE/kg
40 tot 60 IE/kg om de 8 tot
24 uur gedurende circa
2-3 dagen (of zo lang als
klinisch nodig geacht)
Indien rFVIII wordt toegediend, zie de bijsluiter van rFVIII voor instructies met betrekking tot de reconstitutie
en toediening.
b
Een bloeding kan als ernstig worden beschouwd indien een transfusie van rode bloedcellen hetzij vereist, hetzij
mogelijk geïndiceerd is of indien zich een bloeding voordoet op een kritieke anatomische plaats (bijv.
intracraniale bloeding of gastro-intestinale bloeding).
Preventie van bloeding/hemorragie en behandeling in het geval van electieve chirurgie
Voorafgaand aan de chirurgie:
Bij patiënten met ontoereikende FVIII-spiegels dient 12-24 uur vóór aanvang van electieve chirurgie
een dosis van 40-60 IE/kg VEYVONDI te worden toegediend (preoperatieve dosis), om preoperatieve
endogene FVIII-spiegels van ten minste 0,4 IE/ml voor kleine en ten minste 0,8 IE/ml voor grote
ingrepen te garanderen.
Voor de preventie van een overmatige bloeding in het geval van electieve chirurgie dienen binnen
3 uur vóór aanvang van een chirurgische ingreep de FVIII:C-spiegels te worden beoordeeld. Indien de
spiegels zich op het aanbevolen beoogde niveau bevinden van:
-
ten minste 0,4 IE/ml bij een kleine chirurgische ingreep en mondchirurgie en
-
ten minste 0,8 IE/ml bij een grote chirurgische ingreep,
dient een dosis van uitsluitend VEYVONDI binnen 1 uur vóór de ingreep te worden toegediend.
4
Indien de FVIII:C-spiegels zich niet op het aanbevolen beoogde niveau bevinden, dient binnen 1 uur
vóór de ingreep rFVIII te worden toegediend in combinatie met vonicog alfa om de vWF:RCo- en
FVIII:C-spiegel te verhogen. Zie
Tabel 2
voor de aanbevolen beoogde FVIII:C-spiegels. De dosis
hangt af van de vWF- en FVIII-spiegels van de patiënt, de soort en de ernst van de verwachte
bloeding.
Tabel 2
Aanbevolen beoogde piekplasmaspiegels van vWF:RCo en FVIII:C die voorafgaand aan de
ingreep moeten worden bereikt ter preventie van een overmatige bloeding tijdens en na een
ingreep
Beoogde
Berekening van de dosis rVWF (toe te
Type
Beoogde FVIII:C-
vWF:RCo
dienen binnen 1 uur vóór een ingreep)
piekplasmaspiegel
a
ingreep
piekplasmaspiegel
(vereiste IE vWF:RCo)
Klein
0,50 – 0,60 IE/ml
0,40 – 0,50 IE/ml
∆
b
vWF:RCo x lichaamsgewicht (kg) /IR
c
Groot
1 IE/ml
0,80 - 1 IE/ml
∆
b
vWF:RCo x lichaamsgewicht (kg) /IR
c
a
Om de aanbevolen beoogde VIII:C-piekplasmaspiegel te bereiken kan aanvullend rFVIII vereist zijn.
Doseringsrichtlijnen dienen te worden gebaseerd op de IR.
b
∆ = beoogde vWF:RCo- piekplasmaspiegel – vWF:RCo-plasmaspiegel bij baseline
c
IR = incrementele recovery zoals gemeten bij de patiënt. Indien de IR niet beschikbaar is, dient te worden
uitgegaan van een IR van 0,02 IE/ml per IE/kg.
Tijdens en na de ingreep
Na aanvang van de chirurgische ingreep dienen de vWF:RCo- en FVIII:C-plasmaspiegels te worden
gecontroleerd en dient het intra- en postoperatieve vervangingsschema individueel te worden
vastgesteld op basis van de farmacokinetische resultaten, de ernst en duur van het hemostaseprobleem
en de zorgstandaard van de instelling. In het algemeen dient de doseringsfrequentie van VEYVONDI
voor postoperatieve vervanging te liggen tussen tweemaal daags tot om de 48 uur. Zie Tabel 3 voor
behandelingsaanbevelingen voor daaropvolgende onderhoudsdoses.
Tabel 3
Aanbevolen beoogde dalwaarden van vWF:RCo- en FVIII:C in plasma en minimale duur van
behandeling voor volgende onderhoudsdoses ter preventie van een overmatige bloeding na een
ingreep
vWF:RCo
FVIII:C
Beoogde dalwaarde in
Beoogde dalwaarde in
plasma
plasma
Minimale
Type
Doserings-
duur van de
Tot
Tot
ingreep
frequentie
Na 72 uur
Na 72 uur
behandeling
maximaal
maximaal
na de
na de
72 uur na
72 uur na
ingreep
ingreep
de ingreep
de ingreep
Om de
-
> 0,40 IE/ml
-
48 uur
12-24 uur/om
Klein
≥ 0,30 IE/ml
de dag
Om de
72 uur
12-24 uur/om
Groot
> 0,50 IE/ml > 0,30 IE/ml > 0,50 IE/ml > 0,40 IE/ml
de dag
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van VEYVONDI bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar zijn nog
niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
VEYVONDI is voor intraveneus gebruik.
5
Het gereconstitueerde product moet vóór toediening visueel geïnspecteerd worden.
De toedieningssnelheid dient laag genoeg te zijn dat deze voor de patiënt aangenaam is,
tot maximaal 4 ml/min. Observeer de patiënt op onmiddellijke reacties. Als er een reactie optreedt,
zoals tachycardie, die te wijten zou kunnen zijn aan de toediening van het middel, dan moet de
infusiesnelheid verminderd worden of moet de infusie gestopt worden, afhankelijk van de klinische
toestand van de patiënt.
Indien gelijktijdige toediening van rVWF en rFVIII nodig wordt geacht, kunnen deze vooraf in één
spuit worden gemengd om de juiste dosis te verkrijgen. De inhoud van elke injectiespuit met rVWF en
rFVIII kan in één spuit worden gezogen met behulp van een afzonderlijk, ongebruikt
reconstitutiehulpmiddel (zie rubriek 6.2 voor gevallen van onverenigbaarheid).
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
Bekende allergische reactie op muizen- of hamstereiwit.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Bij actief bloedende patiënten wordt aanbevolen om een FVIII-product samen met VEYVONDI als
eerstelijnsbehandeling toe te dienen, afhankelijk van de FVIII-activiteitspiegels (zie rubriek 4.2).
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Overgevoeligheidsreacties
Er hebben zich overgevoeligheidsreacties voorgedaan (waaronder anafylaxie). Patiënten en/of hun
zorgverleners dienen te worden geïnformeerd over de vroege tekenen van overgevoeligheidsreacties,
waaronder (doch niet uitsluitend) tachycardie, beklemd gevoel in de borst, wheezing en/of acute
ademnood, hypotensie, gegeneraliseerde urticaria, pruritus, rinoconjunctivitis, angio-oedeem,
lethargie, nausea, braken, paresthesie en rusteloosheid, die zich kunnen ontwikkelen tot anafylactische
shock. In geval van shock dient de standaard medische behandeling voor shock toegepast te worden.
Patiënten dienen gedurende de hele infusieperiode nauwlettend te worden bewaakt en geobserveerd
om eventuele symptomen op te sporen. Indien zich objectieve en subjectieve symptomen van ernstige
allergische reacties voordoen, dient de toediening van VEYVONDI onmiddellijk te worden gestaakt
en dient passende ondersteunende zorg te worden geboden.
Er dient beschikking te zijn over een adequate medische behandeling en voorzieningen die
onmiddellijk kunnen worden ingezet bij een mogelijke anafylactische reactie, met name voor patiënten
met een voorgeschiedenis van allergische reacties.
VEYVONDI bevat sporen van muizenimmunoglobuline G (MuIgG) en hamstereiwit (minder dan of
gelijk aan 2 ng/IE VEYVONDI). Bij patiënten die met dit middel worden behandeld, kunnen
overgevoeligheidsreacties op dit niet-menselijk zoogdiereiwit optreden. VEYVONDI bevat sporen van
rFVIII.
Trombose en embolie
Er bestaat een kans dat zich trombotische voorvallen voordoen, in het bijzonder bij patiënten met
bekende klinisch of door laboratorium vastgestelde risicofactoren voor trombose, waaronder lage
ADAMTS13-spiegels. Derhalve dienen risicopatiënten op de vroege tekenen van trombose te worden
gecontroleerd en dienen profylaxemaatregelen tegen trombo-embolie te worden genomen
overeenkomstig de huidige aanbevelingen en zorgstandaard.
6
Bij patiënten die frequent doses VEYVONDI in combinatie met recombinante factor VIII nodig
hebben, dienen de plasmaspiegels te worden gecontroleerd op activiteit van FVIII:C om te voorkomen
dat de FVIII:C-plasmaspiegels langdurig te hoog blijven, waardoor de kans op trombotische
voorvallen kan toenemen.
De eventueel samen met VEYVONDI toe te dienen FVIII dient een zuiver FVIII-product te zijn. Een
combinatie met een vWF-bevattend FVIII-product zou extra risico op trombotische voorvallen
opleveren.
Neutraliserende antistoffen (remmers)
Patiënten met de ziekte van von Willebrand , met name type 3, kunnen neutraliserende antistoffen
(remmers) ontwikkelen tegen von-Willebrand-factor. Indien de verwachte plasmaspiegels (van
vWF:RCo) niet verkregen worden of indien de bloeding niet kan worden gestopt met een passende
dosis, dient een passende assay te worden uitgevoerd om na te gaan of er een vWF-remmer aanwezig
is. Bij patiënten met een hoge spiegel aan antistoffen tegen vWF is het mogelijk dat de vWF-therapie
niet doeltreffend is. In dat geval dienen andere behandelopties te worden overwogen.
Voor de behandeling van patiënten met de ziekte van von Willebrand met een hoge titer bindende
antistoffen kan een hogere dosis nodig zijn om het effect van de bindende antistof (als gevolg van
eerdere behandeling met pdvWF) te overwinnen en deze patiënten kunnen klinisch worden behandeld
door toediening van hogere doses vonicog alfa op basis van de farmacokinetische gegevens voor elke
individuele patiënt.
Overwegingen met betrekking tot hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat 5,2 mg natrium in elke injectieflacon van 650 IE of 10,4 mg natrium in elke
injectieflacon van 1300 IE Dit komt overeen met 2,2% van de door de WGO geadviseerde maximale
dagelijkse inname van 2 g natrium voor een volwassene, uitgaand van een lichaamsgewicht van 70 kg
en een dosis van 80 IE/kg lichaamsgewicht. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij patiënten
die een natriumarm dieet volgen.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn geen interacties van von-Willebrand-factorproducten met andere geneesmiddelen bekend.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er werden geen studies met VEYVONDI uitgevoerd naar de voortplanting bij dieren.
Zwangerschap
Ervaring met de behandeling van vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven, is niet
beschikbaar. Aan vrouwen die zwanger zijn mag VEYVONDI uitsluitend worden toegediend indien
hiervoor een duidelijke indicatie bestaat, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat
toediening bij deze patiënten voor een verhoogde kans op bloedingen zorgt.
Borstvoeding
Het is niet bekend of vonicog alfa in de moedermelk wordt uitgescheiden. Derhalve mag aan vrouwen
met vWF-deficiëntie die borstvoeding geven, uitsluitend VEYVONDI worden toegediend indien
hiervoor een duidelijke indicatie bestaat. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dienen een
afweging te maken met betrekking tot de mogelijke risico’s en mogen VEYVONDI uitsluitend
voorschrijven indien dit noodzakelijk is
Vruchtbaarheid
De effecten van VEYVONDI op de vruchtbaarheid zijn niet vastgesteld.
7
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
VEYVONDI heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Tijdens de behandeling met VEYVONDI kunnen de volgende bijwerkingen voorkomen:
Overgevoeligheid of allergische reacties, trombotische voorvallen, vorming van remmers tegen vWF.
Samenvattende tabel van bijwerkingen
In tabel 4 worden de bijwerkingen vermeld die zijn gemeld in klinische onderzoeken, in onderzoeken
naar de veiligheid na verlening van de handelsvergunning of post-marketing.
De frequentiecategorieën zijn vastgesteld volgens de volgende conventie: Zeer vaak (≥ 1/10); Vaak
(≥ 1/100, < 1/10); Soms (≥ 1/1.000, < 1/100); Zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000); Zeer zelden
(< 1/10.000); Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere
frequentiegroep worden de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Tabel 4
Samenvatting van bijwerkingen gemeld in klinische onderzoeken, onderzoeken naar de
veiligheid na verlening van de handelsvergunning of post-marketing met VEYVONDI
bij de ziekte van von Willebrand
Aantal en
Bijwerking op
Frequentie- frequentie
MedDRA systeem/orgaanklasse
MedDRA-
categorie
per patiënt
a
voorkeursterm
per patiënt (N=80)
n (%)
Duizeligheid
Vaak
3 (3,75)
Vertigo
Vaak
2 (2,50)
Zenuwstelselaandoeningen
Dysgeusie
Vaak
1 (1,25)
Tremor
Vaak
1 (1,25)
Tachycardie
Vaak
1 (1,25)
Hartaandoeningen
Diepe veneuze trombose Vaak
1 (1,25)
Hypertensie
Vaak
1 (1,25)
Bloedvataandoeningen
Opvlieger
Vaak
1 (1,25)
Braken
Vaak
3 (3,75)
Maag-darmstelselaandoeningen
Nausea
Vaak
3 (3,75)
Gegeneraliseerde
Vaak
2 (2,50)
Huid- en onderhuidaandoeningen
pruritus
Borstongemak
Vaak
1 (1,25)
Paresthesie van de
Vaak
1 (1,25)
infusieplaats
Algemene aandoeningen en
Infusiegerelateerde
toedieningsplaatsstoornissen
reactie (met inbegrip
van tachycardie,
Niet bekend
overmatig blozen, rash,
dyspnoe, wazig zien)
T-golfomkeringen op
Vaak
1 (1,25)
elektrocardiogram
Onderzoeken
Versnelde hartslag
Vaak
1 (1,25)
Anafylactische reactie
Niet bekend
Immuunsysteemaandoeningen
a
Frequentie per patiënt:
Totaal aantal patiënten dat de (gerelateerde en niet-gerelateerde) bijwerking had,
gedeeld door het totaal aantal patiënten (N) en vermenigvuldigd met 100. Niet bekend: kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald (waargenomen tijdens post-marketingmonitoring).
8
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
In klinische onderzoeken werd één geval van klinisch asymptomatische diepe veneuze trombose
(DVT) gemeld bij een patiënt in het onderzoek naar ingrepen die een totale heupvervanging
onderging.
Daarnaast werd tijdens de postmarketing spontaan een geval van DVT voor een bejaarde patiënt
gemeld.
Overgevoeligheid
Het is mogelijk dat zich overgevoeligheid of allergische reacties voordoen (zoals mogelijk angio-
oedeem, branderig en stekend gevoel op de infusieplaats, koude rillingen, overmatig blozen,
rinoconjunctivitis, gegeneraliseerde urticaria, hoofdpijn, galbulten, hypotensie, lethargie, nausea,
rusteloosheid, tachycardie, beklemd gevoel in de borst, tintelen, braken, wheezing), die zich in
sommige gevallen kunnen ontwikkelen tot anafylaxie (waaronder shock).
Patiënten met de ziekte van von Willebrand, met name type 3, kunnen in zeer zeldzame gevallen
neutraliserende antistoffen (remmers) ontwikkelen tegen von-Willebrand-factor. Indien dergelijke
remmers voorkomen, uit zich dit mogelijk in een onvoldoende klinische respons. Er kan een nauw
verband bestaan tussen de antistoffen en overgevoeligheid of anafylactische reacties. Patiënten bij wie
zich overgevoeligheid of anafylactische reacties voordoen, dienen dan ook te worden onderzocht en
gecontroleerd op de aanwezigheid van een remmer.
In deze gevallen wordt altijd aangeraden contact op te nemen met een gespecialiseerd
hemofiliecentrum.
Trombogeniciteit
Er bestaat een kans dat zich trombotische voorvallen voordoen, in het bijzonder bij patiënten met
bekende klinisch of door laboratorium vastgestelde risicofactoren, waaronder lage ADAMTS13-
spiegels. Derhalve dienen risicopatiënten op de vroege tekenen van trombose te worden gecontroleerd
en dienen profylaxemaatregelen tegen trombo-embolie te worden genomen overeenkomstig de huidige
aanbevelingen en zorgstandaard.
Immunogeniciteit
De immunogeniciteit van VEYVONDI werd in klinische onderzoeken beoordeeld door te controleren
op het ontstaan van neutraliserende antistoffen tegen vWF en FVIII en van bindende antistoffen tegen
vWF, furine, ovariumcelleneiwit van de Chinese hamster en muizen-IgG. Er werden geen tijdens de
behandeling ontstane neutraliserende antistoffen tegen menselijk vWF of neutraliserende antistoffen
tegen menselijk rFVIII gezien. Bij een van de 80 patiënten die in klinische onderzoeken perioperatief
VEYVONDI kregen, ontstonden tijdens de behandeling bindende antistoffen tegen vWF na een
chirurgische ingreep waarvoor geen bijwerkingen of gebrek aan hemostatische werkzaamheid werden
gemeld. Bindende antistoffen tegen onzuiverheden zoals r-furine, ovariumcelleneiwit van de Chinese
hamster of muizen-IgG werden niet gezien na behandeling met VEYVONDI.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke
bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er zijn geen symptomen van overdosering met von-Willebrand-factor gemeld. In geval van een
ernstige overdosering kunnen zich trombo-embolische voorvallen voordoen.
9
5.
5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antihemorragica: bloedstollingsfactor von-Willebrand-factor. ATC-
code: B02BD10
Werkingsmechanisme
VEYVONDI is een recombinant menselijk von-Willebrand-factor (rVWF). VEYVONDI gedraagt
zich op dezelfde wijze als endogene von-Willebrand-factor.
Toediening van VEYVONDI corrigeert hemostatische abnormaliteiten bij patiënten die lijden aan
deficiëntie van von-Willebrand-factor (ziekte van von Willebrand), op twee niveaus:
-
VEYVONDI herstelt de hechting van bloedplaatjes aan het vasculair subendotheel op de plaats
van de vaatwandbeschadiging (aangezien het zowel aan de matrix van het vasculaire
subendotheel (bijv. collageen) bindt als aan de membraan van bloedplaatjes). Dit leidt tot
primaire hemostase zoals aangetoond door de verkorte bloedingstijd. Het effect treedt
onmiddellijk op en het is bekend dat dit voornamelijk afhangt van het polymerisatiegehalte van
het eiwit.
-
VEYVONDI bewerkstelligt een vertraagde correctie van het geassocieerde factor VIII-tekort.
Bij intraveneuze toediening bindt VEYVONDI met endogeen FVIII (zoals normaal aangemaakt
door de patiënt). Door het stabiliseren van FVIII vermijdt het een snelle afbraak van deze factor.
Hierdoor herstelt toediening van VEYVONDI de FVIII:C-spiegel tot een normale waarde, als
een soort nevenwerking na de eerste infusie, stijgt de toediening van FVIII:C binnen 6 uur
boven 40% en piekt deze bij de meeste patiënten binnen 24 uur, afhankelijk van de FVIII:C-
spiegel bij baseline.
Aangezien VEYVONDI tijdens het productieproces niet wordt blootgesteld aan proteolyse door
ADAMTS13 is het middel een rVWF die ultragrote multimeren bevat alsook alle multimeren die zich
in plasma bevinden.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De klinische veiligheid, werkzaamheid en farmacokinetische gegevens werden beoordeeld in drie
afgeronde onderzoeken (070701, 071001 en 071101), waarvoor patiënten met de ziekte van von
Willebrand werden ingeschreven. Tijdens de klinische ontwikkeling werden in totaal 92 unieke
patiënten (80 unieke patiënten met ziekte van von Willebrand in onderzoek 070701, 071001 en
071101 en 12 patiënten met hemofilie A in onderzoek 071104) blootgesteld aan VEYVONDI.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten uitstel van de verplichting voor de fabrikant om
de resultaten in te dienen van onderzoek met VEYVONDI in alle subgroepen van pediatrische
patiënten bij de behandeling van de ziekte van von Willebrand (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek (PK) van VEYVONDI werd vastgesteld in drie klinische onderzoeken door
beoordeling van de plasmaspiegels van vWF:RCo, antigen van von-Willebrand-factor (vWF:Ag) en
collageenbindende activiteit van von-Willebrand-factor (vWF:CB). In alle drie de onderzoeken
werden de patiënten geëvalueerd in een niet-bloedende toestand. Zes uur na een enkelvoudige infusie
van VEYVONDI werd een langdurige toename van FVIII:C gezien.
In
Tabel 5
is de farmacokinetiek van VEYVONDI na infusie van 50 IE/kg vWF:RCo (PK
50
) of
80 IE/kg vWF:RCo (PK
80
) samengevat. De gemiddelde infusieduur was 16,5 minuten
(SD ± 3,51 minuten) bij 50 IE/kg (PK
50
) en 11,8 minuten (± 2,86 minuten) bij 80 IE/kg vWF:RCo
(PK
80
).
10
Tabel 5
Farmacokinetische beoordeling van vWF:RCo
f
Parameter
Fase 1 PK
50
VEYVONDI met
octocog alfa
g
(onderzoek
070701)
Fase 3 PK
50
VEYVONDI
(onderzoek
071001)
Gemiddelde
(95%-BI)
SD
Fase 3 PK
80
VEYVONDI
(onderzoek
071001)
Gemiddelde
(95%-BI)
SD
Chirurgie PK
50
VEYVONDI
(onderzoek
071101)
Gemiddelde
(95%-BI)
SD
Gemiddelde
(95%-BI)
SD
a
19,3 (14,3; 24,3)
22,6 (19,5; 25,7)
19,1 (16,7; 21,5)
17,8 (12,9; 22,8)
T
1/2
10,99
5,34
4,32
7,34
b
0,04 (0,03; 0,05)
0,02 (0,02; 0,03)
0,03 (0,02; 0,03)
0,03 (0,02; 0,04)
Bl
0,028
0,005
0,009
0,011
1,7 (1,4; 2,0)
1,9 (1,6; 2,1)
2,0 (1,7; 2,2)
2,0 (1,7; 2,3)
IR bij C
maxc
0,62
0,41
0,39
0,45
d
1541,4
2105,4
2939,0
1834,4
AUC
0-inf
(1295,7; 1787,2)
(1858,6; 2352,3)
(2533,2; 3344,8)
(1259,0; 2409,7)
554,31
427,51
732,72
856,45
33,4 (27,2; 39,5)
42,1 (37,3; 46,9)
36,8 (31,8; 41,8)
37,5 (25,3; 49,7)
AUC
0-
e
13,87
8,31
8,97
18,14
inf
/dosis
a
b
c
d
e
[uren], [dl/kg/uren], [(IE/dl)/(E vWF:RCo/kg)] [(u*IE/dl)] [(u*IE/dl)/(IE vWF:RCo/kg)]
f
[er werd gebruikgemaakt van vWF:RCo-assays met verschillende gevoeligheid en verschillend werkbereik:
fase 1: automatische assay 0,08 – 1,50 IE/ml en gevoelige handmatige assay 0,01 – 0,08 IE/ml; fase 3:
automatische assay 0,08 – 1,50 IE/ml
g
Dit onderzoek werd uitgevoerd met ADVATE, een recombinante factor VIII
Een verkennende analyse van gecombineerde gegevens uit onderzoek 070701 en onderzoek 071001
wees op een statistisch significante (op het niveau van 5%) langere gemiddelde verblijftijd, een
statistisch significante (op het niveau van 5%) langere terminale halfwaardetijd en grotere AUC0-inf
met betrekking tot vWF:RCo na toediening met VEYVONDI (50 IE/kg vWF:RCo) en gecombineerde
toediening van VEYVONDI en octocog alfa (50 IE/kg vWF:RCo en 38,5 IE/kg rFVIII), dan na
toediening van pdvWF en pdFVIII (50 IE/kg pdvWF:RCo en 38,5 IE/kg pdFVIII).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar carcinogeniciteit, verminderde vruchtbaarheid en
ontwikkeling van de foetus. In een menselijk placentaperfusiemodel ex vivo is aangetoond dat
VEYVONDI de menselijke placentabarrière niet passeert.
6.
6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
Lijst van hulpstoffen
Poeder
Natriumcitraat
Glycine
Trehalosedihydraat
Mannitol
Polysorbaat 80
11
Oplosmiddel
Water voor injecties
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Er zijn klinische onderzoeken en onderzoeken naar onverenigbaarheden uitgevoerd met het oog op
toediening van vonicog alfa (menselijk von-Willebrand-factor) met octocog alfa (menselijk
stollingsfactor) in een en dezelfde injectiespuit. De rVWF en rFVIII kunnen vooraf in één spuit
worden gemengd om de juiste dosis te verkrijgen (zie rubriek 4.2 voor de toedieningswijze).
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
3 jaar.
Houdbaarheid na reconstitutie:
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik zijn aangetoond gedurende 3 uur bij een temperatuur
van 25 °C.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product na reconstitutie onmiddellijk gebruikt te worden.
Als het mengsel niet onmiddellijk gebruikt wordt, dan zijn de bewaartermijn en -condities
voorafgaand aan het gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Poeder
Bewaren beneden 30 °C.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Na reconstitutie
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke verpakking bevat:
-
poeder in een injectieflacon (type I-glas) met rubberen stop (butylrubber)
-
5 ml oplosmiddel in een injectieflacon (type I-glas) met rubberen stop (chlorobutyl)
-
één hulpmiddel voor reconstitutie (Mix2Vial)
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke verpakking bevat:
-
poeder in een injectieflacon (type I-glas) met rubberen stop (butylrubber)
-
10 ml oplosmiddel in een injectieflacon (type I-glas) met rubberen stop (bromobutyl)
-
één hulpmiddel voor reconstitutie (Mix2Vial)
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Algemene instructies
-
Controleer de uiterste gebruiksdatum en zorg ervoor dat het VEYVONDI-poeder en water voor
injecties (oplosmiddel) op kamertemperatuur zijn alvorens met de voorbereiding te beginnen.
Gebruik VEYVONDI niet meer na de uiterste gebruiksdatum die staat vermeld op de etiketten
en de doos.
12
-
-
-
-
-
Pas een antiseptische techniek toe (schone omstandigheden met weinig bacteriën) en gebruik
tijdens de reconstitutie een vlak werkvlak. Was uw handen en doe schone
onderzoekshandschoenen aan (het gebruik van handschoenen is optioneel).
Gebruik het gereconstitueerde product (na het mengen van het poeder met het meegeleverde
water) zo snel mogelijk en binnen 3 uur. U kunt het gereconstitueerde product maximaal 3 uur
op kamertemperatuur (maximaal 25 °C) bewaren.
Zorg ervoor dat de injectieflacons met VEYVONDI-poeder en gesteriliseerde water voor
injecties (oplosmiddel) op kamertemperatuur zijn alvorens met de voorbereiding te beginnen.
Gebruik voor dit product plastic spuiten, aangezien eiwit in het product vaak blijft kleven aan
het oppervlak van glazen spuiten.
Meng vonicog alfa niet met andere geneesmiddelen, met uitzondering van rFVIII.
Instructies voor reconstitutie en toepassing
1
Stappen
Verwijder de doppen van de injectieflacons met het
VEYVONDI-poeder en oplosmiddel, zodat het midden van de
rubber stoppen zichtbaar is.
Afbeelding
2
Desinfecteer elke stop met een afzonderlijk steriel
alcoholdoekje (of een andere geschikte steriele oplossing zoals
aangedragen door uw arts of hemofiliebehandelcentrum) door
gedurende enkele seconden over de stop te wrijven. Laat de
rubberen stop voor gebruik drogen. Plaats de injectieflacons op
een vlakke ondergrond.
Open de verpakking van het Mix2Vial-hulpmiddel door de
folie helemaal los te maken, zonder de binnenzijde van de
verpakking aan te raken. Neem het Mix2Vial-hulpmiddel niet
uit de verpakking.
Draai de verpakking met het Mix2Vial-hulpmiddel
ondersteboven en plaats deze op de bovenzijde van de
injectieflacon met het oplosmiddel. Plaats de blauwe plastic
spike van het hulpmiddel stevig in het midden van de stop van
de injectieflacon met het oplosmiddel door deze recht omlaag
te duwen. Houd de rand van de verpakking vast en verwijder
de verpakking van het Mix2Vial-hulpmiddel. Raak de
doorzichtige plastic spike niet aan. De injectieflacon met het
oplosmiddel, waaraan het Mix2Vial-hulpmiddel nu verbonden
is, is gereed om te worden verbonden aan de injectieflacon met
VEYVONDI.
Om de injectieflacon met het oplosmiddel aan de injectieflacon
met VEYVONDI te verbinden draait u de injectieflacon met
het oplosmiddel om en plaatst u deze boven op de
injectieflacon met VEYVONDI-poeder. Plaats de doorzichtige
plastic spike volledig in de stop van de injectieflacon met
VEYVONDI door deze stevig recht omlaag te duwen. Dit dient
meteen te worden gedaan, zodat de vloeistof vrij van
ziektekiemen blijft. Door het vacuüm zal het oplosmiddel in de
injectieflacon met VEYVONDI lopen. Controleer of alle
oplosmiddel is overgebracht. Gebruik het product niet indien
het vacuüm verbroken is en het oplosmiddel niet in de
injectieflacon met VEYVONDI loopt.
n.v.t.
3
4
5
13
6
Zwenk de verbonden injectieflacons voorzichtig
ononderbroken heen en weer of laat het gereconstitueerde
product 5 minuten staan en zwenk dan voorzichtig heen en
weer om er zeker van te zijn dat het poeder volledig opgelost
is. Niet schudden. Schudden heeft een nadelige invloed op het
product. Na reconstitutie niet in de koelkast bewaren.
7
8
Koppel de twee zijden van het Mix2Vial-hulpmiddel van
elkaar los door met één hand de doorzichtige plastic zijde van
het Mix2Vial-hulpmiddel, verbonden aan de injectieflacon met
VEYVONDI, vast te houden en met de andere hand de blauwe
plastic zijde van het Mix2Vial-hulpmiddel, verbonden aan de
injectieflacon met het oplosmiddel. Draai de blauwe plastic
zijde tegen de wijzers van de klok in en trek de twee
injectieflacons voorzichtig uit elkaar. Zorg ervoor dat u het
uiteinde van de plastic connector, verbonden aan de
injectieflacon met het opgeloste product, niet aanraakt. Plaats
de injectieflacon met VEYVONDI op een vlak werkvlak. Voer
de lege injectieflacon af.
Zuig lucht op in de lege, steriele plastic wegwerpspuit door de
zuiger terug te trekken. De hoeveelheid lucht dient gelijk te
zijn aan de hoeveelheid gereconstitueerde VEYVONDI die u
uit de injectieflacon wilt halen.
9
Laat de injectieflacon met daarin het gereconstitueerde product
op het vlakke werkvlak staan, verbind de spuit aan de
doorzichtige plastic connector en draai de spuit met de wijzers
van de klok mee.
10
Houd de injectieflacon met één hand vast en druk met de
andere hand alle lucht uit de spuit in de injectieflacon.
11
Draai de verbonden spuit en injectieflacon met VEYVONDI
om, zodat de injectieflacon zich bovenaan bevindt. Houd de
zuiger van de spuit ingedrukt. Trek de VEYVONDI in de spuit
op door de zuiger langzaam terug te trekken.
14
12
Laat de oplossing niet heen en weer lopen tussen de spuit en de
injectieflacon. Dit kan het geneesmiddel aantasten. Wanneer
met de infusie kan worden begonnen, koppelt u de spuit los
door deze tegen de wijzers van de klok in te draaien. Inspecteer
de spuit visueel op deeltjes; de oplossing dient helder en
kleurloos te zijn. Indien er deeltjes of vlokken zichtbaar zijn,
mag u de oplossing niet gebruiken en moet u uw arts
waarschuwen.
Indien u voor uw dosis meer dan één injectieflacon
VEYVONDI nodig heeft:
Laat de spuit aan de injectieflacon zitten totdat een
extra injectieflacon is voorbereid.
Doorloop de reconstitutiestappen hierboven (2 t/m 8)
om de extra injectieflacon VEYVONDI voor te
bereiden. Gebruik voor elke flacon een nieuw
Mix2Vial-hulpmiddel.
De inhoud van twee injectieflacons kan in één spuit worden
gezogen.
OPMERKING:
wanneer u lucht in een tweede injectieflacon
VEYVONDI drukt om in een spuit samen te voegen, dient u de
injectieflacon en de daaraan verbonden spuit zodanig te richten
dat de injectieflacon zich bovenaan bevindt.
13
14
Instructies voor toedienen
Inspecteer de voorbereide oplossing in de spuit vóór toediening op deeltjes en verkleuring (de
oplossing moet helder, kleurloos en vrij van deeltjes zijn). Soms blijven er enkele vlokken of deeltjes
achter in de
injectieflacon van het product na reconstitutie.
Het filter dat in het Mix2Vial-
hulpmiddel opgenomen is, zorgt ervoor dat deze deeltjes volledig worden verwijderd. De filtering is
niet van invloed op de dosisberekening.
De oplossing in de spuit
mag niet worden gebruikt indien
deze na filtering troebel is of vlokken of deeltjes bevat.
1.
Bevestig de infuusnaald aan een spuit met VEYVONDI-oplossing. Met het oog op comfort
wordt de voorkeur gegeven aan een infuusset met vleugels (vlindernaald). Houd de naald
rechtop en verwijder eventuele luchtbelletjes door met uw vinger zachtjes tegen de zijkant van
de spuit te tikken en langzaam en voorzichtig lucht uit de spuit en naald te drukken.
Breng een tourniquet aan en maak de infusieplaats gereed door met een steriel alcoholdoekje (of
een andere geschikte steriele oplossing zoals aangedragen door uw arts of
hemofiliebehandelcentrum) goed over de huid te wrijven.
Steek de naald in de ader en verwijder het tourniquet. Laat VEYVONDI langzaam inlopen. De
infusiesnelheid mag niet hoger dan 4 ml per minuut zijn. Koppel de lege spuit los. Indien voor
uw dosis meerdere spuiten nodig zijn, moet u de extra spuiten VEYVONDI een voor een
bevestigen en toedienen.
Opmerking:
Verwijder de vlindernaald niet voordat de inhoud van alle spuiten is toegediend, en zorg ervoor
dat u de aan de spuit verbonden luerpoort niet aanraakt.
Indien recombinante factor VIII voorgeschreven is, dient u recombinante factor VIII toe te
dienen binnen 10 minuten nadat de infusie van VEYVONDI voltooid is.
Verwijder de naald uit de ader en druk met een steriel gaasje enkele minuten op de infusieplaats.
2.
3.
4.
In het geval dat grotere hoeveelheden VEYVONDI toegediend moeten worden, is het mogelijk twee
flacons VEYVONDI samen te voegen. De inhoud van elk gereconstitueerd VEYVONDI-product kan
in één spuit worden gezogen. In dat geval mag de aanvankelijk gereconstitueerde oplossing van
VEYVONDI niet verder worden verdund.
15
De oplossing moet langzaam intraveneus worden toegediend (zie rubriek 4.2) met een snelheid van
maximaal 4 ml per minuut.
Plaats de dop niet terug op de naald. Doe de naald, de spuit en de lege injectieflacon(s) van de
VEYVONDI en het oplosmiddel in een naaldencontainer met wanden van hard materiaal, zodat ze op
de juiste manier kunnen worden afgevoerd. Doe deze benodigdheden niet bij het gewone afval.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Baxalta Innovations GmbH
Industriestraße 67
1221 Wenen
Oostenrijk
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1298/001
EU/1/18/1298/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 31 augustus 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau
http://www.ema.europa.eu.
16
BIJLAGE II
A.
B.
C.
D.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
17
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Baxalta Manufacturing Sàrl
Route de Pierre- à-Bot 111
2000 Neuchâtel
Zwitserland
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico’s of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico’s tot een minimum) is bereikt.
18
BIJLAGE III
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
19
A. ETIKETTERING
20
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING (650 IE)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
vonicog alfa (recombinant menselijk von-Willebrand-factor)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na reconstitutie met 5 ml water voor injecties bevat 1 injectieflacon 650 IE vonicog alfa, ongeveer
130 IE/ml.
Specifieke activiteit: ongeveer 110 IE vWF:RCo/mg eiwit
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: natriumcitraat, glycine, trehalosedihydraat, mannitol, polysorbaat 80 en water voor
injecties. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Inhoud: 1 injectieflacon met poeder, 1 injectieflacon met oplosmiddel (5 ml), 1 Mix2Vial-hulpmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik, na reconstitutie.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP:
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Meteen of binnen 3 uur na reconstitutie gebruiken.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
21
Bewaren beneden 30 °C.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Baxalta Innovations GmbH
Industriestraße 67
1221 Wenen
Oostenrijk
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1298/001
13.
Lot:
14.
PARTIJNUMMER
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
VEYVONDI 650 IE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
22
GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD
BUITENVERPAKKING (1300 IE)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
vonicog alfa (recombinant menselijk von-Willebrand-factor)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na reconstitutie met 10 ml water voor injecties bevat 1 injectieflacon 1300 IE vonicog alfa, ongeveer
130 IE/ml.
Specifieke activiteit: ongeveer 110 IE vWF:RCo/mg eiwit
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: natriumcitraat, glycine, trehalosedihydraat, mannitol, polysorbaat 80 en water voor
injecties. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Inhoud: 1 injectieflacon met poeder, 1 injectieflacon met oplosmiddel (10 ml), 1 Mix2Vial-hulpmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik, na reconstitutie.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
EXP:
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
Meteen of binnen 3 uur na reconstitutie gebruiken.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
23
Bewaren beneden 30 °C.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Baxalta Innovations GmbH
Industriestraße 67
1221 Wenen
Oostenrijk
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1298/002
13.
Lot:
14.
PARTIJNUMMER
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
VEYVONDI 1300 IE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
PC
SN
NN
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
24
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON MET POEDER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
VEYVONDI 650 IE poeder
vonicog alfa
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
3.
EXP:
4.
Lot:
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
6.
OVERIGE
25
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON MET POEDER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
VEYVONDI 1300 IE poeder
Vonicog alfa
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
3.
EXP:
4.
Lot:
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
PARTIJNUMMER
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
6.
OVERIGE
26
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON MET OPLOSMIDDEL (5 ml)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor VEYVONDI
Water voor injecties
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP:
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot:
PARTIJNUMMER
5.
5 ml
6.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
27
GEGEVENS DIE IN IEDER GEVAL OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN
WORDEN VERMELD
ETIKET INJECTIEFLACON MET OPLOSMIDDEL (10 ml)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor VEYVONDI
Water voor injecties
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
EXP:
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
4.
Lot:
PARTIJNUMMER
5.
10 ml
6.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
OVERIGE
28
B. BIJSLUITER
29
Bijsluiter: informatie voor de patiënt
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
vonicog alfa
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
-
-
-
-
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
Wat is VEYVONDI en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Wat is VEYVONDI en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
VEYVONDI bevat de werkzame stof vonicog alfa, een recombinant menselijk von-Willebrand-factor
(rVWF). Het middel gedraagt zich op dezelfde wijze als natuurlijke menselijk von-Willebrand-factor
(vWF) in het lichaam. Von-Willebrand-factor is het dragermolecuul voor stollingsfactor VIII en speelt
een rol bij de bloedstolling doordat het ervoor zorgt dat bloedplaatjes aan wonden blijven kleven en op
die manier een bloedstolsel helpt te vormen. Een tekort aan von-Willebrand-factor versterkt de
bloedingsneiging.
VEYVONDI wordt gebruikt om bloedingen te behandelen en te stoppen/controleren en om bloedingen
bij chirurgische ingrepen te voorkomen bij volwassen patiënten (18 jaar en ouder) met de ziekte van
von Willebrand. Het wordt gebruikt wanneer behandeling met een ander geneesmiddel,
desmopressine, niet doeltreffend is of niet mogelijk is.
De ziekte van von Willebrand is een aangeboren bloedingsstoornis die wordt veroorzaakt door het
ontbreken van of een tekort aan von-Willebrand-factor. Bij patiënten met deze ziekte stolt het bloed
niet op de normale manier, wat een langere bloedingstijd tot gevolg heeft. Door toediening van von-
Willebrand-factor (vWF) kan het tekort aan von-Willebrand-factor worden verholpen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
-
-
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
U bent allergisch voor muizen- of hamstereiwitten.
30
Neem bij twijfel hierover contact op met uw arts.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Er is een kans dat zich bij u een overgevoeligheidsreactie (een ernstige, plotselinge allergische reactie)
op VEYVONDI voordoet. Uw arts moet u informeren over de vroege tekenen van ernstige allergische
reacties, zoals verhoogde hartfrequentie, huiduitslag, galbulten, kwaddels (lichte verhevenheden van
de huid), jeuk over het gehele lichaam, zwelling van lippen en tong, moeilijk ademen, piepende
ademhaling (wheezing), beklemd gevoel in de borst, snelle hartslag, verstopte neus, rode ogen,
algemeen gevoel van onwelbevinden en duizeligheid. Dit kunnen vroege symptomen van een
overgevoeligheidsreactie zijn.
Wanneer u een van deze symptomen opmerkt, moet u meteen
stoppen met de infusie en contact opnemen met uw arts. Bij ernstige symptomen, waaronder
moeite met ademen en duizeligheid, is spoedbehandeling nodig.
Patiënten die remmers ontwikkelen
Bij sommige patiënten die de behandeling krijgen, kunnen zich remmers (antistoffen) tegen de von-
Willebrand-factor vormen. Deze remmers kunnen ervoor zorgen dat de behandeling niet meer goed
werkt, met name als ze in grote hoeveelheden voorkomen. Er zal nauwlettend in de gaten worden
gehouden of u dergelijke remmers heeft ontwikkeld.
-
Als uw bloeding niet kan worden gestopt met VEYVONDI, neem dan onmiddellijk contact op
met uw arts.
Als de von-Willebrand-factor of stollingsfactor VIII in uw plasma met VEYVONDI niet het
verwachte niveau bereikt op basis van de onderzoeksresultaten die door uw arts worden gevolgd, of
als bloedingen niet voldoende worden gestopt, kan het zijn dat antistoffen tegen von-Willebrand-factor
of factor VIII aanwezig zijn. Uw arts zal dit controleren. Mogelijk heeft u een hogere dosis
VEYVONDI nodig, een hogere dosis van factor VIII, of zelfs een ander geneesmiddel voor het
stoppen van bloedingen. U mag de totale dosis VEYVONDI niet verhogen om uw bloeding te stoppen
zonder dat u dit met uw arts besproken heeft.
Als u eerder bent behandeld met uit plasma bereide von-Willebrand-factorconcentraten, heeft u
mogelijk een verminderde reactie op VEYVONDI als gevolg van reeds aanwezige antistoffen. Aan de
hand van uw laboratoriumresultaten kan uw arts besluiten om de dosis aan te passen.
Trombo-embolie en embolie
Indien er bekende klinisch of door laboratorium vastgestelde risicofactoren voor u gelden, bestaat er
kans op trombotische voorvallen. Daarom zal uw arts u controleren op vroege tekenen van trombose.
FVIII-producten kunnen variërende hoeveelheden von-Willebrand-factor bevatten. Om die reden dient
het eventueel in combinatie met VEYVONDI toe te dienen FVIII-product een zuiver FVIII-product te
zijn.
Als u eerder problemen heeft gehad met bloedproppen of afsluiting van bloedvaten (trombo-
embolische complicaties), moet u dit meteen aan uw arts doorgeven.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Het gebruik van VEYVONDI bij kinderen en jongeren tot 18 jaar is niet goedgekeurd.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast VEYVONDI nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
31
Zwangerschap en borstvoeding
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het is onwaarschijnlijk dat VEYVONDI invloed heeft op uw rijvaardigheid of uw vermogen om
machines te bedienen.
VEYVONDI bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat 5,2 mg natrium per injectieflacon met 650 IE of 10,4 mg natrium per
injectieflacon met 1300 IE. Dit komt overeen met 2,2% van de geadviseerde maximale dagelijkse
inname van 2 g natrium via de voeding voor een volwassene, uitgaand van een lichaamsgewicht van
70 kg en een dosis van 80 IE/kg lichaamsgewicht.
Hiermee moet rekening worden gehouden als u een natriumarm dieet volgt.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw behandeling met VEYVONDI staat onder toezicht van een arts die ervaring heeft met de zorg
voor patiënten met de ziekte van von Willebrand.
Uw arts berekent uw dosis VEYVONDI (in internationale eenheden of IE). De dosis is afhankelijk
van:
-
lichaamsgewicht;
-
de plaats van de bloeding;
-
de ernst van de bloeding;
-
uw klinische toestand;
-
de chirurgische ingreep die nodig is;
-
de activiteitsniveaus van von-Willebrand-factor in uw bloed na de chirurgische ingreep;
-
de ernst van uw aandoening.
Uw arts zal mogelijk uw bloed onderzoeken om te controleren of uw spiegels (waarden) van von-
Willebrand-factor voldoende zijn. Dit is met name van belang als u een grote operatie moet
ondergaan.
Behandeling van bloedingen
Uw arts berekent welke dosis voor u het geschiktst is, hoe vaak u VEYVONDI toegediend moet
krijgen en hoe lang.
Voor kleine bloedingen (bijvoorbeeld neusbloedingen, bloedingen in de mond en hevig menstrueel
bloedverlies (menorragie)) is elke dosis normaliter 40 tot 50 IE/kg en voor hevige bloedingen (ernstige
of aanhoudende neusbloedingen, hevig menstrueel bloedverlies, maagbloeding, trauma van het
centrale zenuwstelsel, bloeding in de gewrichtsholte (hemartrose) of bloeding door letsel) is elke dosis
50 tot 80 IE/kg. Opvolgende doses (als dit klinisch noodzakelijk is) zijn 40 tot 50 IE/kg elke 8 tot
24 uur voor kleine bloedingen zolang als klinisch noodzakelijk wordt geacht en voor grote bloedingen
40 tot 60 IE/kg gedurende ongeveer 2-3 dagen.
Heeft u het gevoel dat VEYVONDI niet goed genoeg werkt, neem dan contact op met uw arts. Uw
arts zal tests uitvoeren om te controleren of uw spiegels van von-Willebrand-factor voldoende zijn.
Als u VEYVONDI thuis gebruikt, zal uw arts ervoor zorgen dat u leert hoe u het middel via een infuus
moet toedienen en hoeveel u moet gebruiken.
32
Voorkoming (preventie) van bloedingen bij geplande ingrepen:
Met het oog op voorkoming van een overmatige bloeding zal uw arts de FVIII:C-spiegels binnen 3 uur
vóór een operatie beoordelen. Als uw factor VIII-spiegel niet toereikend is kan uw arts u 12-24 uur
voordat met de operatie wordt begonnen een dosis van 40-60 IE/kg VEYVONDI toedienen
(preoperatieve dosis) om de factor VIII-spiegels naar het beoogde niveau te verhogen (0,4 IE/ml bij
een kleine operatie en ten minste 0,8 IE/ml bij een grote operatie). Binnen 1 uur voordat de operatie
begint, krijgt u een dosis VEYVONDI op basis van de spiegels die vastgesteld zijn 3 uur vóór de
operatie. De dosis is afhankelijk van de spiegels van von-Willebrand-factor en stollingsfactor VIII van
de patiënt, en het type en de ernst van de verwachte bloeding.
Hoe wordt dit middel toegediend?
VEYVONDI wordt gewoonlijk in een ader toegediend (intraveneuze toediening) door de arts of
verpleegkundige. Aan het einde van deze bijsluiter vindt u gedetailleerde instructies voor reconstitutie
en toediening.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
Het gebruik van VEYVONDI bij kinderen en jongeren tot 18 jaar is niet goedgekeurd.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts. Als u meer VEYVONDI heeft toegediend dan aangeraden,
dient u zo snel mogelijk contact op te nemen met uw arts. Indien u per ongeluk een te hoge dosis
toedient, is er een kans op de vorming van bloedstolsels (trombose).
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
-
-
Dien geen dubbele dosis toe om een vergeten dosis in te halen.
Dien een volgende infusie toe volgens schema en handel verder zoals uw arts u dat heeft
verteld.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop het gebruik van VEYVONDI niet zonder dat u dit eerst met uw arts besproken heeft.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
U kunt een ernstige allergische reactie op VEYVONDI krijgen.
U moet
met de infusie stoppen
en
onmiddellijk contact opnemen met uw arts
als u een van de
volgende vroege symptomen van ernstige allergische reacties krijgt:
-
huiduitslag of galbulten, jeuk over het hele lichaam,
-
keelbeklemming, pijn op de borst of beklemming in de borst,
-
moeilijk ademen, licht gevoel in het hoofd, verhoogde hartfrequentie,
-
duizeligheid, misselijkheid of flauwvallen.
Bijwerkingen die zijn gemeld bij VEYVONDI die vaak kunnen voorkomen (komen voor bij minder
dan 1 op 10 gebruikers) zijn: misselijkheid, braken, een tintelend of branderig gevoel op de plaats van
infusie, borstongemak, duizeligheid, draaiduizeligheid met stoornis in het evenwicht (vertigo),
33
bloedstolsels, opvliegers, jeuk, hoge bloeddruk, spiertrekkingen, ongewone smaakgewaarwording en
verhoogde hartfrequentie.
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in
aanhangsel V.
Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
-
-
-
-
-
-
-
-
Hoe bewaart u dit middel?
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
Bewaren beneden 30 °C.
Niet in de vriezer bewaren.
De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
Het gereconstitueerde product binnen 3 uur gebruiken om risico op microbiële besmetting te
voorkomen. Het product bevat namelijk geen conserveermiddelen.
Dit product is uitsluitend voor eenmalig gebruik. Voer ongebruikte oplossing op gepaste wijze
af.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
6.
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof is vonicog alfa (recombinant menselijk von-Willebrand-factor):
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon met poeder bevat nominaal 650 Internationale Eenheden (IE) vonicog alfa.
Na reconstitutie met 5 ml van het verstrekte oplosmiddel bevat VEYVONDI ongeveer 130 IE/ml
vonicog alfa.
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon met poeder bevat nominaal 1300 Internationale Eenheden (IE) vonicog alfa.
Na reconstitutie met 10 ml van het verstrekte oplosmiddel bevat VEYVONDI 130 IE/ml vonicog alfa.
De andere stoffen in dit middel zijn:
-
Natriumcitraat, glycine, trehalosedihydraat, mannitol, polysorbaat 80 en water voor injecties.
-
Zie rubriek 2 “VEYVONDI bevat natrium”.
Hoe ziet VEYVONDI eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
VEYVONDI is een wit tot gebroken wit poeder. Na reconstitutie, wanneer de oplossing in de spuit
wordt opgetrokken, ziet de oplossing er helder en kleurloos uit en is deze vrij van vlokken of andere
vreemde deeltjes.
Elke verpakking van VEYVONDI 650 IE bevat:
-
poeder in een glazen injectieflacon met rubberen stop
-
5 ml oplosmiddel in een injectieflacon met rubberen stop
34
-
één hulpmiddel voor reconstitutie (Mix2Vial)
Elke verpakking van VEYVONDI 1300 IE bevat:
-
poeder in een injectieflacon (type I-glas) met butylrubberen stop
-
10 ml oplosmiddel in een injectieflacon (type I-glas) met rubberen stop (bromobutyl)
-
één hulpmiddel voor reconstitutie (Mix2Vial)
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Baxalta Innovations GmbH
Industriestraße 67
1221 Wenen
Oostenrijk
Tel.: +44(0)1256 894 959
E-mail: medinfoEMEA@shire.com
Fabrikant
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Instructies voor bereiding en toediening
Algemene instructies
Controleer de uiterste gebruiksdatum en zorg ervoor dat het VEYVONDI-poeder en water voor
injecties (oplosmiddel) vóór de voorbereiding op kamertemperatuur zijn. Gebruik VEYVONDI niet
meer na de uiterste gebruiksdatum die staat vermeld op de etiketten en de doos.
Pas een antiseptische techniek toe (schone omstandigheden met weinig bacteriën) en gebruik tijdens
de reconstitutie een vlak werkvlak. Was uw handen en doe schone onderzoekshandschoenen aan (het
gebruik van handschoenen is optioneel).
Gebruik het gereconstitueerde product (na het mengen van het poeder met het meegeleverde water) zo
snel mogelijk en binnen 3 uur. U kunt het gereconstitueerde product maximaal 3 uur op
kamertemperatuur (maximaal 25 °C) bewaren. Het gereconstitueerde product mag niet in de koelkast
worden bewaard. Na 3 uur moet u het weggooien.
Controleer of de injectieflacons met VEYVONDI-poeder en gesteriliseerd water voor injecties
(oplosmiddel) vóór de voorbereiding op kamertemperatuur zijn.
Gebruik voor dit product plastic spuiten, aangezien eiwit in het product vaak blijft kleven aan het
oppervlak van glazen spuiten.
Meng VEYVONDI niet met andere geneesmiddelen behalve met recombinant factor VIII.
35
Instructie voor reconstitutie
1
Stappen
Verwijder de doppen van de injectieflacons met het
VEYVONDI-poeder en oplosmiddel, zodat het midden van de
rubber stoppen zichtbaar is.
Afbeelding
2
Desinfecteer elke stop met een afzonderlijk steriel
alcoholdoekje (of een andere geschikte steriele oplossing zoals
aangedragen door uw arts of hemofiliebehandelcentrum) door
gedurende enkele seconden over de stop te wrijven. Laat de
rubber stoppen drogen. Plaats de injectieflacons op een vlakke
ondergrond.
Open de verpakking van het Mix2Vial-hulpmiddel door de
folie helemaal los te maken, zonder de binnenzijde van de
verpakking aan te raken. Neem het Mix2Vial-hulpmiddel niet
uit de verpakking.
Draai de verpakking met het Mix2Vial-hulpmiddel
ondersteboven en plaats deze op de bovenzijde van de
injectieflacon met het oplosmiddel. Plaats de blauwe plastic
spike van het hulpmiddel stevig in het midden van de stop van
de injectieflacon met het oplosmiddel door deze recht omlaag
te duwen. Houd de rand van de verpakking vast en verwijder
de verpakking van het Mix2Vial-hulpmiddel. Raak de
doorzichtige plastic spike niet aan. De injectieflacon met het
oplosmiddel, waaraan het Mix2Vial-hulpmiddel nu verbonden
is, is gereed om te worden verbonden aan de injectieflacon met
VEYVONDI.
Om de injectieflacon met het oplosmiddel aan de injectieflacon
met VEYVONDI te verbinden draait u de injectieflacon met
het oplosmiddel om en plaatst u deze boven op de
injectieflacon met VEYVONDI-poeder. Plaats de doorzichtige
plastic spike volledig in de stop van de injectieflacon met
VEYVONDI door deze stevig recht omlaag te duwen. Dit dient
meteen te worden gedaan, zodat de vloeistof vrij van
ziektekiemen blijft. Door het vacuüm zal het oplosmiddel in de
injectieflacon met VEYVONDI lopen. Controleer of alle
oplosmiddel is overgebracht. Gebruik het product niet indien
het vacuüm verbroken is en het oplosmiddel niet in de
injectieflacon met VEYVONDI loopt.
Zwenk de verbonden injectieflacons voorzichtig
ononderbroken heen en weer of laat het gereconstitueerde
product 5 minuten staan en zwenk dan voorzichtig heen en
weer om er zeker van te zijn dat het poeder volledig opgelost
is. Niet schudden. Schudden heeft een nadelige invloed op het
product. Na reconstitutie niet in de koelkast bewaren.
n.v.t.
3
4
5
6
36
7
8
Koppel de twee zijden van het Mix2Vial-hulpmiddel van
elkaar los door met één hand de doorzichtige plastic zijde van
het Mix2Vial-hulpmiddel, verbonden aan de injectieflacon met
VEYVONDI, vast te houden en met de andere hand de blauwe
plastic zijde van het Mix2Vial-hulpmiddel, verbonden aan de
injectieflacon met het oplosmiddel. Draai de blauwe plastic
zijde tegen de wijzers van de klok in en trek de twee
injectieflacons voorzichtig uit elkaar. Zorg ervoor dat u het
uiteinde van de plastic connector, verbonden aan de
injectieflacon met het opgeloste product (VEYVONDI), niet
aanraakt. Plaats de injectieflacon met VEYVONDI op een vlak
werkvlak. Voer de lege injectieflacon af.
Zuig lucht op in de lege, steriele plastic wegwerpspuit door de
zuiger terug te trekken. De hoeveelheid lucht dient gelijk te
zijn aan de hoeveelheid gereconstitueerde VEYVONDI die u
uit de injectieflacon wilt halen.
9
Laat de injectieflacon met daarin het bereide product op het
vlakke werkvlak staan, verbind de spuit aan de doorzichtige
plastic connector en draai de spuit met de wijzers van de klok
mee.
10
Houd de injectieflacon met één hand vast en druk met de
andere hand alle lucht uit de spuit in de injectieflacon.
11
Draai de verbonden spuit en injectieflacon met VEYVONDI
om, zodat de injectieflacon zich bovenaan bevindt. Houd de
zuiger van de spuit ingedrukt. Trek de VEYVONDI in de spuit
op door de zuiger langzaam terug te trekken.
37
12
Laat de oplossing niet heen en weer lopen tussen de spuit en de
injectieflacon. Dit kan het geneesmiddel aantasten. Wanneer
met de infusie kan worden begonnen, koppelt u de spuit los
door deze tegen de wijzers van de klok in te draaien. Inspecteer
de spuit visueel op deeltjes; de oplossing dient helder en
kleurloos te zijn. Indien er deeltjes of vlokken zichtbaar zijn,
mag u de oplossing niet gebruiken en moet u uw arts
waarschuwen.
Indien u voor uw dosis meer dan één injectieflacon
VEYVONDI nodig heeft:
Laat de spuit aan de injectieflacon zitten totdat een
extra injectieflacon is voorbereid.
Doorloop de reconstitutiestappen hierboven (2 t/m 8)
om de extra injectieflacon VEYVONDI voor te
bereiden. Gebruik voor elke flacon een nieuw
Mix2Vial-hulpmiddel.
De inhoud van twee injectieflacons kan in één spuit worden
gezogen.
OPMERKING:
wanneer u lucht in een tweede injectieflacon
VEYVONDI drukt om in een spuit samen te voegen, moet u de
injectieflacon en de daaraan verbonden spuit zodanig plaatsen
dat de injectieflacon zich bovenaan bevindt.
13
14
Instructies voor toediening
Inspecteer de voorbereide oplossing in de spuit vóór toediening op deeltjes en verkleuring (de
oplossing moet helder, kleurloos en vrij van deeltjes zijn). Soms blijven er enkele vlokken of deeltjes
achter in de
injectieflacon van het product na reconstitutie.
Het filter dat in het Mix2Vial-
hulpmiddel opgenomen is, zorgt ervoor dat deze deeltjes volledig worden verwijderd. De filtering is
niet van invloed op de dosisberekening.
De oplossing in de spuit
mag niet worden gebruikt indien
deze na filtering troebel is of vlokken of deeltjes bevat.
1.
Bevestig de infuusnaald aan een spuit met VEYVONDI-oplossing. Met het oog op comfort
wordt de voorkeur gegeven aan een infuusset met vleugels (vlindernaald). Houd de naald
rechtop en verwijder eventuele luchtbelletjes door met uw vinger zachtjes tegen de zijkant van
de spuit te tikken en langzaam en voorzichtig lucht uit de spuit en naald te drukken.
Breng een tourniquet aan en maak de infusieplaats gereed door met een steriel alcoholdoekje (of
een andere geschikte steriele oplossing zoals aangedragen door uw arts of
hemofiliebehandelcentrum) goed over de huid te wrijven.
Steek de naald in de ader en verwijder de tourniquet. Laat VEYVONDI langzaam inlopen. De
infusiesnelheid mag niet hoger dan 4 ml per minuut zijn. Koppel de lege spuit los. Indien voor
uw dosis meerdere spuiten nodig zijn, moet u de extra spuiten met VEYVONDI een voor een
bevestigen en toedienen.
Opmerking:
Verwijder de vlindernaald niet voordat de inhoud van alle spuiten is toegediend en zorg ervoor
dat u de aan de spuit verbonden luerpoort niet aanraakt.
Indien recombinante factor VIII voorgeschreven is, dient u recombinante factor VIII toe te
dienen binnen 10 minuten nadat de infusie van VEYVONDI voltooid is.
Verwijder de naald uit de ader en druk met een steriel gaasje enkele minuten op de infusieplaats.
2.
3.
4.
In het geval dat grotere hoeveelheden VEYVONDI toegediend moeten worden, is het mogelijk twee
flacons VEYVONDI samen te voegen. De inhoud van elk gereconstitueerd VEYVONDI-product kan
in één spuit worden gezogen. In dat geval mag de aanvankelijk gereconstitueerde oplossing van
VEYVONDI niet verder worden verdund.
Plaats de dop niet terug op de naald. Doe de naald, de spuit en de lege injectieflacon(s) van de
VEYVONDI en het oplosmiddel in een naaldencontainer met wanden van hard materiaal, zodat ze op
de juiste manier kunnen worden afgevoerd. Doe deze benodigdheden niet bij het gewone afval.
38
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Behandeling van bloedingen (behandeling op aanvraag)
De dosering en frequentie dienen individueel te worden vastgesteld op basis van het klinisch oordeel,
waarbij rekening dient te worden gehouden met de ernst en plaats van de bloeding, de medische
voorgeschiedenis van de patiënt, monitoring van passende klinische maatstaven en
laboratoriummaatstaven (zowel vWF:RCo- als FVIII:C-spiegels).
Begin van de behandeling:
VEYVONDI dient te worden toegediend in combinatie met recombinant factor VIII indien de
FVIII:C-spiegels < 40% of niet bekend zijn, om bloedingen te stelpen. De dosis rFVIII dient te worden
berekend aan de hand van het verschil tussen de FVIII:C-plasmaspiegel van de patiënt bij het begin
van de behandeling en de gewenste piekspiegel van FVIII:C om te komen tot een geschikte FVIII:C-
plasmaspiegel, gebaseerd op het bij benadering gemiddelde herstel van 0,02 (IE/ml)/(IE/kg). De
volledige dosis VEYVONDI dient te worden toegediend, binnen 10 minuten gevolgd door rFVIII.
Dosis berekenen:
dosis VEYVONDI [IE] = dosis [IE/kg] x gewicht [kg]
Volgende infusies:
Dien een volgende dosis van 40 IE tot 60 IE/kg VEYVONDI toe, herhaald om de 8 tot 24 uur volgens
de dosisbereiken in Tabel 1, zolang als klinisch vereist. Bij ernstige bloedingen dienen dalspiegels van
vWF:RCo groter dan 50% in stand te worden gehouden zo lang als dit noodzakelijk wordt geacht.
Tabel 1
De doseringsaanbevelingen voor de behandeling van lichte en ernstige hemorragieën
Hemorragie
Licht
(bijv. bloedneus, bloeding in
de mondholte, menorragie)
Ernstig
b
(bijv. ernstige of refractaire
bloedneus, menorragie,
maag-darmstelselbloeding,
letsel van het centrale
zenuwstelsel, hemartrose of
traumatische bloeding)
a
b
Aanvangsdosis
a
(IE vWF:RCo/kg lichaamsgewicht)
Volgende dosis
40 tot 50 IE/kg
40 tot 50 IE/kg om de 8 tot
24 uur (of zolang als klinisch
nodig geacht)
40 tot 60 IE/kg om de 8 tot
24 uur gedurende circa 2-
3 dagen (of zo lang als klinisch
nodig geacht)
50 tot 80 IE/kg
Indien rFVIII wordt toegediend, zie bijsluiter van rFVIII voor instructies over reconstitutie en toediening.
Een bloeding kan als ernstig worden beschouwd indien een transfusie van rode bloedcellen hetzij vereist, hetzij
mogelijk geïndiceerd is of indien zich een bloeding voordoet op een kritieke anatomische plaats (bijv.
intracraniale of gastro-intestinale bloeding).
Preventie van bloeding/hemorragie en behandeling in het geval van electieve chirurgie:
Beoordeel vóór aanvang van een chirurgische ingreep de FVIII:C-spiegels. De aanbevolen minimale
beoogde spiegels zijn 0,4 IE/ml bij een kleine chirurgische ingreep en mondchirurgie en 0,8 IE/ml bij
een grote chirurgische ingreep.
Om preoperatieve endogene FVIII-spiegels te garanderen van ten minste 0,4 IE/ml bij een kleine
chirurgische ingreep en mondchirurgie en 0,8 IE/ml bij een grote chirurgische ingreep kan 12-24 uur
vóór aanvang van electieve chirurgie een dosis van 40-60 IE/kg VEYVONDI (preoperatieve dosis)
worden toegediend. Binnen 1 uur voordat de ingreep begint, moeten patiënten een dosis VEYVONDI
39
krijgen op basis van de spiegels die vastgesteld zijn 3 uur vóór de ingreep. De dosis is afhankelijk van
de vWF- en FVIII-spiegels van de patiënt, en het type en de ernst van de bloeding.
Indien de FVIII:C-spiegels zich niet op het aanbevolen beoogde niveau bevinden, dient enkel een
dosis VEYVONDI te worden toegediend binnen 1 uur vóór de ingreep. Indien de FVIII:C-spiegels
zich niet op het aanbevolen beoogde niveau bevinden, dient rFVIII te worden toegediend in
combinatie met vonicog alfa om de vWF:RCo- en FVIII:C-spiegel te verhogen. Zie
Tabel 2
voor de
aanbevolen beoogde FVIII:C-spiegels.
Tabel 2
Aanbevolen beoogde piekplasmaspiegels van vWF:RCo en FVIII:C die voorafgaand aan de
ingreep moeten worden bereikt ter preventie van een overmatige bloeding tijdens en na een
ingreep
Berekening van de dosis rVWF (toe te
Type
Beoogde vWF:RCo Beoogde FVIII:C-
dienen binnen 1 uur vóór een ingreep)
piekplasmaspiegel
a
ingreep
piekplasmaspiegel
(vereiste IE vWF:RCo)
Klein
0,5-0,6 IE/ml
0,4-0,5 IE/ml
∆
b
vWF:RCo x lichaamsgewicht (kg) /IR
c
Groot
1 IE/ml
0,80-1 IE/ml
∆
b
vWF:RCo x lichaamsgewicht (kg) /IR
c
a
Om de aanbevolen beoogde VIII:C- piekplasmaspiegel te bereiken kan aanvullend rFVIII vereist zijn.
Doseringsrichtlijnen dienen te worden gebaseerd op de IR.
b
∆ = beoogde vWF:RCo-piekplasmaspiegel – vWF:RCo-plasmaspiegel bij baseline
c
IR = incrementele recovery zoals gemeten bij de patiënt. Indien de IR niet beschikbaar is, dient te worden
uitgegaan van een IR van 0,02 IE/ml per IE/kg.
Tijdens en na de ingreep
Na aanvang van de chirurgische ingreep dienen de vWF:RCo- en FVIII:C-plasmaspiegels te worden
gemonitord en dient het intra- en postoperatieve vervangingsschema individueel te worden vastgesteld
op basis van de farmacokinetische resultaten, de ernst en duur van het hemostaseprobleem en de
zorgstandaard van de instelling. In het algemeen dient de doseringsfrequentie voor postoperatieve
vervanging van VEYVONDI te liggen tussen tweemaal daags en om de 48 uur. Zie Tabel 3 voor
behandelingsaanbevelingen voor daaropvolgende onderhoudsdoses.
Tabel 3
Aanbevolen beoogde dalwaarden van vWF:RCo- en FVIII:C in plasma en minimale duur van
behandeling voor volgende onderhoudsdoses ter preventie van een overmatige bloeding na een
ingreep
vWF:RCo
FVIII:C
Beoogde dalwaarde in
Beoogde dalwaarde in
plasma
plasma
Minimale
Type
Doserings-
duur van de
Tot
Tot
ingreep
frequentie
Na 72 uur
Na 72 uur
behandeling
maximaal
maximaal
na de
na de
72 uur na
72 uur na
ingreep
ingreep
de ingreep
de ingreep
Om de
-
> 0,40 IE/ml
-
48 uur
12-24 uur/om
Klein
≥ 0,30 IE/ml
de dag
Om de
72 uur
12-24 uur/om
Groot
> 0,50 IE/ml > 0,30 IE/ml > 0,50 IE/ml > 0,40 IE/ml
de dag
Naam en partijnummer van het geneesmiddel
Het wordt ten zeerste aanbevolen altijd wanneer een patiënt een dosis VEYVONDI krijgt, de naam en
het partijnummer van het product te noteren om de koppeling tussen de patiënt en de partij van het
geneesmiddel bij te houden.
40
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden
verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van
bijwerkingen.
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon met poeder bevat nominaal 650 Internationale Eenheden (IE) vonicog alfa. Na
reconstitutie met 5 ml van het verstrekte oplosmiddel bevat VEYVONDI circa 130 IE/ml vonicog alfa.
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon met poeder bevat nominaal 1300 Internationale Eenheden (IE) vonicog alfa. Na
reconstitutie met 10 ml van het verstrekte oplosmiddel bevat VEYVONDI 130 IE/ml vonicog alfa.
De specifieke activiteit van VEYVONDI is ongeveer 110 IE vWF:RCo/mg eiwit.
De sterkte van von-Willebrand-factor (vWF) (IE) wordt bepaald aan de hand van de test voor
ristocetinecofactoractiviteit (vWF:RCo) uit de Europese Farmacopee. De ristocetinecofactoractiviteit
van recombinant menselijk von-Willebrand-factor werd bepaald met de Internationale Standaard voor
von-Willebrand-factorconcentraat (WGO).
Vonicog alfa is een gezuiverde recombinant menselijk von-Willebrand-factor (rVWF). Het middel
wordt vervaardigd met recombinant-DNA-techniek (rDNA) in de ovariumcellen van de Chinese
hamster zonder toevoeging van exogeen eiwit afkomstig van mensen of dieren tijdens de celkweek,
zuivering of voorbereiding.
Het product bevat slechts sporen van recombinant menselijk stollingsfactor VIII
( 0,01 IE FVIII/IE vWF: RCo) zoals bepaald met de chromogene test voor factor VIII (FVIII) uit de
Europese Farmacopee.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke injectieflacon met 650 IE poeder bevat 5,2 mg natrium.
Elke injectieflacon met 1300 IE poeder bevat 10,4 mg natrium.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie.
Het poeder is een wit tot gebroken wit, gelyofiliseerd poeder
Het oplosmiddel is een heldere en kleurloze oplossing.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
VEYVONDI is geïndiceerd voor volwassenen (18 jaar en ouder) met de ziekte van von Willebrand,
wanneer behandeling met desmopressine (DDAVP) alleen niet doeltreffend is of niet geïndiceerd is
voor de
-
behandeling van hemorragie en chirurgische bloeding
- preventie van chirurgische bloeding.
VEYVONDI mag niet worden gebruikt bij de behandeling van hemofilie A.
4.2
Dosering en wijze van toediening
De behandeling van de ziekte van von Willebrand dient plaats te vinden onder toezicht van een arts
die ervaring heeft met de behandeling van hemostatische stoornissen.
Dosering
De dosering en frequentie van toediening dienen individueel te worden vastgesteld aan de hand van
het klinisch oordeel en op basis van het gewicht van de patiënt, het type en de ernst van de
bloedingen/chirurgische ingreep en op basis van monitoring van passende klinische maatstaven en
laboratoriummaatstaven. Indien de dosis wordt bepaald op basis van lichaamsgewicht, kan aanpassing
voor patiënten met onder- of overgewicht nodig zijn.
In het algemeen verhoogt 1 IE/kg (vWF:RCo/VEYVONDI/vonicog alfa) de vWF:RCo in plasma met
0,02 IE/ml (2%).
Hemostase kan niet worden bereikt totdat de stollingsactiviteit van factor VIII (FVIII:C) ten minste
0,4 IE/ml is ( 40% van de normale activiteit). Afhankelijk van de FVIII:C-spiegels van de patiënt bij
baseline zal een enkelvoudige infusie van rVWF bij een meerderheid van de patiënten leiden tot een
stijging boven 40% in endogene activiteit van FVIII:C binnen 6 uur en resulteren in behoud van dit
niveau tot maximaal 72 uur na infusie. De dosis en duur van de behandeling zijn afhankelijk van de
klinische toestand van de patiënt, het type en de ernst van de bloeding en zowel de vWF:RCo als de
FVIII:C-spiegel. Indien de FVIII:C-plasmaspiegel bij baseline van de patiënt < 40% of niet bekend is
en in alle situaties waarin een snelle correctie van de hemostase dient te worden bereikt, zoals
behandeling van een acute hemorragie, ernstig letsel of spoedchirurgie, is het noodzakelijk om samen
met de eerste infusie van VEYVONDI een rFVIII-product toe te dienen om een hemostatische
FVIII:C-plasmaspiegel te bereiken.
Indien een onmiddellijke verhoging van de FVIII:C-spiegel echter niet noodzakelijk is of indien de
FVIII:C-spiegel bij baseline voldoende hoog is om voor hemostase te zorgen, dan kan de arts besluiten
de gelijktijdige toediening van rFVIII bij de eerste infusie van VEYVONDI achterwege te laten.
In het geval van ernstige bloedingen of grote operaties waarvoor herhaalde, frequente infusies
noodzakelijk zijn, wordt monitoring van de FVIII:C-spiegels aanbevolen met het oog op de beslissing
of rFVIII noodzakelijk is voor volgende infusies om een te grote verhoging van de FVIII:C-spiegel te
voorkomen.
Behandeling van bloedingen (behandeling op aanvraag)
Begin van de behandeling
De eerste dosis VEYVONDI dient 40 tot 80 IE/kg lichaamsgewicht te zijn. Als vervangingswaarden
dienen vWF:RCo > 0,6 IE/ml (60%) en FVIII:C > 0,4 IE/ml (40%) te worden bereikt. De
doseringsrichtlijnen voor de behandeling van lichte en ernstige hemorragieën worden weergegeven in
Tabel 1.
Dosis berekenen:
Dosis VEYVONDI [IE] = dosis [IE/kg] x gewicht [kg]
Volgende infusies:
Om de 8 tot 24 uur, of zo lang als klinisch nodig, dient een volgende dosis VEYVONDI van 40 IE tot
60 IE/kg te worden toegediend volgens de doseringsbereiken in Tabel 1. Bij ernstige bloedingen
dienen dalspiegels van vWF:RCo groter dan 50% in stand te worden gehouden zo lang als dit
noodzakelijk wordt geacht.
Op basis van ervaringen in klinische onderzoeken zullen na vervanging van vWF de endogene FVIII-
spiegels normaal of vrijwel normaal blijven zolang wordt doorgegaan met de toediening van
VEYVONDI.
Tabel 1
De doseringsaanbevelingen voor de behandeling van lichte en ernstige hemorragieën
Aanvangsdosisa
Volgende dosis
Hemorragie
(IE vWF:RCo/kg lichaamsgewicht)
Licht
40 tot 50 IE/kg om de 8 tot
(bijv. een bloedneus,
40 tot 50 IE/kg
24 uur of zo lang als klinisch
bloeding in de mondholte,
nodig geacht)
menorragie)
Ernstigb
(bijv. ernstige of refractaire
40 tot 60 IE/kg om de 8 tot
bloedneus, menorragie,
24 uur gedurende circa
maag-darmstelselbloeding,
50 tot 80 IE/kg
2-3 dagen (of zo lang als
letsel van het centrale
klinisch nodig geacht)
zenuwstelsel, hemartrose of
traumatische bloeding)
aIndien rFVIII wordt toegediend, zie de bijsluiter van rFVIII voor instructies met betrekking tot de reconstitutie
en toediening.
bEen bloeding kan als ernstig worden beschouwd indien een transfusie van rode bloedcellen hetzij vereist, hetzij
mogelijk geïndiceerd is of indien zich een bloeding voordoet op een kritieke anatomische plaats (bijv.
intracraniale bloeding of gastro-intestinale bloeding).
Preventie van bloeding/hemorragie en behandeling in het geval van electieve chirurgie
Voorafgaand aan de chirurgie:
Bij patiënten met ontoereikende FVIII-spiegels dient 12-24 uur vóór aanvang van electieve chirurgie
een dosis van 40-60 IE/kg VEYVONDI te worden toegediend (preoperatieve dosis), om preoperatieve
endogene FVIII-spiegels van ten minste 0,4 IE/ml voor kleine en ten minste 0,8 IE/ml voor grote
ingrepen te garanderen.
Voor de preventie van een overmatige bloeding in het geval van electieve chirurgie dienen binnen
3 uur vóór aanvang van een chirurgische ingreep de FVIII:C-spiegels te worden beoordeeld. Indien de
spiegels zich op het aanbevolen beoogde niveau bevinden van:
-
ten minste 0,4 IE/ml bij een kleine chirurgische ingreep en mondchirurgie en
- ten minste 0,8 IE/ml bij een grote chirurgische ingreep,
dient een dosis van uitsluitend VEYVONDI binnen 1 uur vóór de ingreep te worden toegediend.
Tabel 2
Aanbevolen beoogde piekplasmaspiegels van vWF:RCo en FVIII:C die voorafgaand aan de
ingreep moeten worden bereikt ter preventie van een overmatige bloeding tijdens en na een
ingreep
Beoogde
Berekening van de dosis rVWF (toe te
Type
Beoogde FVIII:C-
vWF:RCo
dienen binnen 1 uur vóór een ingreep)
ingreep
piekplasmaspiegel a
piekplasmaspiegel
(vereiste IE vWF:RCo)
Klein
0,50 0,60 IE/ml
0,40 0,50 IE/ml
b vWF:RCo x lichaamsgewicht (kg) /IR
c
Groot
1 IE/ml
0,80 - 1 IE/ml
b vWF:RCo x lichaamsgewicht (kg) /IR
c
a Om de aanbevolen beoogde VIII:C-piekplasmaspiegel te bereiken kan aanvullend rFVIII vereist zijn.
Doseringsrichtlijnen dienen te worden gebaseerd op de IR.
b = beoogde vWF:RCo- piekplasmaspiegel vWF:RCo-plasmaspiegel bij baseline
c IR = incrementele recovery zoals gemeten bij de patiënt. Indien de IR niet beschikbaar is, dient te worden
uitgegaan van een IR van 0,02 IE/ml per IE/kg.
Tijdens en na de ingreep
Na aanvang van de chirurgische ingreep dienen de vWF:RCo- en FVIII:C-plasmaspiegels te worden
gecontroleerd en dient het intra- en postoperatieve vervangingsschema individueel te worden
vastgesteld op basis van de farmacokinetische resultaten, de ernst en duur van het hemostaseprobleem
en de zorgstandaard van de instelling. In het algemeen dient de doseringsfrequentie van VEYVONDI
voor postoperatieve vervanging te liggen tussen tweemaal daags tot om de 48 uur. Zie Tabel 3 voor
behandelingsaanbevelingen voor daaropvolgende onderhoudsdoses.
Tabel 3
Aanbevolen beoogde dalwaarden van vWF:RCo- en FVIII:C in plasma en minimale duur van
behandeling voor volgende onderhoudsdoses ter preventie van een overmatige bloeding na een
ingreep
vWF:RCo
FVIII:C
Beoogde dalwaarde in
Beoogde dalwaarde in
plasma
plasma
Minimale
Type
Doserings-
Tot
Tot
duur van de
ingreep
Na 72 uur
Na 72 uur
frequentie
maximaal
maximaal
behandeling
na de
na de
72 uur na
72 uur na
ingreep
ingreep
de ingreep
de ingreep
Om de
Klein
0,30 IE/ml
- > 0,40 IE/ml
- 48 uur
12-24 uur/om
de dag
Om de
Groot
> 0,50 IE/ml > 0,30 IE/ml > 0,50 IE/ml > 0,40 IE/ml
72 uur
12-24 uur/om
de dag
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van VEYVONDI bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar zijn nog
niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
VEYVONDI is voor intraveneus gebruik.
De toedieningssnelheid dient laag genoeg te zijn dat deze voor de patiënt aangenaam is,
tot maximaal 4 ml/min. Observeer de patiënt op onmiddellijke reacties. Als er een reactie optreedt,
zoals tachycardie, die te wijten zou kunnen zijn aan de toediening van het middel, dan moet de
infusiesnelheid verminderd worden of moet de infusie gestopt worden, afhankelijk van de klinische
toestand van de patiënt.
Indien gelijktijdige toediening van rVWF en rFVIII nodig wordt geacht, kunnen deze vooraf in één
spuit worden gemengd om de juiste dosis te verkrijgen. De inhoud van elke injectiespuit met rVWF en
rFVIII kan in één spuit worden gezogen met behulp van een afzonderlijk, ongebruikt
reconstitutiehulpmiddel (zie rubriek 6.2 voor gevallen van onverenigbaarheid).
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
Bekende allergische reactie op muizen- of hamstereiwit.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Bij actief bloedende patiënten wordt aanbevolen om een FVIII-product samen met VEYVONDI als
eerstelijnsbehandeling toe te dienen, afhankelijk van de FVIII-activiteitspiegels (zie rubriek 4.2).
Terugvinden herkomst
Om het terugvinden van de herkomst van biologicals te verbeteren moeten de naam en het
batchnummer van het toegediende product goed geregistreerd worden.
Overgevoeligheidsreacties
Er hebben zich overgevoeligheidsreacties voorgedaan (waaronder anafylaxie). Patiënten en/of hun
zorgverleners dienen te worden geïnformeerd over de vroege tekenen van overgevoeligheidsreacties,
waaronder (doch niet uitsluitend) tachycardie, beklemd gevoel in de borst, wheezing en/of acute
ademnood, hypotensie, gegeneraliseerde urticaria, pruritus, rinoconjunctivitis, angio-oedeem,
lethargie, nausea, braken, paresthesie en rusteloosheid, die zich kunnen ontwikkelen tot anafylactische
shock. In geval van shock dient de standaard medische behandeling voor shock toegepast te worden.
Patiënten dienen gedurende de hele infusieperiode nauwlettend te worden bewaakt en geobserveerd
om eventuele symptomen op te sporen. Indien zich objectieve en subjectieve symptomen van ernstige
allergische reacties voordoen, dient de toediening van VEYVONDI onmiddellijk te worden gestaakt
en dient passende ondersteunende zorg te worden geboden.
Er dient beschikking te zijn over een adequate medische behandeling en voorzieningen die
onmiddellijk kunnen worden ingezet bij een mogelijke anafylactische reactie, met name voor patiënten
met een voorgeschiedenis van allergische reacties.
VEYVONDI bevat sporen van muizenimmunoglobuline G (MuIgG) en hamstereiwit (minder dan of
gelijk aan 2 ng/IE VEYVONDI). Bij patiënten die met dit middel worden behandeld, kunnen
overgevoeligheidsreacties op dit niet-menselijk zoogdiereiwit optreden. VEYVONDI bevat sporen van
rFVIII.
Trombose en embolie
Er bestaat een kans dat zich trombotische voorvallen voordoen, in het bijzonder bij patiënten met
bekende klinisch of door laboratorium vastgestelde risicofactoren voor trombose, waaronder lage
ADAMTS13-spiegels. Derhalve dienen risicopatiënten op de vroege tekenen van trombose te worden
gecontroleerd en dienen profylaxemaatregelen tegen trombo-embolie te worden genomen
overeenkomstig de huidige aanbevelingen en zorgstandaard.
Neutraliserende antistoffen (remmers)
Patiënten met de ziekte van von Willebrand , met name type 3, kunnen neutraliserende antistoffen
(remmers) ontwikkelen tegen von-Willebrand-factor. Indien de verwachte plasmaspiegels (van
vWF:RCo) niet verkregen worden of indien de bloeding niet kan worden gestopt met een passende
dosis, dient een passende assay te worden uitgevoerd om na te gaan of er een vWF-remmer aanwezig
is. Bij patiënten met een hoge spiegel aan antistoffen tegen vWF is het mogelijk dat de vWF-therapie
niet doeltreffend is. In dat geval dienen andere behandelopties te worden overwogen.
Voor de behandeling van patiënten met de ziekte van von Willebrand met een hoge titer bindende
antistoffen kan een hogere dosis nodig zijn om het effect van de bindende antistof (als gevolg van
eerdere behandeling met pdvWF) te overwinnen en deze patiënten kunnen klinisch worden behandeld
door toediening van hogere doses vonicog alfa op basis van de farmacokinetische gegevens voor elke
individuele patiënt.
Overwegingen met betrekking tot hulpstoffen
Dit geneesmiddel bevat 5,2 mg natrium in elke injectieflacon van 650 IE of 10,4 mg natrium in elke
injectieflacon van 1300 IE Dit komt overeen met 2,2% van de door de WGO geadviseerde maximale
dagelijkse inname van 2 g natrium voor een volwassene, uitgaand van een lichaamsgewicht van 70 kg
en een dosis van 80 IE/kg lichaamsgewicht. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij patiënten
die een natriumarm dieet volgen.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn geen interacties van von-Willebrand-factorproducten met andere geneesmiddelen bekend.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Er werden geen studies met VEYVONDI uitgevoerd naar de voortplanting bij dieren.
Zwangerschap
Ervaring met de behandeling van vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven, is niet
beschikbaar. Aan vrouwen die zwanger zijn mag VEYVONDI uitsluitend worden toegediend indien
hiervoor een duidelijke indicatie bestaat, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat
toediening bij deze patiënten voor een verhoogde kans op bloedingen zorgt.
Borstvoeding
Het is niet bekend of vonicog alfa in de moedermelk wordt uitgescheiden. Derhalve mag aan vrouwen
met vWF-deficiëntie die borstvoeding geven, uitsluitend VEYVONDI worden toegediend indien
hiervoor een duidelijke indicatie bestaat. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dienen een
afweging te maken met betrekking tot de mogelijke risico's en mogen VEYVONDI uitsluitend
voorschrijven indien dit noodzakelijk is
Vruchtbaarheid
De effecten van VEYVONDI op de vruchtbaarheid zijn niet vastgesteld.
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
VEYVONDI heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om
machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Tijdens de behandeling met VEYVONDI kunnen de volgende bijwerkingen voorkomen:
Overgevoeligheid of allergische reacties, trombotische voorvallen, vorming van remmers tegen vWF.
Samenvattende tabel van bijwerkingen
In tabel 4 worden de bijwerkingen vermeld die zijn gemeld in klinische onderzoeken, in onderzoeken
naar de veiligheid na verlening van de handelsvergunning of post-marketing.
De frequentiecategorieën zijn vastgesteld volgens de volgende conventie: Zeer vaak ( 1/10); Vaak
( 1/100, < 1/10); Soms ( 1/1.000, < 1/100); Zelden ( 1/10.000, < 1/1.000); Zeer zelden
(< 1/10.000); Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere
frequentiegroep worden de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Tabel 4
Samenvatting van bijwerkingen gemeld in klinische onderzoeken, onderzoeken naar de
veiligheid na verlening van de handelsvergunning of post-marketing met VEYVONDI
bij de ziekte van von Willebrand
Aantal en
Bijwerking op
Frequentie- frequentie
MedDRA systeem/orgaanklasse
MedDRA-
categorie
per patiënta
voorkeursterm
per patiënt
(N=80)
n (%)
Duizeligheid
Vaak
3 (3,75)
Zenuwstelselaandoeningen
Vertigo
Vaak
2 (2,50)
Dysgeusie
Vaak
1 (1,25)
Tremor
Vaak
1 (1,25)
Hartaandoeningen
Tachycardie
Vaak
1 (1,25)
Diepe veneuze trombose Vaak
1 (1,25)
Bloedvataandoeningen
Hypertensie
Vaak
1 (1,25)
Opvlieger
Vaak
1 (1,25)
Braken
Vaak
3 (3,75)
Maag-darmstelselaandoeningen
Nausea
Vaak
3 (3,75)
Gegeneraliseerde
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak
2 (2,50)
pruritus
Borstongemak
Vaak
1 (1,25)
Paresthesie van de
Vaak
1 (1,25)
infusieplaats
Algemene aandoeningen en
Infusiegerelateerde
toedieningsplaatsstoornissen
reactie (met inbegrip
van tachycardie,
Niet bekend
overmatig blozen, rash,
dyspnoe, wazig zien)
T-golfomkeringen op
Vaak
1 (1,25)
Onderzoeken
elektrocardiogram
Versnelde hartslag
Vaak
1 (1,25)
Immuunsysteemaandoeningen
Anafylactische reactie
Niet bekend
a Frequentie per patiënt: Totaal aantal patiënten dat de (gerelateerde en niet-gerelateerde) bijwerking had,
gedeeld door het totaal aantal patiënten (N) en vermenigvuldigd met 100. Niet bekend: kan met de beschikbare
gegevens niet worden bepaald (waargenomen tijdens post-marketingmonitoring).
Overgevoeligheid
Het is mogelijk dat zich overgevoeligheid of allergische reacties voordoen (zoals mogelijk angio-
oedeem, branderig en stekend gevoel op de infusieplaats, koude rillingen, overmatig blozen,
rinoconjunctivitis, gegeneraliseerde urticaria, hoofdpijn, galbulten, hypotensie, lethargie, nausea,
rusteloosheid, tachycardie, beklemd gevoel in de borst, tintelen, braken, wheezing), die zich in
sommige gevallen kunnen ontwikkelen tot anafylaxie (waaronder shock).
Patiënten met de ziekte van von Willebrand, met name type 3, kunnen in zeer zeldzame gevallen
neutraliserende antistoffen (remmers) ontwikkelen tegen von-Willebrand-factor. Indien dergelijke
remmers voorkomen, uit zich dit mogelijk in een onvoldoende klinische respons. Er kan een nauw
verband bestaan tussen de antistoffen en overgevoeligheid of anafylactische reacties. Patiënten bij wie
zich overgevoeligheid of anafylactische reacties voordoen, dienen dan ook te worden onderzocht en
gecontroleerd op de aanwezigheid van een remmer.
In deze gevallen wordt altijd aangeraden contact op te nemen met een gespecialiseerd
hemofiliecentrum.
Trombogeniciteit
Er bestaat een kans dat zich trombotische voorvallen voordoen, in het bijzonder bij patiënten met
bekende klinisch of door laboratorium vastgestelde risicofactoren, waaronder lage ADAMTS13-
spiegels. Derhalve dienen risicopatiënten op de vroege tekenen van trombose te worden gecontroleerd
en dienen profylaxemaatregelen tegen trombo-embolie te worden genomen overeenkomstig de huidige
aanbevelingen en zorgstandaard.
Immunogeniciteit
De immunogeniciteit van VEYVONDI werd in klinische onderzoeken beoordeeld door te controleren
op het ontstaan van neutraliserende antistoffen tegen vWF en FVIII en van bindende antistoffen tegen
vWF, furine, ovariumcelleneiwit van de Chinese hamster en muizen-IgG. Er werden geen tijdens de
behandeling ontstane neutraliserende antistoffen tegen menselijk vWF of neutraliserende antistoffen
tegen menselijk rFVIII gezien. Bij een van de 80 patiënten die in klinische onderzoeken perioperatief
VEYVONDI kregen, ontstonden tijdens de behandeling bindende antistoffen tegen vWF na een
chirurgische ingreep waarvoor geen bijwerkingen of gebrek aan hemostatische werkzaamheid werden
gemeld. Bindende antistoffen tegen onzuiverheden zoals r-furine, ovariumcelleneiwit van de Chinese
hamster of muizen-IgG werden niet gezien na behandeling met VEYVONDI.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke
bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
4.9
Overdosering
Er zijn geen symptomen van overdosering met von-Willebrand-factor gemeld. In geval van een
ernstige overdosering kunnen zich trombo-embolische voorvallen voordoen.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antihemorragica: bloedstollingsfactor von-Willebrand-factor. ATC-
code: B02BD10
Werkingsmechanisme
VEYVONDI is een recombinant menselijk von-Willebrand-factor (rVWF). VEYVONDI gedraagt
zich op dezelfde wijze als endogene von-Willebrand-factor.
Toediening van VEYVONDI corrigeert hemostatische abnormaliteiten bij patiënten die lijden aan
deficiëntie van von-Willebrand-factor (ziekte van von Willebrand), op twee niveaus:
-
VEYVONDI herstelt de hechting van bloedplaatjes aan het vasculair subendotheel op de plaats
van de vaatwandbeschadiging (aangezien het zowel aan de matrix van het vasculaire
subendotheel (bijv. collageen) bindt als aan de membraan van bloedplaatjes). Dit leidt tot
primaire hemostase zoals aangetoond door de verkorte bloedingstijd. Het effect treedt
onmiddellijk op en het is bekend dat dit voornamelijk afhangt van het polymerisatiegehalte van
het eiwit.
- VEYVONDI bewerkstelligt een vertraagde correctie van het geassocieerde factor VIII-tekort.
Bij intraveneuze toediening bindt VEYVONDI met endogeen FVIII (zoals normaal aangemaakt
door de patiënt). Door het stabiliseren van FVIII vermijdt het een snelle afbraak van deze factor.
Hierdoor herstelt toediening van VEYVONDI de FVIII:C-spiegel tot een normale waarde, als
een soort nevenwerking na de eerste infusie, stijgt de toediening van FVIII:C binnen 6 uur
boven 40% en piekt deze bij de meeste patiënten binnen 24 uur, afhankelijk van de FVIII:C-
spiegel bij baseline.
Aangezien VEYVONDI tijdens het productieproces niet wordt blootgesteld aan proteolyse door
ADAMTS13 is het middel een rVWF die ultragrote multimeren bevat alsook alle multimeren die zich
in plasma bevinden.
Klinische werkzaamheid en veiligheid
De klinische veiligheid, werkzaamheid en farmacokinetische gegevens werden beoordeeld in drie
afgeronde onderzoeken (070701, 071001 en 071101), waarvoor patiënten met de ziekte van von
Willebrand werden ingeschreven. Tijdens de klinische ontwikkeling werden in totaal 92 unieke
patiënten (80 unieke patiënten met ziekte van von Willebrand in onderzoek 070701, 071001 en
071101 en 12 patiënten met hemofilie A in onderzoek 071104) blootgesteld aan VEYVONDI.
Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft besloten uitstel van de verplichting voor de fabrikant om
de resultaten in te dienen van onderzoek met VEYVONDI in alle subgroepen van pediatrische
patiënten bij de behandeling van de ziekte van von Willebrand (zie rubriek 4.2 voor informatie over
pediatrisch gebruik).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De farmacokinetiek (PK) van VEYVONDI werd vastgesteld in drie klinische onderzoeken door
beoordeling van de plasmaspiegels van vWF:RCo, antigen van von-Willebrand-factor (vWF:Ag) en
collageenbindende activiteit van von-Willebrand-factor (vWF:CB). In alle drie de onderzoeken
werden de patiënten geëvalueerd in een niet-bloedende toestand. Zes uur na een enkelvoudige infusie
van VEYVONDI werd een langdurige toename van FVIII:C gezien.
In
Tabel 5 is de farmacokinetiek van VEYVONDI na infusie van 50 IE/kg vWF:RCo (PK50) of
80 IE/kg vWF:RCo (PK80) samengevat. De gemiddelde infusieduur was 16,5 minuten
(SD ± 3,51 minuten) bij 50 IE/kg (PK50) en 11,8 minuten (± 2,86 minuten) bij 80 IE/kg vWF:RCo
(PK80).
Farmacokinetische beoordeling van vWF:RCo f
Parameter
Fase 1 PK50
Fase 3 PK50
Fase 3 PK80
Chirurgie PK50
VEYVONDI met
VEYVONDI
VEYVONDI
VEYVONDI
octocog alfag
(onderzoek
(onderzoek
(onderzoek
(onderzoek
071001)
071001)
071101)
070701)
Gemiddelde
Gemiddelde
Gemiddelde
Gemiddelde
(95%-BI)
(95%-BI)
(95%-BI)
(95%-BI)
SD
SD
SD
SD
T a
1/2
19,3 (14,3; 24,3)
22,6 (19,5; 25,7)
19,1 (16,7; 21,5)
17,8 (12,9; 22,8)
10,99
5,34
4,32
7,34
Blb
0,04 (0,03; 0,05)
0,02 (0,02; 0,03)
0,03 (0,02; 0,03)
0,03 (0,02; 0,04)
0,028
0,005
0,009
0,011
IR bij C
c
max
1,7 (1,4; 2,0)
1,9 (1,6; 2,1)
2,0 (1,7; 2,2)
2,0 (1,7; 2,3)
0,62
0,41
0,39
0,45
AUC
d
0-inf
1541,4
2105,4
2939,0
1834,4
(1295,7; 1787,2)
(1858,6; 2352,3)
(2533,2; 3344,8)
(1259,0; 2409,7)
554,31
427,51
732,72
856,45
AUC0-
33,4 (27,2; 39,5)
42,1 (37,3; 46,9)
36,8 (31,8; 41,8)
37,5 (25,3; 49,7)
inf/dosise
13,87
8,31
8,97
18,14
a[uren], b[dl/kg/uren], c[(IE/dl)/(E vWF:RCo/kg)] d[(u*IE/dl)] e[(u*IE/dl)/(IE vWF:RCo/kg)]
f[er werd gebruikgemaakt van vWF:RCo-assays met verschillende gevoeligheid en verschillend werkbereik:
fase 1: automatische assay 0,08 1,50 IE/ml en gevoelige handmatige assay 0,01 0,08 IE/ml; fase 3:
automatische assay 0,08 1,50 IE/ml
g Dit onderzoek werd uitgevoerd met ADVATE, een recombinante factor VIII
Een verkennende analyse van gecombineerde gegevens uit onderzoek 070701 en onderzoek 071001
wees op een statistisch significante (op het niveau van 5%) langere gemiddelde verblijftijd, een
statistisch significante (op het niveau van 5%) langere terminale halfwaardetijd en grotere AUC0-inf
met betrekking tot vWF:RCo na toediening met VEYVONDI (50 IE/kg vWF:RCo) en gecombineerde
toediening van VEYVONDI en octocog alfa (50 IE/kg vWF:RCo en 38,5 IE/kg rFVIII), dan na
toediening van pdvWF en pdFVIII (50 IE/kg pdvWF:RCo en 38,5 IE/kg pdFVIII).
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig
van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde
dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit.
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd naar carcinogeniciteit, verminderde vruchtbaarheid en
ontwikkeling van de foetus. In een menselijk placentaperfusiemodel ex vivo is aangetoond dat
VEYVONDI de menselijke placentabarrière niet passeert.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Poeder
Natriumcitraat
Glycine
Trehalosedihydraat
Mannitol
Polysorbaat 80
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Er zijn klinische onderzoeken en onderzoeken naar onverenigbaarheden uitgevoerd met het oog op
toediening van vonicog alfa (menselijk von-Willebrand-factor) met octocog alfa (menselijk
stollingsfactor) in een en dezelfde injectiespuit. De rVWF en rFVIII kunnen vooraf in één spuit
worden gemengd om de juiste dosis te verkrijgen (zie rubriek 4.2 voor de toedieningswijze).
Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn in
rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
Ongeopende injectieflacon
3 jaar.
Houdbaarheid na reconstitutie:
Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik zijn aangetoond gedurende 3 uur bij een temperatuur
van 25 °C.
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product na reconstitutie onmiddellijk gebruikt te worden.
Als het mengsel niet onmiddellijk gebruikt wordt, dan zijn de bewaartermijn en -condities
voorafgaand aan het gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Poeder
Bewaren beneden 30 °C.
Niet in de vriezer bewaren.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Na reconstitutie
Voor de bewaarcondities van het geneesmiddel na reconstitutie, zie rubriek 6.3
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke verpakking bevat:
-
poeder in een injectieflacon (type I-glas) met rubberen stop (butylrubber)
- 5 ml oplosmiddel in een injectieflacon (type I-glas) met rubberen stop (chlorobutyl)
- één hulpmiddel voor reconstitutie (Mix2Vial)
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke verpakking bevat:
-
poeder in een injectieflacon (type I-glas) met rubberen stop (butylrubber)
- 10 ml oplosmiddel in een injectieflacon (type I-glas) met rubberen stop (bromobutyl)
- één hulpmiddel voor reconstitutie (Mix2Vial)
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Algemene instructies
-
Controleer de uiterste gebruiksdatum en zorg ervoor dat het VEYVONDI-poeder en water voor
injecties (oplosmiddel) op kamertemperatuur zijn alvorens met de voorbereiding te beginnen.
Gebruik VEYVONDI niet meer na de uiterste gebruiksdatum die staat vermeld op de etiketten
en de doos.
Pas een antiseptische techniek toe (schone omstandigheden met weinig bacteriën) en gebruik
tijdens de reconstitutie een vlak werkvlak. Was uw handen en doe schone
onderzoekshandschoenen aan (het gebruik van handschoenen is optioneel).
- Gebruik het gereconstitueerde product (na het mengen van het poeder met het meegeleverde
water) zo snel mogelijk en binnen 3 uur. U kunt het gereconstitueerde product maximaal 3 uur
op kamertemperatuur (maximaal 25 °C) bewaren.
- Zorg ervoor dat de injectieflacons met VEYVONDI-poeder en gesteriliseerde water voor
injecties (oplosmiddel) op kamertemperatuur zijn alvorens met de voorbereiding te beginnen.
- Gebruik voor dit product plastic spuiten, aangezien eiwit in het product vaak blijft kleven aan
het oppervlak van glazen spuiten.
- Meng vonicog alfa niet met andere geneesmiddelen, met uitzondering van rFVIII.
Instructies voor reconstitutie en toepassing
Stappen
Afbeelding
1
Verwijder de doppen van de injectieflacons met het
VEYVONDI-poeder en oplosmiddel, zodat het midden van de
rubber stoppen zichtbaar is.
2
Desinfecteer elke stop met een afzonderlijk steriel
alcoholdoekje (of een andere geschikte steriele oplossing zoals
aangedragen door uw arts of hemofiliebehandelcentrum) door
gedurende enkele seconden over de stop te wrijven. Laat de
rubberen stop voor gebruik drogen. Plaats de injectieflacons op
een vlakke ondergrond.
3
Open de verpakking van het Mix2Vial-hulpmiddel door de
folie helemaal los te maken, zonder de binnenzijde van de
n.v.t.
verpakking aan te raken. Neem het Mix2Vial-hulpmiddel niet
uit de verpakking.
4
Draai de verpakking met het Mix2Vial-hulpmiddel
ondersteboven en plaats deze op de bovenzijde van de
injectieflacon met het oplosmiddel. Plaats de blauwe plastic
spike van het hulpmiddel stevig in het midden van de stop van
de injectieflacon met het oplosmiddel door deze recht omlaag
te duwen. Houd de rand van de verpakking vast en verwijder
de verpakking van het Mix2Vial-hulpmiddel. Raak de
doorzichtige plastic spike niet aan. De injectieflacon met het
oplosmiddel, waaraan het Mix2Vial-hulpmiddel nu verbonden
is, is gereed om te worden verbonden aan de injectieflacon met
VEYVONDI.
5
Om de injectieflacon met het oplosmiddel aan de injectieflacon
met VEYVONDI te verbinden draait u de injectieflacon met
het oplosmiddel om en plaatst u deze boven op de
injectieflacon met VEYVONDI-poeder. Plaats de doorzichtige
plastic spike volledig in de stop van de injectieflacon met
VEYVONDI door deze stevig recht omlaag te duwen. Dit dient
meteen te worden gedaan, zodat de vloeistof vrij van
ziektekiemen blijft. Door het vacuüm zal het oplosmiddel in de
injectieflacon met VEYVONDI lopen. Controleer of alle
oplosmiddel is overgebracht. Gebruik het product niet indien
het vacuüm verbroken is en het oplosmiddel niet in de
injectieflacon met VEYVONDI loopt.
Zwenk de verbonden injectieflacons voorzichtig
ononderbroken heen en weer of laat het gereconstitueerde
product 5 minuten staan en zwenk dan voorzichtig heen en
weer om er zeker van te zijn dat het poeder volledig opgelost
is. Niet schudden. Schudden heeft een nadelige invloed op het
product. Na reconstitutie niet in de koelkast bewaren.
7
Koppel de twee zijden van het Mix2Vial-hulpmiddel van
elkaar los door met één hand de doorzichtige plastic zijde van
het Mix2Vial-hulpmiddel, verbonden aan de injectieflacon met
VEYVONDI, vast te houden en met de andere hand de blauwe
plastic zijde van het Mix2Vial-hulpmiddel, verbonden aan de
injectieflacon met het oplosmiddel. Draai de blauwe plastic
zijde tegen de wijzers van de klok in en trek de twee
injectieflacons voorzichtig uit elkaar. Zorg ervoor dat u het
uiteinde van de plastic connector, verbonden aan de
injectieflacon met het opgeloste product, niet aanraakt. Plaats
de injectieflacon met VEYVONDI op een vlak werkvlak. Voer
de lege injectieflacon af.
8
Zuig lucht op in de lege, steriele plastic wegwerpspuit door de
zuiger terug te trekken. De hoeveelheid lucht dient gelijk te
zijn aan de hoeveelheid gereconstitueerde VEYVONDI die u
uit de injectieflacon wilt halen.
9
Laat de injectieflacon met daarin het gereconstitueerde product
op het vlakke werkvlak staan, verbind de spuit aan de
doorzichtige plastic connector en draai de spuit met de wijzers
van de klok mee.
10 Houd de injectieflacon met één hand vast en druk met de
andere hand alle lucht uit de spuit in de injectieflacon.
11 Draai de verbonden spuit en injectieflacon met VEYVONDI
om, zodat de injectieflacon zich bovenaan bevindt. Houd de
zuiger van de spuit ingedrukt. Trek de VEYVONDI in de spuit
op door de zuiger langzaam terug te trekken.
injectieflacon. Dit kan het geneesmiddel aantasten. Wanneer
met de infusie kan worden begonnen, koppelt u de spuit los
door deze tegen de wijzers van de klok in te draaien. Inspecteer
de spuit visueel op deeltjes; de oplossing dient helder en
kleurloos te zijn. Indien er deeltjes of vlokken zichtbaar zijn,
mag u de oplossing niet gebruiken en moet u uw arts
waarschuwen.
13 Indien u voor uw dosis meer dan één injectieflacon
VEYVONDI nodig heeft:
Laat de spuit aan de injectieflacon zitten totdat een
extra injectieflacon is voorbereid.
Doorloop de reconstitutiestappen hierboven (2 t/m 8)
om de extra injectieflacon VEYVONDI voor te
bereiden. Gebruik voor elke flacon een nieuw
Mix2Vial-hulpmiddel.
14 De inhoud van twee injectieflacons kan in één spuit worden
gezogen.
OPMERKING: wanneer u lucht in een tweede injectieflacon
VEYVONDI drukt om in een spuit samen te voegen, dient u de
injectieflacon en de daaraan verbonden spuit zodanig te richten
dat de injectieflacon zich bovenaan bevindt.
Instructies voor toedienen
Inspecteer de voorbereide oplossing in de spuit vóór toediening op deeltjes en verkleuring (de
oplossing moet helder, kleurloos en vrij van deeltjes zijn). Soms blijven er enkele vlokken of deeltjes
achter in de
injectieflacon van het product na reconstitutie. Het filter dat in het Mix2Vial-
hulpmiddel opgenomen is, zorgt ervoor dat deze deeltjes volledig worden verwijderd. De filtering is
niet van invloed op de dosisberekening.
De oplossing in de spuit mag niet worden gebruikt indien
deze na filtering troebel is of vlokken of deeltjes bevat.
1.
Bevestig de infuusnaald aan een spuit met VEYVONDI-oplossing. Met het oog op comfort
wordt de voorkeur gegeven aan een infuusset met vleugels (vlindernaald). Houd de naald
rechtop en verwijder eventuele luchtbelletjes door met uw vinger zachtjes tegen de zijkant van
de spuit te tikken en langzaam en voorzichtig lucht uit de spuit en naald te drukken.
2.
Breng een tourniquet aan en maak de infusieplaats gereed door met een steriel alcoholdoekje (of
een andere geschikte steriele oplossing zoals aangedragen door uw arts of
hemofiliebehandelcentrum) goed over de huid te wrijven.
3.
Steek de naald in de ader en verwijder het tourniquet. Laat VEYVONDI langzaam inlopen. De
infusiesnelheid mag niet hoger dan 4 ml per minuut zijn. Koppel de lege spuit los. Indien voor
uw dosis meerdere spuiten nodig zijn, moet u de extra spuiten VEYVONDI een voor een
bevestigen en toedienen.
Opmerking:
Verwijder de vlindernaald niet voordat de inhoud van alle spuiten is toegediend, en zorg ervoor
dat u de aan de spuit verbonden luerpoort niet aanraakt.
Indien recombinante factor VIII voorgeschreven is, dient u recombinante factor VIII toe te
dienen binnen 10 minuten nadat de infusie van VEYVONDI voltooid is.
4.
Verwijder de naald uit de ader en druk met een steriel gaasje enkele minuten op de infusieplaats.
In het geval dat grotere hoeveelheden VEYVONDI toegediend moeten worden, is het mogelijk twee
flacons VEYVONDI samen te voegen. De inhoud van elk gereconstitueerd VEYVONDI-product kan
in één spuit worden gezogen. In dat geval mag de aanvankelijk gereconstitueerde oplossing van
VEYVONDI niet verder worden verdund.
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale
voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Baxalta Innovations GmbH
Industriestraße 67
1221 Wenen
Oostenrijk
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1298/001
EU/1/18/1298/002
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN
DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 31 augustus 2018
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
A.
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN
FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING
EN GEBRUIK
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN
VEILIG EN DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
FABRIKANT VAN DE BIOLOGISCH WERKZAME STOF EN FABRIKANT
VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE
Naam en adres van de fabrikant van de biologisch werkzame stof
Baxalta Manufacturing Sàrl
Route de Pierre- à-Bot 111
2000 Neuchâtel
Zwitserland
Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
B.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN LEVERING EN
GEBRUIK
Aan beperkt medisch voorschrift onderworpen geneesmiddel (zie bijlage I: Samenvatting van de
productkenmerken, rubriek 4.2).
C.
ANDERE VOORWAARDEN EN EISEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE
HANDELSVERGUNNING MOETEN WORDEN NAGEKOMEN
Periodieke veiligheidsverslagen
De vereisten voor de indiening van periodieke veiligheidsverslagen worden vermeld in de lijst met
Europese referentiedata (EURD-lijst), waarin voorzien wordt in artikel 107c, onder punt 7 van
Richtlijn 2001/83/EG en eventuele hieropvolgende aanpassingen gepubliceerd op het Europese
webportaal voor geneesmiddelen.
D.
VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT EEN VEILIG EN
DOELTREFFEND GEBRUIK VAN HET GENEESMIDDEL
Risk Management Plan (RMP)
De vergunninghouder voert de verplichte onderzoeken en maatregelen uit ten behoeve van de
geneesmiddelenbewaking, zoals uitgewerkt in het overeengekomen RMP en weergegeven in module
1.8.2 van de handelsvergunning, en in eventuele daaropvolgende overeengekomen RMP-
aanpassingen.
Een aanpassing van het RMP wordt ingediend:
op verzoek van het Europees Geneesmiddelenbureau;
steeds wanneer het risicomanagementsysteem gewijzigd wordt, met name als gevolg van het
beschikbaar komen van nieuwe informatie die kan leiden tot een belangrijke wijziging van de
bestaande verhouding tussen de voordelen en risico's of nadat een belangrijke mijlpaal (voor
geneesmiddelenbewaking of voor beperking van de risico's tot een minimum) is bereikt.
ETIKETTERING EN BIJSLUITER
BUITENVERPAKKING (650 IE)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
vonicog alfa (recombinant menselijk von-Willebrand-factor)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na reconstitutie met 5 ml water voor injecties bevat 1 injectieflacon 650 IE vonicog alfa, ongeveer
130 IE/ml.
Specifieke activiteit: ongeveer 110 IE vWF:RCo/mg eiwit
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: natriumcitraat, glycine, trehalosedihydraat, mannitol, polysorbaat 80 en water voor
injecties. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Inhoud: 1 injectieflacon met poeder, 1 injectieflacon met oplosmiddel (5 ml), 1 Mix2Vial-hulpmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik, na reconstitutie.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
Meteen of binnen 3 uur na reconstitutie gebruiken.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Baxalta Innovations GmbH
Industriestraße 67
1221 Wenen
Oostenrijk
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1298/001
13.
PARTIJNUMMER
Lot:
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
VEYVONDI 650 IE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
BUITENVERPAKKING (1300 IE)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
vonicog alfa (recombinant menselijk von-Willebrand-factor)
2.
GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)
Na reconstitutie met 10 ml water voor injecties bevat 1 injectieflacon 1300 IE vonicog alfa, ongeveer
130 IE/ml.
Specifieke activiteit: ongeveer 110 IE vWF:RCo/mg eiwit
3.
LIJST VAN HULPSTOFFEN
Hulpstoffen: natriumcitraat, glycine, trehalosedihydraat, mannitol, polysorbaat 80 en water voor
injecties. Zie de bijsluiter voor meer informatie.
4.
FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Inhoud: 1 injectieflacon met poeder, 1 injectieflacon met oplosmiddel (10 ml), 1 Mix2Vial-hulpmiddel
5.
WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)
Intraveneus gebruik, na reconstitutie.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
6.
EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET
ZICHT EN BEREIK VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
7.
ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG
8.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
Meteen of binnen 3 uur na reconstitutie gebruiken.
9.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING
10.
BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN
NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE
AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
11.
NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN
Baxalta Innovations GmbH
Industriestraße 67
1221 Wenen
Oostenrijk
12.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/18/1298/002
13.
PARTIJNUMMER
Lot:
14.
ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING
15.
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
16.
INFORMATIE IN BRAILLE
VEYVONDI 1300 IE
17.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - 2D MATRIXCODE
2D matrixcode met het unieke identificatiekenmerk.
18.
UNIEK IDENTIFICATIEKENMERK - VOOR MENSEN LEESBARE GEGEVENS
PC
SN
NN
ETIKET INJECTIEFLACON MET POEDER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
VEYVONDI 650 IE poeder
vonicog alfa
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
4.
PARTIJNUMMER
Lot:
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
ETIKET INJECTIEFLACON MET POEDER
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
VEYVONDI 1300 IE poeder
Vonicog alfa
i.v.
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
Lees voor het gebruik de bijsluiter.
Uitsluitend voor eenmalig gebruik.
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
4.
PARTIJNUMMER
Lot:
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
6.
OVERIGE
ETIKET INJECTIEFLACON MET OPLOSMIDDEL (5 ml)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor VEYVONDI
Water voor injecties
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
4.
PARTIJNUMMER
Lot:
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
5 ml
6.
OVERIGE
ETIKET INJECTIEFLACON MET OPLOSMIDDEL (10 ml)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGSWEG(EN)
Oplosmiddel voor VEYVONDI
Water voor injecties
2.
WIJZE VAN TOEDIENING
3.
UITERSTE GEBRUIKSDATUM
EXP:
4.
PARTIJNUMMER
Lot:
5.
INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID
10 ml
6.
OVERIGE
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
vonicog alfa
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe
veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle
bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
informatie in voor u.
- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
- Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts.
- Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan
schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
- Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts.
Inhoud van deze bijsluiter
1.
Wat is VEYVONDI en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
4.
Mogelijke bijwerkingen
5.
Hoe bewaart u dit middel?
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
1.
Wat is VEYVONDI en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
VEYVONDI bevat de werkzame stof vonicog alfa, een recombinant menselijk von-Willebrand-factor
(rVWF). Het middel gedraagt zich op dezelfde wijze als natuurlijke menselijk von-Willebrand-factor
(vWF) in het lichaam. Von-Willebrand-factor is het dragermolecuul voor stollingsfactor VIII en speelt
een rol bij de bloedstolling doordat het ervoor zorgt dat bloedplaatjes aan wonden blijven kleven en op
die manier een bloedstolsel helpt te vormen. Een tekort aan von-Willebrand-factor versterkt de
bloedingsneiging.
VEYVONDI wordt gebruikt om bloedingen te behandelen en te stoppen/controleren en om bloedingen
bij chirurgische ingrepen te voorkomen bij volwassen patiënten (18 jaar en ouder) met de ziekte van
von Willebrand. Het wordt gebruikt wanneer behandeling met een ander geneesmiddel,
desmopressine, niet doeltreffend is of niet mogelijk is.
De ziekte van von Willebrand is een aangeboren bloedingsstoornis die wordt veroorzaakt door het
ontbreken van of een tekort aan von-Willebrand-factor. Bij patiënten met deze ziekte stolt het bloed
niet op de normale manier, wat een langere bloedingstijd tot gevolg heeft. Door toediening van von-
Willebrand-factor (vWF) kan het tekort aan von-Willebrand-factor worden verholpen.
2.
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?
- U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in
rubriek 6.
- U bent allergisch voor muizen- of hamstereiwitten.
Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?
Neem contact op met uw arts voordat u dit middel gebruikt.
Er is een kans dat zich bij u een overgevoeligheidsreactie (een ernstige, plotselinge allergische reactie)
op VEYVONDI voordoet. Uw arts moet u informeren over de vroege tekenen van ernstige allergische
reacties, zoals verhoogde hartfrequentie, huiduitslag, galbulten, kwaddels (lichte verhevenheden van
de huid), jeuk over het gehele lichaam, zwelling van lippen en tong, moeilijk ademen, piepende
ademhaling (wheezing), beklemd gevoel in de borst, snelle hartslag, verstopte neus, rode ogen,
algemeen gevoel van onwelbevinden en duizeligheid. Dit kunnen vroege symptomen van een
overgevoeligheidsreactie zijn.
Wanneer u een van deze symptomen opmerkt, moet u meteen
stoppen met de infusie en contact opnemen met uw arts. Bij ernstige symptomen, waaronder
moeite met ademen en duizeligheid, is spoedbehandeling nodig.
Patiënten die remmers ontwikkelen
Bij sommige patiënten die de behandeling krijgen, kunnen zich remmers (antistoffen) tegen de von-
Willebrand-factor vormen. Deze remmers kunnen ervoor zorgen dat de behandeling niet meer goed
werkt, met name als ze in grote hoeveelheden voorkomen. Er zal nauwlettend in de gaten worden
gehouden of u dergelijke remmers heeft ontwikkeld.
-
Als uw bloeding niet kan worden gestopt met VEYVONDI, neem dan onmiddellijk contact op
met uw arts.
Als de von-Willebrand-factor of stollingsfactor VIII in uw plasma met VEYVONDI niet het
verwachte niveau bereikt op basis van de onderzoeksresultaten die door uw arts worden gevolgd, of
als bloedingen niet voldoende worden gestopt, kan het zijn dat antistoffen tegen von-Willebrand-factor
of factor VIII aanwezig zijn. Uw arts zal dit controleren. Mogelijk heeft u een hogere dosis
VEYVONDI nodig, een hogere dosis van factor VIII, of zelfs een ander geneesmiddel voor het
stoppen van bloedingen. U mag de totale dosis VEYVONDI niet verhogen om uw bloeding te stoppen
zonder dat u dit met uw arts besproken heeft.
Als u eerder bent behandeld met uit plasma bereide von-Willebrand-factorconcentraten, heeft u
mogelijk een verminderde reactie op VEYVONDI als gevolg van reeds aanwezige antistoffen. Aan de
hand van uw laboratoriumresultaten kan uw arts besluiten om de dosis aan te passen.
Trombo-embolie en embolie
Indien er bekende klinisch of door laboratorium vastgestelde risicofactoren voor u gelden, bestaat er
kans op trombotische voorvallen. Daarom zal uw arts u controleren op vroege tekenen van trombose.
FVIII-producten kunnen variërende hoeveelheden von-Willebrand-factor bevatten. Om die reden dient
het eventueel in combinatie met VEYVONDI toe te dienen FVIII-product een zuiver FVIII-product te
zijn.
Als u eerder problemen heeft gehad met bloedproppen of afsluiting van bloedvaten (trombo-
embolische complicaties), moet u dit meteen aan uw arts doorgeven.
Kinderen en jongeren tot 18 jaar
Het gebruik van VEYVONDI bij kinderen en jongeren tot 18 jaar is niet goedgekeurd.
Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?
Gebruikt u naast VEYVONDI nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat
de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan
contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Het is onwaarschijnlijk dat VEYVONDI invloed heeft op uw rijvaardigheid of uw vermogen om
machines te bedienen.
VEYVONDI bevat natrium
Dit geneesmiddel bevat 5,2 mg natrium per injectieflacon met 650 IE of 10,4 mg natrium per
injectieflacon met 1300 IE. Dit komt overeen met 2,2% van de geadviseerde maximale dagelijkse
inname van 2 g natrium via de voeding voor een volwassene, uitgaand van een lichaamsgewicht van
70 kg en een dosis van 80 IE/kg lichaamsgewicht.
Hiermee moet rekening worden gehouden als u een natriumarm dieet volgt.
3.
Hoe gebruikt u dit middel?
Uw behandeling met VEYVONDI staat onder toezicht van een arts die ervaring heeft met de zorg
voor patiënten met de ziekte van von Willebrand.
Uw arts berekent uw dosis VEYVONDI (in internationale eenheden of IE). De dosis is afhankelijk
van:
-
lichaamsgewicht;
- de plaats van de bloeding;
- de ernst van de bloeding;
- uw klinische toestand;
- de chirurgische ingreep die nodig is;
- de activiteitsniveaus van von-Willebrand-factor in uw bloed na de chirurgische ingreep;
- de ernst van uw aandoening.
Uw arts zal mogelijk uw bloed onderzoeken om te controleren of uw spiegels (waarden) van von-
Willebrand-factor voldoende zijn. Dit is met name van belang als u een grote operatie moet
ondergaan.
Behandeling van bloedingen
Uw arts berekent welke dosis voor u het geschiktst is, hoe vaak u VEYVONDI toegediend moet
krijgen en hoe lang.
Voor kleine bloedingen (bijvoorbeeld neusbloedingen, bloedingen in de mond en hevig menstrueel
bloedverlies (menorragie)) is elke dosis normaliter 40 tot 50 IE/kg en voor hevige bloedingen (ernstige
of aanhoudende neusbloedingen, hevig menstrueel bloedverlies, maagbloeding, trauma van het
centrale zenuwstelsel, bloeding in de gewrichtsholte (hemartrose) of bloeding door letsel) is elke dosis
50 tot 80 IE/kg. Opvolgende doses (als dit klinisch noodzakelijk is) zijn 40 tot 50 IE/kg elke 8 tot
24 uur voor kleine bloedingen zolang als klinisch noodzakelijk wordt geacht en voor grote bloedingen
40 tot 60 IE/kg gedurende ongeveer 2-3 dagen.
Heeft u het gevoel dat VEYVONDI niet goed genoeg werkt, neem dan contact op met uw arts. Uw
arts zal tests uitvoeren om te controleren of uw spiegels van von-Willebrand-factor voldoende zijn.
Als u VEYVONDI thuis gebruikt, zal uw arts ervoor zorgen dat u leert hoe u het middel via een infuus
moet toedienen en hoeveel u moet gebruiken.
Hoe wordt dit middel toegediend?
VEYVONDI wordt gewoonlijk in een ader toegediend (intraveneuze toediening) door de arts of
verpleegkundige. Aan het einde van deze bijsluiter vindt u gedetailleerde instructies voor reconstitutie
en toediening.
Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar
Het gebruik van VEYVONDI bij kinderen en jongeren tot 18 jaar is niet goedgekeurd.
Heeft u te veel van dit middel gebruikt?
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste
gebruik? Neem dan contact op met uw arts. Als u meer VEYVONDI heeft toegediend dan aangeraden,
dient u zo snel mogelijk contact op te nemen met uw arts. Indien u per ongeluk een te hoge dosis
toedient, is er een kans op de vorming van bloedstolsels (trombose).
Bent u vergeten dit middel te gebruiken?
- Dien geen dubbele dosis toe om een vergeten dosis in te halen.
- Dien een volgende infusie toe volgens schema en handel verder zoals uw arts u dat heeft
verteld.
Als u stopt met het gebruik van dit middel
Stop het gebruik van VEYVONDI niet zonder dat u dit eerst met uw arts besproken heeft.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts
of apotheker.
4.
Mogelijke bijwerkingen
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen
daarmee te maken.
U kunt een ernstige allergische reactie op VEYVONDI krijgen.
U moet
met de infusie stoppen en
onmiddellijk contact opnemen met uw arts als u een van de
volgende vroege symptomen van ernstige allergische reacties krijgt:
-
huiduitslag of galbulten, jeuk over het hele lichaam,
- keelbeklemming, pijn op de borst of beklemming in de borst,
- moeilijk ademen, licht gevoel in het hoofd, verhoogde hartfrequentie,
- duizeligheid, misselijkheid of flauwvallen.
Bijwerkingen die zijn gemeld bij VEYVONDI die vaak kunnen voorkomen (komen voor bij minder
dan 1 op 10 gebruikers) zijn: misselijkheid, braken, een tintelend of branderig gevoel op de plaats van
infusie, borstongemak, duizeligheid, draaiduizeligheid met stoornis in het evenwicht (vertigo),
Het melden van bijwerkingen
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke
bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het
nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons
helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
Hoe bewaart u dit middel?
- Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
- Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het
etiket na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste
houdbaarheidsdatum.
- Bewaren beneden 30 °C.
- Niet in de vriezer bewaren.
- De injectieflacon in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
- Het gereconstitueerde product binnen 3 uur gebruiken om risico op microbiële besmetting te
voorkomen. Het product bevat namelijk geen conserveermiddelen.
- Dit product is uitsluitend voor eenmalig gebruik. Voer ongebruikte oplossing op gepaste wijze
af.
- Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag
uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u
geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd
en komen ze niet in het milieu terecht.
6.
Inhoud van de verpakking en overige informatie
Welke stoffen zitten er in dit middel?
De werkzame stof is vonicog alfa (recombinant menselijk von-Willebrand-factor):
VEYVONDI 650 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon met poeder bevat nominaal 650 Internationale Eenheden (IE) vonicog alfa.
Na reconstitutie met 5 ml van het verstrekte oplosmiddel bevat VEYVONDI ongeveer 130 IE/ml
vonicog alfa.
VEYVONDI 1300 IE poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Elke injectieflacon met poeder bevat nominaal 1300 Internationale Eenheden (IE) vonicog alfa.
Na reconstitutie met 10 ml van het verstrekte oplosmiddel bevat VEYVONDI 130 IE/ml vonicog alfa.
De andere stoffen in dit middel zijn:
-
Natriumcitraat, glycine, trehalosedihydraat, mannitol, polysorbaat 80 en water voor injecties.
- Zie rubriek 2 'VEYVONDI bevat natrium'.
Hoe ziet VEYVONDI eruit en hoeveel zit er in een verpakking?
VEYVONDI is een wit tot gebroken wit poeder. Na reconstitutie, wanneer de oplossing in de spuit
wordt opgetrokken, ziet de oplossing er helder en kleurloos uit en is deze vrij van vlokken of andere
vreemde deeltjes.
Elke verpakking van VEYVONDI 650 IE bevat:
-
poeder in een glazen injectieflacon met rubberen stop
- 5 ml oplosmiddel in een injectieflacon met rubberen stop
één hulpmiddel voor reconstitutie (Mix2Vial)
Elke verpakking van VEYVONDI 1300 IE bevat:
-
poeder in een injectieflacon (type I-glas) met butylrubberen stop
- 10 ml oplosmiddel in een injectieflacon (type I-glas) met rubberen stop (bromobutyl)
- één hulpmiddel voor reconstitutie (Mix2Vial)
Houder van de vergunning voor het in de handel brengen
Baxalta Innovations GmbH
Industriestraße 67
1221 Wenen
Oostenrijk
Tel.: +44(0)1256 894 959
E-mail: medinfoEMEA@shire.com
Fabrikant
Takeda Manufacturing Austria AG
Industriestrasse 67
1221 Wenen
Oostenrijk
Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in .
Meer informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Instructies voor bereiding en toediening
Algemene instructies
Controleer de uiterste gebruiksdatum en zorg ervoor dat het VEYVONDI-poeder en water voor
injecties (oplosmiddel) vóór de voorbereiding op kamertemperatuur zijn. Gebruik VEYVONDI niet
meer na de uiterste gebruiksdatum die staat vermeld op de etiketten en de doos.
Pas een antiseptische techniek toe (schone omstandigheden met weinig bacteriën) en gebruik tijdens
de reconstitutie een vlak werkvlak. Was uw handen en doe schone onderzoekshandschoenen aan (het
gebruik van handschoenen is optioneel).
Gebruik het gereconstitueerde product (na het mengen van het poeder met het meegeleverde water) zo
snel mogelijk en binnen 3 uur. U kunt het gereconstitueerde product maximaal 3 uur op
kamertemperatuur (maximaal 25 °C) bewaren. Het gereconstitueerde product mag niet in de koelkast
worden bewaard. Na 3 uur moet u het weggooien.
Controleer of de injectieflacons met VEYVONDI-poeder en gesteriliseerd water voor injecties
(oplosmiddel) vóór de voorbereiding op kamertemperatuur zijn.
Gebruik voor dit product plastic spuiten, aangezien eiwit in het product vaak blijft kleven aan het
oppervlak van glazen spuiten.
Meng VEYVONDI niet met andere geneesmiddelen behalve met recombinant factor VIII.
Stappen
Afbeelding
1
Verwijder de doppen van de injectieflacons met het
VEYVONDI-poeder en oplosmiddel, zodat het midden van de
rubber stoppen zichtbaar is.
2
Desinfecteer elke stop met een afzonderlijk steriel
alcoholdoekje (of een andere geschikte steriele oplossing zoals
aangedragen door uw arts of hemofiliebehandelcentrum) door
gedurende enkele seconden over de stop te wrijven. Laat de
rubber stoppen drogen. Plaats de injectieflacons op een vlakke
ondergrond.
3
Open de verpakking van het Mix2Vial-hulpmiddel door de
folie helemaal los te maken, zonder de binnenzijde van de
n.v.t.
verpakking aan te raken. Neem het Mix2Vial-hulpmiddel niet
uit de verpakking.
4
Draai de verpakking met het Mix2Vial-hulpmiddel
ondersteboven en plaats deze op de bovenzijde van de
injectieflacon met het oplosmiddel. Plaats de blauwe plastic
spike van het hulpmiddel stevig in het midden van de stop van
de injectieflacon met het oplosmiddel door deze recht omlaag
te duwen. Houd de rand van de verpakking vast en verwijder
de verpakking van het Mix2Vial-hulpmiddel. Raak de
doorzichtige plastic spike niet aan. De injectieflacon met het
oplosmiddel, waaraan het Mix2Vial-hulpmiddel nu verbonden
is, is gereed om te worden verbonden aan de injectieflacon met
VEYVONDI.
5
Om de injectieflacon met het oplosmiddel aan de injectieflacon
met VEYVONDI te verbinden draait u de injectieflacon met
het oplosmiddel om en plaatst u deze boven op de
injectieflacon met VEYVONDI-poeder. Plaats de doorzichtige
plastic spike volledig in de stop van de injectieflacon met
VEYVONDI door deze stevig recht omlaag te duwen. Dit dient
meteen te worden gedaan, zodat de vloeistof vrij van
ziektekiemen blijft. Door het vacuüm zal het oplosmiddel in de
injectieflacon met VEYVONDI lopen. Controleer of alle
oplosmiddel is overgebracht. Gebruik het product niet indien
het vacuüm verbroken is en het oplosmiddel niet in de
injectieflacon met VEYVONDI loopt.
6
Zwenk de verbonden injectieflacons voorzichtig
ononderbroken heen en weer of laat het gereconstitueerde
product 5 minuten staan en zwenk dan voorzichtig heen en
weer om er zeker van te zijn dat het poeder volledig opgelost
is. Niet schudden. Schudden heeft een nadelige invloed op het
product. Na reconstitutie niet in de koelkast bewaren.
Koppel de twee zijden van het Mix2Vial-hulpmiddel van
elkaar los door met één hand de doorzichtige plastic zijde van
het Mix2Vial-hulpmiddel, verbonden aan de injectieflacon met
VEYVONDI, vast te houden en met de andere hand de blauwe
plastic zijde van het Mix2Vial-hulpmiddel, verbonden aan de
injectieflacon met het oplosmiddel. Draai de blauwe plastic
zijde tegen de wijzers van de klok in en trek de twee
injectieflacons voorzichtig uit elkaar. Zorg ervoor dat u het
uiteinde van de plastic connector, verbonden aan de
injectieflacon met het opgeloste product (VEYVONDI), niet
aanraakt. Plaats de injectieflacon met VEYVONDI op een vlak
werkvlak. Voer de lege injectieflacon af.
8
Zuig lucht op in de lege, steriele plastic wegwerpspuit door de
zuiger terug te trekken. De hoeveelheid lucht dient gelijk te
zijn aan de hoeveelheid gereconstitueerde VEYVONDI die u
uit de injectieflacon wilt halen.
9
Laat de injectieflacon met daarin het bereide product op het
vlakke werkvlak staan, verbind de spuit aan de doorzichtige
plastic connector en draai de spuit met de wijzers van de klok
mee.
10 Houd de injectieflacon met één hand vast en druk met de
andere hand alle lucht uit de spuit in de injectieflacon.
11 Draai de verbonden spuit en injectieflacon met VEYVONDI
om, zodat de injectieflacon zich bovenaan bevindt. Houd de
zuiger van de spuit ingedrukt. Trek de VEYVONDI in de spuit
op door de zuiger langzaam terug te trekken.
injectieflacon. Dit kan het geneesmiddel aantasten. Wanneer
met de infusie kan worden begonnen, koppelt u de spuit los
door deze tegen de wijzers van de klok in te draaien. Inspecteer
de spuit visueel op deeltjes; de oplossing dient helder en
kleurloos te zijn. Indien er deeltjes of vlokken zichtbaar zijn,
mag u de oplossing niet gebruiken en moet u uw arts
waarschuwen.
13 Indien u voor uw dosis meer dan één injectieflacon
VEYVONDI nodig heeft:
Laat de spuit aan de injectieflacon zitten totdat een
extra injectieflacon is voorbereid.
Doorloop de reconstitutiestappen hierboven (2 t/m 8)
om de extra injectieflacon VEYVONDI voor te
bereiden. Gebruik voor elke flacon een nieuw
Mix2Vial-hulpmiddel.
14 De inhoud van twee injectieflacons kan in één spuit worden
gezogen.
OPMERKING: wanneer u lucht in een tweede injectieflacon
VEYVONDI drukt om in een spuit samen te voegen, moet u de
injectieflacon en de daaraan verbonden spuit zodanig plaatsen
dat de injectieflacon zich bovenaan bevindt.
Instructies voor toediening
Inspecteer de voorbereide oplossing in de spuit vóór toediening op deeltjes en verkleuring (de
oplossing moet helder, kleurloos en vrij van deeltjes zijn). Soms blijven er enkele vlokken of deeltjes
achter in de
injectieflacon van het product na reconstitutie. Het filter dat in het Mix2Vial-
hulpmiddel opgenomen is, zorgt ervoor dat deze deeltjes volledig worden verwijderd. De filtering is
niet van invloed op de dosisberekening.
De oplossing in de spuit mag niet worden gebruikt indien
deze na filtering troebel is of vlokken of deeltjes bevat.
1.
Bevestig de infuusnaald aan een spuit met VEYVONDI-oplossing. Met het oog op comfort
wordt de voorkeur gegeven aan een infuusset met vleugels (vlindernaald). Houd de naald
rechtop en verwijder eventuele luchtbelletjes door met uw vinger zachtjes tegen de zijkant van
de spuit te tikken en langzaam en voorzichtig lucht uit de spuit en naald te drukken.
2.
Breng een tourniquet aan en maak de infusieplaats gereed door met een steriel alcoholdoekje (of
een andere geschikte steriele oplossing zoals aangedragen door uw arts of
hemofiliebehandelcentrum) goed over de huid te wrijven.
3.
Steek de naald in de ader en verwijder de tourniquet. Laat VEYVONDI langzaam inlopen. De
infusiesnelheid mag niet hoger dan 4 ml per minuut zijn. Koppel de lege spuit los. Indien voor
uw dosis meerdere spuiten nodig zijn, moet u de extra spuiten met VEYVONDI een voor een
bevestigen en toedienen.
Opmerking:
Verwijder de vlindernaald niet voordat de inhoud van alle spuiten is toegediend en zorg ervoor
dat u de aan de spuit verbonden luerpoort niet aanraakt.
Indien recombinante factor VIII voorgeschreven is, dient u recombinante factor VIII toe te
dienen binnen 10 minuten nadat de infusie van VEYVONDI voltooid is.
4.
Verwijder de naald uit de ader en druk met een steriel gaasje enkele minuten op de infusieplaats.
In het geval dat grotere hoeveelheden VEYVONDI toegediend moeten worden, is het mogelijk twee
flacons VEYVONDI samen te voegen. De inhoud van elk gereconstitueerd VEYVONDI-product kan
in één spuit worden gezogen. In dat geval mag de aanvankelijk gereconstitueerde oplossing van
VEYVONDI niet verder worden verdund.
Plaats de dop niet terug op de naald. Doe de naald, de spuit en de lege injectieflacon(s) van de
VEYVONDI en het oplosmiddel in een naaldencontainer met wanden van hard materiaal, zodat ze op
de juiste manier kunnen worden afgevoerd. Doe deze benodigdheden niet bij het gewone afval.
De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:
Behandeling van bloedingen (behandeling op aanvraag)
De dosering en frequentie dienen individueel te worden vastgesteld op basis van het klinisch oordeel,
waarbij rekening dient te worden gehouden met de ernst en plaats van de bloeding, de medische
voorgeschiedenis van de patiënt, monitoring van passende klinische maatstaven en
laboratoriummaatstaven (zowel vWF:RCo- als FVIII:C-spiegels).
Begin van de behandeling:
VEYVONDI dient te worden toegediend in combinatie met recombinant factor VIII indien de
FVIII:C-spiegels < 40% of niet bekend zijn, om bloedingen te stelpen. De dosis rFVIII dient te worden
berekend aan de hand van het verschil tussen de FVIII:C-plasmaspiegel van de patiënt bij het begin
van de behandeling en de gewenste piekspiegel van FVIII:C om te komen tot een geschikte FVIII:C-
plasmaspiegel, gebaseerd op het bij benadering gemiddelde herstel van 0,02 (IE/ml)/(IE/kg). De
volledige dosis VEYVONDI dient te worden toegediend, binnen 10 minuten gevolgd door rFVIII.
Dosis berekenen:
dosis VEYVONDI [IE] = dosis [IE/kg] x gewicht [kg]
Volgende infusies:
Dien een volgende dosis van 40 IE tot 60 IE/kg VEYVONDI toe, herhaald om de 8 tot 24 uur volgens
de dosisbereiken in Tabel 1, zolang als klinisch vereist. Bij ernstige bloedingen dienen dalspiegels van
vWF:RCo groter dan 50% in stand te worden gehouden zo lang als dit noodzakelijk wordt geacht.
Tabel 1
De doseringsaanbevelingen voor de behandeling van lichte en ernstige hemorragieën
Aanvangsdosisa
Volgende dosis
Hemorragie
(IE vWF:RCo/kg lichaamsgewicht)
Licht
40 tot 50 IE/kg om de 8 tot
(bijv. bloedneus, bloeding in
40 tot 50 IE/kg
24 uur (of zolang als klinisch
de mondholte, menorragie)
nodig geacht)
Ernstigb
(bijv. ernstige of refractaire
40 tot 60 IE/kg om de 8 tot
bloedneus, menorragie,
24 uur gedurende circa 2-
maag-darmstelselbloeding,
50 tot 80 IE/kg
3 dagen (of zo lang als klinisch
letsel van het centrale
nodig geacht)
zenuwstelsel, hemartrose of
traumatische bloeding)
aIndien rFVIII wordt toegediend, zie bijsluiter van rFVIII voor instructies over reconstitutie en toediening.
bEen bloeding kan als ernstig worden beschouwd indien een transfusie van rode bloedcellen hetzij vereist, hetzij
mogelijk geïndiceerd is of indien zich een bloeding voordoet op een kritieke anatomische plaats (bijv.
intracraniale of gastro-intestinale bloeding).
Preventie van bloeding/hemorragie en behandeling in het geval van electieve chirurgie:
Beoordeel vóór aanvang van een chirurgische ingreep de FVIII:C-spiegels. De aanbevolen minimale
beoogde spiegels zijn 0,4 IE/ml bij een kleine chirurgische ingreep en mondchirurgie en 0,8 IE/ml bij
een grote chirurgische ingreep.
Om preoperatieve endogene FVIII-spiegels te garanderen van ten minste 0,4 IE/ml bij een kleine
chirurgische ingreep en mondchirurgie en 0,8 IE/ml bij een grote chirurgische ingreep kan 12-24 uur
vóór aanvang van electieve chirurgie een dosis van 40-60 IE/kg VEYVONDI (preoperatieve dosis)
worden toegediend. Binnen 1 uur voordat de ingreep begint, moeten patiënten een dosis VEYVONDI
Indien de FVIII:C-spiegels zich niet op het aanbevolen beoogde niveau bevinden, dient enkel een
dosis VEYVONDI te worden toegediend binnen 1 uur vóór de ingreep. Indien de FVIII:C-spiegels
zich niet op het aanbevolen beoogde niveau bevinden, dient rFVIII te worden toegediend in
combinatie met vonicog alfa om de vWF:RCo- en FVIII:C-spiegel te verhogen. Zie
Tabel 2 voor de
aanbevolen beoogde FVIII:C-spiegels.
Tabel 2
Aanbevolen beoogde piekplasmaspiegels van vWF:RCo en FVIII:C die voorafgaand aan de
ingreep moeten worden bereikt ter preventie van een overmatige bloeding tijdens en na een
ingreep
Berekening van de dosis rVWF (toe te
Type
Beoogde vWF:RCo Beoogde FVIII:C-
dienen binnen 1 uur vóór een ingreep)
ingreep
piekplasmaspiegel
piekplasmaspiegela
(vereiste IE vWF:RCo)
Klein
0,5-0,6 IE/ml
0,4-0,5 IE/ml
b vWF:RCo x lichaamsgewicht (kg) /IR
c
Groot
1 IE/ml
0,80-1 IE/ml
b vWF:RCo x lichaamsgewicht (kg) /IR
c
a Om de aanbevolen beoogde VIII:C- piekplasmaspiegel te bereiken kan aanvullend rFVIII vereist zijn.
Doseringsrichtlijnen dienen te worden gebaseerd op de IR.
b = beoogde vWF:RCo-piekplasmaspiegel vWF:RCo-plasmaspiegel bij baseline
c IR = incrementele recovery zoals gemeten bij de patiënt. Indien de IR niet beschikbaar is, dient te worden
uitgegaan van een IR van 0,02 IE/ml per IE/kg.
Tijdens en na de ingreep
Na aanvang van de chirurgische ingreep dienen de vWF:RCo- en FVIII:C-plasmaspiegels te worden
gemonitord en dient het intra- en postoperatieve vervangingsschema individueel te worden vastgesteld
op basis van de farmacokinetische resultaten, de ernst en duur van het hemostaseprobleem en de
zorgstandaard van de instelling. In het algemeen dient de doseringsfrequentie voor postoperatieve
vervanging van VEYVONDI te liggen tussen tweemaal daags en om de 48 uur. Zie Tabel 3 voor
behandelingsaanbevelingen voor daaropvolgende onderhoudsdoses.
Tabel 3
Aanbevolen beoogde dalwaarden van vWF:RCo- en FVIII:C in plasma en minimale duur van
behandeling voor volgende onderhoudsdoses ter preventie van een overmatige bloeding na een
ingreep
vWF:RCo
FVIII:C
Beoogde dalwaarde in
Beoogde dalwaarde in
plasma
plasma
Minimale
Type
Doserings-
Tot
Tot
duur van de
ingreep
Na 72 uur
Na 72 uur
frequentie
maximaal
maximaal
behandeling
na de
na de
72 uur na
72 uur na
ingreep
ingreep
de ingreep
de ingreep
Om de
Klein
0,30 IE/ml
- > 0,40 IE/ml
- 48 uur
12-24 uur/om
de dag
Om de
Groot
> 0,50 IE/ml > 0,30 IE/ml > 0,50 IE/ml > 0,40 IE/ml
72 uur
12-24 uur/om
de dag
Naam en partijnummer van het geneesmiddel
Het wordt ten zeerste aanbevolen altijd wanneer een patiënt een dosis VEYVONDI krijgt, de naam en
het partijnummer van het product te noteren om de koppeling tussen de patiënt en de partij van het
geneesmiddel bij te houden.